01 1021 5563 UB AMSTERDAM  HISTORIE OER WAERELD, NEGENDE DEEL*   HISTORIE DER WAERELD, DOOK J. F. MARTINET, meester der vrye konsten, doctor in de wy«ge£rte , lid van de hollandsche en zeeuwsche maatschappyen der weetenschai'pln t2 haarlem , rotterdam en vlissimgen , en predikant te zutphen. MET PLAATEN. NEGENDE DEEL. ti AMSTERDAM, by JO HANNES A L L A R T, MDCCLXXXVIII. Met Privilegie ya„ de Ed. Cr. Mog. Heeren Staaten van Holland en Westvriesland,   L Y S T dek Z AMENSPR AAKEN. LXIX Zamenfpraak over america. . bladz. U Staat van America en bevolking. Ontdekkivg. ... 9' .Statf/ vö» America ten tyde der Ontdekking. . . . 32. Behandeling der Indiaanen. . 44Nieuwe Ontdekkingen. . 49' Verovering van Mexico en Peru. 55* Tegenwoordige ftaat van Noord- America. . . . 100. ■ .. Zuid America. 128. Godsdienst. Karakter der Indiaanen. Onderwerping. Befliet. Voortbrengfelen. Goud en Zilver. Handel. Ontvolking. Vooren nadeel der Ontdekking. . 150. Vermeerderingen en Verbeteringen over de IX Deelen. . . . 180. Register over dezeiven.: N . - 184, van ' 'J Lijst  LYST der ZAMENSPRAAKEN in de VERKORTE HISTORIE der WAERELD. I. Zamenfpraak ter Inleidinge. . bladz. 3, "~ Voorbereidfelen tot de kennis van de Historie der Wae- reld' 5. IIr' ' 0ver de oude en nieuwe Waereld. ... 10. - ' Israeliten. . ^ V' 1 1 ~ Babyloniers en Asfy- ^* " " — Pheniciers. 0g VII. perfen> ; t 36- " Moabiten , Ammo- niten enz. . ^tm IX' ' 1 ' Egyptenaars. . 45. X* " " ' Karthagers. . 5r, XI' Grieken. . 55# XII. ■—.— — . „■■ Romeinen. . • XIII. . . jooden. . . XiV. - —— Romeinen onder de ' Keizers. . . ~ • « Christenen. . 87. '" " Arabiers. . . 101. XVil. i Turken. . .' I05. XVIII. —. . ; Perfiaanen. . iop. ' XIX. i . Mogolien en Indiaa- nen. . . m. XX. 1 - . ■ Chineezen. . 115. XXI.  XXI. Zauienfpraak over de Japantieezen. bladz. 119. XXII. " ■ AFRICA. . 12 2. XXIII. ■ Spanje. . uö, XXIV. - Portugal. . n2 XXV. latte. . t ^ XXVI. Frankryk. . 153, XXVII. —— • Groot-Brittannie. 162. XXVIII. <•• ■ ■ Deeneinarken. 17^. XXIX. 1 ■ ' Z weeden. . 178. XXX. — ■ < . Rusland. . 133. XXXI. . . Polen. . ig0. XXXII. ■ . — Pruisfen. . 193. XXXIII. ■ ' » Duitschland. . 196. XXXIV. - — Zwitferland. . 206. XXXV. ■ . Vaderlandfche His. torie. . 210. XXXVI. . - Kerkelyke Historie van ons Vaderland. . 247. XXXVII. - ■ ■ AMERICA. . 055.  D E P L A A T E N. MOETEN GEPLAATST WORDEN. Plaat I. . , tegen over Bladz. 22. IL • • « 83, i  NEGENENZESTIGSTE ZAMENSPRAAK OVER DE HISTORIE van AMERICA. Bevolking van America. Ontdekking van dat Waerelddeeh Toeftan d. Behandeling der Indiaanen. Nieuwe ontdekkingen. Verovering van Mexico , en Peru. Overige Landen en Eilanden. Tegenwoordige Staat. . V^raag. Welkf- eene groote taak hebben wy afgedaan , daar de Gefchiedenis des Menschdoms in de uitgebreide Landen van aha, africa en europa van ons befchouwd is..! Antwoord. En hierom zullen wy nu deeze oude waereld verhaten, en tot de nieuwe, of 's Waerelds vierde en laatfte Deel overl gaan , het geen drie naamen voert, ik meen dien van de nieuwe waereld , om dat men ze laat ontdekt heeft; of van west-inms, door columbus daaraan gegeeven, 'c zy om dat hy, westwaards ftuurende , dat Gewest vondt, 't zy om dat men eerst waande, dat IX. deel. A het-  2 america. hetzelve aan het oostwaards gelegen Indie vast was, waar tegen men den naam van West-Indie ftelde ; of eindelyk dien van america , om dat americus vesputius , een Florentyner, in den jaare 1497 daar heen zeilende, het vaste Land , dat thans den naam van Terra Firma draagt, zo men meent, ontdekte. Dat de nieuwe waereld hu den naam van america naar deezen americus voert, is voor hem eene onverdiende eer: want, naar den eerften ontdekker columbus, hadt men ze natuurlyk columba moeten geheeten hebben, europa moet zich fchaamen over het ondankbaar onregt, 't geen den laatfren daardoor aangedaan is, 't welk nu , daar het algemeen is door- gedrongen, niet wel te herftellen valt. Laat ons met eenigen eerbied voet zetten in dit vierde Waereld-deel, daar het. van eene verbaazende uitgeftrektheid is , zelfs grooter dan elk der drie Gewesten van de Oude Waereld, van asia, africa en europa, en zelfs niet veel kleiner dan het derde gedeelte des bewoonden Aardkloots. Welk eene ontzettende groote uitgebreidheid! maar ook welk eene zonderlinge ligging, vermids het, van den Noordpoolkring, zich meer dan vyftienhonderd ' mylen verder ten Zuiden uitbreidt, dan de verfte uithoek des ouden vasten Lands! . En hoe grootsch zyn de voorwerpen , die zich daar aan het oog vertoonen! V.  staat van america. 3 V. Welken toch? A. De Ahnagtige Schepper ichynt er (mag ik het zo uitdrukken) zyne werken met eene ftouter hand geformeerd , en alles met eene zonderlinge grootheid verheeven te hebben. In noord■ america werkte zyne almagtige hand, mag men zeggen, met eene weelde van vrugtbaarheid, en befteedde eene pragt van heerlykheid.'die eerbied inboezemde. Duizend milde bevalligheden doen er zich op, die de konstfchoonheden onzer ftreeken verre overtreffen. In onze drie Waerelddeelen, kent men, noch Bergen van dergelyke hoogte , noch ke. tenen van zodanige uitgeftrektheid , als men daar in het Zuiden vindt, of zo men liever wil, die dat geheele Waerelddeel doorloopen. Men roeme in europa den hoogften top der Pyreneefche Bergen van 6646 voeten :' men praate in africa van Tenerife's Piek, die 13178 voeten haalt; maar wik Gy den Chimborazo, den hoogften der Andes, in america meeten , dan zult Gy de ontzettende hoogte van 20280 voeten vinden. Slaat Gy het oog op de overfchoone Rivieren, door zodanige Bergen gevormd ; dan zullen de groote ftroomen onzer Waereld, de Donau, Rhyn, Elbe en anderen , daarby vergeleeken, flegts beekjes zyn. Welken naam hebben toch de St. Laurence en Misjifipp} in het Noorden, welken roem de VQrenoque, de Maragnon, die duiA a zend  4 staat van america. zend mylen lang is, (anders de Rivier de Amazone geheeten , om dat de Spanjaarden, baardelooze doeh gewapende Indiaanen 'daar ontmoetende , in den beginne meenden , dat het Vrouwen waren, naar welken zy die Rivier den gemelden naam gaven) of Rio de la Plata in het Zuiden , zynde den mond der laatlte Rivier honderdënvyftig myle,n breed, en, wanneer men ze honderd mylen opvaart, en zich in derzelver midden bevindt, waar de ruimte veel naauwer is, gelyk Gy denken kunt, dan kan het oog de Overkusten nog niet ontdekken. O welk eene fchoone Rivier! rj— En de Meeren zyn niet minder aanmerkelyk. Wy kennen er geenen in de Oude Waereld by de verbaazende keten van Meeren in noord-america , die men niet onaartig bhrnenlandfche Zeeën van zoet water mag noe. men. —- £n moet men daarby niet voegen de uitmuntende ligging van america tot den Koophandel, daar dk Gewest, van alle kanten , door de Zee befpoeld wordt. — Niet minder vreemd is de Luchtftreek van zulke Noord-Americaanfche Landen, die op dezelfde breedte met Frankryk liggen, waar druif en yyg, zou men zeggen, volkomen ryp moesten worden: maar die oorden zyn één half jaar onder den fneeuw begraaven; de grond in den winter eenige voeten diep bevroozen; en de lucht van alle Vogels verhaten, dewyl. zy in zulk  STAAT VAN AMERrCA. 5 zulk eene koude niet kunnen- leevei. De Engelfchen, die eenen doortogt naar de Zuidzee door het Noordwesten zogten , overwinterden op het land Port-Nelfon \ by de Maya's Rivier, in den jaare 1747 , en ondervonden, dat het ys. van dezelve boven de agt voeten dik was, en het bier, twaalf voeten diep onder den grond, bevroozen was. In andere ftreeken, op gelyke hoogte met Engeland gelegen , heeft men den Landbouw niet eens kunnen onderneemen. Lr- Gewesten van gelyke hoogte met africa , waar de Neger door eene overmaat van hette gefchroeid wordt, ademt men, gelyk in Peru, - eene gemaatigde Jucht in. En verfchynt men' aan den Zuidelyken Uithoek van america , dan' ontmoet men , zo wel als in 't Noorden , Ysvelden van eene onmeetlyke uitgeftrektheid, en. een oneindig aantal opgeworpen Ysbergen van eene ongeregelde gedaante in de Zee, die der Schepen verdere vaart naar de Zuidpool ftremmen. —- Dus is hier alles waarlyk grootsch in de Natuur, verre boven europa; maar daartegen is alles-, wat het Menschdom betreft, oneindig laager en minder dan in ons Waerelddeel. Wanneer Gy bedenkt, dat men, by de ontdekking van america, Menfchen vondt, zwakker van lichaam en geest, minder in Staatkunde , Gewoonten , Zeden en Weetenfchappep, of laat my liever zeggen, dat men van A 3 . dee-  almagro landde aan den vasten wal; maar vondt pizarro niet. Toen de Indiaanen hem, met verlies van één zyner ©ogen, afgeflaagen hadden, vertrok hy, en kwam waar pizarro was. Daar beklaagden zy hunne ongelukken, en verlies van volk. almagro keerde des terug, om volk te werven ; doch kon niet meer dan tagtig man vinden: niettemin vertrok hy met hen, en belandde op de Kust van Quito. Hier vonden zy een beter land, de Inwooners gekleed in. wolle en katoen , en met goud en zilver opgepronkt. Dan , het was eene te koene onderneeming hen met zo weinig volks aan te tasten. almagro keerde derhalven op nieuw terug om meer te haaien. Panama's Landvoogd> dat verneemende, verboodt hem het. wederkeeren, en belastte daarenboven pi3&rr0 ook terug te komen, 's Mans benden hoorden dat gaarne, dewyl zy «aar huis verlangden. Maar dertien, waren er, die met bepi wilden; blyven, gelyk zy indedaad op het Eiland Corgona zich neêrfloegen. almagro en luquk , dat met - fmert hooreode , bielden zo lang by,, den • Landvoogd aan , dat zy., eindelyk ■ verwierven een klein Schip aan pizarro te mogen zenden. Deeze wagtte  peru ontdekt. $i intusfchen vyf maanden naar hulp op eene allerongezondfte plaats, 't Schip daagde eindelyk op, en «en vergat alle leed. Daarop ging men in hetzelve, en ontdekte de Kust van Peru, waar de Inwooners vermogend, talryk, befchaafd, en wel gekleed waren, over. treffende in kundigheid alle andere Bevvooners van america. En dit was 't juist, dat men wenschte. Maar pizarro's volk te gering zynde, om iets van belang te onderneemen, keerde hy, na drie jaaren omzwervens, naar Panama terug, niet weinig geleeden hebbende op eenen zo langduurigen togt. Hoog gaf hy te Panama op van zyne ontdekkingen; maar de Landvoogd was tot byfïand bieden niet te beweegen. De verdrietige pizarro, niet lui, vloog toen om hulp naar Spanje. Zyn aandoenlyk en hoog verflag van alles deedt karel den V naar hem bufferen, en zelfs hem tot Landvoogd van het ondekte Land aanftellen. cortes, toen in Spanje gekomen, werdt ook getroffen door deszelfs berigt, en fchoot hem geld. Toen fnelde hy naar Panama , rustte daar drie kleine Sche. pen uit, met honderd en tagtig foldaaten daarop, deedt de reis ten tyde des besten faifoens in dertien dagen , en kreeg in het Landfchap Coaque, behoorende tot het Ryk van Peru, eenen overryken buit. V. Hoedanig was het Ryk van Peru'} F 2 A.  34 het ryk van peru. A. De Vorften van Peru bezaten een gebied, dat, van het Noorden tot het Zuiden, meer dan vyftienhonderd mylen lang was; doch minder van breedte. Oulings was dat Land verdeeld onder veele kleine onafhanglyke Stammen, alle ongefchikt, en vreemdelingen in den Landbouw. Maar zy werden daarna befchaafd, en byéén gevoegd. Dus ontflondt, volgens de Overlevering, het Ryk der Incas of der Grooten van Peru. huana capac was, in den jaare 1516, de twaalfde Monarch federt de grondvesting. Hy bragt het Ryk van Quito door de wapenen te onder, waardoor het zyne eens zo magtig werdt. Zyne twee Zoonen vogten, ten dien tyde, om de^kroon, en floegen dus weinig acht op pizarro's komst. ■ . Dan laat my, eer wy verder gaan, U eene korte tekening geeven van den Staat des Peruaanfchen Ryks. Peru roemde op hooger oudheid, dan andere Ryken van america. Het juiste is ons egter onbekend: want men kon er niet fchryven, en dus de voorledene dingen niet aantekenen. De burgerlyke Staatkun. de was op den Godsdienst gegrond, manco capac werdt niet alleen als Wetgeever, maar ook als een Afgezant des Hemels aangemerkt. Men hieldt zyn Gellagt voor heilig. Hy, die den throon beklom, moest een zuiver Afilammeling van hetzelve zyn. Misdaaden üraf-  BESTIER VAN PERU. g5 nrafte man met den dood, dewyl men ze voor beleedigingen der Godheid hieldt. Zulk eene handelwyze hieldt de eenvoudige Peruviaanen in ftrenge tugt. De Zon, als de bron van licht en vreugd en vrugtbaarheid, omving hulde: Maan en Sterren de tweede eerbetooning. Van de Godheid vormde men geene regtmaatige denkbeelden. Zelfs kende men geen woord, om den Schepper en Regeerder der Waereld uit te drukken. Aan de Zon offerde men een deel der vrugten; maar geene Menfchen. De Vorst moest het volk wel regeeren. Hy beeldde af de weldoende goedheid der Zon. Onder twaalf elkander opgevolgde Vorsten vondt men geen éénen Tyran. Zy allen waren kinders der Zon en vogten niet om te verderven; maar om anderen te befchaaven. Veelen waren flaavenandere vrye Lieden en Adel. De Landen verdeelde men in drie deelen: fommigen behoorden aan de Zon, en ftrekten om Tempels op te rigten: anderen tot onderhoud der Vorsten, en etlyken tot voedfel voor het Volk. Met vereende vlyt werden zy gebouwd, om elk het algemeen belang in te prenten , waaruit zagte zeden gebooren werden. De Landbouw werdt er beter gekend, dan in Mexico. In zandige oorden bragten zy water door kanaalen. De Huizen waren van fteen, in de Zon gedroogd, gemaakt. F 3 Tem-  85 LEVENSWYZE IN PERU. Tempels en Paleizen vertoonden de meeste konst. Twee groote wegen van Cuzco naar Quito, meer dan vyftig mylen lang, waren zo gebaand, dat men dergelyken in america niet vondt. Over beeken maakten zy bruggen van teenen, als matwerk gevlogten, en bedekten die met takken en aarde. Rivieren befloeg men met vlotten tot den overtogt. Uit derzelver beddingen verzamelde men het goud. Het zilver groef men uit de gronden, en zuiverde dat in ovens. Het laatfte was er in zulken overvloed, dat men er gereedfehappen van maakte. Voorts hndt men er fpiegels van fteen, vaten van aarde, en bylen van fteen of koper. Dus overtroffen zy alle andere Amerkaanen, Cuzco was de eenige Stad. Elders leefde men in afgezonderde Wooningen , of in kleene gehugten, De beroepen waren niet volkomen onderfcheiden : zy dreeven weinig handel. Heldhaftigheid ontbrak hun. De Mexkaanen verweerden zich; maar Peru werdt met éénen flag, byna zonder tegenfland, verméesterd. Geen voorbeeld vindt men van een Volk, zo zeer befchaafd, en egter zo weinig moedig, 't geen zynen oorfprong moest hebben , of uit den Godsdienst, of uit de zagtheid der luchtftreek, of uit het - Staatsbeflier. En nog zyn zy gedweeër, dan andere Amerkaanen. 't Gebruik des vuurs niet kennende , floegen zy vleesch -" -1 % en  aanslag van pizarro. 87 en visch raauw te lyve. 't Barbaarsch bedryf van, by het fterven van eenen Inca of andere voornaame Lieden, een groot getal zyner oppasferen te dooden , en met hem te begraaven , 't geen er in trein was , zou men by hen niet verwagt hebben. V. En zodanig eene Natie wilde pizarro te onder brengen? A. Ik zeide U, dat, toen de twee Prinsfen om de kroon vogten, pizarro in het hart des Ryks doordrong, eer men dagt om hem tegen te gaan. huascar, de oudfte, zondt hem gezanten, om hulp te vraagen tegen zynen Broeder atahualpa. pizarro begreep ten volle, hoe veel voordeels deeze verdeeldheid hem geeven kon; en dus, zonder eenige verfterking af te wagten , befloot hy vooit te rukken , met tweeënzestig ruiters, en ruim honderd foldaaten, door eene Zaudwoestyn van negentig mylen, waar boom, noch water, noch gewas te zien waren. Dit voerde hy uit in den jaare 1532, en kwam te Caxamalca, waar hy wél ontvangen werdt. De geregelde Hofhouding, de eerbied der Onderdaanen , en de rykdom van atahualpa verbaasden den Spanjaarden, die dus verre niets van dien aart in america gezien hadden. pizarro gedroeg zich als Afgezant van eenen Vorst, die een verbond met den Inca wilde maaken; maar tevens vormde hy een plan, E 4 om  88 vreemde dwang. om hem in zyne rnagt te krygen. Daags na zyne aankomst ontving hy een bezoek van deezen Vorst. By deszelfs naderen tradt vincent valverde , Kapellaan der benden, hem te gemoet met een kruis in de eene, en met een Getyboek in de andere hand , predikende hem de leer der Schepping, den val van ada»i , jesus geboorte , lyden en heerlykheidj, petrus aanttelling tot Gods Stedehouder, der Pausfen opvolging, en de gift van alle waereldlyke Ryken door dezelven aan den Koning van Spanje. Eene uitmuntende prediking voor blinde Heidenen ! valverde vorderde daarop, dat atahualpa het Evangelie zou omhelzen, en zich aan den gemelden Koning onderwerpen: onder -die voorwaarde beloofde hy hem befcherming; anders verklaarde hy hem den oorlog. Men verwondere zich niet over des Monniks eifchen. Zodanig toch was, ten dien tyde, de leer der Spaanfche God- en Regtsgeleerden. Maar alle deeze dingen kwamen atahualpa zo vreemd voor, dat hy vraagde : van waar hebt Gy dat geleerd? Uit dit Boek zeide de Monnik. De Inca nam het daarop aan, zag het in, hieldt het aan zyn oor, luifterde, en antwoordde: „ dit zwygt, dit vertelt my niets." Daarop wierp hy het met verfmaading op den grond, valverde ftoof, dat ziende, op, in grammen moede, liep terug en riep: „ te wa-  IX.D.PI.H. bladz.88.   peru via anen aangevallen. wapen, Landgenooten! Gods Woord is gehoond : wreekt het op die GodVergeeten non. den!" V. En wat toen? A. pizarro, brandende naar eenen ryken buit, gaf het teken des aanvals, die daarop gefchiedde. Zyn eerfte linie beftondt uit doggen, die met verwoedheid op de naakte ƒ«. diaanen aanvielen. Het Hof van Spanje, door zodanige beesten-heldendaaden bekoord, befloot daarna aan dezelven eene bezolding te betaalen, welke elk foldaat trok, die zodanigen hond hadt. De arme Peruviaanm, niets van dien aart verwagtende, ftonden verbaasd; en alles vlugtte. Toen nam pizarro den Inca gevan. gen, en zyn volk de anderen nazettende, werden er vierduizend Inlanders afgemaakt, terwyl ntemant der Spanjaarden gedood ofgewond werdt. De buit was onnoemlyk. De Inca zogt zich los te koopen voor eene kamer, tweeëntwintig voeten lang, zestien breed, en zo hoog men reiken , kon , gevuld met vaten met goud. Die voorwaarde nam men aan. Hy beval des zyn volk zo veel byéén te brengen, gelyk men beloofde, ten welken einde men de Tempels en de Paleizen daar. van beroofde. Terwyl men daarmede bezig was, onderzogten de Spanjaarden het Land en zy werden allerwege met onderwerping ontvangen. Drie foldaaten gingen zelfs zes, F 5 hon-  90 misdaad van\ pizarro. honderd mylen ver zonder eene kwaade ontmoeting te hebben. Dan, boven den bedongen prys , vorderden de Spanjaarden, daarna nog de gouden plaaten, met welken de wanden des Tempels te Cuzco waren opgefierd. Toen men dat weigerde, namen de Spanjaarden zelve een deel daarvan weg. ■— ■ ■ almagro kwam intusfchen met verfterking van volk aan, waarna men begon, op eenen Feestdag, onder aanroeping van Gods naam, het goud te deelen. Elk ruiter ontving agtëntagtigduizend guldens. Nooit, zegt de Hilïorie, kreeg een leger eenen zo fchielyken rykdom. Veelen, indedaad genoeg hebbende, wilden toen weg; en zestig vertrokken met hun geld, om ftil in hun land daarvan te gaan leeven. Na deeze voldoening der voorwaarde begeerde de Inca los gelaaten te worden. Maar pizarro , die zo wel als anderen de Indiaanen aanzag voor een minder gedagt, dan zy, den naam van een' mensch onwaardig : pizarro , zeg ik, befloot de fchreeuwendde daad van wreedheid te beftaan , die by het veroveren van america gepleegd is, om deeze reden. De Inca verwonderde zich in zyne gevangenis meest over de konst van fchryven, die hy de Spanjaarden zag oefenen, en zelf eens den naam van God op den nagel zyns duims gefchreeven hebbende, vraagde hy den foldaaten wat die ware, welke hem al-  atahualpa gevonnisd. 91 altoos hetzelfde antwoord gaven, zeggende: „ het is de naam van God " Dan , dat eens aan pizarro vertoonende, die naauwlyks kezen kon , bloosde deeze, en moest zyne onkunde belyden. Zulk eene beuzeling hadt de allertreurigfte gevolgen, dat is, zy befliste het lot van het magtig Ryk van Peru. Men moet verbaasd ftaan by deeze overweeging. atahualpa's achting daalde federt voor pizarro, die niet leezen kon, het geen zyne geringe foldaaten vermogten; en in pizarro ontbrandde de wraak tegen atahualpa wegens den beledigden hoogmoed. V. Wat gebeurde er dan? A. Om een voorwendfel te hebben tot den ondergang van den ongelukkigen Vorst, fpande men t eene zeldzaame regtbank ; en hy werdt, behalven andere redenen, veroordeeld om leevend verbrand te worden , dewyl hy een Afgodendienaar was. Hadt die reden gegolden, dan moest men alle Americaanen aan het vuur geofferd hebben. De barmhartige Kapellaan bevestigde dat vonnis, en toonde zich daarop gereed, om hem te bekeeren en te troosten. Gy kunt denken, hoe zulk een groot Vorst, dat vonnis verneemende, verflaagen was. Hy moest, zeide de Monnik, tot verzagting der ftraffe, het Evangelie aanneemen. De ongelukkige atahualpa gaf toe, omhelsde dat Geloof (verbeeldt U hoe by dat deedt)  98 verdere onderneemingeit. deedt) werdt gedoopt , en daarop geworgd in den jaare 1533. Verfcheiden' Spaanfche Krygs bevelhebbers waren over dit fnood bedryf, als eene fchennis der openbaare trouw, onvergenoegd; maar 't mogt niet baaten. Na 's Vorden dood raakte Peru in wanorde , 't welk pizarro met vermaak zag. Toen trok hy op naar Cuzco, en de gebooden tegenüand lluitte hem niet. Daar vondt hy nog meer fchatten, dan er tot flaaking van den vermoorden Vorst gegeeven waren. be- bialcazar, Bevelhebber der vesting, tot dekking des aftogts door pizarro te St. Michael agtergelaaten, fchaamde zich intusfchen (til te zitten, terwyl anderen zo veel deeden: des toog hy op naar Quito; maar de Inwooners, nu wyzer geworden zynde, hadden hunne fchatten weggevoerd. —— alvarado, die te Mexico hadt uitgemunt in dapperheid, en Guatimala tot belooning hadt gekreegen, trok ook op met vyf honderd mannen; maar de vinnige koude op de Bergen, de Andes genoemd , nam het vyfde deel daarvan weg. pizarro, dat verneemende, en hem als een fchender zyns giondgebieds aanmerkende , drong aan tot den hertogt. Dus bleef pi. zarro van alles meefler, Hy begon, dewyl hy van den Spaanfchen Koning, die verbaasd ftondt, toen hy zo veele fchatten van hem ontving, tot Landvoogd was benoemd, een ge-  onderlinge oorlog. 93 geregeld bellier in zyne groote Staaten in te voeren. Eerst lag hy den grond tot de Hoofdflad Lima, op eene goede plaats, aan de ftille Zuidzee met eene haven, almagro, die Chili tot zyn deel kreeg, ging derwaards* langs den konden weg; maar Ieedt geweldig door de koude, en, toen hy daar'kwam, trof hy een flerk en rustig Volk aan, dat hem meer te doen gaf, dan men nog in america ontmoet hadt. Dan hy werdt terug ontbooden , vermids de Peruviaanen waren opgedaan , toen de Spanjaarden verdeeld lagen in de Steden van dat groot Ryk. Cuzco was al negen maanden belegerd geworden door Inca manco capac; maar hy werdt door den terug gekeerden almagro verflaagen , die ook de Stad veroverde, en twee Broeders van pizarro gevangen nam, dewyl hy meende dat Cuzco onder zyn gebied behoorde. V. En wat zeide pizarro daarvan? A. Hy zondt aanflonds ALP0NS0 DE rado derwaards , 0m zyne Broeders te ont' zetten; maar almagro, dat euvel neemende viel hem aan, en nam hem ook gevangen' Men nedt hem , hen allen om hals te bren* gen; dan zyne Menschlievendheid liet daar van af. pizarro, fa den beginne van alles onkundig, vernam ten laatllen alle die jam meren: des hy befloot almagro te bedde." gen. Men kwam by een verbond overeen, dat  94 onderlinge oorlog. dat de Koning het gefchil zou afdoen. Maar zo dra pizarro's twee Broeders uit de gevangenis ontkomen waren, verklaarde hy, door het zwaard te willen beflisfen,' wie meefter zou zyn van Peru. almagro onttrok zich niet. —— Zie daar de twee Overwinnaars van het magtig en groot Peru, door misverftand tegen eikanderen in de wapenen. Zodanige omwending hadden de Peruviaanen niet vermoed. Maar de regtvaardige God , die cortes vernederd hadt, na dat hy montezuma van den throon hadt gefchopt, wilde ook de verdrukkingen der onfchuldige Inboorlingen en den moord van atahualpa wreeken, op eene wyze, die niemant kon voorzien, pizarro en almagro kwamen dan tot eenen veldflag in de vlakte van Cuzco. De verbittering tusfchen hen was dermaate groot, dat niemant eenen voorflag tot eeii vergelyk deedt. De Incliaamen befioegen by duizenden de toppen der Bergen , om het jammerlyk fchouwfpel der onderlinge bloedvergieting te zien, en daarna den afgematten Overwinnaar aan te tasten, almagro verloor het gevegt, en werdt gevangen: honderd en veertig foldaaten fneuvelden, en veele Bevelhebbers werden in koelen moede omgebragr. Dan, de Indiaanen , geene domheid genoeg hebbende, om zich van zo fchoone gelegenheid te bedienen ter wraakneeminge op hunne vyanden, too-  almagro gedood. o| toogen, na den flag, in ftilte af. Toen werdt Cuzco, dat gevuld was met oneindige fchatten na zo veele veroveringen, geplonderd en almagro ter dood veroordeeld. Luttel baatte het al wat hy den twee Broederen van pizarro mogt voorhouden van de oude vriendfchap en van het verbond met hunnen Broeder. Hy werdt eerst gewurgd , en daarna onthoofd in den jaare 1538. Dus raakte één van Peru's O verweldigers van kant, en wy zullen wel dra den anderen een gelyk lot zien ondergaan, V. Wat gebeurde er dan? A. De tyding deezer zonderlinge Gebeurtenis kwam ia Spanje , waar elke party zich ten Kove verdeedigde. Dan, niet wys daaruit kunnende worden, zondt de Koning vaca de castro ten onderzoeke af. Dan, eer deeze in amf.rica landde, fmeet men pizarro's ongenadigen Broeder, die almagro's bede niet hadt willen aanneemen, in Spanje in gevangenis, waarin hy meer dan twintig jaaren naar genade en ilaaking bleef wagten. pizarro deelde intusfchen de Americaanfche Landfchappen onder de Overwinnaars uit., almagro's navolgers ontvingen niets, 't geen hen op wraak bedagt maakte, pedro de valdivia ging terwyl ontdekkingen doen, grondvestte St. Jago uv Chili, en lag dus den grond tot de Spaanfche heerfchappy aldaar, go^zala pizarro, Broe-  9*5 groote togt. Broeder van franctsco pizarro, trok al mede op, en maakte eene bark, die te water zou gaan, als hy te lande reisde, orellana voer tweeduizend mylen verre vooruit met een vaartuig, van groen hout toegefteld, zonder voorraad of compas, en ontdekte de Oostelyke Gewesten van de Andes tot den Oceaan. Hy zou pizarro wagten by den zamenloop van de Napp en Maragnon; maar vondt hem er niet met de bark, vermids de ander was weggevaaren. Hier bevondt hy zich twaalfhonderd mylen van Qidto. Vierduizend ItrdU aanen en ruim tweehonderd Spanjaarden raakten op deezen togt om hals, daar dezelve byna twee jaaren duurde. De geenen, die er het leven afbragten, waren door honger zo vermagerd, en door vermoeienis dermaate uitgeteerd, dat zy eer fchimmen dan Menfchen geleeken. Intusfchen voegden de mis. noegden zich by den Zoon van almagro, die groot geworden was, en voor kloek en edelmoedig bekend flondt. Zy waren de voornaamfte Bevelhebbers van den Valer geweest woonden in hetzelfde huis, en hadden onderling maar éénen mantel, die van tien geenen gedraagen werdt, welke in het openbaar verfcheen , terwyl de anderen, geene kleederen hebbende, zich zo lang in huis moesten houden. Maar pizarro's gunftelingen woonden in kostbaare huizen. Men waarfchouwde hem te-  bedryf van castro. 97 tegen geheime kuiperyen'; maar hy floeg het in den wind. Hierop werdt hy overrompeld in zyn paleis, en afgemaakt. Daar lag toen de oude Vriend en Bondgenoot van almagro, de mede Overwinnaar van peru, die zo veel duizenden arme Indiaanen, ook atahualpa, onregtvaardig ter dood gebragt hadt. En de jonge almagro werdt daarop zyn opvolger in den jaare 1541. V. Maar ik hoor niets 'van de castro, van 's Konings wege gezonden ten onderzoeke der gefchillen? A Hy kwam toen eerst in america als. Landvoogd, vogt tegen pizarro's moordenaars, overwon hen, deedt daarop geflrenglyk regt, liet veelen dooden, anderen bannen, en bragt alles te regt. Daar men ook in Peru de Indiaanen tot het bewerken der gevonden' Mynen gebruikte, verfmolten zy in getal, karel de V zag de gevolgen daarvan duidelyk in, en raadpleegde met kundige Mannen over dit ongeval, onder anderen met de las casas, die toen te Madrid was. Ten gelukke voor america 'beweerde deeze, dat men de Indiaanen moest vry maaken. karel begreep dat; maar hy wilde tevens de magt der Veroveraaren paal zetten. Des ontwierp hy een nieuw plan, en drong het door, hoewel zyne Staatsdienaars daar tegen waren. Hetzelve gaf hy in handen van den nieuw benoemden IX. deel. G Land-  08 burger • oorlogen. Landvoogd nugnez vela, die vertrok, en, dat uitvoerende , de castro in de gevangenis wierp. Zodanig bedryf verwekte een algemeen misnoegen, gonzala pizarro, die, in den jaare 1544, tot Opperhoofd verkooren werdt, gefard tot wraak door de onwaardige behandeling, die men zynen Broeder in Spanje aandeedt, rigtte eenen opftand aan, trok Cuzco aan zyne zyde, zettede den Onder-Koning vela gevangen, werdt door het volk tot Landvoogd van Peru verklaard, en zondt hem daarop naar Spanje. Maar deeze, pas fcheep gegaan, tradt wel dra weer te lande, haalde diego centeno op zyne zyde, en 'verzettede zich nevens hem tegen pizarro; doch in dat geval niet beftand zynde , werdt hy verflaagen en gedood. Toen onderwierp alles zich aan pizarro, wien men riedt zich onafhanglyk van Spanje te maaken: dan hy verkoos met hetzelve in onderhandeling te treeden. Maar karel de V zondt gasca, een' Raadsheer der Inquifitie , en een' man van veel beleid naar america, met volle magt, in den jaare 1546. pizarro verzettede zich tegen deezen ter zee, en tegen centeno , die opgedaan was, te lande. Eindelyk kwamen gasca en pizarro tot eenen veldflag , welken de laatfte , daar zyne foldaaten hem verlieten, ver. loor, waarop hy gevangen genomen, en daarna met den dood geftraft werdt. Dus duurde dee-  herstelde rust. 99 deeze Burger-oorlog in Peru tien jaaren, eindigende in het jaar 1548. Nooit hadt men daar eenen feller kryg. Gierigheid maakte de vyandfchap te bitterer onder de Spaanfchen: want den dwang der Wet en der Orde voelt men altoos weinig, waar men verre is van den zetel des bediers, het geen de zaak te erger maakte. Intusfchen werden de moordenaars der onfchuldige Peruviaanen geftraft, niet door de hand van deeze lieden; maar door elkanders zwaard. God blyft regtvaardig; en zyn oordeel komt vaak over de kwaaddoeners, waar zy het niet verwagten, byzonder wanneer zy een onfchuldig Land geheel verderven, of aan hunnen moedwil en begeerlykheden opofferen. gasca herftelde daarop de orde en het beftier, verdeelde het land, bevrydde de Indiaanen van verdrukking, beval hen in het Evangelie te onderwyzen, en keerde terug naar Spanje in den jaare 1550, daar hy met al. gémeene verwondering werdt ontvangen, dewyl hy alles, zonder leger en vloot, in orde hadt gebragt. Egter kwam alles niet in de volkomende rust: want de één werdt van den anderen omgebragt, zo lang, tot dat de fnoode overweldigers van kant raakten: des 's Konings gezag, daar en elders in america, met den tyd zich eerst vastzettede. ■ Daar hebt Gy nu ook de Gefchiedenis van Mexico's en Peru's overmeeftering G 2 Te*  iüo 't tegenw00rdi6 mexico. Tegenwoordige Staat van Noord-America. V. Wat fchiet er nu nog over? A. Nog wel eenige groote en uitgebreide Landen op de vaste Kust en etlyke Eilanden; maar geene Kóningryken, die gelyk waren aan die van Mexico en Peru. De Landen, welke verder tot noord-america behooren, zyn thans het eigendom van de Spaanfche en En. gelfche Koningen , van de XIII vereenigde americaansche staaten, of van de Indiaanen. Deeze allen willen wy eerst, doch kortelyk, bezien. — Het tegenwoordige Mexico, dat het oude verre overtreft, wordt, meent men, nu door honderdduizend menfchen bewoond, die, gelyk geheel Nieuw -Spanje, onder het beftier van eenen Onder-Koning ftaan, welke alleen voor vyf jaaren wordt aangefield, en, naar men rekent, honderdduizend Spaanfche ducaaten van deeze bediening trekt. De ftraaten van Mexico loopen alle lynregt, en zyn zo breed, dat drie koetzen zonder hinder el_ kanderen kunnen voorbykomen. Men heeft er eene Vierfchaar der Inquifitie , en eene Aca. demie. Dewyl er negenenveertig Kloofters' zyn,  mexico. tabasko. lol zyn, zo fchoon, dat men nergens de weergaê aantreft, is daar het getal der Roomfche Geestelyken verbaazend groot. Voorheen waren zy van veel nut, en om het Evangelie te onderwyzen, en om de arme Indiaanen tegen mishandelingen te dekken. Dan, vermids hun onderwys weinig om het lyf heeft, en zy in den ongetrouwden ftaat leeven, kan men ze byna, als een ballast der Maatfchappy, aanmerken. Aan de trotfche Hoofdkerk, die een inkomen van zeven tonnen gouds trekt, en waarin men het Beeld van Maria vindt, levensgrootte, geheel van zilver, niet 'paarlen en robynen verfierd, is, zestig jaaren lang, gebouwd. Voorts woonen er ryke Spanjaarden, en hunner Vrouwen pragt is verbaazend. — In de Provintie van Tabasko vonden de Spanjaarden eerst de Plant, die zy, naar 's Lands naam, Tabaco of Tabak genoemd hebben. Te Aquapulco, of Portin " aqune pulchnz , eene Haven met fchoon water, komt het groote Galjoen met Oost-Indifche waaren, van Manilla, de Hoofdftad der Philippynfche Eilanden, en neemt anderen terug: dus zyn die twee Steden de aauzienlykfte van de [Spaanfche bezittingen ten aanziene van den Handel. Van de eerfte Stad vervoert men de koopwaaren te lande naar Vera Cruz, en van daar gaan zy met de Vloot naar Spanje, het geen andere goederen terug zendt, die G 3 van  102 yucatan en honduras. van daar door het geheele land verfpreid worden. De Landfchappen Tucaian en Honduras leveren het beroemde Campeachy of verwhout , het geen eenen gewigtigen handel geeft. De Spanjaarden en Engelfchen twistten, eene Eeuw lang, over het hakken van hetzelve. De laatften wonnen het; maar het geen zy hakken is niet zo goed , als het geen aan Tucatans Westkant groeit, en in Spanje zonder belasting wordt ingevoerd, waardoor het Engelfche Campeachy -hout zeer in prys is gedaald, en waarfchynlyk te niet zal loopen. . Eenige Indlaanfche Volken, waaronder de Apaches, 2yn door de Span* jaarden nog niet te onder gebragt ; en de twee Landfchappen Costa Rica en Feragua, fchoon onder het bewind des Onder-konings worden niet in acht genomen. De Landen Cinaloa, Sonora, Nieuw - Navarre en NieuwMexico, voorheen niet onderworpen aan montezuiua, doch zo groot als zyn Ryk, waar men eene gemaatigde lucht en eenen vrugtbaaren grond aantreft, zyn min of meer aan Spanje onderworpen; doch worden weinig bewoond door Spanjaarden. Maar in den jaare 3765 ontdekte men in Sonora ryke Mynen die veelen derwaards gelokt hebben: ten minften woonden er reeds, in den jaare 1771, twee duizend te Cineguilla, waardoor deeze lang. verwaarloosde Landfchappen wel dra bevolkt  california. loutsiana. IO3 volkt zullen worden. —— Voorts bezitten de Spanjaarden, ten Westen van Mexico, het lang Schier - Eiland Caiifornia, door cortes reeds ontdekt, maar federt verwaarloosd. Het is fterk bewoond, zeer vrugtbaar, minder voorzien van bosfchen, doch meer bezet met zandbanken , hebbende op de Kust de rykfte Paarlvisfchery der Waereld. Maar het Volk is er dom , ongevoelig , lui , bloohartig, zonder verhevenheid van geest , weldaadigheid , of edelmoedigheid. ■ In het begin deezer Eeuw hebben eenige Spaanfche Jefuiten zich neêrgezet aan den Zuidelyken hoek by Kaap St. Lucar. Zy dagten by de Californiers iets te ontdekken van de Bevolking uit asia; maar zy vonden er niets van by die onweetende Natie. - Ten Oosten van Nieuw-Mexico ligt een uitgebreid Gewest, bevattende al het land rondom de Rivier Mispfippi, Louiftana geheeten, ter eere van lodewyk den XIV, door de la salle in den jaare 1682. iberville nam dat in bezit ten jaare 1C98 voor Frankryks kroon ; maar, na eenen ongelukkigen oorlog, heeft dat Ryk dit groot Landfchap moeten afitaan aan Engeland. Een gedeelte is aan Spanje gebleeven ] doch de Zeekusten zyn alleen te onder gebragt: want het uitgebreide binnenfte gedeelte des Lands wordt door wilde Indiaanen bewoond, die zeer oneenig leeven. G 4 V.  104- oost- en west-florida. V. Bezitten de Spanjaarden in dien oord nog meer? A. Neen: maar is het niet genoeg zo yeel te hebben, als zy er nog bezitten? Laat ons nu tot de Zuid- en Oostelyke Kusten van noord-america overgaan, om te zien welke magtige eigendommen Engeland daar gehad heeft, of nog ten deele bezit , Voor eerst Oost - Florida, door den Fenetiaan, sebastiaan cabot, in den jaare U97 ontdekt, ten koste van hendrik den VIII, Koning van Engeland. Maar john ponce de leon een Spanjaard, landde daar in den jaare ijl2, zonder dat, by gebrek van Volk, te kunnen veroveren ; doch hy gaf er den gezegden naam aan , om dat by het op PalmZondag , Pascua de fioris geheeten , ontdekte. Keizer karel de V liet het, in den jaare ij38 ■> m bezit neemen ; dewyl het land in eene gezonde lucht zeer vrugtbaar was, en veele fchoone Bosfchen hadt; doch in den jaare 1763 moesten de Spanjaarden dat aan de Engelfchen af/laan. West-Florida is egter vrugtbaarer, volkryker, en niet min gezond. Voorts ligt daarby Georgië, dus geheeten naar oeorge den II, Koning van Enge. land die, i„ den jaare ,728 , eene ftreek lands voor twintigduizend ponden fterlings kogt, en dezelve naar zich noemen liet; doch h« overige is, i„ den jaare ,;ö3, aan den En.  georgië. karolina. 10^ Engelfchen Koning afgeftaan. Proteftantfche Colonien hebben zich hier neergezet, die, de Bosfchen neergehouwen, en bouwland daarvan gemaakt hebbende, thans veele moerbezieboomen, graanen, tabak, ryst, hout, en teer teelen. — Z.uid- en Noord-Karolina werden door francois ribaud in den jaare 156a ontdekt, en, ter eere van den Franfchen Koning karel den JX, Karolina geheeten ; doch zy zyn hem, in den j'aare 1585, door de Spanjaarden ontnomen; maar ten j'aare 1663 in EngeJands handen gevallen. De Engelfche Koning karel de II fchonk dat Landfchap aan agt Heeren, om het bewoonbaar te maaken, die hetzelve , ter eere van karel , den ouden naam Karolina lieten behouden. Toen verdeelde men het in Zuid- en Noord-Karolina, en gaf, in den jaare J728, zeven van de agt declen, voor eene zekere fomme, aan den Koning terug ; maar Lord carteret behield zyn agtfte deel, het welk zyn Gellagt nog bezit. Hier ademt men eene zuivere en gezonde lucht in, en teelt er veel ryst en indigo : ook zyn er allerleie vrugt. boomen met voordeel geplant. . V. Nu volgt . . . ? A. Virginie, zo genoemd ter eere van de ongetrouwde Koningin elisabeth , toen haare Admiraals, drake en raleig, in den jaare 1585, daar eene Colonie ftichtten, In deeze G 5 Pro-  ioö virginie. maryland. pensylvanie. Provintie valt veel timmerhout, fuiker, mais, vooral tabak , en de meeste pelteryen. —— Maryland, is in den jaare 1632, door karel den I zo genoemd ter eere zyner Gemaalin , henrietta maria , en wordt bewoond , naar men rekent, door veertigduizend Europeaanen , en zestigduizend Indiaanen, ;die handel dry ven in huiden, ftokvisch, hout en tabak; van den laatften jaarlyks verzendende vyftigduizend vaten, elk van agthonderd ponden , die gegroeid is op den grond der afgehakte Bosfchen. Penfylvanie, dat zestig mylen lang, en veertig breed is, werdt door karel den II van Engeland, in den jaare 1681 , gegeeven aan den beroemden Kwaker, william pen, ter voldoeninge van gelden , die Engeland aan deszelfs Vader, een' Admiraal des Ryks , verfchuldigd was. Hy ging derwaards , ftichtte eene Volkplanting, en noemde dat Land, naar zynen naam, Penfylvanie, betekenende het Bosch-land van pen. Na dat hy er tien jaaren geweest was, keerde hy in Engeland terug; waar hy ge. vangen werdt gezet, om dat hy Koning jacobus den II aanhing. Dan, willem de III fprak hem vry , en beleende hem Penfylvanie ; waarop hy "zich noemde: „ Vorst van Penfylvanie door de genade Gods , en de gunst des Konings en der Koninginne." Men zondt egter derwaards een' Gouverneur, pen zag  pensylvanie. nieuw-yersei ES york. I07 zag zyne Colonie bloeien, en ftierf in zyn honderd en agttiende jaar. Men rekent het getal der Inwooneren op tweemaalhonderd en vyftig duizend Menfchen, Engelfchen, Hoogduit fchers , en Nederlanders; van gezindheid Hervormden , Lutherfchen , Hernhutters en Kwaakers. Deeze fchoone Provintie is won* der wel gelegen tot den handel. Alles groeit er welig. In de Stad Penfylvanie, de aanzienlykfte in handel nevens Nieuw-Tork na Boston, heeft men eene Academie. — NieuwTerfei is zo geheeten naar een Engelsch Eiland van dien naam, om dat het, door Rivieren omringd zynde, een Eiland gelykt. Na dat er de Zweeden eenigen tyd meefier van waren geweest, hernam het karel de II, Koning van Engeland. Vyftig duizend lieden bewoonen deeze vrugtbaare Provintie, die veele graanen en vrugten oplevert. —- Nieuw-Tork werdt voorheen Nieuw-Nederland genoemd, om dat onze West-Indifche Compagnie dit Gewest bezeeten heeft, van den jaare 1617 tot 1667. Zeer veele Vaderlanders zyn er toen heenen getrokken, die Steden gebouwd, Vlekken aangelegd, en de gronden bebouwd hebben. Een verfchil met Zweeden gaf Engeland aanleiding, om het, in den jaare 1664, te bemagtigen ; en by den vrede van den jaare 1667 werdt het aan dat Ryk afgedaan. Veele Afttammelingen der oude Hollandfche Familien woo-  Io3 nieuw-engeland. woonen daar nog, en dryven, nevens anderen, handel in pelteryen, huiden, tabak, paarden, osfen, varkens, lood en hout. V. Hoe veele Landfchappen! A. Wy zyn nog niet ten einde. Voeg er verder by Nieuw-Engeland, door den Admiraal drake ontdekt in den jaare ijoS; doch niet vóór het begin der XVII Eeuw heeft er zich eene Engelfche Volkplanting gevestigd. Koning tacobus de I verdeelde, in den jaare 1606, het land, en gaf het aan eenige En. gelfche Familien, die zich aldaar op den landbouw hebben toegelegd. Sedert heeft men er veele graanen, hout en pelteryen gewonnen. Engeland haalde daar hout tot den fcheepsbouw, waardoor het voor de rykfte en magtpfte van alle deszelfs Provin tien gehouden is, vooral dewyl men er onlangs driemaalhonderd en vyftigduizend Inwooners telde. Nieuw-Engeland kreeg zynen naam van carel den I toen Prins van Wales, en bevat Masfachufet, Connccticut, Rhode-Eihnd en New-Hampshire, is driehonderd mylen lang, en naauwlyks ergens tweehonderd breed. De winter is daar lang , de zomers kort en overheet. Boston, de Hoofdftad, is, nevens drié anderen, Sa. km, Dorchester en Charles-Town, aangelegdin 't jaar 1630, en heeft tien keeren veel geleeden door zwaaren brand. In den jaare 17U1 heeft men te Masfachufet, waar reeds — eene  AKADïA. CANADA. I09 eene Engelfche Academie bloeide, eene Ge- neeskundige Sociëteit opgerigt. Akadia of Nieuw-Schotland, een uitgebreid Gewest, om welks bezitting Frankryk en Engeland langer dan ééne Eeuw getwist hebben, zynde nu van den eenen, dan van den anderen veroverd, tot dat het, ten laatften, na eenen oorlog, in den jaare 1763 , aan de Engelfchen overgelaaten is, moet hier ook genoemd worden. De grond is daar vrugtbaar, die de beste tarw geeft , en verder alle Europefche graanen , nevens veel timmerhout , kalkfteenen , visch en bevers. ——•— Canada , van 't welk Ouebek de Hoofdftad is, ontving eene Colonie in den jaare 1539, en werdt lang door de Franfchen bezeeten, die er timmerhout, pelteryen , leder , graanen , vlas en hennip wonnen. Veele Forten hebben zy daar gedicht: niettemin hebben zy dat Gewest, in den jaare 1763, aan Engeland afgedaan. Canada heeft vyf groote en veele kleine Meiren, en wordt door veele Rivieren bewaterd, die zich in die van St. Laurem ontlasten. De Zomers zyn daar aangenaam en groei, zaam ; maar de Winters geweldig koud [en lang. Hout, Visch en Pelteryen van Bevers en andere Dieren zyn de voornaamfte zaaken , op welker vangst men zich toelegt. ■ Nieuw-Engeland, waar Boston de Hoofdftad van Masfachufets-Baai is, bevat ook het Land van  11° TERRENEUF. van Labrador en het Eiland Terreneuf, dat zestig Duitfche mylen lang, en veertig breed is, van weinigen bewoond, dewyl het beftaat uit Bergen en Bosfchen , zo wild en woest, dat er geene bekwaame weg is , om van de eene naar de andere plaats te komen, cabot ontdekte dat in den jaare 1497; doch de eerde Engelfche Colonie vestigde zich daar in den jaare 1609. Ten Oosten van deeze Provintie, of van dat Eiland heeft men in Zee de beroemde Bank van Terreneuf, zo dikwerf de bron van twist tusfchen de Engelfche en Franfehe Visfchers , die daar drie foorten van Bakeljaauwen vangen, welken men, na 't afhakken van den kop en het wegdoen der ingewanden, op den oever van het Eiland Terreneuf droogt in de Zon tot Stokvisch. De arbeid is zwaar; maar zeer voordeelig; dewyl één man er foms twee of driehonderd op éénen dag kan vangen. Men rekent, dat de Visfchery, vóór den oorlo- tllfa fchen de gemelde Naden, opbragt drieduizend en driehonderd tonnen gouds. Hierom zeilden, in den jaare i?86, vierhonderd Franfehe Schee', pen derwaards om te vüfchen. i„ den jaare 1713 behielden zy het regt van visfeben, het geen hun reeds in den jaare j6,4 was toegedaan, en ook laater vernieuwd is. V. Wat is er onlangs deezer Engelfche Americaanfche Colonien overkomen? A.  engels c he colonien. UI A. Eene Gebeurtenis', die europa heeft doen verbaasd ftaan; die Engeland eenen allerzwaarften fiag heeft toegebragt ; die der Calonien het grootfte aller Voorregten gegeeven heeft, ik meen de Vryheid; en nog van verre uitzigten is. Laat my deeze aanmerkelyke Gefchiedenis kortelyk fchetzen. Engeland hadt fommigen deezer Colonien gehucht, anderen met het zwaard gewonnen , en eerigen by verdrag verkreegen; waarop dat Ryk die allen, zo door eigen Bewooners als door Hoogduitfckers, fterk heeft bevolkt. In twintig jaaren, dat is, van het jaar 1755 tot '775 » het ééne jaar door het andere gerekend, meent men , zyn vierduizend lieden daarin overgekomen ; doch die verhuizingen hebben federt opgehouden. Dat getal aangegroeid zynde tot omtrent drie millioenen Men. fchen, Helde, gelyk ieder Engehch Burger gewoon is , tot eenen grondregel der Vryheid , en volgens haare Privilegiën , dat zy door niemant gefchat konden worden, dan met eigen toeftemming, en met bewilliging hunner Vertegenwoordigers. Een zodanig regt hebben toch de Engelfchen, als eenen voormuur hunner Vryheid, aliyd flaande gehouden tot afkeering der overheerfching. Op dien grond hadden de Colonien te vooren haar aandeel in geld en benden aan Engeland gegeeven, en in oorlogen onderdeund; zonder welken  112. engelsciie colonien. ken onderftand dat Ryk zyne 'magt in america nooit zo verre zou hebben kunnen uitbreiden , dat het allen Vorsten van europa aldaar de wet kon zetten. Deszelfs handel op de Colonien was mede niet gering, daar drieduizend Schepen uit de Engelfche Havens op dezelven voeren. Maar men was te trotsch geworden, om de Colonien voortaan volgens haare vryheden te behandelen. Willekeurig wilde men de belastingen uhfchryven, en de Volkplantingen dwingen, tot eene blinde onderwerping, tot eene llaafiche gehoorzaamheid aan alle befluiten. Hiervan ontwierpen de Engelfche Staatsdienaars de berugte AEle van den jaare 1764. , waarin verbooden werdt eeuigen eisch in Gerigtshoven te doen gelden, dan op gezegeld Papier, 't welk ten voordeele van 's Lands Kas zou verkogt worden. Zo ras de Colonien dat voornamen, beüooten zy geene goederen meer uit Engeland te ontvangen, ten zy men die ABe introk. Deeze ftoute' Hap verbaasde de Staatsdienaars, die zich niet wisten te redden, dan met eene intrekking van dezelve. Dit gefchied zynde, floegen zy eenen anderen weg in , om het gemis dier inkomften vergoed te krygen , willende het Ryk daardoor redden uit de overzwaare fchulden, waaronder hetzelve zugtte. Zy beflooten naamelyk, in den jaare 1767, eene belasting te leggen op lood, glas en andere din- gen;  ''"wist over belastingen. 113 gen; doch vooral op de Thee, die uit En. geland naar america verzonden werdt. Maar de Colonisten oordeelden, dat haare voorregten daardoor zo wel verkort werden, als door het gezegeld papier, en meenden, dat de Engelfche Regeering haar wilde misleiden. Door tegen woelen bragten zy het zo verre, dat de belastingen op lood en glas werden ingetrokken; doch die op de Thee bleef, onder voorwendfel, dat het Ryk zyne achtbaarheid behoorde te bewaaren, en voor de Colonien niet in alles kon onderdoen. Maar toen beflooten de aanzienlykde Vrouwen geen Thee meer te drinken, en 't gemeen volgde dat voorbeeld. Hierdoor verkogt de Engelfche Oost-Indifche Compagnie, jaarlyks, vyf of zes millioenen ponden minder. Om deeze in haar verlies te gemoed te komen, Honden de Staatsdienaars aan dezelve toe den vryen invoer van Thee, mids men in america alleen drie penningen op 't pond daarvoor zou betaalen. De Colonien klaagden daarover aan den Koning en het Parlement; maar vonden geen gehoor. Zy booden aan, zelve eene belasting te willen uitfchryven; maar men verwierp dat. De Compagnie zondt dan een Schip, met Thee gelaaden, naar Boston; maar het misnoegde Volk fmeet dezelve in Zee, V. Hoe geviel dat bedryf aan Engeland? A. De vertoornde Staatsdienaars in Enre- IX. deel. H lZnd  114 oorlog met de colonien. land ftooven geweldig op, en dreigden wraak te zullen neemen. De Regeering van Boston boodt daarom aan, de fchuldigen te ftraffen, en de verlooren Thee te vergoeden, het geen men fmaadelyk van de hand wees. Hierop werdt, in den jaare 1774, de Haven van Boston geflooten, de Privilegiën der Stad vernietigd, en foldaaten daarin gelegd. Dit bragt de Colonien in alarm, die aljen de party der Stad trokken, waarop een Burger-kryg begon. Engeland trok er weinig voordeel van , dewyl het, behalven de oorlogskosten, honderd en zesënzeventig millioenen, jaarlyks, in den handel miste. Voornaame Steden des Ryks fmeekten des den Koning en het Parlement de herroeping van dat befluit; doch het mogt niet baaten. De Veldheer gage maande intusfchen de Colonien tot eene verzoening met Engeland; maar de gisting was te groot, om er naar te luisteren. Lord bute was de aanlegger van het werk ; maar Lord north werdt voor den uitvoerder gehouden. De Colonien wilden toen op de Bank van Terreneuf visfchen; maar dat werdt verhinderd. Dit vergrootte de verbittering. Boeren, Burgers, Handwerkslieden greepen de wapenen aan, toen zy hoorden, dat een Engelsen leger ter overkomfte gereed ftondt, om hen met geweld tot onderwerping te dwingen. De Vrienden der Colonien in Engeland beweerden , dat vreem-  oorlog met de colonien. itj vreemde Mogendheden, onverwagt, gebruik zouden kunnen roaaken van den twist, waarvan de gevolgen fchroomelyk zouden kunnen zyn; maar de Staatsdienaars luisterden niet. Dus verviel de handel in Engeland. Frankryk werdt daarop ter hulpe aangezogt door de Colonien, 't geen gereed was om troepen aan dezelven te zenden. Engeland, zich daartegen in kragt verzettende, meende alles in éénen veldtogt af te doen; maar men bedroog zich. De Americaanen, eerst in den oorlog onbedreeven , werden foms wel overwonnen; maar, vegtende, leerden zy ook overwinnen. Toen moest het Ryk, geen volk genoeg hebbende , om hen te onder te brengen , troepen in Duitschland koopen, en naar america overvoeren. Dit kostte geweldige fommen. — Men rekende eiken ruiter, eer hy daar was, op duizend guldens. Men zondt Bemiddelaars aan de Colonien ter vereffeninge van het gefchil ; maar men kon eikanderen niet vinden. Daarop verklaarde men de Americaanen voor rebellen: handel en omgang met hen werden verbooden. Zy, zonden des , in den jaare 1776, Gezanten naar Frankryk, Spanje, Portugal en naar ons Vaderland, in naam hunner staaten , om verbonden van handel te fluiten , waarin zy meer beoogden , dan zy te kennen gaven. En nu, zeide één der Engelfche Parlements - Leden , dat hoorende, aan H 2 Lord  II6 xiii vereenigde staaten. Lord north, nu zyn de Amerkaanfche Colonien voor ons verboren! De uitkomst heeft de waarheid gejeerd. Franhyk was het eerfte Ryk, dat derzelver Gezanten met open' armen ontving, en een verbond met hen floot. Anderen maakten zwaarigheid. Wy talmdenmaar volgden naderhand. Intusfchen wapenden zy zich kloeklyk te land en ter zee. Haare Kapers namen tien Engelfche Koopvaarders van Jamaica, die men drieëndertig tonnen gouds waardig fchattede. Men rekende, dat zy tweehonderd en dertig Kapers in zee, en zesëntagtig duizend mannen te lande in de wapenen hadden. Zodanige magt was gedugt voor Engeland. V. En dat was alles, wat zy deeden? A. Neen ; zy maakten ook een Wetboek voor de Natie ten tyde des oorlogs, en verbonden zich, in den jaare 1777, ten naauwfien aan eikanderen, naamelyk, New■-Hampshire, Masfaehufets , Rhode - Eiland , Conne6licut\ Nieuw - Tork , Nieuw - Terfy , Penfylvanie \ Delaware, Maryland, Virginie, Noord- en Zuid- Karolina , en Georgië; die thans genoemd worden de XIII vereenigde staaten van america. Hierop verfcheenen de Buit. fche troepen in america, gekogt van de geenen, die ten duurden pryze deeze lieden leverden, om hunne onfchuldige Landgenooten die, vóór etlyke jaaren , de flaaverny in Duitsck.  