Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.7217 78 Amsterdam 01 1814 4583 UB AMSTERDAM  PREDIKAATSIEN OVER HET LYDEN en STERVEN ONZES HEEREN JEZUS CHRISTUS. DOOR GEORG JAKOB PAULI, KoNINGLYK PRUISSISCHEN HOFPREDIKER, KoNSISTORIAALRAAD, EN INSPECTOR TE HALBERSTADT. Uit het Hoogduitfch vertaald. EERSTE DEEL. Te UTRECHT. ByJ. C ten BOSCH* MD CC LXXX.   V O O XL JU JE JD JE VAN DEN S C H R Y V E R. JJ3e Lydens gefchiedenis van onzen aanbiddenswaardigen Heiland is voor alle Christenen van het alleruiterfte gewigt. Zy is op de voortreffelykfte wyze gefchikt, om ons te verfterken in ons Gelooveaanzynen Naame, om ons op te wekken tot Verbetering van ons hart en onzen wandel, om ons aan te fpooren tot de betragting van de uitmuntendfte en moeilykfte Deugden , voornaamlyk des Gedulds, en om eenen bekommerden en ontrustten Geest te troosten en te bevredigen. Het is derhalven geenszins raadzaam, de zeer loflyke en voorlange in de Chriftlyke Kerke reeds ingevoerde gewoonte, om deeze Gefchiedenis, ftuksgewyze, openlyk voor te draagenen te verklaaren, geheel en al aftefchaffen. Het ia ontegenzeggelyk van eene zeer groote nut* s tig-  C nu.) tigheid, en wel byzonderlyk'voor den ge* meenen man, dat hy deeze merkwaardige Gebeurtenis, volgens alle haare byzondere omflandigheden, en volgens zekere orde, dikwyls hoort verklaaren, enindegroote Voordeelen en heilige Doeleindens van Jezus Lyden en Sterven onderweezen wordt. Ja, ware het niet te wenfchen, dat men, in plaatze, van de Zondaags Evangeliën, de ganfcheLeevens gefchiedenis onzesHeeren, dan eens naar het berigt van den eenen , dan eens volgens het verhaal van eenen anderen Evangelift, jaar in jaar uit, in het openbaar verklaarde, en de Chriftenen bekender maakte metalledeGebeurteniffen, Leeringen en :Daaden van hem, wiens Naam zy draagen, en op wiens Genade zy de Hoope hunner eeuwige Zaligheid bouwen? Welk gedeelte onzer godlyke Schriften kan voor allen gewigtiger, leerzaamer, trooftlyker, nuttiger, ja voor eenen iegelyk gefchikter wezen, dan dit? Dan in alle hiflorifche Tekften, en wel inzonderheid in de Lydenstekften, wanneer men  CV. ) men dikvvyls daarover moet prediken , is een zeer algemeen gebrek, dat fchaadelyke gevolgen heeft. Te weeten; wanneer men het zig tot eenen pligt maakt, om iederen keer, over den zelfden Tekft iets geheel anders voor te draagen ; want dan verheft men ras uit het oog de eigenlyke heilige Gefchiedenis, en men bepaalt zig of tot een enkel woord, of zekere fpreekwijze , of omftandigheid, om daarin breedvoeriger uit te weiden, en de Gemeente met eene geheel nieuwe voorftellinge der zaaken be^ Zig te houden. Maar hierdoor wordt het eigenlyke oogmerk van Lydenspredikaatfien in geenen deele bereikt, waardoor tevens voor eene bondige Vermaaning en Opwekking geene plaatfe over blyft. Zo ras men den letter der heilige Schriftuure laat vaa^ ren, en niet hekommerd is voor eene verftandige en gegronde Verklaaring van Gods woord, en in deszelfs plaatfe. zyne eigen gedagten, en het zy filofofifche, of myftifche , of allegorifche , altyd in zig zeiven, onverftaanbaare en vergezogte, * 3 Stel-  (VI.) Stellingen ten gronde zynerBefpiegelingen ftelt, en daarop Leeringen en Vermaaningen, dan goud, dan hout, dan ftoppelen bouwt: vervalt dan niet alle bondige Toepasfmge der zaake? zelfs gefield zynde, dat het befluit, het welk men uit eenewillekeuriglyk uitgekoozen' Grondflelling afleidt, in zig zeiven overeenkome met het Geloove, en overeenflemme metde Chrifl» lyke Zedenleere; dan zal nogtans een nadenkend Toehoorder zeer natuurlyk vraagen, hoe dit alles 't zamenhange, en regtmaatig uit den anderen voortvloeije, en dus zullen de befte Vennaamngen den behooreJyken indruk op hem geenszins voortbrengen. Predikaatfien over de Lydensgefchiedenis des Heilands kunnen, naar mynegedagten, dan eerst de Chriflenen grondig onderwyzen en ftigten, wanneer zy deeze Gefchiedenis in de eerfte plaatfe genoegzaam verJtlaaren, en ons, zo veel mogelyk is, tot eene aanfehouwende Erkenteniffe van de yitneemende Liefde onzes Verloffers opleiden;  C VIL ) den. Doch by deeze verklaaring Is het hoogft noodig, dat men zig houde aan de duidelyke en eenvoudige Verhaalen derEvangelisten, en daarmede vergelyke dewerkelyke uitfpraaken der Profeeten en Apoftelen , en alle willekeuriglyk aangenomen Leerftellingen vaarwel zegge, welken van eenige menfchen zynuitgevonden, endoor eén zeer oud en lang gebruik wel algemeen, maar daarom juift nog niet waar en onbedriegelyk zeker zyn geworden. Een Leeraar kan in dit ftuk nimmer voorzigtig genoeg te werke gaan, en het is veel beter, dat hy over eenen Tekft te weinig als te veel zegt, al ware het maar om te verhoeden, dat hy geene woorden van menfchen, maaropregtelyk Gods Woord predike. En waardoor kan hy dit heilig oogmerk beter bereiken, dan wanneer hy volftrektelyk by den natuurlyken en klaaren zin der heilige Schriftuure blyft, de Waarheid, die daar in duu delyk en openbaar is, voordraagt, en den Christlyken Godsdienst geene van menfchen uitgevonden Leerftellingen aanvryft ? *4 Wan,  C vin. ) Wanneer nu een gedeelte van Jezus Ly* dens gefchiedenis op deeze wyze verklaard en verhandeld is geworden, vloeijen daaruit van zeiven die Waarheden voort, welken eene in de daad godiyke kragt met zig voeren, om ons in ons Geloove te beveiligen , tot Heiligheid van hart en wandel op te wekken, en Troost en Vertrouwen op God door Chriflus in onze Zielen in te boezemen. Deeze waarheden aan te dringen , en daardoor de waare ftigting en ver-, betering der menfchen te bevorderen, moet het andere gedeelte van nuttige Lydenspredikaatfien uitmaaken. En wanneer deeze gevolgen uit de voorgaande verklaaring behoorelyk worden afgeleid, zullen zy, onder den Godlyken zegen, in alle harten, die maar eenige liefde tot Waarheid hebben, eene goede Uitwerking nalaaten. - Maar ontbreekt het in tegendeel aan eene behoorelyke verklaaring van Gods woord, of is de verklaaring al te dor en droog, en bedoelt men daardoor niet het groote oogmerk onzer Vcrlosfinge, om ons te verbe- te-  (vim.) teren en alzo zalig te maaken, te bevorderen en behulpzaam te wezen: dan kunnen alle Lydenspredikaatfien, met hoeveel geleerdheid zy ook mogen opgefteld, of hoe hartstogtelyk zy mogen voorgedraagen worden, en voor eenigen tyd alle onze hartstogten gaande maaken , nogtans nimmer eenig waar en beflendig voordeel aanbrengen. Waarheid moet de grond van alle ftigtelyke overdenkingen wezen. Het ge. brek daarvan kan door niets vergoed worden. En dewyl hetons werkelyk nog ontbreekt aan goedeLydenspredikaatfien heb ik my laatcn beweegen en overh aaien , om myne Leerredenen over het lyden en fterven onzes Heeren, welken volgens de zo even voorgeftelde regels zyn opgefteld, ter drukperfle over te geeven (*). Ik heb alle de Tek* (*)De Vertaalder vindt geene reden, waarom hy dit werli Biet eene voorrede verzwaaren zoude. Te zeggen, dat deeze PredikaatfiBn hem wel gefmaakt hehben , fpreekt van zelve; want anders zoude hy dit werk niet hebben ondernomen. Schoon hy zekerlyk in allen deele de Gè\ Sigdens van den Schryver niet als de zynen wil of kaft, aanneemen; is by no^taus met rrsm van het zelfde ge* 5 voe-  Tekften als hiftorifche tekften behandeld ? kortelijk uitgebreid, waar het tot beter verHand van Jezus Lijdensgefchiedenis noodig was, en daarna in het tweede gedeelte van is ;. ' i ie4 voelen, het welk de Auteur in deeze Voorrede ter nèderftelt, zo ten cpzigte der Predikordens, ook in de Kerken van ons Vaderland, en het gebrek van goede eriftig. telyke Predikaatfien over hetLydenonzes Heitends, ook onder ons, als met betrekking op de wyze, hoe zodanige Predikaatfien moeten opgefteld worden. Voor het overige kan hy den Leezer verzekeren, dat de Schryver, in het opftellen deezer Predikaatfien, in allen deele, aan, het hier door hem voorgeftelde plan voldaan heeft: en dat hy nimmer eenig werk in onze Moedertaale over deeze Stofte, gelezen heeft, waarin het heilig , en Godvrugtig, en beminnelyk Karakter van den Zaligmaaker in die eenvoudige klaarheid wordt voorgefteld, en waarin xyne Onfchuld en Opregtheid, en zyne daaruit voortvloeijende Godlyke Zendinge, zo duidelyk wordt aangetoond en aangedrongen : noch waarin de onderfcheiden deelen van den Pligt' eenes Chriftens , uit het voorbeeld onzes Heeren afgeleid, zo gepaftontvoudalsernftig worden aangedrongen: waarom hy ook gereedelyk toeftemt in de Bede van den godvrugtigen Schryver, dat alle Leezers deezer Predikaatfien daardoor mogen geftigt, en hoe langs hoe meer opgewekt en aangefpoord worden ter ernftige Betragtinge zo der hier voorgeftelde als alle andere Pligten; opdat allen, die zig over Jezus kruife niet gefchaamd, maar Hem in zyne Vernedering voor hunnen Heer en Heiland erkend hebben, Hem eenmaal inHeerlykheid mogen aanfchouwen!  C xi. > Iedere Predikaatfie, Vermaaningen totwaare Godzaligheid voorgeteld, en aangetoond, hoe een Chriften zig een ieder deel van het lyden onzes Heilands moet ten nutte maaken, zowel tot zyne onderrigting, als verbetering en vertroofting. Door deeze leerwyze worden zekerlyk veele leeringen en vermaaningen dikwijls herhaald, en dit kan niet altijd vermijd, en nimmer met grond berifpt worden: want ook hier geldt het gezeg van den Apoftel: dat ik u dikwijls het zelfde fchrijve , verdriet mij niet, en het is voor u des te beter! (*). Alle de Lydenstekften zijn uit de Schriften •der drie eerfte Evangelisten genomen, en v/el zodanig, dat geene voornaameomliandigheid van Jezus Lydensgefchiedenis is overgeflaagen geworden. Hetberigt van den Evangelist Joannes zal gevoegelyker alleen, in zijn bijzonder verband, en volgens het oogmerk van deezen Apostel, voorgedragen en verklaad moeten worden. Ver-i (*) Fillipp. III: I.  Verders wenfche ik van ganfchen harte, dat deeze mijne Predikaatfien de ftigtinge myner Medechristenen mogen bevorderen; en dat zij allen , en ik uit de Overweegingen van het Lijden en denZoendood onzes dierbaarften Verlosfers allen nut en voordeel mogen trekken: dat het Kruis van onzen Heere Jezus Christus eene godlijke Wijsheid en kragt zij, om zalig te maaken allen, die daarin gelooven! Halberftadt 30 April. 1768. IN-  INHOUD DER LYDENSPREDIKAATSIEN. <§r— ^S^^^^^ EERSTE PREDIKAATSIE. over i Kor. II: 2. jFITü? gewigt der Predikinge van Jezus den gekruisten. TWEEDE PREDIKAATSIE. over Matth. XXVI: 1—5. Jezus Voorzeggingen van zijn aan/taande Lijden en Steryen. DERDE PREDIKAATSIE. over Matth. XXVL'6—13. Christus liefderijk Oordeel wegens zekere daad zijner Vriendin, welke daarover door alle zijne Apojlekn berisp werdt. VIER..  ( XIV. ) VIERDE PREDIKAATSIE. over Luk. XXII: 3—6. Het hoogst godloos en affchuwelykvoorneemen van den Apostel Judas, om Jezus zynenMeejierte vsrraaden. VYFDE PREDIKAATSIE. over Luk. XXII: 7—13. Be Schikkingen des Heilands, om met zijne Apojlelen het laatfte Pafcha te houden. ZESDE PREDIKAATSIE. over Mark. XIV: 17—21. De Ontdekking van den Vsrraader. ZEVENDE PREDIKAATSIE. over Luk. XXII: 19, 20. Over het Avondmaal onzes Heeren Jezus Christus. AGTSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXII: 24—30. Be Pligt van Ootmoedigheid en Zelfsverloochening, welken Jezus zijnen Apostelen, nog kort voor zijnen dood, infeherpte. N E-  ( XV. ) NEGENDE PREDIKAATSIE. over Matth. XXVI: 30—35. Jezus vriendelyke Onderhandeling met zyne Aposte. len wegens hunnen aan/taande V%l. TIENDE PREDIKAATSIE. over Luk. XXII: 35—38. Jezus laat/te Vermaan'mg aan zijne Apostelen, om in allen nood en gevaar, in Godsdienftigheid en Eerbied jegens God, te volharden. ELFDE PREDIKAATSIE. over Matth. XXVI: 36—39. Jezus heilig Gedrag in zijnen Ziels-angst. TWAALFDE PREDIKAATSIE. over Mark. XIV: 37—42. Jezus liefderijk Gedrag jegens zijne zwakke Disfipeltn, in den Hof van Gethfemane. DERTIENDE PREDIKAATSIE. over Matth. XXVI: 47—54. Jezus wijs en heilig gedrag bij zijne Gevangentiteming. VEER-  C xvi.) VEERTIENDE PREDIKAATSIE, over Matth. XXVI: 55—63. Jezus Bedaardheid en Ruste des Gemoeds, welke hij onder alle valfe Befchuldiginge openbaarde. VYFTIENDE PREDIKAATSIE. over Matth. XXVI: 63—68. De goede Belijdenis, welke Jezus voor het geeftlyk Geregtshof der Jooden vrymoediglyk gedaan heeft. ZESTIENDE PREDIKAATSIE. over Mark. XIV: 66—72. Petrus Val9 Berouw en Bekemng. EERSTE  EERSTE PREDIKAATSIE OVER HET GEWIGT DER PREDIKINGE VAN * JEZUS DEN GEKRUISTEN. Eerjle brief aan de Korintheren II: 2, Want ik lebbe niet " voorgenomen iets te weeten onder u , als Jezus Chriftus , den Gekruijten.   EERSTE PREDIKAATSIE OVER HET GEWIGT DER PREDIKINGE VAN JEZUS DEN GEKRUISTEN. INLEIDING. JQLet verdient ten hoogften onze aandagt en opmerkzaamheid, dat onze gezegende Zaligmaker , in eene heilige Plegtigheid , welke de Chriftenen , dikwyls ter zyner gedagtenisfe moeten vieren , zig in zyne diepfte vernedering aan ons voorftelt als den genen, wiens Lighaam voor ons verbroken , wiens Bloed voor ons vergooten wordt. Waarom behaagde het hem niet, zig in deezen Sakramente des nieuwe Verbonds aan ons als den verhoogden en verheerlykten vertoner af te fchilde, ren ? Waarom wordt hy voor onze oogen vertoond als de Gekruifte ? Waarom wil hy a dat de Belyders van zynen naam byzonderlyk aan zynen Dood , am zynen fchandelyken dood, gedenken zullen ? De Heiland wilde juift hierdoor allen, die A % in  4 I. PftED. Hst gewigt van in zynen Naam gelooven , op het nadruklykft leeren , hoe gewigtig en heilzaam voor ons zyn dood zy , hoe hy daar door eigenlyk het groote werk onzer Verloffinge vplbragf'hebbe, en door het voleinden van het lyden des doods eene oorzaak zy geworden der eeuwige Zaligheid voor allen, die hem gehoorzaam zyn. Om welke redenen wy Chriftenen den dood onzes Heeren geduurig moeten verkondigen , voor al by het gebruiken van het heilig Avondmaal, op dat we dus het middel onzer Verloffinge , en onze fterke verpligting jegens hem, die ons zo zeer heeft lief gehad , nimmer vergeeten mogen, Wy zullen thands myne waarde Vrienden ! een begin maaken, van onze overdenkingen, en Befpiegelingen der Gcfchiedeniüen van het eeuwig gedenkwaardig lyden onzes Heeren Jezus Chrisftus. 't Zal egter geenszins ongevoeglyk wezen, zo we voor af nagaan , hoe gewigtig de Prediking van CHRISTUS DEN GEKRUISTEN zy voor allen , die zynen Naam belyden , op dat wy dit Woord des kruifes met eene betaamelyke opmerkzaamheid mogen heiligen. VER-  Jezus Kruideer* 5 VERKLAARING. Na dat de Apofïel in de woorden voor onzen Tekft hadde aangetoond , in welk voorneemen hy te Korinthe niet gekomen was , naamlyk , niet om zyne welfpreekendheid te doen zien , gelyk in Griekenland de wyzen deezer weereld voornaamlyk plagten te doen : zo fielt hy in tegendeel in onze Tekftwoorden het eigenlyk oogmerk zyner Apoftolifche Reize na Korinthe voor ; te weeten om hun Chriftus den Gekruiften te prediken, hen te onderrigten van het gtoote Genadewerk der verloffing van het Menfchdom 3 en om hen door zyn prediken te beweegen tot zulk een Geloof aan den Heiland der weereld , datze door Hem zalig wierden. En ik , Broeders ! als ik tot u gekomen ben , ben ik niet gekomen om u in uitneemendheid van noorden, ofte van wys~ leid , het Getuigenijfe Gods te verkondigen. Want ik lebbe fry my zeiven bejlooten niets 'onder ü te weeten als Jezus Chriftus den Gekruiften. Wy zullen deeze voortreflyke uitfpraak van den Apoftel Eerftelyk : in het algemeen over weegen , A 3 zyne  6 1. Pred. Het gewigt van zyne eigenlyke Meening nagaan , en het by uitftek heilig gevoelen van den Apoftel in het waare Ligt tragten te ftellen. En Ten tweede: byzonderlyk overweegen die waar* heid, welke hier den Chriftenen wordt ingefcherpt; dat naamlyk deLeer van Jezus kruis en der daar door verworven Verlofling der Menfchen het Hoofdartikel van ons Geloof is , 't welk door de Leeraaren des Euangeliums boven anderen ver* handeld en aangedrongen , en door de Christenen met alle oplettendheid overdagt, en ter ernftigtTe uitwerkinge hunner zaligheid aangewend moet worden. Wanneer de Apoflel van zig beweert , dat hy , te Korinthe gekomen zynde , geen voorneemen had om iets anders te weeten als Jezus den Gekruiften, van niets anders in hunne heilige vergadering te fpreeken als van den Dood van Jezus en zyne verloffinge : Zo kan en moet dit niet niet in dien zin genomen worden , dat hy onder hen volftrekt' geene anderere waarheden van den Godsdienft» voorgedraagen heeft, als die onmiddelyk van Christus en zynen Dood handelen. Dit duit de Gefteldheid van den Chriftelyken Godsdienft niet j en komt niet over een met de Leer- wyze,  Jezus Kruisleer. f wyze , waar van de Heiland zelve, en na Hem zyne Apoftelen , vooral Paulus , gebruik maakten, wanneer de Apoftelen tot de Heidenen fpraken , moeiten ze eerft andere waarheden van den Godsdienft voordraagen en bewyzen , zónder welken de Leere van Chriftus en zyne verzoeninge volftrekt niet verftaan of aangenomen konden worden. Moeftenze niet boven alle dingen de onweetende Heidenen overtuigen , dat er maar Een God is , de almagtige fchepper des Hemels en der Aarde, wiens voorzienigheid en Beftiering zig over alle de werken zyner handen uitftrekt; dat de hooge en verhevene God met byzondere Goedheid voor het Heil der menfchen zorgt , en zig daarom reeds van den beginne aan een klein aantal menfchen nader geopenbaard, de Jooden tot zyn byzonder Volk uitgekoozen ; maar ook door zyne Profeeten te vooren verklaard heeft , dat Hy eenmaal aan de ganfche weereld eenen VerlofTer zou zenden , door welken alle, volken der Aarde zouden gezegend en verzoend worden ? Ja was het niet, zelf ten opzigtevanhetJoodfcheVolk, noodig, dat hun beter en zuiverer Begrippen van God en zyne Volmaaktheden, van zyne algemeene MenfchenA4 Üefde*  8 I. Pred. Het gèwigt van liefde, van de regte wyze , waarop men met Hem verzoend kon worden , en Hem moeft dienen, werden voorgedraagen , eer men hen kon overreeden , dat Jezus is de Chriftus , een Koning niet van deeze weereld ,. maar die alleenlyk gekomen was om Zondaaren te toepen tot Bekeering , en hen van hunne Zonden te verloflen ? En in de daad ! dus was het ook gefield met de Leer van Jezus toen hy op aarde omwandelde. Zegt hy zelfs niet duidelyk, dat het einde van zyn Leeramt was den Naam zynes Vaders aan de Menfchen bekend te maaken ? (aj Hoe dikwyls en hoe nadruklyk onderrigte hy zynen Apoftelen niet van Góds Zorge voor de Menfchen , en voor al voor de Deugdzaamen ? Waarvan fprak hy meer, waarop drong hy fterker aan als op dje uitgeftrekter Deugden diealgemeener Geregtjgheid, waarop zy , die tot Gods hemelfch Koninkryk geroepen zyn , zig moeten bevlytigen ? Deeze Leerwyze des Meefters volgden ook alle zyne Diflipelen, vooral Paulus , gelyk zulks de Berigten van Lukas in de gefchiedcniflèn der Apoftelen, en de Brieven van deezen Apostel («) Joann. XVII: 4 en 6.  Jezus Krmslecn 9 tel zelve allerduidelykft aantoonen. Te Athene fprak hy niet één woord van Chriftus , voor hy eerft van den eenigen waaren God , van de Werken der Scheppinge en Voorzienigheid , met kragt en overtuiging voor het geweeten gefproken , en zig alzo den weg gebaand hadde , om ten zelfden tyde den Atheneren bekend te maaken zo Jezus éérfte verfchyning , in hetvleefeh, om de weereld te behouden, als zyne tweede en nog toekomende verfchyning om de Weereld te oordeelen in Geregtigheid. ib) En in alle zyne Brieven draagt hy de Verzoenings- Leer van Chriftus niet geheel alleen voor ; maar fpreekt naar voorkomende gelegenheid van alle waarheden van den Godsdienft. Voornaamlyk verhandelt hy overal uitvoerelyk de Chriftelyke Zedeleer , en fcherpt den Chriftenen zonder ophouden in de heilige Regels des Euangeliums , naar welken zy hunnen wandel moeten inrigten. Onze Tekftwoorden zouden derhalven zekerlyk verkeerd verftaan worden, wanneer ze , volgens den Letter, in den ftriksten zin , zonder eenige bepaaling verklaard werden, als of Paulus (&) Hand. der Ap. XVII: 22 31. A 5  ió I. Pred. Het gewigt van Paulus van geene andere zaken , als van Christus en zynen Dood gefproken of gefchreeven hadt. Dat kon hy als Apoftel en Leeraar der weereld niet doen , en hy deedt het ook niet; gelyk wy daar van in zyne Redevoeringen en fchiïften fpreekende bewyzen voor ons hebben. Ik hebbe, dus fpreekt hy zelf tot eene Gemeente , waar van hy Affcheid nam , ik liebbe voor u niets agtergelwuden dat ik u n;et. zoude verkondigd hebben den ganfchen Raad van God. (O Paulus wil in onze Tekftwoorden alleenlyk maar dit zeggen : dat by de Leere des Euangeliums van Jezus, den Gekruiften , de Leere der verzoeninge door den Dood van Gods Zoon , voornaamlyk heeft, aangedrongen , geftaafd en eenen iegelyk aangepreezen. Dat hy by zyne voorftellen van alle overige Ge" loofswaarheden voornaamlyk bedoelde , Jooden en Heidenen te brengen tot de kennifle van Hem , welken God gezonden heeft om de weereld zalig te maaken. Dat hy van hier had. de afgeleid en daardoor hadde aangedrongen de kragtigfte Beweegmiddelen tot eenen heiligen , Gode welbehaagenden, wandel, als ook de krag- O) Hand. der Ap. XX: 27,  Jezus Kruisleet. kragtigfte Gronden van Trooft in alle wederwaardigheden. Gelyk alle Profeeten des O. Verbonds , van deezen Jezus getuigden , dat allen , die in Hem gelooven , vergeeving zouden erlangen door zynen Naam, zo hadt hy zig ook als een Apoftel des Heeren verpligt gerekend , Joden en Heidenen bekend te maaken , dat er buiten Jezus geen Heil te vinden is , noch onder de Menfchen eene andere Naam is gegeven , door welken zy kunnen zalig worden. Dat Hy , de Gekruifte, het is , door wien allen moeten tot God komen , wiens ftemme wy gehoorzaamen , wiens Geboden wy moeten onderhouden, wanneer we met eeni* gen Grond hoopen het eeuwig Leeven te zullen beërven. En dat dit de voornaamfte inhoud van Paulus Redevoeringen en Schriften is , kan niemant onbekend weezen , en behoeft geen bewys by hen , welken flegts met eenige opmerkzaamheid gelezen hebben de brieven deezes Apoftels en het berigt , 'tj geen zyn Reisgezel Lukas ons van zyne verrigtingen en Predikingen heeft overgeleverd en nagelaaten. Doch deeze uitfpraak van Paulus ftrekt ook tot een duidelyk getuigenis van zyn heilig en opregt  li I. Pred» Het gewigt van opregt gevoelen , en bewyft , dat hy zelve van de waarheid van Jezus Leere volkomen overtuigd was , en haar ook daarom uit dien Grond vrymoediglyk en openlyk , met verloochening en opoffering van alle aardfche voor. deelen , beleedt, en aan de ganfche weereld' verkondigde. De Belydenrsfe immers en de Prediking van Chriftus Kruis was , ten tyde des Apoftels, geenszins eene zaak , waar door men zyn Fortuin op deeze weereld maaken , of zig Rykdom , roem of andere voordeelen deezes Leevens verzorgen kon. Dit woord was den Jooden Ergernis en den Grieken Dwaasheid. ( d ) Deezen beminden en zogten eene wysheid en welfpreekendheid , die van deeze weereld is , en dreeven ten grootften deele den fpot met den Dood van Jezus en zyne Opftandinge uit dien Dood. (e) De an-' deren begeerden Tekenen en wonderen, eene aardfche Heerlykheid en Pragt ; ergerden zig aan de Nederigheid van Jezus en zyne Apoftelen , lafterden en vervolgden tot in den Dood allen , die geloofden en getuigden: Jezus leeft en Hy is de Gezalfde des Heeren. Deeze Gezinder i Kor. I: 23. (O Hand. der Ap. XVII: 32» XXV. 19.  Jezus Kruis leer. 13 iindheid der Jooden en Heidenen was niemant beter als onzen Apoftel bekend. Daar hy egter dit niettegenftaande , het woord van Chrisftus den Gekruiften overal vrymoediglyk voordroeg , en om des Euangeliums wille alle Elenden en Vervolgingen ftandvaftiglyk verdroeg: moet hy zelve volkomen van deszelfs waarheid overtuigd, en daar by een Man van beproefde Eerlykheid en Opregtheid geweeft zyn. Het geen my gewin was, fchreef hy aan de Gemeente v3inFi!ippi(f) , 'tgeen my in het Joodendom een gewin was , heb ik om Chriftus wille voor Jchade gerekend: ja gewijjelyk ik agte ook alle dingen fchade te zyn o n de. idtneemendheid der kennijfe van Jezus Chriftus mynen Heer; — op dat ik Hem moge gewinnen , en in Hem gevonden worden; — Hem kenne en de kragt zyner Op' ftandinge , en de Gemeenfchap zyns Lyden , al'wierd' ik Hem ook in zynen Dood gelykvtrmig. Wy , dus drukt hy zig op eene andere plaats zyner brieven uit wy worden ten allen ty- de overgegeven in den Dood om Jezus wil, — maar dewylwy den zelfden Ge ft des Geloof"s hebben , gelyk er gefchreeven is ; ik geloove daarom fpreeke ik ook : zo zegden wy ook , wy gelooven en (ƒ ) Fiï- III: 7 10. (g) 2 Kor. IV; 11.13 en 14.  14 I' Pued. Het gewigt van en weet en , dat Hy, die den Heere Jezus heeft opgewekt, ook ons , die hier om zynentwille gelafterd en geplaagt worden , zal opwekken en daar Jlellen in Heerlykheid : Daarom verdroeg hy alles om der Uitverkoorenen wille , op dat ook zy door zyn lyden van de waarheid zyner PrediIringe overtuigd , en aldus met hem der Zaligheid , die in Chriftus Jezus is , deelagtig mogten worden. (A) Hierom fchaamdehy zig des Euangeliums van Chrifius niet, om dat hy by ondervinding wifte , dat het eene Godlyke kragt is ter Zaligheid eenen iegelyk, die gelooft (z')- Daarom had hy ook by zig zeiven bejlcoten, als hy na Korinthe [reisde, niets [te weeten als Chriftus den Gekruiften; en deeze Predikinge voortedraagen niet met beweegelyke woorden van menfchlyke wysheid maar in betooninge des Geefts en der kragt; op dat het Geloove der Chriftenen niet zoude ruften op Menfchen wyshsydmaar op de kragt van God. De Leer van Chriftus , zynen Dood & zyner Verloffinge waren dus de voornaamfte Inhoud van Paulus Prediking , dewyl hy de waarheid en het gewigt deezer Leere in de lcevendigfte overtuiging erkende; En dit brengt ons tot ons tweede deel, waar in wy bewyzen zullen» (?>) 2 Tim.II: jx)i en 4 en 5. (s) Kom. I: 15.  Jezus Kruisleer. 15 len 5 dat de Prediking van Criflus, den Gekruifien > in de daat het gewigtigjle Artikel onzes Gehofg is, 't geen daarom van de Leeraaren des Euangeliums loven anderen voorgedraagen , en van alle Chriftenen met aandagt overwogen , en ter verkryging hunner Zaligheid aangewend moet worden. De Leere van Chriftus Kruis houden wy met den Apoftel voor het gewigtigfte Leerftuk van het Chriftendom , dewyl alle overige waarheden van den Godsdienft daar mede onaffcheidelyk verknogt zyn, en daar van haar fchoonfte ligt erlangen. God en zyne aanbiddelyke volmaaktheden > voornaamlyk die Eigenfchap des Hoogen en verhevenen , welke wy zondige en afvallige Schepfelen voornaamlyk overtuigend erkennen moeten , wanneer wy met eenig vertrouwen tot Hem zullen naderen, en Hem zonder vreeze dienen zullen , ik meen zyne Genade en den Rykdom zyner Barmhartigheid ; deezen kunnen wy noch fterker noch voortreffelyker leeren kennen , dan door het Geloof in Chriftus den Gekruiften , door welken God zig der weereld verzoend getoond heeft, dewyl Hy hem om onze zonden hadt overgeleverd, en om onze Regtvaardigmaakinge weder opgewekt»  15 I. Pred. Het gewigt van wekt. Die den Zoon niet kent, kent ook den Vader tikt, die kent den Almagtigen niet als den God des Vredes. (k) Dit is bet eeuwig Leeven, zegt de Zaligmaaker in dat overheerlyk en zielroerend Gebed kort voor zynen Dood tot zynen yader uitgeftort, dit is het eeuwig Leeven, dat zy erkennen , dat Gy , myn Vader, zyt de eenige waare God, en dat Jezus , welken Gy gezonden hebt, is de Chriftus. Cl) Doir Chriftus, fchryft Petrus daarom aan de bekeerde Heidenen , door Chriftus gelooft gy in God, welke Hem opgewekt heeft uit den dooden, en Hem Heeriykheid gegeven heeft, op dat gy. Geloove en Hoops op God zoudt hebben, (w) Wy zouden geenen vaften Grond hebben , om de leeringen van onzen Godsdienft te gelooven wegens den Heiligen Geeftden Byftand van God, dat Hy onze zwakheid wil te hulpe komen; wegens de vergeeving der Zonden, de Opftanding u;t den dooden, en van het eeuwig Leeven , wanneer wy geene kennilïè hadden van Chriftus den Gekruiften , door wien ons de Belofte des Heiligen Geeftes en der vergeevinge onzer zonden op de zekerde wyze gegeven en beveiligd zyn geworden s (*) Zie i Joan. II: 23. (I) Joan. XVIII: 3. (73) 1 Pet. I: 21.  Jezus Kruisleef. 17 geworden , en die ons zelfs is de Opftanding en het Leeven , na dat hy het geweld des Doods verbroken, en het Leeven en de 011. verderflykheid aan het Ligt gebragt heeft door zyn Euangelium. Vervolgens geeft ons de Prediking van Christus Kruis de kragtigfte Beweegmiddelen aan de hand ter beoefening van Deugd en Godzaligheid. Wel is waar , als redelyke fchepfelen moeten we ons alreeds verpligt agten den wil van God te doen , welke is onze Heiligmaaking. Maar hoe veel gewilliger kunnen en zullen wy nu met God verzoend zynde wezen , om den Heere onzen allerhoogjlen God te dienen in Hei' ligheid en Geregtigheid , zo als Hem welbehaag' lyk is ? (») Welke doordringende en leevendige kragt hebben niet de vermaaningen des Euangeliums , welken van het Kruis van Chriftus en zyne verworvene verloffing worden afgeleid ? Gy zyt dier gekogt , daarom zyt ge niet meer u zelfs , pryjl daarom den Heere met Lighaam en Ziek. (0) Hy heeft zig daarom voor ons overgegeven , op dat hy ons verloffen zoude van alle on. geregtigheid , en zig een eigen Volk reinigen yve» rig O) Luk. 1:74 , 75. (c) 1 Kor. VI; ip, 20. B  18 I. Pred. Het Gewigt van tig in goede werken, (p) Wandelt in de Liefde } gelyk Chriftus ons heeft lief gehad, en zig zeiven voor ons heeft overgegeven tot eene Offerande en tot een Slagtoffer Gode , tot eenen welriekenden reiike. (f) Lindelyk : het woord van Chriftus Kruis is de rykfte Bron van Trooft in alle wederwaardigheden en Elende. Hebbenwe Trooft van nooden in tyden , dat ons Geweten ontwaakt, en ons onze te vooren niet erkende zonden in een helder Licht voorftelt? In den gekruiften hebben wy de verlojjïng door zyn bloed , naamlyk de vergeev'wg onzer zonden. (/■) Hebbenwe door menigvuldig gebrek, en door ontallyke kwellingen, die ons in dit moeilyk Leeven overkomen , opbeuring en Hoop tot God noodig ? door Hem, onzen waardigen Hoogenpriefter , hebben wy Vrymoedigheid om te naderen tot den Troon van Gods Genade , en kunnen met vertrouwen hoopen op Barmhartigheid en Hulpe , wanneer ze ons noodig zyn. (*) Wenfchen we ons Trooft en Kloekmoedigheid tegen den Dood? Hy heeft door zynen Dood te niet gedaan den gene , die het gt-' weid (p) Tit. II: 14. ft) Ef«. V: 2. (r) Kolo.T. 1: 14. Cf) Ilebr. IV: i<5.  Jezus Kruisleer. 19 wêU des doods hadt , en ons' van de vreeze des doods verlojï. (O Hy heeft ons den wil zynes Hemelfchen vaders bekend gemaakt, dat allen , die in Hem gelooven het eeuwig Leeven hebben en ten Jongfien dage opgewekt worden zullen, (a) Daar derhalven de Prediking van Chriftus den Gekruiften alle de overige GodsdienftWaarheden in haar waare Licht ftelt, en ons aanneemlyk maakt ; dewyl zy daar en boven ons op het fterkfte kan beweegen tot verbetering van ons Harren Heiliging van onzen wandel; daar zy ten laatften ons Hart in alle bedenkelyke en kommerlyke voorvallen dezes Leevens met den grootften Trooft en leevendige Hoop tot God vervullen kan ; moeten wy haar ook fteeds houden voor den vóórnaamHen en gewigtigften Artikel van ons Chriftelyk Geloof. En allen, die den Naam van Christus draagen , zyn daarom fchuldig allen vlyt aantewenden , om toe te neemen in de kenniflè van Chriftus den Gekruyften , en van deeze Erkentenis een goed Gebruik te maaken ter bevordering hunner eeuwige Zaligheid. T O E- (t) Hebr. II: 14» 15- («) Joan.1VI; 40, B a  20 I. Pred. Het Gewigt van TOEPASSING. Wy zullen deeze onze overdenkingen met een nuttige Aanmerking , en met eenige Leeïingen en vermaaningen befluiten. Onze Aanmerking betreft een zekere ongegronde blaam , welke in onze dagen wordt aangevreeven aan verfcheiden Lecraaren des Euangeliums , die nogtans volgens hunne befte kennifle, volgens hun gewifle, hun Amt tragten te bedienen. Men geeft hun na , dat zy geenszins hebben dat Apoftoiifch gevoelen van Paulus , noch zyne Leerwyzc volgen, dewyl zy in iedere Predikaatfie niet onmiddellyk van den Dood en van de verzoening van Chriftus fprceken, maar in tegendeel (even of dit regtftreeks tegen de Leer van Jezus gekant ware) dikwyls van de Deugd, Geregtigheid , verbetering des Harten , der Zeden en des Wandels handelen. Maar hebben we niet reeds in het voorgaande duidclyk getoond , dat Paulus met verzekering van zig zeggen kon, dat hy niets predikte als Jezus den Gekruiften , fchoon hy ook andere waarheden onzes allerheiligüen Geloofs voordroeg, en zig verpligt bieklt den ganfehen Raad van God te verkon. ■ digen?  Jezus Kruisleer. 21 digen ? Wy hebben daar by aangemerkt, dat de Heere Jezus zelve , wanneer Hy het Volk of zyne Jongeren afzonderlyk onderwees , van niets meerder maaien handelde , niets ernftiger aandrong , dan eene ware , ongeveinsde Godzaligheid , en de Liefde jegens allen , waar door zig het Geloof der Chriftenen nadrukkelyk, werkzaam en opregt betoonen moeite. Wy hebben gehoord , dat alle waarheden van den Chriftelyken Godsdienft in het naauwfte verband ftaan , en dat de Leere van Chriftus als het middenpunt is van ons ganfche Geloof, waarmede alle overige Leeren onaffcheidelyk ver* knogt zyn. Met welken fchyn van waarheid kan men dan eenen Leeraar befchuldigen , dat hy noch Chriftus den Gekruiften, noch het Euangelium des Vredes predikt , wanneer hy volgens het Patroon , dat Chriftus zelve en zyne Apoftelen ons hebben nagelaaten , ook van andere godsdienftige waarheden handelt, en boven alle dingen aandringt op eenen opregten wandel, en eene beftendige vlyt tot goede werken , welke het oogmerk is van Chriftus Dood en der daar door verworven Verloffinge des Zondaars ? Intuffchen blyft het tevens ontegenzeggelyk zeker, dat een regtfeoaapen' ChriftenB 3 Prediker  tZ I. Pred. Het gewigt van Prediker zelve Chriftus den Gekruifcen moet hoogagten , en in geduurige GedagtenifTe houden, en zig bevlytigen, de hem aanvertrouwde Zielen wys te maaken ter Zaligheid door het Geloove in Jezus Christus, enwel even daarom , om dat de Leer van Chrisftus en zynen ZoenDood de Hoofdwaarheid van onzen ganfchen Godsdienft is. En hoe meer een Leeraar, byhet ernftig waarneemen van zyn Beroep , de onbillyke Oordeelen der weereld verdraagen , en onder het Kruis van Chrisftus zig in de naarvolging van zynen Meefter oefenen moete, zo veel te meer gewent hy zig te zien op zynen grooten Voorganger, en des te aangenaamer en trooftlyker zal hem zeiven het woord van Christus Kruife worden. Ik was, fchryft onze Apos. te onmiddellyk na onzen Tekft, in Zwakheid, en in Vrecze , en in veele Beevinge. En daarom was hem de Prediking van den Gekruiflen zo aangenaam. Het zy verre van my te roemen , dan alleen in het Kruis van onzen Heere Jezus Chriftus; door welken my de weereld gehuift is , en ik der weereld. (y) Om ons aan deezea voornaamften en gewigr tigftea (v) Ga!. VI; 14.  Jtzus Kruis leer. 23 tigften Artikel onzes Geloofs te doen erinneren, is reeds voor veele Eeuwen in de Chris-telyke Kerk ingevoerd geworden , de gedenkwaardige Lydensgefchiedenis onzes Zaligmaakers, in de zogenaamde vallen, ftuksgewyze te verhandelen. En daar wy door Gods Goedheid wederom dien tyd beleeven : bidden en vermaanen wy u allen door een vlytig en aandagtig aanhooren onzer Predikaatfien te betoonen , dat gy het woord des Kruifes lief hebt , zyne waarde weet te fchatten , en het u ten nutte wilt maaken tot uwe Zaligheid. Ziet derhalven wel toe, hoe gy dit woord hoort. Jezus js door zyn volbragt Doods lyden eene oorzaak geworden der eeuwige Zaligheid voor allen, die Hem gehoorzaam zyn. De Zondaar moet dan eerft ernftige voornoemens hebben van Boete en Bekeering, wanneer hy wil deelagtig worden aan die Hoope en Trooft, dat hy in Chriftus de Verloffing heeft door zyn bloed , naamlyk de Vergeeving zyner Zonden. En wanneer ,wy alreeds eenen aanvang gemaakt hebben ons van de Zonden tot God te bekeeren , zo moeten wy -onder aanhoudende • Bede om den Godlyken Byftand alle vlyt aanwenden, om meer en meer den VoorfchrifB 4 ten  24 L Pred. Het Gewigt vati ten des Euangeliums overeenkomftig te leeven , om met des te meerder Vrymoedigheid op de Vrugten en het Nut van Chriftus Dood te kunnen hoopen. Zullen wy de verfcheiden' Trappen van Lyden en Folteringen , die onze Verloffer betrceden moeft, overweegen en daarby Gelegenheid vinden, om ons over zyne volkomen Onfchuld , zyn Geduld , zyne Zagtmoedigheid en Ootmoedigheid te verwonderen: zo zyt daarom , Chriftenen ! ook fteeds gedagtig , dat Hy ons in dit alles een voorbeeld heeft nagelaaten , op dat wy zyne Voetftappen zouden naarvolgen. Dat Gevoelen zy dan in u, 't geen ook in Hem was. Wandelt in de Liefde jegens allen, gelyk ook, Chriftus ons heeft lief gehad. Ziet, onder Beproevingen en Verdrukkingen , op den overften Leidsman en voleinder uwes Geloofs, en leert van Hem Geduld en Zelfsverloochening. Dan, dan zal ons het aandenken aan zyn kruis en aan zynen Dood eerft nuttig en troofllyk worden. Dan zullen wy altoos van vreugde opfpringen in onzen Heiland , en Zalig leeven en fterven in het Geloove in den Zoon van God , die ons zo lief heeft gehad , en zig zeiven voor ons heeft over*  Jezus Kmisleer. = 5 overgegeven , op dat wy niet verboren zouden gaan, maar het Eeuwig leeven hebben. Amen. Heer onze Heiland ! laat ons allen , die uwen heiligen Naam aanroepen , meer en meer toenee. men in de Kennijfe uwer Genade. Neig ons hart tot het woord van uw kruis , op dat wy in de Overdenkinge daar van onzen Lufi hebben , het zelve ovenveegen , en ten Regel der Zaligheid houden mogen. Verhoede doch , dat niemant onzer dit dierbaar Woord, dat aller aanneeminge waardig is, misbruike' tot een oorzaak voor het Vleejch, tot eene verzekering in Zonden. Laat ons veeleer in volle overtuiging erkennen , dat Gy u daarom voor allen ter verlojfmg hebt overgegeven, op dat Gy de werken des Duivels zoudt verbreeken, ons van alle Ongeregtigheid reinigen , en ons door uwe groote Lief Je beweegen , om, als uw, Volk U in Heiligheid des Letvens te dienen. Uw voorbeeld moedige ons traagen aan , U op den weg der waarheid en Geregtigheid, zelfs in dagen van Angft en Benaauwdbeid , naar te volgen , en ons onder de Hand onzes hemelfchen Vaders te verootmoedigen. Ja ! maak Gy ons aan U , onder alle afwijfelingen dezes Leevens , tot in den Dood getrouw , op dat wy de Kroone B 5 des  26 I. Phed. Het Gewigt van Jezus Kruislesr. des Eeuwigen Leevens , als de koftelyke Vrugt van uwen Dood , eenmaal beërven , en u voor uwe onuitfpreekelyk groote Liefde , hier tydlyk en naamaals eeuwig pryzen mogen. Amen. TWEE'  TWEEDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS VOORZEGGINGEN VAN ZYN AANSTAANDE LYDEN EN STERVEN. Evangelie van Matthaus. XXVI: i — 5. En het gefchiedde, als Jezus alle deeze voorden geëindigd hadde, dat Hy tot Zyne DiJJipelen zeide ; gy weet, dat na twee dagen het Pafcha is; en de Zoon des Menfchen zal overgeleverd worden om gekruifi te worden. Doe vergaderden de Overpriejieren, en de Schriftgeleerden, en de Ouderlingen des Volks , in het Paleis van den Hoogenpriefler , die genaamd was Kajafas: en zy beraadjlaagden famen9 dat ze Jezus met Liftigheid zouden vangen en dooden. Doch zy zeiden , niet in het Feefi , op dat er geen oproer worde onder het Vj/L   TWEEDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS VOORZEGGINGEN VAN ZYN AANSTAANDE LYDEN EN STERVEN. INLEIDING. gehoon de Gefchiedeniflèn van Jezus lyden , waar van wy thands de overdenking in de Vreeze des Heeren aanvangen , onzen Heiland in zyne diepfte vernedering voorftellen : blyft Hy nogtans, zelfs onder deeze Belchouwinge, voor allen, die in Hem gelooven, goddelyk groot en hunnenEerbied waardig. Hy werdtwel, in deeze uuren der Duifternis, onder de Misdaaders gerekend, befchuldigd, veroordeeld, gehoond, gekruiftj Hy was thands de allerveragtlte en onwaardigfte, en na veele kwellingen cnBefchimpingen eindelyk in het Graf gelegd. Alleenlyk hy leedt onfchuldig, en was zig geener Zonden bewuft. Hy onderwierp zig vrywillig aan al zyn lyden. Hy leedt met een onverwinnelyk Geduld, Zagtmoedigheid en Standvaftigheid. En hy ondernam het lyden van zynen Dood tot Verlofling van het  30 II. Pred. Chrijlus Voorzeggingen vanhet Menfchdom, om allen , die Hem gehoorzaam zyn, eene oorzaak der eeuwige Zaligheid te worden. Allen, die hoopen den toekomenden Toorn te ontvlieden en Zalig te worden , bidden Hem den Gekruiften aan als hunnen dooiden Dood volmaakten Verlofler, en zingen ter zyner Eere het nieuw Lied: Het Lam, dat gejlagt is, is waardig te ontvangen de Kragt, en Rykdom, en fVysheid, en Sterkte en Eere, en Heerlykheid en Dankzegginge. (a) Het is er derhalven zoverre van daan , dat Jezus kruis en lyden , in wiens nuttige Gevolgen wy onderweezen zyn, voor ons eene Ergernis of Dwaasheid zouden wezen ; dat wy Hem daarom des te meer onzer Aanbiddinge, Vertrouwen en Dankbaarheid waardig agten , dewyl by zig om onzentwille zo diep vernederd heeft, en voor ons geftorven is. Wanneer wy hieraan geduurig gedenken ; zullenwe by allen en een ieder Deel van Jezus Lydens gefchiedenis reden en aanleiding vinden, om ons over zyne goddelyke Grootheid, de Verhevenheid en Heiligheid zyner Ziele, zyne onveranderlyke Liefde jegens de Menfchen, en zyne getrouwe Gehoorzaamheid aan zynen Hemclfchen Vader te verwonderen, en ons door , „ zulke (O Openb. V: 12.  zyn aanftaande Lyden en Sterven. 31 zulke overweegingen in ons allerheiligft Geloove te verfterken. De Heere zegene daartoe het woord van Chriftus Kruis in dit Uure! VERKLAARING. Onze gezegende Zaligmaaker voorfpelde- zynen Jongeren zynen aanftaanden Dood , en bepaalde den juiften tyd daarvan. De Overften der Jooden hadden wel reeds zynen Dood beflooten, doch wilden Hem op het Feeft noch vangen noch dooden- Onze Evangelift meldt deeze twee merkwaardige Omftandigheden in de woorden van onzen Tekfl, welken wy mft kortelyk zullen verklaaren , en daarna eenige Leeringen en vermaaningen daar uit afleiden, die onze volgende ftigting kunnen bevorderen. Jezus voorwift , wat hy volgens den Raad en Voorzienigheid van God moefte lyden, eer hy in zyne Heerlykheid inging , en dit zo wel als den beftemden Tyd van zyn Lyden maakte hy zynen Vrienden bekend, eer nog op aarde de eerfte fchikkingen om hem te vangen en te dooden genomen werden. Na dat hy alle deeze  32 II. Pred. Chrljius Voorzeggingen van ze Reden geeind'gd hadde , na hun , welken zyn Vader Hem gegeven hadt, den ganfchen Raad en wil van God wegens hunne Zaligheid verkondigd, en nog ten laatften van den grooten Dag der regtvaardige vergeldingen , en van zyne hcerlyke Toekomlïe om de geWeelc Weereld te oordeelcn, onderrigt te hebben, na het .eindigen van alle deeze Reden , fprak hy zyne Apoftelen dus aan : gy weet dat het na twee dagen Pafcha is ; en dan zal de Zoon des Menfchen ten Kruisdood worden overgeleverd ! Na twee dagen zal ik door de Oudften des Volksgevangen genomen , ter dood veroordeeld , den Heidenen overgeleverd , en tot het Kruis veroordeeld worden. Wel is waar , de Joodfchc Overheid hadt onzen Heiland reeds eènigen tyd befpied, en in hunne harten beflooten hem van kant te helpen: doch zy hadden toen nog geen openlyk befluit genomen , wanneeten hoe zy hem in hunne magt krygen en ter dood brengen zouden, zy dagten toen nog daar niet aan, om hem aan Pilatus over te geeven op dat hy, op zyn Bevél,gekruidmogte worden. Judas , de verraader , hadt zig by hen nog niet aangtbooden. Hoe zeer zy hem ook haatten , hoe vuurig zy zulks verlangden , was er  Zyn aanflaande Lyden en Steryen. 53 er nog geene waarfchynlykheid, dat zy hem zo fchielyk uit het Land der leevenden zouden kunnen wegrukken , noch dat ze hem voor het zeer naby zynde Feeft zouden opzoeken, een vonnis des Doods over hem vellen, en Pilatus fmeeken, Hem in deezen zo heiligen tyd te laaten kruifigen. Veeleer beflooten zy, fchoonte vergeefs, metalgemeene overeenkomft, het Feeft te laaten voorby gaan, en de handen aan hem nog niet te flaan, om onder het talryk aldaar verzamelde Volk, waaronder 3ezus zeerveele aanhangers en leerlingen hadt, geen opftand te verwekken. En nogtans wift Jezus bepaaldelyk te vooren, Wat hem naakte, wanneer en hoe hy zynen aardfehen Loop voleinden zoude, en de uitkomft toonde, dat hy de waarheid fprak. Dit moeft noodwendig zynen Apoftelen eert nieuw en fterk bewys geeven , dat Hij een waar Profeet en Gezant van God was, ja de Zoon, wien de Vader alles geopenbaard hadt? en wiens woorden zy de grootfte redenen hadden te gelooven. Zy, de Apoftelen, verwagtten toen nog het aardfeh en pragtig Koninkryk van den Mesfias, en verftonden daarom nog niet, 't geen hun zo duideiyk en omftandiglyk voorfpeld werdt. Maar dewyl c  34 II. Pred. Cbijlus Voorzeggingen van zy^ alles in het vervolg volkomen vervuld zagen , dat hunne Meefter hun te vooren verkondigd hadde; moeft het aandenken aan zyne woorden hun wankelend Geloof kragtiglyk onderfteunen, en, hoe veel Vrees en Bekommering hun hart ook ingenomen hadden , hen in hunne overtuiging beveftigen, dat Hy toch van God gezonden en zyne Leer waaragtig was. En deeze voorfpellingen van Jezus van alles, wat Hem zoude overkomen , hebben het bedoelde oogmerk by zyne Apoftelen bereikt. Dit blykt daar uit, dat de Evangeliften met zo veel zorgvuldigheid alles hebben aangetekend , wat Jezus te vooren van de omftandigheden zyns lydens getuigd hadde; zy zei ven merken ook aan, dat fchoon de Apoftelen hiervan in den beginne niets begreepen, zy nogtans na zyne opftanding zig herinnerden, dat Hy het hun voorfpeld hadt, en daarom geloofden zy de Schrift en het woord, dat Jezus gefproken had (b) . In dit vooruitzigt derhalven voorfpelde de Heiland zynen Vrienden den tyd en de wyze van zynen Dood, op dat zy zig aan zyne diepe Vernedering niet zouden ergeren ; en op dat ze gewigtige Gronden mogten hebben Q>) Joann. u. 22.  Zyn aanjkande Lyden en Sterven. 