01 2123 3399 UB AMSTERDAM    WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE BEZITTINGEN ENDEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN, IN DE BEIDE INDIEN. TIENDE DEEL. Behelzende Byvoegzels en Verbeteringen op het Vyfde Zesde en Zevende Deel, volgens den laatften en besten Franfchen druk van liet jaar 1780. Te AMSTERDAM By M SC HAL E KAMP, MD CCLXXXIII.   A A N W Y Z I N G Der INVULLINGEN, UITBREIDINGEN cn VERBETERINGEN op het VYFDE DEEL. BOEK XIII. Zie Deel 10. OpBIadz. 3,Reg. I, . . BJadz. 3. ■ 13 > ~ 3°> • • • 6*. , 44, — 1, tot BI. 51 > R. 3, . . 8. — 52, — 18, . . . . 24. 55,-31» • . 57, • ir, . 25. > 61, — 34, . . 64, . 1, . 27. 1 89, — 4, . . 92, . 10, . 32. ■' ■ ' lïij — 26, . 112, . 6, . 37. . . 112, — 17, . 124, .11, . . 4r. 128, — to, . . . .27, . 49. 138, — 9, . . . 50. ■ I45j — 11» . . . . 52. I4f>> — 3^» • 150» • 26, . 53. I54> — 20, . 158, . 25, . 58. 161, — 14, . 164, . 31, . 65. 165, — 33, . 166, . 26, . 72. 167, — 13, . 159, . 25, . 73. 170, — 23, . 180, . 10, . 75. 180, — 35, . 183, . 20, . 87. ' « 225, — 11, . 227, . 2, . 88. 228, — 4, .... 21, . . 90. 232,-33, . 243, . 32, . * 92. 244,— 26, ... . 34, . 99. —— 246, — 25, . 248, . 31, . 102. ' 2-r,— 35, . 252, . 5, . 104. 1 258, — 33, . 2Ó2, . 28, . I07. BOEK  BOEK XIV. Zie Deel r o. OpBladz.263, Reg.r, . . BI. 132. . 271, — 27, tot BI. 27 i,R. 33, . 133. > 276,-20, . 279» • 6, • 136. ■ • 282, — 24, . 286, 22, 139. 289, — li, . 292, . 3, . 142. 293, — 9, . . . . 16, . 146. 294, — 22, . 295, . 33, . 149. 301, — 14, . . . .25, . 150. 303, — 35, . . 152. ■ 312, — 2, . . 158. 329» — 1» • 333» • 35» . 160. — 382, — 13» • 385» • 22, . 167. " 3^6, — ij, • 391, . 29, - 173.  AANWVZING Der INVULLINGEN, UITBREIDINGEN en VERBETERINGEN op het ZESDE DEEL. boek XVI. z.ie uzei 10. OpBladz.r-o,Reg. 6,tot . . R. 26,Bladz. 193. 181, — 21, Bl.r82,R.4, 203. boek XVII. 298, — i<5,totB1.3oo,R.2Q, . 210. 308, — 4, . 225. ■ 316, — 13, . 322, . <5, . 230. ■ 361, — 19, . 369, . 3, . 239. ' 374> — 1, • 383? • 3> • 247,   AANWYZING Der INVULLINGEN, UITBREIDINGEN en VERBETERINGEN op het ZEVENDE DEEL. BOEK XVIII. Zie Deel 10. OpBladz. i,Reg. i, . . Bladz.263. 45, — 17, . . 265. 46, — i6,totBI.54,R.i8, . 266. 1 65, — 9, . 68, . 35, . 277. 72, — 8, . 85, . 18, . 281. 9i, — 33, • 95, • 27, . 296. " 98, — 12, . 101, . 16, . 303. 175, ~ 33, • 205, . 25, . 309. BOEK XIX. 224, — 29, . . . 445. 237, — i,totBI.24ijR.i6, 453. ■ 285, — 3r, . . . 470. ■ 294, — 9, . 295, . 6, . 474. 310, — 30, . 314, . 7, . . 478. 327, — 15, • 329, . 4, • . 487. 1 338, — 24, . 339, . 6, . . 501. * 392, — 8, . 507. 400, — 20, . . . 524. ■ 430,-23, . . . 31, . . 530. 435, — 8, . 436, . 9, . . 534.   MnhAngzel van INVULLINGEN, UITBREIDINGEN e n VERBETERINGEN, Op het Vyfde Deel. Volgens den laatften en besten Franfchen Druk van het Jaar mdcclxxx.   INVULLING. JDeel K bladz* 3, vóór reg. 1. jêfêsk&e Gefchiedenis houdt ons eeniglyk bezig %D $ met ver°veraars, die, met veragting van het bIoed en ongeluK hunner onderdaa^ nen, bedagt zyn geweest op de uitbreiding hunner heerfchappye; doch zy vertoont niet eert eenig voorbeeld van een Vorst, die den inval heeft gekreegen om dezelve te beteugelen. Zou, ondertusfchen, het een niet zo verftandig geweesc zyn, als het ander verderflyk was; en zou het niet even eens gelegen zyn met de uitgestrektheid der heerfchappyen , als met de bevolking ? Een uitgeftrekt Ryk en eene overtalryke bevol. king kunnen twee groote kwaaden zyn. Weinige maar gelukkige onderdaanen; een klein, doch wel beftuurd gebied. Het lot der kleine Staaten is, uitgebreider te worden; dat der groote Staaten4 verdeeld te worden. De vermeerdering van magt, welke de meeste Staaten van Europa zich beloofd hebben van hunne Bezittingen in de Nieuwe Waereld, heeft te lang myne aandagt bezig gehouden, dan dat ik niet aan my zeiven , en aan lieden kundiger dan 5k, dikmaals zou gevraagd hebben, wat men te denken hebbe van Vaftigheden , met zo groote moeite en kosten in de andere Waereld aanee* leid ? 6 Vordert ons waar geluk het genot van dingen, welke wy van zo verre weg moeten, haaien ? Zyn A 2. wy  4 GESCHIEDENIS wy gefchikt om altoos zulke door kunst gemaakte neigingen te behouden ? Wierdt de mensch gebooren om geftadig tusfchen den hemel en het water te zwerven. Is hy een Trekvogel, of gelykt hy naar andere dieren , wier verfte uitflap zeer eng bepaald is? Kunnen de voort, brengzels, welke wy van daar ontvangen, met voordeel vergoeden het verlies der burgeren, die hun Vaderland verlaaten, om gedood te worden, of door de ziekten, van welke zy op de reize worden aangetast, of door het klimaat naa hunne overkomst? Hoedanig kan, op zo verre afftan* den, de kragt der wetten van het Moederland zyn op de onderdaanen , of de gehoorzaamheid der onderdaanen aan deeze wetten? Moet niet de afweezigheid der getuigen en van de regters onzer daaden bet verderf der Zeden voortbrengen, en door den tyd het verval der verftandig. fle inftellingen, wanneer de deugden en de geregtigheid, derzelver grondfteunzels , niet meer in weezen zyn? Door welk een vasten band zal eene Bezitting, door een onmeetelyken afftand van ons afgefcheiden , aan ons verknogt zyn ? Heeft de mensch, die zyn leeven met reizen doorbrengt, eenen geest van Vaderlandliefde? En is 'er wel een, onder zo veele gewesten, welke hy bezoekt, 't geen hy als zyn Vaderland blvft befchouwen? Kunnen de Volkplantingen in eene zekere maate belang neemen in de onheilen of den voorfpoed van het Moederland, of het Moederland zich in oprechtheid verblyden of bedroeven over het lot der Volkplantingen ? Gevoelen met de volken een zeer fterken trek om zich zelve te regeeren, of zich over te geeven aan da eer-  der BEIDE INDIEN. t eerfte Mogendheid, die magts genoeg bezit om zich van het gebied te verzekeren ? Worden niet de landfaefluurders, hun toegezonden om hen te regeeren, aangemerkt als dwingelanden, welke men zou vermoorden, ware het niet om den eer. bied voor den perfoon, dien zy vertoonen ? Strydt niet deeze magtvermeerdering tegen de Natuur, en moet niet alles 't geen tegen de Natuur ftrydt, een einde neemen? Zou het een uitzinnige zyn, die tot de Natiën zeide: Uw gezag moet in de andere Waereld ophouden , of gy moet dezelve ftellen tot het mid. delpunt van uw Gebied? Kiest. Blyft in dit gedeelte der waereld ; doet den grond voorfpoeciig zyn, op welken gy treedt en leeft; of indien de andere Waereld u meerder magt, fterkte, veilig* heid en geluk aanbiede, gaat u aldaar vestigen. Brengt daar heen uw gezag over; uwe wapens, zeden en wetten zullen 'er voorlpoedig zyn. Denkt 'er aan, wanneer gy wilt gebied voeren, eri gehoorzaamd worden ter plaatze daar gy niet zyt, terwyl de afweezigheid van het Opperhoofd nimmer feilt heillooze gevolgen te hebben binnen den engen omvang van zyn gezin. Men heerscht niet dan daar men zich bevindt, en nog is het geene gemaklyke zaak om aldaar waardiglyk te regeeren. Waarom, o Oppervorst! hebt gy talryke Legerbenden verzameld in het middelpunt van uw Koninkryk? Waarom zyne uwe Paleizen bezet met lyfwagten ? Het is, om dat de altoos dreigende aanval uwer nabuuren, de onderwerping uwer onderdaanen, en de veiligheid uwer geheiligde perfoonen deeze behoedmiddelen noodzaaklyk maaken. Wat zal u inftaan voor de getrouwheid uwer A 3 on«  <$ GESCHIEDENIS onderdaanen, die verre van u leeven? Uw fchepter kan geene duizenden mylen verre reiken, en uwe fchepen kunnen zeer gebrekkig zulks verhelpen. Ziet hier het vonnis, welk het Noodlot over uwe Volkplantingen heeft geveld. Gy moet van haar afzien, of zy zuilen van u afzien. Bedenkt dat uwe magt aan geene zyde der natuurlyke grensfcheidinge van uwe Staaten van zelve ophoudt. Zints het treurig, enz. INVULLING. Deel V, bladz. 13, agter reg. 6y vanonder. Derzelver vermenigvuldiging wierdt nog meer verhinderd, door de belastingen, welke op dezelve geleid wierden. Op de Tabak wierdt eene belasting geleid van ao ftuivers het pond. Het gebruik van Indigo wierdt in de Verweryen van het Koninkryk verbooden , onder voorwendzel dat zy dezelve zou bederven, en aan eene der beplantingen van het Koninkryk zou nadeelig weezen. Maar, toen zelfde ftyfzinnigften door herhaalde proefneemingen overtuigd wier. den, dat zy, met Pastel gemengd, ofookopzich zelve gebruikt, fieraad en beftendigheid aan de kleumen gaf, vergenoegde men zich met het opleggen van belastingen. Zy waren zo zwaar, dat de uivoer onmogelyk wierdt gemaakt. Niet vroeger dan in den jaare 1693, wierdt de Indigo, voor dèn buitenlander gefchikt, van deezen overlast ontheven. De  der BEIDE INDIEN. | De Kakao kwam niet uit de handen der Mo nopolie, dan om, in denjaare 1693, onderworpen te worden aan eene belasting van 15 Huivers van 't pond, hoewel zy, in de Volkplantingen, flegts 5 ftuivers koste. De invoer in het Koninkryk mogt in 't eerst alleen gefchieden over Rouen en Marfeille, en zedert den zo genoemden vryen invoer, alleen over de laatstgenoemde havenflad. Het Katoen, welk in den beginne bevryd was gebleeven van de ftrengheden der belastinge, Wierdt, in den jaare 1664, bezwaard met 3 Livres van de honderd ponden. Te vergeefs wierdt deeze belasting, in den jaare 1691, tot op de helft verminderd. Deeze verzagting deedt de boompjes, welke men hadt uitgerooid, niet herïeeven. Het vertier van de Gember, welke gedeeltlyk de eigenfchappen van de Peper heeft, en dezelve zou kunnen vervangen , behoorde aangemoedigd te worden. Men belette hetzelve, door middel van eene belastinge van 6 Livres op het kwintaal. Vervolgens wierdt zy gebragt op 15 ftuivers; doch toen hadden de laagfte ftanden van burgers voor deeze fpecery eene veragting opgevat, die niet kon overwonnen worden. De Amerikaanfchè Kasfia wierdt in Frankryk niet duurder gekogt dan voor het vierde gedeelte van 't geen de Levantfche koste. Naauwkeurige ontleedingen zouden het vooroordeel verbannen hebben , waar uit dit verbaazend onderfcheid in den prys ontftondt; doch de Regeering befloot nimmer tot een middel, 't welk de rykdommen haarer Bezittingen moest doen toeneemen. A 4 Het  t -Geschiedenis Het rykfte van de voortbrengzels der Eilanden was de Suiker. Tot in den jaare 1669, was de Onmiddelyke uitvoer na alle havens van Europa geoorlofd geweest, gelyk die van alle de overige voortbrengzelen der Volkplantingen.' Op dat tydftip wilde men, dat alleen in de havens van het Koninkryk daar over zou kunnen befchikt worden. Deeze fchikking moest noodzaaklyk den prys doen klimmen, en de uitlanders, welke de Suiker aldaar beter koop konden inkoopen, gingen ze van daar haaien. Het befluit, welk men mm om de Suiker van de belasting van 3 ten honderd by den invoer te ontheffen, was oorzaak dat zy eenige koopers behieldt. Een nieuwe misflag hielp alles bederven. De zulken, die de Suiker bereidden , verzogten, enz. UITBREIDING. Deel V. Uadz. 44, van reg, 1 tot bladz. 51, reg. 8. Gelukkiglyk ftellen de aanmerkingen van zommige kundige mannen ons in ftaat om dien bajert te ontwarren. Dit wydftrekkende gewest„ welk men heeft opgefierd met den zwierigen naam van EvennachtJyris - Frankryk , behoort niet geheel en al aan het Hof van Verfailles, zo als het voormaals heeft beweerd. De Hollanders, zich ten Noorden en de Portugeezen ten Zuiden nederflaande, hebben de Franfchen ingeflooten tusfchen de rivier Ma-  der BEIDE INDIEN. $ Marony en de Vincent Pincon of Oyapock; dit beflaat eene uitgeftrektheid van ruim honderd mylen. De zeeën , welke deeze kust befpoelen, zyngemaklyk, open, en ontheven van alle hinderpaalen, die den fcheepvaart zouden kunnen belemme-ren. Niet meer dan twee Eilanden ontmoet men 'er, drie mylen van de vaste kust. Dewyl ze flegts door een kanaal van tachtig Roeden breed van een gefcheiden zyn, zouden ze gemaklyk kunnen vereenigd worden : en naa deeze zamenvoeging, toe eene fchuilplaats kunnen verftrekken voor de grootfte fchepen. Zodanig heeft de Natuur de dingen gefchikt, dat het weinig zoude kosten om deezen post onwinbaar te maaken, met de bouwftoffen , welke op de plaats zelve gevonden worden. Uit deeze haven, een gedeelte van het jaar met fchelpadden bedekt, en ten aanzien van den Amerikaanfchen Archipel boven den wind gelegen, zou een Eskader, in tyd van oorlog , in zeven of acht dagen de Nationaale Bezittingen kunnen te hulpe fchieten, of die der vyandlyke Mogendheden van Frankryk aantasten. Geen gevaar heeft men in deeze vaarwaters te vreezen. Doorgaans zyn de winden gunftig om op zulk een afftand als men goedvindt de kusten te naderen. Indien, 't geen zeer zelden gebeurt , de winden uit een anderen hoek waaien, of 'er ftilte opkoome, heeft men gelegenheid om overal op een voortreffelyken grond te kunnen ten anker gaan. Ongelukkig gaan deeze voordeelen verzeld van eenige ongelegenheden. Snelle ftroomen verhinA 5 de.  *Q GESCHIEDENIS deren de aankomst der Zeelieden. Indien zy, om dezelve te vermyden, het land een weinig te dicht naderen , is het bykans overal te droog. Zelf vindt men geen water genoeg aan den mond der rivieren , die alleen van zeer kleine fchepen kunnen bevaaren worden. De Aprouague alleen heeft twaalf voeten. Hier kunnen de fchepen, droog geloopen op een weeken moddergrond, behoorlyk gekalfaterd worden. Nogthans is 't geraaden , zich fpoedig van daar te begeeven, omdat de wormen, het modderig water, de regen en de hitte aldaar in korten tyd de best gebouwde en uitgeruste fchepen vernielen. In deczen oord, hoewel zeer naby aan den Evenaar , is, het klimaat zeer draaglyk. Aan de lengte der nachten, aan den overvloedigen mist en daauw kan deeze geroaatigheid worden toegefchreevcn. Nimmer ondervindt men in Guyana die verflikkende hitte, zo gemeen in veele andere gewesten van Amerika. Ongelukkiglyk wordt, geduurende de zeseerfte maanden van het jaar, en zomtyds langer, deeze Volkplanting door overftroonjingen onder water gezet. Deeze overbodige regenvlaagen bederven de verhevene plaatzen, overftroomen de vlakten, doen de planten verrotten, en dikmaals den meestdringenden arbeid opfchorten. Zo fterk is als dan de groeijing, dat het onmogelvk zyn zou, dezelve binnen haare juiste paaien te houden , hoe groot een getal van handen 'er ook gebruikt wierdt om haar te keer te gaan. Op deezen ramp volgt een andere: eene langduurige droogte, welke de aarde opent en doet verkalken. Zeer langen tyd voedde men tegenftrydige begrip-  der BEIDE INDIEN: * grippen raakende den grond van Guyana. ThanS weet men dat dezelve veelal beftaat uit een fteenagtig Tuf, overdekt met zand en de overblyfzeb van eenige plantgewasfen. Gemaklyk zyn deeze landen te bewerken; maar derzelver voortbreng-' zeis zyn altoos zeer gering, en zy houden op, naa verloop van vyf of zes jaaren. Dan is de planter genoodzaakt, nieuwe landen te ontginnen, welke altoos het lot der voorgaanden ondergaan. Zelf is de akkerbouw, welke gefchiedt op eenige aders van een dieper leggenden grond, welke men hier en daar ontmoet, van geen langen duur, omdat de herhaalde regens, welke in deezen oord by vlaagen nedervallen , de vrugtbaarmaakende zappen wel haast medefleepen. Op deeze magere velden floegen zich de eerfte Franfchen neder, welke een heilloos lot na Guyana voerde. Na vruchtbaarder oorden, zonder ze ooit te kunnen vinden, zogten overal de geflagten, welke hen vervingen. Vergeefs deedc 's Lands Kas, van tyd tot tyd, groote opofferingen, om deeze Volkplanting tot beteren fiaaC te brengen. Onnut waren deeze kosten , omdat zy de natuur der dingen niet konden veranderen. Het voorbeeld der Hollanders, die, naainsgelyks in de nabuurfchap gekwynd te hebben op de hooge landen , eindelyk gelukkig geflaagd waren in plantaadjen , met een' •onbefchryflyken arbeid in droog gemaakte moerasfèn aangeleid , dit voorbeeld maakte geen den minflen indruk. Eindelyk heeft de Heer mallouet, naa dat hy het bewind over deeze rampfpoedige Volkplanting in handen hadt gekreegen, ten uitvoer gebragt't geen hy inSuriname in gebruik gezien hadt-; de uitgeftreke-- heid,  W GESCHIEDENIS heid, welke hy aan den Oceaan heeft ontwel, digd, is ftraks bedekt geworden met levensbe* hoeften. Dit fchouwfpel boezemde den Volkplan. teren eenen nayver in, voor welken men hen onvatbaar hadt geoordeeld; zy wagten fiegts op de weldaadigheid der Regeeringe, om het Moederland met hunne voortbrengzels te verryken. In de oorden, door de verzakking der bergen en door de zee geformeerd, zullen voortaan de plantaadjen worden aangeleid. Men moet de moerasfèn droog maaken, kanaalen graaven, dyken opwerpen. Doch, waarom zouden de Franfchen ifchroomen om te onderneemen , 't geen zy op. hunne grenzen zo gelukkig volvoerd zien ? Waarom zou het Hof van Verfailles weigeren, door het opfchieten van penningen en door gunstbetooningen , _ waarlyk heilzaame landontginningen aan te moedigen? Landontginningen!Zie daar verwinningen op den Chaos, ten voordeele van alle menfchen, en niet van provinciën, welke ontvolkt en verwoest worden om zich van dezelve meester te maaken; die het bloed van twee Natiën kosten, om geene van beide te verryken; die eeuwen lang met zwaare kosten bewaard en met troepen moeten bezet worden, voor dat men zich het gerust bezit van dezelve kan belooven. Alles nodigt het Franfche Ministerie tot het doen van den ftap, welken wy hetzelve durven voorftellen. In Guyana zyn de onderaardfche vuuren , zo gemeen in het overige gedeelte van Amerika , tegenwoordig uitgebluscht. Men gevoelt nimmer aardbeevingen. De Orkaanen richten 'er hunne verwoestingen niet aan op deszelfs kusten. Aan zo veele zwaarigheden is de lan-  der BEIDE INDIEN. ij landing onderhevig, dat men mag voorfpellen dat het niet zal veroverd worden. De Franfche Ei. landen , daarentegen, reeds eenmaal bemagtigd, trekken de aandagt, en noopen de begeerlykheid eener Natie, verbitterd over derzelver wedergaa-* ve. Haar leedweezen geeft grond om te vermoeden , dat zy altoos genegen zyn zal om door de kragt van wapenen den misflag haarer Staatshandelingen te verbeteren. Misfchien zal het niet lang aanhouden, of het gegrond vertrouwen, welk zy op haare Zeemagt fielt, zal haar in een nieuwen oorlog ftorten, om te rug te neemen 't geen zy heeft wedergegeeven, en haare overweldigingen verder uit te breiden. Indien de fortuin nogmaals haare poogingen begunftigde; indien een volk , aangemoedigd door overwinningen, van welke de burgers alleen al het voordeel trokken, altoos de overhand verkreeg op eene Natie, die alleen voor haare Koningen vegt, zou Guyana ten minfte eene groote toevlugt zyn, alwaar men zou aankweeken alle de voortbrengzels , welke men door gewoonte is benoodigd geworden, en van welke men eene buitenfpoorige belasting aan den uitlander moest betaalen, indien deNationaale Volkplantingen ze niet konden leveren. Een langduurende en zwaare arbeid zou 'er vereischt worden om de kusten van Guyana droog te maaken. Van waar zou men de menfchen haaien, tot de uitvoering deezer onderneeminge noodig? In den jaare 1763 was men van begrip, dat de Europeaanen daar toe zeer bekwaam zouden weezen. Twaalfduizend menfchen waren het flagtoffer van dit begrip. Slegts een zestigtal Duitfche- of  Ï4 .GESCHIEDENIS óf Akadifche gezinnen wierdt door dén dood gefpaard. Zy floegen zich neder aan de Sinamary, welke hun oevers opleverde, die nimmer van de Zee overftroomd worden, eenige weilanden door de natuur gevormd, en eene groote menigte fchel padden- Deeze kleine Volkplanting neemt toe €n leefc gelukkig langs dien ftroom. De visfchery, de jagt, de veefokkery, het planten van een Weinig Ryst en Maïs, deeze zyn haare hulpmiddelen. Zommige ontwerpfmeeders hebben uit dit voorbeeld willen befluiten , dat de Blanken Guyana zouden kunnen beplanten; doch zy hebben niet in'aanmerking genomen, dat men geene Volkplantingen heeft -aangeleid, dan met oogmerk om goederen te verkrygen, die men kan verkoopen, en dat ► deeze voortbrengzels een aanhoudender en afmattender oppasfen behoeven? dan die, waarop men zich aan de oevers van de Sinamary toelegt. ' De landzaaten, zegt men, zouden zonder ongemak kunnen volvoeren, 'tgeen voor ons verderflyk is. Vry ftèrk waren deeze Wilden vermenigvuldigd aan de kust, toen dezelve ontdekt wierdt. Tot zo verre heeft de Europifche wreedheid derzelver getal'doet dunnen, dat 'er heden ten dage niet meer dan vier of vyfhonderd zyn overgebleeven, bekwaam om de wapens te voeren. Doch eenige Gelukzoekers, welke onlangs dieoer in 't land zyn doorgedrongen ., hebben aldaar verfcheiden kleine Natiën ontdekt, de eene barbaarfcheï daö' de andere. Overal hebben zy opgemerkt de onderdrukking der vrouwen, bygeloovigheden , welke de voortplanting der menfchen beletten, eenen haat, welke niet dan  der BEIDE INDIEN. 1$ dan in het bloed der farniliën en kleine volkjes kan worden uitgewischt, eene ergerlyke verwaar-. loozing der oude lieden en kranken , een aanhoudend gebruik van veelvuldige en kerkwerkend© Vergiften: honderd andere ongeregeldheden, van welke de onbefchaafde Natuur te dikmaals het af-> zigtelyk fchouwfpel vertoont. Nogthans wordt de reiziger met eerbied behandeld, en met de onbepaaldfte edelmoedigheid en aandoenlykfte eenvoudigheid onderfteund. Hy treedt in de hut vart den Wilden; hy zen zich neder naast zyne naakte vrouwe en dochteren; hy neemt deel aan haaren maaltyd. By nacht neemt hy zyne rust in een zelfde bedde. By dag overlaadt men hem met leevensmiddelen, men verzelt hem een goed end weegs op zyne reize, men fcheidt van hem met betooningen van vriendfchap. Doch, in een enkel öogenblik, kan dit tooneel van herbergzaamheid bloedig worden. Deeze Wilde is in den hoogden trap jaloersch; en op het geringde blyk van gemeen, zaamheid , welke hem ontrustte, zou men vermoord worden. Men zou een aanvang moeten maaken met het byeen verzamelen van deeze altoos herom zwervende volken. Eenige gefchenken , naar hunnen fmaak gefchikt, ten bekwaamen tyde uitgedeeld» zouden deeze eerfte onderneeming gemaklyk doen flaagen. Met de naauwlettendfte omzigtigheid zou men vermyden om op de zelfde plaatzen zamen te brengen de zulken deezer Natiën, die van elkandet een onverwinnelyken afkeer hebben. Niet op het geval aan zullen deeze Volkplantingen gefligt worden. Het zal van dienst zyn haar tè verdeden , op zulk eene wyze, dat zy elkandër dè hand  gf GESCHIEDENIS hand leenen om diep in 't land te kunnen door* dringen. Naar gelange deeze Vastigheden eenige llerkte ontvangen, zullen zy de middelen verfchafien om nieuwe plantaadjen aan te leggen. Tot nog toe heeft men op geenerhande wyze deeze Indiaanen kunnen tot ftaan brengen. Het zekerfte middel om hierin teflaagen, zoude zyn, runderbeesten onder hen uit te deelen, welke zy niet zouden kunnen voeden, of zy moesten bosfchen om verre houwen en weiden aanleggen. De peulvrugten en vrugtdraagende boomen, met welke men hunne woonplaats zou verryken, zouden een nieuw middel zyn om hunne onftandvastigheid te voorkoomen. Waarfchynlyk is het, dat deeze hulpmiddelen, welke zy nooit gekend hebben, hen door den tyd afkeerig zouden maaken van de Jagt en de visfchery, tegenwoordig de eenige grondflagen hunner elendige en wisfelvaljige beftaanlykheid. Een zeer heilloos vooroordeel zou men nog moeten te boven koomen. Het is een algemeen aangenomen begrip onder deeze volken, dat de bezigheden van een zittend leeven alleen de vrouwen voegen. Deeze onzinnige hoogmoed doet de mannen allen arbeid met een veragtlyk oog befchouwen. Een verftandig zendeling zou den tyd niet fpillen met het beftryden van deeze bysterzinnigheid. Hy zou den Akkerbouw veradelen , door in eigen perfoon met de kinderen te werken; en 't zou hem door deezen edelen en gelukkigen list gelukken,aan de jonge manfchap nieuwe zeden mede te deelen. Misfchien zou men in het overmeesteren van de luyheid der Vaderen zelve gelukkig flaagen, indien men hun nieuwe  der BEIDE INDIËR i7 behoeften wist te bezorgen. Niet onwaarfchynlyk is het dat zy uit de Aarde voortbrengzels zouden doen ten voorfchyn koomen, om vervolgens dezelve te verruilen tegen de goederen i wier gebruik hun noodzaaklyk zou geworden zyn. Op een oneindigen afftand zou men dit heil* zaam doelwit verwyderen, indien men deeze zaroengevoegde Wilden onderwierp aan een hoofdgeld en Heerendienflen, gelyk de Spanjaards en Portugeezen gedaan hebben aan de oevers van de Amazone, de Rio-Negro en de Oronoque. Eeuwen moeten deeze volken de voordeden der befchaafdheid genooten hebben, voor dat zy daar van de lasten draagen. Nogthans zou, naa deeze gelukkige omwenteling , Guyana nog zeer gebrekkig voldoen 'aan de uitgebreide bedoelingen, welke het Hof van Verfailles zich kan voordellen. Nimmer zullen de zwakke handen der Indiaanen andere voortbrengzels , dan die van eene geringe waarde zyn, doen voortkoomen. Om ryke voortbrengzels raagtig te worden, zal men noodwendig de toevlugt moeten neemen tot de vastgefpierde armen der Negerflaaven. Men is bedugt voor de goede gelegenheidj welke deeze flaaven hebben om uit hunne werkplaatzen weg te loopen. Zy zullen, zegt mende vlugt neemen, zamenfchoolen en zich verfchanzen in uitgeftrekte bosfchen, alwaar zy, om den overvloed van wild en viscb, een overvloedig beftaan zullen vinden; alwaar zy, van wegen de hitte van het klimaat, geene klederen behoeven; alwaar het noodige hout tot het maaken van boogen en pylen hun niet zou ontbreeken. Nu B OG'  j8 GESCHIEDENIS ongeveer dertig jaaren geleeden, hadden honderd1 hunner dit befluit genomen. De troepen, afgezonden om hen tot hunne ketens te doen wederkeeren , wierden afgeflagen. Deeze mislukking deedt voor een algemeen verloop duchten. De geheele Volkplanting was ontfteld. Men wist niet wat te befiuiten, wanneer een Zendeling, gevolgd van een eenigen JNeger, zich vervoegt op de plaats, daar het gevegt was voorgevallen ; hier richt hy een altaar op, roept de weggeloopenen door middel van een fchelletje, viert voor hun de Mis, doet een Aanfpraak tot hen, en doet ze allen, allen zonder uitzondering, tot hunne oude Meesters wederkeeren. Doch de Jezuiten , die het vertrouwen deezer rampzaligen gewonnen en verdiend hadden, zyn niet meer in de Volkplanting; en hunne Opvolgers hebben geene blyken vertoond van de zelfde werkzaamheid, noch van eene even groote kennisfe van 't menschlyk hart. Ondertusfchen zou het, misfchien, niet onmogelyk zyn, het wegloopen deezer ongelukkige flagtoffers onzer gierigheid te voorkoomen, door hunnen toeftand tfraaglyker te maaken. De Wet der noodzaaklykheid, aan welke zelf de dwingelanden moeten gehoorzaamen, zal, in deeze gewesten , eene gemaatigdheid voorfchryven, welke de menschlykheid. alleen overal behoorde in te boezemen. Deeze nieuwe fchikking zal de Regeering op aanmerkelyke kosten jaagen. Voor dat zy dezelve doet, zal zy onderzoeken, of de Volkplanting tot heden toe de bewerktuiging gehad hebbe, welke haar moest doen bloeien, en of Cayenne de gefchiktfte plaats zy om tot de hoofdplaats eener  der BEIDE INDIEN. ty éener uitgebreide Vastigheid te verftrekken. Dit is ons gevoelen; doch 'er zyn bekwaame mannen, welke anders denken; hunne redenen moeten overwoogen worden. Voortreffelyk kunnen deeze bedoelingen zyn, zonder dat derzelver voordeelen vroeger zyn opgemerkt; en hier over moet men zich niet verwonderen. Zomtyds kan 'er aan de dingen vast zyn eene moeilykheid, die alleen door de ondervinding of door een fnedig vernuft kan worden weggenomen. Maar de ondervinding, die met langzaame fchreden voortgaat, eischttyd, en het vernuft, 't welk, even als de optogten der Goden, met een enkelen fprong een onmeetelyken weg aflegt, doet eeuwen lang op zich wagten. Heeft het zich vertoond? het wordt verdreeven of vervolgd. Indien het fpreeke, men hoort het niet. Indien het, by toeval, gehoord worde, de jaloersheid maakt zyne ontwerpen uit voor hoogvliegende droomen en doet ze mislukken. Veelligc zou het algemeen belang der menigte de doordringendheid des vernufts vergoeden, indien men het in vryheid liet werken; maar het wordt onophoudelyk wederftreefd door het gezag , welks handhaavers zich nergens op verftaan , en zich aanmaatigen om alles te beveelen. Wie is het, dien zy met hun vertrouwen en gemeenzaamheid Zullen vereeren ? 't Is de onbefchaamde Vleier, die, zonder 'er iets van te gelooven, hun geftadig zal zeggen dat zy bewonderenswaardige Weezens zyn. Het kwaad wordt gepleegd door hunne zotheid , en blyft beftendig door eene valfche fchaamte, die hen belet hunne misflagen te herKeilen: Aldus regeert de wanorde, door de B 9 kinds-  2o GESCHIEDENIS kindsheid der Oppervorften, de onbekwaamheid of den hoogmoed der Staatsdienaaren, en de lydzaamheid der flagtoffers. Men zou zich troosten onder de voorleedene en tegenwoordige rampen, indien het toekoomende dit iot moest veranderen ; maar dit is eene hoop, waar mede men zich onmogelyk kan in flaap wiegen. En, indien men aan den Wysgeer vraagde, waar toe de raadgeevingen dienen, welke hy onveranderlyk mededeelt aan de Natiën en derzelver Regeerders, en indien hy een oprecht antwoord gaf, zou hy zeggen dat hy eene onverwinnelyke neiging involgt om de waarheid te fpreeken, als mede de gebeurlykheid om het misnoegen gaande te maaken, en zelf om den kelk van sokrates te drinken. Voor dat ten aanzien van Guyana eindelyk een befluit worde genomen , zal het van dienst zyn, de nog onzekere grenzen deezer Volkplantinge vast te ftellen Ten Noorden zouden de Hollanders de grenzen van Suriname wel willen uitbreiden tot aan de oevers van de Sinamary ; maar de post, welken het Hof van Verfailles zedert langen tyd heeft doen opwerpen aan den rechter oever van de Maroni, fchynt deezen alouden eisch voor altoos vernietigd te hebben Niet zo gemaklyk zyn de zw'aarigheden weg te neemen aan den Zuidkant. Onbetwistbaar was voormaals de Amazone de grenspaal der Franfche Bezittingen, om dat, volgens een verdrag van den vierden van Lentemaand des jaars 1700, de Portugeezen zich verbonden om de Forten te flegten, welke zy aan den flinker oever dier riviere hadden opgeworpen. By den vreede van Utrecht, wierdt Frankryk, 't welk de wet ontving, genoodzaakt, af-  der BEIDE INDIEN. 2r afïhnd te doen van den fcheepvaart op die rivier, nevens de landen, welke zich uitftrekken tot aan de rivier Vincent Pircon, of Oyapock. Toen de tyd was gekoomen, op welken het verdrag moest ten uitvoer gebragt worden, bevondt men dat deeze naamen, die als het zelfde betekenende gebruikt wierden, in het Land zelve, zo wel als op de oude Landkaarten , twee rivieren aanduidden , dertig mylen van elkander gelegen. Ieder der beide Hoven wilde deezen misflag ten zynen voordeele doen uitloopen: het Hof van Lisfabon zich tot aan de Oyapock, dat van Verfailles tot aan de Vincent Pincon uitbreiden. Men kon het nergens in eens worden; en de betwiste landen zyn, zedert dit tamelyk vroege tydftip, woest blyven leggen. Wy zullen ons niet vermeeten om ons tot Regters op te werpen over dit gewigtig pleitgeding. Dit alleen zullen wy de vryheid neemen aan te" merken, dat het oogmerk van den affland, door Portugal gevorderd, geweest is, hetzelve te verzekeren van den uitfluitenden vaart op de Amazone. Maar de Onderdaanen deezer Kroone zullen dit voordeel in vrede genieten , door de grenzen der Franfche Bezittingen flegts twintig mylen uit te zetten , tot aan de rivier de Vincent Pincon, zonder dat het noodig zy, dezelve vyftig mylen verre uit te breiden tot aan de Oyapock. In Guyana is alles nog ongedaan. In Cayen» ne zelve telt men niet meer dan dertig plantaadjen, allen bykans even armoedig. In eene nog grooter wanorde dan het Eiland legt de vaste kust. De plantaadjen veranderen 'er dikmaals van plaatze. Door onmeetelyke wildernisfen zyn ze' B 3 van  || GESCHIEDENIS van een gefcheiden. Op een verren afiland van de algemeene markt gelegen, hebben zy geene gelegenheid tot koopverwisfelingen. Men geniet 'er geene der geryflvkheden, welke zamenwoonende menfchen elkander aanbrengen. De wetten, het burgerlyk beduur, de welvoeglykheden, de nayver, de invloed van het Ministerie; alle deeze voordeden zyn aldaar onbekend. Ter bewerkinge van eene uitgeftrektheid van honderd mylen langs de kust, telde men , in den jaare 17751 flegts dertienhonderd vrye lieden en achtduizend flaaven. De voortbrengzels der Volkplantinge beantwoordden nog niet aan deeze zwakke hulpmiddelen, om dat men in de werkplaatzen Blanken ontmoette zonder beleid, en Negers zonder ondergefchiktheid De leevensmiddelen, welke de fchepen, uit Noord-Amerika, of van Guadeloupe en Martinique hier aangekoomen , ontlosten, bedroegen nog geene 100.000 Livres, en Frankryk ontving, met zes fchepen, flegts veertig kwintaalen fuiker, die in Europa wierden verkogt voor 2. 156 Livres; zeshonderdachtenvyftig kwintaalen achtentachtig ponden koffy , die verkogt wierden voor 31. 296 Livres 16 ftuivers; drie kwintaalen vierendertig ponden Indigo, welke opbragten 2. §39 Livres; honderdtweeënvyftig kwintaalen eenenveertig ponden Kakao, die waardig bevonden wierden 10. 668 Livres 16 duivers; drieduizendendrie kwintaalen vyfenvyftig pon Jen Rokou, verkogt voor 187.706 Li vres 7 duivers 6 penningen; negenhonderdtweeënzeventig kwintaalen en zestig ponden katoen, wdke opbragten 243. 150 Livres; driehonderddrieënvyftig huiden, verkogt voor 3. 177 Livres; veer-  der BEIDE INDIEN. 23 veertienhonderdtweeëntwintig kwintaalen en acht ponden hout, die by den verkoop opbragten 7. 604 Livres 3 ftuivers 9 penningen. Dit maakte eene fomme van 488. 598 Livres 3 ftuivers 3 penningen. De 600. 000 Livres, welke het Hof dit jaar, even als in de voorgaande jaaren, te koste leide aan deeze oude Bezitting , dienden ter betaalinge' van 't geen zy meer hadt ontvangen dan van daar was uitgevoerd. Op deezen tyd was Cayenne fchuldig, aan de Regeering en aan de Kooplieden in het Moederland, 2. 000. 000 Livres. Men heeft iets te verwagten van de kundigheden , welke de Heer mallouet in de Volkplanting heeft verfpreid; als mede van de aanmoedigingen, welke deeze bekwaame Landvoogd, in den jaare 1777, heeft doen toeftaan aan de zulken der Volkplanters, welke zich onledig hielden met het hakken van timmerhout, het planten van leevensmiddelen , het inzouten van Visch, en eenige andere voortbrengzels van geringe waarde, voor welke hy een zekeren aftrek heeft bezorgd. Nog meer heeft men te verwagten van de Speceryboomen. De Nagelboom heeft reeds knoppen gefchooten, weinig minder in foort dan die van de Molukfche Eilanden koomen; en alles geeft grond om te denken dat de Muskaatboom niet minder gelukkig zal flaagen. Doch niets van gewigt kan 'er ondernomen worden zonder geld. en wel in aanmerkelyke fomme Eene ryke Maatfchappy bezit dit geld voor dit gedeelte der Nieuwe Waereld , hoewel zonder Oktrooi of uitfluitend voorregt, opgericht. Deeze Maatfchappy. wier inlaag bedroeg 2.400.000 B 4 Li-  M GESCHIEDENIS Livres, heeft van de Regeering verworven de wyde uitgeftrektheid, loopende van Approuague tot aan de Oyapock, nevens alle de gunften, welke aan de zelve redelykerwyze konden toegeftaan worden, om deezen grond, die als de beste van Guyana wordt gehouden, ten voordeele aan te leggen. In verwag'ting dat deeze voordeelen haar in ftaat zullen ftellen om zich toe te leggen op het droogmaaken der moerasfen en het aanleggen van groöte plantaadjen, heeft zy de aandagt gevestigd op het hout hakken, de veefokkery, het planten van katoen en kakao, doch inzonv derheid van tabak. Zints langen tyd hebben de flaaven , tot hun eigen gebruik , in den omtrek van hunne hutten, de laatstgenoemde plant geteeld. Zy is van de zelfde kragt en hoedanigheid als de Brazilfche tabak , die op verfcheiden markten van Europa een voordeeligen aftrek heeft, en bykans volftrekt uoodzaaklyk is tot den inkoop van Negers, op een groot gedeelte der kusten van Afrika. Indien deeze onderneemingen gelukken, zal Frankryk zyne behoeften zien verminderen, en deszelfs Zeelieden zullen dit gedeelte hunner laadinge niet van Lisfabon behoeven te haaien, Op een anderen grondflag rust de hoop , welke men van den kant van St. Lucia mag voeden. Geduurende de eerfte, enz. INVULLING. Deel V. bladz. 52, agter reg. 18. Hoe, de natuur van den eigendom is overal niet  der BEIDE INDIEN. 95 ïiiet de zelfde, overal gegrond op de bezitneeraing door den arbeid, en op een langduurig en vreedzaam genot! Europeaanen, kunt gy ons leeren, op welken afftand van uw verblyf dit geheiligd regt te niete gaa ? Is het op twintig fchreeden ? Is het op een myl ? Is het op tien mylen ? Neen, zegt gy. Wel, het zal dan ook niet op tienduizend mylen zyn. En ziet gy niet, dat gy het ingebeeld regt, welk gy u over een afgelegen volk aanmatigt, op dat van u afgelegen volk overbrengt? Maar, wat zoudt gy zeggen, indien het konde gebeuren, dat de Wilde in uw land doordrong , en op uwe wyze redekavelende, tot u zeide : „ Dit land wordt niet bewoond door ons volk; „ derhalven het behoort ons?" In uwe nabuurfchap verfoeit gy de beginzels van hobbes; en verre van u brengt gy in praktyk dit heilloos zarnenflelzel, 't welk het geweld tot de hoogfle wet fielt, 't Is zoo; naa dat gy u als dieven en moordenaars hadt gedraagen, ontbrak 'er nog, ver» foeielyke drogredenaars te worden;en dit zyt gy geworden. In gevolge van, enz. ve rbetering. Deel V.bladz. 55, van reg. 5 van onder, tot bladz. 57- reg. 11. Nimmer zullen de Zeelieden befiuiten, om hun vee aan land te zetten, welks oppasfing, voedzel en ziekten hen onfeilbaar zullen bederven, noch in de Pakhuizen op te flaan, het hout van te geB 5 ringe  GESCHIEDENIS ringe waarde, en te veel plaats beflaande, om de huur te kunnen goedmaaken. Nimmer zullen zy aan boord koopers afwagten, die, om den afftand, wel niet zouden kunnen koomen. Nimmer zullen zy Makelaars vinden, wier foldy noodwendig zo hoog zou loopen, dat men zich van hun niet zou kunnen bedienen. De zelfde reden heeft de eigenaar van de Siroop om af keerig te zyn van deeze marktplaatze. De vragtpenningen, de lekkaadje en het commisfiegeld zouden zyne koopwaare verflinden. Indien de Engelsman het befluit nam om de Siroop duurder in te koopen dan hy dezelve betaalde, zou hy zich genoodzaakt zien om den prys zyner koopmanfchap. pen naar evenredigheid te verhoogen , terwyl de koopman, naa deeze verhooging, dezelve niet meer zou begeeren. Het eerst ontwerp voor een tyd laatende vaaren, fchoon het daar van niet uitdrukkelyk hadt afgezien, begon het Franfche Ministerie, in den jaare 1763, bedagt te zyn om op St. Lucia plantaadjen aan te leggen. Het. ontwerp was verftandig , doch de uitvoering dwaas. Indien de Gouverneur en de Intendant van Martinique, van waar dit Eiland niet verder dan zeven mylen legt, met de uitvoering belast waren geweest, zouden de Volkplanters, welke men derwaarts zou hebben doen overfteeken, de hulp hebben ontvangen, welke gemaklyk was te verwagten van eene Volkplanting, meer dan honderd jaaren oud. De overhaasting, de drift tot nieuwigheden, de begeerte om bloedverwanten of gunftelingen aan een beftaan te helpen, andere misfchien nog berispenswaardiger beweegredenen , deeden de voorkeuze geeven aan het zenden van  der BEIDE INDIEN. 2 7 van een onaf hanklyk Landbeftuur, 't welk geene verbintenisfen moest hebben dan met het Moederland. Dit kwaalyk beraaden ontwerp koste aan 's Lands Kas 7. 000 000 Livres, en aan den Staat 800 menfchen, wier rampzalig lot, enz. UITBREIDING. Deel V. IMz. 61, van reg. 2 van onder, tot bladz. 64, reg. 1. Veelen hebben de ftraffe gedraagen van hunne Verblinde hebzucht. Anderen hebben die ftraffe nog te verwagten, althans indien zy geene dyken aanleggen, en geene kanaalen graaven om de wateren te doen afloopen. In de voornaamfte haven van het Eiland heeft alreeds de Regeering daar van een voorbeeld gegeeven; eenige burgers zyn haar gevolgd; en 't is te denken dat door den tyd een zo heilzaam gebruik algemeen zal worden. Reeds heeft men in de Volkplanting elf Kerfpels aangeleid, bykans allen onder den wind. Deeze voorkeuze aan het eene gedeelte van het Eiland boven het ander gegeeven, ontftaat niet uit de meerdere voortreffelykheid van den grond, maar uit de betere gelegenheid om de fchepen te ontvangen en af te zenden. Door den tyd zal de uitgeftrektheid, in den beginne verwaarloosd, op haare beurt heilagen worden: om dat men dagelyks kreeken ontdekt, op welke men zeer gemaklyk allerlei voortbrengzels in Kanoes zal kunnen infcheepen. Een weg, welke rondom het Eiland loopt, en twee wegen, die hetzelve van het Oosten na het Wes-  28 GESCHIEDENIS Westen doorfnyden, veroorzaaken allen mogelyk gemaK om de goederen van de plantaadjen na de laadplaatzen te vervoeren. Door den tyd en door middel van geld zullen deeze wegen eenen trap van vastigheid verkrygen, welke men inden beginne aan dezelve niet kon geeven, zonder onkosten, die te hoog hepen voor eene eerstopkoomende üezittmg. De Hcerendienften , van welke deeze wegen het gevolg zyn , hebben den akkerbouw vertraagd en veel floffe tot murmureeringen gegeeven; doch de Volkplanters beginnen de veritandige en kloeke hand te zegenen , welke dit werk ten hunnen nutte bevolen en volvoerd he^ft Derzelver last is, in de laatfte tyden, eenigzins verligt, door de oplettendheid, welke de Landbel>uurders gebruikt hebben, om tot deezen arbeid aan te wenden de belastingen, welke voor de vrvverkbaringen worden gevorderd. Op den eerden van Louwmaand des jaars 1777, telde men op St. Lucia tweeduizenddriehonderd Blanken van allerleien ouderdom en fexe Het ge tal der vrye Negers of Mulaters bedroeg duizendenvyftig, dat der flaaven zestienduizend. Onder haare kudden telde de Volkplanting elfhonderddertig muilezels of paerden, tweeduizenddrieënvyf. tig ftufcs hoornbeesten, drieduizendzevenhonderd, negentien fchaapen of geiten. Men rekende 'er, op dien zelfden tyd, drieënvyftig Suikerplantaadjen, welke befloegen vyftien. honderdeenenveertig vierkanten gronds; vyf miljoenen veertigduizendnegenhonderdtweeënzestig voeten kofFy; één miljoen negenhonderdvyfenveertigduizendzevenhonderdtwaalf voeten kakao; vyf honderdzevenennegentig vierkanten katoen. De  ï3Sr BEIDE INDIEN. 09 De voortbrengzels deezer plantaadjen wierden op het Eiland zelve verkogt, voor iets meer dan 3. oco. 000 Livres. Twee derde deelen wierden geleverd aan de Amerikaanen, aan de Engelfchen en Hollanders, welke in het bezit waren van de gewoonte om de behoeften der Volkplantinge onbelemmerd te vervullen. Het overige wierdt gevoerd na Martinique, waar van men afhanklyk was , en van waar men ontving eenige Koopmanfchappen en dranken, uit het Moederland derwaarts gevoerd. Gerugfteund door het karakter en de kundigheden van den Graave d'ennery, grondlegger dier Bezitringe, hebben wy beweerd, dat wanneer Sti Lucia, 't welk veertig mylen in den oma trek beflaat, alle zyne plantaadjen tot volkomenheid zou hebben gebragt, het zelve zou kunnen werk verfchaffen aan vyfug of zestigduizend fiaaven, en voor negen of tien miljoenen voortbrengzels uitleveren. Andere Landbeftunrders hebben zedert dit gewigtig getuigenis bevestigd. Door welke noodlottigheid heeft dan deeze Bezitting zo geringen opgang gemaakt, ondanks alle de aanmoedigingen, daar aan befteed ? 't Is, om dat men van den beginne af, als in het blinde, eigendommen fchonk aan Landloo. pers , die noch aan den arbeid gewoon waren, noch eenig vermogen bezaten, tot landontginninge noodig; 't is, omdat men eene onmeetelvke uitgeftrektheid gronds gaf aan fchraapzieke óntwerpfmeeders, die flegts het vermogen bezaten om eenige weinige Akkers te beplanten ; 't is, omdat de binnenfte landeryen verdeeld wierden, voor dat de oevers ontgind waren; 't is, omdat de  go GESCHIEDENIS de'Mieren, welke Martinique zo geweldig plaag, den , de zelfde verwoestingen in de opkoomendé fuikerplantaadjen op St Lucia hebben overgebragtj 't is, omdat de koffy aldaar de zelfde vermindering als elders heeft ondergaan ; 't is , eindelyk, omdat het Landbeftuur aldaar noch geregeld, noch aanhoudend, noch kundig genoeg geweest is. Wat moet 'er gedaan worden tegen zo veele misdagen en dwaalingen?' ?Er zou een kloeker Landbeftuur, een naauwkeuriger burgerlyk bewind moeten worden vastgefteldó Men zou van hunnen grondeigendom moeten berooven de zulken, welke althans niet gedeeltlyk hadden voldaan aan hunne verbintenis, fe, om dien ten voordeele aan te wenden. Door verftandig geregelde zamenvo"gingen zou men zo veel doenlyk is, moeten tot elkander brengen de plantaadjen, nu van een gefcheiden door tusfchenruimten, welke haar ongezind en onbekwaam maaken om elkander de hand te leenen. Men zou geregtlyk de fchuldenaars moeten noodzaaken om fchuldverbintenisfen te eerbiedigen, met welke zy geduurig den draak hebben geftoken. Men zou, voor eene langê reeks van jaaren en door welgeftaafde verbonden, de Zeelieden van alle Natien moeten verzekeren aangaande de vryheid hunner verbintenisfen met dit Eiland. Men zou nog verder moeten gaan. De Franfchen in het Moederland zyn ongenegen, en die op de Eilanden woonen zyn onvermogend om St. Lucia ten voordeele aan te wenden. Veeleuitlanders, daarentegen, hebben aangeboden om hunne nyverheid en geldmiddelen derwaarts over te brengen, indien men het barbaar-  der BEIDE INDIEN. 31 baarfche regt van Aubaine wilde affchaffen: een regt, onbeftaanbaar met den wederzydfchen Koophandel der Natiën; een regt, 't welk den leevenden afweert en den doode plondert; 't welk het kind des uitlanders onterft ; 't welk deezen veroordeelt om zynen rykdom in zyn Vaderland te haten , en hem elders belet het verkrygen van roerende of onroerende goederen, 't Is te hoopen dat het Hof van Verfailles niet lang zich hardnekkig zal aankanten tegen het verwerpen van het eenige middel om eene gewigtige Volkplanting te verlosfen uit den ftaat van kwyninge, in welken geesfels, welke het niet mogelyk is af te weeren , en de gebreken van een flegt beftuur, dezelve gedompeld hebben. Wanneer mende dienftige maatregels zal beraamd hebben om St. Lucia in een bloeienden ftaat te brengen, zal het Franfche Ministerie zich kunnen toeleggen op het ontwerp , welk het fchynt te hebben aangenomen, de Volkplantingen door middel van Forten te verdeedigen. Om dit Eiland te bewaaren, zal, het genoeg zyn de haven Carenage tegen allen vyandlyken aanval te dekken. Verfcheiden voordeden bezit deeze haven, de beste der Antilles. Overal vindt men 'er veel water; de grond is 'er voortreffelyk; de Natuur beeft 'er drie volmaakte legplaatzen geformeerd; eene voor de groofte fchepen, de twee andere voor Fregatten. Dertig fchepen van Linie zouden 'er tegen de verfchrikkelykfte Orkaanen in veiligheid kunnen leggen. De wormen richten hier nog geene verwoestingen aan. Voor 't overige^, enz. uit-  %t ÖÈSCHIEDENIS uitbreiding. Deel V. bladz. 89, van reg. 4, tot oladz. 92^ reg. 10, De Volkplanting, aan zich zelve ovefgelaatens moest, derhalven, alleen op haare plantaadjen vertrouwen. Doch op het oogenblik als de opgezetenen een begin konden maaken om zich met voordeel op dezelve toe te leggen, trof hen het ongeluk, dat zy geplaagd wierden van eene foort van Mieren, onbekend in Amerika, naa dat zy Barbados in zo verre verwoest hadden , dat men in beraad leide, of het niet dienltig ware, eene voormaals zo bloeiende Volkplanting te verlaaten. Onzeker is het, of dit lnfckt van de vaste kust of van dat Eiland na Martiniqüe overftak. Dit is zeker dat het onbefchryflyke verwoestingen aanrichtte in alle de plantaadjen, in welke het zich openbaarde. Deeze plaag, met te veel ITapheids te keer gegaan , hadt elf jaaren geduurd, wanneer de Volkplanters, in eene algemeene Vergadering, gehouden op den negenden van Lentemaand des jaars 1775, eene Belooning uitfchreeven van 666, 000 Livres, aan den geenen, welke een middel tegen een zo verwoestenden geeslèl zou uitvinden. Een gewigcig geheim was reeds uitgedagt en ïrï 't werk gefield door een Officier, desvouves genaamd , in eene der plantaadjen , die van de Mieren meest geplaagd wierden. Een overvloedigen oo; st hadt deeze voortrcffelyke planter verkreegen, door het vermenigvuldigen van den arbeid.  Be* BEIDE INDIEN. || beid, de bemestingen en het fpitten ; doof het verbranden van het ftroo, waar in zich dit Infekt verfchuild hadt; door het fuikerriet eiken cogst te verplanten, en het in diervoege te fchikken, datde vrye beweeging der lucht daar door wierdt bevorderd. De vermogende Volkplanters hebben eindelyk dit voorbeeld gevolgd. Anderen zullen het, naar gelange van hunne vermogens, naavolgen, en 'er is grond om te hoopen dat 'et eerlang, niet meer dan het geheugen van deezeri rampfpoed zal overblyven. In zyne grootfte kragt woedde deeze ramp» wanneer, in den jaare 1766, de verfchrikkelykfte Orkaan, die ooit op Martinique hadt gewoed, aldaar de leevensmiddelen verdelgde, de oogfterl vernielde , de boomen ontwortelde , en zelf de huizen om verre wierp. Zo algemeen was dé verwoesting, dat 'er naauwlyks eenige inwooners overbleeven , bekwaam om zo veele ongelukkigen te vertroosten, zo veele elendigen té hulpe te koomen. De hooge prys, tot welken, zints eenigen tyd» de koffy was gefteegen, maakte zo veele onheilen draaglyki Dit voortbrengzel, te zeer vermenigvuldigd, verviel in kleinagting; en den planteren bleef niets overig, dan de fpyt, dat zy hünne landeryen hadden doen dienen tot eene vrugt', wier waarde niet meer toereikende'was om hen van 't noodige te voorzien. Tot eene overmaate van ongeluk , Het het Moederland de Volkplanting ontbloot van de noodige handen om dezelve te bewerken. Zedeit het jaar 1764 tot in den jaare 1774 , hadden de Franfche kooplieden, het eene jaar door het snC (taf  GESCHIEDENIS der genomen, op Murtinique ingevoerd flegts driehonderdvyfenveertig flaaven. De planters waren genoodzaakt, hunne werkplaatzen aan te vullen met het uitfchot der Engelfche laadingen, welke ter fluik waren ingevoerd. Een verlicht Ministerie, en *t welk zyne waakzaame zorge uitbreidt over alle deelen van het Koninkryk , zou het lot verzagt hebben van eene uitgebreide Bezittinge, zo deerlyk gehavend. Dit gebeurde niet. Nieuwe belastingen vervulden in de Volkplanting de plaats der onderftanden, welke zy regt hadt te verwagten. In de Franfche Bezittingen in de Nieuwe Waereld, en, ongetwyfFeld, ook in die van andere Natiën, wierden de Afrikaanen zeer verdorven van zeden ; de reden hier van was, omdat zy van ftraffeloosheid verzekerd waren. Hunne meesters, door een onbedagt belang verleid, verklaagden nimmer de misdaadigen by het gerigt. Om een einde te maaken aan eene zo groote wanorde, wierdt by de Wet vastgefteld, dat de prys van eiken flaaf, die ter dood veroordeeld was, naa dat hy, door den eigenaar, by de Wethouderfchap was aangebra^t, door de Volkplanting zou betaald worden. Ter bevorderinge van dit heilzaam oogmerk, wierdt 'er eene Kas gemaakt; doch , het leedt niet lang, of men ontleende daar uit penningen, tot het goed maaken van kosten, welke niets gemeen hadden met de oorfpronklyke oprichtinge. Nog meer dan de overige, was de Kas van Martinique met deeze ongeregtigheden bezwaard, wanneer zy, in den jaare 1771, zich zag bezwaard worden met de kosten, welke de Kamer van den Ak-  der BEIDE INDIEN. fj Akkerbouw der Volkplantinge maakte, en met dé Jaarwedde van eenen Afgevaardigde, welken der. zeiver Raad nutteloos onderhieldt in het Moederland. Nog honger fteeg de onderdrukking. Zeer gering waren de belastingen in den beginne, welke de Regeering op Martinique deedt heften, en zj wierden veranderd in Metaalen , wanneer deezé Algemeene Agenten van den Koophandel op het Eiland vermenigvuldigd wierden. Gemaatigd was ondertusfchen de belasting, tot in den jaare 1763. Toen fteeg zy tot 800. 000 Livres. Drie jaaren daar naa moest zy verminderd worden; doch deeze vermindering, door een zamenloop van ongelukkige omftandigheden afgeperst, nam een einde in den jaare 1772. Van nieuws daalde de belasting, in den jaare 1778, tot de fomme vari 666. 000 Livres, maakende een miljoen op de Eilanden. Zy wordt betaald met een hoofdgeld op de Blanken en Negers, met een regt van vyf ten honderd van de huishuur, met een regt van één ten honderd van alle de koopmanfchappen; die by het gewigt verkogt worden, in de Volkplanting ingevoerd, en een gelyk regt van alle de leevensmiddelen, welke van daar worden uitgevoerd , uitgezonderd de koffy, welke drie teri honderd moet betaalen. Op den eerften van Louwmaand des jaars 1778, telde Martinique twaalfduizend Blanken van allerleien ouderdom en fexe; drieduizend vrye Negerö ofMulaters, en ruim tachtigduizend fiaaven, hoewel, by de optelling, niet meer dan tweeën, zeventigduizend wierden opgegeeven. Men vindt 'er achtduizendtweehonderd muilézels ofpaerden, negenduizendzevenhonderd'ftuki C 2 hoorn-  36 GESCHIEDENIS hoornvee, dertienduizendeenhonderd varkens , fchaapen of geiten. De Suikerplantaadjen bedroegen een getal van tweehonderdzevenenvyftig, welke belïbegen tienduizenddriehonderdzevenennegentig vierkanten gronds. De koffyplantaadjen begreepen zestien miljoenen zeshonderdtweeduizendachthonderdzeventig voeten. Op één miljoen vierhonderddertigduizendtwintig voeten wierdt kakao geplant, en het katoen op één miljoen zeshonderdachtenveertigduizendvyfhonderdvyftig voeten gronds. In honderdtweeëntwintig fchepen laadden , in den jaare 1775, de Franfche Zeelieden, op Martinique , tweehonderdvierenveertigduizendvierhonderdachtendertig kwintaalen en achtenvyftig ponden fuiker, welke verkogt wierden, in het Moederland, voor 9. 971. 155- Livres 3 ftuivers 7 penningen ; zesennegentigduizendachthonderdnegenentwintig kwintaalen en achtenzestig ponden koffy, welke verkogt wierden voor 4. 577. 259 Livres 16 ftuivers; elfhonderdzevenenveertig kwintaalen en acht ponden Indigo , welke verkogt wierden voor 975. 018 Livres;achtduizend, zeshonderdzesenvyftig kwintaalen en drieënzestig ponden kakao, welke verkogt wierden voor 605. 964 Livres 12 ftuivers; elfduizendentwaalf kwintaalen katoenwelke verkogt wierden voor 2. 753- T°° Livres; negenhonderdnegentien huiden, welke verkogt wierden voor 8. 271 Livres; negenentwintig kwintaalen en tien ponden karet, welke verkogt wierden voor 29. ico Livres; negentienhonderdzesenzestig kwintaalen en vyfendertig ponden kanefas , welke verkogt wierden voor 52. 980 Livres 10 ftuivers; honderdvyf- en-  der BEIDE INDIEN. 37 entwintig kwintaalen hout, welke verkogt wierden voor 3. 125 Livres. In alles bedroeg dit 18. 975. 974 Livres 1 ftuiver 10 penningen. Doch deeze geheele fomme behoorde niet aan de Volkplanting. Een weinig meer dan het vierde gedeelte van dezelve moest koomen aan St. Lucia en Guadeloupe, welke een gedeelte hunner voortbrengzelen derwaarts hadden overgemaakt. Zy allen, welke, enz. UITBREIDING. Deel V. bladz. 111, van reg. 10, vanonder, tot bladz. 112, reg. 6. De bloeiende ftaat, tot welken Guadeloupe, door de Engelfchen , was verheven, liep in 't oog van de geheele waereld , toen zy het Eiland afftonden. Men vatte voor hetzelve dat gevoelen van hoogagtinge op, welk heden ten dage de ryk dom inboezemt. Het Moederland befchouwde het met eene foort van eerbied. Even gelyk alle de Franfche Eilanden beneden den wind, was het dus lang ondergefchikt geweest aan Martinique. Men verloste het van deeze banden , welke het als fchandelyk befchouwde, door aan hetzelve te geeven een onafhanklyk landbeftuur. Deeze fchikking duurde tot in den jaare 1768. Toen wierdt het onder het oude juk gebragt. Het wierdt daar van verlost, in den jaare 1772, om het, zes maanden daarnaa, onder hetzelve te doen wederkeeren. In den jaare 1775, gaf men aan hetzelve, van nieuws, byzondere Opperhoofden; en C3 'tis  33 GESCHIEDENIS ■t is te hoopen , dat naa zo veele ftandwisfelingen, het Hof van Verfailles zich zal houden aan peeze fchikking, de eenige, welke met de beginzels eener gezonde Staatkunde overeenftemt. Indien het Ministerie immer afweek van dit voordeelig plan, zou het nogmaals den Gouverneur en Intendanten hunne zorgen , Crediet en aanzien zien verfpillen aan het Hoofdeiland , onmiddelyk onder hun opzigt gefteld; terwyl het onderworpen Eiland zou worden overgelaaten aan onderhoorige bedienden , zonder» fterkte , zonder aanzien, en, gevolglyk, zonder eenige magt of genegenheid om ten voordeele te werken. De krygslieden, welke geftemd hebben voor de vereeniging der twee Volkplantingen onder de zelfde Opperhoofden, bouwden op het voordeel, welk men zou genieten, om de vermogens der beide Eilanden, ter hunner wederzydfche befcherminge, te kunnen vereenigen. Maar, hebben zy wel bedagt dat tusfchen Martinique en Guadeloupe, op een gelyken affland, Dominique lag, eene Engelfche Bezitting, welke men niet kan vermyden , en dat gelykelyk in het oog legt van het dubbeld kanaal, welk dezelve van de Franfche Bezittingen affcheidt ? Indien gy minder magtig zyt ter zee, is de gemeenfchap ondoenlyk, omdat de wederkeerige onderftanden noodwendig zullen onderfchept worden; en indien gy de overmagt bezit, is de gemeenfchap nutteloos, omdat 'er als dan geen vyandlyke aanval is te vreezen. In beiderlei geval, is het ontwerp, welk men wil invoeren, een harsfenfchim. Heel anders zou het weezen, indien het te doen ware om aanvallende ontwerpen te volvoeren. De  der BEIDE INDIEN. 39 De vereeniging der middelen, voor ieder Eiland bevoegd, zou, in deeze omftandigheden, nuttig, ja noodzaaklyk kunnen worden. Dan zou het krygsbewind worden opgedraagen aan een derGouverneurs, en naa de voorgeflagene onderneeming zou zyne meerderheid ophouden. Maar, is het geraaden, den overvoer der byzondere voortbrengzelen van de eene Volkplanting na de andere vry te laaten ? Tot aan de verovering van Guadeloupe door de Engelfchen, bepaalden zich deszelfs onmiddelyke verbintenisfen met de Franfche havens tot zes of zeven fchepen jaarlyks. Uit meer of min wel beredeneerde beweegmiddelen , wierdt het meerendeel zyner voortbrengzelen na Martinique gezonden. Wanneer men, op het. tydftip der wedergaave, het Landbeftuur der twee Eilanden van een fchcide, wierdt ook derzei ver koophandel gefcheiden. Zedert is de gemeenfchap van nieuws opengefïeld, en zy is nog geoorlofd, terwyl wy dit fchryven. Deeze fchikking heeft in Frankryk haare berispers gevonden. De Volkplantingen, zeggen ze met eenige bitterheid, moeten voldoen aan naar oogmerk, 't welk is om veele goederen van het Moederland te trekken, en eene groote menigte haarer voortbrengzelen wederom derwaarts te zenden. Doch, met de vermogendfle hulpmiddelen om aan deeze tweevoudige verpligting te beantwoorden, zal Guadeloupe geen van beide uitwerken, zo lang hetdevryheid zal hebben om zyne voortbrengzels na Martinique te zenden. Deeze verbintenis zal altoos de oorzaak of de gelegenheid zyn van eene fterke verzendinge na vreemde markten j byzonderlyk na Dominique. Door het weg C 4 nee-  40 GESCHIEDENIS rjeemen van den brug van gemeenfchap, zal alleen cfe fluikbandel beteugeld, en de gewoonte om dien te dry ven ontworteld worden. Deeze bewyzen, gegrond op het byzonder belang , beletten niet dat Guadeloupe en Martinique moeten verfterkt worden in de verbintenisfen, welke zy hebben aangegaan. Vryheid is de wensch van alle menfchen; en het natuurlyk regt van eiken eigenaar, is, de voortbrengzels van zynen grond te verkoopen aan wien hy wil en zo veel hy kan. Ten voordeele van het Moederland, is men afgeweeken van dit grondbeginzel van alle geregelde Maatfchappyen; en, misfchien, was dit, in den tegenwoordigen ftaat der dingen, noodzaaklyk. Maar het verbod aan den Volkplanter verder te willen uitbreiden; hem te willen berooven van de geryflykheden en voordeden, welke hy kan vinden in eene aanhoudende of kortftondige gemeenfchap met zyne eigen medeburgers: dit is eene daad van dwingelandye, om het aanzoek van welke de Franfche koophandel ten eenigen dage zal bloozen, en die nooit zal worden ingewilligd, dan dooreen onkundig, bedorven of lafhartig Ministerie. Indien, gdyk men voorgeeft, de^ tegenwoordige vrye fcheepvaart tusfchen de beide Eilanden een gedeelte hunner voortbrengzelen verfchaft aan listige of inhaalige mededingers, de Regeering zal wel eerlyke middelen vinden om in den fchoot des Koninkryks te doen wederkeeren de voortbrengzels van den grond van Guadeloupe en der kleine Eilanden ,; van hetzelve afhankelyk. Defirade, vier of vyf mylen van Guadeloupe gelegen, is een dier Eilanden. Het is zeer dor en  be r BEIDE INDIEN. 41 en beflaat in zynen omtrek tien mylen. De weinige Opgezeetenen, welke men aldaar ontmoet, leggen zich toe op het planten van een weinig koffy en katoen. De juiste tyd, op welken deeze Bezitting wierdt opgericht, is onbekend; doch het moet niet lang geleeden zyn. De Saintes, of, enz. verbetering. Ded V. bladz, 112, van reg. 17, tot bladz, 124, reg. tl. In den jaare 1652, keerden zy derwaarts w. der , en leiden 'er duurzaame plantaadjen aan, welke tegenwoordig voortbrengen vyftigduizend ponden koffy en honderdduizend ponden katoen. Zes mylen van Guadeloupe legt Maria-Galante, 't welk vyftien mylen in den omtrek bevat. De talryke Wilden , welke het inhielden , wierden, in den jaare 1648, van daar verdreeven , door de Franfchen , die met hevige en herhaalde aanvallen hadden te worftelen, om zich te handhaaven in hunne overweldiging. Het is een voortreffelyke grond, op welken, van tyd tot tyd, eene bevolking is ontftaan van zeven of achtduizend Blanken en zes of zevenduizend Negers, die zich meestal op het planten van fuiker toeleggen. St. Martin en St. Barthelemi zyn insgelyks afhanklyk van Guadeloupe, hoewel zy vyfenveertig en vyftig rrrylen van daar leggen. Van het eerstgenoemde Eiland hebben wy gefproken in de GeC 5 fchie-  4? GESCHIEDENIS fchiedenis der Hollandfche Bezittingen. Hiei' moeten wy wegens het tweede 't een en ander aantekenen. Men geeft aan hetzelve eenen omtrek van tien of elf mylen. Deszelfs bergen zyn niets dan rotzen, en de vlakten zandgronden, die nooit worden befproeid door bronnen of rivieren, en zeer zelden door regenwater. Zelf is het ontbloot van de voordeden eener goede haven, hoewel alle Aardrykskundigen het daar mede hebben geluk gewenscht. In den jaare 1646, wierden vyftig Franfchen van St. Chriftoffel derwaarts gezonden. In den jaare 1656, door de Karaiben vermoord, wierden zy niet vroeger dan drie jaaren daarnaa vervangen. De dorheid van den grond deedt hen de toevlugt neemen tot het Gayac hout, 't welk hun nieuw Vaderland bedekte, en waar van zy eenige fnuisteryen maakten, die vry algemeen gezogt wierden. Dit hulpmiddel nam een einde, en wierdt vervangen van het oppasfen van een weinig vee, waar mede de nabuurige Eilanden geipysd wierden. 't Leedt niet lang, of het planten van katoen volgde daar op, en de oogst van hetzelve bedraagt vyftig of zestigduizend ponden, wanneer, 't geen meestal gebeurt, de aanhoudende droogten het niet beletten. Tot op de laatfce tyaen is al de arbeid verrigt door de Blanken; en tot neden toe is het de eenige Europeaanfche Volkplanting in de Nieuwe Waereld , wier vrye inwooners zich verwaardigen, met hunne fiaavèn het werk van den Akkerbouw te deelen. Het getal van de eene bedraagt niet meer dan vierhonderdzevenentwintig, dat der anderen flegts driehonderd vyfen veer tig. De overvloedigfte oogst zou  der BEIDE INDIEN. 43 zou op het Eiland weinig meer kunnen voeden. Zo algemeen is de armoede van deszelfs opgezeetenen bekend, dat de vyandlyke Kaapers, welke men hetzelve dikmaals heeft zien aandoen, altoos getrouwelyk betaald hebben de weinige ververfchingen, welke hun geleverd zyn, hoewel het aan magt ontbrak om hen daar toe te noodzaaken. 'Er huisvest, derhalven , nog medelyden, zelf tusfchen de vyanden en in de ziel van Zeeroovers. 't Is dan alleen de vreeze en het belang, welke den mensch ondeugend maaken. Om niet is hy nimmer wreed. De gewapende Zeeroover, welke een ryk gelaaden fchip plondert, is niet ontbloot van billykheid , noch van mededogen omtrent Eilanders, welke de Natuur zonder hulpmiddelen en weerloos heeft gelaaten. Op den eerflen van Louwmaand des jaars 1777, telde Guadeloupe, de meer of min vrugtbaare Eilanden, aan deszelfs Landbeftuur onderworpen, daar onder begreepen, twaalfduizendzevenhonderd Blanken van allerleien ouderdom en fexe , dertienhonderdvyftig vrye Negers of Mulaters, en honderdduizend flaaven , hoewel 'er niet meer dan vierentachtigduizend worden opgeteld. De kudden bedroegen negenduizendtweehonderdtwintig paerden of muilezels, vyfrienduizendzevenhonderdveertig ftuks hoornvee, en vyfentwingduizendvierhonderd fchapen, varkens of geiten. Men beplante 'er vierhonderdnegenenveertigduizendzeshonderdtweeëntwintig voeten Kakao ; elf miljoenen negenhonderdvierenzeventigduizendzesenveertig voeten Katoen; achttien miljoenen zevenhonderdnegenennegentigduizendzeshonderdtachtig voeten Koffy-; driehónderdachtentach-  GESCHIEDENIS tig Suikerplantaadjerj, welke befloegenzesentwin. tigduizendachtentachtig vierkanten gronds. Het Landbeftuur, de regten en belastingen waren er de zelfde als op Martinique. Indien deeze geduurige berekeningen eenen nietsdoenden Leezer lastig vallen , is het te hoopen dat zy mjnder zullen verveelen de Staatkundige berekenaars, die, in de bevolking en inde voortbrengzels der aarde, de naauwkeurige weegfchaal van het vermogen van den Staat vindende , daar door te beter kunnen vergelyken de natuurlyke hulpmiddelen der onderfcheidene Natiën, 't Is alleen door middel van eene foortgelyke wel opgemaakte Lyst, dat men met eenige naauwkeurigbeid kan oordeelen over den tegen woordigen toeHand der Zee- en handeldryvende Mogendheden welke Vastigheden hebben in de Nieuwe'Waereld. Naauwkeurigheid maakt hier de waardye van het werk uit; en men moet, misfchien, den Schryver ten goede houden de aangenaamheid, welke hem ontbreekt, om den wille van het nut welk dezelve vervangt. Genoeg welfpreekende tafel reelen, genoeg vernuftige fchilderyen vermaaken en bedriegen de menigte, ten aanzien van verre afgelegene gewesten, 't Is tyd de waarheid, den uitflag van haare Gefchiedenisfe, op prys te Hellen, en minder te weeten 't geen ze geweest zyn dan 't geen ze zyn : want de Gefchiedenis van het voorleedene, voornaamlyk om de wyze, op welke zy gefchreeven is, behoort niet meer tot de Eeuw, in welke wyleeven, dan die van het toekoomende. Nog eens, men verwondere zich niet meer,zodikmaals herhaald te zien eene optelling van Negers en vee,van landeryen en voortbrengzelen ; in  der BEIDE INDIEN. 45 in één woord, byzonderheden, die, in weerwil van haare dorheid voor den geest, nogthans de natuurlyke grondflagen der Maatfchappye zyn. Eene aanmerkelyke hoeveelheid van voortbrengzelen moet Guadeloupe van zyne plantaadjen trekken , veel aanzienlyker zelf dan Martinique. Het heeft meerder flaaven; het gebruikt minder van dezelve tot zynen fcheepvaart en koophandel; het heeft een groot getal geplaatst op eenen grond, minder dan dien van zyne mededingers , doch die, voor een groot gedeelte nieuwlings ontgind zynde , overvloediger oogften oplevert dan de landeryen, door eene langduurige beplanting uitgeput. Van hier dat het eene bevveezen zaak is, dat zyne plantaadjen , die niet door de Mieren verflonden worden, een veel grooter inkoomen opbrengen dan die van Martinique. Nogthans haalden eenentachtig Moederlandfche fchepen , in den jaare 1775, van dit Eiland niet meer dan honderdachtentachtigduizenddriehonderdzesentachtig ponden Suiker, welke in Europa opbragten 7' 137- 93° Livres, 16 ftuivers; drieënzestigduizendnegentwintig kwintaalen en twee ponden Koffy, welke opbragten 2. 993. 860 Livres, 19 ftuivers; veertienhonderdachtentwintig kwintaalen en zevenentwintig ponden Indigo , welke opbragten li 222. 529 Livres, 10 ftuivers; duizendendrieentwintig kwintaalen en negenenvyftig ponden Kakao, welke opbragten 71. 651 Livres, 6 ftuivers; vyfduizendhonderddrieënnegentig kwintaalen vyfenzeventig ponden Katoen, welke opbragten 1. 298. 437 Livres, 10 ftuivers; zevenhonderdzevenentwintig huiden,welke opbragten 6.973 Livres j zestien kwintaalen en zesenvyftig ponden , ka-  46* GESCHIEDENIS karet, welke opbragten 16. 560 Livres; twaalf kwintaalen en tweeënzestig ponden kanefas, wel. ke opbragten 336 Livres, 15 ftuivers en 6 penningen ; honderdvyfentwintig kwintaalen hout, welke opbragten 3. 125 Livres. Dit alles maakte eene fomme uit van 12. 751. 404 Livres, 16 ftuivers en 10 penningen. Eenige voortbrengzels der Volkplantinge gingen na Martinique. Zy leverde haare Siroop en eenige andere leevensbeboeften aan de Amerikaanen, van welke zy ontving hout, vee, meel en gezouten visch. Haar Katoen ging na Dominique, 't welk haar flaaven leverde, haare ftnker na St.. Euftachius, welke dezelve betaalde met geld, of met wisfelbrieven en Öostindifche waaren. De Waakzaamheid der laatfte Landbeftuürdereri . heeft eenige paaien gefteld aan deezen fluikhandel. Straks zyn de Franfche fchepen vermenigvuldigd, beftemd om de voortbrengzels af te haaien. Door de gewoonte is een goed aantal geftevend na het èigenlyk genoemd Guadeloupe, na St. Charles,' alwaar voormaals alle de inlaadingen plagten té gefchieden, hoewel de Ree bezwaarlyk te naderen , en het verblyf aldaar gevaarlyk zy; nog meer hebben zich begeeven na Pointe -h Pitre. Dit is eene diepe en tamelyk veilige haven, aan een der uithoeken van het Groot-Land gelegen. Het wierdt ontdekt door de Engelfchen, in den tyd als zy meester bleeven van de Volkplantinge ; en zy leiden zich toe om 'er de lucht te zuiveren, wanneer de vrede hen hunnen prooi ontweldigde. Het Hof van Verfailles agtervolgdé dit plan eens kundigen veroveraars , en deedt, londer tydverzuim, het ontwerp maaken van eene fïad,  dér BEIDE INDIEN. 4? Éhd, welke zeer fpoedig is toegenomen. De natuur, de winden, de legging der kusten, alles wil dat genoegzaam de geheele koophandel eener zo fchoone Vastigheid in deeze ftapelplaats ver. eenigd. worde. St. Charles zal niets behouden dan den toevoer van de fraaie fuiker der DrieRivieren, en van de koffy, welke geplant wordfi in de kwartieren van Baillif, Deshays, Bouillante en Pointe - Noire. Nogthans zal deeze ftad de zetel der Regeeringe blyven, omdat aldaar de krygsmagt en de vestingen zyn. Indien men eenige waarneemers moge gelooven, neigt de Volkplanting tot haaren ondergang. Het gedeelte, bekend by den naam van Guadeloupe, 't welk zedert langen tyd beplant is, iss zeggen ze, niet gefchikt voor eene aanmerkelyke verbetering. Van den anderen kant verzekeren zy, dat Grande-Terre zich niet zal handhaaven in den bloeienden Haat, tot welken een gelukkig toeval het heeft doen klimmen. Deeze wyde uitgeftrektheid, die vóór zeventien of achtien jaaren bykans geheel met braambosfchen was bedekt, en heden ten dage drie vyfde deelen der voortbreng, zelen oplevert, heeft geen goeden grond. De fuiker is 'er van eene zeer geringe foort OnLbloot van bosfchen, van een bevogtigenden daauw en van rivieren, is zy blootgefteld aan geduurige droogten, welke de beesten en de voortbrengzels van den grond doen fterven. De tyd zal niets uitwerken, dan deeze nadeelen te doen toeneemen* Wy 'zyn verre af van deeze bekommernisfen te voeden, en zie hier de redenen van onze gerustheid. De geesfels van een ongelukkigen oorlog hadden Guadeloupe, om zo te fpreeken, vernie- tigcl  4S GESCHIEDENIS tigd. Doch, naauwlyks was het, in den jaare 1759, onder een vreemd juk gekoomen, of de planters haastten zich met de puinhoopen hunner plantaadjen op te bouwen, ten einde om voordeel te doen met den hoogen prys, dien de veroveraar op derzelver voortbrengzels ftelde. De drie volgende jaaren wierden befteed aan het herbou. wen hunner wooningen, die in aller yl waren opgetimmerd. In de jaaren 1767 en 1768, wierden alle de wegen der Volkplantinge herfteld, en men baande eene gemaklyke gemeenfchap tusfchen Guadeloupe en Grande-Terre, door middel van twee dyken, ieder drieduizend Roeden lang, die in de Moerasfen moesten aangeleid worden. Vóór en naa dat tydftip wierden 'er aanzienlyke vestingwerken en meer dan honderd Batteryen langs de kusten opgeworpen. Langen tyd wierden, door deezen arbeid , de landeryen beroofd van handen, noodig om dezelve vrugtbaar te maaken. Tegenwoordig, nu alle de flaaven aan hunne werkplaatzen zyn wedergegeeven, is daar uit niet eene gelukkige noodzaaklykheid ontftaan om de voortbrengzels te vermenigvuldigen? Nog andere redenen heeft de Volkplanting om op een fpoedigen aanwas te hoopen. Zy heeft landeryen, die nog niet ontgind zyn , en dezulke, welke reeds beplant worden, zyn vatbaar voor verbetering. Haare fchulden zyn gering. Met minder behoeften dan de Bezittintingen, alwaar de rykdom zints langen tyd de Kunstbehoeften heeft vermenigvuldigd , kan zy meer te koste leggen aan den voortgang haarer plantaadjen. De Engelfche Eilanden zullen voortgaan met haar flaaven te leveren, indien  der BEIDE INDIEN. 49 dier. de Franfche zeelieden in de gewoonte blyven, gelyk zy dus lang gedaan hebben, om haar jaarlyks niet meer dan vyf of zeshonderd flaaven toe te voeren. Alle deeze omftandigheden te zamen genomen doen vermoeden, dat Guadeloupe wel haast uit zich zelve ten toppunt van voorfpoed zal klimmen, zonder de hulp en in weerwil van de banden van den kant der Regeeringe. Maar kan Frankryk, enz. uitbreiding. Deel K bladz. 128, van reg. 10, agter het woord: Bergen, tot reg. 9 van onder. uit welke men goud haalde, voor dat de vas. te kust van Amerika oneindig ryker Mynen opleverde. De Zeeman, welke van het Spaanfche gedeelte de kust nadert, ziet niets dan een ongevormden hoop op een geftapelde gronden , met bosfchen bedekt, en aan den zeekant door Baaien en Voorgebergten gebróken. Doch de fchade van dit niet zeer bekoorlyk gezigt wordt vergoed door den lieflyken reuk der bloemen van de Acacia , van den Oranje- en Citroenboom, welken de Landwinden, 's morgens en 'savonds, uit het dicpfte der bosfehaadjen hem aanvoeren. Een niet veel bekoorlyker gezigt vertoont de Franfche kust, hoewel zy beplant worde. Overal ziet men een eenzelvigen Gezjgfeinder; overal dezelfde toevalligheden, de zelfde plantaadD jen,  50 GESCHIEDENIS jen , de zelfde kleuren, de zelfde gebouwen. Het vermoeid oog kan' op geene plaaf/uitrusten, zonder weder te vinden 't geen het heeft gezien. Het Noordlyke gedeelte alleen , opgevuld met ryke plantaadjen, van den Oceaan tot aan den top der heuvelen , vertoont een vergezigt, dat eenige oplettendheid verdient. Deeze landftreck is eenig in haare foort op het Eiland, zonder te kunnen vergeleeken worden met die van Europa, alwaar de kunst en de Natuur vrugtbaarder zyn in treffende fchoonheden. _ In de Vlakte heerscht altoos eene -brandende hitte. Hoewel de gemaatigdheid der valeien gedeeltlyk afhangt van derzelver blootlegginge aan het Oosten of aan het Westen, kan men in 't algemeen zeggen, dat de lucht, vogtig en koel, vóór en naa zonnenondergang , over dag aldaar brandend heet is. Eigenlyk is het onderfchejd van klimaat aldaar alleen merkbaar op de bergen. De Thermometer ftaat aldaar op zeventien Graa. den in de fchaduw, wanneer zy, op den zelfden ftand, vyfentwintig Graaden in de Vlakte wyst. Spanje hieldt, enz. INVULLING. Deel V. bladz. 138, agter reg. 9. Hy toonde door dat gedrag, dat hy eene gron. dige kennis bezat van het menschfyk hart. Hy, dien gy in zyne eigen oogen heb veragtlyk gemaakt door wantrouwen, in uwe gedagten niets hebbende te verliezen, zal geene zwaarigheid maa-  der BEIDE INDIEN. 51 maaken om by gelegenheid zich te gedraagen als een fchelm, lafhartige, verraader of bedrieger, zo als hy is, of, misfchien, zo als hy niet is, maar waar voor hy weet dat gy hem houdt; terwyl hy, aan welken gy hoogagting hebt betoond, Zich niet zal verlaagen indien hy het verdiende, of zich aanzien zal aanmatigen indien hy het niet verdiende. Deugden of ondeugden te onderftellen in de menfchen, is dikmaals een middel om hun dezelve te doen verkrygen. Te midden van zyne Vaderlyke zorgen, wierdt d o g e r o n , in den jaare 1675, van den dood overvallen. Staatsdienaars en handhaavers van het Koninklyk gezag, in ftede van de uitvoerige en nuttelooze Berigtfchrifteh, opgefteld door even onkundige als fchraapzuchtige lieden, en ter hand gefield aan hun, welke gy in het bewind over de Volkplantingen Helt, en die ze niet inzien dan om ze te veragten; laat, ten hunnen gebruike, het Leeveh van dogeron befchryven, en laat het eindigen met deeze woordun: hebt de deugden van deezen man, en regelt uw gedrag naar het zyne. o Dogeron! uwe ongeëerde asch rust in de eene of andere misfchien onbekende plaats van St. Domingo of het Schelpadden - Eiland. Maar, indien uwe naagedagtenis is verlooren gegaan in deeze gewesten; indien uw naam , van de Ou ■ ders tot de kinders overgeleverd, aldaar niet met aandoening genoemd worde: het zyn de naaneeven der Volkplanteren, welke gy gelukkig hebt gemaakt, door uwe bekwaamheden , uwe belangeloosheid, uwen moed, uwe lydzaamheid en arE> 2 beid,  & GESCHIEDENIS beid, ondankbaaren, geene 'andere Landvoogden waardig, dan die hun veelal worden toegezonden. Geen ander erfgoed liet dogeron naa, dan een Vaderlandlievend voorbeeld , en het modél van menschlievende gezellige deugden. Pouancey volgde hem op; maar, met de hoedanigheden van zynen Oom , was hy minder groot, dewyl hy, enz. invulling. Deel V. bladz. 145, vóór reg. ri.1 Zints haare oprichting, ontvingen de Franfche Volkplantingen haare flaaven uit de handen der Monopolie, en, gevolglyk, in kleiner getale en tot een zeerhoogen prys. Dit Genootfchap, in den jaare 1713 , in de onmogelykheid geraakt zynde om haare kwynende verrigtingen voort te zetten, nam eenige byzondere Kooplieden aan , onder • voorwaarde dat zy vyftien Livres zouden betaalen van eiken Neger, welken zy zouden voeren na de Eilanden beneden den Wind, en dertig van de zulken, welke zy op St. Domingo bragten. Zulk een opgang maakte deeze nieuwe inrigting, dat de Regeering ten laatfte befloot om zich van het uitfluitend Oktrooi te ontflaan, door, in den jaare 1716, den Guineefchen handel op te draaien aan de havens van Rouen, Bourdeaux, Nantes en Rochelle. Dit kwam haar te fïaan op twee Pistoolen van eiken flaaf, die in Amerika zou voet aan land zette; doch de leevensmiddelen, welke zou-  der BEIDE INDIEN. ^ zouden voortfpruiten uit den verkoop deezer onge!ukfeigen, waren ontflagen van de helft der belastingen , aan welke de andere voortbrengzels onderworpen waren. N Men begon het voordeel te gevoelen , welk deeze vryheid zou aanbrengen, hoe onvolkomen zy ook ware, dewyl zy zich tot vier havens bepaalde, wanneer St. Domingo van nieuws wierdt veroordeeld zyne landbouwers te ontvangen van de Indifche Maatfchappy, die «alleen verpligt was om jaarlyks tweeduizend van dezelve te leveren. In de daad, men weet niet, waar over men zich 't meest moet verwonderen, in het beloop der gebeurtenisièn, betrekkelyk tot de Nieuwe Waereld, over htt geflagt der eerfte veroveraaren , die dezelve verwoestten , of over de domheid der Regeeringen, die, door eene reeks van onzinnige fchikkingen, zich fchynen te.hebben voorgefteld, of om d#zelver elende te doen voortduuren, of om haar van nieuws in dezelve te dompelen, wanneer zy zich voorftelden, daar Uit te zullen verlost worden. In den jaare 1722, enz. UITBREIDING.' Deel V. bladz. 148, van reg. ^vanonder, tot bladz. 159,.reg. 10 van onder. Het gewest, ten Oosten van alle de andere Bezittingen gelegen, heet Jacmel. Het beftaat uit drie Kerspels, befiaande zesendertig mylen langs de kust, op eene middelmaatige en zeer ongelyke 3 diepte.  S4 GESCHIEDENIS diepte. Deeze groote üitgeftrektheid wordt bejagen door honderdzestig Koffy-, tweeënzestig Indigo-, en zestig Katoenplantaadjen. De meeste planters zyn arm, en kunnen nimmer ryk worden. Een grond , welke doorgaans bergagtig of Iteenagtig is, en aan droogten bloot ligt, belet hun om na overvloed te ftreeven. De zulken alleen, welke de Vlakten van Jacmel bewoonen, mogen hier na dingen. 'Er zyn twintig zeer groote plantaadjen, tien van welke befproeid worden , hoewel allen voor dit voordeel vatbaar zyn. In eenen uitgemergelden grond wordt hier Indigo bereid, die eene ongerepte aarde zou vorderen. Wanneer handen en andere middelen eener bloeiende lantontginninge niet meer zullen ontbreeken, zal men de Suiker in de plaats Hellen, die zo voorfpoedig als men kan verlangen flaagt in de eenige plantaadje, daar men dezelve heeft beginnen te planten. . Jlquin beflaat vyftien mylen langs den Zeekant, en drie, vier, zomtyds zes mylen landwaarts. Deeze Bezitting telt vier Indigo-, twintig Koffy, en negen Katoenplantaadjen. Haare bergen, niet zo hoog als d;e aan dezelve grenzen, bevatten, om deeze rede,.., flegts eenige weinige bronnen, ontvangen wemig regen, en belooven alleenlyk eene groote menigte Katoen, welke men ongetwyfeld, ten eenigen dage, van dezelve zal beginnen te plukken. Wat de vlakten aangaat, voormaals waren zy tamelyk bloeiende; doch de droogten, welke allengskens zyn toegenomen, naar geange het land opener is geworden , hebben allengsk-ens verminderd de hoeveelheid en de foorfi der Indigo, welke al haaren rykdom uitmaakte. Deeze  der BEIDE INDIEN. 55 Deeze plant, welke den grond bykans altoos open laat voor de brandende hitte der Zonne, moet vervangen worden van de Suiker , die dezelve achttien maanden lang zal bedekken , en de minfte vogtigheid langen tyd binnen dezelve zal beflooten houden. Reeds hebben vier van de vermogendfte planters in hunne plantaadjen de noodige veranderingen gemaakt. Volgens den aart van den grond, kunnen vyfentwintig Volkplanters dit voorbeeld volgen, en ongetwyfeld zullen zy daartoe overgaan , wanneer zy de noodige middelen verkreegen hebben, en de wateren van de rivier Serpente verftandiglyk zullen verdeeld zyn. In den tegenwoordigen ftaat der dingen, .zyn alle de voortbrengzels van het kwartier zamengevoegd in een eenig gehugt, 't welk zeer diep in 't Land legt. De onmogelykheid om ze in het regenagtig faifoep na de kust te vervoeren, de onvermydelyke kosten om ze zelf in het gunftigfte faifoen derwaarts te brengen, hadden aanleiding gegeeven tot het ontwerp, om deeze ftapelplaats aan te leggen aan de oevers van eene diepe Baai, alwaar de leevensmiddelen worden ingefcheept. Doch deeze plaats levert geen Morgen gronds op, die kart beplant worden; mep vindt 'er geen drinkbaar water; de ftilftaande wateren der zee bederven aldaar de lucht. Dee:.e redenen zyn oorzaak dat men heeft afgezien van een ontwerp , welks ongelegenheden de voordeelen te boven gingen. St, Louis is eene foort van Vlek, 't welk, hoewel in het begin deézer eeuwe gebouwd, niet meer dan vyftig huizen bevat. Eene zeer goede haven, zelf voor fchepen van Linie , deedt het D 4 be-  GESCHIEDENIS beflnit neemen tot het aanleggen van deeze Vastigheid. Op een Eilandtje, aan den ingang der haven gelegen , wierp men aanzienlyke vestingwerken op, welke, in den jaare 1748, vernield wierden door de Engelfchen, en zedert niet herlteld zyn. Het grondgebied van dit kwartier breidt zich vyf of zes mylen langs de kust uit. Deszelfs bergen, nog met Acajou-boomen bedekt, kunnen meestal bebouwd worden; de oneffene vlakte biedt hier en daar een vrugtbaaren grond aan; en zyne talryke moerasfen kunnen droog gemaakt worden. Men telt 'er flegts twintig Koffy-, vyftien Indigo-, zes Katoen-, en twee Suikerplantaadjen. Voordeelig zou dit laatstgemelde voortbrèngzel flaagen in nog tien of twaalf plantaadjen , vooral indien zy bevogtigd wierden door het water van de rivier St. Louis, gelyk dit voor mógelyk wordt gehouden. CavaiUon bellaat flegts drie mylen langs den oever van den Oceaan. Het is een fmalle ftrook, acht of negen mylen landwaarts ftrekkende. Zy wordt verdeeld door eene vry groote rivier, die, ongclukkiglyk, by zwaare regens, zich wyd verfpreidt, en dikmaals groote onheilen veroorzaakt. Twee mylen van haaren mond legt een klein vlek, alwaar de fchepen aankoomen, en de voortbrengzels laaden, gewasfen in twintig Koffy-, tien Indigo , zes Katoen- en zeventien Suikerplantaadjen. Gemaklyk zou het, getal der Jaatstgemelde kunnen verdubbeld worden in eene vlakte, die eene uitgeftrektheid van vyf' of zesduizend vierkanten, heeft; maar drie van de bloeiendfite, welke 'er reeds zyn, worden naauwlyks half beplant; de andere geeven weinig vrugts en van eene  der BEIDE INDIEN. 0 eene flegte foort. De bergen , hoewel met een. voortreffelyken grond bedekt, vullen dit ledige niet aan. De landeryen, welke de Regeering aldaar om niet heeft uitgedeeld, zullen onbebouwd blyven leggen , tot dat men wegen heeft aangeleid , om de voortbrengzels van daar te baaien.. Deeze onderneeming, welke het vermogen der planters te boven gaat, zou door de Troepen moeten volvoerd worden. Ledigheid en de befmettende moerasfen hebben dus lang de foldaaten doen kwynen, en op de oevers der Zee omkoomen. De frisheid der verhevene plaatzen , de zuivere lucht, welke aldaar wordt ingeademd, een gemaatigde arbeid, de ruimte, welke het welvoegelyk zyn zou hen te doen genieten: zouden alle deeze oorzaaken byeen genomen hen in hunne natuurlyke kragten niet handhaaven, en hunne behoudenis verzekeren? De vlakten van het Koeijen - Eiland bevatten vyfentwintigduizend vierkanten gronds, die overal voortreffelyk is, uitgezonderd eenige ftreeken, die door de overftroomingen met fteengruis zyn be-, dekt, en eenige weinige moerasfen, die met geringe moeite zouden kunnen droog gemaakt wor-; den. Van tyd tot tyd zyn hier drieentachtig Suikerplantaadjen aangeleid, en 'er kunnen nog wel vyftig by deeze gevoegd worden. Slegts een derde gedeelte van die 'er thans zyn wordt gebruikt; en, nogthans, leveren zy eene verbaazende menigte ruwe fuiker. Men oprdeele hier uit over 't geen het geheele gewest zou kunnen opleveren, indien het behoorlyk bewerkt wierdt. Op een te geregelder voortbrengzel zou men kunnen ftaat maaken, omdat men hier zeldzaamcr gebrek aan D 5 re-'  5§ GESCHIEDENIS regen heeft dan in de andere kwartieren, 'en de drie rivieren , welke hier ftronmen , zich, om zo te fpreeken, van zelve aanbieden, om alle de plantaadjen te bevogtigen. De Suiker en Indigo, welke in de vlakte groeien; de Koffy en Katoen, die van de bergen gehaald worden : alles wordt gevoerd na de flad Cayes? bevattende ongeveer vierhonderd huizen, allen in een moerasfigen grond verzonken , en veelal van een ftilftaand water omringd. De lucht, Welke hier wordt ingeademd, ontbreekt bet zo wel aan veerkragt als aan gezondheid. Deeze ftad is , enz. UITBREIDING. Deel V. bladz. 154, van reg. 20 tot bladz. 158, reg. 11 yan onder. Abacou is een Schiereiland, 't welk de menigte en de foort van Indigo voormaals deeden bloeien. Zints deeze veel opneemende plant alle beginzeli van groeijinge heeft verflonden op het groot aantal kleine heuvels in dit kwartier, worden, met eenigen voorfpoed, alleen de oevers der Zee beplant, verrykt met den prooi der hooge landen. Deeze vermindering heeft een groot aantal volkplanters doen befluiten, hunne werkzaamheid na elders over te brengen. Zy , die uit gewoonte of om redenen, op hunne plantaadjen zyn gebleeven, hebben alles, wat hun gelegen lag, aan dezelve getrokken. Zy houden het nog uit, door een gedeelte van hun erfdeel te laaten rusten, ter-  der BEIDE INDIEN. 5$ terwyl het ander ten voordeele wordt aangewend. Doch dit hulpmiddel vermag niet zo veel als het in Europa zou uitwerken. Dit is het gevoelen der planters zelve, die zich toeleggen op de Suiker, zo veel hun vermogen en Crediet toelaat. Op de reeds ontginde, maar uitgeputte hoogten van dit kwartier zou het voegen, de kudden te vermenigvuldigen. De Regeering heeft zich vergist, toen zy bergen om niet heeft uitgedeeld, onder voorwaarde dat zy met Rundvee zouden bedekt worden. Behalven dat het niet redelyk is, tot weilanden te gebruiken ongerepte landen, welke men voor den Staat toe grooter voordcel zou kunnen doen gedyen, was het ongegrond te hoopen, dat menfchen van onderneeminge veehoeders zouden worden, wanneer zy meer voordeels konden trekken van hunne werkplaatzen, tot hoedanig een oogmerk zy ook dezelve deeden dienen. Zelf mag men ftaande houden, dat het vee altoos zeer fchaarsch zyn zal op St. Domingo, zelf op de plaatzen, welke geene andere bellemming kunnen hebben, zo lang de Monopolie van het flagtvee in de Volkplanting zal in ftand blyven. Langs de kusten ftrekt het Land ongeveer tien mylen, en van twee tot vyf mylen landwaarts Overal ontmoet men kleine kreeken , alwaar de ontfeheeping gemaklyk is , zonder dat een van dezelve eene veilige legplaats tegen ftormwinden oplevere. Het kwartier bevat vierentwintig Koffy-, drie Katoen-, en zesenzestig Indigoplantaadjen. Minder dan elders is het laatstgenoemde; voortbreng-  m GESCHIEDENIS brengzel in hoeveelheid en hoedanigheid verminderd: voordeden, welke aan den aart en de leeginge van den grond moeten worden toeeefchree. ven. Nogthans fchynt de tyd niet verre te zyn, dat de oevers der Zee veertien ofvyfuen Suikerplantaadjen zullen zien ten voorfchvn koomen, op de pumhoopen van den ouden akkerbouw De gewoonte en de gereede gelegenheid om flaaven te bekoomen, door middel van den fluikhandel, zullen deeze omwenteling gemaklyk maaken. By rümronSi welk twaalf mylen ftrekt langs den oever der Zee, en twee, drie of vier mylen in het land, eindigt de kust. Geene behoorlyke fchuilplaats verfchafc de Ree van deeze Kaap tegen de onweders; maar wel gcplaatfte Batteryen kimnen daar van maaken eene plaats van verfchuihnge en veiligheid voor de Franfche vaartuigen, m tydcn van Oorlog op daeze vaarwaters vervolgd Vier Katoen-, dertig Indigo- en zevenendertig Kottyplantaadjen telt men in deeze Vastigheid Zedert den Vrede, zyn 'er vier Suikerplantaad-' jen aangeleid, wier getal tot zestien kan aangroeien. Alle de Bezittingen, welke wy befchouwd hebben , kwynen in eene meer of min drukkende elende. Van hier dat de in- en verkoopen niet gefchieden met metaalen,gelyk ten Noorden enten Westen van de Volkplantinge. Ten Zuiden worden de Europifche Koopmanfchappen verruild tegen de voortbrengzels van Amerika. Uit dit woest gebruik ontftaan zommige gefcbillen , ontelbaare bedriegeryen, verdeiflyke vertraagingen, welke de Zeelieden van daar houden , de zulke, bovenal , welke zich met den flaavenhandel bezig houden. H*  der BEIDE INDIEN. öi Het is eene maar al te wel beweezene waarheid , dat het jaarlyksch verlies der Negers eigenaartig het twintigfte gedeelte bedraagt, *t welk door toevalligheden tot het vyftiende gedeelte aangroeit. Hier uit volgt, dat het gewest, 't welk ons bezig houdt, en 't welk meer dan veertigduizend flaaven bevat, in tien jaaren vyfentwintigduizend heeft zien fterven. Achtdujzendhonderdvierendertig Afrikaanen, welke de Fi anfche Zeelieden, van 1763 tot 1773, hebben ingevoerd, hebben gewisfelyk dit wydgaapend ydel niet aangevuld. Welk zou dan het lot deezer Bezittingen geweest zyn , indien de fiuikbandelaars hier. in niet voorzien hadden?—Dit is 't niet 'alles. Een groot ongemak heefc het Zuidelyke gedeelte van St. Domingo. De menigvuldige bergen op het Eiland , zo wel als de Westkust, berooven het, geduurende dèn tyd van ongeveer zes maanden , van de Noordlyke en Noord - Oostlyke regens, die de Nooidlyke velden bevogtigen. Het zal derhalven onbeplant blyven leggen of flegt bebouwd worden , tot dat het regenwater door het rivierwater zal. vervangen zyn. Deeze onderneeming, welke de voortbrengzels drievoudig zou doen worden , vordert groote fommen gelds en veele flaaven. De Franfche Kooplieden , 't zy uit onmogelykheid, of uit wantrouwen, leveren dezelve niet. Welke zyde moet de Regeering kiezen ? Tien of vyftien jaaren lang dit gedeelte hunner Volkplantinge open fteilen voor alle de vreemie ■ lingen. De Engelfchen zullen derwaarts Negers brengen, de Hollanders zullen geld verfchicten te  GESCHIEDENIS tegen een Intrest, welken de plantaadjen der Nieuwe Waereld zeer wel kunnen draagen. Onfeilbaar is de uitflag, indien men wetten maake, welke eene voegzaame vastigheid geeven aan de fchuldvorderaars der beide Natiën. Met geweld zullen de havens van het Moederland in 't eerst tegen deeze nieuwigheid opkoomen. Maar, wanneer de Monopolie haar zal worden te rug gegeeven; wanneer zy het uitfluitend genot zullen hebben van den onmeetelyken aanwas, welken de fcheepvaart, de winsten, de inkoopen zullen ontvangen, zullen zy de moedige hand zegenen, welke den weg tot haaren voorfpoed zal gebaand hebben. Wyd verfchillende van het Zuiden, is het Westlyke gedeelte der Volkplantinge. De eerfle Bezitting , eenige opmerkinge waardig , welke zich aldaar aanbiedt, is Jeremie, of de Groote Kreek. Zy bevat twintig mylen langs de kust, van Ti. buron tot aan Petit - Trou, en vier of zes mylen landwaarts. Dewyl het een eerstopkoomend kwartier is, worden alleen de oevers der Zee , en deeze nog zeer fchaars bewoond. Nogthans worden alle de leevensbehoeften, welke het overige gedeelte van het Eiland verryken, aldaar geplant. Een voortbrengzel, aan hetzelve byzonder eigen, en van welk het jaarlyks honderdvyftigduizend ponden inzamelt, is de Kakao, die in de meer open leggende ftreeken niet zou tieren. Het punt van vereeniginge is een fraai gebouwd dorp, leggende op eene hoogte, alwaar de lucht zeer gezond is. Door den tyd moet deeze marktplaats aanmerkelyk worden. Ongelukkig heeft zy eene flegte Ree. Zo haast de Noorde wind met eenige  pfR BEIDE INDIEN. C$ eenige kragt opfteekt, zyn de fchepen genoodzaakt te vlugten na Kaap Dame Marie, alwaar men op geenerhande maatregels is bedagt geweest pm hun eenige veiligheid te bezorgen, of het Eiland Caymites op te zoeken , aan de misflagen der Kaapers bloot leggende. Veel aanziens hadt voormaals Klein -Goaye, welk het fchuldig was aan eene haven, alwaar de fchepen van allerlei grootte een voortreffelyken ankergrond vonden, en eene fchuilplaats tegen alle winden. De voegzaamfte wykplaats was deeze voor gelukzoekers , die alleen bedagt waren om zich den buit der Spaanfche Zeelieden toe te eigenen ; zints de akkerbouw de Zeeroovery heeft vervangen, heeft deeze plaats veel van haare vermaardheid verboren. Het aanzien, welk zy nog heeft behouden, is zy verfchuldigd aan de voortbrengzels van den grond , voortkoomende van vyftien Suiker-, twintig Koffy- en twaalf Indigoen Katoenplantaadjen; doch wel voornaamlyk aan de voortbrengzels van vierentwintig Suiker , vyftig Indigo-, zevenenzestig Koffy-, en vierendertig Katoenplantaadjen, welke de Kerspels Petit-Tron, Lance • h - Veaux, St. Michel en Groot-Goave na deeze ftapelplaats zenden. Zy is ongezond, en zy zal het blyven, tot dat het gelukt zy, een afhellenden loop te geeven aan de rivier Abaret, wier ftilftaande wateren befmette moerasfen formeeren. De onderhoorige landen van Leogane hebben eenige uitgebreidheid. Men ontmoet aldaar twintig plantaadjen, welke tot het planten van Indigo, veertig die tot Koffy, tien welke tot Katoen , en  *£* GESCHIEDENIS en vyftig, welke tot het planten van Suiker gebezigd worden. Vóór de aardbeeving van den jaare 1770, welke alles verwoeste, bevatte de itad vyftien welgeregelde ftraaten en vierhonderd fleenen huizen, welke nu van hout gemaakt zyn. Haare legging in eene enge, vrugtbaare en waterryke vlakte zou volmaakt zyn> indien eene Vaart haar eene gemaklyke gemeenfchap baande met de haven, flegts eene myl van daar gelegen. Indien 'er reden ware om een vesting aan de Westkust aan te leggen, zou Leogane den voorrang verdienen. Zy legt op een effenen grond; zy kan niet befchooten worden, en voor de fchepen heeft 'zy niets te vreezen. Doch ten minfte behoorde zy voor een onverhoedfchen aanval beveiligd te worden, door haar te omringen van een aarden bolwerk met eene diepe gragt, die gemaklyk en met geringe kosten van water zou kunnen voorzien worden. Oneindig minder zou deeze arbeid gekost hebben , dan dien men ondernomen heeft te Port-au-Prince. Het Westlyke gedeelte des Eilands, als verst afgelegen van de Spaanfche Magt, welke men toenmaals hadt te vreezen, wierdt door de Franfchen 't eerst beplant. Zy vestigden aldaar, als het middelpunt der kusten, den zetel der Regeeringe. In 't eerst ftondt deeze te Klein Goave; vervolgens wierdt dezelve ovcrgebragt na Leogane, en van daar, in den jaare 1750, na Port-auPrince, alwaarrhy zedert is gebleeven. De grond deezes kwartiers bevat veertig Suiker-, twaalf Indigo-, vyftig Koffy-, en vyftien Katoenplantaadjen. Dit voortbrengzel wordt vermeerderd door andere, die nog aanmerkelyker zyn, voort-  der BEIDE INDIEN. 65 voortkoomende uit de ryke vlakten van Keerwe* der, Arcahaye, en de berden van Mirbalais. Uit dit oogpunt befchouwd, is Port-au- Prince eene gewigtige ftapelplaats, welke genoegzaam behoor-' de beveiligd te worden, om eene overrompeling af te weeren en den aftogt der burgeren te verzekeren. Maar, was het geraaden , aldaar als in een middelpunt zamen te voegen , het burgerlyk en krygsgezag, de regtbanken , troepen, krygsbehoeften, leevensmiddelen, het tuighuis: in één woord, alles 't welk den fteun eener groote Volkplantinge uitmaakt ? Men zal daar over oordeelen. Eene opening van, enz. UITBREIDING. Deel V. bladz. 161, van reg. 14, tot bladz. 164, reg. 5 van onder. Zodanig is de grond, welken byzondere belangen ongelukkiglyk verkoozen , om aldaar de hoofdftad St. Domingo te bouwen. Eene aardbeeving, in den jaare 1770 voorgevallen, heeft dezelve geheel verwoest. Dit was het oogenblik des berouws. Te meer reden hadt men om na hetzelve te verlangen, omdat alles aanleiding geeft om te gelooven, dat de nieuwe ftad gelegen is op het gewelfzel van den Vuurberg. Ydele hoop! De burgerhuizen, de openbaare gebouwen, alles is herfteld. Uitzinnige Domingees, flaap dan , dewyl gy daar toe onverzaagdheids genoeg bezit, flaap E op  66 GESCHIEDENIS op de brooze en dunne bedding, welke u affcheidt van den vuurigcn afa-ond^ die onder uwe rustplaats kookt. Wees onkundig van bet gevaar, dat u dreigt, dewyl uwe bekommernisfen alle de oogenblikken uws leevens zou Jen vergiftigen, en geene de minfte veiligheid aanbrengen. Wee.? onkundig , hoe wisfelvaliig uwe beftaanlykheid zy. Wees onkundig dat dezelve afhangt van den toevalligen val van een beek, van de, misfchien, verre gevorderde indruiping van eene kleine hoeveelheid waters, welk u omringt, in den onderaardfehen ketel, voor welken men uwe woonplaats tot een dekzel heeft willen doen dienen. Indien gy een oogenblik van uwe weezenloosheid wierdt verlost, wat zou 'er van u worden? Gy zoudt den dood onder uwe voeten zien werken. Het fomber geruis der ftroomen van Zwavel zou uwe ooren doen fuizen, Gy zoudt den korst voelen fiingeren, op welken gy fteunt. Gy zoudt dien met een gekraak zich voelen openen. Gy zoudt in alleryl uit uw huis vlieden. Raadeloos zoudt gy op de ftra:ten loopen. Gy zoudt u ver. beelden dat de muuren uwer wooningen, dat uwe gebouwen waggelen, en dat gy zoudt nederdaalen, te midden van derzclvcr puinhoopen, in den kolk, indien niet voor u, althans voor uwe ongelukkige nakoomelingen gegraaven. Van korter duur, dan myn verhaal, zal de voltooiiing zyn van den ramp, die op hen wagt. Maar," indien 'er eene wreekende geregtigheid van ichreeuwende euveldaaden, indien 'er eene Hel zy; hier, hoop ik, zullen zy zuchten, in vlammen, welke nooit zullen worden uitgebluscht, de boosdoeners, die, door het belang verblind, den Throon misleid heb-  der BEIDE INDIEN, 67 hebben , en wier beillooze raadgeevingeh hebben doen oprichten het gedenkteken van onkunde en domheid, welk gy bewoont, en 't welk, veelügt, flegts nog een oogenbük moet beftaan. St. Merk, 't welk tweehonderd fraai gebouwde huizen bevat, vertoont zich agter aan een Baai, gedekt door een hal ven Cirkel van heuvelen, opgevuld met hartfleen. Twee beeken doorfpoelen de ftad, en men ademt aldaar eene zuivere lucht,, Op haar grondgebied telt men niet meer dan tien Suiker-, tweeëndertig Indigo , honderd Koffy-, en tweeënzeventig Katoenplantaadjen. Nogthans lokt haare haven, fchoon niet de beste, een groot getal Zeelieden; aan de rykdommen van Artibonite is zy dit voordeel verfchuldigd. Dit is eene voortreffelyke vlakte, vyftien mylen lang, van eene ongelyke breedte van vier tot negen mylen. Zy wordt verdeeld in twee deelen, door de rivier, van welke zy haaren naam ont» leent , en die zeer fnel in haare bedding voortloopt, naa' alvoorens eenige Spaanfche Bezittingen en de Mirbalais doorftroomd te hebben. De verhevenheid van deeze wateren heeft aanleiding gegeeven tot dep inval om ze te verdeelen. De mogelykheid hier van heeft men beweezen door wiskundige betoogingen: zo groot is de heerfchappy, welke de Geleerden over de Natuur oeffenen» Maar een ontwerp op den grondflag van wiskundige kundigheden rustende, vordert de omzigtigfte behoedmiddelen in de uitvoering. In den tegenwoordigen toeftand van zaaken, zyn de plantaadjen, aan den rechter oever aangeleid, blootgefteld aan veelvuldige droogten, "welke dikmaaïs de gegrondfte verwagtingen in E % rook  68 GESCHIEDENIS rook doen verdwynen. De plantaadjen aan den flinker oever, die op het oog laager leggen , worden wel bevogtigd , en hebben, om deeze reden, het hoogfte toppunt haarer beplantinge bereikt. De eigenaars van de eerstgenoemde dringen op de verdeeling der wateren ; de andere houden dezelve tegen, uit vreeze dat zy hunne landeryen zullen zien overftroomen. indien, zo als het gerugt loopt, 'er zekere middelen voorhanden zyn, om het eene gedeelte vrugtbaar te maaken , zonder het ander tot onvrugtbaarheid te doemen, waarom dan gedraald met eene onderneeming , die eene vermeerdering van tien of twaalf miljoenen ponden Suiker moet aanbrengen? Nog aanzienlyker zou deeze aanwas worden, indien het mogelyk ware, het gedeelte van de kust, welk door de wateren van de Artibonite overftroomd wordt, geheel droog te maaken. Dus is het dat door de verandering van den loop der rivieren, de befchaafde mensch de aarde aan zich dienstbaar maakt. De vrugtbaarheid, welke hy aldaar verfpreidt, kan alleen zyne veroveringen wettigen: indien het mogelyk zy dat kunst en arbeid, wetten enNJeugden door den tyd de ongeregtigheid van eenen inval kunnen vergoeden. Laag, vry effen en zeer droog is het grondgebied van Gonaïves. Het bevat twee Suiker-, tien Koffy-, zes Indigo- en dertig Katoenplantaadjen. Gemaklyk zou het laatfte voortbrengzel kunnen vermenigvuldigd worden op eene groote uitgeftrektheid zands, 't welk tegenwoordig alleen voor deeze beplanting vatbaar icnynt te .veezen. Maar, indien de wateren van de Artibonite ooit met  der BEIDE INDIEN. <59 met overleg verdeeld worden, zal een aanzienlyk gedeelte van dit uitgeftrekt kwartier zekerlyk met Suikerriet bedekt worden. Misfchien zal men dan nog begrypen, dat in deszelfs voortreffelvke en ligt te verfterken haven de zetel des gebieds hadt behooren gevestigd te worden. Een ander voordeel moest deezen oord van belang doen worden. Men vindt aldaar Mineraale wateren. Langen tyd wierden dezelve over 't hoofd gezien in eene Volkplanting, altoos opgevuld met zukkelenden en kranken. In den jaare 1772 bouwde men aldaar baden, bronnen, eenige geryflyke herbergen, en hospitaalen voor de foldaaten en matroozen. De Volkplantingen vertoonen ons eenige tegenftrydige verfchynzels , die niet kunnen ontkend, doch bezwaarlyk fchynen te kunnen worden overeen gebragt. Hebben wy groote agting voor de voortbreng. zeis der Volkplantingen ? Ik geloof dat men 'er niet aan kan twyfelen. Waarom neemen wy d«n zo weinig deels in derzelve voorfpoed en in de behoudenis der Volkplanteren ? Laat de woede van een Orkaan duizenden deezer ongelukkigen hebben begraaven onder den puinhoop hunner wooningen , en het uitfchot hunner Bezittingen, wy laaten ons daar aan minder gelegen zyn, dan aan een Tweegevegt, of aan een moord by ons huis voorgevallen. Laat eene groote ftreek van dit afgelegen gewest verwoest worden door eene aanfteekende ziekte , men fpreekt 'er hier even koelzinnig over als van de onzekere wederkomst eener ingeente kinderziekte. Laaten de eislykheden van eenen hongersnood de inwoonders van St. Domingo of van Martinique noodzsaken om E 3 < lee-  fo GESCHIEDENIS leevensonderhou' in hef veld te zoeken, of tot hongerftillinge elkander op te eeten , wy ftellen 'er minder belang in, dan in den geesfel Van een hagelbui, welke den oogst van zommigen onzer dorpen heeft afgemaaid. Eigenaartig is het te denken , dat de verre afftand de oorzaak is van deeze onverfchilligheid, en dat de Volkplanters niet aandoenlyker zyn voor onze rampen, dan wy voor de hurine. Maar, antwoordt men , onze fteden grenzen aan onze velden. Onophoudelyk hebben wy voor oogen de elende van derzei ver opgezeetenen. Niet minder vuurig verlangen wy na overvloedige oogften van allerleien aart; en de veragting voor de aanmoediging, de vermenigvuldiging en de behoudenis van den landman gaat alle maate te boven. Waaruit ontftaat deeze verbaazende tegenftrydigheid? Hieruit, omdat wy dwaas zyn in de wyze, op welke wy onze Volkplanters behandelen , en onmenschlyk en dwaas in ons gedrag tegen onze boeren; omdat wy van verre en naby de einden begeeren, en noch van naby, noch van verre de middelen willen gebruiken. Maar, van waar koomt het dar deeze tegenftrydigheid der onderdaanen ook het gebrek der Regeeringen is? Het is, omdat 'er, naar alle waarfchynlykheid , meer nayver dan waar belang plaats heeft, zo wel in de verkryging als in de behoudenis van deeze foort van afgelegenen eigendom ; het is, omdat de Vorften de Volkplanters niet op de lyst hunner onderdaanen ftellen. Zal ik het zeggen? Ja, ik zal het zeggen, omdat ik het denk; het is, omdat een aanval der Zee, welke dit gedeelte van hunnen grondeigendom  der BEIDE INDIEN. 