01 1021 5407 UB AMSTERDAM  HISTORIE DER f AERELD. VYFDE DEEL.   HISTORIE DER WAERELD, DOOR J. F. MARTINET, MEESTER DER VRYE KONSTEN , DOCTOR IN DE WYS- GEERTE , LID VAN DE HOI.LANDSCHE EN ZEEUWÏCHE MAATSCHAPPYEN DER WEETENSCHAPPEN TE HAARLEM EN VLISSINGEN , EN PREDIKANT te ZUTPHEN. MET P L A A TEN. VYFDE DEEL. te AMSTERDAM, by J O HANNES ALLART, MDCCLXXXIV. Met Privilegie van de Ed. Gr. Mog. Huren Staaten van Holland en Weitvrieiland.   L Y S T DER ZAMENSPR A AKEN. XXXVI. ZAMENSPRAAK OVER. DE KERKELYKE HISTORIE VAN ONS VADERLAND IN DE XVII EEUW. . Bhdz. I. XXXVII. " IN DE XVUI EEUW. 79- XXXVIII. ' OVER DE HISTORIE DER ARABIEREN. .> 24°- XXXIX. ——— '■ TURKEN. 293. XT.. ' 1■' PERSIAANEN. 339. XLI. ■ ■ " MOGOLLEN EN INDIAANEN. . . 348. XLH. ■ — CHINEEZEN. 376. XLIir. ——— JAPAN NEEZEN» 426.  P L A AT EN MOETEN GEPLAATST WORDEN: Plaat L • • tegen over Bladz. 36. — ft . • • • • X54- — In". • c7S, * TV ZES-  ZESËNDEPvTIGSTE Z A MEN SPRAAK over de KERKELYKE HISTORIE VAN ONS VADERLAND, In de XVII Eeuw. Gefchiïïen met de Reinonflranten. Haagfche Conferentie. Acte van Scheiding. Gelderfche Poptien. Synode te Dordrecht. Acle van Stilftand. 1 Collegianten. Zagte Tyden. Mislukte Vereeniging. Kweekfcboól der Remonftranten. Academiën. Staat en - Bybeh Geest'elyke Goederen. Cartefius Wysgeerte. Voeti'aanen en Coccej'aanen. Bid-for muiier. Gefchiïïen te Leiden. Momma. Fan der Wayen. Labbadie. Bourignon. Bekker. jPtjrieu. Bayle. Ro'èü. Poiret. Antinomhanen. Van Huttent. Deurhof. Doopsgezinden. "\Z~raag. Moest dan onze Jaatfte Zamenfpraak , waarin Gy my zeven gewigtige Gefeeurtem'sfen , ik meen , de blyde openbaair V. deel," A 'Pre-  2 NUT der kerk-historie. Prediking van het zuiver Evangelie, de dolle Beeldftormery , de ongelukkige Verwydering tusfchen de Roomfchen en Onroomftken, de treurige komst van den wreeden alva, den gruvvelyken moord onder de Hervormde Nederlanders, en de beweenenswaardige Ballingfchap van duizenden, vertoonde, en daarop de ontluikende Vryheid van verre liet zien : moest , zeg ik , zulk cene gewigtige Zamenfpraak afgebroken worden tot myne fmert ? — Of is het voor my , een' Inboorling van Nederland, een' Belyder van den Hervormden Godsdienst , niet van het uiterfte gewigt , de Lotgevallen der VaderIandfche Kerk te weeten , en verder te hooren , langs welke wegen de Godlyke Voorzienigheid alle duisternisfen opgehelderd , en de volle Vryheid van gewisfe, eindelyk, aan ons gefchonken heeft? Antwoord. Heb ik , door 't afbreeken onzer Zamenfpraak , U eenige- fmert gegeeven , dan wil ik dezelve nu leenigen en geheel wegneemen door eene onafgebroken Schets onzer Vaderlandfche Kerk-Hiftorie in de XVII en XVIII Eeuw , dat is , van den jaare 1600 tot op deezen tyd ; doch' wy zullen best doen, elke Eeuw afzonder- lyk te bezien. Dan , vooraf moet ik hooglyk pryzen het belang , het geen Gy ftelt in de kennis deezer Gefchiedenis: want ■de  glaserus. lipsius. 5 de oude Gebeurtenisfen behooren ons niet vreemd te zyn , zullen wy de tegenwoordige voorregten en zegeningen onzer Vaderlandfche Kerk naar behooren kennen en waardeeren. V. Wy zullen dan nu beginnen ! A. Ja, nu zonder toeven ! En, Gy zult, die der XVII Eeuw zeer gedenkwaardig vinden ; deels om de hooggaande Geschillen-, die in derzelver aanvang zo veel onrust gegeeven hebben; deels om den vasten grond^ waarop de Kerk , by het verkrygen van 's Lands Vryheid door het geweld der Wapenen, zo gelukkiglyk gezet werdt. —p> Dan, ik wil U niet ophouden, in deeze Schets, met eenige gevallen van kleen belang, in den beginne deezer Eeuw gebeurd, by voorbeeld, met de harde behandeling, den Doopsgezinden en Roomfchen te Sneek en te Groningen aangedaan door het ftremmen der vrye prediking — met de lasteringen van den Lutherfchen Predikant glaserus , te .Woerden tegens de Gereformeerden uitgebraakt — met de voorgewende Wonderwerken , door maria's Beeld , te Hal in Henegouwen en te Scherpenheuvel in Brabant gewrogt, waar de geleerde lipsius , die te vooren den roem van Leidens Academie hadt- helpen fchraagen , zich zo laag en bygeloovig gedroeg, dat hy eene zilveren pen aan eene gelyke A 2 keten  4 iiogerbeets. drie geleerden. keten ten toon hing , ter dankerkentenis zyner gezondheid , op zyne bede van haar vêrkreegên — met de daartegen vertoonde afkeerigheid van de Beelden , in fommigc onzer Vaderlanderen vernomen,' zo verre gaande , dat de Magiftraat van Hoorn een Gedenkteken , met Beelden en Lofwerk verfierd , niet durfde zetten op het ■ Graf van den beroemden Geneesheer petrus hogerbeets , uit vrees voor ecnen oproer in de Stad niet het bekladden der fchoone Schrldery, verbeeldende de Zeven Werken der Barmhartigheid, in Alkmaars fraaie Kerk, uit eenen verre gedreeven haat van fommige Onroomfchen tegens zulk een fieraad met den dood van verfcheiden' Mannen, indedaad groote lichten ten tyde der Vaderlandfche Kerkhervorming , en daarom het herdenken waardig, ik meen, van johannes taffin, voorheen 's Prinfen Hofprediker en Wcihch Predikant te Amfterdam ; van lucas trelcatius en franciscus junius, Hooglecraars te Leiden ; allen door de pest weggerukt. De laatfte hadt , in het einde der voorige Eeuw, het beroemde Schrift, De vreedzaame Christen, opgefteld , en wenschte , dat hetzelve , gingen alle zyne andere Werken verboren , behouden mogt blyven ; een trek, waaraan men de braafheid ■ des grooten Mans ontdekken kon. V.  jacobus • arminius. 5 V. En dc Vrede bleef in de Kerk? A. Een . opkomend Onweder onder de Vaderlandfchc 'Hetvormden deedt genoeg zien , dat aan juniüs wensch niet beantwoord zou worden. De Caratoren van Leidens Academie (telden jacobus arminius (IV Deel , bladz. 408 , 444) , die vyftien jaaren den Predikdienst te Amfterdam hadt waargenomen , in junius plaats aan , in den jaare 1603 , tot ongenoege van den Hoogleeraar franciscus GoaiARUs , die hem van wangevoelens , vooral omtrent de Leer der Voorbefchikking , verdacht hieldt. 't Gaat zeker , dat arminius calvinus gevoelen in dat Lecrftuk niet volgde ; dan meer anderen hadden dat, vóór hem, aan die Hooge School , ook niet gedaan. In de .rV eerftc Eeuwen der Kerk hadt men zich over deeze gefchillen niet altoos even klaar , nog op eenerlei wyze uitgedrukt. augustinus raakte daarover in twist met pelagius (III Deel, bladz. 366, 367) en laater de Dominicaanen met de Jefuiten. In de beflisfingen van Trente's Kerkvergadering meende elk deezer partyen zyn gevoelen begunftigd te vinden. LUTiiER zelf (telde eerst, dat de Godlyke Belluiten voKtrekt , of zonder voorwaarden gemaakt waren, melanchton was daartegen , en deedt hem , ten minden zyne Navolgers, van gevoelen veranderen, calviA 3 ÜVS  ö gevoelen van arminius. kus Meldt zich aan luthers eerfte gevoelen , en men volgde dat , toen 's Mans Leerlingen, nevens de Duitfche Godgeleerden, uit de Palts en Nasfau overgekomen, den meesten opgang in ons Land maakten' hoewel ér ook anderen waren, doch minder in getal, waaronder arminius, die calvinus Leertrant verwierpen. V. Hoe liep dat af? A. De verdacht gehouden arminius verantwoordde zich over de aangetygde befchuldigingen , ten genoege van de Curatoren der Academie : comarus zelfs was er over voldaan. Dan , in het volgende jaar, liet de eerfte, ter oefeninge zyner Leerlingen, over eenige Stellingen redetwisten , waarin hy van cal vinus gevoelen afweek, in meening, dat hem zulks vryftondt ; en men ook, reeds vóór zyne beroeping, zyriC gevoelens kende , welke hy noch ftrydig met de Nede?» ïandfche Geloofsbelydenls , „och nadeclig voor de E enigheid oordeelde te weezen. Hy be 'weerde, dat God, van eeuwigheid, dit ondcrfcheid gemaakt hadt, naamelyfc, van zulken zalig te maaken , die hunne zonden zouden vcrlaatcn, en hun vertrouwen op Christus Hellen; doch de geenen, die dat uaheten, te zullen ftrafien: ook dat de bekeering van allen hem behaagde; maar dat hy niemant dwong, gomarus het daartegen de  gevoelen van g omar cs. 7 dc volgende Stellingen aanplakken: „ dat God door een eeuwig befluit bepaald hadt, wie der Menfchen zalig zouden worden, en wie verboren gaan ; dat zy , die tot het geloof getrokken waren , tegen den afval werden bewaard ; en dat God de overigen in hunne verdorvenheid en misdaaden liet liggen." Hieruit volgde, dat men eikanderen met Stellingen bezwaarde, die aan beide kanten gelochend werden, arminius ftelde op gomarus rekening , dat hy Gode de oorzaak der zonde toefchreef, en, door het infeherpen van een noodlot, de gemoeden der Menfchen verhardde. En deeze beweerde , dat arminius Gode de eer van alles onttrok , en de Menfchen opgeblaazener maakte, dan de Roomfchen. Dan , deeze haatelyke gevolgtrekkingen werden , gelyk ik zeide, van wederzyde ontkend. Voorheenen hadt men de beide gevoelens geleerd, minder aan zulke gevolgtrekkingen gedacht, en, d*e handen vol hebbende met de Hervorming , clkanderen verdraagen. Dan, calvinus Leerlingen , waaronder gomarus was, hier te lande in grooten getale toegenomen, oordeelden , de Leer der anderen niet langer te mogen dulden : waarop deeze klaagden aan de staaten , dat men, in voorige tyden, hunne gevoelens vry en openlyk gepredikt hadt ; doch nu niet langer wilde dulden. A 4 V,  8 geschillen byleggen. V. Welk gevolg vernam men daarop ^ A t Gevolg was , dat de twisten 'aan. beide zyden zeer fterk toenamen; des men - n den .,aare 1606, ce„ Natio]mI g ' er befcfinge verlangde; maar de vöVhafid,ghe,d IB 's «te» Mndcrdfl Z staaten, daaraan de hand te flaan. fattBchen werden die Gefchillen buiten 's Lands bekend. petrus mouneus , Predikant te '3S » **™**VS van mornay , door pe.i en wapenen vermaard; en tieenus, uo0«leeraar te Sedan, wilden de . ontueeken' gt moeden der twistende Vaderlanderen verzaften; doch het baatte luttel 0p ver hem zo veel kwaads nagaf, beflooten de staaten van Holland, i„ den Jaare r6oS , hem en gomarus vóór den hoogen raa6 te hooren , gelyk gefchieddé. Deeze daarop bengtende, dat zy in beide Mannen geen verfcfnl, ten aanziene van eenige Hoofdpun. ten des Geloofs , gevonden hadden, belast ten de staaten , dat men het verhandelde ■zou verzwygen, den vrede bewaaren , en mets leeren , ftrydig met de Heilige Schrift met de Geloofs-Belydenis , 0f den Katechis'mus. Dan , het eerfte werdt niet volbragt 1 De Cfasfïs van Alkmaar ging daarna verder, eifchende van alle Leden de ondertekening van de Geloofsbelydenis en den Ka-  venator. byeenk03ist. p {Catechismus. Vier Predikanten weigerden dat. Des klaagde men aan de staaten , die daarop wilden , dat men dezelveu in dienst zou laaten ; maar hun opening van zaaken geeven. De Clasfis antwoordde , .dat de zaak kerkelyk ware , en zy zich niets van het geen haare Leden , ais geestelyke Regeerders , toekwam , kon laaten ontneemen. Daarop' ging zy nog verder, en fchorften abolf venator , Predikant der gemelde Stad , in zyncn dienst; doch de staaten verklaarden hem onfchuld g V. Liep het daar mede ten einde ? A. Neen! Men begon, in den jaare 1609, toevlugt te neemen tot Gefchriften, zo voor als tegen. Dit was , gclyk het altyd zo gaat , olie in het vuur , en verergerde niet weinig de kwaal. De staaten , dit merkende , lieten de .beide twistende Hoogleeraars , elk, zo hy wilde , verzeld van vier Predikanten , als Raadslieden of Getuigen , in V Haage komen , ter beproevinge, of de •verfchillen te verdienen waren. Men bevondt in de Byeenkomst, dat men verfchilde omtrent de Voorbefchikking, den vryen Wil , de Genade en de Volftandigheid in het Geloof. Dan , wegens arminius ingevallen ziekte , I kon dit Gefprek niet ten einde gebragt worden. Hy overleedt daarop.^ na eene langduurige kwyniug , door , veel A 5 zit-  10 t0eneemende geschillen. zitten, arbeiden en droefheid, jn zyn negenënveertigfte jaar. bertius , die de Lykrede over hem deedt, zeidc: „ In Holland is een Man geweest, dien zy, welken hem kenden , niet genoeg konden waardecren; en dien zy , welken hem niet in waarde hielden , nooit regt gekend hadden " ln- tusfchen ging niet flegts de onrust te Alkmaar voort ; maar ook het vinnig fchryven voor en tegen arminius. De Clasfis van Buuren volgde het voorbeeld der Alhnaarfche, eifchende , door ondertekening te erkennen de overeenflemming van de GeloofsBelydenis en den Katechismus met de Heilige Schrift; maar mar ia , Graavin dier Stad, en Dochter van willem den I, doorfchrapte het ben uit , in het Clasfis-Boek gefchreeven. Elders ging egter de Ondertekening door.— Dan, 't bleef niet by mondelinge Gefchilien, of by voor en tegen fchryven ; men maakte de Gemeenten tot Rigters deezer twisten : de Prcdikftoelen daverden over de Leer der Voorbefcbikking. Eikanderen te bezwaaren met haatelyke gevolgen , uit ieders gevoelen gretig gehaald, werdt een gemeen werk. De Gemeenten werden daardoor verdeeld ; doch de grootfte hoop hieldt het met de Predikanten , die eenftemmig met gomarus dachten. V. Wat deeden arminius Navolgers ! A.  gevoelens der remonstranten. II A. Oordeelende , dat men er op uit was, om hen te onderdrukken, gingen zy tot de staaten met een Vertoog, 't welk men eene Remonftrantie noemde. Hiervan hebben arminius Navolgers , anders genoemd de Ar~ miniaancn , federt , meestal den Naam van Remonftranten ; en hunne party , die er een Antwoord op inleverde , dien van Contraremonftranten ontvangen.' Wy willen hun die Naamen laaten behouden , om ze gemakkelyker te kunnen onderfcheiden. — De gemelde Remonftrantie was door de pen van den . Haagfchen Predikant uifenbogaard opgefteld , en behelsde. . . . V. Wat toch? A. Deeze vyf Stellingen. „. i. Dat Gon , van eeuwigheid, beflootcn hadt, zulken, die door zyne genade in Jesus Christus zouden gelooven , en in geloof en gehoorzaamheid tot den einde toe volharden , ten eeuwigen leven te verkiezen; doch ongeloovigen en onbekeerden te verwerpen ter eeuwige verdoemenisfe. 2. Dat Christus voor allen geftorven was , zo nogthans, dat niemant daadlyk door deszelfs dood verzoend werdt, dan de geloovigen. 3. Dat de Mensch het zaligmaakend geloof niet hadt van zich zeiven , noch uit zynen vryen wil; maar dat hy daartoe Gods genade in Christus behoefde. 4. Dat deeze genade het begin , voort-  i* gevoelens der. remonstranten. vooi^ang, e„ voltrekking van 's Menfchen Zaligheid was, en dat er.alle goede daaden aan toegefchreeven moesten worden; doch ■dat zy egter niet onwederihmdelyk was 5 -Dat Gods genade den waaren geloovigen' genoegzaame kragt gaf, om het booze te ovenvinnen ; maar , of zy de genade niet konden verliezen, zou nader ondetóogt moeten worden , eer men het met volle zeker- W4 zou durven keren. " . Naderhand hebben egter de Remonftranten verklaard fo k Geloovigen uit den ftaat der genadé konden vervallen. Zie daar vyf Stellingen , ft9 m hCt eerile aanzien' vcele toejuiching cbeenen te verdienen; en op zulk .eene vyze verdeedigd werden, dat men, moogcfrV', geene barder partyen elders te behrv den yondt : doch die , wél bezien zynde den knoop niet los maakten , waartoe J Icheenen aangenomen te zyn; maar veel ee^ vaster toehaalden. y. Zeg my den uitflag, welken de in. levering deezer Stellingen hadt. - A. Hollands staaten belastten daarop «at de verfchillende partyen eikanderen in het fftuk der Voorbeschikking, „jet verder zon onderzoeken of eenigermaate bezwaaren , maar arbeiden tot onderlinge liefde en eenig-' tod. In deezer voege wilden zy de reeds wyd~  haagsche conferentie." — rj wydgaapénde' wónde der Kerk hcelen. Dan, dit geneesmiddel fcheen onbekwaam i ter bcreikinge van dat oogmerk. Toen men zulks vernam, befloot men , eene Kerkelyke Zamenkomst, die meestal onder den naam van Haagfche Conferentie bekend ftaat , tusfcben zes Leeraars van de eene , en zo veelen van de andere zyde , in rs Haage te houden. Dan, ook daarin kon men eikanderen niet verftaan : des maanden de staaten hun aan tot gcmaatigdheid , en de zaakén ten ' meesten vrede te behandelen. Dit namen zy allen aan , en noemden elkanderen toen nog Broeders. De staaten hierop vraagende naar de beste middelen tot het beflegten der Gefchillen , zo antwoordden de Remonftranten , dat men gecne onftigtelyke -dingen zoude lecren , en, door onderlinge verdraagzaamheid , den vrede in de Kerk behouden. Maar de anderen keurden het houden eener Nationaale Synode voor het beste middel. 't Befluit van 'g Lands Vaderen was, dat men in liefde en vrede met eikanderen zou verkeeren. Dan, zy waren zo voorzigtig, dat zy conradus vorstius , die, intusfchen, in ar-, minius plaats , op Leidens Hoogc School geroepen was , en tegens wiens regtzinnigheid zeer veel was ingebragt , niet toelieten, die gewigtige . bediening te , aanvaarden. V.  14 jesuiten. luedertus. de groot. V. Welk eene beroering in' de Kerk ! A. En uit deeze verdeeldheid .zogten de Roomfchen geen klein voordeel te trekken. Jefuiten floopcn ten lande in , en verbonden de Ingezetenen van hetzelfde Geloof tot 't voorftaan van den Paus, en het opbrengen van penningen tot het voeden van Roomfche Bygcloovigbeden. Dan , dit kwaad konden de staaten met een' Plakaat te keer gaan, gelyk zy deeden; maar de verdeeldheid onder de onzen was daarmede niet weg te neunen. Op verfcheiden' plaatzen reezen de twisten, hoe langer te hooger. De eene Gemeente, ja zelfs geheele Provintien , gelyk Orerysfel, en in Gelderland, Nimwegen , Bommel en Thiel Waren voor de Remonftranten ; doch Zutphen , de Veluwe, en 't grootfte deel van Zeeland, Friesland en Groningen teo-en hen gekant, luubertus , -Hoogleeraar Franc* ker, .mengde zich in den twist, en fchreef ten nadeele van Hollands staaten. De beroemde hugo de groot nam toen , met goedvinden der Gecommitteerde raaden dier Provintic, de pen tegen hem op, en fchreef Der Heeren staaten van Holland en Westfriesland Godsdienstigheid, beweerende daarin, dat men de staaten te onregt befehuldigde, van eene Kettery, by de oude Kerk reeds veroordeeld, te begunftigen ; dat de dus  besluit der staaten. 15 dus verre geoefende Verdraagzaamheid ïedeIvk , en niet zonder voorbeeld ware ; en dat men daardoor de oneenigheid best zou kunnen geneezen. Veel tegenfpraaks haalde die ■ groote Man, fchoon door zulk een gezag gedekt, zich daarmede op den hals. luisbertus beantwoordde hem ; maar de . staaten verbooden, zyn Gefchrift, als een fameus Libel , te leezen. V. En bleef het er toen by ? A. Hollands Regenten gingen verder , en vonden goed, in den jaare 1613, dit merkwaardig befluit te neemen: „ Dat de Leeraars voortaan der Gemeente zouden infcherpen , dat het begin , midden en einde van 's Menfchen Zaligheid, met naame ook het Geloof , niet aan deszelfs natuurlyke kragten of werken; maar aan Gods genade in Christus alleen moest toegefchreeven worden; dat God geene Menfchen ter verdoemenis gefchaapen hadt ; dat hy hen niet noodzaakte tot de zonde , noch noodigde tot de zaligheid , terwyl hy beflooten hadt , hun die niet te geeven : voorts dat Hoogleeraars , Predikanten en Geleerden vriendelyk daarover mogten redetwisten ; maar het gefchil niet op den predikftoel brengen." Dan, ook dit Befluit was onvermogend , om den twist te fusfen. Er viel zelfs , in den jaare 1614, eene fcheuring onder de Predikanten der Clasfis  «S t0ekee3iende verwtdering. Clasfis van Hoorn, waardoor kn van »en dienst ontflaagen werdt; gchriS, en bitterheden , van beide zyden ^ mtusfchen toe; hoewel M0MnL ' te voo ■ ren reeds genoemd, (bladz. S) eene DOo gmg deedt, om door een Schrift de gebeurden te vereenigen. goulart , Waken pikant te ******* moest egter Z jeel gefchils, zynen dienst ^ > £ '-langer te verder, van elkandek ' • v. tn wat deeden toen de staaten? der KeS' P°,°gdCn' d°°r hct rond 2e"d<* al ^n0rdenmg Va" ^t jaar I59r, aan alle Steden en Dorpen ,i het twistvuur te dempen; maar, in de„ e de verwydering i„ * ^ 2Cgr ^ ™ «us dén der vier Predikanten , weerde het Avondmaal uit TOoGA4M ^ te ontvangen, en, daar men zoening kon trdferi , werdt :hy, in chenst gelchorst.- A;nfurdam h^ ° gehoorzaamheid aan der staaten befluit om clkanderen zonder lasteren of bezwaareh te verdraagen. Zy lieten des eene bezending naar die Stad afgaan, hügo de groot voerde het woord tot de Arnrterdamfche Regenten ; _ maar 's Mans deftige taal maakte geenen indruk op gemoeden, door ftaatkund'ge inzigtcn vooringenomen: zy voedde zelfs de  onlusten te amsterdam. fj. de tvvcedragt. — De Haagfche Contraremonftranten , naar buiten ter preeke loopende , verlangden aldaar eene eigen Kerk te hebben, uitenbogaard , den ltorm ziende aankomen , begeerde zyn ontflag. —— In Overysfel en Friesland vlamde het twistvuur al mede aan. Derzelver staaten volgden Hollands voorbeeld, en wilden , dat men eikanderen zou verdraagen. V. En dat gebeurde ? A. Daar zo min als elders ! —• In den jaare 1617 , ging de fcheuring met wyde fchreeden voort; zelfs vernam men eene openlyke fcheiding onder de Kerkleden in veele plaatzen. De Contraremonftranten vermeesterden in 'f Haage de Kloosterkerk voor zich. Te Amfterdam en elders Helde men, in eene heimelyke Vergadering van Predikanten en Ouderlingen, eene Acte van fcheiding op. Dit gaf aanleiding , dat de Re~ monftranten dier Stad begonnen afgezonderde Vergaderingen te houden. Men verkoos een Pakhuis , om er in te prediken. Toen dat bekend werdt , viel het gemeen, fel op de Remonftranten gebeeten, op het gebouw aan , des de Toehoorders er uit moesten vlugten. De Predikant, na dat men hem met drek beworpen hadt, raakte in levens gevaar; men riep: Haat dood ! Hier©p werdt de Kerk gcplondefd; des de BurV. deel. B gery  18 VENATOR. GEDRAG VAN MAURITS. gery in de wapenen moest komen , om de onrast te ffillen. Oordeel, uit dit Haaltje, van de toenmaalige gefteldheid der Tyden, en tot welk eene hoogte de laakbaare verbittering geklommen was. — Zints gingen de Remonftranten der Stad , der staaten bcfcherming verzogt, maar geen antwoord bekomen hebbende , veiligheidshalve , naar het Dorp Abcoude, ter preeke. — De Predikant venator te Alkmaar, (bladz. 9) werdt, vervolgens, om' zyn gefchreeven Sulver algemeen Fondamcntboek afgezet, waarop hy de Stad verliet , buiten 's lands verreisde , en in Frankryk ffierf. V. Welke beroeringen ! A. En welk een dagelyks toeneemen van dezelven ! Het regende Paskwillen door het geheele Land, om eikanderen gehaat te maaken; een middel, 't welk de kwaal zeer deedt. verergeren. Prins maurits, die, veele jaaren na de gereezen' gefchillen , de Verdraagzaamheid hadt voorgeftaan ; die ze Qiieftieufe PoinBen noemde , en vermaande dezelven zo luttel aan te roeren, als eenigzins mogelyk zou weezen; die zelfs uitenbogaard , een' der voornaamfte Remonftranten , tot Hofprediker in zyne veldtogten gebruikt hadt, verliet hem nu, en ging tot de zyde der Contraremonftranten over ; welk voorbeeld door louise de coligny , Prin- fes ,  geldersche p0sitien. .9 fes , Weduwe van willem den I, en frederik hendrik, maurits Broeder, niet gevolgd werdt. Deeze ontvingen zelfs, op den Kersdag deezes j'aars , het Avondmaal uit handen van uitenbogaard , die 's Prinfen Leermeester in Taaien en Godsdienst was geweest , terwyl maurits met veele grooteHeeren naar de Kloosterkerk was gegaan. Deeze ftap , die zo veel opziens baarde , ltyfde de eene, en veriloeg de andere party. V. En welke waren de gevolgen ? A. Dat eenige Provintien by Holland aandrongen tot het houden eener Nationaale Synode, waarover veel geraadpleegd werdt, dewyl men er niet ligt toe kon overgaan, 't Wantrouwen op clkanderen nam , intusfchen, toe , van dage tot dage. In Gelderland was het getal der Remonftranten zeer vermeerderd; geen wonder , daar de meefte Predikanten in Steden en Dorpen zo gezind waren. Bedekte Yveraars bragtcn toen ter baane tien Leerftellingen , naderhand zo ■ bekend onder den naam van Gelderfche Popticn , welken der Clasfen van Nimwegen, Bommel en Thiel dermaate mishaagden , dat zy aan het Hof verklaarden , liever voor geene Predikanten Van de Gereformeerde Kerk gehouden te willen worden , zo men dezelven hun zoude opdringen. De Clasfen van Zutphen en Veluwe beweerden , dat zy het gevoelen der B a Kerk  20 drift van jac0bus. weegschaal. Kerk niet behelsden, des zy er veel afkeers van hadden. In Utrecht en Overysfel was ook geen minder twist. De Koning van Frankryk liet den staaten raaden, de gcfchillen door zagte middelen by te leggen ; maar de wispeltuurige jacobus de I, Koning van Engeland, yverde tegen de Remonflranten , hoewel hy naderhand derzelver gevoelens omhelsde. Hy liet , uit loutere Staatzugt, zeer fterk aandringen, op het neemen van harde maatregelen , door zynen Gezant carleton , wiens woorden fcherp beoordeeld werden in een naamloos Schrift, de Weegfehaal geheeten, 't geen zyn Koning zo euvel nam , dat de algemeene staaten, om hem tc vrede te Hellen, duizend .guldens beloofden aan den ontdekker van den Schryver, en drie honderd aan dien van den Drukker. De Hooglceraar vossius befchreef intusfchen de Historie der Pelagiaanen , om daar door nut te doen , waarover hy naderhand werdt aangehaald. Voorts raadpleegde men , of men eene Provintiaale of Nationaale Synode zou houden , terwyl Prins maurits de Regeering in de meeste Steden van Holland, buiten tyds , veranderde, verwisfelende de Rcmonftrantfche met Contraremonftrantfchs Regenten, om dus eene Synode te*verkfygen ; een bedryf, het geen men eene verkragtiHg van 's Lauds Vryheid hielde te wee-  niet prediken der remonstranten. 21 weezen , en daarom van den beroem Jen cornelis pieterszoon hooft , Oud-BurgC- meester van Amftcrdam , terwyl anderen zweegen , met nadruk werdt tegengefprooken. V. Welk was het gevolg deezer verandering in de Regeering der Provintie ? A. Dat de Leeraars van beide partyen , by beurten , in de Kerken predikten , en voorts dat alles zich neigde tot het vastftellcn van Provintiaale Synoden ter voorbereidinge van eene Nationaale. De Gelderfche hadt reeds , zints het jaar 161a , om de Ge- fchillen ftil geftaan. Hierop werden eenige Remonftrantfche Leeraars in hunnen dienst gefchorst. uitenbogaard , op zyn verzoek ontflaagen , verliet den Haag, en ging naar Antwerpen ; waarna hy en anderen door de Synode werden afgezet. Op veele plaatzen verboodt men den Remonftranten het prediken , die , deswege aan maurits klaagende , ten antwoord ontvingen , dat men geene twee Gereformeerds Leeren kon lyden , en Kerken noch Huizen hun zou toeftaan. Hierop werden jo- han VAN oldenbarneveld , rombout j iioogerbeets en hugo de groot , als Begunftigers der Remonftranten , gevangen genomen : doch hiervan zal ik U meer zeggen in de Waereldlyke Hiftorie onzes Vaderlands. B 3 V.  j12 bronnen van den twist. V. Keurde men zulke ingeflaagen' wegen tegen de Remonftranten goed ? A. Wat zal men daarvan zeggen ? Men moet nooit harde middelen ter befcherminge der Waarheid goed keuren : zy heeft ook zodanigen indedaad niet noodig. Dan , men moet denken aan de toenmaalige gefteldheid der Tyden. De Verbittering was geweldig hoog geklommen , en , hoewel het ongetwyfeld veelen om de Waarheid te doen was, ftooktc egter de Staatkunde niet weinig onder 't geheele werk. Eenigen droegen oldenbarneveld , een' Man van groot gezag en een' kloeken Voorftander van zyn Vaderland , geen goed hart toe , en om dat hy het twaalfjaarig Beftand met Spanje hadt doorgezet , 't geen byna alle Remonftr-anten toevielen ; en om dat hy eene Kerkordening in den jaare 159! badt helpen gceven , waarin men het Kerkelyk gezag te na was gekomen ; vooral ook om dat hy de Remonftranten begunftigde, wyl zy der Overheid een grooter magt in het Kerkelyke toekenden, dan anderen, die zich niet hielden aan het Befluit der staaten {bladz. 15) voorgecvende , dat deszelfs vastftelling met de gronden der Hervorminge ftreedt , en verandering in" den Godsdienst kon te weeg brengen. Maar het kwaad zat voomaamelyk, zegt men, tusfchen maurits  synode te dordrecht. 23 rits en oedenbarneveld , dewyl de eerlte , veel aanhangs onder de Contraremonftranten vindende , en oordeelende zyne byzondere oogmerken best door hen te zullen bereiken , eindelyk derzelver party openlyk koos; doch de ander, 's Prinfen doeleinde merkende , zogt , door de Remonftranten te begunftigen , door de Verdraagzaamheid te oefenen en door 't houden eener Synode tegen te gaan , Het evenwigt te doen blyven, en maurits aanflagen te , verydelen , die der Remonftranten kragt door eene veroordeeling by de Synode wilde breeken. V. En wat was het flot van alles ? A. Dat de Voorzienigheid , hoewel zy nooit eenen kwaaden aanleg ter bercikinge van goede oogmerken toeftemt, uit die langduurige duisternis het licht deedt voortkomen. Een Nationaal Synode werdt , te Dordrecht , in den jaare 1618 en 1019 gehouden , door vyf inlandfche Hoogleeraars , zesendertig Predikanten en Ouderlingen, twee Remonftrantfche Leeraars en éénen Ouderling ; door agttien Heeren, van de staaten gemagtigd , en door agtentwintig uitlandfche Godgeleerden , overgekomen , na eene uitnoodiging , uit Engeland , Ilesfen , Oostfriesland , Zwitferland, Geneve, Emhden en Breeraen. johannes bogerman , Predikant van Leeuwaarden , was daarop Voorzitter; B 4 jaco-  24 besluiten der synode. jacoeus rolandus en hermannus fauke- lius van Amfterdam en Middelburg waren Byzitters ; en sebastiaan damman , nevens fEstus hommius Van Zutphen en Leiden Schryvers. Vier Remonftrantfche Leeraars episcopius (de Opvolger van vorstius in 't Hoogleeraarfchap te Leiden) , cor vinus , pynakker en matthisius werden vóór de Synode gedagvaard; doch daar verlcbyncnde , weigerden zy het Gezag der Synode , te erkennen. De voomaamfre Bedriten der Synode waren deeze : „ den Bybcl en de Apocryphe Boeken over te zetten, het geen dus lang , door den dood van albegonde , cornelius en helmichius was agter gebleeven : den Heidelbergfchen Katechismus , voortaan, ten namiddage van eiken Zond»* te verklaaren : vorstius te veroordeelen : den aangeklaagden maccovjus , Hoogleeraar te Franeker, vry te fpreeken: de vyf Artikelen der Remonftranten (bladz. 11, i2) te veroordeelen : derzelvcr Hoogleeraars en Predikanten voor afgezet te houden, en de naamen van Remonftranten en Contraremonftranten met eene eeuwige vergeteldheid te begraaven. " Dit laatfie is egter , tot op deezen dag, niet gelukt: maar de Waarbeid , zo als die nog heden in onze Kerk geloofd wordt , behouden. V. Wat volgde op die Befluiten ? A.  gevolgen der synode. 2$ A. De staaten verklaarden de Remonftrantfche Leeraars in en buiten Holland, tweehonderd in getal , afgezet te zyn van hunnen dienst. Omtrent zeventig tekenden de zogenaamde Acle van ftilftand , dat is , geene Kerkelyke dienften in 't openbaar j of in het heimelyke meer te zullen doen. Deeze konden ftil in het Vaderland blyven keven ; maar ruim tagtig , die dat weigerden , werden gebannen. Dat lot moet men aan den hevigen gloed, waarin de gemoeden toen geraakt waren , toekennen : het mag bejammerd; maar het zal niet ligt gepreezen kunnen worden. Men dacht mogelyk 's Lands rust daardoor vaardig te herftellen ; maar de uitkomst leerde, al in den beginne, het tegendeel. Er werdt tyd vereischt , om de groote gisting tot bedaaren te brengen. Ten minltc goldt het uitgegeeven Plakaat niet tegen het houden van Remonftrantfche Vergaderingen. Te Rotterdam wilde men ze niet nalaaten, het welk eenen oproer in de Stad gaf. Drie en foms vyfduizend kwamen buiten byéén, om ze te houden , welke men door foldaaten liet verjaagen , het geen niet zonder bloedftorten afliep. Te Gouda , te Woerden en elders vondt men ook veel ter beteugelingc te doen. Men zuiverde toen ook de Hoogs Schooien j des bertius , bArl/eüs , con^ B 5 deus  20 gebannen remonstranten. deus en sylvius te Leiden afgezet , vorstius en episcopius gebannen werden. V. Waar bleeven die gebannen' Leeraars? A. Eenigen weeken naar Waalwyk , bezorgden van daar de zaaken hunner Gezindheid in Holland, en hielden vervolgens eene Synode te Antwerpen. Zy meenden toch , zo wel als anderen , vryheid van Godsdienst in het Vaderland te hebben, en bleeven dus het houden van heimlyke Vergaderingen voeden. De Predikanten , welken men ontdekte , werden gebannen. Dan, de lust, om zich te blyven verweeren , zakte niet. Zy fchreeven veifehciden' Boeken , waaronder den Qepredeftineerden Dief, om het gevoelen hunner partyen fterk door te haaien. Dan , dit Schrift deedt hun weinig eers aan , vermids zy den Contraremonftranten ontkende bezwaaren fchainper toedichtten. Op zulk. eene wyze mogt het verftoord gemoed zich ontlasten ; maar waare Edelmoedigheid verfmaadt zulke bedryven. De Hertog van Holftein gaf hun , intusfchen , vryheid, om, in zyne Staaten, eene Stad tot hun vcrblyf te bouwen ; doch er verliep één jaar, eer men aan Frederiksftad (zo werdt ze naderhand geheeten) de hand floeg. De Liefde voor het Vaderland deedt het derwaards vertrekken , zo lang mogelyk Was s uitfteUen. En na de voitooiug hadt die  bedryvt.n der remonstranten. 27 die Stad nog niet veel treks , om het ongebonden leven van 's Lands Inboorlingen , en de aantreklykheden van den Nederlandfchen grond , waarop men gebooren was. V. Dus bleeven er nog veelen hier ? A. Dit niet alleen ; maar zy yverden fterk voor elk anderen , des men eenige Leidfche Burgers in eene zwaare geldboete beUoeg om het verzamelen van penningen tot onderfteuning der behoeftige Remonftranten. jan Pieterszoon dou , een vermaard Landrneeter, zou de kwytfchelding van. elfhonderd guldens niet verkreegen hebben , zo maurits met minder liefde voor de Weetcnfehappen bezield was geweest. Eenige Leeraars, nu uklandig, lieten egter niet na, van tyd tot tyd , hunne oude Gemeenten te bezoeken , dat hun foms duur te ftaan kwam. grevius en vezekius , voorheen Predikanten te Neusden en Echtelt, werden des gevat ; en de een in het Amfterdamfche Tugthuis , de ander in het Haarlemfche Rasphuis gezet. Anderen , met naame geesteranus , bysterus , poppius , noel- lius en lindenius , werden ter eeuwige gevangenis naar Loeveftein gebragt. ■ Dan, uitenbogaards toen uitgegeeven' Schriften , en vooral de Belydenis der Remonftranten , door episcopius opgefteld , dceden de gemoeden eenige zagtheid verkrygen.  2# staat der remonstranten. Waren zy , zeidc men, vóór tien jaaren in 't licht gekomen , zy zouden zo veel ónrust in de Kerk en den Staat niet ten gevolge gehad hebben. In Rotterdam deedt het naauw toezien op de Remonftrantfche Leeraars het prediken in en buiten de Stad lang ftil ftaan. In andere Steden, vooral in Noordholland, waar de gemoeden begonnen te bedaren , gebruikte men oogluiking. Meer dan zeventig Leeraars hielden zich daar op. — De aanllag op maurits leven, daarna door oldenbarnevelds Zoonen ondernomen , joeg den Remonftranten eencn fchrik aan. Te Utrecht gaf men tegen hen een fcherp Plakaat uit, als aanlcggers van dat feit. Eenigen, hoewel onfchuldig , verlieten het Land uit vrees; anderen hunne Gezindheid. Veelen toonden groote kloekmoedigheid', en vermaanden elkanderen tot geduld. Wy kennen geen bewys, dat haare geheele Sociëteit daarin gemengd was. Dan , deeze Storm , losbarstende meest op de fchuldigcn , ging de onnoozclen voorby, en ftildc. Bezaadigder ffonden volgden. Zelfs moesten de Contraremonftrantfche Leeraars , volgens der staaïen bevel, de ftil leevende Remonftranten ten gebruike des Avondmaals toelaaten. V. Maar hoe kon zulk een aantal Remnftranten in ons Vaderland gcffigt worden  COLLEGIANTEN. £9 den door zo weinige gebleeven' Leeraars ? A. Zy moesten zich, zo goed zy konden , naar den tyd fchikken. Drie Broeders , jan , adriaan en gysbert van der. kodde , woonende te Oestgeest , Rhynsburg en Warmont, beflooten, in den jaare 1619, by gebrek van Predikanten , eikanderen te ftigten door het leezen van een Hoofdftuk uit den Bybel , door een Gebed of Vermaan. Maar dugtende , dat er, na het bannen hunner Leeraaren , niemant -meer komen zoude , om hen te ondervvyzcn , beflooten zy verder te gaan. Er daagde egter één op; doch zy ftieten hem voor 't hoofd , en oordeelden , anderen voortaan te kunnen misfen. Hierop ftelde men byzondere Vergaderingen te TVarmont vast. Elk fprak daar , wien het lustte. Dit noemden zy profcteeren , en bragten voorts de Remonftrantfche Leeraars in haat. passchier de fyne , voorheenen Predikant te Jaarsveld , ftondt hun tegen. Daarop bragt men de Vergaderingen over naar Rhynsburg, die naderhand Collegien , en derzelver Leden in Steden, daar zy aanhang vonden , Coïïeglanten , tot op deezen tyd, geheeten werden. — Zy ftonden vry vereenigd tot den jaare 1672 ; maar, van dien tyd tot 't jaar 1686, verdeelde hen een vuur van tweedragt, byzonder hunne twee Hoofdcollegien te  3» COLLECTANTEN. STILLER TYDEY. te Amfterdam en Rotterdam , die fedefï bekend ftonden onder den naam van Lemmermam- en Bredenburgsgezinden. Zy dachten van de Voorbefchikking , gelyk de Remonftranten; gebruikten groote vryheid omtrent andere Geloofverfchillen ; wilden, dat men geen onderfcheid zou maaken tusfchen Christenen en Christenen; onderzogten llegts, of zy, die tot hen overkwamen, erkenden, dat Jesus Gods Zoon was; hielden Avondmaal ; van Franeker , in den jaare 1585; van Groningen , in den jaare 1614; en van Harderwyk , reeds in den jaare 1600, door de staaten van Veluwe gefücht; doch door onvermogen vervallen zynde , werdt ze , in het jaar 1647 tot eene Provintiaale Academie verbeeven. Zulke Inftellingen gaven den edelen Jongelingen de fchoonfte gelegenheid, om zich in allerkïe Weetenfchappen te oefenen ,  T.B.Pl.I. Vonden zij een middel ter ontfnapjjLnge. WadLz.36.   'S LANDS ACADEMIËN. 37 fenen , en bezorgden den Vaderkmde geen klein getal van bekwaame Mannen, om den Staat en der Kerke te dienen. Vyf Academiën kon men niet rekenen te veel voor een Land van zo kleinen omtrek , zo lang zy, vermaard door den roem der daar onderwyzende Hoogleeraaren , zo fterk bezogt werden door uitlandfche Studenten, op Weetenfchappen belust. Dan , federt vreemde Vorften nieuwe Academiën in hunne Landen gefticht , of het bezoeken van vreemden hunnen jongen Onderzaaten verbooden hebben , is er groot verval op de onzen vernomen. Niet minder voordeelig, dan aangenaam was het der Vaderlandfche Kerk, in den jaare 1637 , de nieuwe Overzetting des Bybels, zo fraai by p. van ravesteyn gedrukt, door der staaten bezorging, eindelyk , te ontvangen. Deeze arbeid, vooral om de bygevocgde Kanttekeningen, verdiende hoogen lof. V. Eindelyk te ontvangen , zegt Gy ! A. Ja ! Dus mag ik my uitdrukken, dewyl over dit werk zesenzestig jaaren lang gehandeld was. — De eerfte Druk van den Nederduitfchen Bybel was van den jaare 1477 , voerende deezen titel : Deeze jeghenwoerdighe Bible mit horen Boecken , ende tic Boeck mit alle zyne Capitelen, bi enen C 3 no-  38 oude bybels. notabelen Meester wel averghefet wf den Lailne in Duytsch en wel naerfielic gecorrir geert ende wel ghefpelt , was gemaect Te Delf in Hollant mitler hulpen Gods , en by ons jacqb jacobs Zoen , en imauricius. yemants Zoen, van Middelbaren, ter eeren Gods ende tot fti.chticheit ende lerynghe det Kerfien Ghelovige Menfchen. Ende wori voleyttd in 't jaer der Incarnatien ons Beeren 1477. Ben Thienden dach dei' Maent Jamiario. Maar de eerfte Bybel der Gereformeerden was Den Bybel in het Duyls , gedrukt tot Embden by steven mierdjian en jan gheyli.iaert , Anno 1556. Deeze Nederduitfche Overzetting, door eenen Ouderling van .Embden, zo men meent, uit de IJaogduit-t fche van ■ luther gemaakt, welke thans by ons den naam van de Oude Overzetting draagt, voldeedt vcelen zeer weinig. Hierom floegen de uitgeweeken' Nederlanders , die zich te Keulen ophielden , in den jaare 1571 , der Synpde van Embden voor , eene verbeterde te geeyen : dan men oordeelde , dit te moeten uitftellen tot eene Algemeene Keifc vergadering. Op verfcheiden' volgende Synoden kwam deeze zaak wel in overweeging $ maar zy bleef hangen } nu, om dat mail eerst de Eranfche en Latynfche Overzettingen, ivpde afwagten 5 dan , om dat de vier Pas-  [nieuwe overzetting des bybei.s. 39, Clasfen van Antwerpen , Gent , Helft en Utrecht , onder welke dat Werk verdeeld werdt , volgens 't befluit der Synode te Middelburg in den jaare 1581 , wegens de beroerde tyden , waaronder de twee eerfte Clasfen voornaamelyk zugtten, dat niet vermogten : ook zou die arbeid, dacht men , om de ongelykheid van fpraak in die Landfchappen , te groote verfcheidenheid gceven. De Haagfche Synode des jaars 1586 , vernomen hebbende , dat aldegonde uit eigen beweeging daaraan de hand geflaagen hadt , bcfloot, hem dat plegtig te verzoe-; ken ; maar hy verfchoonde zich wegens tydgebrek. Die van Delft in den jaare 1587 verkoor daarom vier Overzetters tot dat werk; dan , ook dit befluit ging niet door wegens 's Lands toefland , en de groote kosten van zulk eenen arbeid. In den jaare 1591 kwam het egter zo verre , dat de staaten beflooten , eene Overzetting door drie Predikanten te laaten maaken uit de Latynfche van junius en tremellius; maar dit hadt ook zyn bezwaar. Ware aldegonde , die op nieuw , door de Synode van den Briel, in den jaare 1593 „ daartoe was aangezogt , niet vertrokken , als Gezant, naar 't Franfche Hof, en vyf jaaren daarna geftorven , men zou er eene C 4 van  40 nieuwe overzetting des bvbels. van dien zeer bekwaamen Man ontvangen hebben. cornelius en helmichius , die er daarna , op verzoek, aan arbeidden, vorderden , om hun zwaar dienstwerk , weinig ; en de eerfte leefde niet lang. baudartius , Predikant te Zutphcn , dit talmen ziende , boodt der Gelderfche Synode aan , eene Vertaaling van piscators Hoogdüitfchen Bybel te gecven ; en werdt er toe gemagtigd. Dit befluit ftiet de andere Synoden. De Hollandfchen gaven reden van de vertraaging, om te beletten , dat het Geldersch befluit tocftemming by de overigen vonde ; en baudartius zelf kreeg , aan den anderen kant, bevel , om zyn werk te flaaken , op dat de Eenighcid tusfchen de Synoden bewaard zou worden. Hierom moest hy ook zynen JVech-bereyder op de Verbeteringhe van den Nederlantfchen Bybel, die, door de ghenade des Heeren , corts aan den dach fal ghegeven worden, gedrukt te Arnhem in den jaare 1606, intrekken. Lust het U dit Boekje , hierdoor zo zeldzaam geworden , te zien , vraag het my dan op eencn anderen tyd. Daarop ftierf helmichius , en de volgende onlusten wegen.» de Remonftranten deeden dit zwaar , doch nuttig werk agter blyven tot de Nationaale Synode te Dordrecht, waar-  geleerde overzetters. 4! op het zelve, gelyk ik zeide, beflooten werdt. V. Dus werdt dat in den jaare 1618 reeds bepaald , doch eerst , in den jaare 1637 , uitgevoerd ? A. Ja ! maar Gy overweegt niet, welke hindernisfen dit werk in den weg Monden, 't BeMand met Spanje toen eindigende , moest men den Oorlog hervatten : een geval , dat deezer zaak weinig begunfligde. Men moest Overzctters uit ons Vaderland , en tevens Overziencrs hebben. Telkens Mierven er verfcheiden' , en dan was men gehouden , anderen in derzelver plaats te neemen. Ik zou U eene gehecle lyst van zulken kunnen noemen, die er de hand aan floegen ; maar niet ten einde bragten; doch bogerman , baudartius , wal.eus dl fes- tus homwius beleefden dat genoegen. Ook konden verfcheiden' dier kloeke Mannen , aan vaste Gemeenten verbonden , geen ontflag , een' tyd lang, ontvangen, om alle hunne kragten daaraan te koste te leggen. Men was ook verlegen met tagtig-duizend onverkogte Bybels, die toen in de Winkels der Boekverkooperen gevonden werden, welke onbruikbaar Monden te worden , en dus den Drukkeren ( geen klein nadeel zouden toebrengen. De Apocryphe Boeken vermeerderden den last. Liever zou men dezelven C S niet  42 hindernissen in de nieuwe overzett. mét by de Heilige Schrift in één Boek te' zamen bevat hebben; doch dit was iu trein gekomen , en men dacht nu best te zyn, dezelven, zonder voorkennis van andere Kerken , daarvan niet af te fcheiden. Er was egter beflooten , zo veele moeite daaraan niet te befteeden , als aan de anderen, en ze agter het Nieuwe Testament, met eenen byzonderen Titel , te drukken, nevens eene aanwyzing, dat het Menschlyke Schriften waren , en waar ter plaatze zy met Gods Woord ftrydig bevonden werden. —— Eindelyk, toen alles met 's Lands Staaten vereffend was , kwamen de Overzetters , in den jaare 1626 , te Leiden by eikanderen. Dan, eer men nieuwe hindernisfen te boven was gekomen ; eer men Taal en Spelling bepaald , eer men het geheele Werk verrigt hadt; eer het overzien was gefchied, (wel veertien maanden verliepen er, om het Oude Testament te herzien) eer men het Oftroi hadt tot drukken , en de daaruit volgende gefchillen te boven was; eer men met drukken kon beginnen , verfcheen het jaar 1635. De Burgemeesters van Leiden wilden , dat van ravesteyn met knegts en gereedfehappen, van Amfterdam, zou komen , om , binnen hunne Stad , den druk te vervaardigen. *s Mans zwaare arbeid kwam ,  staaten-bybel. ^ kwam , in den jaare 1637, fierlyk ten einde ; en deeze nieuwe Bybel , de StaatenBybel geheeten, om dat 's Lands Vaders zo veele moeite en kosten daartoe gedraagen hadden , werdt daarop alom ingevoerd. Amfterdam , 't geen men geene vryheid van drukken vergund hadt , en nu met zo vcct le duizenden onnutte Exemplaaren der du* de Overzetting belaaden was, hieldt zich Jarig agterlyk in 't aanneemen der Nieuwe, De overgebleeven' Drukfouten gaven daarna ander werk, weshalven van ravesteyn eencn tweeden verbeterden Druk in den jaare 1657 moest opleggen. -— cornelis de leeuw, een Remonftrantsck Boekverkoper te Amfterdam, liet eencn door hem verbeterden Bybel met eene grievende Voorrede , op zynen naam , uitgaan. Daarover werdt hy aangeklaagd , en bet befluit genomen , dat er voortaan geene Bybels zouden gedrukt worden , dan met voorkennis der staaten of der Stads Regenten. Hiervan , wyl dit Hand houdt tot op deezen dag, vindt men, vóór alle onze Bybels, eene Acte van Authorifafie , of Coufent , waarna het Belluit der algemeene staaten, bevelende het gebruik deezer Overzetting , volgt , of vooraf gaat. V- Beviel deeze Overzetting wél ? A.  4+ nieuwe overzetting berispt. A. Zeer wél aan de Gereformeerde Kerken , die daarvoor geene kleine verpligting kreegcn, en nog hebben aan 's Lands staaten. De Remonftranten , in den aanvang bedugt , dat men de tekflren , waarover verfchil viel, ten hunnen nadeele verwrongen hadt, benoemden vier hunner bekwaamfte Mannen , die te Arnhem vergaderden , om dat te onderzoeken: maar niets vindende, werdt ook deeze Overzetting van hun aangenomen. Dan , de Kanttekeningen die indedaad voortreflyk zyn , gevielen hun in alles niet, des er, in den jaare 1649, tegen gefchreeven werdt. Den Roomfchen fmaakte deeze Overzetting niet: de reden kunt Gy ligtlyk raamen. Ik weet niet , of men zich meer over de onkunde , dan over de onbefchaamdheid van zekeren Schryver , onder den naam van arnoudt van geluwe , Vlaamfchen Boer , moet verwonderen , die, in zynen Afgetrokken Masfcher van het vermomdt Ghereformeerdt louter Woordt Godes , te Antwerpen in den jaare 1652 , gedrukt, der staaten Overzetting van honderdagtentagtig merkelyke trouwlooze mhflagen befchuldigde , en daarenboven beweerde , dat er negenduizend driehonderd en eenennegentig nieuwe menfchelyk verdichte woorden tusfehen ingezaaid waren.  geestelyke goederen. 45 waren. Dan, hebben wy ons over 't bedryf deezes Mans , dat deor anderen wederlegd is , veel te verwonderen , daar we te vooren reeds hoorden , hoe de Monniken Gods Heilig Woord vervalschten ? (IV Deel, bladz. 461 , 462) Ydel waren van geluwe's nydige poogingen , zo wel als die der Roomfche Gezanten by de Vredehandeling te Munfler , om hunnen Geloofsgenooten in ons Vaderland openbaare Vryheid van Godsdienst te bezorgen , 't geen 's Lands staaten zo euvel namen , dat zy antwoordden , de Plakaaten tegens hen te zullen vernieuwen, dewyl zy in de openbaare gebeden genegenheid betoonden voor den Koning van Spanje, den Erfvyand deezer Landen. V. Dit verzekerde , ongetwyfcld , de rust onzer Vaderlandfche Kerk , van die zyde ? A. Ja ! Maar daarna viel er Gefchil voor tusfchen Mannen van groote begaafdheden over de Nalatenfchap der Roomfche Geestelyken: naamelyk, gysbertus voetius, Hoogleeraar te Utrecht, en samuel maresiusö, Hoogleeraar en Walsch Predikant te 's Hertogen-Bosch , raakten in twist over de Kerkelyke Goederen, welke de Kanunniken der eerfte, en eenige Heeren der laatstgemelde Stad , uitmaakende de Broederfchap van onze lieve Vrouw maria , bezaten en trokken, voetjus meende, dat alle Geestelyke Goe-  46 c-eestélyke goederen. Góederen (zo gehceten , om dat ze ouïings xïoor mildaadige Roomfchen , of die er den Hemel door meenden te verdienen, aan Roomfche Kerken , Kloosters of Geestelyken befprooketi waren) alleen ten beste van Gereformeerde Kerken , Schooien én godvrugtige gebruiken behoorden befteed te worden. Deeze Goederen waren van eene ongelooflyke waarde. Uit dert ouden aankoop (IV Deel, bladz. 344 , 357.) kan men er best van oordeclen, zo men, na dat er zo veel Van weggeraakt is , het öog niet veftigt op het geen er nog beden in oïis Land van overgeblceven is in de magt der Gereformeerden , die , na den afval van Spanje zich dezelven toeeigenden. maresius pleitte voor de belangen zyner Stad. Dan, dit Gefchil verbreidde zich niet. Ons Land genoot intusfchen eene andere vreugde, die van grootcr rust gevolgd werdt. V. Welke toch ? A. De Vrede met Spanje , in den jaare 1648 , te Munfier geflooten , bevestigde 's Lands Vryheid en Onafhanglykheid, door de wapenen verkreegen ; en gaf eene uitwendige zekerheid aan de Vaderlandfche Kerk. De algemeenë staaten naffien daarop, in den jaare 1651, in de zo genoemde groote vergadering , het ftuk van den Godsdienst onder handen , en befloeren den Hervormden ,  kerkelyke goederen, wysgeerte.' 4? den , volgens de bepaalingen van de Dordrechtfche Synode , met alle magt te handhaaven ; de Gezindheden, die van de openbaare befeherming uitgellooten waren , in allfc orde te houden; en de Plakaaten tegens de Roomfchen en Sociniaanen uit te voeren* i Deeze aangenaamheden verlooren veel van haare zoetigheden te Utrecht, waar niet Weinige oneenigheid plaats hadt tusfchen de Regeerilig en de Predikanten over het bezitten der Geestelyke Goederen. Men ontzeide abraham van de velde en johannes teeling de Stad, om dat ze dezelve der Kerke toeeigenden , en de anders denkende Regenten op den kanfel hadden doorgeftreeken. De Hoogleeraar nethenius vefdeedigde derzelver gevoelens ; doch werdt, deswege , in zyne bediening gefchorst. En deeze twist ging niet voorby, of een nieuw Onweder van donkerer uitzigte, waaronder zich wederom ftaatkundige inzigten mengden , dreigde , de algemeene rust der ■Hollandfche Kerken, en Vervolgens die deioverigen te ftooren. V. Welk Onweer van donkerer uitzigte? A. Aristoteles Wysgeerte , dus lang in ons Vaderland aan de hand gehouden, moest, ten deezen tyde , haare oude plaats ihfiiïmeft voor die van descartes , (IV Deel bladz, i27, i28) welke Wysgeer, rifl zich eeni-  48 voetiaanen en coccejaanen. eenigen tyd te Egmond in • Noordholland en elders opgehouden te hebben , in den jaare 1650 , in Zwèeden overleeden was. - Zyne Wysgecrige Schriften waren hier te lande , en vooral op de Hooge Schooien van Leiden en Utrecht zeer bekend geworden, en van foramige Hoogleeraars met genoegen , doch van anderen met afkeuring geleezen. Onder de eerden behoorde johannes coccejus, van Breemen'xasx Leiden, tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid beroepen : onder de laatften gysbertus voetius, Hoogleeraar in dezelfde Weetenfchap te Utrecht. Deeze en anderen , die het met hem hielden , willende aangezien zyn voor byzondere Vrienden der Printen van Oranje , meer zelfs dan de overigen, voeren fterk uit tegens eene Regeering zonder Stadhouder , zo als ze ten dien tyde plaats hadt. coccejus , daarentegen , prentte zynen Leerlingen in , der Overheid onderdaanig te zyn , en dezelve op den prcdikftoel niet te hekelen. Dit behaagde den Regenten , die hen daarom door de anderen niet wilde verdrukt hebben. Maar de Voetiaanen (Wy zullen dus voetius Navolgers noemen , hoewel deeze naam , zo wel als die van Coccejaanen , niemant ter eere ftrekt) , het grootlte getal uitmaakende , zogten hunne party by het gemeen in minachting te brengen , en van gevaarlyke Stel-  coccejaanen en voetiaanen. 49 Stellingen, zelfs van Sociaanery, verdacht te maaken. V. En wat volgde daarop ? A. Hollands staaten bleeven de Coccejaanen begunftigen , die tot derzelver regeering meer overhelden , dan de Voetiaanen. Hiervan hebben de eerften , zeer lang, den naam alleen gehad, van het Huis van Oranje, minder toegedaan te weezen , dan de anderen. En men heeft, naar dat de tyden hepen, nu de eene party meer, dan de andere minder, om redenen, begunftigd en bevorderd. Gy ziet dus hier al wederom een inmengfel van Staatkunde, ten nadeele der Kerk. — Met verwondering zien wy thans, hoe men de zo genoemde Coccejaanfche Godgeleerdheid en de Cartefiaanfche Wysgeerte toen onder eikanderen fmolt , hoewel0 die twee Weetenfchappen onderling niets gemeens hebben. Men noemde zelfs de Stelling , van den Omloop des Bloeds in het Menschlyk Lichaam, Kettery ; en de Beweeging der Aarde om de Zon, een godloos gevoelen, ftrydig met de Heilige Schrift. Men geelt voetius na, dat hy descartes Boeken, om dat die Wysgeer , onder anderen , de gemelde Stellingen leerde, door beulshanden te Utrecht wilde laaten verbranden ; doch dat die yver verhinderd werdt. Ten deezen tyde vertoonden zich V. deel. D ÖQk  5<3 ïiode. sciirietverkxaaring. - ook Lieden , die ftreng uitvoeren tegenï de Paruiken , tegens het draagen van lang Hair , tegens ' de wyze van den Baard te fcheeren , en het Lombaardhoudcn. De Synode te Gouda nam, in den jaare 1640 , een befluit tegen het draagen van mit hair van mans en vrouwen , en dat van den Briel bepaalde , in den jaare 1643 , acht te neemeii op de hahituagie en lang hair van eenige Studenten. Men ziet daaruit, hoe men zich tegens de Mode wilde verzetten. In zodanige Vergaderingen 'werdt ook het Lombaardhouden , als ongeoorlofd, voorgedraagen ; doch de staaten , de overweeging van hetzelve den Kerkelyken verbiedende, wettigden elke Bank van Leening, om eenen hoogen en uitzuigenden woeker in een Land van zo Merken Handel te voorkomen. —— Hierby kwam verder, daar men calvinus Schriftverklaaring, die by de natnürryke betekenis der woorden , ook in de verbloemde Spreekmanieren der Heilige Schrift, bieef, dus lang gevolgd hadt, dat hugo de groot eenen anderen weg infloeg , en de Voorzeggingen des Ouden Tcstaments eerst letterlyk ; doch coccdjus regtsMreeks op de tydéh des Nieuwen Testaments toepaste, voetius kon niet, gelyk coccèjus, zo veele Voorzeggingen , veel min Zeven Tydkringen in- alk de Lotgevallen der Kerke, . - vin-  geschil* over. DE wïsgeerte. «r, vinden. Eenige Leerlingen des laatflen gingen nog vei- Ier , en anderen vcrltonden den Man niet. Deeze dingen baarden gefchillen, en , doormengd met fhatkundige : bedoelingen , maakten zy de breuk nog grooter. De Navolgers van ar.minhjs , die de Redeneerkunde van den beroemden zaracella te Padua gehoord hadt in zyne jeugd, en meestal zyn eigen oordeel volgde , fielden zich allereerst te weer tegen de wartaal der Ariftotelifche Wysgeerte , fterk aandringende op. de eenvoudigheid en duidelykheid. De Cartefiaanen en Coccejaanen holpen hen. Dan, fommigen klaagden , niet ten onregt , dat cartesius Wysgeerte de Leer van het Evangelie niet minder verdonkerde. Veele Franfchen en Engelfchen volgden ..daarom den ongemaakten. leertrant der. Remonftranten. V. Wat verder daarin gedaan ? A. Om de , Foetiaanen niet meer te ontfteeken, belastten Hollands staaten te regt, in den jaare tóSÓ, de Gefchillen der Wysgeerte te onderfcheiden van. die der Godgeleerdheid ; descartes . •aanllootelyke Stellingen agter te, laaten , en vryheid van Philofopheeren- te oefenen; doch elkanderen geene partyfehaps Naamcn te geeven. De Leldfche Hoogefchool bleef taamelyk in rust ; doch de hevigheid fchcen-, in weerwil des' Plakaats , eerder toe dan af te neemen, D a Onge-  52 nieuwe geschillen. Ongelukkiglyk kwam hierby het Gefchil over den Sabbath, zo ten aanziene van deszelfs inftelling , als wyze van vieren, waarop de Voetiaanen fterker aandrongen , dan de Coccejaanen. Dan, deeze twist zou geene plaats gehad , ten minsten niet zo hoog geloopen zyn , wanneer men zich naauwkeuriglyk gehouden hadt aan de voorzigtige en wyze bepaaling , die de Synode van Dordrecht daar omtrent gemaakt hadt. De rust beminnende staaten van Holland begeerden des , dat men zich daaraan zou houden. V. En men was dezelven gehoorzaam ? A. Gelukkig indedaad , zo men die verftandige gemaatigdheid gevolgd , en eikanderen verdraagen hadt , 't geen zo ligt en ftigtelyk hadt kunnen gefchieden , gelyk onze tegenwoordige Tyden leeren ! Dan, veelen namen , ten dien dage , zodanige gemaatigdheid kwalyk , en fchilderden de staaten af, als min yverig voor den Godsdienst. Men maakte zelfs fommige Regenten verdacht , als waren zy, vooral te Amjierdam , Papisten in hun hart, of Vrygecsten en Atheïsten. Hieruit begrypt Gy, hoe hoog de bitterheden liepen ; en het zou erg met de Coccejaanen afgeloopen zyn , zo zy der staaten befcherming niet genooten hadden. -— Etlyke Voetiaanen baden openlyk voor den Prins van Oranje , 't geen de staaten  .twist over het bidden. 53 ten onvoegzaam oordeelden , om dat liy de Ampten zyner Voorzaaten nog niet bekleedde. Dit gaf aanleiding , dat men de doorgaans gebruikte Formulier-Gebeden overzag , en , daarin andere wanvoeglykheden ontdekt hebbende , last gaf, in den jaare 1663 , om eerst voor Hollands staaten , als Sottverein in die Provintie , te bidden; vervolgens voor de staaten der anderen , en derzelver Afgevaardigden in 't Haage. V. En dat was toen wél ? A. Neen ! Dit friet Friesland 4 't geen beweerde, dat men zich moest houden aan het Voorfchrift , agter de Bybels gedrukt , volgens welk men, eenige jaaren lang, voor den Prins gebeeden hadt. Holland antwoordde daarop , dat die Voorfchriften zeer verfchilden ; vermids in fommigen eerst de Keizer , of de Koning van Spanje , ook wel de Koningin van Engeland, of de Stadhouder , in rang , vóór de staaten genoemd werdt ; doch dat het een Gewest geen gezag over het ander hadt. Friesland, daarover onvoldaan , liet door zynen Afgevaardigden Leeraar op de Zuidhollandfche Synode aandringen , ter intrekkinge van dat bevel. Dit nam Holland zo euvel, dat men van Friesland voldoening eischte , en een dergelyk voordel van eenen Kerkelyk-Afgevaardigden op de Noordhollandfche Synode D 3 niet  54 geschil over het biöpe-". niet- verdragen wilde. De Coccciaanen waren de eerfte, om liet Voorfchrilt. der staaten aan te necmen.. De Synoden b'eflooteu ook daarna hetzelve te volgen.' V. -En hoe gedroeg men zich elders m deeze zaak ? ' • A. Vier andere Provintien, naameiyk, Gelderland ; Zeeland , Overysfel en Groningen verklaarden zich ook tegen Hollands Voorfchrift.- Zeeland ilocg egter daarna eenen middenweg in , willende dat men eerst .voor de • algemeene staaten , Cll ! doSÉ/b. VOOT die van elke Provintie zou bidden „ het geen Holland affloeg , en zyn Vooifchrift by de zes andere Gewesten verdecdigdc. Dus raakte hetzelve , eindelyk , by Holland in trein? Weinigen overtraden dat \ maar allen volgden , toen de staaten, in den jaare 1666, dreigden , de jaarwedden der overtrecdende Leeraaren te zullen inhouden.' De ' Foctiaa^ ven fchikten zich niet -gereedlyk naar dat hevel ;■ maar wel de Coccejaanen, die daardoor der staaten gunst wonnen , van de 'beste ftandplaatzcn- voorzien werden , en in "getaf toenamen, waardoor de Regenten eenen fteufi'; in de Kcrkelykcn krecgen , dien zy te Yódrcrt niet gehad hadden. ,-■ ' V.' Hoe' ging het toen verder? -A.~'Ten tyde "des 'Oorlogs,. waarin ons 'Vad'efland • met -Ettgefand -gewikkeki werdt -, namen  maresiüs, alting. 55 -namen fommige Predikanten , als sceperus , riddertjs , landman , siMONiDES en anderen de vryheid , van openlyk 'te zeggen , dat het met ons Vaderland•• niet wél zóu gaan zonder 's Prinl'eu bevordering tot '-het Stadhouderfchap ;■ 't geen een nieuw Plafcaat-, dreigende de afzetting van zodanige' Leeraaren , in de waereld bragf ,' waarop de meesten zwcegen. Een ander voorval, niet zo wél door gezag te ftiilen , kwam daarna ter baane.- In den jaare 1663, hadt Wilhelmus momma een Boek over de Huishouding der Patriarchen uitgcgceven. maresius , Hoogleeraar te Groningen , viel daarop aan ; doch coccejus verdeedigde zynen Leerling momma. ' De ander niet rustende., nam, in den jaare 1667 , de pen op tegen 1 coccejus , en zorgde , • dat jacob aia ting tot Hoogleeraar te Groningen beroepen werdt , die daarna ook met hem in twist raakte , eerst over het geld neemen van Studenten , dewyl alting veel • toeloops hadt ; daarna over andere dingend De Leidfche Hoogleeraars, van welken de bcflisfing des gefchils verzogt was , fpraken alting vry, en veroordeelden den 'ander. Ongelukkiglyk hadt coccejus , 'als Decanus of Schryver, de pen in dat geding gevoerd. De vertoornde maresius viel hem deswege ' aan, en vervolgens den- Hoogleeraar wittichiiJ D 4 te  56" TWIST over cartesiu5 wysgeerte. te Leiden , over het misbruik der Cartefiaanfche Wysgeerte. V. Kwam er onrust op nieuw over de Wysgeerte van cartesius ? A. Deeze hadt zich nog niet gelegd ; maar ontvlamde nu met eene nieuwe felheid. Na het wisfelen van eenige Tegenfchriften , brandde de woelzieke iuaresius , in den jaare 1672 , op alle Coccejaanen los , hen noemende de Loevejieinfche Factie; een fchandnaam , den Tegenftanderen van Oranje en den Begunftigeren der Remonftranten voorheen gegeeven. Door zyner Zooncn hulp , in dat noodlottig jaar voor ons Vaderland , Hoogleeraar te Leiden geworden zynde , fpande hy te zamen met de Voetiaanen , en hunne gedingen raakten vóór de Zuid- en Noordhollandfche Synoden, die verklaarden , dat de beide partyen in het wezenlyke niets verfchilden. Dan, maresius was geenszins met die uitfpraak te vrede : hy zogt des troost by de staaten. De Curatoren der Leidfche Academie verbooden daarop , Twintig Artikelen te leeren. Men begreep , dat drie Leidfche Hoogleeraars , iieidanus , wittichius en de volder daarin bedoeld waren. Toen deeze Twintig Artykelen openbaar werden , trok er het Gemeen dit befluit uit, dat de Coccejaanen en Carteftaanen dezelven onderweezen. De drie  twist aan leidens academie. 57 •drie bedoelde Geleerden wilden of konden toen , eershalve , niet zwygen , noch der onedelmoedige party haare begeerte geeven , al voorzagen zy, dat de afzetting, ondanks de vryfpraak der Synoden , daarop zou volgen. V. Zy ftelden zich dan te weer ? A. Een zeldzaam Voorbeeld van Edelmoedigheid vernam men toen in iieidanus. Deeze Hoogleeraar , reeds negenenzeventig jaaren oud , oordeelde , dat hy, waarfchynlyk niet veel langer der Academie zullende kunnen dienen, maar wel zyne twee jongere Amptgenooten, witticiiius en de volder , hen moest behouden, en zich zeiven voor de Waarheid opofferen. Des nam hy' de pen op , en fchreef zyne Confideratien, ten vertooge , dat zulke Stellingen , als er in de Twintig Jrtykelen der Curatoren opgegeeven waren , te Leiden niet geleerd werden. Hierop volgde indedaad zyne afzetting van 't Hoogleeraarfcbap ; maar niet van den Predikdienst. Doch de Voetiaanen aan den anderen kant , verlooren , door 's Mans deftige verdeediging , niet weinig van hun gezag. Dan , hiermede was de ganfche zaak nog niet afgedaan, momma , reeds genoemd, en van der wayen, vervolgens te Middelburg beroepen, waren Coccejaanen, die veel opgangs maakten. Dan, D 5 de  ■ 53 momma. van der, wayen. de Regeering der Stad door Prins willek den III veranderd zynde „ moesten zy in het lot hunner Regenten deelen: zy beiden werden mede afgezet, en uit de Provintie verjaagd. Deeze waardige Mannen, ongelukkig door den toeftand der Tyden en de hevigheid van nietige verfchillen , verlieten des hunne Standplaats. Zou men zulks in die laatc tyden wel verwagt hebben? momma ftierf in • den jaare 1677 ; doch verkreeg zyne eer , fchoon hy ze in die ftaatkundige afzetting niet verlooren hadt , terug, door de aanfrelling van van der waven tot het Hoogleeraarfchap van Frieslands Academie. — Houdt men het oog op zulke harde bedryven , dan behoeft men zich niet veel te verwonderen , dat men die bovengenoemde Twintig Artyke/en ook op de Synode ■ te Groningen zogt door te . dringen. En het zou ongetwyfeid gelukt zyn , zo de yverige en geleerde van till en alting dat niet belet hadden. De Regeering van Amfterdam , dien flfcrm mede ziende aankcv men , voorzagen daar tegen. De Predikanten der S cad verklaarden , geen verfchil. in de Grondftellingen der Leer met eikanderen te hebben ; en door dit lofwaardig Voorbeeld bleef er alles in rust. Zodanig waren de treurige gevolgen van den invloed der Staatkunde , van maresius twistzieken aart.  vaderlandsche weldaadigheid. 59 aart, cn zyne hardnekkige verkleefdheid aan de 'oude Scholajlyke Godgeleerdheid, die zo veele Gefehillen . opgeleverd , . doch;, zo volkomen verdiend hadt , géheel . uit de Kerk gefmeeten te worden. V. Van hoe veele Vaderlandfclie Gefehillen hoor ik niet in deeze Eeuw ! A. Gy moet. egter daaruit niet befluitcn * dat men niets deedt dan twisten in . de Vaderlandfche Kerk. Men yverde, intusfchen , voor de bewaaring der zuivere Leer; men nam veele goede befluiten voor den welftjmd der Gemeenten ; men tragtte de goede orde te handhaaven; men arbeidde i klocklvk , om kennis en godzaligheid te verbreir den. GebVek van Verdraagzaamheid i mogt ^ich , by het voeren van zodanige Gefehillen , - openbaaren ; maar de Liefde hieldt niet geheej of -allerwege op. By de verbreeking van het Edikt van . N.jutes , in den jaare ,-1685 , (IV Deel, bladz. i5o) zogten zeeiv ;veele Franfche Hei-vormden, in dien bangen nood , :eene veilige fchuilplaats in het vrye Vaderland ; indedaad. niet te vergeefs.' 