01 1621 UB AMSTERDAM  HISTORIE DER WAERELD. TWEEDE DEEL.   HISTORIE DER WAERELD, door \ J. F. M A R T I N E T, MEESTER DER VRYE KONSTEN, DOCTOR IN DE WYS. GEERTE , LID VAN DE HOLLANDSCHU EN ZEEUWSCHE MAATSCHAPPYEN DER WEETENSCHAPriïN TE HAARLEM EN VLISSINGEN , EN PREDIKANT TE ZÜTPHEN. MET P L A A TEN. TWEEDE DEEL. te AMSTERDAM, bï JOHANNES ALLART, MDCCLXXXI. Met Privilegie van de Ed. Gr. Mog. Heeren Staaten van Holland en WeHvrieiland.   L Y S T . DER ZA.MENSPR AAK EN. SX ZAMENSPRAAK OVER DE HISTORIE DER GRIEKEN. Bladz. I, 3011. ■ - ■'■ - * —— 108. XVI. ' ■ ■ DER ROMEINEN. » 215. xviii. . — 31a. D E  D E P L A A T E N MOETEN GEPLAATST WORDEN, at( L • • tegen over Bladz. 130. H. • • . 292. — Ul ' ... 34e. — IV' • • • • 300, ELF-  ELFDE Samenspraak over. d è HISTORIE der GRIEKEN, Nut der Histories Oorfprong der Grieken. Onbefchaafde Staat. Eerjlë Verbeteringen. Door welke Mannen. Stichting van kleine Staaten. Verdere Befchaavingi Vermaa* ken des Volks. Geleerdheid. Regeering. Zeevaart. Handel, Trojaanfche Oorlog. Desztlfs Gevolgen, Zeden. Inftellingem \^ra\g. . Hoe lang hebben wy nu ad*d gehaald; hoe lang , waarde Leermeester! na onze tiende zaménspraak , gerust ! Wordt het nog geen tyd , om de begoni nen taak te hervatten, èn de odde historie ten einde te brengen ? Myn weeü lust ftaat nog vol ; uwe bereidwilligheid, IL deel. A om  e nut per Historie. om my te keren, is , hoop ik, O0k niet verminderd; en de aangevangen zaaken zyn , in myn oog, van te groot belang, om ze langer te laaten ftecken. Antwoord. Zodanige betuiging wilde ik, eer wy, op nieuw, de hand aan het werk floegen , eerst yan U hooren; doch dan ook beginnen. Ik zie, dat gy, uit myn eerfle Onderwys, het gewigt der waereldhistqrie hebt keren kennen, en belust • blyft, om het verder beloop der dingen die op deeze Aarde gebeurd zyn, te kennen. Dit is my hooglyk lief: want de historie der vvaereld is die Eer volkomen waardig. Indien zy toch de zorgvuldige Schatbewaardfter der aangenaame Waarheid is; indien zy de braave daaden .der groote Mannen tot het geheugen der Nakomelingen doet overgaan; indien zy de misdaaden. der Dwingelanden en de ondeugden der Volken gehaat maakt by . edele gemoeden; indien zy , door de fchildery van groote Vorsten, en van verftandige deugdzame Natiën, eene begeerte in bekwaame Vernuften, in goede Harten ontfteekt , om ook zodanig te zyn , of te worden; indien zy ons het Menschlyk hart regt leert kennen, en haare fchoone Raadgeevingen door fraaie Voorbeelden geene kleine kragt, zagtkens, byzet; eindelyk, indien zy ons'leert, wat  nut oer historie. <} wat de Menfchen op deeze Aarde bedreeven hebben , en tevens Gods fchoone Re. geering en Orde, Gods Regtvaardigheid en Goedertierenheid op den duur doet zien, en, hoe verder * te meer daarvan laat ontdekken; dan, dunkt my, moeten wy nu , zonder toeven , de hand flaan aan de Befchouwing van de oude historie der Waereld, en dezelve 'ook ditmaal geheel afdoen, om dus te komen tot heuglyker Tyden van licht, tot Gefchiedenisfen zonder. gaapingen ; en om vervolgens op vaster paden dan voort te wandelen. V. Nadien ik deeze dingen , uit het eerfle gedeelte der oude historie , juist geleerd heb, hygt myn hart te fterker, om dezelven , ook in het tweede en laatfte , te vinden ! A. Treeden wy dan zonder talmen tot dit nieuwe fluk ! De oude historie der Volken , die asia en africa bewoonden, hebben wy gezien, en hen verlaaten; wy keeren dus tot dezelven niet meer terug, i De Natiën der twee andere Waereld-Deelen fchietcn nu alleen overig. Van america , al konde ik , zal ik U egter nu geene oude historie opgeeven. Wy willen de Gefchiedenis van dit zo laat ontdekte Gewest, tot eene onzer laadle Zamenfpraaken yerfchuiven, en dan geheel afA a doen.  4 VOLKEN VAN EUROPA. doen. Laat ons nu met europa , het gelukkig Gewest, welk wy bewoonen , beginnen. Wy zullen er wat langer in moeten blyven , en veele Gebeurtenisfen , hoewel van geen groot aantal Volken , moeten overweegen, die U egter meer zullen voldoen, dan de brokken, die in de oude historie van asia en africa ons zyn voorgekomen. Grieken en Romeinen zyn alleen de twee voornaarnfte Volken , die beide in de oude historie van europa even merkwaardig zyn. Derzelven Naamen en eenige hunner Bedryven hebt gy, iri de laate Historie der Jooden , nu en dan , al eens gehoord. Gy zult hen nu beter lecren kennen. By die twee Volken zult gy, na 't afleggen der eerfle rauwheid, zagte Zeden , wyze Wetten , blinkende Grootheid, fraaie Vindingen van Vernuft ook veele fchoone Weetenfchappen aantreft fen. En hoe verder wy dan heen komen , te meer wy deeze Volken tot eenen zekeren trap van Befchaafdheid en Volmaaktheid , zagtkens zullen 'zien opklimmen • hoewel de zedelyke Verdorvenheid in hen dezelfde blyft, zo als deeze zich, in dè vroegfte Tyden, alomme in de Waereld, zeer treurig heeft geopenbaard. Den hoogen Regeerder van het Heelal zullen wy, ' in hetzelfde noodwendig befluur, eok by deeze  O R I E K E W. q êecze Volken vinden, en het zal dus blyken, hoe weinig zy het zonder zyne Regeering konden Hellen. V. Ik merk, daar gy den Grieken den voorrang gegeeven hebt , dat wy met dit^ Volk eerst zullen beginnen. A. Dit hebt gy wél! De Orde vordert dat ook: want zy beftonden vóór de Romeinen.. Het zal eene aangenaame vertooning voor U zyn, wanneer gy dezelven , als een heel ander Volk, dan de Asfyriers , Babyloniers, Egyptenaars of Karthagers, voor den dag ziet komen , alleen uit kleene beginfelen; wanneer gy hen uitmuntende burgerlyke Voorfchriftcn tot oprigting en in ftandhouding der Maatfchappye zult zien invoeren ; wanneer gy hen met Konsten en Geleerdheid , by anderen zo weinig bekend, zult zien praaien ; wanneer gy verneemt , dat dit Volk Leermeesters enVoorbeelden voor anderen in europa , ja zelfs voor die van asia en africa , opgeleverd heeft ; warneer gy hoort , dat zy , yan liefde voor liet Vaderland cn de Vryheid blaakende, door ' Dapperheid en Heldendaaden zich wyd en zyd beroemd gemaakt hebben ; of wanneer men U zegt, welke groote Mannen , welke Wetgeevers, Veldheeren , Geleerden, Wysgeeren , Dichters , Schryvers en Konstenaars onder hen A 3 ge-  6 COD5 BËSTUÜR. gebloeid' hebben. En dit alles zal Ü meer treffen, wanneer gy hooren zult, dat deeze Grieken, in den aanvang, een ruuw, van alle kennis , en noodwendige dingen ontbloot, Volk waren, en ook zo lang gebleeven zyn, tot dat zy, onder het oog der Voorzienigheid , • door alle beletfels doorworftelden, en zich uit hunneil veragtelyken Haat tot eene verwonderlyke hoogte opbeurden. Een hoog Beftuur zult gy in dit alles ontdekken. V. Een hoog Beftuur! A. Ja ! Gy zult in deeze beide beroemde Volken vërneemen , dat de Beheerfcher der Waereld ruuwe Natiën , langzaamerhand, ter befchaavinge laat komen , uit loutere ontferming en medelyden met hunnen ellendigen ftaat. Gy zult zien, hoe ver Menschlyke poogingen het daarin brengen; maar tevens op hoe grooten afftand zulke eigen krachten, ten aanzien van den Godsdienst en Zeden , blyven ftaan van den waaren Godsdienst en van de zuivere Zedekunde. Twee dingen, die wy nimmer uit het oog moeten verliezen. Het één ontdekt ons de ydelheid der Menschlyke poogingen, om zich uit de natuurlyke Blindheid ° tot de waare Wysheid , in het Evangelie geopenbaard, te verheffen: het ander zal ons het gewigt eener Hemelfche Openbaaring dui- de-  griekenland. 7 delyker doen zien. Dan , die uitwendige , Befchaafdheid zult gy egter, als eene Godlyke Weldaad voor die Volken , moeten aanmerken. Zy kwam zeker van boven. Zy was nuttig. God maakte dezelve , in laater tyden , dienstbaar aan zyne heerlyke doeleinden. Raaken wy zo ver in de Gefchiedenis der Waereld, dan zullen wy verneemen, hoe verwonderlyk alles zich dan zal ontwikkelen. V. Waar woonden de Grieken in europa ? A. Griekenland werdt, ten Oosten, ten Zuiden en Westen, door de Middelandfche Zee befpoeld; maar ten Noorden grensde het aan die Landen , welken men hedendaags Dalmatie, Servië, Bulgarie en Romanie noemt, oulings bekend onder de Naamen van Illyricum, Mbejie en Thracie. Hier onder werden begreepen het daartoe behoorend Schiereiland , thans Morea, en het eigenlyk Griekenland , nu Livadie geheeten, benevens ■Epirus , thans Albanië ; ook Thesfalia, nu Janna genoemd, met Macedonië. — Laat ons de Historie van een Volk , dat dit Land befloeg, van den beginne tot op de bemagtiging van Troja, of van het aioo tot het 2800 jaar der Waereld, zynde een Tydvak van zevenhonderd jaaren, befchouwen. ■—» Gy moet niet denken, dat alle deeA 4 ze  è GRONDEN VAN GRIEKENLAND. . ze Landen , ten dien vroegen tyde , door. tonst en vlyt van Menschlyke handen , wél gehavend en zorgvuldig bearbeid waren : ganschlyk niet ! Zy waren vol groote Moe, rasfen, ruuw opgeflagen Bosfchen , of na den Zondvloed onvruchtbaar gebleeven Landftreeken ; vervuld, gelyk gy ligtlyk begrypen kunt , met wilde Dieren , die , by de vermenigvuldiging, derwaards de wyk genomen hadden. Zy, die hier het eerst voet zetten , en zulk een woest. Land aantrof, fen , keeken vreemd toe. Dan, zy vonden, er eene uitneemende zagte en gezonde Lucht. Daarby waren deeze Landen aartig en voordcelig gelegen, zeer naby asia en africa : des er, alles in aanmerking genomen zynde , wel iets goeds, naar hunne gedachten, van te maaken ware. Men ondernam dan dezelven eerst te behavenen 7 en te zien , wat er van wilde worden. Men bragt van elders Vruchtboomen, Graanen , Moeskruiden en Planten daarin over. Dit alles zette zich tot fchoonen wasdom. ■Het gaf ook eerst, eene goede venvagting, daarna aangenaame Inkomften. Hierdoor aangemoedigd , en meer arbeid er aan befteed hebbende , zag men allengskens het fchoonfte en bloeiendfte Land der Waereld voor den dag komen. v. Wanneer toch gebeurde deeze groote Qnderneeming ? a\  EERSTE BÏWOONERS, 9 A. Omtrent vierhonderd jaaren na den Zondvloed , meent men , verfcheenen de eerfte Inwoon ers in euroba , en wel in de reeds bovengenoemde Gewesten , die naderhand Griekenland geheeten werden. Zy kwamen allen uit asia , waar het Menschdom zynen eerflcn oorlbrong gekreegen hadt, afïlammende van ja van , den Zoon van japhet , zynde den kleinzoon van noach. Hy zou ook den naam van jqn gedraagen hebben , en de Naam van Joniers , een Grieksch Volk, daarvan afkomftig zyn. ——. ja vans Huisgezin fchynt zich in Klein-AJiat thans Natolie geheeten, neêrgezct te heb? ben. De Nakomelingen talryker wordende , en mogelyk niet te zeer opéén gedrongen kunnende , of willende woonen, namen het befluit, om over te gaan op de Eilanden, welke in de Middelandfche Zee tusfehen asia en europ\ gevonden worden. By het toeneemen en uitbreiden der Geflagten, kwa^ men zy over op het nabuurig Schiereiland Griekenland. Men heeft hun (dit meent men) den naam van Pelasgen gegeeven , pm dat ze uit de Zee QPelagus') , of van over dezelve in deezen Oord gekomen wa* ren. V. Maar, onder wiens geleide ging dit dus toe : ik denk toch , dat zy eenen Aanvoerder hadden ? AS A,  to DUISTERE HISTORIE. A. Ik zal er Ü van vertellen, het geen er de Oude Historie van zegt, zonder egter in alles voor de waarheid te willen inftaan. Zie daar , zo dra wy het oog 'flaan op de vroegfte tyden van Griekenland, overvalt ons hier een nagt van ohdoordringbaare duisternis. Eène nieuwe gaaping in de Historie ontdekt zich wederom zo vroeg aan ons oog. Dan , toen de laatere Grieken hunne eigen Historie begonden te fchryven , waren zy niet beter onderregt, dan wy. In de eerfte rauwe tyden-' ontbraken de Historiefchryvers; en , zo men in kater dagen al iets zekers wist , is het egter zodanig opgefierd, vergroot of vermomd geworden, dat men nu het waare en. we* zenlyke er niet uit kan ophaakn. Men heeft egter oordeel en vernuft genoeg daaraan bcfteed; maar hoe weinig is men daar mede gevorderd ter ophelderinge van de waare Gebeurtenisfen ! V. Dat wy deeze duisternis , ons zo vroeg ontmoetende , beweenen ! A. Indien wy eene gaaping in de Historie van ons Vaderland , by voorbeeld , van de XVI tot de XVIII Eeuw vonden , mogt dat eenige traanen waardig gekeurd worden : maar de gaaping in den aanvang der Griekfche Gefchiedenis is niet van zo veel belang, 't Geeft toch gecne vro- lyke'  WOESTE grieken. n lyke Befchouwing, woachs Nakomelingen in de . Grielfche Oorden te zien omzwerven, rauw, wild en woest, meer in hunne bedoelingen door noodwendigheid, dan door redelyke oogmerken aangezet. Dit is nu , het geen wy ontbeeren , en , wordt het regt ingezien , hoe weinig nadeels lydeir wy daarby! Wie haalt veele nuttige lesfen by een onbefchaafd woest Volk ! -—■ Laat ons egter van de Grieken ipreeken , zo als zy ons door de Dichters, die , by veela oude Natiën , de gebrekkige Historiefchryvers waren , Haan uitgebeeld. Gy weet , dat hun oogmerk was door hunne Schriften te behaagen. Sober gefchiedt dit by een onweetend Volk , wanneer men eenvoudige Berigten van gebeurde Daaden opgeeft : neen; alles moet vergroot , opgefchikt, en de Befchryving zo hoog ingezet worden , dat er van Halve Goden , Helden, Gedrogten , Wonderen en dergelyken ryklyk in kome. Dan krygt de Dichter lof: want de Hoogmoed des Volks wordt geftreeld ; maar de verftandige van laatere tyden ziet dit ras , en belacht zulke Verdigtzelen. Zo ftondt het met de Grieken in de oudfte Eeuwen. — Ik heb U thans op deezen weg gebragt: geen anderen kende ik: hy zal U mogelyk, hier óf daar, niet zeer behaaglyk val-  i«- felasgen. grieken. vallen ; maar heb eenig geduld ; ik zal dien, zo veel my mogelyk is, bekorten. V. Laat ons dan maar, zo goed men kan , voortgaan. A. De Pelasgen, zo verhaalt men, Honden toen onder het beftuur' van een Op» perhoofd of Koning, inachus genoemd , en. bouwden eene Stad , aan welke zy den naam van Argos gaven. Deeze werdt de zetel van een klein Koningryk. Van hier zich al verder uitbreidende , troffen zy een lustig Land aan, wonder wél gelegen tot de Veehoedery. Men gaf er den naam van Arcadia aan , waar van de oude Dichters zo veel gezongen hebben. Eén hunner Aanvoerders , grecus geheeten , moet onder hen van een ongemeen groot aanzien geweest zyn , of by andere Stammen zo groot gehoor gevonden hebben , dat de Naam van Pelasgen federt agter gelaaten is geworden , en zy zich allen , naar den Naam des bo? yengemelden Mans , Grceci , waarvan het woord Grieken gekomen is, hebben genoemd, of laaten noemen. Wy zullen hun dien naam voortaan laaten behouden. • Dan , gy moet intusfchen , gelyk ik zo even zeide , niet denken , dat dit Volk , in deezen ruuwen oorfprong, reeds zodanig was, £]* het daarna is geworden: verre van daar .'  BESCHAAVING. 13 tri de eerfle vroege opkomst, gelyk zeker is , was hetzelve zeer onweetend en onbedenklyk onbefchaafd. Dan, de Heer van alles, die zyne Waereld en dus ook dee» zen nu heilagen Oord bewoond wilde hebben , en het rauwe Menschdom, om wyze redenen, van trap tot trap, begeerde opteleiden tot eene uitwendige Befchaafdheid , en van deeze Befchaafdheid tot een hooger Geluk , het geen wy, door den dag van het Evangelie , over hetzelve zullen zien opgaan ; laat, zeg ik, als dan eenige gelukkige omftandigheden voor eene opkomende Natie tot dat einde zamenloopen. Hierop ziet men dezelve trapswyze veranderen , en indedaad worden, het geen men niet vermoed zou hebben te zullen gebeuren. * V. Wat al veranderingen op het Tooneel der Waereld ! A. Weet ge niet , dat God altoos de Lotgevallen en de Uitbreiding der Volken bellemt , en dat het zyn Plan niet is in zyne groote Heerfchappy, dat er, wanneer «enigen door ondeugden te ondergaan, gelyk wy zulken gezien hebben , geene anderen , daar of elders , in derzelver plaats zouden opftaan ? In tegendeel , alle de verliezen der Waereld moeten geduurig geboet worden. Wil een Volk door Zeden en Godsdienst niet blyven ftaan, het valle ; maar  lij. STRAÏFEN' DER WAERELD. maar het dulde dan ook, dat een afider J min bedorven , zo lang deszelfs plaats inneeme, of dat het eerfle onder dit tvveer de verfmolten worde , ■ tot dat ook dit twééde , het flegte voorbeeld des ecrften volgende , al mede het hoofd onderhaale. Dit moet zo gaan. De Toorn Gods wordt niet alleen , maar moet ook geopenbaard ■worden van den hemel over alle godloosheid en ongeregtigheid der menfchen , als die de -waarheid in ongeregtigheid onderhouden. Eene Waereld, zo als deeze is, te verwagten zonder ftraffen , zonder den ondergang der Natiën daarop te verneemen, kan niet weezen. Dit zou noch tot haar waaragtig welzyn , noch tot de Eer des Allerhoogflen uitloopen. Hy regeert niet alleen ; maar het Menschdom moet ook weeten, dat Hy regeert; het moet dit zien en zelf ondervinden ; het moet het eeuwigduurend onderfcheid tusfchen Goed en Kwaad treffend voorgefteld , geilraft en beloond , befchouwen. Gods Heiligheid en Regtvaardigheid moeten daarom in zyne Regeering invloeien. Almagt alleen maakt geene wyze goede Regeering uit. V. Heeft dan dit Volk de verliezen der 'Waereld geboet ? A. Dit Volk heeft in den aanvang gediend, om het Menschïyk Geflagt uit te brei-  BESCHAAFDHEID. IJ breiden , en de Aarde bewoond te maaken, en , in volgende tyden , om de verliezen der Waereld , geleeden door den ondergang van zondige Natiën, te vergoeden. — Laat ons voortgaan , om te ipreeken van den opgang der Grieken, van den aanvang der Befchaafdheid, die men daarna onder dit Volk vernomen heeft: eene zaak, veelmaa» len over het hoofd gezien; doch waarop gy wél moet letten , dewyl de alregeerende Voorzienigheid juist dit middel gebruikt heeft,, om ook daardoor andere Volken in de Waereld te befchaavcn, en dus het Menschdom , anders woest, een zagter aanzien en ftiller Zeden te gecven , het welk met den tyd, ter bereikinge van heerlyker oogmerken , zou dienen. Dan , laat ons hier niet te zeer vooruit loopen ! Wy zullen alles zich met den tyd, gelyk ik zeide , wel zien ontwikkelen , en te fchooner zal zich dan het eeuwig Plan. des Godlyken Beftuurs vertoonen. V. Zo wy dan by het begonnen Huk zullen blyven , zeg my dan, hoe ging deeze Befchaafdheid toe ? A. De vroegfte Inwooners hadden toen nog geene vaste Wooningen. Zy hielden zich op in Bosfchen en in Hooien. Zy liepen onder eene zagte Luchtftreek naakt, of, met eene beestevagt, om het lyf ge- flin-  16 ONBESCHAAFDHEID. flingerd , zworven zy, gelyk de oude Bewooners onzes Lands, wyd en zyd, héröm, kennende zelfs niet het gebruik vari hét Vuur, en langen tyd zich voedende met de wortelen en kruiden des velds , tot dalï zy leerden Eikels eeten, en eindelyk Graanen bouwen. V. Hoe vreemd komt my de BefchryVing van deezen ruuwen Staat der Grieken Voor, daar men , reeds Vóór den Zondvloed , Befchaafdheid, geregelde Zamenleving, Akkerbouw en liet bloeien der Konsten. gezien heeft; daar men in noachs , in japhets , in ja vans Huisgezinnen geéne zulke woestheid vernöomen heeft! A. By mangel van egte befcheiden, valt de zekere Waarheid hier niet volkomen na te Ibooren ; en ik weet geëne verdere oplosfing van dit vreemd , doch treurig Verfchynfel in de Historie te geeven, dan deeze , dat ée'nige Pelasgen zich om redenen, ons onbekend, doch welken vèffcheiden eii veele kunnen geweest zyn , misfchien om zich uit te breiden , van de overige Merifchen in asia , omtrent de vierhonderd jaaren na den Zondvloed, hebben afgezonderd, en naar deezen vreemden 'oord zich begeeven; dat zy , veele noodwendigheden en werktuigen met de verdere middelen , om zich onderhoud te bezorgen, hier misfènde, en  Afnëemen der kennis. ij t\\ zich naar tyd en plaats moetende fchikken , hunne verkreegen kundigheden afgenöomen , en by dé. Kinderen , die de gemelde dingen nooit gezien hadden , en niet -dan door vertellen er van wisten, (zo dit ook al niet eindelyk ophicldt , vodral by de volgende Geflagten) geheel in vergetelheid zyn gekomen. Laat men döezc redenen gelden, en voegt men vooral het vergeeten en verlaaten van den zuiveren Godsdienst 'er by; dan valt alles Kajtlyk te begrypcn. V. Dit kan ik vatten 5 maar hoe nu verder. . . ? A. De ongeoefende Kleinzoonen , die -wel van eenen Ploeg, -Zeisfen j en andere Werktuigen gehoord , maar niet gezien hadden 4 noch wisten , hoe ze te maaken , of te gebruiken , betraden eenen ruuw gebleeven grond, en geen Man van een vindingryk vernuft nog onder hen opgeftaan zynde, zö moesten zy arm blyven , hoe zeer de Aarde genegen was hun allcrleie Inkomsten te geeven. En maakt eene woeste Aarde woes* te Menfchen , geen wonder dan , dat deeze ongeregelde levenswyze aanleiding gaf tót! geweldige bedryven ; en de kleene in hen overgebleeven fchaduw van Godsdienftige begrippen hen , zegt men , Menfchen deedt offeren aan hunnen God , dien ze zelfs met naamc niat . wisten te noemen. 't Is wel IL deel. B waar-  iS begin der beschaavino. waarfchynlyk, dat daarna een titan, een, saturnus, een jupiter, en dergelyke, in hunne, foort, groote Mannen onder hen opflonden, die , boven het gemeen verheven , de hand floegen aan 's Volks befchaaving, welke vervolgens , om die gcdaane diensten , hoog geëerd zyn geworden van de toenmaalige Geflagten , doch aan welken de volgende Nakomelingen nog grooter dingen- hebben tocgefchreeven, zelfs hen aangebeden , en in den hoogen rang hunner Goden gefield , gelyk Wy ze daarin by de laatere Geflagten vinden. V. Dus begon dan eindelyk de Befchaaving onder ^ dit ruuw Volk , maar tevens met de Afgodeiy, op te komen ! A. Dit komt ons zo voor ; doch de trapswyze Verbetering valt niet zo wél te bepaalen , wyl de Historie hier zo donker ligt, als de voortgang diens valfchen Godsdiensts. Overal haperde het fteeds daaraan, dat Kindcrs niet zorgvuldig bewaard hadden de overgeleverde zuivere Leer van noach. Het verduisterd Menschlyk Vernuft, en het Hart, tot eene zondige Vryheid overhellende, fchikten , en plooiden de Leer naar goeddunken. Zy voegden er wat by , zy lieten er ook wat af, en die het meeste gezag 'hadt, of de fmaaklykfte denkbeelden wist voort te brengen, kreeg aanhang ; en men  a F g O d Ë r Y. ip rttcn volgde , in zulken tyd , dcszelfs gevoelens. — Voorts kwamen er, door den tyd, ecnige Uitlaudcrs uit asia of africa 2 tot hen over: Lieden , die onder befchaafder Volken lang gewoond , en mede lust hadden ,■ of om in eert ander Land zich ncêr tc' zetten, of om over deeze nieuwe Natie te regeeren. Deeze Vreemdelingen waren , denklyk, met hun eigen Land en Regeering niet tc vrede , gelyk men zo vaak zulke Menfchen vindt, en dachten het geene bezwaarlyke zaak te weezen , onder °ecn zwervend Volk eene Hecrfchappy tc ffichtcn , gel'yk dat indedaad zo moeilyk niet valt , als men Konstcn en Weetenfchappen mede brengt , of als men waarlyk goede diensten aan zulk een Volk bewyst. Onze' tegenwoordige Tyden leveren nog daarvan voorbeelden op. Maar by het verkrygen van Konsten , flopte men hun tevens eene nieuwe uitlandfche Afgodery in de hand. Men verwisfelde, ten minsten , de eene voor de andere , of men fmeltte ze onder clkandercn. Dus kreeg elk, voor een gedeelte , zyncn zin, en men was „ denklyk, toen niet zeer kicsch op dit ftuk. Het fober aanklecven aan den ouden zuiveren vaderlyken Godsdienst , of de reeds in het donker gezonken Godsdienst maakten dit werk zeer gemaklyk. Welke gedugte gevolgen heeft pn, B - niet  ZO DEUCALIOH. PROMOTHE3S. niet de verzaaking der waare Leer! Aan deHeidenen van twee of drie Waereld-Gewes^ ten kunnen wy thans niet denken, zonder dit zelfde ons , onder het ftorten van eenen traanenvloed , te herinneren. V. Weet men niet , wie onder deeze Vreemdelingen het een en het ander ondernam te doen ? A. Men zegt ,. dat zeker deuealion , afgekomen van het Afiatisch Gebergte Caucafus, waar toen reeds andere Menfchen woonden , zich , met dat oogmerk , by deeze Pelasgen al viy wat deedt gelden. Zyn. Vader promotheus was een kundig Vorst in zyn gebied.. Hy hadt de Menfchen allerleie nuttige Konsten geleerd , onder anderen , hoe men Vuur uit fteenen kon flaan, en uit de weeke klai klcene Standbeeldenvormen en harden. Hieruit kunt gy den oorfprong der bekende Fabel afleiden , dat hy Menfchen uit klai gemaakt, en het Vuur, na dat het geftoolen was , onder de Lieden op de Aarde weer gemeen heeft gemaakt». Neem altyd de groove verficrfelen der oude Fabelen weg, en de Waarheid zal zich dan aan uw oog vertoonen. V. Hoe kon men zo groove dwaalinger* in het hoofd krygen ? A. Wat doen niet de Tyden der Onweetenheid ! —. Wanneer iemant, in die oude  D E U C A L ï O N. ade dagen , eenige fchoone ontdekkingen deedt , die den meesten onbegryplyk voorkwamen , Helde -de hoogmoedige Uitvinder ■dezelven zo ten toon , als of het voor den Mensch onmooglyk geweest ware , die door gewoone navorfchingen en beproevingen te •vinden. Men voedde dus zynen eigen hoogmoed , en wekte hoog aanzien: twee dingen , waarop de verdorven Mensch zo zeer is gefield. Alles liep op deeze einden uit. De geest der toetzinge en des oordeels ontbrak intusfchcn. Het waren geene Kinders •maar zelfs Volwasfen , doch, gelyk gy denken kunt , fober in vcrfland toegenoomen., •welken zulke Verdigtfelen werden opgedrongen , en die ze ook zonder veel tegenfland aannamen. Zulk eene droeve Duisternis be.dekte deezen oord , die daarna de zetel der Heidenfche Geleerdheid wcrdt. Maar .laat my nu verder gaan. . . ,. De Gevolgen van beucalions Onderneeming waren,, dat hy zich met eenige Navolgers vestigde aan den voet van den Berg Parna>fus in Thesfalie, en de Pelasgen in Griekenland dwong te vlugten , of hem onderdaanig te worden. Wy willen dit nu niet beflisfen. Hy predikte zynen Volke den afgo.iifciien Egypiifchen Godsdienst., Dit verzaakte daar•op, onder zyne leering en bewind , zyne eerfle ruuwheid. Dus ging de Befchaaving . B 3 ha*  $1 ii 1> l l e x. watervloed. Maren gang. ■ Zyn zoon hellen deedt hun den naam van Hellenen verkrygcn, die, ih laatere tyden , door de Pelasgen of Crieken behouden is. — Omtrent deezen tyd werden er eenige Eilanden door natuurlyke omwentelingen van Aardbeevingen en Watervloeden , by het geweldig woeden der Egeefche Zee , van het vaste Land afgcfchcurd, waarby ongetwyfeld veelcn van deucalions Onderdaancn zullen zyn omgekomen , het 'geen hem zeer belemmerd , en gedrongen zal hebben , zich met meer vlyts toe te leggen op de behoudenis en vermeerdering der anderen , die nog overgebleeven waren. Do Grieken , regte baazen in het verficren van Fabelen , hebben deeze Gebeurtenis zodanig omhangen met glinftercnde Byvöegïèlèö , dat 'men , in hunne vergroote en verdonkerde opgaaf, byna t:en grooten Zondvloed , in de dagen van noach gebeurd, zou zoeken. Gy hebt, ongetwyfeld, eene treffende Befchryving deezes Vloeds by den Romeinfchen Dichter ovidius gclcezen. Volgens hem zou toen het ganfche Menschlyk Geflagt wegens zyne godloosheid door den hoogflen God verdelgd zyn geworden in de Wateren ; deucalion cn Zyne Vrouw pyrrha uitge* zonderd, om dat ze de eenige regtvaardige Menfchen óp aarde waren. Gy ziet in dit Verdïgtfel donkere ftraalcn der ZO even gezegde warce Gebeurtenis, V,  cecrops. areopagus. a*. V. Maar deucalion hervormde , volgens dit berigt, alleen een gedeelte des Lands ? A. 't Is zo ! maar mogelyk gaf de opgang , door hem gemaakt, en nu met vergrooting wyd ' en zyd verteld , aanleiding , dat ook anderen iets dergelyks begonden tc ondcrneemcn. Wat doet toch niet de brandende zugt naar Glorie of Heerschzugt deezen en geenen al onderflaan! — Terwyl deucalion zulk eene algemeene goede verandering in Griekenland voortbragt, floegen andere vreemde Aankomelingen denzelfden weg op jn de byzondere Streeken deezes uitge. breiden Lands. Zeker cecrops kwam met eenige gezellen , van aart gelyk hy, uit Egypte in het eigenlyk gezegde Griekenland ; bouwde Athene, toen naar hem Cecropia geheeten ; ftichtte aldaar een nieuw Ryk; voerde de aanbidding van den hoogften God in ; liet Altaaren tot deszelfs verëering maaken ; belastte offerhanden , doch alleen van levenlooze dingen ; verdeelde het Volk in wykcn ; gaf aan hetzelve Wetten ; bouwde den vermaarden Areopagus , om aldaar liet Regt tc oefenen , (eene plaats, waar paulus, zo veele Eeuwen daarna, zyne treflvke Redevoering deedt) gewende het Volk tot geregelde Huwlyken ; en wyl hetzelve niet ver van de Zee woonde , leerde hy het de Scheepvaart , en met de afgelegen B 4 Lan-  34" T H e s e u s. k A d m u s. Landen Koophandel" tc dry ven. Onder zyne Opvolgers roerat men erichthomus , die:, l;im aan de voeten zynde, eenen Wagen uitvondt , voor ' welken men vier Paar-* den kon fpannen : en vooral zekeren these us , die niet alleen door moed en dapperheid de openbaare rust beveiligde , maar ook het onvoltooide eenen uitleg gaf, en afmaakte ; den' Staat verbeterde ; de Inwooners in Edelen , Konstenaaren .en Landboun-ej-cn verdeelde ; hen onderling verbondt ; aan elk deezer drie Klasfen byzondere Reg, ten en Vryhedeiï gaf; het Koninglyk Gezag met hem deelde ; veele Vreemdelingen in de Stad lokte; en naaiftig toezag, dat de Wetten gehoorzaamd werden. Voorts kwam een zeker kadmus uit Phenicie met eenige anderen zyncr Natie , en zette zich neder in den Oord, daarna jgeitie genoemd, niet ver van Athene, waar hy de Stad en het Ryk van Tiiebe grondde. Hy voerde by de Grieken het nuttig gebruik der Metaalen in , leerde hun zynen Vaderlandfchen Godsdienst, maakte hen gefchikter tot den Koophandel , en.,- het geen hun het allergewigtigfte in deezen was , hy toonde hun de manier van te fchryven met Letteren. Zy namen met vreugde die Konst aan, en vormden naar dezelve hun Alphabet. Mogélyk hadden zy, tot op dien tyd , in hes.  AMPHI0N. OEDIPUS. DANAUS. aj geheel geen Letterfchrift gehad; of, zo zy zich reeds daarvan bediend hadden , het zynev gefchikter dan het hunne gevonden , het geen hun gewis by uitneemenheid te ftaade kwam, om hunne nu verkreegen kundigheden gelukkiger te vermeerderen en te be- waaren. Op hem volgden verfcheiden andere braave Grondleggers, by voorbeeld , amphion , die den zynen de Muziek leerde , en terwyl hy ongetwyfeld edele welipreekenheid by de lieflyke inneemende Toonen voegde , hen zo verre bragt, dat zy allen arbeid gewilliglyk ondernamen. Hieruit kunt gy de Fabel verftaan, dat hy, louter door dc Muziekklanken , de Steenen, waar hy wilde , heenen trok. Hy omringde Thebi met eenen Muur, en voorzag ze met zeven Poorten. — okdipus , al mede beroemd geworden door de Verdigtfelen der Grieken, beklagenswaardig wegens wanbedryven, in onweetenheid begaan , waarom hy daarna het ' leven in afzondering ging doorbrengen , gaf hierdoor Zedelesfen aan. dit Volk. V. Dus moest dit Volk , al langer te hooger , opklimmen. A. Gewis , zy leerden veel van Vreemdelingen , die , van tyd tot tyd , tot hen overkwamen. Het nabuurig Schiereiland genoot ook dit voorregt. . danaüs i kwam uit B 5 Egypte, I  co d a n a ü s. h e r k u l e s. Egypte, en, zich van het Koningryk Argos meester gemaakt hebbende , voerde hy er den Landbouw , de Koristen en tevens den Godsdienst der Egyptenaaren in. Nu werden zy de cerfte aanfehouwers van een Egyptisch Schip met vyftig roeiriemen. Onder zyne Nakomelingen telde men verfcheiden dappere Mannen, die niets ontzagen , om vcrwondcringswaardige daaden te Venïgtcn : want in oude tyden , en , in het algemeen , by alle oude Volken , waar Konsten en Weetenichappen nog niet zeer in trein gekomen zyn, worden ftouthartigheid en onvertzaagde moed altoos aangezien, als Hoofddeugden. En hy voorzeker, die niet weet zich door verftand en deugd achtbaar te maaken , zal altyd den voorrang gecven aan behendigheid en fterkte; zyne hecrlyk•heid zal hy in de wapenen zoeken. Gelegenheden vielen voorzeker daartoe genoeg voor in die tyden. V. Zo maar alles op het Rcgt gegrond was ! Dit is zulk een voornaam Huk. A. Gy moet niet denken , dat dit juist altoos plaats hadt. Hoe kan men dit in eene yzeren Eeuw verwagten ; ook zelfs niet in deezen befchaafden tyd , ten zy dat men onkundig is van de dryfveeren der Menschlyke Harten. ■— herkules , een Vorst uit canaüs Gefiagt, was toen niet flegts een ge-  GRTEKSCHE R Y K E N. ft- gewoon Held , die alles zonder weêrftand te vindén, braveerde, maar tevens een grootmoedig Man. Aan levens gevaaren zich bloot te {tellen, den moeilykften arbeid uit tc ftaan , het Land van Rooveren en fchaadelyke wilde Dieren te bevryden, en overal ter hulpe van ongelukkigen aan te vliegen, was zyn bcftendïg Bcdryf. De Grieken, op hunne wyze dankbaar , hebben daarom niet alleen door Fabelen deszelfs Heldendaaden vergroot en veriierd; maar ook hem hooglyk vcrëerd, en in den rang hunner Goden geplaatst. Dit was de handelwys dier Eeuwen , de vrucht der Blindheid. V. Miet ik uit dit alles niet opmaaken , dat de Grieken drie Ryken gofticht hebben, naamelyk, van Athene , Argos ert Thebe ? A. Zekerlyk 1 maar het bleef niet by deeze drie. Er volgden nog vier anderen , ik meen die van Korinthe, Mycene, Sicyon en Sparta. Dan , gy moet, hiervan hoorende , U gecne Roningryken verbeelden, gelyk, by Voorbeeld , die van Engeland, Frankryk en Spanje thans zyn. De Griekfche Ryken (Gy kent het Land uit de Kaarten) waren zeer klein , en maar weinige Steden behoorden vaak tot één Koningryk. Veele zodanige kleine Staaten vindt men nog in Indie of in Vuitschland, ^Zulk eene geringe uitgeftrektheid. was  *8 VOORREGT VAN KLEINE STAATEN. was egter gansch niet nadeelig voor deeze Staaten. Zy genooten toch een voordeel , dat groote Monarchyen nimmer kunnen genieten , te weeten , dat één Vorst alles van naby en met eigen oogen beziet; dat hy weinig Staatsdienaars heeft, en dat hy zelf alles onderzoekt en beftuurt. Of laat al eens aan een groot Land een zodanig Vorst te beurt vallen ; hoe zeldzaam zyn groote Vorsten, en het is daarenboven niet altoos een geluk, dat de Kroonen daar erflyk zyn. Het mag rust aan een Volk, ten aanziene der Opvolging , geeven; maar het moet dan ook den nieuwen Vorst aanneemen, zo als hy is. Heeft hy eene goede Opvoeding genooten; gaat 's Vaderlands welzyn hem regt ter harte 5 yvert hy voor de onderhouding der Wetten ; is hy een kloek Befchermer der Vryheid; weet hy 's Volks belangen regt te behartigen ; gaat hy, met een edel voorbeeld in Deugd en Godsdienst', zynen Onderdaanen voor; laat dan eene |Natie van geluk fpreeken, en den Opperften Regeerder van alles voor zulk een gefchenk danken. , . , Dan , waar dwaal ik heen! Ik zou U iets van het geluk der kleene Griekfche Staaten zeggen! . . . Zy trokken dit voordeel , dat één Vorst zyn geheel Land met gemak kon overzien , alles naauwkeuriger nagaan, de mindere Beftuur-  ORPHEUS. * 29 Huurders en Onderdaanen béter kennen, en voor derzelver belangen gemaklyker waaken. Ook viel hun zeer mede , dat zy hierdoor geene Koningen , Wetten , Zeden, Uitvindingen , en andere dingen, op den duur , van Vreemdelingen behoefden te ontvangen. De Nayver werkte mede niet weinig onder zo kleene Vorsten. De één fpoorde den anderen aan , om zyn verftand meer te gebruiken , het vernuft te fcherpen, de Zeden te louteren , en de ontvangen of uitgevonden Konsten te verbeteren. Elk yverde even zeer , om boven den anderen uit te munten , en zyne Onderdaanen gelukkiger te maaken door eene wyze, zagte en regtvaardige Regeering. Dit deedt indedaad groote Mannen onder hen opftaan. Daar kwam te voorfchyn een orpheus uit Ihracie , het hedendaagsch Romanie. Hy trof veele Grieken aan, leidende een wild zwervend leven in Bosfchen en Hooien, ongezellig , tot moorden en rooven genegen, zich behelpen*de met flegt voedfel , en voorzien met kleene kennis van eenigen Godsdienst. Zodanigen te regt te brengen , ondernam deeze orpheus. Om dan hunne woeste harten tot eene bedaarde ftiltë te brengen, om de harde gemoeden te lenigen , om de ongevoeligen te raaken, om de zwervers tot opmerking en nadenken te bevveegen , greep  30 her vqraiing door ORPBÈtUS. greep hy de Lier aan. Zyne Dichtkoiist en Muziek deeden ooren en harten luisteren. Alles was voor 1 hun nieuw. Wat hy anders niet zou hebben kunnen doen , ' verrigtte hy door deeze twee edele Konsten. Eenen onweerftaanbaaren toegang kreeg hy dus tot derzelver Harten , en hy hervormde deeze ongclukkigen , die veel eer Beesten fcheenen , tot Menfchen. V. Alleen door die twee middelen ! A. Alleen door die twee , en geene meer 1 Of fchynen zy U niet genoegzaam ia dien tyd ? Zoudt gy er meer bygevoegd ] zoudt gy geweld en wapenen daarby tc hulp geroepen hebben.? . Neen ! De Menschlyke Natuur wil niet genooddwangd , maar zagt geleid worden in zulke gevallen. orpheus hadt dan geene meer middelen noodig. Gy weet immers , indien de Dichtkonst daarin beftaat, dat zy allerleie zaaken , hoe ook genoemd , op eene levendige en treffende wyze , zo weet voor tc ftellcn , dat wy dezelven waarlyk meenen te zien en te hooren; indien zy ons die oneindig fchooner en merkwaardiger, dan anders, doet voorkomen ; gy weet , zeg ik , dat wy , als dan , daardoor fterker geroerd , cn tot ongewoone gedachten geleid worden , by voorbeeld , wanneer ik , in den vroegen nog donkeren morgenftond hoorendc , dat gy '•• 'T.' , reed*  D-ICHTERLYKE TAAL. Jf reeds ontwaakt zyt, zonder het flaauwc kaarslicht aan uwe legerftede kwam , 'en tot U zeide. „ Leerling ! wcnscht gy , dat liet dag wcrde ? " zoudt gy U dan zo ftcrk aangedaan vinden , als wanneer ik myne aan. lpraak dus zou inrigtcn. „ Schoone Dageraad ! vrolyk juichend Licht! heerlyke Zon! kom, ei kom , ómftuwd met uwe pragtige glansfcn uit de kamercu van het helder Oosten, en verdryf de naare duisternis , die myncn Leerling werkloos houdt, die hem verbonden doet blyvcn aan het verveelende bed , die zyn hygend verlangen naar uwe hulp onvoldaan laat! " . . . Zoude gy U , des avonds , zo kragtig bewoogen gevoelen , wanneer ik U, vermoeid door den arbeid aantreffende, dus zou aanfpreeken: „ Slaap Leerling! " of wanneer ik dit woord U zou doen hooren. Kom , ei kom, zoete Slaap, balzem onzer afgcfloofde Leden; kom zagt verwinnende Rust ! Vermeester myns Leerlings Oogeu , verfpreidt uwe lieflyke magt over hem , door flooven en llaaven afgemat ! Vcrfrisch het vennoeid hygend lichaam , laat het zagtkens in uwe lieve armen rusten! " . . . Of is niet, in het eene geval, de Dag; in het ander, de Slaap fchooner en- aanlokkender in uwe verbeelding , wanneer wy dus iierlyker, dan wanneer wy , op de gewoone wyze, ecnvou» dig  3Ü dicht» en muziekkonst. dig fpreeken ? Maar , de Gedichten kunnen tevens gezongen worden. De Dicht» konst maakt ook Liederen , en die bevallen het teêr gemoed nog meer; zy dringen dieper in het Hart. Hierom zyn Dichtkonst en Muziek zo na aan clkanderen verwant. Paar ze te zamen , en wat zult gy dan niet vermogen op U zeiven , en op anderen ! Dus konden deeze twee edele Konsten een ongemeen genoegen , en tevens groote nuttigheden voortbrengen. Dit wist orpheus , en hy nam er de proef van op wilde rauwe Grieken, om te zien , wat hy ter hunner verbeteringe zou kunnen uitwerken. Hy zong hun Liederen voor, die zy gaarne hoorden ; en te gclyk fpeelde hy op de lieflyke Lier. Dan , denk niet , dat dit gefchiedde uit. louter tydverdryf, of om flegts derzelver ooren te ftreclcn : neen! hy wilde hen geleiden tot de Zeden, in die Liederen begreepen , en dus Lesfen doen hooren , die hun noodig, doch 'geheel onbekend waren , en welken zy anders , waarfchynlyk , niet zouden hebben willen aan- neemen. Was dit geen fncdige vond ? . En hoewel hy den 'zuiveren Godsdienst niet kende, zo gaf hy egcer zyn bedryf eendeftig aanzien, dat is , hy zong tot den lof zyner Goden , alles met fraaie woorden , fterke beeld tenisfen en bevallige klan-' ken,  OiCHTKÓNSt EN MU2lE£. 33 kén * dit hadt vat op het geweeten. 't Is waar , hy hadt nog wel geenen hoogen trap in die Konst bereikt: evenwel zyne gebrekkige poogingen maakten indrukken op de harde gemoeden , bragten ze tot geduurig aandenken , en zagte neigingen : en dit, dikwils herhaald zynde j maakte eene zigtbaare verandering in hunne denkwyze en gedrag. . . . Hadt men dit ipoor in de volgende meer verlichte Eeuwen altoos gevolgd! Of is nü alles wél , wanneer flegts ! het Oor door de beter ingerigte Muziek getroffen wordt ? Gewis , de helft der zaak worde er niet door bereikt, dichtkonst en muziek behoorden beiden tot beter einden , dan in onzen tyd gefchiedt ^ zamen gepaard te worden. Edeler Oogwit ken ik niet , dan wanneer ze tot bevordering van waare Deugd, en ter verlievinge op den Ichoonen Godsdienst aangewend worden. Waren zy altoos daartoe gefchikt geworden en daartoe gehouden ! Of bedoelt men in onze Concerten niet flegts het Oor te voldoen , maar ook het Hart ten goede te raaken ? Worden nu wel altoos deszelfs verlichting en verbetering daarin bedoeld ? Wordt er wel alles toe aangewend ? V. Gy zoudt dan het Volk op nuttige Vermaaken willen onthaalen ? A. De Ouden gaven openbaare Vermaa«. H. deel. C ken  34 vermaaken voor . 't gemeen. ken aan het Volk , die al vóór lang opgehouden hebben. Een woest Gevegt van Menfchen tegens woedende Stieren' heeft egter elders nog plaats. Soms vertoont men , ook nog by ons, eenen ftryd van Dieren tegen Dieren : vermaaken , die allen gevaarJyk , wreed en daarom geheel ongeoorlofd zyn. Men moet geene Natie leeren in zulke onnatuurlyke Bedryven fmaak te krygen. Beter Vermaaken plagt men in ons Vaderland te hebben ; doch die hebben nu ook een einde , 'en men heeft geene andere aan het Gemeen terug gegeeven. Dit oordeel ik niet regt. Het Gemeen , dat niet altoos kan werken , en, nu en dan, eene uitfpanning moet hebben , zoekt ze thans in Herbergen , en hoe veel nuts die aanbrengen , vooral op de Zondag - avonden , kunt gy begrypen. Aan de Vermaaken des Schouwburgs , geloof ik, zult gy niet den. ken. Zy zyn te kostbaar voor het Ge. meen , en daarby vraagt men niet zonder rede : of daarin nimmer eene aaiiftootelyke Taal voorkomt ? of Deugd en Ondeugd altoos daarin zo vertoond worden-, i dat de éerfte in het regte aanvallige , en de andere in het waare haatelyke licht ftaan ? Of dit middel juist gefchikt is tot verlichting van het Verftand, en tot verbetering van het Hart ? Of men ook reeds bepaald heeft,  SCHOUWBURG. 35- heeft, hoedanige indrukfelen eene getrouwe afbeelding van Goed en Kwaad op Aanfchouwers van eene verfchillende gemoedsgesteltenis maakt, en of men op den duur een waar nut daarvan ziet voortkomen? Dit alles moet nog beflist worden, 't Geeft ten' minsten geene voordeelige verwagting , als men een Blyfpel ziet fpeelen, waarin men eene Ondeugd op zulk eene wyze befchimpt , dat de lust tot derzelver bedryf eer opgewakkerd , dan uitgebluscht wordt. En het geeft , dunkt my, nog een veel koddiger vertoon, dat men in een Treurfpel tra'anen ftort om eene Gebeurtenis, die nooit is voorgevallen , ja , dat niet alleen de Aanfchouwers, maar zelfs de Maaker van het Treurfpel , onder deszelfs vertoon, zit- te huilen , dat hy fnikt. Liever zou ik , in elke Stad , eene openbaare Plaats geopend zien voor Menfchen van allerlei rang , waar , op 's Lands kosten , ten minsten één- of tweemaal 's weeks, door bekwaame Zangers , onderfteund door Muziekinftrumenten , ftigtelyke Liederen gezongen werden ter bevordering van Deugd en Godsdienst. Allerleié Stoffen konden daaitoè verkooren worden ; by voorbeeld, eene menigte uit de Historie van ons Vaderland , waarvan het gemeene Volk zo'weinig weet, en waarin men het egter behoorde kundig te C 2 maa-  $6 "openbaar! vermaaken. maaken , niet alleen om hetzelve God» wonderbaare Verlosfingen , in oude tyden betoond , te doen kennen; maar ook om hetzelve de Liefde voor het Vaderland beter in te prenten; De Nederlandfche Helden behoorden hier niet vergeeten te wordenAndere Stoffen kon men ontleenen uit de Werken der Natuur, om de Almagt, Wysheid en Goedheid van den Schepper te ver* toonen. Treurgezangen , by voorbeeld , over den dood van abel, over jonathan tot lof der Vriendfehap , en dergelykerr, vooral ook zulke Gezangen, waarin de dagelyks voorkomende braave daaden onzer Vaderlanderen met de gebreken en zonden des gemeenen Volks voorkomen , behoorden niet vergeeten te worden. De Vaderlandfehe Dichters zouden dan beter gelegenheid aantreffen, om hunne fchoone gaaven tot -meer nut voor 't Gemeen aan te leggen. Zy konden daartoe de Stoffen leveren. Wat invloed zouden zulke nuttige Vermaaken niet hebben op de Zeden van het Gemeen ! Men zou ongevoelig leeren, en diep geraakt worden. De Uitfpanningen , die hetzelve nu zoekt, ten koste der goede Zeden en ten ondergang der Huisgezinnen , zouden ophouden : men zou daarvan een treflyke uitwerking ten voordeele der Maatfchappy mogen verwagten. • Maar,, tot hoe verren uitflap heeft my  'orpheus. rny orpheus Leer , ongevoelig, verleid * Laat my tot den nuttigen Man wederkeeren ! . . . De Grieken , den gelukkigen uitflag zyner poogingen ziende, hebben, mogelyk dankbaarheidshalve, deszelfs gedagtenis ■in eene Fabel bewaard , waarin hy', Leeuwen en Tygers door zyne melodie temmende , verbeeld wordt. Dan , orpheus liet het hieiby niet fteeken. Hy ging verder , en voerde , ter diepe inprentinge van de Eerbied voor den Godsdienst, geheime Pleg. tigheden in, tot welke hy geeiie loszinnige Lieden , maar wél voorbereide en onderweezen Mannen toeliet. Men hoorde , het geen in waarheid beter was dan afgcdifche Leerftellingen , de Onfterflykheid der Ziel met toekomende Belooningen en Straffen prediken. Voorts , mededogen hebbende met de Lichaams kwaaien der zynen, wees hy hun de geneczende Kruiden aan tot eene tydi ; Ten hunnen gelukke ftondt er dan een Man op, dedalus geheeten , die hun eerfte- Beeldhouwer en Bouwmeester wa'dt. Hunne Standbeelden waren dus lang ruuwe ongefatfoeneerde houten of fteenen Klompen geweest , waaraan naauwlyks Oogen , of verfchil lende Lichaams Leden te merken waren. Dus vormt men ze in 't begin. Deezen verbeterde hy , en gaf den Beelden een fchooner en levendiger aanzien. Gy kunt denken , dat dit den Volke behaagde. Het oog wordt gaarne geftreeld. Toen ging hy over tot de ongefchikte Wooningen der Grieken, en hervormde al mede die lompe maakfels tot gemaklyke vertrekken. En dit gaf wederom aanleiding, dat hy nieuwe Werktuigen van verfchillenden aart uitvondt, die het timmeren van vaste en aanzienlyke Gebouwen zeer begunstigden, talus , zyn Neef,, een fcherpzinnig Jongeling, telde hy onder zyne beste Leerlingen. Deeze, zegt men, het kin-  k o n s ten. regeering. 39 kinnebakken eener Slang eens gevonden hebbende , fneedt met hetzelve een ftuk Houts in tweeën : dit bragt hem tot het uitdenken van een Werktuig met fcherpe tanden. Hy nam des een ftuk Blik , fneedt het .uit, en kreeg dus eene Zaag. Men rekent verder , onder dedalus Uitvindingen, de Bytel , Boor , Winkelhaak , Pasfer, Draaibank , Vormen van Potten, en vastftaande Masten in de Schepen met aangebonden Zeilen te zetten, waaruit de Fabel gefprooten is , dat hy , eens gevangen genomen zynde , Vleugelen van Wasch maakte , en door dat middel wegvloog. V. Hoe was hunne regeering gefield? A. Daar elke Stad byna een klein Ko« ningrykje uitmaakte , en op zich zelve ftondt , leefde men geduurig in onderlinge twcefpalt, en was niet beftand tegens een uiterlyk geweld, wanneer het wat hevig aankwam, amphyction , een groot Man in die tyden, ziende aan de eene zyde , dat zyne Landslieden zich allengskens uit de voorige barbaarschheid tot befchaafde Zeden, Konsten en Weetenfchappen begonden te verheffen; en aan den anderen kant, dat zy, in kleine Staaten verdeeld , geen eenerlei Regeeringsvorm hebbende , en dus , wel afgerukt van de groote ruuwheid , egter telkens onrustig leefden, fmeedde eenC 4 Out-  40 plan van regeer. in 8. Ontwerp tot vereeniging. Dit gelukte. Twaalf Steden verbondden zich , om, tweemaal 's jaars, Afgevaardigden te zenden naar Ther-, mopylen , en aldaar niet de Oneenighcden van • byzondere Perfoonen , maar de bezwaaren der Steden zelve , en dus zaaken van hoog gewigt te onderzoeken, en daarna eene uitfpraak , zonder herroeping , daarover te doen. Gy moet dit aanzien voor een meesterftuk van Staatkunde in die tyden. En toen1 de afgodifche Godsdienst daarna de Priesters van apollo te Delphos hadt aangefteld, welken men in zaaken van gewigt kon raadpleegen , was dit het beste middel , om , door dit bedrog, alles onderling te verbinden , en over bygeloovige Menfchen , op de gemakkglykfte wyze , naar welgevallen te hcerfchen. V. Dus fcliikte zich toen alles tot eenen wél gevormden Staat ? A. Zekerlyk ! En wanneer een Staat eens tot die hoogte begint op te klimmen, vangt hy tevens aan , zich een weinig te laaten zien op het -groot Toonel der Wae, reld. Hy onderneemt dan doorgaans de eene of andere zaak , naar gelange zyne» kragten afgemeeten. De Grieken had¬ den nu geleerd , langs hunne eigen Kusten , van de eene Stad naar de andere, te vaaren, ook naar de nabuurige. Eilan* den ;  eerste scheepvaart. 41 -den : maar nu ondernamen zy, zelfs naar ;onbekende Oorden , te ftevenen. jason , «en jong Thesfaiisch Prins, van andere everi moedige Grieken verzeld, voer naar Colchis, een AJiatisch Landfchap , thans Migrelie geheeten , om eenige hem toebehoorende , doch terug gehouden Schatten in te vorderen. Om de Scheepen , met welken de togt gedaan werdt , van eikanderen te onderfcheiden , gaf men dezelven vcrfchillende Naamen. jason's Vaartuig werdt Argo genoemd , en daarvan ontvingen zyne Togtgenooten den Naam van Argonauten. Ter vergoeditige . der gevaaien , zo te water als te lande geleeden, bereikten zy hun oogmerk. Gy weet misleiden, dat de Grieken deeze reis met veele Fabelen , vol van vreesfelyke en zeldzaame gevallen, opgefierd hebben. ' Anders verliest gy er weinig by, als ik derzelver verhaal agter houde. Intusfchen hadt deeze Togt meer nuttigheden. Dus lang waren de Grieken nog onbedreeven ia «de kennis der Waereld , en wie weet, welk denkbeeld zy zich daarvan vormden ! Maar chiron , die hun een nuttig Onderwys in de Sterrekunde gaf, leerde hun, indeezervoege , nieuwe wegen in de Scheepvaart en in den Koophandel. En daar hy ook de Heelkunde, de Muziek , de Jagt , en het te paard ryden -verftondt, kreeg hy veele C 5 braave  42. eerste geneeskunde. braave Mannen onder zyne Leerlingen. esculapius , één der Argonautm en Vorst van Timfalie , . was egter -de eerfle Griek , die, met, een byzonder- gelukkig gevolg, de Gcneeskonst . oefende. Waare kundigheid' bezat hy egter 'niet, alzo hy weinig wist yan het inwendig geftél des Menschlyken Lichaams ook weinig. van de afwisfelingen der Ziekten, en nog veel minder van an, dere ontelbaare Geneesmiddelen. Voornaamelyk genas hy veele kwetzingen, gezwellen , bevroozen Leden en dergelyke uitwendige bezeeringen , -door infnydingeq , en het opleggen van Kruiden. Ter wegneeminge der inwendige kwaaien nam hy toevlugt tot Dranken, die het Lichaam zuiverden. V. De geneeskunde was dan toen nog zeer eenvoudig ? A. Ja! doch misfchien genoeg toereikend, wanneer men zich een Volk voorflelt, , niet aan weelde en wellust verilaafd , noch er door bedorven, eenvoudige fpyzen nuttigende , de maatigheid beminnende , en het Li-, chaam door arbeiden en oefeningen veel beweegende. By een zodanig Volk heerfchen, vooral in zulk eene gezonde Lucht , wei-r nige ^Krankheden ; en esculapius vondt ook, uit dien hoofde , aan 's Menfchen inwendig geftél minder te doen. Na zynen 4ood heeft, men zyne verdienften , gewaar, deerd j  af.godery. beschaafdheid. 43 deerd ; maar welk eene onzinnigheid, hem, als een' G deszelfs oordeelcn. orestes ontving er zyn deel van. De wraak wagtte op hem. Zyn geweeten pynigde hem met onophoudelyke folteringen , wegens het dooden der geene die hem het leven gegeeven hadt. In de txeurigfte onrust zwierf hy door het Land. II. deee. D Wie  50 orestes. e y l a d e s. Wie hem zag , vloekte deszelfs ondaad, en vlugtte van hem weg Hoe komt het , dat wy zulk eenen afkeer van Lieden gevoelen , die het bloed van anderen ^vergooten hebben ? Wy kunnen in een Gezelfchap naauwlyks zitten nevens' iemant, die eenen anderen in een tweegevegt doorflooken heeft. Is dit geen bewys,, dat wy een teêr gevoel hebben van de grootheid zulker misdaad ? De inwendige angst en • verfchrikking ftonden allerlevendigst op orestes gelaat, gefchilderd. Dit gaf aanleiding , dat de Griekfche Dichters de Fabel der Furiën verzonnen,, zynde, naar derzelver verbeelding, zekere. Dienaaresfen der Goden, ter ïtraffe der Kwaadoendereh beitemd, met flangen in ftede van hairen op het hoofd , met brandende toortzen iu de hand, en met zwarte bloedige klederen aan het lyf, orestes overal met eene verfchrikkelyke woede vervolgende. De verfiercnde geest der Dichteren laat evenwel dien rampzaligen , door het verrigten van Godsdienflige daaden , waarmede zy dachten zulk eene, misdaad verzoenbaar te zyn , de rust einéelyk weervinden ; en fchilderen hem' zelfs af in zodanige vriendfchap met pylades , eenen anderen Griekfchen Held , geflaan. en geleefd te hebben, dat deeze hem in zyn ongeluk .niet verliet,, maar zelfs eens aanboodt den dood  pylades. orestes. 51 dood voor hem te ondergaan, het geen orestes met eene gelyke grootmoedige genegenheid beantwoordde De Vriendfchap met hraaven is loflyk; het Mededogen met ellendigen is menschlyk; maar de Vriendfchap met -deugnieten ademt niet veel goeds pylades en orestes zyn fints by de Ouden , als het fchoonUe voorbeeld van braave Vriendfchap, voorgefleld. Wy kunnen, met meer regt, die van den waardigen jonathan en david daartegen aanvoeren. De eerfle verlochent de Kroon voor zynen Vriend ; de ander mint den Zoon zyrts Vervolgers. De Bybel zegge niet met zo veele woorden : „ Oefen de Vriendfchap! " maar wordt hetzelfde niet gezegd in eene andere taal , of is dit noodig, daar zy zo treffend de Liefde gebiedt ? Beveelt zy dus niet alles , zelfs verder dan de Vriendfchap ? orestes blyft, niet te min, in ons oog, hoe heerlyk door hun gefchilderd, met eene fmet bevlekt, zo lelyk, dat ze door alle opgelegde Vernisfen heen trekt, en niet uit het geheugen gewischt kan worden. Liefde voor eenen Vader', Verkleefdheid aan eenen Vriend is hoogen roem waardig; maar tedere Genegenheid voor eene Moeder! waar zyt gy te vinden ? Zoekt men ze in orestes ; men vindt, in derzelver plaats, by hem helfchen MoederD 2 moord,  52 tempel van ap öllov. moord, eeuwig te veroordeelen. Of kan fijv geheelde afgödifche Verzoening deeze by ons onuitwischbaare fmet wegneemen ? V. De andere Grizken waren mogelyk van beter .zeden ?' . A. Op dat gy hen beter zoudt leeren kennen, zal ik er U eenige trekken van opgeeven , en die laaten beoordeelen. Dit armzalig Volk ontving Goden van Vreemdelingen , en pronkten ze verder op naar eigen welgevallen. Welk eenen el'lendigen Godsdienst moet dit niet geeven ! Blindheid •en fteeds heerfchende Zugt naar het wonderbaare zetten fteunfel aan alle willekeurige verfieringen. Men ondernam niets gewigtigs, trf men raadpleegde alvoorens de Goden , op eene kinderagtige manier ; maar, in plaats dat deeze magteloozen waarheid fpraaken , 'gaven de Priesters meestal dubbelzinnige Antwoorden , om gedekt te weezen tegens de fchande , die uit eene mislukte vooribelling moest gebooren worden. Alles was de vracht van Bygeloof, Bedrog of Eigenbaat; wyl de Priesters altoos daarin hunne rol fpeelden. De voornaamfte Tempel der Grieken was die- van apollo te Delphos, hoog geëerd, om dat men daar zulke Antwoorden door eene Priesterin ontving, die men geloofde. Door den tyd werdt hy met onmeetlyke fchatten e vervuld , en 'wat 'er in ftondt  VERMAARDE TEMPELS. WETTEN. 53 fiondt kunt gy berekenen , als ik U zeg , dat , eenige Eeuwen daarna , vyfhonderd Standbeelden daaruit naar Rome vervoerd werden. Vier andere Tempels kreegen daarna mede geene kleine, egter eene mindere vermaardheid , te weeten , die van diana te Ephefe, voor één der zeven Waereldwonderen gerekend ; die van apollo te Miletus ; die van ceres en proserpina te Eleufis; en eindelyk de vierde , dé Olympifche geheeten , te Athene aan jupiter toegewyd: allen van marmer gebouwd , en met de heerlykfte fieraaden opgepronkt. Voorts hadt men weinig Wetten ; des de meeste Gefchillen naar de regels der billykheid , de Wet door God in het hart der Heidenen gegeeven . moesten afgedaan worden. Eigen welzyn deedt veele goede Wetten te voorfchyn komen. De Vorsten hielden dikwerf openlyk het Geregt, en beüisten daarin de Gefchillen. Men eerde het Huwlyk, en ftelde den dood op Manflag. Landbouw en Veehoedery werden hooglyk geëerd. De Koningen en hunne Zoonen greepen vaak den kouter aan, en beploegden den akker , of bereidden zelve de fpys by het onthaalen hunner Vrienden. Gastvryheii werdt ftipt in acht genoomen, gewis zeer noodig in een Land , waar men geene Herbergen vondt. ..De \ Rykdommen beftonden in Vee. De D 3 Koop-  54 ' o o r l o"g. spelen. Koophandel werdt by ruiling gedreeven , gcevende men van het overvloedige voor het geen men ontbeerde. Men was gereed een kleenen Oorlog door een Gevègt van twee dappere Mannen , aan beide zyden verkooren , te laaten eindigen. Het Volk, wiens Held den ftryd won , bleef dan de overhand behouden , het ander moest toegeeveil en bukken. Tweegevegten , ter wraakneeminge van pertóoneele beledigingen , waren egter verbooden. Het is vreemd, dat geene oude Natie, zo veel wy weeten , zulk eene nuttige Inftelling, thans van veele Kristenen niet in acht genoomen , gehad heeft. De Spelen van wedloopen, ringfteeken , worflelen en vuistvegten gingen by hen zeer in zwang. Zy waren verordend, deels om hunne Lichaamen fterker, behendiger en bekwaamer tot den ftryd te maaken ; deels om eenen edelen nayver in hen te doen ontbranden. Hard en ruuw fprongen zy veeltyds met hunne Slaaven om , en niet zagtcr behandelden zy hunne Krygsgevangenen. • Eenigen te keelen by het graf van eenen hunner gefneuvelde Helden , oordeelden zy hem daardoor eer aan te doen , en deszelfs dood ten deele te wreeken. Die hun egter om levensbehoud demoedig fmeekten, fchonken zy genade. Eindelyk geloofden zy de Onfterflykheid der Ziel; maar  hemel, hel, 5- maar hunne Elyfeefche Velden , eene foort van Hemel , en de Tartarus, by hen de Hel, waren zo kwalyk afgebeeld , en met zulke verkeerde verfierfels omhangen, dat een fneedig vernuft, het welk het valfche daarvan doorzag, het goede met liet kwaade tevens verwierp. . . . Zie daar eenige trekken, waaruit gy den Staat, Lotgevallen , en Zeden der oude Grieken genoegzaam kunt opmaaken. . . Laat ons nu eens adem haaien ! Overdenk , intusfchen , langs welken weg de alregeerende Voorzienigheid, zich over de ellendige Inwooners deezer Landen ontfermende , hen eerst tot de Befchaafdheid wilde brengen , en tevens toelaaten , dat zy , wier Voorvaders den waaren Godsdienst verlaaten hadden , in de Afgodery bleeven fteeken, om zelve en andere Volken te leeren , wat het zy, zulk eene dierbaare zaak onagtzaam te behandelen, en zich daarvan af te wenden : ook hoe onvermogend Menschlyke poogingen zyn , om zich uit een zodanig diep verval te hcrftellen. Alles kan U Wysheid leeren , en vooral Dankbaarheid voor het ontvangen Evangelie , dat ons boven de oude,, of tegenwoordige blinde Natiën verheft, ,en vermaant toe te zien , dat wy hetzelve niet kleen achten, of laaten verlooren gaan. Waardeer het, en denk, dat geen aardsch Gefchenk by hetzelve kan vergeleeken worden. D 4 TWAALF-  « TWAALFDE ZAMENSPRAAK o v e e de HISTORIE der GRIEKEN. Spartaanen. Lycurgus. Wetten. Spelen. Theo pompus. Agis. Cleomenes. Atheners. Thcfeus. Codrus. Draco. Solon. Pififlratus. Miltiades. Ariflides. Themtftocles Cimon. Pericles. Alcibiadei. Nicias. Lyfander. Thrafybulus. Agejilaus. Conon. Pelopidas. Epaminondas. Philippus. Phocion. "\Zraag. Hebt gy heden tyd en gelegenheid , om de oude historie der Grieken te hemtten , waar wy ze gisteren verhaten hebben ? Antwoord. Beiden zyn er, waarom wy den draad van de oude historie der Gritkin nu weer zullen opneemen. Een vroly-  tydvak der grieks che historie. 