VERHANDELINGEN over de WAARE OORZAAKEN en KENTEEKENEN, van de NAJAAR S -KOORTSEN, in de GARNIZOÈNtLAATSEN van STAAT S-VLAANDE REN; en over de beste BEHOED- en GENEESMIDDELEN,' die daar tegen, vooral by de militairen, konnen aangewend worden. ges c ure even door de heeren! G- W. C ALLEN FEL St M, X>. te sluis in vlaanderen; en J. HARGER, M D. te rotterdam. Uitgegeven door het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchappen te Vlisfingen. Ê te middelburg, fcx PIETER GILLISSEN, Drukker van het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchapppen, imdcclxxxiu,  Het Genootfchap erkent geene exemplaren voor echt, dan die door eenen der Secretaris/en eigenhandig onderteekend zvn. .  VOORBERICHT. ÜP/^Qg meer deze Verhandelingen, over de waare oorzaaken, kenteekenen, behoed- en genees-middelen, van de Najaars-koortfen in de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen, gelezen, geraadpleegd, derzelver voomaame inhoud beproefd, de matige voörfchriften opgevolgd, en by de uitkomst heilzaam bevonden worden, zoo veel te beter zal de edelmoedige opgever der vraage en belooner der antwoorden aan zyn oogmerk voldaan, en het Zeeuivfche Genootfchap der Wetenfchappen te Vlisfmgen zynen wensch vervuld zien. Het Genootfchap befloot tot de afzonderlyke uitgave van deze Verhandelingen, om geene andere reden, dan op dat zy, hier door, algemeener bekend en voor een minderen prys verkrygelyk zouden "worden. Gebruikt men  VOORBERICHT. fntn deze antwoorden tot hetzelfde doelwit , waar toe zy, nu, in V licht komen, dan zal de ellende van veelen verzacht, en het algemeene belang der menfchelyke maatfchappye merkelyk bevorderd worden, VUsfingcn, den zestienden van JPynmaartd; MDCCLXXX1II. JONA WILLEM TE WATER. Secretaris. ANT-  ANTWOORDEN OP DE V R A A G E, VOOR HET JAAR MDCCLXXXII OPGEGEVEN: Welke zyn de waare oorzaaken en kenteekenen van de Najaars-koortfen in de Garnizoen' plaat/en van Staats-Vlaanderen; en welke zyn de beste behoed- en geneesmiddelen, die daar tegen, vooral by de Militairen, konnea aangewend worden? Aan welken de gouden en zilveren eerpryzen,' door het Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfchappen, den zevenèntwintigften van oogstmaand 'sjaars 1782, toegewezen zyn.   Ehdz 3 ANTWOORD OP DE V R A A G E: Welke zyn de waare oorzaaken en kenteekenen. van de Najaars-koortfen in de Carnizoenplaatfen van Staats-flaanderen; en welke zyn de beste behoed- en geneesmiddelen> dit daartegen, vooral by ds Militairen, kannen aangewend worden? DOOR G. W. C ALLEN FELS. » ]De ondervindinge heeft duidelyk „ geleerd de fchadelyke gevolgen van „ de Najaars-koortfen, welke, vooral „ na heete en drooge zomers, in de „ Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanw deren, allermeest onder de Militai„ ren, heerfchen, en niet zelden een „ aanmerkelyk getal derzelven ten „ grave lleepen"; wordt te regt in het Programma gefteld. A z De  4 G„ W. CALLENFELS ANTWOORD De jóngst verloopene Jaaren van 1779, i"?8o en 1781, hebben daar van in Staats-V laan deren treurige voorbeelden opgeleverd: allermeest te Sluys in Vlaanderen, als in het welke het Regiment van Acronius (nu Nosiitz), inet het tweede Battaillon van het Regiment van den Erfprins van Ürange en Nasfau, het eerfte en tweede Battaillon van de Wallons van Greuicr, «n het Regiment Switfers van Stutier, zeer veel geleden hebben, en eene groote menigte dooden hebben gehad: over het eerstgenoemde jaar kan men dit leezen in een kort Bericht van den Heer G. W. Callenfels M. D., te vinden in de Verhandelingen van de Natuur en Geneeskundige Correspondentie in de Vereenisde Nederlanden opgericht in fEage 1 D. 1 Stuk. Het is dan wel zeker, dat s'jaarlyks zeer veele JVJanfchappen de droevige flagtoffers worden van de Najaars koortfen, als uit eenen tien jaarigen lyst van 1770 tot 1780 aldaar blykt. Het Zeeuwfche Genootfchap der Geleerden heeft daarom, op verzoek en ten koste van zekeren menschüeyenden en edelmoedigen Heer, deezé Vraa-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 5 Vraage, aan het hoofd gemeld, voorgeleid. Ik zal beproeven of ik iets ter beantwoordinge van dezelve kan mededeel en: ten dien einde I. Zal ik eerst onderzoeken, welke de waare oorzaaken zyn van de Najaars-koortfen in de Garnizoenplaat' Jen van Staats-V laander en. II. Ten tweeden: welke de kenteekenen van de Koortfen zyn. III. Daarna: welke de beste behoedmiddelen daar tegen zyn. IV. En eindelyk: welke de beste geneesmiddelen zyn, die kunnen aangewend worden. . Ik zal in 't overweegen van deeze vier zaaken meest de Militairen in het oog houden, volgens den inhoud van de Vraage; want deeze zyn het, die daar gewoonelyk het meeste van lyden, en door de dood worden weggevoerd; en men zal veel, ja zeer veel gevorderd zyn , als men dezelve hier in van goeden raad en hulpe kan bedienen. Myn oogmerk is dit iluk eenvoudig te behandelen; vooral met de bevindinge te raade te gaan; en zeldfaam fchryA 3 vers  6 G. W. CALLENFELS ANTWOORD vers aan te haaien, (als welke by des kundigen bekend zyn, en by min kundigen doorgaans worden overgeflagen, en het leezen lastig maaken) dan alleenlyk, als ik iets uit hun zal uitfchryven. Voornamentlyk zal ik my ophouden met de o g°ed en kwaad fruit, en daar in houdt men zelfs aan, fchoon men aanvankelyk ziek is. Het is een oud Vaderlands fpreekwoord, het Fruitmanfietje zal om zyn geld koomen. Waar mede van ouds wierd te kennen gegeven, dat zulke, die zo maar alle fruiten ondereen geduurig fnoepten, dit ge:  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 37 gewis met ziekte zouden moeten betaalen. De maag word daar door met koude en flym bezet, de eerfte wegen vervuild, de vogten bedorven, en zulke fnoepers gaan zelden vry van Galkoortfen. Hier mede bedoel ik geenfmts, gelyk van zelfs {preekt, het gebruik van rype en gezonde fruiten, op zyn tyd en maate, als welke in tegendeel zeer voordeelig en heilzaam zyn, gelyk ik op zyn plaats zal zeggen. Wyl echter de mensch zelden de maat weet te houden, heb ik al doorgaans ondervonden, dat die geene, die in het geheel geene of weinige fruiten gebruikten, de gezondfte bleeven. Voorts is het eeten van verjche witte kool, welkers nadeeligen en ongezonden aart men genoeg kan opmaken uit het Hinkend water, dat 'er van word afgekookt, het eeten van me elfpy zen, van fpek, hoe garftig ook, van vet, van gedroogde vis, van gerookt en haring of bokking, van garnaaien en raauwe mosfelen, veeier delicatesfe, die niets anders kunnen veroorzaaken als eene bedorve ftof, in de eerfte wegen: Men ziet zelden Soldaaten, die niet l-usfchen den gewoonen tyd van eeten, C 3 lief-  38 G. W. CALLENFELS ANTWOORD liefhebbers zyn om hun maag met fruit, garnaalen, drooge vis of raauwe mosfelen, na de tyd medebrengt, te overlaaden. Is 'er eens verfche zeevis, het zy platen, fchollen, fchelvis, rogge, fchardyn, of wat het zyn mag, te bekoomen, fchoon eenigentydafgeftorven, en dus beginnende te rotten, waar door men dan die, voor een prysje kan bekoomen, dit is voor veelen een lekker beetje. Op dit alles, drinkt en zwelgt men onmatig in, warme thee of coffywater, of anders koude karnemelk. Z elfs daar zy ziek zyn, onthouden zy zich niet van die fchadelyke fpyzen en dranken, en verkiezen die, voor en boven de medicynen en goed voedfel: ja Jaaten zich , fchoon 'er verbod tegen is, dezelve door hunne cameraden lleelswyze toedienen, zo dat meenig een zich dood eet en drinkt. Daar ik van hunne levenswyze fpreek, valt tevens myne gedagten op die Pruisfifche manier van korte en van vooren weggefnedene rokjes te dragen, zeer verfchillende van de oude Vaderlandfche dragt: Want zy hebben niet anders, als een vestje of camizool zonder mouwen, over hunne hem-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.' 39 hemden, zo dat het voorlyf, de borst en buik, weinig gedekt is, en {haan zo bloot voor de lucht, zonder te kunnen die korte overrokken toeknoopen, of daar mede het lyf dekken, gelyk met die oude kleding konde gefchieden: Daar mede dan koomende uit hunne warme en benaauwde barakken, chambrées of wagthuizen, en fomtyds des nachts in de opene lucht; is die verandering zeer gevoelig en nadeelig. Ten laasten mag ik niet voorby laaten gaan, het oog te vestigen op hunne kaggels in hunne wagthuizen, barakken en chambrées, die zy gebruiken om zich te verwarmen of hun-; ne fpys op te kooken, waar toe zy zich bedienen van vette Zunderlandfcr e kooien. Deeze kaggels zyn doorgaans gehuurd, oud en liegt, en worden niet na behooren gezuiverd en fchoongemaakt, en zyn zo ingerigt, dat als men in die vertrekken komt, men haast bevindt, dat de lucht bedorven, benaauwende, ja fomtyds verftikkende is. Ten vierden: hunne inwooning. Veelen , ongeloofelyk veelen, woonen tot - vinding van de menage in één barakC 4 ke*  '4p g. w. callenfels antwoord ke, of wel in één huis, kamer of chambrée. Te TJendyke, Philippine, Sas van Gend, Axel, Hulst, Lillo en Lieflenshoek, huisvesten alle de Militairen, zo wel ongetrouwde als getrouwde, gewoonelyk in de barakken, waar van men aldaar een genoegzaam aantal heeft ; dan 'er vernachten of te veel by één in dezelve, of immers houden daar hun tafel, en fommige barakken ftaan te laag, zyn te veel bedompt, befchaduwd en vogtig; het geen de gezondheid zeer fchadelyk en nadeelig 3s: het zelve moet men ook zeggen van alle nieuwe en pas gebouwde barakken, of van zulke, die lang ge' ilooten en onbewoond zyn geweest. —]Vlaar te Sluys in Vlaanderen, alwaar het grootfte Garnizoen is, woonen alleen de getrouwde in barakken, en de ongetrouwde, die verre de meeste. Zyn, worden by de Burgers ingekwartierd, en door dezelve onder anderen gelegd in byzondere huizen, van de zulken, die zich daar op flileeren en mede geneeren. Zo heeft men dan aldaar verfcheidene huizen, die geheel met Militairen bezet zyn, daar 'er tot y geringe Burgers, en moeten zich in kleine vertrekken, met hun veelen behelpen. Want welgeflelde Burgers, gelyk men denken kan, zyn 'er niet op gefield om hunne Billetters zelve m te neemen, en plaatfen dus dezelve op bovengemelde wyze, daarvoor eenig geld uitkeerende. De Soldaaten leggen dan met meenigte in barakken , of zulke huizen en kamers twee aan twee in ééne kribbe. Somtyds ontbreekt het hun nog aan de noodige fournitures en liggingen: een kwaade inbreuk, voortfpruitende uit de winzugt van veelen, die eigenaars van die huizen zyn, en zich toeleggen om Soldaaten te inkwartieren. Deeze neemen dan de Billetters (zo men die noemt) van hunne medeburgers voor zeker geld over, zonder in acht te neemen, of zy die behoorlyk plaatfen kunnen of niet: en flommelen dan zeer veelen by één, meer als één vertrek of kamer bevatten kan. Ik zwyge van de flegte kunstjes van fommigen, die meer yolk aanneemen, als zy kribben hebC 5 ben,  4 4 G. W. CALLENFELS ANTWOORD ben, en leggen kunnen, en zich daar omtrent met de onderofficiers of het volk verflaan; juist in die berekening, dat 'eraltyd op de wagt moeten trekken, die dan niet te huis zyn of ligging noodig hebben, waar door de verlegenheid groot word, en de ligging ontbreekt, als 'er veelen ja de meesten ziek worden. En dit was in het afgelopen jaar het geval met het Regiment Switfers van Sturier. — Wyl nu elk mensch zynen byzonderen dampkring heeft, moet noodzakelyk de lucht, door zo veelen in één huis en één vertrek bedorven worden, en wel tot eenen hoogen graad, wanneer fommigen, wanneer de meesten daar onder ziek zyn. — Waar by nog koomen de fchadelyke uitwaasfemingen van hunne kaggels, van de fpyzen en dranken, die zy daar kooken, en van het licht dat zy branden. Laat iemand, hoe gezond ook, dagelyks moeten zyn in zo een vertrek, vervuld met zo een bedorve en verrotte lucht, hoe is het mogelyk, dat het lighaam en de vogten, daar door niet zouden worden aangetast? De Heer Barneveld berekent, Tdat éene üneerkaars van » twaalf  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 43 „ twaalf in één pond in negen uuren i, tyds, dat de kaars brand, omtrent w zes en een half oxhoofd lucht be„ derft. En een kool vuur van eenen „ middelmatigen turf geglommen, zon„ der de minfte vlam, bederft in één M uur ruim 161 anker lucht, wanneer » nog geen derde deel van de kool » verteerd is. Hoe veel heeft de turf » wel niet gephlogifticeerdvoor datde„ zelve tot een kool geglommen was, wat denkbeeld moeten wy ons vor„ men van zo veel turf, fmeekoolen ,, en hout, 1. c. p. 426 et feqq" Dit neemt niet weg, dat het vuur onder een bekwaamen fchoorfleen een middeloorzaak is van het hert!el der lucht, gelyk zyn Ed. daar onder aanteekent. En wat de dampkring en ademhalingen van zo veelen belangt. "Ik haale, „ zegt zyn Ed. p. 425 et feqq. als ik in „ eene matige beweging ben, in drie „ minuten zestigmaal myn adem; ie„ der ademhaling beflaat eene ruimte van vier en veertig oneen; aange-' „ zien 'er nu drie en dertig mingelen „ gaan op een anker, bederf ik in drie „ minuten twee ankers lucht, dat is 4 in negen minuten een oxhoofd; f in » éér?  44 G- W. CALLENFELS ANTWOORD „ één uur zes oxhoofden en vier an„ kers, en dus bederf ik alleen, in „ vier en twintig uuren, honderd agt „ en veertig oxhoofden. Hoe veel „ lucht bederft dan wel een ziek „ mensch in een Heete koorts of Rut„ ziekte". Dit laatfte nu is het geval te Sluys in Vlaanderen, federt aldaar het Bos pi* laai m den jaare 1779 is afgefchaft, liggen daar de zieken en ftervende onder de gezonden by meenigte in de chambrées, maar dit is ook de reden , dat 'er federt ongelyk meer zyn ziek geworden en geftorven als voorheen, als uit de doodlysten van 1779, 1780 en 1781, zou kunnen bewezen worden. In de andere Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen heeft dit nadeel van inwooning, van zieken en gezonden onder één, ook wel plaats, maar gemerkt zy daarin barakken liggen, is het niet in die menigte en graad als op de laatstgemelde plaats. Is één zieke, liggende in een Galkoorts, of Heete koorts, fomtyds Rotkoorts, alleen in ftaat om de gezonden in het zelfde vertrek, en allerfchielykst, die nevens hem op dezelfde kribbe ligt, te bes fmet-  OVER DE NAJAARS-KO ORTSEN. 4$ fmetten en aan te fteeken, wat moet men denken als 'er zo veele zieken zyn in ééne kamer? Alle ziekten wecfi men, zyn meer of min aantrekkelyk, vooral ziekten van dat foort of inflag. Tegen dit kwaad is niet genoegzaam, noch toereikende, de venlters, raamen en deuren open te zetten, gelyk gefchiedt: Want dit kan maar in warm weer gefchieden, en niet in koude, windrige en natte dagen, en kan ook niet des nachts gedaan worden. Ook gebeurt het niet zelden, dat die remedie erger word, dan het kwaad zelve: dewyl zy die te bed en ziek liggen, in zweet en uitwaasfemingen, door koude worden aangetast, zo dat de Zweetgaaten geflooten worden, en zy hand over hand verergeren. Welk een wonderlyk contrast levert ook op die vermenging onder één van zo veel volk, van zieken en gezonden; terwvl een gedeelte praaten, zingen, fluiten, fpeelen of vloeken, hoort men een ander gedeelte zugten, ftenen en bidden. Wat- hulpe en oppasfmg, welken byftand en vertroosting kunnen de elendige lyders hebben, hoe benaauwd moet het hun daar zyn* en, nog  £6 G. W. CALLENFELS ANTWOORD nog dikwerf moeten zy een graauw of fnaauw hooren in plaats van een vertroostend woord. Deeze benaauwde inwooning, die bedorve lucht, dat liggen van zieken en gezonden onder één, brengt weder een nieuw kwaad aan: de geftorvene moeten dan, hoe eerder hoe liever, ook wel op den eigen dag begraven worden; en wie zal ons verzekeren, daar dit zo fchielyk toegaat, of in fommigen nog geen levensbeginfel was, of zy mogelyk niet zouden te regt gebragt zyn. Behoeve ik wel te zeggen, wat 'er door des kun« digen al gefchreeven en aangemerkt is, over dat haastig begraaven der dooden, en wel op den eigen dag van hun overlyden? Dan zo fpruit doorgaans het eene onheil uit het andere. Hier by moeten wy den aandagt ook vestigen op de matrasfen, bedden en dekens, ■waar op de Militairen flaapen. Het zyn doorgaans oude en lang gebruikte, en waar op meenig een ziek gelegen heeft en geftorven is, dus doortrokken met het fnot, fpeekfel, zweet en uitwaasfemingen, der zodanigen, ja derzelver bloed, urine en mist, want lommige matrasfen en dekens, dragen daar van  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 47 van geene onduiftere teekenen. Zulke bedden, matrasfen endekens, alleen, zyn genoeg om een nieuw Garnizoen, dat intrekt en dezelve beflaapt, aan te fteeken, en te befmetten. Het is toch een ftuk van aanbelang hier op te letten, want op veele matrasfen en onder derzelver dekens, hebben zulke gelegen en zyn geftorven, die Galkoortfen, Heete koortfen of Kwaade loopen, Uitteeringen, ook wel Rotkoortfen hadden; dus zyn die Matrasfen en dekens befmet, en zetten de befmettingen en zaaden der ziekten over aan allen, die 'er vervolgens op flaapen, en dit is wel een voornaame oorzaak van de Koortfen en Slachtingen onder de Militairen. Waar toe ook vervolgens behoort het lywaat en de kleederen der afgeftorvenen, die men door anderen vooral Recruten zonder argwaan laat aantrekken, zonder te bedenken, hoe zy menigmaal konnen befmet zyn, en de ziekte overzetten. Ten vyfden : Veeier haveloosheid en tnorfigheid zo in de barakken als chambrées , van getrouwde en ongetrouwde, onder de Militairen. Groot, ja" zeer  '48 G. W. CALLENFËLS ANTWOORD zeer groot, is de achteloosheid van veelen, op hunne lighaamen, kleeding, huizen en meubelen. Men havent en wascht zich niet genoeg, men verfchoont zich niet naar behooren, maar loopt daar tyden heen zonder zich fe kuisfen en havenen, in vuile, doorzweette en bemorfte hemden en bovenkleedingen. Men laat de huizen en meubelen vervuilen: men ziet hier in, een in 't oog loopend onderfcheid tusfchen de zinnelykheid der Burgers, en morsfigheid van veele Militairen. Ik zeg veelen, en kan zeggen de meesten, dan zondere ik daar mede uit eenige weinigen, die zich hier in distingueeren. Waar ziet men by hen, die zo noodige en geduurige reiniging en zuivering van den vloer, de wanden, de fchoorfteenen, de zoldering, de glaazen, {loepen en rioolen, hunner wooningen ; en van hun huisraad, hun bedden, dekfels en kleederen, hun potten, pannen en ketels, door fchuuren, wasfchen, vegen, ftoffen, boenen en luchten. Het is eene door de bevinding beweezene waarheid, dat daar zulks word nagelaaten of achteloos behandeld, alles word bezet, bedekt en begroeid, met ftof»  pVER DE NAJAARS-KOQRTSEN. 49 ftof, rook, damp, fchimmel en ongedierten, dat de wooning 20 wel als inwooners met fchurft worden aangetast, en de lucht van trap tot trap word bedorven en befmet: ook begroeijen zulke huizen met champignons, en deeze waasfemen ten allen tyde een doodelyke lucht uit, en verfpreiden altyd een vergif rondom zich, zie Ingen* housz 1. c. in de Voorreden van den Ver* talerpag. 31. Want offchoon het wel waar is, dat te veel fpoelen, plasfen en watergieten, de lucht te vochtig maakt, en met te veel uitwaasfemingen vervult, en derhalven als een ander uitterfte moet worden vermyd, en den zindelyken moet worden voorgehouden; zo neemt dit niet weg, de noodzaaklykheid van eene noodige zuivering, en vooral het doffen, veegen, boenen en wasfchen, dat niet te veel kan gefchieden, en den nalatigen niet genoeg kan worden aanbevolen. Doe hier by de onreinigheid van veelen in het leggen van hunne excrementen, by en aan hunne chambrées en barakleen, die dus daar mede als gegarneerd Zyn. De opene fecreeten, daar rein en onrein, gezonden en zieken opgaan» D en  $Ö 'G. W. CALLENFELS ANTWOORD 'en welker aanzien walging verwekt; en de gemeene aschbakken overdekt met allerlei vuiligheden, die beide tot noodige eindens by de barakken liaan, wil ik ook niet overflaan, als welke men van verre ruiken kan. De morsfigheid en vuiligheid alleen, is oorzaak van zo veele Ziekten, by geringe perfoonen: men zal hier in een groot en merkelyk onderfcheid vinden, tusfchen zulke perfoonen en huisgezinnen , die net en zindelyk zyn op alles, te weeten, op hunne huizen, lighaamen, kleedingen, bedden en huisraad; en zulke die op alles haveloos en morsfig zyn; de eerfte zullen langer gezond blyven, minder ziek worden en eerder herftellen, daar de laatfte meer worden aangetast, zwaarder worden neergeveld en moeijelyker herftellen. De morsfigheid toch bederft de lucht in de wooningen en neemt de fmet van buiten ligter aan, dan daar de zindelykheid de overhand heeft en heerscht. Veele Gemeene luiden en Militairen hebben ook de kwaade gewoonte, om hunnen voorraad van appelen, peeren, aardappelen, kool of wat het mag zyn, te leggen  OVER DE NAJAARS'KOORTSEN.' 5«v gen onder hunne bedfteeden, welke zy bellaapen; meest al in kasfen en fpinden van het vertrek, daar zy dag en nacht in woonen, daar het nogtans zeker is, dat de uitwaasfemingen van opgemelde dingen allerfchadelykst zyn, en voor de gezondheid zeer nadeelig. . Ten fes den; De al te fterke lighaams oefeningen van fommigen, door te zwaar te werken om iets te verdienen,, het zy aan dyken of 'slands werken, of in het hooy, vooral in den oogst by, de boeren, op het veld in de brandende hitte; of door te veel wagten te doen, om de zogenaamde Joonwagten te verdienen, zo dat zy fteeds op en af trekken , en geen behoorlyke rust of tusfchenpoozingen hebben: Van anderen, door te gaan loopen en visfen, en dat wel in wateren, daar het vlas in te rooten legt, en dat hun natuurlyker wyze moet aandoen: Van een derde foort, door te driftig fpeelen en ftoeijen, alles tot afmatting toe, zonder zich eenigzints in acht te neemen, en paal of maat te kennen, even of zy van yzer en ftaal waren. Te zwaare arbeid en te fterke lighaams-oeffeningen doen onmatig D 2 zwee*  5» G. W> CALLEKFELS ANTWOORD zweeten, te veel drank gebruiken, en brengen het bloed en de vogten in te fnellen loop en beweging, en fteeken de gal aan. Waar by dan gewoonlyk komt, dat men de hitte en vermoeijingen door te veel ontblootingen zoekt te matigen, en zich dus door het een en ander te eerder de Koorts op den hals haalt. My heugt, dat 'er zyn geweest, die inde hitte des oogsts zich hebben overwerkt, en fchielyk zyn geftorven: ja zelfs ken ik 'er zulken, die zich hebben overgaan, of door het driftig fpeelen zich te kort hebben gedaan: in zoverre, dat men in waarheid kan zeggen, de een werkt zich dood, een ander loopt zich dood, een derde Ipeelt zich dood. Anderen daar cn tegen zyn lui en vadzig, en doen niets als zitten en liggen, flapen en rusten, tabak rooken en eeten, en bederven zich door niets te doen, door te groote rust, en raaken in eene zelfsverveeling, een treurig geval! terwyl het doorgaat, dat te veel rust zo wel als te veel lighaams-oeffeningen Koortien veroorzaakt. Ten zevenden: Moet ik ook in aanmerking brengen de Gemoedsbeweging gen,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 53 gen, die by fommige Militairen plaats hebben. In 't gemeen leert de ervarenheid, dat de een zich in eenen dronken luim liet aanneemen, een ander door losheid en verleiding, een derde om het opzicht van zyne ouders, voogden of meesters, te ontloopen, een vierde om dat hy zyne middelen verkwist heeft, een vyfde uit armoede en gebrek; een zesde om dat hy zich met een vrouwsperfoon ver-, loopen heeft; en wat dies meer is. Dus is hier geen overleg, geen van zelfsheid, geen gewilligheid, geen recht oogmerk om te dienen, maar onbezonnenheid, losheid of dwang. Deeze dan zo ras zy onder den ftok en ftrenge discipline zyn, zo ongewoon voor hun, kunnen niet anders als in eene mymerende en droefgeestige gelleldheid zich bevinden, en zulke vooral, die uit hun welvaart, eer en bevordering geloopen zyn, en door knaging en naberouw worden afgemat, en tegen eenenzesjaarigendienst, als tegen zes eeuwen zugten en opzien. En heeft dit al geen plaats, andere worden met eene Nostalgia of Heimwee, dat is een pynelyke zugt, P 3 naaS  r54 G. W. CALLENFELS ANTWOORD naar hun geboorteland geplaagd, byzonder de Duitfchers en Switfers: de zugt immers na het Vaderland is elk eigen, is natuurlyk, en derhalven , verre af te zyn, gefcheiden te zyn van zyne maagen en vrienden, zonder hoop, of men die wel ooit weer zal •zien, verwekt hartknagende fmert en •kwyning. In het byzonder, koomen alle Militairen naar Staats Vlaanderen, •en vooral naar Sluys, met een fterk vooroordeel en weerzin, met vrees en Ichrik voor de Landziekte; zy gaan 'er naar toe als naar hun kerkhof: hier van is het, dat veelen deferteeren uit geen andere oorzaak, als uit vrees voor de lucht, en dat zy hier fterven zouden, tian meest, als veelen van hunne kameraden ziek worden en fterven: zulks heeft men waargenoomen deeze drie jaaren, die afgeloopen zyn, waarin door den gevreesden en daarna gereezen Oorlog van den Staat met Engeland, geen verlof wierd gegeeven. Behoeve ik voor een oplettenden wel te bewyzen, dat de aandoeningen van droefheid, moedeloosheid, naberouw, vrees, fchrik en diergelyke, alleen in ftaat zyn om den mensen ziek te  over de najaars-koortsen: 55 te maaken, of zyne ziekte te verergeren, tot een gevaarlyken en doodelyken trap. Van ouds is dit al opgemerkt , de wyze Koning Salomo zegt, Spreuk. 15: 13. Een vrolyk berte zal bet aangezigt blyde maken; maar door de fmerte des herten word de geest ver/lagen: en Cap. 17: 22. Een blyd berte zal een medicyne goet maaken: maar een verflagen geest zal het gebeente verdroogen: en Cap. 18: 14. Be geest eens mans zal zyne krankheid onder/leunen, maar een vtrjlager.e geest, wie zal die opheffen? Deeze Goddelyke getuige-, nisfen, gegrond op de geduurigebevinding, voldingen dit Huk volkoomen. 2en achtften: Moeten wy voor een oorzaak opgeeven, de groote behoefte en krytende armoede van getrouwde Mili' tairen, die met kinderen belast zyn, en niets te verdienen hebben: en die het doorgaans aan kleeding en dekfel, aan fpys en drank, aan vuur en licht, aan noodige verfchooning, en in één woord aan alles voor zich en de hunnen ontbreekt, en gevolgelyk in de Koortfen aan hulp en geneesmiddelen. Die het zo lang uithouden, tot zy het moeten opgeeven, en 'er by D 4 «eer-  '56* G. W. CALLÈNFELS ANTWOORÖ neervallen: Hoe dikmaal was ik getuige, en zag met een weenend oog en bewogen hart, hoe man, vrouw en kinders, allen ziek lagen, hulploos, berooid, armoedig, en daarin verhaten. Akelig fchouwfpel! De ondervinding heeft my ten vollen overreed, dat veelen ziek worden en fterven door armoede, die anders nog leeven zouden: ik fpreeke na den mensen. Hoe geern ik mynen raad en hulp zulken ellendigen wilde toedienen, hoe geern ik Zulken door my zeiven, en op myne aanrading door anderen, het een en ander liet toereiken; bevond ik al dikmaals tot myn hartzeer, dat het of te Iaat, of op verre na niet toereikend "was, Om al het gebrek te vervullen. Dit artikel is toepaslyk op onze Nationaale Regimenten, of die op eenen Nationaalen voet ftaan, terwyl dit tot anderen, by voorbeeld de Stvitfers, niet behoort, want deeze hebben zeer weinig getrouwden, nebben meer tractement, en in derzelver behoefte word beeter voorzien. Ten negenden: Mag ik ook niet voorbygaan de eige kwade gefteldheid van veelen, die voor en in den dienst zich aan  OVER DE NAJAARS-KÖORTSEN. # aan dronkenfchap, overdaad, wellust en vuile vermaaken hebben overgegeven, en wier lighaamen daar door verzwakt, en hun bloed en vogten, door het gebruik van de mercuriaale middelen, verdund en bedorven zyn. Geen wonder dat zulken hier door de Koortfen worden aangevallen, en dezelve ter naauwer nood ontworftelen. Want het is toch overbekend, altoos wat onze natie aangaat, dat men doorgaans de Militie verkiest, om vryer en losbandiger te leeven, en dat veelen van onze Landskinderen, reeds voor hun dienstneemen Lichtmisfen waren; en in den dienst meenen geregtigd te zyn, om daarin te meer aan te houden. Bekend is de naam van Haagfche en Utrechtfche Lichtmisfen, hoedanig men veelen heeft, onder de Regimenten: en de Officieren en Onderofficieren weeten , hoe veel zy met Zulke gasten té ftellen hebben , altoos ik hoorde 'er braave Officieren wel eens over klaagen. Zulke Venus- en Bacchus-kinderen, waar onder 'er zyn, die zich beroemen , dat zy een en andermaal de kuur hebben doorgeftaan, zyn onbemand voor de minlte kwaade lucht en P 5 ^iek-  58 G. W. CALLENFELS ANTWOORD Ziekte; of zy worden deerlyk geveld, en laaten het 'er voorzitten. Tot dit artikel moet ik ook brengen, zo veelen die te jong van jaaren en nog maar kinderen zyn van 14 of 16 jaaren; of die te zwak en ziekelyk zyn, als zy aan den dienst koomen, en dus noch gehard voor de ongemakken van den dienst, noch gefchikt voor dit luchtsgeftel, en die op het minfte {lootje neerftorten en het opgeeven. Ten tienden en eindelyk: Voeg ik hier by de eigendunklyke of van onkundigen opgegevene behoed- en geneesmiddelen die fommigen gebruiken op raad en aanzetting van ouders, vrienden, kameraden, kwakzalvers of landlopers, en waar door zy te eerder de ziekte op den hals haaien, of dezelve ongeneeslyker maaken. Deeze zyn zo verfcheiden als de perfoonen onderfcheiden zyn, te weeten de ontydige, onnoodige of gevaarlyke aderlatingen, fterke en verhittende dranken, purgatien, braakmiddelen, zweet en flaapmiddelen, of het gebruik van de Kina, of van den Haarlemfchen olie en andere huismiddelen: terwyl anderen eenige kruiden in het wilde opzoeken, en op goed  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 59 goed geloof gebruiken: fommigen zelve hebben arcana, panacea en averruncula, en wat meer het bedrog en bygeloof heeft voortgebragt. Ik heb van die ontydige of nadeelige middelen wel eens fchrikkelyke gevolgen gezien, en ben my bewust Hatlommigen door zich te willen behoeden, of zelfs helpen, zyn omgekoom en. Zie daar een Tiental van oorzaaken der Koortfen onder de Militairen, waar van eenige meer, andere min gewigtig zyn, waar van fommige ook de Officieren raaken, andere alleen het gemeen, welk onderfcheid zich voor eenen opmerkzaamen van zelfs opdoet, waarom ik het niet noodig achte deeze byzonder te noemen. Een aantal oorzaaken, waar van fommige wel op Staats-Vlaanderen alleen toepaslyk zyn, maar ook andere de Militairen in alle plaatfen, waar zy zyn, volgen, dan die nochtans in een ongezond land en lucht te faamen medewerken ter veroorzaaking van de Koortfen meer dan op andere gezondere Garnizoenplaatfen. Neem dit alles te faamen, en maak het befluit pp over het geheel. Een lucht zodanig  ÓO G. W. CALLENFELS ANTWOORD nig van zelfs géinfecteerd word ingeademd, door zulken, die door alle de opgetelde redenen de lucht en zich zei ven nog meer bederven, in Garnizoenplaatfen, die al mede het hunne tot dat bederf toebrengen: hoe kan het anders zyn, of by meenigte moeten ziek worden en fterven, door de Najaars-koortfen? En hoe groot moet 'niet de ziekte ert fterfte zyn in heete en dfooge zomers, gelyk de drie afgeloopene jaaren zyn geweest? wanneer dé Thermometer van Fahrenheit wel eens heeft geftaan, des namiddags tot 86 ja 88 graaden buiten, en binnen tot ,75 en 70 graaden, in de maanden van July en Augustus, een hitte buiten grooter, dan tusfchen de keerkringen in de verzengde luchtftreek, als zynde tusfchen heete Zucht en bloedwarm: en wanneer de Barometer doorgaans ftond ver boven de 29 rhynl. duimen, tot 3, 4 en 5 lynen; zynde de kragt der wind uit het zuiden zuidwesten of noorden o of 1, met een heldere lucht. Zo dat men tyden agter een zulk eene droogte had, dat 'er immers nog in dit afloopend jaar> groot gebrek was aan het noodige regenwater, voor mensch  OVER DE NAJAARS-KO ORTSEN. 