'Men ontving hen , die. der. geweldige. .Vervolging naakt- ontkomen waren \ met open' j armen en beurzen.., 1 Getrouwde en ongetrouwde Predikanten -worden met - jaargelden öndertleund. Eenige Franfche Juflcra werden , ondeÉ het opzigt van: marih du > . mou-  60 nederlandsche liefdaadigheid. moulin te Haarlem , jaarlyks, met twintig duizend guldens onderhouden, maria, Prinfes van Oranje , naderhand Koningin van Engeland, betoonde ook haare zonderlinge mildaadigheid aan deeze Ballingen, waarvan dcrzelver vervallen' en verannde Nakomelingen , nog heden , onderfteuning in ons Vaderland genieten. Zulke edele daaden gaven der Nederlandfche Liefdaadigheid geenen kleenen roem door heel europa. Geen verlies leedt het Vaderland door zo veele uitgereikte lommen. De Walfche Kerken werden niet weinig vermeerderd door de aankomst deezer nieuwe Leden , en de Nederduitfche Gemeenten wonnen daarna ook aan door de Kinderen , die uit de Huwelyken deezer Lieden , hier te lande trouwende, gefprooten zyn. Allermeest hebben egter de Vaderlandfche Fabryken eenen zonderlingen bloei door de handen deezer Vlugtelingen , die er in bedreeven waren , ontvangen ; en dus is deeze Liefdaadigheid , door het looncnd beftel der Voorzienigheid,' tiendubbel den Lande vergolden. V. Hoe bekoorlyk is deeze Befchouwing boven die der voorige twistende bedryven? A. En hoe aangenaam tevens de waakzaame zorg van 's Lands Vaderen tegen nieuwe Roomfche woelingen , om zich hier vaster, dan voorheen, op den Nederland- fchen  woelen der roomschen gestuit. 6l fchen grond te zetten ! Zy gaven een nuttig Plakaat tegens het verblyf van Je/uiten, Franciscaanen , Dominicaanen en andere Monniken in ons Land , zonder egter de reeds vergunde Vryheden der ftil leevende Roomfchen te willen befnoeien. De vreemde Gezanten der Roomfche Moogendheden in 'f Haage , dat verneemende , riepen , dat deeze nieuwigheid (treedt met de Verdraagzaamheid , die men bepaald hadt, omtrent verfchillende Gezindheden te zullen oefenen. Ook was het Hof van Weenen niet minder onvergenoegd , dat men in Friesland eenig Misgewaad , geregtelyk , ten vuure gedoemd hadt. Dan, de staaten verdeedigden met nadruk hun Plakaat , zeggende : „ dat zulke Roomfche Zendelingen Vreemdelingen waren ; dat ze den Lande geen goed hart toedroegen; dat ze alleen van hunne Kloosters . afhingen , en , jaarlyks , aanzicnlyke fommen gelds uit het Land Heepten. Men wilde egter geene Roomfche Ingezetenen vervolgen ; maar hun Priesters vergunnen , in deeze Landen gebooren." V. Dus liep dit ftil ten einde ? A. Ja ! Maar een onheil , of liever deszelfs gevolgen dreigden ons van verre; terwyl het gansch geweld op Qroot-Brittannie ftondt neêr te komen met een onherftelbaar verlies. Dat magtig Hervormd Ryk, naa- melyk ,  6i' onderneeming van" willem" III. - melyk , liep - het- uiterite gevaar, van eensflags Godsdienst en Vryheid . te verliezen. Maar ons' Vaderland, met dat ongeluk zeer begaan , ondernam dat Ryk, gelyk ik U naderhand breeder zal zeggen, alleen te redden, willem de III , Prins van Oranje , gehuwd'- aan marta , eene Engelfche Prinfes , 'onderftondt die verbaazende onderaeeming met eene Nederlandfche Vloot en Benden' uit te voeren , waarvoor Engeland eene eeuwige verpligting aan ons verkreeg, willems Gemaalin , ten blyke van het hoog belang , welk zy in die zaak ftelde, liet in 's Haage, viermaal daags, Gebeden doen, om van den Hemel het wel gelukken dier onderneeming te verwerven. Daar over zal men zich weinig verwonderen , wanneer men de Godsvrugt dier onvergclykelyke Vrouw, kent. Elders zult Gy er, mogelyk, van geleezen hebben ; waarby ik iets, gansch zeldzaam of ongehoord onder de Vorstinnen , 't geen we nergens aangetekend vinden, zal voegen. Zy was gewoon , t' huis gekomen zynde uit den openbaaren Godsdienst , het geen zy uit de aangeboorde Leerrede geleerd hadt, of anders haare eigen' Aanmerkingen op dezelve te fchryven in een byzonder Boek. Dit Boek geraakte, by haar overlyden , in handen van eene haarer Staatjonkvrouwen,, jen. berust., meen ik, nog in han-  coccejaanen en voetiaanen. 63 handen van een aanzienlyk Geilagt in 's Haage. Wat dunkt U van deeze byzonderheid, of Byvoegfel ? Anecdote zou ik haast gezegd hebben , indien onze Taal zo arm was , dat ze eigenaartige woorden by eene andere moest gaan leenen. Moest zulk eene Vorstin geen belang ftellen in den Godsdienst en de Vryheid van ons Vaderland ? V. En Groot-Brittannie werdt gered ? A. Dit zult Gy ten regten tyde hooren! De ongerustheid onzes Vaderlands werdt er volkomen door weggenomen. En dus zou men deeze Eeuw in de uiterfte ftilte hebben zien afloopen , zo de fchandelyke Gefchillen tusfchen Voetiaanen en Coccejaanen, die reeds jaaren lang geduurd hadden , en fteeds door de Regeering in bedwang gehouden waren , zich neer gelegd hadden ; zo anderen, fchoon ze minder onrust gaven , niet waren opgekomen ! Maar helaas! de eerften fcheenen toen fterker te zullen herleeven. Sommigen zouden gaarne de Stellingen hunner party (hoe ver ging dit niet!) openlyk veroordeeld gezien hebben. Zy waanden , Koning willem den III op hunne zyde te hebben ; doch , gelukkiglyk voor de rust , zy bedroogen zich zeiven. De staaten en de Vorst wilden te regt : „ dat men eikanderen zou verdraagen ; dat niemant de anderen by de Gemeente verdacht  64 middelen tegen de twisten. dacht zou maaken ; dat de Hoogleeraars zich zouden hoeden voor Stellingen , die den Studenten aanleiding konden geeven , om de Leer te behandelen naar de Regels der Philofophie ; en , eindelyk, dat men , by het beroepen van Predikanten , moest' zien naar Mannen , ftigtelyk van leven, en van eenen gemaatigden en vreedzaamen in* borst." Sedert dit gewigtig en allernuttigst belluit bedaarde de oude fchaadelyke hevigheid. — 't Strekte, intusfchen, niet weinig tot lof der Vaderlandfche Walfche Gemeenten , zich buiten deezen twist gehouden te hebben., of, zo derzelver Leeraars in denkwyze verfchilden, eikanderen daarin, tot op deezen dag, verftandiglyk verdraagen te hebben. V. Maar andere onaangenaamheden , gelyk Gy te kennen geeft , zyn , in den afloop deezer Eeuw , gevolgd ? A. 't Is waar , tot het einde deezer Eeuw ftonden , nu en dan , Mannen op van byzondert gc\ iclcns, waarvan fommigen veel tc doen gaven. Laat my van deezen eerst noemen jean de labbadie , een fchrander en wclfprcekcnd Man , eerst een Jefui; , !*:;.!. riu-jhi een Monnik, vervolgens een Hervormd Fransck Predikant te Montauhan , en eindelyk te Ceneve, werwaards hy gevlugt u-r-s , om de Vervolging in zyn Vadfriami te ontgaan. In de laatfte Stad wilde  gedrag vax labbadie. £5 eenen Aanhang maaken willende, (lichtte hy een Huis , als een Klooster, om Menfchen daarin te bergen , die , door eenen blinden yver gedreeven , aan de voeten deezes Leeraars wilden zitten , en zich laaten opleiden ter verkryginge eener verheeven' kennis. Dan , zyn oogmerk niet bereikende , verzogt en ontving hy zyn oritflag, kwam herwaards, en werdt als Predikant der IValfche Gemeente te Middelburg aangenomen. Daar zynde , fchreef hy tegens wolzogen, Fransch Predikant te Utrecht, en beweerde, dat God niet alleen kon , maar ook foms wilde misleiden. Om deeze Stelling werdt hy, eindelyk, na veele moeite afgezet. Vair allen (leun toen ontbloot zynde , week hy naar Amfterdam , waar hy eene nieuwe Gemeente , reeds te Middelburg begonnen ftichtte; doch dezelve, in den jaare 1670, naar Hervorden in Westphalen , 0p verzoek van Prinfes elisabeth , Dochter van den Paltftfchen Keurvorst en Abtdis dier plaats overbragt. Van daar verdreeven zynde, floeg zyne Gemeente , in den jaare 1672 , zich te Altona neêr. V. En zy bleef daar ? A. Neen! Zyne Navolgers bragten 'sMans zwervende Gemeente naar Nieuwen in Friesland , waar hy te vooren ook was geweest. anna maria schuurman, zo verffiaard door V, deel. E haare  66 gevoelens van labbadie. haare Geleerdheid , begaf zich van Utrecht eerwaards , en is er , meen ik , geftorven en begraaven. Dan , hoewel deeze doorluchtige Jonkvrouw , door haaren overgang tot deezen aanhang , denzelven veel luisters byzettede , is die egter daarna te niet geloopen. labbadie was een Gcestdryver, predikte , onder andere zonderlinge begrippen , het duizendjaarig Ryk , de gemeenfehap van Goederen , en het onvermogen der Heilige Schrift, om Menfchen ter zaligheid te leiden , zonder zekere byzondere Openbaaringen van den Heiligen Geest ; beweerende, dat een befpiegelend leven een ftaat van Genade , van vereeniging met God , en het toppunt der Volmaaktheid is. — Zyne Navolgers zouden zich gaarne vereenigd hebben met de berugte antoinette eotjrignon de la porte , in Vlaanderen gebooren , welker dweepagtige begrippen en Schriften veel opziens gemaakt hebben , zo in haar Land , als mede in Holland en Duitschland. Dan, zy kon zich niet met labbadie's Stellingen verecnigen , geloovende , dat de Godsdienst niet in kennis en beoefening , maar in een inwendig Gevoel en Godlyke Aandrift beftondt. Zy eindigde haar leven, in den jaare 1680, te Franeker , na veel fmaads om haare gevoelens geleeden te hebben. — Drie jaaren te vooren, was  schriftèn van éekker. Was ook in }f IJaage geftorven de berugte spinosa (IV Deel, bladz. 119) —. Jjy deeze gelegenheid moet ik aanmerken , hoe gelukkig het zy , dat noch de Myftikery der twee eerden , noch de fnoode gevoelens des laatften , de overhand in de Kerk gekreegen hebben. Wat zou er toch van de zuivere kennis , wat van de waare Godzaligheid geworden zyn, indien zulks gebeurd ware ! V. Wie volgde na deeze gemclden ? A. Balthazar bekker, een Fries, Leerling van jacob alting , tn Predikant te Franeker , fchreef, in den jaare 1677, zyne Zuivere Vermaaning over de Wysgeerte van cartesius. Dit Werk hadt het zeldzaam lot van ééns door geheel Friesland veroordeeld; maar ook tweemaal goedgekeurd te worden. Deeze onaangenaamheden deedeu den bekwaamen Man naar een goed heenkomen omzien. Dit vondt hy te Loenen, daar hy van Franeker, als Predikant, heenen toog ; daarna te Weefep ; en , eindelyk , in den jaare 1679 te Amfterdam. Zyn Werk over de Komeeten , die hy bewees niets kwaads te voorbeduiden; en zyne. Uitleggingen over daniel , decden hem, in den jaare 1683 , meer naams onder de Geleerden verkrygen. Maar zyn Boek, de Betoverde Waereld geheeten , het welk in. E a den  6S gevoelens van bekeer. den jaare 1690 te voorfchyn kwam, gaf groote opfchuddingen , en werdt de oorzaak van 's Mans afzetting. — Indien hy flegts tegens de talryke Bygeloovigheden zyner Eeuw, dat is , tegens de Tooveryen en Spookeryen gefchreeven hadt, zou het z» erg met hem niet geloopen hebben. Men kan toch niet ontkennen , dat zyn Werk , ten dien aanziene , veel nuts gedaan hebbe. Ook mag men aanmerken , dat , hoe verder men komt van plaatzen, waar zyn Boek bekend is , of geleezen wordt, hoe meer men nog van ingebeelde Tooveryen hoort, en voor Spookeryen fiddert. V. Wat kwaads fteekt er clan in zyn nuttig Boek ? A. Weet Gy niet , dat by daarin beweerde , dat de duivel in de hel gebannen was ; dat hy de werkingen der booze Geesten op de Menfchen lochende ; dat hy de Bezeetenen in het Nieuwe Testament alleen voor Kranken , en Jesus Verzoeking in de woeftyn voor eene loutere verbeelding hieldt ? Dit was niet alleen de Waarheid zelve te ontkennen ; maar ook bet Historisch Verhaal des Nieuwen Testaments op losfe ichroeven te zetten. Des moest hy , in den jaare 1691 , zynen dienst verlaateri. 's Mans fchrandefheid , geleerdheid , arbeidzaamheid en vaardigheid zyn altoos hoog  bekker. jurieu. 69 geroemd geweest; maar het Ce men op zyn vernuft en zyne onverzettelykh'id zeer gelaakt. Hy bleef toch , tot het laatfte toe, by zyne gevoelens >, ingezoogen door het aanneemen van cartesius valfche Stelling , „ dat het Wezen van eenen Geest in denken beftaat : " Hy ftierf wel te Amfterdam, in den jaare 169S ; maar men kan niet zeggen , dat zyne gevoelens met hem geheel geftorven zyn. Nog heden vindt men, hier en daar , éénen , die met 's Mans denkbeelden ingenomen is. Voorheenen heeft leidekker , en onlangs een Vaderlandsch Leeraar , c. van den broek , hem in farmer , een' Engelschman , die gelyke gevoelens koesterde , treflyk wederlcgd. V. En wie kwam na hem ter baane ? A. Pierre jurieu , die om de Vervolging uit Sedan in Frankryk gevlugt , en , in den jaare 1681 , tot Fransch Predikant en Hoogleeraar te Rotterdam was aangelleld. Hy hadt der Kerke veel dienst gedaan door zyn Prefervatif contre les changemens de Religion, gefchreeven tegen eossuet, en dus den fnellen voortgang van deszelfs Werk s geheeten PExpofition de la Foi Catholique, gelukkiglyk gefluit. Dan , zyne levendige verbeelding vervoerde hem tot het voorwenden eener Godlykc Aanblaazing : hy fchreef des, dat johannes Voorfpelling (Openb.. XI. E 3 S-n.)  70 gevoelen van jurieu. 8-ii.) aangaande de twee Getuigen, op de ftraat der groote Stad gedood, en niet be* graaven , en na drie dagen en een halven opgeflaan , in Frankryk en wel in het jaar 1689 vervuld zou worden. Hy beleefde de valschheid zyner Voorfpclling , en onderging daarenboven de fmert van er veel hoons om te lydcn. Te vooren hadden zyne Lievelingen (Welk eene Dwaasheid!) reeds eencn Penning ter zyner eere te Rotterdam laaten liaan ; maar na de mislukte Voorzegging liet de Franfche Gezant, d'avaux, eenen anderen tot deszelfs befchimping munten. Mogt deeze ongelukkige uitkomst andere weelderige vernuften, in zulk een' flag van zaaken, voorzigtig gemaakt hebben! juRlteü fmaakte niet alleen het gemelde verdriet ; maar moest ook aanzien , dat de Walfche Synode daarna zyne Stellingen, aangaande den Doop en Regtvaardiging , boewel zonder deszelfs Naam te noemen , veroordeelde. Deeze gevallen beroerden zyn leven : hy overlcedt in den jaare 1713. V. En wie verdient hier verder gedacht te worden ? A, Pierre bayle , tót Frankryk afkomftig , die, in dén jaare 1681, tot Hoogleeraar in de Wysgeerte en Historiën te Rotterdam bevorderd werdt. Hy gaf, in het volgend jaar , een Werk uit over de Komee- ten,  gevoelens van bayle. 71 ten , bcweerende daarin , dat ze gccnen invloed op olize Wacreld hadden , noch iets kwaads voorfpelden. Dan , met den reeds gemeldcn JüRlMr in twist geraakt zynde , wist deeze, toen bayle's Vrienden uit de Regeering gezet waren , het zo verre te brengen , dat hem ook , om de gevaarlyke Stellingen , in zyn Boek over de Komeeten vervat, ontflag van zyn Ampt, in den jaare 1693, gegeeven werdt. Dus berokkende hem dat Schrift meer kwaads , dan die Hemelfche Lichten aan onze Aarde doen. Hy is beroemd geworden onder de Geleerden door zyne menigvuldige Schriften, vooral door zyne Dictionaire Hiftorique & Critique; doch tevens berugt om zyne vrye Stellingen , en vooral wegens den Artykel van davjd en de Manicheen. In dat Werk blinkt overal zyn afkeer van de Vrouwen uit, waarvan men deeze reden geeft, dat by in zyne jeugd eens afgeweezen werdt van eene Jonkvrouw , die eenen opgepronkten Jongeling boven den ftroeven Wysgcer Helde. Hy behoorde onder de Ecle&ifche Philofoophen, of Twyfelaars , die de Waarheid voor ondoorgrondelyk hielden. V. Feilden ook andere Leeraars ten dien tydc ? A. Verfcheiden Leeraars , in den jaare 1686 , den leertrant van heiuianus alexander RoëLL, Hoogleeraar te Franeker, volE 4 ge ide ,  ,a gevoelens VAN rocll. gende , fcbrecven meer gezags aan de Rede in den Godsdienst toe , dan anderen oordeelden veilig te kunnen gefchieden Niet weinig woordenilryds liep er onder! Men prees des friesland* staaten , die last tot ftilzwygen gaven , toen de twist zich verhief. Maar het ging hooger in het jaar ï68o , toen rocll beweerde , dat men in de Drieëenheid de Generatie des Zoons niet wezenlyk moest opvatten , dewyl die Naam hem gegeeven was om zyne Middelaars-bediening. Ook ftelde hy , dat de, dood der Regtvaardigen waare ftraffen op de oorlpronglyke zonde waren , zo wel als die der Godloozen. Hy werdt egter deswege niet afgezet ; maar bekleedde , zelfs nog verfcheiden' jaaren daarna, het Hoogleeraarampt te Franeker en Utrecht. Frieslands staaten verbooden alleenlyk, 's Mans gevoelens te lecren : ook blyven die, nog allerwege, in onze Kerk veroordeeld ; doch in Gelderland mag Hy , by eene openlyke wederlegging, niet genoemd worden. Zy , die ftrenglyk oordeelen , waancn , dat hy niet verre van der Sociniaanen Leere geweeken zy; doch met het grootfte onregt, dewyl men weet, hoe wars hy altoos van derzelver Hellingen zy geweest. Integendeel, hy meende in goeden gemoede, hen door zyn gevoelen nadmkkelyker te kunnen befiryden , en anderen  gevoelens van poiret. 73 ren te weerhouden, van menschlykerwyze te denken aangaande de betrekking, die er plaats heeft . tusfehen den Vader en Zoon. V. Vertoonden zich ook anderen van vreemde denkvvyzen in ons Vaderland ? A. Ja ! En onder die behoort petrus poiret , bekend door verfcheiden' Werken , onder anderen door zyne Redelyke Gedachten van God , van de Ziel en het kwaad, in het Latyn befebreeven , ter voldoeninge van zekere gelofte , in eene ziekte gedaan. Hy was voorheen Predikant te Annaberg in Twcebruggen , doch door de Schriften van antoinette rourignon bekoord , ;rliet hy de wacreld , en zettede zich , in den jaare 1688 j te Rhynsburg by Leiden neer , waar hy ook, in het jaar 1719 overjeeden is. Sommigen hebben hem van Onvcrlchillighcid ih den Godsdienst befchuldigd. Hy was zekerlyk, een fchrander Cartefiaansch Wysgeer; maar ook een Dvveepcr, en in verfcheiden Waarheden, onregtzinnig. V. Waren er geen meer anderen ? A. Ja ! by voorbeeld , de Antinomiaanen, dat is , zulken die in leer en leven tegen de Wetten yverden. Men hadt ze reeds in Engeland en elders vernomen ; dan, zy Dehoorden cigenlyk in Zeeland t'huis, waar jacob verschoor , wicii men, om zyne verkeerde (tellingen , niet als Proponent hadt E 5 willen  74 hebreers. hattebiisten. willen aanneemen , eenen Aanhang maakte in den jaare 1680 , vóór welken hy op het Kafteel West-Zouburg Oefeningen hieldt. Hy hadt eene nieuwe Godgeleerdheid uit coccejus en spinosa's gevoelens gefmeed , hoe verre dezelven ook mogten verfchillen ; en leerde, dat de Uitverkoorenen om Jesus voldoening ontzondigd , en in gcregtigheid tot het eeuwig leven gebooren werden. Zyne Navolgers kreegen den naam van Schoorhten en Hebreen of Hebreeuwen , om dat zy allen , zo Vrouwen als Mannen , wegens zyn voorgceven , dat er in 's Bybels Overzetting veel te verbeteren was , de Hebreeuwfche Taal leerden. — In veele Leerftukken fïemde met hen overeen pontiaan van iiattem , Predikant te Philippeland in Zeeland , die, 's Menfchen verdorvenheid en het onderfcheid tusfehen zedelyk goed en kwaad locheneude , afgezet werdt. Hier- by moet men een' derden voegen, ik meen willem deurhoe van Amfterdam, van wien de Deurhovisten hunnen naam ontleend hebben. Hy begon, in den jaare 1684, zyne Schriften uit te geeven , behelzende eene nieuwe Godgeleerdheid en Wysgeerte , uit cartesius en spinosa's ftellingcn zamen geflanst. andala , wittichius en vooral taco hajo van den honert hebben hem met roem wederlegd. Zyne Navolgers bly- ven ,  doopsgezinden. ^5 ven , zo wel als de voorigen, by ons veroordeeld. Weinig nadcels hebben die allen aan onze Vaderlandfche Kerk kunnen doen, om dat onze Synoden en Clasfen zich , ten eerften , tegen derzelver verderflyke gevoelens verzetteden , en een naauwlettend oog op hen bleeven houden, om den voortgang te fruiten. V. Maar wordt niet de Vryheid van Geweeten , waarover niemant dan God gezag heeft, daardoor belemmerd en verkragt ? A. Dit is een tegenwerping, die duizendmaal door anders gevoelende Lieden gemaakt is. Clasfen noch Synoden willen over het Gewcetcn der Menfchen heerfchen; maar begecren en arbeiden flegïs, dat dwaalenden zich van lum Genootfchap zullen afzonderen , en gaan waar het hun lust , zonder hen- te - vervolgen. Rede, Godsdienst en het Belang der Kerk pleiten voor zulk eene handelwyze. V. Van de Mennoniten of Doopsgezinden, in deeze Eeuw, heb ik nog niets van U gehoord ! A. Van hun valt ook niet veel te zeggen. Wy hebben hen, in de voorige Eeuw, veelvuldige moeilykheden en vervolgingen zien ondergaan : dan , na die allen doorgewor-. ffeld te zyn , vonden zy, eindelj-k, in deeze XVII Eeuw , de gevvenschte rust in vreem  75 DOOPSGEZINDEN. vreemde Landen , welke niet zo fchielyk, als ons Vaderland , van derzelver onfchuld en braafheid overtuigd werden. Men erkende hier de diensten , die zy den Vaderlande , door het opfchieten van geld in tyd van nood , gedaan hadden ; men prees derzelver ftille en ftigtelyke levensvvyze; men verdrukte hen nergens : in tegendeel, men gaf den geenen , die het trouwen in hunne Kerken, als een Huk van confientie, aanzagen, daartoe volle vryheid. Hunne nyverheid , eerlyke arbeid en wyduitgeftrekte Koophandel, nevens eene ingetoogen voorbeeldige levensmanier, gaven hun grooten roem, en ftrekten anderen ten voorbedde. Hier boven fprak ik met U van de verdeeldheden , die zo ongelukkiglyk onder hen heerschten. (IV Deel, bladz. 386 , 387.) Maar de verllandigften onder hen , begrypende , hoe weinig zoetigheids de uiterlyke rust hun gaf, zo lang de inwendige fcheuringen niet geheeld werden , floegen de handen aan het werk ter herftellinge van Liefde en Eendragt. En deeze poogingen gelukten in de jaaren 1630 en 1649. Niettemin bleef -men, zints, onderfcheid maaken tusfehen Oude Vlamingen, die in ftrenge Zeden uitmuntten , en de Waterlanders nevens de Friefen. Ongelukkiglyk rees er, in het jaar 1662 , te Amfterdam een Gefchil tusfehen twee hunner Leeraa-  doopsgezinden. 77 Leeraaren , galenus abrahamsz de haen, Doftor in de Geneeskunde , en samuel apostool , over verfchillendheid van gevoelens. De eerfte (want zo verre liep het) gehoord vóór het Hof van Holland, werdt vrygefprooken. Naderhand werdt men het wederom oneens over eene Kerk in Amfterdam. galenus raakte in die , welke by het Lam ftaat ; en de anderen hielden hunnen Godsdienst in de Zon en by den Tooren ; een derde by de zes Kruiken. In alles bleeven zy niet by de gevoelens van menno simons , begrypende, dat deeze beroemde Man , uit het Pausdom gekomen , en in onrustige tyden leevende , veele zaaken niet diep genoeg doorgezien hadt. Zy waren egter met hem eenftemmig in het ftuk van den Eed , van den Doop der Volwasfenen, en van geenen Oorlog te voeren. Dit zy nu genoeg ! V. Zyn wy dan nu ten einde der lotgevallen onzer Vaderlandfche Kerk ? A. My dunkt, wy kunnen thans, na zo veele en de voornaamfte Gebeurtenisfen , in deeze Eeuw , der Vaderlandfche Kerk overgekomen , befchouwd te hebben, deeze Zamenfpraak eindigen. Van den Staat der Geleerdheid en Weetenfchappen zal ik met U fpreeken , als ik aan het Hot der tegenwoordige XVIII Eeuw zal gekomen zyn, om ze  78 vaderlandsche kerk. ze dan zamen te bezien. De menigvuldige Verordeningen door 's Lands staaten , Synoden en Clasfen gemaakt tot rust , 'bloei en vastheid der Kerk, naar gelange van tyden en gelegenheden, kan ik in myne Schets niet invlegten. Een groot aantal is , of kan U uit den tegenwoordigen Staat onzer - Gemeenten bekend worden Herdenk alleen , hoe zvvaare fchokken de Kerk, in den aanvang deezer Eeuw, door de'gc fchillen met de Remonftranten ondergaan heeft; hoe veel Zy daarna leedt door de nooit gepreezen' twisten tusfehen Voetiaanen en Coccejaanen, die egter zagter werden in den afloop deezer Eeuw; hoe veele andere onaangenaamheden zy moest proeven, en welke Dwaalingen zich poogden te verheffen en uit te breiden; dan zult Gy U verblyden kunnen over het beftuur van den Koning der Kerke, die ons Vaderland zo verwonderlyk behoed, en de Kerk by de Waarheid bewaard heeft; die ze eene vastheid, in de XVI Eeuw onbekend, bezorgd, en zo dikwerf het licht uit de duisternis voor haar heeft doen opgaan : Befchouwingen , deels vrolyke, deels droevige ; doch die veel keren en ons geene kleene dankbaarheid infcherpen. ZEVEN-  ZEVEN ËNDERTIGSTE ZAMENSPRAAK OVER DE KERKELYKE HISTORIE VAN ONS VADERLAND, In de XVIII Eeuw. Crelh'us. Leenhof. Joncourt. Gichtel. Wittichius. Remonftranten. Heidelb. Katechismus. Dienst van Gregorius. Saurin. Maty. Saltsburgers. 'Janfenisten. Vikaris. Sakramentsdag. Vrye Metfelaars. Herrnhutters. Venema. Schortinghuis. Stinftra. Van der Os. Beroeringen te Nykerk. Jungius. Maatfchappy te Haarlem. Legaaten. Brahi. Geval te Vaals. Teken-Academien. Concilie der yanfenisten. Gefchillen. Nieuwe Maatfchappyen. Van der Marck. Jefuiten. Pfalmberyming. Planeeten. Kleman. Kaart/pel. Eberbard. Indifche Kerk. Deisten. Sociniaanen. Collegianten. Kwakers. Doopsgezinden. Staat der Kerk. Geleerden. V raag. Nu komen wy , eindelyk, tot de laatfte Lotgevallen der Vaderlandfche Kerk, in de XVIII Eeuw ! Ant-  8o crellius. leenhof. Antwoord. Ja! Wy willen er heden de hand aan leggen, en daarna tot de Gefchiedenisfen der andere nog overige Volken overgaan. In het algemeen kan ik U vooraf, zeggen, dat onze Vaderlandfche Kerk, in deeze laatfte nog duurende Eeuw door geene zo zwaare Gefchillen , als in de voorige , ontrust werdt. samuel crellius , die zo dikwerf, wanneer hy fchreef den naam van mellierus of artemonius aannam ; die de Zoon was van christophorus crellius , en de Neef van den vermaarden johannes crellius , beide Sociniaanfche Leeraars in Poolen en Pruis/en in de voorige Eeuw, verfchccn wel, in den aanvang der XVIII, in ons Vaderland, woonde en flierf, in den jaare 1747, te Amfterdam, doch maakte daar geenen Aanhang. Hy was een Man van eene groote en uitgebreide Geleerdheid, die in alles de dwaalingen van socinus (IV Deel, bladz. top, 101.) niet fchynt gevolgd te hebben ; ten minsten niet in het laatfte van zyn leven hoewel hy voorheenen der Sociniaanen Leeraar te Frankfort aan den Oder was Meer gerugts maakte hier frederik van leenhof , Hervormd Leeraar te Zwol, in den jaare 1703, door zyn Boek, Hemel op Aarde , het geen veel overeenkomst hadt met dat van saraza , Arts femper gaudendi. Hy  whist0n. leenhof. gï ïly wilde , dat men alle droefheid moest laaten vaaren, fteeds vrolyk leeven, en zich • aan de onveranderlyke Orde der Natuur onderwerpen : ook werdt hy befchuldigd van over te hellen tot spinosa's Stellingen ; (IV Deel, bladz. 1 '9.) doch hy vondt weinige Navolgers. Vyf kloeke Tegenfchryvers , naamelyk , taco iiajo van den hq- nert , creighton , burman , sluiter en d'outrein , vielen hem met onverwinbaare wapenen aan. De Kerkelyken deeden hem, in den jaare 1708, zyncn dienst verlaaten, en beletten nog den voortgang zyner gevoelens. Zy yverden insgelyks tegen whiston, die in Engeland wegens Jriaanery was afgezet , om dat hy vporneemens was , kon hy in zyn Vaderland zyn oogmerk niet bereiken , dan hier te lande te laaten drukken een nieuw Schema Religionis ex Patribus primi Seculi , waarvan reeds eenige voorloopcrs waren uitgegeeven. Dan, winstons onderneemingen werden eerder gekeerd, dan leenhofs zaak afgedaan. Hy behieldt zyn jaarwedde door begunltiging der Regenten , ook eene zitplaats in de Kerk by de Predikanten, en bleef Lidmaat- Andere Synoden namen dit . den Zwolfchen Kerkenraad zeer kwalyk , en deeden veel moeite , om hem te weeren. Maar de staaten weezen dit van de hand, cu de twisten duurV. deel. F den  S2 joncourt. gichtel. den, tot dat leenhof in den jaare 1713 ftierf. V. Dus werdt daardoor nieuwe onrust voorgekomen ? A. Wel van die zyde; maar petrus dè joncourt i Fransch Predikant in 's Haage, en Vader van elie de joncourt , die , in het midden deezer Eeuw de Franfche Kerk te 'sHertogen-Bosch bediende, die tevens Hoogleeraar in de Wysgeerte was , en bekend ftaat door eenige kleine Schriften, waaronder fommige Latynfche Vaarzen van lowth behooren: petrus de joncourt , zeg ik, hadt de dwaasheid, van de Coccejaanfche en Voetiaanfche Gefchillen, die zich begonnen te leggen , wederom aan te blaazen ; maar drie bekwaame Mannen , ik doel op van til , braun en d'outrein greepen den yvcraar wakker aan , en drongen hem tot herroeping zyner gezegden. johan georg gichtel , Stichter vfin de Broederfchap Roozenkruizers (Fratres rofece crucis) en. de Engelifche Broederfchap (Fraternitas Angelicd) in Duitschland, gaven voor, een leven te leiden, gelyk de Engelen in den Hemel : hy ftierf te Amfterdam in den jaare 1710: maar noch zyne poogingen, noch die van pronner en uberfeld , zyne Navolgers te Leiden , vorderden veel in de Onderneeming , om eencn Aanhang te maaken. jacobus wittichius , in den jaare 1711  vooRnaame Remonstranten. g3 ï?li over Gods Natuur gerchreeven hebbendé', waaróp men weinig acht gegeeven hadt, werdt te Groningen als Hoogleeraar beroepen ; maar toen ook, door zynen Amptgenoot driessen , van Spinoftsfery befchuldigd. Etlykcn fpraken hem vry ; anderen veroordeelden hem: doch daarna tot 't onderwyzen der Wysgeerte te Leiden benoemd zynde , liet men het gefchil vaaren. V. Hoe ging het met de Remonftranten? A. Zy verlooren , in den jaare 1712 , eenen Geleerden van grooten naam, ik meen, philippus van limborch , Hooglecraar in hun ICweekfchool te Amfterdam. Hy was de Opvolger van simon episcopius en stephanus curcelleus , Mannen van 1 geene geringe kundigheden , en is onder ons bekend gebleeven door zyne drie Werken, de Godgeleerdheid, de Gefchiedenis der Inquifttie , en de Brieven van voortreffelyke en geleerde Mannen , in het Latyn gefchreeven. Daarna gaven drie andere Geleerden, ik meen, cattenburgh, driebergen en krigiiout , Ondcrwys aan de Jongelingfchap tot den jaare 1767. Onder de Hoogleeraars in de Wysgeerte en Kerkgefchiedenis hebben clericus en johannes jacobus wetstein eenen grooten naam verworven. De laatfte was van het Gedacht der zeer beroemde wetsteinen te Bafel, 't welk zo veele F * ge.  84 v00rnaame remonstranten. geleerde Mannen heeft geleverd. Na eenen langduurigen arbeid gaf hy, in den jaare 1750 , het beroemde Nieuwe Testament , in het Grieksc/i, met verfchillende Leezingen, in het licht , nevens zyne beoordeeling en eene geleerde Voorrede. Hy hadt a. a. van der meerscii, den Uitgeever van eusebius met geleerde Aantekeningen , ten Opvolger ; en toen deeze daarna tot de Godgeleerdheid overging, nam men den zeer geleerden wyttenbacii , fchoon tot onze Kerk behoorende , in deszelfs plaats. V. Dus hadden de Remonftranten, zulke bekwaame Mannen fteeds aan hun hoofd hebbende , fchoonc gelegenheid , om zich ftaande te houden V A. En , ongeacht deeze uitneemende Voordeden , is egter hunne Gezindheid in deeze Eeuw zeer vervallen , het geen men voornaamelyk daaraan moet toefchryven, dat men zulke Mannen , die derzelver gevoelens belyden , niet meer duldt in de Regeering der Steden , gelyk voorheen. Hunne Gemeenten te Rotterdam en Hoorn zyn thans de voornaamften in ons Vaderland ; doch hoe zeer ongelykvormig aan den ouden bloeienden Hand ! De Arminlaanery neemt in Duitschland en elders af; een gevolg van lêibnitzs en wolfs Wysgeerte. Deeze heeft toch de bezwaaren , vloeiende uit de Leer r, der  remonstranten. grieken. 8£ der Voorbefehikking , welke de Hervormden hebben aangenomen, niet weinig verligt, gelyk de Navolgers dier Wysgeerën oordeelcn. Men beklaagt thans veele Remonftranten, om dat zy niet geblecven zyn by de vyf veroordeelde Artykclen in Dordrechts Synode , {bladz. ii, 12) en ziet met fmert, dat zy de paaien van Verdraagzaamheid , ten deezen tyde , verder dan hunne Voorvaders, hebben uitgezet, ten eigen fchaade en ten nadeele dier achting, welke men, ondanks de verfchillende wyze van denken , hun toedraagt. V. Hoe veele Christenen zyn van hunne oude beginfelen afgewceken ! A. De Kerken der Grieken in Egypte en Lybie , onder het beltier van den Aartsbisfehop van Thebajen , zeiden , wel van ons te verfchillen in eenige Plegtigheden ; maar vry te zyn van de dwaalingen , in vroegen tyd door arius , nestorius of eutyciies geleerd , en zelfs geene gemeenfchap te oefenen met de Roomfche Bygeloovigheden. Zy noemden zich een Overblyffel te zyn van de oude en zo vermaarde Apoftolifche Kerk , in de eerfte tyden van het Evangelie daar gelticht ; en baden des , in den jaare 1714 , 's Lands algemeene staaten en Hollands Synoden, haar in de verdrukking te willen onderfteuuen. Een vreemde Patriarch , cosmo ge F 3 hee*  56 grieken. paltsische kerken. heeten , was haar (dit klaagden zy) door het Turkfche Hof van Conftant'mopole opgedrongen , en de ondergr.ng werdt hunner Vryheid, die zy onder de hoogc Regecrhig van Egypte, buiten eenige anianglykbeid van de Turken, dus verre genootcn hadden , thans gedreigd. Door de !;;•• i. • hand van vierentwintig Vorsten , \lie toen het bewind over Egypte voerden , had-Jen zy de veiligheid hunner Kerken tegen dergelyke U.idernecmingen in 't vervul.' v.rzexjrd ; maar dit was niet verkreegcu , dan na bet voeren van zwaare pleitgedingen ; des hun Patriarch samuel onderfteuning verzogt, daar zy zo zwaare kosten hadden moeten maaken. De Nederlandfche Mildaadighcid liet zich niet lang bidden ; maar toonde blyken van haar medelyden met deeze afgelegen' verdrukte Grieken. De yver van deezen was loflykcr, dan die V. Van wie ? A. Van de Roomfchen! Men klaagde over karel philip, Keurvorst van de Palts, die, in den jaare 1719, belastte, voortaan de LXXX Vraag en het Antwoord uit den Meidelèergfchen Katechismus weg te laaten. 's Lands algeiueene staaïen , nevens de Koningen van Engeland en Pruisfen, keerden deezen ftorm, die de Paltftfche Hervormde Kerken dreigde , door hunne yoorfpraak af. Ook oordeelde  dienst van gregorius. 87 deelde men . hier , de Plakaaten tegens de Jefuiten , op welker aanhitzing men dat gebeurde Helde , geftrenglyk te moeten uitvoeren : zelfs werden in Gelderland en Holland verfcheiden' Kerken gcflooten, en de Je/uiten uit den Lande verdreeven , welk middel verzagting gaf aan de verdrukking onzer Paltfifche Geloofsgenootcn. Men verwonderde zich in den jaare 1727 , dat de beroemde mosheim nevens wtesterbaan, tegens de Synode van Dordrecht , en driebergen tegen joan van den iionert , fcherper fchreeven , dan de welvocglykhcid onder de Geleerden in eencn bezaadigden tyd fcheen toe te laaten. De Zuidhollandfche Synode oordeelde best, des niet te klaagen aan de Overheid , noch te antwoorden , zo lang men zich van zulke onbefcheiden' Wapenen bediende. En ... . V. Wat gebeurde verder ? A. En paus benedictus vondt, in den volgenden jaare, goed , eenen nieuwen dienst, ter eere zyns Voorzaats , gregorius den VII , die in de Roomfche Kerk , als ecu Heilig, werdt geëerd , inteftellen. In Holland hadt men ondernomen, dien dienst agter de Getydeboekcn der Roomfchen te zetten ; doch de staaten verbooden, denzelven te kezen en te verrigten , eifchende , dat de Priesters, op hun priesterlyk woord, F 4 zcu-  88 jesu1ten. sacein. zouden vèrkiaaren , liet gevoelen te veroordeelen , dat , naamelyk , de Paus de magt heeft, om Onderdaancn van den Eed en de gehoorzaamheid aan de Overheid te ontflaan : verder , dat zy zouden aannecmen , het Volk te vermaancn tot gehoorzaamheid aan de staaten ; en geen geld aan Kloosters over te maaken , met aanzegging , dat men geene geordende Monniken, vooral geene Jefuitett, maar alleen Priesters, in ons Land gebooren , zou dulden. Wetten , indedaad van groot belang voor Kerk en Vaderland , zo men de Stellingen en de bedoelingen der Jejïüten herdenkt. V. Welk een toeverzigt der staaten ! A. De Vaderlandfche Synoden zaten mede niet ftil , gelyk uit drie gevallen , in den jaare 1730, bleek.— De Zuidhollandfche en Walfche Synoden droegen zorg tegens het indringen der Remonftrantfche gevoelens. j. saurin , Fransch Predikant in 'sHaage, een Man van uitmuntende Redenaars-gaaven, hadt zich voor de gedienftige Leugens verklaard ; des hy eerst door eenen zyner Amptgenooten deswege werdt aangeklaagd, en naderhand door de Synode, zyns oordeels, te ftreng behandeld. Een zwaar daaruit gefprooten hartzeer wierp hem op het krankbed. Vóór zynen dood eischte men van hem eene ondertekening van eenfiemmigheid in  du bruis. roggeveen. woutelaar. 89 in de Leer der Hervormde Kerk , op dat zyne nagedagtenis niet gefchandvlekt zou worden. Hy tekende dat begeerde met eene ftervende hand , en het gefchil nam daarmede een einde, du bruis ondernam wel, in zyne la Critique intresfè, saurin te verdeedigen ; dan , hy werdt daarvoor uit drie Provintien gebannen , en door la chapelle wederlcgd. Men klaagde over liet ner- drukl ven van de Werken van j. verschoor , vooral over de Hattemiftifche Gevoelens van roggeveen , in zyn Bock over den Val van 's Waerelds Afgod. Hendrik wou telaar durfde die fnoodc Leer aanpryzen ; maar de Amflerdamfche Regeering dreef-,hem uit de Stad , en de staaten van Holland gaven een Plakaat tegen roggevkens Schrift.— paul maty , Katechifeermeester in dezelfde Gemeente , die een byzondcr gevoelen van de Leer der Dricëenheid voorgedraagen, en de veroordeelde Stellingen van arius en sabellius inéén gefmoken hadt, werdt afgezet. Aangenaamer . . . V. Wat was aangenaamer ? A. Veele Saltzburgers (Aframmelingen eener heimelyke Lutherfche Gemeente, die zich, in de voorige Eeuw , hadt opgehouden in het Aartsbisdom Saltzburg , en, zints, tot omtrent negentienduizend Zielen was aangegroeid) vryheid van vertrekken uit hun VaF 5 der-  (JO saltsburgers. jansenisten. derland , waarin zy zeer verdrukt werden , door der staaten voorfpraak te bezorgen. Veele deezer vervolgden trokken naar Pruisfeit. Agthonderd zakten herwaards af, en werden door de staaten ontvangen en in Katzand geplaatst , waar men bun werk yerfchaftc. Dan , allen beantwoordden niet aan deeze goedertierenheid : want fommigen gingen , kort na hunne aankomst, by de Roomfchen ter Misfe; anderen begaven zich elders heen \ en ■ naauwlyks bleeven er tweehonderd , voor welken men , eenige jaaren laatcr, eene Kerk gefticht heeft in het Dorp Groede , welker Gemeente naderhand is toege,..,men. V. Dus won de Roomfche Kerk door zulke afvallige Lieden ? A. De winst was indedaad gering; en de onrust grooter, die ten deezen tyde by dezelve ontftondt. — Vermids de Navolgers van jansenius (IV Deel, bladz. 167, 168), ten aanziene hunner Leer, nader dan andere Roomfchen , by onze Kerk komende , gunftig van onze Overheden behandeld werden , die ook geenen Pausfelyken Stedehouder in ons Land toelieten , dan die , min of meer, den Janfenisten was toegedaan •: zo befloot de deswege gramftoorige Paus , den Nuntius te Brusfel of Keulen de Zending der Priesteren voor deeze Landen in han-  JANSENISTEN. pi handen te geevcn. clei-.iens de XI hadt , reeds in den jaare 1713 , de Bulle . Unigenitus (IV Deel, bladz. 238) uitgegeeven , en daarin honderdënééne Stellingen van quesnel (bladz. 260) , meest ftrookendc met jansenius Leer veroordeeld , gelyk Gy gehoord hebt. Maar nu vorderde de Nuntius te Brusfel van onze Vaderlandfche Roomfchen de aannpeming dier berugte Rulle. Pe meesten gehoorzaamden ; maar de Janfenisten weigerden zulks. Om hen deswege te ftraffen , zondt hiip de Nuntius in het veryolg geene andere Priesters , dan die de Bulle erkenden. De Janfenisfen , daaruit hunnen ondergang voorziende , verkoozen, onder oogluiking onzer Overheid, eenen Aartsbisfchop van Utrecht, door middel van zodanige Roomfchen , di° de Bulle van de hand geweczen hadden. Van deezen Gccstelykcn ontvingen , federt , zulke Priesters , die jansenius Leer waren toegedaan , hunne zending. Dan , de Paus weigerde de aanftelling te bekragtigen , fehoon zulke Priesters van hunne Gemeenten voor wettig erkend werden. Venetië , dat verneemende en 's Pausfen Eer daardoor beledigd rekenende , begeerde, in den jaare 1725, van 's Lands staaten , dat zy hunne Roomfche Ingezetenen tot gehoorzaamheid aan den Paus zouden verpligten. V.  92 jansenisten. V. En willigden de staaten dat in ? A. Verre van daar! Zy gaven een treflyk Antwoord daarop. „ 't Was, zeiden zy, een onverbrcekbaare regel hunner Republiek, geen' dwang te gebruiken in het ftuk van den Godsdienst. Ieder ftondt vry, te gelooven wat hy best oordeelde tot verkryging der Zaligheid. Zy hielden den hunnen voor den besten , en wenschten, dat ieder dien mogt belyden. Zy dwongen egter niemant. Zy gaven elk vryheid ; mids hy niets deedt tot krenking van hun gezag in de Regeering , of ten nadeele der rust in de Maatfchappy. Op dien voet verdroeg men de Roomfchen, zonder kennis te neemen van hunne Gcfchillen , of van hun minder of meerder ontzag , dat zy den Paus toedroegen. Zy hadden zich niet bemoeid met de verkiezing van eenen Aartsbisfcbop van Utrecht ; maar zy wilden nu ook niet gedoogen, dat iemant gezag gebruikte , om den eenen of anderen te dwingen tot het verhaten zyner gevoelens. Men zou de beide partyen tegens vervolging befebermen. De Doge van Venetië kon wel bezeilen , dat men den Hove van Rome nooit zou toeftaan , een onbepaald gezag, of verder dan in de Roomfche Ryken plaats hadt , te oefenen." V. Hoe liep toch dat af? A. De benoemde Aartsbisfchop van Utrecht was  pausselyke vikaris. 93 was intusfchen geftorven , en een ander in deszelfs plaats vcrkoozen, waarin zodanige Roomfchen , die de Bulle Unigenitus hadden aangenomen , zo veel zwaarigheids vonden , dat zy den staaten verzogten, eencn Pauslelyken Fikaris in Holland te mogen hebben. Hierover werdt des geraadpleegd. Eenige Steden waren voor, anderen tegen een' zodanigen Geestelyken. Sommige Predikanten, veel onheüs daaruit meenende te voorzien , fpraken , federt , op de predikftoelen , van de aanltelling eens Jefuitifchen Fikaris over driehonderd en vyftig Roomfche Gemeenten, door vierhonderd Priesters bediend , als van eene gevaarlyke zaak voor de Kerk en het Vaderland. Anderen ftreeken de Leden der I-Iooge Regcering door , als of de Hervormde Godsdienst hun niet genoeg ter harte ging. De Rotterdamfche en Leidfche Predikanten gingen verder, en leverden Vertoogen in by hunne Regenten tegens het gcdoogen van eenen Fikarh , dewyl hy een Jefuitsgezinde zou weezen , die , volgens 's Lands Plakaaten , niet geduld kon worden. Ook yverdeh zy tegens de Bulle Unigenitus , als gevaarlyk voor den Staat, om dat ze den Paus de magt in handen gaf, oude Onderdaauen van den eed van' gehoorzaamheid aan de Overheid te ojitflaan, en, daarenboven , de Leer der Roomfihs Kerk - •' in  94 twist over. een vikaris. in hetzelfde aanftootelyk licht vertoonde , waarin de eerfte Hervormers dezelve befcliouwd hadden* Des kon men zodanige Bulle niet vcrgoelyken , veel min draagen. Voorts voegde men er nog by, dat er reeds twee honderd Statiën of Parochiën , dié dé Bulle geweigerd hadden , waren verboren gegaan , en dat er nog meer zouden volgen-. Maar de staaten oordeelden , dat de Predikanten uit misvérftand, óf by gebrek van noodige kundigheden, derzelver bedryf ten -onregte gegispt hadden. Ert daar de Leden van Staat zelve verfchilden in het al of niet gedoogen van eenen Fikaris ; daar men ook in fommige Steden voor eene opfchudding bedingt was , zo men het ftuk verder wilde doorzetten ' liet men de zaak fteeken , en de Zending der Priesteren bleef op den ouden voet, terwyl men zorg droeg, dat 's Pausfen Bulle nièmant werdt opgedrongen. V. Dus liep dat af ten genoegen van Hervormden en Janfenisten ? A. Ja ! maar deeze onrust was niet zo dra gefust, of eene andere van eenen byzondëren én ongemëenen aart kwam, in den jaare 1734 , voor den dag. Al voor¬ lang hadden de Roomfchen , met naame de Bygeldovigflen , eene Verandering vcrwagt , wanneer de SakYnmentsdag, zynde één hunner  SAKRAM ENTSDAG. ner verfchietendë Feestdagen, vallen mogt op den Feestdag van st. jan, die altoos komt op den vicrëntwintigften van Juny. Dit was juist nu te wagten. Dus verfpreidde zich een vreefelyk gerugt van geweldige en bloedige beroerten door het geheele Land. Steden , zeide men , zouden omgekeerd worden ; de Roomfchen een fchriklyk bloedbad aanregten onder de Gereformeerden ; de openbaare Kerken zouden ingenomen , en dé Regenten om hals gebragt worden. De toebercidfelen (dit maakte men eikanderen diets) waren er reeds toe gemaakt. Dit opgefchikt gerugt baarde zo veel fchriks onder de domïiie menigte , dat de Regenten op fommigè plaatzen beflooten , daartegen alle voorzorg te gebruiken. In de meeste Oorden fteïdè men egter niets in 't werk, vertrouwende op de braafheid deezer Gezindheid , indedaad niet tot oproer geneigd, geiyk mM verpligt is tot derzelver lof te erkennen. Eindeiyk kwam de gevreesde dag aan- doch' liep, zonder de minfte opfchudding', tot verwondering der Bygeloovigen af; maar hoe veele belpotting hadden zy niet, daags daarna , van elk te lyden ! V. Welk eene vreemde opfchudding! A. En na deeze kwam er wederom eene andere ter baane. Omtrent deezen tyd toch, of wat laater, begon mén zekere Vergaderingen  VRYfi METZELAARS< ringen aan te leggen , die fommigen , met of zonder grond , aanzagen te gcfcliiedeii ter voedinge van Ondeugd , of ter bevorderinge van misnoegen wegens de zaaken der Regeering. Zodanige Vergaderingen of Genootfchappen , die bekend werden onder den naam van Vrye of Vrywillige Metzelaaren , hadden reeds , van ouds her, ftand gegreepen. De Qude Gothifche Bouworde , die , volgcus de gedachten van den beroemden bouwkundigen wren , de Saraceenfche is , werdt voorheen door de Christenen verbeterd : te weeten,- eenige der laaiften gezien hebbende de manier van bouwen , by de Saraceenen ia gebruik , ten tyde van den val des Griekfchen Keizcrryks, (lil Deel, bladz. 288) zo traden Grieken , Italiaanen, Franfche 11 , Duitfchers , Vlamingen in een Broeder fchap van Bouwmeesteren , noemden zich Vrye Metzeiaars , en gingen , aangemoedigd door eene. Paufelvke Bulle , overal Koken bouwen , welk werk zy voortreflyk uitvoerden. Deeze oude Genootfchappen, daarna in verval geraakt , fcheencn , in deeze XVIII Eeuw , wederom te zullen herleeven in Italië , Frankryk , en vooral in Engeland. Ook kwamen zy , ten deezen tyde, in ons Land over , waar zy dus lang onbekend geweest waren. V. Eu wat vernam men er van ? A.  vrye metzelaars. p7 A. Men zag ze allereerst in 's Haage en Amfterdam oprigten, waarin men Lieden van allerleien Rang, Staat en Gezindheid ontving ; doch niet, om , gelyk oulings, Kerken te gaan bouwen. Hunne oogmerken en handelingen bleeven bedekt, door het afleggen , gelyk men zeide , van eenen allergedugtften Eed, ter geheimhoudinge van alles, terwyl men voorgaf, dat de Leden deezes Genootfchaps zich niet bemoeiden met zaaken van Godsdienst of Rcgecring. De nieuwheid deezer zaak klonk door het heele Land, en alle Gezelfchappen fpraken van dat Genootfehap, en van het geen er in omging. Sommigen, welker hart (leeds naar het vreemde jookte , lieten zich tot Leden van hetzelve aanneemen. Anderen , door de vertellingen van de geheimen , die er plaats in hadden , gaande gemaakt , volgden dat voorbeeld. In den jaare 1735, begonnen Hollands staaten kennis deezer zaak te neemen , dewyl er in de Nieuwspapieren was aangekondigd , dat er zulk eene Vergadering was opgerigt. De Opfteller, daarover gehoord zynde , wees de Regenten tot een Boekje , in den jaare 1723 , te Londen gedrukt. Dat werdt daarop onderzogt, en men vondt er deeze bedenkelyke Stellingen in : „ dat men geene Godlochenaars of Vrygeesten in het Gcnootfchap zou aanneemen, maar V. deel. q Lie-  98 vrye metzelaars. Lieden van allerleie Godsdienstbegrippen, mids zy de Zedclyke Wet erkenden; en dat elk zich , als een vreedzaam Onderdaan der Burgerlyke Overheid, zou moeten gedraagen. Een wederfpannige tegen den Staat, hadt hy geene andere misdaad gepleegd, mogt er niet uitgezet worden ; doch hy was verpligt, om geenen argwaan aan de Regeering te geeven , zyne wederfpannigheid te lochenen." Dit was reden genoeg voor de staaten , om de Vergaderingen der Vrye Metzelaaren te doen ophouden. Op gelyken voet handelde men met dezelven in Italië en Frankryk; doch in Engeland liet men ze in ftand blyven. V. Zo deeze Vrye Metzelaars niet waren, gelyk hunne Voorzaaten ; of zo zy geene Kerken bouwden , wat voor- of nadeel deeden zy dan aan de Maatfchappy ? A. Sommigen waren bedugt, dat er zwaare misdaaden gepleegd werden onder de Leden des Genootfcbaps, en dat men eenen Eed deedt, om ze verborgen te houden. Doch dit vondt by verftandigen geen geloof : want zelfs Eeden zyn onvermogend, om gruwelen bedekt te houden. Anderen vraagden daarop : zo er geen kwaad gebeurde, tot welk nut zulk een Genootfchap ftrekte ? En de Voorftanders van hetzelve lpraaken dan breedvoerig van deszelfs voordcelcn, wan-  VRYE METZELAARS. pp wanneer men in verval of verlegenheid op reis geraakte ; wanneer men ziek werdt in een vreemd Land , of in andere ongevallen ftortte, om dat de eene Vrye Metzelaar als dan den anderen, onbezweeken , byftondt. Men zcide , dat zy onderling een vast teken hadden , waaraan zy eikanderen altoos kónden kennen; dat iemant van hun, in een vreemd Gezelfchap komende, en willende weeten , of er onder hetzelve één zyner Broederen was, dat teken maakte, en aanftonds daarop een ander teken van kennisgceving terug ontving. Men fprak van den Eed, die men deedt, wanneer men Lid van dat Genootfchap werdt , en roemde , dat die nooit was verbrooken geworden. Een Man , zeide men , hadt nooit aan zyne Vrouw, hoe zeer zy hem badt • een Kind nooit aan zyne Ouders , hoe fterk zy drongen , de geheimen des Genootfchaps ontdekt: alle foorten van Eeden waren in de Waereld gefchonden geworden; maar deeze was altyd gehouden , zelfs in dronkenfchap, ook op 't fierfbed by het naderen van den dood. Men telde wel gemeene lieden onder de Leden ; maar die konden zo goed zwygen, als de Grooten. Einde* iyk verhaalde men veel van Degens, Doodshoofden en andere dingen, die in de Vergaderingen, welke Logies genoemd werden, G 2 by  ioo vrye metzelaars. by eene onverwagte inkomst , op de tafel waren gevonden. Deeze dingen werden in Plaaten afgebeeld , en veele Papieren , zo voor ' als tegen , verfcheenen in 't licht. De Leden des Genootfchaps lachten met dat alles , zeggende , dat niemant der Schryveren bet geheim ontdekt hadt. 't Geheele Voordeel , dat er de Maatfchappy door ontving, fchèeri dus meer te beftaan in nieuwsgierig gemaakt te zyn , (zo dat voordcel genoemd kan worden) dan in eenig ander weezenlyk nut. Intusfchen groeide het getal der Vrye 'Metzelaaren aan. Het verbod tegen dezelven werdt toch niet ftiptelyk uitgevoerd ; des de Vergaderingen , naderhand, vryer gehouden werden in verfcheiden' Steden des Vaderlands. Zo breedvoerig heb ik U dit willen zeggen , om dat Gy, in het vervolg , zult hooren , welke gevolgen er van vernomen werden in Kerkelyke zaaken. V. Wat dunkt U van dit Genootfchap ? A. De oude Inftelling deezes Genootfchaps, naamclyk , om Kerken te bouwen, was indedaad , zo die yver 'geheel zuiver was , hooglyk te roemen : maar de voordeden , die de tegenwoordige Vrye Metzelaars der Maatfchappye aanbrengen , zyn, zo veel wy kunnen nagaan , zeer gering , waaraan men ook, ongetwyfeld, moet toefchryven het fchielyk verval ., waarin dat Genootfchap geftort is.  VRYE METZELAARS. 101 is. By ons hoort men er naauwlyks meer van fpreeken. Ik geloof volkomen , dat er geen kwaad in bedrecven wordt ; ik leen braave en zedige Mannen , die er Leden van zyn ; doch de geringe prys , welken de mcesten er op fchyncn te ftellen , doet my te meer vermoeden, dat alles hersfenfehimmig is. Dan , waartoe , mag ik vraagen , is zulk een Genootfchap noodig? Wat behoef ik een Lid van hetzelve te worden, en my tot zekere pligtcn van behulpzaamheid te verbinden , wanneer ik het Evangelie omhels ? Dit alleen verbindt ons immers nog fterker, dan de Eed van eenig Mcnschlyk Genootfchap kan doen , tot die' Pligten , van welken men in hetzelve zo hoog heeft opgegeeven. En zo men my dat moet toeftemmen , waartoe dan zulk eene Iuftelling, zulk een Genootfchap, dat aan de oude inzigten niet voldoet ? V. Dus is de heerlykheid van dit Cenootfehap verdweenen ? A. Ja; maar op hetzelfde volgde , of ontdekte zich , kort daarna, een ander in ons Vaderland. Te vooren heb ik U den Oorfprong der Herrnhutteren gezegd (IV Deel, bladz. 223-225) ; dan , nu is het tyd geworden , om er U meer van te melden. — In den jaare 1735 , kwam één derzelven in ons Vaderland , en , aanhang willende G 3 maa-  102 herrnhutters. maaken , vervoegde hy zich by Menfchen, die , gelyk hy ze noemde , den beminden Heiland lief hadden , om dus, met hunne hulp , den grondllag tot eene nieuwe Gemeente te leggen. Hierna verfcheen de Graaf van zinzendorff zelf, en begon godsdienftigc Vergaderingen , Zing- en Bedeftonden geheeten , in byzondere Huizen te Amfterdam, heimlyk te houden. Dit werk kreeg merkclyken toeloop , alzo er eene byzondere Godsvrugt in fcheen uit te blinken; en maakte eenige fcheuring in de Hervormde .Gemeente dier Stad. Op verzoek des ongerustcn Kcrkeraans, nam de waardige Predikant kulenkamp de peil Op , cu fchreef, in den jaare 1739, De naakt ontdekte Enthuftaftery en bedorve Myftikery der zogenaamde Hernhutters , bewyzende uit hunne eigen' Schriften , dat zy niet vry waren van spinosa's gevoelen, maakende Gon tot een niet God , en het Schepfel tot God. Deeze zaak fcheen drie Vaderlandfche Academiën zo zorglyk , dat de Hoogleeraars in de Godgeleerdheid te Leiden , Utrecht en Groningen zich tegens het doorbreeken deezes verleidenden Aanhangs verzettcden. En de Noordhollandfche Synode , in den gemclden jaare vergaderd , verklaarde ook , de Herrnhutters aan te zien , als Lieden van gevaarlyke en verderfelyke gevoelens. Voorts toonde  herrnhutters. IOo toonde de Schryver der Franfche Voorrede vóór stinstra's Brief tegens de Geestdryvery, wat men van deezen Aanhang denken moest. Alle deeze rustige poogingen openden de oogen van veelen , die zich , onvoorzigtig , door fchoone woorden hadden laaten inneemen. Dus Hukte men den grooten opgang, welken deeze Aanhang in onsVaderland fcheen te zullen maaken. V. Hielden de Herrnhutters zich alleen op binnen Amfterdam ? A. Omtrent den jaare 1736, hadden zich reeds vyftien Hermhutiers te Tsfelftein neergezet. Men poogde naderhand dien Aanhang te Wyk te Duurftede te verzamelen ; doch dit mislukte wegens geweigerde inwooning. Toen lloegcn zy zich te Zeist neer , in den jaare 1746, koopende daar veel Lands, en zelfs de vrye Hccrlykheid, waarop de Tsfelfteinfche Broeders dcrwaards verhuisden. Gy weet mogelyk , dat zy daar zeel- aanzienlyke Winkelhuizen, een Broederhuis voorde Mannen , een Zusterhuis voor de Vrouwen, een Wcduwenhuis , en eene Zaal, in den jaare 1770 , tot eene. Kerk gefchikt , gebouwd hebben , waarin zy Christenen van allerlei rang , bediening en gevoelen aanneemen. Hun uitwendig zedig voorkomen, hunne ingetoogen houding, godvrugtige taal , ftreelende gezangen , en zielroerend fpreeken G 4 van  104 berrnïiüttee;.. van den beminden Jesus , hebbai veelen J zelfs ryke Doopsgezinden , die zich aan het uitwendige vergaapten , tot dezelven gelokt. Men moet egter niet denken, dat alle Vaderlandfche. Hernhutters zich alleen te Zeist ophouden. Behalyen die, vindt men er in onze Steden verftrooid , die zich niet naar Zeist met er woon i begeeven. — Utrechts staaten , onder wier oog zulks gebeurde-, Vonden daarop goed , in den jaare 1750 , der Clasfis te gelasten, een Bcrigt van der Herrnhutteren gevoelens op te Hellen. De Hoogleeraar elsnerus voerde daarin de pen, en de Clasfis vergat niet , zo weinig als de bekwaame kulenkamp, de Stellingen diens Aanhaligs op te gecven uit zyne eigen' Schriften , bedienende zich van derzelver Hoogduitfche Gezangboeken , onder welken het geen ten titel voerde Het Gezang Blofes en des Lams, dat, in den jaare 1735, te Hanover en Wittenberg zo veel aanftoots gegeeven hadt , niet over het hoofd gezien werdt. De Memorie wegens de Herrnhutters en hunner Leer, zo in 't gemeen , als in V byzonder te Zeist, opgcfteld dooide Clasfis van Utrecht , verfcheen daarna in 't licht, waaruit men de Gevoelens deezer Lieden nader leerde kennen. Verftandigen verfoeiden veele van derzelver Stellingen , en het kuisfche Hart , zo het wat diep  herrnhutters. diep doorzag , doemde ten Krengden de fchandelyke. uitdrukkingen , die , in de Liederen , den heiligen Verlosl'er der Waereld de grootfte oneer aandeeden. Verder gingen de staaten dier Provintie niet, noch de Clasfis , oordeelende , dat deeze ftap genoeg was in een vry Vaderland, om der - Menfchen oogen te openen. V. Dachten zo alle Hernhutters ? A. Men moet edelmoedig handelen omtrent de geenen , die van ons verfchillen , en dus alle Leden deezer Gezindheid niet over éénen kam fcheeren. Er waren gewis, onder deeze Aanhangelingen, veele braave en godvrugtige Lieden, die deeze diepte des Satans, tot welke zy verleid waren, en die wy ons fchaamen volkomen te ontdekken niet gekend hebben. De Herrnhutters, zich deswege met wél verdiende fmaad ovcrlaadeu ziende, waren gedrongen, zou de Aanhang , die nu waggelde, ltaande blyven , om zich op eene verbetering toe te leggen! Doorgaans ziet men , dat elk zodanig Ge! nootfehap , het geen in den aanvang ergernis geeft, zich daarna begint te zetten , om een gefchikter plooi aan te neemen ,' ten minden het verfoeilyke weg te laaten! Wanneer men toch onder een meer verlicht Volk woont, en aller oogen naar zich trekt moet men daartoe komen, wil men den heeG 5 leii  toö herrnhutters. len ondergang zyner Geloofsgenooten niet bekeven. V. Zyn zy dan nu , ten aanziene hunner gevoelens , verbeterd ? A. j. g. spangenberg fchreef te Barby, in den jaare 1778 , eene Idea Fratrum , of een Kort Begrip der Christelyke Leer in de Euangelifche Broedergemeenten , met kennis en goedkeuring van dezelve ; deels ten vertoogc , gelyk hy zegt : „ dat hy zich het Evangelie niet fchaamde; deels uit noodzaak , op dat hun gevoelen, nu openlyk voorgcfteld , zou afweeren de byna 011telbaare verkeerde denkbeelden , die men thans gewoon is , haar ten laste te leggen. " Hy noemde deeze Belydenis der Herrnhutteren , in den jaare 1783 , in onze Taal overgezet , geene nieuwe ; maar geeft haar het voorkomen eener breedvoerig verklaarde Augsburgfche Confesfie, (IV Deel, bladz. 33, 36) oordecknde, ,, dat er geene reden zy , om zich van de Lutherfcha Kerken , voor zo verre zy aan die Belydenis vasthouden , af te fcheiden ; maar ook van dezelve niet met regt afgezonderd te kunnen worden." Ten deezen aanziene moet men erkennen , dat de Ilerrnhutters, zo men het oog houdt op het geen hun te vooren ten laste is gelegd , (IV Deel, bladz. 224, 225) en op myn zo even gezegde ;  herrnhutters. l0f zegde ; zo zy daarenboven niets meer buiten houden in 't heimlyks: ik herhaal het, men moet erkennen , dat zy dan zeer aanmerkelyk . verbeterd zyn. Niettemin , wanneer spangenberg deeze Gemeenten noemt „ eene Inftelling van den Heere Jesus Christus in zyne Kerk tegen het Itroomsgewyze inbrcekcnde verval in Leer en Leven ; of voor een Krankenhuis , in welk Hy, als de eenige Arts der Zielen, veele van zyne ellendigen en kranken , die onder zyne geneezende hand zyn , te zanien gebragt heeft , om ze zelf ' aan te neemen, en hen ook door zyne Dienaars te laaten verzorgen en oppasfen : " byzonder , wanneer men andere van spangenbercs uitdrukkingen naauwkeurig overweegt, ben ik huiverig, om hen, van alle Myftikery geheel geneezen, te verklaaren. Niettemin wy mogen zeggen , dat ze op den weg der herltclling zyn , en wy hoopen , dat ze deszelfs einde wel haast zullen mogen bereiken , om dan onder de zuivere Lutherfchen geteld te kunnen worden. — Hoe men te Gornichem en elders, waar hun getal thans meer af- dan toeneemt , van hen denkt , blykt daaruit; dat men de Leden onzer Kerk , die tot deeze Gezindheid overgaan, van het genot der Bond* zegelen blyft afhouden. V.  lo8 driessen. venema. V. Nu gaan wy over tot eene andere , ik hoop , aangenaamer Gebeurtenis ! A. Zo Gy dat begeert , dan moet ik verzwygen de onedelmoedige handelwyze van den Hoogleeraar driessen , die goed vondt uit te ftrooien , dat de Leerlingen van den beroemden Hoogleeraar venema te Franeker verdacht gehouden werden , in Hongarye , van Arminiaanery : des de laatfte zich genoodzaakt vondt , in den jaare 1735 , tot het uitgeeven cener Korte Verdeediging van zyn Eer 'en Leer. Dit Boekje, daarna van andere Schriften gevolgd , deedt alle kwaad vermoeden , by verftandigen ophouden. Zo Gy egter wat aangènaamers begeert te hooren , laat my U dan melden de nieuwe weldaadigheid van Hollands staaten , verklaarende , in den jaare 1737 , alle Kerken , Gast- en Weeshuizen van Gereformeerden , Lutherfchen en Doopsgezinden , vry van alle verpondingen in 't vervolg. Ook ftelden de algemeene staaten vast , dat Gereformeerde Officieren , tot de Roomfche Kerk overgaande , of met Roomfche Vrouwen trouwende , gelyk ook alle Politike Amptenaars , van hunne bedieningen zouden zyn verfteeken. Maar, terwyi men dus op het voordeel der Kerk bedacht was. . . . V. Wat gebeurde intusfchen ? V.  schortinghuis. stinstra. IoO ' A. In den jaare 1740 , maakte het Boek van willem schortinghuis ,. Predikant te Midwolda , ten titel voerende Het inwendig Christendom , eenige onlusten , dewyl de' Hoogleeraars der Groningfche Academie daarin zaaken vonden , die tot de Myftikerj fchcenen te hellen. Aan den anderen kant verzogt johannes stinstra, als Leeraar , uit naam der Harlingfche Doopsgezinden , van Friesiands staaten , een ontflag van de Ondertekening aller Geloofs-Artykelen; en klaagde vervolgens, dat aan twee Predikanten , van Sociniaanery verdacht, de predikltoel ontzegd was. Hy ontving ten antwoordc , dat men de Doopsgezinden by de Vryheid van Godsdienst zou laaten ; maar ook de Plakaatcn tegens de Sociniaanen in ftand zou doen blyven. stinstra gaf daar-* na eenige Leerredenen over( de Natuur en Gefteldheid van Christus A'oningryk in 't licht. De geleerde velzen, gerdes", driessen en j. van den honert kwamen daar tegen op; des Friesiands staaten het oordcel van 's Lands Academiën daarop verzogten , die dezelven niet geheel zuiver van Sociniaanery vonden. Men befloot dan, het vertier van dat Boek , en stinstra zelf zo lang het prediken te beletten , tot dat hy afkeer daarvan betoonde. Vyftien jaaren zat hy ftil ; doch, na betoond leedweezen over ■ de  iio stinstra. le cene. muller. de uitgaave dier Leerredenen werdt hy , in den jaare 1757 , tot den predikftoel weder, toegelaaten. Zyne onlangs uitgekomen' Schriften doen hem eer aan. De verre gaande Gcfchillen onder de Lutherfchen van 's Haage , in deezen jaare , of, naamelyk , de rustende Predikant maassen zitting en ftem in den Kerkeraad zoude hebben, zullen ons niet ophouden. V. Mogelyk hebt Gy my iets gewigtigers mede te declen ? A. Zal ik opnaaien het ongenoegen' der wéldenkenden , over het herdrukken van den Franfchen Bybel van charles le cene te Amfterdam , in den jaare 1747, vol grove feilen en misfelyke uitleggingen , die de Sociniaanen in de hand werkten ? — Zal ik fpreeken van den min loflyken twist te Groningen , in den jaare 1750 , om een gelyk getal van Coccejaanfche en Voetiaanfche Predikanten te hebben ?— Zal ik uitweiden in de onmin onder de Lutherfche Gemeente van Leeuwaarden , waar de Predikant muller , aangeklaagd wegens zyn gevoelen van Christus geleeden' Verzoekingen in de Woestyn en 's duivels werkingen , door eenige Confiftorien van andere Gemeenten werdt afgezet; doch door Friesiands staaten in den dienst herfteld; waarna men hem tot Hoogleeraar in de Wysgeerte  lutherschen. ens. van der os. iii geene te Erlangen beriep ? Hy ging derwaards , en maakte zich , zints , achtingswaardiger door verfcheiden' Schriften. Voor en na , ook ftaande het gemelde Gefchil hebben de Lutherfchen nieuwe blyken ontvangen , dat men, nergens in ons Vaderland, hunne Voorregten wilde befnoeicn, of de hun vergunde Vryheid paal en perk zetten. Handelden zy onze Geloofsgenooten in Duitschland ook wat rekkelyker! Lieten zy wat meer af van hunne ftrenge en overheerfchende beginfelen , vooral te Frankfort aan den Main , alwaar zy den onzen geene vrye Godsdienstoefening binnen de muuren der Stad willen vergunnen: zy zouden er voor zich geene fchande door behaalcn. Elders zien zy thans geheel andere Voorbeelden. Voor 't overige gebeurden er eenige zaaken, die opfchudding in de Vaderlandfche Kerk gaven , na dat men , in den jaare 1741 , den Hoogleeraar ens op de Hooge School van Ilarderwyk zyne bediening, om zyne wangevoelens, ontzegd hadt. V. Welk was het eerfte geval ? A. Het eerfte was , dat antonius van der os , een weibegaafd Leeraar te Zwol befchuldigd werdt , de aangenomen Leer der Kerk te hebben verlaaten, het geen hy ontkende. Eenige jaaren lang viel hierover veel te doen. De Gemeente werdt er door gefcheurd; doch de  112 twist over van der os. de meesten hingen hem . fterk aan. Kerkeraaden , Clasfen , Synoden, de Academie van Leiden , de toenmaalige Gouvernante , met dén woord , byna alles raakte in het Gerchil gemengd. De Leidfche Hoogleeraars joan van den honert en jan jakob sctiultens doorgrondden de oogmerken deiPredikanten , holtzius en comrie , die toen hunne eigen' gevoelens fterk dreevcn. De laatfte , begonnen hebbende eene Verklaaring van den Katecbismiis uit te geevcn, kreeg daarop t'huis eene JVaarfchouwing , door de mecsterlyke pen van schultens gefchreeven, waarin deeze de verfchillende dcnkwyzen der Hervormden omtrent het Werkverbond, omtrent de middelyke en onmiddelykc toerekening van adams zonde, de wraakvorderende Geregtigbeid , de Regtvaardigmaaking en toerekening van Christus Geregtigheid verklaar- ' de , en hoe die regtzinnig begreepcn waren. Dit alles werdt toegepast op den Zwolfchen twist, en de handehvyze dier twee genoemde Leeraaren. 't Zou der moeite waardig zyn , een kort Uittrekfcl uit schultens Waarfchoiming te geeven , om den aart der Gefcbillen over die Stoffen , van tyd tot tyd gereezen, beter te 'keren kennen. — Eindelyk , na veel onrusts werdt van der os , door de Orerysfelfche Synode, in den jaare 1755, afgezet, wegens onregtzinnigheicL Dan ,  beroeringen te nykerk. 