57 ker ftuk zal zich voor onze oogeri opdoen. ■Wy zyn de oude ruuwe Tyden deezes Volks te boven gekomen. Deszelfs Historie zal , om /jpo te fpreeken, nu eerst regt beginnen , ik meen, de Gefcbiedenis van die gelukkige Tyden , waarin hunne Befchaafdheid fterk begon toe te neemen , en zy , als eene merkwaardige Natie, op het groot Schouwtooneel der Waereld verfcheenen , alleen door het beftél der heerfchende Voorzienigheid. V. Laat ons dan derzelver Historie met lust vervolgen ; laat ons dit nieuw Tydperk gaan bezien ! — Wanneer begint, en waar eindigt hetzelve ? A. Het Begin en het Einde ondcrfcheïden zich genoeg van het voorige en het volgende ; des men zeer gefchikt dit Tydperk kan aanvangen met de Verovering van Troja, welke wy nu befchouwd hebben, en eindigen met philippus , Koning van Macedonië , het geen , van het jaar a8oo tot het jaar 3624 der Waereld loopende , een Tykvak van agt-honderd jaaren aan de hand geeft, 't welk ons groote en merkwaardige Gebeurtenisfen zal vertoonen. —« Gy zult de Grieken zich boven veele andere Volken zien verheffen, en de opmerking met de verwondering der toenmaalige en volgende Tyden verwekken. „ Gy zult D 5 ook  $8 GESTELDHEID DER GRIEKEN. ook' eenige groote'- Mannen onder hen zien opftaan , die toonden, dat zy niet langer , in het ftuk der Regeering of des Godsdiensts, aan den leiband der Vreemdelingen behoefden te gaan, en dat zy den Volken der Waereld Voorfchriften- van een ander voordeeliger Burgerlyk Beftuur wisten te geeven. Dpn Godsdienst, wel eerst van Uitr landeren geleerd, zult gy , in eenen anderen vorm , naar de geneigdheid der Natie verkneed , hoewel afgodisch , vöor den dag zien komen. Ook zult gy verneemen , dat zy het gewigt van die Vryheid, welke beftondt in het affchudden van eigenwillige» dwang , en in het gehoorzaamen van wyzc Wetten, beter leerden kennen ; dat deeze Vryheid , waaraan zy alles verfchuldigd werden, hun eene Liefde inboezemde , die eenen onverwinnelyken moed ter verdediginge des Vaderlands in hen deedt ontftaan; dat in derzelver Oorlogen eene uitmuntende Dapperheid uitblonk; dat geene Natie hen in Konsten en Weetenfchappen kon evenaaren ; dat de Scheepvaart en de Koophandel hen tot eene wonderbaare hoogte deeden opftygen; maar ook dat 1 zy, ten laatften oneensgezind geworden , en in andere misflagen vervallen , eene prooi van nabuurige Vorsten werden , en dus ondergingen, ten minsten dat -zy voor dezelven moesten bukken. V.  •ATHENE. SPART A. 59 V. Door zulk een verflag van zaaken doet gy myne nieuwsgierigheid fterker ontbranden ! A. Vooraf moet ik , tot dit nieuw Tydperk overgaande , myn reeds gezegde U herinneren , naamelyk, dat Griekenland uit veele kleine Staaten beftondt ; dat, onder deeze , alleen twee boven allen zich beroemd gemaakt hebben , ik meen Athene, gelegen in het eigenlyke Griekenland, en Lacedemon op het Griekfche Schiereiland; doch dat niet zo zeer de Koningen, die daarover het bewind voerden , als wel de Burgers zeiven , ik wil zeggen , de Athenienfers en Lacedemoniers daarvan oorzaak waren; dat de laatften, wegens hunne zonderlinge Wetten , ftrenge Zeden , en dappere Daaden ; doch de eerften door hunne treffelyke Inzettingen , verbaazenden Heldenmoed, zagter Zeden , en tevens door eene heerfchende Liefde voor Konsten en Weetenfchappen , hoogen roem behaald hebben; en eïndelyk , dat gy deeze twee , dikwerf geheeten de Republieken van Athene en Lacedemon , of Sparta, (welken laatften naam ik alleen ter vermydinge van verwarringe gebruiken zal) voornaamelyk moet leeren kennen. Van de andere Staaten, genoemd die der Thebaaners, Korinthiers , Joniers enz. welke nooit zeer fterk uitgeblonken hebben, behoef ik niet af-  6© DWINGLANDY. VRYHIID. afzonderlyk te Ipreeken. Worden zy eenigermaate van belang in de Gefchiedenis ; dan zult gy ze telkens , tusfchen de twee anderen van grooten Naam, zien verfchynen op het Tooneel, en hooren, welke rol zy geipeeld hebben. V. Wy beginnen dan, na deeze voorbereidfelen , met de Republiek van . . ? A. Van Sparta ! want zy ontving de Wetten , driehonderd jaaren vroeger, dan Athene, en wel in deezer voege. — Daar de Dwinglandy der Koningen, lang met weêrzin gedraagen, de zugt naar A, ryheid altoos in de Volken wekt, en de hevigheid van een onbetoomd en misbruikt Beftuur fchokken geeft aan eenen Staat, die het Gemeen, anders flaapend, eindelyk wakker maakt : zo begonden de Spartaanen , zulk eene Heerfchappy moede , naar eene Volkregeering uit te zien. Wanneer het gezag in handen van veelen verdeeld is, houdt de Dwinglandy wel op; dan juist zulk eene Verdeeling wordt ligtlyk de bron van geduurige partyfchappen en inwendige onlusten. Te midden zulker twisten, oorfpronglyk uit de Regeering van twee Koningen, die te gelyk het bewind wilden voeren , ftondt Lycurgus in Sparta op, die by tyds zynVaderland redde uit den diepften afgrond, waarin het ftondt te' verzinken, en het daar-  LYCUK.GÜS. 6l daartegen verhefte tot grootheid en roem Zo zeker gaat het, dat dikwils maar één Man noodig is , om een geheel Volk tot de goede orde terug te brengen, of van ongebondenheid tot onderwerping te geleiden Maar gy kunt wél begrypen, dat hy , die dit beginnen wil , eenen vasten grond voor zyne onderneeming , en 's Volks genegenheid vóór zich moet hebben: anders verdient hy niet meer, dan den naam van eenen Waaghals. V. Vertel my eens v wie lycürgüs was, van wien ik niet veel weet , en hoe hy dat groot werk uitvoerde. A. Lycurgus was de Zoon van eunomus , Koning van Sparta, die, na zyns Broeders dood, opgeroepen werdt, om aan 's Lands Regeering deel te neemen. Dan, hy weigerde dit , en vergenoegde zich met den zedigen titel van Voogd des jongen Prinfe, na 's Vaders dood gebooren. Door deeze bekoorende gemaatigdheid won hy volkomen 's Volks genegenheid; maar zy verwekte" hem daartegen groote Vyanden Laage Zielen vinden toch genoegen in het verkleinen der bedryven van -groote en ede- . Ie Mannen , vooral, wanneer zy zich zeiven daartoe onbekwaam vinden De - Moeder van den jongen Vorst, gerugfteund door eenen magtigen aanhang - ftelde tr- cur- \  6l LyCURG.ÜS. INGERQEFEN. corgus braave poogingen in een valsch licht. Toen dacht de .wyze Man den tyd gekomen te weezen., om vroor deeze kwaadaartigheid te moeten zwigten Waare - Voorzigtigheid. neemt toch altoos den tyd waar , in welken het best . is. voor .overmagt te bukken , of ter zydc .te gaan. Hy ging dan buiten 's Lands; «verdacht daar in ftilte zyn Plan van Hervorming , voor -Sparta zo zeer noodig \ bezag vreemde plaatzen , door de Wysheid haarer Wetten beroemd; ging daar , om zo tc fpreeken, ter fchoole , en onderzogt dezelven zeer naauwkeurig. Ten tyde, dat .hy hierin bedreeven was geworden , dachten juist de Spartaanen aan hem, en verzogten , daar zy verdrietig waren geworden wegens het opgelegde juk hunner Koningen, die beter den naam van Dwingelanden verdienden , dat hy, ter hunner verlosfinge, wilde wederkeeren. De Koningen zelve on, derfteunden dit verzoek., om hun wankelend gezag daardoor te bevestigen, lycurgus , t den tyd ter volvoeringe zyns Plans thans gekomen oordeelende, gaf gehoor , en keerde terug. Een braaf hart vergeet vaak aangedaane verongelykingen, en houdt, van fommigen beledigd , het gemoed niet vol van wraak tegen het geheele Vaderland. Aanftonds vernam hy de klagten der  L Y G U R G U S. 63 der 'Burgeren over de knellende banden der Slaaverny, en zag het 'hoog bewind der Koningen te ver uitgezet. De eerften wilden des alles omkeeren ; de laatften waren bedugt voor hunne wankelende Throonerf. De voorzigtige Hervormer wilde wel zynen Vaderlande dienst doen ; maar tevens geene der twee partyen tot Vyanden hebben. Hy bediende zich • daarom van een middel tot eenen 1 breidel voor beiden. Hy liet den Koningen de magt, om den Godsdienst en den Oorlog te bepaalen. Zy konden dus met hunne Kroonen blyven praaien ; maar hy ontnam hun, ntusfchcn , alle wezenlyk gezag; Hellende eenen Raad aan van agtëntwintig , of dertig Mannen ter keuze des Volks-, aan welker oordeel en beflisiing alles zich moest onderwerpen. V. Geviel dit allen ? A. Ja ! Door deeze verdeeling werden en de Koningen en het Volk te vrede gefield. Na deeze groote zaak dus ten einde gebragt te hebben , kwam er eene andere van geen minder gewigt door hem ter baane, naamelyk , het Volk moest, zou het wél gaan , in eenen anderen vorm gegooten worden. En hoe dat , meent gy , te beginnen J Duidelyk zag hy, welke nadeelen het bezit der Rykdommen en de behoefte der Armoede voortbragten; te weeten ,  64 LYCUR.GUS IfETTlN. ten, Hoogmoed, Gierigheid en Verkwisting aan den eenen kant, en Nyd met Hebzugt aan de andere zyde. Deeze beide kwaaien wilde hy dan in eens wegneemen. Des gaf hy een zeer vreemd bevel,' dat men alle Landen in gelyke portien zou verdeelen. Dit gebeurde. Die van het Ryk beliepen op dertigduizend , die des Volks op negenduizend deelen , naar het getal der Spartaanfche Familien. Dus kreeg, en bezat de een niet meer dan de ander. Deeze ganfche inrigting moge in onze ooren vreemd klinken ; maar het luidt nog zeldzaamer , die goed gekeurd te zien van alle Spartaanen. Het bleef hier niet by. De Hervormer ging verder, en liet openbaare Tafels dekken , waaraan elk Burger, zonder 011derfcheid van rang , zynen maal tyd kwam doen. Hier werden geene lekkernyen opgedischt. De Spys was eenvoudig. Wie' er den mond niet wilde aanzetten , en te huis eeten , werdt in eene boete geflagen. De Koningen zelve waren er niet viy van. Elk Burger moest , 's maandelyks, het zyne tot onderhoud deezer gemeene Tafelen , hem aangeweezen, opbrengen. Terwyl men daar aanzat , mogt men niet fnateren , wat men wilde. Dat leerzaam was voor liet Hart; (zo luidde lycurgus bevel) dat den moed der Jeugd kon opwekken ; en dat ter Deugd  wetten van lycurgus. 65 Deugd kon leiden , moest . den inhoud der pefprekken uitmaaken. Lichaam en Ziel werden dus , ten gclyken lyde , gevoed. Zie daar geheel Sparta aan eenen waarlyk zeld- zaamen disch gezeeten ! Vondt men ook wat meer van zulk Zout op onze openbaare of, byzondere Tafels ! Zuiverer Zedekunde , fchooner Wetten , edeler Godsdienst konden gewis daar wel wat beters voortbrengen : alles kon er met voegzaamer Zout befprengd worden. . . Zyn groot oogmerk was intusfchen , hierdoor , alle verfchil tusfchen Burger en Burger weg te neemen , en eene volkomen gejykheid onder alle Lieden te maaken , zo dat men den Vorst van eenen gemeenen Man niet meer konde onderfcheidcn. Zelfs moesten de Kleederen van dezelfde doffe en gedaante gemaakt weezen. Aan fluweelcn , aan zyde doffen , of gouden Galonnen werdt niet gedacht. De Vertrekken zelve , waarin men at, waren niet fierlyk gedoffecrd ; zy waren van alle. praal ontbloot; alles was eenvoudig. Dus verbande lycurgus alle geneigdheid tot de Pragt en Wellust : dus zorgde hy voor de Zeden. — Maar nu deedt hy daarop eenen anderen , en dus den derden grooten ftap , niet minder vreemd , dan de twee eerden. Hy wilde niet flegts het gebruik , maar ook de liefde en trek tot de RykI II. deel. E dom-  66 WETTEN VAN EYCURGUS. dommen geknakt hebben : anders was de gelykvormigheid onder zyne Medeburgers , zyns oordeels, nog niet volkomen getroffen. Wat meent gy, dat hy tot dat einde verzon ? Dit! Hy verboodt het gouden en zilveren, en voerde, in derzelver plaats , een zwaar yzeren geld in , van, kleine waarde , dat niemant buiten Sparta wilde hebben, noch elders gangbaar was. Eén Wagen met één paar Osfen kon naauwlyks eene groote fom van deezen aart vervoeren. Met dit geld kon men ook geene buitenlandfche Pragt inkoopen. En wyl zy niet veel noodig hadden , ook hunne Akkers niet mogten verkoopen , was hun het geld byna onnut , en dus de zugt naar Rykdommen hierdoor meest uitgebluscht. V. Indedaad drie vreemde Wetten! Hoe kon toch één Man zulk een Volk zo betoveren ? A. Gy moet U herianeren , dat de voorïge heillooze Oneenigheden, 's Mans verkreegen achting , en het nu verdeelde bewind daartoe den gereeden weg baanden. Maar hierby liet hy het nog niet zitten. Hy verboodt de Scheepvaart, om geene buitenlandfche Goederen, noodig tot de Pragt, te kunnen inhaal en. Hy fchafte het reizen buiten 's Lands af, op dat geen Spartaan door de Zeden van vreemde Natien  WETTEN VAN LYCURGUS. 07 tien bedorven , noch zyne eigen ftrengc levenswyze , elders niet gekend, zou worden opgemerkt. Den Landbouw en andere noodige Konsten moest hy egter handhaaven , zou men leeven. ■ De Dichtkunde en Muziek vergunde hy den Volke ; doch onder die bepaaling, dat de Raad over beiden zou oordeelen ; dewyl hy niet wilde , dat 'er iets, ftrydig met de goede Zeden , zou onderloopen. De Opvoeding der Kinderen werdt geenzins van hem vergeeten. Op zyn bevel werden zy allen uitgedoscht in hetzelfde gewaad. In het zevende jaar nam men ze uit de handen der Voedfteren, om in openbaare Huizen opgetrokken te worden. Daar leerde men hun honger en koude te verdraagen , aan de duisternis en eenzaamheid zich te gewennen , fmerten , zonder tegenfpraak , te ondergaan , en eigenzinnigheid af te leggen. Zwemmen, danzen , loopen , vegten en worstelen waren daar de dagelykfche Uitfpanningen. De Godsdienst, (ware dezelve maar niet afgodisch geweest !) de eerbied en gehoorzaamheid voor den Ouderdom, het houden van den Eed , en vooral de Liefde voor het Vaderland werden hun tevens ingeprent. Klom de Jongeling op tot mannelyke jaaren , dan fchreef men hem op de rol der Landtroepen aan, en het ftondt a hem  68 GESTELDHEID DER SPARTAANKN. hem dan vry de Staatsvergaderingen by te vvoonen. Een Soldaat in den Raad ! Welk een vreemd Verfchynfel in ons oog ! En welke niettemin goede gevolgen van zulke inrigtingen voor dit Land ! Wiens begeerte naar zulk eenen Oord , naar de overheering van zulk een Volk, waar men Rykdom , Gemak noch Weelde kende , kon ontftooken worden ! Dit alles kon gewis den nyd der Nabuurcn niet gaande maaken. Hier vielen geene Schatten te rooven, geene Kostlykheden te pionderen. Heblust kon er geene voldoening bejaagen. Menfchen en Yzer kon men alleen krygen, meer niet. Kwam het 'er op aan , om het Vaderland te verdedigen , of den een en anderen aan te vallen , dan moest elk een Held weezen , die alles durfde braveercn. Geen overwonnen Spartaan kon zynen roem behouden , dan met verlies van het leven. Die uit de neerlaag t'huis kwam , werdt tot eene eeuwige fchande gedoemd. Wat verder gaat : geene Steden mogten met muuren omringd weezen. Dappere Burgers hieldt men voor de beste verfchanzing. V. Welke zonderlinge Wetten ! De Spartaanen moeten dus de moedigde en dapperde Natie , zou men zeggen , geworden zyn ! A. Dit werden zy ook ! Moedig ; dapper;  grieksche spelen. 69 per; onkundig ten aanzien van veele misdaaden , by gebrek van gelegenheid tot de verleiding; altoos gehoorzaam aan hunne Overheden; bedagtzaam in 't fpreeken; maatig in hunne levenswyze ; vol van liefde voor eikanderen , wyl zy, op eenen gelyken voet, in gemeenfehap van alles waren opgetrokken ; allen Akkermannen , en tevens Oorlogslieden. — Verder bedacht men , ter oefeninge der Licliaamen, en ter aannoopinge des nayvers , openlyke Kampfpelen aan te rigten , die daarna zo zeer in Griekenlands fmaak gevallen zyn. V. Hoe noemde men deeze Spelen ? A. Men gaf aan de vier voornaamfte den Naam van Olympifche, Pitifche, Nemeifche, en hthmifche. De eerftcn, waarfchynlyk door pelops ingevoerd , waren de vermaardftc van allen, en werden in de nabuurfchap der Stad Olympia gehouden , zonder juiste bepaaling van den tyd. Dan, naderhand op het vierde jaar vast gefteld, en in hoog aanzien gereezen, begon men, omtrent agthonderd jaaren , vóór de Geboorte des Heilands , de Tyden naar dezelven te berekenen. Van de eene zo genoemde Olympiade tot de andere bevatte een Tydperk van vier jaaren. Waarfchynlyk wilde men, in 't eerst, Lieden uit alle Oorden van Griekenland daar zamen lokken , om E 3 over  70 grieksc he spelen, over zaaken, van het algemeen belang te raadplegen , als mede om de Jeugd roemzugt in te blaazen. Niets werdt verzuimd, om deeze Spelen luister by te zetten. Duizend Aanfchomvers vloeiden zamen , en gaven eene onbedenkelyke aanmoediging aan de Speelfbyders. Hier hadt men Strydloopers , Paardiyders, Wagenmenners, Kampvegters , Worstelaars , Vuisvegters , Schyfwerpers enz. Den Overvvinnaaren gaf men , onder ?s Volks luide toejuichingen, een Laurier- of Olyfkrrns. De Eer, hem daarby aangedaan, was ongemeen groot. Dichters zeiden , by zulke gelegenheden , hunne beste Stukken op ; de Redenaars Ipraaken hunne Redevoeringen ten aanliooren der menigte, lycurgus liet wel de Dochters der Spartaanen toe deeze Spelen by te woonen ; doch op eene wyze , die de gebreklykheid zyner Zedekunde duidelyk aan den dag gelegd heeft. —De Pythifche Spelen, van gelyken aart , werden mede , om de vier jaaren , te Delphos gehouden , en de Overwinnaars met een Lauwerkrans befchonken. De Nemeifche hieldt men te Nemea , en die de eerfte in de baan was, verkreeg een Pietercelie-kroon. Eindelyk ■in de hthmifche, alle vier jaaren , op de Landengte van Korinthe gehouden, gaf men eenen Krans van Pynboombladeren. Eenvou-^ digo  oordeel over lycurgus wetten. 71 dige Gefchenken indedaad ; maar toen hooger gewaardeerd , dan hedendaags eene Ridderorder. De Eer vergoedde de kleene waarde der Kroonen. Dus maakt een Volk, naar willekeur, de bcpaaling der mindere of meerdere waardy van verdienden. V. Al wat gy my dusver- van dit Volk gezegd hebt, moest dienen en uitloopen tot deszelfs heerlykheid. Hoe zonderling is alles ! A. Dus verre heb ik U de Afbeelding eener Natie gegeeven, die ik wel dacht , dat in den eerden opflag U zou treffen. Dan , wanneer men alles op den keper beziet , kan men niet zeggen, dat hetzelve tot haar wezenlyk geluk en voordeel dien-, de. lycurgus hervormde wel het Volk, op die ongemeene wyze; dan, welke moesten de gevolgen daarvan weezen ? Van duizend onfchuldige aangenaamheden der Waereld , van veelerleie geneugtens deezes levens , door God ons vergund , om ons zyne Almagt, Wysheid en Goedheid te doen erkennen ; om talryke lasten des levens ligter te maaken ; om by het noodzaaklyke ook het verkwiklyke te proeven , en dus om veele bitterheden te verzoeten, groote zegeningen indedaad ; doch van die allen waren zy, door die Wetten, geheel verftooken. En hoe veele dagelykfche dankE 4 baar-  7i NADEEL VAN LYCURGUS WETTE Ni baarheid, aan den Hemelfchen Geever dcezcr dingen, moest dan ook, daardoor, niet agterblyven ! Of mogen Menschlyke Wetten met regt verbieden, het geen de goede Schepper ons dagelyks vergunt, en in handen fielt ? Moet men dan de helft der gefchaapen dingen maar goedkeuren en gebruiken ; doch de andere helft , als onnut , ondankbaar wegfmyten ? Kan ooit een verftandige dit met eenigen grond beweeren, en pryzen ? — Dan , om regt te fpreeken , hoe fraaien fchyn hier alles moge hebben, de inborst der Spartaanen werdt gewis, door alle zulke Wetten , niet zodanig verbeterd, als veclen zich wel verbeeld hebben. 't Zy .zo , dat zy door dezelven uiterlyk meer befchaafd en deugdzaamer werden; niettemin zag men de gemoeden door zodanige Voorfchriften een ruuw , flyf, cn oorlogzugtig aanzien verkrygen. En andere Wetten ftreeden tegen de Menschlykheid. Een pas gebooren Kind , by voorbeeld , werdt door den oudflen Man van het Geflagt onderzogt, en werdt het dan door hem te teder of te zwak geoordeeld, doemde men het onnoozele Wigt tot 'den dood. Myn hart gruuwt van zulk eene Inflelling ! Het Mededogen , de Gevoeligheid der Ziel, en de Menschlievenheid werden er door uitgedoofd; Barbaarschheid kwam in derzelver ftede» Men  , nadeel van lycurgus wetten. 73 Men leerde wel den Dood te veragten; maar men leerde de waardy van het Leven niet te erkennen , en hoog genoeg te achten. Wat men derhalven in het ééne won , verloor men weer in het andere. Dit Plan der Regeeringe deezes Volks , hoe fraai anders in het eerfle aanzien, was dus verre van' volmaakt te zyn, en kon op den duur niet beflaan. De uitkomst zal dit duidelyk bevestigen. V. En niemant merkte dit; niemant verzette zich, in kragt, daar tegen ? A. 't Is niet vreemd, dat hy tegenftand vondt , toen hy de Landen wilde verdeelen. Ryken , die een kwalyk geplaatst hart hadden, en zich dus aan de behoudenis des Vaderlands niet gelegen lieten liggen , dan alleen uit hoofde van eigen voordeel ; of Onverflandigcn , op 'c eigen tegenwoordig genot alleen gefield , en gewoon te zeggen : ,, Wat raakt ons het Vaderland ! Als het onz,en tyd maar uithoudt, is 't genoeg! Dat hy die nakomt , ook zorge! " Zulken, zeg ik , zagen dit geenzins met onverfchillige oogen aan. Zy werden tegen den Wetgeever verbitterd. Er ontflondt oproer. lycurgus verloor daarin één oog; maar hy bleef bezadigd , vergaf het den daader, eh dit geflorte bloed , met zyn zagtmoedig lydzaam hart, deedt deszelfs achting ryzen, E 5 en  74 lycurgus zorg voor de wetten. en bragt alles tot ftilftand. Des moesten de Ryken , te meer, daar hy waarfchynlyk de Armen op zyne zyde hadt, op deeze wyze bukken. Dan , om zyne Wetten vaster te doen Haan , riep hy eene Volks Vergadering byéén , voor dezelve verklaarende , dat het hem onmooglyk ware , de overige gebreken in de Wetten te kunnen verbeteren. Hy wilde deswege het Orakel te Delphos (waar de alweetende Goden , gelyk men ze toen noemde , onfeilbaare Antwoorden aan de Vraagenden gaf) raadplegen : doch hy deedt hen zweeren , zo lang by de Wetten te zullen blyven , tot dat hy wederkwam. Dit was zyn vond , om. geduurzaamheid aan dezelven te geeven. En hy kwam , zegt de Historie, die waarfchynlyk hier wat opgefierd is, nimmer terug ; hy bleef uitlandig , en verpligtte dus de Spartaanen hunnen Eed te houden, en de Wetten onverbrooken te laaten. Hoe dit zy, men weet niet, hoe en waar hy omkwam. V. Hielden de Spartaanen deeze Wetten na den dood van lycurgus ? A. Wel vyf, of gelyk anderen zeggen , wel zeven honderd jaaren greepen zy ifand! !t Is naauwlyks te gelooven , dat dit gebeuren kon omtrent Wetten , die in onzen tyd harsfenfchimmig en onuitvoerbaar zouden voor-  val van lycurgus wetten, 75 voorkomen ; doch , behalvcn dat men dit door alle oude Schryvers verhaald vindt, hebben plato , xenophon en aristoteles , op welken gy U wel zult willen verhaten , die met eigen oogen gezien. Doch, honderd en dertig jaaren na lycurgus dood, zou Koning theopompus vyf Ephoren, of Opzienders , aangefteld hebben , om den Raad der dertigen in bedwang te houden. Zy zaten egter naderhand over de Koningen heen, en de bron van verbastering en verdeeldheden werdt toen geopend. De Liefde tot de Pragt en Rykdommen kwam , gelyk gy mogelyk al vroeger vermoed hebt, nu weer boven, en wel onder de Regeering van Koning agis I. Traaglyk ging dit niet toe. Men zag dit reeds in lysander, anders den grootflen Veldheer van zyne Eeuw. Met den tyd. werdt er alles te koop. De anders zo braave agesilaus kon mede den glans van het goud niet doorftaan. De Pragt, die de goederen vermindert , terwyl zy de behoeften vermeerdert , gaf aanleiding tot laage Jjejagingen. Men durfde alles begeeren , om alles te verkrygen; ook alles te verbreeken , wat voorheen zo fterk was vast gefield. Dus verzonken lycurgus Wetten, en men begon de Landeryen weer te verkoopen. - De inbreuk van dit kwaad wilde Koning acis III.  76 ondergang der wetten. III. tegen gaan ; maar , den baatzugtigen agesilaus hem dat betwistende , werdt die ongelukkige Vorst het flagtoffer van zyn ondankbaar Vaderland, het geen hy, op nieuw , hadt willen hervormen, cleomenes , getrouwd met aigiatis , agis fchoone Weduwe , dikwerf haar boorende klagen, dat men liaaren eerften Man , bezield met de beste oogmerken ten nutte van den Staat , zo onregtvaardig hadt omgebragt, befloot, door haare traanen bewoogen , Sparta's Wetten te herftellen. Hy deedt dit ook ; maar daarby het bloed der Burgeren vergooten hebbende , en naderhand in eenen kryg ingewikkeld , toen in eene hinderlaag gelokt, daar verflagen, vervolgens naar Egypte gevlugt met twaalf zyner Veldhecren , doch daar gevangen gezet, en mishandeld , bragt hy, mistroostig, zich zeiven om het leven. Daarop gingen oude Vryheid en Luister der Spartaanen met hem te onder. V. Hoe treurig loopt hier alles af! A. Zekerlyk zeer treurig ! maar gy leert hier deeze gcwigrfge, Les : „ dat goede Wetten eenen Staat uit den afgrond des verderfs kunnen redden ; dat derzelver waarneeming een Volk gelukkig maakt ; dat evenwel het waar geluk voor een Volk er niet uit voortvloeit , ten zy de Wetten rusten op eenen zuiveren Godsdienst en Zede-  nuttige lessen. dekunde ; dat dus het Beftek van lycurgus Inftellingen, nimmer op den duur, het heil eener Natie kon uitwerken ; en dat niettemin de verflapping en overtreeding der Wetten, al zyn ze niet volkomen, den ondergang der Volken -altoos bewerken." — Gy leert hier ook uit aGis ongelukkig einde : „ dat, wanneer het misbruik der Wetten ééns onder een Volk wortel gefchooten heeft, Lieden , die daarin belang hebben , hetzelve voor eene Wet willen gehouden hebben ; doch dat zy, die er tegen durven uitvaaren , voor Oproermaakers gehouden worden, en niet zelden zulks met den dood moeten bekoopen." —— Gy leert hier insgelyks uit cleomenes voorbeeld : „ dat één groot Man genoeg "is tot redding zyns verdrukten Vaderlands : evenwel dat men geene Vaders moet vermoorden ten welzyn der Kinderen. Dit is toch eeri waare toeleg tégen het Vaderland, eene zekere overtreeding der , Wet, die men anders voorgeeft te willen herftellen. " - Gy leert eindelyk uit lycurgus Inftellingen: „ dat, zal men eenen bedorven Staat verbeteren, men mei de Kinders moet beginnen. In rype jaaren valt toch - de opoffering van begrippen en. neigingen al tc moeilyk. Het hard Gebied- der ftyve vooroordeelen laat zich niet ligtlyk té onder brengen. De goede  7 8 NUTTIGE LESSEN. ATHENE. •goede Opvoeding moet ondeugende overhellingen verbeteren, tot het verhevene opleiden , de begocheling der Zinnen verdryven, en den open toegang der bedorven Zeden tot den Geest toemuuren. . . „ Gelukkig Land , waar de Ondeugden niet te verouderd ; waar de Zwakheden niet te lief zyn -geworden ; waar men hoop kan hebben , dat de volgende Geflagten beter zullen wêe■zen , dan de tegenwoordige !...." Laat ons, myn waarde Leerling! de befmetting des Vaderlands met alle magt tragten tegen te gaan , of te voorkomen ! Dit zy elks nyvere pooging ! Wanneer de Zeden nevens den Godsdienst zuiver zyn , heeft men flegts weinige Wetten noodig ; maar wanneer de harten der meeste Vaderlanderen met de verdervende lucht der Ondeugden verontreinigd zyn , zullen dan de beste Wetten die onzuiverheid wel kunnen wegneemen, en de eerfle reinheid weergeeven ? V. Zyn wy nu aan het einde der Spartaanfche Historie ? A. Ja ! en daarom zullen wy nu overgaan tot die der Athenienferen , een Volk, geheel ongelykvormig aan het voorige. ■—Gy zult hier zien Athene, eene Stad , de verzamelplaats van Konsten , Weetenfchappen en Geleerden, zo beroemd door hunne Welfpreekenheid , als het Volk door de Wape* nen.  athenienser.s. ^j) nen. Gy zult hier zien Befchaafdheid en Vrolykheid, zagte en ongedwongen Zeden , dingen die zeer wel met elkandercn kunnen gepaard gaan: en dus eene volkoinen tegenflrydige Schildery met die, welke de ongemanierde ftrenge Spartaanen ons uitgeleverd hebben. Gy zult zien , in dit Vaderland van Geleerden, het hoog bewind , na 'c affchaffen des Koninglyken Beftuurs , in 's Volks handen, en bygevolg een aantal van Oneenigheden , daaruit voortvloeiende , zonder dat egter de Weetenfchappen , die alleen het Verftand oppervlakkig verlichten, en geene verflaafdheid aan Driften verwinnen kunnen, deeze Onlusten konden dempen. V. Hoe zyn deeze Grieken tot zo hoogen ftand gekomen ? A. Omtrent ten tyde des Trojaanfchen Oorlogs vormde Koning theseus met de hier woonende Grieken een Gemeenebest , verdeelende het Volk in drie klasfen, in Édelen , Werklieden en Konstenaaren. Hy deedt hun de Wapenen neêrleggen, toen andere Grieken nog met dezelven in de hand bleeven {taan. Hy maakte de Stad grooter, volkryker en gelukkiger. Zelfs verminderde hy de Koninglyke Waardigheid , louter ten genoege zyner Onderdaanen. Hoe zelden vindt men zulke toegeevende Vorsten !  80 C 0 d r u s. d r a c o. ten! —— In 'deezen goeden Haat liet hy het bewind aan zyne Opvolgeren. Het bleef zo tot de tyden van codhus , die, gaat het Verhaal zeker , zyn leven , tot het behoud des Vaderlands, in eenen roemryken dood opofferde. Zulk eene edelmoedige Liefde trof de Atlunienfers. Geen wonder ! Moet een braaf Koning, zal hy zynen pligt op eene waardige: wyze waarneemen , veelal meer onrust en arbeid van geest uitdaan , dan de geringde Onderdaan ; ■zyn leven is des te onfchatbaarer voor het Vaderland; doch nog veel edeler , wanneer hy dat verlochent , alleen om hetzelve uit een groot gevaar te redden. Maar , verliest dan niet het Vaderland daardoor nog meer , dan het gemist zou hebben, wanneer hy in leven gebleeven ware ? De Athenien/ers oordeelden toen , 't zy wegens een gefchil, tusfchcn codrus Zoonen gereezen, 't zy wegens eene verbeelding, dat, na zulk • eenen grootcn Vorst, niemant der Kroone meer waardig ware. Zy benoemden dan ook geenen nieuwen Koning ; maar verkooren , in deszelfs plaats, negen Magidraatsperfoonen , toen Archonten geheeten. Dan , deeze regeerden dikwils naar hunne grillige invallen : want men hadt toen nog geene vaste Wetten, draco dondt daarna op, die alles zou herdellen. Maar hy  draco's wetten gi hy verviel, by zyne Wérgeeving , in uiterden , welken deszelfs Inrigtingen deeden in duigen fpatten. Hoe kon het toch beftaan , de dooddraf op de Meende misflagen zo wel, als op de grootfte euvcldaaden , te bepaalen ? De Natuur fchreeuwt tcgens eene moordwet, die kleene zwakheden en zwaare misdaaden , die geringe feilen en helfche bedryven , met hetzelfde zwaard , wil betaald zetten. Altoos moet immers elke draf evenredig zyn met de overtreeding. Geheiligde Regters moeten Befchermers , Vaders des Volks, geene Beulen der Onderdaanen zyn , meer infchiklyk dan dreng, en vooral niet wreed, draco's Wetten , zeide men , waren niet met inkt, maar met bloed opgedeld. 't Was indedaad kinderagtig levenlooze dingen iets te doen boeten, by voorbeeld, wanneer iemant het leven verloor door een Standbeeld, dat, by toeval , op hem neêrdortte, dan moest hetzelve gebannen werden. Onnoozele Wet.' En waar er zulke drenge, of onredelyke Inzettingen meer zyn , des te eer worden zy kragteloos; zy vermeerderen de ongeregeldheden , in dede van ze te verminderen. V. 't Volk hadt egter negen nieuwe Magidraatsperfoonen ! A. Ja! maar het Volk zelf, verdeeld , II. deel. ■ F zynde  Sa s o L 0 n s wetten. zynde in drie Rangen, gelyk ik zeide , in Edelen, Werklieden en Konstenaars , waaruit hetzelve jaaxiyks negen Archonten verkoor , gaf aanleiding, dat deeze drie partyen altyd yverden voor dien Regeeringsvorm , welke meest met haar belang fcheen overeen te komen. Dit gaf veele onlusten. Daarby zag men wel dra de magteloosheid der Wetten. De verftaudigften beflooten toen het hoogde bewind aan solon op te draagen. Dees, 's Volks onrustigen en wispeltuurigen aait kennende , weigerde dat ; maar nam evenwel de hervorming op zich. Hy bevestigde de Archonten ; maar beteugelde hun gezag , en rigtte eenen Raad op van vierhonderd Overheidsperfbonen. Hy herffceldè ook den Areopagus , die gedugte Regtbank , beftaande uit Staatsmannen , die den beftemden tyd gediend , en met onbezvvalktcn roem hun ampt bekleed hadden. Hun getal was onbepaald. Soms beliep het tusfehen de twee en driehonderd. Voor dezelven moesten allcrleie zaaken , zelfs die van den Godsdienst, verhandeld worden ; doch hy verboodt de fieraaden der Welfprcekenheid aldaar te gebruiken , om het Verftand van den Regter niet te verrasfen , wanneer de Driften daardoor waren gaande gemaakt Mogt dit ook plaats heb¬ ben in alle Rcgtbanken der Waereld ! . . . . Ge-  solons instellingen. 83 Gewis de Geregtigheid zou hierby niets ver* liezen Voorts belastte hy , dat een Regent, die zich in dronkenfehap verliep , met den do©d geftraft moest worden. Een Burger , bloohartig in eenen veldflag, of die weigerde zyn Vaderland in den nood te befcherm.cn , mogt niet op openbaare plaatzen , op de markt , of by plegtige Godsdienstoefeningen verfchynen. Die onzydig bleef in openbaare belangen des Lands , moest men voor een* eerloozen houden. Om den Landbouw en de Handwerken, zo noodig in elk, vooral in een klein Land , waar men nog veele onvruchtbaare Oorden hadt, aan te moedigen , ftelde hy vast, dat een Zoon , die bewyzen kon , dat hy door zynen Vader tot geen beroep was opgebragt , niet verfchuldigd zou zyn hem by te ftaan , wanneer deeze tot gebrek veisviel. Geen Vreemdeling werdt. Burger, ten zy hy uit zyn Vaderland gebannen ware, en zich rnet de zynen hier neêrzette,. om eenig handwerk te verrigten. De Opvoeding van een minderjaarig Kind mogt aan den vermoedeiyken Erfgenaam niet toevertrouwd worden : want solon vreesde de gevolgen, die , in dat geval, door • de hebzugt konden ontllaan. De Kinders van bun, die in den dienst des Vaderlands ge* fneuveld waren , moesten, op kosten van F 2 den  84 solons wetten. den Staat, tot het twintigfte jaar opgevoed worden. De een mogt .den anderen Burger wegens lediggang vry aanklaagen. Openbaare Verwyten mogten egter de levenden tegen eikanderen niet uitbraaken , en fcbimptaal tegen de weerlooze dooden mogt nog veel minder gehoord worden. Uit den omgang met Menfchen floot men een' zodanigen uit, die weigerde zyne braave Ouders in hooge jaaren te onderhouden. Huwlyken moesten uit liefde , en niet uit belang voltrokken worden , enz. Met dit alles hebben wy egter nog geene volkomen kundigheden van solons Wetten. Hy zelf zag , hoe goed ook deeze laatfte waren , de gebreken in anderen; doch zeide , dat ze de beste waren , die de Athenienfers konden ontvangen. Zy waren gelyk aan de Wetten van alle Landen , waar de groote en vermogende Lieden derzelver waarneeming aan geringe en behoeftige Menfchen voorfchryven , terwyl zy dezelven ongeftraft fchenden ; of waar al de magt in de handen eener onbedreeven menigte wordt overgegeeven , die zich niet weet te hoeden, wanneer listige lieden onderneemen dezelven om den tuin te leiden, solon werdt dus in zyne hoop bedroogen. V. Hoe het toen gemaakt ? A. Pjsistratus , een ftaatzugtig Burger, over-  pisistratus bestuur. 8^ overweldigde een en andermaal het bewind , doch niet gemaklyk. Eerst moest hy er weer afftand van doen , en wel twaalf jaaren uitlandig blyven. Dit alles kwam voort uit solons onvoorzigtigheid, die het beftuur aan het gemeene Volk, zonder genoegzaame bepaaling , hadt overgelaaten. Maar pisistratus , intusfehen wyzer geworden, zelf verbeterd en weer t'huis gekeerd zynde , voerde toen eenen beteren Regeerings vorm in. Hy geleide het Volk tot den Landbouw , begunftigde de Konsten en Weetenfchappen , en ftichtte heerlyke Gebouwen. Hy leerde den Vorsten de konst van regeeren , en den Volke zyn bewind, fchoon met geweld aangemaatigd, beminnen. Hadt zyn oudfte Zoon , die door zyne Vyanden vermoord werdt, mogen leeven , het Volk zou 's Vaders dood niet zeer beweend hebben ; maar nu zyn Broeder, ter Regeeringe geklommen , wreedlyk handelde , verdreef men hem, en het Volksbeftuur kwam weer boven. V. Dus zag men telkens Verandering in de Heerfchappy , en misfehien ook al in de Konsten ? A. Ja , ook al in de laatften, maar deeze Verandering was veel voordeeliger voor het Algemeen , dan de eerfte. Eene geduurige verwisfeling van Regeering geeft alF 3 toos  86 KONSTEN. 1 WYZE MANNEN. toos fchokken aan eenen Staat, die nimmer voordeejig zyn. De Verandering, die in de Konsten der Grieken voorviel, Itrekte tot het gemeene welzyn. Zy namen thans zeer toe. De Wysgeerte en Wiskunde , doch vooral de Diehtkonst en Welfpreekenheid klommen , van tyd tot tyd , hoog by hen in top. thespis vondt het Tooneel uit. De twee eerfle Bouwörden , naamelyk de Dorifche en JSnifche , kwamen nu ook voor den dag. De A'orintifche volgde daarop. Zy bleeven de drie Hoofdörden in de Bouwkunde , fchreeven de fchoonfte regels daarin voor, en zyn, tot op deezen dag, by ons in hoog aanzien gebleevcn. Men telde zeven Mannen onder de Athenienfers , solon , bias , thales , pe- Rl ander , pittacus , cleobulus dl chilo , die , daarna, den naam van de zeven JVyzen van Griekenland gekreegen hebben , om dat zy, in die tyden , verftandige Mannen waren , in zekeren zin Wetgevers van het Volk , die hunne leeringen in kortbondige Spreuken voordroegen. Zie er hier eenigen van. „ Leer eerst gehoorzaamen, eer gy anderen gaat gebieden. Raad nimmer iemant het aangenaamfte , maar het beste aan. Verhaast U niet met het aanneemen van nieuwe Vrienden ; maar tragt uwe waare Vrienden te langer te behouden. De Menfchen  OORLOGEN DER GRIEKEN. 87 fchen leeven, t gelyk zy redeneren. Elk toone zyn misnoegen over eene 'kwaade behandeling , zo veel als hy , die *ei zelf door belecdigd is geworden , enz. " V. Hoe komt het, dat gy my nog niets van de Bedryven der Spartaanen en Athenienfers gezegd hebt ? A. Om dat het nu eerst de tyd geworden is ; des ik thans daartoe zal overgaan. De Helden leczen dezelven altoos met- vermaak ; maar hoe jammer is het , dat men daarin niet veel meer kan pryzen , dan de zugt deczer Grieken om hun leven te bewaaren; dan den Moed om geweldige rampen te herftellen ; dan de Liefde om het Vaderland te befchermen ! Hadt dit mogen gefchieden buiten de verfchrikkelykheden des Oorlogs , die ons de treurigfte Tooneelen zal vertoonen, Menfchen door Menfchen gedood , Handen met het dierbaarfte bloed geverwd , Velden , anders door vruchtbaarmaakende Regenen bcvogtigd , nu met- roode Bloedftroomen overgooten i — De kleine Staaten van Griekenland werden dikmaals -door geringe onderlinge twisten in Oorlogen ingewikkeld , die hun zeer nadeelig waren.. Na de affchaffing der Koninglyke Rëgèeririg waanden zy telkens , niets van eikanderen te vreezen te hebben. De prys'lyke zugt, ■F 4 om  5" scheuring en eendragt. om de Vryheid te bewaaren , bezielde hen allen , en • voedde dien waan. Niets bragt hiertoe meer by, dan het zo genoemd, Achaifche Verbond , waarin de Steden van Achaie traden , om door eendragt magt te maaken. Dan , hoewel er daarna andere Staaten van Griekenland deel in namen , het verviel eindelyk, ten tyde van ai.exanders Opvolgers , gelyk gy naderhand zult hoo- ren. Dan , men werdt ras door ja- loefie bcflookt , en de een wilde dan den anderen overtreffen, ja zelfs magtiger dan de overigen weezen. Welk een verkeerde nayver ! En daar hunne Zeden en Wetten verfchilden , bragt dit ook niet zelden vyandlyke Daaden voor. Dit hadt byzonder plaats tusfchen de Spartaanen en Athenien/ers, Volken van tegenftrydigen gemoedsaart, beiden yverzugtig , beiden hygcnde naar eene zekere Heerfchappy in Griekenland. Dan , men moet hier ook der waarheid hulde doen , en zeggen , wat tot derzelver eer ftrekt. Kwam het ooit aan op het algemeen welzyn, op de geheclc Vryheid van Griekenland , dan was men Vrienden en Bondgenooten ; dan vergat men alle gefchil, allen nayver ; dan floeg men de handen in eikanderen , ter afweeringe van den algemeenen Vyand. De brandende Liefde voor het Vaderland en voor de ■ Vryheid vertoon»  oorlog met de persen. 89 toonde dan eene onoverwinnelyke Dapperheid. Heirlégers , tienmaal fterker dan de hunne , floegén zy op de vlugt, en befchaamden de magtigfte Waereld-Vorsten door moed en beleid. Wanneer men zelfs de bovengenoemde Griekjche Spelen hieldt, greep er een algemeene ftilftand van Wapenen plaats , naamelyk, als. er tusfchen eenige inlandfche Staaten Oorlog wierdt gevoerd. © V. Mag ik U eene korte Schets van derzelver uitgevoerde Daaden verzoeken ? A. Juist wilde ik U dezelve thans geeven ! -— Herinner U , dat ik U vertoond heb darius hystaspes , (/. Deel , bladz. 247 , 248.) gezeeten op den Perfifchen throon , eerzugtig genoeg , om de paaien zyns gebieds buiten asia , ten koste van Griekenland , uit tc zetten. Hy fchoot de wapenrusting aan , en trok er tegen op. Jönie bukte voor hem; Sparta wankelde ten dcele ; doch Athene verfoeide dit. Veele kleine Staaten , zich toen daarby voegende door een onderling verbond, ilelde men zich nog by tyds te weer, het geen Gn'ekenlands behoudenis was. Athene bragt tienduizend man, (zeker een klein hoopje Volks!) onder tien Veldl'eeren, tegen honderd duizend Perjiaanen te voet, en tien duizend te paard , in het veld. Elk der tien Griekjche Veldheeren voerde het bewind , F 5 doch  $Ö veldslag met de persen» doch niet langer dan éénen dag. aristides , wie» miltiades grooter kundigheid en crvarenis bewust waren , ftondt zyne beurt aan hem af, en dit deeden daarop desgelyks de anderen, miltiades , de flegte ligging van het Perfisch Leger toen ziende, die hetzelve alleen toeliet , om met een gedeelte te ftryden, haalde de andere Leo gerhoofden over , om zelve dien magtigen Vyaud aan te tasten. De voorzigtige Veldheer, de omringing zyns kleinen Legers door talryke benden willende voorkomén , plaatfte zyne agterhoede tegen eenen Berg, dekte zyne zyden met afgehakte Boomen , breidde het voorfte deel des Legers uit , en bragt de grootfte fterkte in de vleugels. Toen viel men op de Perjimnen aan met den uiterften moed. Aan weerskanten werdt fel geftrceden; maar miltiades vleugels bragten den Vyand eerst in verwarring , en floegen hem daarna op de viugt. Slegts twee honderd Grieken , doch zesduizend Perfiaanen waren er gefneuveld. Van meer belang was het voor de eerften , dus hunne eigen kragten te leeren kennen, en den grond gelegd te zien tot volgende Overwinningen. Men ziet hieruit, wat een bekwaam Bevelhebber vermag met Krygslieden , die uit Liefde voor hun Vaderland vegten. miltiams roem fteeg hierdoor in hoogen • top. Men  MILTIADES EER EN SCHANDE. £>f Men maakte ter zyner eere een fchildery van deezen flag by Marailim, waar men hem aan 't hoofd der Benden uitbeeldde. Daarna deedt hy eenen aanflag op het Eiland Paros , die ongelukkig voor hem uitviel. En wat loon kreeg hy toen ? Juist denzelfdcn , dien men groote Mannen vaak zag ontvangen. Gewond t'huis gekeerd, werdt hy van verftandhouding met den Vyand befchuldigd , in de gevangenis veroordeeld, en het doodvonnis over hem uitgelprookcn. Verzet U deeze ondankbaare fnoode handelwys niet "? Zo gaat het , Heldendaaden wekken den nyd , cn men moet maar edele bedryven doen , om dien te zien opftaan. Al wat zyne Vrienden , die voor hem in de bres fprongcn , konden doen, was, het doodvonnis in een geldboete veranderd te krygen. Maar het vermogen van betaaling ontbrekende , fmeeten zyne haaters hem in eene gevangenis, waarin men den ongelukkigen , doch braavcn Man liet derven. Gy kunt hieruit befluïten , hoe weinig hy zich verrykt hadt in den oorlog tegen de PerJen ; een ftuk , andei's in laater dagen zo dikwerf als een middel aangegreepen, om zich Van goederen te voorzien. »* Zyn Zoon cimon werdt door de hulp zyner Vrienden in ftnat gefteld, om de boete te betaalen, en verkreeg daarop oorlof ter be- graa-  £2 ARISTIDES. THEMISTOCI,ES. graavinge van zyns Vaders lyk. De dood des Mans opende de oogen zyner ortdankbaare Medeburgeren; maar het berouw kwam te laat ; de Veldheer kon niet meer in het leven geroepen worden. Nu moest de waardige aristides , een Man van ftrenge Deugd , met themistocles , eerzugtig en ftout, die ook in den flag van . Marathon met hem gevogten hadden, het Vaderland redden. Maar de eerfle dcezer Griekfche Veldheeren werdt door de fnoode flookeryen des anderen gebannen. De laatfte zou daarop deezen flegten handel nooit uit het geheugen gewist hebben , zo niet zyn ver vooruitziende vernuft en dapperheid dit wandbedryf, door gewigtige diensten aan het Vaderland, een weinig vergoed en verdonkerd hadden. Dus van aristides ontflagen, (Hoogmoed duldt toch geene Mededingers) nam hy de wapenen op , toen xerxes , Zoon van wylen den gezegden darius , met vyf millioenen krygsknegien , gelyk ik U (/. Deel, bladz. 249 , 250.) verhaald heb, tegen Griekenland opkwam. themistocles , zich thans meer gemaatigd gedraagende , floeg den Atlienienferen voor, ARibTiDEs teherroepen , om met hem xerxes te wcderftaan. Intusfchen trok deeze Vorst naar de Landengte by Thermopylen , waar hy wel den dapperen Spartaanfchen Koning leo-  s-lag by salami s. 93 nidas , die flegts met driehonderd Man dien post verdedigde, verfloeg; maar zelf, in het vermeesteren diens doortogts , twintigduizend Krygsknegten verloor. Toen toog xerxes voort naar Athene, eene Stad, niet te befchermen tegen zulk eene ontelbaare Legermagt. De Burgers, die dit begreepen, verlieten ze , en begaven zich allen ten Ichepe, om ter Zee te ftryden , waar de kans hun beter ftondt. De eerfle flag by Arlemifium befliste niets. 'Men herftelde zich, om in de ftraat van Salamis , op raad van themistocles , het gevegt te hervatten ; wyl de geheele Vloot der Perjiaanen in zulk eene Zecëngte niet gebruikt kon worden, themistocles raad , van aristides te herroepen, goedgekeurd zynde dooide Athenienfers, kwam de laatfte in de Vloot, en boodt themistocles aan , om onder hem te dienen. Welk eene Edelmoedigheid ! De ander nam dit aan. De Liefde voor het Vaderland dempte hier den perfoneelen haat. Welk eene Braafheid ! De Verzoening werdt dus tusfehen deeze twee groote Mannen geflooten , en Griekenland indedaad daardoor gered. — Nu maakte men alles tot het gevegt gereed, themistocles , zich ongemeen gedraagende fchikte zyne Vloot in eene wonderbaare orde , bediende zich van den wind, en vogt zo dapper j met  94 hac j» ï nATïj. met de zynen , dat hy de Perfi/che Vloot op de vlugt floeg naar asia. 't Is waar, dat mardonius , xerxes Veldheer , met driemaalhonderdduizend Pevfen. het open liggende ledige Athene verwoestte; dan pausanias met zyne Spartaanen , en aristides met de Athnienferen en Bondgenooten , in alles zesenzestig duiznd Mannen fterk , leverden by Platea mardonius flag , met zulk eene. dap* petheid , dat hy zelf fneuvelde , en flegts Veertig duizend Pevfen zich bergdcn met de vlugt, zynde bykans alle de overigen verflagen. Nu was men dankbaarer , dan in miltiades dagen, aristides werdt hoog geëerd, en als Verlosfer zyns Vaderlands aangemerkt. Sints kwamen de Perjiaanen de Grieken in europa niet meer beflooken; zy werden zelfs in asia by de Kaap JMycale in eenen Zeeflag geflagen , en hun ontging dus de lust , om voor eerst, op nieuw, te beginnen Zie daar, tot welken trap van moed , kragt en dapperheid de Grieken , eertyds een zo ruuw en onbefchaafd Volk , waren opgeklommen ! Welke eene Verandering, door 't beftel der Voorzienigheid , om daardoor haare groote oogmerken met dit Volk te bereiken ! liet werdt dus., als een geesfel voor de trotfche en bedorven Perjiaanen , gebruikt ; en zelf hervormd en befcljaafd, om andere rauwe  onderlinge twisten. 95 we Volken, op zyne beurt, te hervormen en te befchaaven. V. Welk een geluk voor de Grieken, verlost te zyn van zulk eenen Vyand! A. Hadden zy zich maar wél bediend van deeze Overwinning ! Maar de oude wrok kwam nu weer boven. Athene en Sparta dongen ongelukkiglyk naar den eerften rang. Het twistvuur onder zulke Staaten of Medeburgers is altoos erger , dan de openbaare brand eens Oorlogs. Intusfchen moest Athene, door de Per/en verwoest , herbouwd worden. Dit was billyk ; maar zo dachten de Spartaaners niet. themistocles misleidde heu, herbouwde de Stad , en wilde ze tot de Hoofdftad van Griekenland maaken, dat egter niet van aristides fmaak was , die daarna , hoewel hy het beftuur over de Geldmiddelen hadt, en zich dus ligtlyk verryken kon , arm leefde en arm ftierf, daar de ander ryk was. Zo eerlyk was dat hart ! En was hy hierin niet grooter , dan door zyne Overwinningen ? V. Volgde op hem geen ander doorluch» üg' Man? A. Cimon , los van zinnen in zyne jeugd , maar dit geboet hebbende , in ryper jaaren , door edele braafheid , floeg (want themistocles fchynt toen al geftorvcn te zyn)  96 pericles d a a d e n. zyn) de Perfen , na xerxes dood aangevoerd door artAxerxes longimanus. Hy ontnam hem veele Steden, en , hoewel hy ook den oorlog tusfchen zyn Gemcenebest er Sparta met fmert befchouwen , en .zelf bezuuren moest ; hy zag egter, na verloop van éénënvyflig jaaren, zyn Vaderland zegepraalen , en den vrede met de Perfen geflooten. Hy ftierf daarna ; een groot verlies voor Griekenland ! ■ pericles , een fchrander en heerschzugtig Man , doch een Minnaar van zyn Vaderland, hoawel hy hetzelve nadeel deedt door de ruime verteeringen van 's Lands Inkomften , waarover hy opzicht hadt, volgde op cimon. Hy verzwakte het gezag van den Areopagus , dat oude Geregtshof; verfierde Athene met fchoone Standbeelden en Gebouwen, door den grooten Konftenaar phidias vervaardigd ; breidde zyn byna Koninglyk gezag uit; en voerde , in den aanvang des zo genoemden Peloponnefifchen Oorlog , die zevenentwintig jaaren duurde, het bevel over de Benden. Sparta met zyne Bondgenooten bragt zestig, en pericles tegen dezelve maar vyftien duizend man op de been ; doch hy hieldt deeze binnen de muuren van Athene , en liet de Spartaanen het platte land afloopen, terwyl hy hen ter Zee floeg. Hy ftierf door eene opgekomen pest , die toen in Grie«  alcibiades; £7" Griekenland deerlyk woedde , by welk ongeval hippocrates , als Geneesheer , zeer groote diensten aan zyn Vaderland bewees. — Men zette evenwel den Oorlog nog tien jaaren voort, en , hoewel men daarna eene wapenfchorfing trof, voor allen indedaad nuttig , wist egter alcibiades , een Man van groote gebreken, maar tevens van uitmuntende bekwaamheden, afkeerig van deeze kalmte , het Beftand te verbreeken, en den Oorlog weer te beginnen. Doch van wandaaden befchuldigd , Helde men nicias in de plaats. De eerde, de teregtdclling vreezende, liep over tot de Spartaanen , anders zyne Vyanden , by welken hy aan Athene, zyne vaderlyke Stad, die het in deezen Oorlog tegenliep , veel kwaads brouwde. Eindelyk zich zelvcn zwart gemaakt hebbende by agis , der Spartaanen Koning , begaf hy zich tot darius kothus , Vorst der Perjiaanen. Dan de Twisten , te Athene ontdaan , gaven aanleiding , dat men alcibiades weer thuis riep , om hem het bewind over de Benden •andermaal op te draagen. Hy kwam, holp de benaauwde Athenienfers , overwon , en werdt de afgod des Volks. Dit was egter van korten duur. Hy werdt afgezet , en tien Veldheeren in deszelfs plaats verkoozen tegens lysander , die de Spartaanen , onderdeund door de Perfen, geboodt. lysan- II. deel. G der  p8 lysander. trasybulus» der floeg de Athenienfers, en de Stad zelve , belegerd , moest zich op fchandelyke voorwaarden overgeeven. Dus eindigde de zevenëntwintigjaarige Oorlog , in het hart van Griekenland gevoerd. V. Hoe ongelukkig zyn zulke Oorlogen! A. Hoewel de Spartaanen de overhand behielden , verlooren zy egter daarna nog meer. De bekwaame doch heerschzugtigs lysander , het bewind te Sparta geheel in handen krygende , bedierf de Zeden door het invoeren der Rykdommen. Te Athene gaf hy aan dertig Tyrannen , anders Archonten geheeten, het Staatsbeftuur in handen , die 'er zeer liegt huis hielden. Dus leeden twee Staaten te gelyk door éénen Man. Zo veel kan één Hoofd herftellen of vernielen ! Dan , uit het hard en wreed beftuur deezer Archonten verloste trasybulus zyne verdrukte en gevlugte Burgers , hei-Hellende , na de verdryving deezer Verdrukkers, de oude Staatsregeering. Maar , het gaf deezen geene eer den Wysgeer. socrates , om het gelooven van éénen waaren God, ter dood te doemen. — Hierna gebeurde de hertogt van tienduizend Grieken , die naar Afia getoogen waren , om den jongen cyrus tegen artaxerxes mnemon , Vorst der Perfen te helpen , wien ik reeds genoemd heb (/. Deel, bladz. 053.) Toen cyrus ver-  XENOPHON. lysander. ,99 verflagen werdt, waren zy verpligt, om terug te keereu. xenophon , een beroemd Gefchicdichryver, was derzelver moedige Geleider. Door duizend gevaaren heen flaande, lag hy eenen weg af van zevenhonderd en zevenèhvyftig uuren. — De Spartaanen, zeer genoopt door den moed hunner Landslieden , op deezen vermaarden togt getoond, greepen de wapenen op, zo ter verdediginge hunner Afiatifche Volkplantingen, als ter vernedcringe der Perfen. Deezen ftelden daartegen de kragt van het Goud zodanig tc werk, dat Thebe , Argos , Korinthe en Athene weigerden langer aan Sparta onderworpen te blyven. lysander wilde dit keeren; maar fneuvelde in 't gevegt. AGEsrlaus , toen reeds Veldheer der Spartaanen, kwam nu op het tooneel , om tegen de Perfen en Athtners te ftryden. De laatflen., onderftcund door eene Perfifche Vloot, zonden tegen hem den Veldheer conon; doch agf.sieaus verwon hem in de vlakke velden van Cheronea. 't Geen conon hier verloor, vergoedde hy op eene andere wyze. Mei Perjiich Goud herbouwde hy de verwoeste nuturen van Athene , en, ten ipyte der Spartaanen , deedt hy de Atheners het neer-> geboogen hoofd weer op fteeken , en den ouden luister herkrygen. Meer ftrekte het ten hoon de Spartaanen , dat zy eenen G a fchan-  IOO PERSEN. SPARTAANEN. fchandelyken vrede met de Perfiaanen flocten. Hierdoor verlooren zy op eenmaal de vrucht van zo veele Overwinningen. Hoe dikwerf gebeurt dit niet ter vemederinge der Volken ! Vereenigd met andere Grieken tugtigden zy de Perfen, en trokken alle voordeden van het Bontgenootfchap. Daarna zelve verdeeld door jaloefie , en eene blaakende zugt naar de Opperheerfehappy hebbende , handelden zy wreeder met hunne Landsgenooten , dan met de Perfen, die zy anders Barbaaren noemden. Eindelyk , by het verval der Zeden en der Eendragt met de oude Bondgenooten , werden zy zeiven door die Vyanden verwonnen. Hoe treurig en nadeelig vertoonde zich deeze dwaaze Heerschzugt aan geheel Griekenland ! Glorie , by hen wel bekend , noopte hen tot roemryke Daaden; maar de Regeerings zugt , ongelukkig onder hen opgeftaan , liep uit in derzelver bederf. . Welk eene gewigtige- Les kunnen kleine , vrye , aan eikanderen verbonden Staaten hier uit niet .leeren ! My dunkt, dat gy dit volkomen var. V. Zeg my toch, hoe dit- afliep ! A. Sparta kreeg daarna, het hoog gezag over Griekenland wél weer in handen; doch gedroeg zich toen niet gemaatigder, dan voorheen; hoe veel het anders reeds geleerd hadt. Zodanig verblindt de Hoogmoed de oogen.  pelopidas. epaminondas. ioj oogen. Dus dwingelandyzick vermeesterde het, in vollen vi'ede, Cadmea, eene fterkte der Thebaners. Eene menigte van deeze overrompelde lieden , tuk op wraak, vlugtten toen naar Athene , alles met klagten vervullende, pelopidas , een ryk, moedig, doch deugdzaam Man , en zyn Vriend epaminondas , arm, doch edel van aart en van grooten moed, zelfs een Minnaar van Letteroefeningen , trokken zich de zaak aan der mishandelde Thebaaners. De eerfle floeg daarop de Spartaanen by Tegyra , toen agesilaüs voor hun, doch met weinig voordeels in Beotie vogt. Ongezind de wapenen neer te leggen , bleef Griekenland , eerst onder die langduurige, nu onder deeze nieuwe burgerlyke twisten zugten, hygende naar eenen algemeenen Vrede. Die bleef egter agter , en de Oorlog ging zynen gang. pelopidas en epaminondas , blaakende van liefde voor hun Vaderland, aan het hoofd van maar zesduizend Thebaaners , greepen met eenen leeuwen moed de Spartaanen en hunne Bondgenooten, ruim yyféntwintig duizend man flerk, by Leuctra aan. De laatflen kreegen hunnen verdienden loon, en werden deerlyk verflagen. En hadt epaminondas den nyd en haat niet gevreesd , als hy een Gemeenebest, wiens naam altoos eerbied en ontzag gewekt hadt, te heftig G 3 hadt  102 pelopidas. epaminondas. ha lt aangevallen , hy zou Sparta geheel verdelgd hebben. Nu was hy te vrede niet de dwinglandy gefnuikt te zien: Sparta was vernederd. V. En mogelyk nu moedeloos ! A. Neen ! Aanffconds zogten zy hulp by de Atheners, anders hunne Vyandcn ; en deezen , de opgaande grootheid der Thebaaners dugtende, vereenigden zich daarop met de geteisterde Spartaanen; doch moesten de twee bovengemelde groote Vcldheeren overal zien zegepraalen. Maar pelopidas , die als Scheidsman in Macedonië was geroepen, om de gefchillen, onder de Zoonen van amintas den U. wegens de Opvolging gereezen , te beflisfen, en die dertig Kindêrs des voomaamften Adels , waaronder philippus , van wien ik U ftraks meer zal zeggen , tot Gyzelaars hadt medegenomen , zo lang, tot dat het Ryk ten volle bevredigd zou zyn; deeze braave pelopidas , zeg ik, fneuvelde ongelukkig; en de waardige epaminondas , één der grootfte Mannen der Oudheid , zo bedreeven in de Wysgeerte , als dapper in den oorlog, raakte om hals in den flag van Mantinea. Vóór zynen tyd maakte de Republiek van Thebe geene vertooning onder de Grieken : in zyn leven werdt dezelve een wonder dier Eeüwe: dan , na deszelfs dood, Hortte zy in de oude minagting. ... Zo gaan Staa.  VERVAL IN GRIEKENLAND. 103 Staaten op en onder. En kan één flegt Vorst het magtigfte Ryk doen ondergaan ; één groot Man , gelyk ik U meermaalen zeide, en gy nu ook gezien hebt, kan eenen kleenen Staat tot eene magtige grootte brengen Dan , uit de duisternis brengt de alregc erende Voorzienigheid dikmaals het licht voort. De wydvermaarda flag van Mantinea ontftak eindelyk in de Grieken eene overheerfchende begeerte naar vrede en eendragt, die , hadden zy het Burgerbloed willen fpaaren , en niet in elkanders ingewanden vroeten , nooit gefchonden zouden zyn geworden. Zy troffen dan eindelyk eenen zoen, vereenigden zich wederom, eh elke Staat en Stad behielden hunne Vryheden. V. Toen begon gewis Griekenland weer adem te haaien, gelyk het altyd zo gaat ? A. Neen ! Dit kon niet, om dat nergens eene waare zugt voor het algemeene welzyn , maar wel voor het byzonder belang gevonden werdt. De oude kwaal bleef er dus. De een wilde over den anderen gebieden. Hierdoor werdt Griekenland gelykvormig aan een Horologie , wiens raderen, niet wél verzorgd en onderhouden, verflyten , en, op het minfte ongeval dreigen te breeken. Hiervan dat Sparta zieltoogde ; Thebe niet geacht was ; Athene van dag G 4 tot  104 P H I L I P p B 5, tot dag verviel; en Chios Cor , Khodet en Byzanthium (alle kleine Staaten) opftondcn : doch de een knakte «den anderen. Om dan Griekenland met éénen flag ras te verbreeken , was niet meer noodig dan .... V. Dan één Man misfehien ? A. Regt gezegd 1 Niet meer dan één groot Man , en een zodanig ftondt er nu ook op, die de Grieken verwon, en die, 't geen zeer vreemd luidt , een Gewest, welk tot nu toe zwak en fchicr onbekend was , tot de Allecnheerfching verhief. Gy merkt, dunkt my , uit dit zeggen , dat ik U nu eene andere Vertooning van zaaken zal geeven , dan gy dusverre gezien hebt. Herinner U myn gezegde , dat pelopidas , ter bylegginge der gefchillen over de opvolging, onder de Zoonen van amintas den m gereezen, dertig Gyzelaars, Zoonen . des voornaamften Adels , en daaronder philippus , uit Macedonië terug bragt, om ze zo lang vast te houden, tot dat de gefchillen vereffend zouden zyn. ■ philip- pus , een Leerling van den bekwaamen epaminondas , by deeze gelegenheid , geworden , keerde in zyn Land niet terug, of hy aanvaarde , in weerwil van . anderen , de kroon van Macedonië. Aanftonds lag hy zich toe , met alle magt , op den wapenhar^  phi lippus. phocion. 