6l rnens'ch en vee, en de Militairen zich van grondig en brak water bedienden. Deeze hitte en droogte, waarin de lucht met een menigte Phlogiftique deeltjes is opgevuld , heeft overal veel Ziekten veroorzaakt, vooral ook onder de Militairen. My wierd uit den Haag in dato den 6 September 1781 gefchreeven, "dat het getal der Zieken „ onder de Troepen van den Staat, op „ 8000 begroot wierd": en uit Utrecht in eenen brief van den 4 October, wierd my bericht, '"er zyn zeer veele Zie„ ken in verfcheide plaatfen van onjs „ Vaderland: in Groningen is in de „ voorleden week, het getal der ge„ Horvenen tot in de 60 geweest, en „ reeds verfcheidene weeken, zyn 'er „ by of over de 50 ten grave gedra„ gen, daar anders het middelbaar ge„ tal 18 is per week. Te Amfterdam „ is het getal weder, tot 300 per week „ aangegroeid. Te Leiden zyn voor„ leden week 50 menfehen begraaven, „ en daar onder 30 foldaaten. Te Wa~ 5, geningen heeft federt half Augustus de „ roode loop geregeerd, en veelen zyn „ daar door weggefleept, maar ook » veelen door Gods goedheid berfteld'*: ls  02 G. W. CALLENFËLS ANTWOORD Is dan zulk eene aanhoudende hitte én droogte op zich zeiven, alleen genoeg om de lighaamen te verdroogen, te ontfteeken, en galachtig te maken , wat moet het dan zyn, en 'er van worden, als 'er zo veele oorzaaken by koomen, als wy hebben voorgefteld? Zal het nu wel noodig zyn meer te zeggen, om te doen zien, dat uit opgemelde, meer afgelegene oorzaaken ontftaan moeten, die naaste oorzaaken der gevreesde Najaars-koortfen? te weeten, die fchielyke en ongeregelde affcheiding der geesten, en omloop des bloeds, die brandende hitte, die ontfteeking en uitftorting der gal, dat bederf der vogten, die fleepende en doodelyke toevallen, na onderfcheid der ziekte, en die geheele wanorder en verwoesting in de vogten en werktuigen van het lighaam. Uit het dusver beredeneerde blykt dan ook, waarom Sluys het ongezondst is, nademaal al het gezegde in den volkoomenften zin aldaar plaats vindt, daar het zelve in de andere Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen, of maar ten deele of niet in dien trap gevonden word. Ootk zal men hier uit in het by- zon:  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 63 zonder kunnen afleiden, waar by het zy toegekoomen, dat 'er in het afgeloopen jaar van 1781, te Sluys zulk eene groote flachting is geweest, onder het Regiment Switfers van Sturler, het welk zo veel geruchts heeft gemaakt; en niet zonder reeden, want weinig tyds na hun aankomst, lag byna het gantfche Regiment zwaar ziek, zo wel Officieren als Gemeenen, en konde geen dienst doen: daar ging geen dag voorby, dat 'er niet ftierven, gelyk wy boven hebben verhaald. Het volk, dat op ftraat kwam of liever kroop, zag 'er als fchimmen uit, en het aantal der dooden klom zeer hoog. Men had het aldaar nimmer zo gezien. Dan wyl het getal der dooden buiten 'slands, tegen de waarheid is vergroot, zal ik hier het juiste getal opgeeven, het zelve beftond uit een getal van 104 Militaire Mansperfoonen, en met de Militaire Vrouwen en Kinderen daar onder gereekend, bedroeg het eene menigte van 149, te reekenen van den 4 Augustus, daage van hunne inruk* king, tot den 12 December, tyde waarin ik dit fchreef, doch dit getal ftaat te vermeerderen door verfcheiden, die  $4 Q. W- CAtLf NFELS ANTWOORD die nog kwynen aan de gevolgen der Najaars-koortfen, en het niet zullen te booven koomen. Wat mag toch de reeden zyn van die flachting? vraagt men met recht. AUe andere oorzaaken, antwoord ik, met andere jaaren gelyk ftaande, was bier het groot verfchil en de byzondere oorzaak, gelegen in hunnen afmattendcn Marsco, te vooren befchreeven, dien zy op het laatst van July in de brandende hitte, eerst te land deeden, van Breda tot Bergen op den Zoom, alwaar zy, nog wel acht dagen, zich moesten op eene moeijelyke wyze liggen, en wagten na de fchepen, en voorts te water naar Sluys: daar op het verhaastend ontlaaden van hunne fcheepen in die hitte: vervolgens het bezetten der wagten en posten, in de hitte des daags en koude des nachts, met die vermoeide lighaamen, en met zweet doortrokken kleederen. Doe hier by, dat het jruit menigvuldig en overvloedig en dus te geef was, het geen zy ter verkoeling van de hitte, ryp en onryp, gezond en ongezond, gulzig binnen floegen, met een menigte koud water of genever. Vooral nog  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.' 6$ nog moest zo een menigte volks, alss men in lang niet gehadt had, zo goed men kon worden ingekwartierd, en wierden dan meerder in aantal, in huizen en kamers gelegd, als dezelve vatten konden, ja gelegd op die kribben en bedden, en onder die dekens, die nog als warm waren van de Wallons, die daar op hadden ziek gelegen of geftorven waren. By gebrek van een Hospitaal, moesten de zieken en gezonden onder een liggen, zo dat vervolgens de een den anderen aanftak en ziek maakte: en zo veel zieken en dooden, als dagelyks wierden in het midden van de ftad begraaven, bragten niet weinig toe, om het bederf der lucht alom in top te doen klimmen. Veeier levenswys en gebruik van verkeerde en nadeelige behoed- en geneesmiddelen, bragt hier in ook veel toe. En zo meen ik dit verfchynfel verklaard, en tevens genoeg gezegd te hebben, van de waare oorzaaken van de Najaars-koortfen in de Garnizoenplaatfen van Staat's-Vlaanderen, vooral by de Mditairen: dus gaan wy over om derzelver Kenteekenen te befchryven. E TWEE-  $6 G. W. CALLENFELS ANTWOORD TWEEDE AFDEELING. Van de Kenteekenen van de Najaars'koortfen, in de Garnizoenplaatfen van Staats- Vlaanderen. Om aan het oogmerk van het tweede deel der Vraage best te voldoen, Zal ik die Koortfen, welke in StaatsVlaanderen, meest onder de Militairen , heerfchen, vertoonen in derzelver veelvuldige en onderfcheidene verfchynfelen, na derzelver onderfcheiden aart, trap en maate, van het begin, zo ver mogelyk is, tot het einde toe. . De Koortfen beginnen en ondekken zich met eene vermoeidheid en traagheid in de beweging der fpieren en der geleden, zo dat men de Soldaaten ziet fleepende gaan, na de parade of hunne posten: vraagt men hen, wat hun mankeert, zy antwoorden zulks niet te weeten, dan alleenlyk, dat het hun zo in de armen en beenen zit. JVlen ziet hen, die daags te vooren nog vrolyk en wel waren, nu hunnen dienst met moeite verrigten, nu droefgeestig alleen zitten met de handen aan het  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN: 6f het hoofd. Ter naauwer nood kunnen zy op fchildwagt ftaan, het geweer moeten zy in hun fchilderhuisje zetten, want het valt hun zo zwaar op de fchouder, of het honderd pond woeg: willen zy hun tyd van twee uuren op hun post nog uithouden, dan moeten zy zich of in hun wagthuisje of tegen de wallen plaatfen, in eene liggende geftalte, tot zy van hun post worden afgelost: Men ziet wel eens op de parade, dat de een en ander het moet opgeeven, of hy zou nedervallen, die dan fleepende na zyn kwartier gaat, of door een zyner kameraden derwaards geleid word. In zo een tyd gebeurt het wel, dat meer Soldaaten als noodig zyn naar de parade worden geftuurd, om des noods de plaats van de ziek wordende Soldaaten terftond te beflaan. De eetlust is nu geheel verlooren, zy verklaaren nergens zin, nergens trek toe te hebben. Zy voelen eenen bitteren fmaak in den mond, dat wel zo ver gaat, dat eenigen klagen , als of zy gal in den mond hadden. De oogen ftaan fl?auw en gedrongen in het hoofd, en het wit derzelver, is van eene geelachtige koE 2 leur.  6*8 G. W. CALLENFELS ANTWOORD leur. De tong is droog en beflagen, met eene witte, geelachtige of bruinachtige korst, en iets dikker dan in den ftaat der gezondheid. De adem geeft eenen onaangenaamen reuk van zich, jaftinkt wel eens zo, dat het, voor eenen byfggenden flaapkameraad, niet te verdraagen is. De pols is fnel, zwak en klein, en word, na maate de Koorts doorkomt, fneller, grooter, fterker, voller en harder. De ademhaling word moeijelyk en fchielyk. De lyder begint menigmaal te geeuwen, en zich uit te rekken; zyn nagelen worden blaauw, zyn handen en voeten koud, 'er gaat eene trilling en huivering over zyn geheel Jighaam, en de koude is dan by den eenen meerder by den anderen minder. Zy worden fomtyds zo koud, dat zy beeven en klappertanden, en zich niet uil kunnen houden, en niets hun warmte aanbrengt, fchoon zy met eene menigte oude monteeringen, boven de gewoone overdekfelen beladen worden. Na dat de koude wat geduurd heeft, beginnen de lyders te walgen, klagen over eenen band en benaauwdheid voor het hart, raaken aan het braaken, en  OVER DE NAJAARS-KOORTSEtf. 69 cn fpuwen een menigte bedorven gal uit, van verfchillende" koleur: fommigen hebben looze braakingen, raakenj niets kwyt, zyn daar door het benaauwdst, en doen hun lighaamen veel geweld aan. De dorst is ongemeen groot, en hoewel zy veel drinken, zo lescht dit hun dorst niet, maar ichynen nog te meer te dorden, en; weeten denzelven niet te lesfchen. Na dat zy korter of langer, met meer of minder koude, geworfteld en geftreeden hebben, word die koude trapswyze in hitte veranderd, die zich verfpreid over het geheele lighaam, en van eenen droogen aart is: deeze is zeer verveelend, zo dat zy die niet draagen kunnen, wel eens alles van hun lyf af fmyten om zich te verkoelen , en men fomtyds werk genoeg heeft, om hun te weerhouden, dat zy niet in de open lucht loopen, om zich te verlugten. Nu is ook de hoofdpyn hen kwellende, die wel eens tot eenen byzonderen trap klimt, en hun zeer fterk, langduurig en hardnekkig byblyft, weerftaande alle aangewende middelen. Het is wel eens, zeggen zy, of hun hoofd berften zoude, hier van E 3 ziet  *fÖ Gk \V. CALLENFELS ANTWOORD ziet men hun dan veel bewonden, met hunne neusdoeken om het hoofd, klagende over hoofdfmerte. De flaapeloosheid en ongeduurigheid is ook die Koorts eigen, men zoekt te flaapen en men kan niet, en dit verveelt den armen foldaat zeer, dat hy ook daarin geen aflosfing van fmert kan vinden. De pis is doorgaans.van een bruine of hoogroode koleur, en dikwyls troebel: ook wel eens zo brancfig, dat de lyders van pyn klaagen in het watermaken. Dan na deeze tobbing en arbeid, word eindelyk de drooge hitte in eene vogtige veranderd, het zweet begint uit te breeken, en overal voor den dag te koomen, en de aanval van de Koorts neemt daar mede een einde. Zyn die Koortfen van eenen zagten aart, dan zyn het tusfchenpoozende, die om den anderen dag weerkoomen, zo. dat de lyders in die tusfchenpoozingen hunne kragten weer vergaderen. Zo dan de natuur zich zeiven redt, vooral geholpen door een goeden levensregel, en gepaste geneesmiddelen, dan worden de aanvallen geduurig minder, op het laatst weinig, en blyvQn na veertien dagen of drie weeken  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 7* ken geduurd te hebben, geheel weg. Deeze goedaartige Koorden hebben nogtans meer by de ingezetenen, dan de vreemden, gelyk de Militairen zyn, plaats. En gebeurd het, gelyk het gebeurd, dat de Militairen deeze hebben, en daar van in korten tyd herftellen, men ziet hun al veelfmts door weder-, koomende Koortfen bezogt, die hun wel eens tot in January of February koomen aantasten, en doorgaands veroorzaakt worden door hun wagt- en dienstdoen, en verkeerde levenswys. Maar zo gunftig zyn de Koortfen gewoonelyk by de Militairen niet, zy zyn by hen den meesten tyd, van eeii verherTenden aart; de eene Koorts is niet afgeloopen of de andere begint weer: ja wel eens zyn zy van eenen aanhoudenden en geduurigen aart: en deeze zyn het die veelen naar het grat fleepen. Niet zeldzaam vermengt zich met deeze Koortfen een Galloop, die eenige dagen aanhoudt, en fomwylen zo fterk is, dat 'er de lyder het leeven mede zoude infchieten, als men dezelve in tyds niet tegenging. Ook is het niet vreemd, dat die Koortfen by eenigen beginnen, met een Boort, zo £4 dat  12 G. W. CALLENFELS ANTWOORD dat de Soldaaten eenen overvloed van kwaade ftoffen, van onder en van boo* ven kwyt raaken, en hunne levenskragt daar door zo gefnuikt word, dat men hen door kragt van geneesmiddelen moet ftaande houden. In die Koortfen, die van eene kwaadaartige natuur zyn, vermeerderen de toevallen en verfchynfelen, oy den aanval van de Koorts van dag tot dag, en worden veel zwaarer. De oogen beginnen hoe langer hoe meer traager, flaauwer en gedrongener, in het hoofd te ftaan, en dikwyls te traanen. Het aangezicht word da^elyks bleeker en meer betrokken, en zet teekenen van een aannaderenden dood. De tong word bruiner en zwartagtig, ook wel eens ziet men dit aan de lippen en het verhemelte: ja de tong krygt tevens ook eene trillende beweging, zo dat de lyder de tong met moeite uitfteekt, en niet verder kan uitfteeken dan tot de tanden, en die uitgebragt hebbende vergeet weer m te haaien. De adem is heeter, en ftinkt meer. De pols is zeer ingetrokken, flaat ras en klein; en de ademhaling word van tyd tot tyd moeijeiy- ker.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 73 ker. De huid is zeer heet en droog, en geeft by de aanraaking een ongewoone fteekende hitte van zich. De dorst is onverdragelyk, de hoofdpyn onlydelyk. Na dat deeze aanvallen eenigen tyd hebben geduurd, worden de lyders ylhoofdig, zonder eenige kennis van het gevaar, waarin zy zyn, of zonder eenige aandoening, van al het geen rondom hen gebeurd. Sommigen krygen ook ifterke zenuwtrekkingen. Vervolgens liggen zy gewoonlyk op den rug, met opgetrokken knieën en open mond: het hoofd hangt door zwakheid aan eene zyde, en de oogen zyn of gefloten of half open, de tanden dikwyls fterk op een gefloten, zo dat men hun niets kan inkrygen. Zo liggen zy dan of mymerend of zeer AU, en als in een vasten flaap: maakt men hen in dien ftaat wakker, zy kunnen dan met de grootfte moeite eenige, dikwyls onverftaanbaare woorden uitbrengen, waar mede zy fomtyds hunnen nood te kennen geeven, anderen openen üegts iets hunne oogen, of zoeken iets met wyzen aan te duiden. Na twee, drie of vier dagen, in dit-laatfte gevaar verkeerd te E 5 heb-  74 O. W. CALLENFELS ANTWOORD hebben, komt 'er een crifïs, die zeer verfchillend is. Eenigen ontworftelen het gevaar, en beginnen langzamerhand te herftellen, het zy dat de natuur zich zelve redt, of door wel toegediende hulpmiddelen: anderen bekoopen het met den dood; doch daar zyn 'er wier ziekte overgaat, of in derdendaagfche Koortfen, die wel eens lang en hardnekkig aanhouden, 20 zy in 't volgende voorjaar niet herftellen : of in Teering, of in Geelzugt, dan allermeest in Waterzugt. Somtyds ook koomen de verheffende Galkoortfen, van het ergfte foort, zeer naby aan de Rotkoortfen, ja veranderen en verwandelen wel eens in volkoomene Rotkoortfen. Men kent de teeringachtige en uitdroogende Koortfen, uit die geduurige Sluipkoortfen (vooral na den eeten) dat aanhoudend zweeten, die brandende hitte , die drooge kug, die ontlasting van veele zoete fluimen in den morgenflond, en de vermagering van het lighaam. De Geelzugt laat zich terftond zien, door de geele koleur in het wit der oogen, welke zich vervolgens verfpreidt over het geheele lighaam.  OVER BE HAJAARS-KOORTSEN. 75 haam, ook uit het geel fpeekfel en donker geel water, en diergelyken. De Waterzugt befpeurd men uit de loomheid in alle de leden, en het zwellen van de beenen en buik, vooral tegen den avond, gaande gepaard met eenen droogen hoest, moeijelyke ademhaling , fomtyds fchommeling van het water in den buik, grooten dorst, hardlyvigheid en geringe ontlasting, van water en zweet. Dan ik fcheide hier van af, want over de kenteekenen der Koortfen in 't gemeen, en van elk foort in het byzonder, is zo veel en zo overvloedig gefchreeven in alle taaien, dat een iegelyk hier ligtlyk te regt kan raaken, en elk na zyn verkiezing, die aucteuren kan naHaan, welke hy voor de besten houdt, waarom ik'er geen zal opgeeven, om dat ik verleegen zoude zyn, wien ik de voorkeur zoude moeten geeven. AUeenlyk, wat de Rotkoortfen belangt , verdienen, onder de jongfte fchriften daar van, ook geleezen te worden, de Jaarboeken van January 1780, en de Gekroonde antwoorden van de Heeren % Veirac en B. Husfem over de Rotkoorffcn op de 0. L Scheepen, geplaatst;  7<5 G. W. CALLENFELS ANTWOORD plaatst in het zesde deel van het Zeeuwfche (-enootlchap. Dan, vooral, moet men de bevinding raadpleegen, wyl zo veele menfchen 'er zyn, zo veele verfchillende toevallen en verfchynfelen plaats hebben, die onmogelyk alle te befchryven zyn. Doch het is niet genoeg de oorzaaken en kenteekenen van een kwaad te weeten, ten zy men tevens zich bevlytige, om onderzoek te doen op de beste behoed- en geneesmiddelen ,daar tegen. Wy gaan dan daar toe over, om naar te fpeuren, welke de beste behoedmiddelen zyn. DERDE AFDEELING. Van de beste behoedmiddelen, welke tegen de Najaars-koortfen, vooral by de Militairen, kunnen aangewend worden. Kan tegen zulk een Ziekte, welke de Militairen in Staat^-Vlaanderen 'sjaarlyks zo deerlyk teiftert, en veelen derzelver het leeven beneemt, niet genoeg voorzien en gewaakt worden • men moet dan nagaan, welke de beste behoedmiddelen daar tegen zyn.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 77 My dunkt dat dezelve, tot twee foorten te brengen zyn. I. Het eerfte foort der behoedmiddelen beftaat. in het wegneemen of vermindereu der opgetelde oorzaaken II. Het tweede: in zich te bedienen van voorbehoedende Geneesmidaelen. I. De oorzaaken, die geweerd of verminderd moeten worden, hebben wy tot drie clasfen gebragt, welke orde wy dan ook hier volgen. A. Ue eerfte, zag op het Vlaamfche lucht- en landigeflel. Dit te veranderen, is eene volftrekte onmooglykheid. Het eigene, het characterizeerende, dat 'er in die lucht is, zal 'er denkelyk wel altoos zyn en blyven, gelyk het zich toedraagt met alle landen en climaaten. Daar het dan onmooglyk is, en buiten het bereik van 's menfehen kragt, om de lucht aldaar een ander beftaan te geeven; moet al de toeleg zyn, voor zo ver het kan gefchieden, om dezelve te verbeteren. Maar ook hier toe doen zich oneindige zwarigheeden op, by voorbeeld: hoe zal men de zoute zeedampen, de {tinkende  78 G. W. CALLENFELS ANTWOORD de flikken, de rottende visjes en infecten, en veele andere dingen weeren? Dit is de zwarigheid. Evenwel moet men doen, al wat men kan. Hoe meer flikken tot de fchorren aanwasfchen, en hoe meer bekwaame fchorren, door indyking, tot landen gemaakt, en bebouwd worden, hoe meer de lucht daar door herlleld en verbeeterd word: zo heeft men vari dé bedyking van de Hoogeplaat of Hoofdplaat in Staats-Vlaand eren, gefchied ten jaare 1779, wat goeds te wagten, en het is te wenfchen, dat men hier in op alle gefchikte plaatfen mooge voortgaan. Zeer noodig zyn ook, kragtige Ordonnantiën te Hellen of uit te voeren, waar by de Visfers verbooden en belet worden, om hunne vis, die zy verwerpen, niet te fmyten op hooge flikken en fchorren, daar zy liggen te fterven en ftinken, maar levendig in het zeewater zelve. De Dyken en Landen met boomen te beplanten, zoude hier toe ook van goede uitwerking kunnen zyn, om dat die de lucht verbeteren, en de zeedampen kunnen afkeeren En  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 79 En wyl de Militairen, vooral die uit tegengeftelde ja hooger en drooger landen koomen, hier van het meeste te lyden hebben, zo komt ons hier omtrent het beste voor: of dat de Regimenten, die byna in foortgelyk luchtsgeftel leggen, hier werden verplaatst, by voorbeeld van Zeeland in Staats-Vlaanderen, op dat de verandering zo trapswyze en langzaamerhand gefchiede: of dat de Regimenten hier gelyk de Conftapels, zes jaaren bleeven leggen, waar door zy, het eerfte jaar hebbende doorgeftaan, aan het inademen van deeze lucht zouden gewoon zyn, en minder te lyden zouden hebben: waar by dan nog komt, dat 'er veel jaaren zouden verloopen, eer het een Regiment te beurt viel, om hier wederom in te trekken, en dus dezelfde perfoonen flegts maar eens, of op zyn best tweemaal in hun leeven, hier zouden koomen: of dat men, gelyk men eigene troepen heeft voor den Zeedienst, Mariniers genaamd, zo ook eigene troepen van Staats-Vlaanderen had, die daar bleeven , en van plaats tot plaats in Vlaanderen veranderden, waar toe in tyd van  8o G. W. CALLENFELS ANTWOORD van vreede, drie Regimenten genoeg zouden zyn. En dit laatfte zou mooglyk het befte zyn, want zy zouden dan gelyk ftaan met de inwooners, en aan deeze zoute lucht zo wel als aan de zoete, eenmaal gewoon zynde, daar in gelukkig tieren, als blykt uit alle zulke Militairen, die, hun paspoort bekoomen hebbende, hier met 'er woon zich hebben neergezet, die zo gezond als elders zyn: en van zulken heeft men een aantal in Staats- \ laanderen , die afkomftig zyn, zelf uit Switzerland, Duitschland, ja Schotland, en die van de lucht niets kwaads meer gevoelen. Derhalven zoude dit zyn, een van de gereedfte en zekerfte behoedmiddelen, welke ligtlyk was m gebruik te brengen; altoos wat aanbelangt een langduuriger verblyf der Regimenten in de Vlaamfche Garnizoenplaatfen, ten minften hetfuccesfive changeeren der Regimenten van plaatfen tot plaatfen, die niet ver van den anderen gelegen zyn, en dus elkander byna in luchtsgeftel gelyk ftaan; want het changement der troepen, van het eene einde der Republiek naar eenen anderen oppofiten oort, kan niet an-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 8r anders als de nadeeligfte gevolgen hebben. — Wilde men hier in Vlaanderen, de naauwkeurige lysten der Militaire do.oden, federt deeze loopende Eeuw opmaaken , zou het evident blyken, dat de Regimenten vry minder dooden hadden, toen zy drié jaaren achter een hier lagen, (de jaaren door een gerekend) als federt zy van jaar tot jaar veranderen van Garnizoen. — Zeeker de Militairen zouden daar tegen zyn, uit een vooroordeel tegen Staats-Vlaanderen, en een zugt, om hoe eer hoe liever te vertrekken ; maar dit doet de zaak zelfs niet af, nog maakt eenigen inbreuk op myne bovengenoemde ftelling. En zo lang men daar toe niet kwam, zoude ten minden kunnen plaats grypen, eene trapswyze en fucceSfive verandering , van gelykfoortige tot gelykfoortige plaatfen. Dit {buk verdient zeker den aandagt, én is van oneindig meer nut en voordeel, voor de gezondheid en het leeven der Militairen, dan men in den ecrilen opflag wel denken zou. Ik heb hier voor my, niet alleen het gezach en getuigenis der grootite mannen j maar dat meer afdoet, een  #2 Ö. W. CALLENFELS ANTWOORD* geftaafde bevinding van alle tyden en eeuwen, — En al, die dit bedaard beziet, uit een ftaatkundig, wysgeerig, of geneeskundig oogpunt, zal het gereedelyk toeftemmen. B. Wat nu verder de Garnizoenplaatfen aangaat. In dezelve behoorde men alle voorziening te doen, en alle behoedmiddelen zorgvuldig in acht te neemen, tot welzyn van het gemeen en de Militairen. De gragten, flooten, of duiven, en alle waterleidingen, moeten wel zuiver en fchoon gehouden worden, en des zomers zo wel als des winters, zo ver doenlyk is, met zoet loopend water voorzien worden. De mist en alle vuilnishoopen moesten uit de plaatfen geweerd worden, en al was het des zomers, dagelyks naar buiten gevoerd worden. Men moest, gelyk op fommige plaatfen gefchied, zo overal, op boete belasten, dat ten minjften tweemaal in de week, alle de ingezetenen hunne floepen, ftraaten en rioolen, wel zouden fchoonmaaken en zuiver houden. 'Er moest een fterk verbod zyn, tegen het leggen van vuilte , van afval van vleesch en vis, en yan doode krengen, of wat het zy,  ©VER DE NAJAARS-KOORTSEN. 83 op de ftraaten en wegen, en daarin moest geene oogluiking plaats hebben. Men vindt hiervan eenepryswaardige Publicatie, van de Regeering van Arnhem van den 20 October 1779» m de Jaarboeken van January 1780, ten allen tyden der navolging zeer waardig. Het is te bewonderen, daar onze Nederlanders anders zo zindelyk zyn, in opzicht van hunne huizen, dat zy daar in boven andere Natiën, den roem wegdragen, dat 'er in gemeld opzicht niet meer gezorgd word, want ze-, ker hierin waren veel verbeteringen noodig. De Magiftraten moesten 'er, zo veel mooglyk is, in voorzien, dat geen vleesch of vis, dat befmet of verrot is, wierd verkogt: nog onrype cn fchadelyke fruiten wierden ter markt gebragt. De Varkens-kooten moesten in de fteeden en forten, niet veroorloft worden, en bovenal niet toegelaaten by Burgers, die Soldaaten in kwartier hebben: ik zoude hetzelfde zeggen, van het houden van Konyaen, doch dat is zo gemeen niet. Goede orders zyn 'er ook noodzakelyk^ op het ruimen der fecreeten, en zulks, gehoorde niet in het heetfte.van den F 2 zo-  &f G> W. CALLENPELS ANT WOÖRO zomer te gefchicden, gelyk maar al te veel plaats heeft. Het moest niemand vryftaan , binnen zyne erve een eigen asch- en vuilnisput te hebben. En de Stadsdienaars, moesten op het een eri ander, dagelyks goed toezicht houden. De Landsbaazen of Aanneetmers, moesten verpligt zyn, om al die ruigte en vuilte, die zy by het fchoonmaaken der ftadsgragten 'er uit* haaien, niet aan den oever te laaten liggen ftinken, maar dezelve naar elders te vervoeren. "Of nu 't planten van boomen, bin„ nen en rondom de fteeden, voor„ deelig of nadeelig zy, voor de ge„ zondheid der menfehen: of de lucht „ door derzelver uitwaasfemingen, ge„ zuiverd of befmet word: en welk M foort van boomen, meest of minst „ voordeelig of nadeelig zyn". — Zal men weeten, als die opgegevene Vraag door het Utrechtfche Genootfchap , zal beantwoord zyn: zo is ook in opzichtvan het planten der boomen, opde kanten der zaay- en weilanden, diergelyke Vraag voorgefteld, door het Bataapeb Genootfchap te Rotterdam. Maar hoe zal men het hegraaveri der  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 85 der Lyken, binnen de fteeden en forten doen ophouden, dit verouderd gebruik, is moeijelyk in onbruik te brengen. Dan het komt my voor, dat men in den ziekentyd, deezen weg moest inflaan, om de Lyken der Militairen , buiten de fteeden en forten in de buiten werken te begraaven: zy zelve zouden 'er het meeste nut van hebben, en in deeze maar gemeen ftaan met aanzienelyke en weldenkende luiden, welke buiten de fteeden hunne grafplaatfen verkiezen, en zulke zouden met weinig omflag te vinden zyn. Ook konde men zich van ongebluschte kalk bedienen, op dat de lyken te fchielyker zouden verteeren, en minder de lucht befmetten, gelyk gefchiedt in fommige fteeden, daar velen in de kerk worden begraven. C. Eindelyk zullen de Militairen in zich zeiven moeten zoeken cn vinden de verdere behoedmiddelen; hier in beftaande. Voor eerst: dat zy niet marfcheeren, dan in het voorjaar, gelyk dan ook altoos pleeg te gefchiedcn; dan ten voor* leeden jaare door den Oorlog met EnF 3 gö!  86 G. W. CALLENFELS ANTWOORD geland zo niet konde plaats hebben.: Als ik van het voorjaar fpreek, moet ik doen opmerken, dat de Maanden Maart en April daar toe al dikmaals minst gefchikt zyn, wyl de troupesop marsch fomtyds te veel lyden door regen, hagel, meeuw en koude des morgens en 's avonds enz. Zo dan zoude de maand Mey daar toe de uitneemendfte zyn, en wel na de gedane Exercitiën, als wanneer voorgemelde ongemakken minder, en die van de hinderende hitte nog niet aan"wezend zyn: waar by nog dit voordeel komt, dat dan de Militairen niet terftond by hun aankomst in Vlaanderen door de Exercitiën zouden worden afgemat. Voorts dat de marsch te lande, zo de nood geene verhaasting vordert, gedaan werde op de makkelykfte wyze, zo dat zy niet te lang opéénen dag marfcheeren, veele rustdagen en goede rustplaatfen en liggingen hebben, en'er in voorzien worde , dat zy zich zeiven niet verwaarloozen. En dat de marsch te water zo wierde ingericht, dat zy meer fcheepen hadden, en dus minder volk in één fchip, om te lugter en ruimer, . ' te  over de najaars-koörtsen: 8f te kunnen liggen, wyl zy anders al onderweg in een dispoütie vallen om ziek te worden. Vervolgens moesten zy, met de fcheepen aankoomende, niet te zeer verhaast worden, om hunne goederen te ontfcheepen, of zulks liever, zo 'er gelegenheid toe is, door arbeiders en werkluiden laaten doen, gem er kt veelen zich anders afwerken en ziek worden. Nog waar het goed, dat zy niet dien eigen dag en nacht van hunnen aankomst moesten de posten en wagten bezetten, maar dat zy eerst konden uitrusten van hunne geledene fatigues, en die posten nog bezet bleven, door het oude Garnizoen, datzy koomen aflosfen. Ten tweeden: moesten de Exercitiën gefchieden, wanneer de dagen heet zyn, des morgens en 'savonds, enby winderig en nat weer worden uitgefteld. Zo moest ook de Parade in de heete zomermaanden liever voormiddags om acht of negen uuren gefteld worden, als om elf uuren, wanneer het te heet is. Des nachts behoorden de fchildwagten van goede jasfen of overrokken voorzien te zyn, gelyk fcy fommige Regimenten die pryzelyF 4 ke.  SS G. W. CALLENFELS ANTWOORD ke gewoonte is. Zeer nuttig en noodigzou het zyn, dat de fchiidwagten, geouurende de zomer-hitte, niet zo lang a s gemeenlyk gefchiedt, aan dezelve blootgefteld wierden, of m de open lucht, of in een klein naauw ichilaerhuisje; en dat de ftatie-uuren, Zo wel dan, als in vehemente koude Wierden verkort. Men begrypt het doorgaans kwalyk, men vermindert den tyd van fchilderen wel in aroote vorst, maar niet in groote hitte'; daar het laatfte al zo fchadelyk is, als het ferLe, en dus elkander gelyk ftaatja ik zou liever zeggen ongelvk, want een vehemente hitte is nadeeliger, dan een vehemente koude, 'er zyn toch meer behoedmiddelen tegen de kou fchielyk aandoet heeft men zich, zo veel mogelyk, 'er tegen te wapenen! cn zich vooral te wagten voor de eerfte koude in September, en de laatfte in Mey, als welke veel inbreuk doet op de gezondheid: hier van het oud vaderlandsch versje: Voor de eerfte koude en leste, Moet men zig myden als de peste. Allermeest moet men toezien, dat zulken, die reets de ziekte onder de leeden hebben, niet optrekken en Wagten doen, of fchoon zy zich daar toe gewillig toonen; ook moet men niet te haastig zyn om de reconvalescenten daar roe te gebruiken, nademaal de eerfte anders te harder ziek worden, en de laatfte wederom inftorten, en beider ziekte gevaarlyk word. "Wel is waar, men zou kunnen tegenwerpen, dat zv in het veld zynde wel grooter ongemakken te verduurenhebhen, en dat een krygsman daar vanniet moet weeten. 