WASHINGTON. ÏI? Duitschland ontvlugt waren, en Vryheid in america vonden , het juk te gaan opleggen. Heel Engeland fchreeuwde tegen deeze handelwyze, en voorfpelde den Staatsdienaaren de noodlottige uitkomst; maar zonder vrugt. ■ Nieuw-Tork en Canada werden wel' gewonnen; maar vierduizend zevenhonderd en vierenzestig Handel-huken in Londen gingen, geduurende deezen kryg , bankerot. george Washington verfcheen aan het hoofd des Americaanfchen Legers. Hy was in Virginie gebooren uit aanzienlyke Ouders in den jaare 1733» werdt al vroeg Landopzigter van zekere ftreek in zyn Gewest, daarna Majoor in dienst van hetzelve, vervolgens Gezant naar eenige Indiaanfche Volksftammen , en daarna diende hy, als Colonel, tegen de Franfchen aan de rivier de Ohio. Hierna werdt hy in zyn Vaderland Raadsheer, en, in den jaare 1765, gaf men hem het opperbevel over de legermagt der Americaanen, in den oorlog tegen de Engelfchen, waarin hy zich gedraagen heeft als dén der uitfteekendfte Veldheeren der tegenwoordige Eeuw. Er is geen treffender proef geweest van de grootheid zyner ziel, dan toen hy, zyn Vaderland, na zo lang vegten en arbeiden, in vryheid gebragt hebbende, alle zyne bedieningen neerlag, en alle belooning weigerde, verkiezende voortaan als een gemeen Burger te leeven zonder eenig gezag. Ook H 3 trok  Il8 'engelschen geslaagen. trok hy in den oorlog geene foldy; maar nam alleen ecnig geld aan tot vergoeding der kosten zyner open tafel. Hy is vermogend, en mogelyk de grootfte Landbezitter van america. V. Wat gebeurde al verder? A. De Engelfche Veldheeren , howe ea bourgoyne , konden weinig uitvoeren tegen hem, die vogt wanneer de kans fchoon ftondt; die week, wanneer men hem te magtig was; die meest draalde, om den vyand uit te mergelen, en daardoor hem voornaamelyk verwon. De Americaanfche Veldheer gates bragt den Engelfchen Bevelhebber bourgoyne, by Saratoga, een zwaar verlies toe: want na twaalfhonderd man hem afgedaagen te hebben , namen zy hem mee zesduizend foldaaten gevangen. Toen deeze laatften de wapenen zouden neerleggen, liet de edelmoedige gates zyne benden weggaan , om geene getuigen te zyn van de fchande der Britten, of fchuldig te worden aan eenige mishande. ling omtrent de overwonnenen, die, in verfcheiden' gevallen , zich wreedelyk gedraagen hadden tegen de Americaanen. Deeze braave daad heeft gates naam vereeuwigd. En franklin , bewerkte een volkomen verbond met Frankryk in den jaare 1778. V. franklin is, meen ik, bekend? A. Zou benjamin franklin, in zyne jeugd een  FRANKLIN. Ilp een Drukkers-jongen, daarna een Boekdrukker in Philadelphia , vervolgens eèn groot Wys. geer, voorts een Postmeeder , eindelyk een Redder zyns Vaderlands, een Staatkundige en Gezant der XIII Americaanfche staaten aan Frankryks Hof, toen hy reeds meer dan ze. ventig jaaren telde, niet bekend zyn ? Hy en Washington hebben den grootften naam en glorie in die beroemde verlosfing behaald. Als Wysgeer, deedt hy de grootfte ontdekkingen in de Ele&riciteit, en de meeste voordeden , welke hy daardoor aan het Menschdom deedt, waren de bewyzen, dat er eene volmaakte gelykheid was tusfchen het Vuur van de EleBriciteit en den Blixem, kerende, door gefpannen roetaaien draaden boven Kerken, Toorens en Huizen, dezelven te bewaareri tegen het hemelsch vuur. Hierom heeft men te Parys onder deszelfs Beeldtenis gefchreeven : Eripuit ceelo fulmen, fceptrumque tyrannis (Hy heeft den hemel den blixem, en den dwingelanden den fcepler ontwrongen")" welke grootfpraak wy laager fchatten dan een ander: ., Alt er hts orbis vindex , utriusque lumen (de Redder der andere Waereld, een licht van beiden )" ■ Van hem verhaalt men, dat hy, eens in Engeland zynde, en op een Landgoed in eene peinzende geftalte de Theems befchouwende cn gevraagd zynde, waarop hy zat te denken, antwoordde: „.Ik H 4 be-  120 de COLONIEN VïRDEEDIGD. bepeins de onvoeglyke verdeeling van magt Cnaamelyk van de Colonien) en beklaag, dat de grootfte Rivieren van america onderworpen zyn aan eenen zo geringen ftroom, als ik thans befchouw!" Men leerde daarna wat by met dit zeggen bedoelde. V. Hoe liep het verder, na franklins onderhandeling, te Parys? A. De jonge Marquis de la fayette verliet met eenige benden dat Ryk, om openlyk de Americaanen te helpen. Lord north deedt een voorftel tot verzoening; maar het kwam te laat. De Americaanen ftonden nu, in magt, den Engelfchen gelyk, welke verwoed, om dat deeze vyanden zo veel verin ogten, veele plaatzen fchandelyk verwoest, ten. gates verweet zulks den Engelfchen Veldheer vaughan op eene treffende wyze. Misnoegen rees hierna, wegens de geduurige verliezen en de vorderingen der Americaanen, onder de Engelfche Staatsdienaars. De Her. tog van richmond frelde zelfs in het Parle. ment vcor, den Koning te verzoeken het afdanken van zulke Staatsmannen , welker gedrag, zeide hy, aanliep tegen de Menschlievendheid, den Godsdienst en de Staatkunde. Eindelyk, na zeven jaaren lang geoorlogd te hebben, moest Engeland, om niet alles, vooral den heelen handel te verliezen , bukken, en de Vryheid der Colonien, op den 4 Ju.  vrede met engeland. 121 ty '783> erkennen, waarop een verbond omtrent den wederzydfchen handel geüooten werdt. Dus kreegen de Colonien, in zeven jaaren tyds, haare Vryheid, voor de helft van het geld, dat Engeland in één jaar hadt uitgegeeven. Tagtig duizend Menfchen, naar men rekent, zyn in deezen kryg omgekomen , waarvan veelen op fchepen of in gevangenisfen geftorven zyn. Hoe zeer (trekt het niet der menfchelyke natuur tot fchande , dat de Vryheid , waar zy ook geplant is, of gebloeid heeft, gewoonlyk met bloed heeft moe» ten befprengd worden. Overgroote fchande en niet minder nadeels heeft dus Engeland, door het onzinnig beleid zyner Staatsdienaaren, ondergaan. Sedert den vrede blyven de XIII Amerkaanfche staaten, gelyk men ze thans noemt, kloeklyk bezig, om alles op eenen geregelden voet te brengen, waarvan zy onlangs een zonderling voorbeeld gegeeven hebben, door hunne Unie op eene andere wyze te regelen. Gaan zy dus voort, dan worden zy, door den tyd, een ontzaglyk Volk ter zee en te lande. Alle Zeemogendheden van europa zullen veel daar by lyden , en waarfchynlyk onbekwaam zyn, om hun door den oorlog de wet te zetten. Zy zullen zich met den tyd meefter maaken van het grootfte deel des Koophandels, en men zal hun moeten ontzien. Te lande zullen zy vreefelyk H 5 wor-  123 indiaansche volken. worden voor Spanje, en wee Mexico, wet andere Spaanfche Colonien in noord-america.' zo zy lust krygen, hunne landpaalen verder uit te zetten. Mogelyfc zal de Voorzienigheid hen gebruiken , om wraak te neemen van al het onfchuldige bloed, door de Spanjaarden onder de arme Indiaanen voorheen vergooten, dewyl hetzelve nog niet gewrooken is. —— Hoe het zy, het zal hun aan geene magt ontbreeken , dewyl de Bevolking er zo fterk gaat, dat het getal der Inwooneren, gelyk men rekent, na zeven jaaren, meer dan vier en een halve milüoen Menfchen zal bedraagen. En hoe veel zegt dat niet? V, Welke zyn de binnenlandfche Indiaanfche Volken, die zich in de Noorderlyke Gewesten bevinden? A. De ChaStaws, Creeks, Cheroquois, Iroquois ("de magtigfte Natie aldaar) Illinois , Esquimaux, Mountaineers en anderen, die in verdrag liaan met de Engelfchen. Het Land van Labrador behoort aan hun; maar is één van de barfte oorden der Waereld ; niet geheel bekend ; doch omringd door ontelbaare Eilanden. De Zee is daar met groote klompen ys bezet: twee derde deelen daarvan dryven onder water; het overige fieekt er wel honderd voeten boven uit. Deeze brokken komen uit het Noorden, en Zuidwaards aandryvende, ftooten zy eikanderen in Huk, of,  noorderlyke landen. 123 of, door de warmte los geworden, zinken zy weg. Het vaste Land, waar de oppervlakte ongelyk, en met groote fteenen bedekt is, valt ter bebouwinge onbekwaam. De Bergen zyn er talryk, hoog en vreeslyk. In 't midden van July komt eerst de Zomer, en in September begint reeds de Winter, 't Land levert meest Pynboomen; maar Noordwaards ziet men geen kruid meer. Beeren, Wolven, Vosfen en Rendieren, en maar weinige Menfchen, bewoonen deezen treurigen oord. Walvisfchen , Lengen en Zalmen fpeelen daar in de kille wateren. ■ De daar woonende Esquimaux aan de kusten , donker van koleur, en onaangenaam van wezen, zyn, ongetwyfeld, oorfpronglyk uit Groenland: ook fpreeken zy dezelfde taal. Zy leeven van Zeekalven , van Rendieren, Visfchen en Vogelen, hebbende geen brood, en drinkende alleen water, 's Winters moeten zy, om de geweldige koude in holen, diep onder den grond, leeven , 's Zomers in tenten. Zy tellen alleen tot zes, en hunne zamengeltelde getallen gaan niet hooger dan éénentwintig: wat daar boven komt is by hun eene menigte. Geen Volk onder de Indiaanen van noord-America is er, of het fchynt eenig denkbeeld van eene Godheid te hebben; maar alles is zo duister en verward, dat men er geen byzon- der  124 LEVENSWYZE IN 'T NOORDEN. der berigt van kan mededeelen. Vyf Volken zyn daar van de anderen afgezonderd, muntten boven hen uit, en worden meest gevreesd wegens hunne kennis , behendigheid en moed m den oorlog. Voorts keven zy zonder Overheden. Men merke bier aan, dat de willekeurige Regeeringen asia verpletterd hebben, en dat nog onderhouden; maar dat africa en america door veele Wilden zonder Overheden bewoond worden. De geesfels van asia hebben de Spanjaarden in Mexico en Peru overgebragt. , Laat ons dft befluiten ^ eenige Aanmerkingen omtrent de wilde NoordAmericaanfche Volken. Zy zyn ^est Vis. fchers en Jagers. Eene jagtparty gaat foms tweehonderd mylen verre, en is dus zeer vermoeiend. Zy zyn weinig in geta, * uk hoofde van gebrek, honger, koude, afmatting en oorlogen. Men vindt hun niet zo zagt en onderdaanig, als de Natiën van het Zuiden, maar Kerker door eene koude en harde opvoeding. Runde en befchaafdheid moet men niet by hen zoeken: egter toon den zy zich gastvry jegens de Europeaanen • maar afkeerig van derzelver Maatfchappy en Zeden. De Canoes zyn hun meefterfluk en allen zyn verzot op dans, en fpel, en drank. V. Liggen er in die Zee geene meer Eilanden van naam, dan Terreneuf i A.  menigte van eilanden. I25 A. Zeer veelen, by voorbeeld, de Bermudifche , de Antilies , de Lucaifche of BahajKfl-Eilanden , de Karibifche in twee ryen, eene tegen het Oosten, en eene andere tegen het Westen. De eerften noemt men de Eilanden boven, en de tweeden de Eilanden onder den wind, om dat in deeze Zee de Pasfaat-wihden altyd van het Oosten naar het Westen gaan : dus hebben de Eilanden ten Oosten deezen wind eer dan de Westelyken, die gezegd worden onder den wind te liggen. Deeze laatften worden ook Caracques geheeten , van welken eenigen behooren aan de Franfchen, anderen aan de Engelfchen , aan Spanjaards , Hollanders of Deenen. Alle deeze Eilanden leveren eene ongelooflyke menigte van Koffy, Suiker, Katoen, Tabak, Honig, Indigo, Cacao, Mais, Roucou (eene 100de verw(loffe) nevens Olyven, Vygen, Citroenen en Oranje.appelen. Iets zonderlings, maar zeer treurigs , verhaalt men van den Engelfchen Admiraal drake , die de Waereld rond voer , naamelyk , dat hy , op Anguilla, één der Karibifche Eilanden , fchoon gewapend en zich verweerende , door de Landkreeften leevend verflonden werdt. - Meer Oostwaards ontmoet. men de Azorifche of Vlaamfche Eilanden, door Vlaamingen, dat is , door Nederlanders uit Vlaanderen ontdekt. V.  126 luciitsgesteldheid. V. Nog ééne Vraag omtrent hoord-america: ,, Is de lucht aldaar niet zeer ongezond?" A. Laat my U, over 't algemeen, dat is, ten aanziene van zuid- en noord-america , antwoorden. De lucht is in de XIII Ameri* caanfche Colonien veel beter dan te vooren, vooral federt zestig jaaren , in welken men Landen ontgonnen , en zwaare Bosfchen omgehakt heeft. Verfcheiden' Planten bloeien er nu , het geen men voorheenen niet zag. Maar de koude is er niet verminderd; dewyl de Noordewind , eerst door de Bosfchen merklyk gefluit, nu onbelemmerd doorwaait. Canada is vooral overkoud om de onbebouwde Landen , groote Meiren , diepe Moerasfen en zwaare Bosfchen. De Bewooners der gemelde Colonien worden er niet oud, waarvan de oorzaak nog onbekend is. — Car- thagena en Panama worden voor de ongezondfte plaatzen geacht : want de Eurqpeaa. ven , die daar aankomen , behouden hun blos maar drie maanden. Daarop volgen bleekheid , verdvvyning van den gloed der oogen, en begeeving van kragten ; alleen veroorzaakt door eene al te flerke uitwaasfeming des lichaams wegens de groote hette. -— Onder de zogenoemde verzengde Luchtflreek vindt men , het welk zeer vreemd is , minder warmte in america, dan ter zelfder plaatze in  ziekten. 127 in africa. (bladz. 4) De Sneeuw op de Bergen in Peru verkoelt de lucht ongemeen ; en de Oostewind , op Zee koel geworden door derzelver opgaande dampen, brengt mede veel toe ter verdryvinge der hette. De Spanjaarden hebben er de Kinderziekte gebragt ; een treurig gefchenk aan america. De Broeder van Keizer montezuma was de eerde van rang , die er door weggenomen werdt. Deeze krankheid moet daar zeer doodelyk zyn , dewyl de Americaanen , vooral in het Noorden , eene zeer harde opperhuid hebben , die altoos naakt is , en daarby zeer geflooten Zweetgaten , waardoor de pokjes moeilyker by hen uitkomen , tragtende de inwendige gisting, veeltyds te vergeefs , eenen uittogt door de harde huid te bewerken, 't Sluiten der Zweetgaten zou men daar minder vermoeden ; maar zy veroorzaaken dezelven , door naakt in het water te fpringen, of koud water op het hoofd te werpen by eenen aanval van koorts , om dezelve daardoor te maatigen. — In Paraguay vindt men eene foort van melaatsheid, en elders de by ons bekende , of andere onbekende Ziekten. Tc  123 darten. panama. Tegenwoordige Staat van Zuid-America. V. Gaan wy nu over tot zuid-america? A. Dit kunnen wy doen , doorreizende de beroemde Land-engte van Darien, die by Panama de twee ongemeene groote deelen van america van eikanderen fcheidr, of, zo men liever wil , door rotzen zamenhegt. Hoe veele Natiën in zuid-america , vooral in de binnen fie deelen , woonen , is onbekend. De Je/uiten zeggen daar ontdekt te hebben de Chunians en Huilans , waar by anderen voegen de Cefares en Argueles: dan, met deezen willen wy ons niet ophouden, en liever dit zonderlinge aanmerken , naamelyk, dat er een groote keten van Bergen, beginnende aan america's zuidelyken uithoek by de Straat van Magellan , zich uitftrekt, op een weinig afdands van de ftille Zuidzee, door de geheele lengte van zuid-ame. rica's vaste land, welke Bergen, tusfchen Lima en St. Jago, Cordilleras dos Andes genoemd worden: dat deeze Bergen , gekomen aan de landengte van Darien, zich wel in-  panama. darien. 129 inkrimpen, doch niet afgebrooken worden: dat zy de langëngte van Darien of Panama doorloopen, en in noord-america, langs de kusten van denzelfden dillen Oceaan tot Ca* lifornie, reiken. Op veele plaatzen zyn deeze Bergen honderd Duitfche mylen breed, en fommigen hebben eene geweldige hoogte, beftaande meest uit fteenklippen, die vrugtbaare Valeyen tusfchen beiden hebben. -1 - In Tierre Firme, of Terra Firma, zo genoemd, om dat de Spanjaarden aldaar, als op het vaste Land van dit Waerelddeel, allereerst hunnen voet gezet hebben, liggen de twee Provintien Panama en Darien, en meer binnenwaards het nieuwe Ryk van Granada. In de eerden vindt men weinige mynen, en het land valt bergagtig , geplaagd met fterke regenen ; des de Spanjaarden hetzelve al lang zouden hebben verlaaten , zo er niet hunne twee gewigtige Zeehavens lagen, aan de beide zyden der landengte , ik meen, Panama aan de llille Zuidzee, en Porto Bello aan den anderen kant, en wel ten Westen, van waar men naar europa door den Noorder Oceaan zeilt. De laatlte Stad werdt, in den oorlog tusfchen Engeland en Spanje, ten jaare 1759 door den Admiraal vernon deerlyk verwoest. Dan deeze beide Zeehavens , hoewel zy de fleutels tot de gemeenfchap der Zuid- en Noord-Zee zyn, zullen afneemen, wanneer IX. deel. I Span*  13° carthagena. granada. Spanje bepaalen zal, altoos om Kaap Hom te vaaren. Carthagena is deszelfs vei- ligfte en fterkfle Zee-haven aan Darien's landëngte, nevens Santa Martha ; doch weinig bevolkt en liegt bebouwd. Dewyl men in den beginne van daar haalde kostbaare droogeryen, eenige edele Gefteenten, en vooral Smaragden, begon er de handel te bloeien; doch fints de Galjoenen, uit europa komende, den handel daar moeten beginnen, en zich daar ook tot de terugvaart uitrusten, is Carthagena de fchoonfte en rykfte Stad van america geworden. V. Wat ligt er meer ten Zuiden? A. Ten Zuiden by de Linie ligt NieuwGranada, dat hooge gronden heeft, vrugtbaar is, en edele Gefteenten, nevens veel goud, oplevert, vooral by Popayan en Choco, waar de gouden korrels op de oppervlakte des gronds liggen. De lucht is daar onder den grond zo koud, dat men niet in de mynen werken kan; des de flaaven daar niet veroordeeld zyn tot zo zwaaren arbeid als elders. De Steden, die daar bloeien, dry ven fterken handel op Carthagena. Akkerbouw en konsten neemen er toe. Het Land is wel bevolkt; doch ten Oosten nog weinig bekend. Het Landfchap Venezuela, door alonzo de ojeda ten jaare J599 ontdekt, gaf Keizer karel de V aan de velsers , die toen de rykfte Kooplieden van europa waren, en hem  cochenille. kina. 131 hem groote fommen gelds gefchooten hadden, tot een leen , onder voorwaarde van het te onder te brengen, en eene Volkplanting daar te ftichten. De velsers gebruikten daartoe Duitfche Krygslieden, die er liegt huishielden, en alles uitplonderden, des zy van de verdere onderneeming moesten afzien, en alles laaten vaaren , waarna Spanje dat Landfchap weer aanfloeg. — In het Landfchap Quito is Loja of Loxa thans beroemd wegens de menigvuldige Cochenille, die daar valt, en nog meer door de heerlyke Kina of Peruaanfchen bast, by den Berg Kajanuma, van koleur wit of geel; doch de roode is de beste. Dit voortreffelyk Geneesmiddel voor het Menschdom is, in den jaare 1738, eerst bekend geworden, toen de Gemaalin des Onderkonings, door eene anderdaagfche koorts bezogt, door hetzelve geneezen werdt. Hiervan kreeg de Kina den naam van Pulvis Comitisfe (Graavinne Poeder) om dat zy het den Lyderen liet toedienen; doch de bezorging van dat middel haar te lastig vallende, gaf zy dat over aan de Je/uiten , waarom men het federt noemde Pulvis Jefuitarum (Jefuiten Poeder) —— In de fchoone Stad Quito is eene Spaanfche Academie; maar meer vermaardheid heeft een edele arbeid buiten dezelve gekreegen na den jaare 1736, naamelyk, die van don georg juan , en antonio I 2 d'ul-  Ï32 meeting van ééN graad. d'ulloa, nevens bouguer, de la condaMiNE, godin, en couplet, alle Franfehe en de eerde Spaanfche Sterrekundigen, welke, ten koste hunner Koningen, de grootte ééner graad van de breedte aldaar naauwkeurig gemeeten hebben, vermids die Stad byna regt onder de Linie ligt, om, .uit vergelyking der Waarneemingen, door maupertius' en andere Geleerden by Tornea in Lapland gedaan, eene nadere bepaaling aangaande de waare gedaante des Aardkloots'te kunnen maaken. V, Hoe deeden zy dat? A. Deezen moeilyken arbeid ondernamen zy in de vlakte van Taraqui, een Dorp jen Noord-Oosten van Quito, van July tot December, meetende eene lyn, die ten grondflage hunner afmeetinge zou dienen. Hier, in een mul zand treedende , vonden zy zich bloot gefield aan hette, onweêren en zwaare ftortregens. Daarna maakten zy eene Kaart van het Land en de Bergen, om de driehoeken regelmaatig te kunnen bepaalen, waarna men befloot de Bergen op te klimmen, naamelyk, georg juan d'ulloa nevens godin beklommen het Gebergte Pambamarka; maar antonio d'olloa, bouguer en de la condamine de rots van de Pichinca, welke met fneeuw en ys bedekt was. Vier uuren moesten de laatflen klauteren , eer zy boven kwamen, d'ulloa viel voor de eerflemaal in flaauw-  MEETING VAN ééN GRAAD. I33 flaauwte, en kon er niet voor den volgenden dag opkomen. Daar zynde maakte men eene hut, die hen pas kon bevatten, om hen te dekken tegen fcherpe koude en vinnige winden , terwyl zy foms met eene dikke wolk bedekt waren, het geloei des donders boven Quito hoorden, en de blixemftraalen diep beneden hen in de valeyen zagen vliegen, en intusfchen, boven, ftil weder hadden. Dan, wen de wolken hooger dreeven , hadden zy hagel en fneeuw, en zulke felle winden, dat zy vreesden, of onder de fneeuw begraaven, of van boven gedort te zullen worden. Ligtlyk kan men denken, welke ongemakken zy, die gewoon waren in een warm klimaat te leeven, hier moesten uitftaan. Stooven moesten hun ter verwarminge dienen. Meermaalen waren zy verpligt de fneeuw van 't dak hunner hut te haaien, zou zy niet inftorten. Wegens de mist kou foms geen dag gekend worden. Ryst was hun voedfel. Sneeuw moest vaak tot water gefmolten worden. Vier maanden bleeyen zy op de Pichinca, om dat het weder zo dikwerf de Waarneemingen vertraagde; en, omtrent zeven jaaren, waren zy allen aan dat werk bezig, 't welk aan het oogmerk der Koningen beantwoord, en de Geleerden verlicht heeft. V. Welke Landen liggen hier naby? A. Guiana, in den jaare 1635 door de I 3 Fran-  134 GUIANA. Franfchen in bezit genomen , maar door de Hollanders daarna veroverd; in den jaare 1644 weer aan de eerden gekomen, maar daarna door de Engelfchen verwoest, en door de onzen herwonnen, waarop het wederom in den jaare 1676 door de Franfchen bemagtigd, en dus zesmaal van bezitters veranderd is: Guiana, zeg ik, is, voor een groot deel, het eigendom der Franfchen, van waar zy fuiker, koffy, verwhout en andere dingen haaien, 't Ongemeen vrugtbaar zo genoemd Eiland Cayenne is het gewigtiglle , dat zeer bekend is door de Gom Elastique, die uit eenen boom vloeit, van Tekenaars overbemind, dermaate uitrekkende en inkrimpende, dat handichoenen, fchoenen en laarzen, die daarvan gemaakt zyn, een kind en ook eenen volwasfen man pasfen. ■ ■ ■ Op de Kust van Guiana bezit Amfterdam de Colonie Suriname, zo genoemd naar de Rivier van dien naam , welke , wegens de ongezonde lucht, van de Franfchen verlaaten werdt in den jaare 1640, waarop de Engelfchen dezelve in bezit namen; maar, in den jaare 1667, door de Hollanders onder het bevel van den ZeeKapitein krynsun verdreeven werden , die het, by den vrede van Breda , behielden. De algemeene staaten voeren daar het oppergezag, die, by eenen opfland der flaaven, welke foms een deel der Colonie afloopen, ge.  suriname. eereice. esseouebo. I35 gelyk in de jaaren 1750, 1751 en 1757 gebeurde, krygsvolk derwaards zenden, en den Gouverneur der Colonie aanftellen. Men vindt er meer dan vierhonderd Plantaadjen, die door omtrent vyfëntagtigduizend flaaven bearbeid worden, opleverende veel koffy, fuiker, tabak, katoen en boomvrugten. ■■■ De Colonie Berbice, aan de Rivier van dien naam, dertig uuren westlyker dan Suriname gelegen, eertyds behoorende aan de Zeeuwfche Familie van pceres , maar nu ftaande onder eene byzondere Sociëteit van Amjlerdamfche Kooplieden , brengt dergelyke dingen voort: op beiden is de vrye vaart vergund in den jaare 1732. Na eenen geweldigen opfland der flaaven, werdt dezelve, in den jaare 1763, geheel door hen afgeloopen, en veele Christenen geweldig vermoord ; doch naderhand herwonnen, waarop de belhamels geftrafc zyn. —-— Esfequebo, twintig uuren noord waards aan de Rivier van dien naam gelegen , nevens de Plantaadjen van Demerary aan eenen droom, mede zo geheeten, werden lang door onze Vaderlanders bezogt: ten minsten voer men reeds ' daar heenen in den jaare 162i; doch zy werden door de Engelfchen ten jaare 1665 veroverd, daarna door de Franfchen geplonderd; maar zyn, twee jaaren laater, weder in onze magt gekomen. In den laatften oorlog met de Engelfchen werden zy beiden door hen I 4 ge-  136 st. eustatius. saea. gewonnen; doch door de Franfchen, hernomen , en ons terug gegeeven. Suiker en koffy worden meest van daar gehaald. Middelburg benoemt den Bevelhebber van dezelve, gelyk de Zeeuwen daar fterkst op vaaren, — St. Euftatius , een klein Eiland, door den Engelfchen Bevelhebber rodney deerlyk geplonderd in den jaare 1781, dewyl het een Magazyn .van Europefche en Americaanfche waaren was in den oorlog tusfchen de Americaanen en de Engelfchen; doch daarna door de Franfchen hernomen, en ons met een deel der gevonden fchatten terug gegeeven. Saba, een nog kleiner daarby liggend Eiland, van buiten eene rots, van binnen eene aan- genaame Valey. $,, Martin en Kuras- fau of Curacao moeten daarby gevoegd worden, en behooren tot onze bezittingen, die Tabak, Katoen, Indigo, Cacao, Oranje-appelen , Citroenen, Ananasfen, Pompoenen en andere edele Gewasfen leveren. . Maar de groote Eilanden, Kuba, Jamaica en Domingo behooren aan Spanje, Engeland en .Franbryk; doch de minderen, als St. Croix, St. Jan en St. Thomas, zyn het eigendom der Dcenen. V. Dus bezitten wy daar maar kleinigheden? A. 't Strekt weinig tot onze eer, dat wy «iet meer in onze magt hebben het welk wy te  brasilien gewonnen. I37 te vooren bezaten. Beneden Guiana ligt, ten Oosten aan de Zee, een zeer groot Land, tusfchen de Rivieren der Amazonen en de la Plata, wel zeshonderd mylen lang, Brafil of Brajtlien genoemd, pebro alvares catral, naar Oost-Indie zeilende, doch door ftorm hier aangedreeven, ontdekte hetzelve, by toeval, in den jaare 1501, Na den dood van den Portugeefchen Koning hendrik den II, werdt Brafil door philips den II van Spanje bemagtigd. Dan, onze West-Indifche Compagnie zondt derwaards den Admiraal jacob willekens in den jaare 1624, die St. Salvador veroverde. Die Stad ging daarna verlooren; doch de twee Admiraalen, pieter pietersz hein eil hendrik lonk, met Ver- fterking derwaards afgezonden , In de jaaren 1627 en 1630, maakten aanmerkelyke veroveringen in Brafils Noordelyk deel. Graaf jan maurits van Nas fan, tot Gouverneur van Brafiüen in den jaare 1636 benoemd zynde , bragt de Noordelyke Provintien geheel onder het gebied der staaten, die er veel voordeels van trokken. Maar vier jaaren lanter vielen de Portugeezen van Spanje af, en juan de IV, Hertog van Braganzr, toen Por* tugals nieuwe Koning, maakte met ons een heiland van tien jaaren, terwyl elk behieldt het geen hy hadt: wy naamelyk de zes Noordelyke Provintien. Op dat verdrag verI 5 trou-  I38 BRASILIEN VERLOOREN. trouwende trokken wy in den jaare 164a onze meeste krygsmagt terug. De Beftierders aldaar verzogten , in den jaare 1653 , verfterking , of anders het Volk van daar af te haaien, gelyk ik U te vooren verhaald heb (VIII Deel bladz. 322, 323) maar met de overweeging van dit. ftuk werdt zo veel tyds in ons Vaderland gefleeten, dat de Portugeezen ons alles benamen. Zy vulden ons de hand met agt milioenen guldens, in den jaare 1661, voor al het veroverde, waarmede wy ons dwaaslyk lieten afzetten. V. En dus . . , . ? A. Dus verboren wy het heerlyk BrafiHen, dat fuiker, huiden, katoen, balfem, faffraan , amber , jaspisfen , knftal , goud , diamanten , en het zo genoemde Brsfilienhout levert, het welk in onze Tugthuizen tot verwftofFen geraspt wordt. Men oordeele van de winsten, welken dit Land opgeeft. In den jaare 1738 zyn van daar te Lisfabon aangebragt Diamanten, die veertien millbenen guldens waardig gefchat zyn. Dan, deeze edele fteenen zyn niet het allermerkwaardigfte onder de dingen, welken men daar aantreft: aldaar is iets in de natuur, het geen ons meer verbaazen moet, ik meen de Rivier der Ama. zonen , door de Inboorlingen Maragnon genoemd. Zy is misfchien de grootfte der geheele Waereld, zynde agthonderd mylen lang, aan  tucuman. rio de la plata. Ï39 aan Zee vyftig mylen breed, kunnende men, tien mylen ver*in den Oceaan, haar zoet water befpeuren. Welk een verbaazende droom' Laager af, ten Oosten van de Andes, heeft men Tucuman en Rio de la Plata, die aan Chili grenzen, en onder het bewind van den Spaanfchen Onderkoning van Peru ftaan. Deeze twee Ryken zyn van eene verbaazende uitgeftrektheid , aan welken men dertienhonderd mylen lengte, en duizend in de breedte geeft. Tucuman wordt in twee deelen ondeifcheiden. Ten Zuiden heeft het eene eindelooze open vlakte, bykans zonder eenigen boom. De grond is er niettemin vrugtbaar, door veele ftroomen bevogtigd, altyd groen, doch fchaarsch bevolkt; maar de Paarden en Runderen, uit europa hier overgebragt, zyn des te meer vermenigvuldigd, waardoor de Spanjaarden fterken handel met Peru dry ven , en veele huiden naar europa zenden met goede winsten. Maar Tucumans tweede gedeelte, ten Noorden van Rio de la Plata, waar de Spanjaarden uit hun Vaderland aankwamen , en, uitgezonderd BuenosAyres, nergens eenige vastigheid van belang hebben, noemt men Paraguay. V. Hiervan heb ik eens iets byzonders hooren vernaaien*? A, Waarfchynlyk , dat de Jefuiten , die daar gekomen waren ter bekeeringe der arme In-  140 't ryk der jesuiten. Indiaanen , aldaar een Koningryk gedicht hebben volgens eene wonderbaare Staatkunde, die van veelen niet wel begreepen is. Reed's in den jaare 1715 hadt men den aanleg van dat werk onder het oog des Spaanfehen Konings gebragt; maar er was geen geloof aangeflaa. gen. Den opfland der Indiaanen in den jaare 1731 verweet men den Jefuiten ; maar de Geestelyken hunner Orde in Spanje wisten >s Vorsten oogen te verblinden. Men zeide of ontdekte daarna, dat zy, jn hun gedicht Paraguyaansch Ryk, eerst over vyftig, maar in den jaare 1750 over driemaal honderdduizend Indiaanfche Huisgezinnen het gebied voerden : dat zy vyf millioenen Ryksdaalders inkomsten trokken: dat zy de nieuw bekeerden - zwaar lieten arbeiden, en op Zondagen in de wapenen oefenden: dat zy hunne onderhoorige Indiaanen van de verkeering met Spanjaar. den afhielden, om hun Koningryk geheim te houden: dat hetzelve vierhonderd mylen groot was in den omtrek, waarvan zy Stichters Wetgeevers en Priesters waren, en dat zy beter gehoorzaamd werden, dan eenig ander waereldlyk Vorst. De Portugeezen lagen intusfchen wel driehonderd mylen van dit Ryk af; en , daar er tusfchen beiden andere Indiaanen woonden, lieten de Jefuiten deezen in eenen wilden zwervenden ftaat, niets doende tot derzelver bekeering, maar hen houden- de  't ryk der jesuiten. 141 de tot eenen voormuur, om de geenen, die lust mogten krygen tot eenen togt naar het Paraguyaansch Ryk, daarvan af te fchrikken. Dan, alle deeze voorzorgen werden eindelyk door God verydeld, welke in deeze Geestelyken niet langer verdraagen wilde een bedryf van heerschzugt, nadeelig voor Volken en Koningen. De twee Vorsten van Spanje en Portugal, ferdinand de VI en johannes de V, kwamen toch overeen, om de grenzen van beider gebied in zuid-america nader te bepaalen ter voorkominge van gefchillen, daarover reeds te veel gereezen. Wanneer men zulks in den jaare 1752 zou uitvoeren, 't geen de Jefuiten vrugtloos getragt hadden te beletten door het zaaien van oneenigheden tusfchen die Vorsten, rokkenden zy de ƒ«diaanen op, om zulks met de wapenen te voorkomen, 't welk volbragt werdt. Maar twee jaaren laater kwamen de Spanjaarden en Portugeezen tot een vergefyk: dan de laatften hadden, geduurende dien kryg, uit onderfchepte brieven ontdekt, dat de Jefuiten deszelfs ftookers en oppermagtige Heeren in Pa* raguay waren. De Koning van Spanje, dat nagevorscht hebbende, liet, in den jaare 1767 , niet alleen de Jefuiten in zyn Ryk by nagt grypen , bannen en naar Italië voe. ren ; maar ook die van Paraguay door bucarelli , den Stadhouder van Buenos-Ayres, van-  14a peru. vangen, en naar europa overbrengen. Dus werdt het Ryk der Jefuiten aldaar, nevens alle hunne toekomende inzigten, geheel vernietigd , en er is de minste kans niet overgebleeven tot eenig herftel. V. Wat fchiet er nu nog over? A. Peru zou nu eene beurt moeten hebben; maar, by de Gefchiedenis van deszelfs ontdekking en verovering, is zo veel gezegd (bladz. 83—93) dat wy er nu alleen zullen by voegen, dat Peru nog weinig bekend is ten aanziene zyner voortbrengfelen. dombey, een Fransch Genees- en Natuurkundige, heeft ten minsten onlangs van daar gebragt twee of drieduizend Planten, van welken meer dan twee derden ons geheel onbekend zyn ; een groen zand, dat, in het vuur geworpen, eene bevallige vlam geeft; beenderen in den grond gevonden, en daar in zilver verkeerd; kostbaars fteenen, ons onbekend; yzeren llaaven, aan de Spanjaarden vreemd, dewyl zy, waanende dat er geen yzer was , dat met veele kosten uit europa overvoeren; nevens lange masten, hoewel hy in de Bergen van Chili eene foort van Pynboom gevonden heeft, die meer dan honderdënvyftig voeten hoog en geheel regt groeit. ! Men heeft in dat Land by Potofi overryke Zilvermynen, en by Guancavelica of Propefa Kwikzilver gevonden ; gelyk ook Platina del Pinto , van fom-  platina del tinto. lima. 143 i fommigen onder de halve, van anderen onder de heele Metaaïen gerekend, zynde eerst bekend geworden in bet jaar 1749. liet is een witagdg goud , omtrent zo zwaar als egt goud, .maar bros, het geen door Bedriegers gebruikt is, om het waare goud te vervallenen; des de Koning van Spanje belast heeft de Mynen, waarin het voorkwam, toetefluiten , en de doodftraf te zetten op de geenen, die het zouden bewerken. De Natuurkundigen zagen hetzelve met verwondering , en voegden dat, als het zevende Metaal, by de zes anderen. Dewyl de voorige Eeuwen daarvan niets geweeten hebben, moet ik U laaten zien het geen my daarvan ten gefchenke gezonden is. Laat ons voortgaan. ■ ■ ■- Lima, de fchoone Hoofdftad van Peru, werdt, in den jaare 1747, door .eene gewei, dige Aardbeeving dermaate gefchokt, dat vyfduizend Indiaanen het leven verlooren : zy is egter daarna herbouwd, en er heerscht nu eene ongemeene pragt. ■ Callao werdt mede in dien tyd door de Zee-golven zo jammerlyk overvallen, dat er niet één fteen op den anderen bleef. Voor het overige heeft Peru nog één Landfchap , en wel het voornaamfte onder het bewind des Onderkonings, het geen almagro hadt willen bemagtigeiv; doch daarin geftuit is geworden. {bladz. Sa) V.  144 chili. V. Hoe noemt men dat"? A. Het voert den naam van Chili, zynde eene naauwe ftreek lands, die zich negenhonderd mylen langs de kust aan de ftille Zuid-Zee uitftrekt, welke, by trappen, onder de Spaanfche heerfchappy is gekomen. Beszelfs bergagtig deel blyft in het bezit der oorfpronglyke Bewooneren, die verfchrikkelyke Nabuuren zyn voor de Spanjaarden, dewyl zy, twee Eeuwen lang, in eene geduurige vyandichap met de laatften geleefd hebben. De Luchtftreek is er overaangenaam, en men kan zeggen, dat zy naauwlyks door eenige andere in de geheele Waereld overtroffen wordt. De Goudmyn van Petorca is daar boven anderen beroemd wegens de fchoonheid van het metaal , dat zy opleverde. Alle metaalen worden hier gevonden, vooral in het Landfchap Coquimbo. De grond is ongemeen vrugtbaar. Koorn, wyn, en olie -zyn er zo overvloedig , als in europa. Alle vrugten, daar gebragt , worden ryp. Onze Dieren zelve verbeteren daar-, en de Paarden, welken men er nu heeft, overtreffen de Andalujifche, van welken zy afdammen. Daar men- er goud, zilver, koper en lood vindt, zou men zeggen, dat dit overbeerlyk Land meest van de Spanjaarden bewoond zou worden ; maar neen, het is, voor het grootfte gedeelte , nog onbewoond, Er zyn maar tagtigduizend blan-  chili. land van magellan. T45 blanken , en driemaal meer Lieden van een vermengd ras. Maar Spanje is eindelyk wys geworden, en begint de vaart des handels te verleggen, dat is, het opent thans eenen lynregten weg op Chili, door Kaap Hom om te zeilen, om de goederen, daar vallende, die eerst den weg op Panama na. men , om in hunne eigen havens met Euro. pefche Koopwaaren verwisfeld te worden, zelve uit Chili af te haaien , en anderen terug te geeven. Dus zal dit 's Lands gelaat zeer doen veranderen, en Chili zal de Koornfchuur van Peru en van andere Landen aan den dillen Oceaan worden. V. Wat is het laatfte Land van zuid- america? A. Men noemt dat het Land van magellan. columbus ontdekte america: balbao zag, dat dit Waerelddeel van Oosl-Inclie gefcheiden was: magellan vondt, dat het ten Zuiden door de Zee omfpoeld werdt. Hierdoor blyven de Naamen deezer drie Mannen in de Gefchiedenis vereeuwigd. Een vierde nloet er nog bykomen , zo dat mogelyk zy, naamelyk de naam van hem , die ons zal aanwyzeu , of america ten Noorden, al of . niet, en zo ja , waar aan asia gehegt zy. —— Dan, laat dit onzekere ons niet aitrekken: ik wilde U zeggen, dat magellan america's uithoek ontdekte, waar de Zee om dat Waerelddeel heen fpoelt, en dat, federt, IX. deel. K zyp  I46 patagoniers. zyn naam aan dien uithoek gegeeven is, gelyk ook aan de Straat, waardoor hy allereerst in de ftille Zuidzee kwam. Van de fchoone Rivier Rio de la Plata af, tot het uiterfte van america's Zuidelyk punt telt men, langs de Kust, eene ftreek lands van driehonderd mylen , zonder hoornen, waar flegts een lang grof gras groeit, dat ten voedfel dient voor Runderen, Paarden en Honden, die den Spanjaarden ontkomen, en daar verwilderd zyn. Hoe veel verfchilt dan dit Land niet van het fchoone Chili! ■ Van de daar woonende Volken weet men weinig; alleen, dat de Patagoniers, die zich daar ophouden, geene reuzen zyn; maar een kloek Volk, byna of geheel wild. De Huik lam , eene Natie, die aan 't uiterfle van america's Zuidelyken hoek woont, zyn arm, ellendig en woest. ■ ■ jacob le maire ontdekte, in den jaare 16x5, eene andere Straat, veel veiliger ter doorvaart dan die van magellan , naamelyk, tusfchen het Staarten-land en het Eiland Tierra del Fuego, 't welk, door magellans Straat, van america's Zuidelyken uithoek gefcheiden is , wanneer men Kaap Hom of Hoorn omvaart, welke naam daaraan gegeeven is door willem corneLisz schouten van Hoorn , aan wiers boord le maire , als Opperkoopman, was, en die met hem dezelve, in den jaare 1616, heeft omgezeild. Sedert is die Straat naar den  ontdekkers. den naam van le maire genoemd geworden. Na dien tyd is de gevaarlyke Straat van magellan, om de geweldige winden, die daar van de Bergen affluiten, in onbruik geraakt. Van daar komt men in de ftille Zuidzee, waar onze Vaderlanders, willem cornelisz schouten en abel tasman , onder anderen, de Eilanden Rotterdam, Middelburg en Amfterdam in de voorige Eeuw ontdekt hebben. Het laatfte ligt, nagenoeg, onder de Stad van dien naam in ons Vaderland, en dus zo verre van dezelve, als mogelyk is , dat is , eenen halven cirkel der Aarde. Dus is het daar middag, wanneer het op het gemelde Eiland nagt is, en daar nagt, als het hier middag is. De Engelfchen en Franfchen hebben, in de jaaren 1768 , 1772—1775' de gezegde ftille Zuidzee op nieuw doorkruist, om andere ontdekkingen te doen. Onder de voornaamflen telt men by- ron , wallis, carteret , bougainville , en vooral den beroemden Zee-Kapitein james cook, verzeld van de Heeren banks, solander , en de beiden forsters , alle groote Natuurkenners , die niet alleen de genoemde drie Eilanden , door de onzen zo lang te vooren ontdekt, gevonden hebben, maar ook anderen, als Fidfchi, Wauw au t Tofua, Kalofoy, Kamango, en de Happi-Eilanden, nu onder den naam van Vriendelyke Eilanden, wegens den aart der Bewooneren, best beK 2 kend.  otahttee. kend. cook heeft veele ontdekkingen aldaar gedaan , en der Zeevaart overgroote diensten beweezen, door veelvuldige nadere bepaalingen van de lengte en breedte der plaatzen. Zyne uitgegeeven' Reizen bevatten fchoone zaaken. Veel nieuws heeft men door hem van het zonderling Taïti of Otahitee , ook wel George'' Eiland genoemd, bekomen, 't welk binnen hooge bergen heeft, die fchoone gezigten geeven , en veele fraaie Landfchappen , die bedekt zyn met de rykfte voortbrengfelen der natuur, alles in eene behaaglyke wanorde , welke de konst nimmer kan navolgen. Men telt er zeventig duizend Indiaanen , bruin van koleur, doch fommigen byna zo blank als de Europeaanen, ongemeen vriendelyk en goedaartig. Hunne Huizen, Sieraaden, Vischtuig en andere dingen vertoonen zeer veel konst, vooral hunne klede. ren, die zy maaken van den bast eens Heesters , welken alle Inwooners rondom hunne Huizen planten. De Franfchen hebben denzelven den naam van Linnenboomen gegeeven, om dat de Eilanders daarvan een fyn en gelyk linnen toeftellen, van dezelfde natuur als papier, maar veel buigzaamer en min aan fcheuren onderworpen , van eene, vry groote breedte. Van den beroemden cook heb ik veele ftaalen van zodanig linnen , tot kleederen gemaakt, dunner en dikker, wit, geelagtig of met verfchillende koleuren geverwd op eene wyze, die  juan fernandez. 149 die onbekend is, ontvangen: ook vrouwenrokken , gevveeven van draaden van Planten, mogelyk van de groote Americaanfche Aloe, van welken zy ook hunne Netten breien, die eveneens als de onzen zyn. Niemant kan ze , om der fraaiheid wille , zonder verwondering zien. De beroemde banks en solander, habben op 'dit Eiland eene groote menigte van nog onbefchreeven Planten, Visfchen en Vogelen vergaderd. En het is vreemd, dat deeze Reizigers het leenroerig Itelfel op andere Eilanden in deeze Zee gevonden hebben. —— Het Eiland jfuan Fernandez is by ons bekender geworden door de Roman van robinson crusoe , welke gefmeed is uit de gevallen van alexander selkirk. , een Schot, die, door eenen Engelfchen Zeekapitein , wegens hooggaande oneenigheden, aldaar aan land gezet zynde, na vier jaaren en vier maanden in eenzaamheid zyn leven gefleeten te hebben, door den Bevelhebber rogers van dat verblyf verlost werdt in den jaare 170 3. Daar hy in al dien tyd met niemant gefprooken hadt, was hy zyne taal zo zeer vergeeten, dat hy, aan rogers boord .komende, naauwlyks fpreeken kon. Meer andere Eilanden in deeze groote Zee, vroeg of laat ontdekt, van welken de beroemde cook ons de beste befchryving gegeeven heeft, zullen ons, als min behoorende tot ons plan, niet ophouden, K 3 V.  I5Ö godsdienst van america. V. Wy gaan dan over, misfchien tot eenige byzonderheden ? A. Dit willen wy doen, en dus tot den Godsdienst, die in america plaats heeft, overgaan. Godsdienst. Karakter der Indiaanen. Onderwerping. Beftier. Foortbrengfelen. Goud en Zilver* Handel. Ontvolking. Voor- en Nadeel der Ontdekking. V. Welke Godsdienst heeft plaats in america ? A. De Heidenfche, dat is, de Afgodery is de oorfpronglyke Godsdienst, en was, ten tyde der ontdekking van dat Waerelddeel, daar algemeen , van het Noorden af tot het Zuiden; doch niet in alles dezelfde. Die van Mexico was vreefelyk. Elders hadt zy haare byzonheden. De Onfterfelykheid der Ziel werdt daar geloofd. De goedertieren Regeerder der Waereld heeft toch gezorgd, dat de gewigtige denkbeelden van eene Godheid, van de Onfterfelykheid der Ziel , van eenig onderfcheid tusfchen goed en kwaad , van belooningen en ftraffen na den dood, en van een Waereldbeftier, niet geheel en al zouden verlooren gaan,  godsdienst in america. 151 gaan , om dat de welvaart der Maatfchappy zo vast daar mede verbonden is. Men vormde egter vreemde denkbeelden van het toekomend leven. Algemeen hadt men eene Overlevering van eenen Zondvloed. De twee bcginfels, het goede en het kwaade , zyn een Leerftuk der oude Perpaanfche Godgeleerdheid, waarby zy liet Vuur, als de werköorzaak der natuur, gevoegd hebben. Dan, hoe vreemd is het , dat men in Peru hetzelfde vondt! De Spanjaarden bragteu daar het Evangelie in den fmaak der Roomfchen; doch de vorderingen, die zy daar gemaakt hebben, zyn altyd gering geweest. De Handel heefc er eenige Jooden heen gelokt. De Engelfchen en Hollanders hebben de zuivere Leer van het Evangelie daar gepredikt. In de XIII Americaanfche en Engelfche Colonien woonen allerleie Gezindheden, die er eene vrye Godsdienstoefening hebben; Hervormden, Leden van de Engelfche Bisfchoppelyke Kerk, Presbuteriaanen , Independenten , Mennoniten , Hernhutters, Kwaakers en anderen. Toen de Engelfchen verfcheiden' fchoone Landftreeken in noord-america bemagtigd hadden , en de Bisfchoplyke Kerk van Engeland de Puriteinen en Kwakers, onder de regeering van karel den I, vervolgden, zo dat zy geen duur in hun Vaderland hadden, weeken de laatften naar america , waar zy veele Gemeenten deeden bloeien, en een groot geK 4 tal  ij2 godsdienst in america. tal der Inboorlingen bekeerden. De yver van john eliot blonk boven anderen uit, waarom by den naam van den Apostel der Indiaan fche Proteftanten verkreegen heeft. Hy leerde met eene ongelooflyke moeite de Landtaal van Vtrgixie, en bragt in dezelve bet Oude en Nieuwe Testament over, die hy in die Provintie te Kambridge liet drukken. En, door andere Leeraars bygeftaan , bragt hy, zegt men, binnen korten tyd, meer dan het vierde gedeelte der Inlandèren tot de belyde- nis van het Evangelie. in de wyduit- gebreide Spaanfche Landen is het Pauslyk Regtsgebied ook ingevoerd. Paus alexanoer de VI gaf aan Koning ferdinand de Tienden van alle ontdekte Landen, en julius de II fchonk hem de befchikking over alle Kerkelyke Waardigheden. Dan, die twee Pausfen bedagten niet wat ze weggaven; des hunne Opvolgers dikwerf daarover geklaagd hebben. Hiervan is de Koning van Spanje het hoofd der Americaanfche Kerk, en heeft het bedier der inkomden. De Pausfelyke Bullen worden er niet afgekondigd , ten zy de Koninglyke Raad der Indien dezelven goedkeurt, waaraan Spanje de rust van america moet toekennen. Het Kerkbeftier is gelyk als dat van Spanje geregeld. Men heeft er éénen Aartsbisfchop , en voorts Bisfchoppen , Dekens en andere Geestelyken, in drie rangen verdeeld; in Curas, of Wykpriesters; in an- de-  ROOMSCHE GODSDIENST. 153 deren, Do&rineros genoemd, die zorgen moeten voor de Gewesten , bewoond door /«• diaanen, die aan Spanje onderworpen zyn, en in deszelfs befcherming leeven; en, eindelylt, in de Misfioneros, of zulken, welke de Indiaanfche Stammen moeten bekeeren. De Spaanfche Kerk van america is zo geweldig ryk, dat bet alle derikeeelden té boven gaat: want het Bygeloof munt daar uit met eene onbedenkelyke ftaatfie. De Kloosters, daar ingevoerd, zyn, gelyk overal, fcbaadelyk voor de Bevolking. Dewyl de Spaanfche Leeken daar beftierd worden door Geestelyken, nog dweepzieker en ongeletterder dan in europa, maaken zy de grootfte denkbeelden vau Klooster-heiligheid. De Spaanfche Vorsten hebben zulks wel willen, maar niet kunnen beletten. Geestelyken, die in hun Vaderland op geene bevordering te hoopen hadden, worden derwaards gezonden. Door een lui en gemakkelyk leven bekoord, leggen zy zich niet toe op de Letteren: hierom heeft america, in anderhalve Eeuw, naauwlyks éénen Schryver uitgeleverd, die de achting van europa verdient. Verre van eenig opzigt verwyderd , liggen deeze Geestelyken, naauwlyks, aan eenigen band. De gierigen dryven handel, en zuigen de Indiaanen uit. Anderen leeven in wellusten ; doch het gedrag der Jefuiten is verdeedigd door alle Spaanfche Schryvers, die de ongebondenheden der Geestelyken van anK 5 de,  ï5+ R00MSCHE GODSDIENST. dere Orden gegispt hebben. De middelen, ter verbeteringe in het werk gefield , hebben zodanige Herders zeer wel weeten te ontduiken. De vrugt van de Evangelie-prediking is des geringer, dan men verwagt zou hebben van den yver der Monniken, of van hunne heerfchappy, die zy over de Indiaanen bezitten. Wat betekent toch hen aan te neemen tot Kerkleden zonder toereikend onderwys ? Wat nut deedt een Priester, die vyfduizend Mexicaanen op éénen dag doopte, en niet afliet dan door vermoeing, die hem belettede langer de hand op te heffen? Welke is de verlichting of godzaligheid van een' Roomfchen Indiaan, wiens geheele kennis beftaat in een kruis te maaken, of een Ave Maria op te zeggen? Wat helpt het, als men het Volk laat blyven by het oude Bygeloof? Hierby pleegen zy,. buiten het oog der Spanjaarden zynde, nog Afgodery. Laat er ons byvoegen de onvatbaarheid der Indiaanen , voor welker onaangekweekte verflanden de Leer van het Evangelie onbegrypJyk is. En, eindelyk, is de onverfchilligheid van die ongelukkige Volken nog grootar dan hunne onbekwaamheid. Alleen ingenomen zynde met het tegenwoordige, denkt niemant op de toekomende beloften of bedreigingen van het Evangelie. Hierom befloot eens de Kerkvergadering te. Lima het Avondmaal aan geene Indiaanen uit te deelen. En zo al iemant zich op eene Hoo-  karakter der indiaanen. 155 Hooge School mogt oefenen, geen Indiaan wordt tot Priester geordend. V. Hoedanig is het Karakter der Indiaanen ? A. Van gelaat zyn zy bruin, om dat de hette daar minder is, dan in africa, waar dezelve de oorzaak van het zwart is. Het hoofdhair is regt, lang en digt. Het lichaam wordt befchilderd. Rood, blaauw en geel zyn de geliefde koleuren. De Vrouwen hebben een bekrompen verfland, geene verhevenheid van ziel, geene ftoutmoedigheid, hellende uit haaren aart tot werkeloosheid. De Mannen kennen weinig liefde, zyn kleinmoedig, vreesagtig, niet dapper by eenen openbaaren aanval, maar listig, lui, wreed, en woedend in het neemen van wraak: zy zouden toch , dwong er hen de lucht niet toe, geene hut maaken, of er niet uitkomen, zo de nood en 't gebrek zulks niet vorderden. Hoe zeer is dan het Menschdom hier verlaagd ! Vrouw en Kinders te mishandelen, zich dronken te drinken , tabak te rooken, gevangenen te pyningen, Menfchen te eeten, in luiheid zamen te liggen, en niet te zorgen, zyn de laage daaden der Mannen. De noodzaaklykheid van het wilde leven, zegt men, is het beginfel van die barbaarschheid. de la condamine getuigde in den jaare '743» ^at er» m ^e binnenlanden van bet Zuiden, toen minder Menfcheneeters waren, dan  I56 karakter der indiaanen. dan voorheen. Onder wontezuma's regeering, zegt cortes, zyn er honderd en vyftig te Mexico geofferd. In zodanige fpyze te eeten en aan de Afgoden te offeren , ook in het dooden der ouden hebben fommigen de reden gezogt, waarom God de flagting, die door de Spanjaarden onder de Americaanen gemaakt is, heeft toegelaaten. Maar wat peilen wy hier de diepten des Godlyken Beftiers? De oorfprong van zulke gruwelen blyft duister. Koelhartigheid ging daarmede gepaard. Een oud Man gaat in het graf, voor hem gegraaven, zitten (want ouden maakt men dus van kant, en zy zyn er mede te vrede) rookt eene pyp, neemt een llok Herken drank, doet eenen ftrop om zynen hals, en twee anderen haaien dien toe. Nog eens, welk eene verlaaging van het Menschdom! Maar is koelhartigheid, by het aanfehouwen des doods, 'niet algemeen by alle wilde Volken zo verregaande, dat de wreedfte pynigingen niet in ftaat zyn, om derzelver ftand. vastigheid te doen bezwyken ? En wat is er de oorzaak van? Wat anders , dan de vroeg in het hart geplante heldenmoed , of de vroeg, tydige gewoonte,, van zulke gnjwcjyke ver. tooningen te befchouwen. Een Kind ziet zynen Vader, zyne Moeder en veele anderen zo fterven ; en waarom zou hetzelve, oud geworden zynde., op eene andere wyze, uit het leven gaan? De Mexkaanen, zegt men, zyn  GESTELDHEID DER INDIAANEN. 157 zyn thans zagt, goedwillig en vriendelyk , daar zy te vooren wreed waren : maar flaat niet een onbefchaafd mensch , vooral die onder het juk zit, van het eene tot het andere uiterfte over? ——— By de verovering van america vondt men niet éénen, die kezen of fchryven kon. En nog, mag men zeggen, is er niet één, die denken kan. Domheid , geringheid van doorzigt, en gebrek van geheugen zyn hun eigen. Kinders zyn wel vlug in hunne jeugd; maar die vlugheid verdwynt daarna. Alen heeft dat toegelchreeven aan dikke en taaie vogten , die in de kindschheid rasfer bewoogen worden; doch daarna verminderen. Dit rust op deeze Waarneeming , dat de pols in kinders honderd en agtmaal in ééne minuut flaat ; tweeënzeventigmaal in eenen gezonden , die tot in de vyftig jaaren telt ; en flegts vyfënvyftigmaal in iemant, die boven de zeventig jaaren oud is. Veele woorden, als tyd, duuring, ftof, lichaam en anderen , worden in hunne taal niet gevonden; en zy hebben ook geene woorden, om deugd, regtvaardigheid, wysheid , erkentenis , of ondankbaarheid uit te drukken. Zie daar andere proeven ten vertooge van den kindfehen ftaat , waarin het Menschdom daar nog is. V. Over zulk een Volk konden de Spanjaarden ligtelyk heen zitten? A. En zy hebben niet min gezorgd, om hen  153 spaansch bestier. hen altoos in onderwerping te houden. Elf Geregtshoven , Audiences geheeten , zyn daartoe opgerigt. Gemeenfchap met andere Volken is hun daarenboven verbooden. En , om alle Colonien van Spanje afhanglyk te maaken , heeft men elk verpligt, zyne kleeding en andere dingen uit dat Ryk te ontvangen. Öit moest aan hetzelve eenen verbaazenden handel geeven in de XVI Eeuw , voor welke overge•zonden' goederen men veele dingen terug kreeg; doch geene andere , dan Spaanfche Schepen mogten dezelven vervoeren : geen vreemdeling zelf mogt in america komen : geen vreemd vaartuig werdt in eenige Haven ontvangen. Dus hieldt men de Colonien en de Indiaanen in teugel : opftand was er des niet te dugten. Door deeze iireek van ftaatkunde , van welke Spanje het eerfte voorbeeld gaf, Honden de Colonien, twee en ééne halve Eeuw, onder de heerfchappy, en zy blyven er nog onder. Dan , toen men begreep , hoe ongezond en doodelyk veele Luchtftrecken voor de Europeaanen waren ; hoe moeilyk landen , met Bosfchen beflaagen , te ontginnen zyn , of bekwaam te maaken tot den landbouw ; hoe er handen te kort fchooten ; en hoe traag en liegt noeste vlyt beloond werdt; bekoelde de drift in Spanje, om america te verkiezen , zodat er , zestig jaaren na de ontdekking , flegts vyfcienduizend Spanjaarden gevonden werden , gelyk m'en zegt,  rangen onder. 