Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3341 9978  VERHANDELING OVER BE MEST-STOFFEN.   VERHANDELING over de MEST-STOFFEN, en derzelver gebruik tot vrugtbaarmaaking der gronden: uit de Landbouwkundige Werken van verfcheiden ,zoo Vreemde als Inlandfcbe, Scbryvers zamengefield, door een medelid van de DERING VAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM. te AMSTERDAM, bs J. C. SEPPen ZOON. mdccxciii. é   VERHANDELING over DE M E S T - S T Ö F F EN. Gift »' INLEIDING. J~J et is éene in de Natuurkunde aangenomen en bevestigde waarheid, dat alle de itoffen, welke in het ryk der dieren, in dat der planten, of in dat der gegraven dingen gevonden worden, wanneer dezelve toteen'ftaae van ontbinding gebragt zyn , niet nuttelo<** eene plaats op deezen Aardbol beflaan,maar j zelfs in eenen verachtelyken lchyn, naar het wyze doeleinde van den Grooten Schepper van 't Heelal, wederom dienstbaar zyn moeten, tot de inftandhouding van alles, wat leven en aanwas in zig heeft. De 'mensch, die voornaamfte bewooner der Aarde, en uitmuntende boven andere fchepfeien door het genot van zyne redelyke vermogens, tracht zonder ophouden, al het geen, dat onder zyn bereik kan komen, zig ten nutte te maaken, en, of by toeval, of A 3 door  6 VERHANDELING OVER door zyne opmerkzaamheid de verheven inrichtingen der Natuur ontdekt hebbende, volgt hy haare voetftappen naa, en weet, door een wel overdacht gebruik van zoodanige ontbon. den en onaanzienlyke ftofdeelen, tot zyn Ievens-onderhoud , en tot zyne welvaart meêtewerken. Dan, naardien de kennis van het wezentlyk nuttige en goede niet overal verfpreid is, en de iaagere rangen van menfchen niet even gunftige gelegenheid hebben, ter verkryging van die kundigheden , welke hun tot voordeel zouden kunnen ftrekken, is het de pligt van een' ieder, die zig met de opfpooring van nutte waarneemingen onledig houd, de vrugten van zynen arbeid, op de gevoeglykfte wyze, aan anderen medetedeelen. Ten dien einde zyn de navolgende aanmerkingen over de Mest-ftoffen , en derzelver gebruik in den Landbouw, zamengefteld. Met een levendig gevoel van de bepaaldheid der menfchelyke vermogens, en uit overtuiging, dat ook ten aanzien van dit onderwerp, op veele plaatfen zoo weinige vorderingen ge! maakt zyn, alleenlyk by gebrek aan bekwaame en verftaanbaare voorfchriften, heeft men mets meêr aan de hand gegeeven , dan het geen de meest-goedgekeurde Schryvers in dit en in andere Landen, als gevolgen van hun doorzicht en ondervinding, hebben bekend gemaakt. En, hoewel de voortbrenging van on-  dé mest-stoffen. ? onzen eigen grond nimmer als de voornaamfte tak van ons beftaan befehouwd is , en waarfchynelyk nimmer worden zal , denkt men egter, dat dezelve, met aanwending van oplettendheid en vlyt, die, ook in veele andere zaaken, der Hollandfche Natie als aangeboren zyn, tot haar merkelyk voordeel, vermeerderd zoude kunnen worden ; en dat, dierhalven , eene opzettelyke Vérhandeling over dei bovengemelde, voor. den Landbouw zoo aangelegen, middelen aan dezelve niet onverfchillig zyn kan. Om deeze onderneeming, zoo veel mogelyk, te doen gelukken, heeft men goedgevonden , tot een leidraad te verkiezen een Werk , dat, in Engeland , onder den titel van a Compleat Body of Busbatidry, of volledig zamenftel van Landbouwkunde, uit de nagelaaten fchriftenvandenHeerTHOMAS hale, en uit de aantekeningen van meêr anderen, ruim dertig jaaren geleeden, in vier Deelen, is in 't licht gegeeven; en waarvan, in daÉ Land, thans nog met de hoögfte achting word gebruik gemaakt : dit voetfpoor volgende, zal men ook, zoo veel noodig is, by elkebyzondere ftoffe voegen het geen men deswegen . by andere hedendaagfche Schryvers, ter nadere opheldering vinden kan, dat,door deeze tekens [ ], waar tusfchen het zelve zal geplaatst zyn, onderfcheiden word : en verder zoodanige zaaken, waarin het gemelde A 4 öö?.  3 verhandeling over oorfprongelyk Werk te veel afwykt van de omftandigheden onzer Landbewooners, als minder weetenswaardig, achterlaaten. Nog moet men .vooraf den opmerkzaamen Leezer, ter waarfchouwing en onderrichting , mededeelen, dat de land - en koorn- maat, waarvan,in de navolgende Afdeelingen,melding word gemaakt, de Engelfcheisjdat men, derhalven,voor een acre of akker omtrent een half morgen of een gemet Rhynl.neemenkan, en dat een busbei of fchepel 64 18 Troysch weegende, en het onze ruim 54 18 van het zelfde gewigt inhoudende, dus het getal der fchepels, in dit Werk vermeld, met naage- noeg | dient verhoogd te worden, Ook zal eene vragt van de eene of andere ftoffe het zy dezelve op een' wagen of kar gelaaden word, ten naasten by een gewigt van 1800 ® Amfterd. uitmaaken : niettemin in 't oog houdende , dat dit laatfte, in Engeland, voor eene gewoone vragt gerekend word,en men in zommige gevallen, van deezen regel, omtrent de hoeveelheid der benoodigde mestftofien, meêr of min zal kunnen afwyken. afdeeling I. Over de Mest-fiofen, in V algemeen. D e kennis der mestftoffen , waardoor de verbeteringen in den opbreng der gronden voor  DE MEST-STOFFEN. 9 voor een aanmerkelyk gedeelte worden verricht, is voor den Landman hoogstnoodzaakelyk. Het verbreeken van den grond dooiden ploeg of andere werktuigen, en de verandering en verryking' van denzelven door deeze toemaakingen, zyn de twee voomaanie zaaken , waarvan de vrugtbaarmaaking der landeryen afhangt ln deeze Verhandeling zullen de mestftoffen, als mede het gebruik daarvan, befchreeven worden; men zal zorg draagen,dezelve, zoo veel bekend zyn, optenoemen; in eene behoorlyke fchikking té brengen, en de eene na de andere ter befchouwing voorteftellen voor dien geenen , welke daarvan gebruik kan maaken. Ook zal men hem niet alleen onderrichten wegens de uitwerking, welke iedere iöort heeft op zoodanigen grond, waarvoor zy best gefchikt is, maar hy zal tevens weeten, hoe zy haare werking doet : en dus zyn oordeel kunnen gebruiken, in plaats van alles aan zyn geheugen overtelaaten. Dit is het voorneemen van den Schryver. Men gevoelt, dat de onderneeming zoo uitgebreid als moeijelyk is ; doch , uit hoofde van de menigvuldige waarneemingen, welke men van anderen heeft mogen veTkrygen, hóópt men de uitvoering van dit werk naar het oogmerk eenigzins té kunnen evenredigen. A 5 In  IO VERHANDELING OVER In de befchryving vart het rechte gebruik der 'mestftoffen, zal alles op de ondervinding gegrond zyn. Indien de landman niet volkomen onderricht wierd , welke foorten van gronden byzondere toemaakingen vereisfchen, zou het voor hem beter geweest zyn , dat zommige van deeze mestftoffen nooit waren uitgevonden. Men kan een' grond door eene flegte behandeling zoo wel bederven, als door eene goede beter maaken : doch dewyl hier niets zal worden voorgedragen, dan het geen door herhaalde proefneemingen bevestigd is, wenscht men, dat de landman in zoo verre zyn belang zal kennen, dat hy het geen hem als nieuw voorkomt, mits het tot zyn oogmerk dienltig zy, beproeven durve* S II- Over de Mergel, en derzelver eigenfchappen. D e Mergel is de voornaamfte van alle de natuurlyke mestftoffen. Zy overtreft de meeste derzelve, in allen opzichten : zy is dienffig voor verfchillende foorten van gronden; en haare uitwerkingen, ten aanzien der vrugtbaarmaaking, zyn langduurende. Mergel is een fchat, waar ook dezelve gevonden word j en 'er is geen Land in de wae-  ÖE MEST-STÓFFEN. II waereld, waar zy meêr te vinden is, dan in Engeland : egter zyn 'er weinige plaatfen bekend, waar zy ligt: [In de Nederlanden i» ook Mergel, men vind ze in Holland (*), in Gelderland, in Braband , enz,]. De yver der landbouwers is nergens zoo traag in geweest, als in het zoeken naa deeze uitmuntende (toffe. Men zal trachten, hun te doen begrypen, van hoe veel belang dezelve voor hun is, door haare waarde aantetoonen; en, om hun in de opfpooring daar van behulpzaam te zyn , haar op het gezicht en op het gevoel, in derzelver verfchillende gedaanten, te leeren kennen. Vervolgens zullen , ter voorkoming van misflagen in het gebruik, alle de foor* ten van mergel onderfcheiden, en de byzondere hoedanigheden der landen aangeweezen worden, waar toe elke foort eigentlyk gefchikt is. Wanneer men het oog flaat op het geen in vroeger' tyd ten aanzien van de mergel is bekend geweest, ziet men met leedwezen, dat 'de Landbouw omtrent dit gewigtig ftuk zeer verachterd is. De mergel en derzelver gebruik was, twee duizend jaaren geleeden, zeer wel bekend. De Romeinfche Schryvers gee- (*) L e Francq van Beekhey, Nat, Rist., van Holland, II Da ei.  12 VERHANDELING OVER geeven verfcheiden foorten daarvan op, en getuigen, dat de landen daardoor zeer verbeterd wierden (*> Men ziet, welke aanmerkelyke winften de mergel - putten, als zy ontdekt worden, thans nog aanbrengen , en de groote voordeden, welken de landen, door die aanmaaking, genieten. Dat men, dierhalven, zyn best doe * om dezelve op meêr plaatfen te vinden, en het nüt daarvan meêr algemeen te maaken. De landman,zal hy mergel kunnen vinden, moet vooraf dezelve behoorlyk kennen. De beste foorten zyn dikwyis, onder het graaven, opgeworpen, zonder dat men 'er eenige acht op geflagen heeft. De velden zyn vermagerd, by gebrek van het geen zy in hunne ingewanden beflootten* door de onkunde van derzelver bezitters. [Mergel is eene krytachtige verbonden aarde, welkers hoofdftoften uit een goed deel fyne klei - deelen , en zeer fyn zand beftaan; die veelal met eene kalkachtige en krytaardige zelfflandigheid vereenigd zyn (t). ] Daar (*) [Men kan, ten aanzien van het gebruik deezer mest/lof by de Ouden, en van al het geen hunnen Land. bouw betreft, eén uitvoerig en weeteiuwaardig bericht vinden in een werk van den Eerw Ad. Dicksox, te Edinburgh, onder den titel van the Huibanriry of the Ancients, in 1788 uïtgegetven ] (t) Le Francq vak Berkhev, Nat. Bui. van Holl., II. Deel.  DE MEST-STOFFEN. *5 Daar zyn veele foorten van mergel, en dezelve' is in het uiterlyk aanzien zeer verfchïllende; doch voor hun, die 'er eene algemeere kennis van hebben, is zy in allerlei gedaante te ontdekken. Mergel kan zuiver of onzuiver zyn : want die grondbeddingen, welke in de aarde liggen, kunnen onder elkander vermengd zyn, zoo wel als die van haare oppervlakte; dan hoe dieper de mergel ligt, is zy gemeenlyk dies te zuiverer. Men zal voor eerst de mergel in twee foorten onderfcheiden, de zuivere en de vermengde. De zuivere mergels komen alle overeen in haare zamenftelling ; zynde zy alleenlyk verfchillende in den graad van hardheid en in de kleur. Zuivere mergel heeft eenige gelykbeid met vollers-aarde. Zy is zagt en fineerigin het aanraaken, [en laat zig met een' natten vinger glad wryven]; zy is niet taai als klei, noch zandachtig als leem, maar van een murwen, fynen aart. Wanneer een landman eenen klomp van foortgelyke aarde vind, het zy by hetgraaven van eene put, of by eenig ander toeval, kan by 'er ftaat op maaken, dat dezelve eene mergel is, hoedanige ook de kleur daarvan zyn inag. Ten einde 'er meêr zekerheid van te hebben , kan hy een ft.uk in eene kom met wa«  14 verhakdeling OVER. water leggen : dan zal hy bevinden, dat het opzwelt als vollers-aarde, en eveneens van zelfs in üukken kruimelt. De hardere foorten breeken langzaam, de zagte fchielyk : zommige byna op het oogenblik. Doch, op welke wyze dit gefchiede, is het, by de voorige, een zeker bewys, dat de aarde eene mergel is. [Men kan ook met allerlei zuure geesten, als oly van vitriool, azyn, enz de mergels beproeven, maakende zy, wanneer zoodanige vogten op dezelve gegooten worden, daarmede eene fterke opbruisfching.Q] Hy, die by toeval een'klomp van zulke aarde gevonden heeft, zal wel doen, van verder met de fpade naa dien fchat te zoeken. § UI. Over de verfcbeiden foorten van zuivere of onvermengde Mergel. Daar zyn vier voornaame foorten van zuivere mergel, die volgens haare kleur onderfcheiden zyn, te weeten : eene witte, eene roode, eene geele, eene Maauwe; daar is ook [eene groenachtige] en eene zwarte, maar zoo gemeen niet. Deeze draagen den naam van zuivere mergels (*) F. Home, Ptinciples of Jgriculture, and Fe, getation, pag. 50.  DE MEST-STOÏEEN. 15 gels van die kleuren; want daarvan zyn ook onzuivere en grovere foorten. Deeze uitmuntende mergels zyn in Engeland vry gemeen, doch worden niet overal gebruikt, om dat men 'er de waarde niet van kent. Mergels van deeze onderfcheiden kleuren verfchillen in haare zamenftelling en hardheid; maar, in het algemeen, zyn de witte de zagtfte en ligtfte, en de blaauwe de vastfte en zwaarfte. Hierom gebruikt men, in zommige plaatfen, de witte voor wei- en de blaauwe voor koorn - landen. Doch dit moet men den landman niet als eene wet voorfchryven. Hoe» wel in die ftreeken , waar men zyne keuze kan neemen, de zagtfte voor de weilanden gebruikt worden, om dat zy gemakkelyker breeken ; en de hardfte voer bouwlanden, om dat derzelver ontbinding door den ploeg bevorderd word. Men kan die twee foorten, op deeze wyze, naar goedvinden in beide gevallen gebruiken. Indien het de blaauwe of eene andere van de vaste foorten is, moet men dezelve,vroeg in 't voorjaar , op het koorn-land brengen, om haar, vóór de laatfte ploeging, murw te maaken : wanneer zy voor weiland gefchikt is, moet men haar eveneens vroegtydig daarop brengen, en dun uitfpreiden. Zo de mergel wit is, of van eene anderelosfe en  l6 VERHANDELING OVER. en kruhnelachtige foort, is het noodig, dat men dezelve laater daarmede aanmaake, om dac zy, zoo dra het weêr daarop zyne werking kan doen, gebroken en ontbonden word. De kleur van de mergel is geen zeker bewys van derzelver aart; doch, in het algemeen , zyn de roode en de geele middenfoorten tusfchen de blaauwe en de witte. Daar is eene witachtige, fyne mergel, welke men zoo wel op koorn- als op weilanden met een goed gevolg gebruikt. Men bemest daarmede op alle tyden van het jaar, want zy fmelt teritond in de aarde, zoo dra zy uitgefpreid is. De blaauwe mergel is in 't eerst zoo vast als klei. Men moet 'er bouw-landen meê aanmaaken in 't begin van den winter, om ze door den regen en de vorst te doen breeken. De mergel word in zommige ftreeken van een Landfchap zoo veel gebruikt, als mest in andere; en evenwel fchynen de landlieden in de overige .deelen van hetzelve niet te weeten , dat 'er zulk eene ftoffe in de Natuur is. Ik heb een' landman gelegenheid gegeeven, om eene roode mergel te beproeven, terwyl hy die, by het graaven van eene floot, zeer naby den bovengrond ontdekt had. Dezelve was eene van de onvermengde foorten, en zoo zagt als vollers - aarde , zy kruimelde eveneens in water, en kraakte als men haar op vuur wierp. Ik toonde hem, door deeze en  be mest-stoffen. 1? en andere kenmerken, dat zy van de rechte foort was; doch, het zy hy dezelve bragt op een' ongefchikten grond, of dat hy op eene andere verkeerde wyze daarmee handelde, toen ik hem in 't vervolg ontmoette, verweet hy my, dat ik hem 't gebruik daarvan had aangeraadèn,en verklaarde,dat hy nooit weêr proeven zou neemen. Zoo moeielyk is het dikwyls, om deeze irienfchen iets te doen onderneemen •, zoo naby het onmogelyke, om hen in het onderzoeken te doen volharden. § IV. Over de verfcbeiden foor ten van onzuivers of vermengde Mergel. De rëeds genoemde mergels zyn de rykfte en fynfte': vermits, onder dè overige foorten, alle vermenging haare waarde vermin-' uert', zyn de onzuivere de flegtfte. Deeze vermengde mergels verfchillen in kleur, en in haaren aart, naar maate van de zelfltandigheden, wélke daarin gevonden wórden. Derzelver kleur is geeh algemeen kenmerk, doch zy kunnen tot byzondere benaamingen gebragt worden, naar de ftoffen , waaruit zy gedèeltelyk beftaau. Deeze zyn zand, klei, leem, of fteen , en men kan die mergels befchouwen als zandachtige, kernachtige, kleiachtige, én fi'eenachtige mergels; dierhalve?! kunnen onder deeze laatfte ook betrokken B wor-  l8 VERHANDELING OVER worden die geene, welke in 't begin de hardheid van fteen hebben, uit derzelver eigen aart en zamenftelling, hoewel 'er in 't geheel geen fteen in te vinden is. Zommiga mergels bevatten, behalven deeze natuurlyke aard - en fteenachtige ftoffen zeer veele zee-fchulpen. Deeze worden daarin , op eene zonderlinge wyze , bewaard ; want, in plaatfe van verfteend of hard gemaakt te zyn, worden zy bros, en fchynen als verkalkt te wezen. Deeze fchulpen zyn ver van de mergel in haare vrugtbaarmaakende kracht te benadeelen; men heeft integendeel bevonden, dat zy dat vermogen vermeerderen. Daar zyn foortgelyke mergels van alle de bovengemelde kleuren, doch de graauwachtige of geelachtige worden het meest gevonden. De zandige zyn de rykfte van deeze onzuivere mergels : dezelve zyn het best gefchikt, om terftond te gebruiken ; want zy breeken tusfchen de vingers gemakkelyker dan andere, en kruimelen het fchielykst inde open lucht. Als men dezelve behoorlyk gebruikt , zyn zy zoo goed als eenige andere mergel, want het zand, dat daarin bevat is, word zelfs nuttig voor kleiachtige gronden. De kernachtige mergels volgen hierop'in waarde, want zy breeken gemakkelyk inde open lucht; doch het nut, zoowel van deeze als van de voorige,zal grootendeels af hangen  DE MEST-STOFFEN- *f gen van de rechte kennis van haaren aart, en van derzelver gebruik op een' daartoe gefchikten grond. De klei - en fteenachtige zyn zoo goed niet; maar op zommige landen zyn de eerfte beter, dan die minder vermengd zyn", en, onder de fteenachtige foorten, vind men eenige, zelfs van de hardfte , welke , wanneer zy door de lucht ter deege doorweekt zyn, onder de rykfte kunnen geteld worden. Ik heb zommige van dezelve gezien, die men , toen zy pas uit den grond kwamen, met een' zwaaren hamer niet kon in ftukken Haan; doch door de vorst, regen, en zonnefchyn, wierden zy, in zes maanden tyds, tot een poeder ontbonden. Ik heb andere gezien, die, na dat zy door grooten arbeid gebroken, en over het land gefpreid waren, eenige maanden lang de gedaante hadden van losfe fteenen , en den grond meêr nadeel dan voordeel fcheenen aantebrengen : doch , na den winter , was 'er geen ftuk zoo groot als een knikker op te vinden; en het land is, agt of tien jaaren, door die enkelde toemaaking in ftaat gehouden. Men vind hier en daar een fteenachtig leem, dat vol is van zeefchulpen, waarvan zommige plat zyn, en naar geld-ftukken gelyken. Dit is, als het uit den grond komt, zoo hard als eene rots, maar het word week B a. in  86 verhandeling over. in de lucht, en zelfs de fchulpen, die daarin zyn , worden ontbonden , zoo dat men net op landen , waar hetzelve gelegd is, niet vinden kan. Men maakt daar gebruik van in zommige {treeken, doch in lang zoo Veel met, als het verdient. Als hetzelve droog gehouden word, blyft het altoos hard. De mergel ligt op zommige plaatfen zeer diep, en niettemin is het wel de moeite waard, dat men daarnaa graave; doch meest ligt zy naby de oppervlakte, zomtyds zoo digt, dat een gedeelte daarvan met de aarde door den ploeg word boven gebragt;en dezelfde bewerking keert dus den grond om, «n bemest dien, met zeer veel voordeel. S V. Over zekere foorten van Mergel, die minder gemeen zyn. De navolgende foorten van mergel wórden nu en dan, in zommige Landfchap. pen gevonden; dezelve zyn, i. Eene ryke zuivere mergel, van eene gemengde blaauwe en roode kleur; zynde het rood de grond-ftof, en het blaauw aderen, die daar doorloopen. Deeze is eene van de vetfte foorten, en word zeer hoog gefchat voor zandige gronden. 2. Ee-  DE MEST-STOFFEN. 41 2. Eene blaauwe en roode mergel, die fteeviger is; deeze is niet gefchikt voor weilanden, maar zeer wel voor zandige koornlanden. 3. Eene fteenachtige mergel, welke men lei-mergel noemt, om dat zy in platte dunne ftukken fplyt; men heeft ze van alle de gewoone kleuren, als roode, geele, witachtige, en blaauwe. 