105 handel. Hy hadt deszelfs gewigt leeren kennen. Elk Krygsman werdt toen, onder deszelfs opzigt, een Held. De Macedonifcha Phalanx, eene Bende van zes of zevenduizend Voetkncgten, gewapend met lange lancen, in het vierkant gefchaard, zestien man diep, {taande het ééne gelid- twee ' voeten van het ander, alles uitmaakende een ondoordringbaar fpits , was ééne zyner fchrandere Uitvindingen. V. Heb ik het wél , dat hy met zulke Benden Griekenland aanftonds overwon ? A. Neen ! Dit hebt gy niet wel. - - Niet min listig dan dapper zynde , maakte hy eerst zyn werk van ibmmige Griekfche Staaten te misleiden, anderen om te koopen, en het zaad van tweedragt onder fommigen te zaaien. Athene ftelde zich een weinig te weer op den aandrang des welipreekenden Redenaars demosThenes ; maar Athene was niet meer, het geen het voorheen was, en dus hielp dit niet veel. Lui, vervvyfd, en op het Tooneel verzot , ook een verkwistend leven leidende, hadt het geene zo dappere Benden , als in voorige tyden. philippus kreeg dan , door list , voet in Griekenland , en ging daarop verder. pnocion , een Leerling van plato , wellpreekend , één der grootfte Griekfche Helden , riedt den Grieken den oorlog af tegen G 5 zulk  ICÖ alexander. philippus. zulk eenen listigen Vorst, demosthenes , daarentegen , pleitte fterk daar voor. Deaze raad dreef by eenigen boven. De Atheners eindelyk, en de Thebaaners trokken op tegen hem. Men ftreedt by Cheronea. alexander , de Zoon van philippus , nu nog maar zeventien jaaren oud, vogt , onder zyns Vaders oog, zo moedig, dat men niet dan eene zeer groote verwagting van hem kon opvatten. philippus verwon de Grieken in dien flag ; doch zyne Staatkunde drong hem zich voorzigtig na de overwinning te gedraagen. Des zondt hy de gevangen Atheners zonder losgeld aan de hunnen terug, en vernieuwde zelfs het oude Verdrag met de Grieken. Nu het meest in hun Land te zeggen hebbende, liet hy het vooreerst daarby berusten. Om egter niet geheel ledig te zitten , of om zyne bezittingen uit te breiden , dan wel om zynen Naam onfterflyk te maaken , befloot hy den Perjiaanen den oorlog aan te doen, en hun Ryk het onderfte boven te werpen. Wat durfde philippus niet al onderdaan ! Ten dien einde benoemde men hem tot algemeenen Veldheer der Grieken. Dit fmaakte dien Koning niet weinig. Dan , op de Bruiloft zyner Dochter kleopatra , vóór het uitbarsten des Krygs gevierd , om naderhand de handen ruimer te hebben, werdt hy ,  philippus vermoord. I07 hy, in het openbaar, door den onvergenoegden pausanias , een' edelen Jongman , aan wicn hy, in eene aangedaane belediging , geen regt hadt doen wedervaaren, jammerlyk vermoord, demosthenes , dit hoorende , was uitgelaaten van vreugd. Zekerlyk dit gaf hem weinig eers, al volgden de Atheners dat ilegte voorbeeld. Wat braaf gemoed verheugt zich in den dood van een* ander! philippus was wel niet, om al het voorgevallene , zeer beroemd onder de Grieken, en vooral niet bemind om zyne ontrouw, wellust en onmaatigheid; dan hy was, aan den anderen kant, lofwaardig wegens zyn doordringend verftand, voorzigtigheid , onverfchrokkenheid, menschlievenheid en regtvaardigheid Men laake in Vorsten , het geen laakenswaardig is; maar men erkenne tevens het geen tot hunnen lof verftrekt. Nimmer juiche men over eenen Vorst , die , op zulk eene gevloekte wyze , aan het einde zyns levens komt ! De Onderdaanen lyden toch meestal zeer veel, wanneer het Ryk, door zo onverwagten dood der Vorsten, gefchokt wordt, ten zy een ander hen opvolge, die in de konst van regeeren hen evenaart, of overtreft. . . . Dan ditmaal niet meer, wyl het Tydvak, dat wy ter befchouwinge genomen hadden, afgeloopen is; morgen het overige. DER-  DERTIENDE ZAMENSPRAA K over de HISTORIE der GRIEKEN. Alexander. Vorsten van Macedonië. Verdeeling van Alexanders Ryk. Oneenigheden en Oorlogen onder zyne Veldoverjien. Syrifche Historie. Seleucus. Jaartelling. Antiochus en zyne Opvolgers. Gebeurtenisfen in Macedonië. Deszelfs ondergang* raag. Gisteren hebt gy my beloofd het overige van de Oude Historie der Grieken te zullen vertellen: mag ik U thans deeze belofte herinneren ? Antwoord. Om myn woord te houden, zullen wy het ftuk, daar het van ons gelaaten is, opneemen. Wy zyn gebleeven ' by  alexander. 109 by philippus , van wien ik U nog het volgende moet vertellen. De uitmuntende Opvoeding, aan zynen Zoon alexander gegeeven, toont , dat philippus volkomen geweeten hebbe , van hoe veel belang dezelve voor hem , en voor eiken Onderdaan ware. Hy wilde, dat alexander een Oorlogsheld en tevens een wys Man zou weezen Zorgden alle Koningen der Waereld indiervoege voor hunne Kinderen ! meer egter ten aanziene van het laatfte , dan van het eerfte , het geen niet dan in tyden van nooddwang te pas moet komen. De voordeden van den Vrede , overtreffen altoos de winsten der Oorlogen De beroemde aristoteles werdt hem dan tot Leermeester gegeeven. Kon alexander , ten dien tyde , wel in beter handen vallen ? Twintig jaaren oud zynde, klom hy, die niets dan groote dingen . beloofde , . op zyns Vaders throon. demosthenes zag hem voor een kind aan, en, nu denkende den tyd tot fchaaverhaaling gebooren , ftookte hy eenige Griekfche en andere Staaten op, om zich tegen hem te vereenigen. Dan, hoe ligtlyk kan men zich zeiven bedriegen! alexander leerde ras dien Redenaar anders van hem . te , denken. Hy vernederde aanftonds zyne Vyanden door ftoute en treffende flagen : en , na deeze eerfte proeven  XIO alexanders DAADEtT. ven van zynen moed en dapperheid gegee-' ven te hebben , viel hy op Griekenland aan , verdelgde de Thebaaners geheel , bewees Athene genade , liet zkh tot algemeen Legerhoofd van Griekenland verklaaren , maakte daarop toebereidfelen tot den Oorlog tegen de Perjiaanen , trok vervolgens op met eene geringe magt , (eene roekelooze onderneeming indedaad , . wyl hy , met éénen flag , zyn geheel Macedonië hadt kunnen verliezen) viel aan op het Perfisch Ryk , toen door Koning darius KodomaNnus beftuurd (een los aaneenhangend lichaam , wel groot , maar- gereed ^ om op den minften fchok uitéén te vallen , zynde niet aan elkander verknogt , dan door eene gemeene flaaverny) floeg darius , (wel een braaf en bekwaam Vorst, maar wien het aan moed en Staatkunde ontbrak) vericheidenmaalen , veroverde deszelfs fchatten en Landen , keerde , eindelyk , door den Oceaan in asia gefluit , terug naar Babyion , en ftierf daar in het drieëndertigjle jaar zyns levens. Deeze Gebeurtenisfen fchetze ik flegts met éénen trek , wyl ik ze reeds breeder verhaald heb. (7. Deel, bladz. 256 - oóo.) Om dit alles kreeg hy den Naam van alexander den Grooten. V. Hoe jong ftierf hy 1 A.  alexanders karakter. iii A. Hy verliet het leven , toon hy , volgens de Voorzeggingen der Heilige Profeeten , het Perfisch Ryk omgekeerd , en dus voldaan hadt aan het Godlyk oogmerk. Men moet in hem pryzen grootheid van verftand , uitneemenden Heldenmoed , dappere daaden , zelfsbedwang in de eerfte tyden , eerbied voor darius en zyn Geflagt , en het ftraffen des moords , aan dien ongelukkigen Vorst gepleegd ; ook zyne Ontwerpen tot bevordering van den Koophandel en de Zeevaart : maar nimmer kan men dan met verfoeing denken aan het verbranden van Perfepolis , aan het vermoorden van zynen Vriend cxitus , en aan andere buitenfpoorigheden , oorzaaken van zynen vroegen dood. Hy fcheen niet anders te beoogen dan Overwinningen in den ftryd en de daarop volgende Landveroveringen. Hy verkreeg ze ook ; maar welke wrange vruchten plukte hy daarvan! Zyne edele en grootmoedige Ziel werdt fchielyk door den ongemeenen voorlpoed bedorven. Driften vervoerden het jeugdig hart van goed tot kwaad , van wysheid tot dwaasheid. Is dan het geluk wel al~ tyd zo voordeelig ? Hy keerde binnen kort het groot Perfisch Ryk om ; maar wat voordeel genoot hy zelf ar van , die door zyne uitfpattmgen zo vroeg het leven en. daar-  III KONINGEN VAN MACEDONIË, daarby alles verloor ! . . . Wat is de Mensch , en hoe moet hy niet beven, als hy gedenkt, wat hy worden kan , wanneer de Driften hem zo ver vervoeren ! V. Laat my vraagen, of Macedonië maar. twee Vorsten , philippus en alexander , uitgeleverd heeft: want van anderen hoorde ik U niet melden ? A. Neen ! Eenentwintig Koningen regeerden vóór hun, waaronder wel eenigen hebben uitgemunt ; doch zy konden by die twee Vorsten niet haaien , waarom ik er U niets meer van behoef te zeggen. De Onderdaanen, uit verfcheiden onderéén gel mengde Volken beftaande , leefden zeer maatig , en gehoorzaamden met liefde hunne Vorsten. Deezen, die hun zo veel vryheid lieten , als één Volk onder de Grieken genoot , waren ongemeen nederig , leefden eenvoudig, en verkeerden gemeenzaam met de Ondcrzaaten. De jonge Prinfen waren , in 't algemeen geleerd , ten minsten Liefhebbers der Geleerdheid. De Wetten waren niet anders dan de beiluiten der Vorsten , doch gegrond op de natuurlyke blllykheid. Men diende dezelfde Afgoden als de Grieken. Door ongemeenen oorlogsmoed ■ en groote krygskunde hebt gy hen , eerst zonder naam, Heeren van Griekenland , en daarna Meesters der Waereld zien worden. V.  alexanders veldheeren. 113- V. Wie plukte toen de vrachten van alexanders groote veroveringen ? A. Niemant, dan zyne dappere Veldheeren , van welken hy er verfcheiden hadt; want nimmer heeft een Ryk gebrek van zodanigen , als een Koning , die den throon bezit. Deugd en Dapperheid weet te waardeeren en te beloonen. Dan , ook deeze groote Mannen , het Ryk onder zich verdeelende , hadden daarvan weinig genot. Derzelver gefchiedenis behelst niet anders dan eene donkere treurige Schildery van onderlinge loosheden , verkloekingen, vyandfchappen, veldflagen en moorden, zo lang, tot dat de Romeinen , toen reeds magtig \ hen allen verdelgden, en Griekenland, te o°nder bragten. V. Hadt dan alexander niet éénen waaren Erfgenaam voor zyne Kroon ? A. Arideus , alexanders onegte Broeder , nevens alexander , 's Konings Zoon, door de Koningin roxana , na 's Vaders dood, gebooren, zouden regeeren : maar den eerften daartoe onbekwaam zynde , en den Zoon nog een Zuigeling, werdt het Ryk kort daarna verdeeld onder alexanders Veldheeren , die hetzelve , te groot om door éénen Man beheerd te worden , te zamen zouden beftuurcn voor den jongen Koning, die het egter nooit magtig werdt. h. deel. h Dus  II4 verdeeling van 'T RYK. Dus kreeg antipater de Europefche Landfchappen in handen: antigonus Pamfilic en Frygie tot zyn deel. kassander viel Karie te beurt. seleucus zou gebieden over Perfie en Syrië. Aan ptolomeus gaf men het gebied over Egypte en Arabie. lysihachus lot viel op Thracie en Bythinie : de overigen behielden mindere Landvoogdyen. V. Zag Griekenland dit alles met goede oogcn aan ? Onderwierp i het zich 'zonder tegenfparteling ? A. Terwyl alexander. zyne veroveringen nog in asia voortzette , en dus ver van de hand was, deeden de Grieken nog ééne pooging , om, ware het mogelyk , -hunne verlooren -Vryheid weer te krygen. Dan , antipater , door alexander aangefteld en agtey gebleeveri; om Macedonië te regeeren, fneedt hun eerst de pas af, en benam hun vervolgens daarvan alle hoop. De Atheners , den dood van alexander verneemende , waren uitbundig in vreugd, en ademden niets dan wraak. phocion , één hunner groote Mannen, kon hen zelfs niet neerzetten ; zy wilden te wapen , grccpen ze ook aan; doch antipater verfloeg hen. Zekerlyk was hunne drift te fterk, en te zeer onbezonnen, om alexanders Veldheeren , die het harnas nog aan hadden , die gewoon waren te overwinnen, en die nog niet ge- fcheurd  alexanders veldheeren. H5 fcheurd Honden door twecfpalt, zo vroeg te farren. Zy hadden moeten wagten op de oneenigheden onder dezelven , die wel haast Volgden. De Veldheeren waren toch niet lang in hunnen nieuwen p.jst, by de verdeeling hun te beurt gevallen , gekomen, of elk poogde zich meester te maaken van zyn Landfchap , en het niet voor alexanders Zoon, te beftuuren , maar voor zich zeiven te bezitten. Geduurende deszelfs minderjaarigheid nam perdikkas de Ryks Regeering waar. Tegen hem verzette zich antigonus , heerschzugtiger dan de anderen, perdikkas werdt dooi! zyne eigen Krygslieden vermoord. Toen volgde antipater en daarna polysperchon , regeerende in naam des jongen Kcnings. kassander maakte zich vervolgens .meester van Athene, en gaf bevel , dat demetrius phalereus , een kundig braaf Burger, de Stad zou regeeren gedyk hy, tien jaaren lang, luflyk deedt , maar demetrius poliorcetes , antigonu» Zoem , eenige jaaren laater te Athene komende , herftelde de Volks-regeering , en de oudfte Burgers joegen demetrius weg, die, toen naar Egypte wykende , van ptolomeus philadelphus eerst wél ontvangen , doch . naderhand, gedood werdt. (I. Deel. bladz. 312.) H 2 V.  Il6 VELDHEEREN IN OORLOC. V. Dit waren dan de treurige oneenigheden onder alexanders Veldoverften 1 A. Dit waren nog niet meer, dan eerstelingen van dien ongelukkigen Tweefpalt ! polysperchon zogt toch door olympia , alexanders Moeder, te Pydna in Macedonië gebragt , tot zyn oogwit te komen ; maar kassander , dit verneemende , trok derwaards op , nam die Stad in , en vermoordde olympia. eumenes , Landvoogd van Cappadocia , getrouw aan den jongen Koning, werdt door antigonus gedood. — alexander zelf, de nog minderjaarige Vorst, werdt met zyne Moeder roxana van kant geholpen. ——- antigonus fneuvelde m den veldflag by Ipfus in Frygie tegen seleucus en lysimachus. — Na kassanders dood, twistten zyne twee Zoonen over de Ryksopvolging. Zy raakten om hals , en demetrius op den throon; doch wordt er op zyne beurt door pyrrhus en lysimachus ontthroond. De laatfte fneuvelde in eenen veldilag tegen seleucus , die vervolgens omgebragt werdt door ptolomeus ceraunus , en deeze wederom door de Gaulen. ... Zie daar een kort, maar gruwzaam Tooneel van moord en doodflag, de eenige doch droevige vrucht van alexanders Overwinningen; het jammerlyk einde van  volken en veldheeren gestraft. ii7 van het -onderlinge twistvuur, van den nyd en haat zyner Veldheeren. Hadt hy dit kunnen voorzien , zou hy dan ooit hand geflagen hebben aan de verovering van asia ? Zyn eigen Ryk kreeg zynen val daaraan te danken. Let de Waereld wel op zulke vergeldingen? Spiegelen de Vorsten zich aan zulke duidelyke Voorbeelden ? Blusfen zy daarom het vuur van heerschzugt uit ? Oordeel verder hieruit , wat de onderhoorige Volken daarby leedden, en hoe veel Menfchenbloed hierdoor geftort werdt. Gy verneemt hier tevens, dat zy , die hunne handen met eens ' anders bloed bemorsten , op hunne beurt door anderen werden om hals gebragt. De Volken werden door de Veldheeren getugtigd; maar in hunnen dood werden wederom de Volken gewrooken ; en die het ontkwamen , bleeven van de Nakomelingen gevloekt. Gy ziet dus , in den loop Jeezer Gebeurtenisfen , eene regtvaardige ftraffende Voorzienigheid , ten dien tyde waarfchynlyk weinig geëerbiedigd. ... Nu kwynden de Grieken , en moesten voorts bezwyken onder het groot geweld der Gaulen , en daarna door dat der Romeinen. V. Zeg my , eer wy zo ver komen , wat meer van deeze of andere Veldheeren van alexander den Grooten, die toch allen , meen ik , Grieken waren. H 3 A,  118 SELEUCUS. A. Zal ik XJ iets van derzelver bedreeven Daaden vertellen , dan moeten wy naar rfsi.\ terug keeren, daar zy ook de voornaamfte rollen gefpeeld hebben : maSr dan verlaaten wy , voor een' tyd, de Grieken in EUROPA. V. Wat is hieraan gélegen ? A. Wilt gy tot deezen uitflap komen , om te gelyk de oude Syrifche Historie tc kennen , ik zal het my laaten welgevallen ! Te voorcn is gezegd, dat seleucus , één der Veldheeren, • by de verdeeling der Staaten van alexander , het beftuur van Syrië in handen kreeg. Hy was eerst Landvoogd over Babyion ; maar naar de Oppermagt ftaande , hadt hy vroeg met antigonus , en tevens met kicanor , deszelfs Landvoogd over Medie, te kampen. Den laatften verwonnen hebbende , geraakte hy , door het inneemen van Babyion, in het gerust bezit Eyns Ryks , dat , buiten Syrië , de Landen der Perfiaanfche Hcerfchappy, en de uitgcftrekte Oorden. van de Middelandfche Zee tot de Rivier de Indus bevatte. Dit gebeurde ruim driehonderd jaaren vóór onze jaartelling. V. Dit zal seleucus Naam in asia groot gemaakt hebben. A. Eene byzondere zaak dcedt dcnzelven by de laate Nakomelingen in geduuriger aandenken blyven. V.  jaartelling der kontrakten. ii9 V. Welke was die ? A. Dat , federt het veroveren van Baby' Ion, de Jaartelling der Selettciden begonnen is, die dooi- geheel Oosten in gebruik is by Jooden , Kristenen cn Mahomedaanen. De Jooden noemden dezelve de Jaartelling der Kontrakten , om dat zy, toen ftaande onder het gebied der Syro-Macedonifclie Vors* ten , dezelve in alle Burgerlyke Gefchriften en Kontrakten moesten gebruiken. Zy volgden deeze Jaartelling tot de tiende Eeuw onzer gemeene Jaarrekening, toen zy, naar deeze IVesterfclie Landen moetende verhuizen , van de Tydrekenaars der Kristenen leerden hunne jaaren van de Schepping te tellen. In twee Boeken der Machabeen werdt dezelve de Jaartelling van het Koningryk der Grkken genoemd , en zy beiden gebruiken dezelve ook in hunne Dagtekening, doch met dit verfchil, dat , in het Eerfte Boek , de jaaren deezer Telling beginnen van de Lente , en , in het ander, van den volgenden Herfst. By de Ooiterfche Volken is dezelve nog in gebruik. — Dit heeft seleucus Naam vereeuwigd. V. Wat gebeurde verder na het inneemen van Babyion ? A. Antigonus , nydig over seleucus voorfpoed , zondt zynen Zoon demetrius tegens hem ; doch, die weinig uitvoerende, H 4 breid-  iqo babylon verwoest. breidde de ander zyne Heerfchappy al. verder uit, door Medie, Baktrie en Hyrkanie aan zyne kroon te hegten. seleucus kreeg deswege den naam van nicator , dat is , van Overwinnaar, en liet zich daarop Koning van Babylonie en Medie noemen. Hierna floeg hy antigonus en demetrius in den flag van Ipfus , en bouwde toen , ongefloord , Jntiochie in Opper-Syrië , welke daarop de Hoofdflad van het Oosten werdt, en veele Eeuwen lang is gebleeven. Ook ilichtte hy veele andere Steden , onder anderen Seleucia , veertig mylen van Babyion, daar thans Bagdad ligt. En wyl het Land rondom Babyion nu meest onder liep door het afbreeken van den Dyk tegen den Evtphraat , en de andere Arm deezer fchoone Rivier , door de Stad loopende, onbevaarbaar was geworden , werdt het beroemde Babyion geheel van zyne Inwooneren verlaaten, die zich te Seleucia gingen neerzetten. Dus bleef er niets meer van die beroemde Stad overig , als de Muuren. Ik haal dit hier opzettelyk aan , om dat gy daarin vindt de vervulling der Verwoesting, door jesaias in eenen aandocnlyken dichterlykèn flyl befchreeven en voorzegd. XIII. 19-22. Nu, vertelt men , vindt men niets van die Stad , zo pragtig, groot en ilerk in cyrus en alexanders dagen, als eenige oudé Puin-  seleucus. antiochus. lysimachus. i2ï Puinhoopen, laate blyken , dat er onlangs zulk eene magtige Stad geftaan heeft, het geen men anders niet meer zou weeten.—* seleucus gaf den Jooden groote voorregten, waardoor zy in Syrië en in klein-asia zeer verfpreid, doch te gelyk zeer gelukkig bewaard werden. Grooter doch zeer berispelyke toegevenheid toonde die Vorst aan zynen Zoon antiochus , die in liefde jegens zyne Stiefmoeder , de Koningin statonice , ontftooken , en, zulks niet durvende openbaaren, in eene gevaarlyke ziekte was geftort. Hy ftondt waarlyk hem dezelve ter Vrouwe af, willende hy dus liever zynen Zoon by het leven behouden , dan de regels eener zuivere Zedekunde volgen. By het vieren deezer dwaaze Echtverbindtenis gaf hy hem het Ryk van opper-asia. Uit dit bloedfchandig Huwelyk zyn alle de Syri/che Koningen geiprooten, die , het geen opmerklyk is , de Jooden in Judea en Jerufalem zo geweldig onderdrukt hebben. Naderhand geraakte seleucus in Oorlog met zynen Ouden Vriend lysimachus , Vorst van Thracie, die met hem de eenige Veldheer in leven was van de zesendertig , welken alexander de Groote hadt nagelaaten. De anderen waren reeds omgekomen. Zy beiden , elk ruim zeventig jaaren oud , die zo dikwils, te faII 5 men ,  $22. • SELEUCUS DOOD. men , tegens eenen gemeenen Vyand go» vogten hadden, trokken nu het zwaard tegens eikanderen in zo hoogen jaartop. Hoe zeer kan , ■ helaas.' oude Vriendfchap in Vyandfrhap verkeeren , en hoe verkeerd is het in den ouden dag zulke dwaasheden te bedryven ! lysimachus fneuvelde ; doch seleucus werdt ook , eenige maanden daarna , gelyk ik U hier boven met één woord reeds zeïde , vermoord door ptolomeus ceraunus , dien hy ontelbaare gunsten beweezen hadt. Toen waren de twee groote Oorlogshelden , de twee oude Vrienden van kant ! Hoe kort genoot seleucus , de laatfte van allen , zyn grootfte vermaak van de langstleevende der zesendertig Veldheeren van alexander te weezen! Men telle hem onder de groote Vorsten , dapper, regtvaardïg , zagt , en godsdienstig op zyne wyze, ook een Minnaar van Geleerdheid. Hy gaf toch de Bibliotheek der Atlieneren, in asia door xerxes weggevoerd, en van hem , gevonden, edelmoedig aan hun terug. Hy werdt zulke gevallen waren zy Bondgenooten der eene of der andere. In myne korte Schets , viel er niets byzonders van te zeggen, waarom ik dezelve maar overgeflagen heb. V. Welke waren dan hunne groote Volkplantingen , waar van gy . zo even melding maakte ? A. Onder de 'groote Volkplantingen behoorde die van Rhodes , een uitgebreid Eiland ih den Archipel, beroemd om zyne uitneemende Vrachten , lekkere Wynen , en eene gezonde Lucht. In de tyden van homerus vondt men er drie voornaame -Steden , waarvan Rhodes de aanzienlykfte was, hebbende eene fchoone Haven, waar hetberoemde Kolosfus-Beeld , van koper gemaakt, heeft geftaan. Van de eerfte Bewooners deezes Eilands weeten wy niets zekers. Na. den Trojaanfchen Oorlog maakten de Doriers zich meester van een groot gedeelte. De goede ligging ter Zee begunstigde daar den5 Koophandel en de Zeevaart. Men meent dat er voorheen Koningen regeerden : zelfs; beeft  RHODES. Ï43 heeft men eene Lyst van dezelve ontvangen ; doch wyl ze zeer gebrekkig is, zal ik ze U niet opgeeven. Daarna is eene Gemeenebest- Regeering, eerst des Volks , vervolgens der Edelen , opgekomen. Ten tyde van philippus , Koning van Macedonië, raakte dit Eiland in Oorlog met die van Athene, met welken Staat men het voorheen gehouden hadt. artemisia , de beroemde Weduwe van mausolus , Koning van Karie , heeft het 'naderhand ingenomen; doch het geraakte vervolgens weêr in vryheid. Alle Steden van Griekenland wilden, in laater tyden , een Verbond met die Eilanders fluiten; maar zy verkooren onzydig te blyven , hoewel zy , om des Handels wille , het heimlyk hielden met ptolomeus , Koning van Egypte; doch deeze door antigonus beoorlogd , en zy, hem daarop fmeekende niets tegen den eerften, als hunnen ouden Vriend , verder te onderneemen, tastte antigonus zelf hen aan. demetrius, de Zoon des laatften , belegerde daarop Rhodes. Het Beleg duurde één jaar. Niets bleef onbezogt ter inneeminge; maar ook niets tot verdediging vergeeten. Eindelyk werdt egter hetzelve opgebrooken , en de Vrede met antigonus vernieuwd. Hierna lagen zy :zich meer toe op den Koophandel. Toen werden zy Meesters van de Zee ,'  144 R H O D E 9. Zee , en één der rykfte en bloeiende Staaten. Zy geraakten daarna wel in Oorlog met de Byzantiers , maar die was niet kostbaar , noch lang van duur. Eene Aardbeeving wierp het vermaarde Kolosfus-Beeld omver; doch het werdt. herftcld. In eenen nieuwen twist geraakten zy daarna met philippus , den iïlacedonifchen Vorst, om dat zy attalus , Koning van Pergamus, begunstigden. In den aanvang des krygs waren zy vry gelukkig, en zetten denzelven "dapper voort , hoewel de Romeinen hem hielpen. Zy floegen zelfs , toen die Oorlog geëindigd was, hannieal , den Veldheer der Karthagers , in een Zeegevcgt. In nieuwe onlusten daarop ingewikkeld met de Romeinen , verlooren zy wel eenige Landen ; doch het fchikte zich met dezelven. Durfde mithridates , Koning van Pontus , derzelver Stad belegeren ; zy dwongen hem het beleg op te breekcn. In den twist tusfchen cesar en pompejus , Ro~ meinfche Veldheeren , verkooren zy de zydc des laatften : maar kassius , mede een Romein , floeg hen in een Zeegevegt , en drong zelfs tot in derzelver Stad. marcus antonius herftelde hen wel in de oude Voorregten ; doch , vespasianus eindigde hunne Vryheid , en maakte het Eiland tot een Romeinsch Wingewest. .... Gy zieo daar-  kreta, daaruit , dat de Rhodiers eene groote vertooning ter Zee gemaakt hebben ; doch niet beftand waren tegen de Romeinen , toen deeze goedvonden alles in te flokken. V. Welk ander Eiland befloegen de Griekfche Volkplantingen ? A. Het tweede was Kreta , hedendaags Kandia geheeten, een grooter Eiland , niet min beroemd wegens eene gunstige ligging aan de Zee, wegens eene gezonde Lucht, .uitneemende Graanen en Wynen. 'c Is onzeker , wie hetzelve bevolkt heeft. Oulings, zegt men, vondt men er honderd Steden , en daarvan droeg het den naam van Hecatompotis. Gortyna muntte daaronder uit, van welker ouden luister en grootte men kan oordeelen uit eenige fchoone' brokken , die er van ovcrgeblecven zyn. Van L'a, Kreta's voornaamfte Voorgebergte , nu Pjïloriti geheeten , van welks top men de béide Zeeën kon zien', hebt gy ongetwyfeld veel geleezen by de Dichters. De Historie der vroege Regcering hebben >de Grieken zodanig met Fabelen verdonkerd, dat men nu het waare niet kan ontdekken. Des valt er ook byna niets zekers van derzelver Koningen te zeggen : alleenlyk, dat minos hun Wetten gaf, waaronder er waren , die door aristoteles en plato gepreezen zyn. lycurgu3 oefende zich zelveu lang II. deel. K in  I46 kreta. cyprus. in dezelven, eer hy de zynen aan de de Spartaanen gaf. Deeze Eilanders moeten daarna veel van de oude Zeden ontaard zyn : ten minsten heeft paulus hen in zynen Brief aan titus zeer gebrandmerkt. Eén uit haar, zegt hy , zynde haar eigen Profeet, dat is Dichter , mooglyk epimenides , heeft gezegd: de Kretenfen zyn altyd leugenagtig, kwaads heesten, luie luiken, I. 12. Op minos volgden eenige andere Vorsten, die den Grieken in den Trojaanfehen Oorlog byftonden. De Koninglyke Regeering heeft er , hoe weet men niet, daarna een einde genomen, en het beftuur eens Gemeenebests verving derzelver plaats. In laate tyden raakte men in onmin met de Romeinen , zynde van dat gevolg , dat metellus dit Eiland deedt bukken , en mede in een Romeinsch Wingewest veranderde. V. Zyn er geen meer ? A. Er was nog een ander fchoon Eiland , dat den naam van Cyprus voerde , ontdekt en bevolkt door de Pheniciers, omtrent duizend jaaren vóór onze gemeene jaartelling; beroemd door zynen Olie, Wyn, Wol en Koper; insgelyks duister ten aanziene van deszelfs Regeering ; naderhand vervallen in de magr der Perfen , daarop in: die van alexander , vervolgens , in die van  grieks che. eilanden. I47 van ptolomeus , en eindelyk in die der Ronaineii door kato's beftelling. • Men kan hlerby nog voegen meer andere Griekfche Eilanden van kleine of groote uitgcitrektheid , magt , aanzien en naam , gelyk dat van Samos , Lesbos , Chios, Pathmos (hedendaags Palmofa, bekend door de balli ngfchap van den Apostel johannes , en het fchryven zyner Openbaaring aldaar) Kos, Serifus , Melos , Paros , Delos , Lemnos , Samothrace , Cefalonie , Egine, Salamis, Eu,bea, en veele anderen , die naderhand in de Perjifche Oorlogen , en in de onlusten onder de Griekfche Staaten , min of meer, bekend geworden zyn , en dan eens in voor- dan eens in tcgenfpoed gedeeld hebben , zo lang , tot dat ze , met geheel Griekenland, onder de magt der Romewen vervielen. V. Dus Happen wy nu hiervan af? A. Alvoprens moet ik U nog van een Eiland vertellen , waar oulings de Sicaniers, daarna de Pheniciers, en eindelyk de Grieken zich neergezet , en hunne Wetten , Kousten en Weetenfchappen daar gelukkig hebben ingevoerd. Dit bedoelde Eiland , alle anderen in grootheid overtreffende; gelegen nisfchen Italië en africa , en dus uitnee«nend wel gefchikt tot den Koophandel en de Zeevaart; ryk in Graanen , in Wyn en Ka Ho-  I48 sicilië. gelon. Honig ; de Koornfchuur van het eerst genoemde Land ; door eene Zeeëngte daarvan afgefcheiden, waarby de beroemde Draaikolken Scy'la en Cliarybdis waren : dit Eiland, zeg ik, droeg oudstyds den naam van Trinacrie cn Sicar.ie , nu dien van Sicilië , vermaard door de Steden Mesfina , Catana, Hybla , en vocral door Syracufe , Agrigentum , en den vuurbraakenden Berg Etna. Ik wil my niet ophouden met de oude ons onbekende Regeering ; doch dit Eiland begon , ten tydc van gelon , eene aanzienlyke vertooning te maaken , cn heeft vervolgens , tweehonderd jaaren lang , veele groote en merkwaardige gevallen uitgeleverd. V. Wie was gelon ? A. Gelon , zo geheeten raar gela , de Stad zyner geboorte , gaf, ruim vyfhonderd jaaren vóór onze jaartelling, die vesting ' aan hiero , zynen Broeder, krygende zelf het oppergezag te Syracufa. Hy verfraaide deeze Stad , maakte zicli magtig , floeg de invallende Karthagers met eenen geweldigen flag; doch regeerde maar zeven jaarep , te kort gewis voor een Volk, wanneer het eenen zo braaven Man, als gelon , aan het roer der Regeering heeft. Hy was één dier Vorsten , die , na de verheffing tot den throon , deugdzaamer werdt. Eer zyne Regeering vast ftondt , moest hy eenige ge-  GELON. I^p geftrengheid gebruiken ; doch toen dezelve gevestigd was , ftelde hy alles in het werk, om zyne Burgers te yerpiigten , en hun naar ' zyn uiterfle vermogen te dienen. Uit één Haaltje zult gy den waardigen Man leeren kennen. Geen Krygsvolk in of buiten Syracufa by de hand hebbende tot eigen befcherming, liet hy alle Iuwooners, gewapend , byéen komen , en ging , zelf ongewapend , tot hen , om rekenfehap te doen van zyn beftuur, zeggende : dat het hun vol! tornen vry ftondt , hadt hy door onkunde eenen misflag begaan , hem die ftraf aan te doen , welke zy goed dachten. Verflagen over zulk eene onverwagte reden en daad , cn nog meer over het vertrouwen , in hun gefield , antwoordden zy hem niet als met luide toejuichingen van genoegen en vreugd , hem noemende hunnen Koning, Verlosfer en Weldoener , tevens aandringende , om den eerften Naam, dien hy tot dus 'ang nooit gevoerd hadt , nu aan te neemen Welk een edel gedrag in eenen Regent ! Welk eene dankbaarheid in een Volk ! . . . . Hy zeide dikmaals , dat zyne Burgers hem verpligt hadden door de Kroon , om den Staat te kunnen verdedigen , om alles in orde te houden , om de onnozelheid en regtvaardigheid te befchermen , en , door zyn eenvoudig , zedig , zuinig K 3 en  F 150 hiero. thrasybul u s. en geregeld leven, een voorbeeld van bngeriykè braafheid aan zyne Onderdaanen te gccvcn. Laater Vorsten vinden dus in hem een uitmuntend patroon V.m Deugden , die zefer zodanigen verheven post regt voegen. Hy ftierf, en ... . V. En wie volgde op hem ? A. Zyn Broeder hiero , van fommigen gelaakt, doch van andereu zeer gdpreezen. In den aanvang zyner Regeering gedroeg hy zich meer als een Dwingeland , dan als een braaf Vorst ; doch hy voerde gelukkige Oorlogen regens andere Befluurders van Sicilië. Een Liefhebber van Geleerden zynde , werdt zyn aart door den omgang met simonides , pindarus en eschylus , allo Dichters en Wysgecren , meer befchaafd, Hy leerde zynen Onderdaanen den Handel, den Akkerbouw , de Konsten-' en de Geleerdheid te behartigen. thrasybulus , zyn Bi'dèdei , een wreed en bloedgierig Man, kwam wel na deszelfs dood in de plaats ; doch hy werdt , om die reden , ook fchielyk afgezet. —- Toen nam een Raad, uit het Volk verkooren , het beftuur in handen , en de Syracufers werden zo magtig, dat zy byna het geheele Eiland de wet zetten. Eenigen tyd daarna gefchil krygende met hunne Nabuuren op dit Eiland , ftaken zich de Atheners, lang gevlamd  hermocrates. 15I vlamd hebbende om zich in de zaaken van Sicilië te mengen , in den twist, met dat gevolg, dat zy in den beginne indedaad Syracufa belegerden , en tot den hoogften nood bragten. De Stad in dat uiterfte door de Spartaanen bygefprongen zynde , veranderde de kans des Oorlogs zodanig, dat het geheele Leger der Atheneren door de Syracufers , of gevangen genoomen, of afgemaakt werdt. Nooit hadt dit Eiland , dus verre, zulk eenen Oorlog of zodanig eene geweldige Bloedflorting gekend. hermocrates , hun Opperbevelhebber , bragt niet weinig toe tot deeze groote verlosfmg. Geen Man ontkwam er , om te Athene de droeve maar der vernielinge van de Vloot en van het Leger te brengen. Dan , het lag een vlek op de Overwinnaaren , dat zy wreed genoeg waren, om de gevangenen te vermoorden of te martelen in flaaverny , en zelfs hen daarin door allerleie ongemakken te laaten fterven. Dus kreeg het veroverziek Athene zynen loon in deezen driejaarigen Oorlog. — Hierna volgde er ... , V. Misfchien een Vrede ! A. Neen! een Oorlog met de Karthagers , U reeds bekend , die de Steden Silenus, Himera en Agrigentum innamen en verdelgden. Dit gaf onlusten onder de Syvasufers* dionysius , een dapper, welfpreeK 4 kend ,  fSa DIONYSIUS. kend , doch listig Beamptfchryver, bediende zich daarvan , en bragt het door zyn woelen zo ver , dat hy de Heerfchappy van Syracufa , de grootfte en rykfte Stad des Eilands , in handen kreeg. Eerst dempte hy daarop eenen opftand tegens hem , en maakte daarna den vrede met de Karthagers : doch zyne Onderdaanen , deszelfs heerschzugt en onmenschlykcn aart moede wordende , bragten hem in de meerite ongelegenheid; des hy toen , geene uitkomst ziende , op het punt ftondt, om zich zelven te dooden. Gelukkig werdt hy uit dien nood gered , kwam het gevaar te boven , ftelde alles in orde tot zyne verzekering, 'en zette de grenspaalcn zyns gebieds verder uit. Maar den Karthagiren aangezegd hebbende hunne Bezettingen uit de vaste Steden , die zy in Sicilië hadden , te trekken , en het geheele Eiland te veiiaaten , deedt dit eenen nieuwen Oorlog ontftaan , waarin hy hen verdreef. Jammer is het , dat een zo groot Man , zelfs een Minnaar van Geleerdheid toen zo veele wreede bedryven verrigttc. Het kwam egter tot den Vrede ; maar eenige Karthagers bleeven daar nestelen. Dit gaf daarna eenen nieuwen kryg, waarin hy de neerlaag kreeg , doch die van eenen zoen gevolgd werdt. Door zyne Vaerzen , waarvan hy , zonder reden « zeer  DlONYSIUS I, II. 153 zeer hoog dacht , den prys der Dichtkönst op het vermaarde Feest van Bacckus te Athene gewonnen hebbende , .en daarop , in vreugd vervoerd , de Stad Syracufa onthaakndè , dronk hy zo onmaatig , dat hy het leven verloor , na eene Regeering van agtëndertig jaaren. Hy was een Vorst van ongemeene hoedanigheden , groot in de konst van regceren en oorlogen ; doch gierig, wreed , en agterdogtig , niemant vertrouwende , en altoos vreczende. Dit gaf hem een ellendig leven ; des hy te regt de geringheid van eenen gerustcn flaaf hooger achtte , dan zyn gewaand geluk Mogt deeze Ondervinding de Koningen zo ver leiden , dat ze zich by hunne Onderdaanen meer bemind dan gevreesd maakten ! V. Wie erfde toen de Kroon ? A. Dionysius de II, zyn Zoon , van eenen anderen aart dan de Vader , doch te veel aan vermaaken overgegeeven. Dit liep den Onderdaanen aanftonds in het oog. Zy kermden nog over de wreedheden des Vaders ; maar verfoeiden niet min de uit- fpattiugen des Zoons De oegen van eenen Vorst mogen geflagen zym op het Volk ; maar die des Volks blyven ook fteeds op zyne daaden ftaaren dion, zyn Oom, poogde hem van de vermaaken af te trekken , en tot Deugd en GeleerdK 5 hcid  Ï54 DIONYSÏUS II. PLAT O. hcid te leiden. Tweemaalcn ontboodt dioj Nysuts , op deszelfs aanfpooring , den beroemden plato. uit Griekenland , om van hem wysheid te leeren. Anderen , geene verandering in 's Konings Zeden beminnende, en gelyk hy , aan vrolykheden overgegeeven , zetten dit wysheidlievend gedrag aan dion betaald. Zy zorgden , dat hy in ongunst viel , en het Land moest verlaaten. —— plato , van dionysius Vader ook ééns ter overkomfte in Sicilië genoodigd, en daar verfcheenen , doch er te vry geIprookoïi. hebbende , was door dien Vorst voor Slaaf op de markt verkogt. Een zeldzaam Vcrfchynfel , een' Wysgeer, en wel plato , ter goede trouwe gekomen , openlyk te verkoopen ! Eenige Philofoofen, 's Mans verdiensten kennende, losten , en zonden hem daarop terug naar Griekenland. Maar nu , hoewel te vooren zo onbillyk behandeld, waagde hy het egter andermaal naar Sicilië over te fteeken. Met dionysius hadt hy , geduurende zyn eerfle verblyf aldaar, kennis gemaakt , en dion was toen ,zyn Vriend geworden. Dan , wat hy nu mogt doen , hy kon denzelveu in 's Vorsten gunst niet weer herftellen. Dan deeze , zyn Vaderland in gevaar ziende , befloot, hoewel uitlandig , hetzelve te verlosfen. Hy ging derhalven, doch met maar twes  dionysïus II. timoleon. 155 twee Scheepen , op reis , ofichoon dionysius vierhonderd Galeien in dienst hadt. Zo dra dion in Sicilië geland was , vloeide alles hém toe. dionysius zag zich genoodzaakt naar het byliggend Italië te vlugten , en zyn overig leven , in den geringften ftaat, en van ieder vcragt , te Korinthe door te brengen , en te eindigen. V. Dus verloste dion zyn Vaderland ! • A. Ja , doch hy leefde niet lang daarop , en hetzelve bleef, vóór en na deszelfs dood , vol van Onlusten. De Karthagers dachten het toen tyd te weezen, om zich in het Eiland te herftellen, en het geheel te bemagtigen. De Syracufers riepen daartegen de Korintbers te hulp. Deezen zonden daarop timoleon , die de Karthagers floeg , en de verwarde zaaken in orde bragt. De laatflen verzogten toen den Vrede, en de Syracufers , dien met hen fluitende , genooten j twintig jaaren lang, de vrucht van timoleons Overwinningen. Dan een Volk , welk niet weet, hoe te regeeren of hoe te gehoorzaamen , ftaat altyd bloot voor duizend onlusten. Wel dra , vervielen zy hierom in die rampen , waaruit timoleon hen voor altoos hadt willen verlosfen. agathokles , een nieuw Tyran, erger en wreeder dan alle voorigen , ftak het hoofd op, bragt het grootfte gedeelte van ■Sï-  156 AGATII0KLES. HIERO. Sicilië onder zyne gehoorzaamheid , en vormde zelfs daarna , toen hy, op zyne beurt, door de Karthagers geflagen was, en in Syracuja belegerd werdt, den Houten aanflag , om die Vyanden in africa te gaan belegeren. Van dat Volk fpreekcnde , (I. Deel, bladz. 365.) heb ik reeds iets hiervan gezegd , naamelyk , dat hy dit ook uitvoerde , en daarna wederkeerde ; doch , de Onlusten , in Sicilië geduurende zyne afweezigheid gercezen , gedempt hebbende , voor de tweedemaal over Zee toog ; maar zyne voordcelen , te vooren op de Karthagers in africa behaald , toen verliezende , naar huis keerde , waar hy, wel een flout en dapper doch tevens een wreed en woest Mensch , zich veele Vyanden gemaakt hebbende door zyne harde Regeering , eindelyk vergeevcn werdt. — Dit bragt Syracufa in eenen anderen verwarden ftaat. Men verkoor ten laatften hiero ,, één van gelons Afftammelingen , tot Bevelhebber. Hy werdt ingewikkeld in eenen Oorlog met de Mamertir.ers , die hy in groote engten bragt ; doch deeze , de Romeinen te hulp geroepen hebbende, die gereed waren om over te komen , en zelfs de verlosfmg van Mesfana tc ondemeemen , werdt hiero door hen geflagen. Eindelyk trof men den Vrede , en , van de Romeinen wél  o sicilië vermeester 0. 157 Wél behandeld zynde , bleef hy hun toegedaan , genietende voortaan met de zynen de zoetigheden der rust. —— Na zynen dood volgde hieronymus , gelons Zoon , maar zo wreed zynde , als agathokles , en in gefchil met de Romeinen geraakt , werdt hy vermoord. Dit baarde veel onlust in Syracufa , en werdt gevolgd van de geheele verdelging des Koninglyken Huizes. Twee Beftuurders daarop aangefteld zynde , hielden egter de Oneenigheden niet geheel op. De Romeinen , die er zich altoos met voordeel van wisten te bedienen , en op Sicilië , zo naby gelegen en hunne Koornfchuur , vlamden , zonden metellus , om Syracufa te bemagtigen. Dit zou aanftonds gevlot hebben ; ware archimedes niet in de Stad geweest. Deeze wist het beleg drie jaaren te d >en duuren. Eindelyk werdt zy ingenomen , en het geheele Eiland tot eene R-meivfcke Pfovintie gemaakt. V. Hoe ftondt het met d.~ konsten en de weetenschappen in Sicilië ? A. Om thans van derzelver opkomst niet breedvoerig te fpreeken , zal ik alleen twee Voorbeelden opgeeven , waaruit gy van derzelver bloei zult kunnen oordeelen. theocritus , die in hiero's tyd leefde , was één  I5S tiieocritus. archijviedes. Q één der beste Griekfche Dichteren onder de Siciliaancn. Hy fchreef Herderszangen , dat is, hy beeldde het eenvoudige genoeglyke Herders - leven van zynen tyd af, op eene onnavolgbaare aaugenaame wyze. In Arcadie op het Schier-Eiland van Griekenland werdt het zingend en fpeclend Herdersvolk eerst beroemd ; maar Sicilië was het eigenlyke Land der Schaapherders , het eerfte ver overtreffende in fchoonheden der Natuur; 't welk den Herderen alhier aanleiding gaf, om zich op gelyke wyze te oefenen in zang en fpel. theoctutus , die daar woonde , bezong de eenvoudige aangenaamheden van het Herderlyk leven dier juichende Landftreekc. Men kan hem niet leezcn zonder bekoord te worden op zyne zangen , waarin de Natuur en het Hart treffend fpreeken. archimedes , zyn Tyd- genoot , blonk uit in wiskundige Wcetenfchappen. Hy toonde aan , hoe men het getal der Zandkorrels aan de Zee kon berekenen ; en bewees, dat, zo men hem eene plaats buiten de Aarde kon geeven , om er zyne Werktuigen te plaatzen , hy dezelve geheel zou beweegen of opligten. Door een Werktuig trok hy alleen een zwaar gclaaden Schip naai- zich toe. Hy ontdekte , hoe veel Zilvers een bcdrieglyk Goud-  ARCHIMEDES. 159 Goudfmit in eene Kroon, die van louter Goud moest weezen , gemengd hadt, Zyne Vaderlyke Stad Syracufa verdedigde hy zo ongemeen tegens marcellus , der Romeinen Veldheer , die ze belegerde , dat het lang duurde, eer ze werdt ingenoomen. Hy hadt , naamelyk , uitgevonden verfcheiden Werktuigen , om Pylcn en overzwaare Steenen op de Belegeraars te werpen, waardoor zy van de Wallen afgehouden , en hunne Stormgereedfchappen verbryzeld werden. De Konstenaar beklaagt zich nog heden, dat men thans niet weet , hoe zy gemaakt waren : want derzelver werking fchynt byna het Geloof te boven te gaan. Hy ftak ook, van de Stadswallen , met eenen Brandfpiegel, marcellus Vloot in vlam. Men heeft dit vei haal lang in twyfel getrokken , of voor eene Fabel gehouden; doch thans werdt het geloofd, nadien men de mogelykhcid van dit geval , onlangs, door proeven heeft beweezen. Toen ein'delyk de Stad door de misflagen zyner Medeburgeren ftormenderhand werdt ingenoomen en geplonderd, bleef archimedes in zyn huis, zo flerk ingefpannen op meetkundige betoogingen , dat hy het gefchreeuw der Krygsknegten , noch het gcfchrei des Volks hoorde , en , onbekend , door eenen - - - der-  IÖO ARCHIMEDES. derzclven , die veel gelds by hem dacht te vinden, gedood werdt. marcellus ging dit ongeval zeer ter harte. Hy liet , ter eere des grooten Mans, eene Gedenkzuil by deszelfs Graf oprigten , dat gewis ten lof des Romeinfchen Veldheers ftrekte. De Geichiedenis van Sicilië loopt hier mede ten einde. V. En dus valt hier niets meer by te voegen ? A. Niets anders , dan dat gy uit de voorbeelden van theocritus en archimedes , zo even genoemd , kunt leeren , hoe veel nuts vernuftige en braave Mannen aan hun Vaderland doen door Konsten en Weetenfchappen. De eerfte drukte , zonder dichtkundige verfierfels, de eenvoudige Zeden der Herderen naar waarheid uit. Wy zien er meer in dan Roozen en Leliën. Hy wilde, dat de Zeden overal zo zouden zyn , als hy ze befchryft. En welken lof verdient hy dan niet!— De andere moet geteld worden onder die edele Mannen , die al hun verftand fcherpen, om hun Vaderland tot het uiterfte toe te verdeedigen. Hunne Weetenfchap fielt den Krygsknegt in ftaat, om zich te kunnen befchermen. . . . Gelukkig Land , waar de Dichter en de Konstenaar, waar alle verflandigen zich vercenigen ten algemeenen nutte ! VYF-  VYFTIENDE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE der GRIEKEN. Vruchtbaarheid van Griekenland. Koophandel. Zeevaart. Godsdienst. Beelden. Dichters. Treur- en Blyfpelen. Wysgeerte* Wiskonst. Geneeskunde. Welfpreekenheid. Gefchiedkunde. Krygskunde. Bouw- Beeldhouwen Schilderkonst. Muziek. Verval der Konsten. Tegenwoordige Staat. Ellendige Godsdienst. Celten. Schythen. V raag. Nu hebben wy de Opkomst, de Lotgevallen en den Ondergang der Grieken, met de Gefchiedenis hunner Bondgenooten en Volkplantingen , gehoord : doch ééne zaak fcbynt my hier nog te ontbreeken. Antwoord. Het is zo , eene zaak ontII. deel. L breekt  iö2 £ a N D b o u w. breekt bier indedaad. By het eindigen des eerden Tydperks deezer Natie, heb ik U de beginfelen van derzelver Befchaafdheid vertoond , en zints hebt gy niets dan hunne Oorlogen vernoomen , zonder hunnen waaren Staat verder te kennen, waarop het; voornaamelyk zal aankomen , indien gy zult kunnen zeggen de Grieken te kennen. Dit hebt gy immers bedoeld ? V, Ja! Dit heb ik bedoeld, en mogt het dan, door U , hier bygevoegd worden ten mynen beteren verflande ! A. Hebt gy niet begreepen , dat ik dit in den zin hadt ? . . . . Ik heb U de Grieken vertoond in de eerfte afgelegde ruuwheid. Zo ver gevorderd zynde , zagen zy duidelyk de voordeden en noodzaaklykheid des landbouws, waardoor alle Staaten gevoed , bevolkt , en de Zeden zelve befchaafd worden. Toen men verder de han-o den aan het werk floeg; toen men de woeste ftreeken hadt ontdaan van de Bosfchen, en den grond van de ruigtes gezuiverd , gehavend en omgeworpen , kwam de Vruchtbaarheid te voorfchyn. Wanneer men daarop , kennis gemaakt hebbende met het habuurig asia en africa , ryk in vruchtbaarc Boomen , Graanen en Moeskruiden , dezelven van daar haalde , en in deezen Oord overplantte, groeiden zy aldaar ongemeen  koophandel. zeevaart. IÖ3 meen fchoon. En hoedanig Lucht en Gronden daar nog zyn , leeren de Voortbrengfelen, die ons uit dien Oord jaarlyks worden toegevoerd, onder anderen de Griekfche Wynen , Olyven , Rozynen , Zyde , Boomwol cn Granaatappelen. V. Hoe ver vorderden zy in den koophandel , en in de zeevaart ? A. Ik heb, van de Pheniciers fpreekende , U gezegd , dat dit Volk langen tyd , daarin , den voorrang boven alle andere Natiën hadt; dat de Koophandel , beftaande in Speccryen, Drogeryen en andere kostbaare dingen , na den ondergang van Tyrzis en Karthago, vooral na het bouwen van ■ Altxandria in Egypte, en het graaven van een Kanaal van Coptus naar de Roode Zee , eenen anderen loop kreeg; dat dezelve , uit Indie naar Europa , over Alexandria verlegd werdt , en daar ruim' anderhalf duizend jaaren verbleef; en dat de Egyptifche Koningen , het belang daarvan kennende , niets tot deszelfs begunstiging nalieten : laat my er nu byvoegen , dat , daar de Stad Korinthus eene wonderbaare goede ligging ter Zee hadt, en veele groote Eilanden , als Cyprus , Creta , Rhodes en anderen , mede ryk in uitneemende Gevvasfen , zich juist tusfehen drie Waerelddeelen , naamelyk asia , africa en europa , L 2 be-  I6'4 ZEEVAART. RYK DO MM EN. ■• bevonden , de toen aldaar woonende beIcliaafder Grieken niet nalieten met dezelven Handel te dryven. Dit ging voorfpoediger , om dat de voornaamften deezes Volks zich , zo weinig als de geringiten , fchaamden een Koopman te weezen : zelfs was een Griek dikwils een Geleerde , een Handelaar, en te gelyk een Konstenaar. Over en weer werdt dus veel gehandeld. Dit gaf overvloed van alles , met groote rykdommen, onder de Grieken. De Scheepvaart bloeide daar door veel meer. Korinthe werdt boven allen daar door beroemd. Dan, het ging met deeze Stad even als met Egypte. Men werdt er door de rykdommen weeklyk , weelderig en wellustig. Zyne dagen in buitenfpoorige vermaaken door tc brengen , noemde men , op de Korintifche wyze te leeven. Dus werden de zegeningen der Hemelfche Voorzienigheid misbruikt , en de oude eenvoudige Zeden verbasterd De Rykdommen, (dit ziet gy hier op nieuw) zyn verleidend; of liever de verdorven aart der Menfchen legt dezelren, komen ze , op eene ruime wyze , onder de handen , kwalyk aan. Men meent met dezelven alles, geoorlofd of ongeoorlofd , te mogen doen , ook zich zeiven te bederven , en anderen een (legt voorbeeld te geeven , of al mede te verlei-  godsdienst. 165 leiden. Gy ziet des eene zeer wyze fchikking der Voorzienigheid , dat de meeste Menfchen geene groote goederen bezitten ; en zy zyn gewis daarom te gelukkiger. V. Hoe ftondt het met den godsdienst der Grieken ? ■ A. Zy hadden , na het eerfle Tydperk , den Heidenfchen afgodifchcn Godsdienst behouden ; maar fchikten denzelven nu fierly'ker op , dan andere Volken, en dien vergeleken met den geenen, welken men by dezelven voorheen , of by ouder Natiën vondt , moet men zeggen , dat er nu in den hunnen veel meer befchaafdheid onder gemengd ware. Let men egter op hunne veelvuldige Dwaalingen, of ziet men, hoe hunne grootfte Mannen , anders zo beroemd wegens hunne Zeden, zich gedraagen hebben ; dan merkt men, hoe zeer hun Godsdienst bedorven , en hoe even onzuiver hunne Zedekunde nog waren. Indien wy daarop het oog niet houden , zullen wy nimmer onze overgroote verpligting aan den waaren God voor het gefchenk van het Evangelie duidelyk zien. — In het begin "wisten de Grieken ter naauwer nood , dat er één God ware. Vreemdelingen leerden hun toen de naamen van uitlandfche Goden. Wyze Mannen zeiden hun, dat derzelver •gunsten meer door deugdzaame . daaden, dan L 3 door  l66 GODSDIENST. door uiterlyke plegtigheden te verkrygen waren. Men maakte daarop meer Lofzangen tot derzelver Eer, en Liederen ter opwckkinge van Deugd. Al wat hun vreemd en verwonderlyk voorkwam , zelfs elke nuttige Uitvinding begon men nu aan eenen God toe te fchryven. Der fchoone Konsten zeiven fchreef men eenen Godlyken oorfprong toe. Beroemds Helden en braave Mannen deezer Natie kreegen zelfs eene plaats onder hunne Goden. Toen zy daarna , gelyk andere Volken , Priesters kreegen , vermeerderden de Ligtgeloovigheid , de Vonden , de Wonderen , de Offerhanden , de Feesten en de Orakelfpraaken. Toen de Beeldhouwkunde meer in trein kwam, kreeg men de fchoonfle Beelden hunner Goden en Godinnen , welk uiterlyk aanzien den yver voor den Godsdienst, naar hun gevoelen , opwekte. De Dichters fielden daarop de armhartige Gefchiedenis dier Goden in een aandoenlyker licht. De reeds voor handen zynde Fabelen fchikte men fierlyker op, en verzon er andere by. De Priesters waren daarin niet traag. Zelve misleid, bedienden zy zich daarenboven, uit eigen belang , veel van 's Volks blindheid. Toen de Wysgceren opkwamen, zogt men de laage laffe Verdigtfelen der Goden te verbeteren , de valfche Stelfels in de Natuurkunde  godsdienst. dichters. ioj1 de en . in de Zedeleer te veranderen , en de Pligten der Menfchen naauwkeuriger te bepaalen. Openlyk Onderwys in den Godsdienst hadt men niet ; maar de Dïchars waren 's Volks Leeraars , en de Wysgeeren onderfcheidden zich van de overigen door de Geleerdheid. Dan , het geen het groot gebrek in Godsdienst en Zedekunde duidelyker aantoont , is, dat de Dichters de Goden vaak vertoonen , als nog verdorvener en godloozer dan die Menfchen , van .welken zy werden aangebeeden. De Ondeugd werdt by hen te dikmaals lofwaardig. Zy fierden het Bygeloof op, en vleiden, niet zelden, de oncdelfte Driften, als Hoogmoed, Gulzigheid, Wellust, Toorn , enz. In dit alles kunt gy, of nog eenige flaauwe ftraalen der oude Waarheid, uit asia derwaards overgebragt, of trekken van het; Redcnlicht, doch byster verdonkerd door Menschlyke Vonden , bcmerkep. De eerften , hoe gering verheugen ons ahyd; doch het medelydend Hart moet de laatften bejammeren. V. Leer my hunne dichters nader kennen ! A. Van orpheus , den yoornaamften, wicn zy ook als den eerften Leeraar huns Godsdiensts aanzagen , heb ik reeds gefpropke.n. Van meer anderen , by voorbeeld , van unus , muskus en dergelyken valt niet veel L 4 te  I<58 DICHTKUNDE. te zeggen. Hunne Dichtftukken zyn ons nooit ter hand gekoomen. Na hen kwam homerus in Jonie voor den dag , omtrent duizend jaaren vóór 's Heilands geboorte. Zyne Gedichten zyn de oudften , die ons van die tyden zyn overgebleeven. Men kan er genoeg uit zien , dat deeze edele Konst , waartoe aangebooren gaaven en oefening behooren , ten zynen tyde, niet meer in haare eerfte kindsheid was, maar veel eer al tot eenen hoogen trap van volkomenheid gebragt. Daar hy , om de Waereld en de Menfchen te leeren kennen , asia , Egypte en Griekenland doorreist , en veele Geleerdheid verzameld hadt; daar hy goede Scbryvers van kiesfchen fmaak ,v van eene levendige verbeelding , en van een vlug verftand moet geleezen hebben ; en daar hy zelf hier mede ook ryklyk begiftigd was; wilde hy zynen Landgenooten , in hunne nu meer befchaafder fchoone Taal, die , reeds ryk , zich naar alle onderwerpen bevallig fchikte , iets nuttigs en aangenaams leeren. Dan , niets onder hen beroemder zynde, dan den Trojaanfchen Oorlog , bezong hy denzelven in een Heldendicht, Ilium geheeten; wyl Troja ook dien naam droeg , waarin hy de verwondering der Grieken , ter navolginge hurtner braave dappere Voorouderen , met de  DICHTKUNDE. 169 de eerbied en vertrouwen op hunne Goden , wilde wekken , en het reeds blaakend vuur eener heillooze oneenigheid by tyds uitdooven. Hierna fchreef hy een ander , dat den Griekfchen Naam van Odysfea draagt, behelzende de Reistogten en Lotgevallen van ulysses , een' hunner Veldheeren , na het pionderen dier Stad. Daarin verbeeldde hy eenen verftandigen Man , die zich onder het toezigt der Goden , wél gedraagt , die zich uit duizend gevaaren weet te redden, en daarna in eenen gelukkigen ftaat gefield werdt. Uit zulke twee fchoone Dichtftukken kan men zich genoegzaam verzekerd houden van de waarheid des Tro' jaanfehen Oorlogs , van fommigen , ten onregt , aki eene bloote vinding van homerus geacht. Deeze twee Boeken van homerus achtten de Grieken zo hoog , dat ze die in hunne Schooien verklaarden, en de Jeugd veele plaatzen daaruit deeden van buiten leeren : ja zelfs rekenden zy van homerus den aanvang hunner Geleerdheid en Wysheid. Gy kunt by hem zien , dat hy , den Godsdienst niet durvende veranderen , den Goden en der Godinnen allerleie Menschlyke zwakheden , dwaalingen en zelfs fnoode euveldaaden heeft laaten behouden. Dan , daar Heidenen dikwerf zeggen en doen dingen , die der Wet zyn, L 5 hoo-  JJO DICHTKUNDE. hooren wy hem ook fpreeken van den hoogften God, boven alle andere in heerlykheid , wysheid , geregtigheid en goedheid verheven , alles beflierende , en wien men ook moet gehoorzaamcn , waaruit hy vervolgens de Zedepligten onder de Menfchen afleidt. Daar de Dichtkunde byna altyd den voorrang heeft boven andere Letteroefeningen door de levendige Schilderyen , welke zy der Verbeelding voorzet , en door de kragt des Voorftels , met welke zy , gelyk ik U zeide , de aandoeningen der Ziel roert ; zo zyn zyne Schriften , indien gy genoeg van zyne taal verftaat , uwer leezinge overwaardig. Hy is onvergelykelyk in de verkiezing en zamenflelling der woor-« den , in de kennis van het Menschlyk hart, en van deszelfs bedryven , als mede in zyne fraai uitgekipte gelykenisfen. Alles is by hem eene Schildery , die men dikwils met vermaak befchouvvt, in gedachten bewaart , en telkens weer wil zien. —- De volgende Dichters , vooral die van eenen verheven geest waren , volgden homerus Ipoor. hesiodus verzamelde de oude veripreide gevoelens van den oorfprong, verwantfchap en bedryven der Goden , befchreef het Schild van hercules , en gaf veele lesfen in zyn ftuk over den Landbouw. virgilius vondt daarin een fchoon voorbeeld ,  DICHTERS. 171 .beeld, toen hy zyne Landgedichten fchreef. homerus fmaak viel in het verhevene ; he- siodus zogt het fchoone. archilochus was de Uitvinder der Jambifche; alceus der Alceifche ; sappho , eene Vrouw , der Sapphifche Vaerzen, die op eene zo fraaie maat gaan. — simonides werdt beroemd door zyne Treurzangen. — pindarus zong den lof der braave Kampvegters in de vier groote Olympifclw Spelen , en prees de eerbied voor de Goden, de liefde voor het Vaderland en andere deugden. Eenigen fchreeven Gedichten , om vreugd en genoegen te geeven : anderen , om den neergeflagen geest der Krygslieden op te beuren in tyden van rampen , en de onverfchrokkenheid , of de veragting des doods hun in te boezemen. Van de eene foort van Gedichten ging men over tot de andere. Gy kent dus, by voorbeeld, de Fabelen van esopus , een' Griek uit klein Afia , ongetwyfeld , in vroege jaaren , met kinderlyk genoegen van U geleezen. Hy gaf daardoor, op eene aartige wyze, Lesfen aan zyne Landslieden. Dergelyken Leertrant verkoos ook onlangs , gelyk ,gy weet , de groote gellert ten nutte zyner Landslieden. Wy leezen nu ook zyne Fabelen in onze taal. Men mint dat Onderwys, om dat het zo klaar is , en op zulk eene regte wyze ge- gee-  174 DICHTSTUKKEN. geeven wordt. Straffe Voorftellen worden van veelen dikwerf niet verdraagen. Zy willen de Waarheid zo naakt niet aanzien. Wat Konst behoort er niet, om het Menschlyk Hart te winnen ! — Andere Mannen verledigden zich , om korte Spreuken zonder verdigting op te flellen. Hiervan ' zyn eenige Heldendichten , Lierdichten , Herderszangen en Puntdichten , die de Romeinen naderhand gevolgd en verbeterd hebben , en ook, in laater dagen , door de befchaafde Europefche Natiën gevolgd zyn. Eenigen verzonnen eene nabootzing van het Menschlyk leven aan het oog te vertoonen , door middel van zekere Perfoonen , verbeeldende Vorsten of andere aanzienlyke Mannen , die door of zonder eigen fchuld ongelukkig geworden waren, doch zich daarin kloekmoedig gedraagen hadden , om dus eenen affchrik van ondeugd , liefde voor deugd , medelyden of behoedzaamheid in te prenten. Dit noemde men een treurspel. — Andere Dichters vertoonden , op eene gelyke wyze , doch door Perfoonen van laager rang , de belachlyke gewoonten, gebreken en wanbedryven, op dat zy , die zulke veitooningen , in een befpotlyk of vrolyk licht voorgefleld ,, aanzagen , zulke daaden of feilen zouden leeren te verfoeien. Deezen gaf men den naam van blyspelen. De Plaats, waar die  DICHTSTUKKEN. 