Xt E G 3S Z E asr X> E ft VRIJE METZELAAREN. TEN G E i . R U I K E DER VEREENIGDE EN VERBETERDE LOGES. C) BE SLOOTEN In de algemeene Vergadering van Wilhelmshad. Getrouwelijk uit het Fransch vertaald door een'' Beminnaar der Waarheid. (*) Hier onder behoor en ook de Loges van Nederland, hebbende de groote nationaals Loge deezer Landen ook hunne Afgevaardigden in de algemeene Vergadering van Wiliielmsbad gehad. Te LEEUWARDEN, Bij HERMANUSPOST, Boekverkooper. MDCCXCIII.   VOORAFSPRAAK. C3 Gij-' die thans in de lesfen der wijsheid zijt ingewijd! Zoon der deugd en der vriendfchap! Verleen een aandagtig gehoor aan onze toonen, en laat uwe Ziel zich openen voor de manlijke voorfchriften der waarheid! Wij zullen u het pad aanwijzen, hetwelk tot een gelukkig keven leid: wij zullen u leercn aan uwen Schepper te behaagen — u leeren alle die gaaven welke de Voorzienigheid u toevertrouwde , met kragt en gelukkige gevolgen te ontvouwen , ten einde u nuttig te doen worden voor de Menfchen, en u de verruküjke vrugten der weldaadigheii te doen fmaaken. Art. I. Pligten omtrent God en den Godsdienst, § i. XJwe eerfte hulde zijt gij aan het Opperweezen verfchuldigd. Aanbid dit Weezen vol van majefteit, die het Geheel-al door eenen wenk van zijnen wil voortbragt; die A het-  C a ) hetzelve door zijn onophoudelijk bellier onderhoud: die uw hart vervult, maar dien uw bekrompen verftand, zoo min bezeffen als befchrijven kan. Beklaag de droevige krankzinnigheid van hem, die zijne oogen moedwillig voor het licht toefluit, en in de dikke duisternis van het geval voortwandeld. Dat dan uw hart, door de weldaaden van uwen God verteedert en dankbaar geworden, deeze ijdele drogredenen, deeze blijken van ontaarting van den menschlijken geest, daar hl] zich van zijnen oorfprong verwijderd, met verachting Van zich weg ftoote! Verhef dikwijls uwen geest boven de ftoflijke Weezens die u omringen, en werp eenen reikhalzenden blik in de bovenaardfche Gewesten, dewelke uw erfdeel en uw waar Vaderland zijn. Offer aan dien waaren God geheel uwen wil en begeerten op! maak u zijnes verleevendigen invloeds waardig; vervul de wetten, die hij van u als Mensch geduurende uwe aardfche loopbaan eischte. Behaag uwen God — zie daar uw geluk! met hem eeuwig vereenigt te worden zie daar uwe eerzugt, en het doelwit van alle uwe poogingen I § \U Dan hoe zoudt gij, broos Weezen! zijn aanfchijn kunnen verduuren, daar gij eiken oogen-  C 3 ) oogenblik zijne wetten overtreedt, zijne heiligheid beleedigd , indien zijne Vaderlijke goedheid niet van eeuwigheid af eenen Middelaar voor u bewaard had ? Hoe zoudt gij, aan de dwaalingen uwer reede overgelaaten, eene zeekere uitzigt in het troostrijke toekomende leeven kunnen vinden? Waar zoudt gij, aan den regterftoel van uwen God overgegeeven, uwen toevlugt zoeken? Offer dan uwen dank aan uwen Verlosfer, verootmoedig u voor het Woord dat vleesch is geworden, en dank de Voorzienigheid, dat zij u onder de Christenen liet gebooren worden. Waar gij u ook bevind, oefent overal den Christelijken Godsdienst uit, en bloost 'er nooit over aan Christustoe te behooren. Het Evangelie is de grondflag onzer pligten, indien gij hier aan niet geloofde, zoudt gij ophouden Metzelaar te zijn. Laat dan bij alle uwe bedrijven eene verlichte en daadelijke vroomheid, doch vrij van geveinsiheid en dweeperij, uitblinken. Het Christendom beftaat niet in diepzinnige waarheeden; betragt flegts alle de zeedelijke pligten welkehet u aanwijst, en gij zult gelukkig zijn; uwe tijdgenooten zullen u zeegenen, en gij zult onbefchroomt voor den troon des Oneindigen verfchijnen. As § ni.  ( 4 ) § eu. Voor alle dingen weest doordrongen van de grondbeginzels van weldaadigheid en liefde, de grondfteun van deezen heiligen Godsdienst. Beklaag den doolenden, zonder hem te haaien, zonder hem te vervolgen. Overlaat alleen aan God het oordeel, en vergenoeg u met te beminnen en te verdraagen. Metzelaars! Kinderen van denzelfden God, vereenigt door het algemeene geloof aan onzen Goddelijken Zaligmaaker! laat deezen band der liefde ons op het naauwfte vereenigen, laat denzelven alle vooroordeelen, die aan onze broederlijke eendragt hinderlijk Zijn> onder ons uitroeijen. Art. II. Onfterflijkbeid der Ziele. § i. Mensch! Koning der Waereld! MeeiTerfhik der Schepping, toen God u met zijnen adem bezielde! Overweeg uwe verhevene beflemming! Alles wat om u zweeft, bezit flegts eene dierlijke ziel, vergaat met den tijd en is aan uwe heerfchappij onderworpen.  ( 5 ) worpen. Het is alleen uwe onflerflijke Ziel, uit den boezem der Godheid zelve ontfprooten, die alles wat ftoflijk is,« overleeft, en nooit vergaan zal. Zie daar den waaren eernaam van uwen Adel — gevoel uw geluk op het leevendigfte, doch zonder hoogmoed: deeze verdelgde eens uw geflagt, en zou u op het nieuw in den afgrond nederftorten. Verworpen Schepfel! wat zijt gij, ondanks uwe oorfpronglijke en betreklijke grootheid voor den Oneindigen? Aanbid hem in het ftof, en zuiver zorgvuldig uwe hemelfche onverganglijke hoedanigheden van alle vreemde inmengzelen. Verbeeter en befchaaf uwe onfterflijke en voor volmaaktheid vatbaare Ziel, en maak haar gefchikt, wanneer zij van de groove ftoffen der aarde zal ontbonden zijn, met den reinen bron van al het goede vereenigt te worden. Zoo doende zult gij, zelfs te midden in keetenen vrij zijn, zelfs in den poel des ongeluks zult gij gelukkig zijn. De woedendfte ftormen zullen u niet kunnen beweegen, en den dood zult gij, zonder de minfte ontfteltenis en ziddering zien naderen. § n- Metzelaar! zoo gij ooit aan de onfterflijke natuur uwer Ziele, en aan uwe hooge beA 3 ftem-  c 6 5 ftemming moge kunnen twijfelen, dan zou uwe inwijing voor u vrugteloos zijn: gij zoudt ophouden de aangenomene Zoon der wijsheid te zijn, en gij zoudt vermengt worden onder den grooten hoop van ftoflijke en profaane Weezens, die in de duisternis omdwaalen. Art. III. Pligten omtrent den Souverain en bet Vaderland. § l Het hoogde Weezen vertrouwde op eene meer bepaalde wijze, deszelfs magt op aarde aan den Souverain. Eerbiedig en bemin deszelfs wettig gezag, indien oord des aardbodems , welken gij bewoont. Uwe eerfle hulde behoort aan God — de tweede aan uwVaderland. De Mensch zonder befchaaving en zijns gelijken vliedende, in bosfehen omdwaaiende, zou weinig gefchikt zijn.de oogmerken der Voorzienigheid te bevorderen, en de geheele opftapeling van geluk, het welk voor hem bereid is, te omvatten. Zijn Weezen vergroot  C 7 ) groot zich in het midden zijner Evenmenfchen; zijn geest verfterkt zich door de aandrift van verfchillende gewaarwordingen. Dan, eens in eene Maatfchappij vereenigt, zou hij daar tegen onophoudelijk, met het eigenbelang en de ongeregeltheden der hartstogten te worftelen hebben, en de onfchuld zou onder het geweld en de laagen moeten bezwijken. 