'Doch men moet daar uit geen befluit trekken tot hunnen ftand buiten het veld, in het eerfte geval kan het niet anders zyn, maar in het tweede is het onnoodig, en doet F 5 men  QO G. W. CALLENFELS ANTWOORD men wyfelyk met zyn volk te fpaaren, ook weet elk hoe veele ziekten in de legers te velde door geledene ongemakken zich opdoen, en hoe veelen'er iterven. Dan nog moet men altoos bedenken, dat een foldaat een mensch is van gelyke aandoeningen en beweging als alle anderen, die in tyd van nood zyn leven en gezondheid wel met moet ontzien, maar buiten nood zorgvuldig moet bewaard worden ten dienfte van het Vaderland. Het is dan maar eene noodelooze verkwisting buiten het veld, den oorlog en nood, dezelve niet te ontzien en even eens bloot te Hellen aan alle ongemakken, die men vermyden kan: ik fpreek als een Geneeskundige, ik fpreek van Staats-Vlaanderen, om ze daar te behoeden tegen de koortfen. Tenderden: moest'er opzicht gehouden worden op hunne levenswyze, op dat zy geene overdaad doen in fterke dranken, ook niet te veel koud water, koude karnemelk, of te veel heete thee en kofFy water inzwelgen. Daar m alles de maat goed is, is hier in vooral de overmaat fchadelyk. Het ee~  - OVER DE NAJAARS-KOORTSENJ eeten van onryp, van ongezond, en van te veel fruit moest hun volfbrekt worden verboden, ook van alle nadeelige fpyzen als fpek, gedroogde vis, raauwemosfelen, vet vleesch,bedorvene vis, te grooten overvloed van garnaalen en diergelyken. Daar en tegen moesten zy, 't geen in de Chambreen makkelykkan gefchieden; voorzien worden van verfche en gezonde groenten, moeskruiden en vrugten, die in Staats-Vlaanderen nog al voor eenen matigen prys te bekomen zyn, geele wortelen of peen, cichoryen of bittere peen, roode en andere kooien, endivie, raapen of knollen, aardappelen, falade, pastenakels, ook radys , rammelasfen, appelen, vooral zuure, gekookt en gebraaden, en andere moeskruiden en vrugten te lang en veel om hier op te tellen. Van platte of roomfche boonen, fnyboonen, en zuikerboonen kunnen zy zich ook bedienen, doch met mate, want die zyn zo gezond niet; voorts moest hunne fpyze zyn foupe, gort, gierst, ryst, karnemelks-pap. By dit alles kunnen zy gebruiken met zout gefprengd rund vleesch, zoute vis, goede verfche vis, cn  02 G. W. CALLENFELS ANTWOORD cn pekelharing, of wat de tyd oplevert. En boven al moesten zy veel zeekoraal of krabbekwaad, molfla, fcorfoneelen en waterkers eeten, dat zy zelye overal om niet trekken, of voor weinig geld bekoomen kunnen, uitgenoomen de fcorfoneelen. - Gelyk men in openbaare geftichten en zaamenwooningen van menichen, als Weeshuyzen, Gasthuyzen, en andere, regulativen heeft, wat op eiken dag der week moet worden opgedischt, zo kan men in navolging van dien in de Chambreen een lyst of reguiative geeven van de beste, gezondlle, en min kostbaare fpyzen, na de onderfcheidene faifoenen des jaars, om by iederen dag der week op te disfchen, en zo zou mtn voorkomen een willekeurige en veelfmts nadeelige verkiezing van ongezonde fpyzen. Ten vierden: Komt vooral in aanmerking de verbetering der inwooninge. De Capiteins behoorden te zorgen, dat 'er niet te veel faamen in ééne barak, huis of kamer waren. Vier in ééne barak is al genoeg, en het moet al eene goede ruime en luchtige, kamer ofchambreein een burgerhuis  over öé najaars-koortsen, 93 huis zyn, daar twaalf nacht en dag logeeren. Daar moet zeer op gelet worden om te vooren gezegde redenen, En kon men het eenmaal daar toe brengen , dat ieder een bed en kribbe voor zich alleen hadde, het was des te gezonder. Booven al moest by het inkoomen van een nieuw Garnizoen goede mfpectie worde genomen op de kribben,bedden, dekens en matrasfen, of die zuiver, fchoon en onbefmet zyn, eft niet zulke, op welke nog even te vöören, die van het uittrekkend Garnizoen hebben uitgeziekt of geftorven waren: zodanige moesten afgekeurd en andere in plaats bezorgd worden. Het is waar dit heeft kosten en moeite in, maar men kan voor de gezondheid en behoudenis van het volk nietste veel, niet genoeg doen: men kon op middelen bedagt zyn om die meerdere kosten te vinden , het zy dat daar voor iets meer van de Militairen betaald wierd; het zy dat die kribben, bedden, dekens en matrasfen, uit de Lands Magazynen mogten gehaald worden. Die ziek vallen moesten van de gezonde- worden afgssoftdesdf m ju  94 G. W. CALLENFELS ANTWOORD in een ander bed en ander vertrek worden gelegd. En de raamen en venfters moesten ter bekwamer tyd en ftond worden geopend en geflooten ter bekooming van verfche en goede lucht. De ondervinding heeft geleerd, dat toen de foldaaten zo niet by een lagen en chambreen hielden, maar hier en daar by kleine partyen verfpreid by de Burgers inwoonden, en dus hier één, gints twee, elders drie, vier, tenhoogfte zes lagen, zy vry gezonder waren en bleeven, waar van de reeden boven is opgegeeven. Het zoude eene uitneemende zaak en voor de gezondheid zeer voordeelig zyn, zo wanneer 'er voor de ongetrouwde op 's Lands kosten in de Garnizoenplaatfen, byzonder in Sluys, vaste huyzen waren, met goede ruime kamers, en voorzien van hetnoodige huisraad, te weeten, bedden, tafels , ketels, potten, en alle gerieflykheden, en als dezelve Honden onder een geduurig nauwkeurig opzicht van daar toe gelasten. Ook zyn Hospitalen ten uiterften noodig voor de zieken. 'Er is een te Sas van Gend in het begin deezer eeuw. " 30  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 95 in de fuccesfie oorlog gebouwd, dat zeer goed en ruim is, doch dat niet gebruikt word. Het zogenaamde Hospitaal te Sluys is nog tot het jaar 1779 gebruikt geworden, dan gemerkt het eigenlyk tot geen Hospitaal was aangelegd : maar beftond in zoldervertrekken boven het Gasthuys, federt den jaare 1740 daar toe ingeruimd, welke vry te benauwd waren, en waar in men op zyn best, maar honderd of honderd vyftig zieken goed fchiks konde leggen (fchoon men het voor meer had berekend); de fondfen tot deszelfs onderhoud niet toereikende waren, en de befoldinge voor Doctor en Apotheker te gering, zo is het zelve na menigvuldig herhaalde klagten, in boven gemeld jaar door den Raad van Staaten afgefchaft en vernietigd. Dan federt dien tyd hebben de Regimenten van Acronius, den Erfprins, Wallons van Grenier, en de Switfers van Sturler, dat gemis ondervonden, en het is duidelyk gebleken, dat nog beeter is een liegt Hospitaal als geen, nademaal door een Hospitaal de zieken van de gezonden worden afgefcheiden, onder een geduurig opzicht liaan ,  *)5 éi W. CALLENFELS ANTWOORD en van goed voedfel en medicyneh voorzien worden. Reeden waarom dan ook in dit afgeloopen jaar, die van Sturler by den Raad van Staaten en Magiftraat van Sluys verzochten en verkreegen om die oude vertrekken van het Hospitaal boven het Gasthuys wederom te mogen gebruiken voor hunne ergfte zieken: edoch terwyl het ontbrak aan de vereischte fournitures (zynde de oude op hooge order vcrkogt) en aan de noodige bedienden, had ook zulks het gehoopte einde niet. Het ware dus te wénfchen, dat in de drie voornaamfte fteeden van StaatsVlaanderen goede Hospitaalen wierden aangelegd, voorzien van al het noodige. Te Sluys, daar het meeste volk legt, en de meefte zieken zyn, is 'er vooral een noodig. Het Hospitaal van Sas van Gend is ruim en bekwaam genoeg, en alleen maar in trein en gebruik te brengen. Te Hulst zoude ook zulk een gebouw zeer dienftig zyn. bn dan konden de zieken Van de naast gelegene kleinere Garnizoenplaatfen na één der Hospitaalen in die drie fteeden vervoerd worden. Men weet hoe wel ingerigt en van welk een,  OVER DJE NAJ AARS-KOORTSEN. £ft een nut de Franfche Hospitaalen zyn, men kon hun dit afzien en nadoen. Daar door zoude men Veel volks behouden, en dus deii lande eenen we« zenlyken dienst doen, te meer daar het volk zo fchaars en moeijelyk te bekoomen is. Derhalvcn kan op het aanleggen van goede Hospitaalen niet te veel aangedrongen worden, zo in Staats-Vlaanderen als elders. Men behoeft maar te bezien die landen, daat goede Hospitaalen zyn, en derzelver voordeelen, en die te vergelyken met onze landen, en de droevige toedragt der Militaire zieken buiten de Hospitaalen in de chambrées. — Wat oppas, wathulpe, wat ftilte kunnen daar ide zieken hebben ? immers geene of zeer weinige. Welke gezonde fpys en drank kunnen hun daar worden toegediend? en hoe zyn de Chirurgyns der Regimenten of Compagnien in ftaat om alle de zieken na behooren te vifiteeren? hoe ellendig zyn niet daar en boven de vertrekken en legerfteeden der Militairen ingericht? en wat lyden niet de gezonde door de zieken, wat worden ze aangelloökeh, befmet, cn ftorten in dezelfde ziekte? Het \vaG re  £8 G, W. CALLENFELS ANTWOORD re te wenfchen, dat mannen van aanzien en geleerdheid hier in eens te zaamen werkten, om zulke hoognoodige gedichten aan te raaden, en in te voeren. — De zaak roept zo luyd, dat ik 'er niets meer byvoege. Ten vyfden: Is het ook een zaak zeer noodig en nuttig voor de bewaaring der gezondheid, en voorkooming der ziekten, dat de barakken en chambreen van tyd tot tyd worden geveegd, gefloft en gefchuurd: als mede dat de bedden, matrasfen en dekens worden gelucht, zuiver en fchoon gehouden, en men op zyn tyd fchoone lakens heeft. Alle vaten, ketels, potten en pannen, waar in men kookt en braad, of waar uit men eet en drinkt moeten wel worden gereinigd; wyl die anders aanlaaden en begroeijen, en het koper met vergiftigd fpaans groen uitilaat, waar van men wel eens fchrikkelyke uitwerkfelen heeft gezien, dan andere nadeelige uitwerkfelen blyven onbekend, onzichtbaar en verborgen. Men kan in dit alles niet te rein zyn, men moet daar op naauwkeurig letten, en dat weides te meer, om dat veelen tot bun groot nadeel hier in zeer achteloos zyn  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. Q£ zyn. Vooral moet men niet vergeeten op zyn tyd zich zeiven te verfchoonen, wantin bezweete vuile hemden, of in onreine natte bemorschte kleederen geduurig te bh/ven, benadeelt grootelyks. Geenaschnog vuiligheid, vry minder excrementen moeten lang in de wooningen blyven liggen: of geen excrementen aan en tegen dezelve wooningen worden uitgeworpen. Geen fchadelyke dingen moest men branden, geen turfmul of rookende brakke turf aan den haard laaten fmeulen , of doove kooien te glommen leggen, gelyk maar al te veel gefchiedt. Alle ongedierten op het lighaam, in huys en meubilen met de Ichurftheid moeten fterk worden te keer gegaan. Ook moest het den Militairen; immers den Gemeenen, of hunner, vrouwen en kinders, niet geoorlofd zyn honden te houden: men moest hun ook gewennen om hunnen voorraad van fruit en groenten altoos te plaatfen buiten de vertrekken, die door hen worden bewoond. Zeer groot onderfcheid vernam ik" menigmaal tusfchen die geen en, welken zindelyk en rein waren, en tusfchen G 2 zul«  «GO 0, W. CAL^ENFELS ANTWOORD gulken, die morsfig waren, en bevond niet zelden: dat de eerfte van de koortfen meer bevryd bleeven of eerder herftelden, terwyl de laatfte met de koortfen meest wierden aangetast, en moeijelyker genazen. Hoe meer men zorgt voor de reinheid, hoe meer men het bederf der lucht, die men inademt, voorkomt; dus behoeft dit geen verder bewys. — Het is niet genoeg, dat een foldaat zuiver en rein is op zyn uniform en geweer, en wanneerny op de parade verfchynt; neen, zyne inwooning, ligging, inboel, hoe gering ook, alles moet net en fchoon zyn; en juist word dit minst by hen gevonden. Ten zeiden: De onderofficieren moesten goede acht geeven, dat de foldaaten zich zeiven niet benadeelden door vadzigheid en luye ledigheid aan de eene zyde: noch aan de andere zyde door te veel en vermoeyend werken, of te dikmaal optrekken, of al te driftig fpeelen, maar dat het een en ander in zekeren maat gefchiede, evenreedig aan hunne krachten en gezondheid. Soldaaten moeten als kinders behandeld worden, zal men hen be- wa-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. lOf waren; daar moet een vaderlykopzicht over zyn. Ten zevenden: Niet minder moet 'er gelet worden op hunne gemoedsaandoeningen, dat die effenbaar en genoeglyk zyn. Best ware het zulken op te zoeken en aan te neemen, die zonder dwang of onbezonnenheid of moedeloosheid dienst naamen, maar uit eige verkiezing, vrye wil en ambitie: van deezeu zal men het beste gediend worden, en zy.zullen meest gezond en fterk zyn, daar anderen kwynen, ziek worden of wegloopcn, zo ras zy de kans veilig zien. JVlen moet ook alles, in het werk ftellen om den dienst makkelyk en aangenaam te maaken, vooral aan zulken, die men bemerkt, dat met weerzin en kwelling dienen, en niet dulden, dat het volk veel geklopt en» geflagen word, zomtyds zo niet onschuldig, wel eens om een kleinigheid. Den weg van overreding moet men verkiezen boven dien van flagen, zolang mooglyk is, en daar mede zalmen het meest vorderen. Bevindt men dat 'er zyn, die kwellend en mymerende blyven dienen, zy zullen gewis eens ontvallen; het is dan best zichG 3 van  r302 G; W. CALLENFELS ANTWOORD van zulken te ondoen. Heeft men 'er die met het zogenaamde Heim wee worden overvallen; men moet nooit denleen, dat men dit door kyven en vloeken, vry minder door flagen, zal ontleeren, men zal het kwaad, zodoende, maar verergeren, en hun een wisfe ziekte en dood berokkenen. Daarom moet men de zodanigen terftond met verlof voor eenigen tyd naar hun vaderland en vrienden laten gaan, wanneer zy daar door het best herftellen, cn gezond weerkeeren, en blymoedig dienen: ik heb 'er gezien, die ziek lagen, maar als zy groot verlof ;of hun paspoort zouden krygen, als verlevendigd wierden, en uit hunne ziekbedden opreezen, en al hunne krachten verzamelden, om de reize naar hun yaderland te doen. Betrekkelyk verderden angsten vrees die de Militairen doorgaans bezielt, tegen de Garnizoenplaatfen en lucht van Staats-Vlaanderen, weet ik geene middelen, dan die ik in het begin van deeze afdeeling heb aan de hand gegeeven: en zo lang het blyft in dien ftaat, als het tegenwoordig is; te weeten, dat de Garnizoenen aldaar van jaar;  OVER DE NAJAARS-KO0RTSEN. lO$ jaar tot jaar veranderen, en men nieuwe en andere Regimenten krygt, zal men zich moeten met geduld wapenen, in zyn post en roeping ftil zyn, en het der Voorzienigheid aanbetrouwen, terwyl men, zo de nood het niet anders vordert, zo veelen met groot verlof kan doen vertrekken, als eenigzints mooglyk is. In eens, hoe meer het volk vry en bly, welgemoed en te vreede, word gehouden, hoe beeter het tegen de koortfen is gewapend: daar toe kan ook helpen, wanneer in een tyd, als 'er veelen fterven, zulks voor de anderen, die krank leggen , word verzweegen, en de dooden met eenen ftillen trom begraven worden, gelyk dit afgeloopen jaar te Sluys is gefchied. Die onder de Soldaaten waare christenen zyn (dat wel eens, hoewel zeldzaam gebeurt) die zullen alle gronden van vertroosting en opbeuring in den Godsdienst vinden, en dus best te vrede, en der Goddelyke Voorzienigheid met vertrouwen onderworpen zyn. Ten ayften: Moet tegen de armoede , behoefte, en veelvuldig gebrek G 4  JQ4 O. W. CALLENFELS ANTWOORD der getrouwden voorzien worden. De bezoldingen zyn geregeld in tvden, axs alles beeter koop was, en zyn nu op lange na niet toereikende voor de foldaaten in 't gemeen, en de getrouwde in 'tbyzonder, ook valt'er in StaatsVlaanderen nier, veel te verdienen. De laatflen altoos moesten na gelang van hun gezin meerder byleg en onderfteuning hebben, en in tyden van ziekte, als zy niets kunnen verdienen, moesten zy vooral verzorgd worden. Geeft men de foldaaten verlof om te' trouwen, (want zonder dat kan het niet gefchieden) dan moest men ook hunne vrouwen en kinderen zich aantrekken en gadeflaan. Wat moed en couragie, meent gy, kan een foldaat hebben, die zyn vrouw en kinderen in de grootfle armoede, zo wel als Zich zeiven ziet gedompeld, en menigmaal noch te eeten, noch te dekken, noch te warmen heeft? - Een Capitein moet over zyn foldaaten zyn als een vader over zyne kinderen, en meer uit liefde als uit flaaffche vrees gehoorzaamd worden. Hy moét toonen, dat hy. zich de belangens van zyn volk aantrekt, en hunne lasten en lyden zoekt  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. lof te verligten, daar ik dit zag gebeuren, zag ik ook de gewenschte gevolgen. W ord een armoedig en ziek huisgezin van een foldaat aan zyn lot overgegeven , het einde is eene gewisfe ondergang. Het kan niet tot zegen en eer zyn°van een Capitein, als een verlaten huisgezin tegen hem tot God roept. De zegen daar en tegen van God en menfchen, agtervolgt zulke officieren, die de hunnen uit al hun vermogen en zelfs uit hun eigen beurs on? derïteunen, gelyk 'er zodanige edelmoedigen zyn. De armbezorgers en weldadige luiden in de Garnizoenplaatfen weeten best, wat armoede 'er gefmoord word , en wat zy aan veele huysgezinnen gedaan hebben, dochzy zyn onmagtig om al het gebrek te vervullen; want het getal der ledemaaten in de grootfte Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen , kan op zyn best maar vyf honderd uitmaaken, en men heeft 'er niet veel gegoede luiden: daar en boven hebben zy nog genoeg te Hellen met de weduwen en weezen der foldaaten, die 's jaarlyks tot hunne lasten koomen: te Sluys, daar gemeenl/ffk een Regiment legt, werd in den, ü 5 jaa-  I05 G. W. CALLENFELS ANTWOORD jaare 1777 by zekere gelegenheid berekend, dat de Diaconie aldaar in tien verloopene jaaren omtrent agt duizend guldens hadde te koste gelegd aan "Militaire armen, weduwen en weezen. De Heer J. P. Suszmilcb fchryft, in zyne Goddelyke nrae I Ü. 1 Stu,ï,p, 130, aldus „ wie doet de behoeftigen, wan„ neer de ziekten de overhand nee„ men, nevens en boven de Genees„ middelen, van kragtige foupe en „ goed voedfel, van hout om zich te „ verwarmen, van bedden en dekens „ voorzien? de Geneesheer kanzuiks „ niet doen en de Staat doet het ook „ niet, ten minften niet tot een ge>y noegzaamen graad. De armkasfen zyn „ op verre na niet toereikende. De „ Regenten, of die weike in derzel„ ver plaats gefteld zyn, gevoelen dit „ niet. De nood der ellenden word door hen niet ondervonden: men » verbergtze voor hen eerder, dan dat men de ellende den weg tot den throon „ en tot het herte van medelydende „ Vorsten zou baanen: daar door w verliest de Staat menfchen, die door M hunne waarde van belang voor den0 zeiven zyn, en wier behoudenis de „ aan-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. IO^ „ aangewende onkosten honderdvoud v dig zoude vergoeden. Mogten dan zoo veelen in den lande; die in^rykdom, weelde en wellust zich baaden , meer ooggetuigen zyn van de ellenden, die gefmoord worden in zo veele bedroefde huisgezinnen, en zy daar door bewogen worden, om hunne behoeftige natuurgenooten by tefpringen, en zulken, diehunleeven voor hun in de hand draagen, het leeven en de gezondheid, zo veel in hun is, zoeken te verlengen. Wierden de Armbezorgers, of andere liefdadige perfoonen, van noodige penningen voorzien, geern zouden zy zich verledigen, om zulke noodlydende van het noodige te verzorgen. Of anderzints kan men eenbyzondere beurfe of armkist in de Regimenten houden, om daar uit het gebrek der getrouwden, en hunne zieken te hulpe te koomen. Ten negenden: Behoorde men geene Soldaaten aan te neemen, diekennelyk in dronkenfchap en ontucht zich voorheen verloopen hebben, en daar door in den grond bedorven zyn; want deeze, behalven dat zy zelve niet lang beland blyven, bederven en verleiden  X08 G. W. CALLENFELS ANTWOORD de anderen. Ook moest ten ftrengften worden tegengegaan en geftrafd alle overdaad, wellust,, en vuile vermaaken; wv,l derzelver gezellinnen zyn befmettirig, ziekte en de dood. Dienstig daar toe is het, dat men de Soldaaten , van welke gezindheid zy ook 3yn, verpligt om hunnen iioiodienst waar te neemen, om dat zy daar in tegen alle opgemelde ondeugden gewaarfchouwd, en tot deugd, matigheid, en onthouding ten iterkilen aangemaand worden , daar anderseen ongodsdienftig leeven hun- nog meer een meer voedfel tot dit kwaad verfch:.f:. Ook moest men geene aanneemen, die te jong, te zwak,, ofziekelyk zyn. — Een Capkein, die op het een en ander hier gezegd, oplettend is, en geen geld ontziet, om braave Soldaaten te werven, heeft doorgaands een Compagnie van de fchoonfle en fterkfte manfchappen. Ten laatJlen: Moest 'er wel ernftigin voorzien worden., dat niemand der Militairen op eigener gezag buiten opzicht van een bekwaam Doctor of Chïrurgyn, eenige geneesmiddelen ten Voorkoming.van de ziekte, of ftuiting van;  OVER DE NAJAARS-EOORTSEN. IO9 van dezelve' in de beginfelen bruikte. — De Hr. IVraxel meldt, in zyne reize naar bet Noorden p. röo, Van Petersburg het volgend merkwaardige: „ fommige wetten, de ftads regee?, ring raakende, zyn my zonderling „ voorgekomen, hoewel ik moetbe„ kennen, dat zy van heilzaame uit„ werking zyn. Kort na myn aan„ komst my onpasfelyk bevindende, „ zond ik myn knegt, om wat Magne5, fie te koopen. Hy kwam my bood„ Ichappen, dat geen Apotheker 'er „ hem van had willen geeven; en dat „ drie of vier van hun hem hadden ver„ zekerd, datzy daar van geen vieren- deel loots zouden durven verkoo„ pen, fchoon men hun honderd du„ caaten gaf, buiten een voorfchrift „ door een Geneesheer ondertekend. „ iEsculapius kan geen voordeeligcr wet voor de faculteit gemaakt heb„ ben, doch zy belet de opgeworpen „ Artfen een aantal van menfehen na „ de andere weereld te zenden, ge„ lyk zy by ons fhaffeloos doen". Zo verre fVraxal, ik behoeve daar geen woord by te doen, dan alleen, dat uren.  !ÏIÖ G. W. CALLENFELS ANTWOORD men in ons land op dit Huk wel wat oplettender mogt zyn. II. Wat nu verder aangaat de voorbehoedende Geneesmiddelen. Men moet hier in voorzichtig zyn, men moet hier in niet te veel voorfchryven. Het is zeer dienstig, dat men een openlyf houdt, en, als men zich geconftipeerd vinde, dat men zich tydig bedient van laxeerende fpyzen en dranken; als by voorbeeld , gierst, of geele grutten met pruimen, appelmoes, karnemelkspap en gelykfoortige; en zich van vleesch en harde fpyzen onthoude, en voor zyn drank alleen wat theewater gebruike. Helpt dit niet, is men hardlyvig, men moet zich van Rhabarber, of eentrekfelvanfenebladeren, doch daar men de fteeltjes naauwkeurig uitgedaan heeft, om dat die krimpingen verwekken, of wel van eenige purgeerzouten bedienen. 'Er zyn 'er, die met vrucht de Rhabarber by zich draagen, en nu en dan 'er iets van eeten. Doch van fterke en het lighaam beroerende purgatien, als jalappe, aloe enz., moet men zich wagten, om dat men daar door wel eens te eerder de koorts fcich zoude pp het lyf jaagen. yoelr,  fcVER DE NAJAARS-KOORTSEN. III Voelt men de beginfelen van de gal, de acida en acefcentia als citroenen, zuuring, azyn, zuure appelen, karnemelk , wat cremor tartari kan die breeken en voorkoomen: ook is gerflewater met wat citroen, en rhynfchen wyn, of wat gelei van aalbesfen eene heilzaame drank. En waarom zou men de Militairen ook niet kunnen gewennen aan het drinken van water met wynazyn gemengd, die gewoone drank der Romeinfche Soldaaten, by hun Po/ca genoemd? De Soldaaten moesten ook des morgens, zo dra zy opftaan, den mond met wat water en azyn fpoelen, en daar van een teug drinken, en voorts dagelyks het aangezicht, handen, en voeten wel fchoon wasfchen: eene dagelykfche beweging, en aangenaame wandeling moet daar by plaats hebben. Zyn zy walgachtig, zyn zy genegen tot braaken, dan is de braakwortel, radix Ipecacuan* ha, van veel dienst, en zy moeten daar by veel laauw water drinken. 'Er zyn 'er die ter voorbehoeding tegen de koorts eenige voorfchriften van geneesmiddelen hebben, die op wyn of genever zetten, en daar twee of driemaal  tl2 G. W. CALLENPELS ANTWOORD maal daags een romertje van gebruiken; of die de cortex peruvianus geduurig kaauwen, of dezelve op wyn getrokken drinken: dit is zomwylen wel eens van effecT:. Dan het plaatfen van welriekende bloemen en plantgewasfen- in de kamers , om eenen aangenaamen reuk te hebben, als daar zyn Meyen, Leliën, Koozen en anderen, dient meer tot verderf van de lucht; gelyk door den Heere Ingenhousz is getoondl.c.p. 176. en in de Foorrede van den Vertaler ', die 'er gedugte ongevallen van heeft aangeteekend, dus moet men zich daar voor wagten. Ik zal niets meer zeggen van voorbehoedende geneesmiddelen, dan alleen dit, dat te groote en angstvallige voorZorg, en te veel medicamenten ter yoorbehoeding te gebruiken, erger is dan het kwaad zelve, en van nadeelige gevolgen: eene goede leefregel in acht te neemen is het voornaamfle. En zo hebben wy de behoedmiddelen, zo in het weeren der oorzaaken van de koortfen, als in de geneeskundige middelen beftaande voorgehouden, en heb tien ons met het eerfte het langs$  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. H3 langst opgehouden. Ik beken, dat 'er in opzicht van deeze eenige zyn, die aan veele zwarigheeden, moeite en kosten zyn onderworpen: dan veele en verfcheidene zyn makkelyk naar te koomen : en wat de andere aangaat, wat is 'er, dat geen zwaarigheid ontmoet , of dat zonder kosten en moeite kan gedaan worden, althans in zaaken van gewigt, en wat is 'er gewigtiger, dan de gezondheid en het leven van zo veele menfchen ? -— Zo men dan zich der moeite en kosten getroosten wil, zullen de meeste, zo niet alle opgenoemde behoedmiddelen , kunnen worden in het werk gefield; en ik twyffel 'er geen oogenblik aan, of, als dat gefchiedt, men zoude daar van de gewenschte en gelukkige gevolgen haast ontwaar worden, en zich verheugen ten nutte van het menfchdom in 't gemeen, en de Militairen in 't byzonder, kragtig te hebben medege-j werkt. En zo hier toe de Souverein, de Regeeringen der Garnizoenplaatfen, en de Heeren Officieren geliefden ieder in het zyne het noodige toe te brengen, en de handen in een te fiaan, zoude men het bedoelde einde kgmnen  ÏI4 G. W. CALLENFELS ANTWOORD bereiken. Maar nu moeten wy ten laatflen overgaan om te zien, hoe de zieken best worden geholpen en nerfteld, en dus opgeeven, welke de beste geneesmiddelen zyn, die kunnen aangewend worden, VIERDE AFDEELING. Welke de beste geneesmiddelen zyn, die tegen de najaars-koortfen kunnen aangewend worden. Alvoorens ik tot de Geneezing der koortfen zal overgaan, en daar van fpreeken, moetik voor af herinneren en aanmerken, het geen reeds te vooren is te verftaan gegeeven en uit het verhandelde vloeit, en van dien aart is, dat het niet genoeg gezegd, niet genoeg herhaald kan worden. Voor eerst: Dat de zieken moeten van de gezonden afgezonderd, en alleen gelegd worden, in ruime zaaien of kamers , zo veel doenlyk is niet veel by een. De veelheid van zieken toch houdt de lucht in een geduurig bederf en befmetting: hier van dat de Heer Pringle zegt, dat 4e Hospitalen.fomwyl veel eer plaatz  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 11$ plaatfen zyn om ziek, dan herjleld te worden. De bevinding leert, als 'er weinig zieken zyn in eene zaal, dat zy eerder herftellen, waar van de reeden ligt is op te maaken. En zo de ziekten van een kwaadaartig foort worden, behoorden zy alleen, in een daar toe gefchikt vertrek, te liggen. Het zoude ook wenfchelyk zyn, dat die zwaar krank zyn, niet in een opene kribbe, maar in een bedftede, of ledikant lagen, en dus o verdekt tegen licht, lucht, en koude. Ten anderen: moet den zieken alle rust en ftilte worden verfchaft; want de rust en flaap der zieken is Medicyn, en bevordert zeer de geneezing; men moet dus voorkomen, dat deoppasfers of mindere zieken dezelve niet ftooren door loopen, praaten, fluiten, fpeelen of eenig ander geraas; een ziekekamer moet een ftille kamer zyn.' Ook moet men, zo veel mooglyk is , alle gemoedsaandoeningen voorkoomen, want dezelve, zo zy in eenen hoogen graad zyn, worden doodlyk voor den kranken. Kunnen zieken onweetende gehouden worden van het jDeregten hunner medezieken, kameH 2 ra-  Ïl6 G. W. CALLENFELS ANTWOORD raden en landgenooten door Predikanten, Zieketroosters, of Pastors, mendoed een goed werk, want als de zieken den moed laaten zakken, en zich verbeelden, dat zy fterven zullen, is het veel ten agteren, en dan doen de geneesmiddelen geen nut, ofzy willen die niet gebruiken. ^ Tenderden: Moeten de zieken voorzien worden van goede en zuivere bedden, matrasfen, dekens en lakens, en telkens, als zy het verdragen kunnen, verfchoond worden. Het vertrek moet ook kuis en zindelyk gehouden worden, en hunne uitwerpfels van mist, water, zweet, bloed en fluimen, zoras mooglyk, weggenoomen, en zy daar van gereinigd worden. Men kan zich ter beeter zuivering met voordeel bedienen van azyn, genever, geneverbesfen enz. Ten vierden: Men moet hun van eene goede lucht voorzien, zo veel men kan. En in dit ftuk word van dag tot dag door des kundigen veel nafpooring en vordering gemaakt. Hoe fommige ziekten misfchien door gedephlogifticeerde lucht kunnen geneezenworden,zal dzl&zeï Ingenhouszh c. o. 157  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN, lij p. 157 melden, en zyn Wel Ed. zegt p. 161 „ men zal aan het menschdom „ waarfchynlyk een zeer gewigtigen 9, dienst gedaan hebben, wanneer men „ een gemakkelyk middel zal gevonM den hebben j om aan zieken, in ze„ kere gevallen, eene genoegzaame „ veelheid van die levensvoedende „ lucht, ter g ene ezing van hunne kwaa„ len, toe te dienen. „ De natuur- en fcheikundigen, moe„ ten ons de gemakkelyklle en min „ kostbaare wyze leeren , om een ge„ noegzaame veelheid van die lucht „ uit de lighaamen, die haar bevatten, „ te trekken; en het is de plicht der „ Geneesheeren te beproeven, inwel„ ke ziekten, zy van gebruik zoude „ kunnen zyn". Vergelyk hier mede de Hrn. Deiman en van Troostwyk 1. c. p. 86. en volg. 72?» vyfden: Moeten zy eenen goeden levensregel houden, en van goede en gezonde fpys en drank in een behoorlyke maat op zyn tyd worden voorzien, en onder opzicht ftaan, op dat zy zich hier in niet vergrypen. Deeze dingen, die ik thans herrinnere, zyn zo noodig als de geneesmidJti 3 dé-.  