1-3 die beiden in het openbaar vertoond werden , kreeg den naam van Schouwtooneel. Deeze Spelen bevielen den Grieken ongemeen , om dat zy daarin zo veele Hartstogten , Bedryven en Lotgevallen van groote Mannen , of de gebreken van geringer Menfchen aartig gegispt en alles natuurlyk uitgedrukt, konden befchouwen. Dit gaf aanleiding, dat veele Dichters verfcheiden Hukken van dien aart 'voortbragten. thespis begon ze te maaken. eschylus bragt ze in beter vorm. sophocles ging nog verder in ze te befchaaven: maar euripides overtrof hen allen. Dan , Schrik en Medelyden maakten voornaamlyk de ziel uit der oude Griekfche Treurfpelen : want dit fneedig Volk , 't welk in alle Kunsten en Weetenfchappen de Natuur volgde , wist, dat niets meer de harten van anderen kon roeren , dan deeze twee Driften; . dat Menfchen gevoelig waren voor zulke rampen , waarmede het tegenwoordig leven gedreigd wordt ; en dat men ligtlyk overhelde tot aandoeningen door een vertoon van zulke ongelukken , die anderen prangden , en tot anderen ook konden overgaan. In een ander licht wilden zy hunne Helden niet vertoonen. Zagte Hartstogten verfcheenen niet op hun Tooneel. Deeze, dachten zy, waren vlakken in de Helden. Zeker, zy konden 10  174 treur- en blyspelen. zo veel Schrik en Medelyden niet verwekken , als anderen. Men heeft ook by ons Treur- en Blyfpelen , doch niet in alles naar den Griekjehen trant gefchoeid. Schrik en Medelyden mag men er in vinden; doch de zagte Driften heeft men er even zorgvuldig in gemengd. Dan, hoe zeer men Voor deeze foort van volkbehaagend Onderwys moge pleiten , en dat in deezen tyd, zelden hebben onze Stukken de noodige vereischten , en het moet elk verftandigen klugtig voorkomen, dat niet alleen de Aanfchouwers , maar zelfs ook de Maaker van veele zulke Spelen , meestal een verftandig Dichter, die daar by zit , zich te zamen verblyden over eenen Held of Heldin, die nooit beftondt; dat zy traan en ftorten over eenen dood , die nooit is voorgevallen ; dat zy zugten over rampen , die verdicht zyn ; of dat zy tevens zich vruchtloos , maar niet minder gevoelig en lang daaronder zitten te kwellen. Is dit eene Glorie voor 's Menfchen Verhevenheid, eene Eer voor zyn Vernuft en Oordeel ? Gewis , veelen zouden zulk een Vertooning niet wel in goeden ernst, niet ligt zonder lachen kunnen aanzien , vooral als zy een' ouden voltaire , huilende agter de Schermen van het Theater, vernamen , gelyk men dien Man in zulk eene aandoening , by het fpelen zyner  SCHOUWBURGEN. I75 zyner eigen verdichte Stukken , gezien heeft. V. Welke vorderingen maakten hier door de zeden der Grieken ? Hoe werden zy door die- middelen verbeterd ? A. Het is verre af, dat de gevolgen altoos aan de verwagting beantwoorden ! De Atheners deeden , gelyk veele onzer jonge Lieden van beide Sexe nog doen. Zy woonden de Schouwburgen niet by , om , by aandoenlyke Vertoon ingen , door de daaronder fchuilende Lesfen verbeterd te worden : zy begreepcn ook veelal de laatften niet door onoplettenheid of onkunde : maar zy verfcheenen daar , of om dat zy met hunnen tyd verlegen waren, of om dat zy groot behagen fchepten in het hooren laaken en gispen der gebreken van anderen , terwyl zy aan de hunne niet dachten. Zo is het met het Menschlyk Hart gelegen ! Maar wat vermaak vintien toch Menfchen in de zwakheden van anderen op te merken , of te hooren hekelen ? Is het , om dat zulken daardoor weder met hen gelykvormig worden ? Volg hen niet, waarde Leerling ! Het verdriete U, altoos, te zien, dat de Menfchen zeer onvolmaakt zyn. Zal men ons tegenwerpen , en deedt men dit ook te Athene „ De Jeugd wordt intusfehen van ander en meer kwaad afge- hou-  I76 DICHTKUNDE. houden." Dit geef ik toe ; maar moet men een minder zo wel niet als een grooter kwaad voorkomen ? Is verlegenheid met zynen tyd; is lachen met de gebreken van anderen; is het leeren van te fchimpen; is het vergeeten zyner eigen gebreken , ten zelfden tyde , indedaad loflyk ? Zouden er geene andere Uitfpanningen zyn, voordeeliger beide voor Ziel en Lichaam ? . . . . Dan , laat ik deeze fnaar, te vooren reeds aangeroerd, niet weer op nieuw beweegen. V. Derhalven, nu liever gefprooken van de goede gevolgen der dichtkunde ! A. Deeze klom hoé langer te hooger ter volkoomenheid op by de Grieken. De Natie werdt er , op eene aangenaame wyze , door onderweezen. Het voornaame nut beftondt hierin , dat, wilde men een' Dichter weezen , men zich ook op andere Weetenfchappen vlytig moest toeleggen. Wat is toch een Dichter of Dichtftuk zonder kennis van veele zaaken ! Dit was dan de weg tot vermeerdering van kennis. In het begin waren de Dichters tevens Wysgeeren, die alles onderzogten : doch, door den tyd, lieten de Wysgeeren alleen aan dezelven over , eene Historie of een ander gemeen en nuttig Onderwys , door eene levendige verbeelding , in Vaerzen of Fabelen te klee- den ,  thales. pythagosas. den , terwyl zy zelveh met de grootfte in-» fpannïng van geest zich beyverden , om hunne navorfchingeu in verborgen Waarheden , waardoor zy dikwils zeer veel goeds , maar ook menigwerf zeer veele dwaalingen aan den dag bragtcn , door te zetten. V. Wie waren hunne wysgeeren , en. wat leerden zy aan de Grieken ? A. Onder de eerften en voornaamften telde men thales, een' Tydgenoot van solon, die de Sterren , de verfchynfelen der Planeeten , de Wis- en Natuurkunde begon uit te leggen , houdende het Water voor het beginfel aller dingen , waaruit het VerHand of God alles gemaakt hadt. Zyne Lesfen werden wel dra, om der nuttigheid wille , verbreid , onderzogt en opgehelderd. Die dit deeden , gaven daarover een openbaar Ondcrwys. Ook begon men toen Landkaarten , Globen en Zonncvvyzers te maaken. pythacoras , te Samos ge- booren, omtrent vyfhonderd jaaren vóór onze gemeene jaartelling. Hy, dus laater komende , was egter ééfl der beroemdften. Tot op zynen tyd hadt men verftandige en geleerde Mannen Wyzen genoemd ; doch van zyne buitenlandfche reizen terug gekeerd , (want toen moesten de Grieken nog naar verre Landen , vooral naar Egypte, reizen , om Wysheid te bekomen) en Licht met II. deel, M Duis-  178 FILOSOFIE. PYTHAGORAS. Duisternis te zamen opgedaan hebbende, zeide* hy, dat de Naam van Wyzen te hoog voor Menfchen ware , devvyl de wyste Mannen nog genoeg gebreken en dwaalingen hadden. Hy wilde dan den Minnaar der Wysheid, een' Wysgeer, in 't Grieksch een' Plnlofoof , dat is , een' die zich al zyn leven bevlytigt, om wyzer te worden , genoemd hebben. Sints heeft men aan deeze edele Weetenfchap , die de eerfle en algemeenfle is , ik meen, de waare Kennis van God uit de Natuur cn der gefchaapen dingen, den Naam van wysgeerte of philosofie gegeeven. Aan anderen is dezelve in laater dagen toegevoegd , hoewel zy dien niet verdienden; en fommige braavcn heeft men , op de onregtvaardigfle wyze , daardoor zwart gemaakt. Maar wie kan het misbruik van den besten Naam altyd weeren ? — pythagoras leerde verder het beflaan van éénen God , den Maaker aller dingen, wien men moest gelykvormig worden door het verkrygen der Waarheid, en om deeze magtig te worden, moest men met eene zuivere Ziel over zyne driften' heerfchen. Vreemder hadt men moeten toeluisteren , toen hy flelde , dat de Zielen wel onfteiflyk waren , maar , na den dood der Lichaamen , in die der Dieren verhuisden ; bygevolg mogt men geen Dier doo- den  anaxagora-s» I79 den noch " eeten : een gevoelen , dat heden nog in het Oosten by de Afgodifche Volken geloofd wordt. Op zyne wyze predikte hy dus de Deugd , en hervormde de Zeden. In zyne School onderzogt hy, by eenen gemeenzaamcn omgang , zyne Leerlingen , die in de vyf eerfte jaaren moesten zwygen , en alleen, hooren. Zy dachten, dat zy niet wél konden redekavelen, eer zy goede gronden gelegd hadden. Ook bei proefde hy , of zy geduld, ftandvastigheid, iiefde voor de Waarheid, en vermogen over hunne Driften hadden. Zy luisterden naar hem met groote eerbied. Zyne Uitfpraakeu werden , zonder tegenfpreeken , aangehoord: Ter daadclyke overreeding van anderen zeide men alleenlyk: de Meester beeft het ge- zegd! anaxagoras , eene Eeuw laater te voorfchyn komende , leerde , dat een oneindige Geest alles hadt gemaakt; dat ook de Stof eeuwig , en de Zon een brandende kloot was, om welk laatfte gevoelen de Mieners , als ware het godloos , hem geftraft zouden hebben , zo pericles , door hem uit de Stad te laaten vertrekken, dat niet afgekeerd hadt. Het luidt vreemd , de eene of andere Stelling omtrent de Hemelfc'he Lichaamen , als fnood en gevaarlyk , aan te merken. Dan , wy moeten van dié Tyden zwygsn, daar men, niet lang geleM s den ,  l8o SOCRATES. PLATO. den , den grootften Wysgeer aan de vlam wilde overgeeven , om dat hy de Beweeging der Aarde om de Zon beweerde. Zo hacblyk is het foms , de Waarheid by on- w( etenden voor te draagen. socrates , zyn Leerling , tot het dertigfte jaar een Beeldhouwer , fint» door een' voornaam Athemr , tot de Wysgeerte geleid , Hak den draak met de Redenaaren , die onnoozele Lieden , door hunne zwetzeryen ' en verdraaingen der dingen , als of zy alles verflonden , innamen. Hy deedt geen onderzoek naar Hemel of Aarde , naar Sterren of gefchaapen dingen , als of dit onnut ware , en er niets gewigtigs uit geleerd kon worden. Ik heb U dat anders vertoond. Alles moest by hem op de Deugd uitloopen. De waare Wectenfchap , zeide by , was gelegen in de kennis van zich zeiven , om daardoor beter te worden. De nyd en de afgunst zyner Vyanden drongen hem, door het drinken van eenen vergiftiger beker , een einde van het leven te vinden. plato overtrof alle andere Wysgeeren in Wysheid , en werdt daarom in eenen hoogen rang boven hen gefield. Hy fchreef heerlyke zaaken in eenen zeer fchoonen flyl , leerde het Beftuur des Heelals door een Wezen van uitmuntende Magt en Wysheid, van volmaakte Vryheid en Onaf-  cebes. aristoteles. antisthenes. l8l Onaf hanglykheid: ook dat de uitzigten der Stervelingen verder dan het graf moestengaan , en dat zy op bun gedrag hadden te letten, willende hy dus hunne hoop ontvlammen , en hunne vrees gaande maaken: voorts fchreef hy over de manier van regeeren. Jammer is het , dat, onder anderen, de gronden , waarop hy bouwde , niet beter zyn, en de- voordragt veeier {tellingen niet klaa- rer is. cebes , die een klein doch aartig Tafereel des Menschlyken levens fchreef, doorzaaid met Zedelesfen. —• aristoteles , van Hagira in Micedonie , plato's beroemdfle Leerling , en alexander's beste Leermeester, die openlyk te Athens zyne Lesfen gaf, toen deeze Vorst asia ging vermeesteren. Hy fchreef zeer dubbelzinnig van God. Nu fchynt hy te Hellen , dat de Waereld God is; dan dat de Waereld van God onderfcheiden , eii deeze boven dezelve verheven is. Men klaagt te regt over de duisternis in veele zyner VoorHellen ; dan , men kan zich indedaad niet genoeg verwonderen over de uitgebreidheid zyner kundigheden in de Natuurlyke Historie , waarom hy zeer te achten is , en nog dikwerf van ons geleezen wordt. • a:ntisthenes , berugt wegens zyne Itrenge grondregels, waardoor hy, fchoon het geluk in de D,eugd Hellende, de Menfchen eer M 3 daar»  iSa di0gene9. zeno. democritus. heraclitus, daarvan aflchrikte , dan aanmoedigde. —— diogenes , een zeldzaam Man , die ' de Menschlykheid zeer beipotte ; den rykdom, de pragt , de eer, en de tytels gering achtte , maar Verdand en Deugd waardeerde ; en in aartige gezegden uitmuntte. — zeno , de Grondlegger van den aanhang der Stoicyncn , dus geheeten naar Stoa , een Gallery te Athene , daar hy zyne -Lcsfen gaf , leercnde dat de Godheid met de Stoffelyke Waereld vermengd ware, en dat zy egter daarvan de Ziel uitmaakte, die door alles verfpreid was (eene verfoeilyke Helling) ; dat er ccn onvermydelyk noodlot beftondt (een fchaadlyk gevoelen) ; dat egter de Deugd het hoogde goed was , en den Mensch gelukkig maakte (eene Helling , in zekeren zin by hem te verdraagen) ; en , eindelyk , dat men zonder hartstogten moest weezen , en egter alle pligten vervullen (een onredelyke eisch , flry- dig met onze fchepping). democritus, een geoefend Man , van een fyn vernuft, die onverfchillig was omtrent alle lotgevallen des levens , en de dwaasheden des Menschdoms deeds bclachte. heracxi- tus was het tegengedelde. Hy befchouwde alle bedryven der Menfchen met medelyden , en weende over hunne ellende. Dee-r ze twee Mannen bleeven federt berugt we. gens  epicurus. theophrastus. pyrrho. l33 gens dit vervallen tot die twee zeer ver- fchillende uiterften. epicurus , omtrent vierdehalfhonderd jaaren vóór onze jaartelling, in Atüca gebooren , bragt zyns Meesters democritus Leer ter baane, naamelyk , dat de Waereld gevormd ware door eenen toevalligen zamenloop van Deeltjes ; dat de Goden zich met de Waereld niet bemoeiden ; dat de Ziel met het Lichaam ftierf; en dat Wellust, naamelyk de Vermaaken der Ziel , vloeiende uit de Deugd , en op maatigheid gegrond , het hoogde goed uitmaakten. Zyn leven was zedig; maar zyne Stellingen zyn doemwaardig. — theophrastus gaf fraaie Afbeeldingen van de Zeden der Menfchen, ook van Planten, van Steenen en andere gefchaapen dingen. In den Ouderdom van negentig jaaren beklaagde hy zich, dat' de Dieren een lang leven tot niets gcwigtigs hadden, en de Mensch daartegen ftierf, als hy pas een begin hadt gemaakt in de Weetenfchappen. Is deeze klagt niet zeer onbillyk ? De Mensch kan, In een leven van geen langer duur, ongemeen veel leeren , ook zeer veel goeds verrigten , en hoe veel heeft niet een Kristen vooruit , die nu wel, voor eenen korten tyd , maar ten deele kent , doch hierna volmaakt zal kennen! pyrrho , die al¬ le Waarheden als onzeker verwierp , en M 4 meen-  I?4 PROTAGORAS. meende , dat regt en onregt afhingen van dé gewoonte en de Wetten ; die leven en fterven oordeelde hetzelfde te weezen. Zou men hem het minst van allen niet volgen? Hadden zyne voorgeftelde Waarheden vaster grond , dan die hy verwierp ! Ongelukkig Menschdom , zo het hem moest aanhangen? ■ Eindelyk protagoras , die goedvondt het beflaan der Goden te lochenen , en dat zonder den éénen waaren God te erkennen , het geen niet veiliger was voor den Mensch Zie daar eene Lyst van de naamen en gevoelens der voornaamfte Wysgeeren onder de Grieken. Goed en kwaad zyn in derzelver Stellingen , gelyk- gy merkt , vermengd. plato en arist( teles muntten onder allen uit ; dan , het is waaragtig, dat de beste Griekfche Wysgeeren toen minder wisten aangaande den waaren god , dan nu veele gemeene Kristenen. Zo duister was de kennis der Heidenen omtrent dit gewigtïg ftuk ; en nog flegter beantwoordden zy dikwils in hun leven aan de leer, die zy voorftelden. mattheus alleen leert ons meer cn zuiverer Zedekunde in drie Hoofdftukken, (V, VI, VIL) dan zy allen in hunne groote Werken. Egter ziet gy de Wysheid en Goedheid der Godlyke Regeering daarin , dat er, na de oude eerfte ruuwheid , eenige ten dien  pythagoras. euclides. l8j dien tyde groote Mannen verwekt werden , om het plompe en onweetende Volk zagtkens en meer te befchaaven. Zy waren vooral middelen in de hand van God , om gezonder denkbeelden van veele gewigtige Waarheden , dan de domme Priesters voordroegen , nu cn dan den Volke in te boezemen , en hetzelve van langzaamerhand tot het erkennen van 't gewigt van het zalig Evangelie voor te bereiden. Twee zaaken van groot belang, bykans tegenftrydig , moesten hier zamen löopen , naamelyk de Verbetering der Waereld , cn niettemin een duidelyk gevoel haarer Onmagt tot eigen Vcrlosfing. Het eerfte zou veel nut doen; maar het ander meer treffen , en zo wel een getuigenis geeven van het heerlyk Evangelie , als de gemoeden fchikken ter erkentenis der Hemelfche Waarheid. Dit alles zal zich in het vervolg ontwikkelen , ter eere van den hoogen God , en ten nutte der Waereld. Wagt een weinig, en gy zult dit zien. V. Hoe ftondt het met andere nuttige weetenschappen in die tyden ? A. Pythagoras kende , en onderwees de Wiskunde. — euclides , omtrent driehonderd jaaren vóór onze jaartelling leevende , bragt veel toe tot derzelver volmaaking. Wy hebben nog fommige zyner fchoone Werken, M 5 welke  186 GELEERDE grieken. welke ons ter grondlegginge , en zelfs tot beftieringe onzer Letteroefeningen nog dagelyks te pas komen. — archimedes , een wonder van vernuft en uitvinding, gelyk ik U gezegd heb. (bladz. 158, 159.) — thales heb ik reeds genoemd , als den grootften en den eerften Leeraar in de Sterrekunde. anaximander ftelde , dat de Zon niet klei. ner , dan de Aarde was. -— meton vondt het Guldengetal, een Tydpcrk van negentien jaaren , ten einde van welk het Zon. ne- en Maanjaar, op één uur na , te gelyk hunnen aanvang neemen. eudoxus ging verder in de Sterrekunde. pytheas bepaalde de breedte zyris Vaderlands. , hipparchus overtrof alle zyne Voorgangers geevende eene Naamlyst der vaste Sterren' nevens Tafelen der beweegingen van Zon en Maan. — Eindelyk, een ander vondt het Schaakfpcl uit enz Gy moat hier aanmerken, dat, hadden deeze groote Mannen, die indedaad weinige en geringe hulpmiddelen daartoe bezaten , in onzen tyd geleefd en onze voordeelen gehad, zy niet minder ver zouden gekomen zyn. Het is genoeg te bewonderen , dat zy zo groote flappen gedaan hebben. Dat wy ons dan niet te zeer boven hen hierin verheffen ! V. Blonken de Grieken in geene andere wketenschappen uit ?  hippocrates. galenus. I?7 A. Ja wel; doch , vöovnaamelyk in de GEneeskonst, eene edele Weetenfchap, zeer noodig , meestal wegens de Onmaatigheid en de Onvoorzigtigheid, die de Menfchen omtrent hunne Gezondheid zo vaak begaan. Zy kroop in Griekenland , lang en laag , over den grond. —— herodicus was de eerde , die Eetregels en Lichaamsoefeningen voorfchreef. esculapius ging verder. Maar hippocrates , de Leerling des eerden , ruim vyfdehalfhonderd jaaren vóór onze gemeene jaartelling, op het Eiland Cos gebooren , een regt gemoedelyk en behoedzaam Man , fchreef onwaardeerbaare Werken, die tot heden toe zeer hoog geacht zyn , en altoos gehouden zullen worden voor Mcesterdukken der Konste ,' waarom wy ook nog by hem , dagelyks, ter fchoole moeten gaar, Zy muntten daarin voornaar melyk uit , dat ze op zo vaste Waarneemingen gegrond zyn , dat men tot heden toe zich daarover moet verwonderen. Zyne Geneesmiddelen waren eenvoudig, en weinig in getal , doch daarom te voortreffelyker. Egter is het onzeker, of die groote Man wel ooit één Menschlyk Lichaam onttoed heeft, galenus zelf, de yoornaamde, en byna de eenige der oude Ontlecderen , die Werken fchreef, waaruit de Geneesheeren byna vyftienhonderd jaaren lang , alle hunne OHti  IS8 DIOSCORIDES. PLINIUS. ontleedkundige kennis haalden , opende zeldzaam eenige Lyken , en zo al , dan nog meest van Aapen. Hy deedt zelfs eene reis naar Alexandrie, om het Geraamte van een' Mensch te zien. . Hoe verheft dit onze Ontleeders niet boven de Ouden ? — dioscorides en plinius waren Minnaars der Kruidkunde ; egter kenden zy niet meer dan zeshonderd Planten , daar wy thans meer dan zesmaal zo veel duizenden onderfcheiden. Hieruit kunt gy ook opmaaken het verfchil, ten aanziene van deeze twee nuttige en aangenaame Takken der Weetenfchappen, tusfchen die en de tegenwoordige- Tyden. Hoe ver toch zyn wy niet hierin boven de Grieken gevorderd! V. Is dit nu alles ? A. Neen! Men moet hun den lof geeven , dat zy zeer ver vorderden in de welspreekenheid , eene aangenaame en overnuttige Konst , zelfs in den dagelykfchen omgang , om zich duidelyk en kragtig, doch tevens bevallig uit te drukken, zo dat men niet allen ligrlyk verdaan , maar ook gaarne gehoord wordt; waardoor men ook gemaklyk anderen onderwyst , en zonder veel moeite overreedt. Dit is eigenlyk het begin van de hoogere Konst , eigenlyk welspreekenheid geheeten , daarin beftaande', dat men zelfs de zwaarfte en moeilykfta ftuk-  WELSPREEKENHEID. DEMOSTHENES. l8Q ftukken zo klaar, welgefchikt, fierlyk en inneemend voorftelt, dat onze Toehoorders, niet alleen geringe en onbedreeven , maar ook wyze en geleerde , geboeid aan onze woorden , daarvan, even als wy , leeren denken, hoewel zy te vooren andere neigingen hadden ; maar ook vervolgens tot deugdzaame en nuttige befluiten overgehaald worden. Hiertoe behoort , dat men zelf vooraf klaare denkbeelden eener zaake heb.be, dezelve in goede orde fchikke , en dan fierlyke en net gepaste woorden gebmike, om ze dus, in eenen vloeiendcn en treffenden ftyl , voor te draagen met eene item , naar den aart der onderwerpen gevormd en geleid. De Grieken hebben , boven alle Natiën , daarin den grootften °roem behaald. demosthenes verrukt ons. Het een en ander werkte daartoe te zamen. By de Befchaaving maakten zy hunne taal fraai, welluidend en ryk. De uitfpraak ging gepaard met aangenaame verfchillende aftvisfelingen. De gelegenheden van openlyk te fpreeken waren by dit Volk veelvuldig, de ftoffen gewigtig. Er werdt , voor zeer groote Volksvergaderingen, nu over 's Vaderlands Vrede , dan over Oorlog; nu voor de Geregten over de Wetten , dan over onfchuldig aangeklaagde Burgeren gepleit. Dit prikkelde den nayver om uit te munten: voor-  1ÖO IïOCRATES. PERICLES. Vooral werdt hun roem en aanzien grooter^ toen men de treffelykfte Redenaars, beloon* de. Geen jong pogcher, maar een regtfchaapen Man , die zich lang in de Rede* heerkonst en andere Weetenfchappen geoefend hadt , mogt alleen zulk eene taakv onderneemen. En wyl de Atheners de befchaafdfte Taal in Griekenland fpraaken , ook de fraaifte Zeden hadden aangenoomen, en het meeste werk boven anderen maakten van Geleerdheid en Smaak ; zo was ook het getal der treflykfte Redenaaren by hen het grootfte , en de Welfpreekenheid aldaar op den hoogden trap geklommen. In deeze Konst gaf isocrates Lesfen , en deedt zynen Leerlingen de Welluidenheid der Spraak , die zo moeilyk te treffen valt , en waarop het egter zo veel aankomt , naauwkeurigcr kennen. pericles kon ook zeer hartroerend fpreeken. - demosthenes , na veele aangewende moeilyke poogingen, muntte in die heerlyke Konst verwonderlyk uit. —- eschines moest voor hem zwigten. demades en phocion konden ook niet by hem haaien, philippus , Koning van Macedonië , vreesde daarom de Welfpreekenheid van demosthenes meer , dan de Legers en Vlooten der Athensren. V. Dus wisten zy deeze Konst' wél te gebruiken ? A.  GESCHIEDKUNDE. ÏOI A. Dat wisten zy indedaad, en dit fchoon hulpmiddel diende hun verder in de geschiedkunde. De Grieken en andere Volken hadden Daaden genoeg bedreeven , die waardig waren , om aan de Nakomelingen overgeleverd te worden ; doch in den onbefchaafden ftaat was hun ftyl niet genoeg vloeiend , niet fclnlderagtig. Ook moest de Wysgeerte hen eerst vormen , om meer te letten op de oorzaakeu , en op den za-menhang der Gebeuitenisfen, om alles naauwkeuriger te beoordeelen. Dit moest dan voorafgaan. Het was ook niet genoeg zo maar wat te boek te flansfen , of den Leezer rauw en ongefchikt te vertellen van het geen men gehoord of gezien hadt: men behoort toch de Waarheid en de waarde der zaaken wél te kennen; de bronnen , waaruit zy ontdaan waren , aan te wyzcn; de gevolgen , dié zy ge-v had hadden , te leeren zien ; en den aart, de dryfveeren der Menfchen , de goede of kwaade beginfelen, die het aan het werk hielpen , onpartydig , ter algemeene leeringe , aan te dippen ; zal de historie aangenaam , onderregtend en voortrefiyk worden ; reden waarom de Grieken, volgens hun inzien , zo veel vlyts aanwendden, om hunne eigen Vaderlandfche en zelfs ook de uitlandfche historie wél te boek te flaan. Wy  191 HISTORIESCHRYVERS. Wy zouden er thans meer in begeerèn; doch men kon van de Grieken niet verwagten , dat zy de regeerende Voorzienigheid van God , zyne Orde , Regtveerdigheid , Goedertierenheid , Wysheid en Heiligheid , die zich in de Historie van het Menschdom , is het niet altoos duidelyk in het kleine , ten minsten in het algemeene openbaart , naauwkeurig zouden optekenen. herodotus , van Halicarnasfus in Carie , was hun voornaamfte Historiefchryver ; maar hoe veel meer verdiensten zou hy hebben , zo hy het fabelagtige agtergelaaten hadt ! — theucidides , hoewel een Oorlogsheld , fchreef een treflyk Boek over den Peloponnejifchen Oorlog, in eenen deftigen ftyl , der zaaken waardig , en met vernuftige Aanmerkingen verrykt. dionysius van Halicarnasfus , xenophon , ctesias , poxybius , en diodorus van Sicilië hebben allen , als Historiefchryvers , eenen naam verworven. - Maar plutarchus , die de Daaden der beroemde Mannen te boek ftelde , is de nuttigde en leerzaamfte. V. Hunne gevoerde Oorlogen gaven , mogelyk, ook aanleiding , dat zy de krygskunde niet vergaten ? A. Deeze Konst , foms noodig , doch meestal onwettig aangelegd , werdt gewis van de Grieken niet vergeeten. Zy oorlog-  k r y g s k u n d e. iq<* logden , gelyk gy gehoord hebt, te veel, om ze te venvaarloozen. De oorzaaken beh ik U meer dan ééns gezegd. Maar, hadden zy minder te wapen geloopen , waren zy minder jaloers , minder hecrschzugtig geweest , en het zwaard niet dan tegen eenen aanvallenden Vyaud getrokken ; hoe veel langer zou Gr.ekenland geltaatl hebben , hoe veel gelukkiger zouden zy geweest zyn ! — lycurgus maakte hun den Oorlog finaaklyk, dan is dat wel de beste Staatkunde ? pericles ftelde de bezolding voor de Krygsknegten vast.. Hunne Wapenen beftonden in een harnas , krygsrok , fchild , zwaard, lans , werpfpiets , boog en pylen : maar de Ruitcry kende geene ftygbeugels , zadels of laarzen. De Oorlogskonst was toen by hen eerst itl het opkomen. Men zag Steden , op. eenen Berg gelegen , een beleg van negentien jaaren doorftaan. De Tyd leerde hun dit; korter af te doen , ook de Legers in flagorde te fchaaren. ipihcrates maakte de Wapenen ligter en beter. Men vondt daarna Werktuigen uit , om groote Pylen op eenen verren afftand te febieten , of om groote Steenen, gloeiend Yzer, en andere verdervende dingen op de Vyanden te werpen. Ook bedacht men Stormtoorens en Stormrammen , die men kon verplaatzen , II. deel. N ©ra  194 BEELDHOUWKUNDE. om den Vyand te befchieten: groote proeven indedaad van hun vernuft. V. Wat vindt het Menschlyk. Verftand niet uit tot verdelging van anderen ! A. Indedaad het is daarin te fnedig. Loflyker zou het geweest zyn, als zulke Uitvindingen alleen tot zelfverweering waren gebruikt geworden. Aangenaamer moet men gewis noemen de bouw- beeldhouw- en schilder kon sten , nevens de muziek. De Grieken zagen , wat de Babyhnkrs en Egyptenaars daarin gedaan hadden : dan , het voldeedt hun niet. Hun oordeelkundige vindingryke Geest, door andere Weetenfchappen geholpen , floeg handen aan het werk, en bra»t die Konsten tot eene wonderbaare fchoonheid en verhevenheid. Zy bootften de Natuur na, die zich zo aanloklyk in hun fchoon Vaderland vertoonde, waarop het in deezen voornaamelyk aankwam. Fraaie, los van zwier, en wél gefpierde Lichaamcn van Menfchen dienden den Konstenaaren tot voorbeelden. Elk voortreflyk Werk werdt icherp, beoordeeld ; maar ook zeer ruim beloond. Dit laatfte moedigde ongelooflyk de Konstenaars aan. De onvergelykelyke Standbeelden der Goden maakten die Konsten noch eerbiediger. Uitneemendc groote Bekwaamheden , edele Deugden., en kloeke Daaden werden door Schilderycn en Stand- beel-  BOUW- EN BEELDHOUWKUNDE. I95 beelden openlyk geëerd en beloond. Gy hebt er een voorbeeld van gezien in miltiades. Men mogt ze overal plaatzen. Geen Athener kon eenen voet in zyn Vaderland voortzetten , of hy zag een Gedenkteken van een' groot' Man , van een' Held, of eene beroemde Gebeurtenis , dus verheerlykt en vereeuwigd. Buiten zyne Stad zag hy de veriierde Graffteenen der Vaderlandfche Helden , ef van andere Mannen van verdiensten, in den Oorlog gefneuveld. Deeze befchouwingen waren aangenaam , en porden fterk aan tot navolging. — Hunne Huizen waren eenvoudig ; maar hunne openbaare Gebouwen , hunne Tempelen , Gaanderyen , Vergaderplaatzen der Overheden , en Schouwtooneelen waren met de grootfte pragt en konst getimmerd en verfierd. De Verbeelding werdt daardoor fterk getroffen , en het gemoed tot het fchoone geneigd. En daar geen Volk begeeriger naar Beelden was , dan de Grieken ; daar ook geen Land meer Marmer hadt , dan het hunne; en er ook geene andere ftoffe meer ge. zogt werdt ; zo zag men alles van fchoon wit Marmer blinken. Bekoorlyke Zuilen met andere Sieraaden betoverden allerwege het oog. De Beelden fcheenen te keven, — phidias , de Athener, kennis en bekwaamheden hebbende , was , in het houN 2 wen  196 schtlderkonst. bouworden, wen derzelven , een zeer groot Meester. myron , polyctetes , lysippus , scopas , en vooral praxiteles hadden mede eenen grooten naam. Byzonder zyn twee Beelden van de hand des laatften hoog beroemd. De schilderkonst was eene der aangenaamfte doch zwaarfle Konsten. De Grieken bragten de koleuren tot de hoogde Schoonheid , de afbeeldingen tot de trcffendfte Gelykenisfcn, en tot de aandoenlykfte uitdrukkingen. Zo gaat het, wanneer de Rykdommen eens Volks eenen waaren finaak voor de weelde hebben ingevoerd. Hoe hoog ftygt dan alles in top! apelles telt men onder de voornaamfte Schilders. Hy alleen mogt alexander den grooten afbeelden, polygnotes , apollodo- rus , zeuxis , parrhasius , PAMPHItUS , thomantes , en protogenes hebben mede eenen uitneemenden lof door hunne fchoone Werken behaald. Wat zy in de bouwkonst vermogten , toonen nog hedendaags de drie reeds genoemde Griekfche Bouworden, de Dorifche , Jonifcht en Korintifche, welken nog , als onveranderlyke rogels , by ons volkomen ftand houden. De Toscaanfche noemt men plomp. De Gotthifche bevat fchitterende gebreken. Wy zyn gedrongen geweest de laatfte , in de voorige ruuwe Eeuwen veel in gebruik , gelyk  MUZIEK. VERVAL DER KONSTEN. 197 gelyk hier bykans overal te zien is, geheel te laaten vaaren, en tot de eerften terug te keeren. — Op de muziek waren de Grieken zeer verliefd. Zy ftondt , het geen loflyk was , onder het bedwang der Wetten. Hunne Lier hadt oulings flegts drie Suaaren , naderhand elf en meer , met agttien toonen ; een bewys , dat deeze Konst by dit Volk nog onvolmaakt was. Onze Zangnooten zyn van laater tyd, en hebben die Konst gemaklyker gemaakt. V. Maar bleeven de Grieken zulke groote Liefhebbers van Konsten en Weetenlchappen , toen zy tc onder gebragt waren? A. Zints de tyden van philippus en alexander den grooten, Koningen van Macedonië , genoodzaakt zynde vreemde Wetten onderdaanig te weezen , en daarby dikmaal» harde verdrukkingen van hunne Overheeren te moeten uitftaan , vervielen grooteudeels , gelyk gy denken kunt, die opwakkeringen en neigingen tot de fchoone Konsten en Weetenfchappen , die zy , een vry Volk zynde , in den voorigen bloei huns Vaderlands , zo kloeklyk geoefend hadden. Al derzelver luister werdt egter niet geheel uitgedoofd. De Roem hunner Geleerdheid , Konsten en Uitvindingen bleef hun niet al» leen by in die Landen , in welken het hunnen Overvvinnaaren goed dacht hen te N 3 ver-  [Q8 verval der konsten. vervoeren ; maar ook in hun Vaderland hieldt dezelve , nog al eenigen tyd , ftand. Wanneer toch de waare genegenheid en fmaak voor zulke edele zaaken eenmaal den geest eener Natie doordrongen hebben , en zy de grootfte Mannen , van allen bewonderd , tot uitfteekende voorbeelden voortgcbragt hebben; dan valt het zo gemaklyk niet dien fmaak en geneigdheid aanftonds te verdooven , veel min geheel uit te blusfehen. Zodanige neigingen zyn toch zo aangenaam, en brengen zo veele voordeden aan, dat zy niet, dan met de volkomenfte Verwoestingen van Landen en Volken , kunnen te onder gebragt worden. Onnoodig reken ik dit 'met Voorbeelden te bewyzen. V. Hoe gelukkig is dit voor het Menschdom na zo veele aangewende moeite ! A. Nog voordeeliger was het toen voor de Waereld, dat de Grieken, by den ondergang hunner Vryheid , deezen edelen fmaak in de harten hunner Ovcrwinnaaren overgooten, en , zelfs lang na het verliezen hunner magt, de Leermeesters der Waereld bleevcn. En , om hun regt te doen , moeten wy belyden , dat hunne Schriften (die van den Godsdienst uitgezonderd) de voortreflykfte zyn , welken wy van den Geest en de Geleerdheid der Ouflen overgehouden hebben. —— Dan , de Wel-  VERVAL DER KONSTEN. IQO Welfpreekenheid en Dichtkonst taanden egter niet weinig by den ondergang der blyde Vryheid. De eerfle hadt zo veel aanmoedigings getrokken uit de groote Volksvergaderingen , en kwam daar ook zo wel te pas, dat, deeze ophoudende, geene insgelyks verviel. De Redenaars zweegen. — De Dichtkonst bemint toch al mede vrye en vrolyke dagen , cn veranderen deezen in donkere nagten van tegenfnoed , dan kwynt en verdwynt zy ook. De andere Konsten der Grieken bloeiden nog , vry gelukkig , eenen tyd lang. De Korinthifchen overtroffen zelfs, ten laatflen , die van Athene , ook in menigte der fchoonfle Konstwerken, byzonder van het fyufle Metaal'; tot dat eindelyk Griekenland , meestendeels , van zo veele fraaiheden door de Romeinen beroofd werdt. V. Daar ik U zo veel lofs van de Konstwerken deezes Volks heb hooren zeggen , valt my in U te vraagen, of zy dan geheel volmaakte voorbeelden in alles gegeeven hebben ? A. Wel groote en fchoone , maar juist geene volmaakten ! Even gelyk andere Volken , begingen zy in alles misdagen , die hun zclven , voornaamelyk in het ftuk van Regeering , het nadeeligfte zyn geworden. Maar de menigte van het 4 fchoone , leerN 4 zaame  aoo verval der grieken. zaame en bruikbaare , in Konsten en Weetenfchappen uitgevonden en beoefend , komt ons nog heden te ftaade. Hun verval en verdrukking hebben voor het Verftand, en voor de Zeilen een' kvraaden naflecp gehad, niet alleen in Griekenland , maar zelfs in andere Gewesten der Waereld , waarop zy toen reeds eenigen invloed hadden, of verder meer zouden gek reegen . hebben. V. Hoe zo ? A. De Bewooners van Griekenland bleeven , federt hun verval en de verdrukking, nevens hunne overige Landgenooten , in asia en africa verftrooid , veele honderden van jaaren ; altoos doch met geiinger lust en vermogens ttaaglyk voortgaande op den weg , door hunne Voorouderen gebaand : dan , in het vervolg , geraakten byna alle deeze Grieken onder de Ileerfchappy van Volken, welker Zeden woest, welker geest, louter oorlogzugtig , ook van Konsten cn Weetenfehappen zeer afkcerig waren , waardoor hun de moed ontzonk. Men kan aan deeze Gebeurtenisfen , waarvan gy , in het vervolg, meer zult hooren , niet dan met fmert gedenken. Door drieste Naden werden zy verwoest , en in flaaverny gedompeld. Daarop verzonken zy in dien deerniswaardigen toeftand , waarin wy hen nog heden zien. Het is der aandagt waardig , dat  tegenwoordige grieken. üor dat de Nakomelingen van deeze Grieken , hoe zeer vervallen , egter altoos iets in Vernuft, Zeden , en befchaafde Opvoeding boven hunne Overweldigers hebben behouden. Wy bejammeren, dat men , in plaats der oude fterk bevolkte en bloeiende Steden f waar alles van Marmer blonk , in ftede der juichende fchoone Landsftreeken , nu niet dan deerlyke Puinhoopen , eenige Ovcrblyffclcn van zo veel heerlykheids , met ellendige Vlekken , of half bewoonde Dorpen , en liegt bebouwde Landflreeken ontmoet. Barbaarschheid , Verdrukking' , Onweetenhei.1 , Vrees en Moedeloosheid hebben de heerlyke Zetels der oude Griekfche Vryheid, der Konsten en Weetenfchappen heel overmeesterd. De oude Spraak zelve van dit beroemde Volk heeft zich tot eigen nadeel veranderd. Deeze arme en ellendige Natie zugt thans onder het zwaare juk der Turken , welk de tegenwoordige roemryke czarin van Moscovie , onlangs , er van zou hebben afgeiigt , indien de Staatkunde van anderen Haar geene beletfelen in den weg geworpen hadt. Wy hygden naar dat gelukkig Tydftip, 't welk de Hervorming der Grieken en hunne Herftelling tot nieuwen luister, ongetwyfeld, ten gevolge gehad zou hebben. Dan dit bly vooruitzigt is voor een' tyd verdweenen. Laat ons nu afwagN 5 - ten ,  202 OVESBLYFSELEN DER. GRIEKEff. ten , wat de Voorzienigheid , in het vervolg , aan dit arm Volk , het welk den Kristclykcn Godsdienst onvolkomen belydt , zal doen. By ons leeft nog de roem dier oude Natie in haare Schriften, ons van haar toegekomen; insgelyks in fraaie Konstwerken en Beelden , die , van tyd tot tyd, uit de Puinhoopen haarer oude Heerlykheid opgedolven , nu byna tegen goud opgewoogen worden, en de voornaamte fieraaden van Paleizen , Kabinetten en Bibliotheeken in europa uitmaaken. De Konsten , Wcetenfchappen , en vreemde Taaien, zelfs de onze, hebben Naamen en Woorden uit die der Grieken overgenomen , die de gedagtenis deezes Volks blyven vereeuwigen. Men kan immers niet hooren fpreeken van Philofophie, AJlronomie, Geographie, Poëzie , Muziek , Theater , Tragedie , Comedie, Piloot en meer andere , of wy worden geleid, om aan hetzelve te gedenken Uit dit alles ziet gy, hoe de wyze en goedertieren Regeerder dit Volk , eertyds zo ruuw en woest, uit de Barbaarschheid heeft opgetrokken, en tot eenen hoogen trap van Befchaafdheid opgevoerd. Hierdoor heeft Hy de grootte diensten aan de Waereld gedaan : andere onkundige en ruuwe Volken zyn door hetzelve befchaafd geworden , en dit, te za- ' men  GODSDIENST DER GRIEKEN. Q03 men genomen, heeft gediend tot bereiking van andere doorluchtiger oogmerken, die ik U ten regten tyde zal aanwyzen. Dit zy, voor het tegenwoordige genoeg, om U de Wysheid deezer Godiyke Regeering te doen opmerken , zonder welke de Gcfchiedenis, gelyk ik U in den beginne zeide , ftroef is , en in haare fchoonheid niet regt gekend wordt V. Met alle Befchaafdheid bleeven egter de oude Grieken in eenen ellendigen Godsdienst ? A. Dit kan niet tegengefprooken worden! Hierin ftonden zy gelyk met andere Heidenen. Toen men den Beeldendienst invoerde , moest het denkbeeld van de Verhevenheid , aan den onzigtbaaren God eigen , verloorcn gaan , en verwisfeld worden met het zinlyk voorftel van een levenloos Beeld. Het Hart moest daaraan kleeven , zo lang de Knieën zich daarvoor boogen. En wanneer men hetzelve niet meer zag , moest men de onzigtbaare tegenwoordigheid van den Allerhoogften vergeeten ; en werdt die vergeeten , dan ging één van de waardigfte en ■ fterkfte drangredenen tot den zuiveren Eerdienst verlooren. Dit was altoos eigenaan den Beeldendienst , en deeze werdt' daarom altyd van wyze Mannen voor zo gevaarlyk en fchaadelyk gehouden. En wat fchoone  flOd GODSDIENST DER GRIEKEN. fchoone gedachten kon men van Goden vormen , die men leerde zulke Ondeugden onder eikanderen te bedryven , welke men in de Menfchen verfoeide! Athene zelf, anders voor den hoogen zetel van waare Wysheid gehouden , zag men het allermeest vervuld met Bygeloof en onverftandige Dwaalingen. Uit het kruipen van eene Slang , uit het gefchrei of trekken der Vogelen , uit de lillende Ingewanden der Dieren , uit de geboorte van Monsters, of uit den loop der Planeeten , Hcmelfche Openbaaringen op te maaken , en van die bcuzelagtige omftandigheden de gewigtigfte Staatszaaken te laaten afhangen , was de duistere nevel, die het oog deezer dwaaze Heidenen bedekte. En was er wel één onder de fchranderften , die éénen Altaar der Afgoden heeft vernield, die één Bygeloof regt uitgeroeid, en het Volk met egte begrippen van den eenigen waaren God zo verlicht heeft, dat deeze itraalen van kennis merklyk voordeel hebben aangebragt ? Het fchandelyke van fommige hunner Godsdienstoefeningen heb ik , deels om niet te wydloopig te zyn , deels om dat gy, hadt ik die fnaar maar even beginnen aan te roeren , uw ontftigt oor , aanftonds, daarvan zoudt hebben afgewend , agter gelaatcn. Geen Pest , zeide iemam , woedt vreesfelyker, dan zulk een Gods-  ellendige godsdienst. Godsdienst , waarby ongehoorde Ondeugden , en bedryven van fchaamteloosheid , onder den fchoonen en misleidenden naam van heilige gebruiken , geduld en bevorderd worden. Wy kunnen dan de Grieken in veele Godsdienstverrigtingen niet befchouwen , of het medelyden perst traauen uit de oogen , tenvyl de verfoeing hoog gaat. „ Goede Hemel , wat zou het geweest zyn , indien wy geene andere verlichting, dan die van eenen lycurgus , solon , socrates en dergelyken ontvangen hadden! " Hoe deerlyk zou het er uitgezien hebben met onze groote Mannen, en hoe ellendiger zou het met het gemeene Volk gefield zyn geweest! Dit wordt foms niet berekend. V. Men vindt evenwel de wyze Mannen van Griekenland door fommigen met den hoogden lof bekroond : by eenen lycurgus kan , in hun oog, niemant haaien ; en de daaden van anderen werden zo zeer opgevyzeld , als of thans dergelyken nooit meer bedreeven werden , en nog veel minder overtroffen konden worden. A. En gy weet wel , wat daarop te antwoorden, en hoe veelen tegen die allen te zetten. V. Welken ? A. Daar men lycurgus , als Wetgeever zo  20ö lycurgus en moses. zo hoog roemt , als of zyn weergaa nooit: gevonden was , kan ik eenen anderen Wetgeever , ouder en doorluchtiger dan deezen , U ook zeer wél bekend , daar tegen Hellen. Ik doel op moses , en mogelyk hebt gy ook aan Hem gedacht. —. Aan de eene zyde is het dwaasheid niet te erkennen al wat een Heiden ter eere itrekte : maar , aan den anderen kant, op zo hoogen toon van hem en zyns gelyken te praaten, als droegen zy alle Eer weg, als hadden zy nooit hun weergaa gehad, of als zouden ze die nimmer krygen , is ondraaglyk. Wys alle zodaanigen , hoewel er meer Voorbeelden zyn , alleen tot moses , en vraag: „ Hadt hy al vroeg geene liefde voor zyne Natie , toen hy de verdrukten befchermde ? '■ Was deeze Man op geld verzot , toen hy, om deugdzaam te blyven , de fchatten van Egypte verliet ? Wilde hy, van God geroepen , om Ifraëls Leidsman te worden , zo gaarne , als een groot Man , op het Tooneel der Waereld verfchynen, toen hy aan zyne uiterlyke onwaardigheid in het fpreeken dacht, toen hy zo ernftig verzogt, dat er een ander toe mogt gebruikt worden ? Ontzonk hem de moed , toen hy, by den ËgyptifcHen Vorst voor niet meer dan een Slaaf gehouden , 's Volks Vry-  lycurgus en m0ses. 207 Vryheid moest verzoeken , in den naam van eenen God , by dien Koning onbekend ? Bezweek hy , toen hy zyn Volk tot deeze Vryheid ongezind vondt , en het , op zyn voorftel by den Koning, zwaarer lasten zag opleggen ? Jookte zyn liart naar den grootfchen eertitel van Koning, toen drie millioenen Menfchen gereed waren hem te volgen ? — Bedong hy eenige Voorregten van hetzelve , eer de togt aanging? — Vorderde hy eenige vergelding , toen hy ze , behouden , door de Zee op het vaste Land gebragt hadt? Sidderde hy, toen hy den Berg Sinai , waarop het donderde en blixemde, zou beklimmen , om de Wet te ontvangen P Was moses bevreesd, toen hy de Natie drie foorten van Wetten zou opleggen? Was hy bedugt , dat zy hem zou afzetten om het opleggen van zulk een juk ? < Ondernam hy iets anders , te vooren of toen , dan Geloof, Liefde en Gehoorzaamheid aan God , welken de Ziel van eenen redelyken Godsdienst zyn , aan zyn Volk voor te fchryven? Bezweek hy , toen hy , by het afkomen van den Berg , zynen Broeder aaron , één' der besten van allen, door het geweld der verzoeking zag meêgefleept; toen hy duizenden aan zyne regter- en linkerhand zag vallen ; toen hy daar  208 lycurgus en moses. daar tusfchen dooden en leevcnden ftondt; toen de Afgronden zich openden , en zyne Broeders inflokten ; toen men op hem, die in 't geheel geen fchuld hadt , de fchuld alleen wierp , en naar Egypte terug wilde ? Dempte hy niet eiken opftand , en fuste by niet de onvergenoegd den met de billykfte redenen ? — Deedt hy dat om zyn aanzien te vestigen , om zyne eerzugt te ftreelen , toen hy alles aan God en niets aan zich zeiven toe- fchrcef? Deedt hy niets meer dan lycurgus en solon , toen hy de Ifraeliten, een onbefchaafd Volk uit het eene Land in het ander bragt , en , ongeacht duizend hindernisfen , zo zeer hervormde , dat zy alle gelyktydige Volken in deugd verre te boven gingen ; toen hy den Godsdienst zo diep in hunne harten prentte, dat dezelve daarna nooit geheel werdt uitgewischt? Deeden dit solon en lycurgus ? Kwamen ooit de Grieken zo ver ? —- Verzweeg moses iets van het geen • het Volk moest weeten ? Was zyne Taal niet deftig en grootsch , toen hy van Gods Volmaaktheden fprak ? Badt hy niet ernstig voor de Overtreeders , toen hy, ware het mogelyk , voor hun wilde fterven? — Befloot hy al vroeg , of by den naderenden dood , zyne Kinders te verheffen , of  moses. lycurgus. 200 of ze in zyne plaats aan te fbellen , toen hy hen gemcene Levieten liet blyven , die anderen moesten dienen , en door eenen anderen geregeerd worden ? Was hy niet gelaaten en gerust , toen hy het uur van derven hoorde ? Kon hy anders , by zyn laatfte affcheid van het Volk , een Lied nagelaaten hebben ,. waarin men de hoogde verhevenheid der Dichtkunde , het bedaardfïe gemoed, en geene dervende kragt van zynen geest vernam ? Was hy minder, dan eenig Wetgeever, vóór of na hem op de Waereld verfcheenen , toen men zo kort en treffend deszelfs gcheelcn lof in deeze vyf woorden begreep : ,, getrouw in zyn geheel huis J . . . . Vcrgelyk nu by hem eenen lycurgus , of eenen anderen ouden of laaten Wetgeever van Volken , en zeg my, of zy by moses konden, haaien ? Hadden de Grieken eenen zodanigen gehad , dan zou moses mogeiyk goed zyn by zulken , die gaarne eenen Griek boven hem zouden willen dellen. Dan meer wil ik er U thans niet van zeggen. V. Laat my U nog vraagen : zyn de Grieken het eenige oude Volk , dat , in die tyden , europa bewoond heeft ? A. In de oude historie komt, ten aanziene van europa , nog maar één Volk, voor, waarvan veel valt tc zeggen; hoa- IE" deel. O wel  610 ce l t e n. s c Iï t t h e n. wel er, al vroeg, veele en groote Volken in opgekomen zyn ; doch welker Gefchiedenis zeer bedolven ligt in de duisternis ; des gy , in deezen laaten tyd , er weinig van te wagten hebt. V. Welke groote Volken ? A. Celten en Schythen, herkomstig van japhets Zoonen , die , gelyk gy weet , noacii ten Grootvader hadden. Volgens de voorzegging door moses nagelaaten. Gen. IX. 27. zou japhet , dat zyn zyne Nakomelingen en hunne Landpaalen, uitgebreid worden, en niet lang daarna tekent ook de gemelde Schryver aan , dat de Eilanden der Volken , dat is europa j onder zyne Nakomelingen zyn verdeeld geworden. Gen. X. 5. Wy mogen veilig beiluiten, gelyk wy al meer gedaan- hebben , dat de engte der Woonplaatzen by de vermeerdering der Geflagten; dat cok Oneenigheden en andere redenen japhets Aframmelingen , die eerst asia bewoonden , gedrongen zullen hebben, om zich te verdeden , en naar elders te verhuizen. europa lag voor hun open. Dit konden zy zich toeëigenen en beflaan ; terwyl de Kindcrs van, sem en cham zich naar het Zuiden van asia en africa uitzetten. De Gomeriers , naderhand de Celten genoemd, de Galatiers , de Gaulen , de Titans , de Satken, óf de Celtiberiers fchynen van go- mer ;  schythen. c e l t e n. 211 mkr-; en de Schythen, anders geheeten Ce'.to-Schythen , Sarmaaten , Mafageeten enz. van magog , gomers Broeder, afgeftamd te weezen. De Gomeriers of Ce'ten flbe- gen ter linkerhand af, en begaven zich ongevoelig, Westwaards , naar Polen, Hongarye , Duitschland , Frankryk en Spanje , terwyl de Schythen zich regts af, Oostwaards , wendden naar Noorwegen , Mofcovie , en Tartarye. Dus werdt europa en ver het grootfle gedeelte van het Noordlyk asia door die twee beroemde Natiën bevolkt. V. Zeg my iets byzonders van dezelven! A. De Celtin , gekomen uit Phrygie , trokken door 7 liracie, Hongarye, Duitschland , Gallie en Italië tot aan het uiterfte van Spanje ; en toen fcheidspaalen tusfehen zich en de Schythen gemaakt hebbende , begonden zy een magtig Volk te worden, {baande onder het beftuur van Vorsten. Zy voerden den naam van Gomeriers. Anderen noemden derzelver Land Gallie of Galatie, waaruit eenigen niet overtoogen • naar Enge. land , dan toen hunne Landftreeken te eng werden, om zo veel Volks te bevatten. Op het einde der oude historie , dat is, ten tyde der Regeeringe van Keizer augustus , fchoon zeer verminderd van hunne voorige grootheid , beftonden zy nog uit zestig , anderen zeggen uit driehonderd en O a yy,Q  2ia geleerdheid der celtën. vyftien , of zelfs uit dertienhonderd Volken; doch dit , gelyk gy begrypt , is al te zeer gefmaldeeld. Hoedanig zy waren, zullen wy in ■ 't vervolg eenïgerwyze kunnen opmaaken uit hunnen Optogt naar Italië , zeshonderd jaaren vóór onze tydtelling; toen zy er een gedeelte van innamen , het geen zints den naam van Gallie aan deeze zyde der Alpen kreeg. Deeze groote Vol¬ ken hadden veele kleine Koningen , ook Priesters, naderhand bekend onder den naam van Barden en Druïden , die de plegtigheden van den Godsdienst verrigtten, de Burgerlyke Gefchillen beflisten , en de Jeugd onderweezen in de Wysgeerte , Sterrekunde en Sterrewichelary; in de leer van de onfterfiykheid en de verhuizing der Ziel, cn m de Deugd. Men deedt dit werk in Schooien , die zo vermaard werden , dat ér zelfs , zo men zegt , Grieken in verfcheenen, waarom aristoteles getuigt, dat derzelver Wysgeerte tot de Grieken , ven niet die cler Grieken tot hen is overgegaan. Zy dienden de Afgoden ; doch er liep eene gruuwzaame onmcnschlykheid onder , naamlyk het offeren van Menfchen aan hunne Goden. Van aart waren zy ongemeen dapper, en fel in het oorlogen, hebbende eene ervaaren en wél gezeeten Ruitery : ook fchryft men hun toe het ftichten veeier Steden. ^.  CELTEN. SCHYTHEN. 213 V. Is dit alles ? A. Wie zal er U meer , en zulks naauwkeuriger van kunnen zeggen; daar de Historie deezer Volken zo duister is ! 't Zekerde fchynt, dat de Celten zich eerst» in Phrygie neergezet hebben onder den naam van Komaniers of Sacken; daarna aan geene zyde der Caspifche Zee. Zy hebben zich vervolgens verder uitgebreid , en fommige kleine Volkplantingen fchynen toen in asia terug gekeerd te zyn , en den oorfprong aan de naamen van Parthie en Galatie gegeeven te hebben. V. Hoe waren de Schythen ? A. De Schythen waren regtvaardig, maatig, veragcers van rykdommen en wellust, gehard tot den arbeid , en geweldig in den kryg. Zy fchynen verfcheiden Afgoden , meestal dezelfde met de Celten , doch onder andere Naamen , gehad te hebben. Tusfchen de Celtifche , Griekfche , Latynfche, Engelfche en Iloogduitfche Taaien fchynt eene groote overeenkomst te zyn. Men mag ze daarom voor Kinderen van dezelfde Moeder houden : doch de Taal der Schythen is ons onbekend. De wyduitgeflrektheid hunner Landpaalen , en de vermenging met andere Volken hebben gewis aanleiding gegeeven , dat zy zich verO 3 deeld ■  «4 t A A l E n. deeld hebben in een groot getal van Spraaken , als de Moskovitifche , Slavonifche , Poolfche, Dttnfche , Zweedfche , Saxifche en anderen. De wyze der Regeering is ons 'ook meest duister. Men heeft wel eene Lyst hunner Koningen ; doch die is gebrekkig. Ten tyde van darius , van philippus van Macedonië , en van mithridates komen de Schythen , nu en dan , eens te voorfcliyn Uit dit alles blykt , dat wy minder weetcn van de Volken deezes Waerelddeels, welk wy bewoonen , ten aanziene der Oude Eeuwen , dan van die , welke in de twee andere Waereld-oorden , hoewel verder van ons gelegen , zich opgehouden hebben. Alles was hier ia europa zo wel als elders , daar de kennis van den zuiveren Godsdienst ontbrak , daar ook wél geregelde Maatfchappyen gemist werden , ruuw en onbefchaafd. En wyl wy , wegens gebrek van Historiefchryveren , weinig meer van de Lotgevallen dier Volken weeten te zeggen , zullen wy hier by berusten. * ZES*  ZESTIENDE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE der ROMEINEN. Oude Romeinen. Taal. Oorzaak hunner Grootheid. Hun Land. Volken van Italië. Vroege Vorsten. Eneas. Romidus. Rome. Sabynen. Tatius. Numa. Tullus. AU baanen. Ancus. Tarquinius. Servius» Tarquinius Superbus. Brutus.' Vüksregeering. \/"raag. Naderen wy nu niet tot het einde der oude historie ? 1 Antwoord. Ja! Wy naderen tot het einde , en hebben thans niet meer dan één Volk in europa , ik meen de Romeinen , te bezien, dat een groot vak in de nieuwe historie beflaat; weshalven wy nu maar over één gedeelte van deszelfs Gefchiedenis O 4 zul-  sió romeinen. zullen fpreeken , en het ander deel overig laaten , tot dat wy in dl nieuwe historie zullen beland zyn. Wy willen , Waarheidshalve , eenige Tydperken in dezelve ondcrfcheidcn , en dus zal het eerfte met romulus beginnen , en met brutus eindigen , dat is , het eerfte zal gaan van den Koninglyken tot den vryen Staat xieezcs Volk»; anders gezegd van het 3531 tot het 3475 jaar der Waereld, behelzende dus een Tydyak van omtrent twee en een haljhonderd jaaren. V. Het zal , meen ik, der moeite waardig weezen , van de Romeinen, eyen als van de Grielen wat uitvoeriger te fpreeken: zy zyn immers een zeer merkwaardig Volk geweest in de oude historie ? A. De Ro meinen behöoren voorzeker geteld te worden onder de merkwaardigfte Volken in de qude historie , die ook ten tyde des Kristendoms , grootlyks hebben uitgeblonken , en niet veel langer dan ruïm drie Eeuwen geleeden , na twee duizend Jaaren ftand gehouden te hebben , zyn ondergegaan. Na de Grieken hebben zy liet meest gearbeid tot Bcfcbaaving der Waereld , welke , ook door hun toedien , vóór de invoering van het Evangelie , moest vooraf gaan ; doch niettemin blyken geeft, «lat zy onvermogend was , cm het Mensch- dom  grootheid der romeinen. 217 dom, op de regte wyze , te hervormen. Deeze groote en voor ons zo gewigtige Waaiheid zullen wy , ten regten tyde , duidelyk zien doorfteeken. Laat my nu dleen aanmerken , dat de Romeinen de Grieken tot Leermeesters gehad hebben in Konsten en Weetenfchappen; doch dat zy dezelven nooit daarin hebben kunnen evenaaren. Dan , nevens hen hebben zy Zeker* lyk het meeste aanzien op 's Waerelds Tooneel verkreegen. Geen Ryx onder de geenen , welken in de oude historie voorkomen , is met zo veel verftand , ik zeg niet met even veel deugd , '• gedicht geworden ; geen is N er van zo langen duur geweest , en geen heeft zyne Heerfchappy over de fchoonfte Landen der Waereld zo verre uitgebreid , als dat der Romeinen. Rome, de Hoofdftad, was, en is nog, in een zeker opzigt , ééne der grootfte en pragtigfte Steden der Waereld. De invloed, welken zy oulings kreeg, breidde zich zeer verre uit. De diepe Staatkunde, de onverwinnelyke Dapperheid dèf zes Volks, de edele Liefde voor het Vaderland , dc onuitbluschlyke zugt naar de Vryheid, de menigvuldige Overwinningen , het groot aantal van doorluchtige Mannen in allerlei rangen , hebben den roemryken Naam, die zy in de Gefchiedenis draagen , voortgebragt. ■ O 5 Der-  «l8 ■ taal. wetten. Derzelver Taal was ééne der geenen , die men het best heeft uitgewerkt; de eenige van alle de Ouden , die men nog in Redevoeringen en het fchryven van Boeken bezigt , hoewel deeze gewoonte , zints eenige jaaren , veel verminderd is, na dat de Franfche Taal meer in trein is gekoomen, of de Geleerden overgegaan zyn, om hunne Werken in hunne eigen moederfbraak te fchryven. Verfcheiden der tegenwoordige nog gebruiklyke Taaien hebben haaren oorlprong uit de Latynfche, de Taal der Romeinen , genomen. De Wetten deezes Volks worden nog door de befchaafdfte Natiën van europa gevolgd, na dat derzelver Opftellers, die ze in gebruik gebragt hebben , reeds vóór veele Eeuwen zyn ondergegaan. Zeer veele van derzelver Boekeu zyn er nog overig, en U bekend. Des moeten de Grootheid deezes Volks , de byna onverdelgbaare Vastheid , en deszelfs giorieryke Daaden eene begeerte doen ontbranden in eiken weetgierigen , om hetzelve nader te leeren kennen. V. Wat maakte de Romeinen zo groot ? A. Het Vervolg zal U leeren, dat derzelver Grootheid voornaamelyk is toe te fchryven aan hunne Liefde voor het Vaderland en voor de Vryheid, gelyk ik U reeds gezegd heb , welke hun , van de jeugd  ITALIË. 219 jeugd af, werdt ingeboezemd; ook aan de geduurige Oneenigheden , die de geesten altoos wakker kielden , doch , op het minst gerugt van eenen Vyand , vergeeten werden ; aan de Standvastigheid in tegenfpoed, nimmer wanhoopende aan de behoudenis van den Staat ; aan den onveranderlyken Regel van nimmer Vrede te njaaken, ten zy men by den Oorlog gewonnen hadt; aan de openbaare Zegepraalen hunner Veldheeren , die eenen zonderlingen nayver ver. wekten ; aan hunne uitmuntende Staatkunde van de overwonnen Volken hunnen Godsdienst en Wetten te laaten behouden; en, eindelyk , aan hunne Voorzigtighcid van geen twee Vorsten te gelyk te beoorlogen , maar van den eenen zo lang alles te verdraagen , tot dat men den anderen vernederd hadt. V. Zy woonden in Italië ? A. Ja! Dit Volk, gelyk gy weet, vestigde zich, en bleef fteeds de Oppermogenhcid in Italië voeren. In aloude tyden ftondt dit Land bekend onder de naamen van Saturnie , Enotrie , Hesperie en Aufonie. Dan , hebt gy wel ooit opgemerkt , dat dit Land ongemeen wél gefchikt was, van natuur , voor eene Vrye Natie, voor een Ryk om magtig te worden; zynde niet alleen aangenaam en vruchtbaar , om alles' op  %10 inwo0ners van italië. op te leveren , wat tot onderhoud en te gelyk wat tot vermaak des levens noodig was ; maar ook aan alle zyden omringd met vaste bolwerken tegens alle aanvallen ? Ten Noorden toch is het , aan europa's zyde, door de Alpen , zeer hooge Bergen, en moeilyk te beklimmen, afgefcheiden, en dus door die ligging aldaar wonderlyk beveiligd. Aan drie andere kanten , ten Oosten , Westen en Zuiden , wordt het van de Zee befpoeld; des het ongemeen wel gelegen is ter Scheepvaart. Ook heeft men maar eenen korten weg af te leggen , om naar asia , naar africa , en het Zuidelyk of Westelyk gedeelte van europa te komen. Zeer veele voordeelcn gaf dan deeze gunstige ligging des Lands aan de Romeinen. V. Wie heeft hetzelve eerst bewoond ? A. Wy weeten weinig van de eerfte Bevolkers. Lang vóór de tyden der Romeinen waren er Inlanders , mogelyk Celten en Pelasgen. De laatften , die , gelyk gezegd is , de eerfte Bewooners van Griekenland waren , toogen veelal by de vermenigvuldiging , naar de naby gelegen Streeken , fchoon door de Zee van hun afgefcheiden. — De Hetruriers in Italië waren Nakomelingen van dezelven , die het hedendaagfche Florentynfclie, en de Oorden tot aan den Tiber in bezit hadden , zynde het beroemd-  italu9. e vander. aal roèmdfte en magtigfte Volk aldaar vóór de tyden der Romeinen , by het welk Koophandel , Scheepvaart , Konsten en Geleerdheid in zwang gingen. Men vondt er ook andere Volken, by voorbeeld, de Umbritrs, 'Sabynen, Piceners, Marfiars , Feftiniers , Pelignicrs , Maruccynen , Samnieten , Kampaniersy die den vermaakelykflen en vruchtbaarften Oord van Italië befloegen , als mede Apuliers , Lukaniers , Brutiers , en anderen. De Hetruriers en Latynen zyn egter de twee eenige Volken van Italië, van welke men iets meldens waardig aangetekend heeft vóór Rome's grondlegging. Dan , italus , een Aanvoerder van nieuwe Griekfche Aankomelingen , hier geland, moet oorzaak geweest zyn, dat namaals het geheele Land den naam van Italië kreeg, ten zy dat woord eenen anderen oorfprong hebbe. Lang liep het daar, gelyk elders , aan, eer de nog ruuwe Bewooners leerden, by de enkele Handwerken de vermogens van hunnen geest te oefenen. Toen evander , een Grieksch Vorst , by voorbeeld, in dien Oord, waar naderhand het Romeinfche Gebied was, eenigen tyd vóór den Trjaanfchen Oorlog, de Griekfche Letters en 'Schryfkonst den zynen bekend maakte, zagen de onbedreeven Onderdaanen dit aan met groote verbaasdheid. —— Men vondt tusfehen de twee Rivieren, hedendaags  S22 janus. sat-urnus. daags den Tiher en Gariglvmo geheeten , een klein Koningryk , welk den naam van I.atium droeg naar zynen Koning latinus. Van dit Ryk en deszelfs vroege Vorsten verhaalen de Romein [che Schryvers wel veele dingen , maar zodanig met Fabelen omzwagteld , dat men er het waare niet uit kan kennen. Men moet er het leerzaame uit Trekken, en , voor het overige , de Verdr-Uftls laaten die zy zyn. Bus zeggen zy , onder anderen , was er , onder de Rcgecring van janus en saturnus , zulk een gelukkige Tyd, dat men ze de gulden Eeuw moge noemen. De Menfchen , toen naauwlyks in eene Burgerlyke Maatfchappy verbonden, leefden met weinig te vrede , onkundig van trotsheid en weelde, in eene volkomen onnoozele eensgezindheid, niet onderfcheiden van elkanderen door rangen of rykdommen, buiten allen twist of Oorlog , deugdzaam , en volkomen vergenoegd, genietende alleen de Vruchten des Velds. Ter gedagtenis deezes gelukkigen Tyds, die nimmer weergekoomen is , vierden de Romeinen een Feest , met naame Siturnalia, waarin men , alle onderfcheid van Rangen en Magt vergeetende, zich eener algemeene vrolyklieid veroorlofde. V. Wat is hier verder gebeurd 2 A. Men verhaalt, dat eneas , een Tro- jaansch  e n e a s. r o m V l u s. 22,*; jaansch Prins, na dat hy, by het inneemen van Troja , ontkoomen en gevlugt was, met eenige zyner Landslieden , na veele uitgeftaane gevaaren , die zeker met dichterlyke verfierfels opgepronkt zyn , in latinus Ryk, behouden, aanlandde , en zich hier vestigde, virgilius geeft ons hiervan een breedvoerig berigt in een Dichtftuk , der leezing overwaardig. Zyn Zoon asca- nius volgde hem in de Regeering, ffichtte de Stad Alba , en gaf aan deezen nieuwen zetel den naam van het Albawfclie Ryk. In hetzelve hebben vervolgens verfcheiden Koningen geregeerd, van welken wy weinig weeten. Lang daarna, dus luidt het verhaal , toen numltor. behoorde Koning te weezen, matigde zich amulius het Ryk met geweld aan , bevelende romulus en remus , twee Kleinzoonen van den eerften , door rhea sylvia , zyne Dochter gebooren , nog Kinderen zynde , te verdrinken. Zy werden , ongeacht dat bevel, gered , en heimlyk opgebragt. Groot geworden zynde , volgden zy het herderlyk leven , gingen ter jagt, cn vogten moedig met anderen. In alle onbefchaafde tyden , voorheen en nog, zag men het voor een blyk van groote dapperheid aan , wanneer men zyne Nabuuren beroofde. Wegens dit bedryf zette men de beide Broeders gevan-  224 rome. r e m u s< gen ; en toen , zegt men , werdt eerst ontdekt , wie zy waren. Des werden zy geflaakt. Zy hielpen hunnen Grootvader op den Throon , cn beflooten eene nieuwe Stad, Rome , by de uitwatering des Tibers , aan de Zee te bouwen. Maar kort na den aanvang deezes grooten werks floeg de oudite den jongften Broeder dood Broeders, elkander haatende , zyn geene plaats waardig in die Waereld , die van God tot eene gezellige woonftede beflemd ïs, en wee hem! die , op zodanige wyze , de hand aan den anderen flaat. Hy is in de Maatfchappy niet te dulden. Onze natuur zegt dit. Wy zullen ons , in een gezelfchap , by eenen- Bedrieger , by eenen Dief, of by eenen dergelyken O vertreeder niet bevinden zonder aandoening te gevoelen ; maar wy zullen , in eene zamenkomst met eenen Doodflaagcr , zulkcn hdmelyken affchrik in ons merken , dat wy ons naauwlyks aan zyne zyde zullen vertrouwen Evenwel romulus zou re- geeren, en Rome ftichten. Die woeste tyden duldden dit: de tcgenwoordigen zouden er van gruuwen. V. Wanneer gebeurde dit ? A. Zeven en één half honderd jaaren vóór onze jaartelling lag romulus den grondflag der Stad , en bragt er ruim drie duizend Inwoo-  BOUWING VAN rome» a<20 Inwooners in , die hem tot Koning verkooren. Indedaad geene geringe onderneeming ; want die een nieuw Ryk wil ffichten , moet ten minsten drie hoedanigheden in eenen hoogen trap bezitten , naamelyk , veel Omzigtigheid by de grondlegging , groote Stoutmoedigheid in de oprigting, en kloeke Wysheid in de befcherming , welke drie zaaken men zelden in een hoogen trap by iemant te gelyk vindt. —— De verzamelde Onderdaanen in romulus nieuwe Stad moet gy niet aanzien voor befchaafde Lieden. Zy waren zamengekoomen uit verfcheiden Oorden van Italië, waar onder veele onrustige geesten waren, die , zich met hunne Medeburgereu niet kunnende verdraagen , en meer op geweld dan op regt {taande , door hem zamengeraapt waren , om de Stad tc bouwen. Van dezelve moet gy ook geen denkbeeld maaken , even als van ééne onzer hedendaagfche Steden. Rome fcheen veel eer een Dorp. Het hadt wel gemeene wegen , maar geene Straaten. De Huizen {tonden zonder eenige orde , hier en daar ter neer gezet in 't wilde. Aanftonds begreep romulus , dat zulke twistzieke Stedelingen zich niet ligrlyk door hein zouden laaten onderdrukken. Hen egter in rust willende houden , ook begeerende over hen te reII. deel. P gce«  S3~0 RAAD VAN ROME. geeren, bcfloot hy, vvyslyk, een deel des bewinds aan hun af te ftaan Weinig Menfchen zyn er , die den zwaaren last der Hecrfchappy ten vollen kennen , cn daarom weigeren dien alleen te draagen. Elk wil doorgaans eenig gezag hebben ; de arme zelfs , al zou het maar over een Meen Dier weezen. Geeft men dan den Zodanigen iets toe ; laat men hun eenig beftuur , al is het maar in fchyn ; zy zyn dan te vrede, en men kan alles met hen doen. Dit begreep romulus. Hy verdeelde des het Volk in drie Wy-ken (Tribus') en elke Wyk in tien Kerfpelen (Curi®). Ook ftekïe hy eenen Raad van honderd Perfoonen aan , aan welken men flegts eenen Ouderdom van twintig jaaren geeft , die voor de ónderhouding der Wetten moesten zorgen ; die hy , in aangelegen zaaken , kon raadplegen; en die ook zyne beraamingen zouden voordraagen aan het Volk om ze te beflisfen , waarna de Raad de beflisfing "zou bekragtigen. V. En ging dit beftuur gned ? A. Het wikkelde hem aanftonds in eenen Oorlog met de Nabuuren ; doch , Italië toen verdeeld zynde in veele kleine Staaten, zo kon een klein getal van Romeinen hunne Vyanden , • die Rone aanvielen , zeer wel 'het hoofd bieden , en zelfs , eenige jaa-  oorlog met de sabtntn. 