4. fcene fteenachtige mergel, die in vierkante ftukken breekt: dezelve is geel-,rood-, of blaauwachtig van kleur. Beide deeze mergels, hoewel zy in 't begin fteenachtig zyn, worden week , en vallen in ftukken door de regens; zy worden zeer gepreezen. Men heeft, in dezelfde plaatfen, kleiachtige mergels, doch deeze maaken den grond hard, na dat zy haar vrugtbaarmaakend vermogen verboren hebben; terwyl de andere denzelven in een" beteren toeftand laaten, dan waarin hy te vooren was, zelfs na dat zy haar kracht verlooren heeft. In de meeste Landen maakt men veel werk van fteenachtige mergels, om dat haare uitwerking duurzaam is. De vette en kruimel-' achtige foorten verryken den grond fchielyker; maar deeze harde geeven vrugtbaar» heid voor veele jaaren. Zommige van deeze harde mergels, welke het land zoo lang vrugtbaar maaken, doen op het laatst eene kwaade uitwerking. Nar B 3 das  22 verhandeling over dat die langduu'rende vrugtbaarheid verdweenen is, word de grond zoo flegt, dat 'er byna niets te vinden is, om 'er verbetering aan toetebrengen. De harde witte mergel is hieraan het meest onderhevig, want zy heeft veel van de eigenfchappen van het kryt, en het zelfde heeft men omtrent het kryt waargenomen. Onder nog eenige andere mergels is eene foort, die zeer taai is, geelachtig van kleur, en om die reden geeft men haar den naam van klei-mergel. Deeze ligt dikwyls zeer diep, in beddingen; zy is van boven opgevuld met zand en keizelfteentjes, meêrmaalen binnen een' voet onder de oppervlakte, doch is onder aan zuiver. Men gebruikt dezelve , met zeer veel nut, op de flegtfte landen. Hierom zal de jonge landman, die gelooft, dat zyn land van onderen kleiachtig is, wel doen, Hechts hier en daar, deeze klei te onderzoeken. Volgens het fpreekwoord, is het al geen goud, dat blinkt. De dingen zyn dikwyls zoo goed niet, als zy fchynen; doch ook zomtyds zyn zy beter, S VI. Over bet zoeken noa Mergel. Uit het bovenftaande ziet de landman de groote waarde van de mergel : en het is na-  DE MEST-STOFFES. ' *3 natuurlyk, dat hy, op zyne eigen gronden daarnaa zoeken zal; wy zullen hem in zyne opfpooring trachten te helpen. De mergel is menigvuldig op veele plaatfen , waar zy niet geacht en zelfs niet bekend is : dezelve ligt gemeenlyk naby den bovengrond; indien zy zeer diep lag, zou het de moeite niet waard zyn, om 'er naa te graaven; maar dit gebeurt zelden. De onderfcheiden foorten zyn zoo duidelyk befchreeven, dat de landman reden heeft om te denken, dat hy ze gemakkelyk zal kennen , wanneer zy hem voorkomen. Thans zullen wy de gronden 'er byvoegen, waanroder dezelve gewoonlyk liggen. Vooraf moet hy door onderrichting van anderen en door het uiterlyke van den grond trachten te weeten, of'er in zyn land of ergens in den omtrek daarvan, in vroeger' tyd, naa mergel gegraven is. Indien hy zulke putten vind, moethy opletten , hoe derzelver richting is; want de mergel houd waarfchynelyk den zelfden loop. Indien hy 'er eene vind, moet hy onderzoeken hoe diep zy is; dewyl hiervan het werk, dat hy te doen heeft, afhangt; hieruit kan hy opmaaken , of de mergel laag, of digt by de oppervlakte, ligt. Hy zal wel doen, om alles rondom de plaats te bezien. Indien de put zeer ondiep is, moet hy gaten laaten graaven van drie B 4 voe>  *4 VERHANDELING OV-ER voeten diep; zo, dezelve dieper is, neemt hy eene grond-boor. Hy laat daarmee op verfcheiden plaatfen booren, ter diepte van zeg voeten: als de mergel dieper ligt, is zynaauwlyks het graaven waard; doch hy moet alles naauwkeunglyk naazien, wat binnen het bereik van de boor word hovengebragt. Wanneer hy zig verder herinnert alle de verfchillencle foorten van mergel; en'er het een of ander, dat daarnaar gelykt, boven komt, moet hy het beproeven, en zien of het in water tot itof valt, of het in vuur kraakt en welke uitwerking de zon en lucht daar! op doen, wanneer het een dag of twee daaraan is blootgeffeld. Dus, indien daar ooit mergel gegraven is, en de ader daarvan voortgaat, zal hy vinden, welke richting dezelve heeft -% hy moet vervolgens derzelver loop naagaan met de boor, en overleggen, Waar hy op de gevoeg! Jykfte wyze eene put kan openen, om de mergel overal op zyn land te kunnen ge. pruiken, ö Maar, wanneer 'er geen het minfle teken pp den grond, of eenige onderrichting te vinden is, dat 'er ooit daar omftreeks mergel is gegraven : moet hem dit den lust in het zoeken niet beneemen; want men heeft tot allerlei ontdekkingen tyd noodig ' in dit geval moet hy acht geeven op alm d«, onder het graaven, boven komr. Wari»  DE MEST-STOFF EN. *S Wanneer 'er op zyn land eene water-put of eene floot gegraaven mogt worden, moet hy zorgvuldig alle de foorten van aarde, wel» ke naa boven geworpen worden, naazien. Hy moet letten op de kanten van de floo. ten, die nieuw opgemaakt zyn; en den ploeg in 't oog houden, om waarteneemen, of 'er hier of daar eene ftof, die van den grond verfchilt, meê word omgekeerd. Indien hy, in deeze naafpooringen niets ontdekt, moet hy, op verfchillende plaatfen, met de boor den grond doorzoeken. Mergel ligt het meest onder klei: vervok gens is de zagte aarde de ftof, die waarfchynelyk dezelve verbergt: en na deeze, de kernachtige aarde. Zy ligt zomtyds on? der keifteentjes, doch zelden in eene groote hoeveelheid : men vind ze zeer weinig onder een' zandachtigen grond, en dan ge-s meenlyk in eene dunne ader en zeer diep. Onder de kleiachtige gronden vind men de mergel het meest; en deeze is gewoonlyk van de fynfte foort. Deeze mergel is zomtyds bedekt met een' voer of twee taaije klei. De zwarte losfe aarde, in laage landen, heeft dikwyls eene bedding van taaije klei onder zig. Zomtyds vind men daaronder eene dikke bedding van fyne mergel, in plaats van klei ; en zeer dikwyls loopt 'er eene B 5 a-  26 VERHANDELING OVER ader van mergel tusfchen de klei en zwarte aarde. De eerfte is de beste, maar wanneer de laatite zig voordoet, moet men met de boor den loop van de ader volgen, en men zal bevinden, dat zy allengs dikker word, tot dat dezelve op 't laatst de plaats van de klei inneemt. Hier moet de landman zyne put openen; en hy zal waarfchynelyk eene bedding van mergel vinden, ter dikte van vyf» zes, of zeven voeten, en ryzende tot anderhalven voet onder de oppervlakte van den grond. De fteenachtige mergels worden zomtyds gevonden onder klei of zwarte aarde, doch meêr gewoonlyk de zuivere , vettige, en zagte foort: onder de zandige gronden vind ïpen gemeenlyk de eene of andere kleiachtige mergel. Wanneer de landman eene ader van mergel gevonden heeft, en eene gefchikte plaats om eene put te graaven, moet hy een begin maaken, met een' grooten omtrek aftetekenen voor het graaven, en voor een' bekwaamen ry-weg. Zyne arbeiders moeten vervolgens met houweelen, fpaden, en kruiwagens den bovengrond, die de ader bedekt, wegneemen, en verder een begin maaken met graaven. Men doet dit werk met eene foort van hak-  de mest-stoffen. 27 hak-fchoffel, en drie arbeiders kunnen zoo» veel daarvan los maaken, als vier menfchen op karren kunnen laaden. In de kleiachtige mergels gebruikt men fpaden om te graaven, en daarby moeten meêr gtaavers zyn , dan oplaaders. Zomtyds zyn deeze mergels zoo droog en taai, dat de arbeiders water moeten neemeu , om hunne fpaden nat te maaken; en op andere plaatfen zyn ze zoo vogtig, dat men eene pomp moet gebruiken, om ze droog te hou«. den. De mergel moet over het veld uitgeftrooid worden, doch op eene verlchillende manier,' overeenkomltig met haaren aart. Indien zy van de fyne , zagte löorten is, doet men best, om ze van de kar of wagen uittefpreiden : maar indien zy van de fteenachtige of vaste foorten is , is het beter, dat men iedere vragt afzonderlyk ftort, en op een' vlakken hoop, geduurende den winter, liggen laat, op dat de vorst en de lucht dezelve vermurwen, en in ftukken breeken.j § VII. Over bet gebruik van de Mergel, naat. den aart van 't land. Daar zyn weinige landen, die niet doof mergel kunnen verbeterd worden, doch zom-  S8 VERHANDELING OVER zommige hebben daar meêr voordeel van dan andere. Daar zyn insgelyks veele foorten van mergel, zoowel als van gronden; waarvan eemge voorzekere landen, eenige we. derom voor andere landen gefchikt zyn. In zommige ftreeken, gebruikt men zulk eene groote hoeveelheid van mergel dat men eerder zeggen mag, dat de grond daarmee opgehoogd, dan verbeterd word Lus doende, loopen de kosten van aanmaa' kmg zeer hoog: maar, met eene goede behandeling, kan men er twintig of dertig jaaren genot van hebben. In zulk een geval, word de grond, he* eenle jaar, ondiep geploegd, men keert niet meêr dan een' duim of twee daarvan om ; in 't vervolg werkt men dieper. De grond , welke het allermeest mergel vereischt, en het meest daardoor verbeterd ►vuiu, is ue zanagrond. Kleiachtige mergel is voor zulk land de beste , en inzonderheid die bruin - of geelachtige mergel, welke in de put volkomen naar klei gelykt. Deeze, of eenige andere van de kleiachtige foort, dik over een'zandgrond gebragt zynde, geeft dien ter zeiver tyd hghaam en vrugtbaarheid. De klei, die daarin is, verbind den ligten grond meêr or min te famen , terwyl de fmeerige en verrykende aarde zig met het geheel vermengt. Poo^  DE MEST-STOFEEN' *9 Door deeze middelen weet men, dat land 't welk te vooren naauwlyks iets opbragt k voordeelige oogften heeft gegeeven : men heeft de proef genomen, om de eene helft van een.ttuk nieuw-opgebroken grond van deeze zandachtige foort te mergelen, en de andere in deszelfs natuurlykeu ftaat te haten; vervolgens beide met hetzelfde koorn bezaaid geweest zynde, had het gemergelde een overvloedig gewas opgebragt, terwyl op het ander niet eene aair was ryp geworden. In jaaren, waarin andere gewasfen mislukken, flaagen zulke, welke op deeze gronden ftaan , zelfs tot verwondering. Wanneer een vogtige zomer invalt, terwyl een jPtuk gemergelde zandgrond in zyn volfte kracht is, wast het graan daardoor op eene ongelooflyke wyze. Zulke faifoenen doen het graan nadeel op zommige landen; maar deeze worden daardoor zeer rykelyk bekaden. In zoodanige gevallen, moet de mergel 'altyd gefchikt zyn voor den grond, volgens deezen regel ; hoe zandiger de grond is, hoe meêr kleiachtig de mergel zyn moet. Indien een onbezonnen landman, vernomen hebbende, dat zandachtige gronden door de mergel zeer verbeterd worden, eenê van de zuivere, fmeerige, en zagte foorten, waarvan boven gemeld is, zonder verder be-  SO VERHANDELING OVER bedenken, op een ftuk woesten zand-grond bragt, al was de maat nog zoo groot, zou de regen haar naa beneden fpoelen, en het zand dezelve zoodanig opzwelgen, dat de geheele uitwerking in eens zou verlooren gaan. Na den zandigen , trekt de kernachtige grond het meeste voordeel van de mergeldeeze word van allen het meest verbeterd' wanneer 'er meêr zand dan klei in gevon-' den word. Ik heb landen gezien , waarvan de grond beter gefchikt was voor de iteenbakkeryen , dan om graanen voorttebrengen, die zoo verbeterd waren door de mergel , dat het koorn, toen het pas uit den grond kwam, ftond als of het gras-land was, en naderhand zoo flerk wies, dat elke halm behoorlyk ryp wierd. De mergel voor dit land moet de zuiverde en fynfte zyn, die men kan bekomen Indien de landman eene klei - 0f zandach* tige gebruikte, zou hy flechts de evenredigheid van de eene of andere ftoffe, die den grond onvrugtbaar maakt, vergrooten. Het geen eene kernachtige aarde, in haar' natuurlyken ftaat, vrugtbaar maakt, is de hoeveelheid van zwarten grond , die daarmede vermengd is : eene fyne mergel heeft de eigenfchappen van dien grond, alleenyk is zy ryker : zy vermengt zig met het »eem , en de vastheid van de leem-gronden  DE MEST - S T O FF EN. Sl den bewaart ze, tot dat zy alle haare kracht gedaan heeft. Van alle de mergels is de blaauwe , zuivere, en zagte foort de beste voor een* leemachtigen grond. Na deeze volgt de geele : maar alle. mergels, die ligt, fyn, en onvermengd zyn. zullen aan het oogmerk beantwoorden. Men heeft de fteenachtige mergel beproefd op leem-en zandgronden, met een tamelyk goed gevolg •, doch de zuivere foorten zyn, in veelen opzichten, te verkiezen. Het mergelen van landen fteunt op reden ; en deeze zoo wel als de ondervinding kunnen den weg wyzen, hoe hetzelve gefchieden moet. De zuivere mergels zyn alle fmeerig; de gemengde foorten zyn klei-, zand-, leem-, of fteen-achtig: dus kan men hieruit de toepasfing ligtelyk opmaaken. Men verbeelde zig , dat een vermogend landman mergel - putten heeft van allerlei foort, en dat hy een'zandachtigen grond heeft te verbeteren : hy zal zig zeiven afvraagen; welke van alle deeze zal ik gebruiken? indien ik eene zuivere mergel neem, zal de regen die wegfpoelen, en het zand haar inzwelgen, en zoo onvrugtbaar blyven als ooit. Ik kan zoodanige mergel leggen op gronden, in welken iets is, dat haar vasthoud, maar nooit op zand : alle de zuivere foorten  VERHANDELING OVER ten zyn, dierhalven, onnut. Zal ik 'er eené zandachtige mergel op leggen? JNeen : want het zand zal zig met het zand vermengen , en de mergel zal, als vooren, weggefpoeld worden. Zal ik eene fteenachtige mergel neemen? Neen i fteen en zand zyn een flegt mengfel, en wanneer het van 'een fcheid, zal zy eveneens als de andere wegfpoelen. Zal ik eene kernachtige mergel gebruiken? De klei, die in het leem is, zal eenig nut doen* om dat zy de vettigheid vasthoud; maar dan doet het zand, dat daarin is, niet dan dezelfde ftof vermeerderen : daar blyft dan over de kleiachtige mergel, en deeze is het allermeest gefchikt, om dat klei bet zand verbind, terwyl het mergelachtige gedeelte den grond verrykt. Zoodanigen raad zou dé reden geeven, en de ondervinding toont, dat men, op deeze wyze, met het meefte voordeel te werk gaat. Na de zand- en leemgronden , trekt de zwarte aarde het meeste nut van de mergel: deeze aarde heeft minder verbetering noodig dan eenige andere, doch een behoorlyk gebruik van de mergel vermeerdert haare vrugtbaarheid ten hoogften. Verder heeft zy nog een voordeel, dat men 'er alle foorten op gebruiken kan : maar evenwel zyn 'er eenige onder dezelve, die meêr nut doen dan andere. Bouw-, hooi-, en weiland, uit deezen grond  DE ME ST-S TOFFE N. 33 grond beffaande, worden alle door de mergel verbeterd ; alleenlyk moet men de zuivere mergels voor gras-landen neemen, om dat zy fchielyk door den regen in den grond komen, en niet daarop in klompen blyven liggen. Voor bouwlanden van deezen grond kan men allerlei foort gebruiken. Zo de mergel kleiachtig is, word zy door den ploeg daarin gebroken ; leemachtig zynde, vermengt zy zig te fpoediger; indien zy fteenachtig is , word 'er tyd vereischt, om ze door het weêr te verbryzelen, maar op het laatst doet zy veel goed; eindelyk, wanneer zy van de zuivere of zandachtige foorten is, word dezelve door de eerlte bewerking verdeeld , en door den regen terftond naa binnen gevoerd. 1 Al het geen, waarop de landman letten moet, is, of de zwarte grond eenige overeenkomst heeft met een' van de anderen; en indien dit zoo is , moet hy zyne mergel fchikken naar den aart van den grond, waar dezelve het naaste bykomt. Mergel is niet zeer gefchikt voor krytachtige gronden , om dat zy in zig zelve eenigzins van een' krytachtigen aart is : niettemin kan dezelve, indien men ze met overleg gebruikt, van nut wezen. De brosfe witte mergel is dikwyls zóö gelyk aan kryt, dat het in 't geheel niet raadzaam is, om dezelve op krytachtige lanC den  34 VERHANDELING OVER den te gebruiken , fchoon zy op anderen als eene bemesting dienen kan, in de manier van een fmeerig kryt, 't welk men weet dat eene uitmuntende aanmaaking is. Het verfchil tusfchen kryt en deeze krytachtige mergel beftaat hierin , dat de mergel fpoediger haare werking doet; en dat zy den grond zoo veel niet uitput als het kryt, het geen het land , ten zy het ter deege bemest is, op 't laatst onvrugtbaarer maakt, dan het te vooren was. Keiachtige gronden hebben het zelfde voordeel van mergel als zandige, dewyl 'er altoos zand onder de keifteentjes gevonden word. Andere bemestingen fpoelen 'er met de regens doorheen, maar mergels van eene bekwaame foort blyven daarmee vermengd. Zy verryken niet alleen door haare zagtheid, maar zy geeven het land eene verbinding, die het in ftaat ftelt, om andere aanmaakingen te kunnen behouden. Mest, over een5 keiachtigen grond gefpreid, word zonder eenig nut verzwolgen, maar mest op zulk land , dat met mergel is aangemaakt, doet dezelfde uitwerking als op andere gronden. Men moet, in dit geval, zeer zorgvuldig zyn , om de mergel te fchikken naar den grond ; en indien eene zandachtige mergel genomen wierd, zou het mergelachtige gedeelte naa beneden ftryken, en het zand alleen overblyven. Dit zou een* grond, die reeds  DE MEST-STOFFEN. 6§ reeds al te zandig was , nog meêr verarmen. De gefchiktfte mergel is de kleiachtige; en deeze laat nooit na , veel voordeel aantebrengen. Kleiachtige gronden onderftelt men dat niet met mergel kunnen worden aangemaakt. De roinfte landman kan nazeggen, wat door meest alle de gewoone Schryvers over den landbouw verteld word4 dat men, wanneer men klei mergelt, vergeeffche kosten doet." En hy heeft reden om te gelooven, dat het waar is, dewyl het in een gedrukt boek ftaat. Maar een verftandig man moet zig hierdoor niet laaten affchrikken. De reden fpreekt het tegen, en dezelve word, in deeze en in alle andere zaaken , door de ondervinding bevestigd. Men kan zeer gemakkelyk kosten eh ar« beid verfpillen, door eene ongefchikte mergel op een' kleiachtigen grond te leggen; en het zelfde kan men, met even veel waarheid, zeggen van alle andere gronden. Maar, wanneer men in acht neemt, van de mergel naar het land te fchikken, zal men 'er evenveel voordeel van genieten op deezen grond, als op anderen. Alle gronden kun« nen door mergel verbeterd worden, om dat 'er mergels zyn van allerlei foort, waarvan zommige voor onderfcheiden gronden gefchikt zyn. Hy, die eene kleiachtige mergel op e6n' kleigrond wilde leggen, zou 'eif C a wei.  %6 VERHANDELING OVER weinig by winnen : misfchien hadden de landlieden, die het eerst de proef namen, om kleiachtige gronden te mergelen, geene andere dan foortgelyke mergels; en zig verbeeldende , dat alle andere van denzelfden aart waren , zeiden zy 'er in 't algemeen van, dat alleen in 't byzonder waar was. Uitgezonderd de kleiachtige mergels, is 'er geene foort, die niet goed is voor kleigronden. De zuivere mergels, wel in den grond geploegd zynde, vermengen zig daar mede , en openen en verryken denzelven. De fteenachtige foorten liggen op of by de oppervlakte , tot dat ze breeken. De kernachtige mergels, zo zy met veel klei bezet zyn, moeten afgekeurd worden, als te veel met de kleiachtige overeenkomende, maar anders zyn zy uitmuntende. De zandige mergels zyn de allerbeste voor kleigronden: dezelve beftaan alleen uit eene fyne fmeerige mergel en zand , en doen eene dubbelde werking op de klei; door dezelve te gelyker tyd te ontbinden en te verryken. Zoo dra zy uitgefpreid worden, kruimelen zy in ftukken; en dus boort het zand in de klei, en maakt plaats voor de mergel, welke door den regen in den grond gefpoeld en verder vastgehouden word, om denzelven de volkomen uitwerking van haare vrugtbaarheid te doen genieten. .Wanneer men een' kleiachtigen grond te \ be»  de mist-stoffen. 37 bemesten heeft, en eene zandige mergel bekomen kan, is men in ftaat, om de waarde van zyn land meêr dan eens te verdubbelen. Indien 'er eene behoorlyke hoeveelheid zand opgebragt word, verandert de klei, door het zand, in leem; en dezelve word, als 't ware , een andere grond, die door eene murwe en fyne bemesting verrykt is. [Vermits nu uit al het bovengemelde, met betrekking tot deeze mest-ftof, blykbaar is , dat dezelve van zeer veel dienst kan wezen : zoo zoude men, in die landftreeken, waar zy natuurlyk niet gevonden word, dit gebrek eenigermaate kunnen vervullen , door een mengfel te maaken van de drie hoofdzaaken, waaruit zy gemeenlyk beftaat, te weeten, klei, zand, en kalk, in die evenredigheden, als men het meest ge> fchikt oordeelde, tot verbetering van de gronden , waartoe men dezelve noodig had. (*) ] S vin. Over de wyze, boe dat men Mengel gebruikt. De manier, om de mergel behoorlyk te ge- {*) A. Hu NT ER, Georgical Esfays, pag, 500. c s  gS VIK.HANDELINC OVER gebruiken, is geen geringe zaak, ten einde 'er vrugt van te trekken; en hierin kan de ondervinding van anderen alleen ons ten geleide ftrekken , wanneer wy derzelver gevolgen met elkander vergelyken : want niet alleen kan het gebruik van een byzonder Landfchap den landman dikwyls misleiden; maar het geen, onder den febyn van raadgeeving , befchreeven flaat, is niet zelden ver van de waarheid verwyderd. Met betrekking tot de hoeveelheid, die men tot het land noodig heeft, valt het moeijelyk naauwkeurige bepaalingen te geeven. Zommige landlieden brengen 'er zoo weinig op, dat dezelve naauwlyks eenig nut doet: misfehien niet. meêr op een* akker [of omtrent een half morgen Rhynl.] dan twintig wagen - of karre - vragten , [ wordende elk van deeze gerekend op 30 bushels van 64 ffi (*)] : en vervolgens klaagen zy, dat het geen men van het gebruik van de mergel gefchreeven heeft, niet waar is. Andere, integendeel, begraaven hun land onder de mergel, zoo dat zy naderhand dezelve en niet den grond fchynen te besaaijen. De middenweg tusfehen deeze gebruiken is (*) j. And er sok, Esfays on Agrkult. &c. Vol. l>. Paf; 45?.  