ï l8 G. W. CALLENFELS ANTWOORD delen zelve, ja veel noodiger: want als men het bovenftaande in acht neemt, zal fomtyds de natuur zonder geneesmiddelen zich zei ven helpen en redden, daar en tegen zyn de beste geneesmiddelen te vergeefs en vrugteloos, als dit ter neergeftelde word verwaarloosd en daar tegen gezondigd; dat echter maar al te veel gefchiedt. Eindelyk : Moeten de zieken worden behandeld door bekwaame Geneesheeren , die hunner zaaken kundig, en tevens aan hun plicht gedagtig zyn. Hier over is waardig geleezen te worden, de Plïgtenvan een Geneesheer, gedrukt te Am/lerdam by Tntema en Tieboel 1771. En deeze moeten uit eene verkeerde fpaarzaarnheid niet te zeer befnoeid zyn in hunne bezolding, of bepaald in hunne voorfchriften en geneesmiddelen. Daar dit plaats heeft zullen de zieken een volkoom en vertrouwen hebben op hunnen Geneesheer, daar zullen zy hem als een Engel Gods aanfchouwen, en door zyn byzyn vertroost worden,'t geen veel, ja ongemeen veel afdoet, gelyk ieder begrypen kan. Waar by op den Apothecar goed toezicht dient gehouden te  OVÊR DE NAJAARS-KOORTSEN: 1I§ te worden, als in welk ftuk men niet te naauwkeurigkanzyn; want anders kunnen de beste voorfchriften der Geneesheerennietbaaten, daarom moet'er goede zorg worden gedraagen, dat de verouderde medicamenten worden geweerd, met verfche worden aangevuld, en dat de ontbrekende worden aangefchaft. Ook is het niet wel voeglyk, dat één perfoonals Doctor, Apothecar en Chirurgyn fungeere, dit is met wel doenlyk, in kleine plaatfen kan het niet anders zyn, maar in grootere moest eene betere inrigting plaats hebben, en elkby zyne eigene functie blyven: ik befluite dit met het welgepafte van C. V. D.C. in zyne zedel: bedenk: geplaatst in 't 3 O» ii N, van 't Mengelw: der Algem: Vad: Letteroejf: p. 488. „Menkan zichwaar„ lykniet genoeg verwonderen, wan„ neer men veele der menfchen be„ dry ven oplettend gadeflaat. Dan „ niets zou men zeggen is dolzinniM ger, dan, wanneer men zyne ge„ zondheid verlooren heeft, dat men „ zyn leeven zo ligtvaardig waagt aan „ onkundige menfchen om weer her„ fteldte raaken. Men zal geen kleed •> voor zyn lighaam, geen fchoen voor " H4  £20 G. W. CALLENFELS ANTWOORD \y zyn voet, aan een knoeijer vertron» wen. Maar zyn dierbaar leven waaat 9, men ligtvaardig aan menfchen, dïe „ geene de minfte kennis van de ?e» neeskunde hebben. Zo is men op. „ lettend op beuzelingen, en onagt» zaam op het dierbaarfte zyner be9J zittingen. JNu gaa ik, na deezen noodigen uitftap, over tot de'geneezing en geneesmiddelen zelve. Geene koorden zyn er, waar in de natuur ons duidelyker leert wat 'er in het begin derzelve te öoen ftaat, dan deeze boven befchreeve Najaars-koortfen, namentlyk om haar te hulp te koomen in het ontlasten van eene menigte ftoffe, fchadelvk voor het lighaam. Dit gefchiedt best door ondastende middelen, bekend onderden titel van eyacuantta: en onder dezelve koomen de braakmiddelen, emetica genaamd, het eerfte te ftade, waar in de kroon lpant de over bekende braakwortel rad: lpecacuanha, van deeze gaf «ik tot een halve dragma in poeijer de lyders in, doorgaands met het grootfte fucces' 13y anderen, die van eene fterkere natuur, zyn, moet men .zich be- die-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 121 dienen van den braakwynfteen tartarus emetimts. Deeze braakmiddelen moet men den zieken toedienen terftond na het eerfte acces van de koorts, en dezelve des noods, nog eens een dag of twee daar na herhaalen: waar na men niet zelden de gewenscnte uitwerking ziet, het zy dat dezelve in de volgende aanvallen veel zagter is, het zy dat de braakingen in de koorts veel minder of geheel weg zyn: welke laatfteuitkomften men gemeenlyk befpeurd, vermits de veelheid der zondigende ftof, door deeze middelen uit het lighaam word gedreeven , althans zo 'er niets anders is, dat zulks verhinderd. De eerfte wegen alzo van booven behoorlyk gezuiverd zynde, zo is het ook tevens noodzaaklyk om dezelve van onderen te ontdoen van haare kwaade en bedorvene galftoffen» Zulks word verricht door die evacuan« tia, die den afgang bevorderen, doch in het verkiezen van dezelve, moet men zich van de eccoproüca, öf zagte bedienen, boven de fterke, dewyl ik maar al te dikwyls de fchadelyke gevolgen gezien heb van onkundigen, die H 5 de  122 G. W. CALLENFELS ANTWOORD de lyders de drastica of fterke toedienden, want de lyders door de koortfen reeds veele kragten verlooren hebbende, wierden door deeze, te fterken afgang verwekkende middelen, zodanig vermoeid en afgemat, dat de volgende aanval van de koorts veel fwaarer en van eenen hardnekkigen aart was: zulks heeft ook plaats, als menden zieken al te ftrafFe emetica voorfchryft, men kan hier in niet te voorzichtig zyn, noch ge noeg raadpleegen met den toeftand en het geftel der kranken. Men bedient zich dan veiligst van de cajia, tamarinden, rhabarber, gezuiverde/^bladeren, de manna: van het falmirabil glauberi of het fal pulychrest: en diergelyke, die men dan, na tydsomftandigheden, of ieder alleen, of zaamengevoegdkan ingeevenop verfcheidene wyzen in de form van pillen, poeijers, brokken, of dranken, welke laatfte, te weeten, de hauflus pur* games, ik doorgaans verkieze, om dat zy fchielyker en beeter werken, en niet zo lang in de maag moeten liggen om te ontbinden. Menigmaal heb ik met veel genoegen de goede gevolgen gezien van de lyders zulk een middel voor.  OVER. DE NAJAARS-KOORTSEN. 123 voor te fchryven, hetwelknabovenen na onderen tevens werken konde, 't geen beftond ex pulv. rad. Ipecacuanh. 5 (3. 'rbei el fcr. i. nitr. pur. gr. X. m. ƒ. pulvis. . Het lighaam nu behoorlyk gezuiverd zynde, zo ziet men, als reeds gezegd is, dikmaals, dat de koortfen hunne kragten verliezen: dan om de zondige ftof nu verder te verbeteren, en uit het lighaam te dryven, zo moet men de lyders laaten gebruik maaken van poeijers, die men maaken kan uit de oc. 69 met het fal. polych. of uit de cry* ftall. tartar. met de oc. 69., of van de pilul. Jlomach, Edinburg. en foortgelyke. Dit kan men ingeeven in form van mixtuuren (namentlyk de poeijers) en te gelyktydig de maag en kragten des lyders verfterken met aq (lill. menth. en fyrup. menth. met het aq. cinnam. met de tinctur. et fyrup. e cort. aurant. of met het acetum deftillat:, zo 'er eene fterke hitte by plaats heeft, en zo de zieken door het walgen ai te benaauwd zyn door het fal abfinth, met fucc. citr. of limon. 'er onder te voegen na gelegenheid. Van  124 G. W. CALLENFELS ANTWOORD Van zulke en diergelyke mixtuuren zal men veel baat in de heete galagtige koortfen ondervinden, ook van de üecocta en julapia, die men maaken kan uit de radic. fcor/on, gramin, taraxic. acetnf, waar by men de tamarinden en het hordeum voegt, en daar na vermengt met de fyrup. violar., rob. ribef, fpirit. mtri. dulc., fpirit. vitriol. met het fal nitr. offalpolychr. en foortgelyke. Dit heeft vooral plaats, wanneer de koortfen van eenen ontfleekenden aart zyn, en wanneer men vreest, dat lever of andere declen van het lighaam min of meer geobftrueerd zyn, of zullen worden. Tegen de looze braakingen, een'allerbenaauv/st fymptoma, en dat na geen emetica vraagt, kan men zich met vrugt bedienen van braaking tegengaande drankjes {haupZus anucmetkï), waar van het volgende my zelden mislukt is, maar aan het oogmerk beantwoord heeft, te weeten, % fucci recent, citr. Ifi, vin. rbenan. I i, M. fal abfinth. 3 1. D. utraque feorf m, et pu/vi; mifceatur liquori, moxquein ipfo actu effervefcentia bauriatur. Dit middel doet de looze braa-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 12% braakingen fchielyk haar kragt verhezen: zo dat de lyders, die oogenbhkkelvk te vooren alles fcheenen te zullen uitbraaken, en niets yoortbragten, en als meenden van de weereld te fcheiden, nu zich in eenen gerusten ftaat bevinden. . ' Voor eenen gewoonen en dagelyKfchen drank heb ik altoos best bevonden gerftewater, met wat citroen-, ot limoenfap, of rhynfchenwyn: enrshet een en ander wat te duur voor den ioidaat, dan laat ik 'er hun wat azyn ondermengen; en ook wat fuiker, daar van mogen zy geduuri* drinken. Na deeze voorgeftelde middelen, op zyn tyd en pas de zieken eemge tyd toegediend te hebben, en van hun gebruikt zynde, zonder zich m iets anders misgreepen te hebben, zo ziet men veeltyds, dat de koortfen verminderen of ophouden. Als nu de koortien wel verminderen, maar niet geheel willen agterblyven, en telkens wederkoomen; zo zalmen best doen van tydig zyn toevlugt te neemen tot de cortex pertwianus, want hier door verdwynen de koortfen, en der lyde- ren  126 G. W. CALLENFELS ANTWOORD ren kragten worden herfteld: ja al blyven de koortfen door voorheen befchreeven middelen achter, zo is het raadfaamomdenkoortsbasteenigentyd te laaten gebruiken, om de kragten te onderfteunen, en de zieken voor inftortmgen te beveiligen, wyl defebres recjdivte anders van erger natuur zyn. Edoch vindt men in de lyders koortfen van eene hardnekkiger en kwaadaartiger natuur, ook dan verfchilt de manier van geneezing, en men is genoodzaakt om al fpoedig de koortfen tegen te gaan en te breeken, wil men met der zieken leeven in de waagfchaal ftellen. Dit nu gefchiedt door die middelen, welke genoemd worden antipyreutica en antifepiica. De antipyrew tica of koortstegengaande middelen zyn deeze, de rad. ferpent. virgin., gentian., contrajerv.; de her ba abfyntb., card. benedict., marrub, centaur, utriusque; de'flor es chamam. enz. maar boven alles fpant de kroon de bovengenoemde cortex peruv., die men kan ingeeven op verfchillende wyze. By de geenen, die zwak van maag zyn, heb ik my best bevonden met een aföook- fel  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. ■ 127 fel van denzelven, by anderen in form van electuaria of pillen; dog niets is beeterenzekerer, dan denzelven infubftantie in te geeven, en wel in poeijers metwatrhynfchenof rooden wyn. Van de antifeptica of rotting tegengaande middelen zyn de voornaamfte de fpirit. vitriol., de flor. cbamameli, de tnyrrha, de rad. ferpentar. virginian., de campher, en de cortex peruvianus. Men moet deeze laatfte de lyders in geeven, wanneer de koorts, of geheel af is, of immers hetminfte is, tusfchen de verheffingen, en dan wel in groore hoeveelheid, zo dat de zieken in één of twee uuren tyds een half of geheel once van koortsbast na tyds omftandigheeden binnen hebben. Men kan hier toe verkiezen het extractum cort. peruv., en het ingeeven in pillen, in electuaria, doch de voorrang zou ik geeven aan een mixtuur van hetzelve met het aq. flill. menth., en de fyrup. croci of violarum; dewyl de zwakke maag zulks het best verdraagen kan; dan deeze middelen kan men zelden de arme Soldaaten, maar wel de Officieren toedienen, wegens de duur*  128 G. W. CALLENFELS ANTWOORD duurte van het extractum: waarom ik my dan by de Soldaaten bedien van fterke afkookfels van den koortsbast, waar onder ik menge na tyds omftan. digheid de rad. ferpent. virginian., de campb., of de fpirit. vitriol.; 't geen veelzints aan myn oogmerk voldoet. Men moet ook in deeze kwaadaartige koortfen de lyders fpaanfche vlieg pleisters aan de beenen, deyen, of tusfchen de fchouderbladen leggen: ook aan de voeten der zieken doen appliceeren pappen van zuurdeeg met wynruit, azyn, enz. daaronder. De aarsjpuitingen hebben ook dikwyls een uitnemende werking, waarom men niet nalaaten moet dezelve nu en dan te zetten: in deeze heb ik my altoos best bevonden, met dezelve te laaten maaken uit het aq. flor. chamamel., fal. mirabil.glaub., mei. en diergelyke. Voorts moet men de lyders geeven ter onderfteuninge van hunne kragten, hartverfterkende middelen als een weinig rooden wyn met wat warm water, kragtige foepen, een eyermelkje enz. Door zulke en diergelyke middelen er*  OVER" DE NAJAARS-KOORTSEN. t2$> en handelingen, heb ik dikwyls bevonden, dat ook de ergfte koortfen haare kragten verlooren, en de lyders, die fomtyds eenige uuren buiten kennis gelegen hadden, herftelden. Na deeze koortfen koomen fomtyds obftructien in het lighaam te voorfchyn, waar van de dikke beenen en buiken tot kenmerken verftrekken: in dit geval kan men met vrugt gebruik maaken van de aperientia, het zy decocta apcrientia ex rad, Jcorfon. gramin. taraxic. enz. of electuaria en pdula aperitiva uit de Japo venet., extractum gramin., extractum taraxici, extractum rhei, nitn pur. terra joliat. tartar., Jat. mirab. glaub. van de pïlul. flomacb. edinburg. en foortgelyke: want hier door gaat men tegen, de waterzugt, of geelzugt, die reeds voor de deur was. Dan, Haat het over tot eene volkoome waterzugt, of geelzugt, of teering, zo fchryft men die middelen voor, die men in die ziekten gewoon is te geeven. Hier mede meen ik genoeg aan de voorgeftelde vraag beantwoord te bebben, en het zal my tot een aange1 naam.  T^Ö G. \V. CALLENFELS ENZ. naam genoegen zyn, mag dit eenigzints de goedkeuring wegdraagen. Daarom zal ik dan deeze Verhandeling eindigen, in plaats van mynen naam, met deeze fpreuk van Ovidius. Non est in medico, femper relevetur ut ager, Jnterdum docta plus valet arte malum. Epistol. ex Ponto. L. i. Ep. III. vs. 17, 18. Ven 12 December. 178X. ANT-  ï3p ANTWOORD OP DE VRAAG: Welke zyn de waare oorzaaken en kenteekeneti van de Najaars koortfen in de Garnizoenplaatfen van Staats Vlaanderen; en welks zyn de beste behoed- en geneesmiddelen, die daar tegen, vooral by de Militairen, kunnen aangewend worden? DOOR. JOHANNES HARGER. m 0 e jDaar de menfchenliefde van eenen' edelmoedigen Vaderlander de dryfveer was, waar door deeze zo nuttige vraag, ter beantwoording, werdt voorgefield, zo vond ik my door denzelvden prikkel aangefpoord, om, ware hetmogelyk, aan mynen evenmensen, dienstbaar te zyn. In het behandelen, van deeze vraag, zullen wy alle mogelyke kort- en klaarheid gadeflaan, ons eenig en alleen ï 2 met  *32 j. HARGER ANTWOORD met de Najaars-koortfen bezig houden, en ten behoeve der Inwooners, vooral der Militairen van Staats Vlaanderen, de waare oorzaaken en kenteekenen derzelver befchryven, en daar na de beste behoed- en geneesmiddelen aan de hand geven. De vraag fplitst zich, zeer gevoeglyk, in twee deelen: het eerfte bevat een onderzoek, welke de waare oorzaaken en kenteekenen, van de Najaars-koortfen, in de Garnizoenplaatfen , van Staats-Vlaanderen zyn ? Het tv/eede beftaat, in een billyk verlangen, om te mogen weeten, welke de beste behoed- en geneesmiddelen zyn, die daartegen, vooral by de Militairen kunnen aangewend worden? Vlaanderen, eertyds beroemd, geagt, en voor het rykfte en aanzienlykfte Graaffchap des geheelen aardbodems gehouden, is, door byzondere lotgevallen, daarna, verdeeld in een Oostenryks- Fransch- en StaatsVlaanderen. Staats-Vlaanderen, nu het onderwerp onzer overweging zynde, bevat in zich eenige Garnizoenplaatfen, als; Sltfis  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. 133 Sluis in Vlaanderen, Hulst, Sas van Gent, Axel, Aar denburg, Füippme, Jzendike, Ter Neuze, en 't Land van Kadzand, verfcheide Forten, Dorpen en Ambachten. Over het algemeen, fchoon uittermate vrugibaar, legt net wei- en bouwland zeer laag; doch hier door bekomt het eene natnurlyke fterkte, voor allen vyandelyken aanval, om dat men het, genoegzaam aeheel en al, kan onder 't zeewater zetten. Hierom moet het ook, door zwaare dyken, voor het geweld, der Noord-zee en zilte ftroomen beveiligd worden (a). Staats-Vlaanderen, benevens éee* land, Prinsenland, Willemflad, Overüacque, Goedereede, als mede de Eilanden van Voorne en Putten; behooren onder de Landen, welke door den Helius (b) gefcheiden worden: Hier door zyn deeze Landen, ook meer dan andere, welke hooger, droogcr en van de zee en derzelver flikken en dampen verwyderd liggen, aan deeze Najaars-koortfen onderhevig, 13 (a) a. f. buschÏng Geograpkie. 4. deel. 5. ftuk. ( h) j. i. van den eosch. Iiaarl. Maatfch.lLVuJ» deel. b'ladz. 28.  ?34 7. -HArger antwoord Wy zullen vooraf te kennen geven, watwy eigentlyk, door Najaars-koortfen, welke niet zelden, in de Garnizoenplaarfen, van Staats- Vlaanderen, v.ooral onder de Militairen, zo ver-fchnkkelyk woeden, verftaan. Deeze koortfen zyn inderdaad niet anders, dan remitterende en intermitterende Herfst-koortfen; ten minften, zy hebben eene geneigdheid tot verpozen (c), zeldzaam gaan zy over in eene geduurige; of zuiver tusfchenpozende koorts, dan door het geweld der ziekte, of door verzuimde of verkeerde aanwending, der geneesmiddelen; zy zyn van.den aart der rot of galkoortzen, welke door bykomende oorzaaken; het eene jaar meer, dan Bet andere, zo veel vernielingen hebben aangerecht. • 'Er dient, opgemerkt, dat deeze koortfen niet altyd onder een en dezelfde gedaante zich opdoen; fomtyds vindt men, in de eerfte dagen, weinig verpozing; dan weder eene tusfchenpozende, dubbele anderdaagfche of alledaagfche koorts, alzints te gelyk (c) j, pringle Ohfervgtions cn the dïseases of the army. Lond. 17ó1. pag. 165, 168.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN, *35 lyk (d); waar door zelfs een kundig Geneesheer wel eens misleid werd. ? Schoon wy overtuigd zyn, dat er ook andere ziekten, gelyktydig met de Najaars-koortfen, nu en dan plaats hebben in Staats Vlaanderen, zo oordeelen wy dat deeze geenzints de bedoeling zyn, en zullen'er ons dus met mede ophouden. , Gelukkig is hy voorwaar, die ae oorzaaken der dingen heeft leeren kennen Niemand zal deeze waarheid tegenfpreken, want heeft men het genoegen om de oorzaaken eener ziekte of onheil, te kennen, of te ontdekken; wel ras zullen wy al onze vermogens infpannen om behoed- of geneesmiddelen 'er tegen uit te denken. Schoon nu het kennen der waare oorzaaken, der Najaars-koortfen, m de Garnizoenplaatfen , van Staats* Vlaanderen, geen gemaklyke taak is, zullen wy echter onze vermogens be- PrïnVde'behandeling, van dit onderwerp, zal ik eerst nafpeuren, wat wel de naaste, en daarna, welke de voorafgegaane oorzaaken zyn, om des te h ü I 4 be- (d) J. PRINGLE, 1. C. p. IÖ4« I^8- *?4*  ïtf J. HARGER ANTWOORD ter den waaren aart en natuur, der mekten, te ontdekken, en op welke eene wyze, deeze oorzaaken t'zaamen vereemgd, de Najaars-koortfen doen gebooren worden (e). Dan, wy zeggen dat de naaste oorzaaken deezer remitterende en intermitterende Najaars-koortfen, als involgen van heete en drooge zomers £/ ; ^rmzoenplaatfen van StaatsVlaanderen zyn, een meerdere of mindere trap van rotting en bederving in de eerfte wegen onzer lighaamen huisvestende; of reeds met onze vogten verenigd rondgevoerd; en door het geheeie lighaam verfpreid (f). Alhoewel de waare aart der rotting, en waar in dezelve eigentlyk beitaat als nog in eene dikke duisternis bedolven legt, zo is men evenwel zo verre gekomen, dat men overtuigende blyken heeft, dat de natuur deezer rottige ftoffen, van een alcalifchen aart zy (g;, en hier mede zullen wv ons vergenoegen. s Dan 0) Idem 1. c. bl. 46. (gj Ferh. ever de middelen tegen de verrotting door n. van yvK DË vos vertaald! M. L f *  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 137 Dan wy verftaan 'er door, met betrekking op onze Hghaamen, een zekeren graad van ontaarting onzer vogten, waar door dezelve eene byzondere fcherpre aannemen, hier door de vaste deelen en derzelver werking min of meerder beledigen, veranderen, en te niet doen, en dus ook naar gelang dezer ontaarting, allerlei hevige en kwaadaartige verfchynfelen, zo in de vaste als vloeibaare deelen voortbrengen. — Maar dewyl dit ftuk allerkeurigst betoogd is door den Hooggeleerden Heer s. de monchy (h) zal ik hier in beruscen. De voorafgaande of afgelegene oorzaaken [caufae remotae] zyn verfcheidene; men verdeelt dezelve gevoeglyk in voorfchikkende [caufae praedisponentes], en in aanleiding gevende oorzaaken [caufae occafionales]; welke te faamen vereenigd, dikwerf een Êpidemifche of algemeen woedende ziekte, zeer eigen aan Staats-Vlaanderen en Zeeland; onder den naam van gal- of rotkoortfen, in 't najaar, vooral onder de Militairen, voortbrengen. "Wy zullen eene en andere der voorI 5 fchik- (h) Haart. Maatfch. bl. 47.  138 J. HARGER ANTWOORD fchikkende oorzaaken of zaaden der Najaars koortfen flegts aanftippen (i). I. Het is kennelyk, dat onze lig. haamen en vogten, even als die der dieren , uit derzelver aart eene geneigdheid hebben, om tot bederving en verrotting over te gaan; vooral als men in eene heete vogtige bedorve lucht verkeert; misbruik van fpys of drank en lighaams beweging oefent; of dat 'er door een vertraagde buiks ontlasting, of door belette ongevoelige doorwaafeming, meer dan te veel onnutte deelen in de lighaamen werden opgehouden: ja deeze eigenfchap is in de lighaamen zo groot, dat 'er maar zeer weinig noodig is, om dezelve tot bederving te doen overgaan. Enjuistom deezereden, worden wy verpfgt, om door een dagelyks herhaal van vernieuwde voedfelen en dranken, gepaste beweging, en ontlasting van 't gene in ons fchadelyk is geworden, de lighaamen als in evenwigt der gezondheid te bewaren. II. Het eene mensch is meer dan het andere, fchoon beide gezond, vatbaar voor de Najaars-koortfen. Een MiCO Infiit. Path. Cekb. caubii $ 54. Co. 74 eoz,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. I3P Militair, die jong, welgemaakt, volbloedig is, en, met een woord, er fchilderagtig uitziet; heeft, getuige zy de ervaring, eene meerdere gefchiktheid, om door deeze ziekte te worden aangetast en afgefneden; dan een die dor, mager, en fchraal van geitel is. ,: III De voorfchikkende oorzaaken, kunnen fomtyds lang in de lighaamen verborgen en opgefloten blyven, en door zeer geringe bykomende oorzaaken, losgemaakt, ontwikkeld, en te voorfchyn werden gebragt. IV De gewoonte is de tweede Natuur-' doch alles wat hier tegen aanloopt wykt 'er van af, en kan onder de voorfchikkende oorziaken der Nai ars koortfen geteld worden; dit!zal men duidelyk ervaren in die Militairen, welke of door geboorte of lang verblyf in Gelderland, Utrecht, OverTsfel, als bekende hooge en drooge landen, 'sjaarlyks verlegd worden, naar een laao- en vogtig Staats-Vlaanderen; wat de°ongewoonte of ongeaartheid onder hun teweegbrengt, door. dien deeze Militairen meer dan anderen door de Najaars-koortfen worden getroffen. Hier  *4° J- HARGER ANTWOORD Hier uit kan men veilig befluiten, dat de menfchen, even als de gewasfchen, het vrolykst tieren in diè gronden, of oorden, waar in dezelve zyn o-eteeld en opgevoed. ö V. Menfchen, welke van eene flappe en weeklyke! gefteldheid zyn, worden eerder door de Najaars-koortfen aangetast, dan die fterk zyn Menfchen welke van lange zee-toeten , uit hospitaalen of gevangenhuizen komen- menfchen welke met weerzin en ongenoegen, naar de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen worden verlegd (k) ; menfchen welke door een verdunde fcheurbuikige bloedsgefteldheid flappe vaten en los aaneenhangende vezelen hebben; menfchen welke om venerifche gebreken te overwinnen, kwikmiddelen hebben aebru;kt, en hier door eene ontbinding ontaarting en losmaking in bloed en vogten bekomen; deeze zullen eerder en fchen zich vcn-esaande b"nadTekn:ai d0Cr dCMCn,ca*  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 141 cn meerder, door de Najaars-koortfen worden aangedaan, dan die geenen, welke in opgenoemde en voorgeschikte gelegenheden niet hebben verkeert. Nu zullen wy de opwekkende of fchadelyke vermogens [caufae occafionales] waar door zo Inwooners, als Militairen, van de Najaars-koortfen, worden aangetast, kortelyk overwegen. I. Zo ras men de natuurlyke ligging en grondsgefteldheid van Staats-Vlaanderen gadeflaat, zal men zich niet behoeven te verwonderen, dat de ongezondheid der lucht aldaar veel fchadelyker uitwerking doet, op de lighaamen der vreemdelingen dan in de hooge en drooge plaatfen van Oostenryks* Fransely- Vlaanderen; - Duitschland en dergelyken. Behalven de gefladige luchts veranderingen, heek Staats-Vlaanderen, laage wei- en bouwlanden; met flooten en kleine moerasfen doormengeld, welke des winters, door den regen opgehoopt, door de zomer hitte weder uitdampen , en veele geftorven infecten en planten ter verrotting oyerlaten, en dee:  *42 J. HARGER ANTWOORD deeze fchadelyke uitwaafemingen aan' den dampkring mededeelen (1). Daar en boven word het door de zee, zilte ftromen, onmeetbaare aan een gefchakelde fchorren en flikken omringd, welke op veele plaatfen week en modderig zyn, waar op fchelp- platichild- en andere visfchen, infecten, doode krengen, rottige uitwerpfelen, by ebbe tyd blyven liggen; waardoor niet dan fchadelyke uitwaafemingen by groote zomer' hitte in den dampkrina werden opgetrokken, de lucht zonoot dig voor al wat leven heeft, befmet; en een bronwel voor die kwaadaartige Najaars-koortlen doet worden (m); dit is eene voornaame reden waar aan de bleekgeele kleur der Staats-Vlaandenaaren is toe te fchryven; doch door dien zy van der jeugd af gewoon zyn aan deeze luchtsgefteldheid, zo zyn zy ook minder vatbaar voor die jaarlykfche, fomtyds zo wreed woedende ziekte, in den herfst, dan wel de Vreemdelingen en Militairen. Maar (1) J. dachs. Haarh Maatfch. XVI deel. 2. ftuk. bl. I46. vP^rk bas7'er.. Proeven 0ver de Lucht. Haarh Maatfch. 3. deel. bl. 130.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 143 Maar een of ander zegt, eens toegeftcmt, dat die fchadelyke uitdampingen genoegfaam altyd aanwezig zyn, en eigen aan Staats-Vlaanderen, zo leert echter de ondervinding, dat het eene jaar aanmerkelyk verfchilt van het andere, in het voortbrengen van deeze Najaars-koortfen, dus moeten 'er nog andere oorzaaken plaats hebben? Het is zo, en dit verfchil zullen wy verder in de lucht- en levenswyze der Inwooners en Militairen onderzoeken en nafpeuren. II. De lucht is, eene onzichtbaare veerkragtige vloeiftoffe (n); welke de mensengeduurig inademt; die zich onder onze voedfelen en dranken vermengt; met ons bloed en vogten vereenigd wordt; die ons de zoetigheden en vermaaklykheden des levens verfchaft; ons geduurig omringt, alles vervult en de voornaamlte dryfveder in de Natuur is, zo ter bevordering der gezondheid als voortbrenging van epidemifche of befmettelyke ziekten De lucht nu heeft verfcheidene eigenfehappen, doch wy zullen maar twee derzelve aanroeren, dewyl deeze . (n> DERHAM Gadg. Natuur er. Stsrrch. bl. 5-14.  144 J- HARGER ANTWOORD 2e het juist zyn, daar de Inwooners vooral de Militairen in Staats-Vlaanderen de meeste nadeelen van moeten dragen. Ik bedoel de heete envogtige luchtsgefteldheid: doch om dit wel te bezeffen, zullen wy kortelyk aanftippen, wat eigentlyk warmte of hitte is, en in hoe verre dezelve den mensch na« d©elig kan zyn. — Het is bekent dat wy een denkbeeld vormen van koude, warmte of hitte, naar den trap der vuurdeelen waar door wy omringd worden ; verkeert men in eenen geringen graad van vuurdeelen , dan gevoelt men koude; in een meerderen graad van vuurdeelen dan befpeurt men warmte, en in een grooteren trap van vuurdeelen, hitte; en welke ai verder toenemende zelfs een pynelyke aandoening verwekt; dat men dan branden noemt. Het zyn dan de vuurdeelen welke by groote zomer hitte in onzen dampkring verfpreid zyn, welke onzen aandagt een weinig moeten •bezighouden. — Wy zullen alleen de uitnemende fynheid en fnelheid der vuurdeelen, welke des zomers in onzen dampkring zweven, belehouwen. Een,  OVER DE NAJAARS-KOORTSËN. 145 Een Natuurkundigen is het bekent, dat de vuurdeelen het vermoogen bezitten, om in de tusfchenruimten zelfs der hardile fteenen en bergftoffen in te dringen; zo dat'er geen faamgefteld lighaam gevonden word, of het kan door 'tvuur, warm, heet, uitgezet, los, ontbonden of gefmolten worden; of waafemen onzichtbaar, of in gedaante van dampen en rook uit; zo dat de grove en aardagtige deelen ontbonden, in de gedaante van kalk of asch overblyven. Past men dit nu toe, op die groote zomerhitte, en waar van de gevolgen zo noodlottig vooral voor de Militairen in Staats-Vlaanderen zyn geweest, zo kan men ras bevroeden, dat de geledene zomerhitte, ook eene meer dan gewoone beweging en werking in de lighaamen der Militairen verwekt, derzelver zweetgaten geopend hebbe, en in derzelver tusfchenruimten ingedrongen zy; waar door als een natuurlyk gevolg, de deelen zyn uitgezet; losgemaakt, ontbonden of ongevoelig uitgewaafemd; en dus alleryatbaarst voor de Najaars-koortfen geK wor-  ^4*> T- HARGER ANTWOORD worden. — Overweegt men nu 't vermogen der zomerhitte, ten opzicht van die lighaamen, welke in het gemeen tot voedfel verftrekken, als gezoute, gerookt of gedroogd fpek, vleesch, worften, visch, eijeren, o!yen en andere vettigheden; welke allen uit hun eigen aart, aan de heete lucht bloot gefield zynde, vry fpoedig tot vergarfting en bederving overhellen, wyl deeze voedfelen van de vuurdeelen alles ondergaan, even als alle andere lighaamen. Zo dat de bepaling der vaste lucht, waar van de bewaring, vastheid, duurzaamheid en gezondheid der Menfchelyke lighaamen, en gemelde voedfelen afhangt; door zodanige groote zomerhitte verbroken wordt, met de fyne deeltjes der lighaamen te verdunnen; en den zo noodzakelyken band van faambinding te verminderen; dewyi de buitenlucht door de hitte aanmerkelyk verzwakt, niet vermogend is, om de vaste lucht in de lighaamen optefluiten, zo wordende geestige, fyne, olyagtige, zouten wateragtige deelen, los, ontbonden en vlugtig gemaakt; en de grovere deer  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. Ï47, deelen blyven overig. En deeze verandering noemt men vergarften, bederven of rotten, naar gelang der omHandigheden (o). Hier door zal men bezeften, waarom gemelde fpyzen, in een heeten zomer, eerder losgemaakt, ontbonden en tot bederf neigende zyn, dan in den winter; en hierom in een heeten zomer, ook meerder gelegenheid wordt gegeven, om door derzelver gebruik, een bedorve en rottige ftorFe, als een voornaame oorzaak deezer Najaars-koortfen in maag en darmen voort te brengen. De andere eigenfchap, of vogtige luchtsgefteldheid, zal men zwarer by groote zomerhitte, vergezeld met lage ilappe winden en lage ebben, befpeuren • waar door de dampkring van StaatsVlaanderen, buitengemeen beladen wordt, zo met die byzondere foort van rottige uitwaafeming, welke door vermenging van zout en versch water by faamloop der getyden, van de flikken en buiten dyks leggende wei- of graslanden oorfpronkeiyk; dan, welke uit de boven gekomen droogliggende fchorK i ren, (p) l. stoicke over de Galziekten bl. 14-16.  Ï48 Jf. HAröer Antwoord ren, moerige gronden, kge landen, gragten of rioolen herkomitig zyn (p). Dat het inademen en verkeeren in een vogtige en onzuivere dampkring, met zelden oorzaak was, van kwaadaartige koortfen onder de Javanen, heeft bontius, ter zyner tyd, reeds opgemerkt (q). f Leert niet maar alteveel de ondervinding, dat de uitwaafemingen der flikken enz. in Staats-Vlaanderen aanwezig zyn, door derzelver onaangenamen vluggen alcalifchen flank, waar door die geenen, welke 'er het naaste by voonen, of in verkeeren, by heete zomerdagen, methoofdnyn, heilagen tong, en verloren eetlust bevangen worden. ö Deeze vogtige, rottige, fchadelyke uitwaafemingen, werken in dezer voege: door de warmte worden dezelve tot eene onbegrypelyke fynheid verdeeld m den dampkring, omringen met alleen de daar in levende en zwevende lighaamen, maar worden zelfs ingeademd, aangetrokken, en aan de- zel- 1 c.pli!' i?5.STER l c'bl*129 en i3°- j- dachs 00 In Hls Indorum dfcdica capite XV;  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 149 zelve gehegt, waar door de faamhang. der deeltjes aanmerkelyk verminderd, de buitenlucht minder veerkragtig, en de vaste lucht minder kan beteugeld worden; zo dringen de vogtige fchadelyke dampen door de poriën naar binnen, ontbinden aldaar de zouten (welke benevens de water-, oly-, en vaste aardagtige deelen, het lighaam verëe.iigd hielden,) en door de groote hitte in een vermeerderde beweging gebragt, worden dezelve losgemaakt, weggevoerd, en uitgewaafemd (r). Zo dit nu aanhoudend gefchiedt, moeten noodwendig in een heeten zomer de lighaamen en dierlyke voedfelen, van derzelver water, oly en, zout en vaste lucht beroofd worden; en dus vry fpoedig tot ontbinding en rotting overgaan. Ja, heeft de ondervinding niet door menigvuldige proeven bevestigd, dat 'er niets is, 't welk eerder ontvlugting der vaste lucht, ontbinding der vaste deelen, en bederf in de vogten der lighaamen voortbrengt; dan hitte en vogtigheid l _ K 3 De~ > 't welk met 1735 en 1737 (volgens het tafeltje) in warmte overeenkomt, doch overtreft in veelheid van regen en minder zieken. En integendeel, hoe minder regen de warmte gelyk gefteld zynde, hoe meerder zieken, zo als 1739. ~ Welk najaar, niet tegenftaande het koelder was, dan 1738, echter meer zieken gaf; zynde de regen merkelyk minder, vooral in de maand October, die naar evenredigheid van andere jaaren, veel ziekten voortbragt. V. Groote warmte en weinig regen ' veroorzaakt veel zieken, zo als' i"4i. Kleine warmte, veel regen, weinig zieken, zo als 17-8. VI. Hoe meer zieken, hoe ftrenger en zwaarder de verfchynfelen zyn, zo als 1736 en 1741. Hoe minder zieken, hoe gemaatigder en zagter verfchynfelen, zo als 1738 en 1740 (s). Pe ondervinding, van den Heere h («) l. stokke L c. bl. 77, 78 en 73,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 15$ j. dachs , geduurende deszelfs verblyf, met zyn Doorl. Hoogheids Regiment Ürarje Gelderland, te Sluis in Vlaanderen, zal het bet jogde duidelyk bevestigen, en de vrugt-gevolgen van heete, zoele en vogtige luchtsgefteldheden ter voortbrenging van Gal- en Rotkoortfen, in 't Najaar, alfints Haven (t). , Wat nu de lage flappe winden, deeze zoele en vogtige luchtsgefteldheden vergezellende, aanbelangen; deeze noeim ik zuid en zuidwestelyke in tegenilelling van hoge en ftyve winden, of oost en noordoostelyke. Wy laten de geleerde twisten, wat eigentlyk de wind zy. — Dan met betrekking tot dit ons onderwerp, zeggen wy maar alleen, dat het is eene meer of mindere beweging, der lucht, welke naar gelang van die ftreek, waaruit hy waait, ons allerheilzaamst of allernadeeligst, bevonden wordt. Van deeze luchts-beweging hangt zeer veel af, zo dat wanneer de wind uit een hoo- (t) Haarl Maatfch. XVI. deel 2de ftuk, bl. 120, I"3, 132-, 135, 141. J. baster Haarl. Maatfch. III. deel, bl. 82, 83, 92, 93; env. j. pringle |. c. diverfis paginis.  *5°* J. &ARGER ANTWOORD hoogen, droogen en gezonden oord, maatig doorblaast en tot ons wordt gevoegd, dan zal de lucht waarin wy vericeeren, in een maatige beweging gebragt, ontdaan worden van "alle die vreemde, fchadelyke en bedorve deeltjes , waar mede haare tusfchenruimten bezet zyn, en vermogend blvven, om deszelfs veerkragt te behouden. — Dan, komt de wind uit eenen laagen, vogtigen en ongezonden oord, zal men het tegengeftelde ondervin! -,/T , en telt vierderlei hoofd- of windltreeken, waar van, die uit het oosten komt, de allergezondfte is • — Daar aan volgt de noorde, dan de weste, en eindelyk de zuide wind Deeze is het juist, welke niet tot ons komt, dan na dat dezelve de heete zuidelyke luchtftreeken gepasfeerd is, en dit js de reden waarom hy gemeenlyk, warme zoele regen en groote hitte aanbrengt. Dan zal men ook minder vry aderrv halen, vaten en vogten zetten uit en ^wellen en de lighaamen waafemen fterker; het vleesch bederft fpoediger dan anders; de fchadelyke en vergiftige uitwaafemingen in de lucht, worden bi  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 157 by ons opgehouden; omringen ons, dringen in onze eerfte wegen, alwaar eene gisting en rotting verwekt wordt, welk fchadelyk vermogen, door de andere winden van ons wordt afgewend; ja als deeze winden doorbreeken, worden de Menfchen hand over hand, door de galagtige Najaarskoortfen aangetast en terneder geflagen. Leert niet zelf de ondervinding, dat de gebouwen welke op het zuiden, ftaan, veel eerder vergaan, dan die op 't noorden of oosten gefteld zyn? Dit een en ander wordt door den Heere j. dachs aldus bevestigd. "Maar zo „ ras begint de lucht, door eene on„ voordeelige verandering van den „ wind, niet iets van haare voorgaan„ de goede gefteldheid aftegaan. — „ Of de gezondheid der Soldaten be„ gon reeds aanftoot te lyden, wor„ dende dezelven als toen voor het „ eerst van Galkoortfen aangetast. — „ Door de zoer groote hitte, dewelke „ geduurende de grootfte helft van de „ maand Augustus plaats had, dampte „ het water, 't welk zich, door dc v voorgaande zware ftortregens, in de v S«5  j. harger antwoord » gemelde lage omtrekken der ftad „ had vergaderd, grootendeels weg, 0 en liet veelvuldige kleine moerasfen „ terug, welke nadeelige dampen zich „ met die van de flikken vergezellende, „ in ftaat waren, de lucht 'te vergifti„ gen, vermits door de overhand kry„ gende zuidewind, en de tegenwer„ king der zee, in plaats dat die fcha„ delyke dampen als te voren wierden „ verftrooid, nu veel meer wierden „ terug gehouden en ingefloten. — „ Deeze nu gemelde nadeelige om„ (handigheden, geduurende de maand September en Üctober onafgebroken voortduurende, zo valt het juist niet „ zwaar, om de waare reden van den „ verbazenden aangroei der voorge„ noemde Najaars- of Galkoortfen te „ begrypen, dewelke als toen ftand „ greep, en hoe dezelve tevens tot 91 dien graad van kwaadairtigheid heb«» „ ben kunnen ftygen (u)". De Waarnemingen omtrent de luchtsgefteldheid weder en winden, te Vliifingen genomen in den jare 1768, door den Heere a. muller, zul- tu) Haarl. Maatfch. XVI. deel ade ftuk, bl. 146 «n 150.  OVER DE NAJAARS-K.OORTSEN. 159 zullen het gezegde bevestigen; keure dezelve overwaardig geleezen te worden (v). Onder de aanleiding gevende oorzaaken der Najaars-koortfen in Staats* Vlaanderen, breng ik ook de gewone levenswyze der lnwooners en Militairen in aanmerking, om hier uit te betogen, in hoe verre dezelve als medewerkende oorzaaken deezer ziekten, kunnen gehouden worden. — Zullen de lnwooners de behoorlyke levensmiddelen bekomen, een iegelyk dient naar gelang des krings waarin hy gefield is te arbeiden; en dewyl zulks door den geringften Inwooner het meest, ja niet zelden, van den vroegen morgen, tot den laten avond, moet worden verrigt, zo volgt tevens, dat zy, vooral by warme zoele zomerluchten, veel moeten zweeten, en door onvermogen zich van geen be-< hoorlyk fchoon en zuiver linnen, noch kleederen kunnende voorzien, moeten zy deeze met Hinkend zweet door-] trokke hembden en kleederen, een meer dan gewonen tyd dragen, tot mer» (v) Fttèf. Maatfch. \ deel, bl. $10-651,  ÏÓb ƒ. HARGER ANTWOORD merkelyke benadeeling der lighaamen. — De Militairen, behoeven in Vredenstyd over het algemeen genomen, hier en elders Garnizoen houdende, juist zo zwaar niet te arbeiden, fchoon 'er genoeg te betogen was, dat veelen door de ledigheid niet minder nadeel, dan anderen door den arbeid lyden, zo vind men 'er nochtans welke met een pryslyk oogmerk, naar bekomen verlof, zich verledigen om by den Land- en Bouw-man werk te zoeken, en welk bedryf, zo wel als het beroep van den Soldaat in Oorlogstyd, ais hy te Velde trekt, onder zwaaren arbeid geteld kan worden. Alhoewel 'er uit zo een noestig gedrag wel eenig voordeel fpruit, wordt 'er door te weeg gebragt, dat hunne kameraden, meerder wagten in de openbaare heete en vogtige luchtsgefteldheid moeten doorbrengen, (zonder van andere fchadelykheden gewag te maken) en dus de eene zo wel als de andere meer dan gewoon moeten zweeten. Wel is waar, de Militairen hebben wel geen gebrek aan verfchooning, maar door dergelyke omftandigheden, heb}  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. l5l hebben zy of de noodige verfchooning niet, of zy zyn te traag om dezelve aan te trekken; of door min kunde houden zy de vuile, natte, koude hemden aan, waar door de zo noodige ongevoelige doorwaafeming verhinderd wordt: en dus doende ftaan zy evenredig met den geringften arbeider, om door deeze opwekkende oorzaaken der Najaars-koortfen, beledigd te worden. — Echter oordeel ik, dat de Militairen in Staats-Vlaanderen, uit aanmerking van d» zo vaak veranderlyke luchtsgefteldheden, door gemis van genoegfaam dekkende onderkleederen, zeer raakbaar zyn, vooral voor de zo fchadelyke nachtluchten, en derzelver gevolgen. Onder de levenswyze, breng ik ook de wooningen in overweging. De geringde lnwooners hebben dezelve digt aan de wallen; in flegte verloren hoeken der Garnizoenplaatfen, veeltyds in vogtige, ziltige, bedompte Hulpen, waar door men ervaart, dat de Najaars-koortfen, voornamentlyk onder de onvermoogendfte het meeste woeden. In deeze wooningen? worden niet L zei-  j; HARGER ANTWOORD zelden meerder menfchen geherbergd; dan. wel noodigis, en de lucht dcrzelvedoorhunlieder eige uitwaafemingen, lcnadelyk gemaakt. — Waarom men dusdanige wooningen als broei-nesten, der Gal- en Rotkoortfen van het Najaar kan aanmerken. — Men leeft 'er over 't algemeen in dezelve niet te zindelyk, waar door de lucht deezer wooningen geen voordeel wordt aangebragt. De wooningen der Militairen zyn gemeenlyk van drieerlei foort, als cafernen, barakken en cafematten; in iommige Garnizoenplaatfen, zyn deeze wooningen lugtige en goede verPlyfplaatfen, in de IVillemflad, Helleweifluïs enz , zyn 'er de Militairen zeer wel geherbergd, hebben allen befcheiden geryf, overëenkomftig den ftaat des Soldaats, als pompen, regenbakken, geheime gemakken, ruime binneplaatfen, vertrekken enz. Doch de cafematten zyn wel de ftegtfte en ongezondfte om in te verbiyven, om dat dezelve met vogtige lalpeteragfrge uitwaafemingen, der capitale wallen of der bastions, niet zelden, meer dan teveel, beladen zyn. Jrj  over. de najaars-koortsén; Ï6S3  over de naj aars-koortsen. 17ï beftaat, in de eenvoudigheid der goede voedfels, waarom de Reere addison niet ten onregte zegt: "Als ik „ een hedendaagfche tafel in al haar „ pracht zie aangedischt, verbeelde ik „ my jicht, waterzucht, koortfen, „ flaap-ziekten en ontelbaare andere „ kwalen, rondom den disch in hin„ derlaag te zien liggen (x)". Het ontbyt beftaat meestal, in weinig brood, doch veeltyds in benadeelende gebakken. En tusfchen de avond- of middagmaaltyden, wordt niet meer onderfcheid, dan door terines met faladen gemaakt. Och! mogten veelen befeffen hoe fchadelyk het is, des avonds de maag, met zo veel onderfcheidene voedfels op te vullen, waar doorniet dan onrust, droomen, flapeloze nagten, en een menigte van ziekten worden geboren. — Hierom zal een ieder, de nachtrust en gezondheid liefhebbende, weldoen altoos een ligt-, zagt- en verteerbaar-avondmaal te nuttigen. Dan paaren deeze menfchen meestal overdag, by dusdanig voedfel-gebruik, 00 w. bucham i deel, bl. 124 e" &5>  ï>2 J. HARGER ANTWOORD bruik, een traag en ftilzittend leven * want in de plaats van een matigen arbeid, wandeling, of andere gepaste beweging, verkiest men liever te ïlapen, zitten fpeelen, of op andere vadsige wyze den tyd door te brengen, Overweegt men nu de dranken, welke de bloem der Staats-Vlaandenaren nuttigt: oude zwaare en fomtyds aangezette wynen, oude en zwaare bieren, fyne liqeuren, fterke dranken op oranje-bloefem, of zogenaamde krmder-poppen; best maagbitter, elixers, en wat niet al van dien aart! worden in gezelfchappen, uit gewoon' te, dan voor deeze, dan voor geene omftandigheden, wel eens meer dan noodig is, ja van veelen dagelyksch meer, dan ter gezondheid dienftia is gedronken. ° * Warm cofly-of thee-water, chocolaad enz., is onder henlieden zo in de gewoonte, dat derzelver gezondheid pver het algemeen, 'er als in verdronken wordt. — Schoon deeze wel eens ter verfchooning zegt, ik drink geen coffy, een ander, ik gebruik geen thee, een derde, ik houde van geen chocolaad; zo dient, dat men de et- gen^  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 173 gentlyke coffy, n®ch thee, noch chocolaad zo zeer niet bedoele, als wel de groote hoeveelheid warm of kokend water of melk, met welke deeze ingrediënten getrokken worden en genuttigd; waar door de ingewanden zodanig verflapt, en voor de zo noodige fpys- of chylbereiding, geheel en al onbekwaam en onbruikbaar worden. De verfchooning hebben zy beter, ook hunne wooningen verdienen den voorrang, doch deeze zouden nog gezonder zyn, als dezelve met hooge en drooge winden, meerder gelucht, en zindelykheids-halven zo veelvuldig met geen water gefchrobd en overgoten wierden. Dan hoe Edel ook van geboorte, zy hebben even als de geringfte Man en Soldaat, geleefd en gezweefd, in een en denzelfden heeten, vogtigen en met fchadelyke uitwaafemingen De-, laden dampkring. Als men nu bedaard en onbevooroordeeld de levenswyze der menfchen van den Eerften rang overweegt, moet men dan niet belyden, dat hunliedor overvloed zelfs nog veel meerder aanleidende. Qorzaakjeq. van Na-  474 J- HARGER ANTWOORD jaars-koortfen, dan by de gemeene hef des Volks en Militairen in Staats-Vlaanderen uitlevert? waarom men zich ook niet behoeft te verwonderen, dat deeze ziekte onder hen is doorgedrongen, en deeze en die heeft afgemeden. De waare oorzaaken afgehandeld hebbende, zullen wy de waare teekenen , volgens 't gewoon beloop der Najaars-koortfen, ten beteren verflande, als in een kort lommier famentrekken. — Daar na zullen wy, onder verbetering, nog, ter opheldering van een en ander teeken of verfchynfel, en ten bewyze hoe dat deeze, dan weder geene edele ingewanden, in de Najaars-koortfen minder of meerder worden aangedaan, uit de natuurlyke belediging der deelen, zeiven voortvloeijende, eenigfints pogen op te klaaren. De waare teekenen worden aldus ondervonden: fommige menfchen klagen eenige dagen te voren, over een gevoel van zwaarte in 't hoofd, eene magt- of kragteloosheid, verminderden eetlust, oprispingen van bedorve winderige Horren als van Hinkende eijeren, Jeelyken fmaak in den mond, walging;  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 175 opgeftopte of al te groote afgang, on« genisten flaap, pyn in armen, beenen , knyen of lendenen, en fleuren zo eenige dagen voort, zonder aanmerk elyk bezwaar. Vervolgens breekt de ziekte door, en begint met koorts, vergezeld met rillingen en huiveringen, waarop volgt eene fcherpe en drooge hitte welke foms eenige uuren duurt, en een groote magteloosheid overlaat; dan vindt men de huid droog, dan weder met een zagt zweet beduwd; gepaard met een doriligen, droogen, flymigen bitteren mond; de tong is wit of geelagtig heilagen; de adem ftinkt; de tanden zyn als met een vuil flym overtogen; benaauwdheid omtrent den bovenbuik ; geduurige walg- en braakagtigheid, ook wel met ontlasting van eene bedorve gal en rottige floffe, ook wel eens met wormen vergezeld; pynen en krimpingen in maag en darmen; winderige opfpanningen des buiks; geduurige perfingen tot afgang of een opgeftopte kamergang; de pis is zeer verfchillende in couleur, veelheid en grond-bezinkfels, en als met een vet* tig vlies bedekt, en aan de wanden  Ï7&* J. HARGER ANTWOORD van het waterglas aangeflagen; de koorts wakkert alle dagen aan, en meestal op gezette tyden. Zo nu de Najaars-koortfen verzwaren, dan zal men deeze naarvolgende teekenen waarnemen. Als een geftadig vermeerderende koorts met weinig tusfchenpozingen; een trommelagtige foanning en zwelling des buiks; geduurig praaten; ongevoelige buiks- en pis-ontlastingen; weezenloosheid; ylhoofdigheid; 't vertoon . van roode , bruine of blaauwagtige vlekjes aan den hals, borst enz.; ftuiptrekkende bewegingen, en opfpringing der peezen ; gepluis aan de deekens; groote benaauwdheeden, met een kleine en fnelle pols-beweging, en overftroomend klamagtigWeet enz.; dan, ja dan, kan men veilig befluiten, dat het ras met den lyder zal afloopen. Maar heeft men het genoegen, dat de Najaars-koortfen een gunftiger keer nemen, dan zal men ervaren, dat de lyderen eenige dagen met gemelde teekenen, tusfchen hoop en vrees ver* keeren; de gedugte zwarigheden verminderen allengskens; de afgangen worden geregelder en de pis-ontlastingen  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 1/7 gen overvloediger; de flaap vermeerdert; de tong wordt fchooner; en alles fchikt zich tot eene aangenaams herftelling. — Zo ik my mag vleijen, dan heb ik, volgens het gewoone beloop der Najaars-koortfen, de waare teekenen door welke zy van andere ziekten onderkend worden, zo van den eerften aanval, voortgang, ongunftige of blyde uitkomst deezer, fomtyds, zo wreed woedende ziekte in Staats-Vlaanderen, onder de lnwooners , vooral de Militairen aan den dag gelegd. Doch niemand moet begrypen, dat juist alle die teekenen te gelyk, by een iegelyk mensch worden waargenomen, het is'er ver vandaan. — De ondervinding leert het tegendeel; hierom dient opgemerkt, dat alle de tee* kenen en verfchynfelen eenig en alleen maar verfchillen, in den aanval, voortgang en einde deezer ziekte, naar mate de beledigende oorzaaken groot of klein, en het bederf in deeze of geene edele ingewanden veel of weinig zy, zo als wy nu nog ter ftaving van een en ander gezegde, door de gevolgen deezer ziekte zullen aanduiden. M Men,  j. harger Antwoord Men ervaart, dat, zo ras de Najaarskoortfen tegenwoordig zyn, zo ras worden de edele konstwerktuigen van 't menfchelyke lighaam, naar gelang der oorzaak gevoelig aangedaan. Doch alle de verfchynfelen, welke den Geneesheer hier voorkomen, zyn niet van een en denzelfden aart, maar verfcheiden, ja zeer onderfcheiden. Waarom men dezelve in algemeene en bvzondere kan verdeelen. De algemeene verfpreiden zich over het geheele lighaam, daar de byzondere zich maar alleen in een of ander deel vertoonen, alhoev/el door 't naauw en onderling verband der ingewanden, 't geheele lighaam wordt aandaan. De algemeene gevolgen zyn, die ongewoone zwakheid en vermoeidheid, waar over de lyders zo vaak klagen, zonder eenige voorafgaande wezen! vke oorzaak (y); een onaangenaam gevoel van koude (z), agtervolgd door groote warmte, welke foms met een fpaarzaam, dan wederom een overboodig Zweet vervangen wordt; een rasfe, fnel- (y) Comm. zwietenu in boerhave Alph. % 66. * . 00 J- pringle 1. C. pag, 167.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 179 fnelle en geweldige polsflag, en andere koortfige teekenen meer, welke deels, door den moeijelyken doortogt der vogten, door de naauwe uiteinden der llagaderen; deels door dien eene fcherpe en beledigende ftof, het hart en llagaderen meer dan natuurlyk prikkelende, zo een vernielden omloop van bloed en vogten voortbrengt. De byzondere verfchynfelen deezer ziekte, verfchillen ook naar de plaats, waarin de zondigende ftoffen worden opgehouden. Is 'er een groote ophooping van rottige Hof in de darmen, worden dezelve uitgezet; door het verblyf en toeneemend bederf, wordt 'er veel lucht in dezelve geboren; welke fomtyds den buik even als een trommel opfpannen, en eene {leeds toeneemende pyn doen ondervinden. Naar gelang nu der ontaarte ftof; welke hier tegen natuurlyk wordt opgehouden, bevindt men de fpysbereidende werktuigen meerder, minder, •rasfer of traager aangedaan. Wordt de maag, door deeze ongewoone prikkeling faamgetrokken, JV1 2 over}  ï8d J. HARGER ANTWOORD overkomt den lyder walging; oprispingen van een bittere, garftige, bedorve winderige ftof; geneigdheden om te braken; en wordt de regter mond der maag ongewoon aangedaan, dan ondervindt de lyder eene gevoelde maagpyn (a). ° Echter kan men de gakgtige, bittere, garftige, met flym en andere overgeblevene ftoffen vermengde brakingen, als heilzame ontlastingen, in deeze ziekte aanmerken (b). Gaat deeze prikkeling, met eene •ongeregelde famentrekking der darmen vergezeld, dan ervaart men krimpingen; beflootene winden; bloedige, galagtige, vette, ftinkende, fchuimende of witte (c) afgangen; en niet zelden galbrakingen (d). Maar wordt 'er door deeze fchadelyke ftof, een krampagtige toeknyping der darmen verwekt, dan wordt 'er een verftopte afgang met een opgezetten buik waargenomen. Niet zelden worden ook de ingewanden (a) j. pringle 1. c.pag. 171. (b) J. pringle li C. pOgê i7i. (c) j. de gorter Meel ITlpp. % 355. (d) j. pringle I. c. pag. xóö. hüXHAM de aïfit ft morvu epid. pag. 72.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.1 l8l den der borst hier door aangedaan , dewyl de darmen, door de lucht, uit de rotte en bedorve ftoffen voortgebragt, aanmerkelyk uitgezet zynde, de nederdaling des middelrifs in de inademing belet, en dus de ademhaling naar gelang der belediging verhinderd, drukkende benaauwdheden in de borst-ingewanden doet ondervinden. Of wanneer door deeze bedorve ftof, krampagtige famentrekkingen in de buiks-ingewanden, worden voortgebragt; waar door de vrye omloop des bloeds, door de Maags bovenfte en onderfte fmeernets- en darmflagaderen , zodanig v/ordt verhinderd, dat het bloed in den grooten flagaderlyken tak wordt opgehouden; de ontlasting van het linker oor des harts, dan niet als met bezwaar verrigt kan worden, waar door dan die onaangenaame gewaarwording, welke men benaauwdheid noemt, wordt voortgebragt. Wordt nu de vrye ftroom des bloeds, door den nederdaalenden ftam van de groote flagader gedeeltelyk verhinderd, zo moet 'er noodwendig door de bovenfte vaten, meerder M 3 bloed  Ï82 J. HARGER ANTWOORD bloed naar het edel hersfengeftel geperst; deeze vaten uitgezet, geprikkeld en gedrukt worden. Waar door dan hoofdpynen, weezenloosheid , foms heevige en fchielyke ylhoofdigheden (e), roodheid des aangezichts, uitpuiling der oogen, en een duidelyk kloppen der krop- en flaap-flagaderen, wordt waargenomen. Worden nu de bedorve en ontaarte ftoffen, opgenomen en tot de tweede wegen overgebragt, en onder de masfa van het bloed en de vogten vermengd , dan worden deeze navolgende verfchynfelen, in de afgefcheide, cn ter ontlasting gefchikte vogten gaadegeflaagen. Wy zullen eerst de Urina of pis, daarna het geen men op de huid, en in de mondsholte waarneemt, in aanmerking neemen. De Urina of pis, verfchilt naar mate de hevigheid en aart der zondigende ftoffen , welke met het bloed vermengd zyn; foms vindt men de pis rood, en als snet een vettig vlies overtoogen, om dat door het koorts-geweld, buitengewoone wryving der vaa^ (e) j. pringle 1. c. pag. 171, 174.  OVER DE NA JA ARS-KO O RTSËN. ï$i vaaten, en opgevolgde hitte; de olyagtige deelen des bloeds, en vetdeelen in 't celagtig weeffel; benevens de zoute deeelen; ontbonden, losgemaakt, en onder de rondvlietende vogten zyn vermengd. Dan vindt men wederom eene bleeke, raauwe en ongekookte pis, om dat de affcheidende vaaten van het konftig nieren-geitel, door deeze vreemde itoften geprikkeld, ontveld, afgefchaafd en faamgetrokken, geen andere dan dunne wateragtige vogten doorlaaten; aan welke oorzaaken ook is toe te fchryven, dat men dan de pis met, dan wederom zonder grondbezinkfel waarneemt. Door de overboodige hitte, drift en wryving der vogten in de vaten, worden de grote vaten der huid geperst, vol en uitgezet; de kleinere vaten gedrukt en geprangd; zo dat dezelve niets ontfangen kunnen, de uitwaafeming verhinderd, en de huid droog, dor en hard wordt. Maar heeft nu het tegendeel plaats, dan wordt het lighaam als met zweet overftroomd, het welk, niet zelden, een rottigenftinkenden reukuitleevert. M 4 Hier  1^4 J* HARGER ANTWOORD ?ier uVtr' getuige zy de ondervinGing, behoeft men zich niet te verwonderen, door dien de geheel e droom des ploeds, met bedorve, galagtige of tot rottmg hellende deelen beiaden zynde, geene andere dan dusdanige vlugge en reukzenuwen-aandoende deelen, konde doen uitwaafemen. — Ervaart men in teegendeei eenen zuuren reuk, dan heeft men zo veel gevaar niet te vreezen, door dien men veronderftellen mag, dat de fchadelyke ftofien reeds zyn ondergebragt, en de Ziekte een gundiger keer zal neemen. J kom tyds worden de ziekte-doffen, an de oppervlakte der huid nedergeJegd, waar door dezelve geprikkeld, de opperhuid foms als met blaasjes verheft, of als zigtbaare uitgebotte vlakjes, van onderfcheidene ^groote en couleur, dan hier, dan daar zich vertoonen. De holligheid des monds, de tong en keel, worden dikwerf in deeze ziekte, op eene byzondere wyze aangedaan. — Waarom de groote hippocrates reeds hadt opgemerkt, dat de cou- (f) Libro de humorihm conf. duretus ad mri>„ praenat, coacas* C. VII. pd'g.. 124.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 185 couleur der tong, overeenkwam met de hoedanigheid der lighaams-vogten. "VVien is het onbekend, dat de tong in deeze ziekte, met een flymige witte, doch meestal geele of donker bruine korst is overtoogen? door dien het fpeekfel, 't welk door de mond- en ton«s klieren, en uiteinden der ontlastbuizen, alhier overvloedig afgefcheiden, aanduiden, niet dan met rottige en galagtige deelen beladen te zyn, en de tanden hier door met dien vuilen flibber bezet zyn. Doch die bittere, gal- en vetagtige fmaak, welke men alhier ondervindt, kan men niet altyd aan de winderige oprispingen der maag, maar meestal aan den aart der alhier afgekleinsde vogten toefchryven. Wien is het onbekend, dat door de hevigheid der koorts en vergezellende hitte, de lucht als met een verfnelde beweeging, door de mondsholte wordt gedreeven, waar door de viugfte, dunIte en fynfte fpeekfel-deelen, losgemaakt en weggevoerd worden? dus blyven de grovere over, en maaken een dikke taaije korst, niet zelden met zigtbaare fcheurtjes vergezeld. M 5 Dan  l86 J. HARGER ANTWOORD Dan ervaart men ook, dat onaangenaam gevoel of die aandoening, welke men dorst noemt, gepaard met droogheid des monds, tong, keel en nabuurige deelen; ja deeze deelen worden zo nu en dan, als verllyfd waargenomen, omdat de fynfte deelen vervlogen, de anders zo balfemagtige flym, in zodanig een drooge korst veranderd is, waar door de mondtjes der uitwaafemende vaaten en ontlastbuizen, worden toegeflooten; of dat 'er door de heevige koorts-beweeging, een overboodig zweet naar buiten is gedreeven , en hier door gebrek van dunne weivogten en onvermoogen, om de noodige hoeveeiheid des fpeekfels af te fcheiden, wordt voortgebragt; of om dat de masfa des bloeds, door ontaarting der ftoffen, meerder geirriteerd zynde, de afkleinzende werktuigen, faamtrekken, vernaauwen of toedrukken, en dus de weegen onbekwaam maken, om eene meerdere affcheiding van fpeekfel, zo in den mond, tong, als nabuurige deelen, voort te brengen. Dit een en ander, ter opheldering der verfchynfelen, in deeze ziekte* ge-.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 187 genoegfaam keurende, ftappe hier van af, en fpoede my tot geen minder wigtig onderwerp, der voorgeftelde Vraag. Het tweede deel deezer keurige Vraag, luid aldus. Welke zvn de beste behoed- en geneesmiddelen, die daar tegen [te weeten de Najaars-koortfen] vooral by de Militairen, kunnen aangewend worden? Wy zullen dit tweede deel, wederom in twee fplitfen, waar van het eerfte zal bevatten, alles dat wy, zo voor de lnwooners als voor de Militairen, dienftig keuren, om voor de zo gedugte Najaars-koortfen behoed te worden. Het andere zal in zich bevatten, de beste wyze, om, wanneer deeze koortfen onder hun heerfchen, dezelve door de kragtdadigfte middelen, zo 't mogelyk is, te geneezen. Deeze taak is van geen gering belang, en om deeze reeden, zal ik my ook met geene andere ziekten, die echter gelyktydig kunnen plaats hebben*  l88 J» HARGER ANTWOORD ben, maar met het geene in de Vraag gevorderd wordt, en dus alleen met de Najaars-koortfen, beezig houden. Hadden wy~nu 't vermoogen om de zomerhitte te matigen; de droogte te reegelen; den reegen te gebieden; de winden te bepalen; de vogtige fchadelyke uitdampingen der laage en verdronke landen, moerasfcn, riöolen, fchorren en droogloopende flikken; opgedolve landen; mestputten; en wat van dien aart kan genoemd worden, te verhoeden; wei ras zouden deeze allen niets vermoogen, en geene meedewerkende oorzaaken derö Najaars-koortfen in Staats-Vlaanderen helpen voortbrengen. Maar omtrent dit alles hebben wy geen vermoogen, hier is het, dat wy in alles te kort komen. Dcrhalven blyft 'er niets overig, dan ons toe te leggen, zo veel mogelyk, de gewone levenswyze deezer menfchen, gegrond op de van ouds her zogenaamde fes niet natuurlyk dingen, te befchaven en te verbeeteren, als de eenigfte middelen, welke nog overig zyn om deeze ziekte voor te komen, en hen daar teegen te behoeden, Hier-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN, 189 Hierom zal ik my verleedigen, een en ander, dat beeter en voorbehoedend er voor de onwaardeerbaare gezondheid, dan wel de gewone leevenswyze der lnwooners en Militairen is, op de navolgende wyze aan de hand te geeven. Het is eene betoogde waarheid, dat de mensch, zonder een gepaste beweeging of arbeid, op den duur niet kan gezond zyn. — Doch men moet niet van het eene in het andere uitterfte vallen. — Lui- leedig- en werkeloosheid, zyn de eerfte bronnen, waar door ontaarting en bederving in de lighaamen geboren worden; hier door worden de zo noodige werktuigen, ter fpysbereiding en afkleinzing, der edele fcheivogten geordend, ontfteld, verzwakt, en naar gelang van dit onvermoogen, geheel en al buiten ftaat gebragt; met een woord voor de Najaars-koortfen als voorgefchikt. Dan een maatige arbeid is nuttig,' noodig en gezond; maar een onmaatige baart niet dan fchade; dit heeft de ondervinding ook hier maar al te veel bevestigd, in die geenen, welken na zwaaren arbeid, door magteloosheid als  190 J. HARGER ANTWOORD als wierden voorbereid, om door deeze koortfen aangetast te worden. De geleerde tissot zegt te regt, daar zyn twee middelen, om de nadeelige gevolgen voor te komen van zwaaren arbeid; het eene is, de oorzaak derzelven te vermyden, doch dit is fomtyds ondoenlyk; het andere is, indien men verpligt is fterk te werken, het zelve te matigen door een rykelyk gebruik, van eenigen verfrisfchenden drank, vooral door wei of karnemelk, of water met azyn gemengd (g). Zou het voor het behoud der Mili7 tairen niet voorbehoedzamer zyn, om alle gevolgen van zwaren arbeid voor te komen, dat het gaan werken by de bouw- en landlieden, geheel en al wierd afgefchaft? Dan zou men tevens voorkomen, dat derzelver cameraden, minder in de heete lucht behoefden te ftaan fchilderen, en niet zelden als uitgedroogd, yan hunnen post worden afgelost. Ik zwyg van alle die onheilen, welke de Militairen, in ongezonde koude en C&) tissots en eickers raadgeeying enz. W. 1-2*  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. IQX en vogtige nachtluchten in Staats* Vlaanderen te wagten hebben. Het is overbekend, dat de ledigheid niet alleen een wortel van alle kwaad is, en dat de Militairen in vreedenstyd hier door voor alle buitenfporigheden, en aanvallen van ziekten bloot leggen. — Om nu zulks te verhoeden, en dewyl een matige arbeid, zo noodig is voor de gezondheid, kan men vraagen: of het niet best ware, dat men die Militairen welke geen ambagt verdaan, om deeze reden, ook om nog iets ter onderlleuning van zich zeiven, vrouw en kinderen, te doen winnen; dagelyks eenige uuren, onder behoorelyke toezicht, aan de gemeene of 's landswerken, als wallen, bastions, droge gragten, havens, canalen, wegen enz., liet arbeiden? ja, al was het dan maar, om op een voorbeeldige wyze, de zinnelyk- en rein-; heid, in de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen, te helpen bevorderen, dewyl men vooral in die plaatfen niet genoegfaam hier tegen kan waken, om dat het verzuim hier van, de gemeende aanleidende oorzaaken zyn, yan gal- rot- of kwaadaartige-koort- fen.  192 J. HARGER ANTWOORD fen. — Dan die Militairen welke een ambagt verftaan, konde men verlof geeven, hun vryen tyd in dusdanig beroep door te brengen, en hunne wagten, evenreedig met hunne cameraden waar te neemen. Nog dient 'er in 't algemeen opgemerkt , dat 'er geen middel voor den mensch, van wat rang of ftaat hy zy, is uit te denken, dat beeter, nuttiger en gefchikter is, om ziekten voor te komen, dan een gepaste arbeid of lighaams-beweeging. — Waarom de Heer cheyne zegt, dat men de lighaams-beweeging, als een deel van den Godsdienst behoorde aan te merken. De heilzaamfte, en alle de deelen des lighaams, gepaste beweegingverfchaffende oëffeningen, zyn de zulken, welke men in de opene lucht, door arbeiden, gaan, wandelen, ryden, kolven, keegelen enz., verrigten kan. Dan, zo zulks niet mogelyk is, voor deeze of die, zyn 'er echter aangenaame nuttige oëffeningen uitgedagt, welke binnen 's huis kunnen verrigt worden, en verre boven de leedigheid te waardeeren zyn; als paletten, billard-fpeelen, dansfen, fchermen, hobbel-  over de n aj a ars-k.00rtsen. Ip3 belpaard, fchongelen enz.; zie over? een en ander william büchan (h). Dan eer ik hier van afftappe, dient nog herinnerd, dat door overmaatigen arbeid, of andere lighaams-beweeging, of een langduurig verblyf in de heete zon en dampkring, niet alleen buiten gemeene wryving , beweeging , uitzetting, ontbinding der vogten, en magteloosheid der lighaamen verwekt; maar daar en boven eene fterke ontlasting van zweet bevorderd wordt; welk zweet even als een fpons, door hemden en kleederen wordt ingezogen, 't welk dan aan de lighaamen opdroogt, dan weder doorzweet wordt, en zonder behoorlyke verfchooning by veelen, dagen aangehouden, waar door niet dan onheilen aan de gezondheid kan worden medegedeeld. En dewyl 'er in fchoone hemden; en zuivere kleederen, meer voorbehoedend vermoogen, dan fommigen wel zouden denken, ligt opgefloten, vind ik my verpligt, hier ernftig op aan te moeten dringen. Doch dewyl veele behoeftige menN fchen, (1ï) "Huislyke Geneeskunde 1780. blads, io8-ii5«  Ï94 J- HARGER ANTWOORD fchen, onvermoogend uit zich zeiven zullen bevonden worden, vooral de trekkende leeden der armen-gezinden zonder onderfcheid, zal het best zyn, dat Diaconen en Armenbezorgers, naauwkeurig onderzoek dien aangaande doen, de noodige verbeetering zelfs verrigten, of dien nood met allen eerbied, onder den aandagt hunner Overheeden brengen. En het geen 'er by de Militairen mangelt, moet door de Officieren nagegaan, en het gebrek onder den aandagt gebragt worden, van dien, aan wien de zorg over dit Huk der Militairen is toevertrouwd. Ik herhaal dit, om dat fchoone zuivere kleederen, van zo eene voortreffelyke nuttigheid zyn, voor de Soldaaten, en hierom niet dienen verzuimd te worden. Alhoewel de bovenkleederen voldoende zyn, voor de Soldaaten, vooral als zy met hunne mantels, of gewascht-linnen overrokken, de nachtwagten moeten waarneemen, zo komt het my echter voor, dat de onderkleederen niet genoegfaam zyn, dewyl dezelve zonder hemdrokken worden gekleed, en menwei dient in acht te neemen,  OVER. DË NAJAARS-KOORTSEN. 