D E VRUGTLOOS HEID DER MAATSCH APPYEN, ZONDER DE MEDEWERKENDE en ZEGENENDE HAND GODS U I T P 5 A L M 127 : 1. TOT Affcheid -van de Chriflelyks Zuid ■ Hollandfihe Kerkvergaderinge. T E WOERDEN, D E N 17 J U L T 1772. door JOH AN NES CLAESSEN, Mede Kerkleeraar te Leerdam. Te AMSTERDAM, By WYNAND WYNANDS, Boekverkoper, mdcclxxxiv.  Virgegeeven na voorgaande Vifitatie en Approbatie, van de Wel Eerw. Heeren Vificatares librorum des E. Clasfis van Buuren, den i6July 1772» f. R O S T E R . K, Pred, te TfJfitin. JAC. CREMER, Pred. te Leerdam. E. P BONOUVRIE, Pred. te Afch, Loco. J. T. PETERSE NOBBE, Pred. te Zyderveld.  AAN D E H EDEL MOGENDEN HEERE E n MP\ THOMAS HOOG, RAADSHEER in den HOOGEN RAADE van HOLLAND, ZEELAND en FRIESLAND, COMMISSARIS POLIT1EK, WEGENS HUNNE EDELE GROOT MOGENDE, DE HEERÊN STAATEN van HOLLAND en WESTVRIESLAND, op het ZUIDHOLLANDSCHE SYNODUS, &c. &c eenevens de EDELE ACHTBARE HE EREN. JOOST D' HARTOG, RAAD in de VROEDSCHAP. PRESIDENT BURGEMEESTER, a 3 mids- -jïo O'l  midsgaders DROSSAARD en BALLJUW van HEKENDORP, enz. enz. e n CORSTJAAN DE JONG, VROEDSCHAP en BURGEMEESTER, te WOERDEN. Van Stadswegen afgezonden in de Zuid- Hollandfche Kerkvergaderinge aldaar gehouden, den 7 JuJy en volgende dagen. Wordt deze Affcheidfch Redevoering eerbiedig Opgedraagen. VOOR-  VOORBERICHT. Hoe,ik omtrent de Engelfche Preekmanier denk, kon men vinden in de Voorrede van myn boek genaamd Genade - Roem der Bekeeringe van Paulus, in het licht gegeeven op het einde van 't. jaar 177 1 , by P. van Cleef , in 'sHage, .. Ik heb naar myn oordeel gézegd.dat het, dienttig zy, dat men den Hollandfchen Preektrant zuivere. van gebreken, en 'er het een of andere uit die andere Preekwyzen by voege: dit is, nog myn gevoelen. . Wièrd het my aan betrouwd, om de Hoogeerwaerdige Zuid - Hollandfche Synodaale Kerkvergadering te Woer&èn gehouden, met een Leerrede naartydsomftahdigheeden gefehikt te befluiten: Ik dagt, dat ik.eene goede gelegenheid had, om eene. Redevoering op te. ftellen in zulk eenen fmaak uitgewerkt, als my gevoegzaam toefcheen. Ik neem derhalven de vrylieid déze Leerrede onder het oog der Geleerden te. leggen^ en die aan hun wel wikkend óórdeel over te geeven, in verwagtinge dat ik onbevooroordeelde Regters vinden zal.' Het zou niet vreemd geweeft zyn A 3 vatl  VOORBERICHT. van den aait van die Predikatie, by aldien ik aangetoond bad hoe het twisten over de befte wyze van Kerklyke redevoeringen geenzins dient, tot opbouw van het huis der gemeinte; dan ik bedagt, dat ik in dat korte tydbeftek, dat 'er voor die Leerredenen gemaakt is, gewigtiger zaaken aanvoeren kon : des te meer, dewyl ik in het voorbericht daar over genoeg, fpreeken kon. De Redevoeringen, die men met zo veel ophef roemt in den Engelfèhen fmaak, zyn voornaameryk gepreezen by dat zoort van Menfchen, dat men Naam-Remonflranten en groove Toleranten noemt: ik beklaag het, dat men in dezelve eene dorre zedeleer vindt, welke de gronden van 'smenfchen verdorvenheid en onmacht onaangetoond laat, die alles behalven Chriftus en de Genade des H. Geeftes aanpryst: die het niet verder brengt» dan het befte zoort der Naturaliften, op dat ik van heidenfche Zedenmeesters zwyge, zulks doen kan. Ik moeft geoordeeld worden, de oogmerken der To-  VOORBERICHT. Toleranten niet te weeten, als ik niet beweerde, dat zulk eene Predikwyze dezelve merklyk bevorderde, en kan men de Leeraars van de Publieke Kerke maar beleezen, om dien Prediktrant algemeen aanteneemen, de Verdraagzaamheid zal meer als halv gewonnen zyri; maar ik vreze zeerj dat zy het ooit zo ver brengen zullen. Dit is de oorzaak, waarom het gemeen de aankleevers van dien Prediktrant cenigermaaten als lievhebbers van de Tolerantie verdenkt, en 'er weinig agting voor heeft. Wat my belangt, ik kan hun, die in de Kerk en de Schooien zo fterk daar voor y veren, van onvoorzichtigheid niet geheel vrypleiten, men behoorde den ichyn van met de Toleranten gelykzoortige Predikwyze te hebben te vermyden, om die zwakke broeders niet te ergeren, en dit nog zo veel te meer, om dat men weet, hoe hardnekkig de eenvouwigc, maar zuivere Gereformeerden by dat denkbeeld bly ven, dewyl zy die gerepte Verdraagzaamheid vyandig zyn. A 4 Is  VOORBERICHT. Is het waarheid, dat men overal van die Engels gewordene Zedepreekers by bun met onbepaalden lov hoort fpreeken, en ziet fchryven, die zich niet ontzien de verdraagzaamheid te pryzen en by alle gelegenheeden fmaaklyk te maaken. Zy zyn de oorzaak, dat men het op zyn Engels prediken aanziet als een kenteken van eenen Tolerant, gelyk men de Troffel houdt voor het merk van eenen Vrymetzelaar; en juift dit is het mede, dat ons behoort aftehouden van die Methode, welke buiten dat, men zegge 'er tegen, wat men geleerd heeft, de egte Bybelkennis benadeelt, en eerlang maaken zou, dat de Bybelverklaaringen uit fpreekwyzen, verband en oogmerk gehaald verbannen wierden, gelyk de oude Nederlandfche eenvouwig - en nederigheid, dat lot in deze dartele dagen ondergaan heeft. Dit alleen had ik te berigten, en gceve deze Leerrede voorts aan myne geëerde Leezers over met bede, dat dezelve onder Gods zegen den voorfpoed van Zion bevordere. DE  D E VRUGTLOOSHEÏD VAN ALLE MAATSCHAPPYEN, Buiten Gods Medewerkende en Zegenende hand. Voorgesprek. I Otaat mét my ftil by de roemvolle befchryvinge, die de eeuwigleevende van zich zelvs geevt Openb. i: 8. Ik een de ALPHA en de OMEGA de Eerste en de Laatste , overeenkomftig met de uitdrukkinge Jef 44: 12. Ik ben dezelve, de Eerste, en de Laatste. A. De Apocalyptifche Spreekwys is van het' Griekfche.Alphabeth of A, B, C. ontleend, en bevat in zich de eerfte en de laatfle letter van 'c zelve; ten betooge, dat 'er geene letter zy, die niet in de uiterftens van de ALPHA of OMEGA beflooten zy, en tot derzelver Kring behoöre. B. Die uittekening fclildert my God af, die van eeuwigheid tot eeuwigheid God is, de oorzaak en machtige Voortbrenger van alles in de Natuur, en de Genade; en alles, wat men zig verbeelden kan, moet men hem toeichryven; dat hy is ten aanzien van het Begin, dat is hy ook ten aanzien van het A5 Be-  io De Prugtloostïeid van alle Besluit: of, verkiest gy andere woordens God is onaf hanglyk, maar alles buiten hem hangt van den wenk van zynen nooit vrugt» loos gebiedenden wille af. IL Zo wel kragt als licht aan deze grondige waarheid by te zetten, zal in dit uure A H myn toeleg zyn. I. Het Uurglas van onze aanzienlykeKERKVÉRGADERINGE loopt op het einde: God was by ons de ALPHA de Eerste; voor elv dagen begonnen wy dit werk met hem; wy gaven hem openbaar in dit Godshuis de eer van onze af hanglykheid, wy betuigden met onzen Voorganger, die deze Synodaale Byeenkomst opende, dat het ons te doen was, dat de Heere by ons kwame, en ons zegende, dewyl wy op deze plaatze ter gedagte* niffe van de eere zyns JNaams verfcheenen waren. Zyn wy nu tot de Omega het Einde gekomen? zal hy het wel minder moeten wezen ? neen! neen! Gy verwagt alle van my , dat ik hem onze verrigtingen toewydcn ea aanbeveelen zal. Is 'er wel iets God verheerlykender, dan dat wy alle overreed van onze gering-en machtloosheid hem tot de ALPHA van deze onze Godgewyde fiyeerikomfte Hellen, op dat hy ook ftraks onze OMEGA worde? Volgt my dan ootmoedig, hartlyk, §n opregt in dit, of dergelyk Gebed. TEXT  MAATSCHA P P T E N, enz. U TEXT Psalm 127: i. Een Lied Hammalooth van Salomo. Zo de HEERB. het huis niet en bouwt, te vergeevfch arbeiden deszelven bouwlieden daar aan: zo de HfcERE de ftad niet en bewaart, te vergeevfch waakt de Wachter. Inleiding. I. Algemeen maar te gelyk waarachtig is het getuigenis, dat de Tarser ter verheerlykinge van God af legt 2 Cor. 3: 5, 6. Onze bekwaamheid is uit God. Men denke zo hoog men wil over de Na. tuurlyke vermogens, waar mede den eenen zelvs boven den anderen befchonken is: hy, die dezelve in den Vertooner daar van bewondert, zal te zei ver tyd met zynen aandagt tot hem, die de Natuur gemaakt heeft, als de oorzaak van dezelve op moeten klimmen. Vlyt, naarftigheid, en kutist kunnen veele onder een vermengde en verwarde bekwaamheeden ontwikkelen, dan, hoe zeer die alle aan te pryzen zyn, niemand mag aan dezelve de heerlykheid van God hegten, het blyft eene waarheid: Onze bekwaamheid is uit God. 1L Waarom zou deze Helling op allerhande  12 Le Vrugtlooshid van alk de zoorten van Menfchen en derzelver bedieningen geenen invloed hebben ? Tusfcbera eenen Sceptervoerenden AlleënReerfcher of Waereldgebieder, en den fchamelften Handwerksman , begrype men nog zo, wyden -afftand, hier heeft de eerfte boven de laatften niets voor uit, zy zyn daar in vereenigd yder bekwaamheid is uit God. Men blyve by dat geloove, dat déze waarheid haar zeiven in een fterker licht vertoone by zulke gevallen, waarin de Heere opeene onmidlyke wyze eene de aanfchouwers verBaazende bekwaamheid mededeelt, men zal my niet draa' kunnen