DE MEST-STOFFEN- 3^ is de beste : en, wanneer men alle mogelyke voordeden van de mergel trekken wil, moet men denzelven inüaan. Het rechte gebruik daarvan is niet, om den grond in mergel te veranderen, maar om dezelve met den grond te vermengen, zoo dat een fchraal ftuk lands gebragt worde in den {laat van een ftuk, dat vrugtbaar uit zyn' aart is; om dit te doen, moet men een genoegzaame hoeveelheid mergel gebruiken ; en , om een' algemeenen regel optegeeven, kan die op omtrent negentig vragten voor een' akker gerekend worden. De beste wyze, van gemergeld land te bezaaijen, is dat te doen onder de voren* Ook moet de landman de volkomen uitwerking van de mergel, in het eerfte jaar, niet verwachten; de kracht daarvan zal zigtbaar zyn, naar den aart van den grond, en de foort van de mergel , geduurende zeven, tien, twintig, ja zelfs dertig jaaren. Wanneer de landman bemerkt, dat zyn gemergeld land, na mooi weder, zig geheel wit vertoont, als of'er ryp opligt, kan hy daaruit opmaaken , dat het aan zyne verwachtingen zal beantwoorden. Dit is een teken, dat zyne mergel goed was, dat men eene genoegzaame hoeveelheid daarvan ge. bruikt heeft, en dat dezelve ter deege met den grond vermengd is. Indien men de fteenachtige mergels gebruikt, moeten zy vroeg in 't voorjaar op C 4 't  4° VERHANDELING OVER 't land gebragt worden : de kleiachtige, een weinig laater; de kernachtige nog laater, dan deeze; de zuivere mergels van allerlei foort, en de zandachtige mergels, de laatfte van alle. Het wel waarneemen van den tyd voor deeze bemesting, heeft invloed op derzelver uitwerking voor het volgend jaar; doch de hardfte foorten zullen, met de beste bewer. king, met zoo fpoedig van nut wezen _ De manier , om de fteenachtige foorten m platte hoopen te leggen, ten einde dezelve te verbreeken, eêr dat zy over het land uitgefpreid worden, verdient goedkeuring. Zommigen befprengen de mergel - hoopen met water, om die verbreeking te bevordeïen r en, in eenige landfchappen, branden zy met alleen deeze harde, maar allerlei mergel, die zy bezitten, tot kalk, in ovens, welke tot dat oogmerk gemaakt zyn. Dezelve branden gemakkelyk, doch zy geeven eene kalk, die weinig kracht heeft. Ik heb van deeze de proef zien neemen op eenige fchraak gronden. Men gebruikt van de gebrande mergel omtrent vyftig vragten voor een akker. a Dit branden van de mergel , hoewel men er een tamelyk voordeel by vind, verandert derzelver hoedanigheid. Het is meest gefchikt voot de hardfte foorten, maaM tdÊ *?W *** « verre De  DE MEST-STOFFEN; 4] De beste manier, om de mergel over het land te brengen, is, dat men de vragten, zoo als zy uit de put komen, op gelyke afftanden flor ten laat ; en dan alles over den grond laat uitfpreiden. Dit zal maaken , dat dezelve overal even dik bedekt word. Wanneer de mergel dus verfpreid is, moet zy ter deege met den grond vermengd, en alles ,effen en gelyk gemaakt worden. Hoe fchielyker men dit doet, indien de mergel zuiver of zandig is, na dat men ze uit de put gehaald heeft, hoe beter; dewyl deeze foorten byna terftond in ftukken kruimelen, doet men wel , van ze in eens met den grond te vermengen, om eerst daarin te verbreeken, en vervolgens met denzelven een lighaam te maaken; want hierin beftaat de rechte eigenfchap van eene aanmaaking met mergel. Eene kleiachtige mergel moet men niet op 't land brengen, in het begin van den winter, want dezelve word, in plaats van te breeken, taai door de aanhoudende vogtigheid, en het land, dat men moest verbeteren, word daardoor erger. Dit heeft de landlieden op zommige plaatfen kwaad doen fpreeken van de mergel, na ze te hebben beproefd. Toevallen zyn in alle zaaken mogelyk, zy gebeuren gemeenlyk door onkunde; doch zomtyds zyn 'er de faifoenen de oorzaak van, en de kundige C 5 land-  4s VERHANDELING OVER landman moet naa de middelen zoeken, om de nadeelen daarvan weg te neemen. In geval de mergel op deeze wyze zamenpakt, moet hy een weinig mergel-kalk of andere kalk, met wel gerotte mest vermengd, 'er over ftrooijen ; dit zal de mergel terftond verbreeken: en het land zal,door deeze dubbelde aanmaaking, zoo zeer verrykt zyn, dat de overvloed van zyn gewas hem zyne dubbelde onkosten niet zal doen beklaagen. Indien het land vlak ligt, moet de mergel daarover gelykelyk verfpreid worden : doch, wanneer het eene aanmerkelyke helling heeft, doet men beter, de mergel half zoo dik te fpreiden op het laagfte gedeelte van het land, als op het hoogde, want de regens zullen genoeg van de aanmaaking naa beneden fpoelen, om alles gelyk te maaken. Men moet ook hieromtrent alle mogelyke oplettendheid gebruiken. Gebrande mergel, of kalk van mergel, kan nooit dienftig zyn, waar men zuivere mergel gebruikt heeft, hoewel zulks gefchie. den kan,na de kleiachtige of andere gemengde foorten; want, in plaats van te verbinden, vallen de gebrande,zoo als zuivere mergels, tot gruis, het zy dat ze nat of droog zyn. Men moet insgelyks in aanmerking neemen den aart van den grond, ten aanzien van den tyd, om met mergel aantemaaken. Voor  DE MEST-STOFFEN. 43 Voor een' harden vasten grond, is het begin van den winter de beste tyd; voor een ligten, losfen grond, de lente of de zomer: terwyl men dit ook fchikken moet naar den aart van de mergel. Indien een landman goedvind, na agt of tien oogften, zyn land tot weiland te maaken , moet hy daarmeê handelen naar den aart van de mergel, die hy gebruikt heeft. Wanneer het eene fteen - of zandachtige foort of van de zuiverfte mergels geweest is, zal zyn land, als hy het tot weide maakt, krachtig en jeugdig gras opleveren: maar, wanneer hy eene kleiachtige mergel gebruikt heeft, zal hetzelve zoo verbonden blyven, dat hy het op het laatst eene aanmaaking van mest en kalk zal moeten geeven; hierdoor zal het hem twee of drie oogften meêr opbrengen, en naderhand uitmuntend gras. Het is onmogelyk, om iemand een voorfchrift te geeven voor alle landen, met betrekking tot den tyd, wanneer de aanmaaking met mergel moet vernieuwd worden; doch de landman zal aan zyne oogften ontdekken , wanneer het land eene ververfching noodig heeft. i IX.  44 VERHANDELING OVER J IX. Over de groote vrugtbaarheid van gemergelde landen. Ten einde den landman tot het zoo nuttig gebruik van de mergel aantemoedigen, zullen wy hier derzelver voordeden byvoegen , welke zoo groot zyn , dat iemand , die niet in zulke ftreeken, waar men 'er zig van bedient, gewoond heeft, dezelven be« zwaarlyk zal gelooven. Niettemin, daar wy de waarheid aan onze zyde hebben, durven wy rondborftig fpreeken, en de zaak aan de beflisfing van ervaren lieden overlaaten. De hoeveelheid van koorn, die tot ryp. heid komt op welgemergeld land, is veel grooter , dan op eenig ander land gevoed kan worden, want niets is zoo vol wezendlyk voedfel voor koorn, als mergel. Een fchraale grond , welke naauwlyks voedfel zou kunnen verfchaffen aan wild gras of onkruid, heeft, na dat dezelve met mergel rykelyk was aangemaakt, in 't vervolg overvloedige gewasfen van koorn gegeeven, terwyl deeze aanmaakingen, na het eerfte jaar, haare meeste werking beginnen te doen. Dit is dan voor den landman een een- vou«  Dï MEST-STOFFEN; 45 voudig middel, om zig zeiven grootelykste bevoordeelen. Hy zal wel doen , om te zien, waar mergel te bekomen is, en een ftuk van zoodanigen grond te koopen; het zal hem weinig kosten, en meêr kunnen opbrengen dan de beste landen. Hy , die dit onderneemen wil, behoeft niet bevreesd te zyn voor de onkosten, om den grond aantemaaken. Hy moet daarom zorg draagen, dat de foort van mergel,die hy gebruikt, gefchikt is voor den grond, en hoe duur dezelve ook zyn mag, zal hy 'er zyne rekening by vinden. Het voordeel van de mergel beftaat in haar langduurend vermogen , en hiernaar moet men de kosten berekenen; goede mest verliest haare kracht in drie jaaren, en moet vernieuwd worden: doch de mergel duurt op zommige plaatfen dertig jaaren. In dit geval, hoewel dezelve tienmaal zoo veel kost, is de uitgaaf op 't laatst even groot: en de gewasfen op gemest en gemergeld land zyn niet met elkander te vergelyken. Daar zyn jaaren, waarin de meeste andere landen mislukken : doch de mergel heeft het voordeel, van het land in allerlei weêr vrugten te doen geeven. Dit geeft den landman dubbelde winst, uit hoofde van den hoogen prys van 't koorn in zulke jaaren; en terzelver tyd is het nuttig voor het algemeen. By  VERHANDELING OVER By deeze waarneemingen zal men een* brief voegen van een' braav' en kundig' man, weke eenige zaaken behelst, waarvan, dewyl ze zoo wel door hem befchreeven zyn hier vooren geen melding is gemaakt. „Naardien ik vernomen heb,dat men verlangde onderricht te zyn, omtrent den aart en het gebruik van de mergel, in dit gedeelte van Engeland, ten einde zoodanige waarneemingen door den druk gemeen te maaken,- neem ik de vryheid, om het myne, hoe gering ook, toetebrengen tot zulk een goed werk : en men kan verzekerd zyn,dat al het geen ik zeg waar is, want het is door my zeiven beproefd. Onze landlieden kennen genoeg het nut van de mergel op hunne bouw-landen, maar zy maaken 'er 200 veel gebruik niet van op hunne graslanden, als zy wel behoorden. Ik heb zedert veele jaaren, beter hooi en beter voedfel voor myn vee gehad, dan iemand van myne buuren : en hoe zeer ik hun zeg dat het daar van daan komt, om dat ik myne gras-landen met mergel aanmaak, willen zv my met naavolgen. Doch ik kan uit eigen ondervinding verzekeren, dat het zeer voordeehg is. Ik heb eens een best ftuk weiland bedurven, door 'er eene kleiachtige mergel optebrengen; en opeen' anderen tyd heb ik myn gras begraven, door 'er te veel opteleggen: maar nu ik door herhaalde proef. ,nee-  DE MEST'STOFFEN. 47 neemingen bevonden heb, welke de rechte fooTen maat is, gelukt het my altoos. Ik les eene Hgte kruimelachtige mergel op myBT gras-gronden, zonder op de kleur te letten ; en daartoe neem ik twintig karrevraeten voor een' akker; dit geeft gewoonlykSeen tienvoudig gewas. Nog ben * verplicht iets medetedeelen , 't welk ik door ondervinding geleerd heb. Wanneer ik voorneemens ben een ftuk gronds optebreeken, mergel ik het behoorlyk twee jaaren te vooren Ik gebruik hier voor dertig vragten goede mergel op een' akker ; door deeze middelen is myn eerfte jaar zoo goed, als het tweede of derde van zommige anderen, na het aanmaaken met mergel. Vervolgens is 'er nog iets optemerken : ik begin niet, zoo als anderen doen, met tarw te bouwen op myn gemergeld land : ik zaai, voor het eerfte gewas, haver, het land is genoeg in ftaat, om ze wel te doen groeijen, en dan heb ik, voor de drie of vier volgende gewasfen, tarw of garst. Ik neem altyd iets byzonders in acht, dat is, ik eg de mergel in, kort vóór dat ik het land ploeg, en dus vermeng ik myne mergel beter met den grond, dan anderen ooit doen kunnen. Ik heb van tyd tot tyd de onderfcheiden gronden van myne bezitting, met verfchillende hoeveelheden van mergel beproefd; zommige hebben meêr, andere minder van noo- den;  4S VERHANDELING OVER den; maar voor eene middelmaat, denk ik dat tusfchen de honderd en honderd vyf' tig vragten op een' akker genoegzaam is. Ik heb een ftuk grond, dat meêr dan twee honderd vragten op een' akker naa zig trok, doch nu ben ik overtuigd, dat dit gebeurde, om dat ik eene verkeerde foort gebruikt had. Ik weet by ondervinding, dat myne vlakke landen het best voor mergel gefchikt zyn, want dezelve blyft op anderen zoo goed met liggen, vermits zy zoo gemakkejyk door de regens ontbonden en weggefpoeld word : ik gebruik altoos voor die landen meer mergel, doch daar komt zoo veel met van." —- W. H. Over het gebruik van Modder, ah eene bemesting. Van de mergel zullen wy overgaan tot het onderzoek van zoodanige andere bemestingen, als van eene aardachtige eigenfchap De modder is in rang de tweede; want hoewel de modder in derzelver oorfprong en aart geheel en al verfchilt van de mergel, ge-  DE MEST-STOFFENï 49 'gelykt zy , meêr dan eenige andere foort ^ daar naar in zommige van haare uitwerkingen. . Modder is eene murwe aarde, die, door de wryving van het water $ tot eene aanmerkelyke fynte gewasfen en gefleeten is. Dusdanig is de toeftand van zuivere modder: van de andere zal men terftond fpreekerr. Dezelve is die, welke uit de rivieren gehaald word, waar zy jaaren lang is opgehoopt geweest, en waar het zand en alle andere onzuiverheden daarvan zyn afgefpoeld. Deeze ftoffe heeft veel overeenkomst met de mergel in zommige van haare eigenfchap pen. Zy is de zagtfte, vetfte, en murwfte van alle aardachtige zelfftandigheden, na de mergel; en even als dezelve breekt zy met den minften regen,en kruimelt van elkander, in zoo verre zyn ze gelyk; als mede in hét geeven van eene groote vrugtbaarheid : doch mergel is eene byzondere zelfftandigheid, en heeft eene duurzaame eigenfchap; om het land te verryken, terwyl de modder flechtó eene fyne aarde is in eene zekere gedaante , en derzelver uitwerking niet lang duurt. De modder , welke hier op volgt, is die uit de vyvers [of vaarten] : doch deeze is minder zuiver en fyn : zy is dikwyls kleiachtig , en gewoonlyk vermengd met eenig zand» De laatfte foort, die genoemd moet worden, is die modder, welke ^ in het zuivere D dit  50 VERHANDELING OVER der flooten, opgegooid word. Deeze is de fchraalfte en flegttte van alle : nochtans moet men dezelve niet verwerpen of verachten; zy is tot byzondere gebruiken gefchikt, waarvoor de andere zoo dienftig niet zouden wezen. De floot-modder, aan de kanten van de wegen, is vol van fteen-gruis en zand, dat 'er met het ftof ingewaaid is : dezelve is fyn, maar niet murw genoeg. De landman moet deeze drie foorten van modder onderfcheiden by de naamen van rivier-modder, vyver- [of vaart-] modder, en floot-modder; en vervolgensin acht neemen, voor welke gronden iedere foort van dezelve dienen kan. [Men kan hier nog byvoegen die modder, welke uit de graften , in zommige fteden, gebaggerd word , en welke , als voornaamelyk beftaande uit veelerlei vergaane zelfftandigheden, hier en daar veel vrugtbaarheid kan aanbrengen.] Modder word het meest gebruikt op weien hooi-landen : doch het is niet noodig, daar een' algemeenen regel van te maaken. Men kan mergel met voordeel gebruiken op gras - landen ; en ook door modder veele koorn-landen verbeteren. Mergel gebruikt men alleen, maar modder met andere inmengfels: in verfcheiden gevallen kan men ook de modder alleen gebrui-  DE MEST'STOFFEN. 8* bruiken; en in anderen is het goed de mer* gel te vermengen* [Zeker Heer liet een ftuk landSj groot drie akkers , zynde een keiachtige zandgrond , met goo vragten mergel aanmaaken; en vervolgens over het geheel wel bemesten. Dusdanige dubbelde toemaaking moet zekerlyk eene van de beste verbeteringen zyn Van zulke gronden, want niets is beter gefchikt voor een keiachtig zand dan mergel , om dat deszelfs losfe drooge deelen door de mergel taai gemaakt worden, en in een' veel vogtiger' ftaat gebragt, dan zy te vooren waren. Dewyl nu deeze twee hoedanigheden ftrydig zyn met den aart van kei- en zand-ftoffen, zoo maakt die vermen* ging haar tot een kernachtig lighaam, en daardoor ftelt zy dezelve in ftaat, om allerlei mest en aanmaaking, die daarmeê ver* eenigd worden, langer in zig beflooten te houden; want zoo lang deeze grond in zynen oorfprongelyken, armen, droogen, en losfen toeftand blyft, worden de mest en aanmaakingen daardoor verflonden, of fpoelen zy van denzelven af, om dat de kei« en zand-deelen gemeenlyk van een rond maakfel zyn , en dierhalven zoo digt niet by elkander kunnen liggen, als die van leem of klei. Hierom zyn mergels of andere ryke klei.ftoffen eene even natuurlyke vermen* ging met zand, als zand zulks is met klei* D » m  5* VERHANDELING OVER om dat dezelve den tegenovergeftelden grond in eene midden-aarde veranderen; eene aarde, welke men te recht leem mag noemen, en deeze de beste van alle de aardftoffen, als zynde de allervoornaamfte tot voeding der planten. (*)] Rivier - modder is bekwaam , om vrugtbaarheid te geeven , en niets méér; want derzelver waarde beftaat alleen in haare vettigheid. Vyver- modder verrykt den grond, en geeft denzelven te gelyker tyd eene lyvigheid, van wegen de klei, die dezelve gegemeenlyk bevat; en floot-modder, hoewel zy minder vettigheid in zig heeft, is het best gefchikt, om een' taaijen grond tc breeken. Men gebruikt gewoonlyk dcezc laatfte foort, wanneer men modder op bouw-land brengt. Rivier-modder is goed voor hooi - en weilanden van een' losfen grond, welke niets noodig heeft dan eenigen toevoer van die fyne aarde, welke door opeenvolgende gewasfen verteerd en uitgetrokken is; vyvermodder is best, waar de grond ligt en kruimelachtig is; en floot-modder op een'kleigrond. Rivier - modder vermengt zig zeer goed met (*) Eliis's Huslandry £?f<; Vol: I, pag. 50.  BE MEST-STOFFENi §J met het fynfte gedeelte van de mest : dit zien wy in gras-landen. Wanneer wy dezelven eene lugtige aanmaaking geeven van vermengde modder en mest, zal men,na dat het eenige keeren over dien grond geregend heeft * het ftroo van de mest fchoon gewasfchen vinden , en 'er niets van de aanmaaking te zien wezen; vermits de modder en het beste gedeelte van de mest geheel en al in 't land getrokken zyn : en het volgend gewas toont genoeg de uitwerkingen daarvan aan. Men hoort veel fpreeken van maagdelyke aarde; dat is, aarde waarop nooit iets groeide. Rivier-modder is van alle ftoffen het meest daar naar gelykende. De landman, die drooge gras-landen van een' klei- of zandachtigen aart heeft, moet deeze aanmaaking boven andere de voorkeu^ geeven. Indien het land van een' losfen aart is», moet hy rivier-modder, vermengd met ryke, wel vergaane mest, gebruiken. Zo de grond murw is, en aireen ververfching noodig heeft, moet hy, na verfcheiden oogften , zuivere rivier - modder met mest van gevogelte of van fchaapen vermengen , en dit lugtig uitfpreiden. Het is best, weinig te gelyk te gebruiken , en het dikwyls te herhaalen. Wanneer de grond kleiachtig is, moet hy floot-modder neemen , met kryt [of kalk}, D 3 en  §4 verhandeling over en een weinig vergaane mest: dit tamelyk dik uitgefpreid zynde, zal den grond bree-, ken en vermurwen , en tevens warmte en vrugtbaarheid aanbrengen, Over het gebruik van Klei, als eem bemesting. Het moet vreemd voorkomen, dat klei8 welke [uit hoofde van haare vastheid en aaneenklee, ving] meêr bemesting noodig heeft, dan eenige andere grond, zelve tot eene aanmaaking dienen kan; doch zy doet zeer veel nut, wanneer men ze met overleg gebruikt. Vermits de onvrugtbaarheid van de meeste gronden voortkomt uit den overvloed van het een of ander inmengfel, is 'er bykans geene foort, die niet als eene bemesting voor eenige andere dienen kan. De Natuur bereikt haar oogmerk door eene vermenging van verfcheiden byzondere ftoffen, welke men, op haar zelve, onvrugtbaar kan noemen. Het komt voornaamelyk aan Op eene behoorlyke evenredigheid. \ ^and is onvrugtbaar, ook zal een weinig losfe aarde, daarmede vermengd zynde, hetzelve niet verbeteren : even onvrugtbaar is d.§. kleis en hoewel men daarmeê een wei- oig  DË MEST-STOFFEN. 