195 men, dat een warme drooge lucht; oneindig minder fchadelyk zy, dan een vogtige, koude, of onguure luchtsgefteldheid, welke zo eigen is, aan de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen, waarom de Militairen, myns oordeels , door onderkleederen beeter dienen gedekt, en voor allen fchadelyken aanval der lucht behoed te zyn. Wat nu de wooningen zo der lnwooners als Militairen, in de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen aanbelangen, ik oordeel dat 'er veele zyn, waardig omgeworpen en herbouwd te worden, waren 'er de groote onkosten geen beletfelen van. Dan zo men ter eeniger tyd hier toe komt, zal het dienftigzyn, om dezelve, zo verre doenlyk van gragten, flooten, of Hinkende moerasfen en mestputten, te verwyderen. Dezelve hoog en droog uit den grond te zetten; de muuren door Herken tras en harde fteenen te voorzien, om het optrekken der ziltige waterdeelen voor te komen; de vertrekken luchtig met ruime fchuif- of venfter-raamen en hooge verdiepingen te verzorgen. De flaap-plaatfen, behooren niet de N 2 klein-  Ï05 J. HARGER ANTWOORD kleinfte maar wel de ruimfte te zyn, dewyl dezelve over het algemeen, wanneer deuren en venflers geflooten zyn gebruikt worden, en allen verfchen invloed van lucht affnyden, waar uit de fchadelykheid der kleine flaapvertrekken, genoeg is af te m eeten ; dezelve moeten ook niet boven kelders, maar in de droogfte deelen, der wooningen gefchikt worden; men moet, wil men de gezondheid bevorderen , geen wooningen teegen fchuin oploopende dyken of wallen; noch onder, noch als in dezelve ftigten, en zo veel mogelyk is, teegen den llreek van het oosten.— Ik houde my verzeekerd, dat zo het een en ander wordt gadegeflagen; de be'wooners op den duur gezond, vrolyk en ilerk zullen zyn, (voor zo verre de wooningen hier invloed op hebben,) en geene vogtig- noch duffig-heid in dezelve, noch in hunne kleederen, noch eenig bederf aan hunne fpyzen zullen ondervinden. Dan, dewyl veele wooningen of verblyfplaatfen, zo als dezelve nu zyn, moeten betrokken worden, zo zullen wy ons onderwinden, om 't fchadelyke dat 'er in heerscht, te verbeeteren. Al-  OVER DE NAjAATtS-KOORTSEN. 197 Alwaar de huizen en verblyfplaatfen, laag, bedompt en vogtig zyn, dient men het fpoelen, vooral mei zout- of brak-water te vermyden; maar liever de vloeren, met droog zand te ftrooijen, en met beezems te keercn. By droog weeder en hooge winden, moet men de raamen en venfters open zetten, om 'er de frisfche lucht door te laaten waaijen, dan by vogtig weeder, en laage zuid- of zuid-westelyke winden, dezelve gefloten houden. Doch dit luchten moet met gepaste omzigtigheid gefchieden, en niet verrigt worden, als men warm uit het bed komt, zeer verhit of bezweet is. Bedden, deekens, matrasfen enz., moet men zo veel mogelyk luchten en in de zon brengen, zo ook de dagelykfche kleederen. In vertrekken daar men veele Militairen inquartiert, dient gezorgd, dat de lucht niet onzuiver, en de zindelykheid allernaauwkeurigst in acht genomen worde. Hierom dient zo Militair als Inwooner, door arbeiden, zweeten, als anderfins; vuil-, vunzig of bezoeteld zynde; zich alvorens, daar water te bekoN 3 meu  'ïp8 J. HAEGER ANTWOORD in en is, te reinigen en te wasfchen; dewyl de onrein- en morfigheid des lighaams, de eerfte bronwellen veeier ziekten zyn; men dient 'er geene Hinkende lampen noch kaarfen te branden, noch bedorven, flegten, Hinkenden tabak , te rooken; de vloeren droog te houden; de geheime plaatfen bui.en de wooningen te hebben; dezelve zuiver te doen houden, om het bederven der lucht voor te komen; ook kan dienftig zyn een emmer water, dagelyks ververscht, met of zonder willigen tak daar in, in zo een vertrek te plaatfen; azyn uit te dampen; een weinig buskruid, geneverbeezien, mastic, kruidnagelen , campher of iets anders dat welriekend is, wat te laaten fmeulen of branden; om door dergelyke teegen-rottige middelen, de traage lucht te verdeeien, te verbeeferen, te zuiveren, en voor eenen onbefmetten en gezonden dampkring plaats te maaken. Wordt een en ander, door ziekte bevangen, dan moet men hem afzonderen, van de gezonden; zuiveren, wasfchen en verfchoonen, naar gelang ; en van de noodige geneesmiddelen en andere noodwendigheeden voor*  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.' 199 voorzien; of zo ras mogelyk is, naar het hospitaal of gasthuis overbrengen. Alles wat ik van de zuivering en. voorbehoeding, der wooningen heb gezegd, mag door een ieder, van wat rang of ftaat hy ook is, wel worden in ach; genomen, om dat hunne lighaamen, even zo vatbaar voor de befmetting zyn, dan die van anderen; doch willen zy geen zand ftrooijen, zy kunnen, om het fpoelen en boenen voor te komen, beste of gemeene, zagte vloerkleeden, gonjens of matten over den vloer leggen. Dan dewyl de wooningen niet alleen zyn ingericht, om zich van andere menfchen af te zonderen; om 'er onze broodwinningen in te oëffenen; tydelyke zeegeningen in te fmaaken; onze vryheid en vergenoegens in te koesteren; zo zyn dezelve niet minder gefchikt, om genoegfaam een derde deel van onze leevensuuren, in dezelve met den flaap of rust, door te brengen. De rust of flaap kunnen wy niet ontbeeren, doch zal de flaap, als behoorende onder eene goede leevenswyze, teevens aan het zo noodig en nuttig oogmerk, waar toe hy gefchikt is, JS 4 dienst-  J. HARGER ANTWOORD dienstbaar : yn , dan moet die noch te veel, noch te weinig zyn; is die te veel, de geesten worden bot en Homp, de lighaamen traag, vadfig, en met veele fchadelyke llymftoffen opgehoopt, en als ter ziekte voorgefchikt; is die te min, de vogten worden ontaart en fcherp, de natuurlyke vermoogens uitgeput, de fpysbereiding verzwakt, en de lighaamen ongefteld, us is het blykbaar, dat de middelweg de allerbeste is, alhoewel men den juisten llaaptyd, voor een iegelyk niet wel bepaalen kan, zo toont de ervaaring, dat een gezond mensch, arbeider en Militair, meer dan een luije leedigganger dient te flaapen. Dan die deeze aangenaame rust, met voordeel en tot gezondheid willen fmaaken, moeten dagelyks een gepaste beweeging, in de openlucht, of eenigen arbeid verrigten; des avonds nimmer een zwaar en beleedigend avondmaal houden, en zich vrolyk, vergenoegd en onbekommerd neederliggen: wierd dit in achtgenomen, zo houde ik my verzeekerd, dat niet alleen de Soldaat, maar ook een iegelyk j al was het dan ook maar op een ge-  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. 201 gering leeger, brits, ftroobosofin een hooyberg, zich geruster, verkwikter, en meerder verfterkt door den flaap zal bevinden, dan dat hy aan een pragtige tafel was onthaald, en op een bedde van dons needergelegd. Als een voornaam behoedmiddel, dienen de fpyzen der lnwooners en Militairen, is het niet geheel, dan zo veel mocrelyk verbeeterd te worden. Het behoeft geen betoog, dat veele lnwooners en Militairen, hunnen disch niet kunnen fleren, met keur van fpyzen, maar dat evenreedig de inkomften, de pot te vuur gaat; over het algemeen eeten deeze menfchen veele harde, taaije, lymige, dierlyke en zwaare voedfels; zy verbeelden zich hier door meerder kragten te zullen bekomen; de ondervinding en reeden, leert juist het teegengellelde, en wel, dat de middelbaare voedfels, den allerbesten en gezondften chyl, aan het lighaam mededeelen. Doch n.en moet het niet verkeerd opvatten , even als of onze bedoeling was, dat deeze menfchen niet nu en dan een maatig ftuk peekelfpek, of het zelve gerookt of gedroogd, met peen, N 5 knol:  202 J. HARGER ANTWOORD knollen, erwten, boonen, aard- of boom-appelen enz.; met wel doorbakken tarwen- of roggen brood, zouden mogen eeten, noch ook dat men geen gezoute peekei vleesch, gerookte of gedroogde runder-ribben, paater- of andere Hukken, met de noodige toefpyzen, zoude mogen gebruiken, het is 'er wel verre van daan. Ter voorbehoeding, keur ik alleen af, het aanhoudend en overbodig misbruik, van dusdaanige voedfels, en ik zal uit loutere menfchen liefde, het een en ander, vraagender wyze, aan de hand geeven. Zal het niet beeter zyn, vooral voor den Soldaat, om des morgens een voldoende boterham, met goede boter en kaas; of een uijen, chalot, radys, rammelas!enz., en een goed glas zuiver koud water, dan een fiuk raauw, garftig of gefnerkt fpek, met brood, dat fomtyds muf of befchimmeld is, vergezeld met een ruimen teug genever, of een groote hoeveelheid warm koffy- of thee-water, te gebruiken? s Zal het niet beeter zyn, dat de middag-maaltyden, met versch runderen.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 203 cn fchapen-vleesch, met gefchikte aard- boom- halm- en peul-vrugten, naar dat de tyd opleevert, worden verwisfeld ; dan dat 'er dagelyks niet anders, dan tot bederf hellende voedfels genuttigd worden ? Zal het niet beeter zyn, dat men des avo ids dan eens een goede boter* ham, met een glas goed vier gulden bier; of faladen, naar den tyd, met comcommers en karoóten; of roode kool, of zeeuwlche uijen-faladen met boter en azyn; een goede peekeiharing of gebakken visch; en dan eens een pot meik, met brood en zuure appelen of met ryst, grutten of zogenaamde pap of bry nuttige; dan dat men des avonds gebakken worst, fpek, hard gerookten engelfchen bokking, fprot, op zich zelve of met eijeren in de pan gebakken, fpek-pannekoeken, een boterham met rotte kaas, of gedroogde zoute fchollen en fcharren, vergezeld met een groote hoeveelheid heete flurpdranken, gebruike? Zal het niet beeter zyn, nu en dan goeden, verfchen zee-, rivier-, behoorfykgeweekten zoute- en ftokvisch, met bet geen 'er toe behoort, te eeten; dan  2ö4 J. HARGER ANTWOORD dan veel flappen, bedorven visch, van wat aart dezelve ook zy, of mosfelen, crabben, alykruiken of dergelyken ? Zal het niet beeter zyn, dat men ter verbeetering der lighaams-vogten, de zö heilzame vrugten uit het ryk der gewasfen, naar gelang der tyden nuttige; dan dat men op eene onguure wyze, allerlei onryp fruit doorzwelge? Om nu des te beeter en gereegelder de dagelykfche voedfels, ten °nutte der Militairen te doen dienen, keur ik heilzaam, dat derzelver gebruik, onder opzicht der Officieren, onder den naam van chambrée houden, algemeen in Staats-Vlaanderen, worde ter uitvoer gebragt (i). . Zullen de voedfels voor de menfchen , nuttig zyn, zo dient men over het algemeen te gedenken, dat men nooit des avonds, zich met een wel gelaaden maag ter ruste nederligge; maar beeter doet, het morgen ontbyt wat zwaarder te neemen; dat het gebruik der fpyzen, overeenkomstig de krag- (i) Men zie hier van een uitgewerkt voorbeeld, zo der fpyzen als onkosten, 18 deel bl. tf38 der Haarl. Maatfchappy, door den Heert j. j. van den bosch picdegedeeld.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 20? kragten, jaaren en bedryvefi moet zyn; een arbeider heeft meer fpyzen noodig, dan een ftiizittende en leedigganger; hoe aangenaam de fpyzen fmaaken, nimmer moet men zyn maag tot bezwaaren overlaaden, maar liever eeten tot eene maatige verzaadiging, dewyl onze natuur met weinig vergenoegd is; de weelde integendeel kent geen paaien, waarom de maatigheid, zo in fpyzen als dranken , als de moeder der gezondheid kan gehouden worden. Leert niet de dagelykfche ervaaring, dat de meeste ziekten, door misbruik, en niet door gebrek van voedfels, worden gebooren? Toonen de meenigvuldige voorbeelden niet, onder allerlei rangen van menfchen, dat een wellustige, een dronkaart, een ligtmis, zich als 't ware verbeelden, dat ziekte en dood hun niet ras genoeg zullen overvallen, waarom zy de onmaatigheid en ongebondene leevenswyze te hulpe roe-? pen, en hier aan zich zo verflaaven, dat men 'er hen zeldfaam van kan afbrengen, voor en aleer de beurs geleedigd en de gezondheid bedorven is? Hier-;  20Ö J. HARGER ANTWOORD Hierom vermaan ik een iegelyk, die zyn gezondheid, vooral in btaatsViaandiren wil bewaaren, dat hy eete en drinke om te leeven, en gedagtig zy, niet te leeven, om te eeten of te drinken, dewyl zulks den weg baant, tot veele ziekten en het graf. Dewyl onder de dagelykfche voedfels veele zyn, welke uit hun aart behooren, onder de ongegiste meelen, als aardappelen, erwten, boonen enz., en welke een grof, lymig en aardagtig voedfel uitleeveren, zo dienen deeze met eenige behoedfaamheid, door zwakke menfchen te worden genuttigd; daar fterke arbeiders, en die het vermoogen hebben, om deeze voedfels onder te brengen, en zonder hinder te verteeren, meerder voordeden van deeze, dan van ligtere voedfels zullen bekomen, door dien deeze te fpoedig, onder het bloed gebragt wordende, hunne maagen geftaadig leedig en aanhoudend hongerig houden. Ter voorbehoeding, zal het ook nuttig zyn, dat men vermyde, het koning toebereiden der fpyzen, door een meenigte van vreemde inmengfels en fpeceryen, dewyl zulks alleen dient, om.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2Q> om de maag en ingewanden te bederven. De eenvouwigfte gewoonte, om de fpyzen als in hun eige fap, overè'enkomftig derzelver aart te braaden, jkooken of itooven is de beste, en welke met de natuur onzer lighaamen het meest overeenkomt. Dan dewyl het Gemeen en Soldaaten, inderdaad het meest lyden, door het gebruik van ongezonde leevensmiddelen, en hun leeven voor de maatfchappy van zeer veel belang is, zo dienen 's lands vaderen, zo veel mogelyk, te zorgen, dat geene bedorvene leevensmiddelen, van wat natuur dezelve ook zyn, worden te koop geveild: om dat flegte en half bedorvene voedfels, nadeelige gevolgen en ziekten kunnen voortbrengen, en tot lieden van allerlei ftaat en rang overgaan. Laat en wy nu eens zien, in hoe verre de dranken als voorbehoedende kunnen aangemerkt worden. De eerfte, allergemeenfte en nuttigfte drank, die de wyze Schepper, ten dienst van menfchen, dieren, boomen en planten, geordend heeft, is het zuiver, helder en fris water.  208 J. HARGER ANTWOORD Zuiver water, is niet zeer gemeen in Staats-Vlaanderen, derhalven moet men het waterwaar in de minde vreemde deelen zyn, voor het beste houden. De zorg hier voor, kan niet genoeg, door de Officieren worden gadegellagen; dan wil men het zuiver water leeren kennen, men neeme een glas met water, laat 'er eenige droppelen wynfteen oly (oleum tartari per deliquium) in druipen, en men zal het water onzuiver zynde, troebel en'melkagtig zien worden, en als het water zuiver is, zal men llegts een klein wolkje befpeuren: hoe meerder het water verandert, hoe fchadelyker het zelve is, zo als my door verfcheidene proeven is gebleeken. Het beste middel, om nu in StaatsVlaanderen goed water te bekomen, zal beftaan, om het reegenwater in bakken, tonnen, vaten of potten, op te vangen en te bewaaren. Maar, door dien veele menfchen, van deeze hulpmiddelen zyn ontbloot, zouden men even als te Carthagena, ten dienHe der lnwooners, groote water of reegenbakken kunnen aanleggen, welke men in den reegentyd het vol loo-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.1 20$ pen, ten einde het gemeen, daar uit te voorzien, en de ftad, geduurende den droogen tyd, niet in verleegenheid te doen zyn (k). Maar wat behoef ik voorbeelden van verre by te brengen! door den Raad van Staaten, zyn immers, om goed reegenwater voor de Militairen te hebben, te Sas van Gent, over eenige jaaren, nieuwe regenbakken aangelegd. Dewyl 'er nu in den reegentyd, zo veel water wegloopt, was het dan niet beeter, dat men by of aan de publyke gebouwen, bekwame ontfangbakken ftigte, om 'er het reegenwater in op te vangen, en naar gelang der omllandigheden 'er gebruik van te maaken? Of dat 'er door bekwame water-fcheepen, zo veel zoet en zuiver water wierd aangebragt, als men voor de In-; wooners en Militairen noodig had? Min kostbaarer middelen, en daar men daadelyk het gebrek mede vervullen kan, dan deeze, zyn my niet bekend; doch de uitdeeling, van dusdaanig reegen- of aangebragt-water, moet niet dan onder toezigt gefchieden i O en 00 ö'uli.oas reize, l deel bhdz. 40,  Slö J. HARGER ANTWOORD én aan de Militairen en armen trekkende leeden, zonder onderfcheid, den emmer voor niet; voor die welke meer gegoed zyn, i of' Huiver voor dezelve laaten betaalen, zo om de onkosten goed te maaken, als het misbruik voor te komen. 'Er is dan voor den gemeenen Man en Soldaat, ja voor een iegelyk niets beeter, dan des morgens by 't onbyt, een glas, zo veel mogelyk, zuiver, koud rivier-, reegen- of put-water, te drinken. — Is men het eerst wat ongewoon, men zal 'er ras aan gewennen , en zxh vrolyker en fterker bevinden, dan dat men een groote plas, warm koffy- of thee-water doorzwelgt. Heeft men door den dag grooten dorst, het koude water, dewyl het alle hoedaanigheeden bezit, om den dorst te ftillen, zal het uitneemendst bevonden worden; koud gekookt thee-water is ook niet af te keuren. Een drank van één deel azyn, of brandewyn, met 5 a 6 deelen goed water, en wat fuik er, zal aangenaam en nuttig voor den Soldaat bevonden worden.  OVER DE NAJAARS-KOORTSËN. 21? De azyn is een keurig behoedmiddel; 'er behoorde onder de Arbeiders en Militairen op voorfchreeve wyze, ja ook onder alle fpyzen, daar dezelve by ftrookt, meerder gebruik van gemaakt te worden. Die meer vermoogen hebben, kunnen goed water met room van wyn* Heen, tamarinde, oranje- of citroenfap; met rooden-, witten-, rhynfchen- of moefel-wyn, met fuiker toebereid, overëenkomftig hun fmaak gebruiken. Het bier is een goede drank, voor den Inwooner en Soldaat; doch het moet niet zuur, noch fcherp, noch oud zyn, in verbeelding hier door meer kragten te zullen bekomen, dewyl men het teegendeel ondervinden zal. 'Er is dan niet beeter, dan een dronk mollig, beleegen, wel gehopt, en van goed graan en water gebrouwen vier gulden bier, waar in men alles zal vinden, wat men zou kunnen begeeren. Demeer vermoogenden, kunnen bieren van meerder prys bekomen, doch dezelve vereischtens naar gelang der waarde misfende, zal het hun fchadelyk zyn. — Zo als, niet zelden, in O 2 die  £l2 J. HARGER ANTWOORD die zwaare, heldere en zo geestryk vertoonende bieren, door fcarlei of Brabantfche myrthe aangezet, met hoofdpyn en geesteloosheid, als zeekere kenmerken der vervalfching, wordt ondervonden. De wyn, vooral die zuiver is, heeft uitfteekende voordeden, en kan ter bevordering der gezondheid, gepaard met de matigheid genuttigd worden. Doch deeze wordt door den Soldaat zeldfaam gedronken, echter wordt 'er noch wel eens, van flegten wyn, niet melden vervalscht en met fchadelyke loodftofFen vermengd, gebruik gemaakt, welke ten hoogften fchadelyk is. Die lust heeft om het wyn verval* fchen na te fpeuren, kan zulks bekoomen (1). Echter 'er dient in het algemeen gewaarfchouwd, dat de allerverkwikkelykfte en aangenaamfte dranken, als men verhit of bezweet is, zo maar niet gulzig moeten worden doorgezwolgen, wyl zulks andere heevige ziekten, ji den dood ten gevolge hebben kan. Een matig gebruik van zuivere ge-' nee- i Q) Haarl. Maatfch. x deel bladz. 112-115,  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. 21$ neever of brandewyn, kan voor den Soldaat en gemeenen Man, als een voorbehoedend middel gehouden worden, vooral wanneer men \ $ cortex, peruvianus fyn geflooten, op één Hoop geneever of brandewyn, eenige dagen te trekken zet, daar na door zagt papier lekt, of door een lapje linnen of fervet zygt, en 'er een, twee of drie roomertjes daags van gebruikt. Of anders, zou men met veel voordeel van deezen geestryken voorbehoedenden drank, in de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen, ten dienfle der Militairen, gebruik kunnen maaken: $ Rad, gentianae contrajervas ZW Cort. peruviani fgxi aurantior, Herb. ruthae ——— abjinthü ana §v Flor. rofar. rubr. fg3 Gum Myrrhae 5V M. Dit alles klein gefneeden en geftooten , wordt in een bekwaam vat met 6 ankers geneever, eenige dagen te trekO 3 ken  214 J. HARGER ANTWOORD ken gelegt, daar na afgetapt, en dagelyks naar gelang des perfoons en omftandigheden, 'er gebruik van gemaakt. 'Er was door veele bewyzen te toonen, dac de eerfte en voornaamfte zitplaats der Najaars-koortfen, in de maag is, De maag is niet alleen de voorraad-fchuur, daar alles in wordt verzameld, maar ook teffens de keuken, waar in alles klaar gemaakt en ten dienfte van het lighaam toebereid moet worden, zo dat men zich kan vleijen, dat onder een geichikten leefreegel, en.vermyding van zwaar verteerende voedfels, door het verfterken der maag, en bevordering der fpysverteering, door verfterkende maagmiddelen, zelfde allerbedorvenfte lucht kan ingeademd worden, zonder dat het lighaam door haar befmettende deeltjes aangedaan wordt (n). Geen (m) Van deeze Krnjder-wyn, vindt men gewag gemaakt by j. j. van den bosgh , Haarl. Maatfch, 18 deel bl. 643', 644. Ook by b. van iiussem Flhf. Genoot/. 6 deel bl. 209, 210. Echter oordecle, dat b >vengemelde wyze met de Vaderlandrche geneever, «0 voldoende als met de Madera wyn zal bevonden >v- trden, doch late een yder vry, in het verkiezen. (n) d. lysgns-werkje door j. veirac vertaald* phdi. 69, *  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN- 2ï5 Geen keuriger middel nu, dan het opgenoemde, en waarin alle die vereischten worden gevonden, weetende , heb ik 't zelve voorgedragen; want het heeft het vermoogen, om het verderf in de ingewanden te wederftaan; de fpierveezelen van maag en darmen te verfterken; de zo noodige fpyr- en chyl-bereiding te bevorderen; en dus met een woord alles te verrigten, wat men ter voorbehoeding zou kunnen begeeren: Doch is 'er deeze of geene, die deezen geestryken drank niet kan gebruiken^ die trekke denzelven op wyns of gebruike het navolgende: $ Païv. cort. peruv. §iv - — rad. gentianae Cort. aurantior. ana En vier pinten witten wyn.' M. Men zet het in warm zand, eenige dagen te trekken, zygt het door en laat 'er 2 of 3 maal daags een romertje van gebruiken. Of men kan 's morgens voor 't 011byt, en ook des avonds, een theekopje vol van een koud aftrekfel van de p 4 kh  Ïl6* J. HARGER ANTWOORD kina, tarntIbhemen, beleen, gentiaan, of Virgïnifche /langen wortel, oranje fchill£n, toppen van 't kleine honderd gulden kruid enz.; in kokend water getrokken gebruiken, of nu en dan, een eijer ieepeltje van de tinct. cortlcis peruv., etix. flomaeh., elix, viscerale hoffmanni, propr. paracelfi enz.; met wat witten •wyn of fchoon water, of 2 33 maal daags, drie viergreins pillen van het extr% peruviani et gentianae, gelyke deelen faamgefteïd, te gebruiken. De Gouverneur worge, de Heer boon en anderen te Senegal, getuigden, dat door de bittere kruiden, hunlieder maag en ingewanden, in zo eene gefteldheid bewaard wierden, dat zy grooten deels konden weerftaan, de aanvallen dier galkoortfen en andere ziekten, welke op een verderfelyke wyze, {taande den tyd, dat deeze Ziekten doorgongen, woeden. De ervaaring heeft de nuttigheid deezer middelen zo bevestigd, dat toen 'er geene kina meer was, de bittere kruiden en wortels voor een buiten gewoonen prys verkogt wierden. Zy onthielden zich van overtollige en ongefchikte fpyzen, en pnmaatig gebruik  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. 217 bruik van wyn en fterke dranken; zy gebruikten eens of tweemaal 's weeks , een zagt laxans van manna met ptm> geerzouten (o). Daar nu wel voorgaan, wel doet volgen, vindt ik my verplicht, om ook hier ter plaatfe iets aangaande de voorbehoedende buiks-ontlastingen te moeten zeggen, dewyl zo ras de onnutte en bedorve ftoffen, door de natuur ter ontlasting gefchikt, te lange in de warme en vogtige darmen worden opgehouden, zo kan 'er niet dan een toeneemende trap van rotting en bederving uit gebooren, en door de opflurpende vaten weder opgenomen, en onder ons bloed en vogten gebragt worden, en hier is niet zelden een allereerst begin der gal- en rottige Najaars koortfen te vinden. — Hierom vermanen wy, zo Soldaat als Inwooner ernftig, om, zo ras de gewoone dagelykfche ontlastingen vertragen, en men een leelyken fmaak in den mond; onaangename winderige opfpanningen, verloren eetlust, en het gevoel als van een band in den bovenO 5 buik (o) d. lyson a. b. bl. 69 cn 70,  ai8 j. Sargër antwoord buik gewaar wordt, om in zodanige gevallen, niet te dralen, maar het lpoor der Senegallers te drukken, met terftond, voor al die geene welke zwak zyn, zyn toevlugt tot een zagt laxans van manna met Engelsen purgeerzout of een gift rhabarber, en wel ten tyden dat de Najaars-koortfen doorbreeken, te neemen. Die llerk zyn, kunnen | loot fennebladeren, met 2 loot room van wynjleen, wat vygen, rozynen, pruimen, corenten of fuiker, met \ pint kokend water in een trekpot trekken, en om het uur een theekop hier van nuttigen. Doch zo het niet fchikt, moet men, hoe eer hoe liever, den toevlugt neemen tot een bekwaam genees-heer, wyl het dralen altoos fchadelyk is. Maar zyn de buiks-ontlastingen te veel, dan wordt 'er van de fpyzen geen behoorlyke voeding, noch bewerking om een goede chyl aan het lighaam mede te deelen te weeg gebragt, de lighaamen worden vermagerd, uitgeput en vatbaar voor de Najaars-koortfen gemaakt. -Menfchen welke dikwils loslyvig £yn, moeten zich voor alles wat hier  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 21$} toe aanleiding geeven kan, vermyden; hunlieder voedfels dienen Verfterkend en lymig te zyn, waar toe wit brood, kaas, eijeren, ryst, gierst, grutten met melk gekookt; een glas beste rooden wyn, of een drank van brandewyn en water, waar in een fuik geroost brood, zal dienstbaar zyn. Is een belette tranfpiratie de oorzaak , zo dat de ftoffen naar de ingewanden zyn overgebragt, dan zal een vermeerderde dekking, een flenellen hemd, warme voeten en baden, en alles wat ter bevordering der doorwaafeming ftrekken kan nut doen. Wy raden in het algemeen, dat wil men op ongereegelde tyden, verfchillende en als ftrydige voedfels onder elkander gebruiken, dat 'er nimmer een goede chylbereiding, noch gereegelde buiks-ontlasting te verwagten is. De onreegelmatigheid brengt alle de deelen der dierlyke huishouding in wanorder, zo door te veel als te min voedfel gebruik; en hier aan kan men, by anders gezonde menfchen, zo wel de ongewoone hard- als los-lyvigheid toefchryven, door welke beide de gezondheid zo vaak benomen wordt,  $20 J. HARGER ANTWOORD wordt. — Is 'er iemand, die vraagt, hoe veele maaien moet dan een mensch tot behoud der gezondheid ftoelgang hebben, op een dag? Dit is niet wel te bepaalen, die veel laadt moet ook veel losfen, dan deeze ontlastingen hangen af, van de jaaren; de onderfcheidene lighaams-gelleldheeden; leevenswyzen; arbeid; beweeging en aart der voedfels; echter oordeele, dat voor een gezond en volwas* fen mensch voldoende zy, wanneer hy eens daags, en kan men 'er de natuur aan gewennen, des morgens, door een zagte en niet onaangenaame prikkeling wordt genoopt en aangezet, om zodaanig een ontlasting van bedorve en rottige drekftoffen te verrigten, als 'er tot dit einde in de ingewanden waren afgefcheiden (p). Wat de pis ontlastingen betreffen, alhoewel juist deeze ontlasting, als geen opwekkende oorzaaken der Najaars-koortfen gehouden worden, zo kan een naauwkeurig onderzoek, dezelve niet geheel 'er van vryftellen; deeze ontlastingen kunnen of te veel of te weinig zyn, hier omtrend kan pok , 0?) W. buchan a. b. bl. 156 e. v,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. Ö2Ï ook geen vaste bepaaling gemaakt worden, dewyl zulks zo van de uitwaafeming, jaar-faifoen; ingenoomene vogten en andere oorzaaken afhangende is. —• Doch dit is gewis, zo ras deeze ontlastingen van de gewoone wyze afwyken, is het altoos nadeelig. Aan wien is het onbekend, hoe dikwils men op een ongevoelige wyze pis ontlast, diefcherp, ontaard, Hinkend en met onnutte deelen beladen is? Deeze ontlastingen gefchieden als ongevoelig , de natuur bedient zich van het konftig nieren geftel, om deeze ftoffen beneevens de pis, ten dienfte der menfchen, van 't bloed af te fcheiden, door de pisleiders naar de blaas te voeren, en alzo ten nutte en ontheffing van ziekte ftoffen, buiten het lighaam te voeren. — Dusdanige ontlastingen der pis, noemt het gemeen de koude zet af, en inderdaad is 'tniet ongegrond. In deeze gevallen, zullen alle zagte, mollige en doorfpoelende dranken, nuttig zyn. Want wordt de fcherpe ontaarte en met rottige deelen belaade pis, te lang opgehouden, zo wordt 'er geleegenheid gegeeven, dat êloor de opüurpendc vaten de dunfte  222 J. harger antwoord én fchadelykfte deelen opgenomen, Overgebragt, met het bloed weeder vereenigd en rondgevoerd kunnen worden. Maar zo nu de pis-ontlasting aanhoudend en te veel is, 't welk niet zelden, door een al te groote hoeveelheid van wateragtige flurpdranken, misbruik van alcalifche zouten, aromatique of andere prikkelende middelen, kan worden voor gebragt; dan volgt gemeenlyk, dat de edele werktuigen ter onderhouding der gezondheid, zo wyslyk in ieder deel der lighaamen geordend, verminderd, verZwakt, ja geheel verbroken wordt; en dus voor de Najaars-koortfen, en andere ziekten, als voorgefchikt. # Nu zullen wy de lucht gadellaan, en zien in hoe verre wy ons, op de best mogelyke wyze, voor derzelver kwaade uitwerkfels kunnen behoeden: wilden wy in alle de byzonderheeden en onderfcheidene wyzen , op welke de lucht aan de menfchen fchadelyk kan zyn, uitweiden; 'er was eene geheele verhandeling van faam te Hellen. Dan deeze taak is reeds onverbeeterlyk, door den lorfelyken j. baster, opzettelyk en voldoende in zyne me-  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. 