ontneemen, dat het in andere voorvallen even zo zeker zy: Onze bekwaamheid is uit God. Zogt ik ilit gewyde eh ongewyde gefchiedeniffen deze fielling aan te klemmen, ik kende den nadruk myner zo even aangehaalde keur woorden niet^ of ik w3s een al te ongunffige verdenker van de kundigheid myner aandagdge Hoordefen. Werkte niet in David den B'ethlehemiter, den lievlyken in Pfalmen Israëls, volgens de meeninge van zomïnigen, dezelve Geest die naderhand Paui.us de eer van Tarfen en van de geheelè Êuarigelie Kerk bezielde, als by in dezen fmaak opzingt: 't Js VKRGEEVSCH . . . ï Ik heb zo min lust om my met de onderfcheiden gevoelens van vroegere en laatere Uitleggers dezer Trapliederen op te houden , als ik trek in my gevoel om eenige laffe verdigtzels ontrent dezelve by de Jooden gewild van deezen Leerftoel te verhaalen. Qngetwyffeld zal zo weinig de tyd als de rede dézer' benaaminge met eenë genoegzaa- me  MAATSCHAP PT EN, enz. 13 me zekerheid kunnen bepaalt worden , hoewel wy niemand der Geleerden betwisten, dat hy in deze duifterheid eenig licht trachte te ontfteeken. Dit zult gy alle, vertrou ik, mytoeftaan, dat hy het beft deze Liederen zingt, die van Trap tot Trap van de laage Aarde losgemaakt en ten Hemel verheeven wordt om dö Liederen van de zalige Engelèn en Regtvaardigen te leeren. Myn Text-lied is in ordere van de vyvtien Liederes der Trappen het agtfte, en volgens onze verduitfchinge pronkt het met dit opfchrivt: Een Trap-lied van Salomo, terwvl andere meer fmaak vinden in de overzettinge voor Salomo, die laatfte vertolking maakt Salomo den geenen, die uit dit Lied een hem nuttig en vaderlyk onderwys en raad ontving; althans men vergelykt dit met Pf 72- 1. Daar David volgens hun oordeel Salomo' voorfchrivten geevt van de wyze,waar op hy de teugels van zyne aanmerklyke regeeringe allergelukkigst voeren zal. Terwyl ik weet, dat Salomo behalven met den Geest der Voorzeggingen ook met diender heilige Digtkunde aangeblaazen geweest zy, daar aan althans hebben wy het Meefterftufc van de Oofterfche digtkunst, ik bedoel hef. Hooglied te danken ; is het my niet ongemakïvk dezulken byval te geeven,die Jedidjah,dat is, Salomo zelvs voor den digter van dit zangft.uk aanzien. , \' Het gevoelen, dat dit Lied een kort begrip van den Prediker zyn zou, mag zo oud zyn als het wil, het is tot nog toe doorniemand  Si. De Vmgtlcosheii van §lle derlaatere en verlichtere Schryvers, die raare gedagten naar den hedendaagfchen denkens.aarc jegelen overtuigend genoeg wederfproolan. Het heerfchende in dit fcboclne Digtfluk is te betoogen, dat de Mensch zonder inroepinge en verwagtinge van de medewerkende en zegenende hand van den Opperbestuurder aller dingen om zunst in eigen kragten woelt. 't Schynt my toe, dat 'er meer aartig- als bondigheid in ligt, wen men beweert, dat Salomo dit Lied zou gedigt hebben by gelegenheid van zyne Vcrzwageringe aan Pharao den Egyptenaar, en toen hy, behalven een prachtig Palleis voor Israë.'s God ook een aanzienlyk Koninglyk Hov ter wolke verhiev. i Kon. 3: r. Dagelyks bid ik om bewaard te worden voor die misdaad, dat ik de Propbetien veragten, en op de zaaken en Lotgevallen van het N. T. niet zien zou in zulke bewoordingen der oude Zienders, daar die met de fterkfte waarfchynlykheid zich voordoen: dan te gelyk verhoede God, dat ik loffe befpiegelingen meer in myne inbeeldinge gebooren als uit den letter der woorden Gods door natuurlyke uitbreidinge of gevolgtrekkinge vloeijende mynen Toehoorderen voor zekere betoogen opdringen zou. Loop ik dan heden geen gevaar, dat myne geringe pooging om over dit gedeelte van dit Zangftuk te Redevoeren fmaakloos zyn zal, of by de lievhebbers der Propheetifche betoogen, by aldien ik het voetfpoor van hun, die in dit Lied het voorregt van het begin des T. of der laatere dagen van het zelve vinden, verlaate, of by die geenen, die hier eene leuerlyke en  MAATSCHAPPTEN. enz. 1$ en zedelyke waarheid zoeken, by aldien ik hoogdravende aanving te Prophetééren? Wel bewuft, dat ik yder niet behaagen zal, en reeds geneezen van die laagheid ,dat ik myne Toehoorders dank aftroggelen zou, zal ik uwen luifterenden aandagt myn beftek yrymoedig mededeelen, verzoekende anders niet, dan dat ik onbevooroordeeld gehoord en in lievde gedragen mag worden. Zonder dat ik onderfcheiden Zangers behoeve te begrypen, dunkt my onder verbeteringe, dat de Digter van dit Lied I. Aan den eenen kant de vrugtloosheid van alle beoogingen en poogingen buiten den zegen des Heeren aanwyze. ir. I. 2. a. A. Voor af laat hy gaan eenen uitroep over de ydelheid van de bevorderinge van den welHand van kleynere en grootere Maatfchappyen zonder den Godlyken invloed» f. 1. B. Daar na daalt hy af tot de byzondere Leden van de Maatfchappy, en beeldt naar het leeven uit de nietigheid van hunnen vermoeienden arbeid zonder 's Hemels zegen, f. 2. a. II. Aan den anderen kant roemt, en verheft hy onbekrompen het voorregt, dat 'er in des Heeren gunrt en zegen gelegen is. f. 2. b. 5- A. Daar over voert hy een gemeen voorllel aan f. 2. b. B. Dan betoogt hy dat uit de aframmelingen in een geflagte, die de fpreekenfte bewyzen van eenen ruimen zegen Gods zyn. *. 3« 5- C. 1.  ïö De Vnigtloosleid van alle C. i. Dit drasgt hy als eene opmerklyke en grondige waarheid voor f. 3. 4. D. 1. Is rren vooripoedig in eenen milden Kinder-zegen? hy leidt dien af van den Heere. #.3. D. 2. Dan zal hy dit door eene gepafte en weifluitende gelyker.is uitbreiden, f. 4. C. 2. Eindelyk wekt dit'denkbeeld hem op om het voorregt van hem , die met zulken zegen mildelyk befchonken is",uit te galmen, f-s- Het voor geleezen Keur-vers vordert derhalven van my, dat ik my aargorde, om manlyk en deftig te betoogen,dat kieinere engrootere Maatfchappyen in hunnen oorfprong, voortgang en duurzaamheid niet af hangen vari machtlooze menfchlyke, maar van kragt oeffenende Godlyke middelen, dienftig om yder xedelyk Schepzel eene betaamelyke opmerking op zyne af hanglykheid van God in zyne verrigtingen in te boezemen. I. Gy lieden myne A. A. H. H. verwagt van my eene naar tyds omftandigheeden gefchikte Verklaaring 'dezer veel beduidende woorden: maar toonde ik niet al terftond,daE ik of onkundig, of ten minften aan de vvaare meéninge dezer ftoffe ongehoorzaam ware; vloog ik met myne oogen en zuchtingen niet lynregt tot den Heere des Hemels en der Aarde, van wien ook ditmaal myne hulpe komen moet! Ik heffe dan myne oogen niet op naar de Bergen, van daar is my geen heil bereid l maar, gelyk de oogen der Knegten zyn op de hand hunner Heeren, alzo Zyn myne oogen op u o Heere God! van wien myne hulpe komen moet! dat zy zo! A. Ik  MA JT SCHAP P TUIST. enz. if A. Ik zal de woorden mynes Textes Kortlyk eenig licht tragten te geeven, en uwen Aandagt de ruimte der gezichten daar in bevat iri het verfchiet doen opmerken. B. Daar naa zal ik die voorgemelde zaaken j zo veel doenlyk zyn zal, betoogen, en uit wel treffende voorbeelden ftaaven. A. Ter aanftraalinge van deze Op zich zelvs bevatlyke woorden zal ik ü C. i. de kleinere en grootere Maatfchappyen voordraagen onder de uitdrukkingen van het Bouwen van een Huis, en het BewaaRen van eene Stad. C. 2. Dan zal ik onderzoeken, waar in met j, en waar in al de voorfpoed van dezelve gelegen zy. C. i. Laat ik u ordentlykin die Maatfchappyen leiden: bepaalt u derhalven tot de kleinere, die is het bouwen van een Huis door deszelfs Bouwlieden. a Hoort dan van het Bouwen van een! Huis. i Deze Spreekwys dient hier gemeen en onbepaald begreepen te worden; ik ben niet overreed, dat men in den letter juist by het Huis van Israëls God of by het Paleis van Salomo moet blyven hangen; zou de Digter,was dit zyne bedoelinge geweeft, niet met vinger tvyzinge van een Huis by uitftek gefprooken hebben? Leeren wy het regte gebruik dezer Spreekwyze uit den Bybel: hy bedient zig niet alleen van dezen Spreektrant, wanneer hy ons leeren wil, dat wy gewoonlyk noemen Een Huis bouwen ; maar ook wordt de voorfpoed B vari  j'8 De FrugtloosJieid van alle van eene kleinere Maatfchappy, die wy anders een Geilagt heeten, daar door uitgetev kent; ten betooge daar van beroep ik my .op Exod. i: 21. God wordt verklaart de HUIZEN der Israëliërs in Egypten gebouwd te herben, terwyl de Vroetvrouwen God vreesden: beeft het wel uitbreiding nodig, dat de bouwing van die Huizen gelegen was in het ongemeen vermenigvuldigen van de Israëliërs tegen het verbod van den EgyptiIchen dwingland? In dezen zeiven fmaak valt ook Ruth 4: ir. Daar LEA en RACHEL gezegt worden het HUIS van Jacob gebouwt te herben. Doet 'er by, dat het behartigen van den voorfpoed en heerlykheid van een Huisgezin, in de Godgewyde taal ook genaamt wordt het Hurs te bouwen Spreuk. 