71 dom zou inzwelgen * hen minder zou aandoen> dan het verlies, welk zy zouden lyden door den inval eener mededingende Mogendheid. Het raakt hun weinig of deeze menfchen lceven of fterven ,, mids zy niet aan een ander behooren. In de eerfte plaats zou ik my derhalven by de Vorften vervoegen, en tot heii zeggen: „ Laat „ deeze mer.fchen aan hun lot over, of koomt „ hun te hulpe." Vervolgens by de Volkplanters , en hen dus aanfpreeken: „ Smeekt om den „ byftand van het Moederland, waar aan gy on„ derworpen zyt; en indien gy wordt afgewee„ zen, icheid u dan af. 't Is te veel, beboef„ te, onverfchilligheid en flaaverny tevens te „ draagen." Maar, waarom worden de Volkplantingen flegtst beftuurd , en zyn ongelukkigst onder de Mogendheden , voor wier magt en luister zy noodzaaklykst zyn geworden? 't Is omdat deeze Mogendheden nog dwaazer zyn dan wy. 't Is om dat zy meer handeldryvende, de geest des Landbeftuurs nog wreeder is. 't Is omdat zy, gelyk een Pagter, welke niet zeker is eene nieuwe pagt te zullen genieten, eenen grond uitputten , welke van het eene jaar tot het andere in de handen eens nieuwen eigenaars kan overgaan. Wanneer de provinciën van eenen Staat aan elkander belend zyn , worden die 't naast aan de grenzen leggen meest ontzien. Het tegendeel heeft plaats omtrent de Volkplantingen. Men doet haar overlast , alleen uit vreeze, dat in dergelyk eene omftandïgheid , de infchikkelykheid, E 4 ten  72 GESCHIEDENIS ten haaren behoeve gebruikt, moeite en kosten verboren zyn zou. De Westkant der, enz. VERBETERING. Deel V, bladz, 165, van reg. 3 van onder, tot bladz. 166, reg. 10 van onder. Het gebruik, welk de Engelfchen van deezen oord maakten, geduurende den oorlog, in den jaare 1756, verloste dien van den ftaat der verwaarloozinge, in welken hy gebleven was. Het Franfche Ministerie, door zyne vyanden zelve onderweezen, richte aldaar, in den jaare 1767, eene ilapelplaats op , alwaar d» uitlandfche Zeelieden onbelemmerd het hout en vee, welke der Volkplantinge ontbraken , konden verruilen tegen de Siroop en gezuikerde brandewyn , welke in het Moederland niet getrokken waren. Deeze gemeenfchap, welke eene redelyke verdraagzaamheid en een kloeke fmokkelhandel tot nog andere voorwerpen uitbreidden , leidde den grond van eene ftad, tegenwoordig beftaande uit ongeveer driehonderd houten huizen , geheel voltooid uit Nieuw Engeland aangevoerd. Op eenigen afftand van de haven , legt het vlek Bombardopolis. De Akadiërs en Duitlchers, in den jaare 1763, derwaarts gezonden, fneuvelden aldaar in 't eerst met een fchrikwekkenden fpoed. Dit is het onvermydelyk lot van nieuwe Bezittingen , tusfchen de Keerkringen aangeleid. Het  der BEIDE INDIEN. 73 Het klein getal dier ongelukkigen, welke de heillooze invloeden van het klimaat, het hartzeer en gebrek waren óntkoomen, waren alleen bedagt om zich te verwyderen van eenen niet zeer vrugtbaaren grond, wanneer de inrigtingen, in hunne nabuurfchap ontworpen, hunne hoop een weinig deeden herleeven. Zy planten leevensmiddelen, boom- en peulvrugten, welke zy verkoopen aan de fchepen of aan de inwooners van de haven, en zelf een weinig Koffy en Katoen voor Europa. Naa St. Nikolaas, enz. ve rbetering. Deel V. bladz. 167, van reg. 13 , tot bladz. 169, reg. 11 van onder. Klein St. Louis, le Borgne, de haven Margot, Limbé en Lacul houden insgelyks geene onderlinge gemeenfchap. Deeze kwartieren zyn van een gefcheiden door rivieren, welke de beste landeryen overflroomen en verwoesten. Ook zyn ze doorgaans te koud, dan dat het Suikerriet aldaar kan groeien. Men behoorde het water dier rivieren te beteugelen binnen wyde en diepe beddingen ; vervolgens zou het gemaklyk vallen, bruggen aan te leggen, welke de inwooners nader aan elkander zouden brengen, hen in ftaat ftellen om over en weder hunne kundigheden mede te deelen, en hen de voordeden eener wel ingerichte zamenleevinge te doen genieten. Dan zouden de Indigoplantaadjen verbeterd worden, E 5 en  74 GESCHIEDENIS en de Suikerplantaadjen in getal toeneemen, zonder dat men het planten van Koffy verwaarloosde. Deeze wordt voor de beste van de Volkplantinge gehouden. Limbé alleen verzamelt twee miljoenen ponden, weinig minder in foort dan die van Martinique. Weinig, indien iets betekent dit, in vergely. king van de voortbrengzels der vlakte van C?p, welke twintig mylen lang, en vier breed is. Weinige landen worden beter bévogtigd; doch men vindt 'er geene rivier, welke een floep hooger dan drie mylen kan op vaareii. Deeze geheele uitgeftrektheid wordt doorfneeden van wegen van veertig voeten breed, lynrecht voortloopende; beplant met laanen van Citroenboomen, en aan welke niets zou ontbreeken, indien zy verfierd waren met hoogfhmmige boomen, bekwaam om den reiziger een bekoorlyk lommer te verfchaffen, en om het gebrek aan hout, 't welk men te duidelyk begint te gevoelen, te voorkoomen. Van alle gewesten van Amerika brengt dit land de meeste en beste Suiker voort. De vlakte floot tegen een keten bergen, van vier tot acht myien diep. De meeste zyn niet zeer hoog. Veele van dezelve kunnen tot aan den top beplant worden. Allen worden van een gefcheiden door valeien, opgevuld met een verbaazend getal Koffyboomen en zeer fchoune Indigoplantaadjen. Hoewel de Franfchen al vroeg de waarde kearfch van eenen grond, welks vrugtbaarheid alles wat 'er van kan gezegd worden te boven gaat, zy begonnen dien niet vroeger te beplanten dan in den jaare 1770, het tydflip wanneer zy ophielden den Spanjaard te vreezen, welke dus lang zich i;i de  der BEIDE INDIEN. 75 de nabuurfchap gewapend hadt gehouden, 't Was een dier lieden , welke de Godsdienftige Onverdraagzaamheid uit hun Vaderland begon te verbannen, de Kalvinist gobin, die de eerfte plantaadje aan de Kaap aanleide. De huizen wierden 'er talryker, naar gelange de aangrenzende ftreekeri ontgind wierden; en twintig jaaren daar naa was het eene ftad geworden, van genoegzaamen bloei om den nayver te wekken. In den jaare 1605, wierdt zy aangetast, ingenomen, geplonderd en in de asch geleid, door de zamengevoegde kragten van Kastilie en Engeland. Veel voordeels kon men, enz. uitbreiding en verbetering. Deel V. bladz. 170, van reg. 23, tot bladz, 180, reg, 10. Het oude plein van Notre - Dame, en de Kerk, gebouwd van iïeenen uit Europa gebragt, aan hetzelve ftaande; het nieuwe plein van Clugny , alwaar men de Markt heeft geplaatst; de fonteinen , welke deeze beidé gedenkftukken verfleren ; het Gouvernement, de kazematten, de komediezaal; geen deezer openbaare gebouwen trok de aandagt van een opmerkenden reiziger, die eenigen fmaak van Bouwkunde hadt; misfchien zou hy zyn oog van de meeste derzelver afwenden. Maar, indien de Natuur hem begaafd hadde met een aandoenlyk gefiel, zou zyn hart zich uitbreiden op het enkel hooren noemen van den naam der huizen van Prcvidence. De  76 GESCHIEDENIS De meeste gelukzoekers, die in de Volkplanting koomen, bezitten vermogens noch bekwaamheden. Voordat zy werks genoeg hebben gekreegen om te kunnen beftaan , zyn zy onderhevig aan dikmaals doodelyke ziekten. Voor deeze onvermogende ongelukkigen ftigte een edelmoedig en menschlievend burger aan de Kaap twee intrekken, alwaar mannen en vrouwen afzonderlyk de hulp konden vinden, welke hun toeftand vorderde. Deeze voortrefifelyke inftelling , de eenige in de Nieuwe Waereld, die niet genoeg kon befchermd worden door het openbaar gezag , niet genoeg begiftigd door de gefchenken der burgeren, heeft haare inkomften allengskens zien te niete gaan, door de trouwloosheid der Regenten, en de onverfchilligheid der Regeeringe. Kan 'er dan niets goeds in ftand blyven onder de menfchen ! En zal de ryke den arme aantasten, zelf tot in zyne fchuilplaatzen, indien hy door het gezigt van den Galg niet weerhouden worde! Helaas! Gy kent niet alle de fnoodheid van uw gedrag. Indien men , in uwe tegenwoordigheid, eenen uwer medemenfchen beftrafte, overtuigd dat hy by nacht eenen voorbyganger by den keel gegreepen, en met het pistool op de borst zyne beurs hadt geëischt, cot welk eene ilraffe zoudt gy hem veroordeelen? Hoedanig deeze ook zy, gy verdient eene nog zwaarder ftraffe. Gy paart de lafhartigheid, de onmenschlykheid en de toomeloosheid met den diefftal; en met hoedanig een diefftal? Gy ontneemt iemand, die van honger fterft, het brood, u ten zynen behoeve toevertrouwd. Gy plondert de elende , uwer zorge aanbevolen. Gy plondert haar heimelyk en zonder  der BEIDE INDIEN, 77 der gevaar. Den vloek, welken ik zal uitfpreeken over u, breid ik uit tot alle trouwlooze Regenten van Godshuizen, in welk een land zy zyn mogen, al waren zy ook in myn eigen Vaderland ; ik breid dien uit tot alle onagtzaame Staatsdienaars, voor welke zy hunne euveldaaden zullen bedekken , of die dezelve zullen dulden. Mogt de fchande, mogten de kastydingen, gefchikt voor de fnoodfte der kwaaddoeneren, nederdaalen op het gevloekte hoofd der fchelmen, bekwaam tot eene zo fchreeuwende misdaad tegen de menschlykheid, eenen inbreuk zo ftrydig met de gezonde Staatkunde; en indien het gebeure dat zy den blaam en ftraffe ontgaan, mogt dan de Staatsdienaar, welke deeze overmaate van verdorvenheid niet geweeten of geduld heeft, een voorwerp worden van de verfoeijinge van alle Natiën en Eeuwen! In weerwil der wanorde, in welke de Gods» huizen in Providence zyn gekoomen, fterven'er, naar evenredigheid, minder menfchen aan de Kaap, dan in eenige andere ftad der Volkplantinge. Dit voordeel moet toegefchreeven worden aan de volkomene ontginning van den grond, aan het toedammen der nabuurige modderpoelen, aan de uitfpanningen, de geryflykheden, de waakzaamheid, de onderfteuningen van allerleien aart, welke in eene talryke en bloeiende Maatfchappy vereenigd gevonden worden. De lucht zal alle de heilzaamheid hebben, welke de Natuur der dingen toelaat, naa dat men de moerasfen van de kleine Kreek zal hebben droog gemaakt, welke, by groote droogte, een befmettenden ftank verfpreiden. De  78 GESCHIEDENIS De hvven is der ftad waardig. Zy is verwonderlyk gelegen om de fchepen , uit Europa koomende, te ontvangen. Van allerleie grootte kunnen 'er gemaklyk en veilig leggen. Alleen voor den Noord Oosten wind open leggende, kan zy geene fchade lyden, dewyl haare mond als bezaaid is met hoofden, die de kragt der zeegolven breeken. Na deeze vermaarde ftapelplaats wordt meer dan de helft der voonbrengzelen van de geheele Volkplantinge gezonden. Zy koomen aldaar van de bergen, uit de Valeien, doch voornaamlyk van de Vlakten. De Kerspels, welke de voornaam (te leveren, zyn bekend by de naamen van de Noorder Vlakte, de kleine Kreek, de Groote Rivier, de Morin, de Limonade, de Trou, de TerriërRouge , het Fort Dauphin en Ouanaminthe, welk aan de rivier de Masfacre eindigt. Het kwartier Morin en het Eiland Limonade overtreffen verre weg alle de andere Vastigheden in menigte en hoedanigheid van Suiker. Alle de voortbrengzels van St. Domingo bedroegen, in den jaare 1728, eenentwintig miljoenen ponden ruuwe Suiker; een miljoen vierhonderdduizend ponden bereide Suiker ; een miljoen tweehonderdduizend ponden Indigo. Zeer fpoedig en aanmerkelyk zyn deeze voortbrengzels aangegroeid. In den jaare 1737, heeft men het Katoen en de Koffy daar nevens gevoegd. Zelf heeft men, hoewel een weinig laater, het planten van Kakao hervat. In den jaare 1775 ontving Frankryk, uit deeze Volkplanting , in driehonderddrieënvyftig fchepen , een miljoen tweehonderddertigduizendzes- hon-  der BEIDE INDIEN. 79 honderddrieënzeventig kwintaalen zeventig ponden Suiker, welke waardig waren 44. 738. 139 Livres 2 ftuivers 2 penningen; vierhonderdnegenenvyftigduizenddriehondardnegenendertig kwintaalen eenenveertig ponden Koffy, welke waardig waren 21.818. 621 Livres 18 ftuivers 6penningen; achttienduizendzesentachtig kwintaalen negenentwintig ponden Indigo, welke waardig waren 15. 373. 346 Livres 10 ftuivers; vyfduizendzevenhonderdzevenentachtig kwintaalen vierenzestig ponden Kakao, welke waardig waren 405. 134 Livres 16 ftuivers ; vyfhonderdachttien kwintaalen eenenzestig ponden Rokou, welke waardig waren 32. 663 Livres 2 ftuivers 6 penningen; zesentwintigduizendachthonderdtweeënnegentig kwintaalen tweeentachtig ponden Katoen , welke waardig waren 6. 723. 205 Livres; veertienduizendhonderdvierentwintig Huiden , welke waardig waren 164. 657 Livres; drieënveertig kwintaalen zesenveertig ponden Karet, welke waardig waren 43. 460 Livres; negentig kwintaalen negentien ponden Kanefas, welke waardig waren a. 435 Livres 11 penningen ;. tweeënnegentigduizendzevenhonderdzesenVeertig kwintaalen tweeënnegentig ponden hout, welke waardig waren 908. 368 Livres, 3 ftuivers 8 penningen ; aan kleinigheden , zommige van welke aan de andere Volkplantingen behoorden, voor r. 352. 148 Livres; en eindelyk aan zilver, 2. 600. 000. Wanneer gy alle deeze fommen optelt, zult gy een inkoomen vinden van 94. 162. J78 Livres 16 ftuivers 9 penningen. Indien men, by deeze 94. 162. 178 Livres, j6 ftuivers 9 penningen , door St. Domingo voortgebragt, voege de 488,. 598 Livres 3 ftuivers  8e GESCHIEDENIS vers 3 penningen, door Cayenne voortgebragt; indien men daar nevens voege de 18. 975 974 Livres 1 Huiver en 10 penningen, door Martinique aangebragt; indien men daar nevens voege de 12. 75T. 404 Livres 16 ftuivers 10 penningen , door Guadeloupe geleverd, zal men bevinden, dat Frankryk, in den jaare 1775, uit zyne Bezittingen in de Nieuwe Waereld in vyfhonderdtweeënzestig fchepen heeft ontvangen 126. 378. 155 Livres 18 ftuivers 8 penningen. Van deeze voortbrengzelen gebruikte het Koninkryk voor flegts 52. 793. 763 Livres 5 ftuivers 8 penningen. Het verkogt, derhalven, aan den uitlander voor 73. 584. 392 Livres 13 ftuivers. Deeze aanzienlyke verzending beftondt uit een miljoen veertigduizendnegenhonderdachtennegentig kwintaalen en zesenzestig ponden Suiker, welke opbragten 38. 703. 463 Livres; vyfhonderdduizendhonderdtweeëntachtig kwintaalen en zesenveertig ponden Koffy, welke opbragten 23.' 727. 608 Livres 13 ftuivers; elfduizenddriehonderdzes kwintaalen en achtendertig ponden Indigo, welke opbragten 9. 6ro. 423 Livres; zevenduizendnegenhonderdtweeëntwintig kwintaalen en vyf. enzcventig ponden Kakao, welke opbragten 554. 592 Livres 10 ftuivers; vyftienhonderdeenendertig kwintaalen en achtenzeventig ponden Rokou, welke opbragten 95. 838 Livres; duizendentwintig kwintaalen en elf ponden Katoen, welke opbragten 255. 027 Livres 10 ftuivers; twaalf honderdzeven kwintaalen en negenenvyftig ponden Kanefas, welke opbragten 32. 605 Livres; eenenveertigduizend achthonderdacht kwintaalen en twintig ponden hout, welke opbragten 598. 723 Li-  dër BEIDE INDIEN. •Sr Livres; vyf honderdachtenzestig huiden , welke opbragten 5. 112 Livres; en eindelyk honderd ponden Karet, welke opbragten 1000 Livres. Om weder te keeren tot St. Domingo; haare verbaazende rykdommén waren de vrugt van driehonderdvyfen tachtig ruuwe, en tweehonderddrieenzestig geraflneerde Suikerplantaadjen; van twee« duizendvyfhonderdzevenentacbtig Indigoplan taadjen; van veertien miljoenen achttienduizenddriehonderdzesendertig Katoenboomen ; van tweeënnegentig miljoenen achthonderddrieënnegentigduizendvierhonderdvyf KofTyboomen; van zevenhonderdzevenenvyftigduizendzeshonderdeenennegentig Kakaoboomen. Ten zelfden tyde bezat de Volkplanting aan viervoetige dieren vyfenzeventigduizendnegenhonderdachtenvyftig paerden of muilezels, en zevenenzeventigduizendnegenhonderdvier hoornbeesten. Aan leevensmiddelen bezat zy zeven miljoenen zevenhonderdzesenvyftigduizendtweehonderdvyfentwintig Banaanboomen; een miljoen honderdachtenzeventigduizendtweehonderdnegenentwintigryen Maniok ; twaalfduizendzevenhonderd perken Maïs ; achttienduizendzevenhonderdachtendertig perken Pataaten; elfduizendaehthonderdvyfentwintig perken Ignamen, en zevenduizendzesenveertig kleine Mil. De Akkerbouw verfchafte werk aan tweeëndertigduizendzeshonderdvyftig Blanken van allerleien ouderdom en fese ; zesduizendzesendertig Negers of vrye Mulaters, en ongeveer driehonderdduizend flaaven. By de jaarlykfche optelling wierdt, in de daad, het getal dier ongelukkigen niet giooter bevonden dan tweehonderd veertigF dui-  S2 GES CHIEDENIS duizendvyfennegentig; doch het is bekend, dat toenmaals ieder planter zo veel hy konde aan de naafpooringen van 's Lands Kasfe onttrok, om de ftrengheid der belastingen te ontgaan. Deeze plantaadjen en planters zyn verdeeld over zesenveertig Kerspels. Zommigen van dezelve beflaan in den omtrek twintig mylen. Van een groot getal zyn de grensfcheidingen niet bepaald. De meeste hebben geene andere Kerk dan hutten of puinhoopen. In bykans geene van allen wordt de Dienst met eene voegzaame betaamelykheid verrigt. De Zuidlyke en de Westlyke worden beftuurd door Dominikaanen, de Noordlyke door Capucynen, welke de Jezuiten hebben vervangen. Allen hebben een vlek of ffcad. De vlekken beftaan uit winkels van eenige koopmanfchappen , uit de werkplaatzen van eenige kunftenaars, allen gebouwd rondom het Presbyterie. Op de feestdagen wordt 'er eene foort van Markt gehouden, op welke de flaaven de vrugten, het gevogelte en andere leevensmiddelen, bun in eigendom behoorende , kooraen verruilen tegen huisgeraaden, kleederen en tooizels, die, hoewel van geringe waarde, hun eenige geryflykheden aanbrengen , en hen onderfcheiden Van de zulkcn hunner lotgenooten, die de zelfde ruimte niet be zitten. Met geene genoegzaame verontwaardiging kan het befchouwd worden , dat de dwingelandy hen vervolgt te midden van deeze geringe koopverwisfelingen ; en dat de laaghartige bedienden van het Geregt, aangefteld tot het befluur dier Vergaderingen, deeze rampzaligen de hardheid van hun lot doen gevoelen , zelf in de kortduurende oogenblikken van ruste, welke,  der BEIDE INDIEN. 83 ke, door hunne Meesters, hun worden vergund. Twee zeer gehaate perfonaadjen vindt men hier: de Geregtsdienaar, welke den flaaf pynigt, en de Landbeftuurder, die niet tegen den Geregtsdienaar woedt. Doch, geene is een mensch zonder medelyden, welken zyne dagelykfche verrigtingen, misfchien, tot zo verre verhard hebben, dat hem de tyd verveele, wanneer zyn dienstwerk is opgefchort, en hem de gelegenheid ontbreekt om te doen lyden; terwyl deeze een Wethouder is, welke in zyne ziel niet de zelfde wreedheid huisvest, wiens gewoone rol is, waardigheid ten toon te fpreiden, en in wien het medelyden te gader met de regtvaardigheid moet heerfchen. Waarom fcbynen twee zo verfchillende weezens zamen te fpannen tot het ongeluk der flaaven? Zou het zyn uit eene wreede veragting dier rampzaligen, welke men bykans op de lyst van menfchen heeft doorgefchrapt? Zou men hen derwyze tot droefheid en fmarte gedoemd hebben , dat hun gefchrei en traanen geenen indruk meer zouden maaken ? De fteden der Volkplantingen, en in 't algemeen alle de fteden der Amerikaanfche Eilanden, bieden een tooneel aan , wyd en breed verfchillende van de fteden van Europa. In Europa worden onze fteden bevolkt met menfchen van allerlei ftanden , beroepen en jaaren; zommigen zyn ryk en nietsdoende, andere arm en bezig, allen in het gedruis en onder het gewoel het voorwerp hunner bedoelinge naajaagende , zommigen het vermaak, eenigen den rykdom, anderen eenen beroemden naam of het geiugt van een oogenF a blik,  U GESCHIEDENIS blik, welk zomwylen daar voor wordt gehouden; anderen wederom hun beftaan. In deeze groote draaikolken, veroorzaaken de ftrydigheid en verscheidenheid der driften, belangen en behoeften, noodzaaklyk , groote beweegingen , onverwagte tegenftellingen, eenige deugden en veele gebreken of misdaaden. Het zyn beweegende tafereeien, meer of min bezield, naar gelange van het getal der fpeelers, en gevolglyk der Toneelen, welke aldaar vertoond worden. Op St. Domingo en in 't overige van den Amerikaanfchen Archipel, is het fchouwfpel der fteden eenzelvig en eenpaarig. 'Er zyn noch Edelen, noch Eurgers, noch Renteniers. Zy vertoonen niets dan werkplaatzen, gefchikt voor de voortbrengzels, welke de grond uitlevert, en voor de onderfcheidene bedryven , welke zy vorderen. Men ontmoet 'er niet dan Commisfionarisfen, herbergiers en gelukzoekers , in beweeging om een post te vinden, die hen voedt, en den eerften, welke hun wordt aangebooden, aanneemende. Elk haast zich om ryk te worden, zich te verwyderen van een verblyf, alwaar men leeft zonder onderfcheidingen, zonder eerampten, zonder ver. maaken, en zonder anderen prikkel dan dien des belangs. Niemand bekommert zich aldaar over het ontwerp om aldaar te leeven en te fterven. Het oog is gewend na Europa; en de voornaamfte geneugte , welke de aangroei der rykdommen aldaar aanbrengt, ontftaat uit da meer of min afgelegene hoop, om dezelve na ons Waerelddeel over te voeren. Beha!ven de onmeetelyke voortbrengzels, welke de Volkplanting na het Moederland' zendt, en die  der BEIDE INDIEN. *s die een derde gedeelte kunnen toeneemen, levert zy een kleinen voorraad aan haaren luyen nabuur. Met Suiker, Taffia en voornaamlyk met Europiiche dranken en manufaktuuren, betaalt zy hetgeen het Spaanfche gedeelte van St. Domingo haar levert aan gerookt osfen en varkensvleesch, hout, huiden, paerden en hoornbeesten, voor haare werkplaatzen en flageryen , en eigent zy zich al het zilver toe, welk uit deMynen van Mexiko na deeze aloude Bezitting wordt gezonden. Het Hof van Madrid heeft de leevendigheid deezer verbintenisfe zoeken te verminderen, door de uitlandfèhe koopmanfehappen in zyne Bezitting te verbieden, en het vee, welk van daar wordt uitgevoerd, met overbodige belastingen te bezwaaren. Geene andere uitwerking heeft deeze verkeerde inrigting gedaan, dan deeze koopverwisfehngen te belemmeren, welke, tot belang der beide volken, onbelemmerd hadden behooren voort te gaan. 't Is inzonderheid in dit gedeelte der Nieuwe Waereld dat de behoefte de overhand heeft op de tegenftrydigheid van karakter, en de eenpaarigheid van klimaat dit zaad van verdeeldheid doet verflikken. De Hollanders van Curacao, geduurende de Oorlogen, in welke zy zeiven niet zyn ingewikkeld, verzekeren zich van een groot gedeelte van den Koophandel der Franfche Volkplantingemaar m tyd van Vrede haaien zy insgelyks van daar eenige goederen. Door middel van Oostindifche waaren en van Wisfelbrieven kweeken zv deezen geringen handel. Veel aanmerkelyker is die der Jamaikaanen met St. Domingo. De twaalf of dertienduizend flaaF 3 ven,  36 GESCHIEDENIS ven, welke de Franfche Zeelieden jaarlyks in de Volkplanting brengen , beletten niet dat zy vier of vyfduizend van de Engelfchen ontvangt. De laatfte kosten haar een zesde gedeelte minder dan de eerfte, en worden betaald met katoen, voornaamlyk met Indigo, die hier duurder wordt aangenomen dan door de Nationaale Kooplieden. Deeze fmokkelaars voeren dezelve in hun Vaderland als een voortbrengzel der Britfche Eilanden, en ontvangen een gefchenk van twaalf ftuivers van het pond. Met Noord - Amerika , ondertusfchen, houdt St. Domingo een geftadiger en noodzaaklyker gemeenfchap. In dringenden nood , worden de fchepen van dit wydftrekkende gewest der Nieuwe Waereld toegelaaten in alle havens, en by gewoone tyden alleen in de Moelje St. Nikolaas. Timmerhout, peulvrugten, vee, meel en gezouten visch maaken hunne laadingen uit. Openlyk voeren zy van daar vyfentwintig of dertigduizend Oxhoofden Siroop, en ter fluik alle de goederen, welke men hun kan of wil leveren. Zodanig is, in tyd van Vrede, debefchikking, welke gemaakt word over de voortbrengzels van den grond van St. Domingo. De Oorlog opent een ander tooneel. Zo dra het zein tot de vyandlykheden is gegeeven , verzekert zich de Engelschman van alle de vaarwaters der Volkplantinge. Hy belet den uit- en toevoer. Alles valt in zyne handen, en het weinige, welk hem ontkoomt in de Nieuwe, valt hem in handen op de kusten der Oude Waereld , alwaar hy even zeer gewapend is. Dan ftaakt de handelaar in het Moederland zyne verzendingen j de planter op het  der BEIDE INDIEN. 87 het Eiland fraakt zynen arbeid. Op een gewigtig en fpoedig vertier volgt eene kwyning en wanhoop, welke zo lang duuren, als de verdeeldheden der Oorlogvoerende Mogendheden. Anders zou het gegaan hebben , indien de Franfchen,, die op St. Domingo voet aan land zetteden, bedagt waren geweest op het aanleggen van plantaadjen. Zy zouden, gelyk zy daar toe de gelegenheid hadden, het Oostlyk gedeelte des Eilands bezet hebben. Dit bevat uitgeftrekte en, enz. verbetering. Deel V. bladz 180, van reg. 1, van onder, tot bladz. 183, reg. 20. Nimmer zal 't het Hof van Verfailles gelukken om, geduurende den Oorlog, eene onafgebrokene gemeenfchap te houden met zyne Volkplanting, dan door middel van eenige fchepen van Linie ten Zuiden en ten Westen, en van een goed Eskader ten Noorden. De Natuur heeft aldaar, in het Fort Daufin, gefchapen eene groote, gemaklyke, veilige haven , die ligt kan 'verdeedigd worden. Uit deeze haven, ten aanzien van alle de andere Bezittingen beneden den wind gelegen, zal het niet zwaar vallen de onderfcheidene Vaarwaters te befchermen. Doch de vestingwerken der plaatze moeten herfteld en uitgebreid worden; inzonderheid moet 'er een bekwaam Zee-magazyn worden aangeleid. Dan zullen de Franfche Admiraals , verzekerd van eene fchuilplaatze en van alle F 4 de  88 GESCHIEDENIS de noodige hulpmiddelen , naa een gelukkig of ongelukkig gevegt, niet fchroomen de vyanden van hun Vaderland onder de oogen te zien. Eenige opmerking verdienen wyders de maatregels, welke zouden dienen genomen te worden, ter voorkoominge der verwoestingen, welke de Spanjaards in de binnenfte gedeelten van St. Domingo zouden kunnen aanrichten. Kastilie, welk nog twee derde deelen deezes Eilands in zyne magt heeft, bezat het geheel, wanneer, kort vóór het midden der jongstvoorgaande Eeuwe, eenige ftoute en onderneemende Franfchen aldaar eene fchuilplaats zogten tegen de wetten of de behoefte. Men wilde hen verjaagen; en hoewel zy geen ander fteunzel hadden dan hunne dapperheid, fchroomden zy niet, den Oorlog te voeren tegen een gewapend Volk, dat door gezag, enz. VERBETERING. Deel V. van bladz. 225, reg. 11, tot bladz. 227, reg. 2. Het leedt niet lang of deeze bedenkingen deeden het Hof van Verfailles van oogmerken veranderen. Het wierdt overtuigd van de noodzaaklykheid om de Land-Militie te herftellen, zonder, egter, te willen afzien van de ingewilligde belastingen tot onderhoud der geregelde troepen. De zwaarigheid was om de volken in deeze fchikking te doen berusten. Men handelde, men kogtom, men dreigde. Guadeloupe en Martinique, hoewel mis-.  der BEIDE INDIEN. misnoegd over de misbruiken van een onbeftendig en overyld gezag, onderwierpen zich ten langen laatfte aan den wil van het Ministerie , in den jaare 1767 ; doch dit voorbeeld hadt op St. Domingo niet den gewenschten, misfchien den gehoopten invloed. In 't volgende jaar moest tegen deeze ryke Volkplanting den Oorlog gevoerd wor. den; en 't was niet dan naa dat men de Wethouders van het Westlyk en Zuidlyk gedeelte des Eilands in boeiens geklonken , en den grond met Lyken hadt bedekt, dat men tot onderwerping kon brengen planters, door de kwellaadjen van een inhaalig Gouvernement verbitterd. Zints deezen tyd, ongelukkiglyk met letters van bloed gegraveerd, zyn alle de inwooners der Franfche Bezittingen in de Nieuwe Waereld, van nieuws op de krygsrolle aangetekend. Depligten, welke deeze aantchryving oplegt, hebben dikmaals verandering ondergaan , en zyn nog niet duidelyk bepaald. Deeze onzekerheid , altoos gevaarlyk in de handen van Opperhoofden , onophoudelyk bedagt op de uitbreiding van hun regtsgebied , houdt den burger in geftadige ongerustheid omtrent zyne vryheid, op welke men in Amerika meer dan in Europa is gefteld ; zy ftelt hem dagelyks bloot aan ongelegenheden. Hier uit ontftaat, van deeze foort van flaavernye, een afkeer, over welken alleen de dwingelanden of de flaaven zich kunnen verwonderen. Men moet, indien het mogelyk zy, de indrukzels van het voorleedene uitwisfehen, en het wantrouwen ten aanzien van het toekoomende verdryven. Der Wetgeevinge zal dit gelukken, door in de gejaanF 5 te  oo GESCHIEDENIS' te der Land-Militie alle de veranderingen te maaken, welke, enz. UITBREIDING. Deel V. bladz. 228, van reg. 4, tot reg. 21. ■ Op de lyst der dingen, welke eene hervorming moeten ondergaan, moet geftcld worden, het gebruik in de Franfche Bezittingen in de Nieuwe Waereld aangenomen , gelykelyk te verdeden, onder de kinderen, het erfgoed van hunnen Vader, en onder de Medeërfgenaamen de naalaatenfchap van hunnen bloedverwant. Met alle redelyke menfchen, door hoogmoed of vooroordeel niet verdorven, hebben wy eenen afkeer van het ongerymde regt van Eerstgeboorte , welk het Vaderlyk goed van een huis geheel en al overbrengt op een oudften Zoon, dien het bederft, en in de behoefte dompelt zyne broeders en zusters, die geftraft worden, als ware het eene misdaad, over het geval, 't welk hen eenige jaaren te laat deedt in de Waereld koomen. Zyn ze daarom te minder wettig? Ishy, die hun het beftaan gaf, minder aanfpraaklyk voor hun geluk? Het opperhoofd van een gezin is flegts een pandbewaarder; en hadt ooit een pandbewaarder het regt om een pand in ongelyke deelen te verdeelen tusfchen deelgenooten, welke daarop een even groot regt hebben ? Indien een Wilde by zyn overlyden twee boogen en twee kinderen naliet, en men hem vraagde hoe men met deeze twee boogen  der BEIDE INDIEN. 9r gen moest handelen, zou hy niet antwoorden d^t men aan elk zyner kinderen één moest geeven? en indien hy ze beiden aan bet zelfde kind befprak , zou hy dan geen grond geeven om te vermoeden, dat het voorby gegaane eene vrugt was van de kwaade zeden zyner Vrouwe ? In de gewesten,alwaar deeze gedrogtlyke onterving door de Wet geoorlofJ is, wordt de Vader minst van allen geëerbiedigd, van den oudften Zoon, wien hy niets kan ontmaaken; van de jongere kinderen, welken hy niets kan geeven. Op de kinderliefde, welke vergaat, volgt een gevoelen van laaghartigheid , 't welk, bykans van de wieg af, drie of vier kinders gewent om te kruipen voor de voeten van een eenigen , die zich daar door eene perfooneele aangelegenheid aanmatigt, die niet nalaat hem tot baldaadigheid te vervoeren. Deugdzaame Vaders en Moeders fchroomen , rondom zich beh02ftigen te vermenigvuldigen , tot den ongehuwden ftaat gedoemd. De geheele nalaatenfchap wordt gefteld in de handen van eenen dwaas, wiens verkwistingen niet kunnen beteugeld worden, dan door het in de plaats ftellen van een tweeden, 't welk een ander kwaad is. Zo groote ongelegenheden geeven grond om te vermoeden, dat het regt van Eerstgeboorte den eenen of anderen tyd zal worden afgefchaft. Het is een van de overblyfzels der Leenroerige barbaarsheid, over welke onze naakoomelingen zich ten eenigen tyde zullen fchaamen. Nogthans kan de Wet van Evengelykheid, die door de Natuur zelve fchynt te zyn aan de hand gegeeven; die zich aan het gemoed der regtvaardigen en goeden allereerst aanbiedt; die , in dtn eer-  9* GESCHIEDENIS eerften opflag, ten aanzien van haare billykheid en nuttigheid, geenen twyfel in het vérS zyn met de m ftandhouding onzer Maatfchappyen Men heeft daar van een voorbeeld in de FranS Eilanden, welke zy van hunne beftemming Ver. wydert, en tot wier verderf Zy van verre den weg baant. * rre den By de opregting der, enz. VERBETERING. Deel V. bladz. 232, van reg. 3 van cider, tot bladz. 243, reg. 4 van onder. Een gedeelte dier fchulden ontleent zynen oorfprong van de regten, welke eene kwalyk overleide Wet aan de onderfcheidene medeërfgenaamen gaf Deeze toeftand is toegenomen f naar gelang de Volkplantingen ryker wierden Zo verre gevorderd zynde, dat zy meer inwooners hadden dan er plantaadjen konden aangeleid worden , heeft de overtollige bevolking ledig moeten loopen; zy is aanfpraaklyk gebleeven voor de landeryen, welke zy niet heeft kunneï beflaan, en van daar nutteloos, ja zelf nadeelig voor den landbouw. 's Nog andere fchulden zyn 'er voortgefprooten uit den wederzydfehen verkoop onder de planters van hunne plantaadjen. Zelden begeeft men zich na Amerika , zonder het voorneemen om na Luropa weder te keeren en aldaar te genieten de rykdommen, door een aanhoudenden arbeid of ge-  der BEIDE INDIEN. 93 gelukkige toevallen verkreegen. Zy, die hun doelwit niet uit het oog verliezen , leeven meer of minder fpaarzaam, en zenden na hun Vaderland 't geen zy van hunne inkomften hebben kunnen overhouden. Zo dra zy dien trap van rykdom hebben bereikt, na welken zy ftreefden, zoeken zy zich te ontdoen van hunne plantaadjen. In een gewest, alwaar men gebrek heeft aan gangbaare munt, moet men ze op Crediet verkoopen of ze behouden ; en de meeste eigenaars verkiezen nog liever hun erfdeel over te doen aan koópers, die zomtyds hun woord niet houden r dan ze te vertrouwen aan Opzieners, die zelden eerlyk zyn. Eindelyk hebben de penningen, aan de Volkplanters opgefchooten , aanleiding gegeeven tot veele fchulden. De landeryen der Franfche Eilanden, even gelyk de andere Amerikaanfche Eilanden , leverden in den beginne geene voortbrengzels , die na buiten konden verzonden worden. Om aan dezelve eenige waarde te geeven, waren 'er penningen noodig; en de eerfte Europeaanen, welke ze bemagtigden, bezaten 'er geene. De Koophandel kwam hun te hulpe. Dezelve verfchafte hun de noodige gereedfchappen , leevensmiddelen en flaaven, om voortbrengzels te fcheppen. Deeze zamenvoeging van penningen en nyverheid leide den grond van eene groote menigte fchulden, welke toegenomen zyn , naar gelange de landontginningen uitgebreider zyn geworden. Te dikmaals zyn de fchuldenaars in gebreke gebleeven in het voldoen aan de aangegaane verbintenisfen. Eene onbetoomde weelde, welke niet kan  94 GESCHIEDENIS kan verfchoond worden in menfchen in behoefte gebooren, heeft veeien tot deezen ftaat van wanbetaalinge gebragt. Anderen zyn daar toe vervoerd, door eene werkeloosheid, onbegrypelyk in vuurige geesten , die aan geene zyde der Zee een einde aan hunne behoefte waren gaan zoeken. De vrugtbaarfte middelen zyn te niete gegaan in de handen van zommigen, wien het aan het noodige beleid mangelde om ze vrugtbaar te doen worden. Ook heeft men Volkplanters gevonden zonder fchaamte en beginzels , die , hoewel het vermogen bezittende om hunne fchuldeisfchers af te doen, het zich ftoutmoediglyk veroorlofd hebben om eens anders goed te behouden. Tot het verminderen van de kragt der aangegaane verbintenisfen hebben nog andere oorzaaken medegewerkt. Orkaanen, wier geweld naauwlyks kan befchreeven worden, hebben de velden omgekeerd en de oogften verwoest. De kostbaarfte en orontbeerlykfte gebouwen zyn door aardbeevingen in den grond verzonken. Onuitrooibaare Infekten hebben , geduurende eene lange reeks van jaaren, alles verflonden, 't geen men zich van een vrugtbaaren en wel bearbeiden grond kon belooven. Eenige leevensmiddelen, wier aangroei den aftrek te boven ging, hebben hunne waarde verboren, cn zyn in de uiterfte minagting vervallen. Lang duurige en wreede Oorlogen, onoverkoomelyke hinderpaalen ftellende tegen den uitvoer der voortbrengzelen, hebben den best onderleidenen aanhoudendften arbeid nutteloos gemaakt. Deeze onheilen, welke men zomtyds op den zelfden tyd ondervonden heeft, en die ten min- fte  der BEIDE INDIEN. 95 fte te fpoedig op elkander zyn gevolgd, hebben aanleiding gegeeven tot eene Regtsgeleerdheid, voordeelig voor de fchuldenaars. Het in beflag neemen der landeryen en flaaven heeft de Wetgeever met zo veele plegcigheden belemmerd, dat hy een oogmerk fchynt gehad te hebben om het ondoenlyk te maaken. Het algemeen begrip heeft het klein getal fchuldvorderaars gefchandvlekt, die het ondernamen om deeze zwaarigheden te bo' en te koomen; en de Regtbanken zelve werkter niet dan met den uiterften weerzin mede in de ftre; gheden, welke men wilde oeffenen. Nog heden vindt dit Ontwerp, welk langen tyd voor het beste wierdt gehouden 't geen men kon volgen, zyne voorftanders. Wat raakt het dtn Staat, zeggen deeze Staatkundige rekenaars, of de rykdommen in de handen van den fchuldenaar of van den fchuldeifcher zyn , mids de algemeene wei vaart toeneeme ? Maar, kan de algemeene welvaart toeneemen, wanneer de geregtigheid met voeten wordt getreeden; wanneer het Ministerie de trouwloosheid aanmoedigt, door haar eene fchuilplaats aan te bieden, onder de befcherming der Wet: want, indien de Wet niet vervolge, dan befchermt zy; wanneer men onder de b irgers voedt een zaad van wantrouwen, 't v»?elk, uitbottende, dezelve tot zo veele fchurken moet maaken, vyanden van elkander; wanneer de geldopneemingen , zonder eenigerleie verzekering, onmogelyk of verderflyk zullen zyn geworden; wanneer de woekerplondering zonder eenigen teu. gel zal gepleegd worden; wanneer 'er geen Crediet zyn zal, buiten noch binnen den Staat, en de geheele Natie zal gehouden worden voor eene ver-  96 GESCHIEDENIS verzameling van menfchen zonder zeden en beginzels? Neen, de algemeene welvaart kan geen vasten grondflag hebben, zonder de vastigheid der verbintenisfen, die derzelver bron zyn. 's Lmds Kas zelve moet zich van fchulden ontheffen langs de wegen en volgens de regels van regtvaardigheid. Het bankeroet gaan der Regeeringe is eene fchande , een nog veel heilloozer inbreuk op de Zedekunde der Maatfchappye, dan op de bezittingen der burgeren. De tyd zal koomen, op welken alle ongeregtigheden voor den vierfchaar der Natiën zullen gedagvaard worden, en de Mogenheid zelve , welke ze begaat, door haare flagtofFers zal geoordeeld worden. Andere Ontwcrpmaakers, minder losbandig van beginzelen, hebben beweerd, dat eene verlichte Wetgeeving de fchulden zou vernietigen, gemaakt vóór een zeker tydftip, welk men zou moeten bepaalen. Wy zullen niet onderzoeken, of deeze handelwyze van zommige aloude Gemeenebesten immer heilzaam heeft kunnen weezen; maar wy fchroomen niet openlyk te beweeren, dat dusdanig eene fchending der openbaare trouwe, indien zy algemeen wierdt, Europa, naa dat het handeldryvend is geworden , van nieuws zou dompelen in de barbaarsheid, werkeloosheid en be-■ hoefte, in welke het zich vóór drie of vier eeuwen bevondt. Gelukkig heeft men deeze verderflyke omwenteling niet te vreezen. De eerbied voor den Eigendom breidt zich van dag tot dag uit, zelf tot de minst verlichte Volken. Door den tyd zal dezelve gevestigd worden op de Franfche Eilanden, zo wel als elders, zo dra de Regeering de volkplanters zal noodzaaken om eenige voldoe-  der BEIDE INDIEN. yf doening te geeven aan hunne fchuldeisfchers. Men is het niet eens omtrent de gefchiktfte middelen om deeze daad van regtvaardigheid te wege te brengen. Zommigen zouden wel wenfchen de invoering van Wetten op de Verteeringen, welke, de uitgaaven van den Planter bepaalende, hem zouden in ftaat ftellen om zyne fchulden af te doen. Hoe heeft het in het verftand kunnen opkoomeW, de onthoudingen in de Volkplantingen tot een grondregel te ftellen? Derzelver voortbrengzels ontleenen alle hunne waarde van de koopverwisfelingen. Zou het vernietigen deezer koopverwisfelingen niet het zelfde zyn , als de Amerikaanen te noodzaaken , weinige voortbrengzels aan te kweeken, of ze om niet te geeven? Indien het Moederland metaalen wilde in de plaats ftellen van den verkoop zyner koopmanfchappen, zou dan niet al het goud, welk uit het eene gedeelte der Nieuwe Waereld wordt gehaald, ns -het andere toevloeien? Zouden niet, naa vyftien of twintig jaaren op deeze wyze handeldryvens, de vyandlyke Mogendheden van Frankryk eene beweegreden te meer hebben om Bezittingen aan te tasten, wier vrugtbaarheid haar zo veele verwondering en jaloersheid baart? Anderen hebben verzonnen, dat alle Crediet voortaan behoorde verbooden te worden. Maar zouden dan de tegenwoordig vastgeftelde plantaadjen niets lyden by dit ongerymd ontwerp? Maar zou de ontginning der ongerepte landen, welke doorgaans de vrugtbaarlre zyn, daar door niet verhinderd worden ? Maar zouden de verrigtingen der Kooplieden in het Vaderland niet dag G aan  '9« GESCHIEDENIS aan dag in een meer kvvynenden ftaat vervallen ? Men kent het leedweezen, waar mede zy den ryl ken Planter zeiven zyne voortbrengzels na Europa zien zenden, zyne noodwendigheden van daar ontbieden, en zyne Korrespondenten alleen als zyne Kommisfionarisfen gebruiken. Indien de afhankJykheid, die een noodzaaklyk gevolg der fchulden is, ophieldt, zou niet meer een klein getal Planters, maar de geheele Volkplanting den in- en verkoop doen. Zy zou handeldryvende worden, en zy zou het met haast zonder mededingers worden , omdat zy alleen den eindpaal haarer behoeften zou kennen. Veelen zouden wel willen dat het geoorlofd ware, de flaaven eens fchuldenaars in verzekering te neemen en te verkoopen. De zulken, welke zouden ophouden, de eene plantaadje met hun zweet te befproeien , zouden , zegt men, eene andere gaan beplanten; en de Volkplanting zou 'er niets by verliezen. Welk eene dwaaling! Keen, nimmer zullen de Negers ongeftrafe overgaan van de eene werkpiaatzè in de andere. Deeze menfchen, reeds te ongelukkig, zouden niet aanneemen de nieuwe handgreepen, welke eene verandering van plaatze, van meester, van handelwyze en beroep zou vorderen. Zy zouden niet kunnen misfen hunne matresfen en kinderen, uitmaakende de dierbaarfte vertroosting , het eenig goed, welk hun het leeven dierbaar maakt. Ontbloot van dit eenige goed van aandoenlyke en lydende harten, kwynen zy, worden ziek, Joopen zy dikmaals weg , of arbeiden ten minfte niet dan met tegenzin en zonder yver. Daarenboven, door de betaaling van één fchuldvorderaar te  der BEIDE INDIEN. 99 te verzekeren, zou men onfeilbaar veelen bederven. De kundigfte en werkzaamfte Planter, beroofd van een gedeelte der handen, noodig tot het bewerken van zyne plantaadje, zou in korten tyd en voor altoos buiten ftaat worden om te betaalen. Als een kragtdaadiger hulpmiddel dan alle de overige, hebben zommigen de Eer befchouwd. Brandmerkt, hebben ze gezegd, brandmerkt met fchande den fchuldenaar, die in zyne verbintenis, fen in gebreke blyft; verklaart hem voor onbekwaam om ooit een openbaar ampt te bekleeden; en vreest niet dat hy met dit vooroordeel zal fpotten. De fchraapziekfte menfchen offeren niet een gedeelte van hun leeven op aan een zwaai en arbeid, dan in de hoop van hun fortuin te zullen genieten. Doch, de fchande geeft geene genieting. Zie eens, hoe naauwkeurig de fpeelfchulden betaald worden. Het is piet eene overmaate van kieschheid , het is niet de liefde tot regtvaardig i heid, 't welk binnen den tyd van vierentwintig uuren eenen bedorven fpeeler aan de voeten van eenen zomtyds verdagten fchuldeifcher doet nedervallen, 't Is de Eere; 't is de vreeze van buiten de zamenleeving te zullen geftooten worden. Maar, in welk eene Eeuw, enz. UITBREIDING. Deel V, bladz. 244, reg. 10 van onder , tot reg. 2 van onder. Het Hof van Verfailles, altoos misleid door G 2 de  tco .GESCHIED E 'N l S de beftuurders zyner Volkplantingen, heeft altoos willen Ichynen , dat de fchuldkwyting aldaar van zynen eigendunkelyken wil zou afhangen. Nimmer heeft men het kunnen doen beg*ypeh , dat hier door een ontwerp van dwingelandye in de Nieuwe Waereld zou worden ingevoerd. Onkundige, grillige, eigenbaatige of wraakzuchtige opperhoofden, kunnen, naar hun goeddunken,' de zulken der fcbuldenaaren uitkiezen, welke het hun voegt te bederven. Even gemaklyk valt het hun, onregtvaardig te zyn tegen de fchulcieilchers. Het zal met de oudfte , of de eeriykfte zyn , wien zy zullen doen betaalen ; maar de vermogendfte, de meest gehandhaafde, de voortvaarendfte of de gewelddaadigfte. In welk een oord der Waereld of uit welk eene beweegreden het ook zyn moge, het gezag behoort niet de plaats in te neemen van de geregtigheid, noch de vroomheid of ae deugd die der Wet; omdat 'er geen gezag is, 't welk niet omgekogt, en geene vroomheid of deugd is, die niet aan 't waggelen kan gebragt worden. Twee eeuwen, met proefneemingen verfpild moeten het Franfche Ministerie overtuigd hebben, dat het onheil, welk hier betreurd wordt, geen einde zal neemen, dan door middel van duidelyke en eenvoudige fchikkingen, en die gemaklyk kunnen volvoerd worden. Wanneer de fchuldeifchers zonder ukftel, zonder kosten, zonder belemmerende plegtigheden alle de eigendommen van hunnen Ichuldenaar kunnen doen in verzekering neemen , dan alleen zal 'er orde worden vastgefteld. Deeze ftrenre regtspleeging zal geene wederwerker.de uitwerking hebben! De  der BEIDE INDIEN. 101 De menschlykheid en de Staatkunde zullen de infchikkelykheden aanwyzen , welke het zal voegen in de vereffening der oude fchulden te gebruiken. Maar, wat aangaat de nieuwe fehuldverbintenjsfen , niets zal dezelve kunnen onttrekken aan dè ftrengheid der Wet, 'welke men zal gemaakt hebben. ■ ' . • Sterke en zeer fterke Vertoogen zal men in 't eerst hooren. Waar is de Planter,zal men zeggen, ligtyaardig genoeg om eene onderneeming van eenig gewigt -te beginnen, wanneer hy een zeker bederf zal te gemocte zien, indien de fortuin en de Elementen zynen arbeid niet begunftigen op den dag, door zyne verbintenisfen bepaald? De yrêeze voor behoefte en fchande zal alle gemoederen bevangen. Dan zal 'er geene geldleening, geen handel, geen vertier plaats hebben. De werkzaamheid zal eenen ftilftand ondergaan; het Crediec zal vervallen , door het ontwerp zelve, uitgedane om het te heritelien. Wy twyfelen niet of dit. zal de eerfte taal der Volkplanteren zyn. Doch in 't einde, en wel dra, zal deeze orde van zaaken geliefd worden, zelf door die geenen, welkeozy in 't eerst meest zal mishaagd hebben. Door de algemeene kundigheden en door de ervarenis wys geworden zynde, zullen zy gevoelen dat de gemakiykheid om niet te betaalen hun lastig was, en dat zy geen Crediet vinden, dan door het te koopen voor een prys, welke het gevaar opwoog van hun te leenen. De infehikkelykheden, welke voor de eerfte eeuwe der Volkplantingen zouden kunnen voegen, zouden , in onze dagen, eene onvergeefiyke zwakheid zyn. Nimmer. zullen deeze VoikplanG 3 . tin-  102 GESCHIEDENIS tingen behoorlyk Woeien , indien de midde- 1 len van ontginninge niet vermeerderen ; en zy | zullen niet toeneemen dan wanneer de fchuldei- 'i fcber een volkomen vertrouwen zal kunnen ftellen | in zynen fchuldenaar. Vernietig het Ontwerp, gunftig voor de onervarenheid, de onbezonnen- I heid en trouwloosheid , en wel haast zal alles 1 van gedaante veranderen. De Europifche handelaar, die tegenwoordig niet dan beevende een i gering verfchot doet aan den Amerikaanfchen Planter, zal van zyne kapitaalen geen beter gebruik zien maaken. Met grooter onderftanden, i zullen 'er andere plantaadjen worden aangeleid. De Franfche Eilanden zuilen eindelyk tot een trap van voorfpoed klimmen , tot welken de rykdom van hunnen grond hen zedert langen tyd vrugtJoos geroepen heeft. Indien , in weerwil van den opgang der kundigheden, het Hof van Verfailles ! geene verftandiger en volmaakter wetgeeving uit- : dagt, dan in de Engelfche en Hollandfchs Bezittingen is ingevoerd, zou men niet moeten aarzelen om dezelve aan te neemen. Reeds hebben de drie Mogendheden andere trekken van overeenkomst in haare beginzels. De drie Natien, enz. VERBETERING. Deel V. bladz. 246, reg. n van onder, tot bladz. 248, reg. 5 van onder. Even gelyk de andere Natiën, heeft de Franfche altoos gewild, dat haare Bezittingen in de I Nieuwe  der BEIDE INDIEN. 103 Nieuwe Waereld alle de voortbrengzels van haaren akkerbouw haar toezenden, en van haar we< derkeerig alle haare leevensbehoeften zouden ontvangen. Maar, is deeze ichikking, in den tegenwoordigen ftaat der dingen, mogelyk? Haare Eilanden hebben noodig meel, wyn, olie, lywaaten, ftoffen, huisgeraaden,alles 'tgeen het leeven aangenaam kan maaken. Alle deeze goederen moeten zy ontvangen uit het- Moederland, t welk, zelf volgens 't ontwerp eener onbepaalde vryheid, dezelve by uitfluiting zou verkoopen, uitgezonderd het meel , 't welk Noord. Amerika beter koop zou kunnen geeven. Doch , deeze Bezittingen hebben insgelyks tot haaren akkerbouw Negers noodig. Niet dan zeer onvolkomen heeft het Moederland dus lang aan deeze behoefte voldaan. Men moet dan befluiten om de toevlugt te neemen tot de Engelfchen» alleen bekwaam om dit ledige aan te vullen. De eenige voorzorge , welke het zou voegen te ge: bruiken, zal zyn, op de onderftanden , welke men van deeze mededingers zou ontvangen, eene : belasting te leggen, welke hen zou berooven van I het voordeel, welk byzondere omftandigheden I hun geeven boven de Franfche kooplieden. Eindelyk, in den ftaat, in welken deeze Volk1 plantingen zich bevinden , zyn het" vee, de ge: zouten visch en het uitlandsch hout voor dezelve 1 van eene onontbeerlyke noodzaaklykheid geworden. De toevoer deezer goederen uit Europa moet als onmogelyk worden aangezien. Uit , Nieuw-Engeland alleen kunnen zy deeze hulpmiddelen ontvangen, tot het bewerken hunner plantaadjen volftrekt noodzaakelyk. • G 4 De  tö4 GESCHIEDENIS De meet of min met oogluiking gedulde fluik- 1 handel, is dus lang de toevlugt der Volkplanters geweest. Te kostbaar, oneerlyk en niet toereikende genoeg is deeze weg. 't Is tyd dat de verbiedende wetten kamp geeven voor de alles overheerfchende wet der noodzaaklykheid. Laat de Regeering de havens aanwyzen, in welke de uitlandfche voortbrengzels zullen ontvangen worden; laat zy de voortbrengzels aanwyzen , welke men in betaaling zal kunnen leveren; laaten verftandigö maatregels vastigheid geeven aan deeze fchikking: en men zal, uit deeze nieuwe orde van fcaaken, voordeden zien gebooren worden, welke van geenerlei nadeel zullen gevolgd worden. In den jaare 1765, wierdt van dit ontwerp eene próeVe genomen. Indien men afzag van een to heilzaam plan, het was in gevolge van die heillooze onbeftendigheid ,. welke, zedert £0 langen tyd, de Zeebedryven van Frankryk fchandvlekte. Men zal het dan wederom op Vatten, en tevens aan de Volkplantingen een gebaanden weg voor haare voortbrengzels bezorgen. De Volkplantingen, enz. UITBREIDING. Deel V, bladz. 251, van reg. r van onder, . tot bladz. 252, reg. 5. Maar de gefchillen, de Staatkundige bezuiniging betreffende, moeten lang overwoogen worden, voor  der BEIDE INDIEN. 105. voor dat zy naar den eisch bepaald zyn. Zonder* vreeze voor tegenfpraak zal ik ftaande houden, dat men in de hoogere Meetkunde noch de afgetrokkenheid, noch de verhevenheid van deeze foort van berekeninge ontmoet. Niets is 'er in de Wiskunde mogelyk, waar omtrent het vernuft van een newton of van iemand zyner naavolgeren zich geenen gelukkigen uitflag heeft mogen belooven. Dit zou ik van hun niet durven zeggen , ten aanzien van de onderwerpen, over welke wy handelen. In den eerflen opflag verbeelde men zich, dat men flegts ééne zwaarigheid heeft uit den weg te ruimen; doch, wel haast wordt deeze zwaarigheid gevolgd van eene andere, deeze van eene derde, en zo vervolgens tot in het oneindige; en men bemerkt dat men van zynen arbeid moet afzien, of op eenmaal het onmeetelyk zamenftelzel der gezellige orde omhelzen, op ftraffe van tot een gebrekkig en onvolkomen befluit te zullen koomen. De onderftellingen in de uitrekening zyn verfchillende, naar gelange der natuure van den grond, deszelfs voortbrengzels, gereede penningen, hulpmiddelen, verbintenisfen, wetten, gebruiken, finaak, koophandel en zeden. Waar is de mensch, kundig genoeg om dit alles te bevatten ? Waar is het verftand, welwikkende genoeg om dezelve niet hooger te fchatten dan ze waardig zyn? Alle de kundigheden van de onderfcheiden takken der zamenleevinge zyn niets anders dan de takken van den boom , die de weetenfehap uitmaakt van den mensch , die een. openbaar karakter bekleedt. Hy is een Kerkelyke; een Krygsman; een Magiflxaatsperfoon; een Financier; een Handelaar; een Akkerbouwer. Hy G 5 heeft  GESCHIEDENIS heeft gewikt en gewoogen de voordeden en hinderpaalen, welke hy moet verwagten van de driften, de mededingingen,en de byzondere belangen. Met alle de kundigheden, welke men kan verkrygen zonder vernuft; met al het vernuft, Welk men kan ontvangen hebben zonder kundigheden, begaat hy niets dan misflagen. Is het ,• naa dit alles , te verwonderen, dat 'er zo veele dwaalingen ingang hebben gekreegen onder het volk,'t welk nooit anders doet dan naapraaten 't geen het gehoord heeft; onder de ontwerpfmeeders, die zich laaten wegfleepen door de flelzeldrift, en die geene zwaarigheid maaken om op eenige byzondere gelukkig geflaagde onderneemingen eene al. gemeene waarheid te bouwen; onder de handeldryvenden, allen meer of min gebonden aan de handelwyze hunner voorzaaten, en allen meer of min wederhouden door de heillooze gevolgen eener niet gebruikelyke onderneeminge; onder de Staatsmannen, welke de geboorte of gunst hebben bevorderd tot aanzienlyke waardigheden , in welke zy niets medebrengen dan eene diepe onkunde, die hen overlaat aan de befcheidenheid van verdorvene bedienden, die hen bedriegen of van 't fpoor doen dwaalen ? In ieder welgeregelde Maatfchappy moet geen onderwerp gevonden worden, waarover men zich niet vrymoedigdurftverklaaren. Hoe het agtbaarder en moeilyker zy, hoe het van meer gewigts is dat het naauwkeurig worde uitgeploozen. Maar zyn 'er gewigtiger en ingewikkelder onderwerpen, dan het ftuk, de Regeering betreffende? Wat zou dan een Hof beter kunnen verrigten, 't welk de waarheid lief heeft, dan alle verftanden aanmoedigen om zich daar op toe te leggen?  der BEIDE INDIEN. 107 gen ? En welk een oordeel zou men mogen vellen over een Hof, 't welk de beoeffening van hetzelve verboodt, indien het niet zy het wantrouwen aangaande deszelfs verrigtingen > of de zekerheid dat ze van een flegten aart zyn? Zou de waare meening van een verbiedend Bevelfchrift ten aanzien van dit gewigtig ftuk niet hier op neder koomen: de souverein verbiedt dat hem be we ezen worde, dat zyn staatsdienaar een gek of een guit is: want het is zyn welbehaagen dat hy een van beiden zy , zonder dat men daar op eenige agt geeve. Het Ministerie van Verfailles, langen tyd, enz. uitbreiding. Ded V. bladz. 258, van reg. 3 van onder, tot bladz. 263. en het Hof van Verfailles tot de heilzaame beginzels, welke wy zeiven zo dikmaals hetzelve hebben onder 't oog gebragt. Indien iemand daar over misnoegen hebbe opgevat, ondervraag hem, en gy zult bevinden dat het een laage vleier der Grooten is, of een ondergefchikt perfoon, om redenen van Staat of uit belang verknogt aan het Staatsbeftuur, waar van hy de Lofredenaar is. Zeg openlyk, dat hy onkundig is van den pligt van eenen iegelyk burger jegens het Vaderland. Hoe, ik zou de medepligtige zyn van eenen fchelm , indien ik niet Brand! riep, wanneer ik hem een brandenden toorts zag werpen in het huis  loS GESCHIEDENIS huis van eenen medeburger; en myn ftilzwygen zou onfchuldig zyn, wanneer men onder myn oog dreigde het Koninkryk in brand te fteeken ! De getrouwe onderdaan is niet zulk een, welke den Souverein de oogen verblindt voor de gevaaren van zynen toeftand; maar hy is 't, die hem daar van openhartig kennis geeft, met gevaar van zyn misnoegen zich op den halze te zullen laaden. Maar, in ftede van u by het gemeen te'vervoegen, waarom, zegt men, wendt gy niet liever u totdegeenen, welke regeeren ? Kan men hen naderen ? Kan men by hen gehoor vinden ? Gejooven zy van eenige zaak onkundig te weezen ? Zienzy met eigen oogen? Zouden.de gewigtigfte onderwerpen niet verweezen worden tot de Regtbanken en onderworpen aan de uicfpraakvaneenRegtsgeleerde, die niet zou in gebreke blyven om ze af te keuren, uit onkunde, of uit verwaandheid, of Uit eene andere min verborgene en iaageï beweegreden ? Hoewel, myne ,'ftem onderfteund worde door duizend andere ftemmen, is het, egter, onzeker, of zy zich zou doen hooren. Laat my dan fpreeken. Laat my aan myne Natie zeggen , 't geen haare Bezittingen in de Nieuwe Waereld kan verheffen tot den trap van bloei , tot den trap van geluk, voor welken zy vatbaar zyn. Weinige veranderingen zal men behoeven te maaken in 't geen haaren Operibaaren Eerdienst betreft. Zo veel. mogelyk was, is dezelve ondergefchikt geweest aan het burgerlyk gezag. Deszelfs Dienaars zyn Monniken, wier deftig voorkoomen en zonderling gewaat meer indruks maa» ken op onkundige en bygeloovige Negers , dan men  der BEIDE INDIEN. 109 men van .de verhevene Zedeleer van den Godsdienst kon verwagten. De zucht tot nieuwigheid, zo vermogende in Frankryk, hadt, flegts eenige weinige jaaren geleeden, het ontwerp aan de hand gegeeven om in de plaats van deeze Zielzorgers, Bisfchoppen en eene talryke Geestlykheid te ftellen. Te vergeefs vereenigden zich alle gemoederen om een Genootfchap te weeren, geducht door zyne eerzucht, gierigheid en indringingen. Zonder den val van eenen woelagtigen en onbekwaamen Staatsdienaar, welke dit verderflyk ontwerp hadt beraamd, zouden de Franfche Eilanden bezogt zyn geworden van een kwaad, nog heilloozer, dan 't geen zy, zints zo langen tyd, van de zyde des Geregts geleeden hadden. Een gelukkig of ongelukkig toeval leide den grond van deeze groote Bezittingen , een weinig vóór het midden der jongstverloopene Eeuwe. Geen vast bepaald ontwerp hadt men toenmaals ten aanzien van de Gewesten der Nieuwe Waereld. Van hier dat men in het beftuur van dezelve verkoos de gewoonte van Parys en de lyfftrafFelyke wetten van het Koninkryk. Duidelyk hebben zedert verftandige lieden begreepen, dat dusdanig eene Regtsgeleerdheid niet voegde voor een land der flaavernye, voor een klimaat, zeden , plantaadjen en bezittingen, welke niets gemeen hebben met de onze: doch deeze aanmerkingen van zommige burgers hebben geenen invloed gehad op de werkzaamheid der Regeeringe. Verre van het gebrekkige der eerfte inftellingen te verbeteren, heeft zy, by de ongerymdheid der beginzelen, gevoegd de belemmering, de  TIO GESCHIEDENIS de verwarring, de menigte der plegtigheden. Aldus is 'er geen regt gedaan. Dus zal het gaan , tot dat eene Wetgeeving, aan de Eilanden byzonder eigen, de regtspleegingen mogelyk en zelf gemaklyk zal maaken: doch dit gewigtig werk kan niet in Frankryk volvoerd worden. Laat voor de by een vergaderde Volkplanters de zorge over om u te onderrigten aangaande hunne behoeften. Laaten zy zelve het Wetboek opftellen, welk zy zullen oordeelen aan hunnen toeftand te voegen. Wanneer dit groote werk de behoorlyke rypheid zal verkreegen hebben, zal het op de ftrengfte proeve gefteld, aan het naauwleftendfte onderzoek onderworpen worden. De ftaaving der Regeeringe zal het niet verkrygen , dan naa dat men geen den minften twyfel zal voeden aan deszelfs nuttigheid en voU komenheid. Vrees niet, dat het alsdan aan goede Wethouders zal ontbreeken. Zo naauwkeurig, zo duidelyk , zo evenredig aan den ftaat der zaaken zullen de Wetten zyn , dat de Regtbanken niet meer zullen kunnen befchuldigd worden van onkunde, onoplettendheid of gebrek aan oprechtheid. Een naauwkeurig burgerlyk beftuur zal het gevolg zyn van deeze nieuwe orde van zaaken. Gemaklyk is dit middel in Europa, om de burgers in den teugel te houden. De Vader bekleedt aldaar in zyn gezin de plaats van Zedemeester; hy geeft agt op zyne vrouw, zyne kinderen en dienstboden. Het zelfde bewind oeffent de eigenaar of de huurder in zyn huis; de Fabrikeur of ambagtsman in zyn winkel of werkplaats. De buur-  der BEIDE INDIEN. m buurman is een foort van opziener over zynen buurman. De Genootfchuppen of Gilden, op hunne eere gefteld, houden geduurig een waakend oog over het gedrag en de bedryven van hunne leden; men ontvangt in dezelve niemand, die ten kwaaden naam ftaat; men verdryft zulk eenen, die zich verloopen heeft. De gevaarlyke mensch wordt wel ras'bekend, en vindt de deuren gefJooten. De Eer heeft haaren Regtbank, gelyk de kwaadfpreekendheid den haaren. De zeden oeffenen eene foort van geregtigheid, waar tegen zich niemand kan verzetten. Wie is 'er, die niet meer of min door het oordeel van het gemeen wederhouden wordt ? Alle deeze gezagoeffeningen bekorten de verrigtingen der Regeeringe. Amerika, opgevuld met inwooners, die op zich zelve ftaan, zonder Vaderland, zonder bloedverwanten , die geduurig van plaatze veranderen, die telkens vernieuwd worden, en welke de gouddorst telkens tot de ftoutfte bedryven noopt: Amerika heeft een werkzaamer, aanhoudenderen omflagtiger toezigt noodig. Ondertusfchen was een Bevelhebber, die, onder den naam van 'sKonings Stedehouder, in eene haven of vlek zyn verblyf hieldt, langen tyd, de eenige perfoon op de Franfche Eilanden, wien deeze gewigtige zorge was aanbevolen. Het was een kleine dwingeland, die de Planters plaagde, den koophandel knevelde, en liever eene fchuldvergiffenis wilde verkoopen , dan de misdryven voorkoomen. Zints etlyke jaaren, hebben de Bevelhebbers der Landmilitie van ieder Kwartier last ontvangen, onder opzigt van het hoofd der Volk. plantinne, om de openbaare rust te handhaaven. Min-  na GESCHIEDENIS Minder gebrekkig dan de oude, is deeze nieuwe fchikking; maar zy is nog te willekeurig. Streelende is de hoope, dat het zelfde Wetboek, welk de bezittingen der burgeren zal ftellen onder de befcherming der Wetten, het zelfde zal doen ten aanzien van hunne vryheid. Wanneer dit gebeurt, zal de koophandel beter dan voorheen geregeld worden. De Franfche kooplieden begeeven zich niet in eigen perfoon na de Eilanden. Zy zenden derwaarts meer of min ryke laadingen. Die van weinige waarde zyn, worden doorgaans, door de Kapiteinen der fchepen , om gereed geld verkogt. De meest waardige, by voorbeeld die uit flaaven beftaan, worden veelal op Crediet geleverd. Kommisfionarisfen , in deeze Bezittingen gevestigd, zyn tot het vorderen der betaalinge gelastigd. Zelden gefchiedt deeze betaaling op den bepaalden vervaldag; en dit gebrek aan goede trouwe heeft altoos de Volkplantingen en het Moederland verdeeld. Lang heeft het Ministerie gezogt een einde te maaken aan deeze altoosduurende gefchillen. Zou men niet in ieder Kwartier een Register kunnen aanleggen, waar in alle fchulden wierden aangetekend , in de zelfde tydorde als zy gemaakt wajen? Wanneer, naar 't oordeel van des kundigen, «ene plantaadje voor meer dan de helft van haare wanrde bezwaard wierdt bevonden, zou elk fchuldeifcher het regt hebben om dezelve te doen verkoopen. Gewisfelyk zou deeze inrigting, hoe verftandig, hoe noodzaaklyk ook , den Volkplanteren niet behaagen; doch zy zouden genoegen neemen in 't geen zy in den beginne als een nadeel befchouwd had.  der BEIDE INDIEN. 113 hadden, indien deeze ftrengheid wierdt gemaatigd door een beter beduur der geldmiddelen. In 'teerst pleegde de Regeering de hardigheid, om belastingen te vorderen van de ongelukkigen , die hun leevensonderhoud in de Nieuwe Waereld kwamen zoeken. Te zwaarder belastingen wierden van hun gevorderd, naar gelange hunne plantaadjen uitgebreider wierden. De drukkende last, nogthans, waar mede hunne voortbrengzels, hunne vertieringen en hunne flaaven bezwaard zyn, verwekt naauwlyks eenige geringe klagten. Deeze hebben byzonderlyk ten doel, de dwingelandifche wyze, op welke 's Lands inkomrten gegaard, en de heillooze oogmerken, tot welke zy befteed worden, 's Lands Kas zegt of gelooft dat zy gedrukt wordt door de uitgaaven , welke de behoudenis der Eilanden vordert. Zy bieden aan, rykelyk te willen draagen in alle deeze kosten, mids de Nationaale Vergaderingen de belastingen uitfchryven, en daar over de befcbikking hebben. Dan zullen de troepen geregelder betaald, en de vestingwerken beter onderhouden worden, onder het opzigt der Regeeringe zelve. Ontflagen van die menigte amptenaars, van allerlei benaamingen, die de Volkplantingen 'uitzuigen en pionderen, zullen deeze zich op haare verbetering toeleggen. Aan alle kanten zullen 'er gemaklyke wegen geopend worden. De moerasfen zullen worden droog gemaakt. Men zal eene bedding graaven voor de beeken; die der rivieren zal herfteld worden; en men zal bruggen aanleggen , welke de onderlinge gemeenfchap zeker zullen maaken. De jonge Kreoolen zullen in hun eigen land ontvangen een voegzaam onderwys, 't welk zy zelf niet konden II vin¬ die de Volkplantingen uitzuigen en pionderen, zul-  ïT4 GESCHIEDENIS vinden doör over Zee te fteeken. Eindelyk, 'er zal een Genootfchap zyn, gemagtigd om zelf tot aan den voet van den throon te "vervolgen die overheerfehende woede, welke zich meestal meester maakt van laatdunkende of omgekogte lieden, door kuipery of onkunde verkoozen om deeze afgelegene gewesten te beftuuren. Niets fchynt beter te ftrooken met de bedoelingen eener oordeelkundige Staatkunde, dan de vergunning van het regt aan deeze Eilanders om zich zelve te beftuuren, doch op eene wyze, ondergefchikt aan den aandrang van het Moederland; even eens genoegzaam , gelyk een floep gehoorzaamt aan alle de rigtingen van een fchip, welk dezelve voorttrekt. Misfchien zal men zeggen, dat het volk geftadig vernieuwd wordende op deeze afgelegene Eilanden, door de ongeftadigheid, welke de koophandel aldaar in de rykdommen veroorzaakt, deeze gisting aldaar veel fchuim verwekt; en dat het lang zal aanhouden, eer men gcnoegzaame zeden en kundigheden befpeurt, om aldaar te doen gebooren worden die Vaderlandsgezindheid cn die houding van deftigheid , welke het gewigt der zaaken en de belangen eener Natie waardiglyk onderfchraagen. Gegrond zou deeze tegenwerping kunnen fchynen, indien men eeniglyk te raade ging met hét karakter der Europeaanen , die door hunne behoeften of ondeugden na Amerika zyn gedreeven; die door deeze vrywillige of gedwongene plaatsverandering overal vreemdelingen zyn geworden ; die doorgaans bedorven zyn door het gebrek der Wetten, 't welk door een eigendunkelyk >^eftuur gebrekkig wordt aangevuld, door dien verdor-  der BEIDE INDIEN. 115 dorven fmaak van heerschzucht, het gevolg van het misbruik der flaavernye, door den Juister van een groot vermogen , welke hen hunne voorgaande geringheid doet vergeeten. Maar deeze klasfe van Vaderlandlooze menfchen behoorde geenen invloed te hebben in het landbeftuur, 't welk gelaaten moest worden in de handen der Eigenaaren , meestal in de Volkplantingen gebooren: dewyl de regtvaardigheid uit den aart den eigendom volgt, en niemand meer belang heeft by of regt in de goede Regeering van een Land , dan de zulken, die door de geboorte aldaar de grootfte bezittingen hebben. De Kreoolen, die van natuure begaafd zyn met fchranderheid, openhartigheid , grootmoedigheid , en eene zekere liefde tot regtvaardigheid, welke uit deeze fraaie hoedanigheden gebooren wordt,getroffen door deblyken van agtinge en vertrouwen , door het Moederland aan hun betoond , door het binnenlandfch i beftuur van hun Vaderland aan hunne zorye te \ beveelen , zouden zich aan deezen vrugtbaaren { grond verbinden, en het zich tot roem, en een geluk agten, denzelven te verfieren, en aldaar alle de zoetigheden eener befchaafde Maatfchappye te jfcheppen. In ftede van die afkeerigheid van I Frankryk , welke den blaam van ftrengheid op | deszelfs Staatsdienaars legt, zou men in de Volk: plantingen zien ontftaan die verknogtheid, welke het Vaderlyke vertrouwen altoos den Kinderen : inboezemt. In ftede van dien heimelyken aanI drang, welke hen , geduurende eenen Oorlog, 1 een vreemd juk doet te gemoete ftreeven , zou ' men hen hunne poogingen zien vermenigvuldigen om 1 eenen'vyandlyken aanval te voorkoomenofaf te weeH 2 - ren.  tió GESCHIEDENIS ren. Indien de vreeze de menfchen in den toom houde onder 'c oog van een vermogenden en geduchten Meester, de liefde alleen kan op eenen afftand over hen heerfchen. Dit is, misfchien, de eenige dryfveer,die werkzaam is in de provinciën, op de grenzen van een uitgebreiden Staat gelegen , wanneer de weekelykheid en de begeerlykheid zwygen in de hoofdftad voor het dreigende gezag. De liefde is een gevoel, 't welk niet te veel ontzien , niet te veel kan worden aangekweekt. Maar, indien de Vorst onmagtig is om dezelve te verdienen, of te betoonen, zal men ze niet lang aan hem verfpillen. Dan zal 'er geene vreugde meer plaats hebben in de openbaare feesten, geene verrukkingen in de uitfpanningen , geene dier onvrywilüge uitroepingen, welke den mond ontvliegen, op het gezigt van den aangebeedenen Afgod. Nieuwsgierigheid noopt en dryft de menigte tot alles, wat na vertooning gelykt, maar de vergenoegdheid is 'er niet in de oogen te leezen. Eenefombere ongerustheid bevangt de gemoederen. Zy fiaat van de eene provincie tot de andere, van het Moederland over tot de Volkplantingen. Men is overal ongerust en in beweeging. Daaden van gezagoeffeninge vermenigvuldigd door den fpoed, welke dezelve waagde, ontroeren alle gemoederen , en daalen van tyd tot tyd neder op alle lichaamen. Uit het hart van Amerika worden als kwaaddoeners na de gevangenisfen van Europa overgevoerd , de wreekers der misdaad en de voorftanders van het regt der Volkplantingen. De wapens, die voor den vyand fcheenen ftomp te zyn geworden, worden gewet tegen deeze waardige onderdaanen van den Staat.  der BEIDE INDIEN. 117 Staat. Men gaat in den vrede die geenen eenen fchnk aanjaagen, welke men in den oorlog niet heeft kunnen béfchermen. Neen, nooit heeft het Franfche Ministerie aan de Bezittingen in de Nieuwe Waereld de noodige hulp verleend, om haar voor-plonderingen of een aanval te behoeden, en nimmer zal het aan deeze verpligtinge voldoen, althans indien het niet in de Oude Waereld haare Magazvnen, werkplaatzen en flaaven vermeerdere. Wysgeeren van alle landen , vrienden der menfchen , vergeeft het een Franfch' Schryver dat hy zyn Vaderland aanfpoort tot het verzamelen van eene geduchte Zeemagt. 't Gefchiedt om de rust der aarde dat hy wenscht op alle zeeën het Evenwigt te zien ftand grypen, 't welk heden ten dage de veiligheid van het vaste Land uitmaakt. Kan men twyfelen, of Frankryk na deeze foort van magt kan fteeven ? Merk eens op zyne leg ging. Uitgebreid genoeg om niet afhankiyk te zyn van eenige der Mogendheden, welke het omringen; gelukkig genoeg ten aanzien van zyne grensfcheidmgen om niet verzwakt te worden door zyne grootheid, is deeze Monarchie gelegen in 't ? !^E"roPa'tusfchen den Oceaan en de Middelandfche Zee. Alle haare voortbrengze's kan zy vervoeren van de eene Zee na de andere zonder den weg te neemen voorby het dreigende gefchut van Gibraltar, of de hoonende vlag der Barbaryfche Roovers. Haare meeste provinciën worden befproeid van rivieren , of doorfneeden van kanaalen, die de gemeenfchap verzekeren tuslchen de bmnenlandfche ftreeken en de zeehavens Een gelukkig toeval heeft haar nabuuren gegeeven \ H 3 die  ii 8 GESCHIEDENIS die niet voor hun eigen beftaan weeten te zorgen , of die flegts eenen lydenden koophandel dryven. De gemaatigheid van haar klimaat verfchaft haar het onfchatbaar voordeel, van in alle jaargetyden haare fchepen te kunnen afzenden en ontvangen. Aan de diepte van haare havens is zy verfchuldigd, dat zy aan haare fchepen de gedaante kan geeven, tot hard zeilen en veiligheid gefchikt. 6 Zou het Frankryk ontbreeken aan goederen om te verzenden? Alle volken betwisten elkander zvne voortbrengzels van de Oude en de Nieuwe Waereld; maar het zyn nog meer zyne Fabriken en Moden , door welke het Europa en eenige oorden der andere waereld heeft onder 't juk gebragt. De Natiën zyn betoverd , en zullen in deeze betovering blyven. De poogingen, overal aangewend om zich te ontflaan van eene verderflyke fchattingfchuldigheid, door deeze uitlandfche nyverheid naa te bootzen, hebben nergens den verwagten opgang gemaakt. De vrugtbaarheid der uitvindinge zal altoos den fpoed der naabootzinge voorkoomen ; en de ligtzinnigheid van een volk, 't welk alles in zyne handen nieuw, alles by zyne nabuuren oud maakt, zal de jaloezy en hebzucht der zulken bedriegen, die dezelve zullen willen verrasfen door naabootzing. Hoedanig zou de fcheepvaart kunnen zyn van een Koninkryk , 't welk aan andere Staaten levert de hulpmiddelen tot hunne trotsheid, wellust en weelde? Zou de Bevolking van Frankryk ongenoegzaam geoordeeld worden tjt talryke uitrustingen? Wie is heden onkundig,, dat deeze Mogendheid tweeen-  der BEIDE INDIEN. 119 j entwintig miljoenen onderdaanen telt ? Het verwyt, welk men haar doet, dat zy op ieder fchip meer matroozen heefc dan haare mededingers, dient dit niet alleen ten bewze, dat in deezen Staat het niet der kunst aan menfchen, maarden menfchen aan kunst ontbreekt? Maar, welk volk is door de Natuur milder bedeeld met die leevendigheid van vernuft, welke den fcheepsbouw moet volmaaken, met die vlugheid van lichaam, welke, door de eenvoudigheid en den fpoed der middelen, tyd en kosten kan uitwinnen ? Zou Frankryk onmagtig zyn om eene Zeemagt te kunnen hebben , omdat het in zynen fchoot niet alle de fcheepsbehoeften bezit? Maar zyn zyne mededingers niet even zeer , ja nog meer verpligt, om hulpmiddelen uit het Noorden van Europa te haaien? Verfchaffen hun klimaat, hunne nyverheid en Volkplantingen de zelfde gele* genheden, om hunne koopwisfelingen met de' Oostzee te voltooien? Frankryk bezit, derhal ven, alle dienftige middelen om waarlyk eene Zeemogendheid te worden. Maar, is het zyne zaak om na die eere te dingen ? Langen tyd kende men niets anders dan talryke en krygshaftige Legers om na geluk en roem te ftreeven. De beide Indien wierden ontdekt; en deeze onvoorziene gebeurtenis veroorzaakte eene verbaazende omwenteling in alle gemoederen. Misfchien zou eene redelyke eerzucht zich vergenoegd hebben om door verruilingen de rykdommen en voortbrengzels deezer beide groote waerelddeelen te verkrygen. De heerschzucht, te gemeen aan alle Natiën , deedt doorgaans de H 4 voor-  120 GESCHIEDENIS voorkeuze geeven aan het heilloos en verderflyk ontwerp van veroveringen. Het meerendeel deezer onmeetelyke gewesten wierdt onder het juk gebragt. Men ging nog verder. De menfchen, welke deeze nieuwe klimaaten bewoonden, waren of te zwak, of te traag, om tot werktuigen te dienen voor de begeerlykheid van onregtvaardige plonderaars. Op veele plaatzen wierden zy uitgerooid of verdreeven uit de velden, die hen hadden zien gebooren worden,en vervangen door Europeaanen, door Afrikaanfche flaaven , welke de voortbrengzels vermenigvuldigden, wier zaaden zy gevonden "hadden, die andere plantaadjen aanleiden, naar welke een nieuwe en vrugtbaa re grond zich gemaklyk voegde. Men moest beftendigheid geeven aan deeze Bezittingen. Men hadt reden om te vreezen voor de onderneemingen dier Natiën, welke deel hadden gekreegen aan deeze ongerepte gewesten, en voor de jaloersheid der Natiën , welke dit voordeel niet genooten hadden. Eene Zeemagt alleen kon vastigheid geeven aan de opkoomende Volkplantingen , zelf aan zulke Volkplantingen, welke den meesten opgang gemaakt hadden. Om haar tegen een vyandlyken aanval te dekken, bouwde en ruste men fchepen uit. Op dit merkwaardig tydftip, nam de Staatkunde eene geheel andere gedaante aan. De aarde zag zich, in zekere maate , aan de Zee onderworpen; de gewigtige Staatsbedryven gefchiedden op den Oceaan. Frankryk , minder gewoon om tot gids te dienen dan om zyne msesters te overtreffen, zag, zonder nayver, eene nieuwe foort van Mogendheid  der BEIDE INDIEN. heid opkoomen. De Zeemagt viel in 't geheel niet in de al te uitgebreide ontwerpen des eerzuchtigen richelieu. Het was gefpaard voor den Monarch, wien hy den weg tot grootheid hadt gebaand, om zyne Vlag te doen eerbiedigen in de beide Waerelden; doch deeze glorie was van korten duur. Door zyhe onderneemingen , deedt l o» DEwvaDE XIV het geheele vaste land van Europa tegen zich opftaan; en door het hoofd te bieden aan de verbintenisfen, welke tegen hem gefmeed wierden, moest hy ontelbaare Legers in foldy neemen. Wel haast was zyn Koninkryk niets anders dan eene Legerplaats; zyne grenzen waren niets anders dan eene haag verfterkte plaatzen. Onder deeze fchitterende Regeering, ftonden de* fpringveeren van den Staat altoos te ftyf gefpannen. Het eene hachelyk oogenblik was niet verloopen , of het ander nam een begin. Ten laatfte floeg de wanorde over tot de geldmiddelen; en in de onmogelykheid om alle kosten te kunnen draagen, wierdt de opoffering der Zeemagt, misfchien ontydig, onvermydelyk geoordeeld. Zints het afloopen eener Eeuwe, in welke de Natie ten minfte haare wederfpoeden geduldig droeg, door het herdenken aan haare voorfpoeden; in welke zy nog Europa de oogen verblinde door eene veertigjaarige glorie; in welke zy eene Regeering beminde , welke zy vernederd hadt: zints dit tydftip heeft Frankryk veel van zyne fierheid verlooren, in weerwil van den aanwas, door welken zyn grondgebied is uitgebreid. Een langduurige vrede»-zou het niet ontzenuwd hebben , indien men tot de fcheepvaart hadt aangeH 5 wend  m GESCHIEDENIS wend de vermogens, te lang aan den Oorlog verfpild; doch zyne Zeekrygsmagt heeft geene vastigheid gekreegen. De gierigheid van het eene Ministerie, de verkwistingen van een ander, de werkeloosheid van veele; verkeerde inzigten, eigenbaatige belangen; de kuiperyen van een Hof, welke de Regeering leidden; eene reeks van gebreken en misflagen; eene menigte verbiMgene en veragtlyke oorzaaken: alles heeft de Natie belet om ter Zee te worden, 't geen zy te lande was geweest, aldaar ten minften tot een evenwigt van magt op te klimmen, indien niet tot het overwigt. De nadeelen zelve, welke het leedt, in alle oorden der Waereld, geduurende de vyandlykheden, begonnen in den jaare 1756; de vernederingen, welke het moest verzwelgen, by het fluiten van den Vrede van den jaare 1763, gaven niet den geest der wysheid weder aan den Raad, welke hem beftuurde; leidden zyne ontwerpen en poogingen niet tot het plan van eene geduchte Zeemagt. Maar, langs-welke wegen zou 't Frankryk gelukken , eene Zeemagt te Icheppen en te onderhouden ? Het eerfte werk, zonder 't welk alle de andere onnut of fchadelyk zyn zouden, zal zyn de aanmoediging van de koopvaardyvaart. Deeze alleen kan menfchen vormen, gehard tegen de ongemaatigheid der klimaaten , tegen de vermoeienisfen van den arbeid, tegen de gevaaren der onweders. Deeze waarheid, wel begreepen zynde, zal doen affchaffen de ontelbaare ftrikken, welke dus lang met uitfluiting hebben verzekerd aan de buitenlandfche fchepen den uitvoer van de voortbrengzelen  der BEIDE INDIEN. 123 zelen des Koningryks, die zelf maar al te dikmaals aan dezelve zynen eigen kusthandel bezorgen. Wy zullen hier niet beweeren, dat eene Akte van fcheepvaart, gelyk aan die, welke de grootheid van Engeland heeft veroorzaakt, aan Frankryk voege; maar ten minite behoorde deeze Kroon zodanige fchikkingen te beraamen, dat haare onderdaanen konden deel hebben aan de voordeelen, welke de Zweeden, de Deenen en de Hollanders hun, zelf in hunne eigen havens, uit de handen koomen neemen. Nimmer zal deeze nieuwe orde der dingen worden vastgefteld, indien de koopvaardyvloot niet verlost worde uit den ftaat van vernederinge, in welken zy dus lang ongelukkig gedompeld beeft gelegen. De Wet gebiedt, dat geen Zeeman een koopvaardyfchip kan gebieden, zonder alvoorens drie togten op een Konings fchip gedaan te hebben; zy gebiedt dat men, naa deezen proeftyd, hem kan noodzaaken, geduurende den Oorlog nog op hetzelve te dienen. De ftaat van vernedering ge, in welken hy in deezen dienst wordt gehouden , maakt noodwendig van de Zee afkeerig lieden, welke eenige opvoeding hebben genooten, die eenig vermogen of grootheid van ziele bezitten. Deeze fchandelyke ketens moeten verbroken worden, of men moet afzien van de hoop om den Oceaan te zien bedekt worden met talryke en ryke vlooten. De onderdrukking, in welke de matroozen worden gehouden, is eene andere hinderpaal tegen de vermeerdering der fcheepstogten. Deeze luiden , welke den rykdom en de magt van het Koninkryk zo weezenlyk en kragtdaadig bevorde. ren  Ï24 GESCHIEDENIS ren, zyn allen aangefchreeven in Registers of Naamrollen, en leggen onder de verpligting om te moeten aan boord gaan op de Oorlogfchepen, op het eerfte opontbod van 'het Ministerie, voor zulk een tyd, als het beveelt, en voor den prys, welken het goedvindt daarop te ftellen, zonder dat bekwaamheden of jaaren eenige verandering in de hardheid van deeze ftanden kunnen maaken. Wanneer s Lands dienst hen niet meer onledig houdt , kunnen zy zelf geene befchikking maaken over hun lichaam en tyd , dan met toeftemming van een Agent der Regeeringe. Deeze flaaverny maakt van een zo noodzaaklyk beroep afkeerig het meerendeel der geenen, welke uit den aart daar toe zouden overhellen, indien het niet alle vryheid vernielde. Men fchaffe deeze fchikking af, men vermindere althans haare ftrengheid, en wel haast zal men de havens en kusten van Frankryk van Zeelieden zien krielen. Maar, wie zal hen aanvoeren ten ftryde, ter befcherminge van 't Vaderland? Seignelay was van gedagten dat de Adel zulks moest doen, en zedert is men van gedagten geweest als seignelay. Heeft dan de Natuur aan den Edelman een uitfluitenden eigendom gefchonken van eenenatuurlykelichaams gefteldheid, gehard tegen den honger , de klimaaten en vermoeijenisfen» Heeft zy hem by uitfluiting gefchonken de onverzaagdheid, welke de gevaaren weet te tarten, en de bedaardheid, welke dezelve kan te boven koomen? Heeft zy hem by uitfluiting gefchonken het vernuft, welk de overwinning beflisten bepaalt? Begrip en vooroordeel, zegt men , geeven aan heden van deeze orde eene zucht na roem, en eene  der BEIDE INDIEN. 125 eerie onverfchilligheid omtrent rykdommen, die in de andere leevensftanden. niet ontmoet worden. Hoe! zou men in den fchoot van een bedorven Hof, binnen de muuren van een vervallen kasteel by voorkeuze gaan zoeken , de beginzels van grootheid van ziel en belangeloosheid? Ach! geloof het dat de Zoon eens fcheepsreeders, wiens onderneemingen de fortuin met een gelukkigen uitfiag heeft bekroond, en die geene andere eerzucht kan hebben dan om zynen naam beroemd te maaken, niet minder genoopt wordt tot manmoedige bedryven en gewigtige opofferingen, dan deeze jonge Edelman, die van de Lauren zyner Voorvaderen geftadig wordt omringd. Zints wanneer is de tytel, dien men bezit, een fcherper prikkel geworden, dan die, na welken men ftreeft? De eerfte, die den Adelftand verdiende, wat was hy eer hy dien verwierf ? Stel in zyne plaatze eenen zyner doorluchtige afftammelingen, en hy zou tot kinderen en naaneeven burgerluiden hebben naagelaaten. De waare Adeldom beftondt in het bloed en in 's Menfchen beftemming, voor dat dezelve op het Parkement in weezen was. Geluk en verdienfte zyn daartoe noodig: geluk, welk ons gewigtige gelegenheden aanbiedt; verdienfte, die ons aan dezelve doet beantwoorden. Allen, welke in de afgeloopene Eeuwen veradeld zyn, allen, die in de toekoomende Eeuwen zullen veradeld worden, hebben beweezen en zullen "doen zien , dat de Hemel deeze beide wegen opent voor een klein getal menfchen, en dat het even mogelyk is, eene verhevene ziel te bezitten onder een burgerkleed, als eene laage ziel onder het gewaat van een Edelman. Moed, deugd en ver-  126 GESCHIEDENIS vernuft zyn eigen aan alle leevensftanden. Maar wilt gy ter goeder trouwe weeten wat 'er van zy? Geeft zonder onderfcheid een ruimen loop aan allen, die eene goede opvoeding hebben ontvangen. Laaten zy zich begeeven op de Oorlog, fchepen ; laaten zy eenige togten doen onder ervarene Opperhoofden ; laaten zy onderworpen worden aan alle de hardigheden en vermoeijenisfen, welke een zo moeilyk beroep medebrengt. Naa deezen proeftyd zult gy op de Koninklyke Vloot toelaaten, de kweekeüngen, die de treffendfte blyken hebben gegeeven van kloekmoedigheid, vernuft, dapperheid en nayver. De fchoonheid eener kunst, welke zomtyds de Elementen doet onderdaanig worden ; de voordeden van een beroep, in 't welk de gdegenhe. den menigvuldiger zyn, en de roem. onaffcheidbaar, zodra men wordt geroepen tot het bevel over het kleinfte fchip : deeze redenen zullen hen noopen om onophoudelyk op te merken, te overdenken, en inzonderheid om te wenfchen na gelegenheden om te kunnen werkzaam zyn: want het is dit beroep, waarin de geleerdfte befpiegeling onvermydelyk geduurig moet gepaard gaan met de aanhoudendfte werkdaadigheid. 't Zy in de gevegten, 't zy in den gewoonen fcheepvaart, de befluiten moeten zo fpoedig zyn, dat zy meer een uitwerkzel fchynen te weezen van een natuurlyk gevoel, dan van bedaard overleg. De Zee. man heeft inzonderheid noodig die beflisfende ge-^ dagten, die fpoedige invallen, gelyk dezelve met regt bepaald zyn door een verheven Redenaar in zyne Lofrede op een groot Kapitein; en die flagen van lnftinkt en natuurlyke begaafdheid, om eene  der BEIDE INDIEN. 227 eene minder verhevene taal te fpreeken, moeten meermaalen het werk zyn van de werkdaadigheid, dan van de befpiegelinge. Eene aanhoudende praktyk! Hoe vreemd luidt dit woord voor de Franfche Zeemagt. Gebrekkige toerustingen. Togten van éénen dag, in welke men by het uitzeilen van de haven den dag aanfchouwt, op welken men dezelve weder moet binnenloopen. Kusten, welke men voorby zeilt met even weinig opmerkinge, als het land , waarin men te post reist. Volkplantingen, welke men even vreemd verlaat als men in dezelve is aangekoomen. Bezendingen, in welke men niets medebrengt dan de denkbeelden van eene ipoedige wederkomst, en de oogen en het hart geftadig houdt gevestigd op zyne hebbelykheden. Schepen , welke men befchouwt als zo veele gevangenisfen, en welke men met verrukking verlaat, zonder derzelver gebreken of hoedanigheden te kennen. O Franfchen! O myne medeburgers! Ziet daar met de naauwkeurigfte waarheid , ziet daar het befchreienswaardig gebruik, welk men dus lang heeft gemaakt van de Zeemagt van uw Vaderland. In de plaats van die agtereenvolgende uitrustingen van eenige enkele Fregatten, wier kortduurende togten ; van geene weezenlyke nuttigheid zyn , fielt in de plaats van dezelve duurzaame Eskaders, geduurende drie of meer jaaren , op alle de vaarwaters der Oude en Nieuwe Waereld, alwaar gy Bezittingen hebt, en een uitgebreiden Koophandel dryft. Laaten deeze leerzaame kruistogten geftadig bezig houden de helft van uwe kleinere fchepen, en eenige fchepen van Linie. Dan  GESCHIEDENIS Dan zullen de Officiers, die in hunnen post blyven, alleen door de gelegenheid om de pligten van denzelven niet te behoeven waarneemen , het fcefluit neemen om dien te verlaaten. Dan zullen zy, welke-in dit gevaarlyk en eerlyk beroep zullen volharden, kundigheden, ondervinding en liefde verkrygen voor een Element, op hetwelk zy hunnen roem en geluk moeten vinden. Dan zullen de onderhoorigen, nayverig om te behaagen aan Opperhoofden, die beftemd zyn om langen tyd over hen het bevel te voeren, de ondergefchiktheid kennen. Dan zullen de matroozen, tot den dienst en het fcheepswerk zorgvuldig opgekweekt door Kapiteinen, die de vrugt van zo veele ongemakken moeten plukken, met meer kloekmoedigheids en bekwaamheids vegten. Met verbaasdheid heeft Europa gezien, dat de Franfchen, waardige nayveraars der Engelfchen in het begin der jongst voorgaande Oorlogen , door den tyd deeze eeraanbrengende gelykheid hebben verboren. Verfcheiden oorzaaken hebben medegewerkt in deeze omwenteling. De voornaame oorzaak, welke men niet heeft opgemerkt, was, dat de eerstgemelden nieuwe matroozen gehad hebben op eiken togt, en dat hunne mededingers de zelfde matroozen hebben behouden tot aan het einde der vyandlykheden. By deeze zal men nog andere niet minder gewigtige nieuwigheden voegen. Het lichaam der Zeemagt, tegenwoordig te talryk en belaaden met nuttelooze en nietsdoende leden , zal evenredig zyn aan het getal der fchepen en der toerustingen. Men zal affchaffen die heillooze Departementen, die jaloezy zonder nay ver verwekken, en,  der BÈlDE INDIEN. ïso eh, door eenen overgeërfden haat, dikmaals doen mislukken de best beraamde ontwerpen. De Orde vólgens eene Lyst, welke overal en in alle eeuwen het vernuft en de bekwaamheden heeft uitgedoofd, zal niet meer de regelmaat zyn der bevorderingen en belooningen. In het te groot getal van rangen, welke men moet doorloopen, zullen veele worden afgefchaft, opdat het mogelyk zy tót het bevel te geraaken , vóór dat men den ouderdom heeft bereikt, door de Natuur voorgefchreeven om den dienst te verlaaten. Indien men oordeele de rangen te moeten behouden, de inrigting van dezelve zal veranderd en beter geregeld worden. De Admiraals, wier kragten, i moed en werkzaamheid door ouderdom , uitgei ftaane gevaaren en vei kreegene wonden vermin: derd zyn , zullen eenen Regtbank uitmaaken, j welke het bewind zal voeren over de krygsbehoeften , derzelver bewaaring en gebruik. Aan deezen Regtbank Zal bet ftaan, het aanneemen in den Dienst, het beflisfen der bevorderingen, hce opdraagen van 't bevel,het regelen der kruistogten, Ijhet beftuuren, zo veel mogelyk is, der krygsIbedryven. Zodanig Zal Voortaan zyn de Raad ilvan eenen Staatsdienaar, welke, onbedreven in jjzyn ampt, honderd mylen verre van de Zee ^woonagtig, uit genegenheid of uit noodzaaklykiiheid gemengd in de kuiperyen van een ónbeftendig tlHof, tot heden toe onophoudelyk geweest is de tfpeelbal van eenige onbekende, onkundige ën jieigenbaatige gelukzoekers. Naar maate de ontwerpen van hervorminge, ■iwelke wy beraamd hebben, worden uitgevoerd, :zulien de fchepen , die nu door werkeloosheid I ver-  i3o GESCHIEDENIS verrotten, herfteld, en nieuwe fchepen getimmerd worden. Frankryk zal binnen kort talryke Vlooten hebben. Maar, waar zal men de hulpmiddelen vinden om ze te doen werkzaam zyn ? Vernietigt de al te pragtige of nuttelooze ge bouwen, wier onderhoud verderflyk wordt. Maakt een einde aan de al te gewoone trouwloosheden in den inkoop der fcheepsbehoeften, aan de verwaarloozing, welke dus lang heeft plaats gehad in het bewaaren van dezelve. Maakt een einde aan die werkelooze handwerken, welke de gunst in uwe Arzenaalen bovenmatig heeft vermenigvuldigd. Vereenvoudigt de wyze van uw beftuur, door regtvaardiger en naauwkeurig te zyn in uwe betaalingen. Vermindert het getal uwer Vlootelingen, welk, naar het oordeel van belangelooze lieden, veel te groot is. Stelt op halve foldy alle zulke Officiers, welke de Dienst van den Staat niet ter Zee zal gebruiken. Verbant allerlei weelde en wellust, die de befchermers van uw land ontzenuwen en uwe Eskaders bederven. Naa deeze veranderingen, zullen de Fondfen, tegenwoordig voor de Zeemagt beftemd, toereikende worden bevonden om tot een aanzienlyken trap te verheffen deezen zo weezenlyken tak uwer Mogendheid. Zelf is 'er een zeer eenvoudig middel om denzelven , zonder nieuwe kosten , nog hooger te doen klimmen; hierin gelegen. Frankryk heeft in de Nieuwe Waereld Volkplantingen aangeleid, welke hetzelve jaarlyks toezenden voor honderdendertig miljoenen voortbrengzelen. Hier van zou het niet kunnen beroofd worden, of 'er zou een groot ydel ont- ftaan  der BEIDE INDIEN. i3r ftaan in deszelfs geldmiddelen, bevolking, nyver. beid en inkomften. De aangelegenheid om deeze ryke Bezittingen te bewaaren heeft men gevoeld; en om dit uit te werken, heeft men de toevlugt genomen tot Troepen en verfterkte plaatzen. Door de ondervinding is de zwakheid van dit hulpmiddel gebleeken. De Zeemagt, en de Zeemagt alleen, kan de noodige veiligheid aanbrengen. Men Helle dan de Eilanden onder haare vleul' gelen, men legge haar toe 't geen de niet toerei-' kende befcherming dus lang heeft gekost. Dan zullen de gewoone Fondfen der Franfche Zeemagt genoegzaam bevonden worden om aan haare verrigtingen waardigheid by te zetten en ze nuttig te doen worden. Zodanig is de hoop van Europa. Het zal zyne vryheid niet zeker agten, voor dat het op den Oceaan eene Vlag ziet waaien , welke voor die van Groot-Britannie niet behoeft te ziddereh. De wetfsch der Natiën is tegenwoordig Voor de Mogendheid, welke haar zal kunnen behoeden tegen den eisch van een éénig volk op de algemeene Monarchie der Zeeën; en het is Frankryk alleen, dat baar thans kan verlosferi uit dèeië ongerustheid. Het ontwerp van Evenwigc gebiedt derhalven, dat het Hof van Verfailles zyne Zeel magt verfterke; te meer, dewyl het zulks M# kan doen zonder zyne Landmagt te verminderen: dan zal deszelfs invloed, tusfehen de beide Elementen verdeeld, op geen van beide'geducht zvn, dan voor hun, welke deszelfs eenpaarighcid zou-' den willen verbreek en. ■ Mogt , eer ik fterve , deeze groote omwenteling, die reeds eenen aanvang heeft gèhöiric'ri, 1 2 tOt  J3* GESCHIEDENIS tot volkomenheid geraaken, te gader met eemVa andere hervormingen, welke ik heb aangewee3 Dan zou * verworven hebben de waarTbeloo- rTenen0-01"tPÏ hM?tbraake- Dan zou'ik ut roepen : Ik heb dan met vergeefs opgemerkt overdagt en gearbeid. Dan konde ifmtol avïZvuïvt?' en Z6ggen: » Thans gy „ overmy befchikken: want myne oogen hebben » gezien den waaren luister , van myn Vader- alk; Natiën."0 *' Ze* - invulling. Deel V. bladz. 263, vóór reg. 1. Eene nieuwe orde der dingen zal- zich voor onze oogen vertoonen. Engeland is, in de hedendaagfche Gefchiedenis, he? tooneel van gewigtige Staatkundige verfchynzels. Hier heeft men de Vryheid allerhevigst zien worftelen met de Overheerlchmg, nu eens onder haare voeten getreeden, dan op haare beurt dezelve verplettende. Se? ,2 ? rdnd/ gezW^ald, en heeft ad es, zelf tot de Geestdryvery in het Godsdienfbge, zamengefpannen om haar te doen zegevieïen Hier heeft een Koning, volgens eene regterlyke uitfpraak na het fchlvot gevoerd, en een ander Koning, met zyn geheele geflagt, vorens demïïUlt d-rNaïie' W, aandenSo. dein eene gewigtige les geleerd. Hier heeft men, fchennonran onlusten, en in de tus! ichenpoozen van eene oogenblikkelyke kalmte, de naauw-  der BEIDE INDIEN. 133 naauwkeurigfte en afgetrokkenfte weetenfchappen ten hoogften toppunte zien voeren, de verftanden zich gewennen aan redeneeren, aan denken en zich inzonderheid op de kunst van Regeeringe toe te leggen. Hier is, naa langduurige en geweldige fchokken , eindelyk tot volkomenheid gebragt die Staatsgefteldheid, indien niet volmaakt, en bevryd van ongelegenheden , ten minfte de best ingerigte naar den toeftand des lands; de voordeeligfte voor deszelfs Koophandel; dè meest bevoegde om de welfpreekendheid, het vernuft en alle de vermogens van 't menschlyk verftand te doen ontwikkelen; de eenige, misfchien, onder welke, zedert de mensch in Maatfchappye geleefd heeft, de wetten hem verzekerd hebben van zyne waardigheid, zyne perfoonlyke vryheid en zyne vryheid van denken; onder welke , in één woord, zy hem gemaakt hebben tot een burger, dat wil zeggen, een zamenftellend en volmaakend gedeelte van den Staat en der Natie. Engeland bevondt zich, enz. uitbreiding. Deel V. bladz. 271, van reg. 9, van onder, tot reg. 3 van onder. Maar, laaten wy de agtereenvolgende trappen deezer elende ontvouwen, en laaten de volken hier uit leeren de diepe vernedering, in welke zy kruipen of met welke zy gedreigd worden. Op het oogenblik dat, in 't middelpunt eener Natie, verheven is dat groote harsfenbeeld, waar1 3 op  GESCHIEDENIS op men niet dan zidderende zyne oogen vestigt, worden de onderdaanen verdeeld in twee klasfen. De eéne verwydert zich uit vreeze, de andere nadert uit eerzucht; deleden van deeze belooyen zich de veiligheid in de bewustheid hunner laaghartigheid. Tusfchen den dwingeland en de rest der Natie maaken zy uit eene orde van ondergefchikte dwingelanden, niet minder omflagtig en wreed dan hunnen Meester. Niets anders hebben zy. in den mond dan deeze woorden: De Koning; de, Koning heeft het gezegd ; de Koning m\ hst ; ik heb den Koning gezien; ik heb met den Koning den avondmaaltyd gehouden; het is des Konings oo^i n. Met verbaasdheid worden geftadig deeze woorden gehoord, en in 't einde voor oppermagtige bevelen gehouden. Indien 'er eenige kragt van Ziele overblyve, het is by den Krygsman, die alle zyne aangelegenheid gevoelt, en daar door flegts te baldaadiger wordt. En de Priester, welk een rol fpeelt deeze ? Wordt hy begunfïigd, dan voltooit hy de verbeesting der volken, door zyn voorbeeld en door zyne redevoeringen. Wordt om hem niet gedagt, dan wordt hy oploopend;" hy maakt eenen aanhang, en zoekt eenen geestdry ver, die zich aan hem ondêrwerpt. Overal daar geen vastgeftelde wetten, geene regtshandhaaving, geene beflendige gerigtsplegtigheden, geene weezenlyke eigendommen plaats hebben, is de Wethouderfchap van weinig belang, of niets metai: zy verwagt flegts een teken om te worden, 't geen men wil dat zy is. De Groote Heer kruipt voor den Prins, en de onderdaanen kruipen voor den Grooten Heer. De natuurlyke waardigheid van den mensch is verdonkerd.  der BEIDE INDIEN. 135 kerd. Geen het minfte denkbeeld heeft hy van zyne regten. Rondom den dwingeland, zyneonderhoorigen en gunftelingen, zyn de Onderdaanen met voeten getreeden, met de zelfde onoplettendheid , als wy de Infekten verpletten, die in onze velden in het ftof wriemelen. De Zedekunde is bedorven. 'Er verfchynt een oogenblik, waarin de fchreeuwendfte knevelaaryen, de ongehoordfte aanflage^ de hoedanigheid hunner fnoodheid hebben verboren, en niet meer tegen het gemoed fluiten. Hy, die de naamen van deugd, Vaderlandsgezindheid en billykheid zou voortbrengen , zou niets dan een verhoogd hoofd zyn: uitdrukking , welke altoos verbergt een veragtlyke toegeeflykheid omtrent misbruiken, met welke men zyn voordeel doet.. Het lichaam der Natie wordt ongebonden en bygeloovig: want de overheerfching kan niet gevestigd worden zonder de tusfchenkomst, noch zich handhaaven zonder het fteunzel des bygeloofs: want de fiaaverny baant den weg tot losbandigheid, die vertroost, en nooit beftraft wordt. Kundige lieden, wanneer ze 'er nog zyn, hebben hunne oogmerken, maaken hun Hof by de Grooten, en doen belydenis van den Godsdienst van den Staat. De dwingelandy in haaren ftoet medevoerende het befpieden en aanbrengen, zyn'er befpieders en aanbrengers in alle ftanden, de aanzienlykfte niet uitgezonderd. De geringfte onbefcheidenheid genomen wordende voor de misdaad van gekwetfte Majefteit, zyn de vyanden zeer gevaarlyk, en de vrienden worden verdagt. Men denkt weinig, men fpreekt niet, en men fchroomt te redeneeren. Men fchrikt voor zyne eigen denkbeelden. De Wysgeer houdt I 4 zyne  J3tyds niet meer dan vyf of zesduizend ponden voortbrengt, 't Geen daar boven uit de Volkplanting wordt uitgevoerd, is 'er heimelyk aangebragt van St. Croix , alwaar de ^bewooners van Anguille verfcheiden plantaadjen hebben aangeleid. In drooge jaaren, welke dikmaals wederkeeren, vindt het Eiland geene toevlugt, dan in een Vyver, welks Zout geleverd wordt aan de nieuwe Engelfchen, en in den verkoop van fchaapen en geiten, welke beter tieren in het droog klimaaten op deeze dorre vlakten, dan elders in Amerika. Anguille bevat niet meer dan tweehonderd vrye lieden en vyfhonderd flaaven. Nogthans heeft het eene Landsvergadering en een Opperhoofd, welk altoos verkoozen wordt door de inwooners, en bevestigd door den uouverneur van Antigoa. Een uitlander, gezonden om deeze geringe Vastigheid te beftuuren, zou onfeilbaar worden afgeweezen door lieden , die iets behouden hebben van den onafhanklyken aart en de eenigzins woeste zeden hunner Vaderen. Twee Reeën zyn 'er flegts aan de kusten van dit  *St GESCHIEDENIS &t Eiland: en nog kunnen geene andere dan zeer kleine vaartuigen aldaar voor anker leggen Beiden worden befchermd door vier Hukken ge-• fchut, welke, zints eene halve Eeuw , eeenen dienst gedaan hebben. ' S enen De zo genaamde Maagden, zyn eene groep van een zestigtal kleine Eilanden, meestal bergagtig, dor en fchraal, alwaar de Spanjaards van Porto! Rico een geruimen tyd alleen Schelpadden vingen, die aldaar zeer overvloedig waren. De Hollan ders leiden 'er eene kleine Vastigheid aan óp lortola, een der beste Eilanden en 't welk de veihgfte haven heeft, wanneer zy, in, den jaare 1666, door de Engelfchen, van daar verdreeven wierden. Het leedc niet lang of deeze verforeidden zich over de nabuurige Eilandtjes en Rotzen. .Hier leefden zy , bykans eene Eeuw lang, als Wilden, eenigiyk bezig met het planten van Katoen. Nist vroeger dan naa den vrede van den jaare 1748, begonnen zy zich toe te leggen op de Suiker, waar van zy vry geregeld alle jaaren naa het Moederland gezonden hebben vier of vvf miljoenen ponden. Vóór dit tydftip, was 'er geene geregelde Regeenngsform, noch openbaare Eerdienst op Tortola. Beiden zyn weinige jaaren geleeden vastgefteld; en, 't geen misfchien bezwaarlyker viel is , dat men de inwooners heeft doen bewilligen om by den uitvoer hunner goederen, aan 's Lands Kasfe, vier en een half ten honderd te betaaien Een vooruitziend Landbeftuur zou om eene Bill verzogt hebben, ter bekragtiginge der eigendommen. Allen of de meeste zyn op eene vry onregelmaatige wyze overgedraagen; en indien zy ge-  der BEIDE INDIEN. 