35 hebben om in het Geloof in zyntn Naam te volharden , fchoon zy nog niet volkomen inZagen, hoe God door Hem zyn volk verlos* fen zoude. Doch ook dit, myne waardfle Vrienden! verdient onze byzondere opmerkzaamheid, dat onze Zaligmaker van zynen aanftaanden en wreeden Dood, welke Hem wagtte , met zo verwonderlyke Gelatenheid en Bedaardheid van Gemoed fprake Hoe moedeloos en vertzaagd zouden wy Menfchert niet wezen, indien de wederwaardigheden, die ons bejegenen, ons te vooren bekend waren ? Hoe ligt zouden wy de Pligten van ons Beroep vergeeten? Hoe angftvallig zouden wy op ons behoud en zekerheid denken , en welke vrugtelooze poogingen zouden wy niet aanwenden om ons treurig Nootlot te veranderen! #n juiit daarom alleen houdt de alwyze God, onzealgoedeVa. der, het toekomende voor ons zwakken verborgen , en bereidt ons ongemerkt tot die Beproevingen en Verzoekingen, welken volgens zynen wil ons zullen overkomen, doch die zy ne Liefde voor ons draagelyk maakt. Onze godlyke Heiland was fterk en ftandvaftig ge. noeg om zyn zwaar lyden met eene volkomen bewuftheid te voorzien, e» dan nog in C % Gehoor-  36 ■ Chriftus Voorzeggingen van- Gehoorzaamheid jegens zynen hemelfchen Vader , en in de Liefde jegens ons, zyne broe deren, onveranderd tot den Dood, ja den Dood des Kruifes, te volharden. Hy wift alles, wat hem zoude overkomen. De voorneemens en beraadflaagingen zyner vyanden waren'hem bekend. Hy voorzag de ganfche fchriklyke reeks van Martelingen, Befchimpingen en Plaagen, die hem over het hoofd hingen. Alleen, hy fpreekt er geruft en gelaaten van met zyne vrienden, is er niet op bedagt, om zyne vyanden te ontvlugten, of zyn Lyden te ontgaan: maar zorgt alleen als een waar vriend voor zyne Apoftelen, om hen van deeze Gebeurteniflen te vooren te onderrigten, hunnen Moed optebeuren, en te verhinderen, dat hun Geloof in de volgende uuren van verzoeking niet mogte ophouden, ö! Welk eene Grootheid van ziel! en welk' een getrouwe Liefde jegens de zynen! Terwyl Jezus dus liefderyk bezig ware zyne , Disfipelen voor te bereiden tot dat gene , het welk over1 Hem komen zoude, vergaderden de Overpriefleren, de Schriftgeleerden en de Oudften des Volks, in het Paleis van den Hoogenpriefter Kajafas; en hielden raad, hoe zy Jezus vangen en dooden zouden.. Nyd en Haat tegan eenen' geagtea  Zyn aanjlaande Lyden en Sterven. 37 geagten en yverigen Leeraar der Waarheid en Geregtigheid bewoogen de Hooge Overheid des Joodfchen volks, om zig tegens den Gezalfden des Heeren te verzetten, en zy beflooten eenpaariglyk zynen ondergang. Hier aan bragt niet weinig toe Jezus laatfte en heerlykfte wonderwerk, de opwekking van Lazarus, die reeds eenige dagen in het Graf gelegen hadde; een Daad, die alleen, wanneer zy door geenen verkeerden Geeft gedreeven geweeft waren, hen hadt moeten overtuigen, dat onze Jezus van God gezonden, en, dat Hy die ware, welke komen zoude: deeze heerlyke Daad, waardoor zo veelen tot het Geloof in zynen Naam werden overgehaald, ontftak maar des te meer hunne woede en Boosheid, zo dat ze nu eerft met ernft begonden bedagt te weezen om Hem van kant te helpen Joann. xi.4753. Intuffchen wilden ze het Geweld, dat ze in handen hadden , tegen hem niet gebruiken, hem niet openlyk vatten , veroordeelen noch dooden, dewyl zy tegen zyne Leer en Wandel niets wiften voort te brengen, dat het oordeel der weereld kon doorftaan. Hun voorneemen was, zig met lift van zyn Perfoon meefter te maaken, en met zyn Leeven ook C 3 ^n®  II. Pred. Chriftus Voorzeggingen van zyne Gedagtenis van de Aarde te verbannen: hier over gingen alle hunne Raadflagen. Want zy zeiden; niet op het Feeft, op dat er geen oproer kome onder het Folk. Op een Feeft, dat onder hun Volk voor het heiligfte gehouden werdt, willen zy hunne handen niet bezoedelen met het bloed van hunnen Broeder, van wiens onfthuld hun hart hen overtuigde, op dat ze daar door niet onrein en onbekwaam mogten wezen om het Paafch-lam te eeten. (c). Maar voornaamlyk vreesden zy voor het volk (d). Ware er maar eenige vreeze voor God in hunne Zielen geweeft, dan zouden zulke booze Gedagten tegen eenen Regtvaardigen Man, die zig onder hen magtig in woorden en werken getoond had, in hunne harten niet zyn opgekomen. Schoon de vrees voor menfchen hen niet geheel van hun onregtvaardig voorneemen kon affchrikken, hieldt ze hen nogtans eenen tyd lang te rug, om hun Befluit ter uitvoer te brengen, en bewoog hen, op liftige middelen te denken om eenen algemeenen opftand te verhoeden. Dit aanmerkelyk en gewigtig on7 derfcheid is er tusfchen de vrees voor God ea Cc) Ve.g. Toan. XVIII. 55. (d) Luk. XXII. 2.  Zyn aanjïaande Lyden en Sterven. 39 en voor de Menfchen! Die God vreeft, haat alle Boosheid, en mydt ook verborgen zonden, wyl den Allerhoogften niets verborgen is. De Menfchenvrees wederhoudt ons alleenlyk onder zekere omltandigheden van openbaare Misdaaden, en dryft ons aan om lift en bedrog by onze boosheid te voegen , en alzo zonde op zonde te ftapelen. Dus te vreezen brengt ons flegts tot eenen grooteren val. De Joodfehe Overheid was bezorgt voor een opftand van het Volk , indien het op 't Feeft gefchiedde. Hoe gegrond fcheen deeze vrees te wezen ? Hoe groot was het getal der genen, die Hem als eenen grooten Profeet hoogagteden, der genen, die zyne heilige Redevoeringen met vergenoegen en voordeel hoorden, der genen, die zyn wonderdaadig vermogen tot hun eigen Heil of dat van de hunnen ondervonden hadden ? Hoe waarfchynlyk was het, dat.veelen van het Volk, dat om des Feefts wille uit alle deelen des Joodfchen Lands te Jerufalem tegenwoordig was, zig vereenigen , de Loslaatinge en Bevrijdinge van Hem, wien zy voor den Mesfias erkenden, met bidden of met geweld bewerken zouden ? En welke fchranderheid toonde dus in dit opzigt C 4 de  4$ Chriftus Voorzeggingen van de Joodfche Raad niet, dat zy beflooten, Jezus niet op het Feeft te vangen ofte dooden, op dat er geen oproer onder het volk ontftaan mogte ? Ondertusfchen was in den Raad des Allerhoogften beflooten, 't gene Jezus zo even zynen Vrienden betuigd hadt, dat hy nog ten tyde des Paafch-feeftes gevangen, den Heidenen overgeleverd, en gekruift zoude worden; het welk ook gefchiedde, fchoon tegen de Meening en het Voorneemen zyner yyanden. Eene onverwagtte omflandigheid , de aanbieding van Judas, den verraader, veroorzaakte deeze verandering , en verhaaftte den Dood onzes VerIpfTers. Dus blykf reeds hy den aanvang van de voor pns eeuwig gedenkwaardige lydensgefchiedenis onzes Heeren, hoe billyk en gegrond de Aanmerking zy, die zyne Apoftelen naderhand over deeze groote Gebertenis maakten: in der waarheid, zy zyn vergaderd tegens uwen heiligen Dienjiknegt, Jezus, welken Gy, o God! gezalfd hebt, om te doen, wat uwe hand en uwe raad te. voren bepaald hadden, dat gefchieden zoude (c). Naar het wys voorneemen des Almagtigen , 't welk beftaat tot in Eeuwigheid, moeft (0 Hand. der Ap. IV. t7, 28.  zyn aanjlaande Lyden en Sterven. 41 moeft de Zaligmaker der Weereld, ftaande het Paafch-feeft. , lyden en fterven, op dat Israël , welk toen te Jeruzalem verzameld was, dien zou leeren kennen , en het lyden , de onfchuld en geduld betuigen van Hem , welken God door de Opwekking uit den dooden bewyzen zoude den Heere zynen Gezalfden te wezen. Het woord van Chriftus , den Gekruiften , moeft niet vreemd of ongelooflyk voorkomen by hen, aan welken de Aposftelen het naderhand zouden verkondigen , en welken Hem, dien zyte vooren doorftokenhadden, door Geloove en Gehoorzaamheid zouden yerheerlyken. TOEPASSING. Laat ons deeze Befchouwing nog wat nader tot onzer Stigting aanwenden. Dat onze gezegende Verlofler den tyd en de omftandigheid van zyn zwaar en onverdiend lyden te vooren wift, en hetzelve zynen vrienden , ten hunnen befte , in de volmaaktfte Geruftheid van Gemoed te vooren bekend maakte , is voor ons, Chriftenen ! een duiC5 de  42 II. P red. Chriftus Voorzeggingen van delyk bewys, dat Hy zig vrywillig, uit Lief. de voor ons , in het lyden des Doods heeft overgegeven. Waarom was Hy niet bedagt op middelen, orn zig zeiven te behouden , voor zyne vyanden zig te verbergen , en hunne bloeddorftige handen te ontkomen ? Waarom riep Hy zyne Aanhangeren niet by een , om Hem te verdedigen , waarom zogt Hy geen beweeging onder het volk te maaken ? Waarom was Hy ook niet voor zig zeiven , maar alleenlyk voor zyne Apoftelen , bezorgt ? Hy die magt hadde zyn leeven af te leggen , wilde het uit Liefde voor zyne vrienden afleggen , en zig voor ons overgeeven tot eene Gaave en Offerande, Gode tot eenen welriekenden Reuk. En even dit verpligt ons des te fterker tot Dankbaarheid en Liefdejegens onzen dierbaaren Verlofier. Onze Ziele vergeete dan nooit, watHy omonzentwille gedaan en geleeden heeft , hebbe Hem lief , die ons eerft heeft lief gehad, zy fteeds gewillig te doen , 't gene Hy ons ge. booden heeft, om waardiglyk te wandelen volgens zyn Evangelie , in naarvolging van dat uitmuntend Voorbeeld , het welk Hy ons heeft nagelaaten. Het  zyn aanjfaande Lyden en Sterven 43 Het voorbeeld der Hoogepriefteren en Vaderen des Joodfchen Volks zy ons , Chriflenen! eene kragtige waarfchuwing tegen de by God zo zeer gehaate zonde van Huichelaar y en Valfchheid. Deeze lieden hielden de dagen , waarin zy vergaderden, en liffige aanflagen fmeedden tegens het Leeven van den Regtvaardigen , voor Heilige dagen , en wilden oolc daarom , geduurende het Feeft , hunne handen niet flaan aan Hem, welken zy toch zon. der Oorzaake hateden. Ondertuflchen maaken zy geene zwaarigheid, hun hart, op deezen heiligen tyd , met booze en moorddaadige gedagten te ontreinigen. En toen zig naderhand eene gunftige gelegenheid aanbood , zig van den Perfoon onzes Heilands te verzekeren, verdween ook weldra deeze Tederheid ten opzigte van het Feeft. Zy verhaafteden zig alleenlyk des te meer , en gebruikten allen Lift en Geweld , om het Volk over te haaien en te bewilligen in de Veroordeeling onzes Heeren, en Pilatus te noodzaaken , Hem zonder uitftel te doen Kruifigen , op dat zy nog , hoe weinig hun hart daar toe ook voorbereid ware, Paafchen mogten houden. O ! welk een Gruwel moet doch voor U, alweetende God die harten  44 II. Pre d. Chriftus Voorzeggingen van tenen nieren beproeft! een Huichelaar zyn, die alleenlyk tot U nadert met den monde, die alleenlyk U vereert met de lippen , wiens Hart verre van U vervreemd is , en zig aan uwe Geboden niet onderwerpt! Welke na den oiterlyken fchyn yvert voor uwe Geboden, en m de daad een Overtreeder en veragter derzelven is! WelkeUw Verbond in zynen mond neemt, en ten gelyken tyde uwe Regten met voeten treedt ! Met welken ernfl betuigt Gy van zuiken geveinsden : te vergeefs eert gy my ! Myne Ziel1 haat uwe gezette Hoogtyden. En als gy uwe handen tot my uitbreidt , zo verberge ik myne oogen voor u , ook wanneer gy uw Gebed vermenigvuldigdt } ik hoore u toch niet , want uwe handen zyn vol bloeds. (e) Laat ons toch nimmer vergeeten, dat onze uitwendige Godsdienft geheel ydel en onnut is , wanneer wy onze harten en onze tongen niet bedwingen , en dat dan eerft deeze Godsdienft zuiver en Gode welbehaagelyk zyn kan, wanneer wy ons zeiven onbefmet bewaaren van de zonden der weereld , en ons hart in eene geftaadige en opregte Liefde jegens God. Zie Jak.I: 26. en 27. Dat Matth. XV: 7,— 9. jez. ï: ,4 , J5.  zyn aanjlaande Lyden en Sterven. 45 Dat mettegenftaan.de het opzet en den aanflag der Joodfche Overheid , de Allerhoogfte alles alzo wifte te bellieren , dat naar zynen alwyzen Raad , en volgens Chriftus woorden , onze Zaligmaakqr op het Paafch- feeft lyden , en als het onfchuldige Lam Gods voor de Zonden der weereld geflagt moefte worden , dit moet ons verfterken in ons vertrouwen op den Heere onzen God , dat alles afhangt van zynen wil , en dat Hy alles, wat in zynen Raad over ons beflooten is , heerlyk zal weeten uit te voeren. De Heere vernietigt den Raad der Heidenen , Hy breekt de Gedagten der Volken. Maar de Raad des Heeren beflaat in Eeuwigheid ; de Gedagten zyns harten van Gejlagte tot Gejlagte. (f) En daarom zal alle de aarde Hem vreezen. En daarom kunnen en zullen ook zy , die Hem vreezen , op zyne Goedheid hoopen , onder de fchaduwen zyner Vleugelen Toevlugt neemen , en zeggen : de Heere is myn Helper » ik wil niet vreezen , wat kunnen my de menfchen doen ? Zalig hy , die dit zonder tegenfpraak van zyn Gewiüe zeggen kan ! Schoon hy wel niet geheel hier op aarde vry zal zyn van alle wederwaardigheden en Vervolgingen, zal (ƒ) Pf. XXXIII: 10', 11.  46 II.PrEd. Chrift.Poorz.vanzyn aanjlaande enz. zal het hem nogtans niet aan Trooft ontbreeken , en hy zal , naar het Voorbeeld van den Leidsman en Voleinder, zyns Geloofs in zyne uuren van Benaauwdheid ftil en geruft zyn in zynen God , van wien alle zyne hulpe komt! Amen 1 DER-  DERDE PREDIKAATSIE OVER CHRISTUS LIEFDERYK OORDEEL WEGENS ZEKERE DAAD ZYNER VRIENDIN, WELKE DAAR OVER DOOR ALLE ZYNE APOSTELEN BERISPT WERDT. Evangelie van Matthcrus XXVI: 6 — 13. Als nu Jezus te Bethanie was ten huize van Simon den Mehatfchen: kwam tot hem eene Vrouwe, hebbende eene Alabafter Vlejfche, en gootzt uit op zyn hoofd, daar hy aan tafel zat. En zyne Disf pelen dat ziende vamen het zeer kwaalyk, zeggende: waartoe dit verlies ? want deeze Zalve hadt diere verkogt, en het Geld den ar' men gegeven konnen worden. Maar Jezus zulks verftaande , zeide tot hen : waarom doet gy deeze Vrouwe moeite aan ? want zy heeft een goed werk aan my gewrogt. Want de armen hebt gy altydmet ü, maar My hebt gy niet a'tyd. Want als zy deeze Zalve op myn Lighaam gegooten heeft , zo heeft zy 't gedaan tot myne Begraafenisfe. Voorwaar zegge ik u, alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden, in de geheele Weereld, aldaar zal ook tot haarer gedagtenisfe gefproken worden van '£ gene zy ged.ian heeft.   DERDE PREDIKAATSIE OVER CHRISTUS LIEFDERYK OORDEEL WEGENS ZEKERE DAAD VAN ZYNE VRIENDIN, WELKE DES WEGENS DOOR ALLE ZYNE APOSTELEN BERISPT WERDT. INLEIDING. JEJet is een merkwaardig , waaragtig en troortryk gezeg , waarmede de Evangelift Joannes de Lydens gefchiedeniffen van Jezus aanvangt : alzo hy de zynen , die in de weereld waren , lief hadde, hadt hy hen lief tot den einde («). Jezus gaf ons allen in het laatfte toneel van zyn aardfche Leeven het grootfle Bewys zyner Liefde , dat hy zig voor onze Verzoening overgaf, en zyn Leeven voor het leeven der Weereld opofferde. Want niemant heeft meerder liefde als deeze , dat iemant zyn Leeven zette voor zyne Vrienden. Qb) Daar- en- (<0 Joann. XIII: I. (b) Ibtd. XV: 13. D  5o IJI.Pred. Chrijlus üefderyk Oordeel enboven toonen Jezus laatlte Reden en Handelingen byzonderlyk , hoe teder en beflendiglyk hy hen beminde, met welken hy op aarde verkeerd hadde, en die Hem als hunnen Meefter gevolgd waren. Met welke Vriendelykheid bejegende hy hen nog zelfs in de laatfto dagen ? Hoe' veel Gelatenheid en Geduld bewees hy nog jegens hen voor hunne groote zwakheden en ftruikelingen ? Hoe minzaam tragtte hy nog hen voor te bereiden tot zyne en hunne aanftaande uuren van Verzoekinge ? Hoe tederlyk zorgde hy daar voor, dat hun Geloove niet ophieldt ? En hoe fterk leerde hy hen door zyn eigen Voorbeeld , liefderyk van anderen te oordeelen, en zig ootmoedig en zagtmoedig jegens allen te gedraagen ? Alfchoon hy wift, dat zyn tyd gekomen ware , en dat hy uit de weereld zoude gaan tot den Vader, die Hem alles hadde in handen gegeven beminde hy nogtans hen , die in de weereld waren , tot den einde. Hier van zullen wy een bewys vinden in dat Deel der Lydens-gefchiedeniffen, het welk heden onzeaandagt en Oplettendheid zal bezig houden. God zegene deeze Overdenking rykelyk aan onze zielen ! VER-  «ver de Zalving van Maria. 51 VERKLAARING. De in onzen Tekft vermelde Gefchiedenis gebeurde aan het huis van eenen zekeren Si. mon, welke den bynaam hadt van den Melaatsen , dewyl hy langen tyd aan Melaatsheid krank geweeft > en van die Plaage door Jezus wonderkragt genezen ware. Terwyl deeze Man zynen weldoener en Leeraar vriendelyk onthaalde, kwam er eene Vrouwe, en Zalfde Jezus met eene koftelyke Zalve. Uit het geheel overeenftemmend verhaal van Joannes , ( XII: 2 — 8 ) blykt, dat het Maria, de zuster van Lazarus en Martha, geweeft ij , waar van in onzen Tekft gefproken wordt. Deeze daad van Maria werdt op eene zeer verfchillende wyze beoordeeld. De Apoftelen berifpten haar allen, en eenigen zelfs met Bitterheid. Maar Chriftus billykte en prees haar, en beval heure Gedagtenisfe aan allen, welken de blyde Boodfchap van zynen zoendood zouden hooren of verkondigen. Dit onderneemen zyner Vriendin verdient dus volgens deeze Uitfpraak onzes Heeren alle onze Opmerkzaamheid , en wy zullen overzulks volgens aanleiding van onzen Tekft D * 1° Eer-  51 III. Pam. Chnjlus ïiefdcryk Oordeel Eerftlyk voorftellen , wat , volgens het Oordeel der Jongeren , in deeze Daad berispelyk ware , en waarom de Heere haar met zyn Lof en Goedkeuring vereerde. Ten tweede :' Zullen we eenige gewigtige Leeringen tot byzondere ftigting daar uit afleiden. 1° Wanneer Judas alléén de gemelde Daad van Maria gewraakt hadt , behoefde dezelve geene Verdediging; het booze hart deezes menfchen , die zig ras hier na door zyne Verraadery en Trouwloosheid openbaarde , beneemt zyne Beoordeelingen alle waardy , en laat ons naauwlyks vermoeden , dat in eene zo boosaartige Ziele eenige waarheid of wysheid ge' woond hebbe. De Berifping van eenen gierigen flaaffen , en baatzugtigen Menfch , is niet zelden de grootfte Loffpraak , welke eene waarlyk grootmoedige en belangelooze Daad verwagten kan ! Maar dewyl ook de overige Apoftelen, die geenszins onder het vermoeden van eenige Boosheid en Verkeerdheit van harten leggen, fchier uit eenen mond een ongunftig oordeel over Maria's doen geveld hebben : ja deeze handeling inderdaad berifpelyk fchynt , wanneer men haar flegts oppervlakkig befchouwt: zo zullen wy het loflyke daar  «ver de Zalving van Maria. 5% daar van niet eerder in overwceging neemen , voor dat wy getoetft en onderzogt hebben alles, wat de Apoftelen daarin berifpten, en met grond fchynen berifpt te hebben. De koftbaarre uitgifte, door deeze Zalving veroorzaakt, fcheen onnut te wezen, en ze heeft daarenboven het aanzien, dat ze veel beter hadt kunnen befteed worden. Beiden bemerkten en beriipten Jezus Apoftelen. Eerftlyk : Kwam hun deeze uitgift geheel onnoodig voor. Want fchoon men in het Oosten wel gewoon ware , zyne Gaften , voor welken men eenige Agting hadde , te zalven :• gefchiedde dit , behalven by ,ds Rykften en voornaamften , altyd met gemeene Zalve of Olie. Maria in tegendeel gebruikte eene zeer koftbaare zalve , en wel in groote overdaad. Daarenboven willen de Apoftelen wel , dat hunne Heeren Meefter geene weereldfche Eer ■ betuigingen van hen begeerde , en dat hy dit Teken van Liefde en Eerbied allergunftigft zoude aangenomen hebben , zo het met veel minder koften ware gekogt geworden. Daarom mompelden zy onder elkander : waartoe dient deeze Verkwiftingl Gy hebt uwe Olie en Moeite verboren. Deeze Koften zyn onnut verfpild geworden. D3 Itn  54 Hl. Pred. Chriftus liefderyk oordeel Ten tweede : Eene andere Tegenwerping der Jongeren hadt nog meer fchyns ; te weeten dat het Geld , waar voor deeze Zalve gekogt ware , veel beter befteed en aan den Armen hadt kunnen gegeven worden. In den mond van eenen Judas zouden deeze woorden van geen gewigt geweeft zyn : Want deeze zeide dit niet , gelyk Joanncs uitdrukkelyk aantekent CCap. XII: f. 6.), uit Bekommering voor de Armen , maar om zyn eigen , onregtvaardigen Gewins wille. Maar de overige Apoftelen hadden werkelyk van hunnen Meefler geJeerd de Noodzaaklykheid en voortreffelykheid der Pligten van Liefde en Goedheid , en vonden reeds in derzelver Beoefening een wezen, lyk vergenoegen. Daarom bedroefde het hen uit een redelyk gevoelen , dat Maria, om eene in zig zelve onnutte Eerbetuiging , hun de gewenfehte Gelegenheid benomen hadde, om veele hongerigen en dorftigen te verkwikken. Deeze Zalve hadt dier verkogt > en het geld daar van aan den Armen gegeven kunnen worden. Dit immers is onloochenbaar , dat eene Daad, waar door veele Elendigen kunnen geholpen worden , te ftellen is boven eene andere, die blootelyk beftaat in zekere PJigt - pleeging, en »och aan hem , waar aan ze beweezen wordt, noch  tv er de Zalving van Maria. 55 noch aan anderen eenig wezenlyk voordeel verfchaft. Van deezen kant zagen Jezus Apofte-' len dit doen van Maria aan , en verklaarden het voor onnut en onbetaamelyk. Maar de Reden , waar mede Jezus Maria verdedigde , fielt ons haare verrigting van eene andere en betere zyde voor. Hy beantwoordde eerfl de Tegenwerpingen der Apoftelen , en toont hun daar na , hóe pryswaardig deeze daad zyner Vriendinne ware. De Jongeren hadden deeze Zalving met eene koflbaare Zalve als eene Verkwifling berifpt, maar Jezus antwoordt hun , dat deeze Zalve tot geen beter en gefchikter Einde hadt kunnen gebruikt w.orden. Zy heeft een goed werk aan my gedaan , aan My, dien gy niet altyd zult by u hebben, aan My , dien zy erkent voor den Zoon des Allerhoogften , can My, voor wien zy eene zo groote Hoogagting heeft, dat niets van haare Goederen heur zo dierbaar is , dat zy niet om mynentwille zou willen opofferen en daarvan affland doen. En dewyl daarenboven Maria niet arm ware, en haar edel Karakter ons geen twyfel overlaat , of zy zal , by alle gelegenheden de armen, naar haar vermogen, onderfteund hebben , kan men de uitgifte } welke zy ter Eere van haaren waardigen LeerD 4 aar  56 III. Pred. Chriftus lief'dcryk Oordeel aar en Vriend maakte , met geenen grond als Verkwifting berifpen. Het is billyk en pryflyk den armen wel te doen ; doch het is ook niet minder billyk en pryflyk, zynen Vrienden Bewyzen zyner Hoogagting, welke men hun toedraagt, te geeven , en zich dankbaar voor hunne Onderwyzingen te toonen. Dit moot men doen en het andere niet nalaaten. Wat doet gy haar moeite aan ? Zy heeft een goed werk aan my gedaan, De armen hebt gy altyd met u, maar My niet. Dat deeze daad van Maria geene Berisping , maar veeleer Lof verdient, blykt nog meer, wanneer wy die volgens de Meening en Oogmerken van deezen Godzaaligen Perfoon befchouwen. En moet niet een ieder goed werk aldus befchouwd worden ? God , onze Regter in de Hoogte , beoordeelt ons immers naar de Opregtheid onzer harten , en qnze godlyke Verlofler, welke wift, wat in den Menfch was, toetfte volgens dien zelfden onbedriegelykcn Regel het Hart van Maria, en vondt haare daad Lof en Goedkeuringe waardig. Zy verrigte in der daad een goed Werk, dewyl zy het in den Geloove, uit Liefde, en in Ootmoedigheid des Harten decdt. -Eerftlyk was dit Werk een bewys, dat Maria  ever de Zalving van Maria. 57 ria geloofde aan de Woorden van Jezus, dat hy fchielyk uit de weereld tot den Vader gaan, en binnen kort fterven zoude , waar van de Apoftelen nog niets begreepen, dewyl zy nog altyd het aardfche Ryk van den Meflias verwagteden. Het Hart van Maria, dat vol was van Hoogagting en Genegenheid voor Jezus, voorfpelde haar door een treurig voorgevoel, dat de Tyd naby was, waarop hcure Heer van haar zou worden weggenomen. Daarom nam zy de eerfte Gelegenheid, die zig aanboodt, waar , om Hem , aan wiens voeten zy zo dikwyls gezeten , uit wiens Mond zy zo menigmaal woorden des Eeuwigen Leevens gehoord hadde , nog een openbaar bewys van haare beftendige Hoogagting tegeeven. Zy zalfde Christus , als eenen dierbaarcn Vriend , wiens Dood aanftaande was. Aldus verklaarde de Heere deeze Verrigting. Zy heeft een goed werk aan My gedaan , dewyl zy in myn woord gelooft , dat Ik niet lange meer by u zal zyn. Zy heeft met een bedrukt en bedroefd harte myn Lighaam gezalfd , als dat van eenen Vriend, welke ras aan haar Gezigt ontrokken , en in het Graf gelegd zal worden, en Ik zie dit aan als een Voorbereiding tot myne Begraafeniffe • en ik verzekere u op nieuw , dat de Tyd van D 5 myn  58 III. Pred. Chriftus Liefderyk oordeel myn verfcbeiden zeer naby is, dat ik ras zal fterven en begraaven worden. Op eene gely ke wyze fchryft Paulus van zynen kort aanftaanden Marteldood aan Timotheus : ik worde op' geofferd , het Drankoffer is reeds over my uitgegooten , en ik ben reeds tot een flagtoffer beftemd , en de tyd myner ontbinding is aan/taande Even zo gelaaten dagt thands de Heiland aan zynen Dood , erinnerdedenzelven dikwyls aan zyne Disfipelen , vermaande hen ook by deeze Gelegenheid , Maria in haar Geloof te volgen , daar na haare Handelingen te toetfen, en dan liefderyk van haar te oordeeJen. Zy heeft een goed werk aan my gedaan, dewyl zy gelooft, dat ik wel ras zal fterven en begraaven worden. Met dit geloof verbondt zig de tederfte en opregtfle Liefde jegens Jezus. Het kwam daarenboven den naiiflen Vrienden toe , het afgeftorven' Lighaam van hunne Bloedverwanten en Aanhoorigen, welken zy in byzondere waarde hielden , door Zalve en Speceryen tegen een al te fchielyk Bederf te bewaaren , en daar door te betuigen , hoe zeer zy wenfchten , ten minften nog een dood Beeld van hunnen verflorven' Vriend een tyd (20 2 Tim. IV,- 6.  tver ie Zalving van Maria. 59 tyd lang te bewaaren, en zig daar door eenen kleinen Trooft tegen zyn Verlies te verzorgen. Deezen laatften , deezen treurigen Pligt der Liefde , wilde Maria aan haaren waardigen Leeraar en Vriend betoonen , terwyl zy daar toe nog Gelegenheid hadde , en niet kon voorzien , of zy deeze Eer wel zou kun nen bewyzen aan het Lighaam van Jezus , wanneer zyne Vyanden hem zouden van kant geholpen hebben. Door deeze Zalving betoonde zy dus, welke Liefde zy voor Jezus voedde, hoe na Hy haar aangehoorde, hoe gevoelig zyn verlies haar ware, en welke Eer zy Hem waardig agtte. Men kon uit deeze haare Daad befluiten, hoe veel Liefde zyvoor Jezus hadde, gelyk onze Heiland , by een ander voorval , oordeelde van eene Vrouwe, welke onder veele Traanen zyne Voeten hadt gezalfd , dat zy hm veel hadde liefgehad ( c). Ja ! deeze Daad van Maria pryft zig ook aan door|de Deemoedigheid haares harten, welke zy daarby te kennen gaf. Hoe ligt kon zy vermoeden, dat men nadeelige Beoordeelingen over haar maaken zoude? Dan zy ging hier in met haar harte te raade, hoorde alle liefdeloo- ze (c) Luk. VII: 44 47-  60 III. Pred. Chriftus liefderyk Oordeel ze Oordeelen met Gelaatenheid aan , en was in het goede Vertrouwen, dat heure Heer en Meefter , welke s'menfchen binnenfte kende , alleen naar Billykheid haare Meeningen en Oogmerken beoordeelen, en dit teeken haarer Liefde niet veragten zoude. En deeze heure Hoop bedroog haar niel* Jezus verzekerde haar op eene plegtige wyze , dat overai waar het Evangelie van Hem, den Zaligmaker der weereld, gepredikt wierdt, ook aldaar tot haaren Roem en Gedagtenis zou vermeld worden , wat zy aan Hem gedaan hadt. De afgunftige Judas wilde heure Gedagtenis een' Vlek aanwryven, maar huere minzaame Meefter rigtte haar een Gedenkteken op, 't gene tot aan het Einde der Weereld zoude duuren. Hy, wiens Oogen tot in de afgelegenfte Tyden doordrongen , verzekerde, dat aan alle Oorden der Weereld, waar de Chriiïlyke Godsdienft zou worden aangenomen, overal, waar de Gedagtenis van den Heiland der Weereld , welke zig uit Liefde voor ons in den Dood overgaf , in zegen zyn zoude, dat ook aldaar de Liefde van Maria jegens haaren Heer en Leeraar geroemd , en den Chriftenen als een'waardig Voorbeeld ter Naarvolging voorgefteld zou worden. Deeze Uitfpraak van Jezus  «ver ik Zalving van Maria. 6r zus gaf den Evangeliften Gelegenheid , deeze Gebeurtenis omftandiglyk te boek te ftellen. Daar de Apoftelen uit hunne Ervaarenis naderhand erkenden , dat het Geloof van Maria zeer wel gegrond ware , en dat zy daarom pryflyk gehandeld hadde , dewyl zy het koftelykfte , dat zy bezat , niet verfchoonde , om daar door heuren Heer , zoo lang hy leefde , haaren Eerbied en Hoogagting te kennen te geeven : zo vergoedden zy naderhand hun al te haaftig Oordeel over deeze haare Veriigting, door een getrouw berigt te geeven van deeze haare zo roemwaardige Gefchiedenis, beveiligden daar door de Waarheid van Jezus woorden, en vereeuwigden het Aandenken deezer vroome Vriendinne onzes Heeren by allen , die den Naam van Chriftus aanroepen , en bekennen, hoe billyk het zy , Hem te beminnen , die ons eerft en zo groot heeft lief gehad. Zo gezegend is de Gedagtenis van den Regtvaardigen en Regtfchaapen' Menfch. Deeze daad van Maria, hoe weinig opziens ze in zigzelve ook maakte , verwierf den Lof van God en Menfchen , en verbond de Gedagtenis haares Naams aan de onuitwiflèlyke Nagedagtenis van hem , wiens heerlyke Naam gepreezen wordt tot  éz III. Pr e D. Chriftus liefderyk Oordeel tot in Eeuwigheid. Na dat de Daaden van veeJe Helden en beroemde Wyzen, welken de Opmerkzaamheid der geheele Weereld fchynen na zig te trekken , lange in Vergeetenis zullen begraaven wezen; nadat zelfs veele Martelaaren , wier Lighaamen om der waarheid's wille zyn verbrand geworden , het aandenken van hun heldhaftig Geloof op de Aarde zullen verlooren hebben ; zal nog deeze daad van Maria, welke alle haare waarde ontvangt uit de Opregtheid haarer Liefde jegens Jezus, en uit de Redelykheid van heur hart, dan zal deeze nog den Tyd trotfeeren en haare Gedagtenis in Zegen blyven ! Waar nog in onze dagen het Woord van Chriftus, den Gekruiften, gepre-, dikt wordt , aldaar wordt nog met Roem aan de Liefde deezer Vriendinne van Jezus gedagt. Van toen aan , kan men ook van haar zeggen , gelyk van Maria de Moeder van Jezus gezeid werdt , yan toen aan pryzen haar Zalig alle Kinderen der Menfchen ! TOEPASSING. Ook onder ons , myne waardfle Vrienden in den Heere! wordt nog het Euangelium van Christus  «ver de Zahmg van Maria. 63 tus gepredikt, en de redelyke Liefde en Hoogagting van Maria voor onzen Heer geroemd. Laac ons derhalven uit het gene ons van haaren onfterflyken Roem gemeld worde, nog eenige Leeringen der waare Wysheid ontleenen. Eerjtlyk : Beveiligt de verklaarde Gefchiedenis de zo gewigtige als trooltryke Waarheid : dat, wanneer de Menfchen naar het uiterlyke van ons oordeelen, en dus, gelyk zeer dikwyls gebeurt , valfelyk oordeelen , God, onze opperde Regter , alleen het Hart befchouwt , en volgens deszelfs Gefchiktheid oordeelt. Onder alle heure bekenden en Vriende vondt Maria niemant, welke het pryswaardige van haar werk inzag , openbaarde en verdedigde, dan Hem, die fcherper ziende dan gemeene Menfchen, haar hart kon beproeven, en haare Gevoelens én Oogmerken kennen. En met dit Oordeel te vreeden , verlangt zy noch naar de Loffpraak van menfchen , noch laat zig ontruften door de Berifpingen der overige Jongeren. Welk eene Trooft voor allen , welken, gelyk zy , zig bevlytigen op een rein Harte , en in wier Geeft geene Verkeerdheid is ! Moeten zy zig zeer dikwyls blootftellen aan de fcherpe en liefdelooze Oordeelen hunner Evennaaften ; kunnen  6*4 III. Pred. Chriftus Liefderyk Oordeel nen zy het dikwyls , by alle voorzigtigheid in hun Gedrag , niet vermyden, dat de Menfchen , welken alleen het uitwendige hunner Daaden befchouwen, hun valfe Oogmerken toefchryven , en hunne pryswaardigfte Handelingen bitterlyk berifpen : wat kan hen meer geruft ftellen en bevredigen, wat kan hen fterker aanmoedigen tot werken van Liefde en Grootmoedigheid , fchoon de Weereld daar op geene agt geeft, dan zig voor te ftellen, dat God het Hart aanziet, dat Opregtheid Hem aangenaam is, dat Hy de verborgen Dryfveeren onzer Daaden kent, en naar waarheid en Liefde van ons oordeelt ? O ! hoe kragtiglyk wordt een Christen , wiens Ziele deeze Waarheid gevoelt, aangemoedigd en opgewekt tot alles , wat regtvaardig , waaragtig en pryswaardig is ! Berifpt dan maar altyd, gy zyne Mededienftknegteh , gy onbevoegde Regters , berifpt altyd de fchoonfte zyner Daaden ; noemt dan maar het Werk zynes Geloof, den Arbeid zyner Liefde, onnut, verdoemt maar altyd zyne vermoede Oogmerken : zyn Getuige is in den Hemel, die hem kent is in de Hoogte. God is niet onregtvaardig , dat Hy zyn Werk en zyne Liefde vergeeten zoude. In den Hemel worden alle die genen onzer Daaden ge- billykt,  over de Zalving van Maria. 6$ billykt, welken uit eene reine Liefde voor God voortvloeijen, alfchoon men haar op aarde loochene ! En deeze is de tweede Leering , welke ons het geroemde Voorbeeld van Maria gecfc, dat in alles , wat Gode welbehaagelyk zal wezen, eene waare Liefde en Hoogagting voor onzen Schepper en Verlofler in ons de Beweegreden moet worden tot alle goede werken. Deeze Liefde tot God moet onzen ganfchen wandal , allen Arbeid van ons Beroep, doclrbyzonderlyk onzen Godsdienft en Godsdienstige Oefeningen heiligen, en den Allerhoogften doen welgevallen. Eene öpregte Liefde tot Jezus , haaren waardigen Leeraar en Meefter, bewoog Maria Hem nog een openlyk Bewys haarer onverandêrlyke Hoogagtinge te geeven, dewyl zy geloofde , dat zy Hem ras door den Dood zoude verliezen, fchoon zy de Nuttigheden en de gewigtige Eindens van zynen Dood nog niet duideiyk begreep. En dewyl wy nu volkomen onderrigt zyn wegens deszelfs zalige Gevolgen , hebben wy tot1 het ged_r.ken aan Jezus Dood een des te kragtigcr D; angmiddel om Hem lief te hebben en te eerbiedigen. Daartoe behooren wy dan de Gedagtenis van den Dood onzes Heeren, welke zyne Gemeente in deeze E Ly-  66 lil. Pred. Chriftus Liefderyk Oordeel Lydens - weeken , en op eene meer byzondere wyze by het Heilig Avondmaal viert, aan te wenden , op dat we ons geduurig ft erker overtuigen , dat de Heiland , die de Zonden der Weereld gedraagen, en zig ook voor ons Gode tot eene offerande heeft opgeofferd , ten hoogften waardig zy , door allen , die zynen Naam noemen , bemind, eeuwig bemind te worden ; waar door het dan ook onze Pligt is , gewillig te doen , dat Hy ons gebooden heeft , op dat wy in zyne Liefde mogen bly. ven, en aldus behouden worden tot Zalig, heid. Hoe gezegend zal dan Jezus Zoendood voor ons wezen ! Hoe verzekerd kunnen wy dan zyn , dat deeze heilige Plegtigheid van onzen Chriflelyken Godsdienft Gode aangenaam, en ons nuttig zal wezen ! Laafilyk : Leere Jezus Voorbeeld ons, hoe wy van onze Broederen naar waarheid en Liefde moeten oordeelen. Terwyl onze Heer zynen aanftaanden Dood zig erinnerde; ontfchuldigde hy niet alleen , maar prees ook 'dat Werk van Maria, waar in anderen zo veel' te berispen vonden. Het geduurig en ernftiglyk denken aan onzen Dood ls een zeer bekwaam Hulpmiddel om ons te bewaaren tegen de Verzoeking, om liefdeloos vaa anderen te oordeelen. Ach! gy die uwen  over de Zalving van Maria. 67 uwen Naaften zoo verineeten en onbillyk oordeelt , zyne werken zo (pottend doorhaalt, en alles op het ergfte uitlegt, gy zyt gewiffelyk vergeten , dat gy fchielyk fterven , en voor den hoogften Regter der Aarde verfchynen zult ! O ! hoe, fchielyk zouden de flaaffe Beweegingen van Nyd , Baatzugt en Trotsheid in uwe Zielen gedempt worden , indien gy ernftiglyk bedagt , hoe fchielyk gy moet fterven en tot uwen Regter naderen. Tragt dan eerft , door het gedenken aan uwen Dood , deeze booze Beweegingen te onderdrukken ; dan zullen onze Oordeelen over anderen billyk en liefderyk worden. Dan zullen we ons gewennen , van ons en anderen alieenlyk volgens de waarheid en Opregtheid te oordelen; en daarwy de Oogmerken van onzèn Evennaaften niet grondig kunnen ontdekken, en maar alieenlyk vermoeden ; zullen wy in onze Oordeelen over onze Broederen behoedzaam worden, om ons zeiven des te geftrenger te beproeven, en op de Redelykheid onzer Oogmerken te Ietten. Bevlytigen we ons op die wyze in de Liefde jegens onzen Naaften; dan zal dezelve in Vergelding ons het aandenken onzes Dood verkwikkelyk maaken. De Liefde en Barmharhartigheid beroemen zig tegen het Oordeel; geE z draagen  <58 III.Pred. Chirijlus Liefderyk Oordeel enz. drasgen zig gelaaten, wen anderen ons berispen, en kwaad van ons fpreeken, zo zy daarin maar geen Waarheid fpreeken ; en ze verblyden zig daarin , dat de Heere het is, die ons oordeelt, welke gewisfelyk te zyner Tyd komen , dat in 't verborgen ;'s aan het Licht brengen, en den Raad des Harten openbaaren zal. Als dan zal eenen iegelyk zyn Lof van God wedervaa-' ren. Amen. r i er.  VIERDE PREDIKAATSIE OVER HET HOOGST GODLOOS EN AFSCHUWELYK VOORNEEMEN VAN DEN APOSTEL JUDAS, pM JEZUS ZYNEN MEESTER TE VERRAADEN. Evangelie vai Lukas XXII. 3 — 6. En de Satan voer in Judas, die toe genaamd wks Iskarioth , zynde' uit het getal der Twaalven. En hy ging heen, en /prak met de Qverpriejïeren en de Hoofdmannen, hoe hy Hem aan Mn zoude overleveren. En zy waren verblyd, en zyn het eens geworden , dat zy hem geld zouden geeven. En hy beloofde het, en zogt gelegenheid, om Hem can hun zonder oproer over te leveren.   VIERDE PREDIKAATSIE OVER HET HOOGST GODLOOS EN AFSCHUWELYK VOORNEEMEN VAN DEN APOSTEL JUDAS, OM JEZUS ZYNEN MEESTER TE VERRAADEN. ^INLEIDING. G elyk de Lydens-gefchiedenis van Jezus ons, aan de eene zyde, een Patroon levert van de zuiverfte Onfchuld, en van eene beproefde, onberispelyke en beftendige Deugd: zo toont zy ons aan den anderen kant merkwaardige voorbeelden van s'Menfchen groote Verdorvenheid, en byna ongeloofiyke Godloosheid. Het Gedrag van onzen Heiland bleef, onder al zyn lyden en verzoekingen, zig zeiven al tyd gelyk, altyd verftandig, altyd regtmaatig, altyd pryswaardig, en draagt het Getuigenis van eene bewaarde Regtfchaapenheid en aanhoudende Godzaligheid. Het gedrag integendeel zyner Tegenfpreekeren ontdekt de Diepte der Boosheid, waarin de Menfchen vervallen kunnen, in wier Harten geen Vreeze voor God is, en die zig E 4 alleenlyk  72 IV. Pred. Judas affchuwelyk voornemen Jyk door hunne Driften en de Liefde deezer Weereld laaten beheerfchen enbeftieren. Deeze beide Bedenkingen wendt de Chriften aan ter zyner Verbetering en Zaligheid. Hy leert de zonde, om haaren boozen oorfprong en kwaade gevolgen, fchuwen, en gewent zig aan de Onfchuld, Deugd en Regtfchaapenheid, die in zig zeiven zo bekoorlyk en naarvolgingswaardig zyn, en zig aan ons door haare zaligende Voordeden en nuttige gevolgen zo zeer aanpryzen. Hefvoo■■beeld van Judas, den Verraader, zal ons heden voorgefteld worden, om ons te waarfchuwen voor die zonden, welken deezen verboren Menfch in het verderf en de verdoemenis fleepten. Laat ons hierop agt geeven, en die Schranderheid leeren, orq in Gods .vreeze te wandelen, opdat wy niet zondigen noch vallen. De Heere zegene daartoe het gene wy zullen voordraagen! VERKLAARING. De Affcbuwelykheid en Godloosheid van Judas voorneemen, om zynen Meefter te verraaden, zullen we tfcands volgens Aanleiding der voorgelezen woorden, uitvoerelyk befchouwen, en daarna overweegen, hoe zeer daardoor het lyden onzes  om zynen Meefter te vermaden. 73 onzes Heilands vermeerderd, doch ook zyne onfchuld te gelyk bekragtigd is geworden. En dan zullen we onze overdenkingen met eenige nuttige opwekkingen ter Toepasfinge befluiten. Onze Evangelift merkt boven aan , dat de Overften des Joodichen Volks reeds eenpaarig beüooren hadden Jezus van kant te helpen, doch datze ook te gelyk bepaald hadden, het Paafchfeeft te laaten voorby gaan, om allen oproer onder het Volk te verhoeden. Maar nu meldt hy, door welke gelegenheid het zy toegekomen dat Jezus tegen den Raad en het Befiuit der Overheid gegreepen en gedood is geworden. Een zyner Apoftelen, naamlyk, meldde zig by de Hoogenpriefters en Oudften aan, en verbondt zig onder een bedongen Loon, Hem zonder gedruifch of zwaarigh'eid in hunne handen te leveren. Dit onverwagt Aanbod veranderde hunne Befluiten, en bragt tot ftand, 't gene in de Hoogte beflooten was. Lukas begint het berigt van dit roekloos en in allen opzigte affchuwelyk voorneemen van Judas, om een verraader zyns Meefters te worden, met deeze fterke uitdrukking : Maaide Satan voer in Judas, die toegenaamd was Iska ■ rioth. Vergelyken wy hiermede het verhaal der overige Evangeliftcn, dan blykthet, dat dit boos E 5 voor-  74 IV. Pred. Judas affchuwelyk voorneemen voorneemen des verraaders te gelyk uit Nyd, Wraak en Gierigheid ontftondt. Maria, die minnenswaardige Vriendin van Jezus, die uit waare Hoogagting en tedere Liefde, eene koft, baare zalve op het Hoofd van haaren geliefden' Leeraar en waarden Vriend hadt uitgegooten, omdat Hy wel dra van haar zou worden weggenomen; Maria wordt van Jejus verdedigd en geroemd over een werk, 't welk Judas met veel Bitterheid en Trsotheid berispt hadt. Dit veroorzaakte Nyd en Wraak in het Harte van Judas, en het verdroot hem ook , dat hy hier door de Gelegenheid, om zig op eene onregtvaardige wyze te verryken , verboren hadt, Joar.nes merkt uitdrukkelyk aan, dat hy niet bezorgt was voor de Armen, gelyk' zyn Reden fcheen aan te duiden, maar dat hy een Dief was, en, dewyl hy het geld in bew aaring hadt, van 't gene gegeven wierdt iets afnam. ( a ) Daarenboven was deezen gierigen en trotfen Menfche niet onbekend, dat de Overpriestersen Farifeën een Gebod hadden laaten uitgaan,- dat men hun zoude ontdekken, waar Jezus zig ontbieldt, opdat men hem grypen konde; welk Gebod zy zonder twyfel met de belofte eenerryke Belooning zullen gepaard hebben, (6) Het hart van Judas (a) Joan. XII: <5. (i) Zie Joan. XI; 57.  om zynen Meefter te verraaien. 75 das was dus te gelyk met Nyd, Boosheid en Winzugt vervuld, en uit ditzyn boos Harte ontfproot dat boos en helfch Voorneemen, om een ' Verraader van zynen Vriend en Meefter te worden. De Satan, dus drukt Lukas zig wegens 'dit affchuwelyk voorneemen uit: de fatan voer in hem. En Joannes gebruikt tweemaal deeze uitdrukking van dezelfde zaak: de Duivel hadt het in 't hart van Judas gegeven, Jezus te verraaden. En na de Beete voer de Satan in hem Ca). Dus pleegen onze heilige gefchichtfchryveren te fpreeken van de verfchrikkelykfte zonden , niet in dien zin, als of eenboozeGeeft boozeMenfchen met een onwederftandelyk geweld tot zulke Misdaaden noopte, en zy zei ven geen fchuld of aandeel daaraan hadden; maar alleenlyk om het verfchrikkelyke van zulke zonden des te leevendiger voor te Hellen. Het is onbegrypelyk voor ons, hoe menfchen, zo boos zy ook wezen mogen , zonder medewerking van eenen nog boosaartigeren Geeft, tot zulke godlooze Aanflagen vervallen en daarin volharden kunnen. Waarom, fpreekt in dien zelfden Zin de Apoftel Petrus tot Ananias, die dooreen zeer verkeerd en roekloos Beftaan een Deel van zyn vermogen hadt agter gehouden, waarom heeft (fl) JOANlï. XIII. 2. 27,  7 5 IV. Pred. Judas affchuwelyk voorneemen heeft de Satan uw harte vervuld, d..t gy den Hei. ligen Geeft liegen zoudt? En te gelyk daarop verklaart hy zig daarover aldus: ÏVaanm hebt gy dan zulks in uw Harte voorgenoom ? Gy hebt den Menfchen niet gebogen maar Gods ( b )• Eveneens hadt Judas in zyn Hart, 't gene door Gierigheid en Wraak geregeerd werdt, voorgenomen een zo ontmenfcht en trouwloos, beftaan uit te voeren, dat men met regt van hem zeggen kan, hy is een overgegeven Booswigt, de Duivel heeft hem zulken helfchen aanflag ingegeven. Alle de omftandigheden van dit verraad, waar van de Evangeliftèn melding maaken , vergrooten de fchandelykheid van hetzelve. Hy, die Jezus verriedt, was voor eerfiuithetgetal'der Twaalven , een dier Mannen, welken Jezus tot getuigen zyner godlyke Leere en Daaden, en zyns onftraflyken Wandels uitgekooZen, tot Verkondigers van het woord onzer Zaligheid beftemd, en met zynen vertrouwelyken omgang vereerd hadde. In Jezus wonderen hadt hy zy. ne Heerlykheid dikwyls aanfehouwd, uit zynen mond woorden des eeuwigen Leevens gehoord en nevens zyne Mede Apoftelen erkend, dat hunne Meefter was de Chriftus, de Zoon des Allerhoogften Gods. Tegen deeze Overtuiging han- (b) Hand. der Ar. vs. 3 en 4.  om zynen Meefter te verraaien. 77 handelt hy nu boosaartiglyk, vergeet daarenboven alle weldaaden zyrts Meefters, alle Leeringen der Godzaligheid, die hy zo dikwyls van Hem gehoord en het goede voorbeeld, dat hy geduurig van Hem gezien hadt. Hoe zeer wordt door deeze Omftandigheid de gedagtenis van den Verrader gebrandmerkt , dat hy een der Twaalven geweeft is, en zig dus door zyne Trouwloosheid aan de verfoeijelykfte ondankbaarheid jegens zynen godvrugtigen Leeraar en grooten Weldoener heeft fchuldig gemaakt. De misdaad van Judas wordt ten anderen ook daardoor groot en affchuwelyk, om dathy, yry> willig en uit eigen kwaade Beweeging, zig by Jezus geflaagen' Vyanden heeft aangebooden, om Hem in hunne handen overteleveren. Hy ging heen, en /prak met de Overpricfteren en Hoofdmannen, hoe hy Hem aan hun zoude overleveren. Wie bemerkt hier niet het onderfcheid tuifchen de zonde van Judas, en den volgenden val van Petrus? Petrus hadt het befte, roemwaardigfte voorneemen , óm met zynen Heer in den Dood te gaan, voor Hem zyn Leeven niet te dierbaar te agten. Hy kende alleen zigzeiven en zyne zwakheid nog niet genoeg, volgde de waarfchuwingen van zynen Meefter niet, en liet zig alleenlyk door de vreeze voor den Marteldood affchrikken, open- Ijk  78 IV. Pred. Judas affchuwelyk voorneemen lyk te befyden, dat hy Chriftus kende en vereerde. In koelen bloede nam Judas integendeel het doemwaardig Befluit, zig tot zyns Meefters vyanden te begeeven, en hun een voorftel te doen, hoe zy Hem in handen in ftilte konden krygen. Er was geene verzoeking van buiten, die hy moeft beftryden en overwinnen. Van zyn eigen boozen Luft werdt hy gedreeven en aangelokt. Plywift, dat eene Belooning bepaald was voor hem , die der Overheid aantoonde, waar Jezus zig ophieldt. "En deeze is eene nieuwe omftandigheid, welke ons het boos hart van den Verraader ontdekt. Wat wilt gy my geeven, fprak hy tot de Vyanden zynes Heeren en ik zal Hem u verraaden? (V). Hy kon hun geene zonde aanwyzen; eenig Bedrog dat in zynen Mond geweeft was ontdekken, noch eenige Fouten, die in zyn gedrag gevonden werden, openbaaren. Wat wiltgy my geeven ? Hierdoor bragt hy maar al te duidelyk aan den dag , dat Gierigheid en Schraapzugt Hem tot deezen valfen flap vervoerden , en beveftigt door zyn voorbeeld, dat Geldgierigheid de wortel van allen Kwaad is, en dat zy, die ryk willen worden, in veele frikken en verzoekingen vallen tot hun verderf, (d) Het -roekloos Karakter van den Verraader kan men (c) Matth. XXVI. 15. (i) I Tim. VI: 9, 10.  cm zynen Meefter te verraaien. 