01 1028 9329 UB AMSTERDAM  HISTORIE DER WAERELD. EERSTE DEEL.  3  HISTORIE DER WA ERELD, DOOR J. F. MARTINET, MEESTER DER VRYE KONSTEN , DOCTOR IN DE WYSGEERTE , LID VAN DE HOLLANDSCHE EN ZEEUWSCHE MAATSCHAPPYEN DER WEETENSCHAPPEN TE HAARLEM EN VLISSINGEN , EN PREDIKANT TE ZUTPHEN, MET p l a a TEN. EERSTE DEEL. ti AMSTERDAM, n JOHANNES ALLART, MDCCUXÏ   DER DOORL UCHTIGS TE FREDERICA LOUISA WILHELMINA, WILLEM FREDERIK, E N WILLEM GEORG FREDERIK, PRINSESSE EN PRINSEN FAN ORANJE EN NASSAU, enz. enz. enz. Sedert U het eerfte Deel van den Katechismus der natuur werdt aangebooden , zyn Uwe jeugdige jaaren al zagtkens opgeklommen , en , met dezelven , * 3 is  n OPDRAGT. is ook de graa2;e en edele Weetlust, zo overnuttig, om PRI\TSEN te noopen tot het aanleeren van Weetenfchappen , die Hen met voordeel en luister in de Waereld kunnen doen verfchynen , in U aanmerk- ]yk toegenomen. En waartoe zal zich Uwe Nieuwsbegeerte, na de kennis van het hooge Opperwezen uit de Werken der Natuur , en uit zyn Evangelie , beter bepaalen, dan tot de historie ? De beoefening van het eerfte leert U de Almagt, Wysheid en Goedheid des grooten Formeerders in zyne gefchaapen Werken , en Uwe natuurlyke verpligtingen aan Hem, te erkennen en te verëeren : de tweede leidt U tot de kennis van Gods grondelooze Barmhartigheid jegens zondige Menfchen in zynen Zoon , Jeius Christus , die de bron is van alle tydelyk en eeuwig Geluk : en de Gefchiedenis brengt U tot de Befchouwing van het groot Tooneel, dat U de Regeering der Godlyke Voorzienigheid omtrent  O P D R A G T. vu trent de Natiën der Waereid in vollen dag vertoont; en dit is de derde ftap, dien VORSTEN noodzaaklyk moeten doen. ■■' ■ 1 De voorige Eeuwen ontwikkelen het Beftuur der Koningen met de Lotgevallen en de Bedryven der Menfchen. Zy leveren duizend nuttige Lesfên. PRINSEN , die Volken beftuuren zullen , be-> hooren die te kennen. Zy rusten Hen toe tot de moeilyke , doch loflyke en hoognoodige Konst van regeeren : en, na dat zy Hen hebben afgefchrikt, door treurige voorbeelden , van allerleie wanbedryven , moedigen zy Hen aan tot een regtmaatig Beftuur van zich zeiven en hun Volk. Dit alles geeft groot voordeel. ■ Laat de Vader- landfche Jeugd , terwyl Gy de Historie der Waereid doorbladert en bepeinst , met U leezen. Zy kan daaruit Wysheid verzamelen, en vorderlyk zyn aan het Geluk des Vaderlands. —— En is dir. zo, dan zult Gy niet wraa* 4 ken ,  vin O P D R A G T* ken , dat een Leeraar van het Evangelie onderneemt de historie der waereld onder Uw en «haar oog, kortlyk, by wyze van Zamenlpraaken tusfchen eenen Leermeefter en eenen Leerling , te brengen, ——— De Regeerder der Koningen en der Volken zy altoos met U! Dit blyft de wensen van UWER DOORLUCHTIGSTE HOOGHEDEN, onderdanigsten dienaar , J. F. MARTINET. L Y S T  L Y S T DER ZAMENSPR A AKEN. I. ZAMENSPRAAK TER INLEIDINGE. Bladz. I. II. ■■ OVER DE VOORBEREIDSE¬ LEN TOT DE KENNIS VAN DE HISTORIE DER WAERELD. . . • a3» Hl. » OVER DE OUDE HISTORIE DER EERSTE WAERELD. . 55» IV. ■ OVER DE HISTORIE DER ISRAELITEN. 99- V. ■ OVER DIE DER BABYLO- NIERS EN ASSYRIERS. . I OVER DIE DER KARTHA- GERS , ENZ. . . • 353* D E  D E P L A A T E N MOETEN GEPLAATST WORDEN. Vhar T u • • tegen over Bladz. 82. — ir. • • . 120. — Iir- 308. -— iv. • - • 372. EER-  EERSTE ZAMENSPRAAK TER INLEIDING Ei, ^erlangen naar de kennis der Waereld-Historie* Regeering van God daarin zigtbaar. Eene moeilyké taak. Gefchikte tyd om daaraan te beginnen. Vefpligting tot dit Stuk. Foordeelen van deeze kennis. Het Aangenaam •me en het droevige in dezelve. Weinig zeker geleide op deezen weg. Nadeelen daarvan. Vereischten by zulk een Onderwys. Schoonheid deezer kennis. Foorbehoed/elen. Hulpmiddelen. V raag. 't Mogt my onlangs gebeuren één van Gods verbaazende Werken, ik meen deeze groote en fchoon gefchaapen Waereid, op uw geleide te befchouwen : gy noopte my aan, om op alles, wat er in voor mogt ko~ L deel. A uien,  2 schoone schepping. men, een naauwkeurig oog te flaan: gy leerde my zien , hoe verwonderlyk dezelve geformeerd was ; gy verzekerde my , dat ik, waar ik my ook mogt bevinden, en welke Schepfelen ik zou befchouwen , overal Grootheid , Alvermogen, Wysheid, Goedheid, Orde en Pragt, dingen die alle Gods eeuwige Kragt en Godlykheid uitroepen , zou vinden ; en dat myn hart, by zulke befpiegelingen , onder het oog en in de nabyheid van dien heerlyken Schepper, het zoetst genoegen zou fmaakcn. Antwoord. Zo is het! Ook verdriet het my niet deeze moeite gedaan , en U tot de kennis der Waereid en der Schepfelen geleid te hebben. Gy hebt veel gezien en veel geleerd ; maar wat bedoelt gy nu met dit nieuw voorftel , met deeze herinnering? V. Zal ik U de waarheid zeggen ? Ik heb daar mede iets byzonders in het oog. Gy hebt my, deeze groote en fchoone Waereid kerende kennen, gezegd , en door hoog gezag bevestigd, dat zy door den Almagtigen geformeerd is, op dat men daarin woonen zoude. Jef. XLV. 18. maar nu voldoet dat niet' genoeg mynen geest, dien gy op Weetenfchap zeer belust gemaakt hebt. Ik wensch daarom, dat gy thans éénen flap verder wilde doen, en my leeren , wie toch al deeze Waereid bewoond hebben, en nog bewoonen; in welken  BEDRYF DER MENS C HEN. 3 ken toeftand dezelve zich zints dc Schepping heeft bevonden ; en wyl de Menfchen altoos werkzaam zyn , wat zy toch bedreeven hebben geduurende de zestig Eeuwen , in welke zy beftonden, en hoe zy hun verblyf op dezelve nuttig gemaakt hebben , om vergenoegd te leeven , om wys , deugdzaam , godvruchtig , en dus gelukkig te worden, gelyk zekerlyk. Gods oogmerk geweest is; en of zy dat al of niet zyn geworden : ook hoe zy door hun Vaderland, Taal, Zeden, Wetten, Godsdienst en andere dingen zo zeer van eikanderen onderfcheiden zyn: met één woord, ik wilde weeten, wat er op de Waereid is voorgevallen, van den aanvang af tot nu toe. A. Waarom verlangt gy te weeten, wat de Menfchen op dit groot Tooneel der Scheppinge bedreeven hebben , en welke Volken hiér hebben gewoond , of nog woonen ? V. Daar ik hiervan niet meer dan fommige ftukken ken , en het geheel my voorkomt als ongemeen leerzaam, nuttig en vermaaklyk; zo hygt myn hart naar een kort geregeld verflag van de voornaamfte Gebeurtenisfen der Waereid, van uwe hand te ontvangen. A. Van myne hand, en waarom dat? V. Om dat ik vertrouw, dat gy my daarin zoudt kunnen onderwyzen, gelyk ik daarin verlang onderweezen te worden. A. Op welk eene wyze? A i V.  4 NUT DER HISTORIE. V. Zo , dat de fehoone Régeenng vafi God in' zyne Waereid my indiervoegé werde vertoond, dat ik ook daarin zyne Almagt, Wysheid, Goedheid en Orde, nevens de beweegredenen der Menschlyke Bedryven, duidelyk kon befpeuren. Veel, dunkt my, zou ik kunnen leeren , wanneer my deeze dingen in de Historie van het Menschdom onderfcheidenlyk aangeweezen werden. Zo, -zeide my onlangs iemant, moest men de Gefchiedenis van 's Waerelds Bewooneren kennen , en dan zou men, gelyk anders gebeurt, geene dorre Weetenfchap ontvangen; maar veel eer eene veelvuldige nutte Wysheid met een aangenaam genoegen , die ons aanleiding zouden geeven, om tot eer van den grooten Beftuur en fpatte uit de voorheen onzigtbaarè diepe kolken der Aarde: voorts ftortte het met een vreefelyk gedrais , by eenen Orkaan , uit de geopende Sluizen des Hemels , veertig dagen lang , zonder eenige tusfchenpoozing. 't Duurde niet lang, of de Ark dreef. Zelfs klom het Water boven den hoogften Berg , aan de Israëliten, aan moses of der toen bewoonde Waereid bekend , of boven den hoogften Berg der geheele Aarde. Zeker is het , dat men , op de hoogfte Bergtoppen van Europa, Schepfelen uit de Zee , door den tyd verfteend, Planten uit verafgelcegen Oorden , ook Menfchen Beenderen in Marmer vastgehegt , ja zelfs in Siberië menigvuldige Geraamten van groote Landdieren , hcrkomftig uit het Zuiden , in deeze laate tyden , gevonden heeft en nog vindt. Onlangs hadt ik in myne handen een brok fteens der Rotzen van Gibraltar , geheel bezet en doorzaaid met ongelyk liggende verfchillende Beenderen van kleine Kinderen. Welk eene verbaasdheid gaf my dat gezigt! In welke tydeai , ■ en hoe lang geleden , zeide ik toen, is deeze verfteening gefchied ! Zou het laater dan de Zondvloed zyn gebeurd ! L debl. F V.  82 zondvloed. V. Waarom denkt gy, dat de Vloed uit den Zuidelyken Oceaan voortkwam ? ■ A. Dat de opvliegende Zeegolven uit het "Zuiden, onder de huilende Orkaanen, de geweldigfte Waterftortingen in Afie ter neer lieten ■komen , zult "gy , dunkt my , zeker vinden , ■wannéér gy de fpits uitloopende. Zuidelyke gedaante van Africa, en Indie , nevens alle de rWydc Zeeboezems, die zich rondom Afia veitoonen , van de Roode Zee af tot Kamtfchatka toe , waar zo veel afgefcheurd of ingekabbeld . Land zich laat zien , gaande de ■ftrekking :vah' 'hét duiden naar het Noorden, aandagtig op de' 'Kaarten befchouwt. Deeze Waarneeming, mogelyk nooit onder het behandelen der Landkaarten van U gedaan, egter gewigtig en aangenaam , om dat ze medewerkt' tot ■ bevestiging' van de waarheid des •Zondvloeds, kan U duidclyk doen merken , dat de vrecsfelyk- overftroomende Golven uit den Zuidelyken Oceaan opkwamen. V. En door zulken Stroom , onder Orkaanen en Stortregenen , verging de Waereid ? . A. Ja, dus verging zy ! Maar geen Mcnsch.lyk oog zag dit volkomen. Niemant overleefde dat ontzaglyk Oordeel , 't geen boven :alle' bedenking ging. • Noacii zat, met dé zyneri"$ veilig-.'in de Ark, wel- vol' medelydeh met zyne verfmoorende ongelukkige Tydge- noo-  yin düor zulkcxt Stroom, onaer Oiiaaneii cm Stortregenen Ö YPTO'ïuff Je TTaei-elil l .... aus vei'0,inp* ZV! —   ZONDVLOED. 83 nooten , doch billykende Gods ftraffen, en volkomen op Hem vertrouwende , toen hy de verwoesting hoorde , en Regen en Storm hem beletten uit te kyken. V. Myne gedachten kan ik van dit jammerlyk Treurtooneel nog niet wel aftrekken ! A. Dit verwondert my niet ! Moses geeft er ons geene opgefierde dichterlyke befchryving van : hy gaat, als Historiefchryver, ook hier, in zynen eenvoudigen klaaren historifchen ftyl, onafgebrooken voort; maar laat ons over , de verbeelding van dit deerlyk geval naar ons vermogen te maaken. Staan wy er dan , gelyk nu , by ftil. Onze gedachten, onverzadigd van eene vlugge befchouwing, keeren toch telkens , hoe treurig het moge zyn , daartoe terug. Verbeeld U , wat er onder zo veele duizend onbezorgde Inwooners der Waereid omging , toen het geloei des Storms losbarstx ; toen de woedende Zee aandruischte, en over alles heen vloog ; toen het Water uit de afgronden der Aarde opïpoot; toen de Wolken braken! Schrik, beeving , yzing , gefchreeuw , gehuil , gegil van Ouden en Jongen, van Vaderen en Kinderen, gingen van den eenen tot den anderen over , en werden ftraks by allen gehoord! Welk een gewoel , welk een vlugten naar de toppen van Huizen , Boomen , Bergen ! De Stroom floeg ras de eerften omver : de Storm fmakF 2 te  *4 Z ONDViOEBy te de gevlugten , in de tweede geklommen , er uit, en plofteze in den vloed, alwaar, na weinig worstelcns, het lieve leven verlo'oren werdt : en het Water , geklommen tot de toppen der Bergen, de laatfte fchuilplaats voor weinigen , die reeds duizend dooden geftorven waren , door duizenden, van die hoogte in den nog laagen plas, voor h.unne oogen , te zien fmooren , zo moesten deezen het ook eindelyk opgeeven. Zo jammerlyk verging de eerfte Waereid ! Ontzaglyk teken des "codlyken ongenoegens , der zuivere regtvaardigheid! Gedugte proef van de verdienstelykheid der Zonden l Groote waarfchouwing voor de volgende Waereid!... Laat ik niet afwyden... Na veertig dagen zo zwaar gewaaid, geftormd en geregend te hebben , begon het te minderen ; egter zakte het Water niet: het ftondt vyf maanden lang op de Aarde. Alles was verdelgd. Er was niets dan ééne Zee van ongemecnen aait , alzo zy geene Landen befpoeldc. Wat aantal van Lyken, van ontzielde Menfchen, Dieren en Vogelen dreef er op de Wateren , daarin vergaande , of naderhand op den blooten grond gedoopt , of in de aarde gewoeld en daar overdekt! De Voorraad in noachs Schip kortte toen vast op : veel langer er in te blyven was noodeloos, ook voor Mensch en Vee ongezond. God verwekte dan eenen anderen Wird , die de  ZON'DVLOED. §5 de Wateren naar de Zee en de oude onderaardfche Hooien heen joeg.- Zy zakten toen. Noach voelde, op den zeventienden April des volgenden jaars , de Ark ftooten op Ararat , één der Armenifche Bergen ; zo ver was hy voortgedreeven : doch er verliep nog vierdehalve maand, eer hy de toppen der laagere Gebergten kon zien uitfteeken. Naar zyne rekening - gebeurde dit op den eerften July. Veertig dagen laater, dat is , in Augustus deedt hy onderzoek ■, hoe laag het Water gevallen ware. Eerst liet hy eene Rave' uitvliegen : deeze kwam eenige keeren weder en bleef ^eindelyk weg. Toen dacht hy , dat eene tamme Duif daartoe bekwaamer ware ; doch deeze geene plaats vindende, waar graari te eeten viel , kwam ook terug : de Rave hadt mogelyk eene kreng gevonden. Na verloop eener weeke liet hy de Duif weer los. Zy kwam tegen den avond tot de Ark , draagende een versch geplukt Olyfblad in den bek , een bewys , dat de Wateren zeer ver geweeken waren , en dat er wederom iets begon tc groeien. Een heuglyk gezigt voor den opgeflooten Aartsvader ! Hoe lief was hem dit eerfte groen , in een geheel jaar niet gezien ! Zou daarom zints een Olyftak een teken van wat goeds , van vrede gebleeven zyn? — Eene week daarna liet de verheugde Vader op nieuw eene Duif uit, en zy F 3 bleef  noOSt AA»D!. bleef weg. Nu dacht hy , is het ook voof my tyd, om de Ark te verlaaten. In Odlober hadt hy , een dek des Schips openende , de Valeien reeds droog gezien ; doch 't liep aan tot in het laatfte van November, eer de grond geheel was opgedroogd. Dus omtrent of iets langer dan één jaar in de Ark geweest zynde , verliet hy ze met de zynen, ook met al wat er in was , en zette den eerften voet in de Nieuwe Waereid , gelyk men ze zo noemen kan. V.' Welk eene groote Verandering voor noach ! Hoe was hy toch toen gefteld ? A. Het laatfte wordt ons niet gezegd; doch wy verliezen er niets by. De Verandering was zeker voor hem zeer groot. Met eene geweldige huivering , (dit mag men , zyn karader kennende, wel van hem opmaaken) met eene geweldige ontzetting floeg hy het eerfte oog óp de puinhoopen der eertyds zo fchoone Natuur. Met verfchrikking zal hy gedacht hebben aan de boosheden en aan den ondergang zyner Tydgenooten, die reeds één jaar lang waren weg geweest. Maai- aan zyne en zyner Kinderen behoudenis gedenkende , daar millioenen anderen verdaan waren ; en de drooge weer groenende nieuwe Waereid befchouwende, greep deeze tweede Adam, de verkooren Bevolker deezer Aarde, door blakende dankbaarheid gedreeven, Dieren en Vo, ge-  beloftï aan noach. 8? gelen offerde met Vrouw en Kinderen aan den genadigen Bewaarder van hun leven , onder de hartelykfle dank- en lofzeggingen. V. En dit keurde God goed ? A. Goed ! ja zeer goed ! Dankbaarheid gevalt Hem 'altoos. De tweede Vader der Menfchen kreeg , op zyn geloovig dankoffer , dit antwoord van den Hemel: „ Ik zegen U! Zyt vruchtbaar , bewoont zamen , en bevolkt deeze Aarde. Dieren , Vogelen , Visfchen , Planten , alles onderwerp ik aan U : zy zyn U ter fpyze en kleeding; maar martelt geen Dier , 't geen gy wilt eeten; flagt het en laat het uitbloeden, 't Gaa voorts nu niet toe , gelyk in de eerfte Waereid, met moorden en dooden : al wie een' Mensch doodt, zal op zyne beurt ter neêr geveld worden. Leeft gylieden in vrede. Ik beloof deeze Waereid niet meer op zodanige wyze te zullen ftraffen. Slaat nu uw oog vrymoedig op. De Regenboog , dien gy daar in de Wolken ziet , welke een zagten malfchen Regen over de verwoeste landen , en geene vernielende Wateren, gelyk in den Zondvloed , uitftorten , een teken van lieflyk weder en vruchtbaare tyden , zy U ten bewyze myner trouwe. Nog meer 1 Be zeg U toe , dat voortaan alle de dagen der aarde zullen zaaing en oogst , koude en hette , zomer en winter, dsg >en nagt niet ophouden ! " Noach en de f 4 zy-  83 NOACH. zynen zagen op. De verrakkelyke Regenboog fcheen met de fchoonfte koleuren, vóór hun, in de. donkere doch niet akelige lucht : agter hen fchitterde de gulden Zon. Dit ftreelde het oog van het dankbaar Huisgezin: dan nog meer ftreelde de blyde belofte hunne harten , die de kragt van zulk eene opbeuring gevoelden in eene Waereid , waar zy zich alleen bevonden. Deeze Profeetfie , weet gy , myn Leerling! leide den grond voor 't onderhoud van het nieuwe Mcnschdom : zy is nu meer dan veertig Eeuwen oud ; doch wordt nog eiken dag tot ons geluk vervuld. V. En wat begon noach nu ? A. Hoewel hy denklyk nog eenïgen tyd kon lecven van den overgefchootcn voorraad in de Ark, moest hy egter voor volgende tyden zorgen : des begint hy gebruik te maaken van voorheen verkreegen kundigheden. Hy floeg de handen aan den Landbouw , zaaide en plantte , onder anderen, aan den voet van Ararats Gebergte , eenen Wynftok. Deeze gaf vruchten : hy perste de Druiven , en dronk er wat ryklyk van wegens den aangenaamen fmaak des Wyns , niet vermoedende , •dat die van zo veel kragts zoude weezen. Zyne zinnen bedwelmd zynde , viel hy in; flaap , en , woelende , ontging hem het, dekfel. Zyn Zoon cham zag dat toevallig, en,, in ftede van dit geheim te houden, gelyk braava  n.oachs zoonen. -89 braaye Kincicrs de zwakheden hunner Ouderen behooren te bedekken , riep hy zyne Broeders , en wees hun , al fpottende , het gebeurde. Dus ziet gy een' ontaarden Zoon, een' tweeden kaïn byna, in het huis van den tweeden adam. Wie zou dit verwagt hebben ! De verdorvenheid was dan door den Zondvloed niet vergaan , niet uitgewischt. Zyne Broeders waren weinig met deeze aanwyzing, veel min met deeze fpotterny gediend. Hoe verwonderlyk zedig , eerbiedig, en daarom bekoorlyk en voorbeeldig is hun gedrag jegens hunnen onvoorzigtigen Vader ! Zy neemen een deken op de fchouders , van dezelven over den rug tot den grond afhangende , en , agterwaards gaande , laateu zy dezelve , by den nog flaapendcn Vader gekomen , op hem neêrvallen. Nu i» de ergernis weggenomen. En mogt de tegenwoordige Jeugd daaruit goede lesfen trekken ! ■ Ten laatften ontwaakte de Vader, vondt een vreemd dekfel , vernam naar de reden , ontdekte het gebeurde , en, te regt misnoegd op den jongften , doch voldaan over de twee anderen, vloekte hy cham , en zegende japhet en sem. V. Men zou gedacht hebben , dat deeze , gelyk kaïn , toen ook , in grammen moede , zynen Vader en Broeders , zou vcrlaaten hebben. F 5 A-  9° c h A m. nimrod. A. Van een Kind , dat zo beftaat als cham , kan men niet veel goeds verwagten: dan , de nooddruft fchynt hem in het hui* zyns Vaders gehouden te hebben. Waar zou hy alleen heen ! Hoe alleen den kost winnen ! Doch toen alle de Zoonen Kinders kreegen , en deeze , by den voortloop der tyden , het Geflagt fterk deeden vermenigvuldigen , moesten zy, ftaande Noach's leven , noodwendig uit eikanderen fcheiden. Dit was ook Gods oogmerk. Hy wilde de Waereid bewoond hebben : zy was tot dat einde gefchaapen , cn uit den Vloed gered. De Afftammelingen des jongden Zoons toogen dan Westwaards ' naar de vruchtbaare Velden van Sinear tusfchen den Tigris en den Euphraat , wyl het verblyf aldaar zeer aangenaam viel. Nimrod , chams Kleinzoon , een ondemeemziek Mensch, die met andere woeste gezellen zich op de jagt toeleide, en by die gelegenheid veele wilde Dieren , toen ook al vermenigvuldigd , gedood , cn dus aan anderen , daardoor geplaagd , eenen waaren dienst gedaan hadt, kreeg daar door eenig hoog aanzien en naam : men kwam' zelfs zo ver , dat men voorfloeg (het was mogelyk dus door hem beftookt) hem tot eenen Vorst der Stammen te kiezen , dien hy zou befchermen , en , veiligheidshalven , byéén houden. Dit geviel ; want elk blyft nog gaarne , daar hy  TOOREN VAN- BASE E. 9t gebooren is. Nimrod werdt dus het Hoofd deezes Volks. Dan hy , zo listig als heerschzugtig , deeze neiging willende voeden, bedacht een middel, om zyne Onderdaanen alle verflrooing , waardoor zyne magt gefnuikt zoa syn geworden , te beneemen , en tevens voor eigen veiligheid te zorgen. Hy floeg hun dan voor, in de frrcek van Babel een hoogen Tooren te bouwen, onder voorwendfel van eenen grooten naam daardoor te zullen maaken , en den Nakomeling een gedenkteken hunner heerlykheid na te zullen laaten. Rondom den Tooren kon men daarna eene Stad bouwen : alles zou tot algemeene veiligheid tevens dienen. Deeze voorflag geviel uitneejnend, (wat begunftigt toch niet de roem^sugt !) en men trok daarop aan 't werk ; want het Land leverde hun eenen overvloed der beste Bouwftoffen. V. Maar dat Menfchen wél gevalt, mishaagt dikvvils Gode ! A. Deeze aanmerking is juist : gy hebt ze denklyk al voorheen gemaakt ; doch dit doet er niets toe. Het Werk mishaagde indedaad den Beftuurder der Waereid, deels om het hoogmoedig oogmerk, deels om dat de bevolking der Aarde door de uitbreiding der Gefiagten , die hier byéén wTilde blyven , daardoor verhinderd zou worden. God beoogde dat egter uit te werken, en dit behelsde niets dan der Menfchen geluk. V.  92 TAALVERWARRING. V. Hoe zo ? dit vat ik niet. A. Begrypt gy dit niet ? Waar de Volkenuitgebreid woonen, daar kunnen zy de vruchten des Lands gemaklyker genieten , en ruimer onder eikanderen verdeelen : waar veelen op één gepakt woonen ; daar vallen de levensmiddelen duurer en fchaarfer dan elders; daar benadeelt men eikanderen ligter , fteelt en rooft • er , en dit legt den grond tot ongenoegen , gekyf, wraak en 'doodflag. Alles loopt gevaar , om verdelgd te worden door innerlyke verwarringen. Daarenboven worden de Menfchen uitgebreid , de kundigheden worden dan ook vergroot, en zulks heeft altyd heilzaame gevolgen. V. Deeze groote Onderneeming werdt dan door God in den aanvang gefluit ? ' A. Dit weet gy ; maar my is onbekend , of gy wel ooit regt gelet hebt op het middel , daartoe gebruikt. De Godlykc Wysheid beftemde tot dat einde eene zaak , waarop.' niemant zou hebben kunnen denken , en die egter eene volkomen uitwerking hadt ter voorkominge der gemelde nadeelige gevolgen. God verwarde hunne Taaien. De Bouwlieden, afkomftig van noach , en deeze van seth , fpraaken ongetwyfeld adams Taal, die denklyk veel overeenkwam met de Hebreeuwfche. Dan op het oogenblik der Godlyke werking terverwarringe , fpraaken zy verfchillende Taaien y -- • en,*  OORSERONG DER TAALEN. 93 en , den eenen den anderen niet verftaande , bleef de arbeid fteeken : of, gaat deeze uitlegging niet door , God zondt oncler hen misverftand en oneenigheid over het bouwen , zo hoog gaande, dat ze uit eikanderen fcheidden , en de onrterneeming te niet liep. De gefcheiden troepen Volks , de een hier en de ander daar , heen trekkende , zo werdt onder elk , afzonderlyk leevende , by vervolg van tyd , de oude Taal vergeeten of veranderd en nieuwen gebooren. Men ziet foortgelyke Taalveranderingen ook nog onder ons. Hoe veel verfchilt onze tegenwoordige Spraak niet Van de oude Landtaal ! Voor deeze laatfte uitlegging pleit deeze gewigtigc aanmerking : dat de Spraaken van die Volken , welken het naast by Babel bieeven , hunne oorfpronglyke tekenen van afkomst zo duidelyk behouden hebben, dat ze blyken Dochters van dezelfde Moeder te zyn , die egter vóór vierduizend jaaren meer overeenkomst dan nu gehad zullen hebben. V. Dus bereikte God zyn goed oogmerk ? A. Gewis ten vollen i De Aarde werdt dus wyd en zyd , en door den tyd bykans geheel bevolkt: ik zeg bykans geheel; want nog ten deeze dage is zy niet overal bewoond, het geen God egter wil , zo dat om die reden , nog jaarlyks , meer Menfchen gebooren worden ? dan er fterven. Incusfchen zyn door  S£ GEVOLGEN DER TAALVERWARRING. door die verftrooing niet alleen verfchillende Taaien , maar ook verfchillende Zeden , Gewoonten , Levenswyzen en Godsdiensten gebooren : deeze gevolgen toch moeten alleen aan deeze oorzaak toegefchreeven worden. V. 't Kan , dunkt my , door den beugel , dat, door de in duigen gefpatte grootfche Ondernecming , en de daarop gevolgde billyke Verftrooing, onderfcheiden Gewoonten en Levenswyzen ontftondcn: dit, fchynt my roe , kon der Waereid weinig nadeels doen, gelyk men nog heden ziet ; maar verfchillende Zeden , en verfchillende Godsdiensten konden waarlyk niet dan ten nadeele der Menfchen dienen ; en intusfchen kwam dit voort uit de Taalverwarring , of uit de oneenigheid , door God veroorzaakt. A. Die bedenking dringt my de Eer van den hoogen God hier te handhaaven ! Zeg my, moest de Verftrooing der Volken niet gefchieden, om dat daaruit valfche Godsdienften ontftonden ; dan moest er ook geene Wet , geen Evangelie geopenbaard zyn geworden , om dat overtreeding en ongeloof daarop gekomen is ; dan moest God geen goed doen, om dat Menfchen zulks meestal met ondankbaarheid vergelden. Eilieve , hoe hangt dit aan eikanderen ? Volgt het een natuurlyk en wettig uit het ander ? 'God was oorzaak van het eerfte ; maar was hy het ook van het  bilitk oordeel. 95 het andere ? Draagt Hy of de Menfchen de fchuld van kwaade gevolgen op voorafgaande goede inzigten en weldaaden ? Waarom leverden de Vaders den zuiveren Godsdienst niet aan de Kinderen? Waarom hebben de Kinders denzelven niet rein bewaard ? God . deedt wél ; maar waarom deeden de Nakomelingen kwalyk ? Al weer eene nieuwe proef van de zekerheid der groote Verdorvenheid onder het Menschdom ! Wy bejammeren de blinde Heidenen , die daaruit voortgekomen zyn ; doch beweenenswaardiger zyn zulke Kristenen, die den wil des Heeren gekend , maar niet gedaan zullen hebben. Wy zyn weinig omtrent' de eerften bekommerd , hoe zeer men ze gaarne met eene Godlyke Openbaaring zou beftraald gezien hebben, want God zal hun geen onregt in 't oordeel doen. Zy zyn overgegeeven geworden , zeker zeer regtvaardig , in eenen verkeerden zin , om dat het hun niet goed gedacht heeft God in erkentenis te houden. Met deeze ééne oplosfing heeft de wyze pa'Ulus alles afgedaan , en het is onnoodig , dat wy er eene tweede byvoegen. Niemant kan regtmaatig begeeren, dat God , by den voortloop der tyden , den ouden zuiveren Godsdienst met geweld den Nakomelingen van cham zou op dringen , en de wanorden , die door verdorven Menfchen noodzaaklyk moesten ontftaan, door wonderwerken  p6 god v e"r d e d i g d; ken wegneemen. Daarom dan , myn waarde Leerling ! zie toch wél toe , dat gy , gelyk onvernuftige ondankbaare Lieden ftoutlyk doen, nimmer uwen Schepper , den Ontfermer der Menfchen , den altyd wyzen maai- ook altyd goeden Regeerder der Waereid, nergens in bezwaart : bejammer veel eer, en beklaag hunne valfche en ontaarte denkwyze. Ik ben zo genist op zyn beftuur en op al zyn' doen , dat geene gedachte, hoe genoemd, my desaangaande kan ontzetten. Dit is beter dan over duistere zaaken , in Gods Regeering voorkomende , vonnis te vellen : zelden toch ftemmeiï de oordcelen van God en die der Menfchen overeen : en zo wy alles zouden naIpooren , dan moest ons Verftand zo oneindig als dat van God zyn , of Hy zelf moest ons. alles verklaarcn. Dit gebeurt niet; want hoe zouden wy zo veele en zo groote dingen kunnen bevatten ! Reis gerust voort door de Historie der Waereid , gelyk een Reiziger door een Land, wien het genoeg is' den weg te kennen , en tot de begeerde plaats te komen , al weet hy niet , waarom zyn Leidsman dan links dan regts eenen omweg zogt. Gedenk altoos aan Paulus taal : O diepte des rykdoms , beide der wysheid en kennisje Gods! hoe ondüorzoeklyk zyn uwe oordeelcn , hoe onnafpeurlyk uwe wegen ! V. Gewis, dit vQorfohrift zal ik bewaaren: °P  j A p h e T. s e m. c h A m. 97 op die wyze wil ik met U voortreizen! Maar, om tot het ftuk weer te keeren , door die verftrooing der Afftammelingen van noachs drie Zoonen zyn dan veele groote Volken op de Aarde voortgekomen ? A. Dit ftaat buiten alle bedenking vast! Van japhet en zyne Zoonen, gomer en magog, zyn voortgekomen de Phrygiers en Schythen : van ja van de Joniers en Grieken: van medai de Meders — van sem de Elamiten , Asfyriers , Chaldeen, Syriers en Israëliten van cham de Babyloniers, Ethiopiërs, Egyptenaar* en Kanaaniten. Van veele deezer Volken verhaalt ons moses weinig; want zyn oogwit was alleen den Israëliten de voornaamfte Gefchiedenis der Menfchen en des Godsdiensts te doen kennen. Dit was voor deeze zyne Natie van hoog belang; en wanneer hy tot de Geflagtlyst van sem komt, leidt hy zynen Lezer lynregt tot het begin der Israêlitifche Historie; alzo in dezelve therah , gebooren in het jaar 1879, en zyn Zoon abraham , die . omtrent het jaar 1949 het eerfte levenslicht zag, voorkomen. In deeze Eeuw ftak de Afgodery het hoofd fterk op , en noach , negenhonderd en vyftig jaaren oud, gewoond hebbende in eene ftreck van Mefopotamie tusfchen den Tigris en den Euphraat, . verliet het leven en dus deeze Waereid , waarin hy met zo veel fmert nieuwe ondeugI. deel. G deo  p8 N O A C II S DOOD. den zag opkomen , die nu verwisfelende, na Zyn geloovig zoeken, met een beter Vaderland; waar Zondvloed en Misdaaden eeuwig onbekend zouden blyven Zie daar het einde des braaven Mans , den Bevolker der Aarde , die wy bewoonen. Overdenk nu, hoe veel deeze wyze en godvruchtige niet gezien en gedaan hadt! Hy was aanfchouwer geweest van de Oude en Nieuwe Waereid. De eerfte hadt hy met yver geleerd , en de Geregtighcid van God daarin met allen ernst gepredikt. Doortrokken met alle gevoelens van Menschlievenheid hadt hy dus getragt dezelve te behouden , en daarna in de Nieuwe de Leer des Geloofs met alle kragt voor altoos te planten. Met hoe veel weerzins zag hy, dat men zyne eerfte prediking niet geloofde , zelfs met fpotterny verwierp, en den dag des Zondvloeds in zondige vrolykheden afwagtte! En met hoe groot verlangen hoopte hy, dat de tweede lang of liever altoos zyne ernftige Lesfen bewaaren zou ! Hy zag twee groote Gebeurtenisfen , de oude Waereid vergaan., en eene nieuwe daarop te voorfchyn komen ; dus het geweldigfte Oordeel, en den aangenaamften Zegen. De Stamvaders voor de tweede waren door hem in zyne Ark behouden : aan hun is dan het Menschdom zyn tegenwoordig beftaan verfchuldigd. Men gedenke aan zyn Geloof, en volge het na ! VIER-  , VIERDE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE der ISRAËLITEN. Afgodery. Abraham. Loth. Ifaac. Jacöb. Efau. Jofef. Nakomelingen in Egypte. Redenen daarvan. Mqfes. Uittogt uit Egypte. Wetgeeving. Inneeming van Kanaan gewettigd. Regters. Samuel. Saul. Jonathan. David. Pfalmen. Salomo. Koningen van Ifrael en Juda. Verwoesting van Jeruzalem, 's Volks Ballingfchap in Babel. Wederkomst in Kanaan. Ezra. Nehemia. Efther. Overzetting des O. T. Jooden in Egypte. Mattathias. Judas. Jonathan. Simon. Johannes Hyrcanus. Seclen onder de Jooden. Arijlobulus. Alexander. Hyrcanus. Arijiobulus. Pompejus. Antipater. Fazaèl. Herodes. Mariamne. Tempelbouw. Taal der Jooden. Konsten. Koophandel. Zeevaart. Geleerdheid. V raag. Wy zyn dus, op het goed geleide van eenen onfeilbaaren Leidsman , tot de historie der iSRAëuTEN gekomen : zullen wy moses nu ook verder volgen ? Ga- A.  100 opkomst der afgodery. Antwoord. Wy zyn hiertoe verpligt; en het valt by uitftelc aangenaam, dat wy, geenen anderen hebbende, juist op deezen volkomen vertrouwen kunnen : hy zal ons nergens van den waaren weg afwyzen , of op doolpaden brengen. Dan , eer wy hem verder nawandelen , moeten wy ons wederom vooraf een weinig tot deezen togt bereiden ; want ik wil U thans van abraham tot moses, dat is , van den Stamvader der Ifraëliten tot op hunnen Wetgeever, bevattende eenen Tyd van vierhonderd en vy'tig jaaren , geleiden, en dus zullen wy met het aooo jaar der Waereid beginnen , doch op het 24.50 jaar een weinig uitrusten. Dit is het eerfte voornaame Tydperk deezer Historie Noachs Nako¬ melingen , na den geftaakten Toorenbouw , gelyk ik U gezegd heb , in verfcheiden groote troepen' zich gefcheiden , en van eikanderen genoeg verwyderd hebbende , namen ver uitgeftrekte , open , en ledig leggende Landen in bezit , en , deeze havenende , raakten zy meer met den aart der Gronden bekend, werden vernuftiger in uitvindingen , en dus met den tyd magtiger in goederen , ïyker door voordeden , en vergenoegder door de nieuwe aangenaamhedens des levens ; maar zy verlooren daarentegen veel van de kennis van den waaren God. De afgodery nam toe, die daarna in veelgodery , en eindelyk in beelden-  OPKOMST DER AFGODERY. lof dendienst veranderde : drie geweldige pesten •voor Zeden en Godsdienst! Wat men ook moge zeggen ; 'ééne van deeze of alle te zamen zyn onloochenbaar de grootfte en groffte dwaalingen van het Menschlyk verftand , flegts weinig trappen mindei dan de Godverloochening. Hoe treurig is dan deeze Befchouwing! Dat de kennis van den waa¬ ren God onder geheel woeste en verwilderde Menfchen , by een volflagen gemis eener Godlyke Openbaaring, kon verboren gaan ; of ten minften in eenen duisteren nevel zich verbergen , kunt gy wél begrypen ; maar dat Afgodery , in de eerfte Waereid reeds gevloekt , nu onder sems Nakomelingen , die zo veel van den Zondvloed, vóór driehonderd jaaren gebeurd, en tevens van Gods leeringen, aan noach en hunne Voorvaderen gegeeven, weeten konden, weer opkwam, en zich verbreidde , kan ik U niet wél verklaaren. Moses laat ons hier een groot open veld tot veele gisfingen : en hierom valt het byster bezwaarlyk , of liever onmooglyk de eerfte afwykingen van, en de nieuwe byvoegfels tot de Leer van God net aan te flippen. V. Hoe dan . de Oorfprong der Afgodery, naar uwe gedachten , verklaard ? A. Zoek denzelven in de verdorven Menschlyke Natuur ! Valfche begrippen en duisterG 3 nis-  IOÜ OPKOMST DER AFGODERY. nisfen , aflaatingen en byvoegfels by de oude waare Leer, door Menfchen, die wyzer dan anderen wilden zyn , zullen er den grond toe gelegd hebben; voorts wanbegrippen omtrent onzigtbaare Geesten, en het Herderlyk Leven', toen gemeen, in een Land en onder een' Hemel , waar men des daags de Zon licht, leven en vruchtbaarheid zag verfpreiden ; waar men 's avonds de Maan heldere pragt , lieve ftilte, zagte koelte en eenen verfrisfchenden daauw zag geeven; en waar »men eenige fchoone Planeeten befchouwde : dit alles deedt de Menfchen , gelyk ik U te vooren zeide , denklyk tot de valfche gedachten komen , dat alle deeze Hemellichten zulke hoedanigheden niet konden hebben , zonder door onzigtbaare Geesten geregeerd te worden. Zeven zinnelyke Godheden zyn mogelyk , juist om zeven zulke blinkende Lichten , verkooren en geëerd. Denk egter niet, dat de kennis van den waaren God op éénen fprong verlooren ging: misfchien werdt dezelve daarby ingeflooten, vervolgens verzwakt, vergeeten, en hieldt eindelyk op. V. En het Menschdom kon egter zonder waaren Godsdienst niet gelukkig zyn. . . . ! A. Het kon niet ! Dwaaling , Ongeloof, Bygeloof, Godvergeetenheid, Vernietiging van alle Godlyke en Menschlyke Regten , Geweldenaary , algemeene Ellende , Ontbeering van Troost,  AFGODERY GESTUIT. I03 Troost, Onderdrukking , fchriklyk uitfpattende Driften , en meer andere Snoodheden zouden , in zulk een geval , de plaats van den Godsdienst zekerlyk vervangen. De waarheid hiervan zouden wy ras ondervinden , zo het ons geoorlofd ware deeze gevaarlyke proef te' neemen. Eene Eeuw , gelyk vóór den Zondvloed , waarin men misdaadig leefde en rampzalig ftierf, zou hierop te dugten ftaan. V. En dit wilde God , daar hy de Waereid voor de tweede reis niet verkoor te verdelgen, mogelyk op eene andere wyze voorkomen ? A. Zekerlyk ! Op dat dan de Afgodery, in Afia opgekomen , en fchielyk daarna in twee andere Waerelddeelen verfpreid , het geheele Menschdom niet zou vervoeren, verkoos God éénen Man , om ze te fluiten , en , werdt hy gehoord , om ze uit te delgen. V. Maar éénen Man tot zulk een groot werk verkooren ! A. De Vraag, waarom maar iénen Man en geene meer , waarom deezen en geenen anderen , kan men tot in het oneindige vermenigvuldigen. Als er twaalf toe genoomen waren , zou men kunnen zeggen : waarom geen vierentwintig ? Eénen Man derhalven ! Dit was de vrye en wyze verkiezing van den besten Regeerder der Waereid. VerG 4 diens-  104 AFGODERY GESTUIT. diensten hadden ook toen geene plaats. Die keur van éénen moge ons willekeurig voorkomen ; maar de hoogfte Wysheid en Goedheid van den Heer aller dingen kan nooit eene verkiezing in eenige gevallen , zonder de gewigtigfte redenen, doen. En kunnen wy de heilige beweegredenen en oogmerken daarvan niet , ten minsten niet volledig , befpeuren; wie , die wys is , zal daarom die keur onbillyk noemen ! Mogt niet de Genade. der verlichting aan fommigen alleen verheerlykt worden, of was de toeftand des Mcnschdoms voor eene algemeene kennis toen nog niet* bekwaam ? Moest dit eerst verwagt worden in de tyden van het Evangelie ? De Aarde was nog grootdeels woest , de levenswyze ongeftadig , de Volkplantingen niet onderling verbonden, en zou dit zulk een algemeen licht niet tegengeftaan of uitgedoofd hebben? Godlyke Wysheid en Genade moeten gewis in deezen bewonderd worden ! V. Dus kreeg dan maar één Man kennis van de zuivere Geloofsleer ? A. Eerst wel alleen één Man , en zyn Huisgezin, ook daarna zyne Nakomelingen ; doch zy hielden deeze Leer niet zo geheim , of bleeven zodanig in het donker fchuilen, dat de Nabuuren er niets van ontdekten. Wie maar lust hadt, kon ze van hun leeren. Dit heldert fterk op de Godlyke Goedheid! V,  ABRAHAM. 105 V. En deeze Man was abraham? A. Dit heeft de Heilige Schrift U gezegd! Ja, deeze Man was abraham , wien God verkoor, om eenen aanvang te maaken van een Plan , vol van Wonderen. Was hy, al mede min of meer , aan de Afgodery, gelyk zyne Tydgenooten , fchuldig ; het is dan grooter genade daarvan afgebragt , en van God tot eenen Leeraar der Volken door leer en leven gebruikt te worden. Gy ziet Hem daarin niet voorbaarig , onbezonnen , of ooit buitenfpoorig handelen. Altoos is hy groot, eerlyk , edelmoedig , menschlievend , en verwonderlyk geloovig. God riep hem uit zyn Vaderland ; want zich daar plegtig en op den duur tegen de Afgodery te verzetten, zou hem in dien tyd hebben kunnen doen omkomen, 't Is genoeg , men zag ze door eenen wyzen Man veroordeeld ; en dit diende ter leeringe. God wees hem des naar een ander Land, doende hem tevens groote beloften. Hy geloofde ze. De Tyd zou den inhoud ten vollen verklaaren , en daar de Godlyke Profeetfie deszelfs Nakomelingen meestal betreft , zo begint hier de historie der isracliten. Nu toog hy verder op ; kwam in Kanaan , hier en daar door Volken , min bedorven dan daarna, bewoond , en door God zynen Nazaatcn beloofd. Dit deedt hem Chaldea vergeeten. Stil leevende , gelyk een HerG 5 der,  106 abrahams leer. sodoma. der , kon hy zynen talryken knegten de waare Leer diep inprenten, 's Lands Ingezetenen konden uit zyn voorbeeld en zamenfpraaken leeren, ook de Priesters van Egypte , waar hy daarna aankwam. De verfcheiden togten, welken hy deedt , gaven de fchoonfte aanleiding , om de Volken opmerkzaam te maaken op den waaren Godsdienst , dien hy beleedt. Dit fchynt toch alleen de reden, waarom God hem zo dikwerf heröm geleid heeft, geweest te zyn ; hoewel andere oogmerken te gelyk bereikt konden worden. Het Licht der Waarheid fcheen dus naar alle kanten, en men zag fchoone poogingen , niet om door geweld , maar door het aanlokkendfte voorbeeld, de Afgodery te befchaamen. Wie aanbidt dan hier niet het Godlyk Beftuur ! Intusfchen leerde abraham , door hemelfche Openbaaringen, God meer kennen. Onder anderen , dat hy de regtvaardige Regeerder der Waereid was, werdt thans , ten fpiegel en affchrik van gruwelen , aan het Oosten vertoond , door den ondergang van Sodoma en Cromorrha. Deeze Steden , ryp geworden voor 's Hemels ftraf op het bedryf der fnoodfte wandaaden , verzonken door eenen brandenden zwavelregen in eene vuile toen uitbreekende of derzelver plaats vervangende onderaardfche Zee. Dit fchriklyk Gedenkteken, heden noch:, te vinden , blyft de waarheid dier Gebeurtenis  I.OTH EN ZYN HUISGEZIN. I07 nis bevestigen, en de Natiën der Waereid leeren. De rondom liggende Volken moesten de oogen openen, en op 't ftout bedryf van misdaaden beeven. Ons hart krimpt in, wanneer wy aan de verfchriklykheid deezes Oordeels gedenken : geene pen kan ze afmaaien. Hy, die de godlooze Natiën zo kon doen ondergaan , vermogt daarentegen abrahams geloovig Nakroost allerheerlykst te doen opkomen in grootheid en zegeningen. Niemant intusfchen ontkwam het oordeel, dan de regtvaardige loth , zyne Vrouw en twee Dochters. Zy vlugtten zamen by tyds. Maar de Vrouw, nieuwsgierig om te weeten , of haar Stad zo onderging, zag onder weg, hoewel het verbooden was , om; zy' keerde zelfs, berouw hebbende over het vertrek, terug: en toen verflikte haar een Wolk van zwavelagtige, vergiftige, falpeteragtige en met zouten bezwangerde Dampen , en haar Lichaam , daar mede doordrongen , bleef onbeweeglyk en levenloos, gelyk een beeld, aldaar liaan. Haar Man kwam behouden met de Dochteren in Zoar. Deezen, gedreeven door het toenmaalig onlydlyk denkbeeld van haars Vaders Geflagt niet voort te kunnen planten (zynde beider Bruidegoms, niet mede willende , in Sodom omgekomen) maakten den Vader dronken, fliepen by hem, (hy hieldt ze waarfchynlyk voor eene zyner behouden dienstmaagden) en bragten daarna twee  108 ABRAHAM. Is M A E L. I s A A c. twee Zoonen ter waereid , moab en benammi, die vervolgens V'aders van Volken geworden zyn , van welken wy in het vervolg zullen Ipreeken. — Intusfchen was aan abraham een groot Geflagt beloofd; dog hy kreeg geene Kinders. Op raad van sara , zyne Vrouw , nam hy hagar , zyne dienstmaagd , ter bywyve , en deeze baarde isMAëL , die daarna, ter vermydinge van huisfelyke twisten en om andere redenen , ten huize werdt uitgezet. Wy zullen deezen Zoon met den tyd zien worden een' Vader van een ander Volk, dat Ttog beftaat. Maar hy was de regte erfgenaam, de Vader van 't egte bedoelde Volk niet. Abrahams Geloof werdt dus lang beproefd , en het hadt zyne nuttigheden. Eindelyk , om alles verwonderlyk te maaken, toen Man en Vrouw beide bejaard waren, kwam isaac ter waereid , het van God beloofde Kind : des juichte het ganfche Huis. Deeze Zoon wies op , en beloofde veel goeds. De Vader hadt vooraf, gelyk ik zeide , lang gelegenheid gehad , om de zwakte en fterkte van zyn Geloof te ondervinden. Nog bleef hy een Leermeester van Godsdienst en Geloof. Dit laatfte was niet zeer bekend. Men moest dan zien en leeren, wat trap van kragt het geeven kon , en tot welk eene grootheid de ■Ziel zelve , daardoor , onder het zidderen der .natuur , indedaad kon opklimmen. Abraham , zyn  ABRAHAMS OFFERHANDE. 109 Eyn Huisgezin, zyne Nabuuren, zyne Aframmelingen, met één woord, de geheele Kerk van God, tot aan het einde der Waereid, hadden daarin een zeker belang. Hem werdt dan aangezegd zyn eenig Kind te offeren. Een last, die onkundigen met bevreemding en afkeuring befchouwd hebben : zy konden toch niet begrypen , dat de Hemel lust kon hebben aan • den dood eens Kinds ; dat een mededoogend en barmhartig God kon bevelen aan een' Mensen een' Mensch, aan een' Vader zynen Zoon , zynen eenigen Zoon , een' Zoon , zo lang te vooren beloofd , verwagt, en nu verkreegen , ook van zo veel uitzigt, en zo gehoorzaam, in koelen moede te dooden. Maar •zo dacht abraham in 't geheel niet , zelfs niet isaac! Geen van beiden ontftelden op het bevel , zy bleeven gerust. De Vader maakte er alles toe gereed , en de Zoon was gewillig, om geflagt te worden. Op het punt , dat dit gebeuren zou , werdt het belet, en alle9 liep wél af. Dus was God in abraham verheerlykt. De Vader hadt eene zo edele daad door 't Geloof gedaan, boven welke , onzes inziens, geene grooter kon gedaan worden ; en de gehoorzaamheid des Zoons , een heerlyk voorbeeld voor alle Kinderen, was dus uitmuntend geblceken. V. Waarom verhaalt gy my zo uitvoerig abrahams lotgevallen, en vooral deeze bekende Gefchiedenis ? A.  iio abrahams geloof. A. Alleen, om dat hy de Stamvader der Ifraè'liten is , en zo veel bewondering als navolging verdient. Alle Nabuuren moesten dit geval , dat niet wél verborgen kon blyven , met verbaasdheid hooren. Zy konden daaruit Jeeren , wat Geloof in God was , en hoe hoog het kon klimmen ; ook welk eene heerlyke onderwerping het vorderde en voortbragt: hiervan vondt men niets in den Afgodendienst. Abrahams Geloof was dan een middel, om anderen te leeren gelooven in den waaren God. Maar van hoe hoog belang was niet ditzelfde Voorbeeld voor de Ifraëliten , een Volk , dat zo groot zou worden, en tot aan 's Waerelds einde beftaan ! Wat beduidde het niet veel eenen Stamvader te hebben , die zo zeer hadt uitgeblonken , die zo voorbeeldig was voor gegaan ! En hoe moesten zy dan niet dit edel voorbeeld volgen ! Düs fprak abrahams Geloof in die dagen, het fpreekt nog, en het zal blyven fpreeken door alle Eeuwen heen , tot aan den jongften dag. Deeze trekken dan moest ik van deezen Man maaken , om U de Wysheid der Godlyke Regeering alhier te doen zien. En hoe , hoe fchoon is niet dit Gezigt ! V. Wat nu meer van Hem ? A. Hy verloor daarna zyne Vrouw ! Sara ltierf, honderd en zevenentwintig jaaren oud. Dit zou men , in de eerfte Waereid , in de wieg  I S A A C. E S A Ü. J A C O B. III wieg geftorven genoemd hebben. Dan nu was der Menfchen Leefryd zeer verminderd, 't zy door de levenswyze , 't zy door eene min gezonde Luchtsverandering, na den geweldigen Zondvloed gebeurd : ten minsten God vondt goed het Menschlyk Leven in te korten naar gelange de Waereid meer bevolkt werdt Voorts abraham nam ketura ter Vrouwe, die Moeder werdt van zes Zoonen, welken daarna Jrabie bevolkt hebben —— Ook zorgde hy, dat isaac geene Kanaanitifcfie Dochter, uit vreeze van verleiding tot Afgodery, maar de braave rebecca ten huwelyk nam Isaac , eerst een gehoor¬ zaam Kind , nu een teerhartig ftilleevend Man , en een gehoorzaam Dienstknegt van God , zag uit dit Huwelyk twee Zoonen gebooren: esau , den oudften, een hard Mensch, onbuigzaam , wild van aart, die zynen Ouderen verdriet aandeedt door zyne Huwelyken met meer dan eene vreemde Vrouw : jacob , in zyne jeugd een lief Kind, daarna een zagt toegeevend Vader, vol van Godvrucht —— Nu ftierf tot isaacs groote fmert de braave abraham, honderd vyfênzeventig jaaren oud — Het gaf hem daarna weinig vermaaks, dat het hooge regt der Eerstgeboorte door den loszinnigen esau voor eenen geringen prys aan jacob werdt verkogt, als mede dat deeze, door de Moeder opgeftookt, den zegen van hem op  112 l A b A n. J A c o b. op eene listige wyze verkreeg: verder dat jacob , wyl esau deswege op hem gebeeten was , op den raad der Moeder , die voor wraak en ongelukken vreesde , uitlandig werdt —— Jacob trok naar laban, wel een Bloedvriend , maar een ftug , bedrieglyk en vals Mensch , die hem, op deszelfs jongfte Dochter , de fchoone rachel verliefd, de oudfte, lea geheeten, onweetend opdrong , en daarna , uit eigen belang , ook de jongfte met hem trouwen liet — Vervolgens viel jacobs oog ook op de twee Dienstmaagden, met welken hy ook huwde , (want men was in die tyden geweldig gezet op Kinderen) en by deeze vier Vrouwen kreeg hy twaalf Zoonen en ééne Dochter. Intusfchen zeer van God gezegend, trok zyn hart weer naar huis. Hy toog op weg ; zyn Broeder hoorde het, en, den ouden wrok nog in 't hart zittende , wilde nu het voorig ongelyk betaald aan zynen Broeder zetten. God, over jacob waakende , hervormde deezen naam , na eene heldhaftige worfteling, in den Eernaam van ïSRAëL , (naar welken zyne Nakomelingen IJraëliten genoemd zyn) en zette ook 's Broeders vyandlyk hart om , zo dat de aangenaa- me zoen tusfchen hen getroffen werdt Nu dacht jacob of israêI zyne dagen in Kanaan met zyn groot Huisgezin gerust te flyten ; maar welk eene verkeerde rekening maak-  J o s e f. 113 maakte de goedhartige Vader ! Met meer Kinderen dan zyn Vader en Grootvader gezegend zynde , en hun een braaf voorbeeld geevende, beleefde hy niettemin van hun, (benjamin en josef vooral uitgezonderd) veele bittere dingen ; onder anderen een geval te Sichem , het geen niets dan wreedheid ademde. Het griefde den waardigen Vader ! Gy ziet er in , hoe dikwerf groote zegeningen doormengeld worden met treurige gebeurtenisfen ; hoe de onfchuldigen veelal lyden door de fchuldigen. Gelukkig is het, dat de goede Voorzienigheid , welke zulks zeer afkeurt, dit weet om te keeren, en alles voor den wyzen geloovigen doet mede werken ten goede! V. Dus leidt gy my tot de verwonderlyk fchoone Historie van josef, voorheen zo hoog door U geroemd. A. Langs deezen weg moest ik U leiden, om geregeld te komen tot de historie der ISRAëLiTEN. Gy hebt dien wel meer bewandeld ; doch , daar dezelve met fchoone gevallen , met zekere merktekenen eener Godlyke Regeering verfierd is, vertrouwde ik , dat het U niet verdrieten zou dien nog eens met my te betreden. Ik zal U egter josefs lotgevallen , van ftuk tot ftuk, niet uitvoerig verhaalen : lees, herlees ze , en denk , dat er twee Historiën in de Heilige Schrift ftaan, I. deel. H van  114 J O S E IV van een' Jongeling en van eene jonge Dochter , ik meen van josef en esther , waarin alles , van het begin tot het einde, opmerklyke Voorzienigheid is, des wy andere bewyzen voor de Waarheid van dit Leerftuk naauwlyks noodig hebben. Laat ik egter , alleen met één woord, den waarlyk grooten josef op de verfchillende door hem beklommen Tooneelen aanftippen. In 't Vaderlyk Huis is hy een Lieveling des ouden Mans, een weinig onvoorzigtig of liever een eenvoudig fchuldelöos Verteller van Godlyke droomen , die leeren konden — lydzaam in het veld , niet beftand zynde tegens den broederlyken nyd ; en zonder tegenftand te bieden , daar het niet baaten kon , toen hy als flaaf ver- kogt en vervoerd werdt naar Egypte • in potiphars huis een braave voor alles zorgende knegt , bekoorlyker wegens zyne kuischheid ■— Stil en gedienftig in 't gevangenhui» —— verwonderlyk zedig voor pharao , die zo hoog van hem dacht ongemeen fchran- der in *t zorgen voor Egypte's behoud — yverig voor 's Konings belangen — verftandig hard , daarna week en liefderyk, zonder wraak in het gemoed, jegens zyne Broeders voorzigtig in zich bekend te maaken de zoetfte troost zyns ouden Vaders , toen die vernam , dat josef leefde — edelmoedig en braaf in het overbrengen van 't heela  ISRAël. IN EG-YJTK. ti$ heele Huisgezin, om den hongersnood te ontWyken , in het voedend Egypte. .... Zié daar éénen Stamvader , abraham ; van deezen éénen Zoon , isaac ; weer van deezen éénen braaven Zoon , jacob ; dus driemaal , telkens één* : doch thans komen er met den laatften zeventig Zielen in Egypte en dus begint nu eerst het Geflagt te groeien, waarvan men in den aanvang zo weinig verwagtte; en als wy ruim twee honderd jaaren verder zullen weezen , dan zullen wy het tot drie millioenen Menfchen aangewasfen zien : geen wonder , zodanig was de belofte , van God aan abraham gedaan ! V* Maar, wat deedt toch dit Volk in Egypte ? Kon het niet in Kanaan vermenigvuldigen ? A. 