1i3 Dan , niet ledig willende zitten, keurde hy daarop best , den Doopsgezinden te dienen, en , na zich andermaal te hebben laaten doópen , predikte hy voor hun te Beverwyk , en leert thans nog .te Zaandam , alwaar hy daarna geroepen werdt. V. Welk was de tweede Gebeurtenis? A. Men ontdekte eerst te Nykerk op de Veluwe , dat lbnnnige Toehoorders , vooral Vrouwen, meest ligter dan Mannen aangedaan, ten deezen tyde, onder het prediken , door de ernftige taal der Leeraaren, of in Zamenfpraaken met andere Lieden , zo geweldig tot fchreeuwen , gillen en ftuiptrekkingen overfloegen , dat men genoodzaakt was, hen uit de Kerk te brengen. Dit Verfchynfel, zeldzaam alhier, floeg daarna over in het Dorp Aalten , vervolgens in 't Sticht van Utrecht , in Gooiland, Zuidholland, Groningen en Drenthe , zo verre gaande te ƒƒ te Leiden overleeden , eene fomme van tienduizend Guldens aan de Academie naliet, uit welker renten , alle twee jaaren , een gouden Penning , ter waarde van twee honderd en vyftig Guldens , moest gegeeven worden aan den Schryver , die eene volgens deszelfs wil opgegeeven' Vraag best zou beantwoord hebben. Honderd zulke Vraagen , meen ik , hadt de edelmoedige en. kundige stolp zelf in zyn leven opgefteld, en ter uitfehryvinge nagelaaten : zy hadden betrekking tot den Godsdienst en de Zedekunde. Agt Hoogleeraars der Academie waren benoemd , om de inkomende Antwoorden op de uitgefehreeven' Vraagen te beoordeelen , en aan het beste den prys toe te kennen. Het overfchot der renten moesten zy befteeden tot den inkoop van Boeken , die in de Bibliotheek der Academie nog niet gevonden werden. Zulk eene lofwaardige daad, die de gedagtcnis van den braaven stolp altyd zal doen leeven , heeft reeds in het licht doen verfchynen veele treflyke Verhandelino-en over gewigtige ftofFen. De Geleerde Heeren melchior , van oosten de bruin en per- renot , welke twee laatften eenen naam in liet Vaderland hebben , wonnen de eerfte Medaillen. V. Wie gaf het tweede Voorbeeld ? H 5 A.  iaa vrouwe van renswoude. A. Maria duist van voorhout, Baronnesfe van Reede , en Vryvrouwe van Renswoude , befprak, vóór het verhaten van haar leven, haare nalaatenfchap , ruim twee nrillioenen Guldens groot, aan het Kinderhuis te Utrecht , en aan de Weeshuizen van Delft en 's Haage , om alleen Jongens , waarin men meende een ongemeen vernuft te befpeuren , op te trekken in zodanigen tak der Weetenfchappen , als zy zouden verkiezen. Eene zonderlinge , weinig bekende reden, die ook hier niet behoeft gezegd te worden , drong haar tot dit zeldzaam befluit , het welk haare daad gewislyk veel loflyker maakte. Deeze uiterfte wil wordt nog heden uitgevoerd; doch er zyn redenen om te twyfelen , of er wel immer volkomen beantwoord zal worden aan het braave oogmerk deezer Edele Vrouw : ten minsten fchiet de Ondervinding , als nog , daarin te kort. 't Blyft egter de algemeene wensch , dat, uit de drie gemelde Huizen , groote Kunstenaars en Geleerden der Maatfchappye mogen gegeeven worden. V. Was er nog een derde Voorbeeld ? A. Ja , en dat moet men in Rotterdam zoeken , alwaar walter senserff, Ridder en Burgemeester der Stad, in navolging van boyle (IV Deel , bladz. 118) , in den jaare 1751 , vyfhonderd Guldens, jaarlyks te  legaat VAN senserff. lag te betaalen , aan - eenen Stads-Predikant befprak , die agt Leerredenen aldaar zou doen tegens de Vyanden van het Evangelie. Na den dood des godsdienstigen Inftellers , benoemde deszelfs aanzienlyke Weduwe , den nverwaardigen Hoogleeraar joannes patyn tot deezen zwaaren post ; maar deeze bekwaame Man , zyn ontflag vraagende in. den jaare 1777 , om eene lichaams-ongefteldheid , moest een ander hem opvolgen. Mevrouw senserff , intusfchen overleeden zynde , hadt , by ukerften wille , de bcgeeving van dien post overgelaaten aan drie Raaden en Weesmeesters der Stad Delft, die daarop de uitvoering deezer nuttige Inftelling opdroegen aan den geleerden Rotterdamfchen Predikant johannes iiabüema , die nog voortgaat, aan het oogwit des edelmoedigen senserffs te voldoen. — Engeland heeft dus geene reden , om alleen op zynen boyle te boogen ! V. Is er nog een vierde Voorbeeld ? A. Als een vierde kan ik aanvoeren dat van pr.osper marchand , een Man , zeer beroemd door zyne geleerde Schriften, die, in den jaare 1756 , het leven verliet in 's Haage ; doch na zynen dood nog voordeel willende doen aan de Geleerdheid, zyne fraaie Bibliotheek, vol zeldzaame Boeken , aan Leidens Academie naliet , om , ten allen, tyde , vrylyk gebruikt te kunnen wor-  124 legaaten van swart en renesse. worden door Studenten en andere Minnaars van Weetenfchappen. Als een vyfde Voorbeeld kan ik hierby voegen bet aanzienlyk Legaat van den Amfterdamfchen Krankbezoeker, matthys swart , om eenige onvermogende Studenten hunne Letteroefeningen in de Godgeleerdheid te laaten voltrekken , onder die bcpaaling, dat zy Voetiaanen moeten worden ; of, van denkwyze naderhand veranderende , de getrokken' gelden terug geevcn. Hoe veel loflyker zou 's Mans braave daad geweest zyn , hadt hy die voorwaarde er af gelaatcn ! Mag men een eerlyk hart dringen tot eene belofte onder handtekening , om Stellingen aan te neemen, die hy nog niet kent ; en , zo hy ze daarna niet kan gelooven , dezelven of tegen zyn gemoed te prediken , of de verteerde drieduizend Guldens dan te vergoeden , waartoe hy foms onvermogend is ? Zou hoog Gezag zulk eene bepaaling thans niet mogen en moeten veranderen ? V. Zal ik daarvan oordcelen ? A. 't Is zo , Gy zyt er niet toe geroepen ! Om dan voort te gaan, laat my aan een zesde Voorbeeld gedenken, pieter mogge van renesse , Burgemeester te Zierikzee, hadt in den jaare 1756 , begeerd , dat , uit zyne groote nagelaaten' goederen , eene Zeeuwfche Academie gefticht zou worden ; of, gaven de staaten dier frovintie V daar-  legaaten van renesse en kops. I25 daartoe geen verlof, een Huis , ter opvoedinge der Kinderen van Officieren, Ruitercn en Soldaaten , die voor Zeeland gediend hadden. Mogt men het laatfte maar alleen in zyn Testament geleezen hebben, om dat zulk eene nuttige Stichting , niet alleen in die Provintie , maar zelfs in ons Vaderland nog ontbreekt! Hadt de bovengemelde Vrouw van Renswoude daaraan gedacht , of mogt het nog een voorwerp van overweeging by onze Natie, of by overryke Lieden worden! Dan , om hierin niet uit te weiden, Hollands staaten vernamen dat befluit van den Heer mogge van renesse niet, of zy kantten zich fterk aan tegens eene Zeeuwfche Academie. Over en weer, werdt zo lang in deeze zaak getwist , tot dat , eindelyk , in den jaare 1767, de ftichting ecner Zeeuwfche Hooge School werdt afgeflaagen. V. En blyft nu het Huis , ter opvoedinge van de Kinderen der Krygslieden, agter ? A. Dit blykt; maar daar het onze zaak niet is , dieper daarin te treeden , wil ik liever een zevende Voorbeeld hier laaten volgen , naamelyk, dat van nicolaas willem kops , in leven een waardig Diredteur van de Hollandfche maatschappy der Weetenfchappen te Haarlem , die , in den jaare 1773 , eene toereikende fomme bepaalde , om , daaruit, jaarlyks te geeven eene gouden Medaille , aan den geencn , die het beste  i2ó legaaten van schuurman en steïn. beste Antwoord zou gefchreeven hebben op eene Vraag over den Koophandel of 's Lands Natuurlyke Historie. ls dit alles rtu nog niet genoeg ter ftavinge van myn gezegde, dan zou ik nog laatere Voorbeelden U kunnen aanwyzen in twee onlangs ovcrleeden Perfoonen ; het agtftc in den Heer schuurman in Friesland, een Bloedverwant van de vermaarde anna maria schuurman ; cu het negende in wylen Mevrouw stein, die beide getoond hebben, de Letteroefeningen van onvermogende Vaderlandfche Studenten te willen onderftcunen, wanneer zy niet meer zouden zyn. Zie daar zo veele fchoone Voorbeelden ter aanmoediginge van Geleerdheid en Weetenlchappcn , die 's Lands luister niet weinig helpen vergrooten. V. Ik beken , 't zyn loilyke bedryvcn ; maar wy dooien intusfchen af van de Kerkelyke zaaken ! A. Heeft de Kerk geen belang in de Weetenfchappen ? Hebben zulke Inflellingen geenen invloed op dezelve ? Pvaaken vcrfcheidenen haar niet lynregt ? — Maar wilt gy tot andere eigenlyk gezegde Kerkelykc zaaken , volgens tyds-orde , wederkeeren , dan moet ik U wyzcn naar den Buurenfchen Predikant eerbeek, die, in den jaare 1744, om onregtzinnige gevoelens werdt afgezet naar het verbooden Boek van den Engelfchcn tayi.or , over het Leerlhik der Ver- zoc-  geschil in zeeland. 127 zoening — naar de bedenkingen, gemaakt op dat -van Bisfchop patPvIck , genoemd Christens Reize naar Jerufalem —— naar het afzetten van den Franfchcn Predikant petit pierre , in den jaare 1760 , door de Walfche Synode , wegens het lochenen der eeuwige ftraffen, en het Hellen , dat de verdoemden ten eenigen tyde zalig zullen worden -— naar een zeker geval in Zeeland, ■ dat niet weinig omflags maakte. V. Hoedanig was dat ? A. Om U dat te verklaaren, moeten wy tot de voorige Eeuw terug keeren. — In den jaare 1693 •> hadt de Kerkelyke Vergadering te Middelburg, by gelegenheid der opgekomen' gevoelens van RoëLL , eekker en vlak , vyf Artykelcn opgefteld, die, ten' bewyze van Regtzinnigheid , door alle inkomende Predikanten ondertekend zouden worden. Zeventig jaaren lang was dit, ongeftoord , gefchied. Maar de Gefchillen over de Regtvaardigmaaking, die, ten deezen tyde , hier en daar, in ons Vaderland gereezen waren , gaven aanleiding, dat dc Vlhfingfehe Predikant BRAiié , in den jaare 1758 , een Werkje fchreef, waarin hy den zin deezer Artykelen nader verklaarde , en dat in het licht liet komen met eene Kerkelyke Goedkeuring, 't Mishaagde aan pieter boddaert , Secretaris der Admiraliteit van 'Zeeland, die daar tegen fchreef de JVolke  128 voetiaanen en coccejaanen. Wolke van Getuigen. Deeze lecdt daarover last , zo wel als braiic over het zyne , die toch befchuldigd werdt over afwyking van de Leer der Hervormde Kerk. Deeze Gefchillen aan beiden kanten liepen hoog , en duurden lang, weshalven de staaten der Provintie daaraan de hand floegen , en dezelven deeden (tillen. V. Vielen er geene anderen voor ? A. Hoe zeer thans de Gefchillen tusfehen Voetiaanen en Coccejaanen , in vergelyking van de voorige Eeuw , bykans mogten gezegd worden op te houden , ten minsten merkclyk bedaard te wcezen ; kon men egter , in verfcheiden' Steden , dikwyls eikanderen , by het beroepen van Leeraaren , deezer of geener Studie toegedaan, niet verdaan, 't Moet ons fmerten , dat de naamen van zodanige Steden in de Historie deezes tyds zullen voorkomen , ter oncere onzer dagen. Wy willen ze in de onze niet inlasfen. Infchikkelykheid ontbrak gewis maar al te zeer. Soms zou men , de felheid der bewoogen' gemoeden ziende , gezegd hebben 5 dat van die zaak de zaligheid afhing. Een Leeraar van beide partyen , die door 't geheele Vaderland mogt prediken , werdt in eene Stad , naar maate men zyne denkwyze, al of niet, mogt zetten , door allerlcie konftcnaaryen, en foms door valschheden en lasteringen geweerd, of in-  geschil te sassenheim. ï20 ingehaald, met den grootften yver. In iommige Steden houdt men nog den ingang voor eenen Coccejaan gellooten ; elders houdt men eenen Voetiann buiten. En is het nog geen tyd in deeze kalme dagen, de nuttige rust, door het niet noemen dier Mcnsch- lyke Naamen , der Kerke te geeven? Twee andere Gcfehillen ten zelfden tyde , ik meen , in den jaare 1756 , mogten mede wel agter gebleeven zyn. Ik doel op het geen te Sasfenheim voorviel over de Vraag : „ Of Christus een Timmerman geweest ware, dan niet," welke den Kerkeraad aldaar en der Leidfche Clasfis zo veele moeite baarde : voorts op dat verfehil te Zommelsdyk , naamelyk , „ of de Geloovigen , ten aanziene der regtvaardigmaaking en heiligmaaking, in Christus volmaakt zyn , en dus volmaakte onderhouders der Wet; dewyl Christus de Wet volmaakt beeft onderhouden , en Gods ' Beeld volmaakter in hen herfreld is , dan hetzelve wel eer in adam gevonden werdt." ■ Hadt men hierover minnelyk gekout , het was te dulden geweest ; maar waarom de alarmklok deswege getrokken? . . . Scboone Volmaaktheid , edele Eendragt, hoe verre zyt gy nog van de gebrekkige en twistzieke Kinderen der Aarde ! V. deel. I y  I3<3 VERVOLGING TE VAALST. V. Schoone Volmaaktheid, edele Eendragt, hoe verre. . . . A. Ja , herhaal deeze woorden , en betreur de weinige aangewende vlyt , om tot dezelven te komen. In oorden van rust kibbelt men en leeft gefcheurd; elders , waar de Verdrukking woedt , ftort men traanen en ftaat vereenigd! . De Gereformeerden van Aken , die te Vaalst , een Dorp , gelegen een klein uur van die Stad, te kerk gingen , hadden telkens veel te lyden van de daar wooncnde Roomfchen. In den jaare 1762 , ondernam men een Kind van eene Hervormde Moeder , doch Roomfchen Vader, die , by het aangaan van den Echt , aangenomen hadt , de toekomende telgen by de Hervormden te zullen laaten doopen , door het ftooken eens Priesters, uit de Gereformeerde Kerk te haaien. By die gelegenheid werdt een zeker Man , op den openbaaren weg, decrlyk van de Roomfchen mishandeld, en andere feitelykheden bcdreevcn. De staaten , dit verneemende , voorzagen er wel ten eerftcn in; maar, in het volgende jaar, begon men de baldaadighcden te hervatten, door de te kerk gaande Lieden met fteenen te werpen , en één' Man te dooden. Daarop lieten de staaten aanftonds eenige Roomfche Kerken fluiten , waarna men zich ftil  BYGEL00VIGE ROOMSCHEN. yjj M hieldt. Een gelyk middel waren zy foms verpligt ook in de Meyery van 's HertogenBosch te gebruiken , waar het getal der Roomfchen zeer groot is , om eenen onverHandig yverenden of bygeloovigen onder die Gezindheid te beteugelen. Indien ook elders het toeverzigt nog agter bleef, hoe veel meer bezoeks zou een zekere Put te Hei/o , of een bekende Boom in eenen Boomgaard buiten Tsfelftein hebben! De Bygeloovigheden houden by hen niet op. — De billyke Verdraagzaamheid, die onze Overheden omtrent hen oefenen , zal altoos by ons op hoogen prys Haan : maar verHandige Roomfchen zouden gaarne , mogelyk wel door hoog Gezag, twee andere dingen hier veranderd willen zien ; naamelyk, niet meer Feest- of Heilige Dagen te vieren , dan in Roomfche Landen , en - de Bedevaarten te zien verbieden. Hoe veel meer zou er dan gearbeid worden , hoe veel minder ongeregeldheden , ten nadeele der Zeden , gebeuren ! Heeft men niet , om die reden , in een nabuurig Roomsch Bisdom, onlangs , deeze Wet gegeeven? „ dat niemant ter Bedevaart zal gaan, dan die, op den avond van denzelfden dag, weer t'huis kan weezen." . . . Laat ons . . . V. Wat hadt Ge in den zin , om my te zeggen ? I * A.  13a HERSTELDE TEKEN-ACADEMIE. A. Laat ons nu, wilde ik zeggen, tot iets anders , dat my in den zin fchiet, overgaan , ik meen , tot eene Vaderlandfche ondernceming, in den jaare 1758 , ter herftellinge eener fchoone , doch hier byster vervallen Konst , het geen van een veel beloovend uitzigt was. Ten dien tyde, naamelyk , beflooten eenige Minnaars, de vervallen oude Teken-Academie van Amfterdam , uit haare kwyning , op te beuren. Drie oude Dircéleurs , de Ileeren buis , ploos van amstel en husly , en drie jonge, de Heeren louw , ziezenis en vinkeles , werden tot dit gewigiig werk benoemd, onder opzigt van den konstlievenden Burgemeester jonas witsen. Door boog gezag begunstigd , opende de beroemde ploos van amstel de Academie met eene fchoone Aanfpraak , in den jaare 1766. Twee jaaren laater begon dezelfde Konstenaar de getekende Prenten der oude beste Vaderlandfche Meesteren , op eene nieuw gevonden onbekende manier, met koleuren te drukken, europa verwonderde zich over de fchoone uitvinding. Sedert krygt men Tekeningen voor weinige guldens , die men anders voor eenige honderden moest koopen; of van welke er maar édne in de Waereld was , en die men niet krygen kon. De ïïer- ftelling der gemekte Academie wekte den nay-  vereooden boeken. nayver op in vcelc Vaderlandfche Steden. Haarlem , Middelburg , Utrecht en anderen begonnen mede hand aan dit werk te liaan, om Neer lands ouden roem wegens deeze Konst te doen herlceven. V. 't Verheugt my , dat men zo vel overig hadt voor deeze van my beminde Konst! A. Tenvyl dus braavc Mannen dezelve zogten op te bouwen tot algemeen voordeel, yverden de staaten om af te brceken , wat tot algemeen nadeel van den Godsdienst en de goede Zeden dienen kon. Zy hadden, met bet hoogfte regt, het fnoode Boek , PHotnmè Machine van de la mettrie , verbooden , en deszelfs Drukker hun ongenoegen, door het eisfehen een er zwaare geldboete, doen ondervinden: nu tastten zy de Emile van rousseau aan (IV Deel, bladz. 231), en «remden het vertier. Een grooter gerugt maakte egter een ander geval. V. Welk geval bedoelt gy? A. Ik doel op het Concilie of Kerkvergadering der Janfenhten , in den jaare 1763 te Utrecht gehouden , door petrus johannes , Aartsbisfchop dier Stad, waarvan het gerugt wyd en zyd , zelfs in vreemde Gewesten , klonk , om dat een zodanig , hier te lande , ■m geene twee Eeuwen belegd I 3 was.  134 concilie der jansenisten. was. De fanfenisten zeiden , dat zy, door de fchuld der Je/uiten , in een' zekeren zin , van de Roomfche Kerk gefcheurd waren , waarvan men de beginfelen, reeds in den jaare 1592 , hier vernomen hadt, en nu uit dien hoofde dat Concilie wilden houden. Het is van belang , deeze Gebeurtenis volkomen te wceten. Herinner U myn gezegde , dat de Pausfen eerst jansenios gevoelen (IV Deel, bladz. 167) , en daarna de honderd en é&ae Stellingen van quesnel in de Bulle Unigenitus (bladz. 260, 261), veroordeeld hebben. Wanneer nu jansenius Navolgers hier te lande deeze onregtmaatige handelingen hoorden , weigerden zy , zich aan die beide belluiten te onderwerpen, en beriepen zich des, in den jaare 1719, op de naastkomende Algemeene Kerkvergadering, uit naam van den Deken , van de Kanunniken en het Kapittel der doorluchtige en Metropolitaanfche Kerk van Utrecht. Maar de Aannecmcrs der Bulle Unigenitus lochenden het beftaan van dat Kapittel , zeggende , dat Utrechts Kerk , na den dood van den Aartsbisfchop, frederik schenk van tautenburg , in den jaare 1580 , voorgevallen , geenen eigen' Bisfchop gehad heeft, vermids de Gereformeerde Godsdienst toen ingevoerd werdt. V, En wat bragten de anderen daartegen in'? A,  bisschoppen van utrecht. I35 A. De Janfenisten zeiden, dat het Domkapittel en de Bisfchop in wezen gebleeven waren tot den jaare 1633 , fchoon de Gereformeerden den naam en de goederen veeier Kanunniken naar zich genomen hadden; en dat verfcheiden' Geestelyken , als brukesius , vosmerus , rovenius , de la torre , catz , nederkassel , kodde , de kok en pot- kamp , de Nederlandfche Roomfche Kerken geregeerd hadden. De j/'efuiten antwoordden daarop , dat die Mannen llegts Apoftolifche Stedehouders, maar geene Bisfchoppen geweest waren. De Janfenhten ontkenden dat, en oordeelden , dat hunne Regten niet verjaard waren. Om dan het verval, het welk den laatften dreigde , te voorkomen , verkoozen zy , in den jaare 1724 , steenhoven tot Bisfchop, en vervolgens, by affterven , wuytiers , van der kroon en petrus johannes meindarts , die, in den jaare 1763 , te Utrecht op den Bisfchoplyken zetel zat. Dan , zyn verzoek aan den Paus , om ontflag van zekere Wet , die de tegenwoordigheid van drie Bisfchoppen by zyne inwyding vorderde; zyn uitgegeeven Herderlyke Brief; en zyn benoemen en inwyden van de bock tot Bisfchop van Haarlem , in den jaare 1742 , haalden hem het ongenoegen der Pausfen , clemens den XII en benedictus den XIV, op den hals, I 4 wel-  I3<5 bisschoppen van utrecht. welke Jaatfte zelfs de aanfteUjng van de bock vernietigde. V. Wat toen gedaan ? A. De Janfenhten , hierdoor niet verflaagen , lieten hunne zaak niet dryven; maar beriepen zich op een Algemeen Concilie, en benoemden, in' Rede van den overleeden de bock, van stiphout tot Bisfchop van Haarlem , en bveveld tot Bisfchop van Deventer , in den jaare 1758 , om dus de Bisfchoplyke Waardigheid aan de Nederlandfche Kerk te verzekeren. De Paus hadt wel , in den jaare 1748, den Abt niccolini herwaards gezonden , om zulks te voorkomen, en met de Janfmisten in onderhandeling te treeden; doch zyne poogingen mislukten, om dat hy de aanneeming der Bulle Unigenitus tot eene eerde voorwaarde dcldc. Dus bevonden zich meindarts, van stiphout en byeveld aan het hoofd der Vaderlandfche Janfenisten. Zy lieten , vervolgens , wel niets onbezogt , om zich met de Roomfche Kerk te verzoenen ; maar hunne eerbiedige neerbuigingen werden trotschlyk van de hand geweezen, en zelfs de aandelling van Priesteren hun verbooden. Zy vermogten niets anders hier tegen te doen , dan zich al wederom te beroepen op eene Algemeene Kerkvergadering, ter beflegtinge des gefchils; intusfchen openlyk verklaarende, zich volkomen  concilie der jansenisten. 137 men re houden aan de Roomfche Kerk, en niets meer te zoeken, dan in derzelver ge- mecnfchap te leeven. Om nu hiervan eene ouwcderlpreekelyke proef te geeven, befloot Bisfchop meindarts , meestal petrus joiiannks geheeten , een Concilie te beroepen , en daarin te bandelen; eerst over een zeker Boek van pierre le clerc , Onderdiaken van de Kerk te Roulin, en Meester in de Vrye Konsten op de Univerfiteit te Parys , die ondernomen hadt, de Holland fche Roomfche Kerk met dwaalingen te verdeedigen; en daarna ook te oordeelen over de Schriften van twee onrcgtzinnige ffefuiten , iiardouin en berruier , welke hier te lande gedrukt waren1. V. Hoe liep dat Concilie af? A. Na dat petrus joiiannes hetzelve zamen geroepen hadt, verfcheenen daarin van stiphout en bye veld , Bisfchoppen van Haarlem en Deventer ; als mede de Deken meganck van Utrecht; voorts vyf Kanunniken , en elf Paltooren uit de aanzienlykfte Steden van Holland en Utrecht. Na eene deftige Redevoering , ter openinge van het Concilie , door petrus johannes , in de Latynfche Taal gedaan, verklaarde men, de Uitlegging des Geloofs , door bossuet gegeeven , aan te neemen , en te berusten in de Geloofsbelydenis , welke de Utrechtfche I 5 Gees-  I38 concilie der jansenisten. Geestelykheid, in den jaare 1744, aan Paus benedictus den XIV, hadt aangebooden. Vervolgens veroordeelde men de Schriften van le clerc , hardouin , berruier en pichon , nevens de bedorven Zedekunde der Je/uiten. Eindelyk maakte men eenige vastftellingen omtrent de Bediening der Sacramenten, en de Huwelyken van Hervormden met Roomfchen hier te lande ; befluitende , dat men een Berigt van deeze beraamingen, nevens eenen Latynfchen Brief, aan den Paus zou zenden. De Handelingen van dit Concilie zagen, in den jaare 1764 , in het Latyn het licht, met eene bygevoegde korte Historie van de Utrechtfche Kerk. le clerc hadt, vóór den aanvang van het Concilie , eenen Brief aan hetzelve gefchreeven, verzoekende daarin, hem mondeling te willen onderhouden, zo men meende iets verkeerds in zyn Boek te vinden. Toen dit agter gebleeven was , en hy zyne veroordeeling hoorde , werdt hy tot eene zo geweldige verbittering vervoerd , dat hy de pen opnam, en in die geestsgefteldheid fchreef Korte Aanmerkingen over het gedrag van het Concilie ten zynen opzigte. V. Hoe is het , federt dien tyd , den Janfenisten in ons Vaderland vergaan ? A. Geduurende de regeering van Paus cle>iens den XIV, heeft men, met zeer veei goede  ejsschoppen der JANSENISTEN. 139 goede hoop van eenen gelukkigen uitflag , aan eene verzoening gearbeid ; maar de ontydige dood van dien braaven Kerkvoogd ; en de min gunftige geneigdheid van den tegenwoordigen Paus , pius den VI, tot dezelve , zyn oorzaak, dat men thans de onderhandeling laat fteeken. Dus bevinden zich nog deeze Vaderlandfche Kerken, nevens haare Leeraars , in de ongenade van Rome. Overtuigd ftaande van de Regtzinnigheid der Stellingen , die door de Bulle Unigenitus veroordeeld zyn , volharden zy, loflyk , in derzelver verwerping. Het Kapittel van Utrecht gaat voort in het verkiezen van zynen Aartsbisfchop ; en deeze benoemt, by fterfgevallen , éénen voor Haarlem en éénen anderen voor Deventer : want in de laatfte Stad bevindt zich geen Kapittel. Dat van Haarlem is nog wel in weczen ; doch het ligt nu onder het juk van Romers Hof, en weigert des , zich van zyn verkiezingsregt te bedienen. De Paus bezit het regt van bevestiging, en men laat niet na, hem telkens door eerbiedige Brieven daarvan kennis te geeven. Dan , daar de Paus zich een volftrekt regtsgebied over deeze Kerken aanmaatigt, blyven zyne goedkeuringen fteeds agter. Dit' belet egter deeze kloeke Mannen niet , hunne Bisfchoppen in té huldigen. — Te Utrecht bezit thans gualthe- rus  140 bisschoppen de ii jansenisten. rus michael van nieuwenhuyzen den Bisfchoplykcn zetel, federt het jaar 1768. adr1anus j0hannes broekman heeft , in den jaare 1778 , die waardigheid te Deventer ; en nicolaus nelleman , vier jaarcn laater , die van Haarlem verkreegen. > Zy bellieren byna vyftig Kérken en zeventig Priesters : want , wanneer er veele Parochie-Kerken fchielyk open vallen, en niet zo fpocdig , als men wenscht , vervuld kunnen worden , is men genoodzaakt, fommigen te vernietigen , of twee onder éénen Priester te {tellen. — Deeze waare en eigenlyke Janfenisten moet men houden voor egte Leerlingen van augustinus, voor Verdeedigers der oude Leer tegens zulke gevoelens der Je/uiten, die men , in deeze laatfte tyden , der Roomfche Kerk heeft willen opdringen. Zy gclooven dus , behalven de opgegeeven' Stellingen (IV Deel, bladz. 167 , 168) 's Pausfen feilbaarheid , het gezag der Algemeene Kerkvergaderingen boven hem , zyn R.egtsgebied door Kcrkrcgels bepaald , de Kerkciyke magt enkel gecstclyk , en de Souvercinen nevens hunne Staaten 011afhanglyk van den Paus te weezen. V. Moet men zich niet verwonderen over de Verdraagzaamheid der staaten van Utrecht in het toelaaten van een Roomsch ■Concilie ^n hunne Provintie ? A.  MIS- EN CETYDE-BOEKEN. 14I A. Overweeg , dat deeze eene Kerkvergadering van Janfenhten was, wier gevoelens geheel onlchaadelyk zyn voor den Staat, en welke zelfs veel nader aan de onzen komen , dan die van andere Roomfchen. Een Concilie , door j/efuiten gehouden , zou men gewis niet verdraagen hebben. V. Gaan wy nu over tot onze Kerk? A. Dit kunnen wy doen; maar my valt, daar wy van Roomfchen fpreeken, eene byzonderheid te binnen , die ik U, by deeze gelegenheid, wil vernaaien. Gy hebt gehoord (IV Deel, bladz. 416, 417) dat men, by de Beeldftormery , in den jaare 1566 , zo veele Boeken en andere Kostelykheden wegdroeg , als die korte verwarde ftonden toelieten. Daaraan moet men tocfchryven het behoud van eenige Mis- en Getyde-Boeken, die nog hier en daar , doch weinig in getale , by deezen of geenen Minnaar van dergelykc Oudheden gevonden worden. Ik kan er U laaten zien van hoogen prys , die , reeds in de XIII of XIV Eeuw, dooide Monniken, allerfierlykst, op Pergament gefchreeven , en met de fchoonfte Tekeningen verfraaid zyn. Dan onlangs , ik meen , in het jaar 1756 ontdekten de Arbeidslieden , op het Stadhuis te Gouda , in de Kamer der^ Burgemeesteren , eene Deur agter het Behangfel , dat zy wilden verttellen. Die geo-  na beeld van paulus. geopend hebbende , vonden zy, in eene verborgen Kast , een Borstbeeld op een vierkantig voetftuk, gaande byna tot de heupen , van hout en pleister toegefteld , verbeeldende st. paulus. Daarby lag een Almanach, met ouderwetfche Letteren op één blad papiers gedrukt , met dit Opfchrift : „ Jesus Aimanach van MDXLIV " nevens een berigt , dat het gezegde Beeld , ten tyde der Beeldftormery, uit de Groote Kerk gered , en daar ter bewaaringe geplaatst was. Laat ons hu , na het melden van deezen fraaien vond , overgaan tot onze Kerkelyke zaaken. V. AVaartoe dan ? A. Tot het geen, tweehonderd jaaren laater, by ons vernomen werdt. Men twistte nu niet over het al of niet dulden van Beelden ; maar over eene zo genoemde Kerkelyke Verdraagzaamheid. Reeds voor lang hadden fommigcn in Engeland en Duitschland, ook etlyken alhier, de bekende Formulieren van Eenigheid , als een onvcrdraaglyk juk aangemerkt, en , uit dien hoofde , dezelven willen verwerpen, om, als dan, hunne gedachten over de Leerftukken des Geloofs vryer te kunnen zeggen. Men wilde by de Hervormde Kerk blyven ; maar deeze Kerkelyke Verdraagzaamheid geoefend hebben. Ten deezen tyde kwam dit Huk alhier ter baane ,  geschil over de verdraagzaamheid. 143 baane , en gaf aanleiding, dat eerst de Utrechtfche Hoogleeraar bonnet, in den jaare 1766 , by het doen eener Academifche Redevoering , aantoonde , in hoe verre de Verdraagzaamheid in den Godsdienst verkeerd en fchaadelyk ware ; en naderhand fprak de Leidfche Hoogleeraar van der kemp over dezelfde ftoffe. De tekening van Verdraagzaamen , door deeze twee Mannen gemaakt, geviel niet aan den Heer goodricke , een' Engelsch' Heer , die zich te Groningen ophieldt; des hy eene andere gaf. Langs deezen weg kwamen verfcheiden' Schriften, voor en tegen , in het licht, doddridge's hooge achting , door deszelfs vertaalde Schriften , hier te lande verkreegen , byzonder door den Oorfprong en Voortgang van waa~ re Godsdienstigheid in 's Menfchen Ziele , aangepreezen door den waardigen Amflerdamfchen Predikant peiffers , en door den welfpfeekenden vernede , Fransch Predikant aldaar, op begeerte van Prins willem den IV, met eene fchoone Voorrede over de Geestdryvery, in het Fransch overgezet; ik herzeg , doddridge's hooge achting hadt , by deeze gelegenheid , veel te lyden ; vermids men eenige brokken uit 'sMans Werk A Courfe of Le&ures , uitgegeeven na zynen dood en wel door s. clark, in het licht bragt , waardoor veelen, in hunne ge- dach-  144 geschil over de predikwyze. dachten omtrent de Regtzinnigheid van dien geleerden en braaven Man, aan het wankelen gebragt werden. — Nog kwam hierby, of ging vooraf een Gefchil over de beste Prcdikwyzc, waarin drie Vaderlandfche Hooglecraars en zo veele Predikanten gewikkeld werden. Vóór ruim ddne Eeuw volgden onze Vaderlandfche Leeraars , toen meest der Engelfche taaie kundig , den toenmaaligen önbefchaafden Prediktrant dier Natie, en bemoeiden zich minder met eene lettcrlyke of zo genoemde Analpifche verklaaring, waarin van till en van alphen uitmuntten, en dezelve zo doordrongen , dat ze de eerfte deeden ondergaan. Dan , federt dien tyd,, klaagden veelen over lange , niets beduidende , en fchraale woorden- zifter yen , waarin de hoofdzaakclyke (lokken van den Tekst meestal vergeeten werden , des zy meer zaaken en minder verklaaringen van duidelyke woorden begeerden. — Dit gefchil, nevens anderen , by voorbeeld , over de Regtvaardiging ; over den aart der Sacramenten , waardoor de geleerde janssonius bekender werdt ; over de algemeene aanbieding deiZaligheid , en dergelyken , hoewel men ze met meer gcraaatigdheids zou hebben kunnen voeren , waren , door 's Hemels gunflige beftelling , niet geheel zonder vrugt. Zy leerden meer , eikanderen in geoorlofde zaaken te  maatschappy van geleerden. 14,5 te yerdraagen ; de Hukken , die in gefchil flonden , bedaardelyk en naauwkeuriger, dan voorheen , te bezien , en vervolgens netter te bepaalen. Deeze ophelderingen in min of meer duister gebleeven , of niet grondig onderzogte ftukken , waren den verftandigen en godvrugtigen hooglyk aangenaam , en voor allen nuttig. Ten minften werden de waare gebreken in de Predikwyze, waar ze plaats vonden, aangeweezen, en by veelen verbeterd. V. Waren er maar meer heilzaame dingen voor den dag gekomen ! A. Is dat ten deezen tyde niet gebeurd? Moeten wy niet, onder duizend dankzeggingen aan den Schepper van der Menfchen leven , de Stichting van de maatschappy tot redding van Drenkelingen te Amfterdam, in den jaare 1767 , roemen ? welke edele daad , bekroond met de gezegendfte gevolgen tot op deezen dag , den luister des Vaderlands zo zeer verhoogd heeft, door gansch europa bewonderd , en door de meeste Ryken nagevolgd is.— Moeten wy niet denken aan het vlissingsch genootschap , in den jaare 1768 ; aan het bataafsch genootschap te Rotterdam , in den jaare 1770 gefticht,; aan de maatschappy der Neclerlandfche Letterkunde te Luiden , die , nevens de Haarlemfche , de vier voornaamften des Vaderlands zyn , en V. deel. K zo  I46 maatschappyen van geleerden. zo veel tot bevordering van allerleie Weetenfchappcn dagelyks toebrengen ? V. Zyn er meer anderen bygekomen ? A. Zeer veelcn , al mede om de Regtsgeleerdheid , de Zede- Genees- OudheidDicbt- ca Taalkunde op te helderen en voort te zetten , meest onder Zinfpreuken bekend , by voorbeeld , onder die van Floreant Artes Liberales — de Servandis Ci- vibus —— Du/ces ante omnia Blufte Felix meritis — Linguce Petris excolendi amore Pro excolendo jure Patrio. — Studium Scientiarum genitrix Volmaakter 'door den tyd Natuur begaaft , Oefening befchaaft Kunst wordt door arbeid verkreegen Vlyt volmaakt UArt croit par zele. — Dan , die allen worden , dunkt my, overtroffen door het tiaagsch genootschap , Kunstliefde /paart geen vlyt ; gelyk de Groningfche sociëteit van den Landbouw zwigten moet voor de Amfterdam fche maatschappy , ter bevordering van den Landbouw, in den jaare 1766, opgerigt. Het genootschap der Ma- thematifche V/eetenfchappen aldaar kan nog niet beoordeeld worden , daar hetzelve, in den jaare 1779 , bepaald , nog in zyn eerfte opkomen is. Van goeden reuke is het Provintiaal Utrechtsch genootschap van Konsten en iVeetenfchoppen , waar aan , in den  ■maatschappyen van celeerden. 147 den jaare 1780, de hand is eeflaagen, en het welk reeds goede eerftclingen heeft voort gebragt.— De Natuur- en Geneeskundige correspondentie in 's Ilaage , van den jaare 1779, zal eene der nuttigfte Inftellingen voor 't geheele Vaderland zyn , behoudt zy de tegenwoordige onderfteuning.— meter teyeer van der hulst te Haarlem liet, in den jaare 1778 , eene verbaazende fommc gelds na, met last , om Vraagen in verfcheiden' Takken van Weetenfchappen en Konsten uit te fchryven , en de beste Antwoorden met kostbaare Medaillen te beloonen. Deeze vermogende Inftelling zal veele anderen, gelyk de Ondervinding reeds toont, verduisteren. Te Amfterdam vindt men' een aanzienlyk Gezelfehap , onder den naam van Concordia & Libertate , dat in den jaare 1758 , opkwam. Dikwyls hoorde ik daar ^ de fchoonfte ftolTcn , op eene uitneemende ' wyze, in Redevoeringen behandelen. De geleerde lublink heeft, onlangs, vier der zynen, in druk, doch alleen aan zyne Vrienden gefchonken.— Alle deeze Inftellingen moedigen de beoefening der Letteren niet weinig aan, zo wel als de Gedenktekenen, die men, eerbiedshalven , op de Graflieden van groote Mannen , hoewel laat, oprigtte. Zo deedt men voor den vermaarden boerkaave te Leiden, voor den grooten Dichter vondel in de K 2 Nieu-  I4S vaderlandsche genootschappen. Nieuwe Kerk te Amfterdam , en voor den onfterflyken hugo de groot , zo naby het Graf van Prins maurits te Delft. En, hoe dikwerf rusten de Dooden digt byéén, die in hun leven verre van eikanderen gefcheiden waren , ten aanziene hunner denkwyzen en handelingen ! V. Welk een aantal van genootschappen in ons Vaderland ! A. Gy mogt wel gezegd hebben : „ en zulks in ons bekrompen Vaderland , en binnen zo korten tyd" : want vóór den jaare 1752 , kende men er hier geene ! Gewis , wanneer men 's Lands kleinen omtrek gade flaat, is derzelver getal te groot. Het één doet nu ook reeds nadeel aan het ander : behalven dat de luister , die , in den aanvang , den eerffen Leden toeftraalde , als eene vergelding hunner Geleerdheid en hunnes Yvers , thans te zeer verdeeld en door de menigte verdonkerd wordt. Hiervan ontvalt thans den bekwaamen Mannen , die anders vaardig de pen zouden opvatten , veelal de lust , om op fommige uitgefchreeven' Vraagen te antwoorden : zy laaten dit aan minderen over , waardoor zodanige fchoone oplosfingen, die men anderszins veiwagten kon, agterblyven. Het ware des te wenfehen , dewyl dit edel werk kan gezegd worden nu overgedreeven te worden , dat mindere Genoot-  vaderlandsche genootschappen. 149 nootfchappen den grooteren mogten ingelyfd worden ten algemeenen nutte , terwyl zy , zulks begeerende, eg-ter op zich zeiven zouden kunnen beftaan. Dus konden, by voorbeeld, met de Haarlemfche maatschappy, het FlisJingsch en Bataafsch genootschap , als mede de Amfterdamfche maatschappy tot bevordering van den Landbouw , en die van Floreant Artes Liberales vercenigd worden ; ook de Natuur- en Geneeskundige correspondentie van 'j Haage , nevens het Genootfchap de Servandts Civibus-: en alle de overigen behoorden ondergcfchikt te worden aan de maatschappy der Nederlandfche Letterkunde te Leiden. Dan, laat my hiervan niets meer zeggen , zo lang bet edel doelwit , om ten meesten nutte vercenigd te arbeiden , deeze Vaderlandfche Edelmoedigheid niet zal voortbrengen. V. Van wat anders dan, volgens de tydsorde , nu gefprooken ! A. Volgen wy dezelve , dan moet ik U doen hooren eene klagt over eenen Remonflrantfchen Predikant te Leiden, die de vryheid nam , van de Handelingen der Hollandfche Synode, in den jaare 1771 , gehouden , te noemen een Overblyffel van de duistere tyden , van Hiërarchie , van Onkunde en verwarde Dagen. Over zulk eene faal zou men zich , in den aanvang der K 3 voo-  I50 REMONSTRANTEN EN VAN DER MARK. voorige Eeuw, geduurende het fel blaaken der verregaande bitterheden, niet verwonderdhebben : maar in deeze ftille tyden zulke fchampere woorden , zulke laage verwytingen uit te braakcn , zal geen befcheiden Remonftrant immer billyken. — Ook kwam het der Nederland fche Synode vreemd voor,, dat men de Godsdienstoefening der Remonftranten aanmerkte, als niet by oogluiking der Overheid geduld ; maar door openbaar gezag verkreegen. Dan , wat won men met zodanige dingen ter baane te voeren ? 't Zy verre van ons , dat wy de bovengemelde taal van eenen geftoorden Leeraar, of deeze Stelling op de rekening van alle Leden deezer Gezindheid zouden nellen: zy gaven egter aanleiding , dat men naamver toezag tegens zulken , die meer zulke onedele aanvallen in den zin mogten hebben. En de vrees voor den voortgang of het uitbreeken van Remonftrantfche Stellingen drong de Synoden , om zo lang by Friesland aan te houden, tot dat deszelfs Synode, in den jaare 1767 , den by haar nog onbekenden Artykel , van tegen de Arminiaanen toe te zullen zien , aannam. V. Viel er niets meer opmerkelyks voor, hier of elders ? A. Te Groningen werdt , in den jaare 1773 , FREDERIK ADOLF VAN DER MARK , Hoog-  jesuiten te maastricht. 151 Iloogleeraar in de Regten , wegens bet afwyken van de Leer der Kerk , hoewel by dat ontkende , van zyncn post gezet. Voor en tegen de wettigheid deezer handelwyze zag men verfcheiden' Gefchriften in 't licht komen. Op welk eene wyze de Regeering van Deventer, hiervan geoordeeld heeft, blykt daaruit, dat zy deezen geleerden Man, die, federt zyne afzetting , het Iloogleeraarfchap te Lingen bekleed hadt, in den voorlcedcn jaare , binnen haare Stad geroepen heeft , om daar de Regtsgckcrdhcid te ondcrwy- zen. In den zelfden jaare Helden de algemeens staaten orde op de Je/uiten, die alleen binnen Maaftricht, volgens een oud verdrag , toegclaaten waren. Gy weet, dat hunne Orde vernietigd was (IV Deel, bladz. 243). Dan , de staaten verklaarden , daarin niet te handelen uit kragt der Pausfelyke Bulle , die de affchaffing behelsde ; maar uit eigen gezag en voorzorg, op dat ons Vaderland , door derzelver fchaadelyken invloed , niets zou te lyden hebben. In één onzer voorige Gefprekken zeide ik U (IV Deel, bladz. 246) , dat die Orde het genoegen hadt , van in Rusland en Pruis/en nog geduld te worden : dan , federt dien tyd , is de Zon huns voorfpoeds door de magtige Czarin van Moscovie zeer verdonkerd , alzo zy derzelver vernietiging K 4 mede  152 afgeschafte kloosters. mede erkend heeft, hoewel zy hen in haar Ryk duldt. Deeze Geestelyken , nevens zo veele Legioenen Monniken, befchouwen met geen minder fmert , welke affchaffing van Kloösteren in het Ryk van Napels en Spanje in til is , zo de laatfte kragten van het Bygeloof en de Domheid indedaad daar bezwyken; voorts welke Verdraagzaamheid de Keurvorst van Trier thans in zyne Landen, door den Hervormden Vryheid van Godsdienst te vergunnen , ingevoerd heeft ; en hoe Keizer josephus de II voortgaat de Roomfche Kerk te verbeteren. By deeze gelegenheid fchictcn my nog drie byzonderheden in, die Gy, ongetwyfeld, met genoegen hooren zult. V. Welke zyn die ? A. De eerfte is eene Aanmerking van eencn oplettenden Man', die dus fpreekt. „ Vierhonderd jaaren , zegt hy , fcheenen verordend te zyn , om een groote Omwenteling in de gefteldheid der Menfchen voort te brengen. Tot dezelve moest niet het begin of het einde , maar juist het midden dier vier Eeuwen dienen. In het midden toch der XV Eeuw, herleefde de Geleerdheid in het Westen na het inneemen van Conftantinopole. In europa viel er, te midden der XVI Eeuw , eene groote Verandering voor , ten aanziene van den Godsdienst ,  gewigtige veranderingen. 153 ■dienst , door middel der Hervorming. In het midden der XVII Eeuw voerde cartesius een nieuw Stelfel van Wysgeerte in , 't geen zo groote gevolgen hadt. Eindelyk, in het midden der XVIII Eeuw , bragt de Val der Jefuiten eene verbaazcnde Verandering voort in de Roomfche en Protefiantfche Kerk. " De hegtfte fteunpyharen der eerfte fchudden indedaad , het gantfche Gebouw waggelt. De andere , na eene zo langduurige verdrukking, begint ruimer adem te haaien. Wy ftaan verbaasd over deezen verwonderlyken weg van God , en kunnen naauwlyks gelooven wat onze oogen zien! V. Nu de tweede byzonderheid ! A. Gy weet misfehien , dat een NonnenKlooster in Weenen , na dat de Inwooneresfen , op 's Keizers affchaffing , het zelve verhaten hadden , door de Lutherfchen en Gereformeerden dier Stad gekogt is , om daarvan twee Kerken voor zich te maaken. Dan, Gy kunt denken, dat hetzelve, vóór de overgaaf aan deeze Proteftanten , van Beelden en Sieraaden moest ontledigd worden. Wie zou toch deeze heilige dingen ter befchimpinge aan Ketters overlaaten ? Dit niet alleen, maar de Graflieden moesten ook geruimd worden. Zouden de ooren der doode Heiligen de Leerredenen van Gereformeerden en Lutherfchen, die zy jn hun K 5 leven  154 beenderen van heiligen, leven gevloekt hadden , nu gedwongen woiy den , om dezelve aan te hooren ? Zouden de onreine voeten deezer Afvalligen van de oude Moeder-Kerk wandelen over het heilige ftof, aan de gewyde aarde zo lang vertrouwd ? Neen! Asch en Beenderen moesten opgedolven en in andere nieuw gewyde Graflieden zorgvuldig overgebragt worden. En welke oude Heiligen moesten dat on-t dergaan ? Een Ooggetuige heeft my verhaald , dat, onder anderen , ■ dit wedervoer aan ferdinand den II (IV. Deel, bladz. 133) , die in zyn leven de Proteftanten h> Bohemen zo hard verdrukt hadt ; en aan de Gemaalin van hendrik den IX, Koning van Frankryk , , die , jn en na den • berugten Bartholomeus - nagt , zo veele duizend Gereformeerden liet vermoorden ' (IV Deel, bladz. 93) En juist was deeze Vonlin , te Weenen gebooren , de Stichteres van dit Klooster geweest , in het welk zy ook hadt begeerd begraaven te worden. Dus moesten Asch en Beenderen dier twee groote Per-, foonaadjen wyken , zo veele jaaren na derzelver dood, voor Proteftanten, welker Ge-, loofsgenooten zy hadden doen zwigten voor het harde zwaard eener woedende Vervol-, ging. Deezer Nakomelingen, ten minsten gelyke Geloofsgezinden,, mogten nu in deeze Kerk gerust neerzitten , om het zuiver 1 Woord  v.B.pl.n. Dus moesten Asci en Beenderen dier twee grootePerJbnaadien WJjken- bladz. 154.   schimpschrift OP de monniken. 155 Woord van God ongefloord te hooren, terwyl de Overblyffels dier twee gekroonde Hoofden ontrust, gehoord, gefchommeld en in eene andere gewyde aarde overgedraagen werden „ Hemelfehe Voorzienigheid! doen wy U oneer aan , wanneer wy, by deeze geopende Graflieden ftil ftaande , en het uitnaaien der Beenderen en Asch deezer twee verlaagde Waereld- Grooten , befchouwende , aan Uw verwondcrlyk bellier gedenken '? " V. Als ik van myne verbaasdheid over dit aanmerkelyk geval zal herkomen zyn meldt my dan de derde byzonderheid ! A. Schoon Gy nu van uwe verbaasdheid moogt te rug komen , verdient egter deeze Gebeurtenis dikwyis van U herdacht te worden. . . . Denk er meer aan in het vervolg : ik moet nu , zonder toeven , 'tot de derde byzonderheid overgaan. Dan, ik zal U vooraf zeggen , dat ze niet, gelyk de voorige , van eenen emftigen aart is. Zy is my in den zin gevallen , toen ik zoeven van de Monniken repte. Eilieve lees den tytel van dit Boek: joannis physioPhili Specimen Monacholog'm , Methodo Lintwana, Auguft. Findelic. fumptibus P. Aloyffi Merz. 1783. Het behelst het geestiglte en fcherpfte Schimpfchrift , dat ik ooit op Monniken gezien heb. De Schryver, wiens > naam  156 monniken. souterliedekens. naam ik U niet noemen mag, om. dat hy dien, wyslyk, verborgen heeft willen houden, wordt geteld onder de gelecrdfte Roomfchen van den eerden rang in W Hy befchryft de Monniken, gelyk de Ridder linn^ïus de Infecten , om ze , op de allerbefpottelykde wyze , vóór de ganfche Roomfche Kerk ten toon te dellen. Wat lyden niet twaalf hier getekende Orden dier Geestelyken , voorheen zo geëerbiedigd; wat niet de ganfche fchaar der Roomfchen, wanneer hunne heilige Leidslieden, met zo veele fpotkleederen omhangen , ter algemeene befchinrpinge , aan de kaak gezet worden ! ... Nu ons gekeerd tot ernftiger zaaken. V. Tot welke dan ? A. Eerst tot de nieuwe Pfalmberyming , die zo lang begeerd was , en , ons eindelyk , in den jaare 1773 , gegeeven werdt. Dan , het is der moeite waardig , U hiervan meer te zeggen. De Pfalmen van david werden, ongetwyfeld, by gebrek van andere Liederen, in de IV Eeuw , ter Kerke ingevoerd. (III Deel, bladz. 349) Jonker willem van zuilen van NV veld Was de eerde, die ze op 't Nederduitfche rym bragt, onder den tytel van souter liedekens ghemaect ter eeren Gods op alle die Pfalmen van david : tot ftichtinge ende een gheestelycke vermakinghe van allen Christen men-  souter.liedekens.1 15? menfchen. Zie daar den eerden, nu zeldzaamen druk van dat Boekje, te Antwerpen by s. cock gedrukt , in het jaar 1540, met het Privilegie van Keizer karel den V , in den jaare 1539 , gegeeven. Het zonderlingde is , dat de Pfalmen , op de wyzcn der tóenmaalige Straatdeunen gerymd, en derzelver Muzieknooten onder elk eerde vers gezet zyn. Dus gaat, by voorbeeld, de eerde Pfalm naar de wyze : Het was een Clercxken dat ginck ter fcholen —• de derde naar de wyze : Het reghende feer end'' ick wert nat — de zesde naar de wyze : In Oosteryck daer ftaet een Stadt, fi is fo wel ghechieret , enz. De fchrandere van nyveld doeg deezen weg in , op dat voornaamelyk het Gemeen, 't welk alle deeze wyzen kende , aandonds davids Pfalmen zou kunnen zingen. Deeze Souter Liedekens ,■ nevens de Lutherfche Gezangen, bevorderden zeer derk de Hervorming , en dienden zo vaak tot Troostliederen voor het vervolgde Volk in die benaauwde dagen. Ook konden de Roomfchen , de toonen van draatliedekens hoorende , de Hervormde Zangers daardoor niet ontdekken , aanranden , grypen en hen van Kettery befchuldigen. V. Heeft men dezelven ook in den opeubaaren Godsdienst gebruikt ? A. Toen men ze daarna ter Kerke wilde  158 souteruedekens. de invoeren, werden ze befpot'; hoewel men #r zich te voorcn niet aan geërgerd hadt. Zy moeten egter hunne achting by veeten gehouden hebben , alzo ik ook eenen druk heb , die byna zestig jaaren daarna , dat is , in den jaare 1698 , door salomon de roy te Utrecht gheprint is. Wanneet calvinus , in den jaare 1543, marots en eeza's gerymde Franfche Pfalmen in 't licht gaf, ontvingen Roomfchen en Onroomfchen dezelve zo gretig , als ooit een Boek wedervoer. Wie ze op Muzieknooten ' ftelde , heb ik U gezegd (IV Deel, bladz. 66). Deeze Nooten kwamen ongemeen te pas. In de XI Eeuw moest de Jeugd tien jaaren lang befteeden , om in bet eenvoudig zingen bedreeven te worden, guido aretinus , dat plaagen der Kinderen moede , fcherpte zyne zinnen , om eene gemakkelyker wyze uit te vinden. Hy beproefde dan, ut re mi fa fol la , zynde de eerlte Syllaben van zekeren Lofzang, ter eere van johankes den Dooper , welke dus begon : Ut queant laxis Re fonare fibris Mi ra gellorum Fa muli tuorum Sol ve poliuti La bii reatum. Hy beproefde, zeg-ik, deeze Syllaben op zekere  eerste psalmberymingen. Ï59 zekere Nooten in de Zangkunde toe te pasfen. Deeze fchrandere vond van aretinus flaagde boven verwagting ; want de Jeugd leerde , federt dien tyd, binnen korten vaardig zingen. Op zulke Muzieknoo- ten gaf Jonker jan van uitenhove , de eerfte Pfalmberyming , in den jaare 1566 , en petr-us dathenus liet eene andere, byna gelyktydig, in Engeland drukken. De laatfte, die daarop in Brabant kwam , en er eenen grooten driftigen aanhang kreeg , vondt ligtlyk gelegenheid, om zyne Beryming in te voeren. Zy werdt , hoewel niets meer zynde dan eene Beryming uit eene Beryming, en, gelyk dathenus zelf beleedt, in grooten haast gemaakt , de beste ten dien tyde gekeurd, by voorraad in de Dordrecht fche Synode van den jaare 1574 aangenomen , en in de Natioriaale Kerkvergadering van den jaare 1578 , waarin dathenus Voorzitter was , bevestigd in de Nederlandfche Kerken. V. En daar bleef het by ? A. Neen ! lucas de heere , een Gunsteling van willem den I, gaf daarna eene andere Beryming : dan deeze en die van dathenus verfchilden in Muziek van de Souter Liedekens, des werdt het zingen der twee eerften voor Kettery gehouden, van nyvelds vvys overleg werdt toen eerst re°t ge-  100 psalmberymingen. gekend. Hier by kwam , dat men den Katechismus van calvinus 'agter de Franfche Pfalmen , en den Ileidelbergfchen , die dathenus , meent men , vertaald hadt, agter de Nederlandfche plaatfte. Zulk een eenvoudig , doch niet wel overdacht bedryf heeft een ongelooflyk nadeel gedaan, en, in eenen zekeren zin , de Hervorming zeer gefluit : want de Roomfchen , eerst zo ingenomen door davids Liederen, fmeeten nu, om die beide Katechismusfen, de Pfalmen weg , door welken reeds zo veelcn van den doolweg des Pausdoms waren afgebragt. Zo veel nadeels kan eene ontydige daad doen! V. Kreeg men geene andere Liederen, gejyk ik zulken agter de Souter Liedekens van van nyveld , geplaatst zie ? A. Men ftelde er ecnigen op , in den jaare 1615 , die men, op last van Utrechts staaten , agter de Pfalmen zou voegen ; maar het Volk wilde dezelven niet zingen. voetius noemde ze ongefchikt, gewrongen, luchtig, niet zuiver. aldegonde en anthonis de hubert gaven andere Pfalmberymingen , in de jaaren 1617 en 1624. -— jacobus revius maakte , in den jaare 1640 , eene Verbetering van die van dathenus , waarby de Voorzang vópi de Predikaatfie en de Avondzang gevoegd waren. dirk van kamphuizen w3s de eerfte,  oude psalmberymers. igj eerfle, die er voor de Remonftranten maakte. Het een en ander bragten te weeg , dat de Noordhollandfche. Synode te Enkhulzen , in den jaare 1636 , befloot , de gebreken van dathenus Beryming in overweeging te necmen ; maar , drie jaaren laater, oordeelde de Synode te Haarlem , zuffciè ondoenlyk te weczen , waarop de heerfchende drift tot verbeetering bekoelde. — De Vaderlandfche Dichters zaten egter niet geheel ftil: zy beproefden, van tyd tot tyd, daarin hunne kragten , by voorbeeld , hen- ricus gelddorp , johan de brune, cornelis boey , ciirjstiaan van heule , jacob wester baan , hendrik br uno , [oost van den vondee , antonius deütekom , aarnout van overbeeke , jacobus clercquius , tjaard bonnema , hermes celosse , dirk adriaans van disselburg , johannes six van c handel ie r , joaciiim oudaan , johannes acronius van buma samuel van huls , matthias van westhuysen , johan vlakveld en tohannes roldanus : dus twintig Berymingen federt den jaare 1644 tot 1686. — De*Am fterdamfche Doopsgezinden maakten, in den jaare 1684 , eene Verzameling uit de beste Berymingen , voegden daar agter eenige Liederen , namen die aan, en heten dathenus Beryming vaaren. — hendrik ghysen , een V. deel. L ' , f Am-  iö2 laatere psalmberymers. Amfterdamsch Voorzanger , ftelde , in den jaare 1686, eene nieuwe op, uit zeventien der beste Berymingen , welke arbeid van de voornaamfte Dichters hoog gepreezen is , en, federt , vry algemeen goedgekeurd. abraham xROMMius gaf er ook eene; doch die alleen in Groningen behaagde. V. En maakten zo veele Berymingen onze Landgenooten nog niet wakker? A. Ja ! De Synode van Fries-land vraagde , in 't jaar 1698 , het goeddunken van Franekers Godgeleerde Hoogleeraars, die voor eene Verandering Hemden. Men begon des op eene andere Beryming te denken ; maar, volgens der staaten befluit , veroorlofden de Tyden dat werk niet. Dus bleeven der Friezen braave poogingen niet minder, dan drieënvyftig jaaren lang , ftceken. '1 Gaf egter aanleiding , dat de volgende Dichters nieuwe Berymingen onder het oog deiKerk bragten , by voorbeeld , cornelis van eeke , MATTHEUS Gargon , N1C0LAAS VAN der meer , CORNELIS van VLEUTEN , FRANCOIS halma , die-k smout , pieter de GROOT , CHRISTOFFEL PIERSON , PIETER van gunst , (die er agttien jaaren lang aan arbeidde) en fredeiuk duim. Zo veel nutteloos werk werdt er afgedaan , hoewel het den Dichteren ter hooge eere ftrekte. De Ondervinding toonde , dat men , door het  dathenus rym aangerand. bet voortbrengen van zo veele Berymingen, tot het doeleinde niet zou komen.' Intusfchen werden Taal- en Dichtkunde, door zo veel arbeids, merkelyk verbeterd en befchaafd: ook begon dathenus rym , hoe langer te meer , te verveeien. V. Maar hoe raakte dat dan weg? A. Toen pieter üoddaer t , Griffier der Zeeuwfche Admiraliteit, in den jaare 1745, de Gedichten van johan moorman uitgaf, plaatfte andreas andriessen , Predikant te Veere , een Lofdicht daarvoor , en tastte , in éénen regel , het oude wanftallige rym van dathenus aan. petrus dathenus , een Middelburgsen Boekverkooper , en Aframmeling van den ouden Pfalmbervmer, dat verneemende , ftoof op in grammen moede, rekende zich daardoor hoog beledigd, en dreigde andriessen met een' Antwoord. Deeze, daarop befluitende hem met een ander Gedicht te voorkomen , tekende de gebrekkelykfte plaatzen uit dathenus Beryming op. Maar de Boekverkooper zweeg, ftierf, en dathenus Naam met hem. De Haagfche Clasfis begon zich mede, in den jaare 1754 , tegens eenige harde uitdrukkingen van dathenus rym te verzetten. Dit deedt nu andriessen zyn Vertoog , aangaande de noodzaak iykheid en mooglykhebd der Verandering, uitgeeven, waardoor de teL 2 gen-  IÖ4 DATHENUS RYM GEGISPT. genzin van dathenus Beryming allerfterkst aanwiesch. —— Maar niets deedt meer uit, dan V. Dan welk een ftuk.... ? A. Dan de Uitgaaf der Datheniana door juvenalis glaucomastix , een verfierde naam , waaronder , zegt men , jean guepin , Schepen en Raad te Vlisfingeh , zich febuU hieldt. Dit Stukje , in den jaare 1758 verfchynende, was een geestig, doch zeer feberp Hekelfchr-ift op dathenus rym en taal. Die twee Werkjes van andriessen en guepin gaven des allerwege veel opziens , en den doödfteek , mag men zeggen , aan- dathenus Beryming. Meer andere Schriften volgden daarop. — joannes euseeius voet liet vervolgens eene proef van eene nieuwe Beryming zien. De llaagfcbe Clasfis droeg zorg, dat men er van fprak op de Synode, en de Bvmmelfche Clasfis nam ze, iü den jaare 1756, in overweeging. Dan, in den volgenden jaare , deeden Gelderlands staaten den eerften ftap , en gaven der 'Synode vryheid tot eene geheele vernieuwing, zonder den Dichter te bepaalen. Friesland ftemde voor halma en ghysen : Groningen was voor den laatltcn : Orerysfe! bepaalde niets: Zuid- en Noordholland' gingen traaglyk voort : eindelyk behieldt voet den rang by de eerfte. V,  N/EUWE PSAXMBERYMING OVER VVOOGEN. ï.vL 3 den ,  l66 nieuwe psalmüeryming voltooid. den, Heer tot Hemmen, en tdomas hoog, Raadsheer in den Hoogen Raad van Holland, beide uit naam der algemeene staaten , waarby de twee .Advocaaten visser en van de kasteele , als Scbryvers , gevoegd werden, die dat werk , in honderd éénentwintig zittingen , ten einde bragten. V. En daarop verlcheen dat in 't licht? A, Na dat de eerfte Druk in Folio voor de staaten van elke Provintie vervaardigd was , werdt dezelve , ten algemeenen nutte , in allerlcie Formanten nagedrukt. En deeze P>eryming werdt met genoegen en dankbaarheid ontvangen. Vóór het invoeren deeden verfcheiden' Leeraars wél gefchikte Leerredenen. Veele Overheden en Kerkeraaden beflooten tevens, de mankgaande Zangwyzen te veranderen , het geen de Gemeenten met genoegen volgden : maar te Westkapelle , Vlaard'rr.gen en vooral te Maasfluis, vielen daarover zo veele onlusten voor , die dolzinnige heethoofden verwekten, dat hoog Gezag dezelven ftillén moest. V. Is dat nu afgedaan ? A. Wat zal ik er meer van zeggen ? iets meer van de Profeetifche Pfalmen, dan er reeds gezegd is , (III Deel, bladz. 349) en dan nog wat van de Liederen , die er aan ontbreeken; of van de Muziek, die oud en onbekend is ? —— Het is ontegenzeg- gelyk,  lieden by de psalmen. 167 gelyk , dat alle Pfalmen leerzaam zyn ; maar ook , dat de Staat der Gemeenten niet altyd ftrookt met den Staat van david , om , op eene gelyke wyze , hem in het zingen na te volgen. fs het wél , het geen in fommige plaatzen in trein is , naamelyk, dat de honderd en vyftig Pfalmen agter eikanderen door de Gemeente gezongen worden ? Is dit met verftand zingen ? Ik heb U gezegd , wat de Confiftorie van Breinen gedaan heeft. (IV Deel, bladz. 283.) De bovengemelde Leeraars , die onze tegenwoordige Beryming toeftelden , hielden aan, om eenige Evangelifchc Liederen by de Pfalmen te mogen hebben ; maar men heeft daartoe niet kunnen belluiten. De dag kome , op welken dit beter vlotte! — Wat de Muziek aangaat: wie zal durven beweeren , dat wy de oude waare. Muziek onzer Pfalmen kennen ? Sommigen, gelyk de XXV, LI, LXV, LXVI, LXVDI, LXXIII, LXXVI, XCV, C, CV, CXIX, CXX^XVIU en- weinige anderen gaan nog al op eenen aangenaamen toon ; maar ik zal niet beweeren , dat wy de eigenlyke zangwyzen , door den Muziekmeester bedoeld, indedaad treffen. Kan men den CIV , zo uitmuntend berymd , in alle Gemeenten laaten zingen , zonder verwarring te hebben , en zulks alleen om de onbekende Muziek ? Zingen L 4 wy  I6ö zangschoolen. wy foms niet eenen Lof-Pfalm op eenen treurtoon , en een Boet-lied op eene vrolyke wyze ? V. Hoe dit te verhelpen ? A. Het is vreemd , dat de Natie haare aandagt niet al lang bepaald heeft op het dichten van Zangfchoolen , waar in men leert , met de zo genoemde vier Stemmen te zingen , bet peen zo gemeen in Dmtschiand is. Wérden de Kindcrs daar in wél onderweezen , 't geen hun een groot .vermaak zou gteven ; dan zou dat niet alleen ■invloed hebben op het openbaare Kerkgezang ; maar ook in ben verdooven den lust tot liet opdeunen van zo veele onnutte liederen , als bun thans in de hand geflopt worden door de landloopers. Laat er, uit zo veele Dichtkundige Genootfchappen , één opdaan , dat jaarlyks Liederen levert voor Kinderen : daarmede zal het oneindig meer nut doen , dan wanneer het vyftig Bockdeelcn met de edelde Puikdichten in het licht brengt. Nog één woord aangaande ons Kerk-Muziek , of liever deeze Aanmerkingvan eenen Vaderlander. ,, Waarom , zo vraagde hy onlangs , waarom ziet er niet ééue eenige verbeterde Kerkmuziek voor onze Pfalmen het licht , daar de tegenwoordige Muziek van gaudimel , naamelyk die onzer pfalmen , niet hooger te fchatten zy, dan de  PSALM-MUZIEK. ïöp dc Dichtkunde van datiieen ? Is dit toe te fchryven aan onkunde , aan gebrek van Componisten , of dat de Dichters minder prys op den Godsdienst (lellen , dan deeze laatden ? Neen ! Maar , men heeft kosten noch moeiten willen beiteeden aan een verbeterd Kerkmuziek , eer men eene nieuwe Beryming hadt. 't Eerfte zou , mooglyk , nog meer beweeging , dan het laatfte gemaakt hebben. By eene algemeenc verandering moet men de fprongen niet te groot maaken. Maar mag meii , de eene nu gemaakt zynde , niet hoopen op eene tweede ? Men onderneeme dit , eerst tot een byzonder gebruik , en valt eene zoetvloeiende verbeterde Muziek in den fmaak, zal eene tweede verandering mogelyk worden. Dat kundigcn daaraan de hand (laan , heek en halve nooten om de minste kosten behouden , en de voorhanden zynde druknooten gebruiken : dat de Drukkers verandering maaken in den fleutel , en twee of drie maattekens met de maatltreepen necmen, waartoe zy zich bedienen kunnen van de kruis - en mol - tekens, die zy voor het Quarto - formaat hebben." V. In deezer voege hebben wy dan onze nieuwe Pfahn - beryming verkreegen ! • A. ja , na zo lang over de oude Beryming geklaagd , na zo veele moeite, aanL 5 ge-  I70 onrust in friesland. gewend te hebben , om vcrfchillende gevoelens te vereenigen , om onkunde te overwinnen ! Veelen toch onder 't gemeen waanden , dat men de eigenlyke Pfalmen van david , in de Heilige Schrift vervat , veranderen wilde , of veranderd hadt. Gy verwondert U, mooglyk, daar over; maar laat ons tot het volgende jaar 1774 overftappen , en Gy zult eene nieuwe verbaazende proef van onkunde , of fcbuilende ligtgeloovigheid in Lieden van onzen tyd vernecmen. De Sterrekundigen , naamelyk , hadden berekend, dat de Planeetcn , mercurius en mars, op den agtften May deezes jaars , zeer na, voorby onzen Aardbol zouden loopen ; en een ander hadt gezegd , dat édne denzelven zou kunnen raaken. Dit gerugt werdt verbreid , vergroot en geloofd. In Friesland vooral waande men , dat de ondergang der Waereld naby ware ; des veelen daar en elders , allen arbeid nu onnut rekenende , hunne kostwinning^ ftaakten. Zo deeden ook fommigen , doch heimlyk , te Amfterdam. De Regeering van Leeuwaarden , getroffen door deeze ydele ligtgeloovigheid , liet het ontrust gemeen door eenen kundigen Man anders onderregten , en verzekeren , dat men, op dien dag , 's morgens by helder weder, mars , venus , mercurius , de maan «1 jupiter , wiens vermogen op de Aarde dan al-  onrust in friesland. 171 allerkleinst zou weezen , zou zien in het Teken van aries ; bygcvolg dat er , ten dien dage , niets gebeuren zou , dat naar eencn ondergang zou gelyken. By allen vondt deeze verzekering geenen ingang. Eén Heelmeester heeft verhaald , vóór dien dag zo veele ontftelde Lieden ader gelaaten te hebben , dat alles zamengenomen een ongelooflyk getal ponden bloeds zou uitmaaken. Eindelyk kwam de Dag , wiens ftille afloop alleen de gemoeden kon bedaaren. 's Avonds vóór denzclven verfcheen een oneindig aantal Menfchen op de Wallen der Steden , om , onbelemmerd , de eerfte beginfelen der Wacreld - verwoesting te zien. Duizend Harten klopten van vrees. Was er toen een Onweder ontflaan , gelyk in die Maand zo • ligt hadt kunnen gebeuren , hoe zou het deezen , dat als een voorteken houdende , vergaan zyn ! Gelukkig , dat de Dag ftil aankwam ! Men vernam op denzelven niets van dien aart , en alles liep zo vreedzaam af, als de staaten hadden laaten verzekeren. Wie zou zulk eene onrust, door den Godsdienst en de Rede weerfprooken, in deeze verlichte tyden vermoed hebben ! V. Ydele en dwaaze ontroering ! A. Dit mag men met regt zeggen ! Dan in hetzelfde jaar gebeurde 'er iets , dat de gemoeden der Kerkleeraaren beroerde, da- vid  17^ gevoelen van kleman. vid kleman , Hervormd Leeraar te Foorburg , om zyne Schriften en dienst in de Kerk geacht , gaf, met een welmccncnd oogmerk , alleen om zwaarigheden op te ruimen , zyne Orde des HeiJs in het licht. Hy oordeelde in goeden gemoede , zeer verre van. de Pelagïaanen (III De cl, bladz. 366 , 367.) af te zyn , en , niettemin te mogen Hellen : „ dat Gods- Wysheid en Goedheid een verband gemaakt hadden tusfehen 's Menfchen vryvvillige zedelyke handelin gen en Gods mededeeling van Geloof en zaligmaakende Genadegaaven. 't Schenken der laatften was zo naauw verbonden aan de regte beltiering der eerften , dat alle Menfchen , die een behoorlyk gebruik maakten van hunne natuurkragten , verbeterd door het zedelyk ■ Onderwys van 't Evangelie, en het verrigtcn van hunnen pligt , zekeren ftaat konden maaken op de verkryging van Gods bovennatuurlyke Genade:. dan , die dat nalieten , bleeven beroofd van de genade , en wegens hun vrywillig Ongeloof aan zwaarer ftraifen onderworpen.." Na dat Clasfen en Synoden deeze Stellingen veroordeeld hadden , onttrok hy zich van den Predikdienst, en behieldt zyne jaarwedde tot zyns levens einde. V. Zo volgde de eene onrust op de andere in het Land of de Kerk ! 'nvt A.  geschil over het kaartspel. |$$ A. En daarby bleef bet niet ! Ten zelfder tyde herdrukte men eene Leerrede over het Kaartfpeelen, reeds, in den jaare. 