79 men ten laatften ook daaruit kennen, dat hy in zyn boos voorneemen, zolange, zondereenig Berouw, volhardt en het werkelyk, onaangezien alle de Tegenkantingen van zyn Ge weeten, en alle waarfchuwingen van zynen Meefter , heeft uitgevoerd. Hy beloofde, verbondt zig, mogelyk wel met eenen Eed , zyne geweetenlooze Belofte te houden, en zogt gelegenheid, Hem zonder oproer en gewelt overteleveren. Hy bedagt nu bekwaarne middelen, om zyn voorneemen werkftellig te maaken, begaf zig weder in het Gezelfchap van Jezus en zyne Mede Apostelen, nam nog geduurig het momaanzigt van eenen Vriend en Dienaar van Jezus aan , en loerde flegts op eene bekwaame gelegenheid om het ge • ne, waarvoor hy zig aanfpraakelyk gemaakthadde, uit te voeren, en het Loon der Ongeregtigheid te verdienen. Het ontbrak hem aan geen tyd of gelegenheid, om tot zig zeiven te keeren, de Haatelykheid en Schandelykheid van zyn voorneemen te overdenken, en nog door Berouw en Bekeering de Ruft en Zaligheid zyner Ziele te bezorgen. Maar hy verleidde zig door het Bedrog der Zonde, verdoofde de Prikkelingen van zyn gewiffe, hoorde zonder Aandoeninge aan, wat Jezus van zynen Verraader en dcszelfs Einde voorfpclde, en bleef onverander- lyk  8o IV. Pred. Judas affchuwelyk voorneemen lyk by zyn voorneemen. Hadt niet de Satan het Hart van deezen ontmenfehten vervuld ? Hoe Godvcrgeeten ook de Aanflag van judas ware; werdt hy nogtans van Jezus vyanden met vreugd aangenomen. Zy waren verblyd en beloofden hem geld te geeven zy de Overprie fleren en Leidslieden des .Volks. Als Leeraars der Waarheiden Deugd, als Dienaaren des Allerhoogften, als Regters des Volks , behoorden deeze Mannen Geregtigheid, Trouw en Billyk heid in het Land des Heeren onderhouden, en hun Aanzien en Magt tot Befcherming der onfchuld, en wraake over de Kwaaden, gebruikt te hebben. Maar dewyl zy zeiven'God niet vreesden , ftemden zy fchielyk met den Verraader overeen, betuigden over zyn boos Befluit eene even booze Vreugde, en moedigden hem door het belooven van Belooning aan, zyne Toezegging fchielyk te volbrengen. Dus zyn allen, in welken geene waare Vreeze voor God is , gezind! ' De affchuWelykfte zonden , die zy zelfs in andere Gevallen veroordeelen moeften, on tfchuldigen en billyken de zodanigen, wanneer ze daardoor hunne oogmerken bevorderen, en hunne Begeertens voldoen konnen. De Lafieraar, 4c Verraader wordt gewillig, met Vreugde, aangehoord. Men maakt zig zonder Be-  tm zynen Meefter te verraaien. 8r denken deelagtig aan zyne verfchrikkelyke zonde , ja wordt hem behulpzaam tot ,het volbrengen zyner Euveldaaden. En ö! dat zulke Huichelaary en Godloosheid zo menigmaal gevonden wordt zelfs in dien ftand, die ons op het fterkfte verpligt, ons van alle Godloosheid te wagten , en van de zonden, die in de weereld heerfchen, ons onbevlekt te bewaaren, de verdediging der waarheid en Regtfchaapenheid door wapenen der Geregtigheid op ons te neemen, en voorbeelden der kudde te worden in goede werken. Dit godloos beftaan van Judas, 't welk zyn Meefter te vooren wift, moeft het lyden van onzen Heiland, dien waaren Menfchenvriend, op het gevoeligft verzwaaren. Wien doet het niet zeer, wanneer een menfch, die den fchyn van eenen Vriend aanneemt, aan wien wy ons vertrouwd hebben, en die veele Weldaaden van ons ontvangen heeft, op eenmaal alle zyne Verpligtingen vergeet, alle geheiligde banden der Vriendfchap verbreekt, en ons met ondankbaarheid en trouwloosheid beloont , en ons verderf zoekt ? Onze Heiland hadt met ons gelyke aendoeningen, en moet dus door deeze trouwloosheid en boosheid van eenen zyner Apoftelen de innigfte en imertelykfte Droefenis gevoeld hebben. Myn vriend, dus F kon  8* IV. Pred. Judas affchuwelyk voornemen kon hy thands met David zeggen, aan wien ik my vertrouwd», en die myn Iroot at, treedt mymet voeten (d). Joannes verzekert ons als een ooggetuige daarvan , dat Jefus in den Geejï ontroerd werdt en zeide: voorwaar ik zegge u, een van u zal my verraaden (e). Niets kon er akeliger Voor Hem zyn, die in de weereld gekomen was om te zoeken en te behouden dat verloorenwas, dan te zien, dat eene ziel, aan wier Heil hy gearbeid hadde, uit eigen fchuld verboren ging, en zig zelve van den zegen en het Leeven beroofde. Ik hebbe , dus fprak hy in zyn hoogenpriefterlyk Gebed met een ontroerd harte tot zynen Vader, ik heb bewaard die Gy my ge. geven hebt, en geen van dezelven is verhoren gegaan, dan de Zoon des verderfs, opdat de Schrift vervuld worde (f). Hoe fmertelyk intusfchen het lyden onzes Heilands ook moge 'geweeft zyn; en hoe verfchrikkelyk de zonde van Judas ook ware; zo kunnen wy nogtans den Verraader als eenen der fterkfte en gewigtigfte Getuigen van Jezus volkomen Onfchuld en Heiligheid befchouwen. Hadd'onze Heiland, openlyk of heimelyk, val- fche (<0 Pf. XLI. io. Verg. Pf. LV. 13 en 14. («) JOANN. XII. 21. (/) JöARW. XVII. 12.  cm zynen Meefter te verraadèn. fche en verdagte Leeringen voorgedraageh; waré er in zynen wandel iets ftrafbaar en berispelyk geweeft; hadd' hy zig onder zyne menigvuldige wonderen van eenige geheime en bedriegelyke Middelen bediend: wie toch hadt daarvart aan de weereld zekerer en geloofwaardiger Berigten kunnen mededeelen als deeze Judas, één der Twaalven , die altyd by Hfm, en met zyn vertrouwen vereerd waren. En daar deeze menfch zig uit Boosheid ert Gierigheid begaf tot de Vyanden onzes Heeren, zoude hy dan niet alles, wat hy kwaads van zynen Meefter kende, ontdekt hebben, zo om zyne fnoode Trouwloos* heid eenigzins te regtvaardigen, als om des te grooter belooning te erlangen ? Maar brengt hy wel de geringfte befchuldiging voort, geeft hy getuigenis tegeh Jezus ? Kan hy het geringfte Bedrog openbaaren 't zy in de Leer, Leeven of wonderen van Jezus? Wat wilt gy my geeven, en ik zal Hem aan u overleveren? Dit was zyn' ganfche Aanbieding. De Overpriefteren konden dus uit de woorden van Judas geen Getuigenis tegen Jezus inbrengen. En hoe gaarn zouden zy dit gedaan hebben ? De Verraader beleedt zelfs naderhand aan den Overftert van Ifraël met berouw en vertwyfeling zyne groote ongeregtigheid, en de onfchuld zyns F 2 Meefters,  84 IV. Pred. Judas affchuwelyk voorneemen Mcefters. Het is dus waar en zeker, dat onze Jezus niets ongeregelds bedreeven heeft, dat niemant hem van eenige zonden overtuigen kon, dat hy wel onder de grootfle misdaaders gerekend, doch zig geener zonden bewuft, maar van alle zonden onbefmet geweeft is! En dan volgt ook hieruit de voor ons Chriftenen zo gewigtige waarheid, welke de Apoftelen uit Jezus volkomen onfchuld en Heiligheid afleiden, dat God hem voor ons ten Zondoffer gemaakt heeft, opdat wy in Hem de geregtigheid, die voor God geldt, dat is de Vergeeving onzer zonden vinden mogen, wanneer wy haar met Deemoedigheid en Boetvaardigheid zoeken. TOEPASSING. Het zo even verklaarde gedeelte van Jezus Lydens -gefchiedenis zullen wy met twee korte opwekkingen en vermaaningen befluiten. I- De zonde van Judas, waartoe hy voornaamlyk door de Gierigheid gedreeven werdt, moet in onze Harten den leevendigften Affchrik voor deeze yslyke Misdaad verwekken. Judas moet toch eenmaal veele goede Hoedanigheden gehad hebben, dewyl Jezus hem onder  om zynen meefter te verraaien. '85 der het getal van zyne geduurige Gezellen aangenomen , en tot zynen Getuigen in de Weereld beftemd hadde. Welken wasdom zyner kennisfe in de heilzaame waarheden moet hy niet uit het onderwys van Jezus beipcurd hebben ? Hoe dikwyls zag hy de Heerlykheid van Gods eenig gebooren zoon in zyne Wonderwerken ? Hoe menigmaal hadt hy van Hem woorden des eeuwigen Leevens gehoord ? Hoe goed zou hy niet onder het beftendig opzigt van Jezus tot zyne Beftemming zyn opgeleid geworden, en welk een voortreffelyk Patroon van Deugd en Regtfchaapenheid zag hy niet dagelyks voor zig ? En egter viel hy zo diep, beging de allerfchrikkelykfte zonden, verliet, gelyk de Duivel, zyn Beginzel, en bekwam met hém zyn deel in den Poel, die van vuur en zwavel brandt. De oorzaak van zynen val en ongeluk was de Gierigheid! De Gierige mag eene nog zo gegronde Kennis, eene nog zo fterke Overtuiging van de waarheden des Godsdienftes hebben, hy mag de befte Eigenfchappen in zig vertoonen, en eenen verblindenden fchyn van Godzaligheid van zig geeven: men kan toch met dat alles geene beftendige Liefde der Waarheid van hem verwagten, noch hem een goed hart toefchry ven. Zo dra hy maar zeggen kan: vat wi't gy my geeven ? Zo dra hy maar een aanzien- F 3 lyk  26 IV. Prïd. Judas affchuwelyk voorneemen lyk Gewin naar de Weereld hoopenkan: verloochent hy God, zynen Heer, bedriegt zynen Koning, verraadt zynen beften Vriend, en wordt de afichuwelykfte Menfch, en geene verftandige Overlegging vindt meer plaats by hem. -Geene banden van den Godsdienft. kunnen hem meer te rug houden. Geene bitfe verwytingen van zyn Geweeten kunnen hem meer verfchrikken. Zo waar is het, 't gene een Apoftel van Jezus aan den Chriftenen fchryft. Die ryk willen worden gallen in verzoekingen, en in denflrik, en in veele dwaazeenfchandelykeBegeerlykheden, welken de menfchen doen verzinken in verderf en ondergang. Want de Geldgierigheid is een wortel van alle kwaad : tot welke zommigen lufb hebbende zyn afgedwaald van het Geloove, en hebben zig zeiven met veele fmerten door/leken. Maar gy , 0 Menfchen Gods! Vliedt] deeze dingen: en jaagt na Geregtigheid en Godzaligheid, en laat u daarby vergenoegen. Want dit is een groot Gewin II0 De gqdlooze Toeleg van Judas om Jezus aan zyne Vyanden te verraaden, veranderde het voorneemen der Joodfche Overheid, verhaaftte Jezus Dood en Verheerlyking, en bragt ter vervulling, 't gene in den Hemel beflooten, en door Jefum voorfpeld was geworden. Deeze Overflen der Jooden, en Judas volgden hunne Drif, (#) i Thimoth. vi. 9, 10, ii en 16.  em zynen Meejler te vernaaien. 87 Driften en Neigingen, en rigteden daarna hunne Befluitingen in. Zy allen meenden het hem benaauwd te maaken. Maar de onzigtbaare doch tevens merkbaare hand des Allerhoogften, beilierde hierin alles, wat zynen geliefden Zoon zoude overkomen, indiervoege, dat de Raad van God tot Heil der Weereld volbragt wierdt. God gedagt ook by deeze allergewigtigfte Gebeurtenisfe daaraan, dat alles welgefchiedde, en tot Befchaaming der wyzen, liftigen en boosaartigen deezer Weereld, moeft alles, wat zy verzonnen en voornamen, daartoe dienen, om het voorneemen zyner Genade uittevoeren, en het algemeene welzyn te bevorderen. Naar den uitterlyken aanzien liet God alle de Vyanden van zynen Zoon huns weegs gaan, en evenwel toonde het Einde, dat alleenlyk dat gefchiedde, het welk de Raad en Wil van God te vooren bedagt hadden, dat gefchieden zoude, en tot Heil der Weereld gebeuren moefte. Een gedagten vol van godlyken Trooft voor hem, die van harten gelooft in den eenigen waaien God, en in Hem , dien Hy gezonden heeft om ons eeuwig zalig te maaken. Welzalig hy dan, die den alleen Wyzen - en alleen Magtigen fteeds vreeft, in zyne wegen wandelt, en zig fteeds van ganfcher harten op den Heere verlaat! Voor dien zal een Licht opF 4 faan  88 rv. Paed. Judas affchuwelyk voorneemen enz. gaan in de Duifternis! Dien geleidt God naar zynen Raad, en bekroont hem ten laatften met Eere ! Deeze kan midden in zyn lyden, omringd van zyne Vyanden, in de diepfte Angft vrolyk zeggen: Ik wil op den Heere vertrouwen, en op den God mynes Heils wil ik wagten. Hy zalmy «immer verhaten ! Amen. Verwek gy zelfs, o God! dat heilig gevoelen in cns, 't gene de overfte Leidsman en voleinder onzes Geloofs hadde, dat wy U, onzen Heer, fteeds voor oogen houden, geen om egt doen,.uwe Geboden onderhouden , en aldus in uwe Liefde blyven mogen. Dan zal geen Liefde deezer Weereld en haarer verganklyke Luften, en bedriegelyke fchatten ons Harte •van de waarheid en geregtigheid aftrekken. Zo zullen wy ook, onder veele verzoekingen en lyden, ons vertrouwen op u niet behoeven weg te werpen, maar fteeds in uw goede Tocvoorzigt wezen, zo dat Gy ons leiden zult naar uwen Raad, en ons nimmer verlaat en zult, om Jefus Chriftus wille! Amen'. VYFDE  VTFDE PREDIKAATSIE OVER DE SCHIKKINGEN DES HEILANDS OM MET ZYNE APOSTELEN HET LAATSTE PASCHA TE HOUDEN. Evangelie van Lukas XXII. 7 - 13. En de dag der ongehevelde brooden kwam, op dsto welken het Pafcha moejl gejlacht worden. En hy zondt Petrus en Joannes uit, zeggende : gaat heen, en bereidt ons het Pafcha, opdat wy het eeten. En zy zeiden tot Hem, waar wilt gy, dat wy hei bereiden ? En hy zeide tot hen: als gy in de Stad zult gekomen zyn, zo zal u een menfche ontmoeten, draagende een kruik waters, volgt hem in het huis, daar hy in gaat. En gy zult zeggen tot den Huisvader van dat huis: de Meefter zegt u, waarts de Eetzaal, daar ik het Pafcha met myne Disfipelen eeten kan ? En hy zal u eene groots toegerufte Opperzaale wyzen, bereidt het aldaar. En zy heen gaanden vonden 't, gelyk Hy hun gt? zeid hadde: en zy bereidden het Pafcha. F 5   VYFDE PREDIKAATSIE OVER DE SCHIKKINGEN DES HEILANDS OM MET ZYNE APOSTELEN HET LAATSTE PASCHA TE HOUDEN. INLEIDING. Jfjjcne beftendige en getrouwe vervulling van alle zynePligtenisontegenzeggelyk de befte voorbereiding tot eenen zaligen Dood. Roemt toch niemant op eene buitenfpoorige wyze zalig, die na een laakbaar, zo niet geheel zondig leeven, in zyne laatfte Uuren, met een dubbelzinnig berouw de Dwaasheden en zonden van zyn leeven bitter beweent, en dan zig vrolyk beroemt [op [da ;Bevindinge der godlyke Genade, en fchynt te verlangen om ontbonden, en in de Vreugde des Hemels opgenomen te worden ! De al weetende Hartenkenner en Vader aller Barmhartigheden is het alleen, die befiiffen kan , welk Lot den zodanigen in de Eeuwigheid zal treffen, welken zig eerft op den Rand des jjrafs hunnen  92 V. Prid. Jezus Schikkingen tot hunnen Pligt erinneren , zig voor God verootmoedigen, en hunnen Regter om Genade fmeeken. In der waarheid ! wy hebben geen reden , om deezen byzonderlyk zalig te pryzen , en aan anderen ten Voorbedde voor te ftellen , om dat zy zig geruft Hellen, en by eenen voortgaanden boozen wandel , eene vafte Hoop in zig voeden. Maar deezen, en deezen alleen, kunnen by hun affterven door ons als zaligen gepreezen worden , welken zig door eenen goeden, Gode welbehaagenden, en hunnen Evennaaften nuttigen wandel, tot een beter Leeven , tot eenen ftaat van regtvaardige Vergeldingen hebben voorbereid, die zig, zolange zy hier in hun Vremdelingfchap omwandelen, op de Betragting van goede Werken toeleggen , en zig met alle Getrouwheid be, vlytigen, het werk, dat hun hier aanvertrouwd is, te voleindigen. Naar welk voorbeeld kunnen de Chriftenen de kunft van wel te fterven beter leeren, [dan naar dat van onzen gezegenden Heiland , wiens Dood voor ons zo heilig en zo zalig is ? Maar waarom was hy voor ons zo uitfteekend heilig en zalig ? Daarom dat hy den wil van zynen hemelfchen Vader gaarne deedt, altyd goed deedt, en met de grootfte Getrouwheid zyn werk volbragt. Van  zyn laatftc Paafch- feeft 9$ Van hier, dat hy ook toen hy zynen loop welhaaft voleind hadde, ook daarop geduurigbedagt was, om de wet van God te vervullen, zyne Leerlingen tegen de aanftaande verzoeking te wapenen, en hen in zynen naam te behouden. Hoe meer zyn Einde naderde, hoe meer hy zig beyverde om alles te doen, wat hem betaamde, om alle Geregtigheid te] vervullen. (a) Hier van vinden wy een merkwaardig bewys in dat Gedeelte van Jezus Lydens - gefchiedenis, het welk wy volgens de Orde heden verklaaren moeten. VERKLAARING. Jezus wees zynen Apoftelen op eene ganfch byzondere en merkwaardige wyze de plaats aan, alwaar Hy in hun Gezelfchap het laatfte Paafchfeeft vieren wilde. Wy zullen eerftelyk de ons hier van verhaalde omftandigheden verklaaren , en daarna uit het heilig Gedrag onzes Heeren by deeze Gelegenheid eenige Pligten afleiden en ons infcherpen, waarin Hy ons een Voorbeeld heeft nagelaaten , 't welk wy moeten naarvolgen. Het laatfte lyden van onzen gezegendcn Heiland begon op den dag der pngeheyelde brooden, op welken (0) Verg. Matth. III. 15.  94 V.Pred. Jezus Schikkingen tot welken men het Paafch-lam offeren meefi. Dit was niet volgens den voorbedagten Raad vande Overftendes Volks. (Z>)Maar het was naar den voorbedagten Raad van God, dat de Verlofling derganfcher Aarde, door den Dood des Eerftgeboorenen onder veele broederen , op dien zelfden Tyd zoude volbragt worden , op welken het Volk van God zig de Verlofling erinnerde hunner Vaderen uit de Dienftbaarheid van Egipte, onder het Eeten van ongehevelde Brooden en het aan Gode toegewyde Lam. Deeze omftandigheid van tyd brengt ons deeze waarheid te binnen , dat Jezus, wien de Joodfche Overheid zonder oorzaake haatten en vervolgden het Lam Gods is, dat de Zonden der weereld draagen , en eene Verlofling in Eeuwigheid moeft te wcge brengen. Maar de alleen wyze God verkoos en beftemde wel voornaamlyk daarom den Tyd van het Paafch - feeft tot den tyd , dat Jezus den Dood zoude lyden ; om dat als dan het grootfte Gedeelte des Joodfchen Volks, uit alle Oorden der Aarde, te Jeruzalem tegenwoordig was , en het niet ligt aan iemant der Vremdelingen onbekend kon blyven, wat in die dagen openlyk te Jeruzalem omging , (O De Apoftelen konden zigdaarom naderhand (4) Matth.XXVIr4,s. (c) Luk. XXIV: 18.  zyn laatfte Paafch - feeft. 95 hand overal vryelyk beroepen op de Gefchie. denis van Jezus, waar van het ganfche Joodfche Volk een Getuige was; dat het Volk met zyne Overheid Jezus verworpen , voor Pilatus verloochend , en zyne Kruifiging begeerd ; doch dat God Hem ten derden dage opgewekt, en daar door voor den Heere en Chriftus verklaard hadde. Alles derhalven , wat onzen lydenden Heiland overkwam , moeft volgens den Raad en wil van God ten beften der Weereld , gefchieden. Deezen wil van zynen hemelfchen Vader wift Jezus, en het was zyn Ipys en vermaak denzei ven te doen. Hy bereidde daarom zyne Apoftelen, om voor de laatftemaal het Paafchfeeft met hem te vieren. Hy zondt Petrus en Joannes, en zeide : gaat heen , bereidt het Paafch-Lam , op dat wy het eeten. Hec betaamde hem alle Geregtigheid te vervullen, alles wat volgens de Wet, waaraan hy zig onderworpen hadt, regt en billyk ware. Zyn geheele Omwandeling op aarde is een beftendig bewys , dat de Wet van God in zyn hart ware , en deeze zyne Gehoorzaamheid ftrekte zich, ook uit tot de minder gewigtige Voorfchriften der Wet, wegens de wyze en maniere van den der  $5 V. Pred. Jezus Schikkingen tot uitwendigen Godsdienft. Als een Ifraëliet, die uit de Vaderen der Jooden was voortgefprooten naar den vleefche , was by een Dienaar der befnydenis, en nam deel aan de goddelyke wcldaaden , welken de Jooden zig op bet Paafch -feeft. erinnerden. Hierom liet hy niet na de Gedagtenis van Iiraëls wonderbaare Verlofling uit Egipte plegtiglyk met zyne broederen te vieren, en in het byzyn van anderen God daar voor openlyk te danken. Dus toonde hy door zyn Gedrag, met welken regt hy van zig zeggen kon : dat hy niet gekomen was om de Wet te verbreeken , maar te vervullen, (d) En hiertoe vermaande hy ook zyne Diflipelen, om volgens de Voorfchriften der Mozaïfche Wet zo lange te leeven , tot het Ryk van God en de tyden der Verbetering volkomen verfcheenen waren. Daarom zondt hy nog kort voor zynen Dood twee zyner Apoftelen na de heilige ftad , die God wel eer tot zynen Dienfl hadtuitgekooren, om alles wat tot het Paafchfeeft noodig was tebereiden. De Aanduiding van het Huis , waar Jezus zyn laatfte Paafch-maal met zyne Vrienden houden wilde , verdient onze byzondere Ophoe (<0 Matth. v. 17.  zyn Iaat/Ie pdafck-feeft. 9? rnerkzaamheid. De Apoftelen, die wel wiften, hoe bezwaarlyk het Ware zo kort vóór het Feeft een ledig vertrek te vinden, ruim genoeg voor hun gezelfchap , vraagden hunnen Meefter : waar wilt gy, dat wy het bereiden ? Maar hy gaf hun met alle zekerheid dit volgend Antwoord : ziet , als gy in de ftad zult komen, zal u een Menfche ontmoeten, draagende een Kruik waters , en zoo verv. (f) Hoe toevallig toch waren alle deeze aangeweezen omftandigheden ? Een flaaf zou hun, zo dra zy in de ftad kwamert, ontmoeten , en zou een kruik met water na het huis van eenen bekenden Vriend van Jezus draagen. De Heer deezès Huizes zou op deezen tyd, op welken in Jeruzalem naauwlyks ergens eenige wooning meer overig ware, hun een groote gepleifterde , reeds toegerufte zaal aanwyzen , en tot het vieren van deeze hei* lige dagen met de grootfte Bereidwillighed overlasten. Hoe ligt hadt deeze of gene Omftanftandigheid kunnen Veranderd worden ? En in welke Ongeruftheid en verwarring zou de geringfte verandering deezer Toevalligheden de Apoftelen niet gebragt, en het Oogmerk hunner () Tekft. vs, 10, 11, 12. G  98 V. Pred. Jezus Schikkingen tot ner zending geheel verydeld hebben ? Nogtans voorfpelt Jezus hun bepaaldelyk alle deeze Toevalligheden , zonder vreeze 4 .dat, hy zelfs in de minfte oraftandigheid dwaalen zoude ! En de Apoftelen , die gewoon waren huns Meesters Bevelen zonder tegenfpreeken te gehoorzaamen , vonden alles even zo hy bet hun hadt aangeduid, en bereidden het PaafchLam. Onze Heiland moet, zonder twyfel, wyze en gewigtige redenen gehad hebben , waarom hy het Huis , waarin hy zyn laatfte Maaltyd plegtiglyk wilde houden , zo byzonderlyk aanduidde. Veelligt poogde Judas de verraader het Oord te ontdekken, daar zyn Meefter des avonds met zyne Apoftelen vergaderen zoude , om dan ten eerlten daar van aan de Overpriefteren kennis te geven. Maar dewyl Petrus en Joannes op zulke wyze afgevaardigd werden , dat noch zy zelfs, noch hunne mede Apoftelen het Oord , daar zy s'avonds zouden by een komen , konden te vooren weeten ; zo kon ook Judas dit huis aan de Vyanden des Heeren niet bekend maaken ; en dus kon de Heiland geruft en ongeftoord , met zyne Jongeren het Paafch-feeft vieren, het Heilig Avondmaal  zyn laatfte Paafch*feeft. 99 maal ter Gedagtenis van zynen Dood inftellen $ en zynen Vrienden het heilzaam en trooftryk Onderrigt nog mededeelen , welk zy , voor zyn vertrek uit de Weereld , ter hunner Verfterking en Opbouwing nog noodig hadden. Maar daarenboven wilde de Heiland ook by deeze Gelegenheid een nieuw bewys geeven, dathy de Zoon van God was. Het Geloof zyner Apoftelen hadt in de aanftaande uure van Verzoeking ten hoogden eenige nieuwe onderfteuning noodig. Hunne Meefter voorzag, dat zy zig alle aan hem zouden ergeren, als hy in de handen zyner vervolgers ware; dat de Satan hen in deeze duifternis gelyk Tarw zou tragten 'te ziften. Om deeze ergenis en deeze verzoeking te verminderen, gaf Jezus hun een nieuw en heerlyk bewys , dat fchoon hy thands vernederd en gekruift zoude worden, hy nogtans de Zoon van God was, een Afgezant des Allerhoogften. Met welke verwondering moeten Petrus en Joannes niet aan hunnen buitengewoon grooten en agtingswaardigften Leeraar gedagt hebben , toen zy de geringfte Omftandigheden even zo op eikanderen zagen volgen, gelyk Jezus hun het te vooren hadde aangeduid. En welke verbaasdheid moet hun berigtdaar van in hunne Mede-Apoftelen niet G a ver-  ioo V. Pred. Jezus fchiküngen tot veroorzaakt hebben ? Hoe düdelyk zouden zy ook hier de Heerlykheid van Jezus als de Heerlykheid van de Eenig-geboorenen des Va. ders /ien ? Met welken regt konden zy ook by deeze gelegenheid zeggen : Heer ! nu wecten wy , dat gy alle dingen weet , daarom gelooven wy , dat gy van Godt zyt uitgegaan (ƒ). Wel is waar dit Geloof worftelde nog geduurig met twyfelingen en vooroordeelen , zo lang zy Jezus in zyne Vernedering zagen; maar ook juift hier door, zelfs in deeze tyden van Beproevinge , werdt hy verheerlykt, dewyl zy alles, wat hy hun voorfpeld hadt, van tyd tot tyd zagen vervuld worden , tot dat zy eindelyk door zyne heerlyke Opftanding ten vollen overtuigd wierden , dat hy Gods heilige en groote Profeet, de volkomen Verloiïer was , die komen zoude. Zo diende dan ook dit bewys/ van Jezus Alweetendheid ter Beveiliging van het Geloof der Apoftelen in zynen Naam , en wy allen zien daar uit wie het is, van wien wy onze Zaligheid verwagten, de Zoon naamlyk des algenoegzaamen Gods; die altyd 3 ook wanneer hy van toekomende zaa- ken (/) Joaafl. XVI; 30.  zyn laatfte Paafch -feeft. 101 ken fprak , de Waarheid gefproken heeft, en die daarom waardig is, dat wy zyhe woorden volkomen geloof geeven , en ons op alle zyne Beloften met een onbeweegelyk Vertrouwen verlaaten. TOEPASSING. Laat ons nu tot het tweede deel onzer verhandeling overgaan : op het heilig gedrag van Jezus , by den aanvang van zyn Doodslyden, als op een Patroon , waarna wy ons zeiven vormen moeten, letten, en eikanderen vermaanen in zyne voetftappen te wandelen. i. Tot op het einde van zyn aardfch Leeven was onze dierbaare Heiland fteeds daar op bedagt, om den wil van zynen Vader in den Hemel te vervullen. Uit deeze Oorzaake bereidde hy ook nog zig zei ven en zyne Apoftelen tot het vieren des Paafch - feeftes , fchoon hy wifte, welk lyden, fmaad en verdriet hem over het hoofd hingen. Hy bewees aldus, hoe waaragtig hy van zig hadt kunnen zeggen: dat het zyne fpys was , zyne beflendigfte en" aangenaamfte Bezigheid, den wil van God te doen, G 3 eis  102 V. Pred. Jezus Schikking tot * en zyn werk te volbrengen. Joan. IV: 34. Dus moeten wy allen , wy die den Naam van Chriftus noemen , gezind zyn. Laat ons dit •fteeds voor onzen allergewigtigften pligt houden , dat wy ons in ons ganfche Leeven in alle onze handelingen, zelfs in onze wederwaardigheden , naar de Bevelen van den Heere onzen God fchikken , ons bevlytigen om Hem te behaagen, en daar door tragten in zyne Liefde te blyven , dat wy doen , 't gene hy van ons vordert, en met alle Getrouwheid het werk volbrengen , dat hy ons heeft aanvertrouwd. Een regtfehaapen Chriften moet ten minften in Opregtheid des harten zeggen kunnen , wat zyn Heer en Heiland in den volkomenften zin van zig zeggen kon : uwen wil, 0 God! doe ik gaarne , en uwe Wet heb ik in myn hart! Dit is het eigenlyke en het voornaamfte van dien Eerdienft, welken God van. ons vordert , en die ons eigenlyk by Hem welbehaagelyk maakt. Want by den allerhoogften God, die het hart aanziet, en Opregtheid lief heeft , is Gehoorzaamheid heter dan alle Offeranden. 2. Dan fchoon Jezus Voorbeeld ons de Gehoorzaamheid aan, en het doen van Gods wil, als den gewigtigften pligt van onzen Godsdienft aan-  zyn laatjle Paafch-feeft. 103 aanpryft : zo toont doch ook zyn voorbeeld te gelyk, dat wy de uitwendige Eerbiedigheid voor den Allei hoogften, het waarneemen van den openbaaren Godsdienft niet' moeten gering agten of verwaarloozen. Onze Heiland vierde jaarlyksplegtiglyk, zelfs nog in de dagen voor zynen Dood , het Paafch - feeft met de Jooden , en vermaande ook zyne Apoftelen alles, wat volgens de Verordeningen van de Wet der Plegtigheden daar toe vereifcht wierdt, naauwkeurig te bezorgen. Wy, die in de betragtinge onzer Hoofdpligten zo dikwyls traag en nalaatig zyn , moeten den uitwendi^cn en openbaaren Godsdienft befchouwen als een noodzaakelyk middel ter opwekkinge tot eene waare en befïendige Godzaligheid , denzelven als zodanig in eere houden en daartoe zorgvuldiglyk gebruiken. Hier toe behoefde onze Heer den uiterlyken Godsdienft niet: fchoon hy dien ook niet verzuimde , om daar door te toonen hoe gaarne hy bezig was in de dingen, die de Eer van zynen hemelfchen Vader betreffen , en om hun , die hem willen naarvolgen , een waardig Voorbeeld der Naarvolginge na te laaten. Doch hoe ongelyk zyn veelen onder ons aan dat Beeld van hem , tot wien zy Heere! G 4 Heere!  104 V. Pred. Jezus Schikkingen tot Heere! zeggen ? Hoe fterk wederlegt zyn voorbeeld die nietige ontfchuldigingen , waar door veelen in onze daagen hunne verwaarloozing van den openbaaren Godsdienft regtvaardigen willen-! Houdt gy u zeiven voor wys en vroom genoeg , zo dat gy niet meer noodig hebt, gelyk uwe zwakke broederen , de Prediking des Woords te hooren , de heilige Sakramenten te gebruiken , en u uwen Chriftelyken Pligt te erinneren ? Befchquwt dan maar het gedrag van Jezus in de dagen zynes Vleefches, en fchaamt u over u dan tegen hun wil en meening vervullen 't gene van Hem gefchreeven was. Verders gefchiedde het om Judas wil, dat Jezus zynen verraader, en de gevolgen zyner verraaderije, te vooren aankondigde. Judas vernam nu, dat hoe geheim hy het ook gehouden hadde, zyn fchandelyk voorneemen aan zynen Heer en Meefter bekend was. Hy hoorde uit zynen mond, dat des menfchen Zoon in de handen der Zondaaren zou overgeleverd, en aan het Kruis genageld worden. Tot zyne heilzaame waarfchuwing werdt hem de fchrikkelyke ftraf der zonde, welke hy bedryven zoude, te vooren aangekondigd. Welke bittere verwyten moet zyn Geweeten hem tben niet gedaan hebben ? Welke 'drangmiddelen tot Boete en Bekeering moeiten toen in zyn Hart niet opkomen ? Hoe na was het woord der Bekering en Genade aan zyn Hart ? Hoe gcmaklyk hadt hy in dat oogenblik zig noj kunnen bekeeren? Doch hy wederftreefde moedwillig - lyk tg) Jes. LUI. 5- 6.  124 ■ VI. Pred. Het ontdekken lyk den Geeft van God-, verhardde zyn hart tegen alle Waarfchuwingen , en benam zig daardoor alle ontfchuldigingen voor God en zyn geweeten, zodat dus iedereen erkennen moet, dat de Verdoemenis van deezen verboren menfche ten hoogfte regtvaardig is. Ach! mogten alle Chriftenen dit tot hunne Waarfchuwing laaten dienen , die ongeagt alle herhaalde vermaaningen des Evangeliums , in zonden en onboetvaardigheid volharden, welken zo zeker en onbedagt ylcn na hun Einde , en den dag der openbaaringe van Gods regtvaardig Oordeel. Wordt u niet in dat Woord, dat gy, gelyk het aller aanneeminge waardig is, voor Gods woord erkent, geduuriglyk op het allerduid Jykft te vooren verkondigd , dat noch onregt vaardigen, noch dronkaarts ,noch hoereerders, noch echtbreekers , noch roovers, noch gierigaarts, noch lafteraars, noch nydigen aan het Koningryk van God en Chriftus zu'Ien deel verwerven ? , Wanneer gy dan nog blyft voortleeven in zulke openbaare zonden en werken des vjeefch, zonder Berouw en Bekeering, daar gy nogtans de rampzalige gevolgen van eenen zondigen en onchriiielyken wandel te voeren weet, zult gy dan meer ontfchuldiging, d in Judas, hebben ? Zal ook dan niet uw Geweeten tegen u getuigen, dat uwe verdoeme- nis  'van den Verraad.r. 125 nis geheel regtvaardig is ? Daarom ziet toe, myne Broeders! dat niet ten eenigen tyde in iemant van u zy een boos ongeloovig hatte om af te wyken van den leevendigeh God: maar vermaant eikanderen alle dagen, zo lange het hedengenoemd wordt, opdat niet iemant van u verhard worde door de ver le idinge der zonde (g). Einde lyk: dat Jezus zyn doodslyden , en de verraadery van eenen zyner Apoftelen, die te gelyk de leuze gaf tot alle mishandelingen , welken hy moeft uitftaan, met zo bedaarden en gelaaten gemoed voorfpelde, en wel tot onderrigting en ten befte der zynen voorfpelde: dit is een nieuw bewys zyner beftendige JXjenfchenliefde en Bereidwilligheid om voor ons te lyden. Het voorwceten van ons aanftaand en geweldig lyden zou ons geheellyk buiten ons zeiven bren ■ gen. Wy zouden hen, die werktuigen van ons Bederf waren, haaten en vlieden , inwendig zelfs tegen God morren, en ons, hoewel te vergeefs, tegen Gods wil zoeken teftellen. Hoe wys en goedertieren handelt God dan met ons, dat hy een ondoorgrondelyke Duifternis over ons toekomend Lot verfpreid, en ons aanftaand Lyden voor ons verborgen heeft. Jezus vóórwilt volkomen alles, wat hem wedervaaren zoude, (g) Heb. III. 12, 13.  126 VI. Pre r>. ff et ontdekken de, maar nogtans bleef hy altyd in dat heilige gevoelen , dat hy bepaald was, zynen Vader door Gehoorzaamheid en Geduld te verheerlyken, vol van Zagtmoedigheid en Liefde jegens allen, zelfs zynen verraader, en fteeds daarop bedagt» om goed te doen, en aan de Zaligheid der Zielen te arbeiden. De Zoon des menfchen moeft eenen verfchrikkelyken en affchuwlyken dood ondergaan , gelyk van Hem gefchreeven was, en hy poogde geenszins zyne Beftemming te ontwyken, dewyl hy, volgens de Schrift , den dood voor ons zoude fmaaken, en ons daardoor verlofièn zoude. Dit, dit verpligt ons allen tot de levendige fte en beftendigfte Dankbaarheid jegens onzen waardigen Verlosfer. Vergeet het dan nimmer, dat hy uit eene onbaatzugtige Liefde voor ons zyn leeven heeft afgelegd, en zyt hem , uit Liefde cn Dankbaarheid gehoorzaam. Daarom heeft hy zig voor ons overgegeven, op dat hy ons verlosfen zo -de van alle ongeregtigheid, en zig een eigen Folk reinigen, yverig in goede werken (h~). Zyt daarop dan fteeds bedagt om dit oogmerk Van Jezus Lyden en Sterven te vervullen, - vernrydt,. wyl hy u verloft heeft, alle Zonden, en leert naar het voorfchrift des Evangeliums goed te doen. Dan leeven wy dien Heere, die voor ons geftorven is, en kunnen ons over de voorde e Tit. U. 14,  van den Verraader. 127 deden van zynen Dood op eenen goeden grond geduurig verheugen. Laat ons ook het Voorbeeld, dat Jezus ons in zyn Lyden heeft nagelaaten, in onze Verzoekingen en Wederwaardigheden naarvolgen. Hy gedagt fteeds daaraan, dat hy volgens de Schrift en naar den Wil van God, zynen hemelfchen Vader, leedt; en deeze gedagte hielde zyne heilige Ziel in dat Geduld, en ook in die beftehdige Liefde jegens hen, diehemonregtdeeden. Ikgaa heen gelyk van my gefchreeven is l Deeze zelfde bedenking fterke ook ons tot Geduld en Zagtmoedigheid. Dewyl wy weeten en gelooven, dat ons niets buiten Gods wil kan bejegenen: zo moeten wy niet by de naafte oorzaaken van onze plaagen en lyden blyven ftil ftaan; maar opklimmen tot de eerfte oorzaak van alle de veranderingen, onzes Levens, en alle zelfs, de rampfpoedige, voorvallen dcezes Leevens gewillig uit de hand van God, onzen hemelfchen Vader, aanneemen. Dan zullen we onzen Pligt begrypen, ons onder de magtige hand van God verootmoedigen en leeren, welgemoed te wezen, en onze hulp te verwagten van den Heere, die wel flaat, doch ook weder heelt. Dan zullen wy de beleedigingen van trouwlooze en afgunftige menfchen, zonder Bitterheid, Boosheid en Wraak-  28 VI. PrEd. Het ontdekken enz. Wraakgierigheid,- verdraagen en ons erinneren, dat ook de magtigfte en onregtvaardigfte menfchen geene magt over ons hebben, wanneer het hun van God niet toegelaaten wierdt om ons te tugtigen. Dan zullen wy ondet^alle lyden dien Trooft ondervinden , dat wy den Wil van God doen, en die Hoope, dat wy de Belofte erven , en eenmaal de Kroone des eeuwigen Leevens ontvangen zullen, welke God beloofd neeft aan ailen , die Hem liefhebben ! Amen! Wy zien en erkennen ook in uw Lyden en Vernederingen , Heer onze Heiland! Uwegodddyke Heerlykheid, dat gy fchoon Gy het voornoemen en het oogmerk uwer Vyanden ken iet, en wijl wat U'zoudeoverkomen, U r.ogtans met eeneonyeranderlykeBereidwilliglteidin het leiden en in den dood, ter onzer Zaligheid. hebt overgegeven. Het gedenken aan uwe godlyke Liefde vervulle toch onze harten met eene opregte wederliefde en Dankbaarheid, en doe ons bejlüiten enftandvajlig daar'.n volharden om naar de Geboden en het Voorbeeld, diegy ons hebt nagelaaten, heilig en God? welbehaagende te leeven. G eef ons zwakken inzonderheid Kragt en Genade, om op uw Voorbeeld te zien, wanneer wy tot lyden geroepen worden, opdat wy ons ook oefenen mogen, om onzen wil aan den wilvanGod te onderwerpen, en af te lege en aile bitterheid en boosheid tegen die ons kwaad doen; en geheven, dat God omnietver laaten, ten gepaften tyde ons verlof en en all s ten onzen beftefchikhn zal! Amen! ZEVENDE  ZEVENDE PREDIKAATSIE OVER HET AVONDMAAL ONZES HEEREN JEZUS CHRISTUS. Evangelie van Lukas XXII: 19, 20. En hy nam Brood , en als hy gedankt hadde, brak hy het, en gaf het hun, zeggende : dat is myn Lighaam, dat voor u gegeven wordt. Doet dat tot myner Gedagtenijfe. Desgelyks ook den Drinkbeker na het Avondmaal, zeggende : deeze Drinkbeker is het Nieuwe Tejlament in mynen Bloede, het welk voor u vergooien wordt.   ZEEVENDE PREDIKAATSIE OVER HET AVONDMAAL ONZES HEERrN JEZUS CHRISTUS. INLEIDING. Am Mozes op godlyk bevel het P^fchfeeit inftelde , en het voor de eerftemaal met zyne Broederen hieldt; was 'er nog niets van dat alles gebeurd , wanr aan de Israëlieten op dit Fecii met Dankbaarheid gedenken moeften- De Eerilgeboorenen in Egipte waren nog niet gedood. Israël hadt de vryheid nog niet verkrèëgeri om het land zyner Dienftbaarhei.1 te verlaaten. God hadt zyn Vb k nog niet door z\nen fterken Arm uitgevoerd me6 tekenen en wonderen; toen de Jooden reeds zulke gebruiken en verrkjungen inftelden, die op deeze wonderen des Allerhoogden betrekking hadden, en het aandenken derzélven daar door moeften leevendig houden. Maar toen naderhand alles werkiyk volgde , wat Mores hun in den naam des Heeren voorfpelj hadde , konden zy daaruit geruflelyk befiuken, I a dat  132 VII. Pred. om het Avondmaal onzes. dat God deezen zynen Knegt in de daad tot hen gezonden hadt , en dat deeze inftelling van Mozes wegens het Paafch-feeft dat godlyk Gezag'hadt, het gene een Sakrament in de Kerk hebben moet. Op eene evengelyke wyze ftelde onze ge-, zegende Heiland het Heilig Avondmaal in ter gedagteniffe van zulke gebeurteniflen, die toen nog niet waren voorgevallen. Hy brak het brood , ter gedagtenis van zyn Lighaam, dat toen nog niet gemarteld en gekruift was. Hy fchonk den wyn , ter gedagtenis van zyn Bloed , dat toen nog niet vergooten was ,. maar nog behoorelyk door zyne* aderen liep. Hy vorderde pan zyne Apoftelen en Vrienden, dat zy , in het toekomende , ter gedagtenis van zyn doodslyden , deeze heilige plegtigheid zouden waarneemen:, dit deedt hy op eenen tyd , toen zyne Apoftelen nog in 't geheel niet begrypen konden , wat hunne Meefter door deeze zyne rede wilde te kennen geeven, en toen nog niemant op aarde kon weeten , of de nederige Jezus eene Gemeente op aarde zoude krygen , ( die deeze zyne Inftelling kon naarkomen en tot aan het einde der Weereld onderhouden. Ondertusfchen is toch alles gefchied , wat onze Heiland hier voorfpelde. En  Heeren Jezus Chrijlu. 133 En hier uit erkennen wy , dat hy een waar Gezant van God, de Zoon des Allerhoogften, is ; en dat wy verpligt zyn , ook hier in zyn bevel te gehoorzaamen , en zyn Avondmaal op zulk eene wyze te houden , dat wy deszeïfs Eindens vervullen , en daar van een waar nut in onze Zielen mogen gewaar worden. Hiertoe eenige aanleiding te geeven is het Oogmerk onzer tegenwoordige Redevoeringe ; waarom wy den goeden God ootmoedig hier in om zynen zegen bidden. VERKLAARING. Dat over den eigenlyken zin van Jezus woorden in de inftellinge des Heiligen Avondmaals veel twift en Verfchil onder de Chriftenen ont* ftaan is , en daar door voornaamlyk fcheuringen veroorzaakt zyn geworden , is, eider ! meer dan te bekend , en daarom des te droeviger, om dat deeze Plegtigheid van onzen allerheiligften Godsdienft , volgens het oogmerk van onzen algemeenen Verloffer en Zaligmaaker, een band van Liefde en Vrede zyn moeft voor allen , die den naam van Chriftus aanroepen. Verre zy het van ons , deeze on13 eenigheden  134- VII. Pred. over het Avondmaal ontes eenighoden, die de ftigtinge der Chriftenen niet kunnen beverderen , maar wel vertrna.;en en verhinderen, te vernieuwen of te vermeerderen. Wy willen veel liever over de woorden dee* zer inftellinge des Heiligen Avondmaals zodanige overweegin^en voordraagen , welken de ftigting , verbetering én Zaligheid kunnen bevorderen van allen , die Jezus den gekruiften in Eere houden. In dit godvrugtige oogmerk Zullen wy I. Die Waarheden voorftellen , welker een Christen zig by het gebruiken des Heiligen Avondmaals moet erinneren. En II. Aantoonen , in welke gemoedsgefteltenis wy aan Chriftus moeten gedenken , welken indruk dit gedenken aan zynen dood moet hebben op onze Zielen , en welke heilige voorneemens dit in ons moet te wege brengen ? I. Uit de woorden der Inftellinge zullen we eerftlyk aantonen , welke Waarheden eigenlyk daar door onder de Chriftenen worden lee* vendig gehouden Wy moeten naamlyk by dit Heilig werk ons in het algemeen het lyden en fterven van Jezus aan het kruis , en in het byzonder de oorzaken , eindens en nuttigheden van zynen dood erinneren. Aan  Heeren Jezus Chriftus. 135 Aan welk' gedeelte nu van Jezus leeven wy in zynen Avondmaale gedenken moeten , vereifcht noch een langduurig onderzoek , noch lydt eenigen twyfel De uiterlyke tekenen , welken onze Heere zelfs daarby vaftftelde, de verklaaring, die hy van deeze tekenen gaf , en alle woorden , die hy daar by gebruikte , overtuigen ons, dat het zyn wil is , dat wy daar door aan zynen Martel- en Kruisdood gedenken zullen. Hy fielt zig aan ons niet voor in zynen verhecr» lykten en heerlyken Staat, maar in zyne allerdiepfte Vernedering , als den Gekruiften , als den genen , die onder vergieting van veel bloed van het leeven op deeze weereld op eene geweldige wyze is beroofd geworden. D et dat tot myner Gedagtenijje! Gedenkt , als gy in uwe heilige Byeenkomfl van het gebroken Brood eet , en van den ingefchonken Wyn drinkt, aan die menigvuldige Verdrukkingen en aan dien bitteren Dood, welken ik in de dagen mynes vleefches hebbe verdraagen. Onze Heer wift maar al te wel, hoe ligtelyk het aandenken der gewigtigfte Weldaaden, by de meefte menfchen , door de verftroojing en ydelheid hunner Gedagten , wordt uitgewifcht, en Hem was tevens niet onbekend , welke kwaade 14 gevolgen  I3<5 VII. Pred. over het Avondmaal onzes gevolgen het vergeeten van zynen dood by de Belyders van zynen Naam moeft na zig trekken : hierom wilde hy door deeze wyze Verordening het gedenken van zynen bitteren en fmaadelyken kruis - dood . in zyne Gemeente vereeuwigen, en het woord des Kruifes, dat zoo veelen menfchen eene dwaasheid fchynen of eene ergenis wezen zouJe , onder allen , die geroepen zyn , als een dierbaar en geloofwaardig woord in ftand houden, het welk tot aan het einde der Weereld, zo lange zig eenige menfchen naar Hem noemen zouden, niet moeft vergeeten worden. Zo dikwyls gy dit brood eet, en van deezen drinkbeker drinkt, zult gy den Dood des Heeren verkondigen , tot Hy home l Gelyk de heilige Paulus deeze woorden van Jezus , doet dat tot myncr Gedagtenijje ƒ uitlegt (a~). Maar waarom wilde .onze Heer en Zaligmaaker , door deeze inftellinge des Avondmaals, zynen Dishpelen voornaamlyk het gedenken aan het einde zynes aardfehen Leevens, aan den diepften trap zyner Vernedering, aanbeveelen ? Om dat in dit gedeelte van Jezus leeven de grond van allen Trooft voor boetvaardige («) iKor, xi: 26.  Heeren Jezus Chriftus. 13? ge zondaaren verborgen ligt, en zyne groote Liefde jegens ons zig daar door voornaamlyk verheerlykt heeft. Daarom maakt hy ons in de woorden der Inftellinge opmerkzaam op de Oorzaaken en Voordeden van zynen dood , op dat wy daar door overreed zouden worden , om zynen dood te befchouwen als de grootfte. en gewigtigfte Weldaad, welke aan het getallen en elendig Menfchdom kon beweezen worden, en even daarom waardig is, dat wy ons denzelven met Dankzegging erinneren. Wanneer men fiegts ter loops de Gefchiedenis van Jezus laatfte Lyden befchouwt, dezelve bloot als gefchiedenis befchouwt, zo is zy nogtans in zig zelve ten hoogften merkwaardig, fchoon zy van zoo veel gewigt en aanbelang niet fchyne te wezen, dat zy verdiene, om door een zekere zeer plegtige Handeling der Gedagtenis van allen Chriftenen ingeprent te worden. Want , is het iets zo zeer buitengewoons, dat een onfchuldige , welke de heerfchende ondeugden zyner Eeuwe vryelyk beftrafte, en een yverig Leeraar der Godzaligheid was, een Offer is geworden der wraake en boosheid zyner vyanden ? Maar bedenken wy, dat het lyden des doods van onzen Jezus , veele Eeuwen te vooren , door den mond der heilige ProfeeI 5 ten ,  138 V. Pred. over het Avondmaal onzes ten , voorfpeld is geworden , dat Jezus zelfs zyne Diflipelen van de Oogmerken , Noodzaaklykheid en Nuttigheden zynes Doods onderrigt heeft, dat hy uit eene algemeene Menfchlievendheid , dit lyden en dien dood vrywillig ondergaan heeft , tot heil der Weereld : zo leeren wy deeze Gebeurtenis van eene geheel andere zyde befchoutyen , en worden overtuigd , dat Jezus volgens den voorbedagten Raad en Wil van God den dood voor ons gefmaakt, en ons daarom eene weergadelooze en onvergelykelyke Weldaad beweezen heeft. Dusdanig ftelt het Avondmaal ons den dood van onzen Heiland voor , en dit is wel het Hoofdoogmerk van deszelfs Inftellinge. Dit is myn Lighaam , dus fpreekt de Heere , dat voor u verbroken wordt, en dit is myn Bloed , het bloed des Nieuwen Verbonds , dac voor u vergooten wordt. Deeze herhaalde uitdrukkinge , voor u, leidt onze Aandagt eerfl: op tot de naaftè oorzaaken van Jezus lyden, Deeze oorzaak ligt in ons. Want dewyl fmerte en dood de Gevolgen der zonde zyn, dewyl door onze Overtreedingen der Godlyke Geboden de Dood en alle Plaagen , welken den zeiven zyn voorafgegaan , vergezellen of volgen zullen , zyn in de Weereld geko„ men:  Heeren Jezus Chriftus. 139 men : Zo hadt deeze Regtvaerdige , die van peene eigen' zonden wift , behoeft noch te lyden noch te fterven- De regtvaardige Regter der aarde hadt hem onmogelyk kunnen ffraffen en in den Kruisdood overgeeven , zo hy niet geheel vrywillig, ter bevordering van een groot en algemeen nuttig Einde, het lyden des doods op zig genomen, en zig Gode tot eene offerande voor anderen hadde opgeofferd. Voor u Menfchen , die u veelvuldig tegen God bezondigd hebt , en zyne regtvaardige ftraffen hebt te vreezen, voor u zal myn Lighaam verbroken , v or u zal myn Bloed vorgooten worden. Gy hebt my deezen Arbeid door uwe zonden veroorzaakt , en deeze Moeite door Uwe Misdaaden. Gedenkt derhal ven aan My, als het Lam Gods , dat hoe zeer in zig zeiven onfchuldig en onbevlekt, de zonden der Weereld draagen , en voor u tot een Zoen offer moet worden opgeofferd. Doch de woorden, vooru, zullen ons tevens de zaligende Nuttigheden en de heerlyke Uitwerking van Jezus Dood in gedagten brengen. Ten uwen befte zal myn Lighaam gekruift en gedood, en myn Bloed vergooten worden. Uwe ftraffen worden op my gelegd, op dat gy Vrede nebben , Vergeeving erlangen , en van uwe  140 VII. Pred. over het Avondmaal onzes uwe Verlofling en Verzoening mét God zoudt verzekerd wezen. Zo verklaart de Heere zig op het duidelykft by de toereikinge des Drinkbekers , welken hy noemt het Nisuwè Tejlament in zynen £lx-de , welk bloed vergooten wordt tot Vergeevinge der zonden. Het Nieuw Verbond , waar van de Profeeten des Ouden Teftaments gefproken , en waarin God aan allen, die boetvaardig tot Hem naderen, Vergeeving, Zegen en Leeven belooft,- zoude door den Dood des Middelaars bekragtigd en bevestigd worden , en de Verzoening en Zaligheid zou daar door worden aangezien als een regtmaatige Erfenis , welke op allen , die Jezus door Geloof en Gehoorzaamheid eerbiedigen, na den dood hunnes Vriends verfterven zou. de. Door deeze voorftellinge van de oorzaaken en voordeelen van Chriftus dood zal het Avondmaal voor zyne Leerlingen een onvergeetelyk Gedenkteken zyner uitmuntende Liefde jegens ons worden. Gedenkt, zo dikwyls gy de aanbevolen' Handeling herhaalt , aan uwe zonden en verdiende ftraffen , als aan de Oorzaak en Aanleiding van myn bitter lyden. Maar gedenkt ook te gelyk aan uwe Verlofling van den toekomenden Toorn , als een gevolg van  Heeren Jezus Chriftus. 