5$ geregtiglyk wierden aangetast, zyn 'er weinig Volkplanters, welke niet geregtelyk zouden kunnen bedorven worden. Zie daar dan de Regeering op Tortola zeër bezorgd om geld af te perzen van de Volkplanters 3' en zeer weinig bedugt om hun geluk te verzekeren , hoewel zulks haar niets meer zou gekost hebben dan een weinig toegeeflykheids, zonder eenige opoffering. Kan men op eene onbefchaamder wyze tot de menfchen zeggen: „ Gy lieden zyt voor ons niets. Betaalt, betaalt, nog„ thans; en wanneer gy niet meer zult in ftaat ,, zyn om te kunnen betaalen, weest dan onge-; lukkig, koomt om en fterft; dat raakt ons „ niet. Het belang, welk wy ftellen in uw lot, is „ als de fommen, welke gy ons opbrengt." Nergens voert men deeze onmenschlyke taal; maar overal volgt men de zelfde wyze van denken en doen. Overal behandelt men de onderdaanen, even gelyk de Mynen, welke niet meer bewerkt worden, wanneer zy niets meer opleveren. Overal vergeet men, dat met een weinig regtvaardigheids en befcherminge dezelve onuitputbaar zouden worden. Overal verbeelden zich de hcerfchappyen eeuwigduurende te weezen; en die over dezelve regeeren, gedraagen zich als of zy flegts één dag moesten duuren. Niet aan het zelfde gevaar als Tortola, is Jamaika blootgefteld. Dit Eiland ligt, enz. i h*  W GESCHIEDENIS invulling. Deel V. bladz,- 312, agter reg. 2. a/rDVyd ,heef^ andere fchikWngen ingevoerd. Men bemerkte dat de Jooden, in grooten getale pp Jamaika gevestigd, het als een fpel rekenden, de Regtbanken te misleiden. Een Magiftraatsperfoon kreeg den inval, dat deeze wanorde hier uitzonde ontftaan, om datdeBybel, welke hun m t gerigt wierdt voorgehouden, eene Engelfche Overzetting was. Men nam het befluit dat zy voortaan op den Hebreeuwfchen Text zouden zweeren. Naa deeze voorzorge, zyn de voorbeelden van valfche Eeden oneindig zeldzaamer geworden. In den jaare 1761, wierdt het befluit genomen, dat ieder mensch, die geen Blanke was, niet Meer zou kunnen erven dan 13. 629 Livres, 15 Huivers en 4 penningen. Dit befluit mishaa-de aan veele leden der Vergaderinge; zy hoorden met verontwaardiging, dat men aan tederlievende Vaders het genoegen wilde beneemen van een eigendom, gekogt voor een lang aanhoudenden arbeid, te kunnen nalaaten aan een bemind naageflagt, om dat het met hun niet van ééne kleur was. Men wierdt verdeeld, en het Parlement van ingeland trok het gefchil voor zynen Regtbank. Een der vermaardfte Redenaaren van 't Laagerhuis verklaarde zich uitdrukkelyk tegen de JNegers. Zyn gevoelen was , dat zy veragtlvke weezens waren , van een ander geflagt dan het onze. Het getuigenis van monteso.uieu was het  der BEIDE INDIEN. jfë) het kragtigfte van zyne bewyzen, en hy las het fchertzend Hoofdftuk van diens beroemden Mans doorluchtig werk VEfprit des Loix, over de flaaverny.' Niemand der toehoorderen hadt eenig vermoeden aangaande de waare oogmerken eens zo oordeelkundigen Schryvers , en zyn naam overmeesterde den geheele Britfchen Raad. De geheele Britfche Raad! een geheel Lichaam; vergaderd om de belangen der Natie te overweegen, en deftiglyk uitfpraak te doen over eenen voorflag, welks onregtvaardigheid en redenloosheid verdiend hadden uitgejouwd te worden! En waarom ftemde men niet, dat deeze Zwarten volkomen zouden onterfd worden? Indien hunne kleur regt gaf om hen te beroovenvan een gedeelte van het erfgoed hunner Vaderen, waarom niet van het geheel? Door fcherts en niet door bewysredenen, moest een gevoelen van eene zo in'toogloopende ongerymdheid beftreeden worden. En genomen dat dit, tegen alle waarfchynlykheid, het gevoelen van montesquieu geweest ware, wat raakt ons zyn gezag? Ten minften behoorde men verzekerd te zyn van het gevoelen deezes Schryvers. De Bill zou tot de Indiaanen zyn uitgeftrekt geworden, wanneer een Man, minder verblind van de overigen, aanmerkte, dat het eene fchrikwekkende ongeregtigheid zyn zou, de aloude eigenaars van het Eiland te verwarren met de Afrikaanen , en dat 'er wyders flegts vyf of zes familiën overig waren. Voor dat, enz. UIT*  166 GESCHIEDENIS UITBREIDING. Deel V. bladz. 329, van reg. 1, tot bladz. 333, reg. 1 yan onder. Door den cyd leverde deeze Bezitting eene groote menigte Suiker, van eene mindere foort, in de daad, dan die in de meeste andere Volkplantingen wierdt verzameld, doch wier Rum dezelve verre overtrof. De Koffyboom tierde in- de Hollandfche en , Franfche Bezittingen in de Nieuwe Waereld, vóór dat de Engelfchen waren bedagt geweest om zich dien toe te eigenen. Zelf was Jamaika het eenige Engelfche Eiland , welk oordeelde, denzelven te moeten aanneemen ; doch nimmer itrekte 't het kweeken van dien boom zo vere uit, als de mededingende Natiën. Een algemeen aangenomen begrip was het, in den jaare 1756, dat Jamaika het hoogfte toppunt van voorfpoed hadt bereikt, welk het kon beklimmen. Een Eiland, zedert eene Eeuw door een werkzaam en kundig volk bezeeten. Een Eiland, op 't welk de Zeeroovery en de fluikbandel zonder tusfchenpoozen hadden zamengevoerd de fchatten van Mexiko en Peru. Een Eiland, 't welk geen middel van Jandontginninge ooit hadt ontbrooken. Een Eiland , na 't welk veilige vaarwaters en voortreffelyke Reeën de Zeelieden onophoudelyk genodigd hadt. Een Eiland, welk zyne voortbrengzels geduurig hadt zien getrokken worden door geheel Europa: zulk eene Vastigheid moest, zelf in 't oog der diepdenkendfte . ver-  dér BEIDE INDIEN. 161 vernuften, fchynen al den opgang gemaakt te hebben , voor welken de Natuur haar vatbaar hadt gefchapën. De Oorlog, welke dit tydperk voor altoos ge* denkwaardig zal maaken , deedt eene zo redelyke begocheling verdwynen. Eengeesfel, welke zomwylen de Staaten omkeert, en ze altoos uitput , was eene bron van voorfpoed voor Jamaika._ De Engelfche Kooplieden, verrykt door den buit van eenen vyand,die overal overwonnen, overal voortvlugtig was, bevonden zich in ftaat om den Planteren groote fommen te kunnen verfchieten en lang te borgen. De Volkplanters zelve , gemoedigd door de moedeloosheid der Franfche Volkplanters, wier poogingen dus lang zo gelukkig gedaagd waren , bedienden zich gretiglyk van de goede gelegenheden , welke onverwagte voorvallen hun deeden voor koomen. De Vrede ftuite dien aandrang niet. Deeze fpoedige beweeging heeft ftand gehouden; en de menigte der voortbrengzelen der Volkplantinge is ongeveer een derde gedeelte grooter dan voor dertig jaaren. Het geheele Eiland bevat ongeveer drie miljoenen achthonderdduizend Akkers lands. De bergen, rotzen, meiren, moerasfen, rivieren en andere plaatzen , die voor den Landbouw verboren zyn , beflaan 'er van één miljoen zevenhonderdachtentwintigduizendvierhonderdeenentwintig, vol* gens de rekening van een oordeelkundig' en naarftig' man , die langen tyd het opzigt over de Volkplanting heeft gehad. Van tyd tot tyd heeft de Gouverneur 'er van uitgedeeld een miljoen, zeshonderdeenenzeventigduizendvyf honderdnegen. L en-  i6z GESCHIEDENIS enzestig Akkers, die reeds ontgind zyn, of ontgind kunnen worden. In den jaare 1658, telde Jamaika vierduizpndvyfhonderd Blanken en veertienduizend ilaaven; in 1670, zevenduizend vyf honderd Blanken en achtduizend flaaven; in 1734, zevenduizendzeshonderdvierenveertig Blanken en zesentachtigduizend, vyfhonderdzesenveertig flaaven; in 1746, tienduizend Blanken en honderdtwaalfduizendvierhonr derdachtentwintig flaaven; in 17Ó8, zeventienduizendnegenhonderdzevenenveertig Blanken en honderdzesenzestigduizendnegenhonderdveertien flaa. ven; in 1775, achttienduizendvyfhonderd Blanken, drieduizendzevenhonderd vrye Negers of Mulaters, en honderdnegentigduizendveertien flaaven. Honderdtienduizend deezer rampzaligen zyn geplaatst op zeshonderdtachtig Suikerplantaadjeii. De overigen worden gebruikt, tot een min. waardijen ar. beid, in veertienhonderdzestig woóningen, als mede tot den fcheepvaart, den huislyken dienst, en andere oogmerken van dringende noodzaaklykheid. De openbaare uitgaaven der Volkplanting bedraagen jaarlyks 817. 750 Livres. Uit de belastingen op de huizen, op de uitlandfche dranken en op het hoofd der Negers, en, in gevalle van dringende noodzaaklykheid , uit een verdubbeld hoofdgeld, worden deeze middelen gevonden. De Gaarders, in de negentien Kerspels, door de algemeene Vergadering, tot het inzamelen deezer belastingen aangefteld, ontvangen voor hunne moeite twee en een half ten honderd; de Algemeene Ontvanger trekt vyf ten honderd. Het  der BEIDE INDIEN. 162, Het gereed geld, welk op het Eiland in de wandeling is, bedraagt niet boven de 954. 041 Livres. Meer dan toereikende is deeze fomme, om dat alleen de handel in 't klein met gereede penningen wordt gedreeven. De flaaven, uit Afrika aangevoerd; de Koopmanfchappen, welke Europa zendt: alles wat van groote waarde is, wordt betaald met' Wisfelbrieven op Londen en eenige andere Britfche havens, werwaarts de Volkplanters hunne voortbrengzels voor eigen rekening zenden. De waarde deezer voortbrengzelen wordt niet geheel en alleen gebruikt, ter vervullinge der telkens wederkeerende behoeften van Jamaika. Een groot gedeelte van dezelve moet dienen ter aflosfinge van fchulden, met welke de Eilanders , in gevolge eener buitenfpoorige weelde en herhaalde ongelukken, zich bezwaard hebben. Zo veel men kan oordeelen, bedraagen hunne fchulden twee derde deelen van hunne fchynbaare rykdommen. Hunne meeste fchuldvorderaars woonen in Engeland. De andere zyn kooplieden, welke zich een tyd lang op het Eiland onthouden; onder deeze telt men veele Jooden. Mogt dit volk, 't welk eerst in flaavernye geleefd, daar naa gezegepraald heeft, en vervolgens vernederd is,geduurende eene tydverloop van twintig Eeuwen, ten eenigen da- ' ge, Jamaika, of eenig ander ryk Eiland der Nieuwe Waereld, in wettigen eigendom bezitten! Mogt het alle zyne kinderen byeen verzamelen,' en hen in vrede in den Landbouw of den Koophandel opvoeden , fchootvry over de dweepery, en voor de Vervolging, welke het over zyne dwaalingen te ftreng geftraft heeft! Mogten, ten L 2 lan-  164 GESCHIEDENIS langen laatfte, de Jooden vry, gerust en gelukkig leeven, in den eenen of anderen hoek des Heelals; dewyl zy, volgens de menschlykheid, onze broeders , en volgens den Godsdienst onze Vaders zyn! Tegenwoordig zendt de Volkplanting jaarlyks na het Moederland , achttienduizend kwintaalen Suiker, bedraagende, bet kwintaal gerekend tegen 40 Livres, 32. 000. 000Livres. Vier miljoenftoopen Rum, de ftoop gerekend op r Livre jo ftuivers, waardig 6. oco. 000 Livres. Driehonderdduizend ftoopen Melisfe , de ftoop gerekend op 10 ftuivers, opbrengende 150. 000 Livres. Zesduizend kwintaalen Katoen, tegen 150 Livres het kwintaal, waardig 900. 000 Livres. Zesdu;zend kwintaalen Piment, het kwintaal gerekend zynde op 42 Livres , opbrengende 252. coo Livres. Achttienduizend kwintaalen Koffy, het kwintaal gerekend zynde op 50 Livres, waardig 900. 000 Livres. Drieduizend kwintaalen Gember, waardig 210. 000 Livres, tegen 70 Livres het kwintaal. Voor 400. 000 Livres Verf of Schrynwerkershout. Alle deeze goederen te zamen genomen doen de voortbrengzels van Jamaika beloopen eene fomme van 40. 812. 000 Livres. Groot is het getal der fchepen, welke gebruikt worden om dezelve van daar te haaien ; doch zy zyn niet grooter dan van honderdvyftig tot tweehonderd vaten. Een klein getal fchepen neemen hunne laadingen in te Port-Mor ant, die voor eene goede haven zou moeten gehouden worden, indien de ingang minder bezwaarlyk ware. Deeze Ree, in het  der BEIDE INDIEN. 16$ het Zuidlyk gedeelte van het Eiland gelegen, wordt flegts door ééne flegt aangeleide en kwalyk geplaatfte Battery verdeedigd. Twaalf man, onder het bevel van'een Serjeaht, houden 'er geduurig de wagt. Niet verre van daar legt eene Baai, die den zelfden naam voert, doch gelegener is voor en meer bezogt wordt van de Zeelieden. Geen bekwaamen ankergrond, dan voor zeer kleine vaartuigen, ontmoet men langs de kust tot aan Port-Royal, alwaar de helft der goederen, voor Europa beftemd, worden ingefcheept. Nog verder legt de Oude Haven, die doorgaans veel bezogt werdt. Dikmaals hebben de nabuurige Planters het befluit genomen om eenige vestingwerken op te werpen, ter befcherminge der fchepen, welke aldaar hunne laadingen inneemen, tegen de kleine Zeeroovers. Van dit kostbaar ontwerp fchynt men volftrekt te hebben afgezien. Men heeft eindelyk begreepen dat de moeilyke ingang altoos de beste befcherming zyn zou. De Baai van de Zwarte Rivier zou eene goede Battery vorderen. Met weinig kosten zou men dezelve kunnen aanleggen, en zy zou de beveiliging zyn van een groot getal kleine fchepen, welke dezelve aandoen. Ten allen tyde is Savane-la-Marr zeer ondiep, en haare ingang overal belemmerd door Reciffen en onder water leggende rotzen. Het is de flegtfte haven der Volkplantinge. Nogthans is het de ftapelplaats geworden van een vry aanmerkelyken handel, zedert de nabuurige landftreek ontgind is. Voormaals hadden de Ingezeetenen een oogmerk om dezelve met vestingwerken te L 3 om-  166 GESCHIEDENIS omringen. Naa dat men 'er meer dan honderdduizend Kroonen hadt verfpild, heeft men van het werk afgezien. Niets anders dan eenige puinhoopen zyn 'er x'an over gebleeven. Aan de Westkust, die weinig uitgeftrektheids heeft, ontmoet men flegts ééne haven, die van Ormje naamlyk. Zeven of acht fchepen koomen 'er jaarlyks hunne laading inneemen. De eerfte haven in 't Noorden is die van St. Lucia. Zy is ruim, veilig en wordt verdeedigd door een Fort, 't welk eenigen tegenftand zou kunnen bieden, indien het vertimmerd, en deszelfs gefchuc in ftaat gebragt wierdt om dienst te kunnen doen. Hier legt geduurig eene kleine Bezetting. Acht of negen mylen verder legt de voortreflyke Baai Montego. Het vyfde gedeelte van de voortbrengzels der Volkplantinge wordt ingefcheept in het klein fteedje Barnet. Town, 't welk door eene Battery van tien ftukken Gefchut wordt befchermd. Ondiepten maaken den ingang der haven St. Anna zeer bezwaarlyk. Naauwlyks koomen 'er jaarlyks vyftien of zestien fchepen. De haven Antonio is eene der veiligften van het Eiland, doch wordt niet meest bezogt. Haar Fort wordt bewaard door eene bende, welke onder 't bevel ftaat van een Officier. Geene andere haven is 'er aan de Oostkust dan die van Manchineel. De ankergrond is 'er zeer gosd; doch in de nabuurige vaarwaters is de Zee altoos zeer onftuimig door de Ooste winden. Aan vyandlyke aanvallen is deeze oord allermeest blootgefteld; de Battery van tien ftukken gefchut, welke  der EEIDE INDIEN. 167 welke men aldaar heeft aangeleid, zou dien niet in veiligheid kunnen ftellen, indien deszelfs rykdommen aanmerkelyker waren. Al de veiligheid der Volkplantinge beftaat eigenlyk in Port-Royal. De Engelfchen hadden zich geen meester gemaakt van jamaika, of zy leiden zich toe om deeze verovering ten voordeele aan te wenden, en zich van derzei ver bezit te verzekeren. De landontginningen door de Spanjaards begonnen, en de voordeelen eener groote, veilige en gemaklyke Ree, trokken verftandiglyk hunne aandagt na Port-Royal. De ftad, welke zy aldaar bouwden, hoewel in een zandgrond, op eene fmalle ftrook lands, en hoewel door de Natuur van drinkbaar water en andere leevens noodwendigheden beroofd, groeide, in minder dan dertig jaaren tyds, aan tot eene vermaarde ftad, enz. UITBREIDING. Deel V. bladz. 382, van reg. 13 tot bladz. 385» reg- 14 vm onder. Dit Eiland, 't welk veertig mylen in den omtrek beflaat, is bergagtig, maar van voortreflyke vlakten doorfneeden, en door etlyke rivieren befpoeld. In het Westlyke gedeelte hadden de Franfchen een begin gemaakt met het planten van Kakao en Katoen, en den Koffyteelt vry verre voortgezet. De veroveraars leiden 'er eenige Suikerplantaadjen aan. De onmogelykheid om ze te vermenigvuldigen op een ongelyken grond, van holle wegen doorfneeden , deedt 'hen wenfehen L 4 orn  168 GESCHIEDENIS om de Oostlyke vlakten te kunnen bemagtigem De Wilden, welke derwaarts gevlugt waren, weigerden dezelve af te ftaan, en men nam de toeVlugt toe de wapens om hen daar toe te noodzaaken. De tegenftand, welken zy booden aan de blixems der Europifche dwingelandye, was niet, en kon niet anders dan zeer bezwaarlyk hardnekkig weezen. Terwyl een Officier bezig was met het meeten van het land, welk men overweldigd hadt, wierdt de bende, welke hem verzelde, onverhoeds overvallen , en bykans geheel geflagen, op den vyfentwintigften van Lentemaand des jaars 1775. Niemand twyfelde, of de rampzaligen, welke men onlangs van hun land hadt beroofd , waren de werkmeesters van deeze gewelddaadigheid, en de troepen begaven zich op weg om hen te verdelgen. By geluk wierdt het in tyds beweezen dat de Caraïben onfchuldig waren; dat zy veele voortvlugtige flaaven, fchuldig aan deeze wreedheden, gevangen genomen of vermoord hadden, en dat zy zich onder eede hadden verbonden , niet te zullen aflaaten, voor en al eer zy het Eiland hadden gezuiverd van deeze landloopers, wier gruweldaaden hun zo dikmaals geweeten waren. Om de Wilden te verfterken in dit befluit door het lokaas van belooningen, wierdt 'er eene Wet gemaakt, door welke een gefchenk van vyf Moïden, of honderdtwintig Livres wierdt toegeleid aan eenen iegelyk, welke het hoofd zou leveren van een Neger, zints' drie maanden wegg<^r>pen. Niet  der BEIDE INDIEN. i6q Niet veel voordeels heeft Groot-Britannie dus lang getrokken van deeze barbaarsheden. St. Vincent telt tot heden toe niet meer dan vyfhonderd Blanken en zeven of achtduizend Negers. De arbeid hunner handen geeft niet meer dan twaalfhonderd kwintaalen Katoen, zes miljoenen ponden zeer fraaie Suiker, en driehonderdzestigduizend ftoopen Rum. Deeze voortbrengzels groeien op een zeer ligten grond, en dien men daarom denkt wel dra te zullen uitgeput weezen. In Amerika is dit gevoelen algemeen aangenomen. Nuttig zou het zyn, te onderzoeken of het op voldoende gronden fteune. Ongetwyfeld moet de regen, welke by vlaagen nederftort, op een omgehakt land , gemaklyker mede voeren eene zandagtige dan eene kleiagtige aarde, en wier korrels vaster aan elkander zouden kleeven. Maar, kan men begrypen, hoe een grond kan uitgeput worden? Zou het gefchieden door het verlies der aardagtige deelen, in welke de planten, welke hy voortbrengt, eindelyk veranderd worden, en van welke hy fchynt beroofd te worden, wanneer de planten niet verrotten op de plaats, alwaar zy zyn aangekweekt? Maar het is beweezen,doordeproefneeming van van helmont, dat de planten aan den grond geen gewigt ontneemen 't welk noemenswaardig is; het water alleen, waar mede de grond befproeid wordt, draagt alle de kosten der groeijinge. Zou het gefchiede door het verlies der zoutdeelen, welke de grond uitlevert ter trapswyze ontwikkelinge der plant? Maar het is insgelyks beweezen, door de menigvuldige proeven van den Heere ti llet, en andere Natuurkundigen, dat de aarde L 5 niets  i7o GESCHIEDENIS niets anders is dan eene Lyfmoeder, in welke de zaaden der planten hunne ontwikkeling ontvangen, welke zy aan de warmte en vogtigheid alleen fchynen verfchuldigd te weezen. Alle deeze proefneemingen te zamen genomen fchynen insgelyks te bewyzen, dat het water alleen, waar mede de grond, 't zy door de Natuur, of door de kunst, befproeid wordt, alle de zoutdeelen bevat, nevens alle de beginzelen, welke tot deeze ont wikke, linge moeten medewerken. Laaten wy ons derhalven vergenoegen met te zeggen dat zulk of zulk eene foort van aarde, meer of min gemaklyk wordt in ftaat gefield om te ontvangen en te bewaaren de hoeveelheid waters, tot eene volkomene groeijinge noodig. De minfte arbeid keert de ligte aarde om; de minfte regen dringt als dan door dezelve; maar een fterke regen maakt dezelve dicht en op een gepakt, en de Zon zeer gemaklyk de vogtigheid doende uitdampen, welke zy, in deezen ftaat van zamenpakkinge , niet dan tot eene kleine diepte heeft kunnen inzuigen, beneemt zy van haar de eenigfie foort van voedzel, welke zy aan de plant verfchafte, en zonder welke de plant niet kon beftaan. Ondertusfchen befchuldigt men het faifoen niet, en nog minder de onkunde van hem, die deszelfs uitwerkzels niet weet te temperen. Het vooroordeel verklaart den grond voor uitgeput en bedorven. Men bewerkt dien niet meer dan met tegenzin, en gevolglyk gebrekkig. Men ziet 'er van af. Hy wagtte alleenlyk op een voegzaam bewerken, om den eigenaar, die 'er van af ziet, te verryken. Lenige trappen van wryfbaarheid minder veroor-  der BEIDE INDIEN. ilt oorzaaken een zo genoemden fterken grond, welkë een langduuriger en zwaarder arbeid vordert; doch eenmaal toebereid en bevogtigd zynde, behoudt de fterke grond veel langer zyne vogtigheid, een noodzaaklyk voertuig der zoutdeeltjes, 't zy ze geftadig derwaarts gevoerd en van tyd tot tyd vernieuwd worden door het regenwater of door befproeijingen. Waar toe dient dan de Mest, zal men vraagen ? Om den grond gemaklyker en algemeener los te maaken door de gisting , welke dezelve veroorzaakt, en om denzelven langer tyd in dien losgemaakten ftaat te bewaaren, 't zy door de werkzaame deelen, die zich niet dan allengskens kunnen ontwikkelen in den zamen gepakten grond, gelyk die van de tweede foort, welke men verdeelt door ze te verhitten; 't zy door fineer- of vetagtige deelen, die, den grond van de eerfte foort vet maakende, aldaar langer doen duuren de vogtigheid, welke haare al te groote voosheid en de losheid haarer korrelen wel haast zoude doen doorzygen. De Mest, derhalven, ten bekwaamen tyde en volgens haare hoedanigheid gebruikt, vergoedt ge* deeltlyk den arbeid. Kan de bearbeiding van den grond het gebrek van Mest vergoeden ? Wat aan* gaat de ligte gronden, kan ik het niet gelooven. Gelukkiglyk hebben zy weinig bearbeidinge noodig. Met opzigt op de fterke gronden, geloof ik het, en zy zouden veel bearbeidens noodig hebben. Doch niets kan den regen vervangen, welke, in Amerika, wanneer hy overvloedig valt, alle gronden bykans gelyk maakt. Eenige vrugten, door het faifoen vroeg ryp geworden, verrotten  Ï72 GESCHIEDENIS ten in de beste gronden; doch bykans allen toornen tot volkomenheid in de gemeenfte gronden Geen regenagtig jaar is 'er in Amerika, 'c welk niet vrugtbaar is. In een droog jaar is de oogst zomtyds de helft minder. ë De eenige zaak, welke de aandagt der Opgezee. tenen van St. Vincent verdient, gelyk van eiken eigenaar van ligte landen, in welk eene Luchtftreek zy ook gelegen zyn, behoort derhalven te weezen, ten aanzien van hunne Braaklanden de voorkeuze te geeven aan planten, welke dezelve zo dra mogelyk bedekken , en zo min doenlyk laaten bloot leggen aan den onmiddelyken fiag van fterke regens, welke dezelve, wanneer zy met bearbeid zyn, meer en meer los maaken, en bearbeid zynde, dezelve affpoelen; voornaamlyk bedagt te zyn op het ftelzel van Landbouw, welk, zonder de plant te zeer te belemmeren, aan dezelve den trap van wasdom geeft, noodig om den grond te beveiligen in het oogenblik van de dnngendfte behoefte, in dat faifoen, waar in de veelvuldige regenvlaagen niet zouden nalaaten, ten langen laatfte zelf de Tuf weg te fpoe len. Zo lang ze met eenige aarde, van hoedanig eene natuur ook, bedekt zyn, hebben wy geene onvrugtbaarheid te vreezen. De grond, welke eenmaal in ftaat was om eene plant te voeden, door de zorge desLandmans in zynen eerften ftaat gebragt zynde, zal daar toe bekwaam zyn tot aan de voleindiging der Eeuwen. Dominions wierdt van zyne eigen kinders, enz, O I T-  der BEIDE INDIEN. %7$ uitbreiding. Deel V. van bladz. 386, reg. 17. tot bladz, 391, reg. 7. vim onder, Van tyd tot tyd zyn op dit Eiland gevestigd negen Kerspels, in welke men, op den eerften van Louwmaand des jaars 1778, telde vyftienhonderdvierenzeventig Blanken van allerleien ouderdom en fexe; vyf honderd vierenzeventig Mulaters of vrye Negers ; veertienduizenddriehonderdacht flaaven. Deszelfs veekudden bedroegen niet meer dan tweehonderdachtentachtig paerden; zevenhonderdzeven muilezels •, vierendertig ezels; achttienhonderdnegenennegentig ftuks hoornvee; negenhonderdnegenennegentig varkens; en tweeduizendtweehonderdnegenentwintig fchaapen of geiten. Wat den Akkerbouw aanbelangt, het bevatte vyfenzestig Suikerplantaadjen, te zamen beflaande vyfduizendtweehonderdzevenen vyftig Akkers grond; drieduizenddriehonderdnegenenzestig Akkers met Koffy beplant, de Akker gerekend op duizend voeten; tweehonderdzevenenzeventig Akkers met Kakao beplant, de Akker gerekend tegen vyfhonderd voeten; negenentachtig Akkers met Katoen beplant, de Akker gerekend op duizend voeten; negenenzestig Akkers Indigo. Deszelfs leevensmiddelen beftonden in twaalfhonderdtwee Akkers Banaanen , zestienhonderdzevenenveertig Ignamen of Pataten , en tweeduizendzevenhonderdnegenentwintig regels Maniok. Ne-  GESCHIEDENIS Negentienduizendvierhonderdachttien Akkers waren met hout beplant; vierduizendtweehonderdzesennegentig Akkers tot Weilanden aangeleid; drieduizendzeshonderdvyfenvyftig Akkers hadt de Kroon aan zich gehouden ; drieduizendvierhonderdvierendertig Akkers lagen geheel onvrugtbaar. Dit was 't al, 't geen een arbeid van vyftien jaaren hadt kunnen uitwerken, op eenen zeer bergagtigen en weinig vrugtbaaren grond. Al in den aanvang ftondt deeze Bezitting ten doele voor eene der misdaadigfte trouwloosheden. Veele van haare Planters hadden van de Kooplieden aanzienlyke fommen by opfchot verworven. Om hunne fchulden niet te betaalen, vlooden zy met hunne flaaven na de Franfche Eilanden, alwaar hun eene in 't oogloopende befcherming wierdt verleend. Te vergeefs wierden zy opontbooden ; te vergeefs eischte men dat zy zouden genoodzaakt worden hunne fchuldeifchers te voldoen: alle deeze aanzoeken waren vrugtloos. Toen maakte de Wetgeevende magt eene Wet, welke aan alle Franfche Emigranten het voorregt verzekerde, van alle rykdommen , welke zy na Dominique zouden overbrengen , in veiligheid te kunnen genieten. Laaten wy, met alle onpartydigheid, het gedrag der beide JNatien toetzen, en wy zullen het aan weerkanten verkeerd vinden. Franfchen! antwoordt my. Waren deeze overloopers geen dieven ? Waarom verleent gy hun dan eene fchuilplaats ? Toen zy opontbooden wierden, waarom weigerde gy toen derzei ver we.  der BEIDE INDIEN. 17$ wedergeeving ? Men zal die met een heerfchenderi toon van u gevorderd hebben. Dat weetik niet; maar ik onderftel het. 't Was niet de wyze, waar op men moest agt geeven, maar de regtvaardigheid van den eisch. Dit is het oogenblik niet om trostheid met trostheid te beantwoorden. Eene daad , door de regtvaardigheid gevorderd s kan nooit vernederen. Stelt u voor een oogenblik in de plaats der fchuldvorderaaren, en zegt my of gy by het Londenfche Hof niet de zelfde klagten en de zelfde vertoogen zoudt hebben ingeleverd; of deszelfs ftilzwygen of weigering u niet even zeer zouden geërgerd hebben ? Is 'er tweederleie geregtigheid? En gy, Engelfchen, toen gy, by wyze van fchaêverhaalinge, eene fchuilplaats aanboodt aan de Franfche Emigranten, verdubbelde gy toen niet de zelfde euveldaad ? Nodigde gy r iet tot fteelen en overloopen de trouwlooze fchulden lars, die in verzoeking gebragt wierden om de wettige vervolging hunner fchuldeifchers te ontgaan ? Indien de Natiën, die de Nieuwe Waereld onder zich verdeeld hebben, uw voorbeeld gevolgd hadden, wie zou dan aan haare Volkplanters de penningen hebben verfchooten, welke zy noodig hadden? Wat zou 'er van Amerika zyn geworden, indien deeze kwaade geestneiging zich vertoond hadt kort naa de verovering ? Wat zou 'er van Amerika worden, indien dezelve zich verder uitbreidde ? Overdenkt dit een oogenblik , en gy zult overtuigd worden dat eene algemeene opfchortirg van regtvaardigheid een der geduchtfte geesfels zcu worden , waar mede het menschlyk geflagt ksn geplaagd worden. Gy zult gewaar worden dat  176 GESCHIEDENIS tl tSS-f heil!?°Ze zamenfPanning der Natieri het Heelal zou doen vervallen in een ftaat van plonderinge en barbaarsheid, van welken wy zelf geen denkbeeld hebben. Wat voordeel zou 't u geeven, uwe fchelmen ons toe te zenden, en zelve met de onze gekweld te worden ? Wat belang, wat vertrouwen kan men ftellen in menlchen zonder trouwe omtrent hunne medeburgers? Belooft gy u meer eerlykheids van de onze ? Indien gy ze gunft.g bejegent, waarom zou eene derde Natie hen verftooten? Is 't uw gevoelen, dat de trouwloosheid ftraffeloos kan dwaalen van het eene gewest na het ander, en alzo den aardbol rond loopen? Ik vergroot de gevolgen uwer handel wyze; maar indien men over eene daad gezond wil oordeelen, moet men derzelver gevolgen tot uiterften trekken. Dit is een zeker middel om den uitflag kragtig te doen gevoelen. Maar, antwoordt gy my, wat moest men dan doen? Wat men doen moest? Allereerst 't geen gy hebt gedaan. Vervolgens gewapender hand aanvallen op de fchuilplaatzen uwer overloopers en hen van daar haaien. Dus zoudt gy u als dappere en regtvaardige lieden gedraagen hebben. Het vergooten bloed zou men u niet verweeten hebben ; en alle volken van Europa, die belang hadden by de zelfde zaak, zouden u hebben toegejuicht. ö Voor't overige, moet ik my verwonderen uat gy wederkeerig eene fchuilplaats hebt verleend aan uwe kwaaddoeners, wanneer ik alle dagen zie dat gy u het regt aanmaatigt van ze ons toe te zenden, door het vellen van het banvonnis: eene Wet, even ftrydig tegen het gemeene Regt, als te-  der BEIDÉ INDIEN. 17/ tegen her, byzonder Regt zou zyn de Wet, wek ke eenen burger, wiens hond dol was geworden , de vryheid zou geeven om hem in het huis zyns buurmans los te laaten? Maar een mensch met twee handen is akyd goede waar. — Derhalven moet men niet te rug deinzen. — En het is niet hoopeloos, gelyk het niet zonder voorbeeld is, dat een boosdoener Zich betere. — Ja, als één tegen honderd. — Dan moet men nog weeten, of gy tegen ééneri fchelm, diè zich zal beteren, honderd onverbeterlyke lchelmen wilt ontvangen. Ondertusfcben viel nog een ander ontwerp j behalven het aanleggen van den Akkerbouw, iti de uitgebreide vooruitzigten van Engeland. Het wilde na Dominique lokken de voortbrengzels dei? Franfche Volkplantingen, om zelve daar in handel te dryven. Ter volvoerlnge van dit groot ontwerp, wierderi, in den jaaré 1766, alle havens van dit Eiland open gefteld. Straks begaven zich derwaarts, uit Europa en Noord-Amerika, eene menigte kloeke en onderneemenden lieden. Een onmeetelyke voorraad van meel, gezouten visch en flaaven , wierdt te Rofeau opgeflagen. Dit Vlek fpyzigde Martinique, Guadeloupe en St. i Lucia, en ontving van daar in betaaling meer of min kostbaare Koopmanfchappen. Nog aanmerkelyker zou deeze wisfelhandel geweest zyn, irtj dien, door ëene kwalyk begreepene inhaaligheid van 's Lands Kas, Groot Britannie zelve de banden deezer heimelyke verbintenisfen niet naauwer hadde toegehaald. De voorvallen, die de Franfchen van Ametika hebben afgetrokken, en de poogingen, welke M zy  17 & GESCHIEDENIS zy aanwenden om hunne verbintenisfen in Afrika verder uit te breiden, moeten de ftapelplaats van Dominique geheel of genoegzaam geheel doen te niete gaan; doch niets kan het zelve van het voordeel zyner legginge berooven. Gelegen tusichen Guadeloupe en Martinique, opeen afftahd van flegts zeven mylen van beiden, houdt het beiden even zeer in bedwang. Aan zyne twee uiteinden, ten Noorden en ten Zuiden, zyn twee voortreflyke Reeën, alwaar de Zeeroovers én de Eskaders den fcheepvaart van het Moederland op de Volkplantingen zullen onderfcbeppen, zelf dé onderlinge gemeenfchap der twee Bezittingen. Wa* zou tzyn, indien, gelyk gemaklyk kan gebéuren, de Noordlyke Ree, by den naam van Prins ÏLobert bekend, in eene haven veranderd, en met vestingwerken omgeeven wierdt ? Men zegt dat dit ontwerp in den Raad van george oen III is vastgefteld. Alles geeft grond om te gelooven dat het nooit zal volvoerd worden. Te veel vertrouwen fielt de Natie in haare Zeemagt, om immer deeze kosten te doen. Dominique heeft, in de laatfte tyden, de aandagt van geheel Amerika tot zich getrokken, door eene gebeurtenis, wier oorzaaken na genoeg in torden" 0ntdekkinSc moete" gezogt Naaüwlyks hadden de Europeaanen hunne bloedige voetftappen gedrukt in de andere Waereld, of zy moesten uit Afrika flaaven haaien om dè zelve te ontginnen. Onder dit veragt geflagt wierden vrouwen gevonden, in welke de behoefte de eerfte Volkplanters deedt behaagen vinden Uit deeze gemeenfchap, welke de Natuur fcheën sf  der BEIDE INDIEN. 179 af te keuren , ontftondt een gemengd geflagt, welks ketens de Vaderlyke tederhartigheid dikmaals verbrak. Eene den mensch ingefchapene goedaartigheid deedt by zommige gelegenheden andere ketens flaaken, en nog een grooter getal gevangenen wierden voor geld in vryheid gefteld. Vrugtloos wilde eene argvermoedende en vooruitziende Staatkunde zich met geweld verzetten tegen dit gebruik, welk van de menschlykheid wordt toegejuicht; de Vryverklaaringen hielden ftand; zelf zag men derzelver getal aangroeien. Ondertusfchen wierden de vrygelaatenen niet in alle opzigten gelyk gefteld met hunne oude meesters. Veelal drukten de Wetten op deeze Klasfevan menfchen het zegel van minderheid. In de veelvuldige voorvallen des burgerlyken leevens, wierdt zy door het veroordeel nog dieper vernederd. Haare ftand was nimmer een andere dan die van een middelftand tusfchen de flaaverny en de oorfpronklyke vryheid. Zo vernederende onderfcheidingen vervulden deeze vrygelaatenen met woede. Doorgaans is de Haaf zo zeer verbeest, dat hy zynen dwingeland niet durft tarten; hy kan hem alleenlyk haaten; doch het hart des menfchen , die zyne ketens heeft zien afvallen , bezit meerder fterkte. Hy haat en tart de Blanken. De gevaarlyke gevolgen deezer kwaadfpellende neigingen moesten voorkoomen worden. In de Maatfcbappyen van Europa, alwaar alle leden gelyk zyn, alwaar het belang van ieder lid het belang is van allen, is het niet geoorlofd, eenen burger op te dringen het voorneemen van aan het algemeene belang te willen nadeeligzyn, indien men M 2 daar  180 GESCHIEDENIS daar voor geene voldoende bewyzen hebbe* Maar in Amerika, alwaar een wanfchapen, zonderling en in gevoelens verdeeld lichaam zamengefteld is uit drie onderfcbeiden Klasfen , oordeelt men regt te hebben om de twee laatfte aan de veiligheid van de eerfte te mogen opofferen. De flaaf wordt in eene geduurige onderdrukking gehouden , en de vrygelaatene , op het geringfte vermoeden, in de gevangenis geworpen. Zyn afkeer van de Blanken wordt als een zeer zwaar misdryf aangezien, en regtvaardigt, in de oogen der gezagvoerenden, de behoedmiddelen tegen hem gebruikt. Aan deeze verregaande ftrengheid hebben de meeste Natiën willen toefchryven de rust-, welke zy in haare Vastigheden in de Nieuwe Waereld genooten hebben. In de Engelfche Volkplantingen alleen, wordt de Zwarte gelyk gefteld met den Blanke. Het allerfterkfte vermoeden is niet genoeg om een aanf!ag te doen op de vryheid des eenen meer dan op die des anderen. Van hier dat de Wet, welke vreest zich te zullen vergrypen omtrent de keuze des misdaadigen, zomtyds langer werkeloos blyft, dan het algemeen welzyn fchynt te vorderen. De vrygelaatenen hebben zomtyds deeze infchikkelykheden misbruikt op de Britfche Eilanden. Hunne oproerige beweegingen hebben Dominique doen befluiten, van maatregels te veranderen. Volgens eene Bill van Herfstmaand des jaars 1774, zal het geenen Volkplanter geoorlofd zyn, aan zynen flaaf de vryheid te fchenken, voor dat hy honderd Pistoolen in 's Lands Kas gebragt heeft. Doch indien het in 't vervolg bleek dat deeze vrygelaatene van zynen arbeid niet kan be- ftaan,  der BEIDE INDIEN. i8r ftaan, zou hy alle zes maanden tachtig Livres ontvangen, tot dac gunftiger omftandigheden hem deezen onderftand kunnen doen ontbeeren. Ieder vrygelaatene, voor twee Vrederegters, door de verklaaring van twee vrye getuigen of flaaven, van eenige misdaad overtuigd, op welke de dood niet ftaat, zal met de Roede, eenegeldboete, of de gevangenis geftraft worden, naar gelange de Wethouders zullen geraaden vinden. De zelfde ftraffe zal hy ondergaan , wanneer hy de openbaare rust geftoord, of eenen Blanke gehoond , gedreigd of geflagen heeft. Een vrygelaatene, die het weg loopen van een flaaf begunstigd, die hem eene fchuilplaats gegeeven of zynen dienst heeft aangenomen , zal in eene boete geflagen worden van tweeduizend Livres , ten voordeele van 's Lands Kas. Indien de fchuldige niet in ftaat zy deeze fomme te betaalen, zal men hem eene gevangenis van drie maanden doen ondergaan, of met de Roede ftraffen, naar goedvinden der Vrederegters. Geen Neger, vrye Mulater of Mestis zal eene ftem hebben in de verkiezing van een Afgevaardigde van zyn Kerspel tot de Algemeene Vergadering der Volkplantinge. Gunst noch rykdom zal dit merkteken van oneere ooit kunnen uitwisfchen. Naa dat wy afzonderlyk hebben gefproken van ieder der drie Onzydige Eilanden, volgens het Verdrag van den jaare 1763 aan Engeland gekoomen, zal het voegen, de middelen te ontvouwen, welke deeze Mogendheid geoordeeld heeft te moeten aanwenden , om duurzaams voordeden van haaren voorfpoed te trekken. M 3 Ter-  182 GESCHIEDENIS Terftond was de Regeering van oordeel, dat het haar dienftig zyn zou, de onderfcheidene afdeelingen van den grond, door den Oorlogskans in haare handen gevallen, te moeten verkoopen. Indien zy om niet waren uitgedeeld , zouden zy het^deel der gunst of der kuiperye geworden zyn; en 't zou lang hebben aangeloopen, eer dezelve eenig voordeel aanbragten. Maar de Natie was overtuigd, dat ieder burger, welke een gedeelte zyner penningen tot den aankoop van landeryen hadt befteed, de noodige kosten doen zou om zynen eigendom ten voordeele aan te leggen. Ondertusfchen vorderen de nieuwe plantaadjen zo groote uitgaaven aan gebouwen, vee en flaaven , dat het nadeelig zou kunnen weezen , op eenmaal den prys der verkogte landeryen te vorderen. Deeze bedenking deedt het befluit neemen dat de kooper niet zou gehouden zyn om by den inkoop meer dan twintig ten honderd te betaalen; tien ten honderd in elk der twee volgende jaaren, en eindelyk twintig ten honderd de volgende jaaren, tot de volle betaaling. Van alle zyne regten zou hy vervallen zyn, indien hy, op de geftelde tyden, aan zyne verbintenisfen niet vQldeedt. Om het geen in deeze Wet te flreng zyn mogt eenigzins te verzagten, wierdt den Planter de vryheid gelaaten om zyne fchuld in eene altoosduurende Rente te mogen veranderen. Niet vroeger dan twaalf maanden naa de Ontginning,moest deeze belasting eenen aanvang neemen. Dewyl op de Eilanden, welke Engeland zints langen tyd ' adt bezeeten, de al te groote uitgebreidheid der erfgoederen de fomme der voortbreng •  der BEIDE INDIEN. 183 hrengzelen oogfchynlyk hadt doen verminderen, wierdt het noodig geoordeeld, maatregels te benamen , op dat de nieuwe Bezittingen aan deeze wanorde niet zouden onderhevig zyn. Hierom wierdt vastgefteld , dat niemand meer dan ééne plantaadje mogt bezitten, en dat de grootfte niet uitgeftrekter zyn mogt, dan vyf honderd Akker?. Men bepaalde deeze uitgeftrektheid op driehonderd Akkers ten aanzien van Dominique, welker legging en beftemming een grooter getal Europeaanen vorderden. Daarenboven wierdt bevolen, dat van ieder honderdtal Akkers, alle jaaren vyf zouden ontgind worden, tot zo lange als de helft der plantaadje ten nutte ware aangewend; en dat zy, welke aan deeze verpligting niet hadden voldaan, in eene boete zouden geflagen worden van honderdtwaalf Livres tien ftuivers alle jaaren, van ieder Akker gronds, welke binnen den voorz fchreevenen tyd niet beplant was. Ieder Volkplanter wierdt wyders verbonden om op ieder honderdtal Akkers van zynen grondeigendom te plaatzen één Blank mansperfoon, of twee Blanke vrouwen, onder bedreiging van jaarlyks aan 's Lands Kas te moeten betaalen negenhonderd Kroonen voor ieder Mansperfoon , en de helft dier fomme voor ieder Vrouw, welke ontbraken aan het getal, 't geen hy behoorde te hebben. Deeze laatfte voorzorge moest eenige vastigheid geeven aan de Nieuwe Bezittingen; doch mén was van oordeel dat zy ten eenigen dage grooter fterkte zouden noodig hebben. Om dezelve by tyds te bezorgen, wierden 'er vrywiilige giften, van tien tot dertig Akkers, bevolen ten behoeve der armen, welke zich op de Eilanden wilden M 4 ne'  ï84 GESCHIEDENIS nederzetten. Gronds genoeg was dit, om heg van den arbeid hunner handen te doen leeven in, eene onbekrompenheid , welke zy in de Oude Waereld nooit gekend hadden. Uit vreeze dat zy aan deezen of geenen fchraapzuchtige hunnen naam zouden leenen , of vervolgens hunnen eigendom yerkoopen, wierdt vastgefteld, dat zy zouden gehouden zyn , in eigen perfoon bezit te neemen van den grond, drie maanden naa dat hy op hen was over gedraagen , twaalf maanden agter een op denzelven te woonen, en hen zeven volle jaaren in bezit te houden. Vier jaaren lang zou hunne eigendom van alle helasting ontheven zyn. Naa dit tydverloop moesten zy eene belasting opbrengen van twaalf ftuivers van ieder Akker, die be. plant wierdt, en van twee Livres vyf ftuivers van de zulke, die onbebouwd bleeven leggen. Langen tyd klaagden de Engelfche Eilanden, dat zy gebrek hadden aan regen, om dat alle bosfchen op dezelve waren omgehakt. Om deeze ongelegenheid in de Nieuwe Bezittingen te voorkoomen, kreegen de Gelastigden bevel voor de Kroon te bewaaren de noodige bosfchen om de volken derwaarts te lokken en de vogtigheid te onderhouden, welke alle Amerikaanfche plantgewasfen meer of min noodig hebben. Eindelyk mogt geene der fommen , van het verkoopen der landeryen voortkoomende, ten voordeele van 's Lands Kas worden aangewend. Allen moesten befteed worden tot het aanleggen van wegen, Vestingwerken en tot andere einden, nuttig voor deeze Eilanden. 'Er was nog overig om het lot der Franfchen, in grooten getale op Dominique en St. Vincent ge-  der BEIDE INDIEN. 185 gevestigd, te bepaalen. Geenerlei ongerustheid voedden deeze Planters ten aanzien van hunnen eigendom. Zy hadden dien verkreegen of gekogt van de Indiaanen, en waren daar in bevestigd door de Regeering van Martinique, welke,in erkentenis, fe, van hun eene geringe belasting vorderde. Van geene kragt kon de eerfte grond van het regt van eigendom zyn in de oogen der veroverende Mogendheid ; en de tweede liep regelrecht aan tegen de verbintenisfen tusfchen de Hoven van Londen en Verfailles, welke zich over en weder verbonden hadden, niet te zullen gedoogen dat hunne wederzydfche onderdaanen zich op deeze onzydige Eilanden vestigden. Van hier dat de verwagting der onderneemende lieden , die den opgang moesten verhaasten der twee Volkplantingen, welke zy geftigt hadden , ten eenemaale wierdt te leur gefteld. 't Zy het Britfche Ministerie vreesde, de Engelfchen te zullen af keerig maaken, door het eenen grond te doen betaalen, welken hunne aloude mededingers by aanhoudenheid om niet hadden bezeeten; 't zy men zich wenschte te ontflaan van de zulken deezer vreemdelingen, welke hunne Godsdienst en gewoonten te ftei k konden doen kleeven aan hun eerfte Vaderland, 'er wierdt beüooten dat de Franfchen voortaan hunne plantaadjen op geen anderen voet zouden kunnen bezitten dan by wyze van een altoosduurenden huur. Deeze hardigheid, zo ftrydig tegen de grondregels eener gezonde Staatkunde, deedt hen verftrooien. Niet algemeen was egter deeze Volksverhuizing. Naa dat het eerfte misnoegen een weinig was bedaard, begreepen de verftandigften M 5 dat  ■xtó GESCHIEDENIS dat zy nog meer zouden winnen by bet af koo. pen der landeryen, van welke zy bet genot hadden, dan door zich te vestigen op een nieuwen grond, welks bodem hun niets zou kosten. Veel beloofde zich Groot-Britannie van de jnaatr.egels, welke het genomen hadt tot den voorfpoed zyner veroveringen. De uitkomst heeft niet beantwoord aan deszelfs verwagtinge, en de oorzaaken deezer vreemde misrekeninge zyn bekend. Naauwlyks was Engeland, door de Vredever•bonden , gefteld in het bezit der drie onzydige Eilanden, of de drift om Vastigheden op dezelve te hebben, wierdt algemeen. Deeze heerfchende dolheid deedt tot een buitenfpoorigen prys klimmen de landeryen, welke de Regeering liet verkoopen. Dewyl de meeste koopers geen anderen rykdom bezaten dan hunne ftoutmoedigheid, wierdt het Crediet hunne eenige toevlugt. Zy vonden het te Londen .en in eenige andere koop. fteden, wier Kooplieden, door de zelfde uitzinnigheid begocheld , van de Banken aanzienlyke fommen opnamen tegen een gemaatigden Intrest, om de zelve aan deeze onderneemende Ontwerpmaakers tegen een hooger Intrest .uit te zetten. De nieuwe Eigenaars, die, voor 't meerengedeelte, zich eenen grond hadden doen toedeelen, zonder de moeite te hebben genomen om dien voor af te bezigtigen, gingen met de zelfde losheid te werk in het aanleggen van hunne plantaadjen. De kusten en het binnenfte gedeelte der aangewonnen Eilanden wierden eensklaps bedekt met Meesters en flaaven, allen even onbedreeven in de  der BEIDE INDIEN. 187 de moeilyke kunst van landontginninge. Mishagen en onheilen volgden op elkander. De wanorde floeg tot uiterften over. Het leedt niet lang of dezelve wierdt overal rugtbaar. In of omtrent het jaar 1766, hadt de Volkplanter geld opgenomen tegen acht ten honderd. Vyf jaaren daar naa moest hy zyne fchulden afdoen. De onmogelykheid, in welke hy zich bevondt om zyne verbintenisfen te volbrengen, maakte zyne fchuldeifchers in Europa ongerust. Verydeld wordende in hunne verwagting der goederen , welke zy hadden te gemoete gezien, openden deeze inhaalige geldfchieters ten langen laatfte de oogen. Hunne ongerustheid wierdt werkzaamer, naar gelange zy een blinder vertrouwen gefteld hadden. Gewapend met het zwaard der Wet, verdreeven zy van de plantaadjen de ongelukkigen, welke eene ligtvaardige hoop verleid, hadt. Aldus eindigde de fraaie droom der Engelfche Volkplantingen. Doch deeze groote gisting moet voordeelige gevolgen hebben. De landontginningen, ondernomen door menfchen, uit het Niet opgekoomen, en in het zelve wedergekeerd, zullen voor de Natie de voordeelige uitkomst zyn eener onregelmaatige gistinge. Een grond, welke kwynde in de handen der eerfte bezitters, zal met grooter hulpmiddelen , met meer overleg en fpaarzaamheid beplant worden. Laaten wy, in afwagting van deeze nieuwe poogingen der nyverheid en werkzaamheid, het oog vestigen op de Engelfche Bezittingen in den Amerikaanfchen Archipel. In de Wesrindicn zyn de Britfche Eilanden over 't algemeen meer uitgebreid dan vragtbaar. Bergen,  188 GESCHIEDENIS gen, die niet beplant kunnen worden, beflaan veel gronds op zornmige derzelven; andere beftaan geheel of ten deele uit een zeer vrugtbaar kryt. De beste zyn al zints langen tyd ontgind, en wagten op de hulp van bemestingen, welke in dit gedeelte der Nieuwe Waereld zeer onvolkomen en iehaars zyn. Bykans allen zyn ontbloot van de bosfchen, welke dezelve oorfpronklyk bedekten, en zyn bloot gefteld aan droogten, welke menigmaal den Landbouw, met de meeste oplettendheid en kosten ondernomen, bederven. Van hier dat de vermeerdering der voortbrengzelen niet evenreedig geweest is aan het getal der handen, ten dien einde te werk gefteld. Heden ten dage zyn in deeze Volkplantingen omtrent vierhonderdduizend flaaven, wier zweet naauwlyks de twee derde deelen der voortbrengzelen oplevert, welke men voormaals door de zelfde middelen van een ryker grond plagt in te zamelen. Het getal der Blanken is vry algemeen verminderd , naar gelange dat der Zwarten is toegenomen. De reden hier van is niet, om dat 'er, om de zulke, welke fterven of met de rykdommen, welke zy gewonnen hadden, verdweenen, te vervangen, niet zo veele behoeftige of werkelooze lieden in Engeland waren, dan in de eerfte tyden der verhnizinge; maar om dat de geest van gelukzoeken, welken de nieuwigheid der voorwerpen en een zamenloop van omftandigheden hadden doen gebooren worden , beteugeld of uitgebluscht is. Van den eenen kant is de grond, welken de kleine plantaadjen befloegen, van tyd tot tyd verfmolten in de Suikerplantaadjen, welke eene groote uirgeftrektheid vorderen; van de andere zyde hebben  der BEIDE INDIEN. 180 ben de Eigenaars dier groote plantaadjen, zo veel doenlyk was, het getal der Agenten verminderd, wier Jaarwedden een drukkende last waren geworden. Zints deeze ftaatsverwisfeling, hebben de Britfche Eilanden meer dan ooit plonderingen en een vyandlyken inval te vreezen. Derzei ver Volkplanters, allen op de krygsrolle aangefchreeven, waren voormaals magtig genoeg om een zwakken of flegt gewapenden vyand af te weeren. Indien de Zeemagt van het Moederland heden ten dage een oogenblik ophieldt hen te befchermen, zouden zy meestal met een enkelen flag kunnen weg genomen worden, 't Is veel dat in den tegenwoordigen ftaat de Landmagt de Negers kan in bedwang houden, ongelukkiger onder de Engelfche dan onder eenige andere heerfchappy: want de flaaverny fchynt te ondraaglyker te zyn onder vrye Natiën , naar gelange zy aldaar onregtvaardiger en vreemder is. Zodanig is dan des menfchen voortgang tot onafhanklykheid; naa dat hy het juk heeft afgefchud , wil hy het anderen opleggen; het hart, welk de flaaverny onverduldigst draagt, wordt meest gefteld op heerfchappy ! Nimmer wierden de Westindiën door Groot-Britannie aan eenige belasting onderworpen. Alleenlyk verbonden zich Barbados en de andere Eilanden, uitgezonderd Jamaika, inden jaare 1663, vry willig om aan het zelve voor altoos te betaalen vier en een half ten honderd van alle hunne voortbrengzels, welke na buiten verzonden wierden. Eene zo groote edelmoedigheid heeft zedert lastig gefcheenen, en men heeft dien last zo veel mo-  190 GESCHIEDENIS mogelyk was verligt. Dewyl deeze belasting in goederen wordt betaald, worden aan de Regeering geene andere geleverd, dan die eenige onvolmaaktheid hebben; en men is niet kiefcher in het gewigt dan omtrent de hoedanigheid. Van hier dat 's Lands Kas flegts twee derde deelen ontvangt van 't geen haar voormaals wierdt toegeftaan. ° Dit is nog te veel voor Bezittingen , die haare eigen bmnenlandiche uitgaaven moeten bekostigen. Zeer aanmerkelyk waren dezelve ten tyde als deeze Volkplantingen de noodige ichikkingen beraamden tot haare veiligheid. Menigvuldig waren de belastingen op dit tydftip; en ieder ongelukkig voorval deedt 'er nieuwe gebooren worden, om dat men het verftandiger oordeelde, hulp te zoeken by de burgers, dan zich in openbaare fchulden te fteeken. De tyd heeft de behoeften verminderd. Zelfheeft men met meer fpaarzaamheid moeten zorgen voorde zulke, die nog overig waren, om dat de hulpmiddelen der Planters niet meer de zelfde zyn. Tegenwoordig zyn de belastingen gering, en men zou ze nog kunnen verminderen, indien, door eene in ;t oogloopende tegenftrydigheid met den Republikeinfchen geest, welke een geest van belangeloosheid is, de zulken, die de openbaare ampten bekleeden, niet te groote Jaargelden vorderden. Doch dit is een onvermydelyk, enz. AAN-  Ttt r ra**™» roZi» i» ittf «ft * te* Amerikaanfcbe Volkplantingen in de havem vm bet Moederland zyn aangebragf, derzeher waarde, bepaald tiaar den omturn prys; Opbrengst der regten van dezelve betaald, by de vervoering van de Eilanden e„ by de i % TdP*-L "ei negerenywew > ■ Hoeveelheid deezer Goederen buitenslands verzonden, en boeveelbeid der geene, welke in bet Koninkryk verbruikt zyn, benevens de opbrengst van de regten op bet verbruiken; Gemunt Geld van de Eilanden «matrat• (I E aankomst m tramerjK, wtomu gefchatte waarde der Voortbrengzels van minder belang, welke in deeze Tafel niet zyn aangeweezen. *> ° ' B| | »— G F. f A L I DOMINO"- MARTINIQUE. I GUADELOUPE. I C A Y E N N E. ! I I " U « - : : « : : ; » « JTfe X NAAMEN D!»!c» 1 I 11 „ M>M|iiie'n *"a""KSo"oHK%N."S VAN r —— ;—ZZ^IcmÜ^^ÏÖ^T" °Pbrenfst dei *>eveelliërd Deizelver waarde JOpbrengstder reg. Opbrengst de?|HoeveelViei(liDer!elvel.«riiarcle, Opbrengst der reg-l Opbrengst d?| Hoeveel- Detzelver waar- Opbrengst der reg-i ~0pbrengsr "unds'wl Kontoknk ""op'ïè?" 8- I " ^~ : 2 • -™ ™ l"! i; »»«»». , voort- Hoeveelheid Derzelver ^ , | Ichar naar den .en, 1 en, by derzei vc, de. inkomen- MndM. veZikl verb.uiken. 8 * o -c>--...<,„L J Si. !>.,:Cia- I B.BU mfrankryk geleh.t narden >e^bJ )e i„ Frankryk. ingevoerd. |e„00ncn prJ , - £ gewoons prys. vervoering van de U inFrankryirf Frankryk den ge ..oanen vervoering van de de regrer, in -tatxvu. """«ken. ,| I • g | PgfjR- 2 gf S ffl i,,- jrim Cayen- ingevoerd, gewoonen prys. ^'™dengetaald. Eilanden betaald """"")"• « r' Eilanden be.aald. • ingevoerd. prys. Eilanden betaald. Frankryk. £ g H S S rf SS S5, - W. ___.-fe_-l___ _!-. ■—r : r-T • fJT'si. P. Liv; St- p- «ÜS7 LTv. Sr. P. Ü». S_~ï> Liv. Sr. P. ~Pondeii7 LTv, St. P. Liv. St. P. Liv. St. P. Ponden. Li». St. P. Li». St. P. Liv. St. P. Ponden." " Ponden. Ëïv. St. P. ë ilSS 8 * " *** I ^ II i - l0;°f;a= 'ffo, ,, 5.1=3» 9 Ja*,'* '\ sl'o8° «0-31» ♦ •• » 36e -S 3 ..I.ioo ,,5,7,245 II/.397 w e I — Cjf i Duinkerken.... la .... I T 213,485 '0t-°fJ '» „6 M0 68,83610 4 1,500,000 . 5,550 ...... 25,813 _,«» '.» ,» - '' 1,857 13 « "'3f'V 10 ... ! ' 1*6,365 299.9S3 22,0,8,5., „5_5 «««...oa» SI % tonfUur,.. 4 •• „„„„l , sll'*°l ofï'sK " «s,«>3 »* " ,3''^ « 'f ' 33,753 ,0,53813 5 «•« * , 5S0 I = • ♦*» a>'5« «4 4 1.057.27c 932,78? 68,559.1 5 L-5 ?S=^5» 2 ?| || I Sr.! 35 |a5 "s" '2' l S,oImII 3.P3W.1,8 9 '92,6M'°" ^7 J.««w» «« ? '«4» •! f ,4,808,8.0 .,.64,882 570,792 3 7 4,465 7 7 20.046,3., 15,365,286 ^,9,82; j,o„7 S 1 f .-s_=_| |j ~ 1 I r 4205-0 .'. 22.-0712- 'f'3°' * * 738,864 5 g5o. S .. 1,99419 ! 9,811 7 4 310,656 108,7201».. 875.» 4 4,135 3 1, || j L j-_« n-v,-o n | f ::::-t:.::::::::::: ^™!.-8" '» W..33 47|;,4d .. 3,088 ,o , „,140 ,7 7 ,6,(S6, 9,,65, 7 ' 757 .. 5 3,477 5 . 1 ~?" lf| |E„a',,;lk'en.-; :.: , f ,^ ':: •'. •• 31 v''«^• »• V*;:::::• ï 5^ :: .f.:: 7i ! |-2g —1» 1 r -.:.:.'::':':;.:-;";.:.:;:.:f l^sg^ji 4§;|hfipi-lSji «f i-6f|*vf^:->:•:~>..J {It1 „IJiiiifll l|| \ Mnkerken.^. -T f J'"?;^ ^£,#9 » * 80,340 A «»W i 3,*?,8,8«J -.^.'li "< ' " 45^8 iï 6 ' 85,:"ö_ !5 6 ' '..PSMli ' MW *4 ' " 7.»3Ï >4 <'+M»i .« 4 ■'■ .':.' S.+oS,l74 6|?«'|» ^>3»4 9 ||-S^ j °* * ^ "| [ *~ °° ^ " j" fe Ifayonne - , ifalS = j7i7i .6 ' ___£«_l_5 _i8_7_l_! V. «SMM i - 5-^ '« M*4* « W «7. 5 ^ .« 4 ' »»i.3« «,'4t _■ 'S 5 < , I m»«_4j ° "• UI fl »• • • ■ •J 45.93M4, «STfcïjTir» J5'__/__ __lI_li' "posiioëS ^'05»'iS .. ~s,6Ü9 =7 Jmi.554 óT*. 6,30i,9°2 2,993,860 19 - »S,H1. I» 1 144,-26 7 ■ 65.8»8 3',296 16 ... 230 .2 , t„3 10 « 50,058,246 JJ_« '■670.683 8 1 ^ •::.•;:•.->: ' I »% % Duinkerken..., "i f 2»3,56e \\\•ïïss.... 4.|°8 ij 9;;; r; • • • •; •,; • •; ■;; •;;•- ]\;; ; ;•• ;; ;;;;;; •; •; "*Ti m.";! r i'.;:; . r 1 " r:.' m .*::■ ;■ mii z f \a-s is°° ■ i-'-p Jffcmfle». I "Isoa '.06,267 -v ;; 6y7o ,o .. 3,8191410'.;'' \'."!.* 'li '■ '■ '■ '.' '»« aio» l« ' "«3 '17! «"?« "V«38 "'ss0 439 5 .4 M -e,noagcoo«oso rs| ff^r»8 { m^I-ï--^-'^-——sra-'6--3 s"' «tü»!:: .»::::::^_—___.-_■_.___.r ,__j________ " ! 10 Is* |g::v.:v..:::::::::::LJ 8J :::::::::::::: >r3,r5 ^ - U• ^:.'; .............. .... .. .^ ^..j..^ Ijhp^ f |8»:::.':;:;::::::::::i I ^ ^g-;:...•• 5V;.5."W ^ 5784 ^ 3,72.0 z | :: 1 lÏSSSl:::::::::::::::::::] I ,ÏU^1. _3^.„;• ::::::::: !?"•''^i'" l_j_-______:'_j__"^ii•__?_^,_-:ILL__j:i_ii_Ü4jJ _ _è•_•-___;__?___IJ M , • f ïl 5555 _4Q5J34_.6 •■ .3,385 I6jic 8-5,-ëj _0Sj^r7?~ ~~T7.~. Topal-ÏT. 'utaif HfiSt 6 ■• • • ■ v .■ 2,367 7 .. ^_J*4j 10,663 16 .... -. ^ 352 i9 é ^794^275 _ 767,75' 107,485 5 7 ;_j 2 £|j ïl. „. .. ,*~ '. •• ■•' ■• •■......... .7. .T.777.. 777 71,56= 447-s 357 ,6 ..'..s*. 14 " 43,22? 28,3-3 9» .j ■ , " j."'!'"' Is n ii,f_ ° / V".v.i «,.»4 76 1710 . 97 3 3 ; 95,,po 59.48315... 47519 ..2,636 2 1 16.300 82,40, 2.8S+... 8-5 o • • • SI ft__,d___'y.:::::>^°^-< Afi i°*6»'s •■ «4« ■*» w».» ? : ; ::::::.....'. 4,04» 2,525 204.. 5a,39= z «. » * SfehiUe° .'.'.'.".'. '. . ........ . O C . . . .■____•____.-—■ ____,■__•_•_ •____■____.___•_•• , '.'...'...'.'.;..! 7 _______•__ "9_ 80.972 12 6 ^47_ J6 6j3_S88__l__3 _ 4..261 88,304] 3.°»o 12 9 H B ^•J"e""""' "^fÈss'. s____?___' 1 _____.*____?:--~". ■'^rrrif.~ 'tM '.'. 'Irl'.' III'.! 7'rü .T.rrr. •■ . .ttt:~ iö?,355|'87»7° ~6Zsl£~ZT\ ti_4 lgfU.7 iq . 4,749 4 9 jo 793 _ 14 i). 9",26ü .43.150 1,274 7 6 5,7°- 10 _ .»»,»■■ 4.3P5.146 ___;° __ F |'a' ° '."-T^; 8 a g g '»j IB 1 Domkerken 1 f 4.8 ~_^6«"7777. -7«~Ü~4 ' 4» •• 777.-• — - 77. ... • 1 '■ ".'f* * ,* - O I 5 " ? S 5 S I I S 3 _. I 5 i ƒ Hav.e de Grace j j _',S50 ,3,050 1,033 6 8 157 10 « 37= 3,348 3. l8 , ,_8 1,15a • 1.2 ...10 . . . . . . . ... ■•. . • • • • ... r • ■. ... •■ ....... .'.5° ! O J g fj ï S 3 S < O J_ 5 O 5 _• |p ïl'- F"LI II . I5i_l!'!: 5: cj: 5:'tï; 5; z■■:- - v^k. ^,,_:___J_ïi_! s^~r "~1 ê ' TZ-i-'4 ~64ÏÏÏ~^T.. 9.955~6~b al_i7~7o 3~P^9 ^gTTT. .■j.TT~~T, ;3~9Tl3~3 W j^T^I' ___'-'r-~~~)"~"w ' "' '"I "''^ 33__5 1- _'5'155 5 4H 5 H j | \ '• • ' || I Havre de Grace O f '>S« IjTToo 4»| II 3 1,56' ~7s7ft)0 J "5 10 5 sos^üT} ~ i|ï 8,310 65 9 7| 26717 »! • •■ ••• ••• • ['y 3'°°' % 'jj „ I li.': p Jlou .L.üx.'. ! \ ^ *>Soo i^oco .' 483 I, 3■' ' V,aS0"5' '7 'ol '5 * " MS» " 565 19 3|-.',3'7ot 368 '* ,öj Z 1 • * '' ffl ■8.I_±_4° ~43,46o~rT. 77.7777777. ;7fo7777c »,97c ~--|r?o~7r.T. 23776-7, p_8"~-~i 776,6 _jj^~TTJ~T^jTj Z____F__-L_.'•____-_: __■'- ~^y": ;=b ____ S___5J J ■ • • • % | j. • | ^"7":7777. | JTTj 4'.^ ^,^ 711 3^17.1 .39!.!>.7. «psw;;—» = .3.10-;;;7';77 77.77 :::::: 'Jl.'*'.4, »'.| j _! w: ■ |i ■" ^ Z__7_i 27^137'77777:77.7'.:—jrri —Jsfifc.-^_H—•ü~H~ïjsH~ r,5=| •S^^|^^h~^~r^~~-7rr^~t --^•!__!__-- _3^:?____~^«»~ M z Sf _ a h t:7i.inke,ken f >»V., lo,r 8 < Zj~7~l, ."77 '. 777 i ' J 45,2.8 75.55- 380... 3 * I ^ 2 J Z MP --i 1 4=SC 39,200 77:7:7 "f"'^ "'»» . «-•« » i s3--: t:::::-::::::::::::::.::::::: 3->$:.°.: t t z** • I %7 s-: .via!»: '..'..'.'..'..'.:::) j >°.sa; * ^'k-;-- I ::::::::"::::::::: :77::: ;::7i::::: !77 -1^* '•;». 'ï 4 6° » ! ,o.,i!' a4,si' «» » < < o « 7 m '•■Kanres HIoUT....< 5,7o64!„ , »*fj ♦ ,IO„6,,] .. I .... 47,«3 2.658.764 13.027 '9 •; «. I 7 K < X f| iRpckeiie ..| I 33,650 'l - «>«f.« •■ . . 7. . . . . . i . 7 33,65° 3= -9 6 < . *. < B < li 7 ro,„Je.ux ! 5,85',858 jj3»5 >*>» « | V, . |. .. ,T445 4.07» • 6 ««» 7 8 4,077,245 1,852,858 9 134 19:9 Z S O O ff *^Matreille J L ï5_54 ___7,a5o 3 'ï'. '.'.'. '.Ai ,1 ,'c " '.'.1 '...ï■ ■■■■■ .! ... 7.!^. . . t ...^ I _4Qdi79 _a.4.6 18 s). .98 ■___. I2S.7331 __5»_____J 1 U ^ ||-Goederen van geringe waar-ie, in de onJeifcl.eidene Havens aangekomen.. i,3S7,778 j"—" ~l . ! '3' ' " ' ""■ ' I 1 I tl JrBoDRO.Aoi . . .". : Gemunt Zilver Lfe>«!6.76015 3 45.2P6 8 8 1 «   XÏP-. Bo__. TAFEL van den KOOPHANDEL van GROOT-BRITANNIE \ met zyne westindische amerikaansche eilanden, | van het Jaar 1697 tot den Jaare 1773, volgens de rekeningen aan het Parlement overgeleverd, en verzameld door den ' Ridder c har les whitworth. • . HL'" i BALANS der Verzendingen cn f Iltislaadingen van Engeland na en van ieder zynsr Westindïjche Amerikaanfcbe Eilanden. Naamen dei EÜSaden. ïypperke» van dar- VeM-ndig-n uit t'Huisl-adingen van de Beloop van het Beloop van het zeiver Koophandel. Engeland na de Eilanden na Engeland, meerder uitgevoerde, meerder ingekoomene. Eilanden. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch!~gr7 PondeT-terl. fch. gr.' Ponden-Sterl. fch. gr. Barbados...... van 1697 tot 1773 9.330,359 »6 ï 18,615,856 45,732 13 3 9,325,218 17 2 Antigoa... 1697 • •• '773 4>27<5.97°' 4 3_ «4451,.ai _0 7% 3i>954 14 2 10,006,300 ... 5$ Montferra...... 169? ... 1773 613,262 6 u 3,859,814 5 5_ 3,246,551 18 6i Nevis........ 1697 ... _773 801,523 5 • •• 4,620,801 15 "i 3,819,278 10 u| St. Chriftoffèl........ ... Ï700 ... 1773 3.234>349 16 IO£ 13,661,179 7 li 10,426,829 10 8£ Anguille _750 ... 1770 1,241 3 ii 29,333 15 9 1,241 3 11 29,333 15 9 Tortola ... 1748 ... 1773 220,038 16 2 859.93* 13 7 639,892 17 5 Jamaika. 10-p7 ... i773 19047,405 5 H| 45,061,384 18 a£ 53-38o 12 7^ 26,067,360 4 9$ Lttkairche Eilanden , 1697 ... 1773 66,24+ 6 5% 94>967 9 94 29,636 4 5 58,359 7 %k De" Bermudes, • ... 1697 .,. 1773 344,707 18 2 89,530 4 9^ 303,210 8 63 8,04a 15 i| Grenada.............. ... 176. ... 1773 1,179,279 9 7 3,620.504 13 " 2,441,225 4 4 Jab*S° ... 1764 ... 1773 122,093 17 6 49,587 *3 3 72,506 4 3 St. Vmcenr.......... ... .764 ... 1773 235,665 U 9 672,991 19 10 971 15 2 438,298 3 3 Dominique........... ... 1763 ... 1773 3.2,294 3 9 1,469,705 ••• 4 1,264 5 6 1,148,675 2 I De Mosquken, ,.1772 4,728 12 n 15,580 3-.. 10,851 10 1 Guadaloupe , ... 1759 ... 1765' 475,237 7 10 2,004933 8 3 1,529,696 ... 4 Martinique ... 1762 ... 1767 178,651 14 7 636,367 H 2 457,715 19 7 40,460,059 17 9% '109,813,791 14 4 499,908 > 9l 69,853,639 18 4 , r . j Uitvoer uit Invoer van de Beloop van het Uitvoer uit Invoer van de Beloop van bet Jaaren. Engeland na de Eilanden in Engeland, meerder ingevoerde. Jaaren. Engeland na de planden in Engeland, meerder ingevoerde. Eilanden. Eilanden. . van de Ponden Sterl. fch. gr. 'onden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr, ie Colom. "onden Sterl. fch. gr. ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. 1697 144,847 8 4 327,267 3 i 182,419 14 9 11,341,981 6 af 36,768,459 5 8 25,456,476 1 ï 5$ 1608 310,282 3 2 632,844' 2 8 3«2,s6t 19 6 1736 294780 7 8 1,423,496 15 4 1,128,716 7 8 1 1690 342,880 10 10 656,555 8 5 313.674 17 7 1737 2;4427 1° a 948,8*7 2 3 694,389 12 1 ) 1700 334,197 17 8 829,182 19 _4 494>985 i 6* 1738 237,717 5 8 i'477,496 6 3 1,239.779 ... 7 ' 1701 -340,315 8 3i 740,663 5 6j 4C0>347 '7 34 1739 245,722 7 3 i,5°6>85o ... 8 1,321,133 13 5 1702 255,694 10 ui 476,175 1 94 220,480 10 toi 1740 342,937 ••• 5 i,iö5,t25 6 1 842,188 5 8 1703 285,042 16 Si 626,985 11 6A 341,942 15 i 1741 454,°i5 9 4 I'403>'54 13 ... 949.139 3 8 , 1704 269,615 14 5* 489,906 1 55 220.290 7...i 1742 535,076 ... a 1,809,8.8 4 11 674,812 4 9 1 1705 305,911 1 7\ 706,574 16 9i- 400,663 15 2 1743 444.640 15 7 1,404,025 8 10 959,984 13 3 ! 1706 266,641 5 7 537-644 8 10 271,003 3 3 1744 281,928 5 4 1,156,955 12 1 875,017 6 9 1707 278,126 5 Io| 604,909 6 6| 326,783 ••• 8 1745 279 796 9 9 -,024.222 5 5 744,425 15 8 1708 294,792 12 1 593,225 ... ii 298,432 8 1746 497>°42 10 s 1,148,256 211 651,213 12 6 1709 249,800 2 U .«545,387 19 "4 296,087 17 3^ 1747 388,746 15 lo 94j>i1<* 6 1 552,371 10 3 j I7!0 205,029 18 6. 780,504 13 9i 575474 15 2>i «748 441,93» 6 7 1,616,442 14 5 i,i74,5ii 710 1711 221,628 15 54 556,78o ... 7$ 335,151 5 li 1749 553-759 i8.li ^ i' § ' f27,466 4 2 ï7is 265,116 1 i4 648,897 10 95 383,781 9 74 i75o 546,548 16 i 1,5*3 904 6 6 972,355 10 5 1713 3^,970 12 sl ,79*.H7 10 8^ 434 2/6 18 3 1751 632,088 19... 1,448,367 3 11 816,278 411 17H 332,603 9 9 845,322 8 SÏ Si2,/i8 18 6i 1752 703,9*° 5 7 M33,oo6 12 4 729,086 6 9 1715 302,414 4 1 999,935 5 2 697,521 i 1 1753 832-9>9 6 5 1,902,968 19 1, 1,070,049 13 a 1716 413,129 12 4 1,104.188 14 5 691059 2 1 1754 685,839 17 2 i,467,57o 8 11 781,730 n 9 1717 532,599 18 ii 1.203,773 1 5 870,173 2 6 1755 69^,667 13 3 1,870,732 7 10 1,176,064 14 7 : 1718 547,123 4 9 '896,785 3 10 549,661 19 1 1756 733,458 16 3 1,689,26a 3 9 955,803 7 6 1719 246,020 210 875,959 i£ ••• 6c9,939 9 2 1757 777,285 10 4 li939o3o 2 9 1724 383,712 2 5 ..166,426 14 3 782,714 11 io 1762 1,281,101 13 i 2,566,970 18 10 1,285,869 5 9 1725 363,759 9 4 1,364,014 7 4 1,000,254 18 ... i763 1,138,771 12 8 3,017,140 7 ... 1,878,368 14 4 1726 272,155 10 6 1,128,096 ... 6 855,940 10 ... 1764 914,663 8 6 2,432,878 18 10 1,5,8,215 10 4 . 1727 249,304 7 7 1,041,294 i 7 79i>9?-9 14 ••• 1765 1,027,016 7 h 2,277,056 17 7 1,249,840 9 8 ! 1728 333,040 4 10 1,501,478 18 a 1,i68,438 13 4 «766 1,049,631 5 9 2,811,194 9 8 i,7Ói,563 3 " Ê 1729 380.479 10 3 i.5I7.377 3 ••• 1,136,897 12 9 1767 1,063,198 ... 3 2,696,155 4 7 1.632,958 4 4 '73° 348,593 14 2 1,572,167 18 6 1,223,575 4 4 >768 1,180,968 6 2 2,946,076 17 i 1,765,108 10 11 1731 248,553 12 10 1,311,837 5 11 1,063,273 13 1 1769 1,267,477 19 9 2,696,900 4 1 1,425,422 4 4 1732 240,440 6 1 1,315-993 13 7 1,075,55.1 7 6 1770 1273,459 13 ii 3,116,403 5 3 1,842,943 u 4 i 1733 236.022 is--- 1,618,542 16 2 1 i,38sf,5*o 1 2 1771 1,101,357 3 9 2.717,867 6... 1.616,510 2 3 | 1734 215,883 ... 9 1,141,568 19 7 924 685 18 10 1772 1,384,313 J9 9 3,292,749 6 5 1,908,435 6 8 1 1735 262,982 13 3 i,46i,°57 J5 £ i,i98>o74 13 * '773 1,266,401^i8__9 ^717,945 12 •" i,45i,543 13 3 11,341,981 6 2Ï 36,798,458 5 8 25,456,476 11 SÏ 40,460,059 17 94,109,813,791 14 4 69,353,731 16   IJV. Boek. TAFEL DEÏ>E HET JAAR 1774; atzen, out. verf ïn welke * 1 CEDE- erzendin- SUIKE! Maho MELAS- REN SAÜJE- gefchied ï. ny. Ebben. SE. HOUT, PAR1LLE. &yn. &c Oxboof- Ton - Plan- Tonden, nen, . ken. nen. Vaatjes en 46,710 5,087 \ 1,893 29 1,158 1,100 rpool.... 7-347 1,920) 286 5 | 3 400 ^aa'en en a6 §§•••«; 13.638 1,440) 3'9 352 45 Pakken. ister I 832 l'/i 180 56 1 2 21 ow 2,352 318 i 24.8; en 40 planken 84 64.. 2 CcdcrenhüUt ïaven.... 73 52 i d 71,092 9 179 5 2934 71I 6y 1,558 i,too en 40 Baaien ika 1,520 674 302 951 planken en 46 Cederenhoii! Pakken. IEEL.. 72,612 9,853 3,236 715 1,0.0 1,558 1,100 ) en 40 Baaien ' p!anï\;n en 46 Ccderenhout Pakken.   XJV, Bom. TAFEL DER VERZENDINGEN VAN JAMAIKA, GEDUURENDE HET JAAR 1774; Getrokken uit de Registers van bet Eiland. * viïïdta- SUIKER. RUM. KOFFY. INDI- HUI- SCpad°" GEMBER. PIMENT. KA- jcam. Maho ~* MELAS- REN psa^ geogerchied schel- -rnvNrP^ &c zyn. GO. DEN. PEN- TOEN.j &c Kistjes. T Oxhoof- Ton Va- Vaat- Ton-Kwin- ~ Ton- en Zak- Kwar- Zak- Ton- Ton. "«»- *on- den. nen. ter,, jes. nen taaien. ÏÏ nen. Stuks, Vaatjes, ken. ten. ken. nen. Baaien, nen. nen- vaaqts Ul"JeQ 467io 5,087 13 9,820 169 1,819 18 =9<5 .575 4« L475 i I0.5*5 13° n? 795 ''893 29 1,158 J^°° Leverpool.... 7-347 1,900 952,652 177 1,194 1 "4 12 22 74» 7 '.699 7P '>384 22 5 3 4°o ^ ' Brist0'....,.. 13,638 1,440 4 1,871 20 537 57 3 31 1 i>533 52 73 150 355 45 leaste,- f 832 3.17 53 899 J3* 36 14 2 38 131 34 36° 64* 186 56- 1 99 • • ' i 5--V 2 21 Gl,s^v 2,352 3»8 60 ,,090 24 9 32 12 5 1 '6 4' 248 —' pJX Uith 84 64 .... 280 n 80 97 6 2 Cedereabou. WlteWen.... 73 52 .... 60 1 7 3 9 6 36 ' .... 387 70 | 71,092 9 179 22517,158 6043,684 47437 656; 69 2,348 8 13.797 2762,022 1,28.^2934 715 69 1.558 jUïoo ^ «>5» 67+ 288,289 87.2.863 9 * 8,636 579 55* 47 88 a6; 30a 95' «gSL GEHEeIT. 7»7,r"i853 »S3«74*7"iHr7« "6,547' 56 «8~ ^|^~ "w. 8 ^sTT? 2,1.0 ^ 3>*36 715 i>°.o i,55« £100 planken en 46 Icederenbout j Pakken.   XIV. Boek. T A F E L Der Voortbrengzelen, welke Groot - Brittannis jaarlyks ontvangt van zyne Westindifche Eilanden. GOEDEREN. HOEVEELHEID. PRYS. BELOOP. Liv. St. Livres. Suiker 1,600,000 Kwintaalen...tot 40 het Kwintaal. 64,000,000 Rum van de fterkfte foort 1,200,000 Galons tot 3 het Galon... 3,600,000 Rum van minder foort 6,300,000 Galons tot 1 10 het Galon... 9,450,000 Koffy 73,000 Kwintaalen,.. tot 50 het Kwintaal 2,250,000 Kakao 5,ooc Kwintaalen.. . tot 50 het Kwintaal. 250,000 Katoen 85,000 Kwintaalen...;tot 150 het Kwintaal. 12,750,000 Piment 10,500 Kwintaalen...jtot 42 het Kwintaal. 441,000 Gember ' 3,700 Kwintaalen. .Jtot 70 Let Kwintaal. 259,000 indlS° 40,000 Ponden tot 8 het Pond.... 320,000 Verf- en Schrynwerkers Hout 500,000 Geheel 93,820,000   AANHAN GZEL van INVULLINGEN, UITBREIDINGEN e n VERBETERINGEN, Op het Zesde Deel. Volgens den laatften en 'besten Franfchen Druk van het Jaar mdcclxxx.   UITBREIDING. Deel VI. bladz. 170 , van reg. 6, tot reg. 10 van onder. : .g^^^eeze Volkplanting zondt aan Frankryk tachtigduizend ponden Indigo, eenige Hui: <^en en veele Pelteryen. Na de Eilanden I ^ zondt zy Smeer, gerookt vleesch, Peul- | vrugten, Ryst, Maïs, Pek ,Teer, Vathout en Timmer! hout. Alle deeze goederen te zamen genomen bedroegen 2. 000. 000 Livres. Deeze fomme wierdt haar betaald met Europifche koopmanfchappen en Westindifche voortbrengzels. Zelf ontving de Volkplanting veel meer dan zy gaf; de kosten van Opperheerfchappy verfchaften haar dit zonderling voordeel. Veel te groot waren ten allen tyde de open; baare uitgaaven op Louifiana. Dikmaals, zelf in 1 vollen Vrede, over troffen zy de volle opbrengst i deezer Vastigheid. Misfchien zouden de Agenten der Regeeringe omzigtiger geweest zyn, indiende koopbedryven door middel van Metaal verrigt waren. De heillooze gelegenheid, om alles met papier te kunnen betaalen , 't welk alleen in het Moederland mogt gelost worden, maakte hen doorgaans verkwistende. Veelen zelf waren trouweloos. Tot hun byzonder belang, gaven zy bevel tot het aanleggen van Forten, welke van geen nut waren, en die twintig maal zo veel kostten als noodig was. Zonder eenige reden, gelyk ook zonder maate, vermenigvuldigden zy de jaarlykfche gefchenken, welke het Hof van Verfailles aan de Wilde ftammen plagt te geeven. N De  m GESCHIEDENIS m De uit- en invoer van Louifiana gefchiedde niet met fchepen, aan het zelve beboerende Nooit kreeg het den inval om voor zich zelve fchepen te timmeren ofte koopen. Zomtyds zonden de Franfche havens derwaarts eenige kleine lcheepjes; ook kwamen hier zomtyds zwaare vaartuigen van de Suiker-Eilanden. Doch meestal losten de fchepen , uit het Moederland na St Domingo vertrokken, in deeze ryke Bezitting een gedeelte van hunne laading, verkogten het overige te Misfisfipi, en namen voor tiwislaading in zulke goederen, welke voor St. Domingo of voor het Moederland konden dienen. Louifiana, 't welk de Natuur tot een hoo?en trap van voorfpoed fcheen te noodigen,zou,onge. twyfeld dien bereikt hebben, indien men de wysheid hadt genad om het oor te leenen.aan de wenfehen der Franfche Proteftanten, gevlugt na de Volkplantingen, door de EngeJfchen in het Noordlyk gedeelte der Nieuwe Waereld opge- i ,?-ada ^Iui*terrykfte Regeering en inhetgetofckigfte tydperk deezer Regeeringe, genooFen driehonderdduizend Kalvinistifche gezinnen onS ftoord en m vrede de regten van mensch en burger; regten, geftaafd door het berugt Edikt, welk zo veele omusten geffild en zo veele rampen hadt doen eindigen, het Edikt van Nantes. De fennk zyner nabuuren en de Afgod zyner Onderdaanen^lodewyk de XIV,hadt geene vyanden van buiten, geene muitelingen binnen zyne Pro" e?ft?inuit .De P^llanten, vreedzaam en ftil uit phgt en uit belang, waren alleen bedagt om den Staat te dienen, en deszelfs magt \ en  der BEIDE INDIEN. 195 en glory te helpen bevorderen. Men zag hen aan het hoofd van veele nieuwe handwerken; en verfpreid zynde door de landen aan Zee gelegen, , vondt eene geduchte opkoomende Zeemagt haare j voornaame fterkte in hunne handen. Waar eene eerlyke onbekrompenheid heerscbt, de tfrugt van 1 den arbeid en nyverheid, daar heerfchen insgelyks doorgaans goede zeden. Zy kenmerkten de Proteftanten, om dat zy de zwakften en arbeidzaamften waren, en hun geloof nog moesten regtvaardigen door hunne deugden. Ik herhaal het. Alles was ftil en vreedzaam in het Koninkryk: maar de Priesterlyke hoogmoed en de Farizeeuwfche eerzucht waren het niet. De Franfche Geestlykheid, Rome endejezuiten omringden den throon met hunne lasterende vertoo1 gen. Franfchen, die zich niet vernederden aan de voeten van eenen Biegtvader; die in de gevvyde Hostie niets dan brood zagen; die de Misfen niet by woonden; die geene offeranden op het Altaar bragten; die met hunne r.ichten in den : echt traden, zonder daar toe verlof te koopen: deeze Franfchen konden noch het Vaderland, ) noch den Souverein beminnen. In den grond van 1 hun hart waren zy niets anders dan gevreesde verij raaders, die, om het juk der gehoorzaamheid af te :| fchudden, flegts op eene gunftige gelegenheid wagtten, welke zy, vroeg of laat, wel zouden doen gebooren worden. Wanneer het bedrog den Souverein zal ontrusj ten ten aanzien van de getrouwheid zyner Onderdaanen , kan het bykans niet anders weezen of het zal met aandagt gehoord worden. Nogthans % dur-  i96 GESCHIEDENIS durven wyvraagen, of lodewyk de XIV verfchoonlyk ware, wanneer hy fcheen onkundig te weezen, hoe nuttig hem zyne Protestantfche onderdaanen waren; of hy in goeden ernst konde gelooven, dat zy, den Roomsch-Katholyken Godsdienst aanneemende, voor hem nuttiger zouden worden; en of de verdraagzaamheid van een zo magtigen, zo volftrekten Meester immer een dier heillooze gevolgen konde aanbrengen, welke men hem onophoudelyk dreigde. De Protestanten waren , in de daad, oproerig geweest; maar 't is tevens waar, dat zy vervolgd, dat zy beurtelings nevens de Roomsch-Katholyken de fpeelbal van de oproerige eerzucht der Grooten geweest waren. Moest zo veel bloeds, onder de voorgaande Regeeringen vergooten , hem niet doen fchroomen nog meer te vergieten? Moesten de voorleedene gebeurtenisfen hem niet geleerd hebben dat een Koning niets vermag omtrent de Godsdienftige begrippen; dat de Geweetens niet gedwongen worden; dat de rykdommen, het leeven en de waardigheden niet kunnen vergeleeken worden by de eeuwige ftraffen; en dat indien het nuttig zy, den ingang van een land te fluiten, alwaar niet meer dan één Eerdienst onderhouden wordt, voor alle uitlandfche bygeloovigheid, het geweld 'er nimmer zal uitfluiten den Eerdienst, welke 'er reeds gevestigd is? Lodewyk de XIV ondervondt dit. Gy, die belaadenzyt met de zorge om de menfchen te beftuuren , Oppervorften, leert hen kennen. Beftudeert hunne driften, om hen door hunne driften te regeeren. Weet dat een Vorst, die tot zyne Onderdaanen zegt: „ Uw „ Gods-  der BEIDE INDIEN. 197 „ Godsdienst mishaagt my; zweert dien af, ik „ gebied het," Galgen en Raderen kan doen op|richten; dat zyne Beulen gereed ftaan. Lodewyk de XIV liet de zorge over de ; volvoering van zyn Ontwerp, godloos volgens Jden Godsdienst, ongerymd volgens de Staatkunde, 1 aan twee Leeraars over, zo heerschzuchtig als hy I zelve; twee mannen, welke de Protestanten haatten, Som dat colbert zich van hun bediend hadt: I eenen le t e l l 1 e r , een hardhartig' en geestdryI vend', een Louvoi's,een wreed'en bloeddorftig' | mensch; 't was deeze die den raad gaf om Holland | onder water te zetten, en die zedert de Paltz deedt I aan kooien leggen. Op het geringfte voorwendi zei, wordt voor den Kalvinist zyne Kerk geflooten; men fluit hem buiten de Koninklyke pagten ; hy kan in geen Gild worden aangenomen; zyne Leeraars worden op de lyst der Verpondingen aangefchreeven; men berooft zyne Hoofd\ fchouten van den Adeldom ; de Legaaten , aan zyne Kerkenraaden gemaakt, worden ten voordeele der Hospitaalen aangewend; de Opzieners van het Huis des Konings , de Koninklyke GeheimI fchryvers, de Notarisfen, de Advokaaten en Pro: kureurs ontvangen bevel om hunne bedieningen of hun geloof af te ftaan. De ongerymdheid volgt op de gewelddaadigheid. Eene verklaaring van den Raad van den jaare 1681 geeft den kinderen 1 van zeven jaaren de magt om hun geloof te verzaaken. Kinders van zeven jaaren die een Geloof hebben! die een burgerlyken wil hebben! die daar van openbaare Gefchriften vervaardigen! Dus kun! nen dan de Oppervorst en de Priesters gelykerN 3 hand  198 GESCHIEDENIS hand van de kinderen mannen, en van de mannen kinderen maaken! Maar de kinders moeten aan het gezag hunner Ouderen onttrokken worden. Het geweld zorgde hier voor. Soldaaten neemen ze weg uit hec Vaderlyk huis en vervangen hunne plaats. Het geroep der verwoestingen weergalmt van het eene einde des Koninkryks tot aan het ander. Men is bedagt op middelen om zich van den onderdrukker te verwyaeren. Geheele huisgezinnen verhaten hunne haardfteden, in hoofdwagten veranderd. De mededingende Mogendheden van Frankryk bieden hun eene fchuilplaats aan. Amllerdam worde vergroot met duizend huizen, welke op hen wagten. De Provinciën worden ontvolkt. De Regeering aanfehouwt deeze verhuizingen en wordt 'er over ontrust. De Galeien worden gereed gemaakt voor den voorvlugtigen Handwerksman en Matroos. De wegen worden geflooten. Men vergeet niets van 't geen de verdiende der offerande kan doen vergrooten; meer dan vyf honderdduizend nuttige burgers gaan heimelyk door, met gevaar van op weg de Martel» kroon te ontvangen. 't Was in den jaaire 1685, te midden van dee. ze eislykheden, dat de hciilooze herroeping van het Edikt van Nantes wordt afgekondigd. Op ftraffe des doods wordt den hardnekkige Leeraars gebooden, binnen het tydverloop van veertien dagen het Koninkryk te verhaten. De kinders worden gerukt uit de armen hunner Vaders en Moeders. En het zyn lieden die denken ; eene Vergadering van agtbaare perfoonen; een Opperst Ge-  der BEIDE INDIEN. 199 ] Gerigtshof, welke deeze affchuwelykheden wetti\ gen! Zy waren Vaders, en zy beefden niet terwyl ! zy bevel gaven tot deezen inbreuk op de geheiligd■ fie wetten der Natuure. Midlerwyl worden de gemoederen verhit. De Proteflanten vergaderen. Men valt hen aan. Zy verdeedigen zich. Men zendt Dragonders tegen l hen. En ziet daar de gehugten, de dorpen, de 1 velden, de openbaare wegen, de toegangen der Heden met fchavotten beplant en met bloed geverfd. De Intendanten der Provinciën betwisten elkander hunne barbaarsheid. Zommige Leeraars t durven prediken, durven fchryven. Zy worden 1 gegreepen en ter dood gebragt. Wel haast is het ,': getal der gevangenisfen niet groot genoeg voor 1 het getal der vervolgden. En 't is de wet van een E eenigen, die zo veelen kan ongelukkig maaken! ( Hy fpreekt, en de burgerlyke en zedelyke banden i worden genaakt! Hy fpreekt, en duizenden burgers, eerwaardig om hunne deugden, hunne waardigheden , hunne bekwaamheden, worden aan den ! dood en de eerloosheid gewyd! O volken ! O i kudde flegthoofden en bloodaarts! En gy, verblinde Dwingeland! om dat uwe j Priesters de overreedende kunst niet bezitten, ;i welke hunne redenen zou doen zegepraalen; om dat zy in den geest deezer onfchuldigen niet kunï nen uitwisfehen de diepe fpooren, welke de Opi voeding aldaar gegraveerd heeft; om dat deeze : geene bloodaarts, noch huichelaars, nocheerloozen zyn willen, moet gy hen daarom uitfehudi den , in ketens werpen, verbranden, ophangen en hunne Lyken op eene horde fleepen? Wan:: neer gy uwe befcherming aan hun onttrekt, om N 4 dat verdeedigen zich. Men zendt Dragonders tegen I hen. En ziet daar de gehugten, de dorpen, de  2oo GESCHIEDENIS dat zy niet denken gelyk gy; waarom onttrekken zy u niet hunne gehoorzaamheid, om dat gy niet denkt gelyk zy? Gy zyt het die het Verdrag breekt. De kerken der Proteftanten zyn genoopt. Hunne Leeraars zyn ter dood gebragt, of hebben de vlugt genomen. Is het ■ verloopen dier vervolgden beflooten ? Neen. Welk eene zyde zal men kiezen? Men zal zich verbeelden dat de vlugt minder algemeen zyn zal, wanneer het vry ftaan zal het Koninkryk te verlaaten. Men zal zich bedriegen; en naa de uitgangen te hebben geopend, zal men ze van nieuws fluiten, met even weinig geluks als de eerfte maal. De verfchriklyke wonde, welke de Geestdryvery toenmaals der Natie toebragt, heeft gebloed tot op den huidigen dag, en zal nog lang bloeden. Vernielde Legers worden herfteld Bemagtigde Provinciën worden hernomen. Maar de verhuizing van nuttige menfchen, die hunne nyverheid en bekwaamheden tot uitlandfche Natien overbrengende , dezelve eensflags verheffen tot de zelfde hoogte met de Natie, welke zy verlaaten hebben, is een onherftelbaar kwaad. De waereldburger, wiens uitgebreide Ziel de belangen van heel het Menschdom omvat, zal zich, veelligr, hier onder troosten. Maar de Patriot zal 'er altoos over treuren. Deeze Patriot, hy is het, welke in dit oogenblik tot de Koningen zegt: „ Heeren der Aarde, „ wanneer een mensch , onder den naam van „ Priester, zyne belangen zal hebben weeten te verbinden aan de gewaande belangen van eenen „ God, welken hy nicc zal nalaaten als jaloersch » en  der BEIDE INDIEN. 2or '„ en wreed af te beelden , om het vuur der ,, vervolginge aan te fteeken tegen hem , wel„ ke niet denkt gelyk hy, of, pm naauw„ keuriger te fpreeken, die niet denkt zo als „ men wil dat hy zal denken: wee u en „ uwen onderdaanen, indien gy naar hem luis„ tert?" De Franfche Proteftanten, midlerwyl, in verfchillende gewesten des Aardbodems verfpreid, wendden overal een droevig oog na hun oud Vaderland. De zulken , welke eene fchuilplaats hadden gevonden in het Noorden van Amerika, wanhoopende hunne Vaderlyke hardfteden ooit te zullen weder zien, wilden ten minfte vereenigd worden met de beminnelyke Natie, van welke de Dwingelandy hen hadt afgefcheurd. Zy booden aan, hunne nyverheid en bezittingen te willen overbrengen na Louifiana, mids het hun zou geoorlofd zyn, aldaar hunnen Eerdienst te belyden. Het ongeluk van den Staat wilde dat het bygeloof van lodewyk den XiV en de zwakheid van den Regent deeze aanbiedingen deeden van de hand wyzen. Ondertusfchen, welke overeenkomst is 'er tusfchen de leerftellingen van den Godsdienst en de ontwerpen van het Ministerie? Niet meer, dunkt my, dan tusfchen de voorfchriften van den Artz en de leerftellingen, welke hy belydt. Heeren der Aarde, Hy, die zonder onderfcheid zyne Zon doet opgaan over de Rechtzinnige en de Ketterfche landen; Hy, die even zeer den vrugtbaarmaakenden daauw op hunne velden doet nedervallen, zegt Hy u niet met genoegzaame klaarblykelykheid en nadruk, hoe onverfchillig het u zyn moet, N 5 door  202 GESCHIEDENIS door welke menfchen zy bevolkt, door welke handen zy bearbeid worden? 't Is uw pligt hen allen te befchermen; 't is uw pligt hunnen arbeid aan te moedigen, nevens hunne nyverheid en deugden. Zyn werk is het, in het diepfte hunner harten te leezen en hen te oordeelen. Maakt Hy de Kalvinifche Moeders onvrugtbaar, of verflikt hy het kind in den fchoot der Lutherfche Moeders, wanneer zy vrugtbaar zyn? Hoe durft gy dan tot ballingfchap, tot den dood, tot elende, erger dan deeze, veroordeelen den geenen, aan wien de Koning der Koningen, uw Vader en de hunne, toelaat te leeven en voorfpoedig te zyn ? Ómdat men in Louifiana de Mis niet gevierd en den Vesper niet gezongen heeft, zouden de voortbrengzels van den grond daarom minder overvloedig, minder waardig en minder nuttig zyn ? Van welk eene buitenfpoorige dolzinnigheid wordt gy niet gefolterd! In weerwil van dit heilloos flelzel, zou, misfchien, Louifiana niet zo lang gekwynd hebben, ware het niet geweest door den misflag, welken men in den aanvang beging, door zonder keuze of oordeel landeryen uit te deelen aan de zulken, die 'er om vraagden. Onmeetekyke wildernisfen zouden de Volkplanters niet van een gefcheiden hebben. In een gemeen middelpunt, enz. Ü I T'  der BEIDE INDIEN. 203 uitbreiding «1 verbetering. Deel VI. bladz. 181, van reg. 21, tot bladz. 182, reg. 4. Geene verandering veroorzaakte deeze afkeer der bewooneren van Louifiana van de Spaanfche heerfchappy, in de fchikkingen der Hoven van Madrid en Verfailles. Op den achtentwintigften van Sprokkelmaand des jaars 1766, verfcheen de Heer ulloa in de Volkplanting met tachtig man van zyne Natie. Volgens de gewoone regels moest de bezitneeming op zyne ontfeheeping volgen. Dit gebeurde niet. De bevelen wierden pp den naam des Konings van Frankryk afgekondigd ; het regt wierdt door zyne Wethouders gedaan; en de troepen bleeven in dienst onder zyne ftandaarten. De Afgevaardigde van lodewyk den XV bleef by aanhoudenheid het bevel voeren. Alle deeze redenen deeden de ingezeetenen denken, dat kar el de III het Land deedt verkondfehappen, en dat hy een befluit zou neemen om het aan te neemen of van de hand te wyzen, naar gelange hy het voor zyne magt nuttig of nadeelig zou vinden. Dit onderzoek gefchiedde door een Agent, die niet een zeer gunftig denkbeeld fcheen op te vatten van het Land, welk hy befpiedde; en het was redelyk te hoopen, dat hy zynen Meester daar van zou wendig maaken. Vry algemeen was men in deeze begochcling, wanneer eene Wet, uit Spanje overgekoomen , aan Louifiana verboodtalle gemeenfchap van koop. han-  104 GESCHIEDENIS handel met de Markten, op welke het dus lang zyne voortbrengzels hadt gefleeten. Volgens 't algemeen getuigenis wierdt dit heilloos Bevelfchrift gevolgd van eene ondraaglyke hooghartigheid, van Monopoliën, van herhaalde voorbeelden eener eigendunkelyke gezagoeffeninge: rampen, te heilloozer, om dat zy het werk fcheenen te zyn van den Franfchen Bevelhebber, welken ülloa tot zo verre hadt te onder gebragt, dat hy hem als het veragtlyk werktuig zyner grillig, heden gebruikte. Misfchien waren de befchuldigingen vergroot; maar men moest niet met verfmaading hebben afgeweezen alle maatregels, welke misleide verftanden beter zouden hebben kunnen onderrichten, en verbitterde gemoederen te vrede ftellen. Deeze veragting, welke aangezien wierdt als de ondraaglykfte hoon, als.het toppunt der Dwingelandye, vervoerde de volken tot wanhoop. Een onfeilbaar middel om tot geluk te geraaken, boodt zich aan. Zy hadden alleenlyk over den llroom te trekken om het te vinden. De Engelfche Regeering hieldt by hen aan om een voortreffelyken grond, aanmoedigingen tot den Akkerbouw, alle voorregten der vryheid aan te neemen; maar een geliefde en heilige band verbondt hen aan hun Vaderland. Liever verkoozen zy den Raad te verzoeken, dat ülloa zou verpligt worden zich van daar te begeeven, en dat de bezitneeming, welke hy dus lang hadt uitgefteld, geen voortgang zou hebben , voor dat het Hof van Verfailles de vertoogen der Volkplantinge zou gehoord hebben. By een befluit van den Raad van den achtentwintigften van Wynmaand des jaars  der BEIDE INDIEN. 20$ jaars 1768, wierdt dit verzoek ingewilligd; en de i Spanjaards vertrokken met het zelfde Fregat, | welk hen hadt overgevoerd. Geduurende de drie dagen, welke over dit gewigtig ftuk geraadpleegd wierdt, vernam men niet de geringfte opfchudding, viel 'er geene de minfte onbetaamelykheid voor binnen Nieuw - Orleans. De ingezeetenen der ftad en die van Neder-Louifiana, welke hun i| misnoegen hadden zamengefmolten -ter bewerkinge ! der omwentelinge, hervatteden, naa deeze beflis! fing, hunnen arbeid, in de opbeurende hoop dat hun gehouden gedrag doof het Franfche Hof zou "J goedgekeurd worden. De uitkomst voldeedt niet aan hunne verwag| ting. Niet meer dan zes weeken naa ülloa I! kwamen de Afgevaardigden der Volkplantinge in I Europa, en vonden het Ministerie te Verfailles zeer misnoegd over het voorgevallene, of althans den fchyn van misnoegen vertoonende. Driftig wierdt deeze geneigdheid der Staatsdienaaren afgekeurd door de Natie, welke de Volkplanters van Louifiana in geen ander licht befchouwde dan als edelmoedige menfchen, wier eenige misdaad was, dat zy eene onbepaalde verknogtheid aan hun Moederland getoond hadden. Een zo eenpaarig en wydklinkend geroep ontftondt 'er ten hunnen voordeele, dat de Regeering niet gevoeglyk kon nalaaten, eenig belang te ftellen in deeze ongelukkigen. Niets werkte dit te laat koomend medelyden uit. Het Hof van Madrid, welk het hadt voorzien, hadt in alleryl na 't Eiland Cuba gezonden den Heer orelly. Hier hadt deeze Generaal drieduizend man uit'de geregelde troepen op deLandmagt geligt, welke hy aan boord deedt gaan v^n  306 GESCHIEDENIS van vyfentwintig Transportfchepen; op den vyf. entwintigften van Hooimaand des jaars 1769, vertoonde hy zyne VJag aan den mond van de Misfisfipi. Op deeze tyding geeven zich alle gemoederen aan eene onuitfpreekelyke woede over, tegen een Vaderland, 't welk met volkomene toeftemming eene liefhebbende Volkplanting opoffert, tegen eene Mogendheid, welke zich aanmatigt te regeeren over een volk, welk haar onmenschlyk juk verwerpt. Men maakt toebereidzels om de ontfcheeping der troepen te beletten, en de fchepen, welke ze hadden overgevoerd, in brand te fleeken. Niets was gemaklyker, indien men mag geloof flaan aan de verhaalen der zulken, die de gefteldheid der plaatze naauwkeurig kenden. Niet zogevaarlyk waren de gevolgen van dit flout befluit, als zy in den eerften opflag zouden kunnen fchynen. De bewooners van Louifiana konden hoopen, eene onaf h.anklyke Republyk te zullen uitmaaken. Indien Spanje en Frankryk hen met te groote overmagt aanvielen, fielden zy zich onder de befcherming van Engeland ; en indien Groot - Britannie zich bevondt in eenen toeftand , welke niet toeliet om op deszelfs hulpe te hoopen, bleef hun nog als eene laatfte toevlugt over, zich te begeeven na den Oostlyken oever van den ftroom, met hunne flaaven, kudden en roerende goederen. Men leefde in de verwagting van febrikbaarende voorvallen, wanneer de beloften van denSpaanfchen Generaal, de fmeekingen van d'aubry, den zwakken Franfchen Bevelhebber, wiens kleinmoedigheid alles hadt bedorven, nevens de driftige  der BEIDE INDIEN. 207 tige redenen en vertoogen eens welfpreekenden Magiftraatsperfoon , de gisting deeden bedaaren. Niemand kantte zich tegen de vaart der kleine Vloot, welke, op den zeventienden van Oogstmaand, voor Nieuw - Orleans verfcheen. 's Anderendaags wierden de burgers ontflagen van de gehoorzaamheid aan hun eerfte Vaderland. De Volkplanting wierdt in den naam van haaren nieuwen Meester in bezit genomen; en de volgende dagen leiden de zulken der burgeren den eed af, die bewilligden om het Kastiliaanfche juk te draagen. Alles hadt zyn beflag , alles, uitgenomen de wraake. Men begeerde flagtoffèrs. Men verkoos 'er twaalf van de aanzienlykften uit den Krygsftand, de Wethouderfchap en de Kooplieden. Zes deezer edelmoedige lieden moesten met den hals boeten het aanzien, welk zy genooten. De andere, misfchien ongelukkiger, wierden gedoemd om te kwynen in deGevangenisfen van de Havana: en het Spaanfche Ministerie hadt dit verfchriklyk fchouwfpel bevolen! en het Franfche Ministerie betoonde daar over geene verontwaardiging! Onraenschlyke , wreede Meesters, wie zal in de verzoeking koomen om u toe te behooren? Wie zal in de verzoeking koomen om zich uwen onderdaan te noemen? Wie zal u willen dienen? Tegen het regt der Natuure, tegen het regt der Volken, befchikt gy over uwe Volkplanters als over eene kudde beesten! gy draagt ze over zonder hunne toeftemming! En indien zy waren koemen toefchieten, met den toorts in de eene, en den dolk in de andere hand; indien zy den brand in de Spaanfche fchepen hadden geftoken; indien  2o8 GESCHIEDENIS zy den overbrenger der bevelen van het Hof van Madrid hadden vermoord:-waar is de mond, veragtlyk genoeg om hen te durven befchuldigen? Zou de Franfche Regeering kwalyk hebben kunnen neemen een opftand, wiens gewelddaadigheid de regelmaat zou geweest zyn van de verknogtheid , welke men voor haar badt? Zou de Spaanfche Regeering niet de ftraffe geleeden hebben, welke zy verdiende? Maar zy hebben zich ftil gehouden; maar zy hebben zich met onderwerping aangebooden aan het nieuwe juk, welk men hun opleide; maar zy hebben den opftand van hun hart gedempt, om den Eed af te leggen, welke van hun gevergd wierdt. Barbaarfche, bloeddorftige, trouwlooze Spanjaards, zy zweeren u getrouw te zullen weezen ; en 't was in dit oogenblik dat uwe oogen over de menigte waarden om de eerfte flagtoffers van uw gezag uit te zien, Ongevoelige, lafhartige Volkplanters, waar zyt gy? Wat doet gy?Men lleept na het Schavot, men zal in donkere holen werpen , uwe vrienden, uwe bloedverwanten , uwe Opperhoofden, uwe befchermers, de voorwerpen uwer liefde, en van uwen eerbied; en gy ftaat onbeweeglyk! Wanneer en waarom zult gy dan uw leeven waagcn? Leert althans de Mogendheid kennen, onder welke gy moet leeven. Gemeene volk, oordeelt over het lot, welk op u wagt, uit dat uwer Medeburgeren, die meer waardig zyn dan gy. Verfchrikt door deeze fnoodheden , gingen de zuiken der opgezeetenen, welke de belangen van hunnen koophandel na de Volkplanting gelokt hadden, hunne nyverheid na elders overbrengen. De  der BEIDE INDIEN. 209- De wanhoop deedt verfeheiden ryke plantaadjen van derzelver eigenaars verlaaten worden. De overigen leefden in onderdrukking en elende. Zonder eenige heimelyke verbintenisfen met den Engelsman , welke op de Misfisfrpi vaart, waar van hy de beide oevers bezit en verrykt, zouden deeze ongelukkige inwooners geenerleien uitweg voor hunne voortbrengzels geweeten hebben; zy zouden geen middel gehad hebben om zich te voorzien van de dringendfte lyfsbehoeften. Een weinig minder ongelukkig moet door den tyd hun lo.t worden, deels om dat de gemeenfchap van Spanje met zyne Volkplantingen van veele banden ontilagen i?: deels om dat de Franfche Eilanden de vryheid bekoomen hebben om uit deeze groote Provincie, met hunne eigen fchepen, hout en andere voortbrengzels te haaien. Ondertusfchen heeft het Hof van Madrid in de Nieuwe Waereld zo veele andere grooter aangelegenheden, dat men wel voorfpellen mag, dat het op den voorfpoed van Louifiana zich nooit met goeden ernst zal toeleggen. Maar, kan men wel van harte beklaagen den elendigen toeftand deezer Volkplanteren, ciie hunne landgenooten hebben laaten vermoorden? IS hunne elende niet de waare ftraffe, welke zy verdiend hebben? Roept het Geweeten, die fcrenge Regter van alle pligten, hun niet onopboudelyfe toe: ,, Gy hadt eerlyke en deugdzaame Wethou„ ders, die by dag waakten voor uw geluk, j, by nacht voor uwe veiligheid, geduurende het „ gantfche jaar voor uwe belangen. Gy hadt „ naast uwe zyde medeburgers, die u beminden en >, de behulpzaame hand leenden; voor 't meeÓ ren*  2io GESCHIEDENIS „ rendeel waren zy door de geheiligdfte banden „ aan u verknogt. Het waren uw Vade-, uw ,, broeder, uw kind; en gy hebt in koeien bloe., de henna het Schavot zien fleepen,of in ketens „ werpen! en gy treedt koelzinnig op den fteen „ welken zy met hün bloed geverfd hebben! en „ gy buigt u neder voor hunne beulen ! en gy „ gehoorzaamt aan hunne bevelen! Lafhartigen „ gy moet het lot des lafhartigen ondergaan, en „ gy moet het ondergaan, tot dat een edel mis„ noegen u vryfpreeke in uwe eigen en in onze „ oogen." .... Laat ons zien, hoedanig het lot geweest zy van _ Canada, 't welk insgelyks van MoederJand is veranderd. Omtrent den tyd, enz. INVULLING en UITBREIDING. Deel VI. bladz. 298, van reg. 16, tot bladz. 300, reg. 9. Het belang zo wel als de waardigheid van Groot-Bntannie eischt, zyne pogingen voort te zetten, tot dat het gelukkig geflaagd of de onmogelykheid van een gelukkigen uitflag betoogd zy. Het befluit, in den jaare 1745, ee. nomen, om eene aanzienlyke belooning te belooven aan de Zeelieden, welke in dit groote ontwerp zouden flaagen, vertoont zyne wysheid zelf m zyne edelmoedigheid. Maar het is niet genoeg om het oogmerk te bereiken, welk het zich heeft voorgefteld. Het Engelfche Ministerie kan niet on-  der BEIDE INDIEN. 211 onkundig zyn, dat de poogingen van den Staat of der burgeren dit doelwit nooit zullen bereiken, tot dat de handel op Hudfons-Baai volkomen open ilaa. Om allerlei reden moet deeze handel vry ftaan, inzonderheid om dat het tydperk van het Oktrooi, door kar el den II verleend, al zints lang verloopen is, en nooit wettelyk verlengd wierdt. De Maatfchappy, welke, zedert het jaar 1670, dien handel dryft, niet te vrede met het oogmerk haarer oprichtinge te verwaarloozen, door het aanwenden van geenerhande poogingen om den doortogt door het iNoord-West te ontdekken, heeft uit alle haare magt de zulken den voet dwars gezet, die de zucht tot roem of andere beweegredenen tot deeze onderneeming aanfpoorden. Niets kan deezen geest van ongeregtigheid verande! en, welke aan het weezen zelve der Monopolie is verknogt. Ondertusfchen zou het misfchien niet alleen in de Noordfche Zeeën zyn, dat men zich inzonderheid moest toeleggen om den zo zeer begeerden doortogt te zoeken. Al zints twee eeuwen heeft 'er een ftil gerugt geloopen, dat 'er elders een doortogt ware, welke zomtyds onder den naam van Anian wierdt aSngeweezen. De Spanjaards, die den weg langs Kaap-Hoorn nog niet kenden om in de Zuid Zee te koomen , en derwaarts geen anderen weg wisten dan door de Magellaai'fche-Straat, kwalyk berucht door veelvuldige fchipbreuken, omhelsden gretig dit volksbegrip. Zy deeden vyf even kostbaare als nutteloozé togten, en eindigden ten laatfte met Europa de oogen te openen voor een verdichtzel, welk men het befchuldLde verzonnen te hebben, O 2 met  212 GESCHIEDENIS met oogmerk om de andere Natiën af te trekken van het zoeken van een doortogt na het Noorden. Deeze rust, zegt men , was van geen langen duur. Het Hof van Madrid , onderricht dat Nieuw-Engeland, in den jaare 1636, nieuwe toebereidzels maakte om den doortogt over de Ys Zee ,te ontdekken, geeft, van zynen kant, in Peru Jast tot eene andere fcheepstoerusting, om deeze Zeelieden te gemoete te vaaren. De Admiraal de fuente, over deeze onderneeming gefteld, vertrekt, omtrent het midden des jaars 1640, van Callao, met vier fchepen. Zeer fpoedig overwint hy alle zwaarigheden, welke de Natuur tegen zyne onderneemingen ftelt, en koomt in eigen perfoon in de Hudfons-Baai, terwyl zyne Luitenanten doordringen tot in de Straat Davids en in de Zee van Tartarye , aan den uithoek van Afie. Naa de ontdekking van deeze drie doortogten, keert de kleine Vloot zeer voorfpoedig weder in de Zuid-Zee , van waar zy vertrokken was. Men heeft beweerd dat de Raad der Indien de kennis deezer gebeurtenisfe op eene geheimzinnige wyze den Natiën onttrokken , en met de uiterfte zorgvuldigheid alle ftukken hadt vernietigd, welke, ten eenigen dage, het geheugen van dezelve konden vernieuwen. Op hunne beurt verzekeren de Spanjaards, dat de togt van defuente, de ontdekking, dat alles even harsfenbeeldig is : en men kan niet twyfelen dat zy niet volkomen gelyk hebben. Zeer mogelyk is het, dat de fchriften, onlangs over dit onderwerp in 't licht gegeeven, eene pryswaardige nieuwsgierigheid verwekt hebben. De  der BEIDE INDIEN. 213 Be Regeering van Mexiko, door het zelfde vuur ontftoken, welk haar Moederland begint te doen' blaaken, deedt, op den dertienden van Zomermaand des jaars 1773, een Fregat vertrekken, met oogmerk om Amerika op den hoogst mogelyken Graad van Breedte te verkondfchappen. e rnanfchap van dit fchip kreeg de kust in 't oog op 40, op 49, en zelf op 55 Graaden 43 Minuten, zynde juist de zelfde plaats alwaar de Kapitein tichivikow dezelve hadt ontdekt, op zynen eerften togt na Kamtfchatka. Het vaartuig liep binnen in de haven van San-Blas, om 'er verfche icevensmiddelen in te neemen en zynen togt voort te zetten. Het lydt geen twyfel, of het vérlangen om nader licht te hebben aangaande den doortogt door het Noord-Westen , een voornaam doelwit zy van alle deeze poogingen. Naa zo veele vrugtlooze onderneemingen, laat 'er een Zeeman ten voorfchyn koomen, wiens lterke Ziel geene gevaaren kent, welke zy als te groot befchouwt; laat de grootheid en menigte der vermoeijenisfen zyne Ziel niet doen fchrikken; laat derzelver duurzaamheid hem niet afmatten; laat hy bezield zyn met het gevoel van glory, de eenige fpringveer, welke de oogen doet fluiten voor de waarde des leevens, en tot groote onderneemingen aanzet; laat hy onderweezen zyn om wel te kunnen zien; laat hy een minnaar deiwaarheid zyn, om niets te verhaalen dan 't geen hy zal gezien hebben ; en, misfchien , zullen zyne naafpooringen een beter uitflap hebben. Deeze ongemeene mensch is verfcheenen. 't Is cook; cook, die alle zyne mededingers zo verre agter zich laat, is na Othaïti vertrokken O 3 Van  214 GESCHIEDENIS Van daar moet hy zich begeeven na het Noorden van Cahfornia, en aldaar den Noord WestIyken doortogt zoeken. Om dien te vinden, zal hy veele hulpmiddelen genieten, van welke de zulken verftoken waren, die den weg van HudfonsBaai of de aangrenzende landen hebben ingeflagen. Indien dit berucht kanaal zich ook voor zyne onverzaagdheid en kundigheden verberge, zal men er uit moeten befluiten, dat het niet belhat, of dat het den ftervelingen niet gegeeven ïs om het te ontdekken (*) O on?elooflyice wisfelvalligheid der menschlyke zaaken! O eeuwige kragc van het lot, welke onze onderneemingen dwarsboomt of begunflïgt, vertraagt of verhaast, doet ftilfraan of opfchorten! Cook, wien de Natuur begaafd hadt met een vernuft en onverzaagdheid, tot oncemeene dingen noodig; cook, wien eene edelmoedige en verlichte Natie hadt voorzien van alle hulpmiddelen, die een gelukkigen uitflag kunnen verzekeren; cook, ten aanzien van welken een jong Koning, overtuigd, ongetwyfeld, dat de deugd den voortgang van kundigheden volgt, bevolen hadt, dat geduurende de vyandlykheden , zyn fchip, even as m vollen vrede, zou geëerbiedigd en hetzelve alle hulp verleend worden; cook, die onmeetelyke Zeeën doorkruist, en den eindpaal van zyne moeite bykans bereikt hadt: cook eindigt zyne dagen door de hand van eenen Wilde De Mensch, wiens asch moest rusten naast die der Ko- (*) Uit hrt gedrukt Reisverhaal blykr het. Jat ook deeze ia zyne onderneemmg niet geflaagd is. De vert.  der BEIDE INDIEN. 