2ST jatiren lang , de overliand behouden. Hierdoor verrykten zy de Stad , komenJe telkens uit het Veld t'huis met den buit der overwonnen Volken ; doch denk niet op kostbaare dingen: het waren flegts Beesten en Graanen. — Eindelyk kwamen de Sabynen , de talrykfte en dapperfte hunner Nabuuren , tegen hen op de baan , ontneemende hun eenige kleine plaatzen. tatius , derzelver Koning, drong daarop door tot by Rome , en zou , waarfchynlyk de Scad ingenomen en verdelgd hebben, zo de Sabynfche Vrouwen , nu reeds door Huwelyken Romdufche Moeders geworden, zich niet in het gevegt gemengd, en den Stryderen toegeroepen hadden : „ Hier zyn onze Vaders , onze Mannen , onze Nabeftaanden ! " Dit vreemd gezigt, dit. zieltreffend gefchreeuw flilde de vegtenden, die, door traanen en bidden bewoogèn , de Wapenen neer lagen, cn een vergelyk met eikanderen tronen. Volgens hetzelve zou romulus honderd Sabynen zitting in den llr.ad vergunnen , en tatius met hem de Koninglyke waardigheid deelen. Niet lang daarna ovcrleedt de laatfte ; des de eerfte , ik meen romulus , bezitter van den throon bleef. Nu groeiden zyne Onderdaanen in getal en kragten aan , vooral na deeze verceniging met de Sabynen , . p 2 hard-  43a romulus dood. hardvogtige - en oorlogzieke Lieden ; en , hoewel het Ryk niet meer dan v'yf of zes mylen in den omtrek bevatte , telde men 'er egter reeds zevenenveertig duizend Krygsknegten. Aan deezen gaf romulus breede Schilden ter lyfs bedekking : want liet was der .Romeinen beftendige gewoonte , altoos , by het vinden van iets beters , van hunne eigen gebruiken af te zien : eene loflyke zaak indedaad , waartoe anders veelen niet ligtlyk kunnen be- fluiten. Dit aanhoudend geluk deedt den anders verftandigen Vorst flout en hoogmoedig worden. Hy wilde nu zelf regeeren , zonder den Raad veel te kennen. Dit maakte de Raadshecren van hem afkeerig , en zy, dugtende , dat hy, duurde zyn beftuur nog langer , een boos cn wreed Regent zou worden , benamen hem, zestig jaaren oud zynde , heimlyk het Ieven. Dus werdt hy, een moedig en verftaudig Stichter van een nieuw Ryk , op dezelfde wyze door de Voorzienigheid behandeld , als hy zynen Broeder remus , vóór zo veele jaaren , gedaan hadt , dat is , gelyk hy deezen vermoord hadt , zo werdt hem ook vergolden. Handen , met zodanig bloed befpat , leggen zelden den Scepter gerust neder. V. Dus regeerde romulus over Burgers, die tevens Krygsknegten waren ? A.  ONBESCHAAFDHEID. 233 A. Ja ! Ook is dit lang zo gebleevcn. Elk bebouwde zynen akker , en elk trok , des noods , ook het zwaard. Dit maakte deeze Natie , die zich , als nog , met niets anders geneeren kon , krygshaftig. Zy Honden telkens , als zy den ploeg verlieten , by eenen aanval , met de Wapenen in d? hand : want de Nabuuren zagen , gelyk gy kunt denken , met leede oogen , dat eene Stad , zo vol van ftrydbaare Mannen , hoe langs te meer , magtig. en gedugt werdt. Dan , de geduurige kryg was der Natie , aan den anderen kant , nadeelig ; om dat dus de zinnen louter op eigen onderhoud , door den Landbouw te krygen, . en tevens, tot zelfsverweering , alleen op den Wapenhandel fpeelden ; zo dat er geen tyd overfchoot , of gelegenheid gebooren werd: , om zich in Konsten en Wee.enfc happen te oefenen , en daardoor verftandiger te worden. Ook werdt de drift naar grootheid en overmagt , in het eerfte geval , te veel gewekt , en niet zelden ruim bot gevierd , waardoor men , land en goed winnende , te zeer in onbefchaafdheid bleef fteeken , en niet in goede Zeden vorderde. V. En werdt dit niet verholpen ? A. Ja wel ; doch meer door een onp 3 voor*  234 n u m A P o m P I L I V s. voorzien geval , dan wel door voorbedagten raade ! — Na romulus dood weidt het Volk door Raadsheeren geregeerd ; doch moede geworden zynde , onder zo veele Hoofden , als onder zo veele Koningen , te Haan, dwong het zelve den Raad , om eenen nieuwen Vorst te verkiezen. Men kwam overeen , dat de Romeinen de keur zouden doen; maar dat ccn Sab;n de kroon zoude draagen. Dit ging aan. numa pompilius , die tatius Dochter ter Vrouwe hadt , dil leevende , en op geenen roem gefield , werdt geoordeeld den bekwaamden Man tot het Ryksbcftuur te weezen. Hy werdt dan ook verkooren ; doch aanvaardde het beduur met weerzin. De kroon hem opgezet zynde , toonde hy van anderen zin , dan romulus te weezen. Hy beminde den Vrede meer , dan den Oorlog. 't Gelukte hem zyn Ryk , ruim veertig jaaren , door zyn verdand in rust te houden. Dit was den Romeinen ongelooflyk voordeelig. Hy leerde hun , in eenen zo langduurigen Vrede , het geluk van een ftil leven te kennen , 't welk de Zeden van een ruuw Volk zeer verzagt , en • waarin elk , deszelfs gegeeven Wetten ongedoord waarneemende , dagclyks wyzer , en bekwaamer werdt. numa gaf daarenboven meer uiterlyk aanzien en eerbied  n u m A' s regeering. 235 ' bied aan den Godsdienst. Ook bevorderde hy , op eene uitneemende wyze , den Akkerbouw , beloonende de geenen , die daarin de meeste vlyt betoonden. Het onderfcheid tusfchen Romtinen en Sabynen , tot hier toe de ryke bron van onderlinge Gefchillen , nam de verftandige Vorst weg , en beteugelde de onbepaalde magt der Ouderen over hunne Kinderen , door romulus verkeerdlyk verleend. Hy zelf, van eenen zagten en goedertieren aart zynde , wilde , dat de Kinders zich uit loutere liefde den Ouderen zouden onderworpen toonen. Om die reden fchafce hy zelf zyne Lyfwagt af, zeggende : zich op de genegenheid zyner Onderdaanen te kunnen , en te moeten vertrouwen. Gy kunt hieruit genoeg opmaaken , dat numa in zyn leven hoog geëerd werdt , en niet dan met een algemeen beklag in het graf daalde. Zyne langduurige vreedzaame Regeering hieldt Rome in eenen middelmaatigen ftaat. V. Hoe gelukkig is een Volk onder het beftuur van Vorsten , aan numa gelyk I A. En hoe veel gelukkiger zouden de Romeinen fpoedig geworden zyn , hadden zy na hem veele zodanige Koningen zien volgen ! tullus hostilius . kwam in nuP 4 ma's  23Ó tullus hostilius. ma's plaats ; doch met hem nam de Vrede des Ryks ras een einde. De Albaanen , één der nabuurige Volken in Italië , nydig zynde over de aangroeiende magt der Romeinen , werdt er aanleiding tot eenen zonderlingen Oorlog gegeeven , dat is, wyl er Roovers van weerskanten in elkanders Land gevallen waren , 't geen de bron des ontftaanen gefchils was , benoemde men Kampvegters aan beide zyden , om hetzelve te bjflisfen, te meer , om dat de twist over zulke kleinigheden hun te onaangenaamer viel , en veele Romeinen , door voorheen gcflooten Huwelyken , van de Albaanen afftamden. Laat my U verhaaien , hoe men ons het beloop des ftryds tusfehen de verkooren Kampvegters , in het aanzien der twee Legers met de Koningen aan het hoofd , heeft opgegceven. Ik ftaa er egter niet voor in , dat er geene verfierfels onderloopen. Aan de zyde van Rome verkoor men drie horatiussen , aan die der Albaanen drie kuriatien. De laatften verfloegen ras twee der drie eerften ; des er maar één hoRatxus ongewond overbleef. De Albaanen , zich nu Overwinnaars oordeelende , verhieven daarop een vreugdegefchrey. horatius zou ook omgekomen zyn , was er door hem geen list bedacht. De drie kuria- TIEf?  horatius overwinning bezwalkt. 1137 tien gewond , en hy , nog onbezeerd zynde , zo zette hy het op de vlugt , en zy hem na. Hem niet dan met ongelyke fchreeden en van elkander gefcheiden kunnende volgen , keerde hy zich , onverwagt, in den loop om, en verfioeg toen den eenen na den anderen. Dus kreeg Rome de oppermagt over Alba. horatius droeg den roem weg van dezelve zynen Vaderlande bezorgd te hebben. Dan , die Glorie werdt byster door hem bezwalkt ! Terug keerende , verhaalt men , ontmoette hy , in ééne van Rome's Poorten , zyne Zuster , die , verloofd aan éénen der verflagen kuriatien , deszelfs Krygsrok , door haare . eigen, handen gemaakt , en aan haaren aanftaanden Bruidegom gefchonken , nu in haars Broeders handen ziende , uitborst in een luid gefchreeuw , haars Minnaars Naam in eene hooggaande fmert uitgillende. Dit verdroot den trotfen horatius , die, meenende , dat elk hem pryzen moest, in eenen zo geweldigen toorn geraakte , om dat zyne Zuster eenen Vyand des Va-, derlands met zo luid beklag beweende , toevloog , en haar onder den voet friet. Om dit gruwelfluk doemden hem de Regters ter dood ; doch hy zich op het Volk beroepen hebbende, fprak dat , om deszelfs dapperheids wille , hem vry. De ellendige P 5 bc"  b3$ a n c u s m a r c i Ü S. behieldt dus het leven ; maar het wroegend geweeten , met verfchriklyke verwytingen hem plaagende over den moord , aan eene , onfchuldige , aan eene Zuster gepleegd , liet hem geene gelukkige dagen doorbrengen. Zo wrange vruchten plukt men toch van misdaaden ! Dus is het Ge¬ bied van Rome onder tullus uitgebreid. Hy verwoestte daarna Alba , om dat het zelve hem niet gaarn gehoorzaamde , en kastydde de Nabuuren, zo dra zy maar aan de Wapenen dachten. Eindelyk verliet hy zelf het leven. V. En het Ryk verviel .... aan wien? A. Het Volk en de Raad fchonkcn de Kroon aan ancus marcius, numa's Kleinzoon , Erfgenaam der groote en edele hoedanigheden zyns braaven Grootvaders. Deeze zorgde voor den Godsdienst; beyverde den Landbouw ; verfloeg de Latynen , die hem in zyne vreedzaame ontwerpen wilden verftooren; vergrootte Rome; maakte eene brug over den Tiber ; breidde zyne heerfchappy uit tot aan de Zee ; groef de Haven van Oftia ; en beteugelde het ongebonden Volk: groote diensten indedaad , vooral wanneer een Volk zich in de eerfte opkomst bevindt ! Vierentwintig jaaren ftonden de Romeinen onder het gelukkig beftuur van deezen Vorst. Welk een zegen! V.  TARQUINIUS PRISCUS. 239 V. Aan wien liet hy de Kroon? A. Tarquinius priscus , door ancus aangeftcld tot Voogd over deszelfs minderjaarige Zoonen , geraakte trouwloos , door fnoode kuipery , op den throon. Hy vergrootte den Raad der Romeinen , om zy. nen Voorftatideren eenige vergelding voor hunne tocgebragte hulp te gceven, en zyne eigen achting , te vermeerderen. Hy bouwde in liet vervolg een Renperk ; verfloeg de Latynen, Hetruriers , en Sabynen, die tegens hem opftonden ; Helde de plegtigheid der openbaare Zegepraalcn in , die daarna ten feberpen prikkel van edelaartigen nayver dienden ; en bouwde overheerlyke Waterleidingen, beftaande uit onderaardfehe Rioolen , zo hoog en breed, dat een gelaaden Hooiwagen gemaklyk daardoor kon heen ryden , om al het vuile Water der Stad, met andere onreinheden , door dezelven in den 'fiber te ontlasten. Verder veriierde hy Rome met Geregtshoven , met Schooien voor de Jeugd , en het Bygeloof deedt hem al mede eenige Tempelen bouwen , ten voedfel voor de Afgodery ! V. Welk een eerbied verdiende een zodanig Vorst niet , ten aanziene der eerfte . diensten ? A. En hoe weinig werdt zy hem, ten laat-  240 servius tullius. laatften , van eenigen gegeeven ! Omtrent tagtig jaaren oud zynde , werdt hy verraaderlyk vermoord door de Zoonen van ancus marcius , die met ongenoegen befchouwden , dat de Koning in den zin hadt servius tullius , een Latyn van afkomst , doch door tarquinius met eene vaderlyke tederheid opgevoed , en die zelfs 's Vorsten Dochter, tarquinia , ter Vrouwe gekrcegen hadt, ten throon te verheffen. Dit gebeurde egter , en servius regeerde met roem. Hy vermeerderde het getal der Tempelen , verwon 's Ryks Vyanden , cn, daar men gewoon was de te onder gebragten in het Romeinsch Gebied over te brengen , wies het getal der Romeinfche Burgeren zeer fterk aan. Hy verdeelde daarom de Stads Wyken in vier deelen, de Bewooners des platten Lands in vyftien , en het geheele Romeinfche Volk in zes Rangen. De Ryken liet hy veel, de Armen weinig opbrengen. Dan , de eersten deedt hy allc-jn eenig gezag hebben in de algemeene Befluiten , niet de geringen , wyl zy of minder doorzigt van zaaken hadden, of ligter omgekogt cn verleid konden worden. Ook verkoor hy de meeste Krygsknegten uit Burgeren, die akkers en goederen bezaten , verzekerd zynde , dat zy beter voor hun Vaderland zouden  tarquinius superbus. 241. den ftryden , dan die niets tc verliezen hadden. Voorts bcvondt hy , dat tagtig. duizend Man de Wapenen konden draagen; zodanig fterk was de Natie thans aangegroeid. Onder zyne Regecring werdt ook het lot der Slaaven verzagt; de Sabynen en Latynen voor altoos aan zyn gebied verbonden ; en Jaarmarkten ten nutte des Koophandels ingeftcld: des hy indedaad een beter lot verdiende , dan dour zynen Zoon cn Dochter,, een monster van godloosheid, vermoord te worden in eenen hoogen ouderdom.— Gy ziet hier iets zonderlings, naamelyk, dat dus lang alle Koningen der Romeinen groote Mannen waren , het geen niet weinig tot derzelver voorfpoed toebragt. Dan , vier van de zes werden fnoodlyk vermoord. Zo. ongelukkig was derzelver lot. V. Dus werdt de Kroon der Romeinen niet zeer begeerlyk gemaakt ! A. En evenwel waren er , die er naar hygden ! tarquinius superbus , of dc trotfe, dus bygenoemd wegens zynen opgeblaazen en hoogmoedigen inborst , was de fnoode Opvolger zyns braaven Vaders. Befmet met dit onfchuldig ouderlyk bloed, en dus op de fchandelykfte wyze ten throon gefteegen , regeerde hy niet beter. Men  24a regèering van tarquinius. Men zag eenen waaren Dwingeland daarop' zitten. Hy verdrukte het Volk ; maakte den aanzienlyken Raad magteloos ; bragt veele ryke Romeinen om hals ; floeg derzelver goederen aan ; ontzag geene Wetten ; dwong, . door list , bedrog en geweld , de aangrenzende Nabuuren zich aan hem te onderwerpen ; cn deedt voorts Rome kwynen en beeven. Veelen verlieten daarom de Stad , onder het uitbraaken van duizend 'vervloekingen tegens hem; en zy, die er in bleeven , fidderden dagelyks niet minder voor eene nieuwe woede. Eindelyk verwekte de fnoode aanflag van zynen Z^on sextus tegens de kuisfche lucretia eenen geweldigen toorn onder het Volk. junius , bygenoemd brutus , wiens Vader door tapquinius was omgebragt , maakte in deszelfs afweezigheid (hy belegerde toen Ariea) de Romeinen wakker. Zy maakten , zulk eenen Man , tuk op wraak , aan het hoofd hebbende, eenen opftand, verweezen hunnen Vorst en zyne Nakomelingen tot eene eeuwige ballingfchap , en afkeerig nu geworden van de Koninglyke Heerfchappy, beflooten zy deswege de Gemcenebest-Regeering weer in te voeren, redeneerende in deezer voege : „ Wy hebben Koningen verkooren , en hun gehoorzaamheid  VERDRUKKING. 243 •heid toegezegd ; maar zy beloofden ook ons volgens de gemaakte Wetten te zullen regeeren , ons te zullen befchermen , en fleeds gelukkiger te maaken: dan , in ftede van dit te doen , brengen zy onze rykffce Burgers omhals , en maaken de overigen tot Slaaven. Hun wil is de eenige Wet, welke zy volgen. Wy zyn gedwongen hun telkens te helpen, om Landen te veroveren , en hen daardoor magtiger tc maaken. Treffen wy eens eenen goeden Koning aan , onvoorziens komt er een Hout heerschzugtig Mm , Haait hem dood, cn zet zich zeiven , geholpen door Lieden , die alles om geld doen , op den throon. Der Koningen Zoonen onteeren onze Vrouwen, en de Vaders verdraagen dit in dezelven. Zy zyn goeds moeds , en wy lyden. Zy zeggen , de Goden te eeren ; maar zy worden daardoor van hunne wandaaden niet weerhouden. Zo is het ons gegaan , en zo kan het , loopt alles op zulke fchyven voort , meer met ons gaan. Dat wy dan denken, hoe wy, op eene andere wyze , volgens onze Wetten, gerust kunnen leeven ! De Koninglyke Heerfchappy eindigde voor altoos, en de VolksRegecring vervange derzelver plaats. " . . . . Daar hebt gy de wyze , op welke het Vorst-  244 vryheid der romeinen. Vorstlyk Bewind , na omtrent derdehalf hon* derd jaaren in wezen geweest te zyn, de bodem ingeflaagen werdt. — Gewis , zou Rome niet blyven een gering cn arm Ryk, de Regecring "moest veranderd worden. Voor 't overige, gy moogt tarquinius , in een zeker opzigt , met haatelyke koleuren dus afgefchilderd zien ; men moet hem egter , aan den anderen kant , regt doen , en pryzen wegens zyne zagtmoedighcid jegens overwonnen Volken ; wegens zyne edelmoedige mildaadigheid omtrent de Krygsknegten ; wegens de konst, om lieden in zyne belangen te doen overgaan; voorts wegens de openbaare door hem geftichtte Gebouwen , de ftandvastigheid in zyn ongeluk , en den langduurigen Oorlog , na zyne verftooting , zonder Ryk of Goederen , tegens de Romeinen gevoerd. Dit alles kert ons , dat hy , ofichoon in alles geen braaf Vorst , egter onder de veragtelyke Menfchen niet geheel geteld kan worden. V. Hoe was het , in al dién tyd, met de Romeinen gelegen ? A. Geduurende dien tyd , waren zy, in eenige dingen , vry fterk toegenomen. • Zy bevonden zich met de overwonnen Vyanden , welken zy dwongen hunne Vrienden  W ï E T £ S S C H i P P E !fi 245 den te werden , en welken zy ook onder zich aangenomen , of der Natie ingelyfd hadden , omtrent zevenmaal honderd dui~ zend Man llerk te weezen. Geen gering getal indedaad ! In Oorlogskunde en in Dapperheid zwigtten zy nu voor geen Volk in Italië. Hun Gebied, gelyk gy hoorde , was klein van omtrek , egter zeer wel ingerigt. Behalven den Akkerbouw hadden zy geleerd ook cenigen Koophandel te dryven op de Rivier den Tiber. Zy hadden egter weinig gelds ; en het geen er was , hadt men van Koper geflaagen. Daarentegen waren de Levensmiddelen goedkoop , cn wyl zy maatig waren, gebruikten zy ook geene Geneesmeesters. Van de Hetruriers hadden zy eene kleene kennis van Konsten gekreegen ; doch van Weetenfchappen verltonden zy niets. Zy verdeelden den Dag zelfs nog niet eens in Uuren, en verflondcn ook geen broodbakken , gebruikende • hun meel alleen, tot brypappen , en dergelyke toebereidingen. Des , begrypt gy., mangelde het hun nog aan veel doorzigt , voordeelen , en genoeglykheden des levens. Gelukkig is het , dat hy , die ze niet kent , ook niet bemerkt , hoe arm hy zy ! Wat zy wél begrecpen , was , onder anderen , het II. deel. q mis-  %\6 vryheid. misbruikt gezag van veele , en bet wél aangelegd Beftuur van weinige Koningen ; zo dat zy, uit dien hoofde , . zeer ernftig haakten naar de Vryheid , en die ook , uit dien hoofde, wederom geheel herilelden Dan laat ons hier een weinig uitrusten. ZEVEN-  ZEVENTIENDE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE der ROMEINEN. Regeering. Burgemeesters. Brutus. Ccllatinus. Brutus Zoonen. ■ Porfenna. Mucius Scevola. Dictator. Lartius. Poftliumius. Servilius, Valerius. Junius Brutus. Gemeensmannen. Bouwmeesters. Coriolanus. Cincinnatus. Wetten. Schatmeesters. Ca~ mülus. Galliërs. Appius. J'yrrhus. Duïlius. Regulus. Scipio. Fla~ minius. AciUus, Scipio. Popilius. Zedtn. Konsten. V raag. Zullen \vy nu voortgaan, om de Romeinen in den ftaat der edele Vryheid te befchouwen ? Antwoord. Hiertoe leidt ons derzelver Historie: des wy deeze Natie, yan brüQ a tüs  *4$ "sVOLKt V R Y H É I D. tus tot augustus , of van de oprigting des vryen Staats tot den oorfprong der Keizerlyke Regeering , dat is, van het 3475 tot het 3953 . jaar der Waereld, een Tydvak van byna zeshonderd jaaren , loopende tot den tyd van de Geboorte des Hcilands , moeten befchouwen. Dit is dus het tweede voornaame Tydperk in de Gclchiedenis der Romeinen. De oude historie zal er mede afloopen. V. Dit tweede Tydperk is , misfehien, niet minder aanmerklyk , dan het eerfte ? A. Dit deel der Romeinfche Historie is zeer fchoon , en verdient uwe naauwkeurige kennis. De onverwagte overgang uit de gehaate Dwingelandy tot de lieve Vryheid is zodanig groot , en maakt zulke diepe indrukken op elk braaf weldenkend Volk , dat er geen ander middel immer kan weezen , om den vervallen moed in hetzelve weer te doen herlceven, of fterker te doeu ontvlammen , en daarna aan te noopen tot roemrugtige Bedryven. Het kent dërhalven zo dra niet de zoetigheden der Vryheid , of het ftclt alles te werk, om zich in dien ftaat te handhaaven , waarin het oordeelt meester van alles te weezen. Een of ander heldhaftig Man behoeft dan flegts het hoofd op te fteeken. Hy vindt aanftonds een aantal na- vol-  REGEERING VAN TWEE MANNEN. 1^ volgers, en deezer drift flaat, vervolgens, ■eensklaps , van weinigen over tot de geheele Natie. Wy zullen deeze trekken wel ras in de Romeinen befpenren. Thans ontflaagen van de drukkende Heerfchappy eens Dwingclands , wilden zy egter niet zonder eene Overheid leeven. Dit kon ook niet. Men verlangde alleen maar onder eene zodanige te ftaan , die alles verftandig en regtvaardig mogt beftuuren , van welke ook haar gevoelen in de gewigtigfte zaaken des Vaderlands gevraagd werdt, en die nimmer in het byzonder zo magtig , vervolgziek of wreed kon worden , dat het geluk des Volks daardoor in gevaar geraakte, of verloeren ginge V. Hoe liep dit dan af? A. Zy beilooten de oppcrfte Magt , jaarlyks , in handen van twee verftandige braave Mannen te geeven , om te zamen te regeeren. De Koningen , dachten zy , zyn flegts , eenen korten tyd van hun leven , bezield met zugt tot roem ; daarna outftaan in hun andere hartstogten ; eindelyk wordt alles beflooten met vadzigheid: maar twee Hoofden aan liet roer der Regeering , jaarlyks veranderende , zullen , verre weg , meer yveren , om hun Ampt eerst met roem te bekeeden; en, om het daarna op nieuw weer te krygen, zullen zy Q 3 seea  • 250 BURGEMEESTERS. geen oogenblik ter verwervinge van andere Glorie laaten voorby gaan. Zy verkoorcn dan twee te neemen : want waren deezen aan het beftuur; dan kon één, al beftondt hy, gelyk een boos Mensch , weinig kwaads brouwen , noch gedugt worden : en waren zy beiden Deugnieten ; d.:n kon men altoos , in het volgende jaar, anderen verkiezen. Wat dunkt U van deezen vond der Romeinen ? Aan zodanige twee Regenten gaven zy den edelen naam van Confules , dat is in hunne taal , Mannen , boven anderen bekwaam, om wyze bcraamingen ten nutte huns Vaderlands te maaken. Zodanigen noemen wy thans Burgemeesters, Mannen, die hunne Medeburgers regceren , zynde , gelyk gy weet, de voornaamfte Overheids Perfoonen in eene Stad. — Dan die der Romeinen wa. ren grooter in magt , dan de onzen , om dat zy niet alleen over de Stad Rome , maar ook over alle Steden , Dorpen en Landen, den Romeinen toebehoorende , het bewind voerden. Zy waren in den Oorlog tevens de Bevelhebbers der Krygslieden. Men kan ze dan te regt noemen : Regenten van eenen korten duur met eene lepaalde magt. Zy konden toch in geenen deele alles doen , wat zy wilden; maar alleen het geen zy oordeelden by hunne Me-  BURGEMEESTERS. 251 Medeburgers te kunnen verantwoorden ; en moesten des ook altyd gereed Haan , om rekenfchap van de bediening huns Ampts te geeven. Kon men hen van wangedrag overtuigen, dan werden zy geftraft. De voorige Koninglyke Raadsheeren werden geenzins afgezet ; doch zy dienden , om , als Raaden en Medehelpers , den Burgemeesteren in alle beraamingen by te ftaan, en zelfs werden de overige Burgers van Rome , doorgaans het . Romeinfche Volk genoemd , daar by in getrokken , wanneer er over Oorlogen of Verbonden met andere Natiën ? over nieuwe Wetten , of over andere zaaken van groot gewigt moest beflooten worden. — Het beroemde Romeinfche Gemeenebest ontftondt uit deeze inrigting , welke een nieuw middel was , om Rome eenen hoogen trap van vermogen te doen bereiken. Het getal deezer Burgemeesteren , die , jaar om jaar , werden aangeftcld , nam door den tyd zodanig toe , dat er weinig Ryken zyn geweest, die zulk een groot Lichaam van aauzienlyke Mannen konden aantoonen ; en geen Land , waarin Burgemeesters regeerden, werdt immer zo groot, als deeze Staat. Hierdoor kon één of meer de overigen , op geene onregtvaardige wyze , onderdrukQ 4 ken ;  Z$l SRUTUS. COLLATINUS. ken; en niemant van hun allen was van de waarneeming der Wetten ontflaagen. V. En wie werdt toen de eerfte Burgemeester der Romeinen ? A. De verfchuldigde Dankbaarheid drong hen brutus eerst tot die waardigheid te' verkiezen , dcwyl die hen hadt aangenoopt en geholpen , om zich van de ondraaglyke Heerfchapoy eens Dwingelands te ontdaan. Zy gaven hem daarop collatinüs , eenen anderen wélgczinden Burger , tot Amptgenoot. Deeze waren de twee eerfte Burgemeesters der Romeinen. Beiden toonden wel dra hun Vaderland, meer dan zich zeiven , te beminnen. De verdreeven Koning tarquinius woelde intusfchen niet weinig, om weer voet in Rome te krygen. Eenige aanzienlyke Jongelingen, waar onder ongelukkiglyk brutus beide Zoonen waren , beloofden hem te zullen helpen. Wie zou dit ten deezen tyde verwagt hebben! Maar zo gaat het. Wanneer jonge Lieden , te vooren gewoon een losbandig leven te leiden , zonder daarover van den Koning geftraft te worden ; doch nu, wanneer de vcrtreeden Wetten meer , dan gunst en inwilliging , gelden , ongezind blyven tot verbetering , zo hollen zy fteeds voort, en fpannen dan "iet zelden te zamen aan met de  zoonen van brutus. 255 ée Vyanden der Orde : maar dan hebben zy ook de geweldige gevolgen hunner onbedagtzaamheid te vreczen, die meestal niet lang agterblyven. De voorgenomen aanflag van brutus Zoonen werdt ontdekt, en zy, op de markt , voor het Geregt gebragt. brutus , de Burgemeester, ondervraagde zelf zyne Zoonen , en de overige Aanhangers, aan paaien gebonden, of zy iets tot hun* ne verdediging hadden in te brengen ? Zy konden niet antwoorden ; maar weenden. Toen fprak de beklaagenswaardige Vader her doodvonnis over hen uit , en beval den Geregtsdienaaren de ftraf aanftonds uit te voeren. Het Romeinfche Volk verfchrikte daarover. Veelen, collatinus zelf, weenden uit medelyden. Maar brutus oordeelde, dat hy hier geen Vader, maar Regter was , en dus dat de Ouderlyke Liefde hier niet mogt gelden. Een erbarmelyk Schouwtooneel ! Het Kwaad kon anders met wortel en al niet uitgeroeid worden. Hadt hy, als een week Vader , hun Yerfchoond ; men zou hem, als- een partydigen en onregtvaardigen Regter, gelaakt hebben. En hadden zyne Zoonen de bovenhand verkreegen , Rome en hy zouden er gevoel van gehad hebben Hoe ongelukkig is het voor Ouderen , wanneer Kinders hen tot 3ulke engten bïengen , dat de Wet en Q S het  «54 BRUTUS. TARQUINIUS. het Staatsbelang de natuurlyke Liefde of het Mededogen de handen binden! Na de ftrafoefening verliet hy aanftonds de treurige Geregtsplaats. Toen zag men, dat hy waarlyk ook Vader was , en geen verhard gemoed omtrent zyne Kinders hadt. Hy ging naar huis , om zyn ongeluk in ftilte te beweenen. Hierna fneuvelde hy in eenen veldflag tegens aruns , tarquinius Zoon, die zyns Vaders belangen onderfteunde. Dit bragt 's Mans tydelyken rouw ten einde. De Romeinen betreurden billyk brutus dood. Men deedt eene ftaatlyke Lykrede over hem. De Romeinfche Vrouwen zelve droegen , een geheel jaar lang , rouw over den gcfncuvelden Burgemeester. V. Bereikte tarquinius , na het mislukken deezes aanllags , zyn oogmerk niet , door een ander middel ? A. Toen hy deeze pooging zag mislukken , wendde hy het gewis over eenen anderen boeg. Hy overreedde porsenna , eenen magtigen Vorst der Hetruriers, hem met een fterk leger by te ftaan , om den throon te herwinnen. En Rome was mogelyk toen verlooren geweest , hadt niet horatius cocles met eene ongelooflyke dapperheid zo lang eene Brug tegens den Vyand verdeedigd , tot dat ze agtcr hem afgebrooken was ;  mucius scevola. porsenna. 255 was ; waarna hy in de Rivier fprong , en , gelukkiglyk behouden , tot de zynen aankwam. De Stad werdt toen geheel omringd en benaauwd. Een Hongersnood ftondt er toen te dugten. mucius scevola , een grootmoedig Jongeling , verkoor , om alles te behouden, zyn eigen leven in de waagfchaal te zetten. Hy ging ter Stede uit; drong onbekend door porsenna's Leger om hem te dooden ; kwam tot aan de Koninglyke Tent; zag daar eenen pragtïg gekleeden Man zitten ; en meenende , dat hy den Koning ware , trok zynen dolk ; vloog toe ; en doorftiet hem. Welk een ftout beftaan ! Dan , hy hadt zich vergist. De gedoode was 's Konings Schryver of Rentmeester. Op de heete daad gevat, beleedt hy , onverfchrokken , gekomen te zyn, om porsenna het leven te bencemen, met byvoeging , dat, hoewel hem dit nu mislukt was', de Vorst den dans niet zou ontfpringen , alzo er driehonderd Romeinfche Jongelingen zich ten zelfden einde verbonden hadden. Zulk eene ftoute daad en zodanige openhartige taal verfchriktcn porsenna. Hy fchonk , cdelmocdiglyk, mucius het leven , en der Stad den Vrede. Gelukkige Verlosfing voor de Romeinen i V. Toen zy dus den Vrede kreegen, konden zy adem haaien. A.  S5<5 TREDE. OORLOG» A. Hadden zy dit maar gedaan ! Telkens waren zy in gefchil met de naast woonende Volken , het geen zy toen , en lang daarna , nog beminden , wyl de gesneenen onder de Natie , geduurende zulke twisten , het klaagen vergaten. Maar, men •houde dit voor een ongefchikt geneesmiddel ! Ook was de Oorlog hun aangenaam , om dat zy, zonder handel en konsten zynde , niets hadden , om zich te verryken , dan door den verkreegen buit. Deeze werdt verdeeld onder de Krygsknegten, en de gewonnen Landen verkogt , of onder de behoeftige Burgers uitgedeeld. En wyl geen Burgemeester eene Zegepraal , dat is , in eene openbaare Zegeftaatfie binnen Rome te komen , vergund werdt , als er niet eene groote Overwinning behaald ware ; zo tastte men altoos den Vyand heviger aan , en de dapperheid gaf, dat men de overhand verkreeg. Dus geduurig in den Kryg te leeven , deedt hen ilerk in deszelfs kennis vorderen. Men maakte ook geenen Vrede , zo men niet overwonnen hadt ; en , hadt men veel in den Oorlog geleeden, men eischte dan zo veel te meer van de overwonnen' terug, 't Kon intusfehen hun niet wél misfen allerwege meester te blyven : want de Toscaanen waren door hunne rykdommen en weelde verwyfd geworden,  K.AADSHEIRLYKEN. 257 den , en de Tarentynen, Capuaanen en Cainpaniers kwynden. Alleen waren de La'ynen , Sabynen , Equen en Voljcen oorlogzugtig. Deezer Landen omcingelden dat der Romeinen, doch zy leeden telkens door hen afbreuk. • V. Alles liep hun daar voor den wind! A. Ja , doch maar in fchyn : want , hoewel zy telkens Overwinnaars waren, en uitgebreider Landen in bezit kreegen, fmeulde er iiitusfchen een inwendig vuur, welk kort daarna in volle vlam uitbrak : naamelyk, de Raadsheerlyken (Mannen , zo genoemd , om dat ze van de oude Raadsheeren afilamden) wel verre van te weezen , het geen zy in vroege tyden waren , of het geen zy indedaad moesten zyn , ik meen , Vaders des Volks, zogten thans over hetzelve den baas te fpeelen. Dit was een groot kwaad , het geen treurige gevolgen hadt. Zy bekleedden nu alle openbaare Ampten, en kogten telkens meer en meer Landeryen ; terwyl de geringe Burgers zich, jaarlyks , van wapenen en levensmiddelen moesten voorzien , en daarenboven te velde trekken. De buit, dien zy dan kreegen , maakte de gedaane kosten niet goed ; des zy in fchulden vervielen , en met hunne Huisgezinnen zeer verarmden. En zy, die geld tot zulke uitrustingen hadden opgefchoo- ten 5  253 appius claudius. lartius. ten , mogten (dit was het ergfte) , in zulke omftandigheden , met deeze ongelukkigcn , naar welgevallen , omfpringen. Een groot aantal van Burgeren, in deeze ellende gedompeld, weigerde eindelyk ten oorloge te trekken , eer hunne fchulden waren kwyt gefcholden. De Raad , dit verneemende , nam de zaak in overleg, appius claudius kantte zich met ernst tegen 's Volks eisfchen; maar het zelve bleef halftarrig op zyn ftuk ftaan. Geen middel bleef er dan, meende men , overig , dan dat van het zelve te misleiden. Voorzeker, eene ongelukkige trek der Staatkunde , waar men ze ook gebruikt. Men floeg dan de aanftelling voor van eenen zo genoemden DiStator ; een Overheids Perfoon , die alle gezag in handen zou hebben , en van wiens vonnis men zich niet hooger zou kunnen beroepen ; doch die zou flegts voor eenen zekeren tyd regeeren. Het kortzigtige Volk , deeze ftreek niet begrypende , zo werdt die Bediening vast gefteld , en lartius verkoorcn. Deeze tastte door , en dempte den woelenden opftand. Na hem benoemde men postiiumius tot Dictator, die titus en sextus , Zoonen van den verdreeven Koning tarquinius , te beftryden hebbende , dezelven in eenen Veldflag by Regillus de neerlag gaf, en zelfs doodde. Dus r  tarquinius. verdrukking. 25O Dus vestigde hy het Romeinsch Gemeene- best op eenen vasten grondflag. tarquinius, de Vader , door ouderdom en rampen afgefloofd , ftierf te Cuma in Ccempanie, ondervonden hebbende, hoe ligtlyk de Heerschzugt iemant ten val kan brengen, en hoe moeilyk , of liever hoe onmooglyk het dan zy, zich weer op te beuren en te verheffen. Dit is een ftuk , waarop hoogmoedigcn , in weerwil van zulk eene gevvisfe Ondervinding , nog ongenegen blyren te letten. V. De Verlosfmg van deezen ouden Yyand gaf zeker ruimte en rust aan Rome? A. Voornaamlyk gaf zy ruimte en rust aan de Raadsheerlyken , die nu, niet meer bedugt voor tarquinius , hunne geweldenaaryen verdubbelden. De Schuldeifchers iprongen deeriyk om met de onmagtige Schuldenaars. 't Volk morde. Toen verfcheen er een Grysaart, uit de gevangenis gebrooken , nog met ketenen belaaden , uitgehongerd en ongehavend, op de markt. Hy vertoonde de lidtekens der wonden , in agtëntwintig veldtogten dapperlyk ftrydende , ontvangen. Hy klaagde , dat, hem alles door de Vyanden ontnoomen zynde , hy gedwongen was geweest Schulden te maaken ; en dat hy zyn vaderlyk erfgoed reeds verkogt hadt , om er een gedeelte van  *60 servil1us. valerius. van te betaalen. Hy jammerde, om dat zyn Schuldeifcher hem en zyne twee Kinders uit zyn huis gefleept , {breng gcgeesfeld , en daarop in den kerker geworpen hadt; ook toonde hy de nog roode flriemen der ontvangen Hagen. Dit aandoenlyk gezigt trof het Volk. De Raad vergaderde daarop. appius wilde niets toegeeven. Staande deeze gefchillen trokken de Volfcen, een Volk van Italië , tegen de Romeinen op. servilios , de Burgemeester, van eenen inneemenden aart, het dreigend gevaar ziende , gaf den Volke goede woorden , wekte de Liefde voor het Vaderland daarin op , trok toen naar buiten , en verfloeg de Volfcen. Dit volbragt zynde , drong men aan op de voldoening der beloften, door servilius gedaan. De Raad bleef, ongeacht alle vertoo'gen , de ftrengfte zyde houden, appius onderfteunde denzelvcn daarin. De Sabynen , die onlusten verneemende, en zich dezelven ten nutte wiilende maaken , verwekten eenen opftand tegens de Romeinen. In die wanorde werdt valerius Ditüator. Met goede woorden moest hy het Volk overhaalen, om zich tegen de Sabynen te weer te (tellen. Dit gelukte. Men volgde hem dan , en hy ver» floeg toen deeze aanvallers. Daarop vorderde hy van den Raad het te niet doen der  Oproer te rome. z6l der fchülden; maar ook deeze pooging des braaven Mans was* vruchteloos. Toen barstte het uit tot een . openbaar oproer. De Krygsknegten trokken uit naar den zo genoemden Heiligen Birg buiten Rome; want men wilde , riepen zy , liever elders lceven , dan in eene Stad woonen-, waarin men zo verdrukt werdt. De Raad zag nu, doch te laat , zyn gehouden verkeerd gedrag , en de Ryken moesten erkennen , dat zy de armen niet konden misfen.' Was , onder dit oproer, een vyandig Volk ter baane gekomen , Rome was verlooren geweest. In de Stad bevonden zich alleen de vermogende Burgers , die goed en leven zouden kwyt geworden zyn. De min bezittende , en alle de Krygsknegten, die voor de Ryken niet wilden vcgten , waren daar buiten. Hoe zou dan Rome in zulk eenen toefbvnd zich hebben kunnen verdedigen ! V. Hoe liep dit af? A. Niets heilzaams fchoot er overig , dan een onderling Vergelyk aan te gaan De zeer benarde Raad zondt1 dcrlialven drie Gezanten aan de misnoegden , en beloofde de Schulden te zullen te niet doen ; maar junius brutlis , als een ander Redder van 's Volks Vryheid , zich ffellende aan het hoofd der Schuldenaaren , die zich de geil, deel. R. zegde  SÓ2 verandering in 't bestuur. zegde voorwaarde nu zouden hebben laaten welgevallen , nep , dat • men meer moest hebben , om, in het vervolg , zeker te weezen tegen 'de trouwloosheden des Raads: Hy eischte Volks - Overheden. De verlegen Raadsheeren zagen zich genoodzaakt zulken toe te ftaan. Men verkoor daarop eerst vyf, naderhand tien zo genoemde Gemeensmannen. (Tribuni.) Deezen zouden niet in den Raad verfchyncn , dan op bevel der Burgemeesteren; doch elk hunner kon zich tegens de befluiten des Raads aankanten , behoevende in dat geval niet meer te zeggen dan : ik verbiede het ! Dit, dacht men, kon het Beftuur in een zeker evenwigt houden , en tot veiligheid van het gemeene Volk verftrekken. Deeze Mannen, gelyk men zonder veel moeite kon vooruitzien , misbruikten wel dra hun gezag ; doch , voor het Volk yverende , behoedden zy egter hetzelve tegen alle verdrukkingen. Zy vorderden, na deezen gedaanen ftap , nog twee Mannen tot hunne onderfteuning, om mede opzigt te hebben, welken men Bouwmeesters QMdiles) noemde. Deezer aanftelling , en het kwytfcheldeu der Schulden bragtcn daarop alles tot eene gelukkige rust. V. En deeze bleef toen op vasten voet ? A.  CORIOLANUg. 263 A. Niet lang! De Adelregeerïng is toch, volgens de ondervinding aller tyden , de hardfte van allen. 't Verdroot den Raadsheerlyken, dat zy hunne geringe Medeburgeren , hoewel Lieden zo goed als zy , en dikmaals beter , viyheden moesten laaten genieten , en dat deeze zelfs magtige Befchermers tegen alle geweld hadden gekreegen. De Gemeensmannen lieten daarentegen niets na , om hun gezag uit te zetten. Onder dezelven was junius brutus , thans Bouwmeester , niet de traagfte. Doch cajus marius , een jong Edelman , aan wien men de laatfte overwinning op de Voljcen, onder Burgemeester cominius behaald , toefchreef; die ook derzelver Hoofdftad Corioli bemagtigde, en den naam van coiuolanus , hem door de Krygsknegten gegeeven , hooger fchatte, dan de aangebooden gouden Kroon met een tiende deel van den buit : deeze cajus , of nu coriolanus geheten , begon thans te fpreeken van 's Volks Vryheden weer te ontneemen. Dit mishaagde , en maakte hem zelfs zo gehaat , dat het Volk hem voor altoos uit Rome bande. Niets dan wraak daarop blaazende, vertrok hy , en ging over tot de Volfcen , Rome's oude Vyanden , hen aannoopende tot eenen nieuwen kryg met de Romeinen. De eerften , ras ingeR 2, nc-  SÖ4 CORIOLANUS. nomen door den jongen Held, gaven hem gehoor, en fielden hem zelfs aan tot Opperbevelhebber over hunne benden. Met deezen trok hy op I naar Rome , en benaauwde de Stad zo zeer, dat men zich met hem moest verdraagen. Dan zyne Voorwaarden waren dermaate hard , dat men , van den anderen kant , er niet toe kon overgaan. Toen men alles verloeren rekende , zogten de Priesters den misnoegden Held ter neer te zetten ; doch vruchte1, ,os. Eindelyk ging veturia , coriolanus Moeder , met zyne Vrouw cn Kinderen , naar 's Vyands Legerplaats , om hen tot het neerleggen der wapenen te beweegen. Zy vielen hem te voet, en wat te vooren goede Woorden niet konden uitwerken , dceden nu Traanen en Gebeden. Het onbuigzaam gemoed des Helds werdt week, cn riep uit: Rome- is behouden , maar uw Zoon verkoren ! Daarop deedt hy de Voljcen aftrekken , die hem vervolgens, gelyk fommigen zeggen, deswege om hals bragten ; hoewel anderen hem eenen hoogen ouderdom toefchryyen , ljeeyende fteeds in ballingfchap , zich altoos dc verbanning uit zyn Vaderland beklaagende. " V. Maar bleef Rome indedaad , volgens coriolanus zeggen , behouden ? A. Het bleef .behouden ; maar de Onec- nig-  QUINCTIUS CINCINNATUS. 2Ö5 nigheden volduurden ongelukkiglyk , en braken telkens weer uit. Beide partyen droegen er de fchuld van. Elk wilde regeeren. De arme Burgers eischten eene uitdceling der Landen, die men den Vyanden onophoudelyk ontnam. Anderen liepen gaarne ledig. Men klaagde , dat de Raad het Volk benydde. De Gemeensuiahneri ftookten de twisten aan. Ten algemeenen gelukke waren er altyd , byzonder onder de Raadsheeren , fchrandere Mannen, waare Liefhebbers huns Vaderlands , die de gefchillen tydig wisten te dempen. Oorlog en Landbouw leidden ook telkens min of meer de zinnen af. En daar men nog maatig leefde , weinig gclds hadt, en geene pragt kende , werden de oneenighcden niet zo gevaarlyk , als zy anders voor het Gemeenebest zouden geweest zyn. Eén voorbeeld kan dit ophelderen. By- eenen deezer onlusten oordeelde men best , de hooge waardigheid van Burgemeester aan quinctius ciNciNNATUs op te draagen. Men zogt dien Man , en vondt hem ; maar niet in een overheerlyk Paleis: want zulke Huizen waren er toen niet te Rome , zelfs was de Stad niet eens beftraat ; maar men trof hem daar buiten aan, leevende in een hutje, en ploegende nu zyn eigen akkertje. Daar ontving R 3 by  2.66 CINCINNATUS NEDERIGHEID. liy ("dit wil nog al iets zeggen) de Ge zanten des Romein/eken Raads, en hoorde den voorflag. Aanftonds liet hy het kouter niet vaaren , om met groote vreugd dien hoogen post te beklimmen. Neen 1 hy bedacht eerst , of hy zyne rust daarvoor wilde opofferen. Een zeldzaam beraaden ! Eindelyk drong hem de Liefde voor het Vaderland tot dit befluit. Maar , het jaar zyner bedieninge ten einde zynde, lag hy zyn Ampt neder , en ging weer naar het land. Toen er daarna een ' ander gevaar opkwam, befloot men de nog hoo« gere bediening van DiÏÏator hem op te draagen. Hy nam die wel aan ; doch den begeerden dienst verrigt hebbende , ftondt hy dezelve, op den zeitienden dag na de aanvaardinge , weer af, en keerde , ook toen, tot den Landbouw terug. V. ö Welk eene fchuiiende bekwaamheid in een' uiterlyk zo geringen Man ! Welk een doorluchtig voorbeeld van vrywillige nederigheid, van verlcchende grootheid, cn van liefde voor het Vaderland ! Hadt Rome zulke Mannen , dan moest het wel worden, het geen het geworden is. Vóór of na hadt men mogelyk nooit zulke braave Voorbeelden ! A. Het eerfte wil ik U gaarne , maar het laatfte U zo ligtlyk niet toegeeven. In  groote mannen. 267 In het flot der Historie zult gy anders hooren. Nu laat ik U dit Volk maar uiterlyk bezien , dan zullen wy de diyfveeren hunner daaden befchouwen , en die groote Romeinen zullen in uw oog vry wat daalen. Maar zo dit niet genoeg is , laat my er dan. byvoegen , dat wy hen wegens hunne groote Mannen niet te zeer moeten verheffen. Zy ftaan hierin andere Volken gelyk. Geene Natie is er geweest, of zy hadt haare groote Mannen. De Voorzienigheid van God , die ze hun gaf, heeft hierin altoos haare gewigtige redenen gehad. Zy voerde daardoor groote daaden uit ten nutte der Volken. Zy leerde tevens daarin treffender , dat het Beftuur der Waereld in Gods handen ftaat : want zy zeiven , die eene Voorzienigheid gelooven , erkennen duidelyker dezelve , als er iets ongemeens door eenen grooten Man- Verrigt wordt, dan in den eenparigen zagten ftillen voortloop der Godlyke Regcering. In gewoone gevallen is zy egter zo wel als in anderen; doch wordt er naamvlyks in opgemerkt , dat men alleen aan de dwaasheid , aan de valfche begrippen , of aan de onaandachtigheid der Menfchen moet toefchryven. V. Gy weet egter, mogelyk , vóór of na cincinnatus , geen dergelyk voorbeeld ? R 4 A.  2ös gideon. cincinnatus. A. Ja wel! My fchiet nu allereerst te binnen één uit het Joodfche Volk , dat anders , by veele onverftandigen in eenen kwaaden reuk ftaat , en voor zeer driest pn flegt gehouden wordt. Ik denk aan gideon , en wil hem tegen uvVen ciaxinnatus monsteren. Uit een Geflagt , het geringde van den gehceleii Stam , gefprooten , en Hy zelf, de nederigfte in hetzelve , werdt een Redder zyner Natie. Door eene fraaie krygslist, flegts met driehonderd Mannen , gelyk gy weet , een groot Leger der Midianüm, verflaagen hebbende (het geen hem in ons oog al zeer hoog doet ryzen) wilde zyn Volk hec hoogde Ampt , tot erkentenis zyner dankbaarheid voor de beweezen verlosfmg, aan hem fchenken : men wilde hem R.egtcr over het geheele- Volk maaken en zelfs zynen Zoon cn Kleinzoon tot zyne Opvolgers benoemen. Maar was hy toen minder dan uw cincinnatus , daar hy , te vrede met het geen hy verrigt hadt, 'deeze aanbieding edelmoedig van de hand wees ? Hy kon zich zelvcn en zyn Geflagt groot gemaakt hebben; maar hy was ongevoelig voor die eer en dat gezag , hoe zeker het anders is, dat Menfchen van eene laage geboorte zich gaarne willen verheffen ; cn , komen zy eens tot een  GIDEON. WETTEN. üöp een beftuur , dat altyd voor zich begeejen te behouden. Zo groot als uw Romein is gideon ten minsten in zyne weigering, en nog grooter door de taal, die hy er op liet volgen : de Ileere zal over u heerfchen. Richt- VIII. 23- V. Gy hebt my overtuigd ! . . . . Maar hielden de twisten op , na cincinnatus bedryf, onder de Romeinen? A. Dit kon niet wél : want, nadien er byna driehonderd jaaren , zints Rome's bouwing, verloopen waren, en men nog maar weinige Wetten hadt, die vcelen zelfs niet eens kenden, en welke daarenboven niet van eene algemeene nuttigheid waren: nadien ook fommige Regters die Wetten ^ naar hun welgevallen , verklaarden ; zo konden de Burgers niet altoos regt wecten, wat al of niet geoorlofd ware , of waarop al of geene ftraffen ftonden. Dit is een geweldig ongemak in eenen Staat. Des begeerde men te regt meer en duidelyker Wetten. Wanneer nu de Raad geen einde der Gefchillen zag , en zelfs eenen volflagen ondergang des Gemeenebests daardoor dugtte ; zondt men drie Gezanten naar Athene, om de aldaar ingevoerde beste Inftellingen te verzamelen.. Dus gingen de Romeinen by de Grieken ter fchoole. De Gezanten terug gekeerd zynde , benoemde r 5 men  s-o romein sche wetten. men tien Mannen in flede van Burgemeesteren , om uit de mede gebragten een Opftel van Wetten te maaken. Spoedig werdt dit werk verrigt. De verkooren Wetten , op tien eikenhouten Tafelen gefneeden , Helden zy in het openbaar ten toon, de Burgers noodigende , om ze te on 'erzoeken, en hunne bedenkingen daarop voor te draagen. Men hadt er niets tegen in te brengen. De Raad en het Volk keurden ze des voor goed. Toen graveerde men ze in twaalf metaalen Tafelen , die plaatzende op de openbaare markt, waarby men , in het volgende jaar, nog twee anderen voegde , te zamen geheeten de Wet der twaalf Tafelen. Dus kon ze elk Romeinsch Burger leczen , en niemant zich wegens onweetenheid verontfchuldigen. V. Waren die Wetten in alles goed ? A. Wy hebben er flegts eenige weinige brokken van behouden, waaruit men kan zien , dat zy ten grondflage van het openbaar en burgerlyk Regt der Romeinen dienden, cicero, een zeer bekwaam Oordeelkundige , heeft ze zeer gepreezen , en het is bekend, dat ze , na de gemaakte vermeerdering , door de bewilliging van den Raad en het Volk , vooral toen Ronu's gebied weer de gedaante van een Koning- of , Kei-  romeinsciie wetten. 271 Keizerryk ontving , zulk een aanzien in de Waereld - verkreegen hebben , dat ze , nog hedendaags, in veele Landen van europa zelfs in ons Vaderland , in zo verre gelden , als dc zeer veranderde inrigting van Ryken , Staaten en Provintien zulks veroorloven. V. Wat behelsden de Wetten der twaalf Tafelen ? A. Zy fchreeven voor , hoe te bandelen ten aanziene van vertrouwde Goederen, Schulden , Huwelyken , Erfcnisfen , Voogdyfchappcn , Bezittingen , Magt der Ouderen over de Kinderen , het geeven van Getuïgenisfen , het fteelen , het behandelen van Slaaven en dergelyken, waarvan men veelen wel goed kan noemen ; doch anderen zyn met de billykheid en het waare Regt niet wel te vereffenen. Die van het verkorten der Pleidooien was , onder anderen, zeer loflyk. 's Morgens moest de Regter kennis van zaaken neemen ; maar vóór Zonnen ondergang uitfpraak doen. Mogt dit ook overal onder ons plaats hebben ! De tyd daarvan is ' naderhand wat ruimer genomen , om dat fbmmige Regtszaaken vart ingewikkelder aart waren, en zo fpocdij niet konden afgedaan worden. V. Dus hadden de Romeinen hunnen wensch ! zy hadden nu eindelyk wetten ! A.  274 SCHATMEESTERS." A. Hadt men maar tevens de overtreeding der Wetten kunnen voorkomen ! De tien Mannen , die ze opgefteld hadden , waren de eerfte , welken dezelven ftoutmoedig fchonden. Hoe flegt was dit Voorbeeld ! Dan , ze werden ook even daarom afgezet , en geftraft ter algemeene leeringe , dat de voornaamften , zo wel als de geringften , aan de Wetten moeten onderworpen zyn. Niet lang daarna , toen men bedacht , dat er, zints zeventien jaaren , geene Volktclling gedaan ware , het geen met de goede orde ftreedt, befloot men , behalven de jaarlykfche Burgemeesters , nieawe Overheids-Perfoonen aan te ftellen , Schatmeesters (Cenfores) genoemd, die tocverzigt op de Zeden , op de Schatting der Burgeren , en op de openbaare Gebouwen zouden hebben. Eene Bediening , in den beginne wel zeer gering , doch die met den tyd zodanig in gezag toenam , dat ze byna het Burgemeesterfchap evenaarde. Dan, om der waarheid hulde te doen , moet men erkennen , dat een gedeelte van Rome's Grootheid aan deeze Inftelling moet toegefchreeven worden. Meer Volken hebben toch het hoofd moeten onderhaalen door het bederf -der Zeden , dan door het fchejjden der Wetten. Deeze Waarheid valt treurig ; doch ze moet,  VERANDERING IN DEN KRYGSDIENST. 2?3 moet , ter waarfchouwinge der Natiën, erkend en openlyk beleeden worden. Dus waren deeze Mannen beftemd , cm de heillooze befmetting der Ondeugd van de Romeinen tydig af te weeren. V. Werdt daarop hunne Rust en Geluk gebooren ? A. Neen ! Rome bleef door Onlusten van één gereeten.- Men kwam egter tot het nuttig befluit , om voortaan bezolding aan de Krygsknegten te geeven, en hen niet langer op eigen kosten te laaten teeren , gelyk zy maar al te lang gedaan hadden , zynde elk Burger, des noods, te vooren verpligt geweest, zyn Vaderland met de wapenen te verdedigen , het geen lang de bron der fchulden en oproeren was geweest. Dit geviel den Krygsknegten zeer wél , vooral toen de Raadsheerlyken beflooten edelmoediglyk te handelen , en zelve tot dat einde groote fommén op te brengen. Dit was ook zeer billyk. Men zag er goede gevolgen op : want het lag den grondflag tot groote .Onderneemingen. —— De Oorlogen , die tot hier toe flegts beftaan hadden , in ftrooperyen op den vyaudelyken bodem , of in Veldflagen , die weinig beflisteu , 'dewyl de Krygsknegten , alles verteerd hebbende , naar huis moesten keeren ; zo kreegen zy in het vervolg eene  274 camillus daaden. eene andere gedaante , toen men , naamelyk , beïloót hun foldy te geeven. Dus kreeg men eindelyk Soldaaten. V. Wat voerden de Romeinen nu uit met hunne Soldaaten ? A. Zy ondernamen de Hetrurifche Stad Ve)i, niet ver van Rome gelegen , te belegeren. Veele dingen liepen te zamen , die dit beleg lang deeden duuren. Eindelyk koos men den edelen camillus tot Ditlator , die , den grond der Stad ondergraaven hebbende , dezelve , na een bele» van tien jaaren, innam, laatende fommigen zyner Soldaaten de muuren beklimmen, en anderen door den onderaard fch en weg in de Stad komen. Hy gaf ze hun daarop ter plonderinge over, het geen zyne Krygsmagt , zo wél beloond, ongemeen deedt aanwasfen. Camillus verrigtte meer groote daaden, weshalven hy zeer verdiende van allen hooglyk vereerd te worden , 'te meer , daar hy veele duizenden der zynen , door den buit der Vyanden , hadt verrykt , en dus den Soldaat aangemoedigd, en beloond. Maar de riyd , die op geene andere dan op groote Mannen aanvalt , begon hem thans ook te beftooken. Men befchuldigde hem zich zeiven ryk gemaakt te hebben. Voor deezen opkomende"} onweerftaanbaaren ftorm oordeelde hy,  camillus. galliërs. hy , verftandiglyk , eenen tyd lang te moeten zwigten. „ Ben ik , zeide hy , by het verlaaten zyns Vaderlands , onfchuldig ; dat myne Burgers dan wel dra naar my verlans-en ! " Ras gebeurde dit ook. Men merkte toch , dat men geen' tweeden camillus hadt. ... Uit dit voorbeeld ziet gy, dat Mannen van uitfleekende verdiensten in de oude Gemeenebesten, (an waarom zal men er ook niet byvoegen in de nieuwe en laatere ?) vaak ten doele der Vervolginge geftaan hebben. Een oud Romein heeft dit reeds gezegd , en wy hebben bet ook dikwerf ondervonden. V. Dus dringt de Nyd de groote Mannen om te vertrekken ; hun Deugd doet derzelver gemis bejammeren; en de Nood naar derzelver wederkomst verlangen ! A. Ja ! Gy merkt dit zeer wél op , en het hadt ook hier volkomen plaats : want de Galliërs , Bewooners van het zo genoemd Celtisch Gallie , gelegen tusfchen de Rivieren de Seine en de Garonne , en zich tot de Alpen uitftrekkende , trokken nu op , om zich diep in Italië neer te zetten. Dit baarde aanftonds eenen Oorlog ; maar de Romeinen, geenen camillus aan het hoofd hebbende ,. werden niet alleen door de Galliërs geflagen ; maar Rotr.t zelfs ingenomen , gepionderd en verbrand ;  276 CAMILLUS. GALLIËRS. brand ; terwyl de overgebleeven fixydbaare' Mannen in het Kapitaal (een verfterkt Slot der Stad , op eenen Berg gelegen) de wyk genomen hadden , en hetzelve tot het laatst verdedigden. V. Hoe liep toch dit af? A. In dien prangenden nood wist men geene andere tocvlugt , dan tot den verbannen camillus te neemen. Men badt hem te willen weêrkeeren , pm zyn ellendig Vaderland te verlosfen. De braave Man, het aangedaan ongelyk grootmoedig vcrgeetende , gaf gehoor en kwam terug. Door zyne bemiddeling werdt er een zoen met de Galliërs gemaakt , die de Stad ruimden , en aftrokken , om hunne eigen bezittingen ,' door de Veneten aangerand , te befchermen. Dit gaf aan Rome eene verademing. Maar de Stad was zodanig geteisterd , dat men fprak van eene andere ter woonplaatze op te zoeken, camillus was hier tegen. Hy bragt het zo verre , dat men het verwoest Rome weer opbouwde. Dan , daar men, te midden van zo langduurige Onlusten , weinig gevorderd was in Konsten , en vooral in de Bouwkunde , ging. dit toe zonder eenige regelmaatigheid. Nieuw Rome fcheen andermaal een Dorp te weezen. •— Nog erger was een nieuw Gefchil , 't welk daarop ter baane kwam. V.  camillus. galliërs. &7? V. Welk Gefchil? A. Geringe Burgers rigtten het daar. heen, dat de Burgemeesters, voortaan , niet altoos uit de Raadsheerlyken , maar ook uit hen zouden verkooren worden. Zy begeer* den ook toegang tot die Ampten , welke tot dus verre alleen door vermogende en aanzienlyke Mannen waren bekleed geweest: want , naar hunne gedachten , waren er , zo wél onder het Gemeen, als onder de Grooten , bekwaams Lieden. Dit is wel zo ; maar men bedacht niet, gelyk het nog ten deeze dage gast, dat er ook onder de mindere Burgers bekwaame Lieden moeren zyn, alzo die, onder den gcringen hoop, geene kleene diensten indedaad doen. Ondertusfchen baarde dit veel onrust, en het achtbaar aanzien de» Raads, zo noodig altyd in top te blyven , werdt niet weinig verlaagd en beperkt door. eene menigte- Volks, ongewoon met veel overlegs te i handelen. camillus beweende het on* -eluk zyns Vaderlands , en niets kunnende vorderen door zyne . poogingen , om er dc rust weer aan te geeven , lag hy zyne bediening neder: maar de Gallier;, komt op nieuw komende beftooken, badt men hem, hoewel reeds tagtig jaaren oud , voor de vyfde keer Dictator tc worden. Ook ditmaal willigde de edele Grysaart dit in. II. deel. S Toen  478 IER-TEKENS. Toen gaf hy zynen Soldaaten ftaalen Stormhoeden , Beukelaars met yzer beflaagen, en lange Wcrpfpietzen , om de Hagen der Gullijche Wapenen , die den Romeinen voorheen den veldflag hadden doen verliezen , af te kecren. Ook beloofde , en deelde hy belooningen uit , die dikmaals geen de minste waarde , of evenredigheid hadden inet de gedaane diensten , by voorbeeld , eene Kroon van Eikenbladeren , of iets dergelyks: een vond, die hedendaags ook meer in trein komt. Dan het zyn nu geene Kroonen , maar alleen Eer-tekens , die alleen de dappere en wél verdiend hebbende mogen draagen. Men mag er daarom van zeggen , dat die hedcndaagfche invoering niet zodanig is ingerigt , als noodig geoordeeld kan worden. Zy moedigt meestal aan alleen de kloeke Bevelhebbers (aan zulken toch ziet men ze gefchonken worden) daar de Soldaaten er van uitgeflooten fchynen. Dan, zy behoort van dien aart te zyn, dat zy ook' den geringften Soldaat met den grootften yver doet ftryden. Maar, die kleinigheid was genoeg, om den Romeinjchen Soldaat eene ongemeene aanmoediging te geeven. camillus hieldt hen verder in eene naauvve en ftrenge Krygstugt. De Romeinen geloofden toch niet, dat Bevelhebbers of Krygsknegten een on-  m a n i. i V s zoonen. 