55 weinig aarde vermengt, blyft zy niettemin hard, taai, en dor. Maar, wanneer men klei by het zand en de aarde voegt, of wanneer zand gedaan word by de klei en aarde, zal men op beide manieren- een' leemachtigen grond verkrygen, die genoegzaame vrugtbaarheid zal bezitten. Op deeze wyze verbetert de Natuur die weinig beloovende ftoffen , en op dezelfde manier kunnen wy zulks door de kunst verrichten. Voor eerst, moet men weeten, wat de oorzaak is van de onvrugtbaarheid; en vervolgens het nadeel daarvan wegneemen. Men kan zand op een' klei-grond brengen; klei op een' zand-grond : en, in dit opzicht, is het, dat klei, welke,in zig zelve, onvrugt« baar is, onder eene behoorlyke behandeling,-, als eene bemesting dient, om vrugtbaarheid te geeven. Zuivere klei word, naar deeze Hellingen, in verfcheiden landfchappen gebruikt, om kei-en zand-gronden daarmee te bemesten. Hiertoe word dezelve genomen, zoo als zy uk de put komt; en de moeite, cm haar ter deege met den grond te vermengen, word door deszelfs vrugtbaarheid rykelyk vergoed. . Een kernachtige grond is te verkiezen boven droog zand, of brandende, bloote keifteenen; indien de Natuur klei vermengd had met deeze kei- of zandachtige gronden,zouD 4 den  gó" VERHANDELING OVER den zy kernachtig geworden zyn. en meêr vrugt gegeeven hebben. Het geen de Natuur had kunnen doen, kan de landman verrichten ; en, door 'er klei by te doen, verandert hy een' zandigen in een' leernach» tigen grond. De klei werkt op tweederlei wyze; zy geeft eene fteevigheid aan den grond, daar zy denzelven in ftaat fielt, om de wortels van het koorn vast, en andere bemestingen in zig beflooten te houden; en, door der« zeiver natuurlyke koudheid, maatigt zy de brandende hitte van de andere , welke in drooge zomers het gewas verfchroeijen. Klei uit de putten is beter dan zulke , welke men van de oppervlakte van den grond genomen heeft, om dat zy zuiverer is, en 'er, nooit iets op groeide. De beste klei tot aanmaaking van deeze gronden is de roode, die, welke daar aan. volgt, de geele. Maar wanneer 'er meêr aarde met het zand vermengd is , voldoet de^bJaauwe klei het best; want zy bevat meer of min vettigheid, dat haar eenige gelykems met de mergel geeft. De landman, die een' dorren zand- of keiachtigen grond heeft, moet de roode of geele klei tot aanmaaking gebruiken. Hy kan niet zelden zulke landen goedkoop krvgenen eene dergelyke goede aanmaak^ kar duu! ?en}( zoo lang hy keft. S ' 9  DE WEST-STOFFEN, 57 Klei, als eene bemesting gebruikt, heeft hetzelfde vermogen als de mergel, van eene duurzaame vrugtbaarheid te geeven : ten deezen opzichte overtreft zy de mergel, want de uitwerking duurt langer. Ik ken , ter deezer tyd, eenige landen , die met klei aangemaakt zyn omtrent dertig jaaren geleeden, en nog hunne vrugtbaarheid behouden; en ik durf zeggen, dat zy nog tien of rwaalf jaaren in ftaat zullen blyven. Zeker landman gebruikte eene geeleklei op zyn' zand • grond. Het is niet zeer lang geleeden, dat dit gefchied is; en zyne oogften zyne thans veel beter, dan die van andere gronden, waarvan hy alleen door eene hegge is afgefcheiden, en welke alle van denzelfden aart zyn. Daar kan [op zommige plaatfen] geen beter koop en gereeder aanmaaking wezen dan klei; en haar waarde word door de onder r vinding aangetoond. Met betrekking tot de hoeveelheid, moet men de maatigheid in acht neemen. Al te weinig van eenige bemesting kan in 't geheel geen goed doen; en tevens zou, in dit geval, te veel klei nog fchadelyker wezen. Ik zou durven aanraaden, om bykans vyf en zeventig vragten op een' akker [of gemet] te brengen , en dit te vermeerderen, of te verminderen, naar maate van byzon- dere omftandigheden : ook moet de landP 5 man  58 VERHANDELING OVER men den moed niet verlooren geeven, indien deeze aanmaaking in het eerst niet fchynt opteneemen. Daar word eene volkomen vermenging vereischt van de klei met den grond, om denzelven vrugtbaar te maaken, en dit kan niet in eens gefchieden. Eene taaije klei, al is zy nog zoo zorgvuldig over den grond verfpreid , zal meer of min in ftukken en brokken blyven liggen, ten minften twee jaaren lang. Hierdoor gebeurt het, dat men de verbeteringen in 't begin niet ontdekt. Dewyl de gemergelde landen niet tot hun' grootften opbreng komen vóór het tweede jaar, zyn deeze met klei aangemaakte niet op hun best vóór het derde of vierde. Doch binnen dien tyd word de klei, door behoorlyk ploegen en eggen, ter deege met den grond vermengd; en dan kan dezelve, naar maate van dien, vrugten geeven. Ik heb met klei aangemaakt land gekend, dat in de eerfte jaaren minder opbragt, dan het gewoon was. Doch van dien tyd af is het hoe langer hoe beter geworden tot het vyfde, zesde, en zevende jaar; en naderhand heeft het zyne vrugtbaarheid behouden. De landman moet zulke goede gewasfen niet verwachten op deeze landen, als op een' goeden welgemergelden grond, die duurder ver-  DE MEST-STOFFEN» 59 verpacht is, en waar de kosten van bemesting grooter zyn : maar alles aan weerkanten berekend zynde, is de verbetering dezelfde in beide gevallen. Hoewel men overal bevonden heeft, dat klei in kluiten onvrugtbaar is; heeft men egter gezien, dat dezelve, als zy tot ftof gebragt was, eene zeer goede aarde uitmaakt. Hier van daan is in gebruik gekomen het branden van klei, ten dienfte van den landbouw : de voordeden daarvan zyn zeer groot. Het blykt uit de vrugtbaarheid van de tot ftof gemaakte klei, dat het niet de zelfstandigheid van die aarde is, welke nadeel doet aan den groei der planten , maar derzelver vaste zamenhang. Niets is beter in ftaat, om dien te verbreeken, dan het vuur; daarom heeft men het branden, tot dat groote oogmerk, uitgevonden. Men vind thans, in Engeland, eene menigte ovens, die daartoe gebouwd zyn; in zommige van welken, jaarlyks duizend vragten roode, geele, en blaauwe klei gebrand worden. Het vuur neemt al de taaiheid weg, en in deezen toeftand is dezelve eene uitmuntende aanmaaking voor koom-landen van een' losfen en droogen aart: vermits zy gemakkelyk breekt, en, in zeer weinig tyds, Zig volkomen met den grond vereenigt. De landman zal hierdoor leeren, om niets als  60 verhandeling over als eene aanmaaking temisp'ryzen, uithoof: de dat het weinig uiterlyke vertooning van vrugtbaarheid geeft; want, op het eerfte ge» zicht,kon daartoe niets minder gefchiktvoorkomen , dan klei : insgelyks zal hy wel doen, niet altoos nieuwe onderneemingen te verachten; want met dit branden van klei wierd in 't begin, onder dien naam, fterfc de fpot gedreeven. § XI I. Over bet gebruik van Leemt ais eene bemesting. Leem is een mengfel van klei en zand* daarom, dewyl deeze op zig zeiven voordeelig zyn voor zulke landen, welke hes een of ander daarvan misfen, word derzeiver vermenging, op zommige plaatfen, met nut gebruikt tot aanmaaken van landen,welke beide die ftoffen ontbeeren. Ik heb het zelve na de klei laaten volgen, als het naast bykomende aan die foort van aarde en zal hier byvoegen het geen ik van deszelfs gebruik, als eene bemesting, gezien heb ; want ik zal hier niets dan myne eigen waarnee. mingen ternederftellen. Het gebruik van leem, als eene bemesting is meêr bepaald dan dat van eenige andere foort,  Dg mest-stoïten. foort, doch, in de naauwe grenzen, waarin het beflooten ligt, is het.van geen ge* ringe waarde. Klei verrykt een' zandigen grond, door daar aan eene lyvigheid te geeven : zand verbetert een' klei-grond, door deszelfs taai. heid te breeken. De klei word ook gebruikt op eenige keiachtige gronden; doch daar zyn onder dezelven eenige, waar zig de klei nooit meê vereenigt : voor deezen is leem, of eene leemachtige aarde de beste aanmaaking. Wanneer een keiachtige grond met veel zand bezet is, of wanneer daarin veele af ge* broken vuurfteenen, of ruuwe fteen.brok^, ken gevonden worden, zal dezelve de klei, als eene bemesting, aanneemen. Doch, indien de grond alleen beftaat uit ronde keizeis, en een weinig aarde, zal de klei zig nooit daarmeê vermengen. Men kan ook met voordeel leem gebruiken op die murwe gronden, welke zoo ligt zyn, dat zy aan de wortels van het koorn geen vastigheid genoeg geeven. Klei zou goed zyn voor zulke landen, maar, dewyl klei zig daarmeê niet laat vermengen, zal leem, dat uit veel klei en weinig zand beftaat , aan dit oogmerk voldoen : vermits het zand de klei gefchikt maakt om te breeken , en zig met de aarde te vereenigen, 't welk zy anders niet zou doen : en het wei- ni-  verhandeling over nige zand, dat met haar naa binnen dringt* geen nadeel veroorzaakt. Ik heb dit ftuk wydloopigerverhandeld, om dat leemachtige foorten van aarde altoos tebeKomen zyn, en men van derzelver gebruik in den landbouw eene zeer gebrekkige kennis Heelt. Wy zien, dat bykans alles op den eenen of anderen grond tot bemesting kan dienen ; en het is goed, alles te kennen, dat men daartoe gebruiken kan ; om , bv gebrek van het een, iets anders in de plaats te neemen. e Leem is eene aanmaaking, die aan alle andere haare volkomen werking laat. Aanmaakingen van mest doen veel nut op de ^ JCem' '< welk dezdven gehikt maakt, om haare beste deelen in zig beflooten te houden. Het is eene groote kunst, om de rvke bemestingen niet te verfpillen op fchraale en losle gronden; leem maakt dezelven lyvig; opbrengt zig ten nutte maaken. $ XIII. Over bet gebruik van Zand, als eene bemesting. Zand, 't welk, in zig zeiven, eene aller* on*  DE MEST-STOFFEN. &è onvrugtbaarfte ftof is, kan met een goed gevolg, tot eene aanmaaking, gebruikt worden. Elk landman weet [of kon weeten], dat zand goed is om op klei-gronden te brengen : doch wy zullen deszelfs gebruik verder overweegen. Ten einde de voordeden van het gebruik van zand te beter te begrypen, moet men het vooraf in vier foorten onderfcheiden : en deeze zyn 1. Put-[of gegraven] zand, beftaande uit kleine (teentjes, met aarde vermengd; 2. Rivier-zand, beftaande alleen uit diergelyke {teentjes, zynde het aardachtige ge. deelte daarvan afgefpoeld; 3. Zee-zand, beftaande uit foortgelyke fteentjes , op dezelfde wyze afgefpoeld , doch voorzien van eene ziltigheid door het zee-water, en van eenige gebroken fchulpen, ook zomtyds nog meêr verrykt door vergaane zee - planten en dieren ; 4. Schulpachtig zee-zand , beftaande geheel en al uit gebroken fchulpen, die, door het zee • water, met zout doortrokken zyn. By deeze kan men voegen eene vyfde,* doch basterd-foort, te weeten, het fteengruis van de wegen. De landman moet deeze foorten zorgvuldiglyk onderfcheiden, want dezelve verfchil. len in uitwerking en waarde; en zommige kun-  ^4 VERHANDELING OVER kunnen dienen tot oogmerken, waartoe andere in t geheel niet gefchikt zyn. Wanneer men zand wil gebruiken, alleenlyk om een taaijen grond te breeken en te verdeden ls het zuiverde het beste; men moet, ln dit geval, rivier-zand boven zeezand verkiezen. Het gemeene zee-zand is anders meêr waard, dan het rivier-zand, mt hoofde van het zout, dat het in zig be- In koude klei-gronden, die niet dan gebroken en verwarmd moeten worden, is gemeen zand voldoende. Put-zand kan goed zyrt : doch de andere foorten zyn beter. De landlieden zeggen, aat put-zand zoo krachtig niet is, als nvier-zand. De waarheid daarvan beftaat hierin, dat de aard-ftof, die daarmeê vermengd is, de feherpe kanten van de fteentjes* die de klei breeken,ftomp maakt. [Obk hebben put - en rivier-zand beide dikwyls m zig zaaden van fchadelyk onkruid, en inzonderheid van het heermoes of katteftaart.] Wanneer de landman, behalven zyn' grond te verwarmen, dien ook ryker maaken wilmoet hy oude mest, of verfche varkensmest enz. met zand vermengen. Op deeze wyze is put-zand even goed als eenig ander. Put-zand kan ook * even als ander zand dienen, om in fchaaps-hokken te ftrooyen; en  BE MEST-STOFFER. Ój* *n daar met den drek en gier der fchaapen eene ryke bemesting te helpen maaken. Indien men een' kouden klei-grond met zand wil aanmaaken* zal al het geen meii 'er opbrengt nutteloos zyn, zonder herhaalde en naauwkeurige bewerkingen; hierdoor vermengt zig het zand met de klei; en anders zou een groot gedeelte tusfchen dé kluiten vallen $ zonder eenig nut te doen. Klei, met zand vermengd, word door den ploeg gemakkelyk gebroken, en laat het reu gen - water van alle kanten in, ook neemt zy vervolgens allerlei ryke bemesting aan. Leem- en keiachtige gronden kunnen nooit door zand verbeterd worden, en niemand zal 'er om denken, om zand op losfe aarde te brengen. Derhalven* is de klei-grond de eenigfte, waarop men het in een' zuiveren, onver mengden ftaat, gebruiken kan* Wy gaan nu over tot de nuttigheid van de twee foorten van zee-zand; het eigent^ lyke zee-zand, dat naar rivier-zand gelyktj doch zout is; en het fchulp-zand. Deeze zyn zoo bepaald niet in derzelver gebruik ; want zoue en fchulpen zyn beide van nut tot verbetering van den grondj zee-zand heeft dus meêr vermogen, naar maate het meêr van die deelen in zig be-» vat. In zommige foorten van zee-zand vind men ook veel vergaane deelen van dieren t planten, en andere dingen, die daarin veö E rot*  06 VERHANDELING OVER ten. Dit voordeel heeft alleen dat zand, *t welk uil ligt. Zee-zand, het geen men van het vlakke frrand neemt , heeft geene andere verbeterende ftoffe in zig , dan zout : het zand uit kreeken Df inhammen, waar het minder ontrust word, en waar meêr planten groeijen, en meêr kleine diertjens zig ophouden, is gemeenlyk van de beste foort: en dat, 't welk men van uithoeken neemt, beftaat gewoonlyk geheel en al uit fchulpen. Met betrekking tot de hoeveelheid van dee-ze aanmaaking kan men aanmerken, dat weinig zand geen nut doet, en te veel zeer nadeelig zyn kan. De grond kan eindelvk bedorven worden, door hem te zandig "te maaken : en zelfs kan men 'er te veel zou. tigheid opbrengen, voornaamelyk, wanneer het zand nog nat is. De landman zal wel doen, met die nuttige aanmaaking op deeze wyze te handelen : hy moet zand brengen op zyne onvrugtbaare klei - gronden; dezelve zullen hierdoor zeer goede gewasfen opleveren, met eene zeer geringe bemesting in vervolg van tyd. In 't algemeen zyn negen of tien ton [van omtrent 2000 fg Amft. gew. ieder] genoegzaam voor een' akker, en dewyl deeze aanmaaking ten eerften haare werking doet,moet men beginnen met tarw te zaaijen. Naderhand ,  DE MEST-STOFFEN. 6/ hand, kan de landman drie goede gewasfen van koorn hebben, en dan doet hy best, om 'er, voor vyf of zes jaaren, grasland van te maaken ; dat hy, het eerfte jaar, ïnoet maaijen, en vervolgens met vee beweiden. Als men deeze aanmaaking gebruikt , overtreft dit gras alle anderen in zoetigheid. De warmte, Welke deeze aanmaaking aan 't land geeft, is vèrwonderlyk. De fneeuw blyft zelden liggen op die gronden, welke Wel gezand zyn. Zee-zand, van ftille plaatfen tusfchen rotfen en in kreeken genomen, heeft behalven het zout veele vrugtbaare deelen van vergaane planten en dieren. Men kan met weinig veel doen; en allerlei gronden kunnen daardoor verbeterd worden. Zelfs in zandige gronden kan de byvoeging van dit zand, of het moest zeer droog zyn, weinig kwaad doen, in vergelyking van het goed, dat de daarin vervatte deelen van dieren en planten aanbrengen. Men gebruikt dit zand elders met veel voordeel : vyf ton op een' akker is eene bekwaame hoeveelheid tot aanmaaking : en ik heb 'er uitmuntende gewasfen van zien voortkomen. Het is zeer wel gefchikt voor tarw, maar het best van allen voor garst, en het geeft altoos zwaar gelaaden airen. De halm van de garst, op deezen grond E a ge-  63 VERHANDELING OVÉR gezaaid, is kort, doch de air lang en dik; meêrmaalen heeft zy twee derde van de lengte van den halm. Men heeft dit in 't algemeen van zee-zand gezegd: egter is de genoemde foort van zand alleen in ftaat, om die groote vrugtbaarheid te geeven. Het gras, dat op landen groeit, die met dit zand zyn aangemaakt, heeft ook veel meêr kracht dan eenig ander. Zulks ondervinden de vetweiders , want daar is geen gras te vinden, dat het vee beter voed. Het is even als de garst, kort maar zwaar : het fchiet niet in de hoogte, maar groeit digt tot in den top. Daar ftaat altoos veel witte klaver in , welke eene zeer voedzaame plant is; en het land is zoo krachtig, dat het gras fpoedig groeit, en de zoode groen blyft., Andere foorten van zand zyn gefchikt voor byzondere gronden; doch de landman, die deeze foort eenigzins binnen zyn bereik heeft, is zeker, dat hy een' fchat bezit : want dezelve is voor allerlei gronden te gebruiken; en men behoeft 'er niet meêr dan eens in tien of twaalf jaaren meê aantemaaken» Die foort van zee-zand, welke eene groote hoeveelheid van zee-fchulpen bevat, of geheel en al uit gebroken fchulpen beftaat, en hierom fchulp-zand genoemd word, heeft met ander zand het vermogen , om een taai-  DE MEST-STOFFEN. 6$ taaijen grond te breeken en te verdeden : ook heeft zy verder het voordeel van denzelven zeer aanmerkelyk te verryken. Zee-fchulpen verryken den grond op tweederlei wyze. Zy gelyken eenigzins uit haaren aart naar mergel, inzonderheid, wanneer zy geheel verkalkt zyn,, en zoodanig zyn die geene, welke op de ftranden bloot en in ftukken liggen. En, naardien zy een deel van dierlyke lighaamen hebben uitgemaakt, zyn zy ook van een' dierlyken aart: en deeze zyn alle ryk van vrugtbaarmaaken-* de deelen. Dit zand is, voornaamelyk, dienftig voor onvrugtbaaren hei - grond, die eenigzins vast, en van natuure met varen en kattedoorn bezet is. Het koorn, dat op deeze landen groeit, heeft altyd een' korten halm, en eene; zwaare air; en het gras is kort, maar dik;, fappig, en zoet. De kleur van deeze foort van zand kan over derzelver hoedanigheid doen oordeelen. Hoe meêr fchulpen zy. bevat, hoe ryker zy is; en hoe minder die fchulpen verkalkt zyn, hoe langer zy haare verbeterende kracht behoud; hoe witter zy voor 't oog is , hoe fpoediger men de uitwerking daarvan gewaar word. Dit is natuurlyk, om dat de witte fchulpen reeds verkalkt zyn, en in eens haare werking doen. De andere moeten, terwyl zy op den grond liggen, .Es doo!^  T* verhandeling over door de zon en lucht verkalkt worden; di gefchied langzaamerhand, en op dezelfde wyze vermeerdert haar vermogen. § XIV. Over bet gebruik van Kei -fleentjes of grof zand, tot eene bemesting. Verscheiden zaaken zyn voor aanmaakingen te houden, waarover onkundigen zig moeten verwonderen ; en onder deeze kan men de kei-fteenen rekenen. Maar die dingen, welke, uit haar zelve, fiegte gronden maaken, dienen dikwyls tot verbetering van anderen. Zand en klei zyn daarvan twee voorbeelden, en kei-fteen een derde. Kei-fteentjes, uit zig zei ven een' heeten grond maakende, zyn goed om op zoodanigen te gebruiken , welke koud van aart 2yn. Koude landen zyn gemeenlyk taai: en de keijen warmen en breeken te gelyk; zy laaten ook den regen door, en maaken plaats, voor het doorfchieten van de wortels der planten. Vermits het verbreeken van de vastheid eene voornaame eigenfchap is van den keifteen, als men dien tot aanmaaking gebruikt, is die foort de beste, welke veele ruuwe en hoekige vuurfteenen bevat. Deeze zal den grond  BE MEST-STOFFEN. 