14: J- Elk wyze Vrou BOUWT HAAR HUIS, dat is, zy bezorgt en behartigt den welftand en de belangen der Huisgenooten. Die dit op den duur aan een Huis verfchaft, want in de duurzaamheid is de heerlykheid der zegeningen gelegen, wordt gezegt HET HUIS TE BOUWEN: God beloovt, dat hy aan dien getrouwen Priefter, die doen zou, gelyk in 'sHeeren harte was, een BESTENDIG HUIS BOUWEN ZOU; die belovte te leesen 1 Sam. 2: 35. gav hem hope, dat hy dat voorregt op den duur genieten zou, en dit maakte zynen zegen gewis voortreffelyk. 2 Uit myn voor gemelde van de kleinere Maatfchappy zal het de kundigen reeds bekend zyn, dat ik niet bekrompen denk om het EIGENLYKE HUIS BOUWEN; waren 'er geene Menfchen, die de Huizen bewoonden, om  MAAT SCHAP P TEN. enz. i£ om zich tegen de ongemakken des lugts daar vjn te beveiligen, en hunne byzondere onderfcheidincen van anderen te hebben,het Huizen bouwen" zou fcbielyk als onnodig nagelaaten worden. . . ■ . Is het wel vreemd, dat ik yder Huis of Huisgezin aanmerk als eene kleine Maatfchappy op zich zelvs? dwaal ik daar in, veele uwer zullen my in die aangenaame doolinge volgen. Die kleinere Maatfchappy wordt gebouwt door vermeerderinge in het aantal der leden: hoe grooter het getal der zulken is, hoe aanzienlyker de Maatfchappy .is. Het verwekt aanzien voor een Huisgezin, wanneer het door dierbaare afftammelingen uitbreekt ter regter en ter flinker hand. . Wordt een HUIS niet GEBOUWT, wanneer de kleine Maatfchappy in Schatten en Rykdommen toeneemt, en overvloedig wordt? Behoort het niet tot het BOUWEN VAN EEN HUIS, wen het zeive in heerlykheid en luifter niet alleen Zyns celyken heeft, maar die ook te boven gaat, zo dat de leden derzclver met agtinge en heerlykheid bekroont worden? Zal dit alles by ons niet nog in wacrdy ryzen, wanneer al dit goed in zulk een Huis woont, en daar beftendig zyn verblyv hou t? ■ b De Werktuigen waar door, of de wys op welke men dat Huis bouwt is door de Arbeiders, welke wy gewoon zyn BOULIEDEN te noemen, daarom komen zy ons Juar voor, als die daar aan Arbeiden. Yder weet, dat de Boulieden een Huis naar het gemaakte Bellek door de gereed gemaakte Bouftoffen in ordre te brengen, betuinen, era  ao De - Frugtloosheid vdn alk voortzetten , tot dat het zyne volkomenheid bereikt heeft. In het oogpunt van eene kleine Maatfchappy zal elk Lid derzelver een Arbeider zyn, die het zyne naar maate van rang of ilaat moet toebrengen tot bevorderinge van den welftand der Maacfchappye: de grootite en meefle verwagting dien aangaande zal zyn van de hoofden derzelver, die dit doen door goede ordre in die Maatfchappy te bewaaren,dat geene aan te kweeken, dat de uitbreiding en beroemdmaking daar van vermeerderen kan, dat alles af te wenden, dat den Opbou daar van ftremmen kan. Is de Kring der behoevten van zulk eene Maatfchappy al ruim en groot, het zal ook nodig zyn, dat de Arbeiders met naarftig en wys- en voorzichtigheid bezig zyn in het uitwerken van den voorfpoed des Huizes; de hand des vlytigen toch maakt ryk : maar waar toe breide ik die gemeene zaaken voor Mannen van Kundigheid en Oordeel uit, tot welke ik heden de eer heb te Redevoeren. B. Wanneer verlcheide Huizen binnen eenen Muur beflooten, en die Huisgezinnen onder dezelve Wetten liaan, en aan derzelver Voorregten en ongevallen deel hebben, noemt men het eene Stad, welke dan een grotere a Maatfchappy uitmaakt, tot welks heil en algemeenen welvaart alle de kleinere Maatfchappyen moeten mede werken, draagende elk naar zyn vermogen het zyne daar toe by. x Van zulk eene Stadfpreekt de Digter; hy verbeeldt zich wel deszelvs bouwing niet,dit veronderflelt hy: het is egter zeker, dat 'er geen Stad is, of zy heeft haaren opkomft gehadt, en  M A ATS C H A P P Y E K enz. 21 en uit de Gefchiedeniflen weet men, dat veele vermaarde Steeden, die naderhand een groot gedeelt der Waereld de Wet gefield hebben, een gering begin gehadt hebben, die door hunne uitbreidinge, Majefteit en Heerlykheid hunne Stigters eenen eeuwigen Eerzuil opgeregt hebben; dan de omftandigheeden van mynen Text verbieden my daar over verdere Aanmerkingen te maaken. 2 Immers hy wil, dat wy op de bewaaringe van zo eene Stad door de Wagters onzen aandagt veftigen zullen. § Zedert dat de nyd, afgunst, hoogmoed, twist, toorn en het dol gevegt uit den Afgrond opgekomen zyn, is het nodig de Steden te bewaaren tegen de aenvallen van roovzugtige Vyanden, en de overrompelingen van gehaate Verraders: Behoev ik wel te°zeggen, dat het bewaaren van eene Stad gelegen zy in de befcherminge van dezelve tegen allen overlaft der Vyanden, en het: vermeerderen van de voorregten en luifter van dezelve, langs billyke en betaamelyke wegen? M _ ". §§ Laaten wy ons om het vollediglte gezicht der zaaken te hebben een heerlyke Stad voorftellen, die onder het getal der Steden van een Land of Koningryk haar hoofd verheeven heeft, die heeft aen alle kanten, van waar men inval of verraed dugt, haare Wagters; deze zyn in den eerden en fterkften zin de Hoofden of Regeerders, die door de Inwooners met de zorge over den algemeenen Welftand belast zyn, deze Hellen daar toe deugdzaame, bekwaame en getrouB 3 we  22 De Vrugtlooshii van alle we Wagters aan, wier poft het is dag en nagt zorgvuldig toe te zien, dat de Stad nog uit nog inwendig benadeeld werde; deze zyn de oogen van de Srad, die over al heenen waaren met naukeurigheid, om het naakende kwaad, of de dreigende Wolken op te fpeuren , de Inwooners daar van te verwittigen, op dat zy tydige middelen in het werk Hellen, om den aannadérenden Ondergang voor te komen. Wy hebben maar op de taal des Bybels dien aengaande te letten, die zal ons verzekeren, dat 'er Wagters op de Muuren waren, die rond zagen,- of 'er ook kwaad tegen de Stad kwam opdaagen, op welke de Inwooners Haat maakten, dit zy hun, eer het naderde, daar van zouden waarfchuuwen. Salomons Hooglied verzekert ons op meer dan eene plaats, dat 'er des nagrs terwyl de Slaap de Inwooners de oogen gelooken hadt, Wagters omgingen. In Jesaias Godfpraak vindt men Wagters uitgetekend, dfe men vroeg: Wagter! wat is 'er van de nagt? daarom is het niet oneigen, dat de Spreeker hier melding maakt van het WAAKEN DER. WAGTERS. b Deze twee zaaken voegt nu de Digter by eikanderen op deze wyze: hy klimt van het mindere op tot het meerdere; wy leiden doch onze gedagten beft zo, dat wy de kleinere Maatfchappy, of een Huisgezin Hellen den grond of het eerfte begin van de grotere Maatfchappy. Begrypt men zulk eene wyd uitgebreide Maatfchappy, die uit veele Steden zaam getrokken een Koningryk of Gemeenebeft uitmaakt; men zal de middelfle Maat-  MAATSCHAPP TEN. enz. 23 Maatfchappy in eene Stad vinden; en het is ver van ongerymdheid, dat men zich allerhande Maatfchappy voorftelle in gelykvormigheid van de kleinfte. Gelyk het in een wel gefield Huisgezin gaat, dus dient hec ook- te zyn in eene Stad, Gcmeenebeft of Koningryk; dit baart eenen gemakiyken en veiligen weg om te geraaken tot kenniffe van de zaaken, die tot den voorfpoed en de heerlykheid van dezelve flrekken moeten; dit is een Middel, dat gemecne maar redelyke en vatbaare vernuften, kundige en ervaren Staats-Mannen maaken kan, indien zy maar vermogens hebben om eenen kleinen Kring met dezelve zaaken te vergrootenden de deelen daar toe behoorende in haare ruimte te bevatten. 2. Maar het wordt tyd, dat ik het ingebeelde en het waare heil van die A. grootere en kleinere Maatfchappy onderfcheide, eer ik de keus, die de Spreeker hier doet als regtmatig billyke. a. Men liet den God gewyden Digter. eene taal voeren, die nooit in den zin van zyne gedagten opgekomen was; by aldien men hem liet zeggen door deze uitdrukkinge, dat het onnodigen en vrugtloozen arbeid ware een Huis te bouwen door Arbeiders, als of het zelve, ik weet niet, door welk een wonderwerk zonder handen gemaakt en gebouwt kan worden. Dat men tot voortzettinge van een Huisgezin in getal de Huwlyks vereeniging verbannen, en tot vermeerdennge van den zegen en voorfpoed des Gezins van allen arbeid en zorgvuldig, voorzichtig en naarfligheid moest 13 4 af-  De Vnigtloosheid van alle afzien. Dat het arnpt en de bediening der Överheeden en hunne aangetfelde onder Bedienden noodeloos ware , en men tot het bewaaren van eene Stad zo weinig Wagters behoevde, als tot het bouwen van een Huis de handen der Arbeidslieden. Geen fchyn nog fchaduw van zulk eene dolle en onredelyke jneeninge hangt den Digter aan. Hy vormde eene herzenfehimmige Maatfchappy, die een oogenblik aan zulk een denkbeeld verbonden bleev, op dat ik niet zegge, dat hy nog erger Wysbegeerte, als die van den Quden en zedert lange uitgeflooten EPICURUS invoerde: ten weinigften het blinde noodlot der Stoicynen mogt men dan wel hulde doen; ]aa met een onherroepelyk Vonnis wierdt het geheele Menschdom, het pronkftuk der werr ken van almachtige Vingers ontmenscht. b. Beproeven wy derhalven, of wy de meening van den Spreeker beter treffen , en in een helderer en aangenaamer licht plaatzen kunnen ? I. Vergunt my daar toe