279 ongebonden buitenfpoorig leven rhog'ten leiden , of doen wat zy wilden. Eén voorbeeld , kort daarna gebeurd , kan U dit leeren. Men hadt verbooden , dat iemant, zonder uitdruklyk bevel , zich in een tweegevegt met éénen der Vyanden zou begecven. De Zoon van den Burgemeester manlius, door een vyandlyk Bevelhebber tot eenen : tweeltiyd uitgedaagd , oordeelde het eene fchande dien te weigeren. Hy nam dan de uitdaaging aan, vogt, hieuw zyne party ter neer , trok deszelfs wapenrusting uit , en bragt ze aan zynen Vader , verwagtende deswege zeer gepreezen te zullen worden. Maar wat denkt gy , dat de Vader in dit geval deedt? Hy riep de Soldaaten by één , beloonde zynen Zoon , als Overwinnaar. , met eene kroon ; maar liet hem tevens een hevig verwyt om de overtreding des bevels hooren , en daarna, zo wel ter zyner ftralfe als ter waarfchouwinge van anderen , onthoofden. Met Soldaaten, dus uitgerust, en aan zo ftrenge krygstugt gewoon , verfloeg camillus de Galliërs, en deedt ook de Velitren bukken. V. Dus vorderden zy in de Krygskunde ? A. By het beleg van Veji zag men reeds , dat zy aanmérkelyke vorderingen gemaakt hadden : hierna , namen zy nog g j meer  ft8o LEGIOENEN. meer daarin toe. Ook kon dit niet wel anders. Gy kunt dit ligtlyk begrypen , wanneer gy overweegt, dat den Oorlog hunne eenige konst ware , en dat des al hun verftand op derzelver volmaaking fpeelde. Men verzon groote Benden, Legioenen geheeten , beflaande eerst uit drie , naderhand uit vier duizend Voetknegten , deels zwaar , deels ligt gewapend; en uit drie honderd Ruiters , te zamen voorzien van allerlei oorlogstuig , waarmede zy zich konden verfchanzen , gelykende dan zulk een Legioen naar eene wél verzekerde Vesting. Men gewende voorts de Soldaaten aan zwaaren arbeid en groote togten, en gaf hun Zwaarden , Spietzen en Pylen, tweemaal zwaarer, dan zy gemecnlyk plagten te weezen , die egter behendig en vlug moesten gebruikt worden. Dus uitgerust, en gehard , waren de Krygsknegten gezond , en konden daarna onder allerleic Luchtftrceken in den Oorlog dienen. Overloopen ging by hen weinig in zwang. Een Romein was hoogmoedig, cn kon niet wél tot het verlaaten zyns Legers verleid worden; wyl hy dan , naar zyne verbeelding, ophieldt een Romein te weezen. Sterk en bekwaam zynde , om groote toeten te doen , overvielen zy veekl hunne Vyanden , en na eene neerlaag waren zy weer  K R Y G S K U N D E.. ü8l weer zo fchielyk by de hand , dat zy hunne Vyanden in zorgeloosheid betrapten. Men vertrouwde niet op de talrykheid des Legers ; dat was veelal klein : maar elk Soldaat ftondt op zich zeiven , en was met moed bezield. Zy waren ten uiterften oplettend op het voordeel , welk de Vyand van hun kon hebben , en daar tegen aanftonds op hunne hoede. Vonden zy een ander beter wapentuig by hunne Vyanden, zy namen het aanftonds over. Naderhand verzorgden zy zich Numidifche Paarden , Kretenfifche Boogfchutters , Ballearifche Slingeraars , en Rhodifche Schepen. Met één woord, geen Volk ondernam den Oorlog met meer beleid , of voerde denzelven met grooter koenheid. De Kryg was eene oefening voor het Verftand; de Vrede eene oefening voor het Lichaam. V. Wat kon zulk een fier Volk niet uitvoeren ? A. Het een en ander werkte te zamen tot hunne toekomende Grootheid. Te huis maakten zy ook andere fchikkingen. Men ftelde . nieuwe Amptenaars , éénen Hoofdfchout, en twee Raadsheerlyken tot Bouwmeesters aan; ook Opzigters over de Akkers , Wynbergen en Boomen. Die ze niet wél onderhieldt , werdt geftraft. i By ons doet elk daarentegen veelal , wat hem S 3 be-  sSd camillus. appius clauuius. behaagt, Is dit een gevolg on^er Vryheid; dan behoorde men tc onderzoeken , of het nuttig zy voor 't Vaderland. Vraagt men thans wel genoeg , of een Landman een goede Huishouder , Bouwman en Planter zy, als hy. maar zyne huur opbrengt ? Bepaalt men wel ,' welke ongehavende Streeken Lands er behooren bebouwd , of beplant te worden ? Zoekt men allcrwcge van de Gronden te haaien , wat zy bekwaam zyn te gecven ? .Hoe veel nuttig 'Land ligt er by ons nog' onaangeroerd ! —— De Pest nam uttnsfehen caaullus weg , en dompelde geheel Kamt in rouw. De Samniten on. t/wienpcii zich hicna r.an de Romeinen; ook werden dc Latynen te onder gebragt; der inuitcLide Stad I'rimiitim vergiffenis gefchonken ; de opftaandc Samnüen telkens geflagen , cn de Senoni/che Galliërs, woonendc aan cc yidrïai'fi'n Zee , verwonnen. Dit gaf Rome groote ruimte. ■ appius claudius , de Schatmeester , ondernam voorts zeer grootfche en loflyke werken. Hy liet eene Waterleiding naar Rome, zeven my. len lang , en eenen vermaarden Steenweg van die Stad naar Capita maaken. Dit voorbeeld hebben de Romeinen , zelfs in Landen , die zy daarna veroverden , gevolgd , waarvan men , nog hedendaags , dc overblyfzels kan zien. Dit maaken van groo-  wegen. f a b i V s. S53 groote Wegen , en de zorg van ze in goede orde te houden , verdienen den hoogden lof, gewis meer dan Paleizen te ftichten Het Algemeen heefc et toch zo groot belang in , dat men zich hedendaags over het veronagtzaamen van dit ftuk, of over het liegt tocverzigt op veele pkatzen, ten aanzien der wegen gehouden , moet verwonderen. Waarom telt men hetzelve niet meer onder de openbaare weldaadige Werken , die men anderen bewyzen , en waardoor men zynen naam vereeuwigen kan ? Wie bcfpreekt Leo-aaten , om Wegen fraai te beplanten , of wel beplant en goed te laaten onderhouden ? ■ De Romeinen maakten ook verfcheiden veranderingen in de Wyken ; doch dit gaf wanorde, eabius , daarna een zo vermaard Veldheer, dit verneemendè , herftelde de Orde , toen hy" Schatmeester werdt, het geen hem den naam van maxiMus deedt verwerven , die vervolgens op zyne Nakomelingen overging. Voorzeker geen Oorlogsroem , hoewel thans genoeg te krygen , kon by het verkrygen van zulk eenen edelen Naam haaien ! V. Dus groeiden dan Orde ' en Magt zeer fterk aan onder de Romeinen! A. Dit is zo ! En het was van dit oevolg , dat zy, hunne Nabuuren bevogS 4 ten  a$4 tarentyners. pyrrhus. ten , en ook te onder gebragt hebbende , en intusfcheu in Magt en Oorlogskunde zeer toegenomen zynde, den weg open en gebaand zagen tot groote Veroveringen. Die tyd naderde zeer fterk, en de Waereld zou er gevoel van krygen. Gelegenheden werden er genoeg en fpoedig tóe geboo- ren. De Inwooners van- Tarentum , eene Spartaanfche Volkplanting - in het Zuidelyk Italië , dronken van weelde cn hoogmoed , en vervuld met haat tegen de Romeinen , hoonden derzelver Gezanten. Tot nadenken komende , en 'zich tegen zulk een magtig Volk niet opgewasfchen zien* de, namen zy hunne toevlugt tot pyrrhus , Koning van Epirus in Criekenland, een' zeer bekwaamen Veldheer. Deeze, meer dan de Romeinen in Oorlogskunde bedreeven, en daarby zeer heerschzugtig , dorstte , hoeveel hy te doen vondt met zyn eigen Land te regeeren, nog altoos naar de bezitting van meer anderen. Hy was dus de vreeslyklte Vyand , die Rome tot hier toe gehad hadt , indien hy de Tutentyners wilde helpen, cyneas , deszelfs Veldheer , Raadsman en Vriend, kende 's Konings zwakheid , en was ftout genoeg , om hem daarover befchaamd te maaken. pyrrhus wilde den oorlog , en begeerde dan deeze dan geene Natie aan te tasten. En «1»  oorlog MET pyrrhus. 285 als gy, zeide cyneas , allen zult overwonnen hebben , wat zullen wy dan aanvangen ? Onzen tyd in rust en vermaak doorbrengen , antwoordde pyrrhus. Wel nu, hervatte de ander , wat hindert ons, van nu af, in rust en vergenoeging te leeven, zonder ons eerst veele jaaren in moeilykheden af te flooven , en aan gevaaren bloot te Hellen , die wy vermyden kunnen ? . . . . Mogten de oorlogzieke Koningen altyd zulke Raadsheeren hebben , en bedenken , dat er voor hun niets glorieryker zy, dan ■ hunne en andere Landen in vrede te laaten. Hoe kort is toch het leven, en wat is koniuglyker dan den Onderdaanen dat kort ' leven in rust te laaten eindigen ! Maar hoe weinig berekenen dit fommige Vorsten ! pyrrhus zweeg wel hierop ; maar zyn onrustige geest behieldt de overhand. Hy nam aan de Tarentyners te helpen , kwam over in Italië , en won den vcldflag op de Romeinen, . alzo zyne Ruiters beter gezeten waren , en de Paarden der Romeinen , door het gezigt der Olyphanten fchigtig wordende , zich omwendden , en de beryders affmeeten. Hy hadt niettemin eene gevoelige neep ontvangen , en erkende , dat er geene betere Krygsbendcn waren dan de Romeinfche, en zelf verlooren S 5 . te  mS<5 PYRRHUS. APPIUS. te weezen , wanneer hy nog eenmaal zulk eene overwinning bevogt. pyrrhus hadt dit verdiend. Nu ziende , dat de Romei» tien , met eene ongemeene vaardigheid , een nieuw Leger verzamelden , zondt hy, fchoon reeds tor Rome genaderd , cyneas naar hen toe , om hen tot den Vrede te beweegen ; want 'van deezen Man , een' Leerling van demosthenes , was hy gewoon te zeggen : dat hy meer Steden door deszelfs welfpreekenheid dan door zyne Soldaaten ingenomen hadt. Te Rome antwoordde men hem grootmoedig , „ dat pyrrhus eerst Itclie moest verlaaten , en dan den Vrede kon verzoeken; maar zo lang hy daarin bleef, zou Rome tegen hem den oorlog voeren. " Zo trots fprak appius , die , blind zynde , anders niet meer in de Vergadering des Raads kwam; maar zich nu in dezelve hadt laaten draagen. De Raad viel deeze rusrige taal toe. cyneas moest dan on verrigt er zaake vertrekken. Hierdoor kreeg pyrrhus grootfche gelachten van de Romeinen. Derzelver Raad fcheen hem eene Vergaadering van Koningen te weezen. Des fteeg zyne achting voor hun in hoogen top. fa« bricius , die voorheen Burgemeester was geweest, maar zich in dien post niet verrykt hadt , beftaande Zyn Zilverwerk al-  pyrrhus. fabricius. 187 alleen in eenen zilveren Beker met eenen voet van. hoorn, werdt, als Gezant, door de Romeinen aan hem gezonden, om nader over den Vrede te handelen, pyrrhus wilde hem veel gouds geeven ; doch het werdt van de hand geweezen. Welk eene Grootmoedigheid ! En toen deeze Romein geen uitzet3 aan zyne Dochter, by het huwelyken , kon geeven', fchunk haar de Raad dezelve uit de openbaare Schatkist. Welk eene erkentenis ! fykrhus verwonderde zich over dat alles. De zoen niet getroffen zynde, ging de Oorlog voort. fabriciuU werdt Burgemeester, en kreeg bevel over het leger. Iemant boodt zich by hêm aan , om pyrrhus te vergeeven. fabric'ius' verfoeide dit , en gaf zelfs zynen Vyand kennis van deeze toeleg , met by-' voeging , dat de Romeinen niet gewoon waren ° hunnen Vyand door laage . konstgreepen , maar door wapenen te overwinnen. pyrrhus ftondt verfteld over deeze edelmoedigheid. Tot dankerkentenis ftelde hy de Romeinfche Krygsgevangenen zonder losgeld op vrye voeten. Zy bleeven- hem in braafheid niets fchuldig , en lieten , daartcp-en, zo veele Gevangenen los, als zy van deszelfs Italiaanfche Bondgenooten hadden gekreegen. V. En hoe liep dit ten einde ? A.  283 pyrrhus verlaat italië. A. De Romeinen floegen eindelyk " pyrrhus , met eenen grooten flag, op de vlugt. Dit vas egter derzelver eenig voordeel niet. 's Konings Legerplaats na het gevegt ziende , leerden zy, voor het allereerst , eene zodanige te maaken, en behoorlyk te verfchansfen , om befchut te weezen tegen eenen overvallenden , en tevens om eenen aanvallenden Vyand beter af te weeren. pyrrhus moest eindelyk Italië VerBaten , en zelfs naar Griekenland terug keeren. Dus kreegen nu de Romeinen hunne handen zeer ruim. Het Land , dat men toen Italië noemde , was onder hun gebied gebragt , en, eenen zo magtigen als dapperen Koning overwonnen hebbende, waren zy te meer in ftaat, ook fterker aangemoedigd , om met nog magtiger Vyanden , zelfs buiten Italië, den kryg te voeren.... Dus ziet gy eene geringe Natie in magt, in aanzien , en in onderncemingcn opklimmen. V. Hoe dat ? A. Zy hierna , zo wel ak de Karthagers , zin hebbende in het groot en vruchtbaar Eiland Sicilië , tusfchen elkanders gebied in de Middelandfche Zee gelegen , raakten deswege te zamen overhoop. Die Oorlog moest, ten deele op eigen grondgebied , ten deele op Zee .gevoerd wórden, Op het vaste Land -waren zy ge- dugts  zeemagt der. romeinen. üSo uugt : ter Zee waren zy nog ongewoon te vcgten. De Karthagers daarentegen waren onnoemlyk ryker , en , wegens hunne ma°tige Vlooien , Meesters van de Zee. By deeze gelegenheid zag men de Romeinen een grootmoedig befluit neemen, om ook ter Zee te oorlogen. Toevallig kreegen zy een zo genoemd ' Oorlogfchip der Karthageren in handen; een Vaartuig, toegefleld met eenige reyen Roeibanken , zo als onze hedendaagfche Galeyen zyn. Naar dit voorbeeld bouwde men aanftonds honderd zulke Scheepen, en zy kreegen , door fterke aanmoediging , daarop genoegzaame Zeelieden. Hier mede fielden zy zich tegens de Karthagers te weer ; maar deeze , meer - te water bedreevcn , wonnen het hun , in het zeilen en flryden , altoos af. Het fnedig vernuft van Burgemeester duilius , hierop lang peinzende , vondt , - eindelyk , daartegen een middel. Hy liet de zynen een Werktuig maaken met eenen grooten yzeren haak, waar mede zy de vyandiyke Scheepen aanklampten, vast hielden , cn naar zich trokkeu , zo dat zy met de Soldaaten , die zich daarop bevonden, even als op het vaste land, konden vcgten. Nu waren zy ver genoeg. Op die wyze kreegen zy dan ook ' de overhand ter Zee , verdreeven de" Karthagers  290 r e g u l it s. grrs uit Sicilië , en noodzaakten dezelven eene groote fomme gelds voor de gedaane kosten des Oorlogs te betaalen. regulus , de - Burgemeester, blonk meest uit in deezen kryg. Hy was zo arm , dat , toen hem een knegt met gercedfchap , tot den landbouw behoorende, ontloopen was , de Romeinfche Raad hem weer ander moest bezorgen , zou hy zich zeiven en zyn Huisgezin door den akkerbouw kunnen onderhouden. Wat dunkt U! zulk eenen Man Helde men toen aan het hoofd der Regecring. Geen hoogen Hand, maar bekwaamheid hieldt men in het oog. V. En het gevolg hiervan was ? A. Het gevolg was , dat regulus voor Karthago's Poorten verfcheen ; doch zich daar onvoorzigtig gedraagende, verloor hy den veldflag, en werdt gevangen genomen. Men Helde hem op vrye voeten, onder voorwaarde, dat hy den Vrede met Rome zou bewerken t anders moest hy zich ver* binden , naar de gevangenis terug te zullen keeren. Dit nam hy aan, reisde naar Roms , verfcheen aldaar in den Raad ; doch , in ftede van te arbeiden aan den Vrede , maakte hy de Raadsheeren veel eer daarvan afkeerig, alzo zyn Vaderland, zyns achtens, meer heils uit den Oorlog, dan uit eene verzoening zou trekken. Naar  REGULUS. S91 Naar deezen voorflag! luisterden de Romeinen, regulus moest derhalven weer terug keeren naar zyne boeien in Karthago. Men beklaagde hem deswege ; men wilde hem zelfs terug houden. Dan hy, fchoon den geweldigften marteldood, om zyn gehouden gedrag, voorziende, was niet te overreeden. Hy ging des heen, en werdt daar, onder het lyden der felfte finerten , afgemaakt. ....... Welk eene Liefde voor het Vaderland, welk eene Trouw aan het gegeeven woord , zyn niet de Liefde en de' Trouw van regulus ! . . . . Eindelyk werdt de Vrede op voorwaarden , hard voor de Karthagers, getroffen. Zy moesten , naamelyk , Sicilië ontruimen, en veel gelds, twintig jaaren lang, den Romeinen opbrengen. Wat dunkt U van dee¬ zen gelukkigen uitflag ! Rome ftelde dus, na eenen onafgebrooken vierëntwintigjaarigen Oorlog, zonder rykdom bezeeten , of kennis van Zeezaaken gehad , en zelfs met verlies van zevenhonderd Galeyen gevoerd te hebben, de wet aan het ryk en magtig Kartliago, dat minder geleeden hadt, en meer inkomsten bezat. Zo verminderen of vermeerderen de kragten der Volken! — Voor het overige , acht ik het hier onnoodig het reeds gezegde in de Historie van Karthago (I. Deel, Uaiz. 373—381O te  401 KARTHAGO. te herhaalen , naamelyk ,' dat de Romeinen daarna in eenen tweeden Oorlog met hen geraakten; dat hannibal , Veldheer der Karthagers over de Alpen in Italië kwam; sempronius by Trebia floeg; over het Apenynsch Gebergte toog; en de Romeinen •by het Meer Trajïmena verwon , dat fabius maximus , toen tot Dictator benoemd, door voorzigtig talmen hannibals oogmerken verydtlde, en daardoor den bynaam van Draaier kreeg; dat minucius , door waanwysheid vervoerd , hannibal aangreep , maar geflaagen., doch door fabius gered werdt ; dat de Karthaagfche Veldheer by Kanna de neerlaag aan vaiuio gaf; doch dat zyne benden in het weelderige Capita bedorven werden , waarop sempronius dezelven verwon ; dat publius scipio , de Zoon des Ouden , pas vierentwintig jaaren bereikt hebbende , Spanje te onder btagt , en daarna , ! de overwinning , in den flag by Zama in africa , op de Karthagers behaald hebbende , hen dwong eenen nadeeligen Vrede te fluiten. V. Ik herinner my zeer wél deeze gewigtige Gebeurtenisfen van U gehoord te hebben. A. Des kan ik voortgaan. -—» Het was der Romeinen geluk eenen zo jongen , doch zo heldhafdgen Veldheer aan het hoofd  H.B. Pl.IL Hy, koe zeer door de schooiie Mttaifd iflltoord,gsf IBMBP   scipio's ingetogenheid. 293 hoofd hunner Benden te hebben ; maar het flrekte hun niet minder tot roem zo grooten naam van zyne Braafheid te hooren uitgaan, scipio's Legerknegten hadden toch eene jonge Dochter van ongemeens fchoonheid in den Oorlog gevangen genomen , en tot : hem gebragt. Hy zag ze, en ftond verbaasd over haare bevalligheden ; doch hoorde , dat zy aan eenen vyandlyken Prins verloofd was. En wat denkt gy , dat scipio toen deedt? Hy , hoe zeer ' door de fchoone Maagd bekoord, gaf haar aanftonds terug ! Welk eene ingetogenheid' en grootheid des gemoeds in deezen jongen Romein , gewis der navolginge van jonge Veldheeren , van alle KrygsJieden , in zulke gevallen , overwaardig ! Dan , het ftrekte hun niet minder tot eer, dat zy den braaven scipio , na zo groote overwinningen in africa , den Eernaam van africanus gaven. V. Dus liep het geluk, door hem , den Romeinen mede ! A. Indedaad zo mede , dat hunne Magt vreeslyk en onweerftaanbaar werdt. Zy waren nu zo ver , dat ze met kleene moeite de aanzienlykfte Koningryken konden overweldigen. De lust ontbrak hun ook niet; doch zy wilden fchynen geene , dan regt- yaardige wapenen te voeren. ■ Zy na- XL deel. T mcö  «94 verloste grieken. men des, als 't ware , de Grieken in hunne befcherniing tegens philippus , Koning van Macedonië , en dwongen hem , zelfs van hun , den Vrede te verzoeken. Dit was eene nieuwe Kroon op hun hoofd. Hun aanzien klom daardoor niet weinig. Deeze redding {telde indedaad de Grieken in de aangenaame bezitting hunner oude Vryheid. quintius flaminius , der Romeinen Veldheer, tot hen afgezonden , gaf hun dit {tredend berigt , toen zy , ten tyde hunner Kamplpelen , in grooten getale byéén vergaderd waren. Met verrukking hoorde men deeze Romeinfche grootmoedigheid aan, zonder aan de gevolgen te denken. Het doodlyk lot is foms zeer gevernist! De opgetoogen Grieken greepen , uit dankbaarheid , flaminius hand , en wierpen zo veele Eerekroonen- op hem , dat hy er door overdekt, en byna verdrukt werdt. Zo hoog wordt de zegen der Vryheid by hen , die dezelve kennen , gefchat : zo fterk gloeit de Dankbaarheid in edelaartige gemoeden ! De verblinde Grieken galmden uit : „ Is er eene Natie op de Waereld, die , ten eigen kosten en gevaar , voor de Vryheid van anderen dus den Oorlog voert! die niet flegts verdrukte Nabuuren redt , maar zelfs over Zee fteckt , op dat er nergens Geweld , in ftede van Regten en Wetten , heer»  antiochus. hannibal. 295 heerfche ! " Konden de Romeinen wel door een ander bedryf grootcr roem ver« werven ? Maar hoe fpocdig ondervonden de Grieken , dat die befchermende Wapenen tegen hen omgekeerd werden ; en hoe weinig vatten zy toen , dat hunne Vreugd meer uit dankbaarheid , dan uit een vernuftig doorzigt van zaaken voortvloeide ! V. Wat deeden dan de Romeinen ? A. Toen antiochus , Koning van Syrië , de rust der Grieken met eene magtige Vloot verftoorde , en daarna zynen oudere Bondgenoot philippus van Macedonië tegen Rome wilde byftaan , op dat zy niet te magtig zouden worden , verzogten de Grieken den byftand der Romeinen. Deezen , ziende , dat het hun belang ware , hem tydig te fluiten in den loop zyner groote Overwinningen , op dat hy geenen gemakkelyken . doortogt naar europa zou krygen , en zich daarin vast nestelen, zonden hem Gezanten , die hem aanzeiden , de gemaakte Veroveringen op de Grieken hun weer te geeven. De hooge gebiedende toon , waarop zy fpraaken , ftiet antiochus. Hy befloot des tot den Oorlog. hannibal , uit ouden wrok aan deszelfs Hof gekomen , om hem tegen de Romeinen aan te hitzen, riedt hem die trotfche Natie met in Griekenland te beT a ftoo-  096 ACILIUS. CATO. SCIPIO» flooken , maar in Italië aan te randen, 't Was een geluk voor Rome , dat hannibals wel bedacht Plan gedwarsboomd werdt door 's Konings vleiers , die' hanfcïBAL benyddeh : anders zou Rome in het zelfde gevaar geflort zyn , waaruit scipio het onlangs gered hadt. „ Geen Karthager, zeiden de listig vleiende Hovelingen , maar antiochus , onze Koning , moest de eer hebben van den krygstogt beftuurd , en de overwinning behaald te hebben. " Hoe veel reden hadt de Vorst naderhand van zich te beklaagen, dat hy het ooP aan zulk eene taal geleend hadt. Zyn Leger., en dat der Romeinen onder acilius en cato kwamen , en vogtcn tc 'I hermopilen, waar zy hem zodanig floegen , dat hy zelf, flegts met vyf honderd man , te Chalcis ontkwam. Zyne Vloot kreeg ook de neerlaag. Hy fpande egter daarna alles in het werk , om zyne verliezen te hertellen. In ftede van acilius zonden de Romeinen , in het volgende jaar, den Burgemeester cornelius scipio , om het Leger te gebieden. De groote scipio , de Jjricaner , zyn Broeder , zou onder hem dienen. Der Romeinfche Benden geviel dit wél , om dat zy dus verwagtten , scipio en hannibal, die onder antiochus ftondt, nog eens in het ftrydperk té zullen zieiv ver-  ANTIOCHUS, ■ 297 verfchynen. Dit- wekte de oplettetiheid van alle Volken. De Vlooten van beide zyden , toen in Zee gekomen , raakten , na eenige Onderneemingen , eindelyk aan clkanderen ; doch die van antiochus verloor bet , verre weg , in den flryd. Dit ontzette hem geweldig , doch het bedroefde scipio , den /ifricaner dat zyn teder geliefde Zoon , die over Zee naar asia kwam , om door zynen Vader , al vroeg, in de Krygskunde geoefend te worden , gevangen werdt genomen. antiochus behandelde dien jongen Romein met alle eer, overeenkomstig met de geboorte en den grooten naam des Vaders. Dit geval bluschte egter de begeerte in scipio niet uit , om antiochus flag te leveren. Dewyl nu deeze Vorst , na het verlies van den Zeeflag, kwaalyk beraaden maatregelen nam, zagen de Romeinen ligtlyk , dat antiochus , zonder hannibal , geen ontzaggelyke Vyand was. Zy naderden hem. Hy, met eenen nicuw«n fchrik deswege bevangen , zondt Gezanten aan de s'cipioos. In 't algemeen gaf men hun ten antwoord: „ dat, wilde antiochus den Vrede hebben , hy , als de eerfle aanlegger des gefchüs , de kosten des Oorlogs moest goed doen ; de genomen Griekfche Steden in vryheid Hellen; en gansch asia aan de T 3 zyde  »oB ' scipio. antiochus. zyde dos bergs Taurus verhaten. " En . daar hy aan scipio , den Africaner, in het geheim hadt laaten aanbieden de loslaating van zynen Zoon , en de deeling van alle zyne Landen met hem, antwoordde hem deeze grootmoedige Romein in deezer voege : „ indien de Koning van Syrië mynen Zoon weer geeft, zal ik eene byzondere verpligting aan hem hebben , die ik , als Vader , altoos met de grootfle dankbaarheid ' zal erkennen; maar van my , als eenen dienaar der Romeinfche Republiek, heeft hy geene gunst te wagten. A!s een goed Burger kan ik niets van hem aannecmen , nog hem iets belooven ; maar laat ik hem eenen raad geeven. Hy moest , gelyk hy kon , ons gefluit hebben door l.yfimachie in bezit te houden ; maar nu wy in asia zyn ingetrokken , moet hy zich aan onze voorwaarden onderwerpen. Wil hy zich voor een ongeluk hoeden , hy wagtte zich van met de Romeinen tot eenen Veldflag te komen. " ïndedaad een edele taal en raad! De kwaade uitflag van dit Gezantfchap deedt antiochus in diepe zwaarmoedigheid vallen. Beide Legers trokken nu op. scipio , de Africaner , werdt toen ziek, en daarom naar Elea gebragt. Zo dra antioci-ius dit hoorde, zondt hy aan- ftonds  VELDSLAG BY MAGNESIA. flOO ftonds den gevangen Zoon zonder losgeld aan den kranken Vader. Een doorluchtig voorbeeld van edelmoedigheid in den Syrifchen Vorst, onlangs door de Romeinen zo getergd ! Denk, met welk eene on« uitfpreeklyke vreugde scipio zynen geliefden Zoon ontving ! Na hem honderdmaalen omarmd te hebben , liet hy den edelmoedigen Koning de hartelykfte dankbetuigingen doen , en zeggen , voor ditmaal geene andere erkentenis te kunnen geeven , dan hem te raaden geenen Veldflag te waagen, voor dat hy heifteld , en in het Leger der Romeinen terug zou zyn gekeerd. Mogelyk kon dit uitftel best dienen , om den Koning tot het aanneemen der voorwaarden te doen overhellen. Intusfchen maakte de vreugd over den terug gezonden Zoon scipio gezond; doch eer hy in het Leger zyns Broeders kon komen , befloot deeze , begeerenue alleen . de eer der Overwinning te hebben , antiochus , hoewel verfchanst , aan te tasten. De Koning, zo veel meer Benden , dan de Romeinen hebbende, nam de uitdaging tot een gevegt by Magnefta aan. Daar werdt hy eo deerlyk geflagen , dat hy zelf vlugtte , en vyftig duizend Voetknegten met vier duizend Ruiters op het Slagveld liet leggen ; waar tegen de RoX 4 meintn  3oo SCIPIO. ANTIOCHUS. meinen zo weinigen verboren , dat de Overwinning , gelyk ons verhaald wordt , den Volken van Oosten en Westen , als een Wonderwerk, toefcheen. Het gevolg van deezen flag was, dat veele Steden zich voor de Romeinen verklaarden, sardis zelve opende de poorten voor den Burgemeester scipio. Hy daar ftil houdende , kwam scipio de Africaner, nu herfteld ; by hem , zynen Broeder geluk wenfehende met dc behaalde Overwinning. V. Maar hoe liep het af met antiochus ? A. Deeze Vorst, zyne zaaken te water en te land in eenen zeer flegten ftaat ziende , en niet meer in het veld durvende verfchynen, befloot den Vrede van scipio te verzoeken. Het befluit des Krygsraads, daarover belegd , werdt door scipio , den Africaner , den Gezanten van antiochus dus bekend gemaakt : „ Wy zyn overtuigd , dat de onlangs behaalde Overwinning aan de Goden is toe te fchryven , daarom zullen wy met U gemaatigd handelen , en weinig meer afeifchen , dan wy, by onze eerfte intrede in asia , gedaan hebben. Onder anderen zult gy ons overleveren hannibal , één' der ftookebranden des tegenwoordigen Oorlogs , en , ten bewyze uwer opregtheid , zal  antiochus. hannibal. 3oï zal uw jongde Zoon één der Gyzelaars 3%\ En aan die harde voorwaarde gehoorzaamdc antiochus 3 A. Ja ! Hy gehoorzaamde daaraan ! Gy ' ziet hier , hoe wonderlykcn loop de Menschlyke zaaken fomtyds hebben. Te vooren was de Zoon van scipio een gevangen van antiochus : nu moet de Zoon van antiochus een Gyzelaar by scipio worden. Welk eene omkeering! Alleen werdt hannibal den Romeinen niet over«releverd: want deeze, tegens wiens raad de Oorlog op deeze wyze begonnen was, en juist naar zyne gedachten liegt uitviel, was , op het hooren van 's Konings neerlaat', uit deszelfs Landen reeds gevlugr. Dus' eindigde de Oorlog tusfehen antiochus en de Romeinen , die deezen weinig bloeds kostte , en egter meer dan eenige andere toebragt tot grootmaaking hunner Republiek, hoewel zy wel hadden mogen wenfehen , dat dezelve nooit ware voorgevallen. V Hoe zo ! Dit alles liep immers den Romeinen voor den wind, en wat begeerden zy meer? A. Dit heeft alleen zodanigen lchyn . Het geen ik zeg is zeker: want van dit Tydperk af, waarin de Romeinfche BenT ^ dea  goa romeinen bedorven. den in asia geoorlogd hebben , moet men het Bederf der Roinsinen en hunner Zeden beginnen te rekenen. Zo vast gaat het, dat men, overwinnende, verliezen kan. Op de vermaaken , by de Ajïatïfche Volken in trein geraakt , nu eerst van hun gezien , ook genooten, en vervolgens daarop verilingerd , begonnen zy het oog van de oude Dapperheid af te wenden. Het verging hun hier , gelyk hannibals Krygsknegten in het wellustig Capua. Pragt, Wellust en Ledigheid namen de harten der dappere Romeinen geheel in. Het Leger bragt deezen verderflykcn fmaak in de Jjïatifche Zeden t'huis, en het verïpreidde zich daarop wyd en zyd door Italië. Het mishaagde wel den braaven ; dan de ipaarzaame en landbouwlievende cato kon zelfs het inkruipen van dit kwaad niet fluiten. Wie wilde, nu ryk geworden zynde , altoos in armoede en in de veragting der vermaaken blyven leeven ! cato wilde alles hervormen ; doch ongelukkig was hy zelf verre van vlekloos te weezen. V. Ik meende op uw zeggen , dat de befcherming der Grieken , door de Romeinen op zich genomen, den ondergang van dat Volk naar zich fleepte ? A. Dit is ook zo ! Wy zullen nu het  ANTIOCHUS. POPILIUS LïNAS. 303 het oog van dat Zedebederf der Romeinen afwenden, en , de Historie vervolgende , hen de wapenen zien aangrypen, om perseus , Koning van Macedonië , en zyn Ryk aan hun gebied te onderwerpen. Zy ondernamen , en volvoerden dit ftuk. Dus verdween de Griekfche Vryheid. Deeze Overwinning was eene nieuwe paarl aan Rome's Kroon; maar indedaad van flcgten gloet. Eene gewoone onverzettelyke Romeinfche Standvastigheid bezorgde hun dit Wingewest, want perseus zelf hadt hen eerst verflaagen , en niettemin eischten zy van hem, zyn Ryk aan hunne befcheidenheid over te geeven. Welk eene verregaande koenheid ! In het einde kreeg die Vorst de neerlaag, waar van ik reeds (bladz. 138.) gefprooken heb Is dit niet genoeg, om de Romeinen van die tyden te leeren kennen? Voorts de Egyptifche Koningen in hunne befcherming , genomen hebbende , lieten zy door popiLius lenas , hunnen Gezant, den Syrifehen Koning antiochus epiphanes verbieden voort te trekken , en verder eenige vermeesteringen in Egypte te maaken. De Vorst, den Gezant met zyn gevolg ziende aankomen , wilde , daar hy dien best uit allen kende , hem de hand geeven : maar popiuus , niemant voor eenen Vriend  3©4 antiochus, popilius lenas» Vriend willende erkennen , dan die het ook van ■ zyn Vaderland was, weigerde de zyne toe te reiken, eifchende alleen antwoord op zyne boodfchap. antiochus , talmende , zeide , zich daarover met zyne Staatsdienaaren te willen beraaden. popi» lius , over dat antwoord onvoldaan , trok fluks met zynen ftok eenen kring in het zand rondom den Koning , zeggende : „ eer gy uit deezen kring gaat, moet gy my een beflisfend antwoord voor den Romeinfchen Raad geeven! " Dit koen beftaan ontzette den Vorst, niet verwagt hebbende zulk een gebiedend woord van eenen Gezant, Eindelyk beloofde hy aan der Romeinen bevel te zullen gchoorzaamen : en toen eerst reikte popilius hem de hand toe , als eenen Vriend en Bondgenoot der Romeinen. V. Voerden zy overal zo hooge taal ? A. Niet alleen fpraken zy , overal , op zo hoogen toon ; maar zy rigtten ook hunne bedryven daarnaar in. En wie kon hun dit nu betwisten ? Geen Volk in de "Waereld kon hen , ten deezen tyde , in magt of aanzien evenaaren. Duidelyker verneemt men dit in den derden Punifchen Oorlog. Voorheen nog nederig zynde , weigerden zy het harnas aan te fchieten zonder dringende redenen ; maar nu waren  E A r T II A G O- 3°5 zy zo fchroomagtig niet meer. Hoogmoed Heerschzugt en onaitbluschbaare Begeerte naar meer Land en ruimer Goederen deeden hen het Regt der \oken over het hoofd zien. R>me was of feheen „iet meer zo regtvaarJig , als voorheen. Karthago, te voorcn door scipio zo geweldig vernederd, hadt hen zints niet beledigd; dan wyl het in de rust door vlyt en koophandel, zich weer opbeurde, werden de Romeinen , die toen niets van dien aart verdraagen konden, argwaamg. En hoe vergeeven wy hef den anders zo verftandigen ais bekwaamen cato, dat hy in den ondergang van Karthago ftemde . Men hadt toen reeds tot eenen Staatsregel „ dat men Volken maar moest beoorlogen , zo dra men iets kwaads van hun 'du-tte. » Karthago, gelyk ik U verhaald, 'heb , (L Deel , bladz. 386 , 3»70 werdt daarop aangevallen en verdelgd. V Welken aanwas van vermogen moet deeze verdelging van Karthago den' Romeinen niet gegeeven hebben! A Het gebeurt dikwils, dat men ver. Hest ten tyde dat men wint, gelyk ik U reeds gezegd heb. De Romeins ecden thans indedaad meer dan zy meenden. Niet dan laat werdt dit erkend en ondervonden. De oude Zeden, gingen cfcor de  %o6 verval der zeden* de Rykdommen thans ten gronde. Dit was hun grootfte ongeluk. Meer dan vyfhonderd jaaren waren zy een matig, arbeidzaam , krygshaftig Volk ; eenvoudig, openhartig en befcheiden ; alleen onrustig onder eikand eren ; en , gelyk gy gezien hebt , tot twisten genegen ; ook ftout en trots , egter altoos brandende van Liefde voor het Vaderland; y verig voor de deugd; en eerbiedig omtrent de Wetten. Veele dingen , tot de Pragt behoorende, waren hun lang onbekend gebleeven. Vyf Eeuwen liepen er voorby, eer zy Zilvergeld kenden , en , vyftig jaaren laater , kwamen eerst de gouden Munten by hen in trein. Buiten Rome begonden zy wel lange breede lleenen Straatwegen aan te leggen ; doch hunne Hoofdftad zelf werdt eerst, geduurende den Oorlog met perseus , beftraat. Ten tyde van pyrrhus ftiet men eenen Raadsheer uit den Raad , om dat hy tien pondén Zilverwerk, gefchikt voor zyne eettafel , gebruikte: dan, zints den tweeden Oorlog met de Karthagers, onnoemlyke Rykdommen , door hunne veroveringen , verkreegen hebbende , wilde men dezelven gebruiken , en dus verviel men daardoor tot uitfpattingen. Het Geld bragt vreemde Zeden mede ; de Overwinning der JJïatifche Landen voerde de overdaad en  z2den. konsten. weetenschappen. 307 en weeklykheid in. De weelde , daar ze uitfpat , verzwakt alles. Voorbeelden en waarfchouwingen werden wel daartegen gegeeven ; maar zy baatten niets. De kosten , louter voor maaltyden gemaakt , waren ongelooflyk groot. Niet weinig werdt er aan andere kostbaarheden vcrfpild. Des was de Pragt der Huizen verbaazend. Alles blonk van goud, zilver en marmer. De Ryken moesten hierdoor verzinnen , hoe zy de dagelykfche groote verteeringen zouden goed maaken ; en den geringen verging nu de lust, om meer te arbeiden. V. Hoe ftondt het in dien tyd met hunne konsten en weetenschappen? A. By de verftimmering hunner Zeden werden zy geleerd en vernuftig, liefhebbers van fraaie Konsten. Vyf Eeuwen lang hadden zy er byna geen begrip van ontvangen. De Oorlogszugt hieldt den geest in zekere rauwheid, en van de Weetenfchappen verwyderd. Zo lang zy geene vreemde Zeden beminden , en eenen geruimen tyd met geene geleerde Natiën in verbindtenis ftonden , namen zy weinig toe in dingen, die derzelver geest konden volmaaken , behalvcn het geen zy den Hetrii' riers afkeeken. Hunne Spraak bleef ruuvv en hard; en dus kon ook de Welfpreekenheid , hoe zeer in hunnen ftaat noodig ,  308 weetenschappen. dig, tot geene groote hoogte opftygen. Slegts hoorde men eene vaardigheid , om edele gevoelens deftig , maar plomp , uit te drukken. Dan , toen zy kennis kreegen aan de Grieken, mogt men zeggen , gelyd één van hun zich uitdrukte, „ dat het verwonnen Griekenland zynen onbefchaafden Overwinnaar verwon , en de Konstcn in' het boerfche Rome bragt. " Inde daad de Grieken werden derzelver Leermeesters. Van deeze kreegen zy de Befchaafdheid ; van deeze de Tooneelen , de Gedichten , de wyze van zich zei ven en hunne vermogens gade te flaan , de kennis van het waare fchoon , nuttige en verhevene , van een vaardig en bondig ooideel , van alles aarlig en bevallig uit te drukken met eenen nieuwen rykdom van gedachten. Ook werdt toen hunne Spraak ryker en welluidender. Welfpfeckenhcid en Dichtkonst arbeidden tevens ter gelukkiger ontwikkeling hunner denkbeelden.- ennojs en nevius waren huime eerfte zinryke Dichters. plautus en terentius , wier werken gy kent, overtroffen deezeu ; de laatfte vooral , in zuiverheid en aangenaamheid van uitdrukking. plautus hadt meer levendigheid in zyne voorftellen , meer vinding en rykheid van fchertzen ; terentius meer zedelyke fchilderyen van het  k o n s t e N. 309 het menschlyk leven. Hy is zagter en lecrzaamer , vermaakt en ondcrwyst te gelyk ; doch plautus doet ons meer lagchen. V. Gingen zy niet verder ? A. De gemeenzaamheid met de Gn'eken, en de gemaakte Veroveringen gaven aanleiding , dat zy, na het leggen van zulke grondflagen van fmaak, ook zin kreegen in andere Schoonheden der Konsten , by voorbeeld , in de Schilderkonst , Beeldhouwkunde en Bouworde. Derzelver Tempelen waren dus lang armoedig van gebakken aarde toegefteld , en weinig verlierd. Beelden en Schilderyen waren van leem , hout , fteen , of metaal ; doch zonder levendige uitdrukking. Niets geleek byna de Natuur. Dan , toen marcellus de heerlykfte Schoonheden der Griekfche Konsten uit het ingenomen Syracufe te Rome vertoonde, deeden de Romeinen eerst de oogen open , en bewonderden dezelven. Sints maakten zy geene veroveringen in Griekenland en in asia , of zy bragten Schilderyen , Beelden , Vaten , en Gereedfchappen mede , zo ter verfieringe van hunne Stad , als van hunne Landhuizen. Men jouwde hen uit, die dezelven niet hoog fchatteden; en zy, die er het fraaie niet van kenden , wilden egter voor Liefheb» ■ II. deel. V bers  3IÓ OUDE KONSTWERKEN. bers daarvan aangezien worden. Welk een verfchil van Tyden ! Dit alles hadt vervolgens invloed op hunne Denkwyze , Taal , ' Gebouwen en Boeken. Niettemin bleeven zy ver beneden de Grieken , en arbeidden zelve weinig daarin , hoewel zy de Griekfche Kunstenaars in hun land lokten. Ongelukkiglyk ftrekten deeze Konsten door misbruik, gelyk het veelal zo gaat, tot het voeden der Weelde , meer dan tot een waar en deugdzaam Vermaak , welk zy er in hadden moeten fcheppen. — Ondertusfchen ziet men, nog tot op deezen dag , het tegenwoordig laate Nageflagt der Romeinen leergierig en dankbaar, hoog achtende de oude konstwerken, op welke de grootheid der Grieken en der oude Romeinen is ingedrukt. Men delft in Italië geene oude Beelden op uit de puinhoopen, of ze vinden duizend Liefhebbers. De fnoode winzugt vervaardigt, even daarom , niet zelden nieuwe Antiquiteiten , op dat ik my dus uitdrukke , die men voor ouden uitvent. Dan , daar de vroege Romeinen dus opklommen in de Weetenfchappen , werden zy tevens magtiger in de wapenen: want, even vóór den tweeden Punifchen Oorlog, bragten zy zevenmaal honderd duizend Voetknegten en zeventig duizend Ruiters in het veld. En wat kostte i  MAGT DER ROMEINEN. 311 kostte niet het onderhoud van zo veele Menfchen! Maar . zy hadden onnoemlyke fommen uit èt gewonnen Landen gehaald, en gebruikten niet min dan veertig duizend arbeiders in de Spaanfche Mynen van Karthagene. Denk, wat dit moest uitleveren! » ... * Maar laat ons nu niet verder' voortgaan. Het vervolg zal U morgen mede gedeeld worden. V. Zal ik zo lang naar hetzelve moeten wagten ? A. Gy kunt intusfchen den tyd befteeden ter overdenkinge van de riu gehoorde Gebeurtenisfen. Gy ziet de Volken door eenvoudigheid , dapperheid en goede Zeden klimmen: gy bëfpeurt de beste middelen , om ze in eenen Haat van aanzien en magt te houden: maar gy ontdekt ook eindelyk, dat de Regeerder der Waereld volkomen gcregtvaardigd wordt , wanneer hy zulke Heidenen , die niet meer doen de dingen , die der Wet zyn , laat daalen. Dan lcenen zy niet zelden daartoe eigen magt, en vermeerderen dus niet weinig hunne fchande. Hoorden noch de Natiën der Waerqld deeze gewigtige Les ! V a A G T-  AGTTIENDE ZAMENSPRAAK over. de HISTORIE der ROMEINEN. T. en C. Gracchus. Scaurus. Metellus. Marius. Galliërs. Sylla. Burgerkryg. Cinna. Catilina. Sertorius. Pompejus. Spanje. Tigranes. Miihridates. Lucullus. Farnaces. Jeruzalem. Cicero. Cato. Julius Ce/ar. V raao. Gisteren beloofde gy my het Vervolg van de Historie der Romeinen heden ' te zullen mededeelen : mag ik nu dat verzoeken ? Antwoord. Myne belofte zal gehouden worden ! Wy zullen eene nieuwe Itoffe beginnen. V. Dat ik egter vooraf vraage : hoe zulk een magtige Staat , als die der Romeinen thans was, in rust kon gehouden en beftnurd worden ? A. De buitenlandfche Oorlogen zyn , veel-  ti tj e r i u s gracchus. 313 ,yeelal, in zo verre nuttig, dat ze den ouden ingewortelden wrok te huis , eenen tyd lang, gedempt houden ; maar eindigen de eerften, dan valt het niet langer den laatften te beteugelen. Men vernam dit te Rome ten deezen tyde. Toen de gezegde Oorlogen een einde hamen , braken de oude oneenigheid en yverzugt uit tusfchen het Volk en den Raad. — cornelia , de beroemde Dochter van scipio africanus , hadt twee Zoonen , tiberius en cajus gracchus , Mannen van zonderlinge verdiensten , door deeze waardige Moeder voortreffelyk opgevoed. tiberius , die ee¬ ne groote . achting onder de zynen verworven hadt, ondernam , uit liefde voor zyn Vaderland , eene uitmuntende zaak-; ik meen , hy tragtte eene noodige Hervorming voort te brengen; dewyl hy met leede oogen de Landeryen alleen in de handen der Ryken zag , bevolkt met derzelver Slaavcn ; daarby de grootheid der overdaad, en tevens de nypende ellenden der Armen. Hy wilde dan de laatften daaruit verlosfen, en verzette zich dus tegen den Adel. Zyn yver ging ver, te ver zekerlyk in zulke verbasterde Tyden. De Raad , toen niet loom , ftelde zich aanftonds daar tegen, tiberius , de braaffte der Romeinen , - werdt, ongelukkiglyk , met ruim driehonderd zyner Vrienden , by dit voorV 3 val,  ,314 cajus gracciïus. val, gedood, en het roemryk oogmerk", eenen anderen uitflag waardig, bleef fteeken. Dit was het beginfel der fmerten , die daarna zo veel dienbaar Burgerbloed dceden ftroomen. — cajus gracchus , die yoor zynen Broeder tiberius in yver en braafheid niet zwigtte , verfcheen nu, na lang afgezonderd geleefd te hebben , op het Tooneel , en dong naar het Gemeensmanfehap , in weerwil zyner ongeruste Moeder cornelia. Hy bereikte zyn oogmerk tot vreugde van liet Volk, De ge-, volgen van dien flap werden daarby niet voorzien. Het edel Plan zyns Broeders , wiens dood hem niet affchriktc . ondernam hy nu door te zetten. Het Volk minde; doch de Raad haatte hem om dit euvel beftaan. Straks weelde men tegen hem, en men bragt het zo ver , dat hy, in een geweldig oproer , helaas ! met meer dan drie duizend zyner Aanhangehngen het leyen verloor. Welk een verlies voor Ro-> me l Hoe billyk was cobnelia's vroege ongerustheid! Hoe groot thans haare fmert! Dan noch ellendiger ftondt het nu met het Volk gefchaapen! trr De Wetten, door gracchus toedoen gemaakt, werden afge» fchaft , en niets bleef er voor het Volk over, dan kommer en ellende, verzwaard door de drukkende oveidaad der Ryken , en het gemis dier twee Broederen, groote  ELLENDE TE ROMË. 315 te Mannen indedaad, die de Armen van het juk ontheeven , of ten minsten derzelver treurig lot zeer verzagt zouden hebben, hadden zy, naar de gelteldheid der tyden, minder drifts en meer voorzigtigheids gebruikt. Maar hoe moeilyk valt het den yver der Helden voor eene goede zaak binnen de juiste oevers te houden! Ter hunner gedagtenis rigtte het weenend Volk twee Standbeelden op in Rome. — cornelia , die altoos haare Zoonen , als haar' eenigen en besten Schat hadt aangezien , verdroeg dit grievend verlies met een ongemeen geduld. Zy bleef, als een wonder dier tyden, haare dagen in Rome flyten ; een voorbeeld van deugd en welleevenheid voor haare Sexe , van alle braaven geëerd , en van de Geleerden hoog ge- fchat. Niemant leedt egter . indedaad meer , door den moord der twee edele Broederen, dan Rome zelf. Het Aanzien der Wetten , de Eerbied voor de Overheid , de Liefde voor het Vaderland , en de oude Regtfchaapenheid der Romeinen vervielen thans jammerlyk. Het Regt verdween. Geld, Winzugt en Overheerfching namen deszelfs plaats grectig in. V. En liep het hun toen nog verder voor den wind ? A. Verfchillende zaaken volgden ! De V 4 Re-  SI<5 «CA O R v S. r Romeinen dempten eenen gevaarlyken opftand onder de Slaaven van Sicilië, doch niet dan met eene geweldige flagting. Zy verwonnen de Allebrogers in Gallie , en bouwden de Stad Aix in Provence. . Hun Burgemeester scaurus liet zyne van daar terug keerende Soldaaten, in het Plaifantinfche en Parmefaanfche, Kanaalen graaven, om de overilroomingen van de Po en van andere Rivieren te beletten : een niet ongewoon , doch verftandig bedryf der Romeinen. Den ledigen Krygsman zette men vaak aan een zodanig werk, of men liet hem de openbaare wegen verbeteren. Dit hieldt hem kloek in tyden van Vrede , en , by deszelfs breuk , rustiger ten oor- loSe Waarom wordt dit, in onze tyden , niet nagevolgd ? Of zyn er geene openbaare Wegen en Dyken , die dat noodig hebben ? Zou dit den armlyk leevenden Soldaat, in tyden van duurte , geen beter middel van beftaan geeven , en het geld in het land houden , dat de Vreemdelingen , die tot dat werk gelokt worden, nu daar uit voeren ? Voorts raak¬ ten de Romeinen in eenen Oorlog met den Africaanfchen Koning jugurtha , van wien ik reeds gefprooken heb , (I. Deel, bladz. 398 , 3990 dan , wyl de Raad en de Veldheeren der Romeinen (zo ver ging het ver-  metellus. marius. verval) zich lieten omkoopcn , bukte hy niet, voor dat metellus hem aangreep , onder wien marius diende. V. Wie ? marius ! A. Ja ! marius , welken naam gy ongetwyfeld wel meer hebt hooren noemen, diende onder metellus , als Onderbevelhebber : een Man van eene laage geboorte ; dapper , maar van eenen onbefchaafden aart, en die geene grootheid kende , dan in het beftaan van heldhaftige bedryven. Men zag hem , naar hooge bedieningen hygende , de eer van metellus , zynen Weldoender en Veldheer, tot eigen fchaude bekladden. Wie toch moet zulks niet wraaken ! Deeze kon zich egter van de ftouten aangewreeven vlak gemaklyk zuiveren , en werdt des in zyne eer herfteld. marius niettemin wist het, daarna, zo ver by het Romeinfche Volk te brengen , dat men hem het Burgemeesterfchap opdroeg, en tevens belastte den Oorlog tegen den Numidifchen Koning jugurtha , die, ongeacht de ontvangen flagen , zich bleef verdedigen, te voeren, sylla , marius Schatmeester, die wel haast zyn Mededinger werdt, wist jugurtha , door verraad , magtig te worden. Hierdoor verviel zyn Ryk , en hy , in ketenen geflaagen, werdt naar Rome gevoerd , om te dienen V 5 tot  318 optogt der gallïers. tot verfieringe van marius Zegepraal. Dan daar ftierf de gevangen Vorst in eenen donkeren kerker, wordende dus aan hem vergolden , gelyk zo vaak gebeurt, dat hy anderen hadt aangedaan. Deeze Oor¬ log maakte de Romeinen nog ryker , dan zy te vooren waren. Geen wonder derhalven, dat dit hen, die reeds bedorven waren, aanmoedigde, om, na het eindigen van deezen kryg, eenen anderen op gelyken voet te beginnen. Volle teugen verzadigen den gelddorst niet. Na de eene Overwinning verlangt de Glorie eene andere, zo dikwerf ten koste der Natiën. V. En niemant kon dat tegenftaan ? A. Niemant hen tegenftaan! Gy zult daarvan hooren. Eer men er aan dacht, liepen de Romeinen, nu zo groote < Overweldigers, het uiterfte gevaar van alles , eensklaps , te verliezen ! — Een °e. weldige ftroom van Cimbren en Teutonen , Volken van het Noordelyk Europa, omftreeks de Baltifche Zee, waren in Norica, of het hedendaags 'Beyeren en Tyrol , overgekomen , en , met eenige Galliërs vereenigd , hadden zy in eenen veldflag tagtig duizend Romeinen verflaagen. ... De Oorlogen waren toen , gelyk gy al dikmaals gehoord hebt, overgeweidig , en de flagtingen afgryzelyk bloedig. Zy worden in onze  MARIUS. 319 ze dagen met minder woede , doch met meer veinzery gevoerd. Dit maakt het geheele verfchil. . . Rome hoorde deeze neêr» laag, en beefde ! Dan, wie zou in deezen haglyken tyd den voortvliegenden ftroom deezer woeste Volken fluiten, wié de geleeden ramp herftellen ! Niemant, zeide men , als marius. Men riep hem dan , op ftaanden voet , uit africa , en maakte hem , vier jaaren lang , Burgemeester, 't geen ftrydig was met de Wet , en gevaarlyk voor een Gemeenebcst, om dat het den grond kon leggen tot omkeering der Regeeringsvorm. Maar Rome was niet meer zo voorzigtig, als oulings. — marius trok op tegen de Teutonen , en, zo listig als dapper zynde , nam hy de gelegenheid zeer wél waar, om hen , by Aix in Provence , met voordeel aan te tasten , waar hy , zegt men , * terwvl sylla hem hielp , honderd duizend in éénen veldflag deedt {heuvelen. In het volgende jaar, gaf hy de neerlaag aan de Cimbren , nu tot Verceü in Italië doorgedrongen. marius roem nam , door deeze verlosfingen zyns Vaderlands , niet weinig toe. Zelf door heerschzugt geregeerd , wist hy vervolgens , door omkooping , het Burgemeesterfchap voor de zesdemaal te verkrygen. V. Welke omwentelingen van zaaken! A.  350 MARIUS. SYLLA. DRUSUs/ A. Verhaast U niet • de ■ Omwentelingen beginnen nu eerst! Rome, tot het hoogde toppunt van magt en aanzien geklommen , geraakte thans op den rand des ondergangs. Men' begon er'Tnu de wapenen tegen eikanderen te wenden, en zich door wréede burgerlyke Oorlogen ten .gronde te helpen. Zo na grenst' de val der Staaten aan de afneeming der goede Zeden. Rykdom en Geweld voeren- meer uit, dan Wetten en Billykheden. Stoute en heerschzugtige Mannen , die anders hun Vaderland zo wél hadden gediend, en verder konden dienen , greepen het zwaard aan , en Honden tegen eikanderen op , alleenlyk om het hoogfte Aanzien te verkrygen. Zy wonnen , door verlof tot uitfpattingen te geeven , ligtlyk, 's Volks gunst in die vervallen tyden. Dit fpoor volgden marius en sylla , welken ik U, reeds ten deele , heb leeren kennen. — Dant, eer ik meer van hun zegge , moet gy weeten , dat de poogingen van den Gemeensman drusus , om den Bondgenooten der Romeitien het Romeinfche Burgerregt tc bezorgen, mislukt zynde , deeze Volken , waaronder dc Marfers en Samniten de laatfle niet waren , opflonden , willende een nieuw Gemeen ebest vormen. Dit was wat nieuws! Drie Veldheeren van naam, marius , sylla en  BURGER K~R Y G. 321 en pompejus werden tegen hen gezonden. Het geluk des Oorlogs helde , nu tot deeze , dan tot geene party ; des de Romeinfche Raad eindelyk infchikkelykheid ge., bruikte , om het begeerde voorregt der, Bondgenooten ydel te maaken. V. Gaf dit rust ? A. Neen ! Gewoon te oorlogen , begon men , nu er buiten niets te doen viel, eikanderen , gelyk ik U zeide , t'huis aan te vallen. Een beichreienswaardige Burgerkryg begon thans , en deedt Rome daalen. Geen buitenlandfche Oorlog is ooit zo erg , als het Twistvuur van binnen. sylla r reeds genoemd , geleerd , befchaafd, heet naar roem , moedig en werkzaam van aart, dong naar het Burgemeesterfchap , en verkreeg die aanzienlyke bediening, met den last , om MiTHRiDATEs , Koning van Pmtus , te beoorlogen. Aan marius , oud en zwak , doch niet min ftout cn heerschzugtig , mishaagde deeze keur ; hy wist ze te verydelen. sylla, hierdoor getergd, blies deswege niets dan wraak, kwam met het zwaard in de hand te Rome , en dwong den Raad , om marius en zyne Aanhangelingen te bannen. By deeze gelegenheid werdt er veel bloeds in Rome vergooten. marius vlugtte daarop , en ctnKa , zyn Vriend , werdt Burgemeester. SYLLA  321 cinna. marius. sylla. sylla flemde die verkiezing toe , onder voorwaarde van niets tegen zyne belangen te zullen doen. Die belofte was kort van duur. cinna dwong sylla naar Pontus te gaan , en den Oorlog tegen mithridates voort te zetten. Nu deeze van de hand was , begon cinna zyne rol in de Stad te fpeelen. marids , zyn Vriend , kwam daarop weder, werdt door hem tot Voorburgemeester verklaard , en , daarop zich vereenïgende , belegerden zy Rome. Eindelyk daarin gedrongen , werdt er een deerlyk Bloedbad onder de doorluchtigfte Burgeren aangeregt, en hierna maakten zy zich meester van de Burgemeesterlyke waardigheid , zonder de aanftelling in acht te neemen. Maar van hoe korten duur wasdeeze met zo veel bloeds bezoedelde Glorie ! marius, de wraak van sylla , die, als Overwinnaar, op zynen hertogt was, vreezende , en , in de folteringen zyns gemoeds, troost in den drank zoekende £dat flegte hulpmiddel voor ongelukkige boozen) viel in eene razerny , en ftierf. Dit was al zyne belooning voor zo veel verwekte beroeringen ! V. En wat deedt toen sylla ? A. sylla , gelyk ik zo even zeide , was door cinna verpligt geworden , om auamiDATEs, een' eerzugtigen Vorst van Pon-  SYLLA. CATILINA. 323 Pontus , die Klein-Afia bemagtigd, en Kap' padocia van ariobarzanes , met Bithynie van NicoMEDEs, twee Bondgenooten der Romeinen , genomen hadt, moedig te bevegten. Hy tastte , op dit bevel , dien Koning * aan , en verfloeg hem eerst by Cheronea, daarna by Orchomena. Te midden deezer Overwinningen werdt hy, als een Vyand zyns Vaderlands , door cinna uit Rome gebannen. Niettemin deedt hy mithridates bukken , en zegepraalde tevens over andere Vyanden. Dit verrigt hebbende, keerde sylla met omtrent veertig duizend Mannen naar Rome, waar tweemaal honderd duizend Krygslieden tegen hem in de wapenen ftonden. Hy vondt er aanhang , en kreeg de overwinning op zyne Medeburgers : maar hoe weinig goedertierenheids betoonde toen de dappere sylla. Geweldige Stroomen bloeds vloeiden er door zyn bedryf in Rome. Hoe jammer was het indedaad, dat een Man , zo bekwaam als sylla , zich zo ver vergat ! De edele Liefde voor het Vaderland , door ondeugden uitgedoofd , was in de woedende doodflagen, waarin catilina voorging, en zelfs de beul zyner eigen Bloedverwanten was, niet meer te leezen. De regtvaardige Hemel begon wraak te neemen van de Romeinen, die , louter door hoogmoed gedreeven , zo veele ,  324 sylla. -veele , ook . heel onfchuldige Volken , welke hen voorheen niet beleedigden, hadden verdelgd. En wat was fmertelyker , dan dat die wraak in hunne eigen ingewanden * genomen werdt Rome was nu Rome niet meer. Er was geen Gemeenebesr. sylla was van alles meester , en bragt het zo ver , dat men hem tot beftendigen Diclator benoemde. V. Wat goeds hadt men van zo woesten Man te wagten ? A. Wat goeds I Bewonder vry sylla ! Hy zat niet zo dra aan het beftuur van zaaken , of hy was een ander Man. Hy gaf wyze Wetten. Hy, die honderd duizend Burgers door de wapenen hadt doen omkomen , belastte aanftonds niet langer te moorden. Hy ging verder , en herftelde de Gerigtshoven , benoemde nieuwe Raadsheeren in de plaats der gefneuvelden , en wat meer is ; hy lag het Dictatorfchap neder, verklaarende bereid te weezen, om rekenfchap van zyn gehouden gedrag te geeven. Men moet, ongeacht dit aanbod, van hem zeggen , dat hy , op zynen Jfiatifchen togt tegen mithridates, de Krygstugt verbroken, en den Soldaaten geleerd hebbende te pionderen en te rooven , den grond in hen gelegd heeft, om naderhand hunne Veldheeren te bederven : want, met de wa-  marius. sylla. 325 wapenen in de vuist te Rome gekomen zynde , leerde hy den Romeirifchen Veldheeren Rome te fchcnden. Zelfs fchonk hy 'den Krygslieden de Landgoederen zyner Burgeren , en maakte hen gretig naar de bezitting der eigendommen van anderen. Van Ampten thans ontflaagen en ledig gaande, brouwde hem de rust een grooter kwaad. Hy verviel tot vermaaken en wellust , die wel haast een' einde van zyn leven maakten Bezie nu marius , en ftaa verbaasd over den treurigen invloed , welke de omftandigheden der Tyden op de gemoeden der Menfchen kunnen hebben , als de regelen der Wysheid van hun niet gevolgd worden. Siaa het oog op sylla, voorwaar een zeer groot Man in den oorlog , maar van eenen woelagtigen ge«st; en erken, dat de gefteldheid der Tyden eenen dergelyken invloed op hem hadden. Rome leerde van den laatften deeze gevaarlyke les , dat een Burger, was hy maar koen genoeg , en met magt voorzien , het Gemeenebest aan zich kon onderwerpen. Zulk een fchaadelyk voorbeeld gaf voet tot nieuwe partyfchappen , die ryk waren van treurige uitkomsten. V. Hoe zo ? A. Na sylla's dood ftondt er een ander op , nog erger dan hy , ik meen , II. deel. X pom-  326 sertorius. pömpejus. pompejus , wien ik al eens genoemd heb. De zaak droeg zich dus toe : sertorius , een groot Veldoverfte zo wel , als een doorzigtig Staatkundige, ftookte marius party in Spanje zeer fterk op. Hy bedreef er treffelyke daaden, met een klein leger , tegen verfcheiden Roomfche Veldheeren. pompejus en metellus , twee der * bekwaamfte Mannen, werden toen tegen hem gezonden ; doch zouden hem, hadt er geen verraad onder gefpeeld , hadt men hem niet vermoord, niet hebben kunnen te onder brengen. Met sertorius dood viel al zyn aanhang, en tevens de onrust. Dit gaf Rome groot genoegen; maar het was van korten duur. De Stad (en hoe vernederend is dit niet!) moest daarop eenen gevaarlyken Oorlog voeren tegen haare eigen opgeftaane Slaaven , honderd en twintig duizend in getal , aan wier hoofd spartacus zich bevondt. krassus , één der beste Veldheeren , verfloeg hen gelukkiglyk , en hun Geleider liet er zyn leven, pompejus deedt niet meer dan eenige Vlugtelingen te verdaan, waarover hy zich niet weinig eers toefchreef, gelyk hy ook reeds te vooren op zyne Overwinningen in Spanje gedaan hadt, zeggende, toen agthonderd en zesenzeventig Steden te onder gcbragt te hebben. V.  SPANJE. POMPEJÜS» 3lj> V. Laat my, al meermaalen U van Spanje hebbende hooren fpreeken , vraagen , wat er, in de oude historie , van dat Ryk gezegd wordt ? A. Dit fchoon Land, zo wél tot den Koophandel en de Zeevaart gelegen, werdt volgens de Spaanfche Historiefchryvers, hoog opgeevende van hunne Oudheid, zeer vroeg na den Zondvloed door tübal bevolkt. Zekerder gaat het, dat mén het jaar niet wel bepaalen kan. De Celten , Afftammelingen van gomkr , japhets oudften Zoon, meent men , hebben het bevolkt. Tyriè'ts , Egyptenaar* , Pheniciers , Karthagers, en an« dere Natiën hebben er voet in gezet. Toen de laatften door de Romeinen overwonnen werden, kreegen deeze daar de handen ruim , ftiéhtten er Volkplantingen , en bragten het te onder. B.ehalven eene oude Lyst van 's Lands eerfte Koningen, die byna niets meer dan hunne Naamen behelst, valt er niets van belang , ten minsten voor U, van te zeggen. Alles i$ hier duister: des keeren wy weer tot pompejus. Zich verder in de gunst des Volks ingedrongen hebbende , werdt hy tot Burgemeester verheeven. Nog minder liet hy toen af, zich meester te maaken van de genegenheden des Volks , waardoor hy eene verbaazende magt verkreeg. De X a goede  3^3 tigranes. mithridates, ' goede Wetten moesten er door lyden. En toen eene menigte Zeeroovers de Zee onveilig maakten , de Kusten pionderden , en den Koophandel ftremden, dacht het Volk, door pompejus betoverd , niemant beeter dan hem in ftaat , om die Zeefchuimers te verdelgen. Voorzien van eene uitgeflrekte magt ging hy heen , en volvoerde het ftuk. V. Deedt hy geene verdere flappen ? A. Ja wel ! Hy overwon tigranes en mithridates. V. Welke Ryken wierden geregeerd door mithridates en tigranes. A. Tigranes was Koning van Armenië in asia , bevolkt, meent men, door Frygiers, en vroeg tot de eer van een Koningryk verheven. Van de eerfte Vorsten valt, by mangel van berigten , weinig te zeagen. Hun Land fchynt naderhand een Wingewest van het Perfisch Ryk geworden ts zyn; daarna door alexander den grooten veroverd, wiens Veldheeren dat vervolgens beheerscht hebben. Men weet weinig van hunne Wetten. De Godsdienst was dezelfde met dien der Ptrjiaanen. De tegenwoordige Armeniërs zyn zeer groote Kooplieden , waartoe de twee fchoone Rivieren , de Tigris en Euphraat , de beste aanleiding geeven. Onder de laatere Vorsten ,  tigranes. lucullus. pompejus» 329 ten , na de affchudding van 't juk der MaceclorJers, behoort voornaamelyk tigranes , die vyfennegentig jaaren vóór onze jaartelling leefde. Toen de magt der Romeinen zo fterk aanwies , werdt hy nayverig , verbondt zich met mithridates , hegte Syrie aan zyne kroon , veroverde klein Armenië en andere Landen , zondt hulptroepen aan mithridates tegen de Romeinen, breidde zyn Ryk uit tot aan Egypte , raakte in twist met het gezegde Volk , werdt door lucullus , deszelfs Veldheer , deerlyk geflagen , doch door mithridates weer opgebeurd , maar beiden op nieuw door hem geteisterd. Een opftand daarna in lycullus leger voorgevallen zynde, kreeg deeze de fchuld. De Romeinfche Raad zondt daarom pompejus , die , op eene laage en onedelmoedige wyze, deeze gelegenheid hadt waargenomen , om lucullus daaden te verkleinen , en dus het beftuur van den Oorlog tegen die twee Vorsten over te neemen. De yreraars voor de Vryheid van Rome mispreezen zeer de magt, die men toen zo ruim in pompejus handen gaf, maar het Volk bekreunde zich des niet, en pompejus haakte nergens anders na. \ Hy vertrok dan naar het Oosten. De fnoode Zoon van tigranes zich tegen zynen Vader toen verzettende , «n deeie, zich dus X 3 niet  330 ar t ua s des. artaxias. niet meer kunnende verweeren , ook geheel moedeloos , befloot pompejus te gemoet te gaan, en zich aan deszelfs genade over te geeven , die hem daarop in zyn Koningryk heritelde , doch eene zwaare bóete liet betaalen , om dat hy hem zonder reden den Oorlog hadt aangedaan. Aan den .Zoon van tigranes gaf hy eenige andere Landfchappcn des Vaders. ar- tuasdes de L beklom , na tigranes dood, den throon , die antonius , der Romeinen Veldheer , opftookte tegen de Mediers , waardoor één hunner Legers verboren ging, en antonius zelf met een ander zwaarer verliezen leedt; doch het verraad van artuasdes ontveinzende , kreeg hy hem eindelyk in de knip , en voerde hem met Vrouw en Kinderen in gouden ketenen by zynen wagen , toen hy, zegepraalende , Alexandria in Egypte introk. — artaxias , Zoon van aïtuasdes , werdt toen op den Koninglyken Zetel geplaatst, doch door de Romeiftn overwonnen, die vervolgens over de kroon van Armenië befchikten , gelyk wy in de Regeering van Keizer augustus zullen zien. V. Maar welk Land werdt door mi* thridates beheerscht ? A. Een Landfchap van asia , gelegen aan de Ettxinifcht Zee , eerst bevolkt , meen;  MITHRIDATES. 