't Kon wel in Kanaan in menigte toe* neemen, maar niet worden hoedanig het moest weezen. Egypte was het eenige Land , regt daartoe gefchikt; en wyl God veelal in ééne zaak meer dan één oogmerk heeft, zo liepen hier ook veele redenen ter overbrenginge deezes Volks te zamen: des men hier een ander verwonderlyk wys Bellier van den Allerhoogften aantreft. V. Dit verlang ik grondig te weeten , wyl my hetzelve altoos vreemd is voorgekomen ! A. Vooreerst moet ik U dan zeggen, dat Egyptemars en lsraiïiten eikanderen , over en H a wesrj  Il6 JOSEF. weer , gewigtige diensten moesten doen. Dit' was het fchoone Plan van God ■ In Egypte moest er dan eën josef zyn , een Man van eene verftandige Godsvrucht ; van eene fchiélyk bevattende , diep doorziende en vaardig befluitende Wysheid ; van eene nooit verzaakte Menschlievenheid ; in alles groot van ziel % fterk van geest , edelmoedig van hart : zulle een Man moest onder de Egyptenaar s , gelyk- de Maan in den donkeren nagc boven de Sterren , uitblinken , en dus een hoognoodig aanzien krygen , om dit Volk te leeren , dat 'er maar één God was, die niet alleen over de Zielen der Menfchen , ook in de Droomen , regeert, maar zelfs eene volle beftelling over de Natiën en Koningryken heeft; die het een door honger doet onder, en het ander door overvloed doet opgaan; en die voorts alles naar zyn hoogen wys welbehaagen tot de beste einden beftuurt. Dit wist men in 't duister afgodisch Egypte niet. Nog meer ! Zulk een Man moest, onder vyf Koningen , wel tagtig jaaren regeeren , en die Waarheid door de ondervinding , door zyne Leer , en door zyn blinkend voorbeeld bevestigen ; ja zulk een Man moest de gunst van allen door een fehrander beftuur winnen , zo zyn Leer dieper zou hegten. Hy was in alles onvermoeid: niets, dat nuttig voor het Ryk was, ont-  .ISRAËL I Ff EGYPTE. 117 ontglipte zyn oog : hy groef Kanaalen , vereenigde het grootfte Meer met den Nyl (dat nog , zegt men , den naam naar hem draagt) belette de overftrooming der Wateren, vermeerderde 's Lands vruchtbaarheid, en verrigtte andere groote diensten — De Egyptenaars zagen dus de poogingen der Godlyke Voorzienigheid, om hen tot den waaren God terug te brengen , en de oude zaaden van dit Geloof onder hen weer op te wekken. En was dit, buiten de tydelyke welvaart , mede door josef verkreegen , niet eene der uitneemendfle zegeningen? — De Isra'éliten moesten hier zyn, om tegen den hongersnood befchut te worden, en te leeren , wat in Kanaan niet geleerd kon worden. Zy bevestigden josefs Leer van den waaren God , die gelyk men nu kon zien , niet van één' Man alleen , maar ook van veelen was aangenomen. De Egyptenaars Honden met andere Natiën door den Koophandel in verbindtenis : dus kon God, onzes achtens, geene plaats in de Waereid verkiezen , zo wél gefchikt, om de ftraalen der Waarheid overal te verfpreiden. En hoewel zy te zwak waren , om eene algemeene verlichting voort te brengen , egter waren zy niet geheel onnut ; dit Licht moest tot de volgende tyden bewaard worden, wanneer het fterker zou fchynen , en eindelyk van den vollen dag gevolgd worden. H 3 Daar-  HJ ISRAëL IN EGYPTE. Daarentegen ontvingen de Israëliten van htm een ander voordeel. Egypte was toen , gelyk Europa nu, het bcfchaaffte Land, en het bleef, nog lang daarna , de School der Waereid, waaruit de Volken Weetenfchappen , Konsten en Wysgeerte haalden. Dit alles moesten de Israeliten, onbefchaafde Herders , hier leeren, ook aan Wetten gewend , en tot Leden eener groote wél verbonden Maatfchappy gevormd worden : nergens kon dit beter dan in Egypte gefchieden. Om egter voor te behoeden , dat de Israeliten onder de Egypte-? naaren niet werden ingelyfd , alzo zy een byzonder Volk moesten blyven, het geen daarna in Kanaan zou terug kecren, woonde het, op josefs fchrandere beftelling , alleen in -eenen hoek des Lands. Eindelyk moses moest ook hier weczen, om zyne aangebooren, gaven aan at Egyptisch Hof en in de Schooien deezes Volks te volmaakcn , en dus daar-e na met dubbel nut tot der Israeliten grootheid te kunnen arbeiden En eindelyk , wras Egypte het grootfte en merkwaardigfte Schouwtooneel der Waereid , dan moest al wat de Israëliten betrof, on vooral derzelver Uittogt uit dit Land een groot gerugt en hen wyd en zyd beroemd maaken , het geen hunne Leer veel meer gezien, en ook ver-: der verbreid kon doen worden. Dus , meen ik , vindt gy hier nieuwe proeven e§h ner  JOSEr. PHARAO. -II9 ner fchoone Regeering , U voorheen eenigermaate duister. V. Welk een genoegen voor den ouden jacob , indien hy veel hiervan begreep ! A. Er is geen grooter aardfche zegen voor een' oud' Man, dan zyne dagen , voorheen kwaad , in eene lieve rust te mogen eindigen ; dan zyne Kinders gelukkig te zien , en veel dankbaarheid en wedervergelding van hun te ontvangen. Josef vooral gedroeg zich hierin voorbeeldig ; doch , ten blyke dat zy beiden de gemelde oogmerken van God kenden , en die den Israeliten inprentten , behoef ik alleen hun gegeeven bevel, van hunne Beenderen in Kanaan te begraven, aan te baaien De Vader ftierf in vrede in Egypte , ook de Zoon in het jaar 2370 — Na hunnen dood groeide hun Geflagt ongelooflyk aan , en vorderde tevens niet weinig in de Egyptifche Konsten en Weetenfchappen , tot dat Koning pharao amenophis de II , anders memnon geheeten , josef niet gekend hebbende, en deszelfs weldaaden, aan Egypte beweezen, weinig achtende , en die nog minder willende vergelden aan een Volk, dat zich van het zyne afgefcheiden hieldt; dat ven-e boven de Egyptenaars in vruchtbaarheid en in zegeningen uitftak, 't geen zynen nyd wekte ; dat de wederkeering in Kanaan geenzins uit het oog verloor , maar alli 4 ken  129 MOSES GEBOOREN. -leen op eene gunstige gelegenheid tot dat einde bleef wagten ; en dat ook , ontftondt er •een Oorlog, zich by den Vyand zou voegen, en het Land uitgaan : tot dat pharao , zeg ik, befloot daarom de Israëliten te verdrukken, door hun zwaare Landsdiensten, veelal doo-delyk in een heet Land , op te leggen , en de Ouders te dwingen hunne gebooren Zoonen. te verdrinken, op dat de Dochters, geene Echtgenooten onder de Israëliten naderhand kunnende vinden , met Egyptenaaren 'zouden huwen , en dus zyner Natie ingelyfd worden. Deeze trek van Staatkunde , en nog meer van Wreedheid ontftak den God van abraham , die daarom moses ten deezen tyde liet gebooren worden. Door de fnedige vond der Moeder,, werdt dit Kind , gelyk gy weet , dat moordaadig lot onttrokken. Thermutis , 's Konings Dochter , zich , naar de gewoonte in warme Landen, -in de Rivier baadende , vondt hetzelve aan den Oever , dryvende tusfchen de Waterplanten, om niet door den Stroom vervoerd te worden , in een kistje , zaamgeftcld uit de Papyrusplant , daarin gelegd, wyl de bevreesde barmhartige Moeder het niet langer durfde by haar in het leven houden, en dat niet kon verdoen. De Egyptifche Prinfes was door den onverwagten vond , door 't fchoon gelaat en de kinderlyke traanen getroffen. Gcd neigde haar  I.D.Pl.n ]De Etfj^ullfclic Pnnfes "vvas uoor den OBverTratften "vond, tloor't lchaon gelaat en ile iiiitterlvlte traaneu Mtrvffea Uadz.uo.   moses opgevoed. 121 haar hart' om het Kind voor' eigen rekening op te voeden , en daarna om hetzelve voor ■eenen eigen Zoon aan te neemen. Niet ver van daar hadt moses Moeder zyne Zuster op de wagt gezet, om te zien , hoe het met haar Broertje zou afloopen. De Prinfès liet dit Meisje , dat daar als toevallig ftondt, roepen , om eene Voedfter te zoeken : dit haalde haare Moeder , en dus viel het Kind door de Godlyke beftelling in de regte handen , en kwam daarna aan 's Konings Hof. Moses groeide fboedig op, en behaagde ongemeen aan thermutis. Zy droeg voor hem eene uitneemende zorg, en liet hem onderwyzen in alle Wysheid. Groot van vermogens zynde vorderde hy , op eene verbaazendc wyze , in kennis , en werdt nu de vermoedelyke Erfgenaam van den Egyptifchen Throon. Dan dit bedoelde God niet. Moses ontdekte by zyn opwasfen , dat hy een Israëlitisch Kind was. Zyn hart hing dan ook tot zyne Natie , en niet kunnende verdraagen de blyvende verdrukkingen , die men dezelve aandeedt, floeg hy, om onregt te weeren , eenen fnooden Egyptenaar dood. De ongenade , waarin hy hierdoor aan het Hof ftondt te vervallen , zou hy dcnklyk fpocdig hebben kunnen afbidden ; maar nu veertig jaaren een Hoveling geweest zynde, de ongeregeldheden des Hofs haatendc , en in het H 5 Ge,  -ï62- moses lotgevallen. Geloof van abraham opgevoed door zyne Moeder , befloot hy zyne groote inkomften , die hy als Prins van Egypte genoot, te verlaaten , ook de verwagting van de Ki-oon, liever dan langer bloot te ftaan voor de daar heerfchende verzoekingen. Welk eene verlochening , welk eene overwinning ! Hy vlugtte naar Midian , trouwde zippora , jethro's Dochter , en werdt deszelfs Opperherder. Hier riep hem de Voorzienigheid , om in het ftille hcrderlyk leven , dat ook veertig jaaren duurde , de Weetenfchap in Egypte opgedaan, nader te bepeinzen , in Godsvrucht te vorderen , en dus bekwaamcr te worden tot dat groot werk, waartoe God hem wilde gebruiken — Die tyd kwam eindelyk aan. Der Israeliten Verdrukkingen zwaar geworden zynde , en God , hun kermen hoorende, riep moses, en zondt hem nevens aaron naar den toen regeerenden Egyptifchen Vorst pharao cenchres , om voor Israël eene vryheid van drie dagen te verzoeken tot het doen eener Offerhande aan God in de Arahifche Woeftyn. De Koning werdt dus beproefd. Dan , hoe klein dit verzoek wrare , hy vondt het buitenfpoorig, floeg het af, hoonde God , en verdrukte nog meer het ellendige Volk. Dit maakte hem en de Egyptenaars, zo duur aan de Israëliten verpligt, der ftraffe waardig: des werdt hy en zyne Natie met tien plaagen bezogt , zo geweldig , dat geen Land, vóór of  JSRAeLS U1TT0GT. I23 pf na, zodanig is getugtigd geworden. Maar de ééne week niet , gelyk gebeurde , als hy goede woorden gaf, of hy verftokte daarop zyn hart, en trok zyne beloften in: ten laatften toen alle Eerstgebooren ftierven , bezweek .zyne hardnekkigheid ; want dit baarde eene verflagenheid in het Ryk , die niet te befchryven is. Nu erkende hy het hoog gezag van den God der Israëliten, en gaf vryhcid tot den Uittogt, die in de Waereid zo vermaard is geworden. V. Wanneer viel die voor ? A. In het jaar 2514 der Waereid , en als men dan van moses aangevangen Beftuur , of van hem , als Wctgeevcr, tot saul , hunnen cerften Koning, rekent, verliepen er 450 jaaren. Dit voomaame tweede Tydperk deezer Historie zullen wy nu gaan bezien — Toen dan nu de Israeliten , die zeventig in getal fterk waren by hunne intrede in Egypte, vóór tweehonderd en vyftien jaaren (of vierhonderd en dertig , den tyd der omzwervingen hunner Vaderen in dit Land daarby gerekend) vertrekken zouden , telde men wel drie milUoenen Menfchen , gelyk ik U reeds gezegd heb : zodanig waren zy , ongeacht de verdrukkingen, vermenigvuldigd. En wie zag niet hierin eene wonderbaare Voorzienigheid , nevens den aanvang van de vervulling der Godlyke beloften , aan abraham gedaan ! —f- De  ISA ÏSRAëLS UI TT O G T. De Uittogt van eene zo verbaazende menigte, belaaden met veel gouds en zilvers , niet geHooien of geleend , maar verzogt en van de Egyptenaars vrywillig gegeeven ter belooninge van den voorigen harden arbeid , gaf eenen geweldigen krak aan het Ryk, en naauwlyks overwoog pharao deeze waare verzwakking , of hy kreeg berouw, en befloot de reeds wegtrekkende Israëliten onder het het geleide van moses met uïtgeleezen krygsbenden na te zetten , en hen dus gewapenderhand tot weêrkeeren te dwingen. Zy waren intusfchen reeds aan den Westelyken boezem der Roode Zee, aldaar maar drie uuren gaans breed, gekomen. Toen maakte God hun een droog pad door dezelve ; naamlyk, hy kloofde de Zee midden door : daar kwam dus eene opening in de Wateren ; zy fcheidden zich , en men zag vóór zich een' droogen weg , terwyl de Wateren , aan beide zyden , als hooge glinsterende Muuren of Bergen opgehouden , tot befcherming bleeven ftaan. De Israeliten zagen met onuitfpreeklyke verbaasdheid dit werk van het Godlyk Alvermogen. Niet talmende , trokken zy by Badeah in de drooge diepte van het dus gebaande Zeepad : elders , waar de Kust uit fteile rotzen beftaat , kon het niet zonder een nieuw wonderwerk gefchieden. Hun agtertogt werdt gedekt door eene Wolk , die naar vooren een allerhelderst licht ia  t S R A ê L 5 UITTOGT. 1^5 in den nagt over de doortrekkende Israeliten fpreidde , en , naar agter de duisternis vermeerderende , hen verwonderlyk dekte. In dien ftaat trok pharao hen na , anderhalf uur ver van 't Westlyk ftrand , daar hy het pad in de Wateren nog gebaand vondt , en kwam dus in het hart der drooge Zee, door de donkerheid belet alles wél te zien. Al voort jaagende langs hetzelfde fpoor , ontftondt er , 's morgens , om vier of vyf uuren , een geweldig Onweder van Donder en * Blixem met overzwaare plasregens, zo dat pharao , den ondergang dugtende , bevel gaf van om te keeren; doch, eer men het vaste Land van Egypte genaakte , Hortten de Waterbergen van weerskanten , op Godlyk bevel , met een ontzaggelyk gedruis ter neer. De Koning , die zich tegen vorfchen en luizen niet hadt kunnen befchermen , en egter ondernomen hadt een Volk, door Gods magtige hand beveiligd , te vervolgen , kon hier niets tot lyfverweering doen. Alles worftelde met de Wateren. De handen , die de wennende onnoozele Zuigelingen in Egypte's Wateren verfmoord hadden, (merk op deeze regtvaardige vergelding) werden hier magteloos ; niemant kon zich redden , alles verdronk jammerlyk ! Nu wist men , op eene gedugte wyze, wie de Heer was , wien juen te vooren niet hadt willen kennen. V,  ?26 EGYPTE GESTRAFT» V. Dit vreesfelyk geval dompelde ongetwy* feld gansch Egypte in eenen onuitfpreekelykeü romv ! A. Gewis , maar het hadt nog meer andere gevolgen ! Aan Egypte verging thans geheel de lust om de Israeliten verder ttf vervolgen : men zou anders , waren er maar eenige Egyptenaars ontkomen , ongetwyffeld de Israëliten in de woestyn hebben gaan na» jaagen cn opzoeken , óm de geleeden neerlaag der anderen hun betaald te zetten : maar nu was geheel Egypte , het Koninglyk Huis, de eerfte Familien en zo veele mindere Geflagten , in de grootfte verflagenheid , moedeloosheid , en onmagt. Zy zagen , waren zy wys, de ondankbaarheid aan jacobs Huis, gewrooken ; het maaken van vrye Lieden tot Slaaven zwaar geftraft ; de moordlust aan onnoozele Wigten betaald gezet ; de verarming, den Israëliten aangedaan , door de medegegeeven gouden en zilveren vaten vergolden en geboet ; cn de Afgodery , als onmagtig tot eigen verdecdiging , ten toon gefield en geftraft. En op dat men in volgende Eeuwen deeze vreesfelyke gebeurtenis niet vergeeten zou , heeft mooglyk de Voorzienigheid, ter plaatze waar pharao verdronk, eenen Maalftroom, heden nog te zien , in de Zee gelaaten , veroorzaakt door eene Waterftorting , die den ftroom nederwaards dryft: even ge* lyk  ISRAËL GEREI}, I27 lyk , ter befchaaminge en gedagtenis van de zonde der Israëliten , de Wateren te Mara heden nog bitter zyn , en de geflagen Steenrots door moses nog gefpleeten ftaat. —— Andere Volken der Waereid , hoorende , wat Egypte door de tien plaagen en deeze neerlaag geleeden hadt , ftaken de ooren óp , en begonnen van de Israeliten met roem te fpreeken , en derzelver Leer van den éénen God, den Regeerder der Natiën , werdt er niet weinig door gefteevigd. Het aandagtig oog der vreemde Volken bleef dus op de Israëliten ftaaren. Dit zo wonderbaar verloste Volk, 's morgens , van het pad door de Zee gebaand, op het drooge Land gekomen , en de Wateren weer ingeftort ziende , merkte duizend lyken en wapenen der Egyptenaaren , dryvende in de Zee : een aandoenlyk gezigtl Het geleeden onregt gewrooken , den Vyand verflagen , en zich zeiven gered te zien 1 Alles fpoorde hen aan , om de Magt, Regtvaardigheid en Bewaaring van God met innige verbaasdheid en dankbaarheid te erkennen : fchoone grondflagen, om de Wet,, hun binnen kort te geeven , met eerbied te ontvangen , en hunnen Verlosfer regt te vreezen en te dienen Zie daar deeze uitmuntende Historie, hoewel U meest bekend, met eenige* trekken opgehelderd en verleven"digd ! V.  tiS wetGéeving a»ah isr-acl. V. Nu de Israeliten op hunnen togt naar 'Kanaan verzeld ! : A. Ja, laat ons de begonnen Historie van dat Volk, welke ongemeen is , en boven alle andere uitblinkt, ook om dat men ze , tot heden toe, zonder gaaping vindt, vervolgt De Israëliten bevonden zich nu ïri Jrabie , en, den kortften weg neemende, konden zy in drie dagen in Kanaan gekomen zyn : dan zy , niet ten Oorloge uitgerust, noch aan denzelven gewoon , ook niet door Wetten tot eene geregelde Maatfchappy gevormd, waren ter inneeminge van het beloofde Land onbekwaam. Zy moesten dan voorbereid worden , en tot dat einde eenigen tyd in de Woeftyn blyven. Alles zou hun dan een heerlyker aanzien geeven. — Op den regten tyd na den Uittogt uit Egypte ontvingen zy door moses handen van God, die 's Volks beftuur genadig op zich nam , de Wet der tien Geboden, die in kortheid, klaarheid en zaakrykheid allen overtreffen , welks ooit gegeeven zyn. In elk Gebod wordt niet meer dan één pligt bevolen , of ééne ondeugd afgekeurd; maar er was ook niet meer dan één Hoofdbegrip van allen noodig ; de overige pligten lagen daar m opgeflooten. Liefde voor God en den Naasten was de geheele inhoud, zo ligtlyk te onthouden van een ongeoefend Volk. De wyze deezer Wet- gee-  wetten van isracl. 129 geeving op den Berg Sinai was, gelyk gy weet, ontzaggelyk en verwonderlyk bekwaam, om eenen onvergeetlyken indruk op -de Natie te maaken — God ging verder. Om hen van andere afgodifche Volken meer afgefcheiden te houden, en hun, aan zigtbaare dingen gewoon , meer gewigtige onzigtbaare Waarheden , vooral van den toekomenden Verlosfer, te leeren door zigtbaare plegtigheden , kreegen zy eenen uiterlyken pragtigen Godsdienst, eenen Tabernakel, Priesters, Offerhanden, enz., doorgaans Ceremonieele Wetten geheeten. Door deeze Schilderyen leerden zy dus drie voornaame zaaken, hunne Verdorvenheid, de wyze van Verzoening , en den pligt der Dankbaarheid — Nog verder. God liet hun door moses een aantal van Burgerlyke Wetten, gefchikt naar den Staat, waarin hunne Republiek gevormd was , geeven. Deeze drie foorten van Wetten , op de onveranderlyke natuur gegrond , door hemelfche Openbaaringen verheerlykt , of, naar de gefteldheid des Volks ten deezen tyde , ingerigt, hadden een wys uitzigt , om naamlyk hen onveranderlyk in den dienst van God te bevestigen, en van de verderflyke Afgodery af te houden. Wanneer gy uit dit oogpunt deeze Wetten , die ons door onkunde dikwils in den eerften opflag als vreemd voorkomen , befchouwt , zult ï, deel. I gy  I30 tyden der wonderen. gy over derzelver wyze ingeeving. verbaasd ftaan. ■V. Dus hadt dit Volk alles wat het kon verlangen : hoe gelukkig is elke Natie door wyze Wetten ! A. Gy merkt dit wél aan : waare het maar by dezelven gebleeven ! — De Waereid , zo lang zy ftondt, heeft twee Tyden beleefd, die door verbaazende Wonderwerken boven alle anderen ver uitgeblonken hebben ; ik meen den Tyd van de omzwerving der Israeliten in de Woeftyn , en dien van jesus prediking onder de Jooden, hunne Nazaaten: dus twee uitmuntende Tydftippen, vol Wonderen ten beste van hetzelfde Volk: Vóór of na is niets dergelyks gezien. EvenWel zyn er geene Tyden geweest , waarin zo veel Ongeloof bemerkt is. Men leert er uit, dat Wonderwerken de zinnen treffen , maar geen hart vernieuwen : zy dringen tot Geloof, maar 'geeven het niet. Men moet de blindheid en verdorvenheid van het Menschlyk Hart kennen, of der Israeliten zo wel als der Jooden bedryf is een onoploslyk raadfel. Zy ontvingen niet de verwonderlykfte verlosfmg uit pharao's woede ; zy zagen moses niet met de fchoonfte Wet in de hand van den Berg komen , of het grootfte gros hadt zich al verftout, God , op de Egyptü Jche  karakter van moses. 131 fche wyze , in de gedaante van een gouden Kalf, te vereeren. Op deeze Afgodery volgden daarna weerfpannigheid , murmureering , wantrouwen , berouw van Egypte verlaaten te hebben , zamenfpanning met vreemde Natiën , ontugt, en zelfs openbaare opftand. God verdroeg, ftrafte , zegende, en egter baatte het weinig. De Hemel gaf Brood, de Wind Vogelen, de Rotzen Water;, de Reiskleederen en Schoenen verfleeten niet; de Vyand werdt verflagen , en men zag zelfs de fchoone Landvluchten van Kanaan , werwaards men trok, zonder dat men Gode ftandvastig getrouw bleef. Daarenboven hadt men den bekwaamften Leidsman, moses , aan het hoofd : een Man, dien men noemen kan een' naauwkeurigen Historiefchryver , verheven Dichter , diepen Staatkundigen , treffenden Redenaar, in alles voorbeeldig , volkomen belangloos, onbegryplyk zagtmoedig en geduldig, boven alle anderen met God gemeenzaam , die alle zyne wysheid, kragten en leven aan 's Volks welzyn opofferde , en nog werdt hy zo dikwerf met ondankbaarheid bejegend, zyn raad verworpen en gefmaad. Geen wonder dan , dat zy niet alleen veertig jaaren moesten zwerven in eene dorre Woeftyn, maar dat zelfs allen , die , boven de twintig jaaren oud , uit Egypte gekomen waren , in dezelve ftiervcn , uitgezonderd josua en caleb, li die  132 moses. j o s u a. die om een getuigenis , naar waarheid gegeeven , 't welk van zeer groot belang was, dus beloond werden. Moses zelf, die ééns aan 's Volks misnoegdheid in een zwak 00genblik deel genomen hadt, mogt Kanaan wel van verre zien, maar er niet ingaan. De verwisfeling in 't leven deezes grooten en braaven Mans is opmerklyk. Hy was veertig jaaren lang een godvruchtig Hoveling , veertig jaaren een ftil Herder , en veertig jaaren een kloek Leidsman van Gods Volk. Vyf Boeken , gelyk gy weet , liet hy na aan zyne Natie , die , zuiver bewaard , dierbaare en onontbeerlyke ftukkcn voor de Kristenen zyn. Kort vóór zynen dood fprak hy eene Redevoering tot het Volk , (Deut. XXXII.) een onnavolgbaar ftuk der oude Dichtkunde , het geen niets dan Godsvrucht en Liefde voor den Naasten ademt. V. Vreemd , dunkt my, moest deeze veertigjaarige reis der Israëliten in eene huilende Wildernis andere Volken in de ooren klinken , te meer daar zy zo fpoedig uit Egypte toogen. A. Dit hadt ook in de daad plaats ; doch dit vreemd geval deedt hen juist meer op de Israëliten letten , die , na dit lang verdiend zukkelen , uit de vernedering tot de volgende grootheid en roem ras opklommen — Onder het geleide van josua , moses Leerling ,  INGANG IN KANAAN. I33 ling, Vriend en Opvolger , trokken zy , ten einde der veertig jaaren zwervens , op eene wonderbaave wyze, door de Rivier, de Jtrdaan , in Kanaan. Men leest van geene Oorlogsverklaring tegen de Kanaaniten in het Boek, dat den naam deezes Veldheers draagt; want het behelst alleen zyne Overwinningen. Daar de fchrik des Heeren op 's Lands Inwooneren kwam, viel er weinig te ftryden. Wonderwerken hielden niet op. Muuren en Poorten van het fterke Jericho vielen omver : in eenen veldflag ftonden Zon en Maan ftil , dat is , de dag, om zich aan de Vyanden te kunnen wreeken , werdt verlengd door eenen fchynbaaren ftilfland 'van die twee Lichten. Het Wonderwerk gefchiedde aan de Aarde ; haare omwenteling werdt opgehouden: op andere tyden ftreeden de Onweeren van den Hemel , om de Israeliten te doen zegepraaien over hunne Vyanden. Dus was hier alles grootsch en treffend ! V. Kan men dat alles goedmaaken , eens anders Land zo maar in te neemen , en de Inwooners dood te flaan ? A. Die bedenking valt geheel omver , wanneer men weet, dat abraham , isaac en jacob het regt van eigendom in Kanaan geoefend hadden , zonder eenige onderwerping aan iemant te toonen. De oude eigenlyke Kanaaniten woonden voorheen in het zo geI 3 noem-  134 ingang in' kanaan. noemde Idumea tot aan de Roode Zee ; doen den Koophandel begonnen hebbende , en dien hun wel gelukkende , breidden zy zich uit in Kanaan , en , het Land bouwende , drongen zy weg deszelfs oude bewooners en eigenaars : des klaagde abraham reeds in zynen tyd , dat de kudden geene ruimte tot grazen hadden wegens de indringende Kanaaniten : ook werdt dit hoe langer hoe erger, en , jacob naar Egypte vertrokken zynde , eigenden zy zich toe het geheele Land. Intusfchen liet hy en de zynen niets van hun oud regt daarop vaaren. De Hongersnood hadt hen alleen naar Egypte gedreeven. Zy wilden , gelyk ik U gezegd heb , vroeg of laat , tot hetzelve wederkeeren , en hielden dus hun regt daarop ftaande. Derhalven deeden de Israeliten , by de verovering van Kanaan , niets anders dan bezit van hun eigen Land te neemen. En wie kon dit wraaken? —— Voorts waren de Kanaaniten dermaate aan gruwelen overgegeeven , dat de Israeliten met dezelven niet konden zamen woonen zonder te vervallen in gelyke zonden : hierom dan moesten de eerften uitgeroeid worden. En wie veroordeelt deeze regtvaardige wél verdiende ftraf? V. Kon josua hen niet hebben laaten vertrekken naar een ander Land, zonder ze juist te dooden ? A.  B ILLtKE WETTE W. »3S A. Die vryheid zou hy mogelyk van God verkreegen , en hun vergund hebben , indien ze dezelve hem verzogt hadden : althans moses tastte de Kanaaniten aan geene zyde des Jordaans niet aan , dan toen ze hem in den voorttogt wilden ftuiten en flag leveren. In alle zyne Wetten , ook door josua nagevolgd, was groote Menschlievenheïd. In eenen Oorlog , by voorbeeld , met andere Volken mogt men Vrouwen noch Einders , maar alleen Mannen , die men met de Wapenen in de hand vondt, dooden. Nam een Israëlitisch Soldaat eene fchoone jonge Dochter gevangen , en wilde hy , op haar verliefd , haar aanftonds ter Vrouwe neemen ; het mogt niet gefchicden volgens de Wet : hy moest, ééne maand lang, daarmede wagten. Zyne fchielyk opgekoomen genegenheid kon fomtyds van korten duur zyn , en een zo ras cn zo onbezonnen geflooten Huwelyk hem berouwen : des moest hy zo lang wagten en zien , of zyne liefde volftandig ware. Zo veel tyds was ook der Dochter vergund , om , in het hevige haarer droefheid over haar gevangen neemen en het gemis haarer Vrienden, de hand niet gedwongen te geeven aan een' Man , wien zy nog niet kon beminnen. Zyn dit geene zagte Wetten ? Dus mag men er uit afleiden , dat niets dan billyke nooddwang I 4 de  I3Ó het land k a n a a* n. de anders barmhartige Israeliten drong de ondeugende Kanaaniten met het zwaard te verdelgen. En al wisten wy deeze reden niet, het is ons genoeg te weeten, dat het een bevel van God ware , die altoos naar de regels der uiterfte Regtvaardigheid handelt, en verre is van alle Wreedheid. V. Nu bevonden zich dan de verheugde Israeliten in het ryk gezegend Kanaan ? A. Ja, in Kanaan, zich uitftrekkende van de Jordaan tot de Middelandfche Zee , en van de Phosnicifche tot 'de Arabifche grenzen: een Land onder de fchoonfte en vruchtbaarfte der Waereid gerekend, waar men eene zagte lucht inademde, en de uitneemendfte Landvluchten plukte. De Oosterling noemde het een Land overvloeiende van melk en honig. In zo verre was nu Gods belofte, aan abraham gedaan , vervuld , en deszelfs Nakomelingen genooten alles , behalven eene duurzaame rust, 't geen zy zich zeiven te wyten hadden : want de Kanaaniten niet geheel verdelgd hebbende volgens het bevel , vervielen zy wel dra in derzelver zonden , tegen welken God hen hadt willen bewaaren. Het gebleeven overfchot dies Volks werdt dan tot een geesfel gebruikt, om hen te tugtigen. Kwamen zy tot nadenken en berouw, baden zy om vergeeving ; dan verkreegen zy dezelve , en God fchonk hun Rich-  richters en koningen» 137 Richters, als ehud •, samgar , dëbora , gideon , jephta , simson enz. die hen uit den prangenden nood verlosten. Derzelver dappere • daaden zult gy meermaalen geleezen hebben, des ik ze nu zal overflaan. Deeze Mannen , die voor de zuivere Leer yverden , hadden ook dikwils, gélyk samuel, tevens opzigt over den Godsdienst, des zy van een dubbel nut waren : zy deeden de Israeliten denzelven tevens aankleeven : men •hadt het dus, onder het beftuur van zulke braave Mannen , zeer goed in dit aangenaam Land. . . . Zie daar nu de Israeliten in Kanaan gelukkig , zo zy zodanig wilden zyn.... Zullen wy nu hier eens verpoozen ? V. Waarom ? A. Wyl wy, voortpraatende, een ander Tooneel zullen zien openen , 't geen van het voorige geheel verfchillend is , naamlyk, de vrye Israè'litifche Republyk , neemende met het jaar 2916 een einde , en wordende daarop een Koningryk ; des wy dan , voortgaande , en dit Volk volgende onder hunnen eerften Koning saul tot onder den laatften Koning zedekia , in 't jaar 3400 der Waereid , dus een voornaam Tydbeftek van ruim vyfhonderd jaaren, waarin hun Ryk opkwam en onderging, zouden moeten bezien. V. Laat ons voortgaan , en nu ook dit groot Tydperk doorwandelen : niets zal my vermoeien. I 5 A,  133 DRIFT NAAR EEN' KONING. A. Zonder eene voorreden kan ik dit ftuk niet beginnen : ook hier moeten wy eenen nieuwen grondflag voor deeze nieuwe verwisfelende Historie leggen. Gy weet, moses en josua , die uitfteekende Leidslieden des Volks, hielden thans op te zyn. Men hadt nu al vry lang' in Kanaan geleefd zonder een vast zigtbaar Opperhoofd te hebben. Zulk een , begreep men het wél , was ook onnoodig ; God was en bleef Koning van het Volk. Maar ongelukkig floeg en hieldt men het oog op andere Natiën der Waereid , die door «Vorsten geregeerd werden, en men oordeelde , zonder reden , zich gelukkiger, wanneer men ook door eenen zodanigen beheerscht mogt worden. Samuel was wel braaf; maar hy was oud , en zyne Zoonen, aan welken hy daarom het Regter-ampt hadt afgeftaan , waren flegt van zeden. Dus nog minder goeds na zynen dood van hun verwagtende , dachten de Ifra'èlïten by tyds daarin te moeten voorzien , en verzogten dus van samuel eenen Koning. Dit was verkeerd. Zy moesten geene ondankbaarheid , ongenoegen of ongeloovig wantrouwen omtrent de Godlyke Regeering hebben doen blyken , even als of de Heer , al waren samuels Zoonen flegt van gedrag, deezen niet kon ftraffen , of het Volk , in weerwil van derzelver boosheden , wél regeeren : een byzonder Koning kon hen niet gelukkig maaken. V.  s a m u e l. saul. 139 V. Hoe liep dit af? A. Deeze voorflag mishaagde den Heere en den waardigen samuel , niet om dat hy het beftuur in de handen zyner Zoonen wilde houden; want zo ver vervoerde hem niet de heerschzugt; ook kon hy het kwaad in zyne Kinderen denklyk niet keeren : maar om dat hy de gevaarlyke gevolgen eener Koninglyke' Regeering door en door zag , en zy niet. Hy beduidde hun dan , dat , zetten zy het ftuk met geweld door , hun viye Staat zou verlooren gaan; dat de Koningen hunne groote magt en gezag veelal tot derzelver en hunner Kinderen zielsverdriet zouden misbruiken ; dat zy dus zich zeiVen zouden ftraffen , en niet als te laat hun ongeluk beklagen : maar dit alles niet mogende helpen , kreegen zy saul tot hunnen Koning. In het begin beloofde deeze Vorst veel goeds , des dacht men, het is gewonnen ; maar het duurde niet lang ,. of hy gaf openlyke blyken van ongehoorzaamheid tegen God, die daarom eenen anderen tot Koning benoemde , en alle Zoonen van saul van het regt der opvolging uitfloot. Zyn gedrag gaf aanleiding , dat men toen , ten zynen en aller volgende Koningen nut , deeze gulden les fchreef: „ Het gehoorzaamen der Vorsten aan Gods bevelen is beter dan het waarneemen van uitwendige Godsdienstpligten, waar-  sI40 jonathan. da vi d. waardoor zy 's Volks oogen flegts voor eenen tyd verblinden kunnen." Dan hy verbeterde zich niet. Zyne nydigheid , woeste driften, het raadpleegen eener Toveres, en eindelyk de zelfmoord waren geweldige vlakken in zyn karaéter ; hy verdierf alles. Maar zo flegt als de Vader was , zo dapper , edel, groot en godvruchtig was jonathan , zyn Zoon , het fchoonfte voorbeeld van getrouwe Vriendfchap zonder eigenbaat, welk men verlangen kon , die , hoewel de kroon hem met den tyd zou toebehoord hebben , zich egter aan Gods beftemming onderwierp, en ze# met vermaak, leefde hy zo lang, zou hebben zien draagen door zynen Vriend david. Hoe groot is jonathan , in dit licht befchouwd! ik kan myn oog niet van hem afwenden, het keert telkens tot hem weder. V. Hoe vroeg zagen dus de Israëliten samuels voorfpelling vervuld ! A. Het hartzeer zou grooter geweest zyn, was alles door david niet geboet geworden. Door deezen moest het zinkend Volk behouden worden; en men zag dus de noodzaaklykheid , dat God bleef regeeren , zou alles niet in de wrar loopen Duizendmaal wordt , ook nog in deezen laaten tyd aan david gedacht, en van hem gefprooken : hy was het ook niet onwaardig. Hoe groot  DAVIDS KARAKTER. I41 groot vertoont hy zich allerwege ! een dapper Herder in het veld , een onbevreesd Kampvegter tegen goliath , een zedig Muzikant ten tyde van sauls woeste vlaagen, een edelaartig Vriend by jonathan, een lydzaam onwraakzuchtig Vlugteling voor 's Konings woede , een moedig Held in den Oorlog , een godvruchtig Herfteller van den Godsdienst , en een groot Koning op den throon , die Jerufalem innam, cenige Kanaaniten verwon, anderen cynsbaar aan hem maakte , het Ryk tot aan den Euphraat uitzette , fchatten en bouwftoffen voor den toekomenden Tempel oplei, en, na sauls en jonathans dood , ten throon gefteegen, veertig jaaren lang met grooten roem regeerde —* Drift , ftoutheid , vertrouwen op zyne kragt , en te groote toegeevenheid aan zyne Kinderen waren vlakken in zyn fchoon karaéter. Zy hebben geweldige beroeringen in zyn huis veroorzaakt , en blyven nog de beste lesfen aan Vorsten geeven. Zyne deswege geleeden fmerten wekken ons medelyden; maar zyne boetvaardigheid bekoort, en doet ons het oog van zyne misfiagen afwenden. V. Gy hebt Hem met als Schryver aangemerkt ! A. Dit kan egter niet wel vergeeten worden ! Zyne psalmen zyn , en zullen altoos bly-  ■I42 PSALMEN. blyven de beste gedenktekens van zynen wyzen , bekwaamen en godvruchtigen Geest. Ik ftaa verbaasd, als ik befchouw de Majefteit der dingen , die hy zo vaak bezingt; als ik het zagt geweld gevoel , waarmede hy zo veele onzer hartstogten in beweeging brengt; als hy ons nu eens treft met eene fchielyke ontzetting, en dan met een ftil genoegen ; nu met een innig medelyden en treurigheid , dan met liefde voor het goede of met haat tegen het kwaade. Het fchoone en gcestrykc , het verhevene en kragtige, het fierlyke en altyd edele , het duidelyke en het telkens afwisfelende , het ftoute en altyd gelukkig vindingryke, met het. nette vergelykende, ftraalen er allerwege in door. Hoe oneindig ver onderfcheiden zich niet deeze Gezangen , hoe ver overtreffen zy niet alle Gedichten der Ouden! Befchouw de Grieken en Romeinen in hunne bloeiendfte Eeuwen , en gy zult, onder derzelver eerfte vernuften, geen' éénen david vinden. Zyn Lykzang over saul en jonathan , zeide ik U eens , roert my altoos onder het leezen , en vervult myne ziel met treurigheid. De Gebeurtenisfen van veele Eeuwen , zelfs het geheele beloop des Ouden Testaments bevat hy , als Historiefchryver , en bezingt ze , als Dichter, foms in éénen korten Pfalm. De Geest der Voorzegging ziet gy by hem dikwerf voor-  PSALMEN. SALOMO. 143 voorfpellen, wat nog ver af is. Zyne Zedeleer vermaant; zyne Wet onderwyst ; zyne Ondervinding troost bedroefden , en beurt verflagenen op. Geen wonder, dat men hier zo veel fchoons en nuttigs byéén vindt : denk wie de Ingeever deezer Liederen is , en laat geen dag^ van uw leven voorby gaan zonder ?er iets in te leezen. V. Salomo volgde hem , meen ik , in de Regeering ? A. Ja, na dat david den Staat en den Godsdienst oneindige voordeelen hadt toegebragt en geftorven was, volgde salomo hem op in de Regeering. In den aanvang, na de verwinning eeniger hindemisfen , zag men eene gulden Eeuw voor de Israëliten opdagen. Zy hadden eenen Vorst, die in vroege jeugd alleen Wysheid begeerde, doch aanzien en rykdom er by kreeg ; die de Regtsgedingen fchrander uitfprak; die den Vrede aan het Ryk gaf; die den fchoonften Tempel te Jerufalem met Tamor of Tadtnor, 1 Kon. IX. 18, waarfchynlyk Palmyra en andere Gebouwen ftichtte ; die. den Koophandel , door zynen Vader eenigermaate uit de laagte opgehaald , deedt bloeien ; die , de fchoonfte Zedelesfen fchreef; die heilige Dichtftukken opftelde , en Boeken over de Natuurlyke Historie in 't licht gaf. Het Bezoek , door de Koningin van Scheba hem gegeeven, deedt zynen roem in het Oosten  144 scheuring der XII. stammen. Oosten magtig ryzen , en den waaren Gods^ dienst bekender worden : maar al deeze heerlykheid werdt daarna zeer verdonkerd door zynen val tot Afgodery , hoewel hy zich daarna herftelde. De Waereid zag dus , dat salomo , wien men mogelyk te hoog eerde , een Mensch was , en de Vorsten kieren van hem, hoe men verleid kan worden, in weerwil aller Menschlyke Wysheid. V. Mogten de Israeliten meer salomo's gehad hebben ! A. Het is zonderling, dat, hoe veele Vrouwen deeze Vorst ten onregte moge genomen hebben , er maar één Zoon was, rehabeam geheeten, die de kroon kon beërven (een fterk bewys tegen de Veelwyvery) , en dat hoe wys de Vader mogt zyn , de Zoon des te dwaazer handelde. Hy veragtte den raad der oude Raadsheeren , en luisterde naar dien van jonge losbollen, welke zwaare belastingen op het Volk wilden leggen. Dit verwekte ongenoegen, gemor , en eindelyk fcheuring onder de twaalf Stammen ; want uit zo veelen , genoemd naar jacobs twaalf Zoonen, beftondt , gelyk gy weet , dit Volk. Tien maakte jerobeam tot Koning; twee (juda en benjamin) bleeven rehabeam getrouw. Dit Volk wilde met geweld Vorsten hebben! Dus kwamen er nu twee Koningryken voor den dag : het eerfte werdt het. Ryk van Israël; het  koningen van ISRAëL. Ï45 het ander dat van Juda geheetcn. Het laatfte was het grootfte : de Rykszetel ftondt te Samaria; die van het eerfte hadt men te Jernfalem • geplaatst. Droevige fcheuring , die naderhand aanleiding tot zo veele bloedftortingen gegeeven heeft ! V. Verfcheiden Koningen hebben, meen ik, het Ryk van Israël beheerscht. A. Niet minder dan negentien! —— Jerobeam , die het eerst de Afgodery invoerde , doch niet ongeftraft bleef nadab BAësA — ela ziMRi omri , on¬ deugend , hoewel hy Samaria bouwde —. achab , die , denzelfden weg bewandelende , van den Profeet elias beftraft werdt ahazia , even fnood , die deezen heiligen Man wilde ombrengen. God nam deezen Profeet in den hemel , ten vertooge dat er een eeuwig leven was , waaraan men mogelyk in dien vervallen tyd twyfelde. Elisa volgde zynen Meester op , en , daar hy van denzelven by het fcheiden eène dubbele maat van de gaaven des Geests gebeeden hadt, zo deedt hy , het geen indedaad opmerklyk is , ook eens zo veel Wonderwerken. Men moet deeze twee groote Mannen tegenwigten tegen de boosheden dier tyden noemen. — Voorts regeerde joram ahazia — jehu , een geesfel der Afgodendienaaren — joahas — joas jerobeam de II. zacharia I. deel. K SAL-  14<5 KONINGEN VAN ISEAÜt. SALLÜM menahem —— pekahia ——• pekah — en hozea ,■ de laatfte Koning, wiens Hoofdftad Samaria door den Jsfyrifchen Koning salmanezer werdt ingenomen , hy zelf , in de gevangenis gefineeten , en veclen zyner Onderdaanen naar verfeheiden Landen gevanglyk weggevoerd, van waar zy nimmer zyn terug gekeerd. Hoe veel was hieruit niet te leeren ! Deeze verftrooide Bannelin-. gen konden in Asfyrie getuigenis geeven , wat eene Natie , van den eenen waaren God hoog gezegend , door goede Wetten aan elkanderen gebonden, doch door fchcuring van één gereeten , regtvaardig moet ondergaan. Dit luisterde den Naam des Heeren by de Heidenen op. Intusfchen waren anderen ont- ' vatbaar voor dit Onderwys. Verfeheiden Heidenfche Volken, Samaria's Land open en verlaaten vindende, zetten zich daarin ter neer: e-lk aanbadt zynen Afgod ; dan God duldde niet dit onbefchaamd gedrag: hy liet hen ook deswege tugtigeri. In het vervolg van tyd deeze dwaasheid verlaaten hebbende , aanbaden zy daar den waaren God , namen de vyf Boeken van moses aan* en bouwden eenen eigen Tempel op den Berg Gerizim, draagende in jesus leeftyd den naam van Samaritaanen. ... Zie daar op nieuw , welke fmerten de Afgodery met de daaruit volgende ondeugden gebaard heeft.  KONINGEN VAN J u D A. i^f V. Laat ons nu tot het Ryk van Judo, overgaan ! A. In dit Koriingryk regeerden twintig Vorsten, naamelyk rehabeajm: , reeds genoemd , de Zoon van salomo , die , de tien andere Stammen , nu het Ryk van Jfraèl geheeten , willende beoorlogen , daarin verhinderd werdt, en , toen hy het Volk tot Afgodery vervallen liet, den Tempel en zyn Huis van alle fchatten zag berooven doof den Koning van Egypte , van God verwekt ter uitvoeringe dier ftraffe abia , een braaf Vorst, .die , door jerobeam met een overgroot leger ten onregte aangevallen , yyfi maal honderd duizend Mannen daarvan deedt fneuvelen. Geen voorbeeld van zulk eene geweldige flagting is- er 'in de 'Historie te vinden asa , beroemd door de vernieling der Afgoden, en het verilaan van een leger der Mooren öf Arabieren j hoewel het uit tienmaal honderd duizend Mannen beftondt . jozafat , een braaf. Vorst, van God gezegend , om dat hy Priesters aahfteldé, 's Heeren Wet opcnlyk liet leezen , en het Land voorzag van Regters, onomkoopbaar door goud joram , een fnood Koning, die zyne Broeders om hals bragt, en , daarom zelf geflagen, in bittere pynen den 'geest gaf ahazia , van' kwaaden inborst, en daarom door jehu omgebragt — athalia i K 2 eene  248 KONINGEN VAN JUDA. • eene Koningin , die met geweld zich de Regeering aantrok, doch, Afgodery bedryvende, werdt afgezet — joas , die wel eerst den vervallen waaren Godsdienst herftelde ; doch een ander daarna doodende , om dat hy de Afgodeny beftrafte , zelf door zynen eigen Kamerdienaar vermoord werdt — amazia , eerst goed , daarna kwaad, hadt een gelyk lot, en werdt door zyn eigen Volk omgebragt — uzia , in het begin God dienende , voerde de wapenen gelukkig; doch het Priesterampt zich aanmaatigende, werdt hy met melaatsheid geflagen —— jotham , een goed Vorst, wiens wapenen uit dien hoofde gezegend werden —— achaz , overgegeeven aan Afgodery, en daarom door de Koningen van Asfyrie en • Ifraël ■ getugtigd — hiskia , een godvruchtig Koning, die de Afgodery uitroeide , den Godsdienst herftelde , en over zyne vyanden zegepraalde. Eens krank zynde , ging de Schaduw op den Zonnewyzer tien graaden terug, ter verzekeringe, dat hy zou herftellen : op zyn ernftig gebed werdt het belegerd Jerufalem verlost door eenen Engel, die 's nagts honderd en vyfëntagtig Asfyriers doodde ——■ manasse , die eerst Afgodery bedreef; doch , zich bekeerende , uit de handen der Vyanden verlost en in bet Ryk herfteld werdt ammon , de verdeediger der valfche Leer , die , zich niet ver-  KONINGEN VAN JUDA. 14$ veranderende , van zyne eigen lyfknegten om hals gebragt werdt — josia , een godvruchtig jong Koning, die den zuiveren Godsdienst weer invoerde , de verlooren Wet van moses vondt , en openlyk liet leezen voor het Volk. In zynen tyd werdt Ifraéls Ryk door den Asfyrifchen Koning genoopt , waarom men by hem het Paaschfeest kwam houden jehoahaz , die , na eene korte Regeering , gevanglyk naar Egypte werdt gevoerd , en daar ftierf jehojakim , anders elia- kim , die zich flegt gedroeg , en daarom var» nebucadnezar , Koning van Babel, in ketenen geflagen werdt. ' Zyn dood Lichaam , buiten Jerafalem geworpen , bleef onbegraven — jehojachin , anders jechonia , regeerde flegts drie maanden. Nebucadnezar nam deszelfs Stad Jerufalem in , en voerde hem met tienduizend gevangen, nevens alle fchatten van den Tempel en het Paleis, naar Babel » zedekia werdt in deszelfs plaats door den Overwinnaar aangefteld; doch hy viel van denzelven af, weshalven nebucadnezar terug kwam , en Jerufalem , na een tweejaarig beleg , ingenomen hebbende , doodde hy deszelfs Zoonen voor zyn aangezigt , ftak hem de oogen uit, én na het verbranden van salomos pragtigen Tempel , en het afbreeken der Stadsmuuren, voerde hy hem en het Volk gevanglyk naar Babel. In hem nam dus K 3 het  15» nadeel van koningen. het Koningryk van Juda een allertreurigst einde. V. Wél een allertreurigst einde ! A. De Jfra'êliten , niet te vrede met eene Regeering van God , moesten Koningen hebben ! Zy hadden nu ondervonden de waarheid van samuels voorfpelling , die er zo zeer tegen was. Hunne twee Ryken waren er door ondergegaan — Gy ziet onder de negentien Koninge.n van Jfraèï, en onder de twintig van Juda, zeer weinig godvreezende Vorsten : fommigen waren zelfs zeer godloos, en anderen' maar middelmaatig goed. De Scheuring onder de twaalf Stammen hebt gy zeer nadeelig voor de Natie bevonden. De( beide Koningen van Juda en Ifraè'l vergaten dikwerf het algemeen voordeel : zy vielen verwoed op clkanderen aan , of zy fpanden , hoewel moses Wet dat verboodt, met Afgodifche Vorsten zamen, om clkanderen gewisfer te onder te brengen. Waren de Koningen ondeugend , het Volk verbasterde dan ook. Helden gecnen tot de Afgodery , de Onderdaanen volgden hen fpoedig na. God hadt egter medelyden met hen. Hy zondt dikwerf buitengewoone Mannen , by ons Profeeten gehecten , ten trooste der braaven , ter beftraffinge der kwaaden, en ter voorfpellinge, dat zulke Ryken zouden ondergaan , doch vervangen worden door een volmaakter Ryk , van  voordeel van profeeten. 151 van eenen anderen aart , door Gods Zoon te ftichten , het geen hun , die over het verval der tyden klaagden , en te midden aller fnoodheden den Heer in waarheid dienden , niet weinig opbeurde. • V. Maar hoe fober was de verbetering op de prediking van groote Profeeten, van eenen elias , elisa , jesaias , jeremias , ezechiel, daniel , enz. A. Schoon ze niet allen gewenschten ingang vonden , God bereikte egter daardoor zyn oogmerk, en het Volk werdt niet geheel en al bedorven of uitgeroeid: er bleeven nog altyd godvruchtigen. Brak een fnood Koning den Godsdienst af; een ander, door de Profceten wél onderweezen, of door hunnen raad geleid , bevestigde , of ten minsten beurde dien weer op. Hierom ziet gy , door Gods wyze Voorzienigheid, ter voorkominge van eenen volflagen ondergang , zeer vaak een' goeden op een' kwaaden Vorst volgen. Dit hieldt alles nog zo wat in ftand. En de Geloovigen , die zelfs in de vcrdorvenfte tyden daar nog overig bleeven , werden deels door de leer der wonderdoende Profceten, en deels door de zegeningen getroost, zelfs tegen het bederf behoed door de oordeelen , die God zo zigtbaar over booze Koningenuitftortte. 't Moest allen in het oog loopen, dat het Ryk van Jfraël, het ilegtfte zynde , K 4 kort  152 heidenen toegelicht. ' " kort ftondt , maar derdehalfhonderd jaaren , en het eerst onderging ; doch dat van Juda , meer braave Vorsten hebbende , duurde byna honderd en vyftig jaaren langer. Hierin zag men duidelyk zegen op gehoorzaamheid, en verderf op ontrouw. De Wet leerde dit , de Ondervinding bevestigde het ten allen tyde. Beiden onderfteunden niet weinig de achtbaarheid en waarheid van den Ifraëlitifshen Godsdienst. God liet den Heidenen telkens veel lichts toeftraalen. Toen de Ifraeliten in Kanaan gekomen waren , zagen de eerften hetzelve voor hunne oogen, cn de Ifraeliten , naar Babel, Asfyrie en Egypte vervoerd , bragten daar de Waarheid. Naaman zelf hadt het by elisa , op. wiens raad hy zo wonderlyk geneezen 'was , gezien. Deeze ongelukkige Volken zagen dus eene klaare Regeering van God in de Waereid, en moesten , waren zy wys , erkennen , dat zy, hoewel geen' Tempel en Priesters hebbende , gelyk te'Jerufalem, egter van God niet geheel vergeeten werden. ... Zie daar nu het einde van het tweede Tydperk in de historie der isRAëLiTEN : het eerfte ging van moses tot saul , dat is , van de Republiekfche tot de Koninglyke Regeering : het tweede van saul tot zedekia , den eerften en laatften Vorst deezer Natie, en zullen wy, dit nu ook afgeloopen hebbende , rusten ?  VERVAL DER ISRAeLITEN. 