2*3 medegedeelde Geneeskundige proeven over de Lucht afgedaan, naar welke wy den G. L. verwyzen (q). Zie ook de opgegeevene verbeeteringen der lucht, ter voorbehoeding van ziekten, door den Heere j. j. van den bosch (r). Hierom zullen wy eenig en alleen voorltellen, de beste wyze, door welke men de fchadelyke deelen, welke door uitdamping der verrotte lighaamen, zo ook der fchorren, flikken enz., in den dampkring van StaatsVlaanderen blyvende hangen, kan verbeeteren. De onfterffelyke boerhaven heeft getoond, hoe men door middel van't vuur, een vogtige lucht, in een drooge, een koude, in een warme; en een befmette, in een zuivere verbeeteren; en tot dit einde de kruidige en harstagtige houten kon gebruiken, en de Baron van zwieten keurde het branden van eikenhout en fpaanderen dienftig. Doch door de duurte en fchaarsheid deezer brandftofïen, is de uitvoering hier van, voor den Soldaat en ge* (q) Haarl. Maatfch. 3 deel bl. 37 en V. j. DACH9 Bid. 16 deel 2 ftiik bl. 158. (f) Haarl. Maatfch. 18 deel bl. 573 en V.  Ö24 J« HARGER ANTWOORD » gemeenen Man niet wel doenlyk, ook zal dusdaanig eene luchts-verbeetering alleen maar gefchikt zyn, voor een enge beperkte plaats, en zal dieshalven in den uitgebreiden dampkring, van Staats Vlaanderen, zeer weinig beduiden; 'er zullen dus aanhoudende oorzaaken overblyven, waar door de fchadelyke uitwaafemingen van dit anders zo vrugtbaar land, niet genoegfaam kunnen worden verbeeterd en weggenomen. Hebben wy dan veel verpligting aan deeze twee groote mannen, niet minder zyn wy verpligt aan den kundigen Priestley; die ons de boomen en planten, als de beste en gefchikfte middelen, om den dampkring te zuiveren, het eerst heeft doen kennen. Het is eene betoogde waarheid, dat des zomers door de zons-hitte, meer vreemde en fchadelyke ftoffen, door verrotting en uitdampingen in lage vogtige landen, moerige gronden, blootleggende fchorren, gragten, rioolen, flikken, ftinkende wateren en poelen; aan den dampkring worden medegedeeld, dan in den winter. En deeze geè'xhaleerde ftoffen, zyn geen an-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.1 22^ andere' dan het phlogiston, het welk ook maar alleen door deszelfs groote hoeveelheid, den menfchen fchadelyk is. "Dewyl nu proefondervindelyk is „ getoond, dat boomen en planten „ het vermoogen bezitten, om het „ phlogiston uit de bedorve lucht op te neemen, en dezelve te zuiveren, van het overbodige, en dus ten „ dienfte der menfchen weder be„ kwaam te maken; zo kunnen wy de „ boomen en planten, als de eerfte en „ gefchiktfte middelen aanmerken, om „ het fchadelykfte uit den dampkring „ tot zich te trekken, op te nemen, „ en dienstbaar voor 't dierlyke le* „ ven te doen blyven. „ Dan terwyl boomen en planten,' „ de werkzaamheid oeffenen van het „ phlogiston op te neemen, moeten „ zy ook te gelyk in de gelegenheid „ zyn, van vaste lucht te kunnen yy kwyt raaken; te gelyk, dat deeze mededeeling van vaste lucht, van „ den groei der planten en hoornen, ?> onaffcheidbaar is. — Hier uit volgt „ dus, dat de mededeeling van vaste w lucht aan den dampkring, door de P n boo-  226 J. HARGER ANTWOORD ',, boomen en planten, even zo veel „ plaats heeft, als de opneming van j, 't overtollige phlogiston uit dezel- ven. — Daar nu de vaste lucht een 9> zeer zuiver zuur is, 't welk, zonder „ eenige fcherpheid te bezitten, een „ zeer antifepticq of bederfweerend » vermoogen heeft; is dan deeze vaste „ lucht niet zeer gefchikt, om in een „ jaargetyde, wanneer door de groote warmte zekere gisting in onze in- wendige vogten veroorzaakt wordt, het bederf, 'fcgeen hier door in de» zelve ontftaan zoude, voor te komen? „ Dan hoe meerder phlogiston, door „ de zomerhitte uit de laage landen, „ ftilftaande wateren, fchorren, flik- ken enz., in den dampkring indringt, a, hoe minder de vaste lucht zoude „ moeten worden, indien niet door „ deeze zelfde warmte, de uitwaafeM ming der boomen en planten ver„ meerderd, en de uitvloeijing der vaste lucht uit dezelve bevorderd „ wierd, en hier door gelegenheid ge„ geven, om het phlogiston in groo„ ter hoeveelheid uit den dampkring op te nemen. v Daar nu de boomen en planten v dee,i  OVER DE NAJAARS-KOORTSÉN: 22$ >j deeze eigenfchap bezitten, vinden „ wy dan niet de fchoonfte overè'en„ komst in de natuur, dat naar mate „ het bederf in grooter hoeveelheid in „ den dampkring toeneemt, het her„ ftel-middel ook even door dezelfde ,i oorzaak ft erker werkt. „ Zo dat men, met alle regt, de „ boomen en planten, als de beste be„ hoedmiddelen, om den dampkring te zuiveren, en dus als allernuttigst „ voor de gezondheid der Militairen „ en anderen, in Staats-Vlaanderen hou„ den kan (s)". Dewyl nu door den ervaren priestley bewezen is, dat de boomen en planten, eenen allervoordeeligften invloed hebben op de lucht, en van zeer veel aanbelang voor de gezondheid zyn, zo kunnen wy niet voorby, om ter zuivering van den dampkring, voor eerst het planten der willige boomen, op en langs de dyken, wegen, kaden en kanten, der zaai- en wei-landen, voor zo verre dit geene andere noch aanmerkelyker nadeelen toebrengt, P 2 in (s) Zie de "keurige Verhandeling van de Hccrcn J. R. DEIMAN en A. PAETS VAN TROOSTW.YK, bl. lol in volg.  848 y. HARGER ANTWOORD in Staats-Vlaanderen als een eerfte voorbehoedend middel, ter zuivering van den dampkring, alleremftigst aan te pryzen. Zo ter oplosfching van bezwaaren als anderfints, wyze den G. L., na de zo even aangehaalde keurige verhandeling, daar men zyn weetlust zal voldaan vinden. Noch ftelt men op goede gronden, onder de middelen, welke de lucht verbeteren, en de gezondheid bevorderen, derzelver beweeging, gelyk Zulks te Zaandam, aan de véelheid der molens, wordt toegefchreven, derhalven oordeel ik, dat 'er in StaatsVlaanderen, ook geen beter middel, om de lucht in een geftadige beweeging te houden, dan het planten der boomen kan worden uitgedagt: ik zwyg nu van het gewin aan hout, daar in het algemeen zo veel aan gelegen ligt, en andere hier uit voortvloeiende nuttigheden, en fpoede my om nog andere behoedmiddelen aan de hand te geven. Onder de voorbehoedende middelen , ftel ik ook goede hospitalen en gasthuizen, jPopr  OVER DE NAJAARS'KOO-RTSEN; 22$ Door goede, verfta ik zodanige, welke de vereisehten hebben: als ruime vertrekken, hooge verdiepingen, neerfchuivende raamen, lucht- of togt-buizen; binnenplaatfen of thuineni; verder de noodige en bekwame oppasfers; en alles wat ter verkwikking, voeding, dorstlesfching, verfchooning, dekking en herftelling, {trekken kan. Zo ras 'er dan, na heete zomers,' zich de Najaars-koortfen openbaren, zo dient men de zieken van de gezonden af te nemen; alhoewel men deeze koortfen juist niet als befmettelyk kan noch moet aanmerken, zo leert echter de ondervinding, dat fomtyds veelen in één huisgezin, of agter een volgende, door dezelve worden aangetast, alsmede, dat deeze koortfen, het eerfte en meeste woeden in de fchamele hutten, der onvermogendfte Menfchen en Soldaaten, daar het met één woord, aan alles dat nodig is mangelt, waar uit dan de noodzakelykheid blykt, der afzondering en overbrenging, naar zo veel heilzamer plaatfen. Deeze inrichtingen dan, zullen allernuttigst, zo voor den Militair als Inwooner, bevonden worden, om zo P 3 vaak  230 J.1 HARGER ANTWOORD vaak 'er Najaars-koortfen zich openbaren, zonder eenig uitflel, 'er in bezorgd te worden. Zullen hospitalen of gasthuizen, nu aan het waare oogmerk beantwoorden, dan moet 'er de zuiver- en zindelykheid boven alles worden in acht genomen ; de ontlastingen der zieken terftond buiten gebragt, en dagelyks de grond droog en fchoon gehouden, en een ftroom van frisfche lucht, waar by men den besten wierook geur niet kan vergelyken, ingelaaten worden. Men moet alle nuttelooze bezoekers weeren, om geene andere reden, dan om de zieken niet te ontrusten; noch door gemoeds-bewegingen te ontroeren; en om noch aan de bezoekers, noch aan derzelver huisgezinnen, noch aan andere menfchen, gelegenheid ter voortplanting van ziekten te geven. . Ooch zo 'er iemand om redenen wik; de gaan, moest hy zich vooraf verpligten, om zyn boven kleederen uit te trekken, en voor zyn vertrek de handen en aangezicht te wasfchen, de mond met water en azyn te fpoelen, om de vervoering van fmetfloffen voor. te komen.  OVER DE NAJAARS-K.OORTSEN: 23I Genees- en Heel-meesters, Predikanten, Roomfche-priesters en Oppasfers, en allen anderen welke ambtshalven verpligt zyn, de zieken dagelyks te bezoeken, moeten niet alleen voor zich zeiven, maar ook voor hunnen even mensch zorge dragen, ten tyde van doorgaande Najaars-koortfen, of andere befmettelyke ziekten, dewyl zy zowel als degeringften, voor de befmetting bloot liggen: derhalven moeten zy voorbeeldig zorgen, van matig te eeten en te drinken, en die voedfels, welke fpoedig tot verrotting hellen nalaten; de maag en darmen door gepaste middelen zuiver houden; overeenkomftig den tyd van den dag, een bekwaame geestryke voorbehoedende drank of middel gebruiken. By zieken, in hospitalen of gasthuizen, moet men zo min mogelyk fpreken, noch het hoofd in de bedfteden, noch dicht by, noch over den adem der zieken houden, om geen geinquineerde lucht in te ademen; men moet de hand des lyders niet langer vast houden, dan tot onderzoek der pols noodig is; men moet geduurende deeP 4 zen  232 J. HAEGER ANTWOORD zen tyd geen fpeekfel doornikken; men zal zich wei bevinden, een fuikje myrrba ca/mus, kina of wat tabak, in den mond te houden, om de werking der kwylaffcheiding te bevorderen; als 't niet en hindert, is het rooken van goede tabak zeer d;enftig; ook zullen deeze uit de hospitalen'komende weldoen, hunne bovenkieederen uit te trekken, en in de open lucht te hangen, zich te wasfchen, den mond met citroenfap, azyn en water te fpoelen. Zou het voor Genees- en Heelmeesters enz., wel zyn af te keuren, voor dat zy in de vertrekken, daar veele zieken by elkander liggen, intraden ; om een kapot van gewascht linnen over hunne kleederen aan te trekken, en welke men daar toe op een bepaalde plaats in gereedheid konde houden? Dan, zullen de hospitalen en gasthuizen , in 't algemeen dienstbaar zyn; zo moeten 'er alle arm-trekkende leden , zonder onderfcheid van gezindheid , zo fpoedig mogelyk, doch vooral de Militairen in bezorgd worden; verders allen die 'er begeerig na waren; of waar omtrent men het dienftig oor-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 233 oordeelde; 'er dient hier niet gedraald, wyl in het vertoeven, fchoon 'er flegts één arm huisgezin ziek wordt, fomtyds gevaarlyke befmettingen kunnen fpruiten, welke men in het middelyke, door de befmetting te verwyderen, hadt kunnen voorkomen. —• Ja wierd 'er op dit (luk, meerder acht gegeven, houde my verzekerd, dat men zo veele Najaars-koortfen, met derzelver gevolgen, in Staats-Vlaanderen niet zou zien woeden. De hospitalen en gasthuizen nu, zullen de gefchiktfte behoedmiddelenzyn, en het dragen deezer onkosten, zal ftrekken tot een eeuwige eerzuil, voor 'slands Vaderen, tot in het laate nageflagt. Onder de behoedmiddelen, kan men ook de buitengewone en meest in zwang gaande driften, of aandoeningen des gemoeds Hellen: zo dat willen de Militairen, ja ook een iegelyk gezond, vrolyk en vergenoegd leven, dan dienen vooral de opttuivende driften gematigd. Het is immers bekend welk naauw verband tusfchen ziel en lighaam fieerscht, ja deeze verknogtheid is zo P 5 groöti  '234 J. HARGer Antwoord groot, dat als de eene lydt, het ander 'er de fmerten van draagt. Niemand verwagt ik, zal loochenen, dat fterke en geweldige aandoeningen, de gezondheid fchadelyk zyn, zo dat fommige den dood verhaasten en andere als knagende vergiften werken. Hoe ras ontfteekt niet de toorn en gramfchap by den Militair! de oogen fchitteren van vuur, 'taangezigt blaakt, de mond fchuimt en de lippen beven, de geheele dierlyke huishouding en omloop des bloeds, wordt in wanorder gebragt; de vaten uitgezet en opgevuld, de fpiervezeien worden gelpannen; de ademhaling verhinderd; en de ledemaaten door ftuiptrekkende beweegingen aangedaan; waar door niet zelden zware ziekten, koortfen, ja ook wel eens een fubiete dood worden voortgebragt. Schoon ik geern toeftemme, dat 'er veel noodig is, om fomtyds de opvliegende driften, overeen vermeind aangedaan ongelyk, te kunnen verduuren, zo moet echter de Soldaat, de wraakzugt in zyn hart niet laten huisvesten. Maar met al zyn vermogen, het voetfpoor van socbates pogen te druk-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 235 drukken; het welk was, "dat wanneer „ zyn gemoed wat ontileld wierd te- gen iemand, hy zo voorzigtig was, dat hy dan zagter en met een ftilder „ Hem begon te fpreken, hy lachte hem toe, en zag hem vriendelyk „ aan, en hier door bedwong hy zyn „ gemoed, en dempte zyn gramfchap". De vrees alleen is een gefchikt middel, om den Soldaat ziek te maken, of de reeds min öf meer tegenwoordig zynde ltghaams ongefteldheden, aanmerkelyk te verzwaaren. De vrees voor een nakend kwaad is vermoogend, om den geest van den fterkften man neerflagtig te maken; in flepende en kwynende ziekten te dompelen, de ingewanden te verftoppen, en even als een langfaam werkend vergift, de vermogens te ontzenuwen, en voor allen aanval van epidemifche ziekten vatbaar te maken. Hartzeer, droefgeestigheid of verdriet, zyn juist geen zeldfaame ontmoetingen onder de Militairen, de reden is van veelen ras te befefTen; nu is men onder een ftrenge tucht, voor deezen als een ongetoomd paard; nu moet men zich gefchikt en nugteren ge:  23. iS D. bl. 550.  J* HARGER ANTWOORD litairen, welke in Staats-Vlaanderen enz. Garnizoen houden, om zich voor de aanvallen der Najaars-koortfen te befchermen; maar hoe zullen wy nu de lnwooners en Militairen van dit alles overtuigen; van oude ingewortelde gewoonten doen afgaan; en van andere en betere middelen gebruik doen maaken? — Ik keur de zaglle en vriendelykfle middelen de allerbeste, ter verkryging, van dit zo nuttig, noodzaaklyk en gewenscht oogmerk. Deeze middelen nu, en welke terftond zonder eenig tyd verzuim of doen van onkosten, onder deeze menfchen kunnen werden ingevoerd en voorgefteld; beftaaninde eerfte plaats hier in: om alle de EerwaardeHeeren Predikanten en Roomfche Priesters, met alle befcheiden- en minzaamheid, door de geëerbiedigde Overheden, hier toe aan te fporen. Deeze Heeren zyn in 't algemeen begaald,met welfpreekendheid, en het vermoogen, om zich naar gelang van zaaken, juist gepast, en vriendelyk te doen gelden; het zy ter vertroosting, vermaaning, beftraffing, onderrigting en  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 25£ en verbetering, van deeze en die Perfoonen, of deeze en geene zaaken. De Geestelykheid is het best vermoogend,omde gemoederendermenfchen van kwaade en nadeelige gewoonten af te leiden, het zy in hunne openbaare leerredenen, byzondere gefprekken en huisbezoekingen; en dezelve zo te beftuuren, als ter bereiking van heilzaame oogmerken, ten nutte der Maatfchappy kan dienstbaar zyn. Aan wien is 't onbekend, welk een diepen eerbied en ontzag 'er onder deftige en geringe lieden ryst, enkel op 't hooren van den naam, daar is een Predikant of Priester? En wat een vermoogen hebben deeze Heeren niet, by en onder derzelver gezindten ? Zyn 'er geen voorbeelden, dat de flegile gewoonten en baldadigheden eenig en alleen , door 't vermoogen van een Dorps Predikant geheel en al zyn uitgeroeid? Ja hebben onze Overheden zich wel eer niet bediend, van derzelver invloed, om het volk te beftuuren, tot bereiking van voorgeftelde einden, met het allergelukkigst gevolg ? dan hebben wy immers dezelfde hoop, dat R 2 dee-  26*0 J. HARGER ANTWOORD deeze Heeren, door den tyd, de zo heilzaame voorbehoedende middelen, ten dienfte van 't algemeen belang der Staats-Ftaandenaren en Militairen voorgemeld , zullen helpen bevorderen, om aan het wenschlyk oogmerk te beantwoorden. In de tweede plaats keure hier toe uitnemend dienftig, de Edele Heeren Leden van den Magiftraat, benevens de hooge en mindere Officieren in de Garnizoenplaatfen, als ook de Leden der Kerkenraden en Armbezorgers, en met een woord, allen en eeniegelyk, van wat ftaat of rang hy zy, welke zich vermoogend vindt, om met gepaste zagt- en befcheidenheid, zyn evenmensch van 't fchadelyke te overtuigen, daar van af te brengen, en tot andere, betere, en gezondere levenswyze over te halen. Mogelyk zegt deeze of die: men is in deeze Verhandeling wat overboodig geweest, met de voorgaande; aanleiding geevende, of medewerkende oorzaaken der Najaars-koortfen op te noemen, en evenzo breedvoerig, in het voorftellen der behoedmiddelen: — \Vare het niet beter geweest, dat men.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2ÖI men zich maar eenig en alleen, had toegelegd om de eigentlyke waare oorzaaken der Najaars-koortfen voor te Hellen en. overeenkomftig die oorzaaken de behoedmiddelen? Het was inderdaad beter geweest, maar wie der ftervelingen is zo vermoogend,om zulks onberispelykte bepalen? Men moet wel degelyk bezeffen, dat 'er niet eene enkele, maar een geheele faamloop van oorzaaken, in het algemeen plaats heeft, waar door de Najaars koortfen worden voortgebragt. En dit is de reden, waarom zo veele en onderfchcidene oorzaaken, zyn voorgedragen, welke de eene tyd meer, de andere minder, of te faamen verëenigd, vermoogend worden gevonden, om de Najaars-koortfen voort te brengen. Het is hier mede (gedoogt deeze gelykenis) gelykerwyze niet uit een enkel (luk hout, een Schip gebouwd word, maar wel, dat'er uit, en door onderfcheidene, faamengevoegde, en verëenigde Hukken hout, een Schip word volbouwd en faamengeffeld. Even Zo worden, door faamenvoeging en yerëeniging van voorgaande, opwekR 3 ken-  26*2 J. HAPGER ANTWOORD kende en onderfcheidene bykomende oorzaaken , de Najaars-koorrtcn in Staats-Vlaanderen , vooral onder de Militairen voortgebragt. En hierom hebbe ook, zo veele en onderfcheidene behoedmiddelen, dewyl 'er voor een vreemdeling, gelyk een Militair kan aangemerkt worden, geen voorbehoedzaamheid genoeg kan geoeffend worden, uit loutere menfchen liefde, om hen ware 't mogelyk alzints voor deeze wreede ziekten van 't Najaar te bevryden, voorgedragen. Het vierde of laatfte gedeelte, deezer vraag, zal in zich'bevatten eene opgaave, der beste geneesmiddelen, welke tegen de Najaars koortfen, vooral by de Militairen worden aangewend. Het herftellen deezer ziekte, is inderdaad het voornaamfte, waar alles van afhangt, en waar na men het meest verlangt. Het word volbragt of door heilzaame poogingen der Natuur, ofdoor.de Geneeskonst. DeN atuur herftelt zich, als de zondigende ftoffen, nochteveel, noch te fcherp zyn; maar alleen de eerfte wegen bezet hebben, en 'er geen buitenge*  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 263 gewoon koorts-geweld, noch verval van kragten mede gepaard gaat, met de beledigende ftoffen zo van boven als van onder, of door beide wegen te gelyk, buiten het lighaam te brengen, of zo wanneer 'er reeds eenige fchadelyke ftoffen met de zelfftandigheid van bloed en vogten verè'enigd zyn, dat dan de gunftige Natuur, dezelve of door zweet- of piswegen of buiks-ontlastingen buiten het lighaam voert; de lyder dus van 't kwaad ontheven, herfteld; endoor een goeden levensregel tot vorige gezondheid gebragt word. Doch de minfte menfchen overkomt dit voorregt, maar moeten de Geneeskonst te hulp roepen. Een Geneesheer dan, zo hy in de Najaars-koortfen gelukkig zal flagen, zal drie gcnezingswyzen dienen in acht te nemen. Als: I. De beledigende rot- en galagtige ftoffen te verbeteren, of dezelve uit de maag en darmen te ontlasten. II. Den voortgang der gemelde ftoffen te beletten en tegen te gaan. III. De kragten der Lyderen te onderfteunen. R 4 De  204 J. HAEGER ANTWOORD De Najaars-koortfen worden verdeeld in goede en kwaadaartige. De goede zyn , alwaar de beledigende ftoften, zich maar alleen in de maag en darmen ophouden, de teekenen of verfchynfelen niet geweldig zyn, en de lighaamen draaglyk door de ziekte worden aangedaan. Deeze Najaars-koortfen, zullen zo vaak men door gepaste middelen, de fchadelyke ftoffen komt te verbeteren, of dat men dezelve door een braak- of purgeermiddel ontlast, aanftonds verminderen ; en genoegzaam zonder aanwending , dan van een of ander eenvouwig maagmiddel, vry fpoedig herftellen. Doch de kwaadaartige, en welke •wel het meeste heerfchen, geeven door derzelver teekenen genoeg te kennen, dat de beledigende ftoffen niet alleen in de eerfte wegen, maar ook tot andere en edeler ingewanden zyn overgegaan. Wanneer nu de Geneesheer kan bevroeden, dat 'er een bedorve, garftige , galagtige ftoffe in de maag of darmen canaal word opgehouden, dan moet hy dezelve poogente verbeteren, Qf  OVER DE NAJAAR S-KOORTSEN* 26% of hoe eerder hoe beter, naar gelang der ziekte, door bekwaame middelen ontlasten. Dewyl hier anders, hevige koortfen door ontftaan, welke nooit te genezen zyn, ten zy die fchadelyke ftoffen eerst kunnen worden weggenomen (a). Deeze fchadelyke ftoffen nu in de eerfte wegen plaats hebbende, kunnen, op volgende wyze, worden verbeterd of ondergebragt. En wel, dat men de al te groote werkfaarnheid deezer ftoffen alleen beteugele; of dat men derzelver ontaarte gefteldheid, verandere, verbetere en de reeds ontftelde werking der ingewanden doet bedaaren, en in voorigen ftand herftellen. Dit nu word volbragt, door het aanwenden van verzagtende of verftompende (Gbtundentia); of door verlengende of verdunnende middelen (Oiiuentid). Doch de verftompende middelen, fchynen hier nauwlyks in eenige aanmerking te komen (b); ten zy men de R 5 ly- (ïi) Comment in iïoerh. Aphorism. % 99. (b) Multi laudant quidem olca fine involvcndi acre, ut oleum amygd. xissot mdisf. febr.bil. 1758  266 J. HARGER ANTWOORD lymige, meelige, uitgemelkte en ras tot zuurwording hellende middelen (Mucilaginofa, farinofa, emulfa et jacïle acescentia) welke door hun zagt ftreelenden olyagtig vermoogen, de fcherpe deelen als omwinden en onbekwaam maaken eenig nadeel te veroorzaaken (c), hier toe wilde brengen. De verdunnende middelen, Hellen wy dan in den eerften rang: doch het is niet onteven, welke van deeze hier toe worden aangewend. Zullen dezelve aan 't groote einde beantwoorden , zy dienen vermoogend te zyn, om zich gemaklyk met ons bloed en vogten te kunnen vereenigen; vereenigd of vermengd zynde , aldus lankwylig te kunnen rondvlieten; en om het geweld der ziekte te beteugelen, en eeneheilzaame verbetering te voorfchyn te brengen. Onder deeze verdunnende vogten, bekleed het zuiver water de eerfte plaats, waarom het ook tot dit oogmerk van fommige Genees-Heeren lauw, p. 53. Quod tatnen jam ut malum augens iiippocr. j-cjerit. Epid. c. vi. f. 6. bianchi Hiftoria hepat. V. 3- 698. (c) Comm. in boerh. Jph. 83 No. 5. Ejusd. Lib. ds Mat. Mcd. ad. h. 1.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 267 lauw, in groote hoeveelheid, metkleine teugen genuttigd , als een uitneemend middel word aangeraden; echter zo, dat het geen walging noch benauwdheden door het gebruik verwekt. Voor my oordeele dat het eenvouwig water in deeze gevallen, juist zo zeer niet aan dit inzicht voldoet; zich moeilyk met ons bloed en vogten vermengt, minder aankleeft, omwindt, met zich voert en zeer fboedig door het konflig Niergeftel en Pis wegen doorvliet. Waarom het water liever verkieze, en ook meer zal beantwoorden, als het door byvoeging van meellym- zeep- en zuuragtige deelen, voor al die welke uit het ryk der planten bereid zyn, beladen is, en in gepaste hoeveelheden wordt toegediend. Onder deeze munten uit de gort- de parel de haver- gerst- en broodwaters; de wey van gekarnde of van zoetemelk, door zuuren gefchift, de gekarnde en zoetemelk met water verlengd, met een woord alle mollige dranken, om dat dezelve het vermoogen bezitten, om de bedorve ftoffen te  268 J. MARGER ANTWOORD te verdunnen, verlengen, verzagten, en de fcherpe deeltjes als te omwinden, mede te voeren, en derzelver ontlastingen te bevorderen. By deeze keurige dranken, kan men als voortreffelyke hulpmiddelen, voegen, den honing, de zuiker, den honing azyn, rhynfchen, moezel, witten of andere wynen« ja zelf den wyn- of bier-azyn, waar door men tevens de ingewanden verfterkt, de kragten onderileunt en de bederving tegengaat. Met geen minder vrugt kan men by deeze dranken voegen, alle fappige, rynfche, zuure verkoelende vrugten, of dusdanige fappen als van citroenen en oranje appelen, meloenen, perziken, abrikozen, kersfcn, morellen, druiven, aal-braam- moer-vlierbezien en dergelyke; onder de gedaante van fyropen, of verdikte geleyen toegemaakt. Deeze middelen nu hebben 't vermoogen, om zo ras dezelve in de maag en darmen canaal vermengd worden, met de bedorve en rottige ftoffe, te gisten, fermenteeren, zich te vereeni. gen, en dus beide van gedaante te Veranderen; waar door de beledigende  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2ÓQ de vermoogens der rottige ftoffe, worden veranderd en buiten ftaat gefield, om de edele konstwerktuigen te fchaden ofte benadeelen. De rottige en bedorve ftoffen, worden nog al meer en kragtdadiger ontzenuwd , wanneer men by gemelde dranken paart, die zuuren, welke uit het ryk der delfftoffen zo mildelyk worden toegediend: als den geest van, zwavel, van vitriool, vanfalpeter, en het pynftillend vogt van hoffman; waar door deeze toebereide dranken, alleraangenaamst en heilzaamst voor de lyders verfterkt worden. — Alhoewel men omtrent het gebruik deezer minerale zuuren, by lyders, die zwak van ingewanden zyn eenige voorzichtigheid moet in acht nemen. Niet zelden zal men ervaaren, dat by deeze ontaarte ftoffen in de lighaamen vergezeld gaat, eene taaye, lymige zelfftandigheid; welke best zal overwonnen worden , door verdunnende en infnydende middelen (attenu* cmtia feu ïncidenüd) als daar zyn onder de middelzouten (fales medit) het falniirum, fal gemmae, fal polychrestus eï vrunellae, fal communis, fal cathartu m  27© J. HARGER ANTWOORD cus anglicanus enz. welke hier met vrügü kunnen worden aangewend, om dat zy het vermoogen bezitten, om die vogten daar zy mede vereenigd worden te verdunnen, en voor de verrotting te befchermen en te behoeden. By deeze kan men nog voegen het fal ammoniacus, tart ar us Jol abdis, tartarus vitriolatus, antiemetkum r'werii, fpiritus mindereri en dergelyken. Dan zo' wanneer de ophooping of verzameling der bedorve en rottige ftoffen, in de eerfte wegen zo veel en groot is, dat dezelve, door de reeds gemelde middelen niet kan worden ondergebragt, noch overwonnen, dan moet men dezelve, op de best mogelyke wyze poogen te ontlasten, en buiten het lighaam te brengen. Het wordt dan de pligt van een Geneeskundigen om die ftoffen, welke ryp en beweeglyk zyn te ontlasten: of hier toe bekwaam te maken. Allerbest wordt zulks verrigt door de gefmolten wynfteen, of door het wyniteenzout met oly van vitriool verzadigd (d). Dc (d) J. P5UNGLE I« C. pag. 206,  over de najaars-koortsen. 2?ï De groote van zwieten pryst hier toe aan den honing-azyn (e). Doch deeze behandeling vordert gepaste omzichtigheid, op dat de in beweeging gebragteftoffen, geene meerdere en ongeregelde beroeringen komen te veroorzaken. — Daar na, moet de Geneesheer met oplettendheid overwegen, vervolgens bepalen, welke ontlastings weg hem de gefchikfte en beste voorkomt, benevens de bekwaamfte middelen. De ontlastmiddelen (evacuanth) moeten zyn, welke den aart der ziekte tegengaan, ten minften denzelven niet begunftigen. — Niet zelden wyst ons de Natuur den weg aan, door den verloor en eetlust, walging en geftadige poogingen tot braken, dat 'er braakmiddelen (emetica) dienen aangewend, om de Natuur in haare werking te hulp te komen. De ondervinding heeft my geleerd; dat men in de Najaars-koortfen zeldfaam de braakmiddelen kan ontbeeren, zelf hoe eerder men deeze hulp-; middelen aanwend, hoe fpoediger de voortgang deezer koortfen verhinderd word, (e) Comm. in eoeu.ii. /ipb, § £34,  2f2 J. HARGER ANTWOORD word, waarom my durve beroemen nimmer gewenschter gevolgen In de Najaars-koortfen te hebben ondervonden, dan in die gevallen , daar een gepast, vroegtydig en fomtyds herhaald braakmiddel door my was aangewend. Maar dewyl de Najaars-koortfen verfchillen, zo verfchillen ook de braakmiddelen ; fomtyds neemt men waar, dat 'er by deeze en die, eene geneigdheid tot braaken is, maar de lyder kan de ftoffen, waar van de Natuur zich tragt te ontdoen, niet ontlasten, door dien dezelve te taay, te zwaar, en aan de wanden der maag te aanklevende zyn, om door derzelver kramp of faamentrekkende beweeging, naar booven en door den mond ontlast te worden. In zodanige gevallen, heb ik my wel eens bediend, van eene ruime hoeveelheid lauw, zoet of ziltig water , en door herhaald drinken, de ontlastingen zo aangenaam en voldoende bevorderd, evenals of'er een braakmiddel was ingenoomen; nu en dan, heb ik wel eens, een aangename uitkomst van den zeeajuins honing- azyrj  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.' 273 azyn (pxymel fcittitkum) mogen ondervinden; dit middel wordt om deszelfs doordringend, ontbindend, flym-verdunnend en zagt braak-verwekkend vermoogen, by alle Geneeskundigen hoog geagt; komt vooral te pas, by zwakke Menfchen en Kinderen, daar de eerfte wegen door taaije galagtige flymftoffen bezet en bedorven zyn. 'Er worden uit de drie Ryken der Natuur, een aantal zo enkelvouwige, als faamgeftelde fterker werkende braakmiddelen voortgebragt. — Wy zullen kortheidshalven, maar alleen van twee, uit alle deeze gewaagen; om dat dezelve het meest bekend, in den heerfchenden fmaak, doch vooral aan het oogmerk uitneemend voldoende zyn. Het eerfte deezer is de radix ipocafodnna: (of rooden loop wortel; om dat 'er aan dezelve een byzonder en alleen eigen vermoogen, boven andere braakmiddelen, in de loopziekten fchynt gelegd te zyn,) ik belyde gulhartig, dat de radix ipocacoanna uitneemende verdienften heeft, boven andere braakmiddelen ; doch dat dezelve voornamentlyk hier in beftaan. Dat hy zag* S tsf  '374 !