33ï meent men, door de Nakomelingen van tubal , en vervolgens door de Kappadociers , Paflagoniers en Grieken. Zo veel wy weeten, was artabazes derzelver eerfte Vorst, leevende ten tyde van darius , hystaspes Zoon. Twee anderen volgden op hem. Toen ariobarzanes , hun vierde Vorst, ftierf, ten tyde des invals Van alexander den grooten in Perfie , werdt liet door de Macedoniers bemagtigd ; doch raakte naderhand wederom vry. Verfcheiden Koningen, die den naam van mithridates voerden , hebben daarna geregeerd , welke ,• toen de Romeinen voet in asia gekreegen hadden , telkens met die Indringers in onlusten raakten ; maar niemant onder die allen werdt zo vermaard als mithridates de VII, genoemd de groote om zyne heldhaftige daaden , die den throon beklom , honderd en Vierentwintig jaaren vóór onze jaartelling. Hy breidde' zyn Ryk uit door het bemagtigen van Pafiagonie , van Bithynie , en van het grootfte gedeelte van asia , deedt alle Romeinen aldaar om hals brengen ; doch hy zag zyne Vloot eerst door de Rhodiers , daarna tweemaal door de Romeinen onder lucullus geflagen, en hy zelf. naderhand door fymbria in asia en door sylla in Griekenland geprangd, waarom hy eindelyk vrede met de Romewen X 4 maak-  33» mithridates. lucullus. maakte , die sylla grooten roem . doch den Koning veel nadeels toebragt. Veelen zyner gewonnen Landen raakte hy daardoor kwyt, met verlies van honderd en zestig duizend man zyner beste troepen. mithridates rustte egter niet lang; maar ving eenen tweeden Ooihg aan met de Romeinen. In deezen weidt hy door lucullus deerlyk geflagen , zyn Ryk zelfs tot een Romeinsch Wingewest gemaakt , ASfA door ui; muntende Wetten des Overwinnaars weer in orde gebragt , en hy zelf , in Armenië by tigranes gevlugt, opgeëischt, die de overgaaf weigerde. Door deezen geholpen , keerde de kans des Oorlogs. Hy floeg de Romeinen onder triarius ; doen een ander Leger onder lucullus bevel muitende, haalde hy zich , in plaats van deezen , pompejus op het lyf, gelyk ik zo even met één woord zeide. Deeze verfloeg hem zo geweldig, dat alles bukte , en hy zelf verdween. mithridates , dacht men , was geflorven. Dan hy , zich intusfehen verborgen gehouden hebbende by eenen Schytifchen Vorst, en nu hoorende , dat pompejus , alle deszelfs Landen te onder gebragt hebbende , naar Syrië was vertrokken , om dat Ryk te vermeesteren , en daarna tot aan de Rttde Zee door te dringen , kwam aller» onver-  MITHRIDATES DOOD. 333 onvcrwagts te voorfchyn , aan het lioofd van een magtig leger, om te beproeven , of by zyn vaclerlyk Koningryk niet kon herwinnen. Hy maakte zich indedaad daarvan meester: dan zich willende verbinden met de Gaulen in europa , die toen met de Romeinen in oorlog waren , en naar Italië trokken , muitte het Krygsvolk, geen* zin in den togt hebbende. Zyne Kinders zelve verlieten hem. farnaces , zyn meest beminde Zoon , door hem tot Opvolger gefchikt , was ontaard genoeg, om zich de Kroon te laaten opzetten door 's Vaders muitend Leger. Dit was een doodfteek in mithridates hart , die , toen geene uitkomst ziende , vergift nam , en , dat niet fchielyk werkende , liet hy zich door eenen Gaul afmaaken. Dus raakte deeze Vorst , met uitmuntende Deugden verfierd , maar met geen minder Ondeugden bezwalkt , om het leven. Mén noemde hem den grootften Koning na alexander , die dertig jaaren lang de wapenen tege» de Romeinen gevoerd , en veele overwinningen behaald hadt. Hy had vierentwintig' Volken te onder gebragt , en fprak derzelver taaien zo vloeiend als zyne eigen. Ook heeft hy Boeken over de Geneeskunde gefchreeven. Te Rome gaf deeze dood zo groote vreugd , dat men twaalf dagen ftelde , X 5 om  534 FARNACES POMPEJUS. om de Goden te danken voor de verlosfing vari een' zo magtigen Vyand. pompejus ontving hoogen roem wegens zyne diensten, in dien oorlog gedaan. — Naderhand Helde hy farnaces , wegens zyn . aankleeven aan de Romeinen, in het bezit van het Koningryk Bosforus. In de Burger-Oorlogen tusfchen cesar en pompejus kreeg deeze een groot deel zyner Vaderlyke Heerfchappyen terug; doch dit wikkelde hem in eenen nieuwen kryg. cesar trok tegen hem op, zeggende : Zal dteze verraderlyke Vadermoorder ongejlraft gaan? Hy verfloeg hem , en fchoon farnaces in deeze neêrlaag ontkwam, werdt hy egter daarna in eenen anderen afgemaakt , en kreeg dus den verdienden loon. Drie andere Vorsten regeerden na hem ; doch hun tand bleef een Wingewest der Romeinen. V. Wat deedt pompejus op zynen togt in Syrië ? A. Dat Ryk verwonnen hebbende , toog' hy naar het Joodfclie Land , bemagtigde den Tempel van Jerufalem, verklaarde zich tegen aristobulus , nam hem gevangen, en ftelde deszelfs Broeder hyrcanus aan tot Hoogepriester en Vorst der Jooden. Dit volbragt hebbende , keerde hy en zyne Benden , met ongelooflyken buit belaaden, naar Rome terug, waar hy zyne Overwinningen brééd uitmat. V.  pompejus, hyrcanus. aristobulus. 335 V. Maar hoe kwam toch pompejus tot dien flap van Jerufalem en den Heiligen Tempel aan te tasten ? A. Ik heb U reeds (h Deel , bladz. 176.) gezegd, dat» de Romeinen overal , waar zy maar konden , zich indrongen , en dat dc twisten onder de Jooden hun aanleiding gaven , om zich in dezelven in te mengen , en er voordeel uit te haaien, pompejus , den Oorlog tegen tigranes in Armenië gevoerd hebbende , gelyk ik U zo even verhaalde , kwam in NederSyrie, en daar de Gezanten van geheel Syrië, Egypte en Judea, die hun hof by hem zogten te maaken, ontvangende, hoorde hy, onder anderen , hyrcanus en aristobulus , twee Broeders , Hoofden des Joodjehen Volks , met eikanderen twistende over de Regeering van Judea, en de be-i flisfing aan de uitfpraak des Romeinfchen Veldheers overlaatende. Eerst draaiende, wien hy zou begunstigen , en daarna ongenoegen tegen den laatften opgevat hebbende , nam hy deezen gevangen , en verfcheen daarop voor de Poorten van Jerufalem. Alles was daar binnen verdeeld. Deeze hing hyrcanus , geene aristobulus aan : de een wilde de Poorten voor pompejus openen, de ander die geflootcn houden, hyrcanus Aanhang liet hem binnen komen ; die van ARIS*  33<5 pompejus verovering. aristobulus vlugtte in den Tempel , en vcrfterkte zich daar. pompejus beftormde denzelven aan de Noordzyde, die de zwakfte was. 't Zou hem niet' gelukt hebben zyne Stoimmigen te voltooien , hadden de belegerden op de Sabbathdagen de tegenweer niet doen ftil ftaan. Zo veel nadeel deedt toen hun gevoelen , dat men dan zich niet mogt verweeren. In de derde Maand van het beleg werdt dat heilig Gebouw door pompejus ingenomen. En wat toen den woedenden • Romein voorkwam , liet' er het leven. Twaalf duizend Jooden werden in koelen moede afgemaakt. pompejus , die weinigen van de zynen verloor , tradt in het Heiligdom , en befchouwde de kostelykheden en fchattcn met verwondering; maar floeg er zyne hand niet aan. hyrkanus tot Hoogenpriester aangefteld hebbende , liet hy den Tempel zuiveren , en beval zelfs , den volgenden dag met de gewoone offerhanden voort te gaan , even als of er. niets gebeurd ware. Hy maakte egter jerufalem cynjbaar aan de Romeinen , ontnam den Jooden de Steden , in < Syrië veroverd , en deedt anderen , in den oorlog vernield , den ouden Inwooneren weergeeven , en herbouwen. V. Dus verzekerde hy het geluk en de magt van Rome , ook door het te onder brengen der Jooden ? A>  catilina. cicero. 337 A. Ja! doch alken en voor zo verre, als de Landen in het Oosten geenen afval dreigden, mithridates was wel niet meer, en tigranes hadt zyne heerfchappy verlooren ; doch alles u was daarom niet in rust. Een andere Storm hadt, reeds vóór zyne terugkomst, Rome gedreigd met eene geheele verdelging. catilina naamelyk , een flegt mensch , d.iep in fchulden , en geene kans ziende , om zich daaruit te redden, hadt een voorneemen ge fineed , om , op eenen beftemden dag, de Stad in brand te fleeken , de voornaamften van den Raad van kant te helpen, en zich dan meester te maaken van de Opperheerlchappy. sylla was hem in . het laatfte voorgegaan , en hy dacht , dat het nu ook even goed voor hem kon gelukken. Het geheime voorneemen van den deugniet en zynen aanhang werdt tydig aan cicero ontdekt. Gy ként dien Man , dat wonder van Welfpreekenheid , wiens verdiensten meer zouden uitgeblonken hebben , indien ydele Eerzugt derzelver glans niet verdoofd hadden. Hy liet niet na , den Raad van dat heilloos opzet kennis te geeven. catilina , dit merkende , vloog , voi van woede, uit Rome; doch fterk nagezet zynde en fel aangetast , werdt hy , na eene hooplooze verdediging , afgemaakt. V.  338 JULIUS cesar. GATÖi V. Dus werdt Rome gelukkig behouden! A. Voor ditmaal, ja! doch catilina was niet van kant, of een ander kwam ter baane , die ook niet veel goeds beloofde. — julius cesar , cinna's Schoonzoon , een Man vol van treffende Welfpreekenheid en diepe Staatkunde, zeer heerschzugtig , doch anders goed , beleefd , gui , en het ongelyk zyner Vyanden ligt, lyk vergeevende , ftondt op , het hoofd vol hebbende van groote ontwerpen. Hy ondernam allereerst pompejus , uit het Oosten terug gekomen, en krassus , die te Rome eenen magtigen aanhang hadt , en die beiden eikanderen geen goed hart toedroe* gen, onderling te verzoenen : dan hy vergat geenzins zyn eigen belang daarby in te fluiten, het geen hy voornaamelyk bedoelde. Zyn Plan was, dat zy te zamen de geheele magt in handen zouden zien te krygen, en dan alles naar hun welgevallen beftuuren. Dit ging door. cato , door zyne geftrengheid beroemd , , zag ligtlyk , dat de Regecring deezer drie Mannen den ondergang der Vryheid naar zich zou fleepen ; maar wat in dit geval te doen ? Door dit kwaad (zie eens , hoe ver het nu al met Rome verloopen was) hoopten fommigen een grooter onheil te voorkomen , en het thans fmeulend vuur van  cesar. clodius. cicero. j)30 van heillooze tweefpalt nog by tyds te zullen verdooven. Anderen dachten daarvan het tegendeel. Om regt te fpreeken , niet hunne Vyandfchap, maar deeze hunne Ver- eeniging bragt Rome ten val. De fchrandere cesar lag zich intusfchen mee alle vlyt toe , om niet alleen pompejus in oorlogskunde te evenaaren, maar ook om hem tc overtreffen. Met eene onbegrypelyke behendigheid tragtte hy eerst deszelfs Krygsroem te verduisteren , en daarna zyne eigen oogmerken te bereiken , het geen hem ook indedaad gelukte door de vaardigheid zyner onderneemingen, door zynen onveranderlyken moed , en door zyn vindingryk vernuft. Zyn vuurige geest was door veel geleerdheid opgehelderd, en men rekende hem voor éénen der welfprcekenfte Mannen van zynen tyd. Zulke edele vermogens hielpen hem niet weinig in het bereiken zyner oogmerken. Burgemeester geworden zynde ,' gaf hy, niet zonder inzigten , zyne Dochter aan pompejus , het geen zyne party fteevigde. clodius, thans Gemeensman geworden , fpande alle fnaaren , om den Redenaar cicero te doen vallen. Deeze , eene verbanning dugtende , week , eer het zo ver kwam, bloohartig naar Griekenland. Zyne Wysgeerte gaf hem ■weinig troost in zyne verflagenheid. Maar pom-  34° DRIEMANNEN. pompejus , de verkeerdheden van clodius ziende , dacht best , om alles in evenwigt te houden, cicero terug te laaten roepen , gelyk gebeurde. De Driemannen , pompejus , cesar en krassus , thans begrypende , dat zy eikanderen altoos noodig hadden , verbonden zich nu op nieuw. cesar zou het Landbeftuur vali Gallie,' pompejus dat van Spanje , en krassus van Syrië , Egypte en Griekenland , elk vyf jaaren lang , hebben Dus was de magt van Rome ia de handen van drie Mannen vervallen , alleen door het verval der Wetten. De Voorzienigheid liet de Romeinfche zaaken deezen loop neemen , om hierdoor ten deele het zeer verbasterd Volk te ftrafiên , ten deele om haare groote oogmerken uit te voeren Laat ons nu hier eens verpoozen. . Het overige zal morgen volgen. NEGEN-  NEGENTIENDE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE der ROMEINEN. Krasfus. Eleazar. Abgarus. Surenas. Orodes. Ce/ar. Gallie. Brittamie. Germaanen. Ba* tavieren. Pompejus. Slag by Pharfalie. Cato. Almanak. Pompejus Zoonen. Cas' fius. Brutus. Ce/ars dood. Antonius. Octavius. V raag. Ik verlang heden vai U te hooren , wat de drie genoemde Mannen, cesar , pompejus en krassus voor Rome uitgevoerd hebben. Dit zal, mogelyk , van zeer veel belang weezen. Antwoord. Begeert gy dit te weeten, dan zal ik met den laatften eerst beginnen. Dit ftuk is zekerlyk van geen klein gewigt. > . krassus hadt den lof van II. deel. Y ervaa-  krassus tempelr0of. ervaaren in de Krygskunde, ook van dapper , welfpreekend , en kundig te zyn in de Historie en in de Wysgeerte; ook was hy van een inneemend gedrag: doch deeze edele hoedanigheden werden zcsr verduisterd door eene ouverzaadlyke Gierigheid. De Landvoogdy van Syrië nu verkreegen hebbende , befloot hy den Parthen den oorlog aan te doen , om zich met den buit van dat Volk te verryken. Hy toog daarop heenen. Onder weg verneemende, dat in jerufalems Tempel oneindige Schatten bewaard werden, waaraan pompejus voorheen de handen niet wilde , of durfde flaan , zo trok hy eerst derwaards , en beroofde dat Gebouw van alles , wat hy der moeite waardjg keurde mede te neemen. Dit beliep op eene geweldige fomme. pompejus hadt te vooren twee duizend talenten , daar gevonden, niet willen aanraaken : maar krassus nam zo veel mede, dat het agt duizend talenten bedroeg, waarlyk eene overgroote fom , door de Jooden federt veele jaaren daar aangebragt. De Priester eleazar , merkende, waaraan het krassus haaperde , wilde hem de hand floppen met eene heimlyk verborgen gouden Haaf, zevenhonderd en vyftig ponden zwaar, op dat hy de kostelyke Tapyten en Cieraaden des Tempels zou verfchoonen: dan, hce»  krassus aanval op de p artsen. 343 hoewel hy dat met eede beloofde , hy hadt het goud niet in handen , of hy brak zynen eed, en nam alles mede , wat kostelyk in den Tempel was. Hier mede verheugd , en nu beter uitgerust , gelyk hy dacht , tot den Oorlog , trok hy in het Land der Parthen, thans behoorende onder het Perfisch Gebied. Zy waren een oud Velk, moedig en krygshaftig, voor de beste Ruiters en Boogfchutters gehouden , van denzelfden Godsdienst als de oude Peryra. — Wyl de Werken der vroege Schryveren aangaande dit Volk verboren zyn, kan men niets van derzelver oude Koningen zeggen; en gy zult er ook niet veel aan verliezen , als ik overflaa de geenen , die wy kennen , doch hater den fcepter zwaaiden. Ten deezen tyde (tonden zy in een verbond met de Romeinen, het welk zy nooit gefchonden hadden , en des op niets minder dan op eenen inval denkende , was het te onregtvaardiger , dat de gelddorstige krassus thans dit weerloos Volk, hetwelk geene toebereidfelen tot verdediging gemaakt hadt , met de wapenen aantastte. Het viel hem daarom ligt de Parthen uit Mefopotamie te verdryven. Dan, in ftede van verder daarop voort te rukken , en Babylonie te veroveren , trok hy tegen den winter terug in Syrië, om daar uit te Y a rus-  344 krassus. orodes. s urenas. rusten , laatende maar eene geringe bezetting in de veroverde Mefopotamtfche Stenen, Hierin vergiste zich de anders zeer ervaren Veldheer geweldig. Zyn fchielyke hertogt gaf den Parthen tyd, om van den eersten fchrik te herkomen , en een magtig Leger tegen het volgende jaar op de been te brengen. Hy bragt den winter gerust door in Syrië, niets doende dan alle Tempelen te bcrooven , rykdommen te verzamelen , en daarenboven de lnwooners met fchattingcn te ovcrlaadcn , dat hen tot den bedelzak bragt : gewis geen edelmoedig , geen loflyk bedryf voor eenen Veldheer. — In het volgende jaar zondt ouodes , der Parthen Koning , surenas , wei jong, maar wys , befcheiden, en overtref, fende alle zyne Tydgenooten in dapperheid en manhaftigheid , met een leger naar Mefopotamie. Spoedig herwon deeze Held, door de Voorzienigheid geroepen , om krassus misdaaden betaald te zetten , de genomen Steden. — De voornaamfte der Onderbevelhebberen van krassus ontrieden hem toen den togt, naar dat Land , in dat tydftip, te onderneemen ; dan dit was vruchteloos. Hy trok op , voorneemens zynde , om zich aan de Rivier, den Euphraat , te legeren , waar hy van de Parthen niet omringd kan worden , cn ten gelykcn tyde over-»  ABGARUS* KRASSUS» 343 overvloed van voorraad kon krygen. Maar abgarus , Koning van Edesfa, in geheime verftaudhouding met s urenas daande , nam, door zyne vleiende woorden , het geheele hart van krassus in , bragt hem van dat voorneemen af, en boodt aan, om hem, langs den kortden weg, naar den Vyand te zullen geleiden. krassus luisterde naar dit voordel. Men ondernam den togt , die , eenige dagen lang , door eene brandendheete Zandwoestyn , waar noch boom, noch beek , noch plant te zien viel , voortgezet , den Romeinfchen Soldaat byster zuur viel. Naauwlyks was men door deeze Woestyn doorgeraakt , of de uitgezonden VeiTpieders gaven krassus kennis , dat een talryk Leger der Parthen in vollen optogt was , om hem aan te tasten. abgarus hadt met surenas heimlyk alle maatregels beraamd , om het Romeinsch Leger daar te vernielen. Dewyl dit wegens den langduurigen en moeilyken togt gansch afgemat was, baarde deeze tyding eene groote ontdeltefiis : dan krassus vondt zich gedwongen zyne Benden , zo goed hy kon , in flagorde te dellen. Toen vielen de Parthen aan, fchietende met eene ongeloonyke kragt hunne pylen op de Romeinen , die daar tegen niet bedand waren. Men hoopte , dat ze , na 't fpillen hunner eerde fl.itY 3 zen ,  346 MISSLAG van KRASSUS ZOON. zen, op de vlugt zouden gaan, of hand voor hand vegten , en zo lang hielden de Romeinfche Benden ftand met de grootfte onvertzaagdheïd. Dan, wanneer zy zagen , dat deeze aanvallers , hunne pylen verichooten hebbende , telkens agter om liepen , om hunne kookers met nieuwen te vullen, gaven zy den moed verlooren. krassus gaf toen zynen Zoon , uit het Westen met eenige duizend Gaulen gekomen , om onder zynen Vader te dienen , bevel , dat hy met eenige uitgekipte Benden op den Vyand zou aanvallen. De Parthen zagen dezelven niet zo dra, of zy zwenkten, en vlugtten volgens hunne gewoonte. De jonge rrassus , zich toen vleiende met de overwinning, beging de onbeda^tzaamheid van hen te ver te vervolgen: een misflag, welken veele Veldheeren in volgende tyden ook begaan hebben. De Parthen, dit merkende , keerden zich toen om , leverden hem flag met eene ongelooflyke woede , en , van verre , hunneA pylen op hem fchietende , omringden zy hem langzaam. Ten laatften, na lang en veel vegtens, toen de meesten zyner dappere Gaulen gefneuveid waren , liet hy , zelf gewond door eenen pyl , voorzien van weerhaaken , die in den arm was ingegaan , zich door éénen van zyn gevolg * af-  dooö van krassus zoon. 34? afmaaken. De oude krassus , zich vleien-' de , dat de Vyand door zynen Zoon verflaagen was, vernam eindelyk door eeneri boode de tyding, dat hy verboren was , zo hy hem geenen fpoedigen en magtigen byftand konde zenden. De begeerte, om hem te behouden , deedt krassus optrekken. Dan , hy was niet ver gekomen, of de Parthen , het hoofd des Zoons afgehouwen hebbende , en dat , op eene lans geftooken , hem van verre verwonende , gaven hem een treurig berigt van het gebeurde. Getroffen door dit zielgrievend gezigt , gedroeg hy zich dapper, verborg zyne droefheid voor zyne Soldaaten , en voerde hen aan tot den ftryd. De Parthen volgden , op nieuw, hunne oude gewoonte van vegten, fchietende , tot aan den avond , hunne pylen van verre op Krassus Benden , zonder van naby met hen handgemeen te willen worden. Toen het duister werdt , verlieten zy het flagveld, krassus toeroepende : „ wy laaten den Vader éénen nagt, om den dood zyns Zoons te beweenen ! " Denk, op welk eene wyze krassus , in de open lucht op den grond liggende , met het hoofd in eenen krygsrok gewonden , dien droevigen nagt doorbragt ! Hier kon hy de gevolgen zyner gierigheid, roekeloosheid, en Y 4 heersen-  343 KRASSUS DOOD. heerschzugt; hier de vrachten van de Jerufalemfche Tempelfchennis ; hier den dood zyns Zoons en het verlies van zo menige» braaven Romein overdenken, en beweenen. Dan , nu onder het gewigt zyner droefheid verzinkende , en voor alle opbeuring onvatbaar, moesten de overgebleeven Bevelhebbers eenen krygsraad beleggen, waarin men befloot , vóór het aanbreeken van den dag , in flilte naar de nabuurige Stad Karrhe , waarin eene Romeinfche Bezetting lag , de wyk te neemen. Dit befluit baarde onder vierduizend gewonden in de Legerplaats , welken men moest agterlaaten , een fchriklyk gekerm. krassus evenwel toog vroeg op , en kwam behouden in de Stad; dewyl de Parthen, hoewel van deszelfs vlugt kundig , de bygeloovige gewoonte hadden van 's nagts niet te vegtcn. surenas kwam, by den dag, in de Legerplaats , en maakte een einde van het leven der gewonde Romeinfche Soldaaten. Toen nafpoorende, waar krassus was, en hem vindende , noodigde hy hem tot een mondgefprek , waarin men' van Vrede zou handelen, krassus , dit ingewilligd hebbende, werdt daarin afgemaakt , zyn afgehouwen Hoofd en regtcrhand aan Orodes gezonden , en het geteisterd lichaam onbegraaven gelaaten, om van — ' de  n.p.pl.m. ■ OroilcSj^i-asfus afgehoii-^en hoofd zieiidesliet gelmolten goudjtcn venryte van deszelfs gierigheid,in den gaa = penden mond gieten. bladz.^fj}.   KRASSUS WANDAADEN. 349 de wilde Beesten verflonden te worden. Koning orodes , krassus afgehouwen Hoofd ziende , liet gefmolten goud , ten verwyte van deszelfs gierigheid, in den gaapenden mond gieten, Tien duizend Romeinen waren in deezen flag gedood , en twintig duizend gevangen genomen , die , onder de Parthen verdeeld en daarna onder hen gehuwd, nimmer zyn terug gekeerd. Zodanig was het wélverdiende lot van krassus , die, overgierig, heerschzugtig en roekeloos, den heiligen Tempel te Jerufalem pionderde , Syrië uitmergelde , en den Parthen den oorlog aandeedt , alleen om ryk te worden. Hoe kon dit, zou men zeggen, in eenen wyzen Man , in krassus vallen ! Maar te Rome wist men niet meer van nederig en armoedig , als oulings , te leeven. De Verteeringen waren boven . maate groot. Hy wilde fchatten hebben. —- Nu was er één der Driemannen van kant. " Denk , hoe dit nieuws , en vooral de vernieling van zyn Leger den Romeinen in de ooren klonk. Behalven den Slag by Kanne ,' door hannibal hun toegebragt, hadden zy nooit zulk eene ysfelyke neerlaag geleedcn. Het verlies van krassos was hun te zwaarer, om dat deeze het evenwigt tusfchen cesar en pompejus zo lang gehouden hadt , het geen , nu verbrooken zynde , niet dan Y '5  3$0 cesar. gallie. brittannie. gevaarlykc gevolgen voor het Gemeenebest kon hebben. Indedaad verregaande Tweedragt brak hierop uit , en Rome werdt geheel onveilig. Milo vermoordde clodius: cato yverde egter voor de vryheid; maar wat betekende dit ! V. Hoe ging het verder met de twee overgeblceven Driemannen , met cesar en pompejus ? A. Geen van beiden zult gy eenen gerusten dood zien fterven. cesar hadt nu eenige jaaren doorgebragt met alle Landen , van het .Alpisch Gebergte af tot dert Rhyn toe, te bemagtigcn , en tot Romeinfche Wingewesten te maaken. Het getal der Volken , die deeze wyd uitgeftrekte Oorden bcfloegen, wordt tot driehonderd gebragt , en de veroverde plaatzen tot agthonderd. Gy begrypt egter, dat deeze Natien niet zeer "gr°ot: waren. In Gallie , thans Frankryk, woonden zeer veele Volken van onderfcheiden benaamingen. cesar verwon ze allen. Tweemaalen zelfs deedt hy "eenen togt naar Engeland , om ook dat Eiland te overheeren. V. Was Engeland in die tyden al bekend ? A. Ja ! Dit Land ,. al vroeg Jlbion , en daarna Brittannie geheeten, was door de Pherdciers ontdekt, ook vervolgens door de  cesar. s bedryven. 351 de Grieken gevonden , en ten Zuiden bevolkt door de Gaulen, gelyk cesar zelf meent in zyne Befchryving, van de Inwooners gegeeven. Het ftondt oulings onder verfcheiden Vorsten. De Zeden waren toen , gelyk gy kunt denken, ruuw; maar het Volk fterk , dapper , doch afgodisch , ftaande onder het gezag der Bruiden, hunne Priesters , hoog van hun geëerd , die de onfterflykheid der Ziel, met derzelver verhuizing uit het eene Lichaam in het ander , nevens de Natuur der dingen, en de magt der Goden leerden. Een minder foort van Priesteren noemde men Barden , die de daaden der Helden in vaerzen opzongen. Brittannie was toen verdeeld in vyfeien kleine - Staaten, onderfcheiden door verfchillende naamen, die ik U niet zal opnoemen. — Toen cesar. in Gallie was, en zich , alleen door een naauw kanaal, van dat Ryk zag afgefcheiden , befloot hy derwaards over te fteeken, en' dat aan Romers gebied te onderwerpen. Hy ging over Zee; doch werdt van de Britten moedig ontvangen. Hen één- en andermaal geflagen hebbende, was hy egter genoodzaakt , wegens geleeden fchaade aan zyne fcheepen, in Gallie terug te keeren. cesar hervatte den togt in het volgende jaar , gaf hun gevoelige neepen , onderwierp  2$1 BRITTANNIE. GAULEH. wierp eenige Landen aan de Romeinen , ert maakte die cynsbaar. Dus deedt die grc-o-* te Veldheer twee togten derwaards ; maar, na zyn vertrek van daar , het geen hy om den winter moest vervroegen , dachten de Romeinen , wat anders te doen hebbende wegens de inlandfche verwarringen , niet meer aan Brittannie , hoewel er nog veel viel te veroveren. Dit is byna alles , wat wy van de oude historie deezes Volks weeten. Laat ons daarby berusten. In de nieuwe zullen wy het weer te voorfchyn zien komen , en er dan meer van hooren. V. Cesar heeft dan toen de gelegenheid waargenomen , om ook de Gaulen te verwinnen ? A. Opzettelyk was hy , gelyk ik zeide , derwaards opgetrokken, om dit groot werk ten uitvoer te brengen. Zy waren afkomstig van de Celten of Gomeriers , en deeze van gomer , toen woonende , ten Zuiden , van de Middelandfche Zee af tot aan den Rhyn ten Noorden ; doch voorheen nog verder. Zy eerden een Opperst Wezen onder den naam van esus , hadden hunne gewyde Bosfchen, en toonden eerbied voor den Eikenboom. Denkt men op hunnen oorfprong ; dan is het niet vreemd , dat men de Ipooren van den ouden  gaulen. 353 ©uden Patriarchaalen Godsdienst onder hen gevonden heeft. Zy fchynen egter naderhand hunne Goden met die der Romeinen veranderd , of daarvoor verwisfeld te hebben. Aan de Orde hunner Priesteren , Bruiden genoemd , fchryft men eene hooge oudheid toe: zy voerden ten minsten een hoog gezag. In dit zo wyd uitgeftrekte Land vondt cesar veele Republykcn. 't Volk was dapper , fterk , liefhebbers van de jagt. Dc Vrouwen, de oude Mannen en Slaaven behartigden den Landbouw. Van derzelver inval in Italië , ruim zeshonderd jaaren vóór onze jaartelling gebeurd , heb ik reeds gefprooken , en herhaal dat niet. Onder de anderen is de merkwaardigfle, die door brennus gefchiedde , • om dat hy Rome indrong, verbrandde en verwoestte. 't Is waar, dat zy daarna wel wederom verflaagen wierden ; doch zy bleeven , ongeacht zulke nederhagen , een gedugt Volk voor de Romeinen, Drie hunner togtcn naar Afie en Macedonië zyn beroemd. Eenigen zetten zich toen in Thracie en Galatie neder. — De Romeinen , veelal door hen geplaagd, vonden het eindelyk noodig hen geheel te vernederen. De Burgemeester marcius werdt op hen afgezonden , die hun Narbonne ontweldigde. Zyn Opvolger scaurus overwon ook  254 gaulen. germaanen. ook eenige Natiën der Gaulen. Dan , de Romeinen eenen geheiligden fchat deezes Volks in Tholoufe geplonderd hebbende , werden zy zo verwoed, dat zy op hen aanvielen , en tagtig duizend Romeinen met veertig duizend bedienden doodfloegen : eene nederlaag, hoedanig de Romeinen naauwlyks ooit geleeden hebben. Slegts tien mannen en twee Veldoverften ontkwamen den dood. Toen zondt men marius op hen af, die hen verfloeg. Zy hielden , zo 't fchynt, zich daarna ftil, ten minften eenigen tyd, Eindelyk kwam cesar , die hen en meer andere Volken overwon, en hun Land werdt toen een Romeinsch Wingewest. V. Wie waren dan die andere Volken ? A. De Germaanen, en daar onder de oude Bewooncrs van ons Vaderland. • V. Verhaal my een weinig van dezelven. A. Gy doet wel met maar een weinig daarvan te vraagen; want wie zal er U veel van kunnen zeggen. De oude historie onzes Vaderlands behelst zeer veel duisters. De oude Germaanen of Duit- fchers , een Volk door veele naamen onderfcheiden , afkomstig van dj Celten, of Celtifche Schythen, befloegen een groot deel van europa , van den Rhyn af tot aan Polen of Ruslani toe , waar de Kauchen, Tenkteren , Uzipetien , Bruheren , Che; uscen , Kat-  BATAVIEREN. 355 Katten, en Hermonduuren woonden. De fchoone Rivier de Rhyn, toen verdeeld in twee armen , waarvan de een, dien naam voerende , by het bekende Dorp Katwyk in Zee liep ; en de andere , onder den naam van de Waal, eerst langs de Gallifche Oevers liep , en , daarna met de Maas vereenigd, in de Noordzee Hortte; de Rhyn, zeg ik, vormde dus, tusfchen zyne twee armen, een Land , dat men het Eiland der Batavieren noemde , beflaande een groot deel van het tegenwoordige Gelderland, Holland , en Utrecht. Deeze Batavieren, anders Katten , of Ratavifche Katten geheeten, waren een zeker Germaanisch Volk, welk van dit Eiland bezit genomen hadt, toen de Galliërs of andere Germaanen dat verhaten hadden. Dit gebeurde tusfchen de zestig en de honderd jaaren vóór de geboorte des Zaligmaakers, dat is, vóór onze jaartelling. Men is gewoon onze Vaderlandfche Historie met dat tydflip te beginnen. V. Hoe waren toch deeze Ka/ten, deeze Batavieren, deeze oude Bewooners onzes Vaderlands ? A. Zy waren harde ruuwe Lieden, groot, grof en fterk van lichaam, opgewasfen tegen de ongèmakken van lucht en weder, bekwaam tot de jagt, en gehard ten oorloge ,  356 BATAVIEREN. loge , dien zy egter zelden aangingen, of zy moesten eerst getergd zyn: voorts waren zy fchrander , uitfleekend in óórdeel , openhartig , getrouw , ' kuisch , herbergzaam , gaande in de jeugd naakt , ouder geworden zynde met eene beestenvagt om het lyf geflingerd, zeer ervaaren in het zwemmen, en in het te paard ryden, veel glorie Hellende in rosfe hairlokken. Zy, die ze wit hadden, verwden dezelven, welk fieraad den dartelen Romeinen bekoorde , en zelfs te Rome in de mode kwam. Hunne Huizen, flegt toegefleld , en alleen met aarde beftreeken , Honden tegen de watervloeden op Hoogten , Terpen geheeten , van waar ons woord Dorpen gekomen is. In het lcezen en fchryven waren zy onkundig; doch werden daarna van de Romeinen daarin onderweezen. De Ruiters hadden fpecren om te vegten, met een fchild van teenen gevlogten , cn met figuuren befchilderd. 't Voet7 volk hadt, behalven deeze wapenen , ook werpfchigten. Vrouwen en Kinders moedigden de Mannen aan tot den ftryd. Hunne fpys beftóndt in wilde appelen , melk, boter , kaas, pappen , uit wilden haver en garst bereid , en voorts uit vee en wild. Hun drank was een afkookfel van garst en water , ons bier omtrent gelyk. Men huwde niet dan na het twintigfle jaar; De  afgoden der batavieren. 357 De Bruid ontving een koppel Osfen, een getoomd Paard , een Zwaard met eene Werpfpeer en een Schild ; de Bruidegom kreeg van haar eenig wapentuig. Zo gering waren de giften in dien tyd. De dooden, vooral de aartzienlyken , werden verbrand. Zon en Maan nevens het Vuur waren hunne voornaamfte Afgoden. meukurius werdt , onder den naam van wodan , waarvan vcrmoedelyk onze Woensdag gekomen is , en ook herkules geëerd. Op Walcheren heeft men in laate dagen Steenen gevonden , waaruit blykt , dat men aan eene Godin , nkhalennia geheeten t aanbidding toebragt: misfehien werdt door haar de Maan bedoeld. Beelden van jupiter en Neptunüs zyn daar ook opge± dolven. Zy hadden heilige Bosfchen , den Goden töegewyd. De Romeinen leerden hun Tempelen te bouwen. Men vondt ook by hen Priesters , Waarzegfters, Zangers of Dichters , Barden geheeten , die de dappere bedryven der Oorlogshelden opdeunden ; 'ook Wichelaars, die op 't geluid en de vlugt der Vogelen acht gaven. Iïun Land wierdt als een Gemeenebest geregeerd. De opperfte magt was in handen van de Algemeene Vergaderingen , van den Adel en het Volk, die Koningen , Krygsoverften , Regters , en honderd Mannen tot • II. deel. Z der-  553 batavieren. derzelver Raaden verkooren. Algemeen was men' fterk gezet op Vryheid. Men hieldt er Landdagen uit de edelfte der Landzaaten , en uit de bekwaamden onder het gemeen. De Koningen hadden weinig gezag, en werden , als zy zich te veel aanmaatigden , gehaat. Het Volk hadt al zo veel regt op hen , als zy op het Volk. — Zy hadden hun Eiland reeds eenige jaaren bezeeten , toen cesar hier kwam om Gallie geheel te overmeesteren, en dat tegen de Germaanen te beveiligen. Hy overwon de laatften , die onder ariovistus met honderd en twintig duizend man over den Rhyn gekomen waren , en dwong hen terug te keeren. De Batavieren zagen toen cesar eerlang hier. Hy bevogt de Uzipeeten , die een deel van Kleefsland befloegen, en de Tenkteren , hunne Nabuuren , die by Weudrichem , daar de Maas en Waal zich vereenigen, of in Maasland , een deel van de Meyery van 's HertogenBosch , woonden. De Batavieren , geen kans ziende om cesar te wederftaan, flooten met hem , een Verbond , om eikanderen met gewapende manfehap by te ftaan. Zy betaalden hem dus geene fchatting; maar waren Vrienden des Romeinfchm Volks. Hierop lieten zy terftond eenigen van hunne bekwaamde Benden in cesars leger over-  batavieren» cesar. overgaan. Met behulp van deezen behaalde hy die Overwinningen op de Britten , waarvan ik reeds gefprooken heb. Zy volgden hem daarna , toen hy pompejus in Spanje beoorlogde. Vervolgens vogten zy met hem by Pliarfalie , daar zy hem mee zo groote vaardigheid te voet dienden , dat pompejus ruiters voetknegten , en zy ruiters fcheenen. In Egypte verzeldcn zy cesar insgelyks , waar zy de eerfte waren in het overzwemmen van eenen ftroom, en in het leggen van den grond tot de Overmeestering van dat Ryk Zie daar met een kort woord de oude historie onzes Vaderlands. V. En nu zal daarop volgen ? A. Wy blyven by cesars overwinningen , van welken alleen te bejammeren is , dat een Man , zo groot en bekwaam als cesar indedaad was , op alle deeze togten in Gallie en Brittannie drie ndllioenen Menfchen het leven heeft doen verliezen , naamelyk in de veeltallige Veldfhgen,; door hem geleverd , en dat alleen om Romers Gebied meer uit te zetten , of eigen grootheid hoog op te trekken Hoe duur ftaat dus aan het Menschdom de Glorie der Oppermagtigen ! Hoewel nu cesar , byna tien jaaren , uit Romt was geweest, vergat hy egter Rome Z a niet ;  360 cesah.s oogmerken. niet; maar hieldt fteeds een naauwlettend oog ' op het geen er voorviel. Vooral zorgde hy , daar eenen fterken aanhang te hebben , om , des noods, alles naar zyne hand te zetten. Dan , hy vergat intusfchen zyne Soldaaten niet , door welke twee middelen hy alles naar zynen zin kon fchikken. Hy verbondt hen daarom zodanig door gefchenken aan zich, dat zy waanden nu niet langer voor hun Vaderland , maar alleen voor hem te vegten. Gy kunt denken , wat er uit zulke genomen maatregelen te wagten ftondt. —• De tyd zyner Landvoogdye liep thans naar het einde , en werdt hy daarvan beroofd, dan ftondt hy in geen hooger aanzien , dan een gemeen Romeinsch Burger. Dit laatfte was niet van cesars fmaak. Men floeg dan voor , de beide Veldheeren , cesar en pompejus even gevaarlyk voor de rust des Gemeenebests, te ontflaan van hunne posten, of hen daarin te laaten blyven. ■krassus was niet meer, om het evenwigt tusfchen beiden te houden. cesar nam den voorflag aan, mids pompejus zich ook aan denzelven onderwierp. Dit laatfte kwam er niet toe , hoe zeer cicero , uit zyne Landvoogdye van Cilicie, te Rome terug gekeerd, den laatften naar eene bemiddeling wilde doen luisteren. Eindelyk bragt deeze  CESAR. POMPEJUS. 3ÓI deeze het zo ver by den Raad , dat men cesar belastte, binnen zekeren tyd , de Landvoogdy van Gallie, en het bewind over het Leger neêr te leggen , wilde hy niet voor eenen Vyand des Vaderlands verklaard worden. Drie Gemeensmannen , cesars Vrienden , zich verzet hebbende tegen dit befluit, en daarop met fchande uit den Raad gedreeven , zich te Rome nu niet langer veilig oordeelende , weeken naar cesars Leger, reeds by Ravenna gekomen , om er eene fchuilplaats te vinden. Na hun vertrek befloot men te Rome , voor de openbaare rust door de bekwaamfte middelen te zullen zorgen. V. Dit was zo veel als eene Oorlogsverklaaring tegen cesar ? A. Niets anders 1 Nu hieldt het pompejus met den Raad en met de Burgemeesters ; cesar met het Volk en met de Gemeensmannen. Beide deeze Hoofden namen toen de wapenen op, vöorgeevende niets dan de befcherming der Wetten en der Vryheid te beoogen , hoewel zy hunne eigen magt en gezag op de puinhoopen dier Vryheid , welke zy voorgaven te verdedigen, wilden vestigen. Hoe duidelyk was dit te zien 1 De Raad van Ro¬ me benoemde pompejus tot Veldheer, en ï.ucius domitius tot Opvolger van cesar., Z 3 zo  362 CESAR IN ITALIË. zo in de Landvoogdy van Gallie , als in het gebied des Legers. De laatfte , dit hoorende, vertoonde toen aan zyne Benden de drie uit Rome gevlugte Gemeensmannen , als Slaaven vermomd. Hy klaagde over de geweldenaaryen , hem van den Raad aangedaan'; en vermaande haar zyne eer te handhaaven. Dit beloofden ze allen. Toen ziende dat hy zich op haar verlaaten kon , trok hy met weinigen op, en kwam aan den oever des fbrooms RuHicon thans Ruuhone , of Fisfarello , die toen Italië' van zyn Gallie fcheidde. Volgens het Staatsbefluit mogt meniant met een Leger in Italië komen : des hy , hier overdenkende de rampen , die zyn Vaderland boven het hoofd hingen , indien hy overtrok , lang dobberde , zonder te weeten , wat hy zou doen. Eindelyk, de ingewortelde ■ haat zyner Vyanden de overhand krygende in het peinzend gemoed des getroffen Veldheers, befloot hy tot den overtogt , trok ook door den Stroom , ylde naar Ariminum , thans Rimini , en ontbood t , van daar , zyn groot Leger , in Gallie agier ge laaten. V. En. wat z'eide Rome hiervan ? A. De geweldigfte fchiik floeg gansch Italië en Rome, op de onverwagte tyding van deezen grooten en vreefelyken ftap , om  CESAR TE ROME. 363 om het hart. Alles raakte in de uitterfte verwarring. Men meende cesar reeds vóór de Poorten te zien. pompejus zelf, zich in de Stad zonder Krygsvolk bevindende, vlugt* te met alle de Overheden naar Campanie. cesar , de eene plaats na de andere toen inneemende , volgde , en belegerde hem in Brundufium. Zyn Mededinger, zich hier in het naauw ziende , wist op eene heimlyke , doch wél overlegde wyze, ter Zee te ontvlugten. Italië nu aan de genade van cesar overgegeeven zynde , liet hy Sicilië en Sardinië door zyne Onderbevelhebbers vermeesteren, trok zelf naar Rome , en werdt met verwondering, als de beroemde Veroveraar van Gallie , byna in tien jaaren daar niet gezien , van het Volk • ontvangen. Hier verdedigde hy , met zyne natuurlyke welfpreekenheid , zyn gehouden gedrag voor de daar gebleeven Raadsheeren ; brak de Schatkist op eene koene wyze open , om geld te hebben tot het werven van Soldaaten ; liet toen Marfeillt belegeren , en trok zelf naar Spanje , terwyl hy andere Landvoogden, in ilede der aangeftelden door pompejus , voor de Wingewesten benoemde, waardoor alle deelen der toen bekende Waereld in het Oorlogsvuur geraakten. V. Wat wedervoer cesar in Spanje ? Z 4 A.  364 cesar volgt pompejus. A. Na eenige hindernisfen , niet dan door eenen cesar te boven te komen , bragt hy geheel Spanje onder zyne magt , trok toen zelf naar het belegerd Marfeille, dwong het tot overgaaf, en toog toen weer naar Rome, om er den gronddag tot zyne toekomende grootheid te leggen, Hier benoemde men hem tot Opperbevelhebber. Hy bekleedde deezen post maar elf dagen, en zo lang , met groote gemaatigthcid geregeerd , en 's Volks gunst gewonnen hebbende , ook zelf tot Burgemeester benoemd zynde , befloot hy pompejus te volgen, en den Oorlog in het Oosten over te brengen , den moeilykften zeker , welken hy ooit ondernomen hadt, Hy ging des met zyne Benden ten fcheepe naar Epirus, en kwam niet ver van pompejus Leger by Dyrrachium ; doch te zwak van troepen zynde , ter wyl de Ro* meinfche Raad , en de bloem des Adels met veele Benden in de Legerplaats des anderen' zich bevonden , liet hy eerst voorflagen tot eenen Vrede aan hun doen ; maar die vruchteloos afioopende , befloot hy met zyn klein leger pompejus in te duiten , cn linien van omwallinge om hem te trekken. De nood drong den laatften er door te breeken , by welke gelegenheid cesar geflaagen werdt. Deeze fcliande ging hein  POMPEJUS NEERLAAG. 365 hem geweldig ter harte , hoewel zyn moed hem niet begaf. Hy week naar Macedonië , en werdt van pompejus gevolgd. Zy vonden eikanderen weer by Pharfalie , en bereidden zich tot eenen tweeden flag. Wederzyds werdt niets gefpaard , om de overwinning te behaalen; maar men kwam traaglyk tot den ftryd , om dat , twee Romeinfche Legers hier tegen over elkandeFen ftaande, Zoon tegens Vader , Vriend tegens Vriend, en Burger tegens Burger ftryden moest. Treurig was waarlyk deeze Befchouwing: dan zo ver was deeze Republiek reeds van één gereeten ! Men raakte , ten laatften handgemeen, cesars oude Benden vogten zo dapper , dat pompejus geheel geflaagen werdt. Zyne Legerplaats werdt veroverd, en in zyne Tent de Doos , waarin hy zyne Blieven bewaarde , gevonden. Maar de grootmoedige Overwinnaar wilde daarna er niet éénen van leezen; hy liet ze allen verbranden , zeggende : „ liever van deszelfs misdaaden onkundig te willen blyven , dan ze naderhand te moeten ftraffen. " cesar hadt in deezen geweldigen flag naauwlyks twee honderd man verlooren ; terwyl men , naar de minste berekening , vyftien duizend ge, doode Vyanden op het flagveld telde , en ruim vierentwintig duizend krygsge vangen Z 5 kreeg.  $66 pompejus vermoord. kreeg. Alle Romeinfche Burgers , daaronder gevonden, ftelde cesar aanftonds op vrye voeten , en men merkte , by dit geval , aan , dat geen Veldheer ooit meer bebaagen fchepte in daaden van barmhartigheid en zagtmoedigheid, dan cesar. Men' zag er hem toen veelen oefenen. Dit maakte zyne Overwinning noch luisterryker. V. Waar bleef 'toch pompejus ? A. Welk eene omkeering van zaaken! pompejus , die vierendertig jaaren lang, gewoon was geweest te overwinnen , verloor, in één uur , de behaalde Glorie van zo langen tyd. Nu vlugtende , van weinigen verzeld , in groote neerflagtigheid naar Egypte , werdt hy , aan land willendé flappen, op bevel van den ondankbaaren Egyptifchen Vorst , ptolomeus auletes , hoewel deeze aan hem groote verpligting hadt, fchandeiyk vermoord , louter om cesar niet tot eenen vyand te krygcn. Zulke fnoodheden doet de onbetaamelyke vrees bedryven. Het afgehouwen Hoofd werdt daarna aan cesar ten gefchenke gezonden , en het lichaam naakt op ftrand geworpen. — Zodanig was het einde van pompejus , die , nog jong zynde , den naam van den Grooten verworven , en over drie Waerelddeelen gezegepraald hadt ; die zich ongelukkiglyk in eenen Burgerlyken Oorlog ingelaaten hadt , meer  CESARS BRAAFHEID. 567 meer uit zugt , om alleen het Romewfche^ Gemeenebest te regeeren , dan uit yver, om het te behouden. Dit. zyn de gevolgen van een verkeerd gedrag ! Zo min als krassus , ftierf hy eenen genisten dood. Beider Bloed werdt dus vergooten- , die dat van zo veel honderd duizenden hadden doen ftroomen. Dit jammerlyk einde gaf wel weinig troost aan de overgebleeven Vrienden van veele gefneuvelden; maar zy en de Volken der Aarde zagen egter daarin eene zigtbaare gelyke vergelding , en de nog levende heerschzugtigen mogten er wysheid uit leeren ! V. Nu moeten we cesar , den derden deezer Driemannen , zynen loop zien volbrengen. A. Na de groote behaalde overwinning pompejus vervolgende, kwam hy in Egypte , waar men hem het afgehouwen Hoofd zyns Mededingers , gelyk ik zeide , aanboodt. Met den uiterften affchrik , zyne oogen van zulk een yslyk gezigt afwendende , beval hy, met eene donderende ftem , deszelfs brenger uit zyne tegenwoordigheid te gaan , en hy liet het Hoofd, dewyl het • Lichaam reeds te vooren op eenen houtftapel aan het ftrand was verbrand, met groote plegtigheid begraaven. Hoe loflyk was dit gedrag! —— De getrof-  368 cesars grootheid. (troffen Veldheer bekoort elke medelydende Ziel door deeze daad. De val van groote Mannen moet altoos bejammerd worden , en hoe veel meer , wanneer zy door de handen van ondankbaaren fneeven.' — cesar , de onlusten in Egypte tusfchen den Koning en zyne Zuster cleopatra daarop geftild hebbende , trok naar Rome, waar men hem, die nu volkomen meester van de Vryheid der Romeinen geworden was , met Eerampten overlaadde. Nu Burgemeester , Dittator en alles zynde , en dus alle magt in handen hebbende , vergenoegde hy zich daar mede : want beproefd hebbende , of hy zich gevoeglyk de Kroon kon laaten opzetten, vondt hy, dat het Volk er tegen was, en zag er toen van af: doch altoos* eenen Vyand van den Raad geweest zynde , kon hy zyne kleinachting voor denzelven , daar deeze nu alle zyne magt verloren hadt , niet wél verbergen. Dus in aanzien en kragten ten ' hoogen toppe gefteegen , trok hy op tegens pharnaces , Zoon van mithridates den grooten, Koning van Bosphorus , die , ziende de Romeinen in eenen Burgerlykcn Oorlog ingewikkeld , de gelegenheid hadt waargenomen , om te beproeven , of hy zyns Vaders verlooren Landen in asia niet zou kunnen herwinnen,  Cesars vyanden. 369 rien. Deezen geheel en al verflaagen , en daarna gedood zynde , gaf cesar het Ryk aan een' ander', en keerde naar Rome terug. — cicero , die voorheen pompejus zyde hadt aangekleefd , kreeg van hem vergiffenis; doch week naar het Land , waar hy de meeste zyner Boeken fchreef, die wy van hem hebben. — cesar hielde zich te Rome onledig met het ftillen van Oneenigheden , met vergiffenis aan zyne Vyanden te vcrleenen, en zelfs met gunsten aan de voornaamflen te fchenken. V. Waren dan nu alle voorige Vyanden van cesar zyne Vrienden ? A. Verre van daar! sextus en cneius , Zoonen van ' pompejus , scipio , cato van Utica (zo genoemd ter onderfcheidinge van cato , * den Tugtmeester, wiens deugden hy hadt , maar niet de gebreken) , en andere Vrienden van het vrye Gemeenebest, in africa geweeken , vereenigden zich aldaar, en verzamelden eene groote magt tegens cesar. Hy, dit hoorende , nam voor dien aanhang te verftooren. Vooraf dempte hy eenen opftand onder het tiende Legioen zyner' Benden, altoos zeer van hem bemind , en uit dien hoofde met verbaasdheid vernomen. Dit deedt hy op eene wyze , die 'altoos tot een treffend bewys van zyn groot beleid zal flrekken. V.  370 opstand onder een legioen. V. Eilieve ! zeg my, hoé cesar dit uit* voerde ? A. Ik zal U hierin ten wille zyn , voornaamelyk, om dat gy uit dit Haaltje den grooten cesar , zo vol van beleid , beter zult kunnen kennen. —— cesar , hoorende van den opftand van zyn geliefd Legioen te Capua , en deswege zeer verzet , zondt aanftends den beroemden Historiefchryver crispus sallustius derwaards , om denzelven door zyne welfpreekenheid te dempen : dan de bedreeven Man bevondt wel dra, dat het vry wat meer in hadt , tot ontwapende Burgers , dan tot gewapende muitelingen het woord te voeren. Zyne gaaf van harten te treffen vermogt hier niets. Zelfs was hy genoodzaakt de vlugt te neemen , om hunne woede te ontwyken , en cesar te berigten , dat zy, in ftede van te luisteren naar eenige reden, in vollen aantogt naar Rome waren. Hy, verbaasd door deezen euvelmoed, liet daarop de Stad bezetten. Zy verfcheenen vóór de Poorten. Toen liet hy hun vraagen , wat zy begeerden, cesar fpreeken, was het antwoord. Dat zy, doch zonder andere wapenen dan hunne zwaarden , voor my verfchynen, zeide de kloeke Veldheer. Zyne Vrienden , voor zyn leven bedugt, wilden dit  opstand gedempt. 371 dit fluiten; doch vrugteloos. cesar ging naar de plaats , het Legioen , dat nu binnen de muuren gelaaten was, aangeweezen , om deszelfs klagten te hooren. De tegenwoordigheid van zo grooten Man, beroemd door zo veele veroveringen , vervulde hen zodanig met ontzag , dat de ftoutften zelve niet konden fpreeken. Hy, op den Regterftoel gezeten , dat merkende , moedigde hen aan, om hunne klagten voort te brengen. Toen greep men moed. Zy baden afgedankt te mogen worden om hunnen ouderdom , wonden en langduurigen dienst; en weetende , dat hy eenen nieuwen Oorlog in den zin hadt, verwagtten zy door hem gevleid , en met gefchenken te zullen overgehaald worden , om te blyven. Maar hy gaf, onbedeesd, hun ten antwoord : „ Uw verzoek is. toegedaan. Ik ontflaa U van den dienst. Gy kunt heen gaan ! " Dit woord trof hen, als een donderdag. cesar , de algemeens verflagenheid ziende, zweeg een poos , en voegde er toen by. „ Ik heb evenwel niet voorgenomen U van uwe belooning te berooven. Ik zal ze U geeven , wanneer ik over myne overige Vyanden zal gezegepraald hebben. " Toen liepen ze naar hem toe, en baden die belooning te mogen verdienen, cksar , fèlry- nende  37^ opstand gedempt. nende daarop niet te letten , zeide. „ Gaat, Medeburgers! keert naar uwe huizen. " De Naam van Medeburgers was hun byster vreemd. Zy waren gewoon altoos dien van Medekrygsknegten te hooren. Des floeg dit woord hen geheel ter neêr. Zy riepen hun ontflag niet aangenomen te hebben , en hem naar afiuca te willen volgen. Maar hy fcheen hunne aanbieding te veragten, keerde hun den mg toe , en kwam van den Regterfloel , om weg te gaan. Deeze verfmaading griefde. Zy wierpen zich vóór zyne voeten , en bezwoeren hem , hun liever alle ftraffen , om den bcdrceven euvelmoed verdiend , te willen aandoen , dan hen op zulk eene fchande» lyke wyze af te danken. Lang bleef hy onbuigzaam : maar eindelyk zich gelaatende door het fterk aanhouden zyner Vrienden overwonnen te zyn , klom hy andermaal op den Regterfloel, en zeide : „ dat de opftand hem te meer verbaasd hadt , om dat ze in een Legioen was voorgevallen , het welk hy altoos boven anderen geacht hadt ; dat hy egter niet bcfluiten kon zulk een te ftraffen , welk hy zo hartlyk bemind hadt; dat hy , op zyne terugkomst uit africa hun de beloofde belooningen , zelfs ook landeryen tot onderhoud zou geeven; maar dat hy nimmer zou dulden hem  OPSTAND GEDEMPT. 373. hun op zynen togt te verzel'er , wyl hy toenen wilde ook zonder hen te kunnen overwinnen." Deeze taal maakte zo diepen indruk op de gemoeden , dat zy, met traanen in de oogen , baden , hen liever, om den tienden man by looting, te willen ftraffen , dan hen uit de glorie zyner Overwinningen uit te fluiten. Liever riepen zy, liever zullen wy U, als vrywilligen , volgen, dan ons niet toe te laaten onder uwe banieren tc ftryden. Cesar , die zuiverheid van hun lecdweezen befpeurende y en zelfs niet langer kunnende veinzen , noemde hen toen wederom Medekrygsknegten , vergaf hun alles , en verklaarde , dat ze met hem in de glorie en voordeden der veroveringen zouden deelen . . . . Zie daar , hoe de edele cesar dit Legioen , door zyne bekwaamheid en onbeteuterdheid , tot zyr.en pligt deedt wederkeercn , en deszelfs genegenheid en vertrouwen wederwon. Legerhoofden kunnen uit zulke voorbeelden leeren , wat kloek beleid kan uitvoeren. Hierop ftak hy over naar africa , en verfloeg pompejus Zoonen , ongeacht den gebooden tegcnftand. Maar cat© , de vryheid zyns Vaderlands niet willende overleevcn, doorftak helaas! zich zeiven. Men zou dit thans niet eene A a groot-  374 cesars zegepraalen. grootheid van geest noemen. Geheel africa bukte vervolgens voor den Overwinnaar. V. En toen keerde cesar weer naar Rome ? A. Ja ! Na bevel gegeeven te hebben tot de herbouwing van Karthoga en Korinthe , keerde hy weer , en werdt met groot gejuich te Rome ontvangen. Men gaf hem het Diétatorfchap , eerst voor tien jaaren , daarna voor al zyn leven , en ftondt hem toe vier Zegepraalen in ééne Maand , om het verwinnen van de Galliërs , van de Egyptenaaren , en van fharnaces en juba , Koning van Mauritanië. Hy , aan zynen kant , gaf veele blyken van edelmoedigheid aan zyne vyanden , beloonde zyne foldaaten , onthaalde het Volk van Rome , aan tweeëntwintig duizend tafels , op eenen ongelooflyken overdaad van lckkcrnyen en kostlyke wynen, en gaf, tot vermaak , vertooningen van Zee- en Veldflagen. Hierna hervormde hy de Regeering door het geeven van goede Wetten, befhoeide de overdaadige manier van leven, en begaf alle de Bedieningen ; hoewel hy dit laatfte , als *t ware , door het Volk liet doen , het geen egter niemant , - dan die door hem aangepreezen waren , benoemde. — Dus was Rome niet meer een Ge-  R0A1EINSCHÏ ALMANAK. $75 Gemeenebest ; hoewel hy het den fchyn daarvan liet behouden. Dan , ten vertooge dat niets zyner zorge ontglipte, ondernam hy iets zonderlings , naamelyk , de verbetering van den Romeinfchen Almanak, 't geen aan hem , als Hoogenpriester , ftondt. Hiervan hadt de Waereld nog geen voorbeeld gezien ; doch hy bragt die onderneeming gelukkig ten einde. V. Op welk eene wyze ? A. Het jaar , door de Romeinen dus lang gebruikt of berekend , beftondt uit twaalf zo genoemde Maanmaanden , dat is , uit een jaar , gerekend naar de verfchyning der Maane : doch dit jaar elf dagen korter zynde dan het Zonnejaar, moest het telkens door inlasfen vereffend worden. Om de twee jaaren voegde men dan eene Schrikkelmaand in , nu uit twee- dan uit drieëntwintig dagen beftaande , welke men tusfchen den a3 en 24 February plaatfte. Wilden nu de Priesters , aan wélken dit werk verbleef, het jaarlyks beftuur eens Regents , van hun bemind , verlengen , dan voegden zy de Maand er in ; of was hy van hun gehaat , dan lieten zy er dezelve uit. Ook werden daardoor de Feestdagen telkens verfchooven , en raakten buiten den regten tyd. Dit alles baarde groote wanorde. —— Cesar fchafte derhalAa 1 ven  370 almanak verbeterd. ven het Maanjaar van 355 dagen af, en voerde het Zonnejaar in , of den tyd, waarin de Zon den Dierenriem doorloopt, en tot het punt , van waar zy begon , weerkeert, beftaande uit 365 Dagen en zes Uuren. Deeze Dagen verdeelde hy in twaalf Maanden , hebbende February a8 , en de anderen 30 of 31 Dagen. De zes Uuren , van elk jaar overfchietende, uitmaakende , in vier jaaren , vierentwintig Uuren , of éénen Dag en Nagt , voegde hy by het vyfde jaar , van ons een Schrikkeljaar genoemd , beftaande uit 366 Dagen. Tot het een gebruikte cesar de hulp van sosigenes , eenen Sterrekundigen van Alexandrie ; tot het ander flavius , die den Almanak in orde bragt. V. Op deeze wyze is dan de Almanak gemaakt , en ten algemeenen nutte gebleeven ? A. Ik zal in het, vervolg van eene tweede verbetering fpreeken , als wy tot het jaar 1582 in de nieuwe historie zullen gekoomen zyn , en nu alleen maar aanmerken , dat zy , die cesars loflyk werk en grootheid benydden, daaruit gelegenheid namen , om deeze nuttige verbetering te befchimpen , zeggende : „ dat cesar, over de Aarde gezegepraald hebbende , nu ook over den Hemel wilde regeeren." —- Ci- ce»  cesar bespot. 377 cero zelf, die anders den misdag in den ouden jaarvorm , zo goed als iemant , zag , was laag genoeg van geest, om er mede te fchertzen Gy ziet daar- uit , dat iets , hoe heilzaam het moge zyn voor het Menschdom , ter fpotternye moet dienen , als het den kwaadwilligen maar lust Dan cesar , beter , dan die allen , doorziende , welk nut de Nakomelingen uit, zyn werk zouden trekken , en welk eene Eer hetzelve hem zou geeven , was grootmoediger , oordeelende het beneden zyne waardigheid op zulke laffe befchimpingcn acht te daan Stel U dit tot een voorbeeld , wanneer gy iets goeds verrigt , en er is, die lust hebben U deswegen aan te randen. Antvfoord hun niet. Hoe voordeeliger werk gy doet , hoe eer de gevloekte Nyd aan het woelen en boerten gaat. Slegte daaden worden wel van alle braaven veroordeeld ; maar goede niet van allen gepreezen. Regt gefproken , hoe meer iemant • door den Nyd wordt aangerand, hoe grooter hy is , hoe loflyker zyn Werk , hoe luisterryker zyne Eer. V. Zeg my meer van cesar ? A. Deeze doorluchtige Man, nu verneemende liet woelen van pompejus Zoonen in Spanje , trok derwaards , en liet zich met • hen in eenen dag by Munda in , Aas waar  573 cesars b'edryf te rome. waar het zo fcherp toeging, dat hy daarna zeide : „ Veelmaalen om de overwinning, maar toen om het behoud zyns levens geftreeden te hebben." Hy verwon hen egter; keerde zegepraalende naar Rome terug ; werdt Dictator voor zyn leven gemaakt ; toonde aan allen zyn goedaartig en verpligtend gedrag ; liet pompejus Standbeelden weer oprigten , wyl hy 's Volks genegenheid voor wylcn dien Veldheer zag voortduuren ; en fchafte, tegen den raad zyner Vrienden, zyne lyfwagt af. Om het vertrouwen der Gemeenebestgezinden te winnen , ftelde hy de veiligfte wagt in 's Volks genegenheid, welke hy, met alle magt, volkomen zogt te winnen. Dan, in weerwil van dit alles , ftiet men zich , dat hy het getal der Raadsheeren tot negenhonderd , waaremder veele van laagcn rang waren , deedt aangroeien , ook dat hy , zittende , den Raad ontving. Deeze en andere gevallen, vooral de zugt om Koning te weezen , wekten het ongenoegen der yverigfte Gemeenebestgezinden , reeds wars van deszelfs heerschzugt, in hoogen top. Onmooglyk viel het cesar zyn leven te befchermen. 't Is waar , zy hadden uit zyne Overwinningen groote voordeden getrokken; maar hoe grooter hun geluk was geworden , hoe meer belang zy fielden in het heil des Vaderlands : want iemant , die weinig heeft , ligt  zamenzweering tegen cesar. 37O ligt weinig aangelegen , onder welke Regeering hy leeft. Ook heerschte toen een algemeen gevoelen , dat het deugdzaam ware , eenen Dwingeland, die zich door gaweid meester gemaakt hadt van het Oppergezag , te vermoorden. Uit zulke gevoelens werdt eene Zamenzweering gebooren. V. Door wien ? A. Aan derzelver hoofd was cassius , een Vriend zyns Vaderlands , maar tevens een Vyand van cesar om eene byzondere reden. Hy trok er brutus in, zynde een Afftammeling van den vermaarden junius brutus , die de tarquiniussen verdreeven hadt , en fchoonzoon van cato van Utica. Deeze meende, dat het Gemcenebest, zonder cesars dood, volftrekt niet langer kon ftaan ; doch lyfsgenade van cesar , na den Pharfalifchen Slag , voor zich en veele zyner Vrienden verworven hebbende , ook met deszelfs byzonder vertrouwen vereerd , werdt hy lang terug gehouden van geweldige middelen te gebruiken. Cassius wist er egter hem toe te brengen. —— Verfpreide gerugten gaven wel eenigen agterdogt aan cesar ; doch hy verzuimde de noodige voorzorg voor zyne veiligheid te neemen. Het hoofd vol hebbende van vertiitziende ontwerpen , onder anderen de Aa 4 Par-  S8o cé sar ver-moord. Partbers te beoorlogen , om krassus dood te wreeken , ging hy naar den Raad , waarin men handelen zou over den eertitel van Koning aan hem te geeven , met Welken zyne Vrienden hem vooraf gaarne verëerd wilden zien. Op zynen ftoel in de Raadzaal, juist door pompejus gebouwd, gezceten , weidt hy van cassius , brutus en verfcheiden medepligtïgen , allen , vol van woede, met dolken in de hand , aangevallen , en zonder dat er zich iemant tegen verzette , zynde alles met fchrile cn verbaasdheid geflaagen , afgemaakt door drieentwintig wonden. Zie daar den dood des laatften Driemans , die krassus en pompejus overleefde ; maar een gelyk lot met hen hadt , ftervende in zyn zesënvyftigfte jaar , zynde de grootftc Krygsman , welken Rome of misfehien de Waereld ooit gezien hadt; die in vjftig Veldflagen gelukkig geftreeden , die meer dan duizend Steden ftormenderhand ingenomen , en , is het gegeeven berigt waar , die elfmaal honderd tweeënnegentig duizend (anderen zeggen drie mïlloenen~) Menfchen verflaagen hadt ! Gy kunt daaruit befluiten , dat hy , buiten alle kyf , een Man was van ongemeene cn wonderbaare bekwaamheden in de konst des Oorlogs , in dc burgerlyke Regcering , tevens naarftig en bekwaam , om die ten gebruike te ftellen. Hy  CESARS GEBREKEN. 