1710, door den Mièdelbu'rgfchen Predikant henricus de frein gedaan. Men zou niet verwagt hebben , dat, by eene zo geringe zaak, de gemoeden van veelen aan den gang zouden komen , en hunne pennen verfneeden worden , om , als eene nieuwe zaak , voor en tegen te fchryven. Het Kaartfpeelen hadt men , reeds lang te vooren , genoemd eene der verdrietiglte bezigheden der hedendaagfche mode.; of een Tydverdryf, dat in de handen van verftandige Lieden befpótting verdiende. Hoe kan men toch pleiten voor iets , dat infpanning vordert , hoewel de Minnaars van dit {pel voorgeeven eené uitfpanning daarin te zoeken en te vinden! „ Geef acht, zcide iemant , op de peinzende ftaatigheid, die er fteeds in Kaartfpeelers , onophoudelyk tuurende op hunne gefchilderde blaadjes, heerscht: zou men dan niet denken , den geheimen Ilaad eens Konings byéén vergaderd te zien , om zaaken van liet meerite belang voor den Staat te ovcrweegen ? Hoe vinnig kyken de oogen naar de kaart , die men ontvangt ! Hoe buldert hy, die eene kwaade kaait krygt! Welk eene onvermoeide oplettendheid in ' allen , om hunne medefpeek-rs eene kans ai* te  174 oorsprong der speelkaarten. tc zien ! Hoe verwoed ziet hy , die het fpel verliest ! En welk eene drift , om hetzelve , 't zy men wint , of verliest, te hervatten en den tyd te dooden ! Is dit dan een waar vermaak , eene regtaartige Uitfpanning voor redclykc Wezens !" Daarenboven zyn de kansfen van dit Spel door laauw uitgerekend, het geen hem doorgaans deedt winnen. Een Spel -derhalven , waarin de Kansrekenaar zo veel vooruit heeft , is , alleen om die reden , ongeoorlofd, V. Maar , hoe zyn toch de Speelkaarten in de Waereld gekomen , en wat betekenen zy ? A. De wyze der uitvindinge en de betekenis zyn zonderling. Omtrent den jaare 1390, vondt men ze in Frankryk uit, als een middel , om karel den VI van zyne droefgeestigheid af te trekken. In den beginne werden zy gcfchilderd , en waren toen van hoogen pryze. De vier Kleuren beduiden vier foorten van Menfchen. De Harten verbeelden de Geestelyken; de Pieken den Adel; de Ruiten de Kooplieden en Burgers ; de Klaverbladen de Boeren. De vier Koningen , david , alexander , C/esar en karel geeven tc kennen de vier Monarchyen der Jooden, Grieken , Romeinen enFranfchen onder karel den Grooten. De vier Koninginnen , argine (een Let-  speelkaarten uitgelegd. 175 Letterkeer van Regina) betekent eene Koningin ; esther de Godvrugt ; judith de Dapperheid ; en pallas de Wysheid. De Knegts of Boeren geeven te kennen de Bedienden der Ridderen , of de Ridders zelve , om dat hogier en laiiire de twee beroemdfte Ridders waren ten tyde der uitvindinge , om welke reden hunne Naamen nog ftaan op de Franfche Kaarten. Zie daar eene verklaaring der Kaarten , meer om uwen weetlust te voldoen, dan om dat zy die moeite waardig zyn. Befchouwt Gy uit verwonderlyk mengfel van betekenisfen; dan zult Gy, denk ik , niet veel vernufts daarin vinden. Een Gallicaansch Synode vondt , twintig jaaren daarna , goed, dezelven den Geestelyken te verbieden. V. Liever wil ik den oorfprong van dit Spel weeten , dan met hetzelve roynen tyd verliezen ! A. Wel zo! Laat ons dan nu overgaan tot eene verfchillende Gebeurtenis. -- Door marmontels Belifarius werdt het Gefchil over de Zaligheid der Heidenen (IV Deel, öiadz. 229.) wederom levendig gemaakt; maar de Rotterdamfche Hoogleeraar hofstede leverde ons een treflyk Tegenfchrift. kberhard van Berlyn vondt daarna goed , eene nieuwe Apologie voor socrates op te reilen , en zyne vreemde denkwyze over de , Leer  176 BbeKjhard wederlege*. Leer der Verzoening aan den dag' té leggen. Van herri zou men gewis zulk eene verre afwykiug van de oude Leer niet verwagt hebben. Drie Vaderlandfche Geleerden, van alphen , hi'et en tis^el , Lnthersch Predikant van • Schiedam , greepen hem des aan , in de jaaren 1774 en 1775 , en gaven hem fchoone wederleggingen'terug. De klagten over bet verval der Regtzinnigheid by de Duitfchers namen , wegens dit en andere Boeken , niet weinig • toe. Zy gingen hierin zeer terug , hoewel ze anders hunnen fmaak in de Wcctcnfchappen ongelooflyk verbeterd hebben. Thans fclïynt het niettemin , dat veelen onder hen begrypen te verre gegaan te zyn , en tot de oude Regtzinnigheid te willen wederkeeren. — 't Gaf ons Vaderland meer eers , te Haarlem dén Oeconomifchen Tak in den jaare 1777 te zien Richten ten voordeele van Konsten en Handwerken , die thans met geen' kleenen luister blyft vastRaan. V. Is het daarby geblecven ? A. Neen ! Er kwam ten halve te voorfchyn 'eene sociëteit ter Voort plantin ge van het Evangelie in de Indien (zodanigen Naam zal zy toch voeren) alzo. eenige aanzienlyke Mannen in ons Vaderland , door den besten ■ yver gedreeven , zich vereenigden , zonder veel ophefs daarvan te maaken , om  godsdienst in indip. j-j Jets nuttigs voor den Godsdienst in die afgelegen' Waereld-deelen te onderdaan. Ik mag hunne Naamen niet noemen, zo lang zy , zcdigheidshalve , verkiezen in eene fchemering td verkecren. Op derzelver verzoek en kosten fchreef de Hollandfche maatschappy der Weetenfchappen te Haarlem deeze Vraag uit , in den jaare 1773. „ Welke zyn de beste middelen , om de waare en zuivere Leer van het Evangelie onder de Bewooners der Colonien van den Staat, meer en meer, te bevestigen , en in die Landftrecken voort te planten." Uit alle ingekomen' Antwoorden werden drie , gefchreeven door de Heeren hofstede , van vollenhoven , en van klinkenberg, de beste gekeurd , en door de gemelde maatschappy , in den jaare i776 , in het licht gegeeven. De Middelen , daarin voorgeflagen , werden te Batavia overwogen ; maar niet in alles goedgekeurd. Eenige redenen van belang fchynen de gemelde sociëteit thans te belemmeren , om met vrugt in dit allerloflykst werk voort te gaan : ten minsten zal er eerst eene algemeene rust moeten komen na den laatften Oorlog met Engeland, om er iets met voordcel aan te kunnen doen. V. Was er dan niets in Indie gedaan ter voortplantinge van het Evangelie ? V. deel. M A,  178 EVANGELIE IN INDIE. A. Ja wel: want zo dra kreeg men geen vasten voet in Oost-Indie , of men zondt er Leeraars heenen , en er werden Schooien aangelegd , om de Heidenen van het Oosten , zo jongen als ouden , ter befchaavinge en omhelzinge van het Evangelie , te beweegen. Den Bewindhcbbcren der Oost-Indifche compagnie behoort deeze lof. Dan genoegzaame Leeraars tot dien arbeid niet te vinden zynde , beflooten zy , omtrent den jaare 162a , onder het opzigt van den Leidfchen Hoogleeraar wal/eus , eene Kweekfchool van Jongelingen ten dienste der Indifche Kerken aan te leggen , waaruit ook indedaad verfcheiden' Predikanten , uitmuntend in geleerdheid en deugd , te voorfcbyn zyn gekomen. Dan , walaïus zyncn dienst daarna neerleggende, liep deeze nuttige Inftelling te niet. Men begeerde die Kweekfchool wel weer te herftellcn ; maar de Bewindhebbers verkoozen , twee in Indie, ééne te Jajfanatpatnam, en eene andere te Ceylon, te ftichten. Dit volvoerde men, in den jaare 1690 , in het Dorp Naloer in het Kojiingryk Jaffanapatnam ; doch liet beftondt niet. Die van Ceyion te Colombo , ten zelfden tyd opgekomen , vertoonde zich ook maar korte jaaren; doch dezelve hadt, boven de andere , het geluk van herfteld te worden. De beroemde Gouverneur imiioff floeg er  evangelie in indie. i79 er eene kragtïge hand aan in den jaare 1739; dan dit zou dezelve niet hebben behoed tegen den ondergang , zo niet de edele weldenkende falck , in den jaare 1765, Gouverneur van ceylon geworden ware , door wiens wakkerheid dat ongeval werdt afgekeerd. Men befloot wel te Batavia, eene nieuwe Kweekfchool aan die Hoofdplaats te dichten; maar pas na den aanleg zag men dezelve verdwynen. V. Welke waren toch de redenen van 't blyvend gebrek van Leeraaren, van de noodzaaklykheid dier Kweekfchoolen ? A. Kunt gy die niet gisfen ? Denk eens, dat de natuurlyke liefde voor Vaderland en Vrienden veelen aan hunnen geboorte - grond boeidt ; dat het gevaar en de ongemakken eener reize van zeven maanden de mccstcn niet aanmoedigt; darmen, volgens het zeggen van anderen, dikwerf hoorde van onaangenaam* bejegeningen , die de heen getogen' Leeraars van de Scheeps-Kapitcinen hadden te lyden gehad ; dat Mannen van geringe kundigheid of flegte zeden dervvaards gingen , liet .geen de braaven affchrikte ; dat Vaderlanders \ daar komende , onbedreeven in de landtaalc , zich de moeite moesten geeven, om die eerst, als kinders , te gaan leeren ; dat zy foms verplaatst werden in oorden , alw? de aangeleerde taal hun niet te Ihtade kwa. M 2 dat  l8o EVANGELIE 'IN INOIE. dat de Kerkdiensten en de zo genoemde Vifttatien byfrer moeilyk waren ; dat zy foms, tegen wil en dank , van den eenen naar den anderen oord , verzonden werden; dat de Lucht in fommige plaatzen ongezond was , en dergelyke. Is dat alles niet genoeg , al ftelt men , dat fommige deezer redenen vergroot waren opgegceven , en , ongeacht de aanmoedigingen van de beroemde Batavifche en Ceylonfche Gouverneurs , van der parra Cll falck , dat de lllSt , Oïïl derwaards te gaan , by veelen bezweek. — Thans duuren de klagtcn , die men van Batavia ontvangt, ten aanziene van het groot gebrek van Leeraaren. Dan, het is te hoopen , dat , na 't ftillen der geleden' en te^ genwoordige onrust , de Bewindhebbers, de bovengemelde sociëteit , en de Synoden deezer Landen met meer kragts zullen kunnen werken , om de Indifche Gemeenten tot eenen bloeiendcn ftand te brengen. En misfehien zal wel 't allermeest daartoe kunnen dienen. . . . V. Wat toch zou 'er meest toe kunnen dienen ? A. Een vreemd Verfchynfel, dat men niet verwagt heelt , in den oord , waarin het is opgegaan ! In 't algemeen is europa , ten minsten Frankryk en ons Vaderland , vervuld met genootschappen ; maar asia , een  BATAVIAASCH GENOOTSCHAP. iSl een zo veel grooter Waereld-Deel , geploft onder de onkunde , heeft er zelfs den naam niet van gekend; en dus lang hadt geene ■daar gevestigde Europefche Natie in gedachten gekreegen , iets van dien aart daar te onderncemen. Die Eer fchynt dan voor éene onzer Colonien aldaar bewaard te zyn gebleeven. In den jaare 1778 (lichtten toch eenige aanzienlyke Liefhebbers van Weetenfchappen eene Maatfchappy van Geleerden te Batavia, onder den naam van 't bataviaasch genootschap , „ om de fraaie Letteren aldaar , en in de overige Oosterfche Volkplantingen op den throon te vestigen , om den fmaak voor Konsten in Indie te vormen , den nayver op te wekken , de nuttige kennis onder het gemeen te verfpreiden , en het Evangelie in die Gewesten wyder uit te zetten." Waren wy gewoon , Loffpraaken in Oosterfche vormen te gieten , en ze hun alzo toe te zenden , wat zou dit genootschap , om dit edel bedryf, dat ook den Godsdienst zo voordeelig kan weezen , van ons niet tc wagten hebben ! Liever necme hetzelve den lof aan, welken europa thans daaraan toezwaait, en nog meer de zedige toejuiching der Vaderlandfche Geleerden, in eiken Brief derwaards met eene vrolyke welmeenendheid uitgedrukt. En ten vertooge, dat dit M 3 ge-  182 geschil te vlissingen. genootschap niet was zamen getrokken, of opgehouden werdt door eenen ydelen Jftatifchen Wind, bekostigt hetzelve niet alleen eenige gewigtige Vraagen, door de Vaderlandfche Maatfchappyen uitgefchrecven; maar heeft ook reeds drie Dcelen met fchoone Verhandelingen het licht doen zien. Welk een yver voor Geleerdheid in het anders kwynend onwectend Oosten ! V. By ons vielen geene andere verbeteringen te maaken ? A. Aan welken denkt Gy ? Zoudt Gy gepleit hebben voor eene ruimer oefening van Verdraagzaamheid , en den Roomfchen eene Kerk, die zy te Vlisfingen ontbeerden , hebben gefchonken ? De Opfchuddingen , die onlangs daar tegen gcreezen zyn , en twee Leeraars het verlies van hun Ampt kostten, hebben gewis derzelver aanleggeren , door eigen verborgen belang gedreeven , niet veel eers aangedaan. — Of zoudt Gy tegens het Bygeloof geyverd, en de oude ingewortelde flegte gewoonte , van Dooden in de Kerken der Lecvenden te begraaven, aangerand hebben , onder de toejuiching van verlichte Lieden ; doch tevens onder de verfmaading van het domme gemeen , of van zulken , die geen moeds genoeg hebben , om er de handen aan te flaan ? Dan zoudt Gy een Eerteken hebben moeten ftellen voor wylen den  BEGRAAVEN IN KERKEN. 1S3 den geleerden Bredafchen Re&or schonk , die zich buiten de Stad aan den gemeenen weg heeft laaten begraaven ; voor den zo waardigen marten schagen , Doopsgezinden Leeraar te Utrecht, die, volgens zyne begeerte, op het open Kerkhof van de Bilt in de aarde gelegd is ; voor de aanzienlyke Stichters van het open, doch bemuurd Kerkhof in de Duinen by Scheveningen , waar de zo edele als weldenkende perrenot deeze eenvoudige regels, in den jaare 1781, anderen ten voorbedde , op zynen toekomenden Zark heeft laaten houwen : Exuvice jaceant putres procul Urhe; nocebam Qjii nemini prudens noceam ne tnortuus opto. Dat is : „ myne rottende overblyffels moeten verre van de Stad liggen : daar ik niemant in myn leven benadeelde , begeer ik zulks na tnynen dood niet te doen" Eindelyk zoudt Gy eenen krans moeten vlegten om het hoofd van den adelyken Jonker , willem RBNé van tuvl van serooskerken , die , in den voorigen jaare , verboodt, de Kerk van Zuilen linger daartoe te laaten gebruiken. • Slaapen onze Vaderlanders , of hooren en zien zy zo veel, zonder te volgen ? V. Is dit nu alles van deeze Eeuw ? M 4 A.  I84 vrygeesten. A. Voldoet zo veel U niet , of ver-langt Gy , agter de Gefchicdenis onzer Kcrk , een Byvoegfel aangaande andere Gezindheden te hebben ? Zo ja, met welk eene zal ik dan beginnen ? Met de Deisten , die ergfte foort van Menfchen ? Welaan ! Ons Vaderland heeft zeer weinige Schryvers , in deeze of de voorige Eeuw, tegen dezelven opgeleverd : een gelukkig teken , het geen men niet aan eene laauwe onvcrfchilligbeid of onbekwaamheid moet toekennen ; maar liever als ecue gunstryke proef der bewaarende Voorzienigheid aanmerken , die, het opfrygen van veele verwilderde geesten uit den donkeren afgrond des Ongeloofs in ons Vaderland niet wilde dulden, vanini (IV Deel, bladz. 118) kreeg by ons geen vyftig duizend Aanhangers , gelyk te Parys. Zo Gy simon tyssot De patot , Hoogleeraar in de Wysgeerte te Deventer , die , onder den bedekten naam van jacques massc! , zyne Voyagcs cjf Avontures befchreef, nevens den lompen adriaan koerbacii , die , ill de voo- rige Eeuw , den Hinkenden Bloemhof van allerlei lieflykheid, in 't licht ftiet , uitzondert ; over hoe veel meer andere openbaare Deisten moest ons Vaderland zich fchaamen ? Tegens cTEmile van roussealf, en FHomme machine van de la jiettrie za-  SCHRYVERS TEGEN DE DEÏSTEN. 1&5 Kfcgen onze Overheden toe. Dugtte men eenig kwaad van de Uitlandfche Vrygeestcn deezer Eeuw , als van mandeville , par- vish , lyon , cooper , ü3 hume in Et» geland; of van den Marquis d'argens , knutzen , lorentz , sciimid , gebiiardi en edelmann in Frankryk en Duitschland; kloeke Mannen gaven onzen Vaderlanderen, behalven de reeds genoemde Werken , (IV Deel, bladz. 237.) de vertaalde Schriften Van pontoppidan , lilientiial , lesz , ciiandler , leland , findlay eu anderen in handen.' Reikten deezen niet toe ter bewaaringe onzer Kerkleden tegen de vergiftige pylen zulkcr haateren van het Menschdom ; zo Helden ons de geleerde hoffmann, klinkenberg, hamelsveld, scuolten, lussing en anderen zeer goede t^genfchriften ter hand , die ten klaare bewyze ftrekten , dat men hier , des noods , de wapenen , zo goed als elders , tegen de Vrygeesten voeren kon. V. Maar , indien deeze Eeuw nog verlichter, dan de voorige, genoemd moet worden , hoe kon men dan tot zulke laage denkbeelden , als de Deisten , vervallen ? ' A. Geloof niet , dat men in ons Vaderland geleerde Deisten gehad heeft , of dat er zulken nog gevonden worden. Zyn er nu meer bedekten of openbaaren dan' vooral 5 heen,  186 BR0NNEW DES ONGELOOFS. heen , Gy moet dat toefchryven aan de veranderde geiteldheid der Tyden. Onze ernsthaftige Voorouders kenden de vier bronnen niet , waaruit de ligt weegende Vrygeestjes hunne kleene kragten thans putten: ik wil zeggen , zy werden niet gejaagd ^ door de tegenwoordige lotte zugt, om anderen in valfche denkwyzen na te volgen : zy zagen het meesterlyk fpotten met den heiligen Godsdienst niet aan , als een blyk van wellevendheid , of als eene proef van fchranderheid en vernuft , gelyk nu : zy kenden de tegenwoordige Weelde en Dartelheid niet , welke de grondbeginfelen van het Evangelie uit het hart verbannen : eindelyk zy vervolgden Dwecpery en Bygeloof niet, zonder de Waarheid wél te kennen, en die ongefchonden te bcwaaren ; eene zaak, die van zulken in onzen tyd vergeeten wordt , waardoor zy tot zodanige fchaadclyke uiterften vervallen. V. Hoe is het met de Sociniaanen , die wy op de Vrygeestcn wel mogen laaten volgen , gelegen ? A. Daar het getal der Sociniaanen thans geringer is in Poolen , en ook in Pruis/en afneemt, waar zy flegts twee Gemeenten , ik meen , te Rudov en Andreaswalde hebben : daar , in den jaare 1716 , de Groote Kerk, het Collegie en de Eoekdrukke-  SOCINIAANEN. COLLEGIANTEN. 187 ry te Klaafenburg in Zevenbergen , waar anders hun grootfte getal was , hun werdt afgenomen , hoewel zy daar en te Thorda hunne Schooien behielden : zo neemen zy allerwege af, ook de bedekten by ons. De weinigen , die er nog mogtcn fchuilen, hebben zich vervoegd onder de Doopsgezinden , of de Remonftranten; doch meest onder de Collegianten , die , ongelukkiglyk, niet zo naauw toezien , als men by ons gewoon is. V. Gy brengt my in den zin het vraagen naar den ftaat der Collegianten , in deeze Eeuw ! A. De zogenoemde Collegianten (bladz. 29 ■> 3°) bevinden zich thans by ons in een zeer aanmerklyk verval , en het fchynt uit eenige hunner onlangs uitgegeeven' Leerredenen , dat zy te Rotterdam en op de meeste plaatzen hunnen naderenden ondergang voorzien. In den aanvang deezer Eeuw, werden zy te Groningen wegens Sociniaanery aangeklaagd. De Regeering eischte des van hun eene Geloofsbelydenis. Dan , die niet hebbende , werdt hun bevolen , een Antwoord op zeven opgegeevén' Vraagen, in derzelver plaats te fchryven. Hun ondergang fcheen daar vóór de deur te ftaan , alzo hunne Vergaderplaats verftoord werdt. Die itorm bedaarde egter , en , federt , genoo- tcn  i88 COLLEGIANTEN. ten zy rust. Te Rhynsburg houden zy , jaarlyks , hunne zamenkomften in Mand. Een groot Huis is daar gebouwd ter bergingc der Leden , die elders in dat Dorp geen verblyf kunnen vinden. Vóór vyftig jaaren bediende men daar den Doop by indompeling aan Bejaarden in eene Sloot of Beek : doch , in den jaare 1735 , bouwde men aan dc Vergaderplaats een lteenen Doopbad , waarin men warm walcr kan leiden. Dan , elders werdt ook wel eens de Kin. derdoop bediend. Men cischte geene andere Bclydenis van de Aankomelingcn , dan dat Jesus Christus de Zoon is des levenden Gods. Wegens deeze algemeene Verklaaring konden zich de Sociniaanen best by dezelven begeeven. De beroemde wagenaar gaf, ten voorfchrifte , aan deeze zyne Gezindheid , Zeven Lesfen over het verhandelen der Heilige Schrift , wyl zy gewoon zyn, eenige plaatzen ter algemeene {lichting te ontvouwen. V. Maar hoe houden zy hunnen Godsdienst te Rhynsburg ? A. Wanneer zy daar vergaderd zyn, Haat er één Broeder op (zo toch noemen zy eikanderen) , die een Hoofdftuk tut den Bybel leest. Dit verrigt hebbende , vraagt hy , of ook iemant der Broederen een' Pfalm wil opgeeven ? Daarop gaat hy zitten , en een  COLLEGIANTEN. 189 een ander ftaat op , die aan dat verzoek voldoet. Na gezongen te hebben met de Vergadering, fielt deeze voor , of iemant genegen is , een Gebed te doen ? Hierna zet hy zich neer, en een ander fyst op, en begint te bidden , gefclrikt naar de tyds omftandigheid. Dit afgeloopcn zynde, vraagt, deeze , of er iemant is , die gelieft te prediken ? Tervvyl deeze gaat zitten , ftaat er een ander Broeder op , die naar eenen lesfenaar gaat , en daar een Voorlid doet, waarin hy zyne Leer verdcedigt , en de redenen opgeeft, waarom de dompeldoop aan Bejaarden beter te keuren zy, dan de Befprenging aan Kinderen. Dit geëindigd zynde , vraagt by den gecnen , die begeeren gedoopt te worden , of zy eene Belydenis willen doen ? Zyn er zodanigen, dan wordt ze hun voorgeleezen. Daarop vraagt deeze, of de Broeders , daar dit en dat beleeden is , er nog iets hebben by te doen ? Wordt er niet op geantwoord ; zo zegt hy geene zwaarigheid te maaken , om de Belyders tot den Doop toe tc laaten. Zyn de Doopverlangenden van onderfchciden Sexe , zo gaat elk naar een afgezonderd vertrekje., om zich in witte-Hnnen-klederen, van gedaante ars de geenen , die zy draagen, te fceeken. De Prediker handelt even zo , en gaat daarop naar het gemetzeld Bad , voelt of het water  IOC" DOOP DEP* COLLEGIANTEN. ter warm genoeg zy , en zo ja , treedt er in. Vervolgens gaan verfcheiden' Broeders den Doopeling haaien , die , aan 't Bad geleid zynde , daarin flapt, en op een onder 't water ftaande bankje knielt. Nu legt de Prediker de eene hand op den mond des Doopelings , en de andere op deszelfs agterhoofd gelegd hebbende , drukt by den Doopeling onder 't water, zeggende : ik doop U in den naam des Vaders, enz. Hierop beurt hy fchielyk den benaauwden Doopeling op uit het water , die, wat bedaard geworden zynde, naar het voorig vertrek gaat, en, de eerfte kleederen voor de natte verwisfeld hebbende , weer in de Vergadering vcrfchynt, aan wien dan eenige Pligten voorgeleezen worden; waar mede deeze Plegtigheid ten einde loopt. V. Hoe ftaat het met de Quakers, met de Remonftranten en met de Doopsgezinden? A. De Quakers , welker oorfprong en gevoelens ik U befchreeven heb (IV Deel, bladz. 187-190) zyn te Amfterdam , waar zy nog eene Vergaderplaats hebben, in een deerlyk verval. Maar hoe zouden zy in onzen tyd opgang kunnen maaken ? Eenige weinige Leden te zamen te zien komen , hen lang te zien zitten in diepe gepeinzen, zwaare zugten van hun te hooren, en niets meer , wanneer de Godlyke aanblaazing agter blyft;  QUAKERS. DOOPSGEZINDEN. igi blyft ; maar gebeurt dit , als dan een kort Vertoog te hooren, 't geen aanéén hangt, als droog zand , welk alles den heelen Godsdienst uitmaakt , kan in deeze Eeuw zulke Lieden niet bekooren, die met regt op eenen R.edelyken Godsdienst gefteld zyn. Het is des te verwonderen , dat deeze geheele Gezindheid niet reeds verdweenen is. Van de Remonftranten heb ik U niets meer te zeggen, dan op de welvoegende plaats reeds is gefchied. {bladz. 84, 85) V. Nu één woord van de Doopsgezinden! •A. Ja, één woord van de.. Doopsgezinden, achtingwaardig om hunne voorige diensten, den Vaderlande beweezen, als mede om hunne Belydenis en om hunne Zeden ! — In de voorige Eeuw zagen wy galenus (bladz. 77) zich te Amfterdam beyveren , om jonge Lieden , die zich tot den Predikdienst wilden overgeeven , bekwaam te maaken : maar in deeze bragten zy het zo verre , dat zy eene Kweckl'chool, in den jaare 1725] te . Amfterdam (lichtten , waarin Godgeleerdheid en Wysgeerte zouden onderweezen worden, tjerk nieuweniiuis aanvaardde aldaar zyne bediening, in den jaare 1735; heere oosterbaan volgde hem, in den jaare 1761; en klaas de vries, die nevens hen hoog geacht werdt, gaf, jaaren lang, ksfttn aan de ftudcerende Jeugd in de Wis- en Natuur-  102 doopsgezinden. tuurkunde. Hunne Leeraars muntten uit in' de kennis der Zedekuhde , die de meestert tragtten wél te yerftaan; en veelen fchitterden door hunne wclfpreekendheid. willem de vos gaf, niet lang gclceden, een fchoon Vertoog over het beste Huwefyk , ter verkryging eencr gefebikte Huishouding voor het gemeene Volk, voor den Burgerlykëri en Hooger Staat; en wie kent thans den geleerden hulsiioff niet ? Die in de Zon vergaderen , houdt men de rcgtzinniglr.cn tc zyn. ■Sommigen bcfchuldigt men , niet volkomen tc blyven by de oude Gcloofsbelydcnisfen , en meer tot de Remonftranten , of zelfs tot de Sociniaanen, over te hellen. Van allen moet dit gewislyk niet getuigd worden. Wie wat gemeenzaam met hen verkeerd heeft, zal er braavc en godvrugtige Lieden onder gevonden hebben. In welk eene loflyke nagedachtenis ftaat marten schagen by ons niet ? En hoe veele andere braaven heb ik gekend, of ken ik nog! — Men bejammert te regt ,' dat veele vermogende Doopsgezinden in 's Lands grootlle Steden, mede gefleept door den fterken Itroom der Pragt, de oude , eenvoudige ën nedrige levenswyze thans verlaaten , hoewel de minderen den cerften lollyken levenstrant nog behouden. Mogten deezen daarby vol-* harden ! In vyftig jaaren tyds (laat my voor  staat der. kerk. 10~ 't laatfte deeze kroon op 't hoofd deezer Gezindheid zetten) zeide een Burgemeester van Amfterdam : „in vyftig jaaren tyds was er geene zwaare bcfchuldigiiig , tegens éénen Doopsgezinden, 0p 't Stadhuis ingebragt." In de kleine Steden des Vaderlands, of op de Dorpen merkt men best , dat deeze Gezindheid , gelyk alle anderen, afneemt. . Dit zy nu genoeg ! V. Onze Kerk, over 't geheel bcfchouwd zynde , mag wel , dunkt my , thans op gelukkige tyden roemen ? A. Dit is onbetwistbaar ! Door de zorg der Overheden , der Synoden en der Clasfen wordt zy by de Regtzinnigheid en in rust bewaard. Geweetcnsdwang oefent zy egter nergens , verdraagende andere Gezindheden , gelyk uit de zo even genoemde blyken kan. Wie zich, in goeden gemoede, met onze Belydenis niet vereenigen kan, heeft volkomen vryheid, om ze te verlaaten: de minste vervolging ftaat hem deswege niet te wagtcn. En deeze aangenaame ftaat der Kerke wordt nu niet weinig vervrolykt door de byna ongelooflyke Verdraagzaamheid, die de Groote josephus de II, in Duitschiand, oefent, en tevens de Roomfche Kerk verbetert , het geen andere Roomfche Vorsten , tot 's' Pausfen vernedering, in wiens hoogheid anders de kragt des Pausdoms beftaat, nu begin-, V. dkke. N „en  194 LEESLUST. godgeleerdheid. nen na te volgen. Wat zien onze oogen,' het geen onze Voorvaders , zo ftreng door deeze Kerk vervolgd , zo zy opzagen, niet gelooven zouden ! Alle Takken van Wectenfchappen worden niet alleen door Geleerden ; maar ook door veele andere Lieden beoefend. De Leeslust , zelfs onder gemeenc Burgers , is , federt twintig of dertig jaaren , dermaate toegenomen , dat men er zich genoeg over verwonderen kan. Deeze Eer komt dus den Haarlem/eken Burgeren niet meer alleen toe. In veele Steden des Vaderlands vindt men , zelfs onder de Ambagtslieden , zo genoemde Lees-Collegien , waartoe de menigte van kleine Schriften , waarin onze Eeuw zo vrugtbaar is , niet weinig aanleiding gegeeven beeft. V. Eén woord van den ftaat der byzondcre Wectenfchappen ? A. De godgeleerdheid wordt, meer en meer, ontheven van de duisternis, welke haar door den ouden Scholaftiken Leertrant was blyven aanhangen. De Predikwyze is, of wordt nog aanmerkclyk verbeterd. De Leerredenen misfen meer het ydel vertoon van Geleerdheid : zy hadden voorheen veelal het aanzien van geleerde Disfertatien ; men fprak Hebreeuwsch en Grieksch op den kanfel , zelfs' voor Landlieden. Scholaflike Bepaaling&n werden bemind , en men meende , dat fiats /, «Jaaa'~ -jue.  OODBELEERDHEÏD. TAAt.EIW W die donkerheid licht gaf. 'Oude Ketters , welker Naamen zelve verdorven zyn, werden bedrceden , als of ze onder" ons nóg tegenwoordig waren. Dit heeft nu, mééstal , een einde. Men legt zich thans algemeencr toe , om de fchoone Eenvoudigheid van het Evangelie in de klaarde Taal voor te draagen , de Waarheid in een bekoorlyk fterk licht te zetten , en met. eenen deftigen ernst, overeenkomdig met den aart en het gewigt der zaak , aan te binden. Laage uitdrukkingen daan allerwegc fterk veroordeeld. De algemeene walg van dezelven heeft ze ter Kerke uitgedreeven. De Twisten over de byzondcre denkwyzen van vitringa , lampe en anderen houden op. De Gcfchillen tusfehen Coccejaanen en Voetiaanen hebben zich zeer gelegd ; en er ontbreekt niets meer aan, dan dat'men ze beiden in alle Steden dulde , gelyk gefchieden zal , als zy zelve die gefchillen zo doen eindigen , als of zy er nooit geweest waren. Men klaagt egter , dat dè geleerde taalen , aan welken, het geen zeldzaam is, juist drie scüultensse*, naamelyk de Grootvader, Vader en Zoon, gelyk Ook l. BOS, s. haverkamp, j. alber'f i , T. iiemsterhuis en anderen, zo groot licht hebben bygezet, minder beoefenaars vinden, dan in voorige. tyden. De GriekfcL N 2 eil  ioö regtsgeleerdheid. en Latynfche Dichtkonst waren ook, in de verleeden Eeuw, in hooger aanzien; doch de Neder duit fche fchittert nu met volle glanzen. V. Wat meer ? A. Het regt der natuur , na het licht, door hugo de groot , puffendorf , hutcheson en van de wynpersse daarover gefpreid , is beter onderzogt en wordt thans netter gekend. De edele regtsgeleerdheid heeft men des daarop , als op eenen vasteren grond, kunnen zetten. Kon men een algemeen Wetboek aan de Natie geeven , gelyk de tegenwoordige Czarin aan Rusland gaf, men zou de kennis eener Wet niet behoeven te gaan koope'n by Regtsgeleerden, die thans de bewaarers der Wetten voor 't gemeen fchynen te zyn. Na de her- ftelling der geneeskonst in deeze Eeuw, door den wydvermaarden boerhaave en de daarop gevolgde laatere Waarneemingen, bloeit deeze Edele Weetenfchap allerwcge in ons Vaderland. De natuurkunde is, na den arbeid van hugenius , 's gravesande en musschenbroek , die de wiskunde tot hulp riepen , en van Proeven, in ftede van vooronderftellingen, zich bedienden, geheel van gelaat veranderd; van saturnus af, mag men zeggen , tot de Aarde , tot de Infecten , tot de Zandkorrels toe. De natuuri-yke historie des Vaderlands is in deeze laatfte  natuurlyke historie. geneeskunde. I97 laatfte jaaren meer , dan in twee Eeuwen , opgehelderd. Met één woord , de Weetenfchappen zyn ongelooflyk gevorderd, zo men 's Lands vroege tyden daarby vergelykt: des men nu vrylyk mag zeggen , dat het Vernuft onzer groote Mannen (en welken praaien thans niet aan onze Hooge Schooien!) ons , als 't ware, een nieuw beftaan, en een dubbel genot des levens verleent. V. Ik meende , dat men ïm maar weinige of geene Groote Mannen heeft ? A. Zo men door Groote Mannen zulken verftaat, als d. erasmus, hugo de groot en h. boerhaave (om nu maar drie Vaderlanders te noemen), dan moet ik toeftaan, dat men thans dergelyken mist ? Maar waren zodanigen in oude Tyden zeer menigvuldig ? Kunnen zulken , alle dagen , aan de Waereld of aan ons Vaderland gegeeven worden ? Zou dat nuttig weezen ? Moet alle Weetenfchap eensflags uitgeput worden , en niets voor de Nakomelingen overblyven? Oulings (dit wil ik toegeeven) fcherpte men het verftand meer op door eigen' Befchouwingen : nu vult men het , mogelyk, meer aan met beleezenheid , met vreemde gevoelens en gedachten. 't Getal der Boeken wordt , van dag tot dag , ongelooflyk vermenigvuldigd; doch zodanigen, die in den eenen of anderen Tak van Weetenfchappen N 3 uit-  TOS BEOEFENING DER LETTEREN. uitmunten, worden misfebien niet genoeg, noch' met oordeel gcleezen. Veeier Bihliothccken worden te groot, en de menigte der Schriften geeft verftrooing. Dc Jeugd verfpilt voornaamclyk te veel tyds aan Boeken , die derzelver aandagt niet waardig zyn, Men leest veelal , alleen om zich te vermaaken en den tyd te korten , minder om wys en deugdzaam tc worden. Voor Kinderen wordt thans veel gefchreeven , aan welken voorheen naauwlyks , gedacht werdt; maar de Opvoeding ''beantwoordt niet aan den aanleg van het Gebouw, dat men 'naar den fmaak der Wacreld wil optrekken. —— Op de Academiën klaagt men over eene verminderde vlyt onder de ftudeerende Jongelingen. De Rcgtsgeleerdheid zal er de meeste reden toe hebben. Voorheen yverde men daar, om ervaarene Staatsmannen, om kundige Regenten te worden , om nuttig te zyn voor zyn Vaderland. Ziet men er nu geeuen , die daar alleen komen , om er zich te vertöonen , te vermaaken , den tyd te flyten, en oud genoeg te worden , dat zy weer naar huis kunnen gaan , om de wagtende Commisjiè'n te aanvaarden ? Men kan: zich eencn tyd te binnen brengen ,. waarin de jeugdige Edelen anderen op de baan der Geleerdheid voorgingen ; en : men vreesde niet , gelyk nu gebeurt , dat men., by eenen  verval in zeden. i?q hen openvallenden Post, zou hooren zeggen : wy kennen er geinen bekwaamcn Man voor! Nu komt er egter een glimp van hoop op verbetering , daar 's Lands - tegenwoordige treurige toeftand indruk maakt op fommige Jongelingen, die de noodzaaklykheid beginnen te zien , om zich voor het Vaderland bekwaam te maaken. Mogt dit vol ftaan en algemeen worden ! V. Hoe ftaat het met de Zeden? A. Men klaagt te j-egt', dat de voorige Ondeugden er nog zyn ; maar men voegt er in éénen adem by, dat ze thans in hooger top zyn opgeklommen. Vraagt men naar de bronnen van dit kwaad, dan wyst men ons naar het Ongeloof; naar het verlies des waaren bezefs van Afhanglykheid van God ; naar de zigtbaare veragting van het Godlyk Gezag; naar de Dartelheid, Weelde en zinnelyke Vermaaken deezer Eeuwe , waarover men thans algemeen klaagt : maar die de meesten weigeren te veranderen ; voorts naar een gebrek van waare Vaderlandsliefde. Met deeze dingen gaat 's Lands Ondergang volkomenlyk verknogt , het geen in onze dagen zigtbaarer geworden is. Mogten des veele handen zich Herken, om met gemeene kragten deeze bronnen des verderfs te floppen! Welk eenen invloed zou dit hebben op het tegenwoordige Gcflagt , en welk een heil zou het den volgenden geeveni N 4 V.  £00 geboorte-plaats van geleerden. V. Laat my toe, nog ééne vraag te doen! Welke waren de Geboorte-plaatzen van voornaame Geleerde Mannen in ons Vaderland? A. Begeert Gy die te weeten, om derzelver gedagtenis hooger te eeren , dan kan ik U de volgenden noemen. Te Enkbuizen waren gebooren j. a. lindenius , t. maalson en h. witsius — te Hoorn h. junius, r. hogerbeets , d. velius en j. luyts — te Ryp A. BELAND — te WeStgTClftdyk B. NIEUWEN TYD. — te Alkmaar j. en a. metius , c. dreebe- lil's, c. van BONTEKOE, P. NANNIUS en P. fo- restus — te Amfterdam boddeus a. stapel, j. van BROEKHUIZEN, p. van VOLDER , F, PAAUW, S. EPISCOPIUS, g. BRANDT, j. CL0P1'ENBURG, P. franc1us, L. ROTGANS, C. WIT- sen, p. c. hooft en p. RiEiveld — te Alpben of Egmond w. heda — te Woerden j. pistorius — te Haarlem g. benedicti , a. b. HANSENIUS , P. SCRIVERIUS , j. TRIGLAND , j. HOORNBEEK , T. en C. SCHRtVELIUS — te Noordwyk f. en g. dousa — te Leiden j. MEURSIUS , TH. DOUSA , W. SNELL1US r. BONTIUS , G. CODDEUS , G. TUNINGIUS c. zwan.7NBURCH , j. DOUSA , const. eil CHRIST. HUYGENS , T. VOSSIUS , o. V7ENIUS g. GOESIUS , N. HE1NSIUS , N. BLANCARD s. VAN LEEUWEN, j. A. COR VINUS, G. van zWIETEN eil p. VAN MUSSCHENBROEK — in 's Haage j. secundus, j. golius , j. vel- S1US, g. GNArH^us,,j. vlitius, j. HAMME- LA-  geboorte-plaatzen van geleerden. * tARiüS , en a. vinnilts - te Loosduinen j. meursius -- te Naaldwyk m. dorpius — te Delft g. c. plempus musius, j. en a. sasbout , c. w. en hugo de groot, a.'vaJ leeüwenhoek, m. hortensius, p. heuete- rüs, n. heinsius, a. vorstius, c. adrichomius eil th. graswinkel - te Pynakker c. pynakker — te AbsWOUt h. k. p00t — te Rotterdam d. erasmus , h. duifhuis en d. van hoogstraten - te Gouda h. van beverning, c. schon^us, j. reigersberg f. schoonhovius, c. aurelius, r. snoyc7s ' c. f. bockenbergius _ te Oudewater r. snellius en j. arminius - te Dordrecht w. van goudhoeven, p. merula , j. rux. gersius , j. van bevekwyk • m. balen " j. t kr wen , j. de dekker en d. vossius -1 te Eriel c. van nieuwstad en f. van almonde - te Corinchem j. harius , g. estius, j. de bruyn en t. erpenius — te Heusden g. en d. voetius en g. stexveckius — te Zierüzee p. pekkius , l. lfmnius en c. vekheye - te Brouwershaven. j. cats — te Goes j. de valcke , m. smal- legange , c. barleus , a. joachimi cu j. antonides — te Middelburg p. grute- rus, h. favolius, j. de brune, m. leydekker , p. de la rue , p. boddaert de citters en de boreelen _ te Westkappel M. galenus - te Baarland a. en h. vam ^ 5 baar-  '02 GiJEOORTE-PLAATZEN VAN celeerden» baarland — te Vlisfingen p. cuNAïus en L. de dieu — te Bergen op den Zoom u. z. van eoxiiorn ■— tc 's Hertogen - Boscb h. acvt.^eus, g. macropedius eil J. van oudenhoven — te Hiivarenbeek j. goropius — te Bommel g. masius , g. horingius , l. bar- LJEVS , e. leomnus , J. glummer , J. van wezel, a. buurt en l. goris — te Buuren h. giphanius — te Acquoi c. jansenius — te Nymegen d. van santbeek , h. en p. cani- sius, j. br0nckii0rst1us , f. cr aneveldius , J. sjuëtius, J. bus/eus, J. heuricus, g. van valkenburg , ii. van berchem , A. van tricht , g. noodt dl a. essenius te Hemmen g. cuperus — te Arnhem c. gallus , h. aquilius, e. van keyd, c. brouwerus , c. van eck, f. en J. van de sande en t. marcilius — te Thiel j. possetius — te Montfoort l. iiortensius en j. diemerbroek — te Utrecht j. cotovicus, adrianus de VI, m» eeuchelius, m. schooc- kius, g. de vries, w. canter , L. veldhuizen, J. leusden, A. mattheus, J. Ultenbogaard tC Rbeetietl henr1gus de trajecto , c. valerius , g. l0ng0l1us , g. en t. canterus , j. en o. heurnius , C. t0ll1us, A. buckel1us Cll h. rosweidius — te Amersfoort p. stechius, c. eeusecow, G. de bruyn, J. TYM/eus , J. vluggil's , C. vossius, l. wolzogen , g. h. n. en  ceiwoute-plaatzen van geleerden. S03 fH. z0es1üs, j. C. gesselius, j, HESIUS en j. VAW oldenbarnevelu te EfüTg e. feithius — te Zutphen m. franckhëi- mius , j. VOERTHUSIUS , W. WILHIiLMIUS, li. bouhusius , j. lomeier, g. C. CRUSIUS, S. pitiscus, e. CR.EMER ci1 j. LULOFS — te Reurlo h. harius te Deventer j. g. gro- novius , E. balck , j. faber , O. GRAT1US, j. revius en e. bronckiiorst. — te Zwol c. regnerus van 00STERGA en j. schulting — te Ootmarfum j. middendorpius — te Campen a. en s. v. pighjus, f. imartinius, 11. cnesekus en t. pktrëcs — te Asfen j. alberti — te Eelde u. alting — te Groningen] . ravenspergerus , de twee Muntings en p. valens — te Noord'worn j. arcerius — te Dokkum r. gemma, j. beyma cu Lé van aitsma — te Leeuwaarden s. pe- tri, b. schotanus, g. ratallerus, j. FUN- gerus en r. NEuiiusius — te Franeker g. frisius, b. schotanus, Cll S. AMAHA — te Bolswaard s. siccama — te Workum p. tiaUA _ te Wïnfum m. en p. winsemius — en te Sneek c. schotanus. t V. Maar welke Mannen hebben uitgeblonken in verfchillende Takken van Wectenfchappen ? A. Een zeer groot getal, waaronder veelen behooren , die buiten 's Lands gebooren , doch hier geroepen of vrywillig gekomen , den roem der Vaderlandfche Geleerdheid niet wei-  104 vaderlandsche staatsmannen. mg vergroot hebben. — Men beeft toch, al vóór lang, te regt aangemerkt, dat geen Land in de Waereld , naar evenredigheid van deszelfs grootte , meer Mannen van waare verdienden heeft opgeleverd , en zelfs zodanigen , aan welken de vcrmaardfte Vreemdelingen hun regt inzien en vorderingen in de Weetenfchappen te danken hadden. • ■ Onder de bedrevcndfte Staatsmannen (om met deeze te beginnen) telde men , in de XVI Eeuw, Prins WILLEM den I, marnix van st. aldeconde ,'■ viglius , winhof , hei^sius, e. leóninüs en anderen - in de XVII j. van OLDCNBARNKVF.ld, U. h. schele, J. van SOMEREN , g. ZUILEN van nie.veld , j. cats, h. de groot, en l&rter drie groote Staatsmannen, j. de wit , den ongelukkigften, doch braafften en fchranderfren Man van zynen tyd , nevens h. van beverking en c. van BfeUNiNCEN —- in de XVIII verfcheiden' Raadspenfionarisfen van Ho land, als slingeland , van der HE1M , VOOrtS f. de wit van jaarsveld , en den onlangs overleeden j. d. Baron van der capellen tot den poll , dien onfterfelyken Voorftander van 's Volks Vryheid en Voorregten , nevens meer anderen. V. En wie blonken uit onder de Nederlandfche Godgeleerden? A. Men boogde, in de XV Eeuw, op J. wesseeus GANSFORTIUS , p. van middelburg,  vaderlandsche godgeleerden. S05 burg, bernardus, H. dl n. de TRAJECTO, p. van de zyl en d. erasmus — in de XVI op a. en s. v. pighius , H. rosweidius, p. canisius, f. balduinus, g. cassander, j. van miggrode, j. cnypfius, marnix, g. coolhaas, g. feuguer^eus l VOOrtS Op l. danaïus , j. holmannus, l. ïrelcatius, (Vader en Zoon) f. junius , c< gallus en j. polyander , Hoogleeraars te Leiden — in de XVII op verfcheiden' Roomfchen , als b. hoeftenus , j. de gouda, j. van heu- men , en op de volgende Hervormden, als j. arminius , f. gomarus , H. SAliAvia , s. episcopii's , d. volkertszoon koornhart , j. uitenbogaard , a. rivetus , j. coccejus , c. hxidanus , j0' hoornbeek , c. witt1chius , f. spanheim , (Vader en Zoon) h. witsius, a. hulsius en j. ïrigland, alle Hoogleeraars te Leiden. VOOrtS Op j. leusden , f. burmannus , m. NËTHENi's , m. leidekker, h, a. roell, P. van mastr1cht, a. essenius, eil g. voetius te Utrecht : op j. buaunius , s. maiiesius en h. en j. alting te Groningen: op n. vedeli' s en c. en m. schotanus te Franeker: voorts op m. alting, b. bekker, w. helmichil1s , l. ryssenius , d. martin ; j. oi'traaot, a. mouus (dén der grootfte en bcroemdfte Franfche Predikanten te Amfterdam, wiens Lofdicht op de Vent*  106 vaderland. ood- en regtsgeleerden. netiaanen , na hunne zege op de Turken1 behaald , door hen met een gouden keten befchonken werdt) en p. plancius , Predikant te Amfterdam, de fterkfte Aandry.vcr op de ryke vaart naar Oost- fodie, en op wiens gemaakte Zeekaarten men ook de eerfte reis derwaards ondernam. in de XVIII, op c. vttringa , (Vader en Zoon) f. a. lampe , J. van der MARK , d. gerdes , J. ens , t. h. Cll J. van der 110nert, h. venema , f. eurmannus , a. Cn J. J. schtltens , J. alberti, p. rietveld, Elsnercs, en meer anderen. Wie onder de Remonftranten cn 7! hnnoniten, van tyd tot tyd uitblonken , heb ik U reeds gezegd, (bladz. 83, 84, ipi, 192) frans ealtkns ZtlllCll Wy niet rekenen onder de geleerde Lieden ; maar onder het klein getal der geencn, (zo hy niet de eenigfte is_) die zyn werk op de zonderlingfte wyze , waaraan Hot noch zin is , liet drukken. V. Wie waren de voornaamfle Rcgtsgcleerden? A. Onder de voornanmften telde men, in de XV Eeuw, j. oantjher , nevens zyne Vrouw en Kinderen , alle beroemd wegens hunne kundigheden. Zyne Dochter werdt een Wonder der Geleerdheid gehecten ; en zyn Zoon andreas , reeds in zyn tiende jaar tot Meester in de Regten bevorderd , werdt vau Kei-  vaderlandsche' regtsgelêerden. 207 Keizer feederik tc Weenen gcnoodigd, uit begeerte om dat geleerde Kind te zien en te begunftigen. — In de XVI l. d. en w, canTher, (welke laatfte in zyn twaalfde jaar reeds naar de Academie van Leuven ging) G. raïallerus, p. montanus, h. agylaïus , Hi can1s1us , e. leoninus , h. donellus, k. bronckhorst, g. tüningiüs, vigliüs van zuiciiEM en j. hopperus. In de XVII c. en hugo de groot , nimmer hoog genoeg gewaardeerd, die boven allen uitblonk; voorts c. van eck (die tot zyn tiende jaar niets wilde leeren, het geen zyne Moeder zeer veel kommers baarde ; doch daarna de Studiën zodanig, aangreep, dat hy in zyn negentiende reeds Hoogleeraar te Franeker was), e. cn H. schotanus, c. pynakker, a. vinnius, P. scuiverius, m. we5enbeek, s. van leeuwen , e. van zurck , g. van wassenaar, J. de damhouder, j, van den berg, g. de haas , p. van der schelling, a. schclting, g. noodt , p. eil j. voetius, h. coccejus, j. a. van der mcelen, h. n. eil th. zoesius cn a. mattheus, die vier Zoonen , als Hoogleeraars op vier Academiën , gezien heeft, onder welken de beide antoniussen (Vader en Zoon) zeer veel gefchreeven hebben in de XVIII h, iiuber, j. f. vitriarius , c. van eynkershoek, w. schq- fiER , a. weis, a. perrenqt en meer andere nog  £08 vaderlandsche geneesheeren. nog leevende Vaderlanders, gelyk p. paulus, bondt , en verfcheiden', die den naam van van hasselt voeren. V. En welke Geneesheeren hadden den grootften naam ? A. Men roemde, in de XV Eeuw , lommius van buuren in de XVI j. c. barchausen , p. forestus , r. eil g. bontius , j. en o. heurnius , c. clusius , p. paauw en h. van baarland . in de XVII c. mattileus , j. j. pontanus , t. janssonius van almeloveen , (veelal celsus secundus geheeten) e. vorstius, h. C11 a. munting , bi. winsemius , j. diemerbroek , h. regius , j. gesselius , h. iioeokenius , j. munniks , m. lobelius , j. b. van helmont, c. van bontekoe (die de kragten der Koffy en Thee zo breed uitmat) j. van beverwyk , d. dodonAus en j. commelin — in de XVIII g. bid- loo, n. tulp, n. l. Cn j. burmannus , f. r*uysch , de drie albinussen , byzonder h. boerhaave (die boven allen uitblonk), u. d. gaubius , g. van zwieten, j. grashuis , c. commelin , g. van doeveren, j. d. hahn en veele andere nög leevende groote Mannen. V. En wie zoudt Gy brengen tot dé voornaainfte Wysgeeren en Natuurkundigen ? A. j. tymeus werdt in de XV Eeuw geacht ;  vaderlandsche wysgeeren. 2o0 geacht; maar in de XVI hadt s. v. pighius cn h. rejnerius een groot aanzien. De laatfte was cartesius eerfte vriend , waarom deeze , eencn tyd lang , te Deventer by hem ging woonen. — In de XVH Eeuw blonken uit d. gorl^eus , .0. heurnius , m. schoockhjs , a. Cll w. senguerd , g. de vries , g. e. rumpiiius , h. coets , p. plancius, c. drebbelius, a. van leeuwenhoek , j. de . mey , w. CU r. snel- lius , z. janssen , (de Uitvinder der Vcrrekykers) n. witzen , christ. iiugenius , (de Uitvinder van de Slinger-Uurwerken en Schryver van het Syfthema Satumicum,) s. stevin (de Maaker der fnel zeilende Wagens) , A. en j. metius (twee groote Wiskonstenaars , welker laatfte den Vcrrekyker uitvondt, en dien , in den jaare 160S, aan den beroemden galilei vertoonde), voorts l. vincent , a. se ba , e. de volder , F. burgersdyk , e. schotanus eil j. swam- merdam. In de XVIII Eeuw hadden b. nieuwentyd , w. j. 's gravesande , j. luyts , j. f. cu l. t. gronovius , i P. van musschenbroek , j. lulofs , d. se■ meyns , s. blankaart , j. h. degner , j. goedart , a. de heide , j. hoefnagel , d. duyn , d. meese , ff. struyk , j. baster, l. stocke, j. c. palier en andc- ren hooge achting onder hunne Landgenooten. V. deel. o y  2io vaderlandsche letterkundigen. V. Wie eerde men onder de voornaamfte Letterkundigen ? A. j. bronckhorst in de XV Eeuw ; doch in de XVI a. jEmilius , g. en t. canter , a. en j. cuyck , t. dousa , l. hortensius, g. longolius, j. lipsius , h. junius , j. gruterus , p. tiara , j. j. scaliger, j. meursius , (de Leermeester van oldenbarneveld) en zyn Zoon van gelyken naam , p. cunveus , g. macropedius en j. murmelius -— in de XVII , j. c. gesselius , w. coutier , c. ravius , c. en j. tollius , g. j. vossius, nevens zyne drie geleerde Zooncn ; dionysius , die in zyn zestiende jaar het Woordenboek van raphelengius uitgaf; isaak , die Kanunnik van Windfor in Engeland werdt , en mattheus vossius , Historicfchryver van Hollands Staaten. cornelia, de geleerde Zuster deezer drie Mapnen, verloor, ongelukkiglyk , het leven in het ys. Voorts j. dou- za , c. vorstius , e. spanheim , j. g. gr^evius , (Scbryvcr van veele Werken) p. francius , g. cuperus , j. f , j. en l. t. gronovius , p. scriverius , d. bau- dius, d. heinsius en zynefl Zoon n. heinsius , (die , zegt men , agtbonderd Boeken las tot het opftellen zyner Aantekeningen op ovidius) n. heinsius (dikwerf Gezant der Staaten), f. junius , Zoon van f. junius , een  letter- en taalkundigen. au een Man van zeldzaame Geleerdheid, j. smeTius , (Predikant te Nimwegen , die tien Taaien verllondt) en zyn' Zoon, j. smetius. — • in de XVIII Eeuw, p. burmannus (Vader cn Zoon) s. haverkamp, s. pitiscus, j. p. d'orville, t. hemsterhius, s. drakenborch , p. wesseling , i). mil , h. snakenburg, h. cannegieter, l. kuster n. rigaltius, j. lomeier, f. oudendorp, l. bos, p. keucmenius, j. alberti, Cll deil onlangs óverlegden meerman , nevens den Heer van kruiningen. V. Waren er geene Taalkundigen ? A. In de XV Eeuw valt het mocilyk veel meer van grooten naam , dan rudol- phus agricola te vinden. < In de XVI blonken f. raphelengius ten d. erasmus boven anderen uit. j. drusius hadt, in de XVII, eenen Zoon van gelyken naam en geleerdheid, die reeds in zyn zevende jaar Hebreew.vsch las , en , in zyn twaalfde , eene Aanfpraak deedt aan den Koning van Groot-Brittannie , doch in zyn éénëntwintigftc ftierf,. Voorts l. barleus , g. c0dd/eu3 , s. amama , t. erpenius , J. golius , l. de dieu , j. leusden , de Edele le leu de wilhem, (vermaard door zyne reizen in het Oosten, door zyne Staatkunde, en zyne Haudfchriften, aan Leiden* Academie gefchonken) — in de XVIII, l. G a bos,  212 vaderlandsche historieschryvers. bos , a. reland , j. riienferd , e. l. vriemoet , a. ci1 j. j. schultens , n. c. schroeder , s. RAVius en anderen. V. Pronkte ons Land ook met beroemde Historiefcbryvers ? A. Kent Gy niet den Ouden Rym-Kronykfcbryver klaas kolyn van de XII Eeuw, en melis stoke , den oudften der Nederlandfche Historiefchryveren ? j. de beka was in de XIV bekend. j. gerbrandus a leidis , de Schryver van de Egmondfche Kronyk, en g. voern hadden naam in de XV in de XVI en XVII Eeuwen, de beide pighiussen , j. meursius , M. vossius , p. heuterus, l. hortensius , e. van reyd , d. heinsius , d. baudius, c. Cll M. barleus , p. en w. van merula , e. van meteren , p. bertius , A. MIRjEUS , Ét. grotius , e. puteanus , g. brandt , d. vel1us , M. z. boxhorn , p. winsemius , e. schelstrate , ii. barlandus, w. baudartius , w. van goudhoeven, j. t. pontanus , a. westerbaan , p. scriverius , e , ]s. en jac. commelin , a. mattheus , l. van aitzema , u. emmius , l. smids , a. pars , a. van goor , m. balen , j. j. orlers , m. beekman , j. de riemer , t. schrevelius. —-— In de XVIII Eeuw F. van mieris , g. van loon, s. haverkamp , j. le long , p. bor , a. van sciilig-  aardryks- en zedesciiryvers. 213 schliotenhorst , P. valkenier , M. smalLEGANGE, j. van heemskerk, J. le clerc, w. GOERéE , g. suikers , j. verburg , f. halma en j. l. sciiUER. Onder deeze opgenoemden zyn eenige Land- en Stedebefchryvers , by welken men h. borculoo, j. cooTWYK-en j. hesius in de XVI Eeuw, en, in de volgende, p. cluverius kan voegen, die wegens armoede niet kunnende ftudeeren in de Aardrykskunde , twee jaaren in den Llongaarfchen .Oorlog diende , daarna gevangen doch ontflaagen werdt, waarop by, te Lelden komende, die VVeetenfchap leerde: voorts m. alting , a. montanus , o. dapper , C. de bruyns , f. valentyn , p. kol be, j. de laet , n. struyk , w. a. bachie- ne , en anderen. V. Welken moet men plaatzen onder de Zedefchryvers ? A. Men moet erkennen , dat het getal onzer Zedefchryveren altoos gering zy geweest , om dat onze Vaderlanders zich te veel hebben opgehpuden met de Werken van Vreemden over deeze Itoffe te vertaaien, by voorbeeld , die van lucas , steele , pla- cette , pictet , ostervald , fenelon , abadie , mason , de la bruyere , graCIAN , watts , young , rabener , fielding, goldsmith, mosheim, miller, gel- lert en anderen. Hierdoor hebben weinige O 3 Va-  £14 ZEDESCHRYVERS EN DICHTERS. Vaderlanders hierin hunne kragten beproefd. Van effen heeft uitgemunt door zynen Hoïïandfchen Spe&ator en Mifdntrope , by welken men de geenen moge voegen, die den Nederlandfchen Spectator , den Schertzer, den verreezen Hoïïandfchen Socrates , den Philofoof, Philantrope , Denker en Vaderlander gefchreeven Iv.bben. V. Vondt men by ons ook Dichters ? A. Ja ! in de XV en XVI Eeuw eerde men j. secundus , g. gnapheus , a. en l. van der burcii , C. bruningius , a. hógerêëets , c. laurimannus , g. macropedius , a. worus, a. schorelius, C. g. plempus musius , j. dousa (Vader en Zoon) - in de XVII r. sarceiuus, c barleus, c iiuygens, h. grotius, r. keuchenius , d. baudius , f. schooniiovius , de beide heinsiussen , p. w-insemius , p. francius, en Jonkvrouw a. m. schuurman, in den jaare 1607 te Keulen gebooren , doch jong hier te lande gekomen , in alle Wectenfchappen ervaaren. Dan , onder de zondcrlingflen moet men rekenen EERONicius , die een onvergclykeiyk Dichter was , maakende op ftaanden voet de fchoonfte Latynfche en Griekfche vaarzen : een Man , flordig van leven , dikwyls den kost winnende met fchoorfteen-vccgen, met fchaaren en mesfen flypen, of voor gocbelaar te fpee-  vaderlandsche dichters. 215 fpeclen. Zyne Georgarchontomachia, dat is, Boeren- cn Overheids-ftryd , of het inneemen van Middelburg, is bekend. Voorts e. bauhusius van Zutphen , die bet Latynfehe Vaars ,, Tot ttbi funt dotes , Virgo , quot fidëra ccelo " ter eere van de Maagd maria maakte , 't geen hy duizend en tweeëntwintig maal verzettede , blyvende altyd een goed Vaars , zo als hy het , in den jaare 1Ó17 , by e. cn j. moretus liet drukken. De derde was g. grumsel, mede een Jefuit , een Veluwenaar , die de gedenkwaardigfte Gebeurtenisfen van het jaar 1660 , onder den titel Annus Sexagefimus hujus Seculi AUCtore GerarDo GrUMfeL , befchreef in duizend drieëndertig Tydvaarzen , (Chronodifiichon) en dezelven by b. moretus , in den jaare 1665 , dubbel , met en zonder Tydletters , liet drukken. Mogelyk wordt de weergaê van zulk eenen arbeid niet gevonden. Men weet niet, wanneer men ze leest, of men zich meer over 's Dichters fchoone Vaarzen , of over deszelfs ongelooflyk geduld in deezen arbeid , die , in vyf jaaren , voltooid werdt, moet verwonderen. In de XVIII Eeuw had¬ den p. burmannus (Vader en Zoon) a. wetstein , a. van royen , g. hooft , J. broekhusius , d. hoogstraïanus , c kinschot, J. p. d'orville, a. re land, J. O 4 o&  2l6 SCHRYVERS OVER DE TAAL. DE bisschop , E. w. hight , J. GROTIUS cn anderen geen' kleinen naam. V. Hadt men ook veele Neder duit fche Dichters van naam in ons Land ? A. Daar geene levende Taal zo ryk in woorden is , ais de onze , daarby deftig, verheven , cn te gelyk zoet vloeiende in uitdrukkingen; die de kicmtoonen op bet zaakelykc deel in alle buigingen behoudt , en waarin alle Letters en Lettergreepen duidelyk worden uitgefprooken : daar in geene Taal zulk eene kragt der Lidwoorden is , en nergens de hulpwoorden met meer bevalligheden verplaatst of kunltiger zamen gekoppeld , of zoetvloeiender verkleinwoordjes gebruikt worden ; is het niet vreemd , dat men veele Minnaars van zulk eene Spraak te voorfchyn beeft zien komen , die derzelver aart ontvouwd en de befchaaving ondernomen hebben. In de XVI Eeuw gaf c. kiliaan (Verbeteraar der Proeven op plantyks Drukkery, vyftig jaaren lang) een Woordenboek , waarvan de beste Druk, in den jaare 1574 , verfcheeii — in de XVII Eeuw fchreef c. van- heule , mede over onze Taal — en in de XVIII p. rabts , p. leupenius , d. van hoogstraten , c. tlïmian , s. a JJPZlNG , g. outhof , a. l. kok , w. sewel , J. van belle , J. nyloe,  NEDERLANDSCHE DICHTERS. 017 NYLOE, P. POERAAT, L. ten KATE, b. huydekoper , C. van hasselt , a. moonen , F. de haes , A. KLUIT , A. de rooy, h. pieterson , e. zeydelaar , en anderen. ■ V. Ik vraagde naar de Kcdcrlandfche Dichters , die meest uitgeblonken hebben! A. Wy weetcn weinig van de overoudeu! Van j. van maarlant heeft men eenen Rymbybel. Eén Exemplaar van dat Werk, in den jaare 1270 , op pergament gcfchrecven , zag ik , onlangs , voor byna honderd Daalcrs verkoopen. k. kolyn en m. stoke behooren , nevens dien Schryver, onder de uudfr.cn , die ons bekend zyn. Veele -Rhetorykers hadden meer naam in de XVI Eeuw, dan in onzen befcbaafden tyd. Onder de Grondleggers onzer waare Dichtkunde moet men deeze vier Mannen, p. c. hooft , t. van den vondel , Jf. cats Cll C IIuy- gens , tellen. cats volgde den Baielfiteh Dichter donneus. Sommigen willen thans deszelfs Werk voor laffe rymen doen doorgaan ; maar zo men het oog houdt op de kragt der Verbeelding, die er in doordraait, en den tyd aanmerkt , waarin hy leefde , dan blyft hy onze achting overwaardig. Wilt Gy er meer, denk dan aan u. l. spie- ghel , d. v. koorniiart , r, vissciier y L. ROTGANS , g. de brune , j. antok1DES , g. van broekhuizen , f. pluimer * O 5 p.  Ïl8 néderd. dichters en dichteressen. P. vlaming-, j. b. wellekens , j, h, w, dl p. de groot, j. de dekker,, j. wes- terbaan , o. en l. bidlo , g. brand , a. moonen , f. halma , a. pels , g. outiiof , l. schermer , p. langendyk , a. de kramer , c. bruin , K. h. poot , j. de haes , j. volleniiove , b. huydecoper , h. schim , h. snakenburg , p. de la rue , j. de marre , j. de vos , j. zoets , p. poeraat , j. e. voet , j. moormans, w. van haaren, a. hoogvliet, ,d. smits, r. van anslo, p. boddaert, h. p. bakker , s. feitama , s. de winter , w. van der pot , l. trip , j. j. mauritius , h. van alphen , f. iialewyn , w. van der jagt , j. van spaan , ii. j. roulard , j. de kruyff , van engelen, a. h. hagedoorn , p. l. van de kastee- le , en veele andere nog levende. V. En welke Dichteresfen ? A. a. m. schuurman , a. blok , c. lescaille , k. j. de with, a. roemers, g. brit , a. dl t. visscher , j. c. de lannoy , m. g. de cambon , j. p. winc- kelman , e. koolaart , (die ook Latynfche Vaarzen fchreef) m. h. van dyk, Vrouwe c. p. , a. van der horst, c. lenige, de Baronncsfe van essen , Vrouwe van schaffelaar , e. wolff , a. deken , en vooral de uitmuntende l. m. van merken. V.  OUDE REDER. YKERS. QI9" V. De Naam van Rederykers , wederom van U genoemd , noopt my , U te vraagen , of zy niet zo beroemd zyn in 's Lands oude Hiftorie , dat ik er meer van behoor te weeten , dan Gy my zo even , en te vooren (IV Deel, blaclz. 398, 399) van hun gezegd hebt ? A. Indien Gy lust hebt om meer te weeten van deeze te regt beroemde Lieden , die de Misbruiken der Roomfche Kerk zo ftreng gegispt , de bitterheid der Vervolgingzo haatlyk afgemaald , de Zeden verbeterd, Taal en Dichtkunde opgebouwd , en den grond gelegd hebben tot het Nederlandfche Tooneel ; dan ben ik vaardig, hoewel deeze uitflap wat lang zal vallen, U eene uitvoeriger Schets van hun te geeven : eene Schets zeg ik ; want het is indedaad jammer , dat wy binten ftaat zyn , om eene volkomen" Gefchiedenis van hun op te maaken. . Men meent , dat de Rederykers , al vóór den jaare 1200, in ons Vaderland beftonden. De Dicbtkonst voerde den naam van Konst van Rhetorykc; en de Dichters , die zich in gezelfchap zamenvocgden, om eikanderen met rymen'" en vertoon van fpelen te oefenen, werden Rhetorykers, waarvan Rederykers gekomen is , geheeten. Zy kwamen te zamen in vergaderplaatzen , Rederyk- of Rhetoryk-Kamers genoemd , hun door  220 OORSPRONG DER REDERYKERS. door de Wethouders 'gegeeven. Men vermoedt , dat 's Volks Onkunde den grond tot die fpelen gelegd heeft. Om het dom gemeen van vroegen tyd eenig begrip van de Bybelfche Hiftorien te geeven, waarop de Feesten der Roomfche Kerk betrekking hadden , verbeeldde men dezelven in fpelen na den geëindigden Kerkdienst, of wel na het houden eener Procesfe (Omgang). Dus vertoonde men, in het begin der XV Eeuw, op Drie -Koningen- Dag , in Utrechts Domkerk, eenige Bybelgefchiedenisfen; en, in den Jaare 1418 , weet men, werden er de Daaden van herodes gefpecld. Welk eene ellendige manier van Onderwyzen. Naderhand zyn de egte Rhetorykers daaruit ontftaan , die Minnaars der Dichtkunde waren, en zich in Gezelfchappen vereenigden , zo ten platten Lande als in de Steden. Elk Gczelfchap, of elke Rederyk-Kamer hadt daar zyn byzonder Blazoen , of Wapen , zynde een fchildswys tafereel , waarop een beeldfpraakig Zinnebeeld was afgemaald, nevens eene byzondere Zinfpreuk. Te Amfterdam , by voorbeeld , badt men drie Kamers, met deeze Blazoenen , de Eglentieren , de witte Lavenderbloem cn het Vygeboomken, die tot Zinfpreuk hadden : In Liefd' bloeiende, Wt levender jonst, en Het foet vergaeren. Vreemd waren foms haare Blazoenen , by voorbeeld, Alpha  staat der rederykeren. 21I' Alpha en Omega, het Bloemken Jesfe, Jesus oogen enz. ■— en niet minder de Zinfpreuken , als den Geest onderfoecket al, God voet veel fitten, Wy hoppen bruers en , dergelyken. Men moet hier de onbefchaafde Tyden aanzien. — In Hollands en Brabants Steden en Dorpen telde men meer, dan twee honderd , zulke Kamers , die men onderfcheidde in vryen , dat is , die verlof van de Overheid hadden , zynde veelal met groote voorregten befchonken ; en in onvryen , naamelyk, die alleen op eigen gezag waren opgerigt. De Leden verdeelde men in Hoofden en gemeene Kamerbroeders. De eerften voerden den titel van Keizer , Prins , Factor , Deken, Vinder enz. Sommige Vorsten waren er zelfs Leden van. De Amflerdamfche Kamer In Hefd' bloeiende hadt haar Blazoen , de Eglentieren , van Keizer karel den V ontvangen. Prins willem de li was de Prins der Kamer der Violieren te Antwerpen. Ook telde men veele Edelen des Lands onder de Leden, welk alles geenen kleinen luister aan deeze Vergaderingen gaf. V. Hoe waren toch die Spelen of die Vertooningen ingerigt, en hoe werden ze gehouden ? A. De Spelen , die ter verbeteringe der Zeden, nu op eene boertige, dan op eene cm-  £22 SPELEN DER REDERYKEKEN. ernftige wyze , waren ingerigt, noemde men Spelen van Süine , of, gelyk men nu zegt, Zinnefpelen, welke ééne Kamer alleen vertoonde , of wel andere Kamers daartoe uitnoodigde met Brieven , die men toen Kaarten noemde , waarin de tyd, de ftoffe van het Dichtftuk en de prys van tin of zilver , die er te behaalen was , werden opgcgeeven. Ook wonnen zy eencn prys , die het fraaist gcfchilderd Blazoen bragten. Op de Kamer der Pellikaanhten te Haarlem kan men nog zulke konftige ftukken zien: want welke groote Schilders hadt men toen niet in het Vaderland boven onze 'tyden ! De befchrccvcu' of uitgcnoodigde Kamers kwamen daarop ten beilemdcn dage byéén, alle treflyk uitgedoscht, en met eene, groote Heep van pragt , meest te paard en met muziek verzeld, het geen oogen en ooren betoverde. Men gaf zelfs fomtyds pryzen aan Kamers, die uit de grootfte Steden verfcheencn , en met de uiterlte pragt fchitterden. De Factor of Dichter , één of twee , bepaalde , op zynen eed , wie het beste Spel vertoond hadt en den prys verdiende. Gy kunt er van oordeelen , als ik U zeg, dat , in den jaare 1496 , agtëntwintig uitgenoodigde Kamers te Antwerpen verfcheenen, by welke gelegenheid de Schuttcry der Stad optrok, en een Schietfpel hieldt. Andere Rid-  spelen der rederykeren. 123 Riddcrlyke oefeningen van dien tyd , by voorbeeld, naar den ring te fteeken en dergelyken , hadden ook dikwerf daarby plaats. En in den jaare 1561 , lieten zich daar veertienhonderd en drieënzeventig Rederykers, alle te paard gezeten , nevens eenentwintig zege- en honderd en zesennegentig andere wagens uit elf Steden vinden. Overweeg dit , en maak dan op , hoe luisterlyk de Rederykers in die dagen waren , en dat Leering , Vermaak en Pragt zich by hen tc zamen vereenigden. In myne jeugd zag ik eene menigte van die klederen, by zulke Spelen gebruikt , door eene Vaderlandfche Kamer, openlyk verkoopen , en het heugt my nog, hoe derzelver Pragt en Zeldzaamheid myne oogen verrukten. Ook vertoonde men zodanige Spelen , by gelegenheid van Vorstelyke Inhaalingen, het geen foms klugtig toeging , by voorbeeld , wilde men het Geflagt of den afgehouwen tronk van jesse, davids Vader, verbeelden; dan vertoonde men eenen te bedde liggenden Perfoon, uit wien een Boom fproot: op eiken tak van denzelven zat een Kind , in het wit gekleed, hebbende eene kroon op het hoofd ; dan de Maagd maria zat in hun midden. V. Gaven de Kerkelyken zulke pragtige Vertooningen , als Gy zo even noemde ? A. Neen ! Vóór de opkomst der eigen- lyke  224 STAAT DER REDERYKEREN. lyke Rederykcren , vertoonde de Geestelyken' alleen eenige Bybelfche Historiën , en gewaagden dan alleen van de armoede der Kerk , en van het onthouden der Tienden en Renten : zy fchilderden den Adel met haatlyke kleuren af, en klaagden over deszelfs trotsheid en hoogmoed ; allés uit eigen belang. Dan , toen de nevels der onkunde in het lieve Vaderland begonnen op te klaaren, toen het gezag der Geestelyken verviel , en de oefening der Konsten veld won , bcllonden de Rederyk- Kamers meest uit wacreldlyke Leeken , die de bovengemelde Pragt vertoonden. De kans verkeerde toen, en deezen begonnen de gebreken der ryke luie Monniken aan het Volk open te leggen in hunne Spelen , het misbruik der Leer aan te toonen , en de onredelykheid der Vervolging om den Godsdienst af te fchilderen. Dit onderftondt men, in den jaare 1533 , te Amfterdam buiten kennis der Regenten te doen , het geen negen Rederykers zuur op brak : want zy werden deswege veroordeeld, om eene Bedevaart naar Rome tc doen. Dit geval fchrikte egter anderen niet af, om dit werk te ftaaken. Eene Kamer te Gent ftelde , in den jaare 1539 , aan veele andere Kamers deeze Vraag voor : „ Wat brengt den fier venden mensch den meesten troost aan ? " Eene Kamer van JSrus-  manier van spelen. r,^ Brtisfel zcide daarop , Gods belofte : eene van Brugge antwoordde, het betrouwen door het woord op Christus alleen : die van Iperen Helde, in het leevende Woord van God: die van Nieuwkerk noemde alleen het Geloof in het derven en verryzen des Zaligmaakcrs: die van Thiel, in het betrouwen , dat met Jesus Christus ons alles gegeeven is, enz. Dan, de Factor verklaarde , dat de Kamer van Antwerpen, tot Blazoen hebbende de Violieren , en tot Zinfpreuk , Wt jongften verfaemt, den prys verdiende, om dat zy gezegd hadt, in de verryzenis des Vleeschs. Om U een denkbeeld te gecvcn van dat Spel, waarin men die Vraag zou oplosfen , moet Gy U verbeelden een pragtig opgefierd Tooneel, waarop men een' Mensch zag in fchyn van fterven , die door twee Perfoonen, genoemd Verkeerde Zin cn Eigen Betrouwen , werdt aangevogten ; doch door drie anderen, Reden, Geloof en Schriftuur geheeten, tc re-t gebragt. Gy kunt nu denken , hoe fterk de Hervorming daardoor werdt voortgezet: 's Keizers ftrenge Bloed-plakaaten konden dat met li-remmen: alleenlyk ftelde men die Spelen, wanneer ze na de vertooning gedrukt werden, op de lyst der ketterfche Boeken. V. Maar hoe waren die Spelen ? A. Meent gy het rym of de vaarzen ? V. deel. p z  22Ö RYMEN EN VAARZEN. Zy beiden waren in die tyden flegt. De Dichtkonst was , omtrent bet midden der XVI Eeuw, nog in haare kindschhcid, en het kostte toen weinig moeite, om den naam van een excellent Poëet moderne te krygen. De vorm, de fchikking en de benaaming der rymen nam men , meestal, van de Franfche Dichters over. Dus hadt men Baladen, of Koppelvaarzen van zeven , agt of negen regelen : Refereinen , dat is, die aan het eind van ieder Koppelvaars denzelfden regel herhaalden : Rondeelen , of vaarzen van agt regels , waarvan de eerfte in het vierde of zevende vaars herhaald werdt , terwyl cok de tweede en laatfte even eens waren: Ketendichten , waarin het rymwoord telkens in het begin des volgenden regels herhaald werdt; en Retrograden , of vaarzen , die, van agteren naar vooren gelcezen , eenen goeden zin uitmaakten. De Vertooning van zulke Spelen , vooral wanneer er veele Kamers uitgenoodigd waren , om naar den prys te dingen , gaf een algemeen Blyfeest in eene Stad. Zo getuigde men te Vilvoorde , in den jaare 1560 , dat er , federt honderd jaaren , zo veele vreugd , by zodanige gelegenheid, niet was bedreeven. Dan , na de vertoonde Spelen , te Antwerpen , met zo groote pragt gehouden , waar de Kamer , de Vterige Doom van 's Hertogen-  VERVAL DER TAAL. £gjf gen-Bosch, den prys van het best vertoonde Blyfpel behaalde , vervielen deeze leerzaame Vermaaken door 's Lands onlusten , en de Taal zelve ontaartte; des men aanmerkt, dat dit Feest het laatfte der ouden was * 't welk de geflagten der Woorden meerendeels in acht genomen heeft. In Brabant en Vlaanderen is dit verval in Taal en Dichtkonst zo zeer toegenomen, dat men geene Poezy , thans daar gemaakt , leezen kan , zonder zich ten uiterften te verwonderen over de ellendige rymery. De maatschappy der Weetenfcbappen , te Brusfel vóór eenigen tyd gefticht , moge thans arbeiden ten voordeele en herftel van andere kundigheden : maar wat zal zy niet te doen vinden, grypt zy Taal- en Dichtkonst aan, die , by de onze vergeleekcn , één paar Eeuwen aldaar ten agteren zyn ! V. Hoe ging het, by ons, met de Rederykers in volgende tyden ? A. In Holland ging men voort met de Spelen tegens de Roomfche Geestelyken; maar ééne hunner Vergaderingen, te Haarlem gehouden, in den jaare 1564, verboodt die allen, ten zy de Bisfchop dezelve eerst onderzogt en goedkeurde. Dit geviel den Rederykeren niet, welke vryheid ademden: zy tastten daarop de Kerkelyken aan met Refereinen en Liedekens , die aanftonds met P a vuur  228 rederykers vervolgd. vuur en zwaard antwoord gaven. Onder anderen moest Hendrik adriaansen, Factor der Haarlemfche Kamer Trou moet blyken, om dat hy de Monniken in twee Echoos lelyk hadt aangetast , den dood ondergaan. Dit was olie in het vuur. In het zelfde jaar 1566 , hadt men in de Brie/, by gelegenheid der Beeldftormery, eenige Kerkfieraadien in de Rederyk-kamer geborgen. Vier Rhetorykers , dezelve daar vindende , dronken, wegens minachting voor de Misfe, uit den heiligen Kelk, en vingen , al boenende, een pleit aan over Beelden cn Misboeken, waarna het vonnis over dezelven werdt uitgefproken , cn alles ten vuure gedoemd, onder het zingen van Pfalmen, by wyze van Refereinen. Dan, twee jaaren daarna , werden zy, deswege, door den Spaanfchen Bloedraad , uit den lande gebannen. Meer andere Kamers werden mishandeld om de gebruikte vryheid van fprceken. Dit doofde den lust by anderen uit , cn de oefening der Vrye Konsten werdt door de Vervolging , en de daaruit fpruitende onrust zeer o-eftremd. Dan , toen de wapenen onzer staaten tegens de Spanjaarden gezegend werden , beurden Konsten cn Weetenfchappen, begunstigd door de Overheden , het kwynend hoofd weer op. Dit zag men in het ftichten van Leiderfs Academie ; maar * ver-  eeeldspraakice vertooningrn. 