DE INHOUD van het EU ANGELIE, VOORGESTELD M in een e VERHANDELING over de woorden rom. X. 7* Matth 6: 7—X3. Mattb. 6: 19-32' Mptth. 6: * 33- Sn zondige luften, vaarwel zal zeggen; en 3at men zig zal bevlytigen om alle zeddyké deugden op de volmaaktfte wyze te betragten; — dat men dan daarnaar ook, met al. ie vermogens ons door God gefchonken, :ragte; en zoo toone, waardige navolgers van zyne leer en voorbeeld te wegen. 3. Nog eens, heeft de Heere Jefus, meer byzonder, bevolen; A. Dat men God zal erkennen als zynen almagtigen en weldaadigen Vader; die ons het aanwezen gegeven heeft; die ons telkens vaderlyk verzorgd en verkwikt; en die ons tydelyk en eeuwig lot geheel in zyne hand heeft, en het eens uitwyzen zal; en dat men bygevolg, Hem moet beminnen, eeren, aanbidden , danken en ' op Hem betrouwen. Dat men dan ook volvaardig tragte aan dezen eisch van Hem, onzen Meefter, te beantwoorden. B. Heeft Hy gewild; dat men de lighaamelyke en tydëlyke dingen niet te hoog zal fchatten; dat men omtrent dezelve met geene te angstvallige zorgen zal bezet zyn; en dat men dezelve zo maatig zal gebruiken, dat men er niet onbekwaam door worde, tot het begeeren en zoeken van de gewigtigfte zaaken. Dat men dan ook volgens zyne les, eerft en voornamelyk zoeke de dingen van het Koningryk van God, in die verwagting dat God ons van de anderen ook wel zo veel zal geeven als voor ons dienftig zal weezen. Voor het laaft. C. Belafte de Heere Jefus, dat men zynen evenrnensch 3 als zig zelv, zal liev- heb»  hebben, op alle mogelyke wyzen, ook zomtyds met opoffering van gen deel van zyn eigen gemak en goederen, zyns naaftens genoegen en geluk, in den tyd en in de eeuwigheid zal zoeken, en er zó naarftaan, om den goeden God hier in gelyk te worden, welke zyne zonne laat opgaan over bozen en goeden, en het laat regenen over regtvaardigen en onregtvaardigen. Dat men 'er dan zig fteeds ook in oefene, om hier in meer volmaakt te worden , gelyk de Vader die in de Hemelen is, hier in, volmaakt is. Zie, myn Leezer! zo den Heere Jefus, en zynen Godsdienft, voor het uitwendige, te handhaven, en voor te ftaan; . maar, dien ook zó te gelooven , dat 'er zulk een leeven uit volgdt als wy zo aanftonds voordroegen, dit vorderdt, naar onze gedagten, het Euangelie van de menfchen, als het wil, dat wy, met onzen mond, den Heere Jefus belyden; en met het hart gelooven, dat God Hem uit den dood heeft opgewekt. II. Vraagt men nu: „ Maar wat zal my „ dan geworden, indien dit by my plaatze „ hebbe?"... Het Euangelie antwoord: indien gy met u mond, den Heere Jefus beJydt, en met U hart gelooft, dat God Hem uit den dood heeft opgewekt, zo zult gy zalig worden. Laaten wy, ter onzer aanmoediging, nu in de tweede plaats, deeze zaligheid , of dit geluk befchouwen. K. Ik zou in ftaat zyn, gelievde Leezerf om u te toonen dat het volbrengen van den befchouwden eisch van het Euangelie, den ?nensch , zelv hier in den tyd, veel voordeel Matth.$% 43-48.  ( 14 ) ï Tim. t 4:8. 6:6.. Hand. 13: { 3*» 39- 1 leel en geluk aanbrengt; —- om dat hys angs dien weg, de gunft van alle befte menbhen gewinne; — zyne gezondheid, en zy1e goederen, natuurlyk in zekerheid ftelle; — en, dat het beft van allen is, eene vreeIe der ziele, en gerustheid des gemoeds ver;ryge, welke de bitterheden zynes levens nerkelyk verzoet, en het zoete van hetzelve erft regt doet fmaaken. 