215 Koningen, wordt begraaven aan den voet eenes booms, op een bykans onbekend Eiland. Indien zyn Luitenant clerk, die zyne ontwerpen vervolgt, den zo hardnekkig gezogten doortogt eindelyk vinde, en deeze doortogt zeer genaakbaar zy, zullen de verbintenisfen van Europa met de Oost- en Westindiën leevendiger, aanhoudender en aanmerkelyker worden. Van de Magellaanfche-Straat en van Kaap-Hoorn zal men geheel afzien, en de Kaap de Goede-Hoop zal minder bezogt worden. Deeze omwentelingen, die op eene zo in 't oog loopende wyze kunnen invloed hebben op Hudfons-Baai, zullen nooit het lot van Canada veranderen, in den jaare 1760 op Frankryk veroverd. Geduurende den tyd van vier jaaren, was deeze Volkplanting verdeeld in drie Krygs-Gouvernementen. Hevelhebbers der troepen zaten over burgerlyke en lyfftrafl'elyke zaaken, te Quebek cn aan de Drie - Rivi rrn, terwyl te Montreal decza doorluchtige en netelige Amptsverrigtingen aan burgers vertrouwd waren. Beiden waren even onbedreven in de Wetten. De Bevelhebber van ieder Distrikt, op welken men zich van hunne vonnisfen mogt beroepen, verftondt ze niet beter. 't Jaar 1764 zag een nieuw flelzel ten voorfchyn koomen. Van Canada wierdt de kust Labrador afgefcheiden, en aan Terra - Nova gehegt; als mede het Meir Champiain en de geheele uitgeftrektheid ten Zuiden van den vyfenveertigften Graad Noorder Breedte, waar mede Nieuw - York wierdt vergroot; en eindelyk de onmeetelyke uitgeftrektO 4 heid  gï6 GESCHIEDENIS heid ten Westen van het Fort-Golette en van het Meir Nisfiping, welke zonder landbeftuur wierdt gelaaten. Het overige, onder den naam van de Provincie Quebek, wierdt aan een eenig Opperhoofd onderworpen. Ten zelfden tyde wierden der Volkplantinge de Wetten der Engelfche Admiraliteit voorgefchreeven. Naauwlyks, egter, wierdt deeze nieuwigheid opgemerkt, om dat geene andere by dezelve belang hadden, dan de veroveraars, die den geheelen Zeehandel in hunne magt hadden. Meerder agt wierdt 'er geflagen op de invoering der Lyfftraffelyke Wetten van Engeland. Dit was een der heilzaamfte gefchenken, welke Canada kon ontvangen. Voormaals wierdt een misdaadige, 't zy met reden of op vermoeden in verzekering genomen, in de gevangenis geworpen en ondervraagd, zonder dat men by hem konde roepen zyne bloedverwanten, vrienden cf raadgeevers. Men deedt hem zweeren om de waarheid te zeggen; dat is, zich zeiven te befchuldigen, en, om de ongerymdheid ten hoogften toppunt te doen klimmen, zonder eenige waarde aan zyn getuigenis te hegten. Men leide zich vervolgens toe om hem met ftrikvraagen te belemmeren, uit welke de onbefchaamde misdaad veel gemaklyker dan de beteuterde onfchuld zich kan redden. Men zou gezegd hebben dat het ampt eens Regters niets anders ware, dan de looze kunst om misdaadigen te vinden. De zulken, welke tegen hem getuigd hadden, wierden niet te-en hem gehoord dan een oogenblik voor de regtfpraak, welke of de vryfpraak, of den pynbank en de ftraffe velde. Ingevalle van yry-  der BEIDE INDIEN/ 217 vryfpraake, verwierf de onfchuldige geenerlei fchaêvergoeding. In tegendeel wierdt het doodvonnis altoos gevolgd van verbeurdverklaannge: want zodanig is in 't kort begrip de lyfftraffelyké Regtspleéging van Frankryk. Ligt begreep en duidelyk "gevoelde de Canadees de waarde eener Wetgeëvinge, welke geene deezer ongeregeldheden deedt ftand houden. Niet het zelfde genoegen gaf het Burgerlyk Wetboek van Engeland. Deeze inzettingen zyn ingewikkeld, duister en menigvuldig; zy zyn gefebreeven in eene taal, welke toenmaals voor het veroverde Volk niet gemeenzaam was. Niet tegenftaande deeze overweegingen, hadden de Canadeezen honderdvyftig jaaren onder een ander landbeftuur geleefd; zy waren daar aan verknogt door geboorte, door gewoonte, en misfchien ook door een zekeren Nationaalen hoogmoed. Kon het anders weezen, of zy moesten met den uiterften fpyt zien veranderen de regelmaat hunner pligten, den grondflag van hun geluk ? Indien het misnoegen niet zo hoog liep dat het de open • baare orde ftoorde, de reden is om dat de inwooners van dit gewest dien geest van blinde gehoorzaamheid nog niet verlooren hadden, die zo langen tyd alle hunne daaden hadt beftuurd; 't is om dat de Landbeftuurders en Wethouders, welke hun waren toegezonden, beftendig afweeken van hunne Inftruktien, om zo veel doenlyk naar de vastgeftelde gewoonten en grondregels zich te fchikken. Deeze orde van zaaken kon van geen langen duur zyn. Het Parlement begreep dit. Het beval dat met den eerften van Bloeimaand des jaars 177^, O 5 Ca-  2i8 GESCHIEDENIS Canada zyne oude grensfcheidingen zou te rug ontvangen; dat het zou beftuurd worden volgens zyne aloude regtspleeging en volgens de lyfftrafte lyke en Zee - Wetten van Engeland; dat het de vrye oeffening zou hebben van den RoomschKatholyken Godsdienst,zonder dat deeze Eerdienst ooit tot een hinderpaal konde verftrekken tegen eenige burgerlyke regten ; dat de kerkelyke Tien. de en de Leenaienften, zedert de verovering zo gelukkig in onbruik gekoomen, in hunne eerfte kragt zouden herfteld worden. Een Raad, door den Koning aangeftel J, kon deeze fchikkingen vernietigen en alle magt oeffl-nen, uitgezonderd die van belastingen op te leggen. Hy moest beftaan uit drieëntwintig perfoonen , zonder onderfcheid uit de twee Natiën verkoozen, en alleenlyk aan een eed van getrouwheid onderworpen. Deeze Adelregeering, zeer veranderlyk en van eene geheel nieuwe foort, mishaagde algemeen. De aloude onderdaanen van Groot- Britannie, zedert onlangs in deeze nieuwe Bezitting gevestigd, waren zeer misnoegd om dat zy zich van een gedeelte hunner oorfpronklyke regten ontbloot zagen. Canadeezen, die den prys der vryheid begonnen te kennen,en wien mendenEngelfchenRegeeringsform hadt beloofd of op denzelven doen hoopen , zagen met droefheid zich in hunne verwagting te leur gefteld. Waarfchynlyk is het, dat het Londenfche Hof zelve niet gunftiger over zyn bedryf dagt. 't Was het reeds bekende misnoegen van het meerendeel zyner Provinciën in de Nieuwe Waereld, welke het zelve deeze fchikking hadt ingeboezemd. Men moet gelooven dat het deezen flap zal verdoen, wanneer de Staatkunde  der BEIDE INDIEN. 219 kunde en de om Handigheden het zullen veroorlooven. Maar ten laatfte , wat is 'er van Canada geworden, geduurende den loop deezer omwentelingen, te fpoedig in den Regeeringsform voorgevallen ? De Bevolking, welke de gevegten aldaar oogfchynlyk hadden verminderd , is aangegroeid tot honderddertigduizend lieden, in het tydverloop van zestien jaaren. Aan geene nieuwe Volkplanters was de Provincie deezen aanwas verfchuldigd. Naauwlyks zyn 'er Engelfchen genoeg aangekoomen, om de duizend of twaalf honderd Franfchen te vervangen, naa de verovering van daar vertrokken. De Vrede, een onbekrompen beftaan en de vermenigvuldiging van nutte werkzaamheden hebben alleen deeze gelukkige verandering voortgebragt. De eerfte jaaren der ruste hebben gediend om de Volkplanting op te beuren uit den bajert, in welken de ongelukkige en vernielende Oorlog haar geftort hadt. Het leedt niet lang of dit wierdt van verbeteringen gevolgd. Al zedert langen tyd maakte men in Canada kouzen, kant, grove lywaaten en gemeene ftoffen. Deeze handwerken zyn uitgebreider geworden , doch niet tot grooter voïkoomenheid gebragt. De twee laatstgenoemde moeten in dien ftaac van vernederinge blyven, tot dat zy koomen uit de handen der Vrouwen, die alleen zich daar mede bezig houden, gelyk ook met eenige andere, beter aan haare fexe voegende. De handel in Beverhair en Pelteryen, is niet, zo als men gevreesd hadt, verminderd. Zelf is  220 GESCHIEDENIS hy eenigzins toegenomen, om dat het den Canadeezen, werkzaamer dan hunne nabuuren , bekwaamer om met de Wilden om te gaan, geflikt is^ de verbintenisfen van Hudfons - Baai en NieuwYork naauwer toe te haaien. Daarenboven zyn de Pekeryen in Europa in waarde verdubbeld, terwyl de goederen, die in betaaling worden gegeeven, weinig in prys gefteegen zyn. Hoewel de nabuurige Zeeën van Canada zeer vischryk zyn, hebben de Canadeezen dezelve niet bezogt. De natuurlyke beletzeis, welke hen van den fcheepvaart wenciig maaken , fcbfikken hen nog meer af van de Visfchery. Nogthans heeft de Bakkeljaauwvangst, oudtyds te Gaspe en MontLouis ondernomen; als mede de Zalm- en de Zeewolfvisfcbery, op de kust van Labrador tamelyk gevestigd, zedert de verovering eenigen opgang gemaakt. Zelf heeft men den Walvischvangst ondernomen , doch zonder een genoegzaamen uitflag om dien aan te houden Ongetwyfeld zal men denzelven hervatten, wanneer het getal der Matroozen, de kundigheden en, misfchien, de aanmoedigende giften de zwaarigheden zullen uit den weg geruimd hebben. De kudden zyn 'er vermenigvuldigd. Nogthans heeft men 'er dus lang geen vleesch ingezouten dan voor het binneniandsch gebruik, en voor de buitenlandfche fcheepvaart der Volkplantinge. Wel haast zal men het aan de Westindiën zenden, gelyk men derwaarts paerden voert, die, hoewel klein, nogthans onvermoeid zyn. Het planten van Hennip, Vlas en Tabak heeft een zigtbaai en aanwas gekreegen. Dat van het Koorn heeft inzonderheid de opmerking der Volkplan-  der BEIDE INDIEN. 221 plantinge tot zich getrokken. In den jaare 1770, heeft zy een begin gemaakt met Meel te leveren aan de Westindiën, Koorn aan Italië, Portugal, Spanje, en zelf aan Engeland; deeze verzending neemt geftadig toe. in den jaare 1769, bedroegen de voortbrengzels, aan den uiüander verkogt, 4. 077. 602 Livres 7 ftuivers 8 penningen. Zy wierden afgehaald door zeventig fchepen van Oud ofNieuwEngeland, veele van welke ballastfcheeps aankwamen. De andere bragten in de Volkplanting, uit de Westindiën, Rum, Melisfe, Koffy en Suiker; uit Spanje, Italië en Portugal., zout, olie, wyn en brandewyn ; uit het Moederland , ftoffen, lywaaten en huisgeraaden. Canada bezit in eigendom geene andere fchepen, dan die tot het binnenlandsch vertier noodig zyn; twaalf kleine vaartuigen, die tot den Zeewolfvangst worden gebruikt, en vyf of zes, die na de Antilies gezonden worden. In ftede van toe te neemen, is de fcheepsbouw zedert de verovering verminderd; aan de duurte van het arbeidsloon, welk merkelyk is toegenomen, moet deeze onverwagte verandering worden toegefebreeven. Dit nadeel heeft niet verhinderd dat de Volkplanting ryker is geworden , dan zy voormaals was onder eene andere heerfchappy. Zedert het jaar 1772, zyn alle haare fchulden afgelost, en zy heeft geen gemunt papier. Haar gangbaar geld vermeerdert dagelyks, deels door de vermenigvuldiging haarer voortbrengzelen, deels door de kosten der Regeeringe. Behalven 't geen GrootBritannie aan zyne troepen heeft te koste geleid, kost het burgetlyk beftuur aan het zelve jaarlyks  222 GESCHIEDENIS JyJrs 625 000 Livres , terwyl het van daar ontvangt flegts 225. 000 Livres van de belast inpen , waar mede het, in de jaaren 1765, 1771 en 177%, de wynen, brandewyn, Melisfen, het glaswerk en de Verfftoffen heeft bezwaard. De uitgebreidheid van Canada, de vrugtbaarheid van deszelfs grond, en de gezondheid van het klimaat fchecnen het tot een hoogen trap van voorfpoed te nodigen: doch vermogende hinderpaalen ftonden 'er in den weg. Dit gewest heeft flegts ééne rivier voor de verzendingen en den invoer van goederen; en nog kan zy om het Ys zes maanden in het jaar niet bevaaren worden: geduurende de overige maanden is de Vaart, uit hoofde van de dikke nevels , zeer moeilyk en laangzaam. Van hier dat de andere Noordlyke Volkplantingen, die de zelfde voortbrengzels uitleveren als deeze Provincie, en met de zelfde zwaarigheden niet hebben te worftelen, altoos boven haar eene in 't oogloopende meerderheid zullen bezitten, ten aanzien van de groote visfcheryen in de nabuurige Zeeën , als mede van den fcheepvaart op de Westindiën en op Europa. Voordeeliger is ten deezen opzigte het Eiland St\ Jan gelegen. Ten tyde als de Engelfchen dit Eiland, in de Golf van St. Laurens gelegen , vermeesterden, pleegden zy de flegte Staatkunde, om meer dan drieduizend Franfchen van daar te verjaagen, welke, onlangs, aldaar vastigheden hadden aangeleid. Naauwlyks was de ver winnaar, door de verbonden, in het bezit van het Eiland gefteld, of de Graaf van egmond wenschte daar van bezitter te worden. Hy verbondt zich om op zyne kos- ten  der BEIDE INDIEN. 223 ten twaalfhonderd gewapende knegten, ter verdeediginge der Volkplantinge, te leveren; mids het hem geoorlofd ware, op de zelfde voorwaarden en by wyze van Agter-Leenen, aanmerkelyke gedeelten van zynen grondeigendom af te ftaan. Het Hof van Londen vondt genoegen in deeze aanbiedingen; doch eene Wet, op het merkwaardig tydftip der Herftellinge van karel den II gemaakt, hadt de overdragt van den eigendom der Kroone verbooden, onder de afhanklykheid van eenen Krygsdienst of éene Leenhuldiginge. De Regtsgeleerden verklaarden dat deeze Wet zo wel de Nieuwe als de Oude Waereld betrof; en deeze uitfpraak deedt de Regeering op andere denkbeelden vallen. Hetlangduurig en zwaar onvveder, welk den Aardkloot hadt beroerd, was bedaard. De meeste Krygsoverften, wier bloed de zegepraalen van Engeland verzegeld hadden, waren zonder bedryf en beftaan. Men bedagt om den grond van St. Jan onder hen uit te deelen, op voorwaarde dat zy, naa een genot om Niet van tien jaaren, ieder jaar aan 's Lands Kas zouden betaalen, Igelyk in de meeste Provinciën van het Amerikaanfche Vastland plaats hadt,-2 Livres 10 ftuivers 7 penningen en èen half, van ieder honderdtal Akkers, welke zy zouden bezitten. Zeer weinigen van deeze nieuwe eigenaars v/aren gezind om zich in deeze afgelegene gewesten neder te zetten; zeer weinigen waren in ftaat om de penningen te verfchieten, welke tot eenigzins uitgebreide landontginningen vereischc Wierden. Bykans allen ftonden, voor een langer of korter tyd, tegen eene meer of min gemaatigder rente, hunne regten af aan Ieren» envoornaam- Jyk  224 GESCHIEDENIS ]yk aan Berg-Schotten. Nog heden bedraagt heê getal der Volkplanters niet boven de twaalfhonderd. De Bakkeljaauw vangst en verlcheiden plantaadjen houden hen onledig. Geenerhande verbintenisfen hebben zy met Europa. Met Quebek en Hallifax alleen dryven zy handel. Tot in den jaare 1772, was St. Jan onderhoolig aan Nieuw-Schotiand. Zints dien tyd maakte het een byzonderen Staac uit. Men gaf het eenen Gouverneur, eenen Raad, eene Vergadering, een Tolhuis en eene Admiraliteit. De haven la Juie, thans CJtarlotte - town genaamd, is de hoofdplaats, der Volkplantinge. Een zo weinig uitgebreid Eiland fcheen niet vatbaar te zyn voor de waardigheid , tot welke het geroepen wierdt , door eene gunstbetooning, van welke de oorzaak ons onbekend isw Om eene zekere vastigheid te geeven aan deeze Bezitting, wierden aan dezelve verbonden de Mogdakna- Eilanden, bewoond door een klein ge-, tal Bakkeljaauw- en Zeewolfvisfchers; ook verbondt men daar aan het Eiland Royal, voormaals vermaard, doch 't welk door verandering van meester zyne aangelegenheid heeft verlooren* Louisburg, nog geene twintig jaaren geleeden, de fchrik van Engelsch Amerika, is niets meer dan een puinhoop. De vierduizend Franfchen, welke een onregtvaardig en kwalyk beredeneerd wantrouwen , naa de verovering , verdreef, zyn flegts door vyf of zeshonderd menfchen vervangen, die zich minder met de visfchery dan met den fluikhandel bemoeien. Zeif is men niet meer bedagt geweest op de KoolMynen. Zeer  der BEIDE INDIEN. 225 Zeer talryk zyn deeze Mynen op het EilandRoyaJ, gemaklyk te bewerken, en, in zekeren zin, onuitputtelyk. Onder de aloude bezitters heerschte hier eene wanorde, welke de nieuwe Regeering heefc willen voorkoomen , door den eigendom aan zich te houden, om denzelven niet af te ftaan dan aan de zulken, welke genoegzaa» me middelen bezaten om dien ten voordeele aan te wenden. Zy, welke deeze onderneeming doen zullen met genoegzaame "penningen , zullen een voordeeligen aftrék vinden op alle de Westlyke Eilanden van Amerika. Zy zullen zelf dien vinden op de kusten en in de havens van het Noord]yk Vastland, alwaar men reeds de duurte van het hout ondervindt, en zy zich nog meer zal doen gevoelen.5 Deeze foort van nyverheid zal voor de Volkplanting doen gebooren worden eenen fcheepvaart, welke onophoudelyk zal aangroeien, en die zelf haare Visfcheryen zal doen toeneemen; doch die van Terra-Nova zal zy nooit evenaaren. Gelegen tusfchen de zesenveertig, enz. invulling. Deel VI. bladz. 308, tusfchen regel 4 en 5. Het is een wel beweezen verfchynzel, dat zo haast deeze Visfchery begonnen is, de Zee vet wordt en zeer bedaard, en de visfchuiten op de oppervlakte der wateren als op glad ys zweever» Wanneer men den Walvisch fnydt, brengt het vet, daar uit voortkoomende, het zelfde P uit-  225 GESCHIEDENIS uitwerkzel voort. Een onlangs geteerd fchip.doet de Zee onder het zelve bedaaren, en rondom de fchepen, welke het omringen. Doktor franklin, in den jaare 1756, met eene groote Vloot na Louisburg zeilende, merkte op, dat de Zte rondom twee fchepen volkomen effen was, terwyl zy rondom de andere zeer onftuimig ftondt. Hy vraagde den Kapitein na. de reden, die hem dit onderfcheid verklaarde door het Zeepzap van het vaatwerk van de tafel: eene reden , welke den Natuurkenner niet voldeedt; doch wier gegrondheid hy erkende door eene reeks van proeven , in welke hy eenige droppels olie, die naauwlyks een lepel zouden hebben kunnen vullen, de baaren op eenen afftand van meer dan honderd Roeden zag doen bedaaren , met eene fnelheid , zo verwonderlyk als derzelver verfpreiding. De olie der planten fchynt meer kragts te bezitten dan die der dieren. Men rekent de duurzaamheid der ftilte, daar uit ontftaande, op twee uuren, in volle Zee , alwaar dit uitwerkzel de florting van eene aanzienlyke menigte olie vordert. Het opofferen van eenige vaten van dit vogt heeft groote fchepen bewaard voor een fchipbreuk, metwelke zy door het verfchrikkelykst onweder gedreigd wierden. In weerwil van eene oneindige menigte wel bevestigde gebeurtenisfen, is het tot heden toe twvfelagtig, of de olie, of in 't algemeen alle vette lichaamen, 't zy vloeiende, of verdeeld, de kragt bezitten om de hoogte der baaren te vernederen. Zy fchynen geene kragt te bezitten dan tegen de branding. 3 De Zee wordt gezegd te branden, wanneer zy al  der BEIDE INDIEN. 22? al kookende en als Waterkolommen formeerende, zich zeer hoog verheft, en vervolgens met geweld nederftort. Wanneer de Zee diep is, klimmen de golven om hoog, doch volgen elkander regelmaatig , en de fchepen volgen , zonder gevaar, deeze beweeging, die hen tot aan de wolken fchynt te voeren, of in den afgrond te doen nederdaalen. Doch dit heeft geene plaats, wanneer de golven geweldig gefchokt worden door tegen elkander dwarrelende winden, of door eenige andere oorzaak. Twee fchepen, na genoeg aan elkander om te zamen te kunnen fpreeken, verliezen eensklaps elkander uit het gezigt. Tusfchen hen verheft zich een berg van water, welke, van een breekende, en op hen nederftortende, genoeg is om hen te doen ten gronde gaan. Niet dikmaals is deeze de toeftand der Zee. Lang kan men vaaren , zonder daar aan bloot gefield te zyn. Doch al beveiligde het ftorten van olie flegts een enkel fchip, onder de menigte, welke in een groot getal jaarenden Oceaan bedekken, zou de aangelegenheid van dit gemaklyk hulpmiddel nog zeer groot zyn. De Lisfabonfche Visfchers, als mede die van de Bermudes, geeven aan het water de ftilte en de döorfchynendheid, door middel van een weinig olie, welke de onregelmaatigheid der weerkaatzinge van de lichtftraalen eensklaps doet ophouden, en hen in ftaat fielt om de Visch te kunnen zien. De hedendaagfche duikelaars, welke paerlen zoeken op den bodem der Zee , hebben de gewoonte, naar het voorbeeld der oude duikelaars, om den mond vol olie te neemen, en telkens een droppel te ontlasten, naar gelang de donkerheid hunnen P 2 prooi  2o8 GESCHIEDENIS prooi verbergt. Zommigen leiden het aanweezen van Haaijen en den overvloed van haring daar uit af, wanneer zy op zommige plaatzen de Zee bedaarder zien dan zy zich elders vertoont. Eenigen zullen zeggen dat dit een gevolg. is van de olie, welke uit het lichaam van den haring voortkoomt; andere beweeren dat zy daar. uit voortkoomt onder de tanden van den Haay die de haring verPindt. Zy bedienen zich van het zelfde middel, nu eens om de punten der rotzen te ontdekken, door de beweeging der golven voor hun verborgen; dan wederom om met minder gevaar aan land te koomen. Ten dien einde hangen zy agter aan hunne fchuiten een pakje ingewanden, doortrokken van het vet van zekeren vogel, die de olie der visfchen, welke hy te lyve flaat, uitbraakt. Anderen gebruiken in plaats van deeze ingewanden, een omgekeerde Kan, waar uit de olie, door eene, opening in het dekzel gemaakt, allengskens druipt. Dit verfchrikkelyk Element, 't welk de gewesten onder water zet, 't welk voor zich heenen dryft de dieren en menfchen, en 't welk, vroeg of laat, hunne wooningen zal overweldigen: dit Element zal in zyne woede bevredigd worden, indien gy over deszelfs oppervlakte heen en weder flxykt, een veder in olie gedoopt. Wie weet welke de gevolgen deezer Ontdtkhnge zyn zullen; indien men dien naam kan geeven aan eene kun- ' digheid, welke aan auistoteles en plinius niet kan betwist worden ? Indien een veder in olie gedoopt de golven effen maake, wat zullen dan niet uitwerken lange vlerken, geduurig met het  der EEIDE INDIEN. 229 het zelfde vogt nat gemaakt, en kunftiglyk aan aan onze fchepen gehegt? Gewisfelyk zal deeze inval uitgelachen worden door onze oppervlakkige vernuften: maar fchryft men voor hun ? Te zeer veragten wy de Volksbegrippen. Met te veel verhaastinge doen wy uitfpraak over de mogelykheid of onmogelykheid der dingen. In onze beoordeeling van plinius den Natuurkenner, zyn wy van het eene uiterfte overgeflagen tot het ander. Onze voorouders hebben te veel vertrouwen gefteld in aristoteles; meer,misfchien,hebben wyhem ontzegd dan voegde aan menfchen , van welke de kundigfte niet genoeg wist, 't zy om zyn Boek over de Dieren goed te keuren, of het tegen te fpreeken. Deeze kleinagting zou ik, misfchien, vergeeven aan eenen bufeon, een daubenton, eenen lineüs; doch ik erger my altoos aan den geenen, die zynen eigenlyken kring verlaatende, de glory vliedende , welke zich aanbiedt, om die hem ontvliedt naa te jaagen, het waagen zal om uitfpraak te doen over de verdienfte van deeze Mannen van vernuft, met eene ftoutmoedigheid , wel. ke aanftootlyk zyn zoude, al wierdt zy onderschraagd door de doorluchtigfte en best bevestigde eertytels. Volgens het regt der, enz. P 3 ü i t-  230 GESCHIEDENIS UITBREIDING. j fi.el VI. Uadz. 316, van reg. 13, tot bladz. 322, reg, 6. Uit de havens van Frankryk vertrokken , tot deeze Visfchery, in den jaare 1773, honderdvier fchepen, groot te zamen vyftiendirizendzeshonderdeenentwintig Tonnen, en bemand met zevenduizendtweehonderddrieënzestig Matroozen. Honderdnegentigduizendhonderdzestig Kwintaalen , en tweeduizendachthonderdvyfentwintig vaten Traan waren het loon van hunnen arbeid. Zy bragten op 3. 816. 580 Livres. Maar, wat is de reden , dat een Koninkryk, welks bevolking onnoemlyk is, en wiens kusten zeer uitgebreid zyn; dat eene Regeering, welke zo groote behoeften heeft, deels ten aanzien van haare Provinciën in Europa, deels ten opzigte van haare Volkplantingen in de Nieuwe Waereld; wat is de reden dat de aangelegenfte haarer Visfcheryen bykans is te niet gegaan? Binnen- en buitenlandfche oorzaaken hebben hier toe medegewerkt. . Langen tyd wierdt de Bakkeljaauw, by den invoer in het Koninkryk, met belastingen gedrukt. Wanneer zy in 't klein verkogt wierdt, moesten 'er nog andere regten van betaald worden. Men hadt hoop, in den jaare 1764, dat deeze drukkingen een einde zouden neemen. Ongelukkig ontftondt 'er verdeeldheid in den Raad. Zommige iecien kantten zich aan tegen de vrylaating van den gezouten Visch , om dat andere leden zich  der BEIDE INDIEN. 231 zich verklaard hadden tegen den uitvoer van den Appel- en Peerdrank. De Reden verhefte haare ftemme en vondt gehoor, 's Lands Kas bewildigde, in den jaare 1773, tot de opoffering van de helft der belastingen, tot nog toe van deezen Tak van nyverheid gevorderd, en twee jaaren laater tot de geheele affchaffing van dit niet zeer gewigtig hulpmiddel. Het Zout is een voornaam en wel een zeer voornaam artikel in den Bakkeljaauwvangst. Tot ,een buitenfpoorigen prys was in Frankryk dit voortbrengzel der Zee en der Zonne gefteegen. In de jaaren 1768 en 1770 , wierdt flegts voor een jaar, en in den jaare 1774, voor een onbepaalden tyd, de visfchers de vryheid gefchonken om het van buitenslands te mogen haaien. Zedert is hun deeze gunst geweigerd; doch zy zal van nieuws verleend worden. Het Ministerie zal begrypen, dat, buiten eene dringende noodzaaklykheid, de visfchers nooit het Spaanfche en Portugalfche zout verkoozen hebben boven het veel beter zout van Poitou en Bretagne. Wanneer de groene Bakkeljaauw uit bet Noorden van Amerika koomt, legt 'er altoos tusfchen de laagen eene aanzienlyke hoeveelheid ongefmolten zout. De Pagters van de Kroon misbruikten langen tyd den invloed, welken zy op de Staatsbefluiten hadden gekreegen, om dit zout als nutteloos en zelf als gevaarlyk te doen verbieden. Niet vroeger dan naa eene Eeuw aanzoekens en betoogens,heeft men de vryheid verworven om het, met veel voordeels, in de visfchery van de drooge Bakkeljaauw te mogen gebruiken. Zie daar dan de meeste hinderpaalen uit den P 4 weg  GESCHIEDENIS weg genomen , welke eene Mogendheid, niet zeer kundig omtrent haare belangen, tegen haaren eigen voorfpoed opwierp. Laat ons zien, wat men te denken.hebbe van de zulke, welke een haatlyke nayver gefteld heeft. Terra-Nova hadt voormaals twee meesters. De Vrede van Utrecht verzekerde deezen eigendom aan Groot Britannie; en de onderdaanen van het Hof van Verfailles behielden flegts het regt om aldaar te mogen visfchen, van Kaap-Bonaviste, Noordwaarts gerekend, tot aan Pointe-Riche. Doch deeze Jyn van affcheidinge wierdt op geene der Kaarten gevonden, die ouder waren dan het Verbond van Vrede. De Engelfche Aardrykskundige herman moll was de eerfte, die 'er van fprak, in den jaare 1715, en plaatfte dezelve op Kaap Raye. Vry algemeen was men overtuigd dat het aldus behoorde te weezen, wanneer, in den jaare 1764, het Britfche Ministerie, op den grond van eenen brief van prior, die de zaak der grensfcheidingen hadt behandeld, en vaneen Smeekfcbrift, in den jaare 1716, door de Engelfche Visfchers, by het Parlement ingeleverd, beweerde, dat PointRiche moest geplaatst worden op de Breedte van vyftig Graaden dertig Minuten. De Raad van lodewyk den XV beruste op ftaanden voet in getuigenisfen, welke het zou hebben kunnen wraaken; doch naderhand in zyne Archiven ontdekt hebbende eene gefchreeven Kaart, welke by de Vredehandeling hadt gediend, en die Point-Riche plaatfte op negenenveertig Graaden Breedte, op den oever en ten JNoorde van de Baai der Drie-Eilanden, eischte de Raad de zelfde imchikkelykheid om.  der BEIDE INDIEN, 235 omtrent zyne eifchen, welke hy betoond hadt voor die van zynen mededinger. Dit was de Itemme de Réden en der regtvaardigheid. Ondertusfchen moesten de Franfchen, welke binnen de betwiste uitgeftrektheid durfden visfchen, den hoon en de fchade lyden van hunne fchepen te zien verbeurd verklaaren. Zodanig was de toeftand der zaaken, wanneer de vyahdlykheden van nieuws eenen aanvang namen tusfchen de twee Natiën, 't Is te hoopen dat, by den volgenden Vrede, het Hof van Verfailles de vergoeding zal ontvangen van deeze eerfte bezwaarnisfen. Ongetwyfeld zal het zich met een ander nog gewigtiger ftuk bemoeien. Volgens de Verbonden van Utrecht èn Parys, moesten zyne onderdaanen het gebruik hebben van de uitgebreidheid» ftrekkende tusfchen de Kaapen Bonaviste en St. Jan. Drieduizend Engelfchen hebben, op onderscheidene tyden , aldaar vaste Bezittingen aangeleid', en diensvolgens noodzaaklyk van daar geweerd de Zeelieden, welke jaarlyks uit Europa kwamen. Frankryk heeft zich tegen deeze overweldigingen verzet, en verworven dat het Britfche Ministerie zynen visfcheren zou beveelen om elders hunnen kans te waagen. Het bevel is niet volbragt en kan niet volbragt worden. Daar op heeft het Hof van Verfailles, by wyze van vergoedinge, geëischt de vrye visfchery van Pointe Riche tot aan de Eilanden St. Pierre en Miquelon. Da verzoening fcheen te zullen flaagen: doch de onlusten hebben alles in de war geholpen; eene fchikking hier omtrent moet men ook van den volgenden Vrede verwagten. Deeze Vrede zal de Franfche' visfchers insgeP 5 lyks  234 GESCHIEDENIS lyks verzekeren in de uitfluitende visfchery in dat gedeelte van Terra-Nova, welk zy regt hebben te bezoeken. Vóór het jaar 1763, wierdt hun dit regt niet betwist. Tot op dien tyd hadden de Engelfchen zich vergenoegd om aldaar des Winters den Zeewolf te gaan vangen : vóór de Lente hadden zy altoos aldaar hunne visfchery geëindigd en het gewest verhaten. Omtrent deezen tyd begonnen zy de zelfde havens te bezoeken, welke hunne mededingers alleen voormaals bezeeten hadden Het Hof van Verfailles moest tot de vernedering gebragt zyn om de vischryke kusten van Labrador, Gaspe, St. Jan en K ;ap Breton op te offeren, op dat eene Natie, te fier op haare zegepraalen, deezen nieuwen eisch durfde doen.' In de vermetelheid der o/erwinninge gingen zelf hunne Admiraals zo verre, dat zy de Franfche visfchers durfden verbieden om de Bakkeljaauw op den Zondag te vervolgen, onder voorwendzel dat de Engelfchen op dien dag niet vischten. Wy zyn geregtigd om te denken dat de Raad van St. James zyne goedkeuring niet gaf aan onderneemingen, zo in 't oogloopende ftrydig met den geest der Verbonden. Hy bemerkte dat de bepaaling, door Frankryk gemaakt, by de overdragt van den eigendom van Terra-Nova, ydel wierdt, indien zyne visfchers de plaatzen, overvloeiende van visch, konden bemagtigd vinden door mededingers, welke, op de nabuurige kusten gevestigd zynde, altoos aldaar de eerflen konden aankoomen. Nogthans nam hy het befluit om te beweeren dat in den eigenlykften zin het genot aan beide Volken moest gemeen zyn. Meer magts en moeds moet het gehad hebben, dan het met 'er daad betoonde, om  der BEIDE INDIEN. 235 om het geroep der tegenkantinge en de murmureeringen , welke zyne regtvaardigheid zou verwekt hebben, te tarten. Daarenboven verliet men zich op de zwakheid van lodewyk den XV, en men bedroog zich niec. Niet de zelfde zyn het karakter en de omftandigheden van zynen Opvolger. Nevens veele andere zal dit ongelyk herfteld worden. Niet onmogelyk is het zelf dat de aan eene vaste plaats verbondene visfcheryen deezer Kroone eenigen aanwas zullen krygen. Door deeze Visfchery moet die ver ftaan worden , welke de Europeaanen dryven, die zich gevestigd hebben op de kusten van Amerika, daar de Bakkeljaauw zeer menigvuldig is. Deeze is oneindig voor* deeliger dan de zwervende Visfchery, dewyl zy minder kosten vereischt, en langer kan voortgezet wor. den. De Franfchen genooten deeze voordeden, voor dat de misdagen hunner Regeeringe hun de groote uitgeftrektheden hadden doen verliezen, welke zy in dat gewest bezaten. De Vrede van den jaare 1763 verminderde hunne vaste Bezittingen tot op het Eiland St. Pierre en de twee Eilanden Miquelon,, welk het hun niet vry ftondt te verHerken. 't Is eenvoudig en natuurlyk dat een overwinnaar zo veel hy kan zich zyne verwinningen toeeigene; dat hy zelve grooter wordende zynen vyand verzwakke; doch nimmer moet hy in weezen laaten altoosduurende onderwerpen van vernederinge, welke hem geen nut doen, en die woede veroorzaaken in het hart der zulken, over welke hy gezegevierd heeft. De fpyt van een verlies vermindert en verdwynt door den tyd. Het  235 GESCHIEDE N I S Het gevoel van fchande wordt dagelyks getergd, en houdt niet op. Het oogenblik om zich te ontwikkelen , is het gekoomen ? het openbaart zich met te meer verwoedheids, als het langer hadt geduurd. Mogendheden der Aarde! weest dan ge • maatigd in de voorwaarden, welke gy den verwonnenen voorfchryft, en in de gedenkftukken, door welke gy het geheugen van uwen voorfpoed wilt vereeuwigen. Onmogelyk is het, een vernederend Verdrag in oprechtheid te ondertekenen. Men vindt reeds te veele valfche voorwendzeis, en onregtvaardige. beweegredenen om een inbreuk te maaken op de Verbonden , zonder eene, die zo wettig en dringende is, daar nevens te voegen om zich aan oneere te onttrekken. Eischt in voorfpoed alleen zulke opofferingen, in welke gy, in tegenfpoed, zonder bloozen, zoudt kunnen bewilligen. Een hoonend Gedenkteken , en op het welk een vyahd , door uwe Hoofdftad trekkende , het oog niet kan flaan zonder een hartlyke beweeging van verontwaardiginge te gevoelen, is eene geduurige aanfpooring tot wraake. Indien het immer mogelyk ware dat eene der mishandelde Natiën het Plein der Overwinningen, alwaar men haar onwaardiglyk geboeid ziet door de laaghartigfte en onbefcbaamdfte Vleiery , zegepraalende binnen Parys kwam; ik twyfel 'er niet aan; het Standbeeld van den trotfchen Monarch , welke deeze onbefcheidene hulde gedoogde, zou in een oogenblik vernield worden; misfchien zelf zou een lang gefmoord misnoegen de pragtige ftad, welke dit Gedenkteken bevat, aan kooien leggen. Men vertoone u door de Overwinning ge- kroond;  der BEIDE INDIEN. 237 kroond; maar gedoogt niet dat men uwen voet op den nek uws vyands plaatze. Indien gy gelukkig geweest zyt, weet dat gy kunt ophouden gelukkig te zyn; en dat het grooter fchande is, zelve een Gedenkteken af te breeken, dan 'er glory gelegen is in het oprichten van het zelve. Misfchien zouden de Engelfchen hunnen Opziener uit eene Franfche haven opontbooden hebben, indien zy hadden kunnen weeten, met welk een ongeduld hy aldaar aa'nfchouwd wordt, en hoe menigmaalen de Franfchen in den grond hunner Ziele gezegd hebben: Hebben wy deeze vernedering nog lang te verduuren? St. Pierre beflaat twintig mylen in den omtrek; het heeft eene haven, alwaar, dertig kleine vaartuigen eene fchuilplaats vinden; eene Ree, welke veertig fchepen van allerlei groote kan bevatten; kusten, bekwaam om veel Bakkeljaauw te droogen. In den jaare 1773, waren 'er zeshonderdvier huiszittende perfoonen; en na genoeg het zelfde getal matroozen fleet 'er den tusfchen tyd van de eene Visfchery tot de andere. De beide Miquelons, in allen opzigte van minder aangelegenheids, telden flegts zeshonderdnegenenveertig inwooners; niet meer dan honderdzevenentwintig uitlandfche visfchers bragten 'er den Winter door. De arbeid der Eilanders, gevoegd by dien van vierhonderdvyftig man, uit Europa aangekoomen op vyfendertig vaartuigen, bragt niet meer op dan zesendertigduizendzeshonderdzeventig kwintaalen Bakkeljaauw en tweehonderddriecnvyftig Oxhoofden Traan, welke Verkogt wierden voor 805. 490 Livres. Deeze  233 GESCHIEDENIS Deeze fomme, gevoegd by die van t. 421. 615 Livres, welke de Bakkeljaauw, op de groote Bank gevangen, opbragt; by de 3. 816:. 580 Livres, welke men trok van de Bakkeljaauw, op het Ei' land Terra Nova zelve gedroogd , deedt, in den jaare 1773, de Franfche visichery opbrengen eene fomme van 6. 033. 685 Livres. Van deeze drie voortbrengzels, ontvingen alleen die van St.Pierre en Miquelon,in de volgende jaaren, eenigen aanwas. Niet verder dan drie mylen leggen deeze Eilanden van het Zuidlykfte gedeelte van TerraNova. Volgens de Verbonden, is in het bezit der kusten deeze uitgeftrektheid begreepen. De ruimte moet derhalven gemeen zyn of verdeeld worden tusfchen de Franfche en Engelfche vis- I leners, die het zelfde regt hadden. Het geweld, 't welk zelden met de regtvaardigheid te raade gaat, matigde zich alles aan. De Reden of de Staatkunde boezemde ten langen laatfte gemaatigder gevoelens in; en in den jaare 1776, gaf zy den raad tot eene evengelyke verdeeling van het Kanaal. Deeze verandering Helde St. Pierre en de Miquelons in ftaat om het volgende jaar te vaneen zeventigduizendhonderdvier kwintaalen gedroogde Bakkeljaauw, en zesenveertigduizendzevenhonderdvierennegentig groene Bakkeljaauwen. Doch deeze aanwas ftelde Frankryk niet in ftaat om de uitlandfche Markten te fpyzigen, gelyk het twintig jaaren te vooren deedt. Naauwlyks was zyne"visfchery toereikende tot eigen gebruik des Koninkryks, Niets of weinig hielde het over voor zyne Volkplantingen, wier behoeften zo uitgebreid waren. Ge-  der BEIDE INDIEN. 230 Geheel en al was deeze gewigtige Koophandel overgegaan tot zyne mededingers, zedert de over. winning het zelve gefteld hadt in 't bezit van Noord Amerika. Zy leverden de Bakkeljaauw aan het Zuidlyk gedeelte van Europa en aan de Westindië.- ; zy leverden ze zelf aan de Franfche Eilanden, in weerwil der belastinge van vier kroonen op het kwintaal, waar mede men dezelve hadt bezwaard, met oogmerk om ze van daar te weeren ; in weerwil eener gifte van vyfendertig ftuivan op de honderd ponden, aande Nationaale visfchery toegeftaan. Met een zoet genoegen zag Groot- Britannie, dat behalven het vertier in zyne onderfcheidene Vastigheden, deeze tak Van nyverheid, jaar op jaar, aan zyne onderdaanen in de Oude en de Nieuwe Waereld gaf eene aanzienly: ke fomme gelds, en een grooten overvloed van I leevensmiddelen. Nog aanmerkelyker, enz. VERBETERING. Deel VI. bladz. 361, van reg. 19, tot bladz, 369, reg. 3. Niet minder volkomen was haare onafhanklykheid van het Moederland. By de bewilliging tot deeze Vastigheden hadt men bedongen dat haar"Wetboek der Wetgeevinge van het Moederland m geenerhanden opzigte zou wederftreeven; dat het vonnis over alle zwaare misdaaden, op haaren bodem gepleegd, geheel aan het zelve zou overgelaaten worden; I dat ^ haar Koophandel geheel en al op deszelfs Reeën zou uitloopen. Geen van deeze pligten \ wierdt naa gekoomen. Even zeer wierden andere I min gewigtige pligten verwaarloosd. Te veel op  24° GESCHIEDENIS opgangs hadt reeds de Republikeinfche geest gemaakt, dan dat men zich door deeze fchikkingen verbonden oordeelde. De onderwerping der Volkplanteren bepaalde zich by eene algemeene erkentenis van den Koning van Engeland voor hunnen Oppervorst. Masfachufet, de bloeiendfte der vier Provinciën, veroorlofde zich nog meer dingen dan de andere, en veroorlofde zich dezelve meer openlyk. Een zq moedig gedrag haalde haar het misnoegen van kar el den II op den halze. In den jaare 1684, vernietigde deeze Vorst het Handvest, door zynen Vader verleend; hy voerde een bykans eigendunkelyk landbeftuur in, en fchroomde niet om belastingen te heffen voor zyn eigen gebruik. De overheerfching verminderde niet onder zynen Opvolger. Van hier dat op de eerfte tyding van zyne afzettinge, zyn Stedehouder in verzekering genomen, in ketens geworpen en na Europa wierdt gezonden. Willem de lil, hoewel zeer voldaan over deezen vuurigen yver, herftelde, egter, de Provincie Masfachufet niet in haare aloude voorregten, gelyk zy gewenscht, en, misfchien, gehoopt hadt. Hy gaf haar, in de daad, een tytel, maar een tytel, welke met den eerften bykans niets gemeen hadt. Volgens het nieuwe Handvest, moest de Gouverneur, door het Hof benoemd, het uitfluitend regt hebben om de Nationaale Vergadering by èen te roepen, op te fchorten of te doen fcheiden. Hy alleen kon de Wetten, door dit Lichaam gemaakt, de belastingen, door het zelve geheven, bekragtigen. De benoeming van alle krygsampten ftondt  der BÉIDE INDIEN. 241 ftondt aan deezen Bevelhebber. Nevens deri Raad hadt hy de verkiezing der Wethouders. De beide Kamers hadden geene befchikking over min gewigtige bedieningen , dan met zyne toeftemming. 's Lands fchatkist wierdt niet geopend dan op zyn bevel, door de ftem van den Raad gefehraagd Nog ftrekte zyn gezag zich uit tot eenige byzonderheden, welke de vryheid zeer belemmerden. Connecticut en Roode-Ei!and,die door haare onderwerping den ftorm in tyds geweerd hadden, bleeven in 't bezit van haar oorfpronklyk verdrag. Nieuw ■ Hampshire was altoos beftuurd volgens beginzels, na genoeg de zelfde, welke men ten aanzien van Masfachufet omhelsde. Een zelfde Opperhoofd regeerde de vier Provinciën, doch volgens de grondregels, welke voor de gefteldheid Van ieder Volkplantinge voegden,* Volgens een Lyst, door het Algemeen Congres I van het Vastland van Engelsen Amerika in 't licht i gegeeven; worden in Masfachufet gevonden vier: honderdduizend inwooners; honderdtwaalfduizend in Connecticut; honderdvyftigduizend in Hamps: hire; negenenvyftigduizendzeshonderdachtennegentig op Roode-Eiland; maakende te zaamen irt daeze Vastigheid alleen, eene bevolking van achthonderdduizendzeshonderdachtenzeventig Zielen. Eene zo groote vermenigvuldiging van men. : fchen fcheen een voortreffelyken grond aan te kondigen. Dus is het niet gelegen. Uitgezonderd :ieenige ïtreeKen in Connecticut, waren de andere ] landen oorfpronklyk bedekt met Pynboomen, en jgevolglyk geheel dor of weinig vrugtbaar. Niet een van de Europifehe Graanen tiert aldaar; en J nimmer is derzelver opbrengst toereikende geQ weest  242 GESCHIEDENIS weest tot het voeden der ingezeetenen. Ten ailen tyde heeft men hen genoodzaakt gezien om van Maïs te leeven, of van elders een gedeelte vari hunnen lyftogt te haaien. Van hier, hoewel het land over 't algemeen gefchikt zy voor Boom en Peulvrugten, en de Veefokkery, dat de velden niet het gewigtigfte gedeelte deezer gewesten zyn. Op de kusten, met rotzen bezet, maar voordeelig voor de Visfchery, is de bevolking verzameld j hier is de werkzaamheid toegenomen en een onbekrompen beftaan algemeen geworden. De ongenoegzaamheid der Oogften moest in Nieuw - Engeland meer dan in het overige gedeelte van het Vastland de nyverheid gaande maaken. Men bouwde aldaar, zelf voor de . uitlandfche Zeelieden, veele fchepen, wier bouvvftoffen, heden ten dage fchaars en duur, langen tyd overvloedig en goed koop waren. De gereede gelegenheid om Beverhair te krygen, deedt eene aanzienlyke Hoedenfabriek aanleggen. Uit de werk* plaatzen kwam Linnen en Zeildoek voort. Van de vagten haarer fchaapen bereide de Volkplanting grove, maar fterke ftoffen. By deeze Fabrieken , welke inlandfche mogen genoemd worden, voegde men nog eene andere, die gevoed wierdt door uitlandfche werkftoffen. De Suiker geeft een droesfem, by den naam van Siroop of Melisfe bekend. De nieuwe Engelfchen haalden dien uit de Westindiën, en deeden hem, onbereid , tot verfcheiden oogmerken dienen. Zy kreegen den inval om deezen droesfem over te haaien. Zy verkogten eene verbaazende menigte van deezen Brandewyn aan de nabuurige Wilden, aan de Bakkeljaauwvisfchers, aan alle de Noordly- ke  der BEIDE INDIEN. 243 ke Provinciën; zy voerden dien zelf ha de klisten van Afrika, alwaar zy denzelven met eeii aanzienlyk voordeel verkogten aan de Engelfchen, die zich mee den Slaavenhandel bemoeiden. Deeze tak van Koophandel en andere omftandigheden fielden de Nieuwe Engelfchen in ftaat orri Zich een gedeelte der voortbrengzelen van Zuiden Noord-Amerika toe te eigenen. De koopverwisfelingen dier twee gewesten, zo noodzaak]yk aan elkander; gingen door hunne handen; zy wierden,als 't ware,de Makelaars, de Hollandeis der Nieuwe Waereld. Het gewigtigfte hulpmiddel deezer Provinciën was ondertusfehen de Visfchery. Op haare kusteri zelve is zy zeer aanmerkelyk. Geene rivier, geene Baai, geene haven is 'er, alwaar men niet een verbaazend aantal fchepen bezig ziet met het vangen van Zalm, Steur * Bakkeljaauw en andere visch, die allen een voordeeligen aftrek hebben. De Makreelvangst, welke inzonderheid gefchiedt in den mond van de Pentagonet, die zich in de Baai-Fünai ontlast, aan den uithoek der Volkplantinge, hoüdt, geduurende de Lente en den Herftt, veertien of vyftienhonderd vaartuigen en tweeduizendvyfhonderd menfchen bezig. Nog voordeeliger is de Bakkeljaauwvangst in Nieuw Engeland. Uit zyne menigvuldige havens vertrekken alle jaaren na de onderscheidene vaarwaters, meer of min naby gelegen, vyf honderd vaartuigen van vyftig Tonnen, bemand met vierduizend koppen. Zy vangen ten minfte tweehonderdvyftigduizend kwintaalen Bakkeljaauw. Met den Walvischvangst bemoeien zich insgelyks deeze Volkplantingen. Vóór het jaar 176,3 t Q a vischté  244 GESCHIEDENIS vischte Nieuw Engeland in Lentemaand , Grasmaand en Bloeimaand in de Golf van Florida; en in Zomermaand , Grasmaand en Oogstmaand ten Oosten van de Groote Bank van Terra Nova. Men zondt derwaarts niet meer dan honderdtwintig floepen, ieder van zeventig Tonnen, en bemand met zestienhonderd koppen. In den jaare 1767, hieldt deeze Visfchery zevenduizendzevenhon derdnegentig matroozen bezig. Van een zo aanmerkelyken aanwas moeten wy de redenen aanwyzen. De begeerte, om met de Hollanders den Wat vischvangst te deelen, was langen tyd een voorwerp der wenfchen van Groot Britannie. Om daar in te flaagen, wierdt, omtrent het einde der Regeeringe van kar el den II, van alle Tollen ontflagen het voortbrengzel, welk de ingezeetenen des Koninkryks met deeze visfchery in de Noordfche Zeeën zouden behaalen; doch deeze gunst breide zich niet uit tot de Volkplantingen , van wier Traan en Baleinen eene belasting van 56 Livres 5 ftuivers van de Ton, by den invoer in het Koninkryk,moest betaald worden:eene belasting, welke op de helft wierdt verminderd, wanneer zy door haare eigen fchepen wierden ingevoerd. By deeze belasting, reeds te drukkende, voegde men eene andere, in den jaare 1699, van 5 ftuivers 7 penningen van het pond Baleinen, 't zy ze uit Amerika of uit Europa koomen. Zo heillooze gevolgen hadt deeze nieuwe belasting , dat men, in den jaare 1723, dezelve moest intrekken; doch deeze intrekking zag alleen op de Walvischbaarden, in Groenland, de Straat Davids of in de nabuurige Zeeën gevangen.. De visfchery in I  der BEIDE INDIEN. 245 in het Noordlyk vastland bleef fteeds met de nieuwe zo wel als met de oude belasting bezwaard. Het Ministerie, verneemende dat de affchaffing der belastinge niet genoeg was om den Engelfchen nay ver te doen ontwaaken, nam de toevlugt tot geichenken. In den jaare 1732, wierdt eene gifte van 22 Livres 10 ftuivers, en zestien jaaren daar naa eene van 45 Livres uitgebooden voor ieder Ton der fchepen, welke tot eene zo gewigtige Visfchery gebruikt wierden. Gedeeltlyk bereikt deeze edelmoedigheid der Regeeringe haar doelwit. Verre,egter, van zyne mededingers op de uitlandfche Markten het hoofd: te kunnen bieden, zag Groot - Britannie zich nogmaals genoodzaakt om jaarlyks van hun te moeten koopen voor drie of vierhonderdduizend Livres Traan of Walvisch. haarden. Zodanig was de ftaat der dingen, wanneer de Franfche Zeeën van Noord Amerika, by den jongften Vrede , eene Britfche bezitting wierden; ftraks toogen derwaarts by troepen de Nieuwe Engelfchen, om den Walvisch te vangen, welke aldaar zeer menigvuldig is. Het Parlement ontfloeg hen van de belastingen, onder welke zy gekwynd hadden; en hunne werkzaamheid wierdt nog verdubbeld. Eigenaartig moet zy tot de nabuurige Volkplantingen overflaan. En't is waarfchynlyk dat de Vereenigde Provinciën door den tyd deezen aanmerkelyken tak van haaren Koophandel zullen verliezen. De Walvisvangst gefchiedt in de Golf van St. Laurens, en in de ftreeken, welke dezelve zamenvoegen met Zeeën, minder onftuimig, minder Q 3 met  346 GESCHIEDENIS met Ys belemmerd dan Groenland. Ook neemt zy vroeger een begin en eindigt vroeger. Men js 'er aan minder toevallen bloot-gefield. De fchepen, welke daar toe gebruikt worden, zyn kleiner, en niet zo flerk bemand. Deeze redenen moeten aan het Amerikaanfche Vastland voordeelen geeven, welke de Hollandfche zuinigheid nooit zal kunnen opweegen. De Europifche Engelfchen zelve vleiden zich, met hunne Volkplanters deeze meerderheid te zullen deèlen, om dat zy flaat maakten, met het voordeel der Visfcherye den winst te zullen paaren, welken zy met het verkoopen hunner laadingen deeden: eene toevlugt, welke geweigerd is aan de Zeelieden , die de Straat Davids of Groenland bezoeken. De voortbrengzels van Nieuw - Engeland, die verkogt worden, zyn Bakkeljaauw, Traan, Baarden , Smeer, Gezouten vleesch, Cider, Maïs, Varkens en Osfen, Potasch, Peulvrugten, Rondhout voor de Koopvaardy en Oorlogfchepen, en allerlei hout. De Vlaamfche Eilanden, Madera, de Kanarhcbe Eilanden, Portugal, Spanje, Italië, Groot-Britannie, en voornaamlyk de Westindiën, hebben dus lang deeze goederen getrokken. In den jaare 1769, bedroegen de verzendingen der vier Provinciën te zaamen 13. 844. 430 Livres 19 Huivers 5 penningen. Doch deeze Volkplanting ontving geftadig meer dan zy gaf, om dat zy geduurig aan haar Moederland tusfchen de vierentwintig en vyfentwintig miljoenen Livres fchuldig was. 'Er vertrekken eenige fchepen van alle aan deeze kusten zeer talryke Reeën. Nogthans gefchieden de voornaamfte verzendingen van Cojv  der BEIDE INDIEN. 247 Connecticut uit de Nieuwe-Haven; die vanRhodeEiland, uit New Porth; die van Hampshire, uit Portsmout h; en die van Masfachufet uit de haven van Boston. Deeze ftad, welke als de Hoofdftad van NieuwEngeland kan worden aangemerkt, legt, enz. ' uitbreiding. Deel VI. bladz. 374, van reg. 1, tot bladz, ' 383) 3- De vyandlykheid, dus begonnen, is eene lafhartige trouwloosheid, 't Is het bedryf van eene horde Wilden, en niet van een befchaafd Volk, van eenen moordenaar by nacht en niet van een krygshaftigen Verst. Hy, die ecnig vertrouwen ftelt in zyne kragten en eenige verhevenheid van Ziel bezit, zal zynen vyand, terwyl hy ftaapt, niet overrompelen. Indien het u geoorlofd 'zy, myne gerustheid te misbruiken, kan ik insgelyks de uwe misbruiken. Gy dwingt my , en ik noodzaak u om geduurig onder de wapens te zyn. De ftaat des Oorlogs is altoosduurende, en de Vrede is een woord zonder zin. Of gy hebt eene regtvaardige reden om my aan te tasten, of gy hebt ze niet. Indien gy geene reden hebt, zyt gy een gevaarlyke rooycr , tegen wien allen zich behoorden te vereenigen, en welken zy regt hebben te verdelgen Indien gy eene reden hebt, noem ze. 't Is de weigering om een ongelyk te vergoeden of eene overweldigde zaak weder te gee* ven, welke u zal regt geeven om op myne bezittinQ. 4 gen  <4* GESCHIEDENIS gen aan te vallen. Voor dat gy een aanvallerzyt, overtuig my van onregtvaardigheid. Heb de goedkeuring van 't Heelal. Alles wat ik u kan toelaaten, is, u heimelyk ter wraake te wapenen; fis, uwe ontwerpen te ontveinzen, indien» men deswegen ontrust worde , en geen tyd te laaten verloopen tusfchen de weigering van regt en de yyandlykbeid. Indien gy de zwakfte zyt, fmeek dan en lyd. Om dat men een overweldiger is, moet gy daarom een verraader worden ? Veragt den gemeenen grondregel, en vervul niet door fchelmery de plaats der fterkte, welke u ontbreekt, en van den moed, welke u in gevaar zou Hellen. Heb altoos voor oogen het oordeel uwer Eeuwe en van het naageflagt. In Oogstmaand des jaars 1664, kwam een Engelsen Eskader ten anker op de kusten van NieuwNederland, welks Hoofdftad zich op de eerfte opeifching overgaf. Geen meer tegenftands boodt Jet overige gedeelte der Volkplantinge. By den Vrede v3n Breda, wierdt de overwinnaar in het bezit deezer veroveringe bevestigd. Doch hy wierdt daar van ontbloot door de Republyk ia den jaare 1673, wanneer de listige treken van Frankryk twist gezaaid hadden tusfchen deeze twee Zeemogendheden, welke, om haare wederzydfche belangen , nimmer behoorden oneenig te wofden. Een tweede Verdrag, in het volgende jaar geflooten, maakten Engeland van nieuws meester van eene Provincie, die zedert aan deszelfs Kroon is verbonden gebleeven, doch als een eigendom van des Konings Broeder , welke haar naar zynen naam noemde. Nieuw-York wierdt door 's Prinsfen Stedehou- ders  der BEIDE INDIEN. 249 ders met genoegzaam beleid beftuurd , om bet fchootvry te ftellen tegen de verontwaardiging deiVolkplanters. De algemeene haat daalde neder op hunnen Meester, die alle magt in zyne handen hadt -zamengevoegd. Even zeer mishaagde deeze Staatkundige flaaverny aan de Hollanders, welke hunne plantaadjen boven hun Vaderland gefchat hadden, als aan de Engelfchen, die zich met hun vereenigd hadden. Aan de vryheid gewoon, waren de volken onverduldig onder het juk. Algemeen fcheen men gezind te zyn tot eenen Opftand of tot eene Volksverhuizing. De gisting bedaarde niet, dan toen, in den jaare 1683, de Volkplanting wierdt genodigd om Afgevaardigden te kiezen, om in de algemeene Vergaderingen te regelen 't geen voor hunne belangen voegden. Kolonel dongan, met deeze fchikking belast, was een man van een ftout en uitgebreid vernuft. Hy bepaalde zich niet, gelyk de voorgaande Gouverneurs der Provincie gedaan hadden, om landeryen uit te deelen aan eenen iegelyk , die zich jaanboodt om dezelve te ontginnen. Zyne zorge ;j breide zich uit tot de vyf Naden , door zyne ( voorzaaten te zeer verwaarloosd. De Franfchen > waren onophoudelyk werkzaam om verdeeldheid te zaaien onder deeze Wilden , in de hoop van ze ionder het juk te brengen ; en zy waren in dit groote werk merkelyk gevorderd, door middel der [Bekeerlingen, welke hunne Zendelingen maakten, f't Voegde Engeland dit Ontwerp te dwarsbooImen; doch de Hertog van york, die andere belangen hadt dan die van zyn Vaderland, wilde fdat zyn Stedehouder deszelfs uitvoering begunftigfde. Dongan, hoewel Roomsch Katholyk, Q. 5 week  25° GESCHIEDENIS week geftadig af van de lyn , hem voorgefchreeven; hy wederftreefde uit alJe zynemaSt%nfHzei, t welk hem als minder Godsdienftig dan Staatkundig voorkwam. Zelf was hy op aüerlei wyze nadeelig aan de mededingende Natie-' alle gedenkfchriften van dien tyd getuigen traagd'7 derZelvGr opSanS merkelyk verGeheel anders was het gedrag diens bekwaamen Opperhoofds ten aanzien van het inwendige der Volkplantmge. Uit zucht en volgens bevel begunftigde hy de bevordering van familiën, die- van zyne en s Prinsfen kerkgemeenfchap waren Met eene foort van geheimzinnigheid ging deeze befcherming gepaard. Doch zo dra ja co bus de 11 ten Ihroon was verheven, verklaarden de Gaarder van s Lands middelen, de voornaamfte Bevelhebbers en een aanzienlyk getal burgers, zich voor aanhangers van Rome. - Deeze toeftand veroorzaakte een groote gisting in de gemoederen. Men was ongerust over het Protcstantfche weezen. De verftandigen waren beducht voor eenen opftand. 't Gelukte dongan de misnoegden m bedwang te houden ; doch de Ryksomwentehng deedt hem vrywillig zyn ampt nederleggen. Als een goed Engelsman onderwierp hy zich aan de nieuwe Regeering; in gevolge van eene grootheid van karakter, zyner Nau> byzonder eigen, zondt hy aan den ontthroondeiï Koning alle derykdommen, welke hy, geduurende den loop van een lang en roemruchtig Landbeftuur, hadt overgewonnen. Naauwlyks hadt deez' zonderlinge mensch Amerika verlaaten, of Nieuw-Engeland verjaagde  der BEIDE INDIEN. a5i zynen Gouverneur eduart andross, een der yverigfte werktuigen der eigendunkelyke inzigten van Koning jacobus. Eenige Landtroepen van Meuw York , door dit voorbeeld verleid, wilden even eens handelen omtrent nicholson, voor^een Z me? de Landvoogdy belast, 't Gelukte heni eenen aanhang te winnen, en de Volkplanting wierdt gefchokt door twee gewapende aanhangen, Tot op de aankomst van Kolonel sloughter. Dit Opperhoofd , door Koning willem gezonden, liep de leden van den Staat byeen, op den negenden van Grasmaand des jaars 1691, Deeze Vergadering vernietigde alles, wat dus lang ftrydig met de Engelfche Conftitutie was vastgefHd Zy maakte wetten , welke tot heden toe haar'krast hebben behouden. Zints deezen tyd,behoorde de uitvoerende magt aan den Gouverneur, door de Kroon benoemd. Deeze voegde hem twaalf Raaden toe, zonder wier toeftemming by geenerlei- Akte kon ondertekenen. Dertig Algevaardigden , door de ingezeetenen verkoozen, verbeeldden de Gemeenten. Alle magt berustte in de Vergadering, uit deeze onderfcheidene leden zamengefteld. In den beginne was haare duunng onbepaald. Zedert wierdt zy op dnejaaren gefteld. Naderhand wierdt zy verlengd tot zeven jaaren, naar 't voorbeeld van 't Engelfche Parlement, welks omwentelingen zy volgde. 't Was tyd dat eene onveranderlyke orde in de Volkplanting wierdt vastgefteld. Zy was gewikkeld in een hardnekkigen Oorlog tegen de Lanadeefche Franfchen, door de ontthrooning van iacobusdenH ontftoken. Deeze vyandlykheden, met den Ryswykfchen Vrede geëindigd,  252 GESCHIEDENIS begonnen van nieuws met de onlusten over de Spaanfche Opvolging. De nabuurige Provinciën van Nieuw York namen eenig deel in deeze gefchillen; doch deeze Provincie ontving of gaf de groote fiagen ,befoldigde de troepen, en wierdt op aanmerkelyke ko?ten gejaagd. Ongelukkig]yk wierden de belastingen der burgeren, door de Algemeene Vergadering uitgefchreeven, geworpen in een Kas, over welke "de Gouverneur de volftrekte befchikking hadt. Dikmaals gebeurde het, dat gierige of verkwistende Opperhoofden tot hun eigen gebruik de penningen aanwendden, voor den openbaaren dienst gefchikt. Dit was eene onuitputbaare bron van onecnigheid. Koningin anna beval, in den jaare 1705, dat het zelfde gezag, 't geen de belastingen hadt geheft, derzelver gebruik zou bepaalen, en zich rekenfehap zou kunnen doen geeven van de oogmerken, waar toe zy befteed waren. De trouwloosheden wierden door deeze fchikking beteugeld; en nogthans waren de penningen, welke de Provincie opbragt, niet toereikende tot de uitgaaven, welke de voortzetting des Oorloos vorderde. De verlegenheid, in welke men zich bevondt, deedt, voor de eerfte maal, in den jaare 1709, het middel verzinnen om Verbindfchriften te formeeren, die vervolgens vermenigvuldigd wierden , meer dan de behoeften der Volkplantinge vorderden , of haare belangen gedoogden. Burnet, zoon des vermaarden Bisfchops van dien naam, die zo veel hadt gedaan ter verheffinge van den Prins van oranje op den Throon, in den jaare 1720 tot Gouverneur der Volkplantinge aangefteld, flaagde niet gelukkig in het weg- nee-  be r BEIDE INDIEN. 253 neemen deezer wanorde ; doch hy beraamde een ander ontwerp tot heil van zyn Gouvernement. Tot hunnen wisfelhandel met de Wilden , hadden de Canadeefche Franfchen veele goederen noodig, welke hun Moederland niet uitleverde. Zy kreegen dezelve uit Nieuw-York. De Algemeene Vergadering dier Provincie verboodt, op aanraaden van haar Opperhoofd, deeze gemeenfchap. Doch, vermits het niet genoeg was, de verrigtingen eens werkzaamen mededingers te hebben belemmerd, befloot men zyne plaats te ver vangen. Een groot gedeelte der Pelteryen , welke na Mont-Real gebragt wierden , daken over na de Westlyke Oevers van het Meir Ontario. Burne t verwierf, in den jaare 1722 , van de lroquoifen de vryheid om aldaar het Fort Oswego te mogen bouwen, alwaar de rykdommen der Wili den gemaklyk konden onderfchept worden. Zodra deeze Vastigheid was aangeleid, zonden de Kooplieden van Albani hunne goederen na Chenectady, alwaar ze wierden ingefcheept op de Mohawts, die ze tot aan Oswego voerde. Zeer moeilyk is de vaart op deeze rivier; en nogthans daagden de Engelfchen boven hoop. Zelf moesten deeze koopverwisfelingen toeneemen, indien ze niet op allerlei wyze gedwarsboomd waren. De Franfchen bouwden, in den jaare 1726, 'een Fort te Niagara, alwaar de Pelteryen wierden aangehouden, welke anderzins na Oswego zouden ! gevoerd zyn geworden. De Engelfche Waar en, ' welke zy niet meer openlyk konden ontvangen, ; wierden hun ter duik geleverd, tot in den jaare i 1720, een merkwaardig tydftip, wanneer byzon- dere  254 GESCHIEDENIS dere belangen de Wet deeden herroepen, weikë! deezen handel verboodt. Eindelyk bezwaarde Engeland de Pelceryc-n met grooter belastingen, daii zy in Frankryk betaalden. Terwyl alle deeze banden de verbintenisfen; verminderden, welke men hadt gehoopt met de: Wilden te zullen onderhouden, wierdt'de Akkerbouw door de geheele Provincie met veel yvcrs en voorfpoeds doorgezet. Hy hadt, in de daad, eenigen tyd gekwynd in de Graaffchappen, in welke ja co bus de 11 onmeetelyke landeryen hadt uitgedeeld onder lieden, welke zecri by hem in gunst ftonden; doch ten langen laatfte waren deeze Graaffchappen even als de andere bevolkt geworden^ Ongelukkig bezaten de meeste inwooners , even gelyk in Schotland, landeryen, welke, naar het goedvinden van den Heer , hun konden ontnomen worden; en nog ongelukkiger gaf deeze afhanklykheid aan de groote Eigenerfden een gevaarlyken invloed op de Staatsbefluiten. Inzonderheid deedr. dit gebrek in de Regecringj zich gevoelen in de twee heillooze Oorlogen, welken men, in de jaaren 1744 en 1756, tegen de Franfchen voerde. Geduurende deeze vernielende verdeeldheden leedt de Volkplanting rampen, een gedeelte van welke zy ten minfte zou vermyd ( hebben, indien de maatregels, om deeze onderneemende lieden en derzelver woeste bondgenooten af te keeren, in tyds overleid en beter beraamd waren ! geweest. Canada moest, by den Vrede van den jaare 1763, eene Britfche Bezitting worden, op j dat Nieuw-York, zonder tusfchenpoozen , zon« der belemmering en volkomen gerust, zich konde toeleggen op de uitbreiding van haaren i Koop- \  der BEIDE INDIEN. 255 Koophandel met de Wilden, en op de ontgin» ning haarer plantaadjen. Deeze Provincie, wier grensfcheidingen niet bepaald zyn dan naa langduurige, yverige en hardnekkige raadpleegingen met Nieuw-Engeland, Nieuw-Jerfey en Penfylvanic , bevat tegenwoordig tien Graaffchappen. Aan den oever der Zee heeft zy weinig uitgeftrektheids; doch landwaarts ftrekt haar grondgebied tot aan het Meir George of St. Sakrament, en tot aan het Meir Ontario. Uit de bergen, tusfchen deeze twee Meiren gelegen, ontfpringt de rivier Hudfon, welke op eenen afftand van vyfenzestig mylen alleen van kleine Kanoes kan bevaaren worden; en nog wordt deeze fcheepvaart afgebroken door twee Watervallen, welke de oorzaaken zyn dat de goederen tweemaal, ongeveer tweehonderd Roeden telkens, te lande moeten vervoerd worden. Maar van Albani tot aan den Oceaan, dat is, langs eene uitgeftrektheid van honderdvyftig mylen , ziet men op dit doorluchtig Kanaal, met den Eb en Vloed, by nacht en by dag, in alle jaargelden, zonder vreeze voor eenig gevaar, vaartuigen van veertig en vyftig Tonnen heen en weder vaaren, en een fpoedig en aanhoudend vertier in de Volkplanting ftand houden. Het gedeelte deezer groote Vastigheid, welk de Zeelieden allereerst aantreffen, is het Lange-Eiland, door een fmal Kanaal van het vaste land gefcheiden. Het is honderdtwintig mylen lang, twaalf breed, en in drie Graaffchappen verdeeld. De Wilden, welke deeze groote uitgeftrektheid befloegen , zyn van tyd tot tyd verdweenen of geftorven. Hunnen eerften voorfpoed waren de on*  256 GESCHIEDENIS onderdrukkers verfchuldigd aan den Walvisch én Zeewolfvangst. Naar gelange deeze Zeedieren,, welke de woeste kusten zoeken, verdweenen,leidei men zich toe op de vermenigvuldiging van 't vee; inzonderheid van paerden. Zedert heeft men' eenigen Akkerbouw begonnen op deezen te zand-. agtigen grond. Onelfener is de grond aan de vaste kust; doch hy wordt effener en vrugtbaarder , naar gelange < men de Meiren en Canada nadert. Indien ooit de Moerasien, welke deezen uithoek der Volk- i plantinge nog bedekken, worden drooggemaakt; indien de rivieren, welke haar befproeien, ten i eenigen dage binnen haare beddingen beflooten ' worden , zal deeze de vrugtbaarfte ftreek der i Volkplantinge worden. r Volgens de jongfte volkstelling, bevatte de Pm. ! vincie tweehonderdvyftigduizend inwooners van 'i verfchillende Natiën en gezintheden. De ryke Pelteryen, welke zy zelve niet gebruiken, worden na de Algemeene Markt gevoerd. Dit is eene voornaame ftad, heden met den zelfde naam als de Volkplanting Nieuw- York geheeten. Voormaals wierdt zy door de Hollanders op het Eiland Manahatan gebouwd, lang veertien mylen, en op 't meest een myl breed. In een zeer gezond Klimaat, heeft de Koophandel a'daar verzameld tusfchen de achttien en twintigduizend inwooners, op eenen deels laagen, deels hoogen grond. De huizen, van gebakken fteen gebouwd en met pannen gedekt,vertoonen meer gemaks dan fieraads. De leevensmiddelen zyn 'er overvloedig, zeer goed in hunne foort en goed koop. De onbekrompenheid is 'er algemeen. De laagtfte \ klasfe  der BEIDE INDIEN. 257 1 klasfe van het Volk vindt een zekere toevlug t iri de Oesters, wier visfchery alleen tweehonderd 1 vaartuigen bezig houdt. De ftad, twee mylen van den mond der riviere de Hudfon gelegen * heeft . eigenlyk ha. ven, noch Baai: doch zy behoeft dezelve niet. i Haare Ree, in alle faifoenen open , genaakbaar j voor de grootfte fchepen , en veilig tegen alle ' onweders, moet haar genoeg zyn. Van daar ver] trekken de talryke fchepen, welke na verfchillende oorden worden afgevaardigd. De leevensmiddelen en Koopmanfchappen, welke-in den jaare 1769 wierden verzonden, bedroegen 4. 352. 446 Livres 17 ftuivers 9 penningen. Zints dien tyd zyn de voortbrengzels der Volkplantinge zigtbaar toegenomen ; en zy moeten nog meer aangroeien, om dat de helft der landeryen niet gebruikt wordt; ën die reeds ontgind zyn, niet zo goed bebouwd worden als plaats zal hebben, wanneer de bevoljking aanme; kelyker zal geworden zyn. De Hollanders, eerfte ftigters der Volkplantinge , voerden aldaar in, dien geest van orde en zuinigheid , weike overal hunne Natie kenmerkt. Dewyl zy altoos de meerderheid der ingezeetenen uitmaakten, zelf naa de verandering van heerfchappye, dienden hunne zeden tot een voorbeeld voor de andere volken, welke de verovering hun toevoegde. De Duitfchers, door de vervolging om den Godsdienst, uit de Paltz of uit andere (Provinciën van het Keizerryk, na Amerika gedrceven, waren uit den aart tot deeze ingetogenheid [geneigd, en de Engelfchen en Franfchen, aan zo weel Spaarzaamheids niet gewoon, fchikten zich uit jwysheid of uit nayver naar deeze levenswyze, R min'.  258 GESCHIEDENIS minder kostbaar en aangenaamer dan de vertoonngen der weelde. Van hier dat de Volkplanters zich by het Moederland niet in fchulden ftakendat zy eene volkomene vryheid behielden in hun' ne in en verkoopen; en dat zy hunne zaaken altoos dien keer deeden neemen, welke hun best voegde. Zodanig was, tot in den jaare 1763,de ftaat der Volkplanonge. Op dit tydftip wierdt Nieuw-York de zetel van den Generaal, der voornaamfte Bevelhebbers en van een gedeelte der troepen,welke Groot-Bntanme oordeelde in Noord-Amerika te moeten ond^ouden, om het te beteugelen of te beschermen. Deeze menigte niets doende on^ehuwde heden, onophoudelyk bezig om den laftigen tyd te korten en met de verveeling te worftelen, verfpreidden zich onder de burgers, wien zy de zucnt tot Tafelweelde en de Soeelzucht inboezemden Gezeeten naast de vrouwen, vervoerden zy haar, door hunne oppasflngen, docr hunne gefprekken en zeden, tot die beuzehVen, galanteryen en uitfpanningen, welke in haare oogen zo veel bekoorlykheids bezitten We! haast wierdt de leevenswyze der beide fexcn de zelfde, Men ftondt oP met de zelfde ontwapen, men leide zich neder v?.n de zelfde zotternyen zwanger. Deeze geest breidde zich meer en meer uit; hy düurt nog, althans indien dé-verfchnkkelyke tooneelen, die zedert deezegewesten met bloed geverfd hebben, niet eene gelukkige omwenteling in de zeden veroorzaakt hebben* Naast Nieuw-York legt Nieuw-Jerfey, eerst Nieuw- Zweeden genaamd. Het kreeg -dien ntóm • van  be r BEIDE IN DIE Ni 259 van gelukzoekers dier Natie, welke, in den jaare 1638, in deeze woeste oorden aanlandden. Zy leiden 'er drie kleine Bezittingen aan, Chmtiania j Elzimburg en Gottenburg. Niets was deeze Volkplanting, toen zy, in den jaare 1655, door de Hollanders aangetast en veroverd wierdt. De zulken der inwooneren , die meer aan hun Vaderland dan aan hunne plantaadjen kleefden, keerden weder na Europa; de andere onderwierpen zich aan de Wetten des overwinnaars, en hun eigendom wierdt in den zynen ingelyfd. Toen de Hertog van york den eigendom verkreeg der Provincie, naar zynen naam genoemd, fcheide hy 'er van af 't geen daar mede vereenigd was, ën verdeelde het onder twee zyner gunftelingen, ónder den naam van Nieuw Jerfey. Carteret en berkeley, enz. R 2 AAN-   AANHANGZEL van INVULLINGEN, UITBREIDINGEN e n VERBETERINGEN, Op het Zevende Deel. Volgens den laatften en besten Franfchen Druk van het Jaar mdcclxxx.   INVULLING. Deel VU. bladz. i. vóór reg. I. immer was de Ongeregtigheid de grondflag % N vf eener Maatfchappye. Een volk, volgens *^S£22f^? een 20 vvaR'u'dend verdrag verzameld, ^e^»W zou te ggjyjj ^gj. ontaartfte, en het ongelukkigfte der volken zyn. Een geflagen vyand van 't menschlyk geflagt, zou het even zeer te beklaagen zyn om de gevoelens, welke het inboezemde, als om de zulke, die het in zynen eigen boezem koesterde. Gevreesd en gehaat van alles wat het omringde, zou het nimmer ophouden te vrcezen en te haaten. Over zyne rampfpoeden zou men zich verheugen, en over zyne voordce • Jen bedroefd zyn. Ten eenigen dage zouden de Natiën zich vereenigen om het uit te rooien; doch de tyd zou dit Eedgenootfchap nutteloos gemaakt hebben. Genoeg zou het geweest zyn, om het te verdelgen en haar te wreeken, indien ieder Lid zyn gedrag hadt ingericht volgens de regels van Staat. Een volk , nog eens, welk de Ongeregtigheid tot een grondregel heeft, zou een geflagt zyn , uit Draakentanden geteeld , welk cadmus op den Aardbodem plantte, evenfpoedig verdelgd als gefchapen. Hoe wyd verfchillende zou het lot zyn van eenen Staat, op de Deugd gegrondvest! De Landbouw, de Kunften, de Weetenfchappen en de Koophandel, aangemoedigd onder de fchaduw van den Vrede, zouden de ledigheid, de onkunde en de behoefte van daar weeren. Het Opperhoofd R 4 van  264 GESCHIEDENIS van den Staat zou de 'onderfcheidene rangen befchermen , en van dezelve worden aangebeeden. Hy zou begreepe,n hebben dat geen van de leden der Maatfchappye kan lyden, zonder dat 'er het geheele Lichaam gevoel van hadt, en hy zou zich pp het geluk van allen toeleggen. De onpartydige regtvaardigheid zou het bewind voeren over de ónderhouding der Verbonden, welke zy zou voorfchryven , over de behendigheid der Wetten, over het heffen der belastingen, welke zy evenredig zou maaken aan de algemeene behoeften. ALe de nabuurige Mogendheden, by de behoudemsfe van deeze belang hebbende, zouden op het minfte gevaar, welk haar dreigde, ter haarer befcherminge gewapend toefchieten. Doch, by gebrek aan buitenlandfche hulp, zou zy zelve, tegen.' den onregtvaardigen aanvaller, kunnen aanvoeren het onverwinnelyk bolwerk van een vermogend en talryk volk, voor wien het woord Vaderland geen bloote naam zyn zou. Dit is 't, het geen men het fraai Ontwerp van Staatkunde mag noemen. Even onbekend in de Jaarboeken der Waereld zyn deeze beide foorten van Regeeringsformen. Niets anders vertoonen zy ons dan onvolkomene fchetzen, meer of min gelykende naar de affchuwelyke verhevenheid, meer of min verwyderd van de aandoenlyke fchoonheid dier beide groote tafereelen. De Natiën, die den fchitterendften rol op het Tooneel des Heelals vertoond hebben, door eene verflindende Eerzucht vervoerd, hebben meer trekken van overeenkomst met het eerfte vertoond. Andere, verftandiger ten aan- I zien van haare inftelüngen, eenvoudiger in haare zeden, bepaalder in haare bedoelingen, beflooten, in- t  der BEIDE INDIEN. 265 indien wy ons dus mogen uitdrukken, binnen een ftil en heimelyk geluk, fcheenen meer naar het tweede te zweemen. Onder de laatstbedoelden mag men Penfilyahie tellen. Het Lutherdom, enz. invulling. Deel VII. bladz, 45, agter reg. 17. Naauwlyks hadden de Engelfchen zich vertoond in dit ongerept gewest, of zy maakten de Landzaaten wendig, door de kwaade trouwe, welke zy ïn de Koopwisfelingen met hun pleegden. Dit zaad van verdeeldheid zou hebben kunnen verHikt worden, indien zy bewilligd hadden tot het neemen van Indiaanfche Echtgenooten , welke men hun aanboodt. Doch , fchoon zy nog geene Europeaanfche Vrouwen hadden, verwierpen zy trotzelyk deeze verbintenisfen. Deeze veragting tergde de Amerikaanen, welke de trouwloosheid reeds afkeerig hadt gemaakt, en zy wierden onverzoenlyke vyanden. Hunne haat openbaarde zich door heimelyke moorden en openbaare vyandlykheden; en, in den jaare 1622, door eene zamenzweering, die aan honderdvierendertig perfoonen het leeven koste, en die zelf voor de geheele Volkplanting een graf zou gedolven hebben, indien de hoofden niet gewaarfchuwd waren, eenige uuren vóór het oogenblik, tot den algemeenen moord beftemd. Zints dit verraad, wierden van weerskanten ontelbaare gruwelen gepleegd. Zelden hadt 'er een R 5 be-  266 GESCHIEDENIS beftand plaats tusfchen de twee Natiën; en het ben-and wierdt telkens kwalyk naa gekoomen. Doorgaans waren het de Engelfchen , die hun woord fchonden. Hoe zy minder voordeels trokken van hunne plantaadjen, hoe zy meer listen en geweldenaaryen te werk fielden om den Wilde van zyne Pelteryen te berooven. Deeze onverzaadelyke hebzucht, welke zonder onderfcheid aanviel op alle kleine volkjes, zo die een vast verfa yt hielden, als die m de nabuurfchap der Volkplantinge zworven, deedt hun van nieuws de wapenen opvatten omtrent het einde van het jaar 1675. Eenpaarig vielen zy aan op Vastigheden onvoorzigtig hier en daar verfpreid, en te verre van een gelegen om elkander over en weder hub te kunnen toebrengen. Zo veele rampen, enz, invulling en verbetering. Deel VII. bladz. 46, van reg. u, tot bladz, 54 j reg. 18. m De rust was niet herfteld, of men benaarftigde zich om de Indiaanen nader aan zich te verbinden Zints eenigen tyd was alle verbintenis met hun d gebroken. De Algemeene Vergadering van den jaare 1678 opende van nieuws de gemeenfcbm Doch zy beval dat de ^apWMeYmgefZoS^ nen gefchieden alleen op de Maikten, welke zv aanwees. Deeze nieuwigheid mishaagde den Wi den; en 't Ieedt niet lang of de dingen her" vatteden hunnen ouden loop? b Een gewigtiger oogmerk, was, nieuwe waarde te geeven aan den Tabak, het gewigtigfte en by-  der BEIDE INDIEN. 26? bykans het eenige voortbrengzel der Volkplantinge. Me*, was van oordeel, dat het gefchiktfte middel om dit voortbrengzel uit den veragten Haat, in welken het was vervallen, te verlosfcn, zyn zou, buiten de Provincie te houden, den Tabak, welken Maryland en Virginie derwaarts zonden om vervolgens na Europa gevoerd te worden. Indien de Wctgeevers liooger verlicht geweest waren, zouden zy,begreepen hebben dat deeze ftapelplaats, vroeg of laat, in hunne handen moest doen vallen de vragtpennin? gen van deeze Waare, en de befchikking over den prys van dezelve aan hun zou gelaaten hebben. Door den Tabak van hunne havens te verwyderen, door eene kwalyk beredeneerde gierigheid , behaalden zy zich zei ven, op alle Markten, mededingers, die hun op eene jammerlyke wyze betoogden het gebrek van hunne grondbeginzelen. Naauwlyks waren deeze fchikkingen gemaakt, of 'er kwam, in den jaare 1679, een nieuw Opperhoofd in de Volkplanting. Deeze was Lord colepepper. De onlusten , welke onlangs deeze Bezitting beroerd hadden, deeden hem zich verftouten om eene fchikking voor te flaan , die tot eene eenjaarige Gevangenis en eene boete van 11. 250 Livres zou vcrwyzen alle burgers, die tegen hunnen Gouverneur zouden fchryvcn of ten zynen nadeele fpreeken; tot eene Gevangenis van drie maanden en eene bcefevan 2.250 Livres den geenen, die fpreeken of fchry ven zouden tot nadeel der Leden van den Raad of van eenige anderen Magistraatsperfoon. Twyfelde dan deeze colepepper, dat men aan de gebreken van het landbeftuur en de trouwloosheid der Wethouderen zou twyfelcn? In welke oorden der Waereld hebben de volken niet de zelfde  268 GESCHIEDENIS zelfde gevolgen afgeleid uit het ftilzwygen , hun opgeleid! Vreest men den lof of den laster van hem, dien men gebiedt te zwygen ? Deeze verboden lasteren de Regeering, indien zy goed zy dewyl zy grond geeven om te denken dat zy kwaad is. Maar zal men dezelve doen naakoomen ? Kan men onkundig zyn dat het in 's menfchen natuure gelegen is, geneigd te zyn tot bedryven, in 't oogenblik, waarin men aan dezelve roem verbindt, door 'er gevaar aan te verbinden ? Den mensch te onderdrukken en hem te beletten te zuchten en zich te beklaagen, is eene fnoodheid, tegen welke hy nimmer nalaat op te ftaan. Hoe zult gy de oproerigen tegen uwe bevelen kennen? Door befpieding , door aanbrengingen , door de zekerfte middelen om verdeeldheid onder de burgers te zaaien, en tusfchen hen wantrouwen en haat te verwekken. Wie zult gy ftraffen?De braaffte en de edelmoedigfte menfchen, die nimmer zullen zwygen , wanneer zy zullen overtuigd zyn dat het bcm pligt is te fpreeken. Twyfelt 'er niet aan; zy zullen uwe dreigementen tarten, of ontduiken. Indien zy den eerften weg inflaan, durft gy hen dan na de Gevangenis fleepen? Indien gy het durft doen, gelooft gy dat het lang zal aanhouden dat zy wreefcers vinden? Indien gy het niet durft doen, zult gy in veragting vallen. Indien zy de vryheid hadden gehad, om voor de vuist hun gevoelen te uiten, zouden zy hunne vertoogen met waardigheid en gemaatigdheid hebben voorgedraagen. Het bedwang en gevaar der kastydinge zullen dezelve hervormen in hevige, bittere en oproerige fchimp. fchriften; en het is uwe dwingelandy, die hen fchul-  dér BEIDE INDIEN. 269 lehuldig zal gemaakt hebben. Oppervorsten, of handhaavers van derzelver gezag, is uw landbeftuur goed? Onderwerpt het aan alle dé ftrengheid van ons onderzoek? het kan 'er niets dan eerbied en onderwerping by winnen. Is het kwaad? Verbetert het of verdeedigt het door geweld. Dewyl gy verfoeielyke dwingelanden zyt, hebt ten minfte de ftoutmoedigheid om 'er voor uit te koomen. Indien gy regtvaardig zyt, laat dan een ieder praaten en flaapt in vrede. Indien gy onderdrukkers zyt, zyn de rust en de flaap niet voor u gefchapen ; en in weerwil van alle uwe poogingen, zult gy ze niet genieten. Gedenkt aan het lot van hem, die 'er in bewilligt om gehaat te worden , mids hy gevreesd worde. _ Gy zult dit lot ondergaan, mids gy eeniglyk omringd wordt van veragte flaaven, hoedanig ongetwyfeld toenmaals de bewooners van Virginie waren. De Afgevaardigden deezer Provincie gaven, zonder aarzelen, hunne toeftemming aan eene Wet, die de ftraffeloosheid verzekerde aan alle de plonderingen der Landbeftuurders. Het leedt niet lang of de onheilen van Virginie wierden door nog andere rampen verzwaard. By de opkomst der Volkplantinge, wierdt het regt beftuurd met eene belangeloosheid , welke tot een waarborg diende voor de billykheid der vonnisvellingen. Een eenig Gerigtshof nam kennis van alle gefchillen, en deedt, binnen weinige dagen, uitfpraak, met het regt van beroepinge op de algemeene Vergadering, die niet minder fpoeds maakte om dezelve een einde te doen neemen. Te weinig invloedsliet deeze orde der dingen aan de Gouverneurs op de bezittingen der burgeren, dan dat  27o GES C II I Ë D E N I S dat zy niet op middelen zouden bedagt zyn örfï dezelve om verre te werpen. Door hunne werkzaamheden en onder verfcheïden voorwendsels, deeden zy het befluit neemen dat de beroepingen, düs lang op de Afgevaardigden der Provincie gefchied, voortaan by uitfluiting op hunnen Raad zouden uitgebragt worden. Eene nog heilloozer nieuwigheid wierdt, in den jaare 1692, ingevoerd door den Ridder andrqss. Hy wilde dat de Wetten, de Regtbanken, de Gerigtsplegtigheden, dat alles, 't geen den bajert dér Engelfche Regtsgeleerdheid uitmaakte, in Syn Goti* vernement zou worden vastgefteld. Niets voegde minder aan de Planters van Virginie, dan in Héllingen, zo zonderling, zo ingewikkeld, dikmaals zo Hrydig. Van hier dat deeze niet zeer kundige lieden zich verward vonden in eenen Doolhof, uit welken zy geene uitkomst wisten te vinden. In 't algemeen waren zy ongerust over hunne regten en eigendommen; en deeze ongerustheid vertraagde een geruimen tyd hunnen arbeid. Niet vroeger dan met den aanvang der tegenwoordige Eeuwe, wierdt deeze arbeid met yver en een goeden uitflag voortgezet. Niets wederhieldt den aanwas. Alleenlyk leeden de grenzen der Volkplantinge , in de laatfte tyden , eenige verwoestingen van de zyde der Wilden , door fnoodheden en ongeregtigheden gezard. In den jaare 1774, namen deeze oneenigheden een einde. Men zou ze vergeeten hebben , ware het niet geweest om de Aanfpraak, welke logan , hoofd der Shawefee'zen, aan dunmóre, Gouverneur der Provincie,deedt. „ Ik vraag heden aan eiken Blanke, of hy, 9, door den honger genoopt, immer in logans „ hu*  der BEIDE INDIEN. 271 3, hut is gekoomen , zonder dat hy hem te eeten „ heeft gegeeven ; of hy naakt en jftyf van koude koomende , logan hem niet heeft „ gegeeven om zich te dekken. Geduurende den „ loop van den jongften zo langduurigen als bloe„ digen Oorlog, is logan ftil op zyne Mat bly„ ven zitten, wenfchende de voorfpraak van den j, Vrede te zyn. 't Is zo: zodanig was myne ver„ knogtheid aan de Blanken, dat zelf myne Land„ genooten, wanneer zy my voorby gingen, my met den vinger naaweezen, en zeiden: ziet daar „ logan,rf£b vriend der Blanken. Ik had zelf gedagt „ om onder u lieden te wocnen; maar dit was „ vóór het ongelyk, my door eenen uwer aan„ gedaan. In de jongstverleedene Lente , heeft „ Kolonel cressop, in koelen bloede en zonder „ daar toe getergd te zyn, al'e de bloedverwan„ ten van logan vermoord, zonder noch zyne „ Vrouw, noch zyne Kinderen te fpaaren. 'Er „ vloeit niet een droppel van myn bloed in de a„ deren van eenig menschlyk fchepzel. Dit heeft „ myne wraak gewekt. Ik heb dien zoeken te „ koelen. Ik heb veelen uwer vermoord. Myn „ wraakvuur is gebluscht. Ik verheug my de frraaj, len van den Vrede over myn Land te zien „ fchitteren. Maar denkt niet dat myne vreugde „ de vreugde der vreeze zy. Logan heeft nooit „ vreeze gevoeld. Hy zal den rug niet wenden „ om zyn leeven te behouden. Wie is nog overj, gebleeven om logan te beweenen, wanneer „ hy niet meer zyn zal? Niemand." Wat is dit fraai! Wat is dit eenvoudig, krag^ tig en nadruklyk! Waren demosthenes, cicero en bossuet welfpreekcnder dan deeze Wilj  272 geschiedenis Wilde? Kan 'er beter bewys worden aangevoerd voor het zo bekende zeggen , dat het hart den mensch welfpreekend maakt? Even gelyk de meeste andere Volkplantingen; lokte Virginie in den beginne niets dan landloópers, die noch gezin,nöch rykdom bezaten. Hunne arbeid gaf hun wel haast eenige ruimte, wier zoetigheden zy met medgezellinnen wenscbten te deelen. Dewyl 'er geene Vrouwen in de Provincie waren , en zy geene andere dan eerlvke Vrouwen wi'den hebben, gaven zy 2. 150 Livres voor elke jonge dochter, die hun uit Europa wierdt aangevoerd, meteen getuigfchrift van haar verftand en deugd voorzien. Niet lang duurde dit gebruik. Toen 'er geen twyfel meer was aan dé gezondheid en vrugtbaarheid van bet gewest, ftakeh geheele familiën, zelf van aanzienlyken rang, na Virginie over. Vry fpoedig groeide de Bevolking aan , wanneer de Geestdryvery derzelver voortgang vertraagde. De Godsdienst der Regeeringe was de eerfte, en, eenigen tyd, de eenige, die in dit gewest geoffend wierdt. Non - Conformisten ftaken insgelyks Over Zee. Hunne begrippen of hunne pleg: tigheden warén aanftootelyk; en de Wet gebruikte, in den jaare 1642, de vryheid, om uit de Provincte te verjaagen de zulken der ingezeetenen die geene leden van de Engelfche kerkgemeenfchap waren. De overheerfchende Wet der noodzaaklykheid deedt zedert dit heilloos bevel herroepen; doch eene te laatkoomende Verdraagzaamheid, en die oogfchynlyk met tegenzin vergund wierdt, hadt de uitwerking niet, welke men 'er van verwagt hadt. Slegts een klein getal Presbyteriaanen, Quakers  der BEIDE INDIEN. 273 kers en Franfche Vlugtelingen durfden zich op dit berouw verlaaten. De Eerdienst van hendrik den VIII bleef de heerfchende, en floot eenigzins de anderen uit. Midlerwyl begonnen de menfchen , door den tyd, te vermenigvuldigen op deezen grond, de vermaardheid van wiens vrugtbaarheid geftadig veld won. De zucht tot rykdommen, die meer en meer het oude Vastland kwelde, bezorgde, zonder tusfchenpoozen, burgers aan dit gedeelte der Nieuwe Waereld. Indien het Congres zyne berekeningen niet vergroot hebbe, telde men'er zeshonderdvyftigduizend ingezeetenen. In deeze op. telling zyn de flaaven mede begreepen. Doorgaans worden dezelve op honderdvyftigduizend gefchat. In den jaare 16 iót voerden de Hollan* ders de eerften deezer rampzaligen in de Volk*planting i De arbeid deezer Blanken en Zwarten levert aan de beide Waerelddeelen Koorn , Maïs, gedroogde Peulvrugten , Yzer , Hennip , Huiden, Pelteryen , Pek, Teer, Hout, Masthout, en inzonderheid Tabak, welke doorgaans voortreflyker is dan die van Maryland, zonder dat dezelve, evenwel, in alle de oorden der Provincie even goed zy. Aan dien van de rivier Tork wordt de voorrang gegeeven. Die van de rivier James wordt in den tweeden rang geplaatst. De Tabak» welke aan de oevers van den Kappahanok eri Potowmak groeit, wordt voor de flegtfte gehouden. Zints het jaar 1752 tot het jaar 1755 inge* flooten, heeft Groot-Britannie uit Virginie en Maryland te gader ontvangen drie Miljoenen vyf hort. S derd.  274 GESCHIEDENIS derdeenduizendhonderdtien kwintaalen Tabak, maakende, voor ieder deezer vier jaaren, achthon'derdvyfenzeverttigduizendtweehonderdtachtig kwintaalen. Het verzondt daar van na elders twee Miljoenen negenhonderdnegenentacbtigduizendachthonderd kwintaalen, of zevenhonderdzevenenveertigduizendvierhonderdvyftig kwintaalen jaarlyks; maakende, voor deszelfs jaarlyksch eigen gebruik, honderdzevenentwintigduizendachthonderddertig kwintaalen. Zedert het jaar 1763 tot den jaare 1770 ingeflooten, zonden de beide Volkplantingen na haar Moederland , niet meer dan zes Miljoenen vyfhonderdduizend kwintaalen Tabak , of achthonderdtwaalfduizendvyfhonderd kwintaalen , in ieder dier acht jaaren. Aan den uitlander wierdt 'er niet meer van verkogt dan vyf Miljoenen honderdachtenveertigduizend kwintaalen , of zesbonderddrieënveertigduizendvyfhonderd kwintaalen jaarlyks: zo dat de Natie zelve alle jaaren gebruikte honderdnegenenzestigduizend kwintaalen. In het tydverloop tusfchen- de twee tydftippen, verminderde, derhalven, de invoer, het eene jaar door het ander gerekend, tweeënzestigduizendZevenhonderdtachtig kwintaalen, en de uitvoer honderddrieduizendnegenhonderdvyftig kwintaalen; en het binnenlartdsch vertier in Engeland vermeerderde eenenveertigduizendhonderdzeventig kwintaalen jaarlyks. Het gebruik van de Tabak is in Europa niét verminderd. Zelf is de zucht tot deeze overtolligheid toegenomen, in weerwil der zwaare beJastingen, met welke alle Regeeringen dezelve gedrukt hebben. Indien de Tabak, welke Noord- Ame-  der BEIDE INDIEN. 275 Amerika plagt te leveren, dag aan dag onder ons minder aftrek hebbe, 't is om dat Holland, de ElZas, de Palts, en inzonderheid Rusland, zich op het planten van denzelven meer hebben toegeleid. Inden jaare 1769, verkogten Virginie en Ma» ryland te gader van hunne voortbrengzélen voor 16. 195. 577 Livres 4 ftuivers 7 penningen : eene fomme, twee derde deelen van welke aan de eerstgemelde dier Bezittingen behoorden. De Tabak was het voornaamfte deezer voortbrengzelen, dewyl de eene Volkplanting daar van uitvoerde zevenenvyftig Miljoenen driehonderdzevenëndertigduizendzevenhonderdvyfennegentig ponden ; en de andere vyfentwintig Miljoenen zeven, honderdeenentachtigduizendzevenhonderdnegenenzestig ponden. In Virginie vinden de fchepen, afgezonden orri deeze voortbrengzels af te haaien, dezelve niet zamengevoerd op een klein getal ftapelplaatzen, gelyk in de andere handeldryvende Staaten des Aardbodems. Zy zyn genoodzaakt hunne laadingen in te neemen in de' plantaadjen zelve, op een grooter of kleiner afftand van den Oceaan gelegen, aan bevaarbaare rivieren, van honderd tot tweehonderd mylen. Dit gebruik vermoeit de Zeelieden, en vertraagt hunne reizen, Groot-Britannie, 't welk de behoudenis zyner Zeelieden nimmer uit het oog verliest, en in de vermenigvuldiging van derzelver togten veel belang ftelt, begeerde, en beval zelf, dat aan den mond der rivieren fteden zouden gebouwd worden , werwaarts men de voortbrengzels der Provincie zou zenden. De middelen van overreedinge, het bedwang der WetS 2, ten 3  2?6 GESCHIEDENIS ten, alles was bykans even nutteloos. Men zag niet dan eenige kleine gehugten opftaan, die flegt3 het geringfte gedeelte van het oogmerk bereikten, welk het Moederland zich hadt voorgefteld. WiU liamsburg zelve, hoewel de zetel van den Gouverneur, van de Vergaderingen, van de Gerigtshoven en Schooien; hoewel verfierd met de fraaifte openbaare gebouwen van het Noordlyk Vastland; hoewel, zedert den ondergang van James - Town, de Hoofdftad der Volkplantinge, bevat geene tweeduizend inwooners. Menfchen, die de rust van het Akkerleeven fchatten boven het woelig verblyf in de fteden, moesten uit den aart fpaarzaam en arbeidzaam weezen. Nimmer hadt dit plaats in Virginie. Altoos waren deszelfs ingezeetenen zeer gefteld op de optooijing van hunne huizen. Altoos waren zy zeer genegen om hunne vrienden en bekenden ten hunnen huize te ontvangen en pragtig te onthaalen. Altoos fchepten zy vermaak om de luisterrykfte pragt ten toon te ftellen voor de oogen der Engelfche Zeelieden, die om koophandel te dryven hunne plantaadjen bezogten. Altoos gaven zy zich over aan die verwyfdheid en onbezorgdheid, zo gemeen in de gewesten, alwaar de flaaverny gevestigd is. Van hier dat de fchulden der Provincie altoos zeer aanmerkelyk waren. In den aanvang der onlusten wierden zy op 25. 000. 000 Livres gefchat. Deeze verbaazende fomme behoorde aan de Kooplieden van Groot-Britannie, voor de flaaven en andere goederen , welke zy geleverd hadden. Het vertrouwen deezer ftoute geldfchieters ruste inzonderheid op eene  der BEIDE INDIEN. 277 eene onregtvaardige Wet, die hun de betaaling verzekerde vóór alle andere fchulden, zelf de zulke, die vroeger gemaakt waren. Groote hulpmiddelen bezit de Volkplanting om uit eenen in fchyn zo wanhoopigen toeftand verlost te worden; zy zal 'er uit gered worden, wanneer haare zeden eenvoudiger, en haare uitgaaven gemaatigder zullen worden; wanneer zy, eenen onmeetelyken en tamelyk vrugtbaaren grond ten voordeele aanwendende, meer verfcheidenheid in hunne beplantingen , en dezelve tot grooter volkomenheid zal brengen; wanneer zy de meest gebruiklyke huisgeraaden niet van den uitlander zal koopen; wanneer haare Werkplaatzen zich niet meer zullen bepaalen tot het gebruiken van een weinig katoen!, dat te fiegt is om door de Europeaanfche Fabriken gezogt te worden; wanneer, eindelyk, 's Lands Kas, minder geplonderd en geregelder beftuurd wordende, zal veroorlooven de vermindering der belastingen, die veel zwaarder zyn in deeze Provincie, dan in eenige andere van dit Vastland. verbetering. Deel VIL bladz. 6*5, van reg. 9, tot bladz, 68, reg, 35. De Westindiën en Afrika planten Tabak voor hun eigen gebruik. Zy verkoopen 'er niets van, en koopen niets van anderen. In de Levant is Salonika de groote Tabaksmarkt Syrië, Morea of Peloponnefus, en Egypre zenS 3 den  ft78 GESCHIEDENIS den 'er alles wat zy over hebben. Uit deeze haven wordt hy verzonden na Italië, daar hy gerookt wordt, naa dat alvoorens de hittigheid, denzelven natuurlyk eigen, verzagt is door een mengzel van Dalmatifchen en Croatifchen Tabak. Van eene zeer goede foort is de Tabak van de laatstgenoemde Provinciën, doch zo fterk, dat hy niet kan gebruikt worden, dan door denzelven met een zagter foort te vermengen. Vry goed zou de Hongaarfche Tabak zyn, indien hy niet doorgaans eene rookige geur hadt, die mishaagt. De Ukraine, Lyfland, Pruisfe en Pommeren planten eene aanzienlyke menigte van dit voortbrengzel. Zyn blad, breeder dan lang, is dun, en heeft noch geur , noch lyvigheid. Met oogmerk om de Tabak te verbeteren, heeft het Rusfifche Hof in zyne Volkplantingen van Saratow en aan de Volga, Virginifchen en Amesfoorter Tabak doen zaaien Weinig of geen opgangs heeft deeze onderneeming gemaakt. Zeer middelmaatig in zich zei ven is dePaltZifche Tabak, doch hy bezit de hoedanigheid van met andere te kunnen vermengd worden, en de geur van denzelven aan te neemen. Holland levert insgelyks Tabak. Die in het Sticht van Utrecht, in de nabuurfchap van Amesfoort, geplant wordt, is de beste. Zyn blad is groot, flap, olieagtig en fraai van kleur. Hy bezit het zeldzaam voordeel van zynen aangenaamen geur aan mindere foorten mede te deelen. Eene menigte van de geringfte klasfen vindt men binnen den omtrek der Republyk. Doch die in Gelderland groeit , is de flegtfte van allen. Voor.  der BEIDE INDIEN. 279 Voormaals wierdt in Frankryk insgelyks Tabak geplant, en met een gelukkiger uitflag dan elders by Pont-de-PArche, in Normandie; te Verton, in Pikardie; en te Montauban, Tonneins, en Clerac, in Guyenne. Her. wierdt aldaar verbooden, in den jaare 1721, bebalven op eenige grensplaat, zen. Henegouwen, Artois en Franche-Comté trokken luttel voordeels van eene vryheid, tegen welke de aart van hunnen grond zich hardnekkig aankantte. Voordeeliger is zy geweest voor Vlaanderen en den Elzas , wier Tabak, fchoon liegt van foort, zonder ongemak met beter Tabak kan vermengd worden. In den beginne leiden de Eilanden van de Nieuwe Waereld zich op het Tabakplanten toe. Ryke voortbrengzels vervingen het zelve overal, uitgezonderd op Cuba, welk den eigendom heeft behouden van al den Snuiftabak te leveren, welken de Spanjaards in de beide Waerelden gebruiken. Deszelfs geur is zeer aangenaam , doch te fterk. De zelfde Mogendheid ontvangt van Caraque den Tabak, welken haare onderdaanen in Europa rooken. Hy wordt ook in 't Noorden en in Holland gebruikt, om dat 'er geen Tabak is, welke by denzelven, ten deezen einde gebruikt wordende, kan vergeleeken worden. Al vroeg heeft Brazil zich dit voortbrengzel toegeëigend en het zedert niet verworpen. Het is daar toe aangemoedigd, door den aftrek, welken zyn Tabak, op de Westlyke kusten van Afrika, beftendig heeft gehad. Zelf wordt hy in onze gewesten van de Rookers vry fterk getrokken. Uit hoofde van zyne fcherpheid zou hy tot fnuifS 4 ta-  a8o GESCHIEDENIS tabak niet kunnen gebruikt worden , zonder de noodige toebereidingen. Deeze beftaat in het doorhaaien van elk blad door een afkockzel van Tabak en Gom Topal. De bladeren dus nat gemaakt worden tot rollen gemaakt en in Osfenhuiden behouden" ' d°°r ^ ^ "°0dige frisheid Doch de allerbeste Tabak groeit in het Noorden van Amerika; en in dit gedeelte der Nieuwe Waereld moet m der. tweeden rang geplaatst worden, die m Maryland wordt ingezameld. Nogthans is ny inde geheele Provincie niet even goed Die van Chester en Chouptam koomt zeer naby den Virginifchen Tabak, en wordt in Frankrvk gebruikt. Die van Patapfico en Potuxant, zeer bekwaam om gerookt te worden wordt fterk getrokken in het Noorden en in Holland. Aan de Noordlyke oevers van den Potownak is de Tabak zeer voortreffede laïge ]aïde°n6 gr°nden' doch middelmaatig in St. Maria, voormaals de Hoofdftad van den btaat, ismets; en Annapolis, welke tegenwoordig dit voorregt geniet, is niet veel aanmerkelyker. Ie Baltimore, wiens haven kan bevaaren worden van fchepen, welke zeventien voeten diep gaan, gefchiedt al de handel. Deeze drie fteden , de fSSÏS ^lkplanting' ]e^en aan & Baai Chefafieak, welke tweehonderdvyftig mylen dien andwaarts ftrekt, en wier middelbaare breedte is f,:tJan, den Ie^n twee Kaa- pen. In t midden legt een Zandbank. Het kanaai, aan Kaap-Charles grenzende, verleent eenen doortogt alleen aan zeer kleine vaartuigen; doch het  dek BEIDE INDIEN. 281 het geen langs Kaap-Hendrik ftrekt, kan, ten allen tyde , van de grootfte fchepen gebruikt worden. verbetering en invulling. Deel VII. bladz. 72, van reg. 8, tot bladz. 85, reg. 18. Het eerfte gebruik, welk deeze Oppervorften van hun gezag maakten , was drie rangen van Adeldom in te ftellen. Baronnen noemden zy de zulken , welke zy met flegts twaalfduizend Ak» kers gronds begiftigden. Den naam van Caciquen gaf men aan de zulken, die vierentwintigduizend Akkers kreegen; en Landgraaf was de tytel van hun, dien tachtigduizend Akkers wierden toegedeeld. Nimmer konden deeze vergunningen vervreemd worden, en derzei ver gelukkige eigenaars maakten alleen de Kamer der Pairs uit. De Gemeenten beftonden uit de Afgevaardigden der fteden en Graaffchappen, doch met een veel bepaalder regt dan in het Moederland. De Vergadering kreeg den naam van Palatyn - hof. Ieder huurder moest eene jaarlykfche erkentenis opbrengen van 8 Livres 2 ftuivers 6 penningen van eiken Akker; doch hy kon dezelve afkoopen. Veel te lang wederftonden vermogende hinderpaalen den opgang deezer uitgeftrekte Bezittinge. In den beginne hadt de Volkplanting open geftaan voor alle Gezinten zonder onqericheid; allen hadden de zelfde voorregten genooten. Men S 5 hadt  282 GESCHIEDENIS hadt begreepen dat dit het eenige middel was, om een opkoomenden Staat fpoedig een hoosen voorlpoed te doen bereiken. In 'c vervolg wilden de leden der Engelfche Kerke, jaloersch geworden zynde tegen de Non-Conformisten, hen bui ten de Regeering flooten, en hen zelf noodzaaken om hunne Kerken te fluiten. Deeze bedryven van dwaasheid en geweldenaarye wierden, in den iaare 1706, afgekeurd door het Moederland, als flrydig met de Menschlykheid, de Regtvaardigheid, de Reden en de Staatkunde. Hier uit ontftonden . partyfchappen en opfchuddingen , welke de ingezeetenen van een voordeeligen arbeid aftrokken, om hen zich te doen bemoeien met duizenderlei harsfenfchimmen, die nooit naar verdienfle kunnen veragt worden. Bykans even zo buitenfpoorig en verderflyk waren twee Oorlogen, welke men tegen de Wil. . den voerde. Zonder belang en zonder oorzaak taste men aan en vermoorde alle de zwervende of gevestigde Natiën tusfchen den Oceaan en de Apalaches. Die het zwaard ontkwamen, onderwierpen zich of wierden verflrooid. Ondertusfchen was een kwalyk ingerigte Landgefleldneid de voornaame oorzaak eener bykans algemeene werkeloosheid. De Eigenerf'e inge £=^uCu, yau uwuigeianaicne oeginzels doorzuid, «reefden uit alle hunne magt na willekeurige heerfchappy. De Volkplanters, wel onderricht aangaande de regten van den mensch, fielden alles in t werk om de flaaverny te ontgaan. Men moest eene nieuwe orde van zaaken invoeren, of bewilligen om voor altoos in de vernedering, in elende en Regeeringloosheid te zien kwynen eene groote  der BEIDE INDIEN. 283 groote uitgeftrektheid lands, waar van men zich zo groote voordeden hadt beloofd. Eindelyk nam de Britfche Raad, in den jaare 1728, het befluit, om deezen voortreffelyken eigendom aan de Natie weder te geeven, en aan de eerfte bezitters eene fchaêvergoeding te doen van 540. 000 Livres. Om redenen, die ons onbekend zyn,, wierdt granville alléén gehandhaafd in zyn achtfte deel, aan de grenzen van Virginie gelegen; doch het leedt niet lang, of ook dit gedeelte herkreeg zyne onafhanklykbeid. De Engelfche Re? geeringsform, zodanig als dezelve reeds in de andere Provinciën der Nieuwe Waereld gevestigd was, verving de byster vreemde fchikking, welke, ten tyde van een hoogklimmend Zedenbederf, onverzaadelyke gunftelingen eenen traagen en zwakken Monarch hadden afgetroond. Toen kon het Land op voorfpoed hoopen. Met oogmerk om deszelfs beftuur eenvoudiger te doen worden, wierdt het verdeeld in twee onafhanklyke Gou» vernementen, onder den naam van Zuid- en Noord - Rarolina. De beide landfchappen te zamen genomen beflaan ruim vierhonderd mylen langs de kust, en ftrekken ongeveer tweehonderd mylen landwaarts. Doorgaans is het eene zandagtige vlakte, die, door de "overftrooming der rivieren en door fterke en veelvuldige Regens zeer moerasfig wordt. Op den afftand van tachtig of honderd mylen van de Zee begint eerst de grond te ryzen, en dit ryzen gaat voort tot aan de Apelaches. Op deeze landen en te midden der Pvnboomen, welke de Natuur aldaar onregelmaatig heeft geplant, loopen in een zwaar en dik gras te weiden etlyke fchaa-  284 GESCHIEDENIS fchaapen, wier vleesch en vagt zeer ontaart zyn; , een vry aanzienlyk getal hoornbeesten, welke al. hunne fterkte en fchoonheid niet behouden hebben; en eene oneindige menigte varkens, die toti grooter volkomenheid fchynen gebragt te zyn. Het Land wordt befproeid door een groot getal rivieren, zommigen van welke bevaarbaar zyn. Verder zouden zy het weezen , ware het niet! om de rotzen en watervallen, die de fcheepvaart: belemmeren. < Hoewel het Klimaat 'er even veranderlyk zy als: in het overige gedeelte van Noord - Amerika, is het 'er, egter, doorgaans aangenaam gemaatigd. Eene fnerpende koude doet zich zelden dan's morgens en 's avonds gevoelen, en de hitte is 'er zelden zeer zwaar. Indien de misten en nevels 'er menigvuldig zyn, zy klaaren 'er altoos tegen den middag op. Ongelukkiglyk heerfchen, in Zomermaand, Oogstmaand, Herfstmaand en Wynmaand, in de vlakte, afgaande koortzen, zomtyds nadeelig voor de Landzaaten zelve, en te dikraaals doodelyk voor de uitlanders. Zodanig is de natuurlyke gefteldheid der beide Karolina's. Laaten wy nu zien wat hen onderfcheidt. Noord-Karolina is eene der uitgebreidfte Provinciën van het Vastland. Ongelukkig bezit zy geene voordeden, evenredig aan haare uitgebreidheid. De grond is 'er doorgaans laager, ryziger en zandagtiger dan in Zuid-Karolina. Deeze droevige vlakten zyn bedekt met Pyn- en Cederboomen, doorgaans kenmerken van een onvrugtbaaren grond; en hier en daar bezaaid met Eikenboomen, te dik om tot fcheepstimmerhout te kunnen gebruikt worden.  der BEIDE INDIEN. 