't volk. 159 zegt, doch dat waarfchyrdyk te laag gedeld is. Het gaat vast , dat de Volkplantingen nadeel moesten lyden, om dat de verdeelde Landen te groot vielen ; om dat de aart des beltiers de Planters te veel drukte ; en het Bygeloof al te ryke gefchenken aan de Geestelyken uitreikte. Evenwel is het getal der Spanjaarden met den tyd daar aangegroeid, en zy werden in verfcheiden rangen verdeeld, by voorbeeld, in Spanjaarden, uit europa gekomen , de eerften in rang en magt, Chapetones genoemd , die alleen de posten van belang mogen bekleeden , om verzekerd te kunnen zyn van af hanglykheid : deezen dryven handel en worden ryk. —— In Creoles , Afftammelingen van Europeaanen, die zich in america hebben neergezet, en meestal, het leven doorbrengen in ongebondenheden: zy zyn laaghartig door Bygeloof, en lusteloos wegens de verzwakking van hunnen geest in een heet Gewest, ook wegens het ftrenge ftaatsbeftier , en de benomen vryheid van te kunnen opklimmen tot eenen hoogen rang , leevende des meest in twist met de Chapetones, welken Spanje aanftookt , op dat zy zich niet mogen vereenigen tegen het Moederland. -—— In Mulattoes, lieden die afkomstig zyn van een' Neger en een' Europeaan ; of in Mestizos , gebooren van een' Europeaan , in welken het Africaansch zwart, het Americaamch koper, en het Eurqpeaansch blank,  lOO RANGEN ONDER HET VOLK. blank , trapwyze kleurveranderingen geeven. — In Negers uit america , meestal gebruikt in huis als dienstbooden; des zy zich een' toon van meerderheid boven de Indiaanen hebben aangemaatigd, welken zy onbefchoft behandelen , waaruit een onverzoenlyke haat tusfchen beiden is ontdaan. •■ ■ — In indiaanen , de laagfte klasfe van lieden , doch vry verklaard , en geregtigd tot de voorregten van Onderdaanen. —— Ieder Indiaan, van het vyftiende tot vyfcigfte jaar , moet eene jaarlykfche fchatting aan den Koning geeven ; doch overal niet even veel : de middelbaare fomme is agt fchellingen , 't geen , naar 't eerde voorkomen , gering , doch op veele plaatzen zo zwaar is , dat het zeer drukt. Zy moeten der Maatfchappy dienen , dat is , gebouwen helpen dichten , bruggen en wegen maaken , of in de mynen werken , het geen zeer ongezond is , en veelen doet omkomen. • In fteden worden zy door Overheden, in Dorpen door Caziques geregeerd. In geen Wetboek verneemt men grooter oplettendheid of meer voorzorg omtrent de zekerheid, den welftand en 't'geluk der Onderdaanen, dan in het Spaanfche, dat voor america is opgedeld. Maar wat maakt de wetten kragteloos ? alleen de wyde Zee , dat is de groote afftand tusfchen het gezag , 't welk de Wetten in Spanje geeft, en de magt; die ze in america moet uitvoeren. Dus hebben de  KOORN EN PLANTEN. l6t de Indiaanen veel te lyden, of door de gierigheid van byzondere perfoonen, of door de knevelaaryen der Overheden. Onredelyke taken worden hun vaak opgelegd; de tyd van arbeiden wordt verlengd, en zy zugten des onder allen hoon en verongelyking. Maar, waar en hoe lang is niet de Eer van het Christendom door eene al te harde behandeling der flaaven zeer befmet ? V. Welke voortbrengfels leveren de Americaanfche gronden? A. Koorn , doch het groeide niet , voor dat men den al te vetten grond mager maakte — Erweten en Turkfche Boonen wasfen er fchoon —•Druiven willen nergens groeien, buiten Chili; en zo al in eenen oord, dan valt de wyn flegt ——— Maniok , eene vergiftige plant; doch die door bewerking eetbaar gemaakt wordt, en het Kasfava-brood levert. Van deeze en andere wortels maakt men vergift voor de pylen der Wüden, 't welk, mengt men er peper onder, zo fterk is, dat, is de opperhuid gekwetst, en komt het in een bloedvat, de dood in ééne minuut daarop volgt. Vreemd is het, dat Dieren, daarmede gedood, niet vergiftig zyn ■ Mats of Indiaansch Koorn De uitmuntende bal- fem van Peru , waarvan men twee foorten heeft, witte en bruine. —Kina, boven reeds genoemd , in welker ontdekking men IX. deel. L Gods  x5a thee.1 planten. Gods medelyden met de zwakheden der Men. fchen roemen moet: zy is toch indedaad voor dezelven nuttiger, dan al het goud en zilver van america. Zuidzee-Thee, zynde het blad van eenen Heester. De Grooten drinken die van Camini, het gemeen die van Paraguay: beiden, in gedaante van bladen, koleur en fmaak veel overeenkomende met de OostInd'tfche. De Mynwerkers kunnen, zonder deezen drank, niet leeven : want de Thee zuivert alle wateren, hoe vuil en verdorven zy ook zyn : verder wordt dezelve, in fcheurbuik en rotkoortzen, als een overheerlyk middel gehouden. —— De Bladeren van de Plant Metl dienen tot confituuren, papier, garen, dekens , linten, fchoenen , wyn , azyn , ea brandewyn: de verbrande ichors geneest wonder.: de harst, die uit de takken vloeit, is een voortreffetyk tegengift: en het fap, uit infnydingen gelekt en gekookt, heeft een fterker dronkenmaakende kragt dan wyn. Zo veel nuttigbeden geeft ééne Plant. ■■■ In Louifiana groeit een Heester, die men den Smeer- of Waschboom QMyrica cerifera) noemt, draagende bezieën, met fmeer omzet, van welken men Waschkaarzen maakt, die zeer fraai en goed zyn , gelyk twee, van daar my gezonden, my overtuigd hebben. — Ook maakt men daar eene foort van brood van Rietgras In Peru groeit de Kaneelboom; maar  cochenille; hoornvee» '163 maar zyne fchors is niet zo goed. als de Ceylonfche. ■ Gom van Cayenne, of Gom elastique, zeer veerkragtig en duurzaam, te vooren reeds genoemd (bladz. 134) zynde een fap , dat door inkerving uit eenen Boom, Heve genoemd, uitzypert, en , federt het jaar 1735, meest bekend is geworden. —• Coche* nille , een diertje , dat tot fchoone roode verw gebruikt wordt, en waarvan men jaarlyks wel voor negen millioenen guldens verkoopt ■■ Huiden van Hoornvee, 't welk zo vermenigvuldigd is in de vlakte tusfchen de Andes en Buenos - Ayres, dat ze nu, by hoopen van dertig of veertigduizend, daar omzwerven: ook zyn er byna even veel in Nieuw - Spanje , die alleen om der huiden wille gedood worden, des men de rompen laat liggen op het veld zonder het vleesch te gebruiken. Men zou van deeze krengen eene befmetting in de lucht te wagten hebben, zo de Voorzienigheid dezelve niet keerde door de menigte der wilde bonden en gieren, die ze verfijnden Voorts veel Koffy, Suiker, Katoen, Indigo, Gember, Kakao, Banillas, Casfie , Tamarinde , Sasfafras , Salfaparil , Ryst, Oranje- en Granaatappelen, Citroenen, Limoenen, Pelteryen in noord-america, en andere dingen, waaronder men de Tabak niet moet vergeeten, welke men dermaate aankweekt , dat Maryland en Virginie alleen, L 2 vóór  ió"4 tabak. eoomen. vóór eenige jaaren, honderdduizend vaten daarvan' leverden. De fchielyke indrang van die gedroogde Plant, ook in Engeland, doet ons zien, dat de volgende vermaaning van jacobus den, I, dien fchynbaar geleerden Koning van dat Ryk, geene groote uitwerking gehad heeft, toen hy zyn Volk dus aanfprak: „ 6 Myne Onderdaanen, onthoudt U van dat onbezonnen gebruik van Tabak , waardoor men zich Gods toorn op den hals haalt, zyne gezondheid ondermynt, zyn huishouden in wanorde brengt, en zelfs den roem des Vaderlands bezwalkt. Wagt u dan van het gebruik van iets, dat fchandelyk is om aan te zien, leelyk riekt, de harsfenen bedwelmt, de long bederft, en welks rook indedaad den yslèlyken walm van het helfche vuur verbeeldt." Hadt hy in dier voege , fommigen vermaand tegen den Vergiftboom, zynde eene foort van Rhus, welken men daar ook vindt, die eenige menfchen door reuk of aanraaking vergiftigt; hoewel hy aan anderen niet het minste nadeel toebrengt, en tevens een voedfel voor Dieren is, men zou hem, ook nu, open ooren geleend hebben. - Men vindt er voorts Pynboomen, Ceders, Esfen,Esdoornen, Populieren, Olmen, Beuken, Eiken, en andere Boomen. Maar het Eikenhout is niet zo vast als het onze, des de Schepen, die daarvan gemaakt worden, niet lang duuren. . Me-  steenen. metaalen, 16} • ' Mohogany-hout , zo fraai als hard , thans in ons Vaderland zeer bekend. • Verder Diamanten uit Brafil, wel grooter maar niet zo zuiver van water, als die van asia : ook Smaragden, Amethysten , Paarlen, doch niet zo fchoon als die van het Oosten. ■ Yzer, weinig en flegter dan dat van europa — eindelyk goud en zilver V. En dat laatfte bedoelt Spanje voornaamelyk ? A. Zekerlyk liet dat Ryk in den aanvang alles vaaren, om veel van die beide Metaalen op te doen. Jn den jaare 1545 ontdekte een Indiaan zeer toevallig eene ryke Zilvermyn te Potojï in Peru; kort daarna anderen, ook van goud , byzonder die van Sacotecas in Nieuw - Spanje ; vervolgens eenigen in Tierra Firme en Granada; waardoor de verzameling van dat Metaal de eenigfte bezigheid der Spanjaarden geworden is. ——. De menigte van die ontdekte Metaalen verbaasde europa ; en men rekent, dat, van den jaare 1492 (den tyd van america's ontdekking) vierën. veertig millioenen ponden llerlings aan goud en zilver, alle jaaren, tot heden toe, in de Spaanfche Havens gebragt zyn: dus, in tweehonderd en vierënnegentig jaaren, voor twaalfduizend negenhonderd en zesendertig millioenen ponden fterlings. Spanje heeft derhalven, in dien tyd, eenen fchat van tweeintwintigduizend millioenen guldens uit ameL 3 rica  l66 staatkunde. rica gebaald. Gewis, dit is eene verbaazende fomme. Dan, dat Ryk moest ook iels terug geeven, en men rekent, dat europa jaarlyks voor ruim vyftig millioenen guldens aan allerleie goederen naar de Spaanfche West* Indien, en, voor nog meer, naar de andere Colonien verzonden heeft. —— In den aanvang overleide Spanje zyne zaaken zeer wel, dat is , onder de regeering van ferdinand , van isabella en karel den V, verfchafte men zelf alles aan america. In Seville waren zestienduizend weefgetouwen aan den gang, en honderd en dertig duizend Menfchen werkten 'daaraan. De vlyt moest, natuurlyk, kragtig daardoor opgewekt worden, en alle Inwooners van Spanje moesten wél daarby vaaren. karel de V wist het zo te beltieren, dat men de magt en den invloed van america's fchatten weinig bemerkte. Mogten de volgende Koningen dat ook gedaan hebben ! Maar philips den II alle Volken ontrustende door oorlogen , moest zyn Ryk van geld en Volk ontbloot worden, philips de III joeg, op eenmaal, byna één millioen der werkzaamfte Onderdaanen weg, toen de wyze Staatkunde hem vrugtloos vermaande , het getal der Ingezetenen te vermeerderen. Spanje hadt, in de XVII Eeuw, daarvan een zo fterk gevoel , dat men de legers niet meer voltallig kon houden. In de tyden van philips den m  gewerkte stoffen. 167 III waren de zestienduizend weefgetouwen van Seville reeds op drie of vierhonderd gefmolten; de Vlooten waren vernield; de Land. bouw verwaarloosd , en de andere Handwerken in een diep verval geraakt. De Spaanfche Koningen, zo wel als de Onderdaanen, dronken geworden door hunne fchatten , verlieten de vlyt ; en de laatlten vloogen in menigte naar america, waar zo veel te haaien was. En moest dan Spanje daardoor niet vervallen? Waaren moest men egter hebben, om america's nooddruft te gemoet te komen. Maar Spanje , toen werkeloos en kwynende, kon ze niet leveren. Des werden de Werklieden van de Nederlanden, van Frankryk, van Engeland en Italië opgewekt, om het ledige Spanje met het noodige te voorzien. Deeze Volken zonden des daar heenen hunne gewerkte doffen, die, op naam van Spaanfche Kooplieden , naar america gingen, gewis voor geen geringen prys. Maar het twintigfte deel der goederen was naauwlyks in Spanje gemaakt: al het overige behoorde den Vreemden, aan welken men den rykdom van america moest overgeeven in betaaling. Dus gingen de rykdommen van dat Waerelddeel zo fchielyk uit Spanje, als zy daarin gekomen waren. Daar dit nog gefchiedt , mag men er in opmerken een zonderling beftier der Voorzienigheid, waardoor de fchatten van america L 4 niet  ï68 handei» niet enkel in Spanje blyven hangen, of daar op één geftapeld worden ; maar nu krygt geheel europa, om zo te fpreeken, iets daarvan: zy worden ten minsten algemeener verfpreid; en de regtvaardige God laat ze niet blyven alleen in de handen eener Natie, die, ten koste van zo veel bloeds , onder de Indiaanen geftort, daaaraan zo gemakkelyk gekomen is. V. Hoe liep de Handel? A. Eerst dreef men den Handel op hetzelve door Galjoenen, en liet alles naar Porto Bello vervoeren, waar de rykfte markt der Waereld, binnen veertien dagen, afliep. In Spanje bragt men eerst de goederen naar Seville ter vervoeringe; daarna keurde men Cadix beter. Maar daar raakte alles in handen van weinige Kooplieden. De zo genoemde Succesjie - Oorlog , in Spanje gevoerd, bragt veel gelds binnen, dat verteerd werdt, en het Ryk deedt herleeven. De Koningen uit het Huis van Bourbon, op den Spaanfchen throon gekomen, flooten, ten voordeele des Ryks, den Vreemdeling buiten, hem verbiedende eenigen handel op america te dryven. Uitlanders, daarover misnoegd, zogren dat aan Spanje betaald te zetten , en begonnen des den fluikhandel. Maar, om dien te weeren, zondt men Kustbewaarders af, het geen Engeland* geheimen handel op de nieuwe wae- RELQ  handel. 169 reld zeer belemmerde. Dit gaf klagten, en daarna oorlog in den jaare 1719. — Toen befloot Spanje de zo genoemde Registerfchepen te zenden tusfchen den tyd, waarin de Galjoenen en Vlooten voeren. Dan, in den jaare 1748 , befloot men de Galjoenen af te fchaffen, en enkele Schepen op Chili en Peru te zenden om Kaap Hom, waardoor Panama en Porto Bello vervallen moeten. america ontvangt nu alles geregeld, en in overvloed. In den jaare 1765 Relde karel de III de vrye vaart op de Windwaardfche Eilanden voor zyn Ryk open, en verbrak de banden, die , door de jaloerschheid des Spaanfchen Hofs, twee en eene halve Eeuw geduurd hadden. Hierdoor viel de fluikhandel, en alles veranderde ten voordeele van Spanje. Ook vergunde hy den vryen handel tusfchen vier Landfchappen, Peru, Nieuw-Spanje, Granada en Guatimala, waarvan de uitflag nog onzeker is; doch hy fchynt wél te zullen uitvallen. Het binnenlandsch beftier is onlangs zeer verbeterd door den zeer bekwaamen Staatsdienaar, don joseph galvez; en, in den jaare 1776, is een vierde nieuwe Onderkoning voor meer afgelegen Landfchappen, als Rio de la Plata en anderen, benoemd. V. Hoe ftaat het met de Bevolking van america? A. Men mag zeggen, dat dit Waerelddeel, L 5 naar  >?0 ontvolking, naar gelange zyner grootte, weinig bevolkt was, en nog is: hiervan loopen de geenen, welke door buitengewoone plaatzen reizen , gevaar van te fterven door gebrek van voedfel. De Ontvolking werdt groot by de vermeestering, en nog meer daarna. De Spanjaarden, de Indiaanen in den beginne aanziende voor fehepfels van een laager wezen, maakten gee. ne zwaarigheid in de verdelging. Men fcbryft, dat fommigen twaalf Americaanen daags gedood hebben ter eere der twaalf Apostelen. Zeker gaat het, dat, twaalf jaaren na de entdekking, maar zestigduizend Inwooners overig waren van ééa millioen. de las casas rekent , dat er twaalf millioenen Indiaanen zyn omgebragt in den tyd van veertig jaaren, of, in den geheelen tyd der Spaanfche geweldenaaryen , vyftig millioenen Menfchen.. Tien Koningryken, waarvan elk grooter en volkryker was dan Spanje, zyn geheel verwoest. Van zulke gruwelen, of liever gezegd, van zodanige Menfchenflagting, meest aan onnoozelen en weerloozen volvoerd, is geen voorbeeld in de Historie , federt het begin der Waereld tot nu toe. Men rekent, dat er nu flegts het twintigfte deel der In. diaanen is, die ten tyde der veroveringe leef. den. Dit maakte zodanigen indruk op de In. diaanen , dat toen de beroemde drake de Stad Domingo in den jaare ij86, hadt inge. 00-  ontv0lkinc. Ï7I nomen, de Inboorlingen, door overmaat van wanhoop, overfloegen tot eene ongehoorde zamenzweering tegen de natuur, (zal ik het zo noemen 1) dat is, om niet meer by hunne Vrouwen te flaape-n, en Kinders te winnen , die ilagtoffers van zulke veroveraars zouden worden. Deeze bedenkingen vervullen het hart met afgryzen. Het bloed deezer ongelukkigen is nog niet gewrooken, hoewel cortes en de drie pizarro's veele ellende geleeden hebben, en in verragting geftorven zyn. Daarin moet men , hoewel ay mishandeld zyn in hunne zaak, eene regtvaardige Voorzienigheid erkennen. En wat moet men zeggen, als men ziet wat aan Spanje zelf vergolden is? Dat Ryk heeft america ontvolkt; maar het is zelf-ook ontvolkt geworden. Tot welk eene laagte is het in onzen tyd , ondanks zyne Americaanfche fchatten, gezonken! Een flegt beraaden Staatsbeflier was de oorzaak deezer jammerlyke ontvolking. Gelukzoekers toch, in plaats van zich in de Valeyen neêr te zetten, gelyk de Inboorlingen, waar de gronden vrugtbaar waren, en de inkomsten de aangewende vlyt beloond zou hebben, vloogen naar bergagtige ftreeken, om daar goud- en zilver, mynen te zoeken. En daarmede niet te vrede zynde, dwongen zy ook de Indiaanen hunne wooningen te verlaaten, en zich op hooge goud- en zilver-oorden neêr te flaan, welke overr  17^ ziekten. overgang uit eene warme in eene koude luchtftreek veelen deedt fterven. Voeg er by, dat afmatting onder eenen zwaaren arbeid, dat fchraal en ongezond voedfel, dat neerflagtig. heid wegens de onderdrukking, waaraan zy niet gewoon waren, hen diep troffen, en deeden verfmelten. Het is zonderling, dat america het eenige land is, waar de Pest onbekend is ; maar de Spanjaarden hebben twee andere kwaaien in dat Waerelddeel overgebragt, die niet minder zyn, ik meen de zwarte Braaking, of het zo genoemde kwaad van Stam, en de Kinderziekte. De laatile heeft daar twee aanvallen gedaan, die de Historie heeft aangetekend, om het nadeel, dat de arme Indiaanen door hunne overweldigers geleeden hebben, ten klaarften te doen zien. Agtmaalhonderdduizend Indiaanen werden toch in den jaare i54j; en meer dan twee millioenen in den jaare 1576 daardoor weggerukt. Welke geweldige verliezen voor het Menschdom! V. Hoe vestigde men het gezag? A. De Spanjaarden, wel voorziende in den aanvang, dat zy hun gezag over een zo groot Volk, als zy aantroffen, niet zouden kunnen ftaande houden, beflooten dat te verdelgen en het land tot eene woestyn te maaken' waardoor zy waanden, zich van de heerfchap'. py te kunnen verzekeren. De Koningen van Span-  ONTVOLKING. If3 Spanje wilden daarentegen- de Indiaanen behouden, en het was indedaad de waare Staatkunde hen met de Europeaanen in te lyven; maar de Wetten konden dat niet uitwerken, noch de wydgaapende gierigheid der Spanjaarden beteugelen. De eerden gaven; maar de laatften verwierpen dezelven. De Ontvolking is dan de fchuld des Spaan/eken Hofs niet geweest; maar de vermeesteraars, en de eerfte planters moeten gewis het verwyt daarvan draagen. De Spaanfche Geestelyken, waaronder ds las casas de voornaamfle was, zogten de Indiaanen te behouden. Hierdoor alleen is een groot deel der oude Inwooneren overgebleeven; in Nieuw-Spanje, zegt men, twee millioenen. Van de gemelde ontvolking zagen de Engelfchen de duidelykfte blyken, toen zy in Virginie kwamen, vindende, op den grond van zestig mylen in het vierkant, geen vyfhonderd Menfchen. En in Guiana, 't geen men rekent eens zo groot dan Frankryk te zyn, telde men flegts vylëntwintigduizend Bewooners. america roeme nu, dat er meer Inwooners uit europa daarin zyn overgekomen . dan er Menfchen waren ten tyde der ontdekking: alle jaaren worden toch zestig, duizend Negers uit ■ africa derwaards overgevoerd , om op de Plantaadjen te arbeiden. —■ De Koning ondernam aanftonds , america's eerde Wetgeever te zyn, en vormde een plan,  174 bestier. dieren. plan, waarvan geen weergaê wordt gevonden. Alles behoorde aan hem volgens de Bulle van Paus alexander den VI. Onder-koningen ftelde hy aan, eerst twee, éénen over zuidamerica in Pertf , en eenen anderen over noord-america in Nieuw-Spanje; maar deeze plaatzen te verre van eikanderen af liggende, heeft men in deeze Eeuw, eenen derden te Santa Fe de Bogeta, in Granada's Hoofdftad , aangefteld , waarop een vierde te Rh de la Plata gevolgd is. Zy hebben het opperde gezag over alles, zyn Voorzitters in de Gerigtshoven, en voeren eene groote praal. V. En als wy van de Menfchen tot de Dieren overgaan? A. Men vindt er in het Noorden veele Beeren en Wolven, meer Zuidwaards Leeuwen en Tygers; doch zy waren makker dan elders; maar de eeiften hebben daar een dik. ker huid van den goeden Schepper ontvangen, om de meerdere koude te kunnen door. ftaan; doch zy laaten zich niet ligt temmen. .. Canada werdt beroemd door de me¬ nigte van Bevers, die daar in gezelfchappen woonen. — In zuid-america heeft men Berg-Paarden van eenen fnellen ftapgang, die, in één half uur, twee en een halve groote myl afleggen. Pacos, eene foort van Schaa- pen met fchoone vagten, die ook lasten draagen. ——— Lama's , mede eene foort van Schaa-  DIEREN. VISSCHBN. VOGELEN. 175 Schaapen, doch de nuttigden, die ook lasten vervoeren. ■ * Luiaarts, die een uur noodig hebben, om zes voeten voort te komen, 't geen met eene klaagende flem verrïgt wordt. —— Buidelrotten, met eenen zak ouder het lyf , om de tedere jongen daarin te verbeigen , welken zy kunnen zamentrekken, openen en duiten. 1 In het water Beef- aalen. die de Visfchers, welke zich te water begeeven, met eenen flag, op zekeren afftand, verlammen. —Pipa's, of groote Padden, met beursjes op den rug, om de jongen daarin te verbergen. —— Voorts zeer fraaie Visfchen — maar ook Scheepswormen, die vóór zestig jaaren door eene Franfehe Vloot, zegt men, in europa zyn gebragt. - ■ . Overfchoone Slangen, waaronder de bekende Ratelflang uitmunt wegens haar geweldig vergift , en het teken van waarfchouwing, dat zy door haaren ratel van haar naderen geeft: voorts Mieren van verfcheiden' foorten. Cochenille is reeds genoemd (bladz. 163) Onder de Vogels telt men den grooten Condor , foms van agttien voeten vlugts, die zelfs op Schaapen en Kinders aanvalt. ... Colibris , (Trochilus Colibris) het kleinfle Vogeltje, dat men in de vlugt niet wel van een Kapél kan onderfcheiden, pronkende met overheerlyke koleuren , en leevende van de fappen, die het zuigt uit den kelk der Bloemen,  176 voor- en nadeel van america. men, meest van de Monarda en Impatiens. ——— Chicaly-chicaly's, zo genoemd om het geluid, dat zy maaken, van verfchillende levendige koleuren. ■ ■ - Macauws, van gedaante als Papegaayen met uitmuntende koleuren. V. Nog eene Vraag, en dan zal ik U dank zeggen Is de ontdekking van america nuttig of nadeelig voor het Menschdom geweest? A. Wanneer men het geftorte bloed van veele millioenen Indiaanen bedenkt, en daarby voegt de zwaare üagtingen, door de Kinderziekte gemaakt, dan zou men in verzoeking komen om te wenfchen, dat columbus liever verzonken ware in den afgrond der Zee, dan dat ontdekt, te hebben. Sommigen Hellen wel daar tegen, dat europa, na de ontdekking agtmaal meer gouds en zilvers van daar heeft gekreegen: dan zo de prys der levensmiddelen , federt, agtmaal hooger is geworden , is dan nu europa ryker of armer geworden ? Liever flelle men tegen het eerde, hoeveel de Scheepvaart en Handel door die ontdekking gewonnen hebben; hoeveel de Staatkundige en zedelyke gefleldheid van europa daardoor veranderd en verbeterd zyn geworden; hoeveel voordeel de Indiaanen van de Europeaanen getrokken hebben ; hoeveel de Landbouw door de Europeaanen is verbeterd;  besluit. Ï77 terd ; hoeveele bloeiende Steden er van bèftaan; hoeveel de NatuUiiyke Historie , de kennis der Waereld, de Aardryksbefchryvingj de Sterrekunde, en alle deelen der Wysgeerte, en de Geneeskunde door het vinden der Kina en andere Planten, gewonnen hebben ; eindeljk, hoe, langs deezen weg, het Evangelie daar gebragt is , hoewel het onder de Indiaanen geen opgang maakt: en dan zal men den eerden wensch aangaande columbus moeten intrekken, ten minsten in onzekerheid komen, en liever 't gefchil onbeflist laaten. V. En dit is nu alles? A. Dit is nu alles, en is het niet genoeg ? Zo veele Volken , als deezen Aardbodem bt* woond hebben , en zo veele lotgevallen, als zy ondergaan hebben, hebt Gy geziert en gehoord. Wy hebben een groot werk oiidernoomen, en , dank zy der goedé Voorzienigheid, wy hebben het ten einde gebragt. Ik toonde U de Oude en Nieuwe Historie; de Gefchiedents der eerfte ën tweede Waereld; de lotgevallen der Israeliten, Babyioniers, Asfyriers; Pheniciers, Per [en, Moabiten, Ammoniten, Midianiten, Edomiten, Amalekiten, Kanadniten, Philisthynen, Lydiers, Ismaelilen, Phrygeni Me fiers, Lydiers, Ciliciers, Chineezen , Indiaanen, Egyptenaaren, en Karthagers, in het l. Deel de Gebeurtenisfen , den Grie¬ ken en Romeinen overgekomen , in het II ix. deel. M Dee!  tja besluit. Deel . ■».■ de Historie der Jooden, der Romeinen onder de Heidenfche en Christen Keizers, die van het Griekfche Keizerryk, en van de Lombarden, Perfen en Christenen in de VI eerfte Eeuwen , in het III Deel En het vervolg van de laatlten, van de XVI Eeuw tot op deezen tyd , nevens de Kerkelyke Historie van ons Vaderland in de XVI eerfte Eeuwen , in het IV DeeL - Wy gingen over tot het vervolg dier Kerkelyke Historie in de XVII en XVIII Eeuw, waarna wy de Gefchiedenis der Arabieren , Tur. ken, Perfiaanen, Mogollen, Indiaanen, Chineezen en Japanneezen befchouwd hebben, in het V Deel. » . Hierna floegen wy het oog op de Historie van Africa , Spanje, Portugal, en Italië, befchouwende tevens de Gefchiedenis der Pausfen , ook die van Genua, Venetië en Frankryk, in het VI Deel. .■ Daarna overwoogen wy de Gebeurtenisfen van Groot - Brittannie , Deenemarken, Zweeden, Rusland, Polen, Pruisfen, Duitschland en Zwitferland, in VII Deel. Hierna gingen wy over tot de Lotgevallen van ons Vaderland van het begin tot op deezen tyd, in het VIII Deel en nu, in het IX Deel, de Historie van america overwoogen hebbende, zyn wy aan het einde van onzen arbeid gekomen. Vergenoeg U dan met deeze .taak; ken uit dezelve de Gefchie- de.  sesluit. 17P denis van het Menschdom; en aanbidt Hem, die de Volken regeert. Alles diene tot vermeerdering van uwe kennis, tot verbetering van uw Hart, en tot aanbidding van den Heer der Waereld, wien alle roem zy tot in Eeuwigheid , wanneer deeze Aarde, door hem gelouterd, meer zal dienen tot zyne heerlykheid, en de Gefchiedenis niet befchree* ven , maar alleen bezongen zal worden door volmaakte Schepfelen; wanneer Hy de nog voor ons donkere Wysheid in alle lotgevallen verklaaren, en de verwonderlyke onderlinge verbindtenis , waarin zy tot eikanderen ftaan, zal uitleggen. Welk een licht zal zich dan over alles verfpreiden! Welk eene Goedheid zal dan openbaar worden! Gelukkig hy, die deeze kennis zal ontvangen; die zich over deeze Wysheid zal verwonderen; die deeze Goedheid zal roemen ! „ Eindelooze Eeuwen! verfchynt en geeft ons. ftoffe , om de Heerlykheid van den grooten God te zien , te verheffen , en te bezingen ! " EINDE VAN 'T GEHEELE WERK. M 2 VER-  VERMEERDERINGEN en VERBEETERINGEN, I. deel, bladz. 48, regel w, van onder. De tweede hier gemelde Tydkring van agt honderd jaaren is vry naauw genomen; men voege nog vyftig daarby. Bladz. 49, regel 6, van onder. De derde hier bepaalde Tydkring van agthonderd jaaren is wat ruim; men verkieze liever vyftig jaaren minder. ■ ■ regel 4 en 5, van onder. Drie en een half duizend jaaren is mede wat ruim: men neeme tweehonderd en vyftig jaaren minder. Bladz. 51, regel 1 o , van onder. Vyfen een half honderfle jaar is niet genoeg: men voege nog vyftig daarby. — ■ 6, van onder. Driehonderd jaaren moet in vyf honderd veranderd worden. Bladz. 81, regel 7, 8, 9, van onder. Een brok, van Gibraltars Rotzen afgehouwen , medegebragt en my gefchonken door den edelmoedigen .Zee-Kapitein justus boot, heeft my nader geleerd , dat in de gemelde Rotzen niet gevonden worden verfteende Beenderen van Kinderen \ maar van Dieren. Bladz. 106, regel z-y, van onder. , Er zyn meer en voldoende bewyzen, dat de Steden Sodoma en Gomorrha niet verzonken, maar plat gebrand zyn. Bladz. 145 , regel 3 , van onder. aiiazia, cp deezen regel, moet weg blyven. Biadz. 269, regel 8 van boven, en 6 van onder : ook bladz, 290 5 regel 1 van boven , en 11 van r onder. Ciciliers moet veranderd worden in Ciliciers. Bladz. 322, regel 10, van onder. KiEBüHR zegt , omtrent in het midden van Juny, 40 of 50 dagen lang. II deel, bladz. 37, regel 1 , van boven. Niet orpheus Leer, maar Orpheus Lier moet hier hier gdeezen worden. Bladz. 121, regel 10, van boven. Men leeze hier, niet staionice; maar stratonice., III  III deel, bladz. 38, regel 13, van boven. Nam hem, gelyk gy weet.. geeft eenen lammen zin: men moet leezen. „ Nam , gelyk gy weet. Bladz. 342, regel 17 en 18, van boven. Derde moet hier in vierde, ea III in IV veranderd worden. Bladz. A23, regel 15, van boven. II verandere men rn UI. V deel , bladz. 5, regel 5 , van boven. Men leeze, in llede van Caratoren, Curatoren. Bladz 9. regel 12, vanboven. on.chuldg verbetere men door onfchuldig. Bladz. 80, regel >■ , van onder. Arts verandere men in Ars. Bladz. 117 , regel 4-6, van boven. petit pierre is afirezet, niet door onze TFalfche, maar door de Zwitferfche Synode. Bladz. 154 , regel 15, van boven. hendrik den IX moet in karel den IX veranderd worden. Bladz. «63 , regel 4, van onder. Sot zie men aan voor zot. Bladz. -6} , regel 11, van boven. Voor kouhi khan leeze men kolli khaN. Bladz. 396, regel 19, van boven. Twee millioenen moet in byna zestig millioenen Menfchen, die de wapenen kunnen voeren, behalven de Mandarins en Bonzen, veranderd worden. VI deel, bladz 25, regels i-J , van onder. De Baron de tott gelooft niet, dat br'Jce de bronnen van den Nyl ontdekt heeft. Welk een jammer, dat bruce's Reisbefchryving, indien zy van dat gewigt zy, gelyk men gefehreeven heeft, niet in het licht gekomen is, om ons daarvan te kunnen doen oordeelen! Bladz. 31 , regel 5-10, van boven. Anderen oordeelen , dat men den naam van Barbarye moet afleiden , op het getuigenis der Landszaaten , van hunnen ouden naam Berbers of Brebers. Bladz. 40 regel 5, van onder. Cafarenfis moet zyn Cafaren/ls. Bladz. 113, regel 5, van boven. aleokso de III verandere men is altonso de Vil. M 3 Bladz*  Bladz. 239, regel 6 «n 7, van boven.- van de I tot m de XIX Eeuw verandere men dus. van de I tot aan de XIX Eeuw. Bladz. 361, regel 7, van onder. Saleriina worde veranderd in Salernitana. Bladz. 367, regel 7, van onder. Qwartyn worde met Quartyn verwisfeld. Bladz. 407, regel 2, van boven. In ftede van Smit zy hier Smid gefchreeven. -' regel 5-7 , 1^8 fov««. Aan blasius ugolino is te veel lofs gegeeven door te zeggen-, dat hy vierendertig Folianten fchreef. Men leeze liever zamen vergaderde, om dat er zo veel arbeids van anderen is ingevoegd, of nagedrukt. Bladz. 507, regel 1, van onder. cardonne , reeds overleeden , kan niet meer geteld worden onder de tegenwoordige Geleerden van Parys. VII DEEL, bladz. 129, regel T5, van boven. christiaan de VIII worde veranderd in chpjstiaan de VII. Bladz. 349, regel 3, van boven. Coriwyk verandere men in Cortryk. VIII deel, bladz. 209, regel 16, van boven. Men leeze mislukking voor mislukkig. Bladz. 375, regel 6, vanonder. Saragosfa is eene drukfeil: men moet Sirago'fa leezen. 6 1 Bladz. 3S4, regel 13, van boven. voor aandoenlyk leeze men ondoenlyk. Bladz. 429, regel 6, van onder. koorde moet hoorde zyn. Bladz. 457, regel 10, van boven. Fabrieken moet daar weg. Bladz. 509, regel 6—10, van onder. By nader onderzoek is my gebleeken , dat men deeze vier regels beter dus leeze: „ van luchteben hadt zyne verdienden, gelyk ook cres- sant. QUELi-iKus, door van kampen aan de Regeenng van Amfterdam aanbevolen heeft het meeste Beeldwerk enz." Bladz. 512, regel 5, van boven. Voor ANTONEÏTA lees ANTONELLO. Bladz'.  Bladz. 516 op de fwèede Lyst der Schilders word cornelis de grand van Rotterdam geplaatst onderde ZeeSchilders : men moet leezen cornelis de grient. Bladz. 517, regel 15 en 16, van boven. Door de letter c in plaats van g gedrukt in het woord acro , is het Latynfche Vaars van c muzius volkomen onverftaanbaar: men moet dan dus leezen: Htec Defiderius, ne fpernas, pinxit Erasmus, Olim in Steinao quando latebat agro. De Leezer kan dit in 't VIII Deel, bladz. 517, met de pen veranderen. Bladz. 518, regel 8 , van onder. In NifcoLAAs van eerghem moet van wegblyven. Bladz. 519, regel y, van boven. joan de bisschöx zal men beter onder de voornaa. me Etfers plaatzen , dan onder de Schilders. Hy heeft de Standbeelden der Ouden voortreiTelyk in 't koper geëtst. Bladz. 520, regel 3, van boven. Voor abram leeze men abraham. ■ ■ — regel 16, IJ, van boven. Men leeze hier liever dus: adriaan van der werf, wien de Konst tot Ridder heeft bevorderd, maakte zyne ordonnantiën en omtrekken in den grooten fmaak der beste Italiaanen. Bladz. 525, regel 13, van boven. Men voege van tusfchen de woorden adriaan ostade. ■1 — regel 2, van onder. chalker voerde niet gerrit, maar godf.>ied tot voornaam. Bladz. 527, regel 2, van onder, en verder. Men kan , met regt , jan steen eenen geeuigen Schilder noemen. Bladz. 529, regel 11. 12, van boven. Voor pieter nuf leeze men pietïr neefs. — — regel 10, van onder. Men verandere breze in BPizé. Bladz 531, regel 3 , van onder. Liever leeze men dus: Hendrik pothoven tekent uitmuntend met zwart kryt, en volgt daarin corn. visscher. Bladz. 533, regel 11, van boven. Men leeze liever van den Heer tacobus buys, niet in den voorleeden, maar in den tegenwoordigen tyd: „ In 't graauw fchildert hy als de wit, en tekent met Oost-Indifchen Inkt, als verkolje. Blad. 538 , regel 2 , van boy en. }z. verandere men in j. csz , en jacob otto ia jacoj5 otten. M 4 RE-  REGISTER. A. j/Vardbeeving te Jjsfa. bon. VI. 215. Aarde bevolkt. 1.90,91,93. abelardus. III. 433. abraham. I. 105, ico", ic8. noj ui. Abysjinie. VI. 73-79. Academiën der Weetenfchap- pen. IV. 123. in ons Land, v. 30. adam (val van) I. 64-68. Admiraliteits-Collegien. VIII. 560-562. adrianus (Keizer) III. 162- 164. Afgodery (oorfprong der) I. 101-103. gefluit. 103,104. africa. J. 32 derzelver Staat. VI. 2-4. Volken aldaar. 4-8. Arabiersdaarin. 8-10. Karavaanen. 10, 11. Handel en Taal. 12. Dieren. 13,14.Goud. 15. Bergen. 16. Mooren. 16. 's Lands Historie. 17. Eilanden. 79 82. agrippa. III. 50, 52. aiiasuercs. 1.243, 244 ,252. Akadia. IX. 109. Alaanen. lil. 232, 237,VII1, 23. ALARIK. I!I. 2305 232, 234237- Albanië. VII. 395. Albigcnzen. III. 447, albrecht van Beyeren, VHF. 77-80, 82-85. ALBERTUs van Oostenryk Landvoogd VIII. 240, zagtrieid 241, trouwt Ifa. bella 244, hy bevegt Maurits 255 , wint Oostende. 257- albrecht van Saxen. VIII. 118, 119, 121. alcibiades. II. 97. ai.exius Kommernis. III-276. Alcoran.V .vb1?, 323, 324. aldegonde (marnix Van St.) IV. 397- VIII. 146, verliest zyne agting, 217. aldrovandus (U.) IV. 61. alexander,Kon, der Jooden. I. 174. alexandf.r de Groote. II. IC9-112. Veldheeren. 118140. alex ander severus (Keizer) UI. 175-178. alfonso de IV van Portugal. VI. 201-203. Algiers. VI. 39-44. Alkmaar (beleg van) opge. flaagen. VIII. 174. almagro (D.de) IX. 80-82 , 93, 94Almanak verbeterd. II. -571; HL 135. IV. 452. Alpen. VII. 46p. /lting (j.) 55. alva (wreedheid des Hertogs van) IV. 437. ftookt philips op. VIII. 155, komt hier 156, doodt twee Graaven 157, wil den 10 penninghebben 158,gevreesd 160, vind tegenuand 161 , op-  RE GISTE opontboden 165, vertrekt 175, wreedheden, en zyn fiandbeeld neergeworpen 175* Amalekiten. I. 279, 280. america. I. 34, gefleldheid JX. 2-6. bevolking 6-8. pntdekking 17-31. Staat des Lands en des Volks 323 8. bellier 3 0,40. konsten 40, 41. Godsdienst 42, J50-154 behandeling des Volks door de Spanjaarden 45 > 53 » 54- tegenwoordige flaat 100-103, 127. 's Volks karjrkter, zeden en gewoonten. 43,44, 154161. voortbrengsels 161163. metaalen 16?-'68. handel 168-.69. Ontvolking 169-173. beltier 173174. Dieren, Vogels, Infeéten 174-176. voor- of nadeel der ontdekking. 176. Americaanfche Colonien (gevolgen van Engelands twist met de) VIII. 443. Americaanfche (XIII) Stnaten. IX. 116 twist met Engeland , oorlog en vryheid 1 ï 1-122. toetend 126. Ammoniten. I. 274.-475. ammonius saccas III. 327. Amfterdam (onrust om de hervorming te) IV. 425 in nood. VIII. 169, rigt een Bank 00 266. ontvangt eene bezending 272 , aanflag op dezelve. 310-313, ongenoegen met Willem den III. 377-3 80, onlusten aldaar 433, doet den handel ftaan 437. credit houdt daarop 440. wanbetaaling 442 , befehulcligd 444. amurat. V. 204. anaxagoras. Iï. 179. andronicus paleolocüs. III. 284- Angola VI. 55, 5^ awjou (Hertog van) VIII. 189,191 , 208, 210. anna van Engeland. VII. 54- antiochus sidetes. II. I28131- antipas. III. 32. antonius. II. 387-392, 394410. antoninus (siarcus aurelius) III. 165-167. antoninus piusKeizer) III. 164. Antwerpen in verval IV.456, geplonderd VIII. 183 , en verlost 185. apollo (Tempel van) II. 51, apollinarts. III. 355. Apostelen (arbeid tier) III. 321-1=6. AppenzeU. VII. 505. appius claudius II. 282. apujelus. JU. 2O4. Arabiers (opkomst der) V. 244-447. oude (laat. 247, 2 48.Aart 249. Godsdienst. 250.Weetenfchappen.Q51, 053. mahometu 253-268. Val van het Arabispk Ryk. 279, 293-292. handel 189. Geleerden 283289. arc(jeanked') VI. 463. 5 ar?  REGISTER. arcadius (Keizer) III. 22; »32. archelau;. III. 32,34. archimedes. IJ. I58-i60. aretine (G. en J. en K. en I en P) IV. 66. aristides II. 92-94. arxstobuix's , zoon van jor hyrcanus, I. 173. aristoteles. II. 181. zie 00 Wysgeerce. arius. III. 354. ArmcniersAV. 106. arminius (f.) V. 5-IO. VIII 270. artaxesxes. I. l6l. artaxerxes l0ng1manus. I 25I-J53- arthasasta. I. 246. Artykelen (gefchil over) ir Zeeland. V. 127. asia I. 31., Asfyriers (Taal, Regeerïni Godsdienst, Zeden, Konflen en Weetenfchappen der) I. 208-215. Asfyrifchc Ryk en Vorften, 1.193-201. assuh. I. 195 , 196. Astrakan. VII. 243. astulfus III. 301. Athene. II. 78. opkomst 79. Regeerders 80. Oorlogen. 89 Veldheeren. 89-105. jtticus. II. 420. attila. III. 241,943. AUGUSTIKüS. III. 367. augustulus. 11!. 247. augustus (Keizer) III. 132138. aurelianus (Keizer) III. 183,184, '- AvondmaalCGefchil over het) III. 4I0, 425,434, 465. IV. 29,90. B, . Babel(Tooxen van) 1,91-93. Babyloniers (Taal, Regeec ring, Godsdienst, Zeden, Konften en Weetenfchappen der) I. 208-215. Babylonifche Ryk en Vorften. I. 193,194,203-207. bacon (F.) IV. 120. Bagynen. III. 446. . Barbarye (Historie van) VI. 3'-3<5. Bariere VIII. 408-410, veroverd 423, 424. Bafel.VU. 504. basilius , Grieksch Keizer. III. 271, 273. Bash'rie.'Vll 242. Batavieren. II. 354-358. IV. 313-VIII. II -14,16- l8 , 2C-22 , 25. bayle.IV. rC9- V.70. Beeldendienst.III. 590, 392, 396, 4C0. Beeldltormery in Neerland. IV. 416-418. 420-422 , 430. VIII 149, 150,159. be1l1ng (A.) VIII. 93. bekker (B.) V. 67-69. BELISAR1US. III- 250-257. Belydenis (Nederlandfchej des Geloofs. IV. 401. belzazar. 1.205,206, 241. bentinck (dood van w. i. g.) VIlf.446. Berbice. IX. 135. Bar-  R E £ I S T E R. Bergamo en Geleerden aldaar. VI. 423. Bergen op den Zoom ingenomen. VIII. 427. Berlin.VU. 297. Bern. VII. 500. Besfarabie. VII. 399. Beftand (een twaalfjaari^) VIII. 265, einda n hetzelve 282. Bevolking ('s Lands) VIII. 459, 460. Bezittingen ('s Lands) VIII. 458,459- Bibliotheek van Alexandrie V.P.8!, 282. Bibliotheeken (Vaderland- fche)V.2 38. Bidformulicr. V. 53 ,54. Biifchoppen. III. 329, 346, 347,300,375,388,389, 405- Bloedraad in Nederland. IV. 43'. Boekdrukkers (geleerde) IV. 67. beroemde Vaderland- fche. V. 237. Boekdrukkonst uitgevonden. III. 458. IV. 353-355- VIII. 100. boëthius. III. 249. Bohemen. VII. 420. Vorften 421. Oorlog 423. Geleerdheid en Taal. 427. 's Lands gefteldheid.428. BologneVl. 413,414. bonifacius (de Monnik) III. 390. bonifacius (een Monnik) IV. 323-327. bobssf.l.en (woleert van) VI11. 5 952. Bosnië. VIII. 391. bothweix. VII. 84 , S5. boulein (anna) VIII. 25. Bouwkunde (proeven v<:n) VIII. 508-510. boyle (R.) IV. H7. Brabant. VIII. 345-350. BRAGADINO(A.) VI. 32I-322, BRAHé(T)IV.62. Brandenburg.Vll. 378. Brafil gewonnen VUL 291. oplhnd aldaar. 305, ver- looren 322-323. Brafilien. IX. 136-138. brederode(frans van) VIII. 115. brederode (hendrik van) vin. 147,153 > 156. Briel ingenomeu VIIl. 162, gevolgen daarvan 163 , 164. brissonius (B.) IV. 60. Britten ('t Muis te) gezien VIII. 439 brunswyk (klagten over den Hertog van; VIII. 445 , eischt voldoening 447 , vertrekt 448. Brusfel (Edelen te) IV. 405, 407. verdeeld. 417. brutus II.252. 379-3S3. buis (baulus) Vlil. 165. Bulgarie. VII. 942,302. Bybels (eerfte drukken des) IV.461, 462.V. 37, 38. Nieuwe Overzetting. 39. 44. Bygeloof in Friesland. V 170. C. Cadix geplonderd VïII. 241. CA-  REGISTER. cajetanus. IV. 18. cajusc^ligula. III. 144-147 calas(J.) IV. 234-236. ca li gul a. VIII. 17. Calixtinen. III. 466. VU calvinus (J.) IV. 35, 91. iei, 102. camillus. II. 2-4-279, 282, Camifards. IV. 256. êampanella (Th.) IV 57. Canada. IX. 109 canutus aan de Zee. VII, 8-10. capellen (alexander van der) VIII. 285. capet (H) Koning van Franiryk VI. 444. caracalla Keizer III. 171. cardanus (H-) IV.57cardinaalen. IV, 68 , 6p. Cafan. VII. 242. cassius. II. 379. gartesius Wysgeerte (twist over) V. 59. zie ook descartes.catiiarina de I van Rusland. VII. 200-2:6. — de II van Rusland. VII. 2U-213. catilina. II. 337. cato. II. 418 cecrops. II. 23. Celten.II. 210-213. cervantes. IV. 343. chlron. II 4I. Chili. IX. 144,145. China (ligging van) V. 377. ontdekt. 378. oudheid. 380. 394. Vorften 381. Keizer. 382. Courant 384. Wetten 385. 't Vplk be¬ oordeeld. 394.400. onbedrevenheid. 401. Konden. 404-406. Taal.407.SchriFt. 409. Papier en Handwerken.410. Landbouw. 411, 412.Godsdienst 413-415. Zedekunde.4 5 5-417.Ilykdom. 418. gedaai.te der Chineezen 419. gewoonten. 419, 420. Am, 421423- andere Natiën onder hen. 424. Chineezen, I. 29.'-194. chiregato. VI. 407. christina van Zweeden. VII. 153-156. christus (of) een rimmermaa geween is. V. 1.29. chrysosthomus. III. 363. Chymisten. I V. 127. cicero II. 392, 393, 4i8- J2-3. Ciliciers. I, 290. clavius IV. 62. claudiuscivhjs.VIII, l8-?0. claudius (Keizer) III. 148(50. Coccejaanen. V. 47-52,63, 128. Collegianten.V. 29,187-190. columbus (C) IX. 17-31. commodus (Keizer) III. 169. Compagnie (Oost-Indifche) VIII. 247, opgerigt259, beftierd 545 , 546, getal haarer Gouverneurs. 547'r 549» hun werk en handel 549, 553, winst 551,55a. Compagnie (Oostendfi'he) VIII 412-414. Compagnie (JVestJndifehe) VIII. 286 beftierds2ï,553. Coa-  REGISTER, Confesfie (Augsburgfche) IV.33, 3Ó.37coneucius. I. 293. V. 385- 394Congo. VI.55,56. constans, Grieksch Keizer, III. 266. Conftantinopole gebouwd. III. 20c. belegerd 267,287. ingenomen 288. eonstantinus de Groote III. 192. 207-211. Zoonen. 212. CONSTANTiNUs,Grieksch Keizer, UI. 2ó6. constantinus monomachus III.275. constantinus pogonatus III. 266. CONSTANTINUS PALEOLOGUS. iii. 288. .«onstantius (Keizer) III. ai3, 214. Convooy (Gefchil over 't) viii. 444. 1 coriolanus, II. 265. eoRNELis (Broeder) VUL 190. cortes (daaden van Ferdinaudo) IX. «5-80. crellius (S.) V. 80. CroatieVll. 389. cromwel (O.) VIL 42-45, beperkt onzen handel. VIII. 315, oorlog met hem 317, zyne eisfchen 319, 320. Curacou. IX. 136. cusa (n. de) IV. 359. Cyprus. II. 146. «yrus. I. 158 en 159. 238243. D. Dalmatie.Vll.3i9,Z9<*' dante (a.) iv. 64. Darien. IX. 128, 129. darius hystaspes I. 146-248. darius kodomannus. I. Z$6^ *-59- darnly , Koning van Scjiot- land.VIL 83,84. dathenus (p.) viii. I87. david. I. 140-143. Deenemarken ('t Ryk van) VIL I22.'Koningen. 134* 126. Bellier. 128. Ridderorden en Adel. 129. Landen Zeemagt. 130. 's Volks karakter 131. Taal en Godsdienst 132. Weetenfchappen. i33.Inkomften. 134. dedalus. II. 38. Deisten. IV. 117-119, 228333. Tegenfcliry vers, 230, 237 , 296-299. V. 184186- Demerary. ix. 135,136. democritus . 11.18 2 • demosthenes, ii. i05-i07, icy. descartes (R.) IV. 128. deucalion. II. 20-23, Dichters (de Heidenfche vergeleeken by de Heilige) iii. 198, 199- Dichters, (groote) IV, 197201. Dichters (Vaderlandfche) V. 214-218. Dichteresfen(Vaderlandiche) v.2ïS. bidius julianus. III. 170. bi»-  REGISTER. diocletianus (Keizer) III. 1S7-190. donxsius de I en II. II. 151- '55- dirk de I. VIII. 30,359.de ' II. 35. 36. de III. VIII. 36. de IV. VIII. 37, 38. de V. VIII. 39. de VI. VIII. 41, 42. de VII. VIII. 44. Disfidentm. IV. 254-255. does' (pieter van der) VIII. 231 . 254. Doggersbank (Zeeflag op) VII I.446,447. domitianus (Keizer) III. 160. Dominicaanen. IV. 82, 165. donei.lus (H )IV.60. Drukken (fchoone) IV. 280. drusus.HI» 135, 136. VIII. 16. duilius II. 284. Duitfchers (karakter der tegenwoordige) VII. 439448. Taaien. 449. Godsdienst. 450-452. Vrygeeitery 453. Geleerdheid. 454 5 455- Drukkeryen. 457. Groote Mannen 458. Uitvindingen. 459. Handel. 4 397 , 402,411,414,427,43-5. in China. VI. 111 - r 13. ic Japan, in Afia en Africa 114. in America 115, ia Indie. V, 176-180. euclides. II. 185, eudoxia sqhdsrgwna» VII, 204-936. ew-  Register; ïuropa. I.33, 34, omwer ding daarin VI. 125-139. Euftatius geplonderd VI li 445, hernomen 448. IX 136. eutyches.III. 365. F. FABiüs.II.283. Fabrieken (Vaderlandfche' VIII. 505-507. voordeelen en verval 556-558. farnese (alexander) VHI. 180, wordt Landvoogd 190 , belegert en moordt te Maastricht 203, 204, Breda 206, Zutphen 209, andere plaatzen en Antwerpen . 216, 217, listen 227, raad asn Philips 234, fterft 237. rfcUX. II I.5»,, 57. fenelon. IV. 173. ferdinand, Koning van Span- / gracchus (T. &C.)II.3!3. Graf (reizen naar 'e heilig) IV. 330. Graftomben VIII. 508-509. Granada (Nieuw-) IX. 130. granvelle (de Kardinaal) VIII. 141,-143. 6ratianus (Keizer) III. 221, 223,225. gray (johanna) VII. 30. gregorius (dienst van) V. 87. Grieken. II 5. woonplaats 7. opkomst. 9, 12. Befchaaving. 15.. Uitbreiding. 16. Afgodery 19, Hervormers. 23-27. Zeven Ryken. 27. Regeering. 39.Togten. 40. Geueeskonst. 42. Oorlog 44. Zeden. 52-55. Verheffing 57, 58. Speelen. 69. Zeven Wyzen en Bouworden 86, 196. Verval. 198. ellendige Haat. 203. Griekenlands Vrugtbaarheid. JU» 162. Handel en Zeevaart. 163. Godsdienst. 1155. Dichters. 167-173. Spelen. 172,173. Zeden. 175. Wysgeeren 177-186. Geneeskonst. 187. Welfpreekendheid. 188. Gefchiedkunde. 191. Krygskunde. 192.Beeid-Bouwen Schilderkonst. 194. Griekfche Keizers III. 263-: 289. Griekfche Kerk. IV. 304-311. Groenland. VII. 136-141. groot (hugo de) gevangen. VIII. 273 op Loevesteui gezet 278, ontkomt 280282, keert terug 298, fterft 299, Graftombe. 300. crovestins togt. VIII. 405. Guiana. IX. 133, 134. Guiné. VI. 47-53. cusman. VI. I J5 , 116. gustavus adolphüs de III. VII. 165. IV. 134. VIL 152. gustavus wasa. VII, 151. H. Haarlem belegerd en ingenomen VIII. 170-172. Haarlem (Maatfchappy der Weetenfchappen te) V. 118. halevtyn (simon van) gevangen. VIII. 386, 387. hambroek (trouw van) VIII. 329-331. Handel (oorlprong van den) J.27, loop van denzelven. IV. 337. hoe gedreeven. VIII. 542-545. hannibal. I. 371-384. Haringkaaken gevonden. VIII. 100. Haringvangst VIII. 554,555. hasselaar (kenau simons) VIII 170. Hattetnisten. V. 74, Hebreers. V. 74. heems-  REGISTER. heemskerk (jacob) faeuveli VIII. a5r. heid anus (A.) V. 57. Heidenen (deugdzaame) beoordeeld I. 95. III. 168, 169. ZedekundeH.184. hein (pieter pd2terz00n) neemt de Zilvervloot. VIII. 288,289, fneuvelt. 290. Helden (Groote Zee- en Land-) VIII. 562,563,569. heliogabalus (Keizer) III. 173-175. Hendrik de I van Engeland. VIL 13. de II 14, de III. l7-deIV,VenVl28-22, deVII.23, deVIII.24-29. hendrik I van Frankryk VI. 446. de II. 470, de III. 477, deIV.478-482. hendrik de IV,Koning van Frankryk, met ons verbonden. VIII. 233. hulp aan hem verleend. 233237, biedt ons hulp 253, zyn oogmerk 261, 263, 264, 266, vermoord. 269. hendrik de IV ^Keizer) III. 423- heraclitus. II. 182. heraklius (Keizer; III. 265. Herculaneum, VI. 366-36S. Herrnhutters IV. 223-225. V. 101-107. herodes de Groote III. 27- 31. Kinders. 31-38. herodes antipas. UI. 38 , 50. Hervorming (opkomst en voortgang der) in ons Land. IV. 350, 351- 357, 38, 382, 446-448. Hervorming in Duitschland. N IV. 24,27. in Zweeden en Beenemarken. 33. in Frankryk 34. in andere Landen. 35, 36. in Engeland40, 48. in Schotland 49. in Ierland 50. in Italic 51. 'm Noord- America 55. Hervormers (voornaam "e) IV. 52. hunne Kweekeïinge"- 97- hessels gehangen. VIII. 188. hippocrates. II. 187. Historie (Nut der) III. 2, 3. nieuwe III. 3-12. droevig I. 10. aangenaam. 11. gebrekkig. 13. Historiefchryvers (VaderIandfche)V. 212, 313. Hoekfchen. VIII.73 ,75,77, 94. 113, 115, 117. hoey (a. van) verdeedigd VI. 161 ,162. VIII. 422,439. hogerbeets (R.) Vilf. 273, 277, 278. Hollands oppermagt aangeboden Frankryk.Vlll. 176, aan Engeland 182, weer aan Frankryk 217. en aan Engeland 218, verbindt zich aan Frankryk. 233, 234- homerus II. 168-i70. Hongarye. VII. 407. Inwoo ners. 408. Vorflen. 409. Bevolking 412. Adel.413. Taal en Godsdienst. 414. honorius (Keizer) III. 227- 233,239hoog mogenden (Algemee- ne) zie Staaten. iioorne (Graaf van) VIII. >42, 143, 157. 2 iio-  REGISTER. H0RATIUS COCLES. II. 254, horatius de Dichter. III. 196. i horatiu3sen. II. 336. hortensius (LAMBERTUs) VIII. 168. 169. hove (anneke van den) gemarteld. VIII. 242. houtman (cornelis) VIII. 247. houwaert (J. B.) IV. 399. Hunnen. IJl. 222. VIII. 23. hïder-aly. V, 365-3(57. jacob I. 112, IlS. jacoba (Graavin) VIII. 8999. jacobus de I, Koning van Engeland. VII. 36. de II 48, 90. jacobus I-V Koningen van Schotland. VII. 68-70. woede der Edelen 7 2 .Her- vorming 74-81. Regentes. 75, 76. jan de I. VIII, 6063. jan de li. VIII. 63-67. jan van a mstel , boeren zoon en Zeekapitein. VIII. 563, 564- jan van oostenryk (Don) Landvoogd. VIII. 184, 185, voor vyand verklaard 186, fterft 189. jan Willem friso van Oranje wordt Generaal. VIII. ^97, bevorderd 401, verdrinkt 4°3- janssenius (C.) IV. 166. Gefchil over zyn leer 167170,259-265. Jansfenisten in ons Land. V. 90-92. 133-140- januarius (bloedvloeien van den H.) VI. 358-360. Japan ontdekt. V. 427. oudheid,4»8.Christenen daarin vervolgd 429-431. Hollanders aldaar 432. verdeedigd. 438. Zendelingen verdreeven 434. omwenteling in het Ryk. 435. vervolging der Christenen 437. Godsdienst 439. Regeering 440. Weetenfchappen 441. Munten 442. Konfteu. 443,444 Levenswyze 445. aart 446. handel 447-449. Jerufalem (voortekens van den ondergang van) III. 60. onlusten door de Zelooten en Idumeers. 67,68. Aanhangen daarin 71. honger. 74. ingenomen en verdelgd. 76-79. Elia genoemd. 88. herbouwing belet. 91. Jefuiten (Orde der) IV 71, 72, 75. Gefchil met hen 80, 81, 159, 165. in China 207-212. in America. 212-217.242-244. V 151verdreeven uit Paraguay. IX 139-142. jesus christus (voorbereidfels tot de komst van) III. 13-21. zyn komst in den besten tyd 22-24. Leer en Dood. 39-43. zie ook Christus. Indie. V. 357 - 359. deszelfs magt.jóo.beftiersör. VOT.  REGISTER. Vorften. 362. beroofd.363 val 364. 's volks karakter. 367. Weetenfchappen 368. Godsdienst. 368-374. IndiaanenA. 294-396. Indostan zie Indie. Inkomften en belastingen des Lands. VIII. 569-572. Inquifitie ingefleld. 111 447. bedryf. IV. 75,121, in ons Land. 345,371, 289-391, 438, VI. 176-177. VIL1. 125, 149- johanna (Pausfin) III 405. johannes de üooper. III. 37- johannes huss III 460. johannes faleologus III. 285, 087. Istnaeliten. I. 285-28S. /«•««/(Koningen van) 1.145, 146. Israëli ten in Egypte. 1.113118. getal 123. uittogt 124127. reis naar Kanaan. 128-133. regt opdat land. 134. in Babel. 135. verlost. 158-160 Italiaanen (Staat der) VI. 329-331. Hoofdgebreken 332-334- Konften. 334 Schilderfchoolen. 335337. Verval. 337 - 340 Staatkunde, Geleerdheid en Taal 340-342. Muziek 342. Verval in Godsdienst en Konften 343,344 Karakter 344-347. Zeden. 347-35C Italië (befchouwing over) VI. 43' ,432 Italië (Esarchen van) III. 294-303. juan fbrnandes ('t Eiland) IX. 149 Juda (Koningen van) 1.147- 150, 15'. julianus (Keizer) III. 2ti 218. julius mansuetus (zooh Van) Hl. 154julius cesar II. 338, 3SO- 381, 421. jungiusQ. E.) V. 115. joncourt (P. de) V. 82. "jooden verftrooid I 164 , 165. lotgevallen tot detyden van Herodes. 166-183. Taal, Konden , Handel, Dichtkunde, Zeevaart, Geleerdheid en Kennis I. 187-190. in feften verdeeld III. 24, 25. oproeren onder hen. 35, 37 begin der oordeelen over hen. 48 , onder de Romeinfche Keizers. 50. aanvang der ellenden tot den ondergang van Jerufalera 59-78, verftrooing des Volks en ellende 8183. verdrukkingen 85- onder de Romeinfche Keizers 87-93. hun ftaat in de VI en VI1 Eeuw. 95. in de VIII en IX. 95. in de X en XI. 98. in de XII. 101. in de XIII en XIV. icS.iii de XV. 113. inde XVI, XVII, XVIII. 117. hedendaagfche ftaat. 123128. josefI. 113, 114, 116. josephus de II (Keizer) IV. 246-250. Gefchii met hem VIII, 449, verell"end45i. N 3 jo-  REGISTER. JOSEPHUS ,'fLAVIUs) III. 64 , 65, 7° - 75' jovi/ikus (Keizer) III, 218. irene III. 268. isaac. I, 108, io9. isaacus Angelus. III. 281 , 282. isabella Landvoogdes VIII. 244, haar verbod 253, regeert alleen 262, fterft 292. Jl'nius brtjtus. II. S(5l. Junius (T.)IV. 405,422. jurieu (P.) V. 69. Justinianus Keizer)III. 249257* Wetboek. 