3. Dog, dewyl zalig te worden, volgens len ftyl en de beloften van het Euangelie, loorgaans aanwyst, „ het groot geluk, 'twelk , de waare geloovige, en vroome of deugd, zame raenfchen, inzonderheid na dit leven, , verkrygen," zo zal ik my, in myne befchouvingen, daartoe, vooral, bepaalen. <*. Zodanig een menfch dan die, op de [emelde wyze, Jefus en zynen Godsdienst, >elydt en gelooft, zodanig een wordt zalig, n het gemeen, om dat zyne zonden worden veggenomen, en hy dus een vriend van 3od word. — Het is de leer van 't Euanjelie, dat zodanige zondaars worden geregtraardigd; dat is, dat hen hunne zonden worlen vergeeven, of dan reeds vergeeven zyn, )m dat de genadige afkondiging daar van, net den aanvang van het Euangelie, reeds jefchied is. Maar ook zodanig een mensch eiuigt, met de Goddelyke hulp, zig zeiven, ;an alle befmettingen van vleefch en geest, ;n poogdt zyne heiligmaking, in de vreeze iran God , te volvoeren, en word dus ook 3aadlyk van de overheerfching der zonde i/erlost, en aan God en zynen Heiland dienftbaar. — Dog; dan is de midd.delnmur des af-  C 15 ) affcbeidzels, lunchen God en Hem, wegg< nomen; dan is hy een dienftknegt, een vriend ja! een kind des Allerhoogilen; wat kan da zyn geluk hinderen? Het vertrouwelyk bi zeffen daarvan, deed meermaalen het dooc bed, ja het moordfchavot, van de zulken, i een zegekoets veranderen! 0. Evenwel des waaren Chriftens geluk A. gaat met den dood eerst regt aan nu verlaat zynen onftervelyken geest ee vadzig, zwak en gebrekkelyk lighaam; h verlaat eene waereld, in welke veel arbeids zorg, angst en boosheid is, en komt b Chriftus onzen lieven Zaligmaker, die her vriendejyk vertroost, en doet ondervinde met hoeveel regt onzen Apostel eens fchreev dat hy begeerte had om ontbonden, enby Chrii tus te zyn, als 't welk hem zeer ver 't bel was. Hier wagt hy nu, met veel genoegen den dag in, in welken hy* ook met de oo gen zynes lighaams, den Verlofïer in heer lykheid zal aanfchouwen. B. Als iemand het wel heeft, dan val de tyd niet lang; die dag, die blyde dag breekt daarom ook al ras aan Nu klink de ftemme des Goddelyken Zaligmakers, dooi gansch het ondermaanfche: en ziet de Almagtige Jefus doet, door de zverking waar doot Hy ook alle dingen aan zig kan onderwerpen, uit zyn nog overgebleeven ftof, als uit een graankorreltje, een fchoon, fterk, geestelyk, vlug en vaardig lighaam ontfpruiten: de Almagt doet hem in het zelve wederkeeren, en hy wordt door eene blyde verrukking aangedaan, over dat hy zyne oude woo» ning !- vergel, ,Jef. 59: n i- n ; i 7 'Luk. 23: F 433 vergel. 1 Hoofd 16: > 23. fFïl. 1:23. 'iTetf. 4: 16. Fil. 3: ai, 1 Kor. 155 35-44^.  C 16 ) t I t 1 i 1 < < 1 1 I 1 i i 1 ] j vergel. I4~4°. ling dus heerlyk verboud vindt. — Nu is ly geheel gezuiverd, door het ondervinden 'an de nabyheid, en de gunst van den Verofler; nu heeft hy een lighaam dat bevryd s van alle laage en vleeifchelyke luften en jegeertens1; nu dringt zyn verftand verder loor in de befchouWing van de volmaakthelen Gods, van zyne werken en zyne wegen; :n dit fchrikt hem eeuwig van de zonde f, en maakt hem, uit een beginzel van weierlievde en dankbaarheid, onophoudelyk >ezig in het doen van den wil van God; en lier door gevoeldt hy altyd, zodanig eene reruftheid en blydfchap in het geweeten als ïy hier nog nooit had ondervonden. C. De Chriften Haat zyne oogen op; :n, zie d;iar, de beminnelyke Zaligmaaker n zyn zegepraal! — Alles is in beweeging! Ie opgewekte, en leevendig overgebleevene nenfchen zien, met uitgeftrekte halzen, naar ïunnen, zig in de lugt vertoonenden Veroffer,; of vlugten, fteken hunne hoovden in ïet ftof en roepen: ach!... dat gebouwen!... jergen!... heuvelen ons, voor eeuwig!... sedekten!... voor dit vreeslyk gezigt... van Gods, door ons verfmaden.... Zoon!