I  Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG rel.72 17 78 Amsterdam 01 1814 4542 U8 AMSTERDAM   By den Drukker deezes is meede van de Pers gekomen, \ (Cleyn (c-) de Verfchynïng van den Verrezen Heiland aan de Emmausgangeren op den Weg uyt Lukas 24 Vers 13 en 14 gr. hvs. Engel (J.) de Wysgeer voor de Wereld in kleyn 8vo. Hamelsveld (Y. van) Hannaes Lied 1 Sam. tl. V: 1 - ro. in Zes-Leerredenen enSchetze over Pred-7.Vers 13.gr. 8vo. Michaelis (]. D.)Oofterfche en uy tlegkundigeBibliotheek, 2 Deelen in gr. 8m het 3 de Deel is op de Perffe en zullenjaerlyks met 3 Deeltjes vervolgt I 1 worden. | Oswald (J.) Beroep op 't Gemeen Gevoel of Gezond Verlïand ten behoeve van den Godsdienfl: f Deel gr. Svo. het 2 Deel zal binnen twee Maanden worden uitgegeven. Walker (R.) Leerredenen over eenige onderwerpen Betreffende de beoeffening van den Chriftelyke Godsdienfl, 1 deel gr. Svo hetz^f. en laafte Deel is op de Perffe. . i Noch zal binnen weinige Wee ken , worden uytgegeven Michaelis (J. D.) Over den Brief van Paulus aan de Hebreen 2de Deel van het Eerfte Deel zyn nogh eenige te bekoomen.  PREDIKAATSIEN OVER HET LYDEN en STERVEN ONZES HEEREN JEZUS CHRISTUS, DOOR GEORG JAKOB PAULI , KoNINGLYK PRUISSISCHEN HOFPREDIKER, KoNSISTORIAALRAAD , EN iNSPJt-CrOR TE HALBERSTADÏ. Uit het Hoogduitfch vertaald. TWEEDE DEEL. Tg UTRECHT. B Y J. C, TEN BOSCH. MD CCLXXXL   INHOUD DER LYDENSPREDIKAATSIEN. ZEVENTIENDE PREDIKAATSIE. over Mark. XV: i 5. ]| 3 ^ Overlevering onzes Heilands aan den Htir denfchen Regter, Pilatus. ACHTTIENDE PREDIKAATSIE. overMatth. XXVII: 3—10. Het treurig einde van Judas, den Verraader. NEGENTIENDE PREDIKAATSIE. over Lukas XXIII: 5—-12. Jezus lyden in het Paleis van Herodes. T V/B. EDE DEEL. » 2 TWIN-  (IIII) TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. over Matth. XXVII. 15 21. Tilatus vev esffche pogingen, om Jezus vanden dood te bevryacn. EENEN TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. over Matth. XXVII: 22 25. Pilatus openbaare en allergeloofwaardigjle Belydenisfe van Jezus Onfchuld. TWEE-EN-TWiNTIGSTE PREDIKAATSIE over Mattf. XXVII: 26 -31. Jezus Veroordeeling, en Befpotting in het regthuis van Pilatus. DRIE-EN-TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXUÏ: 26 31. Het vervoeren onzes Heilands na Golgotha, VIER-EN-TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXIII: 32, 33. Chriflus Kruifiging. VYF-  (V) VYF-EN-TWÏNTIGSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXIII: 34. De Voorhddinge van den gekruijïen [Verlos/er voor zyne Vyanien. ZES - EN - TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXIII; 38. Hei Op/ehrift van Jezus Kruis. ZEVENENTWINTIGSTE PRED TK A ATSIE. over Mark. XV: 29 32. Het befpotten van onzen Heiland aan het kruis. AGT EN TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXIII: 39 43. De bekeerde en begenadigde Moordenaar aan het kruis. NEGENENTWINTIGSTE PREDIKAATSIE. over Mark. XV: 33 36. De angst en de klagte des Heer en aan het kruis. DER-  ( VI) DERTIGSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXIII: 46. De Dood van onzen Ferlosfer. EEN-EN-DERTIGSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXIII; 47- 49. De Wonderen, waar door God den doodonzes Heeren verheerlykte. TWEE-E N-DERTIGSTE PREDIKAATSIE. over Luk. XXIII: 50 56. Jezus Begraaffenis.  ZEVENTIENDE PREDIKAATSIE. OVER DE OVERLEVERING ONZES HEILANDS AAN DEN HEIDENSCHEN REGTER, PILATUS. Evangelie van Markus. XV. i—5. En tcrfiond des morgens hielden de Overpriefiers te za» men raad, met deOuderlingen,en deSchriftgeleerden, en den geheelen Raad; en Jezus gebondenhebbende, bragten zy Hem henen, en gavenHem over aan Pila* tus. En Pilatus vraagde Hem: Zytgy de Koning derjooden? En hy antwoordde en zeide tot hem: Gy zegt het. En de Ovcrpriesters befchuldigden Hem van veelo zaaken; maar hy antwoordde niets. En Pilatus vraagde Hem wederom, en zeide: Ant* woordtgy niet? Zie, hoeveele zaaken zy tegen0 getuigen. En Jezus heeft niet meer geantwoord; zo dat Pilatus zig verwonderde. II. Deel. A   ZEVENTIENDE PREDIKAATSIE. OVER DE OVERLEVERING ONZES HEILANDS AAN DEN HEIDENSCHEN REGTER, PILATUS. INLEIDING. H et is eene aanmerking der Apostelen, welke wy by .onze Befpiegelingen over Jezus lyden niet uit het oog moeten verliezen , dat naamlyk onze aanbiddelyke Heiland den dood geleeden heeft 5 volgens de Schriften, en aldus volgens den voorbedagten Raad en Wil des Allerhoogften O). Maar nu , heeft hy volgens de Schrift geleeden ; dan zyn alle verdrukkingen en al zyn lyden en vernederingen, even zo veele getuigenisfen en bewyzen , dat Hy de gene is, die komen zoude; van wien God door den mond van aHe zyne Profeeten betuigd hadt, dat alle, die in Hem gelooven, Vergeevinge hunner zonden zullen ontvangen in zynen Naame. Wy hebben derhalven zo weinig reden , om ons aan zyne diepe Vernederingen te ergeren, dat wy veel eer daaruit geCé) i Kok. XV. 3. Hakd. der Ap. IV. 2S» A a  4 XVII. Pred. Jezus Overlevering gegrond en met het grootfte regt befluiten kunnen, dat hy de beloofde Heiland der Weereld is, wiens lyden en verdrukkingen zo om. ftandiglyk gemeld worden. Daarenboven levert deeze Overdenking een nieuw bewys op der voor ons zo gewigtige Geloofswaarheid , dat eene hoogere Voorzienigheid over alles waakt, dat zonder den Wil van onzen hemelfchen Vader geen haar van ons hoofd kan vallen, geen verbitterd Vyand ons befchaadigen, noch iets ons bejegenen , als 't gene in den Hemel beflooten is. Hoe dikwyls errinnerde onze Heiland zelve zig deeze Waarheid in den tyd van zyn lyden, en fterkte zig daardoor tot Geduld ? Welgelukzalig zyn wy dan, indien wy hier aan ook fteeds , en vooral in kwaade dagen , gedenken , op de wyze Regeering des Allerhoogften letten, ons kruis van zyne hand aanneemen , ons in Geduld en Onderwerping aan zynen Wil oefenen , en zo het Vertrouwen en de Hoope behouden tot den einde! VERKLAARING. Onaangezien alle de valfe Getuigeniüen , welken tegen Hem werden ingebragt, en alle On  aan Pilatus. 5 Ongeregtigheid en Boosaartigheid zyner Regteren, bleef de godlyke Jezus ftandvastig, zagtmoedig en geduldig, en bewees daardoor, voor het geeftlyk Geregtshof en den hoogen Raad der Jooden, de Waarheid zyner Godlyke zendinge. Thands werdt by overgebragt tot den weereldlyken Regter, eenen Heiden , welke , overtuigd van zyne Onfchuld, hem ontflaan wilde, doch die zyne Overtuiging niet opvolgde, en volgens zyn Geweeten niet handelde. Ook op dit nieuw Tooneel van lyden gedroeg hy zig zo, als het zyner Waardigheid betaamde. Hy bleef zig zeiven altoos gelyk»even bedaard, heilig en onberispelyk. Laat ons naar aanleiding van onzen Tekft I. Handelen van Jezus Overlevering aan Pilatus , en van derzelver redenen en oogmerken ; doch ook II. Zyn voorzigtig en edel Gedrag voor dcezez Regter befchouwen. I. Nadat de hoogfte zo geeftlyke als weereldlyke Regters des Joodfchen Volks het alleronregtvaardigft vonnis, dat ooit op aarde gehoord is, over Jezus geveld hadden ; naamlyk , dat Hy, die in de Weereld gekomen was, om zynen hemelfchen Vader te verheeriyken , God gelafterd hadde, en des doodsfchuldigware: beA 3 floo-  6 XVII. Pred. Jezus Overlevering flooterizy eenpaariglyk, om Hem gebonden over te leveren aan Pontius Pilatus, den Stadhouder des Roömfchen Keizers in Judëa , op dat hy hun ^ Vonnis mogte bekragtigen, en Jezus, als eenen kvvaaddoender en Godslasteraar, openlyk laaten te regt (tellen. Wanneer wy de redenen en oogmerken , waardoor deeze Overften des Volks bewoogen werden om Jezus in de Magt eenes heidenfchen Regters over te leveren, nagaans ontdekt zig daarin de Huichelaary van zommigen derzelven, en de Listigheid en de Boosheid ran anderen. Zy wilden niet aangezien worden als fchuldig aan Jezus moord. Zy wilden hunne eigen' handen nietfehenden aan den Regtvaardigen, noch dezelven met het bloed hunnes Broeders bezoedelen, op eenen dag, die by het ganfche Volk zo heilig was. Daarom bragten zy hem over tot eenen Heiden, opdat deeze op hunne aanklagte het vonnis des doods over hem zoude uitfpreeken, even of zy alsdan voor God en hun Geweeten rein bleeven van Bloedfchulden. Zo zeer verblinden Heuchelaary en Bygeloof den Menfch! Ongeregtigheid, Lift en Boosheid houden zy voor zaaken van weinig of geen belang, zo ze maar yveren in het waarneemen van de uiterlyke Godsdienstplegtigheden. Even diezelfde  aan Pilatus. zelfde; Schriftgeleerden, welken het onzen Heiland zo dikwyls tot zonde rekenden, dat hy zyne Wonderwerken verrigtte op Sabbathdagen , hielden zig zei ven niet voor Overtreeders der Wet, toen zy op de Voorbereiding tot eenen grooten Sabbath en Feestdag , eene Schreeuwende Onregtvaardigheid begingen, en tot loogens en listen hunne toevlugt namen. Het fcheen hun eene geringe zaak te wezen , dat zy, in deezen heiligen tyd, den Regtvaardigften Menfch, die ooit op aarde geleeft heeft 3 veroordeelden , en hem uit nyd en boosheid vervolg* den, zo zy zeiven de handen maar aan hem niet floegen , en de uiterlyke Plegtigheid van deezen dag niet verwaarloosden. Deezen dek. mantel der Huichelaarye nam Petrus naderhand van voor hunne oogen weg , toen hy den ganfchen hoogen Raad der Jooden aldus vrymoediglyk aanfprak: Gy hebt Jezus genomen, en hebt Hem, door de handen der Onregtvaardigen, vermoord, hem hangende aan een kruis (Z>). Maar behalven hunne Huichelaary ontdekten zy tevens , door hunne Overlevering van Jezus aan den Heidenfchen Landvoogd , hun boosaartig hart. Hem, wien zy zonder oor- zaa- (b) Hamd, der Ar. II. 23. A 4  8 XVII. Pred. Jezus Overlevering zaake haateden, hoopen zy door hulp van Pilatus, aan het kruis te nagelen, en in zynen Marteldood en openbaare Befchimpingen hunnen lust te hebben. Zy wilden hem voor de oogen van ganfch Ifraël, dat op het Paafchfeest te Jerufalem tegenwoordig was, ten toon ftcllen als den aller veragtften Menfch, die in de handen der onbefneeden' en gehaatte Heidenen vervallen was, en die niets liet blyken van dat Schoone en Heerlyke, dat zy in hunnen Mesfias verlangden. Op deeze wyze hoopten zy, niet alleen Hem zeiven uit het Land der leevendigen weg te rukken, maar zyne Gedagtenis zelfs van de Aarde te verbannen, zynen Naam door den bynaam van Gekruiften tot een vloek en Spreekwoord te maaken, en alzo zyne Leer en zyne Aanhangers op eenmaal te onderdrukken. Deeze waren de booze oogmerken, waarom zy Jezus gebonden tot Pilatus bragten, en Hem aan den Weereldïyken Regter overgaven. Dan de Godlyke Voorzienigheid wift, byhet toelaaten van deezen boozen aanflag , haare wyze en goede oogmerken te bevorderen, en deezen verdienen in het byzonder onze opmerkzaamheid. De Heiland der Weereld moefl door eenen Heidenfchen Regter ter dood veroor-  aan Pilatus. 0 cordeeld worden, op dat men daruit eerftlyk erkennen zoude, dat de Heerfchappy van Juda nu reeds was weggenomen. Hadden de Jooden nog eenen Herodes tot hunen Koning, welke zig aan hunnen Gadsdienft hieldt; zyn Gezag ftrekte zig egter maar uit over Galilëa. In het eigenlyk gezeid Judë'a en te Jeruzalem was de Scepter en het Zwaard in de hand eenes Heidens. Aan deezen gaf de hooge Raad der Jooden den gebondenen Jezus over; met deeze erkenteniffe : dat zy niemant mogten dooden. Zo was dan de Scepter van Juda geweeken. By Jezus Geboorte bezat nog een Jood de opperfte, de Koninglyke Magt. Maar by zyn lyden was een Romein , een Heiden, de Beheerfcher deezes Volks: en dus leefde Jezus op deeze weereld juist in dien tyd, in welken volgens Jakobs aeloude Voorzegging moest komen de Held,deVredevorft, de magtigeVerlosfer, de geestlyke Koning, wien alle Volken der Aarde zouden aanhangen, en eeren O). Dat onze Heiland tot eenen Heidenfchen Regter werdt overgebragt, gefchiedde verder daarom, dat hy gekruifl, en alzo de fchrift aan Hem zoude vervult worden. Tegen deezen Ge- 00 Gmeï. XLIX; io. AS  lo XVII. Pred. Jezus Overlevering Gezalfden des'Heeren zouden ook de Heidenen beraadflaagen en zig vyandelyk gedraagen (d\ Handen en voeten zouden Hem doorboord worden ( op dat wy den Vrede en de Geregtigheid ,. die voor God geldt, zouden erlangen. Laat ons in zynen Naam en met Vertrouwen op Hem , onder de belydenis en een berouwhebbend' gevoel onzer zonden en doemwaardigheid, vrymoediglyk naderen tot den Genade troon van onzen Regter en Vader, om Hem om zyne Barmhartigheid te fmeeken , en niet te twyfelen , dat God , volgens inhoud des Euangeliums, onzer zonden zal genadig zyn , en onzer overtreedingen niet meer zal gedenken! Maar volgt dan ook de Voorfchriften en het Voorbeeld van hem, welktn wy onzen Heer en VerlolTer noemen , opdat wy daardoor de Waarheid onzes Geloofs in hem bewyzen mogen. Het zy fteeds voor ons een© heilige Pligt te belyden , 't gene ons hart van B 2 God,  20 XVII. Pred. Jezus Overlevering God , en zynen Zoon , en van de hoope op Hem gelooft, want Hy beleedt de Waarheid voor alie menfchen , tot in den dood. Hoe weinig hebben wy , in onze dagen , om der Waarheids wille te verloochenen ? Wat toch is de niets betekenende , Goedkeuring en eene onzekere Agting van eenige Menfchen , welken zig zei. ven alleen voor Wyzen houden , en eenig aanzien in de weereld hebben ? Hoe zondig , hoe ftrafbaar zouden wy • dan handelen , indien wy , om menfchen te behaagen , de Goedkeuringe van God, den Vrede onzes Gemoeds en onze toekomende Hoope niet agteden , en den Naam des Heeren , die ons zo dier gekogt heeft, verloochenen en ons onzes dierbaaren Verlosfers fchaamen wilden. Hy agtte hoon en fmart ja den dood niets , terwyl by om onzentwille de Waarheid beleedt , dat hy de Koning van Israël , de Zaligmaaker der Weereld was. Wat zoude ons te koftelyk en te dierbaar wezen , wanneer het daarop aan kwame, om vrijmoedig en onverfchrokken te bekennen , dat Jezus , de Gekruifte , de Heere is , door wiens Ge-,  'aan Pilatus. Genade alleen wy hoopen zalig [te worden. Doch wy moeten Hem niet alleen met den monde belyden , maar wel voornaamlyk door eenen heiligen-, en zyner Leere en zynen Voorbedde gelykvormigen Wandel , verheerlyken. Indien wy Hem , in waarheid , als onzen Koning en Heer eerbiedigen , dan moeten wy ook doen , dat hy ons gebooden heeft , afftaan van alle Ongeregtigheid , en opregtelyk vroom wandelen voor God en voor de menfchen. Hyis wel een Koning, doch niet van deeze weereld , en het Koningryk , waartoe hy ons geroepen heeft, is ook niet van deeze weereld. ' Wy moeten dan ook ons deel, onze waare Gelukzaligheid , niet hier beneden zoeken , noch ons aan hun, die aardschgezind zyn, in hunne zeden gelykvormig maaken. Steeds gedenkende aan onze hemelfche Roepinge , moeten wy ons ftandvaftiglijk onthouden van alle vleefchlijke Lullen , welken tegen den Geeft en zijne Rufte en Zaligheid ftryden , ons oefenen in de Godzaligheid , en door eenen volhardenden yvcr in goede Werken het eeuwige Leeven zoeken. Dan zullen B 3 ook  2£ XVII. Pred. Jezus Onrhvenng ook dat lyden en die beproevingen, welkers naar den wil onzes Gods, voor eenen korten tyd, over ons komen zullen , ons niet doen afdwaalen van de Waarheid en Opregtheid; maar wy zullen ons , door fteeds te gedenken aan het lyden vaneen overften Leidsman en Voleinder onzes Geloofs , opgewekt en verfterkt gevoelen , om , in naarvolginge van Hem, ons Kruis op ons te neemen , en van Hem te leeren Geduld, ZeJfsverloochening en Onderwerping aan den Wil van onzen hemelfchen Vader , tot dat ook wy onzen Loop voleindigd, en de Kroone der Overwinninge zullen ontvangen hebben. Dit is het befluit, dat een Apostel van Jezus uit de zelfde Waarheid, welke wy heden overwoogen hebben , opmaakt en eenen ieder regtfchaapen Chriften inprent (*). Ik beveele u voor God , die alle dingen letvendig maakt, en voor Chrijius Jezus \ die onder Pontius Pilatus de goede Belydenisfe betuigd heeft , dat gy dit Gebod houdt onbevlekt °en onberisptlyk, m de Ferfehyninge onzes Hee- ren (&) i Tim. VI: 13 15.  aan Pilatus. *3 ren Jezus Chrijlus : Welke ten zynen tyde ■ vertoom* zal de Zalige en alleen Magtige Heer , de Koning der Koningen , en de Heer der Heeren ■, die alken Onfierflykheid heeft , en een entoegangkelyk Licht bewoont , den welken geen menfeh gezien heeft , noch zien kan. Welken zy Eere , en eeuwige Kragt! Amen ! Zoon van den volzaligen en algenoeg. zadmen God ! dié uit Liefde jegens ons , mn onze eeuwige Zahgheid , door lyden in uwe Heerlykheid zyt ingegaan ! Wy erkennen U voor onzen Koning en tentgen Zaligmaaker , by wien alleen wy , zondige menfchen , Troost en Rufie voor onze zielen kunnen vinden. Dat uwe Geest ons flerke , opdat wy , volgens onzen Pligt, niet alleen de Waarheid , welke ons hart gelooft , in goede en kwaaie dagen vrymoediglyk belyden , maar ook uwen Eua: gelium en Votrbeelde waardiglyk wandelen. Sterk ens uit de Hoogte , em door eenen onfchuldigen , vroomen Wandel , door hei verloochenen deezer Weereld en haarer Begeerlykheden , door Geduld in Wederwaardigheden , en door eene hemelfche Gezindheid, te bcf;oB 4 n™ >  H XVir. Pred. Jezus Overlevering aan Pilatus. n*n , dat wy niet van deeze weereld zyn, maar U toebehoren , en Medeerfgenaamen zyn zullen van uw hemelfch Koningryk! Amen! AGT-  AGTTIENDE PREDIKAATSIE. OVER HET TREURIG EINDE VAN JUDAS, ' DEN VERRAAD ER. Evangelie van Matthaus. XXVIf: 3—10. Toen nu Judas, die Hem venaadin hadde, zag dat Hy veroordeeld was, berouwde het hem; enhy bragt de dertig Zilverlingen denOverpriefteren en Ouderlingen weder. En hy zeide : Ik zondigde, toen ik het «nfchuldig Bloed verraadde. Maar zy zeiden: Wat gaat ons dat aan ? Gy moogt toezien. En als hy de Zilverlingen in den Tempel geworpen hadde, vertrok hy, en ging henen, en verworgde zig zeiven. En de OverprieJIers namen de Zilverlingen en zeiden: Het is nietgeoorlcft deezen in de Offsrkiste te leggen, dewyle het een prys des Bleeds is. Doch zy beraadJlaagden te zamen, dat zy daarvoor zouden koopen den Potiebakkers-akker, tot een Begraafplaats voor de Vreemdelingen. Daarom werdt die Akker de Bloed-akker genaamd, tot op den huldigen dag. Toen is vervuldgeworden, 't geenegefpro ken i doorden Profeet Jeremias , daar hy zegt: Zy hebben dertig Zilverlingen genomen, de waarde van het gekogte van de kinderen Israè'ls, en hebben ze gegeven voor den Pottebakkers akker, gelyk de Heere tny bevolen heeft. B 5   AGTTIENDE PREDIKAATSIE. HET TREURIG EINDE VAN JUDAS, DEN VERRAADER. INLEIDING. jL^e oneindige Barmhartigheid van den Heere onzen God, en zyne Bereidwilligheid en Genegenheid, waarmede hy zondaaren, die hunne zonden bekennen, en tot hunnen Pligt willen wederkeeren, aanneemt, worden ons in d» Heilige Schriftuur voorgefteld als de kragtdaadigfte Beweegmiddelen tot boete en verbete* ring van ons gedrag en onzen wandel. Keert •weder, gy afgekeerd Israël, fpreekt de He ere; zo zal Ik mynen Toom op u niet doen vallen. Want ik ben Barmhartig, fpreekt de Heere, en zal niet in eeuwigheid toornen (a). Scheurt uw Harte, en niet uwe Kleederen, en bekeert u tot den Heere, uwenGod. Want Hy is Genadig en Barmhartig, Langmoedig en groot van Goedertierenheid, en Berouw hebbende over de flraffe (b). En waarlyk! een (a) Jerïm. III; 12. (b) JoëL. II: 13. Hoogd. Veht. OVER  28 XVIIL Pred. Over hel: treurig Einde een mensch, die nog eenig gevoel van Godsdienft en Geweeten heeft, kan door niets zo fterk bewoogen worden, om tot zynen God en Vader weder te keeren, en Hemdefchuldige Gehoorzaamheid te belooven , als door de Overdenking van Gods Langmoedigheid en Barmhartigheid, welke hem in de afdwaalingen van den weg zyner Geboden nog zo lange verdraagen heeft, en het hem nog laat aankondigen, dat Hy niet Eeuwiglyk toornt, dat Hy de Overtreedingen wil vergeeven , en dat hem, die zyne Zonden belydt en daarvan afftaat, Barmhartigheid zal gefchieden. Zo dra de Verlooren Zoon zig in zyne afdwaalingen erinnerde, dat hy, van wien hy zig zo verre verwyderd hadde, zyn Vader was , keerde hy tot zig zeiven te rug, en nam het befluit; dat hy zoude opftaan, en tot zynen Vader gaan en tot Hem zeggen : Vader! ik hebbe tegen Ugezondigd! (c). Maar wanneer de Zondaar dit Vertrouwen op Gods oneindige Barmhartigheid verliest , (en hy verliest dat, wanneer zyn hart zeer verhard en liefdeloos is) dan kan niets hem meer aanlokken tot Verandering van zyn gedrag en Verbetering van zyn leeven. Tof eene zeer rigtige en (0 Luk. XV: 18.  van Judas , den Verraader. 