'Er werden dan Wetten vereischt om hem te leiden, en Hoofden om die te handhaaven. $ n. Mensch van gevoel! gij eerbiedigt uwe Ouders , eert in 's gelijken de Vaders van den Staat en bid voor hun behoud. Zij zijn de Vertegenwoordigers der Godheid op deeze aarde. Zoo zij feilen, zullen zij daar van rekenfchap geeven aan den Regter der Koningen. Dan uw eigen gevoelen kan u misleiden, en vermag nooit u van de gehoorzaamheid te ontdaan. Zoo gij aan deeze heilige pligt niet mogt beantwoorden, zoo uw hart niet opfprong bij de zoete naamen van Vaderland en van uwen Souverain, dan zou de Metzelarij u als eenen Verfhoorder der algemeene orde, als eenen Onwaardigen in het deelen der voorregten eener Maatfchappij , die het vertrouwen en de agting A 4 der  C 8 ) der Regeeringen verdiend, uit haaren fchoot verftooten: aangezien eene haarer eerfte drijfveeren de Vaderlands-liefde is; en daar zij, naarijverig op den roem, de beste Burgers te vormen, eischt: dat haare VoedïTerlingen op de uitfteekendfte wijze, en uit de zuiverfte beginzelen, alle de pligten van den burgerftaat ter uitvoer brengen. De moedigfte Krijgsman, de onverleidlijkfte Regter, de zagtstgeaarte Meester, de getrouwfte Dienaar, de tederfte Vader, de ftandvastigfte Egtgenoot, de gehoorzaamde Zoon, dit alles behoord de Metzelaar te zijn; alzoo de gewoone en algemeene pligten van ieder Ingezeeten, door de vrijwillige geloften van den Metzelaar bekragtigt en verflerkt zijn, en hij, dezelve verwaarloozende, bij de zwakheid nog de geveinstheid en den meineed zoude voegen. Art. IV. Pligten omtrent het Menschdom in het algemeen. S i. Dan indien de kring van uw Vaderland, Welke eene zoo vrugtbaare en voldoende loop-  C 9 ) loopbaan voor u opent * uwe gehêele werkzaamheid nog niet bezig houdt; indien uw gevoelig hart zelfs de grenspaalen der gewes* ten overfchrijden en met een eleótrisch vuur van menschlievenheid alle Menfchen en alle Volken omhelzen wil; indien gij, opklim* mende tot den algemeenen ooriprong dér Menfchen, een welbehaagen fchept, alle die geenen te beminnen, die met u uit dezelfde beflanddeelen zijn zamen gefield; die dezelfde behoefte hebben om te beminnen, dezelfde begeerte nuttig te zijn, en die, ge'lijk gij, eene onflerflijke Ziel bezitten. Kom dan in onze Tempels uwe offerhande aan de heilige menschlievenheid aan te bieden. Het Geheel-al is het Vaderland van den Metzelaar, en niets van het geene den Mensen betreft, is hem vreemd. Befchouw met eerbied dit majestueufe ge« bouw, beftemt om de, helaas te veel ontknoopte banden der Zedeleer, nauwer ^ toe te haaien. Bemin eene algemeene verbintenis van deugdzaame Zielen, vermogend Zich zelve te veredelen, verfpreid in alle landen» waar rede en verlichting zijn doorgedrongen * vereenigd onder de heilige banier der mensen* lykheid, beftierd door eenvoudige en gelijkA 5 formig©  C io ) formige Wetten. Gevoel eindelyk het verhevene doeleinde onzer heilige Orde. Wijdt alle uwe daaden en geheel uw leeven aan de weldaadigheid. Veredel, zuiver en verfterk dit grootmoedig befluit, terwijl gij, zonder verflauwing, aan uwe eigene volmaaking arbeid, en u nauwer met de Godheid vereenigt. Art. V. f^eldaadigbeid. § i Gefchaapen na het beeld van God, die het Menschdom verwaardigd heeft, zich aan hetzelve te openbaaren, en het geluk daar onder te verfpreiden, zoo tracht dit oneindige voorbeeld meer te naderen, door ftandvastige bereidwilligheid, op het overige Menschdom onophoudelijk alle de ftroomen van geluk uit te gieten, hetwelk in uw vermoogen is. Al het goede, dat het verftand bevatten kan, is het erfdeel der Vrij Metzelaars. S n. Befchouw de elendige onmagt der Kindsheid, deeze roept uwe onderfteuning in: Over-  Overweeg de droevige onervarenheid der Jeugd, zij fmeekt om uwe raadgeevingen: ftel 'er uw heil in, dezelve voor dwaalingen en verleidingen, die haar belaagen , te behoeden; ontfteek in dezelve de heilzaame vonken des vernufts, en help hetzelve tot het geluk der waereld ontwinden. § i". Elk