153 V. Hoe veele Tydperken fchieten er nog over ? A. Niet meer dan'één in de oude historie deezes beroemden Volks ! V. Laat ons dan maar voortgaan : by het einde deszelven mogen wy eenen langen ruimen adem haaien. A. Wy moeten dan met het derde of laatfte Tydperk beginnen , dat is , van den ondergang des Ryks tot de vereeniging des Joodfchen met den Kristelyken Godsdienst , loopende van het jaar 3400 tot het jaar 3983 der Waereid ; of anders gezegd, van den ontkroonden Koning zedekia tot op de komst van den Heere jesus , een Tydvak van zeshonderd jaaren. V. Wat valt daarin te bezien ? A. Wat zal ik U zeggen ! De befchouwing valt meestal treurig. 's Volks oude heerlykheid ziet men daarin verdweenen. Het mogt fomtyds weer eens het hoofd verheffen; maar hoe kort duurde dit, en hoe dikwerf was het zoete met het bittere doormengeld ! Gevangenisfen , onrusten , verdrukkingen , oorlogen , afhanglykheid en andere verdrieten werden veelmaal het lot deezer Natie Ik heb U nebucadnezar vertoond naar Babel terug trekkende, en met zich fleepende duizenden van gevangenen. Om dat hy veelen naar elders gevlugt, en by de eerfte ftilte tot hunK 5 ne  154 G e d'a Lil. j o h a n a n. ne wooningen wedergekeerd-, ook die op 't platte Land verftrooid waren , niet kon met zich voeren , ftelde hy gedalia aan , om dezelven te regeeren ; maar deeze raakte kort daarna door verraad van zekeren isMAëL van kant , en het Land in de grootfte wanorde. johanan , één van gedalias Hoofdmannen, nam wel ras wraak, en joeg, op zyne beurt, isMAëL ten Lande uit : doch , nebucadnezars ongenoegen deswege dugtende , overreedde hy , naar Egypte vlugtende, het grootfte gros des Volks hem te volgen : men pakte dan opde Profeet jeremas zelf wérdt. mede genomen , en men raakte in verfeheiden Steden van dat Ryk verftrooid. V. Dus wordt men tegens nebucadnezars nieuwe, woede gedekt. A. Ja ! maar het geen erger was ; dit be- . dryf mishaagde aan God. Hy hadt den overgebleeven verbooden Kanaan geheel te ontruimen , en het platte Land zonder bebouwing woest te laaten liggen , of ten prooie van vreemden te laaten , tot welk toch hunne gevangen Broeders , vroeg of laat , zouden wederkeeren , die er dan hun beftaan in moesten vinden. Naar Egypte nu weder te kceren , een Land, voorheen hunnen Vaderen zo gevaarlyk', en hen nog even zeer ten ftrik leidende , was vooral niet raadzaam, 't Mogt egter niet helpen; het befluit werdt door-  IpaAëL in eg'ypte en EApEL, 155 doorgezet, en Gods bevel in den wind geflagen. Straffeloos kon dit nochtans niet gefchieden. Zy ondervonden wel dra de onbezonnenheid van hun doen , en vielen in den aldaar gelpannen ftrik, bedryvcnde, ongeacht jeremias emftige verzettingen daartegen , onbefchaamdelyk, vuile Afgodery : des hy , daardoor hevig gefart, deeze ongelnkkigerr voorfpelde , dat nebucadnezar , wiens handen zy .ontvlugt en ook ontkomen waren , hen in 'Egypte zou komen opzoeken , de meesten verdelgen , en maar weinigen naar hun Vaderland zou laaten wederkeeren , terwyl er veelen hunner Broederen uit Babel in Kanaan zouden terug komen. V. Zeg my, daar gy nu van deezen fpreekt , hoe het hun in Babel verging ? A. Zy kwamen , gelyk ik U zeide , door nebucadnezar vervoerd , als gevangen in Balel , en verkeerden daar eenigen tyd in eenen droevigen ftaat : doch van langzaamer hand werdt die hun draaglyker gemaakt door de Godlyke ontferming, die , medelyden hebbende met dit. zo geweldig vernederd en lydend Volk, de harten der Babyloniers neigde , om hetzelve eerst eenige, daarna meer vryheden, zelfs ook andere genoeglykheden toe te ftaan. Dan , gy kunt begrypen , dat zy , desniettegenftaande , altyd voor oogen hadden het ondraaglyk denkbeeld van Gevangenen  I56 ISRAeL IN BALLINGSCHAP. genen en Ballingen te zyn , verdreeven uit hun alleraangenaamst nu woest liggend Vaderland , woonende onder volflagen Vyanden van den waaren Godsdienst, zonder dien openlyk te mogen oefenen : en de treurige bedenking, dat alle deeze dingen wél verdiende ftraffen van den hoogen God waren , maakte hunne verkreegen vryheden , anders waare zoetigheden , bitter. Vol genoegen konden zy er toch , hoe het ook ging , nooit vinden. Zy treurden deswege , en beweenden zo wel hunnen tegenwoordigen ftaat als de voorige wanbedryven , oörzaaken van al dit ongeluk. V. Wie heeft geen mededogen met dit ellendig Volk in zulk eene Ballingfchap ! A. Men hebbe dat ; doch men denke tevens daarby, dat zulke harde middelen volftrekt noodig waren, om dit zo ongezeggelyk en zo wispeltuurig Volk zagt en gedwee te maaken, ook om het tot den waaren Godsdienst volkomen te doen wederkeeren ; want ■ was deeze roede zagter geweest, en werdt ze fpoedig opgeheeven , het ftondt zo gefchaapen, dat men, in.vryheid gekomen zynde , wel dra tot de oude zonden zou wedergekeerd zyn; en welk middel zou hen dan geneezen ? Geheele verdelging mogt geene plaats hebben. In ftand te blyven was den Vaderen beloofd; en God breekt nooit zy»  ISRAeL IN BALLINGSCHAP. I57 gyn woord. Ook moest ten beftemden tyde de Verlosfer der Waereid uit dit Volk voortkomen. Harde roeden moesten dan de verbetering uitwerken ; en de nu gebruikte fcherpe middelen werkten ook zo gelukkig, dat men zulk eenen onverwinnelyken affchuw van de Afgodeiy kreeg , dat, het geen opmerklyk is , dit Volk , zints dien tyd tot heden toe , in geen deel der Waereid , zo veel ik weet , ooit is terug gekeerd tot de groove Afgodery , voorheen zo ras en fterk aangekleefd. Dan , het was daarenboven eene zonderlinge proef der wyze en ontfermende Gods-Regeering , hun eenige groote Profeeten in de ballingfchap te laaten behouden , die jong en oud konden onderwyzen , de braave zeer ter neer geflagen gemoeden opbeuren en beftuuren , de droevigen troosten, en met de toekomende wederkeering in hun Vaderland bemoedigen. Dit alles gebeurde onder het oog der Babyloniers, en Godt Meldt. dit Volk terug van zulks te beletten. Te minder wilden zy dit ook doen, om dat zy zelfs voordeel van zulke groote Mannen trokken: onder anderen van daniel , die , vroeg in de Waereid-Wysheid onderweezen , en deeze aan den Godsdienst dienstbaar gemaakt hebbende , nebucadnezars droom ontwikkelde, de vier groote Monarchyen , en het daarop volgend Koningryk van den mejsias afbeeldde , belt-  ISS verlossing der jooden, zazars einde voorleekte, en cyrus als Staatsman diende. Bygevolg , zulk een Volk, met zo, groote Mannen aan hun hoofd , midden onder de Heidenen, gelyk eertyds in Egypte, jaaren lang in ftand te houden , • en tot derzelver beveiliging groote Wonderwerken te zien gebeuren , moest niet flegts de Babyloniers verbaazen , maar ook de oplettenheid van andere Volken der Waereid wekken , en het oog op de uitkomst doen houden. De Eer, de Naam , en de groote Daaden van Jfraëls eenigen en waaren God werden dus veel beter op aarde bekend, en dit alles kon geen onvoordeeligen uitflag voor de Waereid hebben. . . . Laat dit nu hiervan genoeg zyn : ik moest U de uitmuntende heerlykheid der Godlyke Regeering , die in dit geval , U- anders duister, zo veele oogmerken te .gelyk weet te bereiken, met eenige trekken doen kennen. V. Eindelyk kwam egter aan dé blyde dag der loslaating deezGS armen Volks ! A. Ja , de heuglyke dag der Vryheid daagde eindelyk op na eene gevangenis van zevïntig treurige jaaren , by gelegenheid , dat cyrus, eerst een dapper Veldheer van darius, Vorst der Meden en Perfen , Babyion innam , de Babylonifehe heerfchappy daarop deedt eindigen , zelf daarna op den throon fteeg; cn toen de Jooden (want de oude naam  verlossing der. jooden. ïjj naam van Ifraëliten werdt nu niet meer gebruikt) niet alleen ontfloeg uit de balling, fchap , maar zelfs vryheid gaf, om hunnen verwoesten Tempel te Jerufalem te herbouwen. Lang te voören hadt jesaias dit reeds met naame voorfpeld. XLV. 1-7. Gy zult misfchien denken, het is goed vryheid te geeven tot zulken opbouw , maar hoe zal een arm Volk dien beginnen ! Dan hier moeten we letten , hoe verre God cyrus hart ten goede deezer berooide Natie neigde : dit is waarlyk verbaazend. De Vorst gaf bevel , dat de ryke Babyloniers, die, by de langduurige Gevangenis der Jooden, niet kwalyk gevaaren waren , eene vrywillige gift , by het vertrek derzelven , tot dat einde zoude mede geeven , en Hy zelf ging zynen Onderdaanen daarin voor, Hellende vyfduizend en vierhonderd gouden en zilveren Vaten des Tempels , voorheen door nebucadnezar daaruit geroofd , in handen van sesbazar , anders zerubbabel geheetcn , den kleinzoon van Koning jojakim , die tevens tot Overften of Stadhouder over Kanaan, onder den naam van tirsata , door hem werdt aangefteld , en in alles verder geholpen zou worden door josua , den Hoogenpriester, en kleinzoon van den Hoogenpriester seraja , die by den overgang der Stad door nebucadnezar gedood werdt. Met beide deeze groote  IÓO TEMPELBOUW VERHINDERD. groote Mannen trokken dan dritënveertig duizend Jooden , onder een groot gejuich , naar hun Vaderland. Met gemengelde aandoenin. gen van vreugd en droefheid befchouwden zy, .daarin aangekomen , de Stad Jerufalem en den verwoesten Tempel , onmagtig om zulk een heerlyk gebouw weer op te rigten , en daarenboven nog daarin geftoord. V. Waardoor ? A. De in Kanaan agtergebleeven Jooden , cn de derwaards getrokken half hervormde Heidenen, wyl het Land open en ledig lag, famen vereenigd, en uitmaakende een nieuw foort van Volk , onder den naam van Samaritaanen, wilden zich met de Jooden , uit Babel overgekomen, in den opbouw vereenigen ; doch veel afgodisch onder zich hebbende , wees men hen van de hand. Dit gaf ongenoegen , en zich daarover willende wreeken , deeden zy hun , in cyrus dagen, veel moeite aan ; en na zynen dood fchreeven zy , om het werk te belemmeren , zelfs Brieven aan artaxerxes , anders cambyses , Vorst van Perfie en Opvolger van cyrus , met befchuldiging, dat Jerufalem voorheen opftand bedreeven hadt. Dit geloofde Hy, en gaf daarop bevel om het werk voor eenen tyd te ftaaken. Men ziet daaruit , wat kwaads kwaalyk gezinden den goeden kunnen brouwen — Eerst twintig jaaren daarna r hoe-  herbouwing van jerusalek, ï6i hoewel de Profeeten niet nagelaaten hadden de traagen onophoudelyk aan te moedigen, in 's Heeren naam, tot den opbouw. Op nieuw oorlof van darius hystaspes verkreegen hebbende, werdt het werk eindelyk voltooid. Men hieldt deswege een groot Feest , en zag ten zelfden tyde , met. geene kleene verbaasdheid , den ondergang der Babyloniers, hunne oude Vyanden , van welken zy zo lang veel leeds ondergaan hadden. Deeze twee groote Gebeurtenisfen werden door eene derde , gansch niet onaangenaam , gevolgd. artaxerxes de II. , Koning van Perjïe , nu ook van Babel, Gemaal jan esther , bygenoemd longimanus, gaf verlof aan den Priester esra , dat hy© de Jooden, te Babel gebleeven , aan zou moedigen om naar Jerufalem weder te keeren , cn den Godsdienst daar meer te veftigen , zelfs hem in ftaat ftellende door groote gefchenken tot de herbouwinge der Stad. Deeze yverige Man kweet zich ongemeen van zynen pligt,' in weerwil der tegenftribbeling , door de Vyanden veroorzaakt ; hy hervormde zelfs de aldaar gevonden Jooden. nehemia , een ander waardig Joodsch Man , 's Konings Schenker, leed draagende over de verwoestingen zyner Vaderlyke Stad , verzogt cn verkreeg nog daarenboven verlof, om esra's poogingen te onderfteunen , het geen hy zo kloekkk deedt , I. DEFL. L djK  ï6l H A M A N. E S T H E R. dat alles tot ftand kwam. Maleachi , de laatfte der Profeeten , meent men , was zyn medehelper. V. Toen liep alles den Jooden voor den wind ! . A. Niet in alles ; want , toen zy er niet aan dachten , ftonden zy op het punt om geheel verdelgd te worden door zekeren haman , een Amalekiter , vyand der Jooden , in nyd ontftooken tegen den braaven mordêchai , een Man van dit geflagt, roemryk om zyne trouw , die weigerde zich voor dien trots'aart op eene flaaffche wyze neer te buigen. Esther , ede Nigt des laatften , eene jonge fchoone Jonkvrouw , mede van den Joodfchen Godsdienst , door ©een zeldzaam geval in de Godlyke Voorzienigheid, tot Koningin verheven , zette door haare fchranderheid zodanig artaxerxes hart om , dat haman de verdiende ftraf aan de fchandlyke galg ontving, en der Jooden ongeval werdt afgekeerd. Deswege vierden zy toen het Feest Purim , dat tot heden toe van hun werdt onderhouden. Alle deeze dingen , zo vol van zigtbaare tekenen eens Godlyken Be«ftuurs , dat de Jooden herfteld en niet verdelgd wilde hebben, dienden ter befchaaminge der Heidenen , en ter eere van Hem , die dé belofte , aan abraham gedaan , ongeacht alle tusfchenvallen, geftand maakte. ... Zie daar,  bago.zes. jaddua. 163 daar , zo ver moge ik U in deeze zaak. op het onfeilbaar geleide van Heilige Historiefchryveren, geleiden. Nu verlaaten zy ons, en wy zullen voortaan anderen moeten volgen , ik meen flavius josephus en den Schryver van de Boeken der machabeen , door eene goede Voorzienigheid voor ons bewaard , die ons hier zeer te ftaade komen , om de gaapingen in de Historie der Jooden tusfehen het oude en nieuwe testament te vullen. Op dit geleide willen wy bedagtzaam voortgaan , en de lotgevallen der Jooden , na nehemia's dood, in Kanaan nafpooren. Zy werden toen , zo het fchynt, door de Landvoogden der Perfifche Koningen befluurd ; egter hadt de Hoogepriester al het gezag in zaaken van den Godsdienst , wel niet altoos by opvolging , maar fomtyds by verkiezing aan gefield , gelyk door zekeren bagozes gefchiedde , het geen aanleiding tot oproer onder de Jooden gaf, en hem zuur opbrak. Zy zouden daarna in grooter ongeval gekomen zyn door de weigering van onderftand aan alexander den grooten , Koning van Macedonië , bezig met het beleg van Tyrus , indien niet de Hoogepriester jaddua hem te gemoet getrokken , en een zoen met hem getroffen hadt, voorfpellende uit daniels Boek deszelfs groote overwinningen. V. En die gebeurden ook ? La A.  104 JOODEN VERSTROOID. A. Ja, maar alexander beleefde dezelven niet lang ! Hy ftierf kort daarna te Babyion , en zyn Ryk werdt onder zyne vier voornaamfte Veldheeren, by daniel door de vier Hoornen van den Geitenhok verbeeld , geiplitst. Hierdoor geraakten de Jooden onder de heerfchappy van ptolomeus soter , die Egypte , Arabie , Palefiina enz. tot zyn deel kreeg , en , willende de Stad Alexandria , door alexander den grooten gefticht en naar hem genoemd , meer bevolken en tot eene Hoofdftad maaken, lokte hy veele Jooden derwaards , en gaf hun groote voon-egten; terwyl seleukus , een ander Veldoverfte van alexander , AJie beheerfchende , veele nieuwe Steden bouwde , en ook daarin eenige Jooden overbragt. . . Zie daar eene nieuwe verftrooing van veelen deezes Volks onder de Heidenfche Natiën , om dat meer bekend te houden , om door hetzelve , nu een gruwel hebbende van Afgodery , de valfche Godsdiensten te befchaamen , en om de Leer des naderenden Verlosfers in de waereid Wyd en zyd te verfpreiden. Daartoe diende ook een zonderling geval , ten deezen tyde gebeurd. Ptolomeus , zo even genoemd, te Alexandria eene overfchoone Bibliotheek laatende aanleggen , welke daarna tot zevenmaal honderd duizend Boeken aanwies , zo vertaalden eenige jooden aldaar, op 's Vorsten verzoek, of uit  VERTAALÏNG DES O. TESTAMENT S. l6<$ uit eigen beweeging , ten eigen gebruike en dat hunner verftrooide Geloofsgenooten , die zich aan de Griekfche Taal , door alexanders Overwinningen zo gemeen , als nu de Franfche geworden , gewend hadden ; of daartoe gaande gemaakt , wyl die Stad toen de verzamelplaats der Geleerden was , ik zeg , eenige Jooden , zeventig-, of tweeënzeventig in getal , vertaalden den Hebreeuw/dien Bybel in het Grieksch. Dit Boek werdt ras verlpreid , geleezen, in ptolomeus Bibliotheek bewaard, en is ook tot ons gekomen. De Schryvers des Nieuwen Teftaments haaien dikwerf Teksten des Ouden aan uit die Vertaaling, als de beste dier tyden , en van de verftrooide Jooden in hunnen tyd het klaarfte verfraan, Zy blyft voor ons een kostbaar Gedenkftuk dier Oudheid , welk ons in het begrip van Griekfche Woorden en Spreekwyzen zeer te ftaade komt. V. Leefden de Jooden in Egypte verder gerust ? A. Neen; want de Opvolgers der vier Veldovcrften van alexander , en vooral de Egyptifche en Syrifche Koningen telkens met eikanderen over hoop liggende , zo bragt dit de Jooden in groote engte , niet weetende , welke zyde te kiezen. Ook hadden zy eene zwaare verdrukking uit te ftaan onder de Regeering van ptolomeus filopator , in het L 3 HL  ï£>6 VERVOLGINGEN DER. JOODEN. III. Boek der Machabeen uitvoerig verhaald , doch met zo veele verdigtfelen vermengd, dat de waare Gefchiedenis niet gemaklyk daar uit kan opgemaakt worden. De Jerufalemfche Jooden , mede door de Egyptifche Vorsten vervolgd , oordeelden best zich aan antiochus den grooten , Koning van Syrië, te onderwerpen , welke hun groote voorregten gaf, en verfeheiden overvoerde in de Steden van klein Jfië, waaruit grootdeels die Jooden gefprooten zyn, welken zich ten tyde der Apostelen daar bevonden. Dan , terwyl het deezen wél ging , hadden anderen het kwaad. Is er niets verdicht in i Machab. III. waaraan egter zeer getwyfeld wordt, dan werdt heliodorus , den fchat des Tempels willende rooven , wonderbaarlyk daarin verhinderd : dan kogt zekere jason het Hoogepriesterlyk Ampt : dan werdt hem door zekeren menelaus de voet geligt , en, hoewel met magt van volk weerkomende , afgeflagen : dan beroofde antiochus epiphanes , Koning van Syrië , hierover misnoegd , den Tempel , en wilde de Afgodery invoeren , laatende de ongehoorzaamen op eene ftrenge wyze ter dood brengen, en ftellende een Afgodsbeeld in den Tempel op den altaar , om er aan te offeren Gy ziet hier de oude heerlykheid der Jooden verdweenen, en hen al meer verftrooid ; want de bloeiende vorm van een aardsch  DE MACHABEEN. I67 sardsch Ryk moest verdonkerd worden tegen dien tyd , waarin God een geestelyk Ryk op de Waereid zou oprigten. V. Maar ftelde zich niemant tegen alle die Verongelykingen te weer ? A. Ja wel; want, fchoon God hen in den ouden heerlyken ftaat niet wilde herftellen, verdroeg, hy egter niet zulke mishandelingen, te minder daar zy fchuw bleeven van Afgodery : des verwekte hy , te midden van het hevig branden deezer vervolging , den Priester mattathias , te Modin woonende , aangezogt tot den Heidenfchen dienst , maar dien met verontwaardiging afüaande. Deeze waardige Man vlugtte eerst met zyne vyf dappere Zoonen, Machabeen geheeten , om dat de eerfte Letters der Zinfpreuk , in hunne Krygsbanieren geborduurd, deezen naam vormden , naar het Gebergte, waar veelen zich by hem vervoegden, en daarop boodt hy aan antiochus geen' geringen weerftand. Na den dood des braaven Mans kwam zyn Zoon judas in de plaats , om het bevel over de benden te voeren, die niet alleen antiochus in verfeheiden Veldflagen verwon , maar ook 's Konings Veldheer lysias uit Jerufalem en byna geheel Judea verjoeg, reinigende den Tempel op denzelfden dag, op welken hy drie jaaren te vooren door de Heidenen ontheiligd was, het geen met een groot Feest L 4 be-  168 antiochus epiphanes. Judas. bellooten werdt , hetzelfde dat jesus daarna met zyne tegenwoordigheid vereerde. Hierna ging judas voort , en behaalde meer andere zegcpraalen. Dit fmaakte antiochus weinig ; want naar Perjie getoogen , om fchatting te haaien en .diana's ryken Tempel te plondcren , hoorde hy dit niet , of ftortte in de uiterfte woede , die hem aanftonds op deedt trekken , om Jerufalem te verdelgen. Het uur der Godlyke wraak was nu gekomen. Op zyne reis werdt hy door onlydelyke pynen des lichaams zo fel aangetast, dat hy , tevens door fchriklyke angften des gemoeds gefolterd , het leven uitblies. Zodanig was het einde van deezen Vervolger der Jooden , in daniels Schriften voorlang gebrandmerkt ten fpiegel van booze Vorsten. V. En kreegen toen de Jooden rust ? A. Neen ! Zyn Zoon , antiochus eupator , den Vader niet ongelyk, kwam met een geweldig Leger tegen judas te veld , en , voorttrekkende , belegerde hy zelfs Jerufalem , 't geen , door het beftel der befchermende Voorzienigheid, vruchtloos afliep , en van eenen vrede gevolgd werdt. Deezen egter kort van duur zynde , moest judas zich weêr wapenen , en , hoewel telkens Overwinnaar , was hy egter ten laaften gedwongen voor de overmagt te bukken , voor Vaderland en Godsdienst zelfs fneuvelendc , om dat zyne  JONATHAN. S I m O N. 169 zyne grootmoedige ziel een afkeer van . blooliartig vlugten hadt. In zyn leven hadt hy een Verbond van onderlinge befcherming ge* flooten met de Romeinen, een Volk, toen reeds tot die hoogte gefteegen , het welk nu voor 't eerst in deeze Historie voorkomt. V. En wie volgde op den dapperen judas ? A. De Helden uit mattathias Huis nog niet alle uitgeftorven zynde , verkooren de Jooden deszelfs twee Broeders , jonathan en simon , die voor eene goede zaak ftrydende , hunne wapenen dermaate gezegend zagen, dat de Vyanden , eindelyk wars van den oorlog , bukten , en eenen duurzaamen vrede met hen flooten. Dit gaf jonathan de handen ruim , die daarop den Godsdienst herftelde , en alles in Kerk en Staat hervormde : zelfs aanvaarde hy het Hoogepriesterfchap op 's Volks aandrang , wyl er geen ander was , en hy zich uit aürons geflagt afkomftig rekende. Onias, die te vooren daartoe regt hadt, doch , verworpen zynde , naar Egypte gevlugt was, bouwde aldaar , het geen vreemd luidt , met goedvinden van ptolomeus filometor, eenen Joodfchen Tempel , gelykvormig aan den Jerufalemfchen , ten dienfte der Egyptifche Jooden. Dit Gebouw ftondt omtrent tweehonderd jaaren lang , tot na de verwoesting des anderen , toen mede op bevel van vespasiaan geL 5 floopt,  170 JONATHAN. SIM ON. floopt. — Voor het overige verdedigde jonathan zeer lang zyne Natie op verfeheiden wyzen ; doch eindelyk verraaden en met zyne Zoonen omgebragt zynde , vatte de heldhaftige simon het zwaard op , bedreef veele heldendaaden , bevestigde Judea en Jerufalem in vrede en overvloed , verdedigde den Godsdienst , verfierde den Tempel, en werdt van veele Volken hoog geëerd en in hunne vriendfehap ontvangen: doch op 't onverwagst werdt hy van zekeren ptolomeus , zynen Schoonzoon , haakende naar de Regeering, met zyne twee Zoonen verraaderlyk omgebragt. V. My dunkt , ik hoor nu byna niets dan van Oorlogen , Heldendaaden en Overwinningen der Jooden. A. Zo is het ; dan dit Volk werdt ook, gelyk gy gehoord hebt , telkens onderdrukt, en God wilde altoos, gelyk nog , aan de Waereid toonen, dat het zyn Oude Volk was, het geen hy in Hand wilde houden. Dan Hy tragtte tevens door dien wisfelvalligen ftaat der zaaken te leeren, dat een aardsch Koningryk geenen vasten ftand hadt, veel min op den duur een voldoenend geluk kon geeven : dit was niet alleen in Kanaan waaragtig , maar ook elders , waar maar Jooden woonden. Dus wilde God in de harten dee•zes Volks een verlangen nsar Messias geestlyk Ryk  JO MANNES HYRCANUS. .171 Ryk ontfteeken , wiens dagen vast naderden. Ook leerden andere Volken der "Waereid, bezagen zy het beloop der dingen wat naauwkeuriger, dat de zegen vast gemaakt was aan den dienst van dm waaren God ; en dien te leeren kennen , waartoe hun de Vertaaling des Ouden Testaments zeer te pas kwam, was niet anders dan hen voor te bereiden tot het ontvangen van het Evangelie. Om gezegde redenen hieldt Godt dan de Jooden zigtbaar ftaande. Na simons dood ftondt een derde Zoon op , johannes 'hyrcanus , die de moordenaars zyns Vaders deedt ftraffen, en het Hoogepriesterfchap met de Regeering aanvaarde. In Jerufalem belegerd van den Syrir fchen Koning , kreeg hy den vrede op eenige voorwaarden : doch naderhand den adem ruimer haaiende , ontfloeg hy zich van dezelven : ook dwong hy de Edomiten het Land , hun niet toebehoorende , te mimen of den Joodfchen Godsdienst aan te neemen : verder verwoestte hy den Samaritaanfchen Tempel op Geruim , en zelfs de Stad Samaria. Dus werdt hy één der voornaamfte Vorsten zyner Eeuwe , die in Judea en Galilea treflyk regeerde , en de Joodfch-e Kerk overal beveiligde. Op het einde van zyn leven werdt hy fnoodlyk misleid door icmant, die hem het Hoogepriesterfchap betwistte : hy lei het daarop neder ,. en begaf zich, zyne party ver- laa-  172 SECTEN ONDER DE JOODEN. laatende , tot de Sadduceen , waardoor hy de liefde van het gemeene Volk verloor. En met hem ging het Geflagt deezer braave Helden te onder. V. Waren er toen reeds Sadduceen ? A. Men hadt in die dagen reeds Sadduceen, navolgers van eenen sadok , toen of daarna Hellende , dat God den Mensch beloonde in deeze waereid , en er dus geene Opftanding of toekomend Leven was ; houdende moses vyf Boeken alleen voor Godlyk, en verwerpende de overigen , waarom jesus alleen uit de eerften tegen hen geredeneerd heeft Pharifeen , die, behalven het Oude Testament , ook geloofden , dat de zogenoemde Overleveringen der Ouden Wetten waren, ook op Sinai aan moses gegeeven , van Vader tot Zoon , altoos onbefchreeven overgehandreikt, en hun aldus toegekomen; des' zy zich meer naar dezelven gedroegen , willende door hunne daaden geregtvaardigd worden Es- feen , eenvoudig , ftil en ingetoogen Lieden , meest ten platte lande leevende , en daarom naderhand niet gevallen onder jesus beftraffing , ten zy men denke , dat zy , de Opftanding lochenende , en zeer gezet op hunne reinigingen , tevens in de Pharifeen of Sadduceen beftraft zyn. .... Maak nu hieruit op het diep verval der Jeoden in den Godsdienst ten dien tydc. Men bedreef wel geene Afgodery ;  aristobulus. I73 godery; maar hoedanig flegt waren toch deeze Scheuringen onder de Natie , deeze Gezindheden en deeze Gevoelens ! Welk een verval , welk eene ontaarting van den zuiveren Vaderlyken Godsdienst, zo verderflyk voor de Zielen! Met hoe veel regts heeft de Hcere jesus dezelven naderhand zo ftreng aangetast en veroordeeld ! Ondertusfchen ziet gy uit ' dit droevig geftel der tyden , dat de verftandig Godvruchtigen met zo veel reden hygden naar de komst des Verlosfers ; want liep dit zo voort, hoedanig zou het einde zyn ! V. Maar hadt johannes hyrcanus geene Opvolgers ? A. Ja wel , maar niet die hem gelyk waren ! In hem , zeide ik U , eindigden de Helden. Zyn oudfte Zoon aristobulus aanvaardde de Regccring. Hy was de eerfte na de Babylonifche gevangenis , die in het hoofd kreeg de Koninglyke Kroon op te zetten , en «en Eernaam van Koning aan te neemen. Moordlust verzelde deezen hoogmoed. De ontaarte liet zyne Moeder ombrengen , zyne Broeders in de gevangenis wei-pen ; en , op louter vermoeden , doodde hy daarna zynen meest onder hen beminden Broeder. Schuiven wy eene gordyn voor deeze bloedige Tooneelen , als ik U gezegd zal hebben , dat dit Monster , zyn Heldengeflagt onwaardig , bloed-  Ï74' ALEXANDER. ALEXANDRA. bloedbraakende en onder ysfelyke gemocdswroegingen over zyne wandaaden , den geest uitblies alexander , zyn Broeder , was zyn Opvolger, die zich ook niet onthieldt van Broedermoord, en eerst wel ongelukkig in den ftryd , maar door cleópatra , Koningin van Egypte onderfteund , het hoofd weer opbeurde , en toen verfeheiden Philifthyneti dwong Jooden te worden : maar zyn eigen Volk , vooral de Phanfeen , hardlyk behandelende , ontftondt er een Burgerlykc Oorlog, die zes jaaren duurde , en omtrent vyftig duizend Menfchen deedt fneuvelen. Eindelyk bleef hy na veele gevegten Overwinnaar; dan , zyne wreedheid omtrent de verflagenen benam zyner party de lust om wéér op te Haan. In het beleg eens Kaftcels flecpte eene koorts hem ten grave , na de Regeering aan zyne Vrouw alexandra opgedragen te hebben, die na het einde des bclegs, het Leger ■ in zegepraal naar Jerufalem leidende , haar hof by de Pharifeen maakte , en volgens den raad haars Mans , op het fterfbed gegeeven, ftelde zy zyn Lyk in hunne handen, om dat naar welgevallen te mishandelen of te begraaven , beloovende in alle declen deiRegering naar hunnen raad te zullen handelen. V. Dit geviel ongetwyfeld deeze trotfche Gezindheid zeer wel ! A.  ii Y R K A N V S I. EN II. 175 A. Ongemeen ! Zy bewoogen daarop het Volk aan het Lyk eene eerlyke begraafnis aan te doen , alexandra in de Regeering te vestigen , en haaren oudften Zoon hyrkanus Hoogepriester te maaken : daarentegen fchafte zy tot vergelding af de befluiten van johannes hyrkanus , die de overgeleverde Inftellingen der Pharifeen vernietigd hadt: bygevolg is het geen wonder , dat , zints dien tyd, de Pharifeen en hunne Overleveringen in hooger gezag dan ooit te vooren geklommen zyn. . . Ik geef U deeze ftaalen op , om U het verval der Jooden te doen opmerken. . . Laat ik nu voortgaan , om het U nog duidelyker te doen zien. . . Na haaren dood kwam hyrkanus de II., haar oudfte Zoon , in het bewind ; doch zyn jonger Broeder aristobulus dwong hem met geweld daarvan afftand te doen , en voortaan ftil te leeven. hyrkanus , tot gemak neigende, en de veiligheid boven alles ftellende , bewilligde eerst in alles ; doch daarna door zekeren antipater , een Idumeêr , opgeftookt , deedt hy eenen Burgerkryg ontftaan. aristobulus , daardoor in toorn opgevlogen , en met geld de Romeinen , die nu hun aanzien en magt al verder uitgebreid hadden , ter zyner hulpe omgekogt hebbende , kreeg onderftand en verfloeg hyrkanus. Daarna bepleitten deeze dwaaze Broeders, tegen welken zich het Joodfche Volk ver-  376 jerusalêm ingenomen. verklaarde , hunne zaak voor pompejus , def Romeinen Veldheer , zynde toen te Damascus. Dan deeze , niet aanftonds toonende , wien hy zou begunstigen, nam zyn' flag waar , greep aristobulus , belegerde Jerufalem, werdt door hyrkanus Vrienden in de Stad gclaaten , en nam , na een beleg van drie maanden , den Tempel en het Kafteel Baris in, juist op denzelfden dag, op welken de Jooden eenen plegtigen Vastendag hielden wegens den voorheen ingenomen Tempel door nebucadnezar. Twaalf duizend Jooden werden by deeze treurige gelegenheid om hals gebragt. pompejus , in het Heiligdom intreedende , floeg, volgens de Staatsregels zyner Natie , geene handen aan de heilige Tempel-Vaten; maar gelastte zelfs de heilige plaats te reinigen , cn met de Offerhanden voort te vaaren. Dit waren de gevolgen van Broedertwisten ! De dén wilde voor den anderen niet bukken , en , in ftede van toe te geeven , liever de overal indringende Romeinen gelegenheid aanbieden , om het beftuur der Jooden in handen te krygen, dan dat de één den anderen zou laaten regeeren. Zy ontvingen dus met de Jooden de verdiende ftraf. God liet dit alles regtvaardig toe , te méér daar langs deezen weg zyne groote oogmeiken volvoerd konden worden. Maar kreegen de Romeinen dus voor het allereerst de hand in  krAssus. pompejus. 177 In de Joodfche zaaken, zy trokken dezelve daarop geenzins terug. Dit was hun karacter niét , gelyk ik , van die beroemde Natie fpreekende , U hierna zal aantoonen. Eenige jaaren daarna toonde dit krassus , een ander Romeinsch Veldheer , die op zynen togt tegen de Parthers , (een Volk in het Oosten) door der Jooden Land trekkende , min gemaatigd en meer gierig handelende dan pompejus , den Tempel van eenige gouden Vaten en andere kostlykhcden beroofde. Dan het was nog geen tyd dat heilig Gebouw te fchenden ; en vooral aan zulk eene hand niet geoorlofd : het moest langer ftaan , en volkomen uitdienen , tot dat Hy , die hetzelve hadt doen oprigten , dat ook affchafte en vernietigde. Zirits dien tyd , merkt men op , was krassus ongelukkig in den Oorlog , zelfs fneuvelde hy in een gevegt met de Parthers , die gefmolten goud in deszelfs dooden mond , ten verwyte van den onverzaadelykeh gouddorst , gootcn. Dus bleef die Tempel-fchennis niet ongewrooken.... Dan ik dwaal van pompejus af, by wien ik nog blyven moet, om U het verval der Jooden en der Romeinen aart verder te doen opmerken. Hy ging, na het inneemen van . Jerufalem verder , en flegtte den* Stads - muur , doodde de voornaamften van aristobulus aanhang, herftelde hyrkanus in het Hoogepriesterfchap , maakte hem I. deel. M OOk  I?8 TERUG GAAN DER JOODEN. ook Landvoogd , doch (zie hoe ver dit ging) cynsbaar aan de Romeinen, beperkte deszelfs heerfchappy in eenen naauwen omtrek , en voerde aristobulus met zyne Zoonen , (uitgezonderd antigonus , den oudften , die het ontkwam, en naderhand eenige doch vruchtelooze poogingen tot herftelling aanwendde) gevanglyk naar Rome. ... Zo ver en fterk ging nu der Jooden al zeer verminderde glorie met harde fchreeden terug. Hun ondergang moet van dit Gefchil der Broederen gerekend worden. De oude Vryheid was nu weg , en het Oppergezag in handen der Romeinen. Eéne kleene zaak heeft dikmaals groote gevolgen. Broeders , twistende Broeders , leidden den grond tot den geheelen ondergang hunner Natie. Men kan het niet dan met aandoening gedenken ; doch gy moet het oog niet aftrekken van dit beloop der zaaken , heimlyk zo befteld door Hem , die den Jooden de hooge gedachten van het geluk eens aardfchen Ryks beneemen wilde , en het oog doen flaan op den meer en meer vervallenden ftaat van Zeden en Godsdienst, om dus te hygen naar de komst van eenen grooten Herfteller der dingen , wiens geestlyke Heerfchappy de beste van allen zou weezen. V. Die Ondergang kwam egter* niet annftonds ? A. Neen, veel moest er nog vooraf gaan... ik  hyrkanus. antipater. fazael. herodes. 170 Ik zal den leidraad der Gefchiedenis kortlyk volgen. . . . hyrkanus zag met leede oogen deeze befnoeing zyner raagt, die nog meer door gabinius , een ander Romeinsch Veldheer , werdt beperkt; des hy zo lang daar tegen woelde, tot dat hy van julius c-esar, die te Rome veel gezags voerde, de Regeering met het Hoogepriesterfchap , en de vryheid van Jerufalems muuren te herbouwen niet alleen verkreeg, maar zelfs de oude Vriendfchap tusfchen de beide Natiën herftelde. Dit zou op eenen anderen tyd veel verademing gegeeven hebben ; maar nu waren de tyden er niet na gefteld. Nieuwe opfchuddingen volgden ras op deeze veel beloovende kalmte, antipater , hyrkanus opftoo.ker , bovengenoemd , wist te bewerken , dat hy, ter vergeldinge der diensten, aan de Romeinen gedaan , tot Bezorger van Judea, zynen oudften Zoon FAZAëL tot Jerufalems Stedehouder , en zynen tweeden Zoon herodes (naderhand genoemd herodes de groote, Koning van Judea by de geboorte des Heeren jesus) tot Beftierder van Galilea werden aangefteld. Dan dit gaf nog geene rust. Van eenen anderen kant kwamen dikwerf plonderingen en knevelaaryen , hun aangedaan door de Romeinfche Veldheeren wegens het niet betaalen van geëischte fchattingen ; en dat erger was , de Parthers, onderfteunende de belanM a gen  ï8o parthers. h e r O d e S. gen van antigonus , den reeds genoemden ontvlugten Zoon van aristobulus , kreegen hyrkanus en fazaöl door verraad gevangen , namen "Jerufalem in, pionderden hetzelve, riepen antigonus tot Koning uit , en ftelden hyrkanus en FAZAëL in zyne handen, herodes by geluk het gevaar ontvlugt zynde , liet de nieuwe Vorst den ongelukkigen hyrkanus de ooren affnyden , op dat hy , verminkt zynde, het Hoogepriesterfchap niet langer zou kunnen bedienen, gelyk dit den zodanigen door moses Wet verbooden was. Hy verzondt hem voorts ver van de hand onder de Parthers , om geene moeilykheden onder de nieuwe Regeering te Jerufalem te brouwen. herodes, by geluk ontvlugt, gelyk ik U zeide , ging lynregt naar Rome om te klaagen , met dat gevolg , dat, julius caesar aldaar vermoord zynde, marcus antonius en octavius (naderhand Keizer augustus) met toeftemming van den R'.meinfchen Raad , hem tot Koning van Judea maakten , met dit inzigt , dat hy hun dit door zyne diensten in den Oorlog tegen de Parthers vergelden zou Dus zagen de Jooden de rampza¬ lige gevolgen der onderlinge heillooze gefchillen ; dan hoe verder die liepen , hoe minder zy het oogmerk der Godlyke Regeering daarin begreepen. Dit mogt men voor een grooter ongeluk houden. Al wat men in hen pry-  HERODIAANEN. ï8l pryzen kan , is , dat zy vyanden der Afgodery bleeven , ea den dienst der Offerhanden , een zaak van groot belang , welke niet mogt ophouden , ook niet verzuimden. Voor het overige hadden zy de kennis van 't Leerftuk der Drieenheid , van de zekerheid der Opftanding ,/^an de Rcgtvaardigmaaking .uit het geloof enz. verlooren , en daarentegen de Overleveringen , die alleen geboden van Menfchen waren , overgenomen. De verfchillende Gezindheden maakten dus veele aanhangen , die zelfs nadeelig voor den Staat waren, en dcnzelven dikmaals deeden waggelen. En by deezen kwam nog, onder de Regeering van iierodes , eene vierde Sefte , Herodiaanen geheeten , mogelyk door hem gefticht , ftellende , dat men, gedrongen zynde door eene Heidenfche Overheid , zich mogt fchikken naar de Afgodery. Dit gevoelen fchynt opgekomen te zyn door Hem , die , een Idumeè'r van geboorte , half Joodsch en half Heiéensch was , en zich veelal naar het gevoelen der Romeinen plooide. Alle deeze dingen , een vreemd Vorst daarenboven op den Throon , en het Hoogepriesterfchap in ongefchikte handen , voorlpelden weinig goeds. V. Maar hoe regeerde herodes ? A. Hy kwam , omtrent veertig jaaren vóór 's Heilands geboorte , door beftelling der Romeinen , zo als gezegd is , op den KoninglyM 3 ken  18a hkrooes d a a d e n. ken Throon, en was wel een onderneemend, dapper, verftandig , of liever een listig Koning , gelukkig in het bereiken zyner oogmerken ; maar anders een der wreedfte , onregtvaardigfte en geweldaadigfte Vorsten, in fchyn een yveraar voor den Joodjehen Godsdienst , doch indedaad ook een bevorderaar van den Heldenfeiten , naar gelange zyner inzigten. 't Is een zonderling ftuk , dat , onder de Regeering van zodanigen Koning , jesus , de God des vredes , moest gebooren worden. Dan , op dat gy den eerften beter moogt kennen , en een klaarer inzien krygen in den weg der Godlyke Voorzienigheid, moet ik U eene Schets zyner Regeeringe geeven. . . . Eerst verloste hy zyne Moeder, door antigonus in de gevangenis geworpen; roeide daarna met list de Struikroovers uit, die toen alle wegen des Lands onveilig maakten ; belegerde met hulp der Romeinen antigonus , in Jerufalem gekomen ; nam mariamne , kleindochter van hyrkanus den II. te Samaria , in hoop , dat de Jooden hem dan des te eer voor Koning zouden erkennen , ter vrouwe ; veroverde de Stad ftormenderhand na een beleg van zeven maanden ; kreeg antigonus gevangen ; en kogt marcus antonius te Rome om, wyl hy dien Vorst liet ombrengen , om geene nadeelige gevolgen daarvan te ondergaan. In deezen on- ge-  herodes daadek. i?3 gelukkigen tyd eindigde de Regeering van het beroemde Geflagt der machabeen na een beftuur van honderd en twintig jaaren : een Geflagt , dat in den aanvang zulke groote Mannen hadt opgeleverd , en daarna , by de ontaarting der volgenden , zo deerlyk te onderging. Aan de eerften was de Joodfche Natie , de Staat en de Godsdienst ten -duurfte verpligt. Nu zat herodes op den throon te Jerufalem , en , gelyk hy met bloedvergieten den weg daartoe gebaand hadt , *zo bevestigde hy zich zeiven daarop door gelyke godlooze middelen, 't Moordtoonecl werdt geopend met verfeheiden Aanhangers van antigonus , en daaronder alle de Leden van het groote Sanhedrin of den Raad om hals te laaten brengen. Ook liet hy aristobulus , den Broeder van mariamne, en dus zyn' Zwager, te regt, hoewel tegen deszelfs zin, tot het Hoogepriesterfchrp., verheven , wyl hy uit het Geflagt der Machabeen afftamde, verdrinken. Verder gaf hy last, dat hyrkanus , lang onder de Parthers gebannen , doch nu in Jerufalem wedergekeerd, in vertrouwen , dat hy zyne oude dagen , onder herodes Regeering , met zyne kleindochter getrouwd , ook aan hem wegens gedaane diensten verpligt , gerust en in vrede zou kunnen eindigen , in het tagtigfte jaar des ouderdoms gedood zou worden , op dat hy niet onder eenig voorwendM 4 ft*  184 HERODES MOOr8eRYEN. fèl (want hy was uit het Geflagt der Machabeen') eene aanfpraak op den throon zou maaken , en dan daarop herfteld worden. Zo veele grouwzaame moorderyen dompelden het beevcnd Jerufalem in diepen rouwe. Eene Aardbeeving in Judea , die dertigduizend Inwooners onder de puinhoopen begroef, eene zwaare- Sterfte , en een daarop volgende Hongersnood waren drie ellenden, wel buiten herodes fchuld ; maar by de voorige rampen gevoegd , ga\Kn zy den Jooden eene vermeerdering van ■ grievende fmerten. — Dan nu , liet de regtvaardige Hemel verdiende droefenisfen ook tot herodes Huis komen. Door den dood ontviel hem zyn Vriend marcus Antonius. augustus bevestigde hem wel op den Joodfchen throon ; maar dit groot genoegen werdt jammerlyk geftoord door huisfelyke onlusten. Hy vermoordde zyne indedaad onvergelykelyke Vrouw mariamnf. en haare Moeder. Het naberouw over zo helfche daad kwam te laat: hy ftortte deswege in geweldige vlaagen , vol woedende fpyt , roepende haar vceltyds met den naam van mariamne , in meening dat die waardige Vrouw nog leefde : dan daarop verneemende , dat zy gedood was op zyn bevel , brak hy uit in woedende hartstogten , en werdt voor zich zelven en anderen het ondraaglykfte Schepfel, Met haaren dood eindigde al het geluk van haaren wrec-  tempelbouw door herodes. 185 wreeden Man. Nu werdt hy eigenzinniger en wreeder in de Regeering : hy gaf en ontnam het Hoogepriesterfchap wien hy wilde , volgde de Zeden der Romeinen, en ftichtte Tempelen ter eere van den Romeinfchen Keizer, het geen de Jooden , voor hunnen Godsdienst yverende , zeer verbitterde , zynde ook van dat gevolg , dat al deedt hy iets goeds en nuttigs, hy derzelver liefde niet kon gewinnen : de wéldoende Tyran bleef altyd gehaat. Om egter , zo veel hy kon, het Volk te behaagen , en zynen eigen Naam vermaard te -tariaaken , bouwde hy , in twee jaaren tyds, met tienduizend Werklieden eenen nieuwen Tempel te Jerufalem, dewyl de oude , nu reeds vyfhonderd jaaren geftaan hebbende , dikwils in de Belegeringen zeer befchaadigd was geworden. Hy kreeg niet den naam van den derden , maar behieldt dien van den tweeden Tempel, wyl hy , fchoon nieuw , alleen als verbeterd werdt aangezien. Door dit Gebouw gaf hy zekerlyk het Volk genoegen ; dan het zyne , daaruit vloeiende , werdt op nieuw door andere huisfelyke fmertcn afgebrooken. Zyne twee Zoonen by de edele mariamne , aristobulus en alexander geheeten , naar het afgodisch Rome gezonden , óm daar opgevoed te worden , en nu van daar weder gekeerd , gevoel toonende over den moord, aan hunne braave Moeder gepleegd , werden M 5 op  l86 oude historie öer jooden, op zyn bevel al mede om hals gebragt. Ea kort daarna kwam er een bevel van Keizer augustus, misnoegd wegens deszelfs gedaanen inval in Arabie , dat de geheele Waereid , dat is, herodes Gebied zoude befchreeven worden, het geen hem , wiens gezag daardoor gekrenkt werdt , en zelfs zynen throon deedt wankelen , diep trof; doch hy wist den dreigenden ftorm af te keeren , zo dat de gevolgen der Befchryving toen geenen voortgang hadden. Staande dit geval werdt de Zaligmaaker der Waereid gebooren. . . . Dan nu moet ik hier niet verder gaan. . V. Waarom niet ? A. Om dat , ten aanziene der Jooden, de oude historie hier afloopt , en de nieuwe begint, weshalven wy nu eens zullen verpoozen , om daarna tot deeze laatfte weder te keeren. Herdenk alleen , welken grooten weg wy afgelegd hebben. Drie voornaame Tydperken , van moses tot saul , van saul tot zedekia , en van zedekia tot kristus hebben wy bezien , en daarin Gods wegen met dit Volk en hun gedrag j'egens Hem overwogen. Wy vonden hetzelve , by de eerfte opkomst, onder het opzigt van Aartsvaderen , daarna onder de leiding van moses , vervolgens onder de befcherming van Regters , toen onder de heei 'chappy van Koningen. Na de terugkeering u' > Babel kreeg het weer Be- ftuu-  . taal en konsten der. israeliten. 187 ftuurers, en nu hebben wy het onder de Regeering van Koningen gelaaten, om daarna den draad weer op te neemen. Van geen ander Volk heeft God zulke egte en naauwkeurige berigten laaten optekenen en ons toekomen. Wy zagen, welke oogmerken God met hetzelve wilde bereiken , hoe hy dat heeft geleid , gezegend en geftraft ; welke zonderlinge en buitengewoone Lotgevallen hy hetzelve heeft laaten ondervinden ; als mede wat de meeste fchande en fchaade aan dit Volk heeft gedaan, en welke voordeelen andere Natiën van hetzelve getrokken hebben. Uit dien hoofde is het één der vermaardfte Volken der Waereid geweest, waarvan wy nimmer het oog mogen afwenden , te minder , daar wy Kristenen zo groote betrekking daarop, door de Geboorte des Heilands , gekreegen hebben. V. Eén woord nog van de Taal , van de Konsten en Weetenfchappen deezes Volks , zo gy thans hier eindigen wilt ! A. Dat zy de Hebreeuwfche taal fpraaken , is U bekend. Eenige Stukken hunner Historie hebben zy befchreeven in de Hebreeuwfche , of in de Hoftaal dies tyds ten lande , daar zy waren In moses en josuas dagen waren zy Herders en Akkerlieden , foms ook tot den ftryd gedrongen. Met weinige konsten hebben zy zich toen  188 handel en konsten der israeliten. toen opgehouden : van Handwerken behoefden zy niet te leeven ,By de bouwing des Tabernakels ftonden er eenige Konstenaars onder hen op , die toen hoognoodig waren , om al wat er toe behoorde te maaken In davids dagen waren de Mannen Akkerlieden of Oorlogshelden : de Vrouwen waren bedreeven in huisfelyke handwerken van fpinnen en borduu- ren In salomo's tyden raakten de koophandel cn zeevaart by hen in trein , en zyn bouwen maakte , dat er Konstenaars en Werklieden voor den dag kwamen. De rykdommen en overvloed leiden daama den grond tot weelde en overdaad : de pragt kroop in. jesaias tekent, op eene veroordeelende trant, eene geheele lyst uit van de pronk der Vrouwen in zyne dagen Hoofdft. III. 18—23. — De dichten zangkonst , aan den Godsdienst geheiligd , ging , al van oude tyden , by hen in zwang : in de eerfte heeft geene Natie der Waereid hen ooit overtroffen , en mogelyk ook niet in de laatfte. Lees ftegts de Gezangen van vier beroemde Vrouwen , van mirjam en debora , van hanna en maria , 's Heeren Moeder : lees de Dichtftukken van moses en job , van david en salomo , van jesaias en jeremias , van amos en habakuk , en hoe verheven zult  konsten der israeliten. 180 gy ze vinden van inhoud, hoe groots van taal, hoe ryk van uitvinding , hoe ftout van uitdrukking , hoe fterk vermogend tot vervoeringen; terwyl de reeds gepreezen Lykklagt van david over saul en jonathan , cn de Klaagliederen van jeremias alles overtreffen in aandoenlyke treurigheid, wat vóór of na gefchreeven is. Dan, gedenk er tevens by, wanneer gy deeze uitmuntende Hukken leest, dat onze Taal te gebrekkig is, om het fterke en levendige van de Oosterfche zegswyzen te vatten : ook is de maat der verzen , het geen jammer is, ons te weinig bekend. In zang- en speelkonst waren zy ver gevorderd ; dan wy weeten niets van het maakfel en flegts den naam der Speel-Inftrumenten. Welk een heerlyk Muziek hadden niet david en salomo voor den Tempel gereed gemaakt ! Zouden onze Ooren wel ooit iets verrakkender gehoord hebben ! — 't Zy zo, dat ze in de zeevaart weinig ervarenis hadden; maar die was hun ook niet zeer noodig , alzo andere Natiën in derzelver havens kwamen handelen De Eer van geleerdheid kan men hun niet onthouden. Men zag bedreeven Leviten , overal onder liet Volk verftrooid , woonen , op dat allen door hen zouden kunnen onderweezen worden. Men hadt  390 weetenschap der israeliten. hadt ook schoolen der Profeeten, waarin deeze onderwèezen, om bekwaame Leeraars aan het Volk te bezorgen. Wat eenige , hunner groote Mannen in de natuur- en sterrckunde vermogten, ho'e ver het, onder anderen , moses , job , david , salomo , jesaias en jeremias enz. daarin gebragt hebben, heb ik U in den katechismus der natuur aangetoond. Fier Hoofdftukken van jobs Boek (XXXVIII-XLI.) bevatten meer waare Natuurkundige Wysheid dan alle de Schriften der Ouden, en egter werden die fchoone Stukken daarin niet gefchreeven , om ons de Natuurkunde te leeren. De Heilige Schrift is tot geheel andere einden, gelyk gy weet , opgefteld ; maar de gemelde dingen werden er op eene keurige wyze ingevlogten, om ons tot den Schepper der Waereid te geleiden , om Hem in die Werken te leeren kennen en te verheerlyken. . . . Laat nu dit genoeg zyn. Ik heb U, meen ik, lang genoeg by het vermaardfte Volk, het geen wy nu voor eenen tyd verlaaten , opgehouden , om U hetzelve te leeren kennen, en in deszelfs lotgevallen Gods hooge Regeering te doen opmerken. Gy hebt gezien , dat Hy regeert , en het lot der Natiën beftemt; maar ook dat geen Volk ongelukkig wordt, 't.welk Hem  EINDE DEEZER OUDE HISTORIE. 