29 én leevendige Erkentenifïb zyner zonden kan hy wel geraaken; hy kan daarover wel een alleraandoenlykst Berouw en doodlyke Droefheid gegewaar worden; doch by zal geen Berouw hebben ter Bekeeringe, maar tot Vertwyfeling, en een einde neemen met Verfchrikkinge. De Waarheid deezer aanmerkinge wordt beveiligd door het voorbeeld van Judas, den Verraader, het welk voor ons Christenen is aangetekend geworden , ter Waarfchuwinge tegen het uitftellen der Bekeeringe en de Verflokkingen onzes harten. Wel ons, indien wy ons daardoor laaten waarfchuwen, en zonder uitftel ter Wcderkeeringe tot den Heere onzen God laaten opwekken, opdat zyne eeuwige Barmhartigheid onze Troost worde, en blyve in leeven en in nerven .' VERKLAARING. Wanneer wy het geoorlofd en verantwoordelyk hielden, om den korten tyd,die tot deopenbaare Godsdienstoefening beftemd is, door te brengen met Vraagen en Onderzoekingen, die wel eenen fchyn van Geleerdheid hebben, doch voor het grootfle gedeelte onzer Toehoorderen zeker-  jo X VIII. Pred. Over het treurig Einde zekerlyk geheel en al onnut zyn: dan zoude onze tegenwoordige Tekst ons een ruim veld openen tot zodanige Befpiegelingen. Wy zouden kunnen handelen over de manieren wyze, op welke' Judas zig vermoord heeft, en de verbaalen van Matthajus en Lukas hiervan tragten over een te brengen.. Wy zouden breedvoerig kunnen fpreeken over het befluit der Overpriefteren, om voor het weggeworpen Bloed geld eene Begraafplaats voor de Vreemdelingen te koopen, en in het byzondér poogen om de Zwaarigheid weg te neemen, waarom Matthasus hier eene Voorzegging toefchryft aan Jeremias, die wy tocheigenlyk vinden onder "de Godsfpraaken van Zacharias. Maar wanneer wy dit alles overflaan, is de reden daarvan deeze: om dat de Predikers des Euangeliums, in hunne openbaare redevoeringen voor de Gemeente, moeten blyven by de Leere, die na de Godzaligheid is, en zigonthouden van alle Vraagen en Onderzoekingen , welken de Stigting en Verbetering der hun aanvertrouwde Zielen niet kunnen bevorderen (d). De droevige , de yslyke Gefchiedenis van des Verraders Vertwyfeling geeft onsongelykgewig. t:ger Bedenkingen aan de hand, waarvan wy, voor. dee- CO Zie i Tim. VI: 3.  van JuSas, den Verraader. 31 deeze maal, de twee volgende, in nadere O verweeginge zu'len ner men. I. De Vèrtwyfeling van Judas , den Verraader , is een ongemeen Jlerk Bewys voor Jezus onbevlekte Heiligheid en voor de Waarheid zyner Leere. II. Het voorbeeld van Judas is voor ons allen een» kragtdaadige Waarjchuwinge t?gen het Bedrog der zonde , en het uitjlellen der Bekeeringe ! Judas fcheen tot nog toe, in zynenWreevel, naar den uiterlyken aanzien zeer geruft en wel te moede geweeft te zyn, wanneer zyne houding op eenmaal veranderde, toen hy zag, dat de hooge Raad der Jooden Jezus gebonden aan Pilatus overleverde, en zyne Kruifiging begeerde. Hy ging na de Overpriefters en Ouderlingen des Volks, en beleedt zonder eenige te rug houdinge, dat hy gezondigd, en Onfehuldig Bloed verraaden hadt! En toen deèze zyne Beiydenis geenen indruk maakte op de gemoederen der hooge Overheid, en zy zig daardoor niet lieten beweegen, om hun eenmaal genomen befiuit in het minfte te veranderen; wierp hy de dertig Zilverlingen, den rampzaaligen Loon zyner verfoeijelyke Trouwloosheid, in den Tempel,  32 XVIII. Pred. Over het treurig Einde pel, ging heen, en verwurgde zig zeiven. Dit verfchrikkeiyk Einde des Verraaders levert ons een der flerkfte bewyzen voor de Onfchuld van Jezus Leeven, en voor de Waarheid zyner Leere. Judas, een der twaalf Apoftelen , Jezus vertrouwdfte Vrienden , ~die eenige jaaren zyn Brood geëten , zyn Onderwys genooten, en zyne Wonderen en Werken van naby gezien hadde , die ook de minSte en geheimSte daaden zynes MeeSters wiSt ; deeze kon niet tegen Hem getuigen , dat hy eenig onregt gedaan hadde , of dat eenig bedrog in zynen Mond of in zyn Leeven geweeft ware. Hy hadt Hem wel Verraaden , maar niet Befchuldigd. Hy verraadde Hem , maar alleenlyk uit zugt tot een fchandelyk en vuil gewin. Wat wilt gy my geeyen , zeide hy tot hen , welken zig voor openbaare vyanden zynes Meefters verklaard hadden , wat wilt gy my geeven , en ik zal Hem u verraaden ? Hy verraadde Hem , in het vermoeden, dat Jezus zig zeer gemaklyk zou redden uit de handen en de magt zyner Vyanden ; en zyne verradery zoude hem alzo geene veragtelyke Winffc aanbrengen, en voor zynen  van Judas, den Verraader. 33 hen Meefter geene nadeelige gevolgen hebben. Maar zodra hy , tegen alle zyne vermoedens, zag dat Jezus ter dood veroordeeld werdt, en dat Hy zyne Magt ter zyner Verlosfinge niet gebruikte, berouwde het hem over zyn doen, en hy bekende, dat hy onregt gedaan hadde. Wat anders, als de kragt der Waarheid en zyns Geweetens , konden hem tot deeze Belydenis persfen ? Kon hy zig daarvan wel eenig weereldfch Voordeel belooven ? Of, hadt hy voor de Wraake van den weereldlyken Regter te vreezen ? Geenszins. Wat porde hem dan aan , om zyne Misdaad en Jezus Onfchuld vrywillig te bekennen , en het Geld , dat hy door Ongeregtigheid verkreegen hadt , den Overpriefteren voor de voeten te werpen ? Zyn Gewilfe ontwaakte nu, en ftelde hem op eenmaal den ganfehen Gruwel van zyn beftaan voor oogen. Het ftondt nu niet meer in zyne magt, de kwaade gevolgen zyner Verraaderye af te keeren; hy zag geen kans, geene mogelykheid meer, om zyne fchreeuwende Onregtvaardigheid, eeniger maate, uit te delgen, dan door zyn geheel allerfchandelykfi: en trouwloos gedrag te openbaaren, en van Jezus volkomen' Onfchuld een openbaar Getuigenis te geeven. II. Deel. C Ik  34 XVIII. PfiED. Over het treurig Einde Ik hebbe gezondigd ; ik vinde geen Rust in my, en ik moet bet U, als Hoofden des Volks, belyden, dat ik Onfchuldig bloed verraaden heb. . Hoe geloofwaardig is dit Getuigenis des Verraaders! En hoe rein en onbevlekt moet dan Jezus Heiligheid geweest zyn , dewyl noch Vrienden noch Vyanden tegen Hem konden getuigen , dat hy iets onbehooreJyks gefproken of gedaan hadde? Nooit kan 'er een, in allen opzigtc, gevaarlyker Getuige tegen ons opftaaji, als zodanig een, wien wy te vooren met ons Vertrouwen vereerd hebben, doch die ons naderhand ongetrouw wordt, zig tot onze verklaarde en openbaare Vyanden begeeft, en om zyne Trouwloosheid te verfchoonen , ongetwyfeld, dat alles verzint, wat hy maar eenigszins kwaad of nadeelig van ons kan bedenken en verfpreiden. Dan, ook zulk eene afvallige Vriend van Jezus wilt niet tegen hem in te brengen , niets ter Ontfchuldiging zyner eigene 'Trouwloosheid te bedenken, cn hy werdt inwendig gedreeven en genoopt, deeze Bekentenis in het openbaar te doen, dat hy als een roekeloos menfeh zig tegen eenen Onfchuldigen en Regtvaardigen vergreepen hadde. Hadden de Oudften en Leeraars des Joodfchen Volks niet  van Judas den Perraader. 35 niet moeten agt geeven op zulk eene onpartydige Belydenifle van eenen met de Wanhoop reeds worftelenden Misdaader , en hunne Voorneemens veranderen! Doch hun hart was te verhard en te verbitterd. Wat gaat ons dat aan, antwoordden zy Judis, gy moogt toezien. Wy willen dc Deugdelykheid van uw Getuigenis niet angstvallig onderzoeken. Of gy gezondigd hebt, moet gy zelfs weeten , en daarvoor moet gy zelfs verantwoordinge doen. ■ Alzo fchikte het de Godlyke Voorzienigheid, dat onder Jezus lyden, vcele geloofwaardige Getuigeniflèn wegens zyne Onfchuld, gegeven werden , opdat wy' des te meermaalen aan die gewigtige Waarheid zouden indagtig gemaakt worden: dat Jezus, als het onfchuldigc en onbevlekte Lam van God, tot Heil en Leeven der Weereld geleeden hadt, als de groote Hoogenpriefter , die zelve geheel heilig was , cn die daarom niet noodig hadde, eerst voor zyne eigen zonden te offeren , maar die zig zeiven , onberispelyk, voor ons aan Gode opgeofferd, en ons eene eeuwig geldende Verlosfinge verworven hadt. Maar het gedrag van Judas beveiligt ook de Waarheid van de Leer en Woorden van onzen C 2 ge-  36 XVin. Pred* Over het treurig Einde1 gezegenden Heiland. Wart in het gezelfchap zyner Apoftelen hadt hy dikwyls te vooren aangekondigd , dat één uit hun Hem zoude verraaden. By zyn Iaatfte maaltyd hadt hy Judas byzonderlyk aangeweezen; en dewyle hy wift, wat in hem ware, en door welke bedriegelyke redeneeringen hy zig zeiven misleiden zoude, het hem duidelijk genoeg te verftaan gegeven, dat de Zoon des Menfchen met de daad zoude ver oordeeld en gedood worden- Hy voorfpelde Judas , met eenen bedroefden Geeft, het beklaageJyk einde zijner Verraaderije, en fprakvanhem, als van eenen verlooren' Menfche, voor wien het beter geweest was, zo hy nimmer ware geboren geweest. Dit alles werdt thands vervuld, tenbewyze, dat hy, die het te vooren wist en te vooren voorfpelde, een Profeet des Allerhoogften was, en daarom waardig, dat men zijne Woorden en Leeringen geloofde. En met dit oogmerk hadt ook de Heiland deeze omftandigheid zynes lydens te vooren bekend gemaakt, gelijk dit door den Evangelift Joannes is aangemerkt geworden, welke ons de volgende woorden van Jezus heeft nagelaaten (Y). Ik weet, welken ik hebbe uitverkooren; maar de Schrift moet vervuld (0 JOAKN. xiii: 18, ip.  van Judas den Ferraadei* 37 worden: Die met my Brood eet, heeft tegen my ,, zyne versjen opgeheven". En ik zegge U dit nu, eer het gefchied is, op dat wanneer het gefchied zal zyn, gy gelooven moogt, dat Ik het ben ! Dat ik ü' in alles de Waarheid gezeid hebbe , en dat gy dus reden hebt om my, onaangezien de Ergernisfe, die gy uit myn lyden neemenzult, voor den Gezalfden des Heeren te houden. Op deeze wyze moet dan ook dit treurig Einde van Jezus lyden, waarby de Ziel van deezen Menfchenvriend ongelyk meer leedt, als onder de befchimpingen en kwellingen zyner openbaare Vyanden, ftrekken tot een bewys van de Onfchuld zynes Leevens, en van de Waarheid zyner Leere, dat is tot zyne Verheerlyking. Maar voor ons allen, mijne waardfte Vrienden! moet het Voorbeeld des trouwloozen en onzaligen Verraaders eene fterke Waarfchuwing wezen, dat wij ons door het bedrog deizonde niet laaten verleiden, noch onze Boete en Bekeering tot op zulken tijd uitftellen, wanneer wij noch Genade zoeken noch vinden kunnen. Dit zullen wy in ons volgend deel nog wat breedvoeriger aandringen. C * TOE-  3 3 XVIII. Pred. Over het treurig Einde TOEPASSING. Eerjllyk: geeft het Voorbeeld van Judas ons deeze Les, dat het geenszins eene Verfchooning voor onze opzetlyke zonden zyn zal , wanneer derzelver gevolgen erger en nadeeliger zyn, als wy zeiven geloofd of vermoed hebben. Jezus verraader vermoedde zekerlyk niet , dat zyne Meelter door zyn toedoen zoude veroordeel/ en gekruift worden. Hy verdoofde zyn verwytend Geweeten door de ydele Hoop, dat Jezus door zyn wonderdaadig Vermogen wel zoude verhoeden , dat hy ten prooi gegeven werdt aan den Euvelmoed zyner Vyanden. Het gevolg leerde hem , maar te laat, zyn zelfsbedrog. Hy zag en hoorde, dat zyn Meefter door den Hoogen Raad der Jooden des doods waardig verklaard, en aan Pilatus, ter Uitvoeringe des over Hem gevelden Doodsvonnis, werdt overgeleverd , en dat Hy zelve zig , zonder eenige tegenftribbeling , gelyk een Lam , ter flagtbank liet brengen. Dit alles gefchiedde tegen zyne verwagting , oogmerk en wenich. Maar gaf dit hem in zyn berouw wel den geringften Troost ? Zyn Gewisfe zeide hem alleenlyk, dat hy kwaad gedaan, en onfchuldig bloed » ver-  van Judas dsn Vmaaier. 39 verraaden hadt,- in hem, in hem alleen lag de eerfte fchuld van alle deeze fchreeuwende On regtvaardighedcn, welken deezen Rcgtvaardigen werden aangedaan, van hem zoude het eerst het bloed van deezen Heiligen Gods worden afgevorderd. Dat hadde ik niet gedagt! deeze gewoonlyke Ontfchuldiging van moedwillige zonden ftelde Judas niet gerust, toen zyn Gewifle ontwaakte, en zy zal geenen Menfch regtvaardigen , die met opzet en moedwilliglyk kwaad doet, en lange in zyne zonden volhardt. Wy kunnen alle en iedere gevolgen onzer daaden wel niet met zekerheid voorzien; doch indien wy eenmaal willens en weetens tegen de Pligten van Regtvaardigheid en tegen ons Geweeten gehandeld hebben, is het niet meer in ons vermogen, om de Gevolgen daarvan te veranderen, en naar ons goeddunken te verkeeren. Ondertuflchcn zet ook het Gewifle deeze kwaade gevolgen , alfchoon ze het doel onzer onderneemingen niet geweest waren, op onze rekening, en zy vermeerderen noodwendig onze fchuld. Wy kennen alle onze Pligten, en weeten wat Regt of Onregt is. Daarnaar alleen moeten wy onzen Wandel inrigten, en nimmer opzetlyk kwaad doen, indien wy voor ons geen Angft en Benaauwdheid vergaderen willen tegen dien dag, C 4 dat  40 XVIII. Pred. Over het treurig Einde op welken iedere Ongeregtigheid haareirwaaren Loon ontvangen zal. Dat hadde ik niet gedagt!die zal de Qngeloovige, die naar zyne eigen Begeer, lykheden wandelt, en daarom met Goden Deugd, met Hemel enHel ligtvaardigiyk fpot,dit zal hy eenmaal te Iaat en te vergeefs zeggen, wanneerdePoorten des doods geopend zullen zyn, om hem in te laaten, en wanneer hy den Heere der Heerlykheid, welken hy verloochend hadt, als zynen Regter zal aanfehouwen. Dat hadde ik niet gedagt ! zal eens die Vader te laat zeggen, weike door. een flegt en ergerlyk voorbeeld, door vuile reT denen, door openlyke veragting van Godsdienst en Deugd , oorzaak ig, dat zyne kinderen den weg der Waarheid verlaaten hebben, en zoonen des Verderfs zyn geworden. Dat hadde ik niet gedagt! dit zal eenmaal die Leeraar te laat zeggen , welke door nalaatigheid en verzuim zyner heilige Pligten, of door een ergerlyk Leeven aanleiding geeft, dat de Leere, welke hy predikt, gelafterd wordt, en dat de Zielen, waarvan hy rekenfehap zal moeten geeven, verlooren gaan. Dat hadde ik niet gedagt! dit zal eenmaal de algemeene wanhoopige Taal zyn van allen die genen, welken alle Vermaaningen en Waarfchuwingen ftoutelyk veragten, en niet gelooven willen, dat geen Onregtvaardige, geen Dronk-  van Judas den Verraader. 41 Dronkaa-d, geen Hoereerder, geen Echtbreeker, geen Gierigaard, het Koningryk van God en Chnftus beërven zullen. Het Voorbeeld van Judas toont ons ten tweeden in het byzonder de Veragtelykheid der zonde van Gierigheid, en der daarmede verknogte Liefdeloosheid, Ongevoeligheid en Onbarmhartigheid. Gierigheid was de wortel van alle het ■kwaad, dat de Verraader beging, en dat hem overkwam. Om den Loon der ongeregtigheid te verkrygen, Hortte hy zig zeiven in Verzoekinge, en in fchaadelyke Begeerlykheden, die hem in het verderf en de verdoemenis Horteden. De Gierigheid baarde in zyne Ziel, zonder eenige Verzoekinge van buiten, de helfche Gedagten, om zynen Meefter, om een aardich Gewinswille , aan zyne bittere Vyanden te verraaden. De Gierigheid verblinde en verftokte zyn hart, zo dat hy alle gevoelens van Liefde, Trouwe, Dankbaarheid en Barmhartigheid onderdrukte, op geene Waarfchuwingen agt gave , en over de gevolgen zyner Boosheid niet bekommerd ware. De Gierigheid en zyn hard en liefdeloos hart bragten hem eindelyk tot Vertwyfeling, toen hy zyne Onregtvaardigheid te laat erkende en beweende. Dan, myne Geliefden ! wy pleegen altyd over Gods. Handelingen met C 5 ons  42 XVIII. Pked. Over het treurig Einde ons tc oordcelen volgens onze Geneigdheden jegens anderen, en wy weeten zeer zeker, dat met dezelfde Maate, waarmede wy anderen meeten, ook ons zal toegemeten worden. Wanneer zig nu de Gierige onbarmhartig en onbeweegclyk jegens anderen betoont, dan kan hy ook geen regt Vertrouwen hebben op Gods Barmhartigheid. Hy wanhoopt daaraan, dewyl zyn hart hem reeds zegt, dat over degenen , die geene Barmhartigheid gedaan hebben, een onbarmhartig Oordeel gaan zal. Dit wordt in den CIX. Pfalm, welke in het Nieuwe Teftamcnt als eene Voorfpelling des Verraaders wordt bygebragt, uitdrukkelyk opgegeven" als de oorzaak van Judas vloek en verfchrikkelyk einde. Zyne Gedagtenis worde van de aarde uitgcrood , omdat hy geene Weldaadig. heid gedaan heeft, maar den elendigen en rmddruftigen vervolgd en den bedroefden om hen te dooden. En dewyl hy den Vloek wenfehte, zal die over hem komen , en omdat hy den Zegen met hegeerde, zal deeze ook verre van hem zyn. Hy bekleede zig met den vloek ah met een kleed, en die zy tot in zyn gebeente doorgedrongen gelyk Water en Olie. Dccs worde hem dan als een klcsd, [ma,mede. hy zig bedekt, en als een gor. del  van Judas den Verraader. 43 del waarmede hy zig /leeds omgordt! (ƒ"). Hoedt u daai om -ook, Chriftcnen' voor Gierigheid, een ongevoelig en onbeweegelyk Harte en On barmhartigheid, maar Kreeft na Geregtigheid, Godzaligheid , Liefde en Toegenegenheid. Gedenkt dikwyls aan het zeggen onzes Heeren , dat ook Judas gehoord , maar in den wind geflaagen heeft Wat baat het een Menfche , dat hy de geheele Weereld gewinne , en fchaade lyde aan zyne Ziele? li at kan hy geeven, om zyne Ziele te behoudend Wat baat hem zyn onzalig Gewin? Hoe kort verblydt hy zig daarover? Welk' eene ondraagelyke Laft moefr. het hem wezen , als hy zynen ftaat overdenkt? Wat baat het hem ter zyner Bevrediging en Vergenoeging? Hoe ligtelykzullen wy, onder den Byftand der godlyke Genade, de Gierigheid en alle Ongeregtigheid kunnen beftryden en overwinnen, wanneer wy deeze goede en wyze gedagten dikwyls in onze harten leevendig maaken en vernieuwen : Wat baat my het gewin deezer Weereld, wanneer ik het moet laaten ? en ik weet niet, hoe fchielyk myn Schepper my van hier zal roe. pen en rekenfehap van my zal afvorderen ! In te- (ƒ) Ps. CIX: 15-29. Hoogd. Vert.  44 XVIII. Pred. Over het treurig Einde tegendeel moeten wy als Chrilrenen bereid zyn tot goede Werken, ons over anderen in hunnen Nood ontfermen, medeiyden hebben met hunne Elende, en wandelen in de Liefde jegens allen ; opdat wy , wanneer wy zeiven Troost van nooden hebben, tot de Barmhartigheid van onzen Hemelfchen Vader een vryen Toegang hebben mogen. Dus zullen wy nimmer in de Verzoeking komen, om te tvvyfelen aan de Genade des Allerhoogften, maar dit goed en vast befluit ter onzer Bevrediging neemen: dewyl ik gewillig en bereid ben, my over myne Broeders te ontfermen, het Gefchrei der elendigen aan te hooren, en hem die my beleedigd heeft te vergeeven; hoeveel te meer, zal dan myn Vader, die in de Hemelen is, die ook volmaakt is in de Liefde, dat alles aan mydoen; aan myne beweende zonden, ja ook aan myne verborgen' Gebreken niet gedenken , en my hier en namaals tot in Eeuwigheid Barmhartigheid laaten vinden voor zyn Aaangezigte. ( De Wanhoop van Judas waarfchuwe ons, eindelyk, op het allerfterkft tegen een te langduurig uitftellen van Berouw en Bekeering, tegen alleVerwaarloozing van den tyd onderdeLangmoedigheid en Verdraagzaamheid Gods. Hadt de Boete en het Berouw van den Verraader niet zeer vee.  van Judas den Verraader. 45 veele en aanmerkelyke Kentekens van een ongeveinsd Berouw ?. Hy bekende zyne Ongercgtigheid openlyk en met de gevoeligfte fmarte. Hy pntdeedt zig van het door Ohregt verworven Gewin. Hy deedt alle mogelyke moeite om de gevolgen van zyn boosaartig bedaan af te kecren. Aan eene dergelyke Boosheid zoude hy zig zekerlyk nooit weder fchuldig gemaakt hebben. Waar haperde het dan toch aan ? Hy hadt tegen alle Waai fe huwingen van Jezus en van zyn geweetcn, zyne Boete te lange uitgefteld, en den tyd, waarin hy getugtigd werdt, niet geagt. Zo dra het roekeloos denkbeeld, om Jezus te verraaden, zo dra, om my van de uitdrukkinge eens Evangelifts te bedienen , zo dra de Satan hem dit hadt ingegeven, moet zyn Geweeten geknaagd en hem gewaarfchuwd hebben. En ten zelfden tyde hoorde hy uit Jezus mond, dat zyn, loos voorneemen Hem bekend was. Hem, welken hy voor eenen waaren Afgezant van God hielde, hoorde hy zeggen, dat de Zoon des Menfchen zoude overgeleverd worden in de handen der Zondaaren. Jezus riep het Wee uit over hem, door wien hy zoude verraaden worden. By dit ailes bleef hy ongevoelig en onbeweegelyk. Hy boodt zig vrywillig aan tot een Werktuig der Verraaderye. Van dien  4<5 XVin. Pred. Over het 'treurig Einde dien tyd af zogt hy eene bekwaame Gelegenheid öm zyne Belofte te vervullen. Hy werdt de Gids en Aanvoerder, der genen, die Jezus gevangen wilden neemen. Mét eene ftoute Onbefchaamdheid nadert bj tot zj'nen Meefter, om Hem den verraaderlyken Kus te geeven. Op 't zeggen van Jezus, ik ben het, valt hy met de Schaare ter aarde. Maar niets kan hem aftrekken van de uitvceringe zynes fchandelyken Voorneemens , voor dat h\ het bedongen Loon werkclyk ontvangen hadt. Na het ontvangen van dit Gewin wordt hy een onverfchilligAanfchouwer van de Mishandelingen en Refpottingen, welken Jezus in het Paleis des Hoogenpriefters leedt. Maar toen hy eindelyk huorde, dat Jezus ter dood veroordeeld werdt, en toen hyzag, dat Ily tot den weereldryken Regter werdt henen gcbragt ; toen kreeg hy eerft berouw, dat hy fchuldig was aan het Bloed van deezen Regtvaardigen. Toen erinnerde zyn Gewifle hem op eenmaal alle de te vooren veragte Waarfchuwingen , de verwaarloosde Genade, en zyn lang volharden in de zonde. En onder zulke Gedagten, onder zulke Verwyten, verviel hy tot wanhoop, en nam een einde met Verfchrikkin- Ach! dat alle onbekommerde zondaars uit zijn  van Judas den Ver raider. 47 zyn Voorbeeld leerden, niet alleen te tzidderen, maar zig te haaften om hunne Zielen te redden uit het bederf. Bedenkt toch in deezen uwen tyd, wat tot uwen Vrede en de Zaligheid uwer zielen dient, eer het voor u verborgen wordt. Wie toch, o Onboetvaardige, is uwe Borge, dat gy dien toekomenden tyd, tot welken gy uwe Bekeeringe uitftelt, zult beleevcn? Wie kan uwe Borge daarvoor wezen, dat gy den Toegang tot den Troon der Genade dan nog zult open vinden, dat het Bloed des Nieuwen Verbonds dan nog op uw Geweeten zal werken , en dat gy dan nog vatbaar zult wezen voor de zagte Aandoeningen der godlyke Genade? terwyl gy u tegenwoordig door uwe aanhoudende Onboetvaardigheid eenen fchat des Toorns vergadert tegen den dag des Toorns en der Openbaaringe van Gods regtvaardig Oordeel, welke eenen iegclyk vergelden zal naar zyne Werken. Ziet toe, Broeders, dat niet feeniger tyd in iemant van u zy een boos ongeloovig harté, om ofte wyken van den leevendigen God: ma&r vermaant eikanderen alle dagen, zo lange liet Heden genaamd wordt: opdat niet iemant van u verhard worde door de Verleidinge der zonde (g). Zoekt den Heere, terwyl hy te vinden is, roept Hem aan, (g) Heek. III: 12, 13.  