Weezen, hetwelk lijdt en zugt, heeft onfchendbaare regten op u — neem u in agt die te miskennen — wagt niet af dat het doordringend gekerm der elende u fmee- ke kom voor en beur op den fchroom- agtig ongelukkigen. Vergiftigd nimmer door praalerij met uwe gefchenken, den verquikkenden bron, waar de rampfpoedige zijnen dorst moet laaven: zoek nimmer de belooning voor uwe weldaad in de ijdele toejuiching der menigte: de Metzelaar vindt dezelve in de ftille goedkeuring van zijn geweeten en in het vertroostende toelachen der Godheid, onder welker oog hij fteeds geplaatst is. § iv. Indien de milddaadige Voorzienigheid u eenigen overvloed heeft gefchonken, wees ° behoed-  C n y behoedzaam daarvan eenig wreevelig en misdaadig gebruik te maaken. Zij wilde, dat gij uit eene viije, uit uw edelmoedig hart opwellende beweeginge, de ongelijke verdee. Jing der goederen, overeen komftig haar plan, Jiiinder merkiijk maakte. Maak u dit heerlijüe voorregt ten nutte. Mogte nooit gierigheid, de laagfte aller hartstogten, uw caracter bennetten, en mogt uw hart zich ver. heffen boven de koude en dorre rekenkundige konstgreepen, die de fchraapzugt u inb'aast! en zoo ooit deeze droevige en baatZugtige inblaazing uw hart mogt "toefchroeijen -~ vliedt dan onze werkplaatzen der liefdaadigheid; zij zouden voor u geene bevalligheid meer hebben; en wij zouden in u het oude afbeeldzel der Godheid niet meer Kunnen erkennen, $ v. Dat uwe milddaadigheid altoos opgeluisterd Worde door den godsdienst, de wijsheid en dv voorzigtigbeid! uw hart zij geneigd het geheele Menschdom te omhelzen, doch uw verfland moet aan de dringendile en gewigtigttje voorwerpen de voorkeur geeven. Onderwijs, geef raad, befcherm, fchenk en verRgE bij beurten. Geloof nooit genoeg gedaan eg hebben, en rust nooit van uwe goede werken,  C 13 ) werken, dan om daar door nieuwe kragten tot andere te verkrijgen. Door u zodanig aan de vlugt deezer verhevene hartstogt over te geeven, opent zich voor u eene onopdroogbaare bron van genietingen. Gij zult op deeze aarde den voorfmaak der hemelfche gelukzaligheid verkrijgen, uwe Ziel zal zich vergrooten, en alle oogenbiikken uwes leevens zullen hier mede opgevuld zijn. S VI. Wanneer gij eindelijk de perken uwer uitgeputte natuur gevoelt, en uwe Ziel uit hoofde van uw onvermogen, om alléén al het goede te doen, hetwelke gij gaarne doen wildet, wordt nedergeflagen , kom dan in onze tempels, aanfchouwt den geheiligden bundel van liefdaadigheden in ons vereenigd; en terwijl gij met alle naarfligheid aan de ontwerpen en nuttige inftellingen , waartoe de Maatfchappij der vrije Metzelaaren u gelegenheid geeft, medewerkt, zoo geniet de zoete vrugten onzer verèenigde, in één midmenpunt en tot één doelwit zamenïoopende kragten. Dan zullen uwe hulpmiddelen zich vermenigvuldigen , gij zult helpen in plaatze van éénen, duizend gelukkigen te maaken, en uwe wenlchen. zullen bekroond worden. Art.  Art. VI. pierden Zedelijke Pligten omtrmt de Menfchen» § i. Bemin uwen Naasten zoo veel als u zeiven, en doet niets aan hem, het geene gij niet wilt dat aan u gefchiede. Bedien u van het heerlijke gefchenk der fpraak, het uitwendig teken uwer heerfchappij over de natuur, om de behoeften uwes Naasten te gemoet te komen, om in alle harten het Godlijke vuur der deugd te doen ontvlammen. Zijt vriendelijk en dienstvaardig: ftigt door uw voorbeeld: neemt deel aan de gelukzaligheid van anderen, zonder ijverzugt: gedoog nooit dat de nijd één oogenblik bij u huisveste; zij zou de zuivere bron van uw geluk troebel maaken, en uwe Ziel zou een prooij van de fchrildijkfte der helfche