—De Engelen was?ten, mei den diepftcn eerbied, en de grootfte dienstvaardigheid, op de beveelen van hunnen Goddelyken Meefter. Deeze Rester zier alle die ontzachelyke vertooninjrpn mpt de uiterfte bedaardheid aan: en de Chriften met blydfchap. Eindelyk hoord' d^ze laatfte zyn zalig vonnis: kom gy goede en getrouwe dienftknegt, gy hebt een goed gebruik tragten te maaken van de gunst s  C *7 ) gumt en de gaaven, u aangeboden en gefchonken; deel nu met my, uw Heer, in myne eeuwige vreugde. Hy roept: „ dit is te „ groot!... waar mede heb ik dit verdiend! En de Heere Jefus antwoordt: „het is myns „ Vaders Welbehaagen geweeft/u door my, ,5 op de aüergenadigfte wyze, zalig te maa„ ken; en u zo ftorFe te geeven de God„ heid eeuwig te verheerlyken." D. Hierop wordt hy, met alle Opregten, opgenomen; a. en de Heiland neemt hun allen met zig, naar de plaats, waar heenen Hy by zyne Hemelvaart voer; naar het Hemelscb vaderland; naar de ftad die fundamenten heeft, van welken God, by uitneemenhéid, gezegd wordt de Konftenaar en Bouwmeester te zyn j — en hier vindt hy het fchooner en veikwiklyker , dan hy het ooit op deeze aarde, ook in het aangenaamfte Jaarfaizoen, gevonden heeft. b. En dit aangenaams wordt verwonderlyk vergroot door het zoete gezelfchap, twelk hy hier geniet. Hier verkeerdt hy by _ den lievderyken Zaligmaaker, die voor ruim 1700 Jaaren op deze aarde verkeerde, en wiens gezelfchap toen zyne trouwe Discipelen en Discipelinnen zo gevallig v/as, zo datze Hem zo noode wilden misfen; en in Hem ziet hy de volmaaktheden der Godheid als voor zyne oogen. Hier vindt hy de lievderyke Engelen, die by de geboorte van 's Waerelds Heiland zo vrolyk zongen wegens het heil den mensch befchoren Hier ontmoet hy niet een laag en C on. vergel. Titum 2 3-7- l6. Heb. in 13—16,  ( 18 ) ondeugend mensch; maar louter Godvrugtigen en braaven : als waarfcbynlyk, Adam, Abel, Enoch, Noach, Abraham, Izaak, Jakob, Jofeph, Job, Mofes, Jofua, Samuël, David, Nehemras, de waare Profeeten, de opregte Apoftelen, en veele getrouwe Martelaaren en andere Vroomen. Ook veele Godvreezende en deugdzaame Vrouwen, met Maria de Moeder des Heeren aan hun hoofd. Gelyk ook zodanige van zyne vrienden en goede bekenden die als hy langs den weg van belydenis , geloov en deugd, naar het Ijemelsch Vaderland ftreevden. c. Deze allen zyn fteeds werkzaam om zyn, en hy weder om hun genoegen en geluk "te vergrooten; — zy vertellen aan hem, en hy weder aan hun, de goedertieren wegen die God met het menschdom , en ook met hun in het byzonder, gehouden heeft, van 's waerelds begin , tot aan deszelvs einde ; . en dit alles komt telkens weder uit op de verheerlyking van den algenoegzaamen God. d. Het geen ondertufTchen deze zyne zaligheid voltooidt is, datze eeuwig duuren zal. Het befte aardfche geluk heeft het gebrek, dat het zo haast door onaangenaamer zaaken afgewifleld wordt, en een einde neemt: _> Maar, anders is het met deeze Hemelvreugde; want offchoon de Chriften hier duizenden Jaaren gefleeten heeft , zo zal het tog maar als een aanvang zyn; en, lchoon hy nog zo veel geniet, en zig voor het vervolg nog aanminniger zaaken voorfteldt, het geen hem evenwel het meelt zal ver-  ( 19 ) verrukken, za! de gedagtezyn: „dit...dit... „ zal nimmer eindigen." III. Maar, welk een gefcbikt verhand is 'er nu, tuffchen het verkrygen van dit groot geluk, en het beantwoorden aan den eisch van het Euangelie? Ik zal dit, met zo weinig woorden, en zo klaar, tragten te zeggen als ik kan. , God, myn Leezer! ziet gewis den mensch, zyn fchepzel, gaarn zo goed en zo gelukkig als het naar deszelvs vatbaarheid weezen kan; zo zyne eigene deugden er niet door ontluifterd, maar veeleer door verheerlykt worden. Maar nu heeft Hy zig, in en door den Heere Jefus, eenen weg gebaand, langs welken dit einde, op gemelde wyze, 'kan bereikt worden; als de mensch zig deze fchikkinge maar laate welgevallen. Dewyl nu den mensch, door den Heere Jefus openlyk te belyden, en zig geheel aan de regelen van zynen Godsdienft te onderwerpen , baarblykelyk toondt dat hy deeze fchikking Gods goedkeurdt, en dus God geheel de eer van zyne zaligwording geeft; zo kan men dan ook van Gods goedheid niet anders verwagten , als dat hy elk mensch die dit doet, deeze zaligheid , dit geluk, za! geeven te genieten: en zo is het niet te verwonderen, dat het Euangelie der zaligheid luidt: indien gy met uw mond den Heere Jefus belydt, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit den dood heeft opgewekt, zo zult gy zalig worden. NA-  ( 20 ) ï77ot.s:4. i.Pet.y.9. NADERE GEBRUIKMAAK IN G I. Toen ik dit zoude fchryvcn viel my eene zonderlinge en aangenaame gedagte in. Ik dagt, de menfchen die dit zullen leezen of het hooren, aan my bekend of niet bekend, komen alle in den Hemel, de plaats des geluks; daar hoop ik ook te ko¬ men; —— daar zullen wy elkander dan nog leeren kennen ; — daar zullen wy dan ook nog wel eens met den anderen fpreeken over dit myn gefcbryv;— daar zullen wy, op de allervriendelykfte wyze, te zaamen overdenken waar ik het eenigzins getroffen hebbe, of waar ik te ftaauw geweeft ben. Aanraerkelyke gedagte, waarom doet gy ons niet meer aan !: K. Ten minden dat al wie dit leest of hoort, het gemelde geluk zal verkrygen, daar aan kan ik niet twyfelen: want zy willen, als menfchen, tog gaarn hoogstgelukkig weezen; ik gun hun van harten dat voorregt; en, dat vry wat meer afdoet, God zelve wil hunne zaligheid; waarom zoudenze dan niet zalig worden? «. Ja, maar...! Ja, maar...r Hoe? myn Leezer of Hoorer! ik hoop tog niet dat gy U nu hier zelvs in den weg zult ftaan! — Gy zult tog nu niet langer weigeren den Heere Jefus te belyden voor de Menfchen.' 1. Het zal u tog niet te veel moeite zyn, om openlyk en plegtig belydenis van zynen ij , Gods»  Godsdienst te doen, en zo openbaar in zyne Maatfchappy te treeden? 2. Het zal u tog niet te laftig weezen, om eens of tweemaal in de week in de Kerk van Chriftus te verfcbynen? om fteeds, onder uwe huisgenooten, te betoonen dat gy achting voor Jefus en zynen Godsdienft hebt? om eens en andermaal in het Jaar, ter gedagtenis van Hem, het H. Avondmaal mede te houden, en dus te toonen dat gy nog een Chriften zyt? 3. Gy zult 'er tog niet tegen opzien, om, by bekwaame gelegenheden, den Godsdienft van onzen Heer te handhaven en te verdeedigen , en aan uwe Medemenfchen, wieze ook zyn , te toonen welke voortreffelyke eigenlchappen dat dien Godsdienft heeft ? Deeze weinige dingen zullen u tog niet te veel moeite zyn, om een onuitfpreeklyk en eeuwig geluk te verkrygen? \ Ja 5 maar dit is het alles nog niet: 'er wordt wat meer vereischt om zalig te worden. — En wat is dat dan ? i- Ja 5— men moet immers ook de vergeevinge zyner zonden by God, door Christus, biddende, zoeken.... En dat zoudt ge met willen doen! _ het zal eenen misdaadiger niet gelegen komen zynen goedertieren Kegter om pardon te verzoeken! 