141 van mynen Dood , en befluit daar uit, hoe zeer ik u hebbe lief gehad , door myn Leeven voor u te geeven, op dat gy niet zoudt verboren gaan, maar het eeuwige Leeven heb ■ ben door het Geloof in mynen Naame. - Deeze zyn de dierbaare waarheden, Chriftenen ! tot welker Gedagtenis en overweeging het Heilig Avondmaal ons is aanbevolen. Jez's is geftorven. Hy is om onzer zonden wille geftorven. Hy is, tot onze Verlosfing en Regtvaardigmaakinge voor God, geftorven. Zo zeer heeft Hy ons lief gehad, dat hy zyn Lighaam voor ons heeft laaten kruifigen en dooden, en zyn Bloed vergieten, opdat wy in Hem zouden hebben de Verlosfing door zyn Bloed, naamlyk de Vergeeving onzer Misdaaden! II. De overdenking van die Waarheden, welken wy by het gebruiken des Heiligen Avondmaals ons moeten te gemoete voeren, dient ons nu ook ter Onderrigting, hoedanig wy de Gedagtenis van Jezus Dood moeten vieren, welken Indruk dit op onze harten maaken, welke goede voornemens dit in ons moet te wege brengen. Erinnert ons het Avondmaal, dat onze Zonden de oorzaak geweeft zyn van al het Lyden en het Sterven onzes Verlosilrs, zo moeten wy het zelve  \ 142 VIT. Pred. Over het Avor Smaal en&es zelve eerftlyk met een boetvaardig harte vieren in de opregifte Voorneemens om ons te bete. ren en te hekeeren. Dewyl deeze Regtvaardige geftorven is ; zo leeren wy daaruit, dat God een Wrceker is der Zonde, en dat tegen den Heere onzen Goi te zondigen en Hem niet te vreezen , het grootfte Kwaad zyn mo t. De overdenking van Jezus lyden in hetalgemeen, en we! byzonderlyk vanzjnen bitt ren Ziels angff. in den Hof Gethfemane, en van zynen Martel» dood, moet ons tot deeze deemoedige Bekentenis opleiden: dit alles en nog veel n.eerder hebbe ik verdiend, wat deeze onfchuldige geleeden heeft! Voorwaar Hy droeg onze krankheid, en O"ze fmerten waren op hem Om onze overtreedingen is hy verwon 't, om onze Ongeregtigheden is hy verbryzdd Ook myne ftraffe was op hem. Voor den Allerhoogften kan de godlooze niet beftaan , Hy kan de zonden niet ongeil raft laaten. Om ;;an ons, die van Natuure Vaten des Toorns waren, Barmhartigheid te bewyzcn, liet hy onzen Jezus de ftraffen, die ons gedreigd wajen, draagen, en ons nu den vrede aanbieden. Welke (traffen dan zoude ik niet verdienen, wanneer ik door onboetvaardigheid deeze grot te Goedertierenheid mynes Gods moedwilliglyk verwaarloosde, Hem, den Regt*  Heeren Jezus Clirijlus. 143 Regtvaardigen , niet vreezen, en in voorbedagte zonden volharden wilde, nadat Chriftus myne zonden in zyn Lighaam aan het hout heeft gedraagen, op dat ik, der zonden geftorven zynde, der Geregtigheid zoude leeven. De Liefde des Vaders, de Genade onzes Heeren Jezus Chriftus roept my tot Boete en Bekeering; daarom zal ik den Allerhoogften myne Overtreedingen bekend maaken, en Hem een gebroken Geeft, en een verflaagcn Harte opofferen, want deezen zal Hy niet veragten. Dewyl Chriftus voor myne Zonden in het Vleefch heeft geleeden, zal ik den Tyd, die my overig is om in het vleefch te leeven, leeven nietnaar de zinnelykheden der Menfchen, maar volgens den wil van mynen God en Vader, die in de Hemelen is. ' Zal ons ten anderen het Heilig Avondmaar de voordeden van Chriftus dood erinneren; zo moeten wy zyn Gedagtenis in Geloove en met Vreugde daarby vernieuwen. Is Chriftus Lighaam voor ons gekruift, is zyn Bloed voor ons, tot vergeevinge onzer zonden, vergooten geworden ; dan behoeft geen Chriften te twyfelen, dat hy by God Genade zal vinden, [zo hy ze maar ernftiglyk zoekt. God heeft zig aan ons in Chriftus geopenbaard als den God des Vreedes,  144 VII. Preö. Over het Avondmaal onzes des, die geen welgevallen heeft in den dood des Zondaars, maar wil, dat hy zig bekeere en leeve, en daarom heeft hy de bediening en het woord, dat Verzoeninge predikt, ingevoerd en geveftigd. Zo dra derhalven ik my in diervoegen voor God be wuft ben, dat ik voortaan niet meer de Zonde, maar den Heere mynen God wil dienen ; kan ik my daarop verlaaten, dat ook my Barmhartigheid in Chriftus gefchieden zal, dat ook ik niet zal fterven of verJooren gaan, maar leeven om zynent wille, die myne zonden aan het Kruis gedraagen en verzoend heeft, en nu myne Voorfpraak is by den Vader. Zullen wy eindelyk in het Heilig Avondmaal de Gedagtenis van Jezus Liefde vieren; zo moet ait ons opwekken en aanmoedigen, om in zyne Liefde te blyven, en volgens zyn Bevel en Voorbeeld ook de Liefde en Vrede met allen na te jaagen. De Zoon van God heeft ons lief gehad, zo zeer lief gehad, dat hy zyn Leeven voor ons gelaaten heeft. Wat is dan billyker, dan dat deeze herhaalde overweeging het Voorneemen en Befluit onzer Ziele verfterke, om Hem wederom lieftehebben, fteeds gewilliger zyne Geboden te bewaaren, fteeds opregter en vroomer voor Gods Aangezigt te wandelen,  Heeren Jezus Chriftus. 145 len, en ons alzo beftendig in zyne Liefde te beveiligen, dat wy in Vreugde en Vrolykheid kunnen wagten op de Barmhartigheid onzes Heeren Jezus Chriftus, ten eeuwigen Leeven ? Heeft hy zig voor allen ter Verlosfing overga* geven; zo moet zyne Gedagtenis ons beweegen cm in de Liefde jegens allen te wandelen, gelyk Chriftus ons heeft lief gehad, en zig zeiven voorons heeft overgegeven tot eene offerande en een flagtoffer Gode, tet eenen welriekenden reuke ( b ). Daarom moet het Heilig Avondmaal eigenlyk in het Gezelfchap van andere Chriftenen gevierd worden , opdat wy allen, die met ons van een Brood eeten , en uit eenen Beker drinken , fteeds leeren aanzien als de zodanigen, voor welken Chriftus ook geftorven is, welken hy ook heeft lief gehad , en die daarom, hoe gering zy in de weereld ook zyn mogen, nogtans onze Liefde, Agting en Dienftwilligheid waardig zyn. By het gebruiken van dit Liefdemaal moet een ieder Cbriften, die daaraan deel neemt, zig bepaalen tot Vrede , Barmhartigheid en alle goede Werken , ja zig verbinden zig zo jegens zyne kEvennaaften te ge- (6) Eph. V: 2. K  146 VII. Pred. Over het Avondmaal onzes ge'draagen , als Chriftus gewandeld heeft. Hebben wy zyne Liefde gekend, waardoor Hy zyn Leeven voor ons gegeven heeft; zo moeten wy ook ons Leeven voor onze Broederen laaten, en niet alleen met woorden of met den monde liefhebben, maar in de daad en waarheid, (c). Zo verpligt dan de Gedagtenis van Jezus dood ons tot Bekeering, Geloove, en tot Liefde jegens Hem en jegens allen, die met ons door Hem geliefd worden. En wanneer wy deeze onze verpligting ernftiglyk overweegen, en beflooten hebben en gemoedigd zyn om dezelve te vervullen, dan zal het openlyk verkondigen van Jezus Dood en het geduurig herhaaien daarvan in het H. Avondmaal, tot Eere ftrekken van Hem, die voor ons gekruift is, en ons tot een waar en wezenlyk Voordeel. Dan verkondigen wy den dood onzes Heeren regt dankbaar, en volgens het oogmerk, waartoe Hy dit Sakrament des Nieuwen Verbonds heeft ingefteld. TOEPASSING. Wy zullen deeze onze Verhandeling met eeni- (V) L Joanm. III: 16. 18.  Het ren Jefus Chriftus. 147 eenige in onze dagen byzonder nuttige Vermaningen befluiten. Erkent toch eerftlyk gy allen, die den Naam van Jezus noemt, dat het eene volftrekte pligt der Chriftenen is, het Avondmaal des Heeren te houden. Want het Bevel van Chriftus ftrekt zig uit tot ons allen: doet dit tot myner Gedagtenis! Wy moeten den Dood des Heeren, juift door het gebruiken van dit ons aanbevolen Sakrament, verkondigen , tot dat Hy kome. Dat men zo veele voorwendfelen, zo veeleontfchuldi^ingenzoekt, om zig van deeze verpligting te ontdaan, is zekerlyk een Bewys van het groot verval des Chriftendoms in onze dagen. Men moge uit eene heilige Verwaandheid, of uit vleefchlyke Geruftheid en Ydelheid, of uit an lere oorzaiken , de Vergaderingen der Chriftenen en hunne Byeenkomften aan de Tafel des Heeren verwaar. loozen; het is egter onmogelyk, dat iemant, die niet openlyk ontkent, dat Jezus de Heere is, door wiens Genade wy hoopen zalig te worden, met zig zeiven, wel te vreden is, en een geruft gemoed heeft, wanneer hy tegen het uitdrukkeljk en algemeen Bevel van Jezus handelt. Ook in dien zin heeft onze toekomende Regter reden tot zodanige Belyders zynes Naams te K a zeg-  j48 VII. Pred. Over het Avondmaal onzes zeggen; wat noemt gy my Heere! Heere! en doet niet het gene ik u bevolen heb ? Die het Sakrament des Ouden Verbond veragtte , moeft uit het Volk van God worden uitgerooid. Met deeze Bedreiging heeft wel de godlyke Stigter van onzen Godsdienft het door Hem in het nieuw Verbond ingeftelde Verbonds - teken ons niet aanbevolen, dewyl zyne Leerlingen geenen Geeft der Dicnftbaarheid ontvangen zouden. Doch het moetwillig verwaarloozen zyner wyze Verordeningen, kan toch in geenen deele beftaan met het Getuigenis van een goed Gc\vecten,en eener blymoedige HoopetotHem onzen Zaligmaaker, enzaldus niet eeuwig ongeftraft blyven. Het vieren des Heiligen Avondmaals is zekerlyk wel niet de Hoofd - pligt der Chriftenen , maar het is en blyft egter altyd een Pligt, die met den Hoofd-pligt in een naauw Verband ftaat. Deezen zal men voornaamlyk vervullen , en daarom egter de anderen niet nalaaten. Alle Pligten des uiterlyken Godsdienftes zyn gefchikt, om ons den inwendigen Dienft, welken wy onzent God, en Hem dien Hy gezonden heeft, verfchuldigd zyn, te erinneren, en wanneer men de Natuur en de Zwakheid der menfchen 'wel kent, moet' men altyd bevreesd zyn, dat de  Heeren Jezus Chrijius. 149 de inwenc'ige Godsdienft er altyd by lyden zal, v anneer dc pligten van den ukwendigen Godsdienft nagelaatea en gering geagt worden! Tragt dan boven al, en dit is myne tweede Vermaaning, tragt dan vooralgeliefjle Vrienden! het gedenken aan Jezus den Gekruiften u tot een vroom gedenken te maaken; want dan zullen wy van binnen aangedreeven worden, om, dikwyls en gaarne te doen, het gene wy, volgens de voorfchriften onzes Heeren, ter zyner gedagtenisfe doen moeten. Want dan eerft wordt de verkondiging van Jezus Dood ons aangenaam en verkwikkelyk, wanneer wy op goede gronden weeten, dat Hy door het voleinden van het lyden des doods , ook voor ons eene oorzaake der eeuwige Zaligheid is geworden. En daarvan kunnen wy verzekerd worden , zodra het ons maar ernft is de voorwaardens te vervullen, op welken God ons de Genade en het Leeven heeft toegezeid. In zynen Naam wordt ons eerft de Bekeering gepredikt en daarna de Vergeeving der zonden. Wanneer wy dan de zonden van ons voorgaand Leeven betreuren met eene Gode aangenaame Droefheid, en een opregt voorneemen hebK 3 ben  15° VII. Pred. Over het Avondmaal onzes ben genomen, om ons te beteren en alleen den Wil van God te doen: dan kunnen wy de Vergeeving onzer zonden zoeken , en daarop met vertrouwen hoopen , en ons de Beloften des Nieuwen Verbonds, het welk door Chriftus bloed verzegeld is, toeèlgenen. En wanneer wy vervolgens onze Heiligmaakinge in Gods vreeze najaagen, en aanhoudend bidden om den Geeft, die onze zwakheid te hulpe komt, en alle vlyt aanwenden, om in ons Geloof en in onze Deugds - betragting te vorderen : dan maaken wy onze Roeping n verkiezing in den Heere fteeds vafter, en zo lange wy in den Vleefche leeven, leeven wy in het Geloot van Gods Zoon, die ons heeft lief gehad, en ons met God verzoend heeft. Zulk een regtfchaapen Chriften is altyd bereid om de Gedagtenis van Chriftus Dood te vieren, en het is hem eene groote Vreugde, dat Hy door deeze Heilige en ons aanbevolen Plegtigheid naderen mag tot den God des Vreedes , en zig openlyk beroemen in de Liefde des Vaders en de Genade onzes Heeren Jezus Chriftus. Beproeft u dan daarna naauwkeuriglyk, Geliefden ! wanneer gy het Avondmaal des Heerenhouden wilt; of gy u van ganfeher harte bekeerd  Heere Jezus Chriftus. i$i keerd hebt tot den Heere, en voorneemens zyt om naar Jezus geboden, in opregte Vroomheid enmeteenonergerlykgewiiTe, voor God en voor de menfchen te wandelen? Oordeelt niet naar zekere aangenaame en vrolyke Aandoeningen der . Ziele, of gy •waardiglyk en met nut ten Avondmaal gaat. Die Bevindingen kunnen bedriegen, en maaken eenen Indruk van korten duur. Is ons hart regtfchaapen voor God, zyn wy onveranderlyk bepaald, om volgens alle de Geboden des Euangeliums te wandelen en daardoor te bewyzen, dat wy Chriftus kennen en liefhebben: zo hebben wy een onbedriegelyk kenteken, dat wy zyne Vrienden zyn. En zyn wy zyne Vrienden en waare Leerlingen; zo heeft hy zekerlyk ook voor ons zyn Leeven gelaaten , en dan moet de Verkondiging van zynen Zoen-dood niets als Vreugd, Lof en Dankzegging in ons te wege brengen; en alzo zal onze Vreugde in Hem fteeds volkomener worden (i). Maar zal het gedenken aan onze menigvul. . dige Gebrekenen Onvolmaaktheden onze vreugde niet dikwyls nog verminderen ? Wanneer wy 00 Zie Joamn. XV: 13- 14- en XVL 2*' K4  252 VII. Pred. Over het Avondmaal onzes wy maar niet moedwillig zondigen, wanneer wy in goede en kwaade dagen dezelfde voorneemens behouden, om in de Waarheid te wandelen en de Leere van Jezus, die wy hebben aangenomen , door een heilig Leeven te verfieren: dan zal juiffc dat gene , waaraan ons zyn Avondmaal erinnert, eene onuitputtelyke Bron van Trooft worden ; dat wy zwakken in Hem eenen Voorfpraak hebben by den Vader, en dat hy eene Verzoeninge is voor onze Zonden (e"). Zo dan maar in onzen Geeft geen bedrog is, kunnen wy ook, by deeze godsdienftige Verrigting , met een waaragtig harte , en vry van een ergerlyk Gewceten toetreeden, en vaft houden aan de Belydenis onzer Hoope en niet wankelen ; want Hy, die ons Barmhertigheid beloofd heeft , is getrouw! Gy dan, die het Evangelie van Chriftus zoekt waardig tc wandelen , houdt gy, ook door het gebruiken van zyn Heilig Avondmaal, fteeds in gedagtenis onzen Heere Chriftus Je. zus , die ons ten goede is geftorven, en ook opgeftaan is en nu eeuwig leeft, om die genen volkomen zalig te maaken, en voor hen te bidden, welken door Hem tot God gaan. Dit (O I. Jo ANK. Ui I. 2.  Heeren Jezus Chriftus. 253 Dit herhaald gedenken van Jezus dood moe-r dige ons aan , om langs zo meer af te ftaan van alle ongeregtigheid, den weg zyner Geboden, den weg der Waarheid en Geregtigheid te bewandelen , en ons alzo meer en meer voor te bereiden tot dat beter Leeven, waartoe Hy ons verloft en geroepen heeft. Dan zullen wy eindelyk daar aankomen , waar wy Hem niet meer door tekenen en als in eenen fpiegel , maar, van Aangezigt tot Aangezigt zullen zien , en altyd by Hem zyn; aldaar zullen wy met allen vcrloften en uitverkoorenen den Lofzang zingen van den Lamme , dat gcflagt is voor dc zonden der Weereld, en dat ons Gode gemaakt heeft tot Koningen en Priefteren , tot in Eeuwigheid ! Amen ! Dierbaar en waard blyve ons , verheerlykte Heer en Heiland ! de Gedagtenis uwes Doods, door welken wy verloft en tot de Hoope des eeuwigen Leeve-is gebragt zyn ! Doch zy blyve ook voor ons een fterk drangmiddel om U onzen Heere te leeven, uwe Geboden gewillig te onderholden , en in Kinderlyke Vreeze voor God , en in eene opregte Liefde jegens onze Broederen, te Kandelen; op  154 VIL Pred. Over het Avondmaal onzes e.z.v. op dat zy ons eene leftendige Grond van Trooft en Hoope tot God , onzen Vader, worde in Leeven , in Lyden en in Sterven! Amen ! AGTSTE  AGTSTE PREDIKAATSIE OVER DEN PLIGT VAN OOTMOEDIGHEID EN ZELFS - VERLOOCHENING, WELKEN JEZUS ZYNEN APOSTELEN NOG KORT VOOR ZYNEN DOOD INPRENTTE, Evangelie van Lukas, XXII. 24. 30. En er kwam twifiinge onder hen, wie hunner de mee fee fchten te wezen. Doch hy zeide tot hen ; de Koningen der Volken hcerfchen over dezehen en hunne Gemagiigdén noemt men genadige Heeren. Maar gy riet alzo]: maar de meefle onder u die zy gelyk de minfie; en die Voorganger is als een die dient. JVint wie is meerder, die aanzit of die dient? Is rt niet dis aanzit ? Maar ik ben in 't midden van u als een die dient. En gy zyt de genen, die met my ftejds gebleeven zyt in myne Verzoekingen: Daarom verordineere ik u het Koningryk, gelyk myn Vader my dat verordineerd heeft: opdat gy eet en drinkt aan.myne Tafel in myn Koningryk , en] zit op Tromen, oordeelende de twaalf Gejtagten van IfraH.   AGTSTE PREDIKAATSIE OVER DEN PLIGT VAN OOTMOEDIGHEID EN ZELFS - VERLOOCHENING, WELKEN JEZUS ZYNEN APOSTELEN NOG KORT VOOR ZYNEN DOOD INPRENTTE. INLEIDING. D c pligt van Nederigheid en zelfs - verloochening wordt ons , in de ganfche Lydens gefchiedenis onzes Heere, op het nadrukkelykft gepredikt en ingefcherpt. Letten wy op de oorzaaken van zyn lyden , hoe deeze onfchuldige en regtvaardige alleen, om onzer zonden wille, geftraft en gedood is geworden als het Lam van God , dat de zonden der weereld droeg : zo moet het gedenken aan onze zonden ons billyk verootmoedigen en ons overtuigen, dat wy voor God, den allerhoogften, allen Roemmilfen, en dat wy in eene beftendige Ootmoedigheid voor Hem] moeten wandelen, op dat wy Genade erlangen mogen. Gedenken wy aan dat groote Voorbeeld van zelfs- verloochening, dat Jezus in zyn ganfche  158 VIII. Pred. de pligt van Ootmoedigheid. fche aardfche Leeven , maar vooral h deszelfs laatfte deel heeft gegeven ; dan moeten wy dat woord der vermaaninge tot zyne Apostelen als den Hoofdregel van onzen wandel ftellen : leert van my , dewyl ik zagtmoedig ben en nederig van harten , op dat gy ruft moogt vinden voor uwe Zielen (a). Befchouwen wy eindelyk Zyn doods - lyden als het hoofdbew}-* van d:e waarheid, dat zyn Ryk niet van deeze Weereld was , en dat ook wy gevolglyk ons deel hier niet moeten zoeken , dat lyden en Elende ook op ons , in deeze tyden van verzoekingen , wagten, welken wy in de hoop op een beter Leeven met onderwerping moeten draagen : O ! hoe dwaas en eenen Chriften ganfeh onbetaarhende moet dan ene ydele Eer. zugt, en de begeerte na het gene op aarde is aan ons voorkomen ? Het Kruis, waartoe ons Beroep ons opleidt, moet ons hart van trotsheid en ydelheid bewaaren, en moet dienen om ons te oefenen in de Verloocheninge van ons zeiven en de verzaakinge der Weereld , op dat wy gefchikt en voorbereid mogen worden tot die Heerlykheid, welke onze Heere na het lyden des Doods heeft beërfd. Die myn Leerling (a) Matth, XI: 29.  en Zelfs - yerloocheninng. 159 Leerling zyn wil, verloochent zig zeiven, neeme zyn Kruis op zig , en volge my (b )! Dit prentte Jezus zynen Vrienden in, zo lange hy byhen was ; en in de laatfte uuren van zyn Leeven gaf hy hun, ook in dit opzigte , het waardigfte Voorbeeld ter hunnner Naarvolginge. Sch ;on hy Gods Zoon ware, moeft hy nogtans, in het gene hy leedt, Gehoorzaamheid leeren. En wy moeten even die zelfde Gehoorzaamheid, even die zelfde Ootmoedigheid , even die zelfde Verloochening van ons zeiven van Hem leeren, indien wy bewyzen willen , wiensv Leerlingen wy zyn, en welken Geluk wy van Hem verwagten. Onze tegenwoordige Lydens-tekft zal ons onze grootfte Verpligting tot de geroemde Deugd van Ootmoedigheid voorftellen. God geeve , dat wy allen hooren en doen , wat onze Heer van ons afvordert! VERKLAARING. In dien . zelfden tyd, dat onze gezegende Verloffer tot den diepften Trap van Vernedering zoude nederdaalen, en hy daarop bedagt was, (&) zie Luk. XIV: 26, 27.  lóo VIII. Pred. de Pligt van Ootmoedigheid was , om zyne Apofteen in bun Geloove te bewaaren , en hun een Voorbeeld ter Naarvolginge te geeven ; in dien tyd ontftondt onder hen eene ydele Rangftryd : wie onder hen in het Ryk van den MeJJias voor de meefle zou gehouden worden. Noch de vermaaningen tot Nederigheid , welken zy zo dikwyls uit den Mond van hunnen Meefter ontvangen hadden , noch zelfs zyne Voorfpelling van zynen aanftaanden bitteren Dood, waren in ftaat hen van het vooroordeel te geneezen , dat de Gezalfde des Heeren een aardfch Vorft zyn, en zyne Aanhangeren tot de hoogfte waardigheden verheffen zoude. Zy kleefden deezen Joodfchen droomen bcftendig aan , ftreeden reeds onder eikanderen over den Voorrang, en fchynen zelfs Jezus woorden van zynen aannaderende Dood , volgens hunne opgevatte Meeningen , in diervoege uitgelegd te hebben, dat men Hem wel de gevaarlykfte laagen zoude leggen , maar dat hy ontwyfelbaarover zyne Tegenftreveren zoude zegenpraalen, en dat hy een heerlyk Koningryk op aarde zoude oprigten. De Heiland onderrigtte hen daarom op nieuw, dat zy zyn Ryk met de Rykcn dezer weereld niet moeften vermengen t en dat zy gevolglykook andere Gevoelens moeften koerieren , en andere Leevens- regelen  en Zelfsverloochening. l6ï regelen volgen, als de kinderen deezer weereld doen. De voorrang van aardfche Vorften boven nederige Menfchen beftaat zekerlyk in een grooter Magl en Geweld, welke ook hun, die by hen de naaften zyn , en door wier Hulp men Gunftbewyzen ontvangen kan, Aanzien, Vermogen en Eerbieding verfchaft. Doch in het geeftlyk Ryk des Heeren beftaat in tegen* deel de waare Rang in een' hooger trap van Godzaligheid , Liefde , Dienstwilligheid, Ootmoedigheid , Lydzaamheid , waar door wy het welbehaagen van God erlangen , en voor een grooter graad van Zaligheid vatbaar worden. De Koningen deezer Wesrcld heerfchen, en hunne Cemagtigden {c) , hunne Stadhouders en Bedienden, die naaft en onder hen de hoogfte Magt in den Lande bezitten , noemt men Genadige Heeren , men geeft hun den Voorrang , en tragt hune Gunft te winnen. Maar gy zult niet alzo gezind zyn. Gyzu't geen geweld pleegen, noch u eenige Magt aanmaatigvn, 't zy over de Goederen deezer weereld, of over de Confcientien der Menfchen. Want myn Ryk js niet van deeze weereld. Ik ben in de weereld gekomen om der Waerheid getuigenis te geeven, ( f ) volgens de Hoogd. vert. i  ï 6 2 VIII. P r e d. de Pligt van Ootmoedigheid. ven , de Menfchen van hunne dwaalwegen af te brengen, en den eenigen waaren en regten weg des Leevens aan te wyzen. En gy zult nu wel haaft in myne plaatfe het werk onderneemen om de Menfchen te overreeden, te bidden en te vermaanen om aan my, den Heiland der weereld, te geboven, het Juk myner Geboden op zig te neemen , en al wat waaragtig, goed en bflyk is te bedenken, in de Verwagtinge eenes beteren Leevens. Gy zult Lichten zyn in de weereld, Voorbeelden myner Gemeente in goede werken , op dat gy zelfs •met hen , die u hooren , moogt zalig worden. Tegen deze uwe Beftemming zoudt gy in allen deele handelen , wanneer gy u trotfelyk boven anderen wildet verheffen , en u gelyk Hellen met de weereld in de Begeerte na Magt, Rykdom en Roem, en u niet veel eer wildet vernederen en u voegen , om eenen ■iegelyk te bedienen met die Gaaven, welken hy reeds ontvangen heeft, of nog ontvangen zal. De Grootfie onder u zy gelyk de minjie, en de yoomaamjle zy gelyk uwe Dienaar. Gy moet -eenpariglyk tot Nederigheid en Liefde genegen zyn , en hoe meer Gaaven en Bekwaamheid iemant onder u bezit, zo veel te meer zal die zig verpligt houden , dezelve ten Nutte van anderen,  tn Zelfsverloocheningj 163 anderen, ten algerneenen welzyn, ter Uitbreidinge van myn geeftlyk Koningryk , het Ryk der Waarheid , en der Godzaligheid, en des Vredes aan te wenden. Aldus verklaarde Petrus naderhand voor de jonge Leeraars des Euangehums dit woord van Chriftus tot zyne Apoftelen. (c) O! hoe zeer ftrekt deeze overdenking tot Roem van den Chriftlyken Godsdienft, dat hy, die denzelven het eerft aan de weereld heeft gepredikt, en zyne volgende Leeraaren zelfs onderrigtte en vormde , geene aardfche Magt, Eer en Voordeel zogt, maar dat hy alleenlyk daar op bedagt was , om het Ryk der waarheid uit te breiden, de verdorven Menfchen te verbeteren , en hen aldus gefchikt te maaken voor de eeuwige Zaligheid! Zo welvoegende en onbaatzugtig handelt toch wel geen vals Profeet , geen Bedrieger! Ja, de Godsdienft van Jezus, die tot Verlichting en Verbetering van alle menfchen dient , die eenen ieder in zyn Beroep tot zynen pligt noopt, eenen icgelyken ftand zyne waare Grenzen aanwyft, en den Menfchen de Liefde tot goede Orde, Geregtigheid en Goedheid inboezemt, is ook voor de Welvaart van alle ftaaten de befte «* a*4 tó \ .. en ic) I. Pbtr. V: 1 5. L 2  164 VIII. Pr e d. de Pligt van Ootmoedigheid en aanneemenswaardigfte Godsdienft , welke de Koningen te gelyk met hunne Onderdaanen reeds hier en tevens voor Eeuwig zal gelukkig maaken , wanner men dien naamlijk zo opregt aanneeme , dat men naar deszelfs VoorFchriften wil luiftercn ! Hoe zeer moet dat Gedeelte der Chrisfflijke Kerke, niet verbafterd wezen , waarin zij , die Geeftlijken heeten , tegen het uitdrukkelijk Bevel onzes Heeren , zig het Aanzien en de Magt van Weereldfche Vorften aanmaatigen , zig over alles verheften wat Hoog genoemd wordt op aarde , en de Heerfchappij ecnes Dwingelands oefenen over de Geweetens en de Leevens hunner Mede chriftenen ? En hoe onbetaamelijk is het voor een ieder Chriften, maar vooral voor eenen leeraar des Evangeliums, wanneer hy eene zo heftige begeerte tot roem, hoogheiden rang in deeze Weereld, verraadt, en niet veeleer al zijnen Roem daarin zoekt, om een Dienaar en Naarvolger van Jezus, beiden in Leer en Leeven, te wezen. Jezus dringt deeze gewigtige Leer by zyne Apoftelen aan door zyn eigen Voorbeeld , dat hy hun gegeven hadde : (d) want wie, zegt hy , is Grooter? Die aanzit of die dient? Is 't niet die aanzit ? Maar ik ben in 't midden van (<*) Tekft vs. 27.  en Zelfs verloochening. 165 van u als een die dient! zo fprak Jezus zyne Apoftelen aan , na dat hy hun kort te vooren de Voeten hadt gewaffen. Toen washy onder hen als een Dienaar , en hy ontdekte hun het Oogmerk dezer Verrigtinge, die den Apoftelen zo vreemd en ongeyoegelyk voorkwam, met de volgende woorden : Gy heet my Meefter en Heere , en gy zegt ixel: want lk ben 't. In • dien dan Ik, uwe Heer en Meefter , uwe Voeten gewaffen hebbe . my den geringften Dienft niet gefchaam t hebbe; zo zyt gy ook fchuldig malkanders Voeten te waffin , eikanderen den nederigften Dienft niet te weigeren. Want ik hebbe u een Voorbeeld gegeven , op dat ook gy doet, gelykerwys ik u gedaan hebbe (e).' In zynen ganfchen Wandel gedroeg hy zig dienftvaardig , befcheiden , nederig, en toonde noch Heerfchzugt noch begeerte na Roem. En nog op het einde zyns aardfchen Leevens, fchoon hy zeer wel wifte, dat de Vader alle dingen in zyne handen gefteldt hadt, en dat hy van God gekomen was , en wederom tot God gaan zoude , nog toen wilde by ons het allerfterkft bewys zy her Zelfsverloochening en Liefde geeven , daarin dat hy voor ons ftierf , en daar door de O) Joakn. XIII: 13 15. L3  1(56 VIII. Pre'd. de Pligt van Ootmoedigheid de Waarheid verzegelde, dat hy , de Zoon des Menfchen , niet in de Weereld gekomen was om gediend te worden, maar cm ons te dienen , en zyne Ziele te geeven tot een Rantfoen voor veelen (f). Maar nu, dit zyn voortreffelyk voorbeeld moet in de Gemoederen van alle zyne Leerlingen alle neigingen toe Trotsheid en ydele Eergierigheid bedwingen, en hen op het kragtdaadigfte bevveegea , om dat n-derig Gevoelen , dat in Hem was , aan te neemen , en zig onder eikanderen gezamenlyk tot de wedde te beyveren , om eikanderen te dienen , eenen iegelyk nuttig te worden , en op hun eigen niet alleen te zien, maar ook' liefderyk te zien op het gene dat der anderenis, Deeze heilige Leeringen van Nederigheid en Zelfs verloochening pryftJezus den zynen aan door eene Belofte des eeuwigen Levens. Wanneer zy hunne ydele Verwagtinge van het aardfche Ryk van den Meffias lieten vaaren, en Hem in zyne Nederigheid en Geduld naarvolgden ; wanneer zy Hem , ook na zyn Vertrek tot zynen hemelfchen Vader, getrouw bleeven, en het werk, waartoe hy hen beftemd hadt, naar zyn Voorbeeld yverig en behoorelyk volbrag- ten; (/) Matth. XX: 28.  en Zelfsvirloochening. 167 » ten : dan zouden zy ook eenmaal, in Gods hèmelfchKoningryk, aan zyne Heerlykheid deelagtig worden, en alzoo oneindi r gewigtiger voor• deelen'en Belooningen erlangen, dan de aardfchgezinde Jooden zig in het Ryk van den Meffias op aarde voorfpelden en beloofden. Gy zyt, dus fpreekt hy zynen Vrienden liefderyk toe , gy zyt de genen, die by my fteeds gebleeven zyt in myne Verzoekingen , die my niet verlaaten hebt (g). Door myne Vernederingen moet gy vervolgens aangemoedigd worden, om in het Geloove in my, en in myner Naarvolginge te volharden, wanneer gy zelfs Verzoekingen, Lyden én Smaad om mynentwille verdraagen moeft: want dan zal uw Loon groot zyn in den Hemel. De Heerlykheid , welke my na myne Vernederingen tot een Erfdeel beftemd is, wil ik aan u als by Teftamente vermaaken , en datTeftament zal ik door mynen Dood verzegelen. Ik verzekere u , eer ik fterve , dat gy daar met my aan myne Tafel zult eeten en drinken , myne Vertrouwden wezen, en in mynen Ryke met my op Troonen zitten om te omdeden de twaalf Geftagten van Israël (/>) ! De laatfte (g ) Tekft vs. zi, (ft) ald. vs. 30. L4  168 VIII. Pred. de Pligten van Ootmoedigheid. laatftewoorden deezer Belofte gaan den Apoftelen van Jezus voornaamlyk aan. Dewyl deezen geroepenwaren , om aan het huis Israël het Evangelie te verkondigen van Chriftus, den Koning van Isrraël, aan de Vaderen beloofd; kreegen zy ook van den Heere het Regt , om het ongeloovig Deel deezes Volks eenmaal met Hem te oordeelen , en van de Regtvaardigheid hunnes Vonnis en hunner Verwerpinge voor het aangezigte van Gods Engelen te getuigen. Doch de overige Woorden deezer Belofte verzekeren allen, die in Hem beftendig gelooven , en Hem ook onder veel lyden en verdrukkinge gehoorzaamen, en tot aan het einde hunnes aardfehen Leevens blyven naarvolÊen; dat zy aan die Heerlykheid, waarmede hy, de overfte Leidsman en Voleinder onzes Geloofs , na het lyden des doods is ge-, kroond geworden , deelagtig en in den Hemel mildclyk beloond zullen worden. Hier van Jmmcrs verzekeren ons zo veele Beloften onzes Heeren', die met de tegenwoordige naauwkeurig overeenflemmen; en tot derzelver Verklaaring dienen. Vader ik ml, dus badt hy 'in zyn ftaatelyk gebed, waarin hy, onze Hoogenprieftcr, niet alleen zyne eerlte Disfipelen , maar ook allen, die vervolgens door hunne Prediking  in Zelfs verloochening. 169 king tot het Geloove in Hem zouden gebragt worden, der Befchcrming en eeuwige Hoede zynes Hemelfchen Vaders aanbeval: Vader! ik ml, dat, daar ik ben, ook die by my zyn, die Gy my gegeven hebt: op dat zy myne Heerlykheid mogen aanfchouwen, die Gy my gegeven hebt; op dat zy allen een zyn, gelykerwys Gy Vader in my, en lk in UI (f)* L>ie zyn leeven laat in deeze weereld, dat is, die bepaald is om zyn tegenwoordig Leeven en aardfche Gelukzaligheid , om mynes Naams wille te verloochenen en te verliezen, die zal het behouden ten eeuwigen Leeven. Die my wil dienen, die volge my naar: en da-r Ik ben, aldaar zal ook myn Dienaar zyn. En die my dienen zal, dien zal de Vader eer en (k). ik gaa heen na het huis myns Vaders, om u plaatfen te bereiden, enik zal wederkomen, en u tot myneemen, op dat ook gy zyn moogt, daar ik ben (/). Deeze gewigtige Belofte herhaalt hy nu kort voor zynen Dood met deeze veel betekenende woorden : ik verordineere u, eigenlyk ik vermaake u, by een plegtig geflooten Teftament, myn Koningryk , gelykerwys myn Vader my dat verordineerd ofte (0 Joann. XVII: 24, tl, (*) Aid. XII: 25, 25. Q) Aid. XIV: %, 3. L5  176" VIII. Pked. de Pligt van Ootmoedigheid. zaligheid niet hier, maar in den Hemel, zoeken moeten. Waarom betoonen wy dan geen grooter Vlyt, om overeenkomftig onzer Belydenisfe en Hoope te leeven ? Waarom vergaapt zig ons hart dan zo ligt aan het gene op aarde is, en dat zo fchielyk van ons kan worden weggenomen ? Waarom ontftaat onder hen , die hunnen naam van Chriftus ontleenen, twist en ftryd om ydele Eere of nietige Bezittingen ? Ach hoe menigmaalen verraaden wy nog eene Aardfchgezindhcid , en vergeeten onze hemelfche Roepinge ? Zal, Chriftenen! ons hart en onze geneigdheid meer en meer gewend worden van deeze Aarde tot het gene boven in den Hemel is,- zo laat ons dikwyls gedenken aan het lyden en de vernederingen onzes Konings en Heilands, van Hem leeren, de weereld met haare vergangkelyke Begeerlykheden te verloochenen, en ons oefenen , om den wille van God, ook in kwaade dagen door Lydzaamheid , te doen , gelyk hy gedaan heeft. Dit gedenken aan zyn voortreffelyk en leerryk Voorbeeld zal ons niet weinig aanfpooren om in zyne Voetflappen te treeden, wegens ons Noodlot op deeze weereld fteeds onverfchilliger te worden, en daarvoor des te meer te zorgen, dat ons  en Zelfs verloochening. 177 ons in de toekomende Eeuwigheid een goed Lot te beurt valle. En wanneer wy in dit Doelwit, ons bevlytigen om het Geloove en een goed Gewisfe te bewaaren tot .den einde ; zal het Woord van Christus Belofte onze Hoop op het toekomende geduurig fterker en blymoedigermaaken: U, die met my -fteeds gclleeven zyt , in myne verzoekingen , verklaare ik tot Erfgenaamen tnynes Koningryks , dat myn Vader my gegeven , en voor alle de my.en bereid heeft , van de Grondlegginge der Weereld ! Amen ! Uwe Liefde, Heere Jezus ! en uw Voorbeeld trekken toch eenmaal onze ydele Ha? ten of van de Liefde deezer Weereld , waarin wy maar Vreemdelingen zyn , en voeren het op ten Hemel , alwaar ons waare Vaderland is. Uwe goede Geest fta ons zwakken by , opdat wy altyd meer ylyt r, ogen aanwenden , om uw Evangelie waardig te wandelen , en U in Ootmoedigheid , Geduld en Zefsverloochening naar te volgen. Laat ons , onder alle Verzoekingen f uwen Naam met alle Vrymccdig. heid belyden , en van den weg der Waarheid en Geregtigheid niet afwyken , op dat ook wy uwe Eelofte ons kunnen toeeigenen, en met grond mogen hopen: dat Gy, die reeds inuwhemelfchKoM ning-  178 VIII. Pred. de Pligt van Ootmoedigheid ningryke zyt, aan ons zult gedenken, en ook ons, wanneer wy deeze Weereld ver laaten, in het zelve tot u opneemen , en dan alle Droefheid in Vreugde veranderen! Amen! N E-  NEGENDE PREDIKAATSIE. JEZUS VRIENDELYKEONDERHANDELING MET ZYNE APOSTELEN WEGENS HUNNEN AANSTAANDEN VAL. „ — i aai Evangelie van Matthceus. XXVI. 30—35. Als zy den Lofzang gezongen hadden, gingen zy uit na dm Olyfberg. Doe zeide Jezus tot hen: gy zult allen, in deezen nagt, aan my geërgerd worden; want daar is gefchreeven: ik zal den Herder Jlaan, en de fchaapen der kudde zullen verftrooid worden. Maar na dat ik zal opgeftaan zyn, zal ik u voorgaan na Galilcea. Doch Petrus antwoorde en zeide tot Hem: al wierden zy ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden. Jezus zeide tot hem: voorwaar ik zegge u, dat gyin deezen zeiven nagt, eer de haan gekraait zal hebben, my driemaal zult verloochenen. Petrus zeidi tot Hem: al moest ik ook met Ufterven, zo zal ik Ugeenszins verloochenen. Desgelyks zeiden ook alle de Dis/pelen. M 2   NEGENDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS VRIENDELYKE ONDERHANDELING MET ZYNE APOSTELEN WEGENS HUNNEN AANSTAANDE VAL. INLEIDING. H~ir.Ef gekrookte Riet zal hy niet verhreêken, en het rookende Lemmet zal hy niet uitbhsfchen! Deeze door Gods Geest gefproken woorden maaken een gedeelte uit der Befchryvinge van het beminnelyk Karakter des beloofden Mesfias. Hy wordt als zodanig een Leeraar en Godlyk Afgezant voorgefteld , welke zeer veel Barmhartigheid en Geduld jegens zyne zwakke en onvolmaakte Disfipelen zou gebruiken, en hunner zwakheid met onveranderlyke Trouwe te hulpe komen. Wy, myne Geliefden! weeten uit de ganfche Leevensgefchiedenis onzes Heilands, dat ook deeze fchrift aan Hem is vervuld geworden; dat hy, in den Vleefche leevende, de zynen beftendig tot den einde toe lief hadt; met (a) Jes. XLII; 3- M 3  i&2 IX. Pred. Jezus voor/pelt den Apoftelen met hunne menigvuldige Gebreken een onvermoeid Geduld oefende; voor de Verfterkingen Bevestiging hunnes Geloofs fteeds zorgde; aan hunne verbetering dagelyks -arbeidde , en daardoor genoegzaam bewees, dat hy de uitvcrkooren knegt des Heeren was, aan wien God zyn welbehaagen hadde. En alzo kon een van die heilige Mannen , welken ons zynen Leevensloop in gefchrifte hebben nagelaaten, met het grootfte Regt ^Jecze godlyke Uitfpraak in Jefaïas Voorzeggingen op onzen Zaligmaker toepasfen (£), Hit, Christenen! is ook tot onzen Troost gefchreeven. Wy hebben in onzen verheerlykten Jezus nog zulken Hoogenpriester en Voorfpraak by den Vader, die Medelyden heeft met onze zwakheden , en dezelven kan en wil te huipe komen , zo maar geene Valsheid in onzen Geest is, zo wy Hem maar met een regtfchaapen Geloof en Gehoorzaamheid vereeren. De voorgelezen Tekstwoorden zullen ons aanleiding geeven om hiervan breedvoeriger te handelen. VER. (i) Matth. XII: 17 21.  hunnen aanjlaanden Val. 183 VERKLAARING. In de ganfche Gefchiedenis van het Leeven en Lyden onzes Heeren Jezus Christus is byna geen roerender en beweegelyker Gedeelte , dan wanneer men op den geheimen, doch ongeveinsden en liefderyken Omgang van Jezus met zyne Leerlingen en Vrienden let; en overweegt, welke eene tedere en opregte liefde en Hoogagting deeze Disfipelen, by alle hunne Vooroordeelen en Zwakheden, jegens hunnen waarden Leeraar en Meester behielden; en welke Genegenheid, Zorge en Infchiklykheid hunne Heere en Meefter , tot zynen Dood, aan hun bewees. Hieruit kunnen en moeten wy allen leeren, hoe wy jegens den Heiland onzer zielen, den Heere der Heerlykheid, moeten gezind zyn, wanneer wy ons eenen gegronden Troost zoeken in zyne Genade en Medelyden met onze zwakheden, en ons daarover willen verblyden. Het gefprek van Jezus met zyne Apoftelen , het welk wy uwer Aandagt zo even ten Tekst hebben voorgelezen, en waarin hy hun voorfpelt, hoe zy zig in zyn aanftaande Lyden jegens Hem gedraagen zouden, dit zal ons daartoe dienen, om deeze ftigtelyke Overdenkingen verder voort te zetten, M 4 en  184 IX- Pred. Jezus Voor/pelt den Apoftelen en dezelven ten onzen Nutte en Troost aan te wenden. Daarom zuilen wy, by het verklaaren van de voor ons, hier aangetekende Reden van Jezus en zyne Apoftelen onze Opmerkzaamheid voornaamlyk vestigen op ae blyken hunner wederkeerige Liefde. Schoon Jezus de ganfche reeks van verfchrikkelyke Pynigingen en Folteringen, die hem over het Hoofd hingen, voorzage, hadthynogtans met eene_ onveranderlyke Gerustheid van Gemoed het Pafcha met de zynen gehouden, en daaruit Gelegenheid genomen, om het Avondmaal ter dankbaare Gedagtenisfe van zynen zoendood in te ftellen en plegtiglyk te beveelen. Hierop zong hy met zyne Vrienden den Lofzang , die Dank-Pfalmen , welken de Jooden na het Paafchfeest, ter Eere des Allerhoogften, die hunne Vaderen met eene magtige hand uit Egipte verlost hadde, pleegden te zingen. Nadat hy nu aan de Voorfchriften des openbaaren Godsdienstes voldaan hadt, begaf hy zig, met opzet, na denOlyfberg, na die plaatfe, daar het eerfte Tooneel zyns bitterften Lydens en zyner diepfte Vernederingen zoude geopend worden. Zyn aanftaande Lyden en verdrukkingen weerhielden Hem dus niet, om de Pligten van den voorgefchreeven uitwen-  hunnen aanfiaandenVal. i85 wendigen Godsdienst waar te neemen. Tot zynen Dood toe bleef hy bezig in de dingen zynes Vaders , en hieldt dat voor de beste Voorbereiding tot zyn lyden en fterven , dat hy alle Geregtigheid vervulde, en zynen Leerlingen een voorbeeld der Naarvolginge waardig naliete. Ach! dat wy dit vol. maakt Patroon wat meer befchouwden, en op het yverigst gezind waren ons daarna te vormen ! Dat wy ons daardoor geduurig beter fchikten tot den kwaaden dag, die komen zal, en dat wy poogden , ons Hart meer en meer los te maaken van de weereld, die wy toch zo haast verhaten moeten , en ons tot eene ftille verkeering met God te gewennen, op dat wy ook in lyden en fterven vertrouwen en Hoope op God mogen vinden, en dan, wanneer alles, wat op aarde is, ons verlaat, in Naarvolging van den overften Leidsman en Voleinder onzes Geloofs zeggen : De Vader is met my. Hy laat my niet alleen, want ik doe altyd, dat Hem welgevalt (a)! Op den weg na den Olyfberg toonde Jezus zynen Disfipelen op de verzekerend (te wyze aan, (0 foANN. XVI: 32 en VIII: 29. M 5  i86 IX. Pred. Jezus voor/pelt den Apoftelen aan, hoe zy zig binnen weinige uuren jegens Hem gedraagen zouden. In deezen nagt zult gy allen aan my geërgerd worden. De fpreekwyze, aan Chriftus geërgerd worden, moet hier in een zagter zin, dan wel elders, verfiaan worden. De Apoftelen vervielen niet tot een volkomen Ongeloof en Afval van de erkende waarheid; hun hart bleef Hem fteeds getrouw, welken zy eenmaal, óp goede gronden, voor den Zoon van God en den Heiland der Weereld erkend hadden. Maar Jezus diepe Vernederingen, welken zo zeer ftreeden met hunne van de jeugd af ingezoogen Vooroordcelen wegens de aardfche Heerlykheid van den Mesftas, verwekten allerlei bangeTwyfelingen enBedenkelykheden in hunne Zielen, zo dat zy geheel niet begrypen konden, hoe hunne Meester op die wyze de Verlosfer van Israël zyn zoude. Tot nog toe was Jezus alle Navorfchingen en Vervolgingen des Hoogenpriefters en der Schriftgeleerden gelukkiglyk ontkomen, en de Apostelen zullen by zodanige Voorvallen Gods wohderbaare zorge voor den Zoon zynes Welbehaagens dikwyls met Blydfchap aanfehouwd hebben. Zy verbeeldden zig, dat het den Allerhoogften voegde, denVerlosfer van Ifraël verder by alle dreigende Gevaaren te befchermen, en alle Aanflagen zyner  hunnen aanfiaanclen Val. 187 per Wederftreeveren te verydelen. Het was bun in den grond onbegrypelyk en een fteen des aanftoots, toen zy Jezus gebonden en aan de Willekeur zyner vyanden zagen overgelaaten. Zy kampten met Twyfelmoedigheid en Droefheid , verlieten hunnen Meefter, en vlooden. Dit gaf Jezus hun te vooren in deeze Woorden te kennen *• in deezen nagt zult gy allen aan my geërgerd worden ,v u van myn Gezelfchap affcheuren, my alleen laaten. Ook by- deeze voorfpelling hadt Jezus het oogmerk zynen Vrienden op nieuw te bewyzen , dat hy een waar Profeet, en gevolglyk de Zoon van God was, waarvoor zy Hem altoos gehouden hadden. Zonder in eenige omftandigheid te dwaalen voorwist hy, aan welken oord, en op welken tyd zyn Lyden een aanvang zoude neemen, en welken uitkomst dat hebben zoude. Het Hart zyner Apostelen , en hunne Befluitingen , en hunne Onderneemingen, waren Hem beter dan hun zeiven bekend , en geen zyner woorden ging voorby. Moest niet hierdoor naderhand de Ergernis, door de Vernedering van Gods Zoon by hen verwekt, merkelyk in hunne Zielen verminderen , en eene onveranderlyke Hoogagting in hun binnenfte plaatfe grypen,voor dienHeere,die hunalles te voorenzo om-  i88 IX.'Pred. Jezus voorfpelt den Apoftelen omftandiglyk en verzekerd zeide, wat gebeuren zoude ? Om dit heilzaam doelwit, het waggelend Geloof zyner Vrienden te onderfteunen, nog meer te bevorderen, haalde Jezus uit Zacharias Voorzeggingen eene plaats aan, waarin alles van Hem en van hun te vooren,was aangeduid geworden: Want 'er is gefchreeven: ik zal den Herder ft aan , en de Schaapen der Kudde zulün ver [Ir ooit worden (rf). Deeze woorden van den Profeet konden de Apoftelen overtuigen, dat het niet onverwagt gebeurde , niet uit zwakheid of dwang , niet zonder gewigtige redenen en oogmerken , dat hunne Meefter in de handen der Zondaaren wierdt overgeleverd. Ook dit moest, volgens Gods voorbedagten Raad, ter vervulling der Schriften , gebeuren. Behalven dat waren de aangehaalde woorden des Ouden Teftaments byzonderlyk gefchikt , om ons de groote en heerlyke Eindens van Jezus lyden voor te ftellen. Den Herder, fpreekt de Heere, den Man, die my de naafte is, zal ik (laan (e). Onze lydende Heiland was, volgens dit Getuigenis, geen gemeen Mensch, maar de groote Her- (d) Zachas. XIII: 7. (e) Volgens de Hoogd. Vert.  hunnen aanftaanden Val. 189 Herder der Schaapen, hy die Gode ds naajle was, de Eeniggeboorene des Vaders, de Glans zyn?r Heerlykheid, het uitgedrukte Beeld zyner Zelf. Handigheid. En deeze zou geflaagen en verbryzeld worden, gelyk de goede Herder, tot Redding zyner Schaapen, tot Behoud en Zaligheid van veele Zielen. Daarom was het onmogelyk, dat hy van het geweid des Doods zoude gehouden worden, maar hy zoude wel dra in Heerlykheid opftaan en Eeuwig leeven, op dat zyne Schaapen by Hem mogten leeven, en allen overvloed vinden. Ik zal opftaan , en dan zal ik u voorgaan naGalilcea (ƒ). Alle deeze gewigtige waarheden, hoe ongedwongen zy ook uit de Reden onzes Heeren kunnen afgeleid worden, bevatteden en verftonden de Apoftelen zekerlyk op dien tyd nog niet. Maar zy bewaarden egter alle deeze reden in hun harte , maakten daarvan in het vervolg een zeer goed gebruik, en werden ten laatften daardoor, toen hunne kennisfe toenam, gefondeerdenverfterkt in hun Geloove, dat Jezus is de Chriftus. Dit merkt Joannes aan van eene diergelyke uitfpraak van Chriftus, waarvan noch hy noch zyne Mede Apoftelen in den beginne de meening begree- pcn; (f) Volgens de Hoogd. Vert.  190 IX: Pred. Jezus voor/pelt den Apostelen pen : Maar, fchryft hy, toen Jezus van den Dood ware opgeftaan, werden zyne Disfipelen gedagtig, dat hy dit hun gezeid hadde; en zy geloofden de Schriften het Woord, dat Jezus gefproken hadt (g). Naderhand werden de Apoftelen op het nadrttklykst door eenen Engel, en door.hunnen Heere zeiven, vermaand en erinnerd aan dit Woord , dat ons in onzen Tekst is bewaard geworden, en daardoor werden zy tot het Geloove gebragt, dat hy waarlyk was opgeftaan, en hadt moeten opftaan (li). Hoe onbcgrypelyk egter deeze Rede den Apoftelen te vooren toefcheen; blykt uit het antwoord, dat Petrus den Heere daarop toevoerde: al wierden zy ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden (i). Deeze Apostel hadt tot nog toe dikwyls met veele Overtuiging en Blymoedigheid beleeden , dat hy Jezus hieldt voor den Zoon des volzaligen Gods , welke woorden des eeuwigen Leevens hadt, van wienhy niet wilde fcheiden. Maar ook tot nog toe was hy aan geene zwaare. Verzoekingen bloot gefield geweest, en daarom kende hy zig zeiven nog niet ge- (g) joann, II: 22. {h) Matth. XXVIII: 10. Luk. XXiV: 6, 44(ij Tekst, vs, 33.  