191 Hem eert en dient. Leerde de Waereid deeze gewigtige les , waarin de Beftuurer van alles in elke Eeuw , van den beginne des Tyds tot nu toe, het Menschdom heeft willen onderwyzen ! . . . Waartoe hebben wy het groote Waereldtooneel dus verre befchouwt , dan om , onder anderen , dit ook te leeren ! Houden wy dit in het oog, dan zal de Historie der Waereid voor ons veel nuttiger en aangenaamer weezen. Het is toch niet genoeg te weeten , wat Menfchen van tyd tot tyd daarin gedaan hebben : wy behooren ook te kennen , wat God dezelven heeft laaten overkomen. De Gefchiedenisfen , zonder Godlyke Regeering befchouwd , bevatten eene drooge ftoffe : maar dezelve daarin gelast en te gelyk bezien maakt dezelven heerlyk. Laat ons dan dit Plan volgen, en wat wy ook befchouwen , altoos met eerbied erkennen: de Heere regeert! VYF-  V Y F D E ZAMENSPRAAK over de HISTORIE der BABYLONIERS en ASSYRIERS. Nimrod. Ninus. Semiramis. Ninive. Babyion, Sardanapalus. Arbakes. Pul. Het Asfyrifche , Medifche en Babylonifche Ryk. Nebucadnezar. Bel/afar. Darius de Meder. Cyrus. Taal. Regeering. Godsdienst. Zeden. Konsten. Weetenfchappen. V raag. Met welke Gefchiedenis zullen wy nu beginnen ? Antwoord. In den aanvang onzer Zamenfpraaken heb ik U myn Plan gezegd. Elk Volk in de oude historie verkoor ik in het geheel te befchouwen , om geene gaapingen door andere tusfchen infchietende Gefchiedenisfen te krygen , het geen verwarring zou geeven ,■ cn uw, geheugen zo Wel als uw begrip  E Al? YLÖNIÉRS. ASSYRIERs. ÏO3 grip nadeelig weezen. Met de oude historie der Jooden hebben wy begonnen, en dezelve tot de nieuwe toe Vervolgd. Toen Haakten - wy onze Befchouwing, om daarna tot dezelve weder te keeren: maar nu is het tyd de andere Volken van Afia aan U te vertoonen. Des gaa ik U thans van herodes tot nimrod en assur, een Tydperk van ruim tweeduizend jaaren , terug leiden, dat is , ik wil U de Historie, van deeze twee Mannen af tot sardanapalus , of anders gezegd, van den oorfprong des Babylonifchen en Asfyrifchen Ryks tot den ondergang des laatften, ik meen van het jaar 1800 der Waereid tot omtrent het jaar 3100 , zynde een Tydvak van dertienhonderd jaaren, laaten zien. V. Deeze weg is lang, mogelyk even nuttig en aangenaam , om dien met U te bewandelen. A. Ik wil U vooraf eene algemeene Schets van die twee Oosterfche Volken, ik meen, van de Babyloniers en Asfyriers geeven , en zal, aan het einde gekomen, U van deezen weg, welken wy nu inflaan, laaten oordeelen. By naame zyn deeze twee Natiën U niet o'nbekend. Gy hebt ook reeds gehoord , en voorheen geleezen, dat deeze twee de Koningrykcn van Juda en Ifra'il omver geworpen ; dat zy derzelver Onderdaanen in gevangenis vervoerd hebben ; en dat de Profeeten I. deel. N ie-  194 babyloniers. assyriers. jesaias en jeremias , daniei. en jonas- er veel van voorzegd hebben; des zy , ook om de Heilige Schrift beter te verftaan, waardig zyn van U gekend te worden. Laat ik U dan zeggen , wanneer , waar en door welke voortrefrelyke Bedryven deeze twee Volken zich beroemd gemaakt hebben in de oude Gefchiedenis : maar verwagt niet te hooren, dat dit gefchied zy op dezelfde wyze gelyk de Jfraëliten , die, ten aanzien van den Godsdienst, ver boven deezen voor te trekken zyn. Geene Natie in de Oude Historie evenaarde hen toch daarin. De Babyloniers en Asfyriers zyn van de gemelden zeer onderfcheiden. Zy hebben zich beroemd gemaakt door de overwinning en beteugeling van uitgeftrekte Waercldoorden; door de eerfte Uitvindingen van Konsten en Weetenfchappen ; door het allereerst ftichten van Koningrykcn; en. eindelyk zyn zy berugt geworden door het ter. baane voeren der fnoode Afgodery. Dit laatfte verdonkert zeer het eerfte. Men moet hen tellen onder de oudfte Volken van JJia, door de Historie vermeld, ninive en babylon , twee verbaazende groote Steden, waren de Hoofdplaatzen deezer twee aanzienlyke Monarchyen; doch werden wel haast onder elkander vermengd , zo dat die twee Naamen voortaan niet meer dan één Volk en denzelfden Staat uitduidden.  nimrod. babel. ninus. lg$ V. Dit heldert myne kleene kennis van deeze Volken reeds op. A. Om dan hierop voort te gaan, zo herinner U myn gezegde (bladz. 90,91.) dat noachs ' Nakomelingen, by de groote vermenigvuldiging , zich in het wyde onbewoonde Oosten verfpreidende , nimrod , de Zoon van Cham, eenige woeste gezellen zamen raapte, zich by Sinear, eene groote fchoone vlakte, Chaldea, of van de daarna hier gebouwde Stad Babyion, Babylonie geheeten, neêrfloeg, en daar een Ryk ftichtte. Het grensde aan Mefopotamie , Arabie en de Perjifche Golf. De Tigris en Eutfiraat, twee groote Rivieren , aan welke laatfte Babyion gebouwd werdt, ftroomden door hetzelve heen. ' Gedaane diénsten, nevens zyn onderneemend dapper gemoed, waren oorzaak , dat verftrooide Lieden, die zulk eenen Man tot Regter , Wetgeever, en Befchermer noodig hadden, hem tot hun Opperhoofd verkooren. Hy bouwde den Tooren van Babel en verfeheiden Steden. Meer zekers weet men van hem niet. Men zegt wel , dat hy in Asfyrie viel; assurs Nakomelingen daaruit dreef, Ninive, zo geheeten naar zynen ■ Zoon ninus , ftichtte; en dus, denklyk, het Babylonifche en Asfyrifche Ryk vereenigde: maar alles is hier met veele duisternisfen omzwagteld. Zie daar, wy berinnen pas aan deeze Historie, en, gelyk Na &  I96 ninive. ninus. semiramis. ik U voorfbelde, de nagt overvalt ons reeds hier, daar wy gaarne den dag zouden zien. Misfchien Is assur dezelfde met ninus , die Ninive aan den Tigris bouwde , zo men zegt veelmaalen grooter dan Amfterdam, en praaiende met vyftienhonderd Toorens , tweehonderd Voeten hoog. Asfyrie, gelegen tusfchen de gemelde Rivier, en Medie met Sufiana en Armenië, Landen , zo genoemd fat laater dagen, heeft ongetwyfeld deezen naam van assur ontvangen. Al verder nieuwe uuisternisfen ! Hy, dien men ninus noemt, zou met een millioen krygsknegten groote 'veroveringen gemaakt, en de dappere 4semiramis ter vrouwe genomen hebben. Zy zou het groote Babyion, nu' de Hoofdftad , fchoo■ner dan Ninive , na zynen dood gefticht hebben , met zo breede muuren , dat op dezelve zes Wagens te gelyk eikanderen konden voorby ryden , met hangende Tuinen, en met eene fchoone brug over den Euphraat. Ook zou zy met een groot leger den Koning van Indie beoorloogd hebben; doch geflagen zynde , in haar Land weergekeerd en daar geflorven zyn. Veele Koningen, fommigen ons alleen by naame genoemd , zouden, wel duizend jaaren lang, na haar geregeerd hebben. sardanapalus , één der laatften, wordt ons afgebeeld, als een lui , wellustig en verwyfd Vorst, veragt van zyne Onderdaanen, verdelg!-?  BEL.ESIS. ARBAKES. I97 delgd doovf twee Landvoogden van Babylonie en Medie, belesis en arbakes geheeten , die hem aanvielen , waarop hy, in Ninive belegerd , zich in zyn paleis met alle zyne ichatten en Hovelingen zou verbrand hebben. De Stad zou toén geflegt zyn geworden , en deeze oude groote Monarchy te gronde gegaan zyn. . . . Dan , laat ik hiervan niet meer ophaalen. Ongetwyfeld loopen hier veele verfierde dingen te zamen, en de daar onder vermomde waare Historie fchynt er niet uit herkend te kunnen worden. Hadden wy er een zeer groot belang in gehad, de Voorzienigheid zou gewis alles voor ons wel bewaard hebben. V. Hoe raaken wy dan hier voort ? A. Wy moeten hier een nieuw Tydvak, van sardanapalus af tot op cyrus , of van den ondergang der Asfyrifche Monarchy tot het einde der drie daaruit ontftaane Ryken, en dus van het jaar 3100 tot het jaar 3450 der Waereid, bevattende omtrent driehonderd en vyftig jaaren, intreeden arbakes, zo even genoemd, de Asfyrifche Monarchy, door hulp zyner Meden omgekeerd hebbende , hieldt ze een'. tyd lang in bezit. Na honderd jaaren werden drie onderfcheiden Ryken daaruit gevormd ■ Het nieuw As/y- rifche, in welk pul de eerst bekende Koning was die Ninive herbouwde, en veele N 3 Las-  198 ISSYRISCBE RYK. Landen in het Zuidelyk Afia veroverde. Na honderd en vyftig jaaren kreegen de Meden en Bdbyloniers dit Ryk in handen en verdeelden het onderling. Ook ftichtten deeze twee Volken , te vooren Onderdaanen der Asfyriers, het Medifche Ryk. dejokes was de eerfte beroemde Vorst, die te Eclatant zyn Hof hieldt. Andere Landen vervielen er vervolgens by; doch, na verloop van tweehonderd jaaren, raakte het in handen der Perfen Het derde Ryk was het nieuw Babylonifche, magtiger doch kort van duur, gefticht door nabonasser. V. Is dit alles, wat - ik er van moet weeten ? A, Niet, ten zy gy wilt! V, Zeg my dan van allen eenige byzonderJieden — eerst iets van het Asfyrifche. ' A. Het nieuw Asfyrifche hadt pul tot eerften Vorst, zo veel wy weeten. menahem, Koning van Ifraèï, gaf hem veel gelds, om zyn Ryk genist te bezitten. 2. Kon. XV. 19, , tiglath-pileser , zyn Opvolger, nam veele Jfraè'litifche Steden, om redenen ons onbekend, weg, en voerde de Inwooners gevanglyk naar Asfyrie. vs. 19. Hulde ontvangen hebbende van achaz , Koning van ( Juda, hielp hy hem tegens pekag , Koning van Ifracl, en tegen rezin , Vorst Van Da-> mascus, welke Stad hy innam, en dus een einde  ASSYRISCHE RYK. Ï0# einde maakte van dat oude Ryk. i Kon. XVI. 9. salmaneser , ten Asfyrifchen throon gefteegen, tastte hosea , Koning van Jfraêl aan , maakte hem cynsbaar ; doch vcrneemende deszelfs verbond' met den Egyptifchen Koning, en de onwilligheid om voortaan fchatting te betaalen , nam hy Samaria weg , en , van het Ifraëlitisch Ryk een einde maakende, voerde hy het Volk gevanglyk naar Asfyrie. a Kon. XVII. 6. bevolkende de verwoeste Steden met vreemde Natien , welker Afgodery in plaatzen, te vooren heilig, door God niet geduld werdt: des werden ze door Leeuwen zodanig geplaagd, dat de Koning verpligt was eenen der vervoerde Ifraëlitifche Priesteren terug te zenden , om het Volk beter te onderwyzen. ys. 24-28. hiskia, Koning van Juda wilde hem egter geene fchatting betaalen — Zyn Opvolger sanherib, deswege verftoord, dwong hem daartoe met geweld, en, naar Egypte trekkende , liet hy Ralfake, éénen zyner drie Veldheeren, agter, om Jerufalem te belegeren, en God te lasteren. Dit fnood bedryf kwam hem duur te ftaan. Een Engel des Heeren floeg, in éénen nagt, honderd vyfentagtig duizend Asfyrifche Legerk'negteh voor Jerufalems Poorten ( dood. Hy zelf, van zynen togt te Ninive terug gekeerd, van het Volk toen gefmaad, en daarop woedende geN 4 wor"  sop assyrische ryk. worden , werdt door twee zyner Zoonen in den Afgodstempel , daar hy met offeren bezig was , vermoord, 2. Kon. XVIII. XIX. De Eer van Jfraëls God werdt dus in het aanzien der Waereid gehandhaafd. Hoedanig waren toch de Afgoden , die éénen Vorst tegens zyne twee Zoonen niet konden befchermen ! Ook waren honderd en vyfèntagtig duizend lasterende Asfyrifche Krygsknegten niet beftand tegens éénen Engel, en hadt deeze 2ulk eene magt, hoedanig was dan niet het vermogen van lfraëls God ! De twee Vadermoorders , voor wraak bedugt, vlugtten Jiaar Armenië ; een derde Zoon , esar haddon werdt toen Koning, ook van Babyion: hy vernederde achaz , floeg manasse , den Koning van Juda, in boeien, en , na zynen naam dus gedugt gemaakt te hebben , ftierf hy —— saosduchinus volgde op, die waarfchynlyk den berouwhebbende manasse in het Ryk herftelde — chilinadon kwam in de plaats — toen zyn Zoon nabuchodonozor , aan wien in het Apocryf Boek van judith wordt gedacht , zynde een woelagtig oorlogzugtig Vorst , die een leger zamenbragt , om de weerfpannige Meders te tugtigcn. holofernes , zyn Krygsoverfte deedt alles, (zo wordt er verhaald, maar veele verdigtfelen fchynen er onder te loopën) voor zyn zwaard pukken ; doch werdt zelf docr judith , eene  ASSYÏISCHI ryk. 2.0I Bethnlifche Vrouw , bedroogen en vermoord sarak , zyn Opvolger , gaf het bevel zyner benden aan nobopollasser : maar deeze ftondt tegcns hem op, en vermeesterde het Ryk van Babyion voor zich zeiven. Zyn Zoon aan eene Medifche Vorstin gehuwd zynde , zo fpanden de Babyloniers en Meders te zamen , en alles overweldigende , ftak sarak het paleis in brand , en kwam daarin om. In de duisternis , hier voorkomende , vraagt men , zou niet deeze sarak de sardanapalus der Ouden zyn ? Ondcrtusfchen triomfeerden de twee genoemde Volken over de Asfyriers , en hun groot Ryk, maar ruim honderd en vyftig jaaren geftaan hebbende , ging te gronde. Dan gy zult er U niet over verwonderen , zo gy de Voorzeggingen , daarvan gefchied, naleest. Jef. X. 5-19. XIV. 25. XXX. 31. XXXI. 8, 9.» Ezech. XXXI. 3-17. Nalu Hl. 18, 19. De Afgodery en andere ondeugden werden dus geftraft , en Ifra'e'l zag met verbaasdheid deeze Godlyke wraak: andere Heidenen mogten er zrch ook aan fpiegelen. V. Nu het tweede , of het Medifche Ryk ! A. Toen het Asfyrifche Ryk dus onderging , ftichtten de Meders en Babyloniers byzondere Heerfchappyen. De eerften, afkomflig van madai , japhets derden Zoon , bewoonden voorheen een Land, dat ten Noorden e N 5 .aan  £02 medisch e r y k. aan de Kaspifche Zee, ten Zuiden aan Perfie , ten Oosten aan Parthie, en ten Westen aan groot Armenië grensde. Van ouds hadden ze Koningen , waarvan ons eene Lyst gegeeven is , waarop wy ons egter niet wél kunnen verlaaten. pul fchynt hen eerst aan de Asfyrifche Heerfchappy onderworpen te hebben, diokes fchudde dat af, gaf het Volk wetten, en bouwde Ecbatana. Zyn Zoon fraortes , hem opvolgende , breidde de heerfchappy uit — en kiaxares , die in de plaats kwam , eerst lang verdrukt door de Schyten, een Volk door de Cimmeriers uit Europa verjaagd, begon de belegering van Ninive , en zyne Dochter aan nebucadnezar gegeeven hebbende , toogen deeze beide Vorsten naar de belegerde Stad, namen ze in, verfloegen , gelyk gezegd is , sarak, en verdelgden dezelve tot den grond toe. Een verftandig Heiden en een oplettend Jood moesten dit met verbaasdheid befchouwen. Zy zagen hierin Gods Waarheid en Regtvaardigheid. Men hadt dit vooruit geweeten , wyl het voorfpcld was door Nahum II. 3. Voorts floegen zy den Koning van Egypte, namen Jerufalem in , cn Koning jehojakim gevangen ; ook overwonnen zy Perjie en andere Volken , door ezf.chiel opgeteld. XXXII. 22-30. astyages opvolgende, in dc Heilige Schril* 'aha-  medische en babylonische ryk. 2.03 ahasuerus geheeten , gaf zyne Dochter mandane aan kambyses, een' Perfiaan , uit welk Huwelyk cyrus is gefprooten. Staande zyne Regeering werdt de vriendfchap tusfchen de twee vereenigde Volken, de Meiers en Babyloniers , gebrooken , 't geen den grond lei tot Babylons ondergang Stervende kreeg eiaxares de II, zyn Zoon, Oom van cyrus, door daniel, darius de Meder genoemd, het Ryk, zynde wel de Opperbeftierder, doch cyrus regeerde alles. Zy namen Babyion in. daniel was by deezen darius geëerd, nu yyfè'nvyftig jaaren lang hier eerfte Staatsdienaar, het geen den nyd der Hovelingen wekte , en oorzaak was , dat men hem in den kuil der Leeuwen wierp. V. Hoe ging het met het derde, ik meen, met het Babylonische Ryk? A. Dit Ryk was zeer uitgebreid , hebbende ten Oosten en Zuiden de Rivieren den Tigris en den Euphraat met de Perfiaanfche Golf, ten Westen woest Arabie, en ten Noorden een gedeelte van Mefopotamie. Het oude Ryk , gelyk ik U zeide , was gefticht door nimrod. Veele op hem gevolgde Vorsten zyn ons onbekend. nabo- nasser wordt ons als de eerfte Vorst in bet vervolg genoemd. Zou hy, vraagen fommigen , de ninus der Ouden , en zyne Vrouw semiramis weezen? Op hem zyn eenige  204 BABYLONISCHE RYK. eenige anderen gevolgd , van welken wy weinig vveeten nabopolasser , anders BELEsrs , die met de Meders van het Asfyrisch Ryk afviel, was de Vader van den hoogmoedigen nebucadnezar , die de Ifra'éliten, na de verdelging van Jerufalem, gevanglyk naar Babel voerde, de Pheniciers, Arabiers , Egyptenaars , (Ezech. XXXII.) met andere Volken van africa onder zyne magt deedt bukken , en Babyion , de Hoofdftad des Ryks , tot eene der fterkfte, grootfte, en pragtigfte Steden der toen bekende Waereid maakte. De Muuren en Gragten der Stad, het Meer daar buiten , het Paleis, de Tempel van Belus , de hangende Tuinen enz. waren zyne voornaamfte Werken. De Muur van China overtreft alleen alle deczè Gebouwen : anders is nooit iets zo trots gemaakt. Zyne handelwyze met den Profeet daniel is U uit de Heilige Schrift bekend. Hy was een geweldig Veroveraar. Dan op zo veel magts en heerlykheids ftout en trots geworden, ook roemende : is dit niet het groote Babyion, dat ik gebouwd, dat is, verbeterd hebbe ! werdt hy op eene ongewoone wyze vernederd, en tot de Beesten gedreeven, waaraan hy zich verbeeldde gelyk te weezen ; doch daarna tot zyne zinnen weêr gekomen, bleef dit gedugt geval eene leeringe voor hoogmoedige Vorsten. Zulk eene verbaazende Gebeurtenis voor het oog deige-  babylonische ryk". 205 geheele Waereid verfterkte de in Babel gevangen Ifraëliten in de zekere kennis, dat God regeerde : en wat moesten zyne eigen talryke afgodifehe Onderdaanen zeggen , toen zy die geweldige vernedering zagen , en hem na zyne herftelling hoorden zeggen ter eere van den waaren God : dat alle zyne werken waarheid, en alle zyne paden gerigten zyn, en dat hy magtig is te vernederen de geeven , die in hoogmoed wandelen! Dan. IV. 27. • belsazar , anders evilmerodach r zyn Zoon, die , geduurende 's Vaders ongefteldheid, het Ryk regeerde, volgde hem ook daarna op. Hy ftaat uitgebeeld als een ondeugend Vorst. Gy weet , dat hy op een groot dartel Feest, uit de heilige Vaten des Jerufalemfchen Tempels , door zynen Vader tot buit gemaakt ,■ en zints door een duidclyk beitel der Voorzienigheid bewaard, om dat ze naderhand moesten terug gevoerd worden ten oude gebruike in den tweeden Tempel , hoewel Hy en zyn Vader daaraan waarfdiynlyk nooit gedacht, maar ze flegts ongefmolten zullen gelaaten hebben, om ten gedenkteken der overwinning te blyven: ik herzeg , gy weet, dat belsazar , uit die Vaten met zyne dartele Gasten willende drinken, op 't onverwagts eene Hand aan den muur ter waarfchouwinge zyns ondergangs zag fchryven: mem, mene , tekel, upar-  SOÖ .BABYLONISCHE RYK. uparjin! gy zyt gewoogen , en te ligt be* vonden ! Gy weet ook, dat hy in denzelfden nagt gedood, en dus het Ryk vermeesterd werdt door kiaxares, anders darius den Meder, en door cyrus , welke laatfte daarna de volle heerfchappy in handen kreeg. Zints dien tyd raakte dit groot Ryk zódaHig in verval , dat het, volgens de voorfpelling der Profeeten, geheel verwoest werdt, en geene tekens van deszelfs ftandplaats meer overgebleeven zyn. Gy weet mogelyk, dat dit Jef. XIII, XIV, XXI, en XLVI. Jer. L en LI geleezen wordt: als mede , wat daniel aan nebucadnezar voorzegd hebbe aangaande de vier groote Monarchyen, Dan. II. die gevolgd zouden worden van het Ryk des messias , het welk alle die Koningryken zou vermaalen en te niet doen; maar zelve in alle eeuwigheid beftaan. vs. 44. Ook was voorfpeld , wat die Vorst aan Tyrus zou doen. Ezech. XXVI. 7-16. cn hoe hy Egypte zou behandelen. XXIX. 19. Hoorden de Heidenen deeze Voorzeggingen , en zagen zy dezelven daarna zo naaüwkeurig vervuld worden, welke pogingen werden dan niet tot derzelver verbetering aangewend, en wat moesten zy van den magtigen God der Ifraëliten , wat van hunne Afgoden, die niets van dit alles konden , denken ! En werden dan de Heidenen toen geheel en al vergeeten ? Plet Ko-  ondergang der drie RïKEN. &07 Kouingryk van jesus werdc zelfs door daniel aan nebucadnezar gepredikt, die hem, na zo veele ontdekkingen , tot hoog aanzien verhief. Ban. II. 48. eene klaare beftelling der Voorzienigheid , om , door het hoog gezag en magt deezes Profeets, de gevangen Ifraëliten in Babel te befchermen en re verkwikken. ... Zo veele eindoogmerken loopen vaak in de hooge Regeering van God te zamen, en geeven ons aanleiding , om van derzelver Wysheid en Goedheid te oordeelen. . . Zie daar alles , wat ik U van deeze drie Ryken te zeggen hadt, indedaad weinig , maar wat is er niet van derzelver groote Gefchiedenisfeh verlooren! dan, laaten. wy ons daarover niet te zeer beklaagen ; het verlies valt niet te herftellen. V. Waar zyn deeze Ryken gebleeven ? A. Zesdehalfhonderd jaaren vóór 's Heilands geboorte zyn ze niet alleen onder een vreemd gebied gekomen ; maar de Volken zelve , die ze opgerigt hadden , ik meen de Asjyriers , Meden en Babyloniers, hielden op door den tyd onderfcheiden te zyn van andere Natiën : hunne Naamen zelve zyn eindelyk te niet gegaan. Zo verdwynen de grootfte Monarchyen, zo gaan de Volken te tnder! V, Is het dan voor my genoeg derzelver op.  &ö8 taal, en regeringsvorm. op- en ondergang uit uw gegeeven berigt dus te weeten ? Maakt my dan de Volken kenbaar , en is dit de waare Historiekunde ? A. Neen voorzeker! Met eene dorre Historiekunde behoort gy TJ nimmer te vergenoegen. Kan het weezen, dan moet gy tragten de Taal, de Regeering, de Zeden, den Godsdienst, de Konsten en Weetenfchappen der Volken wél te kennen ; want daaruit ontwikkelt zich veelal de loop hunner lotgevallen, en niet weinig leerzaams kan er uit afgeleid worden. V. Dus leidt gy my, om U een berigt deezer Stukken te vraagen. A. Ik gaa' U hierin voldoen ! Als men den eerften oorfprong der Asfyriers en Babyloniers nadenkt , moeten zy eene taal , vry naverwant aan de Hebreeuwfche in uitfpraak en fchryftekens, gehad hebben. De overblyffels , die wy er nog van hebben, naamclyk de Ckaldeeuwfche toont duidelyk haare afkomst van Chaldea. -—. Wat aangaat den regeeringsvorm : gy hebt gehoord, dat zy Koningen hadden, die een ruim gebruik van hunne magt maakten , en het Ryk erflyk aan hunne Kinderen nalieten. Zy vertoonden zich zelden aan hunne Onderdaanen, en dus eene groote gemeenzaamheid zorgvuldig vermydende , werden ze byna als Goden van dezelven vereerd. Dit verminderde wel niet  regeering. godsdienst. e.09 niet hun aanzien ; maar het deedt daarentegen een ander kwaad, naamelyk , het Volk minder fchroomende , namen zy de vryheid van dikwils onregtvaardige en wreede daaden te bedryven. Men kan intusfchen niet ontkennen , dat zy aan den anderen kant veele goede Wetten gegeeven hebben. De gezegde vermyde gemeenzaamheid , en het vry bedryf van allerleie daaden , by de Vorsten dier Volken vroeg opgekomen , fchynt aan Afia vry gemeen gebleeven te zyn, alzo men ze nog in veele Landen aldaar vindt ■—— Wat nu den godsdienst betreft : gy hebt gehoord , dat ze allen der Afgodery toegedaan warén. Eerst heeft men Zon en Maan aangebeden ; daarna de geftorvenen , en vooral , onder dezelven , de Koningen verëerd. Ryk zynde , ,vid het ligt de Tempelen kostlyk op te fleren : alles blonk er van goud en zilver. Toen de Godsdienstplegtigheden meer en meer toenamen , en de Afgodspriesters daarby hun voordeel vonden , lieten deezen niet na alles te doen , wat de dwaaze verbeeldingskragt der Menfchen kon fterken , ftreelcn en genoegen geeven : des het niet te verwonderen is , dat een valfche Godsdienst by deeze , van het regte fpoor reeds geweeken Natien, geliefd werdt, en by de niet beter onderweezen Nakomelingen geacht gebleeven is. , L deel. O Zulk  2IO ZEDEN. KONSTEN. Zulk eene verregaande dwaasheid, gebooren door het eigen verblind vernuft en zinnelyke verlustigingen , hebben toch de onverlichte Volken , in alle tyden en op verfeheiden wyzen , bedreeven ten koste en ondergang der zuivere Waarheid Wilt gy nog één woord van hunne zeden ? Het ging daarmede by hen , gelyk het nog gaat. De oude eenvoudige Zeden werden door de Afgodery, rykdommen , overvloed en weelde verbasterd. De beste dingen werden toen misbruikt. Overdaad, verwyfdheid en wellust, die nog in Afia fterk heerfchen , zyn toen gebooren, en hebben niet weinig tot den ondergang dier Volken medegewerkt. De Zonde toch is niet alleen een fchandvlek, maar ook het verderf der Natiën — Maar ik zou ook iets van derzelver konsten en weetenschappen zeggen. Weet dan , dat zy eene groote menigte Priesters ter waarneeminge van den Godsdienst hadden , die tevens hunne Geleerden waren, Chaldeeuwen geheeten naar hun Vaderland Chaldea. Hunne bediening erflyk en hun alleen eigen zynde , zo moet men daaraan toefchiyven, dat deezen veele kundigheden alleen voor zich zeiven bewaarden, cn voorts het Volk door allerleie konstgreepen en gewaande geheimen beftuurden. Zy gaven voor groote Waarzeggers en Droomverklaarders te weezen; Lieden,  weetenschappen. 211 den , waarop men in alle min verlichte tyden zeer gezet is geweest. Ook roemden zy grootlyks op eene bovennatuurlyke Wysheid , en op eene kragt , om wonderbaare dingen te doen , of op eene foort van Tovery. Hiertoe diende hun de sterrekunde zeer veel. Daardoor leerden zy de veranderingen der Sterren gade te flaan , derzelver eigenfehappen op te maaken, en die met veel waanwysheid te verklaaren. Toen men begreep , welken invloed die Weetenfchap hadt op den Landbouw, op de bepaaling der Jaargetyden , op de Zeevaart, en andere noodzaaklyke fchikkingen in de Burgerlyke Maatfchappy , kon men niet nalaaten naauwer acht op die Weetenfchap te geeven. V. Vonden zy dan alle die dingen uit ? A. Dit durf ik U niet verzekeren. Het is waarfchynlyker, dat zy door anderen daartoe aanleiding kreegen; doch , door oefening , deeze Weetenfchap volmaakter deeden worden. De groote ruime Velden van het vlakke Chaldea onder eenen helderen Hemel leiden daartoe den eerften grond. De vroege Bewooners, Herders en Akkerlieden zynde , die het grootfte gedeelte van den dag en den nagt aldaar in de open velden doorbragten, konden elk Verfchynfel in die helO a dere  Üia sterrekykery. dere Lucht zeer ligtlyk waarneemen: de pragt der fchoone Sterren en elke verandering moesten hen treffen , en dit bragt hen tot de Sterrekunde. Doch er niet genoeg van weetende , namen de Afgodifche Eerbcwyzingen voor deeze Ilemelfche Lichten toe , en men verviel naderhand tot de ydele Konst der sterrekykery of sterrewichelary , dat is, tot de voorgewende konst , om uit den ftand en beweeging dier lichtende Bollen het lot der Menfchen te voorfpellen. V. Dit' doen fommigen nög ! A. Het is waar , dat , zelfs in deeze verlichte Eeuw, eenigen nog tragten, uit den Stand der Planeeten ten tyde van iemants geboorte , deszclfs ziels en lichaams hoedanigheden , deszelfs zedelyke goede of kwaade beginfels , lotgevallen en levenseinde te bepaalen : maar zou God deeze dingen afhanglyk gemaakt hebben van den Stand der Planeeten ? Werdt dan niet alles noodlottig ? Moet dan niet alles, niet aan ons vrywillig zondigen of aan onze fchuld, maar aan deeze beftelling vcrweeten worden ? Dan moeten ook twee Menfchen , onder dezelfde Planeet, gelyk men dit dus uitdrukt, of op hetzelfde uur gebooren, eikanderen in levensloop en einde gelyk ftaan. En komt dit  V00RSPELLINGSK0NST. £13 dit wel ooit zo uit ? Valt het getal der Letteren van icmants Naam hierby ook in aanmerking ? Hangt dan ons geluk of ongeluk , ons leven en dood ten deele van onze Ouders af, die, onverfcliillig en ongedwongen , ons eenen grooten of kleinen voornaam , met minder of meerder Letteren , gegeeven hebben : of ten deele van ons, die denzclven geheel of by verkorting (zo als in jan of johannes , in KAa of katiiarina valt) fchryven en opgecven ? Wie zal dit gelooven ! Ik heb U eens gezegd, dat, indien er indedaad zulk eene Voorfpellingskonst ware, men alle reden hadt, om ze nimmer te oefenen , uit hoofde van het groot nadeel, dat zy aan het Menschdom zou doen. De dingen, die wy van het toekomende moeten weeten, vloeien alleen uit den zuiveren Godsdienst, en zyn weinig in getal; zy loopen voornaamelyk op deeze twee uit, op belooning en ftraffe. Bekommer U alleen over deeze twee, en laat al het andere Gode bevolen. V. Deedt dan de Sterrekunde hun in 't geheel geene diensten ? A. Dit heb ik ü reeds ten deele zo even gezegd, en kan er nog bydoen , dat, na eene Waarneeming der Sten-en , jaaren lang, men eindelyk tot veele nuttige UitO 3 vin-  ai4 weetens chappen. konsten. vindingen kwam , by voorbeeld, tot het Hellen van het jaar op driehonderd en vyfé'nzestig dagen, tot de kennis van de waare beweeging der Planeeten, van den zo genoemden Dierenriem, van de twaalf Hemeltekens en derzelver vcrdceling. V. Kenden die gezegde Volken geen meer nuttige Konsten ? A. Zy oefenden zich insgelyks in de zangen dichtkunst : ook is het gelooflyk ,. dat zy de eerfte gronden tot de meetkonst gelegd hebben, alzo men dezelve, van ouds af, heeft aangezien als eene Weetenfchap, die het eerfte van allen moest geleerd worden van iemant, die zich op eenige Geleerdheid of Kennis wilde toeleggen. Dc Babyloniers leerden deeze Konsten van de Chaldeen, en hebben ze daarna verbeterd, ook anderen er by gevoegd , waaronder de bouwkonst geteld moet worden. In plaats van de Hutten der Landlieden en Herderen kwamen dan, by het aangroeien van het vermogen en het toencemcn der weelde , pragtige Gebouwen en Paleizen. De beeldhouwkunde , by de Afgodery niet te misfen, moet toen ook in trein gekomen zyn. En Menfchen, die te vooren Klederen van Wol, Hair , Boombladeren , of Huiden van Dieren , onder één verwerkt, gedraagen hadden,  k o n s t e n. "5 den, vervaardigden , nu zy fchoone Gebouwen kreegen, en de pragt inkroop, fchoone Gewaaden, fyn Lynwaand, voortreflyke # Borduurfels, fraaie Tafelklederen enz. terwyl men de oude eenvoudige Huisfieraadien met zulken verwisfelde, die met het overige in evenredigheid ftonden.... Zie daar nu alles, wat ik U van deeze oude Volken hadt te zeggen: zyn zy uit deeze laatfte trekken Ü nader bekend geworden , zo willen wy van dezelven thans afftappen. Alleen laat ik U over het Godlyk Beftuur ten aanziene deezer groote en magtige Monarchyen nu gade te flaan. Waar zyn zy gebleeven ? Zy zyn ondergegaan al vóór het einde der oude historie , en de Jooden , gelyk gy gezien hebt, fchoon minder magtig en aanzienlyk , zyn ftaande gebleeven ! Verwondert gy U over deeze ongelyke Regeering ? Zegt 'gy , de eerften hebben het hoofd ondergehaald wegens hunne wanbedryven : 't is zo , maar de laatften waren mede niet zonder fchulden. Hoe werdt dan dit duistere opgelost ? Hierdoor. De Jooden waren verreweg min bedorven , en zou de waare Godsdienst, alleen in derzelver handen, niet verlooren gaan, zou ook de Verlosfer der Waereid uit hen voortkomen , dan moesten zy , terwyl anderen ondergingen , behouden blyven. Hoe veel belang hadt het Menschdom hierby, en hoe genadig is dit Beftuur! O 4 ZÉS-  ZESDE ZAMENSPRA AK over de HISTORIE der PHENICIERS. Kanaan. Sidon. Hit om. Koningen. Tyrus. Koophandel. Zeevaart. Schryfkonst. Sterrekunde. Handwerken. Taal. Afgodery. Ondergang. \Zraag. Nu hebben wy een groot deel van de Historie der Jooden, en de geheele Gefcliiedenis der Asfyriers en Babyloniers doorloopen: die van een ander Volk, hoop ik, zult gy my in dit uur vcrtoonen ! Myn hart blyft leergierig, en dit zal U immers aanmoedigen tot den voortgang in deeze Onderwyzinge ? Antwoord. Die twee dingen , uwe leergierigheid en myne geneigdheid tot Onderwys , blyven aan eikanderen verknogt: zo lang  PHENICIERS. 217 lang de eerfte vol ftaat, zo lang zal ook ten minften de laatfte duuren. Ik gaa dan over tot eene andere Natie , tot de Pheniciers , die , van de tyden van sidon af tot op alexander. den grooten, beftonden, dat is , van hunnen Stamvader af tot op den Verdelger van Tyrus , omtrent van het jaar 1900 tot het jaar 3652 der Waereid; een Tydvak van zeventienhonderd en v}ftig jaaren. V. Ik verlang dit nieuwe Volk te kennen ! A. Gy zult het Tooneel der Historie hier geheel zien veranderen. De Pheniciers zyn niet zo merkwaardig, ten aanzien van Godsdienst cn Wetten , als de Jooden, noch zo magtig en overwinnend als de Asjyriers en Babyloniers : de duisternis van hun verftand werdt niet, gelyk dat der eerften toegelicht door Godlyke Openbaaringen : ook hebben zy de Konsten niet uitgevonden , gelyk de Chaldeen, of verbeterd , gelyk de twee laatfte Volken , en nog minder de Waereid in rep en roere gebragt. Niettemin zyn zy eene der vermaarde Natiën in de oude historie , die door zeer waardige dingen uitgeblonken heeft. De Pheniciers hebben , naamelyk, de afgezonderde Volken der Waereid meer aan eikanderen bekend gemaakt , hen meer zamen verbonden , goeO 5 deren  2l8 AFKOMST DER PHENICIERS. deren uit andere Landen tot hen vervoerd, en met aartige vindingen verrykt, niet ontziende , om dit uittevoeren , door allerleie hinderpaalen door te breeken , de Zee, het woedende aller Elementen , te tarten , en zich eenen weg te baancn door de bruifchende Golven tot ver afgelegen Volken. Wat dunkt U van zulk eene nuttige , arbeidzaame , moedige Natie ? Hoe veel verfchilt zy van de voorigen ! Zodanige Menfchen , en foortgelyke Bedryven hebben wy nog niet gezien. Alles is hier nieuw. Gaan wy ze zonder toeven nader befchouwen. V. Met uw welgevallen eerst een grondflag gelegd ! Van wien ftamt dit Volk af? A. Gy vraagt dit te regt ! De Pheniciers kent gy onder den Naam van Kanaaniten , zo dikwerf in de Heilige Schrift van U geleezen , afftammende van kanaan , den Zoon van ciiam , hebbende zich by de uitbreiding neergeflagen, eerft aan de Roode, daarna aan de Middelandfche Zee , paaiende hun Land ten Noorden en Oosten aan Syrië , ten Zuiden aan Judea of Paleftina, en ten Westen aan de laatstgemelde Zee. Een klein Land van omtrek , doch wegens de Zee en het Gebergte Libanon zeer gunstig gelegen , en beroemd door de Steden Sidon , Tyrus , Aradus, Tripoli, Byblus , en Berytus : de twee eerften komen dikwils voor in dc Heilige Schrift. V.  PHENICIERS. SIDON. 219 V. Heeft dan dit Volk ooit den naam van Kanaaniten gevoerd ? A. Ja wel; doch de Aframmelingen der geenen , die , by de inneeming van Kanaan, door de Ifraëliten gefpaard werden, droegen daarna den naam van Pheniciers , naar eenen hunner Vorsten, phf.nix geheeten , of om eene andere rede , die men in dc verfchillende betekenis van dat Grieksch woord moet zoeken ; doch dit onderzoek gaan wy thans voorby. V. Liever wil ik ook iets anders van dit Volk, zo zeer van U geroemd, weeten ! A Hier ftuit ons aanftonds eene duisternis ! Hun klein Land werdt wel door verfeheiden Koningen behcerscht ; maar de byzondere Tydbeftekken zyn thans door het verlies der Gedenlvftukkcn , eertyds zo zorgvuldig bewaard , niet meer aan te wyzen. De Grieken hebben dat willen vergoeden, doch door Vernaaien , vol verdigtfelen, die wy niet vertrouwen kunnen; en andere goede hulpmiddelen ter aanvullinge deezer gaapingen weeten wy niet te vinden. Wy verlaaten dan deeze duistere Tyden, en gy moet met het volgende te vrede zyn sidon , kanaans oudfte Zoon , heeft waarfchynlyk Sidon , 's Lands eerfte Stad , gefticht, en was , zo niet de Koning , ten minsten de Va-  2.10 B I R A M. TYRUS. Vader deezes Volks. Zyn Regeering, Bedryven , Opvolgers enz. zyn ons allen onbekend, jeremias fpreckt van eenen Koning. De ongewyde Historie maakt gewag van eenen Vorst , tetramnestus geheetcn , die xerxes tegen Griekenland , en de Egyptenaars tegen de Perfiaanen zou geholpen hebben. Zy fluit met een berigt van strato en ballonymus , twee andere Koningen , waarna Phenicie onder de magt der Macedoniers verviel. Hoe donker is hier alles ! —— En niet helderer is ons de Opvolging der Koningen van Tyrus, 's Lands tweede beroemde Stad : doch het gaat zeker, dat onder dezelven geteld is geworden hiram , beroemd in de Heilige Schrift wegens zyne vriendfchap met david , en de geleverde Cederboomen en Werklieden tot den Opbouw des Tempels, 's Vorsten vriendfehap ging over van den Vader tot zynen Zoon salomo , die door hem met hout van den Libanon , ter opbouwinge van dat heilig gevaarte , en ter timmeringe van Schepen voorzien werdt. Toen bloeide Tyrus Ryk. Op hiram zyn verfeheiden Vorsten gevolgd, van welken wy weinig meer dan hunne Naamen weeten. Onder deezen was ithobal dc L, die zyne Dochter iezebel , zo berugt in de Heilige Historie, aan Koning achab gaf; als mede eluleus , die de Asfyriers voor Tyrus poor-  tyrus verwoesting. 221 poorten verfloeg, en het beleg der Stad deedt opbreeken; ook ithobal de II. , onder wiens Regeering nebucadnezar , Koning van Babel, door ezechiel XXVI. 7. geheeten Koning der Koningen om zyner grootheid wille , het beleg hervatte, dertien jaaren 'lang doorzette , en eindelyk met de inneeming befloot, op zulk eene geweldige wyze , als die Profeet met zulke fterke doch treurige trekken al vroeg, maar zeer fraai heeft afgemaald, Hoofdft. XXVI. en gelyk ook jesaias XXIII. met jeremias , joel en amos dit voorfpeld hadden. Dan , eenige Inwooners der Stad , dit voorziende , en zich daarom te vooren naar een digtby gelegen Eiland begceven hebbende , bouwden daar eene nieuwe Stad, die, by het inneemen der Oude , zich aan nebucadnezar onderwierp, over welke hy, om zich van haare gehoorzaamheid te verzekeren , Regters • in ftede van Koningen aanftelde. Deeze geweldige vernedering , aan oudeugden alleen te danken , duurde zeventig jaaren. God gaf hun, ten einde derzelven, Koningen en andere voorregten terug. De Ifraëliten en zy zeiven moesten dit met verbaasdheid befchouwen, wyl jesaias met duidelyke woorden deeze verlosfing voorfpeld hadt. XXIII. 15-17. Verfeheiden Koningen hebben vervolgens over Tyrus geregeerd : maar noch de voorige ver- nede-  ö22 tyrus verwoesting. nedering , noch dc genade der tegenwoordige verhooging der Stad , gelpaard om het voordeel , het geen zy aan de Waereid deedt, haar hebbendé geneezen van haaren geweldigen hoogmoed, dartelheid en weelde, (de bronnen des ondcrgangs van alle groote Steden) werdt eindelyk het regtvaardig oordeel van God over dezelve volkomen uitgevoerd , dat is, zy werdt, na een vreesfelyk beleg van zeven maanden, door alexander den grooten ingenomen en geheel verwoest. De Waereid gewaagde van zulk eene Gebeurtenis. Ik kan ze U niet fchetzen ; maar Wilt gy weeten , met wien en waarin deeze magtige Stad grooten Koophandel dreef, of welke verflaagenheid en rouw haare 'vernieling baarde , lees het overfchoone treurige Klaaglied van ezechiel XXVII, tot welks navolging of uitbeelding ik my onbekwaam vindt. „ Van het geluid des gefchreeuws uwer Schippers , naamelyk over Tyrus ondergang, zullen de Voorfieden' beeven. . . En zy zullen in haar gekerm een klaaglied over u opheffen, en over u weeklagen, zeggende: Wie is geweest als Tyrus, als de uitgeroeide in 't midden der Zee ! . . . Alle Inwoonders der Eilanden zyn over u ontzet , en haare Koningen ftaan de hairen te berge: zy zyn verbaast van aangezigt. De handelaars onder de Volken finiten u aan: gy zyt een grooten fchrik  tyrus. sidon. eerytus. ü"»3 fchrik geworden; en gy zult er niet meer zyn tot in de eeuwigheid " ! . . . Welk eene verheven aandoenlyke Taal ! Hoe treft zy ons ! V. Bewees dan alexander geene genade aan de Inwooners, gelyk nebucadnezar deedt ? Is zy niet meer tot in eeuwigheid ? A. Alexander , de oude Bewooners der Stad , in het beleg niet gefneuveld, daarna omgebragt, of tot Slaaven verkogt hebbende (denk , welk een oordeel dit ware , daar jesaias deeze Kooplieden Vorsten noemde. XXIII. 8.) tragtte de Stad op nieuw te bevolken; doch vruchteloos : de Koophandel en Zeevaart weeken, deels naar Alexandrie, toen door hem gebouwd, deels naar de Grieken. Voorts bleeven de Pheniciers (zo volkomen werdt de Voorzegging vervuld) niet meer hunne eigen Beheerfchers ; maar werden Onderdaanen , dan van deezen , dan van gcenen, en leeden dus door dit alles zo veel , dat zelfs hun Naam is verlooren geraakt. Van het pragtige Tyrus is niets meer dan eenige Puinhoopen overgebleeven, tusfchen welken Visfchers woonen — Van het oude fchoone Sidon is niets anders te zien dan een Steedje, Sayd of Seyde geheeten, zonder eene veilige Haven te hebben. —■ Niets meer dan eene fchaduw vindt men ook van het fchoone Berytus , thans Barut  224 koophandel der pheniciers. rut —— Van Tripoli niet meer dan eene plaats , thans Tripoli di Soria gcheeten. . . . O welke verbaazende Vervullingen van het Profeetisch Woord ! Die overoude Verwoestingen , die ruuwe Puinhoopen , die ellendige plaatzen geeven nog heden nieuwe lesfen aan de hoogmoedige Volken der Waereid ! . i . Eene zeldzaame zaak moet ik hier nog bydoen , naamelyk, dat , hoewel de Pheniciers dus te onder gegaan zyn, zy egter de grondleggers van het magtig Karthago , (het geen ik U ook in het vervolg zal leeren kennen) en zelfs van den nog duurenden Koophandel der Waereid zyn geweest. V. In den aanvang deezer Zamenfpraak hebt gy my reeds begeerig gemaakt , om te wectcn , hoe zy toch den koophandel begonnen , gedreeven, en de verftrooide Volken meer aan clkanderen bekend en verbonden gemaakt hebben. A. Laat ik dit thans doen! De Pheniciers , gelyk ik U gezegd heb , hadden zich, onder anderen, aan de barre ftranden der Middelandfche Zee neêr gezet ; waar voorzeker niet veel te haaien viel. Dan aan 's Lands anderen kant, ik meen , in het nabüurig Syrië Kooplieden ziende , die op de Oostclyke Gewesten eenen inlandfchen handel dreeven, namen zy gelukkig voor, dien naar  zeevaart der pheniciers. 2C>5 naar hun eigen Land > af te leiden. Maar, gy begrypt , de Syrifche Koopgoederen , by hen opgeflagen , moesten daarop weer vertierd worden. Zy ontdekten daartoe uitneemende hulpmiddelen in hunne veilige Havens , en in het overvloedige Hout, groeiende op het Gebergte Libanon. Niets anders viel hun te doen dan Boomen te vellen en Schepen te timmeren. Dit begreep men, en men ging ook daarop aan den arbeid , die de bron werdt van hunnen volgenden rykdom en heerlykheid , waarin ik ze U vertoond heb. Deeze handel was niet zo dra begonnen , of men proefde daarvan de zoete vruchten ; des voortaan alle zinnen op deszelfs uitbreiding fpeelden. Zy voeren dan ook eerlang op alle voornaatne Eilanden der Midielandfche Zee, op Sicilië , Sardinië , Spanje; en, de Straat van Gibraltar doorvaarende, deeden zy zelfs de Kusten van Engeland aan , bouwden Gadir, thans Cadix, en hielden daar en elders hunne Pakhuizen en Medehandelaars. salomo's Schepen , die van Ophir en Tarjis, waarfchynlyk Havens van Indie en Africa, goud, zilver, elpenbeen, Aapen , Paauwen, en andere fraaiheden medebragten, 2 Kron. IX. 21. hadden Lhenicifche Stuurlieden, kenners van de Zee, aan boord. En om nog beter van derzelver bekwaamheid te oordeelen , zo denk aan de I. deel. P roem-  il6- koophandel der pheniciers. roemwaardige onderneeming, ter voldoeninge der nieuwsgierigheid des Egyptifchen Konings, pharao necho, zeshonderd jaaren vóór 'sHeilands geboorte volbr-agt, van , naamelyk, uit de Roode Zee langs de Kusten van Africa door de Straat van Gibraltar tot aan den mond des Nyls, in den tyd van drie jaaren , rondom dat Gewest te zeilen. V. Zy waren dan de Maakelaars der Waereid ! A. Zy waren indedaad zodanig , alzo zy niets deeden dan koopen en verkoopen. Dus bezorgden zy duizend geryflykheden aan de ver vanéén gefcheiden Volken, maakten deezen aan geenen bekend, en verbonden dus de Natiën, in eenen zekeren trap, aan eikanderen. Doch dit was niet alles. De Koophandel deedt dingen uitvinden , waarvan men anders niets geweeten zou hebben. Hoe meer toch de Phenicifche Steden van rykdommen begonden te overvloeien , te meer fcherpte elk, tuk op winst, zyne zinnen , of om geld te winnen, of om den handel gemaklyker te maaken : bygevolg moeten zy noodwendig uitgevonden hebben de rekenkonst, de cewigten , de maaten , en munten ; want hoewel men in den aanvang den Handel dreef met Waaren voor Waaren te ruilen , egter leerde men door middel der Metaalen den prys der Waaren te bepaalen —1 ' Dan  uitvinding üer schryfkonst. 227 Dan de gewigtigfte en nuttigde Uitvinding, hun toegekend , was , dat een zeker Man, thaut of thöt genoemd, in de agt- of negentiende Eeuw na de Schepping, de schryfkonst uitvondt. In dezelve hadt het geheele Menschdom overgroot belang. Om do Gedachten, die niet te hooren , of te zien zyn, uit te drukken, zo werden de Geluiden of de Spraak aan den Mensch door God geleerd. Van Geluiden kwam men tot Tekens , die wy Letters noemen. Van vyfè'ntwintig Geluiden , Letteren of Tekens maakte men Woorden, genoeg voor millioenen Gedachten , voor millioenen Menfchen en Eeuwen , zonder dat de een behoeft te zeggen , dat een ander vóór hem gezegd heeft. Men zette, anders voorby vliegende, Gedachten door Letteren op het papier , of op het geen men toen daarvoor gebruikte. Een ander verftondt de betekenis deezer Letteren; en dus bleeven Zulke Gedachten , eenige. Eeuwen na den dood der Schryveren, zo duurzaam levendig en klaar voor de volgende Geflagten , als zy Waren voor de geenen , die ze fcerst vormden. Hoe veel merkwaardigs , goeds en nuttigs, als men voorheen leerde , uitvondt of er gebeurde , is niet door deeze Konst bewaard geworden, en tot ons gekomen ! Hoe aangenaam is het , aan eenen Vriend , twee of drie duizend uuren P 2 van  223 gedenktekenen. van ons af, onze Gedachten zo gemaklyk te doen weeten , als of wy by hem waren ; en de zynen wederom te ontvangen, zo klaar, als of hy ze ons mondeling uitdrukte ! Wat is de Geleerdheid , de Staatkunde , de Koophandel , met één woord alle Menschlyke Weetenfchappen aan dezelve niet verpligt! 't Strekt niet tot onze eer , als wy niet , nu en dan , op de Goedheid des Hemels denken, die den Uitvinder tot deeze Konst geleidde. V. Hoe behielp zich de Waereid vóór de uitvinding deezer Konst ? A.- Zo veel wy er van weeten, heeft men zich van allerleie moeilyke doch onvoldoende middelen, zo goed en kwaad als men kon , moeten bedienen, om de gedagtenis van gedenkwaardige zaaken te bewaarcn. Ouders gaven hunnen Kinderen en Kindskinderen een mondeling berigt van eene zaak : maar men zag zeer ras , hoe ligtlyk dat kon vergeeten , veranderd of vervalscht worden. Toen befloot men Steenen of andere Gedenktekenen op te rigten , gelyk jacob op zynen togt naar laban deedt; of men ftelde daarna jaarlykfchc Feesten in, om zich die dingen te herinneren : ook bediende men zich van Liederen , die men van buiten leerde , en van tyd tot tyd opzong. Dit gebruik is al zeer oud 5 en lang in trein  BEELDSCHRIFT. 229 trein gebleeven : men vindt er fpooren van in moses Boeken , by voorbeeld Num. XXI. 17. Men gebruikte insgelyks Beeldtenisfen, om aan Woorden en Gedachten eene gedaante en een duurzaam beftaan te geeven, dat is, men tekende , kortlyk, Perfoonen en Daaden af, die men wilde befchreeven hebben. Dus was, by voorbeeld , een Huis een teken van eene Stad; een Scepter een teken van Koninglyke waardigheid ; een Zwaard een beWys van eenen Veldflag. Zulke Afbeeldingen vermeerderde of verminderde men , naar goeddunken , van tyd tot tyd : men voegde willekeurige tekens daarby , en men het ook eenige dingen veele en groote zaaken beduiden , gelyk ik U zo even door voorbeelden heb te kennen gegeeven. Zulk Jschrifc noemen wy Beeldfchrift. V. My dunkt, dat zulk eene manier van fchryven groote ongemakken met zich moet gefleept en veele duisternisfen gebaard hebben, byzonder toen zulke Tekens zeer vermenigvuldigden , en vooral toen zy dubbelzinnig werden. A. Dit merkt gy wél op , en het hadt ook indedaad plaats ! Dan, juist dit moeilyke bragt , gelyk het menigmaal zo gaat % het gemaklyke voort. De vernuftige Phenicier thaut , het bczwaarlyke in dit Beeldfchrift ziende, peinsde zo lang , tot dat hy P 3 het  ft3° UITVINDING DER SCHRYFKONST. .het Letterfchrift uitvondt , dat is , hy verzon oen klein getal Tekens , die met de Klanken , onder het fpreeken gemaakt, volkomen overeenkwamen , en dus niet veele zaaken te gelyk, maar elk Teken maar éénen Klank uitbeeldde, en veele te zamen verfchillende Klanken vertoonden. Die verfchillende Tekens, als a , b , c , d enz. op onderfcheiden wyzen zamengevoegd, maakten dan één Woord , en veele Woorden éénen Volzin uit. Zo kwam hy op den weg , eh indiervoege Haagde hy volkomen. Deeze Uitvinding is wel zeer eenvoudig , en gemaklyk, nu wy ze van agteren befchouwen : dan , hoe veele Eeuwen liepen er voorby , en hoe veele Vernuften bloeiden er , die het zo y^r niet hadden kunnen brengen ! —— Van de Pheniciers, die zeker ongemeen verheugd waren met deezen vond , vooral zo dienstig in hunnen Koophandel, leerden de Asfyriers , toeii^ dit groot nieuws verfpreid werdt , deeze Konst, daarna de Ifraëliten en Egyptenaars , die dezelve aan de Grieken mededeelden , en van de laatften kwam zy in de handen der Romeinen , welke ze, op hunne beurt , aan de overige Volken van Europa bekend gemaakt hebben. De Koophandel der Pheniciers , die ongemeene zegeningen dikwerf overbragt aan anderen , deedt hiertoe niet weinig. Zy was gewis oorzaak s dat  ANDERE KONSTEN. 231 dat deeze edele Konst fpoediger verbreid werdt dan waarlyk anders zou gebeurd zyn. Hieraan is ook toe te fchryven , dat er van sanchoniaton , een PhenicUr uit de Stad Eerytus , de oudfte Schryver na moses , mo.gelyk leevende in josua's tyden , nog eenige brokken Schrifts , raakende de Oudheden zyns Vaderlands , zyn overgebleeven. De menigte der Verdigtfelen , daarin verfpreid , zyn oorzaak , dat wy daaruit het begeerde nut niet trekken : egter kan men de Waarheid van moses Verhaal omtrent 'sWaerelds Schepping duidelyk daarin ontdekken. V. Maar vondt dit vlytig Volk geene meer Konsten uit ? A. De Zeevaart drong hen fterk zich toe te leggen op de sterrekunde , en deeze nam zeer toe door de geduurige Waarneemingen : deeze beiden fteegen daardoor hoog in top. Een toeval deedt hen de uitmuntende Purperkleur uit het fap , voorkomende in de fchulp eener Zeeflak, vinden. Zy ontdekten ook het glasmaaken; en de eerfte Spiegels , in ©ude tyden uit metaal bearbeid , maakte men te Sidon. Fyn geweeven Linnen, Gereedfchappen, Klederen, Speeltuigen van allerleie foort werden daar ook toegefteld , doch zo net en konftig , dat men ze Sidonisch plagt te noemen. P 4 V.  232 AFGODERY EER PHENICIERS. V. Welk aanzien en rykdom moet dit alles hun gegeeven hebben ! A. Hoe jammer is , dat? deezen doorgaans zo kort duureö ! — Hunne Taal , mar den tongval der Hebreeuwfche en der oude Kanaanüifche gevormd , moest hun tekens hunne afkomst van den godvruchtigen noach te binnen gebragt hebben , het geen hen by zyne edele gevoelens van den Godsdienst hadt moeten gehouden of daarna terug geleid hebben : maar, na Ier van cham en kanaan afdammende , waren zy aan de Afgodery verflaafd. De Phenicifche iezebel , achabs Vrouw , onderhieldt niet minder dan vierhonderd Priesters van het Bosch, uit afgodifchc achting voor de Afgodin Aftarte, welke waarfchynlyk daarin gediend werdt. i Kort. XVIII. 