2. Ja, — maar men moet ook nog tragten alle zonden te vermyden, en fteeds het goede naar te jaagen.... En dat ziet gy als iets lastigs aan! Hoe kan een mensch zoo verdwaald zyn! Leezer of hoorer, die zó verkeerd denkt! al wierd 'er alle daP 3 gen  ( 22 ) gen gepredikt; alle dagen gekatechifeerd, indien het flegts eenigzins op eene verdandige wyze gefchiede, dan moest ge nog nooit verzuimen om het te hooren, zo uwe omdandigheden het eenigzins toelieten, ter tyd toe dat gy 'er van overtuigd waardt, dat het niet minder ons hoogde belang als onzen pligt is, de zonde te vermyden, en de deugd te betragten. 3. Ja, laat ik 'er byvoegen: als van U gevorderd wierd, dat gy om eeuwig zalig te worden, God moefl: haaten en ontëeren, Hem nooit aanroepen of danken, Hem fchroomen en wantrouwen. —— Als God van U eischte, dat Gy de tydelyke dingen voor uw hoogde geluk moed houden, en dat gy deeds met eene angstvallige en onnutte zorg over dezelve moed vervuld zyn : of, dat gyze op eene onmaatige wyze moede verkwiden, en voorts alle uwe verkeerde begeertens en driften den ruimen teugel vieren. — Als het Euangelie wilde , dat gy uwen evenmensen moed beledigen, bedriegen, verdrukken, fchenden, ongelukkig maaken: Als, zeg ik, het Euangelie deeze dingen van U vorderde, (maar dan kon het het geen Euangelie, blyde boodfehap, heeten) dan zoudt gy U met veel reden over deszelvs eifTchen bezwaaren, als zynde onredeIyk , en drekkende regtdreeks om U gedadige bekommernifïen, onophoudelyke onrust in de waereld; ziektens en kwaaien ; armoede, fchande en veragting; en, by dit alles, wroegingen des geweetens op den hals te haaien. Maar nu dit zo niet is, maar  C *3 ) ciaar juist het tegengeftelde van U gevordei wordt; en dus niets anders als het geen g fchikc is om uwe rufte, uwe gezondbei< uwe goederen, uwe eere en agting te verz keren: nu is. het zo fpoorbyfter, zo vreemt (om geene fterker uitdrukkingen te gebru ken) om dit als eene tegenbedenking te oj peren, dat men het met geene woorden ki uitdrukken. 3 En dat zo veel te minder als gy, dai gy door deezen effener en aangenaamer we ten Hemel wandeldet; want het jok va den Heere Jefus is zagt, en zynen last ligt, door dien ongemakkelyken en onaang< naamen weg naar de Hel toeloopt: wam wie Jefus belyden zal voor de menfchen, di zal Hy ook belyden voor zynen Vader, e de Heilige Engelen; maar wie zig zyns e zyn er woorden zal gefchaamd hebben, die zal Hy zig ook fchaamen voor zynen 'Fade en de Heilige Engelen. Die in Hem ge looft wordt niet veroordeeld; maar wie me gelooft is aireede veroordeeld; om dat h niet gelooft heeft in den ééniggeboornen Zoo) van God. Die in den Zoon gelooft heef het eeuwige leeven; maar die den Zoon va/ God ongehoorzaam is, die zal het leever. met zien ; maar de toom Gods blyft of hem. Hy zal komen, met vlammend vuui wraak doen, over de geene die zyn Euangelie ongehoorzaam zyn. En hoe kan het anders zyn? hoe kunnen fchepzels, dooi God met reden begaafd om het goede van het flegte te onderkennen, en die, niettegenstaande dats zo veel lust tot de zonde, zo veel ■d I» U Br i» i)n ir g n Mattb. is ":3°« » 'e n iMatt.xo: ?32>33- en rtneer an. der plaatfen. L i [Job.yiS. vs. 36. 22>/.i:p.  ( *4 ) veel afkeer van gehoorzaamheid aan God en de deugd hebben, datze liever door den weg van ongeloov en ondeugd, die wézenlyk ongemaklyk is, naar een eeuwig onheil, als langs die van het Euangelie, die zo zagt is, naar een eeuwig geluk willen gaan: hoe kunnen die in den Hemel, de plaats van kennis, deugd en reine vreugde komen? Het is niet mógelyk : het kan niet anders zyn of' de daar tegenoverftaande plaats moet hun deel worden. Mooglyk denkt gy ter uwer verfchooning: „ wy verftaan otis die dingen zo niet; wy „ hebben, van dat wy tot redensgebruik „ kwamen, een denkbeeld gekreegen, dat de „ regelen van het Euangelie te volgen, een „ onaangenaam, een droevig leeven veroor„ zaakte: — Als wy dat zo geheel anders „ hooren voordellen, dan begrypen wy ook „ al dat wy verkeerd over de zaak denken; „ maar wat is het? Het is ons al haast ver,, geeten, en het oude verkeerde vooroordeel „ komt weêr boven. Maar, gun my U te vraagen: — Doet gy uw beft al om het in uw geheugen te bewaaren? Herroept gy de redenen die daar voor bygebragt worden, al dikwyls in uwe sedagten , gelyk men gewoon is te doen omtrend dingen die men gaarn onthouden wil ? Zyt gy ook niet traag en zuimig in U van alle gelegenheden te bedienen, die gefebikt zyn om U die zelvde redenen weder in de gedagten te brengen? de redenen namelyk, die bygebragt worden om de menfchen duidelyk te doen bezeffen, dat de ei- fchen  C 25 ) fchen van het Euangelie geheel redelyk zyn; en niets anders ten doel hebben dan hun waar geluk , in de tyd beide en in de eeuwigheid te bevorderen ? .... waarlyk, myn Leezer! zo lang gy verzuimt dit te doen, zo lang zal uwe onkunde of vergeetelykheid in deezen u tot geen verfchooning kunnen verftrekken. j. En daarom, zoek tog van nu aan deeze dingen beter- te leeren kennen, zoek 'er geheel van overtuigd te worden ; dat den Heere Jefus te belyden voor de menfchen; voor Hem en zynen Godsdienst uit te komen; en zig na deszelvs voorfchriften te gedragen het befte het aangenaamfte leeven geeft: —— en dat gy ook , wat gy ook doet, zonder dat in den tyd nog eeuwigheid gelukkig kundt worden. «. Bedien u ten dien einde vlytig van de middelen die den goeden God , onder het beftuur van zyne voorzienigheid, ons aanbiedt. Schaf u aan en lees meermaalen het een of ander werkje, als er in deezen tyd uitkomen, (*) in welke ernftige Godsvrugt met gezond verftand gepaard gaat. — D Lees (*) Ik oog op veele Nommers in de Godsdienst' vriend en in de Menfcbenvriend, en meest in ieder eerfte deel; ■ Op verfcheiden Ituk- „ jes van des Heeren Martinets Gefcbenk aan de Jeugd; . op zommige der (tukjes van de Maatfcbappy, Tot nut van bet algemeen, en welke men, naar myn gedagten, in plaats van de oude te hooggaande fchoolboeken, in de fchoolen behoorde te gebruiken , als zullende beide voor de Schoolmeesters en School- lis*  ( 26 ) Lees vooral vlytig in des Heeren woord, en meest in de fchriften van het nieuwe verbond ; dat boek durven wy u veel heter aanpryzen als veele boeken die voor 50 of 75 of wat langer Jaaren zyu gefchreeven, als welke, door veele nuttelooze fpicsvindigheden, den leezer te dikwyls van de eenvou- Wige waarheid afbrengen, (f) Voeg hier de aanroeping van onzen Hemelfchen Vader, in den naam zynes Zoons, by: — en eindelyk de betragting van het geleerde, en gy zult ondervinden dat iedere pligt dien gy vervuldt u een nieuw genoegen baardt, @- En gy, Jonge Lieden.' die dit leest of hoordt, laat onze raad inzonderheid U