250-259, 432. Justinianus, Grieksch Keizer, III. 267. Justinus ("Keizer) III. 264. Juvenalis. III. 97. ivvan de II. VIL 190. iwan de III. VII. 208. K. Kaartfpel. V. 173-175. Kabeljaauwfcken.Wll. 73, 75,77,89,90,94,l09» 111,113,117. Kaferie VI. 69-72. kaïn (misdaad van) 1.10.71. Kananniten. I. 279, 281. Kandia. II. 145. kantakuzenus (johannesj III. 285. Kanunniken III, 297. karel de I, Koning van Engeland. 1.39-41. de II.4548. karel de II van Engeland misnoegd VIII. 294, alhier 318, 327, beoorlogt ons 332, veinst 344, 345, valt ons aan 347. Rarel de Groote van Frankryk UI. 393. VI. 439,440. VIII 27, 28, Karel II van Frankryk.VI. 441- de III. 44.2, de IV. 455, de V. 456. VI. 457461. de VII. 461, de VUL 466, de IX. 473-477. karel den V. (Regee'ring van Keizer) IV. 24-26. VI. 134-'46. karei.del (Graaf) VIII. 104108. karel de II, (Graaf) VIII. 122-136. zie ook karel den V. karel den VI (Gevolgen van den dood van Keizer) VIII. 418 , 419, karel de 11 van Spanje VI. 157. karel de III van Spanje VI 163. karel de XII van Zweeden, VII. 158-202. Karolina IX. 105. Karthagers. 1.354. opkomst. 355-358- Zeevaart 359 , 360. Oorlogen. 361-385. Ondergang.386, 387.Regeering. 390-392. Godsdienst. 392. Zeden 993. Konften en Geleerdheid, 39^- Keizer (magt van den) VII. 339, 340. KKMPis(Tb.iS) IV. 361. Kerk (Bisfchoplyke) in Engeland. IV. 95. Kerk  REGISTER. Kerk (Griekfche) IV. 102107. Kerkbeftier. III. 329, 346, 426. Kerken (Hervormde) VIII. •53- Kerken ia Frankryk. IV. 284. Kerkhof te Schevingen. V. 183. Kerkvergadering te Trente. IV. 42. Ketters. III. 324, 325,333, 335,336, 354,364-366, 372,401,411. Keurvorften. VII. 335, 336. kleman(D ) V. 171,171. knox (].) IV. 94. koen (jan Pieterszoon)VIII. 286. kommenus. III. 276. Koning (Roomsch) VII. 337, zyn gezag. 338. Ronften (eerfte) I. 41,42. Konftenaars. VIII. 81. kops (Legaat van N. W.) V. 135. kouli khan. V. 344. krassus. II. 326, 341-349, 394- KRAYENHorr (C.J.) VI. 187190. icreits (Beyerfche)VfI.367. 369; Burgondifche VII. 343-350; Frankifche VII. 369; Ooftenryklche VII. 341-343 , Opper-Rhynfche VII. 363-365 NederRhynfche VII. 35S-363; Opper-Saxifche VII. 373383; Neder-Saxifche VII. 383; Westphaalfche VII. 350-358; Zwabifche VII. 365-367. Kreta, zie Kandia. Krim. VII. Ï99, 400. Krygsmagt (Vaderlandfche) VIII. 568, 569. Kruisvaarten III. 412, 417- 420, 430, 440. IV. 331. 336,318-340. Kweekfchool voor Zeelieden (Vaderlandsch) VIII. 565- 568. L. labbadie (J. de) V. 64. £4- voelens. 66. Labrador. IX. 122. lamech. I. 72. Landbouw (Vaderlandfche) VIII. 558-560. Lapland. VII. 176-181. laskaris(Th. en J.) III. 282. Lausnits. VII. 432-435. leenhof (f. van) V. 8o. Leenftelfel in Europa. Vr. 122-124, 126. Vill. 31. 34- Leerredenen flegt. III. 399. leibnitz IV. 270-272. leicester (Graaf van) IV. 457-460. oogmerk VIII. 219, komt hier 220, zyn bedryven 220-224 , vertrekt 224, ftookeryen 225, terug komst en bedryven 226-227, zyn ftooken 230. Leiden belegerd en ontzet VIII. 177-180 krygt een hooge School. 180. leiden (jan van) IV. 39. leo africanus VI. 2,3. LEo,Grieksch Keizer,III.268. leo de IV. III. 269. V. 271. N 4 le*  REGISTER, lepidus. IL 38S, 408. Letterkundigen (Vaderland fche) V. 210, 211. linschoten (jan h. vak) vin. 2+5, 247. Lisfabon (Aardbeving te) VI 215- livius. III. 202. Livorno. VI. 419. Lodevvyk de I van Frankryk VI. 440. de II, 441. de HL 442. deIV.443.de V. 443- de VI. 447, de VII. 449. de VIII en IX. 451453-deX. 45j deXI 466, deXtr.467,deXIir.482. de XIV. 485-489, de XV. 489, de XVI 49,. LODEWYKdeXIV(eisch van) Vill. 340, gedwarsboomd 339 > 3*t, doelwit 343, valt ons aan 348 -351 , moet aftrekken 367 \ 368. longinus III. 183. loretano (L,) VI. 317. 3'9- Lorctte..V\. 411, 412', loth I. 107. Lucca (de Republiek) VI. 410. Lucern. VII. 501. LUCRET1US carus. II, 42 I. lucullus. II. 329. luitprand. III. 299. i.uther (IVI,) IV. 14-41, 53. Lybiers I. 401. lycurgus IJ.'61. Wetten. 63- 74- by moses vergeleeken, 206-209. Lydiers. I. 290. M. Maaftricht ingenomen VIII. 429. Maatfchappy opgerigt. I 273o- 35-37- Maatfchappyen van Handel. ZieOost Indifche Compagnie. Macedonië VII 394. Macedoniers (Vorften en Veldheeren der) II. 109- 140. MACHIAVEL (N.) IV. óo. MAGELLAN (F.) IX. 73 , 74 , 145, I46. Magellan (Sttaat van) IX. HS-H7Magt. I. 251-264. MAGNENTIüS. III. 213. MAHMUD V. 277-279. mahometh. III. 383. voortgang van zyn leer. 384, 385. V. 253-268. redenen der verbreiding. 268-271. Opvolgers 273-276, 291. mauu(jaques)'VIII. 248. le maire (Straat van) IX. 146, 147. Manicheen. III. 353, 416. Mantua. VI. 421. mansfeld (Graaf van) VIII. 237- MANUEL KOMMENUS UI. 277. MANÜEL PALEOLOGUS. III. 286. marchand (Legaat van P.) V. 123. marcianus (Keizer) III. 244, 245- marcius (ancus) II.238. MARESIfS. V. 55. MAS-  REGISTER. Margareet (de Landvoogde) VIII. 124,126. MARGARET,Hertogin van Pan ma , Landvoogdes. VIII. 139, ontvangt een Smeekfchrift i47,geeftde Moderatie en vervolgt de Hervormden. 148, vertoornd om de beeldftormery. 150, verdeelt de Edelen. 151, neemt Steden in 15 2, weer aangefteld doch vertrekt 205. maria (Graavin) VIII. 109112. Maria , Koningin van Ei ge- land.Vll. 30-32. MARiA(de Landvoogdes) VIII. 126, 128. maria stuart, Koningin van Schotland. VIL 74, 82. gevangen en gedood. 86- 89. Maria THERESiA,Koningin van Hongarye VIII- 419, van ons geholpen 420-423. mariana IV. 251. marius. II. 317,321,322, MArlbourough (Graaf van) VIII. 398, 400-405. MARmoktels Belifarius. V. 175. mark (de Admiraal van der) Vlll.162,165,174. Markomannen VII. 314. Marokko VI. 44, 45. Marokkaanen beteugeld VIII. 443, 444. MAROT (C.) IV. 66, 67. martialis. III. 98. mattathias I. 167. zyne Zoonen. 168-172. Pi matthias (Aartshertog) VIII. 186, 205, 208. Mauritaniers. I. 399. maurits van Nasfau , Prins van Oranje, Lid van den Raad van Staaten. VIII. 216, Stadhouder 220 , wint Breda 235,en andere Steden 236 , Groningen 239. overwint byTurnhout 24 2, zyn gezag vermeerderd .-43 , wint den flagby Kieuwpoort 255 , 256, verandert de Regenten. 272, zamenzweeriug tegen hen 282 ,283, derft 284. maurits van Saxen. IV. 4146. maxentius. III. 192. MAxiMiuAAN. (Keizer) VIII. ni» "3, 115, Hg. medicis (H en L. de) IV. 125- medicis ('t Huis de) VI. 415. medicis (maria de) VIII. 295! Medifche Ryk en Vortlen. I.' 201-203. melanchton(P.) IV. 2 I, 30 44, 85. melville (Zeekapitein) VIII. 445- Mennoniten. IV. 385-387. V. 75-77- 191-193. me\nosimons. Iv. 384, 392. mendoza. Vilf. 252. Menfchen (eerfte; 1.6*1, 62. uitbreiding I. 3 1-33. merüxa (P.) IV. 394.' Methodisten. IV. 287. mettrie (de la) V. 133. Metzelaars (vrye) V. 96-/02 I20. 5 Mexi-  REGISTER. Mexico veroverd. IX. 55-80. michael, Grieksch Keizer. III. 274. Midianiten. I. 276, 277. iwiggrode (J. van) IV. 403. Milaan VI. 42 3. Geleerdheid 424. Groote Mannen 425. miltiades. II. 90. miltitz (Carel van) IV. 1 9. mithridates. II. 328-333. m0ab1ten. I. 270-274. Modena. VI. 420. mogge(Legaat van P.)V. 124. Mogollen ('t Ryk der)V. 349350. Vorften 351 -367. Onderdaanen enz. 367-375. Moldavië. VII 398. molina (L.) IV.' 82.. Molinos (M.de)IV. 171. Monnike «(oorfprong der)III. 340, eerfte Klooster. 352. onderwys. 370. verdorven Zeden. 394 , 413, 414. verfchillende orden onder hen en bederf 446. 453. 464. IV. 8. n-13, 158. 364, 374- Schimpfchrift op hen. V. 155. Monnikendam (edele daad van de Regenten te) VIII. 432. Mookerheide (Slag op de) VIII. 177. Moord te Parys VI. 474. Mooren in Portugal. VI. 198-201. — in Spanje. VI. 102- 105. 111, 114. verdree- ven 119. Moravie, VII. 429-432. mornay (Ph.) VI. 94. MORUs(Th.)IV. 60. VII. 25, 26. moses.I.46, 118, 120, 13*, mosheim. IV. 271. Mozaickwerk. VI. 383. munnich (Graaf) VII. 218, 219. muhzer (Th.) IV. 29. Mufeum Florentinum. VI. 4*5, 4i6. Mypers. L 289, 290. Myltiken. HL 352,358,409, 443,454. IV. 78,189. N. Naamtekeningen van groote Mannen. VIII, 499. Naarden geplonderd VIII. 168. nadasti (Graaf) IV. 135. Nantes (Edikt van) IV. 150. VIII. 381. Napels (de Stad) VI. 353. kerken. 358. katakomben. 363. Napels (Hertogen van) VI. 224. Koningen. 224-232. 'tRyk verdeeld. 233. Onderkoningen. 234-236. krygt weer een' Koning 237.Vrugten. 351. Lucht. 351. ligging 352. buiten zeldzaamheden VI. 3 54. Napolitaanen (de Adel on. der de) VI. 354-357Geestelyken onder hen. 357. Geleerdheid. 361. Natie (karakter onzer) VIII. 479-487, fmaak voor Weetenfchappen. 487, 488, 493-495, verdeedigd 439, 490, oude deugden 490492  REGISTER. 492 groote Mannen en Vrouwen 493. Navigatie (Acte van) VIII. 3i6,3i75384,4°7- NEBUCADNEZAR. I. I53-I58 j 204, 205. NEK (JACOB CORN. VAN) VIII. 247, 248. nepos (corneliüs) II.42I. nero (Keizer) 111.150,151. Nestoriaanen IV. 106. nestorius. III. 363. nerva (Keizer) 111,161. Neutraliteit (gewapende) VIII 444. newton. (J.) IV. 122, 270, 271. Nicuwmegcri byna verrast VIII. 398. Nigritie. VI. 46. nimrod I. I9Ï. noach I. 77-89. Noorweeger.. VII. 134. Normannen VIII. 29. Nova Zembla. VII. 248. noue (franc, de la) VIII. 189. 190. Numidiers. I. 397. Nykerk (beroerten te) V.i 13. O. OCTAVIUS Of OCTAVIANUS (ca- jus) II 386.394,400-402, 407. III. 131 • zie verder op Augustus. odoacer. III. 247. olavides (d') VI. 168 ,169. oldenbarneveld (ontdekking van jan van) VIII. 219, raad 210, Penfionaris van Rotterdam. 221, zorg voor Maurits 224 , zyn ontdekking 269, lost de verpande Steden 269, 270, raadt Maurits 't op. pergezag af 270, bede aan hem 272, gevangen gezet 273,krygt voorfpraak 275, wordt onderzogt, veroordeeld en ontha'st 275-276, zyn vonnis beoordeeld 278-279. Omwentelingen. V. 152. onias Tempel. I. 169. Onlusten (laatfle) in ons Land. VIII. 444-456. Ontdekkingen der Ouden en laateren IX. 9-17. van America 17-31. Oorlog (Sucesfie)van Spanje. VI. 159. VIII. 3PO-393 , 397-404. oorthuis (Zeekapitein) VIII. 445- Oostende belegerden ingenomen. VIII. 356,257. Oostenryk. VII. 401. Vorften 403. Adel. 404. Godsdienst. 401. Taal 406. oppius. II. 391. Orden CGeestelyke) gefligt III. 376. orestes. II. 49. orpheus II. 29, 37. origenes. III. 337,339. os!j. van der) V. III. Otahitee. IX. 148,149. otho (Keizer) III. 152. Overzetters (LXX) 1.165. ovidius. III. 196. P.  .■REGISTER. P. Padua, en Geleerden aldaar. VI. 422. Pagteryen afgcfchafr. VIII. 433- palearius (A.) IV. 65. Panama. IX. 129. Papier oulings en nu. III. 355- paracelsus (Th.) IV. 58. Paraguay. IX. 139-142. Parma. VI. 420. Parthie II. 404. Parys (moord te) IV. 93. taschasius radbertus. III. 410. Pasfauwsch verdrag. IV. 46. RAULUS. III. 54 57. Pausfen (opkomst en gedrag der) in kerkelyke dingen. III.346, 347 = 375, 376, 388,395, 396,405,406, 413, 4i5,4i7,42'-426", 434-43 156. Philisthynen. X. 282 , 283. phocion. II. 105. pilatus (pontius) III. 35, 42. 49. plato. II. 154, 180. Platonisten (nieuwe) III. 327,33o, 338-37l. plaltus1 II. 308. plinius de oude. III. 159 y 203. jonge. 200, ïoiret (P.) V. 73. Polen (gefteldheid van) Vffê 251. Vorften. 252-260. oud bellier. 262. Ryksdag. 263-265. Confedcratien. 266. magt des Konings en Adel. 267. verkiezing des Konings. 268, 269. Ridderorden en karakter des Volks. 270. bevolking272. Vryheid. 278. Godsdienst en Taal. 274.Weetenfchappen 275. Landbouw, Handel en Magt. 275-277. opontbod des Adels 278. Roem der Edelen. 279. Pompeji (de Stad) verdelgd, en ontdekt. VI. 369. pompejusI. 176.II. 321, 326, 328, 332, 334-336,364366. POMPILIUS (nüMA) II. 134. POPILIÜS LENAS. II. 302. Portia ('t Lusthuis) VI. 365, 368. Porto Franco VIII. 438. Portugal(Staat van) VI. 195, 196. oudebewooners. 197. Koningen 198-216. Karakter des Volks 217. Bygeloof. 219. Geleerdheid. 220. Konften 221 magt en landbouw. 221 , 222. praag (hieronymus van) III. 46I. Preeken (openlyk) in ons Land IV. 410-415. Presbuteriaanen. IV; 95,96. Privilegie^GTootjVlil. 110. probus (Keizer) 185. protagoras. II. 183. Proteftanten (afgevallen) IV. 155- Pro.  REGISTER. Proteftanten te Weenen. V. 153. Provintien (fcheuring tusfchen de XVII) VIII. 202, 203 — (Regeering in de VII) Vill. 462-464, be. ftier 465. Wetten 465-467. ! (zeven) VIII. 7,8. Pruts/en (oude Staat van) VII. 2 8c-2 84. onder Keurvorfteu en Koningen. 385292. Inwooners. 295. Godsdienst. 296. Weetenfchappen. 295. Academie. 296. Landbouw. 298. Ka naaien. 299. magt 300. Pfalmgezang. III. 340. Pfalmberymingverariderd.IV. ; 283. van Dathenus. 403. ] van anderen. V-159-162. veranderd. 163-169. ] psammenitus. I. 308 , 309. j Puritei11e11.lv. 185. pylades. II. 50, 51. pyrrho. ii. 183. pyerhus.IL 284-388. fythagoras, II. I TJ-IJ% Q. r Qtiaaden. VIII. 23. ƒ> queskel(P.)IV. 166. quichot (don) IV. 343. KI Quietisten. IV. J72. quinctius CJNC1NNATUS. II. 625. vergeleken by gideon. R 268 , 269. R quintilianus. III. 20o. BX üjwnkers. IV. 187. V. 190. R. Randen (Gecommitteerde) of Gedeputeerde Staaten. VIII. 464. Raad der Beroerte. VIII. 156. Rabaut(P.)IV. 258. radeouds Doop. IV. 32 I. Raguza. Vil 390. Redenrykers. IV. 398. V. 219-236, VIII. 141. 496- 498- Regeering (welke) de eerfte was I. 37-J9. de beste III. V9, 180. Regt (beflisfing van 't) III. 4H.IV. 347,348. K.egtsgeleerden (Vaderland. fche) V. 206-208. tEGULus. II. 290. leizigers (Vaderlandf VUL 538,539. lehquien. III. 407. lemonftranten (begin der Gefchillen met de) V. 5. hun gevoelen en gevolgen van den twist. 11-28. ver. eeniging met hen gezogt 32. klagc over hen 33, teru" gegeeve vryheid.'35. g&" leerden 83. hoe nu zyn 84. ;nnenberg(Graaf van) VIII. Ï05. 206. emwoude (Legaat van de Vrouwe van) V. 122. :guesens (Don Louis) LandvoogdVIH. 176,177, 181, fterft 183. hodes. II. 142-145,. 'iyn. VIII. 10. :hard I van Engeland. VIL 14,de II 2o,deIIl23. Rid.  REGISTER. Ridders. VIII. 46, 47. Ridder-orden. III. 429,430. Ridders (Teutonifc'ae) VII. 371» 37=- Ridderfchap (oude) IV. 340. dooiende 342. Rigtersder Israëli ten 1.138. Rimini. VI. 412. Rivieren (Vaderlandfche) VIII, 540-542. jtoèL(H. Aj V. 71. Romanie. VU. 393. Rome (grondlegging van) II. 224. Burgemeefters. 350. geplonderd III 238. ondergang. 305 Rome in deezen tyd. VI. 373. Oudheden. 374 Geestelyken en Geleerdheid. 379-38.'. Schilders 382. Konften 383-385- Handel 385. Karakteren Zeden 386-395. Romeinen (oorzaak van de grootheid der) II. 218 woonplaats. 219. eerfte bewooners. 220 vroegfte Befiierders. 222. hunne befchaafdheid. 244. Regeering. 249. Raadsheerlyken. 257.Wetr.en. 27o-272.Wapenen. z8o, 28r. Oorlogen 289, 299. Verbastering. 306. Konften en Weetenfchappen. 307. verlie. zen hunne vryheid 411. hooge ftaat. 412. Staatkunde 415-419. Zeden, 422430. bomulus. II. 224-233. Roomfche Kerk (zes yerfchillen in de) IV. 81. kossem (maarten van) VIII. 125, 129. rossi. VI. 420. Rotterdam (fchandelyk bedrytte)VIII.387. rousseauq. J ) IV. 230. ruiter (herman de) verovert Loeveftein VIII. 160. ruiter (mich. adriaanz De) flaat de Engelfchen. VIII. 317, beteugelt de roovers 324.325, ontzetDantzig 325.326, komt'thuis met buit 333, in gevegt 335337, zeilt naar Chattam . 337-339. i'i gevegt 347. 34 8, brengtde Vloot t'huis 367. levert drie Zeeflagen 368-370. gewond en fterft 375. 37. #«s/«»i/(uitgeftrektheid van) VII. 183. koude. 184. 's Volks oorfprong. 185. Vorften. 186 213. beftier 214. opvolging. 215, 216. krooning en hoofdftad. 217. hofleven. 217, 218. verbanning. 218,245. Ridderorden en boeren 220. oude ftaat des Volks ,221. flaaverny 222, 223. opvoeding en ftraf.224. karakter 225. kleeding. 226. gewoonten. 227. bevolking. 228. lucht en rivieren 229. dieren 230. Landbouw. 231. Godsdienst en Taal 232. Weetenfcbappen 235, Handel. 237. magt 239. RYCK (JAC sim. de) IV. 438. VUL 162.  REGISTER. S. Sabeers. 1. 261-264. Sadduceen. I. 172. Sakramentsdag. V. 94. sallustius. II, 42 i. salomo. I. I43, 144. Samojedèn. VII, 246, 247. samuel I. 139. San Marino (de Republiek) VI. 409. SANNAZARIUS (A.) IV. 64. Sardinië. VI. 430. Savoye VI. 426-429. Saumur (Godgeleerden van) IV. 18S Saxen. VIII. 24-26. Scheuring fde groote Westerfche)III 452. Schilderen met olie-vervv. VIII. 511. Schilderkonst vervallen, opgekomen enherfteld. VIII. 5IO-5H- Schilders (groote Nederlandfche^ VIII. 514,515. Schilders (Lyst van Vaderlandfche) VIII. 515-537. scipto (córnelius) II. 296. africanus II. 292. Saltzburgers. V. 89. VIII. 415. saul. I. 139, 14 0. saurin (J.) V. 88. schaffelaar (jAN VAn) VIII. 114. Schafhaufen. VII. 505. scaurus II 316. schortinghuis (W.) V. i09. Schotiands (oorlprong van) Koningen VII. 67-89. Schouwburg te Amjlcrdatn. V. 233. Schouwburg (verwonderly- ke) VI. 420, 421. scotus. III. 404. schuurman (A. M ) VI. 65. Sckweitz, VII. 502. Schythen. II. 210, 213. secundus (f.) VIII. 129. SENECA. III 199. senserff (Legaat van W) V. 122. seth Kinders I, 79. Servië. VII. 392. severus (septimus) Keizer. III. 1-0. SERVETUs(l.VI.) IV. 101. seymour (johanna') VIL 26. sextus pompejus. II. 369, 373>378,40S» 406. Siberië. VII. 243. SiciiiaanfcheVesperVl. 227. iicilie (Staat van) VL 371 , 372. sidnei (heldenbedryf, karak■ ter en dood van phixip) VIII. 221, 222, siena (catharina Dl)VI. 419. Silefte VIL 435-438. Smalkaldisch verbond. IV 38, 59Slaaven-handel. VI. 48-54. Slavonie. VII. 388. socirus (L. en F.) IV. 98- 100. Socinidanen. IV. 190 -soa V. j86. *' socrates. II. 180. Soldaaten (loontrekkende) ingevoerd. VI. 132-134. Soluthurn, VII. 505. son-  REGISTER. sonoj's wreedheid.VIII. 181. 182. Souterliedekens. V. 156-158. SfANjE. II. 327, ligging VI. 85. oüde Historie 87-89, vreemde Volken daarin 90. Gothifchen Vorften 91-101. Mooren aldaar 102-105. herftelling des Ryks 105-106. Koningen 106-116. in byzondere Ryken verdeeld 117. vereenigd 1:8. laatere Vorften 117- '64, bezittingen 164. Hoofdftad 165, Bellier, 165, 166. Inwooners 167, Karakter 169, Vermaaken 172, Godsdienst. 173 Geestelyken. 174. Inquifiue 175. Taal en Geleerdheid 178-180. Konften 18'. Krygtmagt. 182. Vermogen. 183. Handel 184. Fabrieken. 185. Landbouw 186. Kanaal Imperiaal. 187. Voortbrengfels 191. Schaapen. 192-194Spartaanen. II. 60. \A etten 63-/4. Ondergang. 7678, 99. Spelen (Bly- en Treur-) II. 172-174- Spelen (Griekfche) II. 69. stanislaus , Koning van Polen, VII. 256-260. sta aten (Vermogen der Algemeene) VIII. 200, 307, erkennen philips den II niet langer 201, zweeren hen af om redenen 207, IX. deel. 208, bedryf omtrent ol« denbarneveld 274, Voor- flag aan Frankryk 292,verkreegen titel 411, 460, wapen en magt 460-462. staaten (Befluit van Hollands ; omtrent Willem den I. VIII. 165, 166, hun oogmerk 167, verbinden zich aan Frankryk 234, geeven onderftand 236. staaten (Raad van) VIII. 464, 465. Staatsmannen (Vaderlandfche) V. 204. Stadhotiderfchap, hoe oalings, laater, en nu. VIII. 467-474- Steden (handeldryvende) VIII. 542. stellingwerf (nicol.) VIII. 327. stephanus (R.) IV. 67 ,68. stinstra(J.) V. 109. Stoicynen. II. 182. stolp (Legaat van J.) V. 12r. str-:ensee. VII. 127. Styl(oude en nieuwe) IV.453. suetomus. III. 202. Suriname IX. 134, 135. Sufa , Segufium VI. 426. swart (Legaat van M) V. 124. sylla 11.317,321-325. Synode (Nationaal) te Dordrecht. V. 23, 24. Syracufa. II. 148 Vorften en Oorlogen 148-157. Konften en Weetenfchappea 157-160. Syriers. 1.283-285. O T.  REGISTER. T. Taal (Vaderlandfche) VIII. 495, 496". Taalkundigen (Vaderlandfche) V. 211. Taboriten III. 466. VII. 422. tacitüs 'Keizer) III. 185. Taiti. IX. 148 , 149. -tauchelyn. IV. 343. tarquiniusfriscus II. 239. superbus II. 24L Tartaaren. VII. 400. tasso (T.) IV. 65. .Teken-Academie te Amjl. V. 132.VIII.537, 538. Tempelieren (Orde der) III. 430. IV. 349. •terentius II. 308. Terraneuf, IX. 11 o. THEMISTOKLES. II. 92-94. TaEOCRiTUs. II. 157. theodorus Vail tarsus, III. ■ 388. tiieodosius (Keizer) III. 223-227. •-. — de II. (Keizer) III. 236, 240, zyn Wetboek 242. theofilus (Keizer) III. 269. theophrastus. II. 183. Thesfalie. VII. 395tiberïus (Keizer) III. 139144. tiberïus , Grieksch Keizer III. 265. tigranes. II. 328. titus III 65. verovert Judea 68, belegert en vermeeftert Jerufalem 70-79. Keizer" 157. regeering, 158,159. tostatus (A.) IV. 59. totila. Illt 254, trajanus. (Keizer) III. 161. Tripoli, VI. 36, 37. Trojaanfche oorlog. II. 4347. tromp (kornelis) flaat tegen de Engelfchen. VIII. 333 , 335, 336. iromp (maarten harpertszoon) flaat de Spaanfchen VIII. 295, de Engelfchen 317,318 ,fneuvelt3i9. Tucuman. IX. 139. Tulpen (haudel in) VIII. 293. Tunis. VI. 37-39. Turin. VI. 428. Turken (Landen der) V. 294, 295. welk Volk zy zyn 298-299.Keizers. 300-319. Regeering 319,Godsdienst. 323-326. Geleerdheid 326 Taal en Dichters 328, Weetenfchappen. 329, 330. Karakter 331. Zeden 333. Handel. 334. Bevolking. 334» Staat. 335-338. U. UitenbogaardQ.)V. 16,17, 21, 27, 35. Uitleggers (.Roomfche) IV. 77- Uitvindingen (eerfte) 1.73. Uitvindingen (Vaderland- fche) VIII. 499-505. Unie van Utrecht. VIII. 197- 200, 202. ITni-  REGISTER. Unigenitm. (Bulle) IV adi. Univerfiteiten. III. 431,432 Unterwalden. VII. 503. £W. VjI. 50f. Utrecht ingenomen VIII 35°, verhaten 37 2, regeering veranderd 372,373. V. Vaderlands (ligging des") VUL 5, 6. Vaderlanders(lofonzer)VIII. a-S'. valens (Keizer) III. 220. valentinianus (Keizer) III. 219. valentinianus de II (Keizer) HL 225. valentijnianus de III III, H°, 243. Velleja. VI. 421. Veldilag by Ekeren. VIII. 399, by Ramillies 400, by Oudenaarde en Mal plaquet 401 , 402 , te Fontenoi 423, te Raucoux 424, te Lafeld427. Venetiaanen (opkomst der) VI. 293 , 294, 296. reden van ftaan 294. ftaatregels 295. aanwas 297. benier. 298. Doges 299-202. veranderd bellier 303. volgende Doges 304. trouwen met de Zee 305. andere. Doges 306-310. Verlooren Vryheid 310, 311. Oorlogen 312-326. twist met den Paus 323. Val des Handels. 325. O . Venetië (de Stad) VI. 395 Regeering 398-400,401404. Godsdienst 404. Geestelyken en Vermaaken. 405. Geleerden 406, 407. Konften. 408,409. Venezuela. IX 130,131. Verdraagzaamheid in Pruis- fen. IV. 267-270. Verdraagzaamheid (gefchil over de) V. 143. Vergadering (Groote) in 's Haage VIII. 315. vernede (Aanfpraak van jean scipio) VIII. 429-431. Verona en Geleerden aldaar VI. 422. Verftrooing der Menfchen. 1- 94-9S. VEsrASiANus Veldheer III. 65. Keizer 70, regeering 153, 156, 157. Vervolging' der Hervormden 'mFrankryk.lV. 149-152, aanflag in Engeland. 152, 153. Vervolging in Neerland. IV. 345, 372, 375-377,388, 392 ,396. 400,402,408, 433- 435, 436, 453. V. 130. vesaliüs (A.) IV. 64. Vefuvius (VI, 366-369. Vikaris (Roomfche) V. 93. viRGiLius. III. 195,196. Virginie.lX. 105-106, 107. Visfcheryen (Vaderlandfche) VUL 553-556vitellius (Keizer) III. 153, 155. Vloed (ongewoone) VIII. 367- 2 lvoot  REGISTER. vloot (de onverwinnelyke Spaanfche) verflaagen. VIII. 2}0-23ï. Vlugten in Nederland. IV. 429. 430-435Voetiaanen V. 47-52 , 63 , 128. Volk (Brood- en Kaas-) VIII. 116. Volks-vermaaken. II. 33. voltaire IV. 231. Vrede te M/«/?«r, VIII. 300- 302, te Utrecht 405-408 , itAken 431. W. Waereld (Schepping der) I. 58-61. 't vergaan in Fries- land gevreesd. V. 170. Waldenzen. IV. 136-148. 300-303. Wallachie VII. 396. Walvischvangsi. VIII. 285, 555» 556wamba. VI 94-97Wandaalen. VIII. 23. Washington TG.) IX. 117 , u8. Water-Geuzen. VIII. 150, neemen den Briel in. 161, 162. Wederdoopers. IV. 39,379' 38i, 384Wederdoopers VIII. 127 , 128. Weetenfchappen herlteld.III. 421. IV. 56. Weetenfchappen(fvlaatfchappyen van) in ons Land. V. 118 , 145-149, 170. te Batavia. 180. werf (pieter adriaansz. van der) VUL 178. wesselus (j.) IV. 361. Westersch (het) Ryk gedoopt. III. 247. Wetten (Kerkelyke) in ons Land. IV-450 ,451. — (Lombardifche) III. 296 wickl1ff CjOHANNES) III. 453, 461. 462. wilkes (J.) VIL 99. willebrordos. 111.381,382. IV. 319-321. VIII. 27. willem de I (Graaf) VIII. 48-51. de II (Graaf) VIII. 52-54.de III (Graaf) VIII. 67-69. de IV (Graaf) VIII. 70-71. de V (Graaf) Vill. 72-ïo deVI.VIIf. 86-88. willem de I, Prins van Oranje , vereenigt zich met anderen , en verzoekt herttel van regten VIII. 14.1-144.. doet voorde vryheid fchryven. 146, flik oproer i£0, verlaat het land 152, zyu leger tegengehouden 1 = 8, erkend als Stadhouder 165, door alva opgehouden en in gevaar 166 , regelt 's Lands zaaken 167, ziekte 179, komt te Leiden 170, ontdekt een geheim en fatisfactiemethem 185, zyn vermogen 189 , beloften aan hem 204, ban tegen hem 205 , 206. poogingen om hem Graaf te maaken 210-212 , wordt gewond  REGISTER. wond 213, zyn karakter 213-214. willem den II van Oranje (dapperheid van) Vil!. 297, Stadhouder 307, gefchillen met hem 307-309, vat zes Heeren 309, zyn aanflagopAmfterdam 310313, dood 314. willem de lil van Oranje VII. 49-53 zugt voor hem VIII. 319,329, uitfluiting 320, Stadhouder 344,352, bellier 366 , verdryft de Franfchen 370-372, voorneemen om hem Graaf te maaken 374, krygsbedryven 376, 377 ongenoegen met Amfterdam 378380, gaat naar Engeland', verdryft jacobus den II en wordt Koning. 381-385 , vonnis over Gees 3 85,386, krygsbedryven 388-392, fterft en karakter 393, 394. willem de IV, of willem kabel hendrik friso Van Oranje Stadhouder VIII. 426, afkomst 426,427, bellier 432 , 433 , 438, kinders 434 , fterft 434, karakter 435, 436, redenen van zyn verheffing 436, 437willem de V van Oranje gebooren VIII. 434, huweiyk 441 , kinders 442 , verdeedigt zich 448, verlaat 'i Haage 451, in gefchil met de Staaten 452, vrugtelooze bemiddeling 454, berlteld 456. willem de veroveraar. VI. 446-448- Vil. 10-12. wiTT (cornelis de) ontvangt een Gefchenk VIII. 339, befchuldigd en gevangen 353 , 354 > veroordeeld 355, vermoord 355-360, daaders vergolden 360362 .karakter363,364. wm' (jan de) Rar.dpenfionaris VIII. 318, verwyt aan hem 320, bellier321 , 322, brengt de Vloot in Zee 323,Staatkunde 341, misleid 346, bedryven 348, gevat en vermoord 355360 , daaders vergolden 360, 361 , karakter 362, 363. WOLFERT harmenszoon. VII. 258, 259 Wysgeeren (Vaderlandfche) V. 208, 209. Wysgeerte (Platonifche) III. 328 , 330, 393. IV. 57, 84. ■ van Aristoteles. III. 372, 393,42',442»449» 454,459.1V.57,75, 84. 127,160, 176. X. xerxes. I. 248-251. ximenes (Cardinaal) IV. 59. Y. Terfei (Nieuw-) IX. 107. Tork (Nieuw-) IX. 107. Tsland.VU, 141-146. 3 Z.  REGISTER. Z. Zelfmoord.II. 396, 307. zeno. II. 182. zen0b1a. III. 183. Zevenbergen. VU. 417. Vorften. 417-420. zeroaster. I. 2ÖI. zilo (adam) VIII. 529, 535, 536. 2ISKA.1II. 466. VII. 422. Zondvloed. I. 78-86. zoutman (J. A.) Vice-Admiraal, flaat de Engelfchen af. VIII. 446, 447. Zweeden (Verdeeling van) VII. 148. Koningen 148166. Bellier 166. oude Regeerings - form 167. Krygsmagt 168. Ridderorden en Adel 169.'s Volks karakter 170. Godsdienst en Taal 171. Academiën. 172. Geleerden 173. Luchtsgefleldheid 173. Voortbrengfels 174. Land¬ bouw en Handwerken. !75- zwiNGUus(U)IV.ai, 33. Zwitferland (ligging van) VIL 464-469. Oude Bewooners 470-473. Beftierders 473. Omwenteling 474-478. Vryheid verkreegen 479. Onlusten 481. onderling Verbond 483. Staatszaaken 485-487. Regeeringsform 487-494. Bevolking 495. Uitlandfche Krygsdienst 496". Trek naar hun land 497 Krygtmagt 498. Cantons 500-506. aangehegte Landen 507. 's Volks Karakter 513. Taal en Weetenfchappen 512. Geleerden 512-515. Zug. VIL 503. Zurick. VIL 5C0. Zutphen geplonderd. VUL 108. VER.  VERKORTE HISTORIE DER WAERELD, GETROKKEN UIT DE VOORIGE NEGEN DEELEN.  Deeze verkorte Historie is, gelyk de voorige Titel gezegd heeft, getrokken uit de IX Deelen van de historie der waereld , ten nutte van jonge Leerlingen, voor welken de laatlte van te grooten omflag kon gerekend worden. Zy mogen zich dus van de eerfte bedienen, en kunnen naderhand tot de andere overgaan. Willen zy in het antwoorden aan hunne Onderwyzers breedvoeriger zyn , zy kunnen naflaan de bladzyden in de andere , waar zy de verkorte Antwoorden uitvoeriger zullen geboekt vinden.  EERSTE ZA MEN SPRAAK, TER INLEIDINGE. 1 vraag. Welk Boek, a!s het nuttigde en aangenaamde voor u, zoudt Gy , na den Bybel en na een ander over gods gefchaapen' Werken, gaarne bezitten ? antwoord. Ik zou , by die twee Boeken , gaarne één hebben , 't welk my de historie der waereld kon Ieeren. (I. 6-9) , 2 V. Wat verdaat Gy door de Historie der Waereld? A. Daardoor verflaa ik de Gefchiedenis der Menfchen , die , van den beginne tot nu toe , de Aarde bewoond hebben , of nog bewoonen, nevens alles , wat zy in byna zestig Eeuwen bedreeven hebben. (I. 2, 3) 3 V. Waarom zoudt Gy gaarne zulk eene Gefchiedenis hebben ? A. Om dat het my zeer verkeerd fchynt, alleen te weeten wie in ons Vaderland woonen , of wie daaraan grenzen , en niets meer. (I. 7, g) 4 V. (*) De kapitaale Cyfferletters I, II , III enz. beteke. nen het eerfte , tweede , derde enz. Deel , en de mindere 1 , 2 , 3 , enz. de bladzyden in de Historie der Waereld , waar de Leerling een uitvoeriger verhaal ban vinden van 'c geen hier verkort wordt epgegeevea, os  4 nut der historie en bestier der waereld. 4 V. Wat denkt gy in zulk een Boek te zullen vinden ? A. Veele zaaken , die my geheel onbekend zyn , doch die my veel kunnen leeren en aangenaame uuren geeven. (I. 4, 8, 11) 5 V. En wat verder? A. Ik -ftel vast, daarin te zullen aantreffen duizend blyken van gods Almagt, Wysheid , Goedheid , en Orde in het bellieren van alle Menfchen. (I. 14, 15) 6 V. Meer niet ? A. Ook veele fchoone loflyke daaden van wyze en goede , nevens andere van dwaaze en godlooze Lieden. (I. 9, 10, 11) 7 V. En daarby ? A. Proeven van gods Regtvaardigheid , die, dikwerf in dit leven , de eerden beloond , en de laatllen geftraft heeft. (L 15) 8 V. En dat alles te zamen zal moeten genoemd worden eene volmaakte Regeering ? A. gods Regeering kan niet anders weezen. (I. 17) 9 V. Maar wy kunnen niet vinden , dat gods Regeering altyd zodanig is? . A. Dit hapert , ten deele aan ons eindig verftand , ten deele aan veele duistere Gebeurtenisfen, die eerst in de Eeuwigheid ontknoopt zullen worden. (1. 18-20) 10 V. En Gy gelooft gods Regtvaardigheid , ongeacht die duisternis ? A. Zo zeker als ik op eenen nevelagtigen dag geloof, dat 'er eene Zon is, hoewel ik dezelve niet zie , gelocf ik gods Regtvaardigheid in liet beftier der Waereld , al is hetzelve voor my niet volkomen klaar. TWEE-  TWEEDE ZAME NS P R AAR, Voorbereidfelen tot de kennis van de Historie der Waereld. 1 V. Laat my nu vraagen , wat voerden toch de eerfte Menfchen uit op de Aarde ? A. Zy vonden hier ontelbaare dingen, die zy niet kenden , noch wisten te gebruiken ; maar hunne ^behoeften drongen hen om te beproeven , hoe zy dezelven tot hun voordeel en gemak zouden kunnen aanleggen. (I. 25 , 26) 2 V. Maar toen de Menfchen in getal vermeerderden. .. ? A. Toen waren zy genoodzaakt uit eikanderen en verder te gaan , dan hunne geboorteplaats , waardoor zymeer andere goederen der Aarde leerden kennen. (I. 26) 3 V. En waarvan leefden zy ? A. Om onderhoud te hebben , moesten zy de hand flaan aan den Landbouw, en aan de Veehoedery. (I. 27) 4 V. En het gevolg daarvan was. . . ? A. Het gevolg was , dat dorre landen , door derzelver arbeid , in vrugtbaare velden verkeerden ; en dat het geen iemant in overvloed won verruild werdt tegen iets anders , 't geen hy niet bezat , waardoor de grond tot den Koophandel gelegd werdt. (I. 27 , 28) 5 V. Wat kwam daaruit voort? A. Dat ds Zamenwooning een onderling genoegen , hulp, gemak en voordeel gaf; des men , hier en daar, begon eenige huizen byéén te bouwen. (I. 28) 6 V.  6 uitbreiding der menschen en regeering.' 6 V. En wat ontftondt daaruit ? A. Uit de hier en daar gebouwde Huizen ontftonden Dorpen , uit Dorpen Vlekken, en uit Vlekken Steden. (I. 28) 7 V. Waar zag men die 't eerfte ? A. In asia , en , by het vermeerderen en uitbreiden der Geflagten , in africa ; vervolgens ia europa , en , eindelyk , by verhuizingen van Stammen door rret Noorden , in america. (I. 31-35) 8 V. Wat drong de Mefuchen , om zo digt byééu te woonen ? A. Onvermogen , om zich tegen fterkeren te verweeren ; gebrek van veele dingen ; en zugt , om in elka::ders nooden te beter te voorzien. (I. 35 , 36) o V. En dit zamenwoonen ging vreedzaam toe ? A. Niet altyd , ten minften niet waar jaloufie, hoogmoed , eigenbaat, haat en nyd de harten der Menfchen fterk aanzetteden tot verkeerde bedryven. (I. 35 , 37) 10 V. Wat werdt toen noodzaaklyk ? A. Wetten , die Menfchen tot hunnen pligt drongen , en het aanneemen van een' aanzienlyk' Man, die dezelven gaf, tot opperhoofd. (I. 37) 11 V. En wie gaf de eerfte Wetten ? A. Elk Vader in een Huisgezin , elk Opperhoofd in eene kleine , en elk Koning in eene groote Maatfchappy. (I. 37) 12 V. Wat gaf kragt aan de Wetten 'i A. Belooningen en ftraffen. 13 V. Waren die genoegzaam ? A. Neen : want men ondervondt weldra , dat de Godsdienst het eenige middel was, om verdorven' Menfchen in teugel te houden. 14 V. Kwam dezelfde wyze van regeeren alleiwege in trein ? A. Neem  VREDE EN OOSLOO. 7 A. Neen: want men zag by fommigen eene Volkersgeering opkomen , die .men Democratie noemt. (*• 37) 15 V. En by andere Natiën ? A. Een bellier van de voomaamfte Mannen des Volks , 't welk men nu heet Arijlocratie. (I. 37) ió V. En eindelyk. . . ? A. Eene derde foort van Regeering door éénen Man , die over allen het gebied [voerde, en nu den naam draagt van Monarchy. 17 V. Welke van deeze drie was het beste bellier? A. De ondervinding leerde , dat elk zyne gebreken hadt ; doch dat het eerfte het zagtfte was, maar dat het laatfte de meeste rust gaf, wanneer men eenen braaven Koning hadt. (I. 38) 18 V. Wat ontftondt 'er uit den aanwasch en de verfpreiding der Menfchen over de Aarde ? A. Zeer veele Regeeringen en Koningryken. (L 38 , 39) 19 V. En die allen leefden in vrede ? A. Niet langer leefde men in vrede , dan wanneer heerzucht , nevens waare of ingebeelde beleedigingen van den eenen of anderen , agterbleeven. ft 38 , 39) 20 V. Wat vernam men, wanneer die niet agterbleeven ? A. Dan ontftonden 'er Oorlogen, waarin dikwerf, veele duizenden , om het bedryf van éénen , 011fchuldig moesten lyden met verlies van goed en leven. (I. 39, 40) 21 V. Hoe befchouwt Gy de Oorlogen ? A. De regtvaardigen befchouw ik als geoorlofd , doch treurig; en de onregtvaardigen als de fnoodfte en gevloekfte treurtooneelen der Waereld. (L 39 1 4°) 22. V.  8 UITVINDINGEN. KONSTEN. 22 V. Waren de oude Oorlogen zo nadeelig voor het Menschdom, als de tegenwoordigen ? A. De ouden waren veel erger: want zy werden met meer bloedftorting gevoerd , om dat man tegen man vogt. 23 V. Hoe nu? A. Nu worden Belegeringen en Veldflagen door het kanon fpoediger beflist , waarom zy minder bloed kosten, en korter duuren. 24 V. Wat vernam men , wanneer men den Vrede genoot ? A. Dan kon men zich meer toeleggen op den Landbouw, op de Veehoedery en Konften , gelyk men zag in tubalkain , die het yzer en koper , dat men in de werktuigen tot den Akker bouw noodig hadt, bewerkte. ■ 25 V. Of.. . ? A. Of, gelyk Jubal , Muziek-Inftrumemen uityondt tot uitfpannjng en vermaak. (I. 40 , 41) 26 V. Zyn dan de Konlien , op die wyze , uitgevonden en opgekomen ? A. Ja ; doch langzaamerhand , de ccne na de andere, gelyk Weeveryen om kleederen te bekoiBM , Schuiten om te visfchen, Schepen om te vaaren , en Molens om graanen te maaien. 17 V. Wat al meer. .. ? A. Wapenen om te vegten , Uurwerken om den tyd te meeten, en Huisraad tot gemak en ver(iering. (I. 41-43) 28 V. Weeten wy den juisteu tyd van die uitvindingen ? A. Deeze, en veele andere dingen weeten wy niet , om dat de fchryfkonst , die alles aantekent , omtrent twee duizend jaaren na de Schepping , is uitgevonden , en lang daarna eerst verbeterd of algemeen geworden is. (I. 46, 47) 2* V.  bistoriesckryvers. 9 29 V. Wie was dan de eerfte Historiefchryver ? A. Sommigen der eerfte Menfchen hebben aantekeningen gemaakt; maar moses is de oudfte, die ons by naame bekend is , en twee en een half duizend jaaren na de Schepping leefde ; doch onder de Heidenen herodotüs , die duizend jaaren laater verfcheen. (I. 46, 47) 30 V. Wy weeten dan weinig van de oude Tyden ? A. Zeer weinig , waar door wy niet veel verliezen. 31 V. Willen wy nu , na deeze voorbereidfelen, tot de Historie der Waereld overgaan ? A. Ja , zo wy dat, na deezen gelegden grondflag, kunnen doen. DER-  {DERDE ZAMENSPRAAK, OVER DE OUDE WAERELD. 1 V. Hoe verdeer: men, in het algemeen, de Historie der Waereld ? A. De Historie der Waereld zal best begreepen worden , wanneer wy ze verdeelen in eene oude en nieuwe historie. (I. 45) 2 V. Wat brengt Gy tot de oude historie? A. Al wat gebeurd is , van de Schepping der Waereld af, tot jesus Geboorte. 3 V. En tot de nieuwe historie ? A. Al wat voorgevallen is , federt jesus komt in de Waereld , tot op deezen tyd. 4 V. Welke waren de voornaamfte Gebeurtenisfen in de eerlle Waereld ? A. 's Waerelds Schepping was de verwonderlykfie , 's duivels verleiding de vuilaartigfte , en adams val de dorevigfle. 5 V. En verder. . . ? A. De Genade-belofte was de aangenaamfte , hit leven der Aartsvaderen de onbekendfte , en de Zondvloed de jammeriykfte Gebeurtenis. (I. 56-38) 6 V. En dat alles is verhaald. .. ? A. Dat alles is verhaald door moses , die, op één paar bladzyden , de Historiën van anderhalf duizend jaaren tekent , en ons dus veele zaeken berigt in weinig regels , die waardiger zyn dan groote Boeken met veele verdigtfelen. (I. 59) 7 V. Hoe befchryft hy de Schepping van alles? A. Op eene korte , maar verhevene wyze : want hy  scheppuïc. VAX. zondvloed. rt hy verbeeldt god zesmaal fpreekende , dat is , gebiedende of fcheppende , waardoor alles een verwonderlyk beftaan uit niets ontving. (I. 60-63) 8 V. Hoe befchryft hy 's Menfchen val ? A. Indiervoege , dat hy ons den duivel leert kennen als het afgryzelyklte Schepfel in de natuur , en de twee eerfte Menfchen als eindig, verleid en bedorven. (I. 64-67) 9 V. En wat meer ? A. Den duivel gebannen; Man , Vrouw en Nakomelingen om de zonden veroordeeld; en de Aarde met den vloek geflagen , waaruit alle jammoren onder het Menschdom zyn voortgekomen. (I. 67 , 68) 10.V. Welk eene fchildery geeft hy ons van adams Nakomelingen ? A. Hy leert ons onder dezelven goeden en kwaaden kennen ; ook den zuiveren Godsdienst by de eerften , en de opgekomen afgodery by de Iaatften ; nevens de wegneeming Van éénen Man ten hemel , en de losbandige levenswyze van andereu. U. 69-77) 11 V. Hoe fpreekt hy van de Zondvloed ? A. Hy fpreekt van noaciis vroege waarfchouwingen aan de zorgeloozen ; en van 's Mans arbeid tot redding , zo van zyn Huisgezin , als van Dieren en Vogelen ; en... 12 V. Waarvan meer...? A. En eindelyk van de allergeweldigfle Overftrooming der Aarde in het jaar 1656, waardoor alles buiten de Ark om 't leven raakte. (I. 77-81) 13 V. Hoe gebeurde die Zondvloed? A. De Zeegolven , die uit het Zuiden opkwamen , en aangezet werden door huilende ürkaanen, vielen met een vrecfelyke geweld aan , eerst op asia , waar de meeste misdaadwi bedreeven wajen ; ix. deel. P en  12 zondvloed. en floogen daarna verder heen tot over de tappen der Bergen. fF. 82) 14 V. Hoe weet Gy , dat de Overflrooming op die wyze gebeurde ? A. Dat kan ik op de Kaart van asia zien aan het afgefchenrd of ingekabbeld land , welks ftrekking van het Zuiden naar het Noorden gaat. (I. 82) 15 V- Wat vernam men by dat geval? A. Het ysfelykfte Schouwfpel , dat ooit vertoond is , naariielyk , in den aanvang , fchrik , beeving, yzing , gehuil, gefchreeuw, en gegil van ouden en jongen. 16 V. En verder...? A. Voorts het vlugten naar de toppen van huizen, boomen en bergen, uit en van welken de geweldige vloed de Menfchen floeg , die, vallende en wortelen de in den diepften plas, weldra het lieve leven verlooren. (I. 83, 84) • 17 V. Welke ftukken van het hoogde belang leert Gy uit die Gefchiedenisfen ? A. Den oorfprong der Zonde , en de beloofde Genade, welke beide geen ander Boek in de Waereld , ons , zo eenvoudig en onvervalscht, verhaalt. 18 V. Wat meer? A. De zekerheid van gods Genade , opgehelderd door de Hemelvaart van enoch , en de behoudenis van noach. 19. V. Wat nog verder? A. Een ontwyfelbnar bewys van het diep ingedrongen -bederf uit noachs vrugtelooze prediking , en van gods Regtvaardigheid in het ftraffen der Menfchen door den Zondvloed. VIER-  OVER DE NIEUWE WAERELD. Oude Historie. 1 V. Waar begint de oude historie der nieuwe Waereld ? A. Zy begint met noachs uitgang uit de Ark , na dat de Wateren door goos almagt geweeken waren , en de Aarde droog was geworden. 2 V. Welke Volken komen , in dit groote Tydvak , voor, als de aanmerkelykfte f A. noachs Nakomelingen en de Israëliten , de Babyloniers en Asfyriers, de Phemciers en Perfeu , met eenige andere kleine Volken. 3 V. Geene anderen ? A. Ja; daarna komen de Egyptenaars en Kartkagers, en eindelyk de Grieken eii Romeinen te roorfebyn. 4 V. Wie was de Stamvader van die allen. A. noach , die , uit da Ark Happende, met huivering zag op de puinhoopen det eertyds zo lchoo„ ne Waereld, en met ontzetting dagt aan den ondergang zyner Tydgenooten , welk reeds vóór één jaar verdronken waren. 5 V. En waar gebleeven,..? A. Zy waren meest onder den grond gewoeld door de wateren ; des hy de eer hadt van den Bevolker der nieuwe waereld te worden. (1. 84 , 85) 6 V. Wat deedt hy allereerst ? P 2 A. Hy  14 noach. SOllóD. taal,: A. Hy wydde de nieuwe waereld in door goj» te danken voor zyne redding en voor het behoud van zyn Huisgezin. (I, 87 , 88) 7 V. Wat voerde hy'daarin uit? A. Hy doeg de viytige hand aan den Landbouw, •ra een beftaan te vinden; en zag met blydfchap deugd ,11 twee Zoonen , maar met (inert ontaartheii in den derden. (I. g0, p0) 8 V. Wie onder zyne Nakomelingen werdt een be- rugt Man? A. nimrod , die, tot opperhoofd van anderen verkoozen zynde, den tooien van Babel uit heerschzugt ftichrre. P V. Waarom ? A. Hy wilde daarna eene Stad daar omheen aanleggen , waarin hy zyn volk byéén dagt te houden. (I. 91) 10 V. En dat mislukte hem? A. cod liet dat mislukken , om dat hy de Aarde door de uitbreiding der Gellagten wilde bevolken. CL 91) 11 V. Waardoor mislukte nimrods oogmerk ? A. Door eene verwonderlyke verwarring der fpraaken , waarop deszelfs Onderdaanen uit eikanderen gingen, ter bewooninge der geheele Aarde. (I. 93, 9+) 12 V. Welke was de oude oorfpronglyke Taal? A. Zy is ons onbekend ; doch moet veel overeenkomst gehad hebben met de Hehreeuwfche. (I 93) 13 V. Wat volgde uit die verflrooing der Menfchen ? A. Veranderingen in Taal, Gewoonten, Levenswyze , Zeden , cn , het geen het ergrte was, ook in dien Godsdienst, welken men zuiver van noach aadt ontvangen. (1. 94) 14 V. Waaraan moet men dat toefchryven? A. Of  afgodery. lesseh. 15 A. Of aan de waanwysheid van foramigen, die eenige oude leerrtellingen wilden verbeteren , of aan de vergetelheid van dezelven door anderen. (I. 94102) 15 V. En daaruit kwam dan de Afgodery op, voor de tweedemaal, om ook de nieuwe waereld te bederven ? A. Ja , dat ongeluk overkwam dezelve , waarover wy zugten moeten , om dat deszelfs gevolgen , tot op deezen dag, in de vier deelen der Waereld ftand houden. 16 V. Wat moest natuurlyk uit de afgodery voortkomen? A. Dwaaling, ongeloof, bygeloof, vernietiging van Godlyke en menschlyke reg;en , geweldenary, verdrukking en uitfpatting van allerleie driften, \l. 102 , 103) « 17 V. Wat leert Gy uit dat alles ? A. Ik leer daaruit, hoe ras de grootfte der Godlyke zegeningen vergeeten kan worden, naamelyk, de redding van den Stamvader noach uit den Zondvloed. 18 V. Wat meer? A. De dwaasheid der Menfchen , die den zuiveren Godsdienst met de fchaadelyke afgodery verwisfelden. 19 V. Befloot god niet, die algemeen geworden afgodery door eenen tweeden Zondvloed te varnielen ? A. god hadt wyze redenen, om dat niet te doen; maar een zagter middel daartoe aan te wenden. (I. io3) P 3 VIER-  VIERDE ZAMENSPRAAK, over de ISRAËLITEN. 1 V. Welk groot middel nam god ter hand, om de ingedrongen afgodery te fluiten? A. Hy gebruikte daartoe geen groot, maar een gering middel , om den uitflag daarvan zo veel te aanmerkelyker te maaken. 2 V. Welk middel was dat? A. Hy koos daartoe , omtrent het jaar 2000 , éénen Man , dien hy tot eenen Stamvader maakte van een Volk , dat nog bellaar , hoe veele an. dere Natiën reeds van de Aarde mogen verdweenen zyn. (103 , 104) 3 V. Wie was deeze Stamvader ? A. abraham , die , opzeucjyk , uit een afgodisch land geroepen werdt , om , nevens zyne Nakomelingen , in .een ander land veilig te woonen tegen nieuwe befmet tingen van afgodery. (I. 105) 4 V. Hoe ging dat toe? A. god openbaarde hem de zuivere Leer, fchonk "hem een groot Gelóóf, en liet hem verre togten in het Oosten doen. 5 V. Waarom ? A. Om , door hem , andere Volken gelegenheid re geeven ter verlaatinge der 'afgodery en ter om helzinge van den waaren Godsdienst, van waar het komt, dat zyn naam nog groot in het Oosren is. (I. Ï&6) 6 V. Welk ander middel wendde god aan, na 'f Mans dood, tot lluitinge der afgodery ? A. Hy  ABRAHAM, JOSEF. ISRAËL IN EGYPTE, 17- A. Hy liet, toen abrahams Geflagt beroemd geworden was, de Kinders van jacob , deszelfs kleinzoon , door middel van josef , verhuizen naar Egypte. (I. 108-113) 7 V. Waartoe diende die verhuizing? A. Onder anderen , op dat de draalen der Waarheid door hen uit Egypte, het welk met andere Natiën handel dreef, en voor de School der Waereld gehouden werdt, tot dezelven zouden fchynen. CU 118) 8 V. Welke- is écne der fchoonfte Gefchiedenisfen van dien tyd geweest ? A. De Historie van josef , die eerst dén van zyns Vaders liefde Kinderen, daar een verteller van droomen, een flaaf, een knegt, een gevangen, een verklaarder van gezigten , een vry man , eindelyk een Onderkoning van Egypte, en Behouder , zo van dat Ryk , als van zyns Vaders Huisgezin , geweest is, (I. IH) 9 V. En welk is de treurigfle? A. De Historie van den bezogten , zwaar lydenden , doch lydzaamen , eindelyk verlosten en meer gezegenden job ; zynde een zeer leerzaam en troostend voordel voor de verdrukte hra'èliten in Egypte. 10 V. Waarom noemt Gy Jacobs Nakomelingen hraëliten ? A. Zy fchynen 's Vaders tweeden naam israel , als van god gegeeven , hooger dan den eerden , die hy van zyne Ouders gekreegen hadt, geacht te hebben , en daarom lieten zy zich daarmede noemen. 11 V. Maar wat deedt god , toen zy in Egypte onkundig , weerloos , wanhoopig en verdrukt werden door den wreeden en ondankbaaren Koning van dien tyd? P 4 A. god,  18 israël in egypte. moses. A. god , getrouw zynde aan de belofte die hy aan abraham gedaan hadt , verlostte die talrvke ongelukkige hraëliten op eene verwonderlyke wyze uit de Slaaverny, vormde hen in de woeflyn van Arabie tot eene treflyke Natie , en bragt hen daarop in Kanaan. (L ia3-n5) 12 V. En waarom in Kanaan ? A. Dewyl dat een fchoon en vrugtbaar Land was; hun ook toebehoorde, en zy, wegens de zonderlinge ligging , wonderbaar afgefcheiden waren , en beveiligd tegen de nabuurige Volken , die eevuarlyk waren om hunne afgodery. (I. 133, I34) '3 V. Wat was aanmerkelyk by" hunnen togt uit Hipte, en verblyf in de Woesryn ? eert0!? In 'C '}™ *5'*> be,eefd* het eerfte rydft.p van de meeste Wonderwerken , die ooit gebeurd zyn. (i. 130) tyd ? V' Waar°m Z° Vede Wonde™erken in dien . A.' °p dat G0D> a's de alleen waare GnD zo het Oosten , afc by de hraëliten , zou bekend worden , welke laatften ook daarenboven de fchoone Wet der Zeden van hem ontvingen, die altvd aal ftand houden. (I. I2g; r 0) 3 15 V. Wie verlostte en regeerde de hraëliten ? A. mosbs , die veertig jaaren lang een Hoveling daarna veertig jaaren een Herder, en eindelyk veer' tig jaaren 's Volks Leidsman is geweest. ,1. I20. 124) iö V. En welke van die drie bedieningen was de gevaarlykfte , de aangenaamlre en moeilykfte ? A De eerfte was de gevaarlykfte om de verleiding ding aan 't Hof; de tweede de ftilfte en veiligfle ; de derde de zwaarfte, daar hy byna drie HiNioenen harde en onbefchaafdc Menfchen beftieren moest. 17 V.  j0sua. samuel. koningen. 10 17 V. Hoe lang waren de hraëliten in Egypte geweest ? A. Maar 215 jaaren; doch zo men , van a&rahamï komst in dat Ryk , telt , dan 430 jaaren. 18 V. Wie volgde op moses ? A. josua , en na hem andere Mannen , die wy kennen onder den naam van Rigters. (I. 132-! 36) 19 V. Hoedanig was dat bellier? A. Dit eerde bellier , waarin het Volk deel hadt, was zeer zagt; maar god tugtigde hen , zo dra zy van dei Godsdienst of de Wetten aRveeken, (t. 136-1 8) 20 V. En waren zy zo wys van te vrede te zyn met dat beflier ? A. Neen : want zy vergaapten zich aan 't beflier van Koningen , 't welk zy by de nabuurige Volken zagen , en wilden het hunne ook zo veranderd hebben. 21 V. En dat werdt ingewilligd ? A. Niet gemakkeiyk : want samuel beduidde hun de voorregten van eene Repubiiekfche boven eene Koninglyke Regeering , en gaf des niet ligt toe. 22 V. Waarom is de Koninglyke Heerfchappy minder aan te pryzen ? A. Om dat Koningen hunne groote magt en gezag misbruiken kunnen ten nadeele hunner Onderdaanen , gelyk de Israëliten zo zuur ondervonden hebben; zynde zelfs hunnen ondergang door Oppervorsten veroorzaakt (i. 139) 23 V. Zy kreegen dan Koningen door hun hardnekkig aanhouden ? A. Ja ; eerst den zedigen doch daarna woesten saul , die 450 jaaten na moses kwam ; vervolgens den waardigen david , een' kloek' Vorst en een' groot Dichter ; daarna da# ryken en wyzen P $ SA-  30 reh4eeam. scheuring. k0nin8en vanisrael en jud.a, salomo , Bouwheer van dan fchoonften Tempel en , na hem , den onbedagtzaamen rehabeam. n 130-144) ** 24 V. Wie was ééi der edelfte en dapperfte Mannen m sauls tyden ? A. Zyn Zoon jonathan , wiens vriendfchap yoor david dermaate uitblonk , dat hy de kroon aan hem vrywillig wilde afftaan. (I. 140) 25 V. Waarom noemt Gy rehabeam onbedagtzaam ? -\ A' 0m dat hy oorzaak gaf door zyne onvoorzigtigheid , dat zyn Ryk , uit twaalf Stammen beftaande , zo gefcheurd werdt, dat 'er tien hem verlieten , en flegts twee , Judo. en Benjamin genoemd, by hem. bleeven (I. 144) 26 V. Welke waren de gevolgen van die ongelukkige fcheuring ? A. Dat daaruit de twee Koningryken van Juda en Israël ontftonden , houdende den Vorst van het eerfte zynen zetel te Samaria , en den anderen te Jerufalem. (I. 145) 27 V. Hoe veele Koningen hebben orer Israël geregeerd. A. Deeze negentien : jeroeeam , nadab , bajsa , ELA , zimri , 0mri , achab , achazia , J0RAM , jehu , joaiias , joas , jerobeam de II , zacharia , sallum , menahem , pekahia , PEKAH en hqzea. (I. H5 » 146) 28 V. Hoe veele Koningen heeft men in het Ryk trsA Juda geteld ? ■ A. Twintig : rehabeam , abia , asa , josafat , jo- ram , ahazia , atiialia , JOAS , amazia , uzia , jo\ ■ tham,  kokingen van israël ën juda. 31 tham , achaz , hiskia , manasse , ammon , j05ia , jehoahaz , jehojakim , jechonia en zedekia. (I. 147 H9) 29 V. Wat merkt Gy aan omtrent die Koningen ? A. Dat zy eikanderen dikwyls beoorlogd hebben , waardoor die beide Ryken dermaate verzwakt zyn geworden , dat zy, eindelyk, tegen den vyand niet meer beftand waren , en dus te onder gebragt werden. 30 V. Wat meer ? A. Dat zy, door hunne afgodery en fiegte zeden , hunne onderdaanen verleid en bedorven hebben , zo dat de regtvaardige god , ziende die beiden ongeneeslyk , hen aan den ondergang heeft overgegeevcn. 31 V. Heeft dan god nooit eenige poogingen aangewend , om dat bederf en dien ondergang te voorkomen ? A. Ja wel : want , na godlooze Koningen, liet hy eenige vroomen opftaan, gelyk asa , josafat , hïskia en joas , die den vervallen Godsdienst en Zeden herffclden. (I. 151) 32 V. Welke poogingen meer ? A. Ily heeft ook gebruikt de prediking van eenige Profeeten , waaronder elias , elisa , jesaias , jere ■ m'ias , ezechiel en daniel uitgemunt hebben ; zynde de twee eerften door hunne Wonderwerken , en de vier laatften door hunne Schriften beroemd. (I. 150, 151) 33 V. Welke aanmerkelyke dingen gebeurden 'er onder deeze Koningen ? A. Oorlogen tegen ejkanderen , gewonnen en verlooren veldllaagen, ingevoerde en geftrafte afgoderyen , hertel van Godsdienst en goede regeering, of  SS ONDERGANG van ISRAELS EN JUDa's R*x. grondt Si"g ^ h6t Ryk Van hraSl « A. Na geftaan te hebben tweehonderd en wfnveertlg Ja,ren deedt de ^ ^ 2er heize^e den oorlog aan , veroverde het land met de Hoofdllad Samaria , en voerde toen de Hen Stammen gevanglyk weg naar zyn Ryk. (I. 146) 35 V. Voor hoe langen tyd 1 A. Voor altoos: want de gevangenen moesten daar blyven , en zyn daar gertorven. 36 V. Waar zyn de Nakomelingen gebleeven ? A. De Nakomelingen zyn in andere Volken der- maate ingelyfd , dat men *er federt niet meer van gehoord heeft. (I. 146) 37 V. Hoe moet die Gebeurtenis befchouwd worden ? A. Overweegt men alle weldaaden , eenige Eeuwen lang door god aan deeze Stammen beweezen ; en ziet men hen daarna gevangen , verlaagd , ver* dreeven en verfmolten ; dan moet eene zodanige Gebeurtenis ons verbaazen. • 38 V. Aan wien werdt hun Land, na 's Volks uitdyrving, gegeeven ? A. Aan eenige Heidenfche Naden , die hunne afgodery verlaaten moesten, die eenen Tempel op den Berg Gerizim bouwden , moses vyf Boeken aannamen , en ons bekend geworden zyn ondet den naam van Samaritaanen. ([. f46) 39 V. Hoe is het Ryk Van Juda aan zyn einde gekomen ? A. Na dat het driehonderd en zesenzeventig jaaren geftaan hadt, werdt Jeru/akm door den Ba-  •6evanginis Et» LOSLATING DE* jooein. SJ tylonifcken Koning nebucadnezar ingenomen en met den Tempel verbrand; doen bet Volk gevanglyk naar Babel gevoerd : eene gefchiedenis , die niet minder verbaazend is. (I. 154-157) 40 V. Hoe ging het met het Volk van die twee gevangen Stammen, na zo diepe vernedering, in Babel} A. Wy moeten ons verwonderen , dat het daarin niet verfmolten is , gelyk dat van de andere Tien Stammen. 