een luttel tyds pm den letterlyken zin van deze Spreekwys aan te wyzen. De Godsman roept uit: Het is te vergeevsch enz. De Prins der Oolterfche Taalkenners beweert, da,t de eigenlyke kragt Van het grondwoord, dat het zelve is, het Welk in het derde Gebod door ydelyk vertolkt wordt, gezogt moet worden in dit alles, het welk ydel en onbeftendig is, wanneer het overftaan zal tegen het geene vast, hegt en fterk is. Smaakt uüeden die nadruk des woords, denkt dan, dat de Digter opzingt, hoe geen Huis, vastigheidx fterkte en beftendigheid ver- wag-  UAATSCHAPPTEN. enz, 25 wagten moet van de Bouwlieden , die 'er aan arbeiden, zo de Heere God niet mede bouwt: Hoe de Stedelingen van het geduurige waaken hunner Wagters geene vaftigheid of duurzaamheid voor de Stad te hopen hebben, by aldien de bewaarer Israëls, die niet fluimert, nog flaapt, zyne bewaarende Oogen over dezelve niet geftadig open houdt. Dan een ander nog in leeven zynde Takkenner leidt dit woord af van dien fchitterenden glans, die het blinkende inde oogen van zyne Aanichouwers werpt, daar in vindt hy een natuurlyke en gelyktydig eene leevendige Prent van het ydele en vrugtlooze, dat wel voor eenen korten tyd fchittert en zynen glans vertoont, maar hoe tintelende het ook glimmen mag, niets zekers en vasts bezit: hier aan is te denken, dat dit woord de betekenis kryge van Ongelukken en Rampen; een nieuw Uitlegger der Pfalmen beroept zich ten bewyze daar voor op Job 7: 6. Ps. 89: 4.8. Omhelst men dat denkbeeld, men zal den in zynen Geest tot God opgeklommen Koning laten zeggen: dat het Arbeiden der Bouwlieden aan een Huis wel eene lichte Straal van het bouwen in de oogen des Eigenaars fchiet,maar dat hy, die alleen daar op vertrouwt, zig aan dat blinkende vergrypen, en ongelukkig in zyne verwagtinge bedroogen zai worden, dewyl hy den Heere vergeet, die doch alleen de eerile bewerker en geduurzaame bevorderaar van het bouwen van het Huis is. De hope der veiligheid van eene Stad mag deszelvs Inwooners aanlagchen, wanneer zy getrouwe Wagters gefield hebben, dan het is eenebedrieglykefchyn; de wezenlyke bewaaring van die Stad moet B 5 §e-  62 De Frugtlooshtid van alle gezogt worden in de waakzaame en alles beveiligende genade band van dien God, dien de duisterheid zelvs een doorftraalend licht is. i Dus heb ik niet veel omflag nodig om ulieden te doen verftaan, wat de Zanger in deze gewigtige uitdrukkingen bedoeld hebbe. § Ongevoelig raadt, en vermaant hy den Menfch, dat het hem om zyn eigen Huis te bouwen moet te doen zyn, dat elk rede hebbe te erkennen, dat hy daar toe eene Mede-Arbeider zy,' dien de Heere in dien Poft gefteldt heeft, en die in den dag van rekeninge zyn werk met den Alweetenden verrekenen moet Hy brengt de Wagters der Stad onder het oog, hoe het hunne pligt zekeriyk zy een waakend oog op alles te houden, en zich door geene Gezargen van Verraders, of door hunne heillooze Slaapmiddelen in Slaap te laaten wiegen. §§. Dan de Mensch wagte zich voor hoogmoed, laatdunkendheid en eene ydle verbeeldinge, als of dit genoeg ware om het heil des Huizes en der Stad uit te werken, en beftendig te maaken: hy leert hem zyne afhanglykheid in zyn werk van den Opperften Werkmeester kennen , op dat hy alles, dat hy is en heeft tot den Heere weder brenge. C. i. Heeft hy lust om de Arbeiders met zegen en voorfpoed te AA. zien Arbeiden, hy denke en geloove, dat de Heere de Bouwmeester zy, die hem daar toe alleen de nodige wysheid, kragt en voorfpoed mede deelen moet Verlangt hy zyn Huisgezin ter regter en ter linker hand te zien uitbreeken, hy doet hem het oog ves-  MJATSCHJPPTEN. enz. 27 vestigen op den Machtigen, die de Baarmoeder openen en fluiten kan, die de eenzaamen in een Huisgezin zet, en het zelve met Kmders vervult, daar hyKinderryke Huizen fchielykcr van dezelve berooven kan, als zy dezelve ontvingen. Vlamt hy oprykdom, zegen, voorfpoed, eer en aanzien, dat die beftendig mzyn Huiswoonen, hy wyst hem op dien God en aller vrymachtigften Zegenaar, die de Kroonen, aan wien hy wil, uitdeelt, die eenen milden regen over dat Huis doet druipen, dat hy vet maaken wil, die zich 'er den Algenoegzaameq voordraagen en zonder eenebenspelyke verheffinge zeggen kan: rykdom en eer is by my, duuragtig goed. en geregtigheid: ik doe myne Lievhebberen beërven dat beftendig is, ik zal alle hare Schatkamers vervullen. BB. Dat de Stads Wagters dag en nagt met duizend zorgvuldige oogen door dezelve waaren om ze te beveiligen; dat de hoofden derzclve dagelyks alle hunne kragten in(pannen om den voorfpoëd en het heil der Bewooners te vergrooten, het is te ligt om daar van eene gezegende uitkomst te verwagten; gereeder is haar heil, wen de Heere rondsom dezelve eene vuurige Muur is en tot heerlykheid daar in; wen hy de waakzaamheid der Wagters en de Raadflagen van braave Regeerders met zyne Godlyke goedkeuringe bekroont en gelukkig maake, hy doch is het die den Vrede beftelt, en alle zaaken uitregt, die Vrede in de Vesting en welvaart irJ de Palleizen geevt. Voor zeker zal men dit Voorftel dien nadruk geeven, dat zulk Huis en Geflagt nietgebouwt maar afgebroken zal worden, niet tegenftaande de  23 Be VrugtloosheÜ van alle de Arbeiders daar aan met nog zo veel onvermoeiden vlyt Arbeiden, indien de allergrootfte Kunstenaar en Bouwmeester zyne band aan het zelve met leene. Gewis zal die Stad ongelukkig zyn, en vervallen , fchoon de Wagters met verdubbelde zorgvuldigheid dagelyks waaken, wanneer de Godlyke bewaarder een gunstig oog weigert op dezelve te flaan. Doch by omkeenngeis het waarheid, de Bouw vaneen Huis gaat voorfpoedig voort, wanneer de Heere zelvs met de Boulieden als met zyne Middelen bezig blyvt. Men ftelle vry een natuurlyk verband tusfchen deze twee uiterftens, dan men wagte zich zorgvuldig, dat men het Menichelyke met het Godlyke gelyk ftellen zou, want zulk een Huis of Stad liep gevaar om in eenen Puinhoop verwisfeld te worden. B. Wie roemt met my de Keus van het Voorftel des Digters niet als overheerlyk? zyn 'er twee zaaken uit te denken, waar in men den arbeid en vlyt der Menfchen fchynt te moeten roemen, en op weke men zig ïigtvaerdig zou kunnen verheffen, het is hec Bouwen van een Huis door de Boulieden, en het bewaaren eener Stad door deszelvs Wagters. Dan dit alles onverminderd moet hier de hand en vinger Gods erkent worden, en wee dien, die dezelve voor by ziet! Heefc dit nu zyne waarheid in die uitfteekende zaaken, ik vlei my, dat myne eerwaerdige en kundige Toehoorders erkennen zullen, dat het denkbeeld van den God verheerlykenden Digter op alle andere zelvs de geringfte zaa. ken eenen redelyken invloed hebbe: fpelt dan vry in deze woorden de bekende Holland- fche  MAATSCHAPP TE N, enz. 29 fche Spreük: AAN GODS ZEGEN IS HET AL GELEGEN. .■ - ■ ■ B. Op dat ik nu de laatfte hand aan de voltoojinge van myn Bellek C. 1 legge, zal het nodig zyn, dat ik dit waaragtige Voorftel met redenen en weipaffende voorbeelden aanbinde en ftaave. D. I. Ik maakte daar gewag van redenen; geloovt my, daar zyn 'er, die voor deze waarheid pleiten. a Zo dra ik den allerberoemdften Waereld Schepper niet flegts als eenen blooten befchouwer en toeziener over de ondermaanfche zaaken, de werktuigen zyner hand befchouwe, maar hem verklaare eenen ge« trouwen Schepper te zyn, die met zyne medewerkende en beftuurende invloeden ontrent alles noodwendig verkeeren moet, bewys ik ftellig, dat de Digter eene onlochenbaare waarheid neder fielt. Ik zou by opklimminge uit yder Voorftel zaaken aan kunnen voeren ten bewyze gefchikt. I aat ons egter hier en daar maar iets uitkippen. Terwyl de Stof tot het Bouwen van een Huis tot baar eerfte beginzel gebragt, een voortbrengzel is van den Almachtigen, en mede eene plaats heeft onder die altoos duurende vernieuwinge en bewaaringe der zaaken. Terwyl de Arbeiders zo ten aanzien van hunne Ziels vermogens als lichaams kragten alleen van den Heere afhangen, kan het niet anders zyn, of het is om zunft zonder zyne mede bouwinge een Huis door hun voltooid te willen zien. De voortplanting van een geflagt is onderworpen aan den geenen, die de rede- lyke  3 o De Vrugtloosiidd van alk ]yke wezens in die ordre en volginge bewaart, waar in zy het meefte ter voldoeninge aan zyne oogmerken dienen: Hy bouwt dan alleen het Huis in den volften zin, die het zaad vrugbaar maakt, den baarmoeder opent, en de vrugt tegen èene menigte ongevallen haaren oorfprong en voortgang vyandig bewaart en doet groeien. Even zo is het gelegen met rykdom, eer en aanzien, die hy, daar zy zelvs blind zyn, en hunnen weg niet weeten, daar heenen leïdc, daar het hem welbehaaglyk is. Duizende Kleinigheden, wat zeg ik! groote zaaken, die in de bewaaringen van eene Stad eenen algemeenen invloed hebben, ontvlugten de waakzaamfte óogen van Menfchlyke Wagters, die niet Alweetend maar Menfchen van gifteren zyn: hoe vaak kan êên van die, de