381 Hy was bemind en geëerd by het Volk, geacht en aangebeden van zyne Vrienden, bewonderd zelfs van zyne Vyanden: indedaad een zeer groot Romein % niet gierig gelyk krassus, maar zo heerschzugtig, als pompejus. Dit deedt hem zyn Vaderland onder het juk brengen ; maar ook daarvoor kreeg hy hetzelfde lot , dat den meesten Overweldigeren wedervaart, als zy over Lieden, zo vry als zy, willen heerfchen. Hadt Rome zulk eenen Man noodig gehadt, men hadt nooit eenen, beter dan cesar , daartoe kunnen vinden. Dan dit wilden geene Romeinen , die zo vry, als brutus , cassius , cicero en anderen, dachten. V. Welk een aandoenlyk treurtooneel , cesar zo deerlyk te zien vermoord worden l A. Gewis is het alleraandoenlykst , den grooten cesar zo te zien fnceven door de handen van zyn eigen Volk, vooral door die van den ondankbaaren brutus ! Maar denk , hoe veele honderd duizenden cesar hadt doen vallen, alleen om met den tyd het oppergezag over alles te krygen! Hoe gevaarlyk is dan niet deeze drift voor het Meuschdom, hoe nadeelig zelfs voor hun, die ze koesteren! En egter is deze Les, hoe nadrukkelyk ook, nog niet fterk geAa 5 noeg  38a BRUTUS DOLABELLA. noeg geweest , om deeze droevige hartstogt in veelen te dempen. Zy woelt, helaas ! nog tot op deezen dag , waarby het Menschdom zo veel fchaade lydt. V. Maar heeft cesars dood het verdrukte Rome kunnen redden ? A. Toen cesar van kant was , wilde brutus de reden zyns wanbedryfs aan den Raad ontvouwen; maar alles ftoof, in de uiterfte verbaasdheid, ter deure uit , en de geweldigfte fchrik veripreidde zich, met alle verwarring , door geheel Rome. De Zamenzweerders noodigden het Volk zyne oude Vryheid te herneemen. Daartoe, dachten zy , was nu door hen de weg gebaand. Maar Rome geen Rome meer zynde , was alles hersfenfchimmig. Men zou het eene burgerlyke Geestdryvery mogen heeten. En hoe zeer zy zich in hun Plan bedrogen , werdt wel dra openbaar. . brutus deedt eene redenvoering , tot verdediging zyner zaak, voor het Volk, het welk dezelve met een droevig gelaat beantwoordde. - dolabella, die, na cesars vertrek tegens de Parthers, Burgemeester zou weezen, aanvaardde thans die bediening, en verklaarde zich, in eene aanfpraak tot het Volk, voor brutus , het welk , hadt hy niet geweeken , hem den dood gekost zou hebben. —— marcus an- to-  oordeel over cesar. 3*3 TONius , Burgemeester zynde , belastte le» pidus met zyne Benden in de Stad te trekken, beiden gezind, om, onder voerwendtel van cesars dood te wreeken, het » hoogst gezag voor zich zeiven te verkrygen. Wat won dan brutus met zynen aanhang door cesars dood! De Opperheertehappy ging maar over uit de handen des eenen in die des andieren. — antonius liet intustehen den Raad tegen den volgenden dag beleggen, en ftelde overal wagten, om de ongeregeldheden in de voortduurende verwarring te voorkomen. — De Raad vergaderde, en men befloot deeze Vraag te doen: „ of cesar. een Dwingeland, of een wettig Beftuurder van den Staat geweest ware?" Als dit beflist was, dan zou men de Zamenzweerders doemen of vryfpreeken. — antonius liet in dit geval een groot beleid blyken. Hy toonde , dat, zo men cesar. voor eenen Dwingeland verklaarde, de heele Waereld , met deszelfs Glorie vervuld , in de treurigfte onlusten en verderflykfte Burger-Oorlogen gedompeld zou worden. Zyn Vertoog maakte indruk. Men befloot cesars Wetten te bevestigen, en 't bedryf der Zamenzweerderen in vergetelheid te Hellen. Daar dit tegenftrydige met eikanderen niet kon beftaan, was dit zo veel als te zeggen:  J84 ANTONIUS. p i S O. gen: ,, cesar is fchuldig en onfchuldig!" Dit beduit gaf egr.er eenige dilte in de Stad. — Dan , de onrust ontwaakte wederom, toen antonius in den Raad voorfloeg cesars uitenten Wil ' te leezen. brutus beging den grootden misdag door dit toe te ftemmen. Het gefchiedde. Daarin las men, dat zyne drie Agtcrneeven, onder anderen cajus octavius , zyne . Erfgenaamen zouden weezen, en verfcheiden Zamenzweerders aanzienlyke voordeden ontvangen. Dit ontvonkte op nieuw de genegenheid voor cesar , en verbitterde de gemoeden tegens de Moordenaars, brutus aanfpraak zette egter het Volk ter neder. Maar antonius en piso ontftaken hetzelve , op nieuw , in woede en droefheid , toen zy het gewonde Lyk van cesar te voorfchyn bragten. De eerde deedt tevens eene aandoenlyke Lykrede tot cesars lof, hoewel hy ze in het dot een weinig temperde, 't Volk, daardoor tot dolheid vervoerd, verrigtte, op daanden voet, de plegtigheid der Lykdaatfie , en verbrandde het Lyk. Intusfchen, terwyl antonius een vermoeden gaf, dat hy cesar in het Oppergebied wilde opvolgen , hoewel hy voordoeg sextus, Zoon van pompejus, in zyne Eer en Vaderlyke goederen te herdeden , vernam men, dat cajus  CAJUt' OCTAVIUS, 385 jus octavius , cesars Agterneef, en aangenomen Zoon , naderhand zo beroemd onder den naam van augustus , nu nog zeer jong zynde, reeds op reis was naar Rome, om zich te doen gelden. ( V. Van deezen, meen ik, zult gy my veel kunnen zeggen! A. Zo veel, dat wy, in een ander uur, zyne bedreeven daaden zullen befchouwen. In tusfchen kunnen zo veele merkwaardige zaaken, tot dus verre befchouwd, U aanleiding geeven tot verfcheide Befpiegclingcn. Wat zyn groote Mannen , wat zyn anderen, wanneer zy hunnen pligt vergeeten, en wat heeft de Waereld , wat het Menschdom van hen niet te lyden, onder een uitfpattend beftuur ! Hoe deerlyk wordt eindelyk hun lot , en wat is al dc vrucht hunner woelingen ! Werden de heerlykfte vermogens altoos ten beften einde aangelegd, hoe zou dit bekwaame Mannen , meer dan door het zwaard , doen uitfchitteren, en wat zouden de Volken daardoor niet winnen ! TWIN-  TWINTIGSTE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE der ROMEINEN. | Ottavius. Antonius. Lepidus. Brutus. Casfius. Verbanning te Rome. Oppius. Cicero. Quintus. Slag by Philippi. Zelfmoord. Cleopatra. Fulvia. Livia. Tiberius. Parthen. Staatkunde. Groote Mannen. Schryvers. Weelde. Bederf. raag. Heden, hoop ik, zult gy my alles van cajus octavius verhaalen. Antwoord. Zo veel zeker , als myn Plan zal toelaaten. Wy hebben Hem op reis naar Rome gezien. Hy kwam ook in de Stad, doch "niet wél onderregt van de toedragt der zaaken aldaar, om zich voor cesars Erfgenaam te verklaaren. Hy het  octavianus. antonius. 387 liet zich daar cajus julius cesar octavianus noemen. cicero viel hem toe : want hy hadt iemant noodig , om hem tegen antonius te dekken; en octavianus hadt in cicero belang , om , door deszelfs welfpreekenheid en gezag , zyne oogmerken te onderdennen, antonius wilde den wakkeren Jongeling misleiden. Een zoen werdt eens en andermaal tusfchen hen getroffen , die egter van korten duur was. antonius kreeg de Landvoogdy van het naast gelegen Gallie , en zich nu meester denkende van Italië, fprak hy op hooger toon. octavianus was met veel Volks te Rome gekomen. De eerfte wapende zich ook , en trok naar Ariminumy vallende in Gallie', waar hy, de belegering van Mutina , nu Modena, beginnende , op cicero's aandringen, voor eenen Vyand des Vaderlands verklaard werdt. —• Twee Burgemeesters , pansa en hirtius , trokken dan tegen hem op, en, hoewel zelve fneuvelende, bevogt egter hun Leger de overwinnig Toen vlugtte antonius. r pansa hadc, vóór zynen dool, gelegenheid , om aan octavianus te zeggen, dat hy , wyl de Raad antonius meer dan hem minde , zich met den laatften moest verzoenen. Het woord des ftervenden Mans hadt op hem grooten indruk. Hier-  388 antonius. lepidus. octavianus. Hieruit werdt vervolgens het beroemde Driemanfchap gebooren , dat is, antonius, lep , en octavianus verbonden zich aan elkander. De laatfte, het marren des Raads hoorende , die hem , pas twintig jaaren oud , niet wilde tot Burgemeester verklaaren, trok met zyne bende naar 2?ome. Zyne Soldaaten deeden toen dat verzoek , en kreegen hunnen zin : hy werdt daarop tot dien hoogen post verheeven. V. En toen nam hy, door dat gezag gevestigd, misfchien wraak van brutus en cassius dc moordenaars van zynen Oudoom cesar ? A. Brutus was intusfchen naar Griekenland, cassius naar asia gegaan, door veroveringen hun gezag verfterker.de. octavianus bragt des by den Raad te weeg, dat men beiden veroordeelde, en het befluit van verbanning tegen antonius en LEPiDus herriep. Hierna kwamen deeze Driemannen te zamen , verbonden zich op nieuw , cn de Heerfchappy der Waereld , als ware zy eene Vaderlyke erfenis, werdt onder deezen verdeeld. —— Hoe veel hadden dan brutus en cassius met den moord van cesar gewonnen! Was nu de Vryheid der Romeinen herfteld? In ftedc van éénen hadt men nu drie Beftuurders, en ging het daarom bete1" met het Vader-  moorderyen te rome, 389 derland ? Zy beflooten nu, dat le- pidus te Rome zou blyven; doch de twee anderen naar het Oosten tegen brutus en cassius vertrekken. Dan , in de afweezigheid van deezen, groote beroeringen in Italië te vreezen zynde, wyl er nog eene menigte van zeer yverige Gemeenebestgezinden te Rome was , kwamen zy tot een befluit , zo vol van Barbaarschheid en Oumens'chlykheid , dat het derzelver gedagtenis afgryfelyk en vervloekt by de laate Nakonielingfchap gemaakt heeft , en altoos zal maaken. V. Wat ondernamen zy dan ? A.0 Zy beflooten niet alleen hunne vyanden ,° maar ook de ryken, en wie maar één vonkje van liefde voor de oude Wetten en Vryheden in zyn hart mogt gevoelen, te verdehen. Deeze middelen fchee- nen hun de beste voor hunne veiligheid te weezen. Men maakte dan .eene Lyst 'van Vrienden en Vyanden, door het zwaard te verdoen. Op deeze ftonden zelfs cicero, lucius, cesar, de Oom van antonius, en paulus, de Broeder van lepiDt,s> Tot dat einde zondt men ee¬ ne Bende naar Rome, die aanflonds het werk begon. Oogenbliklyk was de Stad vervuld met geween cn jammerklagter. In deeze verwarring verfcheenen daar de Drie- II deel Bb man-  3QO verbanning te rome. mannen , en lieten aanftonds hun aangemaatigd gezag door eene Wet bekragtigen. Daarop kwam de Lyst der verbannen Perfoonen voor den dag, waarop de Naamen van drie honderd Raadsheeren, en van ruim twee duizend Ridders geleezen werden, allen verbannen , en daarop vryheid gegeeven tot derzelver verdelging. Niemant mogt , op levensftraf, hen verbergen. Die eenen verbannen ombragt , werdt rykelyk beloond. Ken Slaaf, die zynen Heer van kant hielp, werdt met het Burgerregt bekroond. Home fcheen toen , op eenmaal , te zullen vergaan. —— Dan , te midden der bêekcn bloeds , die er dus in de Stad 'ftroomden , zag men aanmerkelyke voorbeelden van genegenheid in fommige Vrouweu jegens haare Mannen , van liefde in Kinderen jegens hunne Ouderen, en van trouwe in fommige Slaaven omtrent hunne Meesters. Onder anderen droeg oppius zynen flokouden Vader op de fchouderen uit de* Stad naar het Strand, en ontkwam met hem in Sicilië. Zulk een braaf Zoon bleef Van den Hemel niet onbeloond. Na deezen ftorm terug keerende , Hemde geheel Rome, om hem, wegens zyne edele daad, tot de waardigheid van Stadbezorger te verheffen. Men gaf hem ook driemaal meer terug, dan zyne Vaderlyke Goederen, door de  irjp.TLwr Onder anderen droeg' Opjjïws z vnc-ii stokouden "Vader ojj de seliouderen uit de stad naar Let strand. Madz.jtjo.   verbanning te rome. 301 de Driemannen verbeurd verklaard, bedroegen, oppius gaf dus een zeer uitmuntend voorbeeld van kinderiyke Liefde , cn het Romtinfche Volk van lofwaardige erkentenis deezer Deugd. By deeze treurige gelegenheid fiierven verfcheiden Slaaven, onder de geweldigfle folteringen , op de pynbank, liever, dan de plaatzcn te ontdekken, waar hunne Meesters verborgen waren, lucius , de Oom van antonius, werdt door zyne Zuster julia behouden. Zy ontmoette de gezonden moordenaars aan de deur der kamer, waar hy verborgen was, en riep hun toe: ,, nooit zult gy hem dooden, eer gy my van kant helpt." De Moordenaais, door dit woord , als door eenen dondeiflag , getroffen, hielden af. Zy floof naar de markt tot haaren Zoon antonius, gezeeten op den Regterfloel, om de Hoof* den der Bannelingen te ontvangen, en den beloofden loon te betaalen. Toen riep zy hem toe : ,, ik heb uw befluit overtreeden , en ben gekoomen , om my zeiven wegens het' verbergen myns Broeders aan te klaagen." Gy hebt u gedraagen, antwoordde antonius , als eene goede Zuster, maar als eene kwaade Moeder." Ver» der gaf hy op haar geen acht, en lucius werdt niet gezogt. Dus keurde het geweeten deeze vervloekte rol af. —— Bb 2 Vee-  39* CICERO. QÜINTUS. Veele aanzienlyken ontkwamen liet egter, met de vlugt, by brutus in Macedonië, of by seItus , den Zoon van pompejus, die veele kleene vaartuigen op de ItaliaanJche Kusten liet zwerven , om de ontfnapten te ontvangen , welken hy beleefd en minzaam behandelde. cicero , de beroemde Redenaar, die door octavianus gaarne gefpaard zou zyn geworden , doch wiens dood antonius volflrekt begeerde , vlugtte met zynen Broeder quintus , die nevens hem onder de verbannen geteld was. Te laat zich herinnerende, door de ontfleltenis en haast het noodige reisgeld vergeeten te hebben , kwamen zy overeen , dat de eerfle maar voort zou reizen, doch de ander naar huis keeren , om het te haaien. Dit gefchiedde. Maar quintus werdt ontdekt in de Stad te weezen. In het huis niet gevonden zynde , hoewel hy er was , werdt zyn Zoon gepynigd, om te ontdekken , waar de Vader zich verfchoolen hieldr. De kinderlyke Liefde flond toen de proef uit tegens de uitgezogfle martelingen. De tedere Jongeling kon egter niet nalaaten , nu en dan, eens te zugten , 'en in de hevigheid der pynen te kermen. De verborgen quintus, niet ver van die plaats, hoorde dit, en het vaderlyk hart dit niet langer kunnende wecrflaan , kwam hy uit den  CICERO VERMOORD. 393 den fcbuilhoek, en boodt zich zelfs den Moordenaaren aan , om zynen Zoon te behouden. Maar deeze Wangedrogten, met Vader noch Zoon bewoogen, anwoordden, dat zy beiden moesten Herven; de Vader, om dat hy verbannen was; de Zoon,, om dat hy den Vader tegens het bevel verborgen hadt gehouden. Toen ontflondt er , op nieuw , een gefchil, wie eerst zou HerHer , de Vader of de Zoon. De Moordenaars , door die beweeglyke vertooning nog niet ontroerd, beflisten het gefchil , door hen beiden te gelyk te onthoofden. cicero , (om nu tot hem weer te kceren) hadt het , door de vlugt voort te zetten, denklyk kunnen ontkomen; maar telkens weiffeiendc , waar heen zich te wenden , en dus veel tyds verliezende , werdt hy nagezet , gezogt, gevonden , en helaas ! door den ondankbaaren popilius een as , wien hy voorheen van den dood hadt vrygepleit , het hoofd afgehouwen. Men bragt het tot den wreeden antonius, die het met genoegen bezag. Dus viel die beroemde Redenaar, wiens weergaa ItaHe nooit voortbragt, door de handen eens .fnooden Mans. Zie nu, hoe het er toegaa, en hoe het afloope, wanneer zulke hevige Burger-Verfchillen eenen Staat beroeren. Hoe veel wenschlyker is dan niet Bb:.3 een  394 veldslag by philip pi. een uitlandfche Oorlog, zo één van beiden plaats moet hebben. V. Eindigde deeze woede niet? A. De Driemannen, nu zo haatlyk in ons oog geworden , eindelyk van moord en roof verzaadigd , verklaarden toen , dat de Verbanning zou ophouden. Daarop alle voorzorgen genomen hebbende tegen eenen opftand, dien men uit zulk een gruwelyk bedryf kon verwagten , zou lepidus, gelyk ik gezegd heb, Rome bewaaren ; doch antonius en octavianus naar het Oosten trekken, om brutus en cassius van kant te helpen. — Zy vonden hen beiden met hunne benden in de vlakke velden by Pbilippi, een Stad van Macedonië. Men fchaarde daarop, van weerskanten , de Legers in flagorde. Voorzeker de twee magtigften , die Rome ooit hadt voortgcbragt, Honden daar in elkanders gezigt , en de heele Waereld , mag men zeggen , was in vrees en angst , verwagtende den uitflag van een gevegt, welk het lot van Rome zou beflisfen. Met ge» lyken uitflag werdt er in den aanvang gevogten. octavianus gedroeg zich lafhartig, en week by tyds uit den ftryd. brutus verfloeg toen 's Vyands linkervleugel. Daartegen werdt de zyne , onder cassius bevel , over hoop geworpen , en zyne legerplaats ingenomen. Men vondt cassius in  cassius en brutus dood. 395 in de tent onthoofd , zich zeiven gedood hebbende, of liever ,. op zyne bede , door zynen flaaf omgekomen. Dus werdt er wraak genomen van die handen, die cesar hadden helpen doorfleeken. Anders was hy één der beste Veldheeren zyner Eeuwe, vol van moed, en van groote ervarenheid in de Krygskunde. Na deezen eerften flag volgde een tweede , waarin brutus wederom 's Vyands linkervleugel floeg ; doch de zyne werdt door antonius op de vlugt gedreeven. brutus vogt wel met eene onvergelykelyke dapperheid; doch kreeg de neerlaag, en verftak zich, na den flag, in eene fchuilplaats , waar hy-. zich zeiven om hals bragt. ■ Anders was hy een groot Man v in wien de kwaadaartigheid zyner Vyanden geene feil kon vinden. Zagtzinnigheid muntte in hem uit. Onfchendbaare verkleefdheid aan het algemeen welzyn , en de yver voor de Vryheid zyns Vaderlands bragten hem tot den moord van cesar ; maar gelyk hy deezen geenen gerusten dood liet fterven , liet de Voorzienigheid hem dergelyken ook niet toe. V. Hoe dikwils hoor ik van Zelfmoord in de Historie der Romeinen! A. Hoe zeer men de Zedekunde van dat Volk, ten minsten de Deugden hunBb 4 ner  S9Ö ZELFMOORD. ner groote Mannen roemt, was egter de Zelfmoord onder hen zeer gemeen ten tyde der tegeniboeden. Maar onder een Volk, daar men de Lesfen der Rede verwaarloosde , en geene hooge Openbaaring kende , mncst het zo toegaan. De edele Leer van het Evangelie, zeide ik U te vooren, geeft ons in drie Hoofdrukken QMatth. V, VI, en VII.) meer zuivere Zedekunde aan de hand , dan in alle Schriften der Heidenen gevonden worden. Eiï' naderhand , heeft men daaruit, om der voortreffelykheids wille, zeer veel goeds overgenomen , zo dat de laatere Zedeleer niet weinig daaraan verpligt is. Het Evangelie heeft de wandaad des Zelfmoords , flreng veroordeeld, cn ons anders leeren denken; hoewel de Rede zich reeds tegen deeze misdaad verklaard hadt. Of mag men zich van iets berooven, 't geen ons niet toebehoort ? Het is dwaasheid en ondankbaare godloosheid ons te ontdoen van het leven , dat bewaard moet worden , zo lang het onzen Schepper , die het ons, ais een groot gefchenk, gaf, behaagt. Of kan men zich het leven met vrucht beneemen, als liet ons niet naar wensch gaat? Bedenkt de woeste Mensch wel bedaard in zulk een geval, dat de Ziel de fmertelyke gedachten , waarom zy uit dis  'zelfmoord. 307 dit leven fcheiden wil , na hetzelve niet kan afleggen, niet ontvlugten ? Of welken balzem , welke vertroosting waant zy dan te zullen genieten ? Het Evangelie leert ons zo wel den harden als den regtmaatigen Heer te dienen. Wie dit gebod regt befchouwt, vindt gewis niet anders daarin dan hooge Wysheid. Dan in alle gevallen deezes leevens overkomt ons meer goeds dan kwaads : in allen kan men van nut weezen , en liet is lafhartig uit deeze Waereld te vlugten , • om dat men er Treurtooneelen vindt. Maar de valfche Leer der Stoicynen ; het denkbeeld der Schande in het overleeven eener Neêrlaag;- de fchending der Gedagtenis van overwonnen Mannen ; eene valfche Eer; het gemak van het Leven te kunnen eindigen , wanneer men maar wilde, en de verkeerde Eigenliefde , om, ten gevalle van ons beftaan, aan den dood het beftaan op te offeren, fchynen die gruuwelyke gewoonte van zich zeiven te doodeu , onder de Romeinen door gedrongen te hebben. Daar is intusfchen in ons oog niets , dat zo waarlyk het grootfte verval van den Mensch uitbeeldt , als dit aangemaatigd regt, om zo vry over zyn leven te befchikken. V. Indedaad een gruwelyk bedryft? Maar wat gebeurde er na brutus dood? Bb5 A>  38O antonius. octavianus. A. Antonius befchouwde deszelfs Lyk met droefheid en traanen , dat bedekkende mét êenen mantel van groote waarde. octavianus, niet zo grootmoedig van ziel, Hét er het Hoofd van afhouwen, en belastte dat naar Rome te brengen, om het aan de voeten van cesars beeld te leggen. Het overige werdt verbrand , en de asch aan brutus Moeder gegeeven. —— Zyn dood was zo ras niet bekend , 1 of veele zyner Benden gaven zig over aan de twee Overwinnaaren , en anderen , dit niet willende doen , ontkwamen door de vlugt. Dus werdt door deeze groote Overwinning het aangemaatigd gezag der Driemannen gevestigd op de puinhoopen van het Gemeenebest. Zy werden meester van de geheele Romeinfche Heerfchappy, Sicilië alleen uitgezonderd , 't welk sextus , de Zoon van pompejus , bleef inhouden. V. Wat deeden zy daarop verder? A. Eenige dagen na den flag bragten de Driemannen door met het ftraffen en dooden van zodanige Vyanden, welken het ongeluk hadden van te vallen in derzelver handen. Zulke offerhanden beminde de lafhartige octavianus , na dat antonius de Overwinning voor hem verkreegen hadt. Hy openbaarde, by die gelegenheid, wreedheden , eenen Romein onwaardig, toonende dus,  OCTAVIANUS. antonius. 399 dus , dat hy zo veel moedwils na den veldflag hadt behouden, als hy gebrek van dapperheid vóór denzelven hadt betoond. favonius , die zyne reine handen in cesars bloed niet gewasfeu hadt, maar wel een boezemvriend van brutus was geweest , verweet dit , onder het fterven, aan den onmededogenden octavianus. Dus hunne wraak yerzaadigd hebbende met het bloed veeier doorluchtige Romeinen, op dien noodlottigen dag in hunne handen ge* vallen , begonden zy te denken , hoe nu hun gezag te bevestigen , en de tegenftanders te verdrukken, antonius zou naar asia gaan , om den aanhang van cassius, die zich, naar deszelfs neêrlaag, daar verfterkte, te verftooren; en octavianus zou naar Italië terug keeren, om sextus pompejus , den Zoon des Ouden , uit zyne fchuilplaats te vernestelen. Na dit befluit genomen te hebben, fcheidden zy. V. Wat bedreef antonius? A. Door Griekenland trekkende , toonde hy een verpligtend gedrag aan de Grieken te Athene , waar hy het Regt met groote billykheid oefende , en zelfs aanmerklyke gefchenken uitdeelde , hoewel hy zelf grootlyks gebrek van geld hadt. In asia beland, kwamen alle Koningen en Vorsten , die de Romeinfche magt erkenden , hun  400 ANTONIUS. CLEOPATRA. hun hof by hem maaken. De Afgezonden van alle Volken, onderhoorige of Bondgenooten der Romeinen, by zich ontbooden hebbende , vorderde hy hun zwaare Schattingen af. Eén van hun antwoordde hem: „ naardien gy onze fchattingen verdubbelt, draag zorg , dat ook onze Zomers en Herfften verdubbeld worden ; anders kunnen wy uwe eisfchen nimmer voldoen." Deeze vryheid van fpreeken mishaagde egter antonius niet. Hy vergenoegde zich, eindelyk , met de Schattingen van negen jaaren, in twee reizen te betaalen. Voorts maakte hy andere fchikkingen, en in Cilicie gekomen zynde , liet hy cleopatra , Koningin van Egypte, aanzeggen , dat zy vóór hem moest verfchyncn, om rekenfchap van haar gehouden gedrag, geduurende den laatften oorlog, te geeven. Zy , van eene bevallige fchoonheid , van een levendig verftand , en wonderbaar aangenaam in den omgang , betoverde hem zodanig , dat alle ongelukken in zyn leven daaruit voortgevloeid zyn. Van minne dronken , volgde hy haar in Egypte , gelyk ik U voorheen reeds verhaald heb , liet alles in het wilde loopen , en bragt den Winter door in eene fchandelyke verkeering met deeze Vorftin. V. Wat deedt intusfchen octavianus? A.  OCTAVIANUS. FULVIA. 4OI A. Hy vondt veel te doen met het fchikken der zaaken in Italië. Scheep gegaan zynde , om pompejus Vloot op te zoeken , keerde hy, die niet vindende , terug naar Rome , waar fulvia , eene Vrouw van eenen mannelyken geest en onbepaalde heerschzugt , aan antonius gehuwd , de nieuwe Burgemeesters op haare zyde hadt getrokken , en hen met eene volkomen magt regeerde. Dit verdroeg octavianus niet. Het ontvonkte zelfs eenen oorlog in de ingewanden van Italië. Alvoorens bleef hy egter bezig met het uitdeden der Landen , beloofd aan de Soldaaten , ' die voor hem gevogten hadden. Dit tergde het Volk. fulvia fhookte dit vuur aan. Hy verftiet daarop haare Dochter clodia , met hem getrouwd, het geen de trotfche Moeder gevoelig trof. Zy begon des, uit wraak, de oude Soldaaten van hem af te trekken, verzamelde een leger by Preneste, en zorgde, dat deeze Stad zich voor haar verklaarde. lucius , haar Schoonbroeder voegde zich daarby. octavianus belegerde hem in Perufia; doch de Stad te fterk vindende , om ze in te neemen , befloot hy dezelve door honger te doen bukken. lucius verdedigde zich dapper, deelde den voorraad, die in de Stad was , fpaarzaam uit, maar gunde den Slaa- ven  40Ü octavianus. lucius. ven niets. Deeze onmenschlyke daad, waarvan men de weergaa naauwlyks in de Historie vindt , was niet anders dan hen tot den wr-cedften dood te doemen. Eindelyk befloot lucius tot een verdrag te komen. octavianus beloofde niemant der Stedelingen te zulhm ftraffen. Toen werdt de Stad overgegeeven. De Overwinnaar, zyn woord niet houdende , liet daar driehonderd Raadsheer en vermoorden, daarna de Stad pionderen , en toen verbranden. Allen , die de party van fulvia en lucius omhelsd hadden, vlugrten daarop weg, en werden , verftrooid. tibeiuus claudius nero wilde , in de nabuurfchap van Napels , lucius belangen nog handhaaven ; doch van zyn Volk verhaten, moest hy met zyne Vrouw livia , en zynen Zoon tiberius naar Sicilië vlugtten: met die livia, zeg ik, die naderhand octavianus Vrouw zou worden , en met dien jongen tiberius , welke na hem het Romeinfche Gebied zou regeeren. Hoe wonderbaar zyn veelal de omwentelingen der Menschlyke dingen 1 Hoe duister 's Hemels Beftuur! V. Maar wat bedreef nu antonius? A. Verzot op de vermaaken, waar mede cleopatra hem onderhieldt , bleef hy in Egypte hangen : doch de voordeden der Parthers op zyne Stedehouders , en lu-  ANTONIUS. OCTAVIA. 403 lucius ongelukken hoorende, ontwaakte hy, als uit den flaap, ging op reis naar üfaiie, en, waauende door octavianus beledigd te weezen , keerde hy zyne wapenen tegens hem ; doch , door tusfchenkomst van Vrienden, werdt de verzoening getroffen. Zelfs werdt er een Huwelyk geilooten tusfchen antonius en octavia, de Zuster van octavianus , zynen Mededinger : eene Vrouw fchooner dan cleopatka van gelaat, en verre weg edeler van geest , zynde fulvia , antonius eerfle Vrouw, nu overleeden. Dit haalde den band der vriendfchap tusfchen deeze twee Driemannen nader toe. Zy zwoeren eikanderen eene duurzaame vriendfchap , cn verdeelden daarop de Romeinfche heerfchappy. V. Wie waren toch de Parthers, die den Romeinen zo veel te doen gaven ? Dit heb ik U, hier boven, toen gy my krassus neerlaag verhaalde, al willen vraagen. A. Zal ik U, midden in de Romeinfeite Historie, de Lotgevallen van dit Volk opgeeven, en den draad nu af breeken, aan wiens einde wy anders haast zullen komen ? V. Ja! indien ik er niets by verlieze. Eenen kleinen uitflap doen wy flegts, en ik leer een Volk kennen, dat my dusverre onbekend is gebleeven. A.  404 HISTORIE DER PARTHERS. A. Vindt gy daarin behaagen, wel aan dan ! Parthie was een Landfchap van asia , grenzende aan Karamanie, Medie en Hyrkanie, byna in geene achting ten tyde Van alexander den Grooten, doch dat daarna alle de Koningryken in het Oosten deedt taancn , en voor de Romeinen, toen zy ten top van roem en magt gefteegen waren, zeer gedugt was. De Inwooners, Schythen van afkomst, waren een moedig en krygshaftig Volk , gehouden voor de beste Ruiters cn ervaren Boogfchutters , van de jeugd af aan mannelyke oefeningen gewend , van gelyken Godsdienst als de Perfen. Vóór arsaces , den Stichter der Parthifche Hcerfchappy wceten wy weinig van dit Volk. Hy vestigde zyn Ryk op vaste gronden , en breidde het uit. Na hem namen de Koningen van dit Ryk zynen. Naam aan, gelyk de oude Vorsten van Egypte altoos Pliarao, de latere Ptolomeus , en de Keizers van R.ome Cefar genoemd werden. Onder zyne Opvolgers muntten uit mithridates de I. een zo wys Wetgeever , als groot Krygsman , die de paaien van het Ryk verre uitzette. — frahates de II, die gelyk ik U hier boven verhaalde , in drie veldflagen door rntiochiïs sidetes , Koning van Syrië geJagen werdt; doch hem daarna met zyn ge-  historie der parthers. 405 geheel leger afmaakte (Bladz. 129) ■ ■ pakorus de I, die van Romeinen gehoord hebbende , het eerfte verbond met sylla, Veldheer van dat Volk, floot. en orodes , die krassus leger verfloeg, en hem , gedood zynde, gefmolten goud in de keel liet gieten, ventidius , Stadhouder van antonius , van wien wy zo even fpraaken , floeg egter naderhand de Parthen, cn was de eenige Romein, die ooit over hen zegepraalde : een vreemd verfchynfel , daar ventidius zelf, jong zynde, op de armen zyner Moeder , vóór pompejus Zegekoets, in triomf was omgeleid, en daarna een muildiyver geworden; doch cesar , deszelfs grootte fnelheid van begrip hebbende leeren kennen, gaf hem eenen gewigtige post, in het leger , toen hy zich door zyne uitfteekende verdienden begon te verheffen. Vervolgens bragt hy het zo yer, dat hy antonius Stedehouder werdt , en niemant vóór of na hem óver de Parthers zegepraalde, antonius zelf, die daarna tegen dit Volk uittrok, kon tegen hetzelve niet beftaan. Laat ons nu tot den draad der Romeinfche Historie wederkeeren. V. Wy zyn gebleeven by sextus pompejus , Zoon van pompejus den Grooten. A. Zo is het ! Nu bleef sextus tompejus nog meester van ■ de Zee, en IL deel. Cc be-  406 SEXTUS. POMPEJUS. MltNAS. belette, dat er koorn naar Rome ging. octavianus wilde hem deswege den oorlog aandoen, antonius drong i, .dat men met hem tot een vergelyli , zou komen. Dit laatfte gelukte. Zy kwamen te zamen , en onthaalden elkander. In pompejus hand ftondt toen beider leven ; want antonius en octavianus fpyzigden, onbezorgd, in deszelfs Galei, menas, een Bevelhebber, luisterde pompejus ia - 't oor: „ met de kabel door te houwen, kunt gy den dood van uwen Vader en Broeder wreeken, en U zeiven geheel meester maaken van het ganfche Romeinfche Gebied!" De flag was zeker, de verzoeking geweidig. pompejus Vloot lag daarby- in flagorde, en de Benden der Driemannen waren aan land. Dan, deeze grootmoedige Romein, de Heerfchappy der Waereld ten koste van zyne Eer verfmaadende , antwoordde : ,, menas mag zyn woord en goeden naam verbeuren ; maar dat past den Zoon van pompejus niet!" Welk eene bekoorlyke edelheid van geest! V. Nu waren dan alle verfchillen bygelegd ? A. Ja! En daarop keerde pompejus naar Sicilië, en de twee anderen naar Rome, dat door de nu open Zee van koorn verzorgd werdt. ——— Na een kort verblyf . ver-  octavianus. LIVIA. 407 vertrok octavianus naar Gallie, en an« tonius naar Athene , waar hy hoorde, dat ventidius , zyn Stedehouder, groote voordeden op de Parthers hadt behaald. — Dan , nu kwamen er wederom nieuwe verfchillen tusfchen pompejus en octavianus ter baan : want de oude verbittering tusfchen julius cesar en pompejus den Grooten was in de gemoeden der Kinderen overgebleeven. Erflyke haat wordt toch niet ligtelyk met wortel en al uitgeroeid. Rome raakte daardoor, op nieuw, in hongersnood. Te midden der Oorlogs toebereidfelen verliefde octavianus op livia. Hy verftiet des zyne Vrouw scribonia , en nam deeze , fchoon zy de Echtgenoote van claudius tiberius nero was , die er zich n;et tegen durfde verzetten , en zy zich by den laatften zwanger bevondt. Welk een fèhandelyk gedrag! .... Houdt deeze verfoeilyke en andere wreede bedryven van octavianus in 't oog, zy zullen U naderhand aanleiding geeven tot nuttige Aanmerkingen livia hadt reeds, gelyk ik , van haare vlugt naar Sicilië fpreekende, U verhaald heb, (Bladz. 402.) eenen Zoon , tiberius genoemd. Drie maanden na dit nieuwe Huwelyk , beviel zy van eenen tweeden, drusus geCc a hee-  4<5S POMPEJUS. LEPIDug. heeten , van welke Kinders gy in het vervolg meer zult hooren. V. Hoe liepen de nieuwe onlusten tusfchen pompejus en octavianus af? A. De Vloot des laatften werdt door die der eerften geflaagen , en hy zelf raakte in groot levensgevaar. antonius , nu te Rome weergekeerd, kwam daaropin twist met octavianus. De verftandige octavia , Vrouw des eerften , en Zuster des anderen, nam denzelven gelukkig weg. Toen hervatte men den Zeekryg tegen pompejus , die in den aanvang gelukkig was; doch in het einde geheel geflaagen werdt. Hy vlugtte naar asia, en Sicilië werdt daarop vermeesterd. V. Ik hoor U niets van lepidus, den derden Drieman, fpreeken: werdt hy niet geteld ? A. Lepidus, een Man zonder verdiensten, kwam altoos weinig in aanmerking. octavianus zogt zelfs de gelegenheid waar te neemen, om zich geheel van hem te ontflaan; en , een voorwendfel van ongenoegen gevonden hebbende, bande hy hem; des • hy, in het geheel niet meer aangezien, zyn leven in duisternis en veragting eindigde. Dus raakte de Man van kant, die zo veel bloeds te Ronk hadt doen flor-  ANTONIUS. OCTAVIANUS. 4O9 (torren ; en de Heerfchappy der Waereld viel nu alleen in de handen van octavianus en antonius. De Voorzienigheid liet de zaaken der Waereld deezen loop neemen, om haare oogmerken te bereiken. Wy zullen alles op zynen tyd zich zien ontrollen. V. Regeerden zy beiden lang? A. Octavianus lag zich nu geheel toe cm het Volk te vleien, en deszelis genegenheden te winnen, om daardoor _ an» tonius te vernielen, gelyk hy reeds pompejus en lepidus gedaan hadt. Welke laage en onedele ftreeken! — pompejus , in asia , gelyk ik U zo even zeide , gevlugt , en een Leger verzamelende, werdt daar betrapt , gevangen genomen en gedood. Dit maakte evenwel geen einde van de Burgerlyke Oorlogen, 'gelyk men zich in die tyden daar mede vleide. antonius hadt zyne Vrouw octavia te. Romt gelaaten, en bleef in Egypte fchandelyk leeven met cleopatra. Dit diende octavianus tot een voorwendfel, om ook antonius den voef te ligten. Hy zondt dan octavia naar hem toe; maar ceeopatra, die zo veel magts op hem hadt , bragt te weeg , dat hy haar, reeds te Athe~ ne gekomen, geboodt naar Rome terug te keeren. Dit ergerde geweldig. Eene Vrouw Cc 3 van  41° ANTONIUS. CLEOPATra. van haaren rang, verdiensten en deugd dus te behandelen, wekte het misnoegen aller Romeinen. Zy gedroeg zich veriïandig onder dien hoon. octavianus befchuldigde hem voor den Raad van Rome over daaden, fchandlyk voor de eer der Romeinfche Heerfchappy. De ander, daardoor verbitterd, befloot hem den Oorlog aan te doen , en zyne Vrouw octavia tc Rome uit zyn huis te dryven. octavianus, tegens hem optrekkende, floeg hem en cleopatra, die ter zyner hulpe gekomen was, by Acïium. De lafhartige antonius maakte daarop een einde van zyn leven; en zy, in de handen des Overwinnaars niet willende vallen , veel min by deszelfs triomf te Rome met ketenen aan den wagen des zegenpraalenden Veldheers begeerende gebonden te worden, en als dan bloot te ftaan voor alle de ongebondheden van een onbefchoft gepeupel , volgde dat dwaas voorbeeld , by den Heiden roemryk geoordeeld. Dit treurig fterven deezer twee gelieven heb ik U in de Historie van £* gypte reeds verhaald. (I. Deel hladz. 320) -— Dus ziet gy het einde van antonius, den tweeden Drieman, die met lepidus en octavianus zo veel bloeds te Rome en elders vergooten hadt. Boven beiden muntte hy zek.rlyk uit in groote' hoe-  acTAviANtrs. 411 hoedanigheden , de buitenfpoorigheden zyns levens, uitgezonderd. lepidus was zonder verdiensten; octavianus lafhartig, doch heerschzugtig. V. De laatfte bleef dan alleen over, en kon dds aan dié drift voldoen. A. Dit liet hy ook niet na, hoewel hy , denkende, wat voorheen julius cesar. was overgekomen , en wat sylla gedaan hadt, overwoog, louter uit vrees , of hy niet het voorbeeld des; laatften zou volgen, en zyn gezag neer' leggen. Hier over raadpleegde hy met zyne Vrienden , agrippa en mecenas. De eerfte vroom en dapper, verklaarde zich voor eenen edelmoe. digen afftand : de ander , een fchrander Staatkundige , ontriedt hem dat. Hy volgde den raad van deezen, en bleef in het gezag. —- Dus verloor Rome thans, voor altoos, zyne vryheid, en dat groot Gemeenebest, het welk zo lang geftaan, en zo roemryke bedryven hadt uitgevoerd , werdt geheel gefloopt. Ten zelfden tyde begon dus de grootfte Monarchy, welke ooit bekend was geweest; eene Monarchy, in magt, in rykdommen, grootheid en duurzaamheid alle andere voorige Monarchyen oneindig overtreffende , en dat onder eenen octavianus Maar hier willen wy nu wat langer adem haaien, wyl de Cc 4 ou-  412. HOOGTE DER ROMKlTïErf. oude historie ten einde geloopen is, en,daarna den draad weer opneemende , met de nieuwe Regeering van octavianus, zeer bekend onder den Naam van Keizer augustus , onder welke de Zaligmaaker der Waereld gebooren is , beginnen. Met dat Tydperk neemt toch de nieuwe historie haaren aanvang. V. Zult gy er dan niets meer ter opheldevinge van alles bydoen? Verfcheiden Vraagen zou ik anders U nog kunnen voorftellen , by voorbeeld , hoe konden de Romeinen in zulk een vermogen toeneemen, tot zulk eene Hoogte opklimmen P A. Vraag , wat gy weeten wilt ! Op deeze bedenkingen zal ik U eerst antwoorden. De Hoogte, tot welke de Romeinen opgeklommen zyn , komt ons , in deeze tegenwoordige tyden, zeer vreemd voor, nadien men thans zo groote overwinningen niet meer maakt ; nadien ook onze kleine Staaten zodanig riet meer toeneemen ; en dc Volken van europa op eenen gelyken. voet blyven ftaan. Dan dit laatfte moet men daarvan aflsiden , dat de Volken van europa nu meestal dezelfde kundigheden bezitten , dezelfde wapenen hebben, dezelfde krygstugt oefenen, en op dezelfde wyze Oorlog voeren. Des is er thans onder de Natjen van dit Waerelddeel eens  rome en karthago. 413 ne gelykmaatigheid, die er oulings niet was tusfchen de Romeinen en de andere Volken der Waereld. De Gaulen hadden flegtere en kleinere wapenen, dan de Romeinen. De laatften zagen niet zo dra , dat pyrrhus de legerplaatzen wél wist af te fteeken, en zich veilig te f verfchanzen, of zy volgden het, maar anderen kenden dat niet. Karthago was wel vroeger ryk dan de Romeinen ; maar het was ook eer bedorven. Deugd alleen deedt toen te Rome Ampten verkrygen. — Men hadt te Rome ook geene Vorsten, en deeze hadden dus geene Gunstelingen , die de Wetten verbrnken , en alles bedorven. —— Te Karthago (dit haal ik hier telkens aan, om dat het ook een Gemeenebest was) hadt men altoos ongelukkiglyk twee partyen , de eene voor, de andere tegen den Oorlog; maar te Rome vercenigde de Oorlog het algemeen belang. —— Te Karthago was het Volk, te Rome de Raad meester. — Te Karthago moest men, om verlooren Veldflagen, om gemis van Volk, om vermindering van Koophandel, en om uitputting van 's Lands Schatkist, eenen Vrede , op onbillyke en drukkende voorwaarden , van Rome aanneemen ; maar op Rome hadt winst of verlies geen vat. — Te Rome was de Glorie dc dryfvêer van Cc 5 al-  41+ HOOGTE der ROMEINEN. alles. Men oordeelde niet te kunnen beftaan , zonder, over een' ander te heerlchen: des wilde men geenen Vrede zonder, overwinning maaken. — De Karthagers moesten zich bedienen van vreemde gehuurde Krygslieden , die weinig brandden van Liefde voor het Vaderland: de Romeinen gebruikten hun eigen Volk in het oorlogen , dat voor hunne eigen bezittingen des te fcherper vogt. — De Regeering te Karthago was hard, te Rome zagt. ——- Gemeenebesten, gelyk dat van Karthago , door den Koophandel opgeklommen , kunnen niet lang in hunnen middelmaatigen ftaat blyven : hunne grootheid is flegts van korten duur. Als andere Volken derzelver heerlykheid zien, fpannen zy te zamen , om ze van die voordeelen te berooven; maar Rome ftondt niet door den Koophandel : het ftondt door ' zicn zeiven. ;—; Daarenboven was men te Rome onbegryplyk ftandvastig. Hoewel driemaal van hannibal verflaagen, wilde men egter geenen Vrede verzoeken. De Vrouwen zelve mbgten, na den verlooren flag van Kanne , geene traanen ftorten. Het verlies van eenige duizend foldaaten is toch niet zo rampfpoedig voor eenen Staat, als de moedeloosheid, die er veelal op volgt; doch deeze werdt van de Romeinen niet ge-  STAATKUNDE DER ROMEINEN. 415 gekend. Voeg nu dit alles te za- men , en oordeel hieruit , of het zo vreemd zy , dat de Romeinen zulke veroveringen maakten, of tot zodanige Hoogte opklommen. V. Misfchien heeft hunne goede staatkunde al mede iets daar toe gedaan? A. Ik zal niet zeggen , dat hunne Staatkunde , over het algemeen, den naam van goed kon draagen. De Grondregels van Staat Hemmen dikwils , ook nog in onzen tyd, by veeele Volken, weinig overeen met die der waare Zedekunde; en zo was het ook by de Romeinen. Hoor eens, hoe zy handelden, en gy zult U niet veel verwonderen. Zy gedroegen zich omtrent overwonnen Volken met groote fchranderheid. Eene opgerigte Vierfchaar velde het vonnis over dezelven. Zy ontnamen den overwonnen' een deel hunner iukomften , en gaven die aan .hunne eigen Bondgenooten , om deezen , waarvan zy weinig te vreezen , 'doch veel te hoopen hadden, daardoor aan Rome te verbinden; en geenen, van welke zy niets te hoopen , maar alles te vreezen hadden, te verzwakken. — In eenen Oorlog bediende men zich van Bondgenooten, en, waren de Vyanden verdelgd, dan werden deezen vernield. —— Hadt men met veele  STAATKUNDE DER, ROMEIn&N. Ie Vyanden te doen; dan maakte men een Verdrag mei: de zwakken, gelyk hun ligt viel te doen, en deezen waanden ongelukkiglyk, dat met een uitftel van den den ondergang veel te winnen ware: maar was men in eenen zwaaren Oorlog ingewikkeld ; dan ontveinsde men alle ontvangen beledigingen , en men ftelde in ftilte de wraak nog eenigen tyd uit. —• Gaf een Volk de roervinken der • aangedaane belediging ten ftraffe over aan den RomeinJchen Raad ; dan weigerde men dezelven te doen boeten, en wilde liever zulk eene geheele Natie, op eene andere manier, de voordeeligfte van Rome, tugdgen. , Zy teisterden hunne Vyanden op eene geweldige wyze ; des durfden veele Volken, zich niet te zamen tegen hen vereenigen : die het verst van het gevaar was , hicldt zich ftil. —— Kun hooge meesteragtige toon van fpreeken wekte by de Volken, die hen niet kenden, ongenoegen en toorn; dan deezen ftrekten Rome tot een voorwendfel , om eenen nieuwen oorlog, waarnaar zy haakten , te beginnen. By het fluiten van den Vrede niet ter goeder trouwe handelende, diende de Vrède flegts tot eene kortwylige opfchorting des Oorlogs. By het verflaan van eenen Vorst , bedorven zy deszelfs in- koms-  STAATKUNDE DER ROMEINEN. 417 komsten , en dwongen hem zwaare Schattingen op te brengen: hierdoor werdt hem het opftaan belet, en hy by zyne Onderdaanen, die ze moesten opbrengen, gehaat. — Schonken zy hem den Vrede; dan namen zy deszelfs Einders tot Gyzelaars mede naar Rome , en hadden dus altoos gelegenheid , om deszelfs Ryk te ontrusten. Onttrokken zy :?mant van de gehoorzaamheid aan zynen Koning; daa gaven zy hem den naam van Bondgenoot, en verklaarden hem zo veel al? heilig , durvende dan niemant eenen zodanigen' verongelyken. Lieten zy eens Stad haare Vryheden behouden ; dan verwekten zy daarin verdeeldheden , en de ■ gebleeven Vryheid was dan niet meer dan een fchyn. —— Een verwonnen Volk drong men niet op , de Goden der Romeinen te eeren , of derzelver Wetten en Gewoonten te volgen, maar hunne eigen. ■ Dus hadden zy geen opftand of gevaarlyke Verbindtenisfen daaruit te wagten .... Zie daar eenige Staatregels der Romeinen, die men, des noods, met eenige anderen kon vermeerderen : maar zie tevens, hoe weinig veelen met de opregtheid, met de waare Zedekunde kunnen befban. Zo veel als dan dit Volk in onze achting klimt om zyne fchrandere Inftellingen, zo veel daalt het ook  xi8 GROOTE romeinen. ook om de verkeerdheid zyner Staatrege* len. V. Maar bragten hunne groote Mannen niet zeer veel toe , om Rome tot die Hoogte op te voeren? A. Ongetwyfeld ! Men hadt er eenen cato , een Man van dc oude regte Romeinfche geaartheid; flandvastig in vervolgingen ; een groot verdeediger der Wetten en Vaderlandfche Vryheden; dikwerf, te midden der hardfte ongelukken, alleen in de bres ftaande tegen 's Volks oproeren en de magt der Grooten; ftreng by het laaken der Ondeugd en der Romeinfche uitipattingen; vroeg zich gewend hebbende aan de onthouding; dus maatig leevende; veeltyds te voet gaande, als anderen , in kostbaare rytuigen gezeeten, het land doortrokken ten koste der minderen. ■ > cicero , één der voornaamfte fieraaden en fteunfels voor zyn Vaderland; een uitmuntend Burgemeester, die fchoone Redevoeringen uitfprak tegens den onrustigen catilina, welke Rome in brand wilde fteeken; een tegcnftander der onderneemingen van flegce Burgeren; een moedig verdediger van onfchuldig aangeklaagden en ongelukkigen; een bevorderaar van heilzaame Wetten; vol van Liefde vnor zyn zwaar gefolterd Vaderland ; dapper in zynen togt naar asia;  GROOTE ROMEINEN. 4-ig bewyeende zyner Natie geenen minderen dienst door zyn verftand en vverkzaamen geest. De zugt voor de Weetenfchappen was, omtrent twee honderd jaaren vóór de geboorte des Verlosfers, uit Griekenland te Rome overgekomen , en nu, na verloop ééner Eeuwe yverig gekoesterd, en by de openbaare Ampten noodig geoordeeld. Zy kreeg niet weinig aanmoediging door eenen Man , als cicero. Ook hielp zeer veel, dat de grootfte Overwinnaars, uit andere Landen wederkeerende, onder anderen buit , Boeken mede bragten , welken ter gebruike der Minnaaren van Geleerdheid in openbaare Gebouwen werden gebragt. Hoe zeer (laat ik dit hier nog by doen) de Latynfche Taal , die dc fpraak der Romeinen was, ten zynen tyde in naauwkeurigheid en zuiverheid was toegenomen , toonen zyne fchriften. Zyne onvergelykelyke Welfpreekenheid verkreeg roem en bewondering. Zy baande dikwils den weg tot de hoogfte Ampten. cicero, die de voorfchriften der Grieken overwoog, op de treffelykfte Voorbeelden lette , en daarby eigen Vinding, Oefening, Geleerdheid, met eene juiste Uitfpraak en Lichaams Gebaarden voegde, is ons . nog een voorbeeld tot navolging. Den gemeenzaamen ftyl, weet gy, vindt men in deszelfs Brieven, den on-  420 groote romeinen. onderwyz enden in deszelfs Wysbegeerte, en den verhevenen in deszelfs Aanfpraaken tot den Raad of tot het Volk. Door dezelven drong hy heilzanme befluiten door, deedt valschtyk aangeklaagden vrygefprooken worden , cn boozen vlugtcn : door dezelven prentte by deit^dzaame gevoelens in de gem éten , en blies de Liefde voor Wetten cn VaderUnd niet weinig aan. —— atticus, den grooten Vriend van cicero, die, zich tc /fthene in de Weetenfchappen geoeffend hebbende , cn fierlyk Grieksch fprcckcnde, ook lang daar blyvende, deswege deezen naam kreeg. Hy was den Romeinen een edel voorbeeld , minnende het ftüle landleven boven het woelagtige der Steden. Hy ftondt naar geene Eerampten ; bleef te midden der hevig twistende partyen onzydig; hielp ongelukkigen aan beide kanten ; leefde zeer maatig doch met gcoorlofde cier; gaf van zyne groote goederen aanzienlyke gefchenken ; leende geld zonder renten ; liet, zat men aan zyne tafel, iets nuttigs voorleezen; beloofde niets , dat hy niet" kon houden, en als by het ondernam , voerde hy het uit, even als of het voor zich zelve ware; hy verzoende de gebroken vriendfchap, of bevestigde de geene , die ftondt te fcheuren : met één woord , atticus was eea  geleerde mannen. aüi een algemeen Menfchenvriend. Onder" de voornaame Schryvcren moogc gy tellen jüLius cesar , die zelf zyne Oorlogen t in Gallie gevoerd, met dien fraaien onopgefmukten eenvoudigen ftyl, der Historie eigen', en met die byzondere levendigheid , waar mede hy ze uitvoerde , op eene ongedwongen aangenaame wyze verhaalt. Hy was hierin de eerfte , en byna de laatfte Schryver , die dit deedt. lucretius ca- rus , den Dichter , die, van den eerften oorfprong der diugen fchryvendc , wel veele groove dwaalingen beging; doch daarentegen fraaie befchryvingen er invlogt. — sallustius , die de Historie van merkwaardige Oorlogen in eenen korten fierlyken ftyl te boek ftelde , en met leerzaame aanmerkingen doorzaaide. ■—■ cornelios nepos , die de levcnsbefchryving van voortreflyke Veldheeren, als voorbeelden van navolging , in eenen ongedwongen ftyl opgefteld heeft. —— Andere groote Mannen , die niet weinig tot de heerlykheid van Rome toebragten door hunne overwinningen, hebt gy reeds uit de Historie leeren kennen. - V. En dus zie ik daaruit ? A. Gy ziet daaruit , dat zich eene edele , grootmoedige, dappere, hoewel niet in alles , vooral niet in laate dagen , il. deel, Dd regt-  4»* KONSTEN EN ZEDEN. regtvaardige denkwyze te Rome fleeds vertoonde. Men voerde anders eene menigte van wyze Wetten in , en bouwde op dezelve een verftandig Staatsgebouw. — In den Oorlog waren de Romeinen de beroemdfte , dapperfte , en zegerykfte ; in den Vrede , vooral in de eerfle tyden , eene der arbeidzaamfte en maatigfle Volken. Zy volgden de Grieken in de edele Kons. ten en fchoone Weetenfchappen , en met rasfer fchreeden bereikten zy in dezelven eenen hoogen top. By de opvoe¬ ding der Kinderen werdt geene Les zo diep ingefcherpt , als de Liefde voor het Vaderland, voor de Wetten en voor den Godsdienst. Voortreflyke Mannen wilde men nagevolgd hebben. In derzelver Zeden o- penbaarde zich iets openhartigs. . Na het afleggen der oude eerfle ruuwheid, volgden Hoflykheid en Befchaafdheid in hunnen omgang , niet met opgepronkte , of met niets beduidende woorden , maar met eene waare gedienstigheid in hun gansch gedrag. ■ De hooge, Ampten bragten by hen den Adel voort; maar elk Romein van Verftand en Deugd hadt toegang tot denzelven ; hy kon een Edelman worden. Zulke Ridders in een Gsllagt voort te brengen , was wat groots; doch het gaf weinig aanziens , wanneer men  ROMEINSCHE VROUWEN. 423 men dat niet door eigen Deugden en braave Daaden ftaande hieldt cn vermeerderde. 1 By de meeste Jfialifche Volken werden' de Vrouwen in eene zekere flaaverny, van de Mannen afgezonderd, gehouden : by de Grieken hadden zy meer vryheden; doch nog grootere , en nogtbans alleen betaamlykcre by dc Romeinen. Dus weiden de Vrouwen , in de gezelfchappen der Mannen , kloek en verftandig : de Mannen door den omgang met Vrou. "wen gemanierd en befchaafd. Men liet egter der fchoone Sexe niet toe wyn te drinken , uit vreeze , dat de deugdzaame Zeden , door het misbruik, iets tê lyden zouden hebben. Onder de Romeinfche Vrouwen vondt men voortreflyke voorbeelden van vrouwelyke Deugd, en • dit bragt niet weinig toe , om van haare Kinderen groote Mannen te vormen. Dikwils blonken zy uit in eene edele Romeinfche denkwyze , welke zy ook in haare Mannen wisten te onderhouden en aan te blaazen. V. Maar al dit voorbeeldige bleef niet zo algemeen en beftendig, gelyk gy gezegd hebt, by deeze Natie? A. Het ingekroopen verderf nam gewis de deugdzaame bedryven niet weinig weg. Men vondt er egter , zelfs in de -laatfte Dd 2 ty-  4^4 bronnen van vervat.. tyden, die van gelyken aart waren; doch zeer zeldzaam ! V. Maar wat heeft toch Rome bedorven ? A. Verfcheiden dingen ! Gy kunt, voor eerst , zeer wél begrypen , dat , zo lang de Heerfchappy bepaald bleef binnen Italië , 't welk zeer veilig gelegen was, niets den ondergang dreigde ; want elk Soldaat was daar een Burger, en elk Burger ecn Soldaat. Elk Inwooner hadt belang in het behoud zyns Vaderlands. De Burgemeefters konden daar het gedrag der Veldheeren van naby gade liaan , en het pligtverzuim ftraffen. Dan, toen men buiten 's Lands begon te oorlogen ; toen men de Krygslieden geduurende den oorlog in vreemde Gewesten liet blyven , vergaten zy Burgers van Rome te weezen; en de Legerhoofden, naar hun welgevallen met de Benden en met de overwonnen Landen leevende , weigerden vaak te gehoorzaamen. Ook bcgonden de Soldaaten hunne Veldheeren te erkennen , aan te kleeven , en het vertrouwen op hen alleen te vestigen. Dus waren zy niet meer Soldaaten van Rome, maar van sïi.la , van marius , van pompejus , en van ces Aft. Men wist ook niet meer -zeker, of een Veldheer, in een af- ge.  BRONNEN VAN VERVAL. 42$ gelegen Wingewest aan het hoofd van een Leger , een Vyand of Vriend van Rome ware. Dus was de' uitgeftrektheid van het Romeinsch Gebied de eerfte oorzaak des ondergangs, gelyk dit nog by alle zulke He'erfchappyen plaats heeft. Verder , zo lang de Raad het beftuur in handen hadt , kon dezelve alles regceren; maar toen het Volk de magt kreeg, om zyne Gunstelingen een gedugt vermogen te bezorgen, ging het voorzigtig en ftand- vastig beftuur des Raads verlooren. Ik voeg er by, dat de overwonnen Volken , in het begin , zich niet bemoeiden om RomeS Burgerrcgt ; maar toen men begon te oordeelen niets tc zyn , zo men geen Burger van Rome was , vondt men zich gedrongen hetzelve eerst aan weinigen , die de wapenen daarom hadden opgevat, daarna aan allen toe te ftaan. Maar toen wilde ook elk zyn belang te Rome. doen gelden. Dit maakte verdeeldheden : want dezelfde Liefde tot de Vryheid en tot het Vaderland was ér niet meer. Zulke verdeeldheden verhaastten derhalvcn den val, Daarenboven wisten de heldhaf¬ tige Veldheeren, die buiten 's Lands zo trots , ftoutmoeuig en gedugt waren, by de t'huiskomst zich .niet gemaatigd aan te ftellen. Het viel onmooglyk , in tyden Dd 3  426 BEDERF DER ZEDEN. van Oorlog , niets dan Helden, en, in de dagen - des Vredes , geene dan ftille Lieden te Rome te hebben. Men noemt het Eendragt, wanneer verfchillende partyen zameullemmen tot bevordering van het algemeen welzyn , gelyk alle Toonen in de Muziek tot eene welluidenheid (trekken ; maai- dat was niet altoos in Rome. Men hadt er wel goede Wetten; maar die Wetten dienden , gelyk gy gehoord hebt , alleen om den Staat groot te maaken ; en zy waren niet langer goed , toen Rome groot was geworden. Men moest toen andere Wetten hebben , om zich ftaande te houden en te be« ftuuren. Eindelyk moet men het be¬ derf der Zeden niet vergeeten. De Heerschzugt bragt ben tot Overwinningen, en de Overmeesteringen voedden wederom de Heerschzugt. Men hadt tevens de Afutifche Zeden leeren kennen, en er fmaak in gevonden. Rome werdt ryk, en de ontcibaare fchatten , van de overwonnen Volken gehaald, bragten Ledigheid, Weelde en Verkwisting voort. Een Huis, voor vyfe'nzeventig duizend drachmen gekogt, werdt daarna voor twee millioenen en vyfinaal hon~ derd duizend drachmen verkogt. Welk een verfchil! Men dreef ook eenen fchandelyken koophandel met de eer der Slaa-  BEDERF DER ZEDEN. 427 Slaaven. Dc Vrouwen, vergeetende haare natuurlyke zagtgeaartheid, lieten haare kapflers geesfelen , om het kwalyk zetten van een Hairlok. Deeze Barbaarsheden waren een vermaak aan de Hul tafel. Zwakke en oude Slaaven, geenen dienst meer kunnende doen, zette men op de woeste Eilanden van den Tiber , om van honger en gebrek te flerven. Gezonden te vermoorden , en derzelver lichaamen in de Vyvers te werpen, om hunnen Visch tc mesten , en de Lampreien fmaaklyker te maaken , dacht men geoorlofd. Wat kan verder gaan! Zy, die eerst door hunne groote Schatten bedorven werden , ondergingen daarna het zelfde door hunne Armoede. Het viel bezwaarlyk in eenen grooten overvloed, zich, als een goed oud Romeinsch Burger, te gedraagen ; dan hoe veel moeilykcr viel het een zodanige te blyven, toen men arm was geworden , toen men door de verdrietige ipyt, van veel fchats verlooren te hebben, gefolterd, cn door begeerte, om weer iets te hebben , nog meer gejaagd werdt ! Toen de Wetten dus vertreeden werden , cn alles, zelfs de hoogfle Ampten, voor geld te koop Honden , ging de gedaante van een Gemeenebest met de oude Vryheid verlooren. Eenigen wilden het zinkend VaDd 4 der-  423 NUT DER VERDEELDHEDEN. derland tegens den ondergang behoeden; •doch zy waren te weinig in getal ; en de Soldaaten , niet meer (taande op den ouden voet , vielen ligtlyk aan de zyde der magtigftcn. V. Nog ééne Vraag! Hoe kon Rone, waarin gy my vertoonde zo veele onderlinge fteec's beerfchende Verdeeldheden en Ondeugden , nog zo lang ftaan? A. Dit valt niet moeilyk om te begrypen ï 't Is waar, de Verdeeldhe¬ den waren talryk \ maar herdenk eens den Regeeringsvorm der Romeinen, en dan zult gy zien, dat de omleidingen Verdeeldheden in een' zekeren zin noodzaaklyk waren , en hen deeden worden , wat zy geworden zyn. Ik wil dit zegden. Toen zy de Koningen verdrecvcn hadden , vielen alle Ampten in de harden der Raadsheerlykheden. Deezen , dugtende, dat men, ten eenigen tyde , weer zou overgaan tot het verkiezen van Koningen, (heelden het Volk, door eene onmaatige zugt tot Vryheid in het zelve op te wekken en levendig te houden. Maar nu ftondt het gezag der Koningen in de handen van twee Burgemeesteren , en hierom zogt het Volk ce onedclen in de Regeering in tc dringen. De Raadsheerlyken , die dc . zugt tot Vryheid te verre geftookt hadden, konden nu 's  REGEERING. 429 's Volks begeerte niet' langer tegenhouden, en moesten dus alles toegeeven. De Oppermagt viel dan, op deeze wyze , in de handen der menigte. Maar hier bleef het niet by. Een Vorst werdt altoos gehoorzaamd met den minsten nyd , wyl hy zeer hoog boven de Onderdaanen verheven is ; maar zitten Edelen aan het roer, dan is ■ het oog van allen op hen gevestigd, en zy zyn niet zo hoog verheven , dat men hen altyd ontziet. Ook is zeiden een Volk ten voordeele der Edelen ingenomen. Hierom oordeelt men die Gemeenebesten de gelukkigften, in welken de rang der Geboorte geen regt geeft op de Regeering ; want het Gemeen gehoorzaamt best den zodanigen, aan welken het de Heerfchappy heeft opgedraagen, en van wien het dezelve weer kan afheemen. Het Romeinfche Volk , al¬ toos te onvrede op dc Edelen , kreeg eindelyk Gemeensmannen tot befcherrniag , viel toen vervolgens aan op den Adel , en ontnam denzei ven , langzamerhand, de verkreegen voorregten. Dit gaf aanleiding tot geduurige oneenigheden. Da Raad, uit Edelen beftaande , dit ziende , en vreezende , dat het Volk de oppermagr, weeg of laat, aan de Gemeensmannen zou geeven , ftreelde het Volk door weldaaden , en  430 bronnen van verval. en zaaide oneeniglieid onder de Gemeensmannen. Die gaf nieuwe Gefchillen, voor. al toen het onderfcheid der Geflagten onnut werdt. De Tugtmeesters alleen deeden de Heerfchappy langer ftaan, wyl zy de ongeregeldheden telkens herftelden. Wat eindelyk alles vallen deedt , naamelyk de Heerschzugt van groote Mannen , die de magt in handen kreegen, heb ik U reeds gezegd. V. Ja, gy hebt het my gezegd, maar ook met dit treurig einde de oude historie geflooten! A. Het is zo; maar het kon niet anders. Allereerst werden de Romeinen, door de hand der alregeerende Voorzienigheid , als eene geesfel, gebruikt, om andere Volken der Waereld , diep in ondeugden vervallen , te kastyden: dan zy, tot dezelfde wanbedryven gekomen , en door geen ander magtiger Volk op hunne beurt kunnende geftraft' worden , liet de regtvaardige God door den eenen den anderen Romein ftraffen. Dit gebeurt meermaalen, zonder dat het oog er op gehouden wordt. Verongelykingen , hardigheden , en wreede bedryven , zo vaak anderen aangedaan, vergolden nu de Romeinen aan eikanderen. Zo zeker gaat het dan , dat de Zonde niet flegts eene fchandvlek der Natien  BESLUIT. 431 tien is; maar ook de waare bron van derzelver ondergang, en dat de niet verwagte vergelding der aangedaans beledigingen aan anderen , vroeg of laat, tot een Volk wederkeert : zo zeker gaat bet, dat de regtvaardige Hemel de Volken der Aarde beftuurt , zegent, en ftraft. V. Hoe treurig loopt dus de oude Gefchiedenis af! A. Zo de medelydende Liefde traanen laat rollen by de befchouwing van de bedorvenheden des Menschdoms ; dan moet het my ook fmerten, dat ik U de Volken der Waereld in de oude historie niet beter en deugdzaamer , dan zy indedaad waren, heb kunnen vertoonen : dan, wat kon men van hen verwagten , daar onder allen maar ééne Natie was , door eene Godlyke Openbaaring voorgelicht , terwyl de overigen zich aan Afgodery, Blindheid en Bygeloof hadden overgegeeven. Maar, laat ons nu niet ver¬ der gaan ; laat ons de Romeinen , onder het beftuur van octavianus gekomen , voor een' tyd verlaaten. Gy hebt gezien , dat God regeert , en , in het vervolg zult gy duidelyk belpeuren, waarom Hy de Romeinen Meesters van de Waereld liet worden; ook hoe Hy, het alge-  432 BESLUIT* gemeen bederf toegenomen zynde , eene verandering ten goede voortbragt , welke de Wysgeeren en Zedeleeraars van veertig Eeuwen niet hadden kunnen uitdenken , veel min aan de Natiën fchenken. Dit verwonderlyk ftuk zal ons ia de volgende Zamenlbraak verrukken ! — Vergenoeg U intusfehen met deeze gegeeven Schets van de Historie der Grieken en Romeinen. Wilt gy in de oude historie verder gaan , zo zullen de geleerde Schryvers der Mgemeene Historie , de oordeelkundige millot , en de beroemde rollin , TAiLmé , en schrock , wien wy hier en daar volgden ,. U meer aan cle hand geeven, ter voldoeninge van uwen weetlust. EINDE DES TWEEDEN DEELS..