7% grond zoo veel verwarmen, als die, welke alleen uit ronde keijen beftaat; en denzelven veel meêr verbreeken. Dewyl de klei-gronden het meest verbeterd worden door de keijen, moet de landman toezien, dat 'er geen klei aan de fleentjes blyft zitten, zoo als dit in veele putten gebeurt: hy moet 'er ook de groote keijen laaten uitzoeken. Ik heb een ftuk klei-grond gezien, dat met ruuwe keijen was aangemaakt, en vervolgens met mest : men had 'er een zeer goed gewas van, Behalven de klei-grond is de leem-grond de eenigfte, waarop men kei-fteentjes als eene aanmaaking zou kunnen gebruiken. Het zand is dikwyls in deezen grond zoo weinig, naar maate van de klei, dat dezelve met den ploeg in groote kluiten word omgekeerd , en door de vogtigheid zig tot koeken zet. In zulk een' grond zouden keifteentjes nut kunnen doen. Dit is eene gisting, die op reden fteunt. De keijen zouden kunnen maaken,. dat de grond zig niet tot zulke groote koeken en kluiten zette \ en het zand zou dan in ftaat zyn , om de kleinere brokken te verdeelen. Op dezelfde wyze, als men kei-fteen tot aamnaaking neemt , zou men daartoe ook anderen fteen kunnen gebruiken. Dit heeft E 4 men  f% verhandeling over men in vroeger' tyd gedaan, en word thans nog op zommige plaatfen nagevolgd. Alleenlyk heeft men in acht te neemen, dat hoe ruuwer de fteenen zyn, hoe meêr zy aan het oogmerk, en beter dan ronde kei» tjes, voldoen zullen. § XV. Over het gebruik van Kryt , afc eene bemesting. Kryt behoort ook onder de nuttige bemestingen, en kan met een behoorlyk overleg, met genoeg gebruikt worden. [Hoewel deeze delfftof, Hechts in weinige Landen, w eene aanmerkelyke hoeveelheid word gevonden, kan het daarom niet onverfchillig zyn, derzelver eigenfchappen en gebruik in den landbouw te kennen, te meêr, daar zy veel overeenkomst heeft met andere* kalkachtige ftoffen, die meêr algemeen zyn.] Het is eene van de bemestingen, die men het meest kan onderfcheiden in haare uitwerkingen, welke zeer lang duuren, doch ook het land in een' llegteren toeftand kunnen iaaten, dan het te vooren was, ten zy men zorg heeft gedragen , om dat nadeel voortekomen. " Kïyt j§ volkomen gefchikt voor de twee  DE MEST-STOFFEN. 73 flegtfte gronden, die wy hebben : eene taaije klei, of fchraal zand worden beide daardoor merkelyk verbeterd. Doch hieromtrent moet men in acht neemen, als omtrent andere natuurlyke en aardachtige bemestingen, dat het een' weg baant voor andere aanmaakingen; en den grond voorbereid, welken het verbetert, om door alle andere middelen verrykt te worden» Kryt is een algemeene naam, bevattende veele foorten van verfchillende hardheid, en gefchikt tot onderfcheiden oogmerken; de landman moet zorgen, dat hy eene bekwaame foort uitkiest. Kryt moet door de lucht tot ftof gebroken worden, eêr dat het eenig aanmerkelyk nut kan doen. Hy moet daarom het zagtfte kryt verkiezen, st welk het meest vatbaar is voor de werking van de lucht. Kryt, tot kalk gebrand, word met groot voordeel, als eene aanmaaking, gebruikt; en de uitwerking van de lucht, zon, en regen, die hetzelve breeken en tot eene ftof vergruizen, is eene foort van verkalking, hoewel in een' minderen graad. Deeze laatfte is boven de eerfte te verkiezen : want, dewyl zy minder geweldig is, laat zy meêr kracht over in het kryt, waardoor de uitwerkingen dus , veele jaaren, langer duulen, dan die van de kalk, hoewel de uitwerking van kalk fpoediger gezien word. E 5 Men  f4 verhandeling over t Men vind kryt, 't welk zoo fteenachtig ïs, dat het ter naauwernood door water word. verbroken. Dit moet de landman verwer. pen, ten zy hy voorneemt, om het tot kalk te branden. Het kryt, dat hy verkiezen moet, is de zagte foort, welke gemeenlyk niet diep in den grond ligt, onder eene laag geele mergelachtige klei. Deeze zagte foort van kryt komt wezentlyk naby den aart van mergel, en, door vorst en regen, kan zy in één' winter zig volkomen met den grond vermengen: waar. door de taaifte klei in een' losfen en lugtigen ftaat gebragt word, het geen dezelve in allen opzichten beter maakt. Kryt doet de meeste uitwerking op zulke landen, die uit hun" aart hetzelve ontbeeren; of waarop men het nooit gebragt heeft. Het verandert den grond geheel en al. Eene ploeging op klei-land, dat met kryt is aan. gemaakt, zal zoo veel doen als drie ploegingen, daar men het niet gebruikt heeft; en zoodanige grond, in plaats van achterlyk te zyn in deszelfs opbreng, is al te weelig, zoo dat, indien dezelve door ryke be». mestingen niet in ftaat gehouden, of door behoorlyke rust in tyds herfteld word, men hem geheel zal uitputtenOm dit, het welk het kryt als eene bemesting in minachting gebragt heeft, voortekomen, moet de landman zyn' grond niet met  DE MEST "STOFFEN»! 75 met kryt alleen aanmaaken, maar eene vragt van hetzelve vermengen met drie vragten mest, en eene vragt rivier-modder. Dit zal het land in kracht doen blyven, zoo wel als weelig maaken: en, na dat de werking van het kryt gedaan is, zal het wederom eene nieuwe aanmaaking kunnen ver* draagen, met even goed gevolg als de eerfte. Men neemt gewoonlyk veertien vragten kryt voor een' akker. Het bemesten van landen met kryt, op voorfchreeven manier, zal hetzelfde voordeel aanbrengen, als het mergelen, waar men de aanmaaking eens in de tien of twaalf jaaren vernieuwt, en het land aanhoudend vrugten laat geeven. Hoewel het gebruik van kryt meest gefchikt is voor bouwlanden, kan het ook voor weilanden dienftig zyn, mits dat het zeer murw en kernachtig is, anders.doet het meêc kwaad dan goed. Men heeft opgemerkt, dat deeze aanmaaking minder uitwerking deed op de hoeveelheid der voortbrenging van het gras, dan op deszelfs hoedanigheid , zynde hetzelve by uitftek gefchikt, om het vee vet te maaken, en beste melk te doen geeven. § XVI.  76 VERHANDELING OVER $ XVI. Over bet gebruik van Zout, als eene bemesting. Zout geeft een voorbeeld aan de hand van dien uitmuntenden regel, dat dingen in een gemaatigd gebruik, goed kunnen zyn, die, in overdaad, nadeelig worden. Wy leezen van velden, die met zout bezaaid wierden , om ze onvrugtbaar te maaken maar wy weeten ook, door ondervinding en oplettendheid, dat zout, in eene behoorlyke maat, veel toebrengt tot de vrugtbaarheid der gronden. Toeval, dat even dikwyls de moeder der verbetering is, als noodzaakelykheid die der uitvinding, heeft het eerst deeze ryke en uitmuntende bemesting doen kennen. Doch het was toeval met opmerkzaamheid gepaard • want zonder dat zullen hemel en aard*» té vergeefs aan het menschdom zyn voordeel aanwyzen. De overftrooming met zee - water op gronden, die,zedert mentenen - geheugen, daarvan bevryd waren, en naderhand kennelyke blyken van meerdere vrugtbaarheid hebben gegeeven, is eene voornaame aanleiding ge. weest,  BE MEST-STOFFEN. Yf vreest, om zout of pekel tot eene bemesting te gebruiken. Ook heeft men by zout water - bronnen, waargenomen, dat dit water, over den grond uitgeftort zynde, denzelven geheel dor maakte ; doch dat, in den omtrek van die plaatfen, het gras digter en fyner opwies, dan ergens elders. Het een en ander heeft veroorzaakt, dat men, in vervolg van tyd, zoo wel wei - als koorn - landen met zout bezaaid heeft; en , in zommige plaatfen, heeft men ruim twee fchepels daarvan voor een' akker genomen. Het weeken van graan, dat men zaaijen wil, in pekel, is een wel bekend gebruik; en dit bevestigt het geen men van de nuttigheid van het zout, als eene bemesting, vind aangetekend. Dit is insgelyks, door louter toeval, ontdekt geworden. Men zaaide tarw, die uit een geftrand fchip geborgen was, en men bevond, dat dezelve beter groeide, dan eenige andere. Dit bragt het weeken van zaad-koorn in pekel fchielyk in gebruik, en eene lange ondervinding bevestigt, dat het niet alleen beter doet groeijen, maar ook de graanen voor het zwart bewaart. Wanneer de landman zout tot diergelyke oogmerken gebruikt, kan hy nooit verkeerd te werk gaan, ten zy hy 'er te veel van neemt. Maatigheid is de groote levens-regel :  ?S verhandeling o ver gel: hy, die haar niet kan waarneemen, zal nergens in voorfpoedig zyn. In het begin, als men onvrugtbaare gronden verbete. ZrZl*P men Wd doen' wanneer ™" omtrent drie en een half fchepel voor een' akker gebruikt : naderhand zal één fchepel IrltT mi Het is §oed °P allerlei gronden; en dé beste tyd, om het 'er op te brengen, is wanneer men het koorn zaait • de eerstkomende regen doet het geheel en al verfmelten: het dringt dan in den grond, en word nuttig voor de uitfpruitfels, zoo dra zy voortkomen. S XVII. Over bet gebruik van Zee -planten * ah eene bemesting. Het voordeel van zee-planten is bepaald tot die landftreeken, welke digt aan de zee gelegen zyn , want zy moeten in eene groote hoeveelheid gebruikt wordendoch het is een uitneemend voorrecht voor die geenen, welke het bezitten, hoewel het dikwyls word verwaarloosd. Alle vergaane planten zyn ryke bemestingen : zout is ook eene zeer goede aanmaatang ; derhaiven kunnen de zee-planten, in , bei<  DE MBST-STOFFES. ?5 beide opzichten, aan het oogmerk voldoen. Daarenboven, wyl veele van deeze planten met eene menigte kleine infeften bezet zyn, verdienen dezelve te meêr, mt hoofde van deeze dierlyke zelfftandigheden, door den landman in waarde te worden gehouden. Deeze planten brengt men op zand-gronden, en ploegt dezelve onder. Het eerfte ïaar, blyven de hardfte foorten byna onverteerd in den grond liggen; niettemin geeven zy reeds veel vrugtbaarheid : het tweede jaar breeken en verrotten zygemeenlyk, en zyn dan, en in het daaraanvolgende, ten naasten by even goed in haare uitwerking. Insgelyks kan men deeze planten op hoopen leggen, en ze met aarde bedekken, om ze te doen rotten, en naderhand te gebruiken Dit geeft haar een groot vermogen, in het eerfte jaar, doch het tweede jaar verrichten zy weinig, en het derde jaar nog minder. Het is beter dezelve te gebruiken, als zy nog versch zyn. Van alle bemestingen is 'er geene, die zoo fchielyk werkt, maar te gelyk zoo fchieiyk verteerd is, als verrotte zee-planten. § xvm.  verhandeling over § XVIII. Over het gebruik van Zee-fchulpent alt eene bemesting. Wy hebben hier vodren XIII.) eehè verklaaring gegeeven van de eigenfchappeh van fchulpachtig zee-zand; ook kunnen zeefchulpen op verfchillende wyzen gebruikt worden, als eene aanmaaking, naar den ftaat, waarin zy zig bevinden. Zommige worden versch opgezameld; andere hebben op hoopen bloot gelegen in de lucht : zommige zyn hard en vast, anderé zagt, bros, en als 't ware, krytachtig : ook zyn zy , na de werking van de lucht te hebben ondergaan, van een' kalkachtigen aart Schulpen, die versch uit de zee of van de ftranden opgezameld zyn, hebben van binnen een helder, glanzig aanzien. Die, welke eenigen tyd op ftrand gelegen hebben, zyn geheel en al wit, en van eene doffe kleur i dezelve gelyken. eenigzins naar kalk; en het branden van fchulpen op de gewoone manier, maakt 'er eene wezentlyke kalk van. _ Deeze zyn de drie omftandigheden, waarin wy de zee-fchulpen, als eene aanmaa. king, zullen befchouwen: vooreerst, de fchul-»  DE MEST-STOFFEN- 8l fchulpen , als zy versch zyn ; ten tweede, de fchulpen, die op ftrand hebben gelegen, tot dat zy door de zon en lucht zyn verkalkt ; en eindelyk, de fchulpen, die tot kalk gebrand zyn. De landman kan ze alle, naar den aart van den grond, gebruiken : men vind de eerfte en tweede gewoonlyk by elkander : en van beide kan men, naar goedvinden, kalk branden. De kuit van fchulp-visch is eene rykere aanmaaking, dan de fchulpen. Deeze vind men zomtyds in groote menigte op den bodem van zout-water rivieren., Zy is eene verzameling van kleine fchulpjes. Dezelve breekt gemakkelyk : en doet zeer veel goed aan fchraal land. Men maakt daar meêr werk van, dan van mest, in zooverre, dat de landlieden eene lading van deeze fchulpjes gelyk ftellen met drie van gewoone mest. Wanneer de grond. fchraal en heiachtig is, moet men de zee • fchulpen in haaren natuurlyken ftaat gebruiken : en de verfche fchulpen zyn daarvoor beter dan die, welke in de lucht hebben gelegen, tot dat zy gebleekt zyn : doch, wanneer men een' taaijen grond heeft aantemaaken, is het beter, de fchulpen tot kalk te branden. Op kernachtige gronden zyn de gebleekte fchulpen de beste. Men moet niet met heek fchulpen aanF maa-  8i2 VERHANDELING OVER maaken, want zy zouden het graan beletten in den grond te dringen, en het zou eenige jaaren duuren, eêr dat zy haare werking zouden doen. De landman moet ze met hamers, of in een' molen, klein laaten breeken ; want dan heeft 'er de lucht fpoedig vat pp. De meeste fchulpen beftaan in plaatjes , die op elkander liggen, en, zoo dra de lucht de randen van dezelve kan indringen, fpiyten en fchilferen zy van een; en deelen verder haar vermogen aan den grond mede. Dewyl de fchulpen, die op ftrand in de lucht gebleekt zyn, fchielyker in ftukken breeken, dan de verfche, zal het goed zyn, waar de aart van den grond niet toelaat, 'er kalk op te brengen, en waar men alleen verfche fchulpen kan bekomen, dezelve een weinig te branden. Een zagt vuur zal, in een half uur, zoo veel uitwerken, als dat zy eenige jaaren op het ftrand hebben gelegen : men kan, op deeze wyze, de hardfte oester-fchulpen zagt en bros maaken. Zy zullen dan gemakkelyk breeken onder den hamer en in den molen, en in één of twee jaaren in den grond fyn worden , wanneer zy, geduurende een' langen tyd, haare werking doen zullen. Die geenen, welke eenen rechte kennis gehad hebben van den aart der bemestingen, inzonderheid van de rykfte foorten, komen overeen, dat zy vrugtbaarheid aanbrengen, door  DE MEST-STOFFEtï. 83 door eene gisting in het land te veroorzaaken, de kluiten te verdeelen,_ en den grond los en murw te maaken. Indien dit zoo is, toont de ondervinding , dat zee-fchulpen, als Zy behoorlyk gebruikt worden, eene allerbeste aanmaaking zyn; want niets maakt den grond losfer en murwer. De fchulpen kunnen, na weinige jaaren J als zy volkomen gebroken zyn, een' grond , die te vooren hard was, zoo ligt en los maaken, dat dezelve de wortels van het graan niet kan onderfteunen. In dit geval moet de landman 'er weiland van maaken, voor den tyd van twee jaaren, en het vervolgens op nieuw bebouwen. Het geeft zeer goed gras, en heeft naderhand kracht genoeg, om een gewas van koorn te geeven. Men neemt, voor eene behoorlyke aanmaaking, twintig vragten fchulpen op een' akker : wanneer zy tot kalk gebrand zyn, doen zy de fpoedigfte werking, doch dezelve duurt niet lang. Als zy een weinig gebrand zyn, zoo dat zy bros worden, werken zy langzaam, en doen nut geduurende twaalf of veertien jaaren : als zy in haaren natuurlyken ftaat gebruikt worden, is de uitwerking langzaamer: die, welke in lucht te bleeken hebben gelegen, werken fpoediger- Men doet altoos best, het gebruik, van de fchulpen half te branden, natevolgen, behalven op onvrugtbaare koude gronden , waar de  84 verhandeling over - kalk van fchulpen meêr nut doet: andere fchulpen werken te langzaam. Het voordeel, dat de landlieden, omtrent de zee - kust in Engeland , van deeze aanmaaking met fchulpen hebben, is zeer groot; doch men ziet deeze zoo wel als andere weldaaden van de Natuur zoo dikwyls verwaarloosd , dat men niet genoeg kan zeggen , om den landman het gebruik daarvan aantepryzen. § XIX. Over het gebruik van vergaane Planten , als eene bemesting. Alle planten, die verwelken en verrotten, worden eene ryke bemesting. Men zal hier, tot onderrichting van den landman, die byzonderheden opgeeven, welke ten deezen opzicht het meest by de hand, en de nuttigfte zyn. Groote planten van allerlei foort zyn goed op de mest-vaalt, en de fappigfte zyn de beste ; dezelve moeten afgefneeden worden , vóór dat zy in 't zaad fchieten; en hoe meêr zy verrot zyn, hoe meêr nut zy doen. Dood hout, dat men altoos in de bosfchen vinden kan, en zoo verrot is, dat het breekt en byna tusfchen de vingers weg- kruL  DE MEST-STOFFEN. 35 kruimelt, is eene uitmuntende bemesting. De takken van boomen, die onder de blaêren op den grond liggen, de vergaane ftompen van wilge- boomen en anderen, die tot zwarte ftof vermolmd zyn, en welke men niet zelden vind in vogtige plaatfen, moet een zorgvuldig landman tot dat oogmerk opzamelen. De landman moest, by leeg' tyd, zyn volk planten en verrot hout laaten vergaêren, om op den mest-hoop te brengen, al was het alleen, om dien te vergrooten : want daar is niets van meêr belang voor hem in zyn beroep; dan eene genoegzaame hoeveelheid van mest te mogen hebben. Doch, behalven dat voordeel, geeven dergelyke dingen vrugtbaarheid : dewyl vergaane planten van zig zelve eene beste aanmaaking zyn; en eene vermenging van zoodanige bemestingen dezelve altoos verbeteren. i De dorre bladeren van boomen verdienen insgelyks zyne oplettendheid : zy vergrooten den hoop niet veel, maar doen 'er aanmerkelyk veel goed aan. Boom - fchors is zoo goed als iets anders tot bemesting, en de kracht daarvan duurt langer. Niet alleen is de natuurlyke vergaane fchors tot dat oogmerk zeer dienftig; maar ook de run, die van de leêrloovers komt. Deeze aanmaaking geeft veel vrugtF 3 baar-  86 VERHANDELING OVER baarheid, en blyft, verfcheiden jaaren, haare kracht behouden. Zaagfel van hout heeft ook zyne nuttigheid; want een weinig vogt, of een korte invloed van de lucht doet het verrotten; en de uitwerking daarvan is fpoediger dan van de run, maar duurt zoo lang niet. Het is toevallig, als men deeze of foortgelyke dingen in eenige hoeveelheid bekomen kan; doch, waar dezelve by de hand zyn, doet men wel, gebruik daarvan te maaken. § XX. Over het gebruik van Dierlyke zelfftandigheden, als eene bemesting. Al wat tot de planten behoort, dewyl dezelve van een' ryken en vrugtbaarmaakenden aart zyn, verdient zeer door den landman te worden in waarde gehouden, als eene aanmaaking. Men is, zedert eenigen tyd, hier omtrent oplettender geweest; en veele zaaken , waar men te vooren nooit om dacht, worden thans als bemestingen gebruikt Het gemak, om bemestingen te hebben van byzondere ioorten, is van veel belang: zom-  DE MEST-STOFFEN. 8? zommige zyn binnen het bereik van deezen, andere van geenen; maar hy, die de meeste vrugt van zyn land wil trekken, dient alle de foorten ter deege te kennen, om te kunnen neemen wat by de hand is; hy behoeft zig nooit te bekommeren, of die dingen by zyne voorvaders of by hunne nabuuren in gebruik geweest zyn. Want het geen op de eene plaats goed is tot aanmaaking, is het zekerlyk ook op de andere, mits men het op dezelfde foort van land gebruike. De landman zal hier eene opgaave vinden van een groot aantal dierlyke zelfftandigheden , welke op verlchülende plaatfen als bemestingen gebruikt worden, en hy zal wel doen van alles te neemen, dat hy kan bekomen : voorts , daar hy ziet, dat zoo veele onderfcheiden dierlyke zelf Handigheden van nut zyn, moet hy bedenken, dat 'er nog meêr andere zyn kunnen. Alles, wat van dieren komt, zal zyn land verryken. Hét zy de menfchen in 't begin, door toevalligheid of door eigen waarneemingen, beftierd wierden, gebruikten zy, zoo als men thans nog doet, tot aanmaaking, zulke dierlyke zelfftandigheden, als zy binnen hun bereik konden vinden. In zommige Landen, die aan zee gelegen zyn, bemest men , met een zeer goed gevolg , den grond met afval of grom van visch. F 4 Laat  88 VERHANDELING OVER Laat de landman, die deeze aanmaaking kan hekomen, hieruit haare waarde leeren ken. nen, en zig dezelve ten nutte maaken. Hy ,die niet ver van eene groote ftad woont, kan van de flagters en anderen, die hem den afval van osfen, fchaapen, enz. kunnen bezorgen , tot zyn groot voordeel deeze dingen koopen. Het bloed, hair, en alle andere wegwerpfels zyn allen even dienftig tot zyn oogmerk. Wollen fnippers, de afval van konynenvellen, en het hair van allerlei dieren be. hooren mede onder de mest-ftoffen. Deeze laatlte dingen hebben geen duurzaam vermogen , hoewel het groot is, naar den tyd van haare werking. Niettemin weeten de landlieden , in verlcheiden plaatfen, de waarde daarvan zoo wel, dat, al verliezen zy haare kracht binnen twee jaaren, zy dezelve tot een' zeer hoogen prys inkoopen. De manier, om deeze mestftoffen te gebruiken , is, dat men ze dun en gelyk over den grond uitfpreid , in eene hoeveelheid van omtrent dertig fchepels op een' akker. De eerfte regen, die 'er valt, fpoelt haare kracht in den grond. En het gewas, dat 'er op ftaat, geeft duidelyke blyken van haar vermogen. l\a het hair, komen de klaauwen van het vee en andere taaye deelen in aanmerking. Het is om het. even, tot welk dier zy be- hoo-  de mest-stoffen. 