41 V. Heeft god dan de bitterheid dier gevangenis merkelyk verligt ? A. Ja , door de harten der eerst flrenge Babyl». niers tegens de gevangenen te verzagten , en deezen op te beuren door de vertroostingen der Profeeten , die hun beloofden het einde der gevangenis na zeventig jaaren. (I. 155-157) 42 V. Zyn zy, in die gevangenis , verbeterd, of verflimmerd ? A. Zy zyn verflimmerd , voor zo verre zy eenige gewigtige Waarheden fchynen vergeeteu te hebben ; en verbeterd , in zo verre zy, federt dien tyd , tot heden toe , niet weer vervallen zyn tot de afgodery. 43 V. Maar waren 'er niet eenige hraëliten in Kanaan gebleeven , toen da asderen gevanglyk werden weggevoerd ? A. Ja; eenigen hadt nebucadnezar daar laaten blyven , die , volgens gods bevel, het land bewaaren moesten voor hunne Broeders , welke ten eenigen lyde zouden wederkeeren ; maar zy gedroegen zich ilegt , en werden deswege geftraft. (I. 154) 44 V.  24 j00den ONDER EEN VREEMD BESTIEJt. 44 V. Wie liet de gevangenen, na zeventig jaaren , eindelyk , los ? A. cyrus , Vorst der Meden en Perfen , gaf bun volle vryheid, waarna zy wederkeerden in hun Va. derland , en Jerufalem met den Tempel , doch niet zonder belemmeringen, herbouwden, fl. is8161) ft 45 V. Onder welken naam hebben de hraëliten federt bekend geftaan ? A. Men heeft hen , federd dien tyd , Jooden genoemd , weiken naam zy tot hier toe behouden hebben. 46 V. En ging het hun wél by de nieuw verkreegen vryheid in hun Vaderland? A. Zy bleeven een tyd lang onder het gebied der Perfifche Koningen na cyrus dood ; doch haman zogt hen te verdelgen ; maar alexander de Groote vondt goed hun gunst te bewvzen. (I. 162 163) 47 V. Hoe verging het hun na alexanders dood? A. Zyn Ryk verdeeld wordende onder vier zyner voomaamfle Veldheeren , lokte ptolomeus , één van die , fommige Jooden naar de nieuw gebouwde Stad Alexandrie in Egypte, waar hy regeerde. 48 V. En wat deedt een ander ? A. seleucus , die asia beheerde , bewoog anderen , om in nieuwe Steden , door hem aldaar aangelegd , te komen woonen. (I. 164 , 165) 49 V. Dus kwam 'er eene verftrooing onder dc Joodfche Natie ? A. Dit kan niet ontkend worden : evenwel bleeven 'er duizenden in Kanaan. 50 V.  jo0den verdrukt. maciiabeen. = 5 50 V. En waartoe diende die aamnerkelyke verftrooing ? A. Om andere Heidenfche Volken door den dienst van den éénen waaren god te bekeeren , en de Leer van den naderenden Verlosfer der Waereld onder hen te verfpreiden. 51 V. Wat kon daartoe medewerken? A. Een zonderling geval , naamelyk , dat ptolomeus , Koning van Egypte , zynde een Liefhebber van Boeken , het Oude Testament te Alexandrie door eenige ervaaren' Jonden in de Griekfche Taal liet overzetten. (I. 164 , 165) 52 V. En waarom liet gods Voorzienigheid eene Griekfche Overzetting van dat gewigtig Boek te voorfchyn komen in de Griekfche Taal ? A. Op dat de Heidenen , onder welken die fpraak toen zo gemeen was , als nu de Franfehe onder ons, het Oude Testament zouden kunnen leezen , en daaruit leeren , dat 'er een Verlosfer voor Jooden en Heidenen in de Waereld zou verfchynen. (I. 164) 53 V. Hoe verging het den Jooden al verder? A. Zy hadden dikwerf veel te lyden van de volgende Egyptifche en Syrifche Koningen , die veelal met eikanderen over hoop lagen, vooral onder den fnooden Koning antiöchus epiphanes. (I. 165167) 54 V. Hoe weet Gy dat ? A. Dat weet ik uit de Boeken der Machaheen, die ons zeer te pas komen , om de gaaping in de Waereld-Historie, tusfchen het Oude en Nieuwe Testament te vullen. 55 V. En wat hebt Gy daaruit geleerd ? A. Ik heb daaruit geleerd , dat, door het Godlyk bellier, ter behoudenis van het Joodfche Volk, aan  *6 MACHABEIN. aan het welk de Waereld veel .gelegen lag, eem*. ge groote Helden opftonden , die hunne verdrukte Broeders verlosten uit de wreede mishandelingen. 56 V. Wie waren zy ? A. mattathias , een godvrugtig Priester te Moiin y die de afgodery verfoeide , en veele braave Zoonen hadt, welke toonden Helden te zyn. (I. 167) 57 V. Hoe waren hunne naamen ? A. judas , die antiochus benden uit Judea wegfloeg , en den Tempel, welke drie jaaren lang door de Heidenen ontheiligd was, reinigde , welke blyde Gebeurtenis , fëdert , door een Feest , zelfs van den Zaligmaaker, gevierd is. (I. 167, ió8) 58 V. Deedt antiochus meer kwaad? A. god flrafte hem , die de Jooden zo gruwzaam mishandeld hadt, na geweldige iichaamspynen. en zwaare zlelswroegingen , met den dood. (I. 168) 59 V. En judas kreeg toen vrede ? A. Neen : hy vogt verder , en verwon dikwyls ; doch fneuvelde eindelyk in een gevegt tegen antiochus Zoon , die niet beter dan de Vader was. 60 V. En wie volgde op hem ? A. Zyne twee Broeders , jonathan en simon , die zo dapper flreeden , dat de vyand , eindelyk , hun eenen voordeeligen vrede moest fchenken. (I. 170) 61 V. En wat deedt toen jonathan? A. Toen herftelde hy den Godsdienst , en werdt zelfs 's Volks Hoogepriester, in weerwil van onias tegenwoelcn , welke, daar over onvergenoegd zyn de , naar Egypte ging. 62 V. Wat deedt hy daar? A. Hy bouwde voor de Jooden , die daar woonden , eenen anderen Tempel , gelyk aaii dien van Jerufalem. (I. 169) 63 V.  sadduceen. phariseen. esseen. 63 V. Maar toen jonathan ffiêrf? A. Toen befchermde zyn Broeder simon land en volk met het zwaard , bewaarde dat in vrede , verdeedigde den Godsdienst , en verfierdi» den Tempel ; des hy van veele Volken hoog'geacht, doch, eindelyk , verraderlyk werdt omgebragt met zyne twee Zconen. (I. 170) 64 V. Welk een ongeluk voor 't Volk? A. Ja; maar zyn derde Zoon , johannes hyrkanus , kwam in 's Vaders plaats, wreekte den moord, verwoestte den Samaritaatifchen Tempel op GertHm, beveiligde als Hoogepriester de Joodfche Kerk overal , en regeerde voortreffelyk in Judea en Gatilea, (1. 171) 65 V. Tot zyn einde toe...? A. Neen : want hy werdt een Sadduceer , waardoor hy 's Volks liefde verloor. (I. 172) 66 V. Waren 'er toen al Sadduceen ? A. Ja ; toen waren 'er al navolgers van sadok , die alleen moses vyf Boeken aannamen ; die eene belooning , doch alleen in dit leven , fielden , en dus een toekomend leven of opftanding lochenden. (I. 172) 67 V. Wie meer? A. Pharifeen , die de Overleveringen der Ouden zeer beminden, en de regtvaardiging door hunne werken geloofden. (7. 172) 68 V. En verder? A. Es/een , eenvoudige , ftille , ingetoogen' Lieden , gezet op reinigingen. 69 V. Wat kan men daaruit zien ? A. Uit deeze drie Gezindheden kan men van het verval der Jooden in de zaak van den' Godsdienst oordeelen. (L 172) 70 V. Maar wie volgde op den Hoogenpriester johannes hyrcanus ? ix. deel, Q A. Zyn  23 hyrcanus II en aristobulus. A. Zyn Zoon aristobulus , die zich zeiven de Koninglyke kroon opzette , en dus de eerfte Jood. fche Koning was na de Babylonifche gevangenis. 71 V. En verder...? A. Maar niet minder berugt werdt door zyne moorderyen, die hem een wroegend einde deedeu hebben. (I. 173) 72 V. En wie verving hem in het beftier? A. Zyn Broeder alexander , die, door eene harde behandeling omtrent de Pharifeen , eenen burgerlyken oorlog deedt ontdaan , waarin hy wel overwinnaar bleef; maar, om zyne wreedheid , ge* haat ten grave daalde. (I. 174) 73 V. Aan wien verviel toen de kroon ? A. De kroon was door hem aan zyne Vrouw alexandra opgedraagen; maar zy zou ze, zonder de Pharifeen te vleien , niet behouden hebben , aan welken zy , ter erkentenis, veel invloeds in het bewind vergunde. (I. 175) 74 v- Hoe veele Zoonen hadt zy? A. Twee , hyrcanus den II en aristobulus , welke twee Broeders twistten om de kroon , 't geen aanleiding gaf, dat de Romeinen zich begonnen te bemoeien met de zaaken der Jooden, het welk van gedugte gevolgen is geweest. (I. 175) 75 V. Hoe zo ? A. De Broeders lieten de uitfpraak over de kroon aan den Romeinfchen Veldheer pompejus over , die toen in de nabuurfchap was , welke daarop hyrcanus begundigde. 76 V. En wat weet men meer van deezen ? A. Dat pompejus Jetufalem na een beleg innam ; maar den Tempel niet plonderde, gelyk kkassus, eenige jaaren laater, deedt. 77 V. Wat meer...? A. Da:  antipater. herodes daaden. 10 A. Dat hy aan hyrcanus het Hoogepricsterfchap fchonk , en hem Landvoogd maakte; doch het Volk cyusbaar aan de Romeinen, en aristoeulus gevanglyk naar Rome voerde. (I. 175-178) 78 V. Dus hyrcanus vry , doch zeer vernederd , terwyl zyn Broeder gevangen en zo veel laager vervallen was? A. Ja ; zodanig waren de eerfte gevolgen van den Broedertwist; doch hyrcanus wist te Rome de Regeering en het Hoogepriesterfchap wederom te verkrygen , nevens de vryheid , van Jerufalem , dat in het voorig beleg vervallen was , ook te mogen opbouwen. (1. 179"! 79 V. Herftelde zich toen de rust? A. Zy zou mogelyk gekomen zyn , zo niet antitater , een Idumeer, van de Romeinen verkreegen hadt het bewind van Judea voor gedaane diensten. 80 V. En wat meer ? A. Jerufalems Stedehouderfchap voor zynen oudften Zoon fazael , en het bellier 'van Galilea voor zynen tweeden Zoon herodes den Grooten , die ten tyde van jesus geboorte regeerde. (L ijc/) 81 V. Trok niemant zich de belangen van aristobulus , den Broeder van hyrcanus , aan ? A. Niemant dan de Partkers , die voor hem optrokken , Jerufalem innamen en pionderden , en antigonus (aristobulus Zoon) tot Koning uitriepen. 2. (II. 11 2ï) 28 V. Hoe veele Veldheeren hadt alexander wel napelaaten ? A. Zesendertig , die eikanderen bevogtert en verdelgd hebben , gelyk seleucus en lysimaciius , fchoon beide oud en voorheen groote Vrienden , ook deeden : maar seleucus behieldt de overhand , en was de hiatlte. (II. i;i , 122) 29 V'. En wie volgde op hem ? A. Verfcheiden' Vrrften , waaronder antiochus EPlriIlNES , ALEXANDER ba'as, antiochus SIDETES , kleopaïra en gripus de vooinaamfte waren , die de Jooden dikwerf aanvielen. (11. 122-137) 3e V. Wie regeerde Macedonië ? A. Macedonië hadt verfcheiden' Vorften ; doch werdt eindelyk te onder gebragt door de Romeinen. (II. 138) « 31 V. Telde men onder Griekenland geene andere Staaten , dan de gemelden ? A. Nog eenige kleinen, gelyk rhodes , beroemd door zyne wyneu en oorlogen. 32 V. Welken meer ? ik. deel. S a. Krt.  OO KLEISE GRIEKSCHE STAATEN. A. Kreta (nu Candiaj om gelyke reden , waar minos Wetten gaf, en lycurgus zich oefende ; doch 't welk van paulus gebrandmerkt is. (II. 142-146) 33 V. Niet meer? A. Ja meer anderen; maar vooral Sicilië , vermaard door de regeering van den braaven gelon , en van hieron , een edelen hoogfchatter van Geleerden. 34 V. En verder? A. Door den dapperen hermocrates , en de twee dionysiüssen , beide wreed of losbandig. (U. 140155) 35 V. Wie verloste Sicilië? A. dion en TiMoLEON; doch daarna werdt het door de Romeinen veroverd. (II. 155-158) 36 V. Wie waren al.iaar zeer beroemde Mannen? A. De Dichter theocritus en de Konflenaar ar- cuimedes , die ongelukkig gedood werdt. (II. 15'd. 160) £» 37 V. Hoedanig was Griekenlands Vrugtbaarheid ? A. Ongemeen groot in oude tyJen , en ook noff heden. (II. 162, 163) 38 V. Hoe was de Handel? A. Zeer aanmerkelyk wegens de goede ligging tusfchen drie Waerelddeelen , waarom Korinthus boven andere Steden beroemd was. 39 V. En de Godsdienst was... ? A. Afgodisch , door Priesters, die , zelve verleid, anderen misleidden. (II. 165-167) 40. V. Wie warT 41. V. Wie de voornaamlte Wysgeeren? . A. thales , pythagoras , anaxagoras , socrates , k-ato , aristoteles , aktisthenes , zëno , dev10critus , heraclitus , epicurus , theophpastus , pyrruo t protagoras , en anderen. (II. 177-185: 42 V. Wie beoefenden andere Weerenfchappen ? A. euclides , archimedes , avaximander , meton, ÈUDoxus , pytheas , HiPPARCHus , en anderen. (II. 185, 186) - 43 V. En wie blonken uit in de Geneeskonst? A. herodicus , esculapiu3 , de gTOOte hippocra- tes , galenus , en Dioscodinïs. ClI. 187, 188) 44 V. Wie in de Welfpreekendheid ? A. De uitmuntende demosthenes , isocrates , pericles , demades en piiocion. (II. 188-190) 45 V. Wie waren de Gefchiedfehryvers der Grieken ? A. Zy waren herodotus , theucidides , xenophon , poi.ybius , en plütarchus, (II. 191, 192) 46 V. Wie waren de Uitvinders der Wapenen? A. pericles en ipiiicrates. (II. 193. 194) 47 V. Wie maakten de fchoonfte Beelden? A. ph1dias , pr-'.xiteles , en lys1ppus. (II. 194- 196) 48 V. Wie noemt men onder de voortrefFelykfte Schilders ? A. apelles , zeuxis , protogones en meer anderen. Ook waren fomraigen bedreeven in de Bouwkonst , en , in 't gemeen , was men veriiefd ep da Muziek. (II. 196, 197) 49 V. Hoe ging 't daar mede by den ondergang der Grieken ? A. Zy bleeven lang de Leermeesters der Waereld , en hunne Overwinnaars namen veel van hun over: maar nu zyn de tegenwoordige Grieken zeer vervallen. (,11, 197-205) S 2 50 V.  6% GRIEKSCHE WETGEEVERS. 50 V. Konden lycurgus of solon, zo hoog gei roemd om hunne Wetten , by moses haaien ? A. Neenl hy overtrof hen allen zeer verre. (II. 205-210) 51 V. Welke groote Volken komen Bog voor Ia de oude historie ? A. Celten en Schythen , af komftig van japhet , die europa bevolkt hebben. (II. 210-214) TWAALF.  TWAAFLDE ZAMENSPRAAK, OVER D S ROMEINEN. 1 V. Is 'er nog een groot vermaard Volk in de ©ude historie overig, waar van wy moeten Ipree • ken ? A. Ja , de Romeinen zyn nog overig, boven welker Ryk geen met zo veel verftand of deugd gefticht is geweest , of zo lang geheerscht heeft over de fchoonfte Landen der Waereld. (II. 215-218) 2 V. Wat maakte hen , in hun eerfte Tydperk , groot ? A. De liefde voor het Vaderland en de Vryheid, (II. 218, 210) 3 V. Van wien ftammen zy af? A. Vóór de tyden den Romeinen woonden 'er in Italië eenige kleine Volken , van welken de Hetruriers en Latynen de voornaamlte waren ; maar naar italos , den aanvoerder van Griekfche Aankomelingen , zal het Land den naam van Italië verkreegen hebben (II. 219, 222) 4 V. Wat berigt men verder van hun ? A. Dat eneas zich daar vestigde , ascanius hem opvolgde , amulius zich daar indrong , en dat romulus den grondflag van Rome lag , en daarna regeerde. (II. 222-23.}) 5 V. Wat meer ? A. Dat kuma fomeilius 's Volks zeden zeer befchaafde ; dat tullus hostilius oorlogde; dat ancus marctus de Stad en de heerfchappy -vergrootS 3 te;  °"4 daaden der romeinen. te; en dat tarquinius priscus zich met list 0p den throon drong, en veele nieuwe gebouwen maaltte. (IJ, 233-239) 6 V. Al verder ? A. Dat sERvius tülliüs zeer lofiyk regeerde ; maar oat tarquinius superbus dien roem niet verdiende wegens 2yne dwinglandy. 7 V. Welk gevolg hadt zulks? A Dat de koninglyke Regeering , by eenen opfland des Volks, aangevoerd door junius brutüs , afgefchaft werdt, en een Volks bellier opkwam. (II. a39-244) 8 V. Hoe was het toen met de Rimeinen gelegen? A. Zy waren lterk in getal toegenomen , zwigtteu voor geen Volk van balie ten aanziene van oorlogskunde of dapperheid , en dreeven , buiten den akkerbouw , eenigen Koophandel , hebbende wel kenn>s van Konften, maar niet van Weetenfchappen. (ir. 244-246) & 9 V. Wie kreeg, in dit tweede Tydperk der Re. memfche Historie, het bellier in handen? A. Zy vertrouwden dat in handen van twee braave en verflandige Mannen, Burgemeesters genoemd die jaarlyks zouden afgaan , en plaats maaken voor' anderen. Dus ontllondt 'er eene Republiek, (ü. 248-252) 10 V. Wanneer ? A. Van brutus af tot augustus toe , dat is, van de Republiekfche tot de Keizerlyke Regeering , of , van 't jaar 3475 tot het 3953 jaar der Waereld, zynde een tydvak van byna zeshonderd jaaren. u V. Wie waren de ecrfle Burgemeesters van Rome ? A. col-  romeinsche burgemeesters. 65 A. collatjnus en junius erutus , die beroemd werdt door liet onpartydig flraffen zyner Zoonen , gelyk mucius scevola door zynen moed , aan porsenna betoond , 't geen den Romeinen eenen grooten naam gaf, (II. 252-255) 12 V. Wat gebemde vervolgens ? A. Men ftelde eerst een' Dictator aan , dat is, een Man , die al het gezag , doch maar voor zekeren tyd , in handen zou hebben , 't geen een einde maakte aan het woelen van den verJreeven tarquinius. 13 V. En daarna...? A. i)aarna benoemde men tien Gemeensmannen tot gerustheid voor 's Volks Vryheid , en eindelyk twee Bouwmeesters, (II. 256-262) 14 V. En 's Volks Vryheid bleef? A. Ja , tegen het gewoel der Edelen , om dat coriolanus , gebannen uit de Stad, in zynen aanflag tegen dezelve verbeeden werdt door Moeder, Vrouw en Kinderen. De nederige cincinnatüs flilde alles. (II. 263-269) 15 V. Wat deedt men daarna ? A. Men maakte de beroemde Wet der twaalf Ta. felen , naar welken men verlangd hadt; en men kreeg daarna Schatmeesters. {TE 270-273) 16 V. Men oorlogde niet ? A. Ja , onder camillus tegen Peji ; doch deezen daarna verbannen zynde , en de Galliërs Rome geplonderd en verbrand hebbende, moest men hem terug roepen. 17 V. Wat volgde daarop ? A. Hy trof een zoen met den vyand , en Rome werdt herbouwd , terwyl men de beroemde Legioenen oprigtte, en appius claudius zynen naam vereeuwigde door eene waterleiding naar , en door «enen Heenweg van Rome naar Capua. (II. 273-283) S 4 18 V.  66 daaden der rome ine tf. 18 V. Dus herkwamen de Romeinen van den «*. leeden (lag? b A. Ja : want pverhus , Koning van Epirus , leerde derzelver fierheid kennen , die hem van den kryg deeut afzien ; maar zy raakten daarna in oorlog met de Earthagcrs. . 19 V. Wie blonk daarin uit ? A. regulus door zyne ongemeene trouw, gelyk sc-ip;o door zyne ingetogenheid omtrent eene gevangene fchoone Jonkvrouw, en actiochus door zyne handelwyze omtrent scko's gevangen Zoon. (II 284 sy8) 20 V. Hadden zy dan oorlog met dien Vorst? A. Ja , en scipio verwon hem , waarna zy kryg voerden met banmol , gejyk reeds gezegd is. si V. VVTat kwam toen meer op ? A. Konften en Weetenfchappen fteegen toen by hen hoogef op , door het geen zy in asia of in Griekenland daarvan gezien hadden. (II. 299-311) 2 2 V. Genoot Rome federt rust ? A. Om de ellende der Armen weg te neemeu deeden tiberïus en gajus gracchus eene edele pooging , die hun het leven kostte. 23 V. Wat bedreef Mar rus ? A. marius verwon jugurtha , Koning van Numidiè , en floeg de Teutonen ; maar daartegen rees in Rome een Burgerkryg. (II. 312-316)" 24 V. En wie hadden vóornaarotyk daarin deel ? A. sylla , marius , CINNA , CATILJNA , SERTORtUS , pompejus, metellus , en krassus. (II. 317-327) 35 V. Wat deedt pompejus ? A. Hy verwon tigranes en mithridates , Koningen van Armenië en Pafiagónïe , en nam daarna  daaden der driemannen. $j Jerufalem in , waarop de berugte catilina Rome met eene verdelging dreigde , die, ten koste van zyn leven , by tyds ontdekt en afgekeerd werdt. (ü. 327-337) 26 V. Dus dreef dit onheil af? A. Ja , maar een ander kwam daarna op , dewyl drie Mannen , jui.ius cesar , fcóMPïjus en krassus , de ganfche Regeering in handen kreegen, alleen door liet verval der Wetten , welke vereenigiug Rome ten val bragt. (II. 338-340) 27 V. Wat bedreeven die drie Mannen ? A. krassus pionderde de fchaiten van den Jerufalem fc hen Tempel , beoorlogde de Parthen, fchoot daarin te kort , en werdt jammerlyk met zyne benden verfiaagen. 28 V. Wat volgde daarop ? A. De Koning der Part hen liet in den mond van Rrassbs afgehouwen h.iofd gefmolten goud gieten ten verwyte zyner gierigheid. (II. 341-350) 29 V. En wat voerde c/esar uit ? A. Hy verwen alle Volken van Callie , deedt twee lositen, om Brittannie te vermeesteren, viel ds Caulen aan in Engeland, en kwam ook in uns Land. 30 V. Wat deedt hy daar ? A. Hy floot een verband met de Batavieren , raakte in onmin met den Raad te Rome , met wien FOUPEius zamenfpande, overrompelde Rome , bragt Spanje te onder, en floeg pompejus te Pharfalie , die, vlugtende , in Egypte vermoord werdt. (II. 35o 367) 31 V. Nu waren twee der Driemannen, krassus en pompejus , van kant ? S 5 A. ca.  63 octavianus daaden. A" cx.s.*k , die daarop de burgerlyke oneenigheden flilde , zyne vyanden verwon , den Almanak verbeterde , pompejus zoonen te onder bragt , en de heele magt van Rome in handen hadt , werdt ook daarna door brutus en cassius vermoord. (II. 367-383) 32 V. Toen was Rome zonder bellier ? A. Zeker in groote verwarring. (II. 382-385) 0 33 V. Wie reddede toen het verwarde Rome ? A. octavi.'.hus , naderhand bekend onder den naam van Keizer augustus , was cesars Erfgenaam , kwam te Rome , en maakte met antonius en lepidus een ander driemani'chap , verdeelende onder zich de heerfchappy der Waereld. (II. 386-380) 34 V. Wat deeden zy verder? A. Zy befiooten allen om te brengen , in welken eenige liefde voor de Vryheid en Wetten was overgebleeven , waarop eene zwaare verbanning en ysftlyke moord in en buiten Rome volgden ; by welke . gelegenheid cicero ook het leven verloor. (II. 3-9-393) 35 V. En wat meer ? A. anton.us en octavianus , wraak neemende over c/e;ars dood . vervolgden brutus en cassius tot het einde toe. (II. 394-397) 36 V. Toen waren zy te vrede ? A. Neen ; antonius moest verder cassius aanhang in asia gaan verftooren , en octaviaivus pompejus Zoon opfpooren en afmaaken. (II, 389-4-00) 3- V. Hoe liep dat af? A. Na veele bedryven , weinig ter eere van octavianus , werdt pompejus Zoon eerst met beiden verzoend ; doch daarna in asia , aan 't hoofd van een leger, gevat en gedood. 38 V.  octavianus overwint, enz. 69 38 V. En lepidus.. .? A. lepidus werdt door octavianus gebannen ; en antonius , di* verlrrikt was in de min van cleofatra , in Egypte beoorlogd en geflaagen. (II. 406411) 39 V. Dus bleef octavianus meester van 't gebied der Waereld ? A. Ja; doch Rome verloor toen voor altoos de Vryheid, en 't GeineenebeK werdt gedoopt , waarop de grootde Monarchy begon , welke ooit gedaan heeft. (11. 411) 40 V. Hoe ' konden de Romeinen tot zulk eene verbaazende hoogte opklimmen ? A. Alleen door Staatkunde , door verdandige Wetten , door groote en welfpreekende Mannen , door liefde voor Vadetland , Wetten , en Godsdienst, en door hooge Ampten alleen aan verftandigen en deugdzaamén te geeven. 41 V. Waardoor meer ? A. Door legers wel in tugt te houden, en bedreeven te maaken in de wapenen. 4.3 V. En dus... ? A. Dus werden de Romeinen , over 't algemeen , edel , grootmoedig , dapper, alles opzettende voor het Vaderland: want elk Burger was een Soldaat , en elk Soldaat een Burger. (II. 412-423) 43 V. Waardoor kwam het verval ? A. Toen Rome's Gebied te verre uitgebreid was geworden , weigerden Veldheeren en Soldaaten in afgelegen' Gewesten den Staat te gehoorzaamen : Soldaaten kleefden hunne Veldheeren te veel aan , en waanden niet meer Soldaaten van Rome; maar van JYL-  7° ondergang van rome. sylla , van marius, of van c^sar en pompejus te zyn. (If. 424-425) J 44 V. Wat gaf verder verval ? A. De Raad verloor zyn gezag , en 't Volk drong zyne gunftelingen in een gedugt vermogen. 45 V. En verder.. . ? A. 't Burgerregt werdt met den tyd aan te veelen gelchonken , 't geen verdeeldheden baarde, en de liefde voor 't Vaderland deedt vergaan. (II. 425 426 * 46 V. Wat moet men 'er byvoegen ? A. Dat hunne Wetten wel goed waren , om eene» kleinen Staatj groot te maaken ; maar niet, om dien, groot geworden zynde, te doen liaan. Cll 426428) 47 V. Wat nog meer ? A. Dat de overwinningen en behaalde fchatten heerschzugt, ledigheid, weelde, en verkwistingen voortbragten , waarop armoede volgde, en waarby verdeeldheden kwamen. 48 V. En 't befluit is ? A. Door de Romeinen heeft god andere Volken gekastyd ; maar zelve bedorven geworden zynde , heeft dc een den. anderen de misdaaden betaald gezet. (II. 4-8-432) DER-  DERTIENDE ZAMENSPR A AK, over de JOODEN. Nieuwe Historie. 1 V. Waarom wordt de laate Historie , tot welke Wy nu overgaan , de nieuwe historie genoemd ? A. Om dat men daarin veele nieuwe dingen van eenen anderen aart, dan de voorigen, ontmoet. 2 V. Welken dan? A. Verfcheiden , gelyk jesus komst in de Waereld , en de uitbreiding van het verkondigd Evangelie , nevens eene nieuwe Jaartelling. (III. 3, 4) 3 V. Wat is , over 't algemeen, daarin aanmerkelyk geweest ? A. Dat de onbefchryflyke duisternis en bederf der Waereld versvisfeld zyn geworden met een heerlyk licht en verbetering. (III. 4) 4 V. Welk Volk verdient hier de eerfte aanmerking ? A. De Jooden , om dat onder hen de allergewigtigrte Gebeurtenis , die de Waereld ooit beleefd heeft , is voorgevallen. (III. 13) 5 V. Welke? A. De komst van jesus in de Waereld, waardoor de Joodfche Natie meest is verheerlykt geworden. (III. 13) 6 V.  7* KOMST VAN jësüi. 6 V. Was die tyd de gefchiklte voor zulk eene Gebeurtenis ? A. Ja: want men hadt, veertig Eeuwen lang, gelegenheid gehad , om de grootheid van de ellende en het onvermogen der Menfchen ter eigen reddinge te zien. (III. 13-16) 7 V. Waarom meer ? A. Om dat de Grieken 'den vertaalden Hebreeuwfchen Cybel in hunne TaaL, zynde toen zo gemeen als nu de Franfehe by ons, konden leezen, en kennis krygen van den Verlosfer. (III. 16) 8 V. En wat valt 'er nog hier by te doen ? A. Dat veele onderfcheiden' Volken der Aarde , door de algemeene heerfchappy der Romeinen , aan' eikanderen verhonden waren ; en , om den handel re dryven , eikanderen bezogten , het geen een fpoedige uitbreiding van het Evangelie volkomen toeiiet. (III. 17, 18) 9 V. En dus begrypt Gy...? A. Dat de Jooden met de Romeinen verbonden moesten zyn , of daaronder rtaan ,- gelyk in herodes tyd plaats hadt. 10 V. En de vierde reden was...? A. Dat 'er eene zeldzsame ffilte , door den a!gemeenen vrede , op aarde was , die de Apostelen toeliet , allerwege ongefloord te reizen , om het Evangelie te prediken. (III. 19, 20) H V. En einde.yk ? A. Dat de Romeinen san elk overwonnen Volk vryheid van Godsdienst gaven. (III. 20, 21) 12 V. Waarom was je«us Evangelie zo noodig voor de Heidenen ? A. Om dat , zelfs by hunne Geleerden , fabelen , valfche Natuurkunde , dwaalingen , en duisternis heerschten , waardoor het getal der afgoden tot dertig  TOEVAL DES JOODEN. GEBOORTE VAN JESUS. 73 dg duizend was geklommen , en tweehonderd agtëntagtig gevoelens omtrent het hoogfte Goed gevonden werden , dewyl men dat niet regt kende. (ni. 23. 23) 13 V. Maar hunne Zeden worden gepreezen ? A. Hoe liegt die waren tekent paulus aan Ront. I, waar mede juvenalis , een Heidensck Dichter , overeenkomt. (III. 23, 24) 14 V. Was het met de Jooden niet beter gefield? A. Hun ftaat is met één woord dus getekend : dat de fieutel der kennis van hun was weggenomen; en men zag dat duidelyk in de verlehillende Gezindheden van Pharifeen , Sadduceen , Herodiaanen , Es/een , Karaiten , Cauloniten of Galileers. (III. 24-26) 15 V Wat was bovenal merkwaardig ? A. Dat Jooden en Heidenen , uit het voorbeeld van hunne ondeugende Oppervorften , herodes en augustus , iets gewigtigs konden leeren. ló V. Wat dan ? A. Dat het waar geluk in geene aardfche regcering beftondt; en dus, dat de Verlosfer der Waereld een geestelyk Ryk moest invoeren. (III. 27-29) 17 V. Wanneer werdt jesus gebooren ? A. Het fchynt wél berekend te zyn , dat jesus in den nagt tusfchen den zeventienden en agttienden November des jaars 4001 , of wat vroeger gebooren werdt. :8 V. Welke gewigtige zaaken vielen daarna voor? A. De fnoode aanflagen van antipater tegen zynen Vader herodes ; de ellendige dood van deezen fnooden Vorst ; en de twisten onder zyne Zoonen «m de kroon. 19 V. Welken al verder? A. De veibanning van Koning archelaus , en het hard  74 lotgevallen der joodbh. hard bellier van flegte Romeinfchc Landvoogden. (III. 30-38) 20 V. Wat hadt jqhannes intusfchen gedaan ? . A' J°hannes de Dooper hadt den weg by de Natie bereid , om op jesus. gewigtig Evangelie , op zyn ftigtelyk leven , verbalende werken , verzoenend derven, heerlyke opltanding , zegepraalende'hemelvaart , en voorfpoedige prediking door de Apostelen , geloovig te letten. (III. 39-45) 21 V. Wanneer is johannes gelhrven ? A. Hy is , in 't jaar 32 , door herodes antipas onthoofd. 22 V. Wat volgde op der Jooden uitroep by JESUS lyden : zyn bloed kome over om en onze kinderen ? A. Dat dit oordeel, om de ondankbaare verwerping van 's Waerelds Verlosfer , in dat zelfde jaar reeds begon over de Jooden in Babylonie en Selctl cie. 23 V. Over welken meer ? A. Over die van Judea door de verdrukking der Romeinfche Landvoogden , en door de vernederingen van herodes kleinzoonen , waardoor der Jooden Koningen ophielden te bellaan. (III. 45, 48-54) 24. V. Wiens prediking luidt groote gevolgen ? A. Die van paulus door het (lichten van zeer veele groote Gemeenten'. (III 54-57) 2$ V. Hoe ging het verder in Judea ? A. Alles neigde ten ondergang door de oproeren , ten tyde van de Landvoogden humanus , felix , festus , en vooral van gessius florus , veroorzaakt door derzelver wreede behandelingen in 't jaar 63. (III. 53, 54» 57-6.0 26 v. Rn de Jooden. (lelden zich niet te weer? A. ce tius gallus , de Landvoogd van Syrië , de oniustigen te Je, ufalem willende (Iraffeii, kreeg met zyn 1  jerusalem ingenomen. "5 zyn leger van hun de neêrlaag, het geen Keizer nero zo vergramde , dat hy den Veldheer vespasia. nus naar Judea zondt , in 't jaar 67 , om de Jooden te onder te brengen. (III. 61-65) 27 V. En dat voerde vespasianus uit ? A. Hy nam wel eenige Steden in , onder anderen Jotapata , waar hy den Historiefchryver flavius josephus gevangen nam ; maar zelf Keizer geworden zynde , moest hy het beleg, van Jerufalem en de verdelging der Jooden aan zynen Zoon titus overlaaten. (III. 65, 66) 28 V. En deeze volbragt dat ? A. Ja , na dat de Stad door drie aanhangen, door moorderyen, door hongersnood en door de aanvallen der Romeinen meer geleeden hadt , dan eenige Stad in de Waereld , nam hy ze met geweld in , en alles werdt toen verbrand en verdelgd. (III. 67-77) . 29 V. Wanneer ? A. Het beleg was in April begonnen , en de Stad werdt , na de verbrasding des Tempels , den agtften September van 't jaar 70 ingenomen. 30 V. Ook de Tempel...? A. Ja , hoe gaarne titus3 die 'er nieuwsgierig intradt, om hem van binnen te bezigtigen, toen dezelve reeds brandde , dien wilde behouden hebben. (UI. 77) 31 V. Hoe veele Jooden zyn 'er toen om hals geraakt ? A. In dien oorlog zyn omtrent veertienmaal honderd duizend Jooden gedood, en zevenennegentig duizend gevangen genomen. (III. 77,78) 32 V. Wat merkt Gy daarop aan ? A. Dat men die Gebeurtenis niet zonder yzen leezen kan , dewyl dit alles gods oude Volk , om 't ongeioof en het verwerpen van den Ileere jesus , zo regtvaardig is overgekomen volgens de ix. deel. T voor-  7* oordeel over de jooden. voorzeggingen van jesus en van de Profeeten. (III. 78) 33 V. Welke waren de gevolgen van die Verwoesting ? A. Men weet niet, wat ons meer verbaazen moet, of de verltrooing , vervolging , fmaad , eu ellende der overgebleeven Jooden in de Waereld , of derzelver wonderlyke bewaaring, in welke beide gevallen gods Voorzienigheid uitblinkt. (III. 80-84) 34 V. Wat overkwam hun elders ? A. onias Tempel in Egypte werdt geflooten , Judea werdt meest ontvolkt , en titus liet fchatting vorderen van de geenen , die 'er nog woonden. 35 V. En verder... ? A. Veelen werden daarna in Egypte■omgzbragr. \ anderen in Mefopotamie : en de oproermaaker barchochebas fneuvelde met eenige duizenden. (III. 85-89) 36 V. Op wiens bevel ? A. Op bevel van Keizer adrianus , die , federt , Jerufalem naar eenen afgod Elia liet noemen , allen Jooden vetboodt voet daarin te zetten, en een zwyn boven de poorten deedt plaatzen. (UI. 88, 89) 37 V. Wat ondergingen zy verder V A. De gevoerde Oorlogen in 't Oosten door de Romeinen deeden hen veel lyden ; en Keizer severus wilde niet dulden , dat iemant een Jood zou worden. (III. 89) 38 V. Maar hoe ging het hun , toen 'er Christenvorsten te Rome regeerden ? A. Niet veel beter ; en wanneer zy al door Keizer julianus , uit haat tegen de ' Christenen , vryheid kreegen, om den Tempel te Jerufalem te herbouwen , werdt hun dat werk, door drie Wonderwerken, zegt men, belet. (III. 91, 92) 39 V.  lotgevallen der jooden. -ij 39 V. En zy werden niet getroost ? A. Veel eer misleid en bedroefd door de opkomst van valfche Mesfiasfen; en zo zy al eens adem fehepten, dan volgden nieuwe verdrukkingen in 't Oosten en Westen. 40 V. Welke verdrukkingen ? A. Dat zy , by voorbeeld, ter onderfcheidinge van anderen , niet dan op ezels mogten ryden , of in de hand gebrandmerkt moesten worden, (Hl. 92-roo) 41 V. Welke waren hunne andere finerten ? A Zy zyn naauwlyks te noemen; maar hadden overal j>laats. 42 V. Zeg my alleen de voornaamlen ? A. De voornaamtten waren het Bloedbad te Keu. len in de XIII, en op andere plaatzen in de XI Eeuw ; de vermindering van hun getal in oude Steden aan den Eufraat, waar men maar weinigen meer vondt, in plaats van negenmaalhonderd duizend Menfchen , welke daar te vooren waren : de opkomst van agt of negen valfche Mesfiasfen , en de moord , te Tork onder hen aangerigt. (III. 101-105) 43 V. Wat leeden zy elders ? A. Zy leeden veel in Spanje door de Kruisvaarders, en by den opfland van den valfchen Mesfias zachauiAs : zy moesten in Littkauwen zweerea by den naam van jesus chbistus : zy werden verbannen uit Portugal, uit Spanje en Frankryk, in de XV Eeuw ; en men dwong hen te Rome , om ChristenPredikaatien aan te hooren. (III. 106-121) 44 V. In ons Land hebben zy niet te klaagen ? A Neen , dewyl ons Vaderland de verdraagzaamheid omtrent die Natie oefent, welke wy altyd met medelyden moeten aanzien , en nimmer hoonen , te minder, daar dezelve ter eenigen tyde zal herfteld worden. (III. 121-128) T - VEER-  VEERTIENDE ZAMENSPRAAK, OVER Dl ROMEINEN. Heidenfche Keizers. 1 V. Wie was de eerfte Keizer der Romeinen ? A. augustus , voorheen octavianus genoemd, die het Volk dwong onder het juk der Alleenheerfching te bukken ; die anders goede Wetten gaf , en den overvloed deedt herleeven ; die den Landbouw en de Geleerden aanmoedigde. 2 V. Wat deedt hy meer? A. Hy liet door varus , drusus , en cermanicus de Germaanen en Pannoniers bevegten. (III. 130. 1395 1 3 V. Wie volgde op hem ? A. tiberïus in den jaare 14 onzer Tydrekening, voorheen een bekwaam, doch daarna een listig agterdogtig en wreed Man , die zwaare rampen beleefde. (III. I39-H5) 4 V. En na hem ? A. kajus kaligula , die eerst veel goeds beloofde ; doch daarna in dolheden uitblonk ; waarop ci.au. dius volgde , die door Soldaaten tot Keizer werdt verheeven in 't jaar 41 , Mauritania bemagtigde, doch 't Ryk van binnen liet vervallen. (III. 145150) 5 V. En na hem ? A. KE-  heidensciie keizers. 79 A. nero , een monfter van wreedheden , en na hem galba , otho en vitellius , die kort regeerden — voorts vespasianus , een onvermoeid dapper Vorst , en zyn Zoon titus , beroemd door menfchenliefde , en overwinningen. 6 V. Wat bedreeven die beiden ? A. Die beiden verdelgden Judea en Jerufalem in 't jaar 70 ; en hielden het waggelend Rome nog ftaande , maar domitianus was dwaas en wreed. (III. 150-160) 7 V. En verder ? A. nerva , die niet lang regeerde trajanus , die het Ryk tot de uiterfle grootheid bragt, treflyke overwinningen in het Oosten behaalde , en de Daciers temde. 8 V. Na hem kwam ? A. hadrianus , die zelf door 't Ryk reisde , om de gebreken des beftiers met eigen oogen te zien en weg te neemen , en treflyk regeerde: ook antonius pius , één der beste Keizeren , een Wysgeer en begunstiger der Geleerden. (III. 161-164) 9 V. En wie na deezen ? A. marcus aurelius antonius in 't jaar 161 , zynde een zeer geleerd en dapper Vorst tegen de Fandaalen. — commodus wreed en gierig. — per- tinax. — didius jul'anus , die het Ryk kogt. miger — severus , een groot doch geen goed Keizer caracalla , een groot moordenaar en macrinus. (III. 164-173) 10 V. Na deezen... ? A. heliogabalus , niet waardig te noemen ; maar alexander severus was één der beste en verllaudigfte Vorften , zelf geleerd , die vermoordt werdt in 't jaar 235. 11 V. En na severus...? 'f3 A. Na  8o heidenscheIkeizers. geleerde romeinen. A. Na hem kreeg het Ryk, in vyftig jaaren , 'wel vyftig Keizers : want de Soldaaten zetteden die telkens af en aan , naar willekeur. (III. 173-180) 12 V. Wie blonk meest onder hen uit? A. valeriakus , en aurelianus , die zenobia verwon , en LONGiNus doodde: — de geleerde tacitus : en de kloeke probus , die den eerften Wynftok in Frankryk en Spanje plantte. 13 V. En daar op ? A. DiocLETJANus in 't jaar 284 , die met drie andere Vorften 't Ryk regeerde ; doch , ondankbaar van hun behandeld zynde , den throon verliet, en ftü op 't land ging leeven. (III. 180-194) H V. Hoe lang hadt het Romeinfche Ryk Heidenfche Keizers ? A. Drie Eeuwen lang. 15 V. Hoedanig was de ftaat der Geleerdheid in dien tyd ? A. De grondslag daarvan was reeds gelegd vóór aucustus regeering ; doch, geduurende dezelve, zag men ze meest bloeien. (Hf. 194) 16 V. Wie waren toen de voornaamfte Dichters? A. virgilius , KORATius en ovidius ; op welken volgen lucanus , persius , juvenalis , piiedrus en martialis. (III. IQ5-k9) 17 V. Welke groote Redenaars bloeiden toen ? A. sekeca , quintiuanus , en de edelmoedige pli- nius de jonge. (fü. 199-201) 18 V. En welke Historiefchryvers ? A. LIVJUS , tacitus , suetonius , trogus pompejus , SALLUiTIUS , plorus, justinus en CURTiUS. (III. 2oi205) 19 V.  constantinus de groote. 81 19 V. En wie blonken uit in andere Weetenfchappen ? A. mela , cel(us , de ongelukkige Natuurkenner by Fefuvins plinius de oude , frontinus , epictetus , arrïanu; en lucianus , waarby men longinus en dion cassius , beide onder de Grieken , kan voegen. (III. 203-205) Christen Keizers. 20 V. Op de Heidenfche Keizers volgden....? A. Christen Vorften , vermids het Evangelie grooten voortgang in de Waereld gemaakt hadt, ondanks het tegenwoelen van 't Heidendom. (III. 207) 21 V. Wie u-as de eerde Christen Keizer? A. conïtantinus de Groote, ia 't begin der IV Eeuw , die , na het overwinnen zyner Vyanden , het bellier aanvaardde ten gelukkigen tyde voor de Christen Kerk en de Waereld ; en , kloekheid met zagtheid paarende , goede Wetten gaf, en het Evangelie voordondt. (III. 207-211) 22 V. Wat lag den grond tot den ondergang van het Romeinsch of Westersch Kcizerryk y A. Dat hy het oude Byzantium vergrootte en verfierde , en derwaards zynen zetel overbragt, noamende die Stad , naar zynen naam , Conftantinopoie , in den jaare 330. (III. 209, 210) 23 V. Wat meer ? A. Dat hy , dervende , het Ryk , verdeeld onder zyne drie Zoouen, contai\tinus , constantius en constans , naliet , zo dat hetzelve drie Opperhoofden ontving, die, elk een byzonder Landfchap, regeerden , en veele gefchillen kreegeu , welken daaruit te wagten waren. (III. 211, 214) T 4 24 V.  Si christen-keizers. 24 V. Wie volgde na constintius , die het lan? fte leefde?.. ë" A. De berugte julianus , wiens Ryksbeffier lof!yk; maar zyn afval van het Christendom en de hervorming van het Heidendom even zeer te laaken' waren ; doch, gelukkig voor het eerfte , hy fiierf jong , dat is , in den jaare 363. (IH. 214-218) 25 V. En daarop...? A. Daarop beklom jovianus den throon , die tegen de Perfen te kort fchoot; maar de Christenen treflyk befchermde. 26 V. En de volgenden waren...? A. valektinianus , valens en cratianus , die Veel te lyden hadden van woeste Volken : des koozen zy meestal Ryksgenooten , om gelukkiger te flaagen m 't groot bellier. ; III. 218-223) 27 V. Wie nam gratianus daartoe aan ? A.. Den braaven theodosius , die , gratianus verraaden ziende , maximus tot medebedierder aannam , maar welke door toomelooze heersehzugt van kant raakte in het jaar 388. (III. 223-227). 28 V. En toen hy zelf ftierf... ? A. Na zeer treflyk geregeerd , en der Kerke veele dienden gedaan te hebben , volgden zyne Zoonen , arcadius en honorius , in 't jaar 395 die het Ryk door de Alaanen , onder het geleide* van alarik , zagen aanvallen. (Hl. 227-241) 29 V. Bleef het daarby? A. Neen , at^la , de aanvoerder der Bunnen volgde daarop, welken theodosius de II , beroemd door zyn Wetboek , niet kon tluiten ; en niet lang daarna werdt zelfs het Westersch Keizerrvk geheel gedoopt , in den jaare 476. (III. 241-247; 30 V. Door wien ? / A. Door odoaces , den geleider der Barbaaren , 1ü9  justinianus. belisarius. grieksche keizers. 83 die verflagen werdt door der Ourogothen Koning theodorik , welke eene nieuwe Monarchy in Italië deedt opftaan ; doch na hem... 31 V. Wat gebeurde na hem? A. Na hem liet justinianus , Keizer te Conflantinopole , beroemd door zyne Wetten , Rome herneemen , 't welk daarna door totila , der Gothen Koning , verdelgd zou zyn geworden , in 't midden der VI Eeuw , indien hy niet terug gehouden was geworden door den edelmoedigen raad van 'den beroemden BELisARius. (III. 247-561) 32 V. En na zyn dood...? A. Viel Rome in justinianus handen ; die geftorven is in 't jaar 565 ; maar de ftad is federt zeer vernederd en verlaagd gebleeven tot heden toe. (lil. 249) 33 V. Wie. regeerden toen aldaar ? A. Zeventien volgende Beftierders , Exarchen genoemd , hadden , in naam van de Conflantinopolitaanfche Keizers , het bewind in handen , tot dat de Lombarden daarvan een einde maakten. (III. 294) 34 V. Wat bedreeven de Keizers te Conftantinopole , aan welken Italië federt onderworpen was ? A. Toen de groote Monarchy der Romeinen in twee Rykeu verdeeld was, regeerden :e ConftanW nopole veele Keizers, van 't jaar 566 tot het jaar S453- 35 V.'En dus...? A. Dus bleef het Romeinfche Ryk , anderzins geheeten het Griekfche Keizerryk , IX Eeuwen lang, in het Oosten Aaan , waarin men niet anders zag T S dan  grieksche keizers. dan een zamenweeflel van Staatsverwisfelingen , Oproeren en Verraaderyen. (III. 263-290) 3.6- V Welkers Keizers zag dat Ryk op eikanderen volgens ? A. Zeer veelen , onder welken men telt den wellingen justinus -, den braaven Mauritius ; den be. kwaamen heraklius ; en den Broedermoorder con- stans. 37 V. Wie meer ? A. Den regtvaardig vergolden constantinus porfvrocesitüs door 't bedryf der berugte irene , zyne moeder; en den roemryken theofilus , die weinig zyn weergae hadt. (III. 264-271) 38 V. En verder ? A. Den wyzen en wetgeevenden basilius ; leo den V , den minnaar van Geleerdheid , in 't jaar 813 ; en ziMisCEs , die jesus Afbeeldfel op geld deedt munten. 39 V. En nog...? A. Den verwyfden constantinus ; den vermoorden romanus ; constantinus MoKOMAciius, de eerfte , die door de Turken werdt aangerand; en den braaven dukas. (III. 271-278) 40 V. Na hem...? A. alexius en johannes komnenus, beide beroemd; manuel komnenus , in Kerkgefchilien verward ; den' troawloozen andronicus; den vernederden doch'daarna herdelden isaacus angelus ; en den ongelukkigen boudewyn , Graaf van Vlaanderen. 41 V. Wien meer...? A. De door Monniken misleiden andronicus en jokannes paleologus , die gedwongen was den Turken fchatting te betaalen. (III. 278-288) 42 V. En eindelyk...? . a. constantinus paleologus , den laatilen Keizer, die'  lomearden. &5 die Conftantinopole , door de Turken belegerd , verdeedigde, en , by de inneeming dapperlyk vegtende, het leven verloor in den jaare 1453. (UI. 28S290) 43 V. Wie waren de woeste Volken , die gy, hier boven , vaak Hunnen , Qothen en Fandaalen", genoemd hebt ? A. Derzei ver Historie fchuilt zeer in het duister; doch zy werden van god gebruikt , om bedorven Volken . die niet beantwoordden aan Reden , Staatkunde en Evangelie , te tugtigen. (III. 291-293) 44 V. Hadt Italië alleen van hunne invallen te lyden ? A. Ook Spanje en andere oorden ; doch zy werden daarna befchaafd , en tot het Christendom gebragt. (III. 294) 45 V. Maar hoe lang regeerden de Exarchen in Italië P A. Tot dat de Lombarden , 'afgezakt uit Zweeden en Deenemarken , ih dat Land genoodigd werden , om 'er de Gothen uit te dryven. (III. 29.;) 46 V. Door wien werden zy geregeerd ? A. Door Koningen , onder welken meest beroemd waren de dappere alboinus en autoarik , de eerfte , die het Evangelie aannam , en de Exarchen vernietigde. 47 V. Wie meer... ? A. rotharts , bekend door 't geeven der Lombar.difehe Wetten , waarby luitprand anderen voegde: maar fommigen heeft men van rachis. (III. 295-301) 48 V. Wie daarna ? A. astulfus , die Ravenna veroverde, en aan- fpraak  2°" karel de groote. fpraak op Rome maakte, doch de Paus, pepyn van Frankryk te hulp roepende, kreeg van hem niet aleen dezelve , maar ook eenige Landen , waardoor hy ook een Waereldlyk Vont werdt. (III. 301-303) 49 V. En eindelyk...? ÓJ A. Eindelyk kwam karel de Groote , Koning van Frankryk, die desiderius , den laatlten Koning der Lombarden, gevangen nam, en dus een einde maakte van der Lombarden Ryk, in den jaare 774. (Ut. 303) 50 V. Dus werdt karel de Groote meester van Italië ? L karel kreeg 'er een deel van ; doch de Paus behieldt het Hertogdom Rome , en de Griekfche Keizers alleen het Hertogdom Napels. QU. 30 ) 51 V. Dus verdween de heerlykheid van Italië of van het Romeinfche Ryk ? ' A. Dat Ryk, dat door ftille zeden , fyne ftaatkunde , dappere wapenen brandende Vaderlandsliefde , en ftrenge krygstugt was groot geworden , zag men toen geheel gevallen, fül. 303, 304) 52 V. Waardoor ? A. Door de ingevoerde Aftatifche Zeden , door verlies van Vryheid , door de Monarchaale regeering , en door de magt der Krygsbenden , die dg Keizers verkooren , of de heerfchappy aan de meestbiedenden verkogten. 53 V. En verder... ? A. Door de overbrenging van den Keizerlyken Zetel van Rome naar Conflantinopole , en andere oórzaa ken. (III. 304, 305) 54 V. Stonden de Perfen , die zo dikmaals tegen de Romeinfche Keizers vogten , lang onder het bellier van Koningen ? A. Onder verfcheiden , zo lang tot dat zy door de Saraeeenen te onder gebragt werden. (III. 306-310) VYF-  VYFTIENDE ZAMENSPR.AAK , OVER DE CHRISTENEN. 1 V. Nu wy twee Volken in hunnen oorfprong, bloei en ondergang gezien hebben , naamelyk Jooden en Romeinen , gaan wy over... ? A. Tot de Christenen , die wel geen eigen Waereldlyk Ryk gefticht hebben ; maar ons , in 't begin der nieuwe historie , nevens de Jooden en Romeinen , voorkwamen , welker Gefchiedenis een Tydvak van byna XVIII Eeuwen beflaat. (III. 311, 312) 2 V. Wat vernam men onder hen in de I Eeuw? A. De zuivere Prediking van jesus en de Apostelen was , ondanks eenige vervolgingen , en den tegenfiand van Jooden , van Gnostyken en Heidenen , zeer voorfpoedig. 3 V. En hier door...? A. Hier door werden veele Gemeenten en Schooien gelucht; ook de Boeken des Nieuwen Testaments met zorg verzameld , en met eenvoudighetd verklaard. (III. 312-325) 4 V. Wie waren de voornaamlte Schryvers? A. clemens , ignatius en folycarpus. (III. 3223231 5 V. Wat gebeurde 'er in de II Eeuw? A. Het Evangelie werdt uitgebreid onder de Spanjaarden , Germaanen , Celten en Britten; maar da Heidenfche Priesters in Bithynie , en de Platonisten , door welken origenes zelf eerst verleid werdt, en  88 christenen in de II, Hj EN IV j^. en waaruit de Bfytiken daarna zyn voortgekomen gaven hun veel te doen. (III. 325-328) 1 6 V. Hoe was het bellier der Gemeenten ? hipM,T*. Verk°OÏ BisfchW ^ Ouderlingen, en hieldt Kerkvergaderingen. (III. 32p) * ' 7 V. Kreegen de PUeteniaen geen gezag « A Ja; maar daardoor verloor de eenvoudig A. Ora djt »eele Momita opflonden , en ff,!. e™„V'? °e" geene ""^ Ke,re's 3 V. Welken? iiJ A. De uitlegging van Droomen, de Historie met de Geflagtrekeningen, en de kennis der Sterrengelyk jobs Boek ons van het laatile veele Haaien oplevert. (V. 253) 9 V. Hoe lang bleevcn zy in dien Haat ? A. Tot de tyden van mahometh , die te Mecca in Arabte gebooren werdt in het jaar 570, en, in den jaare 622 , floutelyk ondernam een nieuw Ryk en eenen nieuwen Godsdienst op te rigten. (V. 254, 255) 10 V. Ondernam , en niet uitvoerde ? ' A. Ondernam, en uitvoerde, langs den fnoode» weg van bedrog, Jeerende : ,, Daar is maar één „ sod , en mahojieth is zyn Profeet ," 0111 daardoor de afgodery te verdooren. (V. 255-257) 11 V. En men geloofde hem? A. Niet fchielyk ; maar zyne voorgewende openbaaringen , en vooral zyne vreemde nagtreis, maakten indruk , en het overige voltooide hy door het zwaard. (V. 258-265) 12 V. Waar in Haan zyn Geloof en Wetten ? A. In den Coran of Akoran , een Boek dat «evens zyn onderwys, vol bedrog en dweepery is. (V. 266-368) y 13. V. Hoe kon zyn bedrog opgang maaken ? A. Door  bedkyf DER MAHOMETHAANEN. I03 A. Door zyne list, om een .veinig uit den Hcidenfchen , Joodfchcn en Christelyken Godsdienst over te neemen, 't welk , gevoegd by andere omltandigheden, hem de overhand deedt verkrygen. (V. 268-271) 14 V. Dus was zyn vermengde Leer fnood ? A. Snood in eenen hoogen trap , en egter is hy van de zynen zeer gepreezen. (V. 271-273) 15 V Wie volgde op hem in 't geflichte Ryk? A. Zestig Oppervorsten , Khalifs geheeten , onder welken abu behr , omar , al walid , soliman , hesham en anderen de voornaamlte , en meestal groote en dappere, nederige en regtvaardige Mannen waren. (V. 275 , 276) 16 V. Wat bedreeven zy ? A. abu BEiix pionderde Pakfiina in 't jaar 6}3, en omar Syrië in den jaare 635, waar op de verovering van Jerufalem volgde in 't jaar 637. 17 V. En verder ? A. Antiochie , gelyk ook Egypte in het jaar 641 , dewyl Keizer heraclius hen niet kon tegenftaan. (V. 274, 275) 18 V. Wie van hun gaf een zonderling bewys van regtvaardigheid ? A. mahmud, de Zoon van sabehtekjn. (V.277,278) 19 V. Stondt het Ryk der Arabieren niet lang? A. Keen ; om dat in eene groote Heerfchappy en onder magtige Onderdaanen de nyd alles los woelt, is ook dat Ryk, na verloop van driehonderd jaaren, te gronde gegaan. (V. 279, 2S0) 20 V. En nu...? A. Nu is niet de Godsdienst, maar wel het bellier in 't Land van Arabie ingeflooten , en in den ouden ftaat herfteld. (V. 280) 21 V. En de aart der Natie werdt niet veranderd? A. Neen : zy bleeven vyanden van de Weeten- fchap-  10* ABABISPflE GELEERDEN. fchappen, gelyk bly. tMt het verbranden vau de groote Bibliotheek te Akxandrie. (V. 281-283) 22 V. Tot hoe lang bleeven zy onwetend? A. Tot de VIII Eeuw; maar federt werdt alles vergoed door de begnnlliging hunner Vorften welke groote Geleerden onder hen deedt opftaan die europa onderweezen hebben in alle takken van Weetenfchappen. (V. 283-289) 23 V. Wie zyn van deezen de beroemdften ? A. ebn sina of avicenna , en rhazes in de Geneeskunde. (V. 286-288) 24 V Dus zyn zy een beroemd volk geworden t A. Zeker , zeer beroemd , eerst door de wapenen daarna door de Geleerdheid , en eindelyk door den Koophandel , welken zy eenen anderen loop deeden neemen , en tot zich zei ven komen. (V. 289, 290) 25 V. Wat leveren zy ons nog ? A. De allerbeste KofFyboonen , Droogeryen , Lywaaten , Gommen en Huiden , die op Cairo en' vervolgens naar de Middelandfche Zee gaan. (V. 290) 26 V. Wat merkt gy op alles aan ? A. Dat mahometh de afgodery uitroeide en een' valfchen Godsdienst in de plaats gaf, waardoor duizenden verleid zyn. 27 V. Wat meer ? A. Dat Grieken en Arabiers de Weetenfchappe„ bewaard hebben, toen dezelven in europa onbekend warai : maar die volken zyn daarna diep vernederd en europa is verhoogd. (V. 291, 292) ZE.  ZEVENTIENDE ZAMENSPRAAK, OVER DE TURKEN. 1 V. Wat dunkt u van het Turkfche Ryk ? A. My dunkt , dat het door eene voordeelige ligging zyn weergaê niet heeft in de Waereld, en het wordt daarom bewoond door veelerleie Natien. (V. 293-298) 2 V. Wie zyn eigenlyk de Turken ? A. Men noemde hen oulings Schythen , daarna Turken ; maar zy willen alleen Mufulmannen , dat is Geloovigen , genoemd worden. (V. 298, 299) 3 V. Wat betekent Othomannifche Porte ? A. De Regeering der Othomannen , omdat men oulings het regt in de Poorten oefende. 4 V. Wat bedreeven zy ? A. Zy deeden niets dan veroveringen maaken , mahomeths leer uitreiden, Christenen en Heidenen verdelgen , Landen verwoesten en Menfchen in flaaverny weg te voeren. (V. 300) 5 V. Wie waren hunne Sultans of Vorsten ? A. Dewyl hun Ryk reeds byna vyfhonderd jaaren gedaan heeft, hebben zy veele Vorsten gehad , waaronder othman , de eerde Vorst, die omtrent het jaar 1300 den throon beklom; Orchan, die de meeste Wetten gaf; amurath de II, de oprigter der Jank» zaaren , en bajazeth behooren. (V. 300-303) 6 V. Geene meer...? A, Ja ; amurath de II , bekend door zyn Ge- bed  ï 06 turksche vorsten en regeering. bed tot god in den dag by Varna ; mahometh de II, de veroveraar van Conftantinopole; en solyman de I, de eerfien, die gefchreeven' Wetten gaf. 7 V. Ga maar voort ? A. selim de II, die Cyprus won ; amurath de III, en anderen ; maar die zo groote Vorsten niet waren, als hunne voorzaaten. (V. 304-313) 8 V. Waaruit blykt dat ? A. Om dat zy geene veroveringen van belang maakten , en dikwerf of verliezen leeden, of geweldig door de Christenen geflaagen werden. (V. 313) 9 V. Wie voornaamelyk ? A. mahometu de IV door montecuculi en door Koning sobiesky van Polen, die Wcenen ontzettede — achmet door den Prins van Baden — mustapha de II door Prins eugenius , en laatst abd-ulhamed door de Rusfen. (V. 313-319) 10 V. Hoedanig is de Regeering in dit Ryk? A. De Regeering is ons niet volkomen bekend. De Groot Vijier is de eerde Staatsdienaar : de Divan de hoogde Raad ; en de Mufti de eerde llaadgeever in zaaken van Godsdienst en Regeering. (V. 321) 11 V. En de Reis-Efendi ? A. De Reis-Efendi is de eerde Staats-Secretaris: Kadi is een Rigter van kleine gefchillen : Bas/a of Pafcha een voornaam perfoon van twee of drie Paardedaarten. (V. 321) 12 V. Wat is een Paardedaart ? A. Een Piek , waarop een gouden appel deekt, en van welke een witte Paardedaart afhangt , die *nen in den kryg vóór een groot Man draagt; doch 1 vóór den Sultan draagt men 'er zeven , als hy ten oorlog trekt, en drie vóór den Groot - Vifier. (V. 33J) 23 V.  weetenschappen der turken. 