19. en de Afgod Baal hadt niet minder dan vierhonderd en vyftig Priesters , aan zynen dienst verknogt. Gefchiedde er nu zulk eene omflagtige Afgodery, van de Pheniciers door iezebel overgebragt, onder het oog der Ifraëliten, hoe moet het dan in Phenicie zelve toegegaan zyn ! Schandlyke ontugt , met dien dienst gepaard , maakte dezelve nog vervloekter : de flegtfle Zeden moesten noodwendig daaruit voortvloeien. — Toen de Pheniciers eerst in Spanje kwamen, ontvingen zy, zegt men, zo veel gouds en zil- vers  RYKDOM DER PHENLCÏF.RS. 233 vers van1 de Lnwooneren , 'die deeze Metaa•len in den ruimften overvloed hadden , en •niet wisten te waardeeren , dat zy daar mede hunne' vaten in ftede van lood vulden: -en de groote Schatten , door den Handel gewonnen, daarby komende , doch wel dra misbruikt en gevolgd van trotsheid , weelde en wellust, deeden al verder de Zeden geweldig vervallen: des zy, zich dus ryp gemaakt hebbende voor het oordeel des Hemels , na dat zy , volgens de Godlyke be.ftemming , den Koophandel aan de Waereid geleerd hadden , zodanig , gelyk gy gehoord hebt , verdelgd werden, dat Naam en alles is vergaan. ... Hoe dikwils zult gy , helaas ! Voorbeelden in dc Historie vinden , dat de Koophandel, die eene zo uitmuntende bezigheid aan de Menfchen verfchaft ; die Landen cn Steden doet bloeien ; die aan ver of naby gelegen Volken zulk eene menigte goederen en geryflykheden bezorgt; die, door eerlyke Lieden gedreeven , zulk een genoegJyk, gerust en ruim beftaan geeft , eindelyk ten gevolge krygt , niet door eigen fchuld , maar door de dwaasheid der Menfchen , weelderigheid cn groote vertceringen met verbasterde Zeden , het geen dan zo ver gaat, dat de meerderen meer nooclïg krygen dan zy met den tyd kunnen winnen , en de minP 5 deren  «34 LESSEN. deren in een flegt beftaan vervallen : dingen , die den ondergang der Volken verhaasten. . . . Mogten de tegenwoordige handeldryvenrle Natiën dit leeren van de Ouden, die verdweenen zyn. Maar hoe ydel zyn zodanire wenfchen ! De Historie, zulk eene nuttige School voor de Bewooneren der Waereid , levert > de zekerfte bewyzen op van het geen de Volken doet op- en daarna ondergaan : men kan zich telkens daarin fpiegelen, en er vry zeker uit voorzeggen , wat der Natiën wedervaaren zal. Dan zulk eene gewisfe Ondervinding en de daaruit afgeleide Voorfpellingen fchynen niettemin kragteloos. Het zeker vooruitgezigt, en zelfs de eerftelingen des Ondergangs, gefprooten uit toomelooze Zeden , kunnen geene Natie , zo het fchynt, bcweegen, om het inkruipend kwaad by tyds te fluiten en te verbeteren. Zo bezwaarlyk valt het terug te gaan ; zo moellyk ilegte Zeden te veranderen: een vast bewys van de verdorvenheid des Menschdoms .' Wy laaten elk deeze overnuttige les bepeinzen, en zullen een ander Volk gaan bezien. ZE-  ZEVENDE ZAMENSPRAAK OVER DE HISTORIE der PERSEN. Perfie. Eerfte Koningen. Cyrus. Bihylov. Eabylonifche Gevangenis der Jooden. Kiaxarts. Kambyfes. Smerdis. Patizithus. Gewaande Smerdis. Darius Hyftaspes. Xerxes. Artaxerxes Longimanus. Xerxes de II. Sogdianus. Ochus. Artaxerxes Mmenon. Ochus. Bagos. Ar/es. Darius Kodomannusi Geleerdheid. Godsdienst. Zoroas'er. Cyrus. Posteryen. Munten. Landbouw. Bouwkunde. Zeden. Wetten. V raag. Gy beloofde my gisteren , toen wy de Historie der Pheniciers eindigden, een ander Volk te zullen gaan bezien : mogt dit heden gefchieden , zo er in de oude historie nog meer voorkomen ! Antwoord. Zekerlyk komen er voor , in de Oude Hissorie, behalven de buitengemeene Is-  ->3<5 PERSEN. CYRUS. Israeliten, de geweldige Asfyriers en Babyloniers- , en de handeldryvende , Pheniciers, nog andere Oude Volken: dan gelyk wy onze Befchouwing met de Natiën van asia begonnen hebben , willen wy nog in dit Waerelddeel blyven : hier toch valt nog meer te bezien. Onder de oudfte Natiën , die hier gewoond hebben , beliooren de Per/en-, of Perfiianen , waardig van U gekend te worden , om dat ze zeer veel van de. reeds gemelde verfchillen , eene groote vertooning in de Waereid gemaakt hebben, en ons veel leerzaams opleveren. Gy hebt van dit gedenkwaardig Volk in de Heilige Schrift, nu en dan , geleezen : wat ik er U van zeggen wil , zal des, al wat U duifter is gebleeven , ophelderen. Maar waar vind ik het begin deezer Historie ! Het ligt , hoe jammer is dit ! met zo veele andere dingen , in den nagt der vergetelheid bedolven; des kan ik U hierin niet voldoen , niet veel zeggen van der Perfen eerfte Vorften en derzelver Bedryven. Het duurde vry lang, eer dit Volk op het groot Tocnieel der Waereid met luifter verfcheen. Derzelver Historie ontwikkelt zich dus laat, byzonder eerst in cyrus tyd , . een Vorst van voortreffelyke hoedanigheden , Beheerfcher van een aanzienlyk deel der Waereid , uitmuntende door groote daaden. Ik heb zynen naam  LIGGING VAN PERSIE. 237 naam al eens genoemd ; maar nu zal ik U dien grooten Vorst nader leeren kennen. Laat ons dan de Historie der Perfen van Hem beginnen , en met darius kodomannus eindigen , dat is, van den Stichter des magtigen Perjifchen Ryks tot op deszelfs laatften Koning , en dus van het jaar 3425 tot het jaar 3654 der Waereid, behelzende een Tydvak van tweehonderd en dertig jaaren. V. Waar lag Perfie in asia? A. Perfie, eertyds Elam geheeten naar éénen van sems Zoonen , wiens Nakomelingen zich aldaar hadden neêrgezet , en nu Phars, Pharfitan of Perfie genoemd , was omringd van Medie en Caramanie, van den Perjifchen Zeeboezem en Sufiana. Van tyd tot tyd kwamen er meer omleggende Landen by; des er eindelyk een Ryk opftondt tusfchen de Rivieren Araxes en Tigris ten Westen , en den Indus ten Ooften, te gelyk grenzende aan de Caspifche Zee , hebbende waarfchynlyk dezelfde Landpaalen als het hedendaagfche Perfie. In dit Land heeft men , gelyk in anderen , die zo gelukkig waren , gezien , wat de vlyt der Menfchen kan en wil doen onder eene zagte Regeering , en hoe de goedertieren Beheerfcher der Waereid zulke braave poogingen zegent. Uic barre niets beloovende gron-  Ü3& het oude ryk van persie. gronden komen dan de heerlykfte Voortbreng» felen voor den dag, en maaken een noest Volk gezegend. V. Gy fpreekt van eene zagte Regeering : wie dan hebben daar geheerscht ? A. Reeds ten tyde van abraham was hier een Ryk gevestigd ; doch het werdt Ipoedig in het Asfyrifche ingelyfd: dan , wanneer dit laatfte , agt of negenhonderd jaaren vóór de geboorte des Heeren jesus , in puinhoopen gelegd werdt, verkreegen de Perfen hunne oude vryheid terug, om zelve Koningen , van welken wy niets weeten , te verkiezen , hoewel 'zy foms daarin belemmerd werden , of het niet ter harte namen , om dat zy , eenen tyd lang, aan de Medifche Vorsten onderworpen waren. In deeze afhanglykheid, omtrent het zeshonderjle jaar vóór de geboorte des Verlosfers, tradt cyrus , de Zoon van kambyses , die over Perfie regeerde , en getrouwd was met mandane , Dochter van astyages , Koning van Mi die, te voorfchyn. Hy maakte zynen Naam onfterflyk , zo door dappere daaden en groote veroveringen , als door eene zagte behandeling der Jooden in de Babylonifche gevangenis , en vooral door de herftelling deezes Volks in hunne oude Vryheid, Vaderland en Godsdienst. Hy is cores , van wien gy by jesaias XLV. i. geleezen hebt. On-  CYRÜS OPVOEDING. 239 —— Onder anderen verhaalt van Hem de ongewyde Historie twee dingen , ik meen zyne wonderbaare behoudenis in het leven oy zyne geboorte , en de aange !aane fchande , toen hy in den oorlog met de Mefageeten fheuvelde : maar dit alles riekt meer naar fabelen , dan naar waarheid. Vaster gaat het, dat hy by zyne Ouders in Perfie, op de Perfiaanfche manier , werdt opgevoed , dat is, dat hy gehard werdt tegens alle ongemakken, en geoeffend in alle bedryven des Oorlogs. Twaalf jaaren oud zynde, bragt hem zyne Moeder mandane by zynen Grootvader astyages aan het Medifche Hof; dewyl deeze zynen nu reeds veel beloovenden Kleinzoon wilde zien. Aan dit Hof won hy door zynen zagten aart, edelmoedig gedrag, en verpligtende manieren , elks genegenheid , leggende dus, onweetend , by de Meiers den grond tot die Monarchy, welke hy naderhand heeft beheerscht.... Werden alle Vorstlyke Kinders dus opgevoed , en hadden zy zulken edelen inborst!... Zestien jaaren oud zynde , ftondt hy zynen Grootvader astyages zodanig by in het afkeeren der Babyloniers . dat men voornaamelyk aan deszeifs dapperheid de eer der Overwinning toefchreef. Hierna kewrde hy terug tot zynen Vader in Perfie , en bleef er tot zyn veertigfte jaar. Toen ftierf astyages in Medie, en kiaxa- res,  440 cyrus daadejï. Res , Broeder van mandanp. , cyrus Moeder , bygevolg zyn Oom , volgde in de Regeering. Pas op den throon gezeeten, hoorde hy , dat neriglissar, Koning van Babyloniey een magtig leger verzamelde , om hem te beoorloogen. kiaxares ontboodt dcrhalven zynen Neef cyrus , om hem te helpen. Deeze was fluks by de hand met dertig duizend Perfiaanen. Zyn Oom voegde by dezelven zyne Meiers, en gaf hem het opperbevel over allen. Eerst deedt cyrus den Koning van Armenië , fidderende voor de Babyloniers en daarom van kiaxares, aan wien hy cynsbaar was, willende afvallen , tot gehoorzaamheid wederkeeren. Dit groot werk door eene krygslist afgedaan hebbende , greep hy de Babyloniers aan, en verfloeg ze tweemaal. Derzelver Koning neriglissar fneuvelde in den ftryd ; alles werdt verftrooid ;. doch cyrus liet de talryke gevangenen zonder wapenen naar huis gaan. Welk eene glorie voor den Ovenvinnaar ! nabonnadius , één der volgende Babylonifche Vorsten , toog daarna met viermaalhonderd duizend Mannen tegen hem ten ftryde; maar hy verfloeg ook denzelven, en daarna kresus , den Koning der Lydiers, wien hy gevangen nam, maar zagt behandelde. — Hierop toog hy naar het groote fterke BabyIon, en belegerde deeze ftad twee jaaren zonder merkelyke vordering. Dit talmen hem ver- drie-  baeylon ingenomen. 241 drïctende, nam hy tocvlugt tot eene krygslist. Hy leidde het water der Riviere, een arm des Euphraats, af, en deedt dus de Gragten der Stad, door welke zy ftroomde, waadbaar worden. Vervolgens zyne benden door de droog geloopcn Gragt leidende in eenen nagt, toen men daags in de Stad een Feest gevierd hadt, en , zich in overdaad en ongebondenheid verloopen hebbende , geen gevaar dugtte, zelfs ook tot weerftaud onbekwaam was, kwam hy onvoorziens in dezelve, deedt veelen, waaronder den Koning beltsazar , door het zwaard fneeven , en maakte dus een einde van het Babylonifche Ryk. Zo breedvoerig heb ik U dit willen zeggen , om dat het de Heilige Schrift opheldert. De eer van deeze krygslist eigende cyrus zich zeiven toe. Perfen , Meden en Babyloniers gaven hem ook daarvan den roem; maar hoe verbaasd moet hy geftaan hebben, toen daniel hem dezelve deedt befchouwen als eene ingeeving van God, die men al , vóór honderd en twintig jaaren , geweeten hadt te zullen gebeuren; toen deeze heilige Man hem deeze regels uit jesaias Profeetfie voorlas : die tot de diepte zegt: verdroogt, en uwe riviere zal ik verdroogen. XLIV. 27. Hier werden ook de andere Voorzeggingen van den gezegden Profeet XIII , XIV. nevens die van jeremias L. , en van daniel V. 28, aangaande Babels onI. deel. Q der-  5142 cyrus. darius. dergang, op hoogen toon aandoenlyk befchreeven, vervuld, gelyk ik reeds (bladz. 158, 206) gezegd heb. Dat groot Ryk werdt dus den Meden en Per/en gegeeven. Dan, hoewel cyrus Overwinnaar was, en nu zyne Veroveringen na eenen Oorlog van éénentwintig jaaren floot, gaf hy egter , uit infehiklykheid , den voorrang aan zynen Oom kiaxares , die nevens hem regeerde. Beiden verdeelden daarna de gewonnen Landen in honderd en twintig Landfchappen , geevende het beftuur in handen der geenen, die zich best in den Oorlog gekweeten hadden. Zyn Leger , na de monftering , honderd en twintig duizend Ruiters , en zesmaalhonderd duizend man Voetvolk fterk vindende , lei hy veele van deezen in bezetting, waar het noodig was ; en met de overigen bragt hy de Volken aan de Roode Zee en Moorenland te onder. Intusfchen werdt daniel door darius den Meder , anders kiaxares , die te Babyion gebleeven was , in den leeuwenkuil geworpen, en door God verwonderlyk daarin bewaard. Twee jaaren daarna ftierf die Vorft , ook kambyses , dus cyrus Oom en Vader. Hy keerde daarop naar Babyion , nam den last der geheele Regeering op zich, en behieldt ze zeven jaaren. In het eerfte van deezen eindigde de zeventigjaarige Gevangenis der Jooden in Babel. cyrus gaf tot dat einde het beroemde Gebod, dat esra ons  VERLOSSING DER JOODEN. £43 ons nagelaaten heeft, I. 2-4. by welk zy vry naar Jerufalem konden wederkeeren. daniel , die in hooge achting by het Hof ftondt , hadt ongetwyfeld die uitneemende gunst van den Vorst verkreegen, en , om hem kragtiger daartoe te beweegen , denklyk de Voorzeggingen van jesaias XLIV. 26-28. XLV. 1-8. voorgeleezen, waarin hy reeds , vóór honderd en twintig jaaren, was afgemaald, als een van God gefchikte Veroveraar van veele Landen, een Koning veeier Volken , en Herfteller der Jooden. Daar cyrus de Babyloniers zo dcerlyk getugtigd hadt, en zulk eene gunst den Jooden toonde in de ftille en vreedzaame dagen zyner Regeering , zo gaf dit aanleiding , dat het wyd en zyd in zyne Landen heröm klonk , en de Natiën tot oplettenheid wekte. God kon dus, in de vervulde Voorzeggingen zo wel aangaande' cyrus , als de Jooden, verheerlykt worden. Zeven jaaren daarna ftierf deeze groote Vorst, de Vruchten zyns arbeids in vrede genooten hebbende. V. Welk eene fraaie Gefchiedenis ! Welk een groot Koning, waardig groote Opvolgers! Hy gaf het Ryk over aan zynen oudHen Zoon kambyses , en befprak aan smerdis , den tweeden Zoon, verfeheiden voornaame Landvoogdyen. De eerfte heet, meent men, in de Heilige Schrift ahasueros. Efr. IV. 6. die aan zynen braaven Vader zeer onQ i gelyk  244 ahasueros. gelyk was. Zo zeker is het, tot leering en vernedering van het Menschdom , dat deugd en groote gaayen niet erflyk zyn. Hy wilde wel , uit achting voor zyns Vaders gedagtenis, het bevel van Jerufalems Tempelbouw niet openlyk herroepen, gelyk de Samaritaanen verzogten; maar liet zo veele beletfela in den weg komen, dat men het werk niet wél kon voortzetten. Hy verwon de Egyptenaar s , met welken zyn Vader in vrede geleefd hadt; doch tegen de Mooren of Ethiopiers friet hy het hoofd, -verliezende op zynen togt door groote Zandwoeftynen byna al zyn Volk. Dit veranderde zyn gemoed, dat nu in wreede daaden verkeerde. Omgebragte Egypti/che Priesters waren de eerfte offers, smerdis , zyn Broeder, raakte zelfs door hem orn 't leven. Hoe zeer, helaas , was hy dan van cyrus ontaart! Nu verliefd op zyne jongfte Suster MEROë , nam hy ze ter Echtgenoote , cn gaf dus een allerflegtst voorbeeld, hetgeen veele Perfifche Vorsten na hem gevolgd hebben. Zo verderflyk kan het weezen, als eens een Koning eenen kwaaden ftap eerst doet. Dan MEROë zelve werdt daarna het. flagtoffer zyner woede : ook deelden veele Hovelingen in een gelyk lot: fommigen liet hy zelfs levendig begraven, kresus , Koning van Lydie, verftoutte zich hem de gevolgen eencr zulke wreede Regeering onder het oog tc  kresus. smerdis. 245 te brengen : het verbitterde hem , en hy gaf bevel , om ook kresus te dooden. De Bediende , wien dit bevolen was, voerde het niet uit. Met vreugde hoorde hy wel daarna , dat kresus nog leefde ; doch nu liet hy den Bedienden, die met zo veel regts den Vorst gefpaard hadt, om 't leven brengen. Met zo veel onfchuldig bloed'befmet, keerde hy uit Egypte terug in Perfie. Onder weg hoorde hy van eenen opftand. patizithes , door hem , geduurencle zyne afweezigheid , in het beftuur van Perfie aangefteld , hadt eenen Broeder, die zeer veel naar den vermoorden smerdis , kambyses Broeder, geleek. Deezen ftelde die Regent op den throon, toen 'sVorsten Regeering ondraaglyk geworden was, voorgeevende , dat hy de regte smerdis , Zoon van cyrus, ware. Alles gehoorzaamde daarop den nieuwen Vorst, kambyses , het bedrog ontdekkende, herdacht, maar te laat, met eenen traanenvloed, zynen fnooden Broedermoord. Ziedende van toorn , gaf hy zyn leger bevel, om tegen den gewaanden smerdis op te trekken, 't Oog der Waereid was op den uitflag des ftryds gevestigd. Dan, het uur der regtvaardige wraak daar zynde , mogt hy geene onverdiende Overwinning bekeven. Onder het te paard ftygen fchoot zyn Zwaard, onvoorziens, uit de fcheede , en, de deye wondende , ftierf die Tyran. Dus fruitte de Q 3 He-  940* ARTHASASTA. DARIUS. Hemel een nieuw bloedvergieten tusfchen Onderdaan en Onderdaan. V. Maar hoe liep het af met den valfchen smerdis ? A. Hy hieldt den throon indedaad in, en verdiende meer dan kambyses aan het roer der Regeering te zitten. Gy kent deezen smerdis in de Heilige Schrift onder den naam van arthasasta. Efr. IV. 7, 23. zynde een edelmoedig Vorst, met zo groote braafheid regeerende, dat hy, na zynen dood, agt maanden daarna voorgevallen, byna van alle Volken zyner Heerfchappy betreurd werdt. Dit beklag was gewis lofwaardiger , dan de moord aan hem gepleegd, door eenige zaamgezwooren edele Perjiaanen , die ontdekt hadden, dat hy dc valfche smerdis was. Hoe kort mogt de braave Vorst de bitterheden, onder kambyses voorgevallen , door zyne zagtheid verzoeten! De Throon mogt op de regte wyze door hem niet ingenomen zyn; maar kon Perfie een' beter Vorst verlangen, of hadden zy, die er hem, een Verlosfer zyns Vaderlands, van afftieten, meer regt om dit te doen, en zulks op zodanige wreede wyze ? , V. En wie volgde toen in de Regeering ? A. Na veel overlegs onder de zaamgezwoorenen , werdt partus hystaspes , één derzelV?n, op den throon gefield. Hoewel nu de Vyaih  DARIUS HYSTASPES. 24? Vyanden der Jooden ook arthasasta of den valfchen smerdis opgemaakt hadden tegen den Tempelbouw. Efr. IV. 7-22. even gelyk zynen Voorzaat kambyses , anders ahasueros , zo heeft dit mogelyk niet veel kwaads gedaan , en dan is de bouwing niet negen , maar flegts twee jaaren gefchort geweest. Hoe dit zy, ter eere van den nieuwen Koning darius moet men zeggen , dat hy , in het tweede jaar zyner Regeering, den Jooden volkomen vryheid gaf tot eenen ongeftoorden Tempelbouw, waardoor de Joodfche Staat binnen kort geheel herfteld werdt, hebbende Efra en de Profeet Haggai I. i. hunne Landslieden ongemeen daartoe aangefpoord darius zag zich hierna verpligt Babyion te belegeren. De Stad, door fchatting zwaar gedrukt , en 's Ryks zetel van haar weggenomen en naar Sufa gebragt ziende , waardoor haar luister verdween , was tegen hem opgeftaan. Nimmer hadt hy ze weêr in zyne magt gekreegen, zo niet zophirus , één zyner Veldheeren, zich neus en ooren afgefneeden hebbende , tot de Babyloniers, als ware hy van darius mishandeld, overgeloopen ware , en hun vertrouwen gewonnen, ook , 't Opperbevel in de Stad verkreegen hebbende, ter belooninge zyner dappere daaden tegen de Perfen , die hy telkens , volgens affpraak met zynen Koning, verfloeg, hem dc Poorten der Q 4 Stad  14S darius hystaspes. xerxes. Stad geopend hadde , op welke ontrouw de ■Stedelingen geen vermoeden halden. Toen brak darius de Stadsmuuren ten deele af, en maakte ze winbaar; maar hy was niet zo gelukkig in den oorlog tegen de Schythen , als in dien tegen de Indiaanen. De opgeftaane Joniers willende beteugelen , raakte hy in oorlog met de Grieken, verloor den flag by Marathon, en ftierf vervolgens na eene Regeering van zesendertig jaaren. Tot zyn eer moet men van hem getuigen , dat hy het Babylonisch Ryk van cyrus, zeer gefchokt en zelfs aan 't wankelen gebragt door kambyses wreedheden , ook niet vast genoeg gezet door smerdis korte Regéering , herftcld , groote Landfchappen, als Indie, Titratie , Macedonië enz. er aan gehegt, cn den Jooden veele gunsten beweezen heeft, om welk laatfte de Voorzienigheid hem met talryke Nakomelingen, en zyne Regeering met langduurigen voorfpoed bekroond heeft. Zyne Wysheid, Zagtmoedigheid , en Regtvaardigheid worden van de Ouden hooglyk gepreezen. V. Dus hadt hy wettige Opvolgers ! A. Zyn Zoon xerxes beklom den throon. Deszelfs Regeering levert eenige aanmerkingswaardigc dingen uit , die ik U wil fchetzen. Opgeblaazen door eenige overwinningen op de Grieken, belloot hy Griekenland zelf aan te tasten,  XERXES. 24O tasten. Hy voerde zyn Leger by Abidus aan de Middelandfche Zee. Dat in flagorde fchaarende in de ruime velden aan het ftrand , befchouwde hy , van eene hoogte, met één opflag van 't vergenoegde oog , zyne groote magt, en rekende zich den gelukkigften der Menfchen; doch zich bedenkende, barstte hy, een oogenblik daarna , in traaneh uit, om dat hy, de kortheid van 's Menfchen leven berekenende, kon voorzien , dat, na honderd jaaren , niet één van ruim vyf millioenen Krygsknegten, waaruit zyn Leger beftondt, meer in leven zou weezen. Hadt xerxes , die nu zulk een aantal Troepen ter flagtbank voerde , hadden volgende Koningen bedacht, en wilden de tegenwoordige en de toekomende "bedenken , dat het in hunne magt ftaat het leven van millioenen te kunnen verlangen;, hoe gelukkig hadt xerxes en zyne Opvolgers geweest , hoe zeer zouden de tegenwoordige of toekomende Koningen der aarde gezegend Worden ! Hun genoegen kan niet beftaan in het bloedvergieten, maar in'het leven hunner Onderdaanen te fpaaren. Teer Gevoel en Menschlievenheid maaken de Vorsten grooter dan alle hunne Magt. Koningen zyn niet geroepen om te verdêlgen, maar om te behouden. De winst zelfs van geheele Koningryken kan niet opweegen tegen het verlies van hon> derd, van vyftig, van tien braave Burgeren. Q 5 . Welk  Welk eene verbaazende Befchoüwing, welk eene gedugte verantwoording „ het leven van vyf millioenen Menfchen hangt van éénen Mensch, van* éénen xerxes af! Wie zou verlangen, zo veelen voor zyne rekening in den dag des Oordeels te hebben, ten zy men die geregeerd hebbe naar het volkomenfte regt l"... Gy merkt, waarde Leerling ! dat deeze grootfche Befchoüwing my van den weg leidt: dan, lesfen te geeven is geen dwaalen. Benydt den Koningen niet het gebieden : het kost wat, in geregtigheid te heerfchen. Koningen zyn Menfchen , en voor welke ftrikken ftaan zy niet bloot. Beklaag hen, als gy bezeft, wat last het regeeren is, en erken paulus Wysheid, die, het geen men niet verwagt zou hebben in eenen Brief aan timotheus , fchreef: ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden fmeekingen , gebeden , voorbiddingen, dankzeggingen . . . voor Koningen , en alle die in hoogheid zyn. i Tim. II. i, a. . . . Ik keer, na deezen uitflap, terug tot xerxes , dwaas en verftandig in één tydftip! De Griekfche Veldheeren (die ik U nader zal leeren kennen) verdedigden toen, dermaate dapper, hun Vaderland, dat in het volgende jaar, wanneer xerxes naar Perfie terug trok, maar een klein getal Benden van die vyf millioenen hem op zynen hertogt verzelden. Laat dit Eeuwen geleeden zyn ,  xerxes. artaxerxes. »51 zyn, zo uw Hart nu gefteld is, gelyk het myne, toen ik deeze Gebeurtenis het eerst las, welke billyke aandoening gevoelt het dan niet! . . . Geen wonder, dat die Vorst, zints moedeloos , nu befloot niets meer te onderneemen. Maar helaas! deeze ledigheid , ook al een ftrik voor Vorsten , bragt hem tot wellust. Onder anderen liet hy. het begeerlyk oog op zyns Zoons Dochter vallen. De gevolgen hiervan waren rampzalig voor 't Koninglyk Huis. Hy bevlekte zyne handen met deszelfs dierbaar bloed. Wat verdraagt niet de Godlyke Langmoedighcid, die Menfchen door tydvergunningen , door goede voor dc hand komende lesfen ter bekeering leidt; maar hoe gewis loopt zy ook eens ten einde ! Zyne hoogheid hadt hem nooit gelukkig kunnen maaken ; doch hy hadt den zuiveren Godsdienst door de ovcrgcbleeven Jooden in zyne Hoofdftad kunnen hooren prediken. De haat der Onderdaanen vloog eindelyk tegen xerxes op; één zyner Kamerdienaaren vermoordde hem. V. Hoe is myn hart over Hem aangedaan ! A. Ware het hier maar by gebleeven ! artaxerxes , bygenoemd longimanüs of langhand , beklom den nu wankelenden throon; doch , hoe jammerlyk is het niet! dat dit met moorden , vóór en na, om dien weer vast te zetten, gefchiedde. Zodanig fcheen egter  S52 ARTAXERXES. egter zyn aart niet te weezen. Hy ftrafte wel, en dit te regt , zyns Vaders moordenaars ; maar wordt anders geroemd wegens zynen zagten en edelmocdigen inborst. Gy kent hem onder den naam van ahasueros , die , in het vreedzaam bezit zyns Ryks gekomen zynde , een ongemeen Feest, dat honderd 'en tagtig dagen duurde, in zyne Hoofdftad Sufa aanregtte, waarop hy zyne Koningin Yasthi verftiet, en daarna estiier ter Vrouwe nam. Ik flaa haare fchoone Gefchicdenis, als 'U bekend , over: gy hebt ze in de Heilige Schrift geleezen. De wonderbaare bewaaring der Jooden, te Sufa en elders agtergebleeven, verdient voornaamelyk uwe opmerking. Zy kon zo opcnlyk niet gefchieden , of de aandagt van veele Volken, ten minsten van het Perjiaanfche, het geen daarenboven eene Joodin op den throon zag zitten, moest natuurlyk op de Jooden vallen , en, werdt zy wél beftierd , daarby bepaald blyven. cyrus hadt de geenen van die Natie behouden, welken naar Jerufalem vertrokken waren: ahasueros de zulken , die in Perfie gebleeven waren: dc tegenwoordige trotfche Vervolgers waren gevallen: haman hing aan de galg: dc overigen waren door het zwaard der Jooden gefncuvcld. In deeze fchoone Gefchiedenis is alles eene helder fchyncnde Voorzienigheid, "van het begin tot het einde. En was dec-ze Ge*  x K R X e s IL ochus. 2^3 Gebeurtenis niet ingerigt door den Regeerder der Waereid , om Perfie te leeren , wie de Jooden waren, en wie ze befchermde ? Was dit niet eene .groote pooging tot hunne verlichting en bekecring ? . . . . Voor het overige , artaxerxes volgende Regeering was onrustig door de geduurige Oorlogen met de Egyptenaar* en Grieken , waarvan ik U, in het vervolg fpreekende van die Volken, meer zal zeggen. Hy ftierf, en zyn eenige egte Zoon , xerxes de II. kwam in zyne plaats; doch werdt door sogdianus , één' van xerxes zeventien oncgtc Zoonen, afgemaakt, en deeze wederom door zynen Broeder ochus. Zo volgde moord op. moord ; en zulke booze feiten bedryven Menfchen, om eene lastige kroon te verkrygcn ! Is dit waare Wysheid ! V. Maar wat wedervoer ochus ? A. Ochus, veranderende, by zyne verheffing op den throon, zynen Naam ochus in dien van darius nothus , regeerde negentien jaaren in onrust, altoos gedompeld in huisfelyke of buitenlandfche onlusten. Zo zuur valt veeltyds het draagcn ecner Kroon, met bloedige han- den aangenomen en opgezet! Na zynen dood volgde zyn Zoon , die toen den naam van artaxerxes aannam , en van de Grieken den bynaam van mnemon kreeg om zyn verwonderlyk groot geheugen. Ook hem viel de' Kroon zeer bang , hebbende het verdriet van veele  *$4 ARTAXERXES. MNEMOJT. veele onlusten, door moord en overfpcl,"onder het Koninglyk Geflagt te zien ontftaan , by voorbeeld , cyrus , zynen Broeder , tegen hem in dc wapenen zyne overfchoone teer beminde Koningin statira , door zyne Moeder vcrgeevcn gedwongen , het gru» welfhik ontdekt zynde , zyne Moeder in een gevangenhuis op te fluiten eenen aanflag op zyn leven , door zynen oudflxn Zoon darius gemaakt, die zelf daarby omhals raakte — geduurige twisten en bloedvergietingen onder zyne andere Zoonen over het regt van opvolging — Oorlogen , die kwalyk uitvielen , enz. Geen wonder dan , dat een Vorst, "vierennegentig jaaren oud , onder zo veel te» genfpoeds met fmerten overlaaden , bezweek, en den geest gaf, beweend van alle zyne Onderdaanen om zyne zagte, edelmoedige , goedertierene en regtvaardige Regeering. Hooge ftand in de Waereid voert dan niet altoos het geluk met zich : braavcn lyden dikwerf veel van boozen ! V. Een gelukkiger Zoon , hoop ik , volgde op den ongelukkigen Vader! A. Neen, een flegte Zoon op eenen vvaardigen Vader! ochus, de II. naamelyk, die reeds 'twee zyner Broederen, naar de Kroon dingende, van kant geholpen hadt, kreeg het Ryk. De wreedfte en. ondeugendfle aller Vorsten uit dat Geflagt zynde, vervulde hy het Paleis en  ocnus. bagos. ar.ses. 05-; en het ganfche Land met moordaadige flagtingert. Zyne Onderdaanen , hem niets fchuldig blyvende , vergolden dit met geduurige afval* lèti. Bragt hy den eenen onder , dan ftondt er weer een ander tegen hem met het zwaard in de hand. Hy liet de Jooden veel lyden , en 'deedt Egypte bukken. Na alle oproerige Landfchappen te onder gebragt te hebben, en rust genietende , begon hy zich zeiven te ftraffen, zich overgcevende aan het gemak, overdaad en wellust, laatende het Rvksbeftuur over aan zyne Staatsdienaareri. Eén van deezen, bagos geheeten, een Egyptenaar van geboorte , onvergenoegd over het pionderen der Egyptifchs Tempelen , maakte hem, uit weerwraak , op eene gruwzaame wyze , van kant. Hy fneedt, naamelyk, het vlcesch van 's Koniugs Lichaam in Hukken , gaf het der Katten ter fpyze , en maakte greepen voor zwaarden van liet Gebeente. V. ,, Ontmenschte bagos , gy doet my yzen ! " A. Gewis, hoe zeer ochus regtvaardig werdt geftraft , bagos blyft een ondier Maar nu ging hy verder, en zette arses , 's Konings jongften Zoon, op den Rykszctel, doch behieïdt de Regeering voor zich zeiven: dan, daarna merkende , dat de jonge Vorst deszelfs euveldaaden begreep , en hem deswege wilde ftraffen , maakte hy zich in de voorbaat s  SStf darius kodomannüs, bant, en bragt hem met zyn geheel Huisgezin om het leven —- Den Throon nu weer epen zynde , durfde egter deeze dubbele Koningsmoordcr zich zelvcn er niet op zetten. Des ffcclde hy daarop darius, den derden van dien naam, te vooren kodomannus gcheeten, wel geen Koningszoon, egter van Koninglyken bloede. Maar darius , zich niet geheel naar bagos zin willende fchikken, befloot ten laatften ook deezen derden Vorst van kant te helpen. Gelukkig kreeg darius kennis , dat hy daartoe eenen vergiftigen beker bereid hadt,. cn, daarop toetastende, drong hy bagos zelf dieri te drinken. Dus kreeg eindelyk dit monster den ruim verdienden loon , en raakte mede van kant. V. En darius bleef den throon behouden ? . A. Ja! men gunde hem dien algemeen, om dat hy een edelmoedig en goedertieren Koning was. Maar helaas! van welk eene kortduurende vastigheid zyn dikmaals dc Zetels der Vorsten ! Gy hebt dit nu verfeheiden keeren agteréén gezien , en gy zult dit nu wederom verneemen. Lang genoot hy geene rust , of alf.xandür de groote, Koning van Macedonië, kwam met weinige doch dappere Benden hem ontrusten. Die Vorst won den veldflag by Granicus , cn nam daarop verfeheiden Steden weg; in het volgende jaar geheele Landfchappen , Phrygie, Licie , Pifi- dis}  darius geslagen. &57 die , Pamphilie , Paflagonie , Galatie , en Cappadocie. darius zat intusfchen niet ftil. Om eene afwending te maaken , wilde hy door memnon, zynen bekwaamften Bevelhebber, den Oorlog in Macedonië overbrengen , en dus alexander dwingen uit Afia naar huis te keeren. Het voorneemcn was goed, en werdt begonnen met het beleg van Mitilene ; maar memnün fneuvelde daarin. De dood deezes Mans was het grootfte ongeluk voor het Perfiaanfche Ryk , of wel dc onfchuldige oorzaak tot deszelfs ondergang: want geen zodanigen tweeden Bevelhebber gevonden wordende , liep de onderneeming te niet. Intusfchen hadt darius een groot leger in de vlakke velden van Mefopotamie verzameld ; doch op eene verkeerde wyze bezwaard met Vrouwen , Kinderen , en kostbaare praal van grooten nalleep. alexander wagtte hem voorzigtig af in de engten van Cilicie by Isfus , waar darius geen gebruik kon maaken van zyn groot Leger. Des -werdt hy daar ras verflagen. Vrouw , Kinders , Moeder , alles werdt gevangen genomen; maar hy ontkwam. Was alexander dapper, nu handelde hy niet min koninglyk cn edelmoedig , de gevangenen beleefdelyk bejegenende. Vindende , in het eerfte bezoek, de Koningin Sifigambis en haare Dochters , Prinfesfen van eene ongemeene fchoonheid te weezen, befloot de ingetoogen I. deel. R jongen  258 alexander s overwinningen. jongen Vorst haar nimmer weer te zien , om in geene verleiding te komen. Hoe groot was hier alexander , mogelyk zodanig niet meer in .zyn geheel leven ! Hierna vondt hy in Damascui de fchattcn van darius , zo veel, dat hy zevenduizend Kameelen met die geplonderde kostelykheden belaadde. Daarop ging hy voort met zyne veroveringen , en vermeesterde zelfs Egypte, darius , fteeds agterwaards wykende, wilde telkens een zoen met hem treffen ; doch, ongelukkig, altoos op eenen hoogmoedigen toon. De jonge Overwinnaar , wiens weergaa Afia niet gezien hadt, verdroeg dit niet. darius bereidde zich dan by Ar'oela tot den laatften veldflag , en , daarin geflagen zynde door de dappere Macedoniers , vlugtte hy over de Bergen van Armenië zonder agterhaald te worden, alexander trok toen in Arbela , daarna in Babyion, waar hy 's Konings andere onnoemlyke fchatten vondt en wegnam. Dit mogt geoorlofd zyn ; maar het verbranden van de oude Stad Perfepolis en het Koninglyk Paleis , in dronkenfehap begonnen , kan nimmer goed gepleit worden. Van de Stad is ten deezen dage niets meer overig; doch de Puinhoopen van het Paleis, het oudfte en ftaatelykfte Gebouw mogelyk van het geheel Oosten, waar de» oude Koningen van Perfie hun Hof hielden , zyn nog te zien , niet wel met drooge oo- gen»  darius dood. 259 geil , ten minsten niet met een onbewogen gemoed wegens de dartele vernieling van een zo fchoon en pragtig Gefticht, welks weergaa het Oosten denklyk nimmer heeft weergezien. darius hadt intusfchen wederom een Leger te Ecbatana in Medie byéén geraapt; doch daarop van de zynen deerlyk misleid, en zy van alexander op de hielen gevolgd, zo fchooten deeze trouwlooze gevloekte Lieden den reeds genoeg ongelukkigen goeden Koning zodanig met pylen , dat hy kort daarna , van polistratus , eenen gemeenen krygsknegt onder alexanders Benden , gevonden zynde , in deszelfs armen overleedt; onder de laatfte levensfnikken , deezen verzogt hebbende ^ den ovcrwinnenden Vorst te danken voor de beweezen weldaaden aan zyne Vrouw cn Kinderen , hem veel goeds te wenfehen , en te bidden de Vcrraaders zyns perfoons te 'ftraffen. Hoe hevig alexander hem hadt nagezet , egter kwam hy eenige oogenblikken te laat. 't Lyk ziende , barstte hy uit in traanen , beweende darius lot , die zeker een beter waardig was geweest, trok zyn eigen wapenrok uit ,• fpreidde dien over het Lyk , en gaf aanftonds bevel , om het gebalzemd aan sisigambis , darius Weduwe, te zenden, op dat die Vorftin hetzelve in dc Begraafplaats der Perjifche Monarchen zou byzetten. Dus ftierf die zagtmoedige en vrcedzaanie R a Vorst ,  2ö0 einde van het persiaansche ryk. Vorst, wel de laatfte der Per/en , maar niet befmet met de wreedheid , onregtvaardigheid , of eenige andere gebreken , waaraan de meesten zyner Voorzaaten zo geweldig waren overgegecven. Hadt hy één gebrek , het was dat van het Ryk niet wél te kunnen verdedigen. In hem eindigde de Perfiaanfche Monarchy. Na zynen dood onderwierp zich alles , en alexander , die de moordenaars des Konings ftreng liet ftraffen, werdt in het gerust bezit des Ryks gevestigd. Deezen Vorst zullen wy in het vervolg beter leeren kennen , cn dan over zyne bedryven oordeelen. V. Dus hielden de Perfen op te beftaan ! A. Ja , deeze voorheen zo magtige, overwinnende , en pragtzieke Natie hieldt thans op , ruim driehonderd jaaren vóór de geboorte des Verlosfcrs, in Afia te heerfchen ; want', offchoon , tagtig jaaren daarna, de Inwooners eens kleinen Lands van het voormaalig Perfie, ik meen van Parthie , zich in vryheid Helden , en een zeer aafiziCnlyk Ryk opregtten , zo dat zy, ten tyde des Zaligmaakers, eene ontzaggelyke ftrydbaare Natie uitmaakten, moet men ze egter niet aanzien voor Herftellers des ouden Perfifchen Ryks. Tot op onze tyden zyn er in Perfie Nakomelingen genoeg van de oude Perfiaanen onder den naam van Gauren of Gebbers, die wel in de verdrukking der Mahomedaanfche Perfen  GELEERDHEID DER PERSEN. 2<5l Perfen leevcn , egter hunnen ouden Godsdienst blyven aankleeven. V. Dus loopt deeze fchoone Historie , die my zo zeer vermaakt heeft, ten einde ? A. Wy kunnen ze hier wel eindigen; maar dan kent gy deeze Natie alleen in eenige haarer Bedryven, en dus niet genoeg in haaren waaren aart. Laat ik er dan nog het een en ander byvoegen. V. Misfchien eerst iets van den godsdienst, welken zy oefenden ! A. Zo gy wilt! het behoort er by. Dan, laat ik U vooraf iets van de geleerdheid der Perfen zeggen. Zy was niet groot vóór de tyden van zeroaster , anders zerdust , van wien wy weinig zekers weeten , het geen indedaad jammer is, om dat fommigen hem houden voor een' Leerling van daniel of esra , die onder de Regeering van darius hystaspes bloeide , en een ftelfel van Godsdienst voordroeg , dat de Koning en de meeste Ondcrdaanen aannamen. Hy was de grootfte Wiskonstenaar en Wysgeer zyner Eeuwe , die de zogenoemde Magi , of Wyzen , in het Oosten zeer vermaard , beter onderweezen heeft in de Wis- Sterre- en Natuurkunde. De Magi hielden deeze Weetenfchappen voor zich zeiven , en deelden ze zelden mede dan aan het Koninglyk Geflagt , welk zy verpligt waren te onderwyzen, geeR 3 vende  0.62 godsdienst der persen. vênde aan het Gemeen maar Lesfcn over den Godsdienst cn de Zeden. Hier door kon de Geleerdheid niet opkomen De Weetenfchappen zelve doen egter weinig nut aan de Grooten, wanneer die geen zorg draagen , dat ze aan hunne minderen worden mede gedeeld zeroaster deedt eg¬ ter veel tot dc verfpreiding der kennis van nuttige Weetenfchappen. V. Eén woord nu van der Perfen godsdienst ! A. Het fchynt, dat de Perfen, van elams Stam afkomftig, den zuiveren Godsdienst, van hem ontvangen, lang bewaard hebben , en dat , hoewel hunne zuivere gevoelens, door mogelyk eenige bygeloovige plcgtighcden onderdrukt , egter nooit zo bedorven zyn geworden als die van andere Volken: ten minsten fchyncn zy de kennis van den waaren God behouden te hebben, cyrus zelf is in ons oog geen Afgodendienaar : althans in de Voorzeggingen , aangaande hem gedaan, Jef. XLIV. 26-28. XlTV. 1-4. wordt hy daarover niet befchuldigd of beftraft. En zyn bevel omtrent de Jooden, Efr. I. 2. is ook zuiver. Koning darius fchynt mede in die gevoelens geftaan te hebben. Efr. VI. .8-12. Of kan er bedenking vallen op jesaias uitdrukking , vs. 4. ik töenaamde u, hoewel gy my niet kende P Betekent dit niet, dat God aan  GODSDIENST DER PERSEN. 263 aan cyrus den Eernaam van zynen Herder en Gezalfden reeds vroeg gegeeven, en als eenen uitvoerder van zynen wil gebruikt hadt, eer cyrus iets van deeze zaak wist ? — Dan, nadien er dwaalingen door dc kctteryen der Sabeers en Magi in den Perjifchen Godsdienst waren ingedrongen , voornaamelyk omtrent de twee Magten, die bevel hadden over licht cn duisternis , zo moest jesaias niet alleen de Jooden, maar ook de Perfen, cn vooral cyrus tegen die valfche denkbeelden behoeden , of anders leeren. daniel zal hem uit de Profeetfie hebben voorgelcezen dit zeggen van den Allerhoogftcn : ik formeer het licht en fchep de duisternis, ik maak den vrede en fchep het kwaad, ik de Heer doe alle deeze dingen XLV. 7. dat is , voor- en tegenfpoed" beitel ik naar mynen wil volgens de regels van genade en regtvaardigheid. zeroaster kan deeze Hellingen geleezen, of van de Jooden gehoord hebben, ten minsten hy gaf deeze leeringen op „ het oppérfte Wezen is eeuwig en onafhanglyk — de mengeling van licht en duisternis , van goed en kwaad komt niet voort uit een onvermogen des Scheppers , maar om dat het zyn welbehagen is, en deeze befchikking ftrekt tot zyne eer — er komt een dag van algemeene Opftanding, van vergelding voor de goeden, van ftraf voor de kwaaden onder alle deugden is r 4 • Mensch»  SÖ4 EONSTEN DER PERSEN. Mcnschlievenheid dc grootfte enz. " . . . . Wy moeten verbaasd ftaan over zulke lesfen , den Perfen in dien tyd gegeeven, en van hun aangenomen. . Hoe zeer leidde hun dit, om valfche Stellingen te verfoeien , en der Jooden zuiverer leer onpartydiger te bcfchouwen ! V. Nu één woord van derzelver konsten en weetenschappen ! A. Cyrus wordt gehouden voor den eersten Oprigter der posteryen , doch alleen ten dienste der Koningen : eene uitvinding, die zo laat in het Westen voor 't algemeen is opgekomen darius de Meder was de eerfte , die in Ptrfie Goud en Zilver liet fiaan : onder zyne Regecring zyn de gouden ftukken , Dariusfen geheeten , in het Oosten boven alle munten verheeven , geflagen —De landbouw ftondt er in hooge achting, en werdt er te regt zeer aangemoedigd. Men gaf den Koning rekenfehap van de wyze , hoe het Land gebouwd werdt. Op zekeren dag des jaars moest hy met de Landlieden eeten. Eén hunner Vorsten plantte zelf Boomen met eigen hand. Zy merkten toch den Landbouw aan , als do bron des overvloeds cn der gezondheid, als de bewaardfter der goede Zeden , als de voedfter des Menschdoms. Dit deedt hun egter ès Konsten niet vergeeten. Een Minnaar der BOUW-  ZEDEN DER PERSEN. bouwkunde behoeft maar, onder de Puinhoopen van het Paleis van persepolis , de Kolommen , Portaalen, Trappen, Gangen, Venftervakkcn , Beelden , en de oude Graaven der Koningen, nog overgebleeven, te bezien, om van de oude Bouwkunde der Perfen tc oordeelen. V. En hoedanig waren hunne zeden ? A. De oude Perfen worden wegens hunne gefchikte zeden hooglyk geroemd. Was Vorst en Onderdaan er by gebleeven , veel langer zou deeze Monarchy geftaan hebben ! De opvoeding der Kinderen was ftreng; maar nuttig. Weinig Volken droegen zo veel zorg, om de Jeugd tot een geluk, dat het geheele leven lang duuren zou, zodanig voor te bereiden. Dit lei den grondflag tot eene onveranderlyke gehoorzaamheid, tot maatigheid in de lcvenswyze , tot veel oefening, die het lichaam fterkte gaf, en tot een gemaklyk vroegtydig aanncemen van deugdzaame beginfelen. Men hadt er uitneemende schoolen , niet onder het beftier van Meesteren , die er een klein loontje voor trokken , en dikwerf liegt betaald werden, gelyk veelal in onzen tyd gebeurt; maar onder het opzigt van Lieden, die den eerften rang bekleedden , en in Zeden uitmuntten. Daar onderwees men niet in dorre Weetenfchappen, snaar in het oefenen der Deugd. Die in zulR 5 ko  ZEDEN" DER PERSEN. ke Schooien niet was opgetrokken, mogt naar geene Eerampten of Bevorderingen ftaan. En zo ver ftrekte zich de eerbied der Kinderen voor de Ouderen uit, dat ze in de tegenwoordigheid derzelven niet mogten gaan zitten. Zelfs hadden de Ouders in fommige gevallen , door de Wetten bepaald, magt over derzelver leven. Het vocdzel der Jeugd was uitneemend fober. Vroeg leerde men te paard ryden, met boog en wcrpfpïets omgaan. Geen ontbyt werdt er gegeeven , zo men niet alvoorens door zulke oefeningen hetzelve zich hadt waardig gemaakt. Moest dit alles geene uitneemende Krygslieden maaken ? Even yroeg leerde men ook de Waarheid fpreeken, tevens eenen aflehüw van Leugens en Ondankbaarheid krygen. Liefde tot Regtvaardigheid en Geduld werden niet laater ingeprent. Dit alles gefchiedde niet op eene rauwe, maar op eene zagte byna ongemerkte wyze , meer door aanlokkende voorbeelden dan door harde voorfchriftcn. De Overheid gebruikte de Jongelingen tot allerhande diensten: zy zondt ze veel ter jagt, om gehard te werden tegen alle ongemakken. Met eenen wakkeren moed moest alles verrigt worden, om bekwaamer ten ftryde te worden. Hieruit ontftondt een maatig, arbeidzaam Volk , rustig tot het tarten van gevaaren , een uitneemend Geflagt van Men*  zeden der persen. 267 Menfchen — Niet weinig decden ook hiertoe hunne goede wetten. Zy bedoelden niet zo zeer de euveldaaden te ftraffen, als wel die voor te komen. Eene fchoone imïgthïg indedaad ! De wandaaden werden met lelyke koleuren afgefchilderd , de Deugd beminnelyk voorgefteld. En wat kon cyrus , wat zyne braave Voor- of Nazaaten , met zulk een Volk niet uitvoeren? Dan wat kost het niet eene Natie lang onbedorven te bewaaren ! Zy weeken , van tyd tot tyd, van de oude Zeden af, toen ze vreemde Volken cynsbaar , of die aan hun onderworpen werden. Men verloor er dan altyd meer by, dan men won. Zy leerden dus van bedorven Natiën gemak, weelde en flegte Zeden. Hunne ondeugende Vorsten , waarvan gy er verfeheiden gezien hebt , gaven hunnen Onderdaanen een verleidend voorbeeld van Luiheid , Vcrfpilling van goederen , Overdaad en Wellust. Geen cyrus leefde meer in de volgende laate Vorsten. Wat wonder dan , dat men zulk een geweldig onderfcheid vindt tusfchen hem en den anders zo goedertieren darius kodomannus ! Hadt de eerfte alexander tot eenen vyand gehad, het fchoone Perfepolis zou nog ftaan , ten minsten de Perjifche Monarchy zou meer Vorsten geteld hebben. . . . Dan, wat zal ik U meer zegden van die tyden ? De ondeugden der oude Eeu-  *<58 TEGENWOORDIGE ZEDEN. Eeuwen ftooten ons ; maar met de dwaasheden van onze Tyden wordt men, helaas ! thans zeer gemeenzaam : zy verwekken weinig affchriks, en men ziet zelfs de toekomende treurige gevolgen van eenen gewisfen ondergang te gemoet , zonder er zich veel over te bekommeren. Indien bedorven Menfchen het maar wél hebben in hun leven , dan bekreunen zy het zich weinig, hoe het met den Nakomeling zal vergaan. En zeg my dan, waarde Leerling ! hoe veel beter zyn zulken onzer dwaaze Tydgenooten , dan de Volken der oude Eeuwen! Laat ik Uw antwoord hierop niet afwagten , het zou my grieven, sn de fchuldigen misfehien niet verbeteren. Dat zy zelve , mogelyk onvergenoegd over deeze zwaare befchuldiging, onderzoeken , of zy niet op de gewisfe ondervinding fteune : dat zy beflisfen , of zy voor zig zeiven waare goede vruchten daaruit te wagten hebben : dat zy ons zeggen, of dit zy, Liefde voor het Land hunner geboorte , voor hunne Kinderen te hebben ! Geene Natie komt tot verbetering, wanneer zy weigert tot dit onderzoek te koomen. AGT-  A G T S T E ZAMENSPRAAK OVER DE HISTORIE der. MOABITEN ,' AMMONITEN , MIDIANITEN, EDOMITEN , AMALEKITEN, KANAANITEN, PHILISTYNEN^ SYRIERS, ISMAEUTEN, FRYGEN, MYSIERS, LYDIERS , LYCIERS , CICILIERS , CHINEEZEN, en INDIAANEN. Oorfpreng en Bedryven der Moabiten. Balak. Bileam. Pinehas. Ondergang. Baaien der Ammomten. Jephta. Hanun. Oniergang. Midianiten. Jethro. Gideon. Bedryven der Edomiten. Iladad. Amalekiten. Agag. Haman. Volken in Kanaan. Melchizedek. Philifthynen. Abimelech. Syriers. Palmyra. Koningen. Ismaü. Joktan. Arabieren. Frygen. , Myfiers. Eumenes. Lydiers. Lyciers. Ciciliers. Chineezen. Fo-hi. Confucius. Muur. Indiaanen. Ceilon. "java. Regeerin g. Vedam. \/ raag. Welk eene groote taak hebben wy afgedaan ! De Ifraëliten , Asfyriers , Babyloniers , Pheniciers, sn Perfen , Bewooners van  2?0 MOABITEN» van het wyduitgcftrckte asia zyn my door' U bekend geworden : en zullen wy, nu voortgaande , nog meer andere groote Volken in dat Waerelddeel vinden ? Antwoord. Neen ; ten minsten niet, die zich ongemeen beroemd gemaakt hebben , of van welken wy veel weeten. Egter wil ik U iets van de kleinen of overige grooten, die in de oude historie voorkomen, zeggen , om dat derzelver Gcfchiedenis tot myn Plan behoort, cn U kan nuttig zyn. Laat ik dan eene fchets geeven van de Moabiten, Ammoniten, Midianiten , Edomiten , Amalekiten , Kanaaniten , Philiftkynen , Syriers , Is~ maèïiten, Frygen , Myfiers , Lydiers, Lyciers, Ciciliers, Chineezen en Indiaanen. Zy beftonden deels vóór, deels ten zelfden tyde met, cn eenigen zyn ook na de Ifraëliten gebleeven. Met derzelver Tydrekening van op- en ondergang behoeven wy ons niet naauwkeurig op te houden : het een en ander zal U genoeg den tyd van hun beftaan doen kennen. V. Hier komen dan de Moabiten eerst te voorfchyn. A. Dit Volk rekende zynen oorfprong van moab , den Zoon van loth by zyne oudfte Dochter : gewis eene niet zeer waardige, maar treurige en fchandelyke afkomst, hoe weinig anders de onfchuldige Zoon , moab , deel hadt aan de misdaad zyner Ouderen. Zyne  MOABITEN. 2~l Zyne Nakomelingen floegen zich neer* in het Land, grenzende aan het gebergte, waar hun Stamvader was gebooren , dat is , in het Coele-Syrie , of Arabie , woonende , na het verdryven der voorigc Bewooneren, in eene ruime Landftreek ten Oosten der Arabifche Wildemisfen , ten Zuiden der Landen van Midian en Edom , ten Westen van het Gebergte , dat de Doode Zee ten Oosten heeft, en ten Noorden der Ammoneers. Dit Land was hun van God gegeeven. Zy hadden Steden , Ar, Mizpa , Honoraim enz. geheeten, ook Koningen; doch de duisternis, die hier in de Historie voorkomt, belet my veel van dezelve , of van hunne Befnydenis, Gewoonten en Lcvenswyze te zeggen. De Ifraëliten, fchoon van dit Volk verongelykt, mogt hetzelve in zyne bezittingen niet ftooren , maar ook niet gemeenzaam daarmede omgaan. In volgende tyden fchynen zy egter vreedzaamer met hen geleefd. te hebben , want f.limelech ging in dat Land woonen , Ruth I. 1, 2. en david vondt herberging te Mizpa. .Van hunne godvruchtige Voorvaders ontvingen zy ongetwyffeld de kennis van den waaren God; doch , na eene lange bewaaring, vielen zy al mede tot dc Afgodery. Hunne Vrouwen , die eerst de Ifraëliten en daarna salomo verleid hebben tot deeze misdaad, ftaan daarom in de Heilige Schrift gebrandmerkt, ealak re-  V~t  286- ISMAELITE N. onderworpen. Hy nam eene Egyptifche Vrouw , en kreeg twaalf Zoonen , die daarna Hoofden van zo veele Stammen werden , welke in volgende tyden zeer vermenigvuldigden , en in ongemeene magt toenamen. isMAëL en joktan, die dertien Zoonen hadt, waren dus de voornaamfte Bevolkers van Arabie , dat in oude tyden Paleftina , een deel van Syrië met de Roode Zee •ten Westen , den Euphraat en de Perji/che Golf ten Oosten , een deel van Syrië ten Noorden , en den Indifchen Oceaan ten Zuiden hadt. De Nakomelingen van abrahams Zoonen by ketura hebben ook daarin gewoond : dan , van waar het Land den naam van Arabie heeft , weet men niet zeker. De yyfëntwintig Zoonen der twee zo even genoemde Vaderen zagen , by de uitbreiding hunner Geflagten , zo veele Stammen, en daaraan moet men zo veele verfchillende Naamen van dit Volk , of van zo veele kleine afgezonderde Staaten in dit Land toefchryven. De Oosterfche Historiefchryvers noemen voornaamelyk vier Ryken van Tarnen , Hira , Gliasfan en Hejaz •• ook geeven zy op de Naamen der Vorsten , die daar over geregeerd hebben. Ik zal ze niet opnoemen, om dat men byna niets meer van hen weet : bloote Naamen vermeerderen niet de kennis. •Veele Naamen deezer byzondere Staaten. zyn daar-  arabieren. 