8ö hooreti, vermits zy "alle dezelfde' goede eigenfchappen hebben. Alleenlyk geeven de dunfte, en die van jonge dieren komen, de fpoedigfte uitwerking, en de dikfte en taaifte duuren het langst: hoewel zy alle een', geruimen tyd haare kracht behouden. Men fpreid deeze klaauwen over het land, eenigen tyd vóór dat het zelve geploegd word, op dat het weêr haare vrugibaarmiaken. de deelen los maake : vervolgens worden zy ondergeploegd , en het land zal daardoor, vyftien of twintig jaaren, in een' goeden ftaat worden gehouden. Het fchraapfël van osfen • en koehoornen, op voorfchreeven wyze behandeld, is ook zeer dienftig, en van langen duur. Deeze bemestingen zyn gefchikt voor allerlei gronden. § XXI. Over de Mest der Bieren, in 't aU gemeen. Na gehandeld te hebben over zommige deelen der dieren, voor zoo ver zy nuttig kunnen zyn tot verbetering van land; gaan wy nu over tot derzelver uitwerpfels, of eigentlyk gezegde mest; welke byna overal de voornaame en algemeene aanmaaking is. F 5 Hoe  90 VERHANDELING OVER Hoe zeer de landman kunde hebben mag van het gewoon gebruik van mest, blyft 'er niettemin nog veel te zeggen van de byzondere foorten, en derzelver onderfcheiden en afzonderlyke gebruiken: daar is zoo veel verfchil tusfchen de eene mest en de andere, als tusfchen kryt en mergel;en men heeft zoo veel oplettendheid noodig, om de foort naar den grond te fchikken,en om den besten tyd, en manier van dezelve te gebruiken, te verkiezen, als omtrent eenig ander gedeelte van de landbouwkunde. De mest van verfchillende dieren is vrugtbaarmaakende in onderfcheiden trappen, en gefchikt tot verfchillende gebruiken. Wy zullen van dezelve in 'afzonderlyke afdeelingen handelen. Doch vooraf zullen wy een algemeen verilag geeven van den aart van deeze voornaame aanmaaking, en van de wyze, op welke zy haare werking doet. Het oogmerk van, al bet ploegen en bemesten van land is, om den vasten grond te verdeelen en te breeken, zynde de meeste van de^glven natuurlyk te veel opeengepakt : want hoe meêr de grond gebroken en verdeeld word , hoe meêr de wortels van de planten zig in denzelven kunnen uitbreiden, en het meeste voordeel daarvan trekken. In het ploegen, word dit breeken en ver» deelen geheel en al door arbeid verricht; maar m  BE MEST-STOFFEN. 91 maar in de aanmaaking met mest gefchied zulks, door eene foort van gisting. Allerlei mest is natuurlyk tot gisten geneigd; en het geen uit zig zeiven vatbaar is voor eene gisting, zal deeze werking aan eene groote hoeveelheid bekwaame ftof, waarmede het vermengd is, mededeelen. Een weinig gest doet een' grooten klomp deeg opryzen, door hetzelve lugtig en ligter te maaken: op dezelfde manier maakt de mest den grond lugtig en los. Dit vermurwt den grond; ook is dit het natuurlyk en wezentlyk gebruik van de mest. Men heeft gezien, hoe dat de fchulpen den grond vermurwen , daar zy denzelven zomtyds zoo los en kruimelig maaken, dat hy geen ftevigheid genoeg heeft , om de wortels van het graan vast te houden. De uitwerking van mest is hierin gelyk, alleenlyk is zy zoo fterk niet, zoo als wy dezelve gewoonlyk gebruiken, dewyl de ondervinding de menfchen vry wel onderricht heeft omtrent de hoeveelheid, maar niet genoeg omtrent de keuze van deeze aanmaaking. Wy weeten, dat hierin het recht gebruik -der mest gelegen is, want planten van allerlei foort groeijen beter op land, dat bemest geweest is, dan op eene mest-vaalt zelve. Zoo dat- de mest niet onmiddelyk voedfel geeft aan het gewas, maar de aarde meêr ge-  04 VERHANDELING OVER gefchikt maakt, om hetzelve te voeden, door den grond te breeken en te verdeden. Dit kan den landman leeren, hoe hy zyne ligte gronden moet bemesten : hiervan zullen wy naderhand in 't byzonder fpreeken; maar in 't algemeen doet de mest op zig zelve, als zy op een' zandgrond gelegd is, weinig uitwerking, om dat het breeken van den grond daar zoo niet vereischt word. De kleine fteentjes, waaruit het zand is zamengefteld, zyn niet aaneenverbonden; en de mest heeft het vermogen niet, om eiken afzonderlyken zand-korrel te breeken en te verdeden. In de moestuinen naby de groote fteden, alwaar men de kruiden, om zoo te fpreeken, dwingt om in mest te groeyen, ondervind mes-de kwaade uitwerking, die zy op dezeb/en doet. Eene raap, in zulk eenen tuin gegroeid, is zoo zoet niet als eene veldraap : en het water, waarin tuin-kool gekookt is , üinkt ; daarentegen is 'er geen kwaade reuk, maar eerder eene aangenaame zoete lucht, in dat, waarin men kool gekookt heeft, die in een' meêr natuurlyken grond gegroeid is. De landman zal zyne velden nooit zoo overmaatig bemesten; doch,zo hy het deed, zou zelfs het koorn daarnaar fmaaken. Dit is voldoende, om te toonen, dat het rechte gebruik van de mest beftaat, in de aarde be-  SE MEST-STOFFEN. v 93 bekwaam kanaafe», om op de beste wyze aan de gewasfen voedfel te geeven, en met dat voedfel zelve aantebrengen. Behalven dit natuurlyk vermogen van den grond te breeken, is 'er nog een zeer aanmerkelyk in allerlei foort van mest, wanneer die op een behoorlyke wyze gebruikt word, naamelyk, dat zy warmte aan den grond geeft, en de jonge plant koestert. Dit is aan dezelfde oorzaak, te weeten, de gisting van de mest toetefchryven : want dan werkt de hitte, die zy in zig zelve heeft, en wel. ke zy zoo rykelyk mededeelt aan alles, wat haar omringt. De landman kan hieruit leeren, wanneer hy zyne mest op 't land moet brengen. Zommige landen kunnen beter de mest verdraagen, dan andere; en tot zekere gronden worden byzondere foorten vereischt,of eene geëvenredigde hoeveelheid. In dit gedeelte van zynen arbeid, heeft de landman onderrichting noodig, maar niet omtrent de eigenfchappen van de mest op zig zelve, welke hem zeer wel bekend zyn. Mest moet, als de algemeenfte van alle aanmaakingen, in waarde worden gehouden, en ten einde daarvan, met het meeste voordeel, gebruik te maaken, zal de landman wel doen, de voorzorgen en raadgeevingen naartekomen, die hem hier zullen worden voorgefleld. Alle de nadeelen, welke zom- mi-  94 .VERHANDELING OVER mige fchryvers aan het gebruik van de mese toekennen, ontdaan uit eene verkeerde keuze omtrent de foorten, uit eene overtollige of te geringe maat, welke men op het land brengt, of uit eene verkeerde behandeling van dezelve. Alle gronden hebben niet evenveel mest noodig, noch kunnen evenveel mest verdraagen. Indien de mest den grond verdeelt en verwarmt, is zy zoo noodzaakelyk niet op zulke , die reeds heet en los zyn, en derhalven doet zy, in dat opzicht, zoo veel nut niet op zand-als op klei-gronden. Alle tyden zyn niet even gefchikt, om daarmeê aantemaaken; ook. is haar toefland met altoos even goed voor allerlei gelegenheden. Indien men verrotte mest boven op den grond laat liggen, zal de zon en regen haare kracht wegneemen : en zoo zy te versch, en in te groote hoeveelheid, invette gronden begraven word, zal zy veel onkruid doen voortkomen. Hier van daan is 't, dat men over het gebruik van mest geklaagd heeft. Maar, dewyl deeze aanmaaking ten hoogden nuttig is, zullen wy de oorzaaken aantoonen van die^nadeelige gevolgen, welke 'er zomtyds meê verzeld gaan; en den landman de gronden leeren kennen, voor welken de byzondere foorten van mest gefchikt zyn; als mede de manier, om ze te bewaaren, en de  de mest-stoefen. 95 tyden, wanneer ze over 't land moeten gelegd worden : terwyl men hem verder aan de hand zal geeven de middelen, om zyne bemestingen voor zyn' grond te bereiden, ten einde hy daarvan de vrugten trekke,en alle nadeelen, zoo veelmogelyk, vermyde. § XXII. Over de Paarden-mest. D e paarden - mest kan men onderfcheiden in verfchillende foorten» Het onderfcheid tusfchen de mest van verfchillende dieren, ontftaat voornaamelyk uit het voedfel, waarvan zy leeven : de mest van zulken, die zig. alleen met vleesch voeden , die alleen kruiden tot hun voedfel neemen , en die en vleesch en kruiden beide eeten, kan men in drie foorten verdeelen. ' Hoewel de paarden geheel en al met kruiden gevoêrd worden, is 'er een aanmerkelyk onderfcheid tusfchen het groen en vogtig gras, dat zy in de weide eeten, of het drooge hooi op de {tallen. Het koorn is ook eene voornaame zaak ,in het maaken van deeze mest: doch dit is het nog niet al. Indien wy alleenlyk fpraken van de mest op zig zelve, en zoo als die geloost word, zouden deeze verfchillen plaats hebben; doch wy  9 VERHANDELING OVER wy verftaan, in 't algemeen, door paardenmest, die, welke met het ftroo, waarop die dieren liggen , vermengd is; insgelyks kunnen wy dezelve befchouwen, zoo als daar nu en dan andere ftoffen kunnen bygevoegd worden. Ten einde deeze nanmaaking behoorlyk te kennen, moeten wy dezelve in drie foorten onderfcheiden : vooreerst, als de mest op zig zelve, zonder eenig inmengfel; dan, als ftal-mest; en eindelyk, als mest, die van de wegen geveegd en opgeraapd word; welk laatfte een goed, doch geen algemeen gebruik is. In deeze drie {taaien vinden wy de mest, i. onvermengd, 2. vermengd met ftroo en pis, en 3. vermengd met pis en ftof, Deeze omftandigheden veroorzaaken een aanmerkelyk verfchil; maar nog veel meêr de tyd, wanneer men de meit gebruikt, het zy dat dezelve versch is, of eenigen tyd bewaard is geweest. Onvermengde mest is redelyk warm; ftaL mest, wanneer zy met het ftroo en de pis begint te broeijen, is de heetfte van alle; en de drooge mest van de wegen, hoewel zy weinig warmte heeft, is zeer vrugtbaar. Daar is een groot onderfcheid tusfchen de ftal-mest, als zy aan het broeijen is, en als zy uitgebroeid heeft, en wel gerot is. In den eerften ftaat heeft zy dikwyls te veel weeligheid, en dan moet men minder dan  DE MEST-STOFFEN. 9? dan van gewoone mest daarvan neemen*, maar als zy fyn is geworden, heeft zy genoegzaame kracht. De mest van een dier beftaat uit de grovere deelen van zyn voedfel, vermengd met de fappen van zyn' mond en maag, en met de gal. Dezelve is eene vermenging van planten en dierlyke fappen, en hoe fterker en krachtiger het voedfel is, hoe beter en ryker de mest zyn zal. De rykfte paarden-mest is die van paarden, welke op ftal met hooi en haver wel gevoêrd worden : en deeze word nog zeer verbeterd door de pis, die, in welaangelegde ftallen, met dezelve vermengd word. Paarden - mest is minder koud dan koemest, om dat de koeyen meest van kruiden leeve'n : die van paarden is warmer , uic hoofde van het hooi en de haver, die zy eeten; en de mest van vogels is de heetfte van alle , om dat deeze byna niets anders dan koorn tot hun voedfel neemen. Hierom is paarden - mest het meest gefchikt voor koude, en koe-mest voor heete gronden» De drek van menfchen word door zommigen, als eene aanmaaking, hoog gefchat, en dezelve overtreft zekerlyk alle andere mest in kracht, uit hoofde van het vleesch, dat wy eeten. Paarden-mest kan te fchraal zyn, als er te veel ftroo onder is, en als zy te lang in O de  93 VERHANDELING OVER. de lucht en zon heeft bloot gelegen. In dit geval, heeft men eene groote hoeveelheid daarvan noodig, zal dezelve eenig nut doen; en de beste manier is, ze niet alléén te gebruiken, maar ze met andere mest te vermengen, waardoor dezelve op nieuw aan het gisten raakt. Zy kan aan den anderen kant te ryk zyn, wanneer 'er genoegzaam ftroo onder is, en dezelve met de pis doortrokken, fterk broeit. Dewyl zy dan onkruid en ongedierte kan veroorzaaken , moet men ze temperen met aarde, eêr dat ze gebruikt word. Dit vermeerdert te gelyk de hoeveelheid, en beneemt haar de al te groote weeligheid. De ondervinding leert, dat de mest, met aarde vermengd , doorgaans veel beter is, dan mest alleen, zoo als die gewoonlyk gebruikt word. Doch de landman moet zorg draagen , dat de aarde, welke hy met de mest vermengt, gefchikt zy naar het land, waarop dezelve gebragt word. De eene grond kan altoos tot aanmaaking van den anderen dienen. Indien men op een' zandgrond mest brengt, is een kleiachtige grond de beste, om daarmede te vermengen; zoo ook voor een' klei ■ grond , de zandige. Het zelfde heeft plaats ten opzichte van allerlei gronden van eene tegenovergeftelde hoedanigheid. Mest  dë mest -stoffen. 99 Mest is op zig zelve te krachtig voor ak le gronden, en by ondervinding weet men, dat zy haare voordeelige gisting verder zal uitftrekketi, als zy eerst haare werking op een weinig aarde begonnen heeft. De aarde, die aireede met de mest vermengd is, geraakt aan het gisten, vóór dat zy op den grond gebragt word ; en zoo dra dezelve ondergeploegd word, > deelt zy haare wer* king aan het overige van den grond mede. Men heeft zeer veel in acht te neemen omtrent het bewaaren en bereiden, zoo wel als het gebruiken van paarden • mest. Met betrekking tot de drie reeds genoemde foorten, zal de landman het meeste gebruik vinden voor de fial-mest. Het gebruik van onvermengde paarden • mest is gefchikt voof gronden , die Hechts eene maatige warmte van nooden hebben ; en de mest, die van de wegen opgeraapt word, is goed, waai? men vrugtbaarheid en geen warmte noodig heeft. % XXIII.- Over de Paarden-mest) met anders Poffen vermengd-. De mest van paarden is gemeenlyk vermengd met ftroo en pis: en hoe meêr derG 2 ge-  IOO VERHANDELINO OVER gelyke ftoffen daarin gevonden worden, hoes meêr dezelve tot het oogmerk dienen kan. Het nut'van de mest, op de gewoone manier gebruikt, ontftaat niet uit het vermogen van de paarden-mest alleen, maar ook uit haare gisting met ftroo en pis. Deeze gisting en vrugtbaarheid kunnen beide vermeerderd worden : en dit is eene zaak van veel belang voor den oplettenden landman. Men kan de kracht van de mest vermeerderen en bewaaren. Dezelve zal vermeerderd worden, door ze te vermengen met allerlei dierlyke ftoffen, of met planten, die daarin kunnen rotten, of die eenig zout bevatten ; en zy zal bewaard worden, door ze gedekt te houden. Men veroordeelt met reden de manier, van de mest in de lucht open en bloot te laaten liggen , waardoor het beste gedeelte van haare kracht verlooren raakt, eêr dat zy op 't land gebragt word : [ egter zal men wel doen, zomen dit gebruik wil voleen, den mest - hoop , op een' vasten bodem, eene holle ligging te geeven, om de vosten, zoo veel mogelyk, daarin beflooten te houden : ook is daartoe dienftig, dat dezelve in de fchaduw van boomen geplaatst worde. (*)] Wy (*; F. Home, Prmciil»9f^8"cult. aadregetation, pag. 85-  DE MEST-STOFFEN. 101 Wy zullen trachten aantetoonen, hoe dat de mesr met veel meêr voordeel, dan gewoonlyk, kan gebruikt worden •, en hoe dat men alle de nadeelige gevolgen, die uit een verkeerd gebruik van dezelve voortkomen, kan vermyden. Men moet eene put laaten graaven, zoo diep en wyd, als men voor zyne mest noodig heeft. Dezelve moet aan alle kanten gemetfeld zyn, dat 'er geen vogt kan doordringen, met eene opening van boven, om de mest in de put te werpen, en 'er weêr uit te neemen. De gruppen in de koe- en paarden - ftallen moeten haare uitloozing in deeze put hebben , en daarin moet al de mest en ftroo uit de ftallen geworpen worden : de grond van de ftallen moet wel be* ftraat zyn, dat de pis of gier niet in den grond trekke, maar door de gruppen in de put loope. Indien men 'er dagelyks de water - potten in uitftort, is het zoo veel te beter. Behalven de paarden-mest, moet men al de koe-mest, varkens-mest, en andere foorten, zoo men deeze niet afzonderlyk noodig heeft, in de put werpen; als mede den afval uit den tuin, kool-ftronken, en dergelyken; de haard -asfche; de opgeworpen aarde uit de flooten; het vaat-water, zeepjbp , en het geen men verder wegwerptDit alles moet vogtig genoeg gehouden G 3 wor-  I©3 VERHANDELING OVER worden, dat de gisting daardoor aan den gang blyve, en niet meêr. Al de kracht van de byzondere ftoffen zal, op deeze wyze, daarin beflooten blyven, en het meng< fel, met groot voordeel, tot eene pap gemaakt worden. Men kan hier verder iets byvoegen, dat nog meêr waard is, dan het andere. Wanneer de landman de mest dus heeft laaten rotten en weeken, moet hy ten minften driemaal zoo veel aarde, als hy mest heeft, in de put werpen. Dus is het geheel viermaal zoo groot als te vooren, en elke vragt zal zoo goed zyn, als eene vragt van de mest op zig zelve. Hy moet geene moeite of kosten ontzien, om de aarde met het overige wel te vermengen : als ditgefchied is, moet het omtrent agt dagen blyven liggen, in welken tyd het zal gisten en murw worden, en dan zal het gefchikt zyn, om het over het land te brengen, en daarvan het hoogstmogelyk nut trekken. Het is zeker, dat zoodanige aanmaaking onderhevig is aan de nadeelen, die de wormen kunnen veroörzaaken, want deezen vind men in alle ryke en murwe gronden; maar dezelve geeft minder onkruid, dan eenige andere, § XXIV.  DE MEST-STOFFEN. IOJ § XXIV. Over de tyd en wyze van de Mest over het land te fpreiden. Welke foort van mest men mag goedvinden te gebruiken, is het van veel belang, op welken tyd en manier men dezelve over den grond brengt. Zommige, behalven dat zy de mest in de open lucht op een' hoop bloot leggen , haten haar , een maand of twee vóór dat zy ze onderploegen, over 't land uitgefpreid liggen : doch dit is verkeerd. De zon en lucht trekken byna al haare kracht uit, eêr dat zy iri den grond komt; zoo dat het grootfte gedeelte weinig uitwerking doet. Andere leggen de mest op kleine hoopen, en haren dezelve eenigeti tyd in dien toeftand, vóór dat zy ze uitfpreiden. Deeze manier is wel zoo kwaad niet als de voorige : egter verliest men daardoor het beste gedeelte van haar vermogen. Voor land, dat men driemaal ploegt tot een graan-gewas, is het de rechte tyd, om de mest daarop te brengen, kort vóór de tweede ploeging : men moet haar, na dat zy, een dag of agt, met de aarde in de out geweekt is, daaruit neemen; zoo dra * G 4 ' zy  164 VERHANDELING OVER zy op het land gebragt is, daar over uit: fpreiden; en, na dat zy uitgefpreid is, terftond onclerploegen. Dit behoud al haare kracht; en, op deeze wyze behandeld zynde, is het verwonderlyk om re zien, welke uitwerking zy op den grond te weeg brengt. Wanneer men weiland daarmeê aanmaakt, moet men het volgende in acht neemen. Men doet by de mest en aarde eene gelyke hoeveelheid rivier - modder; dit op een' hoop gebragt zynde, bedekt men denzelven met verfche gras-zooden, om met elkander te broeyen en murw te worden. Wanneer dit ter deege vermengd en kort is, moet men het, in het najaar, vóór den regen, dun over den grond fpreiden, en dus zal alles week gemaakt en in den grond gevoerd worden, zoo dat 'er maar een weinig ftroo op zal blyven liggen. Deeze zyn de beste voorfchriften, om voordeel te maaken van de paarden-mest, het zy dezelve onvermengd, of met andere ftoffen vereenigd, gebruikt word : maar alg-meene rebels zyn niet gefchikt voor allerlei omftandijiheden; ten zy men daar omtrent de noodige voorzorgen in acht neeme. Indien de landman, die, op de gewoone wy mengen met alles , wat men 'er in werpt., Dit is de afval uit den tuin, boonen-ftroo, er-.