kleinffe zelvs eene geheele Stad, indien niet in eenen puinhoop verkeeren, elendig met haare Bewooners doen kwynen ? dan dit is zo niet by hem, voor wiens oogen alle dingen raakt en geopend zyn. Ruggefteunt, vraag ik aan onbevooroordeelde Hoorders, deze aanmerking het gevoelen van den wvzen Salomo, niet? HET JS TE VERGEEVSCH DAT DE WAGTER WAAKE. ; b Deze opgaav is gelykflemmig met de gevoelens van andere. i Godsmannen in het woord der Waarheid ;}aa met zoortgelyke getuigenisfen van dezen zeiven Spreeker. Laat my toe, dat ik uit eenen reeks eenige wynige ophaale. Hanna, de Godlievende Hanna, zingt in haaren pit en merg vollen lovzang i Sam. a: daar van zo bekoorlykj dat men op het enkel leezen daar van  MA ATSCHAPPTEN. enz. gt van moet zeggen, dat zy en Salomo door den zeiven Geeft gedreeven, gezongen hebben. Mag ik met groote Mannen vooronderftellen, dat David de maaker zy van Pfalm 147: de vlugtige overdenking van denzelven zal ons vergewisfen , dat Vader en Zoon ontrent de Oppermacht der Godheid even eerbiedig dagten. Verfcheide Spreuken, en de geheele Prediker zyn bewyzen, dat dit gevoelen niet flegts nu en dan maar geftadig het hart van dien Godvrugtigen Vorst bezielde. Het agttiende Hoofddeel van Jeremias Godfpraak tekent ons voor al vers 6 — 10 deze waarheid uit. 2 Denkt niet, dat het my veel moeite koften zou om uwen Aandagt uit de Schrivten der Heidenen te betoogen, dat zy verklaarden, hoe alles van den Heere afhange, en dat zonder hem niets beftendig zy. Ik vraag alleen maar, of 'er wel iets tot het huislyke of burgerlyke behoorde, daarover zy geene byzondere Godheeden fielden ? roept maar voor uwe verbeeldinge die onderfcheiden zoorten van LARES of Huisgoden, en gy zult hun van dit gevoelen niet zeer verwyderd verldaaren. Wierdt het oude Karthago aan Juno als deszelvs fcherm- en fchutgodin toegewyd, ik zou op die zelve lyst veele der voornaamfle Sceden kunnen plaatzen ; maar dit alles alleen te noemen is voor verftandigeToe. hoorders zo veel als bewyzen, dat die onbefnedenen aan de hand en de gunst der Godheid allen zegen en voorfpoed vast gemaakt hebben. B. Dan ik fprak zo even ook van Voorbeelden ter beveüiginge van a. de-  3 2 De Frugtloosheid van alle a. deze gewigtige ftellinge, en daar toé bepaal ik my en ulieden kortlyk. i. Men ftelle het bouwen van den' ouden Tabernakel ten toonbeelde van deze waarheid: God befchikte de Ifraëliers van de Egyptenaars d,e Bouwftoften, doch, wat ware dat geweest'? hadt hy niet Bezaliel en Aholtab met de byzonderegaaven van zynen Geeft vervuld, en geleerd, om dit werk naar het afbeeldzel, dat Moses op den Berg vertoond was, te beginnen en te voltooien? Geevt dan uit Exod. 31. de Arbeiders het geringde, maar Godt hetvcornaamfte gedeelte in die Bouwinge.Om zunst bevrugteden de Ifraëliers hunne Vrouwen, het ontmenste befluit van Pharao,1 waar by de Zoonen der Hebreeuwen zo haast moesten fterven, als zy begonnen te leeven, badt de Bouwing van hunne Huizen vernietigd, indien niet de Heere zelvs Exod. 1. zyne Almachtige hand geleend hadt orn in fpyt van den Geweldenaar de Zoonen by het leeven te bewaaren. Wat zou het geholpen hebben , dat David onnoemelyke Schatten tot den Tempelbouw by een gebragc badde, dat de gezwollen zeilen om de Indifche Schatten tot vercieringe van dien Tempel na Jeruzalem te voeren over de Zee gevlogen waren; zo de Heere den Salomoxeischen Tempel niet zelve gebouwd en hem het hoofd zoo trots hadde doen opfteeken ? Meent gy, dat het Koninglyke Palleis van den rykften en wysten aller Monarchen Salomo immer het oog van zo veele befchouwers in verwonderinge tot zich getrokken hadde? zou deszelvs roem onder ons nog wel bewaard geweest zyn; indien  MAATSCHAPP TE N, enz. 33 dien niet de Heere hem en zyne Arbeiders op eene byzondere wyze dermaacen geholpen hadde , dat men niet te veel zegt*, a's men getuigt, de Heere heeft het gebouwd? Hadt de Zerubabeljsche Tempel , wiens Bou voor Jaaren ondernomen, maar door de kwaadwillige en wrokkende Vyanden der Jooden geftremd en verhinderd was, wel ooit zo ver tot ftand gekomen , dat men hem had kunnen inwyen, en 'er God in dienen, hadt de Heere niet wonderbaar mede gewrogt óm de Sanneballats en de Tobiassen te befchaamen, en hunne fnoode voorneemens op eene ftortinge te doen uitloopen ? 2 Doet met my de bewaarende hand Gods ovev de Stad Jeruzalem de eere aan, en belyd dat haare Wagters te Vergeevfch zouden gewaakt hebben. Wat kon de waakzaamheid des Wagters geeven, toen een Godlooze Rabsake en zyn Heirhoofd SANHERIB verwaten genoeg waren om zig reeds als Veroveraars van JERUZALEM geluk te wenfchen, onder het bcfpotten van den Magtigen Scherm - God dier Stad; hadt de Heere niet op dat pas een gedugc erT treffend voorbeeld willen geeven, dat hy eene genoegzaame bewaarder was, die door eenen zyner kloeke Helden uit de Heirfchaaren der Engelen in eenen nagt 185000 Affyriers magtiü was te vellen? Waren de Muuren van JERUZALEM na de weederkeeringe uit BABEL wel immer volbouwd geworden, fchoon de moedige Jooden met de eene hand bouwden , en met de andere het zwaerd hielden; had niet de Heere zelvs dit tot een teken en wonder gelieven te Hellen?' C - b Ver-  34 De Vrugtloosheii van alle. b Verkieft gy een'paar ontzacblyke voorbeelden van zulken, die de waarheid van deze ftellinge ondervonden hebben, en dezelve ook nog een huidigen dage ukfebreeuwen; daar zyn zy. De Toornbouwers van BABEL mogten met eene ongehoorde laatdunkendheid zich verbeelden, dat zy hunnen Toren met zyne kruinkon« den de Wolken Jaaten ftocten; de Heere daalt in weinig oogenblikken af, en maakt hunne raadflaagen zotheid; eene taais verwerring Raakt den ryzende Toren, en doet de handen der Boulieden verkeerdlyk werken, hatende dien onvoitooiden Babelfchen Toren tot een eeuwigduurend teken, da: het te Vergeevfch is te bouwen in eigen kragt, als de Heere met mede werkt. En, of de puynhoopcn van dien mislukten Toren zweegen, het lotgeval van eenen verwateren NEBUCADiNEZAR zal een laater getuigenis van deze waarheid afleggen. Hy vergeeten, wat de Heere in gramichap aan het oude BABEL gedaan hadt, zwellende van eene trotsheid, die hem tot boven éi Wolken en den Stoel der Alregeerende Ma. jefteit p'aatfte, mag deze Route taal uitwerpen: Is dit niet het groote Babel, dat ik gebouwd heb ter eeren van myne heerlykheid ? Terwyl hy in een beest herfebapen met den Os gras vreet, doet hy ons in hem erkennen, dat 'er een hooge is boven de hoogen, een, die zyne opgeraapte heerlykheid tot verbaazinge der eeuwen in fchande verwisfelen kan: en waar toe veel woorden? zyn eigen belydenis in deGodfpraak van DANIËL bewaard, fpreekt daar van ook met treffende woorden. D. a  MAATSCHAP PT EN. enz. 3S D. -2 Dus heb ik AA. HH. myne taak, zo ik meen, afgedaan, en u overtuigend bewee* zen, dat SALOMO naar waarheid gefchreeven heeft, dat het te vergeesch is, dat de ARBEIDERS ken HUIS BOUWEN, ZO GOD HET NIET DOET; DAT de WAGTERS teVERGEEVSCH WAAKEN, zo de Heere de Stad niet bewaard. Én juist dit stondt my te bewyzen. li. Befloot de Jeruzalemfche Kerk-vergadering in het Jaar 48 of 49 va" onze gemecne Jaartellinge haaien Synodaakn Britv aan de buitenlandfche Kerken, naar de aantekeninge van LUCAS Hand 15 : '9 b. met deze woorden: VAN WELKE DINGEN INDIEN GY U ZELVEN WAGT, ZO ZULT GY WEL DOEN. VAART WEL! Edle Mogende Heeren, aanzienlyke Afgezanten wegens 's Landsen Stads Vaderen! Hoog Eerwae'-dige Heeren Correlpondenten uit onze Brooderlchap bevende Kerkvergaderingen, die onze zameninggeenen geringèn luister byzet! Hoog en Wel Eerwaardige Heeren Medebroeders, Led^n dezes Synodus, Gewyde en deftige Kerkredenaars en Eerwaardige Broederen Ouderlingen! mag ik my op dit oogenblik ook niet bereiden,om onze Zuidhollandfche Crristlyke Vergadering- met zoortgëlyke vermaaninge en heilbede te Ruiten ? Wel aan dan Man en Broeders! ik zeg ook: indien wy ons wagten van het denkbeeld, dat het Huis van den leevendigen God gebouwt wordt door onzen arbeid, vlyt,zorg en getrouwheid afgetrokken van Gods medebouwinge, indien wy de gedagten C 2 zelvs  3(j De VrugtloosheU van alle Zelvs verbannen, dat ons Zion de Stad Gods door ons, die de Heere als Wagters op haare Muuren gefteld heeft, bewaakt wordt zonder de Almogende bewaaringe Gods, zo zullen wy wel doen: en in die gunftige verwagtinge voel ik my opgewekt om voor dit Jaar het Vaart wel over u allen uit te boezemen. A. Kan een Nederlander het Land zyner wooninge op Rivieren gegrondvest grenzende aan de zee wel befchouwen, en de voorgaande Gebeurtenisfen , die het zelve aanmerklyk gemaakt hebben, wel overpeinzen; zonder de ftigting en bewaaring daar van zedert twee Eeuwen als een gedenkteken van Goalyke wonderen , en a!s een zichtbaar werk zyner vingeren aan te merken ? zegt die wel te veel, die verklaart, dat de Heere dit Land zelvs verhoogd heeft uit het ftov? dit God verhcerlykend