285 den. De kusten , veelal van een Zandbank omringd , die de Zeelieden van daar houdt, nodigen niet kragtdaadiger de bevolking dan het binnenfte gedeelte des Lands. Eindelyk is het gewest, meer dan de aangrenzende landftreeken, blootgefteld aan Orkaanen, die uit het Zuid-Oosten opkoomen Deeze redenen vervreemdden, ongetwyfeld, de Engelfchen van Noord-Karolina, hoewel 't het eerfte gewest was, welk zy in de Nieuwe Waereld ontdekten. Niemand der menigvuldige gelukzoekers, die door hun karakter of hunne omftandigheden na de andere Waereld gevoerd wierden, bragt derwaarts zyne behoefte of zynen woelzieken aart over. Langen tyd was 'er verloopen voor dat eenige landloopers, zonder zeden, zonder wetten, zonder ontwerpen, zich aldaar vestigden. Doch, door den tyd, wierden de landeryen fchaars in de andere Volkplantingen ; en toen was het dat lieden,die niet in ftaat waren om landeryen te koopen, zich na een gewest begaven , welk ze hun om niet aanboodt. Tegenwoordig telt men in de Provincie, volgens de opgaave van het Congres, driehonderdduizend Zielen, onder welke zeer weinige flaaven begreepen zyn. Onder deeze inwooners telt men weinige Engelfchen, weinige Ieren, en weinige Duitfchers. De meesten zyn van Schotiche afkomst. Wy moeten hier van de reden melden. Deeze Bergbewooners, wierden noch door de Romèinen, noch door de Saxen, noch door de Deenen onder 't juk gebragt. Hunne onverzaagdheid weerde allen aanval: en hunne zonderlinge gewoonten hielden ftand aan den voet van hunne ontoegankelyke woonplaatzen. Afgefcheiden van het  zU GESCHIEDENIS het overige gedeelte des Aardbodems, vertoonden zy in hunne Zeden de bëfebaafdheid der Hoven, zonder met derzelver ondeugden befmet te weezen; in hunne houding eene fierheid, welke hun, door de edelheid hunner afkomst, was ingeboet zemd; in hun hart alle de kiesheid van het punt van Eere , zonder deszelfs omflagtige kleinighe-: den. Dewyl de Nyverheid hen niet tot werktuf-! gen deedtveraarten,en zy door de natuur van hunnen grond en klimaat, flegts in twee getydsn van het jaar tot den Landbouw genoopt wierden, hadden zy zeer lange tusfehenpoozen van ledigheid*. Zy befteedden dezelve aan de jagt, aan het voeren van Oorlog, aan danspartyen, Of, by gebrek van dezelve, aan gefprekken, die verleevendigd wierden door fchilderagtige uitdrukkingen en oorfpronklyke gedagten. De meesten verftonden de zang en fpeelkunst. Overal wiërden fchoolen voon de Jeugd geopend. In ieder huis vondt men genoegzaam een Historiekundige, die de gewigtige gebeurtenisfen herinnerde , en een Dichter,, die dezelve zong. De meiren, de bosfehen, de ' holen, de Watervallen: de ftaatlyke agtbaarheid van alle deeze voorwerpen, die hen omringden, gaf verhevendheid aan hunnen Geest, verfpreide eene zekere fomberheid of droefgeestigheid over hun karakter, en voedde een gewyden geestdrift in het diepfte hunner zielen Deeze Volken fchatteden zich zelve hoog, zonder de andere Natien te veragten. Hun aanzien deedt den befchaafden mensch verftomd ftaan , welken zy niet hooger aanzagen dan iemand hun gelyk, met welk een Eertytel hy ook verfierd ware. Met eene eenvoudige en hartlyke genegenheid wierdt de Vreem-  der beide indien. ï37 Vreemdeling ontvangen, zo ras hy zich vertoonde; Langen tyd bewaarden zy het geheugen van het ongelyk, iemand hunner aangedaan; de banden des bloeds deeden 'er allen deel in neemen. Naa een gevegt, verbonden zy de wonden huns vyands vóór de hunnen. Altoos gewapend zynde, benam het hebbelyk gebruik van menfchenmoordende werktuigen hun de vreeze voor dezelve. Zy geloofden in het beftaan van Geesten of Spooken. Indien de Blixem by nacht flikkerde, indien de Donder boven hunne hoofden ratelde; indien een ftormwind de boomen rondom hunne wooningen ontwortelde of de daken wegnam, dan verbeeldden zy zich dat een vergeeten Held hun het ftilzwygen verweet. Zy vatteden hunne fpeeltuigen aan; zy deunden een lied op ter zyner eere; zy verzekerden hem dat zyne naagedagtenis niet zou worden weggenomen onder de zoonen der menfchen, Zy geloofden in Voortekens en Waarzeggery. Allen onderwierpen zich aan den vastgeftelden Eerdienst. Nimmer verwekte hun Bygeloof gefchillen, of deedt een droppel bloeds plengen. Deeze zeden veranderden niet en zouden niet veranderen. De Schotten beftonden uit een groot getal ftammen, Clans genaamd; ieder van dezelve hadt een onderfcheidenen naam, en leefden op de landeryen van een byzonderen Heer. Hy was dë erflyke Aardsvader van een geflagt, van 't welk zy allen afftamden , zonder dat aan iemand de trap van bloedverwantfcbap onbekend was. Het Kasteel was als een gemeen goed , alwaar ieder verzekerd was een eerlyk onthaal te zullen vinden, wérwaarts een ieder, op een gerugt van Oorlog, zich  288 GESCHIED EN I S zich begaf. Allen erkenden in hun Opperhoofd hunne eigen waardigheid; allen beminden hun eigen bloed in de andere leden van het Bondge-. nootfchap. Allen droegen geduldig hun lot, om\ dat het hooit iet vernederends bevatte. Van zyne zyde was het Opperhoofd een gemeene Vader, zo wel uit erkentenisfe als uit belang. Zonder de geringde verandering, hieldt deeze: orde van zaaken eene lange reeks van Eeuwen i ftand. Ten langen laatfte begon het gebruik ftand I te grypen, onder de Heeren, om een groot gedeel-te huns leevens te dyten met reizen, te Londen i of ten Hove. Deeze herhaalde afweezigheden verwyderden van hun Leenmannen, die hen minder zagen , en van hun geene hulp ontvingen. Toen was het dat lieden, die door geenen band van genegenheid aan hunne onvrugtbaare en woeste bergen verbonden wierden, verftrooid! wierden. Veelen gingen een ander Vaderland zoeken in verfcheide Amerikaanfche Provinciën. Het meerendeel vlugtte na Noord-Karolina, Zelden zyn deeze Volkplanters zamen vergaderd. Van hier dat zy de minst kundige der Amerikaanen, de onverfchilligften omtrent het algemeene belang zyn. De meesten leeven op hunne plantaadjen verfpreid, zonder eerzucht en zonder vooruitzigt. Weinig zuchts voor den arbeid befpeurt men in hun, en zelden zyn zy goede Akkerlieden. Hoewel zy onder de Engelfche Regeering ftaan, vermogen, egter, de Wetten zeer weinig op hun. Hunne huislyke zyn beter dan hunne gezellige zeden; en 'er is bykans geen voorbeeld dat een Man met eene flaavin te doen gehad heeft. Varkensvleesch , Melk en Maïs zyn hun  dér BEIDE INDIEN. 289 hun dagelyksch voedzel; van geene andere ofimas= tigheid kon men hen beichuldigen, dan eene over» jbodige drift voor fterke dranken. De eerfte ongelukkigen, welke een zwervend lot Jaan deeze woeste oevers deedt landen, vergenoegiden zich met hout hakken, welk zy leverden aan jde Zeelieden, die zich aanbooden om het te koo=. jpen. Wel haast verzamelden zy uit de PynbooJmen, die het land bedekten, Terebintyn, Teer en Pek. Om de Terebintyn te krygen , was j het genoeg, in den ftam des booms infnydingen te maaken; dië , tot aan den grönd verlengd, : uitliepen in vaten, aldaar geplaatst om ze te ontvangen. Begeerden zy Teer; zy wierpen een hoop 1 klei op elkander in eene ronde gedaante; op deeze hoogte leiden zy de ftammen en takken van jPynboomen, en ftaken 'er vervolgens den brand 1 ïn 1 waar naa de Teer afdroop in vaten > daar ondergeplaatst. De Teer'wierdt tot Pek gemaakt 't zy door dezelve te kooken in groote yzeren ketels , 't zy door ze gefmolten te werpen in fleuven |of groeven van kleiaarde. Door den tyd leverde de Provincie aan Europa huiden, een weinig Wasch, eenige Pelteryen, tien of twaalf miljoenen Iponden flegte Tabak, en aan de Westindiën eene menigte ingezouten Varkensvleesch, veel Maïs, iveele gedroogde Peulvrugten , eene kleine hoe* iveelheid flegt Meel, en veele andere goederen van iminder aangelegenheids. Nogthans bedroegen de (verzendingen der Volkplanting niet boven de twaalf of vyftienhonderdduizend Livres. Nimmer heeft zich Noord-Karolina toegeleid om zyne eigen voortbrengzels te vervoeren, 't Geen zyn grond aan de Nieuwe Waereld levert j is dus lang afgehaald door de Zeelieden van NoordT Amé-  2oo GESCHIEDENIS Amerika, die in betaaling bragtcn"' Brandewyn* we^en het by aanhoudenheid in groote menigte heeft gebruikt, 't Geen het aan de Oude Waereld levert, is gegaan door de handen der Engelfchen, die aan het zelve klederen,' werktuigen tot den Akkerbouw en eenige Negers bezorgden. Langs de geheele uitgeftrektheid der kusten, kan Brunswyk alleen de fchepen, tot deezen handel beftemd, ontvangen. Die niet dieper gaan dan zestien voeten, koomen van deeze ftad, gebouwd genoegzaam aan den mond van de rivier Kaap Fear, in het Zuidlyk uiteinde der Provincie." Wip-minton, haare Hoofdftad, hooger op aan de zelfde rivier gelegen, kan alleen van veel kleiner fchepen bevaaren worden. De zelfde goederen, doch minder, dan Noord Karolina, levert Zuid-Karolina aan den Koophandel der beide Waerblden. Het heeft zich inzonderheid op de Ryst en de Indigo toegeleid. De Ryst is eene plant, in kleur, gedaante en de fchikking haarer bladeren vry gelyk aan het Koorn. Allerbest tiert zy in laage, vogti^e, zeif moerasfige en eenigzins overftroomde gronden. Het tydftip haarer ontdekkinge moet in de vröeg fte dagen gezogt worden. Tot zyn ongeluk bemoeide zich Egypte , in aloude tyden, met het planten van'de Ryst. Het heilloos uitwerkzel deezer beplantinge maakte het zelve tot het ongezondfte gewest des Aardbodems, onophoudelyk verwoest door Landziekten , en geduurig geplaagd met huidkwaaien , welke uit dit gewest overgingen na de anderen, !daar zy Eeuwen lang hebben ftand gehouden, en alwaar zy niet hebben opgehouden, dan door eene ftrydige oorZaak  der BEIDE INDIEN. 291 zaak van die dezelve gewrogt hadt, het uitdroegen van Moerasfen, de gezondheid der lucht en der waceren China en de Oostindiën moeten de zelfde rampen ondergaan, indien de kunst geene behoedmiddelen aanvoere tegen de Natuur, wier weldaaden zomwylen gepaard gaan met onheilen , of indien de hitte der verzengde Luchtftreeke niet fpoedig doe uitwaasfemen de natte en kwaadaartige vogten , welke uit de Rystlanden uitdampen. Bekend is het, dat de Milaneefche Rystakkers geene andere dan bleekkleurige en waterzuchtige bewooners vertoönen. Men is het niet eens aangaande de wyze, op welke de Ryst in Karolina genaturalizeerd wierdt. Maar 't zy het dezelve verfchuldigd zy aan een fchipbreuk, 't zy men die nevens de flaaven derwaarts gebragt hebbe, óf dat zy uit Engeland derwaarts gezonden zy, zeker is het dat de grond Voor dezelve gefchikt was. Nogthans vermenigvuldigde zy langzaam, om reden dat de Volkplanters , verpligt om hunne Oogften té zenden na dehavens van het Moederland, welk dezelve bragt na Spanje en Portugal, daar zy gebruikt wierden., een zo geringen prys voor hun voortbrengzel ontvingen , dat de kosten van den Akkerbouw hun haauwlyks vergoed wierden. In den jaare 1730, gaf een verftandig Landbeftuur de vryheid om ze regelrecht na geene zyde van Kaap - Finisterre te verzenden. Eenige jaaren laater wierdt deeze vryheid tot de Westindiën uitgebreid; zints dien tyd heeft de Provincie, verzekerd van de goede Ryst met voordeel te zullen verkoopen in Europa, en de flegtere of bedorvene in Amerika, zich hoofdzaaklyk daar op toegeleid. Door de bewerking T 2 en  apz GESCHIEDENIS en oppasfing der Negers groeit de Ryst in de Moerasfen, aan de kusten grenzende. Op een grooter afftand van den Oceaan, doen de zelfde handen, doch met minder gevaars, de Indigo voortkoomen. Dit gewas, oorfpronklyk uit den Indostan, flaagde eerst in Mexiko, vervolgens op de Antilies, en eindelyk in Zuid-Karolina. In deeze Provincie gelukten de eerfte proefneemingen niet zeer voorfpoedig, doch de Indigo wierdt'er dagelyks beter. Zelf wanhoopen de Planters niet, de Franfchen en Spanjaarden, ten eenigen dage, op alle Markten, den voet te zullen ligten. Zy bouwen hunne hoop op de uitgebreidheid van hunnen grond, op den overvloed en laagen prys hunner leevensmiddelen, inzonderheid op hunne gewoonte van hunne velden met beesten te bearbeiden, en de Indigo in dezelve even als het Koorn te zaaien; terwyl in de Westindiën de flaaf den grond bereidt, en het zaad legt in gaten, op zekere afftanden van elkander in den grond geboord. Indien, tegen alle waarfchynlykbeid, deeze omwenteling in den Koophandel ooit gebeurde, Zuid-Karolina, 't welk heden ten dage tweehonderdvyfcigduizend inwooners telt, half Blanken, en half Zwarten, en wiens verzendingen, die van Noord-Karolina daar onder gerekend, in den jaare 1769, bedroegen 10. 601. 336 Livres; Zuid Karolina zou wel haast zyne bevolking en plantaadjen zien verdubbeld worden. Van alle Provinciën in het Noordlyk Vastland is het reeds het rykfte. Van hier dat de fmaak voor de geryflykheden des leevens aldaar gemeen is, en 'er de uitgaaven tot de hoogte van weelde zyn geftegen. Inzonderheid vertoon-  der BEIDE INDIEN. 293 toonde zich deeze pragtby de Begraafenisfen. Men verzamelde aldaar het grootst mogely ke getal burger?; men diende hun de uitgeleezenfte geregten voor; men plengde voor hun de uitgezogtfte wynen, en de zeidzaamfte fyne dranken. By de kostbaare vaten, welke men bezat, voegde men die der bloedverwanten , buuren en vrienden. Van hier dat men door deeze kostbaare Begraafenisplegtigheden veele agterftallige of reddelooze boedels zag. De bloedige en verderflyke gefchillen der Volkplantingen met het Moederland hebben een einde gemaakt aan deeze verkwistingen ponder, nogthans, een misfchien verderflyker gebruik af te fchaffen. Zints de eerfte oprichting der Volkplantinge, hadden de Dienaars van den Godsdienst de gewoonte ingevoerd, om in hunne Kerken, zonder onderfcheid , alle de zulken van hunne kudden re pryzen, die hunnen loop voleindigd hadden. Nimmer waren de bedryven of de deugden des Overleedenen de regelmaat hunner Lofredenen, maar de meerdere of mindere belooning, welke op de Lykrede moest volgen. Terwyl, derhalven, de Roomsch - Katholyke Priester in onze gewesten handel dreef met het Gebed, dreef de Onregtzinnige Leeraar, nog haatelyker, in het ander waereiddeel, handel met Lofredenen opdedooden. Was 'er een zekerder middel om de deugd in kleinagting te brengen, den afkeer van de ondeugd te verzwakken, en de waare begrippen van beiden in de gemoederen te bederven ? Wat kan aanftootelyker zyn voor ieder Christen Toehoorder, dan de onbefchaamdheid eens Euangelifchen Redenaars, den lof eens burgers uitmeetende, om T 3 zyne  2 £4 GESCHIEDENIS zyne gierigheid, hardhartigheid en losbandigheden verfoeid; een Oegten Vader,een ondankbaarenZoon, ongebondene Echtgenooten, en de zulken in den Hemel plaatzende, welke de Almagtige Regterin het diepfte der helle hadt geworpen ? Zuid-Karoiina telt niet meer dan drie fteden, dien naam waardig; zy zyn tevens Zeehavens. Georgetown, aan den mond van de Zwarte Rivier gelegen , heeft nog niet veel te beduiden; doch om haare legging moet zy ten eenigen dage aanzienlyker worden. Beaufort of Port-Royal zal niet gered worden uit haaren onaanzienlyken ftand, hoewel haare Ree de grootfte fchepen kan ontvangen, en aan dezelve eene veilige legplaats bezorgen Charlestown, de Hoofdftad der Volkplantinge, is tegenwoordig de gewigtige Marktplaats , en moet noodzaaklyk, van tyd tot tyd, nog aanzienïyker worden. Het Kanaal, welk derwaarts loopt, is met Reciffen bezet en met een Zandbank belemmerd; doch met behulp van een ervaren Loots kan men veilig in de haven koomen. Zy kan driehonderd zeilen bergen; en fchepen van honderdzeventig tot tweehonderd Lasten, kunnen 'er ten allen tyde met hunne volle laiading binnen koomen. De ftad beflaat eene groote uitgeftrektheid, ter plaatze daar de Ashley en de Cooper, twee bevaarbaare rivieren, zamenftroomen. Zy heeft rechte ftraaten, die meestal breed zyn, tweeduizend gemaklyke huizen, en eenige openbaare gebouwen , die zelf in Europa voor fraai zouden gehouden worden. Het dubbel voorregt, welk Charlestown bezit, van de ftapelplaats te zyn van alle.  der BEIDE INDIEN. 295 alle de voortbrengzels der Volkplantinge, die na buiten moeten verzonden worden, en van alle de uitlandfche Xoopmanfcbappen, welke zy zelve kan gebruiken, is oorzaak dat de ftad zeer bloelende is, en verfcheiden perfoonen, van tyd tot tyd, aldaar hun fortuin gemaakt hebben. De beide Karolina's zyn nog verre af van het itoppunt van grootheid, na welk zy mogen ftreeven. Noord-Karolina trekt, uit zynen grond, alle de voortbrengzels niet, welke dezelve aanbiedt; en de zulke, op welke het zich eenigzins fchynt toe te leggen, zyn a's aan het geval overgclaaten. Meer vernufts en nyverheids befpeurt men in Zuid-Karolina; doch het heeft nog niet gezien, althans niet genoeg gezien, hoe verre het kweeken van den Olyfboom en van de Zyde zynen voorfpoed zou kunnen brengen. Geen van beiden heeft het vierde gedeelte van den grond ontgind, die met voordeel zou kunnen bewerkt worden. Deeze arbeid wordt gefpaard voor tockoomende geflagtcn, en eene talrykcr bevolking. Dm zal'er, ongctwyfeld, eenige nyverheid ftand grypen in de Provinciën, in welke geen fpoor van dezelve zou voorhanden zyn , indiende Franfche [Vlotelingen niet eene Katoen Fabriek derwaarts thadden overgebragt. Tusfchen Karolina en Florida legt eene fmalle iftreek, die zestig mylen langs de Zee beflaat, alilengskens eene breedte ontvangt van honderdvyf;tig mylen, en eene diepte van driehonderd my ilen tot aan de Apalaches. Ten Noorden grenst ;deeze laudftreek aai den Savannahftroom, en ten [Zuiden aan de Alatahama. Zints langen tyd, enz. T 4 ui t-  S96 GESCHIEDENIS UITBREIDING. Jüeel VII, bladz. 91, van reg. 3 van onder, £o* Waix. 95, reg. 9 vanonder. Hoe gering ook deeze hulpmiddelen waren, zy moesten zeer langzaam aangroeien, ter oorzaake van een lofwaardig verbod, indien het gevoel van; Menschlykheid, en niet de Staatkunde, het hadde aan de hand gegeeven. Het gebruik van flaaven wierdt den Volkplanteren van GeorgiëJverbooden. Andere Volkplantingen waren zonder de hand der flaaven opgericht. Men was van gedagten dat een gewest, beftemd om tot een 'bolwerk voor deeze Bezittingen te dienen , niet moest bevolkt worden met een geflagt van flagtoffers, die geen belang zouden hebben by het verdeedigen van dwingelanden. Gelooft men dat het verbod zou plaats gehad hebben, indien men voorzien badde dat Volkplanters , minder begunfligd van het Moederland dan hunne nabuuren , geplaatst op eenen moeilyker te ontginnen grond, en in een heeter klimaat, minder magt en zucht hadden tot het onderneemen van eene beplantinge, die meerder aanmofediginge zou vorderen? De eifchen der Volken en de weigeringen der Wethouderen kunnen even onzinnig zyn. De Volken worden alleen door hunne behoeften beftuurd; de Oppervorflen gaan alleen met hun byzonder belang te raade. De eerften , vry algemeen onverfchillig, voórnaaralyk in afgelegene gewesten, pmtrent de Mogendheid, aan welke zy behooren, verzuimen hunne Staatkundige veiligheid, om zich al-  der BEIDE INDIEN. sof alleen op hun gemak toe te leggen. De laatften', daarentegen, zullen nooit wikken en weegen tusfchen het heil der volken en de vastigheid hunner bezittingen, en altoos een wel gevestigd en duurzaam gezag over elendigen fchatten boven een onzeker en wisfelvallig gezag over gelukkige menfchen. Naa een wantrouwen, door langduurende kwellingen te zeer gewettigd, zullen zy de onderdaanen befchouwen als flaaven, altoos gereed om door een opftand of door de vlugt hunne handen te ontkoomen; en het zal in de gedagten van niemand hunner opkoomen, dat dit hebbelyk gevoel van haat, welk zy in ons onderftelïen, om dat zy dien verdiend hebben, en die maar al te weezenlyk is, door de ondervinding van een zagtaartig en Vaderlyk beftuur van eenige jaaren zou uitgedoofd worden : want niets vervreemdt bezwaarlyker dan de liefde der Onderdaanen. Zy is gegrond op de zelden gevoelde, maar altoos erkende voordeelen van een opperst gezag, hoedanig het oog zyn moge, 't welk beftuurt, waakt, befchermt en verdeedigt. Om de zelfde reden wordt niets gemaklyker herwonnen, wanneer zy vervreemd is. De bedrieglyke hoop op een beter toekoomende, is alleen genoeg om onze verbeelding te doen bedaaren en onze elende zonder einde te verlengen. 't Geen ik hier beweer, wordt door het bykans algemeen fchouwfpel der Waereld bevestigd. By het overlyden eens Dwingelands , belooven zich alle Natiën een Koning. De Dwingelanden houden aan met onderdrukken en in vrede te fterven, en de volken blyven zuchten, en met geduld een Koning afwagten, die niet verfchynt. De OpT 5 vol-  298 GESCHIEDENIS volger, even gelyk zyn Vader of Grootvader opgevoed, is van zyne kindsheid af voorbereid om hen tot een model te neemen, althans indien hy niet van de Natuur eene flerkte van Vernuft ontvangen hebbe, als mede eene grootheid van Ziel, eene juistheid van Oordeel, eene maate van weldaadigheid en billykheid, die het gebrek zyner Opvoedinge verdooven. Zonder dit gelukkig karakter, zal hy in geenerhande omftandigheid vraagen, wat de regtvaardigheid hem gebiede te doen, maar wat men vóór hem gedaan hebbe; niet, wat voegen zouden voor het heil zyner Onderdaanen, welke hy zal aanmerken als zyne naaste vyanden, maar wat zyne overbeerfching. en hunne flaaverny kan vergrooten. Zyn geheele leeven lang zal hy onkundig zyn van de eenvopdigfle en meest in 't oogloopende waarheid, dat naamelyk hunne flerkte en de zyne niet kunnen gefcheiden worden. Het voorbeeld van het voorleedene zal zyne eenige regelmaat zyn, in de gelegenheden, in welke het yerflandig is dezelve te volgen, of daar van af te wyken. In het Staatkundige zal het Ministerie altoos de zyde kiezen, welke mees,t overeenflcmt met den geest der dwingelandye, de eenige, djen men met den naam van de groote kunst Van Regeeren heeft bekleed. Wanneer, derhalven, de Georgiërs flaaven verzogten, om te verneemen of zy hun toegeflaan of geweigerd zouden worden, was het alleen te doen om te onderzoeken , of de beste beplanting van hunnen grond, of de meest verzekerde eigendom der Voikplantinge zulks vorderde. Óndertusfchen kondigde de waarlyk wapboopige toeftand der nieuwe Bezittinge te duidelyk aan, de  der BEIDE INDIEN. 299 j| de onvoorzigtigheden van het Ministerie, dan dat j men in zo beülooze verbintenisfen kon volharden. [ Eindelyk nam de Provincie den Regeeringsform aan, welkede andere Volkplantingen deedt bloeien. Ophoudende een Leengoed van eenige byzondere ' Eigenaars te weezen, wierdt zy een waarlyk Nationaale eigendom. Zints deeze gelukkige omwenteling, heeft Georgië een vry aanzienlyken opgang gemaakt, doch niet zo fpoedig als men 'ehoopt hadt. In de daad, men heeft aldaar den Wynftok , den Olyf boom i en de Zyde niet geplant, zo als .bet Moederland zou verlangd hebben; doch zyne Moerasfen hebban een aanzienlyke menigte Ryst geleverd; en op zynen meer verhevenen grond heeft men Indigo ingezameld , die beter is dan die van Karolina. Vóór den eerften van Louwmand des jaars 1768-, waren aldaar zeshonderdzcvenendertigduizendhonderdzeventig Akkers land uitgedeeld. Die, in den jaare 1763, flegts 3 Livres 7 ftuivers 6 penningen waardig waren, wierden, in den jaare 1776, ver! kogt voor 67 Livres 10 ftuivers. In den jaare 1 1769, bedroegen de uitgevoerde goederen der i Voikplantinge t. 625. 418 Livres 9 ftuivers 5 ) penningen; zedert zyn zy merkelyk toege; nomen. Ongetwyfeld zal deeze voorfpoed aangroeien. !' Naar gelange de bosfchen afgehouwen worden, ! zal de lucht gezonder worden , en de leevensmid1 delen zullen toeneemen met de Bevolking, die te| genwoordig niet meer bedraagt dan dertigduizend Imenfchen, meestal flaaven. Vermids, e^ter, in Georgië de landeryen minder uitgebreid zyn dan in de meeste andere Provinciën, en 'er, naar even-  303 GESCHIEDENIS evenredigheid, minder zyn, die beplant kunnen worden, zullen de rykdommen altoos binnen vry enge paaien beflooten blyven. — Laat ons zien of Fiorida een luisterryker lot te wagten hebbe. Onder deezen naam begreep de Spaanfche Eerzucht oudtyds alle de landeryen van Amerika,van de Golf van Mexiko tot aan de Noordlykfte gewesten ftrekkende. Doch de Fortuin, die met den Nationaalen hoogmoed fpot, heeft, al zints langen tyd, deezen onbepaalden naam bepaald tot het Schiereiland, welk de Zee tusfchen Georgië en Louifiana geformeerd heeft. Luk as velasques, wiens naagedagtenis altoos aan de verfoeijing in deeze Waereld moet gewyd zyn, en wiens ftraffe in het eeuwige vuur der toekoomende waereld ik zou kunnen beklaagen; dit Monfter, waar aan ik met tegenzin den naam van Mensch geeve, was het, die 't eerst in deezen oord voet aan land zette, met oogmerk om door list of geweld flaa'-en van daar te haaien. De nieuwigheid van het fchouwfpel lokte de nabuurige Wilden. Men nodigde hen in de fchepen; men maakte hen dronken; men wierp ze in ketens; men ligtte het anker; en men loste het gefchut op de Indiaanen , die aan den oever bleeven. Veelen deezer rampzaligen, zo wreedaartig aan hun Vaderland ontrukt, weigerden de fpyze, die hun wierdt aangebooden , en ftierven van gebrek aan voedzel. Anderen ftierven van fpyt en hartzeer. De zulken, die hunne wanhoop overleefden , wierden in de Mynen van Mexiko begraaven. Deeze onverzaadelyke kolken riepen om nieuwe  der BEIDE INDIEN. 301 we flagtoffers. De trouwlooze velasques ging ze in de zelfde landftreeke zoeken. Men herkendde hem aldaar. De helft zyner eerlooze metgezellen wierden ftraks naa hunne aankomst gedood. Die der woede eens met regt onverzoenbaaren vyands ontkwamen, wierden een prooi der onweders. Hy zelve ontkwam de vergramde golven niet, dan om zyne eerlooze dagen te flyten in oneere , knaagingen en behoeften. Hem wierdt regt gedaan op de Aarde; dat hem ook regt gefchiede in de Helle! In Spanje hadt men dit gedeelte der Nieuwe Waereld vergeeten , wanneer eene Vastigheid, welke de Franfchen aldaar oprichtten, het geheugen daar van vernieuwde. Het Hof van Madrid oordeelde het geraaden, eene zo werkzaame Natie van zyne ryke bezittingen te verwyderen; en het gaf bevel ter vernielinge van de opkoomende Voikplantinge. In den jaare 1565, wierdt dit bevel volbragt; en de verwinnaar bemagtigde de plaats, welke zyne wreedheden volftrekt woest gemaakt hadden. Hy wierdt met een langzaamen en pynlyken dood gedreigd, wanneer de Sasfafras hem te hulpe kwam. Deeze boom, al tyd groen, aan Amerika byzonder eigen, en beter in Florida dan elders in dit Waerelddeel, groeit even zeer aan de oevers der Zee als op de bergen, maar altoos op eenen grond, die niet te droog, en niet te vogtig is. Zyne wortels leggen gelyksgrond. Zyn ftam, die zeer recht, glad en niet zeer hoog is, is met een dikken, aschkleurigen fchors bedekt, en heeft aan den top eenige takken , die zich zylings uitbreiden. De bladeren zyn beurtelings geplaatst , tan  jó2 geschiedenis van boven groen, beneden bleek, én in drie deelen onderfcheiden. Aan het einde der takken groeien trosfen kleine geele bloemen. Deeze befitten de zelfde eigen fchappen als die van den Laurier en Kaneelboom. De vrugten, daar op volgende, zyn kleine blaauwe besfen. • De bloem wordt getrokken, even als de Thee* gebruikt i Een afkookzel van den wortel wordt met voordeel gedronken tegen de afgaande koorr> zen. De fchors van den ftam heeft een fcherpen balzemagtigen fmaak, en riekt na genoeg: als .Finkei en Anys. Het zaad is witSgtig en minder riekende. Beide worden in de Geneeskunde gebruikt oni de doorwaasfeming te bevorderen j de dikke en flymagtige vogten te ontbinden, de verftoppingen weg te neemen, de Jigt en verlamming te geneezen. Voormaals wierdt de Sasfafras veel gebruikt tegen de Venus-ziekten. Misfchien zouden de eerfte Spanjaards, aan de laatstgemelde ongemakken geftorven, ten minften onder de gevaarlyke koortzen bezweeken zyn, van welke bykans allen, by de aankomst in Florida, wierden aangetast, 't zy in gevolge van den gewoonen landkost, of van de flegte hoedanigheid van het water. Doch de Wilden onderrichtten hun, dat zy, nugteren of over den maaltyd, water drinkende, waar in de wortel van de Sasfafras gekookt Was, van eene fpoedige geneezing konden verzekerd zyn. De proef wierdt genomen en Haagde gelukkig. Wat is dan de reden, dat dit en zo veele andere geneesmiddelen, welke, in deeze afgelegene gewesten, verwonderlyke geneezin^en uitwerken, in ónze gewesten overgebragt zynde, bykans al hun-  der BEIDE INDIEN. $03 hunne kragt fchynen verboren te hebben ? Waarfchynlyk moet de oorzaak gezOgt worden in het Klimaat, gunftiger voor de doorwaasfeming, in de natuur der plant, die op eene lange reize veraart en haare kragt verliest, doch voornaamlyk in den aart der kwaaien, die met onze onmaatigheid zamenfpant, en wier hardnekkigheid door de ontelbaare gebreken van onze lichaamsgeftellen toeneemen. De Spaanjaards vestigden kleine Posten te SintMatthieu, Sint-Mark, Sint-Jofeph ; doch te St. Augustin en Penfacola richtten zy eigenlyke Vastigheden op ; de eerfte by hunne aankomst, de andere in den jaare 1696. •De eerfte wierdt aangetast en, bemagtigd door de Franfchen, geduurencle de kortftondige verdeeldheden, welke, in den jaare 1718, de beide Takken van het Huis van Bourbon oneenig maakten. Zy wierdt wel haast te rug gegeeven. Te vergeefs belegerden de'Engelfchen, in den jaare 1740, de eerstgenoemde. De Berg-Schotten, enz. uitbreiding en verbetering. Deel VII. bladz. 98, van reg. 12, tot bladz. 101, reg. 16. Het Verbond van Vrede van den jaare 1763 deedt Florida in de handen der Engelfchen overgaan, 't welk, drieëntwintig jaaren geleeden, de kragt hunner wapenen wederftaan hadt. Men telde 'er toen flegts zeshonderd inwooners. Door'het ver-  304 GESCHIEDENIS verkoopen van hunne huiden en de leevensmid-. delen, welke zy aan hunne Bezetting leverden* moesten zy voor huhne kleedy en eenige andere zeer geringe behoeften zorgen, Alle deeze elendigen Haken Over ha Cuba, hoewel zy wisten aldaar tot den bedelzak te zullen gebragt worden, indien een Monarch , door zo veel verknogtheids getroffen, niet voor hun onderhoud zorgde. Wat was de reden , die deeze Spanjaards kon doen befluiten om eene onderdrukkende boven éene vrye Regeering te fchatten ? Zou 'fc het By geloof zyn, 't welk de Altaaren van den Ketter niet naast de zyne kan dulden ? Zou 't het vooroordeel zyn, 'c welk de zeden en vroomheid des geenen verdagt maakt, die van een anderen dan onzen Godsdienst belydenis doet? Zou 'tzyn, de vreeze voor verleiding van hun zelve, en nog meer van hunne kinderen? Gewoon aan eene langduurige' ledigheid, verbeeldden zy zich dat men hen tot den arbeid zou noodzaaken ? Of heeft de mensch zo flegte gedagten van den mensch, dat hy liever verkiest" zelve over zyn lot te befchikken , dan om het aan de genade van zyns gdyken over te laaten? Wat hier van zy, de veroveraar behieldt niets dan eene Wildernis; maar was het geen gewin, bewooners, vyanden van vermoeienisfen, te zien vertrekken, en die nooit wel gezind zouden geweest zyn? Groot • Britannie rekende zich gelukkig met het verkrygen van den eigendom eener uitgebreide Provincie, wier gronden nogmaals tot aan de Misfisfipi wierden uitgezet, door de overdragt van een gedeelte van Louifiana. Zints langen tyd brandde deeze Mogendheid van verlangen om zich  der BEIDE INDIEN. 305 zich te vestigen op eenen grond, welke haar eene gemaklyke gemeenfchap moest openen met de rykfte Spaanfche Volkplantingen. De hoop op een uitgebreidep fluikhandel begaf haar niet; doch zy begreep tevens dat deeze wisfelvalHge en kortftondige nuttigheid niet toereikende was om haare veroveringen te doen bloeien. Op den Akkerbouw grondde zy inzonderheid haare hoop. De nieuwe verovering wierdt in twee Gouvernementen verdeeld. Men befchouwde dit als een Vermogend middel om de ontginningen kragtiger voort te zetten, en beter te beftuuren. Ook kon het Ministerie tot deeze verdeeling beflooten hebben, door de hoop, van ten allen tyde meerder onderwerpinge in twee Provinciën, dan in eene te zullen vinden. St. Augustin wierdt de hoofdplaats van Oost FIoridaj Penfacola van West-Florida. Deeze hoofdlieden , die tevens goede havens waren, bezaten ongetwyfeld niet alle de voordeden, voor welke zy vatbaar waren; doch het was met dit alles een geluk de zulke gevonden te hebben, welke zy bezaten. By de eerste opkomst genooten de andere Volkplantingen dit voordeel niet. De eerfte Volkplanters deezer gewesten waren gepenfioneerde Officieren en afgedankte foldaaten. De zulken onder hen, die in Amerika gediend, én zich aldaar gevestigd hadden , verwierven om niet eene uitgeftrektheid gronds, evenredig aan hunnen rang. Deeze gunst breide zich niet uit tot alle krygslieden, die in de Nieuwe Waereld geftreeden hadden. Men zou gevreesd hebben dat de krygslieden der drie Koninkryken, die zich in den zelfden ftaat bevonden, inde bekooring zouV den  3o6 GESCHIEDENIS den gebragt zyn om het Moederland te verlaateö, door de jongfte vyandlykheden reeds te zeer ontvolkt. De nieuwe Volkplanting ontving insgelyks Akkerlieden uit de nabuurige Bezittingen. Zy ontving ze uit het Moederland en verfcbeiden Pro testantfche Staaten. 'Er kwamen zelf derwaarts over, die aan de beide Waerelden ftoffen tot verbaasdheid uitleverden. De Grieken zuchten onder de Ottomannifche dwingelandye. Zy moeten gezind zyn om dit verfoeide juk af te fchudden. Aldus dagt Dokter turnbull, wanneer hy,in den jaaie 1767, aan die van Peloponnefus eene fchuilplaats in Engelsch • Amerika aanboodt. Veelen voldeeden aan zyn verzoek, en voor honderd Louifen verwierf hy van de Regeering der plaatze de vryheid om ze te Modon te doen fcheep gaan. Hy deedt Corfika en Amerika aan, en bewoog eenigen der opgezeetenen van deeze landen om hem te volgen. De Emigranten , ten getale van duizend, landden met hunnen wyzen Leidsman in Oost-Florida, alwaar hun zestigduizend Akkers grond wierden toegeftaan. Eene zeer uitgebreide bezetting ware dit geweest, indien het klimaat 'er geene van verflonden hadde. By ongeluk hadden zy zo zeer moeten worftelen met tegenwinden, dat zy alleen in den Zomer konden ontfcheept worden, een gevaarlyk faifoen, welk het vierde gedeelte deedt omkoomen. De bejaarden fneuvelden inzonderheid. Zy maakten een groot getal uit, om dat de oordeelkundige turnbull niet dan geheele geflagten wilde medevoeren. Die deezen eerften wederfpoed ontkwamen, heb-  der EEIDE INDIEN. 30^ hebben zedert eene gezondheid genooten, alleen door eenige koortzen afgebroken. Het geitel der Mannen wierdt fterker. De Vrouwen, die^ ter oorzaake van de yeranderinge van klimaat, zeiden baarden, zyn tegenwoordig zeer vrugtbaar. Men vermoedt dat de kinderen grooter . van geftalte zyn zullen, dan op de plaats hunner herkomfte De kleine Volkplanting heeft van haaren ftigter wetten ontvangen, welke zy zelve eerbiedigt en. onderhoudt. . Het is tot nog toe flegts één Gezin, alwaar de geest van Eendragt nog lang moet heerfchen. Met het begin des jaars 1776, hadt zy reeds tweeduizenddriehonderd Akkers van een tamelyk vrugtbaaren grond ontgind. Zy bezat beesten genoeg tot haare fpyze en arbeid. Haare oogften waren toereikende tot eigen gebruik; en zy verkogt voor 67. 500 Livres Indigo. De nyverheid en werkzaamheid, welke haar onderfcheiden, geeven grond om van den tyd en de ondervinding groote dingen te verwagten. Waarom zouden Athene en Lacedemonie niet ten eenigen dage in Nieuw - Amerika herbooren worden? Waarom zou de ftad van turnbu^lniet, naa verloop van eenige Eeuwen,de zetel der befchaafdheid, der fraaie kunften en der Welfpreekendheid worden? De nieuwe Vplkploting is minder verwyderd van deezen bloeienden ftaat,dan de barbaarfche Pelasgen van den ftaat dei- medeburgeren van perikees. Welk een ondericheid tusfchen eene Vastigheid, ontworpen en geftigt, door een verftandig' en vreedzaam' Man , en de veroveringen van eene lange volgreeks gierige r uitzinnige en bloeddorftige lieden! tusfchen den teeenwoordigen ftaat van Zuid-Amerika, en 't Va geen  3o8 GESCHIEDENIS geen het zou geworden zyn , indien de ontdekkers, verwinnaars en verwoesters waren bezield geweest met den geest van den goeden turnbull! Zal zyn voorbeeld de Natiën nietleeren, dat de ftigting eener Voikplantinge meer verftands dan gelds vordert? Het gantsch Heelal is door één man en ééne vrouwe bevolkt. DeFïorida's, die, in den jaare 1769, niet meer uitvoerden dan voor 673, 209 Livres 18 ftuivers 5 penningen aan voortbrengzelen , bezitten een in 't oogloopend voordeel boven het overige gedeelte van dit Vastland. Ten grooten deele tusfchen twee Zeeën gelegen, hebben zy niets te vreezen van die koude winden, die onverhoedfche veranderingen in de gemaatigdheid der lucht, die, in alle faifoenen. aan hunne nabuurige landen , zo veelvuldige en heillooze verwoestingen veroorzaaken. Van hier dat men hoopen mag dat de Wynftok, de Olyfboom, het Katoen en andere tedere planten aldaar vroeger en beter zullen voortkoomen dan in de aangrenzende Provinciën. In den jaare 1774, begiftigde de Maatfchappy , te Londen opgericht, 'ter aanmoediginge van kunften , handwerken en koophandel, den Heer strachey met eene gouden Medailje, om dat hy even fchoone Indigo als die van Guatimala hadt ingezameld. Indien men, in de eerfte vervoering van Geestdrift, de hoedanigheden van dit voortbrengzel niet veel vergroot hebbe, zal bet voor de Volkplanting eene bron van rykdom worden. Midderwyl wierden allen, die een fpoedig fortuin zogten, om den te zandigen grond vanOostFlorida daar van afgefchrikt. Niets dan een ongewoon  der BEIDE INDIEN. 309 woon voorval kon het doen bevolken. De onlusten, welke Noord - Amerika beroerd hebben, en nog beroeren, hebben na deezen doorgaans onvrugtbaaren oord gedreeven eenige vreedzaame burgers, die een volflagenen afkeer hadden van de gefchillen, en een nog grooter getal menfchen, welke, uit eerzucht, uit gewoonte, of uit voorOordeel , aan de belangen van het Moederland verknogt waren. De zelfde beweegredenen hebben Volkplanters gegeeven aan het ander Florida, veel vrugtbaarder, voornaamlyk aan de bekoorlyke oevers van den Misfisfipi. De zelfde Provincie heeft het voordeel genooten van aan Jamaika en veele andere Britfche Eilanden in de Westindiën hout en verfcheiden voorwerpen te leveren, welke zy voormaals uit verfcheiden gewesten van NieuwEngeland ontvingen. Spoediger zou deeze gemeenfchap geweest zyn, indien de kusten van Penfacola beter te genaaken geweest waren, en haare haven minder van de Wormen wierdt geplaagd. Hoe zeer zou, enz. invulling en verbetering. Deel Vil. bladz. 175, van reg. 3 van onder, tot bladz. 205, reg. 12 van onder,. Engeland wierdt verlost van een langduurigen en bloedigen Oorlog, in welken zyne Vlooten de vlag der overwinninge hadden laaten waaien op V 3 alje  3* GESCHIEDENIS alle Zeeën, in welken eene heerfchappy , reeds te uitgebreid , vergroot was door de toevoeging van een wydftrekkend grondgebied in de beide Indiën. Buiten 's lands mogt deeze luister de ©o >en der menfchen verblinden ; maar binnen 's lands zuchtte de Natie onder haare aanwinningen en zegepraalen. Verpletterd onder den last van 3. 330. 000. 000 Livres, welke haar een Intrest van xii. 577. 490 Livres kostte, was zy ter haauwer nood in ftaat om met een inkoomen van honderdendertig millioenen, welke haar nog overfchooten , de dringendfte uitgaaven goed te maaken; en dat inkoomen, verre van te kunnen aangroeien , hadt geene beftendige vastigheid. ; De landeryen bleeven bezwaard met eene veel grooter belasting » dan zy, in tyd van vrede, immer hadden kunnen opbrengen. Eene nieuwe belasting hadt men op de huizen en op de venfters gelegd. Van wyn, gemaakt zilverwerk, ipeelkaarten, dobbelfteenen, in één woord, van alles, 't geen als een voorwerp van weelde of vermaak wierdt gehouden , moest meer betaald worden dan iemand zich vooraf zou hebben kunnen verbeelden. Om zich fchadeloos te ftellen voor de opoffering aan de behoudenisfe der Burgeren, welke 's Lands fchatkist hadt gedaan, door het verbod van geestryke dranken, was zy op de Drem, de Cider, het Bier en alle andere dranken gevallen, ónder 't gemeen in gebruik. Niets wierdt buitenlands verzonden , niets kwam van daar in Engeland , of het wierdt gedrukt door uitgaande en inkoomende regten. De oorfpronklyke werkftoffen en het arbeidsloon waren in Groot-Britannie tot' zulk een hoogen prys gefteegen, dat de Kooplieden  der BEIDE INDIEN. gif üeden zich den voet zagen ligten in landen, alwaar zy dus lang geene mededingers ontmoet had' den. De voordeelen van zynen Koophandel met alle de gewesten der aarde, bedroegen jaarlyks niet boven de zesenvyftig millioenen Livres; en van deeze Balans moesten nog worden afgetrokken vyfendertig millioenen aan agterftallen van de fommen, welke door de uitlanders in de open* baare Fondfen gelegd waren. De fpringveeren van den Staat waren gedrukt. De fpieren van het Staatkundig lichaam te gader eene geweldige fpanning lydende, waren eenigermaate uit haare plaats gerekt. Men bevondt zich in het oogenblik eener ziektefcheidinge. Men moest de onderdaanen laaten adem haaien. Men kon hun geene ruimte of verligting geeven door het verminderen der uitgaven. Die , welke de Regeering deedt, waren noodzaaklyk, het zy om voordeel te doen met de veroveringen voor zo veel gelds en bloeds gekogt; het zy om het Huis van Bourbon in bedwang te houden, verbitterd door de vernederinge van den voorgaanden oorlog, en door de opofferingen van den jongften vrede. By gebrek van andere middelen, om de zekerheid van het tegenwoordige en den voorfpoed van het toekootnende op een vasten voet te brengen, verzon men het middel om de Volkplantingen tot hulpe van het Moederland in te roepen. Dit was verftandig en regtvaardig. Alle de leden eener gemeenfchappelyke vereeni. ginge moeten het hunne toebrengen ter haarer verdeediginge en bloei, naar evenredigheid van de uitgeftrektheid hunner vermogens : omdat alleen door de algemeene magtbetooning ieder klasfe bet V 4 vol-  $m GESCHIEDENIS volkomen en vreedzaam genot van 't geen zy bezit kan handhaaven. Minder belang zekerlyk heeft hier by de behoeftige dan de ryke; doch zyne rust heeft daarby in de eerfte plaats belang, en vervolgens de handhaaving van den nationaalen rykdom, om in welken te deelen hy door zyne nyverheid geroepen wordt. Geen gezellig beginzel is klaarblykelyker dan dit; en nogthans wordt 'er geen ftaatkundige misflag algemeener begaan, dan de inbreuk op dit beginzel. Wat toch mag de oorzaak zyn van de eeuwigduurende tegenftrydigheid tusfchen de grondbeginzeis en het gedrag der Overheden? De voornaame reden is de misflag der wetgeeyende magt, welke het onderhoud der algemeene magt bezwaart, en aan haare grilligheden toewydt een gedeelte der inkomften , tot dit onderhoud gefchikt. Het goud van den handelaar, van den handwerksman, en delyftogt van den behoeftige, in den naam van den Staat, in de fteden en ten platten lande overweldigd, en aan de Hoven aan het belang en de ondeugd verfpild, vermeerderen den ydelen praal van een hoop menfchen, welke hunnen Meester vleien, haaten en bederven, en in nog veragtlyker handen de ergernis en de fchande hunner vermaaken bctaalen. Men verfoilt ze aan den uitwendigen toeftel van grootheid, het ydel tooizel der zulken, welke geene weezenlyke grootheid kunnen bezitten, aan feescmaalen, de toevlugt der onvermogende ledigheid te midden der ftaatszorgen en werkzaamheden , welke het Ryksbeftuur zou vorderen. Een gedeelte van 's Lands penningen wordt, in de daad , aan de algemeene behoeften befteed; maar de zorgelooze on-  der BEIDE INDIEN. 313 onbekwaamheid befteedt dezelve zonder oordeel èn zonder fpaarzaamheid. Het misleid oppergezag, 't welk zich zelf niet verwaardigt om van zyne dwaalingen ontheven te worden, duldt in de. belastingen eene onregtvaardige verdeeling , eene heffing, die in haaren eigen aart niets anders dan eene onderdrukking te meer is Dan worden alle Vaderlandsgezinde aandoeningen verdoofd. ;Ee ontftaat een oorlog tusfchen den Vorst en de onderdaanen. Zy, die de inkomften van den Staat inzamelen, worden in geen ander licht befchouwd dan als vyanden van den burger. Hy yerdeedigr, zyne bezittingen tegen de belastingen, even gelyk hy die tegen eenen vyandlyken inval befchermt. Alles, 't geen de list aan het geweld kan ontrooven , wordt als een wettige winst aangezien; de onderdaanen, bedorven door de Regeering, gebruiken fchaeverhaalingen tegen eenen Meester, die hen plondert. Zy begrypen' niet dat zy in deezen ongelyken ftryd de fpeelballen en de flagtoffers tevens zyn. 's Lands Kas, onverzadelyk en inhaalig, minder voldaan over 't geen haar gegeeven, dan verbitterd over 't geen haar geweigerd wordt, vervolgt met honderd handen 't geen ééne hand haar wil onthouden. Zy paart de werkzaamheid der magt by die van het belang. De kwellaadjen worden vermenigvuldigd; zy krygen den naam van tuchtiginge en regtvaardigheid; en het wangedrogt, dat allen verarmt, welke het, pynigt, dankt den hemel voor het getal der fchuldigen, welke het ftraft, en der misdaaden, welke hem verryken. Gelukkig is de Vorst, welke, ter voorkoominge van zo veel misbruiken, zich wel zou willen verwaardigen om aan zyne onV 5 der-  314 GESCHIEDENIS derdaanen eene getrouwe rekenfchap te doen van het gebruik der middelen, welke hy van hun vordert. Doch deeze Vorst is nog niet gebooren; en ongetwyfeld zal hy nimmer den throon beklimmen. Ondertusfchen is de fchuld van hem, die befcherming geniet, aan den Staat, welke hem befchermt, niet te minder noodzaaklyk en wettig; geen volk heeft zulks ontkend. De Engelfche Volkplantingen van Noord-Amerika hadden daarvan geen voorbeeld gegeeven; en nimmer hadt het Bntfche Ministerie tot haar de toevlugt genomen, of het verkreeg den onderfland, om wéken het aanhielde. Maar dit waren giften en geene belastingen, dewyl de inwilliging wierdt voorafgegaan van vrye en openbaare raadpleegingen in de vergadering van elke Voikplantinge. Het Moederland hadt zich gewikkeld gevonden in kostbaare en bloedige oorlogen. Oproerige en onderneem volle Parlementen hadden deszelfs rust verftoord. Het ftondt onder ftoutmoedige en omgekogte beftuurders, ongelukkig gezind om het gezag van den throon te verheffen op de puinhoopen van alle de vermogens en regten des volks. De omwentelingen waren elkander gevolgd, zonder dat het iemand ondernam, eene gewoonte te beftryden, bevestigd door eene gelukkige ondervinding van twee eeuwen. De Provinciën der nieuwe waereld waren gewoon om het als een regt te befchouwen, deeze wyze van haar aandeel in geld en manfehap op te brengen. Al ware deeze eisch of aanmaatiging twyfelagtig of ongegrond geweest, zou , nogthans , de voorzigtigheid niet gedoogd hebben, dezelve te openlyk aan te tasten. De kunst, om het  der BEIDE INDIEN. 3^ het gezag te handbaaven, is eene netelige kunst, Welke meer omzigtigheid vordert, dan men veelal denkt. Zy, die het gezag in handen hebben en öeffenen, zyn menfchen, te zeer gewoon om de onderdaanen te veragten. Te veel befchouwen zy hen als flaaven , wien de Natuur zelve den hals onder het juk doet buigen , terwyl alleen eene hebbelyke gewoonte hun dien last heeft opgelegd. Indien gy hun een nieuw juk oplegt, draagt dan zorge dat zy zich niet met woede herftellen. Vergeet niet dat de hefboom der magt geen ander fteunpunt heeft dan het algemeen begrip ^ dat het vermogen van hun , die regeeren, met 'er daad niets anders is dan het vermogen van hun, welke zich laaten regeeren. Ziet toe dat gy de onderdaanen , door werkzaamheid afgetrokken, of door de ketens der flaavernye in flaap gewiegd , niet opwekt om hunne oogen op te heffen tot waarheden, welke voor u te geducht zyn; en wanneer zy gehoorzaamen, doet hen dan niet gedenken dat zy regt hebben om te regeeren. Zo dra het oogenblik van dit verfchriklyk ontwaaken zal gekoomen zyn ; zo dra zy op de gedagte vallen , dat zy niet om hunne opperhoofden, maar dat hunne opperhoofden om hen zyn gemaakt ; zo dra zy nader tot elkander koomen» zich onderling verdaan en als uit éénen mond zullen gezegd hebben: „ Wy willen deeze wet „ niet meer dulden; dit gebruik mishaagt ons,"dan is 'er geen middelweg meer: gy moet onvermydelyk een van beiden kiezen, wyken of ftradèn, flaaven of dwingelanden zyn; en uw gezag, voortaan verfoeid of veragt, wat befluit gy ook moogt neemen, zal aan de zyde der onderdaanen geene an-  2i6 GESCHIEDENIS andere keuze hebben, dan eene openbaare toomloosheid of een verborgen haat. De eerfte pligt, derhal ven, van een verftandig Staatsbeftuur, is, de heerfchende Volksbegrippen te ontzien: want de algemeene begrippen zyn de dierbaarfte eigendom der Volken, dierbaarder zelf dan hunne bezittingen. Ongetwyfeld mag de Overheid haar best doen om deeze begrippen door nieuwe kundigheden te recht te brengen, en langs den weg der overtuiginge te veranderen , indien zy de kragten van den Staat doen verzwakken. Maar het is niet geoorloofd dezelve buiten noodzaaklykheid te keer te gaan ; nimmer was 'er noodzaaklykheid om het Ontwerp, door NoordAmerika aangenomen, te verwerpen. In de daad, 't zy de onderfcheidene gewesten deezer nieuwe Waereld geregtigd waren, gelyk zy wenschten te zyn, om Afgevaardigden in het Parlement te zenden , en aldaar met hunne medeburgers te raadpleegen over de behoeften der geheele Britfche heerfchappye; het zy ze aanhielden met in hunnen eigen boezem te overleggen, hoe vee le belastingen het hun voegde op te brengen, voor 's Lands kas kon daaruit geen het minfte miskwaam ontftaan. In het eerfte geval zouden de Vertoogen hunner Afgevaardigden door de menigte overfchreeuwd zyn geworden , en deeze Provinciën zouden volgens de uitfpraak der Wet zich genoodzaakt hebben gezien om dat gedeelte van den last te draagen, 't welk men dienftig zou vinden haar op te leggen. In het tweede geval zou het Ministerie , gewoon om over de waardigheden, de bedieningen, de jaargelden, zelfs over de verkiezingen te befchikken, niet meer weer-  der BEIDE INDIEN. 317 weerftands tegen zynen wil in het ander Waerelddeel dan in het onze ondervonden hebben. Op een anderen grondflag, ondertusfchen, dart op bloote vooroordeelen, waren de geheiligde grondregels van Amerika gebouwd. De ingezeetenen beriepen zich op de natuur hunner handvesten; met meer gronds beriepen zy zich daarenboven op het regt, welk ieder Engelsch burger heeft, om niet te kunnen gefchat worden dan met Zyne eigen toeflemming, of met bewilliging van zyne plaatsbekleeders Dit regt, welk het regt Van alle Volken behoorde te zyn, dewyl het gegrond is op het eeuwig Wetboek der Reden, was1 vastgefleld onder de Regeering van Koning eduard' den I. Zints dat tydflip hadt de Engelschman het nimmer uit het oog verboren. • In tyden van Vrede en van Oorlog, onder eigendunkelyke zö wel als onder zwakke Koningen, in de oogenblikken van flaavernye zo wel als in tyden van regeeringloosheid, altoos hadt by zich daarop beroepen. Onder de tudors zag men den Engelschman zyne dierbaarfle regten afflaan, en zynen hals den byl der Dwingelanden weereloos aanbieden; doch nimmer zag men hem afftand doen van het regt om zich zeiven te belasten. Ter verdeediginge van dit regt zag men hem beeken bloeds doen flroomen, zyne Koningen van den throon flooten of flraffen. Eindelyk, in de Staatsomwenteling van den jaare 1688, wierdt dit regt plegtig erkend in de vermaarde Akte, in welke men de vryheid, met de zelfde hand, waarmede zy een eigendunkelyken Koning verdreef, de voorWaarden zag beraamen van een Verdrag tusfchen de Natie en den nieuwen Oppervorst, welken zy ver-  3i3 GESCHIEDENIS verkoozen hadt. Dit voorregt van een Volk, veel heiliger, ongetwyfeld, dan zo veele andere ingebeelde regten, door de dwingelandy geheiligd, diende Engeland tevens tot een werktuig en eerj bolwerk der Vryheid.. Engeland Was van gedagten! eh het gevoelde dat het de eenige voormuur was, welke den aandrang der óverheerfchinge voor al, toos kon bedwingen; dat het oogenblik, welkeen Volk van dit voorregt berooft, het ter onderdruk, kinge veroordeelt; dat de middelen, in fchyn ter zyner beveiliginge geheven, vroeg of laat zynen ondergang bewerken. Toen de Engelschman den grond van zyne Volkplantingen leidde., voerde hy deeze beginzels met zich aan geene zyde der. Zeeën; de zelfde beginzels wierden overgeleverd aan het naageflagt. Helaas! indien zelf in die gewesten van Europa, in welke de flaaverny, al zints langen tyd, haaren zetel heeft gevestigd, te midden van ondeugden, rykdommen en kunften; in welke de. overheerfching der Legers ten fchraagpunt voor. de overheerfching der Hoven dient; in welke de, mensch, van de wieg af geboeid, met de dubbele banden van bygeloof en ftaatkunde gezwagteld, nimmer de lucht der vryheid heeft geademd: indien in deeze gewesten de zulken, die eenmaal in hun leeven gedagt hebben aan het lot der Staaten, niet kunnen nalaaten de grondbeginzels te omhelzen en het geluk der Natie te benyden, welke dezelve gefteld heeft tot den grondflag en de fteunpilaar van haaren Regeeringsform: hoe veel naauwer dan moeten aan dezelve de Engelfchen, kin-, deren van Amerika, verbonden zyn , zy die ze van hunne Vaderen geërfd hebben ? Zy weeten tot  j> e r BEIDE INDIEN. 319 tot welk een prys hunne Voorouders dezelve gekogt hebben. De grond zelve, welken zy betreeden , moet in hun aankweeken eene aandoening, gunftig voor deeze denkbeelden. Verfpreid; over eene onmeetelyke uitgeftrektbeid vastland; vry even als de Natuur, welke hen omringt, tusfchen de rotzen, de bergen en de wydftrekkende vlakten hunner wildernisfen, aan de buitenfte omtrekken der bosfchen, daar alles nog wild en woest is, en niets het denkbeeld herinnert noch van de flaavernye, noch van de dwingelandye der menfchen, fchynen zy van alle natuurlyke voorwerpen verfnaaningen te ontleenen tot vryheid en onaf hanklykheid. Hier by koomt nog , dat deeze lieden, bykans allen zich bemoeiende met den landbouw of den koophandel, meteen nuttigen arbeid, welke de ziel verheft en verfterkt, door hetveroorzaaken van eenvoudige zeden, en daarenboven even verre af zynde van den rykdorn als van de armoede, niet kunnen bedorven worden noch door de overmaate der weelde, noch door die der behoeften. Het is in deezen ftaat inzonderheid dat de mensch, welke de vryheid geniet, dezelve kan handhaavèn, en zich jaloersch toonen op het verdeedigen van een erfregt, 't welk een waarborg van alle andere regten fchynt te zyn. Dit was het befluit, 't welk Amerika nam. 't Zy dat het Britfche Ministerie van deeze gemoedsneigingen en voorneemens onkundig was; 't zy dat het hoopte, door zyne zendelingen verandering in dezelve te zullen te wege brengen; het bediende zich althans van het oogenblik van een roernryken vrede om eene gen>vóngene belasting van zyne Volkplantingen te eifchen. Want, dit ver-  3*o GESCHIEDENIS verdient inzonderheid onze opmerking, een gelukkige of ongelukkige Oorlog dient altoos tot eeri Voorwendzel voor de overweldigingen der Landbeftuurderen i even als of de Opperhoofden der oorlogvoerende Natiën niet zo zeer ten oogmerke hadden, hunne vyanden te overwinnen, als hunne Onderdaanen in flaaverny të brengén, 't Jaar 1764 zag ten voorfchyn komen die berugte Akte, welke verboódfc in de Gengtshoven eenigen eisch te doen gelden , welke niet gefchreeven was op gezegeld papier, ten voordeele van 's Lands kas verkogt. _ Alle de Engelfche Provinciën van Noord- Amerika wierden met vërontwaardigïng ingenomen tegen deeze overweldiging van haaré dierbaarfle en geheiligdfte regten. Met volkomene éenpaarigheid verzeggen zy het vertier van alles, 't geen haar door het Moederland wordt toegezonden, tot den tyd toe dat het eene onweltige en onderdrukkende Bill zal hebben ingetrokken. De vrouwen, wier Zwakheid men zou hebben mogen vreezen, zyn de eerflen en yverigften in het geeven van het voorbeeld eener offeringe van het geen tot haaren ópfchik diende; de mannen, door dit voorbeeld gemoedigd , verzaaken van hunnen kant andere genietingen. Veele landlieden verlaaten de ploeg, om zich in de werkplaatzen op de handwerken toe te leggen; wolle, vlas en katoen, ruuw bewerkt, worden tot den zelfden prys verkogt, welken voormaals de fynfte lywaaten en de fraaifte ftoffen kostten. Eene zamenzweering van deezen aart vervult dö Regeering met verbaasdheid. Het geroep der Kooplieden, wier goederen geenen aftrek hebben, Vermeerdert haare ongerustheid. De vyanden van het  jöER BEIDE INDIEN*. het Ministerie voeden deeze misnoegens; de Zegel-Akte wordt herroepen naa eene tweejaarige ftuiptrekkende beweeging, welke in andere tyden eenen burgerkryg ten gevolge zou gehad hebben. Maar de zegepraal der Volkplantingen is van korten duur. Het Parlement, welk met den uiterfterii tegenzin zyn ftuk hadt moeten opgeeven , wil* in den jaare 1767, dat de inkomften, welke hec door de Zegel-Akte niet hadt kunnen magtig worden , worden opgebragt van het glas, lood, bordpapier, de verfftoffen, het gefchilderd papier en de thee* welke uit Engeland na Amerika verzonden worden. Niet minder ergeren zieh de opgezeetenen van het Noordlyk vastland aan deeze nieuwigheid, dan aan de eerstgemelde. _ Vergeefs brengt men hun onder 't oog, dat niemand het regt van Groot-Britannie kan betwisten, om op de uitgevoerde goederen zodanige belastingen te leggen, als voor zyne belangen voegen, dewyl niemand aan zyne vastigheden, aan geene zyde der Zeeën gelegen , de vryheid betwist om de goederen te vervaardigen , aan de nieuwe belastingen onderworpen. Als eene fpotternye wordt deeze uitvlugt befchouwd van menfchen, welke $ zich alleen met den landbouw geneerende en in de noodzaaklykheid gebragt om geene andere gemeenfchap dan met hec Moederland te hebben, noch door hunne eigen ny verheid , noch door vreemde verbintenissen de voorwerpen kunnen magtig worden, die men zoekt te bezWaaren. 't Zv deeze belasting in de oude of in de nieuwe Waereld betaald worde, zy zyn van veifwnd dat de naam geene verandering in de zaak zelve te X wege  322 GESCHIEDENIS wege brengt, en dat hunne vryheid niet minder wordt aangetast op deeze wyze," dan op de voorgaande, welke men met een zo goeden uitflag heeft geweerd. Duidelyk zien de Volkplanters, datde Regeering hen zoekt te misleiden; maar zy willen niet bedroogen worden. Dseze ftaatkundige drogredenen befchouwen zyin het waare licht, als een dekzel der dwingelandye. In 't algemeen zyn de Natiën meer gefchikt om te gevoelen dan om te denken. Zelden vondt men 'er, die te raade wierden om de natuur der magt, welke haar regeert, te ontleeden. Zy gehoorzaamen zonder naadenken, en omdat zy gewoon zyn te gehoorzaamen. Dewyl de oorfprcng en het voorwerp der eerfte Nationaale verbinte°nisfcn haar onbekend zyn , befchouwen zy allen' weerftand tegen haaren wil als eenê misdaad. Meest algemeen is inzonderheid deeze blindheid in de Staaten, in welke de beginzels der wetg.-evinge onder die van den Godsdienst verfmelten. De gewoonte van blindelings te gelooven begunftigt de gewoonte van te lyden. Niet ftraffcloos doet de mensch afftand van eenig voorwerp. De Natuur fchynt zich te wreeken van hem, die zich zeiven aldus durft vernederen. Deeze flaaffehe gefteldheid der Ziele breidt zich tot alles uit. De zelfverzaaking zo wel als de laaghartigheid ftelt zy zich tot een pügt, en alle ketens met eerbied kusfende, beeft zy op het onderzoek van haare Wetten. Even gelyk eene eenige uitfpoorigheid in re Godsdienftige Leerbegrippen genoeg is voor eens vernederde verftanden om eene ontelbaare menigte te doen aanneemen, dus opent eene eerfte overweldiging eene deur voor alle de overige., Door;  der BEIDE INDIEN. 323 Door dit tweevoudig misbruik van ligtreloovigheid en gezag (*), zyn alle de ongerymdheden in den Godsdienst en de Staatkunde "ter waereld ingevoerd om de menfchen te verpletteren. Van hier dat het eerfte zein der Vryheid onder de Natien hen gemoedigd heeft om dit tweevoudig juk van den hals te fchuiven. Het tydftip der Kerkhervorminge in het welk het menschlyk verftand de misbruiken der Kerke begon te onderzoeken, was ook het oogenblik, in 't welk de Reden ten langen laatfte de regten der Volken bemerkte, en de kloekmoedigheid het ondernam om aan de overheerfebinge de eerfte paaien te ftdlen. De beginzels van verdraagzaamheid en vryheid, onder de Engelfche Volkplanters vastgefteld, hadden dezelve gemaakt tot een Volk , van alle andere Volken onderfcheiden. Men verftoildt onden hen wat de waardigheid van eenen mensch ware; en het Britfche Ministerie deeze waardigheid fchendende, moest het noodzaaklyk gevolg zyn, dat een Volk, geheel uit burgers zamengeftelcf^ zich tegen deezen toeleg aankantte. Drie jaaren verliepen 'er , geduurende welke geene der belastingen, den Amerikaanen zo zeer roishaagende, geheven wierden. Dit was een grooten ftap gevorderd; maar dit was het niet alles, 't geen menfchen, jaloersch op hunne voorregten, zogten. Zy begeerden eene algemeene en plegtige affchafiing van 't geen hun onwettiglyk was opgelegd; dit wierdt hun ingewilligd in den jaare 1770. De Thee alleen wierdt daarvan uit- CO Ligt ziet elk dat de Schryver hier liet oog heeft op dc misbruiken der Roomfche Kerke ' X 2  SH GESCHIEDENIS gezonderd. Geene andere bedoeling hadt deeze uitzondering dan om de fchande te bedekken van het volkomen opgeeven der meerderheid van het Moederland over zyne Volkplantingen: want deeze belasting wierdt even min als de overige gevorderd. Het Ministerie, door zyne zendelingen misleid, verbeeldde zich ongetwyfeld dat de zaaken in de nieuwe waereld een anderen keer hadden genomen, toen het, in den jaare 1773, het heffen der belastinge op de Thee beval. Algemeen is het misnoegen, op het ontvangen van deeze tydinge in Noord-Amerika. In zommige Provinciën befluit men plegtige dankbetuiging gen te doen aan de Scheeps-Kapiteinen, welke geweigerd hadden dit voortbrengzel in hunne fchepen te laaden. In andere Gewesten weigeren de Kooplieden, aan wien het gezonden was, hetzehe te ontvangen. Hier wordt hy voor een vyand van 't Vaderland verklaard, al wie Thee zou durven verkoopen. Elders worden met de zelf e fchande gebrandmerkt allen, welke dezelve in hunne Pakhuizen zouden bewaaren. Veele Pro. vinciën verzaaken plegtiglyk het gebruik van deezen drank. Nog meer verbranden het overfchot van dit boomblad, dus lang het voorwerp van haar vermaak. De Thee , welke na dit gedeelte des Aardkloots wierdt gezonden, fchatte men op vyf of zes millioenen ponden; zedert wierdt niet een enkele kist derwaarts gefchikt. Boston was het voornaame tooneel van deezen opfland. Deszelfs bewooners vernielden in de haven zelve drie laadingen Thee, uit Europa overgekoomen. Nog fterker dan het overige gedeelte van Ame- rika  der EEIDE INDIEN; "3* ƒ rika, was deeze groote ftad ten allen tyde op haare voorregten gefteld geweest. De geringfte inbreuk op dezelve wierdt kloekmoedig afgeweerd. Deeze tegenftand , welke zomtyds van oproerigheden ging gepaard, was, zints eenige jaaren, eene bron van kwellinge voor de Regeering. Het Ministerie, op wederwraak bedagt, bediende zich te gretig van de omftandigheid eener berispenswaardige uitfpoorigheid; het eischte deswegen van het Parlement eene ftrenge ftrafoeffening. Gemaatigde lieden wenschten dat de fchuldige ftad alleenlyk veroordeeld wierdt in eene fchaêvergoeding, evenredig aan het nadeel, op de Ree veroorzaakt, en in eene boete , welke zy verdiend hadt, om het niet ftraffen van deeze gewelddaadigheid. Voor te ligt wierdt deeze ftraffe aangezien : op den dertienden van Lentemaand des jaars 1774, wierdt 'er eene Bill uitgebragt, welke de haven van Boston floot, en verboodt om in dezelve iets te losfen of te laaden. Het Hof van Londen wenschte zich zelve geluk met eene zo ftrenge wet; het twyfelde niet of het zou de Bostoniaanen tot dien geest der flaavernye brengen, welken men dus lang vrugtloos hadt getragt hen te doen aanneemen. Indien, tegen alle verwagting, deeze ftoutmoedige lieden in hunne eifchen volhardden, hunne nabuuren zouden met gretigheid zich bedienen van het verbod, onder 't welk de voornaamfte haven der Provincie was gelegd. Ten ergfte genomen, zouden de andere Provinciën, zints lang jaloersch tegen de Provincie van Masfachufet, haar met onverfchilligheid aan haar droevig lot overlaaten, en de vrugten plukken van den uitgeftrekten Koophandel, X 3 wel-  $26 GESCHIEDENIS welken derzelver rampfpoeden zich tot haar zouden doen wenden. Op deeze wyze zou de band verbroken worden tusfchen deeze onderfcheidene Bezittingen, welke, in het oordeel van het Moederland , zedert etlyke jaaren, te veel vastigheids hadt gekreeken. Over 't algemeen wierdt het Ministerie in zyne verwagting te leur gefteld. Zomtyds doet eene daad van ftrengheid de menfchen bedremmeld worden. De volken, welke zo lang gemord hadden als het onweder flegts van verre rommelde, onderwerpen zich menigmaalen wanneer het op hunne hoofden nederdaalt. Dan wikken en weegen zy de voor en nadeelen der tegenftandbiedinge; zy vergelyken hunne eigen fterkte met die van hunne onderdrukkers; een vervaarende fchrik bevangt hen, welke alles te verliezen en niets te winnen hebben; zy verheffen hunne ftemme , en jaagen bevreesdheid aan; zy bedienen zich van omkoopinge; 'er ontftaat verdeeldheid tusfchen de gemoederen, en de Maatfchappy wordt gefcheurd in twee aanhangen, die elkander tergen, zomtyds handgemeen worden , elkander vermoorden onder do oogen hunner dwingelanden, die met eene ftilJe zelfvoldoening het bloed zien ftroomen. Maar de dwingelanden vinden geene medeftanders dan onder reeds bedorvene volken. Het zyn de ondeugden, welke hun bondgenooten bezorgen onder, de geenen, welke zy verdrukken. Het is de weekelyke lafhartigheid, die verfchrikt wordt, en haare rust tegen geene eéraanbrengende gevaaren durft verwisfelen. Het is de veragtlyke eerzucht om te regeeren, welke der overheerfcbinge de hand leent, en met eigen toeftemming eene flaavin  der BEIDE INDIEN. flaavin wordt om te heerfchen , een Volk ten prooi geeft om in deszelfs buit te deelen, en de eere verzaakt om tytels en eerampten te verkrygen. Het is inzonderheid de onverschillige en koelzinnige, zelfzoekende eigenbaat, het katfle gebrek van een Volk, de laatfte misdaad der Wethouderfchappen : want altoos doet de Wethouderfchap dezelve gebooren worden; 't is deeze eigenbaat, die uit een gezet beginzel, eene geheele Natie aan één mensch, en het geluk van eene Eeuw en van de Naakoomeh'ngfchap, aan het genot van één dag en van één oogenblik opoffert. Alle deeze gebreklykheden en miskwaamen, de viugten eener vermogende en wellustige Maatfchappye, eene Maatfchappy, die reeds oud is geworden en haaren uiterften eindpaal heeft bereikt, moeten niet gezogt worden onder akkerbouwende en nieuwe Volken. De Amerikaanen bleeven vereenigd. De uitvpering van eene Bill, welke zy onmenschlyk, barbaarsch en moorddaadig noemden, hadt ten gevolge dat zy bevestigd wierden in hun befluit om hunne regten met meer eensgezindheids en ftandvastigheids te handhaaven. Te Boston namen de gemoederen meer en meer een hooger vlugt. De ftemme van den Godsdienst verfterkt die der Vryheid. De Kerken weergalmen van de dringendfte vermaaningen tegen Engeland. Zeer gewigtig , ongetwyfeld , voor de Wysbegeerte was het fchouwfpel, wanneer zy in de Kerken aan den voet dér altaaren, alwaar zo dikmaals het bygeloof de ketens der volken heeft gezegend, alwaar zo menigmaalen de Priesters de dwingelanden gevleid hebben, de Vryheid haare .femme hoorde verheffen, ter verdeediginge van X 4 de  328 GESCHIEDENIS de voprregten eener onderdrukte Natie; en in?' dien men mag gelooven dat de Godheid zich verwaardigt om het oor te leenen aan de klagten der ongelukkigen, moet zy zeker met genoegen haar heiligdom toe dit oogmerk zien toewyden, en de lpfzangep aan de Vryheid als een gedeelte verftrekken van den Eerdienst, aan haar betoond. Eene gewigtige uitwerking moesten deeze vertoogen hebben; en wanneer een vry volk den hemel aanroept tegen de onderdrukking, lydt het niet lang of het vat de wapens op. De overige bewooners van Masfachufet krygen zelf den inval niet om het geringfte voordeel te doen met den wederfpoed der hoofdftad. Zy zyn alleen bedagt om de banden, welke hen met de Bostoniaanen vereenigen, naauwer toe te haaien , gezind om zich liever onder de puinhoopen vanhet gemeene Vaderland te laaten begraaven, dan de geringfte inbreuke te dulden op voorregten, Welke zy geleerd hebben hooger dan hun leeven tp fchatten. « Alle Provinciën neemen deel in de zaak van Boston, en haare genegenheid groeit aan naar gelange van het ongeluk en de verdrukkinge deezer ongelukkige ftad- Na genoeg fchuldig aan eenen zo zwaar geftraften tegenftand, bemerken zy gereedlyk dat de wraakoeffening van het Moederland tegen haar alleenlyk wordt uitgefteld, en dat al de genade, waarmede zich de meest begunftigde Provincie kan vleijen, hierin zal beftaan, dat zy de laatfte zyn zal, op welke een onderdruk, leende hand zal nederdaalen. Deeze voorbereidzels tot een algemeenen op« ftand wprden vermeerderd door eene Akte tegen Bos-  der BEIDE INDIEN. 329 Boston, welke men langs de geheele vaste kust ziet zweeven , raakende het papier met zwarte randen, een zinnebeeld van het rouwgewaad der Vryheid. Welhaast flaat de ongerustheid van het eene huis tot het ander over. De burgers vergaderen en houden zamenkomften op openbaare plaatzen. Schriften, vol welfpreekendheid en vuur, ziet men van alle drukperfen koomen. „ De ftrengheden van het Britfche Parlement „ tegen Boston," dus fpreekt men in die fchriften, moeten alle Amerikaanfche Provinciën doen 9, beeven. Geene andere keuze is haar overge„ laaten, dan tusfchen het zwaard en het vuur, de eislykheden van den dood en het juk eener „ laaghartige en flaaffche gehoorzaamheid. Ziet „ daar dan eindelyk gebooren het tydftip eener „ gewigtige omwentelinge, waarvan de uitkomst, „ het zy dan gelukkig of heilloos, het medelyden „ of de verwondering der naakoomelingfchap voor „ altoos zal bepaalen. „ Zullen wy vry, of zullen wy flaaven zyn? „ van de oplosfing van dit gewigtig vraagftuk zal ,, voor het tegenwoordige afhangen het lot van drie millioenen menfchen, en in het toekoa„ mende het geluk of de elende van hunne on- telbaare naakoomelingfchap. ,, Ontwaakt dan, o Amerikaanen! Nimmer hin,, gen over het land, welk gy bewoont, zo don„ kere wolken. Men noemt u Rebellen, omdat „ gy niet wilt belast worden dan door uwe eigen v Afgevaardigden. Regtvaardigt deezen eisch „ door uwen moed, of verzegelt het verlies, van j, denzelven met uw eigen bloed. X 5 „ Het  S3Q. GESCHIEDENIS „ Het is geen tyd meer van raadpleegen. WanT „ neer de hand des onderdrukkers onophoudeJyk „ bezig is met ketens voor u te fmceden , zou „ het rtilzwygen eene misdaad en de. werkeloos„ heid eene fchandvlekkende oneere zyn. De hand„ haaving der voorregten van het Gemeenebest, „ ziet daar de hoogfte wet. De laaghartigfte der „ flaaven zou hy zyn, weike, in het gevaar, waarin „ de vryheid van Amerika zich bevindt, niet allé „ zyne poogingen, ter handhaavinge van dezelve, „ zou aanwenden." Deeze gezindheid was algemeen: maar het ge. wigtig ftuk, de moeilyke zaak, te midden van eene algemeene oproerigheid , was,; eene bedaardheid uit te werken, onder begunftiging van welke eene eenpaarigheid van neigingen kon gebooren worden, welke aan de befluiten waardigheid, fterk té en vastigheid gaf. Het is deeze eenpaarigheid, welkeuit eene menigte verfpreide deelen, en die allen ligtelyk verbroken worden, een geheel zamenftelt, welk niet bewerkt wordt, indien het niet gelukke om het door geweld of door list te verbreeken. De noodzaaklykheid van dit groot zamengevoegd geheel wierdt begreepen door de Provinciën Nieuw. Hampfhire, Masfachufet, Rh0dus-eiiand, Connecticut, Nieuw-Tork, Nieuw-Jer. fey, de drie Graaffchappen van Deiaware, Mary. land, Penfdvanie, Virginie, en de heide Karolina's. "Deeze twaalf Provinciën, by welke zich naderhand Georgië voegden, zonden, in Herfstmaand des jaars 1774, Afgevaardigden na Philadelphia, met last om haare voorregten en belangen te handhaaven. Thans  der BEIDE INDIEN. 33* Thans worden de gefchillen tusfchen het Moederland en de Volkplantingen van eene aangelegenheid , grooter dan zy dus lang geweest waren. Het zyn niet meer eenige byzondere perfoonen, welke een hardnekkigen weerftand bieden aan heerschzuchtige meesters. Het is een worftding tusfchen het eene lichaam en het ander, tusfchen het Congres van Amerika en het Parlement van Engeland, tusfchen de eene en de andere Natie. De befluiten, van weerskanten genomen, doen de gemoederen meer en meer verbitteren. De afkeer righeid groeit aan. Alle hoop op verzoening ver, dwynt. Van beide zyden wordt het zwaard gewet. Groot-Britannie zendt troepen na de nieuwe waereld. Dit ander halfrond legt zich toe op zyne verdeediginge. De burgers worden aldaar foldaaten. De brandftoffen worden byeen gebragt, en welhaast in brand geftoken. Gage, Bevelhebber der Koningsgezinde troe-, pen, zendt, in den nacht van den achttienden van Grasmaand des jaars 1775, van Boston eene bende, met last om een Krygsmagazyn te vernielen, door de Amerikaanen te Concord opgericht. By. Lexington ontmoet hy eenige Landtroepen, welke hy zonder veele moeite op de vlugt dryft;in alleryl vervolgt hy zynen optogt, en volbrengt den toe-, vertrouwden last. Maar naauwlyks is by weder-, gekeerd na de Hoofdftad, of hy ziet zich befprongen , op eene vlakte van vyftien mylen, van eene verwoede menigte, van welke hy zommigen doodt,, doch die wederkeerig eenigen van zyn volk dooden. Het Engelsch bloed, in Europa zo menigmaalcn door Engelfche handen geplengd, befprotit thang  332 GESCHIEDENIS thans den grond van Amerika, en de burgerkryg y heefc eenen aanvang genomen. Geregelde gevegten worden 'er, in de volgende maanden , op het zelfde flagveld gehouden. Warren wordt een flagtoffer dier moorddaadige en tegennatuurlyke krygsverrigtingen. Het Congres vereert zyne overblyfzels. „ Hy is niet geftorven", dus fpreekt de Redenaar, „ hy zal niet fterven, die voortreffelyke „ Burger. Zyne naagedagtenis zal eeuwig in ge„ heugenisfe, zal eeuwig dierbaar zyn by alle „ braave lieden, by allen, welke hun Vaderland „ zullen lief hebben. In den korten loop van „ drieëndertig jaaren hadt hy ten toon gefpreid de M bekwaamheden van een Staatsman, de deugden „ van een Raadsheer, de ziel van een Held. „ Gy allen, welken een zelfde belang bezielt, „ nadert het bebloede Lyk van warren. Be„ fproeit met uwe traanen zyne eerlyke wonden; „ maar houdt u niet te lang op by dit ontzielde „ lichaam. Keert weder na uwe wooningen, om „ aldaar de euveldaad der dwingelandye te doen „ verfoeien. Dat op dit eislyk ichouwfpel de hai„ ren uwer kinderen te berge ryzen; dat hunne „ oogen branden ; dat hunne voorhoofden een „ dreigend vertoon aanneemen; dat hunne mon„ den de verontwaardiging uitdrukken. Dan, dan „ zult gy hun wapens in de handen geeven; en uwe „ laatfte bede zal zyn, dat zy zegepraalende we„ derkeeren , of dat zy, even als warren, „ hunne dagen eindigen." De vlamme der beroerten, in Masfachufet opgegaan , floeg ook tot de andere Provinciën over. Min-  der BEIDE INDIEN. %%% Minder bloedig, in de daad, waren aldaar de ton» neelen, om dat 'er niet zo veele Britfche troepen bezetting hielden;maar overal verzekerden zich de Amerikaanen van fterkten, wapens en krijgsbehoeften: overal verdreeven zy hunne Opperhoofden en de overige bewindslieden der Regeeringe: overal mishandelden zy de zulken der inwooneren, welke de belangen van het Moederland een gunftig hart fcheenen toe te draagen. Zelf ging de ftoutmoedigheid van eenige onderneemende luiden^ zo verre , dat zy zich verzekerden van de Werken, eertyds door de Franfchen opgeworpen aan het Meir Champlain, tusfchen Nieuw - Engeland en Canada; zelf deeden zy eenen inval in dit uitgeftrekt gewest. Terwyl eenige byzondere perfoonen of op zich zelve ftaande landfchappen dus met voordeel der gemeene zaake ten dienfte ftonden, is het Congres op middelen bedagt om een Leger op de been te brengen. Het opperbevel over hetzelve wordt opgedraagen aan george Washington, geboortig in Virginie, en bekend door eenige gelukkig uitgevallene verrigtingen in de jongstv'oorgaande oorlogen. Straks vliegt het nieuwe Legerhoofd na Masfachufet, verdryft de Koninklyke"benden van post tot post, en noodzaakt haar om zich binnen Boston op te fluiten. Zesduizend deezer oude földaaten, het zwaard, de ziekten en allerlei elende ontkomen, en door honger of door den vyand genoopt, begeeven zich te fcheep, op den vierentwintigften van Lentemaand des jaars 1776, met eene overhaasting, veel naar vlugten ge~ lykenè-e. Zy gaan eene fchuilplaats zoeken in Nieuw-Schotland, 't welk, te gader met Flo- rida,  83* GESCHIEDENIS rïda , aan zyne oude meesters nog getrouw was gebleeven. Deeze gelukkige uitflag was de eerfte ftap van Engelsch Amerika tot' eene Staatsomwenteling. Gretig begon men na dezelve.te verlangen. Allerwege wierden de bedenkingen verfpreid . dienende om dezelve te verdeedigen. Door de Wysbegeerte waren deeze bedenkingen, in Europa en voornaamlyk in Engeland gebooren , na Amerika overgcbragt. Men bediende zich tegen het Moederland van haare eigen beginzels, en |men redekavelde aldus. De Maatfchappyen en de Regeering moeten niet onder elkander verward , maar zorgvuldig onder, fcheiden worden. Laaten wy, om'dit te doen blyken, derzelver oorfpfong naafpooren. De mensch, op deezen aardbol geplaatst; omringd van alle de onheilen der Natuure ; onophoudeiyk verpligt om zich in veiligheid te ftellen en zyn leeven te verzekeren tegen de ftormwinden en onweders in de lucht, tegen de overftroomingen der wateren , tegen de ongemaatigdheid der verzengde of bevrozene luchtftreeken, tegen de onvrugtbaarheid der aarde , welke hem het noodig voedzel weigert, of tegen haare heillooze vrugtbaarheid, welke de vergiftige planten onder ,vyne voeten doet uitfpruiten, eindelyk, tegen de verfcheurende tanden van wilde dieren, welke hem zynen prooi en zyn verblyf, en hem beftrydende, het gebied over deezen aardbol fchynen te betwisten, van welken hy waant de heer en meester te zyn: de mensch, in zulk een ftaat, eenzaam en aan zich zeiven gelaaten, vermogt niets ter zyner zelfbehoucenisfe. By moest zich dan met  der BEIDE INDIËR 335 met zyns geiyken vereenigen en zamenvoegen 9 om hunne fterkte en vernuft gemeen te hebben. Door dcfze verceniging heeft hy over alle rampen en onheilen gezegepraald, heeft hy deezen aard'bol ten zynen dienfte toebereid, de rivieren beteugeld, de zeeën zyner beerfchappye onderworpen , zynen Jyftogt verzekerd, een gedeelte der 'dieren veroverd , door hen te noodzaaken . om hem ten dienfte te ftaan, en de andere verre weg verdreeven na het binnenfte der wildernisTen én bosfehen, alwaar hun getal van eeuwe tot :eeuwe afneemt, 't Geen een eenig mensch niet vermogt, hebben de menfchen gezamentlyk uitgewerkt ; allen te gader handhaaven hunner handen werk. Ziet daar den oorfprong, de voordeelen ' en het oogmerk der zamenleevinge. De Regeering is haaren oorfprong verfchuldigd aan de noodzaaklykheid der voorkoominge en beteugelinge van de ongelyken, welke de zamenleevende menfchen over en weder van elkander hadden te vreezen. Het is een fchildwagt, die een waakend oog houdt, om te beletten dat de algemeene werkzaamheden niet geftoord worden. De Maatfchappy ontleent, derhalven, haaren oorfprong van de behoeften der menfchen, de Regeering uit hunne gebreken. De Maatfchappy dient altoos ten goede; de Regeering moet altoos ' dienen ter beteugelinge van het kwaade. De Maatfchappy is de eerfte in rang; in haaren oorfprong as zy vry en onafhankelyk; de Regeering is om. haarent wille ingefteld en flegts haar werktuig, 't Is het werk der eerfte om te regeeren, der laatfte om te gehoorzaamen. De Maatfchappy heeft de algemeene fterkte doen gebooren worden; ''e Re-  •33* GESCHIEDENIS Regeering, welke haar van dezelve heeft ontval gen, moet baar geheel en al ten haaren dienfte toewyden. Eindelyk, de Maatfchappy is weezenlyk en in haaren aart goed; de Regeering, gelyk bekend is, kan kwaad zyn en is het al te dikmaals. Men heeft gezegd dat wy allen evengelyk waren gebooren; dat is onwaar. Dat wy allen de zelfde regten hadden. Ik weet niet wat regten . zyn, alwaar eene ongelykheid van bekwaamheden en fterkte, en geen borgtogt of wettelyke ftaaving plaacs heeft. Dat de Natuur ons allen de zelfde woonplaats en de zelfde hulpmiddelen heeft aangebooden; dat is onwaar. Dat wy allen zonder onderfcheid met de zelfde middelen van zelfsverweeringe begaafd waren; dat is onwaar: en ik weet niet, in welk een zin het waar zyn kan , dat wy de zelfde hoedanigheden van lichaam en van geest bezitten. Tusfchen de menfchen heeft eene oorfpronklyke ongelykheid plaats, welke door geenerhande middelen kan verholpen worden : zy moet eeuwig duurcn; en alles, 't geen de beste wetgeeving kan uitwerken, is niet haare vernietiging , maar het weeren van haare misbruiken. Maar heeft de Natuur, haare kinderen als eene ftiefmoeder behandelende, zwakke en fterke kinderen fcheppende, hier door niet als. in eigen perfoon de zaaden der dwingelandye gefchapen? Ik geloof niet dat zulks kan ontkend worden , voornaamlyk indien men opklimme tot eenen tyd, welke alle wetgeeving is vooraf gegaan; een tyd,in welken men den mensch zich zal zien  dsr BEIDE INDIEN. 337 èien vertoonen even zeer aan zyne driften overgegeeven, even redenloos als de dieren. Wat dan is het doelwit geweest. der grondleggeren van volken en der wetgeeveren ? Alle de onheilen van deeze uitfpruitende zaaden te keer te gaan, door eene foort van door kunst gemaakte evengelykheid, welke de leden eener Maatfchappye zonder uitzondering onderwerpt aan een eenig onpartydig gezag. Het is een zwaard, 't welk zonder ondcrfcheid boven alle hoofden zweeft; maar dit zwaard was een loutere harsfenfchim. Het moest door eene hand, een natuurlyk weezen, worden vastgehouden., Wat is hier van de uitwerking geweest ? Dat de gefchiedenis van den befchaafden mensch niets anders dan de gefchiedenis van zyne elende is. Alle de b!ad?yden der gefchiedenisfen zyn met bloed geverfd; zommige met het bloed der onderdrukkeren, andere met dat der onderdrukten. De mensch, uit zulk een oogpunt befchouwd, vertoont zich veel boozer en ongelukkiger dan het dier. De onderfcheidene foorten van dieren beftaan ten koste van elkander; maar de Maatfchappyen der menfchen hebben nimmer opgehouden elkander aan te randen. , Niet een rang of ftand is 'er, in eene zelfde Maatfchappy , welke niet verflindt of verfionden wordt, hoedanig ook de gedaanten der Regeeringe of der door kunst gemaakte evengelykheid mogen geweest hebben of nog zyn, welke men tegen de natuurlyke of oor» fpronklyke ongelykheid heeft overgefteld. Maar deeze gedaanten van Regeeringe, welk ëene bekragtiging zy ook mogen ontvangen hebben van de vry willige verkiezing der vroegfte Y Voor-  338 GESCHIEDENIS Voorvaderen, of van den eed, of van de eenpaarige toeftemming, of van haare duurzaamheid , zyn dezelve daarom van eene verbindende kragt voor de naakoomelingen ? Niets van dien aart; en 't is onmogelyk dat gy, Engelfchen, die van tyd tot tyd zo veele omwentelingen in uwe Staatsgefteltenisfe hebt ondergaan, die geftooten zyt van de Eenhoofdige regeering na de dwingelandy, van de dwingelandy na de Adelregeering, van de Adelregeering na de Volksregeering na de Regeeringloosheid: het is onmogelyk dat gy van my in gevoelen kunt verfchillen, zonder u zelve van oproerigheid of meineedigheid te befchuldigen. Wy befchouwen en onderzoeken de dingen als Wysgeeren; en het is bekend dat onze befpiegelingen geene burgeroorlogen voortbrengen. Geene lydzaamer onderdaanen zyn 'er dan wy. Ik zal dan voortgaan in myne befpiegelingen , zonder voor de gevolgen te duchten. Indien de onderdaanen gelukkig zyn onder hunnen Regeeringsform, zullen zy dien behouden. Indien zy ongelukkig zyn, het zullen niet uwe of myne gevoelens zyn^ maar de onmogelykheid om meer en langer te lyden, welke hen na verandering zal doen haaken: eene heilzaame pooging , welke de onderdrukker oproerigheid zal noemen,hoewel zy niet anders zy dan de wettige uitoeffening van een onvervreemdbaar en natuurlyk regt van den onderdrukten mensch , zelf van den mensch, welke niet onderdrukt wordt. Men wil, men kiest voor zich zeiven. Men kan niet willen noch kiezen voor eenen ander; het zou uitzinnig weezen, te willen en te verkiezen voor hem, die nog niet gebooren is, voor hem  der BEIDE INDIEN. 339 hem, die nog eeuwen af is van zyne beftaanlykheid. Geen mensch is 'er, die, te onvrede over den Regeeringsform van zyn Vaderland , geene vryheid heeft om elders iet beters te zoeken. Geene Maatfchappy is 'er, welke niet de zelfde vryheid heeft om haare Regeeringsform te veranderen, welke haare voorzaaten hadden om dien aan te neemen. In dit geval is het even eens als of de Maatfcbappyen zich in bet eerfte oogenblik haarer befchaavinge bevonden. Zonder dit zou het grootfte kwaad plaats hebben; wat zeg ik, het grootfte kwaad zou ongeneeslyk zyn. Millioenen van menfchen zouden veroordeeld zyn tot een eindeloozen rampfpoed. Maakt dan met my dit befluit op : Dat 'er geene Maatfchappy beftaat, wier voor. regt het is, onveranderlyk te zyn. Dat geen ftaatkundig gezag, 't welk gister of voor tien jaaren ontftaan zynde, niet over tien jaaren of morgen kan vernietigd worden. Dat geene magt, hoe eerwaardig of heilig ook, geregtigd is om den Staat als haaren eigendom te befchouwen. Al wie anders denkt, is een flaaf. Hy is een Afgodendienaar van het werk zyner handen. Al wie anders denkt, is een uitzinnige, die zich zeiven, die zyn huisgezin en kinderen tot eene altoosduurende elende doemt, te gader met de kinderen zyner kinderen, door aan zyne Voorvaders het regt te verleenen om voor hem eene verbintenis aan te gaan , toen hy nog niet in weezen was, en door zich het regt aan te maatigen om eene verbintenis aan te gaan voor zyne naaneeven, welke nog niet beftaan. AJle gezag in deeze waereld heeft een aanvang Y a ge-  34° GESCHIEDENIS genomen , of met de toeftemming der onderdaanen , of met het geweld van den Meester. In beiderlei geval kan het op eene wettige wyze een einde neemen. Voor de dwingelandy geldt het regt der verjaaringe niet tegen de vryheid. Te gewigtiger is de waarheid deezer beginzelen, naar gelang alle gezag; uit zynen eigen aart, tot overheerfching neigt, onder de onftuimigfte Natie, zelf onder u, Engelfchen; ja, onder u. Eenen Whig heb ik eens hooren zeggen: misfchien was hy een geestdryver; maar de zotten fpreeken ook zomtyds woorden van gezond verftand: ik heb hem hooren zeggen, dat zo lang een flegt Koning, of ten minfte een flegt Staatsdienaar, niet met even weinig toeftel, oploop en verwondering, als de geringfte kwaaddoener, na 'lybum (*). wordt gebragt, de Natie van haare regten noch het onderfcheidene denkbeeld, noch het volkomen genot zal hebben, voegende aan een volk, 't welk durft gelooven of zeggen dat het vry is. En, nogthans, volgens uwe eigen bekentenis^ doet eene onkundige, bedorvene en onderneemzieke Staatsdienaarfehap, heerschzuchtig en ongeftraft, u in den diepften afgrond nederftorten. Van weinig belang is de fomme uwer wandelende geldfpecien. Gy zyt onder papieren begraaven. Gy hebt ze van allerlei benaamingen. AI het goud van Europa, in uwe fchatkisten byeen gebragt, zou naauwlyks toereikende zyn om uwe Nationaale fchulden af te doen. 't Is onbekend, door welk een wonderwerk die denkbeeldige munt ge- (*; De g^woone Strafplaats te Londen.  der BEIDE INDIEN. 34ï gehandhaafd worde. Door het beuzelagtigfte toeval kan dezelve in een oogenblik in veragting koomen. Eén opftand is 'er alleen noodig om een onverwagt bankeroet te veroorzaaken. De akelige gevolgen, welke die gebrek aan goede trouwe zou te wege brengen, gaan onze verbeelding te boven. Ziet daar het oogenblik, u aangeweezen, om u aan uwe volkplantingen te doen verklaaren, dat wil zeggen, aan u zeiven te verwekken , een onregtvaardigen, uitzinnigen en yerderflyken oorlog, Wat zal 'er van u worden, wanneer een aanmerkelyke tak van uwen koophandel zal afgehouwen zyn; wanneer gy een derde gedeelte uwer bezittingen zult verboren hebben; wanneer gy een of twee millioenen uwer landgenooten zult vermoord hebben; wanneer uwe vermogens uitgeput, uwe kooplieden bedorven, en uwe handwerkslieden tot den bedelzak gebragt zyn; wanneer uwe fchulden vermeerderd en uwe inkomften zullen verminderd zyn ? Let 'er op: vroeg of laat zal het bloed der Amerikaanen op uwe hoofden nederdaalen ; deszelfs plenging zal door uwe eigen handen gewroken worden. Dit oogenblik is niet verre. Maar, zegt gy, het zyn Rebellen. Rebellen! Gii waarom ? omdat zy uwe flaaven niet willen zyn ? Een volk, dat onderworpen is aan den wille van een ander volk, 't welk naar goedvinden kan befehikken over zynen Regeeringsform, Wetten en Koophandel, het zelve naar welgevallen belasten, aan zyne nyverbeid paaien ftellen en dezelve door willekeurige bepaalingen aan den band leggen: dat is, in de daad, een flaafsch volk, en zyne flaaverny is onduldelyker, dan die het onder eenen dwinY 3 geland  n 342 GESCHIEDENIS geland zou tyden. Van de onderdrukking eens ' dwingelands wordt men nog verlost door hem ten lande uit te dry ven , of te dooden. Van beide middelen hebt gy u bediend. Maar eene Natie kan niet verdreeven, kan niet gedood worden. De vryheid kan alleenlyk verwagt worden van een \ vredebreuk, waarvan het gevolg is de ondergang < van eene van beide Natiën, en zomtyds van bei- 1 den. De dwingeland is een eenhoofdig beest, 't ; welk met een enkelen flag kan geveld worden, i Een dwingelandifche Natie, is eene Hydra met dui- i zend hoofden, die alleenlyk met duizend zwaarden, i tevens opgeheven, kunnen afgehouwen worden. De misdaad der onderdrukkinge, door een dwinge- i land gepleegd, doet het misnoegen op hem alleen < nederdaalen. De zelfde misdaad, door eene talry- \ ke Maatfchappy begaan, verfpreidt de eislykheden '. en de fchande over de geheele menigte, welke nim- < mer bloost. De misdaad van allen is niemands \ misdaad; en de aandoening der wanhoopige, on- ( der den hoop zwervende treft niemand. i ■ Maar het' zyn onze Onderdaanen. Uwe onder- ■ daanen! niet meer dan de inwooners van het Prins- i i dom Wales de onderdaanen zyn van het Graaf- I < fchap Lankaster. Het gezag van de eene Natie 1 over de andere kan geen anderen grondflag hebben i dan de verovering , de algemeene toeftemming, of voorgeftelde en aangenomene voorwaarden. De j i verovering verbindt niet fterker dan het diefftal. - De toeftemming der voorouderen kan de naakoo- | melingen niet verbinden; en 'er is geene voor- i waarde, welke de opoffering der vryheid niet uit- i1 fluit. De vryheid kan tegen geene zaak worden i uitgewisfeld, om dat niets by haar in waarde kan \ i ver-  der BEIDE INDIEN. 343 vergeleeken worden. Deeze redenen hebt gy uwen dwingelanden onder 't oog gebragt; en wy houden ze u thans voor ten behoeve van uwe Volkplanters! De grond, dien zy bemoonen, is de onze. De uwe! dus noemt gy denzelven , omdat gy dien overweldigd hebt. Maar het zy zo. Gebiedt niet het vergunnings-oktrooi ulieden, de Amerikaanen als uwe land^enooten te behandelen ? Doet gy dat ? Maar is 't hier wel te doen om vergunningen van oktrooien , welke iets wegfchenken waarvan men geen meester is, 't geen men derhalven geen regt heeft te fchenken aan een handvol zwakke menfchen, door de omftandigheden genoodzaakt om iets ten gefchenke te ontvangen, 't geen, volgens het regt der Natuure , hun toebehoort. Ei, daarenboven, zyn de naaneeven, welke heden ten dage leeven , geroepen by een verdrag, welk hunne voorvaders getekend hebben ? Erkent dan de waarheid van dit beginzel, of herroept de makoomelingen van jacobus den II. Wat regt, vraagen de Amerikaanen , hebt gy gehad om hem te verdryven, 't geen wy niet hebben om ons van u af te zonderen? en wat zult gy hun antwoorden? Het zyn ondarikbaaren: wy zyn hunne Jiigters; wy zyn hunne beschermers geweest; wy hebben ons voor hun in fchulden geftooken. Zegt, voor u zeiven zo veel en nog meer dan voor hun. Indien gy hunne belcherming op u hebt genomen, het is omdat gy de befcherming van den Sultan van Conftantinopole op u zoudt genomen hebben, indien uw eerzucht of uw belang zulks gevorderd hadden. Maar hebben zy hunne fchulden niet beY 4 t taald,  344 GESCHIEDENIS taald, door u hunne voortbrengzels te leveren: door by uitfluiting te ontvangen uwe koopmanicnappen , voor den buitenfpoorigen prys, op welken het u heeft goed gedagt dezelve te ftel-' Jen; door zich te onderwerpen aan de verboden, welke hunne nyverbeid bepaalden, en aan de uitzonderingen, met welke gy hunne eigendommen bezwaard hebt ? Zyn zy u niet te huJpe gekoomen ? Hebben zy zich niet om u in fchulden géItooken? Hebben zv niet voor u de wapens opgevat en geftreeden? Toen gy hun verzoeken gedaan hebt,op eene wyze,aan vrye menfchen voegende, hebben zy dezelve niet ingewilligd ? Wanneer zyt gy van hun afgeweezen, dan wanneer gy hun den dolk op het hare zettende, tot hen zeide: uwe fchatten of uw leeven ; fterft of wordt myne (ba. ven? Hoe! omdat gy hun hebt welgedaan, hebt gy daarom regt om hen te onderdrukken? Hoe! zullen de Natiën op den pligt van dankbaarheid het barbaarfche regt bouwen, om de zulken te vernederen en met voeten te treeden, die het on: geluk hebben gehad om weldaaden van baar te ontvangen? Helaas! byzondere perfoonen,hoewel dit niet een pligt zy, kunnen, misfchien, verdraagen dat hunne weldoeners tirannen zyn fit hun ftaat het fraai, is het grootmoedig, ongêtwyfeld er m te berusten dat zy ongelukkig zyn, om met ondankbaar te worden. Maar de Natiën hebben eene andere zedekunde. Het algemeen geluk is de eerfte wet, zo wel als de eerfte pligt De eerfte verpligting, onder welke deeze grootê hchaamen leggen, betreft hen zeiven. Voor alle dingen zyn zy vryheid en regtvaardigheid fchuldig aan de byzondere leden, welke dezelve uitmaakea* Ieder  der EEIDE INDIEN. 345 Ieder kind, welk in den Staat gebooren wordt, ieder nieuw burger, die de lucht koomt inademen yan bet Vaderland, welk hy zich verkoozen, of x geen de Natuur hem gegeeven heeft, heeft regt op het hoogfle geluk, welk hy kan genieten. Alle verpligting, welke met deeze niet kan worden overeengebragt, is gebroken. Alle tegenkanting tegen dezelve, is een gewe'ddaadige aanflag op zyne regten. En wat raakt het hem dat men zyne voorouders onder verpligting gelegd heeft, indien hy zelve beflemd zy om een flagtoffer te worden? Op welk een grond kan men van hem eifchen , het betaalen van deeze woekerfchuld van weldaaden, waar van hy zelve geen genot gehad heeft? Neen, neen; zich met dusdanig eenen eisch te willen wapenen tegen eene geheele Natie en derzelver naakoomelingfchap , is zo veel als alle denkbeelden van Orde en Staatkunde het onderst boven kee» ren; het is, op den naam der Zedekunde, alle haare wetten te verraden. Wat hebt gy al niet voor Hanover gedaan ? voert gy heerfchappy over Hanover? Alle de Republyken van Griekenland' waren door wederzydfche dienstbetooningen aan elkander verbonden: eischte immer eene van' haar s tot een blyk van dankbaarheid, het regt om befchikking te maaken over het flaatsbeflüur der Re. publyk, welke onder verpligting was gelegd ? Onze Eer is 'er mede gemoeid. Zeg liever, de eer van onze kwaade bewindslieden, en niet de uwe. Waarin beflaat de waare eer van iemand^ die een misflag heeft begaan ? In het volharden in zyne dwaaling, of in het erkennen van dezelve? Behoeft hy zich te fchaamen, die tot den rechten Y 5 weg  346 GESCHIEDENIS weg wederkeert? Engeifchen! te zeer hebt gy u gehaast. Waarom hebt gy niet zo lang gewagt, tot dat de rykdommen de Amerikaanen zouden bedorven hebben, gelyk gy reeds bedorven zyt? Dan zouden zy niet meer werk van hunne vryheid gemaakt hebben, dan gy van de uwe maakt. JUoor den overvloed t'onder gebragt ;zynde, zouden als dan uwe wapenen nutteloos geweest zyn Maar van wat oogenblik hebt gy u bediend om hen aan te vallen? Een oogenblik, in het welk 't geen zy te verliezen hadden, hunne vryheid naamelyk, niet kon worden opgewoogen door 't geen zy hadden te behouden. Maar zo wy langer gewagt hadden , zouden zy talryhr zyn geworden. Dat erken ik. Wat hebt gy dan ondernomen? Het in flaavernye brengen van een volk, 't welk, in weerwil van u, in vryheid zal gefield worden. Twintig en dertig jaaren lang zal de gedagtenis uwer fnoodheden in verfche geheugenisfe blyven; maar de vrugt derzelven zal u ontnomen zyn. Dan zult gy niets anders hebben overgehouden dan fchaamte en knaagingen. 'Er beflaat eene Natuurwet, welke gy niet zult veranderen, dat het meeste de wet fielt aan het minfte. Maar, antwoordt my hierop, indien ten dien dage de Amerikaanen het zelfde tegen Groot-Britannie ondernamen, 't geen gy heden tegen hen hebt ondernomen, wat zoudt gy zeggen ? Juist het zelfde 't geen zy u in dit oogenblik te gemoete voeren. Waarom zouden de bedenkingen, op welke gy in hunnen mond weinig agts geeft, u in uwen eigen mond dringender en bondiger dunken?  der BEIDE INDIEN. 347 Zy willen noch aan ons Parlement gehoorzaamen , noch onze inzettingen aanneem™. Hebben zy dezelve gemaakt? Kunnen zy ze veranderen? Wy gehoorzaamen 'er wel aan, zonder in het vfiorleeaXene gehad te hebben, en zonder voor het teg:nwoordige eenigen invloed te hebben op dezelve. Dat wil zeggen, dat gy flaaven zyt, en geene vrye menfchen kunt dulden Verwart, ondertusfchen, den toeftand der Amerikaanen niet met den uwen. Gy hebt Afgevaardigden, zy hebben ze niet. Gy hebt Hemmen, die voor u fpreeken, en niemand fpreekt voor hun. Indien de ftemmen gekogt en verkogt worden, dient zulks hun tot eene voortreffelyke reden, om dit beuzelagtig voordeel van de band te wyzen. Zy willen van ons onafhanklyk zyn. Zyt gy niet van hun onafhanklyk? Nimmer zullen zy zich zeiven buiten ons kunnen handhaaven. Indien dat waar zy, houdt dan uwe rust. De nood zal hen tot u doen wederkeeren. En indien wy buiten hun niet hunnen beflaan. Dat zou een groot ongeluk zyn ; maar hen te vermoorden om u daar van te verlosfen, dit, voorwaar, is een zeer zonderling middeh 't Is voor hun eigen belang, 't is ten hunnen beste dat wy tegen hen woeden, even gelyk men woedt tegen uitzinnige kinderen. Hun belang! hun eigen best! En wie heeft u tot regters aangefteld over deeze beide ftukken, die hen van zo naby raaken, en welke zy beter dan gy moeten kennen ? Indien het gebeurde dat een burger zich met kragt en geweld indrong in eens anders huis , om reden dat hy een man van veel verftand, en niemand beter in ftaat is om de goede orde en den vrede  30 GESCHIEDENIS vrede by zynen buurman te handhaaven, zou men dan geen regt hebben hem te verzoeken om van daar te gaan en zich met zyne eigen zaaken te bemoeien? En indien de zaaken van deezen gedienftigen veinsaart zich in eenen zeer ontredderden ftaat bevonden? Indien het een eerzuchtig menxh ware, die onder voorwendzel van de dingen te willen in orde brengen, dezelve zogt te overweldigen ? Indien hy , onder het dekzel der goedwilligheid, hoogst onregtvaardige oogmerken verbergde, by voorbeeld, om zich ten koste van zynen medeburger uit de verlegenheid te helpen ? Wy zyn het Moederland. Hoe ! altoos de geheiligdfte naamen om tot een dekzel voor de eerzucht en het belang te verftrekken ! Gy zyt het Moederland; volbrengt dan haare pligten. Voor t overige is de Volkplanting uit verfchillende Natien opgericht; zommige van welke u dien tytel zullen toeftaan, andere denzelven betwisten. Allen zullen u gezamentlyk zeggen: 'er is een tyd, in welken het gezag der vaderen en der moederen over hunne kinderen ophoudt; die tyd, wanneer de kinderen voor zich zeiven kunnen zorgen. Wat tydverloop hebt gy ter onzer vryverklaaringe vastgefteld? Handelt ter goeder trouwe, engy zult erkennen dat gy u zeiven hadt voorgefteld, ons onder eene voogdyfchap te houden , welke nooit een einde zal neemen. Indien ten minfte deeze voogdyfchap ten onzen opzigte niet veranderde in eenen onverdraagelyken dwang; indien ons voordeel niet by aanhoudenheid aan het uwe wierdt opgeofferd ; indien wy niet hadden te ïyden eene menigte verdrukkingen van onderfcheidenen aart,  der BEIDE INDIEN. 349 Iaart, van den kant der Landvoogden, der Hegteren , der Beftuurderen van de geldmiddelen, der Krygslieden, welke gy ons hebt toegezonden: indien de meesten van deeze , in onze gewesten overkoomende , niet medebragten een bedorven karakter, een ontredderden ftaat, gierige handen en de moedwilligheid van ondergelchikte dwingelanden , die, in hun eigen Vaderland der gehoorzaamheid aan de wetten moede geworden, zich fchadeloos zoeken te ftellen in de nieuwe waereld, door aldaar eene te dikmaals willekeurige magt te oeffenen. Gy.zyt het Moederland; maar, wel verre van onze vorderingen aan te moedigen, zyt gy beducht voor dezelve; gy boeit onze handen, gy verfmoort onze opkoomende fterkte. De Natuur, ons begunftigende, verydeltuwe heimelyke wenfchen; of liever, gy zoudt wel wenfchen dat wy in eene altoosduurende kindsheid bleeven, ten aanzien van alles, 't welk ons nuttig zyn kan, en dat wy nogthans fterke flaaven wierden om u ten dienfte te ftaan , en aan uwe begeerlykheid onophoudelyk nieuwe 'bronnen van rykdommen te openen. Is dat eene Moeder ? is dat een Vaderland ? Ach! in de bosfchen, welke ons omringen, heeft de Natuur een veel zagtaartiger Inftinkt gegeeven aan het wilde dier, 't welk, moeder ge¬ worden zynde, ten minite de zuiken niet verfcheurt, welke het ter waereld heeft gebragt. Het inwilligen van alle hunne eifchen zou ten gevolge hebben, dat zy eerlang gelukkiger wierden dan wy. En waarom niet? Indien gy bedorven zyt, moeten zy daarom ook bedorven worden ? Indien gy tot flaavernye neigt, moeten zy u daarom naavolgen? Indien zy ü tot meesters hadden, waarom zoudt  35° GESCHIEDENIS zoudt gy dan den eigendom van hun gewest niet over* draagen aan eene andere Mogendheid, aan uwen Vorst? Waarom zoudt gy dien Vorst nietaanftellen tot hunnen volftrekten beheerfcber, gelyk gy hem, door eene plegtige Scaatshandeling, tot zulk een beheerfcher over Canada hebt verklaard ?Zou. den zy dan ook deeze fpoorbystere vergunning moeten bekragtigen ? En wanneer zy dezelve bekragtigd hadden, zouden zy dan ook moeten gehoorzaamen aan den Vorst, dien gy hun gegeeven hadr, en, indien hy zulks beval, tegen u de wapens moeten opvatten ? De Koning van Engeland heeft eene ontkennende magt. Buiten zyne toeftemming kan aldaar geene wet worden afgekondigd. Waarom zouden de Amerikaanen hem deeze magt onder hen zelve verleenen, waaraan gy dag aan dag het miskwaam gewaar wordt ? Zou het zyn om hem ten eenigen dage , gewapenderhand, dezelve!te ontweldigen, gelyk u zal gebeuren, indien uwe Regeeringsform tot volkomenheid gebragt worde? Wat .voordeel ftelt gy 'er in, hen te onderwerpen aan eene gebrekkige Conftitutie? Gebrekkig of niet, wy hebben deeze Conftitutie; en zy moet algemeen erkend en aangenomen worden van alles wat den naam van Engelsch draagt; ieder onzer Provinciën, zich op haare wyze beftuurende, haare eigen wetten hebbende en na de onafhanklyk. leid ftaande, houden wy op een Nationaal lichaam te zyn; en wy zyn niets meer dan een hoop kleine cp zich zelve ftaande, verdeelde en geftadig tegen elkander opftaande Republyken, die door een ' gemeenen vyand gereedlyk kunnen bemagtigd worden. Den fokt ander en en magtigen philipsj bekwaam. om  der BEIDE INDIEN. 