-  Jl8 VERHANDELING OVÏE. den landman, in 't algemeen, in groote waarde word gehouden. Jammer is het, datzy in geene meerdere hoeveelheid te bekomen is. Varkens-mestv verkiest men voor boomen, om dat de duiven.mest te veel hitte heeft voor dat byzonder oogmerk. Doch dit, 't welk in het eene geval een gebrek is, word eene groote verdienfte in het andere. De fterke hitte van deeze mest maakt de« zelve boven alle andere gefchikt voor koude kleigronden : zy doet de airen van garst ?n tarw uitneemend zwaar worden, terwyl de fteel en het blad niet veel meêr dan haaje gewoone grootte hebben. Veertig fchepels duiven.mest zyn genoeg voor een' akker, maar men moet veel oplettendheid gebruiken omtrent -de manier, van dezelve over 't land te brengen. De beste ■wyze is, den grond daarmeê te bezaaijen, na dat de garst daar reeds in is, want op dit Jtoorn doet dezelve de meeste uitwerking. De eerstkomende regens zullen haar geheel in den grond brengen ; en het koorn zal'er, by het eerfte uitfpruiten, volkomen genot van hebben. Op dezelfde wyze over het land geflrooïd 5?ynde, terflond na het zaayen van de tarw, doet dezelve insgelyks veel goed. Deeze manier van fpreiden, word genoemd de mest te zaayen ; zy moet met het zaad ingeëgd gorden, en haare uitwerking begint terflond  DE. MEST-STOFFEN. by het uitfchieten. Dit gaat zichtbaar voort, geduurende den geheelen groei, tot dat het zaad ryp is; want geen koorn zwelt zoo in de air, als dat, 't welk met duiven-mest is aangemaakt. Maar dit is het alles. Haare kracht is, in één gewas, uitgeput, zoo dat zy, ten deezen opzichte, zoo goed niet is, als de paarden-mest, en de gewoone aanmaakingen, die den grond, ten minften voor den tyd van drie jaaren , in een' goeden ftaat houden. Duiven - mest is zeer goed op vogtige zoo wel als vaste gronden, uit hoofde van haare warmte , welke in beide gevallen dien-; ftig is. Wanneer dezelve gemengd word met andere mest, is zy uitneemend goed voor boomen, en onvermengd is zy beter, dan alle andere, voor een' hop - grond. Zy doet de hop op de plant groeijen, even eens als de air van het koorn, en geeft haar eene byzondere kracht en fterkte. Vermits de waarde van duiven • mest zoo. groot is , zal de landman wel doen, om een duiven-hok te hebben, waar dit gevoeglyk gefchieden kan. Deeze mest word ook door byvoegfels vermeerderd, op dezelfde wyze als andere foorten, mits het met overleg gefchiede ; men neemt daartoe gemeenlyk fyne aarde, die men vier duimen dik in 't hok legt, om de mest daarmeê te vereenigen. H 4 Daar  fïSO VERHANDELING OVER Daar zyn veele redenen , waarom een landman een duiven-hok dient te hebben; doch deeze betrekkelyk tot haare mest, indien 'er een goed gebruik van gemaakt word, is geen van de minfte. § XXX. Over de mest van allerlei Vogelen, en derzelver gebruik. De mest van hoenders, kalkoenen, ganzen, eri andere vogelen, welke de landman op zyn werf houd, heeft ook haare nuttigheid. Dezelve is, van al dit gevogelte, byna even goed, en zeer ryk. De hoender-drek i.s zoo goed als de duiven-mest, en kan dus zeer wel, met een weinig aarde vermengd, gebruikt worden; ook is hy uit den aart zoo taai en kleevelig, dat dezelve onvermengd niet zoo gelyk over 't land kan gefpreid worden, als de duiven-mest. Wanneer men by den hoender-drek dezelfde hoeveelheid goede aarde mengt, word hy daardoor zoo verdeeld en gebroken, dat men denzelven , eveneens als de duivenmest , over den grond zal kunnen zaayen. Hoender-drek is by uitftek goed' voor wei-  BE MEST-ST OFFËH» ™$ opgenoemd, als mede de foorten van mest, waarmede zy, door den ervaren landman, altoos vermengd word, en welke haar, in haare uitwerking, behulpzaam zyn. Thans zal men haare werking, op zig zelve, befchouwen, en te meêr, om dat men 'er gemeenlyk geen recht begrip van heeft. De pis van menfchen, zoo wel als van beesten, verdooft eene plant, waar op zy aanhoudend neervalt, en doet ze eindelyk llerven. Hier van daan heeft men al vroeg een vooroordeel gehad tegen de pis, als nadeelig voor den groei der planten; en, om deeze reden, waren de oude landlieden zoo zorgvuldig, om ze uit de mest te houden, als wy het zyn, om ze daarmeê te vermengen. m Veele dingen, welke, in hunnen natuurlyken ftaat, of op zig zelve gebruikt, fchadelyk zyn, bevorderen niettemin, indien zy wel behandeld worden , den wasdom der planten. Kalk is geen grond, waarop planten groeijen kunnen, ja zelfs kan zy alle planten doen fterven. Egter geeft zy vrugtbaarheid aan veele foortgelyke gronden, wanneer deeze behoorlyk daarmeê worden aangemaakt. Zout belet de planten te groeijen, indien het dik over den grond geftrooid word; en zal ze, even als de pis, doen fterven, indien  $*6 VERHANDELING OVER dien men het aan de wortels legt, of dei zelve dikwyls met eene fterke pekel belproeit. De uitwerking daarvan op de planten is even zoo nadeelig, als die van de pis. Evenwel bevind men, dat zout, behoorlyk gebruikt, de planten fterk doet groeijen; en op dezelfde wyze is het gelegen omtrent de pis. Deeze dingen zyn te geweldig in hun' natuurlyken en onvermeng» den ftaat, maar, door vermengingen, verzagt zynde, zyn zy uitmuntende. De pis heeft een ander voordeel boven veele heete aanmaakingen, dat zy, uit haar zelve , gefchiktheid heeft tot gisten : en hierdoor verandert zy bykans geheel van aart. Het gebruik van pis of gier, welke gegist heeft, is in Holland uitgevonden; en men weet daar, dat dezelve eene allerbeste aanmaaking is. Men vergaêrt 'er zeer zorgvuldig de gier van het Vee, welke zy meest met de mest vermengen, om de rotting te bevorderen, en zomtyds gebruiken zy dezelve, onvermengd. De pis, in haaren natuurlyken ftaat, is zoo nadeelig niet voor de planten, als men gemeenlyk denkt. Indien dezelve aanhoudend daarmeê belproeid worden, zullen zy 'er eindelyk van fterven : maar de ondervinding leert, dat, na dat zy bruin of geel geworden zyn, mits 'er niet meêr van dat yogfi  DE fcïEST-STOFFEN. tSf vogt bykome, zy niet alleen zullen herftellen, maar beter groeijen dan te vooren. De mest zal, zoo wel als de gier, de planten vernielen, indien zy by dezelve op een' hoop geworpen word, wanneer zy aan 't gisten of rotten is; ook zal zy, in eene te groote hoeveelheid op het land gebragt zynde, op verfcheiden gronden den wasdom verhinderen : maar de gier zal, even als de mest, de planten doen groeijen, wanneer dezelve , met overleg en maatigheid» daartoe gebruikt word. Dezelve is beter voor koorn- dan voor wei-land. [Egter bedient men zig daarvan, met een goedgevolg, op zulke wei-landen, die hoog liggen, en van een'fchraalen, zandachtigen aart zyn. Men gelooft ook, dat het gieren van landen tegen het onkruid, en inzonderheid tegen 't geen men ünjer of Heermoes noemt, zeer dienftig kan weezen. (,*)] § XXXIII. Over de wollen - of linnen - Vodden l en bet gebruik daarvan. Dingen , welken men nergens anders toe {*) W. Otter, Verhand, der Maatfch, van Landbouw, II. Deel, 3 Stift pag. 82.  fÏA& VERHANDELING OVER toe gebruiken kan, zyn gemeenlyk voor den landman dienftig tot aanmaaking. Wy hebben daar een voorbeeld van in vodden of lompen, welke, als zy te flegt bevonden worden voor de papier- fabrieken, meestal voor hem verkrygbaar zyn. En hy vind, in andere opzichten , zyn voordeel by die gebreken; want hoe morsfiger en meêr verrot de vodden zyn , hoe nuttiger zy worden , om het land te verryken ; dus verteeren zy te lchielyker door de lucht, en worden aanftonds met den regen in den grond gefpoeld. De reden, waarom linnen vodden nuttig zyn, ligt in den aart van haare zamenftelling; dtzelve worden gemaakt van planten, en die alle, wanneer zy aan het rotten gaan, zyn wederom dienftig tot bevordering van den groei van andere. Wollen vodden kunnen ook tot aanmaaking gebruikt worden , het zy men ze in pis weekt, of op zig zelve alleen gebruikt; zy zyn zeer ryk. En even als de linnen vodden den grond verbeteren, om dat zy van planten af komftig zyn , zoo verryken de wollen vodden denzei ven. uit hoofde van haare afkomst van dierlyke lighaamen. Vodden behooren onder die aanmaakingen , welke voor alle gronden gefchikt zyn , doch zy doen het meeste nut op krytachtige en klei-gronden» Zy verwarmen, ont. bini  BE MEST-STOFFEN. I2(J binden, en verryken by uitftek, en doen zeer fpoedig haare werking. De manier, om ze te gebruiken, is deeze : zy moeten klein gehakt, en over het land geftrooid worden, terftond na de zaaying van het graan, zoo dat zy hetzelve by het eerfte fchot haare kracht mededeelen. Omtrent vyf-en-twintig fchepels zyn genoegzaam voor eenen akker. In andere plaatfen, gebruiken de landlieden verileeten touwen, die zy los maaken, fyn hakken, en dan over het landftrooyen. Dezelve kunnen van dienst zyn, om datzy ook van planten afkomen; doch zy zyn zoo goed niet als vodden, om dat deeze door de uitwaasfeming van die geenen, welke ze gedraagen hebben, zeer veel verbeterd waren. Insgelyks worden de linnen en wollen vodden gebruikt, om dezelve, als eene gewoone bemesting, onder te ploegen. Men laat ze daartoe in ftukken hakken , maar niet zoo fyn, als voor het ander gebruik, en ftrooit ze met de hand over den grond,' doch in eene veel grootere hoeveelheid, dan op de andere manier: zy worden, in het midden van den zomer, ondergeploegd, om het land, tegen den tyd, wanneer men tarw zaait, vrugtbaar te maakeif. Op zommige krytachtige leemgronden , neemt men vyl: honderd ponden, voor een' akker, I _ liet  130 verhandeling over Het is te verwonderen, dat eene aanmaaking , die zoo wel bekend, en zoo voordeelig is in de eene landftreek, niet zedert lang en overal is gebruikt geworden. § XXXIV. Over de Kalk , en derzelver gebruik , als eene bemesting. Het gebruik van de kalk in den landbouw is eene van de groote verbeteringen in die weetenichap, die niet zeer lang bekend geweest zyn : en thans is men zoo kundig daarin geworden, dat 'er reden is om te denken, dat het welhaast overal zal worden gevolgd. Dewyl 'er zeer veel verfchil is tusfchen de eene foort van kalk en de andere; en veele kleinigheden in het gebruik daarvan moeten worden waargenomen, kan 'er niets noodzaakelyker zyn,dan een naauwkeurig verflag van derzelver aart en uitwerking. Kalk is een van die dingen, die in ftaat zyn, om veel goeds te doen, en gevolgelyk ook veel kwaad. Het was te wenfchen, dat derzelver vermogen algemeen bekend was, maar te gelyker tyd is het noodzaakelyk, dat men omtrent het gebruik daarvan volkomen onderricht worde. Daar  1>£ MEST-STOFI-ENi 131 Daar zyn verfcheiden foorten van kalk, die van verfchillende ftoffen gemaakt worden, als, van kalk-fteen, marmer, kryt, zee-fchulpen, en veele andere dingen; v/< arvan de fteen en het kryt de voornaamite z> n. Deeze zyn onderfcheiden in haaren aart; doch het is moeielyk te bepaalen, welke de beste is. Het hardfte kryt maakt de beste kalk; en dit is het voordeel van den landman ; want het zagte mergelachtige kryt kan hy, in deszelfs natuurlyken toeftand , gebruiken. Kalk-fteen is in kleur en hardheid verfchillende. Men kan denzelven, en alle fteenen, die tot kalk dienftig zyn, op de navolgende wyze leeren kennen. Men neemt een flesje met fterk water, en, over 't land gaande, ftort men eenige druppels daarvan op die fteenen , die tot het oogmerk gefchikt fchynen te wezen ; wanneer het op kalk-fteen valt, zal het fisfen en opborrelen ; maar op alle andere fteenen afloopen, als gemeen water. Het zagtfte kryt, en eenige foorten van mergel, kunnen ook tot kalk gebrand worden. Een fchepel mergel- kalk, is zoo goed als vyf fchepels ongebrande mergel : men kan deeze op dezelfde wyze beproeven met fterk water, en, als zy daardoor opbruischt, is zy gefchikt om kalk van te maaken. I a [In  13» VERHANDELING OVER [In zommige Landen, waarde kalk-fteen of het kryt weinig of niet gevonden wor* den, en de fchulp - kalk in algemeen gebruik is, zal deeze, mits zy in eene behoorlyke maat genomen word, eene evengoede uitwerking kunnen hebben , als de overige, dewyl alle deeze ftoffen waarfchynelyk haare vrugtbaarheid ontleenen van het vermogen, 't welk zy bezitten , om den grond, door eene inwendige gisting, te breeken , en denzelven gefchikt te maaken tot het ontfangen van de voedende deelen uit den dampkring, op dat ook de planten haare wortels van alle kanten kunnen verfpreiden , en* dus die deelen , welke tot haare voeding gefchikt zyn, te beter zig ten nutte kunnen maaken.] Wy zullen verder overweegen , op wat wyze , en op welke foorten van gronden, de kalk, als eene aanmaaking, dienftig zyn kan. De kalk behoort niet onder die bemestingen , welke op allerlei gronden even goed zyn. Zand-gronden worden 'er meêr door verbeterd , dan klei-gronden. In Engeland, waar veele onvrugtbaare zand - ftreeken zyn, heeft men zoo veel nut,op diergelykegronden , van deeze bemesting gezien , dat het te verwonderen is, dat dezelve niet op meêr plaatfen gebruikt word. Men is meestal gewoon, de kalk alleen te  Ï»E MEST-STOFFEN. IS3 te neemen; doch zy doet betere uitwerking, wanneer zy met andere ftoffen vermengd is. De manier van de kalk op zig zelve, tot het meeste voordeel, te gebruiken , is dee ze. Men neemt kalk, zoo als zy uit den oven komt, in eene hoeveelheid van om trent honderd en vyftig fchepels op een akker. Vervolgens legt men ze op kleine hoopen, en bedekt ze met aarde. Dus laat men ze liggen, om door den dauw en regen bevogtigd te worden, tot dat zy geheel gelescht'. is: dezelve zal dan zig ge-, makkelyk met de aarde vermengen, en op een' bekwaamen tyd geflegt en ondergeploegd kunnen worden. Om van de kalk het meeste voordeel te verkrygen, kan men ze vermengen met dee: ze drie vulgende zaaken; i. Mest; 2. Aarde of Modder; en 3. Asch. Van alle dezelve heeft men, met een goed gevolg, proe, ven genomen. Voor een' fchraalen, zandigen grond,heett de ondervinding geleerd, dat de beste aanmaakina is eene vermenging van kalk en koe-mest. Deeze laatfte moet twee derde in hoeveelheid zyn tegen een derde kalk De koe-mest moet met de kalk gemengd worden, zoo dra zy uit den oven komt en dan op hoopen gelegd, en vervolgens met eene dunne fchil van den bovengrond bedekt worden. Dit moet men verrichten s een I 3 jaar  1^4 VERHANDELING OVER jaar vóór dat de grond word opgebroken. Maar, zoo dra de regen en dauw de kalk volkomen hebben gelescht, moeten de hoopen uit elkander gewerkt, en , na dat de kalk, mest, en aarde ter deege vermengd zyn, dit alles, zoo gelyk als mogelyk is, over 't land geflegt worden. Op den behoorlyken tyd geploegd zynde,zal het gewas zeer voordeelig wezen, en de grond meêr nut hiervan genieten, dan van kalk alleen. Voor een' droogen, keiachtigen grond, is de beste manier, om de kalk te vermengen met fyne aarde, of rivier - modder. Indien men aarde verkiest, moet 'er viermaal zoo veel van zyn, als van de kalk; zo het modder is, heeft men aan driemaal zoo veel genoeg : maar de modder moet niet versch zyn, want dat zou de kalk te fpoedig lesfchen; maar zulke , die uitgefpreid heeft gelegen, tot dat zy van boven gefcheurd, en tamelyk droog is. Beide deeze aanmaakingen zyn uitmuntende, vermits zy 't land eene duurzaame vrugtbaarheid geeven, en het eerfte gewas veel warmte toebrengen. Voor een' met mos en ruigte begroeiden grond, is kalk met asch gemengd, de beste manier van aanmaaken: en geen asch is daartoe beter, dan die van het land zelf. Dit gefchied op de volgende wyze. Wanneer het land met ruigte begroeid is»  de mest-stoffen; 135 is (leekt men de oppervlakte van den grond aan, en laat die geheel afbranden. Hierdoor zullen dikwyls drie of vier duimen van den grond verteerd worden, en zomtyds meêr, terwyl de asch vry gelyk verfpreid zal liggen. De kalk moet dan , in eene hoeveelheid van omtrent honderd ichepels op een' akker, daar overgeftrooid, en met de asch ondergeploegd worden. Indien de oppervlakte op deeze wyze met branden wil, moet men de zoode affchillen; en na dat deeze verbrand is, moet de asch met de kalk vermengd, en als vooren ondergeploegd worden. De vermenging van de kalk met de asch doet veel meêr nut, dan zy eene van beide op zig zelve zoude heoben kunnen doen; en de flegtfte foort vanmosfige gronden word dus zoodanig; verbeterd, dat het eerfte gewas de kosten van de aanmaaking rykelyk ^1 opbrengen. Wat aangaat den tyd, dat het voordel van de kalk duurt, is 'er een groot onderfcheid tusfchen den aart van den grond, en van de kalk zelve, als mede omtrent de manier, van ze te gebruiken. Men klaagt, dat de kalk kostbaar is, en derzelver verïogên niet lang duurt: doch hierin kan men te gemoet komen, door eene behoorlvke zorg en behandeling. Men kan een groot gedeelte van de kosten uitwinnen, als men de kalk zelf brand, I 4 u  Ï36 VERHANDELING OVER . of ze digt by de hand heeft; en het voordeel, dat 'er de landen van genieten, zal duurzaamer zyn , als men ze met andere ftoffen wel weet te vermengen; en netland zelve behoorlyk behandelt. De flegtfte aanmaaking met kalk van de zwakfte foort zal even lang duuren, als eene aanmaaking met roest; dat is, zy zal het land, voor drie jaaren, vrugtbaarheid geeven. Goede fteen.kalk, die wel gebrand en wel onder gewerkt is, zal, zeer gemakKelyk, vyf jaaren duuren. Met paardenmest zal haar vermogen het, ter naauwerflood, zoo lang uithouden; maar met koemest zal zy nog twee goede gewasfen meêr geeven Doch men moet toeftemmen, dat p. gewasien van paarden-mest en kalk ryker zullen zyn. Kalk met asch, die men, door den bovengrond aftebranden, gemaakt heeft, heb ben, drie jaaren, haare volkomen uitwerking : en het land is dan zoo niet verarmd als wanneer men het alleen, zonder aanmaa-' king met kalk, gebrand heeft. De aanmaakingen van kalk en aarde duuren het allerlangst: met het land, van tvd tot tyd, te ververfchen, zullen dezelve tien of twaalf jaaren goed blyven. Wanneer men den grond met kalk aan* naakt, inzonderheid gras-land, doet men dat in den voortyd, zoo vroeg als mogelyfc is-9  DE MEST-STOFFEN. 137 Is-, want de ondervinding heeft geleerd, dat kalk,welke men, vóór het midden van den zomer, over den grond brengt, denzelven meêr voordeel doet; dan wanneer men, eenigen tyd daarna, 'er meê aanmaakt. En hoe laater in 't jaar dit gefchied, hoe nadeeliger het zyn moet. Wat betreft het gebruik daarvan op bouwland, moet men zig fchikken naar den loop van 't werk; doch, ten aanzien van de vermengingen van de kalk met de mest, dert grond, enz., behoeft men zoo zeer niet op den tyd van 't jaar te letten. In alle deeze gevallen, zal het best zyn, de kalk niet te lang te laaten liggen, vóór dat men ze gebruikt; maar dezelve, terwyl zy nog los is, op gras-land uitteftrooyen. Het is niet raadzaam, om kalk te ftrooijen, als 'er veel gras op 't land ftaat, 't geen zekerlyk beletten zou, dat haare werking zoo goed wierd, als wanneer de grond minder met gras bezet was; ook moet de landman niet verwonderd zyn, dat zyn vee den pas - gekalkten grond niet aan zal raaken, tot dat "er regen gevallen is, om de kalk een weinig in te fpoelen. Naderhand zal het vee daarvan eeten, en het gras van den grond, die gekalkt is, verkiezen boven al het gras, waarop, in 't zelfde veld, geen kalk is gevallen. In eene langduurige droogte zou het, om gemelde reden, niet voorI 5 zich-  I38 VERHANDELING OVER zichtig zyn, om eene weide, op eenmaali geheel en al met kalk aantemaaken. Geen landman, die eenige kunde heeft, zal iets nuttigs verwachten van kalk, die op enkele klei, of fchraal, droog zand gelegd is, zonder dat 'er aarde, of leem, of eenige gemengde grond bykomt. Eene al te groote hoeveelheid van kalk kan nadeelig zyn; en eveneens is het met allerlei aanmaakingen gelegen. Want eene overmaat van eene van dezelve zal, in plaats van het land te verbeteren, het daarop ftaande gewas bederven, en het zomtyds, jaaren lang, benadeelen; tot dat eene verfchillende bewerking, of een geduurige invloed van zon, lucht, en weêr bet land wederom tot eene bekwaame gefteldheid ge. bragt hebben. Voorbeelden van grove misdagen zoo als deeze, ten aanzien van het bemesten, zyn niet zeer gemeen, en waar dezelve begaan worden, zal het land, doorgaans, zig zelve fchielyk herftellen. Egter zyn 'er veele voorbeelden te vinden van het nadeel van mergel en zout wa. ter. Indien men te veel van het eerfte op *t land brengt, of te veel van het laatfte daar lang op ftaan blyft, of te dikwyls daarover heen ftroomt, zal dat land, eenige jaaren,van weinig nut wezen; en, in zommi. ge gevallen, nooit, ten zy de oorzaak wegge:  DB MEST-STOFFEN. 