287 daarna vergaan : in derzelver plaats is die der Arabieren opgekomen , en tot op deezen dag toe behouden. ■ De twee bovengenoemde eerfte Stamvaders , ismaül en joktan , hebben zekerlyk den zuiveren Godsdienst, van abraham ontvangen , aan hunne Zoonen nagelaaten ; doch hunne Nakomelingen zyn, gelyk alle andere Volken , met den tyd daarin terug gegaan. Men meent egter, dat ze de kennis van den eenigen Schepper der Waereid nooit verzaakt hebben ; doch daar nevens gediend de Hemelfche Lichten : hiervan dat ze zeven Tempelen hadden , aan de zeven Planeeten toegewyd. Ook zouden zy den Engelen gediend hebben ; doch Zon en Maan? met de vaste Sterren gehouden voor plaatzen, bewoond door verftandïge Wezens, van middelbaaren aart, tusfchen God en Menfchen, en Middelaars van beiden. Dus zag men de ftraalen der zuivere Waarheid in deeze Duisternis lichten. Dit Volk is gebleeven tot onze tyden, en dus het oudfte Volk der Waereid , 't welk het Land, thans door hen bezeeten , byna van den Zondvloed af, zonder zich met andere Volken te bemoeien , of door vreemde Koningen te onder gebragt te kunnen worden, ingehouden heeft. Niet verder hebben hunne Vyanden het kunnen brengen , dan nu of dan eens eene van dcszelfs Stammen , voor eenen tyd, cynsbaar te maaken.  a88 ARABIEREN. ken. Gelyk van hunnen Stamvader iSMAëf. voorfpeld was : hy zal een Woudezel van een Mettsch zyn ; zyn hand zal tegen allen zyn, en de hand van alle tegen hem, en hy zal woonen voor het aangezigt aller zyner Broederen. Gen. XVI. 12. zo heeft men dit indicrvoege ook vervuld gezien. Veel van den roof te keven , of geduurige invallen en plonderingen te doen , is hun lang eigen gebleeven. Die in de Steden woonden, waren befchaafder dan die zich in Tenten ophielden, en telkens met hun Vee verreisden. De eerften worden ook geroemd wegens hunne Welfprekenheid , kennis hunner Taal, Dicht- en Sterrekunde , en Herbergzaamheid. Ik verlaat nu dit Volk, om hetzelve naderhand weer te zien. V. Wy zyn , meen ik , nog niet ten einde der Jfiatifche Volken. A. Dit is zo! Er waren oulings nog meer, doch van geringe faam, van welken wy ook weinig weeten , of het geen er van gezegd wordt , is met veele fabelen omkleed , by voorbeeld , in klein Afia telde men de Frygen in groot Frygie, die men afkomftig rekent van gomer. Van derzelver Godsdienst en Zeden zegt men luttel goeds. Men fchryft hun Geleerdheid toe ; doch zy blonken nog meer uit in den Koophandel. De Naamen hunner Koningen zou ik U kunnen melden ; maar deeze optelling zou U weinig baa- ten ;  troja anen. mysier3. a8Q ten : derzelver bedryven fchynen eer Verdigtfelen dan Waarheid te weezen. In dit Land lagen de Steden Laodicea en Kolosfe, bekend in de Heilige Schrift. De Bewooners van klein Frygie, oulings Troas , Teucria en Dardania , naar 's Lands Koningen geheeten , waren ook , meent men, van gomer afkomftig. Hunne Stad was Troja, door homerus en virgilius vereeuwigd. Zy hadden denzclfden Godsdienst met die van groot Frygie ; doch waren meer wakker en krygshaftig, befchaafd en wel gemanierd, bedreeven in den handel. Men geeft aan dit Volk verfeheiden Vorsten, waaronder priamus, een der beroemdften, is, wiens Zoon paris, helena, de fchoonfte Vrouw van Griekenland, fchaakte , en zynen Vader bewoog , om , by den daaruit ontftaanen oorlog , zo veel bloeds en fchats op te offeren. Troja , tien jaaren door de Grieken deswege belegerd , het geene zo veele dappere Mannen aan weerskanten het leven kostte , werdt toen ingenoomen en verbrand. Nog grensden aan dit Land de Inwooners van groot en klein Myfie , waarin de aanzienlyke Stad Pergamus , in johannes Openbaaring vermeld , gelegen heeft. Koning eumenes hadt daar eene Bibliotheek van tweemaal honderd duizend Boeken aangelegd, tot welken het Pergament eerst zou uitgevonden zyn , om dat ptolomeus , Koning van I. deel. T Egyp-  COO lydiers. lyciers. ciciliers. Egypte , willende eumenes daarin dwarsboomen , den uitvoer van het Egyptisch Papier , dat van eene Plant, Papyrus geheeten, gemaakt werdt , verbooden hadt. De afkomst van dit Volk , eerst dapper , daarna veragt , en in weinig aanzien, is onzeker. Zy waren van Godsdienst, als hunne Nabuuren, en hadden Koningen, van welken wy weinig weeten Van den oorfprong der Lydiers, die de Steden Sardis en Thyatira, ook in de Heilige Schrift bekend, bewoonden, valt mede niet zekers te bepaalen , of meer te zeggen , dan dat zy in Godsdienst en Zedên met hunne Nabuuren gelyk Honden, kresus , éénen hunner beroemdfte Vorsten, hebt gy door cyrus (bladz. 240) overwonnen gezien —— De Lyciers , welker Hoofdftad Myra was , Hand. XXVII. 5 , waren beroemd wegens hunne matigheid en regtvaardigheid. De Historie hunner Keningen is duister De Ciciliers , afftammende van een Volk des Eilands Krete, bewoonden het hedendaags Karamanie , waarin, onder andere Steden, Tharfis , paulus geboorteplaats , met de beroemde Gebergten , Taurus en Amanus , gevonden werdt. By den ondergang van Perfie werden zy een Macedonisch Wingewest, seleucus ten deel vallende ; en toen de Grieken voor de Romeinen moesten zwigten , werden zy deels eene Romeinjche Provintie , en deels door aangeftelde Koningen geregeerd. V.  chineezen. 291 V. Welke Volken van Afia fchie'ten nu nog overig , om bezien te worden ? A. De Chineezen, woonende in eene Landftreek van Afia , voorheen van een enger beftek dan het hedendaags is; ongetwyfeld eerst verdeeld onder Hoofden van Stammen , of kleine Prinfen, die, naderhand talryk, en hunne Nabuuren m'agfig geworden ziende, verpligt waren, veiligheidshalve, één Opperhoofd aan te ftellen. Zy zyn , of Aframmelingen van ■magog , mesech en tubal , Zoonen van japhet , noachs Zoon ; of van eene Egyptifche Volkplanting afkomftig-, die, eenige honderd jaaren vóór onze gewoone telling , zich in dit Land heeft neergezet. Hunne oudfie Gefchiedenis , door sumatsien gefchreeven , gaat niet verder dan agthonderd jaaren vóór kristus geboorte terug : zo dat hierdoor zeer veel van de hoog voorgewende oude Tydrekening deezes Volks vervalt. Het gaat' vast dat zy in hun Schrift of beeldfpraakige Figuuren; in Zeden, Gewoonten, Eerbied voor Vorsten en Ouders ; in yver voor den Landbouw , Konsten en Weetenfchappen , doch zonder fmaak ; ook in ' geneigdheid tot rust en Bygeloof veel overeenkomen met de Egyptenaaren. Hunne Gefchiedfchryvers zeggen, dat, vóór de tyden van fo-hi, de Grondvester des Ryks, het Volk toomeloos en zonder eenige befchaafdheid in het wilde om-' T 2 zwierf;  S02 ryk der chineezen. zwierf; doch dat hy hetzelve aan de Wetten onderwierp. Voorts geeven zy hoog op, zo van de Uitvindingen hunner Vorsten , als van andere dingen ; doch alle die berigten zyn zodaanig opgefchikt, en ftrydig bevonden met den waaren ffcaat, waarin men hen in deeze laate Eeuwen , toen men ze eerst regt leerde kennen, aangetroffen heeft, dat men meest alles voor verdigt houdt, ten minsten 'er niet op durft vertrouwen. Onoverkomelyke Duisternisfen , zich hierin opdoende , weerhouden my U iets meer van dit Volk te zeggen , dan alleen twee dingen , naamelyk den verwonderlyken langduurigen stand huns Ryks, en de onveranderlykheid van zyne grondregels. Hierin hebben zy geen weergaa onder alle Volken der Waereid: de redenen hiervan willen wy naderhand , by het befchouwen hunner nieuwe historie, onderzoeken Voor het overige wil ik nog eenige byzonderheden deezer Natie, ten Uwen gevalle, hierby doen. Voor eerst zyn zy overgegeeven geweest, ook nog , aan de Afgodery ; egter fchittert de Waarheid van 's Waerelds Schepping , van 's Menfchen vroegen regten Staat, van den Zondvloed , enz. dingen , die zy verdonkerd , of op hunne eigen Historie toegepast hebben , allerhelderst door in hunne Schriften Ten ande- • ren moet gy weeten , dat, ruim vyf honderd jaaren  confucius. muur van china. 203 jaaren vóór 's Heilands geboorte , een Man onder deeze Natie opftondt , confucius gelieeten , die niet weinig heeft toegebragt tot 's Volks Befchaafdheid, en hetzelve goede lesfen nagelaaten. Jong zynde, gaf hy zich over aan de Letteren en Wysgeerte. Zyne bekwaamheden bragten hem in aanzien. Tot Staatsdienaar verheven zynde, leerde hy de gebreken van het Hof regt kennen ; doch geen kans ziende om die te verbeteren, ondernam hy de Zedekunde by de zodanigen te leeren , die hem gehoor gaven, laatende hun deeze lesfen hooren. „ Hy is een wys Mensch, die alles wikt en weegt, die zich aan de reden onderwerpt, die waaragtig en regtvaardig handelt. Hy is zyn eigen Leeraar, zyn eigen Befchuldiger , Getuige en Regter. Hy deelt in elks rampen en zegeningen uit louter menschlievenheid: hy zoekt de eerfte te verminderen , de laatfte te vermeerderen , enz." Eindelyk kan ik U nog van dit Volk zeggen, dat het , ruim twee honderd jaaren vóór de komst des Heilands, eenen muur gebouwd heeft tegen de invallen der Tartaaren, hunne Vyanden, die, te Peking in Zee gegrond en begonnen, voortloopende over Gebergten , die ongenaakbaar fchynen, en verfterkt op verfeheiden afftanden door eene fchakel van Forten, vyf honderd mylen lang, vyfe'nveertig voeten hoog, en agttien dik is. T 3 Zes  294 INDIAANEN. Zes Paarden kunnen daarover nevens eikanderen rennen; Veelen reizen daarop , van Si-ning tot So-chew , een weg van agttien dagreizen, uit vermaak en nieuwsgierigheid, hebbende, aan de eene zyde, het gezigt over ontelbaare Wooningen , en , aan de andere , op veele wilde Dieren , die in de Woestyn omzwerven. Voorwaar een allermerkwaardigst trots Gevaarte , dat heden nog in ftand is, en welks weergaa wy thans niet meer kennen , waaruit wy kunnen oordeelen, wat dit Volk, reeds in oude tyden , vermogt. V. Zyn wy nu aan het einde ? A. Nog één Volk, de Indiaanen geheeten, oulings eenen oord bewoonende , dien men het Land binnen en buiten de Ganges noemde , verdeeld in Stammen van verfchillende Naamen. De Indus en Ganges waren deszelfs voornaamfte Rivieren. Ook telde men zeer veele Eilanden in den Indifchen Oceaan , heilagen met deeze Volken , waaronder het Taprobane der Ouden , het geen men vermoedt ons hedendaagsch Ceilon te zyn , met Java , Sumatra enz. gerekend worden, japhets Nakomelingen houdt men de eerfte Bevolkers deezer wyduitgeftrekte Landen geweest te zyn. De Indiaanen zelve roemen op eene hooge oudheid. Maar hoe weinig kan men in hun voorgeeven berusten ! Deeze overgroote Streeken zullen niet bewoond geworden zyn, dan na  brachmannen. veda m. 295 na dat Perfie en Asfyrie, wyd en zyd , genoeg van Menfchen voorzien waren. Kleine Vorsten hebben , gelyk elders , hier eerst geregeerd. Het Volk was in zeven Orden verdeeld , in Wysgeeren , Landbouwers , Schaapherders en Jagers , Konstenaars , Krygskn egten, gemeene Dienaars des Konings cn Staatsmannen. Hunne Wysgeeren , Gymnofoph'stce geheeten, wyl zy zonder klederen gingen, bewoonden het Noordoostelyk deel des Lands; de Brachmannen, eenen tak deezer Wysgeeren uitmaakende , waren in het Zuidelyk Gewest gevestigd. Men houdt deeze laatften voor Priesters, en Staatsdienaars des Konings, hoog geacht , wyl zy , ten Hove begunstigd zynde , over het Volk heerschten. Zy eerden een oud Boek, heilig van hun genoemd, met naame Veiam , behelzende het Geloof in een Opperwezen ; in verftandige Geesten , daaruit voortgevloeid , deoutes genoemd, van welke ibmmigen, door de zonde bedorven , verbannen waren in de ftoffelyke Waereid , zynde daar de veroorzaakers van het kwaade ; in eenen Man , met naame vistnou , die eene Menschlyke gedaante aannam , om de Menfchen van de dwinglandy der deoutes of kwaade Geesten te verlosfen , enz. . . Merkt gy hierin geene fpooren van een verdonkerd Evangelie ? . . . . Voorts hielden zy vast de Zielsverhuizing, de Afgodery, Tovery en BeT 4 zwee-  <106 INDIAANEN. zweeringen. De Geneeskunde was hunne be» gunftigde Weetenfchap. Ook roemt men hun vernuft, bekwaamheid in Handwerken , zugt voor Geleerdheid , Herbergzaamheid en liefde voor de Waarheid, bacchus , anders sesak of sesostris , zou de eerfte Monarchy in Jndie opgerigt hebben, zynde dit Land toen aan Egypte verknogt. cyrus heerfchappy zou zich tot aan den lnduï uitgeftrekt , en darius hystaspes een deel des Ryks bemagtigd hebben, alexander de groot verwon den Indifchen Koning porus , en doorliep deszelfs Land : na zynen dood bleef het onafhanglyk: zelfs ftondt seleucus zyne aanfpraak op hetzelve af aan den magtigen sandrocottus , Koning deezes Lands. Zo veel , of lie¬ ver zo weinig weeten wy van deszelfs oude historie Zie daar de Gefchiedenis van zestien oude Ajlatijche Volken, niet indiervoege gefchetst , als ik gaarne en zeker zou gedaan hebben , hadt men egte narigten daarvan kunnen kiygen. Alles vindt gy des hier zeer gebrekkig , dat onmooglyk viel te verhelpen , of om dat hunne Gedenkfchiïften door den© tyd verdelgd , of hunne Bedryven nooit volkomen befchreeven zyn. Gy moet U daarom hier mede vergenoegen. Veel uitvoerigs van den aart dier Volken behelzen myne Berigten niet; zy betreffen meest derzelver Lotgevallen. Dan , wat zou ik doen ! Gaapingen en Duister-  VOLKEN VAN ASIA. 297 ternisfen , zeide ik U vooraf, zouden wy overvloedig op deezen weg vinden. Een algemeen denkbeeld er van te geeven , dacht ik egter zeer noodig te zyn : gy moest deeze Volken , ten minsten van verre , kennen. Hen van naby te zien , en er dan veel nuttigs ter uwer leeringe van over te neemen , werdt ons niet vergund. De eerften waren kleene , de twee laatften groote Volken in één Waerelddeel , allen , (helaas zestien Natien !) tot Afgodery door den tyd vervallen : veelen tot roeden voor de zondigende Ifraëliten gebruikt, en daarna zelve in het vuur geworpen door den Albeftuurer der Waereid: veelen in den aanvang verlicht door de waare Leer, daarna door eigen vindingen verduisterd : allen door God gezegend; doch , de zegeningen misbruikende, geftraft: allen opgekomen door Hem, die de Natiën uit het ftof verheft; maar ook allen , drie uitgezonderd , verdelgd , ten minsten in Naam. Dat wy ze nu te zamen verlaaten , en hen , die nog beftaan , in de nieuwe historie andermaal befchouwen : meer gewigtige zaaken zullen wy dan mogelyk leeren. T 5 NE-  NE G E N D E ZAMENSPRAAK over de HISTORIE der EGYPTENAAREN. Egypte, Menes. Koningen. Sefoftris. Mendes. Pfammitichus. Pharao Necho. Pfamnis. Apries. Pfammenitus. Ondergang des Ryks. Ptolomeus Soter. Philadelphus. Euergetes. Philopator. Epiphanes. Phüometor. Fiskon. Lathirus. Alexander 1. II. Aületes. Ptolomeus. Kleopatra, Marcus Antonius. Julius Ccefar. Oftavianus. Ondergang des Ryks. Lucht van Egypte. Nyl. Regeering. Jpetten. Godsdienst. Geleerdheid. Weetenfchappen. Konsten. Gebouwen. Bahemen. V raag. Hoe verre hebben wy het nu ge» bragt ? Antwoord. Wy hebben thans eenen zeer grooten weg afgelegd op de lange loopbaan der  asia. africa. 299 der Tyden , en die Volken leeren kennen , die in asia opgekomen zyn, zo wel kleinen van eenigen naam, als grooten van hoogen roem en vermaardheid , voor zo ver zy tot onze kennis gekomen zyn , of ik oordeelde U daarvan eene Schets te moeten geeven. Wy zouden des hier kunnen uitrusten, en ik kon deeze Verhaalen aan uwe bepeinzing eenigen tyd overlaaten : doch wyl het voortgaan U niet verveelt, gelyk het my toefchynt; wyl gy ook vraagt , hoe verre wy het gebragt hebben , zo laat ons , die op verre na nog niet aan het einde zyn , voortvaaren: gy kunt naderhand U zetten tot eene byzondere overweeging der Stukken , waarin ik U on- derwcezen heb Hebben wy dan lang in het groote asia omgezworven , en daar Ifraëliten en Asjyriers, Babyloniers en Pheniciers , Perfen en eenen troep kleiner Volken zien woonen; laat ons nu eens de reis aanncemen naar een ander Waerelddeel , naar africa , het eerst na asia bevolkt., cn aan hetzelve door eene kleine Landengte by Suez verknogt , waar wy ook veele merkwaardige Singen verneemen zullen. Zo dra wy dan het laatfte Gewest voor eenen tyd vaar wel zeggen , en in het eerfte , in africa, meen ik, overftappen, zullen wy een Land ontmoeten, Egypte geheeten, waar het eerfte Koningryk is gefticht geworden, cn het welk byzonderheden ge-  300 Egypte. genoeg bezit, om er ons eenigen tyd met genoegen in op te houden. —— Oulings droeg dat Land den naam van Chemia , naar cham, of het Land van cham volgens de Heilige Schrift, zynde het zonderling, dat dit het eenige Land in de Waereid is, het welk den Naam van eenen der Zoonen van noach heeft gedraagen , hoewel het onzeker is , of hy zich daarin hebbe nedergezet : anders heet hetzelve het Land van Mitsraim naar eenen van chams Zoonen , die met zyne Nakomelingen dien oord bevolkt heeft. Ons is het zelve meest bekend onder den naam van Egypte , zo genoemd naar de zwartheid des gronds , en de donkere koleur zyner Riviere en Inwooneren; grenzende ten Zuiden aan Ethiopië, ten Westen aan Libye , ten Noorden aan de Middtlandfche , en ten Oosten aan de Roo'de Zee. V. Verdienen de Bewooners deezes Lands Zo zeer onze Befchouwing ? A. Gewis ! De Egyptenaars verwierven in oude tyden eenen zeer aanzienlyken roem, en verdienen ook zeer ■ veel onze Befpiegeling , als een kloek , bekwaam, onderneemend en vindingryk Volk, het welk zyne Wysheid aan veele andere Waereid-Volken lang heeft mede gedeeld, waarom men deszelfs Land genoemd heeft het Vaderland der Wetten, Konsten tn Weetenfchappen. Een groot deel van  m e n e s. 301 van deezen is toch, of daar eerst opgekomen , of tot grooter volkomenheid dan elders gebragt. Gy weet, dat dit Land vermaard is geworden zo door eene tweehonderd en vyftienjaarige herberging , aan de Ifraëliten verleend , als door derzelver Uittogt na veele tegenfparteling. Hier boven heb ik U dat reeds" gezegd; doch, ter vermydinge van alle verwarring , niets gewigtigs van dit Land gemeld , dat fpaarende tot eene gunstiger gelegenheid , die ons nu gebooren is; weshalven wy thans over de Historie deezes Volks , van menes tot kleopatra, dat is, van den oorfprong tot den ondergang des Egyptifchen Ryks, of van' het jaar 1900 tot het jaar 3974 der Waereid, zynde omtrent een Tydperk van tweeduizend jaaren , zullen fpreeken. V. Was de genoemde menes de eerfte Ko* ning der Egyptenaaren ? A. Al vroeg heb ik U gezegd , dat de eerfte Tyden en Regeeringen veeier Volken diep in het donker liggen , het geen derzelver Historie zo moeilyk maakt , uitgezonderd die der Ifraëliten , waarin wy eene duidelyke proef eener Godlyke Voorzienigheid vonden ; en dit eerst gezegde is ook ten aanzien der Egyptifche Gefchiedenis waaragtig. Men noemt menes als den eerften Vorst , die hier een Land kreeg , van wien weet men niet, meest een Moeras gelykende , zodanig , dat men ,  S°2 salatis. busiris. men , tusfchea ' de Middclandfche Zee en het Meer Meris , een weg van zeven dagreizens , geen droog Land zag. Hy aanvaardde het egter , verleidde den loop der Rivier, de Nyl, die Egypte befproeic, en bouwde de beroemde Stad Memphis in derzelver ouden kil. Ook groef by een Meer rondom de Stad, van water voorzien , onderwees zyn Volk in den Godsdienst, voerde de pragt in, en rigtte aan plegtige Feesten. Tusfchen menes en meris , den laatften' Vorst, fchieten in , zeggen de Egyptenaar\r, honderd en dertig Koningen. Een ander beweert , dat menes Geflagt tot in het tweeènvyftigfte Lid den throon beklom , veertien honderd jaaren lang. Eene nieuwe Duisternis voor onze oogen! De Tyden en gelegenheden zyn . voorby , om deezen nevel te doen opklaaren. Eene andere volgt er. Al vroeg zou een troep woeste Herders, (zyn dit slrabiers, of is deeze geheele Historie onwaar ?) in het Ryk gevallen zyn , cn dat ontvolkt hebbende , onder hunnen verkooren Koning salatis , vyfhonderd en elf jaaren , het Land bezeeten hebben. Voor dit Verhaal wil ik niet pleiten. Onder de volgende Vorsten zou behooren busiris, die, zo hy osiris niet is , het vermaarde 'groote Thebe met honderd Poorten zou gebouwd hebben, osymandyas , een zsTier Opvolgeren zou veele andere verbaazende Geftkhten gemaakt 5  SESOSTRIS. 303 maakt; üchoreus Memphis verfterkt en verfierd ; meris of myris het beroemde Meer , naar hem genoemd, gegraaven; en sesostris , een magtig , wys , edelmoedig , dapper, maar heerschzugtig Vorst, daarna den throon beklommen hebben. V. Van deezen heb ik iets geleezen ! A. Misfchien veel onzekers! want alle, die van hem fpreeken , verfchillen in hunne berigten. Jong zynde, zou hy Arabie overweldigd hebben: zelf regeerende , zou hy in het hoofd gekreegen hebben de geheele Waereid te beheerfchen , en daarop met een geweldig leger Afia en andere Landen verwonnen en geplonderd hebben : zyn Broeder zou intusfchen eenen opftand in Egypte gemaakt, en hy , fluks daarop terug getrokken , dien met moeite gedempt hebben : toen zou hy, wyzer geworden , hebben begonnen te denken , wat hy zynen Onderdaancn fchuldig was , en daarop, door zyne buiten 's lands verkreegen Wysheid, de hand geflagen hebben aan den opbouw van heerlyke Werken ten nutte van 't Gemeen, als van Tempelen, Gedenknaalden , en eenen Muur van tweeënzestig mylen lengte tegen de invallen der Syriers en Arabieren ; laage Steden verplaatzende op hoogten tegen de overftroomingen des Nyls , en dit alles door flaaven : geen Egyptenaar zou er de hand aan geflagen hebben. Eindelyk  304 men des, psammitichus. lyk zou sesostris , blind geworden , en zo veele anderen gedood hebbende , nu ook zich zclven om hals geholpen hebben. Van pheron , zynen Zoon en Opvolger, weet men weinig, en ik wil er U liever niets dan veele fabelen van zeggen. Veele Eeuwen na hem viel de Kroon in amosis handen , wiens wreedheden hem dezelve deeden verliezen. Nu zou actisanes , Koning van Ethiopië , het Ryk ingenomen , en de boven gemelde Herders er uit verdreeven hebben. Na zynen dood werdt Egypte weer vry : toen verkoor men mendes tot Koning , vermaard wegens het bouwen van eenen Doolhof, groots en onnavolgbaar aangelegd. Van veele op hem gevolgde Vorsten weet men niets , en van andere alleen hunne Naamen , of eene Regeering , nu goed dan kwaad , denklyk vol fabelen , te melden , Gy ziet, hoe duister dit alles is , en geen zuiver licht ftraalt ons hiertoe , dan wanneer wy komen tot de tyden van psammitichus , een verftandiger en grootmoediger Vorst dan alle zyne Voorzaaten , door toedoen der Grieken op den throon geklommen. V. Wat deedt hy ? A. Hy liet, tot vergelding deezes diensts, ecnigen van dit Volk de vryheid genieten van in zyn Land te woonen ; hy bouwde openbaare Gebouwen , en ftelde eenige bekwaame Grit-  pharao n e c h o. 305 Grieken tot Bevelhebbers zyner Benden in den Oorlog tegen Syrië; doch dit baarde zulk een misnoegen onder zyn Volk , dat tweemaal honderd duizend Man hem verliet, en naar Ethiopië trok. Deezen misflag bezefte hy te laat. De poogingen , om hen van zin te doen veranderen , waren ydel. Zy vertrokken met grooter norschheid, en weigerden terug te keeren. Om dit verlies te boeten, zette hy de Havens van zyn Ryk open, en noodigde daarin alle Vreemdelingen. Het beleg van Azotus, eene Stad op de grenzen van Syrië cn Egypte, te vooreu door den Koning van Babel veroverd , nu negenentwintig jaaren duurende, eer hy dezelve magtig kon worden, en het neerzetten der Schythiers door gefchenken., toen zy in deszelfs Land wilden vallen , behooren tot zyne laatfte bedryven. Zyn Zoon , pharao necho zo gcheeten in de Heilige Schrift , een groot krygszugtig Vorst , was in den aanvang der Regeering gelukkig , flaandc eerst josia , Koning van Juda, die hem den doortogt naar Asfyrie weigerde, daarna den Voist van dit Ryk, en op zynen hertogt voerde hy joachaz , Juda's nieuwen Koning, wyl josia, door een' pyl in den flag gewond , overlecden was , in ketenen met zich naar Egypte. Drie jaaren daarna werdt hy, op zyne beurt, door nebucadnezar , Koning van Babel, verwonnen , L deel. V en  306" pharao hophra. en alle deszelfs gewonnen Landen in Syrië en Juda gingen verlooren. ■ Zyn Zoon psamnis regeerde kort, en apries , de Zoon van deezen, pharao hophra in de Heilige Schrift geheeten, fteeg ten throon. Zyne Regeering was in den aanvang trefiyk cn gelukkig ; maar in het einde wreed en rampzalig. Hy floot een verbond met zedekia, Koning van Juda, om hem tc helpen tegen nebucadnezar. Ezech. XVII. 15. doch ongeacht deeze verbindtenis, liet hy, door deezen Vorst bedreigd. Jer. XXXVII. 5. den Koning van Juda over aan de ongenade zyns Vyands. Wegens deeze trouwlooze handeling fprak ezechiel deeze voorzegging, dat dc Egyptenaar* , veertig jaaren daarna , dermaate vernederd zouden worden, dat ze onmagtig zouden zyn eenen Koning uit hun eigen Volk te kiezen. XXX. 13. Intusfchen verwon pharao hophra veele Volken , en keerde toen , met ongelooflyken buit bekaden, terug naar Egypte. Dan nu kwam de tyd aan , waarin hem het leed vergolden moest worden , dat hy anderen hadt aangedaan. Het oordeel zyner verdelging ftondt vast. Jer. XLIV. 30. De gelegenheid, daartoe dienende , was deeze. De Libyers , door de Cyreners, eene Griekfche Volkplanting , verdreeven , zogten by hem hulp. Hy , gereed die te bieden, tt'ok tegen de laatiten op , leverde hun flag; doch  pharao hophra. 307 doch ontving zodaanige neerlaag, dat er maar weinigen ontkwamen. Deeze, thuis komende , verwekten daarop eenen opftand tegens hem , onder voorgeevcn , dat hy hen tot de flagtbank hadt willen brengen: alles raakte daarop in de wapenen , Volk en Koning. Staande deeze onlusten nam nebucadnezar Tyrus in, na een dertien jaarig beleg , en, voor zyne zo lange moeite, niets dan eene ledige Stad vindende , lloeg hy zyne oogen op het ryk Egypte, om dat aan zyne oude Krygsknegten , afgemat en gekraakt door veele geleeden ellenden , ter prooie en vergelding te geeven. Eene hooge Voorzienigheid hieronder werkende , volgens Ezech. XXIX. 18 , 19 , trok dan Babels Vorst op tegen Egypte , en teisterde het dermaate, dat dit Ryk, in veertig jaaren , niet tot zyn verhaal kon komen. Intusfchen ging de Burgerkryg in Egypte zynen gang. Maar de dwaaze pharao , meenende, dat God hem van zyn Ryk niet berooven kon , lloeg deeze verwaate taal uit: myne riviere is myne, dat is, het Land, door den Nyl , myne Rivier , befproeid , is myne ; en ik heb die voor my gemankt. Ezech, XXIX. 3. Hy kreeg des de verdiende neerlaag, en werdt gevangen genomen door amasis, het Hoofd der oproerigen , die zyne ziele zogten. Jer. XLIV. 30. cn welken, onverzoenbaar, den vernederden Vorst uit de handen des OverV 2 .win-  308 amasis. psammenitus. winnaars wrongen , cn hem wurgden, amasis regeerde daarop het Egyptisch Ryk , ftichtte veele grootfche Gebouwen , gaf wyze Wetten , en ftierf, eer dc noodlottige dag over het Ryk kwam ——• Zyn Zoon psammenitus beklom daarop den throon, doch, pas gezeten , moest hy afftyge.n , om den aankomenden kambyses , Vorst der Perfen , tegenftand te bieden. Ongelukkig verloor hy den veldflag , en werdt .zelfs gevangen genomen. In die vernedering toonde hy zich ongemeen groot en gelaatcn. Hy ftortte gecnen traan , toen hy , den tienden dag, naar Memphis Voorftad met den voornaamften Egyptifchen Adel , op kambyses bevel , gebragt , zyne Dochter, gekleed als eene arme Slaavin, jammerlyk fchreiende en kermende, met een emmer in de hand, en verzeld van de edelfte Dochteren der Egyptenaaren , even zo uitgedoscht , naar de Rivier zag gaan , om water te haaien. Alles weende, maar niet de gevangen Vorst, die alleen zyne oogen ter aarde geflagen hieldt. Zulke huisfelyke rampen fcheenen hem te groot, om door uitwendige tekens van droefheid beweend te kunnen worden. Op deeze rei der Jufferen volgde psammenitus Zoon nevens twee duizend Egyptifche Jongelingen , met toornen in den mond ter dood geleid , om voor den moord , door de Egyptenaars aan eenen Heraut des Overwin-  ^ ^^^^^ LD. Pi- lil. Alles iveenfle; maar niet de gevaiigc31 Vorst, «lij? alleen zyiie Oogea ter aarde jreTlag-eiti Meldt. Madz -jjoS.   PSAMMENITUS. 3°S naars gepleegd , en voor andere feiten y vergoeding te doen. psammenitus hieldt, terwyl zy licm vooiby gingen , het zelfde gelaat; doch alle Egyptenaars hieven aan een luid gehuil. Kort daarna zag Hy éénen zyner beste Vrienden, van alles beroofd, in overhoogen ouderdom zyn brood in de Voorftad bedelen. Toen hy deezen in het oog kreeg , weende hy bitterlyk; want de prangende nood van deezen Man , zeide hy , hadt ruimte in zyn verftand gemaakt, om daarover te kunnen redekavelen, en dit hadt hem de traanen uit dc oogen geperst, kambyses , dit hoorende , en daardoor getroffen, wilde 'het leven van den jongen Prins fpaaren, maar het was te laat: het vonnis des doods was al uitgevoerd, psammenitus ■ zelf werdt toen in vryheid hcrfteld, en hadt hy geene zugt tot wraak laaten blyken , zou hy zelfs weet aan het roer der Regecring geraakt zyn; maar nu (hoe moeilyk valt het verzaaken van het Koninglyk gezag!) werdt hy andermaal in hegtenis genomen en afgemaakt. V. Het lot deezes ongelukkigen Vorst beweegt myn gemoed ! Wat beleefde deeze Vader van zyne Kinderen, van zyne Onderdaanen , van zich zeiven I A. Veelal is hooge Stand onvermogend regens de rampen van dit leven! Ga.nsch Egypte werdt daarop gedompeld in de deerlykfte V 3 el-  31° INARUS. amyrteus. ellende, het Koninglyk Geflagt uitgeroeid, en de heilige Godsdienst fnoodelyk door de PerJiaanen gehoond. Dit werdt niet gelaaten gedraagen. Men fchudde dan , in het vervolg, onder de Regeering van darius hystaspes , der Perfen Koning , het jok af: men koos inarus tot Gebieder; doch na eenige gevegten , nu voor, dan tegen uitgevallen , werden zy op nieuw onder de gehoorzaamheid der Perfiaanen gebragt , en inarus , hun Koning, gekruist. Ten tyde van darius nothus Honden zy, ten derdemaale, op, onder het geleide van amyrteus ; maar darius verwon ook deezen, en Helde toen over hen aan eenen Landvoogd van hunne eigen Natie , die hem waarfchynlyk tolpligtig bleef. Onder zulk eene vernederde Regcering poogden zy, van tyd tot tyd , zich te herftellen , en fchoon dit (want zy kreegen weer Koningen) fcheen te zullen gelukken , hieldt egter deeze voorfpoed maar korten tyd Hand. Het Ryk, in geduurige Oorlogen ingewikkeld, werdt eindelyk, geheel en al, van de Perfiaanen overmeesterd , en het bleef derzelver Wingewest , tot dat alexander de groote kwam, en tot der Egyptenaaren vreugd de Perfifche Monarchy omkeerde, wordende dus de voorfpelling naar de letter vervuld : daar zal geen Vorst meer zyn uit Egypteland, Ezech. XXX. 13. Welk eene opmerking moest  PTOLOMEUS SOTES.. 3*X moest niet dit geval aan de Volken geeven [ V. Kreeg dan Egypte nimmer eenen Vorst? A. Ja wel ; doch nimmer weer éénen , uit het Egyptifche Volk afkomftig. ... Na alexanders dood werden zyne veroverde uitgeftrekte Landen onder zyne groote Veldheeren verdeeld , waarvan ik U hierna meer zal zeggen. Egypte viel, by die gelegenheid *, aan ptolomeus , één derzelven, een Macedoniër , een uitmuntend wys en dapper Man, te ^ beurt. Hy voerde den bynaam van soter, om dat hy de Inwooncrs van rhodus verlost hadt. Als Landvoogd aanvaardde hy het Egyptisch beftuur, en koos Alexandria tot de Stad zyner Hofhouding. Zich vast genoeg in het bewind gevestigd ziende, nam hy aan den Titel van Koning. Hy is egter beroemder geworden door het ftichten van eenen Wagttooren op het Eiland Pharos , zynde een groot vierkant gebouw van wit marmer, ten minsten agttien tonnen gouds kostende , tot een Baken voor de Zeelieden , en dus oneindig nuttiger dan de Pyramiden zyner Voorzaaten. Jammer is het, dat zulk een heerlyk Gebouw reeds vóór eenige Eeuwen is vernield geworden. Ook verfierde hy ongemeen zyne Hoofdftad, en ftichtte daar eene Academie en Bibliotheek, die naderhand tot zevenmaal honderd duizend Boeken aangroeide. V 4 Akx&n°  3ia ptolomeus philadelphus. Alexandria werdt dus eene plaats der Geleerden. Ten zynen tyde , mogelyk door zyn toedoen , is daar de zo genoemde Overzetting der Zeventigen (bladz. 164,165.) gemaakt. Geen wonder dan, dat deeze Stad van Geleerdheid, naderhand , zo veele en zo uitmuntende Schryvers , als klemens den Alexandryner, origenes , athanasius en andere voortbragt. — ptolomeus philadelphus , soters Zoon, volgde zynen braaven Vader op in het bewind. Jammer is het, dat hy , in deszelfs aanvang, zyne reine handen bezoetelde met den moord van demetrius phalereus , een Leerling van den geleerden theophrastus , voorheen aangefteld" in 't Opperbewind van Athene, van daar door het ondankbaai- Volk verjaagd, cn tot hem gevlugt in Alexandria, waar deeze , een Man van ongemeene Geleerdheid, zich niet fchaamde den eerften Voorzitter der Geleerden te weezen : misfchien ftondt ook de Bibliotheek onder zyn beftuur. Anders was philadelphus menschlievend, en beminde den vrede. Om daarin met de Romeinen , toen reeds hoog in aanzien , te leevcn , zondt hy eenen Gezant naar Rome. Voorheen hadt men daar nooit eenen Egyptenaar gezien. Ook verbeterde hy den Koophandel , verzamelde veele Boeken , Tekeningen en Schilderyen , bouwde veele Steden, hieldt Vlooteii in Zee, en veele Benden in de wapenen , na-  ptolomeus euergetes. philopator. 313 nalaatende by zynen dood, wegens zyne groote Staatkunde , ongelooflykc fchatten. —— Zyn oudfte Zoon , ptolomeus eüergetes kwam in deszelfs plaats. Deeze Vorst was gelukkig in zyne Oorlogen tegen de Syriers. Van deeze terug keerende als Overwinnaar, offerde hy aan den God van Israël te Jenir falem, toonende, dat hy deezen meer achtte dan de Egyptifche Afgoden. Of zouden daniels Voorzeggingen , XI. 5, enz. die zo duidclyk waren, hem daar vertoond zyn , en cr hem toe bewoi igen' hebben ? Hy verbeterde de Alexandrynfche Bibliotheek, breidde zyne Landen en Handel uit, en ftierf. V. Dus drie braave Vorsten uit Macedonifchen bloede , beter dan de voorgaande flegte Egyptifche Vorsten ! A. 't Is zo ; maar I ïy was ook helaas! de laatfte van zyn Geflagt, die in deugd, menschlievenheid en gematigdheid uitblonk! Zyne Opvolgers waren van die deugden ontbloot , en aan' allerleie wanbedryven overgegceven , by voorbeeld , zyn Zoon ptolomeus philopator , van wien wy nog eenige Munten hebben , was de Moordenaar zyns Broeders ; hieldt cleomenes , den Spartaanfchen Koning zo lang gevangen , dat deeze de handen aan zich zeiven floeg ; woedde tegen de Jooden te Alexandria, verliep zich in allerleie ongebondenheden ; en ftierf in den bloei V 5 des  314 ptolomeus epiphanes, philometor. des levens , geknakt door zyne verregaande uittartingen. —— ptolomeus epiphanes, een Kind van zes jaaren, was zyn Opvolger, die, groot geworden zynde, wel in vriendfchap met de Romeinen leefde , doch zynen braaven Raadsheer aristomenes doodde, en naderhand zelf van zyne Onderdaanen vergeeven werdt. —— Zyn Zoon ptolomeus philometor Hapte toen op den throon, die met zynen Broeder fiskon te gelyk regeerde; doch door deezen van denzelven gebonsd , en troost by de Romeinen zoekende , werdt er door hun toedoen een zoen, kort van duur, getroffen. Het kwam toch een weinig daarna tot eenen Oorlog, waarin fiskon , geflagen , en , gevangen genomen zynde , op eene edelmoedige wyze vergiffenis van philometor kreeg , die , daarna ltervende , als een uitmuntend Vorst en vyand aller wreedheid en onderdrukking , zeer betreurd werdt. - fiskon trouwde daarop kleopatra , zyns Broeders Vrouw , maar vermoordde haaren Zoon op den dag iler bruiloft, en woedde voorts zo wel tegen zyne eigen Onderdaanen, als tegen de Jooden. Dan , daar zeer veele Letterkundigen , Wysgeeren , Landmecters , en Meesters der vrye Konsten thans Egypte verlieten, en door de Voorzienigheid gebruikt werden, om de Geleerdheid , door de Oorlogen onder alexanders Opvolgers elders uitgedoofd , te doen her-  j-rsKUN. KI.Ü.OPATRA. 315 herleeven , zelfs tot in de Oosterfche Landen; zo zag men nu de heilzaame gevolgen van soters opgerigte Academie en Bibliotheek. Dat vreemder luidt, de wreede fiskon begunstigde de Weetenfchappen , vergrootte dc sllexandrynfche Boekverzameling , en fchreef zelf eene Historie , met eene geleerde Uitlegging over homerus. Ware deeze kundigheid gepaard geweest met eenen zagten geest! Vruchteloozc laate wensch!.... fiskon hernam zyne bedorven zeden , verftiet zyne Vrouw, en wat dwaazer is , hy nam de Dochter, by philometor gewonnen, cn dus zyne Nigt, in ftede der Moeder , tot Echtgenoote. Het te regt misnoegde Volk fSet den geleerden zedeloozen Vorst van den throon. Hy vlugttc naar Cyprus. Men zette toen de verftooten Koningin kleopatra op den throon in zyne plaats. Hy hoorde dit in Cyprus, en de woeste Vorst greep daarop zynen eigen Zoon aan , vermoordde hem, en zondt de in ftuk gehakte Leden aan de Koninginnc Moeder op haaren Geboortedag. Zy grilde van deeze gruweldaad ! Gy kunt denken , wat er omging in het Moederlyk Hart .op zulken blyden dag by het ontvangen van dit rampzalig gefchenk ! Een Leger daarop verzameld hebbende , verfloeg hy dat van kleopatra , en werdt in het Ryk herfteld , toen poogende , door eene zagte Regeering , der afkeerige gemoe-  316 ptolomeus lathikus. alexander. moeden te winnen. Zal ik, na deeze bloedige Tooneelcn , verder voortgaan ? . . . V. Zy bchooren immers tot de Historie , die men niet zagt en lieflyk kan maaken , als zy hard en wreed is. A. Ik gaa dan voort In de Regee¬ ring zyns Zoons ptolomeus lathirus komen ook al voor veele wreede bedryven. Men zag hem in Oorlog met zyne Moeder kleoïatra , die met alexander , zynen jonger Broeder, wilde regeeren. Na veele onlusten, waarin de Jooden mede betrokken werden , liet deeze alexander helaas ! zyne Moeder ombrengen ; docii wordt ook kort daarna zelf verflagen. EgteAwam , na lathirus dood , de Zoon van deezen alexander , door toe-doen der Romeinen , die nu voet in Egypte gekreegen hadden , (want waar bleeven zy uit, zo zy ergens zich konden indringen ?) op den throon onder den naam van alexander den II. Hy nam ten huwelyk de eenige nagelaaten Dochter van zynen Oom lathirus : dan, pas na het vieren der Bruiloft, vermoordde hy haar. Doodflagen waren toen in trein geraakt by het Egyptifche Hof! Doch het deswege misnoegde Volk eenen opftand tegens hem maakende , moest hy , om het leven te behouden, vlugten : hy ftierf in zyne balling» fehap te Tyrus. — Zyn Ryk hadt hy , by viterften wille , aan de Romeinen befprooken ; docb  ptolomeus auletes. sïleucus. 317) doch hoe veel twist er ook te Rome over het al of niet aanneemen rees , men liet het egter vaaren uit ftaatkundige inzigten. De Egyptenaars fielden toen op den rykszctel ptolomeus auletes , die Van de Romeinen als Koning erkend werdt. Hy raakte in twist met zyn Volk, en ging heimlyk te Rome hulp zoeken. Welk eene vernedering voor eenen Egyptifchen Vorst! Zou soter , zouden andere van zyne Voorzaaten dit ooit gedaan hebben ! De deswege misnoegde Egyptenaar! , indedaad niet weetende waar hy was, of voorwendende deszelfs dood te gelooven, zetten intusfchen 's Konings Dochter berenice op den throon , cn deeze nam intusfchen seleucus van Syrië , eenen Bloedverwant, van gierigen en flegten aart , ook mismaakt van lichaam, ten huwelyk. Met deezen niet kunnende leven , liet zy hem afmaaken , en nam toen arciielaus , den Hoogenpriester van Komana in Pontm, ten Echtgenoot. Intusfchen twistte men in Rome, of men auletus al of niet zou helpen. Hy, het lang marren der Romeinen moede , daar flegt getroost en zelfs gehaat, verliet de Stad, cn zogt hulp by gabinius , den Romeinfchen Landvoogd van Syrië, die edelmoedig ondernam hem te herftellen in het Ryk. marcus antonius , dien gy in de Romeinfche Historie nog beter zult leeren kennen, nam deel ■ in  318 auletes. ptolomeus. kleopatra. in dit groote Werk; hy muntte uit in deezen OOrlOg. gabinius floeg archelaus , be- renices Man , en auletes kwam weer in het bewind , die toen (hoe zagt waren die tyden !) zyne Dochter berenice liet afmaaken, om dat zy den openftaandcn throon hadt ingcnoomen op den wil der Onderdaanen. Dus werdt de moord , aan haaren Man gepleegd, weer aan haar gewrooken. Hy plaagde zyne Onderdaanen , en ftierf egter in vrede , doch na zeer veel overlast te vooren ondergaan te hebben. V. Goede Hemel ! hoe veel moord en bloedftortingen onder de Koningen ! A. Uwe klagt is billyk : dan laat ik voortgaan , wy naderen tot het einde De lafhartige Vorst liet na twee Zoonen, beide ptolomeus geheeten , en zo veele Dochters , kleopatra en arsinoe genoemd, die onder de Voogdy der Romeinen, volgens zynen wil, gefteld moesten worden. De eerfte Dochter is , gelyk gy hooren zult, zeer beragt geworden in den Burgerkryg der Romeinen door haar aanfpannen met den zo even genoemden marcus antonius —— ToCll de OUdftC ptolomeus meerderjaarig was , beroofden de Staatsdienaars, die zo menigmaal alleen regecren willen , kleopatra van dat deel des bewinds , het welk haar door haaren Vader AULEtl-s befprooken was. Dit baarde twist tus-  ptolomeus. kleopatra. arsinoe. jio tusfchen haar en haaren Broeder. Staande dit gefchil, kwam julius cesar , een RomHnsch Veldheer , zynen Mededinger pompejus , naar Egypte gevlugt, nazettende , te Alexandria. kleopatra nam deszelfs hart in. Hy , de gefchillen gehoord hebbende, fprak dit vonnis : „ ptolomeus en kleopatra zullen in Egypte ; de jonger Broeder met arsinoe in het Eiland Cyprus regeeren ". Dit mishaagde den Staatsdienaaren. Zy verwekten daarom eenen Oorlog tegen caesar , dien het moeite kostte zich daaruit te redden. Eindelyk werdt ptolomeus geflagen. Dc ongelukkige jonge Vorst verdronk zelfs in den Nyl. kleopatra werdt toen Koningin. marcus antonius , daarop vemcemendc, dat zy aan kassius , zynen Vyand , hulp gezonden hadt, dagvaarde de jeugdige Vorstin te Tarjis in Cilicia, werwaards hy nu trok. Zy ging heen , en betoverde door haare bekoorlykheden zodaanig den Romein, dat hy haar alles vergaf. Zyn zondige omgang met. haar, de geldverkwistingen en dwaasheden , door antonius daar bedreeven, drongen octavianus , om het Volk van Rome tegen hem op te hitzen. Haare betooveringen ftrekten gewis tot antonius ondergang : dan hy was er niet van te geneezen. Des kwam octavianus met eene Vloot tegen hem in aantogt. Hy daartegen wapende zich ook met kleopatra ; doch  320 antonius. kleopatra, doch zy werden beide in eenen Zeedag overwonnen. Eindelyk verriedt deeze trouwloozc "Vorstin haaren antonius , cn hy, dit merkende , beroofde zich van het leven. Toen gaf zy zich aan octavianus over; maar dugtende, dat hy haar te Rome , tot eene eeuwige fchande , in triomf zou navoeren; zo liet zy zich door eene vergiftige Adder in den arm ftceken , en verloor dus het leven. . . . Rampzalig einde, beide voor antonius , anders geen gering Man onder de Romeinen ; en voor kleopatra , eene Vrouw van ongemeene bekwaamheden, bedreeven in veelerleie Taaien, zelfs finaak hebbende in Geleerdheid , welke ook eene Bibliotheek liet oprigten, grootcr dan die by ongeluk verbrand was ! Waren zy beiden geregelder van Zeden geweest, Egypte hadt gelukkig kunnen worden , en hunne nagedagtenis zou minder be- zwalkt geweest zyn. Met haar eindigde het beroemde Geflagt van ptolomeus soter , dat na alexanders dood over Egypte geregeerd hadt. De eerfte Vorsten , die hetzelve uitleverde , waren groote Koningen. Kon een Tand altoos zodaanigen hebben ! De laatften waren Tyrannen , wreedaarts, die zo veel ten ondergang des Ryks gedaan hebben, als de eerften tot deszelfs bloei. Geen wonder dan , dat zodanig Ryk verzinken moest, vooral in eenen tyd , toen de Staatkundige Ro-  ondergang van egypte. 321 Romeinen zo fterk loerden op Landverwinniugen , en zich overal indrongen om wat te befchaaren. Zy maakten dan het fchoone, doch deerlyk geteisterde Egypte tot eene hunner onderhoorige Provintien. Vryheid en Onafhanglykheid gingen nu voor altoos verlooren , en dit heerlyk Land werdt , zints zo veele Eeuwen , een roof van Tyrannen en onhandige Natiën ! Zie daar het einde van de Historie deezes ouden Ryks. V. En egter hoop ik niet , dat gy hiermede van dit Volk fcheiden zult. Gy hebt my geleerd , dat men de Lotgevallen eener Natie kan weeten , zonder de Natie zelve te kennen.. Deeze , begryp ik , zyn twee zeer onderfcheiden dingen. ■ Nu gy my dan het eerfte hebt verhaald, leidt my ook in tot het tweede ! A. Gelyk dit myn eigen Plan is , en ik het gezegde, ten aanziene van andere Volken, reeds in acht genoomen heb , zo behoor" ik het nu, ook hier, te volgen. Dan, eer ik U iets van deeze Natie zeg , laat ik vooraf één woord van het land , door dezelve bewoond, melden; want hoe veel invloed heeft niet Lucht en Land op den. aart eens Volks! ■ De Lucht van Egypte droog, de Gronden zandig , en de Regens zeldzaam zynde, heeft egter de alwyze Schepper der Waereid dit Land tot een der fchoonften en vrucht- I. deel. X baar-  322 N Y L. baarften willen maaken. Uit dien hoofde was het oulings de Koornfchuur van Rome, en hedendaags is het die van Conjlantinopole. De geheele Vruchtbaarheid heeft men daar aan de Rivier , den Nyl, te danken. Hoe zeer verfcbilt hierdoor Egypte van andere Landen der Waereid ! Deeze fchoone Stroom wordt geformeerd door de' Regenvlaagen , in Ethiopië vallende. Het byéén geloopen Water vormt zeven vallen tusfchen Rotzen , en ftort van eene hoogte met een zo geweldig gedruis, dat het ver gehoord kan worden. Het loopt vervolgens door Opper- en MiddenEgypte , oudstyds zich verdeelende in twee groote armen , en vervolgens ontlast het zich in Neder-Egypte door zeven Kanaalen, als door zo veele wyde monden , in de Middelandfche Zee; doch deezen zyn door den tyd verloopen en verftopt, en nu meer anderen geopend. Het verwonderlykfte is , dat deeze Rivier in May begint te zwellen , honderd dagen lang; wyl de Noordoostelyke Wind, dan waaiende , het fchiclyk wegzakken des Waters tegenhoudt. Zo langen tyd heeft ook het Water noodig , om weêr te vallen , laatende intusfchen zyne kostlyke vruchtbaarmaakehde Slibbe op de Landen zagtjes zinken. Dus ftaat, als wy Zomer hebben , gansch' Egypte onder Water. Wanneer dan de Rivier hoog gereezen, en buiten haare Oevers getree-  VRUCHTBAARHEID VAN EGYPTE. 323 treeden is , overftroomt zy alles. Steden en Dorpen, op hoogten gebouwd, en met elkander gemeenfchap hebbende door Dyken , fteeken , nevens de Boomen , by deeze uitgebreide Overftrooming , alleen het hoofd, zigtbaar naar boven , uit deezen geweldigen ftillen Waterplas. In Oef her en November is het Water geweeken; dan begint men te zaaien, en als wy Winter hebben, dat is, in January en February is daar alles groen , gelyk eene Beemd, gefchakcerd met Bloemen, met bloeiende en vruchtdraagende Granaat- Oranje- en Citroen-Boomen. In de Valeien gaan dan. ook ontelbaars wyd en zyd verfpreidc Kudden graazen ; terwyl men duizend Landbouwers elders aan den arbeid ziet. De Lucht , doortrokken met geuren . uit millioenen Bloemen , Boomen en Planten uitgewaasfemd, is dan hier zo zuiver, zo gezond en lieflyk , als men wenfehen kan. Nu kunt gy hieruit benutten, dat allerleie Vruchten van den besten fmaak in zulk eene Lucht en' Gronden moeten groeien; hieruit'ook gelooven, dat de hier groeiende Komkommers , Meloenen , '• Ajuin, Look, en Knoplook zo wél fmaaken, dat voorheen het hart van dwaaze Ifraëliten , niet meer denkende aan de geleeden verdrukking , in eene dorre woesteny, kon hunkeren naar deeze Vruchten van Egypte. Nam. XI. 5. X a V.  .324 koningen van egypte. V. Hoe aangenaam was het in zulk een Land , buiten verdrukking, te leeven ! A. Als de Koningen, van hun altoos pharao genoemd , 't geen daar in de Landtaal zo veel als Koning betekende , by hunnen pligt bleeven . hadt men niets ; maar gy zult mo» gelyk zeggen , dan heeft men nergens iets te vreezen. Het is zo; doch men mag byna zeggen , dat hier niets gefpaard werdt , om de Vorsten tot hunnen pligt op te leiden, en er hen by te hou.len. In die tyden zal mogelyk nergens zo veele moeite en zorg daartoe aangewend zyn geworden. Mogten de Prinfen , de Beftierders der Volken daarop altoos het oog houden ! Ik wil ten uwen gevalle , eenige trekken van de regeering maaken De Koning werdt daar nooit door Slaaven, maar door de Zoonen der Priesteren , of die der aanzienlykfte Huizen , alle wél opgevoed, en boven de twintig jaaren oud, gediend , op dat hy , door Lieden van ongemeene verdiensten verzeld , niets zou zien of hooren , der Koninglyke Majesteit .onwaardig. Het ftondt hem niet vry al te doen , wat hy wilde ; maai- was volftrekt verbonden zich met ernstige bezigheden te bemoeien, 's Morgens moest zyn eerfte werk weezen de gemeene zaaken te behandelen, en de Brieven , uit verfeheiden deelen des Ryks gekomen, te leezen , om eene grondige kennis  KONINGEN VAN EGYPTE. 