351 om deezen aanflag te ondemeemen, deezen hellen wy voor de deur. Indien hy aan uwe deur zy, dan is hy verre van de Amerikaanen. Een voorregt, 't welk ten uwen opzigte aan eenig ongemak kan onderhevig zyn, is daarom nietteriin een voorregt. Maar gaat het u aan, of uwe Volkplantingen, door onmeetelyke zeeën verre afgefcheiden zynde van GrootBritannie, uwe inftellingen al of niet aanneemen ? Wat doet zulks voor of tegen uwe fterkte, voor of tegen uwe veiligheid? Deeze eenigheid, van wier voordeden gy zo breed opgeeft, is dus lang niets anders dan een bloot voorwendzel. Gy werpt haar uwe wetten voor, wanneer zy door dezelve gekweld worden ; gy trapt deeze wetten met voeten, wanneer zy zich ten haaren voordeele op dezelve beroepen. Gy fchat u zei ven, en gy wilt haar fchatten. Indien men de geringfte inbreuk op dit voorregt maake, heft gy een woedend gefchreeuw aan: gy loopt te wapen , gy zyt bereidwillig om u te laaten ombrengen; en gy zet uwen medeburger den dolk op het hart, orn hem te noodzaaken dit regt te verzaaken. Uwe havens ftaan voor alle Natiën open; en gy fluit voor haar de havens uwer Volkplantingen. Uwe koopmanfchappen worden overal verzonden daar het u behaagt; en de haare moeten regelrecht na uwe havens gezonden worden. Gy hebt handwerken en fabrieken, en gy duit niet dat zy ze insgelyks zullen hebben. Zy hebben huiden en yzer, en 't een en ander moeten zy u ongewerkt leveren. Het geen gy voor een laagen prys koopt, moeten zy van u koopen tot den prys, dien het uwer fchraapzucht behaagt te ftellen. Gy  Ü* GESCHIEDENIS Gy offert haar op aan uwe handelaars; en verraids uwe Ooslindifche Maatfchappy in een agterlyken ftaat was, moesten de Amerikaanen haarë fchade draagen. En gy noemt hen nog uwe medeburgers! en 't is dus dat gy hen nodigt om uwe Conftitutie aan te neemen! Loopt heen met uwe fpotterny. Deeze eenigheid, deeze verbintenis, welke u zo noodig dunkt , is die der zwakke dieren in de Fabel, onder welke gy den rol van Leeuw fpeelt. Misfchien hebt gy u niet laaten vervoeren, om de nieuwe waereld met bloed en plonderingen te vervullen, dan uit een valsch beginzel van punt Van eere. Gaarne willen wy ons zeiven diets maaken, dat zo veele misdaaden niet de gevolgen zyn geweest van een koelzinnig beraamd ontwerp. Men hadt u gezegd , dat de Amerikaanen niets anders waren dan een veragtelyke hoop lafhartigen, welke de geringfte bedreiging met ziddèring en beeving zou doen berusten in alles, 't geen u zou behaagen van hün té vorderen. In ftede van kleinmoedige luiden, welke men u voorgéfteld eh beloofd hadt, hebt gy ontmoet dappere mannen, rechtfchapene Engelfchen, medeburgers u waardig. Was dit eene reden om boos te worden? Hoe! uwe voorouders hebben den Batavier, het Spaanfche juk affchuddende, bewonderd; eh gy, hunne afftammelingen, gy zoudt u verwonderen, dat uwe landgenooten, uwe broeders, zy die uw bloed in hunne aderen voelen ftroomen, liever verkiezen daar mede den grond te befproeien en te fterven, dan als flaaven te leeven ? Een uitlander, op welken gy de zelfde regten zoudt voorgewend hebben, zou u ontwapend hebben , in-  r>ER BEIDE INDIEN. 353 ] indien hy u zynen blootert boezem toonende, zou i gezegd hebben: fteek my den dolk in 'ï hart, of laat my in vryheid; en gy vermoordt uwen broeder! en gy vermoordt hem zonder eenige gemoedsknaaging, om dat hy uw broeder is! Engelfchen! wat is 'er fchandelyker, dan de woestheid van i èenen mensch, moedig Op zyne vryheid, en tei vens eenen aanflag doende op de vryheid van ! eenen ander. Wilt gy ons doen gelooven , dat de gröotfte vyand der vryheid een vry mensch is? Helaas! hiertoe hellen wy te zeer over. Overal gedraagt gy u als dwingelanden. Nu dan , gy dwingelanden der Natiën en van uwe Volkplan; tingen, indien gy de fterkfle zyt, het is om daC de hemel de ooren geflopt heeft voor de gebeden , Welke uit aile gewesten der aarde worden opge^ : zonden. Dewyl de Zeeën Uwe lyfwagteh niet hebben ops geflokt, zegt my wat 'er van hun zal worden) i indien in de nieuwe waereld een welfpreekend man opftaa, die de eeuwige zaligheid belooft aan ■ allen, die met de wapens in de handen als marte' laars der vryheid zullen fneuvelen. Amerikaanen 1 i dat op ftaanden voet Uwe Leeraars de predikftoe: len beklimmen, met kroonen in hunne handen , i en op de geopende hemelen wyzende. Neen, gy zult uwe medeburgers niet bedriegen. God, die : het beginzel der regtvaardigheid én goede orde is-, i haat de dwingelanden. Deeze geheiligde liefde toé i de vryheid heeft God zélve in het menschlyk hart; i gedrukt; hy wil niet dat de flaaverny het ïchoon; ite werk zyner handen Zal vernederen en misvormen. Indien immer een mensch mag vergood worden, 'tishy, ongetwyfeld, die ftrydt en fterft- Z VOOE  354 GESCHIEDENIS voor zyn Vaderland. Plaats zyne beeltenis in de kerken, aan den voet der altaaren. Dk zal de eerdienst van 't Vaderland zyn. Maakt een ftaatkundig en godsdienftig Almanacb, in welken ieder dag getekend is met den naam van den eenen of anderen deezer helden , die zyn bloed heeft vergooten om u vry te maaken. Met een heiligen eerbied zal eerlang de naakomelingfchap deeze naamen leezen ; zy zal zeggen : „ Zie „ daar de zulken, welke de helft eener waereld „ hebben, vry gemaakt, en die, aan ons geluk ar„ beidende, toen wy nog niet waren, belet heb„ ben dat wy by onze geboorte de ketens boven „ onze wieg niet hoorden rammelen." Toen de zaak uwer Volkplantingen in uwe Parlementsvergaderingen wierdt bepleit, hebben wy uitmuntende Redenaars voor haar hooren opkoomen. Hoor hier den man, die, misfchien, het woord behoorde gevoerd te hebben voor uwe zaak. „ Ik zal niet fpreeken, myne Heeren, van de „ regtvaardigheid of onregtvaardigheid uwer ei„ fchen. Te wel ben ik bedreeven in ftaatszaa„ ken , dan dat ik onkundig zvn zou , dat dit „ voorafgaand en geheiligd onderzoek, in alle am„ dere omftandigheden des leevens, in de tegen„ woordige ontydig en belachelyk zyn zou. Ik „ zal niet onderzoeken, welk eene hoop gy kunt „ voeden om gelukkig te zullen flaagen, en of „ gy de fterkfte zyn zult; hoewel dit onderwerp-, „ misfchien, ulieden zal dunken, van eenige aan. „ gelegenheid te zyn, en ik my, waarfchynlyk, „ van uwe aandagt zou mogen verzekerd houden* „ Ik zal nog meer doen. Ik zal geene vergely. „ king  cer BEIDE INDIEN. 355 \ ,i king maaken tusfchen de voordeden van uwen 1 „ toeftand, indien dezelve met een gelukkigen j „ uitflag bekroond worde, en tusfchen de gevol1 „ gen, welke dezelve kan te wege brengen, in: ,, dien hy ongelukkig afioope. Ik zal u niet vraai| „ gen, tot hoe lange gy beflooten hebt uwen U „ vyanden ten dienfte te ftaan. Maar ik zal ter* „ ftond onderftellen, dat gy uwe Volkplantingen ,, tot dien trap van flaavernye hebt gebragt, i „ welken gy van haar vordert. Zegt my alleen, t „ door welke middelen gy haar in dezelve zult 1 „ doen blyven? Door raiddel van een fteeds cp „ de been blyvend Leger? Maar zal dit Leger, J „ naar gelange van den aangroei der bevolkinge, I „ al of niet verfterkt worden? Tweezins kunt gy Ij „ my op deeze vraage antwoorden: het eene van j „ deeze antwoorden dunkt my ongerymd, en he£ ; „ ander brengt u tot het punt, daar gy thans reeds , „ zyt. Ik heb 'er langen veelover gedagt; en, „ indien ik my niet bedriege, heb ik het eenig re„ delyk en zeker befluit ontdekt, 't geen gy be„ hoorde te neemen. Het beftaat hierin, dat zo dra „ gy de overhand zult hebben gekreegen, gy den „ verderen voortgang der bevolkinge moet belet! „ ten, dewyl het u voordeeliger, eerlyker en be. 5, taamelyker dunkt, te heerfchen over een klein „ getal flaaven, dan tot uws gelyken en vrienden ,, te hebben eene Natie van vryé menfchen. „ Maar, zult gy my vraagen, hoe belet men „ den voortgang der bevolkinge? Zwakke lieden „ en kleine verftanden zouden, veelligt, zich aan „ myn middel kunnen ergeren; maar ten allen ge„ luk, bevinden zich geene van dien aart in deeze „ doorluchtige vergadering. Dit middel is, dat gy Z a „ het  35<5 GESCHIEDENIS „ het grootfte gedeelte dier onwaardige Rebel„ len, zonder medelyden, vermoordt, en de ove„ rigen tot den Raat van Negers vernedert. De „ dappere en edelmoedige Spartaanen , zo ge„ roemd in de oude en hedendaagfche Gefchiede„ nisfen, hebben u daarvan een voorbeeld gegee„ ven. Even als zy, zullen onze medeburgers en „ lyfwagten, het hoofd in hunne mantels bedekt, „ by nacht heimelyk de kinderen onzer liooten „ gaan vermoorden, in het aanzien hunner vadt„ ren, en op den fchoot hunner moederen: zo „ veelen zullen zy alleen in 't leeven laaten, als „ genoeg zyn om hun werk te verrigten en ons in „ veiligheid te Rellen.'1 Engelfchen! gy ziddert op deezen eis'ykenvoorflag , en gy vraagt wat befluit men zou kunnen neemen. Het zy gy overwinnaars zyt, of overwonnen wordt, dit is het geen u voegt. Indien het misnoegen, door uwe barbaarsheden vcroor. zaakt, tot bedaaren kan gebragt worden; indien de Amerikaanen de oogen kunnen fluiten voor de verwoestingen , die ben omringen; indien zy, op de puinhoopen treedende van hunne verbrande fteden en vernielde wooningen, op de beenderen hunner medeburgeren langs de velden verforeid; indien zy, den ftank inademende- van het bloed, welk uwe handen allerwegen vergooten hebben-, de aanflagen uwer overheerfchinge- kunnen vergeeten; indien het hun geoorlofd zy het minfte vertrouwen in uwe woorden te ftellen, en te gelooven dat gy in goeden ernst afziet van de onregtvaardigheid uwer eifchen, maakt dan een aanvang met het opontbieden uwer befoldigde moordenaaren. Geeft de vryheid weder aan hunne ha-  der BEIDE INDIEN. 357 havens, - welke gy geflooten houdt; verwydeit uwe fchepen van hunne kusten; en indien'er een verftandig burger onder u zy , dat hy dan een olyftakin zyne hand neeme , laat hy zich in 't midden hunner ftellen en zeggen: ,, O gy, onze medeburgers en onze oude vrien„ den, veroorloft ons deezen tytel; wy hebben „ dien ontheiligd , maar ons berouw maakt ons „ waardig dien wederom aan te neemen, en wy „ ftreeven na de eer om dien voortaan te behouden. Wy belyden het in de tegenwoordig„ heid van dien hemel en van die aarde, welke „ daarvan getuigen zyn geweest; wy belydcn dat „ onze eifchen onrcgtvaardig en onze handelingen „ barbaarsch geweest zyn. Vergeet dezelve. Her(telt uwe bolwerken en fterkten. Keert weder in uwe vreedzaame wooningen. Laaten wy zelf den laatften droppel vergooten bloed uitwisfchen. Wy bewonderen den edelmoedigen geest, die u „ geleid heeft. Aan den zelfden geest waren wy, „ 'in foortgelyke omftandigheden, onze behoude„ nis verfchuldigd. 't Is zo; aan deeze merkte „ ' kens herkennen wy u inzonderheid voor onze „. medeburgers en broeders. Gy wenscht vry te „ zyn ; weest vry ; weest het in alle de uitge,, ftrektheid, welke wy zeiven aan dien geheilig„ den naam gegeeven hebben. Wy zyn het niet, „ van wien gy "dat regt ontleent. Wy kunnen het „ u niet geeven, noch ontneemen. Gy hebt het, ,,,even gelyk wy,;van de Natuur ontvangen, die ,, door de euveldaaden en het zwaard der dwin„ gelanden kan büftreeden worden , maar welke „ de euveldaaden en het zwaard der dwingelanden „ niet kunnen vernietigen. Wy zoeken ons gee Z 3 „ nerlei  358 GESCHIEDENIS „ nerlei meerderheid over u aan te maatigen. „ Wy ftaan alleenlyk na de eere van evengelykheid. Deeze eere is voor ons genoeg. Te wel kennen wy de onfchatbaare waarde van het ,, voorregt van ons zeiven te regeeren, dan „ dat wy voortaan u daarvan zouden beroo- „ ven. „ Meesters en opperfte befchikkers over uwe „ wetgeeving! indien gy in uwe Staaten een beter „ Regeeringsform kunt beraamen dan de onze,wy „ wenfchen u by voorraad geluk met denzelven. „ Uw geluk zal ons geen ander gevoelen inboeze„ men, dan de zucht om u naa te volgen. Beraamt „ inzettingen, gefchikt naar uwe luchtftreeke, „ naar uwen grond, naar die nieuwe waereld, s, welke gy befchaaft. Wie kan beter dan gy zei„ ve uwe eigen behoeften kennen? Moedige en „ deugdzaame menfchen,hoedanigen gy zyt, moe3, ten geene andere wetten gehoorzaamen, dan die „ zy zich zeiven opleggen. Een ander juk zou 9, hun onwaardig zyn. Bepaalt gy zeiven uwe be„ lastingen. Wy begeeren niets meer dan dat gy 5, in den omflag der belastingen u naar onze ge3, bruiken fcbikt. Wy vertoonen u den ftaat ons, zer behoeften; en gy zelve zult de juiste evenre„ digheid bepaalen tusfchen uwe onderftandgelden 9, en uwe rykdommen. „ Oeffent wyders uwe nyverheid, gelyk wy de „ onze doen; oeffent ze, zonder daaraan eenige paaien te ftellen. Wendt tot een nuttig doel. „ einde aan , de zegeningen der Natuur en de „ vrugtbaare Velden, die gy bewoont. Laat het „ yzer uit uwe Mynen , de wolle van uwe Kud- den, de huiden der wilde dieren , die in uwe „ bos»  der BEIDE INDIEN. 359 „ bosfchcn omdwaalen, in uwe werkplaatzen be„ reid, in uwe handen eene nieuwe waarde ont„ vangen. Laaten uwe havens vry zyn. Veilt „ uwe koopmanfchappen en de voortbrengzels „ uwer kunften in alle oorden der waereld; koopt „ aldaar de zulke, welke gy noodig hebt. Dit'is 3, een van onze voorregten, laat het ook het uwe „ zyn. De heerfchappy over den Oceaan, welke wy door eene tweehonderdjaarige grootheid en 5, eere verkreegen hebben, behoort u zo wel als „ ons. Door de banden van den koophandel „ zullen wy vereenigd zyn. Gy zult ons uwe voortbrengzels leveren , aan welke wy de voor„ keuze zullen geeven boven die van alle andere volken, en wy hoopen dat gy wederkeerig de „ onze boven die van den uitlander zult fchatten, zonder dat gy evenwel daar toe zult verbonden zyn door eene andere wet, dan door die van „ het algemeen belang, en den tytel van mede. „ burgers en vrienden. „ Laaten uwe fchepen en de onze, de zelfde vlag „ voerende, de Zeeën bedekken, en laat 'er van „ weerkanten een vreugdegefchal opgaan, wan,, neer deeze vrienden fchepen zich te midden der „ wildernisfen van den Oceaan onrmoeten. Laat „ de Vrede hcrleeven, laat de Eendragt tusfchen „ ons eeuwig duuren. Wy begrypen eindelyk „ dat de keten van wederzydfche goedwilligheid „ de eenige is, welke zo wyd van een gelegene „ heerfchappyen kan zamen binden, en dat elk „ ander'beginzel van eenigheid onregtvaardig en „ wankelende is. „ Laaten, volgens dit nieuwe ontwerp eener altoosduurende vriendfehap, de akkerbouw, de Z 4 jj ny-  8Óo GESCHIEDENIS 3, nyverheid, de wetten , de kunften , en de 3, eerfte van alle andere weetenfchappen, die van het grootfte geluk der menfchen en ftaaten uit 3, te werken , onder ons tot volkomenheid gej, bragt worden. Laat het gerugt van uwen ge,, lukftand alle de ongelukkigen der aarde na uwe j, wooningen lokken. Laaten de dwingelanden van alle oorden , laaten alle onderdrukkers. 3, zo in het geestlyke als in het waereldlyke, 9i weeten Idat 'er een plek gronds in de waereld be3, ftaat, alwaar men zich aan hunne boeiens kan 3, onttrekken; alwaar de gedrukte en vernederde. 3, menschlykheid het hoofd heeft opgeftoken; „ alwaar de oogften voor den behoeftigen groe en; „ alwaar de wetten niet anders zyn dan waarborgen „ des geluks; alwaar de Godsdienst vry is en het 3, geweeten heeft opgehouden een flaaf te weezen, „ alwaar, eindelyk , de Natuur zich fchynt te wil5, len verdeedigen om dat zy den mensch heeft „ gefchapen, en de Wethouderfchap, zints zo „ lange misdaadig over den geheeien aardbodem , ,, haare overtreedingen vergoedt. Laat het denk,, beeld van dusdanig eene fchuilplaatze de dwin,, gelanden verfchrikken en hun tot een teugel die„ nen: want, hoewel het geluk der menfchen 3, hun onverfchillig is, zy zyn ten minfte eer„ zuchtig en gierig; zy willen hunne magt en 3, rykdommen bewaaren. ,, Wy zeiven, o onze medeburgers en vrien33 den, wy zeiven zullen voordeel trekken uit uw 3, voorbeeld. Indien onze Conftitutie veraarte, „ indien de algemeene overvloed het Hof bedierf, „ en het Hof de Natie ; indien onze Koningen, „ wien wy zo veele fchrikwek kende voor- 5, beel-  der BEIDE INDIEN. 36? „ beelden hebben gegeeven, eindelyk dezelve „ vergaten; indien wy gedreigd wierden , wy „ die wel eer een doorluchtig volk waren, niet beter dan een lafhartige en flegte hoop te zul„ len worden, door ons zeiven te vei koopen: „ dan zou het fchouwfpel van uwe wetten en „ deugden ons kunnen doen herleeven. Het zou ,, in onze harten herroepen het denkbeeld van de waarde en de verhevenheid der vryheid: en in„ dien dit voorbeeld onvermogende worde: in- dien de flaaverny, een gevolg van omkoopinge „ en zedenbederf, ten eenigen dage gevestigd worde in dat zelfde land, 't welk om de zaak „ der vryheid van bloed geftroomd heeft, en al,, waar onze Vaders voor de dwingelanden fcha„ votten hebben zien planten: dan zullen wy in menigte dat ondankbaarland verlaaten, 't welk ,, der dwingelandye tot een prooi is geworden , „ en het wangedrogt over eene woestyn laaten ,, regeeren. Dan zult. gy ons in de hoedanigheid „ van vrienden en broeders ontvangen. Met ons „ zult gy deeze vrye lucht en aarde deelen, gelyk „ de zielen der edelmoedige hewooners vry zyn; „ en, dank zy uwer deugden, wy zullen Enge„ land en een Vaderland wedervinden. ,v Ziet daar, braave medeburgers, onze hoop „ en wenfchen. Ontvangt dan onze eeden, als de onderpanden van eene zo heilige verbintej, nisfe. Laaten wy, om dit verdrag te plegtiger te maaken, onze gemeene Voorvaders aanroe,, pen, die allen, gelyk gy, met den geest der ,, Vryheid bezield waren, en niet fchroomden aan ,, haare befcherming het leeven op te offeren. „ Laaten wy als getuigen aanroepen de naagedagZ 5 3, te-  $6z GESCHIEDENIS „ tenis der doorluchtige grondleggeren van uwe „ Volkplantingen, die van uwe vermaarde Wet„ geeveren , van den Wysgeer locke , die 't eerst op de aarde een wetboek van verdraag„ zaamheid maakte, van den eerwaardigen pen, „ die 't eerst eene Broederftad bouwde. De zielen „ deezer groote mannen, die, op dit oogenblik, ,, ongetwyfeld hunne oogen op ons gevestigd hou„ den, zyn waardig om het opperbewind te hebben „ over een Verdrag, 't welk den vrede der beide waerelden moet verzekeren. Laaten wy in hun» „ ne tegenwoordigheid zweeren, laaten wy zwee„ ren op de zelfde wapenen, met welke gy ons „ hebt bevogten, dat wy altoos vereenigd en ge,, trouw zullen blyven; en naadat wy gezamentlyk „ een eed des vredes zullen gezworen hebben, „ neemt dan die zelfde wapenen, brengt ze na „ een heilige bewaarplaats, alwaar de Vaders de„ zelve aan ieder nieuw gefiagt zullen vertoonen; ,, bewaart ze aldaar getrouwelyk van eeuwe tot ,, eeuwe, om ze te gebruiken tegen den eerften, 't zy Engelschman of Amerikaan , welke het „ zal durven onderneemen, om deeze verbintenis, even nuttig en eerwaardig voor beide volken, „ te verbreeken." Naa deeze aanfpraak, hoor ik, dunkt my, de lieden, de gehugten, de velden, alle de oorden van Noord Amerika van de hartlykfte toejuichingen weergalmen, en den naam van hunne broeders de Engelfchen, nevens den naam van 't Moederland , met aandoening noemen. Vreugdevuuren vervangen de plaats van den brand des tweedragts, terwyl ondertusfchen de Natiën, nayverig van uwe magt, in een diep ftilzwygen en verbaasd-  der BEIDE INDIEN. 363 baasdheid opgetogen ftaan , en in wanhoop nederzinken. Uw Parlement vergadert. Wat mag mén daarvan hoopen ? Zal de Reden zich aldaar doen hoo> ren, of zal het in zyne dwaasheid volharden ? Zal 't de handhaaver der volken, of het werktuig van de dwingelandye der Staatsdienaaren zyn ? Zullen deszelfs Akten de Befluiten zyn van eene vrye Natie, of Bevelfchriften door het Hof voorgezegd? ! Ik ben by de raadpleegingen van beide Kamers tegenwoordig. Deeze geëerbiedigde plaatzen weergalmen van redevoeringen, vol van gemaatigdheid en wysheid. De zagte overreeding fchynt aldaar van de lippen der doorluchtigfte Redenaars te vloeien. Zy perzen de traanen uit de oogen. Myn hart is vol van hoope. Een ftemme, het fpraaki tuig der dwingelandye en van den Oorlog , doet eensklaps deeze zoete opgetogenheid verdwynen. „ Engelfchen," dus roept een doldriftig Kakclaar, ,/kunt gy een oogenblik in twyfej hangen? „ het zyn uwe regten , uwe gewigtigfte aangeleI „ genheden, 't is de eere van uwen naam, welke | „ thans moeten gehandhaafd worden. Deeze grooI te goederen worden niet door eene buitenland[ „ fche Mogendheid aangerand. Een binnenlandsch i „ vyand dreigt dezelve. Grooter is het gevaar, in I „ 't oogloopender is de beleediging. „ Tusfchen twee mededingende volken, en die , ,, om wederkeerige aanmatigingen de wapens ] hebben aangegord, kan de Staatkunde zomtyds l „ de gefchillen byleggen. Tegen muitende onder; daanen is langzaamheid de grootfte misflag, alle : gemaatigdheid is zwakheid. De ftandaart van dt-n 1 opftand wierdt door de ftoutmoedigheid geplant, „ laat  554 GESCHIEDENIS „ Iaat zy door het geweld verfcheurd worden. Laat „ het zwaard der geregtigheid nederdaalen , laat „ het nederdaalen op de handen , welke dien j, ftandaart ontrold hebben Laaten wy ons haas-. „ ten. Ter beteugelinge der Staarsomwentelin5, gen, moet men zich van het eerfte oogenblik „ bedienen; laaten wy aan de verbysterde gemoe„ deren den tyd niet gunnen om zich aan hunne j, misdaad te gewennen; niet aan de opperhoof„ den den tyd om hunne magt te bevestigen, noch „ aan het volk om gehoorzaamheid te leeren aan „ hunne nieuwe meesters. In eenen opftand wordt „ het volk veelal door eene vreemde beweeging „ voortgefleept. Noch zyne woede, noch zyn ,, haat, noch zyne liefde behooren aan hem in ei- gendom. Het ontvangt zyne driften, even ge„ lyk zyne wapenen, uit andere handen. Laaten „ wy voor hunne oogen de magt en de majefteit 3, der Britfche heerfchappye ten toon fpreiden. „ Zy zullen voor onze voeten nedei vallen; in een oogenblik zullen zy van fchrik tot wroeging „ overgaan; van wroeging tot gehoorzaamheid. „ Moet de ftrengheid der wapenen gebruikt wor„ den, dat men dan geene genade betoone. In eenen burgerkryg is het medelyden deontydig,, fte van alle deugden. Het zwaard eenmaal uk„ getoogen, moet alleen door de onderwerping „ in zyne plaats wederkeeren. Zy zeiven alleen ,, zullen voortaan zich voor hunne eigen rampen „ by den hemel en de aarde moeten verantwoor3, den. Weest gedagtig dat eene kortduurende „ ftrengheid, in deeze oproerige gewesten, ons „ de gehoorzaamheid enden vrede voor veele eeu„ wen moet verzekeren. » Om  der BEIDE INDIEN. 365 „ Om onze flagen af te wenden , om onze han„ den te ontwapenen, zegt men ons, en men zegt „ het by herhaaling, dat dit land bevolkt is mee onze medeburgers, onze vrienden, onze broe3, ders. Hoe! zal men ten hunnen behoeve naa„ men aanvoeren, welke zy ontheiligd, banden, „ welke zy gebroken hebben! Deeze naamen, dee„ ze geheiligde banden zyn het, die hen befchul„ digen en fchuldig ftellen. Zints wanneer hebben „ deeze geheiligde tytels ons alleen onder verplig,, ting gelegd? Zints wanneer hebben oproerige J5 kinders het regt gehad om zich tegen hunne moe„ der te wapenen, haar erfdeel te ontfteelen, haa„ ren boezem te verfcheuren? Zy fpreeken van „ Vryheid. Ik eerbiedig dien naam zo wel als zy; maar is deeze vryheid die der onafhanklyk- heid? Is zy het regt om eene wetgeeving, ze„ dert twee eeuwen gegrondvest en vastgefteld, „ het onderst boven te keëreh? Is zy het regt om alle onze regten te overweldigen? Zy fpreeken „ van Vryheid; en ik, ik fpreek van deOppermo„ gendheid en hoogfte magt van Engeland. „ Hoe! indien zy eenige klagten hadden in te „ brengen, indien zy weigerden nevens ons een j, klein gedeelte van den last te draagen , welke „ ons drukt, om deel te neemen in onze belastinj, gen, gelyk wy hun deel geeven in onze groot-„ heid, ftondt daartoe voor hun geen andere weg „ open dan die des opftands en der wapenen! Men„ noemt hen onze medeburgers en vrienden; maar „ ik zie in hun niets anders dan de wreedfte vervol„ gers en vyanden van ons Vaderland. Wy heb„ ben, in de daad, de zelfde Voorvaders; maar „ de fchimmen dier eerwaardige Vaderen roep ik „ met  B66 GESCHIEDENIS „ met vertrouwen aan. Indien zy van nieuws hier op aarde hunne plaats konden bekleeden, hum e ,, verontwaardiging zou de onze evenaaren. Met „ welk een misnoegen zouden die deugdzaame „ burgers verneemen, dat de zulke hunner naakoo* melingen , welke zich aan geene zyde der zeeën 5, hebben neergezet, niet zo ras hunne fterkte „ gevoelden, of zy namen daarvan eeneheilloo„ ze proeve tegen hun eigen Vaderland; dat zy „ tegen hetzelve , met deszelfs eigen weldaaden, de wapenen hebben aangefchooten? Ja, allen, „ zelf die vredelievende aanhang, welken deStig3, ter het als eenen pligt voorfchreef, nimmer zy„ ne handen met bloed te bezoedelen; zy, welke „ het leeven en de regten van woeste volken ge» 3, fpaard hebben; zy, welke uit een menschlieven„ den geestdrift de ketens hunner flaaven verbro* ,, ken hebben: deeze, thans even trouwloos aan „ hun Vaderland en Godsdienst, hebben hunne „ handen tot moorden gewapend en zulks tegen „ u. Alle menfchen behandelen zy als broeders; „ en gy, gy alleen zyt, onder alle volken , van deezen eernaam uitgeflooten. Zy hebben aan „ de waereld geleerd dat de wilde Amerikaanen, „ dat de Negers van Afrika hun voortaan ,, minder vreemd zyn dan de burgers van En„ geland. „ Wapent u dan. Wreekt uwe gefchondene „ regten. Wreekt uwe gehoonde grootheid. „ Spreidt ten toon die magt, die zich in Euro. „ pa, in Afrika en in fndië doet ontzien; die A- merika zelve zo dikmaals heeft doen verbaasd ,, ftaan; en dewyl, tusfchen een oppermogend 5, volk en een wederfpanningen onderdaan, voor- 3, taan  der BEIDE INDIEN. 367 j, taan geen andere zegsman plaats heeft dan het 3, geweld, laat dan het geweld beflisfen. Bewaart, „ herneemt dat Heelal, welk u toebehoort, en 't welk de ondankbaarheid en de ftoutmoedig., heid u willen ontweldigen." De drogredenen eens driftigen Redenaars, gerugfleund door den invloed van den throon en ,1 door den Nationaalen hoogmoed, verfmooren, in ! de meeste Afgevaardigden des volks, het verlangen na vreedzaame fchikkingen. De nieuwe befluiten gelyken naar de oude. Alles draagt 'er meer en meer het kennelyk merkteken van woestheid ; en overheerfchinge. Men brengt Legers op de been, men rust Vlooten uit. De Generaals en Admiraals gaan onder zeil na de nieuwe waereld, voorzien van vernielende en bloeddorflige bej velen en ontwerpen. Niets dan eene onbepaalde 1 onderwerping kan de verwoesting, over de Volkplantingen beflooten, afwenden of voorkoomen. Tot op dit merkwaardig tydftip, hadden de Amerikaanen zich vergenoegd met het bieden van 1 eenen tegenfland, door de Engelfche wetten zelve gewettigd. Niets anders verlangden en begeerden zy, dan gehandhaafd te worden in de zeer bepaalde regten, welke zy dus lang beftendig genooten hadden. De opperhoofden zelve, in wien men tticge- ! breide inzigten mogt onderftellen, hadden dusdang tot de menigte niet durven fpreeken dan van eene voordeelige verzoening. Verder gaande, zouden zy gevreesd hebben, het vertrouwen der Jandzaaten, te zullen verliezen, door gewoonte verknogt aan eene heerfchappy, onder de fchaduwe van wier vleugelen zy voorfpoedig geweest waren. Het ge.  368 GESCHIEDENIS gerugt der toebereidzelen, welke in de oude waereld gemaakt wierden, om de nieüwe waereld in boeiens te kluisteren of te verbranden, verflikte het overfchot der genegenheid voor de aloude regeering. Het was nu alleen te doen om vuur en kragt te geeven aan de gemoederen. Deeze uitwerking hadt een gefchrift, tot tytel voerende Het gemeen gevoel. Zonder ons aan de juiste orde te bépaalen, zullen wy de hóofdleere, in' dit werk vervat, voordiaagen. Nimmer, zegt de Schryver van dit vermaard gefchrift, nimmer heeft een grooter belang de Natiën bezig gehouden. Het is niet het belang van eene ftad of van eene provincie, 't is dat van een uitgebreid vast land, van een groot gedeelte des aardbodems, 't Is niet het belang van eenen enkelen dag, 't is het belang van eeuwen. Het tegenwoordige zal een langduurig toekoomende beflisfen; en - veele honderden van jaaren naadat wy niet meer zyn zullen, zal de zon, over dit halfrond opgaan- • de, onze fchande of onzen roem beftraalen. Lang hebben wy gefproken van verzoening en vrede; alles is veranderd. Zints men de wapens heeft opgevat, zints de eerfte droppel bloeds is vergooten, is het de tyd niet meer van raadpleegende overleggingen. Eén dag heeft eene Staatsomwenteling doen gebooren worden. Eén dag heeft ons in eene nieuwe eeuwe verplaatst. Schroomvallige lieden, lieden die het toekoomende by i het voorleedene afmeeten , gelooven dat wy de befcherming van Engeland behoeven. Zy kan nuttig zyn voor eene eerst opkoómende Volkplanting ; voor eene reeds gevestigde Natie is zy gevaarlyk geworden. De kindsheid moet geleid wor-  bERlBEIDE INDIEN. 36? fjorden ; maar de jongelingfchap moet vry en meelde moedigheid, haar voegende, voorttreeden. Het is mee de Natiën . gelegen even als met ieder flnensch afzonderlyk genomen; zy, welke de magt en het regt kan hebben om my te befchermen, kan ook de magt en den wil hebben om my te befichadigen. Ik verzaak eenen befchermer, opdat Ik geënt» Meester te duchten hebbe. In Europa zyn de volken te dicht op een gepakt , om dat gedeelte van den aardkloot een betóendigen vrede te doen genieten. De belangen der Natiën en der Hoven loopen 'er geftadig tegen elkander aan. Vrienden zynde van Engeland, zyn wy genoodzaakt om alle zyne vyanden ook tot de onze te hebben. Deeze verbintenis zal Amerika tot een huwelyksgoed aanbrengen een altoosduurenden Oorlog» Laaten wy ons afzonderen, laaten wy ons afzonderen. Onzydigheid, Koophandel en Vrede , deeze zyn de grondflagen onzer grootheid. Het gezag van Engeland over Amerika moet vroeg of laat een einde neemen. Dit is het bevei Ider Natuure, der noodzaaklykheid en des tyds* De Engelfche heerfchappy kan, derhalven , ons flegts eene kortftondige vastigheid geeven; en wy (zullen aan de naakoomelingfchap niets anders nalaaten, dan een onzekeren toeftand, oneenigheden en fchulden. Indien wy haar geluk op een vasten grond willen bouwen, laaten wy ons dan afzonderen. Indien wy vaders zyn, indien wy onze kinderen liefhebben, laaten wy ons afzonderen. Wetten en Vryheid, dit is het erfdeel, welk wy hun fchuldig zyn. Te verre afgelegen is Engeland om over ons te Aa re-  370 GESCHIEDENIS regeeren. Hoe! zullen wy telkens een weg van' tweeduizend mylen over zee afleggen, om wetten te haaien, om regt te verzoeken, om ons te verdeedigen wegens ingebeelde misdaaden, om het Hof en de Staatsdienaars van een vreemd gewest lafhartig te voet te vallen! Hoe! zullen wy jaaren lang op antwoord wagten, en dan nog maar al te dikmaals de ongeregtigheid van over zee haaien! Neen! in een uitgebreiden Staat moet het middelpunt en de zetel der magt in den Staat zeiven zyn. De dwingelandy van het Oosten alleen heeft de volken kunnen gewennen om dus hunne wetten te ontvangen van afgelege Meesters of Pachas, de plaatsbekleeders van onzigtbaare dwingelanden. Maar, vergeet dit nimmer, hoe de afftand grooter worde, hoe de dwingelandy zwaarder drukt; de volken, in zulk een geval, van bykans alle voordeelen der Regeeringe verfleeken, gevoelen alleen derzei ver nadeelen en gebreken. De Natuur heeft niet een waereld gefchapen, met oogmerk om die te onderwerpen aan de bewooners van een Eiland in een ander Halfrond. De Natuur heeft de wetten van evenwigt vastgefteld, welke zy overal volf?t, in de hemelen zo wel als op de aarde. Uit kragt van de wet der hoegrootheden en afftanden, kan Amerika alleen zich zeiven toebehooren. 'Er is geene Regeering zonder een wederzydsch vertrouwen, tusfchen hem die regeert en hem die gehoorzaamt, 't Is gedaan met dit vertrouwen: deeze band is gebroken; hy kan niet wederom vernieuwd worden. Te duidelyk heeft Engéland laaten blyken, dat het ten oogmerke hadt om over ons als flaaven te regeeren. Amerika , daarentegen  der BEIDE INDIEN. 37i ; gen, heeft doen zien, dat het zyne regten en ver: mogens even klaar bemerkte. Beiden hebben hun ] geheim verraaden. Thans kan 'er geen verbond meer plaats hebben. Het zou ondertekend worden door den haat en het wantrouwen: door deö ihaat, die niet kwytfcheldt; door het wantrouwen > ;| 't welk uit zynen aart onverzoenbaar is. . Wilt gy weeten, welke de vrugteener verzoe: ninge zyn zou? Uw ondergang. Gy hebt wetten i; noodig, maar gy zult ze niet verkrygen. Wie zou i ze u geeven? De Engelfche Natie? Zy is nayverig I tegen uvveaangroeiende magt. De Koning? Hy is uw vyand. Gy zelve, in Uwe vergaderingen? i Zyt gy niet meer gedagtig, dat alle wetgeeving | onderworpen is aan het ontkennend regt des Mo: narchs, die u onder 't juk wil brengen ? Een verfchrikkelyk regt zou dit zyn, onophoudelyk tegen : u gewapend. Maakt eifchen; zy zullen ontweeken worden Beraamt ontwerpen van grootheid en koophandel ;zy zullen voor het Moederland een voorwerp van ontroeringe worden. Uwe Regeeringswyze zal niet meer dan een bedekte \ oorlog : zyn, die van een vyand, welke zoekt te vernielen zonder te ftryden. In de Raatkundige orde der dingen, zal het een langzaame en verborgene moord zyn, die de kwyning doet gebooren wori den, de zwakheid voedt en doet duuren, en door eene moorddaadige kunst zo wel belet te leeven als te fterven. Dit zal uw lot zyn, indien gy u aan Engeland onderwerpt. Wy hebben regt om de wapens op te vatten. Onze regten zyn, de noodzaaklykheid , eene regtvaardige zelfverdeediging, onze rampfpoeden, die van onze kinderen , de overlast ons aangedaan; Aa 2 Ons  372 GESCHIEDENIS Ons regt is, de doorluchtige tytel, dien wy voeren , van eene Natie te zyn. 't Is de zaak van het zwaard om ons te oordeelen. De regtbank des Oorlogs is voortaan de eenige regtbank, die voor ons in weezen is. En dewyl men toch moet vegten, dat het dan ten minfte gefchiede voor eene zaak, welke vegtenswaardig is, en die ons onze fchatten en ons bloed betaalt. Hoe! zouden wy den kans willen waagen om onze fteden te zien vernielen, onze velden verwoesten, onze gezinnen onder het zwaard nedervallen , alleen met dien uit» flag dat wy eene bevrediging troffen; dat wil zegzeggen, om nieuwe ketens te bedelen? om met eigen handen het gebouw onzer flaavernye te. vestigen ? Hoe! zullen wy by het licht der vernielende vlammen , op het graf onzer vaderen, kinderen en vrouwen, een verdrag met onze onderdrukkers tekenen ? en zullen zv over en over met bloed bemorst, zich verwaardigen om ons kwyt te fchelden ? Ach! dan zullen wy niets meer zyn dan een veragtlyk voorwerp van verbaasdheid voor Europa, van verontwaardiginge voor Amerika, van veragtinge zelf voor onze vyanden. Indien wy hun kunnen gehoorzamen, dan hebben wy het regt niet gehad om hen te bevegten. De Vryheid alleen kan ons vryfpreeken. De Vryheid, en wel eene volkomene Vryheid, is het eenige doelwit, onzer poogingen en gevaaren waardig. Wat zeg ik?' van dit oogenblik af behoort zy aan ons.. Het is in de bloedige vlakten van Lexington dat onze regten befchreeven zyn; daar was het dat Engeland het verdrag , welk ons met hetzelve vereenigde ,, met eigen handen heeft verfcheurd. 't Is zo. In het oogenblik, dat Engeland op ons den eerften fchoot  der BEIDE INDIEN. 373 fchoot deedt, heeft de Natuur zelve ons voor vry en onafhanklyk verklaard. Laaten wy ons voordeel doen met de weldaad onzer vyanden. De jongelingfchap der Natiën is de gunftigfte leeftyd voor haare onafhanklykheid. Het is de tyd der fterk te en der kragt. Wy worden nog niet omringd van dien toeftel der weelde, welke tot een onderpand der dwingelandye verftrekt. Onze handen zyn nog niet verzwakt, in het kweeken en oeffenen van de kunften der weeklykheid. Onder ons ziet men niet dien Adel heer» fchen, welke,uit kragt van zyne eigen gefteldheid, de noodzaaklyke bondgenoot der Koningen is; die de vryheid niet bemint, dan wanneer hy dezelve tot een werktuig der onderdrukkinge kan doen ' dienen; die Adel, zo zeer gefteld op regten en 1 tytels, by welken, in tyden van Staatsomwentelingen, het volk een bloot werktuig, en de opperfte magt een altoos gereedftaande omkooper is. Uwe Volkplantingen zyn opgericht uit eenvoudige en moedige , arbeidzaame en onverzaagde menfchen, te gelyk eigenaars en beplanters hunner Ilanderyen. De vryheid is hunne eerfte behoefte. JHet boerenwerk heeft hen voorshands tot den j Oorlog gehard gemaakt. De algemeene geestdrift jj zal onbekende vermogens doen uitbotten, 't Is in de Staatsomwentelingen, dat de zielen groot worden, dat de helden zich vertoonen en hunne t|plaats inneemen. Herinnert u Holland, en die $ menigte ongemeene mannen , welke het gefchil üover zyne vryheid deedt gebooren worden; deeze iizyn uw voorbeeld. Herinnert u zynen gelukkigen lluitflag; ziet daar uwe voorfpelling. Aa 3 Laat  374 GESCHIEDENIS Laat onze eerfte ftap zyn , het beraamen van eenen Regeeringsform, welke ons vereenigt. Het oogenblik is gekoomen. Meer tyds verbeidende, zou dit aan een onzeker toekoomende en aan de grilligheden des gevals worden overgelaaten. Hoe wy meer menfchen en rykdommen verkrygen, hoe 'er meer fcheidpaalen tusfchen ons zullen geplant worden. Hoe zullen dan zo veele belangen eh Provinciën worden overeengebragt ? Tot dusdanig eene vereeniging wordt verei?cht, dat ieder volk Zyne eigen zwakheid en de fterkte van allen tevens gevoele. Groote onheilen of groote gevaaren moeten 'er gebeuren. Dan ontftaan 'er tusfchen de volken, even als tusfchen byzondere perfoonen, die kragtige en diepgevestigde vriendfchapsverbintenisfen, die de gemoederen en belangen on« derling zamenbinden. Een zelfde geest allerwege yerfpreid, maakt alsdan den aart en het karakter der Staaten uit; alle de verfpreide kragten, zich te zamen vereenigende, worden céne eenige en geduchte magt. Dank zy onzen vervolgeren , wy zyn dit tydftip genaderd. Indien wy moed bezitten, is het voor ons een tydftip van geluk. Weinige Natiën hebben zich van het gunftig oogenblik bediend om een Regeeringsform te ontwerpen. Dit oogenblik, eens verloopen, keert nimmer weder; en men wordt eeuwen lang daar voor geftraft met Regeeringloosheid en Slaaverny. Dat diergelyk een misflag ons niet den weg baane tot ft»ortgelyken fpyt! hy zou onvermogende zyn. Laaten wy ons van een eenig oogenblik ten onzen behoeve verzekeren. Wy hebben het in onze magt, de fchoonfte Regeeringswyze te beraamen, welke  der BEIDE INDIEN. 375 welke onder de menfchen ooit heeft plaats gehad. In uwe gewyde boeken hebt gy geieezen de gefchiedenis van het menschlyk geflagt, onder eene algemeene overftrooming van den aardkloot begraaven. Een eenig gezin wierdt behouden, en kreeg last van bet hoogfle Weezen om het aardryk te vernieuwen. Wy zyn dat gezin. De dwingelandy heeft alles overftroomd, en wy kunnen andermaal de waereld vernieuwen. Op dit oogenblik gaan wy het lot beflisfen van een geflagt van menfchen, talryker, misfchien , dan alle volken van Europa gezamentlyk. Zullen wy wagten tot dat wy de prooi van eenen veroveraar worden, en dat de hoop van het Heelal verboren gaa ? Laaten wy ons verbeelden, dat alle gedagten der toekoomende waereld in dit oogenblik de oogen op ons gevestigd houden, en van Ions de Vryheid eifchen. Wy zulien hun lot bepaalen. Indien wy hen verraaden, zullen zy, ten eenigen dage, met hunne boeiens belaaden, op ij onze graffteden wandelen, en, misfchien, dezelve I met vervloekingen overlaaden. I _ Herrinert u een gefchrift, 't welk onder u 1) is in 't licht gekoomen , en deeze woorden tot 3 zinfpreuke voerge: eensgezindheid of de ] dood. ILaaten wy ons vereenigen en eenen aanvang maaken met ons onafhanklyk te verklaaren. De Onafhanklykheid alleen kan den naam van rebeU kerende onderdaanen uitwisfchen, welken onze I moedwillige onderdrukkers ons durven geeven. Zy 5 alleen kan ons doen opftygen tot de waardigheid, ;} op welke wy regt hebben , ons bondgenooten ; aanbrengen onder de Mogendheden, en onzen Aa 4 vyan-  37Ö GESCHIEDENIS vyanden zelve eerbied inboezemen, en , indien wy immer met hun in onderhandeling treeden, het regt geeven om te handelen met de kragt en majefteit, aan eene Natie voegende. Maar, ik herhaal het, dat wy ons haasten. Onze wankelmoedigheid maakt onze zwakheid uit. Laaten wy durven vry zyn, en wy zullen het zyn. Gereed ftaande om deezen ftap te doen, deinzen wy te rugge. Wy allen liaan elkander gade met eene ongeruste nieuwsgierigheid. Het ichynt dat wy verbaasd ftaan over onze ftoutmoedigheid, en dat onze moed ons verfchrikt maakt. Maar het is de tyd niet meer van beraadflaagen. Iri gewigtige zaaken, in welke een ftoute ftap moet gewaagd worden, houdt eene overmaate van omzigtigheid op, voorzigtigheidj te zyn. Alles, wat overtnaatig is, vordert een overmaatig befluit. De ftoutfte flappen zyn dan de verftandigfte; de overmaate van ftoutmoedigheid wordt dan het middel en de waarborg eens gelukkigen uitllags. Zodanig was de boofdfomme tier gevoelens en denkbeelden, in dat werk verfpreid. Zy verfterkten in hunne beginzels die ftoute gemoederen , welke, zints lange, geëischt hadden dat men zich van het Moederland zou affcheiden. De-bevreesde burgers, welke dus lange gewankeld hadden, be« flooten eindelyk tot die groote aflcheiding. Een genoegzaam getal van voorftanders hadt de zucht na Onafhanklykheid, dat het algemeen Congres, op den vierden van Hooimaand des jaars 1776, de Onafhanklykheid openlyk afkondigde. Waarom is my het vernuft en de welfprcekenheid der waereldvermaarde Redenaaren van Rome en Athene niet ten deele gevallen! Op welk een hoog-  der BEIDE INDIEN. 377 hoogdraavenden toon, met welk een geestdrift zou ik fpreeken van die edelmoedige mannen, welke, door hun geduld, door hunne wysheid en hunnen moed, dit grootsch gebouw geftigt hebben ? Hankok, franklin en de beide adamsen fpeelden den hoofdrol op dit gewigtig tooneel; maar zy fpeelden niet alleen. Het naageflagt zal hen allen kennen. Hunne beroemde naamen zullen, door eene beter verfneedene penne dan de myne, aan hetzelve worden overgeleverd. Het marmer en het metaal zullen hen aan de afgelegenfte eeuwen vertoonen. De vriend der vryheid, dezelve aanfchouwende, zal zyne oogen van liefiyke traanen voelen overloopen , zyn hart van vreugde opfpringen, Boven den Lykbus van eenen hunner heeft men deeze woorden gefchreeven: hy heeft den hemel zynen blixem, den dwingeland den schetter ontnomen. Allen zullen nevens hem in de laatfte woorden deezer loffpraake deelen. Heldhaftig land! myn gevorderde leeftyd Iaat niet toe u te bezoeken. Nimmer zal ik my zei ven aanfchouwen in 't midden der eerwaardige perfonaadjen van uwen Raad; nimmer zal ik by de raad pleegingen van uw Congres tegenwoordig zyn. Ik zal fterven zonder gezien te hebben de verblyfplaats der verdraagzaamheid, der zeden, der wetten , der deugd en der vryheid. Een vrygemaakt en geheiligd land zal myne beenderen niet dekken; maar ik zal hierna verlangd hebben : en myne laatfte woorden zullen gebeden zyn, om uwen voorfpoed tot den hemel opgezonden. Hoewel Amerika van de algemeene goedkeuring verzekerd was, oordeelde het, nogthans, de Aa 5 be-  3?8 GESCHIEDENIS beweegredenen van zyn gedrag voor de oogen de; Natiën te moeten bloot leggen. Het gaf een Manifest in't licht, en men las aldaar, dat de gefchiedenis der Engelfche Natie en van derzelver Koning , in het toekoomende niets zal opleveren dan eene aanëenfcbakeling van mishandelingen en overweldigingen, allen even zeer ftrekkende, ter invoeringe van eene volfiagene dwingelandye in de Provinciën. Het zal zeggen, dat haar Monarch zyne toeftemming heeft geweigerd aan de heilzaamfte wetten en die meest dienftig waren voor het algemeene welzyn- Dat hy de vergaderingen heeft overgebragt na ongelegene plaatzen , verre afgefcheiden van de bewaarplaats der Staatsregisters, om alzo de Afgcvaardigden te gemaklyker in zyne maatregelen te doen treeden. Dat hy meermaalen het huis der Afgevaardigden heeft doen fcheiden , omdat men de regten der onderdaanen aldaar met te veel kloekmoedigheids yerdeedigde. Dat hy, naa deeze fcheiding, de Staaten te lang zonder Afgevaardigden heeft gelaaten, en, gevolglyk, blootgefteld aan de ongelegenheden, uit het ophouden der vergaderingen voortvloeiende. Dat hy zich 'er op toegelegd heeft om de bevolking te beletten, door het yerkrygen van het regt van inboorlingfchap moeilyk te maaken , en de landeryen, welker eigendom hy verleende, duur te verkoopen. Dat hy de Regters te af hanklyk heeft gemaakt, door vast te ftellen, dat ze van hem alleen hunne bedieningen en jaargelden zouden ontvangen. Dat  der BEIDE INDIEN. 319 Dat hy nieuwe ampten gefchapen en deeze gewesten voorzien heeft met eene menigte ampteriaaren, die onzen lyftogt verflonden en onze rust verftoorden. '' Dat hy, in vollen vrede, eene aanzienlyke krygsmagt onder ons heeft op de been gehouden, zonder de toeftemming der wetgeevende magt. Dat hy de krygsmagt onafhanklyk heeft gemaakt van de burgerlyke wet, en zelf boven haar verheven. Dat hy alles heeft beraamd met kwalykgezinde lieden, om in onze huizen te huisvesten gewapende krygslieden, en dezelve te beveiligen voor de ftraffen, door de doodflagen verdiend, welke zy in Amerika zouden kunnen pleegen ; om onzen Koophandel in alle oorden van den Aardkloot te bederven; om ons, zonder onze bewilliging, belastingen op te leggen; om ons, in veele gevallen , van onze vonnisvellingen door middel van Gezworenen te berooven; om ons over te voeren aan geene zyde der zeeën om aldaar geoordeeld te worden ; om ons onze handvesten te beneemen, onze beste wetten af te fchaffen, den grond en de gedaante onzer Regeeringe te veranderen; om onze eigen wetgeeving op te fchorten en ons dus andere wetten te kunnen geeven. Dat hy zelve affland heeft gedaan van zyne heerfchappy over de Amerikaanfche Provinciën, door ons van zyne befcherming vervallen te verklaaren en ons den Oorlog aan te doen. Dat hy onzs kusten heeft doen verwoesten, onze havens vernielen, onze Reden verbranden, onze landzaaten vermoorden. Dat hy onze medeburgers, in volle zee gevangen  3*o GESCHIEDENIS gen genomen, genoodzaakt heeft, de wapens te ■ gen hun eigen Vaderland te draagen, en de beulen van hunne vrienden en broederen te worden, of zelve door zo dierbaare handen te fneuvelen. Dat hy binnenlandfche verdeeldheden onder ons verwekt, en getragt heeft tegen onze vreedzaame ingezetenen te doen opftaan woeste barbaaren, gewoon om alles, zonder onderfcheid van rang, kunne of ouderdom', af te maaken. Dat, in dat oogenblik, in onze oorden overkwamen, gehuurde en vreemde Legers, gelastigd om het werk der verwoestinge en des doods te voltooien. Eindelyk, dat de Vorst, wiens aart dus door alle de trekken der dwingelandye gekenmerkt wierdt, niet gefchapen was om over een vry volk te heerfchen. Een ftap, die alle de banden, door het bloed, door den Godsdienst en door de gewoonte toegehaald, verbrak, moést door eene groote eensgezindheid van neigingen, door verftandige en kragtdaadige maatregels, onderfchraagd worden. De Vereenigde Staaten van Amerika bezorgden zich zelve eene bondgenoodfchappelyke Regeeringswyzc , welke met de inwendige voordeden eener Gemeenebestregeeringe alle de uitwendige fterkte van eene Monarchie paarde. Ieder Provincie hadt eene Vergadering , beftaande uit de Afgevaardigden der onderfcheidene gewesten, in welke de wetgeevende magt berustte. De Prefident dier Vergaderinge hadt de uitvoerende magt: zyne regten en pligten waren, alle burgers te hooren; dezelve byeen te roepen, wan-  der BEIDE INDIEN. 3.8* wanneer de omftandigheden zulks vorderden; te zorgen voor de uitrusting en het onderhoud der troepen, en nevens de opperhoofden derzelver verrigtingen te beraamen. Hy wierdt gefield aan het hoofd van Gevolmagtigden, die geduurige gemeenfchap moesten onderhouden met het algemeen Congres. De tyd zyner bedieninge wierdt gefield op twee jaaren; maar de wetten gaven vryheid om dien tyd te verlengen. De Provinciën waren niet verpligt rekenfchap te geeven van haar beftuur aan den grooten Raad der Natie, hoewel zamengefteld uit de Afgevaardigden van alle Graaffchappen. De meerderheid van het algemeen Congres over de byzondere Congresfen bepaalde zich tot zaaken, de Staatkunde en dep Oorlog betreffende. Zommige zyn van gedagten dat de inrigting van dit lichaam niet zo volkomen was als de wetgee1 ving der Provinciën. 'tSchynt, in de daad, dat i bondgenootfchappelyke Staaten, die den ftand van i onderdaanen verlaaten hebben, om zich tot dien der onaf hanklykheid te verheffen, niet zonder ge. vaar in handen hunner Afgevaardigden kunnen 1 vertrouwen de onbepaalde magt van Oorlog en 1 Vrede. Want, indien zy trouwloos of niet zeer : kundig zyn, kunnen zy den geheelen Staat doen 1 wederkeeren tot de flaaverny, welke dezelve zoekt te ontworftelen. 't Schynt dat in deeze oogenbliki ken van ftaatsom wentelingen de algemeene wil niet te duidelyk bekend zyn kan, en niet te letterlyk. ; kan worden uitgedrukt. Ongetwyfeld, zegt men, ; is het noodzaaklyk , dat alle de flappen, alle de ; verrigtingen, welke ter algemeene verdëediginge medewerken, moeten beraamd worden door de  3S2 GESCHIEDENIS algemeene Afgevaardigden des llchaams van den' Staat; maar dat de vooftduuring van den Oorlog; én de voorwaarden van den Vrede moeten ov erleid en beflist worden in ieder Provincie; en eindelyk dat van deeze raadpleegingen verflag gedaan worde aan het algemeen Congres, door de Afgevaardigden, welke het gevoelen hunner Provincie aan de meerderheid zouden onderwerpen. Men voegt 'er nevens, dat indien het in gevestigde heer fchappyen heilzaam zy, dat het volk zich met een volkomen vertrouwen verlaate op de wysheid van zynen Raad, in eenen Staat, daarentegen, welks Regeeringsform eerst gevestigd wordt, in welken het volk, tot nog toe onzeker omtrent zyn lot,' zyne vryheid gewapender hand te rugge eischt,alle burgers geduurig zich moeten bevinden in den Raad, in het Leger en in de algemeene Vergaderplaatzen , en de oogen altyd gevestigd houden op de Afgevaardigden, wien zy hun lot hebben aanbevolen. Hoewel deeze beginzels, in 't algemeen, gegrond* zyn, zou men, egter, kunnen antwoorden, dat zy, misfchien , bezwaarlyk zouden kunnen toegepast worden op het nieuwe Gemeenebest, 't welk door de Amerikaanen wierdt opgericht. Het is met dit Gemeenebest niet gelegen als met de verbondene Republyken, welke wy met'er daad in Europa gevestigd zien: ik bedoel de Republyken der Nederlanden en Zwitzerland , die eene niet zeer groote uitgebreidheid beflaan , en daar de Provinciën zeer fpoedig met elkander in onderhandeling kunnen treeden. Het zelfde kan van de bondgenootfehappen van oud Griekenland gezegd worden. Op een kleinen afftand waren deeze Staaten  ber BEIDE INDIEN. 383 ten van elkander gelegen; binnen de grenzen van Peloponnefus of binnen den omvang van een kleinen Archipel waren zy genoegzaam opgeflooten. Maar de vereenigde Staaten van Amerika , langs een wyduitgeftrekt vast land verfpreid; in de nieuwe waereld eene uitgebreidheid van bykans vyftien graaden beflaande; door wildernisfen , bergen, zeeboezems en wydftrekkende kusten van een gefcheiden, kunnen zy geene zo fpoedige gemeenfchap onderhouden. Indien het Congres geenerlei uitfpraak kan doen in de ftaatkundige belangen, buiten de byzondere raadpleegingen van ieder Provincie; indien by ieder gelegenheid van eenig gewigt, by ieder onvoorziene gebeurtenis , de Afgevaardigden nieuwe bevelen, en, om zo te fpreeken, eene nieuwe magt noodig hadden, dit lichaam zou geheel werkeloos blyven. De overgroote afflanden, de vertraagingen en de menigte der overleggingen zouden te dikmaals aan het algemeene welzyn nadeelig weezen. Daarenboven, in de opkomst eener heerfchappye en te midden van geweldige gistingen der vryheid , heeft men nimmer te vreezen dat een lichaam van Afgevaardigden, door omkooping of uit zwakheid, de belangen zal verraaden, hun toevertrouwd, 't Is veeleer zulk een lichaam, waarin de geest van algemeenebestgezindheid zich verheft en vuur vat. Hier huisvest, in zyne volle kragt, het vernuft der Natie. Verkoozen door de agting hunner medeburgeren, verkoozen in eenen tyd, in welken alle openbaare bediening gevaarlyk en het regt van ftemmen eene eer is, geplaatst aan het hoofd van hun, welke voor altoos dien vermaarden Areopagus zullen uitmaaken, en zelf daar  §84 GESCHIEDENIS daar door uit eigen aart geneigd om de algemeené vryheid als hun werk te befchouwen, moeten zy bezield zyn met de geestdrift van grondleggers, die het hunnen roem agten dat hun naam eeuwen lang zal gegraveerd zyn in den voorgevel van het doorluchtig gebouw, welk thans uit den grond opryst. Ongegrond is, derhalven, de vreeze der voorflanderen van het tegenovergefteld ontwerp, dit ont • derwerp betreffende. Ik zal nog verder gaan. 't Zou kunnen gebeuren dat een volk,'t welk voor zyne vryheid flrydt, vermoeid zynde door een langduurend en afmattend worilelen, en kragtiger getroffen van de tegenwoordige gevaaren dan van het toekoomende geluk, zynen moed voelde verflappen, en, misfchien, in de verzoeking wierdt gebragt om ten eenigen dage deafhanklykheiden den Vrede tefchatten boven eene onftuimige onafhanklykheid, die gevaaren en bloed kost. In dat geval zou hetvoordeelig zyn voor het volk, zich ontdaan te hebben vart de magt om den vrede met zyne onderdrukkers te fluiten , en dit regt te hebben overgedraagen in de handen van den Raad, welken het verkoozen heeft tot een werktuig van zynen wil, indien deeze wil vry, grootmoedig en dapper zy. In het oogenblik als het volk deezen Raad aanftelde, mogen wy ons verbeelden dat het dien aldus heeft aangefprooken : lk plant den ftandaart des Oorlogs tegen myne dwingelanden. Indien het gebeurde dat myn arm vermoeid wierdt van ftryden, indien ik my zo verre kon verlaagen dat ik aanzoek deed om uit te rusten, onderfteun my dan tegen myne zwakheid. Hoor van my geene onwaardige geloften, welke ik voorshands verzaak;  der BEIDE INDIEN. jij zaak;. eh noem het woord Vrede niet, dan wanneer myne ketens zullen verbroken zyn. • In de dafSd , indien men met de gefchiedenisferi dér Gemeenebesten te raade gaa , zal men bevinden, dat de geweldige aandrang en gemoedsdrift der menigte flegts een oogenblik duurt, maar dat by een klein getal uitgeleezene mannen, bekwaam om als opperhoofden te werken , die beflendige én kragtdaadige befluiten moeten gezogt worden , die met vaste en kloekmoedige fchreden na een bepaald doelwit ftreeven , nimmer wankelen eh de rampfpoeden, de fortuin en de menfchen hardnekkig beftrydeh. i Wat hiervan zy, én welke zyde in dit Staatkuniig o'derzoek men ook moge kiezen, de Amerikaanen hadden hun Ontwerp van Regeeringe nog niet tot ftand gebragt, wanneer, in Lentemaand, hopkins, op het Engelsch Eiland, VeorzienigMd genaamd, eene zeer groote menigte fchietgeweer en krygsbehoeften bemagtigde; wanneer, in het begin van Bloeimaand, carleton uit Canada de Provinciaalen verdreef, terwyl zy bezig' waren met dé bemagtiging van Quebek, om aan de verovering deezer uitgebreide bezittinge de laatfte hand te léggen; wanneer, in Zomermaand,' clinton en parker, op de Kusten van Zuid= Amerika, zo kloekmoedig wierden te rug gedreeven. Grooter tooneelén volgden op de verklaaring van de onafhanklykheid. ; Ho we had de plaats van den zwakken gage vervangen. De nieuwe Generaal zelve hadc Boston geruimd. Op den tweeden van Grasmaand binnen Hallifax ontvangen, was hy op den tienden van Zomermaand van daar vertrokken, om zich Bb na'  38Ó GESCHIEDENIS na het kleine Staaten-Eiland te begeeven. Van tyd tot tyd voegden zich aldaar by hem de Landen Zeemagt, welke hy verwagtte; op den achtentwintigften ontfcheepte hy, zonder eenigen tegenftand , zyne troepen op het Lange-Eiland, onder befcherrning van de Vloot, over welke de Admiraal zyn broeder het bevel voerde. Weinig meer kloekhartigheids vertoonden de Amerikaanen binnenslands dan op de kusten. Naa het bieden van een flaauwen tegenftand en het lyden van een zwaar verlies, vlugtten zy na de vaste kust, met zo veel gemak, als een overwinnaar, die zich van zyne voordeelen wist te bedienen, hun niet zou vergund hebben. Nog gemaklyker verlieten de nieuwe Republikeinen de Rad Nieuw-York, dan zy het LangeEiland geruimd hadden ; zy verzamelden zich by Kingsbridge, of Koningsbrug , alwaar alles ge. negen fcheen tot het bieden van een hardnekkigen tegenftand. Indien de Engelfchen hunnen eerften voorfpoed vervolgd hadden, metdenyver, dien de omftandigheden vorderden , zouden de nieuwe krygsben. den, welke men tegen hen aanvoerde, onfeilbaar verftrooid of genoodzaakt zyn geworden om de wapens neder te leggen. Men liet haar zes weeken tyd om zich in veiligheid te ftellen; zy verlieten haare verfchansfingen niet vroeger dan in den nacht tusfchen den eerften en tweeden van Slagtmaand, wanneer de beweegingen , welke onder haar oog gemaakt wierden , haar overtuigden dat haare Legerplaats eindelyk zou worden aangetast. Washington, het opperhoofd der Amen- kaan-  der BEIDE INDIEN. 387 kaanfche krygsmagt, wilde het lot van zyn Vaderland niet waagen aan een gevegt, 't welk befiisfende zyn kon, en eigenaartig zyn moest, tegen de gewigtige belangen, welke hem waren toevertrouwd. Hy wist dat het zammelen, altoos voordeelig voor den bewooner van een landfchap, altoos nadeelig is voor den uitlander. Hier van overtuigd, beiloot hy na Jerfey te rug te wyken, met oogmerk om den Oorlog fleepende te houden. Begunftigd door den winter, door zyne landkennis, door den aart der landftreeke , waar door de krygstucht van een gedeelte haarer voordeelen wierdt beroofd, konde hy zich vleien, het grootfte gedeelte deezer vrugtbaare Provincie te zullen dekken , en den vyand op een afftand van Penfilvanie houden. Eensklaps zag hy zyne banieren verlaaten van de foldaaten, die zich voor zes of ook voor flegts drie maanden verbonden hadden; van een Leger van vyfentwintig duizend man hadt hy naauwlyks twee duizend vyf honderd overgehouden, met welke hy het een geluk re< kende, zich aan geene zyde van de Delaware te kunnen bergen. Zonder een oogenblik tydverzuim, moesten de Koninklyke legerbenden over de rivier trekken, om dit klein getal vlugtelingen te vervolgen, en hunne verftrooijing te voltooien. Indien de vyfduizend man, tot de verovering van Rhodus-Eiland beftemd, de rivier waren opgezeild met dé vaartuigen, op welke zy waren ingefcheept, zou de vereeniging der beide benden gefchied zyn, zonder eenigen tegenftand , binnen Phiiadelphia zelve; en de nieuwe Republykzou vernield zyn, Bb % in  338 GESCHIEDENIS in de vermaarde en gewigtige ftad , welke haar" tot een wieg gediend hadt. Misfchien verweet men, in dien tyd, den Engel* fchen Generaal, dat hy te befchroomd en omzig» tig geweest was in zyne verrigtingen te velde, Zeker is het, dat.hy onbezonnen handelde in de verdeeling zyner Winterkwartieren. Hy betrok dezelve, even als of 'er in Amerika niemand was overgebleeven, welke den wil of de magt hadt om dezelve te ontrusten. Deeze onbezonnenheid gaf moed aan de Krygsmagt van Penfilvanie, Maryland en Virginie, toegefprongen en vereenigd ten algemeenen beste. Op den vyfentwintigften van Wintermaand trekken zy over de Delaware en vallen onverhoedsop Trenton aan, bezet door vyftienhonderd man van de twaalfduizend Hesfen , zo lafhartig asn Groot-Britannie verkogt door hunnen gierigen Op. perheer. Deeze geheele bende wordt in de pan gehakt, gevangen genomen of verftrooid. Acht dagen laater worden drie Engelfche Regimenten eveneens uit Princetown verjaagd; naa, egter, alvoorens hunne agting beter gehandhaafd te hebben dan de vreemde troepen, welke zy in foldy hadden. Deeze onverwagte gebeurtenisfen bepaalen de vyanden van Amerika binnen Jerfey, nevens de posten van Amboy en Brunswyk; veel hadden zy hier, geduurende het overige gedeelte van het flegte jaargety, te Iyden. Hevige driften en groote gevaaren hebben dikmaals ten gevolge, dat zy de ziel doen verbaasd ftaan en tot eenen ftaat van bedremmelinge brengen, welke haar van het gebruik haarer vermogens berooft. Allengkens. be-  der BEIDE INDIEN. 389 bekoomt zy weder, en herkent zich zelve. Alle de bekwaamheden , naa een oogenblik opfchortens, ontwikkelen zich met dies te meerder kragt. Zy fpant alle haare lpringveeren, en haare flxrkte wordt evenredig aan haaren toeftand. Onder eene groote menigte , gevoelen in 't eerst zommigen deeze uitwerking, en wel dra wordt zy aan allen gemeen. Zodanig eene omwenteling was in de Verëenigde Staaten voorgevallen. Allerwegen zag men uit dezelve gewapende mannen te voorfchyn treeden. Zeer laat wierdt de Veldtogt des jaars 1777 geopend. Het Engelsch Leger, wanhoopende om zich door Jerfey een weg na Penfilvanie te baanen, ging eindelyk te fcbeep op den drieëntwintigften van Hooimaand, en bereikte langs de baai Chefapeak eene landftreek, welke de Generaals al in den voorgaanden Jaare behoorden bemagtigd te hebben. Tot aan Brandywine wierdt de optogt van het Leger niet geftoord. Hier tast het de Amerikaanen aan, en flaat ze op den elfden van Herfstmaand; op den dertigften dier maand komt het te Philadelphia, 't welk op den vyfentwintigften van het Congres, en eenige dagen vroeger of laater van het grootfte getal inwooneren was verlaaten. Van geen gevolg was deeze verovering. Niets ziet de Overwinnaar rondom zich dan haat en verwoesting. Binnen eenen zeer eng beperkte uitgeftrektheid opgeflooten, ontmoet hy onoverkoomelyke zwaarigheden om zich verder uit te breiden op,eenen onbebonwden grond. Zyn geld zelf doet hem geene hulpmiddelen vinden in de nabuurige gewesten; van over zee moet hem zyn Bb 3 Jyf-  39° GESCHIEDENIS yfcogt worden toegezonden. Het verdriet eener j opfluitinge, welke negen maanden duurt, doet hem befiuiten om den weg na Nieuw-York, over Jerfey te hervatten; onder het opperbewind van } cl in ton, Opvolger van ho we, volvoert hy ; deezen langtluurigen en gevaarlyken aftogt, met minder verlies, dan een meer ervaren vyand hem j zou veroorzaakt hebben. Terwyl de Engelfchen in Penfilvarne verkwyn- [ den, wierdt 'er een groot tooneel geopend in de i Noordlyker gewesten Van Amerika. lp Bloei- ! maand des jaars 1776, hadt carleton de Pro- 1 vinciaalen uit Canada verjaagd, en in Wynraaand | de Oorlogfchepen vernield, welke zy aan het Meir ; Champlain gebouwd hadden. Deeze gelukkige uitflag opende, in Hooimaand des volgenden jaars, I eourgoyne den weg na Ticonderago. Op I zyne aannadering verliet eene bezetting van vierduizend man dien gewigtigen post, met verlies van haar gefchut, krygsbehoeften en agterhoede. De Engelfche Generaal was uit den aart verme- j tel. Eene zo in 't oog loopende zwakheid vermeerderde zyne ftoutmoedigheid. Hy hadt het I ontwerp beraamd om langs de oevers van Hud- \ fonbaai de legerbenden van Canada met die van Nieuw-York te vereenigen. Dit was een ftout en 1 grootsch ontwerp. Indien het gelukkig ware uit- t gevallen, zou het Noord-Amerika in tweeën ver- | deeld, en, misfchien, een einde aan den Oorlog | gemaakt hebben. Maar, tot den gelukkigen uit- | flag wierdt vereischt, dat terwyl het eene Leger I de rivier afzakte , het ander dezelve opzeilde, f Toen dit mislukte, moest boürgoyne, van het 1 eerfte oogenblik af, bemerkt hebben, dat zyn ont- | werp I  der BEIDE INDIEN. 39r werp een harsfenfchim was. By eiken optogt wierdt dit klaarblykelyker. De wegen van gemeenfchap wierden uitgeftrekter; zyne leevensmiddekn verminderden; de Amerikaanen, den moed hervattende , verzamelden zich van allerwege rondom hem. Eindelyk, deeze ongelukkige legerbende wierdt, op den dertienden van Wynmaand , te Saratoga ingeflooten. Met verbaasdheid ve<-ftonden de Natiën, dat zesduizend van de geoeffendfte foldaaten der oude waereld de wapens hadden neergelegd voor de akkerlieden der nieuwe waereld, door den gelukkigen gates aangevoerd. Dezulken, welke zich herinnerden dat de dus lang onverwinnelyke Zweeden, onder karel den XII, in befprek waren getreeden met de nog barbaarfche Rusfen, befchuldigden de Engelfche troepen niet, maar wraakten alleenlyk de onvoorzigtigheid van haaren Veldheer. Geen ander gevolg hadt deeze gebeurtenis, zo beflisfende naar 't oordeel van onze Staatkundigen, dan min gelukkige ki ygsverrigtingen voor de Amerikaanfche wapens zouden gehad hebben. Naa drie jaaren ftrydens, verwoestens en moordens, verfchilde de toeftand der dingen niet van 't geen dezelve veertien dagen naa het pleegen der eerfte vyandlykheden geweest was. Laaten wy de oorzaaken deezer vreemdluidende byzonderheid tragten naa te fpooren. Groot-Britannie,in zyn eigen land aan onweersbuien gewoon , bemerkte al het gevaar niet, welk de ftorm, die zyne afgelegene bezittingen over 't hoofd hing , kon naa zich fleepen. Zints lange waren zyne troepen binnen Boston vyandlyk aangevallen ; in de Provincie Masfachufet* was een ceBb 4 zag  392 GESCHIEDENIS zag voortgefprooten, onafhanklyk van het zyne; thans maakten de andere Volkplantingen zich gereed om dit voorbeeld te volgen, zonder dat de Regeering zich aan deeze groote ontwerpen in goeden ernst hadt laaten gelegen zyn. Toen zy voor het Parlement wierden bloot gelegd , ontRondt 'er een algemeen geroep in de beide Kamers ; naa aldaar langen tyd te hebben uitgevaa. ren, hieldt men daarmede nog niet op. Ten langen laatfte nam de Natie het befluit, dat het land, welk tegen haare uitfpraaken zich oproerig toonde , door geweld tot onderwerping zou gebragt worden; maar dit gewelddaadig beiluit wierdt uitgevoerd met eene langwyligheid, te gewoon in vrye Staaten. In 't algemeen was men in Engeland van gedagten, dat weerelooze kusten en geheel opene Jandftreeken geen tegenftand zouden kunnen bie den aan zyne Vlooten en Legers. Men dagt dat deeze onderneeming niet lang genoeg zou duuren, dat de vreedzaame landlieden van Amerika zich, geduurende dezelve, in de Oorlogskunst zouden kunnen oeffenen. Men verzuimde in deeze rekening agt te geeven op de luchtftreeke, de rivieren, de enge wegen, de bosfchen , de moeras-, fen, het gebrek aan leevensmiddelen, naar gelange men dieper in het land zou doorgringen , en op eene menigte andere natuurlyke hinderpaalen, welke in den weg zouden koomen tegen een fpoedigen voortgang in een land, waarvan drie vierde gedeelten onbebouwd waren, en 't welk men als nieuw land moest befchouwen. Nog meer wierdt de gelukkige uitflag vertraagd door zedelyke oorzaaken. Groot.  der BEIDE INDIEN. 393 Groot-Britannie is het land der verdeelde aanhangen. Ten allen tyde fcheenen deszelfs Koningen overtuigd te zyn van de noodzaaklykheid om het bewind der zaaken te ftellen in de handen vau den heerfcbenden aanhang. Doorgaans beftuurde. deeze dezelve met verftand en kloekmoedigheid, om dat de voornaamfte bewindslieden van deezen aanhang van een gemeen belang bezield wierden. By de algemeenebestgezindheid, welke in Engeland meer dan in eenig ander land van Europa heerscht, kwam in dat geval nog de fterkte van eenen aanhang, en de geest van partyzucht, misfchien de eerfte fpringveer der Republyken, welke de gemoederen zo kragtdaadig doet werken, om dat dezelve altoos een uitwerkzel van drift is. Om van deeze langduurende voogdyfchap ontflagen te worden, formeerde george de III, zj> nen Raad uit op zich zelve ftaande leden. Geene groote ongelegenheden bragt deeze nieuwigheid te wege, zo lang de voorvallende gebeurtenisfen in haaren gewoonen kring rond liepen. Maar, zo dra de Amerikaanfche Oorlog een werktuig nog zamengeftelder hadt gemaakt, 't welk reeds te veel van zyne eenvoudigheid hadt verlooren, bemerkte men dat het noch de kragt, noch de eenheid, hadt, zo noodzaaklyk tot het uitvoeren van groo-: te zaaken. Aan de te veel van een gefcheidene. raderen ontbrak, om zo te fpreeken, een algemeene aandrang , en een middelpunt van beweeginge. Hunne beweeging was beurtelings langzaam en fchielyk. Het bewind van zaaken geleek tè veel naar dat van eene gewoone Monarchie , onder welke het beginzel van werkinge niet zynen oorfprong heeft in het hoofd van een werk-, Bb 5 zaarn  394 GESCHIEDENIS zaam en verftandig Monarch, die alle de fpringveeren onder zyne hand als byeen verzamelt. "Er was geen geheel meer in de onderneemingen; haare volbrenging bragt geene voordeden aar. Een Ministerie zonder eensgezindheid en zamenfpanning zag zich blootgefteld aan de telkens herhaalde aanvallen van een eensgezind en naauw in een gedrongen vyandlyk lichaam. Deszelfs befluiten, van hoedanig een aart zy ook mogten weezen , wierden door jokkernyen of door redekavelingen beftreeden. Men berispte hetzelve, dat het gewoed hadt tegen verre van de hand woonende burgers, op den zelfden toon a's men het zou berispt hebben, om dat het dezelve hadt gefpaard. Die geenen zelf, welke in het Parlement hevigst Uitvoeren tegen de behandeling, den Amerikaanen aangedaan; zy , die hen ter tegenftandbiedinge meest aanmoedigden; zy, die, misfchien, hun heimelyken onderftand toefchikten: deeze kantten zich even zeer tegen de Onaf hanklykheid, als de Staatsdienaars, welke men onophoudelyk tragtte veragt of gehaat te maaken. Indien het den tegenftreeveren gelukt ware, den Vorst afkeerig te maaken van zyne vertrouwelingen, of van denzelven, door het geroep der Natie, de opoffering te verwerven, zou het ontwerp, om Amerika t' onder te brengen, doorgezet zyn geworden; maar het zou gefchied zyn met grooter eere, meerder kragtdaadigheid en misfchien met beter ontworpene maatregelen. Dewyl de t'onderbrenging der muitende Provinciën het werk deezer tegenftanderen niet zyn moest, verkoozen zy liever dat dit uitgeftrekt gedeelte der Britfche heerfchappyen daar-  der BEIDE INDIEN. 39S daarvan wierdt afgcfcheurd , dan dat het, door andere handen dan de hunne, met dezelve verèenigd bleef. De voortvaarende werkzaamheid der Legerhoofden vergoedde het miskwaam deezer tegenkantingen niet, noch van de verrigtingen, welke dezelve ten gevolge hadden. Den foldaat vergunden zy te langduurige rust; den tyd van weiken befteedden zy aan overleggen; de nieuw geworvene troepen naderden zy met de zelfde behoedmiddelen , welke zy ten aanzien van wel afgerigte troe. pen zouden gebruikt hebben. De Engelfchen, die in de verrigtingen van hunne aanhangen met zo veel drifts te werk gaan, vertoonen elders overal een koelzinnig en bedaard karakter. Geweldige driften zyn 'er noodig om hen in beweeging te brengen. Indien deeze fpringveer hun ontbreeke, pasfen en meeten zy alle hunne beweegingen. Dan laaten zy zich beftuuren door de hoedanigheid van hunnen aart, die, zo men de kunften der verbeeldinge en van den fmaak daar van uitzondere, over 't algemeen genomen , regelmaatig en verftandig is. In den oorlog verliest hunne kloekhartigheid nimmer de vastgeftelde beginzels uit het oog, en laat weinig aan "het geval over. Zelden laaten zy aan hunne zyden of agter zich iets, 't welk hun ongerustheid kan veroorzaaken. Dit ftelzel heeft zyne voordeelen , voornaamlyk in een weinig uitgeftrekt en ingeflooten land, 't welk met fterkten en vestingen doorzaaid is. Maar in de tegenwoordige omftandigheden en in het wydftrekkende vaste land van Amerika, tegen een volk , 't welk men den tyd niet hadt moeten gunnen om zich te verfterken, noch zich in den. Oorlog te befchaaven, zou, misfchien, de vol- maakt-  gpa GESCHIEDENIS maaktheid der kunst vereischt hebben dit fteïzel te vergeeten, en in deszelfs plaats te ftellen een voortvaarenden en fpoedigen optogt, nevens die ftoutmoedigheid, welke verbaast, treft en tevens ontwapent, 't Was inzonderheid in de eerfte oogenblikken, dat men den Amerikaanen hadt behooren aan te jaagen, niet den fcbrik der verwoestingen, die een volk, welk voor zyne Vryheid de wapenen heeft aangegord, meer "met verontwaardiging vervullen, dan vervaard maaken; maar die vreeze, welke ontftaat uit de overmaat van bekwaamheden en wapenen, en welke eenkrygshaftig volk eigenaartig uit de oude na de nieuwe waereld moest overbrengen. Het vertrouwen op de overwinning zou welhaast van de overwinning zelve gevolgd zyn geworden, IVJaar door te veel omzigtigheids , door eene te fiaaffche verknogtheid aan grondbeginzels en regels-, mislukte het aan niet zeer bekwaame Opperhoofden, hunnen Vaderlande den dienst te doen, welken het van hun verwagtte , en dien het met regt van hun mogt verwagten. Van den anderen kant hielden de foldaaten niet fterk aan by hunne Bevelhebbers om hen ten ftry. de aan te voeren. Zy kwamen uit een land, alwaar de zaak , welke hen zo veele zeeën hadt doen overfteeken , geen gerugt maakte. Het was in de oogen der volken eene kortduurende ophruisfching, welke geene gevolgen kon hebben. De gefchillen, welke dezelve in het Parlement veroorzaakte, verwarden ze met zo veele andere gefchillen, dikmaals van zeer weinig aangelegenheids. Men fprak 'er niet van; of, °indien eenige luiden daar over zamenkoutten,zy ftelden 'er niet meer  beu BEÏDE INDIEN. 397* meer belangs in, dan in de nieuwstydingen, wélke, in de groote fteden, de ledigloopers eiken dag bezig houden De onverfchilligheid der Natie was tot de verdeedigers van haare regten overgeflagen. Mogelyk zouden zy zelf gevreesd hebben , te beflisfende voordeden te behaalen op medeburgers, die de wapens hadden opgevat alleen om hunne boeiens af te fchudden. In alle Monarchien van Europa is een foldaat niets anders dan een werktuig dër dwingelandye, en hy voedt de gevoelens van dezelve. Hy gelooft een eigendom van den Throon en niet van het Vaderland te zyn; honderdduizend gewapende menfchen zyn niets anders dan honderdduizend getuchtigde en geduchte flaaven. De gewoonte zelve van de heerfchappy des gewelds te oeffenen, die heerfchappy,voor welke alles moet wyken, werkt mede om in hun alle denkbeelden van Vryheid te verdooven. Eindelyk, de krygsregeering en ondergefchiktheid,welke , op het woord van een' eenig' mensch, duizenden handen in beweeging brengt, die niet gedoogt te zien, noch te ondervraagen , en op het eerst gegeeven zein een wet afkondigt van dóoden of te fterven: dit alles bevordert en voltooit de verandering deezer gevoelens in vastgeftelde beginzels, en maakt ze, om zo te fpreeken,tot de Zedekunde van hunnen Staat. Dus is het niet met Engeland gelegen. Zo kragtig werkt de invloed der Conftitutie, dat dezelve zich zelf tot de Legerbenden uitftrekt. Een mensch is aldaar een burger voor dat hy foldaat wordt. Het algemeen begrip, met de Conftitutie zamenfpannende, vereert aldaar den eenen tytel, en maakt luttel werks van den anderen. Van hier dat uit de  S98 GESCHIEDENIS» de gefchiedenis der fïaatsom wentelingen, op dit onrustig Eiland voorgevallen, blykt,- dat de Engelfche foldaat, hoewel voor zyn geheele leeven verbonden, nogthans voor de Vryheid van den Staat eene drift behoudt, van welke wy, in veele gewesten der flaavernye, bezwaarlyk een denkbeeld kunnen vormen. Hoe zou de dapperheid, welke de Britfche troepen ontbrak, hebben kunnen bezielen de Hesfen, de Brunswykers en de overige Duitfchers,onder de zelfde flandaarten vergaderd, allen even misnoegd op de Vorflen , die hen verkogt hadden , misnoegd op den Vorst, welke hen hadt gekogt, misnoegd op de Natie, welke hen in foldy hieldt, misnoegd op hunne fpitsbroeders, welke in hun de hoedanigheid van huurlingen veragtten ? In hun eigen hart hadden deeze kloeke mannen geen deel genomen in een gefchil, waar mede zy volftrekt niets te doen hadden. Daarenboven zagen zy in de vyandlyke legerplaatze broeders, welken zy vreesden den dood te zullen aandoen, van de hand van welke zy geene kwetzuure zouden hebben willen ontvangen. De geest der Engelfche legerfchaaren was daarenboven nog veranderd, in gevolge der omwentelinge, zedert vyftien of achttien jaaren in de zeden hunner Natie voorgevallen. De gelukkige uitflagvan den jongstvoorgaanden oorlog; de meerdere uitgebreidheid , welke de koophandel, naa 't fluiten van den Vrede, hadt ontvangen; de wydftrekkende veroveringen in de Oostindiën : alle deeze middelen des geluks hadden in Groot-Brittannie, zonder eenige tusfchenpoozing, verbaazende fchatten opeen geftapeld. Deeze fchatten tok-  der BEIDE INDIEN. 399 tokkelden de begeerte na nieuwe genietingen. De grooten gingen de vermaakskunsten in vreemde landen, voornaamlyk in Frankryk , zoeken, en verfpreidden dit fmetgif in hun eigen Vaderland. Van de hoogere Handen verfpreidde het zich onder lieden van allerleien rang. Op een moedig, ingetoogen en eenvoudig karakter volgde de fmaak voor weelde, uithuizigheid en galanterie. De reizigers , welke voormaals dit zo vermaard Eiland bezogt hadden, verbeeldden zich onder een anderen hemel zich te bevinden. De befmetting was tot de troepen overgeflagen. ïn het nieuw halfrond bragten zy mede de zucht voor het fpel, gemak en goed fier, welke hen in de oude waereld hadt bevangen. Door zich van de kusten te verwyderen, zou men hebben moeten afzien van de overtolligheden, op welke men zo zeer gefteld was; en deeze fmaak voor weelde, deeze drift, te fterker werkende, om dat zy nog nieuw was, verfchafte kleine aanmoediging om diep in 't lang een vyand te vervolgen, fteeds gereed om zich nog dieper landwaarts te begeeven. Nieuwe Staatkundigen, die met zo veel vertrouwen ftaande houdt, dat de zeden geenerhanden invloed hebben -op het lot der Staaten ; dat ten hunnen opzigte de regelmaat der grootheid die van den rykdomis;dat de weeldegeneugten van den Vrede en de wellust'gheden van den Burger de uitwerking dier groote werktuigen niet kunnen verzwakken , welke men Legers noemt, en wier zeker en fchroomwekkend fpel, door de Europifche krygstucht, naar uwe gedagte, tot zulk eene hooge volkomenheid gebragt is: gy, die ter handhaavinge van uw gevoelen, uwe oogen aftrekt van de asch van Kar-  4jo GESCHIEDENIS Karthago eh de puinhoopen van Rome , fchort ten minfte, naa bet verhaal, welk ik udoe, uvv oordeel op, en gelooft dat 'ér gevallen zyn kunnen, in welke de gelegenheden tot éen gelukkigen uitflag door de weelde worden afgefneeden. Gelooft dat zelf voor dappere krygsbendeh de ohófhanklykheid van behoeften dikmaals tot een eerfte bron der óverwinninge diende. Te gemaklyk is het, misfchien, niets dan den dood te tarten ; op eene nog zwaarder proeve kunnen dé Natiën gefteld worden, door den overvloed bedorven , die van het verlies haarer vermaaken te kunnen draagen. . Voegt nog by alle deeze redenen, dat dé oorlogsbehoeften, over zo uitgebreide zeeën, zelden overkwaamen in het bevoegde tydftip voor de krygsverrigtingen voegde; als mede dat dé Raadefi van george den III, te veel invloeds begeerden te hebben op de oorlogsbedryven, welke op een zo verren afitand van hun moesten volvoerd worden: en gy zult de meeste hinderpaalen kert.nen, welke zich aankantten tégen den gelukkigen uitflag der verderfryke aanflacen van het Moederland tegen de Vryheid der Volkplantingen, Maar, waarom heeft Amerika zelve niet van zyne kusten verdreeven de Europeaanen," gekomen om den dood of de flaaverny aan te brengen ? De nieuwe waereld wierdt befchermd door gèregelde troepen, welke men in den beginne voor flegts drie of zes maanden hadt aangenomen; naderhand wierdt deeze tyd verlengd tot drie jaaren, of zo lang de vyandlykheden zouden duuren. Zy wierdt befchermd door burgers, die niet eerder te velde toogen, dan wanneer hunne by- zon-  der BÉIDE INDIEN. 4oi | zohdere Provincie aangevallen of gedreigd wierdt. | Noch het Leger, 't welk fteeds op de been was, 1 noch de toevallige en voor een tyd aangenomen I landmagt bezat eenen krygsgeest. Het waren akjkerlieden, kooplieden, regtsgeleerden, eeniglyk i afgeregt op de kunften van den Vrede, en ten 1 ftryrie aangevoerd door leidsmannen, even weinig i als hunne onderhoörigen in de zeer zamengefteldé*jweetenfchap der krygsgevegten bedreeven. Welk jeene hoop kon men, in deezen ftaat der dingen4 I voeden , met voordeel het hoofd te zullen bie. Iden aan menfchen, in de krygstucht grys geworden , op de lëgerbeweegingen afgeleerd, in de krygswerktuigkunde onderweezen , en overvloedig voorzien van alle de noodige werktuigen tot een geweldigen aanval en een hardnekkigen tegenftand? De geestdrift alleen zou deeze zwaarigheden hebben kunnen te boven koomen; maar was dezelve weezenlyker in de Volkplantingen dan in het Moederland voorhanden? In Engeland heerschte het algemeen begrip,; dat het Parlement in de daad het regt hadt om belastingen të Vorderen van alle gewesten, die een gedeelte der Britfche heerfchappye uitmaakten. Geene honderd menfchen zou men , misfchien , in den' aanvang der onlusten gevonden hebben , welke dit gezag in twyfel trokken. Nogthans deedt de weigering der Amerikaanen, om dit gezag te erkennen, de gemoederen van hun niet afkeerig worden. Men droeg hun geenert haat toe, zelf naadat zy, ter handhaavinge van hunne eifchen, de wapens hadden opgevat. Dettyl de handwerken in het hart des Koninkrykö : Cc niet  402 GESCHIEDENIS niet kwynden, en het onweer flegts van verre loeide, hieldt een iegelyk zich in vrede met zyne zaaken onledig, of gaf zich ongeftoord aan zyne vermaaken over. Zonder eenig ongeduld wagtren allen het flot af van een bedryf, welks ontknooping hun, in de daad, geenzins onzeker fcheen. Veel in 't oogloopender moest in den beginne de gemoedsgisting zyn in de nieuwe dan in de oude waereld. Gebruikte men ooit by de Natiën den gehaaten naam van dwingelandye, of den zo zoetluidenden naam van onafhanklykheid, zonder dat zy daar door-in beweeging gebragr wierden? Maar was deeze drift van langen duur ? Indien de verbeeldingen haare eerfte kragt hadden behouden, zou dan niet de noodzaaklykheid , om derzei ver overmaate te beteugelen, de bemoeijingen van een opkoomend gezag hebben bezig gehouden? Maar verre van de ftoutmoedigheid te moeten in bedwang houden, vondt het zich verpligt om de lafhartigheid te vervolgen. Men zag het overloo pen der krygslieden met den dood ftraflèn , en den ftandaart der Vryheid met bloed bezoedelen. Men zag 't de uitwisfeüng der gevangenen van de hand wyzen, uit vreeze van in de troepen de geneigdheid te zullen aanmoedigen om zich op de eerfte opeifching over te geeven. Men zag het in de noodzaaklykheid gebragt tot het oprechten van Regtbanken, gelastigd ter geregtelyke vervolginge van de Legerhoofden of derzelver Stedehouderen, die te ligtvaardig posten zouden verlaaten, aan hunne waakzaame zorge toevertrouwd, 't Is waar dat een tachtigjaarige Gryzaart, dien men na zyn huis en haardftede wilde te rug laaten gaan, uitriep: Myn dood kan van nut zyn; met myn lyk zal |  der BEIDE INDIEN. 403 zal ik eenen, die jonger is dan ik bedekken. Het ■is waar dat putnam tot eenen Koningsgezinden gevangene zeide: Keert weder tot uw Opper, hoofd, en indien hy u vraage hoe veel manfchap ik hebbe, antwoord hem dan dat ik genoeg heb; dat, indien het hem gelukte dezelve te flaan, ik nog ge. noeg zou overhouden, en dat hy in 't einde zal ondervinden , dat ik te veel heb voor hem en voor de dwingelanden, welke hy dient. Dit waren heldhaftige, maar zeldzaame gevoelens; dag aan dag wierden zy fchaarfcher.: Nimmer was de brooddronkenheid algemeener, maar zy kon flegts een oogenblik duur en. Van alle de kragtigwerkende oorzaaken, die zo veele omwentelingen op den Aardbodem hebben voortgebragt, was 'er geene in het Noorden van Amerika voorhanden. Noch de Godsdienst, noch de Wetten waren aldaar gefchonden. Het bloed der martelaren of der burgeren hadt aldaar niet op de fchavotten geftroomd. Men hadt 'er de goede zeden niet gekwetst. De gewoonten, de gebruiklykheden, geenerhande voorwerpen, dierbaar aan .het volk, waren 'er der fpotternye tot een prooi gegeeven. De eigendunkelyke magt hadt aldaar den landzaat niet uit het midden van zyn gezin of van zyne vrienden vervoerd , om hen na eene akelige gevangenis te fleepen. De algemeene orde was aldaar niet omgekeerd. De beginzels van het landbeftuur waren 'er niet veranderd ; en de grondregels van Regeeringe waren 'er altoos dezelfde gebleeven. Alles kwam hierop uit, cf het Moederland al of niet het regt badt om middelyk of onmiddelyk eene geringe belasting op de Volkplantingen te leggen; want de bezwaarCc 2, nis-  404 GESCHIEDENIS nisfen, in het Manifest opeen geftapeld, waren van geene kragt dan in gevolge van dit eerfte bezwaar. Deeze bykans overnaruurkundige vraag was niet bekwaam om de menigte tot opftand te verwekken, immers niet om haar veel belangs te doen ftellen in een gefchil, om 't welk zy de landeryen beroofd zag van handen, beftemd om dezelve vrugten te doen draagen , haare oogften verwoest, haare velden bedekt met de lyken van nabeftaande bloedverwanten of geverfd met haar eigen bloed. By deeze onheilen , het werk der Koningsgezinde troepen langs de kusten, kwamen eerlang nog ondraaglyker onheilen binnen 's lands. Nimmer hadt de rustelooze woelagtigheid der Hoven van Londen en Verfailles de rust van 't Noordlyk gedeelte van Amerika verftoord , of deeze Mogendheden hadden in haare bloedige gefchillen ingewikkeld de landzaaten , welke in dit gedeelte der nieuwe waereld ginds en herwaarts zwerven. Door de ondervinding overtuigd van het gewigt, welk deeze zwervende horden op de fchaal konden leggen, namen de Engelfchen en de Volkplanters gelykelyk het befluit, om ter hunner wederzydfche verdelginge zich van dezelve te bedienen. Carleton was de eerfte, die het ondernam om deeze barbaarfche horden in Canada de wapens te doen opvatten. „ Het is," dit kreeg hy tot antwoord, „ het is een gefcbil van een Vader' „ met zyne Kinderen , het voegt ons niet ons „ met deezen huistwist te bemoeien."— „ Maar, „ indien de Rebellen deeze Provincie kwamen „ aanvallen, zoudt gy ons dan niet helpen om „ ze  der BEIDE INDIEN. A-S s, ze te verdry ven ?" — „ Zedert den Vrede, ,, is de Oorlogsbyl veertig vademen diep in de „ aarde begraaven." — „ Gy zult dien zekerlyk wedervinden, indien gy in de aarde graaft." — „ De Heel is verrot, en wy kunnen 'er geen j, gebruik van maaken." Niet gelukkiger flaagden de Vereenigde Staaten. „ Wy hebben vernomen," dus fprak de Ham der Onéidas tot derzei ver Afgevaardigden, „ dat 'er „ oneenigbeden ontftaan zyn tusfchen Oud- en „ Nieuw-Engeland. Nimmer zullen wy deel nee„ men in uwe fnoode verdeeldheden. De Oorlog „ tusfchen broeders is eene vreemde en onge„ hoorde zaak in deeze gewesten. In onze over„ leveringen ontmoeten wy geen voorbeeld van „ deezen aart. Maakt een einde aan uwen uit„ zinnigen haat; en dat een gunftige hemel de ,, donkere wolk doe verdry ven , welke boven „ uwe hoofden hangt." De Masphis alleen fcheenen deel te neemen in het lot der Amerikaanen. „ Ziet daar zestien ,, fchellingen," dus fpraken deeze goedhartige Wilden; „ dit is alles wat' wy bezitten. Wy zou- den 'er Rhum voor gekogt hebben , maar nu „ zullen wy water drinken. Wy gaan op de jagt. „ Indien wy dan eenige wilde dieren vellen, zul„ len wy de huiden verkoopen, en de pennin„ gen , welke 'er van koomen, by u lieden „ brengen." Naa verloop van tyd gelukte het, nogthans, de zeer werkzaame Zendelingen van Groot-Britannie, verfcheidene landingeboorene Natiën op hunne zyde te krygen. De belangen der Engelfchen fchatteden zy boven die van derzelver vyanden, Cc 3 deels  4o6 GESCHIEDENIS deels om dat de eerstgenoemden, opeen grooter afftand van de wilden woonagtig , hun niet zó veel kwaads hadden toegebragt, als zy van hunhe moedige nabuuren geleeden hadden: deels om dat de Engelfchen de dienden,welke men van hun zou kunnen genieten, beter konden en wilden betaalen. Onder hunne ftaadaarten deeden deeze bondgenooten, wier woeste geaartheid geenen teugel, kent, honderdmaal meer nadeels aan de Volkplanters in den omtrek der bergen gevestigd, dan de Koningsgezinde troepen in de nabuurfchap van den Oceaan, van dezelve konden geleeden hebben. Slegts een meer of min aanmerkelyk getal Amerikaanen wierdt van deeze rampfpoeden aangetast; en inwendig gebrek deedt wel haast hen allen lyden. Nimmer waren de metaalen, die over den geheelen aardkloot 'alle voorwerpen van den Koophandel verbeelden, zeer overvloedig geweest in dit gedeelte der nieuwe waereld Het weinige, dat men 'er zag, verdween wel haast byhet eerfte uitbreeken der vyandlykheden. In de plaats van deeze tekens van algemeen verdrag wierden andere tekens gefteld, aan deeze gewesten byzonder eigen. Het papier verving het geld. Om aan dat nieuwe onderpand eenige waardigheid te geeven, wierdt het beftempeld met zinnebeelden, welke de landzaaten geduurig moesten doen gedenken aan de grootheid hunner onderneeminge, aan de onfchatbaare waarde der vryheid, en aan de noodzaaklykheid eener volhardinge, boven alle rampfpoeden verheven. Niet gelukkig ftaagde deeze vond. De ingebeelde rykdommen wierden ver-  der BEIDE INDIEN. 40? ! verworpen. Hoe de nood om ze te vermenigjyuldigen dringender wierdt, hoe de kleinagting Ivoor dezelve meer aangroeide. Met een verontjwaardigend misnoegen zag het Congres den hoon, Jzyner geldmunte aangedaan ; het verklaarde voor Jverraaders des Vaderlands alle de zulken, die defzelve niet even gewillig aannamen, als zy het goud 1 zouden aangenomen hebben. Was dit 'Genootfchap onkundig, datdegemoe. | deren zich even min als de gevoelens laaten reIgeeren? Bemerkte het niet, dat in den tegenwoorIdigen hachelyken toeftand elk redelyk burger I fehroomde, zyne goederen in de waagfchaal te ftellen? Begreep het niet, dat het, by de opkomst van een Gemeenebest, overheerfchende bedryven ondernam,onbekend in de gewesten zelve tot flaaverny gevormd? Konde het onveinzen, dat het een gebrek van vertrouwen met de zelfde ftraffen tuchtigde, welke men door oproer en verraad naauwlyks zou verdiend hebben? Het Congres zag dit alles. Maar het ontbrak hetzelve aan keuze van hulpmiddelen. Zyne veragtelyke en veragte papieren waren in de daad dertigmaal beneden hunne wezenlyke waarde. Op den dertienden van Herfstmaand des jaars 1779 waren 'er onder het gemeen voor 799, 744' 000 Livres aan papieren geld. Behalven de byzondere fchulden van ieder Provincie, was, de Staat 188, 670, 525 Livres fchuldig. * Van eenen geesfel, dien men huislyk of binnenlandsch mag noemen, wierden de landzaatcn niet fchadeloos gefteld, door eene gemaklyke gemeenfchap met alle andere gewesten des Aardkloots. Groot -Britannie hadt hunnen fcheepvaart Cc 4 ge-  4o8 GESCHIEDENIS geftoord op Europa, op de Westindiën , op alle de vaarwaters, welke van Engelfche fchepen krielden. Toen fpraken de Amerikaanen tot het Heelal: „ Het is de Engelfche naam, welke ons „ gehaat gemaakt heeft; wyzweeren dien plegtig ,, af. Alle menfchen zyn onze broeders. Wy zyn „ vrienden van alle Natiën. Alle Vlaggen kun„ nen zonder febroom van te zullen gehoond „ worden, zich op onze kusten vertoonen, on„ ze havens bezoeken." Eene in fchyn zo verlokkende uknoodiging hadt de bedoelde uitwerking niet. De met regt zo genaamde handeldryvende Staaten, onderregt dat Noord-Amerika in de noodzaaklykheid gebragt was om zich in fchulden te fteeken, en zelf in het tydftip van zynen bloeiendften voorfpoed, waren op goeden grond van gedagten dat het, in den tegenwoordigen geldeloozen ftaat, zeer weinige goederen zou kunnen betaalen, welke derwaarts gevoerd wierden. De Franfchen alleen , die alles durven beftaan, durfden de ongelegenheden deezer nieuwe verbintenisfe waagen. Maar door de welonderleide waakzaamheid van den Admiraal howe, wierden de meeste fchepen, welke zy derwaarts zonden, genomen voor dat zy ter beftemde plaatze aankwamen ; de overige vielen hem in handen naa hun vertrek van de Amerikaanfche kusten. Van eenige honderden vaartuigen , uit Frankryk gezeild, kwamen niet meer dan vyfentwintig of dertig behouden over; en nog bragten deeze in 't geheel geen of zeer weinig voordeel hunne Reeders aan. Eene menigte verliezen, gevoegd by zo veele andere geesfels, kon de Amerikaanen hunne oude, rust  der BEIDE INDIEN. 409 rjisjt doen betreuren, en na eene verzoening mee Engeland doen wenfchen. Vergeefs hadt men de land zaaten door de verbintenis van eeden en door de heerfchappy van den Godsdienst aan de nieuwe Regeering verbonden. Vergeefs hadt men hen zoeken te overtuigen van de onmogelykheid om zeker en veilig in onderhandeling te treeden met een Moederland, alwaar het eene Parlement om verre wierp 't geen het ander hadt opgebouwd. Vergeefs hadt men hen gedreigd met het nimmer ophoudend misnoegen eens beleedigden en wraakgierigen vyands. 't Was mogelyk dat deeze afgelegene bezorgdheden het gewigt der tegenwoordige onheilen niet konden opweegen. Dus redekavelde het Britfche Ministerie, wanneer het na de nieuwe waereld van ftaatswege Afgevaardigden zondt, gelastigd om alles, behalven de onaf hanklykheid, aan te bieden aan de zelfde Amerikaanen, van welke men, twee jaaren geleeden , eene onbepaalde onderwerping hadt geëischt. Van waarfchynlykheid is het niet ontbloot, dat dit ontwerp van bevrediginge, eenige maanden vroeger, een vergelyk zou hebben uitgewerkt. Maar in het oogenblik als het Hof van Londen dit ontwerp liet voorflaan, wierdt het trotslyk van de hand ge weezen, om dat men deezen ftap aanmerk, te als een gevolg van vreeze en zwakheid. Reeds waren de landzaaten gerust gefteld. Het Congres, de Legerhoofden, de Troepen , listige of onderneemvolle Ingezeetenen , die zich in elke Volkplanting van het gezag hadden meester gemaakt: alles hadt zyne eerfte ftoutmoedigheid hervat. Dit was het gevolg van een Verbond van vriendfehap en koophandel, tusfchen de VerëenigCc 5 de  4io GESCHIEDENIS ds Staaten en het Hof van Verfailles, getekend op den zesden van Sprokkelmaand des jaars Indien het Britfche Ministerie onzydig hadt geredekaveld , zou het begreepen hebben , dat de zelfde onzinnigheid, welke het hadt vervoerd om de Volkplantingen aan te tasten, ten gevolge moest hebben de noodzaaklykheid om oogenblikkelyk aan Frankryk den Oorlog te verklaaren. In de'Raadsvergaderingen dier Kroone heerschte toenmaals die naauwlettende omzigtigheid , welke eene nieuwe Rastering altoos moet inboezemen. Haare geldmiddelen bevonden zich in eenen ftaat van verwarringe, het gevolg eener twintigjaarige dwaasli li. Het verval der Zeemagt jaagde alle de b rfgera ongerustheid aan. Spanje, reeds afgemat dooi zynen dolzinnigen togt na Algiers, bevondt zich in belemmeringen, welke het niet zouden veroorloofd hebben, zynen bondgenoot by te fpringen. Zonder vermetelheid kon Engeland zich een gelukkigen uitflag belooven tegen den magtigften zyner vyanden, en Amerika eenen fchrik aanjaagen door behaalde overwinningen of door veroveringen in deszelfs nabuurfchap gedaan. De aan gelegenheid van welke het voor deeze Kroone was, haare muitende onderdaanen den eenigen fteun te hebben benomen, dien zy nog hadden behouden, zou de verontwaardiging vermeerderd hebben, welke het fchenden der plegtigfte Verbonden inboezemt. ISiets van dit alles zag george de III. De heimelyke onderftanden, welke het Hof van Verfailles overzondt na de Provinciën, welke, ter verdeediginge van haare regten, de wapens had. den  der BEIDE INDIEN. 4ïf den opgevat, openden hem de oogen niet. De Timmerwerven van Frankryk krielden van werklieden. De Tuighuizen waren opgevuld met gefchut. In de Magazynen was geene plaats meer voor de nieuwe fcheepsbehoeftens. Zyne Havens vertoonden den dreigendften toeftel. Met dit allés bleef deeze vreemde verblindheid nog al duuren. Om St. James uit deeze flaapziekte op tewekken, was het noodig dat lodewyk de XVI, op den veertienden van Lentemaand, aldaar deedt aankondigen, dat hy de Verëenigde Staaten voor onafhanklyk hadt verklaard. Deeze aankondiging was eene Oorlogsverklaring. Onmogelyk was het dat eene Natie, meer gewoon om beleedigingen aan te doen dan te lyden, met geduldige oogen aanzag, dat haare onderdaanen van den eed van getrouwheid ontflagen, dat zy met luister tot den rang van oppermogende magten verheven wierden. Geheel Europa voorzag, dat twee Volken, welke eeuwen lang om het meesterfchap geftreeden hadden, de wateren van den Oceaan met bloed zouden verwen , en nogmaals dat verfchrikkelyk fpel zouden fpeelen, waarin de voorfpoed van den Staat nimmer als eene vergoeding zou kunnen dienen voor de onheilen der burgeren. De zulken, in welke de eerzucht alle beginzels van goedwilligheid jegens hunne naasten niet geheel vernietigd hadt, befchreiden voorshands de rampen, welke, in de beide waerelden, gereed ftonden om op het menschlyk geflagt neder te daalen. Het bloedig tooneel werdt nogthans niet geo ■ pend, en deeze verwyling deedt eenige ligtgeloovigen op de voortduuring van den vrede hoopen. Men  412 GESCHIEDENIS Men was onkundig, dat eene Vloot, uit de haven van Toulon gezeild, last hadt om de Engelfchen in het Noorden van Amerika aan te tasten. Men was onkundig, dat van Londen bevelen na de Oostindiën waren afgezonden, om de Franfchen van daar te verdry ven. Zonder toegelaaten te zyn tot de verborgenheden eener trouwloosheid, welke het eener looze Staatkunde gelukt is om ze als gewigtige onderneemingen van Staat te doen befchouwen, waren de waarlyk ver* llandigen van oordeel dat de vyandlykheden onvermydelyk, dat zy zelf op onzen Oceaan aan» ftaande waren. Deeze voorziene ontknooping gebeurde met 'er daad door het gevegt tusfchen twee Fregatten, op den zeventienden van Zomermaand des jaars 1778 voorgevallen. Moeilyker wordt hier van tyd tot tyd onze taak. Ons eenig doelwit is, nuttig en waarfpreekende te zyn. Verre zy van ons alle partyzucht, die de zulke verblindt en vernedert, welke de menfchen beftuuren en de geenen, die 'er na durven ftreeven om hen te onderregten. Onze gebeden zyn voor het Vaderland, en onze huldebetooningen aan de Geregtigheid. Aan welke plaatze, en onder welk eene gedaante zich de deugd vertoone , zy is het welke wy vereeren. De onderfcheidingen van Maatfchappyen en Staaten kunnen haar ons niet vreemd doen worden ; de regtvaardige en groot, moedige mensch is overal onze medeburger. Indien wy in de verfchillende gebeurtenisfen, welke onder onze oogen voorvallen, moedig berispen 't geen ons berispenswaardig dunkt, zyn wy, nog thans, niet gefteld op het droefgeestig en ydel vermaak eener onbefcheidene berispinge. Maar wy  der BEIDE INDIEN. 413 Wy fpreeken tot de Natiën en tot het Nageflagt. Aan hen moeten wy getrouweiyk overhandigen 't geen invloed kan hebben op het algemeen geluk. Wy zyn hun de gefchiedenis der misdagen fchuldig, op dat zy dezelve leeren vermyden. Indien wy een zo edelen pligt durfden verzaaken , zouden wy, misfchien, het tegenwoordige geflagt, 't welk nu voorby gaat, vleien; maar de geregtigheid en de waarheid, welke eeuwig en onveranderlyk zyn , zouden ons verklaagen by de toekoomende geflagten, welke en met veragting zouden leezen, en met verfmaading onzen naam noemen. In deeze lange loopbaane zullen wy regtvaardig zyn jegens den geenen, die nog beftaan, gelyk wy regtvaardig zyn geweest jegens hen, die niet meer zyn. Indien'er onder de mannen in hoogheid gefteld, gevonden worden, die zich aan deeze vryheid ftooten , laaten wy niet fchroomen hun te gemoete te voeren , dat wy niets meer zyn dan de fpraaktuigen van een opperften Regtbank, welken de Reden eindelyk op een onwankelbaaren grondflag vestigt. 'Er is geene Regeering meer in Europa, welke deszelfs uitfpraaken niet moet vreezen. Het algemeen begrip, 't welk niet tegen gehouden en bevreesd kan worden, heeft de oogen op de Natiën en op de Hoven geflagen. Het dringt door in de Kabinetten, in welke de Staatkunde zich opfluit. Het beoordeelt aldaar de handhaavers der magt, hunne driften, en hunne zwakheid; en door de heerfchappy van het vernuft en der kundigheden, verheft het zich allerwege boven de Ryksbeftuurders, om hen te geleiden of in bedwang te houden. Ongelukkig zy, welke dit algemeen begrip verfmaaden of tarten! Een bloot onvermogen is  414 GESCHIEDENIS is dit voorkomen van ftoutmoedigheid. Ongelukkig zy, welke door hunne bekwaamheden zich niet weeten te handhaaven! Laaten zy zich zeiven regt doen en eenen last nederleggen, te zwaar voor haare zwakke handen. Ten minften zullen zy ophouden van zich zelve en den Staat in de waagfchaal te ftellen. . Met onwaardeerbaare voordeelen begon Frankryk den Oorlog. De plaats, de tyd, de omftandigheden : alles was vooraf beraamd. Niet dan naa alvoorebs op zyn gemak zyne toebereidzels gemaakt, en de krygstoerustingen tot eene voegzaame fterkte te hebben doen aangroeien , vertoonde het zich op het flagveld. Het hadt alleen te ftryden met eenen vyand, door zyne binnenlandfche oneenigheden vernederd , verzwakt en moedeloos geworden. De gunst der andere Na* tiën hadt het geheel op zyne zyde tegen deeze heerschzugtige roeesters, of, gelyk men het noemde, tegen deeze dwingelanden der zeeën* De uitkomften fcheenen aan den wensch van Europa te beantwoorden. De Franfche bevelhebbers, die nog eenige oude vernederingen hadden uit te wisfchen , volvoerden heldendaaden, van welke het geheugen nog lang zal duurcn. Eene dooroeffende kennis en onwrikbaare dapperheid vergoedden 't geen hun aan ervarenisfe mogt ontbreeken. In alle de byzondere gevegten behaalden zy grooten roem, en de meeste eindigden ten hunnen voordeele. Nog grooter gevaar liep de Britfche vloot, dan de byzondere fchepen. Zodanig was zy gehavend, dat zy voor eene geheele of gedeeltlyke verdelging vreesde, indien de vloot, welke haar in dien bykans wanhoopigen ftaat  der BEIDE INDIEN. 