10? 23 V. Hoe zyn der Turken Wetten , Godsdienst en Gerchiedenis ? A. Het is te bewonderen , dat de Christenen niet meer, dat eenige algenieene dingen van der Turken Wetten , Godsdienst en Gefchiedenis weeten. CV. 322, 323) 24. V. Waarin vindt men hunnen Godsdienst befchreeven ? A. In drie Boeken ; in den Koran , in den Esfunet, en in een derde , getrokken uit die twee. (V. 323) 25 V. Wat is hun daarin bevolen ? A. Voornaamelyk een vasten in de maand Ramadan , eene reis naar Mecca , en het vieren van het groot Feest Beyram. (V. 324) 26 V. En zy allen gelooven die Boeken ? A. Niet allen : want men vindt onder hen ook Ongodisten ; doch in 't algemeen worden de Turken zelden Christenen. CV. 325, 326) 27 V. Zyn zy zo geleerd als voorheen de Ara. biers ? A. Neen : de voorige zugt tot den oorlog heeft de Weetenfchappen verflikt 5 en in een geheel Turksch Dorp vindt men zelden iemant, die leezen kan. (V. 326-328) 28 V. Welke is hunne Taal ? A. Eene dogter van de Tartaarfche. (V. 328) 29 V. En hoe zyn hunne andere Weetenfchappen ? A. Hunne Dichters vliegen hoog: hunne Historie is vol fabelen 5 doch de Wiskunde wordt van hun geëerd. 30 V. En de overige Weetenfchappen ? A. De Natuur- en Geneeskunde kruipen by hen : aan de Ontleedkunde mag niemant denken : hunne Zedeleer kent geen verband : hunne Muziek hebben zy uit Perfië. (V. 329, 330) ix. deel. X 31 V,  I0* AART DER TURKEN. 31 V. Welke zyn hunne gelieffie Weetenfchappen T A. De kennis van de bezweering der Geesten , de Waarzeggery en de Toverkonst. (V. 329) 32 V. Hoedanig is de aart der Turken ? A. De Turken , die in europa woonen , zyn werkzsam , driftig, dapper, doch ruw van zeden; maar die van asia lafhartig, lui, verwyfd , en wellustig. 33 V. En voor het overige? A. Zy zyn meestal fterk en welgemaakt, getrouw , grootmoedig, raildaadig, en minder bloeddorstig dan voorheen , ten zy men hen opftookt , gelyk ten deeze tyde, nu eene geestdryvery hen allen tot den oorlog jaagt. (V. 331, 332) 34 V. Hoe zyn derzelver manieren ? A. Dezelven verfchillen zeer veel van de onzen. (V. 333, 334) 35 V. Hoe is hun Koophandel ? A. Die is zeer groot ; doch zou nog grootcr zyn , indien het Land beter bevolkt , en de Regeering aagter waren. (V. 334-337) AGT-  AGTTIENDE ZAMENSPRAAK» ©ver Dl PERSIAANEN. 1 V. Hoedanig is het Ryk der Perfiaanen t A. Het Ryk der Perfiaanen is oud en zeer merkwaardig , om dat het zich driemaal in de Waereld heeft vertoond, en nog beftaat. (V. 339) 2 V. Hoe dan ? A. Het betlondt vóór aeexanders tyd ; doch werdt door hem gedoopt. Het herkwam en dondt orrder artaxerxes ; maar bukte voor het geweld der Arabieren. 3 V. En toen het Ryk der Arabieren los raakte? A. Toen trokken eenige Perfifche Grooten brokken van hetzelve naar zich , en werden onafhanglyke Vorsten. (V. 340) 4 V. Wie grondde daarop het derde Perfifche Ryk ? A. ismael , sofi bygenoemd , een onvergelykelyk grooter Man , dan zyne opvolgers : maar abbas de I, de Groote geheeten, die in den jaare 1584 den throon beklom , gaf het vervallen Ryk zulk eene verbaazende derkte, dat niemant te vooren of daarna het zo verre kon brengen. (V. 34 i) 5 V. Waardoor? A. Door veele Landen , die veroverd waren door de Turken en Tartaaren , weder aan het Ryk te brengen , en vervolgens door een edel bedier. (V. 341-343) X 2 6 V.  JiO PERSÏAANEH. 6 V. Wie volgden op hem ? A. Verfcheiden' Vorsten , door wreedheden berugt, waardoor het Ryk wankelde ; maar de beroemde kouli khan , eerst een Herder, daarna een roover, vervolgens een Veldheer, en eindelyk een Vorst van Perfiê, die door zyne veroveringen; maar vooral door zynen togt en de berooving der ryke Mogollen in het jaar 1738 is beroemd geworden , deedt het Ryk ftaan. (V. 344, 345) 7 V. Hoe is der Per/en aart ? A. De tegenwoordige Perfen , zynde een mengelmoes van in en- uitlandfche volken, zyn niet meer zo krygshaftig, gelyk die des eerflen of tweeden Ryks ; anders taamelyk befchaafd, pragtig leevende , wellustig en geen minnaars van arbeid. (V. 345347) 8 V. Wat is in hun Land beroemd ? A. Hunne Paarden , Wyn , Dadelen , Saffraan , Boomwol en andere dingen ; hoewel hun fchoon Land door oorlogen zeer vervallen is. (V. 347) 9 V. Hoedanig is hun Godsdienst? A. Zy zyn eene byzondere Gezindheid van Mahomethaanen , geweldig van de Turken gehaat , en voor Scheurmaakers gehouden. (V. 347) NE-  negentiende za men spraak, over de MOGOLLEN en INDIAANEN, 1 V. Welk Ryk ligt in de nabuurfchap der Perfen? A. Dat der Mogollen , het welk één der verbaazendlle Ryken der Waereld is , ten aanziene van deszelfs opkomst, fnelheid van uitbreiding en uitgeflrektheid. (V. 348, 349) 2 V. Wie grondde hetzelve ? A. De oude Ryks-Historie is duister ; maar jengHiz khan , die omtrent den jaare 1200 opkwam , zette het gebied geweldig verre uit tot in China en europa , waardoor het agttienhonderd mylen van het Oosten tot het Westen , en duizend van het Zuiden tot het Noorden groot was, (V, 349, 350) 3 V. Wie erfde dat Ryk ? A. Zyne Zoonen ; maar zy erfden tegelyk de zugt tot onophoudelyke plonderingen , Oorlogen en Landveroveringen, waardoor asia en China zee: veel geleeden hebben. (V. 351; 4 V. En zy bleeven plonderziek ? A. Neen ; een vetftandig Chineesch , die Staatsdienaar geworden was , hervormde het Volk tot zagtheid en konften. (V. 351, 352) V. En wie befchaafde verder de Mogollen ? A. kublay in 't jaar 1281 , na dat hy China veroverd hadt ; doch het bellier over dat Land werdt, X 3 na  112 mogollen. indostan geregeerd. na honderd en tweeënzestig jaaren , wederom verloeren , en dus raakte China weer daarvan los in het jaar 1368. 6 V. En hoe ging het met de Heerfchappy der Mogollen in asia ? A. De Aftatifche Landen zouden mede verlooren zyn geraakt, ware de groote tamerlan niet opgedaan in 't jaar 1370, die dezelve behieldt, den Turkfchen Keizer bajazeth gevangen nam , en veele gedenktekenen zyner grootheid heeft nagelaaten. (V. 354-356) 7 V. Bleef zyn groot Ryk daan? A. Het door hem vernieuwde Ryk der Mogollen begon wel dra , na zynen dood , te zinken , door de oneenigheden van zyne Zoonen, die tot Opvolgers verklaard waren. 8 V. Welke waren dan daarvan de gerolgen ? A. Veelen zyner Gewesten raakten in vreemde handen ; maar Sultan babor , ée'n zyner Nazaaten , veroverde , in den jaare 1526, het fchoone Indie of Indostan , één van tamerlans verloeren Landen , 't geen nu verdeeld is in twee Schiereilanden , ten Westen en ten Oosten van de Ganges. (V. 357, 353) 9 V. Hoedanig is dat Land ? A. Indostan bezit veele heerlyke Provintien en Eilanden , van welken de Speceryen en andere Inéiifche waaren komen. (V. 358 , 359) 10 V. Wie regeert dat Ryk ? A. Eén Vorst, die voorheen de Groote Mogol te regt geheeten werdt, en veele groote Vafallen hadt. 11 V. Wie volgde op na Sultan babor ? A. Na Sultan babor volgden verfcheiden Vorften in het bewind , waaronder akear in 't jaar 1556 uit-  indostaners. 113 uitmuntte, die honderd en vyftig Provintien ondsr zyn gebied telde. (359-361) 12 V. Niemant meer ? A. Ja wel: doch onder hen blonk meest uit jehan, de salomon der Indostanen ; en aureng-zjbie , •-  SPAANSCHE KONINGEN. 110 Kasteel opgeflooten , veroverde Tunis , doch ftiet het hoofd vóór Algiers, en moest, na veel oorlogens , den vrede aan Duitschland geeven. (VI. 13^141) 19 V. Hoe eindigde hy zyn levn ? A. Hy ftondt aan zynen zoon philips den II het Ryk af, ging ftil in een Klooster leeven , en liet zyne eigen lykflaatfie vieren , door welke vermoeing hy ftierf in 't jaar 1558, (VI. 142-146) 20 V. Wat bedreef philips de II? A. Onder hem zag Spanje het einde zyner grootheid : want hy verdelgde de Morisken , of de bekeerde Mooren in zyn Ryk, en beoorlogde Engeland , ons Vaderland , en Frankryk , veifpillende daartoe alle zyne fchatten. (VI. 146-153) 21 V. Wie volgde op hem ? A. De voorbeeldige maar min bekwaame philips de III in 't jaar 1598 , die den oorlog tegen ons Vaderland voortzettede , en zesmaal honderd duizend Morisken uit zyn Ryk dreef. (VI. 153-155) 22 V. En wat bedreef zyn Opvolger ? A. philips de IV volgde op in 't jaar 1619, liet zich regeeren door een' Gunsteling, maar verklaarde eindelyk ons Vaderland vry , in 't jaar 1648. (VI. I55, 156) 23 V. Wie volgde op hem ? A. karel de II in het jaar 1665 , die zyn Ryk zeer verarmd en verlaagd zag, en na wiens dood .de oorlog om de kroon begon tusfchen philips den V en karel den III in 't jaar 1700, welke de laatlte verloor. (VI. 156-160) 24 V. En wat daarna .. . ? A. Spanje raakte daarna in Oorlog mat Engeland , waarin het te kort fchoot; doch de volgende twee Vorsten hebben den Ryke andere nuttige Y 4 diens-  130 AART der spanjaarden. diensten gedaan , hoewel zy Portugal niet kondei? veroveren. (VI. 160-164) i 25 V. Hoedanig is 't bellier des Konings in Spanje t A. Hy wordt, om de verdreeven Mooren en Jooden , de Katholyke genoemd , en regeert naar willekeur , doch traagheid zit 'er altoos op den throon. (VI. 164-166) 26 V. Hoe is het Ryk bevolkt ? A. Zeer liegt wegens de verdreeven Inwooners , wegens het gevonden america , en de fnoode daaden der Inquifitie. (VI. 167, 168) 27 V. Wat weet Gy van het Karakter der Inwooneren ? A. Voorheen waren zy grootmoedig en kloekzinnig , nu trotsch , traag , onmaatig, ligt geraakt , ftilzwygend , en verzot op Itierengevegten , zingen en danzen. (VI. 169-172) 28 V. Hoe zyn zy ten aanziene van den Godsdienst ? A. Men duldt 'er geenen anderen dan den Roomfchen Godsdienst ; doch de Monniken zyn dom en bovenal bygeloovig. (VI. 173-175) 29 V. Hoedanig is daar de Inquifitie ? A. Hoewel nu wat beteugeld , blyft zy eene vericbrikkelyke Regtbank, die ontelbaare Menfchen gruwelyk heeft omgebragt. (VI. 174-177) 30 V. Wat is u bekend vau der Spanjaarden Taal? A. Dat zy kragtig, en welluidend is, zynde ge. fmeed uit de fpraak der Romeinen en Fdndaalen , en doormengd met Moorfche of Arabifche woorden. (VI. 178) 3i V,  koksten en handel in spanje. 13! 31 V. En van de Geleerdheid ? A. Dat deeze , ondanks dertig Academiën en ximeNes aanmoediging , of de gelegenheid van de Escufiaalfche Bibliotheek, zeer gering is , hoewel men ze thans tragt te herftellen. (VI. 186) 32 V. En hoe is het 'er met de fchoone Konften gefteld ? A. Geene aanmerkelyke Konftenaars zyn 'er ooit opgeliaan. (VI. 181 , 182) 33 V. Hebben hunne Krygs- en Zeemagt nog den ouden roem ? A. Niets meer dan eene fchaduw van den grooten roem is 'er van overgebleeven : want traagheid heeft het bewind over dat Ryk. (VI. 182, 183) 34 V. De Handel ftaat 'er nog? A. De fchatten van america hebben zy noodig, om de gemaakte goederen door uitlandfcha Fabrieken , dewyl de hunnen vervallen zyn , te be. taaien. 35 V. En nu fchynt men...? A. Nu fchynt men de handen aan het werk te willen flaan , hoe laat dit mooge weezen. (VI. 184|86) 36 V. En hoe ftaat het met 's Ryks Landbouw? A. In de meeste oorden ziet men een afbeeldfel van ellende, dewyl men den arbeid met afkeer aanziet , fchoon men onlangs het Kanaal Imperiaal door den Vaderlandfchsn Heer krayenhoff heeft laaien voltooien. (VI. 186-191) 37 V. Wat brengt het Land voort ? A. Eenige Metaalen , Zout, Vrugten , Wyn , en vooral uitmuntende Schaapen-Wol. (VI. 191-194) Y 5 VIER-  VIERENTWINTIGSTE ZAMENSPRAAK, OVER PORTUGAL. 1 V. Welk Ryk grenst aan Spanje ? A. Het vrugtbaar Portugal, oulings door verfchillende Volken bewoond ; doch welks bellier viermaalen veranderd is. (VI. 195-197) 2 V. De eerüe gedaante van 't bellier was... ? A. 't Was eerst een Graaffchap , dat treflyk be- ftierd werdt door hendrik van Bourgondie , die de Mooren in zeventien veldllagen overwon. (VI. 198) 3 V. En na hem regeerde... ? A. alfonso de I in 't jaar 1139, onder wien Portugal een Koningryk en tevens het Land der Helden werdt : want sanciio de I was zynen braaven Vader gelyk. (VI. 198, 199) 4 V. Waren de volgende Vorllen even braaf en dapper ? A. De meesten , gelyk sancho de II, alfonso de III , en vooral de uitmuntende denys , in 't jaar 1279: ook alfonso de IV, die wel in 't begin op de jagt zeer verzot was , en 't bewind liet vaaren ; doch door eenen kloeken Raadsheer tot betere gedagten gebragt werdt. (VI. 200-203) 5 V. Wie verder...V A. Zyn Zoon pedro de I, die, zyn Ryk willende hervormen , met zich zeiven begon ; en het Volk daarin fmaak deedt krygen. (VI. 203, 204) 6 'V.  portugeesche koningen. 133 6 V. Waren zyne opvolgers van denzelfden aart? A. Ja .- want juan de I , zelf geleerd en dapper , hadt mede geleerde en dappere Zoonen: ook eduard , die Boeken fchreef; en alf jnso de V j die het Ryk door overwinningen , op den Blooren behaald , vergrootte in 't jaar 1438. (V). 204-2^6) 7 V. Welken braaven en geleerden Prins verloor de Iaatfte ? A. hendrik , Hertog van Fifeo , aan wiens ver. nuft en arbeid men de ontdekking van Indië te danken heeft. (VI. 206) 8 V. Behieldt Portugal op den duur zulke groote Vorsten ? A. Ja , want juan de II , Koning geworden in 't jaar 1481 , verkreeg zelfs den naam van den Grooten om zyne daaden : zo dat 's Ryks hoogheid door hem vastheid kreeg (VI. 206-208) 9 V. Wie, kwam 11a hem op den throon ? A. emaxuee , die zo gelukkig was , dat zyn Zeevoogd , vasco de cajia , Oost-Indië vondt, en een ander Brafilie ontdekte en in bezit nam. (VI. 209) 10 V. Wat verdonkerde deszelfs glorie ? A. Dat hy , onder anderen , twee braave Mannen , pacheko en albuquerque , aan welken hy zeer verpligt was , ondankbaar behandelde. cVI. 209, 210; 11 V. Wat deedt zyn Opvolger ? A. juan de III, hem opgevolgd in 't jaar 1522, hadt voorlpoed tegen de Mooren, en maakte goede Wetten ; maar toen hy het bewind des Ryks door de handen van eenen Raad liet gaan , begon het verval. (VI. 210 , 211) 12 V. Was zyn Opvolger, sebastiaan , wyzer ? A. Nog dwaazer: want , tegen goeden raad , de Blooren in africa aanrandende, fiieuvelde hy in den flag , en zyn lyk weidt niet gevonden. (VI. 211) 13 V.  134 portugeesche koningen en vorsten. 13 V. En wie nam tóen het bellier waar? A. Eerst de goede doch oservaren Aarts-Bisfchop van Ltsfabon in h jaar 1580 ; en na hem vyf Stedehouoers, die het Ryk verrieden aan phxups , Koning van Spanje , waardoor hetzelve omgekeerd werdt in eene Spaanfche Provintie. (VI. 212) 14 V. En het Volk verdroeg dat onregt? A. Neen ; het maakte den bekwaamen Hertog van Braganza tot Koning, onder den naam van juan den IV , in den jaare 1640. 15 V. En dus. . .? A. Dus veranderde deeze Spaanfche Provintie weder m een onafhanglyk Ryk. 16 V. En Spanje verdroeg dat ? A. juan de IV handhaafde zich op den throon door de wapenen tegen Spanje, gelyk ook zyn Zoon pedro, die eindelyk eenen roemryken vrede met Spanje floot, en den throon behieldt in den jaare 1668. (VI. 213, 214) 17 V. Ook zyn Zoon juan de. V? A. Ja; maar deeze zag het Ryk in verwarring; en zyn Opvolger beleefde den fchok , die Lhfabon, den 1. November 1755, door eene Aardbeeving , Zeevloed en Brand onderging; ook naderhand * eenen aanflag op zyn leven. (VI. 214-216) 18 V. Van wien flammen de Portugeezen af? A. Van Mooren , Negers en Jooden ; en , hoewel zy nu Christenen zyn , vindt men nog veele bedekte Jooden onder hen. (VI. 217) 19 V. Welk is der Portugeezen karakter"? A. Zy zyn fchrander, voorzigtig, beleefd, getrouw en  AART DER PORTUGEEZEN. '35 en dapper ; maar ook verwaand , trotsch , gierig , woekeragtig, en gezet op pragt en vermaak. (VI. 217) 20 V. Zyn zy talryk , en bedreeven in den Godsdienst ? A. Zy zyn wel minder talryk dan voorheen; doch even bygeloovig en dom , daar zy den Roomfchen Godsdienst vast houden. (VI. 218, 219) 21 V. Welke is 's Volk Taal ? A. De fpraak ftamt af van 't Latyn ; doch is met Framch en Spaansch vermengd. (VI. 210) 22 V. En de fmaak der Natie is ? A. Zy neigt zeer tot de Dichtkunde; maar andere Weetenfchappen , hoewel nu aangemoedigd, kwynen 'er nog. (VI. 220, 221) 23 V. En zy leeft van den Handel ? A. Ja; maar daardoor kwynt 'er ook de Landbouw : want de oude yver en kloekheid zyn 'er zeer verminderd. (VI. 221, 222) VYF-  VYFËNTWINTIGSTE ZAMENSPRAAK, OVER ITALIË. Napels. 1 V. rioe ging het met Napels, toen karel de Groote een einde gemaakt hadt van het Lombardi. fche Ryk ? A. Napels, dat , na den jaare 787 , door verfcheiden op eikanderen volgende Hertogen geregeerd werdt ; doch altyd bloot ftondt aan oorlogen en Staatsomwentelingen, werdt ook aan hem onder worpen. (VI. 224) 2 V. Werdt niet één van hun daarna Koning ? A. Ja , rogier , Graaf van Sicilië, werdt de eerfte Koning : en de volgenden raakten veel in twist met de heerschzugtige Pausfen, met den Keizer of met Frankryk , het geen den grond lag van oneenigheden en oorlogen. (VI. 224-226) 3 V. Welk was één der berugfte oproeren? A. De Siciliaanfche Fesper, of de moord , aan agtduizend Franfchen gepleegd op Paasch-maandagavond in 't jaar 1282 , nevens den twist tusfchen karel van Anjou , en pieter , Koning van Arragon. (VI. 226-229) 4 V. Wie was de berugfte Vorftin ? A. ]oanna , die verfcheiden Echtgenooten na den an-  napolitaanen. 137 anderen hadt , 't geen veel onrust gaf, in 't jaar 1335. (VI. 230-233) 5 V. Hoe lang duurden die twisten ? A. Zo lang , tot dat de Koningen van Frankryk en Spanje beflooten het Ryk te zamen te deelen. (VI. 233) 6 V. Dus ging de Vryheid der Napolitaanen te onder ? A. Ja ; en met de Vryheid derzelver waardigheid, alleen door de fchuld der binnenlandfche oneenigheden. (VI. 233) 7 V. Maar wie behieldt het eindelyk alleen ? A. Na eenigen twist tusfchen de Overweldigers , liet Frankryk Napels aan Spanje over in 't jaar 1505 , die het daarop door Onderkoningen liet beftieien , tot dat philips de V zelf het bewind in handen nam. (VI. 234-237) 8 V. En eindelyk. . .? A. Viel het Ryk in handen van den zoon des Spaanfchen Konings , ferdinand den IV , die nu regeert. (VI. 237, 238) Be Pausfen. 9 V. Komen de Pausfen in de Wereldlyke Historie ook in aanmerking ? A. Ja ; dewyl zy zich niet flegts als Geeste'yke, maar ook als groote Waereldlyke Vorften vertoond hebben , die aanzienlyke Landen regeerden , oorlogen voerden , en over de throonen der Koningen befchikten. (VI. 240) 10 V. Hoe kwamen zy tot die magt ? A. Allengskens , deels door list en hoogmoed , deels door de onvoorzigtigheid der eerfte Christen Kei-  Ï38 paussen in DE VU, VIII en IX eeuw. Keizeren , en deels door de onweetendbeid of door , t bygeloof der tyden. (VI. 240, 241) 11 V. Welken hadt men 'er in de eerfte Eeuwen ? A. De Roomfcke Kerk noemt petrus als den eer- rten , na wien veelen in de VII eerfte Eeuwen gevolgd zyn , waaronder leo de Groote en geegokius , die den titel van knegt der knegten Gods aannam ', in Godsvrugt uitmuntten. 12 V. Maar bonifacius. .. ? A. bonifacius verhief en gedroeg zich als een Koning, fchoon hy dien naam niet voerde. (VI. 242-248) 13 V. Anderen waren nederiger? A. Sommigen ; doch in de Vil Eeuw , ten tyde van conon , raakte 't gebruik , van 's Pausfen voet te kusfen , in trein ; maar gregokius de II, in de VIII Eeuw, was zo koen , dat hy dreigde Keizer leo , die tegen de Beelden was, aan den duivel te zullen overgeeven. (VI. 249) 14 V. Waren 'er meer trotfche Pausfen ? A. Veel meer , en onder die was stephanus de II één der voornaamfien , die veel Lands , als eene gift, van pepyn van Frankryk ontving , en daardoor de grondlegger werdt van de tydelyke grootheid der Pausfen. (VI. 250) 15 V. Wat bedreeven de volgende Pausfen ? A. leo de III maakte in eene Kerk een gouden wierookvat , zeventien ponden zwaar , en drie Kandelaars van drie honderd en zeven ponden zilvers : ook beweerde hy , dat de Spons , by jesus kruisfigen gebruikt, te Mantua gevonden was , en groote wonderwerken deedt. (VI. 251, 252) 16 V. Wie zaten in de IX Eeuw op den Pausfelyken zetel ? , A. Verfcheiden; waaronder nicolaas uitblonk, zynde de eerfte, die zich liet kroonen , en den Keizer lo-  paussen in de X en XI eeuw. Jjp lodewyk dwong , het paard , waarop hy reedt, met deti toom te leiden. 17 V. Wat is daaruit voortgekomen ? A. Daaruit hebben de Pausfen hunne Oppermagt boven Koningen en Keizers afgeleid. (VI. 253) 18 V. Waren anderen even trotsch ? A. Sommigen; want adrianus de II durfde uitfpraak doen over het Ryk van Lotharingen , en de vertoornde stephanus de VI liet den begraaven Paus formosus opdelven. 19 V. Deedt hy niets meer ? A. Ja ; hy fprak het doodvonnis over het lyk , dat men op eenen ftoel gezet hadt , uit, liet het drie vingers affnyden , en daarna in den Tiber werpen. (VI. 254-257) 20 V. Wie regeerde de Kerk in de X Eeuw? A, In deeze Eeuw , de yzeren genoemd , zaten , zegt een Roomsch Historiefchryver, geene Pausfen maar monsters op dien ftoel , voor welken Engelen eerbied hebben. 21 V. Wie dan ? A. Onder anderen joannes de X, die Rome door twee llegte vrouwen liet regeeren , en zelf met het zwaard tegen de Saraeeenen vogt. 22 V. En na hem ? A. leo de VII, die verboodt , 's Heeren Gebed vóór of na den maaltyd te bidden , om dat het naar zyne meening, tot den dienst der Misfe gS'. fchikt was. (VI 258, 259) 23 V. Wie meer ? A. johannes de XII , die eens ter eere van den duivel gedronken hadt , en johannes de XIII die de klokken aan Heiligen inwydde. (VI. 259) 24 V. En wie in de XI Eeuw ? A. benedictus de IX , die het Pausfchap verkogt jx. deel. Z en'  140 paussen in de XII en XIII eeuw. en leo de IX, die in den oorlog met de Normannen gevangen werdt genomen. 25 V. Wie verder na deezen ? A. alexander de II, die 't eerffe een volkomen aflaat liet verkoopen : en gregorius de VIII , die, fchoon aan moord en overfpel fchuldig , voor Heilig is verklaard. (VI. 260, 261) 26 V. Wie waren de Pausfen van de XII Eeuw? A. Onder anderen adrianus de IV , die den Keizer frederik barbarossa dwong , by het op- en afklimmen van het paard , deszelfs Ilygbeugel vast te houden. 27 V. En verder ? A. alexander en victor , te zamen tot Paus. feu ingewyd , doch die eikanderen vervloekten : maar cregorius de VIII was geleerd en welfpreekend ; innocentius de III daar tegen zeer heerschzugtig. (VI. 262-264) 28 V. Welken verfcheenen 'er in de XIII Eeuw? A. Ten tyde van den harden gregokius den IX , kwamen twee partyen in Italië op; Cibellinen genoemd , die het met den Keizer, en Guelfen , die het met den Paus hielden : welke beide aanhangen zeer veel onrust gebaard hebben. (VI. 264, 265) 29 V. Wie verder ? A. innocentius de IV, genoemd de Vader der Kerkelyke Wetten , en meer anderen , die veel oorlogden met de Vorften van Napels en Sicilië. (VI 265) 30 V. Welke waren de volgenden ? A. gregorius de X , die het Conclave inflelde, en innocentius de V , in wiens Schriften men honderd Hellingen veroordeelde. 31 V. Wie laater ? A. De nederige celestinus de V, die te Rome op eenen  paussen in de XIV, XV en XVI eeuw. I41 eenen ezel zyne intrede deedt , terwyl twee. Koningen de ftygbeugels hielden , doch daarna weer Monnik werdt, gelyk hy te vooren was. (VI. 266) 32 V. Welken zag men in de XIV Eeuw? A. Den nederigen benedictus den XI, die zyne pragtig gekleede Moeder niet wilde ontvangen , om dat zy anders eene arme Vrouw was : en clemens den V, te Lions gekroond, doch die te Avignon woonde. (VI. 267) 33 V. Hoe lang bleeven de Pausfen hun verblyf te Avignon houden ? A. Zeventig jaaren wegens de onlusten in Italië , welk tydperk daarom genoemd wordt de. Babylonifche Gevangenis. (VI. 267, 268) 34 V. En toen zag men... ? A. Toen en daarna zag men twee of drie Pausfen e gelyk , vyftig jaaren lang ; welke Gebeurtenis den tnaam draagt van de groote Wester/che Scheuring, en veel onrust gaf, duurende dezelve van 't jaar 1414 tot het jaar 1464. (VI. 268-271) 35 V. Wie waren daarna Hoofden der Roomfche Kerk? A. nicolaas de V en pius de II in de XV Eeuw, beide begunftigers der Geleerden : ook sixtus de IV, met fchande belaaden ; en alexander de V van eene verfoeilyke nagedagtenis. (VI. 271-273) 36 V. Wie volgden na deezen ? A In de XVI Eeuw julius de II, die tevens Veldheer was ; leo de X , wiens Aflaaten de eerfte aanleiding tot de Hervorming gaven; en adrianus de VI van Utrecht, de Leermeester -van Keizer karel den V. 37 V. Wie meer ? A. clemens de VIII , die door denzelven op 't Kasteel St. Angelo ingeflooten werdt: julius de Zs III,  142 paussen in de XVII, XVIII en XIX eeuw. III, eeu wulpsch Paus: en pius de V, een bloeddorftig vervolger der Prote/Ianten. (VI. 273-277) 38 V. Welken vertoonden zich na hem op Romé's ftoel ? A. gregorius de XIII , beroemd door den verbeterden Almanak; en sixtus de V,~laag van afkomst, doch groot in daaden. (VI. 277-279) 39 V. Wie onderfcheidden zich in de XVII Eeuw? A. paulus Ai V, die zich Monarch van het Christendom liet noemen; en gregorius de XV, die de Prote/Ianten zo hsrd viel , als hy ignatius , den Stichter van de Orde der Jefuiten , beminde. (VI. 279) 40 V. Wie volgden na deezen Paus ? A. urbanus de VIII , een fierlyk Dichter: innocentius de X, berugt om zyne onkunde en flegte zeden ; en alexander de VII , geveinsd doch geleerd. (IV. 131) 41 V. Voorts ? A. clemens de IX, een minnaar van den vrede — clemens de x , die weinig uitvoerde innocentius de XI , bekend om zyne flrenge Zeden ; maar Liet daarin nagevolgd van alexander den VIII. (IV. 13O 42 V. En na hem ? A. innocentius de XII , die een weinig daagde in de hervorming der Ceestelyken ; en clemens de XI , die in deeze Eeuw regeerde , en alle Cardinaalen in geleerdheid overtrof. (IV. 131) 43 V. En na hem kwam? A. innocentius de XIII , een Paus van gade- ldoze bekwaamheden benedictus de Xill, één der beste Pausfen , van flrenge zeden — en clemens de XII , een groot begunftiger van Weetenfchappen. (IV. 238-240) 44 V.  143 44 V. En na deezen clemens ? A. benedictus de XIV, de Proteflantfche Paus genoemd , en een vyand van de Jefuiten — clemens de XIII , anders ganganelli geheeten , bekend door zyne uitmuntende Brieven ; na wien pius de VI , die nu regeert , gevolgd is. (IV. 240-246) 45 V. Wat yalt 'er van de Pausfen aan te merken ? A. Dat zy dikwyls, niet langs den regten weg, tot die waardigheid kwamen , of zich te veel met waereldfche zaaken bemoeiden , en in twisten leefden ; des men vraagen mag , wat zy meer bedreeven , goed of kwaad. (VI. 280, 281) 46 V. Wat meer? A. Dat men , na de Hervorming , beter Pausfen, dan voorheen , gehad heeft , maar dat ook federt hun gezag zeer gedaald is. (VI. 282, 283) Genua. 47 V. Wanneer werdt Genua aanmerkelyk ? A. In den jaare 950 , toen de Genueezen zich vormden tot eene Republiek , en groot werden door Handel , door Zeevaart, en door het leenen hunner Vlooten aan de Kruisvaarders. (VI. 185, 286) 48 V. Bleeven zy by die Regeeringstorm ? A. Neen , die verwisfelde meer dan eens; doch zy leeden meest, toen zy de Koningen van Frankryk tot Heeren hunner Republiek benoemden in 't jaar 1396. (VI. 286-288) 49 V. Wie herftelde Genua in de oude Vryheid ? A. De beroemde andrea doria in het jaar 1536; maar die in het vervolg zich min vooi zigtig gedroeg, waaruit een opftand volgde , die hy , op eene onedelmoedige wyze , dempte. (VI. 288-290) 50 V. En na zyn dood....? Z 3 A. Na  '44- genua. venetië. . A: N* T*\ d°°d reeZen 'er nieuwe «efcbilien ia den Raad ; daarna met den Hertog van .savne en laater met lodewyk den XIV van Frankryk' die de Stad eerst liet bombardeeren in 't jaar i6L ' en daarna den vrede fchonk op zeer vernederende voorwaarden. (VI. 291-293) 51 V. Bleeven de Genueezen federt in rust ï A. Ja ; toen , en na den jaare r;46 , in 't welk zy de Oestenrykers , die de Stad bemagtigd hadden er uitdreeven : maar laater verloeren zy Cor* fica. (VI. 292, 293) Venetië. 52 V. Wie woogen dikwerf tegen de Genueezen op , of overtroffen hen ? A De Republiek Venetië , beroemd door Staatkunde , Zeemagt , Nyverheid en Handel. (VI. 293) 53 V. Welke zaaken komen by dezelve meest in aanmerking ? A. Drie zaaken : eene geringe opkomst; eene wonderbaare hoogte , en een diep vervai , in den tyd van XIV Eeuwen • zynde eene Waerèldkaart , door Mauko , eenen Burger van Venetië, gemaakt, meest oorzaak van het Iaatfle geweest. (VI. 294) 54 V. Hoe kon deeze Republiek zo lang liaan? A. Tien oorzaaken werkten daartoe mede ; doch zy allen waren geen aangenaamen zegen voor den Staat. (VI. 294-296) 55 V. Wanneer kwam dan deeze Republiek op? A. In de V Eeuw door eenige gevlugte Inwooners yan Padua en fommige Boeren , die zich veiligheidshalve neérfloegen op eenige Eilanden , waar nu de Stad Venetië flaat. (VI, 296-298) só V. Hoe was tpen 'e bellier ? A. Eerst  dogen van venetië. '45 A. Eerst hadt 'er eene volksregeering p'aats ;' doch daarna verkoos men eenen Man , nu Doge genoemd, aan wien men het hoogfte gezag gaf (VI 29^, 299) 57 V. Telde men groote Mannen onder deeze Dogen ? A. Zeer grooten , gelyk anafesto , die het Volk gelukkig maakte; pietro urseolo , die het gebied uitbreidde ; en anderen. (VI. 099, 300) 58 V. Waaronder mogelyk flegten waren...? A. Ja , ge'yk hypato , en pietro candiano , die het leven verlooren , om dat zy den Volke de Vryheid wilden beneemen. (VI. 299-301) 59 V. Bleef dan de Vryheid ? A. Neen , de Adeliegeering of Ariflocratie kreeg laater de overhand , en houdt nog (land; doch daardoor verloor de Doge veel van zyn gezag en magt. (V(. 502-304) 60 V. Wie getroostte zich dat ? A. zëbastiano ziani , welken de Paus met de Zee liet trouwen , 't geen federt, jaarlyks , met veele plegtigheden gefchiedt , wanneer de Doge eenen ring in de Zee werpt. (VI. 204-206) 61 V. Welke groote Mannen volgden op hem ? A. henrico dandalo , die de Republiek groot maakte ; thuïpolo , die de Hervormer der Wetten was : en riniero zeno , ouder welken de Fetietiaanen de opperheerfchappy der Zee kreegen. (VI. 306-309) 62 V. Was pietro gradonico hun gelyk ? A. Kon hy hun gelyk zyn , daar hy het volk van alle magt beroofde ? waarop een erflyke wetgeevende Adel in den jaare 1297 opkwam. (VI. 310, 311) 63 V. Volgde daarop voorfpoed ? A. Neen , maar wel oorlogen en neérlaagen ; doch men kwam alles te boven, en werdt nog outzaglyker. (VI. 311-313) Z 4 64 V.  146 daaden der venettaanen. 64 V. Tegen wien voerde men oorlog ? A, Tegen de Milaaneezen, Florentynen, Genuee. «en; doch meest tegen de Turken. (VI. 313, 3I4) 65 V. En welke Doge blonk daarin meest uit? A. francisco foscari, die 's lands magt en gezag zeer hadt uiigebreid ; doch ondankbaar daarvoor betaald werdt. (VI. 314) 66 V. En niemant benydde die grootheid ? A. Ten laatHen Paus julius de II , . Keizer maxiMiliaan, de Koningen van Frankryk en Napels en anderen, die daarom, in den jaare 1507, met vereenigde kragten , Venetië op den oever des ondergangs btagten. (VI. 315 317) 67 V. En wie verloste den Staat ? A. De Doge leonardo loretano op eene wyze , die een gevoelig hart geheel in verrukking brengt. (VI. 317-320) 68 V. Wat deeden zy tegen de Turken ? A. Tegen de Turken bleeven zy oorlogen ; en lieten Famagosta door den dapperen antonio bragadino vcrdeedigen ; die na de overgaaf, . tegen het gegeeven woord , Ieevende gevild werdt ; en zyn huid , met irroo opgevuld , overal herótn gevoerd. (VI. 321, 32a) 69 V. En dat ongelyk werdt niet gewrooken ? A. Ja ; in den Zeeflag by Lepante, welken de Turken verlooren. (VI. 323) 70 V. Wat verlooren de Vcnetiaanen naderhand ? A. Naderhand verlooren zy Candia ; maar veel meer in den handel door de ontdekking van de Kaap de Goede Hoop. 71 V. Hoe zo ? A. Hierdoor bleef Venetië niet langer de Itapelplaats der Indifch.e waaren; maar Lisfabon vei kreeg dat voorregt, waardoor de glorie der Republiek geheel vervallen is. (VI. 324-327) Jta-  «47 Italiaanen. 72 V. Hoe is 't thans met de Italiaanen gelegen? A. De Italiaanen , eertyds woonende in het mag- tigde Gewest onder de Zon , dat nog één der heerlykde Landen van de Waereld , en ryk in allerleie voortbrengfelen is , zyn nu bedekt door onkunde, traagheid , kleinmoedigheid met misnoegen, en bygeloof. (VI. 329-332) 73 V. Staan zy dan in geene groote achting by andere Volken van europa? A. Neen : want derzelver hovaardy , traagheid , verwyfdheid en onvatbaarheid , of afkeer van kennis ergeren elk Mensch. (VI. 332, 233) 74 V. Wat deeden zy voorheen ? A. Vóór de herleeving der Letteren deeden zy niets dan krakeelen en vegten ; maar daarna fioegen zy de hand aan de Graveer- Beeldhouw- en Bouwkunde ; ook aan de Muziek en de Schilderkonsr. (VI. 333-335). 75 V. Steeg de Iaatde konst by hen in hoogen top ? A. Ja, in eenen zeer hoogen top door hunne vier Schilder-Schooien , die groote Meesters opleverden , waaronder men telt leonardo da vinci en miciiei, akgelo. (VI. 335-337) 76 V. B!yft die fmaak voor Geleerdheid en Konden daar voldaan ? A. Neen , alles is vervallen , behalven de Zangen Geneeskonst , nevens eenige deelen der Wysgeerte. (VI. 337-340 77 V. Welke is hunne Taal ? A. Hunne fpiaak damt af van het Latyn. (VI. 342) 78 V. Hebben zy veele Dichters en goede Muziekanten ? z 5 A. Zeer  14? ITALIAANEN. NAPELS. A. Zeer veelen ; doch hunne Muziek in de Kerken is allerverrukkelykst. (VI. 342-344) 79 V. Hoe is het met den Roemfchen Godsdienst by hen gefield ? A. Spanje , Portugal en Italië zyn de drie onkundigfle en bygeloovigfle Landen van allen , waar de Roomfche Godsdienst flaat. (VI. 343, 344) 80 V. Hoedanig is 't karakter der Italiaanen? A. Zy zyn meer tot konden, dan tot zwaaren arbeid gefchikt : hun gedrag is dyf, vol Complimenten : en de verkeering blyft droog en agterhoudend. (VI. 344 347) 8t V. En hoe zyn hunne Zeden? A. Zeer bedorven , vooral in het Ryk van Na. pels, waar men, zo als elders , veele Cicisbeds vindt. (VI. 347-35°) Napels. 82 V. Wat is opmerkelyk ten aanziene van Napels ? A. Dat men hetzelve 't Paradys van Italië mag noemen , en Italië den tuin van europa , wegens den fchoonen oord , groote vrugtbaarheid en zagte lucht, (VI. 350-353) 83 V. Wat meer ? A. De fchoone ligging der Stad Napels, de luie Lazaroni , de pragtige Adel, het verbeterd bedier, en de menigte van Geestelyken. 84 V. Wat meer ? A. De kostbaar opgefierde Kerken , het vloeibaar worden van het zogenoemde bloed van jannüaejus » en eene opkomende Geleerdheid. (VI. 353-363") 85 V.  napels. romb. 149 85 V. En buiten de Stad ? A. Aan de eene zyde oude Begraafplaatzen , met veele andere Gebouwen ; en aan den anderen kant de onlangs gevonden Steden Htrculaneum en Pompeji, die door de brandende Hof van den Fefitvius bedekt zyn vóór eenige Eeuwen , waarin men nog veele Oudheden vindt. (VI. 363-370) 86 V. Wat ligt niet ver van daar? A. Het vrugtbaar Eiland Sicilië , bekend door den vuurbraakende Berg Etna , door den magtigen Adei en door ryke Geestelyken. (VI. 370-372) Rome. 87 V. Wat is in Rome opmerkelyk ? A. Deeze Stad heeft, in Schouwburgen, Gebouwen , Baden., Tempels en Standbeelden der Ouden, haar weergaê niet. (VI. 373) 88 V. Wat munt boven alles uit ? A. De fchoone Pieterskerk, twee Egyptifche Naalden , de Triomfboogen van titus en constantinus , de Schouwburg van vespasianus , nero's tuinen , en veele andere Gedichten. (VI. 373-376) 89 V. Wat weet Gy van den Paus ? A. Dat hy daar vetkooren en gekroond wordt , doch , om den last der plegtigheden , een ongezellig en onaangenaam leven moet leiden, terwyl de Kardinaalen veelal eene groote rol Ipeelen. (VI. 376279) 90 V. Zyn 'er veele Geleerden in Rome ? A. Alle gelegenheden bieden zich daar aan , om iemant geleerd te maaken ; gelyk men 'er ook nog geleerde Mannen vindt. 91 V.  15° rome. genua. venetië. 91 V. Hoe ftaat het daar met de Konften ? A. De Konften zyn 'er vervallen ; doch het fchoon en verbeterd Mozaïekwerk houdt 'er nog ftand. (VI. 379-385) 92 V. Hoe is bet 'er met den Handel geleegen ? A. Geen aanzienlyken Handel moet men van een werkloos Volk verwagten. (VI. 385, 386) 93 V. Kent men 'er fraaie Zeden ? A. Een Proteftant loopt daar minder gevaar dan elders , om dat veelen hun beftaan hebben van Vreemdelingen : voorts is men 'er verzot op Schouwfpelen , en gezet op gezelfchappen , vermommingen , en bezoeken van Kerken. (VI. 286-391) Genua. 94 V. Wat is in Genua aanmerkingswaardig ? A. De verwonderlyk fchoone ligging der Stad , met twee fraaie tlraaten , eene uitmuntende brug, het bellier door Edelen , taamelyke handel, arme Priesters , en eenige Oudheden. (VI. 391-396) Ö Venetië. 95 V. En te Venetië ? A. De Stad zelve , op Eilanden gebouwd , met kanaalen doorfneeden , zonder poorten en muuren; egter nooit ingenomen , en beflierd door ftrenge Edelen. (VI. 396-400) 96 V. Wat meer ? A. De Kerk van st. marcus , twee fchoone Zuilen uit Griekenland, de oppermagt in handen van vyf-  staaten van italië. 15» ▼yftienhonderd Edelen , en een groote muur by PaJestrina' in Zee. (V(. 400-403) 97 V Hoe zyn 'er de Edelen , en 't Volk ? A. De Edelen trotsch ; het Volk beleefd en vernuftig ; de Godsdienst uitwendig ; de Geestelyken veel geacht;' de Vasten beroemd ; en de Muziek fchoon , doch vooral in de Kerken. (VI. 401-406) 98 V. Bloeit 'er de Geleerdheid ? A Voorheen hadt men 'er eenige beroemde Maneen : nu wordt de Regtsgeleerdheid meest beoefend ; maar de Schilderkonst is 'er zeer vervallen , zo wei als de Handel en de Zeevaart. (VI. 406-40J) 'é Andere Staaten van Italië. 99 V. Welke andere Staaten van Italië hebben tisam ? -A. De kleine Republieken San Marino en Lucca, dat beroemd is door onbefmette zeden en een goed bellier ; en Loretto door het heilige Huis van maeia , veel van Pelgrims bezogt. 100 V. Voorts...? A. Voorts Bologne , waar Konften en Weetenfchappen bloeien — en Cafa Ralta , dat bekend is door een zeer vreerad Graffchrift, Elia Lelia enz. (VI. 409-414) 101 V. Welke meer ? A. Florence , vermaard door 't geleerde Huis de medicis , 't welk kostbaare Oudheden bezit — Pifa , bekend door eenen . overhangenden toorn, en Livomo door den handel. 102 V. En dan.. . A. Dan  *52 staaten van italië. A. Dan Siena , ontbloot van de oude grootheidmaar daartegen vry van catuarina's droomeryen' en de dwaalingen der drie hier gebooren socmus- sen. (VI. 415-420) 103 V. En de anderen zyn...? A. De anderen zyn Modena , waar groote Mm. nen gebooren zyn _ Parma bekend door een' wonderlyken Schouwburg, en Felleja, overdekt door afgevallen brokken van Bergen. 104. V. Men kan daarby voegen ? A. Mantua, pronkende met fchoone Schilderyen van juous romanos , en daarby virgilius Geboorteplaats. (VI. 420, 421) 105 V. Zyn 'er nog andere Staaten ? A. Ja; Ferrara , beroemd door veele Geleerden daar gebooren - Padua door een nog grooter gl tal — Verona door eenen ouden Schouwburg en andere groote Mannen , gelyk ook Bergamo. 106 V. En eindelyk...? A. Milaan, een oude volkryke Stad, beroemd door de Domkerk aldaar , en de Ambrofiaanfche Liturgie, ook door veele Geleerden en door den Handel. (VI. 423-426) " 207 V. Welke is de Iaatlte Staat? A. Savoye , beroemd door de Alpen ; door de daaden van verfcheiden Hertogen; door de Waldenzen die in Piemont woonen ; en door het nu aangehegte' Sardinië, om 't welk de Hertogen nu Koningen van bardtme genoemd worden. (VI. 426-430) ZES-  ZESENTWINTIGSTE ZAMENSPRAAK, OVER FRANKRYK. 1 V. Welken oorfprong hebben de Franfchen gehad ? A. Zy zeiven weeten dat niet juist ; maar waarfchynlyk kwamen derzelver Voorvaders, veelal Franken genoemd, uit zekeren oord van Duitschland. (VI. 433, 334) 2 V. Hoe verging het hun in Frankryk? A. Eerst als Wilden daar leevende, maar daarna wat befchaafd geworden , hadt hun Land, Gallie genoemd , veel van de aanvallende Romeinen te lyden. (VI. 434, 4,5) 3 V. Wie was derzelver eerfte Koning ? A. Men noemt pharamond , als den eerden , in den jaare 420 , en na hem clodion en meroveus, den Stamvader van de Merovingifche Vorften. 4 V. Wie volgden op meroveus ? A. Verfcheiden Koningen , waaronder clovis de I, die het Evangelie aannam in een jaare 481 , doch onder dezelven was niemant zo groot en beroemd als karel martel. (VI. 435-438) 5 V. In wiens handen viel het bellier na het uitfterven van clovts huis ? A. In die van pepyn in den jaare 751 , welke zynen Voorzaat drong om in een Klooster te gaan , en , daarna zelf regeerende , groot werdt in vrede en  154 fransci1e vorsten en koningen. eii oorlog ; doch zyn Zoon karel de Groote over trof hem verre. (VI. 438, 439) 6 V. Waar door ? A. Door overwinningen, door de Natiën te befchaaven , door goede Wetten te geeven , en de Weetenfchappen nevens de Konften te doen bloeien , waarom hy genoemd is de Vader van het Meuschdom. (VI. 439, 440) 7 V. Wat bedreef zyn Zoon ? A. lodewyk de I , of de Vroome , was godsdienstig , die het Ryk met zyne twee Broeders deelde , waarop de Normannen daarin vielen en dat afflroopten. (VI. 440, 441) 8 V. Wie volgden in het dus verzwakte Ryk? A. Verfcheiden anderen; maar rollo , die het hoofd der ingevallen Normannen was , (naar welken het door hem bemagtigd Normandie nog den naam draagt,) blonk boven hen uit door een wys bellier. (VI. 441-443) 9 V. Bleeven de Vorllen uit den tweeden Stam, de Cariovingifche genoemd , lang regeeren ? A. Maar tweehonderd en zesendertig jaaren ; waarna het Ryk in den Capetiaanfche Stam , die zo genoemd werdt naar hugo capet , overging. (VI, 444) 10 V. Wat wedervoer deezen Vorst ? A. Hy kreeg het bewind over een groot Ryk, vol Hertogen of Leenmannen, die byna zo gedugt voor hem waren als de nabuurige Vorllen. (VI. 444, 445) 11 V. Hoe regeerde hy ? A. Moedig en wys, hebbende het genoegen dat hy de Vader was van Koningen, die Frankryk meer dan agthonderd jaaren geregeerd hebben. (VI. 445) 12 V. En zyn Zoon...? A. robert , zyn Zoon , was eene beeldtenis van goed-  fransche koningen. ' 155 goedheid , veel lydende van den trotfchen Paus, —. en hendrik de I was een dapper Vorst. 13 V. Maar philips...? A. philips moest zich verzetten tegen willem , den Veroveraar van Engeland, welke , als Hertog van Normandie , voorheen zyn Leenman was geweest. (VI. 445-447) 14 V. Wat is daarop gevolgd ? A. Na de Verovering van Engeland door willem van Normandie , ontftondt 'er een haat tusfchen die Ryken , welke reeds zes Eeuwen geduurd heeft , en nog niet ophoudt. (vT. 447, 443) 15 V. Wat weet gy van lodewyk den VI en anderen ? A. Dat zyne tien Kinders de jammerlykfte fchipbreuk leeden , en dat zyn overgebleeven Zoon , lodewyk de VII, ter kruisvaart trok , gelyk ook philips de II , die , eindelyk, Normandie aan zyne kroon hegtte. (VI. 448-451) 16 V. Was lodewyk de IX , die opvolgde , gelukkig in den oorlog tegen de Saraceenen ? A. Neen: want hy verloor zyn leger, en bleef, zelfs vier jaaren lang , gevangen ; doch philips de III zette hun dat betaald , en federt hielden de nadeelige Kruistogreu op. (VI. 452-454) 17 V. Hadden de volgende Vorften meer rust ? A. philips de IV hadt veel te doen met zyne mag- tige Leenmannen : lode.vyk de X met muitende Provintien : philips de V met de Vlamingen; en jan de II met de Engelfchen , die hein gevangen namen en naar Londen vervoerden. (VI. 454-456) 18 V. Dus gaf de oorlog weinig voordeels aan het Ryk? A. Hierom voerde karel de V meer uit door een wys bellier; maar de eene algemeens verwarring ix. deel. Aa volg.  *5°' fransche koningen. volgde de andere , in den minderjaarigen ftaat van karel den VI, die door eenen fchrik buiten zinnen geraakte, eu daarna, in de handen der Engelfchen verraaden zynde, ftierf. (VI. 456-461) 19 V. En wie werdt Frankryks Verlosfer ? A. In dien zieltoogenden ftaat greepen de Franfchen moed , en Koning karel de VII, eerst ongelukkig , werdt gered door jeanne d'arc , doorgaans de Maagd van Orleans genoemd. (VI. 461, 462) 20 V. Wat deedt zy dan ? A. Zy deedt den kwynenden moed in de Franfchen herleeven, ftelde zich aan het hoofd der benden, en verfloeg de Engelfchen , van welken zy , daarna gevangen genomen zynde, fchandelyk gemarteld werdt. (VI. 462-464) 21 V. Waardoor heeft karel de VII zich verder bekend gemaakt ? A. Door vaste Soldaaten aan te neemen , door '» Pausfen magt en die zyner Leenmannen te beteugelen , en door den Engelfchen alles in Frankryk, Galais uitgezonderd , te ontneemen , waarom hy den naam van 's Ryks behouder verkreeg. (VI. 464-466) 22 V. Wat vernam men vervolgens ? A. Dat alles , onder lodewyk den XI , ftil was; maar dat karel de VIII Napels veroverde in vyftien dagen , doch dat niet kon behouden ; en dat lodewyk de XII zyne Natie gelukkig maakte. (VI. 466, 467) 23 V. En wat deedt zyn Opvolger ? A. Zy'n Opvolger, francois de I, genoemd de Herfteller der Geleerdheid, oorlogde lang en veel regen Keizer karel den V ; doch werdt van hem gevangen genomen in den flag van Pavia , en laag behandeld. (VI. 467-469) 24 V. En toen hy los raakte...? A. Nam  fransche kokingen. 157 A. Nam hy de wanorde in zyn Ryk weg , herftelde de Weetenfchappen , hervattede den oorlog tegen karel den V, floeg de Engelfchen, en ftierf, van allen beklaagd ; maar befchuldigd , dat hy te veel oorloogde. (VI. 469-470) 25 V. Wie volgde op hem? A. hendrik de II, die veefe dienden aan het Ryk deedt, en Ca/ais vermeesterde 5 maar , na gewond te zyn in een fleekfpel , het leven verloor. (VI. 470-272) 26 V. Zyn Opvolger onderging dat lot niet... ? A. Neen: hy leefde kort; maar onder veele rampen. (VII. 472) 27 V. Wat ontftondt 'er onder karel den IX? A. Onder karel den IX , die door de berugte catharina de medicis werdt opgeftookt, ontftonden jammerlyke burger-oorlogen in het Ryk tegen de Hervormden. (VI. 472, 473) 28 V. Wat leeden de Hervormden ? A. Zy ondergingen eenen geweldigen moord te Parys , in den avond van St. Bartholomeus dag , in den jaare 1572 , by welke gelegenheid de beroemde Admiraal de coligny en anderen omgebragt werden. (VI. 473) 29 V. Na hem kwam...? A. De Poolfche Koning hendrik de III , die den Hervormden vryen Godsdienst gaf, 't geen de Roomfche party verbitterde , en veel onlust baarde , waarna hy vermoord werdt. (VI. 477, 478) 30 V. En de onlust ftilde toen...? A. Dit zou niet gebeurd zyn , zo hendrik de IV, de beste en grootfte der Franfehe Koningen, niet gevolgd ware. (VI. 478) 31 V. Hoe was deeze ? A. Groot in overwinningen ; doch zwak in het Aa 2 ver-  158 FRANSCHE KONINGEN. verzaaken van den Hervormden Godsdienst uit Staatkunde , om de rust in het Ryk te hertellen. 32 V. En braaf... ? A. Braaf in het geeven van het Edikt van Nantes ; maar ongelukkig in zyn einde: want hy werdt in zyne koets vermoord. (VI. 478-482) 33 V. Volgde op hem een ander zo groot Koning ? A. Frankryks luister zou hoog geklommen zyn , hadt men Hendriks plan gevolgd ; maar de heerschzugt van maria de medicis , Moeder van lodewyk den XIII, en de bedryven van den Staatsman rïchelieu , berokkenden den Ryke eenen uitlandfchen oorlog , en eenen inlandfchen kryg tegen de Hervormden. (VI. 487-484) 34 V. En die moesten bukken...? A. Ja,, door het verlies vau Rochelle en andere plaatzen , waardoor hunne kragt in het Ryk voor altoos verdween. (VI. 484) 35 V. Zy behielden egter vryheid van Godsdienst? A. lodewyk de XIV benam den Hervormden den vryen Godsdienst door het herroepen van het Edikt van Nantes in den jaare 1685 , waarna hy hen geweldig deedt vervolgen ; doch in dit jaar 17Ü8 hebben zy hunne oude Voorregten meest terug gekreegen. (VI. 485-487) 36 V. Wie was deeze lodewyk ? A. Een heerschzugtig Vorst, ' die veele oorlogen voerde , en , in den jaare 1672 , drie van onze Provintien binnen kort overmeesterde. 37 V. Wie waren de beroemdite Mannen ten tyde zyns beitiers ? A. De listige Staatsdienaar mazarin , de groote Veldheeren turenne en coNoé , en de beste Staatsman colbert. (VI.. 485, 486) 3S V.  fransche koningen. frankryks gesteldheid. I59 38 V. Welk getuigenis geeft men van t.odewyk * den XIV? A. Zyne glorie beeft ^Frankryk uitgeput, maar daar. tegen de Konften en Weetenfchappen doen bloeien : niemant hadt grooter legers of Veldheeren dan hy ; maar niemant voerde minder met dezelven uit. (VI. 488, 489) 39 V. Na hem kwam de kroon op... ? A. Op lodewyk den XV, die , onder anderen , ons aanviel en zeer benaauwde in de jaaren 1745 tot 1748 , toen hy onze Barrière , nevens Bergen op Zoom en Maaftricht, wegnam. (VI. 489- m) 40 V. En wie regeert nu dat Ryk ? A. Na hem kwam lodewyk de XVI , die de XIII Americaanfche Staaten hunne Vryheid hielp verkrygen, moedig tegen Engeland vogt , en ons den vrede met den Keizer bezorgde. (VI. 491) 6 41 V. Hoedanig is de gefteidheid van dit Ryk ? A. De lucht is 'er, vooral in de Zuidelyke Gewesten , zeer zagt en gezond, 't Land levert alles , wat tot de nooddruft, gemak en aangenaamheid des levens dienen kan. Zyde , Wyn , Zout, Ooft en Papier zyn onder de voornaamlte voortbrengfels te tellen. (VI. 491, 492) 42 V. Waardoor heeft het Ryk veel geleeden ? A. Door de verdrukking en verdryving der Hervormden , en het lydt nog veel door het te groot getal van Geestelyken. (VI, 492, 506) 43 V. Wordt de Koning daar hoog geacht ? A. De Koning, die den naam van AllerkristelykJe Majesteit voert, en by de krooning gezalfd Aa 3 wordt,  i0"° aart der franscmin. wordt heeft eene onbepaalde magt, en wordt van het Volk half aangebeeden. (VI. 493-495) 44 V. Wat is in het Ryk beroemd ? A. Twaalf Parlementen , die men houdt voor de Bewaarders der Rykswetten , en 's Konings bevelen moeten bekragtigen. (VI. 496) 45 V. Hoedanig is de magt des Ryks ? A. De Zeemagt , onder lodewyk den XIV , opgekomen , is thans zeer aanzienlyk, voor welke de Zeefehool te Havre de Crace bekwaame bevelhebbers levert ; maar de Landmagt is nog aanzienlyker. (VI. 497, 4o8) 46 V. Hoe is het Karakter der Natie ? A. Hier is alles, van den hoogften tot den laagrten , befchaafd , minnelyk , beleefd , vrolyk , gedienstig , en niet zelden grootmoedig. (VI. 499, 500) 47 V. Wat verneemt men by den Adel ? A. Dat dezelve bcftaat uit een aantal van braave en dappere Mannen ; en geene Natie heeft, in 't gemeen, meer Krygshelden geleverd; maar dezelve is meestal ligtelyk gehoond. (VI. 501) 48 V. Hoe noemt men Parys ? A. De Stad van alle modes, dwaasheden en gebreken. — Mogt hiervan niets by ons huisvesten 1 (VI. So2) 49 V. En waar het Complimenten regent ? A. Mogten wy geene navolgers zyn van zulke ydelheden! (VI. 503) 50 V. Men leeft 'er niet onmaatig ? . A. Nooit ziet men daar éénen dronkaart langs de flraat zwieren. (VI. 504) 51 V. Welke is 'er de heerfchende Godsdienst? A. De Roomfche ; doch de Hervormden , die men nog op twee millioenen rekent , heeft man fints eenigen tyd zagt behandeld, en , ia dit jaar, het Edikt  GELEERDHEID EN KONSTEN. lol Edikt van Nantes verbrooken , gelyk ik zeide , waardoor zy nu meer voorregten verkreegen hebben. (VI. 505) 52 V. Eert men 'er de Geleerdheid? A. Niets is te Parys duurder dan dwaasheden en vermaaken ; maar ook niets beter koop , dan Wysheid : want in alle takken van Weetenfchappen , Konsten en Handwerken kan men te regt raaken. (VI. 507) 53 V. Nu nog...? A. Ja; want 'er zyn eene menigte van geleerde Genootfchappen, en nog veele kundige Mannen : de nayver doedt door lof en belooningen groote lieden opftaan. (VI. 507-510) 54 V. Was verdient 'er verder veel lofs ? A. De arbeid der Geleerden tot verbetering van den Landbouw ; de menigte der Zyde - weefgetouwen ; de uitmuntende Tapyten der gobelins ; de binnenlandfche Kanaalen ; de Handel en andere dingen. (VI. 486, 510512J Aa 4 ZE-  ZEVENENTWINTIGSTE ZAMENSPRAAK, o v i 1 GROOT - BRI TT A NNI E. I V. Wie heeft Croot-Brittannie bevolkt, en wat is 'er oulings gebeurd ? A. Het eerfte weeten wy niet , en deszelfs Historie , vóór de tyden der Romeinen , is ons mede onbekend. (VII. 3) a V. Wie der Romeinen is 'er eerst geweest, en wie kwam laater ? A. cesar voer uit Frankryk derwaards over; maar julius agricola , een Romeinsch Veldheer, bragt Engeland te onder , en befchaafde het volk (VII 3» 4) 3 V. Bleeven 'er de Romeinen ? A. Neen ; zy moesten naar huis wegens hun wankelend Ryk , waarna de Schotten op de Engelfchen afkwamen; doch toen riepen de Engelfchen de Sax. en uit Duitschland te hulp , die overkwamen , en 'er zeven Ryken gefticht hebben , van welken wy weinig weeten. (VII. 4,5) 4 V. Wat goeds gebeurde daar den Saxen ? A. De Monnik auoustinus bekeerde de Saxen tot het Christendom. — Koning egbert vereenigde de zeven Ryken: en alered befchonk in den jaare 878 zeer rykelyk de Monniken. (VII. 5) 5 V. Wat meer...? A. Hy ontfiak de lust tot Weetenfchappen ; en vea.  engelsche vorsten. 163 vereenigde de ingevallen Deen en met zyn volk. (VIL 5. 