denkbeeld beftaat zeer wel met den Roem, die de Nederlandfche Helden toekomt, en dezelve \roornaamelyk in dit Jaar, het Gedenkjaar van Neerlands tweehonderd jaarige geboorte in eenige aanzienlyke plaatzen van het zelve toegefchreeven is. Waar toe ben ik zo algemeen? ik heb op dit oogenbük de eer om te fpreeken ,in eeneStadt die, zo 'er eene is, die de waarheid, dat het te Vergeevsch is , dat de Wagter waakt, zo God de Stad niet bewaart, binnen in haare Muuren vertoont. Raakte deeze Stad voor eene Eeuw in de handen en het geweld van den op Nederland vertoornden Lelie Vorst; het aan volgende Jaar zal de Eeuw van de reddinge van WOERDEN uit de macht des Geweldigen doen roemen; yder weldenkend WOERDENAAR  MAATSCHAP PT EN. enz. 37 NAAR mag wel zeggen :de Heere heeft groote dingen aan deze gedaan, de Heere heeft groote dingen by ons gedaan, dus zyn wy verblyd! B. Dan ik erinner my , dat ik hier niet geroepen ben om uwen luifterenden aaridagt bezig te houden met een aangenaam Vertoog, hoe God de God van Nederland het zelve gebouwd en tot hier toe bewaard heeft, terwyl aan zyne hand de Boulieden hun werk daar aan befteed en de Wagters gewaakt hebben. Gy verwagt met regt van my, datikjen zeiven einde heerlyke dingen van Zion de Stad Gods vermelden zal. L Treeden wy Neerlands Zion binnen, gelyk het byzonder in ZUYD-HOLLAND tot hier toe nog ftaat, en, hoe veel gebreken men 'er ook aan befpeurd, nog eene aanmerklyke heerlykheid heeft. II. Wy kreegen niet alleen deel aan de heuglyke Kerk hervorminge; het licht der waarheid brak niet flegts door uit de duifternisfen van het Antichriftendom, het Babelfche geftigt is niet alleen afgebrooken, maar daar en boven heeft de Heere zedert de Dordregtfche Nationaale Kerkvergaderinge in den Jaare 1618 en 1619 ons hervormd Huis en deze Stad Gods gebouwd en bewaard. Maar komen wy onze tyden nader myne hoogstgeëerde Toehoorders! a Met voorkennisfe en hoog gunftige goedkeuringe van onze hooge en wettige Overheid , hun EDLE GROOT MOGENDE, MYNE HEEREN DE STA AT EN VAN HOLLAND EN WESTVRIESLA VD , zyn wy volgens Jaarlyks gebruik in deze Hoog eerwaardige Kerkvergaderinge van Zuyd-Holland C 3 aan  38 De Vrugt'oosfaid van alle aan deeze Plaatze zarnengevloeid; om ook nog op het gelegde Fundament in Gods Woord, ,onzen Catechismus, en het Nationaale Dord. 'regtfcbe Synodus aan 's Heeren Huis te buuwen. Wy hebben den gewoonen tyd toegebragt om de belangen van deZuyd-Hoilandtche Kerk Gemeentens in veieeniginge met de Correfpondéerende Kerkvergaderingen bevorder]yk te zyn. Daglyks waren wy bezig om te ■werken aan de bevestiginge van de Lenigheid in de Leere en den Kerk vrede, om de reeten en de fcheuren, die 'er hier ot daar gekomen en ons by Apellen bekend geworden waren, te herftellen, om ons Kerk gebouw te verciei en in hoogte en luifter uitftejkenüer te maaken. Insgelyks waren onza poogingen om het goede van de Kerken der van Spëcery geurige Morgen landen en andere buitenlandfche Kerken al juichende te hooren, en hen de duidelykfte preuven van onze medewerkinge aan hunne vo'bouwinge mede te deelen. Op de nadruk, lyke en hartbreenende Klagten van onze Noodlydende Geloovsgenooten in de verdrukkingen, zo wel van de Moeder-kerk der valleien als andere Kerken, bewogen zich onze ingewanden, yder onzer bra^t naar het vermogen zyner hand met bereidwilligheid ter verkwikkinge en onderfteuninge zyn gefchenk. Onze harten en handen waren in een geflaagen om aan de gemeene hervormde Kerk zo veel goed te doen als wy maar konden; daar in waren hunnen r dle Mogende onze hoogft geëerde €ommiüarifien Politiek van Staats en Stad wegen met Gods graeg getrouwe Kneg:en om ftryd bezig, is 'er by 01 s eenige nayver ge. weeft, het was om het meefte toe te brengen, au-  MAATSCHAP PT EN, enz. 39 anderzins kunnen wy volmondig roemen, dat 'er in het Bouwen onder de Boulieden geen hamerflag gehoord is. Niemand onzer, wat poft hy m deze hoog achtbaare Kerkvergaderinge bekleed heeft, dis de grondftelzels van onzen Godsdienst belydc en geloovt, zal door het zuurdeeg van hoogmoed zo gereezen zyn, dat hy waanenzou, het ware aan zyne wysheid, doorzicht, vermogen of aanzien te danken , dat 'cr in dezen iets goeds venigt zy geworden : neen Mannen Broeders! te vergeevsch bouwden wyals Gods Bouwlieden, indien de Heere zyn heilig Huis niet gebouwd hadde; te vergeevsch waakten wy als Wagters, indien de Heere zyn Zion,de Stad Gods niet bewaard hadde. a. Onze kundigheeden hebben wy van hem, onze neigingen en bepalingen tot het befte van dit Huis en Stad Gods zyn van hem, in wiens hand de harten van Koningen zyn; het beantwoorden van de uitkomfte en onze voorneemens zal alleen een ukwerkzei zyner goedheid zvn. Laat dit myne Broeders! in het diepfte" onzer gedagten onuitwisfelyk geprent zyn en blyven: tot hier toe heeft ons de Heere geholpen. Waren onze roepinge herwaards, de heerlykheid van den Majefteits vollen Kerkkoning, en de bevorderingen van het heil van zyn Palleis, onder ons de roerzeis en dryvveeren onzer daaden, waren het uitzien naar en de zekere verwagunge van 's Heeren hulpe onder het bouwen en waaken onze gezellinnen ; deuitflagzal ons werk bekrooaen, en meer, danwy denken kunnen, zal het loon onzer poogingen zyn. ^ fc ^  40 De Vrugtlooshtii van alle b. Die de uitwendige legging , de verfterfcing en vastigheid van ons Zion nagaat, mag denken, de Stad is vast gegrondvest, zy is bsv.'ftigd, zy zal niet wankelen! Blyvtaandagtig! Ik zal ulieden dien aangaande het eene en het anderesmededeelen. i Men fporte vry met de Klagten, die voor uit ziende en in Gods Kerke kundige Leeraars, en de vafte Pylaaren, welke wy onder onze aanzienlyke Ledemaaten nog hebben, aanheffen over het gevaar, waar in zich de Kerk van Nederland en ook byzonder die van Zuyd-Holland zich bevindt, ik zal ftrax aanwyzen, dat 'er redenen tot deze Klaag-toonen zyn, dan nu moet ik roadborftig over den ftaat en duurzaamheid van ons Zion myn gevolen ophaalen. Onze Conftitutie en Kerkllaat is zo wel verzekerd en beveiligd, dat ik niet eens dugte, dat dezelve inbreuk lyden of om ver geworpen zal worden. Men fchreeuwe zo rukeloos niet, als of 'er een terror panicus de publieke Leeraars en Ledemaaten aangegreepen hadde; daar is, vergunt my dit woord, geen Hannibat, voor onze poorten, voor wien wy t'zidderen of de handen flap zouden laaten hangen. Onze overreedheid van de Waarheid en Godlykheid onzer leere; onze bevinding van eene Godlyke en gunftige bewaaringe zedert onze ftigtinge; onze gegronde verwagting en het daadelyk genot van de befcherminge onzer Overheedqn; de kunde, waakzaam-dapper-en doorzichtige Scandvaftigheid van een genoegzaam amtal van Helden Gods onder onze openbaere Leeraars en Voorgangers; en ik moell niet verge^n onze bewuftheid die wy hebben van de Voorbiddingen van de Vroomen in Neder-  MAATSCHAPPTEN. enz. 41 derland, die de heerlykheid en flcunzels onzer Kerke zyn, roem ik openlyk, als zo veele Verzekeringen, dat ons Huis en God-Had niet wankelen zal; de vyanden zullen te vergeevfch onze vaftigheeden rammeien , en onze Helden aanvallen, wy zien ter heerlykheid van God de laurieren en den triumph voor onze Kerke bereid. 2 Dan terwyl wy op ons vertrouwen boogen, en op onze flerkte in den Heere ons beroemen. § Denke niemand, dat wy blind nog zorgloos genoeg zyn om niet te gelooven, dac 'er zyn, die ons Gods Huis, ging het naar hunnen wensch tot den grond afbreeken, die de flerktens onzer Godsftad Hechten en deszelvs poorten met vuur verbranden zouden. II. Zien wy zulke Sannebai.lats en Tobiassen onder de oogen! AA. De Eeuw, die wy beleeven, zal in de gefchiedenisfen by het laate nageflagt zekerlyk bekend Haan als die, in welke de kundigheid en alle takken van weetenfchappen, zo niet den hoogflen, ten minften eenen vry aanmerklyken trap beklommen heeft. Het is waar, dat God de Schepper der eindens der Aarde door de natuurkundige navorfchingen der Schepzelen verheerlykt wordt: dan het is te gelyk waarheid, dat het ongeloov, het fpotten met Gods woord en Godsdienst, het Hout en dol aanfchennen van de Leeraars in geene Eeuw fchandvlekkiger geweest zy dan in deze. Gave God! dat 'er .Nederland of Zuidholland buiten geflooten warei maar helaas! die onze zaaken kundig C 5 zyn,  42 De Vrugthosheid van alk zyn, zullen met my inftemmen, dat Nederland aan Vrankryk en Engeland de Vrygeeftery, Naturaliftery en Deiftery benyd; dit men bezig is om die Volkeren daar in den loev af te fteeken. Was het voor eenige Jaaren nog maar hier en daar by dezen of geenen te vermoeden, dat hy geen vyand van die zo genaamde ffcerke Geesten was tegenwoordig rekent men het eene eer, ten minsten welleevendheid zich, of in openbaare gezelfchappen, of in gefchrivten aan derzelver kant te voegen, en zyne vermogens te beproeven, hoe ver men het in die zaak ten nadeele van den openbaaren Godsdienst en Leeraars brengen