415 ftaat by Heisfant gebragt hadt, niet genoopt ware door fchroomagtige bevelen, haatlyke kuiperyen, de zwakheid haarer Admiraalen , of door alle deeze beweegredenen gezamentlyk, om de zee te ruimen en 't eerst in haare havens binnen te loopen. In de uitgelatenheid over deeze misfchien onverwagte voorfpoeden, fcheen Frankryk zyne dierbaarfte belangen uit het oog re verliezen. Zyn voornaaame doelwit behoorde geweest te zyn, den koophandel zyner vyanden te belemmeren, en den dubbelen zenuw af te fnyden, dien zy ontleenden van hunne matroozen en kapitaalen, en alzo de beide grondflagen der Engelfche grootheid te ondermynen. Niets zou gemakiyker hebben gevallen voor eene Mogendheid, zints lange tot de vyandlykheden toegerust, dan eene Koopvaardyvloot te onderfcheppen, in welke terftond de fchrik zou geflagen hebben, en die een zwak geleide hadt. Dit gebeurde niet. De onnoemelyke fchatten , welke Groot-Britannie uit alle gewesten des aardbodems verwagtte, liepen veilig binnen in de havens, zonder eenigen aanftoot te hebben geleeden. De Koophandel van Frankryk, daarentegen , wierdt in de beide waerelden belemmerd, en overal onderfchept. Zyne Volkplantingen zagen, op haare eigen Reeën, de leevensmiddelen wegneemen , welke zy met alle de onverduldigheid der behoefte verwagtten; en het Moederland zag zich beroofd van tachtig of honderd millioenen ", bykans onder zyn oog gekoomen. Deeze wederfpoeden hadden eene oorzaak. Laaten wy dezel* ve tragten op te fpooren. Zedert  4iÖ GESCHIEDENIS Zedert langen tyd was de Franfche Zeemagt ongelukkig ; aan haare gebrekkige gefteldheid werden zo veele wederfpoeden toegefchreeven. Meermaalen hadt men getragt haare inrigtingen gedeeltlyk of geheel te veranderen; doch deeze nieuwigheden , het zy goed of kwaad, werden telkens met eene meèr of min in 't oogloopende verfmaading van de hand geweezen. Eindelyk fchreeven de Admiraalen zelve, in den jaare 1776, eene Ordonnantie voor, welke hen volftrekte meesters maakende van de Reeën, de Tuighuizen, de Timmerwerven en de Magazynen, die wederkeerige opzigtneeminge vernietigde, welke lodewyk de XIV, oordeelde te moeten plaats hebben tusfchen de Krygsofficieren en de Leden der Regeeringe. Zints dien tyd was 'er geen regel, geene verantwoording, geene zuinigheid meer in de havens. Alles raakte in verval en verwarring. Een ander nog heilloozer invloed hadt het nieuw Ontwerp. Tot op dit tydftip hadt het Ministerie de krygsverrigtingen ter zee tot het oogmerk doen nitloopen, voor zyne Staatkunde voegende. Ongemerkt, misfchien, ging dit gezag over tot de geenen , welke deeze verrigtingen moesten volvoeren. Ongevoelig namen zy den ftempel van hunne vooroordeelen aan. Deeze vooroordeelen deeden hen gelooven dat men niet door de fcheepen der Natie kragtdaadig te geleiden , en door zich op gevaarlyke kruistogten te waagen om de vyandlyke fchepen te veroveren of te vernielen, eenen naam zou maaken. Deeze tweevoudige pligt wierdt dan geheel verwaarloosd of zeer gebrekkig volvoerd , in gevolge van een te Brest algemeen heerfchend gevoelen, dat dusdaanig eene  der BEIDE INDIEN. 417 bene dienstbetooning niets edelaartigs behelsde en I geenerleiën roem aanbragt.' Men moet bekennen dat dit vooroordeel van een zonderlingen aart en volftrekt ftrydig is te. ! gen alle wetten der zamenleevinge. Wat toch Imag het oogmerk der Staaten geweest zyn met het oprechten der Zeemagt, beftemd om de zeeën te doorkruisten? Was het alleen om waardigheden en bedieningen te verzorgen aan hun, die het bevel voeren of dienen ? om hun de gelegenheid te • verfchaffen tot het betoonen eener kloekmoedig, heid , onnut voor éenen iegelyk behalven hun ; zeiven ? om een Element te meer met moord en 1 bloed te verwen? .Ongetwyfeld neen. De Oor; logsvlooten zyn het zelfde op den Oceaan, 't geen de fterkten en vestingen voor de burgers in de fteden, 't geen de Nationaale Legers voor de Provinciën zyn , aan de vyandlyke plonderingen ■ blootgefteld. 'Er zyn zekere eigendommen aan iden grond verknogt ? 'er zyn nog andere, welke door den koophandel gefchapen en vervoerd worden , en die, om zo te fpreeken, op den Oceaan zwerven. Beide foorten van eigendommen hebben befchermers noodig. Krygslieden, dit is uw {werk. Wat zou men zeggen, indien de Legers te velde weigerden den inwooher der fteden en den landman tegen den vyand te beveiligen, en de verwoestingen, welke 'den oogst dreigen , af te weeren? Kapiteinen ter zee, zoudt gy het te laag rekenen, den koophandel te befchermen en te geleiden? Maar indien de koophandel niet meer ;ibefchermd worde, wat zal 'er dan worden van de ijrykdommen van den Staat, van welke gy zekerijlykeen gedeelte vordert, ter belooninge van uwe' Dd dien.  4i8 GESCHIEDENIS dienften ? Wat zal 'er zelf worden van de inkom-, ften uwer landeryen , welke de koophandel en de omloop der rykdommen alleen kunnen vrugtbaar maaken ? Gy waant u vernederd te hebben. Hoe! vernederd door nuttig te zyn aan uwe medeburgers ? En wat anders zyn alle de rangen van den Staat, wien de Regeering eenig gedeelte van de algemeene magt heeft toevertrouwd, dan handhaavers en befchermers van den burger en van zyne bezittingen? Uw post is op de zee, gelyk die van den Wethouder in de vierfchaaren, van den Officier en den foldaat te lande in de legerplaatzen , die van den Monarch zeiven op den throon, alwaar hy niet op eene hooger plaats regeert , dan om verder te kunnen zien , en met een enkelen opflag te kunnen bevatten, allen welke zyne handhaaving en befcherming noodig hebben. Gy dingt na roem. Leert hier dat overal roem wordt behaald daar men dienst doet aan den Staat. Leert van my dat het grooter roem is te behouden dan te verdelgen. Ongetwyfeld was men in het oude Rome ook op roem gefteld. Nogthans wierdt hier de eere van eene enkelen burger behouden gefchat boven de eere van eene menigte vyanden gedood te hebben. Hoe, ziet gy niet, dat gy, de koopvaardyfchepen beveiligende , den rykdom van den Staat beveiligt ? 't Is zo, uwe dapperheid is fchitterende; door geheel Europa zo wel als in uw Vaderland is zy bekend; maar raakt het uwen medeburgeren, dat zy zich by eene luisterryke gelegenheid heeft vertoond, dat zy een vyandlyk fchip bemagtigd ofl de baaren van den Oceaan met puinhoopen en wrakken heeft bedekt, indien gy, door uwe fchuld,  der BEIDE INDIEN. 419 fehuïd, hebt laaten vergaan of wegneemen alle de fchepen, welke met de rykdommen van uw Vaderland waren belaaden; indien in de zelfde haven , welke gy zegepraalende binnen loopt , ëene menigte bedorvene familiën het verlies haarer bezittingen betreuren? By uw landen zult gy het vreugdegeroep der overwinninge niet hooren. Alles zal flora en bedremmeld ftaan, en Uwe verrigtingen zullen alleen dienen tot ftoffe voor dë Hofverhaalen, of voor de openbaare Nieuwspapieren , uitgedagt om de ledigheid te vermaaken, en die flegts voor een enkelen dag roem aanbren gen, wanneer deeze roem niet in het hart der burgeren gegraveerd wordt door het herdenken van eene weezenlyke nuttigheid voor het Vaderland. Van een gansch anderen aart waren de gewydé grondregels te Portsmouth. Men gevoelde, mert eerbiedigde aldaar de waardigheid van den koophandel. Men rekende het aldaar eenen pligt, zö wel als eene eer, dien te befebermen. De uitkomst leerde, wie der beide Krygsbevelhebberen ter zee de regtmaatigfte begrippen van hunne posten hadden. Eene zeer vernederenden tegenfpoed hadt GrootBritannie geleeden in de nieuwe waereld. Met de zwaartftë wederfpoeden wierdt dat Ryk gedreigd in de oude waereld, door een vermogender vyand. Door deezen ontrustenden toeftand van zaaken wierden alle gemoederen met wantrouwen en onzekerheid vervuld. De Nationaale rykdommen kwamen behouden over; die der mededingende Mogendheid deeden de reeds verbaazend groote fomme merkelyk aangroeien, Eensklaps is het Dd 2 open-  420 GESCHIEDENIS openbaar Crediet herfteld. De hoop herleeft, en dat zelfde volk, welk men met genoegen als vernederd en ter neer geflagen befchouwde, hervat en handhaaft zyne gewoone fierheid. Van den anderen kant weergalmen de Franfche Reeën van zuchten en kermen. Eene vernederende en verderflyke werkeloosheid vervangt aldaar eene werkzaamheid, welke aan dezelve luister byzette en ze verrykte. Het misnoegen der kooplieden flaat tot de geheele Natie over. De eerfte oogenblikken van voorfpoed zyn altoos oogenblikken van brooddronkenheid, welke de misflagen fchynen te bedekken en te regtvaardigen. Maar de tegenfpoed doet een ftrenger oordeel vellen. Dan befchouwt de Natie meer van naby de zulken, welke haar regeeren, en vordert met eene moedige vryheid rekenfchap af van de toevertrouwde magt en gezag. Men verwyt den Raaden van Lodewyk den XVI, dat zy de majefteit van de eerfte Mogendheid des aardbodems gefchonden hadden, door in het aanfchyn van 't Heelal eenen onderftand te lochenen, dien men onopboudelyk den Amerikaanen heimelyk toezendt. Men verwyt hun, dat zy, door de kuiperyen van Staatsdienaaren of door den invloed van eenige heimelyke Bewindslieden, den Staat in een heilloozen Oorlog hadden ingewikkeld, terwyl men zich hadt moeten bezig houden met het herftellen van de fpritjgveeren des Staatsbeftuuis, en het geneezen der langduurige wonden eener Regeeringe , ■ van welke de geheele laatfte helft veragtlyk en zwak geweest was, verdeeld tusfchen plonderingen en fchande, tusfchen de laagheid der ondeugd'en de ftuiptrekkingen der dwingelandye. Men verweet hun,  der BEIDE INDIEN. 421 hun, dat zy de ftrydgevegten getart hadden door eene listige Staatkunde, dat zy zich gemengd hadden in reden wisfelingen, Frankryk onwaardig,dat zy tegen Engeland gebruikt hadden de taal eener fchroomagtige ftoutmoedigheid , welke fcheen te iogenftraffen de ontwerpen, die men beraamd hadt, en de gevoelens, die men in 't hart 'koesterde: eene taal, welke hem, die 'er zich van bedient, alleenlyk met oneere kan bedekken, zonder dat zy den geenem kan misleiden, tegen welken'zy gebruikt wordt, en die onteert, zonder dat deeze oneere heilzaam zyn kan voor den Staatsdienaar, noch voor den Staat Hoe veel edeler zou het geweest zyn , indien men met alle de openhartigheid, aan de waardigheid voegende, hadt gezegd: „ Engelfchen, gy hebt de overwinning „ misbruikt. Thans is het oogenblik gekoomen „ om regtvaardig te zyn; en indien niet, dan is „ het oogenblik der wraake gebooren. Europa „ is moede van te zuchten onder dwingelanden. „ Het hervat ten langen laatfte zyne regten. „ Voortaan, evengelykheid of oorlog. Kiest een ,', van beiden." Dus zouden zy aangefproken geworden zyn van dien richelieu, dien, in de daad, alle burgers moeten haaten, om dat hy een bioe'ddorftig moordenaar was, en, om een dwingeland te worden, alle zyne vyanden met de byl des Scherpregters velde; doch dien, met dit alles, da Natie en de Staat moeten eeren als een' Staatsdienaar, om dat hy de eerfte was, die Frankryk zyner waardigheid indagtig maakte, en in Europa het woord deedt voeren, aan zyne magt voegende. Dus zouden zy aangefproken geworden zyn van dien lodewyk den XIV, die, veertig Dd 3 jaa-  422 GESCHIEDENIS jaaren lang, zyner eeuwe wist waardig te zyn, die altoos grootheid met zyne misdagen zamenpaarde, en zelf onder vernederingen en rampfpoeden nimmer zich zeiven noch zyn volk verlaagde. Ach! om over eene talryke Natie te heerfchen , wordt een verheven karakter vereischt. Vooral kunnen daartoe niet dienen zulke menfchen, welke onverfchillig en koelzinnig zyn uit ligtvaardige onbezonnenheid , voor wien de opperftë magt niets anders dan eene laatfte tydkorting is, die de gewigtige aangelegenheden op het los geval laaten vlotten en dry ven, en zich meer toeleggen op de handhaaving dan op het daadlyk te werk ftellen der magt. Waarom, vraagt men nogmaals, hebben menfchen, die de geheele magt van den Staat in handen hebben, en die, om gehoorzaamd te worden, alleenlyk hebben te gebieden, waarom hebben deeze menfchen op alle zeeën zich laaten voorkoomen door eenen vyand, wiena ftaatsgefteltenis noodzaaklyke verwylingen medebrengt? Waarom heeft men zich, door een onbedagt verbond, in boeiens laaten fluiten door een Congres, 't welk men, door ruime en geregelde onderftanden, in een ftaat van afhanklykheid zou hebben kunnen houden? Waarom heeft men,eindelvk, de Staatsomwenteling niet bekragtigd, door geftadig op de Noordïyke kusten der nieuwe waeïeld eene Vloot te onderhouden, welke de Volkplantingen befchermde en tevens onze verbintenis deedt eerbiedingen ? Maar Europa, 't welk de oogen op ons houdt gevestigd, ziet een grootsch ontwerp en geene weloverleide maatregels; ziet in onze Havens en Arzenaalen verbaazende toebereidzels, en geene uitvoering; ziet dreigende VlOQ.  der BEIDE INDIEN. 423 Vlooten, en al dien toeftel bykans nutteloos afloopen; ziet de ftoutmoedigheid en dapperheid in de byzondere leden, de weekelykheid en befluiteloosheid in de opperhoofden; ziet alles, wat van den eenen kant de verbluffende kragt en mogendheid van een groot volk aankondigt, en alles wat aan de andere zyde de zwakheid en langzaamheid te kennen geeft, aan het karakter en de inzigten verknogt. 't Is deeze in 't oog loopende tegen, ftrydigheid tusfchen onze ontwerpen en maatregels, tusfchen onze hulpmiddelen en den geest, wien ze te werke ftelde , dat het Engelfche vernuft, naa de beteuterdheid van een oogenblik, zyne oude kragt hervat heeft; en 't is tot heden toe een vraagftuk, 't welk aan Europa ter beantwoordinge wordt voorgefteld, of wy zeiven, door ons voor Amerika te verklaaren, de kragcen van Engeland niet hebben doen herleeven. Deeze zyn de klagten , welke ginds en verre weergalmen, en welke wy niet fchroomen hier in één punt te verzamelen en onder het oog van het opperfte gezag te brengen, indien het zich verwaardige dezelve te hooren of te leezen. Eindelyk, de Wysbegeerte, wier eerfte aandoening is alle Regeeringen regtvaardig en alle Volken gelukkig te zien, een vlugtig oog flaande op deeze verbintenis tusfchen eene Monarchie en een Volk, welk zyne vryheid verdeedi^t, zoekt de beweegredenen hier van te ontdekken. Te duidelyk ziet zy, dat het geluk van het menschdom daar by geen belang heeft. Zy is van oordeel dat indien de regtvaardigheid het Hof van Verfailles tot een rigtfnoer hadt gediend , hetzelve in het eerfte artikel van het Verdrag met Amerika zou Dd 4 heb.  424 GESCHIEDENIS hebben neergefteld , dat alle onderdrukte Volken, regt hebben tegen hunne onderdrukkers op te ftaan. Maar 'deeze grondregel, welke een der wetten van Engeland is; welken een Koning van Hungarye, den throon beklimmende, tot eene der grondwetten van den Staat durfde ftellen; welken een der grootfte Vorften, die op aarde geregeerd hebben, ik heb het oog op trajanus, omhelsde, toen hy in .de tegenwoordigheid van het geheele Romeinfche volk, tot den eerften Staatsamptenaar zeide : lk ft el u dit zwaard m handen om my te befchermen indien ik regtvaardig ben, doch om my te beftryden en te Jlraffen , zo ik een dwingeland worde: deeze grondregel is te vreemd voor onze zwakke en bedorvene Rcgeeringsformen, onder' welke het lyden een pligt is, en de onderdrukte moet fchroomen zyn ongeluk te gevoelen , uit vrees van daar over als eene misdaad te zullen geftraft worden. ■ Maar Spanje is het bovenal, tegen 't welk de bitterfte klagten worden uitgeboezemd. Men berispt het wegens zyne verblindheid , zyne onbe ftendigheden , zyne verwylingen , 'zomtyds zelf wegens zyne trouwloosheid: befchuldigingen, allen ongegrond. Zommige Staatkundigen, Frankryk zonder noodzaaklykheid ziende deel neemen in eenen Oorlog ter zee, verbeeldden zich dat deeze Kroon Zich magtig genoeg oordeelde om de Britfche heerfchappy te fcheuren , zonder met een bondgenoot de eere deezer gewigtige omwentelinge te. deelen. Wy zullen niet onderzoeken, of de geest, welke in het Kabinet van Verfailles heerschte, deeze gisfing bekragtigde. Thans is het algemeen be-  der BEIDE INDIEN. 4^5 pekend , dat deeze Kroon , welke, zedert den aanvang der onlusten, den Amerikaanen onder de hand hulp hadt toegefchikt, het gunftig oogenblik af'.vagtte om zich openlyk ten hunnen voordeele te verklaaren. Het gebeurde by Saratoga befchouwde zy als de voordeeligfte omftandigheid tot het doen van den voordag aan zyne Katholyke Majefteit om de handen in elkander te flaan. 't Zy dat deeze Vorst toenmaals van oordeel was dat de vryheid der Verëenigde Staaten met zyne belangen {treedt, 't zy dat andere flaatkundige bedoelingen al zyne aandacht tot zich trokken, hy wees dien voorflag van de hand. Uit hoofde van zyn byzonder karakter was alle verdere aanzoek noodeloos. Zedert de eerfte voordagen onderhieidt men hem zo weinig over deeze gewigtige zaak, dat, zonder hem daar van te verwittigen , het Hof van Verfailles aan dat van St. James kennis gaf, dat het de Verëenigde Provinciën voor onrfhanklyk hadt verklaard. Midlerwyl waren deland- en zee troepen,welke Spanje op Brazil tegen de Portugeezen gebruikte, in Europa wedergekeerd. De ryke Vloot, welke het uit Mexiko verwagtte, was in zyne havens behouden aangekoomen. De fchatten , welke uit Peru en de overige Spaanfche bezittingen moesten overkoomen , waren in veiligheid. Deeze Mogendheid was vry van alle bekommernisfen en meesteresfe van haare onderneemingen , toen 'zy na den roem ftondt van de beide waerelden te hebben bevredigd. Haare bemiddeling wierdt aangenomen, zo wel van Frankryk, welks veelwaagende ftoutheid niet de gelukkige gevolgen hadt, die het zich beloofd hadt, als van Engeland, 't welk Dd 5 re-  426 GESCHIEDENIS reden hadt om te duchten dat het zich eenen nieuwen vyand zou op den halze haaien. Met eene betaamelyke waardigheid fpeelde kar el de III de fraaie rol, die hy hadt aangenomen. Hy ftelde tot voorwaarden, dat men de wapens zou nederleggen; dat ieder der oorlogvoerende magten gehandhaafd zou worden in het bezit der landen, welke zy bezat ten tyde als het verdrag geOooten wierdt; dat 'er eene Vredehandeling zou belegd worden, in welke de verfchillende eifchen zouden overwoogen worden; dat men elkander niet van nieuws vyandig zou aantasten , zonder een jaar te vooren daarvan kennis te hebben gegeeven. Deeze Monarch was niet onkundig, dat deeze fchikking aan Groot Britannie eene voegzaame ge-, legenheid verfchafte om zich met zyne Volkplantingen te verzoenen, of ten minfte om haar voor groote voordeden voor zynen koophandel te doen koopen de opoffering der havens, welke de Engelfchen in Amerika bezaten. Hy was niet onkundig dat hy de waardigheid van den Koning zynen neeve kwetfte, die zich vei bonden hadt de Vercenigde Staaten in het volle genot van hun grondgebied te zullen handhaaven. Maar hy wilde regtvaardig zyn; en zonder alle perfoonlyke bedenkingen ter zyde te ftellen, kan men niet regtvaardig zyn. Dit ontwerp van bevrediginge vondt geen genoegen te Verfailles; men wierdt aldaar alleenlyk eenigzins gerust gefteld door de hoop , dat het te Londen zou verworpen worden. Dit gebeurde ook met 'er daad. Engeland kon niet befluiten om de Amerikaanen met 'er daad voor onafhanklyk  der BEIDE INDIEN. 427 I lyk te verklaaren; hoewel zy niet geroepen wier, 1 den by de onderhandelingen, welke een aanvang j| ftonden te neemen; hoewel Frankryk ten hunnen . behoeve niet kon handelen ; hoewel hunne bé1 langen alleenlyk moesten gehandhaafd worden door } een middelaar, die door geen verbond aan hun ver? • knogt was, en die, misfchien, in zyn hart, na den goeden uitflag daarvan niet verlangde; hoeI wel de weigering van Engeland hetzelve met een ' nieuwe vyand dreigde. In eene omftandigheid , waarin de fierheid de I ziel boven alle vervaardheid verheft; wanneer mert I niets meer heeft te fchroomen dan de fchande van I de wet te zullen ontvangen, en wanneer men niet | meer in zyne keuze weifelt tusfchen den ondergang en de oneere: 't is in zulk eene omftandigheid dat de grootheid eener Natie zich ontwikkelt en ten toon fpreidt. Met dit alles erken ik dat de 1 menfchen, gewoon om door de uitkomst over de dingen te oordeelen, de gewigtige en gevaarlyke 1 befluiten met den naam van heldhaftigheid of dwaasheid beftempelen, naar gelange zy geluk; kig of ongelukkig flaagen. Indien men my t; dan vraage, welk een naam men naa verloop van etlyke Jaaren geeven zal aan de kloekmoedigheid, welke de Engelfchen in dit oogenblik be: toond hebben, zal ik antwoorden het niet te w@e1: ten. Wat den naam aanbelangt, dien zy verdient, !: deeze is my bekend, 't Is my bekend, dat de | Jaarboeken der Waereld ons zelden het doorluchi tig en luisterryk fchouwfpel opleveren van eene i Natie, welke liever verkiest haare voortduuring ) dan haaren roem af te ftaan. Niet  428 GESCHIEDENIS Niet zodra hadt het Britfche Ministerie zyne meening verklaard, of het Hof van Madrid koos in het gefchil de zyde van Verfailles., en gevolglyk die der Amerikaanen. Spanje hadt toenmaals drieënzestig fchepen van linie en zes op ftapel. Frankryk hadt 'er tachtig, en acht op de werven. De Verëerogde Staaten hadden flegts twaalf Fregat" ten, maar eene groote' menigte Kaapers. Tegen zo veele verëenigde Magten kon Engeland niet meer dan vyfennegentig fchepen van linie aanvoeren, nevens drieëntwintig, die nog op ftapel ftonden. De zestien fchepen , welke nog in zyne havens lagen, waren afgekeurd ; men gebruikte dezelve tot gevangenisfen of hospitaalen. D. )eze Mogendheid, minder voorzien van krygstuig, was het nog minder ten aanzien van allerlei middelen om ze te werk te ftellen. De fterkte, welke zy nog hadt overgehouden , wierdt nog' meer verzwakt door binnenlandfche onlusten. Het is de aart der waarlyk vrye Regeeringen, geduurende den vrede beroerd te worden, 't Is door deeze inwendige beweegingen dat de gemoederen hunne werkzaamheid en het geheugen bewaaren van de regten der Natie. Maar in den Oorlo<* moet alle gisting ophouden, moet de haat gedempt worden, en de belangen zich onder elkander vermengen en zich over en weder ten dienfte ftaan. Het tegenovergeftelde van dit alles gebeurde op de Britfche Eilanden. Heviger woedden aldaar nimmer de onlusten. Nimmer vertoonden zich aldaar in eenige omftandigheid met minder ingetogenheids de wederzydfche eifchen. Door den eenen en anderen aanhang wierdt het algemeen welzyn bal-  der BEIDE INDIEN. 429 baldaadig met voeten getreeden. Die kamers van het Parlement, alwaar men voormaals de gewigtigfte vraagftukken, op een welfpreekenden trant, met kragt en waardigheid hadt naagefpoord en beflist, weergalmden nu alleen van een woedend geroep, van de hoonendfte fpotternyen, van even nadeelige als onbetaamelyke kibbelaaryen. De weinige burgers , die 'er nog overgebieeven waren, riepen met luider ftemme om een nieuwen fitt, om een Staatsdienaar, welke, even gelyk hy, geene bloedverwanten noch vrienden hadt: maar deeze ongemeene man tradt niet te voorfchyn. Van hier dat men algemeen van gedagte was dat dit volk zou bezwyken , in weerwil van de fierheid van zyn karakter, in weerwil van de geoeffende ervarenheid zyner Admiraalen, in weerwil van de ftoutheid zyner matroozen, in weerwil van den kragtigen aandrang, welke eene vrye Natie moet ontvangen van de fchokken, die haar overkoomen. - Maar de heerfchappy van het geval is zeer uitgebreid. Wie weet voor welk eene zyde de Elementen zich zullen verklaaren? Een opkoomende wind neemt of geeft de overwinning. Een kanonfehoot brengt een geheel Leger in verwarring door het fneuvelen van den Generaal. De zeinen worden niet verftaan, of niet gehoorzaamd. De ervarenis, de moed, de bekwaamheid worden gedwarsboomd door de onkunde, de jaloersheid, een verraad, en de zekerheid van ftraffeloosheid. Een opkoomende mist de beide vyanden bedekkende , fcheidt hen vaneen, of verwart ze onder elkander. De ftilte en een ftorm zyn even voordeelig of ongunftig. De fterkte wordt in tweeën Terr  430 GESCHIEDENIS verdeeld , door de ongelyke fnelzeilendheid der fchepen. Het juiste oogenblik mislukt, of door de zammelende kleinmoedigheid, of door de overhaastende ligtvaardigheid. Met wysheid zul. len 'er ontwerpen beraamd zyn; maar zy zullen zonder uitwerking blyven , door gebrek aan een. paarigheid in de uitvoerende beweegingen. Eene onbedagte order van het Hof beflist het ongeluk van eenen ftryd. De ongunst of het wyken van een Staatsdienaar verandert de ontwerpen. Is het mogelyk dat eene naauwe vereeniging van lange duur zyn kan tusfchen bondgenooten van zo ver* fchillende karakters als den driftigen, verfmaadenden en ligtzinnigen Franschman; den langzaamen j hoogmoedigen, jaloerfchen en koelzinnigen Spanjaard; en den Amerikaan, die heimelyk het oog heeft geflagen op het Moederland , en die zich zou verheugen in de wederfpoeden zyner bondgenooten , indien zy beftaanbaar waren mee zyne onafhanklykheid ? Kan 't lang aanhouden ; dat deeze Natiën, 't zy ze afzonderlyk of gezamentlyk werken, elkander befchuldigen, zich beklaagen en oneenig worden ? Zou het voornaamfte doelwit haarer hoope niet weezen * dat eene vermenigvuldiging van tegenfpoeden op zyn best genomen haar wederom deedt nederftorten in den ftaat der vernederinge , uit welken zy wilden verlost worden, en den fchepter der zeeën bevestigde in de handen van Groot - Britannie; terwyl een ot twee aanmerkelyke nederlaagen dit eerzuchtig volk voor altoos zouden doen nederftorten van den rang der eerfte Mogendheden van deeze waereld? Wie kan dan beflisfen, wie kan zelf voorzien, hoedanig de uitkomst zyn zal ? Het vereenigd Frank.  der BEIDÉ INDIËR 431 Frankryk en Spanje hebben in hun voordeel vermogende hulpmiddelen; Engeland heeft in zyrt voordeel de kunst om de zyne ten nutte aan te wenden. Frankryk en Spanje hebben hunne fchat: ten; Engeland een groot Nationaal Crediet. Van i de eene zyde de menigte van menfchen en de talf rykheid van troepen; aan de andere zyde de meerI derheid in de kunst om de fchepen te beftuuren ! en in de fcheepsgévegten de zeeën zynen wille te l onderwerpen. Hier de hevigheid en kloekmoei digheid; daar de kloekmoedigheid en de onder vin i ding. By den eenen de werkzaamheid, welke de ontwerpen eener volftrekte Monarchie kunnen ontvangen ; by den anderen de kloekmoedigheid en de voortvaarendheid der vryheid. Hier de zucht ter wraakneeminge over den fpyt van geleedene nadeelen en langduurige mishandelingen; j daar de trek om eenen versch behaalden roem, en de opperheerfchappy over Amerika , nevens die van den Oceaan te handhaaven. De twee veri bondene Natiën genieten het voordeel, welk de vereeniging van twee uitgebreide Mogendheden geeft, maar ook het nadeel uit deeze vereeniging zelve voortvloeiende,de bezwaarlykheid van over: eenftemminge en eensgezindheid, 't zy in de entwerpen, 't zy in het gebruik der vermogens; En;j geland is aan zich zeiven overgelaaten; maar, dewyl het alleen zyne eigen fterkte heeft te beftuui ren , geniet het het voordeel van eenheid in de 0 ontwerpen, van eene zekerder en misfchien vaar- 1 diger zamenvoeginge van denkbeelden; het kan met I meer gemak zyne ontwerpen van aanval en ver- deediginge aan een eenig doelwit doen ondergè1 fchikt zyn. Om  432 GESCHIEDENIS Om de rekening naauwkeurig op te maaken J moet nog m aanmerking genomen worden de verfchillende kragt van werkzaamheid, welke de mededingende Natiën kunnen ontvangen van eenen Oorlog, die, van den eenen kant in veele opzigten, niets anders is dan een Oorlog tusfchen Koningen en Staatsdienaars, en, van de andere zyde, een met regt genaamde Nationaale Oorlog,in welke het Engeland te doen is om zyne gewig* tigfte aangelegenheden , om eenen Koophandel-" -welke zynen rykdom uitmaakt, en eene heerfchappy en glorie, waarin zyne grootheid gelegen is. b Eindelyk, indien men in aanmerking neeme den aart der Franfche Natie, in tegenoverftelling van de Natie, welke zy beftrydt, zal men bevinden dat de drift van den Franschman misfchien even lpoedig kan opkoomen als bedaaren; dat hy alles hoopt, wanneer hy begint, dat hy aan altes wanhoopt, zodra by door eenen hinderpaal wordt tegen gehouden; dat hy, uit kragt van zyn Karakter, de gemoedsdrift behoeft, welke de voorfpoed inboezemt, om nieuwe voordeden te behaalen. Dat de Engelschman , daarentegen , in 't eerst minder vermetel, in weerwil van zyné natuurlyke onderneemendheid, wanneer het de nood vereischt, dappermoedig weet te worftelen, zich met het gevaar te verheffen en onder den wederfpoed ftaande te blyven; hy gelvkt dus naar dien zwaaren Eikeboom, by welken horatius de Romeinen vergelykt, die, door de bvl getroffen en door het yzer verminkt, van nieuw uitfpruit, onder de flagen hem toegebragt, en uit zyne wonden zelve nieuwen bloei ontleent. Daar-  der BEIDE INDIEN. 433 Daarenboven leert ons de Gefchiedenis dat weinig Eedgenootfchappen den buit der Natie gezamentlyk gedeeld hebben, tegen welke zy waren opgeftaan. Athene over Perfie zegevierende; Rome tegen de onderneemingen van hanniuai. beveiligd; en in latere tyden, Venetië tegen het berugt verbond van Kameryk behouden gebleeven; en in onze dagen, Pruisfen door het vernuft- van een eenig mensch aan geheel Europa het hoofd biedende : dit alles moet ons oordeel doen opfchorten over den uitflag des tegenwoordigen Oorlogs. Maar laaten wy onderftellen dat het Huis van Bourbon de voordeden behaale, met welke het zich heeft kunnen vleien ; hoedanig een gedrag behoort het dan te houden? In alle opzigten is Frankryk de best bevestigde heerfchappy, van welke de Jaarboeken der Waereld de geheugenis bewaard hebben. Zonder daar mede te kunnen vergeleeken worden , is Spanje insgelyks een Koninkryk van groote fterkte, welks middelen van voorfpoed dag aan dag aangroeien. ]j Het gewigtigfte doelwit van het Huis van Bourbon behoort derhal ven te zyn, te wege te brengen j dat zyne nabuuren'met een goed oog aanfchouwen de voordeden, welke het van de natuur ontleent, die het aan de kunst verfehuldigd is, of \ de voorvallende gebeurtenisfen hebben aangebragt. Indien hef zyne meerderheid zogt te vergrooten, zou de omfteltenis algemeen worden,en men zou meenen met eene algemeene flaavernye gedreigd :: te worden. Misfchien is het al veel, dat de Natiën het nog niet gedwarsboomd hebben, in zyne ontwerpen tegen Engeland. Het misnoegen, welk Ee de  434 GESCHIEDENIS de onregtvaardigheden en trotsheden en trotsheden van dit hoogmoedig Eiland allerwege hebben ingeboezemd, moet als de oorzaak deezer werkeloosheid worden aangezien. Maar de haat zwygt, wanneer het belang zich doet hooren. Misfchien oordeelt Europa de verzwakking van Groot -Britannie in de oude en nieuwe waereld met zyne veiligheid te ftryden; en vat, naa alvoorens van deeze hoogmoedige en dwingelandfche Natie vernederingen en nadeelen te hebben geleeden, ten langen laatfte ter haarer befcherminge de wapens op. Indien dit gebeurde, zouden de Hoven van Verfailles en Madrid zich verfteeken zien van de boope, welke zy hadden opgevat, van eene onwederfpreekelyke meerderheid op den aardbodem te zullen bezitten. Deeze bedenkingen moeten hen doen befluiten om de aanvallen te verhaasten, en aan eene verre uitziende of enkel jaloerfche Staatkunde den tyd niet te gunnen om nieuwe verbintenisfen aan te gaan. Dat zy bovenal ten bekwaamen tyde ftand houden, en dat eene overmaatige begeerte om hunnen gemeenen vyand neder te vellen hun niet de oogen doe fluiten voor hunne waaragtige belangen. De Verëenigde Staaten hebben openlyk hun ontwerp vertoond, om geheel Noord-Amerika in hun Eedgenootfchap te lokken. Verfcheiden flappen, de uitnodiging bovenal van de ingezeetenen van Canada tot eenen opftand, moeten doen gelooven dat dit insgelyks de-wensen van Frankryk was. Spanje mag verdagt gehouden worden , dit ontwerp insgelyks begunftigd te hebben. Het gedrag der Provinciën, welke het juk van Groot-Britannie hebben afgefchud, is eenvoudig, en  der BEIDE INDIEN. 435: én zodanig als het moest verwagt worden. Maar Zou het hunne bondgenooten niet aan vooruitzigt mangelen, indien Zy met 'er daad het zelfde ontwerp volgen? De nieuwe waereld moet zich ten eenigen dage van de oude affcheuren. Tot deeze groote fcheuring wordt in Europa de weg gebaand door de gisting in het onderling wederftreeven onzer gevoelens ; door het omverre werpen van onze regten , die onze dapperheid uitmaakten, door de weelde onzer Hoven en de elende ten platten lande; door den altoosduurenden haat tusfchen lafhartige luiden, welke alles bezitten, en tusfchen kloeke, zelf deugdzaame menfchen, die niets anders dan het leeven hebben te verliezen. In Amerika wordt daartoe de weg bereid door den aanwas der bevolkinge, van den landbouw, de nyverheid en kundigheden. Alles werkt mede tot deeze vaneen fcheiding, de voortgang van het kwaade in de eene, en van het goede in de andere waereld. Maar ftrookt het met de belangen van Spanje en Frankryk, wier bezittingen in het ander waerelddeel eene onuitputbaare bron van rykdommen Zyn, deeze vaneen fcheuring te verhaasten?Maar, dit zou gebeuren, indien het geheele Noordlyk gedeelte van deeze gewesten onderworpen ware aan de zelfde wetten, of door gemeene belangen Zamen verbonden. Naauwlyks zou de vryheid deezer wydftrekkende kust op een vasten voet gebragt zyn , of zy zou tot een fchuilplaats verftrekken, van alle listige, oproerige, gefchandvlekte of bedorveneluiden, welke onder ons gevonden worden. De Ee 2 ak-  436. GESCHIEDENIS akkerbouw, de kunften, de koophandel zouden de toevlugt niet zyn van vlugtelingen van dit karakter. Een minder werkzaam en minder gerust leeven zouden zy moeten leiden. Deeze geaartheid, even afkeerig van den arbeid als van de rust, zou zich op veroveringen toeleggen ; en eene drift, welke zo veele verlokzels heeft, zou gemaklyk de eerfte volkplanters te onderbrengen, die door een langduurigen Oorlog van hunne aloude werkzaamheden wierden afgetrokken. Het nieuwe volk zou de toebereidzels tot zyne invallen voltooid hebben, voor dat het gerugt daarvan onze gewesten bereikt hadt. Het zou zyne vyanden, de legerplaats en het oogenblik zyner veroveringe verkiezen. Deszelfs blixem zou altoos nederdaalen op weerelooze zeeën, of op kusten, die onverhoeds bemagtigd wierden. Eerlang zouden de Zuidelyke Provinciën een prooi van die van het. Noorden worden, en door den rykdom van derzelver voortbrengzelen de geringheid van de haare vergoeden. Misfchien zelf zouden de Vastigheden van onze onafhanklyke Monarchiën 'er na tragten om in het verbond der vrye volken te worden aangenomen, of zich van Europa affcheuren, om een eigendom op zich zeiven te zyn. Indien de Hoven van Verfailles en Madrid eene vrye keuze mogen doen , is 't van hun belang, in het Noorden van Amerika twee Mogendheden te laaten in weezen blyven , die elkander gadeHaan , elkander in bedwang houden, elkander op-, weegen. Dan zullen 'er eeuwen verloopen, voor dat Engeland en de Gemeenebesten, op kosten van hetzelve opgericht, tot een gebragt worden. Die  der BEIDE INDIEN. 437 Dit wederzydsch wantrouwen zal hen beletten om iets van verre .te onderneemen; en de Vastigheden der andere Natiën in de nieuwe waereld zullen eene rust genieten, welke tot heden toe zo dik* maals is geftoord. Dit, waarfchynlyk, is de orde der dingen, welke best voor de Verëenigde Provinciën zou voegen. Haare wederzydfche grensfcheidingen zyn niet bepaald. Een groote nayver heerscht 'er tusfchen de landen van het Noorden en die van het Zuiden. Van de eene rivier tot de andere zyn de ftaatkundige beginzels onderfcheiden. Geweldige af keerigheden en verbitteringen befpeurt men tusfchen de burgers van ééne ftad , tusfchen de leden van ééne familie. Iedereen wenscht van zich te weeren den drukkenden lasf'der openbaare uitgaaven en fchulden. Duizend zaaden van verdeeldheden leggen doorgaans in den fchoot der Verëenigde Staaten gereed om uit te botten. De gevaaren eenmaal verdweenen zynde, hoe zal men dan de' uitbarfting van zo veele misnoegdheden voorkoomen ? Hoe zullen zo veele wyd vaneen loopende verftanden, zo veele verbitterde harten aan één middelpunt verbonden gehouden worden ? Laaten de waare vrienden der Amerikaanen hier aan gedagtig zyn, en zy zullen bevinden, dat het eenige middel, om de onlusten onder deeze vo'ken te voorkoomen, is, dat zy op hunne grenzen een vermogenden mededinger laaten blyven, die altoos gereed en gezind is om met hunne verdeeldheden zyn voordeel te doen. De ivlonarchien hebben vrede en zekerheid; de Gemeenebesten onlusten en een geduchten vyand noodig. Rome hadt K>-uha?,o noodig; niet syl. Ee 3 la,  433 GESCHIEDENIS la, noch ces ar, maar de eerfte cato heeft de Romeinfche Vryheid den bodem ingeflagen, wanneer zyne bekrompene en woeste Staatkunde Rome van eenen mededinger verloste, door in den Raad de fakkels te ontfteeken, die Karthago in de asfche leiden. Al voor verfcheidene jaaren, misfchien, zoti Venetië zynen Regeeringsform en zyne Wetten verlooren hebben , indien het niet voor zyne poort en bykans onder zyne muuren hadt gehad vermogende nabuuren , welke zyne vyanden of zyne meesters konden worden. Maar tot welk een trap van voorfpoed, luister en magt, zouden de Verëenigde Provinciën, in deezen toeftand van zaaken, door den tyd kun-; nen opklimmen? Laaten wy, om hier over een juist oordeel te vellen, een aanvang maaken met het ter zyde ftellen van het belang, welk alle menfchen, de flaaven zelve niet uitgezonderd , ftellen in de edelmoedige poogingen eener Natie, welke zich bloot fielt aan de fchroomlykfte rampfpoeden, met oogmark om vry te worden. Zo welluidende klinkt de naam van Vryheid, dat allen, welke voor haar ftryden, zich mogen verzekerd houden van onze heimelyke gebeden ten hunnen behoeve. Hunne zaak is die van het geheele menschlyk geflagt; zy wordt ook de onze. Wy wreeken ons van onze onderdrukkers, door ten minften in vryheid onzen adem uit te blaazen tegen de vreemde onderdrukkers. Op het hooren van het gedruis van breekende ketens, meenen wy dat wy de onze ligter voelen worden; en wy verbeelden ons, eene zuiverder lucht te ademen, wanneer wy verneemen dat het Heelal een Dwingeland minder telt. Daar-  der EEIDE INDIEN. 439 Daarenboven zyn deeze groote omwentelingen der Vryheid zo veele lesfen voor de Dwingelanden. Zy leeren hen, zich niet te verlaaten op eene te lang uitgerekte lydzaambeid der volken en op eene eeuwigduurende ftraffeloosheid. Wanneer dus de Maatfchappy en de Wetten zich wreeken van de misdaaden der byzondere leden, hoopt de deugdzaame mensch dat de ftraffe der boosdoeneren nieuwe misdaaden zal voorkoomen. De fchrik bekleedt zomtyds by den roover de plaats der regtvaardigheid , en by den moordenaar die van het Geweeten. Deeze is de bron van dat kragtig werkende belang, welk alle oorlogen, die om de vryheid gevoerd worden, doen ontftaan. Zodanig is het belang, welk de Amerikaanen ons hebben ingeboezemd. Onze verbeelding is hunnent halve ontftooken. Wy hebben deel genomen in hunne overwinninge en nederlaagen. De geest der regtvaardigheid , welke met genoegen ziet dat de voorleedene rampen door een toekomftig geluk vergoed worden, gelooft ook met een heimelyk genoegen dat het niet kan misfen , of dit gedeelte der nieuwe waereld zal eenmaal een der bloeiendfte gewesten van den aardbodem worden. Men begint zelf te vreezen dat Europa ten eenige dage zyne meesters in zyne kinders zal vinden. Laaten wy ons durven aankanten tegen den ftroom van het algemeen begrip en der algemeene geestdrift. Laaten wy ons niet laaten misleiden door de verbeelding , die alles opfchikt, door het gevoel, 't welk gaarne begochelingen fchept, en weezenlykheid geeft aan alles wat zy hoopt. Onze pligt vordert, alle vooroordeelen te keer te gaan, zelf de zulke, welke meest met den Ee 4 wensen  44o GESCHIEDENIS wensch van ons hartftrooken. De hoofdtaak is, waarheid te fpreeken en het zuiver en oprecht geweeten niet te verraaden, welk over onze fchriften het bewind voert en alle oordeelvellingen ons in de penne legt. Op dit oogenblik zullen wy, misfchien, niet geloofd worden; maar eene ftoute gisfing , die naa verloop van eenige eeuwen bewaarheid wordt, doet meerder eere aan een Gefchiedfchryver, dan eene lange reeks van gebeurtenisfen, welker verhaal niet kan tegengefprooken worden; en ik fchry ve niet alleen voor myne tydgenooten , welke my flegts eenige weinige jaaren zullen overleeven. Nog eenige zonsomwentelingen , en zy en ik zullen niet meer zyn. Maar ik geeve myne bedenkingen aan het naageflagt en aan den tyd over. Zy moeten my beoordeelen. De uitgeftrektheid, welke de dertien Provinciën tusfchen de bergen en de zee beflaan, is niet grooter dan zevenenzestig zeemylen ; maar langs de zeekusten ftrekken zy zich in eene rechte lyn, van de rivier St. Croix tot aan de Savannah, driehonderdenveertig mylen verre. In dit gewest zyn de landen bykans algemeen van flegten aart, of in hun foort middelmaatig. In de vier :Noord!ykfte Volkplantingen groeit niets dan Maïs. De eenige toevlugt haarer bewooneren is de Visfchery, wier jaarlykfche opbrengst niet boven de zes millioenen Livres bedraagt. Koorn is het voornaamfte voortbrengzel der Provinciën van Nieuw-York, Jerfey en Penfilvanie. Maar de grond is 'er zo fpoedig verbasterd, dat een plek, welke voormaals zestig fchepels tarwe plagt te geeven , nu zelden meer dan twintig fchepels uitlevert. fioe.  der BEIDE INDIEN. 441 Hoewel de velden van Maryland en Virginie boven alle de overige uitmunten, kunnen zy, nogthans , niet als zeer vrugtbaar worden aangemerkt. De oude plantaadjen geeven flegts het derde gedeelte van de Tabak, welke 'er voormaals wierdt ingezameld. Nieuwe plantaadjen kunnen 'er met geene mogelykheid worden aangelegd; de landlieden zyn genoodzaakt geworden zich op andere dingen toe te leggen. Noord-Karolina levert eenig Koorn, maarzo flegt van foort, dat het op alle markten vyfentwintig of dertig ten honderd minder opbrengt, dan het Koorn van andere Provinciën. Tot op den afffand van vyftig mylen van den Oceaan, is de grond van Zuid-Karolina en Georgië volmaakt vlak en effen. Dewyl het menigvuldig regenwater, welk hier valt, niet kan afloopen, ontdaan daaruit menigvuldige moerasfen, in welke de Ryst geplant wordt, tot groot nadeel der vrye lieden en der flaaven , welke tot dien arbeid gebruikt worden. Op de drooge gronden, tusfchen deeze menigvuldige waterplasfen, groeit een flegt foort van Indigo, welke jaarlyks moet verplant worden. Daar de grond ryst, ontmoet men niets dan dorre zandgronden of akelige roezen, hier en daar met weiden doorfneeden, op welke een plant groeit, naar biezen zweemende. Het Britfche Ministerie niet kunnende onkundig zyn, dat Noord-Amerika het Moederland nimmer zou verryken met de voortbrengzels, aan hetzelve byzonder eigen, verzon het veel vermogend hulpmiddel van belooningen aan de zulken, welke het vlas, den wynflok en de zydeteelt na dit gedeelte der nieuwe waereld zouden overbrengen. Ee 5 D3  442 GESCHIEDENIS De onvrugtbaarheid van den grond wederftreefde de eerfte bedoeling; de flegtheid van het klimaat weerftondt den gelukkigen uitflag van het tweede ontwerp; en van het derde moest men by gebrek aan handen afzien. Niet gelukkiger dan het Ministene flaagdeeene Maatfchappy van Kooplieden, ter aanmoediginge van Kunften, byzonder opgericht. Haare gunstbetooningen deedt geen der ontwerpen gelukken , aan de arbeidzaamheid en nyverheid dier gewesten voorgeflagen. Groot-Britannie moest 'er zich mede vergenoegen , dat het jaarlyks aan deeze gewesten voor ongeveer vyftig millioenen Livres aan koopmanfchappen verkogt. Die dezelve ontvingen, leverden, by uitfluiting van andere landen , hunne indigo , yzer, tabak en pelteryen. Daarenboven leverden zy het geld en de oorfpronklyke ftoffen, welke zy van andere oorden des aardbodems hadden ontvangen, in betaaling van hun hout, koorn, visch, ryst en gezouten vleesch. Onder tusfchen was de rekening fteeds zo ongelyk, dat, ten tyde als de onlusten eenen aanvang namen, de Volkplantingen aan het Moederland tusfchen de honderdentwintig en honderdendertig millioenen Livres fchuldig waren, en geene geldfpeciën in de wandeling hadden. In weerwil van deeze nadeelen, was de bevolking der dertien Provinciën op haaren eigen bodem aangegroeid ten getale van 2. 98 r. 078 perfoonen, vierhonderdduizend Negers daar onder gerekend. Dagelyks deedt de onderdrukking en onverdraagzaamheid nieuwe bewooners derwaarts zich begeeven. De Oorlog heeft den ongelukkigen deeze toevlugt afgefneeden; maar de Oorlog zal dien weg van  der BEIDE INDIEN, 443 van nieuws openen, en zy zullen in grooter getale dan immer derwaarts overfteeken Zy, die zich daarheen begeeven, met oogmerk om zich op den Landbouw toe te leggen, zullen niet zo gelukkig flaagen, als zy zich beloofd hadden, omdat zy de goede, zelf de middelmaatige landeryen, reeds be» flagen zullen vinden, en men hun niets anders zal kunnen aanbieden dan onvrugtbaare zandgronden, ongezonde moerasfen, of fpitze bergen. Vcordee iger zal de verhuizing zyn voor de Reeders en Kunftenaars, zonder dat zy, misfchien, by de ver» an iering van luchtftreeke en vaderland iets zullen ge vonnen hebben. Onbezonnenheid zou het zyn te bepaalen, hoe veel de bevolking der Verëenigde Staaten ten eenigen ty de zal bedraagen. Deeze berekening, doorgaans moeilyk, wordt onmogelyk ten aanzien van een gewest, alwaar de landeryen zeer fpoedig veraarten, en alwaar geene juiste evenredigheid plaats heeft tusfchen den arbeid en het verfchot tusfchen de hervoortbrenging. Indien tien millioenen menfchen immer in deeze Provinciën een vast beftaan vinden, zal 't veel zyn. In dat geval zullen de te verzendene goederen weinig of niet bedraagen ; maar de binnenlandfche nyver zal de plaats der buitenlandfche vervangen. Na genoeg zal het land op zich zelve kunnen beftaan, mids de landzaaten de kunst verftaan om met fpaarzaarnheid en in een middelbaaren ftaat gelukkig te leeven. Inwooners van Noord-Amerika! laat het voorbeeld van alle Natiën, welke u zyn voorgegaan, en vooral laat het voorbeeld van het Moederland u leeren. Vreest voor den toevloed van het goud, welk,  444 GESCHIEDENIS; welk, nevens de weelde, het zedenbederf en de veragting der wetten medevoert; vreest voor eene al te ongelyke verdeeling der rykdommen, welke een klein getal burgers ryk en eene menigte arm en elendig laat; het gevolg hiervan is de toomlooze losbandigheid van de eene en de laagkruipende vernedering van de andere. Behoedt u tegen den geest der veroveringe. De rust der heerfchappye neemt af naar gelange zy uitgebreider wordt. Hebt wapens om u te verdeedigen; maar hebt 'er geene om aan te vallen. Zoekt onbekrompenheid en gezondheid in den arbeid; den voorfpoed in 't bebouwen van landeryen en in de werkplaatzen der nyverheid; de fterkte en magt in de goede zeden en de deugd. Doet de kunften en weetenfchappen bloeien , welke den befchaafden van den wilden en woesten mensch onderfcheiden. Draagt vooral zorge voor de opvoeding uwer kinderen. Uit de openbaare fchoolen, twyfelt daar niet aan, koomen voort verlichte Overheden, geoeffende en dappere Krygslieden, goede Vaders, braave Echtgenooten, goede Broeders, goede Vrienden,deugdzaame Menfchen, Overal daar men de Jeugd ziet verbasteren, neigt de Natie tot haaren ondergang. Laat de Vryheid een onwankelbaaren grondflag hebben in de wysheid uwer lnftellingen, en laat dezelve de onlosmaaklyke band zyn , welke uwe Provinciën zamenbindt. Laat de eene Gezinte boven de andere niet door de Wet begunftigd worden. Laat dus, indien het zyn kan, uwe voortduuring niet dan met die der waereld eindigen. I N-  der BEIDE INDIEN, 445 invuiling. Deel VIL bladz. 224, tusfchen reg. 29. en 30. Van te meerder aangelegenheid is het, de vestiging der eigendunkelyke magt, en der onheilen, welke daar van een onfeilbaar gevolg zyn , te voorkoomen, dewyl het geneesmiddel tegen de grievende rampen voor den Dwingeland zeiven onmogelyk is. Al bezat hy den throon eene halve Eeuw ; al ware zyn ryksbefhiur volkomen vreedzaam; al hadde hy de uitgebreidfte kundigheden; al bekoelde zyn yver voor het geluk der onderdaanen niet een enkel oogenblik: 'er zou nog niets zyn uitgevoerd. De vrywaaring, of, 'tgeen het zelfde is onder een anderen naam, de befchaaving van een Ryk is een langwylig en moeilyk ■' werk. Voor dat eene Natie eene heblyke verknogtheid heeft verkreegen aan deeze nieuwe orde van zaaken, kan een Vorst, door beuzelaary, qi door traaghartigheid, door vooroordeel, door ja| loersheid, door voorkeuze aan de aloude gebruii ken, door den geest der dwingelandye, vernieti| gen of in verval doen koomen al het goede, in twee of drie Regeeringen gewrogt. Van hier dat i alle Gedenkfchriften getuigen dat de befchaaving ] der Staaten meer geweest is het werk der omflanI digheden, dan van de wysbeid der Vorften. Alle li Natiën hebben geflingerd van de barbaarsheid tot ! den befchaafden Staat, van den befchaafden Staat rl tot de barbaarsheid, tot dat onvoorziene oorzaa* i ken haar in 't Lood hebben doen hangen, daar I zy nimmer volkomen blyven hangen'. Span*  446" GESCHIEDENIS Spannen deeze oorzaaken te zamen met de poögingen, welke men heden aanwendt om Rusland te befchaaven ? 't Zy ons geoorlofd hier aan te twyfelen. Is vooreerst het Klimaat van dit gewest wel gunftig aan de Befchaaving en de Bevolking , welke daar van nu eens de oorzaak, dan wederom het uitwerkzel is? Eischt niet aldaar de ftrenge koude het behouden van groote Bosfchen, en, gevolglyk, van uitgebreide Wildernisfen ? De lange duuring der Winters den arbeid zeven of acht maanden in het jaar opfchortende, geeft zich niet de Natie, geduurende deezen tyd van verkwyninge, over aan het fpel, aan den wyn, aan losbandigheid, aan het onmaatig gebruik van fterke dranken ? Kan men , in weerwil van het Klimaat, goede zeden invoeren? Is het mogelyk dat barbaarfche Volken befchaafd worden, zonder zeden te hebben? Is niet de onmeetelyke uitgebreidheid van het Keizerryk, welke alle Klimaaten, van het koudfte tot aan het heetfte, bevat, een vermogende hinderpaal voor den Wetgeever? Kan een zelfde Wetboek voor zo veele verfchillende gewesten voegen ? en is de noodzaaklykheid van veele Wetboeken niet de zelfde zaak , als de onmogelykheid van een eenig Wetboek? Kan men een middel bedenken om aan eene zelfde regelmaat te onderwerpen volken, die elkander niet verftaan, die zeventien of achttien onderfcheidene taaien fpreeken, en die, zints onheugelyke tyden, gewoonten en bygeloovigheden gehad hebben, aan welke zy vaster dan aan hun leeven zelve zyn verknogt? Daar  dér BEIDE INDIEN. 447 Daar het gezag verzwakt , naar gelange de onderdaanen van het middelpunt der heerfchappye verwyderd zyn, kan men zich doen gehoorzaamen duizend mylen van de plaats, van waar de bevelen voortkoomen? Indien men my antwoorde dat de zaak mogelyk zy, door de tusfchenkomst der Zendelingen van den Throon , zal ik antwoorden met het Zeggen van een dier onbefcheidene Gelastigden, die ronduit fprak 't geen in de ziel van alle de anderen omging: God is hoog; der Keizer is verre; en ik ben hier Meester. Het Keizerryk verdeeld zynde in twee klasfen van menfchen, Meesters en Slaaven, hoe zal men zo ftrydende belangen tot elkander brengen ? Nimmer zullen de Dwingelanden van harte bewilligen in het affchaffen der flaavernye; en om hun tot deeze orde van zaaken te brengen, zal men hen moeten verderven of uitrooien. Doch deezen hinderpaal uit den weg geruimd zynde, hoe zal men, uit de verbeesting der flaavernye tot het gevoel en de waardigheid der Vryheid, doen opklimmen, de Volken, welke daar van zo zeer vervreemd zyn, dat zy onmagtig of woest zyn, wanneer hunne ketens verbroken worden ? Ongetwyfeld zulien deeze zwaarigheden het denkbeeld aan de hand geeven om een Derden Rang te fcheppen; maar door welke middelen? Al waren deeze middelen uitgedagt, hoe veele Eeuwen zouden 'er noodig zyn om daar van eene zigtbaare uitwerking te zien? In verwagting van de aanftellinge van deezen Derden Rang, welke men, misfchien, zou kunnen verhaasten, doormiddel van Volkplanters,uit de vrye gewesten van Europa geroepen, zou 'er eene  44§ GESCHIEDENIS eene volkomene veiligheid voor de perfoonen en eigendommen vereischt worden. Maar wordt deeze veiligheid gevonden in een Land, alwaar de Regtbanken door de Heeren alleen gefpannen worden; alwaar deeze foorten van Wethouders elkander over en weder begunftigen; alwaar tegen hen en hunne gunftelingen geene geregtlyke vervolging kan worden aangefteld, van welke de landzaat en de uitlander zich de vergoeding der geleedene ongelyken kunnen belooven; alwaar de omkooping, in allerlei gefchillen, de vonnisfen beftuurt ? Wy vraagen, of 'er befchaafdheid kan plaats hebben zonder geregtigheid, en hoe men, in dusdanig een Ryk, de geregtigheid zal invoeren? De fteden zyn aldaar over een onmeeteïyken > grond verfpreid.'.'Éris geen gebaande weg; en de wegen, die men 'er zou kunnen aanleggen, zouden door het Klimaat wel haast bedorven worden. Van hier dat de verwoesting 'er algemeen is, wanneer een natte winter aile gemeenfchap doet ftil ftaan. Doorreist alle gewesten der Aarde, en overal daar gy geene gemaklyke gemeenfchap vindt tusfchen eene ftad en een vlek , tusfchen een vlek en een dorp , tusfchen een dorp en een gehugt, zeg vry dat de volken barbaarscb zyn, en gy zult u niet bedriegen dan in de meerdere of mindere maate. Zou niet, in deezen ftaat van zaaken, het grootfte geluk zyn, welk een zeer uitgebreid Land kan overkoomen, dat het, door de eene of andere Staatsomwenteling, van een gefcheiden, en verdeeld wierdt in verfcheiden kleine aan elkander grenzende Opperheerfchappyen, van waar de goede orde, in zommigen ingevoerd, zich over de  der BEIDE INDIEN. 449 i de andere zou verfpreiden ? Indien het bezwaarI lyk val le, een groot befchaafd Ryk wel te regeeI ren, is het dan niet nog bezwaarlyker, een groot I barbaarsch Ryk te befchaaven? De Verdraagzaamheid heerscht, in de daad, te I Petersburg, en heerscht 'er bykans zonder paaien. I De Jooden alleen zyn daar van uit geflooten. Men heeft hen of als te loos, of te oneerlyk in den Koophandel aangezien, om aan hunne ftrikken over te laaten een Volk, 't welk niet bedreeven genoeg was om 'er zich voor te wagten. Deeze Verdraagzaamheid in de Hoofdftad zou een groote ftap zyn tot de befchaaving, indien zy niet, in het overige gedeelte des Keizerryks, aan de lompfte bygeloovigheden geboeid ware; indien deeze bygeloovigheden niet gevoed wierden door eene talryke Geestlykheid, in dronkenfchap en onkunde gedompeld, zonder daarom te minder geëerbicdigd te worden. Hoe zal men eenen Staat befchaaven , zonder de tusfchenkomst der Priesters , die noodzaaklyk fchadelyk zyn, indien ze niet baaten? Het hoog gevoelen, welk, naar het voorbeeld 3 der Chineezen , de Rusfen van zich zeiven heb) ben, is een nieuwe hinderpaal tegen de Hervorï ming. In goeden ernst befchouwen zy zich als i het verftamiigfte Volk des Aardbodems, en wor3 den in deezen zotten hoogmoed bevestigd door de i zulken onder hen, die de andere gewesten van i Europa bezogt hebben. Deeze Reizigers brengen : mede. of veinzen mede te brengen in hun VaI derland,het vooroordeel van deszelfs meerderheid, I en verryken het alleen met de gebreken, welke ! zy hebben opgedaan in de verfchillende gewesFf ten,  45a GESCHIEDENIS ten , werwaarts het Geval hen gevoerd heefc. Van hier dat een uitlandsch waarneemer, welke het grootfte gedeelte van Europa doorreisd hadt, plagt te zeggen , Dat de Rus verrot was , vóór dat hy ryp was. Nog verder zouden wy kunnen uitweiden over de zwaarigheden, met welke de Natuur en de Gewoonten tegen de befchaaving van Rusland zich hardnekkig aankanten. Laat ons de middelen ter toetze brengen , uitgedagt om daar in te flaagen. Onmogelyk is het daar aan te twyfelen. Zeer duidelyk heeft catharina begreepen dat de Vryheid de eenige bron van het algemeene welzyn was. Maar heeft zy egter waarlyk afftand gedaan van het willekeurige gezag ? Wanneer men met aandagt leest haare ïnftruktien aan de Ryksafgevaardigden, in fchyn gelastigd tot het zamenftellen van Wetten , kan men daarin iets meer befpeuren , dan de begeerte om de benaamingen te veranderen, en in Rede van Alleenheerfcheresfe, Monarchin genaamd te worden, en in plaats van Slaaven, haare Volken Onderdaanen te noemen? Zullen de Rusfen, hoe blind zy ook mogen weezen, langen tyd den naam voor de zaak zelve neemen; en zal hun karakter , door dit Kiugtfpel, geklommen zyn tot die vermogende fterkte van Ziel, welke men zich voorftelde hun te doen aanneemen? Een Souverein alleen, hoedanig ook zyn vernuft zy, maakt zelden veranderingen van eenige aangelegenheid, en nog zeldzaamer geeft hy beftendigheid aan dezelven. Hy behoeft onderfteuningen; en Rusland biedt geene andere aan dan tot  der BEIDÉ INDIEN. 4st tot krygsgevegten. De foldaat is aldaar hardvogtig, maatig en onvermoeid. De flaaverny, welke hem de veragting van het leeven heeft ingeboezemd, heeft zich vereenigd met het bygeloof, welke hem de veragting van den dood heeft ingeboezemd. Hy is overtuigd, welke euveldaaden hy ook gepleegd hebbe , dat zyne Ziel van het flagveld zal ten Hemel vaaren. Maar de krygslieden, fchoon zy de Provinciën befchermen, befchaaven ze niet. Men zoekt rondsom catharina Staatsmannen, en men vindt ze niet. 't Geen zy alleen volvoerd heeft, kan verbaasdheid wekken; maar wanneer zy niet meer zyn zal, wie zal haar dan vervangen? , In de huizen, door haar geftigt, doet deeze Vorftin jonge kinderen, van beide fexen, tot de gevoelens van Vryheid öpkweeken. Ongetwyfeld zal uit dezelve een geflagt voortkoomen, van het tegenwoordige verfchillende. Maar hebben deeze ftigtingen een vasten grondflag? Houden zy ftand üit zich zelve, of blyven zy in weezen door de hulp, die geftadig aan haar verfpild wordt. Indien de tegenwoordige Regeering haar heeft zien opkoomen, zal niet de volgende haar zien ondergaan? Zyn ze wel aangenaam aan de Grooten, die derzelver beftemming zien? Zal het Klimaat, welk over alles befchikt, niet ten langen laatfte de overhand krygen over de goede beginzels ? Zal het zedenbederf fpaaren die tedere jeugd , in de onmeetelykheid des Keizerryks verboren, en door het voorbeeld van kwaade zeden aan alle kanten befprongen ? In de Hoofdftad ziet men Akademien, van allerlei aart, en vreemdelingen in dezelve onderwyFf 2 zen.  452 GESCHIEDENIS zen. Zouden deeze geene nuttelooze en verderf, lyke ftigtmgen zyn in een gewest, alwaar de Geleerden met verftaan worden, alwaar de Kunstemars geen werk hebben?Om de bekwaamheden en kundigheden opgang te doen maaken, zou het noodig zyn, datzy, om zo te fpreeken,landskinderen en het uitwerkzel eener overbodige Bevolkinge waren. Wanneer zal deeze Bevolking dien trap van wasdom beklimmen, in een land,Jalwaar de ilaaf, om zich in de elende van zynen ftand te troosten, verpligt is zo veele kinderen voort te brengen als hy kan, maar zich luttel bekommerd om ze te behouden? Allen, die in het onlangs geftigte Vondelingshuis aangenomen en opgevoed worden,zyn voer altoos van de flaaverny ontheven. Hunne afftammehngen zullen de ketens niet draagen; en, ge lyk erin Spanje Oude en Nieuwe Christenen zyn, dus zal men in Rusland Oude en Nieuwe Vrymannen beoben. Doch de opbrengst deezer nieuwigheid kan alleen evenredig zyn aan haare duurzaamheid; en kan men daar op eenige beftendige ftigting ftaat maaken, alwaar de Ryksopvolging nog niet onfehendbaar verzekerdis, en alwaar de onftandvastrgheid, aan flaaffche Volken natuurlyk, veelvuldige en fpoedige Staatsomwentelingen voort! brengt ? Indien ae belhamels deezer zamenrottingen aldaar niet, gelyk in Turkye, aanfpannen, indien zy op zich zelve ftaan, eene ftille gisting koomen gemeene haat doen hen> eSter» tot een Geduurende de jongfte Regeering wierdt 'er een Kas van Beleemnge opgericht, ten dienfte van alle leden van den Staat, zelf van Slaaven. Door dit Ont-  der BEIDE INDIEN. 453 Ontwerp eener gezonde en beredeneerde Staatkunde, hadt de Regeering penningen,welke men zeer noodig hadt, en zy dekte zo veel mogelyk was de flaaven tegen de knevelaaryen hunner Dwingelanden. De natuur der zaake brengt mede, dat het vertrouwen, aan dit gemunt papier verleend, vermindere en daale. Een dwingeland moet geen Crediet winnen; en indien eenige zonderlinge voorvallen het hem bezorgd hebben, is het noodzaaklyk dat de volgende voorvallen het hem doen verliezen. Deeze zyn de zwaarigheden, welke, onzes oordeels , der befchaavinge van het Rusfifche Keizerryk in den weg Raan. Indien het catharina de II gelukke, dezelve te boven te koomen, zullen wy op haaren moed en vernuft eene treffelyke lofrede gedaan, en, misfchien, de beste verdeediging gemaakt hebben,indien zy in dit groot Ontwerp bezwyke. Tusfchen Rusland, enz. uitbreiding. Deel VII. bladz. 237, van reg. r, tot bladz. 241, reg. 16. Weinig was Groot-Britannie bekend, voor dat de Romeinen hunne wapenen derwaarts overbragten. Naa dat deeze trotfche verwinnaars het hadden verlaaten, even gelyk de andere afgeleger.e Provinciën hunner heerfchappye, om het middelpunt des Ryks tegen de Barbaaren te verdeedigen , wierdt het de prooi der Volken, langs de Ff 3 Oost-  454 GESCHIEDENIS Oost-Zee geleegen. De Landzaaten wierden vermoord, en op hunne Lyken verfcheiden heerfchappyen gebouwd, weike, door den tyd, in eene eenige zamenfmoken. De beginzels, die de Angel-Saxen beftuurden, zyn niet tot ons gekoomen. Dit, nogthans, weeten wy , dat zy , even gelyk alle andere Noordfche Natiën , een Koning en een Adelftand hadden. Willem bragt het Zuiden van het Eiland t' onder, 't welk zedert Engeland genoemd wierdt, en vestigde aldaar eene Leenregeering. maar zeer onderfcbeiden van die in het overige gedeelte van Europa plaats hadt. Elders was het niets anders dan een onuitganklyk Doolhof, eene aanhoudende Regeeringloosheid, het regt van den fterkften. Deeze geduchte Veroveraar gaf haar een deftigen, geregelden en aanhoudenden loop, door aan zich te houden het uitfluitend regt van de Jagt en den Oorlog, de magt om fchattingen op te leggen, het voordeel van een Gerigtshof, alwaar $c burgerlyke en lyfftraffelyke gedingen van alle Rangen van den Staat afgedaan wierden door hem zei ven en de voornaamfteKroonbedienden, welke hy, naar goedvinden, aanftelde en afdankte. Zo lang de Dwingeland leefde , onderwierpen zich de 't onder gebragte en de uitlandfche Volken, van welke hy zich bediend hadt om hen onder 't juk te brengen, eenpaarig en zonder te openlyk te mooren, aan een zo hard juk. In 't vervolg, wilden beiden , aan een gemaatigder gezag gewoon, zommigen hunner eerfle regten hervatten. Dë Overheerfching was zo wel bevestigd, dat het, zonder de volkomenfie eensgezindheid, onmogelyk zou geweest zyn dezelve te doen wag.  der BEIDE INDIEN. 455 waggelen. Van hier dat 'er een Eedgënoodfchap ontftondt, aan 't welk alle burgers, edelen en onedelen, de bewooners der fteden en ten platten lande, eenpaarig en zonder onderfcheid deel namen. Deeze algemeene zamenfpanning verzagtte eenigermaate het lot der Natie onder de boide eerfte hendriks; doch het was niet vroeger dan onder de Regeering van jan zonder l a n d dat zy haare vryheid volkomen weder kreeg. Deezen rusteloozen, wreeden, onhandigen en verkwistenden Monarch , wierdt gelukkiglyk , gewapende* hand, afgeperst dat berugt Handvest, 't welk de drukkenfte Leenwetten affchafte, en aan de Leenmannen, ten aanzien van hunne Heeren, de zelfde regten verzekerde, als aan de Heeren ten aanzien van de Koningen; 't welk alle perfoonen, en alle eigendommen onder de befcherming der Pairs en der Gezwoorenen ftelde; 't welk zelf, ten voordeele der flaaven, den last der flaavernye verligtte. Deeze fchikking fchortte, voor een korten tyd, de jaloezyen der Baronnen en Prinsfen op , zonder het zaad van dezelve volkomen te verflikken. De Oorlogen namen van nieuws eenen aanvang, en het volk deedt zyn voordeel met het denkbeeld, welk het van zyne magt en dapperheid, geduurende deeze Oorlogen, hadt doen opvatten, om zich te doen toelaaten in het Parlement onder eduard den I. Zyne Afgevaardigden hadden, in de daad, in den beginne, in deeze Vergadering flegis het regt van perfoonsverbeeldinge; doch deeze goede uitflag moest van andere voordeden gevolgd worden. En, in de daad, het leedt niet lang of de Gemeenten ftemden in de Onderftandgelden, Ff 4 en  4J6 GESCHIEDENIS en maakten een gedeelte der Wetgeevinge uit. W.'l dra zelf verwierven zy het voorregt om te befchuldigen en te doen veroordeelen de zulken der Staatsdienaaren, welke het gezag, hun toe vertrouwd, misbruikt hadden. All.ngskens hadt de Natie de magt der Opperhoofden van den is, dat eene goede Wet verworpen, of niet aangenomen worde, zo dra het meeste nut zulks zod gevorderd hebben. Het gedeelte der Wetgeevende Magt, welk het Voik wederom heeft bekoomen, wordt aan hetzelve verzekerd door de uitfluitende befchikking over de belastingen. Ieder Staat heeft gewoone of altoosduurende behoeften; hy heeft daarenboven buitengewoone behoeften. Voor beiden kan' niet gezorgd worden dan door middel van belastingen , en in Groot-Britannie kan de Monarch 'er geene heffen. Hy moet zich vervoegen by de Gemeenten, die beveelen 't geen zy oordeelen met het Nationaale belang best te ftrooken , en die, naa de fchattingen bepaald te hebben, zich rekenfchap doen geeven van de oogmerken, waar tfoe zy befteed zyn. 't Is niet de menigte , welke de onfchatbaare voorregten oeffent, welke zy door haaren moed en ftandvastigheid verkreegen heeft. Deeze fchikking, voor kleine Genootfchappen voegende, zou, in een grooter Staat, noodwendig alles bedorven hebben. Gelastigden, door het volk zelve gekoozen , en wier lot aan het zyne verknogt is, denken, fpreeken en werken voor hetzelve. Dewyl het, ondertusfchen, mogelyk was, dat uit traaghartigheid, zwakheid of doof omkooping, deeze Afgevaardigden in het doorluchtigfte en gewigtigfte Staatsbewind nalaatig bevonden wierden, heeft men in het regt van verkiezinge Lhet geneesmiddel tegen een zo heilbot kwaad  dsr BEIDE INDIEN. 463 kwaad gevonden. Zo dra de tyd hunner Afvaardiginge verftreeken is, vergaderen de Kiezers; Van nieuws verleenen zy hun vertrouwen aan de zulken, die het zich waardig gemaakt hebben, en verwerpen met fchande die geenen, welke het verraaden hebben. Dewyl dusdanig eene opmer. king niet boven het bereik van het gemeene volk is, dewyl dezelve verkeert omtrent gebeurde zaake, doorgaans zeer eenvoudig, maakt men een kort einde aan wanorden , die haaren oorfprong niet hadden in de gebreken van den Regeeringsform , maar in de byzondere gemoedsgefteldheid van hun, die derzelver werkzaamheden beftuu1 ren. 1 Ondertusfchen zou uit de Magtsverdeeling tusfchen den Koning en het Volk eene aanhoudende ' ftribbelingkunnen ontftaan, welke, door den tyd, eene Republyk , of de Slaavefny zou hebben voortgebragt. Ter voorkoominge van deeze ongelegenheid , heeft men opgericht een tusfchen beide ftaande Lichaam , welk de twee Staatsomwentelingen even zeer moet duchten. Ik bedoel den Adelftand, beftemd om zich te voegen aan de zyde, die de zwakfte wordt, en om ten allen tyde het Evenwigt te handhaaven. De Conftitutie heeft, in de daad , aan dit Lichaam niet de zelfde maate van gezag gegeeven als aan de Gemeenten; doch het voorregt eener erfwaardigheid, het voorregt van te zitten op eigen naam en zonder verkiezing, nevens eenige andere eer aanbrengende regten, vervangen, zo veel het kon gefchieden, 't geen aan de zyde van weezenlyke magt ontbreekt. Maar, eindelyk, indien het, ondanks zo veele be«  464 GESCHIEDENIS behoedmiddelen, gebeurde dat een eerzuchtig erï onderneemend Monarch wilde regeeren zonder Parlement, of het noodzaaken zynen eigendunkelyken wille te onderfchryven, wat redmiddel zou dan nog voor de Natie open ftaan ? De tegenftand. Op een ontwerp van Lydende Gehoorzaamheid, van Godlyke Magt, van Onuitwiscbbaare Magt, ruste voormaals het Koninklyk Gezag. Deeze ongerymde en heillooze vooroordeelen hadden geheel Europa onder 't juk gebragt, wanneer de Engelfchen, in den jaare 1688, van den Throon bonsden een bygeloovig', vervolgziek' en dwingelandisch' Vorst. Toen begreep men dat de Volken geen eigendom waren van hunne Opperhoofden; toen wierdt de noodzaaklykheid van een regtvaardig beftuur onder de menfchen voor onbetwistbaar gehouden; toen wierden de grondflagen der Maatfchappyen geleid ; toen wierdt het regt eener wettige zelfverdeediginge, dat laatfte redmiddel van onderdrukte Natiën, boven allen twyfel en tegenfpraak gefteld. Op dat gedenkwaardig tydftip, wierdt de Leer van Tegenftandbiedinge , welke dus lang niets anders geweest was dan eene gebeurde zaak, gefteld tegen gebeurde zaaken, in Engeland door de Wet zelve erkend en aangenomen. Maar, op hoedanige wyze kan men dit groot Beginzel nuttig en vrugtbaar doen worden? Een op zich zei ven ftaande burger, aan zyne perfoonlyke fterkte overgelaaten, zal deeze nimmer durven worftelen tegen de altoos geduchte magt van hun, die het bewind in handen hebben ? Moet hy niet noodzaaklyk verplet worden door hunne kui-  dér BEIDE INDIEN. 465 kuiperyen of door hunne gewelddaadigheid ? Ongetwyfeld zou dit plaats hebben, zonder de onbepaalde Vryheid der Drukperze. Door dit gelukkig hulpmiddel, worden de bedryven der handhaavers van het openbaar gezag rugtbaar. Spoedig wordt men onderricht aangaande de kneveiaaryen of mishandelingen, welke zy zich tegen den onbekendften burger veroorlofd hebben. Zyne zaak wordt die van allen; en de onderdruk, kers worden geftraft, of de ongelyken alleenlyk vergoed, naar gelange van den aart van het misdryf of de gefteldheid der volken. Dit kunstloos tafereel der Britfche Conftitutie moet alle verftandigen overtuigd hebben, dat 'er nimmer eene zo wel ingerichte Regeeringsform öp den aardbodem beftondt. In dit gevoelen zal men verfterkt worden, indien men in aanmerking neeme, dat de gewigtigfte zaaken altoos openlyk verhandeld zyn in den Raad der Natie-, zonder dat hier uit ooit een weezenlyk onheil ontftaan zy. De andere Mogendheden befchouwen het als noodzaaklyk, haare verrigtingen met den fluier der geheimhoudinge te moeten bedekken.. De geheimhouding merken zy aan als eene weezenlyke vereischte van haar behoud, of van haaren voorfpoed. Haaren toeftand, haare ontwerpen, haare verbintenisfen, zoeken zy voor de oogen haarer vyanden, haarer mededingers, haarer'vrienden zelve te bedekken. De hoedanigheid van Ondoorgrondelyk te weezen, is de grootfte lof, welken men daar gelooft aan de Staatsmannen te kunnen geeven. In Engeland zyn de binnen- en buitenlandfche gangen der Regeeringe openbaar. Alles wordt. aldaar aan den klaaren Gg dag  466 GESCHIEDENIS dag geleid. Hoe edel en veilig is het, het Heelal in zyne raadpleegingen toe te laaten ! Wat is het eerlyk en voordeelig, alle Burgers daar by toe te laaten! Nimmer heeft men op eene kragtdaadiger wyze tot Europa gezegd : Wy vreezen u niet. Nimmer heeft men met meerder vertrouwen en regtvaardigheid- tot zyne Natie gezegd 1 Oordeel ons, en zie of wy getrouwe handhaavers zyn van uwe belangen, uwe glory en uw geluk. Het Ryk is fterk genoeg gegrondvest, om tegenftand te bieden aan de fchokken , van dit gebruik onaffcheidbaar, en om dit voordeel te geeven aan niet zeer wel gezinde nabuuren. Maar deeze Regeeringsform , is hy volmaakt ? Neen, omdat 'er niets volmaakt is , noch zyn kan j in de waereld. In een zo ingewikkeld onderwerp , hoe kan men alles voorzien, alles voorkoomen? Om het Opperhoofd der Natie zo afhanklyk te doen zyn van den wille des Volks, als voor de veiligheid, de vryheid en het geluk des Volks voegt, zou het, misfchien , noodig zyn dat dit Opperhoofd geenerlei eigendom buiten zyn Koninkryk hadt; zonder 't welk het weL zyn van het eene Land en het welzyn van het andere tegen elkander aanloopende, de belangen der wisfelvallige Opperheerfchappye dikmaals zullen opgeofferd worden aan het belang der erflyke Opperheerfchappye ; zonder 't welk de vyanden twee kragtige middelen zullen bezitten om de Natie te ontrusten , nu eens door den Koning van Groot-Britannie fchrik aan te jaagen, door dreigementen tegen den Keurvorst van Hanover gericht; dan wederom door geenen in te wikkelen in verderflyke oorlogen, welke zy naar hun goed- vin-  der BEIDE INDIEN. 46? vinden zullen rekken, op andere tyden door deezen te noodzaaken om door een fchandelyken Vrede dezelve te doen eindigen. Zal de Natie de laf hartigheid hebben om haaren Koning te verhaten in gefchillen, welke haar vreemd zyn ? Indien zy 'er zich in menge, zal het niet zyn ten haaren nadeele, ten koste van haar goed en manfchap? Wie weet of het gevaar van den Uitlandfchen Souverein hem niet lafhartig en zelf verraaderlyk zal maaken tegen den Nationaalen Souverein? In dusdanig een geval, wat zou de Britfche Natie beter kunnen doen, dan tot haaren Koning zeggen: Houd op onze Souverein, of houd op Keurvorst van Hanover te zyn; doe afftand van de Staaten, welke gy geërfd hebt van uwe Voorouders, indien gy ze wilt behouden, die gy van ons hebt ontvangen ? ' Eene Conftitutie, in welke de Wetgeevende ën de Uitvoerende Magt van elkander ge» fcheiden zyn, bevat in zich zelve het zaad eener geduurige verdeeldheid. De vrede kan onmogelyk tusfchen tegen elkander geftelde Staatkundige Lichaamen heerfche». Het kan niet anders weezen of het Voorregt moet zich tragten uit te breiden en de Vryheid drukken. Het kan niet anders weezen, of de Vryheid moet zich tragten uit te breiden en het Voorregt drukken. ;Hoe zeer men ook eene Conftitutie bewonde. re, indien zy niet kan ftaande blyven dan door de zelfde middelen, door welke zy is tot ftand gebragt; indien haare toekoomende Gefchiedenis de zelfde zyn moet, als die van het voorleedene, die van muiteryen, van Burgerkrygen, van verpWte volken, van vermoeide of verdreevene Koniia en, êen ftaat van aanhoudende onlusten en beroerten,: Gg 2 «te  468 GESCHIEDENIS wie zou ze cot dien prys begeeren ? Indien de buitenlandfche en binnenlandfche Vrede het doelwit zy van allen Staatsbeftuur, wat zal men dan denken van eene orde van zaaken, met den Vrede onbeftaanbaar? Zou 't niet wenschlyk zyn , dat het getal deiAfgevaardigden evenredig ware aan de waarde der eigendommen, de juiste regelmaat der Vaderlandsgezindheid ? Is her niet ongerymd dat een armoedig gehucht of een elendig dorp even veel of meer Afgevaardigden zendt in de Vergadering der Gemeenten , dan de rykfte Stad of Landfchap'? Welk belang kunnen deeze beiden ftellen in het openbaare welzyn, waar aan zy bykans geen deel hebben ? Welk een gereed middel verfchaft hunne behoefte aan flegte Staatsdienaars om hen om te koopen, en voor geld de meerderheid van ftemmen, welke zy noodig hebben, te verkrygen? O fchande! de Rykaart koopt de ftemmen zyner Afvaardigers, om de eere te verkrygen van hunne perfoonen te mogen verbeelden; het Hof koopt de ftemmen der Afgevaardigden om willekeuriger te heerfchen. Zou eene verftandige Natie niet tragten, beiderlei Omkooping te voorkoomen? Is het niet verbaazend dat zulks nietgefchied zy, op den dag dat een Afgevaardigde de onbefchaamheid hadt zyne Afvaardigers in zyne Zydkamer op zich te doen wagten, en hun vervolgens toe te voegen: Ik weet niet wat gy begeert, maar ik zal 'er myn hoofd niet mede breeken : Ik heb u zeer duur gekogt, en ik heb bejlooten u zo duur te verhopen als ik kan. Op den zelfden dag dat de Staatsdienaar pochte, dat hy de Pryscourant van alle de eerlykheid van Engeland in zyn Zakboek droeg? Is  der BEIDE INDIEN. 469 Is 'er niets in te brengen tegen deeze pooging van drie Magten, geftadig op elkander werkende, en onophoudelyk ftreevende na een Evenwigt, welk zy nooit zullen bereiken? Gelykt deeze worfteling niet eeni::ermaate naar eene geduurige Regeeringloosheid ? Stelt zy niet bloot aan onlusten, in welke, van bet eene oogenblik tot het ander, het bloed der burgeren kan geplengd worden, zonder dat men weete of het voordeel zal blyven aan de zyde der Dwingelandye of der Vryheid ? Alles wei ingezien zynde , zou eene minder onafhanklyke en meer geruste Natie niet gelukkiger zyn? Zullen deeze en andere gebreken niet, den eenen of anderen tyd, den ondergang deezer Con« ftitutie te wege brengen ? Ik weet het niet; maar dit weet ik, dat het een groot ongeluk voor de Natiën zyn zou. Allen zyn aan haar verfchuldigd een beter lot dan zy genieten. Het voorbeeld van een vry, ryk , grootmoedig en gelukkig Volk, in 't midden van Europa, heeft allen bekoord. De beginzels , waar uit zo veele goederen voortvloeien, zyn opgemerkt, ontwikkeld, bloot geleid voor de Monarchen en derzelver Afgevaardigden , die, om de befchuldiging van Dwingelandye te ontgaan , zich genoodzaakt gevonden hebben om ze met meerdere of mindere plooijing aan te neemen. De aloude grondregels zouden wel dra herleeven, indien 'er, om zo te fpreeken, niet in 't midden van ons beftondt een altydzittende Regtbank, welke derzelver verkeerdheid en ongerymdheid betoogde. Indien het, egter, enz. Gg 3 1 n-  4?o GESCHIEDENIS INVULLING. Deel Vil. bladz. 285, vóór reg. 4 van onder. Hier wilde ik fpreeken van den Oorlog, of die woede, die door de onregtvaardigheid , de eerzucht of de wraak ontftoken, rondom twee vyandige opperhoofden verzamelt eene menigte gewapende lieden, hen tegen elkander aanvoert, de aarde met hun bloed verft, dezelve met hunne lyken bezaait, en fpyze bereidt voor dieren, die hen vervangen, doch minder woest zyn dan zy. Eensklaps hield ik ftil, en vraagde aan my zeiven, wat de Vrede zy? Heeft hy eene beftaanlykheid? Hier, in het middelpunt van myne eigen ftad , dringt eene menigte ftrydige belangen op my in, en ik weer ze af. Ik ben geflapt over de grensfcheidingen der ruimte , welke ik myn Vaderland noem; men aanfchouwt my met een ongerust oog; men nadert my; men vraagt my: wie zyt gy ? Van waar koomt gy ? Waar heen gaat gy? Ik kryg een Bed, en ik fchikte my om een weinig rust te neemen, wanneer een onverwagt geroep my noodzaakte om my weg te pakken. Ik ben vogel vry verklaard, indien ik blyve"; en morgen zullen moordenaars, die myne taal fpreeken, den brand fteeken in de wykplaats , in welke ik wierd opgenomen , en den geene i vermoorden , die my als een Medeburger behandelde. Nieuwsgierigheid of de zucht om kundiger te worden voert my na een ander land;  der BEIDE INDIEN. 47* land ; ik befchouw het met aandagt; ik word verdagt gehouden, en een Verfpieder volgt my op de hielen. Heb ik het ongeluk van God te aanbidden op myne wyze, welke niet de wyze des ; lands is? de Priester en de Beul omfingelen my; I ik vlugt, met deeze treurige uitroeping: De ' Vrede, die zo gewenschte Vrede, befiaat dan ; nergens'. Nogthans heeft de degelyke mensch zyne droomen; en ik zal erkennen dat ik, getuige zynde van den voortgang der kundigheden, welke zo veele vooroordeelen verzwakt, en de zeden zo zeer befchaafd hebben, uitriep: „ 't Zy de geest des „ Tweedragts ophoude of voortduure tusfchen „ de Natiën, neen, 't is onmogelyk dat de Hel- , „ fche kunst van ftrydvoeren vereeuwigd wor„ de; zy zal in vergeetelheld geraaken. TJe i „ volken, die haar tot volkomenheid brengen, „ zullen vervloekt worden; en het oogenblik , „ waar in de geduchte werktuigen des doods zullen „ verbroken worden, kan niet verre af zyn. Het \ „ Heelal zal eindelyk een afgryzen opvatten tegen die ., ,, haatenswaardige Veroveraars, die liever de fchrik „ hunner nabuuren dan de Vaders hunner onder„ daanen zyn wilden; liever Provinciën bemag„ tigen dan gemoederen winnen; die wilden dat . ,, de jammerklagten der fmarte de eenige lofzang „ waren, die hunne overwinningen verzelde; die , „ treurige gedenktekens oprichtten, gefchikt ter „ vereeuwiginge van hunne woede en trotsheid i „ over velden, welke zy verwoest, over fteden, „ welke zy aan kooien geleid, over lyken,wel- i „ ke hunne zwaarden op een geftapeld hadden; „ die zich aanmatigden dat de Gefchiedenis hunner Gg 4 „ R:-  47* GESCHIEDENIS „ Regeeringe niets anders was dan de herinne* „ ring der rampen > welke zy gewrogt hadden. „ Men zal het'Menschdom niet meer misleiden ,, omtrent de voorwerpen zyner bewonderinge. j, Blind en kwynende, zal het zich niet meer j, nederwerpen aan de voeten van hun, die het „ met voeten traden. De geesfels zullen als „ geesfels befchouwd worden , en fchitterende „ euveldaaden zullen niet meer de voorwerpen „ zyn van de bekwaamheden der groote Kunfte„ naaren. De Vorften zelve zullen deel hebben „ aan de wysbeid hunner Eeuwe. De ftcmme „ der Wysbegeerte zal in den grond hunner ziele te lang gefmoorde gevoelens doen ontwaaken, „ en hun veragting en afgryzen voor eene bloe„ dige glory inboezemen. Zy zullen in deeze „ denkbeelden bevestigd worden door de Die„ naars van den Godsdienst, die, gebruik maa„ kende van het gewyde voorregt van hun Be„ roep, hen zullen voeren voor den Regtbank „ des grooten Regters., alwaar hun rekenfchap „ zal worden afgevorderd van duizenden üngeluk„ kigen, aan hunnen haat of grilligheid opgeof„ ferd. Indien het in de befluiten des Hemels „ bepaald ware, dat de Vorften zullen volharden „ in hunne dolzinnigheid, zuilen die ontelbaare „ foldy trekkende horden van moordenaaren hun„ ne wapens verre van zich werpen. Doordron„ gen van een regtmaatigen afkeer van hun ver„ foeilyk beroep, van eene diepe verontwaardi„ ging tegen het wreed misbruik, welk men van „ hunne handen en van hunnen moed maakte, „ zullen zy de beflisfing der gefchillen aan hunne „ uitzinnige Dwingelanden zelve overlaaten." Myne  der BEIDE INDIEN. 473 Myne begocheling was van korten duur. Wel haast was ik van gedagte dat de gefchillen der Koningen , alzo min als hunne driften, een einde zullen neemen, en dat -zy niet anders dan door het ftaal kunnen beflist worden. Ik dagt dat men nimmer van de eislykheden der oorlogen zou afichrikken volken, die, zo lang alle wreedheden, alle mogelyke verwoestingen gepleegd wierden, zonder gemoedsangst en knaaging , op het ïooneel des Tweedragts, nog aan hunne vreedzaame haardfteden zouden vinden, dat 'er nog geene veldflagen, belegeringen en verwoestingen genoeg waren, om aan hunne nieuwsgierigheid te voldoen , of hunnen ledigen tyd te korten. Ik dagt dat men zich niets redelyks of menschiyks kon belooven van eene bende ondergefchikte Slagers, die, verre van zich aan de wanhoop over te geeven; zich de hairen uit het hoofd te plukken, zich te verfoeien en beeken traanen te Horten, op het zien van eene groote vlakte, bezaaid met geknotte ledemaaten, met eene zegepraalende houding van dezelve trokken, hunne voeten met bloed bemorzende, op de Lyken hunner Vrienden en Vyanden treedende, en een vrolyk gezang paarende met de treurende weeklagten der ftervenden. My dagt de woorden van eenen deezer Tygers te hooren , die, vleien met woestheid paarende, tot eenen Monarch , ontfteld op het gezigt van een Slagveld, met geknotte, kloppende en nog warme Ledemaaten bezaaid, zeide: Sire, wy zyn het niet; 't zyn deeze, die al te gelukbg zyn; en in de.oogen des jongen Vorsts traanen bedwong, gereed om te vloeien, traanen, aan welke hy een Vryen loop hadt moeten geeven, door hem tegemoet Gg 5 te  474 GESCHIEDENIS te voeren: „ Houd daar, aanfchouw de uit„ werkzels uwer eerzucht, dwaasheid en woede, „ en van de onze; en voel nederdaalen op uwe „ wangen de droppelen bloeds, nedervallende j, van den Lauwerkrans, waar mede wy uw hoofd „ verfieren." Hartroerende overdenkingen deeden my in droefheid ftorten; en 'er verliep eenigen tyd, eer ik den draad myner denkbeelden hervatte, en tot my zeiven zeide: Met den Oorlog, enz. uitbreiding. Deel VU. bladz. 294, van reg. o, tot bladz. 295, reg. 6 van onder-. Terwyl nassau, gewapend om de onafhanklykheid zyns Vaderlands te verzekeren, de weetenfchap der Vestingbouwkunde vernieuwde,dreef de zucht tot glory gustav us, om op.het fpoor der Ouden, de bykans geheel verloorene beginzels van den Oorlog te velde op te fpooren. Hy hadt den roem van ze te vinden , toe te pasfen en gemeen te maaken; maar, indien men de best bevoegde Regters moge gelooven, hy maakte in de zelve de verandering niet, welke het onderfcheid van bevattingen, inrichtingen en wapenen ■zou gevorderd hebben. Zyne kweekelingen, hoe groote Kapiteinen zy ook waren, durfden niet ftouter of kundiger zyn dan hy; en deeze fchroomvallige omzigtigheid wederhieldt de veranderingen en vorderingen, welke men hadde moeten maaken. Koehoorn en vauban openden deoogen van  der BEIDE INDIEN. 475 pan Europa ten aanzien van de kunst van het verdeedigen, en bovenal het belegeren van fteden. Door eene dier tegenftrydigheden, die zomwylen onder de Natiën, gelyk by byzondere perfoonen, worden opgemerkt, gebeurde het, dat, ondanks zyn opftuivend en geweldig karakter, de Franschman zich bekwaamer toonde tot de belegeringen, dan ecnig vólk, en aan den voet der Muuren dat geduld en die koelzinnigheid fcheen te verkrygen , welke hem meestal in de andere krygsverrigtingen onrbreeken. De Koning van Pruisfen verfcheen , en met hem wierdt eene onbekende orde van zaaken gebooren.^ Zonder zich te laaten wegfleepen door het voorbeeld of gezag zyner voorgangeren ,fchiep deeze 'Vorst eene bykans nieuwe krygskunde. Hy deedt zien, dat troepen, hoe talryk ook, onder de tucht jgebragt en in den wapenhandel konden geoeffend worden; dat de beweegingen der grootfte Legers niet onderhevig waren aan ingewikkelder noch minder zekere berekeningen , dan de kleinfte bende; en dat de zelfde fpringveeren, die een Batailjon in beweeging bragten , Wel behandeld en beftuurd wordende door een groot Veldheer, honderdduizend man in beweeging konden brengen. Zyn vernuft deedt hem geleerde ontwikkelingen uitdenken , van welke niemand een inval hadt gehad; en in zekeren zin , voordeel geevende aan de beenen boven de henden, voerde hy in zyne optogten eene fnelheid in, welke noodzaaklyk en bykans beflisfende is geworden, zints de Legers ongelükfciglyk zo zeer vermenigvuldigd zyn ,en men hen een zeer uitgebreid Front heeft moeten doen beflaan. Deeze  4?6 GESCHIEDENIS Deeze Vorst, die, zedert alexander, zyn weergae niet gehad heeft in de Gefchiedenis, ten aanzien van de uitgebreidheid en verfcheiden heid zyner bekwaamheden; hy, die, zonder door de Grieken gevormd te zyn , Lacedemoniërs heeft weeten te vormen; in één woord, deeze Monarch , die beter dan iemand anders, verdiende zynen naam aan zyne Eeuw te geeven , en die de glory zal hebben, dewyl het eene glory is,den Oorlog gebragt te hebben tot eenen trap van vol, komsndheid ,V van welken dezelve gelukkiglyk niet anders dan daalen kan: f reder ik heeft gantsch Europa gretig zien luisteren naar zyne lesfen, Naar. het voorbeeld van het Romeinfche Volk, 't welk zich oeffenende in het fchool zyner vyanden, zich in ftaat gefteld hadtom hun tegenftand te bieden, hen te overwinnen en 't onder te brengen, hebben de hedendaagfche Natiën wel willen volgen het Model van eenen nabuur,. geducht om zyne krygsbekwaamheid, en die door zyne voorfpoeden gevaarlyk zou kunnen worden. Hehben zy baar doelwit bereikt ? Ongetwyfeld, is het haar gelukt eenige uitwendige handgreepen zyner krygstucht naa te bootzen. Maar heeft men zyne groote beginzels wel begreepen en toegepast ? Misfchien zou men 'er aan mogen twyfelen. Genomen zelf dat deeze verhevene en verfchriklyke weetenfchap gemeen wierdt onder de Mogendheden., zouden zy allen 'er even zeer gebruik van kunnen maaken ? De Pruisfen verliezen dezelve niet een oogenblik uit het oog. Zy kennen niet de kuiperyen der Hoven , noch de vermaaklykheden der fteden, noch de ledigheid der  dér BEIDE INDIEN. 47? der Velden. Hunne Vaandels zyn hun dak; de krygsliederen hunne uitfpanning; de verhaalen van hunne eerfte bedryven de onderwerpen hunner gefprekken; nieuwe laurieren de beweegredenen hunner hoope. Onophoudelyk onder de wapens * onophoudelyk in beweeging, hebben zy geftadig 1 voor oogen het beeld, bykans de weezenlykheid van een geleerden en hardnekkigen Oorlog, 'n zy ze in de velden vereenigd, of in de Bezettingen ; verfpreid zyn. Krygslieden van alle landen, vergelykt met dit tafereel dat van uwe opvoedinge, van uwe wet* ten, van uwe zeden; vergelykt u met zulke menfchen , indien gy durft. Het gefchal der Trompetten, ik|beken het, zal u uit uwen flaap opwekken. Van uwe Bals, uit uwe Schouwfpelen, uit den fchoot uwer Matresfen zult gy driftig het gevaar te gemoete ftreeven. Maar zal eene kortftondige drift de plaats bekleeden van die waakzaamheid , die werkzaamheid, dat vooruitzigt, die alleen de verrigtingen van eenen veldtogt kunnen beflisfen ? Zal een lichaam , door weekelykheid ' verzwakt, tegenftand bieden aan de eislykheden 1 van den hongersnood, de ftrengheden der faifoe- \ nen , de verfeheidenheid van liiiraaat i Zal een geest, door de zucht tot vermaaken beheerscht, : zich plooien naar aanhoudende, afgetrokkene en ernftige overdenkingen ? Zal in het hart, opgevuld met beuzelagtige en verfcheiden voorwerpen , niet het een of ander gevonden worden, 't Welk de klip der dapperheid zyn zal ? Aan de oevers van de Pö, den Rhyn, den Donau ,te midden van die vernielingen en plonderingen, welke altoos zyne fchreden volgen, zal niet de Fransman,  478 GESCHIEDENIS man, met ftof bedekt, van kragten uitgeput, van alles ontbloot, zyne droevige oogen wenden na de lachende oevers van de Loire of de Seine? Zal hy niet fnakken na die vernuftige feesten, die zagte verbintenisfen , die bekoorlyke gezelfchappen, na zo veele wellustigheden, welke hy aldaar gelaaten heeft en die aldaar op hem wagten ? Doordrongen van het ongerymd en ongelukkig vooroordeel, dat de Oorlog, welke voor de andere Natien een beroep is, voor hem Pegts een kortduu* rend bedryf zy , zal hy het veld niet verlaaten, zo dra hy bet kan doen , zonder zynen goeden naam te openlyk te waagen? Indien het voorbeeld of de omftandigheden niet toelaaten zyne neiging te volgen, zal hy niet in eenige maanden het inkoomen van tien jaaren verlpillen? Zullen niet de tegenzin in zyne pligten en zyne onverfchilligheid omtrent het algemeene welzyn hem tot een fpeelbal ftellen van eenen vyand, welke verfchillende beginzels zal volgen en een ander gedrag houden? Niet aan den Koning van Pruisfen, maar aan LODEWYK DEN XIV, enz. UITBREIDING. Deel VII. bladz. 310 , van reg. 6 van onder, tot bladz. 314, reg. 7. De gronden deezer Magt wierden geleid, in 't midden der jongst verloopene r eutve , door die beruchte Akte van Scheepvaart, welke aan de Engelfchen^verzekerde alle de voortbrengzels hunner  Voormiddag Louis ^^^^ Namiddag Pareau, Propon. Avond Boullier Nieuwe Wale Kerk. Voormiddag S. De Chaufepw Namiddag Franqois Woonsdag Avond, Ten Vyf'uwe. Wale Kerk Louis Donderdag Avond, Tm Pyf uure. Nieuwe Wale Kerk S. De Chaujepii, Gebed üyjohannes Wesftng Wïllemsz., Boekverkooper, in de Warmoesltraac, op den ZuidemoeK van de Papenbrugiteeg.   der BEIDE INDIEN. 479 her uitgebreide heerfchappye, en hun beloofde : een groot gedeelte van die van andere gewesten. {Door deeze Wet fcheen men ieder volk te bei veelen, alleen op zich zelve bedagt te zyn. Nog\ thans is deeze Les tot op onze dagen nutteloos i geweest, en geene Regeering heeft haar tot eene \ regelmaat van haar gedrag aangenomen, 't Is moi gelyk dat de oogen zich zullen openen , en dat 1 dit wel haast zal gefchieden; doch Groot-Britani nie zal altoos meer dan eene Eeuw lang de vrugt s van zyn vooruitzigt genooten, en, misfchien \ iri dit tydverloop, fterkte genoeg gekreegen hebben om zyne voordeden te doen voortduuren. Men moet gelooven dat deeze Mogendheid gezind is Om alle mogelyke middelen te werk te ftellen om te beletten het fpringen van deeze Myn, welke de tyd, met eene langzaame hand, onder de grondflagen van haaren voorfpoed graaft, en om den Oorlog te verklaaren aan den eerften , die het onderneemen zal om 'er den brand in te fteeken. Met ongeduld wagten haare geduchte Vlooten op het zein van vyandlykheden. Haare werkzaamheid en waakzaamheid zyn verdubbeld, zints men het befluit heeft genomen dat de Pryzen geheel en al zullen bèhooren aan de Bevelhebbers en Matroozen van het overwinnend fchip; zints de Staat heeft toegeleid een gefchenk van honderdtweeëndertig Livres tien ftuivers aan ieder Zeeman, die een vyandlyk fchip, genomen of in den grond geboord , zal geënterd hebben. Dit Lokaas zal, indien 't noodig zy, met andere belooningen vermeerderd worden. Zullen ce Natiën, zo aanhoudend verdeeld door haare belangen en jaloezyen ,: zamenfpannen om zo veel ftout-  48o GESCHIEDENIS iloutheids te beteugelen? en, indien eene eenigé het onderneeme, zal deeze die geduchte worflélingen gelukkig ontkoomen. De Zeemagt is eene nieuwe foort van Mogendheid, welke, eenigermaate, 't Heelal aan Europa gegeeven heeft. Dit zo eng begrensd gedeelte des Aardbodems heeft, door zyne Eskaders, verkreegen een volflrekt gebied over de andere veel uitgebreider waerelddeelen. Het heeft zich aldaar meester gemaakt van gewesten, voor hetzelve gevoeglykst geleegen, en de bewooners en voortbrengzels van allen van zich afhanklyk gemaakt; Eene zo voordeelige meerderheid zal altoos duuren, althans indien niet het een of ander voorval, 't welk onmogelyk kan voorzien worden, onze naakoomelingen wendig maake van een Element * vrugtbaar in fchipbreuken. Zo lang zy vlooten zullen hebben, zullen deeze den weg baanen tot omwentelingen; zy zullen het lot der Natiën regelen; zy zullen de Hefboomen der waereld zyn. Maar 't zyn niet alleen de uiteinden der aarde of de barbaarfcbe gewesten , werwaarts de fchepen den fchrik overgebragt en daar zy de wet gefield hebben. Hunne werkzaamheid heeft zich' kragtdaadig doen gevoelen, zelf in 't midden van' ons, en de oude Ontwerpen den bodem ingeflagen. 'Er is een nieuw Evenwigt ontflaan. Van het Vasteland is de fchaal der Magt overgegaan tot de Zee-Magten. Gelyk de natuur haarer flerkte haar lokte na alle landen, die aan den Oceaan en deszelfs onderfcheidene Baaien grensden, hebben zy het vermogen gehad om aan meerder Staaten goed of kwaad te doen; zy hebben dan meer Bondgenooten moeten hebben, meer aan- ziens1  der BEIDE INDIEN. 481 !: ziens en meerder invloed. Deeze voordeden heb. ben in 't oog geloopen by de Heerfchappyen, welke haare geïleldheid in ftaat ftelde om daar aan deel te kunnen hebben; en 'er is bykans geene, die niet meer of min poogingen heeft aange- I wend; poogingen, meer of min gelukkig, om daar I in te flaagen. Dewyl de Natuur gewild heeft dat de menfchen geftadig op onze Planeet zouden woelen , en zy dezelve zonder ophouden , door hunne rustloosheden , zouden afmatten, is het een geluk vgoc de hedendaagfche tyden dat de Zeemagt eene afwending van de Landmagt maakt. Eene Mogendheid , die eene Kust moet bewaaren, kan niet ligt de grenzen haarer nabuuren overfchreeden. Zy heeft daar toe noodig onmeetelyke toebereid- I zeis, ontelbaare troepen, allerlei Arzenaalen, een i dubbelen voorraad van hulp- en redmiddelen om ! haare ontwerpen van veroveringe te volvoeren. Zedert Europa ter Zee vaart, geniet zy grooter ! veiligheid. Haare Oorlogen zyn misfchien even j menigvuldig en bloedig; doch zy wordt 'er minjjder door verwoest, minder verzwakt. De krygs- II bedryven gefchieden 'er met meerder zamenftem» I ming, en hebben minder van die groote uitwerj kingen, welke alle Ontwerpen vernietigen. 'Er «zyn meerder poogingen, en minder fchokken. 1 Alle driften worden 'er gedreeven tot een zeker algemeen welzyn, een groot Staatkundig doelwit, ; een gelukkig gebruik van alle Natuurlyke en Zedelyke vermogens, ik meen den Koophandel. De aangelegenheid, tot welke de Zeemagt geklommen is, zal, door den tyd, alles wat daar toe eene meerdere of mindere betrekking heeft, brenHh - , gen  432 GESCHIEDENIS gen tot den trap van volmaaktheid, voor welken dezelve vatbaar is. Tot op het midden der voorgaande Eeuwe, hadt men nog geene vaste regels in den Scheepsbouw. Men weet niet wat de Zee wil, was nog een Spreekwoord. Op dat tydftip vestigde de Meetkunde haare aandagt op die kunst, welke dagelyks aangelegener wierdt, en paste op dezelve eenige van haare beginzels toe. Zedert heeft zy met meerder ernst, en altoos met een goeden uitflag, zich daar op toegeleid. Nogthans is men nog verre af van Betoogingen, omdat 'er zo veel verfcheidenheids in de afmeetingen op onderfcheidene Timmerwerven heerscht. Naar gelange de Zeevaart eene weetenfchap wierdt, was het noodig dat zy beftudeerd wierdt door de zu'ken , welke zich tot dit beroep begaven. Men deedt hun langzaam , doch men deedt het bun evenwel ten laatfte begrypen, dat de Bevelhebbers, die algemeene denkbeelden had. den, op wiskundige regels gebouwd , eene groote meerderheid zouden hebben op de Bevelhebbers, die, niets dan de gewoonte volgende, niet konden oordeelen over de zaaken, welke zy hadden te verrigten, dan door derzelver overeenkomst met dezulke, welke zy reeds gezien hadden. Overal wierden fchoolen geopend, en jonge lieden aldaar onderweezen in de Scheeps-Krygskunde, nevens andere even gewigtige kundigheden. Dit was iets, doch nog niet alles. In een beroep, in 't welk de gefteldheid der Zee en der Stroomen, de voortgang der fchepen, de kragt en de verfcheidenheid der winden, de veelvuldige toevallen van brand, de gewoone flytaadja aan  der BEIDE INDIEN. 483 aan Zeilen en Touwen , nevens honderd andere omftandigheden in 't oneindige vermenigvuldigen; in 't welk men, onder hec bulderen van het ge fchut en te midden der dringendfte gevaaren, op ftaanden voet een befluit moet neemen, 't welk de overwinning;of de vlugt beflist; in't welk de befluiten zo fpoedig zyn moeten, dat zy eerder de uitwerking van het gevoel dan de vrugt der overdenkinge fchynen: in zulk een beroep zou de geleerdfte befpiegelende kennis niet genoeg zyn. Ontbloot van dien zekeren en fpoedigen opflag van 't oog , welke door de praktyk alleen, en wel door eene aanhoudende praktyk, kan verkreegen worden, zou zy den tyd van werken in befpiegelingen fpillen. De ondervinding moet dan den Zeeman volmaaken, door de beoeffening van naauwkeurige weetenfchappcn daar toe opgeleid. Deeze vereeniging moet door den tyd gefchieden, overal daar Zeelieden zyn, doch nergens zo fpoedig als op een Eiland, omdat de kunften fpoedigst tot volkomendheid koomen, daar zy volftrekt onontbeerlyk zyn. Om de zelfde reden zullen aldaar de beste en meeste Matroozen zyn; maar zullen zy behandeld worden met de regtvaardigheid en menschlievcndheid,hun verfchuldigd ? Een hunner, welke gelukkig ontkoomen is het verflindend vuur onder de Linie, de eislykheid der onweders, de ongemaatigdheid der Klimaaten, koomt thuis van eene reize van veele jaaren en van het einde der waereld. Zyne huisvrouw verwagt hem met ongeduld; zyne kinderen reikhalzen om eenen Vader te zien, van welken men hun honderdmaal heeft voor gepraat; hy zelve kort zyne verveelende uuren met de Hh a zoete  43+ GESCHIEDENIS zoete hoop van wel haast te zullen wederzien 't geen hy het dierbaarst op de aarde heeft • in zyne verlangens verhaast hy het verrukkelyk 'oogenblik , waar in hy zyn hart zal verligten in de tedere omhelzingen van zyn gezin. Eensklaps by het naderen van den oever, in 't gezigt van zyn Vaderland, rukt men hem met geweld van het fchip, waar in hy, om zyne medeburgers te verryken, de golven getart heeft, en hy ziet zich, door eerlooze Presfers, geworpen op eene Vloot, op welke dertig of veertigduizend zyner wakkere lotgenooten in zyn ongeluk moeten deelen, tot dat de vyandlykheden een einde neemen. Vergeefs zullen hunne traanen vlieten-, vergeefs zullen zy zich op de Wetten beroepen : hun lot is onherroepelyk bepaald. — Zie daar eene flaauwe fchetze van de gruwelen van het Engelfche pres. fen. Onder onze volftrekte Heerfchappyen volgt men eene andere handel wyze, wreeder, misfchien, in de daad , hoewel in fchyn gemaatigder. De Matroos wordt aldaar voor zyn leeven op de krygsrolle aangefchreeven. Men geeft hem werk, of laat hem ledig loopen, wanneer en zo als men wil. Zyne foldy, en de tyd van het betaalen van dezelve, wordt eigendunkelyk bepaald. In Vrede en Oorlog heeft hy nooit eenen eigen wil; onophoudelyk is hy onder de roede eens ondergefchikten Dwingelands, meestal onregtvaardïg, woest en eigenbaatig. Het eenige onderfcheid tusfchen deeze wyzen van Volk ligten, is, dat die eene voorbygaande en deeze eene onbepaalde Slaaverny is. Nogthans zult gy verdeedigers, misfchien be- won-  der BEIDE INDIEN. 485 wonderaars, van deeze onmenschlyke gebruiken aantreffen, 't Is noodig, zal men u zeggen, dat in den Staat der zaamenleevinge de byzondere wil j aan den algemeenen wille onderworpen is, en dat de geryflykbeden van byzondere perfoonen aan de algemeene behoefte worden opgeofferd. I Zodanig is het gebruik geweest van alle Natiën en ! Eeuwen. Op deezen grondflag alleen zyn de wel of kwalyk ingerichte inftellingen gebouwd. Nimmer zullen zy van dit Middelpunt afwyken, zonder het onvermydelyk tydftip van haar verderf te verhaasten. Ongetwyfeld moet het Gemeenebest gediend, ,' en wel door zyne Burgers gediend worden; maar i eischt niet de regtvaardigheid dat elk naar gelange van zyne vermogens daar aan het zyne I toebrenge? Is het noodig, om eenen dikmaals onregtvaardigen Rykaart het volle genot van zyne be zittingen èn vermaaken te doen behouden , dat men den ongel ukkigen Matroos de twee derde deelen van zyne foldy, van de noodwendigheden van j zyn gezin, van het waardigfte zyner bezittingen, de Vryheid, doe opofferen? Zou het Vaderland niet gediend worden met meer yver, kloekmoedigheid en beleid door menfchen, die vry willig aan hetzelve toewydden de Natuurlyke en Zedelyke bekwaamheden, welke zy veikreegen en geoeffend hebben op alle Zeeën, dan door Slaaven, noodzaaklyk en onophoudelyk bedagt om hunne ketens te verbrceken ? Te onregr. zouden de beftuurders der heerfchappyen, om hun ftout gedrag te regtvaardigen, in't midden brengen, dat deeze Zeelieden zich niet in de gevegten zouden willen begeeven, Hh 3 in-  486 GESCHIEDENIS indien men hen tegen hunnen zin daar toe niet noodzaakte. Zullen wy het zeggen ? en waarom zouden wy het niet zeggen ? De Ryksbeftuurders zelve zyn even vast overtuigd als hunne befchuldigers, van het ongelyk , welk zy den Matroozen aandoen; maar zy willen liever de Dwingelandy wettigen, dan de onmogelykheid bekennen, in welke zy zich bevinden om regtvaardig te zyn. In den tegenwoordigen ftaat der dingen, hebben allen, zommigen inzonderheid , hunne Zeemagt verder uitgebreid, dan hunne vermogens gedoogden. Tot nog toe heeft hunne hoogmoed niet kunnen befluiten om neder te daalen van die onrnaatige grootheid , van welke zy zelve dronken waren, en met welke zy hunne nabuuren dronken gfmaakt hadden. Nogthans zal het oogenblik, en zulks wel haast, koomen, waar in men genoodzaakt zyn zal de uitrustingen evenredig te maaken aan eene bezwaarde Schatkist. Een gelukkig tydftip zal dit voor Europa zyn, indien het een zo fchoon voorbeeld volge. Dit gedeelte der waereld, welk heden ten dage driehonderdtweeënnegentig fchepen van Linie telt, en viermaal meer Oorlogfchepen van minderen rang, zal van deeze omwenteling aanmerkelyke voordeden trekken. De Oceaan zal dan door minder, en vooral door min talryke Vlooten, bedekt worden. De koopvaardyvaart zal verrykt worden met den buit der Krygs-Zeemagt; en de Koophandel zal door het gantfche Heelal eene nieuwe uitgebreidheid verkrygen. De Koophandel zelve brengt niets voort. Zyne ver-  der BEIDE INDIEN. 