Imnnen aanftaanden Val. 191 genoeg. Hy fchreef zig reeds een' zulke ftcrkte des Geloofs en Liefde tot Jezus toe, dat hy alle Beproevingen kon doorftaan. Al wierden ze ook allen aan U geërgerd, het zal wnimmer door ■my gejchieden. Het kan zyn, dat myne MedeApostelen by eenig naderend onheil zig zo vertfaagd betoonen, dat zy U verlaaten zullen. Wat my betreft, & hebbe U dan liever, dan deezen U hebben. Niet voor anderen , maar wel voor my zei ven kan ik inftaan, dat ik Unict verlaaten zal, aan U niet zal geërgerd Worden, het mag dan ook met U gaan zo het wil. Zonder twyfel nam hy toen reeds voor, het gene hy naderhand werkelyk deedt, om zynen Meefter gewapender hand te verdedigen, wanneer hy door zyne Vyanden op eene geweldige wyze mogt aangetast worden. En dewyl God hem in eene, naar zyne meening zo lollyke, Onderriecminge zoude onderfteunen; zo kon hy zig in geenen deele voorftellen, hoe het immer mogelyk zou kunnen wezen, dat hy dien, welken hy van ganfeher harte lief hadde en beminde, zou kunnen verlaaten en aan Hem geërgerd worden. Hier op nu openbaarde de Heere hem, dat het 'er zo verre van daan was, dat hy in de aanftaande uure  192 IX. Pred. Jezus voor/pelt den Apoftelen uure van Verzoekinge zyne Mede-Apoftelen in Moed en Standvastigheid zoude overtreffen, dat die al te goede gedagten, die hy van zig zeiven en van zyne fterkte hadde, hem veeleer in een nog zwaardere Verzoekinge zoude ftorten. Voorwaar ik zegge u, dat gy in deezen zeiven nagt , eer de haan gekraaid zal hebben , my driemaalzult verloochenen Qt). Gy zult my niet alleen, gelyk de anderen verlaaten, maar gy zult my ook verloochenen. Voor veele Getuigen zult gy openlvk beweeren, datgy My in het geheel niet kent, totMy niet behoort. En dit zult gy tot drie onderfcheiden maaien doen, nog in deezen zelfden Nagt, eer de haan tweemaal zal gekraaid hebben. Hierby voegde Jezus het woord van Bezweeringe: voorwaar ik zegge u (/). Ik, die altyd de waarheid fprak, ik yerzekere u daarvan, op dat gy moogt gelooven en u laaten waarfchuwen. Dan, met hoe groote Verzekeringe, en hoe omftandiglyk Jezus den Apoftel Petrus zynen aanftaanden en zwaaren Val ook aanduidde; zo ftelde hy ditmaal in dewoorden zynsMeefters geen Geloof. Zo lang hy nog geen Gevaar van naby (*) Tekst. vs. 34. (0 Aldaar. '  hunnen aanftaattden Val. 193 haby zag, veragttc by alle waarfchcuwingen, en overreedde zig, dat niets ter weereld in ftaat ware hem in zyne Getrouwheid en Eerbied jegens zynen Meefter te doen wankelen. Heers ! al moest ik ook met U fterven, Zo zal ik U geenszins verloochenen (tn). Dit zoude voor my Wel de zwaarfte Verzoeking wezen , wanneer ik mét U, en om uWent wille, myn Leeven moeite laaten. Maar ook hiertoe ben ik berèid en ten vollen bepaald. Eer ik U, mynen eeuwig waarden Leeraar, verloochenen of my uwer fchaamen zoude, wil ik veeleer blygeeftig myn Leeven opofferen , en geen gevaar, geenen vyand, zelfs den geweldigften Dood > niet vreezen. Voor zo fterk, ftaridvastig en onverwinnelyk hieldt Petrus zig toen , die egter na weinige üuren zo zwak en onbeftendig bevondên werdt, en tot zyne befchaaminge, mét bedroefdheid, gewaar werdt, hoe waaragtig de woorden zyn's Meefters geweest waren, en hoe veele redenen, hy gehad hadde, om op zyne getrouwe Vermaanitt. gen beter te letten , en ootmoedig te waaken en te bidden dat hy in geen Verzoekinge gebragt wierdt. Hoe ydel intuïfehen de Roem des A- , poftels (m) AM. vs. 35. N  '104 IX. Piied. Jezus voor/pelt zynen Apoftelen poffels ook moge geweest zyn, is hy nogtans eene heerlyke Blyk zyner zeer tedere Liefde en Trouwe jegens zynen Heer en Leeraar. Zyn Voorneemen was pryslyk , en zyn Hart niet bedriegelyk. Dewyl hy reeds voorlang geloofde , dat Jezus de beloofde Heiland der Weereld ware; was hy billyk bepaald om volgens zyn Geloove te handelen, den Naam van Jezus tot in den Dood te belyden, en Hem met eene onbeweegelyke ffcand vastigheid getrouw te blyven. De zelfde Genegenheid bezielde ook Jezus overige Vrienden en Naarvolgers. Zy wilden Petrus niets toegeeven in Agting en Liefde voor hunnen algemeenen Leeraar , en verzekerden daarom als uit eenen Mond en een Harte, dat zy Hem nimmer verlaaten of verloochenen zou. den. Deeze rede onzes Heeren, waarin hy den Apoftelen, en voornaamlyk Petrus, aantoonde, hoe zy zig binnen weinige uuren tegen Hemgedraagen' zouden, fchynt toen wel zonder eenige Vrugt of uitwerking gebleeven te zyn; zy was het egter niet in het vervolg. Terftond na zynen val erinnerde Petrus zig dezelve, werdt daardoor tot eene heilzaame zelfs - kennisfe, berouw , en eene Gode welbehaagende droefheid gebragt, waartoe Jezus woorden, welken Lukas  hunnen etanjfaanden FaL 195 kas ons bewaard heeft, veel toebragten : Ik hibbe voorugebeden , dat uw ge!oove niet zoude ophouden (n) ! Hier door voedde hy nog het vertrouwen op Gods Barmhartigheid, die de z\vakheid zynes vleefches wel kende, maar wien ook tevens de Zuiverheid , Gewilligheid en Opregtheid van zyn hart niet onbekend waren. Dus blykt ook , uit dit gefprek van Jezus met zyne Apoftelen, hunne wederzydfche Liefde en ongeveinsde Vriendfchap onder eikanderen. Deeze Leerlingen hooren met de grootfte Weemoedigheid hunnen Meefter van hunne aanftaande fcheidinge fpreeken , en zweeren Hem gewilliglyk de onkreukbaarfte Trouwe. Jezus zegt het hun , doch zonder eenige bitterheid of gevoeligheid , te" vooren; hoe zwak en onftandvaftig zy zig in de aarftaande uuren van zwaare Verzoekingen gedraagen zouden. Hy onderrigt hen van de Noodzaaklykl eid en van de zalige Gevolgen zyrtes Doods. Hy zorgt reeds daar voor , om hun in het toekomende nieuwe gronden voor hun Geloove te geeven, beveelt hen aan de goede Befcherming zyns hemel* (») Lok. XXII: 3». N 2  196 IX. Pred. Jezus voorfpelt zynen Apoftelen melfchen Vaders, en bidt vuuriglyk, dat niemant der genen, welken de Vader hem gegeven hadt, mogte verboren gaan. TOEPASSING. Wy allen, wy die ons Chriftenen noemen , moeten den eerften Leerlingen onzes Heeren gelyk worden, in Opregtheid en Liefde jegens den Heere onzen Heiland, doch ook uit hunnen val en gebreken Voorzigtigheid en Ootmoedigheid leuren; want dan kunnen wy van de Genade onzes Heeren Chriftus Jezus ter onzer Zaligheid verzekerd zyn. Deeze Leering zullen wy nog kortelyk uit het verklaarde gedeelte van Jezus Lydens - gefchiedenisfen ter nadere Toepasfingé voorftellen. De Redenen, waar door Jezus lyden en fterven den Apoftelen zo zeer ergerden en aanftootelyk waren, hebben voor ons al baar gewigt verboren. Wy weeten op het allerzekerfte, dat het lyden van deezen R egt vaardigen, volgens den wyzen Wil des Allerhoogften , en naar de Schriften, ter onzer Vcrbsfinge noodzaaklyk waren. Dat hy, als de groote en ge- trou-  hunnen amfiaanden Val. 197 trouwe Herder der Schaapen, zyn Leeven voor ons in den dood heeft overgegeven , en dat God, door Hem uit den dood op te wekken, op het nadruklykfte heeft beweezen, dat deeze zyn geliefde Zoon is, de volkomen Uitwerker onzer Zaligheid. Hierom zyn wy nu des te fterker verpligt, voor alle menfchen openlyk te belyden, dat hy, de Gekruifte, de Heere is, buiten wien voor ons Zondaaren geen Heil is; gelyk wy ook tevens verfchuldigd zyn de Geboden van Hem, onzen Heere, te gehoorzaamen, zyns Euangeliums waardig te wandelen, endaardoor onze Liefde en Dankbaarheid jegens Hem te bewyzen. Ik geeve, dit zegt hy ook tot ons, myn Leeven voor myne Vrienden : gy zyt myne Vrienden , zo gy doet het gene ik u gtbiede. O Maar zyn wy nu zo volkomen overtuigd van onze fterke verpligting aan den Heere onzen Heiland , en zyn wy ten vollen bepaald volgens deezen Pligt te leeven, en Hem door eene goede Belydenisfe en eenen vroomen Wandel alle de dagen onzes Leevens te verheel lyken: laat dan ook het voorbeeld der Apostelen ons onze eigen' Zwakheid erinneren , en ons ter Waarfchuwinge ftrek- («) JoiNN. XV. N 3  IQ8 IX. Pred. Jezus voer/pelt zynen Apoftelen ftrekken, dat wy de voor fcbiiften! onzes godlyken Leeraars nimmer vergeeten : Waakt en bidt, opdat gy niet in Verzoekt-'ge koomt; want de Geest is wel g~wi lig, maar het vleesch is zwak (p). Wy kunnen geen grooter Opregtheid , geen meerder Liefde tot Jezus hebben, als de Apoftelen hadden. En evenwel wankelde hun Geloof, toen de Verzoeking kwam. Zy verlieten Hem allen , en Petrus verloochende Hem driemaal. Die ftaafc , zie wel toe , dat hy niet valle. Laat ons wel agt geeven op de gefteltenis van ons hart, op dat we ons niet vervoeren laaten door de menigte van Ongeloovigen en Zondaaren , nochdoor zondige Beloften , noch door de verfchrikkende Bedreigingen der Weereld laaten vervreemden van de Waarheid en de Godzaligheid. Doch houdt ook te gelyk aan in den Gebede tot God, dat Hy ons, naar zyne Vaderlyke Magt en Getrouwheid , voor al te zwaare Bezoekingen be'waaren, door zynen Geest onze Zwakheid onderftcunen, en ons fterken wille naar den in* wendigen menfche, op dat wy alzo over alle Verzoekingen mogen zegenpraalen , Hem getrouw blyven, en eens als Overwinnaars de kroonedes eeuwigen .eevens erlangen. O! (?) Maixh. XXVI: 4U  hunnen aan/laanden Val. 199 O! hoe vaftelyk kunnen wy dan hoopen op de eeuwige Genade en Getrouwheid van Hem, die zig in de dagen zynes vleefches zo gewillig voor ons in den dood overgaf, doch nu aan de regtehand des Vaders zit om voor ons te bidden ! In Hem heiben wy niet zo zeer eenen zodanigen Hoegenpriefler, die Medelyden hebben kan met onze zwakheden, maar die ook zelve, gelyk als wy, is verzogt geworden, doch zonder zonden. Laat ons dan met vrymoedigheid toetreeden tot den Troon der Genade, op dat wy Barmhartigheid mogen verkrygen, en Genade vinden, op dien tyd, als ons Hulpe noodig zyn zal (g). Zyne Genade en zyne Voorfpraak zal ons, wanneer wy zwak zyn, nieuwe kragten; in Verzoekingen en Benaauwtheden, grooten troost; en wanneer wy fterven, en voor het Gerigte treeden moeten , ruft en vrymoedigheid geeven. Ons Geloof zal niet ophouden, en onze Ziele zal niet verlooren gaan, dewyl hy ons verlost heeft! Amen l U, 0 Heer onze Verlos/er J aanbidden wy met dankbaar e Harten, dat Gy als de getrouwe Herder U zelve voor ons hebt overgegeven , op dat wy niet verlooren zouden gaan. O! Dat wy, Jieeds aan uwe groote Liefde gedenkende , U onveranderlyk mogen we- (f) HiB*. IV: IS, 16. Hoogd. Vert. N 4  s,c.o IX. Pred, Jezus yoorfpelt zynen Apofl, enz. wederom liefhebben , uwen Naam niet verloochenen, ncch den weg uwer Geboden verlaaten. Het fieeds meer en meer toeneemend Ongeloof verleide onze Harter} niet, en de Bekoorlykheden en Wellufiigheden deezer Weereld bedriegen ons niet. Noch Leeven noch Docdfcheide ons van uwe Liefde en Gemeenfchap. Het is onze Pligt, en tevens ons vernieuwd Voornee. men, om in onze Getrouwheid jegens U, en op den Wtg uwer Geboden, den Weg der Waarheid en des Leevens, te volharden. Sterk ons dan door uwen Geest, cm deezen onzen Pligt, dit ons Voorneemen, te vet vullen, op dat wy, aan het einde onzer aardfche Loopbaane, het Doel onzes Geloof s, onzer Zielen Zaligheid, erlangen mogen. Amen! TIENDE  TIENDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS LAATSTE VERMAANING AAN ZYNE APOSTELEN, OM IN ALLEN NOOD EN GEVAAR IN GODSDIENSTIGHEID, EN EERBIED JEGENS GOD, TE VOLHARDEN. Evangelie van Lukas. XXII. 35 — 3-- Hy zeide tot hen: als ik u uitzond, zonder buidel, en maale , en fchoenen , heeft u ook iets ontbroken? En zy zeiden: niets. Hy zeide dan tot hen: maar nu die eenenbuidelheeft, die neeme hem, desgelyks ook een maale: en die geen heeft, verkoop zyn kleed, en koope een Zwaard. Want ik zegge u, dat nog dit, het welk gefchreeven is, in my moet volbragt worden, naamlyk: „ hy is met de misdaaiigen gerekend": want ook die dingen, die van my gefchreeven zyn, hebben een einde. En zy zeiden: Heere! zie hier twee Zwaarden. En hy zeide tot hen: het is genoeg. N S   TIENDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS LAATSTE VERMAANING AAN ZYNE APOSTELEN , OM IN ALLEN NOOD EN GEVAAR IN GODSDIENSTiGHEID, EN EERBIED JEGENS GOD, TE VOLHARDEN. INLEIDING. J^anhoudend lyden en zwaare verzoekingen verminderen gewoonlyk by hen, die den Naam van God wel aanroepen, doch nog zwak zyn in de kennis van God, en door de Ondervindingen nog niet geoefend zyn, het goede vertrouwen op God. Zien zy, dat het denGodloozen , mar het uiterlyk aanzien , welgaat, dat deezen niet, gelyk anderen, gekweld wor. den, dat zy het geluk en de rykdommen deezer weereld bezitten, daar zy in tegendeel, die God zoeken, onder de verdrukkingen van hun'Kruis zulten, en dagelyks geplaagd worden: danontftaan daardoor ligdyk akelige Twyfelingen in hunne harten: zoude ik wel te vergeefs myn hart ge-  204 X P red. Over Jezus laatfte Vermaaning gezuiverd, en myne handen in Onfchuld gewasfchen hebben (a) ? Maar hoe meer wy de onveranderlyke Volmaaktheden des Heeren onzes Gods , en de wyze en heilige Regelen zyner Wegen en Beftieringen overdenken, hoe meer wy bedenken, hoe goedertierenlyk God in het verloopen deel onzes Leevens voor ons gezorgt, ons bewaard en behoed hebbe , en hoe meer wy leeren ons op zyn Woord en op zyne Beloften te verlaaten: zo veel te gemaklyker zal het voor ons, zelfs in de zwaarfte Verzoekingen, wezen, op God te vertrouwen , ons aan de Hoede en Befcherming des Allerhoogften over te geeven, en in volkomen Vertrouwen eene heerlyke Uitkomst af te wagten der voor ons als nog verborgen' Wegen des Almagtigen. Maar ik vertrouwe, dus fpreekt de Godvrugtige, wanneer hy zig wel bezint, en op zyne voorige Ondervindingen let, en voor het toekomende zig houdt aan de beloften des Waaragtigen: ik vertrouwe op uwe Goedertierenheid: myn hart zal zig verheugen in uw heil: ik zal den Heere zingen , om dat hy aan my zo wel gedaan heeft (b). Door deeze middelen bereidde onze hemelfche Leeraar , (a) Psalm LXXilI: 13. 5 (b) Psalm. XIII: e.  aan zyne Apostelen enz. 2M5 raar, Chriftus Jezus, zyne eerftc nog zwakke Leerlingen , tot een fterker Vertrouwen op God. Hy maakte hen op de reeds ontvarigefj blyken der Godlyke Befcherminge en Voorzienigheid opmerkzaam, en leerde hen daaruit befluiten, hoe veele redenen zy hadden, ook in de grootfte beproevingen en het zwaarfte lyden, welken bun naakten, een onbeweegelyk Vertrouwen op hunnen God en Vader te hellen. Deeze zyne Onderrigting zullen wy heden hooren. God geeve, dat dezelve ons allen behulpzaam zy ter verfterking van ons Geloof en Vertrouwen op den Almagtigen! VERKLAARING. In die zelfde Oogcnblikken , dat Angst, Benaauwdheid en de Dood onzen Godlyken Heiland naakten, vinden wy Hem niet voor zig zeiven, maar voor het Behoud zyner Apostelen bezorgd. Hy hadt hen gewaarfchuwd tegen de aanftaande uuren van Verzoekingen, doch hen ook verzekerd, dat zy door zyne Voorbede behouden en bewaard waren. Nu ftelt hy hun voor , in welke droevige en gevaarlyke tyden zy van Hem, hunnen Meefter en Befchermer, af-  2o6 X. Pred. Over Jezus laatfte Vermaantn% afgefcheiden , wel haast zouden komen , orri hen alzo tot dezelven voor te bereiden, en tot een fïerk Vertrouwen op den onzigtbaaren God op te wekken. Ten dien einde erinnert hy hun Eerftlyk: de Voorzienigheid en Befcherming des Allerboogflen, waarvan zy reeds zo veele proeven ondervonden,,hadden. En Daarna moedigt hy hen door deeze Bedenking aan, om denzelfden getrouwen God verder te gehoorzaamen, zig op Hem te verlaaten en op Hem te verti ouwen , dewyl zy ras in grooter Verlegenheden en Gevaaren zouden ge. field wezen. Deeze beide ftukken van onzen Tekst zullen wy kortelyk verklaaren, en daarna nog aantoonen, waarom de Evangelist deeze Onderhands ling van Jezus met zyne Vrienden heeft aangetekend , en hoe ook wy dezelve tot onze Nuttigheid en Troost kunnen aanwenden. Een bthoorelyk vertrouwen op de Godlyke Voorzienigheid is voorden Menfch in zyne Zwak» beid en Elende de eenigfte fleun. Dit wil de Zaligmaaker zynen gelief én Leerlingen en Vrienden, tegen de aanflaande dagen van Droefheid én Gevaar, inboezemen, door hun te erinneren die menigvuldige en duidelyke blyken van Gods be-  aan zyne Apostelen enz. 207 befchermende Voorzienigheid, welken zy tot nog in de Naarvolging hunnes Meesters ondervonden hadden. Heeft u ooit iet ontbroken, zo dikwyls ik u zond zonder buidel en maaien fchoenent (O Jezus hadt reeds by zyn leeven die genen zyner I Leerlingen , welken hy wel voornaamlyk hadt üitgekooren, om zyne Getuigen in de Weereld te wezen, na verfcheide deelen des Joodfchen Lands menigmaalen gezonden, om aan ganfch Israël bekend temaken, dat de Tyd vervuld, en het Koningryk van God naby gekomen was. En : om hen tot hunne toekomende Apostolifche Reizen en Bedieningen bekwaam te maaken, en op dat zy leeren zouden te vertrouwen op de Godlyke Voorzienigheid, onder de' byzondere Befcherminge* van welke zy als zyne Gezanten Honden 5 hadt hy hun uitdrukkelyk bevolen noch buidel, noch fchoenen, noch ftaf, mede te neemen, noch voor hun Onderhoud, noch Gemak, noch voor hunne veiligheidbezorgd te wezen, maar het ü i hun opgedraagen werk met alle naarftigheid te volI voeren, en alles, wat zy voor het overige mogte n ! benoodigd hebben, geruftelyk af te wagten van de Voerzienigheid des Allerhoogften. En in dit goede Vertrouwen op hunnen Vader, die in de H«- (c) Tekst Vs. 35. volg. de Hoo*d. Vsrf.  ïol X. Pred. Over Jezus laatfte Vermaaning Hemelen is en aldaar voor hun zorgt, waren zy nimmer te loor gefield geworden. ' Nergens leeden zy Gebrek. Zy vonden nog overal eenige Menfchen, welken den Vrede, dien zy aanbragten. waardig waren, en het Evangelie en zyne Gezanten met vreugd ontvingen. Overal ontmoetten zy Dienaars en Vrienden hunnes Meefters , welken of door zyne Lee. ringen gewonnen, of door zyne Wonderwerken geholpen en aan Hem verpligt waren, en Hem in zyne Gezanten eerden. De Befchermïng, de Zegen des Almagtigen hadt hen tot nog toe op alle hunne wegen vergezeld. Geert Onheil was hun overgekomen. Geen Haar was Van hun hoofd gevallen. Hebt gy, dus fprak hunne Meefter, eer hy de Weereld verliet, hen biymoedig aan , hebt gy gebrek geleeden ? zo dikwyls ik u hebbe uitgezonden, zo lange gy My, in myne Verzoekingen, en in den ftaa't myner Vernederingen,- gevolgd zyt? Zyt gy tot nu toe wel ooit verlaaten, of zonder Befcherming en Toevoorzigt geweest ? Hebt gy eenige reden van berouw, dat gy Vader en Moeder, Huis en Plof, om mynen t wille verlaaten hebt ? onder myne Naarvolgcrs gebleeven zyt, mynen Woorden geloofd, op myne Beloften betrouwd hebt ? Of hebt gy niet veeb  aan zyne 4poflelet erz. 209 veeleer op de ontegenzeggelykfte blyken erkend en bevonden, dat, volgens myne Leere, uwe Vaderi die in de Hemelen is, weet wat gy behoeft ? Heeft Hy u niet in zyne hoe* de en toevoorzigt genomen ? Hebt gy wel ooit eenig Gebrek geleeden , zo lange gy by my geweest zyt? Hier op moeften de Apoftelen en Leerlingen van Jezus allen, als uit eenen mond, bekennen; dat zy nimmer eenig gebrek gehad hadden. 01 welke wonderbaare Zorge des Allerhoogften,! fchoon de Zoon des menfchen op deeze aarde verfcheen in de geftalte van eenen dienftknegt, fchoon hy niets hadde, waarop hy zyn hoofd kon nederleggen, leedt hy egter met zyne Gezellen en Aanhangeren nimmer gebrek. Voor deezen zynen Geliefden Zoon zorgde Hy , op wien alle oogen zien en wagtcn, om hunfpyze te geeven ten bekwaamen tyde. De Vader was altyd met vhem , en tot zyne Almagtige Befcherminge nam hy altyd Toevlugt, vond daar Heil en Troöjst, zo dikwyls hem die noodig waren. De Heere was hunne Herder, Behoeder en Befchermer, en daarom kon hun niets gebreeken ! Deeze Ondervindinge , welke zy tot nog toe gehad hadden, moest hen billyk fterken zo wel in hun Geloove aan Hem, O welken  2io X. Pred. Óver Jezus laatfte Vermaaning welken zy voor den Zoon des leevendigen Gods erkend hadden, als in hun Vertrouwen op de Godiyke Voorzienigheid. Hadt God hen tot nog toe geenes dings gebrek laaten lyden, hoe zeer zy om Jezus Naams wille alles verlaaten hadden: dit moest hen dan ongemeen verfterkcn in die Waarheid, welke zy op zekere Gronden erkend hadden, dat hunne Meefter de Chriftus des Heeren, en zyne Leere Waarheid was. En even deeze zelfde Overdenking was eigenaartig gefchikt, om hen in dat goede Vertrouwen op den eeuwigen en onveranderlyken God te bevestigen , fchoon zy wel ras van Jezus zigtbaare Tegenwoordigheid beroofd, en aan grooter Behoeften en Gevaareft onderhevig zyn zouden. Ten dien einde vraagde de Heere hen, of zy wel ooit gebrek gehad hadden ? Hierdoor bragt hy hun tevens in gedagte Gods wonderbaare Voorzienigheid en Bcfcherminge, gelyk blykt uit de volgende Woorden, die hy tot henfprak: Maar nu, die eenen buidel heeft, die neeme desgelyks ook eene maale: en die dit niet heeft, verkoopt zyn kleed, en koope een Zwaard. Deeze woorden moeten geenszins worden aangezien en verftaan, als of de Heere zynen Apostelen riedt zig Reisgeld en Wapenen te verzorgen. Niemant, die Jezus maniere van denken, zyne pnderwyzingen, en zyn  aan zyne Apoftelen. era* 2Ï1 zynbeflendig gedrag flegts van verrekent, zal zig ooit verbeelden, dat hy door deeze Woor* den den zynen wezenlyk bevolen heeft, eenigen Voorraad van Leevensmiddelen op te doen , of zig tegen hunne vyanden en vervolgers te wapenen. Volgens zyn Voorbeeld moeften zyne Leerlingen beftendig geloovcn, dat, wanneer zy eerftlyk en voornaamlyk Gods Koningryk en Zyne Geregtigheid zogtcn, hunne hemelfehe Vader hun alsdan alles zoude toevoegen, en hen nimmermeer verlaaten. En wanneer ze zelfs beleedigd, beroofd, vervolgd werden, ook dan moeften zy zig alleenlyk met Wapenen der Geregtigheid, Onfchuld, Zagtmoedigheid en Lydzaamheid uitrusten , en geenszins kwaad met kwaad vergelden. Hy begeerde niets minder van hun, als dat zy de Wapenen voor Hem of voor zig zeiven zouden opvatten, of Geweld met Geweld keeren en zig zeiven wreeken. De woorden: die eemn buidel heeft enz. waren in dien tyd onder de Jooden een bekend fpreekwoord, waar door men ieinant, die eene lange en gevaarlyke Reize had voorgenomen , erinnerde zig wel te voorzien van Geld en Wapenen, om geen gebrek te hebben, of in de Handen der Rooveren te vervallen. De Heiland wilde zynen Disfipe'len alleenlyk te kennen geeO 2 ven,  212 X. Pred. Over Jezus laatfte Vermaaning ven, dat zy in 't vervolg veel grooter Gevaaren zouden moeten doorftaan, dan zy tot nog toe gehad hadden ; zy zouden ook veel afgelegener reizen om des Evangelies wille moeten onderneemen, dan te vooren, zo datzy, indien ze met vleefch en bloed te raade gingen, zig met Geld en Geweer zouden voorzien, en om hunne Behoeftigheid en Verdediging zouden bekommerd wezen. Men zou dit gemeenefpreekwoord op hen toepasfen, dieeenen buidel heeft, neeme dien met zig, en die geen zwaard heeft, verkoope een ftuk zyner kleederen, om zig van een zwaard te voorzien (d). Tot nog toe waren hunne Verzoekingen zeer draagelyk en ligt geweest. Maar het aanzien der zaaken zoude nu geheel en al veranderen, nadat hy volgens Gods voorbedagten raad en wil van hun zou zyn weggenomen. Want ik zegge u, dus vaart hy tevens voort, dat ook dit, 't welk gefchreeven is, aan my moet vervuld worden, naamelyk: „ hy is onder de Miidaadigers gerekend geworden". Deeze woorden vinfi) Men venrelyke hier mede Heumanns verklaaringe van deeze anderszins moeilyke Schriftuurplaatfen , en erinneie zig, hoe bezwaarlyk en gevaarlyk inzonderheid eene Reis uit Indien na Arabie geweest zy.  aan zyne Apoftelen enz. 213 vinden we in de Voorzeggingen van Jefaïas, in het laatfte vers des hoofddeels ; alwaar zo duidelyk en omftandiglyk van Jezus Zoendood gefproken wordt, als of men geen Profeet, maar eenen Evangelist laze, welke het laatfte Uiteinde van Jezus leeven met eigen oogen aanfchouwd hadde. Jezus past dit woord van den Profeet op zig zeiven toe: hy moest als een Misdaadiger gegreepen, veroordeeld, op eene geweldige en veragtelyke wyze' onder andere Booswigten gekruist worden. En toen zyne Leerlingen Hem naderhand tusfchen twee Moordenaaren zagen hangen, overreedden zy zig, dat dit van den Mesfias voorfpeld, en gelyk Jezus toen aanmerkte , in PPrn vervuld was geworden. De Evangelist Markus maakt altans deeze aanmerking, wanneer hy die Omftandigheid van Jezus lyden verhaalt. En zy kruisten met hem twee moordenaaren, eenen ter regter en eenen ter /linker zyde: toen werdt deeze fchrift in Hem vervuld : HT IS MET DE MISDAADIGEN GEREKEND (e). Dus gaf Jezus hun andermaal te vooren te kennen, dat hy ras , zeer ras, van hun weggenomen, in der Zondaaren handen overgeleverd, en uit het Land der lee- vcn- (0 Marc. XV: 27, 28. O 3  214 X. Pred. Over Jezus laatfte Vermaaning vendigen afgefneeden zoude worden; en hier aan moeften zy zig billyk zo weinig ergeren , dat zy daaruit veeleer een nieuw bcfluit moeften opmaaken , dat hy de gene was, die komen zoude. Want dit was door den Geest des Heeren van Gods Gezalfden te vooren betuigd geworden , en moest in Hem vervuld worden: want pok die dingen, wélken van my , den Zoon des menfchen , gefchreeven zyn, hébben éen einde , en moeten volbragt , en waar bevonden worden. Terwyl hy hun zyn eigen L/yden aankondigde , wyst hy hun tevens hunne aanftaande Lotgevallen op aarde aan. 't Zoude hun hier beneden niet beter gaan dan hunnen Meefter. Gelyk hy onder de Misdaadigers moest gere, kend worden , hoewel hy geen Onregt gedaan hadt, zo zoude ook de Weereld hen, om huns Meefters wille, haaten, vyandelyk behandelen, vervoügen , als Misdaadigen mishandelen. Uit zyn Voorbeeld konden zy befluiten, welk hun Lot op aarde wezen zoude, maar ook van Hem konden zy leeren, hoe zyzig, in overeenftemming met hunne Belydenis en Roepinge, onder alle Verdrukkingen en lyden deezes tyds gedraagen moesten. Gelyk hy zig zonder tegenfpreeken zou laaten gelyk Hellen met de Misdaadigers, opdat «  dan zyne Apoftelen. enz. 215 dat de Schriftuure in Hem vervuld wierdt: zo voegde het hun ook , allen haat, fmaad en vervolgingen der vyanden van Jezus naam geduldig te verdraagen, op dat de wil des Heeren ge • fchiede. Dit was het Oogmerk van hunnen godlyken Leeraar, waarom hy hen te vooren van hun aanftaande wcdervaaren onderrigtte; en de gevaaren en het lyden, dat God over hen befchooren hadt , zo leevendig afmaalde. Hy wilde hen ter noodige Overreedinge opvoeren , dat zyn Ryk niet van deeze Weereld ware, en dat zy hu n waar Geluk en hun Deel niet hierop aarde zoeken , maar vooral bedenken moeften, dat zy geroepen waren tot lyden, op'dat zy zig daarnaar fchikken ,. en juist daaruit nieuwe en fterke gronden van Vertrouwen op God, den Almagtigen, zouden afleiden. Ook daarom hadt hy hun erinnerd, hoe kragtdaadiglyk en goedertierenlyk de AHerhoogfte tot nog toe voor hun gezorgd en hen befchermd hadt, en welke redenen zy dus hadden, om zig verder op de Bewaaringe en Befcherminge- des Almagtigen te verlaaten, en ook onder kruis en lyden op zyne Voorzienigheid volkomen en gerustelyk te vertrouwen. Gy moet bekennen, wil hy tot hen zeggen, dat gy tot nog toe geen gebrek geiceden hebt, dat O 4 de  2iö X. Pred. Over Jezus laatjïe Vermaaning de groote God, wiens beminnelyken Naam als Vader ik u bebbe bekend gemaakc, van wiens Goedertierenheid en Zorge voor u ik u onderrigt hebbe, u tot nog toe zyne Befchermingen zynen Byftand verleend heeft. Gy hebt reeds menigvuldig ondervonden, dat het goed zy op den Heere te vertrouwen. Daarom is het ook uwe pligt, dat gy op Hem, mynen en uwen God, mynen en uwen Vader , uw gansch Vertrouwen fielt, hoe veel gevaar en ongeluku ook dreige, ïk zal, naar de Schrift, den Misdaadigers gelyk gerekend en gekruist worden. Volgens dien zelfden Godlyken wil zult ook gy Angst en Wederwaardigheden inde Weereldmoetenuitftaan. Maar werpt daarom uw Vertrouwen nog niet weg, welke een groote Belooning heeft. Die zelfde God en Vader, die tot nog toe met u geweest is, zal, verder met u wezen, en u noch alleen, noch hulpeloos laaten ! Zyt dan ook niet bez rgd! Deeze waarheden, welken de Evangelist Lukas flegts met weinige woorden aanroert, breidde de Heiland aldus breedvoeriger uit in zyn laatfte Gefprek met zyne Apostelen, zo als de H. Joannes ens dezelven in zyne Gefchiedenis heeft nagelaaten. Uw harte worde niet ontroerd. Gy gelooft aan God, gelooft ook aan my ! en zo,t verv.  aan zyne Apoftelen enz. 21? verv. (f). Ondertusfchen begreepen de Apostelen de meening en het oogmerk deezer rede hunnes Meefters niet, dewyl zy de Schrift nog niet verftonden, dat de Chriftus moest lyden, fterven, opftaan, en aldus in zyne Heerlykheid ingaan. Daarom antwoordden zy Hem ook. Heere! hier, in het huis, 't welk wy naby zyn, hier zyn twee zwaarden. Chriftus hadt hun, zo als zy uit zyn gefprek gisten, zonder twyfel berigt, dat hy fchielyk door zyne Vyanden zoude overvallen worden , en zy meenden , dat hy hun daardoor hadt willen errinneren , dat zy ter zyner Verdediging Wapenen noodig hadden. Dan de Heere brak, voor het tegenwoordige,alle verdere onderhandeling met zyne Apostelen deswegens af, om dat hywel wifte, dat de volgende tyden zyne Leerlingen den waaren zin zyner Vermaaningen wel beter leeren zouden. Het is genoeg, zeide hy hun, genoeg hiervan. Myn uur van lyden is nu gekomen. TOEPASSIN G. Laat ons nu, ten befluite onzer Overdenkingen, (ƒ) Joahb. xiv, xv, xvi. o s  218 X. Pred. Over Jezus laatfte Vermaaning gen , nog nagaan , waarom onze Evangelist deeze Onderhandeling van Jezus met zyne Apoftelen aangetekend heeft , en hoe ook wy ons dezelve ten nutte kunnen maaken. Lukas heeft alleen van dit gefprek onzes Heeren, dat onmiddellyk zyn laatfte lyden voorafging, berigt gegeven, en het vervolg zyner Gefchiedemsfe toont ons de reden, waarom hy daarvan meldinge gedaan heeft. Het gedrag naamlyk van Petrus, welke kort daarna zynen Meefter • met den Zwaarde verdedigen, en uit de handen zyner vyanden redden wilde, ontvangt hieruit liet noodige licht. Het zoude ons geheel onwaarfchynelyk moeten zyn voorgekomen , dat een van Jezus Apostelen, die in zyne fchoole Eiets anders dan Leeringen van Zagtmoedigheid, Geduld en Zelfs verloochening gehoord hadden,' in het denkbeeld ware gekomen, om het Zwaard te trek] ;cn, en Geweld en Onregt met Geweld en Onregt te keeren. Alleenlyk uit de verkeerde uitlegging van het bygebragte fpreekwoord, waarvan Jezus zig in eene geheel andere bete. keniffe en oogmerk bediend hadt, is het duidelyk, waarom Petrus zig geregtigd hieldt, om by de aankomst eener gewapende fchaare het Zwaard op te vatten. Dit blykt uit het genein het vers van ons Tekst hoofdftuk vermeld wordt:  «"f? zyne Apostelen enz. 219 wordt: maar toen zy die by Hem waren zagen, wat 'er.gefchieden zoude, zeiden zy tot Hem: Heere! zu llen wy met den Zwaarde flaan? Is nu de tyd reeds daar, waarvan Gy zo even te vooren met ons oefproken hebt? En zonder eenig antwoord af te wagten, Jloeg hy, eenen van hen , den Dienstknegt des Hoogenpriejlcrs, en hieuw hem zyn regter Oore af.' Doch Jezus genas terftond den gewonden knegt, berispte en beftrafte openlyk deez;e overhaaftte daad, erinnerde daar door den Apostel, dat hy de woorden , die wy reeds verklaard hebben, in eenen gantfeh anderen zin wilde verftaan hebben, en gaf daaraan, door zyn gedrag in zyn lyden , de befte en nadruklykft'e Verklaaring, hoe zy zig in gelykc Omftandigheden gedraagen , en toonen moeften, door welken Geest zy gedrecven werden. Maar daarenboven kunnen wy uit dit vertrouwclyk Gefprek van Jezus met zyne Apostclen leeren, hoe zeer hy hen tot den einde lief hadde , en hun waaragtig heil behartigde. Voor zyn eigen zelf in geenen dccle bezorgd, bekommerde hy zig alleenlyk om hen te onderwyzen. Hy wees hun te vooren aan, hoe het hun op aarde vergaan zoude, wapende hen tegen alle Vrees en angst, en fondeerde en bevestigde hen in het vertrouwen op den Almagtigen, die  220 X. Pred. Oyer Jezus laatfte Vermaaning die hen reeds uit zo veele nooden gered hadt, en waardig ware, dat zy hunne hoop voor het toekomende ook op Hem Helden , als die hen altyd zoude verlosfen en nimmermeer verlaaten. Ook gehoorzaamden de Apostelen naderhand aan deeze Vermaaningen hunnes Meefters, toen de Geest van God hun deeze rede hadt erinnerd, en hen in alle de Waarheid leidde. Onder alle gevaaren en noodlottigheden, welken hun overkwamen, werden zy nimmer vertzaagd , kpgten noch buidel, noch maale, noch zwaard, maar vertrouwden alleenlyk, v;in ganfeher harten, op dcnllccrc, cn bevonden, dat Hy Getrouw was, als een Vader voor hun zorgde, hen uit de Verzoeking re Jd.-, en onder zyne behendige Bcwaan'nge en toevoorzjgt hielde. Wy worden in alles verdrukt, zeggen zy, doch niet benaauwd ; twyfdnadig, doch niet mis moedig: vervolgd, doch niet verlaaten: veder geworpen, doch niet verdorven (g). En dit gefchiedde daarom, op dat wy niet op ons zeiven vertrouwen zouden, maar op God, die de dooden opwekt: die ook ons uit zo groot en dood verlost heft , en nog verlost : op welken wy hopen , dat hy cn; ook nog verlosfen zal ( h ). En ig) a KuR. IV; s, 9. {h) 2 Ko«. ]; 9, 10.  aan zyne Apostelen enz. 221 En het is deeze Les, welke ook wy, myne Geliefde Vrienden in den Heef e, uit de verklaarde rede onzes- Heilands leeren moeten. Den God en Vader onzes Heeren Jezus Chriftus , welke ons door den dood zynes Zoons met zig verzoend heeft, dien God moeten wy, dooreen beftendig Vertrouwen op Hem, eerbiedigen , hoedanig ook ons Lot zyn moge in deeze Weereld , waar wy toch ons waare einde en geluk niet moeten zoeken. Onze ondervindingen, dat God tot nog toe altyd voor ons heeft gezorgd, en ons nog nooit in onze Verlegenheid verlaaten heeft, moeten voor het vervolg eenen vasten grond van Vertrouwen op dien God in onze zielen vestigen, en ons gerust en ftil doen verlaaten op Hem, van wien alle heil. tot ons nederdaalt. Daar God in voorgaande dagen van groote Be* naauwdheid op eenewonderbaarewj^ze, zelfs boven onze Verwagting voor ons gezorgd, ons befchermd en behoed heeft, hoe fterk eifcht hy dan ook daar door van ons dien pligt, dat wy tot Hem alleen onze tocvlugt zullen neemen. Hoe menigmaalen waren wy niet in angst en gevaar , vreesden voor gebrek en ondergang , riepen tot den Heere in onzen nood; en bekenden tevens hoe ydel en onzeker alle hulp van menfchen zy, indien de Heere ons niet hielp? En  222 X. PixED. Over Jezus laatfte Fermaining En zyn wy wel ooit verlaaten geworden ? Hebben wy wel ooit gebrek geleeden? Heeft de getrouwe Gcd niet alle Verzoekingen zuiken keer doen neemen, dat wy ze verdraaien konden? 'Verkwikte hy ons niet dikmaals , zelfs dan, wanneer wy 'midden in angst wandelden-, liet hy als dan zyn Licht ook voor ons nietfchynen in de Duisternisfen ? Gedenkt dan fteeds daaraan gy allen, die den Naam van God kent, en verheugt u daarin , dat de Heere zo gaarne helpt! Dankt Hem, dat hy zo wel aan u gedaan heeft, en hoopt verder op Hem, niet zo zeer op uw eigen verftand vertrouwende, als op den Heere alleen, en dat van ganfcher harten! Hoe meer bewyzen wy hebben, voor die trooftlyke Waarheid, dat God zig niet, te vergeefsch laat zoeken, zo veel te meerder redenen hebben wy om al ons Vertrouwen op Hem te {lellen. Zo lange wy in den vleefche leeven, hangen ons nieuwe beproevingen over het hoofd, en daartoe hebben wy de Befcherming en Bewaaring der godlyke Voorzienigheid altyd noodig. Hierom moeten wy niet al te los en roekeloos leeven , noch de Goedheid des Allerhoogflen moedwilliglyk tergen, maar deeze integendeel aanzien als het fterkfte drangmiddel ter Verandering onzer Zeden en Verbetering onzes Leevens, endiezelf- x de  aan zyne Apostelen enz. 223 de Goedheid des Almagtigen houden voor de kragtdaadigfte Opwekking om fteeds op God te vertrouwen. Zoekt dan boven alles, Christenen! Gods hemelfch Koningryk en zyne Geregtigheid, tragt altyd waardig het Evangelie van Christus te wandelen, en dien Heere, wiens wy zyn, en welken wy dienen, wèlbehaagelyk te wezen: dan zal het ons niet moeilyk vallen op God te vertrouwen , dat hy, als een Vader, voor ons zorgen , en alles, wat ons noodig is, toefchikken, en ons Barmhartigheid cn Hulpe ten bekwaamen tyde zal doen wedervaaren. Het gedenken aan den byftand des Aller hoogden, welken wy reeds ondervonden hebben, en het Geloof in het woord des Waaragtigen, zal ons bekwaam maaken, om met Waarheid en by ondervindinge te zeggen . De Heere is myn Herder, my zal niets ont'creeken, Goedertierenheid en Bermhartigheid zullen my volgen alle de dagmmynes Leevens. Want Hy heeftgezeid: Ik zal u niet verlaaten, neen, neen, ik zal u niet verzuimen! Amen! Ook aan ons, 0 Vader der Barmhartigheden! hebt Gy U niet onbetuigd gelaat en; maar ons vesl goed beweezen, ja ons in uwen Toon, den Gekruisten, uwen Vrede gefchonken, en Genade en het Eeuwig keven beloofd. Laat toch de Overdenking uwer Goedertierenheid onze harten beweegen^uipns tot Ute bekeeren, op  224 X. Pred. Over Jezus laat/te Ferm. enz. op uwe Jlemme te letten, en naar uwe Geboden, heilig en U welbekaagclykjl te wandalen. Verleen daai toe allen, die Udaarom bidden, kragt enJlerkte uit de Hoogte. Geef oak, dat wy op Ufteeds een fterk vertrouwen ftellen, tot U alken in onzen Nood onze toevl :gt ncemen, en wanneer ons ban' e is, op uw Woord hoopen. Dat allen., die Uvreezen, altydFoorwerpenzyn mogen van uw Faderlyk Tosvoorzigt uwe Goedertierenheid zy met hun, die op U hoopen , door Jezus Chriftus, onzen Heeren ! Amen'. ELF-  ELFDE PREDIKAATSIE. OVER JEZUS HEILIG GEDRAG IN ZYNEN ZIELS-ANGST. Evangelie van Mattheeus. XXVI: 36 — 39. Doe ging Jezus met hun in eene plaatfe genaamd Gethfemane, en zeide tos de Disjipelen: zit bier neder, terwyl ik daar heen gaan zal om aldaar te bidden. En met zig neemenie Petrus en de twee Zoonen van Zebedeus, begon hy droevig en zeer beangst te worden; zo dat hy tot hen zeide: Myne ziele is geheel bedroefd tot der dood toe: blyft hier en waakt met my. En een weinig voortgegaan zynde, viel hy op zyn aan* gezigt, biddende en zeggende: Myn Vader! indien het mogelyk is, laat deeze Drinkbeker van my voorbygaan; doch niet gelyk ik wil, maar gtlyk Gy wilt. P   ELFDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS HEILIG GEDRAG IN ZYNEN ZIELS-ANGST. INLEIDING, ]j3e troostlykeLeere des Euangeliums wegens' onze Verzoening met God door het lyden en fterven onzes Heeren Jezus Christus kan wel in eene zekerheid tot zondigen verkeerd cn misbruikt worden door de zulken, welken niet ernftiglyk bedenken willen, wat tot heil en vrede hunner! Zielen dient: maar hem, die eene behoorelyke kennis heeft van God en zyne onveranderlyké Volmaaktheden; hem, die het oogmerk van dit Werk der Genade , onze Verlósfinge , overweegt, en de zo dikwyls en zo duidelyk herhaalde getuigehisfen der Heilige Schriftuiire gadé. Haat; deezen kan het nimmer in de gedagten kómen , om te gelooven, dat God daarom zynen Zoon, den Regtvaardigen, voor onS hééft laaten ' lyden cn fterven, op dat Wy des te geruster zouden voortgaan in de zonden, in het afwykenonzes harten van God volharden, en dan nog dat goede vertrouwen, dat wy om des Middelaars  *a8 XI. Pred. Over Jezus heilig Gedrag wille Barmhartigheid vinden zullen, te behouden. God blyft eeuwig dezelfde, Heilig en Regtvaardig, en,ook dan, wanneer hy Barmhartigheid aan ons bewyst, bedoelt hy daarmede dit Oogmerk, dat wy ons daardoor zouden laaten beweegen en overreeden, om ook heilig te worden, gelyk Hy heilig is. De opregt gezinde Chriften vindt in den Zoendood zyns Verlosfers de dringenfte Overtuigingen, om de zonden te haaten en te vlieden, dewyl hy daaruit leert, wat de Zonden verdienen, welke treurige en fchriklyke gevolgen zy na zig fleepen, en met welken regt zy het grootfte kwaad heeten. En juist de Overweeging zelve van Jezus lyden en fterven zal hem daarom aanfpooren tot Godzaligheid en eenen regtfchaapen wandel , omdat hy begrypt, dat dit eigenlyk het oogmerk onzer Verlosfinge door Chriftus is, en dat hy dan eerst Gode, zynen Heiland, voor zyne groote Weldaadigheid Dankbaarheid betoone, wanneer hy gewillig doet, wat zyn Heer hem gebooden heeft, en dat heilig Voorbeeld, dat Jezus ons in zyn lyden heeft nagelaaten , naarvolgt. Van deeze Waarheid zullen wy byzonderlyk overtuigd Worden door de Overdenkinge van den Ziels - angst onzes dierbaarften Verlosfers , waarvan wy , onder afwagting van den god-  in zynen Ziels-angst. 229 godlyken Byftand, breedvoeriger zullen handelen. VERLAARING, Tot nog toe hadt de liefderyke Heiland zig alle moeite gegeven, om zyne Disfipelen tot zynen aanftaanden Dood voor te bereiden , en de Ergernis, welke zy uit zyne zo diepe Vernederingen neemen zouden, te verminderen , om daardoor te verhoeden dat hun Geloove niet ophieldt. Ten dien einde hadt hy hen , en wel voornaamlyk door de plegtige Inftellinge des heiligen Avondmaals , van de Noodzaaklykheid en Nuttigheden zynes doods onderrigt. Ten dien einde hadt hy hun ook te vooren aangekondigd , hoe zy zig jegens Hem gedraagen zouden , en hoe hy na zyne Opftandinge hen wederom tot zig verzamelen zoude, gelyk een getrouw herder zyne verftrooide fchaapen tot zig verzamelt. Na dat hy nu zodanig voor zyne Vrienden gezorgd en beweezen hadt, dat hy hen ten einde toe lief hadde; betreedt hy de Kamp - plaatfe, die voor Hem verordend was, op zodanige wyze als het Hem voegde, aan wien God een WelbehaaP 3 gen  230 XI. Pred. Over Jezus heilig Gedrag gen hadt, en die onze groote Hoogenpriefter, en te gelyk een naar volgens-waardig Voorbeeld worden zoude. Laat ons dan onze aandagt vestigen op dat heilig Gedrag van onzen Heiland in zynen Ziels-angst, en deeze Overdenkinge ter onzer Leeringe, Verbeteringe en Troost aanwenden ! Vergezelfchapt van zyne Apostelen ging Jezus na den hof van Gethfemane, alwaar hy zig des nagts veel hadt opgehouden. Schoon hy nu wist, dat deeze zyne Verblyfplaats den Verraader bekend was , en dat deeze Hem aldaar met eene gewapende fchaare zelfs zoude opzoeken , ontrustede noch beangftigde hy zig egter geenszins om een zeker verblyf. Want hy wist ook, dat zyne uure gekomen was, en dat hy naar den Wil zynes Hemelfchen Vaders zyn lyden hier moest aanvangen, en de eerfte proeve zyner Gehoorzaamheid en Bereidwilligheid tot lyden geeven. Daarom begaf hy zig dan ook gewilliglyk na deeze plaatfe , en kon ook nu in Waarheid tot God zeggen: Ziel ik kome omuwen Wil te deen ! Het grootfte deel zyner Disfipclen liet hy aan den ingang van den hof, en ging daar dieper in, om te bidden. Met gebeden en fmeekingen tot God bereide hy zig tot zyn lyden en verzoekingen,  in zynen Ziels - angst. 231 gen, verheerlykte God daarmede, en bekende dat hy, als een Menfch, onderfteuning, fterkte en byftand van boven noodig hadde, omdatgewigtige werk van de Verlosfinge des Menfchlyken Geflagts indiervoege uit te voeren, dat God daardoor verheerlykt wierdt. Hoe onontbeerelyk moet dan voor ons bedorven en zwakken menfchen het Gebed zyn, opdat onze Zwakheid onderfteund , en wy voornaamlyk in tyden van zwaare verzoekingen door God gefterkt mogen worden , den Heere tot in den Dood getrouw blyven, en ons door geen lyden noch gevaar van de Waarheid en de betragtinge van onzen Pligt laaten afbrengen en vei;-, voeren! Die drie voornaamften zyner Apostelen, welken korten tyd te vooren met Hem op den verheerlykten Berg geweest waren , en aldaar zyne Heerlykheid gezien hadden, en even daardoor boven de overigen in hun Geloof waren verfterkt geworden, deezen. nam hy ook nader by zig, en liet hen Ooggetuigen worden zyner diepe vernederingen. In hunne tegenwoordigheid ving hy aan te treuren en te zeggen, door gebaarden en woorden tekenen eener angstvallige Droefheid van zig. te geeven. Myne ziele-, fprak hy, is bedroefd tot der dood: toe.. Myn gemoed P 4 k  %%t XI. Pm», Over Jezus heilig Gedrag is my geheel met naare , aakelige en yfelyke denkbeelden opgevuld. Vrees en Verfchrikkingen des doqds werken zo geweldig -op myn hart, dat myn zwak lighaam het naauwlyks kan uitftaan , en onder het geweld deezer he« vigeaandoeni nge byna bezwyken moet. Blyft daarom by my , myne Vrienden ! en onttrekt u aan den flaap , opdat uwe Tegenwoordigheid en Wakkerheid my eenigen Troost verfchaffe in deeze bedroefde uure. Dus maakte Jezus zynen vertrouwdften Vrienden wel de grootheid zyner inwendige Smarte en Droefheid bekend, doch ontdekte hun tevens daarvan de oorzaak. Ondertusfchen hadden zy dit reeds uit zyne voorgaande gefprekken met hun. zonder moeite kunnen opmaaken, zo de Voorftellinge, dat de Mesfias zoude lyden en fterven, niet te zeer tegen hunne vooroordeelen en wenfehen geftreeden hadt. Immers, hadt hunne Meefter hun, niet nog by den laatften maal-tyd, op het duidelykfte gezeid: Hy zoude maar eenen kleinen tyd by hen zyn , des Menfchen zoon zou door een zyner Disfipelen verraaden , en in de handen der Zondaaren worden overgeleverd? Hy zou geen brood meer met hun eeten, noch drinken van de vrugt des wynftoks, dewyl ?yn lighaam voor hun verbroken , zyn bloed ver- goo-  ;> zynen Ziels -angjl. 