48 XVIII. Pred. Over het treurig Einde aan , terwyl hy nog naby is. Zegt ons bet Gewifle, dat wy op kwaade wegen zyn, luiftert na Gods ftemme, en volgt haar. Bidt in den Naam van Jezus, die door zyn heilig lyden onze Verzoening met God beveiligd heeft, om Genade, en ftaat dan zonder uitftel af van allen kwaad. Dan zal de Heere ons genadig zyn, en onzer Overtreedingen niet meer gedenken. Dan zal geene Twyfeling in ons opryzen, dat wy geene Barmhartigheid zouden vinden by den God des Vredes. ■ Wenfchen wy boven alle dingen ernftig, dat wy in het alles befliflend uur des doods Vrymoedigheid en een goed Vertrouwen op de Ba;mhartigheid onzes Regters mogen hebben; wendt dan in tyds alle vlyt aan, om met een onbevlekt Geweeten te'wandelen voor God en voor de menfchen, en te doen, het geene voor God regt en Hem welbehaagelyk is. Laat ons , volgens het heilzaam voorfchrift des Evangeliums, ons hart fteeds voeden met de Vreeze voor God en de Liefde jegens onzen Naaften, opdat wy, by alle de nog aankleevende Gebreken, het Vertrouwen niet verliezen mogen, dat God zig als een Vader over ons zal erbarmen , en altyd kunnen wagten op de Barmhartigheid onzes Heeren Jezus Chriftus, ten eeuwigen Leeven! A* vienl Gy,  van Judas den Verraader. 49 Gy, e dicrbaarfie Vérlosfer! hebt in de dagen uwes Vleefches onfchuldig voor ons het lyden en den dood ge/maakt, opdat wy , langs den weg der Bekeeringe en door het Geloove in U, tot God zouden komen , en by U vrede, en Rufl, en Troost vinden voor onze Zielen. Wy kunnen aan deeze uwe Genade nog deel verkrygen , en door U den toekomenden Toom ontvlieden. Verhoed dan , groote en barmhartige Hoogenpriejier ! dat niemant onzer deeze Genade te vergeefs ontvange, opdat wy onze Dwaasheid niet te laat betreuren, wanhoopen, en in onze zonden Jlerven. Laat het woord uwes krui/es op ons dien invloed hebben, tdat wy ons zeiven beproeven, of wy werkelyk deelhebben aan de Verlosfing door uw Bloed, en in Vrede met God leeven, opdat wy, zo we ons nog mogten bevinden in Vyavdfchap met God, op booze wegen, en in wezenlyke zonden te keven , ons dan zouden haasten om onze Zielen te .redden , voor welker Heil Gy geflorven Zyt. Dat zy , die den goeden weg uitgkoozen hebben, door datzelfde woord der Verzoeninge opgewekt worden, om fteeds yoorzigtiger te wandelen, hunne Heiligmaakinge in de Vreeze des Heeren te voleinden, en hun hart te onderhouden in de Liefde , Verzoenelykheid en Barmhartigheid jegens hunne Broederen , opdat wy daardoor meer en meer mogen verzekerd worden , dat JI. Deel. D ons  So XVIII. Pred. Over het treurig Einctc enz. ens onze zonden vergeven zyn in uwen Naame, en dat wij Barmhartigheid ontvangen zullen in Leeven, in Lijden en in Steryen! Amen I NE-  NEGENTIENDE PREDIKAATSIE. OVER JEZUS LYDEN IN HET PALEIS VAN HERODES. Evangelie van Lukas. XXIII: 5—12. Maar zy hielden te flerker aan en zeiden: Hy heeft het Volk beroerd, en door geheel Jud'éa geleerd, begonnen hebbende van Galilè'a tot hier toe. Als nu Pilatus van Galilè'a hoorde, vraagde hyofdie menfche een Galilè'er was? En verflaande, dathy uit het Gebied van Hei odes was , zondthy hem henen tot Herodes, die ook zelve in die dagente Jeruzalem was. En als Her odes Jezus zag, werdt hy zeerverblyd, want hy hadde van over lang' begeeriggeweest Hem te zien, omdat hy veel van Hem hoorde, en hoopte eenig teken van Hem te zien. En hy vt angde Hem met veele woorden, doch Hy antwoorddehem niets. En de Hoogenpriefters en de Schriftgeleerdenfionden 'er by, en befchuldigdenHem heftiglyk. Maar Herodes met zyne Krygslieden veragtte en befpotte Hetn, en deedtHem een blinkendkleedaan,en zondthem weder tot Pilatus. En op dien zelfden dag werden Pilatus en Herodes Vrienden met eikanderen: want te vooren leefden zy in Vyandfchap. D 2   NEGENTIENDE PREDIKAATSIE. OVER JEZUS LYDEN IN HET PALEIS VAN HERODES. INLEIDING. JEr is ongetwyfeld geen fmartelyker lyden, dan dat men geheel onverdiend en byna algemeen veragt wordt, wanneer men zig nogtans inwendig bewust is, dat men voor God en Menfchen regtfchaapen gewandeld en zo veel goed gedaan heeft, als pnze Vermogens en Omltandig heden toclaaten. In s'Menfchen ziele is eene begeerte na Lof en Eere ingeplant, welke, zo ze binnen de behoorelyke paaien gehouden wordt, by welgezinden niet alleen eene werkzaame Dryfveer wordt tot regt edele en grootmoedige Daaden, maar hun ook te gelyk, by mangel van tegenwoordige Vergeldingen, voorshands dient tot eene Belooning voor hunne, ten algemeenen Nutte volbragte, Werken. Doch niet zelden is de Weereld of zo onkundig of zo onbillyk, dat zy de Verdienften en Waarde der befte en nuttigfte Menfchen niet erkent, hen zonder reden D 3 veragt  54- XIX. Pred. Jezus Lyden in het veragt en befpot, en het goede dat zy gedaan hebben, uit Boosheid verkeerd of op een haatelyke wyze voorflellen. Dit is zekerlyk een allerfmartelykft lyden, eene zeer zwaare Verzoeking, om zyne Edelmoedigheid te verzaaken, een vyand te worden van het ten grooten deele ondankbaar Menfchdom, ja zelfs om tegen den opperften Beftierder der geheele Weereld te murmureeren. Doch hy die zodanige onverdiende fchande niet agt, en onder eene zeer algemeene Minagting der Weereld, God, en zynen Pligt, en zyn Beroep nogtans getrouw blyft, en zo lange hy kan, voor het algemeene Welzyn zy? ner Evennaaften arbeidt; deeze geeft een onbedriegelyk kenteken eener beproefde Godzaligheid, eenes ftandvaftigen Gedulds, en eener vaflgegronde Hoope op een beter Leeven, waar alles in het licht zal gebragt worden, en daar alles zynen verdienden loon ontvangen zal. Het ge. deelte van Jezus lydensgefchiedeniifen, dat wy in dit uure' verklaaren moeten, zal ons in onzen Heiland, die op eene alleronregtvaardigfte wyze veragt werdt, doch die de fchande niet agtte , een Voorbeeld geeven , dat wy moeten naarvolgen , indien wy van God geroepen worden , om dien fmalten weg des kruifes te bewandelen , langs welken Hy  Paleis van Herodes. 5$ Hy cns.in zyne Heerlykheid is vooruit gegaan. VERKLAARING. Volgens aanleiding van onzen Tekst zullen wy een weinig nader befchouwen. I. Wat Pilatus Gelegenheid gegeven heeft om Jezus na den Koning Her odes te verzenden. En II. Wat onze Heiland in het Paleis van deezen Koning geleeden heeft. Waaruit wy III. Eenige nutte Leeringen en Vermaaningen ter onzer Opbouw in Geloove en Godzaligheid zullen afleiden. I. De Joodfche Overheid vondt den Roomfchen Landvoogd zo genegen niet, als zy zig gevleid hadde, om zig tot een Werktuig hunner Boosheid en Wraake tegen Jezus te laaten gebruiken. Deez' Heiden vondt, in zyn Geweeten , en wel te regt, Zwaarigheid om eenen Onfchuldigen, welken de Jooden uit nyd aan hem hadden overgegeven, ter Dood te veroordeelen. Dewyl hy, na een behoorelyk Onderzoek en verhoor, geen fchuld in hem vondt, wilde hy hem ook ter geëifchte ftrafFe niet overgeeven. Zyne Beichuldigers beproefden daarD 4 om,  56 XIX. Pred. Jezus Lyden in het om, om den Regter door nieuwe, en zwaarder, doch ongegronde en ten deele valfe Befchuldigingen tot andere Gedagten te brengen. Zy fchreeuwen Pilatus toe, hy heeft het Folk beroerd. Door allerleie bedekte middelen heeft hy getragt een^ Zaad des Oproers te ftrooyen onder ons Vo!k , en hen onwillig te maaken tegen de Roomfche Heerfchappy. Door het geheele Joodfche Land heeft hy gepoogd zyne Leere te verbreiden, eene Leer, die in allen deele onze Grondwetten om verre werpt, en voor de Ruft des Ryks zeer nadeeHg is; hy begon daarmede in Galilè'a. Zy fpraken byzonderlyk van dit Gedeelte des Joodfchen Lands, omdat het toenmaals aan de onmiddellyke Heerfchappy der Romeinen nog niet onderworpen , en daarom de Toevlugt en Schuilplaats was van die genen, welken over het Juk der Roomfche Dienstbaarheid te onvreden, en tot Oproer genegen waren. Eenige Yveraars voor de Vryheid hunnes Volks hadden zig in deeze Oorden reeds eenen fterken aanhang weeten te maaken, en eenen Opftand ondernomen. Dit zoude, zo zy vertrouwden, argwaan verwekken by Pilatus, hem opmerkzaamer op hunne klagten maaken, en hem overhaalen om hunne Begeerte in te willigen. Maar dewyl de  Paleis van Herodes. 57 de Regter van Jezus Onfchuld, en het boosaartig hart zyner Vyanden al te fterk overtuigd was, maakte hy van deeze Ontdekking een geheel ander gebruik, als de Hoogenprieftcrs en Overheden des Volks zig verbeeld hadden. Hy geloofde, dat hy nu eene lang ge wenfehte Gelegenheid gevonden hadt, om zig te ontdaan van het veroordeelen eenes Regtvaardigen, en nogtans zyne magtige en aanzienlijke Vyanden niet voor het hoofd te ftooten. Na dat hy zig dan naauwkeuriger hadt laaten onderrigten, dat Jezus uit Galilëa was, belafte hy Hem over te brengen aan den Koning Herodes, die om des Feeftes wille te Jeruzalem was , opdat deeze Jezus en zyne Leere nader mogte onderzoeken , en Hem, zo by fchuldig bevonden werdt, ter dood veroordeelen. Zo hoopte hy, ten minften voor de Weereld , zig te kunnen regtvaardigen , wanneer hy, hop zeer tegen zyn eigen Gewiffe , doch op het goeddunken en de uitfpraak eens Konings van den Joodfchen Godsdienst, eindelyk genoopt werdt, om Jezus aan den wil en de begeerte zyner Vyanden op te offeren. Een der volgende Stadhouders des Roomfchen Keizers in het Joodfche Land, FefiuS) redeneerde op de zelfde wyze} ten anD 5 zien  5S XIX. Preq. Jezus Lyden in het zien van de» ApofteJ Paulus, van wien hy in* gelyks erkende, dat hy niets des doods waardig gedaan hadde. Hy üet hem brengen voor Kot ning Agrippa, opdat hy na gedaan onderzoek iets hebben zoude , het welk hy wegens deezen Aangeklaagden aan zynen Keizer fchryven kon (a). Doch hiermede verliet Jezus Regter reeds Hakd. der Ar. XXV: 25, 26.  Paleis van Herode;. 59 even zo weinig de gewenfchte uitwerking, als alle de anderen, welken by naderhand aangreep, ten bewyze, dat een eerlykengodvreezendMan onbeweegelyk moet volharden op den weg der Waarheid, wanneer hy niet wil ftruikelen noch vallen! Pilatus wist zeer wel, dat de nieuwe Aanklagten tegen Jezus ongegrond waren, dat zyne Leer geenen opftand veroorzaakt, maar dat Hy de Waarheid, die na de Godzaligheid is , gepredikt hadde, en dat zyne Vyanden Hem zonder oorzaake haatten. Hadt hy de onderdrukte Onfchuld niet kloekmoediger behooren te verdedigen, en het niet laaten aankomen op het oordeel van een ander, of die, welken hy onfchuldig kende , veroordeeld of vry gelaaten zoude werden ? Uit een ftrafbaar menfchen behaagen ving hy aan, het Regt te buigen, en een weinig te zwigten, tot dat Jezus Befchuldigers en Vyanden , die zyne zwakke zyde wel haast bemerkten, het daarheen bragten, dat hy uit menfchen vreeze zynen Pligt en zyn Gewiffe ganfch ongetrouw werdt? eenenGodloozenregtvaardigde, en eenen Regtvaardigen veroordeelde. II. Herodes nam ondertulfchen dit doen van den Landvoogd zeer wel op, en zag het aan voor een teken van Vriendfchap in den Romein. Daar-  6o XIX. Pred. Jezus Lyden in het Daarenboven was hy verblyd, dat hy Jezus zag, van wien hy veel gehoord hadt, en nu een Wonder hoopte te zien. Deeze Joodfche Koning hadt derbalven veel van onzen Heiland gehoord, en van zyne Leer en Wonderen, doch hy hadt niet gehoord, het welk zyne Aanklaagers voorgaven, dat Hy het Volk beroerd en gevaarte Leeringen verfpreid hadde. Hy hadt Hem hooren roemen als een Man Gods, magtig in woorden en werken , en daarom hadt hy reeds lange gewenfcht Hem te zien. Nu zag hy Hem onverwagt, en was begeerig een' teken van Hem te zien. Maar waarom wenfchte Herodes dit ? Hadt hy eene zuivere Liefde tot Waarheid , eene opregte Begeerte om Hem uit zyne Wonderen te leeren kennen, welke zig hadt uitgegeven voor den Zoon van God, voor dien, die komen en Ifraël verlosfen zoude ? Zekerlyk neen. Deez' aardfch gezinde Vorst bekommerde zig niet over de Waarheid, en vroeg niet na de Hoop en Troost van Ifraël. Uit nieuwsgierigheid alleen wilde hy een teken zien, om maar te kunnen zeggen, dat hy dien Man, van wien alles met Verwondering fprak, zelfs gezien hadde, en dat hy voor zyne eigen' oogen iets wonderbaars verrigt hadt. Daarom Helde hy Jezus zo  Paleis van Herodes. 61 zo veele vraagen voor, doch niet de zodanigen , welken hem op het fpoor der Waarheid hadden kunnen leiden , en dienen tot zyne Verbetering en het eeuwig Heil zyner Ziele. En daarom behoeven wy ons niet te verwonderen, dat Jezus Hem niets antwoordde. Hy veragtte wel de woorden van deezen Vorst niet , doch dewyl hy geenen Perfoon aanzag, maar dien eerde, welke God vreesde en Geregtigheid lief hadde, hy mogt van eenen hoogen of laageren rang op aarde wezen, en dewyl Herodes ydele Gevoelens aan onzen Heere bekend waren, antwoordde hy hem niet op alle zyne nieuwsgierige vraagen. Op andere tyden verwaardigde deeze Menfchenvriend den Geringflen en Veragtften met een minzaam antwoord en een heilryk onderrigt; zo dat de Overpriefleren zig ergerden aan zyne Nederigheid en Gemeenzaamheid (b). Jezus moet dus , dewyl Hy Herodes op niets antwoordde, het flegt en vals Karakter van deezen Vorft onbedriegelyk wel gekend hebben, en verzekerd geweest' zyn, dat zyne reden geene nuttigheid zouden hebben, maar dat ze in tegendeel zouden verdraait en mis- 0) Zie Luk. VII: 34»  XIX. Pred. Jèzus Lyden in het misbruikt zyn geworden. Ook zullen de Overheden des Volks hunne aanklagten tegen den perfoon en de Ieere van Jezus , zonder twyfèl, voor Herodes vernieu wd hebben. Doch de Evangelist verledigt zig niet om dezclven ten tweedenfflaale aan te tekenen, maar befchryft alleenlyk, hoe men onzen Heiland in het Paleis van deezen Koning behandelde Herodes veragtte Hem. Het gene hy zogt, vondt hy niet in Hem , en als een aardfchgezind Menfch was hy niet bevoegd om een Vonnis uit te fpreeken over deezen Gezalfden des Heeren, wiens Koningryk niet van deeze Weereld was. Maar heeft hy in het Gedrag of in dé Leere van Jezus ook iets gezien, dat Hem deeze veragting waardig maakte ? Zekerlyk neen. Hy, benevens zyn geheel Hofgezin, dat zig gewoonelyk zonder eenig onderzoek fchikt naar het oordeel en Voorbeeld hunnes Heeren, veragtte Jezus om zyne Onfchuld en,om zyn Ongeluk. Dat Jezus zig den Koning en Verlosfer zynes Volks genoemd hadt, en zig nog in zyne banden, en byna ter dood veroordeeld daarvoor uitgaf, fchoon men niets van eene koninglyke fragt, Waardigheid, Bediening en Magt aan Hem kon gewaar worden; dit kwam deezen ontaarten Geflagte, het welk de hoop hunner Vade-  Paleis van Her odes* 63 deren geheellyk verloochende, en wien het getuigenis der Profeeten een verzegeld boek was, belagchelyk en dwaas voor. Ondertulïbhen hieldt Herodes onzen Jezus voor een' Onfchuldig man, en de aanklagten zyner Vyanden voor vals. Daarom liet hy Hem een wit kleed aantrekken , 't welk eertyds voor het kleed der Onfchuld gehouden werdt, doch dat in deeze omftandigheden het teken was eener veragte en befpotte Onfchuld. Indien Herodes betere begrippen gehad hadde van Onfchuld en Geregtigheid, en meerdere Redelykheid en Menfchlievendheid; hadt hy eenen, voor onfchuldig erkenden niet behooren te Hellen tot een voorwerp van fpotterny en Veragting, maar voor Hem fpreeken moeten, en den onderdrukten en vervolgden verdedigen. Maar hy veragtte Hem, en zondt hem aan Pilatus te rug, met dit Getuigenis , dat ook hy niets ftrafbaars in hem , gevonden hadde (c~). Ook hier verfchynt onze lydende Verlosfer als de allerveragtfte en alleronwaardigfte. Allen, die Hem zagen, vonden niets in hem, dat hun geviel, en daarom hebben zy hem niet geagt. Let hierop, Christenen! tot opbouw in uw allerheiligfte Geloof, dat CO Zie het Tefcfth. vs. 15.  6*4 XIX.- Pred. Jezus lydèn in het dat die Jezus , welke in deeze utfre een fpöt der menfchen en eene Veragting des Volks werdt, nogtans in de daad de beloofde Heiland der Weereld is, aan wien Ietterlyk is vervuld geworden , dat Jefaïas 'zo veele eeuwen te vooren voorfpeld heeft (d). Doch gelooft ook, en verheugt u daarover, dat die zelfde Profeet, op die zelfde plaatfe, van den Gezalfden des Heeren getuigt, dat Hy onze Zonden heeft gedraagen , en dat onze ftraffen op Hem zyn gelegd geworden, opdat wy Vrede zouden hebben (e). Lukas befluit dit deel van Jezus lydensgefchiedenis, met deeze aanmerking : Op dien dag werden Herodes en Pilatus Vrienden met eikanderen, want zy leefden te vooren in Vyandfchap. De Hoomfche Landvoogd hadt verfcheiden' inbreuken gemaakt op de Regten van Herodes, en » zig daardoor de Vyandfchap van deezen Vortï op den halze gehaald. Dat hy nu Jezus, welke befchuldigd werdt zig den Koning der Jooden genoemd te hebben , na Herodes. verzondt, gefchiedde zekerlyk niet, om Herodes daardoor eenige Eere te bewyzen, maar uit loutere ftaat- kun- (d) Jes. LUI: 3. (e) Aid. 4, 5.  Paleis van Herodes. 65 kunde, en inzigten van eigen belang. Herodes nam het onder, usfchen op als een teken van Pilatus Vriendfchap en Genegenheid voor hem, en werdt daardoor weder met hem verzoend. Doch de Eenigheid en Vriendfchap van deeze twee menfchen heeft vermoedelyk niet lange geduurd, ten minften werdt de Roomfche Stadhouder , toen hy door zynen Keizer werdt te rug geroepen, met eene algemeene veragting door de Jooden behandeld, en hy laadde hunnen vloek op zig. Zo pleegen de kinderen deezer Weereld zig onder eikanderen te bedriegen! Zy fchreeuwen ailes uit voor Vriendfchap, wat met hunne Wenfchen en Begeertens overeenftemt, en vleijen hem, die hun ter vervulling hunner ydele oogmerken behulpzaam is., fchoon deeze daarby in de daad op niets anders, dan op zig zeiven en zyn eigen voordeel, bedagt is. Daarom maaken zy even dikwyls yerbintenisfen van Vriend, fchap, als zy de zeiven weder breeken, en naar hun goedvinden, opfchorten. Eene waare, gegronde en beftendige Vriendfchap kan geen plaats vin en, als ondw'de genen, die God vreczen , Geregtigheid lief hebben, en niet alleen op hun eigen zien, maar ook op het gene dat der anderen is. Deezen zyn geenszins gelyk een II. Deel E Riet,  66 XIX. Pred. Jezus lyden in het Riet, dat van den wind ginds en weder ge. dreeven wordt. De Verbintenis hunner Harten verandert niet, wanneer de omftandigheden van hun Fortuin veranderen. Hunne Getrouwheid wankelt nimmer, en hunne Vriendfchap is in den nood altyd ftandvaftig gebleeven. TOEPASSING. III. Dit kortelyk verklaarde deel derLydensgefchiedenisfen geeft ons nog aanleiding tot eenige gewigtige Aanmerkingen en Leeringen, waardoor wy ons hetzelve ten nutte kunnen maaken. Uit de Aanklagten der Overpriefteren, Leeraaren en Regteren des Joodfchen Volks leeren wy, aan welke onbillyke en gehaate Beoordeelingen een Leeraar der Waarheid en der Geregtigheid wel voornaamlyk is blootgeileld. Hy heeft het Volk door zyne Leere be> roerd, fchreeuwden zy tegen Jezus , die op Mozes Stoel gezeten waren , en zig verbeeldden de Sleutel der kennisfe te hebben. Hy, die  Paleis van Heródes. 67 die de menfchen bragt toe eene behoorelyke kennisfe van God en zynen wille; Hy, die de eeuwige en onveranderlyke Wetten van Geregtigheid en Deugd weder aan het ligt bragt, en die hen zelfs j welken tegen Hem vooringenomen waren , overtuigend leeraarde , dat God boven alles , en zynen Naaften als zig zei ven te beminnen , beter is dan Offerande; Hy , die geduurig daarop aandrong, dat men Gode geeven moest, het gene Hem toekomt, en ook den Vorst, en eenen iegelyk , die Magt over ons heeft, het gene zy met Regt van ons kunnen vorderen ; Hy , die allen zynen Toehoorderen de waare Grondwetten der Liefde , des Vredes en der Verdraagzaamheid onophoudeIyk inboezemde , Deugden die zo eigenaartig gefchikt zyn , om Orde en Rust in de Zamenleevinge te onderhouden en te bewaaren ; Hy , wiens geheele Onderwys daarop uitkwam , om onze Harten af te trekken van de verraadelyke Liefde tot deeze Weereld en het gene daarin is, en om ons door de allerernftigfte Voorftellinge van eenen eeuwigen tyd van Vergeldinge te beweegen, dat wy tot den Einde een onbevlekt Geweeten E a to  68 XIX. Pred. Jezus lyden in het te bcwaaren voor God en alle menfchen ; Deeze zou door zulke heilige en gezonde en verbeterende Leeringen het Volk tot Opltand bewoogen lichten , en daarom een vonnis d-s doods waardig wezen. Maar. Zy, die onaangezien alle hunne voorgewende Regtzinnigheid en Naauwkeurigheid in het Geloove , nog hevig met eikanderen twiftedcn , of men der Overheid de geëifchte fchatting moeite betaalcn , of niet; Zy , welken het in alle hunne Schookwifien niet eens konden worworden , welk het voornaamfte. Gebod ware ; Zy , welken in het vertienen der geringlte kruiden, en in het waarncemen van niets betekenende Piegtigheden zo geftreng waren, doch intuslchen het Gewigtigfte der Wet, Geregtigheid, Trouwe en Barmhartigheid nalieten, en voor kleinigheden rekenden; Zy, welken God met de Lippen eerden, doch door hunne booze werken en door hun ftrafbaar Gedrag oorzaak waren, dat de Naam van God gelafterd, dat het Volk van den regten weg vervoerd, en dat het Vuur des Oproers meer en meer werdt aangeblaazen; Deezen wilden voor de Zuilen der Waarheid, en voor de eenigfte Pylaarenvan Gods kerke gehouden worden! Is het Licht wel aan-  Paleis van Herodes. Voorbeeld kennen , van U leeren onfchuldig te leeven , en regt en goed te doen. En wanneer wy dan ook , in gelykheid van U moeten ly» den , aan Veragting bloot gefield worden , of om uwen Naams wille verfnaad worden ; Jlerk ons dan door uwen Geeft , opdat wy op U, onzen Leidsman op den weg dts Leevens , zien , ons in Geduld oefenen , en des te meerdere vl)t aanwenden , om voor God , onzen allerhoogflen E 5 Reg-  74 XIX. Pred. Je%us Lyden inhei enz. Regter , regtfchaapen bevonden te worden , opdat wy eenmaal Vreugde mogen lubben by uwe Verfchyninge ! Amen! TPVLN-  TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER PILATUS VERGEEFSCHE POOGINGEN, OM JEZUS VAN DEN DOOD TE BEVRYDEN. Evangelie van Matthaus. XXVII. 