487 verrigtingen beftaan in ruilingen. Door zyne tusfchenkomst wordt eene Stad, eene Provincie, eene Natie, een gedeelte der Waereld, verlost van 't geen zy te veel hebben; zy ontvangen 't geen hun ontbreekt. De opzigtelyke behoeften van de zamenleevinge der menfchen houden hem geftadig bezig. Zyne kundigheden, zyne penningen, zyne werkzaamheden, alles wordt befleed aan dit eerlyk en noodzaaklyk werk. Zonder Kunften en Akkerbouw zou zyne werkzaamheid niet aanweezigzyn; doch zonder zyne werkzaamheid zouden de Akkerbouw en Kunften weinig te beduiden hebben. Door het doorkruizen der Aarde, het bevaaren der Zeeën, het wegneemen der hinderpaalen tegen de wederzydfche gemeenfchap der volken, het uitbreiden van den kring der behoeften en der begeerte tot genietingen , vermenigvuldigt hy de werkzaamheid , moedigt nyverheid aan, en wordt, in zekeren zin, hec beweegrad der Waereld. Dc Pheniciërs, enz. uitbreiding. Deel VII. bladz. 327, van reg. 15, tot bladz. 329, reg. 4. Doch dit is het niet alles. De Koophandel is eene weetenfchap, die nog, meer kunde van menfchen dan van zaaken vordert. Deszelfs moeilykheid ontftaat niet zo zeer uit de menigte der bezigheden, als uit de hebzucht van hun, die ze beftuuren. Men moet, derhalven , in 't uitwendig Hh 4 voor-  488 GESCHIEDENIS voorkoomen, met hun handelen, als of men van hunne eerlykheid verzekerd ware, en, nogthans, behoedmiddelen gebruiken, als of ze van alle beginzels ontbloot waren. Bykans alle menfchen zyn eerlyk buiten hun beroep; maar 'er zyn flegts weinigen, die, in de waarneeming van hun beroep, zich volgens de regels eener naauwgezette eerlykheid gedraagen. Dit gebrek, welk van den hoogften tot den laagften ftand heerscht, ontftaat uit het groot getal bedriegeryen , door den tyd ingevoerd, door de gewoonte verontfchuldigd. Perfoonlyk belang en een algemeen gebruik bedekken 'er de misdaadigheid en laagheid van. Jk doe gelyk anderen, zegt men; en men fcbikt zich naar bedryven , tegen welke het Geweeten wel dra ophoudt zich te verzetten. Soortgelyke bedriegeryen hebben geenerlei ongelegenheid, in de oogen van hun, die ze zich veroorlooven. Gemeen zynde aan alle beroepen, vergoelyken zy zich niet de eene door de andere ? Ik herneem uit de beurs van hun , die met my handeldryven, 't geen zy, met welke ik gehandeld heb , te veel uit myne beurs genomen hebben, Zoudt gy vorderen dat een Koopman, een Werkman , een Winkelier, wie by ook zy, zal dulden de ftille en geheime knevelaary van alle die geenen, tot welke zyne dagelykfche behoeften hem dry ven, zonder immer op iemand hunner zyne fchade te verhaalen? Dewyl alles vergoed wordt door eene algemeene ongeregtigheid , gaat alles even goed als in eenen ftaat van ftrenge regtvaardigheid. Maar, kan 'er eenigerhande fchaêvergoeding plaats  der BEIDE INDIEN. 4§9 plaats hebben tusfchen die roveryen in 't klein van de eene klasfe van burgers op alle de andere, en van deeze op de eerfte? Hebben alle beroepen de andere even zeer noodig? Veele bloot ftaande aan knevelaaryen, die onophoudelyk hervat worden , ontbreekt "het niet de meesten aan gelegenheden om op hunne beurt te knevelen? Doen niet de omftandigheden, van den eenen dag tot den anderen, de evenredigheid deezer knevelaaryen veranderen. Misfchien zullen deeze aanmerkingen als beuzelagtig worden aangezien. Laaten wy derhalven blyven ftil ftaan op eene gewigtiger bedenking. Kan eenig verftandig mensch van gedagten zyn dar het onverfchillig zy, of de ongeregtigheid ftraffeloos, en bykans met eene algemeene toeftemming. in alle beroepen , gepleegd worde ; of het Lichaam eener Natie bedorven zy, en met een bederf, 't welk teugel noch paalen kent; en dat 'er groot onderfcheid plaats hebbe tusfchen eene gewettigde en dagelyks herhaalde dievery, en tusfchen eenige regtvaardigheid, welke zy ook zyn moge? Nogthans moet men wel gelooven dat het kwaad onherftelbaar is, ten minfte ten aanzien van de koopbedryven in 't klein, dewyl de geheele Zedekunde , op de geenen , welke ze by de hand hebben, toepasfelyk, hier op neder koomt. „ Doe „ uw best om niet tot fchande te worden , in „ uwe kostwinning. Indien gy duurder verkoopt „ dan anderen, heb dan ten minfte den naam, „ dat gy de beste waaren verkoopt. Win zo „ veel als gy kunt. Heb vooral geene twee pry„ zen. Maak uw fortuin, en maak het zo fpoeHh 5 „ dig  490 GESCHIEDENIS „ dig als gy kunt. Indien gy niet ter kwaader ,, naam ftaat, noch voor oneerlyk bekend ftaat, „ is alles wel." In de plaats van deeze zou men eerlyker beginzels kunnen ftellen; maar het zou vrugtloos weezen. De kleine dagelykfche winften; de kleine bezuinigingen, die het weezenlyk hulpmiddel van zommige kostwinningen zyn, vernederen en verlaagen de Ziel, en blusfchen in dezelve uit allen gevoel van grootheid. Niets in de daad lofwaardig , kan men aanpryzen aan, noch verwag. ten van eene klasfe van menfchen, tot dit punt van vernederinge gedaald. Dus is het niet gelegen met de zulken , wier ontwerpen alle de gewesten der Aarde influiten; wier zamengeftelde bedryven de afgelegenfte Natiën zamenbinden; door welke het Heelal één Gezin wordt. Deeze lieden kunnen een edel denkbeeld van hun beroep hebben; 't is bykans nutteloos- tot de meesten hunner te zeggen: Weest cerlyk omdat de oneerlykheid, u zeiven nadeel doende, insgelyks nadeelig zyn zou voor uwe Medeburgers en eenen blaam op uwe Natie leggen. Misbruikt uw Credit niet; dat wil zeggen, wanneer in gevalle van onverwagte tegenfpoeden, uwe eigen penningen kunnen vervangen de penningen , welke gy verworven hebt van het vertrouwen, welk uwe Korreopondenten gefteld hebben in uwe kundigheden en eerlykheid. Men zieu, te midden der kanswisfelingen van uw geluk , pal ftaan even als groote boomen, van den blixem getroffen, en die nogthans al hunne Majefteit behouden. Te  der BEIDE INjDIEN. 491 Te meer zult gy u zei ven wantrouwen, dewyl gy bykans altoos de eenige regters over uwe eerlykheid zyt. Ik weet wel, dat indien gy ryk zyt, gy altoos zult geëerbiedigd worden in de oogen der menigte: maar in de uwen ? Indien gy weinig belangs ftelt in uwe eigen agting, ftapelt dan hoopen gouds op elkander, en weest gelukkig,indien de onfterflyke mensch het zyn kan. Gy behoudt nog, en gy moet behouden Godsdienftige beginzels. Overdenkt dan dat 'er een oogerblik zal koomen, waar in gy u zeiven zult verwyten kwalyk verkreegene rykdommen , die gy moet te rug geeven: althans indien gy niet als uitzinnigen tart eenen Regter , gereed om u daar van eene ftrenge rekenfchap af te vorderen. Staat alle Natiën ten dienfte; maar hoedanig een voordeel eenig Ontwerp u aanbiede , ziet 'er van af, indien het uwer eigen Natie nadeeiig zy. Laat uw woord heilig zyn. Bederft u zei ven liever, indien 't noodig zy, dan daar omtrent in gebreke te blyven; en toont dat de Eer u dierbaarder is dan het Goud. Neemt niet te veele zaaken tevens by de hand. Hoe fterk ook uw hoofd zy, welk eene uitgebreidheid van vernuft gy ook bezit, bedenkt dat de gemiddelde dag van een werkzaam mensch niet meer dan zes uuren heeft, en dat alle zaa • ken , welke vorderen zouden dat de dag langer ware, noodzaaklyk zouden moeten overgelaaten worden aan uwe bedienden. Wel haasc zal rondom u een Bajert ontftaan, in de ontwikkeling van welken gy u zoudt kunnen nedergeftort zien van de  492 GESCHIEDENIS de hoogte des voorfpoeds, tot welke gy meende verheven te zyn, in den grondloozen afgrond des ongeluk?. Onophoudelyk zal ik u toeroepen, Orde! Orde! zonder Orde wordt alles onzeker. 'Er wordt niets voltooid ; alles gefchiedt in haast en verkeerd. Verwaarloozing en overhaasting bederven even zeer de onderneemingen. Hoewel 'er, misfchien, geene Regeering zy, eerlyk genoeg dat een burger haar met zyn Credit mocte te hulp koomen, vermaan ik u egter om daar van den kans te waagen: doch dat deeze onderftc-uning uwe eigen vermogens niet te boven gai. Bederft u zeiven om den wille van uw land, maar bederf niemand anders dan u zeiven. De liefde tot het Vaderland moet ondergefchikt zyn aan de Wetten van Eere en Regtvaardigheid. Brengt u zeiven nooit in 't geval van uwe traanen en wanhoop te vertoonen aan een Hof, dat u koelzinnig zal afzetten met de beweegreden van de algemeene noodzaaklykheid en de fchandelyke aanbieding van een Vry- Geleide. Niet in het Ministerie eener Natie, maar in u ftelt de vreemdeling en de burger vertrouwen. In uwe handen hebben zy hunne penningen ter bewaaringe gefteld , en niets kan u behoeden tegen hunne verwyten en die van uw eigen Geweeten, indien gy een Geweeten hebt. Zeer verftandig zult gy te werk gaan , indien gy geene andere onderneemingen doet dan zulke, die mislukken kunnen, zonder uw gezin te bedroeven en uwe eigen rust te ftooren. Weest kleinmoedig noch onbezonnen. De kleinmoedigheid zal u een middelbaaren ftaat doen bly- ven  der BEIDE INDIEN. 493 ven bekleeden ; de onbezonnenheid zou u ten eenigen dagen de vrugt eens veeljaarigen arbeids doen verliezen. Het goed fortuin en het Credit kunnen in geene vergelyking koomen. Goed fortuin, zonder Credit, is van weinig belangs. Het Credit, zonder fortuin , heeft geene paaien. Zo lang het Credit duurt, is het bederf niet volkoomen. De minfte fchok van het Credit kan van een volkomenen val gevolgd worden. Ik heb den tyd beleefd , dat men, naa verloop van twintig jaaren, nog niet vergeeten hadt, dat de Kas eener vermogende Maatfchappye vierentwintig uuren was geflooten geweest. Het Credit eens Koopmans is nog bezwaarlyker te herftellen dan de Eer eener Vrouwe. Niet minder dan een Wonderwerk is 'er noodig om een gerugt te doen ophouden, welk in een oogenblik van het eene Waerelddeel tot het andere overflaat. De Koopman moet niet minder jaloersch zyn op zyn Credit , dan een Krygsman op zyne Eere. Indien gy verhevenheid van Ziele bezit, zult gy liever verkiezen uwen medeburgeren roet minder voordeels ten dienfte te ftaan, dan den uitlander met minder gevaar, minder moeite en grooter voordeel. Volgt eene eerlyke befpiegeling, by voorkeuze boven eene meer voordeel geevende befpiegeling. Men heeft gezegd dat de Koopman, de Bankier, de Kommisfionaris, Waereldburgers door  494 GESCHIEDENIS hun beroep, in geen land burgers waren. Doet deeze hoonende taal ophouden. Indien gy, den handel verlaatende, onder uwe Medeburgers geen ander aanzien geniet, dan't welk aan de groote rykdommen wordt toegefchreeven, hebt gy niet alles verkreegen 't geen de Koophandel u zou kunnen geeven. De veragting van rykdom is, misichien, onbeftaanbaar met den geest des Koophandels: ongelukkig hy, in wien deeze Geest het gevoel van Eere zou uitfluiten. In myn gemoed heb ik een Altaar gebouwd voor vier rangen van Burgers: voor den Wysgeer, die de waarheid zoekt, die de Natie verlicht, en die met zyn voorbeeld aan de menfchen de deugd predikt; voor den Wethouder, die de fchaal der Geregtigheid weet in evenwigt te houden ; voor den Krygsman , die zyn Vaderland befchermt; en voor den eerlyken Koopman, die het verrykt en aanzien geeft. Ik had den Landman vergeeten, die het Vaderland voedt, en ik vraag hem om verfchooning. Indien de Koopman zich zeiven niet op deezen aanzienlyken rang van burgers plaatze, agt hy zich zei ven niet genoeg. Hy vergeet dat, in zyn voormiddagwerk, eenige trekken van zyne penne de vier hoeken der Waereld, tot het onderling geluk, in beweeging brengen. Verre zy van u alle laage jaloersheid tegen den voorfpoed van een anderen. Indien gy zyne verrigtingen , zonder beweegreden, dwarsboomt, zyt gy een aterling. Indien gy agter het geheim zyner ontwerpen koomt, en ze u aanmatigt, zult gy hem beftolen hebben. De  der BEIDE INDIEN. 495 De invloed van het goud is even heilloos op de byzondere perfoonen als op de Natiën. Indien gy 'er op gezet wordt, zult gy daar na begeerig worden, als een dronkaart na den wyn. Naa dan gy het op een geftapeld hebt, zult gy voortgaan met op een ftapelen; en gy zult gierigaarts of verkwisters worden. Indien gierigaarts, zultgyhardhartig zyn, en het gevoel van mededogen en weldaadigheid zal in u verdooven. Indien verkwisters, zult gy, naa uwe beste jaaren met het zamenfchraapen van rykdommen te hebben doorgebragt, behoeftig zyn door buitenfpoorige uitgaaven; en indien gy dit ongeluk ontkoomt, gy zult der veragtinge niet ontgaan. Opent zomtyds uwe beurs voor den nyveren en ongelukkigen. Wilt gy by uw leeven en naa uwen dood geëerd worden, befteedt een gedeelte uwer rykdommen aan eenige Gedenkftukken vart algemeen nut. Wee uwen Erfgenamen, indien deeze uitgaave hen bedroeve ! Bedenkt dat wanneer iemand fterft, die niets anders dan fchatten bezit, 'er niets verboren zy. Deeze grondregels, welke wy de vryheid genomen hebben u te herinneren, zyn altoos waar geweest, en zullen 't altyd zyn. Indien zy twyfelagtig mogten fchynen aan zommigen van hun , wier daaden zy moeten beftuuren , zou men zich op het openbaar gezag moeten beroepen. Overal fpoort het inhaalig en kruipend Finantieweezen aan tot byzondere ongeregtigheden, door algemeene ongeregtigheden, welke men het ziet pleegen. Het onderdrukt den Koophandel door ontelbaare belastingen. Het vernedert de Koop-  496 GESCHIEDENIS Kooplieden, door hoonende vermoedens, welke het ten aanzien van hunne eerlykheid voedt. Het maakt, in zekeren opzigte, het bedrog noodzaaklyk, door de heillooze uitvinding van Monopoliën. Wat is dan de Monopolie? Het is .het uitfluitend voorregt van den eenen burger boven den anderen, om te verkoopen en te koopen. Op deeze Bepaaling, ftaat ieder verftandig mensch ftil en zegt: Tusfchen burgers, allen evengelyk, alien der Maatfchappye ten dienste ftaande, allen, naar gelange van hunne vermogens, derzelver lasten draagende, hoe kan een hunner een regt heb ben, waar van een ander wetteJyk beroofd is? Welke is dan die zo geheiligde zaak uit haaren aart, dat een mensch, wiehy zy, dezelve niet kan verkrygen, indien zy hem onrbreeke , of zich daar van ontdoen, indien zy hem toebehoore? Indien iemand zich dit voorregt konde aanmatigen, zou het ongetwyfeld de Souverein zyn. Ondertusfchen vermag hy zulks niet: want hy is flegts de voornaamfte burger. Het lichaam der Natie kan het hem opdraagen; maar dan is het eene daad van infchikkelykheid, maar niet het gevolg van een voorregt, 't welk noodwendig dwingelandisch zyn zou. Indien de Souverein zich dit regt niet kan toeëigenen, nog minder kan hy het aan een anderen opdraagen. Men geeft niet 't geen men niet in wettigen eigendom bezit. Maar indien 'er, tegen de natuur der dingen, een volk beftaa, 't welk eenigen eisch op Vryheid heeft , en alwaar het Opperhoofd zich egter de Monopolie heeft toegeëigend of aan anderen opgedraagen , hoedanig is het gevolg geweest van deeze  pER BEIDE INDIEN. 497 dëéze inbreuk, op het algemeene regt ? Een opffand, ongetw'yfeld? Neert; deeze hadt moeten gebeuren, doch is niet gebeurd. En waarom? Omdat eene Maatfchappy eene verzameling is van menfchen, met verfchillende bedryven onledig, verdeeld in hunne belangen, jaloersch, klemmoedig, kiezende het vreedzaam genot van 't geen men hun laat behouden , boven de gewapende verdeediging van 't gèen hun ontnomen wordt, naast elkander leevende, elkander verdringende, Zonder eenige zamenftemming van wille i omdat deeze zo redelyke , zo nuttige zamenfpanning , fchoon zy onder hen beflondt, hun den moed noch de fterkte zou geeven, die hiin ontbreekt, en gevölglyk ook niet de hoop om te overwinnen, of het befluit om tefterven: orridatzy voor zich zeiven een dreigend gevaar zouden zien in de vrugtlooze pooging, en in hun gelukkig flaagen niets anders zouden zien dan het voordeel hunner naakoomclingen, welke zy minder dan zich zelve beminnen. — Deeze opftand is evenwel zomtyds gebeurd. — 't Is zo, maar door de vervoering der Geestdryverije. — Maar, in welk land de Monopolie ook hebbe plaats gehad, wat heeft zy aldaar uitgewerkt? Wat zy heeft uitgewerkt? Verwoesting. De uitfluitende voorregten hebben de Oude en de Nieuwe Waereld bedorven. Geene opkoomende Volkplanting is 'er in het ander Halfrond, wier zwakheid zy niet verlengd of welke zy niet in de Wieg gefmoord hebben. In ons Waerelddeel is geen bloeiend gewest , wiens luister zy niet verdoofd hebben ; geene onderneeming, hoe fchicterende zy dok ware , welke zy niet verergerd hebben; geene li meer  498 GESCHIEDENIS meer of min vleiende omftandigheid , welke zy niet ten algemeenen nadeele hebben doen uitloopen. Maar, door welke noodlottigheid is dit alles gebeurd ? 't Was geene Noodlottigheid; 't was eene Noodzaaklykheid. Het is gefchied , omdat het moest gefchieden. En waarom? Omdat een be voorregt Eigenaar, hoe magtig hy ook zy, nimmer het Credit, noch de hulpmiddelen eener geheele Natie kan hebben ; en omdat zyne Monopolie niet altoos kunnende duuren, hy 'er zo ras mogelyk is zyn voordeel mede doet; hy ziet niets dan het tegenwoordige oogenblik. Alles wat buiten de grenzen van zyn uitfluitend voorregt is, is niets in zyne oogen. Hy wil liever minder ryk zyn zonder te wagten, dan ryker worden door wagten. Door een natuurlyk Inftinkt van den mensch, wiens genieting op onregtvaardigheid, dwingelandye en knevelaaryen is gegrond, vreest hy onophoudelyk de afichaffing van een regt, heilloos voor allen. — De tyd van het Oktrooi is verftreeken, en de bezitter neemt de wyk, ryk geworden. Maar wat gevolg heeft de rykdom van een eenigen, op het bederf der menigte verheven ? Een groot kwaad. Indien het een groot kwaad zy, waarom heeft men het niet te keer gegaan ? Waarom verzet men 'er zich niet tegen ? Om het even wreed als ongerymd vooroordeel, dat het onverfchillig is voor eenen Staat, of de rykdom in de beurs van deezen of van dien, in ééne of veele beurzen zy. Omgerymd is dit vooroordeel, omdat in alle gevallen , in dringende behoeften inzonderheid, de Souverein zich vervoegt by de Natie ; dat wil zeg-  der BEIDE INDIEN. 499 zeggen, by een groot getal menfchen , die bykans niets hebben, en wier bederf men voltooit door het weinige, dat hun ontnomen wordt; en by een zeer klein getal, die veel hebben, die weinig geeven, of die nooit geeven naar evenredigheid van 't geen zy hebben, en wier opbrengst, at was hy evenredig aan hunnen rykdom, nimmer zou opbrengen het honderrifte gedeelte van 'c geen men zou gekreegen hebben zonder overlast , zonder klagten van een talryk en welgefteld volk. Wreed is dit vooroordeel, omdat het, by de gelykheid van voordeelen , onmenschlykheid zyn zou, de menigte te veroordeelen gebrek te hebben en te lyden. Maar wordt het uitfluitend voorregt om niet gegeeven ? Zomtyds. En dan is het een bJyk van erkentenisfe, of van groote dienden, of van geduurige laagheden, of het gevolg van kuiperyen van eene reeks van gekogte of verkogte bedienden, welker eene einde aan de laagfle flanden der Zamenleevinge, en het ander aan den Throon vast is; en dit noemt men Befcherming. Wanneer het Oktrooi verkogt wordt, brengt het dan zyne waarde op? Nooit. Neen, nooit, en om veele redenen. Het is onmogelyk, dat de prys, dien men 'er voor bedingt, de verwoesting, welke het veroorzaakt, kan vergoeden. Deszelfs Waarde kan nog niet bekend zyn,noch by het Opperhoofd der Natie, 't welk nergens kennis van heeft; noch by zynen Afgevaardigde, dikmaals even onkundig, en zomtyds een verraader van zynen Meester en van het Vaderland , noch by den Kooper zeiven, die altoos den Koop volgens den minften opbrengst berekent. Eindelyk, deeIi a ze  5oo GESCHIEDENIS ze fchandelyke Koopverdragen meestal gefchiedende in hachelyke tyden, neemt de Regeering eene fomme aan, weinig evenredig aan de weezenlyke waarde der zaake, maar verfchooten in een "oo • genblik van dringende behoefte, of, 't geen nog meer plaats heeft, van dringende grilligheid. En welk is, by flot van rekeninge , de uitkomst deezer herhaalde werkzaamheden, der wederfpoeden daar uit voortvloeiende? Het bederf van den Staat , de veragting van de openbaare trouwe. Naa deeze trouwloosheden, wier naamzelf niet zonder bloozen kan genoemd worden, wordt de Natie in verwoesting gedompeld. Te midden van veele miljoenen ongelukkigen fteekt het trotfche hoofd uit van eenige Uitzuigers, opgezwollen van fchatten, en den draak fteekende met de elende van allen. De uitgemergelde Staat waggelt eenigen tyd op den oever des Afgronds, in welken hy nederftort,onder het geluid der veragtinge en fchateringen zyner nabuuren; althans indien de Hemel hem niet een Verlosfer verwekke, welken hy verwagt, en die niet altoos verfchynt. De belemmeringen , welke de onderfèheidene Regeeringen ftellen tegen den handel, welke haare Onderdaanen onderling, dry ven of moeten dryven, zyn nog menigvuldiger ten aanzien van den Handel van eenen Staat met den anderen. Men zou deeze, bykans hedendaagfche jaloersheid der Mogendheden mogen aanzien als eene heimelyke zamenzweering om zich allen gezamentlyk te bederven , zonder dat eene eenige 'er genot van hebbe. Zy, die de volken regeeren, gebruiken de zelfde behendigheid om zich te verdeedigen te-  der BEIDE INDIEN. 501 tegen de nyverheid der Natiën,als om zich te beveiligen tegen de kruipende laagheden der indringers , die hen omringen. Overal dryft men te rugge, en wordt men te rugge gedreeven. Eenige&onkundige lieden, laaghartigen of omgekogten, hebben Europa, de geheele waereld vervuld met duizend onverdeedigbaare bedwangmiddelen, welke meer en meer zyn uitgebreid. Het water en het land zyn, enz. uitbreiding. Deel VIL blad. 338, reg. 12 van onder, tot bladz. 339, reg. 6. Toen wierden een vry aanzienlyk getal burgers de oogen geopend voor de waare belangen van hun Vaderland. De Regeering zelve fcheen op te merken dat alle rykdommen uit de aarde voortkwamen. Zy fchonk eenige aanmoedigingen aan den Akkerbouw, zonder evenwel den moed te bezitten om de hinderpaalen weg te neemen, die zich tegen deszelfs opgang aankantten. De Franfche Landman geniet nog het voorregt niet van gefchat te worden naar evenredigheid van zyne vermogens. Eigendunkelyke belastingen blyven hem omringen en verpletten. Jaloerfche of inhaaligc nabuuren kunnen altoos tegen hem hunne fchraapzucht of wraak pleegen. Men laat niet af om by het gewigt zyner fchattingen nog aanmerkelyker onkosten te voegen, dan de f.hattingen zelve, om eene onregtvaardige en onmogelyke betaaling te verhaasten. Een wreede Ontli 3 van-  502 GESCHIEDENIS vanger, een trotfche Landheer, een verwaande bevoorregte Schuldvorderaar, een van niets opgekoomen Eigenaar, nog Dwingelandifcher dan alle anderen, kunnen hem vernederen, flaan, pionderen , in één woord hem berooven van alle reg. ten van den mensch, den eigendom, de veiligheid en vryheid. Door deeze foort van vernederinge verbeest, wordt zyne kleedy, zyne zeden, zyne taal, wordt alles een voorwerp van befpottinge voor alle anderen, en het gezag onderfchraagt dikmaals door zyn gedrag deeze overmaate van buitenfpoorigheid. Ik heb hem gehoord, deezen plompen en woesten Opziener, en 't verfchilt weinig, of in de verontwaardiging, van welke ik doordrongen ben, noeme ik hem, en geef zyne naagedagtenis over aan de verfoeijing van alle eerlyke en verftandige lieden; ik heb hem gehoord. Hy zeide dat het bearbeiden der landen een zwaar werk was, dat indien men toeliet dat de Landman een ruim beftaan kreeg, hy zyne Ploeg zou verlaaten, en zyne landeryen onbebouwd laaten leggen. Hy was daarom van gevoelen, de vermoeijenis door de elende te doen voortduuren, en tot behoefte te doemen den mensch, zonder wiens zweet hy zelve van honger zou geftorven zyn. Hy beval den Os te mesten, en hy bekortte den lyftogt der Akkerbouwers. Hy beftuurde eene Provincie, en hy begreep niet, dat het de onmogelykheid, om eenige ruimte van beftaan te verkrygen, en niet het gevaar der vermoeijenisfe is, die den Landman van zyn beroep afkeerig maaken. Hy wist niet, dat het beroep, welk men greetig verlaat, dat geen is, waar van men door den ryk- 1 dom  der BEIDE INDIEN. 503 dom hoopt verlost te worden; en hoe zwaar ook de dag des Landmans zy, de Landman zo veel te meer handen zal vinden, naar gelang het loon zyner moeite zekerder en grooter zyn zal. Hy hadt in dé fteden niet opgemerkt eene menigte van beroepen , welke het leeven der werklieden verkorten, zonder dat daarom te minder hunne plaats door anderen vervangen wierdt. Hy wist niet, dat, in uitgebreide gewesten, Myngraavers zich vrywillig overgaven om in de ingewanden der Aarde om te koomen, en aldaar om te koomen, voor dat zy den ouderdom van dertig jaaren bereikt hadden, op voorwaarde van voor deeze opoffering voedzel en dekzel voor hunne Vrouwen en kinderen te zullen genieten. Nimmer was het in zyne gedagten opgekoomen , dat, in alle beroepen, de onbekrompenheid, welke toelaat bedienden aan te neemen, derzelver last verligt, en den Landman van den rang der Eigenaaren onmenschlyk uit te fluiten, zo veel was als den voortgang van deeze eerfte der kunften te ftremmen, die geenen bloei kon bèkoomen,zo langhy, die de Aarde omfpitte, genoodzaakt was die voor anderen om te fpitten. Tot geluk van Frankryk hebben alle Regenten niet zo verderflyke vooroordeelen gevoed, en nog gelukkiger heeft men aldaar dikmaals de hinderpaalen overwonnen , welke der verbeteringe der landeryen en van den Landbouw in den weg ftonden. Duitschland en het Noorden zyn medegefleept door den fmaak der Eeuwe, welken geoeffende vernuften voor deeze voorwerpen hadden opgevat. Deeze uitgebreide gewesten bobben ten langen laaste begreepen dat de uitgebreidfte li 4 oor-  £o4 GESCHIEDENIS oorden geene waarde hadden, indien zy door een aanhoudenden arbeid niet ten nutte wierden aangewend ; dat eenen grond ontginnen, is dien vergrooten; en dat de velden, minst van de Natuur begunftigd , konden vrugtbaar worden door een verfchot, met oordeel gedaan. Overvloed en yerfcheidenheid van Voortbrengzelen zyn het loon geweest van een zo oordeelkundig ingericht gedrag. Volken, die gebrek hadden aan hec noodzaakiyke, hebben zich in ftaat bevonden om yoedzel te geeven, zelf aan de Zuidlyke landen van Europa. Maar, hoe hebben menfchen, op een zo ryken grond geplaatst, vreemde hulp kunnen noodig hebben om te leeven? Misfchien om de reden zelve, dat de grond voortreffelyk was. In de landen, , door het Lot niet gunftig bedeeld, heeft de Landman noodig gehad een aanzienlyken voorraad van penningen, en zich zeiven op een aanhoudende werkzaamheid moeten toeleggen, om eenen onvrugtbaaren of wederftreevenden grond eenigzins overvloedige Oogden te doen voortbrengen. Hy heeft,om zo te fpreeken,niets anders te doen gehad dan de aarde te krabben onder een geiukkigen Hemel, en dit voordeel heeft hem in elende en behoefte gedompeld. Het Klimaat heeft deeze onheilen nog vermeerderd, en de Godsdienftige Inftellingen hebben ze voltooid. De Sabbat of Zondag, zelf uit. een Staatkundig oogpunt befchouwd, is eene verwonderenswaardige inftelling. Het voegde, van tyd tot tyd een rustdag te geeven aan de menfchen , op dat zy den tyd zouden hebben om zich te herftellen, hunne oogen op te heffen na den Hemel, met naa-  der BEIDE INDIEN. 50$ naadenken het leeven te genieten, hunne gedagten te laaten gaan over de voorleedene gebeurtenisfen , te redekavelen over de tegenwoordige verrigtingen, en hunne befchouwingen uit te ftrekken tot het toekoomende. Maar, heefc men, .door het vermenigvuldigen van deeze dagen van werkeloosheid , voor de menfchen en de Maatfchappyen niet in een geesfel doen veranderen,'t geen ten hunnen nutte was ingefteld ? Zou een grond, door wel gefpierde handen en fterke dieren , driehonderd dagen in ieder jaar bearbeid, niet het tweevoudig voortbrengzel geeven van een arbeid, die hen flegts honderdvyftig dagen bezig hieldt? Welk eene vreemde verblindheid! Duizend maaien heeft men beeken bloeds doen ftroomen, om de verdeeling van een grondgebied te beletten; duizend maden heeft men dezelve doen ■ftroomen, om meer uitgebreidheids aan dat grondgebied te geeven: en de Mogendheden, met de handhaaving en het geluk der Staaten belast, hebben geduldig geleeden dat een Priester, en zomtyds een uitlandsch Priester, van tyd tot tyd het derde gedeelte van dat grondgebied overweldigde, door de evenwaardige vermindering van den arbeid, die alleen het kon vrugtbaar maaken. Deeze onbegrypelyke wanorde heeft in veele Staaten opgehouden ; doch zy duurt nog in het Zuiden van Europa. Dit is een der vermogendfte hinderpaalen'tegen de vermenigvuldiging van zyne leevensmiddelen, en den aangroei zyner Bevolkinge. Men begint 'er evenwel de aangelegenheid van den Akkerbouw te begrypen. Spanje zelve is uit den fiaap ontwaakt; en hy gebrek aan ingezeeteIi 5 nen,  5o6 GESCHIEDENIS nen, die 'er zich op wilden toeleggen, heeft het een minfte uitlandfche akkerlieden in zyne ongerepte Provinciën ontbooden. In weerwil van deezen bykans algemeenen nayver, moet men bekennen dat de Akkerbouw niet den zelfden opgang heeft gemaakt als de overige kunften. Zints de wederkomst der Geleerdheid, heeft 's menfchen vernuft de Aarde gemeeten , de beweeging der ftarren berekend, de Lucht gewoogen. Hy is gedrongen door de duifternisfen, welke het Natuurlyk en Zedelyk Stelzel der Waereld voor hem verbergden. De raadpleeging met de Natuur heeft hem geopenbaard een oneindig getal geheimenisfen, met welke alle Weetenfchappen zich verrykt hebben. Haare heerfchap. py heeft zich uitgebreid over duizend noodige voorwerpen tot heil der Volken. In deeze gisting der verftanden, heeft de Proefondervindelyke Natuurkunde, welke niet dan zeer onvolkomen de aloude Wysbegeerte hadt opgehelderd, te zeldzaam haare waarneemingen uitgebreid tot het gewigtig. fte gedeelte van het Groeiend Ryk. Men is°onkundig van de verfchillende hoedanigheden der landen, wier getal oneindig onderfcheiden is; welke voor ieder voortbrengzel best gefchikt zyn; haare hoeveelheid; de hoeveelheid der zaaden, welke het voegt in dezelve te werpen; de gefchikte tyden om ze te bewerken, te bezaaien en te maaien; de foorten van Mest, welke haare vrugtbaarheid moeten vergrooten. Niet beter is men onderrigt aangaande de voordeeligfte wyze om de kudden te vermenigvuldigen , dezelve te kweeken, te voeden en haare vagten te verbeteren.  der BEIDE INDIEN. 507 ren. Niet meer lichts heeft men verfpreid over 't geen de Boomen betreft. Omtrent alle deeze onderwerpen van de dringendfte noodzaaklykheid bezitten wy flegts onvolmaakte kundigheden, welke eene volftrekte blinde handelwyze ons heeft kunnen aan de hand geeven. Nog verder zou Europa ten agter zyn , zonder de befpiegelingen eeniger Engelfche Schryvers, wien het gelukt is, een vry groot getal vooroordeelen uit te rooien, en veele voortreffelyke handgreepen in te voeren. Deeze yver voor de eerfte der kunften is tot de Landlieden hunner Natie overgeflagen. Fair child, een van dezelve, is zo verre gegaan in zyne Geestdrift, dat hy bevolen heeft dat de waardigheid van zyn Beroep jaarlyks door eene openbaare redenvoering vereerd worde. Voor de eerfte maal is zyn wil volbragt, in den jaare 1760, in de St. Leonards Kerk te Londen ; zints dien tyd is deeze nuttige plegtigheid op den gezetten tyd telkens herhaald. Opmerkelyk, maar tevens, enz. INVULLING. Deel VIL bladz. 392, reg. 8, agter 'i woord: omkeering. „ Dit is een fchrikwekkend tafereel, dusfprak „ tot my een Vizir: want Vizirs vindt men al„ lerwege. Ik zucht 'er van. Maar, hoe zou „ ik, zonder belasting, kunnen handhaaven die ,, algemeene fterkte, wier noodzaaklykheid en „ voordeden gy zelve erkent? Zy moet voort- v „ duu-  5.o8 GESCHIEDENIS s, duurende en altoos gelyk zyn; zonder dit is „ 'er geene veiligheid voor uwe perfoonen, uwe „ eigendommen, uwe nyverheid. Het geluk zon„ der befcherming is een harsfenfchim. Myne „ uitgaaven zyn onafhanklyk van de verfcheiden„ heid der perfoonen, de ongemaatigheid der E,, lementen , van alle toevalligheden. Gy moet „ derhalven tot dezelve het uwe toebrengen, al hadde de Pest uwe kudden vernield , het In„ fekt uwe wyngaarten afgeknaagd , de Hagel ,, uwe velden afgemaaid. Gy zult betaalen, of „ ik zal tegen u aanvoeren die algemeene fterk„. te, die tot uwe beveiliginge is opgericht, en „ welke gy moet onderhouden." Dit onderdrukkend zamenflelzel betrof alleen de Eigenaars van landeryen. 't Leedt niet lang of de Vizir onderrichte my aangaande de middelen, van welke hy zich bediende, om de andere leden der Maatfchappye aan 's Lands Kas onderdaanig te maaken. „ 't Is voornaamlyk in de lieden dat de hand„ werken en vrye kunften, die tot nut of ver„ maak dienen, die op de noodzaaklykheid of „ grilligheid zyn gegrond, haar verblyf hebben, „ of althans geoeffend , ontwikkeld en tot vol„ komenheid gebragt worden. Hier is het dat „ de ryke, en gevolglyk ledigloopende burger, i, door de zoetigheden der zamenleevinge gelokt, „ zynen ledigen tyd door kunstbehoeften zoekt ,, te korten; hier is 't, dat hy, om aan dit oog„ merk te voldoen, den behoeftigen, of, 't geen „ op een uitkoomt, den vlytigen werk geeft. ,, Deeze, van zynen kant, om te voldoen aan de „ behoeften van de dringendfte noodzaaklykheid, „ welke  der BEIDE INDIEN. 509 welke niet lang de eenige zyn, die ham kwel„ len, tragt de kunstbehoeften des ryken te ver5, menigvuldigen; hier uit ontftaat tusfchen hen ,, eene wederkeerige afhanklykheid, op hunne „ opzigtelyke belangen gegrond; de Kunftenaar. wil arbeiden, de ryke genieten. Indien het my „ dan gelukke, de behoeften van alle de in„ wooners der fteden , werkzaamen en ledigloo„ penden, te beZwaaren ;dat wil zeggen, ten voor4, deele van den Staat te doen klimmen den prys ,, der leevensmiddelen en koopmanfchappen , „ welke door beiden gebruikt worden, dan zal ik „ onderworpen hebben aan de Belasting alle foor3, ten van Nyverheid, en ik zal ze gebragt heb„ ben tot den ftaat der akkerbouwende nyver„ heid. Ik zal nog meer gedaan hebben;en hierop „ behoort gy inzonderheid te letten. Ik zal den „ ryken voor den armen doen betaalen ; omdat „ deeze niet zal nalaaten, zyne werkftukken „ duurder te ftellen, naar gelange van de duurte „ zyner nooddruftigheden." Ach! Vizir, ik fmeek u, ten minfte de lucht, het water, het vuur, en zelf het koorn te ontzien , 't welk niet minder dan de drie gemelde E. lementen de geheiligde eigendom van ieder mensch zonder uitzondering is. Zonder deezen eigendom kan niemand leeven en werken ; en zonder Jee-, ven en werkzaamheid is 'er geene nyverheid.. „ Ik zal 'er my over bedenken. Maar volg ,, my in de onderfcheidene zamenvoegingen, door„ welke ik in myne netten lok alle andere voor„ werpen van behoefte» voornaamlyk in de fteden. „ Vooreerst, meester zynde van de grenzen des „ Ryks, laat ik niets van den Uitlander koomen; » ik  5ro GESCHIEDENIS „ ik laat hem niets toekoomen, dan onder voörwaarde dat ik betaald worde naar gelange van „ het getal, het gewigt en de waarde. Door „ dit middel, ftaat de maaker of verzender aan my „ een gedeelte af van zyn voordeel; en de Ont„ vanger of gebruiker, geeft nog iets boven 't „ geen den koopman of den maaker toe„ koomt." Zeer wel Vizir. Maar dooru dus te ftellen tusfchen den verkooper en den kooper; tusfchen den werkman of koopman en den gebruiker, zonder geroepen te zyn , zonder dat uwe tusfchenkomst hun voordeel doe, gebeurt het dan ook niet wel, dat zy, van hunnen kant, door u op de eene of andere wyze te misleiden, uw aandeel zoeken te verminderen, of het u geheel te onthouden ? ,, Ongetwyfeld; maar, waartoe zou my dan de „ openbaare magt dienen, indien ik dezelve niet gebruikte om hun bedrog te ontdekken, om 'er „ my tegen te beveiligen en het te ftraffen ? In,, dien men eenen toeleg maake om myn aandeel „ agter te houden of te verminderen, dan neem ik alles en zelf iets daar boven." Ik verftaa u, Vizir. En zie daar dan wederom den Oorlog en de Knevelaaryeh gevestigd op de grenzen en by de landfcheidingen der Provinciën ; en zulks om die gelukkige nyverheid te drukken , den band der afgelegenfte Natiën en Volken, door Zeden en Godsdienften meest van elkander onderfcheiden. ,, Dit fpyt my. Doch men moet alles offeren aan „ de openbaare magt, dat bolwerk, opgeworpen „ tegen de jaloezy en fchraapzucht der nabuuren. 3j Daarenboven, het belang van zulk of zulk een „ lid  der BEIDE INDIEN. 5!i 5, lid ftrookt niet altyd met het belang eener me„ nigte. Eén gevolg der handelwyze, over 3, welke gy klaagt, is, dat gy leevensmiddelen en 5, voortbrengzels behoudt , waar van de agtgee3, ving op het perfoonlyk belang u zou berooven, „ door de verzending buitenslands ; en ik weer „ uitlandfche Koopmanfchappen, die, door de „ overtolligheid, welke zy, by de uwe gevoegd, „ zouden veroorzaaken, den prys van deeze zou„ den doen daalen." Ik bedank u, Vizir. Maar, waarom moet gy insgelyks uwe Troepen hebben? Deeze Troepen zyn zeer drukkende. Zoudt gy my niet kunnen dienst doen, zonder tegen my den Oorlog te voeren ? „ Indien gy my geduurig in de rede valt, zult „ gy den draad van myne fyn uitgedagte en ver„ wonderlyke verrigtingen verliezen. Naa de „ Koopmanfchappen by den in- en uitvoer van ,, het Ryk bezwaard te hebben, als mede by den „ overtogt van de eene Provincie in de andere, „ volg ik op de hielen den Voerman, als mede „ den Reiziger, die om zynen handel, of uit ,, nieuwsgierigheid door myn land trekt; den „ Landman, die na de Rad brengt de voort„ brengzels zyner Velden , of van zyn Vee ; en „ wanneer de dorst hem een herberg doet aan„ doen, door middel van een verdrag met den „ Herbergier " Hoe, Vizir, de Herbergier ftaat met u ineen Verdrag! ,, Zekerlyk. Is 'er iets vengtelyks, wanneer „ het te doen is om de handhaaving van de open„ baare magt, en gevolglyk den rykdom van 's Lands  $ïi GESCHIEDENIS ,-, 's Lands Kas ? Door middel van dit verdrag,'„ ontvang ik éen gedeelte van den prys van den i, gebruikten drank." Maar, Vizir, op hoedanig éene wyze ftaat gy in een verdrag met den Herbergier , ten aanzien van het flyten van zyne dranken ? Zyt gy dan zyn Leverancier?. . ,> Ik zyn Leverancier ! Daar heb ik wel op gepast. Wat voordeel zou het zyn, den wyn te „ verkoopen, welke de Wyngardenier my opge„ bragt hadt als eene belasting zyner naarftigheid ? „ Ik verftaa myn beroep beter. I Vooreerst ftaa „ ik in een verdrag met den Wyngaardenier of ,,- Eigenaar, met den Brouwer, den Distelateur, „ waar door ik magtig wordt een gedeelte van ,, den prys van 't geen zy aan den Herbergier of „ Kroeghouder verkoopen. Vervolgens ftaa ik „ met den Jaatsgenoemden in*een tweede verdrag, „ waar door hy my op zyne beurt opbrengt een „ gedeelte van den prys , welken hy van den „ verbruiker ontvangt, met voorbehouding van ,, den verkooper om op den verbruiker te verhaa„ len de fomme van den prys, welke van het ver„ tier tot my koomt." Dit, men moet het bekennen, is zeer fraaie Maar, Vizir, hoe zyt gy tegenwoordig by al den handel in dranken, welke in het Ryk geïchiedt? Hoe koomt bet dat gy niet geplonderd wordt door deezén trouwloozen Kroeghouder. Naa 't geen gy my in vertrouwen gezegd hebt, twyfel ik nergens aan; maar ik ben nieuwsgierig. ,, Hier zal ik u toefchynen onbefchaamd, „ maar loos te zyn. Men kan niet na allerlei „ foort van verdiende en glory ftreeven. Voor- „ eerst  oer BEIDE INDIEN. 5*3 eerst kan niemand een vat wyn , cider, bief „ of brandewyn , van de eene plaats na de an,, dere vervoeren, tot wat oogmerk het ook zyrt „ moge , zonder myn fchriftelyk verlof. Hief „ door weet ik wat 'er van dezelve worde. In„ dien men een vat drank zonder dit vrygeleide „ ontmoete, haal ik het aan; en de Eigenaar be„ taalt my daarenboven het drie- of viervoudige „ van de waarde. De zelfde bedienden, daar„ enboven , welke nacht en dag overal rondloo ■ „ pen, om my te verzekeren van de eerlykheid „ der eigenaaren of kooplieden in 't groot in het ., volbrengen van hun verdrag, treeden alle dagen, liever tweemaalen dan eens, in de huizen der „ Herbergiers of Kroeghouders, peilen hunne va„ ten en tellen hunne flesfen; en op het geringfte „ vermoeden van fmokkelaary , worden zy zo „ zwaar geftraft, dat hun de lust vergaat om het „ andermaal te beproeven.". Maar, Vizir, met uw believen, zyn niet uwe bedienden zo veele kleine ondergefchikte Dvvingelanden? „ Ik twyfel 'er niet aan, en ik beloon 'er hen „ wel voor." Verwonderlyk! Maar, Vizir, ik heb ééne zwaarigheid. Deeze verbintenisfen met den Eigenarr, den Koopman in 't groot, en den Tapper, hebben eenigzins het voorkoomen met die, welke een ftruikroover aangaat met den reiziger , dien hy uitplondert. „ Gy denkt 'er niet aan. De myne zyn gereg„ tigd door de Wet en de geheiligde inftelling der „ openbaare Magt. Maar koom nu eens aan de „ poorten der ftad, daar ik niet min verwonde- * Kk rens-  5H GESCHIEDENIS ,, renswaardig ben. Niets koomt daar binnen, „ zonder in myne handen te vallen. Indien het „ fterke dranken zyn, moeten zy betaalen, niet „ naar gelange van den prys, gelyk in myne an„ dere fchikkingen, maar naar evenredigheid der „ hoeveelheid; en wees verzekerd dat ik my niet „ laat bedriegen. De Herbergier of de burger „ heeft niets te zeggen, hoewel ik van den ande„ ren kant op hem aanlpraak hebbe by den in„ koop en het vertier. Indien het eetbaare waa„ ren zyn, heb ik myne Bedienden, niet alleen „ aan de poorten, maar ook in de Slagerswinkels, „ en op de Vischmarkten; en niemand zou het „ durven waagen om my te befteelen, zonder „ meer te waagen dan zyn diefftal bedraagt. Indien „ het hout, papier, en diergelyke dingen zyn,zyn „ 'er minder behoedmiddelen noodig. Deeze goe„ deren worden niet zo gemaklyk gefmokkeld als een fles wyn; nogthans heb ik myne oppas„ fers aan de groote wegen en de bywegen; en wee hem die tragt my te ontlhappen! Gyziet, ,, derhalven, dat al wie in de fteden woont, 't zy ,, men aldaar van zyne nyverheid beftaa, of „ zyn inkoomen of een gedeelte van zynen over„ winst gebruike om den werkman te befoldigen, „ niemand iets kan gebruiken zonder te betaalen; „ en dat allen meer betaalen van de gewoone en „ onontbeerlyke noodwendigheden , dan van de „ anderen. Ik heb alle nyverheid onder belasting „ gefteld, zonder dat zy het gevoelen. Zommigen , „ egter, zyn 'er, met welke ik getragt heb meer „ regelrecht te handelen, omdat zy hunne gewoo„ ne fchuilplaats niet hebben in de fteden, en ik j, den inval heb gekreegen dat zy my meer zouden „ op-  der BEIDE INDIEN. 515 opbrengen door eene byzondere belasting. By „ voorbeeld: ik heb Opzieners in de Smeederyen, ., alwaar men het yzer, 't welk tot zo veele on,S derfcheidene gebruiken dient, verwerkt en ge„ woogen wordt; ik heb ze in de Leerlooieryen, „ alwaar de Huiden bereid worden , die tot zo veele einden dienen; ik heb ze by allen, die „ Goud, Zilver, Edelgefteenten werken: en hier „ zult gy my niec befchuldigen dat ik voorwer-c „ pen van de dringendfte noodzaaklykheid aan„ tast. Naar gelange myne poogingen gelukken, „ breid ik ze uit. Ik vlei my, ten eenigen dage „ myne Zendelingen te zullen plaatzen naast den Scheerder van het Lywaat, 't welk in zo al„ gemeen gebruik is. Maar houd myn geheim , voor u zelven. Myne ontwerpen lekken nooit ,, uit dan tot myn nadeel" Ik ftaa, in de daad, verbaasd over uwe fchuanderheid, Vizir, of over die van uwe verhevene Voorzaaten. Overal hebben zy Goudmynen gegraaven. Zy hebben van uw land een Peru gemaakt, welks ingezeetenen, misfchien,het lot ondergaan hebben van die van het ander Halfrond; maar wat raakt u dat ? Van het Zout en den Tabak, welke gy voor het tweevoudige van hunne inwendige waarde flyt, hoewel, naast het Brood en het Water, het Zout van de hoogfte noodzaaklykheid zy , hier van hebt gy my niets gezegd. Wat beduidt deeze agterhoudenheid ? Zoudt gy ook bemerkt hebben de tegenftrydigheid tusfchen dee» zen erkoop en uwe weigering om de andere be* lastingen in goederen te heffen, onder voorwendzel van de moeite van de wederverkoopinge ? Kk 2 „ Geen-  Si6 GESCHIEDENIS „ Geenzins. Het onderfcheid is gemaklyk té „ begrypen. Indien ik van den Eigenaar of van „ den planter zyn aandeel der belastinge in goe„ deren ontving, om het vervolgens weder te „ verkoopen, zou ik zyn mededinger op de Mark„ ten worden. Myne Voorzaaten hebben ver,, ftandig gehandeld door de uitfluitende verdee„ ling aan zich te houden. Dit was aan zwaa„ righeden onderworpen. Om deeze twee Goud„ rivieren zich in 's Lands Kas te doen ontlasten, „ moest men het binnenlandsch planten en berei,, den van den Tabak verbieden; 't geen my, „ egter, niet ontflaat om op de grenzen en zelf binnen in het Ryk een Leger op de been te ,, houden tegen den invoer van allen anderen ,, Tabak behalven de myne." En is u dit gelukt, Vizir? w NieC 20 volkomen als ik gewenscht had, in „ weerwil van de ftrengheid der ftrafdreigende ,, Wetten. Ten aanzien van het Zout was de „ zwaarigheid nog grooter, ik moet het met leed„ weezen bekennen. Myne Voorzaaten hebben „ een onherftelbaaren misflag begaan. Onder ,, voorwendzel van eene nuttige en noodzaakly,, ke gunstbetooninge aan zekere Provinciën aan 3, Zee gelegen, of, misfchien, door het lokaas ,, eener fomme, die, in de daad, aanmerkelyk, 3, maar kortduurende was, welke andere Provin- ciën betaalden om zich naar goedvinden van Zout ,, te voorzien, bewilligden zy in die uitzonderingen, ,, in gevolge van welke ik na genoeg in een derde „ gedeelte van het Ryk het Zout niet verkoop. 3, Ik hoop 'er wel haast >in te voorzien; ,, maar  der BEIDE INDIEN. 51? ,, maar men moet een oogenblik van behoefte ,, verbeiden." Behalven de Legers, welke gy op de grenzen voedc tegen den uitlandfchen Tabak en koopmanfchappen, hebt gy 'er dan ook nog binnenslands, om te beletten dat de verkoop van het Zout d( r vrye Provinciën den verkoop van uw Zout niet wederflreeve? „ 't Is zo. Ondertusfchen moet men regt doen „ aan onze oude Vizirs. Zy hebben my eene uit,, gebreide Wetgeeving naagelaaten. By voor„ beeld, de zulken van het vrye land, welke „ grenzen aan de Provinciën, daar ik verkoop, „ kunnen van hun Zout alleen zo min mogelyk 3, is bereiden, op dat zy niet ten mynen nadeele 3, kunnen verkoopen; en in gevolge van de zelfde „ wysheid, zyn zy, welke van my moetenkoo3, pen, en die, aan het vrye land grenzende, in „ de verzoeking konden gebragt worden om zich ,, aldaar beter koop te voorzien , genoodzaakt „ meer te neemen 'dan zy kunnen gebruiken." En dit wordt door de Wet geheiligd? ,, En gehandhaafd door de doorluchtige open., baare Magt. Ik ben gevolmagtigd tot de optel- ling der Huisgezinnen ; en indien iemand niet zulk eene hoeveelheid Zout koope, als ik ver„ moed dat hy noodig heeft tot zyn gebruik, ,, betaalt hy het, even als of hy het „ gekogt hadt." En al wie zyne geregten met ander Zout zout dan het uwe, bevindt 'er zich kwalyk by ? „ Zeer kwalyk. Behalven de benadering van dit Zout der ongeregtigheid, kost het hem „ meer, dan hy, om zyn Huisgezin te fpyK k 3 zigen,  5x8 GESCHIEDENIS „ zigen, in verfcheiden jaaren zou noodig 3, hebben." En de Verkooper? „ De Verkooper? Hy is waarlyk een dief, 5, een roover, een overtreeder, dien ik tot den Bedelzak breng, indien hy iets bezitte, of na „ de Galeien zend, indien hy niets hebbe." Maar, Vizir, gy moet Procesfen zonder einde hebben? ,, Ik heb 'er veelen; maar 'er is een Geregts„ hof, welk daar over de uitfluitende regtfpraak „ heeft." En hoe redt gy u daar uit? door de tusfchenkomst van de openbaare Magt, uw groot ftryd* paerd? En met geld." Ach! Vizir, welk een hoofd en moed! welk een hoofd om zo veele zaaken te kunnen onthouden! Welk een moed om zo veele vyanden tegenftand te bieden! Van u mag men zeggen, even als van TSMAëL, dat uwe hand tegen allen, en de hand yan allen tegen u is. ,, Helaas! ik beken het. Maar zodanig is de aangelegenheid der openbaare Magt en de uitge.] breidheid haarer behoeften, dat men tot andere 3, hulpmiddelen de toevlugt moet neemen. Be> ,, halven 't geen de Eigenaar my jaarlyks fchuldig „ is voor de vrugcen van zynen eigendom, indien hy befluite om dien te verkoopen, zal my de „ kooper eene fomme betaalen, boven den af, gefproken prys met zynen verkooper. Ik heb alle menschlyke verdragen op een tollyst ge., bragt; en niemand fluit een verdrag zonder 3, my op te brengén eene belasting, evenredig 't » zy  der BEIDE INDIEN. 519 „ zy aan het voorwerp, of aan de natuur van het „ verdrag. Die onderzoek onderdek doorkun* „ dige bedienden. Van hier dat ik 'er zomtyds „ gebrek aan hebbe, De Pleitbezorger kan ge( n „ ftap doen, 't zy in 't eifchen, of in het „ verweeren, zonder my op zynen weg te ont,, moeten; en gy moet erkennen dat deeze belas,, ting zeer onfchuldig is: want men is de Proces. „ fen nog niet moede." Vizir, indien uwe optelling nog niet ten einde zy, laat my eens adem fcheppen. Gy hebt myne verwondering vermoeid; en ik weet niet wat my meest moet verbaazen, of eene toomelooze en barbaarfche weetenfehap , welke alles bevat, alles wikt en weegt; of het geduld, waar mede men verdraagt herhaalde bedryven eener lastige dwingelandye, welke niets ontziet. De Slaaf ontvangt zyn leevensonderhoud in betaaling van zyne Vryheid. Uw rampzalige tolpligtige wordt beroofd van zyne Vryheid, door u zyn leevensonderhoud te leveren. Tot nog toe heb ik de aandoeningen van verontwaardiginge zo dikmaals ingewilligd, dat ik gedagt heb dat men my eemaal zou vergeeven het wapentuig der fchertzerye, welk zo dikmaals de gewigtigfte knoopen heeft doorgefneeden. Ik hervat den toon, die my voegt, en ik zeg: Ongetwyfeld is, onder allen Regeeringsform, noodig eene openbaare Magt, welke binnen- en buitenslands werkzaam is. Buitenslands, om de geheele Natie te befchermen tegen de jaloersheid, begeerlykheid, eerzucht, veragting en het geweld van andere Natiën ; en deeze befcherming, of de veiligheid , welke daar van het gevolg zyn Kk 4 moet,  52® GESCHIEDENIS moet, vordert Legers, Vlooten, Kasteden, Arzenaalen, zwakke bondgenooten, welke men in foldy neemt, en magtige bondgenooten, welke hulp toebrengen. Binnenlands, ter," beveiliginge van den burger, den vriend der gezellige Orde, tegen onlusten, knevelaaryen, en ongelyken des boozen, die zich laat aftrekken door zyne driften, zyn perfoonlyk belang, zyne ondeugden, en niet wedeihouden wordt dan door de bedreiging der Geregtigheid en de waakzaamheid van een goed beftuur. Wy zullen nog meer zeggen, 't Is voordeelig voor het grootfte gedeelte der burgers , dat de openbaare Magt de nyverheid aanmoedigt, de bekwaamheden prikkelt, en te hulpe koomt den geenen, die door een onbedagten yver , door onvoorziene ongelukken, of valfche ontwerpen, zyne eigen magt verboren heeft; hier uit ontftaat de noodzaaklykheid van Armenfchoolen en van Gasthuizen. Ik'ftaa zelf toe dat de handhaaver en aanvoerder der openbaare Magt, welke hy verpligt is te doen vreezen, eerbiedigen en beminnen, ten einde om derzelver kragtdaadigheid te vermeerderen, vooral in Eenhoofdige Staaten , alwaar zy van het overige gedeelte der Natie onderfcheiden, en afgezonderd fchynt te weezen, door een toeftel van agtbaarheid zich doe ontzien , door zagtmoedigheid de harten winne, en door weldaaden vermaane. Alle deeze middelen zyn kostbaar. De uitgaaven onderftellen een inkoomen , en het inkoo. men onderftelt belastingen, 't Is billyk dat zy, welke deel hebben aan de voordeden der openbaare  der BEIDE INDIEN. 521 baare Magt, het hunne toebrengen tot derzelver onderhoud. Tusfchen den Souverein en zyne onderdaanen beflaat een flilzwygend, maar heilig verdrag , door 't v/elk de eerde zich verbindt, met zo veele graaden van deeze magt te zullen te hulpe koomen , als men deelen heeft toegebragt in den algemeenen hoop der belastingen; en deeze uitdeelende regtvaardigheid zou door haar zelve geöeffend worden, indien het bederf en de ondeugd haar niet zonder ophouden verdoorden. Maar in allen verdrag, heeft eene betrekking plaats tusfchen den prys en de waarde van het verkreegen goed ; en deeze betrekking is noodzaaklyk minder aan de zyde van den prys , en meerder aan den kant der voordeelen. Ik wil wel een degen koopen om my te befchermen tegen den Roover; maar indien ik, om deezen degen magtig te worden, myne, beurs geheel moet uitdorten, of myn huis verkoopen, wil ik liever met den Roover de zaak afmaaken. Maar, waar is deeze betrekking , deeze evenredigheid , der voordeelen van de openbaare magt, voor my, Eigenaar, met den prys, welken ik betaal; indien ik, onder de befchaafdde Natie van Europa, de minst bloot gedelde aan buitenlandfche aanvallen , naa een gedeelte myner bezittingen te hebben afgedaan, verpligtben, wanneer ik in eene dad gaa woonen , nog eens te koopen, ten voordeele van eene openbaare Magt, niet* alleen de leevensmiddelen van anderen, maar ook de myne, wanneer het my behaagt dezelve te gebruiken? K k 5 Vo°r  Si-i -GESCHIEDENIS Foor my , Landbouwer, indien ik , van den eenen kant genoodzaakt, een gedeelte van mynen tyd en der middelen van myne Nyverheid in de daad te befteeden tot het aanleggen en verbeteren van openbaare wegen, nog daarenboven verpligt ben, in geld op te brengen een aanzienlyk gedeelte der voortbrengzelen , welke myn zweet en arbeid uit de aarde hebben doen voortkoomen ? Foor my, Kunstenaar , die niet kan werken , zonder gevoed, gehuisvest, gekleed, verlicht en verwarmd te worden ; noch my voorzien van voedzel, huisvesting , klederen , vuur en licht, zonder belastingen op te brengen, dewyl alle deeze middelen van beftaan bezwaard zyn; indien ik bovendien verpligt ben, een gedeelte van den prys van mynen tyd en van myne bekwaamheid te befteeden aan de belastinge, welke de voortbrengzels myner Nyverheid regelrecht aantast? Foor my, Koopman, die reeds heb opgebragt op duizenderlei wyzen, en door myn perfoonlyk gebruik, en door het gebruik myner bedienden > en door den inkoop der ooripronklyke ftoftèn, indien ik nog verpligt ben af te ftaan een gedeelte van den prys der Koopmanfchappen, welke ik verzend, en van welke, misfchien, niets tot my zal koomen, in gevalle van een dier menigvuldige toevalligheden , voor weike de openbaare Magt zich niet verbindt my te beveiligen, noch my fchadeloos te ftellen? Foor ons allen, indien wy, naa alvoorens voor elk van onze behoeften, by ieder ftap onzer Ny- ver-  der BEIDE INDIEN. 523 verheid, het onze te hebben toegebragt in den algemeenen hoop, van den eenen kant, door eene jaarlykfche belasting, naamlyk het hoofdgeld, 't welk geenen grondflag, geene betrekking met den Eigendom noch met de Nyverheid heeft, van den anderen kant, moeten opbrengen van het Zout, een onontbeerlyk leevensmiddel, welks prys op het tweevoudige van zyne inwendige en natuurlyke waarde is gefteld? Foor ons allen nogmaals, indien wy alle deeze opbrengingen, ter handhaavinge der openbaare Magt gevorderd, zien verfmelten in de handen van knevelaars, welke ze heften; en het overfchot,'t welk, naa verfcheiden overdraagingen, allen kostbaar, in de Schatkist van den Souverein koomt, aldaar op honderd onderfcheidene wyze geplonderd, of in buitenfpoorigheid verkwist wordt? — Doch al lang genoeg van de Belastingen. Thans moeten wy fpreeken van 't middel, uitgedagc om daar in te voorzien, het Openhaar Credit. In 't algemeen is het Credit niets anders dan een uitftel van betaalinge. In de vroegfte Eeuwen was het onbekend. Ieder gezin vergenoegde zich met het geen de bloote Natuur, of een grove arbeid opbragt. Welhaast ontftonden 'er eenige ruühandelingen, doch alleen tusfchen bloedverwanten en buuren. Allerwege breidden deeze verbintenisfen zich uit, alwaar de voortplanting der Zamenleevinge de behoeften of vermaaken vermenigvuldigde. Door den tyd wierdt het onmogelyk, leevensmiddelen voor leevensmiddelen te bekoomen. De Metaalen vervingen dezelve en wierden ongevoelig de gemeene maat van alle dingen, 't Gebeurde dat de bewindslieden van eenen koop. han-  524 GESCHIEDENIS handel, die dag aan dag aanzienlyker wierdt, gebrek hadden aan het noodige geld tot hunne Ontwerpen. Toen wierden de goederen hun geleverd , om betaald te worden op meer of min afgelegene tydftippen; en deeze gelukkige gewoonte duurt nog, en zal altoos duuren. Het Credit onderftelt, derhalven, enz. ÏNVULLINC Deel VIL bladz. 400, agter reg. 20. De Natuur is het Modél van beiden. Haar te zien en naauwkeurig te zien; haar uit te kiezen; haar zorgvuldig naa te bootzen; haare gebreken te verbeteren ; haar te verfraaien of haare verfpreide fchoonheden te verzamelen en tot één verwonderenswaardig geheel te brengen: dit zyn zo veele zeldzaame begaafdheden. Zommige van dezelve kunnen met den mensch van vernuft gebooren worden; anderen zyn het gewrogt van de beoeffeninge en van den arbeid van veele groote mannen. Men is verheven, maar men heeft geen fmaak. Men bezit verbeeldingskragt, uitvinding; maar men is zo driftig, onnaauwkeurig. Eeuwen verloopen 'er vóór de verfchyning van een Redenaar, een Dichter, een Schilder, een Beeldhouwer , in welke de drift door oordeel getemperd wordt. Het nut heeft inzonderheid aanleiding gegeeven tot de Letteroeffeningen , en het fieraad tot de Fraaie Kunften. In Griekenland waren het landskinderen. De Griek,  dér BEIDE INDIEN. 525 Griek, met het gelukkigst Klimaat bedeeld, hadt geftadig voor oogen het fchouwfpel eener wonderwekkendeNatuure,'t zy door haare bekoorlykheden, of door haare afgryslykheid; fnel vlietende rivieren; fteile bergen; bosfchen, eerwaardig om hunne oudheid; vrugtbaare vlakten; bekoorlyke valeien; aangenaame landsdouwen; de Zee, nu eens effen, dan beroerd: alles wat de Ziel treft, alles 't geen de Verbeelding roert en uitbreidt. Als een zorgvuldig naavolger, bootfte hy in 't eerst de Natuur naa, zo als hy dezelve zag. Wel haast maakte hy onderfcheid tusfchen de Modellen. De voornaamfte verrigtingen der ledemaaten weezen hem aan derzelver meest in 't oogloopende gebreken, welke hy verbeterde. Vervolgens bemerkte hy de nieuwe onvolmaaktheden, die hy insgelyks verbeterde; aldus klom hy allengskens op tot een fraai denkbeeldig ontwerp; dat wil zeggen, tot het ontwerp van een weezen, 't welk, misfchien, mogelyk is, doch niet beftaat: want de Natuur heeft niets volmaakt gefchapen. Niets is aldaar regelmaatig, niets is aldaar verkeerd geplaatst. Te veele oorzaaken fpannen tevens te zamen ter ontwikkelinge, ik zeg niet van een geheel Hier, maar van de meefte foortgelyke deelen van een dier, dan dat men aldaar Evenredigheid kan vinden. Het fraaie derNatuure beftaat in eene naauwkeurige aaneenfchakeling van onvolmaaktheden. Men kan het geheel befchuldigen; maar in dit geheel is ieder deel 't geen het behoort te zyn. De aandagtige befchouwing van een bloem, van den tak eens booms, van een blad, is genoeg om hier van overtuigd te worden. Langs deezen langzaamen en moeilyken weg was het,  526 GESCHIEDENIS het, dat de Schilder- en Beeldhouwkunst dien trap bereikten, welke ons doet verbaasd ftaan in den gladiator, den antinous, de venus de jmedicis. Voeg by deeze gelukkige oorzaaken eene welluidende taal; vóór de opkomst der kunften , een verhevenen Dichter, een Dichter doordrongen van bekoorlyke en fchrikwekkende beeltenisfen; den geest der Vryheid; de beoeftèning der fraaie kunften aan de Slaaverny verbooden; de gemeenfchap tusfchen de Kunftenaars en Wysgeeren; bunnen nay ver gefchraagd door arbeid, belooningen en loffpraaken; het geduurig gezigt van 't Menschlyk lichaam in de Baden en Worftelfchoolen,eene geduurige les voorden kunftenaar, en het beginzel van een kiefchen fmaak in de Natie ; de ruime en zwierende klederen, die geen gedeelte des lichaams mismaaken, door het te knellen , of te belemmeren; Tempels zonder tal, die yerfierd moesten worden met de beelden van Goden en Godinnen, en gevolglyk een onfchatbaaren prys gehegt aan de fchoonheid, welke tot Modél moest verftrekken; de gewoonte, eindelyk, om door openbaare Gedenktekens de merkwaardige bedryven van groote Mannen te vereeuwigen Homerus hadt den toon van het Heldendicht gefteld. De Olympifche Spelen verhaastten den opgang van het Lierdicht, de Muzyk en het Treurfpel. De aaneenfchakeling der Kunften hadt invloed op de Bouwkunde. De welfpreekendheid kreeg grootheid en kragt te midden der algemeene belangen. De Romein, in alles een navolger der Grieken, fchoot te kort by hunne Modellen; hy bezat daar van  der BEIDE. INDIEN. 52? van noch de bevalligheid, noch de Oorfpronklykheid. Te midden van zyne weezenlyke fchoonheden, merkte men dikmaals op de pooging van een bekwaam' Copiïst; en dit was bykans eene noodzaaklykheid. Indien de Meesterftukken, welke hy voor oogen hadt, waren vernietigd geweest, zyn vernuft zou het, met vallen en opftaan, verre gebragt hebben; en zyne werkftukken zouden een kenmerk van waarheid hebben gehad, welk zy niet konden gehad hebben , volvoerd zynde deels volgens de Natuur, deels volgens de voortbrengzels eener fchoole, welker geest hem onbekend was. Ten aanzien van zyne Origineelen was hy het zelfde, als ten opzigte van het werk des Scheppers. Men weet niet hoe het gemaakt zy. Een geftrenge fmaak hadt ondertusfchen het bewind over alle zamenftelzels van Rome. Hy beftuurde even zeer de Kunftenaars als de Schryvers. Hunne werken waren het beeld of de Copy der waarheid. De geest der uitvindinge en de geest der uitvoeringe overfchreedden nooit de voegzaame paaien. Te midden van den overvloed en der rykdommen, wierden de bevalligheden met wysheid verdeeld. Alles '.vat meer dan fchoon was, wierdt vernuftig afgefheeden. De ondervinding van alle Natiën en Eeuwen heeft geleerd, dat het geen tot volmaaktheid is gekoomen , wel haast veraart. De omwenteling is meer of >min fpoedig , doch altoos onfeilbaar. Onder de Romeinen was zy het werk van eenige eerzuchtige Schryvers, die geenen kans ziende om hunne Voorzaaten te overtreffen of te evenaaren, den inval kreegen om zich eenen nieuwen weg te baanen. In de plaats van ftout uitgedagte ontwerpen,  528 GESCHIEDENIS pen,van klaare en diepdoordagte denkbeelden, van fchilderyen, vol edele grootheid, van uitdrukkingen, voor alle onderwerpen voegende, ftelde men den geest der fchertzerye , betrekkingen , meer zonderling dan waar, eene geduurige tegenftelling van woorden of gedagten, een afgebrckenen ftyl, meer fteekende dan natuurlyk; de gebreken, welke de aanhoudende zucht om te fchitteren en te behaagen voortbrengt. De Kunften wierden in den zelfden draaikolk medegevoerd. Alle voortbrengzels van het vernuft droegen het zelfde kenmerk van vernederinge. Zy kwamen op uit deeze laagte, doch om in eene, die nog dieper was, teftorten. De eerfte menfchen, aan welke het gegeeven was de kunften te kweeken, ftelden zich voor, leevendige en duurzaame indrukzels te verwekken. Om hun doelwit te zekerder te bereiken, meenden zy alle voorwerpen te moeten vergrooten. Deeze dwaaling, een bykans noodzaaklyk gevolg van hunne onervarenheid, ftelde hen aan grootfpraake bloot, 't Geen men in 't eerst uit onkunde hadt gedaan, wierdt zedert uit vleiery herhaald. De Keizers, die eene onbepaalde magt gebouwd hadden op de puinhoopen der Roomfche Vryheid, wilden geene bloote ftervelingen meer zyn. Ter voldoeninge van deezen uitfpoorigen hoogmoed, moesten de elgenfchappen der Godheid hun worden toegefchreeven. Hunne afbeeldingen, hunne Standbeelden, hunne Paleizen, alles week af van de waare evenredigheden, alles wierdt Kolosfusagtig. De Natiën boogen zich neder voor deeze Afgoden , en het wierook brandde op hunne Altaaren. De volken en de Kunftenaars fleepten de Dichters, de  der BEIDË INDIEN. 529 de Redenaars en de Gefchiedfchryvers mede; hunne perfoonen zouden in gevaar geweest en hunne fchi iften als fchimpfchriften gehouden zyn, indien zy zich beflooten hadden binnen de paaien van het waare, den goeden fmaak en het welvoeglyke, Zodanig was, in het Zuidlyke gedeelte van Europa , de befchreienswaardige ftaat der Geleerdheid en Kunften, wanneer Horden van Barbaaren, uit het Noorden voortgekoomen, vernietigden 't geen niet bedorven was. Deeze volken, naa de velden met doodsbeenderen bedekt, en de Provinciën met Lyken bezaaid te hebben, vielen met de woede, die hun natuurlyk was, op de fteden aan. Zy keerden 't onderst boven veele van die pragtige fteden, in welke beflooten was het volmaaktfte d welk de nyverheid en het vernuft des menfchen hadt voortgebragc, Boeken, Schilderyen en Standbeelden. De zulken van deeze dierbaare gedenkftukken, welke men niet vernield of verbrand hadt, wierden verminkt of tot de laagfte gebruiken aangewend; 't geen der verwoestinge was» ontkoomen,lag onder puinhoopen of asch begraaven. Rome zelve, verfcheiden maaien door woeste roovers geplonderd, wierdt eindelyk hunne wykplaats. Deeze Meesteresfe der Natiën, zo lang de fchrik of verwondering van 't Heelal, was niets méér dan een voorwerp van veragtinge of mede. lyden. Te midden van de overblyfzels des Keizerryks, zuchtten eenige ongelukkigen,het zwaard of den honger .ontkoomen , als flaaven deezer Woestelingen, wier naam zy zelf niet gekend, of welke zy in ketens geworpen, of met voeten ge treeden hadden. De Gefchiedenis heeft de gedagtenis bewaard LI van  53o GESCHIEDENIS van veele krygshaftige volken, die, naa verlichte Natiën te onder gebragt te hebben, derzelver Zeden, Wetten en kundigheden hadden aangenomen. In het heilloos tydftip, daar wy thans van fpreeken, maakten de overwonnenen zich lafhartig gelyk aan hunne barbaarfche overwinnaars. De reden was omdat de lafhartigen, die een vreemd juk ondergingen, veel van de kundigheden en den fmaak hunner voorouderen hadden verboren; omdat het weinige, welke zy nog hadden behouden, niet genoeg was om een verwinnaar te verlichten, in de diepfte onkunde gedompeld, en welken zyne fpoedige voordeelen de kunften deeden befchouwen als eene beuzelagtige bezigheid, als een werktuig der flaavernye. Vóór deeze Eeuw der duifternisfe , hadt het Christendom in Europa de Afgoden der Oudheid verdelgd, en niets behouden dan eenige kunften, enz. UITBREIDING. Deel Vil. bladz. 430, van reg. 23, tot reg. 31. De pligten van eenen mensch , die op zich zeiven beftaat, zyn nog onbekend. Ik zie 'er den oorfprong noch den eindpaal van. Dewyl hy op zich zei ven woont, heeft hy regt om voor hem zeiven te leeven. Geen weezen heeft regt om van hem hulp te eifchen, die hy zelve niet verzoekt, 't Is het tegenovergeftelde van hem, die m den Gezelligen ftaat leeft. Hy is niets door hem zei ven. 't Geen hem omringt, onderfchraagt hem. , Zyne bezittingen, zyne genietingen, zyne kragten, zelf zyne beftaanlykheid , alles is hy verfchuldigd aan het  der BEIDE INDIEN. 531 het Staatkundig Lichaam, waar toe zy behoort. De rampen der Zamenleevinge worden de rampen van den Burger. Hy loopt gevaar van verplet te worden, welk gedeelte van het gebouw ook initorte. De ongeregtigheid, welke hy pleegt, dreigt hem met diergelyk eene ongeregtigheid. Indien hy zich aan de misdaad overgeeve, kunnen anderenten zynen nadeele misdaadig worden. Hy moet derhalven geftadig tragten na het algemeen welzyn, omdat van deezen voorfpoed de zyne afhangt. Laat een eenige zich toeleggen op zyne belangen , zonder zich te bemoeien met het algemeene welzyn; laat hy zich ontdaan van den algemeenen pligt, onder voorwendzel, dat de bedryven van een amptloozen burger geen in 't oogloopenden invloed kunnen hebben op de algemeene orde, en anderen zullen even eigenbaatige neigingen voeden. Dan zullen alle de leden van het Gemeenebest beurtlings beulen en dagtoffers zyn. Elk zal fchade doen en lyden ,elk zal pionderen en geplonderd worden; elk zal (laan om geflagen te worden. Het zal een ftaat van oorlog van allen tegen allen zyn. Dr: Staat zal verboren, en de burgers zullen met den Staat verboren gaan. De eerfte menfchen , welke zich zamenvoegden, begreepen ongetwyfeld het geheel van deeze waarheden niet. Doordrongen van het gevoel hunner fterkte, wilden zy, waarfchynlyk, van deeze alles verwerven. Herhaalde onheilen overtuigden hen door den tyd van de noodzaaklykheid van verbintenisfen. De wederzydfche verpligtingen groeiden aan , naar, gelange de behoefte van dezelve zich deedt gevoelen. Aldus begon de Pligt met de Zamenleeving. De Pligt kan derhalven genoemd worden, de LI 2 Uren-  532 GESCHIEDENIS ftrenge verpligting om te doen 't geen voor de zamenleeving voegt. Hy bevat de betragting van alle deugden, dewyl 'er geene deugd is, die niet nuttig is voor het Staatkundig Lichaam. Hy fluit alle ondeugden uit, omdat'er niet eene is, welke voor hetzelve niet fchadelyk is. Eene armhartige redeneering zou het zyn, zich geregtigd te oordeelen , met eenige verkeerde, gemoederen, alle deugden te veragten, onder voorwendzel dat het flegts inzettingen der welvoeglykbeid zyn. Ongelukkige, gy zoudt leeven in deeze Maatfchappy, die zonder haar niet beftaan kan; gy zoudt genieten de voordeelen, welke daar van de vrugten zyn, en gy zoudt u ontflagen rekenen om ze te betragten, zelf om ze hoog te fchatten. Wat zou haar voorwerp kunnen weezen, indien zy geene betrekking hadden tot de menfchen? Zou men dien naam gegeeven hebben aan onvrugtbaare daaden ? Haare noodwendigheid maakt haar weezen en verdienfte uit. De handhaaving der Orde, nog eens, is derhal ven het weezen der Zedekunde. Haare beginzels zyn altoosduurende en eenpaarig; doch haare toepasfing verandert zomtyds, naar gelange van het Klimaat en de plaatzelyke of Staatkundige gelegenheid der Volken. In 't algemeen is de Veelwyvery natuurlyker aan de warme dan aan de koude landen. Nogthans kunnen de omftandii;heden des tyds, inbreuk maakende op de wet van het Klimaat, de Eenwyvery gebieden op een Eiland in Afrika, en de Veelwyvery toelaacen in Kamtfchatka, indien de eene een middel zy om de over-, maate der Bevolkinge op Madagaskar te beteugelen , en de andere om derzelver voortgang te verhaasten aan de oevers van de Ys-Zee. Doch niets kan  DER BEIDE INDIEN. 533 Kan het Overfpel en de Hoerery wettigen in de beide Klimaaten, wanneer de Verbonden de wetten van het Huwelyk of van den eigendom in het gebruik der Vrouwen hebben vastgefteld. 't Zelfde kan gezegd worden van de landeryen en goederen, 't Geen dievery is in een Staat, in welken de eigendom naauwkeurig verdeeld is, wordt vrugtgebruik in eenen Staac, alwaar de goederen gemeen zyn. Aldus waren de Dievery en bet O verfpel te Sparte niet geoorlofd; doch het algemeene regt veroorlofde aldaar 't geen elders als Dievery en Overfpel wordt aangemerkt 't Was niet de Vrouw en de eigendom van eenen ander, welke men zich dan aanmatigde; maar de Vrouw en den eigendom van allen, wanneer de Wetten voor de behendigheid of'gaauwheid dat geen tot eene belooning toelieten, 't geen zy kon magtig worden. Overal kent men regt en onregt; maar men heeft niet algemeen deeze denkbeelden aan de zelfde daaden verknogt. In de warme landen, alwaar het Klimaat de klederen onnoodig maakt, kwetst de naaktheid de eerbaarheid niet; maar het mis bruik, van hoedanig een aart het ook zyn moge, van de gemeenfchap der fexen,de al te vroege aanflagen op den Maagdom, zyn euveldaaden, die ieder een moeten flooten. In Indie, alwaar alles de daad van Voortteelinge tot eene deugd maakt, is het wreedheid, de Koe te Aagten, welke den mensch met haaren melk voedt, en de dieren te verdelgen, wier leeven niet fchadelyk, noch wier dood nadeelig is voor het menschlyk geflagt. De Iroquois of de Huron,die liever hunnen Vader met een hamer doodflaan, dan hem van honger , of door het zwaard des vyands laaten fterven, verbeelden zich eene daad van kinderliefde te verrigLl 3 ten?  534 GESCHIEDENIS ten, door te gehoorzaamen aan den laatften wil diens Vaders, die den dood als eene gunst van hunne handen eischt. Middelen, in fchyn meest tegen elkander aanloopende, werken allen even zeer mede tot het zelfde doelwit, de handhaaving en den voorfpoed van het Staatkundig Lichaam. Zie daar die Algemeene Zedekunde, welke aan 's menfchen Natuur verknogt, tevens aan de natuur der Maatfchappyen verknogt is: die Zedekunde, enz. uitbreiding. Deel Vil. blad. 435, van reg. 8, tot bladz. 436, reg 9. Doch in deezen eerloozen handel, door de zucht tot rykdom ontftaan, is de in 't oosloopendfte verbastering die geene, welke in de Zeden der Vrouwen voorvalt. Geene ondeugd is'er, die uit zo veele ondeugden gebooren wordt, en die een grooter menigte ondeugden voortbrengt, dan de losbandigheid eener fexe, van welke de eerbaarheid en zedigheid het waare erfdeel en fchitterendfte fieraad zyn. Door losbandigheid verflaa ik niet het gemeen hebben van Vrouwen: de wyze cato raadt dit aan in zyn Gemeenebest; noch derzelver veelheid, het gefchenk der warme en wellustige landen van het Oosten; noch de Vryheid, 't zy onbepaald, of bepaald, welke de gewoonte haar in zommige gewesten geeft om veele Mannen ten dienfte te ftaan. Dit is, onder zommige Volken, een van de pligten der herbergzaamheid ; onder andere , een middel om het menschlyk geflagt tot volkomenheid te brengen; elders, eene offerande aan de Goden, eene  der BEIDE INDIEN. 535 eene daad , door den Godsdienst geheiligd, ik noem Losbandigheid alle gemeenfchap tusfchen de beide fexen, door de Wetten van den Staat verbooden. Waarom heeft deeze misdaad eenen zo in 't oogloopenden invloed-op de Zeden der Vrouwen? Myns bedunkens de gewigtige gevolgen , daar aan verknogt. Welk een teugel zal eene Vrouw hebben, in haare eigen oogen en in die haarer medeburgeren tot fchande geworden ? Wat fteunzel zullen haare andere deugden vinden in den grond haarer Ziele, wanneer niets haare fchande kan verzwaaren ? De veragting van het algemeen begrip, eene van de moeilykfte poogingen der Wysheid, is, in een zwak en fchroomagtig weezen, zelden afgefcheiden van de veragting van zich zeiven. Onder de zelfbewustheid van misdaad, bezit men geenen heldenmoed. Zy, die zich zelve niet eerbiedigt , houdt wel haast op vatbaar te zyn voor lof en laster; en zonder vreeze voor deeze twee eerwaardige harsfenfchimmen, weet ik niet welke de Regelmaat van haar gedrag zyn zal. De drift tot vermaak alleen kan de gedaane opoffering vergoeden. Dit gevoelt zy; zy zegt het tot zich zelve ; en van hec bedwang van het openbaare aanzien ontflagen, geeft zy zonder bedwang zich aan hetzelve over. Veel bezwaarlyker dan de Man, koomt de Vrouw tot een befluit; doch wanneer zy eenmaal een befluit heeft genomen, is het ook onverzettelyker. Zy bloost niet meer, wanneer zy eenmaal heeft opgehouden met bloozen. Wat zal zy niet met voeten treeden , naa dat zy eenmaal over haare deugd heeft gezegepraald ? Wat zal zy denken van die deftigheid, die welvoeglykheid, die kieschheid L.1 4 van  536 GESCHIEDENIS van gevoelens, welke, in de dagen haarer Oprecht* heid, haare gefprekken ingaf, haare houding regelde , haaren opfchik beftuurde ? Het zullen flegts kunftenaaryen en looze treken zyn om Ouders genoegen te geeven, of eenen Echtgenoot te misleiden : doch andere tyden, andere zeden. Hoedanig ook de verkeerdheid eener Vrouwe zy, nimmer zal zy tot groote euveldaaden zich begeeven Haare zwakheid veroorlofc haar den moed der fnoodheid niet; maar de hebbelyke huichelaary van haaren Rol, indien zy het Masker niet geheel heeft afgeligt, zal eene kleur van valsheid op haar karakter leggen, 't Geen de Man door fterkte durft beft ian, zal zy door lisc onderneemen en verwer. ven De bedorvene Vrouw plant het Zedenbederf voort: zy plant het voort door een kwaad voorbeeld, door listige raadgeevingen , zomtyds door fcnertzery. Onder de heerfchappy van zulke Zeden, wordt de Huwelyksliefde veragt; en deeze veragting doet het gevoel van Moederlyke tederheid verminderen, zo niet geheel verlooren gaan. De heiligde en bekoorlykfte pligten worden lastig; en wanneer men dezelve verzuimd of verbroken heeft, bindt de Natuur ze niet wederom aan elkander. De Vrouw, welke een anderen buiten haaren Man tot haare gemeenfchap toelaat, bemint haar gezin niet meer, en wordt van hetzelve niet geëerbiedigd. De knoopen des bloeds gaan los. De geboorten zyn onzeker; en de Zoon herkent zynen Vader niet -neer, noch de Vader zynen Zoon. 't Is zo, ik houd het ftaande, de verbintenisfen der Galantery voltooien het bederf der Zeden, en kenmerken hetzelve kragtdaadiger dan de openbaare Hoerery. De Godsdienst gaat verlooren, wanneer de  per BEIDE INDIEN. 537 de Pn'ester een ergelyk leeven leidt: even eensheefc de Deu?d geene fchuilplaats meer, wanneer het heiligdom des Huweiyks ontheiligd wordt. De Eerburheid ftaat onder het vrygeleide der fchroomagfiqe fexe. Wie zal bloozen, wanneer de Vrouw niet bloost? De openbaare Hoerery vermenigvuldigt het Oerfpei niet; maar de Galantery breidt de hoerery uit. De aloude Zedefchryvers, die de ongelukkige flagtoffers der Losbandigheid beklaagden , fpraken zonder bepaaling den vloek uit tegen de trouwlooze huisvrouwen, en zy deeden het met reden. Indien men zo verre gekoomen zy dat men alle de fchande der Ondeugd op de klasfe der openbaare Ligtekooien legge, zal het niet lang aanhouden of de andere zullen zich vereerd agten met een ingetoogener Minnehandel, hoewel deeze te misdaadiger zy, naar gelange hy vrywilüger is. — Welk is het gevolg van deeze Nationaale Galantery ? Eene vroegtydige Onkuisheid, welke de gezondheid der Jongelingen krenkt, voor dat zy volwasfen zyn, en de fchoonheid der Vrouwen doüt verwelken in den bloei haarer jaaren; een geflagt van menfchen zonder onderwys,zonder fterkte en moed, onbekwaam om het Vaderland te dienen ; Wethouders zonder waardigheid en beginzels; de voorrang van het vernuft boven gezond verftand, van het aangenaame boven het pligtmaatige, van de befchaafdheid boven het gevoel van Menschlykheid, van de kunst van behaagen boven bekwaamheden en Deugd; aanbiedingen zonder weezenlykheid; Kennisfen zonder tal en geene Vrienden; Matresfen en geene huisvrouwen; Minnaars en geene Mannen; afzonderingen; Echtfcheidingen ; kinderen zonder opvoeding; verLl 5 warde  538 GESCHIEDENIS warde boedels; jaloerfche Moeders en grillige vrouwen ; zenuwziekten ; gemelyke onderdaanen en verhaaste fterfgevallen. Bezwaarlyk ontkoomen de Galante vrouwen het gevaar van den kwaaden tyd. De fpyt over eene verwaarloozing, die haar dreigt, voltooit het bederf des bloeds en der vogten, in een oogenblik, waar in de bedaardheid, welke ontftaat uit de bewustheid van een eerlyk gedrag, heilzaam zyn zou. Verfchrikkelyk is het, vrugtloos in zich zeiven te zoeken na de vertroostingen der Deugd, wanneer de rampen der Natuure ons koomen befpringen. Spreek dan niet meer van Zedekunde onder de hedendaagfche Natiën ; en indien gy de oorzaak deezer verbasteringe wilt vinden , zoek haar in haar waare beginzel. Het Goud wordt niet de Afgod van een volk, en de Deugd raakt niet in 't verval, indien de flegte gefteldheid van den Regeeringsform dit verderf niet uitlokke. Ongelukkiglyk zal zy het lokken, indien zy zodanig ingericht zy, dat het oogenblikkelyk belang van een eenigen of van een klein getal ftraffeloos de overhand kan bekoomen op het gemeen en onveranderlyk belang van allen. Zy zal het altoos lokken, indien de handhaavers van het openbaare gezag 'er een willekeurig gebruik van kun * nen maaken, zich boven alle regten der regtvaardigheid verheffen, hunne magt doen dienen om den rooflust te begunfligen,en den rooflust om de misbruiken hunner magt te doen duuren. Da goede Wetten worden gehandhaafd door goede Zeden ; maar de goede Zeden worden door Wetten ingevoerd. De menfchen zyn het geen de Regeeringsform hen maakt. Om hen te plooien, is hy altoos gewapend met eene onweerftaanbaare kragt, die  der BEIDE INDIEN. 539 die van't algemeen begrip; en de Regeeringsform zal altoos bederf zaaien, wanneer hy, uit zynen aart, bedorven zyn zal. Zie daar het hooge woord. De Natiën van Europa zullen goede Zeden hebben, wanneer zy goede Regeeringsformen hebben Laaten wy eindigen, doch vooraf een vlugtig oog flaan op het goed en kwaad, welk de Ontdekking der beide Indiën heeft uitgewerkt. Deeze groote ontdekking heeft tot volkomenheid gebral den Scheepsbouw, de Scheepvaart,de Aardrykskunde, de Starrekunde, de Geneeskunde, de Natuurlyke Historie , nevens eenige andere kundigheden ; en deeze voordeelen hebben met geen bekend ongemak gepaard gegaan. _ Aan eenige Heerfchappyen heeft zy bezorgd uitgebreide eigendommen, die aan de Staaten gegeeven hebben luister, magt en rykdommen. Maar, wat heeft het al gekost, deeze afgelegene Bezittingen ten voordeele aan te leggen, te regeeren en te befchermen! Wanneer deeze Volkplantingen den hoogften trap van beplantinge, kundigheid en bevolkinge zullen bereikt hebben, zullen zy zich dan niet afzonderen van een Moederland, 't welk zynen luister op haaren voorfpoed hadt gebouwd? Welk zal het tydftip deezer omwentelinge zyn? Dit is onbekend; doch het zal gebooren worden. Europa is aan de Nieuwe Waereld eenige geryflykheden, eenige wellustigheden verfchuldigd. Doch, eer wy deeze genietingen deelagtig wierden, waren wy toen minder gezond,minder kloek, minder verftandig, minder gelukkig? Deeze beuzela"tige voordeelen , zo wreedaartig verkreegen, zo ongelyk verdeeld, zo hardnekkig betwist, zyn ze wel waardig een druppel van het bloed, welk men vergooten heeft en nog zal vergieten? Zyn ze te  §40 GESCHIEDENIS te vergelyken byhet leeven van een eenig'mensch? Hoe veelen heeft men niet opgeofferd, om harsfenbeeldige behoeften te vervullen, van welke noch het gezag, noch de Reden ons immer zal verlosfen? De togten over alle Zeeën hebben de Nationaale trotsheid verzwakt; de Burgerlyke en Godsdienftige verdraagzaamheid ingeboezemd; den band derOorfpronklyke Broederfchap doen wederkeeren; ingeboezemd de waare beginzels eener Algemeene Zedekunde , gegrond op de gelykheid van behoeften, fmarten en vermaaken, van alle betrekkingen gemeen aan de menfchen, op alle Breedten der Aarde; de betragting der weldaadigheid aangebragt jegens een iegelyk Weezen , welk .dezelve vordert, hoedanig zyne Zeden, zyn Vaderland, zyne Wetten en Godsdienst mogen weezen. Doch ten zelfden tyde hebben de verftanden zich op de voordeelgeevende befpiegelingen toegeleid. De zucht tot glory is verzwakt. Men heeft den voorrang gegeeven aan den rykdom boven de vermaardheid , en alles 't geen ter verbeffinge diende, heeft klaarblykelyk overgeheld tot zynen ondergang. De Nieuwe Waereld heeft onder ons de Metaalen vermenigvuldigd. Eene vuurige begeerte om ze magtig te worden heeft eene groote beweeging op den Aardbol veroorzaakt; doch deeze beweeging is het geluk niet. Wiens lot hebben het goud en het zilver verbeterd? De Natiën,welke dezelve uit de ingewanden der Aarde haaien, kruipen dezelve niet in onkunde, bygeloovigheid, luiheid en hoogmoed : ondeugden, moeilykst om ze uit te rooien, wanneer zy diepe wortels gefchooten hebben ? Hebben zy haaren Akkerbouw en Werkplaatzen niet verlooren? Is haare beftaanlykheid niet wisfelvallig? Indien hetnyvere volk, eigenaar van eenvrugt- baa-  der BEIDE INDIEN. 54* baaren grond, ten eenigen dage den inval kreeg om tot het ander volk te zeggen: 't Is te lang geleeden dat ik een kwaaden handel met u dryve, en ik wil niet meer de zaak van het teken geeven: zou deeze' Wet niet een Doodvonnis zyn tegen het gewest, 't welk geene andere rykdommen bezit, dan die hunne waarde van het onderling verdrag ontleenen; althans indien het laatstgemelde, in zyne wanhoop, niet zyne Mynen toefloot, om het Land te gaan beploegen? 't Zou kunnen weezen dat de overige Europifche Mogendheden minder voordeelen hadden getrokken van de fchatten van Amerika. Indien de verdeeling even groot of geëvenredigd onder haar geweest zy, geene van haar is daar door vermeerderd. De betrekkingen, die in aloude tyden voorhanden waren, beftaan nog. Laaten wy onderflellen , dat het de eene of andere Natie gelukt zy, eene grooter hoeveelheid Metaalen te verkrygen , dan de mededingende Natiën, dan zal zy ze of op elkander ftapelen, of onder de menfchen brengen. In 't eerfte geval is 't niets anders dan de onvrugtbaare eigendom van een klomp overtollig Goud. Het tweede geval zal haar flegts eene oogenblikkelyke meerderheid geeven, omdat door den tyd en binnen kort, alle goederen, die verkogt worden, eenen prys zullen hebben, evenredig aan den overvloed der tekenen, die ze verbeelden. Ziet daar , derhalven, ongemakken verknogt, zelf aan de voordeelen, welke wy verfchuldigd zyn aan de ontdekking der beide Indien. Maar van boe veele onheilen, die niet kunnen vergoed worden, is de verovering deezer gewesten gevolgd geworden ? Door ze voor eene lange reeks van Keuwen te ontvolken, hebben de verwoesters voor zich zelve niets  542 GESCHIEDENIS niets verlooren ? Indien al het bloed, welk in deeze gewesten vergooten is, in eene algemeene verzamelplaats vergaderd ware, indien de Lyken in eene zelfde vlakte waren op elkander geftapeld, zouden het bloed en de Lyken der Europeaanen aldaar niet eene wyde uitgeftrektheid beflagen hebben ? Heeft het ydel, welk deeze Emigranten hadden open gelaaten, fpoedig kunnen aangevuld worden in het land hunner geboorte, befmet met een fchandelyk en wreed vergif der Nieuwe-Waereld, welk zelf de zaaden der voortplantinge aantast? Zints de ftoutmoedige onderneemingen van kolumbus en gamAj heeft in onze gewesten eene dus lang onbekende gemoedsdrift veld gewonnen; 't is de zucht tot veroveringen. Men heeft doorkruist , en men doorkruist nog alle Klimaaten, van het eene Aspunt tot aan het ander, om 'er eenige Vastlanden te vinden om ze te bemagtigen, eenige Eilanden om ze te verwoesten, eenige Volken om ze te pionderen, onder 't juk te brengen of te vermoorden. Zou hy, die aan deeze woede een einde maakte, niet verdienen om onder de Weldoeners van 't menschlyk geflagt gerekend te worden ? Het zittende leeven is alleen gunftig aan de Bevolking; hy, die reist, laat geen naageflagt agter. De Landmagt hadt eene menigte Ongehuwden voortgebragt. De Zeemagt is bykans verdubbeld geworden: met dit onderfcheid dat de laatflen zyn verdelgd geworden door Scheepsziekten, Schipbreuken , vermoeijenisfen, flegt voedzel en veranderingen van klimaat. Een Soldaat kan het een of ander beroep kiezen, nuttig voor de Zamenleeving. Een Matroos is Matroos voor zyn geheele leeven. Buiten den dienst ontftaat 'er voor zyn Land niets anders uit, dan de behoefte om een  ber BEIDE INDIEN. 543 een Hospitaal te meer te moeten hebben. De langduurige togten hebben eene nieuwe foort van woeste zwervers gebaard. Ik bedoel de lieden , die zo veele landen doorkruizen, dat zy ten langen laatfte tot geen byzonder gewest behooren; die vrouwen neemen daar zy ze vinden, en ze alleen neemen ter voldoeninge aan een dierlyke behoefte: die tweeflagtige dieren, die op de oppervlakte der wateren leeven; die flegts voor een oogenblik aan land koomen; voor wien ieder bewoonbaar land gelyk is;die,in de daad, noch Vaders, noch Moeders, noch kinders, noch broeders, noch bloedverwanten, noch vrienden, noch medeburgers hebben ; in wien de zagtfte en de geheiligdfte banden geflaakt zyn; die zonder hartzeer hun Vaderland verlaaten; die 'er niet wederkeeren dan met het onverduldig verlangen om het wederom te verlaaten, en wien de gewoonheid aan een verfchriklyk Element een woest karakter byzet. Hunne eerlykheid is niet beftand tegen den doortogt onder de Linie; en zy verkrygen rykdommen in betaaling voor hunne deugd en gezondheid. Deeze onleschbaare Gouddorst heeft aanleiding gegeeven tot den fchandelykften en fnoodften van allen koophandel, dien van Slaaven. Men fpreekt van misdaaden tegen de Natuur, en men haalt deeze niet aan als de verfoeielykfte van allen. De meeste Europifche Natiën hebben 'er zich mede befmet, en een laage Eigenbaat heeft in hun hart verdoofd alle aandoeningen, welke men zynen Naasten fchuldig is. Maar, zonder deeze handen, zouden gewesten, wier verkryging zo duur is te ftaan gekoomen, onbebouwd zyn gebleeven. Wel! laat ze onbebouwd leggen, indien het, om ze ten voordeele aan te wenden, noodig zy, dat de Mensch tot den rang van een  544 GESCHIEDENIS een beest verlaagd worde,en in hem die koopt,en in hem die verkoopt, en in hem die verkogt wordt. Zal men als niets rekenen de zamenwikkeling, welke de Bezittingen in de beide Indiën in bet werktuig der Regeeringe veroorzaakt hebben ? Vóór dat tydftip waren de handen, bekwaam om de teugels der Heerfcbappyen vast te houden, oneindig zeldzaam. Een ingewikkelder Staatsbeftuur heeft een uitgebreider vernuft en dieper kundigheden gevorderd. De zorgen der Opperheerfchappye, verdeeld tusfchen de burgers aan den voet des Throons gezeeten en de Onderdaanen onder den Evenaar of by de Aspunten gevestigd, zyn voor beiden ongenoegzaam geweest. Alles is in verwarring gevallen. De onderfcheidene Staaten hebben gekwynd onder het juk der onderdrukkinge 5 en oorlogen zonder einde hebben geftadig den Aardkloot verwoest of van bloed doen ftroomen. Laaten wy hier ftil houden, en ons plaatzen in de tyden toen Amerika en de Indiën nog onbekend waren. Ik wend myne Aanfpraak tot den wreedften der Europeaanen, en zeg tot hem : 'Er zyn gewesten voorhanden, welke u zullen bezorgen zyneMetaalen, fraaie klederen en lekkere fpyzen Maar lees deeze Gefchiedenis, en zie tot welken prys u de ontdekking beloofd worde. Wilt gy, of wilt gy niet dat zy gedaan worde ? Gelooft men dat 'er een weezen zyn zal, helsch genoeg van aart om te antwoorden: ik wil het? Wel nu, in het toekoomende zal 'er geen oogenblik zyn, waar in my. ne Vraag niet de zelfde kragt heeft. Volken, ik heb, enz. EINDE.  XVII. Boek. No. u S T A ; A ■ w * VAN DE BAKKELJAAUW- VISSC HE R T DER ERA NS CIIE A I* HET JAAR 1773 DE KUST VAN TERRA-NOVA. . I EILANDEN Sr.-PIERRE e n MIQUELON. DE GR°°TE BANK VAN T^^-NOVA. aan Stok visch. Groene Bakkeljaauw. , -a. - ^ ( - ^ , - - , Havens Getal Getal Kwintaalen Oxhcof- Havens Getal Getal Kwintaalen Oxhoof. Havens Getal Getal Getal Oxhoof- der der Tonnen Koppen, der Stokvisch. den der der Tonnen. Koppen. der Stokvisch. den {ler der Tonnen. Koppen. der der den Uitrustingen. Schepen. Schui- Traan. Uttrusiineeti. Schepen. Schui Traan. Uitrustingen. Schepen, Schui- Visfchen. Traan. ten. "& ten. ^ ten. St. Malo Al 6,770 3,193 596 80,730 1,184 St. Malo 15 870 l$6 '4.7** 50 5r. Malo 29 1,936 3*6 410,000 25 ; Greenville 38 5,442 3,623 5^3 73.37° »>°S>8 Greenvill'e 3 210 36 2'*00 38 IGreenvilIe 47 3,047 595 775.5°° 46 St. Brieux 17 2,590 1,055 203 38,050 466 Sr. Tan de lu"z ....... 4 270 48 3,204 Baifleur 2 165 ao • 33.000 2 Rochelle 1 80 26 4 800 12 Bsybnne "... 0 043 182 20 13,100 M9 jtajflenr 15 1.449 236 3»4.5°° 19 1 St. Jan. de • Luz. 5 730 266) 61 7,110 65 Rochefort". 1 80 9 7°° 16 FécamP---" \ 53© ico 143,00c j St.-Pierre en Miaaelon.. 3 »7° 25 2,550 ...t... Qieppe 6 4°3 70 329/ 70,000 4 - fréporr. 2 140 27 272 17,00c 1 S[r,nden van Olonne. 14 M'5 272 259,300 I5 Vjarennes 2 190 29 iS,7oc 1 ——-— ■- ■• ~ f GEHEEL 104 i5,62i 7,263 1.367 190,060, 2,825 GEHEEL, 35 2.543 456 20 36,670 253 GEHEEL 125 9,275 1,684 °4i 2,041,00c tia '< OPBRENGST in GELD. DE KUST FAN T E R R A-N 0 F A. 190,060 Kwintaalen Stokvisch, tegen 18 Livres. ••> ' • 3,4ïi,o8o> 2,845 Oxhoofden Traan, tegen i40 Livres 395,500$ 3'8l6's8° St. P I E R R E EN M I O U E L O N. 26,670 Kwintaalen Stokvisch, tegen 21 Livres 770,070? 253 Oxhoofden Traan, regen 240 Livres 35,420*» *°s'*9° DE GROOTE BANK FAN T E R R A-N 0 F A. 2,041,00c Bakkeljaauwen, de 100 tegen 67 Livres 10 ftuivers tatf&S) 641 Vaten dito , tegen 40 Livres 55,640 > 1,421,625 122 Oxhoofden Traan, tegen 150 Livref... 18,3003 GEHEEL... , 6,043,685 BEENTREKKING der DRIE VISSCHERYEN. Schepen- 264 Tonnen ^7,439 Koppen - 9,403 Vijchfchuiten 1,387 Kwintaalen Stokvisch 226.730 Groene Bakkeljaauwen 2,041,000 Vaten dito, 641 Oxhoofden Traan 3.'oo Opbrengst in Geld.... •••• 6,043 685   XVII. en XVIII. Boek. No. 2. TAFEL van den KOOPHANDEL van GROOT-BRITANNIE met zyne volkplantingen op het vaste land van amerika. van het Jaar 1697 tot den Jaare 1773* volgens de rekeningen aan bet Parlement overgeleverd, en verzameld door dettRidder charles whitworth. Uitvoer Invoer Beloop van het Beloop van het Uivoer Invoer Beloop van het Beloop van het Jaaren. uit Engeland na uit Amerika in meerder uitgevoerde, meerder ingevoerde. Jaaren. uit Engiland na uit Araer^3 in meerder uitgevoerde, meerder ingevoerde. Amerika. Engeland. Amerika. Engeland. Ponden Sterl. fch. gr. i'onden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr 'onden Sterl. fch. gr van de Ponden Sterl. fch. gr. 'onden Sterl. fch. gr- Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. er. 1697 163,083 17 10 091,233 13 J 128,149 15 3 te Colom. 15,827,301 7 9$ 17,077,301 I1 1.065,584 ia 14 2,325,684' 15' 8* 1608 476,57a 18 8 238,988 15 8 237.5'84 3 • 1736 707.917 1 1 74T,?ol 5 2 ■ 8 t 1609 422,221 4 H 278038 ... 9* 144.'83 3 IO 1737 624,604 1 6 829951 4 8 105,347 3 2 1700 37o,4i9 2 H* 4'4.225 4 2 43,806 , 2^ 1738 783,973 7 9 665,703 4 5 123,270 3 4 1701 354,643 4 328,838 4 9 25.804 x9 3i .., ,739 73',6oi 16 1 81.4.693 3 5 • • g3 00I - . 1702 1942° 8 8 349,39» 19 5* 155,^2 10 94 ,74o 838,784 9 3 773,876 5 8 64,908 3 7 ...... 1703 302,969 16 Hf 264,273 9 24 36,096 7 c^ .. 1741 959,950 18 6 970469 4 11 60,518 6 < 1704 185, ,09 13 6£ 335,376 13 9* 149,667 ... 2£ ,749 844,823 15 8 723J51 «3 2 119.672 2 6 ....... . . 1705 302,342 ••■ 4* 155.972 15 -..f 146,369 5 3^ ,743 867,871 3 6 027,349 5» 59,473 j 1706 I7W379 H 1 205,958 12 6$ 34 579 , 5? + 667,587 i' 5 693,366 8 3 30,778 is I0 1707 423780 2 7i 293,812 2 7% 129,968 { ,74c 567,552 15 li 594.301 12 ll„ 26,748 17... 1708 256,113 3 ioè 298.614 13 Ui 42)50I io..^ I7I6 797.H3 8 9 602,838 3 8 «94,305 5 1 ....... ./. . 1709 280,756 9 64 338,274 2 9 57t;i7 ,3 £| , 733,097 11 695,677 5 8 87,419 15 3 , " X710 306,695 13 H>i 363,781 17 3 42,913 iö 74 I748 873 262 13 3 773,800 16 9 99.4&I 16 6 1711 304>2'9 9 a, 336,107 18 ijf 3i,t88 1511 1749 1,398,775 4 1 715 062 «7 0 583,712 6 4 1712 321,91a 14--4 392,330 13 11 7o,4i7 1910^ ,7SO 1,376,204 12... 86i',0ó8 «» 5 5'5,Ï35 19 7 „ . " 17,3 292,139 18 9* 321.965 x7 ... 29 83S J8 H I75I 1,333,498 16-n 893463 5 7 440,035 ii 4 •/ ■;• 1714 345,396 10 i* 414,084 5 7* 68,687 15 6 ,752 1.317,816 19 11 ',053,786 SU iö4,03o 14... * 1715 460,891 '3 2 308,536 4 4 152,355 810 J53 i,S>7>*°6 17 2 ,,03$75 »8 9 505,830 18 5 1710 410,468 12 7 446,927 7 36,453 14 5 (7<4 1 246,450 7 9 1.049.635 \ 3 I96'*'5 6 6 ï7i7 448.584 8 8 445,8^3 11 10 2,700 l6 I0 ...;.4.5. .* ,* ™ ,',,77,848 «10 985 4» 16 l 1?'%' " f ,718 435,3«8 6 7 480,188 810 4+)S70 2 3 ,498,720 18,0 Ö8o!o5» '5 2 739'668 3 8 . ,7,9 402,415 «* 9 478,124 10 4 75.708 ,7 7 1757 1,72^522 5 1 652i383 «' » ^'IS8 13 11 1720 333,462 i 9 493,781 3 6 Ioo!3,9 , p I75g 83a>0,3 ... 9 ?l6 g„ i 5 ['"SfiS* 9 4 1721 340,509 18 8 522,718 16 9 ,82,208 18 1 1759 2,484,84S 12 9 698,639 16 3C l6e (' 1722 438,953 3 6 470,253 2 2 ... 3,,299 18 8 1760 2,788,815 9 2 795>466 3 5 „ f 1723 4M.5I2 10 7 491,447 5 2 66.934 14 7 1761 3,001,605 12 6 898,583 2 , ,;,°*o ,9 " 1724 4/5,708 13 5 488,998 5 1 13,289 11 8 ,762 1,589,223 14 6 811,415 3 «* ^7,9? 7 1725 574.634 6 a 446,238 18 3 128,395 711 ,763 1,867,285 6 2 ,,180,002 3 * .V,l'lA A"l ...... ,726 569,034 S 10 555,005 1 5 14,029 2 5 I764 3,608,018 4 5 1,195,479 £ 1 Vil; 18 * 1727 5'5,07* » « f5,74i " " ,70,069 9 9 S76s 3,3oi.4k3 14 6 1,246,.^ 16 * ' ' o £ ••»•••• V* V 1728 534,637 15 10 656,505 13 6 ni>867 l? 8 66 2,294,780 13 7 ,,,4* 897 14 f*'44/-?* ï l s729 44^364 9 9 632,785 13 ios.431 3 3 1767 2,276,837 12 8 1/36,327 6 * 'IfA,* * ? ,730 560,902 14 8 6t4,oo7 15 7 53 105 ...n ,708 2371,225 ,4 6 ,,360,309 15/ 'A\:{1\ l 1731 558,'32 4 6 696,219 15 138,087 ,0 6 1769 1,623,077 9 a ,,,65,579 i' , t,I ïr ?' 1732 562,300 n 10 587,885 13 3 25585 1 5 1770 2,337,832 12... ,,,33,274 '4 »i ,'"^_5o7 Y ' 1733 582,567 14 8 710,483 15 2 «7.914 ... 6 1771 4-586,832 15 5 ,,461,104 12 l- l™\,7/nl ,2t 9 1734 579,140 10 10 653,449 i 9 73,oo3 io 11 1772 3,405,8^ 17 2 ,,4oJ'?80 1 3 o«l °l o' i •735 «696,434 7H iyJ»9I° ^ IQ 4,524 •• • 1 1773 2,460,015 19 6 l,49|5°7 ..__lll'5^! 15,817,201 7 9i! i7,o77,3oi 11 45 1,065,584 13 M 2,325,6^4 ,5 "i 77,o*7>*68 '18 527753.479 2 27,053,2ii 8 6^ 2,72543, ,2"77 BALANS der Verzendingen van Engeland na bet vaste Land van Noord-Amerika9 en deszelfs fRuhlaadingen van daar. Naamen der Provintien Verzendingen uit van het vaste land Tydperken van der- Engeland na t'Huishadingen uit Beloop van het Beloop van het van Amerika. zeiver Koophandel. Amerika. Vmerika na Engeland, meerder uitgevoewe. meerder ingekooraeno. „ , Ponden Sterf. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch- Ponden Sterl. fch. gr. Hadion s Baai van 1697 tot 1773 227,622 2 68i,s82 18 2 6,350 13 72 460,311 9 9 £an?da• 1759 ...1773 2,810.085 2 8 496972 11 1 2,313,271 38 I58 ,ï 1 17Ó4 ... I7Ö7 3-365 11 7 259 9 10 3-i86 I8 11 80 17 2 Terrentuf00""'1743 - 1773 50 439 7 2 8'9°9 18 4 55'8" l f 370 — 7 NiéZTh^ü'j1697 ••' '773 2,329,833 15 4 2,248.947 2 si 4-^779 '* 5 395,892 ,9 6i Nenw F .'^'749 ... 1773 871,363 15 2 35,222 7 8 836.14! 7 6, ... « °W v eland 1697 ... 1773 18,569,60413...* 4,689,247 19 2* 13.880,356 13 9| EZS?1697 ... .773 „,877,866 16 ...f 2,1.3.794 nic* 9,769,586 17 7\ 5,5,4 ,3 s ... 1697 ... 1773 9,8'8.489 18 1 1,156.234 5-..* 8662,605 11 9$ 349 ,9 ^ K rlnna Y DdIÓ97-..I773 20,727,465 14 I 28,909,797 10 •* 1,697,399 - 4* 9,879,738 16 L Georïe1697... «773 8,671.96917.-* n,7i5,55* i? 64= 349.967 15 6* gWJ l6°>t5| Fl0°5e 1732 ... 1773 746,09311... 622,958 1 5 22.,98i 189 98847 9 9 *i0tlda 1763 ... 1773 3-5*68 15 4 79,993 10 3 295.075 5 1 ....... ..?... 1 77IÖ87T268 18 6f 52,753,479 »l'ï 38,568,603 9 6* "i4,a34,8Ï3~T3"7r  m  XVII en XVlll Boek No. 3. TAFEL VAN DEN KOOPHANDEL VAN NOORD-AMERIKA Mei de JJPestindiën, met Jfrika^ met het Zuidelyk Europa en met Groot-Britamiie, van den eerften January 17ó9. tot den eerften January 177^ Getrokken uit de byzondere Registers van ieder Provinticn* NAAMEN VERZENDINGEN. „ „ T „ p T INGEVOERD. D E R GEHEEL (jEHEEL r-- ■ — > dek- ' ~" " J "" ~~ ■ S . DER zeventien jj ü. is PR O VIN TI EN. Na de Westindiën. Na Afrika. Na het Zuidelyk Na Groot-Britannie. VERZENDINGEN, uit. de Wesriudiën. Uit Afrika. Uit het Zuidelyk Uit Groot-Britannie. INVOERING. Europa. ^ Europa. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. Ponden Sterl. fch. gr. p0ll£ien Sterl. fch. gr. Canada 2,225 6 3 4,5/6 3 7 174,435 5 7 181,226 15 5 i.3»a 9 » 609 8 2 43434 2 3 1.5,366 ... 1 Terra-Nova 5,49* 13 8 89'^a x3 * 64,000 5 4 i59,2i§ " 1 55» 14 5 45 ... 3,i°3 1 10 5°>835 3 3 #,544 19 6 Nieuw Schotland.... 2,534 »7 3 IO»63i 10 ° 2 32,437 10 1 1,144 9 2a5 IX 2a- 2,270 3 7 V640 3 9* Nieuw Engeland.... 40,431 84 96 " 3 ,^4 5^ 4«,5jo 18 7 ó5j ^ 6l Masfachufet 123,394 6 9,8oi 9 10 76,702 ... 4 6i*,qo8 ••• 8 ,9i8 71° 193,443 "* 9 97,4^° 4 697 10 i4,9f 7 8| 73466 3 9 ,86,511 5 5 l67 I j? s « ü\ ™*» ^ * » ^ •» »4t :=z jl «$» ♦ h« »"* ttf::::::::::: 89 l ï :::::::: :.: :. SS Vil-*** 151 M 87 $8 2.s ^ ::: S 111 •• «8'o8> 210 Noord-Karolina..... 27,944 7 9 ?i *5 4 3,^8 3 7> 6 6oo g 6 ? 9 82 IO,6c| 13 3 1,080 ... Qg l0 Q. Zuid-Karolina 59,8l4 11 619 16 9 72,88i 9 3 S 5 ' ,6 K 5' 4 8 I24,l8° 10 6,# 6 1 £ ^7'114 12 1 595,74 4 5 Georgië 13,285 15 1 614 2 .. | 58,340 19 4 72,24 1U s 9,4£7 9 9 13,440 ... 54? 7 7 I 82,270 2 3 105,664 19 7 OostFlorida I on eon . T_ ao na)J 8 10 , 9»o 5 3,570 ... • 1 West-Florida 411 4 •• • 5 2^5°9 4 10 29,920 6'669 5 6 2)02j> IO 5 ^ 1,444 ™ * 14,693 13 1 Geheel 758,574 4 9i £0,178 5 I 657,57? 6 6 1,623,421 15 10 3,059.85! 12 22 800,427 8 è 155,613 ... J 82,6f 1 6^1,158,193 6 4jz,j96,88p 'iS " ALGEMEENE TAFEL VAN DEN SCHEEPVAART VAN NOORD-AMERIKA, VAN DEN EERSTEN JANUART i769- TOT DEN EERSTEN JANUART 1770. SCHEPEN en VAARTUIGEN door NOORD-AM ERIKA Verzonden. SCHEPEN en VAARTUIGEN in NOqrd-AMERIKA aangekomen. , ; GEHEEL . . , ^ GEHEEL naamen ~ nES msDELTKEN AANBOUWINGEN. r~ , , , ^ nKs lydelyken der Voor het vaste Land ,„Vo.or,.de Voor Afea en het Voor Ierland en SCHEEP VAART S. Van hec vaste Land vin Uit de uit Afrika en het Uit Ierland e„ SC HEEPVAARTS. Zeventien van Noord-Amenka. Westindiën. Zuidelyk Europa. , Engeland. SCHbU Noord-Amerika. Westindiën. Zuidelyk Europa. Engeland. provinc ^ v_ "~ . -~»^ ^— -ir' " j " ; >' v - " , *^~~r-—- ^ ,r~ > Schepen Goe- Tonnen. Schepen, Goe- Tonnen. Schepen. Goe- Tonnen. Schepen. Goe- Tonnen Schepen. Goe- Tonnen. Schepen. Goe- Tonnen, schepen. Goe- Tonnen. Schepen Goe- Tonnen. Schenen. Goe- Tonnen. Schepen. Goe- Tonnen. Schepen. Goe- Tonnen, leiten. letten. letten. ietten ' ,etten. letten. )etteni letten, v ietten. r leUe». letten. Canada 11 43 »,75- 2 7 4©5 * 335 22 4),36 39 55 7,6*8 a 6o ,^146 2 145 9 670 28 4/j6 41 49 7'$87 Terra-Nova 6 «5 P2? 5 2 415 69 6 6,208 38 11 2,822 118 34 i°>458 1 30 24 34 3,o87 22 1,965 , lao g 16 6,5'° »3o Si ",68a Nieuw Schotland 7 131 5-489 7 355 1 9 7i6 6 1 794 ,4 148 7,3*4 3 no 3 118 4.495 2 23o 4 205 ^ , 2,o(v 22 123 7,006 Nieuw Engeland 9 96 3.874 84 118 ,3,87! 1 1, 170 38 11 2,822 132 226 19./+4 '6 29 2,452 8 118 4,55' 2 480 98 0,500 8 915 / 2 i<44 Masfachufet 53 71° s6'P8f 83 222 ,7,532 40 33 5,102 102 2 i4,q44 a78 „67 63,66S 40 97 8,013 35 750 27.6*8 47 42 6,595 7g 227 17,898 109 3 14-34° 260 '»°" ö«.45t Rode Eiland 14 361 I°,3i2 54 121 6;o6o 13 7 863 9 $ -Q 4gp ,7,775 8 31 1.478 ,4 37» i°>237 3 3 226 ' 103 5958 5 4*5, 79 4»4 16,836 Connefttcut 4 39« 7-985 4<5 177 9.201 2 2 200 7 5gc 5?? ,7.966 7 43 1>542 s 407 997, , 1 io5 ^ ,54 7,?9o J | 150 47 502 18,016 Nieuw York 25 477 ">44c 42 83 5>466 3' 52 3,483 77 6,47c 175 612 20,859 5 43 955 26 421 lï,7«4 29 11 2,730 ^ ,io 6,964 so 5,124 i»3 542 20,032 De Jerfeys 28 53* =4 555 , 52 1,093 1 3 83 30 654., 1 25 \ 8 257 ; > 39 936 Penfylvanie 35 246 11,73» 120 103 „,959 134 3 12.070 69 7,9,9 358 352 4*'9ii6 «4 8 1,469 45 254 12,453 112 5 10,745 )0Ó ,25S2. g ,os 377 359 43.020 Maryland n 14' 5,298 17 46 3,35* 55 7 6,224 112 l6ill6 m j94 3o,9P5 9 ,, 1,344 27 n6 6,574 34 3 4.095 36 50 4-S33 ic9 15,486 196 iW 3°.W Virginie ao 214 8,53» 80 132 ,,,397 59 9 7,48o iói , 24 504 320 35ó 52,008 6 a, i)it69 35 226 ,0,373 45 4 4,6oo ?3 132 ji,6,2 ,4j t ^65A 303 303 47.°37 Noord Karolina 3 272 7,333 38 120 6,945 10 7 1,030 69 7>g05 120 300 23,113 3 9 607 18 277 9.-59 6 4 700! 9 95 6,702 5I 5,415 1,4 37° 23,°7" Zuid-Karolina 20 161 5.80^ 40 87 6,377 56 ....... 5,773 118 1 ,5tP0E 234 249 33,855 4 8 7»9 22 169 5.6ou 33 1 3,3^5 ,3 «7 6891 ,aI j \Si7»i 219 258 3MQ7 Georgië 5 50 1,358 34 63 4,654 2 1 200 25 3>O30 66 ,u 9,24: a 50 6 60 2,357 5 1 525 ^ 49 4>2ri8 20 2,5*3 59 110 9 b¥ Oost-Florida 6 46 1,688 6 46 i>688 » 44 I.007 Joo , 1 52 8 ! 915 U 45 2'lQ°4 West-Florida 3 19 612 4 ■ 2 s8c. 2 ....... 28c 9 21 I,i7s 1 80 1 13 375 3 4?0 4 13 «45 GEHEEL 832 3,413 112,662 649 1,314 97,8o7 477 »3? 49-95= 855 27 107,153 2,213 4.891 367»57a 114 311 |20,38i 279 3,462 j 122,669 344 76 j 36,591 C7o 1,221 95,963^ 849 22 105,3°/ 2,142 4,781 360,530 670