325 nis van alle zaaken in zyn Koningryk te krygen. Daarop ging hy zich baaden ; vervolgens naar den Tempel , om te offeren. De Opperpriester fmeekte dan overluid voor 's Konings geluk : hierna prees hy deszelfs Deugden: voorts fprak hy met verfoeing en afgryzen van deszelfs misflagen , uit overyling of onweetenheid begaan , zonder hem vry te fpreeken , of de fchuld op de Hovelingen te leggen. Dan las een Wetgeleerde, uit de Heilige Gefchiedenis, de Daaden van groote Mannen , wier denkwys en voorbeeld hem ter navolginge konden dienen. Op zyne Tafel kwam niet als eenvoudige fpys , en hy kreeg maar eene zekere maate Wyns. Niemant mogt hy ftraffen dan volgens de Wetten. Regtvaardigc en maatige Vorsten waren des by uitftek bemind. Elk was dan ook meer bezorgd voor 's Konings, dan voor zyn eigen leven. By derzelver dood was ieder Onderdaan in den rouw , als of een ieder zynen Vader hadt verlooren. Hoe Voorbeeldig was dan hier alles ! V. En hoe werden de Onderdaanen door zulk eenen Vorst geregeerd ? A. De Egyptenaar* waren verdeeld in vyf Klasfen. In Priesters, Bedienaars van den Godsdienst, tevens Raadsheeren des Ko-, riings, Geleerden en Schryvers der Natie , ©ngemeen geëerd en ryklyk verzorgd; doch x 3 zy  326 klassen onder de egyptenaars. zy hielden veele kundigheden voor zich zeiven , dar dc uitbreiding der Weetenfchappen ftremde in Krygskncgten , die zich al¬ leen met de wapenen ophielden ; doch niet oorlogzugtig waren in Landbouwers in Herders en in Konstenaars. Zonder¬ ling is het , dat alle deeze posten erflyk waren. De Zoon van eenen Priester moest een Priester, die van eenen Herder een Herder weezen. Hieruit ontftondt dit voordeel, dat elk Beroep hoe langer te volkoomcner werdt, wyl ieder Familie, honderden van jaaren na eikanderen , by hetzelve bleef, en haare tegenwoordige ondervinding met die der Voorouderen telkens kon vergclyken , het geen oorzaak was , dat men in de kennis der Beroepen dieper indrong. Dan , gy kunt , aan den ' anderen kant, de nadeelen hiervan ook wel bczeffen. De inborst der Menfchen van God, om wyze redenen , zeer verfchillcnd geformeerd zynde , zo konden veelen' geene levenswys omhelzen , waartoe zy eene volkomen neiging en bekwaamheden hadden ; maar vonden zich gedwongen , tegen zin en wil , de Vaderlyke hantccring te verkiezen. En wat voortreffelyks konden dan zulke Menfchen voor den dag brengen ! Zy gingen flaaperig en gedwongen op denzclfden weg, door de Voorouderen zints lang bewandeld , voort, en , liet hart niet by het werk zynde, keer- de  zeden en wetten. 22? de men , niet wyzer geworden, lusteloos van daar terug, en bleef die men was. V. Waren hunne zeden en wetten ook zodaanig ? A. Deeze waren gewis uitmuntender! De Opvoeding der Kinderen , by voorbeeld , was zeer uitneemend; doch ik kan ze U thans niet fchêtzen , wyl het ons te veel zou afleiden. In dankbaarheid overtroffen de Egyptenaar alle andere Menfchen. Zy hielden deeze voornaame Deugd van de grootfte nuttigheid in het leven , als het eenigfte middel van aanmoediging tot edele daadcn. Braafheid en Zedigheid tragtten zy algemeen te maaken, om een gerust en gelukkig leven te kunnen leiden De Wetten, die zulke gevoelens onderfchraagden , werden van andere Volken hoo* gepreezen en nagevolgd. Men geloo.de zelfi, dat de Egyptenaars de eerfte waren, die goede Voorfchriften tot eene Landsregeering ontworpen hadden. Eén derzelven , by voorbeeld , was , dat elk aan den Stadhoudet der Provintie, waarin hy woonde, zynen Naam en Beroep fchriftlyk moest opgeeven. Die hierin niet ter goede trouw te werk ging, of zyn beftaan op eene onregtmaatige wyze verkreeg , werdt aan 't leven geftraft. Valfche Aanklagers dreigde men die ftraf, welke de Befchuldigde zou aangedaan zyn geworden , wanneer men hem fchuldig hadt X4 be"  3^8 GODSDIENST DER EGYPTENAAREN. bevonden. Die een' Mensch op de ftraat zag aanvallen en ombrengen , zonder moeite tot deszelfs redding te doen, werdt met den dood geftraft. Kon hy bewyzen , dat het hem onmooglyk was geweest den vermoorden te helpen ; dan bleef hy egter verpligt den daader te ontdekken aan de Overheid. Liet hy dat na , zo kreeg hy een getal Hagen, en moest drie dagen , zonder fpys te nuttigen , gevangen zitten. ... Uit dit weinige kunt gy oordeclen van de andere Wetten , veel in getal , niet gefchikt, om ze in eene korte Schets hier op te geeven. V. Alks is hier voordeelig — een gezonde Lucht, ccn hecriyk J.and, fchoone Voorfc&riften voor dc Koningen , edele Wetten voor bet Volk! . . . maat- hoe was derzelver GODSm-NST ? A. Hierop vult geen roem te draagen , en men mag zeggen , dat dit het eenige , maar ook het vooroniunc was, het welk hun ontbrak. Gelyk zy in dc meeste dingen, zo als gy ten deele reeds gehoord hebt, en nog verder hooren zult, andere Volken overtroffen , zo gingen zy ook dezelve , helaas ! in meer bygeloovigheden en dwaaze Godsdicnstverrigtingen te boven. Welk eene vlek op deeze anders zo uitmuntende Natie ! De Afgodery was onder hen zo oud , dat de Grieken zich niet fchaamden te belyden , alles van de Egflh  codsdienst der egyptenaaren. 309 Egyptenaars ontleend te hebben. Eene dubbele fchandvlek voor beide Volken'! Deeze eerden toch niet alleen een groot getal van Goden, deels uit de Hemelfche Lichten, deels uit braave Koningen ontftaan cn gevormd ; maar ook in zekeren zin eenige Dieren. Om osiris , éénen der voornaamfte Afgoden , te eeren, onderhieldt men twee Stieren. Eén witte werdt, als het afbeeldfel van dien Afgod , hooger dan den' anderen, die zwart was , geacht. Buiten dat hadden zy nog eene menigte van heilige Beesten , die zorgvuldig opgepast werden. Dan, ten aanzien van deezen was men het zeer oneens. Menig Dier werdt in de eene Stad voor heilig gehouden , dat in eene andere veragt en geflagt werdt. 't Gevolg hiervan was , dat er dikwerf onverzoenlyke haat en gevaarlyke Oorlogen tusfehen Steden en Steden ontftonden. Men meene egter niet, dat zy deeze Dieren voor waare Goden gehouden en aangeroepen hebben. Zy • erkenden , zegt men , indedaad eenen Opperften God , als Schepper en Regeerder der Waereid ; befchouwende de Beesten flegts als Zinnebeelden der Goden , uit hoofde der menigvuldige diensten, die zy van het onredelyke Vee trokken. Maar dus werden de Hoogheid en Magt van den eenigen waaren God onder veele Dieren verdeeld, eu zy konden , zo X 5 han-  '330 GODSDIENST DER EGYPTENAAREN"} handelende, zich geen verheven denkbeeld van Hem voorftellen. Of hoe vermogten de Dieren , en de Afbeeldfcls , uit hunne Koningen en Beesten zamengcfteld , immer de uirmuntenheid van een Allerhoogftcn uit te tekenen ? Dan de 1/raHüen waren ook niet zo dwaas van te gelooven , dat het Gulden Kalf de waaragtige God ware, die hen uit Egypte geleid hadt: zy baden hem egter daarin aan. Was dit Wysheid , was dit beter ? paulus , den ellendigen Afgodifchen Staat der Heidenen uitbeeldende in de levendigfte tekening, die cr mogelyk ooit van gegeeven is , zegt, dat zy , haar uitgeevende voor wys , dwaas zyn geworden. En hebben de heerlykheid des mverderflyken Gods veranderd in de gelykenis eens beelts van een verclerflyk menscli , en van gevogelte , en van viervoetige en kruipende gedierte. Rom. I. 11 , 12. Voor Wyzen wilden de Egyptenaars ook inde.'aad gehouden , en daarenboven aangezien worden als de eerste Uitvinders der Feesten, ter eere hunner Goden ingevoerd. Mogelyk waren zy ook de eersten, die geloofden , dat hunne Goden , op zekere plaatzeii door hunne Priesteren gevraagd over toekomende dingen , antwoorden gaven , waaruit de Orakelen , die naderhand de Menfchen zo jammerlyk misleid hebben , gefprooten zyn. Tot welk eene hoogte zou dit Volk opgefteegen zyn , hadt het een regt ge-  geleerdheid der egyptenaaren. 33 X gebruik gemaakt van de Leer , die josef en de Ifraëliten aan hetzelve voorgedraagen had- , den ! V. Hoe ver kwam dit verdwaasd Volk in Menschlyke Geleerdheid ? A. Offchoon de geleerdheid , gelyk ik U gezegd heb , in eenige Familien erflyk moest blyven, evenwel fteeg ze in dat Land zo ' hoog, dat alle andere Volken zich daarover zeer verwonderden. Weetgierigen, zelfs geleerde Mannen , reisden deswege naar Egypte , om daar nieuwe kennis te haaien , of de reeds verkreegen daar te vergrooten. De Priesters , die zich met de Weetenfchappen ophielden, waren van verfeheiden foorten. Eenigen hadden het opzicht over den Godsdienst , anderen over de Geneeskunde : dan, de Geleerdften in veelerleie kundigheden waren bedreeven in de Heilige Schrifttekenen. Gy weet reeds, dat men , nog niet gekomen zynde tot de konst van Schryven met Letteren , zich bediende van het Beeldenfchrift, dat is , van zekere Afbeeldingen , die , enkel of zamengefteld, zekere daaden , eigenfchappen , aandoeningen of andere dingen beduidden. Dit laatfte was de Egyptifche Schryftrant in overoude Tyden , zynde de zinrykfte , volkomenfte en duurzaamfte, geroemd boven alle andere , van de Grieken gehceten het Hieroglyphfche Schrift. Heden ziet men . . ' " het-  332 schrift der egyptenaaren. hetzelve nog op de Egyptifche Gedenktekenen van Bouw- en Beeldhouwkonst ; wyl de Priesters hetzelve , ook na liet uitvinden der eigenlyke Schryfkonst met Letteren , behielden. Hieruit werdt gebooren het Heilige Schrift, waar door zy hunne Wysheid en de geheime Leerftukkcn huns Godsdiensts voor andere Natiën verbergen hebben gehouden, Dan , toen hun de Schryfkonst met Letteren , door den Phenicicr thaut , reeds genoemd (bladz. 229,230.) bekc :d was geworden, waren, over 't algemeen , de Fgyptenaars de eersten, die zich , ten nutte der Weetenfchappen , met vrucht daarvan wisten te bedienen. En hicr,!oor vorder 'en zy zodaanig in de Geleerdheid, dat osymondyas, één hunner Koningen , omtrent de tyden van abraham, reeds eene Bibliotheek oprigtte met dit opfchrift: Medicynwinkel voor de Ziel ; daardoor te kennen geevende , dat Boeken en Lecringen voor den Geest zyn , het geen Geneesmiddelen zyn voor het Lichaam. Ook was , gelyk gy mooglyk weet , de uitgebreide Wisheid en Geleerdheid der egyptenaa&en in moses tyden al zeer beroemd. A. En daaronder brengt gy misfchien ooi; de tovepkunde , waarin zy , volgens Exod. VILT. 18. bedreeven waren. A. Wyl zy aan eene zekere Konst dien naam gaven, zo laat moses dezelve dien ook bs-  toverkunde der egyptenaaren. 333 behouden. Maar was niet deeze geheele Konst een louter voorwendfel, of eene dwaafe verbeelding ? Geloof my, zy verftonden de Konst niet, om door den Satan , ten nadeele van anderen , eenige Wonderwerken te doen, of iets toekomende te voorfpellen. De faeifche Geesten zyn noch almagtig , noch alweetend : zy vermogen niet alleen geene Wonderwerken te doen ; maar krygen daartoe ook nooit eenige .magt van God, Wy zien duidelyk in het geval van moses , dat zy , tragtende 's Mans Wonderwerken na te bootzen , om niet minder dan Hy in pharao's oogen te weezeh, daartoe onbekwaam waren. Al hunr.e Konst beftondt daarin , dat zy , moses waare Wonderwerken ziende, door een behendig' en niet in het oog vallend allervaardigst gebruik van natuurlyke werktuigen , ook eenige wonderbaare Verfchyningen voortbragten.' Een' Stok, op eene Tafel geworpen, wisten zy, onder het uitfpreeken van veele toveragti-' ge woorden, door eene gaauwigheid van handen te verwisfelen met eenen Draak. Het zuiver Water des Nyls , in eene kom aam hun gebragt , konden zy, door het ongemerkt inftorten van een roodmaakend poeder, of op eene andere wyze , de gedaante van bloed geeven : ook daardoor (want van dien aart was het ligtlyk te maaken) moesten Vischjes, in zulk eene kom geworpen , fterven , en zelfs  334 toverkunde der egyptenaaren. zelfs het Water Hinken. Dan , toen het op Wonderen van eenen anderen aart aankwam , waar geene gaauwheid plaats kon hebben , vermogten zy niets. Ongetwyfeld behoorden dan zulke Konstcn tót hunne geheime Geleerdheid. Maar het geen zy deeden , zou ook één onzer hedcndaagfche Gochclaars doen. Aanfchouwers van geringe nagedachten , of voor zulke Lieden met eerbied vervuld, gelyk men pharao en zyne Hovelingen daarvoor mag aanzien, konden dus ligtlyk in vermoeden vallen , dat deeze vreemde dingen door bovennatuurlyke oorzaaken, door den byftand van eenen boozen Geest bedreeven werden. Des verhardde hy ook zyn hart; hoewel hy naderhand gelegenheid genoeg hadt , om het onvermogen der Tovenaaren te zien. V. Maar hadden zy geene andere waare Geleerdheid ? A. Ja wel ! De meetkonst , zegt men , werdt door hen uitgevonden ; en dit valt ligt te begrypen , alzo zy daartoe gemaklyk geleid werden door eene toevallige zaak. Den nyl jaarlyks de oude fcheidspaalen der Lauderyen wegfpoelende, zagen zy zich telkens gedrongen dezelven te meeten , en nieuwe fcheidspaalen te zetten : of liever het graaven van zo veele Kanaal en en het bouwen van zo groote en fchoone Geftichten deeden hen van zelfs tot de Meetkonst komen ; doch denklyk niet  meet- reken- en sterrekunde. 335 niet verder dan tot de enkele, of tot zodaanige regelen, als er dagelyks in het gemeene leven en by zulke Werken te pas kwamen : want pythagoras en thai.es , naar Egypte gereisd, om er Geleerdheid te haaien , zouden geene dankoffers aan hunne Goden geofferd hebben , zo de Uitvinding van de evenredigheid der langfte zyde eens regthoekigen Driehoeks met de twee andere zyden ; of de wyze, hoe eenen regthoekigen Driehoek in eenen cirkel te maaken, door de Egyptenaaren uitgedacht, of hun bekend ware geweest, ten zy men zegge , dat ze dit voor anderen , het geen egter niet waarfchynlyk is , geheim gehouden hebben. Zy moeten zich ook op de rekenkonst , die zo noodig by de Meetkonst is , toegelegd hebben; doch het is onzeker, of hunne onvolkomen Algebra ran hun zeiven , of van de Grieken zy. De heldere Hemel gaf hun eene overfehoone gelegenheid tot de sterrekunde. Zy waren de eersten , die by hunne twaalf -Maanden ,. elk van dertig Dagen , vyf Dagen en zes uu~ ren voegden , terwyl de Grieken en de Romeinen , volgens eene ongefchikcer manier van rekenen , hunne jaaren naar den loop dér Maan bepaalden. Zy kenden den zo genoemden Dierenriem, in twaalf Hemelstekenen verdeeld ; ook den loop der Planeeten , en de oorzaak der Eclipfen. Dus maakten zy den eers-  336 sterre- natuur- en geneesk. der egypt. •eersten Almanak. De kennis deezer dingen diende hun in den Landbouw, of in het voorfpellen van het Weder , waarvan zy groote Liefhebbers waren. Voorts moe¬ ten hunne Priesters zich toegelegd hebben op de kennis der natuur , alzo zy door den tyd bekwaame Geneesheeren werden : zelfs worden zy voor, de. Uitvinders der artzeny'kujnde gehouden , welke al vroeg langen tyd geoefend werdt, eer men byzondere Artzen hadt. Die toch maar eenige proeven genomen hadt, leerde ze aan een' ander. Dan, hierdoor liep men gevaar van ontelbaare ongeoefende Geneesmeesters te k-iygen. Hierom begon de Overheid zich daarmede.te bemoeien: zy gaf vaste regelen, door kundige Mannen opgefteld , aan de hand , welken elk moest volgen. Bleef iemand daarby , dan hadt hy niets te dugten : week hy er van af, dan moest hy voor den uitfiag inftaan : en ftierf de lyder , dan liep de ander gevaar van zyn eigen leven te verliezen. Ongetwyfeld was de geneezing van uiterlyke Wonden cn ongemakken het eerfte , dat zy leerden. Spoedig kon men gewaar worden , dat Onmaatigheid in fpys of drank de bron veeier krankheden was : des werdt de Soberheid by tyds tot behoud of herftelling der gezondheid bcvoolen. Meer moeite kostte het gencezen van inwendige Kwaaien. Om daartoe .te komen , brag-  WEETENSCHAPPEN DER EGYPTENAAREN. "337 bragten zy hunne Kranken aan de openbaars wegen , op dat de voorbygaandc Lieden", voorheen met dergelyke ziekten bezogt en er van herfteld , hun eenen goeden raad tot geneezing zouden mededeelen. Zulk een raad , wél gelukkende , werdt in gefchrift gefield en bewaard. Door veele zulke Voorfchriflen, in orde gebragt, geraakte men eindelyk tot de Wetten der Geneezinge , waaraan elk zich moest houden. En wyl men waande, dat de Krankheden door de vertoornde Goden den Menfchen werden toegezonden , was het zeer natuurlyk , dat de Priesters tevens de Genees- heeren waren. Eindelyk zy beoefenden ook de historie , om niet alleen het gehemde in gedagtenis te bewaaren , maar ook het leerzaame daaruit te trekken ten nutte der Nakomelingen —— Ook moeten zy zich op de AARDRYKSBESCHRYViNG hebben toegelegd, alzo zy niet alleen het eerfte opftel daarvan zich toeëigenden, maar ook oude Boeken daarover hadden. ... 't Is jammer, dat alles desaangaande verlooren is. V. En hoe ver bragten zy het itf de konsten ? A. In verfeheiden vorderden zy ver.! Gelyk het Landleven het genoeglykst is , zo was ook de akkerbouw eene der eerfte, nuttigde en noodzaaklykfte ' Konsten. noach en zyne Nakomelingen verftonden dezelve ; I. deel. Y maar  5^3 korsten der egyptenaaren. maar na de verftrooing der Menfchen, en na de aankomst, vooral in Landen, die zwaar te bearbeiden vielen , of daar men byna zonder denzelven leeven kon , liep deeze Konst gevaar van verlooren te gaan. En indedaad, zy heeft ook, door deeze en andere toevallen , zeer veel gelecden. Wat moeite kostte het toch aan het Menschlyk veiftand , om eerst eenen Ploeg te maaken, om tot Broodbakken of Bierbrouwen te komen ; en toen deeze, na het verliezen , weer uitgevonden waren , om ze volkomener te maaken ! 't Is waar, deeze Uitvindingen komen ons voor als zeer eenvoudig en gemaklyk: wy zouden bykans zeggen, dat wy ze morgen zouden kunnen weer vinden, wanneer ze heden verlöorert gingen : dan zo fpreekt men , waarde Leerling ! van dingen , die door het geduurig gebruik ons zo gemeenzaam zyn geworden, dat ze in ons oog als niets fchynen. menes , een Egyptisch Vorst, zegt men , was de eenige onder veele honderd duizend Menfchen , die den Ploeg uitvondt, die lesfen over den Landbouw aan hun gaf. Men roemde den Uitvinder, die Bier van Garst brouwde. Het Broodbakken werdt ook zo aanftonds niet gevonden. Verfeheiden Volken 'hebben alleen het Graan geroosterd zonder het te vermaalen : anderen mengden het meel flegts tot bry , • en wisten dat niet te bakken. De Egyp-  konsten der egyptenaaren. ^39 Egyptenaars, hunne vorderingen in deeze Uitvindingen bcfchouwende , dankten hunne Goden voor het Onderwys in den Landbouw, en wat zyn wy niet fchuldig aan Hem , die gezorgd heeft, nu wy in zyne Waereid gekomen zyn , dat het met duizend andere dingen zeer verre gebragt is ! V. Maar, een Volk , dat uit den ruuwen ftaat zo ver komt, doet immers nog verder ftappen ? A. Zeker, en dit deeden ook de Egyptenaars I Zy konden niet zo ver komen, of zy moesten de bearbeiding van Hout en Metaalen gevonden hebben tot het toeftellen van noodige Werktuigen. Zy hadden anders ook niet kunnen geraakeu tot de Konst van steenhouwen , die zy gevonden hebben , gelyk uit alle hunne verbaazende Gebouwen blykt. ——In moses tyden hadden zy reeds Spiegels van gegooten en gefleepen Metaal. Hunne beeldhouwkonst vertoont zich heden nog op hunne Kolommen en overgebleeven Oudheden. — In de schiederèonst bragten zy het niet ver. Wel hadden ze eene byzondere bekwaamheid, om Koleuren op Marmer en andere gladde 'dingen te doen hegten; zelfs zyn deeze nog op derzelver overgebleeven Werken zo fris en glanzig te zien , als of zy er eerst vóór korten tyd op gelegd waren. Dan , deeze Schilderwerken doen geene Y a krag-  340 konsten der egyptenaaren. kragtige uitwerking ; zy verliezen zich niet in eikanderen, zy hebben geene tinten. Men kon het ongelukkig rekenen , dat de Konstenaars hier het minste en veragtfte gedeelte der Inwooneren uitmaakten , welken het aan aanmoediging ontbrak , waardoor zy niet ver kwamen. Daarby wilden de Egyptenaars niets van Vreemden leeren, nog veranderingen, die anders zo aangenaam voor het oog zyn, en tot de volmaaking der Konsten geleiden, veroor-p loven : des bleef deeze Natie op den ingeflagen weg, zonder daarvan af te wyken , hardnekkig voortgaan. Ook moesten zy', zo als gezegd is , in het erflyke fpoor der Konsten , door hunne Voorvaderen reeds lang beti'ecden, volftrekt blyven gaan , 't geen niet veel nuts aan de Konsten cn Weetenfchappen kon aanbrengen Van de handwerken kunt gy oordeelcn , als gy overweegt , dat dit Volk, reeds ten tyde der Aartsvaderen', geborduurde Klederen en kostbaare Huisfieraadien bezat. V. Dan, zulk een Volk moet, dunkt my, ook bekwaam geweest zyn tot den koophandel. A. Zodaanig was het indedaad Het Land was er wonder wél toe gelegen , hebbende aan twee zyden twee Zeeën , en drie Gewesten der Waereid digt by. In de vroegfte tyden ■ fcheenen zy tot de zeevaart ongeneigd j  koophandel der egyptenaaren. 341 neigd ; de reden is onbekend. In laater dagen hebben fommige Vorsten dezelve in trein gebragt; egter deeden zy nooit daardoor groote ontdekkingen. Van het rondom zeilen van Africa door Phenicifche Zeelieden , welken pharao necho nafpooiïngen liet doen op de Kusten van dat Waerelddeel , heb ik reeds gefprooken. Te Lande dreeven zy met anderen Handel door middel der zo genoemde Karavaanen, of groote Gezelfchappen van reizende Kooplieden , gelyk josef aan eene zodaanige Karavaan van Ifmaèïiten verkogt werdt. V. Ik heb eens geleezen van de trotfche gebouwen deezes Volks : ook hebt gy er reeds met een woord van gefprooken : eilieve nu iets meer daarvan ! A. Wy zouden de Egyptenaars niet verlaaten hebben zonder aan te roeren eeiiige ongemeene Werken, waaruit men van de bouwkunde deezer Natie kan oordeelen — Eerst komen hiervoor de obelisken of Naalden , hooge vierkante Zuilen , uit geweldige Steencn zamengefteld , beneden. breed , naar boven al dunner en lpitzer uitloopende. Keizer constantius hejeft er twee naar Rome laaten brengen , (men weet naauwlyks hoe !) en Paus sixtus de V. heeft de ééne , omgevallen zynde , weer doen opregten. Zy moesten het Beeld der Zon voorft&llen, en waren Y 3 , daar-  34* OBELISKEN. PIRAMIDEN, daaraan geheiligd. Toen men naderhand den inval kreeg van ze wydcr aan alle kanten , ook hooger te maaken , kwamen de pyramiden of Grafnaalden voor den dag , waarlyk verbaazende Werken , door de Egyptifche. Koningen gebouwd , cn door de Ouden waardig gekeurd, om onder de Wonderen der Waereid gerekend te worden. Men vindt cr in verfeheiden deelcn van Egypte; doch onder allen ftaan de twintig grootften niet ver van de plaats , waar eertyds de §tad Memphis praalde. Vyf voornaamen ftaan niet ver van eikanderen. Van buiten klimt men er met trappen op : zy zyn geweldig hoog , en van binnen hol, ten minsten drie duizend jaaren oud. Een Vaderlandsch Reiziger mat voorheen de grootfte , en bevondt, dat de hoogte op zeshonderd en zestien Rhynlandfche voeten , en de afïtand beneden , van den eenen hoek tot den anderen , van zevenhonderd en vier voeten waren: des hadt men dan vier zyden van zulk eene langte aan ééne Pyramide. Hoe zöuden wy getroffen zyn , wanneer wy zulk eqn Gevaarte met eigen oogen mogten aanfehouwen ! De Egyptifche Koningen , die aan elk derzelven tallooze Menfchen , jaaren lang , (Er is gezegd , honderd duizend Menfchen , flegts aan ééne, en dat geheele dertig jaaren lang) hebben laaten arbeiden , fchynen door die verwonderlyke Ge- bou-  PYRAMIDEN. 343 bouwen , of hunnen Naam beroemd te hebben willen maaken , of hunnen Nakomelingen tekenen hunner zugt tot de pragt te hebben willen agterlaaten, en , waarfchynlyk tevens tot hunne Begraafplaatzen te laaten dienen. Dan zie hier , myn Leerling! de ydelheid van zulke onwaardige poogingen. De gezogte , Roem , de Nagedagtenis hunner Perfoonen zyn hierdoor niet verkreegen of gebleeven. Wat al verwoest niet de Tyd ? Der Konuigen Naamen , zo die hier begraaven zyn geweest , zyn heel verlooren : wat meer is , de Naam der Stichteren zelf is niemand bekend. En wie zou ^ alles wél ingezien , hun daarvan den beoogden lof met grond kunnen geeven ? Alles , ja ! is grootsch, ongelooflyk verbaazend; maar wat is het meer? Het gean wy er van kunnen zeggen, beftaat hierin, dat de Egyptifche Koningen andere en in 't algemeen veel nuttiger Werken hadden kunnen en behooren aan te leggen. Plet eenig voordeel, welk zy daardoor hunnen Onderdaanen aanbragten , was hierin gelegen , dat zy eenige duizend Arbeiders, door dit langduurig werk , bezigheid en onderhoud verfchaft hebben :. dan , dit is niec genoeg. Willen Koningen roem hebben , dat zy daartoe alles infpannen ; doch zo , dat de tegenwoordige Onderdaanen daarvan nut trekken , en tevens de grond gelegd worde ten voordeele der toeY 4 ko-  344 p y r a m i d e n. doolhof. komende Geflagten. Drie oogmerken werden dan te gelyk bereikt; hoewel het gewigt der rwee laatften altyd dat van het eerfte zal overtreffen. Als gy , in het vervolg, eenen Straatweg door een flegt Land, die heden nog dient ten voordeele der Landbewooneren, door eenen Romein zult zien aangelegd, heeft deeze dan niet meer nuts gedaan, dan alle de Egyptifche Vorsten met hunne groote pyramiden ? Dan, het fchynt ten dien tyde de fmaak der Vorsten geweest te zyn zulke Werken te maaken , waarvan thans al de vrucht beftaat in eene bloote verwondering. V. Hoe zo ? A. Zy maakten niet alleen Obelisken, niet alleen Pyramiden , maar ook meer andere , wie weet al, welke dingen! Ten minsten wy vinden nog in dat Ryk een zeer buitengewoon Werk der Egyptifche Koningen , naamelyk , eenen doolhof , een Gebouw van wit marmer , 't welk , van muuren omringd , drie duizend Zaaien van verfchillende grootte , half onder, half boven den grond, hadt, zamen aan eikanderen verbonden ; doch met zo veele wendingen en kromten , dat men zonder Leidsman zeer ligtlyk daarin verdwaalen kon , en meer fchynt aangelegd te zyn , om, by de bezigtiging , verwondering of verbaasdheid in den Aanfchouwer te verwekken, dan tot eenig wezenlyk nut te dienen. Nog ftaan er, ten  gebouwen der egyptenaaren. 345 ten deezen dage, eenige Overblyffeien van dit fchoon en pragtig Gebouw , ongeacht de geweldige verwoestingen , die de Vyandlyke hand of dc nydige woeste Vreemdeling aan hetzelve heeft toegebragt Ik zal niets zeggen van een Paleis by de Watervallen in Opper-Egypte , zo groot als eene kleine Stad, welks Overblyffels ons de fchenzieke handen, die er aan geflagen werden , ten ftrengften doen veroordeelen Ook wil ik niet veel zeggen van de grotten by Ofjilt, gehouwen uit eene Rots , zo groot, dat in ééne derzelven meer dan zeshonderd Paarden in flag- orde kunnen ftaan Er is ook nog een gedeelte van eenen Tempel , behoorende tot de Oudheden van Dandera. V. Moeten niet de Bouwkonst en het Vermogen der geenen , die zulke Werken uitvoerden , even zeer bewonderd worden ? A. Gewis ! Rome kan het eerfte nog eiken dag doen , om dat zy veele Kolommen heeft , die voorheen in Egypte gemaakt, en, als een buit , door de oude Romeinen naar huis vervoerd zyn. Dan , over het algemeen wil ik", dat gy , by deeze gelegenheid , de volgende lesfen in uw geheugen bewaart. De Bouwkonst is eene zeer edele Konst , die den grond legt voor de zekerheid en gemaklykheid onzer Wooningen , Tempelen , en Pakhuizen. Dan , zy moet, zal zy regt Y 5 be-  346 EGYPTISCHE GEBOUWEN; behaagen , eene overcenltemming. Iri alle deelen , eene fierlykheid en fchoonheid bezitten; zy moet tragten het heerlyke en het verhevene regt voort te brengen; zy moet vermaak, verwondering, ook grootfche en deugdzaame aandoeningen in ons verwekken , gelyk gefchiedt, als zy haare Werken tot nuttige einden aangelegd heefc. Maar dit kan geene Pyramide doen ! De Egyptenaars wisten zeker in hunnen tyd nog weinig, hoe alle deeze dingen tegel yk in de Bouwkunst bereikt konden worden. Hunne meeste Genachten verwekken maar alleen verwondering door de geweldige grootte en vastheid , waarmede dezelven gemaakt waren , ook door de moeite en geduld, daarby aangewend en geoeffend, cn, wy mogen er byvoegen , door de kennis der Natuurkunde , zonder welke alles, daarby noodig, niet kon bereid en gemaakt worden. Dan , de nette evenredigheid van het geheel en der byzondere dcclen, de gepaste verfieringen , en alles , waardoor de Bouwkonst een levendiger vertoon geeft, ontmoet men zelden in de Egyptifche Werken Leer uit dit alles , dat men niets moet bouwen , dan het geen nuttig is , dan het geen vermaak en leering kan geeven. Byzondere Perfoonen moeten egter niet gemaklyk ondcrncemen Werken van ongemecne grootte of kostbaarheid aan te leggen: zulken worden toch  jsalzemen van l y k e n. 347 toch of zelden voltooid ; of al het vermogen , hoéwei te vooren geenzins vermoed, daaraan te koste gelegd ; of, te veel onderhoud daarna noodig hebbende, door de Nakomelingen weêr afgebrooken. En dan blyfc voor den Stichter derzelven niets overig als een te laat berouw : hy zelf of zyne Einders beklaagen zodaanige dwaasheid , zo ze niet tevens alle hunne goederen daarby ingefchooten zien. V. 't Schynt, dat de Egyptenaars (intusfchen dank ik voor de gegeeven lesfen) alles duurzaam hebben willen maaken. A. Deeze Aanmerking brengt my iets in den zin , waarop zy vooral kan toegepast worden , dat is , wat ook dit Volk wilde vereeuwigen, zy begeerden ten minsten hunne geftorven Vrienden in wezen te houden. Om klaarer te fpreeken , wyl het van belang is dit te weeten , fchoon gy er mogelyk iets van gehoord hebt , zy waren ongemeen gezet , om de Lyken wél te balzemen en onvergaan te bewaaren. Zy verftonden deeze Konst op eene uitneemende wyze, verrigtten- de dezelve op driederlei manieren. De eerfte , min kostbaar, was de Ingewanden van den Geftorven door ingedreeven fpoelingen ter dege te zuiveren , en dan het Lyk, zeventig dagen lang, te zouten : dit kostte weinig. De tweede was , de Ingewan¬ den  348 BALZEMEN VAN LYKEN. den er eerst uit te haaien, in de ledige holten Cederölie te fpuiten , en dan 'het Lyk , waarvan nu niets dan vel en been overbleef, in Salpeter te leggen : deeze balzeming kostte ruim zevenhonderd guldens. — De derde, zynde de beste manier, zeer kostbaar , loopendc byna op drieduizend guldens, werdt dus te werk gefteld. Men haalde de Hersfenen, met een yzertje , door den neus uit het hoofd , en vulde derzelver plaats met Kruiden. De plaats der uitgehaalde Ingewanden wiesclTmen fchoon met wyn van Palmboomen , en lap van Kruiden. Daaróp vulde men de ledige holten op met geftooten Myrrhe , Casfie en andere . Speceryen. De openingen des Lichaams dan toegenaaid hebbende, zalfde men hetzelve , dertig dagen lang , met Cederölie , of men zette het zeventig dagen in Salpeter, en , dan afgewasfchen hebbende , werdt het met ftrooken van fyn linnen , befmeerd met Gom , omzwagtcld. Door die behandeling werdt het Lyk niet ontfierd : het Hair op de Oogleden, zelfs de Wenkbraauwen bleeven ongefchonden: ja de trekken van het Gelaat werden zo wél bewaard, dat men den geftorven Perfoon gemaklyk kon kennen. Zulk een Lyk kreeg daarop eene ongemeene hardheid , die den tyd kon verduuren. Er is er, die men rekent vierduizend jaaren oud te zyn , zonder eenig verderf ondergaan te heb-  zielsverhuizing. zedên. 349 hebben , en die ook nog lang kunnen goed blyven. Men noemt ze Mummiën. Hier en daar in ons Vaderland is zulk een Lyk , uit Egypte overgevoerd , te zien. V. Zo veel deedt de Liefde voor de overleeden Vrienden ! A. Deeze was alleen geene oorzaak der Balzemingen , maar voornaamlyk hun Geloof, dat de Ziel des Geftorven, na den dood, in Menfchen en Dieren, drie duizend jaaren, omdoolde , en dan tot haare oude wooning , tot haar voorig Lichaam, wederkeerde ; des zy hetzelve, zo veel hun mooglyk, overganglyk wilden bewaaren. — Zy hadden, langs deezen weg, de beste Ontleedkundigen kunnen worden; egter is deeze edele Weetenfchap , onder hunne handen, zeer weinig gevorderd. , V. Was dit Volk zo vreemd van gevoelen , dan was het mogelyk ook ongemeen van zeden ? A. Dit moest zo vallen, vooral om • dat hetzelve afkeerig was van uitlandfche Begrippen en Gewoonten. Bezie eens deeze Schildery van de Egyptemaren. Mannen namen de Huishouding waar ; Vrouwen dreevcn den Koophandel ; Kinders werden met de eenvoudigfte en minst kostbaare fpys opgevoed —— In het Gerigt mogt niemant zyne eigen zaak bepleiten. Welfprekenheid zou fonts de Reg- tejs  35° ZEDEN DER EGYPTENAAREN. ters voorinneemen en dan de Gercgtigheid overdwarsfen. De Gefchillen moesten op het papier ftaan De Huizen moesten flegt, de Begraafplaatzen kostlyk zyn : de eerfte heette men Herbergen , de laatfte noemde men eeuwige Wooningen , om dat de onverderflyke Lyken , drie duizend jaaren , daarin moesten leggen. By een Gastmaal droeg men dikwils het Beeld van een' Doodcn om, of een Lyk, op dat de Gasten zich zouden herinneren, wat hun te wagten ftondt. ■ De gebalzemde Lyken hunner Bloedverwanten in eene houten kist, naar derzelver vorm juist gemaakt , gelegd zynde , werdt deeze regt op gezet , (dc Doode ftondt dan als op zyne voeten) veeltyds lang in hunne Huizen bewaard, om zich zyne eigen broosheid te herinneren , en het aandenken van zo waarde Perfoonen telkens te vernieuwen. Een zonderling en zeldzaam beciryf was- het houden, van een Gerigt over eenen Dooden , het geen indedaad, zo de gewoonte de kragt deszeiven niet ontzenuwde , eenen blyvenden en heilzaamen indruk op de leevenden moest maaken. Wanneer men , naamlyk , een Lyk zou byzetten, vergaderden ruim veertig Regters op eene zekere plaats tegen over het Meer Meris. Zo dra de Schipper van het vaartuig, in de Egyptifche tTaal Charon geheeten, gereed was, om  ZEDEN tDER EGYPTENAAREN. 351 om het Lyk over de Rivier te voeren, kreeg ieder vryheid , om den Overleeden te befchuldigen. Werdt er dan beweezen , dat hy flegt geleefd of fchulden najelaaten hadt , dan werdt de gewoone Begraafnis aan het Lyk ontzegd. De Kinders of Nakomelingen moesten hetzelve dan zo lang bewaaren , tot dat er vergiffenis was verkreegen ; of zy in ftaat geraakten , om de fchulden te voldoen. Maar werdt de Overleeden van iemant valsch aangeklaagd , dan moest deeze eene zwaare ftraf ondergaan. Kwam er niemant op, dan begonnen de Nabeftaanden hoogen lof aan den Geftorven te geeven; doch niemant fprak van deszelfs hooge geboorte; want de Egyptenaars hielden zich allen even edel te weezen. Roemwaardige Deugden waren de eenige Adeldom , hun bekend. Ware dit nog zo in onze Tyden! —— De Koningen zelve waren, by hunne Begraafenis , van dit onderzoek niet vry. Bewees iemant derzelver flegte Regee« ring; dan bleef eene eerwaardige Begraafnis agter : maar hadt de Vorst het wél gemaakt, dan hielp het Volk de Priesters 's Konings lof uit trompetten. " Zie daar de Historie, den Godsdienst, de Konsten, Weetenfchappen , Zeden en Gewoonten der Egyptifche Natie r in alles , de Tyden aangemerkt en niet aan den Godsdienst gedacht, zeer ' op-  35a zeden der egyptenaaren. opmerkelyk , groot over het geheel en der navolginge waardig. Wat zouden zy niet geworden zyn , hadden ze altoos Koningen gehad als ptolome%s soter ; waren zy allen met de zuivere Leer beftraald geworden ; of hadden ze het licht, door josef hun al vroeg toegeftraald , wél bewaard ! Dan, God is regtvaardig. Verfmaaden de Vaders het aangebooden Licht der Waarheid , de Kinders lieven dan ook de Duisternis , en de Nakomelingen blyven in gelyken nevel gedompeld. In de nieuwe historie deezes Lands zullen wy egter het Evangelie daar zien op-, maar ook weder ondergaan. Dan ditmaal worde deeze Befchouwing tot de regte plaats uitgefteld. Laat ons nu adem haaien. TIEN-  TIENDE ZAM'ENSPRAAK over de HISTORIE der KARTHAGERS, enz. Afkomst. Pygmalion. Dido. Mago. Oorlogen.. Bionyfius de I. en II. Agathokles. Pyrrhus. Hiero. Be I, II, en UI. Punifche Oorlog. Hannibal. Regeering. Godsdienst. Zeden. Konsten. Geleerdheid. Numidiers. MaJinisfa. Jugurtha. Mauritaniers. Getuliers. Melanogetulen. Nigriten. Garamanten. Libyers. Cyreners. Ethiopiers. \/ raag. Indien wy nu genoeg uitgerust ' zyn , zou ik my gaarne met U weêr begeeven op de groote loopbaan der Tyden , om meer te zien en te leeren , dan ik tot dus verre gezien en geleerd heb ! Antwoord. Wat zou ons , nu wy adem gehaald hebben , hierin weerhouden ! Ik heb I. DEEL. Z U  354 'AFKOMST DER. KARTIIAGERS. U uit Afia in Africa gebragt , om daarin een vermaard Volk, de Egyptenaars , te leeren kennen. Laat ons nu nog een wyle tyds daarin blyven , om er eene andere beroemde Natie te zien op- en ondergaan, en wanneer wy dat gedaan zullen hebben , zal daar niet veel van belang meer ovcrfchieten : wy zullen dan het oog elders heen wenden.. V. Welke beroemde Natie bedoelt gy ? A. Ik doel op de' Karthagers , afkomffig van de Pheniciers , en deeze wederom, getyk gy gehoord hebt, van de Kanaaniten; een geheel ander Volk dan gy tot dus verre gezien hebt , dat zich ook door byzondere hoedanigheden van andere Natiën heeft onderfcheiden, ik meen, niet door Wetten, Konstcn , Geleerdheid, of door een ftil vreedzaam leven , maar door eenen ver uitgeftrekten Koophandel , Zeevaart en Zeemagt , onderfteund door krygshaftige Daaden. Hierdoor blonk dit Volk, veel laater dan de Egyptenaars in dit Waerelddeel opgeftaan, verre boven anderen uit. Zy verkreegen in twee Gewesten der Waereid aanzienlyke veroveringen, weerftonden lang de Romeinen , de magtigfte Natie van hunnen tyd , ftreeden met dezelve om de heerfchappy der toenmaals bekende Waereid , zo lang , tot dat zy eindelyk , na veele roemryke blyken van moed en dapperbeid gegeeven te hebben, moesten bukken. Hunne  pvcmalion. dido. 35f Hunne Historie begint , van tien opbouw der Stad Karthago tot derzelver Verwoesting , dat is , van het jaar 3098 tot het jaar 3838 der Waereid , behelzende dus • een Tydperk van ruim zevenhonderd en vyftig jaaren. ■ . V. Hoe werdt die Stad gebouwd ? A. Men moet dikmaals verbaasd ftaan over de beftemming der Voorzienigheid ten aanziene van den op- of ondergang der Volken en Ryken. Ook hier zult gy uit klecne beginfelen groote Gebeurtenisfen zich zien ontwikkelen. Het bedoelde ftuk gedroeg zich toe in deezer voege, pygmalion, Koning van Tyfus , wreed , gierig en dus vlammende op de fchatten van sicheus ; getrouwd met elisa , anders dido , deszelfs Suster , liet , om ze magtig te worden , hem van kant helpen. De troostelooze Weduwe, een Vrouw van eene ongemeene fchranderheid j ontveinzende haare gevoeligheid over een zo onmerischlyk ftuk, vcrzogt den Koning verlof, om voortaan , in eene Zecftad zyns Ryks, "haar verblyf , met eenige haarer goede Vrienden $ te mogen gaan houden. Dit werdt haar gereedlyk vergund; wyl' de fnoode Gierigaart waaridé zich langs dien weg ligtlyker meester te zul-» len maaken van Mare fchatten. Dan, zy bedroog hun , zeilende naar de • Africaanfche Kust , met voornecmen , om , daar men aankwam , eene Stad te bouwen. Zy landde Z 2 in  556 bouw van kartiiagc. in de nabuurfchap van het tegenwoordige Titn:s< en kogt daar van de Inwooneren een ftuk Lands , waar de grondflag van Karthago gelegd werdt, in eenen oord, wonder wél gefcbikt tot den Landbouw, Scheepvaart en Koophandel met drie Waerekideelen. De vernuftige dido , dit begonnen hebbende , lei zich, met alle vlyt en zorg , op de bevolking en verfraaing haarer nieuwe .Stad, die ook Ipoedig tot haare vreugd zeer aanzienlyk werdt. Het bearyf van zulk eene fchrandere Vrouw, en de nieuwheid der zaake lokten veele, om Inwooners te worden. Daar dit geen kleen gerugt maakte , fioeg jarbas , een r.abuuiig Prins , het oog op deeze Stad , begeerig om er zich meester van te maaken. De voorflag tot een Huwclyk met dido was eeu gefthikt middel , om zyn oogmerk te kunnen bereiken. Dan zy , van den Echtenftaat afkeerig , en deswege dugtende , dat de weigering van 's Prinlèn voorflag eenen nadeeligen Oorlog voor haar nieuw Volk zou kunnen doen ontftaan , nam andere maatregels , ftichtte eenen houtftapel, klom daarop, ftiet eenen dolk door het hart , en maakte dus een eind van haar leven , waanende dus de donkere wolk van haar Volk te zullen doen overdryven. Dus was haare Regeering met fchranderheid begonnen , en eindigde met onzinnigheid. Maar welke misflagen ontdekt men  dido. eneas. men niet veelal in aanzienlyke Lietlen! Eene grootmoedige Vorftin, onveranderlyk in tedere liefde voor haaren vermoorden Gemaal sich^eus , grj'pt, om goed .te doen aan haar Volk, om dat nu te behouden, een doemwaardig hulpmiddel ter hand , om haar eigen leven te verkorten ! Wat zegt het dan , met glorie en wysheid te regeeren , en een haatlyk voorbeeld van fchande en dwaasheid aan zyne Onderdaanen na te laaten ! Gy weet, dat de Dichter virgilius dit treurgeval op eene geheel andere wyze bezingt. Hy doet dido , in liefde blaakcnde tot den Trojaanfihen Vorst eneas , zich uit louter wanhoop het leven beneemen, om dat hy haar verliet. Het is myn doel niet , om dit of andere beroemde Gefchillen in een kort Onderwys, het welk ik U geef, te gaan beflïsfen. Denk alleen , virgilius is meer Dichter dan Historiefchryver : hy laat dido en eneas gelyktydig leevcn , en wil misfehien den onverzoenlyken haat tusfehen de Romeinen en Karthagers door dido's woest bedryf billyken en uitleggen Maar nu ik pas aan deeze nieuwe Historie begin , ontmoet ik hier eene andere zwaarigheid , en met hoe veele , zeide ik U , zou men , floeg ik de hand aan de Historie, in het vervolg te worstelen hebben ! Weet -gy , waar het hier hapert ? In de Gcfchiedenis van Karthago vertoont zich, Z 3 n*  35S opkomst der karthagers. ra d:doV dood , eene gaaping van wel drie-* honderd jaaren ;, en wy wecten niet , wat daar, in al dien tyd, is gebeurd : ook is er geen. middel , om dat te kunnen uitvinden. Schoone Gebeurtenisfen, mogelyk, liggen hier voor altoos 'in -het duistere opgeflooten ! V. Dan moeten we , willens of onwillens, tot de naastvolgende bekende Gebeurtenisfen overgaan ! A. Zo- is het ook ! daarom zal ik daar myn Verhaal hervatten De Inwooners der nieuwe Stad, Pheniciers, en dus Zeelieden van geboorte, ten tyde hunner Koningin niet ftil gezeeten hebbende, fpanden ongetwyfeld nu al verder alle hunne kragten in, om dooide Zeevaart en den Handel hun beftaan te krygen , en , die wel vlottende , namen zy niet weinig toe _ in magt en rykdommcn. Wy vinden ten minsten de Karthagers reeds gedugt ten tyde van cyrus en kambyses. Zy verlooren wel den Zeeflag met dc Foceèrs, een der magtigfte Volken ter Zee ; maar de Vloot van deezen werdt ook zodaanig dooide Karthagers geteisterd, dat ze geenen twee-r den Zeeflag durfden waagen, en zelfs het Eiland Cyrnus , nu Corfica , aan dezelven moesr ren laaten. Onder de zorg van macheus breidden zy niet alleen hunne bezittingen uit op het vaste Land , maai- overwonnen ooieen groot deel van Sicilië en Sardinië. On-  macheus. mago. asdrubal. 359 gelukkig ontftondt er een Burgeroorlog ; dan, die gedempt zynde , flooten zy het eerfte verdrag van Koophandel met de Romeinen, zynde het eerfte Volk buiten Italië, het welk aan deezen bekend werdt, en daarmede in een Verbond kwam. Maar wat zyn zodaanige Verbindtenisfen , wanneer Gloriezugt dezelve omver floot! Deeze goede grondflag • van een Verbond kon niet beletten, dat ééne van beide Natiën met er tyd te gronde ging. ~— In ftede van hunnen geweezen Veldheer macheus volgde mago , een Man van groote verdiensten , die de Krygstngt invoerde , en 's Lands magt en handel ver uitbreidde, asdrubal en hamilcar , beide zyne Zoonen , hunnen braaven Vader gelyk , volgden hem daarna in het hoog beftuur. V. En wat voerden zy uit ? A. Asdrubal , gezonden tegen Sardinië , dat tot opftand was gekomen, cn hamilcar tegen Sicilië, verlooren liet leven in den ftryd. Elk liet drie Zoonen agter , die , hunner Vaderen Deugdenfpoor volgende , door de Karthagers in de Oorlogen gebruikt werden. Zy lieten intusfchen niet na Ontdekkingen ter Zee te doen , en zeilden door de Straat van Gibraltar naar Gadir , nu Cadix, door Pheniciers bewoond , welken zy byftonden tegen de Spanjaards , 's Lands Bewooners.' Dus bemagtigden zy eerst de nabuurige Landftrcek, Z 4 eii  3ÖO AANWAS DER KARTHAGERS. en in volgende tyden het grootfte gedeelte van Spanje, waaruit zy goud, zilver, en . andere dingen, voornaamelyic Krygsknegten trokken tot veirterking hunner Legers. Niet veel tyds verliep er , of zy bezetten ook Tvica , Majorca cn Minor ca , die hun niet alleen goede Zeehavens, maar ook Scheepstimmerhout , Zeelieden , Leevensmiddelen cn andere dingen bezorgden. Ook bragten zy Corfica, Maltha , en een grooter deel van Sardinië en Sicilië onder hunne gehoorzaamheid. Daar gy nu de uitgeftrekthcid , goede gelegenheid en rykdom deezer Ryken en Eilanden kent, zo kunt gy ligflyk berekenen , dat een vlytig wél beftuurd Volk , nog geene Weelde kennende, de magtigfte Natie ter Zee werdt , cn zodanig gebleeven is tot op hunne Oorlogen met de, Romeinen. V. Men moet dan ook zeggen , dat alles* hun ongemeen voor den wind liep ! . A. Dit is zeker ! En hoewel zy in het gefchil met geron , Koning van Syrakuft, in Sicilië onderlagen , werdt het hier geleeden verlies ryklyk geboet door de nieuwe winsten op het vaste Land; te weeten , lang tolpligtig geweest zynde aan de nabuurige Koningen van Africa voor de vroeg verleende vryheid van Kt.rtliago in dien oord te mogen houwen, Sefiooten zy dit jok , dat hun zo \Wg verveeld hadt, af te fchudden , eu zich '' . vol-  OORLOGEN. 361 volkomen onafhanglyk te maaken. Zy ontknoopten dan de'eze onaangenaame banden niet alleen; maar bedwongen zelfs de meeste Africaanfche Landen , die ons , hedendaags , onder den naam van Barbarye bekend ftaan , waaronder voomaamelyk behoorden Mauritania en Numidia, welk laatfte Gewest hun eene wél afgerigte Ruitery deedt verkrygen. < Dan , gy zult hier zien, dat het doen van veele Veroveringen, het krygen van uitgeftrekte Landen niet altyd uitloopen op het welzyn van eenen Staat. Een groot fteeds aanwasfend Huisgezin wordt fteeds met evenredig toeneemeude zorg en moeite beheerd. Dus verging het ook den Karthageren. En hoewel deeze Staatsregel door de ondervinding aller Tyden bevestigd is , blyft egter nog de heerschzugt de oogen der Stervelingen voor die waarheid fluiten. Maar die Drift, welke doorgaans het Menschdom by het bot vieren zo zeer benadeelt , moet ook getugtigd en vergolden worden. De Karthagers werden om hun wyd bewind in veele Oorlogen ingewikkeld , die verre waren van hun ecnig weezenlyk voordeel te bezorgen. De Pheniciers , hunne Voorvaders, fchrandere Uitvinders, ftoute Zeelieden en naarfcige Koopmannen , hadden zich altyd best bevonden by een ftil vreedzaam leven : met den tyd wilden zy ook Helden cn Overwinnaars van Lauden weezen; dan Z 2 deeze  3Ö2 OORLOG MET DE SYRAKTCERS. deeze twee zaaken laaten zich niet wél plooien. Koophandel en Oorlog ftrooken niet wél met eikanderen, alzo de laatfte den eersten verftoort, en deeze kan niet gelukkig g 'reeven worden als onder de zagt waaiende banier van rust en kalmte. Wil men zo niet, dan zal nooddwang ter afweeringe aller aan* i op eigendommen; dan zal de pooging, om zich meer en meer te verfterken, te overwinnen en ryk te worden; dan zal ook de nayv-.r omtrent andere wélvaarende Natiën de önrttstigé ffemoeden ter aangrypinge der Wapenen aanzetten. Dit was het geval der Kartha^eren. V. En de uitflag hiervan was ? A. De Oorlogsvlootcn waren wel hunne beste en zekerde Bolwerken ; maar het viel hun niet zelden tegen, een groot getal vréémde Krygslicden te moeten onderhouden , op welk.r trouw cn dapperheid zy zich niet zo wél als op hunne eigen Landslieden konden verlaaten. —— Ook kreegen zy gefchil met «le Cyrem'ers, en dat werdt niet bygelegd dan na veel bloedvergietcns. ■ Een tweede Oorlog met de Syrakuftrs hadt ten gevolge, dat de Stad Selinus ftormenderhand ingenoomen , zestienduizend Burgers wreedlyk vermoord , rn de Stad zelve toen gcfiegt werdt. •— Men ondernam wel eenen tweeden aanfiag op Sicilië; men veroverde ook de beroem-  OORLOG met dionysiüs de I. 363 roemde Stad Jgr'igentum ; men deedt zelfs andere Steden bukken; men gaf neepen aan' i DiONYSius, den Tyran , dat is, den Gebieder van Syrakufe; en men floot ook daarna' den vrede: docli dit kostte veel Volks en gelds ; dat erger was, het zette eenen wrok tusfehen hen en dionysiüs. V. Mogelyk van geen goed gevolg ? A. Dionysiüs , daardoor eenen haat tegen hen opgevat hebbende , ondernam, zo dra hy zich daartoe beter in ftaat bevondt, het leed,^ van de Karthagers geleeden , betaald te zetten. Hy deedt hun den Oorlog aan, met verfchillende uitkomsten, nu voor, dan tegen: eindelyk moesten egter de Karthagers, door pest en gevegten zeer gedund, naar huis kee- ren. De Africaanen , hunne cynsbaare Nabuuren , die vernedering hoorende, en met eenen natuurlyken haat tegen hen ingenoomen , vielen toen van hun af, namen Tunisweg, en bragten Karthago in . de uiterfte vrees. Ten gelukke der beevende 'Stad werden de niet wél zaamverbonden Wederfpannelingen oneenig ; des gingen veelen van hun naar huis, en de Karthagers werden dus uit eene der grootfte gevaaren gered. Dit waren de gevolgen van uitgeftrekte Landen te be* heeren. Ongeacht deeze groote verlie¬ zen , geduurende deezen Oorlog in Sicilië gei'eedcn , beraamden zy eene nieuwe onderneeming  354 vrede met dionysiüs de II. ming tegen dat Eiland ; egter werdt dezelve niet fterk doorgezet by gebrek van teerkost in het Leger. De Vrede volgde ; doch was van korten duur. dionysiüs zogt een voorwendfel om te breekcn , en het liep niet lang aan, of hy vondt er een. In deezen kryg hadt dan deeze, dan geene de overhand. Hy ftierf hierop. Zyn Zoon dionysiüs de II, vrcedzaamer van aart, floot toen een verdrag met de Karthagers ; doch hierna werdt hy gedwongen den throon te verlaaten door de oproerige Syrakufers , die met de Korintliiers (een Grieksch Volk, dat ik U hierna zal leeren kennen) het harnas tegen hem en de Karthagers aangespten. Nieuwe Gevegten werden hieruit gebooren: en deeze waren niet ten einde , of agathokles , die zich met geweld van de Syrakufijche Heerfchappy meester hadt gemaakt , brak het gemaakte verbond met de Karthagers. V. Dus al weer een nieuwe' Oorlog ! A. Ja , een nieuwe , doch in welks aanhang hy niet gelukkig was, alzo zy hem alles ontnamen behalven zyne Hoofdftad Syrakufe , waarin hy zich met het overfchot zyns Legers moest opfluiten. Dus in eenen ftaat tan wanhoop gebragt , fmeedde hy een voorneemen , zo ftout en in fchyn zo ondoenlyk, dat niets dan een goede uitflag hetzelve kou regtvaardigen. Maar wat doet niet de Wanhoop !  oorlog met agathokles. 