razernijen worden. S ii. Vergeef uwen Vijand, wreek u nooit op hem dan door weldaaden; deeze edelmoedige opoffering, waarvan wij het verhevene voor-  C 15 ) voorfchrift aan den Godsdienst verfchuldigd zijn, zal u de zuiverde en de aangenaamfte vermaaken opleveren. Gij zult hervormt worden in het levendige af beeldzel der Godheid, welke met eene hemelfche goedheid de zonden des Menfchen vergeeft, en denzelven, in weerwil zijner ondankbaarheid, met genaade-bewijzen overhoopt! Herinner u dan altoos, dat dit de fchoonfte zegepraal is, welken de rede boven het dierlijke kan behaalen, en dat de Metzelaar altoos de beleedigingen, maar nooit de weldaaden vergeet. Art. VIL Zedelijke Volmaaking van zich zeiven. § i- ' Terwijl gij ü dan dus toewijdt tot het welzijn van anderen, zoo verlies-ook uwe eigen verbetering niet uit het oog, en verwaarloost niet aan de behoeften uwer onfterflijke Ziel te voldoen. Daal dikwerf neder in den grond uwes harten, om deszelis geheimfte fchuilplaatzen te doorzoeken. De zelfskennis is het groote doel der Metzelaars srondlesfen. Uwe Ziel is de ruwe fteen, © dien  C 16 ) dien gij hebt te befchaaven. Breng aan God de hulde uwer welgeregelde handelingen, uwer overwonnene hartstogten. 5 n. Laaten kuifche en ftrenge zeden uwe onaffcheidelijke gezellinnen zijn, laaten die u eerbiedig maaken in de oogen der Ongewijdden. Laat uwe Ziel rein, opregt, waar en nedrig zijn. De hoogmoed is de gevaarlijkde vijand des Menfchen, hij ftijft hem in het bedrieglijke vertrouwen op ei?en kragten. Ziet met om na het eindperk, van waar gij gekomen zijt, dit zou u in uwen loop vertraagen. Staaroog veel meer op het doel, hetwelke gij nog voor u hebt; de korte duurzaamheid van uwe reis laat u bezwaarlijk eemge hoop over, dit einde te bereiken. § ui. Laat nimmer uw mond de geheime gevoelens uwes harten vervalfchens maar daarvan de waare en getrouwe tolk zijn. Een Metzelaar, die zich van de opregcheid ontkleedde, om het masker van geveinstheid en kunitenarij aan te neemen, zou onwaardig zijn onder ons te woonen; terwijl hij het wantrouwen en de tweedragt in onze vreedzaame tempels  C 17 ) tempels zaaide, zou hij weldra eene plaag en een gruwel derzelven worden. § iv. Laat het denkbeeld van de alomtegenwoordigheid Gods u verfterken en onderfteunen: hernieuwd eiken morgen de gelofte om u te verbeteren: waakt en bid; en wanneer op den avond uw te vreeden hart u aan eene goede daad of aan eene overwinning over u zeiven herinnert, dan alleen rust zagt in den fchoot der Voorzienigheid, en verzamel nieuwe kragten. § v. Oefen u eindelijk in den waaren zin der beeldfpraaken * en zinnebeelden, die de Orde u aanbied. De natuur zelve trekt eenen iluier over het grootfte gedeelte haarer geheimen: zij wil nagefpoort, overwoogen, en dikwerf in haare werkingen verrascht worden. Van alle de wetenfchappen, welker ruim veld de gelukkigfle voortbrengzels voor het vernuft des Menfchen en het nut der Maatfchappij oplevert, moet die geene, welke u onderwijst in de betrekkingen tusfchen God, het Geheel-al en u zeiven, het meest de begeerten uwer hemelfche Ziel vergroo- * bleroglypheth ^  C 18 ) ten — het meest u leeren uwe pligten te betragten. Art. VIII. Pligten jegens de Broeders. S i. Onder den onmeetbaaren hoop van Weezens, waar mede dit Geheel-al bevolkt is, hebt gij door eene vrije gelofte de Metzelaars voor uwe Broeders gekoozen. Vergeet dan nooit, dat elk Metzelaar, van welke Christelijke belijdenis, landaart of ftand dezelve ook zijn moge, die u zijne regterhand het teken der Broederlijke vrijheid - aanbied, onfchendbaare regten op uwen bij