behaagen; mogelyk zyn uwe harten nog zó zeer niet door de vooröordeelen ingenomen ; voor U in het byzonder is het dan nu de tyd, om, dopr een vlytig gebruik der gegeevene middelen, te tragten, tot regte kenners, vry- moe- lieren zeer nuttig zyn; ■ Op het werk getiteld: Aanmerkingen over 'j menfchen vermogen en onvermogen in den Godsdienst; 'twelk my in veele opzigten behaagt; als zynde zo. het my voorkomt, gefchikt om de menfchen in verfcheiden zaaken gezonder ta doen denken : alleen, dit werk is voor den Gemeenen Man ruim lang en duur genoeg; —• In dat opzigt is beter, en in het geheel genomen voor hem nuttiger, het werk: Algemeen Nuttig en Leerzaam Leesboek, voor den Gemeenen Man en zyne Kinderen; kostende, hoewel 3er vry veel in ftaat, flegts 16 ftuiv. £f) Men zie hoe men fchreef over het geloof in Chriftus, in vergelyking van ons fchryven, pg, iq en volgende.  C ) moedige belyders, gegronde geloovers en a Jige betragters van het Evangelie te wordei Laat dan de goede gelegenheid die g thans hebt met voorbyglyden • haast komt '< een tyd dat gy 'er minder toe gefchikt zu zyn; haast mogelyk een oogenblikje dat h< u gehéél onmogelyk zal worden. — Laat hier in met verhinderen; do o, de ongegron de aanmerkingen, of ongepast fpotteryen' va: Zommige uwer mede jonge lieden, wier ziek vermogens welligt door de verleidingen derwae reld en der zonde reeds bedorven zyn. Neen — jonge lieden.' Laat de goedkeurim van uwe Ouderen, de goedkeuring van alli verftandige Menfchen , de goedkeuring de heilige Engelen, de goedkeuring boven a van den alleenwyzen God, zwaarder bv 1 wegen, en meer invloed op u hebben, dat de aanmerkingen en fpotteryen van zulke dwaazen en ongelukkigen, die het zig mogelyk ui de eeuwigheid te laat beklagen zullen, datze zelve de goederen van het Euangelie verfmaad hebben, eb ook nog anderen m het verkrygen van dezelve hinderlyk waaren 11 Opregte Belyderen van den Heere Tefus en zynen Godsdienst, dien deeze verhandeling voorkome! ü. Gun my de vryheid U te vermaanen, om te tragten meer overvloedig te worden m het werk van uwen Heer, op dat sv al gelukkiger wordt. H ëy . . lm Dank God fleeds voor zyne goedjeid, dat hy een weg tot ons ééuwig geluk nOTu ,,ver°rd,neerd> welks bewandeling on» ?eeven, doorSaans > "°S het gelukkigst doet t1. y' i Ir t 1 » i 1 1 iKor. \k\ 58.  C 28 ) Titutn 2; U j 12, DE SCHRYVER. Wiezal nu nog dit goed, ons aangebooden,weigeren? Wie wil de ondankbaarheid, tot zulk een trap, doen (fteigeren? DE LEEZER. Ik niet; — ik ben bereid, om, volgens 't Heilgebod, Te ftreeven naar het goed ons voorgefteld, van God. 2. Bewys uwe dankbaarheid vooral,doof dien weg beftendig te bewandelen. — Koora by alle bekwaarae gelegenheden, voor den Heere Jefus en zynen Godsdienst uit: zoek fteeds denzelven aan anderen, aan te pryzen. —— Leev Godzalig; leev maatig; leev lievderyk in de w^ereld: doe, in navolging van uw Heer, zo v^el goed als gy kundt. Eindelyk, erken uwe te kortkomingen in het betragten van uwen pligt; fmeek telkens weder de vergeeving van dezelve, op grond van Jefus verzoening; en zoek het geduurig beter te maaken. y Dan zult gy zalig worden: — zalig in dit leeven, vooral, om dat ge u dan met de goedkeuring van uw geweeten, en van God, zult kunnen troosten: — zalig in uw nerven, wyl gy dan aanftonds by uwen Heer, Jefus, zult komen: — zalig in de eeuwigheid, om dat gy dan met lighaam en geest beide, eeuwig, eeuwig, Gods gunst zult genietenl — bet zy zo!