6) 6 V Wat deedt hy nog meer? A. Hy verhief Londen tot 's Ryks Hoofdflad , verdeelde het Land in Graaffchappen , Helde eenige Rigters aan, vertaalde Boeken , en verkreeg den naam van den Grooten. (VIL 6, 7) 7 V. Wat bedreeven zyne opvolgers ? A. Zy waren in daaden onderfcheiden ; maar niemant evenaarde den Deenfchen Koning canutus den Giooten , die den Engelfchen throon beklom. (VIL 7) 8 V. Alleen den Engelfchen throon ? A. Ook dien van Noorweegen , waardoor hy de magtigtte Vorst van europa werdt; doch altyd nederig van hart bleef. (VII. 8-10) 9 V. Na hem kwamen...? A. Eenige andere Vorsten ; doch willem , Hertog van Normandie, misnoegd over de opvolging , fmeedde een plan om Engeland te veroveren , en voerde dat uit, gelyk gezegd is in de Historie van Frankryk. (VII. 10, 11) 10 V. Hoe regeerde hy ? A. Zeer wel tot zynen dood in den jaare 1087 ; na wien willem de Roode volgde , die veel twistte ; en hendrik de I, die bekwaam , geleerd en dapper was. (VII. ia, 13) 11 V. En na deezen...? A. steven , die het Ryk overweldigde ; en hendrik de II, die tevens meer dan een derde gedeelte van Frankryk bezat , en voor wien Ierland bukte. (VIL 13, 14) 12 V. Waardoor Haat zyn opvolger richard de I bekend ? A, De heldhaftige richard de I is bekend door Aa 5 zy-  ,04 engelsche vorsten. zynen kruistogt naar Palestine , en door gevangen genomen te worden by zynen hertogt door Duitschland. (VIL 14, 15) 13 V. Wat hebben de Engelfchen van zynen opvolger , jan zonder land, ontvangen ? A. Het zo genoemde Groot-Handvest , het geen men nog heden houdt voor den grondflag der Vryheid , om dat de waare Engelfche Conflitutie toen een begin nam , en der Koningen willekeur daardoor beteugeld werdt. (VIL 15, 16) 14 V. Wat wedervoer hendrik den III ? A. Hy beleefde eenen burgerkryg , dewyl hy de vreemdelingen boven 's lands Inboorlingen verhief, en kreeg de neérlaag; maar zyn zoon eduard de I herllelde de wanorde door goede wetten, waarom hy de Engelfche justinianus geheeten werdt. (VIL 17. 18) 15 V. Volgde zyn zoon dat fpoor ? A. eduard de II fmaakte het zuure, als men het beftier aan eenen ongebonden gunsteling vertrouwt ; en eduard de II leerde, dat eerzugt veelal de Ryken groot nadeel toebrengt door oorlogen (VII. 18-20) ' 16 V. Waren de volgende tyden vreedzaamer ? A. Een gunsteling lag den grond tot de ontthroo- ning van richard den II, en de Gemeenten kreegen gezag onder het bellier van hendrik den IV (VIL 20, 21) 17 V. En hendrik de V? A. hendrik de V viel den Franfchen Koning aan (want hy bezat eenige Provintien in dat Ryk) en velde negenduizend Edellieden in den flag van Azincourt. (VIL 21) 18 V. Bleeven de Engelfchen altyd overwinnaars in Frankryk ? A. Neen:  hendrik de VIII. 165 A. Neen want onder hendrik den VI, werden zy uit Frankryk gedreeven, en hun eigen Ryk werdt verdeeld, ook hun Koning afgezet. (Vil. 21, 22) 19 V. En de wanorde hieldt op ? A. Noch onder eduard den I V , noch onder hendrik den VII , hoewel zyne Wetten goed waren ; maar dat geluk gebeurde in de tyden van hendrik den VIII , toen het gelaat van europa veranderde in 't jaar 1509. (VII. 22-24) 20 V. Wat bedreef hy dan ? A. Door drift leide hy den grond tot eene zaak , die hy niet bedoelde. (VII. 24) 21 V. Tot welke zaak ? A. Tot het verzwakken des Pausdoms , en het doen doorbreeken der Hervorming. (VII. 24) 22 V. Wat bedreef hy ? A. Hy fchreef tegen luther , en verkreeg des van den Paus den Eertitel van Befchermer des Geloofs, welken de tegenwoordige Hervormde Koningen van Engeland nog voeren. (VII. 25) 23 V. Waarin was hy zonderling? A. In oorlogen en huwelyken : want hy trouwde zes vrouwen , de eene na de andere. De eerfte verfliet hy tegen 's Pausfen zin , die hem deswege in den ban deedt ; en hy nam daarop anna boulein , de Dogter van een' Edelman , en Moeder van Koningin elisabeth , ter vrouwe ; doch hy liet haar op valsch aantygen onthalzen. (VII. 24-29) 24 V. Wat moet men van hem zeggen ? A. Dat zyne ondeugden heiizaamer waren voor Engeland , dan de deugden van voorige Vorsten ; want door zyne drift viel het Pausdom. (VII. 28, 29) 25 V. Wie waren de beroemdfte Mannen in zynen tyd ? A. Drie groote Staatsdienaars: de trotfche wol. sey ,  m hendrik de VIII. eddard de VI. sey , zoon van een Vleeshouwer • dP „oIo„ . deugdzaame moros , en crom 'V l S ^ een finid. (VII. 24.37/ CE0Mw^ » de zoon van 26 V. Wat is zonderling in deeze drie ? *7 V. Wat nadeel deedt 's Pausfen ongenoegen te gen hendrik den VIII ? genoegen te- A. Dat deeze den Paus niet hooger , dan eenen Bisfchop en zich zeiven tot het hoofd der ÈZl fche Kerk verklaarde. (VII. 26) b 28 V. Volgde eduard de VI iiendriks plan ? A. eduard die op hem volgde in het jaar 1547 Tl 7 u 'en hervürmde de E»s°w< «2* doch^deeze braave Koning fiierf zeer jong. (VII. 29 V. En wie kreeg de kroon ? A. De Grooten benoemden de daartoe ongezinde johanna cray, eene bekoorlyke en bekwaame vrouw dre Griekfche Boeken hs ; maar anderen fielden Prinsfes maria op den throon. (VII 30) 30 V Wat bedreef deeze maria, toen zy meester bleef ? A. Zy herflelde den Roomfchen Godsdienst, vervolgde de Hervormden , doemde johanna cray ter dood , huwde met philips den II van Spanje , en liet den beroemden cranmer nevens anderen verbranden ; doch cod fchonk haar geen lans leven. (VII. 30-32) 31 V. En wie volgde op haar ? A. Haare jonge zuster elkabeth , werkzaam , rtaatkundig , en heldhaftig , jaloersch en gezet op overheerfching , in den jaare 1558. (VII. 32-36") 32 V.  elisabeth. ■ jacobus de I. l6? 32 V. Wat bedreef deeze Koningin ? A. Zy fpeelde eene groote zonderlinge rol in europa ; herltelde den Hervormden Godsdienst; deedt Handel, Landbouw en Zeevaart bloeien ; hielp ons Vaderland in nood ; verfloeg met ons philips onverwinnelyke vloot; liet Cadix iuneemen , en bragt Ierland onder goede wetten. (VIL 32-36) 33 V. Wat heeft haare Regeering meest ontluisterd ? A. Haar bevel , om. der Schotten Koningin , maria stuart, ter dood te brengen. (VIL 33) 34 V. Aan wien liet zy de kroon ? A. Zy benoemde den Schotfchen Koning , jacobus den I , tot haaren opvolger, in het jaar 1603 , door wien dus de diie Ryken , Engeland, Schotland en Ierland, met eikanderen vereenigd zyn geworden, en federt verbonden gebleeven. (VIL 36) 35 V. Wat gebeurde jacobus den I ? A. Dewyl het Parlement hem niet van de hand vloog, en hy zyn gezag wilde handhaaven , werden de zaaden van onrust in de harten van het volk gezaaid,, waarop twee Aanhangen te voorfchyn kwamen. (VIL 37) 36 V. Welken ? A. De Whigi, die Vrienden des Vaderlands, en de Torys, die Voorftanders waren van het Hof, welke beiden nog heden in Engeland bekend zyn. (VIL 37) 37 V. Wat was in jacobus te pryzen ? A. Zyne vredelievenheid, die het Ryk tyd van bloeien gaf; maar zyne kleinmoedigheid en verkwistingen waren te iaaken. (VIL 39) 38 V. Was karel de I, zyn zoon , edeler, dan zyn vader jacobus ? A. Men  IÓ3 karel de I en II. A. Men pryst zyne deugden meer, dan zyn beltier , waardoor de Schotten , onder olivier cromwel , tot opftand kwamen en hem in handen kreegen. (VII. 39, 40) 39 V. Wat bedreeven zy met hem ? A. Zy gaven den Koning over aan het Engelfche Parlement, die hem het hoofd op een fchavot deedt verliezen. (VII. 41) •40 V. Wat gebeurde daarop ? A. cromwel , een buitgemeen Man , zo Hout als doortrapt , veranderde daarop de Monarchy van GrootBrittannie in eene Gemeenebest-Regeering , die hy , onder den titel van ProteStor of Befchermer', op zich nam in 't jaar ^49. (Vil. 41, 42) 41 V. En hy regeerde als Koning? A. Ja; doch werdt meer ontzien , dan bemind om zyne bedryven , die ons ook geld en bloed gekost hebben. (VIL 43-45) 42 V. Wie raakte daarna op den throon ? A. karel de II, zoon van den onthoofden karel den I, eerst buitenlands zwervende , werdt daarna door het herilelde Pailement in 't jaar 1660 ingeroepen tot Koning , waardoor het Engelfche Gemeenebest wederom in een Koningryk veranderde (VII. 45) 43 Was hy gelukkiger dan zyn Vader ? A. Hy regeerde ongelloorder; maar hadt minder deugden, dewyl hy te veel de vermaaken opzogt, zich te weinig aan de Rykswetten hieldt , en, fchoon aan ons Vaderland verpligt, ons eenen zwaa! ren oorlog aandeedt in 't jaar 1672. (VIL 46-48) ' 4+ V. Maakte zyn opvolger het beter ? A. Zyn Broeder, jacobus de II, op den kinderloozen karel volgende in 't jaar 1685, ging open- Jyk  willem de III» anna. george I , II en III. IÖQ lyk ter misfe , en gedroeg zich zo , dat de Natie zyne Dogter maria, gehuwd aan willem den III, Prins van Oranje , te hulp riep. (.VII. 48 , 49) 45 V. En deezen gaven gehoor ? A. Ja , willem kwam over met een vaderlandsch leger en'vloot in 't jaar 1689 , waarop jacobus het Ryk verliet; 't geen de Engelfchen aanleiding gaf, om den eerflen, nevens de waardige maria , op den throon te plaatzen. (VII. 49-52) 46 V. Welke waren de roemryke daaden van Koning willem den III ? A. jacobus aanfiagen in Ierland met het zwaard te beletten , en de heerschzugtige oogmerken van lodewyk den XIV, Koning van Frankryk , kloeklyk in Brabant te verydelen , gaven hem meer vermaaks, dan het bellier des Ryks. (VII. 50-54) 47 V. Wie beklom na hem den throon ? A. anna stuart , jacobus tweede Dogter , in 't jaar 1702 , die gelukkig was in den oorlog tegen Frankryk, gevoerd door haaren Veldheer marlborough. (VII. 54» 55) 48 V. En na haar ? A. george de I, in het jaar 1714 , die met den moed van eenen Veldheer, en met de bekwaamheden van eenen Staatsman , treflyk regeerde, en den zo genoemden Pretendent uit Schotland verdreef. (VII. 55-S7) 49 V. Wie volgde zyne voetllappen ? A. Zyn zoon , george de II, in het jaar 1727 , die , ter zee en te land , de wapenen gelukkig voerde tegen Frankryk. (VII. 57, 58) 50 V. Wie kreeg na hem de kroon ? A. george de III in het jaar 1753 » d.ie nu regeert , en door den onlangs gebeurden afval der XIII Americaanfche Staaten meer verloor , dan hy in  I7<5 eerste schotsche vorsten. in den oorlog . welken hy ons Vaderland aandeedt, gewonnen heeft. (VII. 58-64) m 51 V. Kent Gy mede de Historie van het aangrenzend Schotland f A. De oude Historie van dat Ryk ligt onder eene groote duisternis bedolven , die, vóór den jaare 1286, niet opklaart. (VII. 65, 66) 52 V. Hoe was toen de gefteldheid des Ryks ? A. De Vorften van dat Ryk hieldt men voor waa- re Koningen ; maar zy hadden eenige Gewesten die aan Engeland leenroerig waren. (VII. 67) 53 V. Wat kwam uit het laatfte voort? A. Geduurige twisten en een onverzoenlyke haat tusfchen de beide Natiën , die geduurd hebben tot het begin deezer Eeuw , en foms nog bovenkomen. (VII. 67, 68) 54 V. Was 'er anders rust in het Ryk? A- De Koningen hadden veel te doen met de Edelen , die zich magtig gemaakt hadden , en zich tegen hen verzetteden. 55 V. Sedert wanneer ? A. Sedert de regeering van david tot die van jacobus de V, welke hen fnuikte ; maar zy wreekten zich aan hem op hunne .beurt, waarna hy van hartzeer ftierf. (VII. 68-72) 56 V. En wien liet hy de kroon ? A. Aan eene minderjaarige Dogter maria , gebooren in het jaar 1542 , 't geen twist gaf over de Voogdyfchap , die , eindelyk , in de handen der Moeder kwam. (VII. 73, 74) 57 V. Wat deedt deeze? A. Zy en de Edelen booden Maria ter Vrouwe aan  REGSERING VAN MARIA» 171 aan den Zoon van den Franfchen Koning , hendrik den II, terwyl de Hervorming grooten opgang in het Ryk maakte , en veel invloeds hadt op de Staatszaaken. Cvil. 74-76) 58 V. Was aiaria'ï Moeder den Hervormden toegedaan ? A. Niet anders, dan zo ver de Staatkunde dat gehengde , en zelve van Franfchen bloede zynde , fpande zy te veel met dat Ryk aan. (VII. 75, 76) 59 V. En dat hadt ten gevolge ? A. Dat de Schoften hulp zogten by ëlizabeth Van Engeland, om uit hunne verdrukking gered te worden , 't geen gebeurde na den dood van maria*» Moeder in den jaare 1560. (VII. 76-80) 60 V. Wat viel daarop voor ? A. De Hervormde Godsdienst werdt vastgefteld , en de rykbegaafde maria , meerderjaarig geworden zynde, nam het bewind in handen. (VII. 81, 82) 61 V. Wien nam zy ten Echtgenoot ? A. Zy nam ten Echtgenoot, na den dood van den Dauphin van Frankryk , waaraan zy verloofd was , Lord darnly , en kreeg by hem eenen Zoon, daarna bekend onder den naam van jacobus den I van Engeland. (VIL 83) 62 V. Rekent men haar onder de gelukkige Vorftinnen ? A. Neen onder de allerongelukkigften: want men liet Koning darnly, haaren Echtgenoot, door buskruid in de lucht fpringen. (VII. 84) 63 V. En zy huwde daarna? A. Zy huwde daarna met boïthwell , dien , met dat zwaar feit betigd zynde , de Edelen verdreeven , waarop hy een Zeeroover werdt, en, ix. deel. Bb ge.  172 maria. jacobus de I. gegreepen zynde , in eene Noorweegfche gevangenis flierf. (VII. 83-85) 64 V. Wat deeden de Edelen verder ? A. Zy dwongen haar het bewind neêr te leggen , en kroonden haaren Zoon jacobus , die toen een kind van één jaar was. (VII. 85) 65 V. Was zy daar mede te vrede ? A. Neen ,• en zy kreeg aanhang ; maar haar leger werdt verflagen , waarop zy naar Engeland vlugtte. (VIL 86) 66 V. En daar...? A. Zy werdt daar door ëlizabeth vastgehouden, en , op veele voorwendfe's , door die llaatkundige Koningin onthalst in het jaar 1587 , welk bedryf europa verbaasde. (VII. 86-89) 67 V. Wie regeerde daarna ? A. jacobus de I , de Zoon deezer ongelukkige Moeder, die tevens de Kroonen van Ierland en Engeland verkreeg, gelyk reeds gezegd is. VII. 90) «r 68 V. Hoe is Groot-Brittannie gelegen ? A. Het was voorheen aan Frankryk gehegt ; maar is nu door het Kanaal daarvan gefcheiden , dus door de Zee omringd, en allergnnftigst tot den Handel gelegen. (VII. 91) 69 V. Wie regeert dat Ryk ? A. Een hervormd Koning , die groote voorregten bezit; doch wiens magt zeer bepaald is. VII. 92 , 93) 70 V. En 's Volks Raad bedaar....? A. Uit het Parlement , verdeeld in het Hoogeren Laager - Huis ; die zo gefleld zyn , dat de Natie  karakter en geleerden onder de engelschen. 17$ tie wel roemt op Vryheid, maar ze niet bezit. (VIL. 93-100) 71 V. Hoe is de Natie verdeeld ? A. In drie Handen ; in hoogen en laagen Adel , en in het gemeene Volk. (VII. 100-102) 72 V. Hoe is 's Volks Karakter ? A. Dieren en Menfchen vallen in Engeland zwaar. De Grooten zyn edelmoedig, weldaadig, dapper en vol waardigheid ; maar het gemeene Volk is ruw , trotsch , en veelal onbefchoft. Veelen hebben een diep denkend vernuft ; doch meestal hellen zy tot het zwaarmoedige. (VII. 102-107) 73 V. Hoe is de Engelfche Taal ? A. De Engelfche Taal is een mengelmoes van Latyn, Dultsch , Deensch en Fransch , oulings daar gefprooken door Romeinen , Saxen , Deenen en Normannen. (VII. 107) 74 V. Welke is de heerfchende Godsdienst ? A. De Hervormde, die verdeeld is in de zogenoemde Risfchoplyke Kerk en in Presbyteriaanen , waarby men andere Gezindheden duldt. (VII. 107, 108) 75 V. Bloeit 'er de Geleerdheid ? A. Zy kwam laat tot ftand ; doch bloeit 'er by uitneemendheid , zynde voorheen zeer voorgedaan door groote Mannen , gelyk bacon , boyle , newton , pope , locke , milton , tillotson , addi- son , sydenham en anderen , onder welken fommigen het Evangelie treflyk verdeedigd hebben. VII. 109-113) 76 V. In welke Konsten blonken de Engelfchen meest uit ? A. Nooit in de Schilder- Beeldhouw- of Muziekkonst ; maar wel in Graveeren , Boekdrukken , en Inllrument-maakeii. (Vil. 113, 114) Bb a 77 V.  174 ENGELSCHE FABRIEKEN. 77 V. En verder...? A. In Weeveryen wegens hunne uitmuntende wolIe ; en voorts in Glas- en Staal - Fabrieken. (VII. 117. 118) 78 V. Hoedanig is Engelands magt ? A. Verbaazend groot ter Zee ; doch het welvaaren des Ryks fchynt te minderen, en de fchulden zyn groot. (VII. 118-121) AGT-  AGTËNTWINTIGSTE ZAMENSPRAAK , O V E * DEENEMARKEN, 1 V. Wanneer kwam het Ryk van Deenemarken tot ftand ? A. De oorfprong deezes Ryks is in de Historie zeer duister , en , wanneer 'er eenige fchemering begint op te komen , verneemt men flegts een droog berigt van de vroegfte Koningen. (VII. 123-125) 2 V. Laat my dan flegts van u hooren de daaden der voornaamlïe Inatere Koningen ? A. christiaan de III bragt de Hervorming tot ftand ; de IV van dien naam verdeedigde Duitschlands en der Proteflanten vryheid , dertien jaaren lang , met de wapenen; en frederik: de III vogt met nadeel tegen de Zweeden. (VIL 125) 3 Vi Wat bedreeven de volgenden ? A. christiaan de V deedt weinig ter onzer hulpe in het jaar 1672. Frederik de IV is van ons beoorlogd. De vrye tollen in de Zond, den Zweeden ontnomen , hebben het Ryk , onder christiaan den VI en frederik den V , doen bloeien, en onder den tegenwoordigen Koning, christiaan den VII , is de val van twee voornaame Staatsdienaaren, brandt en struensee, gebeurd. (VIL 126-128) ' & Bb 3 4 V.  1^6 BESTIER EN 's VOLKS KARAKTER. 4 V. Hoedanig is liet bellier in dit Ryk ? A. Voorheen hadt het volk mede eenig deel in het bewind ; maar, ter vermydinge van oneenigheden , is de opperheerfchappy daarna aan den Koning gegeeven. (VII. is8) 5 V. Hoe is het Volk verdeeld ? A. In den Adel , in Burgers en in Boeren. (VII. 12.0) 6 V. Welke is 's Konings magt ? A. Zy is niet onaanzienlyk: doch oulings hadt men meer vermogen ter Zee. (VII. 129, 130) 7 V. Wat valt 'er van de Natie te zeggen ? A. 't Volk is groot en ilerk , gastvry, beleefd , mildaadig ; doch geneigd tot gezelfchappen en eene ikostbaare levenswyze. (VII. 130, 131) 8 V. En de Noorweegers. .. ? A. Zy zyn voortreffelyke Zeelieden , nu onderdanig , hoewel nog zeer op vryheid gezet. (VII. 131) 9 V. Welke taal fpreekt men daar ? A. De oude Nosrdfchs (aal is verdrongen door eene andere , die aan de Engelfche , Hoog- en Ne~ derdaitfche verwant is. (VII. 132) 10 V. Welk is de heerfchende Godsdienst? A. De Lutherfche. (VII. 132) 11 V. Hoe is 't met de Weetenfchappen gelegen ? A. Zy worden 'er nu , minder dan vooiheen , verwaarloosd ; doch de Tdanders zyn byzonder ver. maard door hunne gefchiedkundige gedichten. (VII. 133, 134) 12 V. Wat levert het I.and ? A. Schoone Paarden , zwaare Osfen , veel Wild , minder Graanen , alle Metaalen, en eene menigte Timmerhout : aan' de kusten vangt men veel visch. (VII. 134-136) 13 V. Wat behoort nog tot Deevemarkcn ? A. Het  GROENLAND. YiLAND. YSLANDERS. 1?7 A. Het koude dorre Greenland, door de Noorweegers ontdekt in 't jaar 981 , en daarna aan derzelver Koning cynsbaar geworden in 't jaar 1023 ; vervolgens verlaaten , maar daarna weer opgezogt in 't jaar 1577, en nu wel bewaard. (Vil. 136-138) 14 V. Wat weet men van de Groenlanders ? A. Dat zy eerst door hans egede , in 't jaar 1721, doch laater door de Herrnhutters , onderweezen zyn in het Evangelie : dat zy van visfchen en jaagen armoedig leeven ; voorts dat zy eendragtig , vriendelyk en vrolyk zyn ; doch zonder uitwendige beleefdheid. (VII. 140, 141) 15 V. Wat bezit nog der Deenen Vorst?... A. Het koude dorre Eiland Tsland , dat niets dan fneeuw en barre rotzen vertoont , waar flegts, hier en daar, eenig gras uitfchiet , en niettemin door omtrent zestigduizend Menfchen bewoond wordt. (VII. 141, 142) 16 V. Hoe leeven de Tslanders ? A. Vergenoegd , eerlyk van inborst, ernstig , dofgeestig , noch flerk noch fchoon , woonende in ellendige huizeu , en leevende zeer bekrompen in flrenge koude , terwyl zy 's winters, de Zou , op den konften dag , naauwlyks één uur zien. (VII. 142-144) 17 V. Welke kennis heeft men daar? A. In deezen naaren oord der Waereld kreeg men in de XI Eeuw kennis van het Evangelie door eene Noorweegfc 'ie volksplanting ; doch in de XIV vondt men 'er de meeste Geleerden : ook zyn 'er nog eeuigen, doch weinig in getal. (VII. 144-146) Bb 4 NE-  NEGENENTWINTIGSTE ZAMENSPKAAK, O V E X ZWEEDEN. 1 V. Weet men veel van den ouden ftaat des Zweedfchen Ryks ? A. De waare verhaalen "van den ouden ftaat deezes Ryks zyn geheel verlooren. (VII. 148) 2 V. Welke zyn de eerfte egte berigten , die 'er van behouden zyn ? A. Die van de IX Eeuw, beginnende met Koning bioen jarnsida tot het beftier van den Regent steensture in de XVI Eeuw , na wiens dood het Ryk door de Deenen vermeesterd werdt. (VII. 148-151) 3 V. Wat gebeurde daar in zo veele Eeuwen ? A. Geene zaaken van hoog belang voor ons. (VII. Ï48-15O 4, V. Wie verloste het Ryk uit der Deenen magt ? A. gustavus wasa , een man van grooten moed , verloste het Ryk , en werdt daarop Koning in den jaare 1523 ; doch verwierp de Roomfche Leer. (VII. 15O 5 V. Bleef de kroon in deszelfs geflagt ? A. Ja; wat zyn Zoon , erik de XIV , volgde hem op den throon ; maar werdt door zynen broeder jan vergeeven , die met den Scepter de Roomfche Leer aannam , welk voorbeeld zyn Zoon sigismund , die daarna ook Koning van Polen werdt, volgde. (VIL 15*5 '52) 6 V,  zweedsche koningen. '79 6 V. Namen de Zweeden dat veranderen van Leer in sigismund wel op? A. Neen: zy zetteden hem af, en gaven de 'kroon aan karel , Hertog van Sudermanland , in 't begin der XVII Eeuw, onder wien het Ryk in magt opklom. (VII. 152) 7 V. En nog meer na hem ? A. Na hem nog veel meer onder het beuier van Zyn Zoon gustavus adolphus , die 't geluk des Ryks hoog deedt klimmen , en de Duitfche Vryheid nevens den Proteftantfchen Godsdienst tegen den ondergang behoedde. (VIL 152, 153) 8. V. V/at verkreeg h.y daardoor? A. Den naam van den Grooten ; maar hy verloor daartegen zyn leven in den flag van Luizen. (VIL 153) 9 V. En na hem kwam... ? A. christina , zyne Dogter , die eene zonderlinge tol gefpeeld heeft: want op haar zesde jaar, dat is, in het jaar 1632 , werdt zy op den throon gezet, en liet haare Veldheeren groote overwinningen behaalen , terwyl zy zich in de Weetenfchappen oefende, en verre daarin vorderde. (VIL 154) 10 V. En toen zy in 't bellier kwam...? A. Toen wist zy zich daarin wel te handhaaven ; maar zy verliet de kroon in het jaar 1654, trok naar Rome, verzaakte den Hervormden Godsdienst , en vertoonde dus een zonderling mengfel van groote hoedanigheden en gebreken. (.VJI. 155, 156) 11 V. Aan wien gaf zy, by den afftand, de kroon over ? A. Aan karel gustavus , haareu Neef, die zyn leven in oorlogen Heet , en de Deent ti zou verwonnen hebben , hadt ons Vaderland dezelven uiet bygefprongen. (VIL 156, 157) BbS 12 V,  180 ZWEEDSCHE KONINGEN. 12 V. Wie kwam na hem? A. karel de XI in het jaar 1660, die eerst iroor , daarna tegen ons Land was , waarby hy meer won, dan verloor. (VIL 157, 158) 13 V. Wie overtrof hem ? A. Zyn Zoon, karel de XII, in het jaar 1697 ■ één der zonderlingfte Vorften , hard van lichaamsgettel , en wel onderweezen ; die door Deenen, Poolen en Rusfen werdt aangevallen , toen zy dagten , dat hy ongezind was tot den oorlog. (VIL 158, 159) 14 V. En hy werdt verwonnen ? A. Neen : hy dwong de Deenen om genade te bidden ; verfloeg een fterk verfchanst leger van Rusfen ; en vernederde de Poolen. (VIL 160) 15 V. Wat toen... ? A. Hy gaf hun daarop eenen anderen Koning; werdt door de Turken gevangen; raakte daarna los; en werdt, by het beleg van Frederikshal , in den jaare 1718, van de zynen doodgefchooten. (VII. 158-162) 16 V. Welke waren zyne hoedanigheden ? A. In oorlogsmoed , in fterkte van geest, in maatigheid en vuurigheid des gebeds , hadt hy zyn weergaê niet. (VIL 162) 17 V. Liet hy geene kinders na ? A. Neen : en hierom gaven de Zweeden de kroon aan ulrica eleonora , karels Zuster; doch met een bepaald gezag , en de Stenden behielden dus haare oude regten. (VIL 163) 18 V. En dit hadt ten gevolge ? A. Dat het Ryk in rust kwam , om adem te haaien na zo lange oorlogen , tot het jaar 1741 , toen Finland door de Rusfen werdt veroverd. (VIL 163) 19 V. Wie regeerde na haaren dood? A. adolph frederik , Hertog van Holstein , werdt in  karakter der zweeden. I8l in den jaare 1743 tot Koning verkoozen , die den oorlog tegen de Rusfen ongelukkig voerde. (VII. 1Ó3-165) 20 V. Wie was zyn opvolger , en wat deedt hy? A. gustavus ADOLPiiui , het harrewarren der Edelen moede , wierp, in levensgevaar, het oud bellier om verre tfi èen ;jantfë 1772 , herftelde de orde , gaf rust, en regeert thans met hoogen roem. (VII. 165-168) 21 V. Hoedanig is de magt des Ryks ? A. Vry aanzienlyk te water en te land. (VII. 163) 22 V. In welke rangen is 't Volk verdeeld ? A. In Ridders , in Edelen , in Burgers en Boeren. VII. 169, 170) 23 V. Hoedanig is het Karakter der Natie ? A. In alles braaf: want de Zweeden zyn dapper, deftig , maatig , arbeidzaem , zeer gevorderd in Konften en Weetenfchappen , minnaars van hun Vaderland , en belyden de Lutherfchen Godsdienst. (VII. 170, 171) 24 V. Hoedanig zyn hunne Taal , en de Geleerdheid ? A. Harme Taal vërfchilt, alleen in tongval, van de üeenfc'ie en Niórweegfthe. (Vil. 171) 25 V. Bloeit 'er de Geleerdheid ? A. Ja ; want men vindt 'er verfcheiden Academiën , en onder hunne Geleerden hebben uitgeblonken unneus , rudbeck , de geer , hasselquist , rozen van rozenstein, bjornsthal en anderen. (VIL '71-173) 26 V. Hoedanig is 's Lands Gefteldheïd ? A. Men  2^2 LAPLAND. ■ A. Men heeft 'er , 's zomers, groote hette , en , s winters , flrenge koude, waarom 'er de Dieren klein vallen ; d-ch de grond levert alle Metaalen , nevens veele Denne- en Pynboomen. (VII. 173, 174) -7 V. Hoe is de flaat des Landbouws ? A. De Landbouw wordt 'er zeer verbeterd, en de Bergwerken van koper en yzer , waarvan het Jand vol is , worden nu meer doorgezet, dan voorheen.,(VII. 175) 28 V. En de Handel.. .? A. In het Noorden is dezelve gering om de weinige lnwoonders ; maar veel aanzienlyker in de Zuidelylte Gewesten , vooral die op andere Ryken gaat. (VII. 175, 176) 29 V. Wat behoort verder tot Zweeden ? A. Lapland, voorheen door eigen Vorllen befiierd , maar onder de Zweedfche Koningen befchaafd. (VII. 176-I78) 30 V. Welke gedaante vertoont dit Land ? A. Eene treurige gedaante , wegens hooge Bergen , altoos met ys en fneeuw bezet ; wegens modderige moerasfen ; en wegens fchraale aardgronden , lange verdrietige winters , en donkere koude nagten. (VII. 173, 179) 31 V. Hoe leeft men 'er? A. Men eet 'er brood van boomfchorsfen , en het Rendier dient tot Paard , Koe en Schaap : want het loopt voor (leeden , en geeft melk en kleederen. (VIL 179, 180) 3a V. Hoe is 's Vblks Karakter? A. Hunne fchoonheid is gering , en zy zyn blooliartig; doch gewoon aan ongemakken, en verkleefd aar. de oude Hcidenfche begrippen; maar de Zweeden leggen zich nu meer toe, om dezelven te verlichten en te befchaaven, (VIL 180, 181) DER-  DERTIGSTE ZAMENSPRAAK, • VEE RUSLAND. 1 V. Wat weet Gy van Rusland ? A. Dat dit Ryk ongemeen groot is , zeer koud op fommige plaatzen , en bewoond van een Volk, dat zich van de oude Slaven afkomftig rekent, nu Rusfen genoemd , denkelyk naar de Rosfen , een woest Schytisch Volk. (VII. 183-186) 2 V. Wanneer is dat Land bevolkt ? A. Dit is onbekend ; en deszelfs Historie fchuilt in het donker tot de IV Eeuw, federt welken tyd wy eenigen hunner Vorllen kennen tot in de XIII Eeuw ; doch deezer Gefchiedenis is voor ons van geen groot belang. (VIL 186-188) 3 V. Naar wien noemt men hen Moscoviters ? A. Naar de Stad Moscow , waar de Vorftelyke Zetel en 't lichaam van den heiligen newski , die eerst hun Koning was , maar daarna een Monnik wetdt ,overgebragt is in den jaare 1300 , federt welken tyd zy ook Moscoviters zyn genoemd. (VIL 188, 189) 4 V. Wie deedt deezer Natie eenen grooten dienst? A. iwan de I , die de Tartaarfche dwinglandy van meer dan twee Eeuwen af'fmeet , en dus de grondlegger werdt der nieuwe Rusftfche Monarchy , in den jaare 1571. (VIL 189) 5 V. Wat deeden zyne Opvolgers ? A. Zyu  184 vorsten van rusland. peter DE I. A. Zyn Zoon wasilei maakte veroveringen : iwan de II won andere Landen: feodor was onbekwaam tot de regeering : en boris , die uit heerschzugt dimitri , feodors broeder, van kant hielp , onderging daarna zelf dat lot. De valfche dimitri raakte ook uit het leven : en wasilei ftierf in eene Poolfche gevangenis. (VII. 190, 191) 6 V. Verder...? A. De verwarringen , onder die laatfte Vorften gebooren , ftilden , toen de Rusfen , in den jaare 1612 , michakl federovvitz op den throon plaatften. (VII. 192) 7 V. En na hem regeerde ? A. alexis michaelowitz , die zyn Volk bekwaam maakte tot den kryg : en fedor , die dapper tegen de Turken oorlogde. (VII. 192, 193) 8 V. En na deezen ? A. peter de I , die de Princes sophia , zyne halve Zuster, om haar woelen voor zynen zwakken Broeder iwan , in een Klooster ftak , en zelf begon te regeeren , in den jaare 1689. (Vil. 193) 9 V. Wat deedt peeer de I ? A. Deeze Vorst befchaafde de woeste Natie , en maakte haar bedreven in de wapenen , in den handel , in de Zeevaart, en in de Weetenfchappen. (VII. 194) 10 V. Waar door ? A. Door zelf eerst te Saandam en in Engeland te gaan werken , als een gemeen man , op de Scheepstimmerwerven ; ook door alle Konften en Weetenfchappen te onderzoeken , en bekwaame lieden in zyn ryk te lokken. (VIL 194-197) 11 V. Tegen welke Volken heeft hy het zwaard getrokken ? A. Tegen Zweeden en Turken , doch hy werdt eens ,  peter de I en catharina, 185 eens, uit de handen der Iaatften , gelukkig gered door zyne Czarin. VIL 197) 12 V. Hoe is deeze Vorst beoordeeld ? A. Zeer verfchillend. (VII. 198-200) 13 V. Aan wien liet hy de kroon ? A. Na de waardige eudoxia foederowna , zyne eerfte Vrouw , verftooten te hebben in eene gevangenis, huwde hy met catharina de I. (VIL 201, 202) 14 A Wie was deeze catharina ? A. Zy was eene Dogter van een' Boer , die , op éénen dag , Vrouw , Weduwe eu Krygsgevangene ; doch daarna , van peter gezien , Czarin van Rusland werdt, en na hem loflyk regeerde; (VIL 302-204) 15 V. Welk was 't lot van eudoxia ? A. Een allertreurigst lyden ; doch eindelyk kwain 'er voor haar eene blyde verlosfing. (VIL 204-207) 16 V. Hoe dat ? A. Na catüarina's dood , in 't jaar 1727 , raakte zy op vrye voeten, en haar Kleinzoon , peter de II, op den throon, die vroeg ftierf, en denzeiven overliet aan anna iwanowna in 't jaar 1737 , welke Turken en Tartaaren lloeg, en voorts loflyk regeerde. (VII. 206-208) 17 V. En na haar ? A. iwan de lil, flegts twee maanden oud ; doch die verftooten werdt , in het jaar 1741 , door ëlizabeth , dogter van peter den I , beroemd door eene kloeke regeering , en oorlogen tegen Zweeden en Pruisfen. (VIL 208-211) 18 V. Op haar volgde...? A. peter de III in het jaar 1762 , die onverwagt kroon en leven verloor ; waarna zyne Gemaalin , catharina de II , die nog regeert, de heerfchappy aanvaarde , en door haare groote daaden genoeg bekend is , zynde nu in oorlog met de Turken en de Zweeden, (VII. 211-214) 19 V.  186 vorsten van rusland. regeering. pragt8 KEIZERS EN KEURVORSTEN. 14 V. Was de Vryheid hun lief? A. Zo lief, dat ze , de Sceden als gevangenisfen befchouwende, daarin niet wilden woonen. (Vil. 329, 33o) 15 V. Op welken voet ftondt de Regeering ? A. Indiervoege, dat men zaaken van belang in Volksvergaderingen afdeedt. (VII. 330) 16 V. Wat was byzonder aanmerkelyk ? A. Hunne wapenen en togten ; de eerde fpooren van het Leenftelfel ; waarzeggende Vrouwen, en gewyde Bosfchen. (VII. 331, 332) 17 V. Hoe is Duitschland in onzen tyd verdeeld ? A. In veele byzondere Staaten , die aan eikanderen verbonden zyn , onder één Hoofd, den Keizer. (VII. 332 , 333) 18 V. Welke is de voornaamfte verdeeling? A. Van tyd tot tyd is zy gemaakt in zo genoemde Kreitzen , die nu tien in getal zyn , vereenigd tot onderlinge befcherming. (VII. 334, 335) 19 V. Hoe is de opvolging in 't bewind ? A. Het was altoos een verkiesbaar Ryk; doch men bleef doorgaans by 't Geflagt , tot het welk men zich eenmaal hadt bepaald, maar 't geen nu niet meer in trein is. (VII. 33 s) 20 Hoe veele Keurvorsten zyn 'er ? A. Thans negen , Waereldiyken en Geestelyken , die byzondere bedieningen hebben , en den Roomsch Koning verkiezen , welke daarna den titel van Keizer krygt. (VII. 335-337) 21 V. Hoedanig is de Keizer? A. Een Perfoon van een' grooten naam, maar van een klein vermogen. (VII. 337-340 23 V,  ■ KRErTZIN. ItJJ « 22 V. Welk is de eerfte Kreits van Duitschland ? A. De Oostenrykfche , waar onder men telt Stier- marke , Kamiole , Triest en Tyrol. (VIL 341, 343) 23 V. De tweede is ? A. De Burgondifche , waaronder Burgondie en de Nederlanden voormaals behoord hebben. (VII.343-345) 24 V. Welke voornaame Landen liggen daarin ? A. Brabant en andere Landfchappen , in vvelken Leuven , Diest, Antwerpen , Tperen , Brugge en Oostende , beroemd zyn door handel, konften en oorlogen. (VIL 345-35Q) 25 V. Hoe noemt men de derde Kreits? A. De Westphaalfche , waaronder Kleef, Gultk, Berg , Paderborn, Luik , Osnabrug, Nasfau , Oostfriesland , Meurs, Diets en andere Landen behooren. (VIL 35°-358) 26 V. Welke was de vierde ? A. De Neder-Rhynfche , waartoe men brengt Mentz , Trier, Keulen en de Palts. (VIL 358-363) 27 V. Nu de vyfde ? A. De Opper-Rhynfche , waarin liggen de Bisdommen Straatsburg, Spiers, Bafel, nevens Hesfen en anderen. (VIL 363-365) 38 V. Welke is de zesde ? A. De Zwabifche , bevattende Zwaben , Baaden , en Hohenzollern. (VIL 365-367) 29 V. Hoe noemt men de zevende ? A. De Beyerlche Kreits . of Salzburg, Opper- en Neder - Beyeren , Freyfingen , Regensburg en Pasfau, (VII. 367-309) 30 V. De naam der agtfte is...? A. De Frankifche , waarin gevonden worden Franken-  200 BEZITTINGEN VAN Öjj TENRYJC. kenland , of Bamberg, Wurzburg , AnCpach , nevens de goederen der Duitfihe Ridders. (VII. 365-373) 31 V. De negende volge nu ? A. Deeze is de Opper-Saxifche, te tellen onder Duitsehlands beste oorden , waarin liggen Saxen , Thuringen , Leipzig , Brandenburg , en andere landen, (vii. 373-383) 32 V. Nu de tiende en laatfte Kreits? A. Zy is de Neder-Saxifche , waarin voorkomen Maagdenburg, Halle , beroemd door den Weeshuis, Breinen , Stade , Gottingen , Brunswyk , Uolflein en anderen. (VII. 383-387) 0 33 V. Wat bezit verder het Huis van Oostenryk? A. Slavonie, Croatie , en een deel van Dalmatie, waarby ligt de vrys Republiek Raguzm , welke meest Koophandel dryft. (VII. 387391) 34 V. Liggen hier meer andere Landen , die niet behooren aan het Huis van Oostenryk ? A. Ja , zeer uitgebreider. , die onder het gebied der Turken ftaan , by voorbeeld, Bosnië, Servië , en Bulgarie. (VIL 391-393) 35 V. Verder...? A. Romanie , of het oude Thracie , waarin Confiantinopole ligt; ook Blacedonie , Thesfalie of fauna , en Livadie of het eigenlyke Griekenland, door Turken en Grieken bewoond. (VII 393-396) 36 V. Wat ligt ten Noorden ? A. Wallachie, dat veel door Oorlogen geleeden heeft, en nu door eenen Hospodar , die een Vafal der Turken is , geregeerd wordt. (VIL 396, 397) 37 V. En meer ten .Noorden... ? A. Daar  'oostenryk. HÖXGA'RYE. 201 A. Daar ligt Moldavië , op gelyke wyze beflïerd, (VII. 398? 38 V. Welk land ligt ten Oosten ? A. De oorden der Tartaaren , of Besfarabie , heilagen door de Soparogfcke en Nogaifche Tartaaren ; en de Kritn, waar veele oorlogen met de Rusfen zyn voorgevallen. (VII. 393.401) 39 V. Wat behoort verder tot de eigendommen van het Huis van Oostenryk ? A. Het Aarts-Hertogdom Oostenryk , dat in handen viel van Graaf rudolph , waaraan naderhand de Nederlanden , Hongarye en Bohemen gehegt zyn ; en karel de VI wilde, dat die Landen nooit gefcheiden zouden worden. (VIL 402, 403) 40 V. Weet gy 'er meer van ? A. Dat de Aarts-Hertog veele voorregten heeft in het Duitfche Ryk ; dat de Adel in Oostenryk t3lryk en magtig is; dat de Hervormden meestal van daar verdreeven zyn ; en dat 's Lands Taal veel van het Hotgduitsch verfchilt. (VIL 403, 404) 41 V. Wat meer ? A. Dat de flaat der Weetenfchappen daar verbetert , gelyk ook de Handwerken , terwyl de krygsmagt fterk is. (VIL 405, 406) 42 V. Bezit dat Huis ook 't Ryk van Hongarye ? A. Ja ; en dat is een deel van het oude Panno- v.ia , nu naar de Hongaaren benoemd , die van de Hunnen afdammen , 't geen eerst door de Romeinen bezeten werdt. (.VIL 407, 408) 43 V. Maar daarna ? A. Daarna door andere woeste Volken , en laater door Koningen beftierd ; doch eindelyk aan dat Huis ge-  392 HONGARYE. BOHEMEN. gehegt, hebbende veel door twisten en oorlogen geleeden. (VII. 408-412) 44 V. Hoe is dat Ryk gefteld ? A. Wegens oorlogen niet iïerk bevolkt, bewoond door gemengelde lieden van afkomst, en eenen talryken Adel. (VII. 412, 413) 45 V. En hoe is het volk...? A. De Hongaaren bezitten eenen edelen geest, zyn min dan anderen door de pragt bedorven, en hebben ongemeen uitgeblonken in oorlogen. (VII. 413) 46 V. Wat valt 'er meer van te zeggen ? A. Dat 'er de Latyn/che Taal veel, doch flecht gefprooken wordt; en dat de Hongaarfche fpraak moeilyk is. (VII. 414) 47 V. Wat meer ? A. Dat men 'er vroeg het Evangelie ontving ; dat het Land alles tot het leven bezit, en eene groote Krygsmagt kan leveren. (VIL 414, 415) 48 V. Heeft het Oostenrykfche Huis nog meer eigendommen ? A. Ja , het bezit ook Zevenbergen , dat een deel van het oude Dacia is , waar veele Hervormden woonen. Volgens de oude en laate Historie heeft dat Land verfchillende lotgevallen ondergaan. (VIL 416-420) 49 V. En Bohemen behoort 'er by ? A. Bohemen , zo genoemd ■ naar de Bojers, eerst door Hertogen , daarna door Koningen beftierd , en bekend door de Thaboriten en de oorlogen om dea Godsdienst , behoort 'er by. (VIL 420-425) 50 V. Wat weet gy van dat Land ? A. Dat deszelfs Koning Aarts - Schenker van het Duitfche Ryk is; dat de Adel verminderd is; en de boeren onlangs vry zyn geworden. (VIL 426, 427) 51 v.  MORAVIEN. SILESIE. 51 V. Wat verder ? A. Dat de Taal gelyk is met de Stavonifche ; dï Geleerdheid kwynende ; fchoone Fabrieken weinig; en het Land door Bosfchen en Bergen zeer beveiligd. (VII. 426-429) 52 Nu Moravien ...? A. Moravien is een koud Land , waar het volk meest van den Akkerbouw leeft , en de Weetenfchappen gering zyn. (VIL 429) , 53 V. Wie woonden daar voorheen?] A. Voorheen waren daar de zo genoemde Moravifrhe Broeders , die zeer bekend zyn ; nu is de Roomfche Godsdienst de heerfchende. (VU. 429-431) 54 V. Wat is thans Moravien ? A. Een Markgraaffchap, oulings door verfchillende Volken bewoond, daarna door Boheemfche Hertogen geregeerd , doch , eindelyk , Bohemen ingelyfd. iVH. 431, 432) 55 V. Wat bezit het gemelde Huis nog meer ? A. De titels en wapenen van de Laumits ; doch deeze behoort nu aan den Keurvorst van Saxen. De Geleerdheid heeft na de Hervorming aldaar ongemeen gebloeid. (VIL 433-435) 56 V. En eindelyk Silefie ? A. Voorheen behoorde dit Hertogdom, dat een zeer fchoon Land is, aan het Huis van Oostenryk; maar na 't jaar 1742, toen de Koning van Pruisfen dat verwon , is het in zyne handen gebleeven. (VIL 435-438) 57 V. Hoedanig is het karakter der Duitfchers ? A. Langzaam , zegt men , zyn zy in het bevatix. deel» dd telj  2C4 AART DER DUITSCHEHS. ten van zaaken, en zwaarmoedig in hunne bedryven , het geen in alies geene minachting verdient. (VII. 439» 44°) 58 V. Wat behoort 'er by ? A. Dat zy goedgunstig en vriendelyk , opregt en befcheiden, herbergzaam en gezet zyn op eertitel» en hooge geboorte. (VII. 440-443) 59 V. Wat meer ? A. Dat de zugt tot Vryheid nog in hun woont; dat zy door de verdreeven' Franfchen befchaafder zyn geworden ; en met weinig bezwaar hun Land verlaaten. 60 V. Verder...? A. Dat zy wel hoogmoedig , maar van een ftouten onvertzaagden geest zyn, ook arbeidzaam , tot Ipaa"ren geneigd, en dapper in den oorlog. (VII. 445-448) 61 V. Hoedanig is 'er de Lucht en 's Lands voortbrengfels ? A. De Lucht verfchilt zeer naar de gefteldheid ' der gronden: het Land levert veele Graanen , Hout, Ooft, Wynen , Wild , Visch en Metaalen. (VIL 448, 449) 62 V. Welke is de Landtaal ? A. De Hoogduitfche, die zeer verfchilt. (VIL 449. 45o) 63 V. En de Godsdienst ? A. By den Westphaalfchen Vrede, in den jaare 1648 , is beflooten den Roomfcken , Lutherfchen en Gereformeerden Godsdienst te dulden. (VIL 450-451) 64 V. Zyn 'er geenen van een' anderen Godsdienst ? A. Nog veele duizend Jooden ; en men klaagt, dat de Vrygeestery in Duitschland veld wint. (VIL 452-454) V. 65  GELEERDHEID DER DUtTSCHERS. 2©5 65 V. Hoe is het 'er gefield met de Geleerdheid ? A. Men telt 'er veele Hooge Schooien en Academiën van Weetenfchappen ; doch in het eene Land bloeit de Geleerdheid meer dan in het ander: de Proteftanten munten 'er in alles uit. (VIL 454, 455) 66 V. Wat is by hen zeer verbeterd ? A. Taal, Smaak , Drukpers en Handwerken. (VIL 456-459) 67 V. Wat bevordert daar den Handel? A. De gunstige ligging in het midden van europa , nevens de Rivieren en de Grenzen, waartegen andere nadeelen denzelven in den weg ftaan. (VIL 459-463; Dd 3 VIER-  VIERENDERTIGSTE ZAMENSPRAAK, OVER ZWITSERLAND. 1 V. Waar woonen de Zwitfers ? A. In een hoog , op het oog woest land , beter, zou men zeggen , voor wilde Dieren, dan voor Menfchen gefchikt. (VII. 464) 2 V. Hoe is dit Land van binnen ? A. Binnen ziet men de fchoonfte vertooningen der Natuur, nevens den oorfprong van den Rhyn, en een vry Volk. (VII. 464-468) 3 V. Hoe komt men in Zwitferland ? A. Langs vier meest gebaande wegen, tusfchen of over geweldige Bergen, de Alpen geheeten. (VIL 468, 469) 4 V. Wie heeft oulings dat Land bewoond ? A. Helvetiers , Romeinen , Burgondiers , Alemannen en Galliërs, zo dat dit Land eerst een Provintie van Frankryk , maar daarna een bezitting der Buitfche Keizers was, beheerd door aanzienlyke Graaven. (VIL 470, 471) 5 V. En toen deeze Graaven zich vry maakten ? A. Toen erkenden de Zwiffers alleen 's Keizers Stadhouders ; en behielden de verkreegen Voorregten , wanneer zy van de eerden omflagen werden. (VIL 472) 6 V. Wat deeden zy daarna ? A. Zy verkoozen daarna de Keizers tot Schutsheeren ; maar toen die hun gezag misbruikten , en dooide  opstand der zwitsers. £07 de Stadhouders hen verdrukten, kwamen zy tot eenen opftand. (VII. 473, 474) 7 V. Wie begon denzelven ? A. Drie Mannen , walther furst , werner van stauffach en arnold van melchthal , die gaande gemaakt waren door den verdrukten willem tell , bewerkten , dat drie Cantons , of, gelyk men ze kan noemen , drie Provintien , een verbond maakten tot befchermïng der Vryheid in het jaar 1308. (VII. 474-477) . 8 V. Zag de Keizer dat san met goede oogen ? A. Neen ; en des viel hy hen met de wapenen aan by Morgarten , waar zyne benden de neêrlaag kreegen , waarop andere Cantons zich met de drie eerden verbonden in 't jaar 1315, en laater. (VII. 477-480) 9 V. En zy kwamen tot volle Vryheid en Rust ? A. Niet tot volle Vryheid, dan na veel vegtens; en niet tot Rust , dan na veele veldflagen , om dat het eene Canton de Hervorming wilde fluiten , en het ander dezelve doorzetten. (VII. 480-483) 10 V. Wat is de inhoud van het gemaakte Verbond ? A. Die betrof de wyze , hoe eikanderen te befchermen , en hoe de gefchillen te beflisfen. (VII. 483-485) 11 V. Hoe gaat het 'er in Staats-zaaken ? A. Meerderheid van Hemmen heeft daarin geen plaats. Elk Canton is een onafhanglyke Staat. Zurich belegt de vergaderingen, die op verfchillende plaatzen gehouden worden. (VII. 485-487) 12 V. Hoedanig is de Regeeringsform ? A. In de XIII Cantons wordt een klein deel beflierd als eene Monarchy ; een ander door een foort vau Aristocraaten ; en een derde deel door het Volk. (VII. 487) ' Dd 3 13 V.  20S REGEERING DER ZWITSER*. 13 V. Roe houdt het Volk zyne Vergaderingen? A. Ongemeen deftig , in het open veld , met ont. rolde Vaandelen , en met grooten krygshafligen toette!. (VII. 48S, 489) 14 V. Wie wordt dan tot mede-Regent verkoozen ? A. Somtyds een gemeen Landman , die bekend flaat voor een Man van een kloek verfland, en beproefde trouw. (Vil. 489 , 490) 15 V. Is zodanig bellier het beste? A. Ja, om dat het belang van,byzondere p:rfoenen veiknogt is met het talgemeen belang. (VIL 4PO-492) 16 V. Hoe is het bellier in andere Cantons? A. Eenige aanzieniyke Familien hebben daar 't bewind in handen , 't geen wel eens opfchudding ge. geeven' heeft. (VII. 493-494) 17 V. Hoe is de Bevolking? A. Niet zo groot , als men zich meestal verbeeldt: veelen verlasten voor een tyd hun Vaderland , en gaan elders, als Soldaaten , dienen. (VII. 495-49/) 18 V. Hoe is de Krygsmsgt ? A. Men houdt 'er geene flaande Krygsmagt op de been ; maar elk Jongeling of Man is , van zyn zestiende tot zyn zestigfte jaar , in tyd van nood, een Soldaat. (VIL 498, 499) 19 V. Hoe veelen kunnen dan , des noods, in het veld verfchynen ? A. Des noods , binnen vierentwintig uuren , driemaalhonderd duizend wél gewapende Mannen. (VIL 499) 20 V. Zyn de Cantons in alles aan eikanderen gelyk ? A. Neen, zy verfchillen in gronden, in voort- kengfels, in magt.en in Godsdienst. (VIL 500-506) ai V. Welke zyn de XIII Cantons ? A. Zu-  GELEERDE ZWITSERS. 2 30 A. Zurich , Bern, Glaris , Ba fel, Schafhaufen , Appenzell, Lucern , Uri, Schweitz , Unterwalden , Zug, Freyhurg en Soluthurn. (VII. 479) 22 V. Welke van deezen belyden den Hervorm' den , en welke den Roomfchen Godsdienst ? A. De zes eerden belyden de leer der Hervorm, den , en de overigen dien der Roomfchen ; doch in fommigen vindt men van beiden. (VII. 486) 23 V. Zyn 'er geene andere Landen aan hun verbonden ? A. Verfcheiden , waaronder Geneve behoort, waar calvinus zo lang onderweezen heeft. (VIL 507-511) 34 V. Wat roerat men in de Zwitfers ? A. Men roemt in hen de Vaderlandsliefde , kloekmoedigheid , dapperheid, eerlykheid en trouw. (VIL 5") 25 V. Welk is hunne Taal ? A. De Landtaal is eene harde en onaangenaame foort van grof Hoogduitsch. (VIL 51a) 26 V. Hadden zy nooit eenige Geleerden ? A. Zeer veele groote Mannen zyn onder hen opgedaan , gelyk bauhinus , gesner , suicerus , de EUXTORFEN , de scheuchzers , de wetsteins , de turRETIN3 , de BERNOUILLl's , haller , de eulers , BONNET , lavater , ea meer anderen. (VIL 5i2-5'5) Dd4 VYF-  VYFËNDERTIGSTE ZAMENSPRAAK, OVER DE VADERLAND SC HE HISTORIE. I. V. Welk is eene der gewigtigde , nuttigde en aangenaamfte zaaken , die wy behooren te kennen? A. Na de kennis van den fchoonen Godsdienst , en van cods gefchaapen Werken , is die van de Vaderlandiche historie de gewigtigde , nuttigde en aangenaamfte zaak voor ons. (VIII. i) 2 V. Waarom ? A. Om dat zy onze kennis vergroot, en de ruimfte aanleiding geeft tot verwondering en dankzegging aan god voor de aanmerkelykfle zegeningen. (VIII. 2-4) 3 V. Js dan 's Lands Gefchiedenis van zo veel gewigt ? A. Vreemdelingen zelve hebben 'er zo van geoordeeld. (VIII. 4, 5) 4 V. Wat heeft ons Land groot gemaakt ? A. De Voorzienigheid heeft daartoe gebruikt drie dingen , naameiyk , de gelukkige ligging, de nyd der Nabuuren, en de juiste grootte des Lands. (VIII. 5-7) 5 V. Hoe veele Provintien telt ons Vaderland? A. Zeven , die elk haaren rang hebben, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland , Overysfel en Groningen, welker Historie in vyf Tydperken kan verdeeld worden. (VIII. 7-9) 6 V.  oude staat en romeinen in ons land. 211 V. W at bevat het eerfte Tydperk ? A. Den flaat des Vaderlands vóór de komst der Romeinen , beginnende met de eerfte Bevolking, waarvan wy niets weeten. (VIII. 9, io) 7 V. Welke was toen 's Lands gefteldheid ? A. Wegens den loop des Rhyns hadt het Land eene andere gedaante dan nu, en werdt bewoond door Batten of Batavieren , die van elders gekomen waren. (VIII. 10-12) 8 V. Hoedanig waren 's Lands Bewooners ? A. Zy waren kloeke lieden, fterk, van een woest gelaat , met eene beestenvagt om het lyf. (VIII. «, 13) 9 V. Hoe verder...? A. Zy waren fchrander, openhartig, kuisch , trouw en dappgr , zonder Tempels of afgodenbeelden , doch zy offerden in heilige Bosfchen. (VIII. 12, 13) 10 V. Welke Goden eerden zy , en hoe werden zy beftierd ? A. Denkelyk dezelfde Goden met de Romeinen. De Oppermagt was in handen der Volksvergaderingen. (VIII. 14, 15) 11 V. Wat leert ons het tweede Tydperk? A. Dat vertoont ons den ftaat. des Lands onder de magt der Romeinen. (VIII. 15) 12 V. Kwamen dan de Romeinen uit Italië alhier? A. cesar , dar Romeinen Veldheer , verfcheen hier eerst met een leger, en floot een verbond met de Batavieren. (VIII. 15, 16) 13 V. En wie na hem ? A. Daarna drusus , tiberïus , varus en germanicus , die yerfchillende zaaken verrigtten. (VIII. 16-18) Dd 5 14 V.  ïi2 ander bestier. 14 V. Bleef men lang in vriendfchap met de Re. meinen ? A. Neen; want claudius civixis , een edel Batavier , kwam tot eenen opfland, om eenige mishandeIingen te wreeken , en voerde eerst met hen oorlog; doch floot daarna eenen vrede. (VIII. 19, 20) 15 V. Hoe leefden toen de Batavieren ? A. Van de vischvangst, van hun vee en van eenigen handel, zeer eenvoudig; terwyl fommigen onder de benden der Romeinen dienden. (VIII. 20-22) 16 V. Welk is het derde Tydperk in onze Historie ? A. Het bevat 's Lands Gefchiedenis onder de FranJtifche of Duitfche Vorflen. (VIII. 22) 17 V. Wat gebeurde 'er toen ? A. Het Land werdt vermeesterd van , of raakte in verbond met de Noordfche Volken , die, over den Rhyn gaande , met de Romeinfche Keizers oorlog voerden , waarna het Land verdeeld werdt onder de Franken en Saxen. VIII. 25, 26) 18 V. Was het Evangelie toen reeds hier bekend? A. willebrordus en bonifacius predikten hetzelve in de VII Eeuw. (VIII. 27) 19 V. Onder wiens bewind kwam daarna ons Land? A. Onder karel den Grooten , en daarna onder lodewyk , Koning van Frankryk. (VIII. 27) 20 V. Wat deedt deeze ? A. Hy gaf veel lands, als een leen , aan Grooten waaruit de Graaven hunnen oorfprong genomen hebben. (VIII. 27-30) Graa.  hollandsche graaven. 213 Graaven uit het Hollandfche Huis. ai V. Wat maakt het vierde Tydperk uit ? A. De tyd , waarin de Graaven geregeerd hebben over eenig deel of leen des lands , die, meester geworden zynde van eenige lieden of oorden , dezelven wederom aan minderen , onder voorwaarde van hulde , ter leen gaven. (VJII. 30-31).) 22 V. Hoe veele Graaven heeft het Vaderland gekend? A. Agtè'ntwintig, behalven eenige Graavinnen , uit de Hollandfche , Henegouwfche , Beyerfche, Bour. gondifche en Qostenrykfche Huizen. (VIII. 3s) 23 V. Wie waren de eerllen uit het Hollandfche Huis? A. Van de zeventien Hollandfche Graaven was de eerde dirk de I, en na hem dirk , de II ; voorts arnoud , in 't jaar 989 , de begiftiger der Egmondfche Kerk ; en dirk de III , de grondlegger van Dordrecht , en de eerde bedevaartganger naar het heilige Graf te Jerufalem. (VIII. 35, 36) 24 V. Wie volgde op hem ? A. dirk de IV in 't jaar 1039 , zynde de veroveraar van Nieuwmegen en de overwinnaar van den Kei. zer , die te Dordrecht overleedt door eenen op hem gelosten vergiftigen pyl ; en floris de I, die dapper was in den kryg, doch eens na den veldflag rustende in den flaap gedood werdt. (VIII. 37, 38) 25 V. Na hem kwam...? A.1 dirk de V in 't jaar 1064, die door den Utrechtfchen Bisfchop ontzet werdt van zyne Staaten ; maar wéér daarin herfteld door willem , den veroveraar van Engeland. (VIII. 39) 26 V. En verder.,.? A. Voorts  214 hollandsche graaven. A. Voorts floris de II in 't jaar 1091 , die de Bedevaarten in Kruisvaarten zag veranderen , ten nadeele der Edelen, doch ten nutte des handels. (VIII. 4°» 40 27 V. Wie volgde op floris den II ? A. dirk de VI in 't jaar 1122, die zich tegen zynen Broeder en den Keizer wist te handhaven , hoewel hy voor den gedreigden ban van Utrechts Bisfchop bukte. (VIII. 41, 42) 28 V. Wie werdt na hem Graaf van Holland ? A. floris de KI , in het jaar 1157 , die in ver- fchillende zaaken gemengd werdt , en, ter Kruisvaart getrokken zynde , in Palestina geflorven is; na wien dirk de VII volgde , die byna altyd met het zwaard in de hand ftondt. (VIII. 43-45) 29 V. Maar hy liet geene Zoonen na... ? A. Neen ; maar zyne Dogter ada zou opgevolgd zyn in 't jaar 1203 , hadden de magtige Edelen dat met het zwaard niet belet , dewyl zy willem den I, haaren Voogd en Oom , toevielen. (VIII. 45-48) 30 V. Wat bedreef hy ? A. willem was ongelukkig in den kryg tegen de Franfchen ; maar voorfpoedig tegen de Saraceenen , zo in Portugal, als in Africa, dewyl hy Damiate won. (VIII. 49-50) 31 V. Aan wien liet hy het bewind? A. In 't jaar 1222 aan floris den IV , die , na eene heirvaart tegen die van Stade , in een fteekfpel onfchuldig geveld werdt, op wien willem de II volgde , die daarna Roomsch-Koning werdt; docll , in 't ys gevallen zynde, door de West-Friezen afgemaakt is in 't jaar 1256. (VIII. 51-53) 32 V. Wie werdt na hem Graaf van Holland t A. floris de V, die veele twisten beleefde in zy-  hollandsche graaven. £15 zyne minderjaarigheid ; na dezelven zyns Vaders lyk vondt; den volke voorregten fchonk , en den Edelen mishaagde. (VIU. 55, 56) 33 V. Wat deeden zy daarop ? A. Zy traden in een eedgefpan , en deeden hem door gerakd van velzen vermoorden in den jaare 12.96. (VIII. 58, 59) 34 V. Wat volgde op dien moord ? A. jan de I , de laatlte Graaf uit het Hollandfche Huis , werdt als Graaf erkend , en heeft 's Vaders moordenaars vervolgd en geftraft ; doch wolfert van borsselen , hem naar zyne hand zettende , werdt van het misnoegde Volk verfcheurd. (VIII. 60-6*) 35 V. Wie volgde op hem ? A. jan van avennes , 's Graaven Neef, volgde op in het jaar 1299 , die Graaf jan geheel regeerde. (VIII. 60-63) 36 V. Hoe was toen 's Lands gefteldheid ? A. 't Bygeloof hieldt ftand onder het Volk ; maar de wetten kreegen een nieuw aanzien. (VIII. 63, 64) Graaven uit het Huis van Henegouwen. 