kan. De Drukperfen zweeten in ons Land, dat beken ik, wy worden o.verkropt met tydfchrivten en Vertoogen* maar veele daar van draagen de merktekenen van Schrivten, die ter vernederinge van den zuiveren Godsdienst ftrekken, en die dan by foortgelyke vernuften het gezoutenftegeloovc worden te zyn, wanneer zy onze publieke geestlykheid in een haatlyk licht plaatzen, en voor het gemeen belachlyk of afzichtig maaken. BB. En was het dat foort van Volk nog maar alleen, maar 'er zyn anderen, die, hoe wel uit een verfchillend beginfel, niet te min tot dat zelve oogmerk mede werken, ik bedoel de zogenaamde hedendaagfche Toleranten. Hier neemen die geenen, welke door hec Nitionaale Dordregtfche Synodus uit onzeGemeenfchap gedreeven zyn, de Remonftranten de eerlta plaats. Ik beken, men heeft van den  MAATSCHAP PT EN, enz. 43 den beginne toen men vermoedede, dat die Leerftelfels by de Contra Remonftranten met celeden zouaen worden, om '] cleèaniie ot Verdraagzaamheid geroepen: maar zedert drie Tsaren is die ftem wederom levendig geworden en heeft door het geheels Land geklonken Vtn1raa^«a.! hcid is nu het woord, d-e ven uk de merite thans tfan dien kant uitkomende Schrivten, vooral dezulken, die voor de' geheele waereld uitbaiuinen , dat niemand minder verdraagzaam is, dan derzever bekende of onbekende Schryvers. Is het niet te bewonderen , dat zy, die niet verdraagen konnen, dat men zyne gedagten over den Godsdienst en de Leeiftellingen der Publieke Kerke vry uit fpreeke; en daar voor yvere, dat die de fterkfte zyn voor de Verdraagzaamheid? Wat is het begeeren van die vooritanders? de Kerkdeuien maar open te zetten, en behalven eene algemcene vryheid var. gevoelens allerhande Leeraars van allerhande Prcteftanrsgefinden op denzeken Predikftoel tebreneen, licht en duisternis, waarheid en leugen, hemel en hel te vermengen, ik fpreek naar den fmaak van de hervormden. II Zou m n nu wel kunnen vermoeden, dat 'er in de Publieke Kerke valfche Broeders zyn, die onze vryheid verfpieden, veinsaards, die anderen door hunne veinzerven zoeken af te trekken? en evenwel hec is met ons zo gelegen, ik laat die geenen, van welken het alleen gerugten zvn daar,maar wy weeten het, dat'er in onze Broederichapzyn, die niet alleen goedgunftig van de Verdraagzaamheid denken, maar zelvs hunne poogm- gen  44 De Vrugtkosheid van alle gen openbaar of beJektelyk aanwenden om dezelve, zo niet door te dry ven, althans fmaak3yk te maaken; die de Schrivten, welke tegenwoordig uitkomen, leest, zal wel weeten, waar ik heenen wil, de verftandigen is dit woord genoeg. ' II. Maar wat is 'er nu betaamelyker, dan dat alle wclmeenende Bouwers van Gods Huis, en de Wagters der Stad zig toeleggen om die vyanden als andere Samaritanen te beftryden? Is het ooit nodig geweest, het is tegenwoordig, dat wy met de eene hand bouwen, en met de andere het zwaard houden. AA. Geeven wy de Naturaliflien, Deisten, en Vry denkers, niets toe, verzetten wy ons dapperlyk tegen de By bel Leeraars- en Godsvrugtbefpotters , zo in de byeenkomsten als in openlyke Gefchrivten! wat my aangaat, ik heb naar myne geringe talenten in mynen Genade roem der bekeeringe van PAULUSover Hand 9; op het einde van het voorgaande Jaar in 'sHage uitgekomen dat Volk den kryg aangedaan, wat ik daar in heb uitgevoerd, Helle ik aan de onbevooroordeelde Leezers: dan is ergens zorgvuldig en voorzichtigheid nodig, het is in het tegengaan van die Dwaalingen, dat heeft eene van 'sLandsHooge School, geen der minfte uit de Kroon van de Godgeleerden opgemerkt, en opzetlyk behandeld in zyne Inwyings Redevoeringe, een ftuk werk, dat in deze dagen voor Gods Knegten dierbaarer is dan goud, ten weinigften, dat ik voor my tegen fyn goud opweeg. BB. Mannen Broeders! Laat ons die op-  MAATSCHAP P TEN, enz* 45 opgewarmde Verdraagzaamheid by veelen zo geagt en gelievdkoost tegenftaan. D 2 Wy weeten dat het bed der Verdraagzaamheid zedert verfcheide Eeuwen by die geene, die aan de onder liggende party waren in alle Landen en van alle Gezinten gezongen is, het is by het Dordregtfcne Synodus gezongen: dan thans zins eenige jaaren wordt het op een niewe wys tot fchorwordens toe uitgefchreeuwt. De brok, die de grove Toleranten te flikken gegeeven is, wanneer door de bewerkinge van onzen Doorl. Ervftadhouder, de Frieslandfche Kerk vergadering in haare Afte ontvangen heeft, nevens de andere Correfpondenten het LEMNOS cm te WAAKEN TEGEN de REMONSTRANTEN, valt bun zo bang en hard, dat zy hem niet verduwen kunnen, op dat ik zwyse van den MaRmontelschen Belisarius wiens Beoordeeling dien aangaande ongeziene gevolgen gehad heeft. Het is ditmaal myne zaak niet te onderzoeken, hoe ver de vyv bewufte Artikelen, die tusfchen ons en de Remonftranten uitftaan, de giondftukken van een Belydenis, en Catechismus ondermynen; ik meen egter, dat ik met alle vrymoedigheid mag zegden, dat het wild en woest gefchreeuw van Verdraagzaamheid in den fmaak onzer partyen de grond Conftitutie van onze Publieke Kerk volgens het Nationaale Dordregtfche Synodus aantast, en doet waggelen. Gelievden! hoort dit met opmerkinge! Wy misgunnen de verfchillende Secien buiten onze Kerke in geenen deelen die ongemeene gunften, welke zv van 'sLands dierbaare Vaderen over3 bc-  ifi De Vrugtloosheid ran alle bodig genieten, en waar op zy met zwier van taal en reden boogen; maar moest niet even dit hun tot dankbaarheid en een zedig en ftil gebruiken daar van aanzetten! moest hun dit niet op het nadruklykfte ontraaden, dat zy niet t'on'.evreden klaagden , en dezelve of hunne Voorvaders fchamper verwyten eenen gchaaten Geweetens dwang? Maar bewyzen dia ongemanierde Schrivtuuren, die 'er van dien kant het licht zien niet middag klaar, dat zy de goedheeden misbruiken, en dat zy de overdraaglykfte zelvs zyn! Zyn alle die dingen en voortbrengzels ons geene genoegzame waarborgen, dat zy, by aldien zy de overmacht over ons hadden ve>- zouden afzyn van die verdraagzaamheid, die zy nu zo hcvkoozen, en waarom zy zo woelen? Als ik hen op hun fterk aanhouden den naam van Broeders geeven kor, om dat zy verklaaren, dat Chiïftus de Zaligmaaker is: moest daar uit juist volgen, dat men in een Huis moet woonen mer behoud van de aller verfchillenfte huiswetten! BB. Houden wy het oog op die valfche Broeders onder ons, die onze rust zoeken te* verftooren , fchoon Mannen van het Kusien, den Tabbart, van de Pritfterfchaar, of uit de Ledemaaten, God verhoede het! mogten zaamenfpannen om den Altaar der Samaritaanen nevens onzen koperen Altaar, met verzettinge van den onzen, te plaatzen, laaten wy alle van de Burgerlyke en Kerklyke regeeringe de handen in een flaan, en vertrouwen , dat Eendragt Macht maaken zaL Die voorwenden, dat zy hec Huis Gods daar door heeidyker en aan-  MAATSCHAPPYEN, enz. 47 aanzienlyker maaken zullen, doen niet anders dan de Fundamenten bederven, en ons Gebou in gevaar brengen van in te ftorten. Die waanen, dat de Stad Gods dan het best bewaard zal zyn, zoeken niet anders, dan dezelven met inlandfche beroerten te ontrusten, en de Burgers tegen de Burgers in het Harnas te jaagen, waar van niet anders te wagten is, dan dat de verdeeldheid der Stad het middel zyn zal om dezelve te verwocften en erger te benadeelen , dan dat zy van buiten beftormt wierdt. EQUO ME CREDITE TEUCRI! §§. Maar Hoog ge-eerde Heeren en Medebroeders ! vergeeten wy nimmer het getuignis van mynen Text: het is te Vergeevsch, zo God het Huis niet bouwt. Laat hoog¬ moed, eigen wysheid ons niet verblinden om de bouwing van dit Huis en de bewaaring van onze Gods-Stad aan ons zelve toe te fchryven? Nimmer bckruipe ons het denkbeeld, ik zwyge, dat wy die Taal overneemen zouden: dit is het Huis en de Stad Gods dat wy gebouwd en die wy bewaard hebben! doen wy ons werk elk naar zyne gaaven oodmoedig en afhanglyk onder opzien tot den Heere Heere, wiens hulp en zegen ons alleen nodig en genoegzaam is, zonder wien wy niets doen kunnen, en van wiens medewerkende genade wy alle voordeelige uitkomften te wagten hebben, die daar door ook alleen zyne heerlykheid ontvangen zal. C Maar de tyd roept my om het Vaartwel over deze Hoog Eerwaardige vergadering uit te fpreeken,en al dankende te zegenen. a Dan daar in zy de Heere de God onzer Va-  48 De Vrugtloosheid van alle Vaderen, die ons tot hier toe gebragt heeft de eerfte, laaten wy eer alles dan hem vergeeten! Niet ons o Heere! niet ons! maar uwen Naam geeven wy de eere van alles, wat wy zyn vermogen en hier verrigt hebben! Hem, die ons aan deze plaatze geleid, in dezelve bewaard, begunfligd, gefterkt en onderhouden heeft, zy de Heerlykheid en de Dankzegging! De Heere, die goed is,maake verzoening over alles, dat hier naar de reinigheid des Heiligdoms niet gefchiedt zyl hy gedenke aller onzer Spys - offers! hy maake onze Brandoffers tot affche ! by geeve ons naar ons harte, en vervu'le allen onzen Raad, dan