365 hoop! — . Hy dan, de ftoutfte en onvertzaagdfte Burgers uitverkooren hebbende , ging heimlyk by nagte met hen ten fchecpe naar Africa, landde aldaar, en nam eenige plaatzen , daar onder Tunis, weg. De Karthagers , den kryg in het hart huns Lands overgebragt ziende , ftonden des niet weinig verzet: egter beflooten zy zich in hunne Hoofdftad moedig te verdedigen , ontbiedende een deel huns Legers uit Sicilië, agathokles verwon hen , nam den titel van Koning van Africa aan ; doch daarop naar huis gekeerd om den flegten toeftand zyner zaaken te redden , kwam hy, daarna,-voor de tweedemaal, in Africa terug; maar werdt eindelyk geflagen , en ftierf door vergift., —■ De Karthagers, nu de handen ruimer gekreegen hebbende , lieten den aanflag op Syrakufe geenzins vaaren : dan , deeze Stad riep pyrrhus , Koning van Epirus, te hulp , die gereedlyk het harnas voor dezelve aantrok, en in den aanvang, de Karthagers afbreuk deedt , en toen zelfs den Oorlog naar derzelver Hoofdftad wilde overbrengen : doch de kans verkecrende , zag hy er van af, en hiero werdt Koning der Syrakufers. V. Hoe veele aanhoudende Oorlogen! A. En tegeryk zeer^ bloedig ! Het is het geluk onzer Tyden , dat , alhoewel de Oorlogen niet ophouden, (het geen wy gewis voor  SÖÖ ROME EN KARTHACO. «BOE geene Eer , in onze verliqhte en bei fchaafde dagen , zullen houden , maar veeleer Schandvlekken voor het Menschdom noemen) zy egter nu met meer Menschlievcnbeid dan oulings gevoerd worden. Men fchynt thans zelfs eerst om Landvcrwinningen te ftryden; doch als men ze verkrecgen , en eenige hon* derdduizend Menfchen dood geflagen heeft, geeft men het gewonnen, by' den vrede, aan eikanderen weer terug. Dus worden Landen afg'enoomen en weergegeeven; doch intusfchen Europa deerlyk ontvolkt. . . •■ Maar laat ik tot Africa terug keeren. . . . Ware het by het gebeurde maar gebleeven , Karthago zou nog ftaan. Dit Gemeenebest (in dien vorm toch was het gegooten) hadt dus lang , om zo te Ipreeken, maar geftreeden met kleine Staaten , en , gelyk hetzelve anderen behandelde, was daaraan ook weer vergolden: maar nu ontftondt er eene Vredebreuk tus* fchen dc magtigfte Republyken der Waereid , Karthago en Rome., Dit laatfte , thans iri aanzien en magt hoog opgeklommen, trotfeerde veele. andere Natiën, cn kwam mede in het bloedig fpel, niet daartoe gefart, of door regtmaa:ige redenen genooddwangd; maar veel-' eer, en dus tot des te grooter fchande, door heerschzugt daartoe gedreeven.' M^n vraagde alleen in dien tyd: wie zal over de Waereid triomfeeren , Rome of Karthago ? 't. Gaac i öv . ftl-  ROME EN KARTHAGO. 367 altyd zo ! Wanneer twee Volken der Aarde het magtigfte worden, is de fterke aanwas van het een fteeds het ander in den weg. Zy worden dan opmerkzaamer op elkanders voorfpoed en bedryven ; doch het geen ongelukkiger is , tevens veel wantrouwiger omtrent eikanderen , en de hoogmoed der Menfchen duldt niet, dat het een het ander boven het hoofd fchyne te. wasfen. 't Bleef der Karthageren beftendig uitzigt, zich in het fchoon en vruchtbaar Sicilië hoe langer te wyder uit te zetten. Eene kleene Zeeëngte fcheidde /talie van dat Eiland, den Romeinen zo wél en digtby gelegen, dat zy, in Italië woonende (gelyk ik U naderhand breeder zal zeggen) ook gaarne voet daarin wilden hebben , om van daar Graanen en andere, Voortbrengfelen te haaien. Ook verdroegen zy niet wél, ter Zee beteugeld te worden door de talryke Scheepen der Karthageren , die er meester van waren. Het een of ander onaangenaam voorval, hoe klein, was dus genoeg in.fr.aat, om clceze twee magtige Nabuuren tegen elkandcren in het harnas te jaagen. - V. Zulk een toeval gebeurde er ook mogelyk ?' A In die gefteldheid van zaaken is het byna onmooglyk , dat er niet iets , hier of daar , gebeuren zou, het geen aanleiding gaf, dat deeze Volken met eikanderen aan den gang  363 L punische oorlog. gang raakten : daartoe is dikwerf niet meer «dan ééne beuzeling noodig De Ma* mertynen , een Volk uit Italië herkomftig, Mesfina, eene Stad van Sicilië, door verraad ingenomen hebbende, wilde hiero , Koning van Syrakufe, hen daaruit verdryven ; doch de Karthagers Honden dit tegen. Dat Volk, Voor beiden bedugt, zogt de befcherming der Romeinen, en deeze namen , ter bereikinge hunner fliukfche oo' merken, deeze kwaade zaak gaarne by de hand. Dus ontftondt er een kryg, doorgaans de eerfte Punifche Oorlog geheeten, om dat de Karthagers ook den naam van Paniers voerden appius clau- dius , een Romeinsch Burgemeester-, trok dan tegen de. vereenigde Syrakufers en Karthagers op , en verfloeg hen. hiero , de neerlaag der zynen ziende , verdroeg zich daarop met de Romeinen; doch de Karthagers, daartoe ongezind, verlooren daarop eerst de wydvermaarde Stad Agrigentum, daarna verfeheiden Zeedagen , en zagen zelfs eindelyk hunne Vyanden, onder het geleide van regulus , voor de Poorten van hunne Stad Karthago verfchynen. 't Ware met hun gedaan geweest , zo niet de Griekfche Hulpbenden , aangevoerd door den ervaaren xantippus, den trotfehen regulus geflagen, en zelfs gevangen genoomen hadden. Hoe wrang waren , ook hier , de vruchten des Hoogmoeds! maar  t PÜNISCHÏ OORLOG. maar ook hoe kort van duur deeze Voorfpoed 1 't Is waar , eene nieuwe Vloot der Romeinen , tegen de Karthagers uitgerust onder het bevel van den verwaanden Burgemeester claudius puiCHBR , werdt wel geflagen • doch dc op hem volgende Burgemeester lutatius gaf de neerlaag' aan hamilcar barcas, den Vader van den wydbcroemden hannibal ; des de Karthagers • den vrede moesten zoeken , en niet dan op harde Voorwaarden konden verkrygen. Sicilië , onder anderen, om welks bezitting zo lang aevogten en zo veel bloeds geftort was , moesten zy afftaan , en alles werdt day op, Syrakufe uitgezonderd, tot eene Ro. meinfche Provintie gemaakt. _ V Hoe gemaklyk viel dit den Romeinen \ A Niet- zo gemaklyk als gy denkt'. Deeze eerfte Oorlog , dien ik U flegts met één woord fchetze, duurde vierentwintig jaaren • en het beleg alleen van Lilybeum , eene' Siciliaanfche Stad, kostte den Romeinen eenen tyd van negen jaaren : want men wist toen beter in het open veld te ftryden dan Steden fpoedig te vermeesteren. — Dan de Karthagers leedden, gelyk gezegd is toen ook niet weinig. Het fchynt wel, ook uit het vervolg, dat zy eene handel* dryvende Republyk waren, die te gelyk kon Oorlog voeren en den Handel behartiI. deel. Aa gen;  37Ö VREDE, gen; dan zy vermogten niet tegen de Romeinen , enkel voor den kryg gefchaapen , cn niet door het dekken van den Handel belemmerd ; die ook , zonder geld cn ervarcnis van Zcczaaken , dit gebrek vergoedden door onverwinnelyke gloriezugt , bedreevenheid in het vegtcn , en het onvcrzetlyk aanklccven aan eens genomen befluiten. De Karttiagers verwonnen , 't is waar , daarna wel weer dit krygshaftig Volk; maar toen hadden ze eenen hannibal aan het hoofd hunner benden ; dan de hannibals werden niet alle dagen gebooren! Hun Koophandel leedt veel door langduurige Oorlogen ; en dit geeft aan handeldryvende Staaten de ' les , dat, de Vrede hun best ge- lykt. V. Verging dan den Karthageren de lust ries Oorlogs niet? Keerden zy allen niet terug tot den Koophandel ? A. Verre van daar! Hun haat tegen de Romeinen wies onder de hand fterk aan , voornaamelyk toen deezen , geduurende den daarop volgenden vrede, Sardinië hun, trouwloos , ontweldigden. Zy haalden dan maar adem , om daarna te feller den kryg te hervatten. Hun Veldheer hamilcar beyvercie zich vooral, om nieuwe kragten aan zvn verzwakt Vaderland by te zetten. Met dat mzigt breidde hy het gebied der Kar- tha-  eed van hannieal. 37I thageren in Spanje zeer ver uit, en haalde , in negen jaaren tyds , van daar, onnoemlyke fchatten , die zynen Volké , altoos tuk op wraak, een nieuw leven gaaven. Toen hy zich derwaards met zyne benden begaf, vraagde hy zynen Zoon hannibal , toen negen jaaren oud, of hy lust hadt hem op dien togt te verzeilen? Ja, zei deeze ! Toen drong de Vader, den Afgoden offerende, zynen Zoon den Altaar te omhelzen , en te zwceren nimmer een' Vriend der Romeinen te zullen weezen. Eene onbezonnen dwaaze daad des Vaders , minder in hem dan de Eed in den Zoon te verfchoonen ; een Eed, indedaad niet te vergen van eenen Jongeling , veel min van een Kind van die jaaren , en zelfs , daar het vrede was , niet vry ftaande te vorderen. Dan , zo diep was de haat ingeworteld in de Ouderen , en men poogde dien dus over te gieten in de harten der Jeugd. Zulk eene Zedekunde vertoonde deeze Heiden ! V. Misfcliien oordeelde hannibal te regt, . -tot ryper jaaren gekomen , dien niet te moeten houden ? A. Neen ! In den Oorlog opgewiegd , door eene verkeerde Vaderliefde ter onderhoudinge des Eeds gedrongen , en telkens door hem tegen de Romeinen aangehitst , Aa a toon- *  372 nieuwe onlusten. toonde hy ,. hoewel asdrubal , deszelfs Vader hamilcar by het fterven opvolgende , het gemaakte verbond met de Romeinen heilig onderhieldt, dat hy zynen Eed getrouw was. Vyfëntwintig jaaren oud zynde, en tot Veldheer der Karthagers benoemd, floe" hy zyner Natie voor, het beleg van Saguntum te ónderneemen , ter vergoedinge van 't ontnoomen Sardinië. ■ Men ftondt hem dat toe. Niets dan Oorlog in het hart hebbende , trok by vaardig op , belegerde deeze Stad, nam ze in, en verdelgde dezelve. De Romeinen , van fchaamte bloozende , dat zy de Stedelingen, hunne braave Bondgenooten, niet, by tyds, bygefprongen hadden, vorderden van de Karthagers hannibals overlevering ten ftraffe. Gy kunt denken, dat deezen dit geheel en al affloegen , en er des een Oorlog vastgefteld werdt: want waar onregtvaardigheid , bitterheid, nayver; waar driften los raaken , daar luistert men'weinig naar billykheid: men lacht de eerfte guns! tige gelegenheid toé , om ze den runnen teugel te vieren. De Karthagers hadden tegen het verdrag Sagimtum ingenomen; de Romeinen Sardinië. Over en weer waren er dus wanbedryven door de Bellierderen beo-aan doch welken het Volk nu zou moeten boel ■ten. Dan , hoe ellendig zyn altyd de Natien, wanneer geene gezonde Zede- en Staat- • • kunde  I.TJ.Fl.IV Toen drong deTader, den Afgfoden offerende, zvien y.oon den Altaar te omielzen.ente zwoeren nimmer een Triend der Xonieinen te zullen -w-eezen , En Hannital was 7jnea Eed tfetrouv. | Ua&z.tfi.jp-   II. punische - oorlog.. 37J kunde voorlichten, en deezen niet onderfteund worden door gevoelens van Menschlicveuheid! Bereken dit eens ! V. Dus begon dan een nieuwe Oorlog ? A. Een nieuwe , ja ! en deezen noemt men doorgaans den tweeden Punifchen Oorlog , welken hannibal , een Veldheer zo voorzigtig als dapper , niet dacht te beginnen of voort te zetten op den ouden voet; maar , om dien gewigtiger te maaken , in het hart des Romeinfchen Gebieds , ik meen, zelf in Italië te voeren. Dit befluit volvoerde hy ook. M;t meer moed cn beleid is nooit een Togt door eenen Veldheer ondernoomen en volbragt. Vierhonderd mylen wegs moest hy afleggen , eer hy in Italië kwam. Uit Spanje trok hy over het Pyreneesch Gebergte naar Frankryk, toen GalHe ^eheeten, en van daar naar Ital'e over de Mpen, die geweldige rei hooge Bergen en Rotzen , die de twee laatfte Landen van eikanderen fcheiden, altoos met fheeuw en ys bedekt , doorgefneeden met enge doortogten en diepe afgronden; een weg, naauwlyks gebruikbaar voor een' enkelen Perfoon. Duizenden van Ruiters en Voetknegten, belemmerd met eene menigte van Lastdieren, zelfs van Olifanten, moesten deeze wegen doortrekken : egter kwam hannibal die ontelbaare en onuitfpreekelyke hinJerpaalen , in Aa 3 den  374 HANNIBALS togt. den korten tyd van maar vyftien dagen , volkomen te boven , en daalde toen af in de fchoone velden van het overheerlyk Italië , om Rome van naby te bevegten. V. En dit zagen de Romeinen aan met goede oogen ? A. Scipio , hun Veldheer, van hannibals optogt. hoorende , hadt zich wel in alleryl naar Marfeilh begeeven , om den Vyand in Gallie te beftryden ; maar hannibal verfchalkte hem door zyne vaardigheid. Ncch de fnelftroomcnde Rivier de Rhone, noch Bergen , noch Rotzen hielden den moedigen Karthager tegen. En het valt naauwlyks te begrypen , hoe hy zulken togt met een groot Leger heeft kunnen doen ; veel minder, hoe hy, offchcon de Karthagers hem zo weinig Volks en gclds toefchikten , den Oorlog hier zestien jaaren heeft kunnen voeren ; hoe hy telkens met eene ongemeer.e vaardigheid nieuwe hulpmiddelen verzon ter uitvoeringe zyner listige aanflagen ; hoe hy zyne Legerbenden , beftaande uit verfchillende Natiën , als Karthagers , Jfricaanen , Spanjaarden, Galliërs, Grieken en Italiaanen dermaate kon regeeren en vercenigd houden , dat hy met hen zo groote zaaken uitvoerde; met één woord, hoe hy, zo jong van jaaren , dus dc overhand kon krygen over de Romeinen , toen het dapperfte Volle  hannibal in italië. 375 Volk der Waereid , en Rome altoos in eenen fchrik voor een beleg houden. Gy ziet er uit, dat men hannibal voor den grootften Veldheer der oude , en mogelyk van alle Tyden moet houden. Maar moet niet hy , die groote daaden wil doen , ook meestal groote bezwaaren overwinnen ? Moet niet hy , die een groot Man wil worden , meer dan een ander, ziels en lichaams vermogens infpannen ? Gelukkig! wanneer dit gefchiedt op de regte wyze voor eene goede zaak: want wat zyn Heldendaaden, wat is de Glorie in onregtvaardige doeleinden ! V. Voldoe myne*nieuwsgierigheid door het melden van de gevolgen deezer groote Onderneeminge ! A. Ik zeide , dat hannibal den Veldheer scïpio misleid, en hem in Gallie .voorbygefneld was; doch nu, in Italië gekomen, moest hy zynen Krygsknegten, die, wegens het verduuren van zo' groote ongemakken, er als Geraamten uitzagen, eenigen tyd tot uitrusten geeven. In eene zagte Lucht en in een van alles overvloeiend Land kwamen de afgematte Benden zeer fchielyk tot dc voorige fiïschheid. Toen toog de Held op; nam de Stad Turin weg ; gaf scïpio , met oni-emecne fnelheid uit Gallie terug gevloogen, d'e neerlaag by de Rivier Ticinus ; Aa 4 vei>  3?6 hannibals krygsgeluk. verwon daarna sempronius aan den oever van de Trebh ; trok in het allerhaggelykfte jaargety over het Jppenymch Gebergte onder een geweldig noodweer; vondt aan de andere zyde sempronius wederom met de te vooren verftrooide , doch nu byéén verzamelde Romeinen ; gaf hem eene tweede neerlaag ; trok toen , om langs den kortften weg in Hetrurie, een Landfchap van Italië , te komen , met zyn Leger door eenen auderen weg , zo moeilyk als de voorige , en, viel toen aan , met eene onbegrypelyke woede , by het Meer Thrafn enm , nu het Meer van Pcrugia genoemd , op flaminius , toen der Romeinen Veflhecr, die met al zyn volk fneuvelde , uitgezonderd -zes duizend man , doch die zich den volgenden dag, als krygsgevangen, aan hannibal moesten overgeeven. V. Welk eene Glorie voor hannibal ! A. Dit gehouden Beleid en verbaazende Dapperheid gaven hem gewis ' niet weinig roems : maar hier deedt zyne Staatkunde hem geen minder eer aan. Alle Krygsgevangen , die , als Bondgcuooten, onder de banieren der Romeinen gevogten hadden , doch onder de nabuurige Volken thans behoorden , liet hy zonder losgeld vry heenen gaan, om hen langs dien weg in zyne belangen over te haaien, ten minsten tc verhinderen, om hem voor-  fabius maximus. 377 voortaan eenig leed te doen. Dus verminderde hy het getal zyner Vyanden, en kreeg de handen tegen de Romeinen ruimer. Alles was voor dezelven onherftelbaar verlooren geweest , zo niet de Romeinfche Raad eenen Man benoemd hadt tot Veldheer, die beter dan de voorigen in ftaat was de geleeden en verder dreigende onheilen te boven te komen. Dees droeg den naam van fabius maximus , een Man van eene uitneemende voorzigtigheid , die den roem van veele braave Veldheeren wegens groote overwinningen , in het open flagveld behaald , heeft doen taanen door zyn hier betoond beleid ; die nog heden den grootften Veldheeren ten voorbedde ftrekt , en leert, dat men dikwerf door een onmaatigen yver voor eene foede zaak meer kwaads kan doen dan door flappe nalaatigheid of langzaam draaien. fabius bragt indedaad alles te regt , niet met dolle onberaaden aanvallen op zynen Vyand , maar met behoedzaam talmen. Hy deedt niets dan veldOagen te ontwyken , hannibal door togten aftemattcn , uit te hongeren , te leur te ftellen , en intusfchen Rome tyd te geeven, om zich te hervatten , en nieuwe benden in het veld te brengen, minucius , Overfte der Romeinfche * Ruitery, laakte hem deswege , zelfs befchuldigde hy hem over heimlyke verftandhouding Aa 5 met  378 NEERLAAG B Y KANNE. met den Vyand , en , willende het beter maaken , liet hy zich door hannibal in een gevegt lokken , waarin de dwaaze Overfte in de pan zóu gehakt zyn geworden, hadt de voorzigtige fabius hem niet gered. Laat driftigen hier leeren , hoe veel nuts een verftandig draalen doet ! V. Wat deedt toen de Veldheer der Karthageren ? A. Ongeraaden vindende eenen tweeden veldflag te waagen , blies hy den aftogt. varro en emilius werden hem toen door de Romeinen nagezonden , die zekerlyk alles herfteld zouden hebben, zo de eerfte niet reukcloos, maar zo bekwaam en dapper als de laatfte geweest ware. Zy voerden , beurt om beurt, het bewind, en toen het eens varro's dag van gebieden was , deedt hy het Leger by Kanne op hannibal aanvallen. Deeze hadt alles met het fheedigfte beleid vóór en in den flag befteld : by de tegenparty was alles onvoorzigtigheid. Des werdt ook alles in drie uuren afgedaan. De flagting onder de Romeinen door de dappere Karthagers was zodaanig groot , dat de edelmoedige hannibal , het niet langer kunnende aanzien, gebieden moest daar mede op te houden. Veertigduizend Man, emilius daaronder, en omtrent drieduizend Romeinfche ' Ridders lagen op het flagveld gefheuveld. varro  hannibal verdedigd. 379 varro was gevlugt, die , het verftrooide Leger weer verzameld hebbende, niet meer dan tienduizend Man overig vondt. Toen moest de Overwinnaar, zegt men , lynregt naar Rome getrokken zyn, en met de innceming der Stad alles te onder gebragt hebben : maar was hier indedaad een verzuim van hannibal ? Kon hy dit ligtlyk gedaan hebben , en zag hy dit indedaad over het hoofd ? Of wist hy niet, die zo doorflcepen was , dat Rome's kragten niet genoeg gefnuikt waren , om zich zo maar te laaten inneemrn en te laaten verdelgen ? Men mag vertrouwen van zulken bekwaam men Man geenen misflag hier begaan te hebben. Rome bevondt zich op de ty- ding deezer neêrlaag in de onbcfchryflykfte verlegenheid en verwarring, fabius was , ten allen gelukke , 's Volks RaaJsman. Gy zult er wel dra den goeden uitflag van zien.— Dan niets verwon den Vyand meer dan Capua , in welke Stad hannibal ; met zyn Leger den winter doorbragt in den zagten doch doodlyken fchoot der wellust voor den Krygsman. Een nieuwe misflag , zegt men, van dien Veldheer! maar waar hy ook zyne Benden gebragt hadt ter winterlegeringe , zouden ze niet , dit mag men vraagen , overal een wellustig Capua gevonden hebben 2 Toen verviel de Krygstugt, de  380 'hannibal verlaat italië. de Soldaat werdt verwyfd, en hannibal , geen Benden 'meer hebbende gelyk te vooren, werdt daarna eerst door sempronius overwonnen , verfeheiden ingenoomen Italiaanfche Steden hem weer ontweldigd, en , dat erger was , hy werdt niet naar behooren onderfteund door den Raad van Karthago , waar hy veele Vyanden onder zyne Medeburgers hadt , die , niet zonder hem te benyden, deezen verbaazenden aanwas zyner grootheid zagen. Men ziet doorgaans , dat een Volk alle zyne kragten befteedt , om veroveringen te maaken ; doch flegts een gedeelte van zyn vermoogen wil aanwenden , om ze te behouden , na dat ze gemaakt zyn. De Romeinen intusfchen geen kans ziende , om hannibal vroeger uit Italië te doen verhuizen , dan door de Karthagers , op hunne beurt, in hun eigen Land te gaan beftooken, hadden scïpio derwaards gezonden, om eene gelukkige afwending te maaken. De Karthagers , hierdoor benard, ontbooden hannibal naar huis. Gy kunt denken , met hoe veel weerzin hy Italië verliet , daar de fchuld van anderen het geluk zyner wapenen geftremd hadt! Hy ging heen ; maar den bekwaamen dapperen scïpio in zyn Vaderland vindende, en geene genoegzaame Benden om hem weerftand te bieden , ook niet alle de Leden van den Raad, hem welgezind  uitslag dïs oorlog s. 33l zind en eendragtig , boodt hy hem aan den afftand van Spanje , als eene voorwaarde tot den Vrede, scïpio floeg dit af. Toen volgde, wyl men ten ftryde genoodzaakt was , dc veldflag by Zama , waarin hannibal , niet wél bygeftaan door zyne Hulpbenden , den. ftryd verloor, en er zelf ter naauwer nood het leven afbragt. Daarop kwam men tot eenen Vrede tusfchen de twee Volken ; doch zo fchandlyk voor de Karthagers , cn zo roemryk voor de Romeinen , dat scipio's Naam er door vereeuwigd werdt. Zy moesten , naamelyk , vyf honderd hunner Schepen aan hem overgecven , en voor zyn oog verbranden ; van die verbaazende Zeemagt, welke zy hadden, maar tien kleine Galeyen behouden ; geen' Oorlog voeren buiten kennis en goedvinden der Romeinen , heel Spanje en dc Eilanden afftaan , en vyftig jaaren lang ruim eenentwintig millioenen guldens aan dezelve opbrengen. . . Zie daar, welk eene uitkomst dikwils de Oorlogen hebben ! Hoe weinig kan hy, die zich aangordt ten ftryde, zich beroemen, als een , die zich na denzelven losmaakt ! De zoete nagedagtenis van zo veele groote overwinningen werdt door deeze vernedering geheel bitter gemaakt, en het fchandlyk koopen van deezen Vrede was de onaangenaame vrucht deezes langduurigcn Oorlogs ! V.  332 karthago vernederd. V. Hoe vernederend was dit voor de Karthagers ! A. De meesten fcheenen egter dit niet zeer te gevoelen : dan , zo gaat het ! Wanneer een Vaderland zwak wordt; wanneer het aan elke belediging van anderen bloot gefield is; en wanneer het zigtbaar verzinkt, bekreunen zich veelen daaraan niets: maar wanneer, 's Lands Schatkist ledig geworden zynde, elk van zyn eigen vermogen geeven • moet ter voldoeninge der opgelegde Schatting ; dan gaan eerst de oogcn open, dan begint men te klaagen. De minste' Menfchen worden door openbaare ongelukken geroerd ; maar zy. fchreeuwen te luidrugtiger , wanneer hun eigenbelang begint te lyden. Dit verweet de beklagenswaardige groote hannibal zyne Medeburgeren , en waarfchouwde hun voor het toekomende. V. En wat voerde hy verder uit ? A. Niet meer als een zegepraalend 'Veldheer leevende, getroostte hy zich de fchande, den zynen door eigen fchuld overgekomen : niettemin was en bleef hy geneigd zyn jammerlyk verdrukt Vaderland zulke diensten te doen , welken in zyn vermogen waren : des leefde hy als Opperregter te Karthago , en tragtte de ingefloopen gebreken te verbeteren , en de geleeden rampen te herftellen , treffelyke blyken geevende van zyne  HANNIBAL S ZWERVEN. 383 Zyne zugt, om het Regt onder zyne Burgers wél te oefenen. Dan , wyl hy geen onderfcheid in dit bedryf maakte tusfchen voornaamen en geringen , eene zaak welke zo zelden verdraagen wordt ; wyl ook de Romeinen eenen Man, die hen zodaanig hadt doen beeven, niet wél konden zetten, cn zy hem altyd bleeven vreezen,. gewis niet ten onregte, zag hy zich genoodzaakt zyn eigen Vaderland te verlaaten, altoos aangezien als een voorwerp van de wraakzugt der Romeinen, die hem zo gaarne in eigen handen wilden hebben. Dus gedrongen telkens van de eene plaats naar de andere te vlugten , overal doch vruchteloos hulp zoekende-, zou hy het leed zyns Vaderlands gewrooken hebben, hadt antiochus de groot, Koning van Syrië, zyn volkomen vertrouwen op hem gefield. Door vergift raakte hy om het leven by prusias , Koning van Bythinie, zeventig jaaren oud, tot dat verkeerd uiterfte gebragt, om dat deeze Vorst, hoeveel anders aan. hannibal verpligt, hem , op eene trouwlooze wyze , in dc handen zyner Vyanden zou overgeleverd hebben. Tot dat einde was hannibals Paleis reeds door 's Ko-. nings Dienaaren bezet , en hy , niet kunnende ontfhappen , zcide toen tot dc zynen : „ laaf ons de Romeinen van hunne ongerustheden vcrlosfen, waarmede zy zo lang ge,  3S4 DOOD VAN HANNIBAL, geplaagd zyn geweest, wyl ze geen geduld meer hebben, om naar den dood van een* oud' Man te wagten ". V. Dus ftierf dan hannibal ? A. Ja , de grootfte Veldheer, mogelyk van alle Eeuwen, niettegenftaande zyne ongelukken , raakte dus van kant. Hy zou het trotfche Rome omgekeerd en Karthago Meesteres der Waereid gemaakt hebben , zo geen nydige en godlooze aanhang, toen hy in Italië was , te huis dat verhinderd hadden : zeker een flcgte, dienst van zulken aan hun eigen Vaderland , welks beurt het toen werdt om te bukken. Hy was ongemeen fchrandcr, in hoogcn trap dapper, godsdienstig, kuisch , zeer maatig, zelfs in den overvloed , edelmoedig , verheven van geest , en een veragrer van rykdommen. Hoe gelukkig was hy en zyn Vaderland ' geweest, indien hy de zo vroeg ingezogen wraakzugt hadt verwonnen , en meer als Staatsman dan als Veldheer zyn Volk gediend hadt! Zyn roem zou niet minder , zyn einde vreedzaamcr geweest zyn. V.' En misfchien ging het geluk der Kar■ thagers met hannibals dood te gelyk te onder ? A. 't Is zeker , dat zy, na^ 's Mans gemis , nooit weer konden komen tot den voorigen bloei. Uit hunnen vruchtbaaren grond, ook  laatste punische oorlog. 385 ook uit hunnen altoos gewigtigen Koophandel trokken zy wel 'groote winsten ; maat zy bleeven fteeds van de Romeinen afhang* lyk , en konden derzelver diep gewortelden haat en vyaudfehap door geen middel, hoe genoemd, immer verzagten. Deezen toch herdenkende , hoe zy eens naby aan hunnen ondergang , door dit Volk , gebragt waren , wilden niet rusten , eer dat zy hetzelve , op de eene of andere wyze , geheel verdelgd hadden. De onverzoenbaare Rcpublyk hieldt des altoos een oog in 't zeil , en wikkelde de Karthagers- telkens iö nieuwe onlusten, om gevoeglyk dat einde te bereiken. In gefchil geraakt met masinissa, Koning van Numidie , die, tegens alle regt hun eenige Landen oiitnoomen, cn agtënveèrtig duizend Karthagers, welke, de wapenen neêi gelegd hebbende , geenen weêrftand konden bieden , hadt doen vermoorden 5 zo kwamen de Romeinen, in fchyn als Vrienden , om die onmin by te leggen ; maar indedaad om hen te verdelgen , 'en dus den derden en laatften Punifchen Oorlog te beginnen. V. Hoe onedelmoedig en laag Was niet dit gedrag der Romeinen ? A. Dit Volk ftoorde zich weinig aan zulk foort van onregt! De gefnuikte moedeloozc Karthagers dachten toen best zich I. deel. Bh «*  386 KARTHAGO IN WANHOOP. te onderwerpen , om den dreigenden ftorm af te wenden ; maar dit was niet genoeg. Men vorderde eene overgaaf van Wapenen. Dit willigde men in ten grootften deele. ' Nu was men nog niet te vrede. Men deedt eenen buitcnipoorigen eisch van de Stad te moeten verlaaten, en, tien mylen van de Zee , eene andere te bouwen. Dit trof het ellendige Volk als een donderdag in de ooren. Wanhoop greep hen aan/ Alles raakte in alarm. Men floot de poorten: men vervaardigde nieuwe wapenen , waartoe men het goud en zilver der Standbeelden verfmoit, en, toen er vlas ontbrak , fneeden de Vrouwen haar hair af, om touwen te maaken. In die wanhoop verdedigde zich de Stad vier jaaren lang. scïpio emilianus nam ze eindelyk in ftormenderhand. Alles werdt toen, op eene gruwzaame wyze vermoord , of vegtende gedood: en , of dit nog niet genoeg ware , die Veldheer moest de Karthagers vloeken, en hen verwyzen naar de helfche Goden. Welk een geweldig bedryf van de anders zo hoog gepreezen R0. meinenl Welk een Godsdienst en Zedekunde vervoerden hen zo verre ! Ja, dezelfde scïpio , zagtzinniger dan de Romeinfche Raad, was zelfs genoodzaakt het fchriklyk bevel,' van de Stad met vuur te verdelgen, uitteyueren. Met fmert zag hy , dat de Brand , hoe-  KARTHAGO VERDELGD. 38? hoewel in alle Wyken der Stad gelyk begonnen', en ongeloonyk daarop woedende , zeventien dagen duurde , niets overlaatende dan treurige Puinhoopen van het magtig Karthago , waarvan men heden nog eenige overblyffelcn, doch niet dan met verontwaardiging , wegens zulk een woest bedryf, befchouwen kan. . . . Hoe weinig zyn dus de grootfte en rykfte Steden , hoe weinig de doorluchtigfte Werken van der Menfchen handen beftand tegen de vernieling! Deeze bloeiende Stad werdt allerdeerlykst onder de fmeulende Puinhoopen begraaven: alles door zwaard en dolk geflagt , en niet gerust , dan toen de kragt van het Burgerbloed te vergieten by den Krygsknegt bezweek, maar hoe laat kwam dit aan ! . . . Zo trouwloos , zo barbaars handelden die braave , die edelmoedige Romeinen ! Hunne glorie taant, en gaat bykans onder met Karthago's ondergang ! . . . . De Romeinen- bouwden daarna hier wel eene andere Stad ,. mogelyk ter vergoelyking deezer wandaad, of om andere redenen, niet ver van de plaats, waar voorheen de Oude Stad ftondt, omtrent den tyd van 's Heilands geboorte , en gaven haar den naam van Karthago, die ook zeer aanzienlyk en volkryk werdt; doch zy is , in de VUL Eeuw, door de Saraceenen verwoest , en met den grond gelyk gemaakt. Bb a V.  388 reden van karthago's ondergang. V. Myn harts is aangedaan , diep ontroerd over deezen treurigen ondergang en verdelging der Karthagers ! Hoe dikwils heb ik reeds, nu al weer op nieuw , op de treffen dlte wyze gezien , dat de Historie des Menschcfc>ms ons de jammerlykfte Treurtooneelen ver- * to mt ! Hoe worden dus hierdoor andere aangcnaame Vertooningen cn Bedryven der Waereid verdonkerd ! Konden Menfchen zodanig tegen Menfchen woeden ! Ik kan myn oog niet langer vestigen op zulke doorfteekende proeven van verdorvenheid , haat, vyandfchap, en woede : ei! lei myn oog elders heen , laat ik iets anders , iets aangenaamers met U befchouwen ! A. Ik wil niets meer hier van zeggen , dan dat zy hunnen ondergang niet flegts te danken hadden aan hunne neiging tot uitgebreide Veroveringen , maar ook voornaamlyk aan hunne Oneenigheden, waardoor de beste Ontwerpen altoos in duigen vallen, en hannibal , gelyk _ ik U zeide , het niet verder in Jtalie kon brengen. De meeste Staaten gaan daardoor onder. Geen wonder! Deeze verkeerdheid heerscht zodanig onder het verdorven Menschdom , dat men vaak meer gebeeten is op and- rs denkende Medeburgeren, dan op buitenlandfche Vyanden. Met meer konst en woede verzet men zich dikwerf tegen de eerften , dan tegen de laatften: ten  rome van alles meester. 389 ten minsten men dwarmsboomt eikanderen , en vindt daarin geen klein vermaak, het < geen niet anders is dan in elkanders Ingewanden tot den dood toe te wroeten , en den Vyatid de zekere overwinning, met den tyd , in handen te geeven : hy komt dan ook , als alles hierdoor verzwakt is , om alles weg te neemen. En hoe kunnen dan Staaten beftaan , al hebben zy hannibals aan hun hoofd ! Dit alles was intusfchen het vry bedryf der Menfchen. De Voorzienigheid keerde dit niet af met geweld. Eén van twee , Rome of Karthago moest zegepraalen , en den meester over de Waereid fpeelen. Dc Alleenheerfching van de laatfte ftrookte egter niet met het Plan, welk Zy wilde uitvoeren. Onder of door dezelve kon niet zo wél gefchieden , het geen Zy voor hadt ten nutte des Menschdoms ; des liet Zy Rome de heerfchappy in handen, en gy zult in het vervolg zien , hoe zich alles tot Verheerlyking van den AUerhoögftèn en het Nut der Waereid zal ontwikkelen. Noch Rome, noch Karthago wisten dit: maar hoe konden twee Heidenfche Staaten dit weetcn; hoe min verlichte Menfchen Gods wyze wegen , die in het donker verborgen lagen , ontdekken en voor* uitzien ! Karthago hadt egter geene reden , om zich over deeze bepaaling der Godlyke Bb 3 Re<  590 rome's stand voor. een' tyd. Regeering te beklagen , of dezelve eenzydig te noemen. Zy verdiende , of door haare misdaaden ten aanziene van anderen gepleegd, of door haare eigen fchulden van Tweefpalt , den ondergang; zy zelve veroorzaakte dien vry willig : en hadt Rome, fchoon niet onfchuldig, toen een ander lot, Rome kon egter niet juichen over eene eenzydigheid, die men vermoedt in het Godlyk beftuur, ten haaren aanziene, te vinden. Rome zal ftaan , tot dat haare Alleenheerfching , ter uitvoeringe van het Godlyk Plan , zal mede gewerkt hebben ; en zo dra dat gefchied zal weczen , zal Ro?ne op haare beurt , en door haare misdaaden , aan anderen gepleegd, ook door haare Burgerlykc Oneenigheden, gelyk Karthago , verzinkeft De eene heeft dan ' boven de andere nergens anders in te roemen , dan dat de ondergang der eene wat vroeger dan die der' andere is voorgevallen , waarvan de redenen U reeds gezegd zyn. V. Misfchien ftondt de booge Regeering te Karthago op eenen flegtèn voet, en was dus oorzaak van de Burgcrlyke Twisten ? A. Aristoteles , die bekwaame Wysgeer, zo wél onderregt, al was hy een Griek , van Karthago's gcfteldheid , zegt ons , dat derzelver regeering op de gronden der gezondfte Staatkunde gebouwd' was. Het Plan der  karthago's wyze regeering. 391 der Wetgeeving moet daar zeker wél itigerigt zyn geweest, als men bedenkt, dat dit Volk , zints het begin zyns ftichtings tot aristoteles tyden , een Tydvak van vyf honderd jaaren , door onrust niet geftoord werdt. Geene Natie kan ook zo ryk worden , of zulken uitgebreiden Handel dryven , gelyk zy deeden , zo zy geene goede Wetten heeft. Ten tyde des Oorlogs gaat dit wel anders. Alles moet dan dikwerf veranderen naar de gefteldheid der Tyden , en dus ook de Wetten ; want zy ftryden dan dikwils tegen eikanderen , of vernietigen zich zeiven. Maar zo lang Karthago rust van binnen hadt, en, hoewel van gedugte Vyanden omringd , de Wetten konden "blyven , zegepraalde het van buiten. De Koophandel , die Karthago tot een Magazyn -der Waereid hadt gemaakt, bragt overvloed aan , en zo lang zy haare talryke Vlooten op de Zee zag dobbelen , zo lang zy daar geene mededingers van naam hadt, bleef zy veilig: maar zo dra Rome eene Zcemagt kreeg , die de andere evenaarde, of overtrof, leect haar Handel geweldig. Eerst ftonden zy onder het gebied van Vorsten : naderhand was het gezag tusfehen twee Overheids-Perfoonen, Suffeeten genoemd, die jaarlyks veranderden , verdeeld. Deeze moesten ryk , deugdzaam en uit de aanzienlykfte GeBb 4 Ö#  392 regeering te karthago. Aagten weezen. Voorts hadt men er eenen Staatsraad , beftaande uit een zeker getal be, jaarde, verftandige N en voomaame Mannen. En eindelyk zag men een deel des be-, ftuurs in handen van liet Volk, zynde Burgers , Konstenaars en Handwerkslieden. Do Regeering dus in drie partyen verdeeld , en van aristoteles voor wél ingerigt gehouden zynde , zo beletten de eene 'de andere haar gezeg te misbruiken, en zo lang dit gelukkig Evenwigt duurde , (doch hier kwam het voornaamelyk op aan) werdt noch de algemeenc Vryheid onderdrukt, noch het Vaderland door inwendige verdeeldheden gefcheurd. V. Hoe ftondt het met derzelver godsdienst ? A. De Godsdienst deezes Volks was geweldig afgodisch en zeer bygeloovig., en dit kon niet anders , daar ze van de Pheniciers, en deeze van de Kanaaniten afitamdcu. By het ontftaan eener Landplaag waanden zy, dat dc gunst der Goden niet beter terug gekreegcn kon worden dan door offerhanden van Menfchen. De barmhartige Moeders moesten , in zulk een geval, haare Kinders ter verbrandinge aan den Afgod overgecven. 'Was dit niet dezelfde of eene foortgelyke Afgoden/ door de Ifraëliten aan den Moloch toegebragt, die geheeten werdt de Kinderen doorhet  godsdienst en zeden. 393 het vuur te laaten gaan? Was zy niet van die tyden afkomftig en nu meer verergerd? Hierdoor wet ïen zy zo beragt , dat andere Heidenfche Volken , in het ftuk der AS o-odery al meer dan zy befchaafd , daarvan gruwende , den vrede met hen , op die voorwaarde, flooten, dat ze voortaan geen Men- fchenoffer meer zouden verrigten Om zodanige afgryzelyke Godsdienstpligten verdienden zy alleen 's Hemels ongenoegen. Niets toch tergde meer den oneindig goeden God als te geloovcn en anderen te willen wys maaken , dat hy, die zo wars yan alle wreedheid is , en deeze wandaad zo ftreng ftraft , daarin een waaragtig genoegen en vermaak kan fcheppen , of zelfs daardoor verzoend worden. V. Nu één woord van de zeden deezes Volks ! A. Geen levensftand werdt onder hen , en gewis niet ten onregte , hoogcr geacht dan die van een' koopman. Dit heerfchend gevoelen bragt niet alleen voordeel aan; maar verfpreidde ook allerwege grooten overvloed. Hierdoor voldeeden zy aan het heimlyk Plan der Voorzienigheid , om door de handcldryvende Karthagers Volken aan Volken bekend te maaken , en Volken aan Volken te verbinden, en te befchaaven. 't Is waar, Vreemden verweeten hun eene fchandelyke GierigBb 5 beid,  394 KOOPHANDEL DER KARTHAGERS. heid , zo verre gaande , dat zy zich niet fchaamden allcrleic middelen, ter voldoeninge deezer fnoode neiging, te gebruiken. Dan, men moet hun hierin regt doen. Dit Verwyt grondde zich op derzelver Naarftigheid welke by alle handeldryvende Volken altyd gaande gemaakt wordt door de begeerte van zich te verryken Ook wordt ditzelfde oud Verwyt, nog ten deezen dage, aan ons Vaderland gedaan , en dat vreemder is door zulke Natiën , die , jaloers over onzen Handel, en hygende om alles in hunne magt te hebben, juist dezelfde, zo niet erger middelen ter hand vatten, om magtig en ryk te worden. Dan, vermits Rykdommen altoos gevaarlyk zyn in de handen der geenen, die er zich op verheffen, die ze kwalyk aanleggen , of daardoor weelderig beginnen tc leeven; zo raakte by hen ook'< in trein , het geld boven alles tc waardeeren , en hetzelve tot eenen grondfiag der Pragt te leggen. Dit beide is verkeerd. Laat een Koopman ryk zyn , men moet het niet aan hem kunnen zien. Hy moet Eerlykheid , Trouw cn Deugd boven het geld Hellen ; en willigt hy iets der Pragt in , het moet. dienen om minderen aan het brood te helpen. Intusfchen moeten anderen , niet zo hoog kunnende en mogende vliegen als hy, hem daarin niet navolgen ; en hy zelf behoort  WYSHEID VAN KARTHAGO. 395 hoort niets af te laaten van zyne oude Nederigheid en Naarftigheid in het voortzetten zyner zaaken met eigen hand. Maar hoe keert men af het misbruik des Rykdoms ? Dc Liefde voor het Vaderland , de goede Zedekunde en dc zuivere Godsdienst .zyn er alleen dc beste Bolwerken tegen. Waar die verlooren gaan, of verwaarloosd worden, daar helt alles , met den tyd, ten ondergang. . . Toen te Karthago de Rykdommen vermenigvuldigd waren , verkogt men de Bedieningen voor geld : maar, het geen vreemd doch bülyk is , men gaf ze niet weg dan aan waardige Mannen , waardoor dit fchaadelyk verkoopcn minder kwaads deedt dan het anders zou gedaan hebben. Ten minsten ziet men , tot aan het einde dier Republyk, de grootfte. Mannen aan het hoofd der Legers ; en men verneemt tevens , het geen zonderling is , dat men de Opvoeding der Jeu°d niet verwaarloosde , of die alle alleen tot den Koophandel optrok: men hadt er ook groote Staatsmannen. Ter fchande deezer Natie moet men egter erkennen, dat zy tot onregtvaardigheid en wreedheid overhelde vooral omtrent haare Veldheeren , wanneer die ongelukkig in den ftryd waren. Daarentegen moet men aan haare ongemeen? liefde voor het Vaderland toefchryven die uit-  396 konsten en geleerdheid-. uitmuntende Heldendaaden en Ontdekkingen, welken zy voörtgebragt heeft. V. En hoe was het met hunne konsten en geleerdheid gelegen ? A. Zy vonden veele fraaie Handwerken , en wél gemaakte Gereedfchappen uit: dingen , die hun uitneemend te pas kwamen in den Koophandel, by het inruilen van andere waaren : dan dit was ook de reden , dat de Geleerdheid in het algemeen by hen op gcei.en zeer hoogen prys ftondt. Waaide heele Natie byna bezig is met den Handel , waar men zo groote vruchten daarvan Plukt; daar neigen, ten minsten in die tydea by de Karthagers , de zinnen minder tot de Letteren. Zy waren er egter niet ongefchikt toe. De fchoone vruchtbaare Landsdouw buiten de Hoofdftad gaf aanleiding dat men boeken fchreef over den landI boüw : men hadt er ook over de historie, hannibal zelf fchreef eenige Werken. Doch zy wendden hunne vermogens meer aan om de zeevaart, de wiskunde en de' aardryksbeschkyving te beoefenen in eene taal , oorfpronglyk de Phenicifche, en dus met de Bbreeuwfche naverwant, die in dienoord ten deele gebleeven is , en , na veele veranderingen ondergaan te hebben , op het Eiland Maltha, meen ik, en by de Arabieren  NUMÏDIÊRSk 397 bieren nog in gebruik is.... Zie daar de Historie der twee beroemdfte Volken van africa , de Egyptenaars en de Karthagers ! V. Moet ik niet uit dit zeggen befluitcn , dat er nog eenige andere Volken oulings dit Waerelddeel bewoond hebben ? A. Zekerlyk hebben eenige anderen, buiten de twee genoemden , in dit groot Gewest gewoond ; maar zy hadden ,of gecnen zo groeten Naam, of wy weeten er zo weinig van, dat ik ze in myn Onderwys zou kunnen overflaan. V. Maar dan zal ik, derzelver Naamen , hier of daar hoorende, gelyk reeds gebeurd is, en er niets meer van weetende, verlegen ftaan! Zou het buiten uw vermogen zyn , iets met een korter woord van dezelven te zeggen? A. Neen , juist niet buiten myn vermogen! Zal ik ze U dan fchetzen met eenige korte trekken ? . . . . In africa , ten Westen van Karthago. langs de Middelandfche Zee woonden dc numidiers ,- mogelyk Aframmelingen van misraim* , den Zoon van cham. De Historie van dit Volk , geduurende de eerfte Eeuwen, lag, al voorlang, in de vergetelheid begraven. Wy weeten van hetzelve , dat het ingewikkeld werdt in de Oorlogen met dionysiüs, Regeerder van Syrakuje , met agathokles , en de Karthagers , zeevende ■ hulpbenden , dan voor , dun tegen * de  398 masinissa. jügurtha. de laatstgenoemden. De voornaamfte rollen zyn , zo veel ons bewust is , gefpeeld door Koning masinissa en zynen Zoon jugurtha. De eerfte was een Vorst van fraaie gaaven en groote bekwaamheden , opgevoed te Karthago, en daar verliefd geworden op sofonisba , adrubals Dochter, de grootfte Schoonheid haarer Eeuwe , en niet min ervaren in # verfeheiden takken van Geleerdheid. Hy diende den Karthagers in Spanje tegens de Romeinen: dan, toen men , niet veel hulps van hem wagtende , haar , tegen het gegeeven woord , aan een' ander' ter Vrouwe gaf, ging hy, daardoor zwaar getergd , aan de zyde der Romeinen over, om wraak te neemen over deeze belediging. Hy hielp des , gelyk gy gehoord hebt, den Romeinfchen Veldheer scïpio , om Karthago te verdelgen. Ten gelukke zyner Onderdaanen leefde hy lang, en hadt dus , als een verltandig Vorst, tyd en gelegenheid, om derzelver Zeden te verbeteren, en hun de Krygskunde met den Landbouw te leeren. Hy was ongemeen fterk van lichaam , kunnende verfeheiden dagen en nagten , zonder vermoeidheid , te paard zitten. Ook moet men hem onder de groote Vcldheeren tellen. Daags na de overwinning, op de Karthagers behaald , zag men hem in de deur zyner Tent zitten , eetende een ftuk bruin broods uit  aüb.itanieb.s. 399 uit de hand. Welk een voorbeeld van eenvoudige maatigheid ter leeringe voor jonge Vorsten'. Onder veele zyner nagelaaten Kinderen telde men zynen Kleinzoon jugurtha , fchrander en dapper, doch wreed en ontrouw. Hy betwistte zynen Neef adiierbal de Kroon, vermoordde hem, en dwong het Romeinsch Leger Numidie te verlaaten ; doch werdt daarna eerst door metellus, vervolgens door marius , en eindelyk door Caesar geflagen , waardoor Numidie een Romeinfche Provintie werdt. V. Wie waren de andere Volken van africa ? A. Onder dezelven telde men de mauritaniers , Afftammelingen van misraims Nakomelingen, die Lybie, een groot ftuk Lands tusfchen Numidie en den Westerfchen Oceaan, bewoonden. Hunne Oude Gefchiedenis is zodanig doormengeld met Verdigtfelen , dat de waare Gebeurtenisfen voor ons duister blyven. De oude Historicfchryvers tellen atlas en anteus , Mannen in de Stemkunde bedreeven , onder de Beftierders van" Libye , welke door herkules verwonnen werden , waaruit de Fabel van anteus grootte , en van het opnecmen des Waereldkloots door atlas fchynt gefprooten te zyn. Daar rehobeam , Koning van Juda , door sesak , van Lybiers of Mauritaniers verzeld, werdt aan-  403 MAURITAPTIERS. OETCIIERg. aangetast, moet dit Volk , reeds toen , ara den laatften onderworpen zyn geweest. Dertig jaaren laater, maakten zy uit een aanzienlyk deel ^ des Legers van zerah , den Moor, waarin men één millioen Menfchen telde , tegen asa , Koning van ^uda, optrekkende , gelyk de Heilige Schrift verhaalt. Verder gaande , vinden wy hier eene gaaping in de Historie tot de tyden der Romeinen, augustus gaf dit Ryk aan saba , en, na dat er vervolgens Onlusten in ontftaan waren, zonden de Romeinen een Leger derwaards, welk hetzelve te onder bragt, en aan de heerfchappy deezes Volks hegtte. V. Waren er nog meer in dien oord ? A. Men vondt er nog een ander Volk, gi:tulif.rs genoemd; doch men weet niet f waar zy woonden, misfehien ten Zuidwesten van Karthago, afkomstig, denkt men,, van havilacii , den Zoon van kusii. Zy worden van fommigen gehouden voor de oudftc Inwooncren van Africa, ruuw en ongemanierd , zonder Regeering, door herkules een' weinig befchaafd. Ecnigen hunner vondt men in han'.xibals Leger, toen hy in Italië oorloogde. Door jugurtha , hier boven genoemd , in de Krygskunde- nader onderweezen zynde , raakten zy in haat by de Romeinen , die hm verfjoegen en onderwierpen, hoewel zy fchyuen zich naderhand herfteld te hebben. V.  volken van het zuiden. 40I V. Wie volgen nu ? A. De melanogetulen , of zwarte Getuliers , dus naar hunne koleur genoemd; dc nigriten en garamanten , welker woonplaats wy niet weeten, en even weinig van derzelver waare bedryven. Voeg hier- by de libyers van Marmarika, de cyreners , nevens die van het Syrtisch Gewest, welker Historie mede in het donker fchuilt. . Ook is ons onbekend , welke Volken het verder opliggend Zuidelyk Deel van Africa met de Zeekusten tot aan de Kaap de Goede Hoop , in die oude Tyden, al of niet bewoond hebben : zo gebrekkig valt hier de Gefchiedenis! — Doch ten Noorden van Egypte , ten Westen van Libye , ten Oosten van de Roode Zee , en ten Zuiden van het onbekende Africa lag een groot land , in de Heilige Schrift het Land van kush geheeten, anders Ethiopië, Abisfynie of Moorenland , oulings bewoond' door verfeheiden Volken. De beroemde Rivier de Nyl neemt daarin haaren oorfprong , gelyk gy weet. De Koningin van scehba en kandace, of de Koningin der Mooren, fchyncn van daar gekomen te zyn: ook de Kamerling der laatfte , en , uit het geen van deezen braaven Man aangétekend ftaat in de Heilige Schrift , zou men moeten benutten , dat de boeken des Ouden Testa- L deel. Cc ments  402. BESLUIT. ments onder dat Volk moeten bekend geweest zyn , ten minden by ibmmigen : anderen waren Afgodendienaars. Het overige , jaakende 's Lands inneeming door eenen Egyptifchen Vorst , het ligten van hulpbenden uit dit Volk door xerxes , het fmeeken om Vrede door eene van 's Lands Vordinnen by Keizer augustus , cn andere zaaken van dien aart zyn zulke afgebrooken en onzekere brokken in de Historie deezes Volks, dat ik U met dezelven niet langer wil ophouden Laat ons dan Africa verlaaten, en nu wat meer uitrusten. ... De oude historie van twee • Waerelddeelen heb ik U in eene Schets vertoond. Die der Israeliten , waarby wy het mecfte belang hebben , hebt gy geheel cn ■ onafgcbrooken gezien. In de overigen van minder belang , vooral in de laaiden, hebt gy groote gaapingen en duidernisfen gevonden. Of wy hierby veel of weinig verliezen , zal ik niet bepaalen. Uit de anderen hebt gy, dunkt my , al zeer veel kunnen leeren. Duidclyk hebt gy op veele plaatzen eene Godlyke Regeeiing kunnen opmerken ; elders was dezelve min klaar, en in verfeheiden gevallen niet van ons te vinden. Dan dit , gelyk ik U vooraf gezegd heb , zou ons op deezen langen weg wedervaaren. Bepeins en leer maar uit het geen gy in twee Waereid-  BESLUIT. 403. reld-Gewesten gezien en gehoord hebt: kas alles U opleiden, om den Regeerder van het Heelal te eerbiedigen, te vreezen, te dienen en te verheerlyken : dan wil ik U in het vervolg meer ten diende ftaan , en verder geleiden. V. Het zy nu zo , dat een groot deel der oude historie voorby is ; dat wy op eenen onmeetlyken afftand van de eerfte Eeuwen leeven ; dat het ruim en verflindend perk van ontelbaare jaaren niet terug keerde, om ons een volledig verflag van alles te geeven ; of dat de Gefchiedenis weigerde zich aan ons oog , gelyk voorheen aan dat van anderen , te vertoonen : dingen , waartoe zeker meer dan één Wonderwerk vereischt zcm worden. — Het zy nu zo , dat wy , ook hier en daar, wyde gaapingen en dikke duifternisfen gevonden hebben, waai- wy aaneenfchakeling en licht begeerden te zien; dat wy de wyze en goede Regeering van den Albeftuurder niet telkens konden vinden , noch al de beweegredenen der Menschlyke Bedryven ontdekken : niettemin heb ik zeer veel van het Alvermogen , van de Wysheid, Goedheid en Orde in de Godlyke Regeering, met veele groote Bedryven des Menschdoms , dan goed dan kwaad , in eene korte Schets, van U geleerd. Ik heb U den grondflag tot de kennis van 's Waerelds Gefchiedenis hooCc a ren  404 BESLUIT. ren leggen ; ik heb de Oude Historie der eerfte Waereid kortlyk met U doorloopen , ik heb de treflyke Gebeurtenisfen der Israëliten anndagtig met U overwogen ; ik heb de geweldige. Asfyriers en Babyloniers door U leeren kennen ; de Pheniciers heb ik ter Zee zien vaaren en handel dryven; de magt der Perfen vernomen ; kleiner Volken in Kanaan en in het Oosten leeren opmerken ; over de Egyptenaars en hunne Werken my verwonderd , en de iyke Karthagers, gehaakt hebbende naar de Heerfchappy der Waereid, eindelyk het hoofd zien onderhaalen. Ontvang voor dat alles , zo kort onder myn oog gebragt , eenen hartlyken dank. Dan , zo dra gy lust en gelegenheid hebt, geleid my dan verder in dc kennis der oude historie, betreffende de twee andere Gewesten der Waereid. A. Dit heb ik U beloofd , en meen myn woord , ten minsten omtrent één Gewest, te houden ! EINDE DES EERSTEN DEELS.