229 vernam er tevens , by de inhuldiging , verfcheiden' bccldfpraakige vertooningen, die ons den min kiefchen fmaak dier tyden doen kennen. Na dat toch de Prédikaatiïe in de Picters-Kerk gehoord , en Gods zegen over de nieuwe Academie gefmeckt was ; begon de trein derwaards. Vooraf trok een gedeelte der Schuttery , die in de wapenen was gekomen: daarop volgde een open Speelwagen , waarop zat eene eenvoudige gekleede Vrouw , verbeeldende de Heilige Schrift, welke door de vier Evangelisten te voet verzekl werdt. Agter haar vernam men het Regt , fierlyk uitgedoscht op eenen Eenhoorn , terwyl julianus , papinianus , ulpianus en treeonianus (alle oude Regtsgcleerden) nevens hetzelve te paard reeden. Daarop kwam de Genecskonst aan, tusfehen hippocrates , galenus , dioscorides dl theopiirastus , (Geneesheercn van den ouden tyd) die mede te paard gezeten waren. Eindclyk verfchecn winerva, de Godin der Wysheid by de Heidenen, verzekl van aris- toteles , plato , cicero «1 virgilius , oude Wysgeeren , Redenaars en Dichters. Dit zweemde naar de vertooningen der Rederykeren. V. Men bleef dus hun achting toedraagen , blykens deeze vertooningen ? A. Ja , maar nu ondergingen zy eene P 3 veras*  Ü30 NEDERLANDSCH SCHOUWTOONEEL, verandering, en begonnen den grond te leggen tot het NederJandfche Schouwtooneel, In den jaare 1581 , waren vyf Burgemeesters en agt Schepens, Leden van de Amfterdamfche Kamer de Eglentieren , die ber ftierd werdt door drie uitfteekende Vernuften , HENDRIK LAURENSZOON SPIEGEL, DIRK VOLKERTSZOON dl ROEMER VISSCIIER , welke , in den jaare 1^4, eene Nederduitfche Letterkunst , en daarna een Kort Begrip des Redekavelings in rym uitgaven. Aan deeze Kamer hadt Holland vervolgens te danken die uitmuntende Mannen , welke de Vaderlandfche Dichtkonst in top opgevoerd hebben. Dan, de Hervorming nu doorgegaan zynde , vonden de Rederykers minder ftoffe, om het gemeen ten koste der Monniken te vermaaken : des moesten zy naar eene andere omzien. Zy vonden ze in die dingen , welke het hart roerden door medelyden , fchrik en afgryzen; of, aan den anderen kant, den geest vermaakten , door boert of jokkerny; alles ter befchaavinge des gcmeenen Volks. Zie daar den grond, voor het Schouwtooneel gelegd ! Dit was egter toen nog zeer onvolmaakt. Soms droeg men onftigtclyke vertooningen voor, die door braave Lieden verfoeid werden. Op andere tyden fpeclde men Schriftuurlyke Spelen van Sjnne , met konst- en vliegwerk verfierd, veel-  rederykers spelen verbeterd. 231 veeltyds op eene onbehouwen wyze , by voorbeeld , men voerde God op het tooneel , abraham bevelende , zynen Zoon te offeren. In den jaare 1583 , werden des alle openbaare Spelen en Batementen verboodcn. Twee jaaren daarna, by het overgaan der Stad Antwerpen , kwamen veele Minnaars der Dichtkunde over in Holland, die verfcheiden' nieuwe Kamers daar oprigtten. Te Amfterdam gaf men zelfs vertooningen aan Prins maurits , die door de Stad naar 's Haage toog. V. Zy behielden dan nog hun aanzien ? A. In die Stad ten minden ; doch de Synode van Zuid-Holland verzogt den staaten dezelve te weeren , die daarop , in den jaare 1595 en 1596 , een befluit namen , meer om de ongeregeldheden te beteugelen , dan om derzelver bedryven te wraaken. In den aanvang der XVII Eeuw raakfen zy zelfs meer in zwang, alzo de Wethouders , om eene Lotery, door den toevloed des Volks , opgang te doen maaken , zich van dezelven bedienden. Haarlem , by voorbeeld, een Oud-Mannen-Huis noodig hebbende , noodigde de oude Kamer der Pellikaanisten twaalf Hollandfche Kamers, om by die gelegenheid eene daartoe aangelegde Lotery, in den jaare 1606 , vol te krygen. De onbefchaafde Kamers werden egP 4 ter  S32 vraag der rederykeren. ter in de Dorpen WasfenaUr , Monfler cn Naaldwyk vcrbooden : anderen herfteld, mids niet te fpreeken over Godsdienst of Staatsbcftuur, waaronder men telde de Haarlemfche , die dc Wyngaardranken ten blazoene hadt, en reeds honderd en negen jaaren heugde. Zy deedt egter eene Vraag , die op de toen zweevende Kerkgefchillen betrekking hadt , naamelyk : „ Of Gods ghenade door Christi lyden , en 's Geests kracht Ons falicheid maer ten deel, of gheheel heeft gewracht ? " Tot welk gevoelen deeze Rederykers overhelden , bleek uit dit gegeeven antwoord: ,, dat al de ghene, die haer inbeelden in geestelycke faken een rryen vil te hebben , met recht niet fegghen moghen haer falicheydt alleen te beftaen in dat Goddelyk , eewig, drie ecnich wefen. " — Sedert begon men zich meer toe te leggen op zuiver Nederduitsch. De Kamer te Delft liet men fpeelen , mids zy iets aan de armen betaalde. Ook hicldt men , nog in den jaare 1616 , een Spel te 's Hertogen-Bosch. Doch de Vertooningen, in den jaare 1618, te Amfterdam aan Prins maurits gegeeven, waren de laatfte der Rcderykeren. V. Maar' ik hoor nog niets van eenen Vaderlandfchen Schouwburg , tot welken Gy zcide den grond gelegd te zyn door de Rederykers ? A.  schouwtooneel te AMSTERDAM, 233 A. Als wy tot het jaar 1617 komen , vernecmcn wy , dat men te Amfterdam in de Oude Kamer de beste Dichters telde , die de Toekykers iets lieten betaaicn tot goedmaaking der kosten en ten voordeele van het Oud-Mannen-Huis , wiens Regenten 't bcdraagen der Spelen betaalden. Dit gaf groote winst. De beroemde Drosfaard, pie- ter cornelisz hooft , vondel eil de Ge- neeshcer samuel coster waren Leden deezer Kamer. De laatfte' fmeedde daarop een plan , om eene nieuwe Kamer op tc rigten, en met hulp der Oude een geheel Godshuis te onderhouden. - Hy liet dan , op eigen' kosten , op de Kcizcrsgraft, een nieuw Gebouw timmeren, dat eencn Byenkorf met het woord Tver ten blazoene hadt ; cn, na de voltooing den naam van costers of Nederduitfche Academie voerde, vondel , hooft en hoghendorp leverden de Stukken , die daar gefpecld werden. In deezer voege kwam de Amfterdamfche Schouwburg tot ftand. De Regenten van het Burger-Weeshuis, de daarvan komende voordcelen ziende, namen, in den jaare 1622 , coster.s Academie over", waarop vervolgens de Vaderlandfche ToneelPoëzy befchaafd werdt. Dan , ten platten lande , waar men , wegens de Gefchillen over den Godsdienst, over hoop lag, fchimpte men op denzelven, als mede op de ReP 5 gee-  234 gevolg van den schouwburg. geering ; des de staaten het verder fpeelen in zulke Dorpen verbooden. Anders liep het , in den jaare 1626 , te Gouda , waar der Kamer de Goudsbloem vergund werdt , geduurende den winter, Zondags ten vier miren na de Predikaatfie, daarna in de week, eenige ftichtige Comedien te vertoonen. —— In Amfterdam fpeelde intusfchen de Nederduitfche Academie , ten voordeele van het Burger-Weeshuis ; doch de Oude Kamer ten onderhoud van het Oud-Mannen-IIuis. Daar zulks eerst nyd en daarna tweedragt baarde, vereenigden de Burgemeesters deeze twee Kamers, en timmerden, in den jaare 1638, een nieuw Gebouw, waarop de Vaderlandfche Tooneel-Poëzy tot groote volkomenheid werdt gebragt en de fmaak der Natie befchaafd : hierdoor zyn de gebrekkige Stukken der Rederykeren in kleinachting en vergetelheid gekomen. Dit Gebouw werdt door geweldige vlammen, ten koste van het leven vecler Aanfchouweren, in den jaare 1772, in de asfebe gelegd, waarop men federt een ander elders heeft gehucht. V. Hoe liep het met dc Rederykers in andere Steden des Lands af ? A. Men bleef daar, tot den jaare 1648, Vraagen opgeeven ; en reisden eenige Kamers naar anderen, om pryzen te winnen, de Regecring gaf haar foms zes, twaalf of meer guldens tot goedmaaking der reiskosten. Dan,  verval der spelen. 235 Dan , eenige vuile Spelen in het Dorp de Lier , in den jaare 1661 , vertoond zynde , nam Hollands Hof het befluit, om ze overal te verbieden, z© dra er eenige klagten gedaan werden. Dit bragt de Spelen van zulke Dorpen in groote kleenachting en verval. Elders bleeven de Kamers in vollen bloei , fommige tot het jaar 1712. De Dichter poot verkeerde met die van Ketel en Schipluiden ; doch ze werden door hem en rotgans befchimpt. De Herbergiers, die de pryzen bekostigden, vonden er meest hunne rekening by. De Intrede deezer boerfche Rederykeren was klugtig. De befchreeven Leden kwamen daar op eenen open wagen , met flaande trom en vaandel, verzeld van Kamernarren cn zotskappen , tot vermaak der aanfehouweren , en werden met een gedicht verwellckomt. De Vraagen nam men nog dikwyls uit de Heilige Schrift ; maar de Spelen , foms op Zondagen , met trommels , vaandels en zotskappen, waren el. lendig. Men verhaalt , by voorbeeld , dat men , in een Dorp, abrahams Ojferhande willende vertoonen , eenen opgefchikten Man aan een katrol by den zolder ophing , als den Engel , om op zyn' tyd neêrgelaaten te worden : dat een ander Man , abraham , eenen jongen, isaac verbeeldende, op eenen houtftapel vast hieldt, met een uitgetoogen flagers-  236 ellendige slegte spelen. flagersmes in de hand om hem te dooden; dat den Engel , wyl het katrol haakte , en dus niet fchiclyk genoeg kunnende neêrgelaatcn worden , om abrahams arm tegen te houden, van den laatlten , die tc lang naar zynen zin gereed was geweest, toegeroepen werdt : „ als ge niet gaauw komt, dan vlooi ik toe! „ dat isaac, daardoor bang worde-ide , zich uit abrahams handen los worftelde , en zich weg pakte; dat de Engel, meer vast raakende, de verdrietige Aanfchouwers in verwarring bragt, en eens Burgemeesters Dochter, met welker kante-lobben de Engel verfierd was, die in gevaar ziende,, luidkeels uitriep: „ Ach myne lobben! " Om de ergernis by zulke Spelen gegeeven, lieten de staaten dezelve door een Plakaat verbieden , het geen ze allen heeft doen te gronde gaan, en op veele plaatzen geheel in vergetelheid gebragt. Wy hebben geene reden , om ons over dit gemis tc bedroeven. Ander Ondervvys kan men thans ontvangen. In oude tyden dienden zy, onder het beftier der Voorzienigheid , tot gewigtige oogmerken , waaraan voldaan is. Dat zy dan agter blyven in onze befchaafde dagen. In Brabant mag , hier of daar, nog eene Kamer overig zyn ; maar haalt dat by de ongemeene pragt , vermaak en leering, die da oude Kamers vertoonden?  beroemde drukkers. 237 den ? . . . Zie daar eene korte fehets van de lotgevallen der oude beroemde Rederykcren, thans zo vergeeten. V. Waar heen nu ? A. Wy zyn zekerlyk door de weetenswaardige Historie der Vaderlandfche Rcderykcren van onzen weg afgeraakt. Keeren wy op denzelven terug , dan moet ik U eenige beroemde Boekdrukkers ' opgeeven. Van l. j. koster willen wy niet fprecken. Onder zyne nu zeldzaame Boeken munt uit dat van joiiannes Openbaaring , het geen hy, tusfehen het jaar 1430 en 1440, moet gedrukt hebben in agtënvcertig ftuks houten Plaaten , met koleuren afgezet , waarvoor ik eens honderd ryksdaalers heb zien betaalen. h. commelin , tevens een geleerd Schryver, blonk, uit in de XVI Eeuw; in de XVII j. janssonius , p. van ravesteyn , w. blaauw en zyne twee Zooncn , de vier elzeviers , .(naamelyk bonaventura, abraiiam , lodewvk en daniel) die uitmuntende Drukken gegeeven hebben: voorts h. en J. keur , f. halma en j. Hl wetstein; en in de XVIII p.' van der aa , en laater j. tirion , j. enschede en zyne Zoo- nen. j. hondius , p. schenk en c. sepp hebben fchoone Kaarten , Gldben en Afbeeldingen j der Natuur, gegeeven. V. Nu de andere Konltenaars ? . . . A.  238 graveerders. schilders. A. Zal ik de Graveerders hier .gedenken, als J. luyken , c. visscher , picart , houbraken en punt ; of de twee beroemde Bouwkonftenaars j. van campen en h. de keizer ; en de vermaarde Schilders er byvoegen ; als rubens , van dyk , rembrand , teniers , van heemskerk , bloemaart , goltzius , blokland van montfoord , ostade , douw, van der helst , A. en w. van de velde , bakhuizen , metzu , potter , steen , f. Cll w. mieris , lairesse , van der werf, ruisch, van dep* heiden ', van huizum , de wit, troost en veele anderen ? V. En by wien vindt men de grootfte en uitgezogfte Bibliotheeken ? A. Men mag in 't algemeen zeggen, dat de vyf Vaderlandfche Academiën uitmuntende Boekeryen bezitten, onder welken die van Leiden uitmunt. Sommige Steden , gelyk Haarlem , Gouda , Edam , Hoorn, Zutphen enz. hebben er ook ; doch die veel verVallen , en niet , van tyd tot tyd, aangevuld zyn. Die van Gouda moet men egter uitzonderen , waar men kloeklyk met de vergrooting voortgaat. Onder die van byzondere Perfoonen , munten er , thans bovenal, drie uit, ik meen , die van de Heeren fa gel , meerman , en den Amfterdamfchen Koopman crevenna , welke, mogelyk , de zeld-  STOFFE VAN VERWONDERING. 239 zeldzaamfte en fraaifte van alle Boeken bezit. —— Laat dit nu genoeg zyn! V. Wy eindigen dan hier ? A. Ja , laat ons de Kerkelyke Hiftorie des Vaderlands hier eindigen! Ik heb dezelve , daar zy van zo veel gewigt voor U was , gefchetst. Laat anderen dezelve uitvoeriger afwerken in volgende Tyden , die daartoe , ten aanziene der laatere of tegenwoordige Gebeurtenisfen, bekwaamer zullen zyn. Gy hebt eene nieuwe ruime ftoffe tot denken hier ontvangen, en daarby zeer veel aanleiding, om U te verwonderen over de wegen, die de magtige God. heeft ingeflaagen , deels om de Kerk in ons Land te hervormen , en zo wonderlyk te bewaaren tot op deezen dag by de zuivere Waarheid en edele Vryheid; deels om door haar te zorgen voor andere Hervormde buitenlandfche Gemeenten , die in verval of verdrukking keven , het zy door de voorfpraak onzer Souvereinen , het zy door haar vermogen of andere middelen. Hoe verre breidt zich haar invloed niet uit ! Welk eene aangenaame befchouwing! — Vergeet , vergeet geene dankbaarheid aan den Regeerder voor zulken invloed, voor eigen genooten' Weldaaden; en hoop, dat de volgende Tyden der Kerk beter mogen zyn, dan de tegenwoordige ! AGT-  AGTËNDERTIGSTE ZA3V1ENSPRAAK over de HISTORIE DER ARABIEREN. Oorfprong der Arabieren. Nooit te onder gebragt. Oude Staat en Godsdienst. Weetenfchappen. Mahonie tbs afkomst , Daaden , Leer en Ryk. Uitbreiding van zyn Geloof. Karakter. Veele Opvolgers. Ondergang des Ryks. Laa- , tere Weetenfchappcn. Geleerde Lieden. Koophandel. V raag. Zullen wy , na liet befchouwen der Vaderlandfche Kerkgefchiedeni.s, nu overgaan tot die van een ander Volk, daar onze taak nog niet is afgedaan ? Antwoord. Dit behoort zo: maar hoe zullen wy dat doen ? In alle zaaken, vooral in bet Onderwys van de Historie der \Yaereld , moet eene nette orde gehouden wor-  plan der historie-beschouwing. £41 worden , zal men ze op eene bevatlyke en aangenaame wyze voordraagen , en zullen anderen dezelve ligtlyk in 't geheugen kunnen bewaaren. Reeds van den beginne af was myn Plan niet , om U te vertoonen al wat ten zelfden tyde in de Waereld gebeurd was : die zaaken waren te veel cn te onderfcheiden , om byéén gevoegd te worden , en konden des verwarring baaren. Gelyktydige Gcfcbicdenisfen kunnen, ook dikwerf , wel in haar begin ; maar niet in haar einde vertoond worden: anderen fchietcn er in, en de eerften worden dan op eene afgebrooken wyze befchouwd. Ook is men dan vaak gedwongen- tot zeer wyde overgangen. Men doet fprongen van bet Oosten in het Westen , van het Zuiden in het Noorden ; en dan ziet men veelal brokken , niets in zyn geheel. En zal men naderhand den afgebrooken draad der Gebeurtenisfen aaneenknoopen , men zit in het naauw , en weet niet, boe dat voegzaamlyk te doen. Om alle deeze redenen heb ik , ten uwen meesten voordeele , een andere Plan ontworpen en gevolgd. Toen wy de nieuwe historie onder handen namen, (III Deel) oordeelde ik best, de Jooden] Romeinen en Christenen, uitmaakende de drie voornaamfte Volken der Waereld, elk afzonderlyk, te bezien: de eerften van Jesus V. deel. Q G„  242 ver. handelde historiën. Geboorte af tot op onzen tyd (III Deel, bladz. 1-128); de tweeden van de Regeering hunner Keizeren tot hunnen ondergang {bladz. 129-290) ; en de derden van hunne opkomst tot op deezen dag , dat is , geduurende den tyd van byna XVIil Eeuwen, (bladz. 311-468, en IV Deel, bladz. 1-311.) Dan, daar Gy de meeste betrekking hadt tot de Historie der Christenen in ons Land, heb ik de Gcbeurtcnisfen der Vaderlandfche Kerk aanccngefchakeld, aan U vertoond, (IV Deel, bladz. 312-464, en V Deel, bladz. 1-039). £)lls hingen de Lotgevallen deezer opgenoemde Volken aanéén : wy deeden geene fprongen: Gy vondt geene gaapingen : werdt het begin van eene Natie gezien , derzelver einde werdt ook wel dra van U vernomen. Dit, meen ik, was de beste weg , om (j de gemakkelykfte bevatting van alles te geeven. V. Maar hoe nu verder ? A. Voortgcfpoed zynde in onze laatfte Zamenfpraak over de Historie der Vaderlandfche Kerk tot op onzen tyd , vinden wy ons nu genoodzaakt , eenen flap agteruit te doen , en wel ceueu grooten doch onvermydelyken flap , om de agter gelaaten Volken in het Zuiden en Oosten te bezoeken , daarna tot die van africa overtegaan, vervolgens acht te geeven op die van europa ,  ARA UIERS. 243 ropa, cn dan eindelyk alles te belluiten met die van america. V. Welke Volken hebben \vy agter e-. laaten ? &" A. Vyf zeer merkwaardigen ; ik meen de Arabiers , de Turken, de Per/en, de Mogollen en de Chincezen : dan wy willen by hen hiet zo lang vertoeven, als by de voorige Natiën ; deels om dat wy weinige zekere befcheiden van hen kennen ; deels om dat wy minder belang in hunne byzondere Lotgevallen hebben. Het zal, myns oorHeels , toereiken, wanneer ik U flegts eene algemeene Schets aangaande hunne Historie geeye: myn Plan duldt niet meer. V. Met welk eene Natie zullen wy dan thans beginnen ? A. Met een Volk, dat, van den Jaare 622 tot het Jaar 1253, een zeer uitneemend aanzien verkreegen heeft in het Oosten ; dat egter voorheen, reeds federt lang, beftondt, en dat nog befraat; maar niet in dien luister, waarin het zich, byna zes en een half honderd jaaren , vertoond heeft: ik meen de Arabiers. V. De Arabiers ! de Arabiers...! Een Volk , 't welk wy thans naauwlyks meer hooren noemen, met 't welk wy geen gemeenfehap houden, dat wy niet kennen! A. Hoe» Kent Gy Arabie niet, dat groot Q 2 Schier-  fl44 arabie hoe gelegen. Schier-Eiland , aan drie zyden door de Zee, ik meen , door de Perfifche Golf, door den Indifchen Oceaan , en de Roode Zee befpocld; beneden van asia - gefcheiden, doch boven , door Suez Landengte , aan dat Gewest, zó wel als aan africa, gehegt? — Kent Gy dat Land niet , in welks Woestynen de Israeiiten veertig jaaren heröm zwierven , en Gods Wet op S'tnai ontvingen ? Kent Gy dat Land niet , in welks zuidoostelyk deel joktan met zyne dertien Zoonen week na de verwarring der Taaien te Babel? Kent Gy dat Land niet , waarin ismaël met zyne twaalf Zoonen , byzonder in Parans woesteny , geleefd heeft; de Vaders dier Nakomelingen, die , onder den bekenden naam van Saraceenen , voorheen de geweldige geesfels veeIer Natiën zyn geweest ? Kent Gy dat Land niet , het welk men daarna verdeeld heeft in 't fteenagtig, woest en gelukkig Arabie? In het eerfte vondt men fchraale Bergen en naakte Rotzen : in het ander wyde woeste Wildernisfen , met zand bedekt, cn met weinige Gewasfen voorzien , waar de gedutirige droogte alles verzengde. Hier of daar waren flegts deeze zandige plekken met eene vruchtbaare vlakte gefchakcerd, die Gy U verbeelden moet, als kleine groene tuinen, door Oceaanen van brandend zand om-  voortbrengsels van arabie. 245. omringd : in het derde , ik meen in het gelukkig Arabk , dongen vruchtbaarheid en rykdom naar den prys, door bet geluk van de aangenaame Land- en Luchtftrceken. In deezen Oord vondt men Wyn , Dadels , Speceryen , Myrrhe , Druiven , Kasfie , Balfem en Goud, het geen, gevoegd by .zyne Havens , dit Land zeer bekwaam maakte voor den Koophandel op africa en asia. Ook moet men het noemen het Vaderland van de Kofly, waar de beste nog blyft groeien 5- doch waarvan men veel naar andere Gewesten, ik meen van america , overgebragt heeft , die van minder belang is.. V. Dus zyn de Arabiers een oud Volk? A. Gewis , en hoe weinigen ftaan hierin hun gelyk ! Zy zyn . één der oudfte Volken in de Waereld , hebbende hun Land bezeeten, byna van den Zondvloed af, zonder zich veel met andere Natiën te bemoeien. Van deszelfs vroege Vorsten , die te Taman , Hira , Ghasfan en Kejaz regeerden , weet men niet veel meer , dan naamen en beuzelagtige vertellingen , waarmede ik U niet wil ophouden. Hunne Historie fchuilt hier zeer in 't donker, waarby wy weinig verliezen. Zy leefden , gelyk hun Stamvader isMAëL , wiens hand was tegen allen en ook ieders hand tegen hem , zo dat zy nooit in flaaverny gebragt, Q 3 of  0,\6 arabiers onverwonnen. of volftrekt afhanglyk zyn geworden. Hoe zonderling is het beftier van den hoogen God , juisï omtrent dit Volk, op zyne Aarde ! Den Egyptenaaren waren zy ééns, doch niet lang onderdaanig. Meden , Perfen en Syriers konden nooit cenig aanmerkelyk gezag over hen verkrygen. Toen ALEXANBER de groote het Perftaansch Ryk te onder bragt, waren zy zo weinig voor hem bevreesd , dat ze zelfs geene Afgezanten aan hem zonden; cn ware hy, vóór het uitvoeren zyns aanflags tegen hen, niet geftorven , zy zouden mooglyk hebben doen zien , dat hy niet onverwinbaar ware. antigonus mogt Syrië en Phenicie vermeesteren , en daarna met zyne Grieken hen onverhoeds overvallen , zy verfloegcn hem egter naderhand. demetrius cn zyn Zoon moesten met hen tot eene bemiddeling komen, pompejus kon niet meer dan éénen Stam den Romeinen cynsbaar maaken. De Veldheer elius gallus mogt , in augustus tyd , diep in hun land doordringen ; maar hoe ongelukkig viel zulks voor hem uit. Keizer trajanus zelf kon zyn oogmerk tegen hen niet uitvoeren, cn de dappere severus moest met zyne groote magt terug trekken : want de groote woëftynen , de fteile en hooge Gebergten , en vooral de Liefde voor de Vryheid , zo diep in het  daaden der oude arabieren. 247 liet hart der Arabieren gedrongen , gaven hun kragts en dapperheids genoeg , om zich met den besten uitflag tegen alle aanvallen te verweeren. V. Wat bedrceven zy zelve ? A. Van dien tyd af tot op de dagen van mahometh , kennen wy weinige gewigtige byzonderheden. Veelen hunner, onder den naam van Saraceencn best bekend, zo als de uitlandfche Schryvers alle de Arabiers noemen , pionderden Mefopotamie ten tyde van Keizer constantius, cn, zich by de Perfiaanen voegende, vogten zy daarna tegen Keizer julianus : voorts onderfteunden zy de Romeinen tegens de Gothcn. In den jaare 411 pleegden zy groote buitenfpoorigheden in Egypte , Phenicie en Syrië. Veertig jaaren laater vielen zy in liet gebied der Romeinen ; maar werden door Keizer marctanus gcfiaagen : doch in den aanvang der VI Eeuw bragt hun alamundanus , der Saraceenen Vorst, een verm iard Krygsheld , eene ongclooflyke fchaade toe , vyftig jaaren lang ; en deedt zelfs den vermaarden belisarius , ten tyde van judinianus , wyken. V. Hierdoor wekken zy myne verwondering ! A. Deeze moet toeneemen , wanneer ik U zeg, dat zy de eerfte zyn geweest onQ 4 der  248 oudheid der arabiers. der de rfjiatifche Volken , die, na Jesus Geboorte , op eene treffende wyze voor den dag zyn gekomen, cn zich wyd en zyd bcrugt gemankt hebben in de toenmaalige Eeuwen. Een nieuw Ryk en eenen nieuwen Godsdienst, die beide groote veranderingen in bet Oosten maakten , deeden zy tc voorfebyn komen. Oulings beitonden zy, langer dan drieduizend jaaren , als een eigen Volk; doch in eencn flaat van vyandfehap met hunne Nabuuren , cn , kwam men bun te naby, zelfs met bet gehccle Menschdom. En zy hebben zich dus met het zwaard in de hand gehandhaafd. Ismaëï zal ivoonen vóór 't aangezigt aller zyner Bi oederen: zo was de oude Godfpraak. Gen. XVI. 12, cn zy beftaan nog. Dus zyn zy in het Oosten , nevens de Jooden , die verfpreid zyn over de gcbeele Waereld de twee Natiën , die men noemen mag levendige Gedenktekenen van het Gocilyk gezag van moses en der evangelisten , en dus' van den Christehken Godsdienst. • Dan, vóór de (lich¬ ting eens nieuwen Ryks cn vóór het invoeren eens ongchoorden Godsdiensts , bemoeiden zy zich niet, gelyk ik zeide , met andere ■ Volken , noch werden wyd bekend door dappere daaden , groote veroveringen , of fchoone uitvindingen. De Koophandel drong ben wel tot eenige gemeenfehap en ken-  LEVENSWVZE DER ARABIERS. 049 kennis met Vreemdelingen ; maar dezelven ging niet verder, dan tot de Zeekusten en Havens deezes Volks. In 's Lands binnenfte deelen hieldt de oude levenswyze ftand , cn nergens in de Waereld is die minder , dan hier , veranderd. Dc oude Herbergzaamheid , Maatigheid en geregelde Zeden behouden cr nog plaats. 's Lands dorre plekken drongen ten , om, by Stammen ,. onder tenten te woonen in vruchtbaare Oorden ; en was daar niet meer voor Vee cn Mensch te vinden, dan pakte men alles op , cn zogt voor beesten en Huisgezinnen andere vruebtbaare Oorden op. Zodanige Stammen werden meest door Emirs, die byzondere Prinsfen of aanzienlyke Hoofden waren, geregeerd. Anderen woonden in Vlekken of Steden , boven reeds genoemd; doch verfchilden weinig van de Landlieden, bet zwerven en bet dry ven van Handel uitgezonderd. Dan , elke Stad hadt haare eigen kleine Koningen ; en dus maakten veele Steden en Stammen één aanzienlyk Ryk uit ; maar , het geen zonderling is , nooit beeft Arahie eenen algemeenen Koning gehad. Zy vielen dikmaals in de aangrenzende Landen , cn rigtten daar ftrooperyen aan: de dorre Oorden , waarin men komraerlyk leefde , wekten hen daartoe op: zy rekenden dit geoorlofd cn Helden cr zelfs roemQ 5 in,  Z$0 godsdienst der. arabieren. in. Zo ftil leefden zy tot den tyd van maiiometii ; doch kwamen toen tc voorfchyn , als eene heele andere Natie. V. Welken Godsdienst beleeden zy ? A. Reeds lang verhaten hebbende de kennis des waaren Gods , htm door ismac'l geleerd , dienden zy den Afgoden , alat , az , menat en anderen , en eerden de vaste 'Sterren en Planeeten , Engelen en hunne Beelden , als Middelaars by God. De veranderingen in den helderen Hemel , en de diensten , welken de Hemelfche Lichten aan de Aarde doen , zullen ben bewoogen hebben , om eene Godlyke magt aan dezelven toe te fchryven. Van de naby gelegen Perfen fchynen zy den Magifchen Godsdienst , lang vóór mahometh , geleerd te hebben : ook was der Jooden Leer onder eenige Stammen ingevoerd. Arahifche Jooden verfcheencn op het Pinksterfeest te Jerufalem ; en , na de verwoesting dier Stad, vlugtten meer anderen naar Arabie, en maakten daar verfcheiden' Stammen tot Geloofsgenooten ; maar de Eth'wpifche Koning kaleb , den moord onder de Christenen van Najran willende wreeken , maakte daar een einde van het Joodendom. paulus heeft 'er, gelyk Gy weet, verkeerd; dan of hy er het Evangelie verkondigd heeft , is niet zo klaar. De Christelyke Godsdienst is er vroeg  weetenschappen der arabieren. 051 vroeg geplant onder voornaame Stammen , cn , vóór mahomeths opkomst , waren er, waarfchynlyk, verfcheiden' Christen Bisfchoppen. Naderhand vondt men er Aanhangen, die Navolgers van nestorius en eutyches waren. V. Hadden zy fmaak in de Weeten- fchappen ? A. Hunne kennis in de Weetenfchappen was zeer gering: de minflren konden leezen of fchryven. Dan, van ouds her, hadt men zich toegelegd op de Wclfpreekendheid £n de Dichtkonst , cn waande, dat niemant de konst, van in het openbaar wél te kunnen fpreeken , beter verftondt , dan zy of de Perfen. koss cn sabban, twee oude Arabiers , hebben er hunne naamen door vereeuwigd. Zamcnhangende Redevoeringen ftrookten niet met hunnen fmaak; maar afgebrooken' Stellingen of korte Spreuken, fierlyk uitgedrukt , of in fchoone beeldtenisfen verkleed , gevielen hun ongemeen. De Dichtkonst , daar ze in hooge eer ftondt, werdt zeer beoefend. Een o.nderwyzend Gedicht hieldt men voor 't toppunt van 't Menschlyk vermogen. Een uitmuntend Dichter gaf eer aan zynen Stam. Andere Stammen deeden aan zodanigen eene bezending, om dien met zulk eenen Man geluk tc wemeben. Gastmaakh werden by dergeiyke gelegenheden  üjü DICHTKONST DER. ARABIEREN. den gehouden ; dewyl men iemant hadt, die den roem des Stams kon ophouden. De Gellagtregisters bewaarden de zuiverheid der Taal, en bragtcn de groote daaden tot de Nakomelingen over. Dit wekte den nayver. De Stammen hielden daartoe eene algemeene Vergadering te Qhabd, en tevens eene jaarmarkt of kermis, die ddne maand lang duurde. Daar dreef men den Handel, en zeide de rymen op. Die de beste waren , bewaarde men in 's Konings Schatkamer. De fnoode mahometh , zelf niet geleerd , en niet willende , dat anderen het zouden worden , om dat zyn Godsdienst geen onderzoek kon verdraagen , vernietigde die Vergadering , en federt dien tyd nam de oude Dichtkonst af, te meer daar de Arabiers in 't vervolg genoeg te doen vonden met het uitbreiden hunner Overwinningen. Eenige hunner Gedichten zyn de vernieling des tyds ontkomen. Hoe fchoon zy waren , kunt Gy opmaaken uit ddn der oudfte Boeken , ik meen dat van job , vol van fchoone Beelden , Welfpreekenheid en Dichtkonst , - niet behelzende eenige bloote invallen of losfe fpronge; maar eene grootfche verbeelding, edele en waardige gedachten , die ons , by hervatte leezingen , altoos verrukken. Zy telden onder hunne Geleerden den aangenaamen Fabeldichter lokman ;  weetenschappen der arabieren. 253 man ; en fommigen meenen zelfs, dat esopus Fabelen van Ooflerfche' afkomfte zyn. V. Welke Weetenfchappen Honden by hen, al was de kennis gering , in aanzien ? A. Zy bepaalden zich tot drie ; tot het uitleggen van Droomen ; tot de Historie en Geflagtrekeningen ; en tot dé kennis der Sterren , die het weder voorfpelden. Hunne groote vorderingen in deezen derden tak hunner Wectenfchappen kunt Gy allerklaarst zien uit het fchoone Boek van job. Door alle zulke oefeningen werdt hunne Taal , zo na met de Hebreeuw fche verwant, en zo ryk van woorden , zeer befchaafd. — Zy hadden eenige kennis van Handwerken, van het bandelen der wapenen , en de konst van Paarden te bereiden. Hoe uitmuntend ftaat het Arabifche Paard , ten oorlog uitgerust, getekend by job XXXIX. 22-28! Zy waren ten kryge verpligt, uit hoofde van hunne geduurigc krakeelen. V. Hoe lang bleeven zy in dien Haat ? A. Zy bevonden zich in deezen toeftand zeshonderd jaaren na Christus Geboorte, toen één hunner Landgenooten , muhamed of mohamet , welken naam de Grieken en andere Europeaanen in mahometh veranderd hebben', onderftondt , eenen nieuwen Godsdienst in te voeren, en een nieuw Ryk .. te  254 MAHOMETH. te luchten. Mecca was zyne vaderlykc Stad, de voornaamfte plaats , over welke de ganfche Handel van dien tyd in het gelukkig Arabie naar Indie en Syrië gevoerd werdt. De onvruchtbaarheid des gronds drong de Inwooncrs , zich te meer op den Handel toe te leggen. Hunne waaren vervoerden zy op Kameelen in groote Gezelfchappen, thans Karavaanen geheeten , naar de Havens der Roode Zee. mahómeth was daaraan ten deele zyne grootheid verfchuldigd. Hy was een Man , gefprooten uit éénen der aanzienlykfte Stammen , van eene fchoone gedaante en een inneemend voorkomen , wclfpreekend cn voorzigtig. Vroeg zynen Vader verboren hebbende , cn niet meer bezittende dan vyf Kameelen en éénen flaaf, werdt by opgetrokken, door zynen Oom , in den Koophandel. Daar mede bezig zynde, toonde by zyne dapperheid in eenen kleinen Oorlog tegens eenige Arabifche Stammen. Eindelyk werdt hy het Hoofd van den zynen, en Beffierder des handels eener ryke Weduwe , dien hy zo wél waarnam, dat zy befloot, hem ten Echtgenoot te neemen. Hierdoor kreeg hy magt ; en was dat niet gebeurd, zyne Geestdryvcry mogt begonnen, maar zou tevens met hem ten gravc gedaald zyn. V.  mah0meths leer uitgebreid. 255 V. Wat deedt hy dan ? Gy zeide, een nieuw Ryk en eenen nieuwen Godsdienst ftichten. . . . A. Ja ! Deeze Man , zo merkwaardig en berugt , als eenig Mensch op aarde , verhief zich uit eenen geringen ftaat tot eenen grooten Oppervorst en Veroveraar van Arabie , en leide den grond eener heerfchappy, die zich daarna met de uiterlte fnelheid verbreidde over groote Landen der drie van ouds bekende Waerelddeclen. Zyn nieuwe ingevoerde Godsdienst hadt even fnellen voortgang cn uitgebreidheid , naamclyk , van 't Pyreneesch Gebergte in het Westen , langs de Straat van Gibralter , door africa tot in Arabie ; en van daar naar het Oosten tot aan de Rivier den Indut ; en in het Noorden , van Bockharie cn de Caspifche Zee tot de Golf van Ormtis , en het binnenfte van Arabie ten Zuiden. Men moet verbaasd ftaan, wanneer men dit van zulk een Ryk en Godsdienst bedenkt. Geen Mensch op aarde vóór hem heeft meer gedaan ; en het is noch te hoopen noch te denken , dat iemant na hem meer doen zal. Veele oude valfche Profeeteu , die iets ondernamen , zyn zeer haast in het eerde opkomen verdweenen , hebben weinigen verleid , en zyn nu niet meer bekend; maar, helaas! 't is mahoïueth gelukt, zulke groote dee-  256 mahomeths bedryf. deelen der Waereld onder zyn fnood bedrog te doen bukken , en hoe veele millioenen Menfchen lcevcn nog onder hetzelfde juk ! Tot de ftichting , beide van zyne Heerfchappy en Leer, was Vervolging zyn werktuig. Den weg naar 't Paradys der wellusten bevlekte hy met het bloed van ontelbaare ongelukkigen. Roof en moord noemde hy heilig, cn leerde zynen Navolgeren * dat het beftryden cn zegcpraalen over den dood der Ongeloovigen de zekerftc middelen waren , om Gods gunst voor eeuwig te winnen. De moordklok was by hem een geklank des Hemels. De hersfencn van een wellustig Volk verhittede hy , dermaate , door de hoop op een zinnelyk Paradys , waar de voldoening der lusten de belooning zou weezen voor misdryven , van welke de Menschlyke natuur anders gruwt, dat zy zich blindelings aan hem onderwierpen. Hoe zeer moeten wy des niet bejammeren , dat één fnood Mensch zulken verbaazenden invloed op millioenen gehad heeft, en nog blyft behouden ! Onze Ziel verzugt zeer diep over zodanige wreede magt! V. Hoe begon hy toch die ondernecming? A. Als Koopman veel, zelfs buiten Arahie , gereist hebbende , hadt hy veele Natien , Landen , Zeden en Gevoelens van Menlchen keren kennen; en een ernftig oog op  mahomeths karakter en voor geeven. 157 op zyn Vaderland flaande , dat in Afgodery verzonken was ■, maakte hy gebruik van 't eerfte ; en 't laatfte deedt hem op hervormen denken. Eene vuurige Verbeeldingskragt, dwecpery, en eerzugt noopten hem tot de uitvoering. Gy moogt toch zyn Karakter ftellen in een zamenweeffel van dvveepery, " bedrog , heerschzugt en geweld. Hy nam voor , den alouden Godsdienst der Patriarchen , byzonder van abraham en ismacl , van wien de Arabiers afdammen,. als mede de Leer van moses en Christus , welken hy op zyne reizen gebrekkiglyk hadt leeren kennen , tot de eerfte zuiverheid te hcrftellen , welke zy beiden door de vervalfchingen der Heidenen , Jooden en - Christenen , naar zyn gevoelen, hadden verloorcn. Welk een aangemaatigd gezag van eenen onkundigen mahometh , en welk eene fnoode onderneeming ! God , zeide hy, hadt hem tot een' Hervormer der Waereld verkooren benoemd en gezonden. Zyne voornaamlte Stelling was : ,, Er is maar één God , en mahometh is zyn Profeet." Hierdoor wilde hy de Afgodery verftooren , en den dienst des waaren Gods algemeen maaken. Hy lochende niet , dat moses en andere Jood fche Leeraars , dat Christus en andere buitengewoone Gezanten , ter ondervvyzinge van Menfchen, waren gezonden geweest; V. deel. R WL„  158 mahomeths eerste bedrog. maar hy was ftout en trots genoeg , om zich boven hen te verheffen , ja zich den grootften van allen te noemen , die thans den Godsdienst in zyne hoogfte volkomenheid zou herftellen. V. En men geloofde zulk eene leer ? A. Deeze leer droeg hy eerst zyn Huisgezin voor, en zogt er dat door te bekeer ren. Daarna ging hy in een hol eens Bergs, en terug gekomen zynde , vertelde hy aan zyne Vrouw de verfchyning van den Engel gabriel , die hem zyne beftemming tot een' Apostel van God bekend gemaakt hadt. Zy geloofde zulks , verhaalde het aan anderen, en won eenige aankomelingen. Drie jaaren daarna, in welken hy voorgaf veele Openbaaringen gehad te hebben , dacht hy, daarvan niet langer een geheim te moeten maaken , en nu te kunnen beginnen. Met deeze Openbaaringen , de klaarfte bewyzen van de bedriegery deezes Verleiders , wil ik U niet ophouden : Gy kunt ze in den Alco- ran leezen. abu behr ging tot hem over. Daarop belastte hy ali, zynen Neef en Voedfterling, een gastmaal te bereiden. mahometh verfcheen daar, en beloofde, in eene aanfpraak tot de Gasten, den geenen, die hem in zyne onderneeming zou helpen, tot eerften Staatsdienaar te zullen verkiezen. Hierop boodt zich ali aan, dezelfde ali, wien  mahometiis nagtreis. 259 wien de Perjiaanen voor den resten Khalif, dat is , voor Opvolger en Gezaghebber in Kerkelyke en Waereldlyke zaaken erkennen, terwyl de Turken abu beur ,• omar en othman daar voor houden. Zy noemen zich Sunnieten , dat is , Regtzinnen; en de anderen Schüten , of Scheurmaakers. Dit verfchil heeft eenen nog duurenden haat tusfehen die twee Natiën verwekt. . . Maar ik dwaal van den weg. . . V. Laat ons op denzelven weder keeren , en zeg my , wat mahometh verder deedt. A. Na het aanvaarden zyner profeetifche bediening in zyn veertigfte jaar, predikte hy in het openbaar. De Koreisch, dat is, zyne Stamgenootcn , kantten zich , in den beginne , daar tegen aan. Om hen te gewinnen , verhaalde men hun mahometh* nagtreis naar den zevenden of hoogden HemeL 't Is wel der moeite waardig , U een kort verflag daarvan te geeven , op dat gy zoudt kunnen oordeelen van zyne bedriegeryen. „ mahometh zich bevindende in de open lucht, tusfehen de bergen buiten Mecca, bragt de Engel gabruïl tot hem een Dier , Al Borak geheeten , grooter dan een Ezel , wat kleener dan een Muilezel, zo wit als melk , en zo vlug als een blikfem , om door hem berceden te worden. R 2 't  200 mahomeths nagtreis. 't Dier Weigerde dat, fchoppende met groot geweld ; maar gabriel dat beftraft hebbende , ftondt het ftil, en mahometh daarop geklommen zynde , voerde het hem, in één oogenblik, door de lucht tot in Jerufalem. Daar ging hy aanftonds naar den Tempel, waarin by vondt abraham , moses en Jesus , nevens veele andere Profeeten , die hem groetten en met hem baden. Hierna, het Dier Al Borak beneden hatende, klom hy , nevens gabriel , langs eene ladder van licht, naar boven. Aan den eerften Hemel , beflaande uit zuiver zilver , waar de Sterren hingen aan gouden ketenen , en de Engelen de wagt hielden, gekomen zynde , klopte gabriel aan de poort. De Poortier, verneemende wie cr was, naamelyk mahometh , de Vriend van God , deedt teiftond open. Daar binnen komende, vondt hy adam , een oud afgeleefd Man, die zich in deszelfs voorbidding aanbeval : ook zag hy er Engelen in de gedaante van Vogelen , en eenen Haan , zo wit als fnccuw, maar zo groot., dat by met zynen kop den tweeden Hemel raakte , fchoon die van den eerften vyf honderd jaaren reizens af ware. Hy was de Reprefentant van alle de Haanen , en kraaide , alle morgens, een loflied ter eere van God. Zy reisden ver¬ der , en kwamen aan den tweeden Hemel, al-  mahomeths nagtreis. z6l alwaar zy van yzer gemaakt, vonden noach, Jesus en johannes , welke twee laatften hem verwellekomden, en den besten der Profeeten noemden. Daarna kwam men in den derden Hemel , gevormd van edele gefteenten , waar hy eenen grooten Engel aantrof , die Gods Getrouwe en Engel des doods werdt geheeten, hebbende honderd duizend andere Engelen onder zyn bevel. Hy zat aan eene tafel woorden te fchryven , dat is , de naamen der Menfchen , die gebooren moesten worden , en anderen uit te wisfehen , dat is , der geenen, die fterven moesten. gabriel zeide hem, dat ze dan ook onmiddclyk ftierven. De beide Reisgezellen werden hier door david en salomon vriendelyk gegroet. — Hierna begaven zy zich naar den vierden Hemel, gemaakt van fyn zilver , en kwamen , in dén uur tyds, al lag hy vyf honderd jaaren dagreizens van den derden , daaraan. Aangeklopt hebbende en binnen gelaaten zynde, wenschte enoch of josef , jacobs Zoon , de twee Reizigers geluk , even als de voorige gedaan hadden. Hier was een groot getal van ongemeen kloeke Engelen , die hunnen tyd doorbragten met wcenen over de zonden der Menfchen. ■ Komende aan den vyfden Hemel , toegeftehl van 't zuiverfte goud , werden zy zonder moeite door den PoorR 3 tier  2ö2 mahomeths nagtreis. tier binnen gelaaten , en door aaron begroet, 't Vuur van Gods wraak werdt daar bewaard voor hardnekkige Zondaarcn, en byzondcrlyk voor booze Arabieren. Voortfpoedende traden zy in den zesden Hemel , van kostelyk gefteente gebouwd. . johannes de Dooper boog zich hier vóór mahometh neder, en verzogt deszelfs voorbidding by God. Deeze Hemel was ook vervuld van Engelen. Eindclyk be¬ reikten de twee Reizigers den zevenden Hemel , zamengeïïeld van Godlyk Licht. Hier zag mahometh den grootftcn aller Engelen met zeventig duizend hoofden ; trof abraham wederom aan op eenen throon van licht ; kwam tot aan eencn Lotus-boom en vier rivieren ; werdt van gabriel verlaaten; kreeg eenen anderen Engel tot Leidsman ; zag een huis , gebouwd van roode hyacinthen cn verlicht door ontelbaarc lampen, dagelyks bczogt wordende door zeventig duizend Engelen ; trof hier wederom den Heere Jesus aan , die deszelfs voorbidding verzogt ; werdt verlaaten van zynen Gids ; klom alleen op tot Gods throon; zag onnoemlyk veele andere Engelen ; ftak over twee Zeeën van licht en duisternis ; kwam eindclyk by Gods throon; en hoorde deeze Item; ,, o mahometh treed toe, en nader tot den glorieryken en magtigen God." Waarop hy  MAHOMETH in den hemel. 263 hy, hooger klimmende, aan de regte zyde des tliroons deeze woorden in 't Arabisch gefchrccven zag: Daar is geen God dan God , en mahometh i$ de Apostel van God." Voorts zag hy God zitten op den throon , die ééne zyner handen op des Profeets borst en de andere op deszelfs fchouder leide, het welk zyne ziel vervulde met het volkomenftc vermaak. Toen hieldt hy een lang en gemeenzaam gefprek met den Allcrhoogften , die hem in zyne Wet onderwees, en veele Verborgenheden openbaarde. Na dat alles keerde hy met den Engel gabriel door alle opgenoemde Hemelen terug naar Jeruzalem , daar het Beest ' Al Borak op hem vvagtte , en hem vervolgens te Mecca terug bragt. ,, Dit alles gebeurde in éénen nagt. En nu , wat dunkt er U van ? Gy voelt deeze tastbaare fnoode verdigtfels, deeze dwaaze ongerymdheden , cn ergert U, ongetwyfeld , niet minder aan mahomeths godloozc verheffing boven den aanbiddelyken Heere Jesos Christus , het geen boven al het valfche hier dborfteekt. V. Zekerlyk moet dit eik waardig Christen geweldig ergeren ! Maar werdt zulk een fot voorgeeven geloofd ? A. Den meesten der Koreisch, hoewel onweetend , kon dit niet bekooren: niettemin groeiden de aanhang en magt des fnooden R 4 Be-  £64 MAHOMETHS VLUGT. Bedriegers aan., waarop hy verder ging. Men eischte van hem .Wonderwerken ten bewyze zyner zending ; maar hy antwoord»de : geene te willen doen , om dat hunne sVoorzaaten de Wonderwerken der andere Profeeten verfmaad hadden. Naderhand wendde hy voor, zonder Wonderwerken gezonden te zyn, om hen door de kragt des zwaards tot onderwerping te dwingen. Dit woord zettede hen in vuur en vlam : zy ftonden tegen hem op , en hy was genoodzaakt uit Mecca te vlugten. Behouden, doch in groot levens gevaar kwam hy aan te Medina , eene andere Arabifche Stad. Dewyl nu de Vltigt des gewaanden Profeets in den jaare 622 gefchiedde , en den grond gelegd heeft tot deszelfs volgende grootheid , zo hebben zyne Navolgers hunne Tydrekening, van deeze Gebeurtenis af, begonnen. Zy tellen hunne jaaren van deeze vlugt , in 't Arabisch Hegira geheeten, en zyn ons 622 jaaren in de tydmeeting agter: ook zyn hunne jaaren flegts maar jaaren van 354 dagen. V. Hoe reddede hy zich uit den nood? A. ■ Zekerlyk was hy gedwongen , al te doen wat hy kon , om zich ftaande te houden , en zynen Aanhang te Herken. Vooreerst deedt hy verfcheiden' ftrooperyen; pionderde eene iyke Karavaan ; gaf een Vaan-' del , om onder hetzelve voor den Godsdienst  mahomeths daaden en dood. 3.6$ dienst te ftryden ; bouwde zyne volgende heerfchappy op den gewonnen veldflag te Bedr ; verboodt wyn te drinken; nam veele Vrouwen ; regtvaardigde zyne fnoodheden, by voorbeeld , het breeken van den Eed , onder voorwendfel van eene Hemelfche Openbaaring daartoe te hebben; nam Mecca met het zwaard in; vernielde daar de Afgodsbeelden der Koreisch ; bragt hen geheel te onder; en beoorlogde de andere Stammen , die , het lot der Koreisch afgewagt hebbende , en hem nu niet kunnende wederftaan , tot hem overkwamen , zo dat het grootfte deel van Arabie hem onderworpen werdt. Zie daar den zegepraalenden mahometh , nu Opperheer des Lands en Stichter van eenen nieuwen Godsdienst , den grootften Verleider der Waereld , in magt en aanzien verheeven , meer dan hy ooit hadt kunnen denken , die, na flipt bevolen te hebben , alle Afgodendienaars uit Arabie te jaagen , in zyn drieënzcstigfte jaar, dat is , in den jaare 632 , door vergift, in eenen fchaapenbout gemengd, vergeeven wordt. Zulk een einde hadt deeze gewaande groote Profeet van God , die de Waereld moest hervormen. V. I Ioedanig was toch zyne Geloofsleer ? A. Zyn eerfte bevel was , gelyk ik U zelde , te gelooven, dat er maar één God R 5 is 3  i66 mahomeths leer. is, en mahometh zyn Profeet; eenige tamelyk verheven' begrippen te vormen van Gods Eigenfehappen en Werken; een onveranderlyk noodlot of vaste voorbefchikking tot goed en kwaad te ftcllen , 't geen zyne Navolgers dringt, om niets te ontzien; de Engelen als Gods Dienaars aan te merken; moses Schriften, davids Pfalmen en het Evangelie voor Hemclfche Openbaaringen te houden , doch zyne Voorfchriften boven dezelven te ftellen; de Opftanding der aiooden, het algemeen Oordeel over de Waereld , nevens eeuwige ftraffen en belooningen doch in een zeldzaam Paradys , noem het een Paradys van aardfche wellusten, te gelooven. V. En welke waren zyne bevelen ? A. Éénmaal in 't leven eene bedevaard naar Mecca te doen ; met het aangezigt derwaards gekeerd te bidden ; zich tot het gebed door reinigingen te bereiden ; met de grootfte eerbied dat te verrigten ; in de maand Ramadan te vasten ; aalmoesfen te doen ; zich van den wyn te onthouden , wegens de gevolgen der onmaatigheid ; de befnydenis in acht te neemen ; vier Vrouwen te mogen neemen, en voorts een deugdzaam leven te leiden. Deezen Godsdienst of Geloof in God noemde hy Islam, dat is , een geloovig Vertrouwen op God , vanwaar zyne Navolgers Moskmln , dat is, Ge-  alcoran. 267, Geloovigen en God Vertrouwenden genoemd worden , uit welk woord de naam van Mufulmanncn , welken zy ook voeren , voortgekomen is. V. Waaruit haaien zy hunne kennis ? A. Uit een Arabisch Boek , de Coran of Alcoran , dat is , eene Leezing of Verzameling , gcheeten , behelzende , in 77639 woorden en 323015 Letters , eene verzameling van mahomf.tiis Redevoeringen, die hy voorwendde , door Goddelyke Ingecving ontvangen te hebben. Men meent , dat hy, die leezen noch fchryven kon , door hulp van den Jacobitifchen Ketter iïatylas, van SERGlus , een' Nejloriaanfchen Monnik, cn van eenige Jncden, zyn Boek opftelde. Anderen oordcclcn , dat verfcheiden' Bisfchoppen in de woeftynen van Arabie en Egypte hem eenige .plaatzen uit de Heilige Schrift verdraaid hebben opgegeeven , die hy , volgens zyne verbeelding nog meer verwrongen heeft. Verfcheiden' Secretarisfen , ons nog by naame bekend, moesten des mahometiis voorgewende Openbaaringen, van tyd tot tyd, te boek Hellen, waaruit de Alcoran is voortgekomen. Zie daar een zodanig kostbaar Bock, overoud en vcrwonderlyk fchoon gefchreeven, in Sura's of Hoofdftukken verdeeld. Daarin treft men aan wel eenige fchoone gedagten en dichterlyke trekken; maar vermengd met talloozc labelen , en allcrongcrymdfte vertel-  268 mahomeths leer beoordeeld. tellingen , eene waare brabbeltaal, door anderen zamengeflanst uit eenige verwarde papieren , die mahometh in eene verroeste kist nagelaaten hadt. Al wat men er ten voordeele van zeggen kan, is, dat hy daardoor de Afgodery , die zo veele duizend jaaren onder de Arabiers hadt ftand gehouden , heeft vernietigd ; maar daartegen moet men nellen , dat hy zich boven den Zaligmaaker verhief, en de Leer der Verzoening te niet deedt ; dat zyn Onderwys louter bedrog en dweepery was (denk aan de nagtreis deezes Verleiders , bladz. 259-263); dat alles, op zyn eigen zeggen fteunde ; dat hy zelf een ondeugend mensch was , van wellustige zeden ; dat zyn Wetboek , de Alcoran , vol gruwzaame verzinningen, de Menfchen bragt tot een vleeschgezind leven ; cn, eindclyk, dat zyne Leer , door geweld van wapenen, der Waereld opgedrongen werdt. Oordeel nu daaruit, of zyne zo genoemde van God verordende Godsdienst beter, dan de Christelyke , kon weezen. V. Maar juist daarom begryp ik niet , hoe deeze nieuwe Leer zo fpoedigen ingang kon vinden ? A. Dit valt indedaad , in den eerden opflag , moeilyk te bcgrypen, daar men weet, welken arbeid het kost, Menfchen van Godsdienst te doen veranderen; maar men moet, zal  ogrzaaken der aangenomen leer. 269 zal men het vatten , op eenen zamenloop, ten minften van negen omftandighedcn, acht flaan. — De listige mahometh wilde anderen niet wyzer hebben, dan hy zelf was, en belastte daarom te dooden de geenen , die de Weetenfchappen zouden leeren of onderwyzen. Geen fcherp onderzoek werdt van hem bevolen : men moest maar alles , als Godlyk , gelooven : hy fchroomde toch een naauw en geleerd onderzoek. — De inhoud zyner Leer was daarby kort , ligt te bevatten ; het geheugen werdt niet gepynigd, en daarenboven was zy nog gemakkelyker te beoefenen. — De geheele Waereld kon die vaardiger aanneemen , daar hy den Heidenfehen , Joodfchen en Cliristelyken Godsdienst zamenfland'e , of liever uit eiken wat overnam. De Heidenen vonden er het ftrenge van Jesus Zedeleer niet in; de Afiatifche wellusten , by voorbeeld , de Veelwyvery , waren onder bepaalingen toegelaatcn. De Jooden waren in dien tyd veragt , en kreegen , door het omhelzen van dien nieuwen Godsdienst , een nieuw aanzien. Dus werden zy door tydelyk belang daartoe gedrongen. De Christenen waren zeer gefcheurd door verdeeldheden , bygeloovigbedeu, en verbasteringen in leer en leven. — De Arabiers waren ongeleerd, ligtgeioovig, verdeeld, en. door den handel diep ingewikkeld In aard-  270 00rzaaken der. aangenomen leer. nardfche zaakën. 't Glinftcrcnd drei¬ gend zwaard, nevens fchrik en moord, voerden uit, waartoe anders overtuiging gecischt werdt. Waereldfche voordeden en een Paradys naar den fmaak der bedorven Oosterlingen werden beloofd. ■ De Tegen- fpreekers werden , op mahomeths bevel, ja zelfs door zyne eigen hand , omgebragt ; des de overwonnene kiezen moesten , fterven of des Profeets Leer omhelzen. De tydelyke toeftand der Waereld hielp hiertoe niet weinig. De Romeinen en Perfiaanen waren uitermaatc verzwakt: de eerften waren ten Westen half door de Gothen overftroomd: de anderen door de Hunnen vernederd, en inwendig beroerd. Daarentegen waren de Arabiers groot in magt en in treflyken bloei , onbefmet van de dartelheden der Perfiaanen en Grieken , talryk in volk, gehard tot ongemakken, fpaarzaam leevende, en hunne Stammen verdeeld , zo dat de vereeniging derzei ven den grond lag tot de volgende grootheid , die anders onmooglyk zou zyn geweest. Hun Land was ook verrykt door veele Vlugtelingen uit het Griekfche Keizerryk , die , in hun Vaderland geen rust voor hun geweeten vindende , eene veilige fchuilplaats in Arabie aantroffen. Voeg hier by , dat mahometh zyne Navolgers eene Godsdienftige drift, eene dweepagtige dap-  00rzaaken der aangenomen leer. 271 dapperheid inboezemde ; des zy, door de hitte der verbeelding vervoerd , onwrikbaar vastftelden , dat zy, voor het Geloof ftervende , zekerlyk van God zouden beloond worden. En wat doet niet zulk eene Verbeelding ? Eindelyk ging de Voortplanting zyner Leer met gelyke fchreeden voort , als de uitzetting zyner Heerfchappy. Dus kwam de Godsdienst, waar het Zwaard getrokken werdt. • Overweeg nu dit alles , en ftel U zulke tyden , zulke dryvers , zulke middelen voor, en zal dan de fpoedige uitbreiding van mahomeths Leer U niet onbegrypelyk vallen ? V. Dit begin ik te begrypen ; maar te meer wordt myn afgryzen tegens hem ontfteeken ! A. Zekerlyk, heerfchappy over zyne Vaderlanders met geweld zich aan te maatigen; een groot getal Vrouwen te neemen ; veele moorderyen te bedryven; onder fchyn van des Godsdiensts verongelykingen te vergelden; mondgefprekken met God te verdichten; valfche Openbaaringen den Menfchen op te dringen ; Gods naam tot ftaaving van bedrog, tot voortplanting van dwaaling , tot voldoening van wellust en heerfchappy te misbruiken ; verfoeilyke misdaaden met eenen goeden fchyn te dekken : deeze allen waren de bedryven deezes eerloozen Mans, wiens hoe-  272 mahomeths lof. hoedanigheden , op de buitenfpoorigfte wyze, door de Mahomethaanfche Schryvers verheeven zyn. V. Welke Loftuitingen hebben zy dan aan deezen fiiooden Mensch gegeeven ? A. Zy moeten elk zodanig walgen , dat ik naauwlyks van my verkrygen kan , U eenigen op te noemen. Dan , daar Gy nieuwsgierig naar dezelven zyt, hoor dan eens de volgenden. ,, mahometh was de eerfte in de orde van Schepping , maar de laatfte in de orde van Zending. Zyn naam is gefchreeven op Gods throon, en op alle Poorten der zeven Hemelen. Hy was voorfpeld door de aloude Profeeten. De duivel werdt, op het oogenblik zyner geboorte, uit den Hemel neergeworpen. De Engelen hebben hem met hunne vleugelen befchut voor de hitte van de Zon. Hy deedt meer Wonderwerken , dan alle andere Profeeten te zamen. De Alcoran alleen bevat zestigduizend Wonderwerken : want elk vers is dén daarvan. Als de Ongeloovigen een teken van hem eischten , verfcheen de Maan aan hun, in twee deelen gekloofd. Geesten , duivelen, Engelen woonden zyne Predikaatlien by. God heeft zyne Loffpraaken en Zegeningen met hem gedeeld. De Engel des doods durfde deszelfs ziel niet afeifchen , zonder hem eerst verlof te vraagen. De Predik- ftoel,  MAHOMETHS OPVOLGEPvS. 273 ftoel, waarop hy gepredikt heeft , zal vóór ddne der Poorten van het Paradys geplaatst worden. Hy zal de eerfte zyn, die, na de Opftanding, zyn hoofd zal opligten, en God aanfehouwen. Zyne voorfpraak zal aangenomen worden " Wat dunkt U ? Walgt Gy nog niet ? Is deeze zotte , dolle, foms lasterlyke Taal niet genoeg , om uwe verontwaardiging tot eenen hoogen top te voeren? V. Gewis , cn dus genoeg hiervan; maar wie was zyn Opvolger ? A. Zestig Khalifs (zo noemde men de Oppervorftcn , die tevens de eerde Leeraars van den Godsdienst waren) volgden op hem tot den jaare 1258 , toen die waardigheid een einde nam. mahometh hadt de paaien zyns Ryks niet buiten Arabie uitgezet ; maar zyne vier eerfte Opvolgers overftroomden , binnen vierentwintig jaaren , Syrië , Paleftine , Mefopotamie, Phenicie, Armenië, Per/ie , Egypte , Cyprus, Rhodes en andere Landen; doch de volgenden gingen nog verder, zo als ik U gezegd heb. {bladz. 255) Dan, het lust my niet, alles naauwkeurig op tc tellen; ook zou het U weinig voordeel of genoegen geeven , te hooren de veelvuldige veroveringen , de geweldige plonderingen , gruwzaame bloedftortingen en dergelyke daaden , die zy bedreeven hebben. Wilt Gy iets van de voornaamflen weeten , dan kan V. deel; S \\  274 abu behr. omar. ik U zeggen, dat abu behr, ..mahomeths eerfte Opvolger, een Leger in Syrië zondt, om de heerfchappy uit te zetten , en den nieuwen Godsdienst daar te planten : maar het is voor ons van meer belang te weeten , dat hy, mahomeths gewaande Openbaaringen , of den Alcoran in groote verwarring vindende na deszelfs dood , in orde bragt, doch zonder den tyd in acht te neemen. De veelvuldige tegenftrydige plaatzen , die men er in ontdekte, gaven genoeg te kennen , hoe godlyk zy waren. De Mahomethaanfche Leeraars merkten wel dra, wat hunne Leer deswege zou te lyden hebben. Zy verzonnen dan een middel, nog Hegter dan die tegenftrydigheden , om alles te plooien , naamclyk, zy bellooten toevlugt .tc neemen tot het ongerymde Lcerftuk der Affchaffing , dat is , zy gaven voor , dat God voorheen verfcheiden' dingen in den Alcoran bevolen hadt , die Hy naderhand goed vondt, om gewigtige redenen, te herroepen en af te fchaffen. Is dit niet genoeg, zo er geene andere gronden waren , om den ganfehen Alcoran te verdenken en te verwerpen ? V. Wie volgde op abu behr ? A. De dappere omar , die de Perfiaanen en Grieken lloeg. 't Groote Leger van den Keizer heraclius was tegen hem niet heiland.  abu obeidah. othman , enz. £7* ftarid. De Arabiers onder abu obeidah belegerden daarop Jerufalem, in den jaare 637, en namen de Stad met verdrag in. o.uar, die goede tyding hooren.de , belbot zelf te gaan naar de plaats , van waar mahometh zyne nagtreis naar den Hemel gedaan hadt. Dus raakte Jerufalem in de handen der Ongeloovigen zo lang, tot dat ze door de Kruisvaarders heroverd werdt, in den jaare 1099. (III Deel, bladz. 420.) omar ftigtte eene Moské op den berg , waar salomons Tempel hadt geftaan, die daarna pragtig verfierd werdt. Toen viel abu obeidah op Akppo aan , en deedt hetzelve zo wel bukken , als Antiochie , Tyrus, Ccefarea , Rama , Joppe , Gaza , Askalon , Tiberias en andere Steden. Daarop werdt Egypte vermeesterd ; doch omar , anders een nederig , regtvaardig cn befebeiden Vorst , liet de Bibliotheek van Alexandrie verbranden.— oïhman , zyn Opvolger, drong door in Nubie, cn breidde daar de veroveringen uit. Khalif moawiyach liet Conftantinopole, hoewel vruchteloos, belegeren, en befiookte met eene Vloot de Christenen in Thracie. yezid deedt , 'in den jaare 680 , eenen inval in het land der Turken. al walid veroverde , in den jaare 712, een deel van Spanje, en werdt ontzaglyk in het Oosten. Zo geweldige veroveringen door een S 2 ' Volk ,  276 andere veroveringen. Volk , te voorcn niet geacht , fchynen alle geloof te boven te gaan; maar de geestdry ven de krygsknegten , die alles waagden , overtroffen andere Volken in dapperheid, en werden aangevoerd door de klockfte Veldheeren. — soliman vondt de Arabiers verdeeld ; maar maakte ras een einde van de verwarringen , moedigde den handel aan, en floeg het beleg vóór Confiantinopole , het geen hy moest opbrecken. — hesham viel, in den jaare 725 , in 's Keizers landen , en drong door tot in Frankryk. Hadt carel martel hem de neerlaag niet gegeeven , het overige van europa zou mogelyk verloorcn zyn geweest. — al mohdi drong de Keizerin irene den vrede van hem te koopen , en Keizer nicephorus moest , in den jaare 796 aan rashid fchatting betaalen. Zo veel vermogten de kloeke Arabiers of Saraceenen. V. Maar waren alle deeze Khalifs groote, dappere , nederige en regtvaardigc Mannen ? A. Er waren onder hen grooten en kleenen , fnooden en braaven, trotfchcn en nederigen , regtvaardigen en onbefeheiden', inlraaligen en belangloozen , zo als het altyd gaat. De eerfte Khalifs waren gewis de dap- perfte en nederigfte. abu beur gaf zo veel van den veroverden buit aan zyne Soldaaten , dat hy, by zynen dood flegts vyf  edele daad van mahmud. 077 vyf fchellingen naliet. omar, de Over¬ winnaar van Jerufakm , reedt op een Kameel , en voerde al wat liy noodig hadt met zich in twee Iedere zakken , ééne met vrugten, en de andere met gekookte ryst, nevens ééne houten fchotel, en ééne Iedere fles, waarin men water goot uit de naaste bron. Uit veelen kan één bewys van ge- regtigheid U doen zien , hoedanige proeven van regt , door minderen , cn, onder anderen , door den grooten Veroveraar, mahmud , Zoon van saeehtekin , Vorst van Gazna , gegeeven werden. Een arm Man klaagde hem , dat een Turk 's nagts in zyn huis was gekomen , en hem dermaate hadt geplaagd , dat hy hetzelve hadt moeten ruimen , en Vrouw en Kinderen verlaaten, om by hem zyn beklag te komen doen. Ten antwoord werdt gegeeven : „ Zo die Turk, die in mynen dienst is, U ooit weder ontrust , geef het my zonder uitftel te kennen." De Turk kwam na drie dagen weder, 't geen mahmud zo dra niet wist , of hy ging , van weinigen verzekl , aanftonds naar het huis des armen mans , beval daar het licht uit te doen , en hieuw den baldadigen Turk ter neder. Daarop liet hy het licht aanfteeken , en des gefneuvelden aangezigt bezien hebbende , wierp hy zich ter aarde, dankte God, en vraagde eenige fpys. S 3 De  S78 mahmuds edele daad. De arme Man hadt niets dan eenig brood van garst, en een weinig bedorven wyn. mahmuö was egter met dat onthaal vergenoegd. Naar zyn paleis terug willende, wierp de arme Man zich vóór deszelfs voeten neer, en badt hem, drie dingen te mogen wecten — „Eerst, waarom hy by zyn intrede het licht hadt laaten uitdoen ? Om dat ik vermoedde, antwoordde maiimud , dat nicmant ftout genoeg kon zyn , om zulk eene baldadigheid tc pleegcn, dan myn eigen Zoon, cn dewyl ik met geftrengheid zulke daad wilde ftraffen, en van myn voorneemen niet afgebragt worden , door het zien van den misdaadrger , liet ik het licht uitdoen. — Waarom hy , hem na de geoefende ftraf ziende , op de. aarde gevallen was , en God gedankt hadt ? Om dat ik vernam , zeidè mailmud , dat het geen van myn Zoonen was. ' Waarom hy eenige fpys verzogt, en in de geringe een welgevallen genomen hadt ? Om dat de mishandeling, hernam de Vorst, U aangedaan , my zo bedroefd heeft, dat ik daardoor den eetlust en de nagtrust, geduurende de drie laatfte dagen, verlooren hadt. V. Men zou verwagten , dat een Ryk door wyze Staatsmannen beftierd, door dar> pere Veldhceren uitgebreid en befchermd , en op vaste Wetten gezet , Eeuwen lang zou geftaan hebben ! A.  V. D . Pl. Hl 'fierp tij zich ter aarde, dankte God ........ bladz . ^77.'   VAL VAN 'T ARABISCH? RYK. 279 A. Het is zo; dan, wanneer eene Heerfchappy te groot wordt, en magtige Onderdaanen liet hoofd opftecken, of de nyd onder hen opkomt, terwyl de hand van éénen Khalif alles niet in orde kan houden , beginnen de grondvesten te wankelen. Groote brokken vielen des van 't anders hegte Gebouw. De onvoorzigtigheid gehad hebbende van Turkfche benden in bezokïing te neemen , die daarna zich in de voornaamlle bedieningen indrongen , of muitten; het wellustig leven der Khalifen zelve ; het toevertrouwen des beftiers aan Staatsmannen , die niet nalieten zo veel naar zich te haaien als zy maar konden; de aanvallen van Se/jukken , Turken en Grieken ; het verliezen van Jcrufalem , in den jaare 1099 , hoewel Saiadin dat hernam in 't jaar 11S7; de verdeeiing des Ryks onder veele Regenten ; de verovering van Bagdad, in den jaare 1258, door de Mogollen; en de dood van den laatftcn Khalif mostaskm, maakten een einde van deeze Heerfchappy. Nog twee honderd jaaren mogtcn de Arabiers zich in Spanje (taande houden ; zy werden egter door Christen Koningen eindelyk overweldigd. En uit hunne vermenging met de Inboorlingen van Africa zyn de vrye Staaten van Algiers , Tunis en Tripoli, nevens het Keizerryk van Marocco, voortgekomen. S 4 V.  2gO STAAT VAN ARABIE. V. Dus is dat Ryk, na verloop van driehonderd jaaren-, tc gronde gegaan ? A. Ja, deeze zo merkwaardige Arabiers, na zo groote rol in drie Waerclddeelen gefpeeld te hebben, zyn in de laagheid, waarin zy zich vóór mahometh bevonden , terug gevallen. Niet de Godsdienst, maar de Heerfchappy is thans in bet oude Vaderland Arabie ingefioetcn; cn de voorige Staat is weer by hen herlleld , dat is, een gedeelte woont in de Steden , en zyn hunnen Vorst onderworpen ; een ■ ander z\\ erft als Herders herom , leeft onder tenten, en zy hebben één Hoofd, die den Stam regeert. Deeze zyn den ouden egten Arabieren gelyk , navolgers van de Zeden hunner Voorvaderen , gastvry , met weinig vergenoegd, vryheidiievend , en loofziek , zo de nood -dwingt , of eene rykc Karavane of Reizigers hen ontmoeten. Weinig Lands bezit de Turk fche Keizer in Arabie, des 't grootftc deel deczes Schier-Eilands op het geluk der onafhanglykheid nog roemen kan. Men mag hen Bond- en Geloofsgcnooten der Turken noemen. Deezen, naar Mecca willende reizen, moeten hun zelfs gefchenken betaalen voor het vry geleide , dat zy van hun ontvangen. Hoe veel men in hun Land , ter ophelderinge van veele Bybeltekflen , zou kunnen leeren , is bekend. De Koning van Dee-  WEETENSCHAPPEN DER ARABIEREN. 