15— 21. En op het Feest was de Stadhouder gewoon den Volks eenen gevangenen los te laaten, welken zywildsn. En zy hadden toen eencnwelb ekenden gevangenen, genaamd Bar ah1: as. Als zy dan vergaderd waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gy, dat ik u zal loslaaten, Barabbas of'Jezus, van welken gebeid wordt, Hy is de Chriftus? Want hy wist, dat zij Hem door Nijdigheid hadden overgeleverd. En als hij op den Regterfloei zat, zondt zijne Huisvrouwe iemant tot hem, en liet hem zeggen: Hebt toch niets te doen met dien Regtvaardigen; want ik hebbe heden in een droom veel geleeden om zynent wille. Maar de Over^riefiers en de Ouderlingen hebben de fchaare aangeraaden, datzyBarabbas zouden begeeren los te laaten en j ezus te dooden. De Stadhouder dan vraagde hen; Welken van deeze twee wilt gy, dat ik u zalloslaaten? Enzij antwoordden Barabbas.   TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER PILATUS VERGEEFSCHE POOGINGEN, OM JEZUS VAN DEN DOOD TE BEVRYDEN. INLEIDING. mtzVrtöff zyt gy geroepen, dewyl ook Chriflusvoor ons geleeden heeft, en ons een voorbeeldheefs nagelaaten , opdat gy zyne voetflappen zoudt naarvolgen\ Dus fpreekt de Apostel Petrus (a) den Chriftenen van zynen tyd aan, en ftelt hun te • vens hunne Verpligting voor, om God, onder alle de Wederwaardigheden deezes Leevens, en onder allerleie Vervolgingen om der Waarheids en Geregtigheids wille, door een ftandvaftig geduld te verheerlyken. Gy zyt tot lyden geroepen. Toen gy het Geloof in den Zoon van God aannaamt, zyn u geene goede en blyde dagen op Aarde beloofd geworden; maar in tegendeel is u voorfpeld, dat Droefheid en Elende uw Lot zouden wezen , dat gy Vervolgingen zoudt moeten lyden. En dit, dus vervolgt hy, (fl) I PiTR. II; 21.  7? XX. Pred. Pilatus vergeeffche Poogingen hy, moet u niet vremd voor komen, dewyl gy weet, dat uw Heer en Heiland, in de dagen zynes vleefches , insgelyks veele Folteringen en Verzoekingen heeft doorgeftaan, in Onfchuld en beproefde Lydzaamheid geleeden , om zynen Leerlingen een Voorbeeld, het grootfte en naarvolgingswaardigfte Voorbeeld, na te laaten. Ziet dan op dien overften Leidsman, en volgt Hem na, opdat gy, onder alle Aanvegtingen , zyner Leere en zynes Voorbeelds waardig wandelt, zo gy eenmaal zyn Koningryke wilt beërven! Op deeze Vermaaninge des Evangeliums moeten allen, ten allen tyde, letten, die in Chriitus Jezus godzalig willen leeven, in de Hoope des Eeuwigen leeven. Onze Roepinge tot eene eeuwige Gelukzaligheid boven in den Hemel is tevens , ten aanzien van dit tegenwoordige leeven, eene Roeping tot lyden, en eene Verpligtinge tot Lydzaamheid en Verzaakinge deezer Weereld. En het Voorbeeld van onzen lydenden Heiland moet ons aanmoedigen en verfterken, om de Beproevingen deezes Leevens met ftandvastigheid en Onderwerpinge aan den wil van God te verdraagen, en in zyne Naarvolginge onveranderlyk te volharden , tot dat ook wy den tyd onzer Be- proe-  om Jezus van den Dood te bevryden. 79 proevinge hebben uitgeftaan, en de Kroone der Overwinninge verkrygen zullen. VERKLAARING. In de vërklaaring van het voorgelezen deel der Lydensgefchiedeniffen zullen we uwe Chrifllyke Aandagt met deeze twee Hukken bezig houden: I. Welke Poogingen Jezus Regter gedaan nebbe , om zynen te onregt en onfchuldig Aangeklaagden van de Jlraffe des doods te beyryden : en II. Door mlke byzondere Omftandigheid zyn Voomeemen mislukt , en de Veroordeeling van deezen Regtvaardken bevorderd zy. I. Jezus weereldlyke Regter was niet alleen van zyne Onfchuld volkomen overtuigd, maar deeze Heiden gevoelde en betuigde ook eene zekere Hoogagting en Eerbied voor Hem, welke men by veelen in Ifraël niet bemerken kon. Hy zoude Hem zonder bedenken op vrye voete gefield hebben ; zo niet de Vaders en Leeraars des Volks zeiven Jezus aan hem overgeleverd, en met veel Drift op zyne Veroordeeling hadden aangedrongen. Hy wilde deeze «anzienlyke Mannen niet be-  8o XX. Pred. Pilatus vergeeffchePcogmgen befchimpen, noch hen tot z}'ne open baare Vyanden maaken. Daarom bedagt hy met eene fchr. nderheid, die den kinderen deezer Weereid eigea is, een midde!, om zynen Pligt en zyn Geweeten niet geheel te veronagtzaamen, en egter niets ftrydigs te doen tegen zyne aardfche voordeden en inzigten. Eene ingevoerde gewoonte om de Plegtigheid van het groote Feest voor de Jooden des te meer aangenaam en flaatelyk te maaken, om naamlyk eenen gevangenen, naar hunne keuze, van zyne banden te verlosfen en in Vryheid te fielten, om hen daardoor san hunne Verlosfing uit de flaavernye van Egipte te erinneren ; deeze ingevoerde Gewoonte fcheen aan Pilatus eene gunflige Gelegenheid, aan te bieden, om Jezus uit demoorddaadige hand zyner Vyanden te redden. Met dit oogmerk ftelde hy hun nevens Jezus eenen berugten Oproermaaker en Moordenaar, Barabbas Voor, en liet het over 'aan de keuze, niet van de Priefleren en de Ouderlingen , maar van de groote Menigte, welken van beiden zy begeerden, dat zoude losgelaaten worden. Het onderfcheid tufichen eenen overtuigden kwaaddoender en bekenden oproermaaker en booswigt, entuffchen eenen ftillen en vroomen Leeraar der Geregtigheid , eenen bekenden Profeet en Wonderwerker ,  tm Jezus vdn den Dood te bevryden. 81 ker , eenen getrouwen Menfchenvriend, dit onderfcheid was te zigtbaar en te aanmerkelyk, dan dat de Regter hadt durven twyfelen, dat da keuze ten voordeele van den laatften zoude uitvallen. En daar het hem zeer wel bekend was, in welke Hoogagting en Liefde Jezus ftondt by het Joodfche Volk, hoe dikwyls het zelve gewillig en bereid geweest ware, Hem voor den verwagten Grooten Profeet aan te neemen; moeft het hem meer dan waarfchynelyk voorkomen, dat zy zonder eenige zwaarigheid, zonder de minlte bedenkinge, zouden bidden, met algemeene Overeenftemminge zouden bidden om Jezus los te laaten en in Vryheid te (lellen. Hywifi wel dit merkt onze Evangelift uitdrukkelyk aan, hy wijl nel, dat de Hoogenpriefiers Hem uit Nyd hadden overgeleverd. Het Volk hadt niets in Hem af te keuren, als dat hy geen Koningryk en geene Heerfchappy op deeze Aarde zogt, en niet voldeedt aan hunne aardfche Verwagtingen van den Mesfias. Voor 't overige verwonderden zy zig zo zeer over zyne Daaden als over zyne Leere, die ongelyk meer Waarheid, kragt en nadruk op het Hart hadde , dan de Leere der Schriftgeleerden en der Farifeën. Deeze mannen integendeel benydden Hem deGoedkeuringe en het Aanzien, dat Jezus zig onder het Volk U. Deel F ver-  12 XX. Pred. Pilatus vergeeffche Poogingen worvcn hadde, en] zy waren bezorgd, dat zy den Invloed, de Magt en de Heerfchappy, die zy weleer op de gemoederen van het Gemeen hadden, geheel verliezen zouden. De giheele Weereld, dus fpreeken zy van Hem onder eikanderen , loopt Hem na. Indien wy Hem alzo laaten geworden, zy zullen allen in hem ge koven (b). Deeze was de eigenlyke reden, waarom zy Hem vervolgden, en daarna aan Pilatus overleverden. En dit wist ook deeze Regter zeer wel; waarom hy ook met een groot vertrouwen de keuze aan het Volk Voorftelde, of zy Jezus of Barabbas wilden los gelaaten hebben. Maar hoe fterk bewyst ook dit Voorbeeld , dat de Voorzigtigheid van de Kinderen deezer Weereld te niete wordt, en hen zelfs dikwyls in den ftrik en veele verzoekingen ftort ? Was Pila • tus voorltel niet in zig zei ven ten hoogften onregtvaardig ? dien, welken hy voor geheel Onfchuldig hieldt en verklaarde, ftelde hy in vergelykinge met eenen, die van Moord en Oproer overtuigd was. Deeze moeit volgens alle menfchlykeen godlyke'Wetten fterven, zyn bloedver, gooten, en het Land, dat een Toneel zyner Boos. heid geweest was, daardoor gereinigd worden. Maar (b) Joaniï. XI: 48. XII: 19.  om Jez%s 'van den T)ood te bevryden. 83 Maar Gene hadt niets bedreéven dat itraffe of des doods waardig ware. De befiisfing der Vraage , welke van beiden losgelaaten , en welke» veroordeeld moefte worden, hadt a.m de onzekere Uitfpraak van eene ongeftaadige Menigte niet behooren overgelaaten geweeft te zyn. Wel is waar, Pilatus hadt by dit voorftel geen ftrafbaar maar een loflyk oogmerk. Maar kan eene onregtvaardige daad door een goed oogmerk voor God en ons Geweeten ontfchuldigd worden? Moeten wy niet, wanneer wy eene waare Voorzigtigheid en Wysheid willen toonen , by een onfchuldig en loflyk oogmerk, ook goede en ónberispelykc Middelen voegen ? Hoe veel ruimde Pilatus door deezen flap aan Jezus Vyanden in, toen hy Hem met eenen Oproermaaker aan het Vojk voorftelde ? Bondt hy zig zeiven daardoor de handen niet, en ftondt zo veel af van zyne gezag als Regter, dat hy naderhand, door zyne eigen fchuld, genoodzaakt werdt, om een vonnis des doods over eenen Onfchuldigen uit te fpreeken, indien de flemme des Volks voor den fchuldigen zyn mogte ? II. Door welk toeval, en door welke omftandigheid het Joodfche Volk, tegen alle verwagting van Pilatus, b woogen werdt om, niet Jezus, maar Barabbas te begeeren, wordt ons in F2 het  84 XX. Pred. Pilatus vergeeffche Poogingen het tweede deel van. onzen Teklt nader aangeweezen. In dat oogenblik, naamlyk, dat Pilatus van zynen Regterftoel aan het in menigte vergaderde Volk het voorftel gedaan hadde, of zy Barabbas liever wilden losgelaaten hebben , of Jezus, van welken gezeid werdt, hy is de Christus, de beloofde en lang verwagteKoning van Israël! In dat oogenblik zondt zyne Huisvrouw iemant tot hem en liet hem zeggen : Hebt toch niets te doen met dien Regtvaardigen, want ik hebbe heden veel geleeden in den droom om zynent wille. Men heeft wel geene voldoende redenen, om deezen droom voor eenen buitenge woonen en bovennatuurlyken droom te houden. Des Regters Huisvrouwe wilt, dat de Overften des Volks haaren Man hadden laaten verzoeken , om zig vroeg te begeeven na de plaatfe, waar hy gewoon was het Geregt te houden, om hunne Befchuldigingen tegen den gevangenen Jezus aan te hooren, en Hem volgens hunne Verlangens , ter dood te veroordeelen. Ook aan haar was bekend, het gene geheel Jeruzalem wilt, dat Jezus , als een waardig en vroom Leeraar en groot Wonderwerker, by het Volk bemind , maar by de Overpriefteren en Farifeën gehaat was  mn Jezus van iïèn Dood te levryden. 85 was, en dat deezen Hem uit louteren nyd en boosheid na het Leeven dongen. Daarom wenfchte zy, dat Pilatus zig niet zou laaten overhaalen, om eenen onfchuldigen aan den wil zyner vyanden op te offeren, opdat hy de Gramr fchap der Goden over zig en zyn huis niet haaien mogte. Dewyl zy nu met zulke gedagten des morgens weder in flaap gevallen ware; was het zeer natuurlyk, dat zig yfelyke verbeeldingen in haar gemoed vertoonden, en dat een droevig' voorgevoel van het aanflaand ongeluk haares Mans haar ontrustte. Zy gaf daarom aan haaren Man ten eerflen ken nisfe, dat zy veel in den droom geleeden hadt om dien Regtvaardigens wille, welke voor zynen Regterftoel was gebragt geworden, en zy badt en waarfchuwde hem, dat hy zig niet zou laaten gebruiken tot een werktuig der Ongeregtigheid, noch den Vloek des Hemels op zig of de zynen laaden. Doch gelyk de alleen W3rze God alle, ook de natuurlyke Gebeurteniffen, altyd naar zyne heilige Inzigten weet te fchikken en te beftieren; zo gebeurde het ook hier. Want de Overflen der Jooden maakte zig den tuffchentyd, dat Pilatus den bode zyner Huisvrouw© aanhoorde en weder afvaardigde, ten nutte, F 3 om  86 XX. Pr^d. Pilatus vergéefjjïe Poogingen om het Volk voor Barabbas, en tccen Jezus in te neemen, het weik zig anderszins, zekerJyk ten grooten deeldn voor Jezus zoude verklaard hcbbt n , wanneer het naar zyne eigen' itemme geluifterd hadde. En dit is ook wel de rcnigfte reden , waarom Matthsus deeze omftandigheid te bock geftcld heeft, en waardoor zy in allen opzigte.aller opmerkzaamheid waardig is. Volgens Gods voorbedagten raad en wil moeft onze Verlosfer gekruifl worden. De weereldlyke Regter, wien van Boven Magt over Hem gegeven was, was genegen om Hem los te laaten. Om- Hem te reddenruit de handen der genen, die Hem zonder oorzaakehaatten, keerde hy zig tot het Volk,, en liet het aan hunne keuze over, of Jezus, wien zy zo menige maaien voor den Gezalfden des Heeren hadden willen verkiaaren , in. Vryheid gefield en in het Leeven zoude gelaaten worden, of Barabbas. Hoe onwaarfchynelyk was het nog, dat een Volk, by het welk onze Zaligmaaker in eene zo wel verdiende Agting ftondt, een Volk, dat Hem nog voor weinige dagen zo plegtiglyk was te gemoete gegaan , en toegeroepen hadde,: Hofanna ! Gezegend zy Hy3 die fon.t in den haam des Heeren, esn Koning van IJiaeil hoe onwaarfchynelyk, zegge ik, was het  om Jezus van den Dood té bevryden. 87 het nog, dat even dat zelfde Volk Hem eenpaarlg zoude veragten , verwerpen, eenen Moordenaar boven Hem ftellen, en om zyne Veroordeeling en dood aanhouden, wanneer het niet ware overgehaald geworden, door zyne Hoofden en Leeraars, welken het gewoon was blindeling te volgen? En indien deeze Omftandigheid, niet ware voorgevallen, dat Pilatus door de Boodfchap zyner Gemaalinne verhinderd werdt om de ftemmen des Volks terftond te verzamelen; dan zouden de Overften geen tyd of gelegenheid gehad hebben, om de gemoederen des Volks naar hunnen wil te zwaaijen. Wy vinden derhalven ook hier reden, om ons te verwonderen over de Beftieringe des Allerhoogften, die tegen alle vermoeden alle de Omftandighedeft zodanig fchikte, dat aan Jezus gefchiedde, het gene zyn Raad te vooren beflooten hadt, dat aan Hem gefchieden zoude. Dat deeze aanmerking wel gegrond isblyktuit het terftond daarop volgende verhaal van onzen Evangelift: Maar de Overpriejlers en de Ouderlingen hebben ér fchaare aangeraaden, dat zy Barab.bas zouden begeeren los te, laaten , en Jezus te dooden. Zy bedienden zig alzo zonder ui titel van den tyd , welken zy door de ophoudinge van Pilatus wonnen, om het Volk op hunne zyde te  $3 XX. Pred-Pilatus vergeeffche Poogingen te trekken. Zy zullen hun met eenen gebiedenden toon hebben voorgehouden, dat zy als Schriftgeleerden beter, dan het onweetende Gemeen , weeten en befliflèö moeften, of Jezus de beloofde Koning van Ifraël ware. Zy hadden Hem reeds als eenen Godslafteraar en Verleider des Volks veroordeeld, en een iegelyk kon uit zyn droevig Nootlot oogenfchynelyk bemerken, dat hy niets minder ware, dan de Koning van Ifraël, welken zy verwagteden dat God geen Welgevallen in Hem hadde; dat hy zelfs geene Magt hadde om zig zeiven te helpen, en dus nog veel minder in Haat ware, om hen van hunne Vyanden te verloifen. Zy zullen daarby zekerlyk Bedreigingen gevoegd, en allen met ban en boete vervaard gemaakt hebben, die zig durfden onderwinden een woord voor Hem te fpreeken. Met deeze en dergelyke voordellen overreeden zy een Volk , dat van Jezus wel zeer gunftigé Gedagten hadde, als van eenen Man magtig in woorden en in werken, maar dat ook reeds te vooren door menigerleie voo oordeelen tegen zynen Perfoon en zyne uiterlyke Omftandigheden was vooringenomen , om Barabbas loslaatinge en Jezus Veroordeelinge te begeeren. Als nu de Landvoogd, nadat hy den bode zyner Gemaalinne weder hadde afgevaardigd, het  cm J'tzus van den Dood te beyryden. 80 het Volk andermaal vraagde, welken der twee, die hy hun hadde voorgefteld, zy van de ftraffen wenfchten bevryd te zien j antwoordde de groote Menigte: Barabbas ! Nimmer kon 'er een onverftandiger en onregtvaardiger keuze gedaan worden. De Gezalfde des Heeren werdt in vergelykinge gefield met een Belialskind , het Licht met de Duifternisfe, de Regtvaardigfle met den Onregtvaardiglten, de Vriend en Weldoender der Menfchen met eenen Moordenaar en Vyand zyner Evennaaften. kn nogtans was het Joodfche Volk zo blind, dat zy deezen boven genen fréden. Zy verzaakten den Heiligen en Regtvf Jigen, en baden, dat men hun eenen Moordenaar fchenken zoude. Zo onbeftendig is de Gunft der Menigte ! Zo verander lyk is het Oordeel der meefte Menfchen! En zo gevaarlyk voor Waarheid en Opregtheid is het aanzien , de magt -en de heerfchappy van zodanige Schriftgeleerden en Farifeën , die zig beroemen den fleutel der kenjfTe te hebben, en het geringfte in de Wet met eene flipteNaauwkeurigheid waar te neemen , doch die' het gewigtigïte daarvan , -Geregtigheid, Barmhartigheid en Trouwe niet agten , en geeF 5 ne  po XX, Pred. Pilaius vcrgceffche Poogingen ne veeezc voor God in hunne harten hebben ! ; TOEPASSING. Laat ons deeze Befpiegeling over Jezus lyden met eenige nutte Leilèn en Vermaaningen befluiten. Eerjllyk : verdient het onze Opmerkzaamheid, hoe zeer het lyden van Jezus door de hier gemelde Gebeurtenisfen vermeerderd , en zyn Geduld en Zelfsverloochening beproefd zyn geworden. Dat men -Hem, die nooit Onregt gedaan hadt, in wiens mond nooit Be. drog geweeft was, maar die veel meer in zyn ganfche Leeven allenthalve hadde goed gedaan, dat men Hem zulk' eenen Booswigt en fchandvlek des menfehlyken Geflagts , als Barabbas ter zyde ftelde, deezen Kwaaddoender gelyk rekende; en dat een Volk, het welk hy zo groote Weldaaden beweezen, aan de Verlichtinge en Verbeteringe van het welke hy zo yverig gearbeid , en dat zig zo dikwyls gewillig getoond hadt., Hem voor eenen Gezant des Allerhoogften , voor den Gezalfden ' des  mn Jezus van den Dood te Itvryden. 91 des Heeren te erkennen , z'g zo ligtelyk liet pverhaalen om Hem te verloochenen en te verwerpen , ■ terwyl zelfs de. Heidenfche Regter oordeelde , dat hy moeit losgelaaten worden : welk een allerbitterft lyden moet dit voor zyne Ziele geweeft, zyn.? Doch hoe gedroeg hy zig onder dit zwaar lyden? Met een onverwinnclyk Geduld. Hy bleef ftil en vreedzaam , gelyk een lam dat voor zynen Scheerder verftomt. Hy dagt minder aan het onregt, dat zyne Vyanden Hem aandeeden , als aan den Wil des Allerhoogften. 