139 genomen, of een gefchikt hulpmiddel in 't werk gefteld worde. Men heeft, op plaatfen, waar veel mergel is, verfcheiden voorbeelden gehad van een overmaaug gebruik van die mest,-ftof, waardoor de grond, jaaren lang, geheel bedorven wierd; welke evenwel, nadat dezelve, door de zon, lucht, enz. tot eene bekwaame gefteldheid gebragt was, geduurende veele jaaren daarna, zeer vrugtbaar is geweest. Ten opzichte van het zout, hoewel dit zekerlyk onder de goede aanmaakingen behoort, wanneer het met overleg gebruikt word, zyn 'er insgelyks niet weinige voorbeelden, dat het zoute water, by toeval te lang op 't land geftaan hebbende, den grond, voor een jaar of twee, bedierf, welke nogthans naderhand zyne vrugtbaarheid zeer lang behouden heeft. Dezelfde gevolgen kan men natuurlyk verwachten , en worden ook inderdaad ontdekt, waar men te veel kalk op 't land gebragt heeft; 't welk zig niet herftelt, tot dat het doorwerkt en veranderd is,door aanmaaking met dingen van eenen verfchillenden aart, of dat de tyd hetzelve vermurwd heeft. Op alle gronden, welken men met kalk zal willen aanmaaken, is een bovenkorst van aarde of van leem , hoewel zomtyds zeer  140 VERHANDELINO OVER zeer dun, in eenige plaatfen zelfs geen anderhalve duim; en in andere tot eene aanmerkelyke diepte; op beide zal de kalk nut doen ; indien men dezelve, ter bekwaamer tyd en in eene gefchikte hoeveelheid, gebruikt, naarmaate van de diepte, weekheid, of vastheid van den grond; en, in de behoorlyke maat te treffen van het een tot het ander, beftaat de kunst van allerlei bemestingen te maaken, die tot' voordeel zullen, ftrekken. De kalk zal, in vogtige landen, dikwyls door haare zwaarte wegzinken; hierom is het, in zulke gevallen, dienftig, om dezelve, eêr zy buiten bereik ligt van het koorn of gras, 't welk daarop groeit , met den ploeg weêr naa boven te brengen. De groote kunst , ten aanzien van de kalk, is, om de foorten en hoeveelheden naar de verfchillende gronden, en naar den aart van de gewasfen, welke die moeten voortbrengen, te evenredigen; het geen uit het voorgemelde gemakkelyk kan nagegaan,' en, in ongewoone gevallen , fchielyk tot zekerheid gebragt worden, door middel van eenige proeven op kleine ftukken lands; en, in de meeste gevallen, inzonderheid op goed land, met een' ondiepen grond, is het beter , dat men van tyd tot tyd de aanmaakihg herhaale, dan in eens veel kalk te gelyk op den grond te brengen. § XXXV.  de mest-stoffen. t^f §xxxv. Over bet gebruik van Roet, als eene bemesting. Roet is, zoo als de kalk, eene van de Zoogenaamde kunst-mesten, welke door het vuur worden voortgebragt. Asch, van verfchillende foorten , word insgelyks , door deszelfs werking, te gelyk met het roet gemaakt : en de landman trekt daarvan veel voordeel. Daar zyn driederlei foorten van roet, te weeten, dat van fteen-kooien, van hout, en van turf. Hoewel dezelve in eenige byzonderheden verfchillen, hebben zy ten naasten by dezelfde kracht en ook dezelfde waarde voor den landman. Vermits men gronden vind, die door de beste aanmaakingen niet verbeterd worden, zyn 'er andere mest-ftoffen van dezelfde kracht, die daar eene volkomen overeenkomst meê hebben. Het volgende kan ten voorbeeld ftrekken. Klei-gronden kunnen niet wel kalk verdraagen; maar roet is eene byzondere en gefchikte aanmaaking voor dezelven, en doet zoo veel nut, als kalk doet voor andere gronden. Ook hierin heeft het toet een voordeel boven de kalk, dat 'er geen grond is of hy word daardoor verbeterd. Men  54* VERHANDELING OVEt?, Men kan met weinig roet veel doen op allerlei gronden. Een fchepel daarvan, indien het redelyk goed is, zal gelyk ftaan met een vragt mest. Twintig fchepels roet is eene rykelyke aanmaaking op een' akker of gemet: [de vermenging van hetzelve met zand of andere aardftoffen moet derhalven, tot deszelfs betere uitfpreiding, zeer dienftig zyn]. Voor de zand-gronden, zyn kalk en roet twee voornaame verbeteringen, en het voordeel van roet op keiachtige gronden zou meêr bekend wezen, dan het is, zo men met in Engeland [en in andere plaatfen] zulke gronden met fchaapen beperkte; het o-een inderdaad een onverbeterlyk middel i?.& De beste tyd, om met roet aantemaaken is tegens het laatst van Februarv, en dewyl de noodige hoeveelheid gering is, naar maate van andere bemestingen, moet men te meêr zorg draagen, om het eelyk uittefpreiden; de voorjaars regens fpoelen het in den grond; en de uitwerking daarvan is ten eerften zichtbaar. De nuttigheid van het roet is niet alleen bepaald tot koorn-land; het heeft ook het zelfde vermogen op wei- landen; en voornaamelyk op zulken, die een' kleiachtigen grond hebben. Wanneer, door de koudheid en vastheid van den grond, 'er jaaren lang, flechts weinig gras op groeide, heeft men  DE MEST-STOFFEHi Ï43 men Ondervonden, dat eene enkele aanmaaking met roet, vóór de lente-regens daarover geftrooid, terflond eene dikke, groene zoode voor den dag bragt, van zwaar, fap-, pig, en fcheutig gras. Dit heeft een' langen tyd geduurd, daar op koorn-land de vrugtbaarheid , door dezelfde aanmaaking, kortftondig is- Men zal wel doen, eene grootere hoeveelheid van roet op weiland te ftrooyen, dan men tot koorn-land noodig heeft: omtrent dertig fchepels op eenen akker : en dit is de moeite waard, vermits de uitwerking zoo veel te langer duurt. Hoewel men gemeenlyk niet meêr dan omtrent twintig fchepels op eenen akker koorn-land gebruikt, zou de landman misfchien, op 't laatst, zyn voordeel vinden, met 'er tweemaal zoo veel roet op te brengen. § XXXVI. Over het gebruik van Asch, als eene bemesting. Allerlei asch is dienftig voor den landman, doch in dezelve heeft veel meêr onderfcheid plaats, dan in roet. De  144 VERHANDELING OVER De asch kan men in drie foorten verdeelen : i. Haard-asfche; 2. Asch, die gemaakt word, door het branden van ftoppelen, varen, ftekels, en ander onkruid; en 3- Asch van het land zelve , en die men verkrygt, door het branden van den bovengrond. De eerfte van deeze onderfcheidingen kan men ook in tweederlei licht befchouwen , uit hoofde van het verfchil in de ftoffen , waar zy van afkomt; vermits de asch van fteenkoolen van eenen anderen aart is, als de hout-asch; en die van turf verfchillende is van beide. Wanneer de landman hout of turf brand, zal zyne haard- asch ten naasten by gelyk zyn aan die van varen of ftoppelen; doch wanneer hy fteenkoolen gebruikt, is zy van een' geheel anderen aart. Hout-en turf-asch verryken den grond meêr, dan die van kooien; kool-asch verbreekt den grond beter, dan de andere, en zy geeft ook vrugtbaarheid, fchoon in een* minderen graad ; kool-asch is meest gefchikt voor een' taaijen klei-grond; de andere voor ligte, fchraale, en onvrugtbaare gronden; of ook wel voor die, welke te vogtig zyn. Koude en laage landen geniéten het meeste voordeel van allerlei foort van asch. Hout-asch, als zy versch en met zout- dee-  £>e mest-stoffen. 145 deelen gevuld is, moet op zig zelve alleen gebruikt worden. Kool-asch, die minder vrugtbaarheid heeft, is 'beter, als zy met mest vermengd word: paarden-mest is hiertoe het meest dienftig; of anders een mengfel van allerlei mest onder elkander; en op deeze wyze word zy eène zeer goede aanmaaking : dewyl de fcherpheid van de asch het land opent, en het vermogen van de mest eenen doortogt geeft. Hout-asch, na dat'er linnen meê geloogd is, heeft weinig waarde, vermits deeze asch haar zout verlooren heeft, en niet veel beter is dan fchraale ftof. Integendeel geeft de zeepzieders asch, na dat zy 'er gebruik van hebben gemaakt, vrel vrugtbaarheid. Het is, wegens haar vermogen, om vogtige gronden te verbeteren , dat de asch, en inzonderheid de laatstgemelde foort, op zommige plaatfen, zoo beroemd is, om haare verbetering van mosfig land, en het uitroeyen van biezen. De hoeveelheid van asch, welke men tot aanmaaking gebruikt, moet zyn vier vragten hout- of turf-asch, en zes vragten koolasch voor eenen akker, hoewel men wel iets meerder neemt. Dewyl de uitgeloogde asch geene kracht heeft, ziet men, dat hout-asch alle haare K. wer-  verhandelino OVER werking door water benomen word; hier. om moet men haar, [zoo als ook de turfasch] op eene drooge plaats bewaaren, en ze aan alle kanten tegen de vogtigheid befchutten : anderzins kan het gebeuren, dat de landman een fchraal ftof op zyn land brengt, terwyl hy meent, dat hy het ryketyk aanmaakt. Kool - asch ook voorzien zynde met zoutdeelen , hoewel zoo veel niet , als houtasch, moet droog gehouden worden, om haare kracht te bewaaren; want, indien zy voor den regen bloot ligt, zal zy van geene de minfte waarde worden : doch men heeft ondervonden , dat, wanneer zy bevogtigd word, door 'er van tyd tot tyd de water-potten op uitteftorten; en ook, door *er zeep-fop , waarin kleêren gewasfchen zyn, of andere zoodanige vogten, welke een zout in zig bevatten, optegieten, zy aaumerkelyk verbeterd word, en meêr nut doet, dan op zig zelve alleen. Asch, die men maakt, door het verbranden van onkruid, boonen-ftroo, ftoppelen, en dergelyke, verfchilt weinig van de gewoone haard-asch, waar men hout gebruikt ; zy is iets ligter, en laat, wanneer het regent, haar zout gemakkelyk los. Turf-asch is van een* byzonderen aart, zy is ligter en zagter dan de overige : maar in  DE MEST-STOFFEN. 147 in 't algemeen heeft zy dezelfde kracht , als de asch van planten; en gelykt meêr naar die van ftoppelen, en andere ligte foorten, dan hout-asch. Deeze alle geeven veel vrugtbaarheid aan koorn-en wei-land beide; en de laatfte komt het naast aan die foort, welke gemaakt word, door de bovenkorst van den grond te branden. Doch daar blyfc nog dat groot onderfcheid, dat, wanneer men het land afbrand, men den grond te gelyk bereid,[om de asch tot zig te nee-; men. De beste manier, om hout-asch te gebruiken , is dezelve met de hand over tarwlanden te ftrooyen, in het begin van 't voorjaar. Hiertoe is zy het best gefchikt, als zy onder dak is gehouden, en men dezelve een weinig vogtig heeft gemaakt, door 'er nu en dan de water-potten over uitteftorten. Men neemt gemeenlyk omtrent vyfü'g fchepels voor eenen akker. Het gebruik van de hout-asch, op deeze wyze bereid zynde, is niet alleen bepaald tot koorn-land, het is ook uitmuntend goed voor gras - land; doch op deeze moet men eene grootere hoeveelheid brengen: omtrent tachentig fchepels is de maat, die men daartoe noodig heeft. Zy maakt niet alleen, dat het gras vroeg en in overvloed opkomt, maar dood de infedten, die zig by de worK a ' tels  DE MEST-STOFFEN^ I4.9 by de Schryvers over dat onderwerp breed» voerig vind aangetekend. (*)] Allerlei asfch doet veel nut , wanneer zy met mest vermengd is. Hout-asch en koe-mest geeven met elkander eene beste aanmaaking : ook verbetert zy die hoopen, welke zamengefteld zyn van veelerlei zelfftandigheden van dieren en planten. En kool-asch is zeer goed, om te voegen by de aarde, waarmede men den hoender - drek vermengt; dewyl niets, zoo fchielyk, de draadige taaiheid van die ryke, maar anders onhandelbaare, bemesting verbreeken kan. Men kan alle foorten van asch op allerlei gronden , zonder nadeel, gebruiken : niettemin zal men beter doen, van dezelve, naar den aart van den grond, zoo veel mo« gelyk, te fchikken. § XXXVII; Over bet Afplaggen en Branden der. gronden, ah eene bemesting. Tot de verbetering van land, door middel <*) J. F. Muller, &c. Verhand, der Maatfck. van den Landb,, I Deel. — K 3  1$0 VERHANDELING OVER. del van asch, kan men betrekkelyk maaken, de voordeelige manier, van de bovenfte korst of zoode te verbranden. ' Deeze bewerking word verricht, door de zooden [die men ook plaggen noemt] van den grond aftefteeken, dezelve op hoopen te leggen, om te droogen, en naderhand tot asch te verbranden ; welke asch over den blooten grond gefpreid, en vervolgens ondergeploegd word. Op deeze wyze word , in 't gemeen , hiermede gehandeld. Ten nutte van den beoeffenenden landman, zullen wy eenige voorfchriften vooraf laaten gaan, hoe dat men hetzelve verricht, vdór dat wy de voordeden daarvan opgeeven, welken wy hoopen niet alleen hem te zullen doen verkrygen, maar ook te zullen doen behouden. Dit laatfle is nog weinig onder de landlieden bekend. Een fterke arbeider neemt zyn' plaggen' hak, en fchilt daarmeê den grond ter dikte van omtrent één'.duim, meêr of min, naarmaate van de wortels of andere planten, welke daarin gevonden worden : hoe meêr van deeze daarin zyn, hoe dikker hy de zooden moet affchillen. Hy verdeelt dezel-, ve in ftukken van anderhalven voet lengte, en negen of tien duimen breedte, en keert ze het onderfte boven, om ze te doen droo. gen. . Men zou ook met een' ploeg, waaraan ee-  BE MEST-STOFFEN. *$l eene daartoe gefchikte fchaar was gemaakt, en door een paard wierd voortgetrokken, dit werk fpoediger en voordeeliger kunnen verrichten. Wanneer dus de bovengrond in lange reepen was losgemaakt, zou men met een' zwaaren houten roller , die met yzere banden, welke op de kanten fcherp zyn, beflagen was, de zooden over dwars kunnen doorfnyden. Hierdoor zou de geheele oppervlakte in plaggen van bekwaams grootte, te weeten, van twee voeten lang en een' voet breed, doorfneeden worden. De zoode afgefchild zynde , gaat men voort met dezelve te droogen, op hoopen te leggen, en te verbranden : en, hoe gemakkelyk dit, in den eerften opdag, fchynen mag, hangt een groot gedeelte van het voordeel, 't welk de landman daarvan verwachten kan, af van eene naauwkeurige oplettendheid omtrent alle de om Handigheden van deeze bewerking. Indien de grond ligt, en het weêr warm en helder is, zullen de zooden, door eens opzetten en omkeeren, droog worden : doch, zo de grond vogtig is, en 'er veel regen valt, legt men ze, in kleine hoopen, luchtig op elkander; wanneer de wind, die 'er door heen waait, dezelve fchielyk droogen De zoode zal, op zommige plaatfen, van K 4 * 7-el-  DE MEST-STOFFEN. I55 heeft gegeeven. Virgilius eh andere Ro< meinfche Schryvers hebben 'er reeds melding van gemaakt. In Ceylon, brand men het drooge ftroo van de gewasfen, om het land voor het volgende jaar te bemesten : en, in America , fpreiden de wilden droog hout over den grond, en verbranden het, om denzelven te verbeteren. De asch komt hierdoor vry gelyk te liggen; en de grond word overal door het vuur verwarmd , zoo dat men daar noodwendig een goed gewas van moet hebben; en dit gebruik, dewyl het zoo geweldig niet is, als het branden van de zoode, heeft zulke kwaade uitwerking niet voor 't land in vervolg van tyd. Men kan dit algemeen gebruik in vier. derlei opzichten befchouwen, als : i. Het branden van flegt gras op vogtige landen , 2. Het branden van ftoppelen op koornland; 3. Het branden van de onnutte voortbrengfels op heiden en meenten; en 4. Het brengen van allerlei ftoffen op *t land, om ze daar te verbranden. Het gras, dat op de eerstgenoemde gronden wast, is kort en zuur, en word dikwyls overdekt door eene foort van gras, 't welk lang en breed is. Dit is gemeenlyk van eene geele kleur, en word, in 0£tcber, dor en ftrooachtig. De landman neemt de gelegenheid waar van  I5Ö VERHANDELING OVER. van , een zeer droogen dag, als 'er een weinig wind is, en zet het geheele ftuk onder den wind aan brand. De vlam zal zig dus over den grond verfpreiden, en vervolgens eene ligte, zwarte asch achterlaaten. Verder laat hy dezelve door de eerfte regenbui, die 'er neêrvalt, een weinig uitwaasfemen , en den grond ten eerften dik niet hooi-krok bedekkenj waarvan, in de volgende lente , zeer veel en goed gras zal voortkomen. Het branden van ftoppelen op 't veld is zeer bekend; en hoewel de asch, die men op deeze manier verkrygt, ligt en weinig is, maakt evenwel de warmte, welke men hierdoor aan den grond mededeelt, zulk eene aanmaaking beter , dan viermaal zoo veel asch, die men van elders daarop zou kunnen brengen. Wanneer de landman het voorneemen heeft, om ftoppelen te branden, moet hy vooraf zyn land by de heggen omploegen, ten einde te beletten, dat de wind de vlam daarnaa toe dryve, en veel fchade daaraan toebrenge. By deeze manier van aanmaaken kan men met voordeel kalk gebruiken, als men dezelve luchtig uitftrooit over het geheele veld, en, na dat zy door den regen gelefcht is, met de asch te gelyk onderploegt. Het branden van de onnutte voortbreng- fels  DE MEST-ST OFFEN. 157 fels van meenten en dergelyke velden is ten uiterften voordeelig. Men maakt de heide en verder onkruid los, en legt dit in kleine hoopen op elkander, waarna men hetzelve met een weinig aarde bedekt: wanneer alle de hoopen op deeze wyze gereed gemaakt zyn, neemt men een' ftillen dag waar, om ze in brand te fteeken, en tot asch te doen verteeren. De aarde, die daarop geworpen is, vereenigt zig met de asch, en word, door deeze branding, zeer gefchikt voor den groei der planten. Zoo dra deeze hoopen door regen of dauw wel bevogtigd zyn, moet de landman ze, op een' droogen en ftillen dag, over het land fpreiden; en ze, zoo fchielyk mogelyk, onderploegen. Ten laatften, moeten wy nog melding maaken van de manier, om takken, ftroo, en ander afval van planten op het land te brengen, en tot asch te verbranden. De uitwerking hiervan is niet alleen, dat zy den grond door de asch verbetert, maar ook door de werking van het vuur eene meerdere vrugtbaarheid geeft. De asch word, zoo als in de voorgemelde gevallen , over het land gefpreid , en met of zonder een weinig kalk , naar den aart van den grond, hoe eêr hoe beter ongeploegd. Al-  158 VERHANDELING OVER. Alhoewel het afplaggen en branden van den grond, in veele omftandigheden, meêr nut doet dan deeze vier oppervlakkige en onvolkomen navolgingen van hetzelve; niettemin zal ook de landman by deeze zyn voordeel vinden. Het branden van plaggen is alleen goed op zommige gronden. De overige brandingen kan men eveneens voor meêr andere gebruiken. De landman dient toetezien, op welke wyze, en by welke gelegenheid hy zig daarvan moet bedienen; ook zullen de mindere brandingen , zo zy al zoo veel vrugtbaarheid niet aanbrengen, veel minder kosten veroorzaaken. BESLUIT. Na eene aandachtige befchouwing van al het geen, in de voorgaande Afdeelingen, over de Mest-ftoffen en derzelver gebruik in den Landbouw, is verhandeld, gelooft men, dat het niet moeyelyk en tevens niet ondienftig zal zyn, 'er deeze gevolgen uit afteleiden. Vooreerst, dat het aantal van die zaas ken, welke tot aanbrenging van een vrugtbaarmaakend vermogen voor allerlei landen gebruikt kunnen worden, zeer aanmerke- lyk  DE MEST-STOFFEN. 159 lyk is; en dat 'er onder dezelve veele zyn, - waarvan men op de eene plaats een aanhoudend en voordeelig gebruik maakt, die op de andere naauwlyks by naam gekend worden. Ten tweede, dat men van de meest bekende mest-ftoffen, en welke byna overal tot aanmaaking en verbetering der gronden in gebruik zyn, zeer zelden, uit onkunde van haare byzondere kracht en werking , dat nut trekt, 't welk zy, indien men daaromtrent met de noodige voorzorg en omzigtigheid te werk ging, zouden kunnen aanbrengen. Ten derde , dat , dierhalven, eene opgaaf van alle de bekende en min bekende bemestingen, als mede van de beste wyze, hoe dezelve ten nutte te maaken voor den winstzoekenden Landman, hem en de Maatfchappy, waartoe hy behoort, niet dan voordeelig zyn moet. Iemand, welke eenige ervarenheid heeft met betrekking tot de Land - huishouding , zoo als dezelve in onze Vereenigde Provinciën en de daar aan onderhoorige Landfchappen, word waargenomen, zal gereedelyk toeftemmen, dat 'er, onder de bovengemelde ftoffen, ter naauwernood de helft is, aan welke men in 't algemeen den naam van bemesting toekent ; en dat, om van geen  * DE MESTSTOF/EN^ lyfc, te vergrooten ± door' ééné onderlinge» vérmenging van dezelve ; waardoor bui-1 ten twyfFel 4 onze beste gronden in denzelfr den ftaat zouden blyven, en zulke:,. Welken men oogfchynelyk verwaarloost, tot eene betere opbrenging zouden worden gebragt. Doch ook moet de Landman, ten deezen opzichte, zoo wel als omtrent alle andere bemestingen , met oordeel te werk gaan,1 zoo dat by" zyne aanmaaking, en de wyze om dezelve te gebruiken, evenredigt naar den grond, dien hy verbeteren wil, zonder 't welk zyn arbeid, hoe onvermoeid anders, vrugteloos zyn zal. De menigvuldige raadgeevingen en voorfchriften, welke dien aangaande by, zommige SchryverS (*), en inzonderheid in deeze Verhandeling zyn terneêrgefteld, kunnen intusfchen tot middelen dienen, om de achteloosheid, welke hieromtrent plaats heeft, te keer te gaan , en den weiwillenden maar, niet genoeg onderrichten Landman < aante-; fpooren tot eene daadelyke beproeving van dezelven, op dat zy, aan de 'verwachting voldoende bevonden zynde, deszelfs inkomften mogen vermeerderen, en hy dus medewerke tot de welvaart van 't Vaderland, voor (*) L. Aartsen, &c. Verhand, der Maatfch.. van den Landbouw, III. Deel. 2 Stuk. L  * Ife VERH. OVER DE MEST-SIOFïEH. voor 't welk de Landbouw, zo die behoor,» lyk betracht word, eene bron is, waaruit allerlei zegeningen meêr en meêr kunnen yoortvloeyen, I N-  INHOUD Inleiding ; Bladz. 5* i. Over de Mesp-fioffen, in ï al- gemeen . . • y*. a. Over de Mergel, en derzelver eigenfch oppen . • 10*. 3. Over de verfcheiden foorten van zuivere of onvermengde Mergel - • • I4* 4. Over de verfcheiden foorten van onzuivere of vermengde Mergel. 17. 5. Over zekere foorten van Mer¬ gel, die minder gemeen zyn. aol 6. Over het zoeken naa Mergel. 22. •j. Over het gebruik van de Mergel , naar den aart van 't land. 37.1 3. Over de wyze, hoe dat men Mer* gel gebruikt . • • • 37* 9. Over de groote vrugtbaarheid van gemergelde landen . . 44