ftand en uwe vriendfchap heeft. Getrouw aan den wil der natuur, die de gelijkheid inftelde, herfteld de Metzelaar in zijnen tempel, de oorfpronglijke regten des Menschlijken geflagts: hij huldigd nooit de gemeene Volks vooroordeelen, en het gewijdde waterpas maakt hier alle ftanden gelijk. Eerbiedig in de Burgerlijke Maatfchappij de onderfcheidingen, door de Voorzienigheid vastgefteld of toegelaaten; de hoogmoed deed dezelve dikwijls ontftaan; dan het zou geen min-  C 19 ) minder hoogmoed zijn die te beleedigen en te willen miskennen; doch wagt u, voor alle dingen, onder ons konftige onderfcheidingen in te voeren, die wij afkeuren: laat uwe waardigheeden en ijdele eereteekenen buiten onze deuren, treed daar niet in, dan onder het geleide uwer deugden. Welk ook uwe rang in de waereld zij, wijk in onze Loges voor den deugdzaamiten en verlichtften. § ii. Schaam u nooit, in het oog der waereld, over eenen Mensch van geringe afkomst, die egter eerlijk is, welken gij in onze Vrijftede eenige oogenblikken te vooren als Broeder omhelsde. De Orde zou op haar beurt zich over u fchaamen, en u met uwen hoogmoed terug zenden, om denzelven op de ijdele toneelen der waereld ten toon te Hellen. Wanneer uwe Broeder in gevaar isy vliegt ter zijner hulpe, en fchroomt niet uw leeven voor hem bloot te ftellen. Is hij in behoeftigheid, ftort uwe fchatten voor hem uit, en verheug u daarvan zoo een voldoend gebruik te kunnen maaken. Gij hebt gezwooren, de milddaadigheid omtrent aiie Menfchen in het algemeen, te betragten — gij zijt dit bij voorkeur aan uwen kermenden Broeder verfchuldigd. Zoo hij dwaalt en van B z het  C 20 3 het regte fpoor afwijkt, ... kom hem tot hulpe met het licht van het gevoel, der reede en overtuiging: leid de dwaalenden tot de deugd terug, en beurt op de reeds gevallenen. § m. Indien uw hart, door waare of ingebeelde beleedingen gekrenkt, eenige geheime vijandfchap tegen een uwer Broederen mogt voeden — verftrooij oogenbliklijk deezen opftijgenden nevel: roep eenen onzijdigen Scheidsman tot uwen bijftand; eisch de broederlijke bemiddeling, maar ftap nimmer over den drempel des tempels, bevorens gij alle aandoening van haat en wraak hebt ter zijde gefteld. Te vergeefsch zoudt gij den naam des Oneindigen aanroepen, dat hij zich verwaardige in onze tempels te wonen, zoo dezelve niet waren gezuivert door de deugden, en geheiligt door de eendragt der Broederen. Art. IX. Pligten omtrent de Orde. § 1. Toen gij eindelijk in de deelneeming der voorregten, welke uit de Metzelaars-veree- niging  C ai ) niging voortvloeijen, wiérd toegelaaten, overliét gij daar voor, ftilzwijgend, een gedeelte uwer natuurlijke vrijheid. Betragt dan ftipteliik de zedelijke verpligtingen, welke deeze vereeniging u oplegt: gedraag u overeenkoraflig haare wijze voorfchnften, en eerbiedig die geenen, welke het algemeen vertrouwen heeft uitgekoozen, de Wagters der wetten en de Tolken van den algemeenen wil te zijn. Uwe wil is in de Orde aan dien der Wet en der Regenten onderworpen. Gij zoudt een flegt Broeder zijn, zoo gij ooit deeze, in alle Maatfchappijen, zoo noodzaaklijke ondergefchiktheid, miskende, en de onze zou gedwongen zijn, u uit naaren kring te fluiten. § n. Boven alle is 'er eene wet, waarvan gij de nauwkeurigfte waarneeminge, voor het aangezigt der Hemelen belooft hebt: deeze beftaat in de onfchendbaarfte geheimhouding onzer inftellingen, plegtigheden, tekens en de gedaante onzer vereeniging. Weest \ij bedagt, ooit te gelooven, dat deeze verbintenis min heilig zij dan de eeden, welke gy in de burgerlijke zamenleeving gezwooren hebt. Cy waart