9 volgens welken hy in deeze uure der Duifter-, nisfe onder de Misdaadigers zoude gerekend worden, fchoon hy geen onregt gedaan hadde, dewyl hy onze ■ ftraffen droeg. Heeft hy ons nu in zyn lyden een voorbeeld nagelaaten ,. én zyn wy fchuldig in zyne voetftappen te wandelen vormt dan ■ uwe harten naar Je^us. Geduld , wanneer een gelyk lyden over u zal toegelaaten worden. Wanneer onze goede Naam gelafrerd wordt wanneer men onsmet loogen. en laftertaal vervolgd , wanneer -wy buiten onze fchuld ongunftige Oordeelen over ons dulden , moeten ; wanneer ©nv/aardigen 3 ja wanneer' zondaars bovea ons  92 XX. Pred. Pilatus vergeeffche Poogingen ons gefield worden ; dan moet het gedenken aan het lyden onzes Verlosfers ons troosten , en zyn voorbeeld ons flerken , om ons in Geduld te oefenen , Ril , gelaaten en vreedzaam te wezen , en alles over te laaten aan Hem , die regtvaardiglyk ' ooi> deelt. Ten anderen : moeten wy Gods verborgen' Wegen , Wysheid en Goedheid niet onbemerkt laaten. God overreedde het hart van Pilatus , om by alle Gelegenheden een getuigenis te geeven van Jezus Onfchuld, waartoe ook zyne Gemaalinne hem in deeze goede Meeninge, wegens onzen Heiland moefle verfterken ; opdat het ons, onder de Befchouwinge van Jezus Lydensgefchiedenis , nimmer ontbreeken zoude aan bewyzen en erinneringen , dat Jezus , als de Regtvaardige , voor ons Onregtvaardigen geleeden , en dat hy onze flraffen gedraagen heeft, opdat wy genezen en met God verzoend zouden worden. OndertufTchen beflierde die zelfde hooge Magt de zaaken zodanig , dat Pilatus Voorneemen omtrent Jezus niet volvoerd wierdt, en dat het Middel, het welk hy hadt uitgedagt om Hem te  cm Jezus van den Dood te bevryden. bezogt , en waaronder hunne Kinderen nog liggen cn zugten , is een onwederleggelyk Bewys, dat onze Jezus, als de Regtvaardige, gefïorven is, en dat zyne Vyanden alzo ten hoogften onregtvaardig en ftraf baar tegen Hem  Belydenis van Jezus Onfchuld. ut gehandeld hebben. Het Bloed van Jezus is waarlyk van dit ondankbaar en hartnekkig Volk geëifcht geworden , daarom dat zy den tyd van Gods genadige Bezoekinge niet erkend hebben , en Hem niet aannamen, welke tot hen, als tot zyn Eigendom, kwam, en hun zulke overtuigende Bewyzen zyner Godlyke zendinge gegeven heeft. Het Voorbeeld des Joodfchen Volks zy ons ter waarfchuwinge, dat wy met God en zynen Gezalfden niet fpotten, noch ons ofte anderen zyne Wraake onbezonnen toewenfchen, noch zynen heiligen Naam misbruiken. De Alweetende hoort alle Vervloekingen, die op Aarde worden gefproken, en er is voor Hem zo wel een Boek waarin onze woorden worden aangetekend ,als onze werken. Ons hart blyve dan altyd in de Vreeze Gods, en onze tong worde fteeds bedwongen van kwaad te fpreeken, indien wy in de daad goede dagen willen zien en zalig worden. Laat ons geduurig gedenken aan de Uitfpraake onzes Heeren onzen toekomenden Regter: Ik zegge u, dat de Menfchen in het hatfte Oordeel zullen Rekenfchap moeten geevin van ieder onnut of kwaad woord , dat zy gefpro' ken hebben. Want uit uwe woorden zidt gy , o Men/chl eens geregtvaardigd worden, en uit uwe woor-  lis XXI. Pred. Pilatus openbaars woorden zult gy veroordeeld worden ! (£}. II. Laat ons nu nog met alle oplettendheid overweegen, welk een fterk bewys voor de Onfchuld van onzen Verlosfer er ligt opgefloöteri in het .verklaarde gedeelte van zyne Lydensgefchiedenis; want deeze is toch in deeze ganfehè Gefchiedenis voor ons de gewigtigfle Omflandigheid, waardoor zy zo wel verftrekt tot den al* lergrootflen Troost, als tot een fchool van waare Wysheid en Godzaligheid voor alle Chrifteaen ! Het gedrag van alle de genen, welken kwaallyk en vyandiglyk tegen Jezus gezind waren, en werktuigen werden zyner Veroordeelinge en zynes gruwzaamen doods, bewyft en getuigt zyne volmaakte Onfchuld en Heiligheid. Het is wel waar, dat het Volk, waaronder hy leefde, en dat, in de eerfte plaatfe, met het lïeilryk Licht zyner leere zoude gezegend worden, Zeer eenpaarig begeerde, dat Hy gekruist wierdt. Zyn Regter oordeelde eindelyk, dat hy Hem aan hunnen wil moest opofferen, en veroordeèlde Hem tot den den dood des kruifes. De Jooden fcheenen zo zeker overtuigd te zyn van de goedheid hunner zaake, en van de ftrafwaardigheid van hem, (k) Matth. XII. 35, 37- Hoogd. Vert.  Belydenis van Jezus Onfchuld. 113 hem, die zig den Naam van hunnen Koning en Verlosfer hadde aangemaatigd , dat zy geene Zwaarigheid maakten, om zig de Wraake toe te wenfchen van dien God, die vreeslyk is wanneer Hy toornt, in gevalle, zy zonder regt of reden zynen dood begeerden. Doch is het niet allerklaarblykelykft, dat alle deeze Vyanden van Jezus niet volgens kennis en pligt, maar volgens hunne driften, vooroordeelen, en vleefchlyke inzigten handelden ? Het geheele Volk byna badt den Landvoogd, om hun eenen Moordenaar te fcbenken, en Jezus te dooden. Maar waren zy te vooren niet door hunne Regters, Leeraars en Priefters daartoe overreed en vervoerd geworden? En waar toe is niet een Volk, (voornaamlyk zulk een, dat voorbedagtelyk in Onweetendheid en in eene flaaffche Afhangkelykheid door zyne Leeraars en Regenten gehouden wordt) gefchikt en bekwaam, wanneer het door geweetenlooze Leidslieden en gevreesde Huichelaars beftierd wordt ? Pilatus willigde hun zynen Moord in, en gaf Hem ten prys aan den wil zyner Vyanden. Maar gefchiedde dit niet met eene openbaare Tegenftreevinge van zyn Geweeten ? Deeze Heiden, die in de Gefchiedenisfen geenszins beroemd is als een Regtvaardig man, en een Regter van een naauwgezet gewisfe, gaf II. Deel, H zia  114 XXI. PrEd. Pilatus openbaare zig nogtans hy deeze gelegenheid alle mogelyke moeite, om zyn leeven te redden, en Hem in Vryheid te ftcllen, hoewel hy door de Overheid zynes Volks reeds veroordeeld ware, en eene geheele Natie woedend fchreeuwde, dat hy met den dood geftraft zoude worden. Welke ongcruftheid, vreeze en befchröomdheid wordt men niet in alle zyne Onderneemingen, by ieder flap, welken hy deedt, gewaar? Hoe veele middelen bedagt hy niet, en hoe dikwyls poogde hyniet, om zig te ontflaan van Jezus te veroordeelen en te ftraffen fchoon hy zig daarvan geene voordeelen in de Weereld kon belooven? En toen alle zyne Poogingen daartoe mislukten, toen hy tegen zynen wil en oogmerk eindelyk genoodzaakt werdt, om het doodsvonnis over Hem uit te fpreeken; betuigde hy vooraf nogmaals, vry willig en uit eigen beweeging, voor God en Menfchen, dat Jezus aan geene zonde, aan geene ongeregtigheid fchuldig, en dus geene ftraffe waardig was, en dat hy geen deel noch fchuld wilde hebben aan de vergietinge des bloeds van deezen Regtvaardigen. Wat anders als 'de verborgen kragt der Waarheid kon deezen Heidenfchen Regter beweegen, om een zo vry willig alsplegtig Getuigenis van Jezus Onfchuld te geeven, en zo dikwyls te herhaalen, fchoon hyzig daardooor de  Bslycknïs van Jezus Onfchuld. 11 $ de Ongunft en Vyandfchap der Jooden en hun» ner Overften op den halfe haalde? By iedere weigering des Landvoogds, en by alle de angft* valiigheid van zyn gemoed, drong het Joodfche Volk daarop halftarrig aan; Jezus zoude en moest, voor hunne Rekening, aan het kruis genageld, en als een vervloekte Misdaadiger met den dood geftraft worden. Maar gingen zy toen te werk naar eene verftandige en vrywiilige Overleggin* ge ? Toen de Regter hen deeze zeer verftandige en billyke vraage deedt; Wat heef t Hy dan kwaads gedaan ? konden zy hem toen wel eenige zonde aantoonen, of eenige gegronde reden voor hunne begeerte by brengen ? Waren zy niet ondertusfchen door hunne Leeraars opgeruid, en in zulke-jffimoedsgefteltenisfe gebragt, waarin alle nadenken en alle overleg onderdrukt worden ? Of hebben de wreekende oordeelen des Allerhoogften het niet duidelyk en fterk genoeg be» weezen, hoe grovelyk de Jooden zig door hun gedrag tegen Jezus bezondigd hadden ? Ja ik oor.deele, dat het bloed van deezen Regtvaardigen van dit Volk geëifcht werdt, toen nog by het leeven van dat zelfde geflagt, eene ontallyke menigte van Jooden, door hun eigen zwaard en het zwaard der Romeinen, door honger, pefr. en andere fcherpe roeden des Almagtigen, zyn H 2 ver-  nó" XXI. Pred. Pilatus openbaars ' verdelgd geworden, Jeruzalem en het ganfche heilige Land ten gronde toe verwoeft, en het aan alle deeze plaagen ontkomen overblyfiel van dit rampzalig Volk onder alle Volken der Aarde verfl-rooid, én tot een vloek en fpreekwoord over de geheele Weereld zyn geworden. Men kan in de daad geen gewigtiger en fterker bewys begeeren voor Jezus volkomen Onfchuld; en de Waarheid des Evangeliums , en de godlyke Oorfprong van den Chrifflyken Godsdienst wordt door deeze zelfde befchouwinge ontegenzeggelyk beweezen. Die Jezus, welken de Jooden, zyne broeders naden vleefche, zonder reden verwierpen, welken zy uit bittere boosheid wilden gekruist en gedood hebben , over welken zy eenpaarig uitriepen : Kruist Hem, kruist Hem, zyn Bloed kome over ons en onze kinderen! deeze moet onfchuldig en onbevlekt, de uitverkooren knegt des Heeren, de Koning van Ifraël, de Heiland der Weereld geweeft zyn; want God, deWaaragtige, heeft Hem getuigenis gegeven, zyne boosaartige Vyanden zigtbaarlyk geflraft, maar Hem opgewekt en verhoogd, en op de Rots-fteen van zyn kruis , indien ik my zo mag uitdrukken, Hem eene Gemeente gebouwd, welke tot nog toe geene Magt of Lilt der Helle heeft kunnen  Eelydenis van Jezus Onfchuld. 117 nen overweldigen, en die gebleeven is en blyven zal, daar de Koningryken deezer Weereld allen, het een na het ander, vergaan! TOEPASSING. III. Zo is dan onze dierbaare Verlofferweltot den vervloekten kruisdood veroordeeld geworden, maar, en dit is zyne Roem enonzegroote Troost, als de Regtvaardige, voor ons Onregtvaardigen. Naar den wil en het welbehaagen van zynen en onzen Vader werden toen alle onze ftrafTen op dit onfchuldige en onbevlekte Lam Gods gelegd, opdat wy Vrede en Heil erlangen zouden. Hy , die zig geener zonden bewuft was, werdt voor ons ten Zoenoffer opgeofferd, opdat wy door Hem de Geregtigheid, die voor God geldt, dat is de Vergeeving onzer zonden, zouden deelagtig worden. Dit verblyde u, o Chriften ! die tot een gevoelig Befef uwer zonden en uwer ftrafwaardigbeid gekomen, en naar de Genade des Allerhoogften begeerig zyt. Verheug u, dat wy uit zo veele en geloofwaardige Getuigenisfen weeten, dat wy in Jezus, den Gekruiflen, eenen Hoogenprieiter hebben, hoedanigen wy tot onzen troost hebben moeiten , die geheel heilig en onbevlekt was van de zonden, H 3 die  ï i S XXI. Pred. Pilatus operibaare die niet noodig hadde om eerfl voor zyne eigen' zonden te offeren, maar die eenmaal voor ons gclecden heeft, opdat hy ons eene eeuwige Verlosfing zoude te wege brengen. Di t zy de roem van uw Geloof, dat er geene Verdoemenisfezy voor hen , die in Chriftus Jezus, en door zyn bloed met God verzoend zyn, dat zyne beproefde en volkomen Onfchuld onze zonden voor God bedekt heeft! Maar zal deeze Troost des Evangeliums onze zielen beftendig byblyven; wandel dan ook als een Leerling en Naarvolger van Jezus, niet naar den Vleefche, in openbaare zonden en booze werken, maar naar den Geeft, en volgens het E vangelium van Jezus Chriftus onzen Heeren; fta af van alle Ongeregtigheid, en bevlytig u in allen uwen Wandel op Onfchuld en Heiligheid; houdt de Geboden uwes Heeren in alle Opregtheid; en oefen u onophoudelyk, om een goed en onbevlekt Geweeten te bewaaren voor God en voor de Menfchen, in de verwagtinge, dat'er eene Opftandinge zyn zal der dooden,vanRegtvaardigen beiden en Onregtvaardigen. En indien gy daardoor op deeze tegenwoordige Weereld niet kunt bevryd blyven van alle Piaagen en wederwaardigheden , Lafteringen en Vervolgingen; zult gy u daardoor den pligt des Gedulds gemaklyken ligt  Belydenis van Jezus Onfchuld. ïi ). Laat ons dan, ook in onze tegenwoordige Befchouwinge van zyn lyden, letten op dat groote Voorbeeld van Geduld, dat hy ons heeft nagelaaten, en daardoor tragten in ons te verwekken dat heilige Gevoelen, dat in Hem was, om Hem ook onder kruis en lyden naar te volgen! VERKLAARING. De verklaaring van onzen Tekfl fchikt zignatuurlyk in twee deelen: I. Het Vonnis ten kruisdood, dat Pilatus. eindelyk over onzen Heiland uitfprak: en II. De fmertelijkfte Eefpotting en Mishandeling, welken de Krïjgsknegten onzen Heere aandeeden. Deeze beide Stukken zullen wy in diervoegen behandelen, dat wy, zo uit het gedrag van Jezus Vyanden, als uit zyn heilig, vroom en geduldig gedrag in deeze uure van zwaare Beproe- vinge, (a) 2 Tim. II: 11, 12. Hoogd. Vélt. (b) Openb. van Jojnn. III: a*  126 XXII. Pred. Jezus Veroordeeling, en vinge, eenige Leeringen der vvaare Wysbeid en Godzaligheid afleiden en op ons toepaflen! I. De Roomfche Landvoogd hadt door bet wasfen zyner banden , en door de by deeze Plegtigheid uitgefprooken' woorden, duidelyk te verftaan gegeven , dat hy met eene fterke tegenkantinge van zyn Gewisfe in de Veroordeelinge van Jezus ten dood des kruifes bewil. ligde. En om hem ook deeze Zwaarigheid te beneemen, hem van alle vreeze voor de Wraake van eene hoogere Magt te bevryden, en hem daar heen te brengen, dat hy Jezus zonder uitftel en tyd verlies veroordeelde en met den dood ftrafte; borst het Joodfche Volk en zyne Priesters en Ouderlingen in deeze 57felyke woorden uit: Zijn Bloed kome over ons en over onze kinderen ( Vervul gy onze Begeertens maar zonder draalen, en zyt gerust en onbezorgd over de gevolgen. Noch gy, noch uw Volk, maar wy en onze nakomelingen zullen de fchuld daarvan op ons neemen, en wy zullen daarvoor boeten, wanneer zyn bloed onfchuldig werdt vergooten. Hoe roekeloos en onbezonnen deeze Verklaaring van dat Volk o©k ware , dat eertyds naar den Naam van God genoemd werdt; hadt zy nogtans ten eerften de Uitwerking, die zy daarvan verwagteden. Pilatus  Befpotting in het Regthuis van Pilatus. 12? lotus liet hun Barrahas los, maar Jezus liet hy geesfelen , en gaf Hem over om gekruist te worden. Pilatus beging toen op eenen tyd die dubbele zonde, waar van de Heilige Schriftuure "zegt, dat zy voor God eene Gruwel is; want hy regtvaardigde den Godloozen, en verdoemde den Regtvaardigen (c). Zyn hart gevoelde het onregtvaardige en fchandelyke van zulk' eene daad zeer wel; maar dewyl hy handelde als een kind deezer Weereld, meende hy, dat hy zig hieruit niet behoorelyk anders kon redden, tenzy hy den wil des Volks opvolgde, en het Geweeten aan de Eere by de menfchen opofferde. Zyn voorbeeld leert ons, dat wy het altyd opregtelyk met Waarheid en het Gewisfe moeten meenen, indien wy voor Onze Zielen, en haare eeuwige rufle en wélvaart zorgen willen. De poogingen om God en de Weereld te gelyk te die* nen , vallen altyd ongelukkig uit. Zo lange de Liefde voor God, en Waarheid en Geregtigheid, niet fteeds de overhand in onze harten behoudt; zyn wy in geduurig gevaar , om in Verzoekingen te vallen, moedwillig te zondigen, enverlóoren te gaan. Ons voorneemen om den wil van God te doen moet beftendig en onverander- lyk (0 Spkehk£H XVII: 15.  ,128 XXII. Pred.Jezus Veroordeeling, in Jyk wezen. Wy moeten ons alleenlyk naar zyne Wetten rigten , en alles , wat daar tegen ftrydt, verloochenen en vermyden , naardemaal het gewin deezer Weereld, en haarer Lullen en Vermaaken niet te waardeeren is tegen het verlies van onze Zielen. Welke naauwgezetheid van Geweeten toonde Pilatus in den beginne ? Zyn hart hadt eenige vreeze voor God, en hy wilde tegen zyne kennisfe en zynen Pligt niet handelen. Maar er was nog te veel bedriegelyks in zynen Geest. Zyne vreeze voor God itreedt met de vreeze voor de Menfchen, en deeze behieldt de Overhand. De Waarheid was hem niet boven alles dierbaar, daarom werdt hy een riet gelyk, dat van den wind heen en weer gedreeven word, en liet zig, na eenigen tegenfland, tot eene dubbele onregtvaardigheid vervoeren, hy Helde den Moordenaar in Vryheid, en kruifte den Regtvaardigen. Hier zag men een Regthuis, daar Godloosheid . hcerfchte, een Regthuis van Godloozen. Denkt daarom fteeds aan die waarheid, welke Salotno reeds kende, en afleidde uit de befchouwinge van de Ydelheid deezer Weereld: Dat God eenmaal den Regtvaardigen zaloordeelenmet den Godloozen! (d). Welke (d) PaED. van Sal. III: 16, 17.  Be/potting in het Regthuis van Pilatus. 129 Welke fchreeuwcnde Onregtvaardigheid beging de Regter in deeze plaatfe, die tegen zyn Geweeten en zyne inwendige Overtuiginge, eenen Onfchuldigen tot den fmertclykflen en wreedflen dood veroordeelde, maar eenen openbaaren Misdaadigen het Leeven en de Vryheid fchonk? En boe veel grooter en ftrafbaarer was de Boosheid en Onregtvaardigheid desjoodfchen Volks en van deszelfs Overheden, welken Hem, die zig onder hen, door woorden en werken, als den Koning van Ifraël en het Heil der Weereld geopenbaard hadde, zonder reden verwierpen, haatten, en met veele woede wilden ge kruist hebben ? Die niet alleen den Heere der Heerlykheid, welke hun verfcheenen was, niet erkenden, maar Hem ook openlyk en met zulke hardnekkigheid verloochenden, dat zy geene zwaarigheid maakten, zig en hunnen kinderen alle onheil toe te wenfehen , zo zy een onregtvaardig vonnis over Hem geveld hadden? Ja, waarlyk, God moet den Regtvaardigen oordee- , len met den Godloozen! Een zelfde Lot treft hier gemcenlyk den een en den ander; de Regtvaardige wordt hier dikwyls behandt 1.1, als hadde hy de werken der Godloosheid gedaan.' Eenen iegelyk zal eenmaal zyn billyk loon, wedervaaren. Iedere Geregtigheid, en iedere II Deel. I On-  130 XXII. PrEd. Jezus FeroordeeUng, en Ongeregtigheid moet eenmaal haare waare Vergelding ontvangen! Jezus werdt nu aan de Krygsknegten overgeleverd om gegeesfeld en gekruift te worden. Het geesfelen van eenen ter dood veroordeelden Misdaadigen was by de Romeinen eene Voorbereiding tot den kruisdood , eene fmertelyke en tevens hoonende ftraffe. Pilatus nam nogmaals deeze Gelegenheid waar, om het Volk tot Barmhartigheid en Medelyden met Jezus , wiens rug aan ftukken gefcheurd was, tebeweegen, maar alle zyne Voorftellingen waren tevergeefs. Men fpande nu te meer zamen, dat hy hem , wien hy reeds eene geesfeling waardig hadde geoordeeld, nu ook zou laaten kruifigen. II. Terwyl de fchikkingen tot de kruifiging gemaakt werden, werdt Jezus overgelaaten aan den moedwil der Krygsknegten, eene menigte van ruwe Lieden, welken Hem op het gevoeligfte hoonden, beleedigden en mishandelden- De gelegenheid om hem, die geene Dwaasheid, geene Ongeregeldheid bedreeven hadde, te befpotten, moest hun de Aanklagte der Jooden, en Jezus vrymoedige Belydeniüe, dat Hy een Koning was, erinneren. Maar zy vergaten, dat hy zig voor zulken Koning beleedenhadt, wiens Ryk niet van deeze Weereld ware, die daartoe  Befpoiting in het Regthuis van Pilatus. 131 gebooren en in de Weereld gekomen was, om getuigenis te geeven der Waarheid, die naar de Godzaligheid is, in de Hoope des eeuwigen Leevens. Zy hielden zig alleenlyk daarby, dat hy zig den naam van Koning gegeven hadt, en lasterden het gene zy riet verftonden, of niet ver. ftaan wilden. Want hy, die behaagen fcheptin fpotternyen, bekommert zig weinig over de Waarheid, en het is voor hem genoeg, wanneer hy een onfchuldig gefproken woord hoort, dat te verdraayen- en daaruit gelegenheid te neemen, eenen Regtvaardigen en Elendigen te befpotten, en tot een voorwerp van zyne lagchernyen te maaken. De Heer der Heerlykheid werdt dan als een aardfehgezinde , door zyne verbeelding bedorven Koning ten toon gefield. Dewyl men van buiten niets Koninglyks aan Hem kon bemerken , hing men Kern kvranfuis eenen Koninglyken Mantel om, en deedt Hem zulke Eerbewyzingen, als men den Vorflen deezer Aarde pleegt te doen; maar op zodanige wyze, dat men ten zelfden tyde de grootfle Veragting voor Hem te kennen gave. Nadat men Hem zyne eigen' kleederen hadde uitgetrokken , hing men eenen feharlaken mantel om zyne fchouderen, hoedanigen kleed cn verwe alleen -den I 2 Vor-  132 XXII. PfiED. JeZus Feroér deeling, en Vorften en Regenten geoorlofd was te draagen, om hunne Voortreffeïykheid en Heerlykheid aan te toonen. Daarna zette men eene kroon op zyn hoofd , maar eene kroon van gevlochten doornen , om aan te duiden, hoe armzalig en vergangkelyk zyn Koningryk en zyne Heerfchappy zyn moefte , dewyl hy geen van edelgefteente, goud, of zilver fchitterend Hoofdfierfel hadde, maar eenen doornen krans, die niets aanzienlyks in zig heeft, cn wel haast verwelkt. Met dat zelfde oogmerk gaven zy Hem eenen rietflok in zyne hand, om de zwakheid van zyn Ryk te kennen te geeven. De Vorften deezer Aarde , die de Herders hnnnes Volks genaamd worden, draagen, in plaatfe van eenen Herdersflaf, een Skepter in hunne hand, om zig te erinneren, dat zy hurne Onderdaanen, met de Getrouwheid van eenen goeden Herder , moeten regeeren, en tegen alle Vyanden befchermen. Maar door Jezus een ligt breekbaar Riet in de hand te geeven , bedoelde men al fpottende , hoe zwak zyne Magt, en hoe onbekwaam hy zyn moefte, om zyne Dienaaren en onderdaanen te befchermtn, en hunne Zekerheid en Geluk te bevorderen. Deeze befpottingen vermeerderden anderen, wier Tongen door de Helle ontflooken waren , door  Be/potting in het Regthuis van Pilatus. 133 door hoonende redenen en gebaarden. In het Ooften was men gewoon voor den Vorst de kniën te buigen, en Hem toe te roepen: Gezegend zy de Koning, lang leeve de Koning! Deeze Eerbewyzen volgden de Romeinfchc Soldaaten naar , boogen hunne kniën voor Jezus met eene geveinsde Eerbiedigheid, en zeiden: Zyt gegroet Gy Koning der Jooden ! Doch hoe ontbloot hun hart van Hoogagtinge voor deezen Koning geweest zy, openbaarden zy daardoor, dat zy Hem in het aangezigte fpoogen , en Hem daardoor als den alleronwaardigften en allerveragtftcn Mensch behandelden. Ten laatften floegen zy ook met een riet op zyn hoofd, zodat de doornen zyner kroone Hem fhken en wondden , waardoor zy dus hunnen bitterften Hoon door fmert en wonden des te gevoeliger maakten. Dus zag men, in deeze uure van fchelden en lafteren, dien Jezus, welken alle Gods Engelen aanbidden , welken welhaast alle Schepfelen in Hemel en op Aarde zouden zien zitten op den Troon zyner Heerlykheid, en wien eenigen met Vreugde en Triumfliederen, anderen met tzidderen en beeven , voor den Heere zouden moeten erkennen en verheerlyken , dien Jezus zag men thands mishandeld als den allerveragtften en alleronwaardigflen, van wien een iegelyk zyn I 3 Aan-  134 XXII. Pked. Jezus Veroordeeling, en Aanlengt afkeerde. En hoe verhevener zyne Natuur, hoe heiliger zyn Karakter ware; des te gevoeliger moeit voor Hem de fmaad zyn , waar mede hy door de Krygsknegten belcedigd werdt. Eenen iegelyk Menfche , welke zyne Natuur, en zynen Godlyken Oorfprong op zyne. regte waarde weet te fchatten, doet het wee, -wanneer hy, zonder zyne fchuld, van Schepfelen , die hem gelyk zyn , veragt en onteerd wordt. Dit is des te fmertelyker, wanneer wy om zulke zaaken vernederd en befpot worden, welken ons by nadenkende en verftandige Menfchen billyken Roem en Eer verwerven zouden. Maar het moet alleraandoenlyklt wezen voor eenen Menfche, welke God en zyne Verheerlyking boven alles lief heeft, wanneer de God,. welken hy dient, en die Hem gezonden heeft, de Schepper, die van alle de Werken zyner handen onophoudelyk moet gepreezen worden, in zyn Perfoon veragt en gelafterd wordt.. Welke fmertelykc Drccfenisfe moet by gevolg Jezus Ziele niet gevoeld hebben, toen hy, de Regtvaardige , de liefderykfte Vriend en Weldoender der Menfchen, welken het Leeven tot heil der Weereld wilde afleggen, de Zoon van God, de Koning d^r Eere, welken God zondt, niet om ons te oordeelen, maar om ons te behouden.en za-  Befpotting in het Regthuis van Pilatus. 