37 V. Hoe lang werdt Holland door eigen' Vorften beheerscht ? A. Vier Eeuwen ; doch jan den I kinderloos ftervende , ontving Holland drie Graaven en ééne Graavin uit het Henegouwfche Huis. (VIII. 65) 38 V. Waarom uit dat Huis? A. Om dat jan van avennes , Hertog van Henegouwen, als naaste Bloedverwant van den overleden Graaf, tot Graaf van Holland verkoozen werdt onder den naam van jan den II. (VUL 65) 39 V. Waren alle Edelen daarmede te vrede ? A. Neen ; maar toen hy 't Land , als een Ryks- leen,  216 graav3n uit het henegouwen huis. leen, van den Keizer aannam, raakte hy in een vast bezit , waarna hy de overwinning behaalde op de Utrechtfchen ; doch met meer moeite op de Vlamingen. (VIII. 65-67) 40 V. Wie kwam na hein ? A. In 't jaar 1304 willem de III, die fyn gefleepen was op de uitbreiding van zyn gezag, en dus meer gevreesd dan bemind werdt. (VIII. 67-69) 41 V. Hoe noemde men zynen Opvolger ? A. willem den IV , in 't jaar 1337 , die meer zugt tot den oorlog hadt, dan bekwaamheid tot denzeiven, of tot de regeering. (VIII. 70, 71) 42 V. Wien kreeg men na hem ? A. Daar hy kinderloos ftierf, ' volgde, in 't jaar 1345, margareet, willems Zuster , met Keizer lodewyk den V gehuwd; doch zy ftondt daarna het bewind des Lands af. (VUL 72) 43 V. Aan wien ? A. Aan haaren tweeden Zoon willem , op zekere voorwaarden , die wel toegeftaan , maar niet gehouden werden. (VIII. 72, 73) 44 V. Wat volgde daarop ? A. Een ongelukkige langduurige twist, oorlog en plonderingen tusfchen de Kabeljaauwfchen , die willem ; en de Hoekfchen , die margareet aanhingen; doch willem de V behieldt de overhand. (VIII. 73-75) 45 V. Van waar die naamen ? A- Zy betekenden, dat, gelyk men Kabeljaauwen, die kleinere Visfchen zoeken te verflinden . met hoeken vangt, aldus de laatfte party de eerfte zogt te verkloeken. (VIII. 73) 46 V. Welke aanmerkelyke zaaken zag men in dien tyd ? A. Drie zaaken in 't Land ; toegenomen Handel, ver-  graaven uït 't betersche huis. 217 verkreegen Vryheden , en aangenomen Soldaaten, die te vooren onbekend waren. (VIII. 76) Graaven uit het Huis van Beyeren. 47 V. Waarom kreeg Holland , na willems dood, een' Graaf uit het Beyer/che Huis ? A. Om dat .lodewyk, Vader van willem den V, daarvan afdamde , die , zo hy by zyne zinnen was gebleeven , alle aanhangen , denkelyk , zou hebben doen eindigen. (VIII. 77) 48 V. Wat viel 'er voor, toen men den krankzinnigen Graaf opgeflooten hieldt ? A. De geftilde partyan Honden weer op : want de Hoekfchen verkooren Hertog albrecht , 's Graaven Broeder , tot Regent ; maar de Kabeljaauwfchen benoemden deszelfs Vrouw tot Regentesfe, het geen elk tot de wapenen dreef. (VIII. 77-80) 49 V. Hoe iiep dat af? A. Na willems dood , benoemde men den Regent albrecht tot Graaf, in 't jaar 1389, die zyne Minnaares aleid van poelgeest in 's Haage zag vermoorden door zynen zoon , en Friesland door de Schieringers en Fetkopers vanéén gereeten. (VIII. 80-8,) 50 V. Wie waren deezen ? A. De Schieringers, uit Edelen beftaande , werden zo genoemd naar Schiering , eene foort van Aal, en de anderen , die geringe lieden uitmaakten , noemde men Vctkoopers naar de vette waaren , waarin zy handel dreeven. (VIII. 83) 51 V. Zag albrecht dien twist met goede oogen aan ? A. Neen ; maar zyn groot leger, op hen afgezonden , kon niet meer dan Staveren behouden, en zyn  graaven uit 't beyrs-huis zyn ander bellier werdt gewraakt; terwyl de magt der Steden aangroeide. (VIII. 80-86) 52 V. Wie volgde op hem in 't jaar 1404 ? A. willem de IV, onder wiens onvoorzigtig bellier de partyfchappen wederom optlonden , 't geen hem moeilykheden baarde. (VIII. 86-88) 53 V. En na hem kwam ... ? A. Zyne jonge Dogter jacoba in 't jaar 1417 , zynde fchrander van geest en moedig van hart, gelyk bleek in haare oorlogen ; doch zeer ongelukkig was door vier kinderlooze Huwelyken , die haar tot eenen laagen ftaat bragten. (VIII. 89-59) 54 V. Wat gaf den Lande hoogen roem in haarentyd P A. De uitvinding van de Eoekdrukkonst door laurens jansz. koster te Haarlem, omtrent het jaar 1430, en van het haringkaaken door willem beukelszoon te Biervliet. (VIII. 100) Graaven uit het Huis van Bourgonelie. 55 V. Wie volgde op jacoba , die zonder kinderen ftierf? A. Twee Graaven , en ééne Graavin. (VIII. 100) 56 V. Wie was de eerfte ? / a- philips de I. Hertog van Bourgondte , door jan van beyeren tot erfgenaam benoemd , die alles overweldigd , en haar hard behandeld hebbende , ligtlyk tot Graaf na haaren dood werdt aangenomen in het jaar 1436. (VIII. 93, 94, 97, IO0) 57 V. Regeerde hy in rust ? A. Neen : hy putte Land en Volk uit, oorlogde tegen Engeland, zag den ouden twist tusfchen de Hoekfchen en Kabeljaauwfchen fterk opvlammen , en ftierf, met foberen lof bekroond. (VIII. 100-103) 58 V.  GRAAVEN ütt 't BOURgONDIEJCHÈ HUIS. 215 58 V. Wat voordeels genoot het Land in dien tyd ? A. Het verkreeg vaster Zeedyken , bouwde beter Schepen, en zag eenige Geleerden opkomen. (VIII. IC3 , 104) 59 V. Wien hadt philips ten Opvolger? A. Zynen Zoon , karel den I, in het jaar 1467, die den doodfteek aan 's Lands vryheid gaf, door een vast leger in te voeren , waar mede. hy zyn gebied tot Italië uitbreidde , hoewel hy in dien oorlog het leeven liet. (VUL 104-109) oo V. Maar aan wien bleef na hem het beftier? ,V* AM zyne Dogter maria in het jaar 1477 , die, door het Grèot-Prlvtlegie, eenige voorregten den volke terug gaf, en met Keizer maximiliaan , gefprooten uit het Oostenrykfche Huis, huwde; doch, van het paard gevallen zynde , fchielyk ftierf in het jaar 1482, (VIII. 109-112) Graaven uit het Huis van Oostenryk. 61 V. Wie werdt, na maria's dood, Graaf van Holland ? A. Uit het Oostenrykfche Huis volgden drie Graaven , van welken philips de II , maria's Zoon, de eerfte was. (VIII. 1.13) 62 V. Hoe was zyn beftier ? A. Hy ftondt , minderjaarig zynde, onder de voogdyfchap van zynen vader maximiliaan , in wiens tyd de twisten tusfchen de Hoekfchen en Kabeljaauwfehen nog voortduurden. (VIII. 113-115) 63 V. Welke aanhang maakte toen een groot gerugt ? A. Het zo genoemde Brood- en Kaas Folk in Noordholland, in het jaar 1490. (VIII. Ii5, 117) ix. deel. E e 64 V.  220 graaven uit 't 00stenryksche huis. KA tel de V. 64 V. Wat deedt pniLirs de II, toen hy het bewind in handen hadt ? A Zyne Duitfche Soldaaten bragten fommige Provintien veele fberten en nadeelen toe ; maar in Heiland (lilden de twisten. (VIII. 117-121) 65 V. Onder wien ftondt ons Land ,by fhilies dood ? A. Ten tyde van philips dood , in het jaar 1506, (tondt ons Land onder vier Beftierders ; maar karel de II , die daarna meer bekend was onder den naam van Keizer karel den V, werdt eindelyk meester van alle de XVII Nederlandfcke ProvintKrï, in 't jaar 1515 — 1543. (VILT. 121-129) 66 V. Wat viel 'er voor , ten zynen tyde , in het Huk van den Godsdienst? A. Dat luthers Leer, herwaards overgebragt, opgang maakte ; maar dat karel dezelve door Plakaaten beteugelde , en den opftand der Wederdooperen dempte. (VIII. 125-128) 67 V. Hoe wilde karel de II regeeren ? A. Hy mogt , ais Graaf, regeeren ; maar hy wilde als'Koning gebieden, 't geen kwaad bloed zette. 68 V. Wat deedt hy dan ? A. Hy vermeerderde de belastingen , hegtte ons Land aan "I Duitfche Ryk , liet de Hollanders op zee J-le  JAN WILLEM FRISO. 167 V. Welk verlies hadt men , in 't begin, byna geleeden ? - A- De verra?fing van Niemvmegen. (VIII. 398) 168 V. Wat telt Gy onder de dapperfte bedrvven ? * A. Het liaan van eenige onzer afgefiieeden benden onder bevel van de Generaals , fagf.l , slangenburg en tii.ly , door het leger der Franfchen by Ekeren heenen. (VIII, 399) 169 V. Welke waren de zwaarfle Veldflagen? A. Die by Hochflet, Ramillies , Oudenaarde en Malplaquet, ten nadeele der Franfchen , door onze legers. (VIII- 400-402) 170 V. Met welke benden waren zy vereenigd ? A. Zy waren vereenigd met Engelfche, Deenfcke en Duitfche benden , aangeroerd door den Hertog van Marldourough en den Prins eugenius. (VIII. 400-402) 171 V. Wat ongeval overkwam jan willem friso, Prins van Oranje ? , A. Deeze jonge , ongemeen dappere Prins , die Grootvader van dth tegenwoordigen Erfïladhouder was, en met hoogen roem in 't leger gediend hadt, verdronk aan den Moerdyk-, toen een rukwind, by 't overvaaren , de ichouw op zyde floeg , en hy in het water viel , in het jaar 1711. (VIII. 403) 172 V. Dagt men niet aan den vrede na zo langen oorlog ? ' A. Men floeg 'er hand aan te Ceertruidenberg in den jaare 1710; maar dezelve werdt niet getroffen vóór het jaar 1712 te Utrecht, toen wy van de Enrclfc'ien verlaaten , en ongelukkig geworden waren in den kryg. (VIII. 402-408) 173 V. Wat wonhen wy daarby ? A. Minder dan men twee jaaren vroeger kon krygeii , dat is , alleen de Barrière of Voormuur te- 'gea  vrede. 237 gen Frankryk , die ons daarna veel gelds en bloeds gekost heeft. (VIII. 408-410) 174 V. Hoe lang hadden wy vrede in 147 jaaren ? A. Naauwlyks 30 jaaren rust , waaruit wy leeren konden wat voor ons 't voordeeligst ware. (VIII. 4to) 175 V. De rust bleef egter ? A. Ja ; want door george den I tegen den Pretendent op den Engelfchen throon te handhaaven , of de Indifc'ie Compagnie te Oostende te helpen vernietigen , werdt de rust zo min verbrooken , als door het ontvangen der verdreeven Saltsburgers , of door den oorlog van Engeland en Spanje in den jaare 1737. (VIII. 411-416) 176 V Hoe lang duurde die rust ? A. Na den dood van Keizer karel den VI, werdt zyne Dogter , maria theeesia , Koningin van Hongarye , van veele Vorllen aangevallen in 't jaar 1740 , en ons Land, dat aan haar verbonden was, daarin betrokken. .(.VIII. 418-426) 177 V. Konden wy niet daar buiten gebleeven zyn ? A. Dit begeerde Frankryk; maar onze staaten dat weigerende , en eên leger in het veld zendende , werden de Veldflagen by Fontenoi, Raucoux en Lafeld verlooren. (VIII. 420-427) 178 V. Niets meer ? A. Ook de geheele Barrière, of alle Steden onzes Voormuurs , en daaiby Staats-Flaanderen. (VUL 423-435) 179 V. Wat volgde daarop? Ff 2 A.'Ecne  233 staatsomwenteling. A. Eene Staats-omwenteling in bet jaar 1747 , dat is, willem karel hendrik friso werdt benoemd tot Stadhouder der Zeven Provintien ; toen men den ouden Regenten de fchuld des kwalyk gevoerden oorlogs ten onregte gaf. (VIII. 425-427) 180 V. Van wien ftamde deeze Prins af? A. Niet in eene regte lyn van willem den I; maar van willem den Ouden , Graaf van Nasfau-Diets , en Prins van Oranje. (VIII. 426, 427) 181 V. War gebeurde daarna ? • A. Na het verlies van Bergen op den Zoom , na 't geeven van eene Vrywiliige Gift, en, na het inneemen van Maajlrichx. door den Maarfchalk van saxen , die treflyk werdt aangefprooken door jean scipio vernede , Predikant dier Stad , volgde de vrede te Aken. (VIII. 427-431) 182 V. En daarop 1 A. Veele inlandfche onlusten , die ten gevolge had-' den de verandering van Stedelyke Regenten, de affchaffing der Pagteiyen , het invoeren der Collecte , en eenen twist te Steenwijk ? VIII. 432-434) 183 V. Dan hadt willem IV weinig rust? N A. Die bekwaame Prins bekleedde een kortduurend , fchoonbünkend , doch verdrietig Stadhouderfchap. (VIII. 435) 1P4 V. Alleen veraangenaamd ? A. Door de Geboorte van Prinsfes carolina , onlangs overleeden , en van Prins willem den V, aan welke beiden het erfregt des Stadhouderfchaps gegeeven was. (VIII. 426, 434-436) 185 V. Waarom was het Volk tot Stadhouders geneegen ? • A. Om dat het voorig bellier te zeer overdreeven was. (VIII. 436, 437) i36 V. Hoe was toen 's Lands gefteldheid ? A. De  's lands staat. zeeslag. 239 A. De Landmagt was in beter ftaat , dan de Zeamagt; maar Handel en Zeevaart waren vervallen , waartegen de Prins 't Porto Franco voorgefiageu hadt. (VIII. 437 i 4*8) 187 V. Wat gewigtigs viel daarna voor? A. Na willems dood werdt zyne Gemaalin Gouvernante : het Huis te Britten gezien : eene Aardbeeving met eene Waterberoering vernomen : de onzydigheid in den oorlog tusfchen Frankryk en Engeland met vrugt omhelsd ; en vrede met de Algery■nen gemaakt. CVIII. 438-440) 188 V. Wat meer ? A. 't Credit van Amfterdam ftondt een poos ftil : willem de V huwde met eene Prinsfes van Pruisfen : twee Prinsfen en ééne Prinsfes werden hem gebooren ; en te Amfterdam werdt de Handel op nieuw geflremd , doch ras weer herfleld. (VIII. 440-443) 189 V. Wat is daarna gevolgd ? A. Niets , dan fmerten tot op deezen tyd : want uit Engelands twist met de XIII Americaanfche Colonien ontftondt 'er een nadeelige oorlog tusfchen £>ns en dat Ryk. (VIII. 443-445) 190 V. En onze eer is toen alleen opgehouden ? A, Door onze Zeelieden , onder 't bevel van den Vice-Admiraal johan arnold zoutman , in den geweldigen Zeeflag op Doggersbank in 't jaar 1781. (VIII. 446, 447) 191 V. Wat heeft de fmert vergroot? A. Volgende onlusten , en vooral, na den fchaadelyken vrede met Engeland, de gedreigde oorlog met den Keizer , die afliep in geenen voordeeiigen vrede. (VIII. 446-451) 192 V. Wat voltooide 's Lands fmerten ? A. De onlangs voorgevallen gefchillen tusfchen Provintien , Regenten , Steden en Burgers , die meestal bekend zyn. (VUL 451-456) F f 3 193 V.  240 's lands BEZITTINGEN. collegïen. 103 V. Welke Landen zyn aan de Zeven Provintien gehegt ? A. De zogenoemde Generaliteit!, Landen , nevens eenige bezittingen in asia , africa en america f"VlH 458, 4<9) ' 194 V. Hoe veele Inwooners rekent men in het Vaderland te weezen ? A. Men meent , dat zy een getal van twee millioenen en één derde uitniaaken. (VIII 459) 195 V. Hoe noemt men 's Lands hoogde Regeering ? A. hunne hoog mogenden ; zynde de Afgezondenen uit elke Provintie, die te zamen in 's Haage altoos vergaderen, en de Zeven Steramen der Zeven Provintien uitbrengen , zynde groot in aanzien, maar gering in magt. (VIII. 460-46-) 196 V. Staat elke Provintie op zieh zelve ? A. Ja ; elke is een onafhanglyke Staat , die , behnlven Drenthe , Leden afzendt , geiyk ik u zelde , met hunne Item naar de Vergadering van hunne hoog mogenden. (VUL 462-464) 197 V. Welke zyn de andere hooge Vergaderingen ? A. De Collegien der gecommitteerde raaden , of gedeputeerde staaten , de raad van staaten , en de Generaliteit! Finantie- Reken- en Muntkamer (VIII. 464. 465) 198 V. Hoe is het bedier in elk Gewest ? A. Elk , een vrye Staat zynde , maakt zyne eigen Wetten , en de Steden haare Keuren : ook heeft elk zyn Gerigrshof. (VIII. 465-467) 199 V. Van waar komen de Stadhouders? A. Van de tyden der Eellandfekt Graaven , die noo-  STADHOUDERS. EDELEN. LANDGENOOTEN. ÜAI noodig vonden Stadhouders aanteftellen , het geen federt meestal gebleeven is. (VIII. 467-471) aco V. Wat is het werk des Stadhouders ? A. Als Stadhouder , als Kapitein en Adaiiranl-Ceneraal , als eerfte Edele van Zeeland, als Opperhoutvester , als Reftor Magnificus van drie Academiën , of als Opper -Directeur der Oost- en West-Indifche Compagnie , heeft hij een zeer verfchillend werk. (VIII. 47'-+7?) 201 V. Hoe dikwyls is ons Land zonder Stadhouder geweest ¥ A. Driemaal , hoewel hy in onze Republiek allernuttigst is. (VIII 473, 474) 202 V. Hoe verdeelt men 's Lands Iuwooners ? A In Edelen , welgebooren Mannen , Regeerings. Familien , Kooplieden , Konstenaars , Handwerkslieden , ichippers en Boeren. (VIII. 474) 203 V. Hoe is het met de Edelen gelegen ? A. Zy zyn zeer verminderd , verlaagd, en veele Adelyke Geflagten uitgeftorven. (VIII. 475-479) 204 V. Hoedanig is het Karakter onzer Landgenooten ¥ A. Zy zyn verkuogt aan hun Vaderland , bembnen de Vryheid , zyn dapper, onvertz.agd , oubezweeken, grootmoedig , yverig , ftandvastig , onvermoeid , edelmoedig en herbergzaam. (VIII. (479-482) 205 V. Ook fta.atku.ndig ? A. Daarvan hebben zy veele proeven gegeeven. (VIII. 482-484) 2 ^6 V. Wat nog meer ? A. Men mag hen noemen openhartig , befcheiden, bezaadigd , vriendelyk , nederig , mededogend , eerlyk , niet zonder fmaak of gevoel , waarvan veele feewyzen thans voor handen zyn. (VUL 485-488) 207 V. Vyzelt Gy dus onze Natie niet te hoog op ? Ff 4 A. Vee-  242 groote m.innen en vrouwen. TAAL. A. Veele befchuldigingen tegen derzelver winzugc vervallen ligtlyk ; en hoewel anderen van de oude braafheid verbasteren, waar tegen gods roeden lang zyn aangewend , er zyn nog lieden van Godsdienst en Deugd. (VIII. 489-493) 208 V. Heeft ook ons Vaderland groote Mannen voortgebragt ? A. Zeer veelen , waaronder erasmus , hugo dï groot , jan de witt , de ruiter en boerhavr hebben uitgemunt. (VUL 493) 209 V. En welke groote Vrouwen ? A. kenau hassehar , en de Echtgenooten van ol- denbarneveld eil de groot. (VIII. 493) 210 V. Worden de Weetenfchappen by ons hoog geacht ? A. Dat blykt genoeg uit vyf Academiën , uit vyrtien Illustre Schooien , en uit de groote Lysten van Geleerde Mannen , die men toonen kan. (VIII. 49j495) 211 V. Hoe is de Vaderlandfche Taal ? A. Ryk in woorden , deftig , verheven en zoetvloeiende , opgebouwd door de oude Rederykers die ook den grond tot het Nederlandfche Toneel ge. legd hebben. (VUL 495-498) 212 V. Waaruit meenen fommigen het Karakter der groote Mannen te kunnen opmaaken ? A. Uit hun Schrift, waarvan Gy eene proef kunt neemen. (VIII. 498, 499) 213 V. Door welke uitvindingen hebben veelen eenen naam gemaakt ? A. Door 't uitvinden van Haringkaaken , Boekdrukken en Wierdyken maaken ; door Bomben , Verrekykers, Microscoopen , Zeilwagens, Gezegeld Papier, Kaarten, Slinger - Uurwerken , Kettingkogels, Slang. Blandfpuiten , Hey - Werktuigen , Sreenen-Glooingen aan  fabrieken. groote schilders. 243 aan Dyken, Turf en Watermolens te maaken, of Prenten in Plaat te brengen. (VIII. 499-505) 214 V. En door welke Fabrieken? A. Door eene groote menigte, en vooral door Plateelbakken, Linnenweeven, Boekdrukken en de Schilder- , Beeld- en Bouwkunde , gelyk te zien is aan Graftomben , Raadhuizen , Kerken en Toorens in ons Land. (VUL 505-510) 215 V. Wat vonden onze Vaderlanders uit in de Schilderkonst ? A. Het fchilderen met Olieverw vondt jan van eyck uit, waarna de oude vervallen konst, federt , verwonderlyk is verbeterd: hiertoe hebben de Beelden en Schilderyen in de Roomfchen Keiken de meefte aanleiding gegeeven. (VUL 510-514) 216 V. Hebben de Nederlanders groote Schilders , Tekenaars , Graveerders en Etfers voortgebragt ? A. Zeer'grooten en veelen in getal, vooral ons Vaderland , waarvan wy heele Lysten kunnen tooneii. (VIII. 514, 516) 217 V. Welken ? A. Men kan ze allen niet noemen ; maar onder hen blinken uit frans van mieris , paulus potter , remrrand van rhyn , nicolaas van berghem , en ka. rel de jardyn. 218 V. Wie meer? A. jacob rüysdaal , lucas van leyden , philip wouwerman , abram bloemaart , adriaan van der werf en d;rk rafaclse camphuizen. (VIII. 517-522) 219 V. Wie meer? A. gerr1t douw , pieter van slingeland , anthoky van dyk , cf.sar van everdingen , johan van der heyden , adriaan ostade , pieter saanredam ell adriaan van de velde. (VIII. 521-526) 220 V, En verder ? Ff 5 A. jan  SU groote schilders. teken-academte. A. jan steen , ludqlf bakhutzen , hendrik goltZrüS , jan luyken , cornelis troost , jacob de wit jan punt , justus en jan van huyzum, cornelis de grient nevens eene menigte anderen. (VIII. 527-533) 221 V. Was de geleerde erasmus ook een Schilder ? A. Ja , gelyk blykt uit één van hem nog overgebleven Huk , door zyn penceel gemaakt ,' toen hy zich ophieMt in het Klooster van Stem , waaronder cornelius muziüs dit tweeregelig Latymch vaars gefthreeven heeft , met vermaan van het niet te veragten. Hac desiderius , ne fpernas , pinxit erasmus , Olim in Steinao quando latcbat agro. ■ 222 V. Waar gaan onze beste Schilderyen meest heen '< A. Naar Frankryk en Engeland om de hooge pryzen , die men 'er voor betaalt , doch welk verkoopen zeer verkeerd is. (VIII. 533, 534) 223 V. Muntten onze Vaderlanders alleen uit in het fchilderen ? A. Neen maar foms , gelyk adam zilo , door andere fchoone uitvindingen. (VIII. 535-537) 224 V. Moedigt men thans die fchoone konst nog aan ? A. Ja ; vooral te Amfterdam door de Teken-Academie. (VIII. 537, 538) 225 V. Bragt het Vaderland geen andere groote Mannen voort ? A. Ja wel, waaronder behooren eenige voornaame Reizigers , die vreemde Landen ontdekt hebben. (Via. 538, 539) 226 v.  HANDEL. COMPAGNIEN. VISSCHEkTEN. 245 226 V. Waaruit heeft ons Land zyn voornaam beftaan ? A Uit den Koophandel, waartoe het wel gelegen is door de Zee en zo veele Rivieren, (VIII. 539-54.2) 227 V. Van waar en waarheen wordt de voornaamfle handel gedreeven ? A. Van vier voornaame Steden naar alle Gewesten der Waereld ; doch welke handel nu zeer vervallen is. (VUL 542-545) 228 V. Welke is de voornaamlte handeldryvendc JMaatfchappy ? A. De Oost-Indifcke Compagnie, opgerigt in den jaare 1602, hier beftierd door Bewindhebbers, en te Batavia door éénen Gouverneur en eenige Raadeu, welke Maatfchappy haar weêrgaê in de Waereld niet gehad heeft, en ons eenen eigen handel door Speceryen en andere kostbaarheden bezorgt. (VIII. 545-552) 229 V. En op haar volgt....? A. De West-Indifche Compagnie , mede door Bewindhebbers beftierd , die ons Suiker , Ryst, Koffy , Catoen en Cacao levert. (VUL 552, 553) 230 V. Helpen de Visfcheryen niet tot den handel? A. Zeer veel, vooral de Haring- en Walvischvangst, die veele Menfchen den kost geeven. (VUL 553-556) 231 V. En de Fabrieken ? A. Deeze helpen ook niet weinig, hoewel zy nu zeer vervallen zyn, veelal dooreigen fchuld.(VUL556-558) 232 V. Wordt de Landbouw vergeeten ? A. Neen ; in geene der Provintien : want elk Gewest levert 't een of ander op. (VUL 558) 233 V. Hoe is 's Lands Zeemagt? A. Verbaazend was zy in de voorige Eeuw ; nu veel geringer. (VIII 560-562) 234 V. En wy hebben groote Zeehelden gehad ? A. Zeer  246 zee-helden. zee-school. keygsmagt. A. Zeer veelen in de voorige Eeuw, en nog, waaronder Mannen waren , van geene hooge geboorte, doch die niet minder uitblonken , gelyk jan van amstel , van afkomst een Boeren zoon , en anderen. CVIII.562-S6-5) .235 V". Wie hadden te vooren den hoogften naam? A. De beide trompen en de ruiter. (VIII. 562) 236 V. Wat heeft men gedaan , om altoos bekwaame Zeelieden te hebben? A. Daartoe is te Amfterdam onlangs gefticht de Zeefchool door den Heer oulielmus titsingh. (VIII. 505-5Ó8) 237 V. En hadden wy ook altyd eene groote Krygsmagt ? A. Niet altyd even groot; doch onder dezelve dappere Soldaaten en uitmuntende Veldheeren, gelyk maurits , frederik hendrik , willem de II en III , van der does , ripper da , tilly , fagel , ouwerkerk , cinkel en anderen. (VIII. 568, 569; 238 V. Hoe werden 's Lands kosten voldaan ? A. Elke Provintie brengt zyn deel daartoe op ; doch Holland het meelte uit veele belaste dingen. (vin. 570-572) 239 V. -Wat moet men uit dat alles befluiten ? A. Dat wy onze opkomst en behoud alleen te danken hebben aan gods bellier. (VIII. 572, 573) ZES-  ZESENDERTIGSTE ZAMENSPRAAK, OVER DE KERKELYKE HISTORIE van ons VADERLAND. 1 V. Welken Godsdienst beleeden de oude Inwooners van ons Vaderland ? A. Den TIeidenfchen ; maar een gedeelte van hetzelve fchynt, in de IV Eeuw, of een weinig vroeger, met het Evangelie beftraald te zyn geweest. Wy weeten weinig van die oude tyden; alleen , dat te Utrecht in den jaare 638 , eene Christen- Kapél was gelucht. (IV. 312-316) 2 V. Latere tyden leeren ons zekerlyk meer ? A. Zy leeren ons , dat Bisfchop wilfrid , in den jaare 674 uit 'Engeland gekomen , de eerfte Evangelieprediker was onder de Friezen ; en.,dat willebrord daarna volgde , die veele Kerken ftichtte ; ook dat 'bonifacius , een Schotfche Monnik , den laatften , in den jaare 717 , geholpen hebbe in het prediken en het verdelgen der hier gevonden Afgodstempelen. (IV. 318-327) ' 3 V. En wat hy niet kon uitvoeren in de bekeering van Menfchen? A. Zulks voerde Keizer karel de Groote uit met het zwaard, laatende , in de jaaren 789 en 794, de Heidenfche Tempelen , en Altaaren ter neêr werpen , Schooien oprigten, en de kinderen leeren zingen, op de Roomfche wyze, in 't Latyn. (IV. 327» 3^8) 4 V.  248 godsdienst. geestelyken. 4 V. Welke kennis ontvingen dan de oude Landbewooners ? A. Geen kennis van 't Evangelie , maar van ydele Plegtigheden, in plaats van het Heidendom. (IV. 328) 5 V Waarin beftondt dan de Godsdienst ? A. Daarin, dat men den Drieëenigen god kon noemen , Heiligen eeren , het Vagevuur vreezen , voor de dooden bidden, en de kragt der bezweeringen eelooven. (IV. 328) 6 V. Er was egter yver voor 't Evangelie ? A. Verftandiger yver toonde de Utrechtfche Bisfchop frederik , dan de Kruisvaarders , die hier ook opkwamen , hoewel zy eenige nuttigheden hebben voortgebragt. (IV. 329-334) 7. V. Welke...? A. De kennis van Konsten , van Weetenfchappen en Handel, nevens eene befchaaving der Zeden door den Kidderlyken Adel , die daarna in Apa„Je door don quichot verbeterd werdt. (IV. 335-343) 8 V. Gaf niemant den Volke beter 'begrippen van het Evangelie ? A. ja, dat deedt tanchelyn , en eenige Leerlingen van petrus waldus ; maar die werden vervolgd in den jaare 1163, 't geen 't getal der zuivere Belyderen eer deedt vermeerderen dan verminderen (IV 343-346) 9 V. Hoe gedroegen zich de Geestelyken ? A. De Utrechtfche Bisfchoppen gedroegen zich als halve Pausfen : de Priefters waren dom; doch de meesten gehuwd; het Bygeloof bleef; en de Kloosters werden ryk. (IV. 346-349) 10 V. Van waar kwam de eerfte verlichting in dien duifteren tyd ? A. Uit wickliffs Schriften , en uit de berigten , die  opkomen» licht. r49 die Bordrechtfche Burgers van de Hwfiten gaven , tégen welken zy ter heirvnart geweest waren. (IV. 35°, 35! » 358) 11 V. Welk was het beste middel ter uitbreidinge van de Hervorming ? A. De uitvinding der Boekdrukkonst te Haarlem door laurens koster omtrent het jaar 1440. (IV. 352-35Ó) 12 V. Wie arbeidde tot verbetering der Geestelyken ? A. De Cardinaal nicolaas de cusa , thomas a kempis , johannes wes-elus en anderen , meer dan de walglyke jan brugman. (IV. 357-363) 13 V. Hoedang duurde de voornaamlte duisternis? A. De vervallen ftaat van de Geestelykheid, en van een bedorven dom Volk , dat verarmd was door de weelde, duurde tot de XVI Eeuw. (IV. 364-366) « 14 V. Wat verfpreidde fterker licht in de XVI Eeuw ? A. De vertaalde Boeken des Bybels, luthers Schriften , de Redevoeringen van den Utrechtfchen Bisfchop philips, en erasmus Boeken. (IV. 388-370, 382, 383) 15 V. En men liet dat alles toe ? A. Neen: het eerfte Plakaat tegen luthers leer verfcheen in den jaare 1521 , waarop een vervolging kwam , die weinig daartegen hielp : want men begon buiten Antwerpen openlyk te prediken. (IV. 371-374) 16 V. En deeze dingen waren het begin van...? A. Van zeven voornaame Gebemtenisfen , die ten nadeele des Lands uitvielen; fchoon veelen moedig voortgingen in de zuivere Leer. (TV. 375-380) 17 V.  tso mennoniten - rederykers. 17 V. Wie deeden kwaad aan de goede zaak ? A. De dweepzieke Wederdoopers , aan welker hoofd voornaamelyk jan van leiden en david joris waren. (IV. 380, 381, 384) 18 V. Behoorde ook menno simons onder hen? A. Naar deezen braaven Man noemt men de Mennoniten, die met hem geheel anders gevoelden; maar nu in aanhangen verdeeld zyn. (IV. 384-387) 19 V. Vervolgde men niet de Leeraars, die openlyk predikten ? A. Ja ; Leeraars en Leeken werden te vuur en te zwaard vervolgd , lang na den dood van Keizer karel den V. (IV. 387-393) 20 V. Was dan zyn Opvolger niet zagter? A. Zyn Zoon, philips de II, was veel erger, het geen de vroome Leeraar, engel de merula ondervondt ;• doch wiens woeden anderen , en vooral den beroemden aldegonde , niet affchrikte van het voorHaan der waarheid. (IV. 393-357) 21 V. Wie deeden al verder nut ? A. De Redenrykers, die de Monniken gegispt, onze Taal befchaafd , de Dichtkonst verbeterd , en het Vaderlandsch Tooneel gevormd hebben. (IV. 398, 399) en V Deel. (219-232, 334-336) 22 V. Verminderde de Vervolging niet ? A. Neen : zy ging voort, waarom de Nederland, fche Edelen zich verbonden , om der Landvoogdes te Brusfel te verzoeken , dezelve te doen ophouden in het jaar 1566. (IV. (400-408) 23 V. Hielp dat verzoeken ? A. Neen; maar toen ging men ook voort met openlyk te prediken in Brabant en Holland. (IV. 408415) 24 V. Wat volgde daarop ? A. De Beeldltormery, of het berooven van vier- hon-  beeldstormerij. briel ingenomen. 251 honderd Kerken, in drie dagen, van Altaaren, Schilderyen , Boeken en Beelden , 't geen naderhand veel nadeels deedt, en ftreng gewrooken is. (IV. 416-423) 25 V. Welk nadeel ? A. Dat de gemoeden van Hervormden en Room fihen zeer van eikanderen verwyderden ten nadeele des Lands. (IV. 423) 26 V. En welke, wraak? A. Dat de Beeldflormers en andere onfchuldige Leeraars vervolgd en geftraft werden door den Bloedraad en de Inquifitie, waarop duizenden uit het Vaderland vlugtten. (IV. 426-438) 27 V. Kwam 'er geene uitkomst ? A. Ja ; door de inneeming van den Rriel , en dedaarop gevolgde Omwenteling, die den staaten gelegenheid gaf, om elk Vryheid van Godsdienst en veele goede inrigtingen aan de Gereformeerden te geeven. (IV. 438-450 28 En daarop volgde ? A. Eene vervolging in Vlaanderen , die petrus dathenus tot vlugten drong, en den Leeraar johannes florianus het leven deedt verliezen, doch 't geen niet ongewrooken bleef. (JV. 453-456) 29 V. Waf meer ? A. Veele onlusten in de Vaderlandfche Kerken door de komst van den bedrieglyken leicester uit Engeland. (IV. 457-459) 30 V. Waardoor werdt dat vergoed ? A. Door andere goede uitkomften , gemengeld met verlchillende gebeurtenisfen. (IV. 460-464) 31 V. Welke waren de gewigtigften in de XVII Eeuw ? ix. deel. Gg A. Die  852 remonstranten. collectanten^ A. Die over de Leer der Voorbefchikking , waartoe jacobus arminius aanleiding gaf in den jaare 1603. 32 V, Van welke gevolgen waren dezelven ? A. Dat 'cr veele gefchillen en verdeeldheden voorvielen , welke men in de Nationaale Synode te Dordrecht , in den jaare 1618 en 1619 , ten einde bragt. CV. 5-25) 33 V. En de uitflag was ? A. Dat veele Leeraars, die Navolgers van arminius waren , meestal Remonftranten genoemd , van hunne bediening werden afgezet; fommigen gebannen, en anderen vastgehouden , doch naderhand zagter behandeld. (V. 25-28, 31-36) 34 V. Wie zyn uit hun voortgekomen ? A. De zo genoemde Collegianten , die nog afzonderlyk, meest te Rkynsburg, vergaderen. (V. 29, 30) 35 V. Welke zegeningen heeft de Vaderlandfche Kerk daarna genooten ? A. Dat zy vyf iniandfche Academiën en eene nieuwe Overzetting des Bybels kreeg ; doch den twist over de Geestelyken goederen , en tusfchen de Voetiaanen en Coccejaanen,. over de Wysgeerte en de uitlegging der Heilige Schrift, met fmert onderging. (V. 36-52) 36 V. Wat volgde op dat gefchil ? A. Een ander over het openlyk bidden ; een tweede tusfchen momma en maresiüs ; en een derde, waarin eeidanus betrokken was. (V. 53-59) 3/ V. Deedt men toen niets dan twisten ? A. Neen : men bewees ook liefde in het wel ont. vangen, der verdreeven' Franfehe Hervormden : men fluitte het woelen der Roomschgezinden : en men ftilde de gefchillen tusfchen Foetiaanen en Coccejaanen. (V. 59-64) 38 V.  verschillende gevoelens. 25 38 V. Wat meer? A. Men veroordeelde de Hellingen van labbadie , die gevolgd werden door de beroemde anna maria schuurman. (V. 64-66) 39 V. Welke keurde men verder af? A. Die van bekker , jurifu , bayle , RoëLL, poiret , verschoor , van hattem' eu deurhof. (V. 67-74) 40 V. Bleeven 'er geene andere Gezindheden in ons Land ? A. De Mennoniten, eerst lang vervolgd , bleeven in ons Land in rust; doch men kon hen , die reeds gefcheurd waren , niet weder vereenigen. .(V. 75-77) 41 V. Wat viel 'er voor , ten aanziene der Vaderlandfche Kerk, in de XVIII Eeuw? A. De Gevoelens van samuel crellius maakten minder opfchudding , dan een Boek van frederik van leenhof , Hemel op Aarde genoemd, om 't welk hy werdt afgezet in den jaare 1708. (V. 80-82) 42 V. Wat viel 'er meer voor? A. 't Mislukte petrus de joncourt , de Foetiaanfche en Coccejaanfche gefchillen aan 't branden te brengen. CV. 82) 43 V. Wat meer? A. johan georg gichtel miste in zyn Ontwerp van Broederfchap , om een Engelen-leven in trein te brengen ; en driessen kon jacobus withchius niet doen vallen. (V. 82, 83) 44. V. Hoe ging het den Remonftranten ? A. Zy bloeiden minder in aantal van Leden , dan in geleerde Mannen, waaronder men telde limborch , Gg 2 cat-  254 vrije MET2ELAARÏ. hernnhutters.' cattenburgh , driebergen , krighout , wetstein «3 anderen. (V. 83-85) 45 V. Wat viel 'er meer voor ? A. Men befchermde de uitlandfche Grieken , en de Hervormden in de Paliz ; doch verzettede zich tegen den nieuwen eerdienst van Paus gregorius den VII , door Paus' benedictus bevolen. (V. 85-88) 46 V. Wat fmertte veelen ? A. Een geval met den Haagfchen Leeraar saurin, «n het verdryven der Hervormde Saltzburgers uit hun Land , welke men hier ontving en herbergde. (V. 88-90) 47 V. Dus verdeedigde men deeze Hervormden tegen de Roomfche vervolgers ? A. Ook fomtyds Roomfchen tegen Roomfchen , ten minden de Vaderlandfche Janfenisten ; maar eenen Vikaris hier in te voeren bleef agter , zo wél als de gevreesde onheilen op zekeren Sakramentsdag (V. 90-95) 48 V. Wie gaven hier meer te doen ? A. De zogenoemde Fiye Metselaars, eene oude inflelling, laater vernieuwd, doch nu van eenen anderen aart, zeer van fommigen gevreesd en gelaakt, doch in alles hersfenfchimuiig. (95-101, 120) 49 V. En ook de Hermhutters ? A. Ja, de Hermhutters, zynde Navolgers van den Graaf van zinzendorff , in den jaare 1735 hier gekomen uit Duitschland, en nu meest te Zeist woonende, wel merkelyk in gevoelens verbeterd ; doch nog niet srebeel vry van Mystikery. (V. 101-107) 50 V. Bleeven verder alle gefchillen agter ? A. Neen : 'er kwamen nieuwen op over een Boek yan willem sciiortinghuis en van johannes stinstra; over den Bybel van chari.es le cene , en over de gevoelens van den Lutherfchen Predikant muller. 51 V.  opgerigte maatschappijen. 255 51 V. En verder ? A. Over de Leer van antonius van der os , en de beroeringen te Nykerk, gelyk ook over de verwarde begrippen van johannes ernestus jungius. (V. 109-117) 52 V. Wat was den Lande aangenaamer ? A. De oprigting van de Hollandfche Maatfchappy van Weetenfchappen te Haarlem; de Legaaten van stolp, van de Vrouwe van renswoude , van de Heeren senserff , marchand , swart , renesse , kops , schuurman ert Mevrouw stein. (V. 118-126) 53 V. Daartegen ftelt Gy...? A. Een gefchil te Middelburg over de Regtvaardigmaaking, en eenige anderen ; ook eene vervolging te Faaht, en elders een bygeloovig bedryf, van minder nut, dan de herftelde Teken-Academie te Amfterdam en in andere Steden. (V. 127-133) 54 V. Wat klonk , ten dien tyde, wyd en zyd ? A. Het gehouden Concilie der Janfenisten te U- trecht in den jaare 1763 , die nog hunne Bisfchoppen alhier hebben. (V. 133-140) 55 V. En verder...? A. Minder het gevonden oud Borstbeeld van Apostel paulus te Gouda , dan een twist over de Verdraagzaamheid in den Godsdienst, over de Predikwyze , en over de Regtvaardiging. (V. 141-145) 56 V. Wat was loflyker ? A. Loflyker was het opkomen der maatsciiappy tot redding van Drenkelingen, van drie andere Sociëteiten te Vlisftngen , Rotterdam en Leiden , en van zeer veele anderen in alle takken van Weetenfchappen. (V. 145-149) 57 V. Wat deedt men verder ? A. Te Maastricht zorgde men tegen de Jefuiten; en allerwege zag men. genoegen over den vryen Godsdienst, die den Prote/Ianten te Weenen verGg 3 gund  35<ï psalmberijming, etlZ. gund was, waar tegen de Monniken veel te lyden hadden. (V. 151-156) 58 V. Wat gaf hier een zonderling genoegen ? A. Dat de oude lamme Pfalm-beryming van petrus d .thenus , eindelyk, verwisfeld werdt voor eene nieuwe, die , op hoog gezag, door eenige Predikanten in 's Haagc uit drie Berymingen opgemaakt was. (V. 156-169) ■« «9 V. En dat genoegen was grooter...? A. Grooter, dan een zonderling Bygeloof in Friesland over. het vergaan der Waereld ; of een gefchil over het Kaartfpel , of over de Zaligheid der Heidenen in marmontels Belifarius, en eberhards nieuwe Apologie voor socrates. (V. 170-176) 60 V. Vergat men de bekeering der Heidenen ? A. Neen ; men zag nieuwe proeven van zorg voor die Heidenen, welke Indie bewoonen , en te Batavia rees een nieuwe zugt tot de Weetenfchappen door de (lichting van een geleerd Genootfchap. (V. 176182) 61 V. Wat maakte hier verder eenen naam? A. Een Kerkhof te Scheveningen in de Duinen gemaakt , om 't begraaven der dooden in Kerken en Steden tegen te gaan ; en verder eenige Schryvers te gen de Deisten. (V. 182-186) 62 V. Hoe was de flaat van eenige hier gedulde Gezindheden ? A. De Collegianten , die de Rkynsburg vergaderden ; de Quakers te Amfterdam , en de Doopsgezinden , waren afgenomen in getal. (V. 187-193) 63 V. Hoe is nu de ftaat der Godgeleerdheid en der andere Wetenfchappen in ons Land ? A. De Godgeleerdheid is ontheven van de oude duiflernisfen veroorzaakt door den Scholastiken leertrant; en wordt, nevens anderen Weetenfchappen, llerker beoefend,  weetenschapfen. taal. 257 oefend, waartoe verfcheiden' groote Mannen, gebooren in vcrfchülende plaatzen des Lands , veel hebben toegebragt. (V. 194-203) 64 V. Hoe zyn de Zeden ? A. Mogten de Bronnen des verderfs geflopt worden! (V. 19.9) 65 V. Welke Geleerden hebben uitgeblonken in alle takken van Weetenfchappen ? A. Wie kan ze alle opnoemen ? erasmus , huco de croot en boerhaave blyven de drie grootlten. (V. 303-216) 66 V. Hebben wy ook Dichters van naam gehad? A. Iri meer dan eene Taal hadt men voorlang veele Dichters en Dichteresfen: ook nog die zeer uitmunten. (V. 216-118) 67 V. Overtroffen zy de werken der Rederykers ? A. 't Is der moeite wel waardig , den Aanleg, Arbeid , Spelen en nuttigheden der Rederykeren te weeten ; maar hunne Gedichtftukken kunnen niet haaien by de hedendaagfchen , doch de eerften, die nu heel vervallen zyn , hebben tot alles goeds den grond geëgd. (V. 219-237) 68 V. Wat verdient eene byzondere kennis ? A. Oude en laato beroemde Boekdrukkeryen , de Graveer- en Schilderkonst, nevens de voornaamfte Bibliotheeken. (.V. 237-239) Gg4 ZE-  ZEVENENDERTIGSTE ZAMENSPRAAK, O V E K AMERICA. 1 V. Welke Gefchiedenis moeten wy, voor 't laatst, nog overweegen ? A. Die van america , of der nieuwe waereld , ook wel Weit-Indie geheten ; doch die men , naar den ontdekker columbus , columba moest genoemd hebben. (IX. i, 2) 2 V. Is dat Waerelddeel gelykvormig aan de anderen ? A. Neen ; god fchynt daar alles op eene grootfchcr wyze geformeerd te hebben, ten minden de Bergen, de Rivieren , de Meiren, de Luchtftreek, de Ysvelden en andere dingen. (IX. 3-5) 3 V. En ook de Menfchen...? A. Neen : want die men daar , ten tyde der ontdekking , aantrof, waren zwakker van lichaam en geest, dan alle andere Waereldbewooners. (IX. 5, 6) 4 V. Hoe is dat Waerelddeel bevolkt geworden? A. Uit veele gistingen fchynt deeze de zekerde te weezen , naamelyk , dat de eerde Bewooners, die denkeiyk Tartaaren waren, uit het Noord-Oosten van asia , daarin gekomen zyn. (IX. 6-8) 5 V. Maar hoe heeft men dat Waerelddeel ontdekt? A. De ontdekking kon niet vroeg gefchieden : want in de tyden der Grieken en Rofneinen was de kenjiis der Zeevaart zeer gering ; maar zy begon , nevens den  nieuwe landen ontdekt. 259 den handel op te komen , roen de Italiaan[che Steden , na den inval der Barbaarfche Volken , zich herHelden , en de Indifche waaren , die eerst op Conftantinopole gingen , over Alexandrie tot dezelven gebragt werden. (IX. 9, 10) 6 V. Wat volgde daarop ? A. Deeze handel en het hoog opgeeven der Kruisvaarderen omtrent vreemde Landen , wekten den lust van veelen in europa, om ontdekkingen te gaan doen. (IX. 10-12) 7 V. Niet ter Zee...? A. Wel ter Zee , om dat het Compas, zegt men, in den jaare 1302 door flavio gioia , Burger van Antalfi, uitgevonden werdt, hoewel men het volle gebruik daarvan niet aanftonds leerde kennen. (IX. 12) 8 V. Maar toen men agter dat geheim kwam...? A. Toen durfde men zich volkomen in Zee waa- gen , en, op die wyze , ontdekten de Spanjaards de Canarifche Eilanden ; en daarna vonden de Portugeezen Madera ? (IX. 14) 9 V. En laater...? A. Laater ontdekte men de Kaap Verdifche en de Azorifche Eilanden , en eindelyk geraakten de Portugeezen tot de Kaap de goede Hoop. (IX. 15-17) 10 V. En wat befloot de Koning van Portugal daaruit ? A. Hy meende, volgens die laatfle ontdekking , dat men , uit europa langs africa , in Indie zou kunnen komen. (IX. 17) 11 V. En niemant onckmatn dat? A. christophorus columbus , een Genuecs zeer kundig in de Zeevaart, wilde dat onderneemen; maar de Koning van Portugal wees hem dwaaslyk van de hand , en het kostte den ander daarop veel moeite , eer die van Spanje naar deszelfs plan luisterde , en GS 5 hem  2Ö0 AMERICA ontdekt. hem drie kleine Schepen gaf, om Indie te gaan ontdekken. (IX. 17-20) 12 V. En toen men die voor hem hadt uitgerust ? A. Toen zeilde deeze ftoute Zeeman, in het jaar I492 , uit de haven van Palos, en vondt, na eena gelukkige vaart, america , belandende aan het Americaanfche Ei'and Guanahani. (IX. 20-23) 13 V. En hy ging daar aan Land ? A. Ja, met zyne Spaanfche Zeelieden , die de Eilanders met verwondering aanzagen , doch van hun met nog meer verbaasdheid befchouwd werden , als kinders der Zon, van boven nedergedaald , om der Aarde een bezoek te geeven. (IX. 22) 14 V. En hy nam dat Land in bezit ? A. Zekerlyk voor zynen Koning ,, wien hy , na 't uhftaan van eenen zwaaren ftorm op de terug rcize, zelf de tyding bragt van het ontdekte america , welk nieuws geheel europa verbaasde. (IX. 23, 24) 15 V. Maakt de Spaanfche Koning die ontdekking zich niet ten nutte? A. Zekerlyk , hy zondt columbus nog tweemaal heenen , liet 'er eene Volkplanting aanleggen, en meer ontdekkingen doen ; doch americus vesputius , die daarna ook derwaards ging , gaf de eerfte befchryving van dat Waerelddeel in het licht. (IX. 24-26) 16 V. En het gevolg was ? A. Dat hy daarom voorkwam den waaren ontdekker van america's vaste Land te weezen , waaruit gevolgd is, dat men, federt, dat Waerelddeel, zeer ten onregte , naar hem america genoemd heeft. (IX. 25,26) 17 V. Bleef het by die togten ? A. Neen , de Portugeezen , daardoor gaande gemaakt , ondernomen ook nieuwe Zeetogtc-n te doen , en vonden dus Brafil, het geen zy in bezit namén. (IX. 26) 18 V.  staat VAN america. 2ó"l « 18 Gaf america aanftonds de fchatten , die men daaruit dagt te haaien ? A. Neen , en dat was de reden , dat columbus befchuldigd werdt over een kwaad beltier, die op zyne goede verdeediging wel vrygefprooken werdt, maar de gunst van hei ondankbaar Spaanfche Hof verloor, en in den jaare 1506 ftierf. (IX. 27-31) m 19 V. Maar in welken ftaat hadt hy america gevonden ? A. In america waren alleen twee Ryken , die van Mexico en Peru; doch, voor 't overige, kleine onafhanglyke Staaten. (IX. 32) 20 V. Hoe was het Land zelf? A. In 't Zuiden hadt dit Waerelddeel eenen goeden grond , maar die was met onmeetlyke Bosfchen beflaagen : in het Noorden was dezelve ongehavend ; doch vrugtbaar. (IX. 32, 33) 21 V. En hoedanig waren de Inwooners ? A. Allen , behalven die van Mexico en Peru , verdienden te regt den vollen naam van Wilden , Ieevende van de Jagt en Visfchery , zonder konsten , arbeid of naarftigheid , terwyl de ongelukkige Vrouwen , als Slaavinnen behandeld , moesten werken (LX. 33-38) 22 V. Hoe waren de Zielsvermogens der Americaanen ? A. Zo gering, dat veelen niet hooger dan drie konden tellen, waarom de Spanjaards geloofden , dat zy niet behoorden tot het Menschlyk Geflagt. fix' 35, 3« ■ 23 V. En hoe was 't beftier ? A. Daar 't Land verdeeld was in veele kleine onaf. hang-  *6*2 aart der americaanen. hanglyke Staaten , kende men noch Overheden, noch Onderdaanen , behalven op de Eilanden. (IX. 39, 40) 24 V. Hadden zy , in 't geheel , geene konften ? A. Geenen, die deezen naam verdienden. (IX 40,41) 25 V. Welke Godsdienst hadt 'er plaats? A. Die was verfchillend : fommigen fchecnen geen denkbeeld van een Opperweezen te hebben : anderen eerden Zon en Maan. (IX. 42) 26 V. En hoe waren hunne Zeden ? A. Dansfen was een groot vermaak : de Muziek niet geheel onbekend , maar flegt : onmaatig was meu op Feesten ; en de ouden hielp men van kant. (IX 43) 27 V. En welke waren hunne Deugden ? A. Zy toonden de onaf hanglykheid en dapperheid te beminnen : ook waren zy verkleefd aan hunne Stammen , en vergenoegd met hun lot. (IX. 44) 28 V. Hoe werden de Americaanen van de Spanjaards , na de ontdekking , behandeld ? A. De laatften namen niet alleen derzelver Land in • maar, lieten de zwakke Indiaanen ook zo zwaar werken in de gevonden Goudmyuen , dat de meesten bezweeken. (IX. 45, 46) 29 V. Bezweeken ...! A. Ja bezweeken ! want op het Eiland Hispaniola fmolt het getal van één millioen Indiaanen tot zestig duizend, in den tyd van vyftien jaaren. (IX. 46, 47) 30 y. Deeden de Spanjaards niets dan de ongelukkige Indiaanen verdrukken ? A. Sommigen hielden zich meer bezig met het doen van ontdekkingen, gelyk balbao, die de.groote ftille Zuidzee vondt ; maar anderen , als las casas , verzetteden zich fterk tegen het mishandelen der Indiaanen , waarom men federt verzon, Negers, uit af-  cortes in mexico. 263 africa te haaien , om in de Goudmynen te laaten arbeiden , het geen 't zelfde onregt is. (IX. 49-54) • • 31 V. Wie kreeg in dien tyd eenen zeer grooten naam? A. ferdinando cortes, die met een handvol Volks het magtig Ryk van Mexico veroverde. (IX. 55-73) 32 V. Hoe wist men daarvan ? A. By het vinden van Cuba was Mexico ontdekt; maar men wist niet, dat het een befchaafd Ryk was, aan eenen Monarch onderworpen, wiens gezag en inkomlten verbaazend groot waren , en onder wien het Volk , geregeld beftierd , in Steden woonde. (IX. 5S-6o) 33 V. Hoe ondernam cortes dat gewigtig fuik? A. Hy trok op , en landde ter plaatze , die men federt Vera Cruz noemde ; maakte daar eene vastigheid ; toog toen voort ; fioot een verbond met de nabyliggende Indiaanfche Volken; naderde aan Mexico ; en liet zich door deszelfs Keizer montezuma , die hem gefchenken zondt , om hem te doen vertrekken , niet afzetten. (IX. 61-64) 34 V. Hy kwam dan in de Stad Mexico ? A. Ja, als Vriend ; maar daarin zynde , nam hy , onder een voorwendfel , den Keizer gevangen, en dwong hem tot onderwerping. 35 V. Bragt hy het zo verre ? A. Nog verder : want toen deeze Vorst, laag behandeld , van hartzeer llierf, kwam het Volk tot eenen opftand , 't geen cortes drong de Stad te verlasten , 't welk veelen der zynen 't leven kostte. (IX. 64-67) 36 V. En toen liet cortes zyn voorneemen vaaren ? A. Wie  2Ó4 mexico veroverd. peru ontdekt. A. Wie dat denkt kent cortes niet. Terug geweeken zynde , ontboodt hy onderftand van Jamaica , herflelde zich , trok terug , belegerde Mexico te water en te lande , en veroverde de Stad , toen honderd en tagtigduizend Mexkaanen gefneuveld waren , waarop hy de Lands-regeering aanvaarde. (IX. 68-73) 37 V. Deeden anderen intusfchen niets ? A. ferdinand magellan ontdekte , na het doorzeilen eener Straat, naar hem daarna genoemd , dat men , om den Zuidelyken uithoek van america , in de groote ftille Zuidzee kon komen , en dus de Waereld omzeilen. (IX. 73, 74) 38 V. Maar werdt cortes niet treflyk beloond voor zulke uitmuntende daaden ten beste van Spanje? A. Hy vondt nydige menfchen , en het ging hem, gelyk columbus : want hy werdt ook federt met veragting door het Spaanfche Hof behandeld , hoewel hy daarna California ontdekte , en ftierf dus, flegt beloond , in het jaar 1558. (IX. 75-80) 39 V. Wat volgde op de verovering van Mexico? A. Die van Peru , het tweede befchaafde Ryk van america , ondernomen door francisco pizarro en dIego dr almagro in veel gevaar en arbeid. (IX. 80-83) 40 V. Hoedanig waren de Vorften van dat Ryk? A. Deszelfs Vorften hadden een uitgebreid gebied werden als Afgezanten des Hemels aangemerkt, en moesten dus het Volk wel regeeren. (IX. 84, 85) 41 V. En hoe het Volk ? A. Met vereenigde vlyt bouwde het Volk de Landen , waaruit zagte Zeden gebooren werden: ook kende men 'er eenige konften, en was vry befchaafd, doch niet moedig. (IX^ 85, 8(5) 42 V. Onderwierp zich pizarro dat Ryk ? A. Ja,  peru veroverd. gevolgde onlusten. 265 A. Ja , alleen om onnoemlyke fchatten te verkrygen ; doch op eene fnoode wyze , die pizarro geen eere gegeeven heeft , te minder , dat hy den Vorst atahualpa , by wien hy , als Vriend gekomen was , op eene wreede wyze liet van kant helpen. (IX. 87-92) 43 V. Wat gebeurde daarna ? A. pizarro en almagro kreegen zelve daarna verfchil , 't geen door eenen veldflag beflist werdt; waarin de eerfte de overhand behieldt , en den anderen , gevangen genomen zynde, fchandelyk liet dooden. (IX. 93-05) 44 V. Hoe geviel die partyfehap aan het Spaanfche Hof? A. Men nam'ze zeer euvel op ; en , na dat de trouwlooze pizarro ook op zyne beurt van kant was geraakt, liet de Koning van Spanje de rust herltellen. (IX. 95-99) 45 V. Wat leeren wy daaruit ? A. Dat de fnoode overweldigers van america , de een door het zwaard des anderen, werden omgebragt, en dat dus het ongelyk , den onfchuldigen Indiaanen aangedaan, eenigermaate gewrooken is. (IX. 99) «r 46 V. Hoedanig is de tegenwoordige Staat van noord-america ? A. Deszelfs Landen zyn thans in de magt der Spanjaarden , der Engelfchen , der XIII vereenigde americaansche staaten , en der Indiaanen. 47 V. Wat behoort aan Spanje ? A. Het tegenwoordige Mexico, door eenen Onder-Koning beftierd", fraai gebouwd , en met Kloosters wel voorzien : van 't welk, gelyk ook van de an-  266 LANDEN VAN NOOiiD-AMERICAr andere Provintien Spanje veele goederen krygt. (IX. 100-103) 48 V. Wat behoort aan Engeland? A. Engeland heeft daar in bezit gehad Oost- en West-Florida , Georgië, Zuid- en Noord-Karolina , Firginie , Maryland, Penfylvanie , Nieuw-Terfet , Nieuw-Tork , Ni eiw-Engeland , Akadia of NieuwSchotland en Canada. (IX. 104-110) 49 V. Zyn alle deeze Landen altoos in Engelands magt geweest ? A. Neen : maar gelyk ze allen niet ten zelfden tyde ontdekt zyn , zo hebben ze ook verfebillende bezitters gehad, naar maate het lot des Oorlogs de eigendommen bepaalde. (IX. 104-no) 50 V. Wat is onlangs deeze Landen overgekomen ? A. Een geweldige Oorlog , in welken de meesten zich vry van Engeland hebben gemaakt. (IX. 110- I2l) , 51 V. Waardoor ontftondt die Oorlog ? A. Engeland , fommige van deeze Landen met het zwaard gewonnen , of by verdrag verkreegen , of gefticht en bevolkt hebbende , waar door zy den naam van Engelfche Colonien verkreegen hebben , wilde dezelve zekere fchatting opleggen, welk regt de Colonien zeiden hun niet toe te behooren. (IX. 111) 52 V. Berustte Engeland daarin ? A. Neen ; maar daarop beflooten de Colonien geene goederen meer uit dat Ryk te ontvangen ; en toen men hun Thee zondt met eene belasting , fineeten die van Boston dezelve in Zee. (IX. 112, 113) 53 V. Wat volgde daarop ? A. Dewyl Engeland door 't gemis van die belasting veel verloor, beflooten de Staatsdienaars Boston met geweld te dwingen , het geen de Colonien in de wapenen bragt. (IX. 113-116) 54 V.  XIIÏ americaansche colonien. 2c)7 54 V. En het gevolg was ? A. Het gevolg was , dat XIII Provintien , genoemd New-Hampshire , Masfachufets, Rhode-Eiland, Connecticut , Nieuw-Terk , Nieuw-Terfei , Penfylvanie, Delaware , Maryland , Firginie , Noord- en ZuidKarolina , nevens Georgië , nu genoemd de XIII americaansche staaten , zich in den jaare 1777 verbonden , ter befchenninge hunner voorregten. (IX. n6) 55 V. Wien benoemden zy tot Veldheer over haare benden ? A. george Washington , onder wien de Colonisten zich zo dapper verweerd hebben tegen de £»gelfchen , dat zy ten laatften vry verklaard zyn in het jaar 1783 (IX. 117-121) 56 V. Wie behaalde ten dien tyde ook eenen grooten naam ? A. benjamin franklin , een beroemd Wysgeer, behaalde eenen grooten naam door zynen raad , en Gezantfcha*p aan 't Franfehe Hof, het welk de Americaanen zo lang byftand gebooden heeft , tot dat die XIII staaten hunne Vryheid verkreegen hebben. (IX. 118-121) 57 V. Dat was een zwaar verlies voor Engeland t A. Zeker was deeze onafhanglyke Vryheid van zo magtige als vrugtbaare Provintien een zwaar verlies voor Engeland, 't welk eenen zeer fterken handel met haar dreef; te meer, daat dezelven nog magtiger zullen worden. (IX. 121, 122) 58 V. Aan wien behooren de overige Noordelyke Landen ? A. Aan Indiaanfche Volken , genoemd Chactaws , Creeks , Cheroquois , Iroquois , Esquimaux, Mountainers, en anderen, zynde meest visfehers en jagers , zonder kunde of befchaafdheid. (IX. 122 124.j .ix. deel. Hh 59 V  »68 NOORD- EN ZUID-AMERICA. 59 V. Zyn daar geene Eilanden van naam f A. Ja wel, gelyk Terraneuf, beroemd wegens de Bakeljaauw-visfchery op de naby gelegen Ba,* van d.en naam; als mede de Bermudifche, Lucaifche, en Bahama Eilanden , nevens de Antifa, en meer oostwaards de Azorifche of Flaamfche Eilanden CIX 110, 125) * s * 60 V. Is de Lucht in noord-america niet ongezond ? 6 A. Zy is thans, na het omhakken van zwaare Bos. fchen , wel gezonder , maar ook kouder dan voorheen geworden : dan het is ongelukkig, dat de Spanjaards daar de kinderziekte gebragt hebben. (IX. 126, 127) 61 V. Hoe is het thans met zuid-america gelegen * j Dlt Veelte van america , gefcheiden van het andere door de beroemde Land-engte van Darien , bevat Terra Firma, Nieuw Granada , en het Landfchap Quito. (IX. 128-13,) 62 V. En 't laatfte is "beroemd ? A. Het is beroemd door de Kina ; die daar valt, en de Stad van dien naam door het meeten van tene graad der breedte , het geen , in den jaare 1736 , ondernomen is door eenige Franfehe en Spaanfche Sterrekundigen. (IX. 131-133) 63 V. Welke plaatzen vindt men verder ? A. Wy bezitten daar de Colonie Suriname , Berbice , Esfequebo , Demerary , St. Eufiatius , Sa. ba , St. Martin en Kurasfau , van waar wy veele voortbrengfels krygen. (IX. 134-136) 64 V. En de Portugeezen ? A. Deeze hebben daar in eigendom het ryke Brafilien , dat wy voorheen gehad , doch verwaarloosd hebben. (IX. 136-138) 65 V. En de Spaanfchen t A. Ta-  ■ 2uid-america. 26