zullen wy juichen over ons heil, en in den naame onzes Gods de Vaandelen op fteeken! de Heere vervulle alle onze begeerten ! B Doch myne Ziel is ook nog in zegeninge uitgebreid over andere Perzoonen en Vergaderingen , die tot ons betrekking hebben. i Ik zal hunner op dit oogenblik ten goede gedenken. § Dank zy derhalven hunne EDLE GROOT MOGENDE DE HEEREN STAATEN dezes Lands, onze gewenfchte en wettige Overheid, dat wy onder hunne zachte Befcherm-vleugels in Vrede en Ruft bier by eikanderen waren, en onder hun waakzaam toezicht aan 's Heeren Huis konden bouwen. De Heere vervulle deze Edlen onzes Volks , met gepafte en Godwaerdige begrippen van den ODenbaaren en heerfchenden Godsdienft; Hy verbinde haar met geen minder Band aan zvn Woord,  MJJTSCHAPPYEN.cnz. 49 Woord, Catechismus, Belydenis en Articuleri van Eenigheid dan de braave Vaders in Engeland , die zich manlyk tegen de verbreekinge van de noodzaaklykheid, om die te ondertekenen verzet hebben. Hy lcere hun de befte wyze om alle de Raadflagen der openbaare en bedekte Samaritaanen te verydelen, den Publieken Godsdienft allen luifter en achtbaarheid by te zetten; Hy geeve; dat zy door hunne zo veel invloed maakende voorbeelden, bewyzen mogen, hoe teder zy ontrent den Godsdienft denken ! De Heere beveftige hunne Eereftoelen, en doe in de plaatzen der Spade eeftorvene Vaders de Godlievende Zoonen ivn* de Heere behoude onze gezalvden i het heil zvner regterhand zy over hun in Mogenheid! Groot zy hunne eer door zyn Heil, Majefteit en Heerlykheid voege hy hun toe hy zette haar tot «geningen in teuwieheid. §5 Nederlands ERVSTADHOÜOLR de Heere PR1SCE VAN ORANGE en NAbSAU de Man myner verhooginge^ tot wien ik uit hoofde myner Standplaats zo wel als veelvuldige zegeningen eene byzondere verpbgting heb, zy het zwart van zyn Oogappel, zyn beminde Tedidiah, een Steunzel in de Raads • en Staats-Vergaderingen! de Heere legge hem als eenen Bekroonden Steen in Zion; hy maake hem den Aardfchen hoekfteen zyner Kerke, dat de Publieke Godsdienft met zyne Leeraars in hem altdos eene toevluct en m ichugen Verdediger vinde! Vervult hy demonden van de buiten Zynde Gezinten met den roem zvner Belecvdheeden, by vaare daarin voort, en verzorg te gelyk dat de Grenspaalen van  jo De Vrugtloosheid van aïïe onze Gojs Stad onderfcheiden blyven van de anderen! De kragt en 'c Heil van den Hervormden Godsdienft woonen geftadig in zvn nart en hoev! Da Koninglyke PRINCES zy eene Deboa en Moeder in NeerJands Ifraël, eene Zoogvrou voor de heerfchende Kerke! Zy bouwe het Orange-Huis, en brenee ons eerstdaags tot blydfchap door de geboorte van eenen Prinsi of Princes, die nevens de Jonge Princes tot Cioraad en Heil van Land en Kerke ltrekken! God geeve, dat de Orange Telgen van der Jeugd aan met lievde en hoogagtinge van den Godsdienst vervuld worden! r a Ik nadere at zagtkens tot deze Hoog ^envaerdige Kerkvergaderinge. * i rk^\ïn hart en aaRdagt bepaalen zich to u EDELE MOGENDEHEERE,\ COM- cïfr4RIi^OUTI£K ZO ™ STAATS als blADb Wegen: Aanzienlyke en getrouwe Afgezant uit de Staats Vergaderinge, verwaardig my, datik in myne welmeenende begroetingen van U geboord'worde! HetPriesterJyke bloed, waar uit U EdeleMogende gefprooten b, voedt niet alleen onze hoogagting tot uwe eerloon, maar wordt van ons aangemerkt als zeer gefc'iikt om U Ed. Mog. deze hoogwr*tige bediening met voorfpoed en luister te doen vervullen: Wy vertrouwen, dat de eer van onzen Hervormden Godsdienst, welke in onze Zuid • Hollandfcbe Kerkvergaderinge gehandhaavt wordt, veel goeds van U Edele Mog. te wagten heevt: Leev lang in het bedienen van het aanzienlyk Raadsheers en het vercieren van het Commisfaris Ampt! Licht deze Vergadering  MAATSC HAPPY E N. enz. 51 ring nog lang voor met uwe wyze en leerlyke Advyfen! Nooit overkome u hier of elders in de Vergaderinge iets, dat den last uwer Bedieninge met verdrieclykheid bezwaren zou? Wy bedanken U Edele Mog voor het goede aan deze Hoog Eerwaardige Vergaderinge beweezen Vaart voort als Bouwlieden, en voornaame Wagters, niet flegts van dit Huis en Stad, maar van de geheele Kerke! De Heere zelvs Bouwe u als leevendige Steenen tot een Geest]yk Huis! Hy geeve u genade om des Heeren Wacht waar te neemen, en van hem tot in der Eeuwigheid bewaart te worden. §§. Hoog Eerwaardige Heeren CORRESPONDENTEN, wy zyn niet weinig over uwe tegenwoordigheid verblyd geweest: met zonderling genoegen vernamen wy, dat Gods Huis en het Land uwer Wooninge door God en zyne Knegten regeJmaatig gebouwt, dat de Stad Gods liggende rondom ons door hem onder het naauwkeurige toezicht van getrouwe Wagters bewaart wordt! Doet ons die voldoening dat gy aan uwe hooge Zenders onze Mede.Arbuders en Wagters verzekert, dat wy ftaan in eenen Geest met een gemoed gezamentlyk ftrydende voor het Geloove? Gelyk de Heere uwen ingang gezegend heeft, alzo zegene hy uwen uitgang, trek van ons uit met blydfchap, de Heere leide u met vrede voort, en hy geeve fchynfel op uwe dierbaare Bedieningen! Hoog Eerwaardige Heeren MODERATOREN, DEPUTATEN, Wel Eerwaardige Heeren PREDIKANTEN, Eerwaerdige OUDERLINGEN, refpeétive Leden dezer Vergaderinge , Wy hebben elk naar ons vermogen D 2 ge-  52 De Frugtloosheid van alle gebouwd en gewaakt. De Heere bouwe bet Kerkhuis van Zuidiand: hy bewaare de Stad van den Godsdienft, Mannen Broeders! zyt üandvaftig, onbeweeglyK en altyd overvloedig! iN'iemand legge een ander Fudament, dan 'er gelegt is! Prediken wy de Leer van vrye genade zuiver! Wagten wy ons van den zuurdeegzem der verkeerde Toleranten, kop. pelen wy ons nooit aan die valfche Broeders, maar brengen wy alles toe tot verzekering van Gods huis en Stad! De Heere drukke het zegel van zyn hooge goedkeuringe op het verrigte werk! de God van ons leeven , van onzen adem en zyne goedertiernheid geleide ons van hier, en brenge ons tot de onzen! Hy doe ons geen kwaad vreezen, terwyl wy in afhanglykheid van den Heere aan zyn l]uis bouwen en zyne Heil-Stad bewaaken. b. Maar ik moeit WOERDEN niet ongezegend laaten: i Wei £Hle Achtbaare Heeren vsn den MAGISTRAAT dezer Stad, ontvangt onze welgemeende Dankzegging, dat gy ons zogunftig binnen uwe Muuren genomen, en zo vriend]yk daar in behandeld hebt! Het Huis en de Stad Gods zy geduurig op uwe harten ! zyt Vooiitanders van den openbaaren Godsdienst! waakt tegen de verwoestinge van denzelven! Stelt 'er uwe eer in, dat gy van denzelven en de PuMieke Leeraars tot uwe Burgers met boogachtmge fpreekt! God bewaare u, dat gy met de bedekte vyanden heulen zoudt! Toont veel eer, dat gy met Gods Knegten zegt: wy en onze Huizen, wy zullen den Heere dienen! .Vrede zy in deze uwe Veftinge, wel- vaa-  M A A TSCHAPPTEN. enz. 53 vaaren in uwe Pal leizen; God vermeerdere en bevestige uwe en uwer Gcflagten Heerlykheid! Uw verhuizen uit dit Aardfche Huis, zyeen ingaan in het Huis, dat niet met handen gemaakt maar eeuwig in de Hemelen is! 2. Geëerde Toehoorders, van waar gy ook hier zamen gevloeid zvt, inzonderheid Vriendlyke en herbergzame WOERDENAARS, myn zegenbede zy over u allen. Wel Eerwaardige Heeren MEDEBROEDEREN, 'sHeeren Arbeiders aan dit Huis, en Wagters in deze Stad, beneevens uwe Mede Arbeiders en Wagters den Eerwaardigen KERKENRAAD, hebt dank voor de moeite en getrouwe zorg in het beftellen en huisvesten van de aankomende'Leden dezer Vergaderinge! God bewaare uwe naamen en phatzen in zyne wooninge tot in lange dagen; Hy bouwe uwe Huizen, terwyl gy met aanhoudenden en verdubbelden yver en trouw verwaardigd wordt om dit Huis te bouwen, en dit Zion te bewaaken; De Heere werke met u zichtbaar mede en bewaare deze Godsftad, hy vervulle die met heil! Woerdenaren uwe herbergzaamheid gepaard met vriendlyk- en goe•willigheid was groot; uwe Huizen waren voor ons open, aan uwe Tafel hebt gy ons vergaft, yder was om ftryd bezig om ons het verblyv onder u aangenaam en gemaklyk te maken. Hebt gy ons als Piopheeten in den naam van d;.en grooten Propheet ontvangen , u geworde het loon eens Propheets; zevenvouwig vergelde de Heere uwe lievde en gulhartigheid! Vroomen, de Heere bewoone u als zyn Huis, hy bouwe en verciere u door zyne genadehand D 3 on-  54 De Vnigtlooshrid van alle onder het werk van Gods graag getrouwe Kncgten: de Beekskens der Rivieren verblyden deze Godsftad! Natuurlyke Menfchen; de Heere geeve u zyne genade, hy breeke dat oude Huis tot de Fundamenten af, en hybouwe door alles verwinnende genade ulieden een Huis der hope! deze Stad worde beerlyk als Zion, waar van men zegt: deze en die is aldaar gebooren; de Heere maake deze Stad heerlyk, en ftelle haare poorten tot lov! Gy allen, die hier tegenwoordig zyt, de Heere bouwe u op in uw allerheiligst geloove, en maake u by aanvang of by voortgang Woonfteden Gods door den Geest.' Hebben wy hier geen blyvende Stad, zoeken wy de toekomende, die Fundamenten heeft, wier Kunftenaar en Boumeefter God is! AMEN.