135 zalig te maaken, openlyk gehoond en mishandeld , en zyne Majefteit gelafterd werdt! Toen kon hy met David zeggen: De fmaadheden der genen, die U, 0 God, fmaaden, zyn op my gevallen. De Virfmaadheid heeft myn harte gebroken, en ik ben zeer zwak: Ik hebbe gewagt na Medelyden, maar daar kwam niemant; en na Feitroosters , maar ik hebbe ze niet gevonden! f c). Edoch, even die zelfde Befpottingen, welken Jezus lyden zo ongemeen verzwaarden, dienen ons , Chriftenen! die nader onderrigt zyn van den Raad van God, tot des te fterker overtuiging, dat de toen veragte Jezus in de daad de Heiland der Weereld, en alzo onzer Eerbiedinge ten hoogften waardig is, want hy leedt dit alles naar de Schriften. De Regtvaardige en Onfchuldige, die zo veele tegenfpreekinge, Be~ fchimpingen , Plaagen en Kwellingen verdulden moeft , is nogtans de knegt des Heeren , de Uitverkoorene, die dien God, van welken hy gezonden werdt, niet ongehoorzaam was, die zynen rug toekeerde aan de genen, die Hem floegen, en zyne wangen aan degenen , die Hem het haar uitplukten , die zyn Aangezigte niet verborg voor Smaadheden en voor fpeek- fel (0 Ps. LXVIIII: 10, 2r. 14  136 XXII. Pred. Jezus Veroordeeüng, en fel (d). Hy washet, van wien Gods Geeft te vooren getuigd hadt, zyn Gelaat zal verdorven zyn, meer dan van iemant, en zyne Gedaanteimeer dan die van andere kinderen der menfchen, dien men toen voor. eenen Menfch hieldt, welke van God zeiven geplaagd , . geflaagen en verdrukt werdt; maar die in dien ftaat gekomen was om onze Krankheden te draagen, en onze fmerten op zig te laaden, om onze ftraffen te lyden en onzen Vloek op zig te neemen. (e). Aan dit getuigenis der Schriftuure gedagt onze Heiland onder alles, wat hy leedt, endaarom verdroeg hy alles , wat over Hem komen moeft, met een onvermoeid geduld. Geene toornige, geene onwillige Gebaarden misvormden zyn Gelaat. Geene klagten, geene murmurceringen kwamen uit zynen mond. Hy was gelyk een Doove , die niet hoort , gelyk een Stomme , die zynen mond niet opendoet. Toen hy verdrukt werdt, was hy gelyk een Lam, gelyk een Schaap, dat ftom is voor zynen Scheerder. Zyn lyden , dat te vooren zo omftandiglyk befchreeven was gewo -den, en zyn wonderbaar en ftandvaftig geduld, dat die zelf- (d) Jes. L.- 5, Cf. (*) jes. LU: 14. LUI; 4,5.  Befpotting in h-t Regthuis van Pilatus. 137 zelfde heilige Mannen als een onderfcheidend Kenmerk en Karakter van den beloofden Verlosfer te vooren geroemd hadden, beweezen alzo voldoende, dat hy de gene was, die komen zoude, om ons Vrede en Heil te bezorgen. Daarom heeft God Hem ook fchieiyk weder verhoogd , en met Eer en Heerlykheid gekroond. Maar voor eenen kleinen tyd werdt hy minder dan de Engelen , en meer veragt dan andere Kinderen der menfchen. Maar nadat hy zynen Vader die in de Hemelen is , door Geduld en Gehoorzaamheid verheerlykt, en het Hem aanvertrouwde werk onzer Ver* zoeninge met God voleind hadde, kreeg hy eenen Naam, die boven alle naamen is, opdat zig in den Naa?n van Jezus zoude buigen alle knyeder genen, die in den Hemel, op Aarde, of onder de Aarde zyn, en alle Tongen zouden belyden, dat Hy de Heere is , tot Heerlykheid van God den Fader! (ƒ). Na dat de Krygsknegten al hun kwaadaartig vernuft uitgeput, en Jezus genoeg befpot hadden , trokken zy Hem zyne eigen' kleederen Weder aan, en bragten Hem na de plaats, daar hy gekruift zoude worden. In zyne gewoonly- ke (ƒ) FiLirp. II; S -- 11.  138 XXIL Pred. Jezus Véroordeeling, en te kleedinge werdt hy door de ftraaten van Jeruzalem na de ffrafplaatfe buiten de poorten deezer ftad gebragt, opdat hy van een ieder niet alleen des te beter zoude gekend worden , maar ook, opdat die beroemde Voorzegging van de verdeelinge zyner kleederen des te naauwkeuriger en geheel letterlyk zoude vervuld kunnen worden, ti TOEPASSING. Laat ons nu nog, zo uit het ftrafbaar gedrag van Jezus Vyanden en Lafteraaren, als wel byzonderlyk uit het vroom en geduldig gedrag van onzen voor ons lydenden Heiland, eenige Lesfen van Wysheid en Deugd afleiden , en op ons toepaffen. Uit het in allen opzigte onbetaamclyk en godloos gedrag van Jezus Vyanden en Lasteraars willen wy u , in de eerfte plaatfc , leeren kennen het fchandelyke en onregtvaardige , dat in de zonde van zynen Evennaaften te befpotten ligt opgeflooten; opdat gy daarop ten dien einde lettet, om u daarvan zorgvuldiglyk te wagten. Het is in de daad de grootfte Onbiilykheid en Onregtvaardigheid , wanneer de eene Mensch den anderen met de uiterfte Veragting bejegent, en  Bef potting in het Regtïmis van Pilatus. 139 en hem ten voonverpe neemt van zynehoonende Lagchernyen. Wien, zyn ftaat moge nog zo gering en nederig wezen, wien is het niet allerfmertelykft, wanneeer hy van anderen befpot en uitgeiagchen wordt ? En zouden wy niet daaraan altyd gedenken , dat onze Medemenfchen met ons dezelfde Regten, dezelfde Beweegingen hebben, en dat derhalven niets onbillyker, niets ftrydiger zyn kan tegen godlyke en menfchlyke Wetten , dan zo met anderen te handelen , als wy zeiven niet zouden willen, dat zy met ons handelden ? Men meent, dat men_ zyn Verftand en zyne fchranderheid, door vernuftige en fpottende invallende gedagten , oefent cn aan den dag brengt. Maar, o Menfch! gaf de Vader der Geeften u daartoe het Verftand, maakte Hy u daarom wyzer dan de Dieren, zonderde Hy daarom in u dat Licht des vernufts af van zyn eeuwig Licht, opdat gy daardoor uwen Broeder, die met u denzclfden Vader, en Weldoender, en Heere heeft, tehoonen en belagchelyk en veragtelyk te maaken'? Is het welvoegeiyk, dat de Tonge, waarmede wy God, onzer aller Vader moeten looven, onzen Evennaaften vloekt, en dien laftert en befpot, welke ook naar Gods Evenbeeld gefchaapen is ? Neen, myne lieve Broeders! dat moet alzo  Hé XXII. PRED. als hy was, noch moeite aanwenden om in zyne voetftappen te wandelen? O! hoe dikwyls en fterk befchaamt ons zyn groot Voorbeeld? Hy leedt zo veele en zwaare plaagen, zonder een daarvan verdiend te hebben, en onderwierp zig nogtans in alles aan den wil van zynen hemelfchen Vader. En wy klaagen zo bitter over de minfte fmert, over het ligtfte lyden, en verbeelden ons hovaardiglyk, dat God te ftrengmet ons handelt, hoe zeer wy nogtans Zondaars zyn, en geenen Roem voor God hebben, en zeer dikwyls lyden, het geene wy door onze werken verdiend hebben ? Wy klaagen over onze Broeders , en worden toornig en wraakzugtig, wanneer wy zelfs maar zeer ligte Beleedigingen lyden , of ons verbeelden die te lyden. En toen Jezus beleedigd en befpot werdt, deedt hy zynen mond niet open , als om nog voor zyne Vyanden te bidden, die niet wiften wat zy deeden. O! hoe ongelykvormig zyn wy nog aan het beeld van onzen eerstgeboorenen Broeder, zo lange wy onze Driften van Toorn , Bitterheid en Wraake niet kruifigen, en Zelfs verloochening, Ootmoedigheid en Zagtmoedigheid van Hem leeren? Hiertoe moeten Jezus Lydensgefchiedenisfen ons voornaamlyk dienen, op dat wy in zyne  XX H. Pred. Jezus Veroorkellng, en zyne fchoole en Naarvolginge de Gode welbehaagende en ons zo nuttige en heilzaame Deugd des Gedulds leeren. Ziet op Hem, den Overften Leidsman en Voleinder uwes Geloofs, welke het kruis vrywfllig heeft verdraagen, en de fchande veragt, en zo veel tegenfpreeken der zondaaren heeft geleeden, en nogtans fteeds geruft, bedaard en gelaaten gebleeven is. Hy , wien niemant van eenige zonde kon overtuigen , die overal hadde goed gedaan, die de grootfte Hoogagting en Eere verdiend hadde, werdt toch van een gansch Volk, van hunne Schriftgeleerden, Priefters en Overheden verloochend, na eenen Moordenaar gefteld, tot den Kruisdood veroordeeld, als een waan wyze befpot en ten toon gefield. Met dat alles hieldt zyn Geduld niet op, maar hy gaf, het alles over aan Hem, die regtvaardiglyk] oordeelt, en hy ftond zynen tyd van Vernederinge uit, zonder zig tegen God of Menfchen te bezondigen. Het moet ons derhalven, die nog dagelyks ftruikelen, niet vremd voorkomen , wanneer wy liefdeloos beoordeeld, gelafterd , befpot, gehoond, verdoemd worden. Wandelt daarom , Chriftenen! fteeds voorzigtiger, als voor Gods Aangezigte, en hoedt u voor opzetlyke zonden. Geeft het alles over aan den regtvaardigen Regter, en fcheldt niet weder, wan«  Befpottfoge in ht Regthuis van Pilatus. 145'' wanneer gy gefcholden wordt. Dan zullen wy, zelfs onder alle onrust van buiten, waarin de Boosheid der Vyanden en Lafteraaren van onzen goeden Naam ons gebragt hebben, Ruste vinden in onze Zielen, en ons door het befpiegelen van het lyden onzes Verlosfers, en der daarop gevolgde Heerlykheid, opbeuren. Hoe fchielyk werdt hy uit deezen Angst verloft? Tot welke Heerlykheid werdt hy verhoogd ? Hy zit nu aan de regte hand van Gods Majefteit. Hem eeren zo veele duizenden in Hemel en op Aarde, als de oorzaak hunner Zaligheid, en eindelyk zullen ook de kniën der Ongeloovigen zig voor Hem moeten buigen, en by Hem Genade zoeken. Welgelukzalig ishy, die Hem in zyne Nederigheid naarvolgt, en het Geloove en een goed Geweeten door lydzaamheid bewaart, want hyzal met Hem in zyne Heerlykheid geopenbaard worden. Toont u dan altyd Chriftenen, als Dienaars van God en Naarvolgers van Jezus, in groot Geduld, in Elenden, in Nood en in Gevaar, in Eere en in fchande, voor goed en kwaad Geregte, als Verleiders, en nogtans Waaragtigen, als Onbekenden en nogtans Bekenden, als die fterven, en ziet wy leeven, als^Getugtigden, en nogtans niet gedood, als Treurigen, maar egter altyd vrolyk. Want wy weeten, wien wy geil. Deel K foo-  146 XXII. Pred. Jezus Venoordeeling, enz, looven, en aan wien wy ons vertrouwd hebben, en zyn verzekerd dat hy ons Pand, de kroon des eeuwigen Leevens, bewaaren zal tot dien dag! Amen ! Heere! Gy, die op aarde onfchuldig een fpot der Lieden, eene Veragting des Volks geweest zyt, dewyl Gy onze flraffen op U genomen hadt, maar die nu zit aan de regte hand van God, en tot Heer en Heiland verhoogd zyt! Laat uwe goede Geest ons byflaan, opdat wy U, naar onzen pligt, indenGeloove ecren als dien, buiten welken geen Heil is voor Zondaaren, opdat wy de Liefde van U, onzen Middelaar , niet vergeeten ,enU'daardoor onze Dankbaarheid bewyzen , dat wy gewillig doen, dat Gyonsgebooden hebt. Sterk ons, in de dagen onzer Beproevinge, om op U te zien, en van U Geduld te leer en, fnuad en kruis gelaaten op ons 'te necman, en alleenlyk daarvoor te zorgen, dat wy onftraffelyk blyven, tot op dien dag, dat Gy de uwen tot U, in uwenRyic en uwe Heerlykheid, zult opneemenl Amen! DRIE-  DRIE EN TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER HET VERVOEREN ONZES HEILANDS NA GOLGOTHA. ■ Evangelie van Lukas. XXIII: 26—31. En als zy Hem weg leidden, namen zy eenen Simon van Cyrenen, die uit het veld kwam, en leidden hem het kruis op, cm het na Jezus te draagen. En Hem volgde eene groote Menigte van Folk , ook van Vrouwen, welken weenden en Hem beklaagden. Maar Jezus zig tot haar keerende zeide: Weent niet over my , Gy Dogters van Jeruzalem! maar weent over u zeiven, en over uwe kinderen. Want ziet-, daar zal een tyd komen, in welken men zeggen zal: Zalig zyn de onvrugtbaaren, en de buiken die niet gebaard hebben , en de borjlcn, die niet gezoogd hebben. Als dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen; Valt op ons: en tot de Heuvelen; bedekt ons. Want indien zy dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre gefchieden! Kz   DRIE EN TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. HET VERVOEREN ONZES HEILANDS NA GOLGOTHA. INLEIDING. j[eder deel van de aller Opmerkzaamheid waardige Lydensgefchiedenis onzes Heeren Jezus Chriftus, dat wy tot nog toe aan uwe Chriftlyke Aandagt hebben voorgefteld , gaf ons gelegenheid , om zyne beproefde en bewaarde Onfchuld, Heiligheid, Zagtmoedigheid en Geduld te leeren kennen, en ons daarover te verwonderen. En om deeze reden behoeven we ons niet te ergeren aan het lyden en de vernederingen van Gods Zoon. Zy bewyzen genoegzaam, dat hy, als de Regtvaardige, voor ons Onregtvaardigen geleeden heeft, en zy verftrekken Hem tot Eere, en ons tot groot Heil. Doch dat gedeelte deezer Gefchiedenis, hetwelk wy nu moeten verklaaren, geeft ons eene byzondere aanleiding, om de Grootheid en Heldhaftighied zyner godlyke Ziele met verwondering te aanfchouwen, en Hem door eenverfterkt Geloove te verheerlyken. Wy zullen Hem, die onfchuldig veroordeeld was tot den K 3 kruis- O V E R  15 o XXIII. Pred. Jezus op den Weg kruisdood, geleiden na Golgotha, na die plaatfe, waar de wreedfte en fmaadelykfte dood Hem wagtte; en wy zullen hooren, met welk' een gelaaten, gerust en bedaard gemoed hy zynen dood is te gemoet gegaan; hoe hy, onbekommerd voor zig zeiven, en den dood getrooft en daar tegen voorbereid , het Volk, dat Hem volgde, en ten deele Hem beklaagde , met ernfthaftige Liefde heeft aangefproken, den zeiven hun aanftaand droevig Noodlot, zonder eenige Bitterheid, maar met Weemoedigheid, bekend maakte, zig nog in deeze uure van verfchrikkinge vertoonde als eenen waaren Profeet en liefhebbenden Menfchenvriend, en den Jooden, die Hem zonder reden haateden en verwierpen, tot op het einde zynes Leevens heeft voorgehouden , wat tot hunnen Vrede, Behoud en Welvaart diende. Hoe eigenaartig is deeze Befpiegeling gefchikt, om ons te bevestigen in het Geloof in zymen Naame, en onzer Ziele Eerbied, Hoogagting en Liefde voor Hem in te boezemen, en ons op te wekken, om zo regtfehaapen en heilig in deeze Weereld te wandelen, gelyk hy gewandeld heeft, opdat ook wy, wanneer wy het Geloove en een goed GewilTe tot den einde toe bewaaren, den dood mogen getrooft zyn, en eenmaal geruft  m Golgotha, 151 ruft en blymoedig kunnen fterven in het Vertrouwen op Hem, onzen Heer en Zaligmaaker. Daartoe zegene de goede God dit ons werk door de medewerking van zynen Heiligen Geeft! VERKLAARING. In onze Tekst woorden wordt ons berigt gegeven van twee merkwaardige Omftandigheden , welken by Jezus Vervoering na Golgotha zyn voorgevallen. De eer/is is: dat het kruis Hem werdt afgenomen, en eenen Vremden te draagen gegeven werdt. De andere: dat de Heiland van een grooten hoop Voiks gevolgd wordende, denzelven den aanftaanden Ondergang des Joodfchen Lands voorfpelde. I. Nadat onze Heiland gegeesfeld, en door de Krygslieden op het gevoeligfte gehoond was geworden , gaf men Hem in den beginne, naargewoonte, het hout te draagen, waaraan hy de ftraffe des doods zoude lyden. Door de ftraaten van Jeruzalem, alwaar hy den Volke zynes Eigendoms tot nog toe dikwyls hadde welgedaan , en hun bewyzen zyner hoogerc; Zehdjnge hadt gegeven, door diezelfde ftraaten, waarin het Volk voor nog maar weinige dagen Hem h idde toegeroepen: Gezegend zy hy , die komt in K 4 den  ï$i XXIII. Pred. Jezus op den Weg den Naam des Heeren, een Koning van Ifraël, help Hem, Heere uit de hoogte! door die ftraaten eener ondankbaare Stad, ging hy thands naar den uiterlyken fchyn als een Misdaadige, als een vloek en fpot der lieden, en droeg zyn eigen kruis. Zo fchielyk verandert het gene men Geluk en Eer op deeze aarde noemt, en dat de oogen der ftervelingen zo zeer verblindt! Wys en welgelukzalig is die man, wien aanzien en roem niet ydel maaken, en die alleen zoekt na de Eere, die voor God geldt, en die ook alleen beftaanbaar en duurzaam is! Welgelukzalig is de man, die zig onder Eere en fchande, voor goed en kwaad Geregte, onder allerleie verwiffelingen van uiterlyke Welvaart, door regtfchaapen' Deugd, als eenen getrouwen Dienaar en Aanbidder des Allerhoogften gedraagt! Deez' draagt, gelyk onze Verloffer, zyn kruis met geduld, en veragt de fchande, want zyne Lof blyft tot in Eeuwigheid/ Voor de poorten van Jeruzalem, op het Veld, nam men Jezus het kruishout af, en gaf het eenen Vremdeiing te draagen, welke van de reize kwam om het Paaschfeest te Jeruzalem te vieren, en zyne Gaaven te offeren aan den God van Ifi aël. Het was eene zekere Simon van Cyrene, w;en men noodzaakte, om Jezus kruis tot  na Golgotha. 153 tot aan de Hoofdfcheelplaatfe hem na te draagen. Deeze omftandigheid leert ons, dat Jezus Vyanden eene merkelyke Vermoe J heid en zwakheid in Hem moeten befpeurd hebben, en daarom den eerHen den beften, die hun op het Land tegen kwam, noodzaakten, Hem dat zwaare Hout af te neemen. Medelyden en Barmhartigheid bewoog hen daartoe zekerlyk niet. Zy bevrydden Hem daarom alleen van deeze Last, omdat zy bevreesd waren dat hy er onder zoude bezwyken, en dat zy Hem niet leevendig aan de Hoofdfcheelplaatfe zouden kunnen brengen , en dat zy dan beroofd zouden wezen van het boosaartig Genoegen, om Hem aan het kruis onder veelc Folteringen en Befchimpingen te zien hangen en langzaam fterven. Maar deeze Omftandigheid is ook daarenboven om eene andere, en gewigtiger reden, voor ons befchreeven geworden. Daar wy naamlyk uit andere plaatfen der Heilige Schriftuure weeten , dat deeze Simon de Vader was van twee Zoonen, die naderhand Chriftenen en gezegende Leeraars des Evangeliums zyn geworden; is het ten allerhoogften waarfchynelyk, dat onze Simon by deeze Gelegenheid , dat hy Jezus moefte navolgen, eene byzondere Liefdeen Hoogagting voor Hem gekreegen, en toen hy nadcrhand zyne  154 XXIII. Pred. Jezus op den JVeg zyne Opftandinge door de geloofwaardiglte Getuigen vernam, met zyn ganfche Huis in Hem geloofd zal hebben. Alzo kan de alleen Wyze, zelfs zodanige Voorvallen, die ons eerft geheel onaangenaamen en ongevoegelyk fchynen, ten onzen waaren Befte beftieren / Hoe verdrietelyk en bezwaarlyk moet het onzen Simon niet zyn voorgekomen, dat men hem, die vermoeid zynde van eene lange reize najeruzalem , kwam om aldaar zynen Godsdienst te verrigten, tot dien veragtelyken arbeid noodzaakte, om eenen ter dood veroordeelden het kruis na te draagen? Werdt hy daardoor zelfs, volgens de Wet, niet onrein en voorshands ongefchikt om het. Paaschlam te eeten ? En hoe fmertelyk, hoe hard moet dit eenen godvrugtigen Jood gevallen zyn? Maar leerde hy by deeze Gelegenheid den Gezalfden des Heeren kennen, en werdt hy daardoor naderhand bcwoogen, om met zyne kinderen in zynen Naam te gelooven , en Hem beftendig naar te volgen: O!'hoe dikwyls zal hy dan de Goedheid en Wysheid des Allerhoogften niet gepreezen hebben, die hem ook hier op eenen goeden weg geleid, en voor het eeuwige Heil zyner Ziele gezorgd hadde ? Hy leerde van nu af aan de Weereld, die met alle haare begeer- lyk-  na Golgotha. 155 Jykheden vergaat, te verloochenen, het kruis van Chriftus op zig te neemen, en Hem op den Weg van Waarheid en Geregtigheid naar te volgen , in de verwagtinge van een beter Leeven-! Hoe dikwyls bemerkt een Chriften, die zig gewent de wegen der godlyke Voorzia. nigheid te befchouwen en daarop agt te geeven, en die zig alles wat hem bejegent, niet toevallig bejegent, ter zyner Verbetering en ter Bevordering zyner toekomende Zaligheid ten nutte maakt, deeze zelfde Wysheid en Goedheid des Allerhoogften, en pryst in ftilte de goede hand zynes Gods, die hem leidt naar zynen Raad, en die ons fteeds allen Heil en alle Zaligheid wil toevoegen ! II. Op den weg na Golgotha werdt onze Heiland vergezeld van eene groote menigte Volks, waar onder ook veele Vrouwen waren, die ten deele uit Nieuwsgierigheid het uitvoeren zyner ftraffe wilden zien, maar ten deele ook die uit Agting en Liefde Hem nagingen , en op zyn Ge. drag opmerkzaam waren. Het is egter niet waarfchynelyk, dat deezen, die Hem volgden , in Hem geloofd, en riem gehouden hebben voor den gene, die komen zoude, omdat hy geene woorden van vertrooftinge tot hen fprak, maar hen aanfprak als Ongeloovigen, die welhaast ter ftraf.  *56 XXIII, Pred. Jezus op den Weg ftraffe zouden ryp wezen. Zy beklaagden en beweenden Hem,gelyk mengewoonlykeenmenfch beklaagt, die op de helft zyner Jaaren, op eene geweldige wyze, wordt van kant geholpen, en ayti Leeven onder veele pynen moet eindigen. Eenigen hunner moeft het wel bekend zyn, dat by ten minften geen onregt gedaan hadde, en door hunne Overheden alleen uit Nyd aan den Pvoomfchen Landvoogd ware overgeleverd ge. worden. Anderen hadden zomtyds zyne heilige Reden gehoord , waren Aanfchouwers geweeft van zyne wonderwerken, en hadden alle Hoogagting voor Hem. Allen kwam zyn Noodlot rampzalig en beklaagelyk voor. Hoe geruster de Inwoonders van Jeruzalem toen nog waren , hoe algemeener hunne verwagting was , dat de Mesfias welhaast zoude verfchynen, hen van het Juk der Romeinen bevryden, en dat hy hen het gelukkigfte Volk op Aarde zoude maaken: des te ongelukkiger fcheenen hun die geenen toe, welken voor deezen gewenfchten tyd de weereld moeiten verlaatcn. Om deeze redenen beklaagden en beweenden zy Jezus, die nu de plaats, daar hy den dood zou lyden, vast naderde. De mcdelydende Heiland bemerkt het weenen en de weeklagten deezer groote menigte, wendt zig tot haar, en fpreekt haar aldus aan: Wetnt  na Golgotha. 