• HARGER ANTWOORD ter werkt dan wel andere braakmiddelen, en de lighaamen hier door zo zeer niet ontzet worden. En dit is de roden, waarom de ipocacoanna zo in den algemeenen fmaak is gekoomen, dat men thans genoegfaam , in alle gevallen en ziekten, daar een braakmiddel wordt goedgedagt, aan hetzelve den voorrang geeft. De gift van deezen wortel is van Jcr. i. tot 5(3. en fcr. ij. Het tweede deezer braakmiddelen, is de braak verwekkende wynfteen (tartams emeticus); deeze volgens de nieuwe U Gravenhaagfcbe Apotheek bereid, geeft men, van één half tot ij. iv. v. en vi. grein. — Dan dewyl de tart ar us emeticus, niet overal op eenerlei wyze en fterkte gemaakt wordt, zo is de gifte onderfcheide, 't welk een kundige vooraf dient te onderzoeken. Voor my verkieze in de Najaarskoortfen, dezelve boven de ipocacoanna fchoon een iegelyk hier omtrent volkomen vryheid laate; en diene dezelve met alle gerust- en veiligheid, daaglyks met aangenaam gevolg, myne lyderen toe, in deezer voege: aan een volwasfchen mensch 5 a 6 greinen,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 275 nen, met 8, 10 of 12 oneen water: aan een jongeling of jonge dochter 3 a 4 greinen, met 5 aó oneen water, en laat 'er om het half of geheele uur één theekopje vol van gebruiken ; aan kinderen van 6, 8 of 10 jaaren, 2 a 3 greinen, met 3 a 4 oneen water, en om 't uur een lepel vol hier van in te neemen: aan kinderen van 1 tot 6 jaaren, een half, één, anderhalf, ook wel eens twee greinen, met 1, 2 en 3 oneen water, en om het uur één pap of eetlepel hier van gegeeven. Ook geeve deeze giften wel eens, op eenmaal in een verflage kopje coffy of theewater, heimelyk gedaan, vooral by kinderen; tevens moet men voor een algemeenen regel houden, dat de tartarus emeticus in een glazen of fteenen mortier fyn gewreven, en met alle omzichtigheid naar gelang van den perfoon, zaaken en omftandigheden worde toegediend. De tartaria emeticus aldus gebruikt, verwekt niet alleen braaken, maar tevens door den afgang de allerheilzaamfte ontlastingen, van veele bedorve, rottige, flymige en galagtige ftoffen, dat men zeldfaam van de ipoS1 ca  376 Ji HARGER ANTWOORD cacoanna bekomt. Hier mede ftemt overeen de ervarene s. a. d. tlssot (f), De tartarus emeticus met water gemengdis onfmaakelyk, enhieromzeer gemaklyk in te neemen. Alleen zegge nog, dat in het afgeloopen jaar, zo in myn geboorte Stad, als buiten dezelve, dewyl 'er op de omliggende Dorpen een vry hevige epidemie van remitteerende en intermitteerende Herfst-koortfen, en wel van den aart der rot- of galkoortfen hebben gewoed, wel in honderd gevallen, zo by aankoomende kinderen, jongelingen, jonge dogters en volwasfene menfchen, in voege voorfchreeven , met het allerheilzaamst gevolg den tartarus emeticus hebbe toegediend. Ook vertrouwe dat beproefde Geneesheeren, zullen erkennen, dat de tartarus emeticus, vooral in den beginne gegeeven, een uitmuntend braakmiddel is, dikwerf het kwaad of de eerfte oorzaak der ziekte, op ftaande voet wegneemt, ten minften de ziekte veel verkort, en min gevaarlyk maakt, VeJN (f) In disfm. de febre biüofa*.  over dé najaars-koortsén: 27? Verdient het niet eenige opmerking als men onzydig overweegt, dat daar de ipocaco'dnna ten tyde, van den onfterffelyken hermannus boerhaven > zo veel roem verworven had, en in 't algemeen wierd toegejuichd, men dezelve echter in zyn gefchrift, de Mate» rie Medica et Remediorutn formulis, quae ferviunt Aphorismis de Cosnoscendis et curandis Mar bis, en dat wel zonder den minden ophef, maar driemaalen vindt voorgefchreven? als tweemaalen, [eet. Cos. No. 10. int er vomitoria lenia in febribus ex copia ciborum. En eenmaal Ject. 1489 in Rachitidë. Daar men in tegendeel den tartarus emeticus § 759. in Febre intermitlente, zelfs op drie onderfcheidene wyzen, als in poeder, pillen en tlikbrok, vindt voorgefteld: zonder van andere aanhalingen te gewaagen, daar de tartarus emeticus, vinum emetlcum, de afarum, fucc. recent, expres/, cort. med.fam» bttci, ox* fcïUiticum, aliaque vomitoria van deezen grooten man worden aangeraaden. Zie eens met wat lof de kundige m. stolliüs van den tartarus emeticus, in de Najaars-koortfen, gewag S 3 maakt  J- HARGER ANTWOORD maakt (g): mogen wy dan den tartarus emeticus niet met alle regt, in de Najaars-koortfen, boven de ipocacoanna waardeeren? doch verfchoon deezen uitflap. Echter ben ik niet wars om de ipotacoanna toe te dienen, hebbe dikwerf dezelve met aangenaam gevolg, in deezer voegen, wel eens gegeeven: % Pulv. rad. ipocacodnnae si. Vinialbi § i]jcoq.leniter\bora,dein coletur, add. ox. fcillitici 3Ü. d. in vitro. En hetzelve op eenmaal, of in twee keeren, ingegeeven. Ook hebbe wel eens deeze twee te faamen gepaard, als $ Pulv* rad. ipocacodnnaefcr. i.vel 3#. —— tartari emetici gr. 1. vel gr. i> Misce detur una vice quodam cum vehiculo. of $ Pulv.rad.ipocacoannaefcr.i.vel3(3. •——- tart. emetici gr. 1. vel gr. ij. —— arcani duplicati gr. vi. velxi). Ox.fcillit. vel fimplic. %(3. M.d.quodam ve biculo uno pro bauflu. Dan (g) Pars prima Raiionis Medendi pag. 143.  over de n aj a ars-k.0ortsen. 279 Dan wanneer de eerfte wegen, doortaaije, flymige, bedorve ftoffen, als faamen kleven, en de lyders zwak zyn, dan hebbe my altoos zeer wel bevonden, by het gebruik van het keurige middel, door den Heere j. van der haar , in de aanteekening op de Leegerr ziekten, van den Baron van swieten, medegedeeld. Het zelve beftaat in $ Aq. hordei %v. Vini albi |ij. Pulv. ipocaco'dtmae grana xxv. Meilis albi 3/3. Misce. Hier van gebruikt de lyder, om het uur een lepel vol, dit verwekt eene zagte en geduurige fchudding der ingewanden, enmislykheid,waar op meest altoos, eene ongelooflyke meenigte bedorve gal enz. volgt. En op dat de bedorve ftoffen, uit de maag en darmen canaal, des te beter zouden worden ontlast en weggevoerd, hebbe wel eens by fterke Menfchen, op het fpoor van Geleerde Mannen, by de braakmiddelen, buikzuiverende (purgatitia) gevoegd, en wel eens herhaald, zo lang'er teekenen overbleeS 4 ven,  2$Ö ï J. HARGER 'ANTWOORD ven, dat de fchaadelyke ftoffen nog niet genoeg waren opgeruimd. De beste buikzuiverende middelen, tot dit einde, zyn myns bedunkens, de rhabarber en de room van wynfteen, ■waar door dan de ontlastingen, van booven en van onderen , zodanig worden voortgezet, dat niet zelden, binnen weinige dagen, eene fpoedige verbetering verworven, en het dreigend gevaar gunftig afgewend wordt: als $ Pulv. rad. ipocacodnnae fcr. i. vel $(3. - rhei optimifcr. i. vel gr. xxiv. Misce. Dit wordt dan met wat water ingegeeven, in een of twee maaien, of de room van wynfteen, in de plaats van rhabarber, tot hetzelfde inzicht, aangewend. Maar dewyl dusdanige geweldige ontlastingen, groote en buitengemeene ontzettingen, in de lighaamen voortbrengen, hebbe wel eens daarna, door een zagt ftreelend en rustverwekkend middel, aangenaame uitkomften mogen ondervinden. Men moet niet terftond, als het braakmiddel is ingenomen, eene groo:  OVER DE NAJAARS-KOORTSENÜ 281 groote hoeveelheid lauw-water doen drinken, maar dan eerst, wanneer het water al zypelende den mond uit begint te loopen, en geneigdheden tot braaken tegenwoordig zyn, dan is het juist de gepaste tyd, om ruime teugen lauw-water te drinken; hier door zal het braaken gemaklyk worden doorgezet, de benaauwdheden minder zyn, en de onreinigheden des te beter en gemaklyker uit de maag worden ontlast. 'Er waren nog veele voorzorgen op te noemen, welke men voor, onder en na de toediening, der braakmiddelen, dient in acht te neemen, dan dewyl ik veronderftel, dat zulks by de Geneeskundigen overbekend is, zal ik kortheids halve hier verder geen gewag van maaken. Somtyds ervaart men in de Najaarskoortfen, geftadige looze braakingen, of die na een gegeeven braakmiddel wel eens overblyven, waar door de lyders wel eens worden afgetobt, en alle aanwending van hulpmiddelen vrugteloos wordt bevonden. — Deeze ongemeene gevoelige aandoening *der maag, wordt allerbest door het S 5 ZJJ>  282 . j. harger antwoord zo berugte middel, van riverius (h) overwonnen, want door de opbruifmg, worden de maagzenuwen, door een verwonderlyken prikkel aangedaan, en derzelver ongeregelde krampof ftuiptrekkende beweeging weggenoomen, door dien dit middel alleen werkt, om de wanordelyke invloed van het aandoenelyk zenuwgeftel, aldus ten besten te rigten (i). Dan zo ras de Geneesheer, door een gepast braakmiddel, de onreinigheden uit de maag heeft opgeruimd, dan zal hy, en ook niet eerder, zyn toevlugt neemen, om door gefchikte buikzuiverende middelen, de darmen te ontheffen van het fchadelyke, dat in dezelve wordt opgehouden, als mede: van het gene daar van, reeds eenigfmts, onder het bloed en vogten gebragt is. Deeze middelen nu moeten vermoogend zyn, doch niet te geweldig, waarom de zogenaamde harstagtige purgeermiddelen (draftica) hier zorgvuldig dienen vermyd te worden; dewyl zy in deeze ziektens, niet zelden geweldige buikni) R' Sn lis ahfynthii.fcr. i. fucc.Citricochkarimutru in ipfa ejfervescentia deglutitur. . (i) Continent, jyt h. boerh.J^. % 658.  OVER DE NAJAARS-K.00RTSEN. 283 buikpynen, ftuip- of krampagtige beweegingen, en andere toevallen voortbrengen. — Men dient in het algemeen te gedenken, dat alle zware purgeermiddelen de Lyders verzwakken en vatbaar voor afgaande Koortfen maken. Dan de zorgdraagende natuur, heeft andere en betere middelen, om aan dit heilzaam oogmerk te voldoen, geordend. — Waarom de zodanige verkieze, welke eene zagte ontlasting, zoneter merkelyke aandoening of beweeging, van het lighaam verwekken; als de rbeum, cremor tart ar i, folia fennae mundata, manna, casjia, fructus tamarindorum, fal polichrestus, nitrum, fal tnirabilis glauberi, fal catbarticus anglicaans en fal fic dictus fredericianus. Deeze middelen nu worden op onderfcheidene wyze den Lyderen toegediend ; fomtyds hebbe om de 2 uuren, met goed gevolg, \ loots cremor tartari gegeeven, doch meest in deezer voege: $ Pulv. rhei Crem. tartari ana 31. M. f. pulv. iv. vel vi, en om de 1? of 2 uuren'er één gebruikt, oj  284 J. HARGER ANTWOORD of $ Pulv. rhei Crem. tartari Sal.pol.velnitrivelmirab.glaub.anazu M.f. pulv. wuvel viij. Men geeft'er één, om het uur, anderhalf of twee uuren, met wat fchoon water, te gebruiken. Zyn 'er Lyders die geen poeders kunnen gebruiken, men geeve dezelven een der navolgende mengfels: # Aq. hordei vel communis § viij. Pulv. rhei Saï. cath. angl. vel polichr. vel frederic. Cremoris tartari ana 3i. Rob.famb. velfyr. cich. c. rb. %\. M. En geeve 'er om het uur, anderhalf of twee uuren; een halven of geheelen theekop vol, van te gebruiken. Of in deezer voegen: $ Foliorum fennae mund. §£. Crem. tartari 3 ij. Fruct. tamar 3Üj, Rhei opt 3i. " inf. inf.q. aq, fervid. ad col. ixij. adde fal mir. glaub. vel nitri 5 ij, Mannae velcasfiae 3*i, M. Men gebruikt het als boven gemeld. Ver*  OVER DE NAJAARS'KOORTSEN. 285 Verkiest men een flikbrok, men neeme een der gemelde poeders, en mengt hetzelve met eene gepaste hoeveelheid rob fambuci, pulpa casjiae, fyr. rhei vel communis; en laat 'er den Lyder om het uur, of om de twee uuren, een brokje als een nootemuscaat van inneemen. Begeert men pillen, men neemt één der gemelde poeders, flampe hetzelve met eenige greinen gummi tragacantbi, en één weinig water ter deege aan, en doe hetzelve naar gelang van zaaken gebruiken. 'Er waren, uit den rang, der verkoelende buik-ontlastende middelen, nog andere op te noemen, doch deeze genoegfaam keurende, zullen wy het hier by laaten. Doch niet tegenflaande de buiksontlastingen, door dusdanige middelen, heilzaaam zyn, hebbe my nimmer kwalyk bevonden, om nu en dan^ ja kan het zyn, dagelyks een verkoelende, affpoelende en bederf wederftaande, infpuiting of lavement te zetten; al was het maar van wey van melk, met wat gegraven- of keukenr £out, en gehonigde azyn; of een ligt af-  286 J. HARGER ANTWOORD afkookfel van camomillen, meliloten, kaarsjcsbladen, fmeerwortel, fenebladen, met wat tamarinden, falpeter, honig of fyröop gemengd; en dan maar even lauw, en niet minder dan tot 10 of 12 oneen tevens ingébragt. 'Er dient nog opgemerkt, dat men fomtyds met vrugt by de afgang verwekkende, ook verllerkende en de rotting belettende middelen kan paaren, en wel in die gevallen, daar een groote verzwakking, en teekenen eener heevige bederving, van het begin der ziekte afaan zich vertoonen. II. Dit geneezings inzicht zal dan bellaan, om den voortgang der bedorve ftofFen te beletten en tegen te gaan. Doch vooraf zegge met een woord, het is zeldfaam dat men zo gelukkig is, dat de ophooping en bepaaling der bedorve galftoffen, zich eenig en alleen maar, tot in de eerfte wegen uitftrekken, maar meestal, wordt 'er een gedeelte opgenoomen, en naar de tweede wegen overgebragt, met ons bloed en vogten verëenigd, en dus het geheele lighaam in ziekte en ongefteldheid gebragt. Hier  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 287 Hier wordt het de pligt van den Geneesheer, om met alle oplettendheid, door bekwaame middelen, de ongefteldheid van bloed en vogten te verbeteren; de reeds zynde toevallen te verminderen; en die 'er te dugten zyn, zo veel mogelyk af te wenden; en alles zodanig te beftuuren, dat 'er eerlang een aangenaame gezondheid te verwagten zy. Hier toe zullen de reeds genoemde ontlastmiddelen, naargelang der omftandigheden, dienstbaar zyn; als mede de verdunnende dranken, de middelzouten en voortreffelyke zuuren, om dat zy den aart van het bederf kragtdadig wederftaan. Echter heeft de Geneesheer hier veel omzichtigheid noodig. Zo ooit de Arts, in eenige ziekte, verpligt is, om als een oplettend en naauwkeurig dienaar, alles gade te ftaan, en zich naar den aart en omftandigheden der ziekte te fchikken, het is wel in deeze Najaars-koortfen. Dus zal hy gadeflaan, welk een ontlastweg, der ziekte-ftoffen, de natuur in deeze verkiest, hierna de Geneesmiddelen fchikken, om deeze heik  288 J. HARGER ANTWOORD lieilzaame poogingen alfmts te bevorderen. Doch zo wanneer een of ander bykoomend iets, deeze goede poogingen kwame te vertraagen, of van deezen weg af te wyken, zal hy, door zyn konst-vermoogen, het weder op het regte fpoor tragten te brengen. Door Geneeskundige ondervinding, heeft men geleerd, dat de natuur, dikwerf poogt het fchadelyke in de lighaamen huisvestende uit te dry ven, het zy door hetzelve te bepalen, en te voeren naar de oppervlakte der lighaamen; daar eenigen tyd te doen verblyven, en in zichtbaare en onderfcheidene foorten van uitbottende vlakjes, puisten of blaasjes te vertoonen ; dan wederom door de uitwaafemende vaten der huid, onder de gedaante van een tast en zichtbaar zweet, te doen vervliegen, dan weder met deeze ftoffen op te nemen, en naar de darmen te voeren, en dus te ontlasten; dan weder naar het konftig niergeftel over te brengén; zo als men in deeze ziekten, door de verfcheidene behoudingen der pis, dagelyks kan ervaren. Een Geneesheer zal dus den weg, wel-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN: welke de natuur zich ter herftel, heeft voorgefchikt, gelladig volgen, en nimmer door ongefchikte noch ontydige geneesmiddelen ftooren, maar integendeel, deeze zo nuttige poogingen der natuur, alfmts te hulpe komen. Niet zelde neemen deeze koortfen, eene onderfcheide gedaante aan, zp in 't begin als voortgang der ziekte, en hierna dient een Geneesheer, de geneezingswyze overëenkomftig toé te pasfen. En dit is de rede, waarom deeze koorts, eene andere behandeling vereischt, als zy de gedaante van eene geduuri'ge vertoont; eene andere, als zy den loop van een waare verpoozende volgt; eene andere, als zy den rol van eene zuivere tusfchenpoozende fpeelt; eene andere, wanneer zy geheel en al, tot een andere ziekte overgaat. Doch verwagt niet, G. L., dat wy. van alle deeze en onderfcheidene foorten, eene byzorrdere geneezing zullen opgeeven, zulks zou meer overboodig dan nuttig zyn, en my van het waare oogmerk deezer Verhandeling, doen afdwaalen. T Zal  'S^Ö J. HARGER ANTWOORD Zal men nu aan dit tweede inzicht voldoen, en wel om den voortgang der garstige, galagtige en rottige ftolfen, te verbeteren en onder te brengen; zo moet men in aanmerking neemen , dat men zo zeer niet bedoelt, die ziekte ftoffen, welke zich maar alleen tot de maag en darmen bepaald "hadden, en hier nog waren blyven hangen. — Neen! wy bedoelen 'er mede, .wanneer door het geweld der ziekte, kwaadaartige rottige ziekte ftoffen, tot de tweede wegen aanvanklyk zyn overgebragt, en eene gelykfoortige verdunning en ontbinding in bloed en vogten heeft verwekt. Dan moet men, met omzichtigheid, de groote werkzaamheid der zondigende {toffe poogen te verkragten; derzelver fchadelyke vermoogens, door verbeterende en de rotting wederftand biedende middelen vernietigen; en de edele ingewanden, zoveel 'mogelyk, tragten te befchermen. Naar maate nu de ontbinding, van bloed en vogten, in deeze Najaarskoortfen plaats heeft, even zo zyn .ook de kragten der Lyders; en dit is de reden waarom men foms zo veel  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2pl noodig heeft, om dezelve door het konstvermoogen op te beuren, en zo te verfterken, dat de aanvanklyke met ons bloed en vogten vereenigde rot-1 ftoffen, door een gunftige opgebeurde medewerking, der ingewanden en vaten, in het vermoogen worden gebragt, om naar de gewoone ontlast-wegen gevoerd, en aldaar behoorlyk te kunnen afgefcheiden worden, en deeze heilzaame poogingen bevorderd hebbende, een gunftige herftelling eerlang kan worden te gemoed gezien. Dit doel nu zal men best treffen, zo door dranken, fpyzen, als geneesmiddelen. Wat de dranken aanbelangt, hier omtrent zegge maar alleen, dat de reeds opgenoemde, met al het gene 'er ter verbetering en verfterking, zo uit het Plant- als Delfryk kan worden bygevoegd, alles indeezen zullen afdoen. — En wel, om dat dezelve gemaklyk met onze lighaams-vogten vereenigen-; vereenigd zynde lankwylig aldus rond vlieten, het geweld der ziekte, door het bederf weerftand biedend vermoogen beteugelen, en niet zelden een zichtbaare verbeetering T 2 doen  202 J. HARGER ANTWOORD doen ondervinden: Facilius est repkre potu quam cibo corpora (k). De voedfels moeten verrykt zyn, met hetzelfde vermoogen, als de dranken, doch in het toedienen derzelve, moet men vooral letten, datzy, noch in hoeveelheid, noch in zelfftandigheid, de vermoogens der lyderen, die dezelve gebruiken zullen, te boven gaan; dewyl 'er geen voedfels met eenige vrugt, aan de zieken kunnen worden medegedeeld, dan die geene, welke behoorlyk verteerd en ondergebragt kunnen worden; waarom de groote hippocrates ter zyn er tyd reeds zegt: Impura corpora quo ma gis mttnveris, eo magis laedis (1). Het allernuttiglle voedfel, dat men aan zodanige zieken, kan toedienen, is het zuiver water, met wittebrood of gellooten bifcuit, tot eene fmiege zelfstandigheid gekookt, daarna, met wat fuikcr, aangenaame zuuren en verkwikkende rynfche of andere wyndeeien, toebereid; de mol-dranken, of verfche mollige bieren, kunnen even zo worden toebereid; de zoete of gekarnde melk* (k) mpp. Uhro i. aph. xj, (Jj Lib. 2. aphor. x,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 293 melk, met ryst, grutten, brood, biscuit enz., gereed gemaakt, zyn niet af te keuren; de föupes van eenvonwig water, met ryst, gort, brood, biscuit, groenten en wat zout toebereid, zal men dienftig, daar en tegen de vleesch-foupen en dierlyke voedfels, fchadelyk bevinden. 'Er was nog een aantal van dergelyke voedfels op te noemen; doch onder de flurp voedfels keure deeze genoegfaam, en volgens ondervinding de beste. Nu zullen wy, van de eigenlyke geneesmiddelen, gewag maak I. Zo lang deeze ziekte de naam cn daad van galziekte draagt, dat gemenelyk duurt, van Augustus tot September, dan zal men, met de voor gemelde affpoelendc dranken, verkoelende middelen cn voortref!ykc zuuren, na dat men alvooren de bcnoodigde ontlastingen heeft in 't werk gefield, niet zelden gelukkig flagen. Maar dikwils ervaart men, dat deeze koortfen, naar maate de hitte verminderd, en de lucht koeler wordt, ook van aart veranderen, en naar gelang dat de uitwaafemingen verminderen, zo worden 'er ook meerder ftoffen T 3 naar»  294 h HARGER ANTWOORD naar de darmen overgebragt, en niet zelden fterke en foms bloedige afgangen gebooren. Ook verwandelen deeze koortfen wel eens, in het afloopen van den herfst, in afgaande, anderendaagfche en derdendaagfche koortfen; vooral by Menfchen, welke galkoortfen hebben gehad, en welker lighaamen nog niet genoeg verfterkt, en dus als ongewapend zyn gebleven, om tegen deeze nieuwe koorts-aanvallen, beftand te zyn, en welke foms den geheel en winter duuren. — Doch deeze tusfchenpoozende koortfen, zal men best, door een oordeelkundig gebruik, van den voortreflyken koortsbast , en andere gepaste middelen overwinnen. Maar wanneer nu de rottige ontbinding, van bloed en vogten, zodanig de overhand* neemt, dat de vermoogens van den Lyder, hand over hand verminderen en als wegzinken; de veerkragt en werking der ingewanden en vaten verflappen, en dus een algemeen onvermoogen, met een akelig vooruitzicht, van een met fterke fchreeden naderenden dood aanduiden; Dan is  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 29|> is het meer dan tyd, om de reeds zyn* de en dreigende onheilen af te wenden, tegen te gaan, ja kan het zyn, kragtdadig op te beuren; doch'wel zo, dat noch de teedere vaten, noch de vaste deelen beledigd, noch de dunne en vloeibare vogten te veel verloren gaan. De middelen nu welke hier aan zullen beantwoorden, moeten begaafd zyn, om het wankelend vermoogen te verfterken; de bederving der vogten en rottige verdunning des bloeds, te verhoeden; de wryving en werking, der vaste deelen en der vaten, op onze vogten, door een zagt prikkelende beweeging te bevorderen. Het is bekend, dat zelfs Mannen van naam, in deeze aart van ziekten,zeer veel op hebben, om de jaïia alcaliafxa et volatilia aan te wenden, dewyl zy, volgens genoome proeven, veel vermoogen bezitten, om onze vogten voor bederf te bewaaren; de levens vermoogens op te beuren, en den omloop des bloeds te vermeerderen. Des niettegenftaande is my, door voldoende béwyzen, niet genqegfaatn J 4 Se"  205 J. HARGER ANTWOORD gebleeken, dat de aanwending, der vaste en vlugge loogzouten, in alle gevallen, voldoende zyn; waarom ik de uitmuntende zuuren en andere beproefde middelen, en v/elke zo juist met onze lighaams vogten overeen-' koomen, den voorrang geef. Echter wil ik niet ontveinzen, dat in gevallen, daar de rottige ftoffen zodanig de overhand hadden genoomen, dat de kragten der Lyders als wegzonken; de pols klein en fnel was, en de natuur als ftil ftond; in zulke omftandigheden, wel eens eenige greinen, cornu cervi, met wat witten wyn; of eenige droppelen Jp. cornu cervi, velJuccinati, vel jp. Jak vol oleqfi, fp. fai ammoniaci enz., van tyd tot tyd herhaald, met eenfpoedig en aangenaam gevolg, hebbe toegediend. Schoon 'er nu uit de clasfe der bittere- en behoedmiddelen {amara et antifeptica,) geheele naamrollen van zodanige middelen, by de fchryvers te vinden zyn, als 'er worden verëischt; zo keuren wy dezelve alle niet even genoegfaam, waarom de meest voldoende ecnig en alleen, volgens het geene in de vraag gevorderd wordt, zal opnoem  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 297 noemen, en daar de Geneesheer, dan nog zyne keuze uit bepalen kan: als daar is de fcordium, ment ba, melis fa, rut ha, falvia, carduus benedictus, abfynthium, cortex aurant. et citreorum, radix ferpentariae virginianae, valerianae Jylvestris, eontrajervae, gentianae, fummitates cent. min, jlores chamomillae romanae, caphora, myrrha, mojchus, nux mofcbata, alamen, Jlores falis ammoniaci martiales, lignum quasjii, cortex cinamoniyWinterani, praejertim optimiperuviani. Van deeze opgenoemde, welke ik om alle verwarring voor te komen, by hun meest gebruikelyke naamen heb voorgefteld, kunnen onder verfcheide gedaantens, afkookfels, uittrekfels, overgehaalde wateren, pillen, kruiderwynen, llikbrokken, poeders enz., worden toegediend. Doch my hebben in het algemeen de middelen, welke in zelfïlandigheid konden worden gegeeven, het meest voldaan, om dat die middelen als onverminderd in de maag koomen, daar langer blyven, en het nuttige dat 'er in is, beter door het vermoogen der maagfappen, dan door de konst 'er kan worden uitgehaald. T 5 Wü  298 J. HARGER ANTWOORD Wy zullen uit de opgenoemde middelen , om dat de cortex peruvianus in deeze ziekten zo eene algemeene lof verworven heeft, het een en ander van dit inderdaad voortreflyk middel zeggen: alfchoon het van den eenen gelaakt, doch van anderen wederom geprezen wordt. Die wel onderfcheidt, die leert niet alleen, maar geneest ook wel. - Hierom zegge, dat zo lange 'er garftige, rottige, galagtige onreinigheden, in de maag en darmen huisvesten, dit middel, hoe vermoogend anders, niet uitwerkt, dan maar alleen de fpiervezelen der ingewanden en vaten te verfterken, en het werkend vermoogen derzelven te vermeerderen. Maar zo wanneer de fchadelyke ftoffen, uit maag en darmen zyn ontlast, dan zal men door dit middel, de zo noodige bereiding der ziekte ftoffe, welke, nog met onze vogten verëenigd, rondvlieten, aanmerkelyk onderfteunen; de verdere rottige bloeds- verdunning voorkoomen, en de koorts-beweeging van het aandoenlyke zenuwgeftel, kragtdadig te keer gaan en verhoeden. ^Waar-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 299 Waarom dit dierbaar middel niet alleen aangeraden, maar als een eerst, vermoogendst en heilzaamst middel moet worden aangewend. De Lyder dan behoorlyk toebereid zynde, zal men nimmer fchade doen met de koortsbast, waarin de wyze natuur zo een byzonder, eigenaartig, bederf weerftandbiedend en onfchadelyk koorts verdryvend vermoogen, gelegd heeft, in groote en voldoende giften onbefchroomd toe te dienen. Echter zo ras men het gewenschte effect, van dit middel, niet terftond bekomt, moet men het niet verdenken, maar met het gebruik volharden, om dat de ervaaring leert, dat men mee hetzelve voortgaande, eindelyk zal zegepraalen. Befpeurt men daar en tegen, het voortreflyk vermoogen van dit middel, zo moet men ook met hetzelve te gebruiken, niet verflaauwen, maar allengskens verminderende, rustig voortgaan, zelfs nog een geruimen tyd, na dat de Lyder reeds het geweld en gevaar der ziekte ontkoomen is, om hem voor alle te dugte wederinftortingen te behoeden. Dan  30O J. HARGER ANTWOORD ■ Dan hoe vermoogend ook dit middel van de natuur begaafd zy, zo leert echter de ondervinding, dat men hetzelve nog aanmerklyk verlterken kan. De beste en gemeende hulpmiddelen hier toe; zyn goed bier of zoetemelk, zo dat men zeer gemaklyk, onfmaaklyk en met groot nut, een of twee vierendeel loots kina, met een teug zoetemeik, kan inneemen; of men kan de koortsbast in zoetemelk doen kooken; doch voor my bemin, om gegevene redenen, alle geneesmiddelen, zo veel mogelyk, in zelfllandigheid, vooral den koortsbast. De nog meerder vermoogende middelen, om de kina te verllerken, is de wyn, brandewyn, genever enz., waar van men in de tusfchenpoozende Herfst-koortfen, uitneemende voordeelen zal ondervinden. Wil men den peruviaanfchen bast onderfteunen, als men de rottige verdunning des bloeds, moet tegengaan, dan zal men door byvoeging van de radix ferpent.virgin., contrajervae, Myr* rha enz., zich niet vinden te leur gefield. — Keurt men het noodig, dat 'er eenig meerder aromatiek vermoogen  over de najaars-koortsen. 301 gen dient by gevoegd, men zal zich zeer wel met de radix valer, fylvestris, flor cbam» rom., cort. cinamomi, winterani, caphora, lignum quasfiif flor. fal, amm, martial. bevinden. — Verkiest men meerder faamtrekkende middelen, men zal zeer wel, met een gepast gebruik, van 't alamen Hagen. Doch hoe groot en onontbeerlyk ook de kragten van den koortsbast, in •de geneeskunde zyn, zo heerfchen'er echter by deeze en die, een menigte vooröordeelen. En hier moet men zich niet verwonderen, als men overweegt, dat het goed gerugt van dit middel, het zo in den heerfchenden fmaak heeft gebragt, dat het in zeer veele gevallen, gepast of ongepast, maar is voorgefchreven: zo onmogelyk het nu is, dat jupiter aan allen kan behagen, zo onmogelyk is het ook, dat dit middel in alle gevallen kan nattig zyn. 'Er heerscht ook een vry algemeen gebrek, dat men niet omzichtig genoeg is, in het doen van waarneemingen, en de natuurlyke gevolgen der ziekten, niet genoeg onderfcheid van de uitkomst der geneesmiddelen, en dus niet zelden.  'S02 J. HARGER ANTWOORD den befchuldigt, dat inderdaad onfchuldig is. En hier door is het, dat men de dikd© beenen, gezwolle buiken, benaauwdheden, geel- of water-zugtige ongefteldheden, dikwylige wederkomst der tusfchenpoozende koortfen enz.; maar al te veel als gevolgen van de Najaars-koortfen, aan het vroegtydig of langduurig gebruik der kina, gewoon is toe te fchryven. Wy zeggen dus alleen maar, om de waarheid hulde te doen, eens gefield dat een ontydig en langduurig gebruik van de kina, zulks konde te weeg brengen, (het welk nog niet betoogd is, maar wel in tegendeel is men thans overtuigd, dat de langduurigheid der koortfen enz., de oorzaak der zo onaangenaame gevolgen is) hoe komt het dan dat Menfchen, als gevolgen der Najaars-koortfen, bovengemelde ongefteldheden ontmoeten, welke in die ziekten, getuige zy de ondervinding, geen grein kina gebruikt hebben? ja dat nog fterker is, 'er zyn een aantal waarneemingen voor hande, welke ftaven, dat Menfchen, na afloop der Najaars-koortfen> met dikke beenen, ©BI  OVER DE NAJAARS-KQDRTSEN. 30$ opgezette buiken, benaauwdheden, geele-bolle-zugtige zwellingen enz,, zyn gekweld geweest; en welke geene geneesmiddelen, hoe ook genaamd, gebruikt hadden. Zou het dan niet beter zyn, dat men, in plaats van de kina, zo onverdiend, in alle gevallen te befchuldigen, liever konde goedvinden, die gevolgen als gewoone natuurlyke uitwerkfelen, der langduurigheid en kwaadaartigheid der ziekten, te befchouwen? Eer dat van dit tweede geneezings inzicht afltappe, zal ik eene aanmerking , die 'er zou kunnen worden gemaakt, poogen op telosfchen. 'Er is 'er die zegt: hoe is het mogelyk, plat daar het aderlaten zo algemeen, ja byna in alle ziekten wordt in het werk gefteld, dat men in deeze Verhandeling, 'er geen woord tot nog toe, van vindt gewag gemaakt? — Denk niet G. L,3 dat ik wars ben, van 't kunltig bloedplengen, het is 'er wel verre van daan,! ik bemin op goede Boerhaviaanfche gronden, als het geval daar is, groote, en naar eisch van zaaken herhaalde aderlatingen. Schoon  304 J. HARGER ANTWOORD Schoon het aderlaten in de Najaarskoortfen, over het algemeen genoomen, niet noodzaaklyk is, zo zyn 'er echter gevallen, daar de volbloedigheid, groote drift en persfmg des bloeds, met den aanval en verheffing der koorts, zulks vordert. — By voorbeeld, wanneer iemand jong, flerk en volbloedig is, een harden, vollen en fnellen pols heeft, ylhoofdig is, of daar toe geneigd, en 'er zich eene gefchiktheid tot ontfteking opdoet, in dergelyke gevallen is het, dat men dezelve met het grootfle nut en voordeel, kan in het werk ftellen, zo als door my verfcheiden malen ondervonden is. —■ Maar zo 'er een aanvanklyke ontbinding, in bloeden vogten, plaats heeft, zal een aderlating ten hoogflen fchadelyk zyn. — Omtrend den tyd, wanneer men in de Najaars-koortfen een ader dient te openen, zyn het de Geneeskundigen niet eens. 'Er zyn 'er, die hetzelve aanraaden, in dien tyd, wanneer de Lyder geheel van koorts bevryd is. Anderen, als de beroemde pringle , raden aan, om als het de nood vereischt, in den beginne, ja in alle tyden, het zy in of buiten de verbek  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.1 Sof heffing der koorts, zulks te verrigten, en dus liever in de eerfte aanvallen, dan in de volgende, om dat wanneer men de gedugte volbloedigheid vermindert, de geweldige aanperfing van bloed en vogten, en derzelver wryving beteugeld, de koorts-beweeging verzagt, en dus de ziekte voor den Lyder draaglyker gemaakt wordt. Wy zuilen, met een woord, ook iets van de vejicantïa, epispastica en pediluvia, gewagen. — Wy houden ons niet op, met de bereiding, noch met de verfchillende gevoelens, der Geneeskundigen, te wederleggen, of men in deeze ziekte al of niet