281 Deenemarken, gelyk ik U zeide, (IV Deel, bladz. 219) zondt daarom, niet lang geleeden , vyf Geleerden derwaards, van welken de beroemde niebuhr alleen, behouden, terug is gekomen. V. Maar heeft de uitgebreide Heerfchappy of de nieuwe Godsdienst de onweetende en ligtgeloovige Arabiers niet veranderd ? A. Ten tyde van mahometh, dien haater van Weetenfchappen, was dat niet te wagten ; en na zynen dood bleeven zy nog te bygeloovig, of hadden te veel te doen met Landen te overwinnen, zo dat zy- zicli op geenen tak van Geleerdheid toelagen, als alleen op de Dichtkunde in hunne eigen Taal, die zelfs door mahomeths dwaas bedryf, (bladz. 252) eenige jaaren geftoord werdt, en dus verwaarloosd bleef. Hoe weinig omar, de tweede Khalif na mahometh, der Wectenfchappen gezind was , blykt uit het verbranden van de vermaarde Bibliotheek te Alexandrie , (bladz. 275) in den jaare 642. Dit geval is te aanmerkelyk, om het hier te verzwygen. Zyn Veldheer amru , die de Stad hadt ingenomen , een Man van een gezond verftand, hadt geen mishaagen in den omgang met Geleerden. johannes , bygenoemd de Letterkundige , wegens zyne uitgebreide Geleerdheid , aldaar toen woonende, wist zich in amru's genegenheid in te dril* S 5 gen.  "S2 bibliotheek van alexandrie. gen. Daarop verzogt hy van hem de beroemde groote Eoekery der Stad. amru , dit j.iet op zich durvende neemen , antwoordde , aan Khalif omar daarover te zullen fchryven. , gelyk hy deedt, waarop hy dit befciicid or.tving : '/■ > die Boeken met den Alcotan overeenkomen, zyn zy overtollig , en ze niet, dan fchaedelyk." amru, omar 8 oogmerk genoeg daaruit opmaakende, floeg het verzoek van den geleerden johannes , ongetwyfeld , met fmert af; liet de Boeken w eg neemen, en de Baden van Alexandrie , die vierduizend in getal waren, daarmede warm ftooken. Welk eene treurige befchcuwing voor den letterminnenden johannes, en alle andere Geleerden van zynen tyd ! Zes maanden waren er noodig, om dien fchat van Weetenfchappen , waaraan duizend pennen ftomp gefchreeven waren , te vernielen. Men meent, dat er dus vyfmaal honderd duizend Boekdeelen verbrand zyn. Nog éénmaal , ik meen , ten tyde van julius caesar , hadt Alexandrie, viermaal honderd duizend Boeken , door ptolomeus PHiLADELPnus verzameld, door het vuur zien verteeren : nu moest zy het andermaal befchouwen. Welk eene fmert, welk een verlies kan één dweepend uitzinnig Mensch den Geleerden niet aandoen ! Dit ongeval kon gewis niet genoeg betreurd worden.  geleerde araeiers. 283 den. Veele heerlyke Wysgeerige Ontdekkingen gingen daardoor verlooren. Veele kundigheden der Aloudheid zyn dus weggeraakt. De arbeid , de kennis van veele Eeuwen verzonken dus in den afgrond der onkunde. Wie kan omar zegenen, die dit bedenkt ! V. Bleef deeze dvveepcry, deeze haat tegen de kennis onder de Arabiers? j A. Het duurde tot in de VIII 'Eeuw, eer de Wectenfchappen by dc Arabiers het hoofd begonnen op te beuren , en wel onder Khalif jfeAnÜN al rasiiid. Vóór hem hadt geen Khalif zo veele geleerde Mannén aan zyn Hof. Hy zelf was een Dichter. Onder zyne regeering bloeide de beroemde Geneesheer gabriel , die op eene zonderlinge, doch veel gewaagde wyze den ftyven arm van eene der bywyven van rasiiid genas. Hy liet den Christen Geneesmeester yohana de Schriften der aloude Geneeshceren vertaaien en uitleggen, die ook de Bagdad een Kweekfchool voor alle takken van Letterkunde llichtte. Maar onder en vooral na de regeering van zynen Zoon, Khalif al mamun, raakten de Wectenfchappen in volkomen bloei. Zelf maakte hy daarin aanmerkelyke vorderingen , vooral in de Sterrekunde , en befteeddc onnoemlykc lommen , om keurlyke Boeken op tc koo- pen ,  284 geleerde arabiers. pen , en in 't Arabisch te vertaaien. Verlangende om den Wysgeer leo , die zeer bedreeven was in de Mathcmatifche Weetenfchappen en de Muziek, voor zekeren tyd , by zich te hebben, cn ondervvys van hem te ontvangen, boodt hy den Griekfchen Keizer , wiens onderdaan hy was, daarvoor veel gouds nevens eenen beftendigen vrede aan ; dan , deeze zotte Vorst floeg dat verzoek plat af, cordeelende , dat de Arabiers, die gevaarlyke vyanden, niet geleerd en veritandig moesten worden. Welk eene onnoozele denkwyze ! Hoe meer toch dit krygshaftig Volk verlicht en geleerd werdt, des te vroeger moest de bovendryvende zugt tot de wapenen verzwakken en vallen. ha- bash al merwazi , anders afraganus , was nevens anderen beroemd, om zyne fterrekundige kennis. Hy fchreef de Beginfels der Sterrekunde , die door onzen golius zyn overgezet, en met Aanmerkingen verrykt. De jood mashallah werdt , om zyne ongemeene ervaarenhcid in de verborgen Letterkunde , de Phcenix zyner Eeuw gehouden. bakhtisuaii , abu zeid Cll honain, alle Christenen, werden geteld onder de beroemdfte Geneesheeren. De laatfte vertaalde euclides , en ontvouwde 't grootfle gedeelte van galenus en iiippocrates voor zyne Leerlingen. —— Khalif al motowak- kel  geleerde arabiers. gg< kel begunftigde al mede de Wectenfchappen , des hy Geleerden en Landmeetkundigen van Keizer theophilus liet verzoeken. al motaded hadt ook veele kundige Mannen aan zyn Hof, waaronder verfcheiden' uitmuntten in de kennis der Genees- en Sterrekunde , gelyk ook in de Wysgeerte. Onder de regeering van Khalif al mostasi, in de X Eeuw, bloeide zacarias al razi, by ons meest bekend onder den verbasterden naam van rhazes , en niet minder hoog geacht wegens zyne Werken ; ook soud een batrik, anders anba eutychius, een uitmuntend Geneesheer en Patriarch van Akxandrie , die Jaarboeken fchreef, van de Schepping der Waereld af tot het jaar 327 van de Hegira, door den geleerden pococke in 't Latyn uitgegeeven , zynde de beste algemeene Historie, die men onder de Oosterlingen vindt , en zo wel van Mahomethaanen als van Christenen gevolgd is. In deezen tyd bloeide ook al zoyai , de beroemdfte Letterkundige dier Eeuwe: yunes , een uitmuntend Redenaar, de Prins der Wysgeeren en de Phcenix zyner Eeuw genoemd: al farahi , een Mahometaansch Wysgeer van grooten naam : al motanabbi , dén der uitmuntendde Dichters : al bosti , een beroemd Scbryver: al kateb al esfahani, een Dichter , die, vyftig jaaren lang , arbeidde  aS<5 geleerde arabiers. beidde aan zyn Boek der Gezangen: thaeeï ebn senan , een vermaard Geneesheer: afriki ebn Aüi , een beroemd Christen Redekundige : al sirah en al azhan , hooggefchatte Letterkundigen en Landmeters : ebn sina , door de Christenen by verbastering avicenna , de Prins der Arahifche Wysgceren en Natuurkundigen, in den jaare ■980 gebooren , die alle Weetenfcbappen beoeffende, en, llegts éénentwintig jaaren oud, alle Mcnschlyke Wectenfchappen befchreef in twintig Boeken , ten titel hebbende Nuttigheid der Nuttigheden. -— Voorts kan men deeze Lyst vermeerderen met ebn cariaii , Beftierder der nabuurige plaatzen by Bagdad, een wonder zyner Eeuw, die , op ftaande voet , alle Vraagen kon oplosfcn , en alle Regtsgedingen zonder hapering bellisfen ; en er byvoegen den geleerden iiafed , die de Lesfen van omtrent tweeduizend Lecraarcn hadt aangeboord : al imam , die foms driehonderd Leermeesters onder zyn gehoor hadt, en van wien gezegd wordt, dat hy de Waereld met zyne Leerlingen vervulde : ook al zamakshari , die gehouden wordt voor den besten Uitlegger van den Alcoran. — Voorts in de XII Eeuw abul hasan heeatalla ebn said , een Christen Geneesheer cn groot Dichter te Bagdad , die genoemd is een Man van onmettlyke Geleerdheid ,  celeerde arabiers. 087 heid , de Phcenix zyner Eeuw. En in den jaare 1241 , hadden hasnum , taicub ebn saklan en abu salem , alle Christenen, nevens eene menigte van rhazes Leerlingen , beroemde Mannen, Schryvers van voortreffelyke Boeken in alle takken van Weetenfehappen, eenen zeer grooten naam. georgius ABULPHARAGlus , een beroemd Geneesheer en Christen , geftorven in den jaare 1258 , was Schryver van verfcheiden Wysgeerige Boeken , ook van eene Oosterfche Historie , in den jaare 1663, door pococke tc Londen uitgegeeven. Ook is daar in 't licht verfcheenen, door de zorg van j. gravius, de Algemeene Gefchiedcnis zyns tyds van ismaül abulpiieda, Sultan van Hamah in Syrië , van den jaare i342 , die ook een Geographisch Werk heeft opgefteld. V. Hoe groote verandering gaf dit onder de Arabiers , zo onkundig in mahomeths tyden ! A. Gewis eene verbaazende verandering ! Na hem hadden hen drie Wectenfchappen, de Vcrklaaring van den Alcoran, de Dichtkunst en de Welfprcekendheid, alleen bezig gehouden : nu bloeiden onder hen de AardryksHistorie- Werktuig- Meet- Natuur- Sterreen bovenal de Geneeskonst. En hierin deeden zy zo groote flappen , dat de Christen Jongelingen uit alle Gewesten van europa naar  üSS " weetensc happen in arabie. naar de Arabiers reisden , om de gemelde Weetenfchappen van hun te leeren , gelyk zy dezelven van de Grieken ontvangen hadden, avicenna., aan wien men de ontdekking van de Casfia , Rhabarber , Tamarinde en de konst om Suiker te maaken", verfchuldigd is, verkreeg, na zynen dood, zo groote achting , dat hy, tot in de Xïï Eeuw, den voorrang kreeg in de Wysgeerte en Geneeskunde boven alle zyne Voorgangers, europa's Academiën gebruikten deszelfs Boeken. En hoe gaarne moeiten wy, nog ten deezen tyde, by hem, by rhazes en by andere Arabiers ter fchoole gaan ! Ongetwyfeld gefchiedt dit maar al te weinig ! —— Aan het onderwys , dat deeze Geleerden gaven aan de Europeaanen , moet men toekennen de Arabifche Woorden, Almanach , Algebra (de fchoone Rekenkunst, die de hooge getallen door letters en tekenen voorftelt) en anderen , vooral in de Scheikunst , die wy daarvan overbebouden hebben. De kleine Cyffers, van welken wy ons bedienen , zyn , ongetwyfeld, door hen uitgevonden. Zy zelve hebben den weetlust onder de Jooden opgewekt. Veele , onder derzelver befcherming in asia , Egypte en Spanje leevende , werden door hen tot de Weetenfchappen aangemoedigd , die daarna hunne geleerde . Werken in de Arabifche Taal  Koophandel. 289 Taal gefehreevcn hebben. Na de verovering van Bagdad, in den jaare 1258 , vlugtten de geleerde Arabiers naar Spanje, die aldaar den grond gelegd hebben tot de Stcrrekunde, van welke men zich bediend beeft, om daarna, in den jaare 1412 , Madera en vervolgens meer andere plaatzen over £ee te ontdekken. V. Dus zyn de Arabiers een vermaard Volk geworden , eerst door de Wapenen j daarna door de Geleerdheid ? V. Voeg er ten derden by , ook doolden Koophandel. En dit moet U niet te zeer verwonderen : want zy maakten niet alleen Tapyten, maar arbeidden ook in Goud, Zilver, Zyde, Staal en Leder, alle andere Volken daarin overtreffende ; cn deeden zelfs den Handel van bet Oosten, die eerst in handen der Grieken was, nu tot zich zeiven komen , en eenen anderen loop neemen, waarvan hunne magtige Veroveringen oorzaak waren, 't Groot en overfchoon Alexandrie in Egypte werdt hierdoor, eenen tyd lang , een Dorp: Basfora , zo wel gelegen, werdt de Stapelplaats der Indifche Waaren: het daarna gebouwde Bagdad woir zo veel door Konften en Handel , dat het niet alleen de Zetel des Arabifchen Ryks werdt; maar ook door Konsten , Geleerdheid en Rykdommen in een zeer hoog aanzien rees. Toen Cairo V. DEEL. T na.  2QO VERVAL DER ARABIEREN. naderhand gelucht werdt, ging de Handel van Indie derwaards , en vervolgens naar de Middelandfche Zee zo lang , tot dat ze , eenige honderd jaaren laater, eenen anderen nieuwen weg nam. V. En die magtige Veroveringen, Geleerdheid en Koophandel der Arabieren heeft een einde genomen ? A. De Veroveringen , gelyk Gy gehoord hebt, houden op, en de Geleerdheid kwynt; maar de Handel houdt in het eigenlyk Arabie niet geheel op : want onze magtige Kooplieden houden , onder anderen, nog gemeenfchap met dat Land, van waar zy ontvangen de allerbeste Koifyboonen, Droogeryen , Huiden , Lywaatcn , Gommen enz. , die , door de Karavaanen op Cairo gebragt, met Vaartuigen den Nyl afkomen, en vervolgens in Schepen uit de Middelandfche Zee overgevoerd worden. Hier mede zouden wy kunnen eindigen , zo ik niet eenige Aanmerkingen hierby te voegen hadt over het diep beftier der Voorzienigheid. Eén fnood Mensch, mahometh, ftondt op, om de Afgodery in het Oosten uit te roeien. Hy deedt dat ; maar gaf eenen valfchen Godsdienst in derzelver plaats terug. Hoe veel werdt daar by gewonnen ? Hy verdrong het Evangelie , zettede de fcheuringen en misdaaden der verbasterde Christenen betaald ,  godlyk bestier. 2qi taald , en plantte zyne Leer zo vast in het Oosten , dat dezelve , tot op deezen dag, meer toe- dan afneemt. Onoverzienlyke Ryken , talryke Natiën, millioenen Geflagten bukken zich nog vóór hem, cn roepen : „ daar is maar één God, en mahometh is zyn Profeet!" Wie ziet de donkerheid van dit Hemelsch Bellier volkomen door ? In dat asia , waar Jesus de Waereld bezogt en met zyn Evangelie befchonk, werdt en blyft mahometh , een fnood bedrieger, boven den Zoon van God gefteld! ó Welk eene treurige Gebeurtenis, en wanneer komt daar de dag, waarop men mahometh vloeken, en Jesus zegenen zal! — Geene groote Ryken worden zonder veel bloedllorten gefticht : zy fiaan niet lang, om dat men , zelden of nooit, éénen Man kan vinden, die dezelve in orde beheert: en zyn de eerfte Regeerders braave en deugdzaame Mannen, gelyk de eerfte Khalifs waren , de volgenden , zo dra zy wellustig worden , en de heerfchappy aan Staatsmannen en Landvoogden overgeeven , fleepen met zich den ondergang der Ryken, gelyk het Arabifche ondervonden heeft. Maar hoe veel lydcn dan niet de onderhoorige onfchuldige Volken ! De (looping der groote Hecrfchappyen kost niet zelden zo veel bloeds, als derzelver (lichting. De Natiën moeten I 2 gere-  2q2 godlyk bestier. geregeerd worden; maar hoe zuur en bang valt haar , dat juist Koningen zulks moeten doen! Het eene Volk verlicht het ander. De Grieken bewaarden de Weetenfchappen, toen dezelven by de beroemde Romeinen waren te onder gegaan. Van de eerften ontvingen de Arabiers dezelve , en hadden er hunne befchaafdheid aan te danken. Gob bewaarde de Kennis onder twee Volken , onder Grieken en Arabiers, toen gansch europa verzonken was in den nagt der Onweetendheid. En de Arabiers moesten ons daarna verlichten. Het trotsch europa , dat thans zo hoog op zyne Kennis roemt, moest voorheenen by de Arabiers, een zo veragt Volk, de Weetenfchappen haaien. Welk een verwonderlyk beloop van zaaken! Hoe vernedert dit de hoogmoedige Natiën, en dringt ons anderen te eeren , die te vooren of byna onbekend waren , of nu in eene diepe laagte gezonken zyn! Arabiers, die ons nu flegts wat Koffy, eenige Drogcryen en Gommen leveren , verzorgden ons , wat zeg ik, verzorgden gansch europa, de dierbaarfte nuttigfte Weetenfchappen. En wat zegt Gy, wanneer Ge, dit bedenkt? Aanbidt den Regeerder der Natiën, en belydt: „ Ily is wys cn o-oed!" Uwe en myne Kennis in Menschlyke Weetenfchappen hebben wc, naast Hem, aan de Arabieren te danken. NEGEN-  NEGENENDERTIGSTE ZAMENSPRAAK o v e r ,d e HISTORIE DER TURKEN. . Schoone ligging des Turkfchen Ryks. Verfchillende Volken, die daarin woonen. Oorfprong der Turken. Naamen , hun gegeeven. Bedryven der voornaamfle Keizeren. Regeering. Staatsdienaars en Wetten. Godsdienst. Verval daarin. Moeilykheid van hen te hekeeren. Geleerdheid. Schryvers. Aart des Volks. Manieren. Handel. Tegenwoordige toe/land des Ryks. "\7~raac. Nu gaan wy over, meen ik, volgens uw Plan , tot de Historie der Turken ? Antwoord. Ja , laat ons thans overgaan tot de Gefchiedenis van het Turkfche Ryk, dat, ten aanzien van voordeelige ligging, T 3 zyn  204 ligging van turkye. zyn vveergae in de Waereld niet heeft. De drie punten der drie oude Waerelddeelen , europa , asia en africa , 'loopen in hetzelve te zamen. Deszelfs kleine Zeeën of Zeeëngten , die fcheiding tusfehen de Landen maaken , geeven aan dit Ryk gelegenheid , om met alle Gewesten , naby of verre afgelegen , gemeenfehap te kunnen houden : ook liggen de meeste Provintien des Ryks onder eene goede , meer'' warme dan koude Luchtftreek. Geen Land , mag men zeggen , heeft , daarenboven , zo veel Waters in zyne magt of tot zyn gebruik, als dit , naamelyk , de Middelandfche en Zwarte Zee , oulings de Hellefpont gehceten ; den Archipel, certyds de Egeifche Zee; en de Zee van Marmora , in vroegen tyd genoemd de Bofphorus Thracicus. En het Ryk zelf beftaat uit zeer aanzienlyke Landen , als het Europisch-Turkye of Rnmelie , waartoe de Provintien Romanie , Macedonië , Thesfalie , Liradie , Albanië , Bulgarie , Serrie , Bosnië en Dalmatie behooren ; nevens de fchoone Eilanden des Archipels , ik meen , Cyprus , Candia of het oude Creta , Rhodes , Morea , Mytileiie , Scio , Tenedos , Naxia , Lemnos, Negroponte en anderen. In asia bezitten de Turken Natolie , Amafia, Adalulia of Kappadocia , Karamania , Kurdiftan , Diarbeck of  bezittingen der turken. 295 of Mefopotamie , Groot Armenië , Georgië, Mingrelie , Syrië en Palefline : in africa geheel Egypte. Algiers , Tunis en Tripoli zyn hun mede onderworpen ; doch zy laaten dezelve meest doen wat zy willen. Moldavië en Wallachie in europa moeten hen ook erkennen ; doch hebben zo veele vryheden niet. En dewyl , federt het jaar 1740 , veele Grieken , Armeniërs en Wallachiers uit het Europisch-Turkye naar Rusland, Poolen en Hongarye, om der vryheid wille, verhuisd zyn, liggen daar veele landen onbebouwd , fchoon deeze Provintien anders min verwoest zyn, dan de grootere Aftatifche. In alle deeze Landen heeft men Bergen van veel belang, Rivieren van aanzien , Steden van naam , gelyk Brusfa , Smyrna , Moful, of het oude Ninive, Bagdad by het oude Babyion , Basfora , Aleppo , Damascus en anderen. Conflantinopole , eertyds Conftantinia geheeten , welker ouden naam de tegenwoordige Sultan op de zilvermunt heeft laaten zetten , tcrwyl men op het goudgeld Islambul, dat is , Stad des geloofs , leest, wordt in de gemeene gefprekken en brieven door Turken , Grieken en Jooden , by verbastering , Stamhui geheeten , en is nog de Hoofdltad des Ryks. T 4 V.  296 BEWOONERS VAN TURKYE. V. Worden alle die Landen alleen door cigenlykc Turken bewoond ? A. Neen ! Men vindt er zeer veele Malnotcn op Morea , Aframmelingen van de oude Lacedemoniers; (II Deel, bladz. 59.) voorts Kopten , Nakomelingen van de waare Egyptenaar* ; Maroniten op den Berg Libanon ; Drufcn op den Anlilibanon ; en Armeniërs , een tak der Monophyftten , die allen van den Griekfchen Godsdienst zyn. Ook treft men er Amauten aan, afkomftig van de oude Albaniër* in Macedonië en Epirus ; Arabier* in Egypte , Syrië en Paleftine ; Turkman , een middenfoort tusfehen Turken en Arabier* , by Horden , dat is, by Stammen omzwervende ; Kjurden , of Nakomelingen der oude Chaldeen; en Jefyden op den Berg Caucafus , die allen Mahomethaanen zyn. Nog telt men er veele Jooden , eenige Roomfchen , maar weinig Hervormden, en dan nog alleen in de handeldryvende Steden. Zo veele Volken in één Ryk zyn oorzaaken van verfchillende Taaien : men fpreekt er toch de Turkfche, de jiieuwe Griekfche , de Arabifche , de Perfifche , de lllyrifche en de Wallachifche Spraak , nevens de Lingua Eranca zo geheeten , dat is , een bedorven Italiaansch op dg Kusten van den Levant , en eindelyk He-  jooden en armeniërs. 297 Hebreeuwsch , met Italiaanseh of Spaansch vermengd. V. Wie zyn de talrykfte deezer byzondere Volken in die groote Heerfchappy ? A. De talrykfte te Conftantinapole en in de Dorpen rondom dezelve zyn de Jooden, die wel op twintig duizend Familien gerekend worden. De Leeraars hunner Wet zyn hunne Beftierders. Geene Natie wordt van de Turken meer vervloekt en mishandeld , dan deeze; maar ook . geene meer geliefskoosd. In elk aanzienlyk Turksch Huis „heeft een toegang , die alles daar bc- ftiert. Zy zyn 'daar als Slaaven , bezitten geene vaste eigendommen , verzamelen egter groote goederen, trouwen, vermeerderen, maar trekken niet ten oorlog, dryven veel handel , maar woekeren ook fterk. Buiten de gemelde Stad vindt men nog een Dorp , alleen door Karaïten bewoond , (UI j)ee/ bladz. 25) die niets dan den Hebreeuwfchen Bybel aanneemen , de Overleveringen verwerpen , en van anderen in Plegtigheden verfchillen. Deeze zyn bezitters van een kostbaar Handfchrift van moses Boeken, fchoon gefchreeven , 538 Jaaren oud , hebbende de Chaldeeuwfche Overzetting van onkelos op den kant. Op de Jooden volgen de Armeniërs , ten getale van tweemaal honderd duizend in de Stad, die, fchoon zy, als T 5 Mth  «OS armeniërs en grieken. Monophyfiten, maar ééne Natuur in Christus erkennen , vry wél denken van andere Waarheden. Zy leggen zich meest toe op den 'Koophandel; doch de armften onder hen zyn meestal dienstbaar. Dan, de Grieken zyn in die Hoofuftad wel viermaal honderd duizend fterk, en elders overal in merkclyken getale te vinden ; doch , helaas ! wegens de verdrukking zeer ontaard van hunne beroemde Voervaders , en zo byster vervallen , dat , zo men hen vergelykt by de oude vrye Grieken onder hunne Gcmecnebest-Regeering, men denken zal, dat het een ander Volk is : ' zo groot is het onderfcheid tusfehen Vernuften,' die in Vryheid of onder Dwinglandy gekweekt worden. Eenige hunner oude aanzienlyke Familien voeren nog eenen vermaarden naam ; doch zonder nadruk, 't Oude loflyk, loos, leevendig en verftandig Karakter der Natie fleekt egter, nog vry gemeen, onder hen uit. Des neemen zy meestal de Staatsdienaars in, en , daar de Turken zich veel op hen verlaaten , worden zy vaak in de gewigtigfte zaaken gebruikt, het geen de ketens der flaavemy een weinig verzagt. V. Maar wie zyn eigenlyk de Turken? A. Vóór Jesus geboorte voerden zy den naam van Schythen , paaiende ten Oosten aan de Chineezen, ten Zuiden en Westen aau  afkomst ï)er turken. 2p9 aan de Perfiaanen. Derzelver Historie is zeer duister. De Turkfiche Gefchiedfchryvers melden , dat onder de Schythen of Tartaaren , na jengiz rhans tyden, uit Groot Tartarie naar asia getrokken , en in veele Stammen verdeeld , de Ogupaanfche uitmuntte , die eerst dusalpes of kya aleb ,. daarna osugalpes of soliman sciiACH, vervolgens estrogul , en na hem osman of othman ten Opperhoofd hadt. Zy zouden reeds in de X Eeuw maiiobieths Geloof aangenomen, en van de Perfiaanen den naam van Turken , zo die niet door Sultan meleksciiacii hun gegeeven is, verkreegen heb-! ben om hun blank aangezigt, zwarte oogen en wenkbraauwen ; door welken naam zy naderhand in veragting kwamen , dewyl men er een ruw en onbefchaafd Volk door uitbeeldde , weshalven othman, dien in Othomannen , dat is , aartigen of fierlyken , veranderde. Indedaad de hedendaagfche Turken willen den naam van Turken niet hooren ; maar wel dien van Mufiulmannen, dat is , Geloovigen. En daar men oulings het regt in de Poorten oefende , is de naam van Othomannifche Porie, dat is , de Regeering der Othomannen, daarvan voortgekomen. V. Wat bedreeven deeze Othomannen? A. De Geschiedenis deezer Othomannen, die wy voortaan , met den meest gebruikten naam  500 bedryven der turken. naam, Turken zullen noemen , is voor ons treurig. Hunne daaden waren niets dan veroveringen te maaken; het Ryk en den GodsT dienst van mahometh, door den drang der Arabieren aangenomen , met het zwaard uit te breiden ; Christenen en Heidenen te verdelgen ; Landen te verwoesten ; derzelver Bewooners in flaaverny weg te voeren , en den trotfehen zetel hunnes Ryks op de treurige puinhoopen der gruwzaamfte verwoestingen te ftellen. Hoe lang en hoe vreeslyk was hun naam voor de Christenen ! Maar in de laatfte tyden heeft men eindelyk geleerd , hunnen orrihumigen en fnellen voortgang paal en perk te zetten', en zelfs met een handvol volks hen te overwinnen. Wanneer Gy een vollediger berigt van hun Ryk, dat nu byna vyfhonderd jaaren geftaan heeft , of van hunne Sultans of Keizeren begeert te weeten , moeten wy met den reeds genoemden othman beginnen, die, in den jaare 1298 of 1300 , den throon beklom , en den grond leide van die magtige heerfchappy , welke door zyne Opvolgers verder uitgebreid en gevestigd is. V. Wat deedt hy dan en zyne Opvolgers? A. Daar het voor U geene groote nuttigheid zal weezen , alle de bedryven der Turkfche Keizeren uitvoerig te hooren verhaaien ; daar zulks ook niet ftrookt met myn  eerste sultans. 30I myn Plan , zal ik alleenlyk derzelver Naamen noemen , en hunne daaden met één woord aanftippen. Gy kunt, hebt gy lust, in het vervolg verder gaan. Ik wil nu flegts de groote Tarkfche Historie met weinige woorden fchetzen. — othman , zeide ik, was de eerfte Sultan of Vorst. Hy won Iconie, veroverde van de Grieken zeer veele Landen in Klein asia , en verwoestte Bithynie. -— Van zynen dapperen Zoon en Opvolger orchan , in den jaare f325 , zyn de meeste Wetten der Turken voortgekomen. Hy nam Nicea weg, bragt den Grieken geweldige nadeelen toe, en deedt dien fchaadelyken ftap voor europa , van zo veele jammeren . tot op onzen tyd gevolgd , dat by, in den jaare 1335, by de Dardantllen uit asia overroog , Gallipoli vermeesterde , en den Godsdienst der Mahomethaantn met list en geweld uitbreidde. — Zyn Zoon amurath de I , hem in den jaare 1360 opvolgende , nam Adrianopole weg , veroverde Servië , viel in Macedonië en Albanië , en rigtte de beroemde bende der Janitfaaren op , dikmaals fterk veertig duizend mannen. amurath gaf toch zynen Veldheeren last , hem den vyfden Christenjongeling , in den oorlog gevangen gemaakt, jaarlyks te leveren , om van dezelven eene bende , geheel aan hem verknogt , en ter Ivf-  304 janitzaaren. Jyfivagt dienende , te vormen. Na dat deeze gevangenen in mahomeths Godsdienst opgebragt, door eene ftrenge tugt tot gehoorzaamheid gewend , en in allerleie krygsoefeningen onderwcezen waren, werden zy tot eene byzondcrc bende vereenigd , die men den naam gaf van Tengifchari , dat is, nieuwe Soldaaten , waaruit de Europeaanen het woord Janitzciaren gefmeed hebben. Thans zyn het alleen gebooren Turken, Men verzuimde niets , om hun , door geestdryvende gevoelens en eeretckenen, eene zugt tot roem en eenen krygshaftigen yver in te boezemen. Welhaast werden zy ook indedaad de bloem des Othomannifchen Legers. Dan , de Sultans , die zich naderhand van hen bedienden om hun gezag te vestigen en uit te breiden , ondervonden ook , op hunne beurt en tot hunne grievende fmert, dat deeze benden hunnen Meesteren de wet wisten te ftellcn , gelyk de Hofbenden van het oude Rome gedaan hadden. By de oprigting was hun getal gering. Altoos -zyn zy de beste , ftoutfte en dapperfte Mannen in de Turkfche Legers ge-' weest ; doch hun oude roem is thans zeer vervallen. bajazeth , zyn Zoon, be¬ klom den Ryks-zctel , in den jaare 1390. Hy mogt veele Steden aan den Donau veroveren , zelfs Conftantinopole , hoewel vruch-  turksche vorsten. 303 vruchteloos, belegeren, en de niet wel vereenigde, tegen hem opkomende Christen Vorsten verflaan; docli tamerlan zettede hem dat betaald , door hem te overwinnen en gevangen te neemen. soliman en mu- sa , zyne Zoonen , greepen beiden het bellier aan , het geen een tusfchenryk veroorzaakte , vol onrusts ; des de kans den Grieken toen zeer fchoon ftondt, om een volkomen einde van het Turkfche Ryk te maaken. Daar zulks niet gefchied is, het geen den Christenen zo voordeelig zou zyn geweest naar den fchyn der dingen, moeten wy de diepte der Godlyke Regeering hier aanbidden. mahometh de I, in den jaare 1413 , tot den throon geroepen, beurde het Ryk wederom op uit de laagte , waarin het door tamerlan en de voorige tusfehen-regeering gebragt was , door veele groote daaden. amurath de II, die, in den jaare 142a , aan het bedier kwam, was een dapper en regtveerdïg Sultan , die alle zyne Voorzaaten in veelheid en grootheid van overwinningen overtrof: by toch verfloeg zyne vyanden in asia , Hongarye, Albanië en Griekenland; waarna hy afdand deedt van de regeering. — Hy hadt mahometh den II tot opvolger, in den jaare 1451. V. En amurath leefde toen ftil , en , buiten twyfel, vergenoegder ? A.  304 trouwloosheid der christenen. A. Zekerlyk ; maar de Koning van Hon* garye , verneemende eenen opftand in asia onder de Turken, dacht , dat hy , fchoon de vrede met amurath bezwooren was , nu de fchoonfte kans hadt , om zyne voorige verliezen , van den zestienjaarigen mahometh , die toen regeerde , vergoed te krygen. Toen de Paus hem ontflaagen hadt van den Eed, na den gemaakten vrede plegtig by het Evangelie gezwooren, (want de verwaande Paus eigende zich de magt toe,' om dien onwettig te kunnen verklaaren) deedt hy den Turken den oorlog aan. Dit Yolk , door zo jongen Prins beftierd , en verfebrikt door de fnoode vredebreuk , riepen amurath , den Vader , wederom uit zyn ftil leven tot den throon. Ongezind om zynen afgezonderden ftaat te verlaaten, weigerde hy denzelven wederom te beklimmen. Maar , ten laatftcn , daartoe gedrongen, verzamelde hy een leger, trok naar europa , en leVerde den Christenen flag by Farna in Bulgarie, niet verre van de Zwarte Zee, in den jaare 1444. Dan, toen ' het fcheen, dat de Christenen daarin de overhand zouden behouden , trok ^murath , te midden des ftryds , het Tractaat van den bezwooren Vrede uit zynen boezem , liet het aan de punt eener lans door alle zyne gelederen draagen , en riep uit : „ Laat nu de O11-  V.D.Pl.iv. liet het aan de punt eener lans door alle zijne gelederen draag™. ° F   gestrafte trouwloosheid» 305 Ongeloovigen (naamelyk de Christenen) optrekken tegen hunnen God en zyn Sacrament ; en indien zy waarlyk aan U geloovcn , laat dan toe , O regtvaardige God ! dat zy hunne eigen wreekers en ftrafoefenaars van hunne meineedigheid zyn!" Zyne Benden, dit ziende en hoorende , werden zeer verbitterd , hcrftelden zich, en floegen de Christenen. Der Hongaaren Koning en veele Geestelyken , welken deezen kryg hadden aangeraaden , verlooren daarby het leven. Wat dunkt U van dit merkwaardig geval ? Ziet Gy daar in niet eene proef van Gods regtvaardigheid, van geftraften meineed ? Mogten eed en trouw , zelfs met ongeloovigen, altoos hooger ftaan by Christenen! V. En wat gebeurde verder daarop ? A. De zegepraalende Vader, die het onregt zo treffend gewrooken hadt gezien , keerde daarop weder tot zyn afgezonderd leven ; en mahometh , zyn Zoon , werdt, in den jaare 1451 , voor de tweedemaal gekroond. Het is opmerkelyk, dat deeze dc gelukkigfte en magtigfte aller Kejzeren geworden is , na de gebeurde neerlaag der Christenen by Varna. — De Arabiers, anders dc Saraceenen geheeten , hadden voorheen het Gricks-Romeinsch Keizerryk de fchoonlte Landen ontnomen ; maar de Turken maakten er een volkomen einde van , in den V. deel. V jaare  306 constantinopole ingenomen. jaare 1453. mahometh nam niet flegts den Archipèl, Negropont of het oude Euboea en Bosnië weg; maar veroverde ook Conftantinopole , deels by ftorm , deels by verdrag. Eene allertreurigfte Gebeurtenis! De Griekfche Keizer zelf liet daarby , na de treffelykfte verdeediging , al vegtende, het leven. Sedert dien tyd werdt die Stad de Hoofdftad des Turkfchen Ryks. mahomeths roem , magtig daardoor toegenomen , taande egter, grootlyks, door den ongelooflyken moed cn dapperheid van georgiüs castriota , meest bekend onder den naam van scanderbeg , dat is , alexander , die alleen een klein gebied in het bergagtige van Epirus bezat. Oordeel flegts uit deeze proef. Hy floeg, met weinig volks in twee VéldHagen , den Turken dertig duizend mannen af, en mahometh zelf kreeg daarna van hem de neerlaag. Het is uitneemend vermaakelyk , de groote bedryven van deezen ongemeenen Vorst te hooren. Op niemant waren des de Turken meer verbitterd. Ongelukkiglyk vervolgden eens in een gevegt eenige zyner beste Veldheeren , byzonder moses galanus , musachius, giuiza, perlot en anderen de Turken te verre , en werden daarop afgefnceden , gevangen genomen , naar Conftantinopole gevoerd, alle hoon aangedaan, en eüidelyk leevende gevild , onder  bajazeth en selim de II. 307 onder .welke fmert zy nog vyftien da"-en in het leven bleeven. Men roemt mahometh wegens zyn verftand , geleerdheid , zugt tot kennis , taalkunde en godsdienstigheid ; maar men laakt hem ook wegens zyne wreedheid en gebrek van trouw. V. Wie kwam in deszelfs plaats ? A. De dappere en geleerde bajazeth de II, zyn Zoon , een Man van ongemeene kragten , werdt, in den jaare 1481 , tot den throon geroepen , toen hy bezig was, eene bedevaard naar Mecca te doen. Hy liet zynen muitzieken Broeder jem , gevlugt naar Italië , door eenen barbier ter dood brengen ; beteugelde de Moldaviers ; veroverde Karamanie ; verwoestte, wegens het verdryven der Moeren uit Spanje, de Spaanfiche en Italiaanfiche Kusten door eene vloot; belegerde zelfs Friuli; en het het ryk aan zynen Zoon selim. selim de II, een groot Held , onvermoeid doch wreed, werdt Sultan, in den jaare 1512; liet achmed en korkud , zyne Broeders , die tegen hem opftonden , worgen; temde de Perfiaanen ; en overweldigde het Ryk der Mamlukken , dat is , der Slaaven , die tegen hunne Meesters, de Sultans van Egypte , in wier krygsdienst zy Ronden , opgedaan waren , en dat Land, met Syrië en Palefiine , derdehalf honderd jaaren geV 2 regeerd  30S selim de II. solyman de I. regeerd hadden. In den ilag by Cairo verloor selim den grootften Veldheer zyner Eeuw , sinam bashad ; doch nam den Egyptifchen Sultan gevangen , liet hem op Cairo's Straaten , gezeten op een Muilezel, rond voeren , daarna in de poort ophangen, dertig duizend gevangenen onthoofden , en hunne lichaamen in den Nyl werpen. Laat my vóór dit allerbloedigst Schouwtooneel eene digte gordyn fchuiven : selims wreedheid gruwt my! Dus veranderde hy Syrië, Palefline en Egypte in Turl'fche Provintien , en kreeg, in dén jaar en op ddnen togt, meer Landen , dan dén zyner Voorzaaten , geduurende den loop zyner ganfche Regeering , hadt kunnen vermeesteren. Daarop befloot hy de Vorsten der Christenen aan te vallen ; maar God ftuittc dit voorneemen door zynen dood. V. Wie volgde op hem ? A. Solyman dc I, een wys en dapper Man, van eenen onwrikbaaren aart , ook een Dichter , Reeg, in den jaare 1520 , op den throon. Hy werdt bygenaamd Kanuni , afkomftig van het Grieksch woord Kanonifta, dat is , Infteller der Wetten, om dat hy de eerfte Sultan was , die de gefchreeven Wetten gegeeven heeft , volgens welken het Othomannifche Hof en de Staat moesten geregeerd worden , het geen , tot dus verre 4 naar  wetten en oorlogen van solyman I. 309 naar de gewoonte of den wil der Sultans was gefchied. Het is • vreemd , dat deeze Wetten , Canum naam geheeten , ■ alleen in een Fransch Handfehrift bekend , en door niemant der Christenen ter drukpers bezorgd zyn, om dc voornaamfte verordeningen, keuren , gilde-wetten , cn ftaatsregelen ter kennis van europa te brengen, solyman wilde zyne bezittingen in bet Westen zo verre, als in bet Oosten uitbreiden. Hy nam ook, indedaad, het dikwils belegerd , doch nooit ingenomen Belgrado, weg , en belegerde, in den jaare 1522 , Rhodes met tweemaalhonderd duizend mannen , vyf maanden lang , by welke gelegenheid men , aan beide kanten , zo hevig ftreedt, als of het om de heerfchappy der ganfche Waereld was te doen geweest. Eindclyk viel die Stad, door fchuld der oneensgezinde Christen-Vorsten (welk eene fchandc !) in zyne handen. Hy vermeesterde Hongarye , na dat Koning lodewyk de II , die met zesentwintig duizend Hongaaren tegen hem met tweemaalhenderd duizend Turken durfde ftaan, door hem gcflaagen was, en fneuvelde of verdronk. Hierna belegerde hy JVeenen ; doch moest het beleg, na een verlies van tagtigduizend mannen opbreeken. Hy verlloeg tot fchaavcrhaal de Perfiaanen ; won Georgië en Bagdad ; oorlogde met de Venetiaanen ; ovcrV 3 rom-  3IO solyman de I. selim de ET. rompelde door eene vloot veele Steden aan de Roode Zee ; onderwierp het muitend Moldavië ; hielp francois den I, Koning van Frankryk , met eene vloot tegen Keizer karel den V; nam Tripoli weg; vermeesterde Temeswar en Ormuz in Perpe ; bragt tien jaaren door in het regelen der bovengenoemde Wetten ; liet intusfchen door eene vloot invallen doen op de Italiaanfche en Siciliaanfche Kusten ; deedt eenen aanflag op Mahha , verdeedigd door den Grootmeester joan de la valetta en zyne Ridders, die , met eene alovertreffende dapperheid vegtende , de Turken dwongen , na een verlies van vierëntwintig duizend mannen, het beleg op te breeken ; voorts trok hy op tegen de Hongaaren. < Zyn Zoon selim de II, in den jaare 1566, hem opvolgende ? werdt dapper genoemd; maar evenaarde zynen Vader niet in geluk. Hy mogt Cyprus van de Venetiaanen , ook Famagofta door zynen Veldheer mustapha veroveren, en den dapperen Stadvoogd bragadino, tegen het gegeeven woord , na de overgaaf, wreed handelen en zelfs villen (Welk eene wrecde ontrouw !) ; hy mogt Tunis veroveren , :en de muitzieke Arabiers kortwieken , ook diep in Rusland dringen : doch hy leedt eene geweldige neêrlaag ter Zee by Lepante , door Don joan van oostenryk , een  amurath en mahometh de Dl. 3H een' Jongeling van vierentwintig jaaren, natuurlyken Zoon van Keizer karel den V, waarin tweeëndertig duizend Turken fheuvelden , en honderd en éénenzestig Galeien verboren werden. V. Wie herftelde dat verlies ? A. Amurath de III, zyn Zoon , die in den jaare 1575 , aan het beftier geraakte , was minzaam en regtvaardig ; doch deedt , meer uit gewoonte , dan uit wreedheid , zyne vyf Broeders in zyne tegenwoordigheid worgen, waar onder solyman was , wiens Moeder, dat verneemende, zich zelve uit groot hartzeer doorftak. Hy beteugelde de losbandigheid, onder zyns Vaders Regeering geduld; gaf heilzaamc Wetten; Relde eenen Koning in Poolen aan; voerde eenen langduurigen Oorlog met de Perfiaanen, die hem, in één jaar, zeventig duizend mannen affloegen ; behieldt egter eindclyk de overhand ; vogt ongelukkig tegen den Aartshertog matthias van Oostenryk; ftierf en liet twintig Zoonen na. mahometh de III , één van dezelven, van gering verftand en groote hovaardy, werdt Opvolger, in den jaare 1595; liet zyne negentien Broeders en tien van zyns Vaders Vrouwen om hals brengen (Welk een zagte aanvang der heerfchappy !) om zeker van den throon te weezen; vervolgde den Oorlog tegen de HonV 4 gaa-  312 ACHMET EN MUS TAP HA DE I. gitaren ; zag door hongersnood de Tartaarfche Moeders , die het leger volgden, haare kinders eeten , cn door denzelven nevens de pest , van vyfentagtig duizend Tartaaren alleen agtduizend overblyven ; verloor zestigduizend man in den (lag van Karefia; leedt geweldig door de dappere wapenen van den Tranfylvanifchen Vorst sigismund ,' van de Graavcn palfi , sciiwartzenburg , ysolman en colonitz j hadt veel tegenfpoeds in Perfie, en zugtte over eenen Opftand in asia. De mildaadigc cn pragtige achiMet dc I , in den jaare 1603 , ten throon gefleegen , won weinig op den Duitfcheü Keizer, fchoon hy geholpen werdt door totskay in Zevenbergen, een' Man van een uitmuntend verftand en eenen ftaatkundigen edelen Minnaar van zyn Vaderland, die alleen tegen den Keizer oplïondt , om dat deeze de Hervormden van dat Gewest tot den brandflapel veroordeelde , den Bybel en het houden van huisfelyke Predikaatfien verboodt, cn de vlugtenden bande. Vryheid van Godsdienst moest men egter hem cn den zynen daarna toeftaan. achwet was ongelukkig in den Syrifchen en Perfiaanfchen Oorlog, maakte daarna vrede met den Keizer, en een •> verbond van Koophandel met ons Vaderland. » De wellustige cn de zaaken des Ryks verwaarloozende mustapua dc 1 mogt , in den  othman de II. AMURATH de IV. 313 den jaare 1618 , maar vier maanden regee- ren. othman de II, achmets Zoon, werdt daarop tot Keizer verklaard ; maar , na eenen rampfpoedigen oorlog met Poolen, afgezet en vermoord. — De verbannen mustapha zag zich, in den jaare 1622, weer herfteld ; doch , na eene regeering van vyftien maanden, voor de tweedemaal outkroond en werdt daarop omgebragt. V. Dus waren deeze Sultans zo groote Mannen niet , als hunne Voorzaaten ? A. Neen ; maar de wreede bloeddorftige . en tot drinken genegen amurath de IV, achmets Zoon, ook Ghazi of de dappere toegenaamd, kreeg de magt in handen, in den jaare 1622 ; voerde zelf den oorlog tegen de Perfiaanen ; won Bagdad; liet dertig duizend dier Natie vóór zyne oogen dooden; (welke gruwzaamc moord heden nog door de Perfiaanen bejammerd wordt) leefde los ; rinkelrooide 's nagts langs de Straaten van Confiantinopole ; en doodde de geenen , die hem ontmoetten, welker getal op veertienduizend begroot wordt. ■ Zyn Broeder, de wellustige ibrahim , in den jaare 1639 , Sultan geworden , won Jzofi, en oorlogde met de Venetiaanen. Zyn Zoon, mahometh de IV , kwam , in den jaare 1649 , op den Turkfichen zetel; leedt veel door binnenlandfche onlusten en buitenV 5 land-  314 MAHOMETH DE IV. landfche oorlogen; zag met fmert zyne vloot door de Venetiaanen geflaagen; doch won Candia , na een tweejaarig beleg , welks weergaê in ftryden en bloedvergieten niet gezien is. Hy verloor daarin honderd en agttienduizend Turken , en kon ook niet beletten , dat montecuculi, Keizeriyke Veldheer, een zo zwaar verlies aan zyn leger toebragt , dat zyne benden nooit een dergelyk geleeden hebben. De Kofakken onderwierpen zich egter aan hem , 't geen Poolen zeer krenkte. Dan, van den jaare 1673, liep het krygsgeluk hem tegen; of men mag zeggen, dat de Christen Vorsten federt dien tyd beter geleerd hebben de Turken te overwinnen ; of dat er zo. groote cn bekwaame Sultans , niet meer zo als voorheen, aan het beftier gekomen zyn: ten minften is de magt des Ryks, van tyd tot tyd , tot heden toe, merklyk afgenomen, johannf.s sobiesky gaf hem eene zwaare nederlaag in Poolen , en de Rus/en floegen hem ook veel volks af. Alles wilde men vergoeden, door het inneemen van Weenen, welks beleg den Groot-Vifier werdt toevertrouwd, by de overgaaf van den Standaard van mahometh. V. Wat is de Standaard van mahometh? A. Hy is een oude lap, van groene zyde (de hoofdkleur der Turken), lang en breed, wordt in eene kas bewaard, en , trekt men op ten  standaard van mahometh. 315 ten oorlog , op eene Kameel vóór den Sultan of Groot-Vifier vooruit gevoerd. De Turken ftcllcn in denzelven een groot bygeloof, en hebben dus altyd gezorgd, dat hy door den Vyand nooit veroverd werdt. Men brengt hem niet buiten de Legerplaats, en wordt zelfs in eenen veldflag nooit ontrold. Dan , men kan niet verzekeren, dat hy de oude Standaard van mahometh, den listigen Bedrieger der Arabieren , of van eenen anderen Kalif is. Hoe dit zy , de Standaard , van welken de Turken anders zo veel verwagten , gaf geen zegen in 't beleg. De Groot-Vifier , die voor zich een Turksch Ryk in het Westen wilde oprigten, draalde met het beleg , niet willende de Stad vernielen , en de fchatten, die hy daarin vermoedde , zyne benden ten roof geeven. Dit brak hem zuur op. Weenen werdt ontzet, en de Turken eerst by Bar. kan , en daarna by Mohatz deerlyk gellaagen. De Venetiaanen deeden hun ook afbreuk, en namen Athene weg. Geduurende de belegering dier Stad, vloog de oude Tempel , aan den onbekenden God gewyd, door eene bombe, gevallen in het aldaar bewaard buskruid, in de lucht. Om alle die ongelukken werdt mahometh de IV afgezet. « solyman de II , zyn Broeder , een zwak Man , beter gefchikt, om eenen  3IÓ solyman de II. achmet de II. eenen Geestelyken , dan om eenen Keizer te zyn, klom op den throon , in den jaare 1688 ; vogt ongelukkig tegen de Duitfchers; en verloor Belgrado : dan , zyn volk moedeloos ziende , ftelde hy den beroemden kuprogli tot Groot-Vifier aan , en riep zynen Onderdaancn toe , dat men , uit een beginfel van Godsdienst , dc wapenen tegen de Ongeloovigen moest opneemen. Deeze vond gelukte : veel Volks vloeide er te zamen in zyn leger; men trok op, en hernam Belgrado. Daarop zag men achmet den II, in den jaare 1691, den Rykszetcl beklimmen. V. En wat voerde deeze uit ? A. Achmet geboodt den Groot-Vifier tegen de Duitfchers op tc trekken. Deeze gehoorzaamde, en tastte hen aan by Islanhama ; doch door eenen kogel fncuvclendc, verloor zyn leger den flag , en vyfentwintig duizend Turken werden door den Prins van Baden ter neêr gehouwen, 't geen deezen eene ouflerllyke eer gaf. Voorts zag achmet veel opflands in zyne Gewesten , en zyn Volk telkens verflaagen , des het Ryk in- cn uitwendig waggelde. mus- tapiia de II , zyn Opvolger , in den jaare 1695 , was in 't voortzetten des oorlogs niet veel gelukkiger. Was de Veldheer veteram , gekwetst , uit den flag tegen hem niet  overwinning van eugenius. 317 niet weggedraagen, mustapiia zou met zyne duizend benden den dans niet ontfprongen zyn. Hy zag de Rusfen Azof wegneemen. Dan , 't griefde hem meer, dat Prins eugenius van Savoye met zesenveertig duizend Duitfchers het Turkfche leger, honderd en vyfëndertig duizend mannen fterk, aan de Theisfe , dermaate floeg, in den tyd van drie uuren , dat er dertig duizend Mufuimannen vielen , en de Sultan, daarop het leger ftil verlaatende , drie dagen lang, datliet omzwerven , zonder hoofd of geleider. Het is buiten myn bcftek, doch wel der moeite waardig , den uitmuntenden aanleg van deezen Veldilag , door den dapperen eugenius, te kezen. Dat verlies gaf zulken fchrik onder de Turken , dat zy , in den jaare 1699 , den vrede maakten te Karlowitz. Dan , federt dien tyd , gaf mustapha zich over aan de wellusten , en , na eenen opftand tegen hem , moest hy het beftier verlaaten. ■ achmet de III, zyn Broeder , werdt daarop , in den jaare 1703, Sultan. Hy het de oproermaakers aanftonds ombrengen, en oorlogde tegen karel den XII, Koning van Zweeden, en tegen dc Rusfen, aangevoerd door Czar peter den I, waarin hy vry voorfpoedig was. Te Pasfarowits floot hy egter den, vrede met de Duitfchers. Veel nadeels leedt hy van de Per- ftaa-  318 mahmuddeI. othman III. abd-ul-hamed. fiaanen , en werdt zelf in eenen oproer afgezet. —— Zyn Broeder, mahmud de I, tot de regeering gekomen , in den jaare 1730 , ontnam Servië en Belgrado den Oostenrykeren, en regeerde wel met beleid, doch geftreng; maar Koophandel en Konsten bloeiden onder zyn beftier ; des men , aan die dingen daar ongewoon, zyne llegeering voor eene gouden Eeuw hieldt. Zyn Broeder othman de Lil, werdt, in den jaare 1754 , Sultan des Ryks, en leefde in vrede. Gelyk ook zyn Opvolger musta- pha , die, in den jaare 1757 , tot den throon kwam, tot dat hy in oorlog geraakte met de Rusfen , die niet met roem gevoerd werdt. Zyn Opvolger abd-ul-hamed, die , in den jaare 1774 , tot Sultan werdt uitgeroepen, en nog regeert, maakte, in dien zelfden tyd, vrede met Rusland, tot groote eer en voordeel voor dat Ryk, maar tot een ongelooflyk nadeel en fchande der Turken , die daarenboven , in den voorleeden jaare , de Krim en de Kuban verboren hebben. Dit verlies der Turken heeft aan de Czarin van Rusland de opperheerfchappy over de Zwarte Zee gegeeven , welke haar eene zeer voordeelige Visfchery en Herken Koophandel naar Italië opent, alwaar het vertier van die Waaren zo groot is , dat de Hollandfche en Engelfche Vischhandelaars , federt eeni-  V00RDEELEN VAN RUSLAND. 319 eenigen tyd, onnoemlyke fommen daarmede gewonnen hebben. Voorts heeft deeze Gebeurtenis aan Rusland bezorgd de vrye vaart naar de Middelandfche Zee, waarin men uit de Zwarte Zee , met eiken wind byna , vóór Conflantlnopcle komen kan, het welk van den anderen kant, ik meen van den Archipèl, niet kan gefchieden. Ook heeft Rusland daardoor verkreegen het beste Scheepstimmerhout van de Krim , het voornaamfte yzer, andere bouwftoffen, twee goede Havens , en hoe veel meer Inwooners ! Voorts kan zulks eenen nieuwen weg baanen voor den Perftfchen , Indifchen en den geheelen Oosterfchen Handel, waaruit Gy genoeg kunt opmaaken , welke gevoelige neep Turkye daardoor gekreegen heefr. ... Zie daar eene korte Schets der Gebeurtenisfen van het Othomannifche of Turkfche Ryk. V. Nu één woord van de Regeering. A. Hiervan kennen wy maar eenige byzonderheden ; anderen zyn voor ons nog duister. Wy weeten , dat het Hof of de Regeering, anders de Porte (bladz. 299) geheeten , eerst te Iconie , Brusfa en Adrianopole geweest , naar gelange der uitbreiding des Ryks ; doch eindelyk te Confiantinopole gevestigd en gebleeven is : dat aldaar het. Serail of 's Keizers Paleis , naar eene Stad gelykenoe , van een trots aanzien , doch een-  320 serail. haerem. eenvoudig , van binnen kostbaar , en wel door tienduizend lieden bewoond, uitfteekt : dat hetzelve den ganfchen grond beflaat ■, waar voorheenen het oude Byzantium ftondt, omringd door zwaare muuren, voorzien met hooge fpitzen en tuinen , hebbende een allerheerlykst uitzigt over de Zee-engte naar asia ; en dat, na den Keizer, zyne Vrouwen , die uit de uitgezogfte fchoonheden van asia beftaan , in aanmerking komen. Zy worden allen gekogt, of door de Ryksgrooten hem vereerd, en opgeflooten in een groot afgelegen vertrek des Serails, de Hatrem geheeten , wel bewaard en van niemant te zien. selim , zegt men, hadt er tweeduizend; de tegenwoordige Sultan flegts driehonderd. Zy allen zyn als Slavinnen daarin gekomen : ten minsten is cr, volgens de wet, geene Turkin van aanzien daaronder: want was eene Vrouw des Keizers vcrmaagfchapt aan eene Turkfche Familie, deeze zou foms aanfpraak op den throon maaken. Dus zyn alle de Keizers Zoonen van Slaavinnen. De Prinfen mogen hunnen Vader, niet dan op enkele tyden, zien: de Prinfesfen, pas twee jaaren oud zynde, trouwt de Sultan uit aan oude Viefiers of Basfa's; en fterven deeze , dan vervalt til hun goed aan den Keizer. Van de volwasfen Prinfen of Prinfesfen weet men weinig. Zy worden verdigt, of  turksche staatsleden. 321 of verborgen gehouden , zo lang men het goed vindt. De Groot Vifier is de eerfte Staatsdienaar, of Stadhouder des Ryks, met groote magt bekleed : zyn hofïtoet is byna koninglyk. Vceltyds wordt hy 't flagtoffer des Keizers of der Rebellen, om dat hem dan alle fchuld des flegten beftiers gegeeven wordt. — De Divan is de hoogfte Staatsraad , die alle binnen- en buitenlandfclie zaaken overweegt en regelt. - Eenige van derzelver Leden leezen ook buitenlandfche Nieuwspapieren, onder anderen, ten tyde des laatften oorlogs met de Rusfen, de Haarlemfche Courant, en waanende, dat dezelve partydig fchreef, belloot men, aan onzen Gezant by den Sultan deswege te klaagen. De Mufti is dc eerfte Raadgeever in zaaken van Godsdienst cn Staat. — De Reis-Effendy is de Staats-Secretaris. — Een Kadi is een Rigter van kleine Gefchilkn. Een Bas/a of Pafcha is een voornaam Staatsperfoon van twee of drie Paardeftaarten , dat is, dat zo veele Pieken, boven met eenen gouden appel voorzien, van waar een witte paardeftaart naar beneden afhangt, vóór hem in den kryg worden heen gedraagen. De Sultan, trekt hy tc veld, heeft er zeven : de Groot Vifier drie. Zy dienen , in ftedc van Vaandels, en men fchryft den oorfprong toe aan eenen Held , die, V. deel. X bet  322 onkunde in turksche zaaken. het veldteken in eenen llag verlooreu zien» de , den ftaart eens' paards affneedt, op eene (leng Rak , cn dc bende daardoor in orde hicldt. — De Spah't zyn der Turken Ruiters: van de Janitzaaren heb ik gefprooken. (bladz. 301, 302) V. Welke zyn dc min bekende dingen ? A. 't Is te bewonderen , dat de Europeaanen niet kennen de Turkfche Staatswetten van soliman , (bladz. 308, 309) ook niet de Almanakken der Turken , die zeer merkwaardig zyn; deels om de nette afmeeting der dagen en uuren , zo noodfg voor hunne biduuren en hun vasten ; deels om dc berekeningen der Stcrrewichelaars, fchoon mahometh die voor leugenaars houdt. , Zy zyn even onkundig omtrent der Turken openbaaren Godsdienst, en deszelfs fchikkingen en gebruiken , zo moeilyk te leeren , dewyl geen Christen die zien kan. Zy hebben egter hunne Liturgien , Gebcdeboeken, en Predikaatfien , waaruit men veel zou kunnen leeren ; en zulks was noodiger , deels om dat hunne Regeering, Wetten en Gebruiken op den Godsdienst Rennen , die by hen de grondllag van alles is; deels dewyl zy de levens manier van de Arabieren hebben , cn deeze die van joktan cn ismacl , des is zy niet alleen de oudRe , maar ook het rjjinfte veranderd. Ook is ons de  SCHRYVERSi GODSDIENSTIGE BOEKEN. 323 de Gcfchiedenis der Turken meest onbekend. Zy hebben anders veele Schryvers. Er is altyd één Historiefchryver van het Ryk, die de gclyktydigc Gefchicdenisfen uit de oorfpronglyke 'Stukken, in de Archiven bewaard, opftelt. saada effendi heeft onder hen eencn grooten naam ; en saado'ddin Mohammed ebn hassan houdt men voor den beroemdften en treffelykften van alle hunne His- toriefchryvcren. ■ En wat weeten wy van de Konsten, van de Sterrewichelaary , van dé Vooroordeelen , van de Kanzelaaryen en Kantooren dier Natie ? ^ V. ik meende , dat men hunnen Godsdienst , die dezelfde is met dien der Arabieren , genoegzaam kende ? A. Ja , men weet, dat hunne Wet vervat is in drie Boeken ; in den Koran, die de Gcloofs-Artikelcn bevat; in den Esfunet, of de Overleveringen des Profeets ; en in een derde Boek, handelende van de gevolgen , die men uit de twee eerften trekken kan. Den Alcoran, of, zo men netter fpreekcn wil , den Koran heb ik U reeds leeren kennen , (bladz. 267) en zal er , voor 't overige , thans niets meer by doen, dan dat Gy , zo er federt lust in U is opgekomen , om denzeken tc leezen, ontdekt zult hebben , dat mahometh de taal der' heilige Profeeten heeft willen navolgen , en X 2 zich  324 GODSDIENSTPLIGTEN. zich dus bediende van eenen dikmaals afgebrooken ftyl , waardoor er geen verband in de verzen is. Men weet , dat dc Turken drie foorten van wasfehen hebben ; dat zy, in vierentwintig uuren, vyfmaal moeten bidden ; dat zy, in de gebeele maand Ramada'n, flreng vasten by dage; maar by nagt zeer buitenfpoorig zyn in gastmaalen ; dat zy een gedeelte van het honderd, jaarlyks, tot aalmoesfen moeten belteeden ; dat zy eene bedevaart naar Mecca moeten doen, die , jaarlyks , door vyftig of zestig duizend Menfchen gefchiedt; dat zy de Befnydenis, als eene gewoonte, doch niet in den Koran geboden , onderhouden ; dat zy, om gemak en uitfpanning, den Vrydag vieren; cn , eindelyk dat het niet eetcn van varkensvlecsch cn het niet drinken van wyn geboden zyn , waarvan men thans byna geene onderhouding kent. Voorts moge men weeten , dat zy het groote Feest Beyram , zo veel als ons Paafchen., vieren ; dat het trouwen van vier Vrouwen hun toegelaaten is, doch niet verbooden Slavinnen daarby tc neemen ; dat zy ook Monniken-Orden hebben ; en , eindelyk , dat er ten minften tweeënzeventig Secten onder hen zyn: dan, met dat alles zyn ons nog veele dingen , ten aanziene van hunnen Godsdienst, onbekend. Den oorfprong van zo veele Gezindheden  twyfelingen in den godsdienst. 325 beden moet men daaraan toefchryven , dat zo veele Volken , als er tot den Godsdienst van mahometh zyn overgegaan, iets van hun eigen Geloof behouden , en daaronder gemengd hebben. — Veele Mahomethaanen , vooral in Arabie en op de Perp.fche Grenzen, hebben eenen grooten eerbied voor den Ileere Jesus : zy leezen zelfs de Pfalmen en Evangeliën. Menige Familie volgt openlyk mahometh; maar bcimclyk het Christendom , en houdt zelfs eenen Christen-Prediker, in het geheim, by zich. — Dan, de Ongodistery heeft zich ook by de Turken verre uitgebreid, en zelfs tot in de geheimlte vertrekken des Serails, waar zeer bedorven zeden , ongeacht het naauwfte toezien , ingedrongen zyn. Deisten ontbreeken ook niet onder deeze Natie. Een groot getal Lieden twyfelt aan de waarheid van hunnen Godsdienst. Aan de tegenwoordige verkeering met Vreemdelingen , aan de toegenomen befchaafdheid, en aan het meer verkreegen dieper doorzigt, dat hun Godsdienst meer het welzyn van den Staat , dan de waare Deugd bevordert, zal zulks moeten toegefchreeven worden. V. Maar welke is de reden , dat , zo er veelen zyn , die eerbied voor het Evangelie hebben , weinigen hunne Leer vcrlaaX 3 ten ,  326 bekeering moeily'k. ten , of dat het zo mocilyk valt hen te bekeeren ? A. Denk aan de vooroordeelen, den Kinderen by de opvoeding ingeprent. Men boezemt dezelven eenen geweldigen haat in tegen de Christen-en; des kunnen de Kindcrs eerder het woord Ongeloovigen (zo betitelt men de Christenen) dan den naam van God uitfpreeken. Daarenboven verhuist geen "Mahomethaan naar eenig Christen-land; en die zich fchuldig maakt aan afval, ondergaat, zonder genade , de doodftraf. Ook zyn zy de grootfte vyanden van den Beeldendienst, van welken de meeste Christenen , die onder hen leeven , voorftanders zyn. Verder mangelt het hun aan alle onderregting in onze Leer. Gedrukte Boeken zyn by hen verdagt; Christen Boeken zien zy niet; en het grootfte gedeelte kan niet leezen. Zal dan het Evangelie ingang by hen verkrygen, dan moeten deszelfs Leeraars geduld, en vryheid van gewisfe den Turken vergund worden. Maar welke Ryksveranderingen moeten er dan niet voorafgaan ! dingen , die Gods Voorzienigheid alleen befchikken kan. V. Is hunne Geleerdheid zo groot geworden , als die der Arabieren in voorige tyden ? A. Tuist is het tegengeftelde waar ! Allerdeerlykst is het met dc Weetenfchappen in Tur-  weetensciiappen. 3-7 Turkye gelegen. De voorraaalige oorlogzugtige Regeering heeft allen lust tot dezelve verftikt. Zelden vindt men iemant in der Turken Dorpen, die leezen kan. In de Steden heeft men alleen Schooien, om te leeren leezen en fchryven. Vrouwen en 't Gemeen blyven buiten alle ondervvys. De eerften zyn dus byna geene Menfchen: en, in 't algemeen, zyn er in het Oosten geen ongelukkiger Schepfels , dan de Vrouwen om de jaloerschheid , dwang en opüuiting deiMannen. Kooplieden en die een ampt in den Staat begeert, laaten zich ondervvyzen. Ilooge Schooien kent men in 't geheel niet. In gansch Conftantinopole , zegt men , is geen geleerde Turk te vinden, die de Gcograpbie regt veiftaat. Hier en daar is egter eene Bibliotheek. Onder dezelven behoort dc openbaare Boekery , door den Groot Viller ragiiib , eenige jaaren geleden , opgerigt , welke met Boeken van allerleie Weetenfchappen vervuld is , en dagelyks , bchalven op Feestdagen , door de Turken bezogt wordt. Geene Boeken, maar wel Flandfchriften kan men koopen. De Drukkery, door ibraiiim effendi opgerigt, waarop eenige Turk fche Historiefchryvers gedrukt zyn, is geheel vervallen. Misfchien is dit een trek der Staatkunde. Twintig duizend Menfchen , meent men , leeven te ConjlantinoX 4 pole ,  3*8 drukkery. taal. dichters. pole , geheel of ten deele , van het uitfchryven der Boeken, die anders geen beftaan zouden hebben. Veelen van bun fchryven zo fchoon , dat beste Drukken den Turken weinig zouden gevallen. Drukte men den Koran , zy zouden vrcezen , dat men uit Europa veele Boeken , in dezelfde taal daartegen gefchreeven , zou invoeren, of oproerige Schriften onder het gemeen zaaien. Hunne Taal is eene dochter der Tartaar fche , klinkt ruw en is niet woordenryk ; maar vermids zy niet alleen het Perfisch er onder mengen , om ze in den omgang en de dichtkunde bevalligheid by te zetten ; maar ook het Arabisch, om geleerde en godlyke zaaken wél uit te drukken, is zy zagt en hellyk in dé uitfpraak: dan, door die vermenging wordt de Taal voor Vreemdelingen en zelfs voor Inboorlingen moeilyk. Hunne Dichters vliegen in de hoogte : de verbevenften worden niet verftaan , ten minften van weinigen. Onder hen heeft, in het einde der voorige Eeuw, byzonder uitgeblonken de Dichter nabi-effendi. Onlangs gaf men ons de Vertaaling van een Turksch Lente-Lied. - Hüii- ne Landbefchryvingen zyn gebrekkig ; hunne Historiën vol fabelen ; hunne Tydrekening, de Hegira uitgezonderd , is verward ; de' Bybelfche Gefchiedenis zeer bedorven; en de alge*  weetensc happen. o20 algemeene Historie een mengelmoes. ■— De Wiskunde eeren zy. ar.chimedes en euclides zyn hun bekend. Hunne Wysgeerte is de geene , welke AVERRoës en avicenna uit aiustoteles gehaald hebben. De Natuur- cn Geneeskunde kruipen by hen. Aan de Ontleedkunde mag nicmant denken. In hunne Zedelccr is geen verband. De God- cn Regtsgeleerdheid gaan zamen gepaard volgens de gronden van den Koran, welken veelen verklaard hebben en nog verklaaren. Hunne Uitleggers hebben niet misgetast , door te zeggen , dat de welfpreekendfte plaats van den heelen Koran in het Kapittel Hud ftaat , alwaar mahometh, by het eindigen des Zondvloeds , God deeze woorden laat fprceken : „ Aarde verzwei»uw water ! Hemel fchep het geen gy uitgegooten hebt ! Aanftonds liep bet water weg , Gods bevel werdt vervuld , dc Ark daalde neder op het Gebergte, en men hoorde de woorden : wee den godloozen 1" Voorts zullen wy hen laaten roemen , dat de Bezweering der Geesten , de Sterrewichelaary, dc Waarzcggery en de Toverkunst dc by hen bekende Weetenfchappen zyn. , Hunne Muziek hebben zy uit Perfie gekreegen , waar hodscha , der Perfen orpheus , de Oofterfche, Muziek op vasten voet bragt, Én zekere grondregels gaf. selim de I, X 5 vondt  33° weetenschappen. vondt te Tauris den beroemden Perfifchen Muzikant, husseim raykara, en zoudt hem van daar , in den jaare 1514 , naar Conftantinopok , van welken tyd de Turken hunne Muziek rekenen , dewyl zy er te vooren geene hadden. Onder mahometh den IV, kwam zy op eenen vasten voet; doch zonder nooten. murat heeft onlangs de kunst uitgevonden , om ze op Italiaanfche nooten te brengen. — De weinige overgebleven Gedenktekenen van de Griekfche Bouwkunde en pragt hebben geene navolging onder de Turken kunnen opwekken. Hunne Hoofdftad is zeer volkryk, en wordt jaarlyks , meent men , door vyftien duizend' Slaaven aangevuld ; maar is liegt bebouwd en weinig opgefierd. De Turken zyn geene kenners der Bouwkunde, en vooral geen minnaars van Beelden , wegens de Hellingen van hunnen Godsdienst. Indien zy beter bouwden , zou men niet zo dikwyls van eenen zwaaren brand tc Conftantinopolc , gelyk er, vóór twee jaaren , veertig duizend huizen , volgens hun fchryven, verteerd werden , hooren. ■ Hunne voorheen zo geroemde dapperheid moet men aan hunne dweepagtige woede ; hunne veroveringen veelal toefchryven aan de oneenigheden der Christenen ; aan de feilen hunner Veldhecren ; aan de hulp, die zy van andere Christen Vors-  karakter der turken. 331 Vorsten ontvingen. Hunne kennis in de Krygskunde blyft gering , waarvan wy in hunnen laatst gevoerden Oorlog tegen dc Rusfen blyken genoeg gezien hebben. V. Hoedanig is de aart deezes Volks ? A. Men plagt het te noemen eene onhandelbaare Natie , die door dweepery en vooroordeelen heröm gezwaaid wordt; uitgelaaten woest in haaren voorfpoed, doch by eenen dapperen tegcnftand in den kryg verbyfterd , door eene losfe vrees, die haar de verkregen voordeden doet verwaarloozen: voorts t'huis zorgeloos, langzaam, geen minnaars van zich door arbeiden 't hoofd te breeken, niet nieuwsgierig, zich flegts houdende aan het geen hun voorkomt ; bygeloovig en argwaande; zeer afkcerig van al!e nieuwe gebruiken en nieuwe kundigheden ; haaters van al wat uitheemsch is ; veragters van al wat uit europa komt, en dus van alle befchaafdheid en welgemanierdheid, 't Gaat zeker, dat de Europefche Turken werkzaam , driftig , dapper, maar ruw in hunne Zeden zyn ; doch de Jfiatifche lafhartig , lui , verwyfd cn wellustig. Zy zyn in 't gemeen grootdeels fterk en wél gemaakt, ernsthaftig , getrouw in de vervulling hunner geloften, grootmoedig in hunne aanflagen, en mildaadig jegens behoeftigen. Hun Naam plagt genoeg te zyn by fom-  332 karakter der turken. ' fommigen , om zich louter wilde en allerwreedfte Barbaaren te verbeelden. Dan, men oordeelt meestal valsch van Volken , die men niet genoeg kent , en den Christenen door veeje ervarenis vreefelyk zyn geworden. Sommige Sultans , Grooten en geringen hebben gruwzaame daaden bcdreeven ; en de moord van negentien Broederen, door Sultan mahometh den UI, (bladz. 311) hangt U mogclyk nog in 't geheugen ; dan , Staatkunde was 'er oorzaak van. Ik erken, het bloedvergieten van fchuldigen en onfchuldigen was , in alle tyden , niet zeer ongewoon onder de Turken , daar zy overhellen tot wreedheid en tyranny; hoewel het thans fchynt , dat men daar het leven der Menfchen wat hooger begint te achten : dan , by de meefte dfiatifche Volken heeft het leven der Menfchen , al federt oude tyden, de grootfte waarde niet gehad. Denk, hoe ellendig de grondregels van hunnen Godsdienst en 'Zedeleer zyn. Daarby oordeelcn de meeste Regeerders van het Oosten , dat zy onbepaalde Heeren zyn over de vryheid, het vermogen en het leven hunner Onderdaanen. Men vindt anders Turken genoeg van eenen edelen en zagten inborst. Alle Sultans waren ook niet moordaadige Tyranaen ; maar dikmaals kloeke en regtvaardige Vorsten , nuttige Wetgcevers. Voorts lieden  manieren der turken. 