233 gooten zoude worden tot Vergeevingeder Zonden ? Daar zy hem nu , hunnen waardigen Meester, met eenen buitengewoonen angst en droefheid zagen worftelen , hadden zy daaruit ligtelyk kunnen gisfen , dat zyn Lyden reeds eenen aanvang moeft neemen , dat het onfchuldigcLam Gods we dra ter flagtbank gebragt zoude worden, om zig zeiven Gode op te offeren voor de zonden der Weereld, Wy, Chriftenen, weeten volkomen, dat de doodelyke vreeze en angst, welken onzen Middelaar en Borg overvielen, door de leevendigfte voorflellingen zynes naderenden fchriklyken doods zyn veroorzaakt geworden. Een weinig voortgegaan zynde, dus luidt het vervolg der gefchiedenis, viel hy op zyn aangezigte, biddende en zeggende: Myn Vader , 'm ien het mogelyk is , laat deeze Drinkbeker van my voorbygaan (a). Nu was die bange tyd gekomen, dien hy reeds lange vooruit gezien , en waarvan hy reeds eenmaal gezeid hadt: Nu is myne Ziele ontroerd. Vader, verlos my uit deeze Uure, maar hiertoe ben ik in deeze uure gekomen (b). In de daad, 'er was geene geveinsdheid, geen bedrog in zynen Geest, («) Tekst vs. 39(6) Joash. XII: 27. P 5  234 XI. Pred. Over Jezus heilig Gedrag. Geest, en daarom loochende hy het niet, dat zyne ziele ontroerd was. Daarom fchaamde hy zig niet te bekennen, dat hy met ons, zynen zwakken en fterfelyken broederen, gelyker aandoeningen en beweegingen was deelagtig geworden , en dat hy op de aannaderinge van dat verfchrikkelyk lyden even hetzelfde gevoelde, even het zelfde wenfchte, dat een ieder ander mensch, in evengelyke omftandigheden,' gevoelen en wenfchen zoude, dat die uure zo het anders volgens Gods Wil gefchieden kon, voorbyginge, en hy van defmarten, het lyden en den dood, welken hem naakten, ontflaagen wierdt. Hoe onfchuldig was deeze wenfch in den mond van Hem , die geene zonden gedaan, geene ftraffen verdiend hadde? En met dat alles bedwong Hy, Gods Heilige, deezen Hartstogt van droefheid, welke Hem wilde overweldigen , trok zynen naauwlyks gëuiten wensch weder in, en gaf zig over aan den Wil van den Almagtigen , volkomen bepaald zynde, om zynen Vader tot in den dood, jaden dood des kruifes, gehoorzaam te worden. Myn Vader \ dus badt hy onder alle de her vigheid zynes Hartstogts van angst en doodse vreeze, Myn Vader! indien het mogelyk is, laat deeze Drinkbeker van my voorby gaan! Kan uw Voor-  in zynen Ziek-angst. %3$ Voorneemen, om den menfchen Genade te bewyzen, en hun dë verloorene Gelukzaligheid weder te geeven, zonder de Vergieting van myn bloed, worden uitgevoerd: onttrek my dan aan dien fmaadelyken, fmartelyken en gruwzaamen dood, die my wagt. Doch niet gelyk ik •wil, maar gelyk Gy wilt. De liefde tot my zeiven, die natuurlyk en onzondig is, zal my regtvaardigen, indien ik om het afwenden van gansch onverdiende plaagen by u aanhoude., en u om Vreugde in plaatfe van Droefheid , Eere en Heerlykheid voor Schande, bidde. Maar dewyl ürmv zeiven eenmaal verpand en verpligt hebbe U, o Vader! door de Verlosfinge des afgevallen menfehlyken Geflagts te verheerlyken; verloochene ik mynen eigenen wil, en onderwerpe dien volkomen aan den uwen. By u is wel alles mogelyk, maar het betaamt ook U, den Zondaaren genade te bewyzen door zulk een middel, waardoor uwe Volmaaktheden op het klaarfte geopenbaard worden. Kan dan volgens uwen wyzen Raad zonder Bloedftortinge geen Vergeevinge volgen, moet ik door den dood een Offer worden voor de Weereld, is het naar uwen Wil niet mogelyk, dat deeze Drinkbeker van my voorby ga: zo gefchiede dan uw WiL Uw Wil worde in en door nry ver-.  2.36 XI. Pred. Over Jezus heilig Gedrag vervuld , opdat het doelwit uwer algemeene Menfchenliefde bereikt, en ik, door het lyden des doods te voleinden , eene Oorzaake der Eeuwige Zaligheid worde voor allen, die my gehoorzaam zyn! TOEPASSING. Dit gedenkwaardig Gebed onzes Heilands , welks zin wy door een korte Omfchryvinge getragt hebben uit te drukken, is voor ons Christenen om zeer gewigtige redenen bewaard geworden. Daaruit leeren wy , eerftlyk: dat onze lydende Verlosfer een waar Menfch is geweest, van gelyke Beweegingen en Aandoeningen, als wy. Toen hy zig zyn lyden en zynen aanftaanden fchriklyken dood voorftelde, welden in zyn gemoed op die zelfde Gevoelens, die alle Menfchen, in gelyke omftandigheden, gewaar worden. Hy was ontroerd en ten uiterfte benaauwd. Hy wenfchte, dat die bittere beker van lyden, zo het mogelyk ware, van Hem voorby ginge, cn hy offerde gebeden en fmeekingen met fterke zugten en traanen aan dien God, welke hem van deeze vreeze verlosfen kon. Hy wilde liever niet  in zynen Ziels - angst. 237 niet ontkleed, maar bekleed worden, opdat het fterfclyke van het Leeven verflonden worde; gelyk de H. Paulus deeze gedagten uitdrukt (c). In deeze dagen zynes Vleefches werdt hy dan ook bevonden gelyk een ander mensch te wezen. En moesten >y daarvan niet grondig onderrigt zyn ? Want anderszins hadt men uit de naauwe Vereeniging der Godlyke en Menfchlyke Natuuren onzes Verlosfers kunnen befluiten j dat hy zyn lyden, hoe zwaar het ook geweest ware, niet gevoeld hadt, en dan was het zekerlyk voor hem geen waar lyden geweest, dan konden wy daaruit de Grootheid zyner Liefde jegens ons niet afleiden, dan zouden we ons niet tot de hartelykfte Dankbaarheid jegens Hem hebben verbonden gerekend, dan zoude ons Vertrouwen op Hem in onze Aanvegtingen zwak geweest zyn. Maar zien en bemerken wy den angst zyner heilige Ziele , overweegen wy, hoe hy by den aanvang zynes lydens met vreeze en verfchrikkinge des doods gekampt, troost en byftand gezogt, en in het hevigfte van zynen Hartstogt gewenfcht hebbe, dat dit lyden, zo het mogelyk ware, van hem mogte voorby gaan : dan kunnen wy (f) 1 Koa. V. 4.  ag 8 XI. Predi. Over Jezus heilig Gedrag wy in het geheel niet twyfelen, dat Hy, als een Menfch, aan ons gelyk, geleeden, dat hy den 'ganfchen Last onzer zonden en ftraffen, die op Hem gelegt waren, gevoeld hebbe, en dat wy Hem daarom de grootfte Liefde en Dankbaarheid verfchuldigd zyn, en reden hebben , om ons in onze vreeze en angfte des doods op zyn Medelyden en op zyne Hulpe te verlaaten. Daarom moest hy in alles den Broederen gelyk worden, opdat hy een barmhartig en getrouw Hoogenpriefier zoude wezen voor God, om de zonden des Volks te verzoenen. Want in het gene hy zelve verzogt zynde geleeden heeft , kan hy den genen, die verzogt worden , te hulpe komen (d). Het heilig gedrag van Jezus in zynen Doods angst dient ons ten andere tot een onwederipreekelyk bewys zyner volkomene Onfchuld en Heiligheid. De wensch, om van een langzaam en fmartelyk lyden bevryd te worden, zo ze maar met eene betaamende Deemoedigheid en Onderwerping worde voorgedraagen, zal door onzen Hemelfchen Vader, die weet wat fchepfelen wy zyn, en genadiglyk daar aan gedenkt, dat wy ftof zyn, geenen fterveling tot zonde worden toegerekend. Zy kon in het allerminst niet 00 Hebr. II: 17. en ig.  in zynen Ziels - angst. 239 niet berispelyk wezen in den mond van deezen Regtvaardigen, die zig geener zonden bewust, en geener ftrafFen waardig ware. Maar , van welke uitneemende en beproefde Heiligheid getuigen niet die woorden, waarmede de Heiland , midden in dien grootften angst, zyn Gebed befluit? Doch niet gelyk ik wil, maar gelyk Gy wiltl Zien Wy hier uit niet op het fterkfte, dat het zyne ffjyze geweest is, den Wil te doen van Hem, die hem gezonden hadt! Dat hy wel, gelyk als wy, is verzogt geworden, doch zonder zonden ? Dat hy onze heilige en onbevlekte Hoogenpriefter is? Dat hy, hoewel hy Gods Zoon ware, nogtans daarin dat hy leedt, Gehoorzaamheid geleerd heeft, en dat daarom ook zyne Offerande eene aangenaame Offerande geweest is Gode tot eenen welriekenden reukc ? Ten laatjlen: zien wy ook uit dit Gedeelte van Jezus lydens-gefchiedenis , met welke Bereidwilligheid en uit welke Liefde, hy zig voor ons, welken hy niet fchaamde zyne Broeders te noemen , in het lyden des doods heeft overgegeven. Meent niet, dat het begin van zyn Gebed, dat wy nu verklaard hebben, ftryde met zyne anderszins betoonde Bereidwilligheid om voor ons den Dood te fmaaken. Bedenken wy, dat hy deeze woorden heeft uitgelproken toen hy in den  24$ XI. Pred. Over Jezus heilig Gedrag den geweldigften doods - angst ware ; dat hy deeze, in zig onfchuldige, wensch niet zonder eenige Bepaaling en Voorwaarde heeft voorgedraagen; dat hy te gelyk zyn onveranderlyk voorneemen, om den Wil van God te doen, opnieuw betuigd; en daarna tot der dood toe een onbeweegelyk Geduld en Standvastigheid getoond heeft: dan blykt uit zyn ganfche Gedrag op het allerheerlykst zyne Gehoorzaamheid jegens God, en zyne Liefde jegens ons. Nooit moeten wy eenen Mensch beoordeelen en zyn Karakter opmaaken uit eenige woorden, welken hy in de hitte van zynen hartstogt heeft gefproken, maar uit zyn algeheel Leeven. Toetfen we nu volgens deezen verftandigen en in de menfchlyke Natuure wel gegronden Regel de Gevoelens van onzen lydenden Heiland, dan zal zyne Liefde en Gewilligheid om voor ons te fterven aan geene Twyfel onderhevig zyn. Van hier, dat toen hy zig ten tweeden en derden maale tot God in den Gebede begaf, hy zyn gebed aldus veranderde. Myn Vader! indien deeze drinkbeker van my niet kan veorby gaan, ten zy dat ik hem drinke: uw Wil gefchiede! (e). Van hier, dat hy daarna zynen vyanden onverfchrokken te geCO Matth. XXVI: 42.  fa zynen Ziels-ahgst. 24* gemoete ging, zynen Disfipelen verboodt zig té verdedigen, en zig ongedwongen in de handen zyner moordenaaren overgaf Van hier, dat hy zig, als een lam, ter flagtinge liet brengen en, gelyk een fchaap dat voor zynen fcheerder ver-» ftomt, zynen mond niet opdeede. Zyne Liefde jegens ons was alzo in de daad fterker dan de dood , een Vlamme des Heeren j welke geen water kan uitbluffchen. Volgens Gods Welbehaagen moest hy fterven voor het leeven der Weereld, en hy, die magt hadde zyn Leeven ■af te leggen, leide het vrywillig neder * opdat de wille Gods ter onzer Verlosfinge gefchieden zoude. Vader! niet gelyk ik wil, maar gelyk Gy wilt! Offer en Brandoffer behaagen U niet , deezen kunnen de zonde niet weg neemen. Maar, zie, ik koome om uwen Wil te doen. Gy hebt my het Lighaam toebereid, en dit wil ik U wederom ten Offer opdraagen, opdat geheiligd en gezaligd mogen worden , welken door my tot U, o Vader! komen, en U zoeken. Dit is de Wil van God, in welken wy geheiligd zyn door de Offerhande van Jezus Chriftus Lighaam. (g). De Befchouwinge van den Ziels-angst on» zes (g) Hebs. X: io. q  242 XI. Pred.Over Jezus heilig Gedrag zes dierbaarden Verlosfers en van zyn heilig gedrag in deeze uure van verzoekinge geeft ons, Chriftenen! leeringen van de uiterfteaangelegenheid j welken wy ons nog kortelyk moeten voordellen. Eerjllyk moeten allen , die nog zonder Berouw en Bekeering, in hunne gewoone zonden voortgaan, en den dood zonder voorbereidingen tegen gaan, uit het gene Jezus, Hy regtvaardig voor ons onregtvaardigen, eenmaal geleeden heeft, leeren en befluiten, dat de zonde in de daad het grootde kwaad zy, dat zy de rampzaligde gevolgen na zig fleepe, en ons den dood voornaamlyk verfchrikkelyk maake. Was het volgens Gods Wil niet mogelyk, dat die bittere Kelk van lyden en fterven van onzen Middelaar voorby ginge , moed hy ten zoenoffer voor ons gemaakt worden; zo blykt daaruit, dat God een Regtvaardig Regter is, en dat hy, die moedwillig in de Boosheid volhart, voor zyn Aangezigte niet bedaan kan. Gevoelde onze Middelaar, dewyl hy ons gelyk was geworden, de Bitterheid des doods, was hy ontroerd en beangst; moet gy dan niet, u dit voordellende, op deeze Gedagten komen: Gefchiedt dit aan het groene hout, wat zal aan het dorre gefchieden? Welke bedruktheid en benaauwdheid zal dan niet komen over de  ƒ As zynen Ziels • angst. 245 de zielen der genen, welken in hunne zonden leeven en fterven , de Genade van God te Vergeefs ontvangen, de allerhoogfte Goedheid en Langmoedigheid moedwilliglyk verwaarloofd, zo veele Genade * middelen, Vermaaningen en Waarfchuwingen veragt, en zig zeiven in 't verderf fgeftort hebben, daar zy konden leeven! Bedenkt dit toch in allen ernft, dewyl het nog tyd is, en fchuwt nietdeGodewelbehaagende Droefheid over de zonden van uw voorgaand leeven, zo ze maar in u werkt eene Bekeering ter Zaligheid, welke ons nimmer berouwen kan. Vervolgens moet het gedenken aan Jezus Zielsangst ons tot Boete en Bekeering gewillig maaken, en voor ons eene aanhoudende beweegree den worden, om het kwaade te haaten, en heü goede te doen, opdat ook dit gedenken onze harten met Troost en hoop op God vervullen moge, God heeft zig nu der Weereld verzoend beweezen, en laat in den naam van Jezus allen menfchen Bekeering en Vergeevinge prediken. Jezus dronk voor ons den Kelk, die hem beftemd was , en volbragt daardoor onze Verlosfinge. Indien wy dan onze zonden belyden Voor den Heere , den God des Vredes, en epregtelyk voorneemen daarvan af te wyken, Q % dan  244 XI. P a e d. Over Jezus -heilig Gedrag dan zal Hy onzer Zonden genadig zyn, enonzer Overtreedingen zal by niet meer gedenken. En wanneer wy als dan meer en meer vlyt aanwenden , om naar de vóorfchriften des Evangeliums heilig en regtfchaapen vroom voor God en alle menfchen te wandelen ; kunnen wy, zo lange wy in het vleefche leeven, leeven in den Geloove des Zoons" Gods , die ook ons heeft lief gehad , ook ons ten befte deezen angft en vreeze des doods heeft uitgeftaan , opdat onze Vrede volkomen zyn , opdat hy ons van de vreeze des doods Verlosfen zoude. Eindelyk , myne Vrienden ! leert uit het voorbeeld van den Leidsman en Voleinder nwes Geloofs , hoe wy , wanneer ons bange is , bidden en ons hart uitftorten moeten voor den Heere.' Ook u , Chriften die in lyden zyt , is het geoorlofd, by een dreigend gevaar , in groote vrees en droefheid , inzonderheid by de aannaderinge des laatften Vyands , den dood , tot God te bidden : Myn- Vader ! indien het mogelyk is , laat deeze drinkbeker van my voorby gaan ! Het Gebed , de Wenfch van Jezus in zynen Ziels - angst wettigt ons  in zynen Ziels-angst. 245 ons daartoe. Alleenlyk moet gy met even die zelfde kinderlyke Onderwerping, Zelfsverloochening en Gehoorzaamheid,, gelyk hy dien gy uwen Heere noemt , 'er al- : tyd by voegen : Doch'niet gelyk ik wil, maar gelyk Gy wilt ! Daardoor openbaaren wy de Opregtheid onzes Geloofs aan God en onzes Liefde tot Hem. Daardoor bevorderen wy de Rust onzer Ziele , blyven in de Liefde van God , en dan kunnen wy wagten op de Barmhartigheid onzes Heeren Jezus Chriftus ten eeuwigen Leeven ! Amen! God des Vredes ! Gy liet den Kelk des lydens niet yoorby gaan van uwen Znon , die geen zonde kende, opdat wy in Hem vinden zouden de Geregtigheid , die voor U geldt. Laat ons ook om zynentwille Barmhartigheid gefchieden , en delg Gy alk onze zonden uit. Uwe Genade, die ons in Chriftus verfcheenen is , moete ons allen ook beweegen, de zonden, waardoor wy uwe Vyan- ■ den zyn , af te leggen , onze Heiliginaakinge ernfliglyk na te jaagen , en ook in kruis en druk door geduld en lydzaamheid uwen Wil te doen. Uvs Wil , 0 Vader ! Q. 3  XL Pred, Over Jezus heilig gedrag.enz. gefchiede aan ons. Verlaat ons dan nim-> mermeer , maar bewaar ons door het geloove ten Eeuwigen Leeven ! Amen ! TWAALFDE  TWAALFDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS LIEFDERYK GEDRAG JEGENS ZYNE ZWAKKE DISSIPELEN, IN DEN HOF GETHSEMANE. Evangelie van Markus. XIV. 37—42. En hy kwam en vondt henflaapende, enzeide totPe. trus: Simon! Jleaptgy? kunt gy niet éènuurewaaken ? Waakt en bidt, op dat gy niet in verzoekinge komt. De Geest is wel gewillig, maar het Vleesch is zwak. En hy ging wederom henen, en hadt, en/prak dezelfde woorden. En hy kwam te rug en vondt hen wederom Jlaapende, (want hunne oogen waren bezwaard) en zy wijten niet wat zy Hem zouden antwoorden. En hy kwam ten derden maale, en zeide tot hen: Ach wilt gy nu Jlaapen onrusten? Het is genoeg, de uure is gekomen. Ziet de Zoon des Menfchen wordt overgeleverd in de handen der Zondaaren. Staat op, laat ons gaan. Ziet! die my verraadt, is naby. % q4   TWAALFDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS LIEFDERYKE GEDRAG JEGENS ZYNE ZWAKKE DISS SPELEN, IN DEN HOF GETHSEMANE. INLEIDING E. e waare Grootheid van Ziel wordt in gevaaren en zwaare verzoekingen daaraan gekend , dat men in eene beftendige Liefde en Getrouwheid jegens God en zynen Evennaaffen volhardt, hoe droevig en rampfpocdig onze uiterlyke toeftand ook zyn moge. Gemeene menfchen-, Zielen, die noch op goede gronden handelen , noch verheven denken , werpen ligtelyk , wanneer het hun niet naar wensch gaat, wanneer aanhoudende rampen hun overvallen, hun vertrouwen op God weg, en verzoeken het, zig zyner Magt te onttrekken, en zeggen Hem alle Gehoorzaamheid en Trouwe op, Houdt ge u nog gehegt aan uwe Godzaligheid, zegt de Verzoeker tot deezen, vloekt God veeleer, laat zynen Dienst geheel vaaren, en fterft. Even zo weinig neemen menfchen van deeze foorte, wanneer zy in grooten angst, droefheid en vreeze leeQ 5 ven,  250 XII. Pred. Oyer Jezus Liefde jegens zyne ven, de pligten waar van Liefde, Billykheid en Goedertierenheid jegens hunnen naaften. Zy zyn altyd ftroef, knorrig en verdrietelyk, berispen op het geftrengst de geringfte feilen der genen, met welken zy verkeeren, denken alleen van zig zeiven, nooit van anderen, en verraaden eene volkomene te Onvredenheid over alles , wat om en nevens hen is. Maar hy, die onder den grootften nood, vreeze en gevaar, altyd daaraan gedenkt, dat hy onder God ftaat, en den Allerhoogften door Gehoorzaamheid, Onderwerping en Vertrouwen verheerlykt , Geduld jegens zynen zwakken broeder betoont, en liefderyk blyft zorgen voor de Welvaart zyner mede • menfchen , zo lang en zo veel hy kan, deeze , deeze alleen, • bezit eene waarlyk Groote en in de Deugd geoefende Ziel. Van deezen kan men zeggen , dat hy in de Verzoekinge is ftaande gebleeven , dat hy door lyden tot Heerlykheid komen, en éénmaal de kroone des Eeuwigen Leevens zal ontvangen. Aldus leedt onze gezegende Heiland! In den angst zyner Ziele midden in de vreeze des doods, waarmede hy kampte, bleef hy ftandvastig by zyn voorneemen, om den Wil van zynen Vader te volbrengen, en het Werk, dat Hem was opge-  Disfipekn in Cethfemane. 251 gelegd, te voleinden. En hoe zwak zy zig ook in deeze uure van Verzoekinge gedragen hadden, hadt hy de zynen nogtans tot den einde toe lief-, en hieldt niet op , hen liefderyk aan hunnen Piigt te erinneren , voor hun Behoud en Verbetering te zorgen , en Geduld met hunne zwakheid te hebben. Hiervan getuigt het deel zyner Lydens - gefchiedenis, 't welk wy nu verklaaren moeten, VERKLAARING. In onze voorgaande Redevoering hebben wy omftandiglyk aangetoond, hoe heilig zig onze Verlosfer, by den aanvang vanzynVerzoeningslyden, in eene hevige inwendige Verzoekinge gedraagen heeft, cn wy zullen ook heden Gelegenheid hebben, om onsdaarvan nog iets te erinneren. Maar voornaamlyk zullen wy , in onze tegenwoordige overdenkingen, onze aandagtvestigen op zyne Liefde en zyn Geduld, welken hyin dit zwaare lyden jegens zyne Disfipelen betoonde. En hierin zullen wy zodanig te werk gaan , dat wy eikanderen vermaanen en opwekken, om zyne wyze Lesfen en zyn heilig Voorbeeld, waar ons best vermogen, naar te volgen. Na.  *52 XII. Pred. Over Jezus Liefde jegens zyne Nadat Jezus den eerften ftryd , de eerfte verzoeking, hadde doorgedaan, vondt hy zyne Vrienden flaapende. Zy ontzeiden Hem dien zwakken Troost, waarom hy hen zo vricndelyk gebeden hadt, om met Hem tcwaaken, en zig met Hem in den Gcbede te vereenigen, en door hunne Tegenwoordigheid en Medelydcn zyn verflaagen en bekneld harte wat op te beuren. Petrus verdiende hier over boven de anderen een verwyt, dewyl hy nog kort te vooren zo ftoutelyk beloofd hadt, zynen Meefter en Leeraar niet te verlaaten , ja zelfs het Gevaar des Doods met flem te deelen. Jezus fprak hem daarom byzonderlyk aan. Simon! faapt Gy ook ? kunt Gy niet één uure om mynentwllle waaken ? Gy} die u beroemt, My nog meer dan de anderen te beminnen, kunt gy njet voor eene maale den flaap van u weeren, en laat gy My, daar gy My ziet tzidderen en beeven, zonder Byftand ? Wat zult gy doen, wanneer gy My ftraks zult aanfchouwen omringd van myne Vyanden , en in het geweld der genen, die my haaten? Erkent toch allen, myne Vrienden! uwe groote Zwakheid , en wapent u daartegen ; Waakt ■ en bidt, opdat gy niet in Verzoekinge koomt! Wanneer Jezus de zynen by deeze Gelegenheid vermaant tot maken; vordert by van hun ni|t  Bisjïpelen in Gethfemane. 253 hiet alleen, dat zy met het lighaam zullen wakken en wakker wezen, maar voornaamlyk, dat hunne Geest moest waaken, dat zy aan hunnen pligt moeften denken, en op hunne Vyanden, op de Verzoekingen , letten en zig hoeden, dat zy niet tot Ongeloove en Zonden verleid wierden. Dan waakt een Chriften, wanneer hy fteeds daaraan denkt, wat hy in alle voorvallen doen moet, wanneer hy voorzigtiglyk, gelyk een Wyze, wandelt) en beproeft, welke Gods goede en welbehaagende Wil zy, opdat hy nooit iets tegen den zeiven bedryve, noch fchade lyde aan zyne Ziele. Met zulk een waaken zalhy het bidden paaren , zodanig dat hy zig zyner zwakheid en onvermogen beftendiglyk erinnere, God, zynen hemelfchen Vader bidde, om denooi dige kragten ter Volbrenging van alle zyne pligten, en alzo zal hy tragten door zynen Geest fterk te worden naar den inwendigen Menfche. De Geesf des Menfchen moet zekerlyk eerst tot het Goede, geneigd, en opregt gezind zyn, om den Wil van God te doen, en zig door geen fchepfel daarvan te laaten afbrengen. Maar , hec is ook ten hoogften noodig, dat wy, by alle onze Bereid • willigheid, en by de befte Voorneemens, daaraan gedenken, dat het Vleefch zwak is, en op het deemoedigft fmeekenom den Byftand van Gods Ge-  254 XII-Pred. Over Jezus Liefde jegens zyne Genade, opdat wy van Boven onderfteund, allfi inwendige Zwaarigheden en uitwendige Hindernisfen beftryden en overwinnen, de Verzoekingen eenen vasten weerfland bieden, en het Geloove en een goed Gewisfe mogen bewaaren tot den einde. Deeze voortreffelyke Leevens-regel fcherpte onze Heer en Heiland zynen Disfipelen door zyne Vermaaningen en door zyn Voorbeeld te gelyk in. Hy was fteeds daarop bedagt , om de Geboden zynes Vaders te onderhouden, en het gewigtige Werk, dat Hem was toevertrouwd , met alle getrouwheid te volvoeren. En hy badt ook, in de uuren van Verzoekinge, aanhoudend en yverig tot Hem, die hem fterken en verlosfen kan. En zo bleef hy in de Liefde van God (V). Wys en zalig is die Chriften, welke naar deezen regel en volgens dit groote voorbeeld poogt in te gaan! Deeze wordt fterkinden Heere, valt niet, wanneer hy verzogt wordt, en overwint de Weereld. Maar de Apostelen, die toenmaals nog niet genoeg dagten aan dit Woord der Vermaaninge, en daarom vielen inde Verzoekinge, die over ben kwam , en wel byzondcrlyk Petrus, die zulke goede gedagten van zig («) Ziet JoHAiiH. XV; io.  'Disfifeknïin Gethfemane. 255 zig zeiven hadt, maar waardoor hy juist bedroo* gen werdt, en des te dieper viel, waarfchuwen ons zo nadrukkelyk door hunnen val, en beveelen ons de Ootmoedigheid van Harten op het fterkfte aan. Onze Heiland ging andermaal na de afgelegen plaats waar hy zig te vooren ter aarde hadt hedergeworpen , en zyn hart voor zynen Vader , die in het verborgene ziet, hadt uitgeftort, en fprak dezelfde woorden. Vergelyken wy hiermede het berigt der overige Evangelisten, blykt daaruit, dat hem na deeze eerfte Verzoeking een Engel verfcheen aan den Hemel, en hem verfterkte, dat is hem verzekerde, dat het de Wil des Allerhoogften' was, dat hy door een volmaakt lyden des doods eene oorzaake worden zoude der eeuwige Zaligheid voor allen , welken de Vader hem gegeven hadde, voor allen die hem zouden gehoorzaamen. En daarom droeg hy zyne eerfte Bede met een kleine doch merkwaardige verandering voor: Myn Vader! zeide hy, indien deeze Drinkbeker van my niet kan voorby gaan, ten zy dat ik hem irinkc, uw Wil gefchiede ! (b). Als een Menfch, wiens Natuur voor den doodt tziddert, als uw» (i) Matth. XXVI; 42.  2$6 XIÏ. Rred. Over Jezus Liefde jegens zyné uwe Heilige , die den Dood, welke de Bezoldinge der zonde is, tiet verdiend hebbe s wensch' ik , in dit oogenblik van Angst, zo het mogelyk ware, van den dood bevryd te blyven. Maar is het uw Wil , regtvaardige Vader ! Ik zal deezen Kelk drinken. Zo ge. fchiede dan uw Wil I Zie/ hier ben ik, my gefchiede gelyk Gy gezeid hebt. Als de eenige Middelaar tusfchcn God en de Menfchen offere ik my zeiven geheel aan U op; en heilige my voor u, myne Broeders ! en wil myn Leeven gaarne voor U laaten. U, o Vader ï wil ik verheerlyken op aarde, en volbrengen het Werk der Verlosfinge van zondige en ftrafwaardige menfchen. Dan zult Gy my ook verheerlyken en verhoogen ter zyner tyd! Dus werdt onze groote Hoogenpriefter, in de Verzoekinge , bewaard gevonden ! Drong eene nieuwe Verzoekinge op hem aan ? Streedt hy met de vreeze des doods ? Hy bleef nogtans Meefter van zyn hart, en lietzig door geen kommer of gevaar, door geene vreeze of angst, fcheiden van de Liefde van God , noch zig vervoeren van zynen Wille te doèn; Hy badt wel des te vuuriger, maar hy badt ook zonder ophouden met eene volkomen Onderwerping en Overgegevenheid aan Gods wil. Uvf  Disjipekn, inGethfemane. 257 Uw Wil gefchiede. Den Kelk, welken Gy my toereikt, zal ik drinken. Ik zal my opofferen ten Zondoffer, opdat alle boetvaardigen, welken door my tot U, verzoend Vader! naderen , Barmhartigheid mogen vinden, en niet verflooten worden van uw Aangezigte ! Verre derhalven, dat men uit Jezus gebed in zynen Ziels - angst zou kunnen befluiten, dat hy onbeftendig in zyn voorneemen geweest is , en onwillig geleeden heeft; zal in tegendeel een ieder , welke de Natuur onzer Ziele kent, en alle Omftandigheden gadeflaat, nooit fterker bewys vinden van Jezus Bereidwilligheid om den dood voor ons te fmaaken, dan juist daarin, dat hy, in deeze allerfterktlTe inwendige Verzoeking , zig zeiven verloochent, eenen in zig zeiven zo onfchuldigen, als denMensch natuurlyken, Wensch in zyne geboorte gefmoord , en zig zo gelaaten en ópregtelyk aan den Wil van God onderworpen hebbe. Hoe onveranderlyk bleef hy na deezen by zyn vast Befluit ï Hoe vlerk getuigen hiervan alle zyne volgende Daaden ! Hoe getrouw bleef hy Gode en ook ons, tot den dood, ja den dood desKruifes ! Terwyl onze Heer en Heiland op eene zo heilige wyze tot God fprak, en zig aan Hem R als  258 XII. Pred. Over Jezus Liefde jegens zyne als eene leevendige en gewillige Offerande voorüelde, Jliepen zyne Jongeren, en wisten niet (zo waren hunne oogen bezwaard) wat zy Hem zouden artwoorden (f). Deeze hunne ontydige flaap ontdekt ons duidelyk hunne groote Zwakheid en Onvolmaaktheid. Zy zagen en hoorden, hoe bedrukt en beangst hunne Meefter ware, en hy hadt hen gebeden en vermaand, uit Liefde jegens Hem deeze uure door te- waaken , ja om hun eigen beftens wille zig wakker en tot den Gebede gefchikt te houden. Dan deeze Bede en Vermaaning kwamen zy niet na, en verzuimden aldus eenen heiligen pligt der Vriendfchap, om hunnen Vriend in kommer en angst niet te verlaaten. Doch uit deeze flaaperigheid der Apoftelen zien wy ook, hoe weinig zy moeten vermoed hebben, dat de tyd hunner fchcidinge van Chriftus zo naby was. Alle zyne reden, vreer en angst ontrufteden hen niet, dewyl zy meenden, dat hy ze ligtelyk zou ter aarde werpen en zig redden, indien eenige Vyanden Hem wilden aangrypen. Doch dat zyne vertrouwdfte Vrienden Hem zonder hulp en troost lieten, en op zyne Bede en Vermaaninge geen agt gaven ,• dit was voor onzen Heiland ze- ker- (f) Tekst. Vs. 40.  Disfipekn, in GethfenlanS. 25^ kerjyk eene Vermeerdering van zyn lyden, eri eene nieuwe Beproeving. Het woord, dat hy kort te vooren gcfproken hadt, begon reeds vervuld te worden : De Uure komt en is reeds gekö* men, dat gy zult verjirooid woi den, een ie gelyk net het zyne, en dat gy My zult alleen lanen. Maat ik ben niet alleen, want de Vader is by my! (g). Tot deezen zynen Vader begaf hy zig tender* den maale in eene heilige ftilte, en betuigde op nieuw, by eene herhaalde Verzoeking, het vast Voorneemen zyner Ziele, om zig, naar den Wil van God, over te geeven in de handen zyner Vyanden en Moordenaaren , en zig gelyk een Lam, zonder tegenfpreeken, ter fiagtbank te laaten leiden. Want dat hy zeer wel wiste, dat de vyandelyke fchaare voor de deur was, en zig van zynen Perfoon wilde meefter maaken, zien wy klaar uit zyne laatfte aanfpraak aan zyne Disfipelen. Ach! dus fprak hy hun aan, toert hy hen opwekte, ach wilt gy nu Jlaapen en ruften? (A). Verbeeldt gy u nog geduurig, dat 'er geen Gevaar is ! Houdt gy myne uure en myne Vyanden nog voor verre af, en u zeiven nog voor veilig? Neen, nu is die uure tegenwoordig, van wel* (#) JoAKtr. XVI; 32. (h) Tekst Vs. 41. 1 Ra-  2óo XII. Pred. Over Jezus Liefde jegens zyne welker toekomfle ik zo dikwyls met ugefproken hebbe. Ziet! de Zoon des Menfchen wordt nu overgeleverd in de handen van onregtvaardige en godlooze menfchen. De Almagtige heeft hun Geweld over my gegeven, en ik zal my aan hunnen wil, of liever aan den Wil mynes Vaders, zonder tegenftreevinge, onderwerpen. Staat dan op. Laat ons hun te gemoet gaan. Die my verraadt, welken ik u aangeweezen heb , een uit u, die my zal overleveren, is naby. Hoe naauwkeurig , omftandig, en flout was deeze Aanduiding? En hoe bedaard en gerust was zyn Geest? Hy vordert van de zynen niet, dat ze voor Hem ftryden. Hy beveelt hun alleenlyk Hem te volgen, gerust te zyn, en zig naar zyne voorgaande Vermaaning te gedraagen, dewyl hy hun te vooren reeds hadt bevolen aan de Befcherming van Hem, die magtig en getrouw was hen in zyne Naam te behoeden, zo dat er niemant hunner verlooren ginge! TOEPASSING. Laat ons, myne waardje Vrienden! uit deeze on-  Disjipelen, in Gethfemane. 2 6*1 onze Befchouwinge eerftelyk leeren, welke Dankbaarheid wy verfchuldigd zijn aan onzen Vcrlosfer, die Vrede hadt kunnen hebben, maar om onzentwille het Kruis op zig genomen heeft. Om onzentwille was het niet mogelyk dat de drinkbeker des lydens van deezen Regtvaardigen voorby ginge. Hy moest dien drinken, wanneer ons Troost, Genade en Heil zoude te beurte vallen. En daarom onderwierp hy zig aan Gods Welbehaagen. Vergeet dan niet, o myne Ziele! wat de Heere uwe Heiland voor ugedaan en geleeden heeft, prys zyne Genade en weergadelooze Liefde, erken Hem voor de eenige oorzaak uwer Regtvaardigmaakinge en Zaligheid , en leef dien Heere, die voor u geftorven is en ook wederom opgeftaan. Deeze is de waare Dankbaarheid, welke hy van ons vordert: Gy, voor wien ik myn Leeven zette , zegt hy, zyt myne Vrienden, zo gy dcet, wat ik u gebiede ! (f). Laat ons verder van Hem, welken wy onzen Meefter noemen, leeren, hoe wy ons, volgens onze Belydenis, in tegpnfpoed gedraagen moeten jegens God en Menfchen. Worden wy ook tot lyden geroepen, is het Gods wil, dat wy ook door vee- (ƒ) Joabn. XV: 14. R 3  %6% XII. Pred, Over Jezus Lief de jegens zynx veele Verdrukkingen zullen ingaan: ziet dan op den overften Leidsman en Voleinder uwes Geloofs, en wandelt in zyne Voetftappen. De kwellingen deezes Leevens moeten wy ook ontvangen van de vaderlyke hand onzes Gods, en ons daarin gerust ftellen, opdat de Wil des Hee. ren aan ons gefchiede. Het waar Belang onzer Broederen moet ons fteeds ter harte gaan, wy moeten Geduld en Toegeefiykheid hebben voor hunne feilen, hen vriendelyk aan hunnen pligt erinneren, en hen ook in de dagen van leed en droefheid door ons Voorbeeld ftigten. Dan is in ons dat zelfde Gevoelen , dat in Jezus was! Eindelyk: willen wy ons van deezen pligt kwyten, en ons in goede zo wel als kwaade dagen bewaaren in Liefde tot God en onze Broederen ; dan moeten wy ons altyd oefenen in bidden en waaken. Zulke onvoJeiaakte, onbeftendige Menfchen, als wy zyn, die behalven dat aan zo veele Verzoekingen van binnen en buiten zyn blootgefteld, moeten nooit zo zeker en onbedagt heen leeven, maar, gelyk Salomo zig uitdrukt, allerwegen vreezen, altyd nugter en bekwaam wezen , Gods geboden en hunne Pligten zig dikwyls errinneren, de Middelen der Gc* na  Disfpelen, in Gethfemanc. 263 nade uit eene dwaaze Trotsheid niet verfmaaden, maar zorgvuldiglyk gebruiken, en God van ganfeher harten aanroepen , dat hy zynen goeden Geest niet wil van ons neemen , en zyne hand van ons niet trekken wil. Dan, dan is God getrouw, dan zal hy ons Herken en bewaaren tegen den,Boozen ! Amen! Laat ons, Heer onze Heiland! met alle Heiligen meer en meer erkennen en begry pn deeze uwe groote Liefde en Trouwe jegens ons , waardoor gy bereid waart den bitterften Lydens - kelk voor ons te drinken , opdat wy Troost , Verkwikking en Rust voor onze Zielen by U vinden zouden l Mogicn wy allen ook , uit Liefde en Dankbaarheid jegens U , gewillig deen , dat Gy ons gebooden hebt, en zo wandelen , gelyk Gy gewandeld hebt! Mogten wy ons, voornaamlyk in onze tydelyke Verdrukkingen , door Geduld en Onderwerping , in Gods Liefde bewaaren , en alleenlyk zorgen voor het behoud onzer Zielen ten Eeuwigen Leeven , en voor de ftigting en Verbetering onzer Evennaafien , en ah tyd waaken , opdat Gy , Heere ! ons makende moogt vinden ! Verleen daartoe R 4 ül'  254 XII. Pred. Over Jezus Lief de jegens zyne enz. allen , die uwen Byfiand zoeken , Genade en Kragt door uwen heiligen Geest , om uwer eeuwige Liefde wille ! Amen ! i DER-  DERTIENDE PREDIKAATSIE. OVER JEZUS WYS EN HEILIG GEDRAG BY ZYNE GEVANGENNEEMING. Evangelie van Matthaus. XXVI: 47—54. En als hy nogJprak . ziet, Judas, eenvan de twaalven kwam , en met hem eene groote fchaare , met zwaarden en fokken, van de Overpriestèren en Ouderlingen des Volks. En de Verraader hadt hun een teken gegeven, en gezeid: dien ik zal kus/en, die is het, grypt hem. En terjlond töt Jezus komende zeide hy: Zyt gegroet, Meester! en hy kuste hem, Maar Jezus zeide tot hem: Vriend, waartoe zyt gy hier? Doe kwamen zy, en floegen de handen aan Jezus, en greepcn hem. En ziet één der genen, die met Jezus waren, Jlak zyne hand uit, trok zyn Zwaard, en Jloeg den dienstknegt des Hoogenpriesters, en hieuw zyne Oore af. Maar Jezus zeide tot hem: keer uw Zwaard weder in zyne plaatfe; want allen, die het zwaard neemen, zullen door het zwaard vergaan. Of meent gy, dat ik mynen Vader niet kan bidden, dat Hy my meer dan twaalf Legioenen Engelen zende? Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden [die zeggen] dat het alzo gefchieden moet! R 5   DERTIENDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS WYS FN HEILIG GEDRAG BY ZYNE GEVANGENNEEMING. INLEIDING. yn fpyze is dat ik doe den Wil des genen, die my gezonden heeft , en zyn werk volbrenge ! (V). Deeze is een van die allervooitreffelykfte en leerrykfte Uitfpraaken van onzen Heiland, welken voor ons zyn aangetekend geworden, en waaruit wy zyn heerfchend Gemoeds - karakter kunnen kennen. Het was zyne fpys , zyne dagelykfche en aangenaamfte Bezigheid , den Wil van zynen hemelfchen Vader te volbrengen , te doen wat deeze hem gebooden, en te lyden wat hy over hem befchooren hadt, en alzo dat gewigtige werk onzer Verlosfinge en Zaligmaakinge getrouw te voleinden. Met dit oogmerk hadt hy juist toen ter tyd aan eene Samaritaanfche Vrouwe het Evangelie van Gods Koningryk gepredikt, en haar tot het Geloo- ve (a) Joann. IV: 34.  268 XIII. Pred. Om* ,7(?2«j wys en heilig Gedrag ve in zynen Naam gebragt. Over deeze gezegende Uitwerking zyner Rede by een Perfoon, welke van de Jooden veragt en verworpen was, gevoelde Jezus eene zo leevendige Vreugd, dat by niet lettede op de fpyze, welke zyne Diilipelen hem voorzetteden, maar hun aldus aanfprak: Ik hebbe een fpyze om te eeten, die gy niet kent. Myne fpyze is deeze dat ik Gods Wil doe, en zyn werk volbrenge ! (b). Zo heilig gezind bleef Jezus tot aan zynen dood. Nadat hy door zyne Lesfen den Naem zynes Vaders den Menfchen geopenbaard, en het werk eenes Profceten, cat hem was opgedragen, hier op aarde getrouwelyk yolbragt hadde; gaf hy zig gewillig over in het lyden des doods, en agtte de fchande en fmarten des kruifes niet, om ook als floogenpriester den Wil des Allerhoogften te volbrengen, en onze Verzoeninge met God uit te werken. In het te verklaaren deel zyner lyden s - gefchiedenis zullen wy een uitneemend heerlyk bewys vinden van deeze zyne beftendige vroome Gezindheid, en daardoor eikanderen tot de Naarvolging van zyn Voorbeeld opwekken en vermaauen. VER- Q>) Aid. 32» 34-  f>y zyne-Gevangen-neeming.. 269 VERKLAARING. In de voorgelezen afdeeling van de lydensgefcbiedenis onzes Heeren en Zaligmaakers Christus Jezus wordt ons eerftlyk gemeld, hoe Judas zyne Verraderye heeft uit gevoerd, en Jezus daarop is gevangen genomen. Daarna hoe één zyner Vrienden hem wilde verdedigen, maar van Chriftus daarover beftraft is geworden. Beide deeze Omftandigheden van Jezus lyden zullen wy wat breedvoeriger verklaaren, en tot onzer ftigtinge toepasfelyk maaken! Als Jezus nog fprak met zyne Vrienden, en hen naauwlyks uit hunnen diepen flaap opgewekt en hun verzekerd hadt, dat zyne Uure gekomen en de Verraader naby was: ziet Judas, één der twaalven kwam, één uit hun , welken Jezus tot zyne vertrouwde en beftendige Gezellen hadt uitverkooren, doch die nu uit moetwillige Boosheid zynen Meefter verlaaten, en zig by zyne Vyanden gevoegd hadt. Deez' kwam en voerde eene fterk - gewapende fchaare aan, beftaande uit Roomfche Krygs knegten en Dienaaren van den grooten Raad der Jooden; ja hierby lieten zig ook eenige Overften des Volks vinden, welken hunne Dienaars geleidden, opdat dee-  270 XIII. Pred. Over Jezus wys en heilig G edrag deezen niet, gelyk reeds eenmaal gefchied was, ledig zouden te rug komen, Aan welke Ongeregtigheid maakten de Vaders des Joodfchen Volks zig hierdoor niet fchuldig, daar zy eenen ftillen Leeraar van Waarheid en Geregtigheid, als eenen openbaaren *Oproermaakcr en Rustverftoorder, opfpoorden; en hoe wel verdienden zy het verwyt, dat Jezus hun naderhand deed ? (c). De zonde van Judas was egter nog veel grooter, dewyl hy meerdere gronden van Overtuiging hadt, dat Jezus de Chriftus of Mesfias ware : en die daarenboven nog het byzonder Onderwys, het Vertrouwen, en zov.eele andere weldaaden van den Heere Jezus ontvangen hadt. Deeze trouwlooze flelde zig tot den Leidsman deezer vyandelyke Schaare, en voegde by zyne Ondankbaarheid en Boosheid eene allerfchandelykfte Valsheid en Geveinsdheid. Want hy hadt hun een teken gegeven en gezeldi dien ik zal kus/en, deeze is het, grypt hem (d). Zy waren bedugt, dat de Krygsknegten door de Donkerheid des nagts dwaalen mogten in den Perfoon, welken zy zogten; waarom zy met Judas waren afgefproken, dat hy zynen voorigen * Mee- 0) Ziet Tekfth. Vs. 55 en 56. (d) Tekst Vs. 48»  by zynen Gevangen-neeming. 271 Meefter, dien hy volftrekt wel kennen moest, kusfen en hun dus een teken geeven zoude, wien zy bemagtigen moesten. Een minder verftokt Zondaar, dan Judas ware, zoude in zulk eenen Eifch naauwlyks hebben ingewilligd , en zig ten minften uit fchaamte onttrokken hebben, om zynen voormaaligen Vriend en Leeraar zo digt onder de oogen te komen, en hem een geveinsd teken, van Vricndfchap te geeven. Dan deeze Zoon des Verderfs hadt zig reeds verkogt om alle Boosheid te pleegen, en alle fchaamte uitgetoogen. Daarom maakt hy geene zwaarigheid tot Jezus te naderen, den Mond van deezen Regtvaardigen te kusfen, en hem nog, gelyk hy gewoon was, aldus aan te fpreeken: Zyt gegroet Meefter ! Vrede zy met U! Het ga U wel! Hoe fmartelyk en gevoelig moet dit doen van den Verraader voor zynen Meefter geweest zyn, dat by, die zyn brood gegeten, en zo veel goeds van hem ontvangen hadt, hem nu met voeten treeden wil, en ongeagt zyne Trouwloosheid, zig vermomt in eenen Engel des Lichts, en Bode des Vredes, hem door eene helfche boosheid met eenen kus verraadende! Maar met welken Weemoed en Droefheid moest dit denkbeeld de Ziel niet vervullen van onzen Heiland , dien grooten Vriend der Men-  272 XlII. Pred. Over Jezus wys en heilig Gedrag Menfchen ; dat deeze zyne voormaalige Leerling reeds is overgeleverd aan het Gerigte der Verftokkinge , zeer naby de Vertwyfeling en de Verdoemenis, en dat hy door zyne eigen fchuld verlooren ging, en alle voordeden zyner toekomfte in de Weereld verloor ? De Heere fpreekt zynen valfen dienaar met eene ernfthaftige Zigtmoedigheid aan, en voert hem zyne Godloosheid- met deeze woorden te gemoet: Vriend, waartoe zyt gy hier gekomen? (e'J. Denk, bidd' ik u, daaraan, wie het is, welken gy zo vals bejegent, wat ik u nog voor weinig uuren gezeid , welke ernftige Waarfchuwingen ik u toen gegeven Ijeb 1 Vriend, die my wel eer hoogagtede, die wel eer tot my kwam, om woorden des eeuwigen Leevens te hooren, met welk oogmerk zyt gy nu gekomen ? Verraadt gy den Zoon des Menfchen met een kus? Jezus kon niet meer tot den Verraader zeggen. Want zo dra zynen Vyanden het .afgefproken teken gegeven was , floepen zy de handen aan 'Jezus, greepen en bonden' Jiem. Wy kunnen van deeze Betragting niet overgaan tot eene volgende , voordat wy eikanderen (e) Tekst. Vs. 50. Hoogd. Vert.  by zyne Gevangen - neeming, 273 ren gewaaffchuwd hebben tegen deeze affchuwelykste zonde van Ongetrouwheid en Valsheid jegens God en Menfchen , en ons tot Opregtheid en Eerlykheid vermaand hebben. Hoe haatelyk en fchandelyk is niet het gedrag van den Verraader in de oogen van alle die genen , welken zelfs maar eenig gevoel van Menfchlykheid en Regtfehaapenheid in hunne Zielen overig hebben ? Geene vonk van Godsvrugt was zelfs in zyn boos harte te vinden , geene trek tot Dankbaarheid aan zynen beminnenswaardigen Leeraar. Geheel ongedwongen, uit eigen vrye Moedwilligheid, begaf hy zig by de Tegenpartyders zynes Heeren, uit Gierigheid nam hy den Loon der Ongeregtigheid aan , en verbondt zig, door eenen Kus een teken te geeven, wien zy moeften grypen. Geen Berouw , geene fchaamte, geene Prikkeling van zyn Gcweeten kon hem te rugge houden, zyne boozc Belofte te vervullen. Met een onbefchaamd aangezigt treedt hy tot zynen Meefter, en kuft hem, en verheugt zig boosaartiglyk, dat zyne aanftag tot hier toe zo wel gelukt is. Hoe affchuwelyk komt ons reeds des verraaders gedrag voor, en welke Gruwel moet de Valsheid zyn in de Oogen van dien God, welke harten en nieren beproeft, en opregtheid lief heeft! O! Gy, S die  274 XIII. Pred. Over Jezus wys en heilig Gedrag die den Alweetenden kent, en den Naam van Chriftus noemt, ftaat af van alle Ongeregtigheid en Valsheid. Wordt dien God en Heiland, wiens dienft wy ons zeiven hebben toegewyd, en in wiens dienft alleen wy kunnen gelukkig wezen , niet ongetrouw , en zondigt niet moedwillig. Handelt ook niet vals jegens uwen Evennaaften, want zy zyn uwe Broeders, en gy verlangt ook van hun eerlyk en trouw behandeld te worden. Kunnen zy onze vermomming wel niet altyd bemerken ; weet dat 'er Een boven ons is, wien niets verborgen is, en die een gruwel heeft van alle bloedgierigheid en valsheid. Wandelt dan altyd als voor het aangezigte van den Heer der Heeren, en bedenkt , dat er eens een dag zal komen , welke den Raad des harten zal openbaar maaken. Dan zal geene Valsheid in onzen Geeft zyn. Dan zullen we ons zonder ophouden beoefenen , om een goed Gewisfe beiden voor God en de Menfchen te bewaaren. Dat Jezus zig zonder eenigen Tegenftand te bieden aan zyne Vyanden overgaf, kwam zynen Vrienden, die den Raad van God nog niet kenden, geheel onbegrypelyk voor. Iets zodanig, meenden zy, moeft den Meffias niet overkomen, zulke Befchimpingen paften den Koning- van  by zyne Gevangen - neemlng. 275- van Ifraël niet. Met verbaasdheid zagen zy j dat hunne Meefter zig tegen hun geweld niet aankantte door zvne Wonderkragt, noch zyne Vyanden op nieuw ter aarde fJoeg, en zig weg maakte. Nu hielden zy zig zeiven verpligt , Hem naar hun vermogen by te ftaan , en ia eene zo goede zaake op den Byftand des Hemels te hoopen. In deeze goede meening nam eerf der genen, die met Jezus waren (en dit was, volgens het berigt van Joannes, Petrus) het zwaard , flöèg' daarmede eenen dienftknegt des Hoogenpriefters , welke veelligt het eerft de handen aan Hem flaan wilde, en hieuw hem zyn regter Oor af. Dit beftaan van Petrusf kan op verfcheiden, geenszins zwakke, gron-' den zo niet verdedigd , ten minften ontfchul-' digd worden. Want eerftlyk was hy ten vollen overtuigd van de Onregtvaardigheid der Vyanden , èn de Onfchuld van zynen Heer en Meefter. Dewyl hy een bnafgefcheiden Gezel van Jezus, en een Ooggetuige zyner heerlyke daaden geweeft was ; zag hy ten klaarfte dé fchreeuwendftc Onregvaardigheid'der genen,' dié Jezus zonder oorzaake haattert. Het verdroot hem, dat zy eenen Man, magtig in woorden' en in werken, die niets dan Goed gedaan hadt,ja dieri Manwelken hy voor den Gezalfden* S 2 &G$  276 XIII. Pred. Over Jezus wys en heilig Gedrdg des Heeren, voor den Zoon des eeuwigen Gods hieldt, het verdroot Hem dat zy dien Man behandelden als een Moordenaar en Struikroover, hem des nagts vyandelyk aanvielen, en gevangen wilden neemen. Hy hieldt het voor een zeer braaf en pryslyk werk zig te Hellen tegen zo een onregtvaardig voorneemen, de verdrukte Onnozelheid te verdedigen, cn zynen Leeraar en Heer te befchermen. Daarenboven hadt hy eene opregte Liefde en waare Hoogagting voer zynen Meefter, wilde zig van Hem niet laaten fcheiden, en ftreelde zig nog geduurig met de Hoop, dat hyHem wel ras zou zien zitten op den Troon van David zynen Vader, en dat hy zelve deel aan zyn Geluk zoude hebben. Hy erinnerde zig zyne belofte, dat hy aan Chriftus niet zou worden geërgerd, dat hy Hem nimmermeer verloochenen, en met Hem in den dood gaan zoude, en tevens dagthy aan de woorden des Heeren (doch welken hy ook in een verkeerden zin verftondt) dat zyneDifispelen zig met zwaarden moeften voorzien. Daarom greep hy nu de eerfte gelegenheid aan als de befte, om zynen Yver en Moed te toonen, en verwagtte zonder twyfel , dat God hem in deeze goede zaake zoude byftaan niet alleen, maar ook dat zyne Mede- Apos-  by zyne Gevangen-neeming. z?? Apoftelen, door zyn voorbeeld zouden aangefpoord en opgewekt worden om hunnen onderlingen Vriend te verdedigen, en dan met minder Moeite de Aanflagen der Vyanden verydelen. Dit en veel meer kan men ter Verdediging van Petrus bybrengen , en zyn Gedrag meer prys- dan berispens waardig voorftellen. Zyne en onze Heere egter wraakte en beftrafte het zelve, en toont door veele en gegronde redenen, waarom het geheel onbillijk en ftrafwaardig ware. Laat ons op den nadruk en de kragt deezer redenen agt geeven! Volgens het Oordeel van Hem , welke den weg tot God in Waarheid leerde , en geenen Perfoon aannam, ftreed dit doen van Petrus voor eerft tegen alle godlyke en menfchlyke Wetten. Want die fat zwaard gebruikt , zal door het zwaard vergaan (f). God heeft der Overheid het zwaard gegeven tot ftraffe der boozen. Maar die op zyn eigen gezag het zwaard gebruikt, en bloed vergiet, diens bloed zal door de Menfchen vergooten worden, deeze valt in de handen der Overheid , en komt door haar Zwaard om. Petrus oefende in de hitte van zyne drift zulk ^eene byzondere wraa« (f) Tmst. vs. 5a. s 3  278 XIII. Pred. Over Jezus ivysenkcillg Gedrag wraake, en dat wel tegen Perfoonen, die door de Overheid des Lands waren gezonden. Wel is waar , de Overheid misbruikte in dit geval haare Magt, maar eenen Onderdaan komt het niet toe dit te beoordeelen en te ftraffen. Wy handelen altyd tegen Gods Ordinantie , onze kennis, Pligt en Ge weeten , wanneer wy ons zeiven willen opwerpen tot Regters en Wreekers der genen , aan wien wy ons, volgens Gods uitdrukkelyk Gebod , onderwerpen moeten. Er is nog een hooger Magt over de Grooten deezer aarde , deeze zal ten zynen tyde zonder aanneeminge des Perfoons oordeelen, en iedere Ongeregtigheid haar waaren Loon geeven. Ons betaamt het, zelf wanneer wy onfchuldig lyden, ons te bevlytigen op een ongekwetft geweeten , cn alles over te haten aan Hem , die regtvaardiglyk oordeelt. Dit hadt Petrus uit Jezus Lellen en Voorbeeld behooren te leeren; en hy erkende en leerde het in de daad naderhand, gelyk uit liet 2de Hoofdd: van zynen ien brief blykt. Maar tegenwoordig befchouwde hy deeze Waarheid niet in het regte Licht. Hy verdedigt wel eene goede zaak, maar op eene onregtmaatige wyze. Hy nam het zwaard, zonder daartoe gewettigd te wezen; en Helde zig bloot aan het Gevaar, om ♦ door  'in zyne Gevangen • neeming. 