vrij, toen gy dezelve uit-  C « ) fpraakt, maar gij zijt niet meer vrij in het breeken des geheims, hetwelk u verbind. De Oneindige, welken gij als getuigen aanriept, (*) heeft dit bevestigt: dugt de ftraffen die aan den meineed gehegt zijn. Nooit zoudt gij voor uw beftraffend hart ontvlugten, en gij zoudt de agting en het vertrouwen eenes talrijken gezelfchaps, dat geregtigt was, u voor trouw- en eerloos te ..verklaaren, voor altoos verlooren hebben^. Indien de lesfen, welke de Orde u voorhoud, om den weg der waarheid en des geluks voor u gemaklijk te maaken, zich diep in uwe leergraage, en voor de indrukzelen der deugd opene Ziel, inprenten. Indien de heilzaamfte zetregelen, waardoor als het waare ieder fchreede, welken gij in de (*) Dit moet figuurlijk verftaan worden; de Vrije .Metzelaar doet geenen eigentlijken eed, maar wel ?e£e-jp gtige 8elofte' en deeze wordt hier onderIcneiden van den eed in de burgerlijke zamenleeving gezworen. Hij fteld het woord van ja en neen, door een eerlijk Man uitgefprooken, geïiik met den eed: en dat het Opperweezen ook daarvan de getuige, gelijk van alle onze handelingen is, lijd geen twijfeling. Bij een eerlijk Man is de eed overvloedig, bij een Deugeniet zonder verbintenis; uitvoeriger fpreekt hier over de Abt Raijnal, Esprit & Ceme, pag. 390. r  C *3 ) de Metzelaars loopbaan terug legt, gekenmerkt is, indien die uwe eigene grondbeginzelen en het onveranderlijke rigtfnoer uwer daaden worden, -— ö mijn Broeder! hoe groot zal dan onze vreugde zijn! Gij zult aan uwe hooge beftemming voldoen: gij zult in dit Godlijke evenbeeld', hetwelk het deel des Menfchen in den ftaat zijner onfchuld was, 't welk het groote doeleinde des Christendoms, en waarvan de inwijing in de Metzelarij het grootfte voorwerp is, herfchept worden. Gij zult het beminde Schepzel des Hemels worden; wiens vrugtbaare zegeningen over u zullen zamenvloeij|;n: en daar gij de grootfche eernaamen van wijze, altoos vrije, gelukkige en Jlandvastige zult waardig worden, zult gij over deeze aarde wandelen zoo groot als Koningen, als een Weldoender der Menfchen en het voorbeeld uwer Broederen.  Noot op de woorden nioedigfte Krijgsman, bladz. 8. 6 Boetzelaar*, de kroon vari Neêrlands Metzc- laaren ! En Colthof, welke ook in hun kring Is een eerwaardig Voedfteïling, Op U, 6 Heldenpaar! zal gansch Europa ftaaren, Als Krijgsliên, kloek van moed, door vuur noch ftaal te buigen, In 't felbeftookt beleg der fterke Willemftad; En fchoon tot in de ziel vermoeid en afgemat, Slaat gij het laage plan des Franfchen Volks in duigen. ■Gij Metz'laars hebt getoond bun plichten te be> trachten! Voor Godsdienst en het Vaderland Hebt Gij uw leeven zelfs verpand; De Naneef zal U fteeds als Zijn Verlosfers achten. Vaart voort, 6 wakkre Zoons van de allerè'delftc Orde! De blanke deugd blijv' bij U pal, Die nijd en tijd verduwen zal, Tot dat het Rijk van God eens uw belooning worde! * Nattonaale Nederlandfcbe Grootmeester.   Mtasfckïngêtt bij' de Vertaaling overgezien tte na de correclie der proeven ontdekt* Bladz. is' § 5 ftaat: het geheele Menschdom, moet zijn: de behoeften des geheelenMenschdoms. Bladz. 13 $ 6, voeg tusfchen de woorden: gelegenheid geeft en medewerkt, en welke zij ter uitvoer brengt. Ibid. agter het woord medewerkt, fchat u gelukkig een Burger deezer betere waereld te zijn. B'adz. 16 voeg bij § 2 , ten befluite derzelve: onttrek aan uwe eigenliefde het gevaarlijke voedzel der zelfsvergelijking met die geenen, die agter u zijn: gevoel veel meer den prikkel van eenen deugdzaamen naarijver, terwijl gij volmaaktere voorbeelden voor u ziet.