333 lieden van 't geringst herkomen mogen , onverwagt, "volgens den denkens aart deezer Natie , tot de hoogfte Ampten bevorderd worden. Een Slaaf heeft men Groot Vifier ■zien worden. Zy gelooven , dat het niet op eene hooge geboorte aankomt , om de gewigtigfte zaaken te behandelen; maar dat de noodige bekwaamheden daartoe onder alle rangen van Menfchen verdeeld zyn. V. Hoe veel verfchillen zy hierin van de meeste Bewooners van europa ? A. In meer dingen verfchillen zy van ons, vooral in manieren , by voorbeeld, wy draagen korte en naauwe; zy wyde en lange klederen , tot op de voeten. Onze hoofdkoleur is zwart ; de hunne groen. By eene eerbewyzing ontblooten wy het hoofd ; by hen zou dit de grootfte hoon zyn. By het ingaan in een aanzienlyk huis neemen wy den hoed af; zy.docn hunne muilen uit. Wy gaan veelal met een ongedekt hoofd ; zy dekken dat het warmst. Wy draagen lang hair ; zy fnyden het af. Wy gebruiken dasfen en halsdoeken ; zy hebben den heelen hals en ooren bloot. Onze fchoenen zyn zwart; hunne pantoffels geel. Wy maaken eerbewyzingen met den voet ; zy met de hand. Wy , anderen groetende, neemen den hoed af; zy leggen de regte hand op de borst , en maaken eene buiging met het hoofd. \  554 handel der turken. hoofd. Wy draagen horologien in onze zakken ; zy de hunnen in den boezem. Wy voeren den degen aan de linke ; Zy eenen korten dolk aan de regte zyde , enz. Laat dit genoeg zyn ! V. Nu één woord van hunnen Handel ! A. Der Turken Koophandel is zeer groot, en wordt met veele Natiën gedreeven. De Hollanders en Engel/eken ftaan egter by heri in de meeste achting. Koffy, Wol, Kemelshair , (een hair van zekere Geiten) Wyn * Amandelen , Rozynen , uitmuntend Leder , overfchoone Tapyten , Zyden , gouden en zilveren Stoffen , Droogerycn en veele andere dingen worden uit hun Land gevoerd , en geeven hun aanzicnlyke voordeden. Dan, zo gewigtig als deeze winsten weezen mogen ; en zo groot en magtig als het Turkfche Ryk indedaad is ; zo zwak is' het by dit alles. Zou het anders , onlangs , zo veel aan de Czarin van Rusland of aan den Keizer , josephus den II , ingewilligd hebben? Met de grootte komt de Be¬ volking ook niet overeen. Aan veele Oorden worden Menfchen vrugteloos gezogt. De beste Provintien geeven daarvan dc treurigfte biyken. De Inwooners in plaatzcn, die verre van de- groote Steden afliggen, begeeveri zich , om de Verdrukking , die de Landlieden lyden moeten, naar dezelve, en deeze  VERWARRINGEN IN HET RYK. 335 ze Steden worden dus de afgrond, waarin zy verflonden worden. De Veelwyvery ontvolkt daarenboven de Gewesten. Geheele Dorpen zyn niet meer bewoond. Verfcheiden' Provintien brengen den Keizer niet veel op, en zyn daarby vol onlusten. Veele Volken in Turkye , in 't wild omzwervende, vermeerderen de wanorde , en verminderen de fterkte des Ryks. De Haat tusfehen de Gezindheden brengt tweedragt en vyandlykheden voort. De Basfa's , de Kadi's begaan dikwerf geweldige kneevelaryen : de ryken leeven daarom voor 't uiterlyke , als of zy arm waren. Dit brengt een algemeen misnoegen voort. Veele Basfa's cn Aga's , vooral in de uiterfte Provintien , gehoorzaamd! niet verder , dan zy willen. Dit baart onlusten ; maar de Sultan ziet niet ongaarne , op dat niemant te magtig zou worden , dat zy zich zeiven onderling verteeren. Maar hoe veel moeten fchoone Provintien door zulke fnoode ongeregeldheden tyden ! Hoe veele duizend onfchuldige Inwooners worden daardoor uitgemergeld, bedorven en verjaagd ! Zy vinden zich gedrongen , hun Vaderland te verlaaten ; en hiervan zulke verhuizingen , als ik U reeds gemeld heb. (bladz. 295) Of zyn deeze verdrukkingen het middel in de hand der medelydende Voorzienigheid , om deezen een beter  336 staat des turkschen ryks. beter Land , een ftiller en geruster leven te bezorgen ? ■ MaaK nu uit dit alles op , dat dit zo magtig Ryk verre is van het gelukkigde te weezen. Zo ziet men , dat de voordeeligst gelegen Ryken niet altoos, den meesten voorfpoed hebben. Vernedert God thans hetzelve , om dat bet zich zo verheevcn heeft tegens de Christenen , en hun zulke felle Hagen , zulke gruwzaame blocdftortingen toegebragt ? Hoe dit zy , Gy kunt uit dat alles begrypen, dat zulk een groot , log, en waggelend Gebouw , ligtelyk , door eenen moedigen en magtigen Nabuur zou kunnen gedoopt worden ; en dat dc Christelyke Godsdienst, en vooral de arme kwynende verdrukte Grieken, oneindig daarby zouden gewinnen. Tweemaal dachten wy in de laatde jaaren , men gaat cr dc hand aan daan ; maar hebben de Staatkunde , de jaloerschheid, de vrees, dat de Overweldiger van dat Ryk voor andere Europefche Vorsten te magtig zou worden, dit , toen men op het punt ftondt, om het uit tc voeren , niet belet ? Helpt daarom de eene Vorst van Europa dc Turken, als een ander in den zin krygt, dezelven te vermeesteren? De Christen Koningen daan geduurig met het zwaard tegen eikanderen, fchoon * zy het Evangelie belyden ; zy neemen eikanderen brokken Lands af, waar vrede  voorzienigheid omtrent de turken. 337 de en geluk in woonden ; maar een ongeregeld Ryk • een Ryk , dat voor den fnooden mahometh knielt; een wangedrogt, aan eenen hoek van het verlicht europa gevonden , laat men ongeRoord blyven. Zo regeert de Voorzienigheid , cn wil het Turkfche Ryk , langs deezen weg , niet door geweld van Wapenen , maar door een inwendig kwaad , doen te gronde gaan. Als myn oog deszelfs uitgefirekte Landen overziet op de Kaart , en myn hart bedenkt , hoe veele millioenen Inwooners der Waereld den mahometh der Arabieren gelooven, en de Christenen als Ongeloovigen befchimpen ; als myn hart overweegt , dat zy zulken valfchen Verleider boven den Hcere Jesus Rellen, krimpt hetzelve weg van grievende fmert , van een waar medelyden. Maar myne klagten worden voorgekomen , wanneer ik bedenk , zodanig is Gods beflier ; daarvoor pleiten verborgen Wysheid , onnafpeurlyke Goedheid. In het Oosten mogen de Mahomethaanen nog veld winnen , en in getal van Belyderen toeneemen; maar wie weet, wat het niet geheel uitgebluschte Evangelie , dat God , door middel van Grieken , Armeniërs en anderen, in 't midden des turkfchen Ryks, fiaande houdt, zal uitvoeren ! Wie weet , welke de gevolgen zullen zyn van de twyfelingen , die in de V. deel; Y ver-  338 mogelyke gevolgen. verftandigfte Turken thans opgekomen zyn omtrent de Waarheid van hunnen Godsdienst! De Vrygeestery, 't uiterfte waartoe zy .thans vervallen, kan gevolgd worden van eene andere verandering. Men heeft zulk eene blyde verwisfeling meermaalen in de Waereld zien gebeuren , en men verneemt ze elders nog. Wat zullen wy, die zo weinig weeten van Gods goede en wyze beraamingen, ons haasten , en de toekomende Gcbeurtenisfen vooruit loopen ! Uit zulk eene treurige duisternis kan de vrolyke dag des lichts voortkomen. God regeert , en [wy wagten, in ftilte , het heil der ongelukkige Natiën af, naar eene ontferming , die de Toem der Eeuwigheid weezen zal. VEER-  VEERTIGSTE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE DER PERSIAANEN. Drie Perjïfcbe Ryken. Het tegenwoordige laatfte. De Vorsten van Perfie. Aart des Volks. V raag. Wat nu begonnen, na de gewigtige Historie der Turken gehoord te hebben? Antwoord. Wy willen nu overgaan tot hunne Nabuuren , de Perfiaanen , een oud Volk , zeer merkwaardig , welker Ryk zich driemaalen in de Waereld vertoond heeft , en nog beftaat. Dun eerfte Ryk, beheerd door darius rodomannus , hebt Gy door Y 2 alexan-  340 twee persisctie ryken. alexander den Grooten zien floopen, vierdehalfhonderd jaaren voor Christus geboorte. (I Deel, bladz. 235-268) Dan , in de laate Romeinfche Historie hebt Gy artaxerxes hetzelve zien herltellen. (111 Deel, bladz. 307-310) Dat bleef vervolgens ftaan, tot dat de Saraceenen of Arabiers het zelve onder den voet fmeetcn vóór het midden der VII Eeuw. Toen werdt het tweede Perpfche Ryk aan het Arabifche gehegt, (V Deel, bladz. 273) en de meeste Perfiaanen namen den Godsdienst van mahometh aan. Zy leefden , ruim twee Eeuwen , onder dat beltier; maar het Arabifche Ryk door magtige Landvoogden van onderfcheiden afkomst , den eenen fchok na den anderen krygende , en verfcheiden Landen daarvan afgefcheurd wordende, eigenden zich ook fommige Perpfche Grooten eenige brokken, en werden onafhanglyke Vorsten. Dan, niet altyd werdt Perpe door inboorlingen geregeerd 1 de Turkomanfche cn Mogolfchs Landvoogden hielden de regeering in handen tot den jaare 1500. V. En wat gebeurde daarna ? A. Ismacl , Sop bygenoemd , of om dat hy , zich als een Mahomethaansch Geestelyke , kleedende , eene dunne ligte ftof, Sof geheeten , droeg ; of om dat men , dat woord van het Grieksch Sofos afleidende, 'hem  PERSISCHE VORSTEN. 341 hem een' Wyzen of Wysgeer noemde: isimacl soit , zeg ik, een Man van treflyken moed , groote dapperheid , en bygeloovig geëerd door zyne benden , leide den grond tot het derde Perfifche Ryk , dat nog heden ftaat , door zeer groote behaalde overwinningen : dan, zyne Opvolgers, taitmasp de I , ismacl de II, mahometh KHODABANDEH, HAMSEH, t\\ ISMAëL de III, evenaarden sofi niet. Zy waren weinig gefchikt tot de regeering en befcherming des Lands , dat telkens door Turken en Tartaaren werdt aangevallen. Dan, in den jaare 1584 , deeg abbas de I, de Groote bygenoemd , op den Perpfchen throon, die de zaaken een geheel ander aanzien gaf. Hy toch bezorgde het vervallen Ryk eene verbaazende fterkte, en bragt zyn Huis in een zo groot aanzien , dat zyne Voorzaaten het zo verre niet hadden kunnen brengen , nog zyne Opvolgers het daarin houden. Hy hernam de Landen, door de Turken en Tartaaren overweldigd, veroverde Bagdad, dreef de Portugeezen uit Ormuz in den Perfifchen Zeeboezem , bragt dus de voordeden des Handels tot het Ryk terug , en begunftigde dien elders. Men roemt zyne dankbaare erkentenis aan zulken , die hem uitneemende dienden gedaan hadden , en haalt dit volgende ten bewyze by. Eén zyner Y 3 Veld-  342 erkentenis van abbas. Veldheeren , na eene behaalde overwinning op de Turken t'huis keerende , ontmoette hem. Hy , vol van vreugde, fteeg , zo dra by den Veldheer zag , van 't paard , en zeide : „Kom, zet u daarop, ik moet u nu , ais kaegt, begeleiden." De ander? zeer verlegen , weigerde dat, wierp zich vóór 's Konings voeten , en badt, dat hy hem , door eene onbehoorlyke eerbewyzing, niet wilde befpottelyk maaken vóór al het Volk. Maar alle deeze f'meekingen waren ydel. De Veldheer moest het Koninglyk Paard beklimmen, en abbas met zyne "Grooten volgde hem agter na. Treft zulk eene dankbaarheid niet meer, dan gewoonc gefchenken , dan Eertitels en Ridder - orden ? Men verheft ook deszelfs medelyden met de Armen. Als hy eene Stad verlaaten hadt , keerde hy foms verkleed terug,, en, naar de markt gaande , onderzogt hy de gewigtcn, de deugd van het brood en andere levensmiddelen. Jammer was het , dat hy gruwzaamheid cn geregtigheid niet beter wist te onderfcheiden , en fchuldigen door ftralfen tc verbeteren of te waarfchouwen. Hy handelde gelyk een Ooflerseh Monarch , en dacht dat de woede zyns toorns alles regtvaardigde. Des viel het hem niet bezwaarlyk, eenen Bakker , die geweigerd hadt , brood aan de Armen te verkoopen , onder voorwend-  abbas wreedheid. 343 wendfel van het voor abeas en zyne Soldaaten te moeten hewaaren, leevende, in eenen gloeienden oven te laaten werpen : eenen Vleeschhouwer, die valsch gewigt gebruikt hadt , met den rug vast te maaken aan de haaken, aan welken hy gewoon was het vleesch te hangen ; en , wat verder gaat , zynen eigen Zoon uit argwaan om hals tc laaten brengen. Te laat, kwam hy tot berouw over den onnatuurlykeii moord, en al wilde by , in tien dagen, geen daglicht zien ; al at hy , eene geheele maand lang , niet als geringen kost ; al treurde hy een gansch jaar , cn al droeg hy deswege, zyn leven lang , klccderen , die hem niet onderfcheidden van den geringften onderdaan; abbas glorie taande door deezen gruwclyken kindermoord. V. Wie volgde op hem ? A. Vorsten , die den Perpfchen zetel onwaardig waren! De Regeering van safi den I, in den jaare 1629, op abbas gevolgd, was dermaate wreed, dat wy, in geene Historie , van meer en gruwzaamer moorderyen leezen. Laat ons by dat monfler niet langer ftilftaan. abbas de II, zyn Opvolger , in den jaare 1642 , was door ongeregelde en wreede bedryven bekend. safi de II, die, in den jaare 1666, tot den throon kwam , was al mede wreed , Y 4 een  34 i persi5che vorsten. een verwaarloozer der Rykszaaken , ca zeer genegen tot den drank. iiusseyn, zyn Opvolger , in den jaare 1694 , Uef het. bellier over aan onregtvaardige Landvoogden. De Afghans, een Volk uit de Provintie Kandahar, verwekten daarop eenen opftand. husseyn werdt afgezet , en maiimud verfebcen in deszelfs plaats, en na hem ashraf. Zulke Vorsten deeden het Perfifche Ryk wankelen , en de fteeds invallende Turken zouden ' het, naar allen fchyn , genoopt hebben, ware nadir rouli, anders kouli khan geheeten, niet opgeftaan. Deeze, wiens Vader leefde van het maaken van mutzen en fchaapsleere kleederen , was tot een Herder opgevoed. Na zyns Vaders dood, waren één Ezel- en één Kameel zyn geheele ryk,dom, met welken hy het hout, dat in de bosfehen gefprokkeld was, ter markt bragt, om voor zich en zyne Moeder den kost te winnen. Daarna werdt hy een Roover; doch vervolgens bevorderd tot Kolonel, wegens zyn dapper gedrag. Laater verfloeg hy , met, zesduizend Soldaaten , tienduizend Uzbeks ; vermeesterde daarna Khorasfan; verfloeg de Turken , en , na de regeering van abbas den III , werdt hy Vorst van Perfie , in den jaare 1-36. Hy beroverde alle dc verloeren Landen; deedt, twee jaaren laater, eenen befiiamdèn togt naar de Mo1 go/-  daaden van kouli khan. 345 golkn en Indiaanen ; kwam belaaden met on« noemlyke fchatten , die hy geroofd hadt , terug ; en werdt eindelyk vermoord. Toen de moordenaars op hem aanvielen, badt hy om genade ; maar zy antwoordden hem : „ dat hy , die geen Mensch genade beweezen hadt , ook geene verdiende." — Na zynen dood fteegen de verwarringen des gefolterden Perfifchen Ryks nog hooger. Landvoogden , Vcldheeren , en andere onderneemende Grooten, die maar krygsvolk byéén konden brengen , betwistten eikanderen de kroon. Dit verwekte veele burgerlyke Oorlogen. Twee ^ mededingers waren de voornaamlten. kerim khan was de magtigfle : hy kon leezen noch fchryven; doch gedroeg zich in zyne daaden , als een krygshaftig Barbaar.' abul fat khan is hem gevolgd, en beheerscht thans Perfie* Zie daar eene lyst van bloedgierige Vorsten , die , zo ze niet op den throon eens grooten Ryks gezeeten hadden, niet verdienen zouden, éénmaal genoemd te worden. Welke geesfels waren zy niet voor het Menschdom , cn hoe kon , zou men zeggen, de Voorzienigheid dulden , dat zy de heerfchappy in handen verkreegen , en zo lang behielden ! V. Maar hoedanig is der Perfen aart ? A. De tegenwoordige Perfen zyn niet meer die oude krygshaftige Perfiaanen des eerften of tweeden Ryks. Van deeze laatY 5 ften  346 aart der persen. ften is maar een gering overblyffel , in dat Ryk en in Indie, voor handen , die den ouden Godsdienst en Zeden behouden hebben , en door de Mahomethaanen Ongeloovigen genoemd worden. Zy zyn meest Akkerlieden , Dagloongrs of Handwerkers, wel diep Onkundig , maar zeer arbeidzaam. De tegenwoordige Perfiaanen zyn een mengelmoes van in- en uitlandfchc Volken, die zich , nu cn dan , in dat Land neergezet hebben. Zy hellen zeer tot de rust, leeven pragtig , en zyn aan den wellust zeer overgegeeven; doch taamelyk befchaafd, maar geen minnaars van arbeid. In dit Ryk vindt men veele Jooden , en niet minder Grieken ; doch, gelyk elders, in een zeer diep verval. Der Perfen Taal , met veele Arabifche woorden' vermengd , is fierlyk. Zy hebben eenige Konsten en Weetenfchappen , vooral voortreffelyke Handwerken van Katoen, Kemelshaïr , Wol en byzonder van Zyde , die in eene ongemcene groote menigte daar Valt. Toen abbas de II een- weinig wilde leeren tekenen , vondt' hy in zyn geheel Ryk, zelfs niet onder zyne Schilders, dén' Mensch , in ftaat , om hem lesfen te geeven. Hy moest angel , eenen Hollander , die in de nabuurfchap van Chiras was , daartoe te Ispahan ontbieden. Thans munten de Perfiaanfche Schilders boven dc lndïaanen uit in lofwerk en bloemen ; maar flaa-  aart der persen. 347 flaagen flegt in het maaken van Menfchenbeelden. Van de Tekcnkunde verdaan zy niets. Door geheel Oosten zyn hunne Paarden , als de beste , beroemd , gelyk ook hun Wyn, Dadelen, Saffraan, Tabak, Boomwol , Rhabarber, Sennebladen , Manna enz. 't Mangelt hun aan goede Wetten , aan ' Vryheid en Veiligheid , welke drie het geluk eens Volks altoos uitmaaken. Door zo veele harde regeeringen en door alle dc ellende der veelvuldige inlandfche oorlogen , is de lust tot de bearbeiding hunnes fchoonen Lands zeer vervallen. Overal , zelfs tot hunne Hoofdftad 1 hpahan, ziet men fpooren van verwoestingen ; Oorden , ontbloot van Volk; Velden in het zigtbaarst verval , dat deels aan oorlogen , deels aan eene nu verminderde vlyt der Bewooneren toe te fchryven is. Hoe ongelukkig is dit voor het heerlyk Per/Ie ! Zy maaken, gelyk ik U zeide , eene byzondcre Gezindheid van Mahomethaanen uit; verwerpen de Sonna , dat is , de Verzaameling van eene mondeling voortgeplante Leer; en, ali houdende voor den waaren Opvolger van mahometh , worden zy geweldig van de Turken gebaat , cn voor Scheurmaakcrs gehouden. — Mogt het , licht der Waarheid ook deeze verblinde en deerlyk verleide Natie fpoedig beftraalcn! EEN-  EENENVEERTIGSTE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE DER MOGOLLEN EN INDIAANEN. Uitgebreid Ryk. Jenghiz Khan. Hervorming des Volks. Vorsten. Tamerlan. Indoflan. Keizer. Magt. Vorsten. Kouli Khan. Hyder Aly'. Godsdienst. Boeken. Leer. Handel. \^raag. Nu éénen ftap verder gedaan ! Antwoord. Nu ons gekeerd tot de Mogollen , de Nabutiren der Perfen ! Hun Ryk is één der verbaazendfte Verfchynfelen der Waereld geweest, als men let op de opkomst, op de mtgefirektheid, of op de fnel-  ryk der m0g0llen. 349 fhelheid , waarmede het zich verfpreid heeft. De Arabiers wonnen, in zeventig jaaren, meer Landen , dan de Romeinen in vyf honderd; maar de Mogollen ftichtten, in korten tyd, een Ryk, dat agttienhonderd mylen , van het Oosten tot het Westen , en duizend , van het Zuiden tot het Noorden , befloeg. Zy verfborden het magtig Arabifche Ryk , hinderden de uitbreiding der Turken , en vormden eene heerfchappy in Indie , die nog onder hunnen naam bekend ftaat. Mungalie , gelegen in het groot Afiatisch Tartarye , was hun Vaderland. Daarin zwierven zy , federt veele Eeuwen , in talryke horden of ffammen, heröm, en werden weinig aan de Waereld bekend. Hunne oude Historie is duister, het geen ons niet veel nadeels doet. Ik wil er U niets van zeggen , en begin alleen met jengiiiz khan , 't welk betekent een' grooten Vorst, wegens zyne groote daaden , die, omtrent den jaare 1200 , te voorfchyn kwam ; eerst van geheel Mungalie meester werdt ; daarna een deel van China veroverde; vervolgens het Ryk van Sultan mahometh , beftaande in afgefcheurde Landen van Arabie , Per/ie en Indie , waarvan Samarkand de Hoofdftad en zetel der Weetenfchappen was, met geweld, na den heftigften tegenftand, veroverde; vervolgens tot in Perfie, zelfs tot in Europa, in-  35'0 jenghiz khan. indrong ; en al wat zich tegen hem te weer ftelde , over hoop wierp ; maar toen hy verder in China zyne veroveringen wilde voltooien , door den dood werdt weggenomen , in den jaare iaa8. Zo Gy deeze Landen kent , kunt Gy opmaaken de uitgeflrektheid deezer Veroveringen in ruim twintig jaaren; maar welke verwoestingen en bloedftortingen gingen daarmede gepaard! Men rekent , dat, in éénen veldllag met Sultan mahometh, honderd en zestig duizend Menfchen fneuvelden. Gy kunt wel denken , dat zulk een Overwinnaar , als jenghiz khan groote bekwaamheden moet gehad hebben. Indedaad by was dapper, wys, voorzigtig, lydzaam , welfpreekend ; hadt een groot verftand en doordringend oordeel; oefende eene flipte krygstugt; verhief bekwaame lieden tot hooge posten ; onderzogt , éénmaal 's jaars , of zyne Amptenaars en Krygsbevelhebbers zich wél gedroegen ; gaf veele goede Wetten ; befchaafde dus zyne ruwe Mogollen ; eerde flegts éénen God ; v/as dus een Vrygeest , doch liet zyne Kinders kiezen wat zy wilden, den Joodfchen , Mahomethaanfchen of Christe/yken Godsdienst; vermaande hun, zou zyn nieuw Ryk flaan , tot eendragt ; en beval, by zyn fterven , hoe dat te vergrooten. Dan, zo veele groote daaden konden de verliezen niet  keizers der mogollen. 351 niet boeten , welke bet Menschdom door zyn geweldig zwaard geleeden heeft. V. Dus erfden zyne Zoonen een verbaazend groot Ryk ! A. En zy erfden te gelyk de zugt tot onophoudelyke Oorlogen , Plonderingen en Landvero verin gen, die dertig jaaren duurden. De Khans oktay , queyyew en mengko hielden zich dus daar mede onledig, Zy veroverden meer Landen van China; drongen door tot in Rus/and; overweldigden Moscau; verwoestten Poolen en Silefie; brandden en moordden in Hongarye, tot in de uabuurfchap van Conflantinopole. De Afiatifche Landen ontgingen deezen ftorm niet. Syrië en klein-asia ■ gevoelden zwaare fchokken , en , door de verovering van Bagdad, ging het Arabifche Khaiifaat te gronde. Men moet verbaasd ftaan , wanneer men derzelver plotzelyke overvallen , vreefelyke geweldenaaryen en groote verftooringen leest. Dan , te midden deezer raazende wapenen , ondergingen zy eene verandering, hun veel meer waardig, dan alle behaalde overwinningen. jENGiiiz khan hadt, by zyne invallen in China , yelu-chu-tsay , eenen wyzen edelen Chinees , in zyne magt gekreegen , die daarna zyn eerfte Staatsdienaar werdt. Deeze , zo hoog verheeven zynde , boezemde den Vorst, zynen Kinderen en den Mogollen t eenen  35- hervorming der mogollen. eenen afkeer in van moord en plondering, daartegen eene liefde voor het Volk en eene goede regeering. Zyne aangewende moeite tot verbetering dier ruwe Lieden kan niet genoeg gepreezen worden. -Hy ontboodt arbeidslieden, bevelhebbers en vestingbouwers uit andere Landen ; ftelde voor hun eenen Almanak op ; diende eens, als Geneesheer, in 't leger , en herftelde de Soldaaten , die met eene kwaadaartige koorts bezogt waren; verloste door zyne voorfpraak veele duizend Chineefen van den dood; ftichtte Schooien, om de Mogollen tc onderwyzen in de Historiën , Aardryks- Reken- en Sterrekunde; ontboodt Geleerden uit Arabie cn Perfie ; liet veele Boeken overzetten ; leefde onberispelyk ; en voedde zyne Kinderen zelf op. Na zynen dood meenden zyne Vyanden veele fchatten by hem te vinden ; maar , by onderzoek , troffen zy flegts eene kleene fomme gelds aan; doch veele Boeken, oude Munten en Opfèhriften. De overblyffels zyner Grafftede zyn nog ten zuidwesten van Peking te zien. Hoe veel meer deedt hy dus niet, dan mecenas , dan colbert , dan dergelyke anderen ! V. Wie was de Opvolger der drie zo even genoemde Khans ? A. Kublay , anders hu-pi-lay geheeten , onder wiens beltier de Mogollen verder be- fchaafd  braave daaden van ruelay. 3 m fchaafd werden. Hy ontboodt , na dat by Chind's verovering voltooid hadt , tot dat einde , den beroemden letterkundigen Chinees hyu-beng, die oneindige moeite daartoe aanwendde , ook verfcheiden' Boeken overzette ie, en een kort begrip van de Chineefche Gefchiedenis opftelde , ten gebruikc van kublay's Zoonen. De Vader gaf hun die Boeken , en ontzag zich niet , hen daarover te onderzoeken. Ook ftichtte hy , in zyn wyduitgeftrekt gebied , Academiën , om de Jeugd in Konsten , Weetenfchappen en goede Zeden te onderwyzen ; liet Mojolfche Letteren uitvinden en invoeren; cn, in den jaare 1281 , ontboodt hy alle Geleerden uit de wyde Oorden des Ryks aan bet Hof, om den Staat der Geleerdheid te onderzoeken, en de beste maarregelen tot derzelver bevordering te beraanien. In den jaare 1290 , onderzogt hy , hoe men zyne bevelen ter bebouwinge van Landen, ter aarikweekinge van Zyde-wormen , en ter uitbreidinge van den koophandel hadt uitgevoerd. Ook zondt hy ervaaren lieden naar het Ryk van sllapar in Indie , om Mannen op te zoeken , welke bcdrecven waren in Weetenfchappen , Werktuigkunde , of wie de beste Bevelhebbers ter Zee of te land, of Uitleggers van verfcheiden taaien waren. Hy liet ook Kanaalen in China graaven, om de gemeenfehap met V. deel. Z RL  354 mogollen neigen ten val. Rivieren te maaken, en beval, de breedte veeier Steden, in bet Noorden en Zuiden, te meeten. Alle deeze dingen befcbaafden de Mogollen ongelooflyk , gaven den Ryke groote voordeden , en maakten hu-pi-lay's naam onfterflyk. Dan , toen de Mogollen hunne ruwe onltuimige zeden daardoor afgelegd hadden , begon hun groot Ryk te waggelen. In Per/Ie , by de Caspifche Zee , en in de Krim , trokken de Afftammelingen van jengiz khan groote en kleine brokken Lands naar zich ; en de Turken, zo wel als de Rusfen, vonden zich daarna in ftaat, om derzelver magt te kunnen fnuiken. V. Maar was er niemant onder de Opvolgers van hu-pi-lay, die dat te keer ging? A. De volgende Vorsten , als timur , hayshan en meer anderen , welker naamen of bedryven ik U niet breedvoerig zal opgeeven, konden alles niet fchraagen. Eindelyk Rondt chu of hong-vu op, die het Ryk der Mogollen , dat honderd en tweeënzestig jaaren, dat is, van 1206 tot 1368, in China geduurd hadt, deedt eindigen. En veel vroeger zou het mede in andere Apatifche Landen in duigen gefpat zyn , ware timur bek , by ons best bekend onder den naam van tamerlan , niet' opgedaan in den jaare 1370. Dy was een kleine Vorst in Groot Bok-  daaden van tamerlan. 355 Bokharit■, zynde het oude Sogdiana. De onrust zyns Vaderlands zich ten nutte maakende , zettede hy dc Grenzen zyns gebieds uit ; veroverde , dertig jaaren lang, het eene nabuurig Land na het ander ; verwon in asia alle Perfifche en Noordelyke Gewesten aan de Kaspifche Zee , een brok van Indie , ook byna alles tusfehen den Tiger en den Euphraat tot aan de Middelandfche en Zwarte Zee; nam den Turkfchen Sultan bajazeth gevangen ; deedt alles tot Moscau vóór hem bukken; maar China willende aanvallen, nam de dood hem weg, in den jaare 1405. — Hy hadt zeer veel eerbieds voor den Mahomethaanfchen Godsdienst , oeffende eene groote regtvaardigheid, en betoonde eene onbekrompen weldaadigbeid. Hy kende geduld , als hy zyne oogmerken wilde bereiken. " Vaardigheid vernam men in zyne bedryven , ftilzwygen by het vormen van aanflagcn. Eene edel- grootheid van geest zag men doorfteeken by bajazeths gevangen neemen. „ Neem , zeide hy tot musa , deszelfs Zoon , uws Vaders erfenis: want ik zoek geen Koningryk , maar een Koninglyk Hart ! " Veele gedenktekenen van zyne grootheid , als gegraaven Rivieren en Kanaalen , Bruggen , Tuinen, Paleizen, Hospitaalen, Moskeen, Kloosters, en Karavanfera's voor de Reizigers, heeft hy in verfcheiden Z 2. Ge-  356 DAADEN VAN TAMERLAN. Gewesten van asla nagelaaten. Spottemycn fmaakten hem niet: leugentaal kon hy niet dulden. Het opfchrift van zyn zegel was: Ik ben opregt en eenvoudig." Schoon zelf niet geleerd, hadt hy achting voor de Weetenfchappen, en vooral voor de Historiën. Hy liet meenige Stad , ter cere der Geleerden, die er in woonden , van plondcring bevryden. Ervaaren Mannen verzamelde hy in Samarkand, zyne hoofdflad, en woonde foms hunne Vergaderingen by. Ily was zo bedreeven in de kennis der Provintien en Steden zyns Gcbieds, dat zyne kundigheid dikwerf de Inboorlingen verbaasde. Dan , wat is het fmertelyk tc zien , cn hoe treurig was het voor duizenden in zyn leven, dat hy der Mahomethaanen Godsdienst, ook door vuur en zwaard, wilde voortplanten, en dat zagte gevoelens hem in zyne veroveringen dikwyls ontbraken ! Er is mogelyk in de Historie geen Overwinnaar , die in de hitte zyns toorns niets hards bedreef; maar tamerlan , zegt men , bedreef wreedheden met ryp overleg, ook aan onderworpen vyanden. By bet naderen des doods kreeg hy berouw over zyne zonden , en befloot die dcor goede werken uit te wisfehen. Maar, bepaalen laate goede opwellingen , of het gansch leven , de waarde der Vorsten ?' V. Bleef zyn groot Ryk fraan ? A.  HISTOPvIE VAN INDIE. 357 A. Hoewyl hy zesendertig Zoonen en Kleinzoonen naliet , en het dus aan geene Beftierders des Ryks ontbrak, begon egter dit vernieuwde Ryk der Mogollen, wel dra na tamerlans dood, te zinken. Veele zyner Landen waren meer afgeftroopt , dan zyn gezag daarin gegrondvest. Zyne Nazaaten werden wegens de verdeeling ras oneenig , burgerlyke Oorlogen volgden , en veele Gewesten raakten dus in vreemde handen. Dan , bet gelukte Sultan bübor , éénen zyner Nazaaten , Indie , dat één van tamerlans vcrlooren Landen was , in den jaare 1526, te heroveren. V. Zeg my , by deeze gelegenheid , iets meer van de Historie van Indie. A. Het is zeker van belang, ten miuften iets daarvan te weeten. Dit Land , Indie geheeten , waarfchynlyk naar de fchoone Rivier de Iadus ; doch by de Turken en Perfen Einduftan, en van ons ook Indofan, is zeer groot , en heeft veele magtige en fchoone Eilanden. Het zelve grenst ten Noorden aan Tartarye , ten Oosten aan China, ten Zuiden aan den Indifchen Oceaan , en ten Westen, deels aan denzelfden Oceaan, deels aan Perfle. Men kan het verdeelen in twee Schier-eilanden , waarvan het één binnen of ten Westen van de groote Rivier de Ganges ligt , en Indofan of het z 3 Ryk  358 't ryk van indie. Ryk des Grooten Mogols genoemd wordt, waarin men vindt zeer fchoone cn heerlyke Provintien , of de Koningrykcn van Bengale , Bisnagar , Golconda , Orexa , Vifapour , Guzaratte , Camata , Madura, Tanjour en anderen , hebbende de Hollanders , Engelfchen , Franfcken , Portugetzen , Spanjaarden en Deenen eenige bezittingen aan de Zeekusten. Maar in het ander Schiereiland , dat is , in Indie buiten of ten Oosten van de Ganges , heeft men de Koningryken Acham , Avé , Aracan , Pegu , ■Siam , Malacca , Tonquin , Laos , CochinChina, Cambodia en Chiampa. En daar die allen van geenen klcenen omtrek zyn, kunt Gy dus van de Grootheid des Indifchen Ryks oordeelen. Hier waaien Winden , Mousfons geheeten , zes maanden lang, uit het Zuidwesten , cn , zo lang ook, uit het Noordoosten : ook heeft men er vaste of Pasfaatwinden , die niet van ftreek veranderen. In April, May en Juny voelt men eene geweldige hette in de Zuidelyke Provintien ; doch die door de Mousfons getemperd wordt. Van het midden van Juny tot de helft van September, verneemt men, van Suratte tot Agra , eenen aanhoudenden regen uit zo dikke wolken , dat men de Zon niet zien kan. Boomcn en Planten blyven er altyd groen; en men ziet er, het geheele jaar door,  VOORTBRENGSELEN VAN INDIE. 359 door , vruchten en bloesfems van de eene of andere foort. Houdt de regen op, dan is alles , ook waar men te vooren meende de zandige woeftynen van Arabie te zien, heerlyk groen. Hier groeien fchoone Graanen en Vrugten , Granaatappels , Citroenen, Dadels , Amandelen , Kokosnooten , Mirabellen, Ananasfen. Men vindt cr ook uitnecmend Timmerhout. Katoen- en Moerbezieboomen , die Lyvvaaten en Zyde leveren, zyn de voornaamfte Boomen. Indie en China zyn het Vaderland der Zyde wormen. De fchoonfte Katoenen komen van Vifapour en Paliacate; en de beste Chitzen van Mafulipatan cn Amadabath. De Eilanden leveren de kostelyke Speceryen. In Golconda, Vifapour, Bengale en 't groote Eiland Borneo treft men Diamant-mynen aan ; ook Karbonkels, Robynen , Hiacinthen , Granaaten , Amethisten, Opaalen , Berilen , Topaazen en Afteria's. Olihinten, Rhinocerosfen, Leeuwen, Tygers, Luipaarden , Wolven , Jakhalzen , Muskuskatten , Paarden , hoewel men meer Osfen gebruikt, en Buffels, zyn de Dieren van Indoflan. Men vindt er ook fchoone Vogels. V. Eén Vorst regeert dat geheele Land? A. Eén Vorst , de groote Mogol te regt geheeten , ten minften voorheen, toen alles vóór hem bukte , en hy in magt, aanzien en rykdommen alle Aftatifche Vorsten verre Z 4 over-  503 magt van indie. overtrof, woont in twee Hoofdlieden , dat is , nu eens te Dehli, dan eens te Jgra, waar zich dan tevens zyne veeltallige Vrouwen , onder welken men foms zes Koninginnen telt , bevinden. Hy wordt altoos, alleen door dehie Vrouw of Slaavin, bediend; doch het geen by ons vreemd luidt, honderd Tartcar'che Vrouwen , gewapend met boog , ponjaard en fabel, maaken zyne lyfwagt uit. Hy beeft .eene groote Ruitery en wel tweemaal honderd duizend Soldaaten in dimst , die bet wel niet aan moed ontbreekt ; maar niet ervaaren zyn in de konst van oorlogen. De Rnja's, of Stadhouders der ohderbóorige Provintien , voorheenen zyne Vafallcn , zyn talryk ; en men rekent , dar ten minften vierëntagtig ïndiaanfche 'Koningjes hem onderworpen zyn. De eerfte Raja , die zegt , van porus , zo bekend in de tyden van alexandkr den grooten, af te dammen , regeert , als Souverein , in het Ryk Stdmjia , en heeft vyftig duizend ruiters , en tweemaal honderd duizend foldaatcn in dienst. De Raja van Ratir is van eene gelyke magt , en die van Chagha gebiedt zelfs, bebalven bet voetvolk , veertig duizend ruiters. Oordeel daaruit over dc magt des grooten Mogoh. Het bellier eens zo grooten P>yl5 hebber der Legermagten van den Nadab van Sirpy , en van sia-merouari , eene overfchoone' Christen Slaavinne uit Abysfinie, in den jaare 1720 gebooren, die eerst in dienst was van den Koning van Blaisfour; doch éénentwintig jaaren oud zynde , nevens de Franfchen , van welken hy de konst des Oorlogs leerde , tegen de Engeïfchen en den Nadab van Carnata vogt.- Hierna werdt hy , om zyn dapper gedrag , Bevelhebber van vier duizend voetknegten , welken hy de Europeefche krygstugt leerde. Hy ondervondt zeer veel , dat de Hoven , ook in het Oosten , de begunftigde verblyfplaatzen van den nyd zyn ; doch hy kwam alles gelukkiglyk te boven. Zyn moed en zyne benden waren hem genoeg , om hooger op te klimmen , en niet alleen vier Koningryken te veroveren ; tegen anderen , die hem telkens aanvielen , te ftaan; maar ook de wapenen te voeren tegen de Engeïfchen , en hun , vóór de poorten van Bladras , eenen vernederenden vrede voor te fchryven. Naderhand raakte hy wederom met hen in oorlog , dien hy , vier jaaren lang , tegen hen dapperlyk voerde , en hun menigen zwaaren flag daarin toebragt. Onlangs heeft hy bet leven afgelegd , en zyne uitgebreide landen , die vicrënvyftig millioenen Guldens, jaarlyks, op brengen, nevens een lei ger  366 godlyke voorzienigheid. ger van honderd duizend ervaaren foldaaten' en vyftig duizend ruiters, aan zynen Zoon TiPou-sAëB nagelaaten. Men heeft in deezen hyder-aly , die de alexander ViTl Indie was , Staatkunde, Moed en Dapperheid bewonderd. Te regt mogt men hem aanmerken , als een middel in de hand van God , om door hem onze Indifche Colonien te behoeden tegen den ondergang, dien de Engeïfchen in den laatften loomen oorlog haar dreigden. En waren dezelven overmeesterd geworden, hoe deerlyk zou het etmet ons Vaderland uitgezien hebben ! De grond voor onze behoudenis moest dan in een zo verre afgelegen Land gelegd worden ; een hyder-aly moest dit uitvoeren ; hy moest daartoe groot , wys , ftout en dapper worden ! Laaten de ondankbaaren , de onoplettenden , die naauwlyks eene regeerende Voorzienigheid erkennen , ten minsten weigeren dezelve in dit geval op te merken , met deeze aanmerking fchimpen ; zy zullen zich grooteren hoon daardoor aan-i doen; maar wy zullen in alles den Heer der Waereld eerbiedigen , en het dankbaar oog van zyn beftier niet aftrekken. V. Zouden zulke onoplettende , ondankbaare Lieden in ons Vaderland kunnen zyn? A. Hoewel het geene eer voor ons is , dat zodanige aterlingen den Vaderlandfchen grond  AART DER INDOSTANERS. 367 grond betreeden , en hunne dwaasheid fmert en medelyden in ons verwekt ; moeten wy egter bekennen, dat er zulken zyn, en wel in eenen tyd , waarin zo veele talryke blyken van eene regtvaardig regeerende en ons bewaarende Voorzienigheid gevonden worden, dat men er , mogelyk , nooit meer gezien heeft : dan hierover willen wy in het vervolg nader handelen. Laat ons tot het verlaagde Ryk des Keizers van Indoftan terug keeren. V. Die ftoffe , meende ik , was nu volkomen afgedaan ? A. Er is wel genoeg gezegd van 's Ryks lotgevallen : maar ik. moet U ook deszelfs Onderdaanen leeren kennen. Zy zyn beleefd en vriendelyk jegens Vreemdelingen. Zy drinken meestal water, dat, wegens de hette , aangenaamer en gezonder dan het onze is. Zy hebben ook wyn , en byzohder eenen natuurlyken , die door eene infnyding in eenen der takken , waaraan men eenen fles hangt, uit eenen Boom vloeit. Hunne Taal heeft eene verwantfehap met de Perfifche en Arabifche ; maar de uitfpraak is zagter en ligter , kort en zeer zinryk. Men fchryft daar , niet gelyk elders in het Oosten , van de regter- naar de linkerhand; maar gelyk wy , van de linker- naar de regterhand. Veelen hebben een fchrander ver- ftand,  368 WEETENSCHAP DER. INDOSTANEJVf. ftand , cn kunnen zeer wél voor de vuist ihreeken. Tata, de Hoëfdftad der Provintie SiiuJa , is beroemd geweest wegens bet Onderwys, dat daar gegeeven werdt in de Godgeleerdheid , in de Letter- en Staatkunde. Men hadt er meer dan vierhonderd Vergaderplaatzen , waarin de Jeugd in de liuciien geocfiend werdt. Waren de Indoftatien verder gekomen in de Geleerdheid ; zy zouden veele trefielyke .Werken hebben kunnen voortbrengen. Zy hebben aristoteles en avicenna in het Arabisch. Stcrrewichelaary is hunne voorriaamfte Weetenfchap ; maar de Eclipfen berekenen zy , als wy, volgens Tafelen. Wie het Oosten kent zal zich over 't eerfte niet verwonderen. V. Welken Godsdienst hebben de Indoftanen P A. Zy hebben den Mahomethaanfchen Godsdienst aangenomen , cn volgen , gelyk de Turken , de Gezindheid der Sonniten. Veelen zyn egter Heidenen geblecven: doch het getal der eerften overtreft verre dat der laatften ; en 't is in dit L:md , waar het Mahomethaanendom nog fterk toeneemt. In deezen Godsdienst zyn zy zeer r-aauw gezet , leeven maatig, en betoonen gröo'te liefdaadigheid. Dan, onder deeze Mahoviethaanfche en Heidenfche Indiaanen vindt men ook al Monniken , die geltrenge boetdoeriingen, ori-  gezindheden in indie. 369 ondergaan. Twee foorten , onder drieëntagtig verfchillende Gezindheden, blinken meest uit : de Dervisch , die hun léven in eenzaamheid en befpiegelingen doorbrengen, vastende en leevende op de hulp en mildaadigheid van anderen ; en de Fakirs , die overzwaare kettingen om de beenen liaan , en zo in pelgrimaadje gaan naar de graflieden hunner Heiligen ; of, jaaren agtereen , op éénen voet, ftaan, hebbende hunne handen aan den balk van een huis , of aan den tak van eenen boom gebonden. Deeze woonen meest in de agterftraaten der Steden , en llaapen 's nagts in warme asfche , waar mede zy hunne lichaamen befmeeren. Welk eene wonderbaare en misfelyke verdienstelykheid , die zy bejaagen ! Wy moeten verzugten , wanneer wy hooren berekenen , dat er in Indie niet minder, dan agtmaal honderdduizend Fakirs zyn , behalven twaalfmaal honderdduizend afgodifche Bedelaars of Boetelingen , Joghis geheeten. In welk eene jammerlyke blindheid zyn dus millioenen Menfchen, die zulle een fchoon en uitgeftrekt Land bewoonen , vervallen , en wanneer zal het licht van het Evangelie hen beftraalen ! De Bekeering der Inboorlingen , waartoe de Roomfche Zendelingen, met weinig vrugts „ dus verre gearbeid hebben, zal er egter gemakkelyker vallen , dan in V. deel; Aa Tur-  37° godsdienstige boeken. Turkye , om dat men; alle Godsdiensten in Indie duldt. V. Waaruit haaien de Heidenfehe Indoflaners hunne voorfchriften ? A. Uit een Boek, het welk God , naar hun voorgeeven , aan hunnen Wetgeever brama heeft overgeleverd , de Vedam genoemd. Dit is verdeeld in vier deelen; in den Rogo Vedam , handelende van de eerfte oorzaak en eerfte ftoffe , van de Engelen en de Ziel , van de belooning en de Itraffen , van de voortbrenging der fchepfelen en het verderf, van de zonde en de verzoening : in de Isfura Vedam , fpreekende van de Beftierders en de opperfte heerfchappy: in den Sama Vedam, leerende het beminnen der deugd , en het haaten van boosheid : en, eindelyk, in den Addera Vedam, handelende van de Plegtighedcn , Tempelen en Offerhanden. Maar Gy moet niet denken , dat deeze Boeken in hunne Tempelen , Pagoden geheeten , geleczen of verklaard worden : want , naar hun zeggen , bevatten zy verborgenheden , die liet gemeene Volk niet verftaat. Dan , behalven den Vedam , hebben zy nog twee Boeken, de Shafler genoemd, zynde eene Verklaaring van den Vedam , en den Puran , welke eene gewyde en ongewyde Historie der Indoftaners is. Het is overmoeilyk deeze Boeken te  geloof der indostanen. 371 te bekomen, om dat hunne Priesters , die men Bramins noemt , dezelve niet in de handen hunner eigen Leeken betrouwen. Door eenen Bramin , die tot de Roomfche Kerk overging , heeft men eenen Fedam gekreégen , die in de Bibliotheek van den Koning van Frankryk beland is. Onder deeze Bramins vindt men veele Dichters; maar Weli'preekendheid en Redeneerkunde zyn by hen neoit geoefend of in gebruik geweest: egter hebben zy veele Boeken over de fraaiheid en fieraad der fpreekwyzen. Op de Historie hebben zy het minfte acht gegeeven. De Indiaanfcke Fabelen , zo dikwerf door de Perfiaanen en Arabiers vertaald , zyn vyf Dichtftukken , opgefteld tot, onderwyzing van de jonge Prinsfen van Patna. V. Maar hoedanig is hunne Leer ? A. Zy ftcllen , dat God uit vier elementen de Waereld maakte ; dat , op zyn bevel , de eerfte Mensch , pourous geheeten , uit de aarde voortkwam , in dier voege , dat het hoofd , uit den grond opkomende , zich eerst vertoonde , daarna het geheele lichaam ; dat God voor hem eene Vrouw fchiep , parkouti genoemd; dat er uit dat huwelyk vier Zoonen geteeld werden, voor welken God vier Vrouwen fchiep; dat de Zoonen oneensgezind wordende, één van hun den Afgodendienst invoerde, waarAa 2 op  372 godsdienst der indostanen. op de booze Waereld werdt vernield; dat God vervolgens drie veel volmaakter perfoonen, dan de eer-ten, heeft voortgebragt, die de Waereld bevolkt, en een nieuw Wetboek van hem ontvangen hebben, waarin belast is, dikmaals het lichaam te wasfchen, het hoofd met eene roode zalf te tekenen, offerhanden en gebeden onder groene hoornen en in Tempelen te doen, pelgrimaadjen naar verre afgelegen Rivieren te onderneemen , om hun lichaam te wasfchen, en Heiligen aan te roepen. Maar toen de Menfchen weder boos werden , zeggen zy , kwam er eene derde vernieling; maar de Aarde werdt weder bevolkt, welke nu ftaat; doch die eindigen zal door eene vierde van vuur , die verfchrikkelyker zal zyn, dan dc drie voorige verdelgingen. — Gy ziet hieruit , dat de oude Bevvooners deezer Landen moses berigt van de Schepping en de Zonde verminkt hebben ; maar tevens dat Zy vry geweest zyn van Afgodery. En nog zegt men , dat eene byzondere Gezindheid van Bramins maar éénen God erkent; doch dat anderen daarby voegen , dat de waare God mindere Goden of Stedehouders heeft aangefteld, om andere wezens te fcheppen, en onder hem te regeeren. Dus zouden brama , vistnou en ruddiren de drie onder-goden van den eerften rang zyn, op wel-  GODSDIENST DER INDOSTANERS. 373 welken andere Goden van den tweeden en derden rang volgen. De Beelden deezer Afgoden ftaan in de Pagoden , worden op fommige tyden op de ftraaten omgedraagen, en dan van het Volk vereerd. Het is zonderling , dat de Indoflaners zich altyd onderfchciden van anderen , door de Standbeelden hunner Afgoden te verbeelden met veele Hoofden en armen , foms tot agt paar aan hetzelfde lichaam. De Bramins brengen denzelven offerhanden. Vrouwen worden vroeg in den Godsdienst onderweezen. Boetdoeningen grypen plaats. Een toekomende ftaat met belooningen en ftraffen wordt geloofd ; ook een Vagevuur, en zy fchryven mede kragten toe aan bezweeringen. Hunne valfchc gevoelens van de Ziel verfchillen zeer. De meesten gelooven egter ; dat ze eeuwig •cn onfterfelyk is. Dan , niet alleen in Indie , maar ook door het grootfte gedeelte van asia , is de Leer der Zielverhuizing , van 't eene lichaam in het ander , verbreid. Dit is eene foort van Vagevuur. De zuiveren , zeggen zy , klimmen op naar den hemel ; de onzuiveren gaan over in verfcheiden lichaamen , om eene zuiverheid te verkrygen; maar de flegte zielen neemen de lichaamen van vergiftige dieren in bezit. Volgens eene oude gewoonte werden de Aa 3 Ly-  374 lykek verbranden. rykdom. Lyken op eenen boutftapel verbrand , en de Vrouwen , die den Man bet fterkst bemind hadden , fprongen dan , vrywillig en met eene groote vreugd , in de vlammen , om te gelyk verbrand te worden. Deeze ongehoorde daad is thans door eene Wet verbooden ; dan , niet lang gelecden , heeft men er wederom een voorbeeld van gezien. V. Nog édne Vraag blyft er over aangaande den Koophandel van Indie of Indoftan P A. Dewyl de fchoonbeid van der Indiaanen Land oneindig veel oplevert, dat naar vreemde Gewesten gaat , en zy weinig van andere Volken noodig hebben, of het geen zy ontvangen, niet in geld , maar in waaren betaalen ; moeten de inkomften deezes Lands , en de rykdommen des Keizers onmeetlyk zyn: 't Zilver van Mexico , en liet goud van Peru, zegt iemant, vervalt, na eenigen tyd door asia en europa zynen loop gehad te hebben , eindelyk in het Ryk des grooten Mogols , en gaat er nimmer weder uit. En egter is daar geen overvloed van geld , om dat de Keizer dien willende llremmen , het overtollige goud en zilver in den grond begraaft, 's Is derhalven geen wonder, dat deeze Monarch onmeetlyke fchatten moet bezitten , en- dat KOULi - khan zo veele millioencii vandaar heeft  w e n s c n. 375 heeft kunnen haaien, (bladz. 363) . . . Laat dit nu genoeg zyn van het heerlyk en ryk Indie , alleen of meest beklagenswaardig, wegens de diepe onweetendheid omtrent den waarcn Godsdienst, waarin 's Lands Bewooners verzonken zyn. Wie wcnscht hun geene andere tyden toe ! Dan, wanneer zullen die opdaagen, wanneer zal men eene wél gegronde hoop kunnen hebben, dat die verbeterde tyden komen zullen ! De verfehillende predikwyzen van het Evangelie door Hervormden en Roomfchen ; de twisten die foms ontftaan onder de Christen Vorsten, die daar handel laaten 'dryven ; de oorlogen, die zy daar gevoerd hebben ; de vuurige drift om daar fehatten te vergaderen; en de kwynende lust in het voortplanten van het Evangelie, welke het gemoed van waereldsgczinde Christenen heeft ingenomen , deeze allen zyn zo veele redenen, die niet doen verwagten eene fpocdige en gelukkige verandering in die uitgebreide Waereld-gewesten, onder die ongelukkige Natien. Befchouwt men het Oosten, het verre uitgcfixekte Indie, men moet verzugten en zeggen : ,, hoe veel valt er nog niet te doen ter bekeering der Waereld, en hoe weinig is er, dus verre , gedaan!" Waren de Christenen eenftemmig in de Leer, en meer aan de goederen van dit leven verlochend; dan, dan zou de verwagting allerheugelykst weezen! Aa 4 TWEE-  TWEEËNVEERTIGSTE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE DER CHINEEZEN. Ligging van China. Ontdekking. Oudheid. Keizers. Lotgevallen. Regeering. Wetten. Confucius. Drie Grondregels. Oorzaaken van den langen ft and. Krygskunde. Weetenfchappen. Konsten. Handwerken. Taal. Schrift. Papier. Landbouw. Godsdienst. Zedekunde. Karakter. Andere Godsdiensten. De Christelyke. \/raag. Nu komen wy , eindelyk, tot het iaatfte Volk , tot de Chineezen , wel, ken Gy my wilde leeren kennen ! Antwoord. Zo was myn Plan , en wy willen dat thans uitvoeren l Gy weet, dat China.  LIGGING VAN CHINA. 377 China een groot Ryk is, 't welk ten Oosten heeft den Chineefchen Oceaan, ten Zuiden de Indiaanfche Zee, ten Westen Tibet en West-Tartarye , en ten Noorden Chineesch Tartarye , waarvan het afgefcheiden is door den beroemden grooten Muur , Vanly geheeten , een meestcrftuk der konst. Dit zonderlinge Land is dus , door natuur en arbeid, van andere Landen der Waereld zo afgefcheiden, dat men het gefchikt fchynt te hebben , om altyd binnen zyne eigen Grenzen te blyven. Ten Oosten cn Zuiden , zeide ik , is het door de Zee gedekt , en de Kusten zelve zyn beveiligd door hooge Rotzen , zwaare Zandbanken , kleine Eilanden en zeer veele Havens: ten Noorden ftaat de hooge hegte Muur, en ten Westen wordt het befchut door wyde woestynen en ongenaakbaare Bergen. Zie daar eene uitmuntende ligging ! Dus is China ingedooten voor het overige gedeelte des Menschdoms. Zo de eerfte Volkplanters dat begreepen en bedoeld hebben, verdient hun Ontwerp , in veele opzigten , eenen byzonderen lof. Zy hadden toch, in zulk eenen Rillen oord, de beste gelegenheid, om hunnen earften aanleg uit te breiden , eene Regeering te vestigen, en, ongeftoord, Konsten en Weetenfchappen te. bevorderen. De eerfle Colonien zyn daarna uitgebreid , en Aa 5 vyf, '  373 staat en bevolking van china. vyftien groote , vrugtbaare cn volkryke Provintien geworden , die byna voor zo veele Koningryken mogen doorgaan. De Noordelyken hebben koude , de Zuidelyken ondergaan hette , die vaak onaangenaam wordt door fiormen en zwaare regenvlaagen. Wat dit Land ontbrak hebben de Chineczsn door hunne nyverbeid vergoed , by voorbeeld , hier hebben zy gehecle regels van Bergen geflegt, daar anderen door konst opgeworpen : hier fchuttingen tegen koude of hette gezet , daar het Land naar deszelfs verfchillencle gronden gebouwd : hier eenen anderen loop aan Rivieren gegeeven, en daar uitmuntende Kanaalen gegraaven. V. Van waar kwamen de eerfte Bevolkers van dit groot Ryk ? A. Voorheen meende ik , dat men regt hadt, hen eene Egyptifche Volkplanting te noemen; (I Deel, bladz. 291) doch gewigtige redenen hebben my overgehaald, om te denken , dat zy uit Tartarye zyn gekomen, fra paulo , anders paulus venetus , was de eerlle , die dit Land , omtrent het einde der XIII Eeuw , ontdekte , en de Portugeezen landden daaraan vóór ruim tweehonderd jaaren. De -Chineezen , hen ziende , waren verwonderd een Volk te ontmoeten , het welk hen in befchaafdheid , verftandige uitvindingen en geleerd-  lof van china. 379 leerdheid te boven ging ; daar zy, gewoon zynde de buitenfpoorigfte verbeelding van hunne eigen grootheid en uitmuntendheid te maaken , meenden , dat hun Ryk in het midden der Waereld lag, en zyns gelyken niet hadt. De Portugeezen , aan den anderen kant, waren niet weinig verbaasd , dat zy een Volk vonden , 't geen op zich zelve leefde , en, hoewel geen onderwys van andere Natiën ontvangen hebbende, uitmuntte in rykdommen , overvloed, handwerken , konsten , ambagten en landbouwen. De Pausfen, altoos gezet om Bekeerelingen naar hunnen fmaak te maaken, zonden vaardiglyk derwaards eenige Jefuiten , die aldaar het Evangelie verkondigden , en hunne loffpraaken , welken zy meenden aan europa aangaande de Chineezen te moeten geeven , dermaate vergrootten , dat men , dus vooringenomen met dit Volk , hetzelve, als het zonderlingfte , vernuftigfte en best geregeerde van de heele Waereld , begon te houden. Anderen hebben hen in dien uitbundigen lof onderfteund, en riepen: ,, Welk Ryk ftondt zo lang, als China! Daar krygeri alleenlyk geleerde Mannen bedieningen in handen; deugden worden daar regt aangemoedigd ; de Keizer zelf moet werken , en wat zouden dan niet de Onderdaanen doen ! " Men kan eenigermaate toegeeven , dat  380 oudheid van china. dat Reizigers , alleen ziende de Zeekusten, Rivieren en Steden, waar de Chtneczen fteeds gewoon zyn zich neder te zetten om de yisfchery , zeevaart cn handwerken, zaaken die altoos duizenden byéén lokken , uitfchreeuwden de ongemeene Volkrykheid van China : men kan begrypen, dat iemant , die naar de vertellingen der Inwooneren luistert, of eenigen van derzelver Spreuken leest , en niet meer dan eene oppervlakkige kennis van het bellier des Ryks verkrygt , hooge denkbeelden van zulk eene Natie kan vormen: maar wie heeft niet ten hoogden verbaasd gedaan , toen hy, in onzen tyd , den zo hoog geroemden voltaire eenen raazenden Voordander van der Chineezen ingebeelde Oudheid en Deugden zag worden ! V. Hoe lang dondt dan China's Ryk ? A. Dit Ryk , rekenen zy , is omtrent vierduizend jaaren door eigen' Keizers geregeerd : andere Geleerden hebben die hooge Oudheid tegengefprooken. Waren er geene Verdichtfcls in hunne Jaarboeken , men zou zekerder op dat getal van jaaren kunnen afgaan. Tweeëntwintig Dynadyen, dat is, Keizerlyke Geflagt-regeeringen, worden daarin opgeteld , die tweehonderd en zesendertig Vorsten hebben uitgeleverd. Weinig weet men van hunne bedryven; weshalven ik niet aal m  china overweldigd. g8l zal beginnen met eene drooge optelling van derzelver Naamen en van fommige hun toegefchreeven Uitvindingen. Wat voordeel zou het toch U geeven , als ik zeide : eerst regeerde yu-ta , daarop tiki , vervolgens tay-king , en zo voorts tot op den tegenwoordigen Keizer ! — Twee Gebeurtenisfen verdienen egter van U gekend te worden , naamelyk , dat China tweemaalen door de Tartaaren overweldigd is : eerst in de XIII Eeuw door jenghiz khan en zyne Zoonen ; en daarna in de XVII Eeuw door de zó genoemde Manfchoukfche Tartaaren, een krygshaftig Volk , dat , door hen gefard, de wapenen aangreep , en de Noordelyke Provintien bemagtigde , in den jaare 1644 ; tcrwyl een oproerig Chineesch Landvoogd de Zuidelykften veroverde , daar 's Keizers lafhartigheid zo groot was , dat hy zyne Hoofdftad Peking niet verdeedigde. De Keizerin verhing zich , en veertig zyner Bywyven volgden , op zyn bevel , dat voorbeeld. Zyne Dochter , ongezind om zo te fterven , fneuveldc door zyne handen , en vervolgens wurgde hy zich zeiven. Daarop voltooide taitsong , der Tartaaren Opperhoofd , zyne overmeestering; de oproerige Landvoogd in 't Zuiden , werdt gedood ; en het geheele Ryk bukte onder de moedige Veroveraars. Onder kamhi , werdt de nieu-  38a keizer van china. nieuwe Heerfchappy bevestigd , en geheel China was , na eenen dertigjaarigen oorlog, den Tartaaren onderworpen , in den jaare 1661; Helden, die eerst het woedend zwaard gebruikt hadden , maar nu de AVetten des Lands zelve aannamen. V. Op welk eene wyze is met den Keizer en de Regeering des Lands gelegen ? A. China heeft eenen trotfchen Keizer, die weidfche eertytels voert , groote magt heeft , zeer geëerd of liever byna aangebeeden wordt , en niet te zien is , dan by plegtige gelegenheden. Hy houdt veele Vrouwen ; doch maar ééne Keizerin , die met hem aan tafel mag zitten , op welke negen Bywyven van den tweeden, en dertien van den derden rang volgen. Wie ge¬ hoor by hem krygt , moet vooraf negenmaal op het aangezigt vóór hem vallen , en de aarde met het voorhoofd raaken. Alle zyne bevelen worden knielende ontvangen, 't Gezag van meerderen over minderen heeft deeze diepe neerbuigingen en Uaaffche onderwerping voortgebragt, met welke gefteldheid van zaaken de Keizers hun voordeel gedaan hebben. Eenmaal in 't jaar ploegt hy met groote fiaatfie, en zaait verfcheiden zaaden, na het doen van offerhanden aan changti ter verkryginge van eenen goeden oogst. Gaat hy uit, dan dekt men hem met eenen  MAGT EN BESTIER IN CHINA. 3S3 nen Zonnefcherm , die boven zyn paard gedraagen wordt , en van diamanten glinftert. Agtduizcnd mannen verzeilen hem dan; doch, veertig duizend , zegt men , trekken mede, wanneer hy liet vermaak der jagt gaat neemen buiten den grooten Muur in de Bosfchen van Tartxirye. Zyne inkomften worden van fommigen ongemeen hoog opgegeeven ; doch van anderen maar middelmaatig berekend. Geel is zyne hoofdkoleur, die hy alleen draagt. Men rekent zyne Soldaaten op zevenmaal honderdduizend mannen ; doch anderen brengen dit getal nog hooger. Deeze benden zyn door het geheele Ryk en aan de Grenzen verfpreid , die, daar het Land eenen uit- en inwendigen vrede lang gehad heeft, weinig te doen hebben, 's Keizers beftier wordt zeer geroemd. Zelf, zegt men, arbeidt hy zeer veel; begeeft geene ampten dan aan perfoonen van verdiende ; laat alle zyne bevelen bekragtigen door eenen Grooten Raad, om vermoeden van tyrannie te vermyden , en niet te verbeuren den beminnelyken Naam van Vader des Volks. De verheffers der Chineezen durven zeggen , dat zyne Geregtshoven op zulk eene naauwkeurige wyze zyn ingerigt , als de Menschlyke Wysheid in eenen welgeregelden ftaat kan uitdenken. De Keizer blyft de Uitlegger der oude Wetten, en hy moet alle  3?4 bestier in china. alle doodvonnisfen bekragtigen. Muitery en verraad worden allerftrengst geftraft. De Beftierders , quan-fu geheeten , of naar een Portugeesch woord , Mandaryns , bevel voerende in de Provintien en Steden , ftaan onder een ftreng bevel. Men befchryft hen als agterdogtig, om dat China, wegens zyne uitgeftrektheid, volkrykheid en menigvuldige hongersnooden, aan oproeren bloot ftaat. Men moge hoog roemen het gedrag der Mandarynen : anderen befchuldigen hen van inhaaligheid, wreedheid en verdrukking. Als iemant iets nieuws ontdekt, moeten zy zulks aan het Hof berigten , en de Uitvinder, is zyn vond goed , moet door het heele land reizen, om het Volk daarin te onderwyzen, en , verdient hy het, dan wordt hy zelfs een Mandaryn. Op 's Keizers bevel en onder zyn opzigt, wordt de Chineefche Courant te Peking gedrukt , die ongemeen groot is , en alle dagen door het geheele Ryk gaat. Zy beftaat uit eene Verzaameling van alle Berigten, die den Keizer worden aangebooden , en zyn Antwoord daarop. Zy is zekerlyk van groot nut, wyl zy veele ortderrigtingen voor de Mandarynen in het waarneemen van hunnen pligt aan de hand geeft, behelzende niet alleen de naamen en verblyfplaatzen van alle nieuwe Mandarynen , maar ook wie en waarom de ouden  confucius leer. 385 den werden afgezet; hoe zy regeerden, te zagt of te geftrcng ; of zy anderen, al of niet, onderdrukten, en meer dergelyke • dingen : voorts leest .men daarin 's Keizers Loffpraaken aan Mandarynen, die braaf handelen. V. Van wien komen hunne Wetten ? A. • Van eenen Man , die , omtrent vyfhonderd en vyftig jaaren , vóór Christus leefde , wiens Gellagtnaam was kieu-chunchi , maar doorgaans confucius wordt geheeten. De betekenis daarvan is niet regt bekend. Mogelyk wil deeze naam beduiden den eerwaardigen Leeraar cuai, en is hem dan om zyne deugden gegeeven. Hoe het zy, gansch China eert hem hoog, byna als eenen God. Men denke niet , dat hy de eerlte Uitvinder der gegeeven' Voorfchïiften was , toen hy ze den R'yke voordroeg :. neen, hy beriep zich op den grooten Wysgeer laopum , die reeds , vóór V of VI Eeuwen, het verderf onder de Chineezen hadt willen fluiten , en de Wysheid hcrftellen. In de oude Schriften van anderen en in de zynevindt men weinig orde en duidelykheid ; des het zeer moeilyk valt, een waar denkbeeld van 's Volks oudfte Zeden op te maaken. Alles egter wél overwoogen zynde , meent men , dat deeze de grondregels van confucius waren : „ Zal een Ryk ftaan , dan moet er , vooreerst , eerbied voor den V. deel. Bb Mo-  386 eerste regel van confucius. Monarch plaats hebben : ten tweeden, zulke Deugden moeten ingevoerd worden, die geene oneenigheden , ongeregeldheden , zorgen , of onrust in de Maatfchappy toelaaten: en, eindelyk, daar oproeren en oorlogen door twee lieden verwekt kunnen worden , moet er eene algemeene Vriendfchap onder het Volk bewerkt worden." -— 't Valt zeer op het oog , dat de gemelde Wctgeever den zynen geene Dapperheid geleerd heeft , om den vyand des Vaderlands moedig het hoofd te bieden , en het Ryk uit te breiden. Dan , de Chineezen zyn mogelyk het eenigfte Volk, by het welk deeze Deugd 't minfte geacht en beoefend wordt. V. Hoe bragt de gemelde Wctgeever die drie grondregels in trein ? A. Om den eerften grondregel te doen doorgaan , boezemde confucius den Volke in , dat de Keizer een Zoon van den Hemel was, van eene godlyke afkomst, foiii, wicn men voor den eerften Keizer houdt , en door welken fommigen noach vérftaan , Wilde zich , door dit voorgecven , tegen allen opftand beveiligen. Al zag men het tegendeel, in de XIII cn XVII Eeuw, zelfs tot nu toe , in de Keizers eener Tartaarfche afkomst ; men prent , evenwel nog, daardoor liet domme gemeen eerbied voor «Jen Vorst in. Reeds vroeg wilde men dan, • ' .dat  eerste regel van confucius. 387 dat dc Keizer zich zeldzaam moest vertoonen ; en zo al , dan met eene zeer groote ftaathe. De Chineezen , en vooral de Mandaryns of Staatsdienaars , waren , om die reden , zeer te onvrede , toen de beroemde Keizer kamhi zich zo naauw niet wilde laaten opfluiten , en zo veele reizen deedt in Tartarye , het Vaderland zyner Voorouderen. Ook maakt men het Volk wys, dat de Keizer alleen den Hemel beweegen kan, om het Land voor misgewas , krankheden en overftroomingen te bewaaren. Des offert hy ook alleen , en zyn Gebed wordt aangemerkt als een deun voor het ganfche Land. Maar hy moet deswege altyd werken , alle klagten aanneemen , hooren en antwoorden. En fchoon alle Keizers dat niet deeden , en meer op hun vermaak dachten , het is vreemd , dat veelen dat gedaan hebben. Des is hy nooit ledig , cn toont zyne liefde voor het Volk door de allerflerkfte uitdrukkingen en zigtbaarfle daaden. Maar ook hierom moet hy de rampen , die het Ryk overkomen , zich zeiven wyten , gelyk, by voorbeeld, de Keizer deedt, toen eene Aardbeeving , in den jaare 1731 , honderdduizend Menfchen in Peking , en nog meer daar buiten , in ééne minuut tyds , onder de puinhoopen begroef. Hy was toen buiten de Stad op een Lusthuis, gevoelde de Eb 2 be-  388 TWEEDE REGEL VAN CONFUCIUS. beginfels van dit oordeel , fprong in een fchuitjc op 't water , riep den Hemel aan, cn fchreef, toen en daarna , de fchuld alleen toe aan zyne misdaaden. —— Veele deezer dingen, op zich zelven befchouwd , zyn roemwaardig , en maaken een treilend vertoon ; maar. zyn zy eene waare Deugd ? Zodanige voorbeelden mogen Christen-Vorsten befchaamen , die dc zorg der Regeering aan huurlingen overlaaten , en het ongeluk des Volks zonder aandoening hoorcn : een Chineesch Keizer fchynt (fchynt zeg ik) alleen te leeven voor zyn Volk. Wy noemen eencn Vorst groot, die dapper is in den oorlog, die groote overwinningen behaalt, die uitgebreide . landen verovert , en nieuwe vermaaken uitvindt ; maar een Chineesch meet de grootheid van zynen Keizer af naar den last, dien hy voor het Volk op zich neemt. Dit is regt; maar ik herhaal het , fpruit dit bedryf des Monarchs uit eene zuivere Deugd, of uit eigen belang, of uit Staatkunde ? Gy kunt dat ligtlyk beflisfen. V. Nu de tweede grondregel ? A. De tweede is: „ zulke Deugden moeten ingevoerd worden , die geene oneenigheden , ongeregeldheden , zorgen of onrust m de Maatfehappy toclaaten." Om het zo verre te brengen , moest elk Huisgezin gerust weezen : dan dit kon geene plaats hebben  TWEEDE REGEL VAN CONFUCIUS. 389 ben zonder Deugden. Dus moest elk in het zyne werkzaam zyn , geene luiheid mogt geduld worden , geene hcerfchende liefde voorvermaak , geene weelde , die al bet verzamelde ras vcrltrooit; maar arbeidzaamheid en vergenoegdheid. Des heeft men zich , van ouds af, toegelegd , om zulke .pligtcn den Vblke te bevelen , en door verftandige Wetten te regeeren. Dan , hier moest noodwendig bykomen eene volkomen onderwerping , van Kinderen aan Ouders, van Vrouwen en Mannen ; en dit is ook ingevoerd. By ons ergert men zich veelal niet, wanneer een Kind klaagt over zyne Ouders , of als eene Vrouw met een zagt woord haaren onverftandigen Man zoekt neêr tc zetten : maar zo is bet niet in China. Die in alle zodanige gevallen maar ééne ligte fout begaat , wordt eerlang voor eerloos gehouden , en die het erger maakt , wordt ftreng geftraft. Als een driftig Kind een fcheldwoord uitbraakt tegen zyne Ouders, is het ganfche Land in oproer, even ais of cr eene geweldige Aardbeeving ontftondt. Een klaagende Zoon wordt , als eene pest, gevloekt ; maar een, bcfchuldigend Vader behoeft niets te bewyzen , hy wordt zonder getuigen geloofd. En om deeze groote onderwerping diep in te prenten , heeft men deeze zeldzaame Wet gemaakt: ,, de VoorBb 3 ou-  390 derde regel van confucius. ouders te eeren , als of die nog leefden , drie jaaren rouw te draagen over afgeftorven Ouders , hunne becldtenis te bewaaren, en offerhande te doen". ■ Over het algemeen is die onderwerping eene roemwaardige Inflellingj maar hoe veel meer rust zy op Staatkunde , dan op Deugd ! V. Nu de derde Grondregel ! A. De derde is: „ eene algemeene Vriend? fchap moet onder het Volk bewerkt worden." fohi of een ander Wetgeever oordeelde , dat de meeste vyandfehappen ontftonden uit eenen vryen omgang met eikanderen : hierom heeft men bevoolen eene levcnswyzc , die geene zonderlinge gemeenzaamheid toelaat. Men ftygt van 't paard, als men zyns gclyken , of eenen meerderen ontmoet. Als twee Chineezen eikanderen groeten , is het, als of twee Goden eikanderen verwellekomden. Geen Volk in de waereld is zo vol Complimenten. En er is niet alleen een Raad aangefleld , die toe moet zien, dat die Wetten niet buiten gebruik raaken maar er is ook een openbaar Reglement , waarin , by het geeven van bezoeken , bepaald zyn het getal der buigingen , byzondere uitdrukkingen van pligtpleegingen , eertitels , kniebuigingen , en verfcheiden lichaams-draaingen, zo naar de eene, als naar de andere hand. Eén hunner Boeken  derde REGEL van confucius. 