157 Weent niet over my, maar weent over u zeiven, en over uwe kinderen! Gy hebt geenè redenen, dit was zyne meening, om my te beweenen, en als eenen Ongelukkigen te beklaagen. Zekerlyk moet ik, naar den wil van God, den dood fmaaken, maar welhaaft zal ik uit den angft en het geregte worden weggenomen, voor eeuwig leeven, en van mynen Vader verhoogd en verheerlykt worden, dewyl ik Hem op de Aarde verheerlykt, en het my aanvertrouwde Werk getrouwelyk volbragt hebbe! Maar uw Noodlot in tegendeel en dat van uwe kinderen is beklaagenswaardig. Indien gy wilt, wat u over het hoofd hangt, welke dagen van Wraake en verderf u reeds van naby dreigen ; gy zoudt dien niet beklaagen, die met een rein Gewiffé en een geruft Gemoet de Weereld verlaat; maar over u zei ven en over uwe nakomelingen zoudt gyheete traan en ftorten en uw ongeluk beweenen. O! hoe dikwyls zoude men dit zelfde kunnen zeggen tot die genen, welken den dood der hunnen, meelt al uit ydele redenen en inzigten, beklaagen, en zig niet willen laaten trooften : Weent niet over hen; want veelligt worden zy weggerukt voor het onheil, dat anderen zal drukken, en wanneer zy behoorelyk geleefd hebben, of in hunne Onfchuld  X 5» XXIII. Pred. Jezus ep den Weg fchuld geftorven zyn, komen zy zo veel eerder tot den Vrede. Weent veeleer over u zeiven, en die na u zullen leeven. Wanneer gy u niet betert, dan zult gy eens die genen zalig pryzen, wier verlies en afflerven gy nu betreurt. De Zoonenen Dogteren van Jeruzalem bevonden zig werkelyk in deezen ftaat. Jezus voorfpelde het hun nogmaals op den weg zynes doods, het gene hy hun reeds te vooren met de traanen der Liefde betuigd hadde, dat naamlyk zulke rampzalige Ongelukken hun over het hoofd hingen, als van den beginne der Weereld af aan tot nog toe nooit geweeft waren, en wel daarom, om dat zy den tyd van Gods genaderyke Eezoekinge niet erkend, en dien baldaadigverloochend en verworpen hadden, die tot hen gekomen was , om het Verloorene te zoeken en te behouden. Nog maar voor weinige oogenblikken hadt een groot gedeelte des Volks met eene onverdraagelyke Bitsheid en Onbefchaamdheid zig de Wraake des Almagtigen toegewenscht, en over deezen Regtvaardigen, welken zy verdoemden, uitgeroepen: Zyn Bloed kome over ons en over onze kinderen ! Welke andere Gevolgen kon zulke Boosheid en Hardnekkigheid na zig trekken , als de zwaarfte oordeelen en Itraffen van dén regtvaardigen Reg-  na Golgotha. ï59 Regter der geheele Aarde, die dit ondankbaar Volk tot nog toe met Langmoedigheid hadt verfchoond en verdraagen, maar die hun nu ook zynen Yver, zyne ernftige Liefde tot waarheid, deugd en geregtigheid toonen moeit. ! Ziet 'er zal een tyd komen, in welken men zal zeggen: Za~ lig zyn de Onwugtbaaren, en de buiken, die niet gebaard, en de borflen die niet gezoogd hebben. Met zodanige Uitdrukkingen plagt men onder de Jooden de droevigfte en elendigfte tyden te befchryven. Nergens hadt men meer op met een talryk kroost en eene fterke nakomelingfchap, als onder de Jooden. Hunne Vrouwen hielden het voor fchande en als eene ftraf van God, wanneer zy onvrugtbaar en kinderloos waren. Die tyden moeiten by gevolg allerrampzalig!!; wezen, waarin zy zalig zouden gerekend worden, die geene kinderen gebaard noch gezoogd hadden; tyden, waarin men eene benydenswaardige Voortreffelykheid zoude, tocftaan aan haar die alleen lydt, om geenen Gemaal, om geene kinderen bekommerd is, noch ontroerd en beangst wordt door het zien van den kommer en de elende der genen, die van ons vleesch en bloed zyn. Dergelyke bedroefde tyden van groote en algemeene Plaagen drukte men ook uit door een ander fpreekwoord, dat in het Joodfche Land ge.  ï6o XXIII. Pred. Jezus op den Weg gebukelyk was, en in gelyke Betekeniffe op veele plaatfen der Heilige Schriftuur, als in onzen Tekft voorkomt: Dan zal men beginnen te zeggen tot de Bergen: valt op ons; en tot de Heu. velen: bedekt ons! De Holen op de bergen en in de rotfen , waarvan dit Land was opgevuld , dienden denlnwoonderen, en vooral den ouden en zwakken, die zig niet meer konden weercn, noch hunne Medeburgers verdedigen, totfchuilplaatfen in tyden van oorlog en andere gevaarlyke omftandigheden. Maar wanneer den Lande eene volkomen Verwoefting fcheen te dreigen, wanneer een verbitterden onverzoenelyk Vyand opzogt en vervolgde, welken zig in holen en fpelonken verborgen hadden; wanneer men zig in zulke allerkommerlykfte omftandigheden bevondt, dat ganfch geene Verlosfing, nergens eenige Veiligheid te hoopen was; dan zeide men van die genen, die zig in de klooven der Bergen en der Rotfen verborgen hadden; dat zy tot dezelven zouden roepen, en vuuriglyk wenfchen, daar door bedekt, verflikt en begraaven te worden. Zy zullen het voor een Geluk houden, zo de bergen en de rotfen, waarin zy zig verborgen hadden, op hen nederftorteden, en een einde maakten van hunne Elende tevens met hun Leeven, opdat zy maar in de handen en  na Golgotha. jfo en het Zwaard van woedende krygslieden niet mogten vallen , en dus een grooter en langduuriger Onheil, waar voor zy bekommerd waren, te ontgaan. Want, voegde men 'er ingelykemeeningeby; want gefchiedt d't aan het groene hou', wat zal aan het dorre gefchieden. Dat is, daar men zelfs den jongen en Herken Lieden , welken de Vyand zelfs nog kon gebruiken, niet fpaart, wanneer het vyandelyk zwaard zonder onderfcheid en zonder barmhartigheid, Zuigelingen, Kinderen, jongelingen en Mannen, in den vollen bloei hunnes Leevens vermoordt; wat zal dan het einde van ons bedaagde, afgeleefde Grysaarts wezen? Wat hebben wy niet al te vreezen, als wy in onze holen overvallen worden ? Wanneer groene Boomen, die nog in hunnen vollen Wasdom zyn, worden afgehouwen, hoe veel meer zal men de dorre en oude Boomen, die maar nadeelig zyn voor het land, uitrooden en verbranden? Het ware ons oneindig beter, indien Bergen en Heuvelen ons bedekten, en onzen Angst, Vreeze en Elende op eenmaal deeden eindigen. Met (a) Men pleegt door den groemn Boom byna algemeen te verdaan onzen Heiland en do vroome Bely- II. Deel, L  tÓ2 XXIII. Pred. Jezus op den Weg Met alle deeze, toen nog bekende, fpreekwyzen kondigde Jezus alzo den Inwooneren van Jeruzalem en des gamchen Joodfchen Lands Gods allerverfchrikkelykfte Oordeelen aan, welken het geheele Volk. zouden treffen, en hen •allen in de uiterfte Elende en 'Wanhoop Horten. En hoe naauwkeurig. werdt deeze. Voorzegging vervuld? Na dertig Jaar.en, toen dit Geflagt nog niet was .voor by gegaan , kwamen de gedreigde dagen van wraake en toorn over dit Volk, dat nu den maat hunner zonden vervuld hadt. Eerft werdt een aanzienlyk getal Jooden door inlandfche Onlusten, en, Beroertens gaande gemaakt. Daarna werden zy op alle hunne Grenzen .door de vyandelyke en zeeg•haftige Legers der Romeinen overvallen en be^naauwd. De Hoofdftad des Lands ftondt in eene W.-r srï'rï tn3v;u^d3^B os*ic.--*.tWP mohBe- deïs'van zynen Naam , gelyk door tien (torren de ongeloovige en godlooze Jooden,* en her is niet moeijyk •verfcheiden gefchikte redenen deezer vergelykinge by te brengen. Maar de ganfche zamenhang deezer,woorden toont, dat ook het 31 vs. den rampzaligen Jooden moet in den mond gelegd worden. En zy erkenden ook zeJierlyk Jezus niet voor eenen groenen , en zig zeiven voor dorre boomen. Werden daarenboven Jezus,, aanhangers niet gered uit het gevaar van die rampen , welken hy voorfpelde ?  na Golgotha. 163 Belegering van verfcheiden' maanden, den yzelykften Hongersnood, en zulke rampenen Elenden uit, dat zy wel verdienden gelukzalig geagt te worden , die geene Gemaalen en geene kinderen hadden. Na de verovering en de verwoesting van Stad en Tempel, vlugtten zy, die hun Leeven als eenen buit daar hadden uitgedraagen, na de holen en klooven der rotfen, om het zwaard te ontvlieden. Dan ook hier was voor deeze Elendigen geene Vryplaats te vinden. Men fpoorde hun overal na, en zywenfchten uit vreeze en de verwagtinge van die dingen , die over hen komen zouden, door de Rotfen verpletterd, cn door de Bergen bedekt te worden. Geenen ouderdom en geen geflagt werdt verfchoond, het groene, groeijende hout werdt met het dorre afgehouwen , de Toom kwam over het ganfche Land hunner inwooninge. De overgebleevenen verfpreidden zig door alle de deelen der Weereld, en bly ven nog in onze dagen, voor alle Volken, een onuitwisfelyk gedenkteken van Gods Geregtigheid en Waarheid. In dit geval zien wy nog den yver van den allerhoogften God! L 2 TOE-  ió4 XXIII. Pred. Jezus op den Weg TOEPASSING. Dus toonde zig onze Heer en Heiland nog op den weg na zyn kruis eenen waaren Profeet en Afgezant des Allerhoogften te wezen. Hy wilt allerzekerst, en voorfpelde het zeer omfiandiglyk en met alle ftoutmoedigheid, hoe het den Joodfchen Volke, niet lange na deeze dagen, vergaan zoude. Zy leefden toen nog in eene trotfe zorgeloosheid, verhovaardigden zig op den tempel des Heeren, verlieten zig op hunne oude Voorregten, en meenden, dat 'er geen Gevaar was, dat zy niet zouden vallen. Zy verwagtten eenen Mesfias, welke hen van alle hunne aardfche Vyanden verlosfen, en hun Ryk in zynen ouden tuifter en Majefteit herftellen zoude. Hunne opperfte Leeraars en Leidslieden verheugden zig boosaartig, dat zy Jezus, den vermeenden Erfgenaam, uit Gods Wynberg verftooten hadden, en dat zyne Gedagtenis welhaast van de aarde zoude verdreeven wezen. De groote menigte volgde haare Voorgangers blindelings, en liet zig beleezen, den Gezalfden des Heeren openlyk te verloochenen, en de Wraake van zyn onfchuldig vergooten bloed op zig te laaden. Eenigen verzelden Hem met traanen van Medelyden. Doch  m Geïgtthal 165 Doch niemant hunner dagt ernftiglyk daaraan» hoe naby hun Verderf en hunne Ondergang waT re, Jezus openbaarde hun duidelyk, wat over hen zoude komen, en hy erinnerde hun door deeze herhaalde Voorfpellinge hunne zonden en vermetelheid, waar door zy zig deeze regtvaarde ftraffen hadden waardig gemaakt. Van ouds her hadden zy Gods Gezanten veragt, den Raad van God verworpen, den Gezalfden des Heeren , die in de Volheid des tyds kwam, en door zyne Werken toonde, dat de Vader hem gezonden hadt, niet aangenomen, noch zyne heilige en trooftryke Leere willen gelooven noch volgen. Zy bedagten niet ten bekwaamen tyde, wat tot hunnen Vrede , tot hunne waare Welvaart diende, en hunne Verdoemenis en Straffe was des te grooter en regtvaardiger, naar maate zy meerdere Weldaaden en Genademiddelen van God ontvangen hadden O). Dit alles, het welke Jezus den Jooden zo dikwyls, nog kort voor zynen Dood voorfpelde, is door de ondervinding beveftigd, onloochenbaar bevestigd geworden. Deeze letterlyk vervulde Godspraak van onzen ftervenden Verlosfer, en het nog voort- duurend (b) Zie Matth. XXIII: 35 —— 39. Luk. XIX; 42 44. L3  i66 XXÏII. Pred. Jezus op den Weg duurcnd Ongeval van dat Volk, dat Hem'zonder reden verwierp, zy ons, Chriftonen, tot een allerfterkst bewys, dat onze Jezus van God, den Waaragtigen , gezonden, en dat zyne Leere Waarheid en onzer aanneeminge volkomen waardig is. Het ongeloof der Jooden, dat God zo zigtbaar geftraft heeft, moet ons waarfchuwen , dat wy niet in dat zelfde Voorbeeld van Ongeloove vallen. Dit alles kwam hun- over ons ten Voorbeelde , en is gefchreeven ter Waarlchuwinge voor ons, op welken het einde der Wee-, reld gekomen is! Maar laat ons ook Jezus Menfchlievendheid hierby niet ongemerkt laaten. Zekerlyk gefchiedde het niet uit wraakgierigheid noch met bitterheid , dat hy hun hunnen Ondergang voorfpelde. Het bedroefde Hem , deezen getrouwen Menfchen vriend, dat een Volk, den welken zo fchrikkelyke tyden van Wraake naakten, zo zorgeloos en onbekommerd heen leefde, zonden op zonden ftapelde, en niet -bedenken wilde, wat tot hun behoud en hunne Zaligheid dieriftig was. Daarom nam by gelegenheid, om hen nog eens, by het nederleggen van zyn Amptonder hen, toen hy de Weereld zoude verlaatenen heengaan tol zynen Vader, te waarfchuwen en tot nadenken te beweegen. Zy hadden de grootlie redenen,  na Golgotha. 167 nen, om over zig zeiven en hun Gefiagt te weencn, dewyl het yzelyklte Onweder zig reeds boven hun hoofd begon te vertoon en. Zy mogten daaruit nog tot zig zeiven keeren, hunne Overtreedingen bekennen, en daarvan afftaan, opdat hun Barmhartigheid kon wedervaaren. Dit was zyn beftendig doel, wanneer hy den Menfchen openbaarde, wat hun toekomftig ware. Met zulke Vermaaningen tot Boete en bekeering verzelde hy altyd zyne Voorfpellingcn van het Oordeel , dat den Jooden dreigde. En met even zo dringende Vermaaningen Helde hy zynen Leerlingen voor zyne laatfte Toekomfte tot het algemeen Geregte der ganfche Aarde, opdat zy zig daartoe zouden voorbereiden,' om dus den toekomenden Toorn te ontvlieden, en te beftaan voor het aangezigte van den Zoone des Menfchen. Mogten wy, Chriftenen ! een beter gebruik maaken van zyne Leere en Godfpraak , dan dit verworpen Volk! Mogten wy, die de Godlykheid en Waarheid van Jezus Leere erkennen , ons ook naar haare Voorfchriften gedraa. gen, en waardiglyk wandelen den, Evangelium onzes Heeren, opdat wy Vrymoedigheid hebben op den dag des Oordeels! Eindelyk: kunnen wy uit het verhandelde het groote Onderfcheid leeren tulfchen het lyden' L 4 der  1(58 XXIII. Pred. Jezus op den Weg der Vroomen en Godloozen, en ons dit ten nut» te maaken. Jezus ivas, als een Regtvaardige, den dood getroofl. Hy naderde de Hofdfcheelplaatfe, en moeit, boven alle piaagen, welken hy reeds hadde verdraagen, noch het kruis, fmart, fmaad en den dood lyden. Maar onder dit alles bleef hy ftandvaftig vertrouwen op God, zynen hemelfchen Vader, wiens geboden hy fteeds gehouden hadt, en in wiens Liefde hy hadde gewandeld. Hy wilde niet, dat men over Hem weende of klaagde. Den ongeloovigen en godloozen Jooden voorfpelde hy ondertusfchen , in welken akeligen toeftand zy welhaaft geraaken zouden. En dan zouden zy, dewyl ze God verlaaten, en zynen Raad verworpen hadden, zonder Troofl zyn, tot Wanhoop vervallen, en te vergeefs tot Bergen en Heuvelen hunne Toevlugt neeraen. Den Godloozen moet het verfchrikkelyk wezen te vallen in de handen van den leevendigen God. Zyne ftraffe komt wel zeer langzaam, maar zy volgt dien gewiffelyk, en treft hem des te gevoeliger, naar maate zyne Welvaart langer duurt, en hy in dien tyd Gods Goedheid en Langmoedigheid moedwilligJyk verwaarloosd en veragt heeft. De God vreezenden hehben zelfs in hunne Elenden den zeer groeten Trooft, dat de dagen'van hun lyden een-  na Golgotha. 169 eenmaal een einde zullen hebben, en dat hunne Droefeniffe welhaaft in vreugde zal veranderd wezen. En daarom houden zy zig zeiven niet voor ongelukkig en veiiooren, wanneer zy eenen korten tyd naar den wille van hunnen God lyden. Het oog hunnes Geloofs ftaart altyd op de toekomende Belooningen , en daarom weenen zy niet, -gelyk die , welken zonder Hoope zyn. Zy weeten, dat zy met vreugde zullen oogften, en zo zy in groote . Elendengeraaken, dat zy dan inde toekomende Eeuwigheid des te meerder zullen verkwikt en verhoogd worden. Die Jezus , die toen het kruis verdroeg , en de fchande veragtte, zat kort daarna reeds aan de regtehand der Majerfteit in de Hoogte, kreeg alle Magt in Hemel en op Aarde, en leeft eeuwig om ook hen zalig te maaken, die door Hem tot God komen. Laat ons Hem dan ook getrouw wezen tot in den dood, zynen Naam vrymoediglyk belyden voor de Menfchen, Hem op den weg der Waarheid en Geregtigheid, ook in kwaade dagen, volgen, en van Hem geduld, zagtmoedigheid en deemoedigheid leeren. Dan zal ook ons einde Vrede wezen. Dan zullen wy ook eenmaal ingaan in de Vreugde onzes Heeren! Amen! L 5 Wy  11 o XXIII. Pred. Jezus op den Weg enz. Wy hebben geloofd en erkend, dat Gy, Hesrel zyt de gene, die op de Weereld zoudt komen, om derWaarheid getuigenis te geeven, en dat Gyhaar], tot heil der Menfchen,1 tot in den dood, ja den dood des huif es, Jlandvaflig hebt beleeden; en dat Gy daarom zyt de Chriftus, ds Zoon des leevendigen Gods, de Oorzaak onzer Zaligheid. Verfterk dit ons Geloof, en geef, dat wy waardiglyk deszelven mogen wandelen, uwer Leere, die wy hebben aangeromen. gehoorzaamen, en ons onbevlekt bewaaren van de zonden deezer Weereld, en ons onophoudelyk oefenen een goed geweeten te bewaaren voor God en voor de Menfchen. Dan zullen wy geen kwaad vreezen, en geruft zyn in den God, van wien alle onze Hulpe komt, in kwaade dagen ons geduU dig onderwerpen aan den wil van onzen Hemelfchen Vader, en den dood getiooft en vrolyk wezen by uwe Toekomjïe ten algemeenen Oordeele! Amen! VIER.  FIER EN TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER CHRISTUS KRUISIGING. Evangelie van Lukas XXIII: 32, 33. En 'er werden ook twee anderen, zynde kwaaddoenders , geleid, om met Hem gedood te worden. En toen zy kwamen op de plaatje, genaamd Hoofdfcheelplaatfe , kruifigden zy Hem aldaar, en de kwaaddoenders, den eenen ter regter, en den anderen ter linker zyde.   VIER EN TWINTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER CHRISTUS KRUISIGING. INLEIDING. Jf^y hoedanige Menfchen de Prediking van Chriftus kruis en dood, reeds van den beginne af aan, invloed hadt en nog heeft > leeren wy, waarae Toehoorders! uit deeze merkwaardige woorden van eenen Apoftel onzes Heeren : Hun, die geroepen zyn, zo Jooden als Grieken, prediken wy Chriftus, eene Godlyke kragt en Godlyke wysheid! (a). De Jooden, wien Jezus, de Gekruifte, het eerft gepredikt werdt, en het eerft gepredikt moeft worden, ergerden en ftietten zig ten grooten deele aan deeze Prediking der Apoftelen, dewyl zy ganfch aardfchgezind waren, in den' Perfoon van den beloofden Meffias eenen Koning deezer Weereld ver» wagteden, en zelf ftonden na de Heerfchap. py over alle volken , en eene uitneemende Gelukzaligheid hier op aarde. En de Heidenen , {a) i Koa. I; 24.  174 Jszus Kruifiging.' nen, onder welken toen ter tyd de Wysbegeerte en Welfpreekendheid bloeiden , voornaamlyk de Grieken, vonden deeze Prediking des Evangeliums en des Apoftels voorftellen al te eenvoudig, te onbefchaafd, en geheel onbekwaam, om zig daardoor den roem van eene uitmundende wysheid en bekwaamheid onder huns gelyken te verwerven. Daarom veragteden zy dit Woord, en vonden geenen finaak daarin. Men moet eenen aanvang gemaakt hebben, met de Ydelheid deezer Weereld en haarer Begeerlykheden in te .zien; men moet ernftige Overdenkingen gemaakt hebben over de kortheid en onzekerheid dezes Leevens, en over de zekerheid van een toekomend Leeven , den 'ftaat van Belooningen; men moet zig overtuigd hebben van de Onfterfiykheid der ziele, en van een toekomend Oordeel; wanneer men het woord van Chriftus kruis en van onze daardoor geftaafde verzoening met God op haarc regte waarde zal fchatten. Die onze heerlyke Roepinge bevatten, en derzelver waardiglyk willen wandelen, die erkennen Gods Wysheid, welke door een fchynbaar dwaas middel de verloffing des menlchlyken Geflagts heeft bewerkt en uitgevoerd. En zy ondervinden ook de godlyke kragt van dit Woord, om het gemoed van eenen  Jezus Kruifiging. I?5 eenen boetvaardigen met troofl en hoope op te beuren, het hart van de Liefde deezer Weereid en haare vergangkelyke Luflen los te maaken , en ons op te wekken tot eene aanhoudende vlyt ter Godzaligheid, in de vcrwagtinge van een beter Leven. God maake ons allen gefehikt voor deeze zalige Aandoeningen, en hy zegene daartoe onze volgende Overdenkingen VERKLAARING. In het verhandelen van deeze merkwaardige omftandigheid van Jezus Lydens gefcbiedenis, dat hy tuffchen twee misdaadigen gekruift is geworden; zullen wy eer ft onze aandagt veftigen op de inzigten, welken zyne Vyanden daarby hadden, en daarna op het oogmerk van God. De inzigten zyner Vyanden zullen ons een Af beeldfel geeven van de Boosheid en groote Bedorvenheid van s'menfchen hart, doch ons ook te gelyk doen zien, hoe diep Jezus zig om onzent wille vernederd heeft. Maar de godlyke Doeleindens zullen ons leeren , hoe wys en goedertieren God ook dit deel van Jezus  x~6 XXIV. Pred. Jezus Kruifiging. zus vernedering tot Heil der Weereld beftierd heeft. I. Onder alle de toen gewoonlyke Lyfftraffen, werdt, volgens de begeerte der Jooden, de kruisdood aan onzen Heiland toegeweezen, eene doodftraffe, die niet by dit volk, maar by de Romeinen in gebruik was. Zy verklaarden daardoor openlyk, dat zy Jezus niet waardig agteden, den naam van eenen Israëliet te draagen, maar dat ze Hem voor eenen zondaar en Heiden hielden, gelyk hy ook reeds te vooren door hunne Schriftgeleerden, een Samaritaan, en een vriend van Tollenaaren en Zondaaren was genoemd geworden. Zoo verloochenden zy dan de Hoope van Israël, agtten den Rotsfteen hunnes Heils gering, en fchaamden zig deezes , op wien hunne vroome Vaders in den Geloove met vreugde gezien hadden , en die in de daad , tot prys van zyn volk Israël, als een Licht in de Weereld verfchynen zoude. Dit was de grootfte voortreffelykheid van Gods oude Volk, dat uit hun de Chriftus zoude voortkomen naar den vleefche, dewelke God is boven allen te pry. zen tot in Eeuwigheid (b). Jezus was gekomen (&) RlM. IX: 4, s-  Jezus Kruifiging. men tot de zynen, maar de zynen hebben Hem niet gekend, nochaangenoomen, zy verloochenden Hem voor het aangezigte van Pik:tus, en fchreeuwden verfcheiden maaien met veel woede ; Kruist Hem, kruist Hem ! De ftraffe des kruifes fcheen hun des te verkieslyker, dewyl zy daardoor hunnen bitteren haat tegen Hem konden voldoen , en zowel zyne fmerten als zyne fmaad konden vergrooten en uitrekken. De handen en voeten van eenen gekruiften werden met groote Nagels doorboord , de gevoeligfte fmerten werden hem daardoor veroorzaakt, en zyne pynen uitgerekt, terwyl het bloed langzaam uit deeze wonden vloeide, en de gekruiste zyne Leevenskragten onder aanhoudende Elenden van tyd tot tyd verloor. Met zulke yzelyke en aanhoudende fmerten wilden de Jooden en hunne Overften dien plaagen , welken zy zonder reden haateden. De pyn en fmerten, welken deeze Onfchuldige reeds in Pilatus regthuis hadt geleeden , en die het hart van deezen Heiden zodanig tot Medelyden bewoogen, dat hy Jezus na zyne geesfeling , mishandeling en befpotting aan het volk vertoonde, en hun toeriep : ziet, welk een Menfch! om hen door dit droevig tooneel te roeren en te verzagten; alle deeze pynen en fmerten van Jezus fcheeM nen  178 XXIV. PitED Jezus Kruifiging. nen zynen Vyanden nog veel. te gering te wezen. Hy moeft nog langer en vinniger gemarteld worden. en onder veele kwellingen en fmerten den Geest geeven : daarom begeerden zy ukdrukkelyk, dat hy gekruist, met den fmertelykften en gruwelykften dood geftraft zoucle worden. Daarenboven was hun doel ook daarheen gerigt, om Hem door deeze Lyfftraffen openlyk te befchimpen niet alleen, maar ook om zynen naam met eene eeuwige veragting te bedekken. Het kruis was'% de Romeinen eene ftraf voor de flegtfte deugdnieten, voor misdaadige flaaven, en geene Mannen van aanzien en ^vaardigheid konden op eene ordenteiyke wyze daarmede geftraft worden. Daar Jezus zig nu voor den Koning van Israël beleeden hadt, meenden zyne Vyanden, dat zy Hem niet erger konden veragten , niet openlyker te fchande maaken , als wanneer zy Hem, gelyk den geringfren flaaf, lieten kruingen, en daardoor met de grootflc kwaaddoenders gelyk fielden. Daarom werdt hy ook tusfchen twee Moordenaars opgehangen ; opdat men uit dit gezelfchap mogt befluiten, dat hy insgelyks een Oproermaaker en Verftoorder der algemeene Rufte en Welvaart , en met hun ' geiyke firaffen waardig • ••' ' -■ Baavq ..... . wa-  Jezus Kruifiging. 