279 door de Overheid gegreepen en geftraft te worden. Hy verdiende door het zwaard te {heuvelen, doch dan hadt hy niet geleeden als een Chriften, maar als een Misdaadige. Jezus betuigde daarom, openlyk zyn misnoegen over dit beftaan , en verbood hem ernftig , niet de minfte gewelddaadigheid meer te gebruiken. Keer uw zwaard weder in zyne -plaatfe en zo verv. Wilt gy voortgaan tegen mynen wil het Zwaard te gebruiken, dan zal ik my uwe zaak niet meer aantrekken, maar u aan de Overheid ter regtvaardige ftraffe overlaaten, en zo zult gy omkomen , niet om dat gy myn Leerling zyt, maar omdat gy, tegen myne Voörfchriften gehandeld hebbende, u aan Oproer hebt fchuldig gemaakt. Je-, zus hadt wel voor zyne Apoftelen gebeden, dat niemant hunner mogte verboren gaan , noch vallen in de handen der Vyanden. Maar zy zeiven moeften zig ook niet in gevaar ftortcn, want dan konden zy door hun eigen fchuld daarin omkomen. Daarenboven berifpt de Heere Petrus gedrag, omdat zyne Vedediging onnut ware, en hy een ongelyk magtiger hulpe krygen kon, zo hy ze begeerde. Of meent gy, dat ik mynen Vaderniet kan bidden, dat Hy my nieer dan twaalf LeS 4 giö'enejt  zZo XIII. Pred. Over Jezus wys en heilig Gedrag giSenen Engelen zende ? ( g) In plaatfe van twaalf zwakke Apoftelen, kon ik even zoveele Legioenen fterke Helden, heilige Engelen, die tot mynen dienft bereid zyn, krygen, en alle Magt der Duifternis ligtelyk overwinnen. Die God, die eens zynen knegt Elifa veele vuurige Paarden en wagens, die ter zyner Befcherming dienen zouden, aantoonde; myn Vader, die my altyd hoort, zoude my , den zoon zynes welbebaagens , allen byftand uit de Hoogte inwilligen , alle Heiren des Hemels tot myne Hulpe zenden , wanneer ik Hem daarom bad. Gelooft gy niet, gy die myne Heerlykheid zo dikwyls gezien hebt, zo dikwyls een Ooggetuige geweeft zyt, dat God met my is, en my niet overhoord laat, gelooft gy niet, dat Hy my ook nu wonderbaar kan befchermen en redden , wanneer ik de navorfchingen myner Vyanden ontgaan wilde ? Hebbe ik dan uwe Hulp wel noodig? Moeften de Apoftelen, wanneer zy naderhand deeze reden hunnes Meefters in ftilte overwoogen , daaruit niet volkomen erkennen, dat hy geenszins uit On magt of Zwakheid een roof zyner Vyanden Was geworden, maar (£)Tekst. Vï. 53.  ' by zyne Gevangen - neeming- 281 maar zig goeds-fchiks aan hun hadt overgegeven? Wy allen moeten ons, hy deeze Overdenking, over de Grootheid van ziele in onzen lydenden Heiland, zyne Gehoorzaamheid en zyn beft.ndig Vertrouwen op God verwonderen. Midden onder zyne Vyanden bleef hy getrooft en onvertzaagd , zeker van de Genegenheid zynes hemelfchen Vaders, en dat deeze hem zoude verhooren en heipen, wanneer hy Hem zelfs om den Byftand der hemelfche Heirfchaaren verzogt. Maar by dit alles onderwierp hy zig nogtans aan den Wil des Allerhoogften, verootmoedigde zig onder Gods magtige hand, en gaf zig op dien grond over aan alles , wat door de oppcrfte Magt over hem was toegeiaaten. Dit ontdekte hy nog byzonderlyk in de laatfte woorden zyner rede tot deezen Apoftel: hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, die zeggen, dat het alzo gefchieden ?noet? (h ). Hy erinnerde zig zeiven zo wel, als zynen Vrienden en Vyanden , de Voorzeggingen des Ouden Teftaments, waarin van den Mesfias voorfpeld was , dat hoe zeer hy geen onregt gedaan hadt,nogtans onder de (Jt) Tekst vs. 54. S 5  282 XIII. Pred. Over Jezus wys en heilig Gedrag deMisdaadigen zoude gerekend, geflaagen,geplaagd worden, endathyonzeftraffen op zig zoude neemen, opdat wy Vrede mogten hebben. Hadden deeze Voorzeggingen aan Hem kunnen vervuld -worden; wanneer hy zig zeiven geholpen, of Hulp in den Hemel of op Aarde gezogt hadt? Zoude men Hem dan gehouden hebben voor dien, die komen en Ifraël verlosfen zoude ? Het moest alzo gefchieden! God wilde, dat hy in de handen der Zondaaren zou worden overgeleverd. Daarom gedroeg .hy zig gehoorzaam en geduldig, en wilde van zyne Vrienden niet verdedigd worden. Steek uw Zwaard wederom in de fcheede. Gaat weg van my, gy zyt my een aai floot. Gy bedenkt niet wat Godlyk , maar wat menfchlyk is. Het moet alzo gefchieden. Zal ik den drinkbeker, dienmy de Vader gegeven heeft, niet drinken? (i). Verwondert u niet, geliefde Vrienden! dat onze Heiland, in zynen toenmaaligen toeftand, met zo veele woorden en uitgekipte redenen, berispt en openlyk afgekeurd hebbe ditbeftaan van zynen Apostel, dat zo onfchuldig en lofwaardig •fcheen. Hy hadt de allergewigtigfte redenen aldus (0 Matth. XVI: 23, en Joann. XVIII: 11.  by zyne Gevangen • neeming. 283 dus te handelen. Hadt men uit Petrus gedrag niet de gelegenheid kunnen zoeken, om Jezus en zyne Aanhangers, by de Overheid, en wel met grooten fchyn, aan te klaagen als Oproermaakers en Verftoorders der algemeene Ruste? De Jooden zouden niets verzuimd hebben, om de Leere van Jezus by den Roomfchen Landvoogd voor te Hellen als eene geyaarlyke en voor den Staat nadeelige Leere, die verdiende in haare eerHe geboorte gefmoord te worden, op dat haare Belyders niet al te zeer mogten aanneemen in getal, en dan eindelyk het Juk der Roomfche Heerfchappy geheel van hunne halfen werpen. Jezus onfchuld zou daardoor zeer verduifterd, ja het ganfche oogmerk van zyn lyden en Herven geheel verydeld zyn geworden, wanneer Jezus op dit onbedagt beflaan van eenen zyner Apostelen hadde Hil gezweegen. Maar toen hy zo nadruklyk betuigde, dat Petrus zonder zyn bevel en tegen zynen wil het zwaard hadt opgevat; dewyl hy den misdag van zynen al te yverigen Apostel daardoor weder goed maakte, dat hy den gewonden dienflknegt oogenbliklyk en wonderdaadig genas; daar hy zig zonder eenigen tegendand aan de vyandlyke fchaare overgaf: redde hy daardoor volkomen zyne eigen Onfchuld en de Zuiverheid zyner Leere, benam den Vyanden  284 XIII. Pred. Over Jezus wys en heilig Gedrag den allen voorwendfel, om van hem en zyne Leere kwaad te fpreeken, gaf eene nieuwe en der verwondering waardige proeve zyner Bereidwilligheid tot den dood, van zyn Geduld en Zagtmoedigheid , en befchaamde zyne wederfpreekers. Daarom kon hy naderhand den Hoogenpriefter, die Hem wegens zyne Leere en Disfipelen ondervraagde, destevrymoediger antwoorden : Ik heb vry en openlyk geleeraard. Vraag daarom hen, welken my gehoord hebben (k). Daarom kon hy voor Pilatus deeze goede Belydenisfe doen: Myn Ryk is niet van deeze weereld. Indien myn Koningryk van deeze weereld geweefi ware, dan zouden myne Dienaars voor my gejlreeden hebben , dé ik den Jooden niet wierde overgeleverd. Maar nu is myn Koningryk niet van hier. (ƒ). TOEPASSING. Laat ons dit verklaarde deel van Jezus lydensgefchiedenisfen met eenige nutte Lesfen en Vermaaningen befiuicen. Petrus geheel ontydige en onbedagte Yverlee, re (k) JOANJf. XVIII; ïp, 20, 21. (O Aldaar. Vs. 36.  bij zyne Gevangen-neeming. 285 re ons, zelf in de verdediging der befte zaake ik raeene den Godsdienst , fchranderheid en voorzigtigheid te gebruiken. De Drift van deeZen Apostel hadt voor hem zeiven en zyne Mede - apostelen , ja zelf voor zynen Meefter en voor de goede zaake van den Godsdienft, zeer nadeelige gevolgen kunnen hebben, wanneer ze door de wysbeid en magt onzes Heilands niet waren afgewend geworden. Evenwel hadt Petrus een goed oogmerk, en ftreedt voor een goede zaak. Men kan dus, in een goede zaak en met een loflyk Oogmerk, egter nog welonregtvaardig handelen,, meer fchaade dan nut te wege brengen, en voor God en menfchen ftrafbaar wezen. Yveren is wel goed, wanneer het om het goede gefchiedt. Maar een Chriften moet in zynen Yver ook als een wyze, met verftand en voorzigtigheid, te werke gaan en beproeven, welke de heilige en welbehaagende wil onzes Gods zy. De yver voor de Eere van onzen Heere Jezus en voor de waarheid zyner Godlyke Leere , moet zig niet door Toorn, Wraakzugt en driftige Harts-togten, waarin de menfch niets doet, dat regt is voor God, noch door Gewelddaadigheden, Verketteringen en Vervolgingen, maar door overtuigende Redenen, door Liefde, Zagtmoedigheid, Ge-  23ö XIII. Pred. Over Jezus wys enheilig Gedrag Geduld en Zelfsvcrloochening openbaaren. De wapenen onzes Krygs moeten niet vleefchlyk, maar geejilyk zyn: deezen zyn kragtig voor God, om alle Aan/lagen, die zig tegen de kennijjh van God verheffen, te verydelen. (m). Deeze onze eerfte Aanmerking leidt ons op tot eene tweede, welke daaruit van zelve voortVloeit, dat naamlyk de Leere van onzen Heiland, de Christlyke Godsdienst , ontegenzeggelyk de voortreffelykfte en de aanneemens-waardigfte Godsdienft is. Volgens het onderwys en het voorbeeld van onzen Godlyken Leeraar moeten wy, boven alle dingen, God onzen allerhoogften Heere gehoorzaam, maar ook der wéereldlyke Overheid , als eene ordeninge van God , getrouw en onderdaanig wezen, ons, indien ze ook haare Magt misbruikte, daar tegen niet verzetten, maar dan nog zelf naar Gods wille lyden, en dan onze Zielen den getrouwen Schepper aanbeveelen in goede werken. O! welk een wys en gelukkig Volk zouden wy wezen, indien wy wandelden naar de Leere en den Regel des Euangeliums, dat wy hebben aangenomen ! Zouden wy daardoor hét Ongeloof niet veel beter den mond'floppen'," dan door alle, 0«) 2 Kon. X: 4, 5. Hoogd. Vert;  by zyne Gevangen-neeming. ztf zo dikwyls driftige, Verdedigingen der Waarheid? Hoe heilzaam zoude het zyn voor de algemeene welvaart, wanneer alle Chriftlyke Overheden alle vlyt aanwendden in het aanbeveelen van de Lesfen des Christlyken Godsdienfts , en daarvoor zorgden , dat dezelven hunnen Onderdaanen van jongs af ingeboezemd , en eerbiediglyk onder hen onderhouden wierden ! En hoe voordeelig zoude het wezen, indien deeze wel onderweezene Onder* daanen den Voorfchriften onzes allerheiligften Geloofs , om der Confcientie-wille, gehoorzaamden, en de Leere onzes Heeren dooreenen onberispelyken wandel verfierden! Dan zoude Geregtigheid overal heerfchen, en de Volken zoude verhoogd worden! Ten laatften: moeten wy by deeze Overdenking van onzes Heilands lyden, en zyner daarby betoonde Lydzaamheid en Zagtmoedigheid, onze groote Verpligtinge om Hem naar te volgen op nieuw aandringen. Wat baat het ons, wanneer wy maar geftaadig Heer! Heer! zeggen , en ondertuflchen noch op zyne Bevelen noch op zyn Voorbeeld eenige agt flaan? Wat baat ons het woord der Verzoeninge, dat wy U prediken , wanneer gy voortvaart in uwe Vyandfchap jegens God, in opzetlyke Zonden, te  288 XIII. Pred. Over Jezus wys en heilig Gedrag1 te leeven? Wat baat het u, dat gy de Onfchuld, Heiligheid en Zagtmoedigheid uwes Heilands kent en bewondert, doch Hem fteeds ongelyk blyft, in Vyandfchap en Tweedragt leeft, aangedaane Verongelykingen niet kunt vergeeten, maar op wraake bedagt zyt, en een onverzoenelyk hart draagt? Wat baat het u, onderrigtte wezen van Jezus Geduld en Lydzaamheid, en in zyn zwaar lyden de Grootheid zyner Ziele te bemerken, wanneer gy niet ophoudt, by de minfte Wederwaardigheden bitterlyk te klaagen, en te murmureeren, en u niet gewent om u voor Gods magtige hand te verootmoedigen, en u in een Gode welbehaagend Geduld te oefenen ? Hy die zegt, ikkenne Chriftus en blyveinHem, dat is, die een waar Chriften zyn en blyven wil, moet ook zyne Geboden onderhouden, en alzo wandelen, gelyk hy gewandeld heeft, want anders is de waarheid niet in hem; hy moet zig derbalven in goede en kwaade dagen toeleggen om den wil van God te doen , en een rein harte te bewaaren. Leert vooral Zagtmoedigheid en Geduld van Hem, wiens Naam wy draagen, en wiens Leere wy belyden. Denkt, wanneer gy van anderen Onregt lydt, of, wanneer God u eenig kruis oplegt, en in Verzoekingen laat komen: Ook ik ben in deeze weereld tot lyden ge-  by zyne Gevangen -neming. geroepen, ook Chriftus voor ons geleeden, en ons een Voorbeeld heeft nagelaaten, opdat wy zyne Voetftappen zouden naarvolgen. Hy fcholdt niet weder , wanneer hy gefcholden werdt, en dreigde niet, wanneer hy leedt * maar gaf het alles over aan Hem, die regu vaardiglyk oordeelt. Zo moet, zo wil ik ook geen kwaad met kwaad vergelden, maar (til en gelaaten berusten in God, den Regter der ganfcher aarde. Den Kelk , welken zyn Vader hem toereikte, dronk hy gewillig, en troostte zig daarmede, dat Gods Wil en de Schrift aan Hem vervuld werden. Zo moet, zo wil ik ook door Geduld den Wil van God doen , myn Kruis zonder tegenfpreeken draagen, my zeiven verloochenen, den Allerhoog, ften gehoorzaam blyven, tot dat ik eens de Belofte beërve, tot dat ook ik eenmaal kan zeggen: het is volbragt, ik heb de Weereld overwonnen; ik heb den goeden ftryd geflreeden, mynen Loop voleindigd, het Geloove behouden. Voorts is my weggelegd deKrooneder Regtvaar* digheid, welke de Heere beloofd heeft aan allen die zyne Verfchyninge hebben lief gehad / Amen. Wy erkennen , o ffeer ! dat Gy door een ifolkomenlyden des doods volmaakt, ons eene oorzaak T det  •ijo XIII. Pred. Over Jezus wys en heilig Ged. enz. der Zaligheid zyt gewerden , en wy danken U aller ootmoedigst, dat Gy u zeiven om onzent*, wille in de Magt uwer Vyanden en Mo ordemaren hebt over gegeven. Laat ons in de ■kennisje uwer Genade , waardoor ons Heil en Troost wedervaaren is , meer en meer toe* neemen , en te gelyk door uw heilig Voorbeeld worden opgewekt , om U in uwe Onfchuld, Geduld en Zagtmoedigheid naar te volgen. Uwe goede Geest fterke ons , om onze Driften en. zondige Begeerlykheden meer en meer te bedwingen, de Weereld met haare vergangkelyke Lujlen te verloochenen , ons lyden en onze tegenfpoeden ter onzer Verbetering en HeiIgtnaakinge ons ten nutte te maaken , en ens dus meer en meer voor te bereiden tot ' de Zaligheid van dat Leeven , alwaar wy . eerst de heerlyke Voordeden van nwen Zoendood volkomen zullen inzien , en uwe groote Genade eeuwig zullen pryzen en verheerlyken! Amen ! VEER-  VEERTIENDE PREDIKAATSIE OVER JEZUS BEDAARDHEID EN RÜSTE DES GEMOEDS,WELKE HY ONDER ALLE VALSE BESCHULDIGINGEN OPENBAARDE. Evangelie van Matthaus. XXVI. 55—63. Ter zeiver uure fprak Jezus tot de Schaaten: Gy zyt uitgegaan als tegen een Moordenaar met zwaarden en met Jlokken cm my te vangen Dagelyks zat ik by u, kerende in den Tempel, engy hebt my nietgegreepen. Doch dit alles is gefchied, op dat de Schriften der Profeeten zouden vervuld worden. Doe vlugteden alk de Disfi'pelen en verlieten Hem. Die nu Jezus gevangen hadden, leidden hem heen tot Kajafas, den Hoogenpriester, alwaar de Schriftgeleerden en de Ouderlingen vergaderd waren. En Petrus volgde hem van verre jot aanhet Paleis des Hoogenpriesters , en binnen gegaan zynde zat hy by de Dienaaren, om het einde te zien. En de Overpriesters, en de Ouderlingen, en de gelie f Ta h  U .Raad zogten valfe GetuigeniJJen tegen Jezus, opdat zy hem dooden mogt en: doch zy vonden ze niet. En hoewel 'er veele valfe getuigen toegekomen waren , vonden zy toch geenen. Maar ten laatjlen kwamen twee valfe getuigen en zeiden; dees heeft gezeid} ik kan Gods tempel af broeken, en dien ia drie dagen weder opbouwen. En de Hoogenpriefier flondt op, en zeide tot hem: antwoord' gy niets: wat getuigen deezen tegen u? Doch Jezus zweeg Jiil.  VEERTIENDE PREDIKAATSIE. OVER JEZUS BEDAARDHEID EN RUSTE DES GEMOEDS, WELKE HY ONDER ALLE VALSE BESCHULDIGINGEN OPENBAARDE. INLEIDING. JEJet is een zeer waaragtig'en onzer Opmerkzaamheid waardig gezeg, 't welk wy by denwyzen Koning Salomo vinden : Die in Onfchuld leeft, leeft zeker .'(». Hy die zig toelegt om onfchuldig, opregt en onberispelyk voor God en de menfchen te leeven, kan wel op deeze aarde, op dit toneel der ydelheid, niet geheel bevryd blyven van de lasteringen , verdrukkingen en vervolgingen van onregtvaardige menfchen ; hy kan geene uitzondering des algemeenen Regels begeeren; Want moet niet de menfch altyd in ftryd leeven ? Maar met dat alles is hy egter zeker, getroost, wel te moede, en behoudt zyn goedVertrouwen. Want hy is zig zei ven bewust, dat hy alle Vlyt heeft aangewend , om het goede te doen en het kwaade te laaten. (a) Smevmh. X: 9- Hoogd Vcrt.. T i  294 XIV. Pred. Jezus Gemoeds-ruste by alle ten. Zyn Gewisfe ontrust hem niet, en wanneer hy hierop aarde liefdeloos beoordeeld , befchuldigd en veroordeeld wordt; zo getroost hyzig daarin, dat zyn Getuige in den Hemel is, dat God zyn hart kent, en dat zyne Opregtheid en Deugd' eenmaal openbaar zullen worden. Op dien grond leeft hy zeker , vreest voor,geene rampen, is onvertzaagd en hoopt op den Heere. Midden onder alle zyne Vyanden, en onder alle lyden, is dis zyn Troost, dat hy een goed Geweeteri heeft, cn dat het hem, akans op het einde , zal wel gaan. Tiet oefenen van Geduld wordt voor hem eene gemaklyke ' Pligt, en het Vertrouwen op God, den regtvaardigeri' Regter, en den getrouwen Bclooner van het Goede, is het Steunfel cn de Vreugde zyner Ziele, zelfs wanneer hy nog in Duisternis wandelt , en geen Licht ziet. Het ftille en gerufte Gedrag Van Jezus , den Regtvaardigen, zal ons heden een bewys deezer Waarheid opleveren. Mogt het voor ons eene kragtige Opwekking wezen, om ons op eenen onfchuldïgen en vroomen Wandel'te bevlytigen, en dien van onzen Heeren Zs'igmaaker te leeren, opdat wy by Hem ruste vinden voor onze Ziele! VER.  valfe Befchuldïgingen. 295 VERKLAARING. Jezus Helde zynen Vyanden de O.iregtvaardigheid hunner zaake en zvne eigen'Onfchuld vrymoedig voor. Zyne Apoftelen verlieten hem, toen hy na het paleis van den Hoogenpriefter vervoerd werdt , Petrus alleen volgde hem na, doch van verre. Voor den geeftlyken Regtbank des Joodfchen Volks zogt men te vergeefs na Getuigen tegen hem, tefwyl hy door een verftandig ftilzwygen zyne Onfchuld bekragtigde. Dit is de korte inhoud van dat ftuk van Jezus lydens gefchiedenis, het welk wy heden verhandelen, en ter bevordering onzer algemeene ftigting en Zaligheid zullen voorftellen. Schoon de Heiland zig goedwillig van zyne Vyanden hadt laaten grypen en binden, verzuimde hy egter niets, om hun zyne Onfchuld en hunne Onregtvaardigheid te betoogen. Deeze handhaavinge zyner Eere en Onfchuld was hy aan zig zeiven verfchuldigd, zy was noodzaaklyk om der genen wille, welken naderhand in Hem gelooven zouden; ja zy kon eenigen der vyandlyke fchaare tot nadenken brengen , en hun in het toekomende ter Bekeeringe dienen. Met eene Onverfchrokkenheid, het voorregt al* T 4 leen  z§6 XIV. Pred. Jezus Gemoeds-ruste by alle leen van een goed Geweeten, fprak hy hen du-= aan; Gy zyt uitgegaan, als tegen eenen Moordenaar met Jiokken en met zwaarden, om my te vangen. Uit uwen omflaglyken en fchriklyken Toeftel zou men befluiten, dat gy waart uitge» gaan tegen eenen openbaaren en volflagen BoosWigt, tegen eenen Moordenaar, of tegen eenen Verklaarden Vyand des menfchlyken Geflagts of uwcs Volks, om hem dus der Overheid ter verdiende ftraffe over te leveren. Maar ik was onder u gen ftil Leeraar, een Prediker der Ge* regtigheid en Godzaligheid, en ging het Land door goed doende; dagelyks liet ik my onder u Sien aan openbaare plaatfen, in uwe fchoolen; ip uwen Tempel zelf leerde ik met alle Vrymoedigheid, en daar heeft niemant uwer Over, heden, noch Priefteren en Schriftgeleerden my ooit tegengefproken, noch my van eenig bedrog, noch van eenige dwaaling kunnen overreeden. Niemgnt heeft daar de handen aan my geflaagen, Maar nu gy My, in den nagt, met eenegroo* te en gewapende fchaare, opzoekt en gevan-» gen neemt, is dit een bewys vandeOjSregtvaardigheid uwer zaake, en beveiligt, tegen uwe meening en oogmerk, myne Onfchuld en my-» nen regtfehaapen Wandel. Ik nam myne Toevlugt met tot de Duifternis, want ik ben m de  valfe Befchuldigingtn. 297 de Weereld gekomen, om der Waarheid, welke het Licht niet behoeft te fchuwen, Getuigenisfe te geeven. Gy hebt de Duifternis lief» omdat uwe Werken Boos zyn. Deeze is uwe uure, en de Magt der Dafternisfe. Maar , voegt hy 'er by, dit alles is gefchied , opdat de Schriften der Profeeten zouden vervuld worden. Dat de beloofde Koning van Ifraël, fchoon hy geen kwaad gedaan hadde, als een kwaaddoener zoude mishandeld worden, dat zyne Vyanden Hem» den Regtvaardigen, als grypende Wolven zouden aanranden en omfingelen, en als brullende en verflindende Leeuwen hunne muilen tegen Hem opfperren; Dit heeft Gods Geeft door den mond van Jefaias en David lang te vooren voorfpeld (b). Ter vervuilinge van deeze voorzeggingen der Heilige Schriftuure , werdt Jezus thands van eene groote en dreigende Schaare aangevallen, en als een moordenaar en misdaadige gevangen genomen. En het is 'er zo verre van daan, dat dit zyn Lyden en deeze zyne Vernederingen ftreeden tegen de Kenmerken van den Mellias, zo als de Profeeten die befchreeyen hebben, dat zy veeleer het bewys, dat onze Jezus de gene is die komen zoude, vol- tooijen {*) Jsi. Lil!; ia. Ps. XXII: 13, x4. Ts  298 XIV. Pred. Jezus Gemoeds - ruste by alle tooijen cn daartoe volftrekt behooren.' Dat Jezus zig n%ftiaÖ3 op de Vervulling der Schriften beriep, gefchiedde om zyner Vyanden en Vrrenden , ja ook om zyn eigen zelfs-wille. Zyne vyrnden moeften daaruit zien en leeren, dat hy zig1 geenszins uit Onvermogen of uit Zwakheid overgave, maar om den Wil van een hooger Magt, volgens de Godfpraaken der Profeeten , te vervullen. In het gemoed zyner Apostelen wilde hy daardoor de Ergernis , welke zy uit zyne Vernederingen neemen zouden , zo niet geheel wegnéemeh, ten minflen verminderen, dewyl hem niets bejegende, als het gene Gods Raad lange te vooren over hem bepaald hadt.- En voor hem zclven was,-onder allé lyden en verfmaadingen dit denkbeeld troostlyk , dat de Wil zynes Vaders en de Schrift aan Hem vervuld, en God alzo door Hem verheerlykt werdt. Deeze gedagten deedt Hem geduldig wezen, en verfterkte in zyne heilige Ziele de Hoop, dat ook al het overige, dat van des Menfchen Zoon gefchreeven was, ten zynen tyde zoude worden waar bevonden, dat God Hem wel haast uit zy. ne kwelling en het -Geregte neemen zoude, en dat véelen door Hem geregtvaardigd en gezaligd zouden worden. " Daarom, om de Vreug2 A de,  valfe Esfchuldigingen. 299 de , welke hem was voorgefteld en beloofd, verdroeg hy het kruis, en vcragtte hy defchan- de (O- . d De Gemoederen van Jezus Apostelen waren ü dit oogenblik te veel ontrust en vcrllaagen, om zulke Bedenkingen te kunnen plaatfe gee ven, en hunne ingewortelde Vooroordeelen van s'Mesfias aardfche Heerlykheid uit te rooijen. Toen zy hem in de Magt der vyandlyke Schaare zagen, en vernamen, dat hy door hun niet verdedigd wilde worden, maar zig in tegendeel geHaten, beriep op de Schrift, welke aan hem vervuld moest worden: zo verlieten zy hem allen en vlooden. Zy hadden alle reden, om op de Verzekering hunnes Meefters te vertrouwen , dat niemant hunner verlooren zoude gaan. Laat deeze myne Leerlingen gaan, doet hun geen Leed 1 Dit beval de gebonden Jezus der Schaa re, die Hem met ftokken en zwaarden overviel; en zy gehoorzaamde zynen Bevelen, en tragtte zelf niet om één van Jezus Vrienden te bemagtigen. Mrar angst en vreeze overviel deezefchuwe kudde, zo dat zy zig verftrooiden, en hunnen Herder alleen lieten, en alzo dat Woord vervulden, dït hy kort te vooren tot hen gefproken hadtj, (c) Hebr. XII; 2.  goo XIV. Pred. Jezus Gemoeds-ruste by alle hadt: God zoude Hem, den Herder, flaan, e* zy zouden vlugten en hem allen verlaaten. O! Hoe weinig kan men toch in den Nood op Hulp van Menfchen vertrouwen ! Hoe zwak zyn zelf de getrouw/te Vrienden , wanneer wy ongelukkig worden, en Troost van nooden hebben! Welzalig hyldan, die, wanneer hy ook door den naaften zyner Broederen mogt verlaaten worden, op den Onzigtbaaren blyft vertrouwen, als Hem ziende; en die met orzen Heiland in zulke Verzoekingen kan zeggen: Ik bén niet alleen, ik ben niet verlaaten, want myn Vader is by my! '/o dra de vyandlyke fchaare deezen Regtvaardigen, wiens vrymoedige Verdediging haar wel verfchrikte maar niet verbeterde, in heur geweld hadt ; vide zy met hem na het Paleis van den Hoogenpriefter Kajafas, welke met de Overften des Volks vuuriglyk verlangden , den gebondenen te zien, wien zy doodelyk, doch zonder oorzaake haateden. Welk eene booze en helfche Vreugd zal deeze bloeddorftige vergadering gevoeld hebben, toen zy den wenfch hunnes harten vervuld zagen en vernamen , dat hunne Boosheid en Onregtvaardigheid hun wel gelukt was! Hoe trots zal de Hoogenpriefter zyne fchrandere en yverige fchikkingen ge- ■  valfe Btfchulaïgmgen. 301 geroemd hebben , dat hy den aanzienlyken en geagtten Leeraar en Wonderwerker , zonder gerugt, hadde opgeligt, welken alle het Volk wel aanhing , maar wien hy reed» lange in zyn hart veroordeeld hadt, dat hy fterven zoude , opdat het ganfehc Volk niet zoude verlooren gaan! Hoe zullen deeze trouwlooze Wyngaardeniers Triumf gezongen hebben , toen de Erfgenaam des Wyngaards hun was overgeleveid, en zy zig vleiden, dat zy zyne Gedagtenis en zynen Naam van der aarde verdelgen, zyn Erfdeel voor zig behouden, en het verftooten Bygeloof weder op den Troon herftellen zouden ! Nu hy ligt , zal hy niet weder opftaan ! Dit was zekerlyk in deeze uure der Duisternis hun Befluit (d). Ganfch andere gedagten en gewaarwordingen ontftonden thands in de Ziel van Petrus , dien getrouwen, doch onvoorzigtigen, Leerling van Jezus, welke zynen Meefter van verre volgde, en gelegenheid vondt, om in het Paleis van den Hoogenpriefter te komen, alwaar hy zig by het vuur onder de Dienaars vervoeg, de , om de uitkomst der zaake te zien. De moed was hem reeds merkelyk ontvallen, en hy (<0 zie P«. XLI: 9.  3Q2 XIV. Pred. Jezus Gemoeds-ruste by alle hy volgde thands zynen Meefter niet meer met het Voorneemen, om met hem in den dood'te gaan. Uit Trotsheid en Ydelheid wilde hy nog fchynen zyne belofte te houden , en zig niet volkomen van Jezus af te zonderen. En uit Nieuwsgierigheid wilde hy nog zien , hoe men Jezus behandelen zoude, meenende, dat hy aan geen gevaar bloot gefield was, zo hy zig maar niet ontdekte, en zeide wie hy was. Met welke innerlyke droefheid zal hy ondertuffchen de boosaartige Vreugde van de Vyanden zynes Meefters aanfchouwd hebben! Hoe beangftigd moet -zyn hart voor hec eindelyke Lot van zynen geliefden Leeraar geweest zvn ? Welk een geweld zal hy zig hebben aangedaan, om zyne waare gevoelens te verbergen, en zig onder de Eefpotters en Tegenfpreekers zynes Heeren te vermengen ? Maar juist daarom, dat dit Gezelfchap voor hem zo gevaariyk was, hadt hy het voorzigtiglyk moeten meiden , en Jezuswyzen raad en getrouwe vermaaning moeten volgen. De Heere , die zyne zwakheid kende, begeerde niet, dat hy Hem voor het tegenwoordige volgen zoude, en hadt hem reeds voorfpeld, in welke fterke Verzoeking hy door zyne Vermetelheid zou komen , en vallen. Maar Petrus hadt van zig zeiven nog al te goe-  valfe Befchuldigingen. 303 goede gedagten, en liep. dus jflings zondernood ineen Gevaar, waarinhyzouJezyn'omgekomen , Zo zyn Vriend en Middelaar voor hem niet gebeden hadt, dat zyn Geloove niet mogt ophouden* Doch by dit alles zondigde Petrus alleenlyk uit zwakheid, tegen zyn beter voorneemen. Maar welke verfchrikkelyke Zonde begingen thands de Hoofden en Vaders des Joodfchen Volks tegen Jezus, den Gezalfden des Heeren , over welken hun van boven Magt gegeven was ? De Oierpriefiers ■ en de Oudjlen , en de ganfche Raad zogten vals Getuigenis tegen Jezus, opdat zy Hem dooden mogt en. Welk eene plaatfe van Ongeregtigheid ! Moet een , Regter, die Gods plaatfe bekleedt,- zynen Broeder aldus regten, een Menfch als eenen Moordenaar en Oproermaaker laaten grypen en binden, van wien hy nog niets kwaads weet, tegen wien nog niemant getuigd heeft? Is het betaamelyk voor eenen .Regter, welke niet geheel en al geweetenlóos is, kwaadaartigen Leugenaaren en Lasteraaren zyne Befchermingaante bieden ? en den overgegevenften Booswigten vryheid te verleenen, om tegen Gods uitdrükkelyk Bevel , valfe Getuigenisfen ongeftraft tegen hunne Naaften te fpreeken ? Zulke Getui'  $04 XIV. Fred. Jezus Gemoeds-ruste by alle tuigenisfen zogt men tegen onzen Heiland, om hem te dooden. Zyn dood was in de Vergadering reeds te vooren beflooten (e). Men zogt nu nog maar na een voorwendfel by de Menfchen om zyn doods vonnis uit te fpreeken, en daarom veroorlofde men allen tegen hem te getuigen. Maar moest het niet alzo gaan, daar da alleronfchuldigfle moest veroordeeld worden? Kunnen wy fterker bewyzen verlangen voor de volkomenfte Heiligheid onzes Middelaars, dan dit onregtvaardig gedrag eener jegens Hem kwaaJyk gezinde Overheid ? Niemant kon hem eenige zonde aantoonen. Tot loogens, tot lasteringen , tot valfe getuigenisfen moest men fchandelyk zyne toevlugt neemen , om maar eene fchynbaare reden te hebben voor zyne Veroórdeeling. Ja! 'er waren zelfs geen Getuigenisfen tegen Hem te vinden, die maar eenigermaaten overeenftemden, en niet duidelyk ftreeden tegen zyne bekende Leeringen en Daaden. Zo rein en onbevlekt was des Heilands Wandel, dat ook de onbefchaamdfte Booswigten , die zig zei ven, als 't ware, verkogten om kwaad te doen, onder de Befcherming eener geweetenlooze Overheid, en door Belooningen aangehitst, niets van (O Zie Joa*;». XI.  valfe Befchuldig'mgen. 305 van Hem konden zeggen, dat tot eene Aan klagte tegen Hem kon gelden! Maar eindelyk kwamen er nog twee valfe Ge. tuigen op, die bekenden, dat hy gezeid hadt: Ik kan Gods Tempel afbreeken, en in drie dagen wederom opbouwen. Wanneer de Overheid des Volks Jezus vraagde , op welken grond hy zig als den Heere des Tempels gedroeg , en daardoor de Waardigheid van eenen Godlyken Afgezant zig aanmaatigde , hadt hy hun met deeze volgende woorden geantwoord : Breekt deezen Tempel af. wyzende op zyn Lighaam , en in drie dagen zal ik dien wederom opbouwen! (ƒ). Hy voorfpelde daardoor zyn Lyden en zyne Opftanding, en zo hadden de Overpriefters en Schriftgeleerden het zeiven verfïaan , gelyk uit het verhaal van Evangelist Mattheeus blykt (g). ■ Maar thands verkeerde men zyne woorden geheel, als of hy voorgenomen hadde den fteenen Tempel te Jeruzalem af te breeken, en dien in eenen zeef korten tyd wederom op te bouwen. En zulk' eene taal tegen het Heiligdom hieldt hetBygeloof der Jooden voor edne al (ƒ) Joahn. II: 19. U) Matth, XXVII: 63. V  '2,o6 XIV. P/ied. Jezus'JSemoeis - rujle by alle allerverfcbrikkelykfte , ja doodelyke zonde. Daarom werdt dit naderhand als eene Hoofdmisdaad tegen den heiligen Stefanus ingebragt, dat hy Iasterlyke woorden gefproken hadt tegen deeze Heiügenplaatfe (/?). Maar ook deeze twee Getuigen ftemden niet overeen, naardemaal de eene Jezus Woorden op deeze, de andere op eene andere wyze verdraaide, de éen'er iets uitliet, de ander 'er iets by voegde, zodat ook dit Getuigenis niet voor voldoende kon gehouden worden. Want in eene zaake, waarmede het Leeven gemoeid was, moeften ten minften twee gelykluidende Getuigeniilen gegeven worden. Welke eene fchande behaalde hierdoor dit geestlyk Geregts-hof des Joodfchen Volks, by de weereld, dat zy valfe Getuigen tegen eenen onfcbu'digen zogten, en 'er geen twee konden Vinden, welker Getuigenis overeenftemde, en tot eene Befchuldiging kon gebruikt worden ! Maar welke redenen zouden zy gehad hebben om te tzidderen en tebeeven, indien zy gedagt hadden aan den regtvaardigen Regter der Aarde ! Doch deeze gedagte ontrustte hen niet, de- (i) Hand. der Ap. VI. 13, 14.  valfe Befch'.ldigingen. 3°? dewyl 'er geene Vreeze voor God in hun was. Hun hoofd, de Hoogenpriefter ftondt met eenen verftoorden Geest op, en fprak Jezus, die bedaard en gerust was, in deezer voege aan: antwoordt gy niets op het gene deezen tegen u getuigen? ( O- Hy wist by zig zeiven zeer wel, dat dit Getuigenis vals , zwak en geener aanmerkinge waardig ware. Doch hy hoopte in Jezus antwoord en verdediging iets te vinden , dat men tegen hem gebruiken, of dat hem verbyftcreii kon. Daarom drong hy daarop fterk aan, dat Jezus "zoude antwoorden , want dat de Regter zyn geduurig ftilzwygen anderszins als eene misdaad zoude aanzien en beftraffen. Doch Jezus zweeg verder ook pil, en ant■woordde niets. Is de Regel der Voorzigtigheid, om ten gepasten tyde te zwygen , ooitbehoorelyk en op goede gronden gevolgd geworden, het gefchiedde zekerlyk op deezen tyd. s'Heilands ftilzwygen was de befte verdediging zyner Onfchuld, en een klaar bewys van de Rusten den Vrede zynes Gemoeds, en was het befte mid- (?) Tekft. Vs. 62. V 2  308 XIV. Pred. Jezus Gemoeds - rust by alle middel om zyne Vyanden te befchaamen , ja hen zelfs te verbeteren , zo zy nog voor eenige Verbetering vatbaar waren. Door ftilzwygen ontdekte de valfelyk aangeklaagde Jezus zyne Onfchuld op het allerklaarfte. Waren de zigzelven tegenfpreekende Getuigenisfen, welken tegen hem werden ingebragt, wel eenig antwoord en wederlegginge waardig ? Pladden zy niet door de Regters zeiven met veragting verworpen moeten worden, wanneer flegts eenige Liefde tot Geregtigheid en Waarheid by hen geweest ware ? De Hoogenpriefter dringt, met eenen valfen Yvergeest, met geweld op eenig antwoord, en is gelyk eene ftormagtige 'zee, welker baaren flyk en modder opwerpen. Jezus zwygt, eene godlyke ftilte heerfchc in zyne Ziel, en eene heerlyke Glans ftraalt van zyn aangezigt. Hy zwygt, dewyl alle Verantwoording te vergeefs zoude geweest zyn, en zynen Tegenfpree keren maar gelegenheid gegeven hebben, om zig nog zwaarder te bezondigen. Hoe ligtelyk hadt hy de valfe voorftellinge zyner woorden kunnen aantoonen ? Doch zyne Regters wisten zeiven wel, wat hy eenmaal in den Tempel gezeid hadt. Hy hadt zynen Reg-  ' - •■ valfe Befcliuldigingen. 309 Regtèren kunnen voorhouden , dat zy reeds werkelyk daarmede bezig waren , om een gedeelte zyner Voorzegginge ter vervullinge te brengen, en den Tempel zynes Lighaams af te breeken , en dat by binnen weinige dagen de waarheid van het andere gedeelte zoude aantoonen , en in Heerlykheid opftaan. En indien zy op zyne verklaaring al eenige agt geflaagep hadden, zoude dan het Sadduceefchgezinde deel deezer Vergadering met het Leerftuk van de Opftandinge der dooden niet gefpot en gelagchen hebben ? Daarom zweeg deeze Wyze voor het tegenwoordige , en gaf het heilige den honden niet , en wierp geene paarlen voor de zwynen , om ze met voeten te vertreeden. Er was in deeze Omftandigheden der goede zaake van Jezus niets dienftiger, -en voor zyne Vyanden zelfs niets heilzaamer, ter hunner Befchaaminge en Verbeteringe niets gefchikter, dan dat Hy zweeg! V3 TOE-  310 .XIV. Pred. Jezus Gemoeds-ruste by alle TOEPASSING. f Deeze onze Befpiegelingen zullen Vy met eenige Vermaaningen ter Godzaligheid beflui. ten. Wy allen hebben eenen gruwel , en met het grootfte regt , van de Onregtvaardigheid , die men tegen onzen Heiland bedreöven heeft, en wy verheffen en verwonde» ren ons over Jezus Heiligheid en Onfchuld , die hoe meer men ze verduifteren wilde , des te helderer te voorfchyn kwamen. Doch laat ons by eene onvrugtbaare Befpiegeling deezer Gebeurtenisfen niet blyven ftil ftaan , maar bedenken, hoe flerk wy, als Chriftenen , verpligt zyn , ons voor alle Ongeregtigheid , die wy allen veroordeelen , te wagten , en zo te wandelen , gelyk onze Heere en Heiland gewandeld heeft. Deeze is de Grondregel des Chriftendoms : de Heere kent de zynen , en een iegelyk die den Naam van Chrijlus noemt , Jla af van ongeregtigheid l Was het naar onzer aller oordeel eene fchreeuwende Onregtvaardigheid , dat de Overften der-  valfe Befchuldigingen. 311 der Jooden den Heere Jezus , wien zy geene zonde konden aantoonen , doodelyk haateden , dat zy tot Logen , Bedrog en Laster hunne toevlugt namen , onfchuldige woorden verdraaiden , en door zulke helfche konstgreepen zyn verderf zogten: zouden wy dan niet onregtvaardig en ftrafbaar handelen , wanneer wy de Logen lief hadden , onzen Naaften wilden bedriegen en hun verderf zogten, en om dat te bevorderen , hen lafterden , en ons Welgevallen toonden aan valfe berigten wegens hen ? Aan zodanige werken der Duifternis moeten zy zig niet fchuldig maaken , welken het Koningryk der Hemelen, waarin geen onregtvaardige kan komen , beërven willen. Integendeel moet dat voortreffelyk Voorbeeld eenes onfchuldigen en vroomen Wandels , dat Jezus ons heeft nagelaaten , ons ter naarvolginge altyd voor oogen zweeven. Willen wy toonen, dat wy Chriftus toebehooren , dan moet ons beftendig voorneemen zyn , om geen kwaad maar goed te doen , en ons op alle Geregtigheid en Deugd te bevlytigen , opdat wy Gode welbehaagenV4 de  $iz XIV. Pred. Jezus Gemoeds- ruste by die de en den menfchen aangenaam zyn mogen. Maar zal de ernftige betragting van Geregtigheid en Godzaligheid ons ook beveiligen tegen Onregt, Beleedigingen en Wederwaardigheden ? Neen Chriftenen 1 maar wanneer wy het Goede doen , zullen wy met en onder dat alles nog zeker, gerust, en zonder vreeze leeven , den Pligt des Gedulds Voor ons verligten, en onder al het lyden Trooft en Hoope op God behouden. Ook hiervan verzekert ons het voorbeeld van Jezus. Daar hy voor de onregtvaardigfte Regters gefield werdt , daar .een onwaardig Hoogenpriefter Hem met de tonge doodde ; blyft hy nogtans ftil , gerust en gelaaten. Hy die hem vry fprak, was naby hem. Dien, die regtvaardiglyk oordeelt , gaf hy alles over. Hy zag op zyne toekomende Vergelding en Heerlykheid. Zo betaamt het ons allen , als Chriftenen , te lyden , wanneer wy hier op aarde volgens Gods wille lyden moeten. Wy moeten ons oefenen in het Geduld , en in de verwagting eener toekomende , eener eeuwige Heerlykheid , het  yalje Befehuldigingen. 1*3 fyden deezes tyds niet agten. Ondervinden wy de Ydelheid , die nog op de weereld h:erfcht , dat men zomtyds Geregts - hoven ziet , daar Godloozen vonniffen ; gedenkt , dat God eenmaal den Godloozen zal oordeelen met den Regtvaardigen. Want alle Voorneemen heeft zyn tyd ! Zien wy, hoe dikwyls het hier den Regtvaardigen gaat , als deedt hy de werken der Godloozen : beurt u op in de hoope , dat 'er eens een dag zal komen , in welken God het onderfcheid tusfchen den Regtvaardigen en Godloozen zal aantoonen , en eenen iegelyk vergelden naar zyne werken. Moeten wy veele Verzoekingen cn Verdrukkingen in deeze weereld lyden ; verfterkt u in de Hoope eenes beteren Leevens» en laat ons in die verwagting het Goede behouden ; want dien , die goed doet , zal en moet alles ten laatften medewerken ten goede ! Verjterk ons hiertoe , o Zoon des Ah ierhoogften ! en verleen ons uwen goeden Geest , opdat wy daardoor opgewekt V s »  314 XIV. Pred. Jezus Gemoeds * ruste enz. en yerfterkt mogen worden, om het Kwaade te haaten , alle Ongeregtigheid te vermeiden , naar onze Confcientien te wandelen , en geduldig te lyden. Dan weeten -wy zeker , dat wy U toebehoor en , en met U door?'7 lyden in Heerlykheid Zul-' len ingaan! Amen! VïF<  VTFTIENDE PREDIKAATSIE. OVER DE GOEDE BELYDENIS, WELKE JEZUS VOOR HET GEESTLYK GEREGTSHOF DER JOODEN VRYMOEDIGLYK GEDAAN HEEFT. Evangelie van MattUus. XXVI. 63 68. En de Hoogenpriejler antwoordde en zeide tot Hem: Ik bezweer e U by den leevendigen God, dat gy ons zegt, of gy zyt de Chriftus, de Zoon van God. Jezus zeide tot hem: Gy hebt het gezeid. Doch ik zegge U, van nu aan Zult gy den Zoon des Menfchen zien zitten aan de regterhand der Kragt, en ■komen oö de wolken des Hemels. Doe verfcheurde de Hoogenpriejler zyne kleederen, en zeide: Hy heeft God gelafierd, wat hebben wy nog Getuigen van nooden ? Ziet nu hebt gy zyne Goels-lafieringe gehoord; wat dunkt U? En zy antwoordden en zeiden :' Hy is des doods fchuldig. Doe fpoogen zommigen in zyn aangezigte, en Jloe^ gen hem met vuisten. En anderen gaven hem kinnebakflagen , en zeiden : Christus ! Profeteer ens, Wie het is, die U gejlaagen heeft.   VYFTIENDE PREDIKAATSIE OVER DE GOEDE BELYDENIS, WELKE JEZUS VOOR HET GEESTLYK GEREGTSHOF DER JOODEN VRYMOEDIGLYK GEDAAN HEEFT. INLEIDING. I^^elk eene gewigtige en onvermeidelyke Pligt het voor een Chriften zy, de Waarheid, welke zyn hart van God en zynen Zoon gelooft , openlyk te belyden , ja ook by een dreigend Levens - gevaar te belyden; daar van overtuigt ons de nadruklyke Uitfpraak onzes Heilands, onzen toekomenden Regter: Die my lelyden zal voor de Menfchen , dien zal ik ook lelyden voor mynen .Hemelfchen Vader. Maar die my verloochend zal hebben voor de Menfchen, dien zal ik ook verloochenen voor mynen Hemelfchen Vader (0). In de daad! er kan' geene waarheid , geene opregtheid in ons zyn, wanneer wy, om welke reden ook, ons onzes Godsdien- ftes (a) Matth, X, 32 , 33-  318 Jezus goede en vrymmdige Belydcnis vooP fles fchaamen, en den Heere, die ons zo zeer heeft lief gehadt, en ons zoo diere gekogt heeft, verloochenen. En daar de redenen van zodaanige Verloochening der eenmaal erkende Waarheid, alleen gezogt kunnen worden in het tydelyke voordeel, dat men daar door wil bejaagen: is zulk een gedrag eene openbaare blyk van eene geheel en al aardfche Geneigdheid, welke met het Chrifiendom en in het algemeen met de Godzaligheld niet beftaan kan. Want een waar godzalig Menfch, en een Chriften, moet niet alleen van eenen toekomenden tyd van Vergelding op het allerfterkfte overtuigd zyn , maar ook even daarom eene overheerfchende begeerte , om als dan de Gelukzalig, heid te genieten, in zig verwekken en onderhouden. Heerfcht nu deeze in zyne Ziele; zo kan hy in alle die gevallen, waarin zyn tydelyk en eeuwig Belang met eikanderen ftryden, niets anders kiezen, als het gene hem van zyne eeuwige Gelukzaligheid verzekert, zelf wan* neer hy het tydelyke daaraan moeite opofferen. Dus zal hy ook met gevaar van zyn tegenwoordig Leeven eenen Godsdienft belyden, voor wiens Waarheid en Godlyken Oorfprong zo veele bewyzen zyn , om daar door zyne Ziele te behouden voor dat betere Leeven , waar-  het geeftlyk Geregts-hof der Jooden. 319 waarna alle zyne heerfchende wenfchen en begeertens gerigt zyn. Dit drukt onze hemelfche Leeraar aldus uit : Die zyn Leeven behouden wil, die zal het verliezen; maar die zyn Leeven verliejl om mynent - wille, die zal hetzelve behouden (b). De Beoefening van deezen Christlyken Pligt is voor ons ook gemaklyk gemaakt door het groote voorbeeld van den overften Leidsman en Voleinder onzes Geloofs, en het is, in allen opzigte, eene der gewigtigfte BeIpiegelingen in de ganfche Lydens gefchiedenis van Jezus Chriftus, dat wy daarop letten, hoe ftandvaftig by voor zyne üegters de Waarheid, onder fmaad en fmarten, tot in den dood toe, beleeden heeft. Verleent dan het woord van Jezus lyden, dat U heden gepredikt zal worden, eene geheiligde aandagt. VERKLAAR ING. De goede Belydenis, welke onze Heiland voor het geeftlyk Geregts-hof des Joodfchen volks deedt, wórdt in de zo even voorgelezen Tekftwoorden omftandiglyk verhaald, en tevens worden (b) Matth. XVI. 25.  320. Jezus goede en vrymoedigeBelydenis vaor den ons de Gevolgen daarvan berigt. Laat ons op beiden agt geeven, en deeze tweeledige Be. fpiegeling voor ons fiigtelyk en nuttig maaken. Jezus badt om wyze redenen, by alle Aanklagten en valfe Befchuldigingen , die tegen Hem waren ingebragt, tot nog toe ftil gezwegen. Maar zyn verftandig ftilzwygen flrookte geenszins met de valfe Oogmerken zyner Regteren. Hierom beproefde de- Hoogenpriefter het laatfte middel, tot welks Gebruik zyne hoge Waardigheid hem regt gaf, om Jezus daar door zulk een antwoord af te dwingen, hetwelk tot een reden zyner Veroordeeling zou kunnen misbruikt worden. Hy bezwoor hem by den ieevendigen God, zonder eenige agterhoudendheid te zeggen , ef hy de Chrijlus de Zoon van God ware. De Joodfche Regters gebruikten de Bezweeringen by groote euveldaaden van hartnekkige Boosdoenders, om dezelven door aanroepinge van Gods allerheiligften Naam, en door ernftige Bedreigingen van de wraake des Allerhoogften te noodzaaken , de waarheid zonder fchroom te bekennen. Zo fprak Jofua den roekloozen Achan toe: Geef Gole de Eere, en zo verv. f». Als zulk eenen O ver treeder wilde CO JOSUA VII. ip.  tttt getfttyk Geregtshof der Jooden. 