3ot ken. bevat zelfs meer dan drieduizend regels van Wellecvendheid ; en met dezelven zyn de Chineezen zeer in hun fchik , houdende alle Natiën , die deeze plegtigheden misfen, voor woeste en barbaarfche Lieden. Gy moogt nu den Grondregel , van eene algemeene Vriendfchap onder het Volk te bewerken , op zich zeiven roemen; maar met drieduizend regels van Complimenten zult Gy ongetwyfeld fpotten, en aanmerken , dat iemant , die de vryheid en zyne rust bemint, in huis moet blyven , om den omfiag van alle die hoflykhedcn te ontwyken, gelyk in de daad plaats heeft. Maar wordt het zoete der zamenleeving dan niet weggenomen, her ftyve niet ingevoerd? Zyn daardoor de vyandfchappen weggenomen? Eindelyk is die Grondregel meer op waare Deugd, dan op Staatkunde gebouwd ? V. Zeg my, eer wy verder gaan , wat wy van confucius , die' zulke Grondregels van Staat gaf, moeten denken: was hy een zo groot en wys Man ? A. Wy weeten te weinig van hem, om er' ten vollen op te antwoorden. Alleen kan men zeggen , dat hy diepzinnig , vredelievend , ftandvastig , en niet geneigd was tot wellusten. Hy maakte geene nieuwe Wetten ; maar beriep zich op dc oude : gedroeg zich deftig , en fcheen voor anderen f.b 4 te  392 CONFUCIUS BEOORDEELD. te leeven. Men heeft hem, als eenen Held', in het voordeeligfte licht gezet , en al zyn bedryf genoemd grootmoedigheid, wysheid en deugd. Wat zal men van hem zeggen , als men ziet, dat China zich eerst aan hem ftiet , cn fommigen hem eenen verloopen hond noemden, die zyn huis niet wist te vinden ; doch dat geheel China ontroerd was , toen hy ftierf! Hy gaf of vernieuwde de oude Wetten ; maar vraagde of onderzogt hy ooit : „ Wat is de Mensch ? Waartoe leeft hy ? Heeft hy eene Wet of niet ? Is hy heel of half verganglyk ? Heeft hy ' niets te vreezen , als hy fterft ? Hoe is God , die hem het leven gaf? " Of zouden deeze Vraagen , die hy niet aanroerde , hem den weg niet gewcezen hebben tot geluk cn genoegen ? Hy wilde, dat Menfchen , als hy maar fprak, gclooven zouden. Men gaf hem verfcheiden Ampten ; maar, als men hem niet aanftonds wilde volgen , leide hy ze neer. Hy reisde overal heen , om dat by niemant vondt, die bent blindelings wilde volgen; en begeerde geen deel aan de regeering te hebben , om dat anderen zich door hem niet wilden laaten regecren. Eindelyk verveelden hem de onrust, en de tegenftand : hy floot zich des in huis op, vergenoegde zich met een maatig getal van Leerlingen , cn ftierf vol hartzeer over de" on-  confucius beoordeeld. 393 ongehoorzaamheid der Waereld \ en vooral ovèr die der groote Ileeren. Blykt daaruit niet, dat hy hecrfchen wilde ^ dat men hem een' eigenzinnig', hoogmoedig Man moet noemen? Was hy niet bezet- met een verregaand Bygeloof, toen hy in zyne T-king, dat eene tafel van voorfpellingen of wichelaary is , Helde , dat de even-getallen , i-, 4 , 6 , 8 en 10, aardsch en onvolmaakt; maar de oneven-getallen , 1, 3, 5 ■> 7 cn 9» hemelsch zyn : vooral 5 en 9. Hiervan Hellen de Chineezen 5 zedclyke Deugden , 5 Kanonyke Boeken , 5 Hoofdkleuren, 5 foorten van Vermaaken , 5 Muziektoonen , 5 Graancn en zo veele Elementen : hiervan heeft men ook alle Magiftraaten in 9 Orden verdeeld , Toorcns met 9 verdiepingen gebouwd , en 9 kniebuigingen .vóór den Keizer ingevoerd. Dan , laat ons tot het Hot komen : confucius, (zo zegt een zeer oordeelkundig Schryver) was nog van het grootfle , noch van het geringde verftand : het ontbrak hem aan bekwaamheid, om een geregeld denkbeeld te maaken van zyn plan, cn dc middelen ter doorzettinge uit te kiezen : de oude Wysgeeren moesten hem helpen en hy beriep er zich op : hy bezat hoedanigheden , die een' groot' man pleegen te maaken ; maar anderen ontbraken hem geheel : des is hy nu groot , dan weder Bb 5 klein.  394 OUDHEID VAN CHINA. klein. Maar, de eerbied, in China en Ja. pan hem toegezwaaid, zal by ons nooit een bewys van grootheid geeven. Hoe veelen zyn ook na hunnen dood voor heili» geëerd, die voor dwaas gehouden werden in hun leven ! V. Zyne drie Grondregels deeden egter het Ryk vierduizend jaaren ftaan, ook dïaat het nog ! A. Zo hooge Oudheid zullen anderen met kragt van redenen tegenfpreeken: maar 't zy zo , laat ons dezelve eens erkennen ; doch daartegen zetten de oorzaaken van dit langduurig ftaan des Ryks; en dan zal het Wonderdaadige , 't welk er in fchynt te zyn geheel verdwynen. Ik merk , voor eerst ' aan — dat de uitgebreidheid des Ryks dit Volk tot nog toe niet gebragt heeft tot het toppunt der volmaaktheid , waarna de daaling en ondergang beginnen dat de moeilykhcid der Taal, de bygeloovige verflaafdheid aan de oude gewoonten, de onverfchilligheïd voor alle vorderingen in konsten , het gemeene Volk in dezelfde1 gefteld- heid houden dat de Chineezen , niet moogende reizen naar vreemde Landen , noch uitlandfchen Koophandel (die op Batavia uitgezonderd) dryven, niet algemeen ryk worden; dat zy door de weelde daaruit vloeiende niet verzwakken, en daarna, gelyk het anderen Ry-  oudheid van china. 395 Ryken altoos vergaan is , eene prooi voor een moedig Volk worden dat het ty- rannisch bedwang , waarin men de Vrouwen houdt , verhindert , door haa'ren invloed , eene groote omwenteling in de Zeden en geaartheid des Volks te maaken — voorts , dat de Godsdienst, d; pligtpleegingen by hen in gebruik, en de fludie der Taal de zinnen van veranderingen aftrekken; en , eindelyk , dat vooral 's Lands gunftige ligging , door Muur , Zee cn Woeftynen beveiligd , zo groote geduurzaamheid ligtlyk heeft kunnen voortbrengen. Lag dit Ryk, gelyk andere Ryken der Waereld , het zou zekerlyk zyn te onder gegaan, 't Zy zo, dat men 'cr veilig leeft ; dat de een niet zo ligt den anderen onderdrukt; dat de geregtigheid door zo veele konftenaaryen niet geftremd kan worden als by ons: dan, geef nooit de eer hiervan aan der Chineezen deugden , maar aan de byzondere gefteldheid van Staat , die de Keizer zelf niet kan veranderen , het geen dus de voortduuring des Ryks moet bevorderen. V. Maar dc Vcrheffers van china's uitmuntendheid laaten zich daar mede niet afzetten. fohi , confucius dl memcu, Zeg- gen zy , hebben de Zede- en Staatkunde, nevens andere Weetenfchappen, tot den hoogden trap van volmaaktheid gebragt! A.  39Ö - chineezen beoordeeld, A. Als wy alles op de keper bezien , zullen die dingen zo fraai niet blyven , als men ons wil doen gelooven , dat zy zyn. Het geheele Chineefche Paradys zal dan zynen luister verliezen , zyne heerlykheid zal verdwynen. Kom , zetten wy ons eens , om den mond dier Grootfpreckers te fnoeren : wy zullen de Volkrykheid, Regeering, Weetenfchappen, Konften en Zedekunde kortlyk doorloopen. Indien hunne Geleer¬ den beweercn , dat de Waereld 842400 jaaren geftaan hebbe , zyn zy dan de fchranderfte Tydrekenaars ? Of moet men die voor daaglykfche Omwentelingen houden, om hun geen onregt te doen, en dus tot 2306 Zonnejaaren brengen? dan, zeker zou die Tydrekening eene betere gedaante krygen. indien in dit Ryk, volgens de laatfte telling der Chineezen , twee millioenen , en dus zeventigmaal meer Menfchen zyn dan in europa; indien dit, zeg ik, geloofbaar en waar is; waarom laat men dan de Inwooners zo opéén' gepakt woonen , en Landftreeken van twintig mylen woest liggen ? Was ]]et zo wél bevolkt, als Holland of Brabant, waarom vonden er de Jefuiten zo weinige Steden naar evenredigheid ? Moet men , naar gelange men ftraaten vol Volks vindt, oordeelen van het getal; daar de Konftenaars, geene vaste werkplaatzen hebbende, van den eenen  chineezen beoordeeld. 397 eenen oord der Steden naar den anderen heenzwerven ? Dus werken , by voorbeeld, de Smeden, op negen of tien verfchillende plaatzen , op éénen dag in eene Stad, en voeren ambeeld en blaasbalg met zich mede. . Men roemt derzelver Befchaafdheid ; maar hebben zy die niet aan hunne Overwinnaars , aan de Tartaaren te danken ? — De Keizers roemt men om hunne arbeidzaamheid ; maar rept men wel van de agtelooze en ondeugende Vorsten? De Monarch ploegt éénmaal 's jaars , ook de Mandarynen ; maar waarom zetten zy den kouter niet in duizend onbezaaide Landen van koeitciieou ? die fraai gemaakte fchyn zou dan eerst nuttig worden.' Is het wél geregeld, dat, by zyn fterven, maar iemant zich op den throon zet; en dat men foms niet weet, van waar hy is , dan wanneer hy de magt reeds in handen heeft ? — Is de Regeering zo verïïandig , daar men, zo dikwerf eenen hongersnood lydende , nooit Graan-Magazynen aanlegt ? Is zy zo kloek, daar het Land vol roovers blyft ? Of zyn de wegen daar zo veilig , wanneer men eenen Eutvpeaa'n , die buiten Canton planten zogt, bin' nen twee dagen, tweemaal door de Roovers heeft zien aangevallen worden ? "Wordt zy m wyslyk bcllicrd , wanneer men , alle jaaren , dertig of veertigduizend plonderaars ia ,*." •'»'' .' 8 . ' de  SpS chineezen beoordeeld. de gevangenis moet werpen ? Is zy zo me-' dedogend , wanneer men hoort , dat geene pynbank in asia zo verfcbrikkelyk is , als die der Chineezen ? Is zy zo flaatkundig , dat zy het verkoopen der Kinderen den Ouderen toelaat , even als of die dezelven als hun Vee bezaten ? Dan, het geen nog verder gaat , en my , wegens de yfelyke .onmensclïlykheid , doet beevcn; is zy, vraag ik, flaatkundig , of heeft zy natuurlyk gevoel , wanneer zy duldt, dat Vroedvrouwen betaald worden voor het verflikken der jonggeboorenen in een bekken met heet water; dat Ouders dezelve in eene rivier werpen; of, volgens eene derde manier, dat zy de onnoozele wigten , vooral te Peking, 's avonds of 's nagts , op flraat werpen, om, V. mörgehs , door de vuilnis haaiende karren opgelaaden en in eencn kuil geworpen te worden ; zo niet de' varkens, die op de flraatcn krielen , dezelven , reeds geheel of ten deele , verwonden hebben; eindelyk, dat bet oor aan bet kinderlyk gekerm daar zo gewoon wordt , dat niemant, ten zy hy een Mahomethaan is , de hand tot redding uitfteekt ? Dit alleen brandmerkt het ontmenschte China ; en doet my, tervvyï ik myn oog daarvan afwende, den Loffchryvercn deezes Volks vraagen: „ is zy dan die braave, die heilige , die regtvaardigc Natie ? " Men zegge  CHINEEZEN BEOORDEELD. 399', ge niet , de Volkryklieid is groot genoeg , de Hongersnood , de meer kostende Opvoeding der Meisjes (want deezen ondergaan meest dat lot) dringen hen daartoe. Maar waarom dan geene Volkplantingen uit de zo fterk bewoonde Steden en van de Rivieren, waarheen de winztigt duizenden dryft om er zich ncêr te zetten, en nu opgeftapeld woonen , naar de binnenlte onbebouwde en on* bewoonde Provintien verzonden? Waarom niet beter tegen den Hongersnood gezorgd , en de kosten der opvoeding van Dochtcren minder gemaakt ? Wie, die een Mensch is , zou zyne voeten in eene Chineefche Stad kinnen zetten , zo men hem aan de poort berigtte : „ hier raaken twintig duizend Kinderen , alle jaaren , op zulk eene gruwelyke wyze , van kant ! " Laat my afltappen van moorderyen , welker weergaê in geen ander Land der Waereld gevonden wordt ; ik fidder voor dit zo genoemde Chineefche Paradys ! —— En hoe valsch is hunne Regtsgeleerdheid , als een Vader moet inftaan voor zyne Vrouw en Kinderen ; en fterft hy , is het dan billyk, dat de oudfle Zoon borg blyve voor het gedrag zyner jongde Broederen? Hun ftelregel is, geen bloed om den Godsdienst te moogen vergieten; sinaar heeft men niet de vrye prediking van het Evangelie vyf- of zesmaal vergund, en zo dik-  jfOO [chineezen beoordeeld. dikwerf wederom verbooden? Heeft men niet, in den jaare ['48, de twee Jtfmten, anthemis en henriquez , zonder van andere Zendelingen te fpreeken, dcerlyk mishandeld? De zagtmoedige Chineezen fcheurden lappen vleesch van derzelver lichaamen met gloeiende haaken. voltaire durft die Natie vryfpreeken van dc ilaaverny te oefenen; maar vondt men niet , in de vervolging der Bonzen van Che-kia , veertigduizend Kloosters deezer Gezindheid , die hunne landeryen lieten bewerken door honderd en vyftigduizcnd Chineefche Slaaven ? Van minder belang is het , dat in 't geheele Ryk, anders zo wel geregeld geheeten , geen Post is ten dien He van byzondere Kooplieden; des zy, als marskramers , onophoudelyk, heen en weèr moeten reizen , en hunne goederen met zich fleepen. V. Mogelyk is de , Krygskunde beter ? A. Geene Stad in China is zo wél bebolwerkt , dat zy eene belegering van drie dagen zou kunnen uitftaan. De beroemde Admiraal anson wilde aanneemen , met één Schip van zestig (lukken kanon de geheele Chineefche Vloot te vernielen. De wapenoefeningen van zo veele duizend Soldaaten gelyken best naar een Theaterfpel. Men ftondt er verbaasd op liet zien van Enropeesch Kanon: hun Gefchut was' dien naam niet waar-  oxbedreevenheid der. chineezen. 40I waardig. De Jefiiit verbiest leerde bun gieten. Men (treek hem deswege in europa door , als iemant, die daarom den ban verdiende ; maar Paus innocentius de XI prees , dat werk , als (trekkende tot bekeering der Chineezen, en vermaande hem daarin voort te gaart. Vóór den jaare 1560 kende men daar zelfs geene Zonnewyzers: ook kon niemant, vóór der Jefuiten komst, eene Kaart maaken. Agt Zendelingen moest men gebruiken , om geheel China te meeten, van den jaare 1708 tot 1717 , het welk den Keizer onnoemlyke fommen heeft gekost. Ten tyde van kublay moesten Arabifche Sterrekundigen de Chineezen in het verbeteren van hunnen Almanak helpen ; en welken roem geeft het hun , dat de dagen en uuren in den geenen , die alle jaaren met groote plegtigheid wordt uitgegeeven op 's Keizers bevel, verdeeld zyn in gelukkige en ongelukkige! In den jaare 1772 , heeft men vier Hoogduitfche Jefuiten naar Peking moeten ontbieden , om den Almanak regt te maaken. Ook hadden zy geene kennis van Komeeten : de Meetkunde bcgreepen zy maar zeer oppervlakkig : hun Compas was mede gebreklyk ; en zy waren tevens onbedreeven in de Zeevaart èn Scheepkunde. V. Hoe nu verder? Door die dingen ryst «Ier Chineezen lof niet hoog ! V.- deel. Ce fi  40a onbedreevenheid der chineezen. A. Kan hy klimmen , als men derzelver andere Weetenfchappen b'efchouvvt : als men hoort, dat zy China Helden, als in het midden der Aarde geleegen, die zy meenden vierkant te zyn : als men ziet , dat zy , Eeuwen lang , gezogt hebben naar eenen drank tot de Onfterflykheid: als men verneemt , dat de kragt hunner geneeskundige kennis nog beflaat in het voelen van den Pols , aan welken zy de by ons zo vreemde naamen geeven van eenen oppervlakkigen, glydenden, ftuurfchen, beevenden, rollenden , verflrooiden, zwemmenden en kookenden Pols : als men leest, dat zy geene regte poogingen deeden , om de zo genoemde zwarte Pest te fluiten , de ergfle, van, welke de Historie gewaagt , en die , in den jaare 1347 , uit de Zuidelyke Provintien van China opkwam , en , door geheel asia en europa , tot aan de Pool trekkende , twee derde dcelen der Menfchen van de aarde wegnam: als men hoort , dat de Ontleedkunde by hen gehaat wordt , om dat het eene heiligfchennis zoude zyn, een Menschlyk Lichaam te fnyden en te kerven?— Wie kan zyne deftigheid ' behouden, als men hen hoort zeggen, dat de ontdekkingen der Konsten door tovery gefchiedden; dat Keizer fohi dc Almanakken en Vischnetten uitvondt; dat Keizer schung-nung , op éénen dag, de  ONBEDREEVENHEID DER CHINEEZEN. 403 de geheele Geneeskonst cn den aart van zestig vergiftige Planten leerde ; dat de Chineezen nog heden geen geregeld denkbeeld van een wezenlyk ftelzcl der Plantkunde hebben ; dat Keizer koanghi het fpinnen van wol , ook de bewerking der metaalen in één oogenblik, en zyne Vrouw de zydefpinnery uitvonden? Voorts weet men , dat hun fchoon Verlakwerk geen onbcgryplyk wonder is , daar hetzelve bereid wordt uit eene gom , die, des zomers, door eene infnyding in den bast des booms, Tfi-fhu, vloeit, van welk men te Canton het meeste maakt ; doch het beste te Whey-chew. ■ Dat hunne Drukkery , fchoon vroeger dan de onze in trein , doch niet vóór het jaar 1100 bekend , niet beftaat in beweegbaare letters , maar in groote blokken of plaaten van hout , waarin gegraveerd is het geen men drukken zal. Dit gelykt naar onze koperen Plaaten , en geeft wel dit voordeel, dat men niet telkens , by eencn nieuwen druk , de letters behoeft te verzetten; maar hoe veel omflags geeven hun zulke blokken in het bevvaaren? Onze manier overtreft des de hunne. Men roemt zo hoog den Porcelein-tooren te Nanking (een zegeteken der Mogollen onder kuelay , en geen Chineesch werk); maar hy is van klei, waarin de figuuren door vormen gedrukt zyn. Men Cc 2 weet  404 porcelein. bouw- en schilderkonst. weet nu , het welk voorbeen lang een geheim was , naamelyk , dat hun Porcelein , deels uit twee foorten van aarde , Kaulin en Petunfe geheeten , geftampt tot een poeder; deels uit twee Olieën of Vcrnisfen, die uit .de harde Petunfe en kalk zyn getrokken, gemaakt wordt ; gaande ieder ftuk meer dan zestigmaal door de handen, doch de gladde Hukken worden met een rad , als ons aardewerk , gevormd : maar hebben zy deeze konst volmaakt? Is niet het oude Porcelein fchooner en fyner , dan het nieuwe , om dat men dc ftolfe beter bereidde? Komt hun Porcelein, zelfs het beste van King-te-ching, waartoe men vyfhonderd ovens gebruikt, by het Japanfche of Saxifche? •— Is ook niet hunne Bouwkonst een louter flendcnverk, en niet tot vaste regels gebragt? Staan hunne Toorens langer dan ééne Eeuw?— Wat vermogen zy meer , dan te gebruiken zeer fchoone levendige koleuren , in hun Land genoeg te krygen, die zy zonder fmaak op Tekeningen leggen ? Alle Schilders in het Oosten hebben hetzelfde gebrek , naamelyk , dat zy , met twee of drie toonen of nuances , uit de fchaduw tot het licht overgaan, terwyl onze grootfte Meesters oneindigen tyd gebruiken , om de koleuren ongevoelig te verminderen. Maar in geheel asia , zegt men, zyn geene Schilders, die het loof des Boo-  schilderkunst der. chineezen. 405 Boomen wél kunnen fchildercn ; en , over 't algemeen, kunnen de Vrouwen in het geheele Oosten beter borduuren, dan de Mans fchilderen. attiret, een Fransch Schilder, was •niet geacht , dan toen hy , op de Chineefche wyze , alles in een valsch licht , en foms te duister, of te licht fchildcrdc. Arceeringen of fchaduwen tc maaken, is bun vreemd, zo wel als het Perfpektief. gio gihrardini , de eenigfte Italiaanfche Schilder , die er geweest is, fpot met hen, als het deeze konst betreft, en zegt: dit Volk weet van niets, dan van zilver weegen en ryst eeten. De vier laatfte Keizers , . die tot nog toe geregeerd hebben , hebben alleen Europeefche Schilders gebruikt. Dan , het is eene algemeene aanmerking , dat geene andere dan vrye Lieden , buiten willekeurige regeeringen , wél llaagen in de fraaie Konsten : want de geesten der flaaven , of zeer onderworpen Volken, die gevoel hebben , denken aan hun ongeluk, en hebben een neêrgefiagen hart. Het fchynt my egter toe uit eenige geziene proeven, dat zy thans beginnen hunnen fmaak te verbeteren : maar dat hebben zy den Vreemdelingen te danken. Men roemt , dat zy het Buspoeder , het Porcelein en de Inenting derKinderpokken uitgevonden hebben: maar van die allen vindt men niets in hqnne JaasCc 3 boe-  Aü6 muziek EN SCHRYVERS. boeken , het geen men , waren zy de Uitvinders , meenen zou , daarin te moeten aantreffen. V. En de overige Konsten ? A. Wat fchiet er nu veel ■ over ? Denkt Gy aan derzelver Muziek ? Hunne fpecltuigen waren ellendig: de kennis van dezelve was ruw , en zy beflondt in een verward geluid van klanken : des moesten zy de Nooten van de Europeaanen leeren, waarop de Keizer eene Muziek-Academie opregtte. En de Dichtkunde was mede gebrek- lyk. Zy hebben wel veel cp met de Poëzy , en laaten des dikwyls eenige vaarzen in hunne Romans en Nieuwspapieren invloeien: ook maaken zy veel werks van korte linkjes , die men by ons, in de voorige Eeuw, Rondeelen en Madrigals noemde; maar in alle hunne Gedichten ziet men flyve netheid, gemaaktheid en beuzelingen. Edele eenvoudigheid ontbreekt daarin : ook zyn zy moeilyk te verilaan, dewyl zy meest zinfpeelen op dingen , die ons zeer onbekend zyn , of doelen op hunne Taal en 1 aalkarakters: des kan men alleen een oppervlakkig denkbeeld van hunne Poëzy verkrygen. leeTSan-pe en tu-te-muey Rellen zy gelyk met anacreon en horatius , en tseng-nang- foo onder hunne vermaardfte Schryvers. Gaan wy over tot hunne Taal, dan zult Gy  TAALEN DER CHINEEZEN. 407 Gy u over dezelve zeer verwonderen. Men moet ze, met regt, noemen eene Taal van verwarring. Alle regels der Spraakkunst by andere Volken dienen , om de Taal klaar en verftaanbaar te maaken; maar deezen zyn hun onbekend. Men merkt egter aan, dat zy zeer welluidend is door de veranderingen der maat , dat is , dat de woorden korter of langer worden uitgefprooken door het ryzen of daalen der Item : ook eindigt elk woord met eenen klinker of in de zagt vloeiende letter n, of met den neusklank ng. Zoudt Gy wel kunnen denken , dat hunne Taal, met andere oude Taaien verwant, een voornaame Tak der Chineefche Geleerdheid is ? Van driehonderd en dertig Wortelwoorden , zyn, by het uitbreiden hunner denkbeelden en Konsten , hunne klanken en letteren tot tagtigduizend vermeerderd. Moet dat U niet verbaazen ? En nog meer, dat er drie Taaien in zwang gaan : de Mandarynfche , die van het gemeene Volk , en de Taal der Geleerden of der Boeken, die niet meer in gewoone gefprekken gebruikt wordt , en dus eene doode Taal is, alleen voor Geleerden van den eerften rang bekwaam. De Mandarynfche Taal is de kortfte en fchraalfte van woorden, die, gelyk ik zeide , niet meer dan driehonderd en dertig Wortelwoorden heeft , alle van ééne letterC c 4 greep ,  405 RYKE TAAL DER CHINEEZEN. greep, behelzende veele betekenisfen naar den toon , met welken zy worden uitgefprooken. In het zamenftellen van die tónlettergreepige woorden, wordt dc betekenis vermeerderd tot veele nieuwen. Dit verrykt dezelve zo ongemeen, dat één Woordeboek, onder- den laatst overlceden Keizer uitgekomen, vyfêtJr vcgentig Boekdeekn uitmaakte, vvaarby een Vervolg van nog vierentwintig Deelen komen poest. Hoe ryk moet dan niet zulk eene Taal weezen! Als zy, by voorbeeld, het Wöord Chu met verheffing uitfprceken , en den klinker rekken , dan betekent dat woord een Heer of Meester : met een laageren toon een Varken: kort uitgefprooken eene Keukenen met eenen Herken toon eene Kolom." Wanneer men nu rekent, dat by, die vyftien of twintig duizend woorden of karakters verftaat, een zeer geleerd Man is, wie Jvan dan immer tagtigduizend woorden leeren ? Taaien kunnen te arm ; maar kunnen zy ook niet, gelyk deeze, te ryk zyn 2 Is bet befchaafdheid , iets, het welk aller gemakkelykst behoort te zyn, mpeilyk te maaken? Is het Wysheid , zynen ganfehen leeftyd alleen te befteeden aan de beoefening eener Taaie? Hoe veel vordert men met dien ydelen arbeid in kennis , of liever, welken nadeeligen invloed heeft dezelve op andere Weetenfchappen , die daardoor of agter-  SCHR.YVEN EN STYL DER CHINEEZEN. 409 agtcrblyven , of niet bevorderd kunnen worden wegens tydgebrek ? Behoeft men zich dan te verwonderen, wanneer men dit overweegt , dat er zo weinige Geleerden in China zyn ? . . . . Dat zy dan , die dit Ryk zo hoog verheffen , nu , zo zy kunnen , Loflnraakcn fchryven ter eere van die verdrietige Taal-ftudie ! V. Maar hoe is bun fchryven ? A. Hun fchryven is nog moeilyker en verwarder ; dewyl dat niet gefchiedt met letters , maar met karakters , die een geheel woord betekenen , en , fchoon flegts uit zes ftreepen beflaande , gekoppeld kunnen worden in eene groote verfcheidenheid. Hunne oude becldfpraakige figuuren zyn veranderd in de tegenwoordige karakters , die, gelyk ik zeide , tot tagtigduizend loopen. Hun flyl is deftig , beknopt , verbloemd , geheimzinnig en dus duister; doch dikwerf ftout en verheven. Zy roemen hoog op hunne nette fchilderagtige fraaie letters , die , van boven naar beneden gaande , aan de regter zyde beginnen , en aan dc linker hand eindigen. De laatfte Bladzyde by hen is de eerfte by ons. Penceelen , in ftede van Pennen, worden van hun gebruikt; des zy eer fchilderen dan fchryven. Hun Inkt , by ons bekend onder den naam van Oostindifchen lakt, is Lampzwart van fomroigen foorteh Cc 5 van  410 PAPIER EN HANDWERKEN. van hout of olie, met gomwater, muskus of reukwerk gemengd , om het onaangenaafiie van het Lampzwart weg te neemen. Die wordt daarna tot koekjes gevormd, veelal met karakters of letters getekend cn dan gedroogd. — Zy hebben verfcheiden foorten van Papier , waarvan men de uitvinding gelyk ftelt met onze Jaartelling , die (waarom zullen wy dat niet erkennen ?) fraai zyn. Ock weeten zy verfchillende manieren, om ze te witten , te verzilveren , en te bewaaren. Veel Papier wordt gemaakt van den bast, dien de Bambo- cn Katoenboom leveren. Elke Provintie heeft egter baar onderfcheiden Papier. In Sechwén gebruikt men daartoe het Hennep , in Fokten zagt riet , in Chekiang tarw- of rystftroo , in Kyangnan de doppen der Zydewormen na de afhaspeling der Zyde , die het geele Vloeipapier, waarin de Thee overkomt , leveren. De Noordelykc Provintien gebruiken Papier van Moerbezieboomen. Bladeren van Planten worden ook wel daartoe genomen, gelyk, elders in Indie, die van den Talipot, SSmpama cn Mufa arbor. Men zal hunne Hand¬ werken , hunne Chitzen , Katoenen-, of borduuren niet wraaken ; maar indien de Oosterfche Zyde-haspel , door my in tekening gezien, de Chineefche is ; dan moet men zeggen , dat dezelve , wegens de menigvuldige  landeouw. schoone werken. ah dige zamenftelling , oneindig minder is, dan de Franfche van de vaucanson , waaraan de ervaarcn Heer , w. h. van hasselt, eene verbetering in ons Land gemaakt heeft. V. Hoe is de Landbouw gefield ? A. Men roemt (om dit vooraf te zeggen) niet alleen hunne ongemeene breede wegen ; veeltallige Waterleidingen; Bruggen, die Bergen vereenigen ; fommigen ongemeen groot en egter maar van éénen boog ; de menigte van Tempelen ; de houten Toorens op de wegen tot wegwyzers ; fraaie Zomerhuisjes ; uitmuntende Graftomben ; pragtige Zegeboogen op de Bergen en hoogten ; honderde Standbeelden voor hunne Helde-i , voor groote Mannen en Vrouwen (die gevolgen hunner Staatkunde zyn) ; voorts de fchoone Gezigteh en vooral den grooten Muur , om China te dekken tegen de invallende Tartaaren, die byna vyftienhonderd mylen lang, vóór tweeduizend jaaren gebouwd en nog weinig vervallen is, voorzien met drieduizend toorens, bezet met één millioen foldaaten , fierlyk wegens zyne omzwaaingen, gaande over bergen en door valleien ;. maar ook de. groote Keizerlyke Vaart, driehonderd mylen lang, waarop negenduizend Barken vaaren , om fchatten en andere dingen uit de Zuidelyke Provintien naar 's Vorften Hof te voeren : eindelyk ook hunnen Landbouw. Waar Chi- nee-  4i* LANDBOUW. HOVEN. neezen woonen , en eikanderen , gelyk ik zeide, in de Sleden en by de Rivieren verdringen, is de grond vrugtbaar, cn is by zo niet van natuur, by wordt er toe gedwongen door het Volk, dat eene onvermoeide «aardigheid moet aanwenden , zal het niet van honger ftcrven. Alles is daar beplant, van den top der hoogde Bergen tot het laagde der diepde Valeien. Spoelt de Regen der goeden grond van boven , de vlytigc Chinees draagt dcnzelven in een mandje weer naar boven. Bloemtuinen en Wandelwegen moeten weg , zo by den grond tot wat beters kan aanleggen. Zy hebben hunne Hoven niet in eenen flyven trant aangelegd,, gelyk de Franfche Parterres zyn; maar veel meer de natuur gevolgd. Veele onzer Vaderlanderen begrypen thans te regt, dat deeze manier aangenaamer voor het oog is, ea fchikken nu ook hunne Tuinen , niet naar de Engelfche , gelyk men verkeerdelyk zegt, maar naar der Chineezen wyze. —- Voorts hebben zy allerleie manieren van bemesten moeten uitdenken ; een groot getal' Waterleidingen maaken , om het verbranden der jonge Planten te voorkomen; en elders fchuttingen zetten , om dc koude af te weeren; Behalven hunne Peere- cn Appel- , Pruimen Abricoos- , Olyf- en Oranje-boomen, zyn de Kamferbopm , die de Kamfer; de Ka. toer.-  BÖOIuEN. GODSDIENST. 4T3 toenboom , die het Katoen ; de Moerbezieboom , die de bladen voor de Zyde wormen;de Tie-li-mu , die hard hout tot ankers; de Pdng-fhu , die de Olieën tot vernisfen ; de Talkboom , die fmeer tot kaarsfen; de Sandelboom , die het Sandelhout ; en dc Tfifhu, die het kostlyk vernis tot het verlakken van Kabinetten en Kasten geeft , de voornaamftc hunner Boomen. Verlustig U in het fchoone China , waar het wél bebouwd is , waar byna alles altyd groen blyft, waar de konst zo veel tot opfiering bedacht heeft: prys der Chineezen vlyt; maar llaa het oog niet naar ftreeken , twintig mylen lang, geheel ongebouwd en onbewoond ; veel min naar de Zandgronden, die veertig mylen lang, en door de woeste Maulaó's heilagen zyn : daar fchynt toch China geen China meer tc weezen. V. Laat my iets van der Chineezen Godsdienst hooren ! A. Wat zal men van den zei ven zeggen ! Zy zyn in Gezindheden verdeeld. De meest heerfchende is die van den Afgod fo , in den jaare 64 , uit Indie overgebragt , nevens de Leer der Zielsverhuizing en andere bygeloovigheden. Zy beeldden hem onder alïerleie gedaanten af, en beweeren , dat hy verbooden heeft , eenig lecvend Schepfel te dooden , ook het fteelen, liegen, wyn drinken  414 gezindheden onder de chineezen. ken en de ontugt: vyf andere geboden vcrzwygcn zy , maar dringen aan op de werken van barmhartigheid. Eene andere Gezindheid is die van lay-kyun , die zich ophoudt met toverkundige godloosheden Eene derde is die der Geletterden, uit die van fo en lay-kyun gefprooten, welke confucius niet hadt kunnen verbeteren. — Men moet in het algemeen zeggen , dat het mocilyk zy, der Chineezen gevoelen aangaande het Oppervveezen net te bepaalen. Verdaan de meeste der heden daagfche Geleerden het woord Tien , dat is Hemel, in eenen ftoffelyken zin , gelyk veelen meenen, dan zyn zy volkomen Godlochenaars. Maar zy offeren aan den Geest des Hemels en der Aarde, gelyk elk zynen byzonderen tempel heeft; en dus zou men deeze Natie voor grove Vrygeesten moeten houden. Men beweert, dat confucius nooit eenen toekomenden daat geleerd hebbe , en dat de hcdendaagfche Geleerden dien ook , als een verdigtfél , befchouwen. Maar de Bonzen van fo , (zo noemt men hunne Priesters of Leeraars) leeren een Paradys van vermaaken, en eene hei onder de aarde : dus weeten zy er iets van. Men oordeelt, dat de Ziel uit twee zellftandigheden bcdaat ; uit eene, die gevoel heeft, en by het derven in de aarde daalt; en eene andere, die denkt, welke, als  godsdienst. gevoelens der chineezen. Alg als dan, naar den hemel of naar het middelde der lucht opklimt ; doch dat die beiden zich daarna vereenigen , om de voor haar gefchikte offerhanden te proeven : dan, de Gezindheid van tao-tse bclydt eenigermaate de Zielsverhuizing. Men vormt vreemde denkbeelden van de Schepping, en houdt een diep flilzwygen van den Eerden Maaker der dingen, of drukt zich duister uit : in hunne ryke Taal is zelfs geen woord, om de Godheid wél te noemen. Monniken en Nonnen vindt men ook in China : van de eerden, zegt men, zyn er meer dan één millioen , alle ongetrouwd. . . Zo Gy dit alles overweegt, zult Gy den Loffpreekers der Chineezen moeten toeroepen : ,, hoe verdandandig zyn deeze uwe Lievelingen ten aanziene van den Godsdienst! Hoe verre heeft moses in het vastdellen van Gods aanweezen , in het befchryven zyner Volmaaktheden en Voorzienigheid, alle Wysgeeren, welken China ooit voortbragt, overtroffen!" V. Misfchien is hunne Zedekunde beter ? A. Wat zou hunne Zedekunde zyn! Men verzekert, dat zy dezelve tot eenen trap van volmaaktheid gebragt hebben , waartoe het nooit mogelyk was in europa op te klimmen ; maar waar is dit by de Chineezen aan te treffen ? Kan hunne Zedekunde haaien by de beste der Heidenfche Wysgeeren ?  zedekunde der chinèezen. ren ? Is zy zo uitmuntend , waarom hebben dan de Siammèrs de fchandêlykë Schilde^ fyen en ontugtigc Gezangen der Chineezen verbooden ? Of moet dit niet aan de Zedekunde , maar aan 's Volks verbastering toe- gefchreeven worden ? Dan , is dat de waare Zedekunde , die flegts de uiterlyke' manieren regelt ; die louter eene kleine verzameling van pligten uitmaakt , welke alleen de behoudenis der rust in de Maatfchappy bedoelt ; die de Deugd niet voorflelt als eene Deugd van reden, op vaste en klaart gronden gebouwd ; maar eene Deugd van Staat en Regeering ? Denk aan de drie bovengenoemde Grondregels, (iïiadz. 386-391) Schiet hunne Zedekunde ook niet verre by de onze te kort, daar zy niet weet in te boezemen die opregthcid en openhartige eenvoudigheid , welke vry is van alle bedrog ? Geen Land heeft meer dieven : de Regeering durft hun daarom geene gouden of zilveren munt betrouwen: by flukken wordt dat daarom elkarrderen toegewoogen. Vóór eiken winkel ftaat Pou-hou , dat is, bier bedriegt men niemant: maar zou cr dat voorflaan, zo zy niemant bedroogen? De Kinders weeten, dat dc Verkoopers valfche ellen en valfche fehaalen hebben. Eene onbegrypelyke begeerte tot winst beheerscht de geheele Natie maar de flordige Regeering heeft niets gedaan ,  zedekunde der chineezen. 417 jïaan, om dezelve te maatigen. Met geweld iets te bemagtigen. ftaat hun wel niet yry; doch door vlyt en list mag men tragtert hetzelve overal te Verkrygen. Hun onverdraaglyke hoogmoed, doet hen andere Natiën met den riek aanzien. Men moet verbaasd ftaan , als men leest , dat zy., uit veragting van Vreemdelingen , (welk een trek hunner fchoone Zedeleer !) liever een gedeelte van Canton lieten verbranden , dan het blusfchen der vlammen aan ansons Vlootelingen toe te laaten. Eerzugt is by hen ook geene Ondeugd. Aan gierigheid ftoot zich niemant. Hoe gruwzaam men met jonggcbooren , Kinders leeft , heb ik U reeds gezegd, (bladz. 398, 399) Met. dén woord, de Chineefche Deugd is geene Deugd , die dc fchoonbeid der Ziel poogt te bevorderen; maar alleen dc rust Nies Ryks. Hy is de braave dcugdzaame Man , die' den Keizer , als eencn zigtbaaren God , eert ; die uitwendige liefde aan den naasten bevvyst; cn die de ledigheid en wellusten elders haat: maar dat belet hem niet, dezelve t'huis in te willigen. Hoe ligtlyk zou men voltaire , alleen uit de Prenten der Chineezen, van my gezien, kunnen wederleggen ! V. Is dan deeze Natie , daar ze gierig en inhaalig is , niet zeer ryk ? A. Zeer ryk..! Als men 's Lands groo1 V. deel. Dd tc  418 CHINA NIET RYK. te Vruchtbaarheid , talryke Voortbrengfels , veelvuldige Handwerken , i's Volks Naarftig. heid en dergelyke zaaken in aanmerking neemt , zou men zeggen , dat de Natie zeer ryk moest weezen ; zy is egter arm. Dit fchynt eene wonderfprcuk. Dan , wanneer men let op invallende onvruchtbaare jaaren , op verwoestingen door Springhaanen, op ziekten en gebrek van Graan-Magazynen ; dan is het niet te verwonderen, dat Ouders hunne Kinderen verlaaten, of Dogters tot Slaavinnen verkoopen ; dat de nooddruftigen tot rooven overgaan, of dat armen verdrukt worden , en bckommerlyk, foms zelfs van ongedierte, leeven. Die ongevallen, meent Gy mooglyk, konden door den Koophandel voorgekomen worden ; maar weet Gy wel , dat het een regel hunner Staatkunde is, geenen Handel buiten het Ryk te dryven , uitgezonderd op Japan , Batavia en weinig andere plaatzen , om dat men oordeelt, de vastheid des Ryks hierdoor te kunnen bewaaren. Der vreemde Natiën laaten zy alleen toe , op twee plaatzen , Thee, Porcelein , Chitzen enz. te mogen haaien-; verder is het Ryk voor hun geflooten , om het niet te kunnen befpieden , of er voet in te krygen. V. Is men dan- zo argwaanig ? A. By deeze gelegenheid , wil ik U iets van  GEDAANTE DER CHINEEZEN. 419 van liet Karakter der Natie zeggen, zo Gy niet reeds uit al het gemelde genoeg daarvan hebt kunnen opmaaken. ■ - In 't gemeen zyn de Mannen geel in 't Zuidelyk ■China , de Vrouwen fchoon, doch taankleurig ; anderen egter vry blank, vooral in de Noordelyke Provintien. Een breed voorhoofd, een korte neus en kleine oogen zyn by hen tekens van feboonheid ; ook zwaarlyvigheid in Mannen , en fpigtigheid in Vrouwen. Zwakheid van gezigt en oogziekten zyn by hen gemeen , het welk fommigen aan het eeten van ryst , of aan 's Volks ongebondenheid ; anderen aan de gewoonte van zich 's morgens met warm water te wasfchen, 't geen de oogen verzwakt ; en eenigen aan zekere fchaadelyke winden tocfebryven. Alle Vrouwen hebben ongemeen kleine voeten , om dat in de kindschheid de groei door zwagtelen belet wordt : hierdoor zwellen de beenen, de gang valt langzaam, en fchynt eer waggelen , dan gaan , te zyn. Die manier , meencn fommigen , doch ten onregt , is afkomftig van de Koningin fa-kia, welke , zelve zodanige voeten hebbende, dat gebruik invoerde , om de mismaaktheid te doen doorgaan voor een noodwendig vereischte van Schoonheid. Met meer grond mag men ftellen , dat zulk eene dwaaze daad tegen de natuur uitgedacht is, om de Dd 2. vrou- ■  '4^0 GEWOONTEN DER CHINEEZEN. Vrouwen van het uitgaan af te fchrikkenj en in huis te houden. Dit oogmerk is ook volkomen daardoor bereikt. Vrouwen van rang gaan nooit uit, dan om haare naaste Bloedvrienden te bezoeken , of by de Graflieden der Voorouderen baaren pligt af te leggen. Zy kleeden zich, in huis, zedig en bevallig, en hebben daar niets te doen , dan voor onderhoud en der kinderen opvoeding te zorgen. Volgens de Wet mag elk Man maar ééne Vrouw ; doch ook bywyven hebben , welker kinderen geacht worden tot de egte Vrouw te behooren , gelyk zy ook met derzelver kinderen erven. Wanneer men der Vrouwen lot in China bcfchouwt, moet men erkennen, dat zy, door het oplluitcn , een ' ellendig leven leiden, Borduuren , fchilderen en verlakken zyn haare uitfpanningen. Als zy iemant groeten , neigen zy; doch de Mannen leggen de hand op de borst , en buigen het hoofd: maar, behalven dit, hebben zy nog verfcheiden andere foorten van groetenisfen. Gy hebt reeds gehoord , dat de Chineezen ■ een zeer deftig en naauwgezet Volk zyn , vol pligtpleegingen : of laat my liever zeggen ftyf en gemaakt, het geen in veele ongerymdheden afloopt. Men noemt hen doortrapt , fcherpzinnig, behendig, niet bekwaam of gewoon om ingefpannen te denken , bedrieg-  aart der chineezen. 42I drieglyk in den handel , cn , in eenen hoogen trap, met zich zeiven ingenomen, anson zeide van hen : ,, dit Volk is diefagtig, geveinsd en lafhartig, welks Zeden en Staatkunde eer blaam dan lof verdienen." Wat zou voltaire, zo hy leefde, op deeze loffpraafc des Engeïfchen Admiraals zeggen ? V. Wat moet ik meer van hen weeten? A. Sommigen hebben gezegd , dat zy in vlyt en doorzigt de Europeaancn overtreffen , 't geen wy niet wél bellisfen kunnen : maar , dit is gewis, dat men te vergeefs by hen zoekt eene belanglooze dankbaarheid , medelyden met ellendigen (een lepel vol ryst is by hen eene aalmoes) verzoenbaarheid of edelmoedige denkwyzc ; maar wel kwaadaardigheid , wraakzugt , bygeloof, vrees voor fpooken , wellust , geneigdheid tot drinken , laagheid van geest, gebrek vart vinding en fmaak (te zien in alle hunne werken, een gevolg van hunnen onderworpen ftaat), en hyzonder bloobartigheid, waardoor zy , vooral de Vrouwen, genegen zyn tot zelfmoord , hoewel de zugt tot het leven ééne der zwakheden van hun karakter is. Dit voeren zy zo hoog, dat het eene onwellevendheid geacht wordt den Dood te noemen ; des hebben zy veele fpreekwoorden , om er, by verzagting, van te . fpreeD d 3 ken,  422. LEVENSWYZE DER CHINEEZEN. ken , en tc zeggen : dat deezen en geenen iets menschlyks overgekomen is : in openbaare Berigten wordt zelfs de Dood niet genoemd. Evenwel laaten zy hunne kisten vóór het fterven , fomtyds zeer kostelyk , toeftellen; maar gezet zynde , om een lichaam, geheel tc houden na den dood , is onthoofden , by hen veel fchandelyker , . dan worgen. ——— Voorts moge men hier ook aanmerken , dat het binnenfte hunner Huizen zeer eenvoudig is; maar dit ! heeft plaats in alle willekeurige Regeeringen van asia , waar men liever , gelyk hier, het geld begraaft , dan rykdom vertoont, om de knevelaaryen der Mandarynen niet gaande te maaken. Sommigen wooncn ellendig, in fchuiten , in grotten of. in hooien onder den grond. Vlcesch van Koeien te eetcn is by hen een afgryzelyk geregt; maar Katten cn Ratten, Uilen en Vledermuizen by de Vleeschhouwers te zien hangen, zou ons niet gelusten , veel min Honden in de zomerbette te eeten , in waan , dat zulks het bloed verfrischt. Landlieden hooger te achten dan Konstenaars en Kooplieden , cn den eerften meer voorregten te geeven, is in zulk een Land niet af te keuren. Een Student wordt hoog geëerd ; maar de naauwkeurigheid deionderzoeken , die omtrent hem gedaan worden ,  gewoonten der chineezen. 423 den , is mogclyk wat hoog opgegecven. De Uuren met naamen , en de Maanden met getallen te noemen , gelyk zy doen , komt ons vreemd voor: even zo , drie jaaren lang, rouw te draagen over eenen Vader of eene Moeder; en noch meer, zo lang in het wit te gaan, 't welk hunne rouwkoleur is. De Dooden , twee of drie mylen buiten de Steden , te begraaven , is ten hoogflen loflyk. Ontelbaare Gedenktekenen , op 's Keizers bevel, op te regten voor hun, die zich door Deugden beroemd gemaakt hebben , en hunne Naamen in de Jaarboeken te vereeuwigen , fchraagt den moed of de Helden-deugd der Chineezen. 't Zou , meent men , ras daar mede gedaan zyn , indien de Monarch deeze openbaare belooningen na den dood vernietigde; indien by de Eerzuilen om verre deedt werpen , oi' de naamen in de Jaarboeken liet doorbaalen. Deeze geweldige dorst naar Menschlyke Eer is de waare reden der zo genoemde Chineefche Deugd, en doet meer by hen uit, dan confucius en memcu gedaan hebben , of nog doen. 't Is vreemd , dat wy hun Eed-formulier nog niet kennen. V. Worden er geene Eelyders van andere Godsdienften in China geduld ? A. Men rekent , dat er ruim zesduizend D d 4 Ma-  424 ANpERE GODSDIENSTEN IN CHINA. Mahomethaanfche Huisgezinnen door het Ryk verfpreid zyn , die om hun ftil gedrag ver- draagen worden. Te Peking en in !t Landfchap Honan woonen Jooden , die er eene Synagoge hebben , iiook Nmoviaanen. Uit een opgegraaven Gedenkltuk, by de Stad Sunan-fu, zynde eene marmere tafel , tien voeten lang en zes breed , aan welker bovendeel een Kruis gezien; werdt, met een Opfchrift , behelzende Jesus Geboorte, deels met Chineefche , deels met Sytifchc letters, in den jaare 782, gefchreeven, meent men, •dat de Nesioriaanen de kennis der Waarheid aldaar gebragt hebben. Voorts verhaalt men ook , dat olopouen bet Evangelie daar gepredikt heeft , cn dat hetzelve daar gebloeid hebbe van 't jaar 636 tot het jaar 782 ; dat de tóen regeerende Keizer tay-tsong dar goedgekeurd en aangemoedigd hebbe , waarop hetzelve iierke voortgangen gemaakt heeft; doch vervolgens door den tegenftand der Bonzen is uitgeroeid geworden , in den jaare 845, en federt in de uiterfte duisternis gebleeven zy; ten minnen kon men, in den jaare 1592 , geen fchyn van het Christendom daar vinden. Na de ontdekking' van China begon de Jefuit xaverius de eerlle prediking; en wanneer men van den goeaen opgang hoorde, zondt de Paus veele Zen-  ROOMS CHE GODSDIENST IN CHINA. 425 Zendelingen derwaards , die Klokken , Uurwerken , Kaarten , Globen en andere Wiskundige Werktuigen konden toeftellen , om zicb daardoor aangenaam te maaken by de Mandarynen en den Keizer , het geen niet te mispryzen is. Dan , hoe zy daar het Evangelie vervalschten , en wat hun overgekomen zy , heb ik te vooren verhaald. (IV Deel, bladz. in , 112 , 207-212) 't Vermogen der Zendelingen is thans in dat Ryk • gering , en men heeft weinig verwagting van eene goede verandering. De aart van den Chineefchen Godsdienst, en de Veelwyvery zyn aldaar , en elders in het Oosten , een onverwinnèlyke hinderpaal voor het Evangelie: eene treurige bedenking voor een gemoed, het welk belang ftelt in de bekeering van een zo groot verblind Volk ! Dan , hoe treurig dezelve moge weezen, wy moeten deeze dwaalende Natie verlaaten , en haar aanbevelen" aan dien Gob , die Wonderen kan doen, welken wy niet bedenken kunnen. Dd 5 DRIE-'  DRIEËNVEERTIGSTE ZAMENSPRAAK over de HISTORIE DER JAPANNEEZEN. Ontdekking van Japan. Lands - gefteldheid. Vorsten. Evangelie gepredikt en uitgeroeid. Godsdienst. Keizer. Weetenfchappen. Konsten. Handel. ,Levenswyze. Aart des Volks. Eilanden van Indie. Befiuit. '\/rraag. Ik meende, dat wy, ten einde der Chineefche Historie gekomen zynde, nu adem zouden haaien ; maar Gy fchynt tot eene andere taak te willen overgaan ! Antwoord. Zodanig was ook eerst myn Plan (bladz. 143) : dan , nu wy in het Oosten zyn 9 en China verlaaten hebben , kun-  gesteldheid van japan. 42^ kunnen wy er nog wel , kortlyk, byvoegen de Historie van een Ryk , dat , by het inzien der Kaart, aan China's Oostzyde in de buurt ligt , hoewel men het op eenen afltand van honderdè'nzestig mylen van daar rekent : ik bedoel het Keizerryk Japan , beftaande uit drie groote en veele kleine Eilanden, twee honderd mylen lang , van het welk men in europa nooit hadt hooren fpreeken vóór den jaare 1542, toen d<ï Portugeefche Bevelhebber antonio de monto , naar China zeilende , door ftorm op deszelfs Kusten dreef, en dus, by toeval, dat ontdekte. Men verwonderde zich in europa niet weinig over een zo groot daar gevonden Land , waar . men vuurbraakende brandende Bergen , veele Wouden , Rivieren en Meiren , talryke Mynen van goud, zilver , koper, zwavel , yzer en mineraalen vondt ; veel visch en parels in de Zee ; gelyke Boomen , als in China; nevens Herten , Osfen , Buffels, Paarden en Schaapen; waar men zwaare Stormen , donder en yslyke Orkaanen onderging ; en waar het zeer heet zou weezen , indien de Zeewinden de lucht niet verkoelden. Ondertusfchen wisten de Bewooners deezer Eilanden ook niet, dat er , buiten China en Japan , meer Lands op den Aardkloot te vinden was. Zy verwonderden zich zo wel daarover, als over ver-  42$ keizers van japan. verfcheiden Europeefche goederen, welken zy, toen en federt dien tyd , ontvingen. — Dan , de oude Historie deezes Ryks fchuilt geheel in het donker. Japan is waarfchynlyk bevolkt door eene Natie, die door ftorin op deszelfs Kusten beland is. In eene buitenfpoorige rekening geeven zy den Chineezen niets toe , zeggende , dat zy 2342467 Jaaren beftaan hebben. Hunne Historie vermeldt weinig van hunne Vorsten, alleen derzelver Naamen , afkomst , geboorte en de langduurigheid hunner Regeering. By eene optelling zouden wy kunnen beginnen met Keizer sin mu , den Stichter der Japanfche Heerfchappy, in den jaare 660, vóór Christus ; geboorte ; en zeggen , op hem volgden sui-sei , enei , i-toku , Kosjo, nevens meer. anderen tot op deezen tyd; maar wat zoudt Gy daaruit leeren ? Gewigtige Gebeurtenisfen worden daarby niet vermeld , ten zy Gy daaronder rekent, by voorbeeld „ de Hoofdftad of het Paleis geraakte in brand; een Eiland rees op uit de Zee; eene Aardbeeving viel er voor; een Haas met agt pooten , in de Provintie Samatta gevangen, werdt naar het Hof gezonden; of er gebeurde een opftand, en dergelyken." V. Deeze dingen zyn gewis van zeer gering belang voor my ! A. Daarom zal ik er niets meer van zeg-  tayco-sama. portugeezen in japan. 4-29 «eggen : alleen moet Gy uit allen eene gewigtige Historie kennen, naamelyk, dat fidejosi , (naderhand bekend onder den naam van taycho of tayco-sama, dat is, Souverein Heer) een man van geringe geboorte, ziende, toen hy nog Stadhouder was van eene Japanfche Provintie , dat de cynsbaare Koningen en Prinsfen eikanderen door oorlogen verzwakten, eenen aanflag vormde, om het geheele Ryk aan zich te onderwerpen. Hy, fchrander en dapper zynde , ondernam zulks in den jaare 1583 , en volbragt deeze groote daad binnen den tyd van tien jaaren. Hierop vormde hy een nieuw Ontwerp in de regeering , naamelyk, om de Portugeezen geheel buiten het Ryk te fluiten , en de Christenen uit te roeien. V. Hadden de Portugeezen zich dan daar genesteld ? A. Zo dra zy Japan , gelyk ik U zeide , ontdekt hadden , lieten zy niet na, eenen Herken handel op dat Ryk te dryven , van daar haaiende Goud , Zilver, Thee , Porcelein en verlakte Werken. En die gelegenheid nam een Portugeesch Je/uit, franciscus xaverius , door den Paus vereerd met den hoogen eertitel van Apostel der Indiaanen , waar, en na hem andere Zendelingen, om het Evangelie, in den fmaak der Roomfchen, aldaar te prediken , met dien uit-  43<3 christenen in japan. uitflag, dat, na veertig jaaren arbeiders, agtticnmaal honderd duizend Inboorlingen (zo men zegt) den Christelyken Godsdienst in Japan beleeden. Daar het Ryk toen nog verdeeld was in verfcheiden onafhanglyke Koningryken , en derzelver Vorsten in den handel met de Portugeezen voordeel vonden, bevlytigde de een zich boven den anderen, om den Je/uiten alle vryheden te vergunnen , en dus den • handel meer naai- hun gebied te lokken. Des viel het ligt , binnen weinig tyds Bekeerelingen te maaken , vooral als men zich herinnert, hoe de Zendelingen dat werk verrigten. De Bonzen (zo noemt men de Japanfche Bedienaars van den Heidenfiche» Godsdienst) zagen deeze afbreuk met leede oogen aan ; en taycho zelf, aan het beduur komende , vreesde ,- dat de Portugeezen, door middel van den handel, door huwelyken met de Inboorlingen , of andere verraderlyke oogmerken, onlusten zouden baaren , cn1 het Ryk in dc handen van Christen Vorsten over brengen: des befloot by de Zendelingen uit het Ryk te dryven , en de Bekeerelingen tot het Heidendom terug te doen komen. Hieruit ontftonden Vervolgingen , van tyd tot tyd , nu zwaar, dan ligter. taycho liet , eindelyk , in den jaare 1587 , dit llreng Plakaat in Japan afkezen ; Dit diene ter eeu-  Vervolging in japan. 431 eeuwige gedachtenis van het voorleedene, en tot waarfchouwing voor het toekomende, dat, zo lang de Zon den Aardkloot befchynt , geen Christen zich laate gelusten, naar Japan te komen : en dat allen mogen weeten , zelfs Koning philippus (naamelyk, van Spanje j ]"a zelfs de God der Christenen , en de groote xaca , (dén van de eerfte Goden van Japan) dat , indien zy tegen deeze Wet handelen, zy het met hun hoofd betaalen zullen." Vervolgens werdt den Japanneezen verbooden, voet uit het Ryk te zetten , en de aanweezende Christenen ondergingen eene zo langduurige vervolging, dat er , gelyk ik U zeide, (IV Deel, bladz. 113, 114) geen Christen meer overig bleef. Sedert heeft men , om verzekerd te weezen , dat cr geene meer waren in plaatzen , waar men dat vermoedde , de Plegtigheid ingevoerd , die men Jefumi (één woord, waarfchynlyk afkomftig van twee anderen , jesus en maria) noemt, naamelyk, dat alle Inwooners, zelfs Zuigelingen, in de tegenwoordigheid van voornaame RegeringsLeden , éénmaal 's jaars , eene Schildery , verbeeldende Jesus Christus en andere Heiligen , met voeten zouden trappen , en tevens daarop fpuwen. Zo verre gingen de Japanfche zorg en woede tegen het Christendom. V.  43* hollanders beschuldigd. V. Wie hebben zo fnoodlyk het vuur des wreedc Vervolging daar ontltooken, en doen blaakcn ? A. 't Waren onze Voorvaders j die dat godloos feit daar bedreeven hebben, zo lpreekt de laster , die den roem des Hoïïandfchen Naams zo dikwerf heeft gepoogd te bezwalken. Laat my U verhaalen , wat er van deeze zaak zy, om dat ik het van hoog belang reken , dat Gy de eer uwer Natie wél kunt verdeedigen. Weet dan , dat de Hollanders, in den jaare 1600, toevallig in Japan kwamen. Eene Vloot van vyf Schepen , onder het bevel van jaques mahu naar de Zuidzee gelievend, wilde den Sparir jaarden aldaar afbreuk doen , of met de Indiaanen handelen. Maar op dien verren togt tot twee Schepen verminderd zynde , en dus geen kans daartoe ziende ,• befioot één , op raad van dirk gerritsz , een Burger van Enkhuizen , naar Japan, waarheen hy voormaals op een Portugeesch Schip ééne reis gedaan hadt , te zeilen , en daar handel te dryven. quakernaak voerde het bevel over dat Schip; melcihor santvoort was Koopman,. en william adams , een Engelschman , hadt men tot Stuurman, 't Scheepsvolk , flegts uit vierentwintig mannen beftaande, werdt meest ziek op dien togt; des maar vyf of zes Zeelieden konden dienst doen.'  hollanders" in japan. '433 doen. 't Viel des , by bet landen in Japan , deezer Natie niet moeilyk, zich meester van het Schip te maaken. ' Men behandelde hen egter gunltig , en' liet toe, hunne zieken aan land - te brengen. - Maar, zo dra de Portugeezen , die zich daar reeds genesteld hadden, en voor de Hollanders vreesden , derzelver aankomst vernamen , fcholdcn zy hen voor Zeeroovcrs , en waren voorts oorzaak , dat deeze ongelukkigen vast gezet werden , en lang in gevaar waren van gekruiligd te . worden, ongoschio, die. toen Régent cn Voogd van den jongen Keizer was , {prak met adams , ftelde hem en dc zynen op vrye voeten, gaf hun den kost; doch verboodt hun uit bet ryk te gaan, en verklaarde bet Schip verbeurd. Des bleeven zy daar, vier of vyf jaaren lang, 'in eenen bedroefden' cn armoedigen ftaat, quakernaak: en santvoog.t ontkwamen het-, en raakten te Pataua, alwaar de Hollanders een Kantoor hadden ; maar de laatfte-, die er niet in dienst konde geraaken, keerde naar Japan 'terug. De, eerfte ontmoette, op zyne vlugt , den Hoïïandfchen Admiraal matelief , die zo veel van Èherh vernam, dat hy de voordeden; vim den Koophandel op Japan . ten volle begreep ; maar er waren geene Schepen , om dien te 'onderneemen. Dus liep het voort tot den jaare 1609 , V.. deel. Ee waarin  434 zendelingen verdreeven. waarin twee Hollandfche Schepen naar Japan onder zeil gingen, en , daar beland , vryheid kreegen om te handelen, ook een Kantoor te Firando te houden. — Dan , te vooren (ik heb U gezegd , in den jaare 1587) hadt taycho-sama reeds de Kerken der Bekeerelingen laaten afbreeken , de Zendelingen verbannen , en het gemelde Plakaat uitgegeeven ; doch hy liet den Portugeezen toe te handelen , mids zy van den Godsdienst niet zouden fpreeken. De Je/uiten fcheenen te gehoorzaamen aan taycho's bevel , en vertrokken. Eenigen bleeven , en hielden zich verborgen; doch de Franciscaanen gingen voort in het openbaar te prediken, 't Kwaad nam door het volgende geval zeer toe. Een Stuurman van een Spaansch Schip (de Spanjaarden handelden, ook ten dien tyde, reeds op Japan) toonde eens op eene Kaart aan eenige Japanneezen de uitgebreidheid van 't Spaanfche Ryk, onder philips den II. Daarop gevraagd zynde , hoe zyn Koning zulk een uitgebreid Ryk hadt kunnen veroveren, hadt hy de onvoorzigtigheid van te zeggen: „ dat zyn Koning eerst Geestelyken uitzondt in een vreemd Ryk , om het Volk aldaar te bekeeren ; doch daarna Krygsvolk, om hetzelve te veroveren." Dit onbedacht antwoord , ter ooren van taycho gekomen zynde , zwoer hy,, geen' Roomfchen  c-tóWENTELING IN JAPAN. 433 fche» Zendeling het leven te zullen laaten behouden , en liet des zesentwintig Franciscaanen kruingen , in den jaare 1597 , niet om dat zy Christenen waren, maar om dat zy het gegeeven bevel niet gehoorzaamd hadden. Onder de Japanneezen werdt egter geen bloed geftort. Dus ziet Gy, dat dit gebeurde , toen nog geene Hollanders voet gezet hadden in het Japanfche Ryk ; en des begrypt Gy ook , hoe valschlyk mert hen betigt heeft met te zeggen, dat zy de ftookers der Vervolging geweest zyn. 1 De florm ftilde egter, voor eenen tyd, wegens de omwenteling, die , na taycho's dood , in den j'aare 1598 , voorviel. Hy hadt , naamelyk, eenen Zoon, fidejori geheeten , maar zestien jaaren oud, over wien hy oNoosciiio tot Voogd aanflelde , die , zich van de gunftige gelegenheid willende bedienen , het Ryk tragtte naar zich te haaien. De Raad, zulks ontdekt hebbende, Rondt hem tegen, en de bekeerde Japanneezen koozen ook de zyde van fidejori; maar zy kreegen de neêrlaag. ongosciiio, een boos en geveinsd man , nam daarop den titel van Keizer aan, en liet den minderjaarigen Vorst dien ook voeren, doch hem tevens in eene wellustige Stad opvoeden , om verwyfde zeden te leeren , terwyl hy zynen eigen Zoon in het beftier van Jeddo, Ee a ,d«  436 omwenteling in japan. de grootfte Stad van Japan , Melde. Dus ftonden dc zaaken, in den jaare 1609, toen de Hollanders daar aankwamen. En hieruit oordeele men , of -tien of twaalf Matroozen , die negen jaaren daar geweest waren, oorzaaken van de Vervolgingen konden zyn. De Oost-Indifche Compagnie zondt flegts dén klein jagt, in den, jaare 1611, derwaards, toen de maatregels tot het uitroeien van het Christendom daar reeds genomen waren, ongoschio begon de Vervolging op nieuw , in den jaare 1612; doch ze werdt dooiden oorlog opgefchort: want fidejori, moede en ongezind van te leeven in eene foort van gevangenis , , waarin zyn Voogd hem hieldt , nam de. wapenen op ; cn daar hy de Japanfche Christenen openlyk begunftigd hadt, vloeiden, deezen van alle kanten ter zyner hulpe te zamen: zelfs telde men twee Christen Vcldheeren onder zyne benden ; en de Naamen van Jesus en maria werden gezien in de Vaandels der geenen , die eerst de aanbidders van amida en xaca geweest waren. ' De Oorlog werdt hierop, ongelukkiglyk aan fidejori's zyde , gevoerd : by moest vlugten, en ongosciiio bleef overwinnaar., die, fel gebeeten op de Japanfche Bekeerelingen, welke zynen Vyand openlyk hadden bygefprongen., befioot, hen tot den laatften man pit te roeien, vreezénde, dat FI«  vervolging der christenen. 437 fidejori, kwam hy, of een ander Voorftandér des Christendoms weer ter baane, zich tegen hem op nieuw mogt verzetten. Dus waren Wraakzugt en Staatkunde , maar geene Hollanders , de oorzaaken der Vervolginge,. die zo hevig werdt'voortgezet, dat er geen weergaö van gevonden wordt in de Historie ,■ ' en zo lang duurde , dat er geen Christen meer overbleef. In den jaare 1638, brak er een opHand uit in het Ryk van Arima; cn hadt, zegt men , ten doriprong eene zamenzweeïing der Spanjaarden tegen den Keizer, die de Hollanders uit onderfchepte brieven hem beweézen ; doch door de anderen voor laster uitgekreeten werdt. 't Zekere hiervan is my niet gebleeken. Vast gaat het , dat koekebakker, Prefident van het Hollandfchc Handel-Kantoor , door den. Keizer verzogt werdt, met één Schip hem-tc helpen, niet tegen de Japanfche Christenen ; maar tegen muitende Boeren en Ballingen , die den opftand verwekt hadden , bet geen koekebakker , als een Man van verftand en beleid, niet kon weigeren, daar hy onder dien Vorst leefde en handelde. Veel kwaads heeft hy egter op het belegerd Ximabara , door vierhonderd en vyfëntwintig Kanonfchooten, niet gedaan : men bedankte hem en liet hem Vertrekken. Na deezen tyd mogen geene En-> ropefche- Natiën , behalven de Hollanders om Ee 3 de  438 hollanders verdeedigd. de gedaane dienften , voet in Japan zetten, V. Maar is dat Jefumi (bladz. 431) den Hallanderen nooit afgevorderd ? A. Men weet niet, dat zulks ooit gefchied , maar wel , dat het ééns gezien is, naamelyk , in den jaare 1704 , toen zes Schepelingen , twee Hollanders , zo veele Schotten, één Engelschman en één Vlaming, alle Proteftanten, daar aanlandden , die verpligt werden, ten blyke dat ze geene Roomfchen waren, op eene Schildcry , die ma. ria , houdende haar kind op den arm , verbeeldde , te fpuwen. Indien men nu deeze daad , als een zo groot misdryf, onzer Natie te laste wil leggen , en daarvan zulk een hevig gefchreeuw maaken, waarom valt men dan ook niet aan op de Engeïfchen , Schotten en Vlamingen ? Die deeden immers niet minder , dan de Hollanders in dat geval. Maar , laat ons , daar zo veel ter verdeediginge onzer Natie te zeggen valt, hier van afftappen : het is toch genoeg, om onze Eer te redden, dat men weet , dat het Pausdom, reeds tweeëntwintig jaaren vóór de aankomst der Hollanderen in Japan, verhoeden is geweest. V. Zeg my dan , zo wy voort zullen gaan , hoedanig is de eigenlyke Heidenfchs Godsdienst der Japanneezen ? A. Zy hebben weinig denkbeeld van een Op,  godsdienst in japan. 439 Opperweezen ; ftellen het eeuwigduurend beftaan der Waereld ; meenen dat hunne Goden , te vooren Menfchen zynde, wegens hunne godsvrugt tot die waardigheid zyn opgeklommen ; houden xaca en amida voor hunne opperfte Goden; en zyn verdeeld in drie verfchillende Gezindheden: in die van xinto , navolgers van hunne eigen oude Afgoden , in die van siutto, Godloochenaars of Deinen , en in die van budro , die veele Afgoden uit China en Stam gehaald hebben. Tempels en Kloosters ontbreeken in dat Ryk zo weinig , als afgodifche Beelden op markten , ftraaten en openbaare wegen , waaruit Gy genoeg kunt oordeelen van den ellendigen verduisterden ftaat der Japanneezen , onder welken men , waren de regte wegen ingeflagen , zo veel nuts zou hebben kunnen doen. Men moge toch nu zo zeer raazen op het bovengemelde harde Plakaat des Keizers; het is iets zonderlings in asia , en dus ook in China en Japan, dat men daar de Verdraagzaamheid omtrent alle Gezindheden zo lang geoefend heeft, als Roomfche Christenen of Zendelingen zich ftil hielden , en alleen op den Godsdienst dachten: nu is er weinig verandering te verwagten. Het Ryk, eertyds verdeeld onder vyftig of zestig kleine Koningen , is nu aan éénen Keizer onderworpen , die het oog houdt op Ee 4 de  44 o REGEERING. MAGT. 4e: flipte uitvoering des Plakaats. Zo gy iets meer van hem wccten wilt , dan zal ik U zeggen, dat hy groote eertitels heeft, byna afgodifche; dat hy den naam van Cubo ■voert, en er nog- een Kerkelyke Keizer is, R?ien men niet mag zien ; dat flegts drie Hollanders, ajs .Gezanten van Batavia, naar deszelfs Hoofdflad Jeddo. mogen reizen, en zeer naauw beu-aard worden op eenen togt van omtrent honderd en twintig dagen, om hem aldaar lakens , chitzen , katoenen en •fnuisteryen , aan te. bieden , dewyl , zy geene in- of uitgaande regten der koopwaaren betaaien : voorts dat de Keizer , ter wecringe van oproeren., ,. honderdduizend foïdaaten op de been houdt , die hy (boe Joflyk en verflandig is dat niet !), in tyd ,van vrede, tot openbaare werken, by voorbeeld tot verbeetering der algemeene wegen en gebouwen, gebruikt. Twintig duizend ruiters flaan mede in zyne foldy •$ gewapend met fnaphaanen , boogen , dolken cn breede zwaarden. Ontflaat.er een, oorlog of opfland, dan moeten de tolpligtige kleine Vorsten ruim viermaal honderd duizend mannen op de been brengen. Hy bezit onnocmiyke fchatten, uitmuntende en van binnen, zeer fraaie paleizen. Zyne flrafwettcn zyn gcflrtng, maar worden zelden aangedaan. De voornaamfte. is de kruiflging met berkhoofd naar .beneden , 0f in olie te kookcn. Dan , er is mogclyk $ i geen  weetenschappen in japan. 441 geen Land, waar minder misdryven tegen de :Maatfchappy begaan- worden; V. Hoe fta'at bet met de i Weetenfchappen onder deeze Natie ? A. Zy zyn., bekwaam er , boven alle Oosterfche Volken , in het leeren. der Vrye Konsten; doch in de Wysgeerte cn Wis>konst waren zy minder, bedreeven, toen men hen leerde kennen , dan de Chineezen. Aan de. Sterrewichelaary hebben zy zich ook ovcrgegeeven. Men vondt hen onkundig in de Geographie. Zy > meenden, dat Japan, China en Stam de drie voornaamc. deden der Wae» reld waren. Veele voornaame Lieden aldaar,, waar ..onder • sammon samma , Tam* ba)s Landheer ,. leeren thans , . zegt men , onze Taal. Na kennis met de Eitropeaa* nen gemaakt , te. hebben , hebben zy Hooge Schooien opgcfegt. De Bonzen., hunne Leeraars , zyn groote Redenaars en, Zcdckundigen. Geen Wetboek wordt daar gekend. De Natuurlykc Reden én Ondervinding worden alleen gevolgd. Zo dit wél gefchiedt, en daar in alle gevallen gefchieden kan, dan zyn zy indedaad van veel omllags bevryd. .-Zy leggen zich veel- meer toe op de kennis der geneezende Wateren': anderzins hebben zy flegte Heelmeesters. Hun komt de lof toe, dat ze liefhebbers zyn der Dichtkunde , der Muziek en Schilderkonst. E e 5 De  44* munten der, japannee2en. De eerfte wordt gepreezen; maar van ons niet verftaan , of met fmaak geleezen : de tweede is niet aangenaam in onze ooren: doch de derde is beter dan die der Chineezen , en, men moet erkennen, dat zy overheerlyke koleuren hebben. De Geleerde c. p. thunberg, die voorheen in den dienst was van onze Oost-Indifche Compagnie, doch thans de Kruidkunde onderwyst aan de Academie te Upfal, heeft ons niet alleen veele nieuwe Planten uit Indie medegedeeld; maar ook veele Munten der Japanneezen , ongeacht hun waaken tegen allen fluikhandel, uit dat Ryk uitgevoerd en leeren kennen. Wanneer de Hollanders naar Japan fteevenen , om koopmanfehap te dryven, moeten zy landen aan een Eiland by de Stad Nagafacki, de eenige veroorlofde plaats; en daar afgeeven alle geweer, kruid en lood , die aan boord zyn , welken hun by vertrek wederom bezorgd worden. Die aan land komen, worden tweemaal ten fcherplten onderzogt, om geene verbooden Waaren in te voeren. Zelfs aan boord doorfnufièlt men alles , bedden, vederen, kaazen , zelfs eieren. Die wederom naar boord gaan, ftaan bloot voor gelyke navorfching. thunberg zag des geene kans , toen hy daar was , om Boeken , Kaarten of Tekeningen uit te voeren: evenwel , fchoon in het uiterfte gevaar, nam hy de  ■ HANPWERKEN DER JAPANNEEZEN. 445 de gezegde Munten mede, die verbergende in zyne Scboenzoolen. V. Valt er niets meer van hun te zeggen? A. Ja, laat ons voortgaan ! Men weet, dat de Japanneezen vlugge Rekenaars zyn. Zy drukken , gelyk de Chineezen , op houten blokken. Men laate hen in den waan van uitvinders des Buskmids te weezen ; dan , ze waren er minder in ervaaren, dan het gemelde Volk. Goede Handwerkslieden ontbreeken er niet. Wapenen mogen zy niet uitvoeren ; doch zy fmeeden ze beter, dan andere Oosterfche Volken. In het verwerken van Katoen , in het maaken van Porcelein en verlakte Werken , moeten de Chineezen voor hun zwigten. Hun Land heeft alles ; maar de Koophandel blyft zeer belemmerd door den Keizer , federt de uitdryving der Christenen. Zy mogen alleen handelen met de Hollanders , Chineezen , Koreers en die van 't land van Jedfo; en laaten door hen uitvoeren ryst , zyde , katoen, porcelein, lakwerk, goud, zilver, rood koper, yzer, ftaal, pelteryen , thee (die beter is dan de Chineefche') geneeskundige wortels , hout, gommen , diamanten , parels en koraalen. De inlandfche Handel en Handwerken bloeien, al heeft het Volk weinig noodig. De Landbouw Haat by hen in groote achting : de meeste Bergen zyn tot aan de toppen bebouwd.  444 BOUWKUNDE. KLEEDEREN. bouwd. Dan , zy hebben kleine en flcgte Schepen, het geen men aan de Regeering moet wyten , die niet wil, om de bovengemelde reden , (bladz. 431) dat een Japannees uit het Ryk zal gaan. Aan alle Zeelieden is des ook op levensftraf verboo