321 de de Hoogenpriefter den Heiland der Weereld befchouwd hebben, toen hy Hem met 'ongeftuimigheid en grimmigheid aldus aanfprak: De. Wyl gy alle tegen U ingebragte Getuigeniffen onbeantwoord gelaaten hebt, en daardoor uwen Regter noodzaakt, op het geftrengfte mét U te handelen: zo gebiede ik U in den Naam van God, die eeuwig Leeft en eeuwigHeerfcht, dat gy ons hier, voörzyn Aangezigte, met Eede, zegt: of Gy de beloofde Koning van Ifra* ël zyt? Of gy U zeiven houdt voor den Zoon van God? - Hierop antwoordde Jefus, zonder bedenken, met eene Edele Vrymoedigheid en geruften Geeft: Ik ben, gelyk gy wel zegt, de Chriftus, de Zoon des Allerhoog ft en. (d). Dit antwoord gaf Jezus om even zo wyze en gewigtige Redenen , als waarom hy te vooren hadde ftil gezweegen. Daardoor wilde hy eerftlyk zynen Eerbied voor den hoogen en gedugten God aan den dag brengen. Schoon hy wift, dat zyne Regters by deeze Bezweeringe zeer valfe en godlooze oogmerken hadden; den Naam van God in hunne harten niet heiligden, maar tot een dekmantel hunner, Boosheid misbruikten: toon- (d) Vergelyk met onzen Evangellft Makk. XIV; 62. X  322 XV. Vmü.Jezus goede envrymoedige Belydenis toonde hy egter openlyk , hoe heilig en eerwaardig hem deeze Naam ware, en dat de Aanroeping van Gods Naam, hoe zeer zulks door Godvergeeten menfchen gefchiedde , in zyn hart nogtans die uitwerking hadt , welke zy heeft by allen, die den Naam van God kennen en vreezen. Daarenboven antwoordde Jezus voor deeze maal, omdat zyne in deeze merkwaardige uure gedaane Belydenis , zo wel ten aanzien des Joodfchen Volks , als ten opzigte van allen , die naderhand in Hem geloo_ ven zouden , van groote en gewigtige Gevolgen wezen moeft. De hooge Raad der Jooden verbeeldde het ganfche Volk. Indien hy hier de Waarheid verzweegen hadt, zouden de Jooden en hunne Overften dit zyn ftilzwygen , niet zonder grooten fchyn tot een Bewys, waarom zy hem niet voor denMeffias hielden, aangevoerd , en voorgewend hebben ,• dat hy zig die Eer en Waardigheid maar zo lange hadt, aangemaatigd, als hy zulks zonder gevaar doen kon. Maar dat hy voor de Vergadering hunner Overpriefteren en Leeraaren, en by het aanblikken des doods, geen Moeds genoeg hadt, om zig voor den Chriftus, den Gezalfden des Heeren, uit te geeven. By hen, welken naderhand het Evangelie gepredikt werdt, moes. ten  vtor het geeftlyk Geregtshof der Jooden. 3n 3 ten gelyke Twyfelingen ontftaan, wanneer Jezus in deeze omftandigheden de Waarheid verzweegen hadt. Maar daar hy nu voor Vrienden en voor Vyanden, als een Vrye en als een Gebondene , in den Tempel en voor het Geregt, en by oogenfchynelyk gevaar des doods, flandvaftig beleedt, dat hy de beloofde Koning Van Ifraël, de Zoon des leevendigen Gods ware kónnen de Jooden zig wegens hunne Onkunde niet ontfchpldigen , noch hun Ongeloove verdedigen; en hun, welken het woord van Chriftus kruis gepredikt wordt, ftreit deeze vrymoedige Belydenis van Jezus tot eenen fterken fteun voor hun Geloof, dewyl hy de Waarheid, om van welke te getuigen hy in de weereld gekomen was, door zyn Bloed bekragtigd heeft. Maar dewyl ligtelyk te voorzien was, dat deeze kwaalyk gezinde Regters deeze vrymoedige Bekenteniffe der waarheid niet zouden aanneemen, maar misbruiken : voegde Jezus by zyn Getuigenis eene Uitfpraak, welke zyne Regters hadt moeten doen tzidderen en beeven, wanneer hun hart met zulke hevige en booze Hartstogten niet ware bezet geweeft. Maar ik zegge li, van nu aan zult gy den Zoon des MenX % ftheri  324 XV. Fret*. Jezus goede en vrymoedige Belydenis felsen zien zitten aan de regte hand der Kragt, aan de regte hand - van den Almagtigen God , en komen op de Wolken des Hemels. Deeze woorden moeften den Schriftgeleerden en Overprie. fteren wel bekend zyn uit Daniels Voorzeggingen , alwaar van des Menfchen Zoon gezeid wordt , dat hy komen zal op de wolken des Hemels, om het Geregt te houden over zyn Volk. (e). Dewyl nu de Heiland deeze woorden op zig zeiven toepafte, wilde hy daardoor zyne Regters op zyne Waardigheid en hun onregtvaardig gedrag jegens Hem, zo het mogelyk ware , opmerkzaam maaken, of hun ten minften alle Ontfchuldigingen beneemen. Of gy my nu, wil hy zeggen, om myner Nederigheidswille veragt, uit Nyd en Boosheid veroordeelt , en my uit het land der Leevendigen wilt wegneemen : ik verzekere U nogtans op het allerfterkfte, dat ik wel haaft zal verhoogd worden, en van den Almagtigen het koningryk, en alle Magt in Hemel en op Aarde ontvangen. Gy zult mijne Verhooging nog beleeven, en uit de Oordeelen, die om uw moedwillig en hardnekkig Ongeloove , over U en nw Volk komen zullen , zult gy erkennen en geCs) Ziet Dan. Hoofdft. VII en IX,  yetr hef geejilyk Geregtshof der Jooden. 325 gevoelen , hoe zeer gy U aan my bezondigd hébt, en dat ik in der waarheid die gene ben, waarvoor ik my als nog belyde, de Zoon des leevendigen Gods! Hoe ernftig en aller aandagt waardig was niet deeze rede, welke Jezus, in zyne Banden, tot zynen Regters uitfprak? zoude zy deezen of genen anderen Menfch niet tot een verftandig nadenken gebragt hebben ? Verfchrikte Felix, een Heidenfch Regter, niet, toen hy Paulus , in zyne banden, met zoveel nadruk van Regtvaardigheid en het laatfte Oordeel hoorde fpreeken? En hier was meer dan Paulus. Zal deeze Heiden niet met die Priefters en Schriftgeleerden des Joodfchen Volks ten jongften dage opftaan, en hen veroordeelen, die geheel onbeweegelyk en onverbeterd bleeven , hoe zeer de Heere zelve tot hen fprak, hun de Waarheid beleedt, en hen nog hooren liet, wat tot hunnen vrede diende? Maar de ontrouwe Hoogenpriefter, die Jezus dood reeds voor lange by zig zeiven beflooten hadt, was voor het toekomende niet bekommerd, maar verheugde zig, dat hy Jezus tot deeze Bekentenis uitgelokt, en daar door eindelyk de gewenste Gelegenheid gekreegen , hadt, om het vonnis des doods over hem uit te X 3 fpree.  3 26 XV. Pked. Jezus goede en vrymoedige Belydenis fpreeken. Met eenen gewaanden Yver verfcheurde hy zyne kleederen, en zeide : Hy heeft God gelafterd, wat hebben wy nog Getuigenis van nooden ? Het was by de Jooden eene bekende Gewoonte, dat zy eene gevoelige fmart, inzonderheid hunne droefheid over de fchennis van Gods Eer, daardoor toonden, dat zy een fcheur in het bovenft gedeelte hunner kleedinge maakten, en door die teken aanduidden , dat hun hart verfcheurd en fterk ontroerd was. Maar deeze Plegtigheid was reeds voor lang, by veelen van dit Volk, een dekmantel der Huichelaarye en Geveinsdheid geworden , waarom God hen door eenen zyner Profeeten liet vermaanen ; dat zy niet hunne kleederen maar hun harte breeken zouden , en zig van ganfeher harte tot Hem bekeeren (f). Kajafas verfcheurde thands dan ook geveinsdelyk zyn kleed , verklaarde Jezus bekentenis voor eene Godslaftering , en nam den fchyn aan van eenen Yveraar voor Gods Eere. Hy heeft God gelafterd ! Oordeelde hy aldus van onzen Heiland, omdat hy zig beleeden hadt den Zoon van God te wezen, of, gelyk men het naderhand aan Pilatus voordroeg, omdat hy zig zeiven (ƒ) JoëL. ii; 12, 13.  voor het geejllyk Geregtshof der Jooden. 327 ven Gods Zoon gemaakt hadt: maar wilt de Hoogenpriefter dan niet, dat de Meflias in het Oude Teftament als de Zoon van God befchreeven wordt? Hadt hy zelfs deeze beide Benaamingen, de Chriftus en de Zoon van God. in zyne vraage niet by een gevoegd? Het kwam alleen daarop aan, of Jezus zig met regt en reden , voor den Gezalfden des Heeren hadt uitgegeven, en of de Voorzeggingen der Profeeten aan Hem vervuld waren ? Dit hadden de Vaderen en Leidslieden van Gods volk, uit het kenmerk des Tyds, uit de Leere, den Wandel en de Daaden van Jezus moeten onderzoeken, en naauwkeuriglyk beproeven, dewyl geheel Ifraël daaraan oneindig gelegen was, daar van wel en volkomen ondcrrigt te wezen. En hoe ligtelyk zouden zy de Waarheid daarvan gevonden hebben, indien zy haar behoorelyk hadden nagevorft. Was Jezus onder het ganfche Volk niet bekend als een Man magtig in woorden en in werken? Wiften zy niet allen, dat Niemant deeze Tekenen en Wonderen doen konde, die hy gedaan hadt, ten zy God met hem ware ? Konden zy hem ééne zonde aantoonen ? Kon men een deugdelyk Getuigenis tegen hem in het Geregte inbrengen ? Hadt dan Jezus uitfpraak en belydenis , welke hy , X 4 voor  *j 2 8 XV, Pred. Jezus goede en vrymoedige Belydenis voor zyne Regters , met gevaar des doods , deedt, deeze Menfchen niet moeten opmerkzaam en voorzigtig maaken, om in een zoo gewigtig Artykel hunnes Geloofs niet te dwaalen , en geen vals vonnis uit te fpreeken ? Maaide Hoogenpriefter en zyne Amtgenooten wilden zulke bedenkingen en onderzoekingen geen plaatfe geeven , dewyl zy alleenlyk hunne hartftogten en vleefchlyke neigingen volgden, en bedagt waren, om den Erfgenaam te dooien, en de Erffeniffe voor zig zeiven te behouden. Daarom hadden zy hem deeze Belydenis afgeperft , en naauwlyks hadt hy dezelve gedaan, of zy verklaarden Jezus woorden, zonder eenig onderzoek, voor eene Laftering des grooten Gods, en Hem voor eenen valfen Meffias. Hy heeft God gelafterd. Wat houden wy ons verderop met Getuigen tegen hem in te winnen, om eene oorzaake des doods in hem te vinden ? Hy heeft nu tegen zig zeiven getuigd. Wat dunkt U! Hierop antwoordden alle de tegenwoordigzynde Byzitters des hoogen Raads: Hy is des doods fchuldig ! Een werkelyk Godslafteraar moeft volgens Mofes wet gedood, en van de ganfche Gemeente gefteenigd worden; en deeze was by het Joodfche Volk ook de ftraf voor  voor het geeftlyk Geregtshof der Jooden. 329 voor eenen Bedrieger of valfen Profeet. Dan dat deeze ganfche Vergadering Jezus, zonder eenig onderzoek en reden, voor eenen valfen Profeet en Godslasteraar verklaarde, en het vonnis des doods over hem uitfprak , was eene fchreeuwende Onregtvaardigheid, Bedroogen zy zig in hun oordeel, gelyk zy werkelyk deeden ; dan waren zy zeiven in de daad Gods • lasteraars, en godlooze overtreeders der Wet, om dat zy eenen Onfchuldigen en Regtvaardigen veroordeelden, Hem. welken de Vader geheiligd en verzegeld hadt, verwierpen, den Heere der Heerlykheid niet erkennen wilden, Hem vloekten en des doods fchuldig verklaarden. Op deeze Huichelaars kon men dit Ge- » zeg toepasfen : Ziet, gy predikt, dat men niet zal lasteren, én gy laftert zeiven. Gy, die van de Afgoden een gruwel hebt, berooft het heilige. Gy roemt op de Wet , en onteert nogtans God zeiven door de avertreedinge der Wet. (f). Na dat onze Heiland op deeze wyze, als een Godslasteraar en valfe Mesfias , door de Vaders des Joodfchen Volks des doods fchuldig verklaard was: meenden de Dienaars des hoogen Raads (g) ROM. II. 21, 22. , 23. X 5  33° XV. Pred. Jezus goede]en vrymoodige Belydenis Raads geregtigd te zyn, om hem te befpotten en te mishandelen. Zy zagen het daarenboven voor een zeker middel aan om zig de Gunst cn het Welgevallen hunner Heeren te verkrygen , wanneer zy hem, welken de Wyzen en Geleerden hunnes Volks voor eenen valfen Mesfias verïlaard hadden, ten voorwerpe hunner baldaadige fpotternyen fielden, en hem op het gevoeligfte hoonden. Zy befpuwdenhem daarom, om hunne veragting voor zynen Perfoon te bctoonen. Zy iloegen hem met vuisten, of gaven hem kinncbakflagen als eenen Bedrieger, welke deeze behandeling wel verdiende. Anderen floegen hem met fcokken, en paarden dus fmaad met fmarten , en ftraften hem , zo zy meenden, naar verdienfteri. Anderen blindden zyne oogen , en riepen hem fpottende toe . Profeteer ons , Chriftus! wie het is, die u Jlaat. Geef nu eens eene proeve van uwen Profeetifchen Geeft, en toon hem aan, die u geflaagen heeft. Hoe diep was thands onze Heiland vernederd! Wat moet zyne regtvaardige Ziel in deeze uure der boosheid hebben uitgeftaan ? Hy die zyn ganfche Leeven zig daarmede hadde beziggehouden , om den Naam zynes Vaders aan de Menfchen bekend te maaken, en God op aarde tever-  voor het geeftlyk Geregtshof der Jooden. 33 * verheerlyken, werdt als een Gods - lafteraar veroordeeld en geftraft. Hy, die zo veelen blinden het Gezigt, kranken de Gezondheid , dooden het Leeven weder gegeven, en den ar. men het Evangelie gepredikt hadt, om te bewyzen, dat hy de gene was die komen zoude, werdt thands van hoog en laag, van hetganfcheVolk, als een vals Profeet en Mesfias verworpen en befpot. Hy die niemant beleedigd maar allen goed gedaan hadt, werdt van onnutte , heillooze dienstknegten op de vernederenfte wyze befchimpt, geflaagen, mishandeld. Welk Lyden! Welk onverdiend Lyden! En hoe verdroeg hy het zelve ? Met een onverwinnelyk geduld. Schoon hy door zyn gedrag niets minder dan zulk eene Befchimping en kwaade behandeling verdiend hadt, leedt hy het nogtans alles , zonder murmureeren, zonder klaagen. Hy befchouwde zig als het Lam Gods, dat de zonden der Weereld draagen moest, bleef nietverftomd {taan voor de booze oogmerken en aanilagen zyner Vyanden , maar bedagt, dat hy volgens Gods wil eenen korten tyd moest lyden, en dan met Lof en Eere gekroond worden.' TOE-  3 3 2 XV. Pred. Jezus goede en vrymoedige Belydenis TOEPASSING. Uit het tot hier toe verklaarde gedeelte van onzes ■ Heilands lydensgefehiedenis moeten wy, cerstlyk, leeren ons Geloove in zynen Naam te verflerken. Uit alles, wat onzen Heiland immer bejegende, en uit zyn ganfche Gedrag zien wy met overtuiging, dat hy de beloofde Zaligmaaker der Weereld is. Want zien wy de Overigen des Joodfchen Volks vergaderd, om hunne bioeddorftige aanflagen tegen deezen Heiligen Gods uit te voeren; zo befluit Gy daaruit, dat hy de van God aangeftelde Koning der Eere is, waarvan Gods Geest in den tweeden Pfalm voorfpelt: dat de Koningen der aarde beraaddaagen tegen den Gezalfden des Heeren , om zyne banden te verfcheuren, en zyne touwen van zig te werpen (li). Maar deeze zelfde Pfalm onderrigt ons tevens van de Ydelheid deezer aanflagen en onderneemingen, verzekert ons dat de Raad des Heeren heftaanzü, en fcherpt den Vyanden zynes Ryks even die zelfde Waarheid in , welke Jezus zynen Regteren te ge- moe- (h) Ps. II. 2 , 3.  voor hét geeftlyk Geregtshof der jooden 33S moete voerde : Ruft , eerbiedigt den Zoon, op* dat hy niet toorne, en gy op den weg omkoomt-, wanneer zyne Toorn maar een weinig zoude ontbranden (i). Nog een weinig tyds, en hy zal komen op de wolken des Hemels, en gy zult hem zien aan de regtehand des Almagtigen. Jezus werdt geheel onfchuldig veroordeeld , verdroeg nogtans deeze Ongeregtigheid met Geduld, en volhardde in een Uil Vertrouwen op God. Heeft niet de Profeet Jefaïas, door Gods Geest gedreeven, deeze Befchryving van den lydenden Meslias nagelaaten i Hy is naby, die my regtvaardigt. Wie heeft eene regtszaake tegen my, hy kome her waards tot my. Ziet! de Heere, Heere helpt my, wie is 'f, die my zal verdoemen? (k). Ter deezer zelfde plaatfe wordt het fmartelyk en fchandelyk lyden, dat Jezus voor het Geregte verdroeg , zo gelaaten verdroeg , op het duidelykfte voorfpeld : Ik ben niet wederfpannig, ik wyke niet agterwaarts, zegt aldaar de toekomende Mesfias, ik geeve mynen rugge den genen, die my Jlaan, en myne wangen den genen, die my het haar afplukken: myn aan- (0 Aid. Vs. 12. (*) Jes. L. 8. , 9.  334 XV. Pred. Jezus goede en vrymoedige Belydenis aangezigte verberge ik niet voor fmaadheden noch voor fpeekfeL Q). Hem befchryft dezelfde Profeet op eene andere plaats (?«), als den allerveragtften en onwaardigften, voor wien men zyn Aangezigte verbergt, en welken men als niets agt. Zo werdt ook op deezen Trap van Vernedering in Jezus lyden de Schrift aan hem vervuld; en wy hebben dus redenen , Hem voor dien genen te erkennen, tot den welken wy ons allen, wenden moeten , om door hem behouden en zalig te worden. Inzonderheid moet Jezus vrymoedige en ftandvaftige Belydenis voor het geestlyk Ge» regtshof zynes Volks ons dienen ter Bevestiging in ons allerheiligfte Geloof. Hoe aanneemenswaardig is niet [dat Getuigenis, het welk hya by Eede, voor den hoogen Raad der Jooden, gegeven heeft, en waarop hy zo onverfchrokken en heilig geftorven is ! De Hoogenpriefter en de overige Overheid des Volks verwierpen wel dit Getuigenis van Jezus, maar is dit voor ons eene voldoende reden , dat ook wy het zelve niet zouden aan- nee- (/) A!d. Vs. s, 6. (m) Jes. LII1. É  voor het geeftlyk Gcrcgtshof der Jooden. 335 neemen ? Konden zyne Vyanden het gegrond ontzenuwen en wederleggen ? Is het niet zonneklaar, dat zyne Vyanden uit drift handelden, en door nyd en kwaadaardigheid gedreeven werden ? Het hecrlyk Uiteinde van Jezus lyden en fterven is ons bekend. Wy zyn van zyne Opftanding, en Vehrooging in den Hemel, zeker. Wy weeten, hoe naauwkeurig de Voorzeggingen onzes Heeren aan zynen onregtvaardigen Regteren, dat zy Hem binnen korten tyd zien zouden als den verhoogden Heere, wien God alle Magt gegeven heeft; wy weeten, hoe naauwkeurig deeze Voorzeggingen zyn overeengekomen met die fchrikkelyke Oordeelen, die over het Joodfche Volk en over het Heilige Land geweest zyn , cn waarmede zy nog tegenwoordig bezogt worden. Hoe ernftiger wy dit alles nadenken , des te leevendiger worden wy overtuigd, dat onze Jezus die gene is, die komen en ons verlosfen zoude, en dat wy geenen anderen behoeven te wagten, en dat buiten hem geene Zaligheid te vinden is! Maar als de zodanigen, welken in den Naam van Chriftus gelooven, moeten wy ook afftaan van alle Ongeregtigheid. Vermeidt dan de zonde,  336 XV. Pred. Jezus goede en vrymoedige Belyderiis de, welke wy in Jezus Vyanden zien en verfoeijen. Bewaart uwe tonge , dat zy geene Valsheid fpreeke, noch liefdeloos, noch onregtvaardig oordeele. Hoont den nooddruftigen en behoeftigenniet, noch befpot den ongelukkigen en bedroefden. Beleedigt zelfs den geringften uwer Broederen niet, want God is een Wreeker over dit alles, enHyzal alle Ongeregtigheid haar verdienden Loon geeven ten gepasten tyde. Ziet integendeel op den vroomen en heiligen wandel onzes lydenden Heilands , en vormt ü naar zyn Voorbeeld. Gaf hy Gode de Eere, en beleedt hy, zelf in een oogenfchynelyk Lee-* vensgevaar de Waarheid; zyt dan ook altyd voorneemens, zynen Naam en zyne Leere voor de Menfchen te belyden, al zouden wy daarom fpot, veragting, ja nog zwaarder lyden uitftaan. Werdt Hy niet vertzaagd noch moedeloos ; daar hy zoveel tegenfpreeken der Zondaaren leedt, zo hard beoordeeld, zo wrevelig verdoemd werdt. Beyvert u dan fteeds om den Troost eenes goeden Gewiües , en agt de ongegronde Oordeelen en Lafteringen der ftervelingen voor niets. Verdroeg onze Heere met eene verwonderens - waardige Zagt- moe-  voor het geestlyk Gtregtshof der Jooden: 337 moedigheid aile fmaad en Verdrukking , leert dan van Hem die verhevene en den Chriftenen zo zeer betaamende Deugd van Öotmoe-digheid en Zagtmoedigheid, en legt af alle Bitterheid en Gramfchap. Toont u door Geduld Dienaars van God, Naarvolgers van Jezus te wezen, in Eere en in Schande, in goed en in kwaad Gerugte, in Leeven en in Sterven. Want dit is gewis zeker, dat indien wy met Hem fterven, wy ook met Hem leeven zullen; en indien wy met Hem lyden, wy ook met Hem heerfchtn zullen! Amen! Welke Aanbidding en welke Dankbaarheid zyn wy U , dierbaarjle Verlojfer ! fchuldig , dat Gy U, in de dagen uwes Vleefch , onfchuldig liet verdoemen en dooden, om ons van de verdiende ftraffcn te bevryden ! Laat ons door eenen Wandel, niet in den Vleeféhe , maar in den Geejle, betoonen, dat ons Geloove in U , en onze Hoope op U, regtfchaapen en wel gefondeerd zyn. Van U willen wj keren , onfchuldig te wandelen , en ook met Geduld en Zagtmoedigheid volgens Gods wille te lyden, tot dat wy met U m Vreugde en in Heerlykheid ingaan. Uw$ Y Getjl  33? Jezut goede en Vrymoedige Belydenis en i. Geest Jla ons by , en bewaare ons onvnbejlraffelyk tot den einde ! J men ! ZES-  ZESTIENDE PREDIKAATSIE. OVER PETRUS VAL, BEROUW EN BEKEERING. Evangelie van Markus. XIV. 66—72. En als Petrus beneden in het Paleis was. hvameen van de dienstmaagden des Hoogenpriejlers, en ziende Petrus zig warmende, zag zy hem aan, en zeide; Ook gy waart met Jezus den Nazarener. Maar hy loochende het, en zeide,: Ik kenne hem niet, noch weete, wat gy zegt. En hy ging buiten na het Foorplein. En de Haan kraaide. En de Dienstmaagd zag hem andermaal, en zeide tot de genen, die 'er by /tonden: Deeze is één van die. Doch hy loochende het wederom. En een weinig daarna zeiden die daarby /tonden wederom tot Petrus : Waarlyk gy zyt één van die: Wantgy zyt ook eenGalilëer ,en uwe/praak qelykt. Maar hy begon te vloeken en te zweeren, dat hyden Menfch niet kende, van wien zyJpiaken. En de haan kraaide de tweedemaal. En Petrus werdt indagtig deswoords, dat Jezus tol hem ge/preken hadt: eer de haan tweemaal zal gekraaid hebben, zult gy my driemaal verloochenen* En hy maakte zig van daar weg, en weende* Y %   ZESTIENDE PREDIKAATSIE. OVER PETRUS VAL, BEROUW EN BEKEERING. INLEIDING. ]I3e Schrift, die van God is ingegeven, 15 ook hierom nuttig ter onzer Verbeteringe, omdat zy ons uit zo veele Voorbeelden van heilige en regtfchaapen Mannen leert, hoe onvermydeJyk noodzaaklyk het voor ons Zwakke menfchen is , voorzigtig en ootmoedig te wandelen, en aan de Verbetering van ons hart en onzen wandel onophoudelyk te arbeiden. Wanneer wy eenmaal den weg der Waarheid en Geregtigheid, welke ten eeuwigen Leeven leidt, hebben uitgekoozen, is niets voor ons fchaadelyker of gevaarlyker , als die trotfe inbeelding, dat wy rèeds volmaakt zyn, in het Goede gevestigd en gefondeerd, en fterk genoeg om alle Verzoekingen te trotfeeren. Dan verlaat de Menfch zig op zyn eigen verftand en op zyne kragten, wykt ongemerkt met zyn hart af van den Heere, en waggelt en'valt onfeilbaar, wanneer eene maar y j ecuig-  <.344 XVI. Prkd. Petrus Val, Berouw eenigzins fterke Verzoeking hem overvalt, Waardoor kunnen wy beter van de Dwaasheid van zulken gedrag overtuigd, en Öerker tot eene aanhoudende Waakzaamheid over ons zeiven, en tot een deemoedig Gebed om den byftand der godlyke Genade worden opgewekt; als wanneer wy. letten op de voorbeelden dier Heiligen, wier Leeven ons in het woord des Waaragtigen is overgebleeven, hunne gebreken , en derzelver Oorfprong navorfchén, en daaruit de waa're Voorzigtigheid leeren ? Hebben ook zulke Mannen, die wegens hun Geloof en beproefde Deugd, het Getuigenis van God vcr•kreegen , dat zy Hem welbehaagelyk waren ; hebben zelfs deezen kunnen vallen, in groote zonden vallen: hoe gemaklyk kunnen wy dan, die mogelyk dien trap van Volmaaktheid, welken zy beklommen hadden, nog niet bereikt hebben, flruikelen en vallen, wen wy ons Harte- niet bewaaren, op onze wegen geen agt geeven, en zonder ophouden daarom bidden, dat de goede God naar zyne vaderlyke Liefde alle Verzoekingen van ons verwyderen wille , en zynen goeden' Geest van ons niet neeme. Ten dien einde is ons ook het leerzaam en waarfchuwehd voorbeeld Van Petrus , in de Jydensgefehiedenisfen onzes 'Heilands , bewaard geworden,*  en Scheering. 34$ den; en wy zullen in dit uure hetzelve Zodanig tragten voor te ftellen, dat het ter Bevordering onzer Verbetering en Zaligheid'ftrekke! VERKLAARING. - Naar aanleiding van de voorgelezen Tekftwoorden onzes Evangelifts zullen wy onze aandagt daarmede bezighouden ; hoe de Apostel Petrus zynen Heer en Meefter tot drie onder-* fcheiden maaien verloochend, doch ook tevens over zynen diepen Val eene hartgrondige Droefheid ter zyner Bekeeringe en Zaligheid gevoeld hebbe : en hieruit zullen wy eenige nuttige Vermaaningen afleiden, om ten allen tydetewaa. ken en te bidden. Petrus hadt door middel van Judas, den Verraader, zo als uit het berigt van den Evangelist Joannes zeer waarfchynelyk is, gelegenheid gevonden, om in het Paleis des,Hoogenpriëfters te komen, en hoopte, dat hy in deezen fras-i teloozen nagt door nierhant gezien of gekend zoude worden. Hy wilde zonder twyfel van naby befchouwen , hoe het zynen Vriend en' Meefter vergaan zoude, erf of hy zig nog, dn'eene heerlyke en wonderbaare wyze, zoude ohttièk-» Y 4 ken  344 XVI. Pred. Petrus Val, Berouw ken aan de Magt zyner Vyanden, en zig aldus in Vryheid ftellen : Hy deedt^het mat oogmerk, om zynen Mede - apoftelen als darj' daarvan kenniife te geeven, en hun dus te toonen, dat hy toch meer moeds als zy gehad, en Jezus niet verlaaten hadde. Doch' buiten zyne Vervvagting en Vermoeden Hortte hy zig in eene zwaare Verzoeking, en viel,.door zyne eigene fehuld, in eene zeer zwaare zonde. Een Dienftmaagd , de deurbewaardfter , bragt liem het eerst op de proef. Allen, die zig in des Hoogenpriefters Paleis begeven hadden, waren haar bekend, behalven Petrus. Hit zyne ongerustheid en bittere droefheid, maar wel voornaamlek uit zyne kennisfe met den Verraader, befloot zy welhaast en vry waarfchynelyk, dat hy een Vriend en Aanhanger van den gevange4 fcen Jezus zyn moefte, en fprak hem daarom, 'in de tegenwoordigheid van veele krygsknegten en dienaaren, met deeze driefte taal aan: Ook gy waart zekerlyk met Jezus den Nazarener ! Hem, die zig voor den Mesfias uitgaf, die uit Nazareth was, en nu door onze Leeraars en Regters is gevangen genomen, en die zyne verdiende rlraffe wel haaft ontvangen zal, dien hebt ook gy ongetwyfeld aangehangen, en u door |}em Jaaten verleiden. Dus werdt ook hier mi aan  en Bekeering. 345; aan onzen Jezus de Schrift vervuld : Hy zal Nazarener genaemd worden, dat wil zeggen, hy, %al voor de alleneragtjte en alleronwaardigfie gehouden woeden: Hy zal een teken zyn dat wederfproken zal worden (a)- Alzo hadt Petrus het Paleis van Kajafas naauwlyks betreden, of hy zag zig ontdekt en verraaden. Hy moeft nu of de Waarheid bekennen, en zig bloot geeven aan de bcfchimpingen en mishandelingen van Jezus Vyanden, ja banden, pyn en dood afwagten, of alles loochenen en ontveinzen. Zyn Geest, die wel gewillig was, zoude hem het Eerfte hebben aangeraaden, indien hy met Bedagtzaamheid en Ootmoedigheid, volgens zyne Roepinge, aan deezen oord gekomen ware, en dan zou Gods Geelt hem ook moed en kragten gegeven hebben, om zynen Pligt te vervullen , en daarom alles te lyden. Maar vleefch en bloed haalden hem tot het Laatfte over, en hy viel by de eerfte Aanzpekinge. Ik kenne hem n'et! antwoordde hy zonder zig lange te bedenken. Het is 'er zo verre van daan, dat ik eene van zyne Diffipelen zoude wezen, dat ik veel eer van Jezus den Nazarener niets weete. Het gene gy my zegt, is my geheel vremd , ik ken (a) Matth. II. 23. en Luk. II. 34. y 5  34*5 XVI. Pred. Tctnis Fa!, Berouw kenne hem niet.- Hy fprak aldus tegen zytr bete.1 weeten aan. Hy kende Jezus, en hadt Hem tot nog ree erkend voor den Zoon des leevendigen Gods. Hoe lange hadt hy Hem geëerd als zynen Leeraar, welke woorden hadt. des gëlfw^gfiH leevens ? Hoe fterk hadt hy zig, nog kort te vooren, verbonden, Hem niet te verloochenen, met Hem zelfs in den dood te gaan ? Thands fpreekt hy tegen deeze zyne ErkentenifTe en Belofte , en fchaamt zig over hém, wien hy in zyn hart beminde en eerde. Hy loog, en wel uit nood, en dagt toen misfchien, dat het Leevens - gevaar , waarin hy zig bcvondt, hem voor God en menfchen genoegzaam ontfchuldigen zoude, te meer daar zyne Loogen niemant eenige fchaade of nadeel toebragt. Maar zoude deeze gedienftige loogen hem naderhand wel eenig genoegen gegeven, of zyn gemoed geruft gefteld hebben ? Zekerlyk neen. Het fchandelykc , dat eene opzetlyke Loogen altyd vergezelt, kunnen wy zelfs voor den Ilegter-ftoel van ons eigen Gewceten niet ontfchuldigen. Daarom Chriftenen! legt af alle Loogen, en fpreekt altyd de Waarheid, welke Gode aangenaam is, en ons hart altyd kan bevredigen, ook wanneer wy om haaren t wille een korten tyd op aarde moeten lyden. Nu  en Bekeering. 347 \ ' Kil ging Petrus hier van daan na het Voorplein, om te beproeven of hy deeze plaats, waarvan hy nu de Gevaarlykheid begon te begrypen, op eene fatfoenlyke .wyze verlaaten, en zig in zekerheid kon ftellen. . Hierop kraaide de Haan voor de eerfte maal, en erinnerde hem de woorden zynes Meefters, waarop hy tot nog toe geene agt geflaagen hadt. Ondertuffchen vreesde hy ook, dat,. wanneer hy zig zo fchielyk weg maakte, de Dicnftknegten hem zouden naloopen, en zyn verhaafte vlugt als een bewys aanzien, dat hy waarlyk een Aanhanger van Jezus geweeft was , en dat "deezen zig daarom van zynen Perfoon meefter zouden maaken. Om deeze reden vertoefde hy nog eenigen tyd, en werdt van eene nieuwe Verzoeking overvallen. Doch hy wilde zig ook niet verwyderen van de Deurbewaardfter, om zo dra mogelyk-te kunnen wegkomen; maar zy vervolgde hem met haare oogen , gaf agt op zynen gang en houding, en zig in haare meening verfterkende zeide zy tot de genen , die by haar Honden : Deeze is toch één van die, Let nu eens op zyn gedrag en ganfche houding. Hy verblydt zig niet, gelyk wy alien, dat de Na*, zarener is gevangen genomen, en voor den Regter gebragt is. Men ziet aan hem, dat hy zeer be-  348 XVI. Pred. Parus Val, Berouw bekommerd en verleegen is. Hy is zekerlyk niet van onzen aanhang, en hy behoort ongetwyfeld tot hem, die nu in pnzemagtis, en wy moeten hem daarom naauwkeurig gadeflaan, en hem ook voor den Regter brengen. Petrus hoorde dit tzidderendeaan, en fchoon hy zelve niet onmiddellyk werdt aangefproken, hieldt hy zig nogtans voor verboren, zo hy zyne eerfte loogen niet op nieuw beveftigde, en nogmaals loochende dat hy geene Betrekking tot Jezus hadt. Hy agtte het ten allerhoogften gevaarlyk, wanneer hy nu eene andere taal voerde, als de eerfte maal, en was voor eene des te-hardere Behandeling bedugt. Hy herhaalde daarom zyne eerfte loogen, en zwoor daarby, dat hy , zo als Matthcus dit aantekent, met Jezus niets te doen hadt, van Hem zelfs niets wift, Hem nooit was nagevolgd. Is dit niet het zeer gewoon bedrog der zonde, vooral in de zogenaamde loogen om beft wil? Indien men maar eenmaal tegen zyn beter weeten gefproken , cn de Waarheid geloochend heeft; geeft iedere nieuwe Verzoeking nieuwe -reden, om in de zonden te volharden, en zyne voorig^ loogen te beveftigen. Men vreeft voor de fchande, waaraan men zig zou bloot ftellen, hidien men ten eerften zyne gezegdens weder- riep,  en Bekeering. 349 riep, en zynen misflag bekende. Het gevaar van dooien neemt Op eenen verkeerden weg, met ieder voetftap, toe. Wys is derhalven de zodanige , welke der Verzoekingen tot ongeloof en tot zonde, in den eerften aanvang, wederflaat, en altyd vreeft, en niets voor grooter kwaad houdt, als tegen God te zondigen , en tegen zynen pligt te handelen. Deeze ontwykt, zo lange het in zyn vermogen is, de Verzoeking, en is niet vermeten. Wanneer hy egter de verzoeking niet kan ontkomen, is zyn voornemen onverzettelyk, en zyn hart hoopt op den Heere, Welke hem dan zal verfterken, en der Waarheid getrouw maaken. Want denOotmoedigen geeft God zyne Genade. Nu kwam de laatfte en zwaarfte Verzoeking voor onzen Apoftel nog eerft aan. Veelen der Dienftknegten , met welken hy by het vuur zat om zig te warmen, en die naauwe agt op hem gaven en hem befpiedden , vielen gelykelyk op deezen reeds wankelenden Leerling onzes Heeren aan, en zy beweerden eenpaariglyk en ftoutelyk , dat hy een van Jezus Aanhangeren ware. Waarlyk, Gy zyt één van deezen. Hoe veele moeite gy U ook moogt geeven om het te ontveinzen, en de waarheid te loochenen; het is te vergeeffch, alles verraadt  35© XVI. Pred, Petrus Val, Berouw U. Men kan het allerklaar!! aan u befpeuren, dat gy het niet rnet Ons, maar met onzen Vyand, houdt. Men kan het aan u hooren, dat gy hem hebt nagevolgd. Want gy zyt een Galileër, uit dat Land, daar de Nazarener zig het meelt heeft opgehouden, de meefte Leerlingen gemaakt heeft. Vaar nu niet meer voort iets te ontkennen, dat geheel onwederfpreekelyk en openbaar is. Onder deeze menfchen, weiken Petrus dus drongen, was een bloedverwant van Malchus, welken deeze Apoftel in den hof gewond hadt. Deeze verzekerde, dat hy den Apoftel nog in deezen nagt in Jezus gezelfchap gezien hadt , en vermeerderde daar door zynen angft en kommer en'de verbyfte. ring zyner Ziele. Hy hieldt het nu noodzaaklyk, zyne voorgaande loogen met Eede en met Vervloekingen teherhaalen, en daardoor zyn leeven uit een verfchrikkeiyk gevaar te redden. Hy begon te vloeken en te zweeren, dat hy den menfch niet kende, waar van zy fpraken. Hy fchaamt niet om den allerhoogften God, welken hy erkent voor den alvveetenden, regtvaardigen en vvaaragtigen Getuige en Regter van onze woorden- en werken, tot Getuige aan te roepen, dat zyne Uitfpraak waaragtig is. Hy wenfcht zig allen onheil en de wraake des Almag-  en Bekeering. 35 r magtigen toe; wanneer hy tot de Aanhangers en Volgers van Jezus behoort, of in eenige kundfchap met hem geleeft heeft. Hy neemt den zelfden toon aan als Jezus vyanden, fpreekt met veragting van Hem, wien hy in zyn hart voor Gods Zoon erkent; vreeft alleenlyk voor de menfchen , en niet voor God, en vergeet op eenmaal alle zyne verpligting jegens zynen waardigen Heer, Leeraar en Vriend. O! hoe groot en ergerlyk was deeze val van Petrus! En hoe ligtelyk hadt hy deeze Verzoeking kunnen ontwyken, en een goed Gewiffe bewaaren ! Het werdt hem niet gevergd, Jezus in deeze uure te volgen. Jezus hadt het hem verbooden, gewaarfchuwd en zynen driemaaligen Val voorfpeld. Zyn eigen hart moeft hem , op den weg , van zyne Zwakheid overtuigd, en vriendelyk gewaarfchuwd hebben , om van zyn voornemen af te zien, en zig niet buiten nood in gevaar te begeeven. Zyn al te goed vertrouwen van zig zei ven bedroog hem, en maakte, dat hy in dit geval zynen Meefter niet geloofde, zynen raad niet volgen wilde; en dat hy zig zonder nadenken in het gevaarlykfte gezelfchap waagde , en in deeze Vergadering van godlooze Spotteren uit de eene zonde in de andere ver- Dee-  352 XVI. Pred. Petrus Val, Berouw Deeze herhaalde zonde van Petrus verzwaarde het lyden onzes Heilands niet weinig» Hy was thands bezig zyn Leeven ten befte zyner Vrienden te geeven, getuigde daarom in dit zelfde oogenblik de Waarheid onverfchrokken voor zyne Regters , en agtte Laftering, Schande en Kruis niets, alleenlyk om voor ons de Genade en het Leeven te verwerven. En terwyl ontallyk lyden Hem omringde , terwyl hy van zyne vyanden geplaagd en mishandeld werdt, moeft hy zig ook van zynen Vriend en Apoftel zien verloochenen. Petrus fchaamt zig diens, die hem zoo zeer hadt lief gehad, en tot den einde toe beminde. Hy zegt niets te weeten van hem , na wien zy vraagen, wien hy nog kort te vooren eeuwige Trouwe gezwooren hadt (Ir). Nog maar onlangs wilde hy van Jezus niet fcheiden, en rekende zig gelukkig, de woorden des eeuwigen Leevens van Hem te hooren, en thands wenfcht hy zig al. len jammer en elende toe, zo hy ooit by.,hem geweeft is, zo hy ooit zyne Leere heeft aangehoord. Hoe fmartelyk moeft deeze Trouwloosheid , Ondankbaarheid en Verloochening voor onzen Heiland wezen, en zyne reeds be- droef* 00 Luc. XXII: <5i.  $n Bekeering. 353 drbefde Ziele neerflagtig maaken ? Hoe zeer moest het Hem grieven , dat niet alleen zyne Vyanden Hem verfmaadden, maar dat ook zyne Vrienden zig van Hem verwyderden en zig aan Hem ergerden. Judas hadt Hem verraaden. De Apoftelen waren allen van Hem gevlooden, en nu werdt hy driemaal van Petrus verloochend. Dan onaangezien dit alles; de groote Menfchenvriend bleef den zynen getrouw, weigerde hun zyne Genade en Voorbiddingeniet, noch verzuimde, zo lahge hy by hen ware , daar voor te zorgen , dat geen van hun verlooren ging, als de Zoon des verderfs, Judas. Voor Petrus hadt hy reeds gebeden, dat zyn Geloof* niet mogte ophouden, fchoon hy in zo' zwaare Verzoekinge viel. En nu keerde hy, als de getrouwe Herder, zig om naar dit verdoolde Schaap, wierp eenen wenk des Medelydens en Ontferminge op hem, en bevorderde daardoor zyne boete en bekeering; gelyk de Evangelist Lukas ons deeze merkwaardige Omftandigheid mededeelt. Laat ons nu wat nader befchouwen , hee fchielyk en hoe ernftig Petrus zyne zonde betreurd, en welke vrugten der Bekeeringe hyin het volgend gedeelte Van zyn Leeven getoond heeft. Terwyl onze Heiland zynen gevallen Z Leer-  354 XVI. Pred. Petrus Val, Berouw 1 Leerling vriendelyk aanzag, kraaide de haan ten tweede maale; en Petrus werdt Jezus woorden indagtig: eer de haan tweemaal kraait , zult gy my driemaal verloochend hebben. Zo ongeloovelyk het hem te vooren voorkwame, dat het mogelyk zyn kon; zo zeker was hy nu door de droevige ondervinding geworden, dat Jezus de Waarheid gefproken hadt, en alles wilt. O! hoe hebbe ik de Tugt gehaat, en hoe heeft myn hart de ftraffe verfmaad ! Ik heb na de ftemme mynes Leeraars niet geluifterd, en myne Ooren niet geneigd na zyne Vermaaningen. Daarom ben ik in al dit Ongeluk gekomen! Deeze waren de verwyten, welken hy zig zeiven deedt. En onder zulke gedagten begon hy te weenen, eigenlyker, wierp hy zyn kleed over zig, en weende. Dit deeden de treurigen en rouwdraagenden onder de Jooden , en bedekten hun Aangezigte, om het zelve voor de Menfchen te verbergen, en om aan hunne fmart en hunne droefheid eenen vryen loop te geeven. Met bedekten Aangezigte, onder Itroomen van Traanen, verliet Petrus het voor hem zo heillooze huis des Hoogenpriefters, en zogt de Eenzaamheid, om zynen misflag te overdenken , de Genade des Allerhoogften ootmoediglyk te zoeken, en aan zyne Verbetering te arbeiden. Dat  en Bekeering. 355 Dat deeze traanen, dat dit berouw van Petrus , kentekens eener waare Boete en Bekeeringe geweest zyn, zien Wy eerftlyk uit de wyze zyner Droef heid, welke zekerlyk geene Droefheid naar de Weereld was. Dewyl de godlyke Voorzienigheid fchikte, dat niemant deezen Apoftel in des Hoogenpriefters Paleis dorft aantallen, of eenig leed toebrengen, en hy dus allen gevaar ontkomen was, hadt hy voor geene fchaadelyke gevolgen zyner zonde op Aarde te vreezen. Wat anders derhal ven kon de oorzaak zyner traanen en droefheid wezen, als eene leevendige Voorftellinge der zonde, welke hy voor Gods aangezigte bedreeVen, en derfnoode Ondankbaarheid en fchandelyke Trouwloosheid, waarmede hy zig tegen zynen Heer en Zaligmaaker hadt bezondigd? Hy keerde nu tot zig zeiven te rug- en erkende, hoe dwaaslyk hy zig tot nog toe op zyne kragten, en de goedheid van zyn hart,. verlaaten, zig zeiven moedwilliglyk in gevaar; geftort, en zonde op zonde bedreeven hadt. Dat God een gruwel heeft van alle loogen, Waarheid en Opregtheid lief heeft, dat hy dien niet ongeftraft laat, welke zynen heiligen Naam misbruikt, dat de Mensch zelfs van alle ydele woorden aan God rekenfehap moet getven, deeze,. Waarheden onzes allerheiligften Z 2 Ge-  356" XVI. Pred. Petrus Fal, Berouw Geloofs , welken hy uit Jezus onderwyzingen geleerd, doch in deeze uure van verzoekinge verloochend hadt, deeze Waarheden vermeefterden thands zyne Ziele, en Vervulden ze met Schaamte, Droefheid en Berouw. Ën de erinncring van die menigvuldige en groote Weldaaden, welken hy van Jezus ontvangen hadt, ert van de Lesfen en Vermaaningen van zynen waardften Vriend, en van de belofte en toezegging der Getrouwheid, welke hy Hem nog voor weinige uuren vernieuwd hadt; welk eene onuitfpreekelyke Weemoedigheid en Droefheid moet de erinnering van dit alles niet hebben uitgewerkt in zyne Ziele, welke nog altyd vervuld was met de tederfte Liefde en grootfte Hoogagting voor zynen Meefter en Leeraar? Wat moet hy in zyn binneufte niet gevoeld hebben, toen Jezus hem aanzag, en dat alles erinnerde, waar over hy te vooren met hem gèfproken hadt? Zodanige Overdenkingen waren het, welken Petrus deeze traanen afperften; en zyne Droefheid was derhalven eene Droefheid naar God, welke een Berouw in hem wrogt ter Zaligheid. Verder kunnen wy ons ook uit Petrus volgen» de Bekeering overtuigen, dat zyn Berouw ongeveinsd geweeft is. Nadat de Heiland ware opgeftaan, betuigde hy op nieuw, hoe zeer hy Hein  en Bekeering. 357 Hem lief hadt, hoe gewillig hy Hem nü beftendiglyk, wilde volgen, en in den Dienft zyner Kerke mee alle vlyt en naarftigheid arbeiden. Hy beleedt en predikte den Naam van den Gekruisten doch Verreezen Jezus , hy fchaamde zig noch banden noch boeijen 1 om des Euangeljums wille, en verheerlykte God door het ftaudvaftig uitftaah van eenen gruwzaamen dood. In zyn volgend leeven toonde hy meerder Voorzigtigheid en Ootmoedigheid, fcherpte zig en anderen den Pligt tot waaken en bidden geduurig in, en na zyne Bekeering, verfterkte hy zyne Broeders. Dit nu is, zonder twyfel, de eenige 011bedriegelyke Proeve eener regtfehaapen Boete, wanneer men zig werkelyk betert, de betreurde zonde zorgvuldiglyk vermeidt, de te vooren verzuimde Pligten nu waarneemt , en op den weg der Godzaligheid, ook onder verzoekingen en lyden, tot den einde toe volhardt. Zodanig was ook Petrus Boete, ■•en juist daarom vondt hy Genade by God, en onder vondtde kragt der Voorbiddinge zyns grooten en barmharrigen floo^eupriefters, welke ook de Verzoening voor zyne zonden wilde volmaaken.' Daarom hieldt zyn Vertrouwen op de godlyke. Barmhartigheid niet op. Z 3 TOE-  358 XVI. Pred. Petrus Val, Berouw TOEPASSING. Deeze onzer Befpiegeling zo waardige Gebeurtenis fcherpt ons eenige Lellen van het uiterfte gewigt in. Welzalig ons, indien wy haar volgen en naar dezelven leeven! Eerftlyk : moet Petrus Val ons waarfchuwen tegen Hoogmoed en Zorgeloosheid , en ons opwekken tot eene geduurige Waakzaamheid en aanhoudende Gebeden om den byftand der godlyke Genade. Hoe wel gezind en gewillig was Petrus Geest, en hoe zwak was hy nogtans in de uure van Verzoekinge ? Hoe ligt liet hy zig overwinnen, hoe zwaar en hoe dikwyls viel hy? En welke was de oorzaak van zynen Val? Zyne al te goede gedagten van zig zeiven, het gebrek der tot de waare Wysheid zo noodige Zelfskennisfe en Ootmoedigheid. Daarom geloofde hy aan Jezus woorden niet. Daaromfchikte hy zig niet naar de vermaaningen van zynen Meester. Daarom waagde hy zig zeer onvoorzigtiglyk in kwaad Gezelfchap, en wilde zyne Zwakheid niet erkennen, tot dat hy werkelyk gevallen was. Die onzer zig dan laat voorftaan, dat hy ftaat, die zie wel toe, dat hynietvalle. Wandelt voorzigtiglyk, als wyze Chriftenen, fteeds be.  en Bekeering. 359 beproevende, welke Gods heilige en goede Wil zy; fchuwt het Gezelfchap der fpotteren en der genen, die God vergeeten; en laat nimmer na, zo lange gy in het vleefch leeft, daarom op het deemoedigft te bidden, dat God zynen Heiligen Geeft niet van ons wil neemen, noch ons Zwakken zyne Onderfteuning weigeren. Ten tweeden: kunnen wy'ook uit Petrus voorbeeld leeren, dat ook wy ons Vertrouwen enHoop mogen ftellen op Gods vaderlyke Barmhartigheid, en op de veel vermogende Voorbiddinge van on. zen getrouwen Hoogenpriefter Chriftus Jezus, zo wy maar niet moedwillig zondigen, noch in de zonden volharden. Terwyl Judas wanhoopte, omdat hy opzetlyk kwaad gedaan hadt, en in zyne zonde volhardde, behieldtPetrus, die tegen zyn beter Voorneemen, door de Verzoekingonverwagt overvallen en overheerfcht zynde, dwaalde en ftruikelde, nog Hoop op God, en offerde den 'Alllerhoogften een gebroken Hart, dat by Hem niet veragt worde. Zyn Heer, die alle dingen wist, en wien bekend was, dat hy Hem van harte lief hadt, hadt voor hem gebeden , en daarom hieldt zyn Geloove niet op. Zondigt dan niet voorbedagtelyk, Chriftenen ! en wanneer gy valt, ftaat dan weder zonder uitftel op door een vernieuwd berouw. Dan zal de Troost, degrooZ 4 *9  $6o XVI. Pred. Petrus Val, Berouw fe troost van het Evangelium dés Vredes ook op onze Zielen kunnen worden toegepast: Indien tenant zondigt; wy hebben eenen Voorfpraakby den Vader Jezus Chriftus, den Regtvaardigen, en die is eene. Verzoeninge voor onze zonden (d). Eindelyk : laat ons, indien wy den Apostel in zynen val en mifllag gelykvprmig worden, ook daarin zyn Voorbeeld naarvolgen, dat wy ons opregtlyk beteren, en onze Heiligmaakinge in de vreeze des Heeren voortzettenen voleinden. Petrus wagtte zig in het volgend deel zynes Leevens niet alleen voor die zonde, welke hem zo veele traanen en een zo fmartelyk berouw kostte, maar ook voor alle die misdaaden, waardoor hy zig in deeze Verzoeking geftqrt hadt. Hy beleedt den Naam van Jezus liandvastig, bleef bereidwillig om lyden en dood om zynent wille te verduuren; en volgde ook ootmoediglyk den regel zynes Meefters, welken hy te vooren zo weinig hadtgeagt. Hy waakte en badt ten allen tyde, en verliet zig niet op zyn eigen Verftand, maar vertrouwde van ganfcher harte op den Heere, en prees ook zynen Broederen dit woord der Waarheid aan: Z)t dan nugteren, en waakt in de Gebeden(d). Zyt mg (c) i joann. II; i, 2. (4) i Pet*. IV; T'  en Bekeeringï 361 ntigterm\en waakt. JVederftaat den Verzoeker, vast zynde in het Geloove (e). Onze misdagen moeten ons voorzigtiger maaken, pm alle verkeerde wegen meer en meer tefchuwen, alle gelegenheid om Kwaad te doen te vermeiden , op onzen Vyand en Verzoeker agt te geeven, en God aanhoudend te bidden, dat hy ons door zynen Geeft yerfterke , om alle Hinderniflèn te overwinnen, en het. Geloove en een goed Geweeten te behouden tot den einde. Dan zullen wy bevinden, dat de Heere getrouw is, en ons fterkt en bewaart tegen den Boozen. Ons voorneemen, om den Naam des Heeren, die ons diere gekogt heeft, voor de Menfchen te belyden en, uit Liefde jegens Hem, alle zyne Geboden te bewaaren, cn in eene regtfehaapen Vroomheid voor Gods Aangezigte te wandelen; dit ons goede Voorneemen zy onveranderlyk. Doch vergeet ook niet, hoe onontbeerelyk voor u zy de Geeft van God, die uwer Zwakheden wil te hulpe komen, en roept daarom aan, met' eenen ootmoedigen en opreg. ten Geeft, uwen Vader, die in de Hemelen is. Dan zullen wy door zyne Magt, door het Geloove, bewaard worden ter eeuwige Zaligheid! Amen! - Gy, 0 groote en hannhaxt 'ge Hoogenpriefter \hebt, in (*) Aid. V: 8, 9.  2Óz XVI. Pred. Petrus Val, Berouw enz. in de dagen uwes vleefch, voor uwen zwakken en/truikelenden Leerling gebeden; en hy ondervondt de Kragt uwer Voorbiddinge. Zyn Geloof hieldt niet op. Hy cntving Genade ter Bekeering. Laat toch ook ons allen, zo veelen wy tot de Erkenteniffe onzer zonden gekomen zyn, en door U, den Middelaar, tot den Troon de Genade naderen, laat ook ons, tenPrysvan Uwe Genade, endervinden, dat wy in Ueenen VoorJpraak by den Vader hebben, welke eene eeuwig gel. dende Verzoening voor onze zondenhebtte weeg gebragt. Uwe Genade beweege dan ook onze Harten fer Verbeteringe, en tot eene gewillige Gehoorzaam' heid aan uwe billyke en heilige Geboden. Uwe Geest, welken Gy belooft hebt aan allen, die U daarom bidden , blyve ons zwakken fteeds bij, tot in Eeuwigheid; hij verfterke ons in en tegen alle Virzoekingen, en bewaar e ons op den weg der Waarheid en der Geregtigheid, tot dat wij het doel onzes Geloofs, onzer Zieleri Zaligheid, bereiken! Amen! EINDE DES EERSTEN DEELS.  P AULI over 't LYDEN. J. Disl. PAUL I over't LYDEN. I. Deel. PAULI over't LYDEN. I. Deel. PAULI over't LYDEN. /. Dal.