179 ware. Ja, volgens de wet van Mozes, werdt eeniegelyk, die aan het hout hangt, befchouwd als een vervloekt menfch, door wien het ganfche heilige Land verontreinigd werdt, en die daarom voor den ondergang der zonne daar moeit, afgenomen , en in de aarde begraaven worden. Door zulk eene befchimpende, en vervloekte doods flraffe hoopten Jezus verbitterde en boosaartige Vyanden zynen Naam en Gedagtenis eene onuitwisfelyke fchande aan te vryven, en allen , .die Hem reeds gevolgd, en gi-oote verwagting van Hem gehad hadden, op eenmaal daarheen te brengen , dat zy zig van nu af aan over Hem fchaamen moeiten. Den kinderen en nakomelingen van het verblind Israël is daarom het kruis van Chriftus nog eene ergernis, en om hunne Veragting uit te drukken, geeven zy Hem den Naam van Gehangenen Uit deeze booze oogmerken, welken de Jooden, voornaamlyk hunne Overheden en fchriftgeleerden voedden, daar zy begeerden en daarop drongen , dat Jezus gekruist' zoude worden , kan men de Boosheid en Bedorvenheid van s'menfchen Harte kennen. Tot welken verfchrikkelyken trap van Godloosheid kan niet een menfch geraaken, wanneer hy zig door zyM 2 ne  iSo XXIV. Pred. Jezus Kruifiging. ne kwaade Driften Iaat overmeefteren en beheerfchen, en door geene vreeze voor God wordt te rug gehouden ! [Hoewel de Jooden met hunne Overheid onzen Heiland niet kenden als den Heere der Heerlykhe;d; hun hart zeide hun noqtans, dat hy geen kwaad gedaan hadt, noch iets bedreeven, dat de ftraffe des doods verdiende Ja, zy wiften zeer wel, hoeveel goeds hy onder hen gedaan hadt, en hoe fterk het befluit was , dat een hunner fchriftgclcerden uit Jezus heerlyke werken hadde opgemaakt : Meefier ! wy weeten, dat Gy een Leeraar zyt van God gezonden, want nicmant kan die Tekenen en Wonderen doen, die Gy doet, ten zy God met hem is (c). Maar nadat eenmaal eene doodelyke haat hunne harten overweldigd hadt, en geene vreeze voor God, geene Liefde tot Waarheid meer in dezel. ven woonde; ruften zy niet, tot dat zy Hem, die den weg Gods in Waarheid leerde, en hunne Huichelaarye vrymoedig ontdekte, uit het Land der Ieevendigen hadden weggerukt. Door hunne ongeregelde Togten aangedreeven , en opgehitst door de Helle, waren zy zelfs daarmede niet te vreden , Hem uit den weg te ruimen ,• maar zy wilden hem, dien hunne ziele haat- (C) JOA\N. tit. 2.  Jezus Kruifiging. IS i haatte, onder^veeleBenaauwdheden en fmerten zien fterven, zig daarin verheugen, en zyneGedagtenis toteenen vloek op Aarde maaken : Hun verbitterd hart was niet vatbaar voor eenig Medelyden , zy verflikten alle Aandoeningen van Menfch. Iykheid in zig, en verdoemden den Regtvaardigen tot den dood, ja tot in den dood des Kruifes. Door alle deeze omflandigheden werdt het lyden van Jezus, en de Bedroefdheid zyner heilige ziele , wel vermeerderd; maar hy wifl wat in den Menfch was, en de Lift en de boosheid zyner Tegenfpreekeren waren Hem niet verborgen. Hy gevoelde niet alleen als een Menfch, die met ons van gelyke Beweegingen en Aandoeningen is, de fmerten, welken Hem door de kruifiging veroorzaakt werden, maar de onverzoenelyke bitterheid en boosheid zyner Vyanden moest zyne ziele ook uittermaate bedroeven. Is het droevig , zig beleedigd en vervolgd te zien door hen , welken men nimmer eenig leed gedaan heeft; hoeveel fmertelyker en gevoeliger moet het wezen , geplaagd, gehoond, verdrukt te worden door de zulken , die men door byzondere Weldaaden aan zig verpligt heeft gemaakt? En hoe onfchuldiger, eerwaardiger en verhevener de Perfoon is , die zulke Befchimpingen moet verM 3 draa-  iS2 XXIV. Pred. Jezus Kruifiging, draagen , des te gevoeliger moeten hem ook zulke onverdiende Beleedigingen wezen. Oordeelt daaruit, Chriftenen! of wel een fmert een fmaad van alle de genen, welken onze Verlosfer thands leedt, Hem voegde. Hy, die wegens zyne godlyke Afkomft de Ambidding van alle fchepfelen verdiende , voor wien zig eenmaal alle kniën zouden buigen, en alle tongen zouden belyden , dat Hy de Heere is, deeze verdroeg toen de ftraffe van eenen ondeugenden flaaf, het Kruis. Hy, die in den fchoot des Vaders was, en onder de Engelen woonde , maar die zig zeiven om onzentwille vernederd hadt, werdt in deeze uure der duisternis gelyk gefteld met de grootfle kwaaddoenders, tuffchen twee Moordenaars opgehangen Die banden, die zo veele zieken genezen, en niets als het werk van God verrigt hadden, werden aan het hout genageld, als hadden zy niets als werken der Ongeregtigheid bedreeven. Hy, wiens lust het was de fmerten der Elendigen te verzagten, de traanen der Bedroefden af te droogen , en den Bedrukten verkwikkinge te bezorgen, werdt met altyd nieuwe fmerten gefolterd, en vondt geen Medelyden by zyne Broeders. Zy zagen zyne pynen zonder aandoeninge, en vonden hun vermaak daarin! Dat het  Jezus Kruifiging. 183 het zien van deeze wreedheid en boosheid zyner Vyanden de ziele van. deezen Regtvaardigen werkelyk ontroerd en allerfterkft bedroefd hebbe,blykt uit het Gebed, dat hy by deeze gelegenheid tot den troon van God rigtte: Vader! vergeef het hun , want zy weeten niet, wat zy doen (d) ƒ Verblind door hunne driften, verhard door het bedrog der zonde , weeten en bedenken zy tbands niet, welke ftrafbaare voornemens zy uitvoeren, en aan wien zy zig bezondigen. Spaar hen daarom nog , en ftraf hen niet in uwen Toorn ! Laat hen nog ftaan en tyd winnen . om tot zig zeiven te kecren, of zy misfehien nog erkenden, hoe zeer zy zig aan my vergreepen hebben, en dan ook Genade van U erlangen mogten! II. Dan fchoon in den eerden opflag, Pilatus zo wel, als het Joodfche Volk, met Jezus deeden wat zy wilden, en zo zy meenden , hunne booze inzigten ten vollen volvoerden; konden zy nogtans in de daad niets anders doen, als dat in den Hemel beflooten was. Ook in dien zin wiften zy niet, wat zy deeden, dat zy naamlyk tegen hunne verwagting en vermoedens de wyze en goede Oogmerken des Ailerhoogften ter vervullinge brengen moeften. On- (rf) Luk. XXIII: 31. M 4  i8+ XXIV. Pred. Jezus Kruifiging, Onze Heiland moeft gekruift, en daardoor voornaamlyk den Misdaadjgen gelyk gerekend worden; op dat wy Hem ook uit deezen kenmerke mogten léeren kennen, en verheerlyken als den genen, die komen zoude, en wien God, door den mond van alle zyne heilige Profeeten, van den beginne der Weereld af aan, Getuigenis gegeven hadt. Aan het Kruis zien wy Hem als het zaad der Vrouwe, den Zoon des Menfchen, welken de eerfte voorzegging in het faradys aldus heeft afgetekend, dat Hem de verlenen zouden vermorfeld worden , opdat hy der ftange den kop zoude vermorfelcn, en Hem. die het geweld des doods hadde , door den dood die Magt beneemen zoude (*). De woorden , welken David door den Geeft der Voorzegginge van zynen grooten Zoon en Heere uitfprak, konden onzen Heiland , hangenden aan het kruis, in den mond gelegd worden: Boosdoen. ders heb Den my omgeven; zy hebben myne handen en voeten doorgraaven! Alle myne beenderen zoude ik kunnen tellen, zy zien het aan, en hebben hun vermaak daa>in (f). Aan het kruis werdt hy de allerveragtfte en al eronwaardigfte, een man van (O Gen. III: 15. vergel. met Heb. II: 14, 15. 00 Ps. XXII: 17, i-f. Hoogd. vert.  Jezus Kruifiging. 185 van fmerten en verzogt in krankheid. Hier leedt hy de voorbeeldelyke ftraffe, hier werdt hy den grootften Overtreederen gelyk gerekend, gelyk Jefaias van Hem gefproken heeft (g). Jezus zelve verkondigde het te vooren, toen hy nog in volle Vryheid leefde, en het niemant in de gedagten kon komen, dat hy zulken dood fterven zoude. De Zoon des menfchen zal aan de Heideten worden overgeleverd, om gegeesfeld en gekruit te worden (/;> Dit moet, dus drukt hy zig tegen zyne Apoftelen uit kort voor den aanvang van zyn lyden, da moet aan my rolbiagt worden, dat gefchreeven is: Hy is onder de üvertreeders gefield geworden, (i). Daarom merkt de Evangelist iMarkus , by het verhaal deezer omftandighfid van Jezus lyden aan, dat toen hy tusfehen twee Moordenaars aan het hout gehangen was, deeze woorden in Hem vervuld zyn geworden." Zy buifigden met Hem twee Moordenaars, eenen ter regte . en eenen ter linker hand, op dat de fchrift vervuld zoude worden , die zegt: Hy is by de üvertreeders gefield g wordtn Jezus werdt dan gekruiiigd naar de Ichnften ; en had- (g) Jes. LUI: 3, 12. (/;) Matth. XX. ly. (0 Luk. XXII: 37I k) Mars. XV: 17, 18. M 5  186 XXIV. Pred. Jezus Kruifiging. hadden de Jooden deeze fchriften verftaan , zouden zy zig aan het kruis van Chriftus niet geërgerd hebben , maar zy zouden veel meer ook daaruit, dat deeze ftraffen Hem naar den wil van God, en volgens de Godfpraaken des Ouden verbonds, waren overgekomen, dit befluit hebben opgemaakt, dat hy de beloofde Heiland der Weereld was. Hier aan erinnerde Jezus zyne Vyanden te vooren, toen hy hun de bewyzen zyner godlyke zendinge optelde : War.neer gy den Zoon des menfchen zult verhoogd hebben, dan zult gy bekennen, Wie ik hen, en dat ik van my zeiven niets doe (/). Maar waarom was het toch de wil van God, en door de Profeeten te vooren verkondigd geworden , dat deeze Regtvaardige den dood des kruifes zoude fterven ? Om ons te erinneren en te verzekeren, dat hy onze Zonden op zig genomen, en ons daarvan verlost heeft; dat hy onder de Misdaadigen zoude gerekend geworden, hy die zig geener eigene zonden bewust was, zulks gefchiedde daarom, dewyl hy zig toen voor een Zoenoffer voor ons zoude Hellen, op dat wy in Hem de Regtvaardigheid, die voor God geldt, dat is, de Vergeevinge onzer 0') Joakw. VUfc ag.  Jezus Kruifiging. 187 zer zonden, verkrygen zouden. Ook toen droeg Hy onze fmerten, en onze ftraffen waren opHem gelegd geworden , opdat wy Vrede en Heil erlangen zouden. Hy werdt verdoemd tot eene ftraffe, die in de wet van Mozes vervloekt was , op dat wy daardoor zouden verzekerd worden , dat Hy ons verlost heeft van den vloek der Wet, dewyl hy voor ons een vloek is geworden. Want 'er is gefchreeven : vervloekt is een iegelyk, die aan het hout hangt (m). Het kruis van Jezus moest het Altaar wezen , op het welke het onfchuldige en onbevlekte Lam Gods zig zeiven voor de zonden der Weereld zoude opofferen , en ons eene eeuwige vergelding te wege brengen. Op deeze uitmuntende Nuttigheid van zynen kruisdood maakte hy zyne Leerlingen te vooren reeds opmerkzaam, toen hy zig op eene zeer gevoegelyke wyze vergeleek by de kopere flang, welke Mofes op Gods bevel in de Woeftyne moest oprigtten, opdat de gewonde Israëliten, die haar aanzagen en de Belofte van God geloofden, van hunne doodelyke wonden zouden genezen worden. Gelyk Mozes in de woeftyne de flange verhoogt beeft; alzo moet de Zoon des menfchen ver- (m) Gal. III; 15.  188 XXIV. PEED. Jezus Kruifiging. verhoogd worden , op dat allen , die in Hem ge. boven niet verhoren gaan , maar het eeuwige Leeven hebben («). Deeze zalige Nuttigheid zyner kruifiging viel eenen van die beiden, welken thands aan zyne zyden hingen, ten deel, dewelke na eene opregte boete zyn Geloof in den Naam des gekruisten Heilands beleedt, en die trooftende verzekering van Hem ontving, dat hy niet verlooren zouden gaan , maar dat hy in het Paradys van God zoude ingaan. Zo moest, volgens het genadig Oogmerk en wys beftier der Godlyke Voorzienigheid, reeds midden in deeze uure der duifte mille, dat zelfde, dat Jezus imaad vergrooten zoude, ter zyner Eere dienen. Een dier genen, welken met Hem gekruist werden, ontvlood door zyne Genade den toekomende Toorn, en verheerlykte zynen Triomfeerenden ingang in het Paradys, in de Wooningen van zynen hemelfchen Vader! TOEPASSING. Ons, Chriftenen! zy dan het,kruis van Je. zus, (n) Joann. IIL- 14, 15.  Jezus Kruifiging. '\ \%<) zus , waardoor zyne Vernederingen en Lyden den hoogden graad bereikten, doch het welk ons Troofl: en Heil verfchaft, een eeuwigduurend Gedenkteken zyner groote Liefde en Trouwe jegens ons. Hoe veel meer fmerten, vloek en ftraffen deeze eenige Middelaar tusfchen God en tuflehen ons, ten onzen voordeele , geduldig verdroeg , des te duidelyker zien wy daaruit, hoe groot hy ons heeft lief gehad. Alfchoon hy Gods Zoon ware, en eeuwige Heerlykheid by den Vader bezat, vernederde hy zig egter vrywillig , nam de Geftalte van eenen flaaf aan , en werdt Gode gehoorzaam tot in den dood, ja den dood des kruifes, opdat hy door dit volmaakt lyden den genen , die Hem gehoorzaam zyn, eene Oorzaake zoude worden der eeuwige zaligheid. De Jooden en hunne Overheden kenden den Heere der Heerlykheid niet, want anders zouden zy Hem niet gekruist hebben. Wy kennen Hem en weeten , dat hy, niet uit zwakheid, maar uit eene zuivere en grootmoedige Liefde jegens ons , het kruis heeft verdraagen en de fchande veragt. Is hy dan onzer Aanbiddinge en eeuwige Dankbaarheid niet waardig? Hoe onverantwoordelyk en ondankbaar zouden wy handelen, wanneer wy ons over zulken Vriend fenaara-  ioo XXIV. Pued. Jezus Kruifiging, fcbaamden, en zynen heiligen Naam verloochenen wilden? Zyn kruis en zyne Liefde zullen wy in eene dankbaare gedagtenis houden, en in naarvolginge van eenen zyner Apoftelen met gevoelens van de innerlykfte Dankbaarheid zeggen : Ik flelle my voor niets te weeten, als Christus , den Gekruuten (0)! Myne overige Wetenfehap, myne overige Uitmuntendheid , die my in deeze Weereld tot weinig dingen nut zyn, houde ik voor fchande, tegen de onvergelykelyk betere en gewigtiger kennilfe mynes Heeren Jezus Chriftus. In Hem alleen wil ik roemen en my verheugen, dat ik Hem kenne, die ook my heeft lief gehad, en voor my het kruis heeft verdraagen, en ook de Middelaar is myner Verzoeninge met God ! Laat ons nu van deeze zyne Liefde een verHandig , een goed gebruik maaken , om van onze toekomende en eeuwige Zaligheid verzekerd te wezen. Is hy aan het kruis de verzoening voor onze zonden geworden , opdat in zynen Naam allen Volken Boete en Vergeevinge der zonden zou gepredikt kunnen worden : hoort dan na Gods ftemme, die u met beloften der Genade ter bekeeringe roept, en volgt haar zon- (e) i Kor. ii: 2.  Jezus Kruifiging. 191 zonder uitflel, wanneer gy tot nog toe zonder eenig berouw te toonen een zondig leeven geleid hebt. Belydt den Heere , die den dood des Zondaars niet begeert , maar wil, dat hy zig bekeere en leeve , de Overtreedingen van uwen voorgaanden Wandel, en ftaat daar van af, op dat gy Barmhartigheid moogt ontfangen. Geeft Hem, den Gekruisten, de Eere , die Hem toekomt, en zoekt door Hem alleen Geregtigheid, die voor Ged geldt; want 'er is buiten Hem geen Naam onder de menfchen geopenbaard , door welken wy kunnen zalig worden. Hebben wy door het Geloove deeze Geregtigheid in Hem gevonden ; toont dan ook uwe Liefde jegens Hem, die ons eerst heeft lief gehad, door eene gewillige, beftendige Gehoorzaamheid aan alle zyne bevelen , en door de Naarvolging van zyn heilig voorbeeld. Christus heeft in zyn Lighaam onze zonden opge. offerd aan het kruis , op dat wy de zonden afgeftorven zynde der Geregtigheid zouden leeven. Niemant verleide zig zeiven door dien dwaazen waan , dat het kruis van Jezus en zyn lyden diene ter verontfchuldiging van zy. nen zondigen Wandel, of dat wy daardoor eene vryheid tot zondigen verkreegen hebben. Leert  m XXIV Pred. Jezus Kruifiging. Leert uit zyn lyden, en uit zynen dood, veel meer erkennen, dat vloek en doid de gevolgen der zonde zyn , en dat de Verdoemenis dier genen regtvaardig U, die, nadat zy de kenniffe der Waarheid ontvangen hebben, moedwiiliglyk zondigen, de Genade van God baldaadiglyk misbruiken, en in hunne zonden volharden. Die Chriftus toebehooren, moeten het Vleefch en zyne Begeerlykheden en Luften kruiligen, hunne oude zonden afleggen, door de verandering van hunnen wandel nieuwe en vrooaie Menfchen worden , en zig vinden laaten in den ftand van goede werken. Zyne Liefde, waardoor hy voor alle menfchen geftorven is, moet ons, die hier nog in den Vleefche leeven , dringen en aanzetten, om niet meer ons zeiven te leeven , maar dien, die voor ons geftorven doch ook opgewekt is, de voorfchriften zyner Geboden te volgen, en af te ftaan van alle Ongeregtigheid. Anderszins is geene Waarheid geene Oprcgtheid in ons, en anderzins hebben wy ook geen beftendig aandeel aan den zaligen Troost des Evangeliums Zyn voorbeeld vermaant ons ook voomaamlyk om geduldig te lyden. Wanneer wy in menigerlei verzoekingen geraaken , byzonderlyk wanneer wy buiten onze fchuld , op Aarde on-  Jezus Kruifiging. 193 onder de Misdaadigen gerekend, gehoond, geIafierd worden; dan moeten wy niet moedeloos , of der Waarheid en Godzaligheid onge, trouw worden,.maar de ons voorgeftelde Loopbaane moedig doorloopen, en, gelyk Hy, zien op de kroone , die op het einde, ook voor ons is weggelegd en bewaard wordt.! Het gevoelen van eenen der eerfte Naarvolgers van Jezus moet ook het gevoelen en het voorneemen van ieder regtfchaapen Chriften wezen: Het zy verre van my, dat ik zoude roemen , als alleen in het kruis van onzrn Heere Jezus Christus , door welken my de Weereld gekruift is , en ik der Weereld («)•' Zo men my zonder reden hoont, zo ik om der Geregtigheids wille een vloek der Weereld worde; dan verheuge ik my daaruit te weeten, dat ik niet van deeze Weereld ben. Zy is dan ook een vloek voor my; want ik ben met Chriftus gekruift, en zoeke hier myn Lot niet , maar zal met Geduld in goede Werken naar hét eeuwige Leeven tragten, en my daarin getrooflen, dat wanneer ik met Chriftus het kruis verdraagen hebbe , ik ook als dan met Chriftus tot Heerlykheid zal komen ' Amen! Cyi 00 Gal. VI: 14. II. Deel. N  194 XXTV. Pred. Jezus Kruifiging! Gy , H°ere der Heerlykheid ! hebt om onzent wille het krxis verdrang?n , en daaraan den dool als een offerande voor onze Z'nien geleeden. Dit zy dan ook onze Troofl en Roem in Leeven en in fierder, U als de oorzaike onzer Zaligheid te kennen en te verheerlyken. Verleen ons de Genade, dat wy a'len 'deeze uwe Liefde daar toe aanwenden, om onze Zaligheid met a'len e. nfl uit re werken, dat wy on gewillig van de zonde tot God bekeeren, op uwe Geboden letten, voor U leeven , die voor ons geflorven zyt doch ook wederom opgewekt, en dan ook de vrugfen uwes lydens genieten, niet verboren gaan , maar door U, verhoogden Heiland, behouden worden ten eeuwigen Leeven! Amen!  VrFENTWINTlGSTE PREDIKAATSIE. OVER DE VOORBIDDTNGE VAN DEN GEKRUISTEN VERLOSSER VOOR ZYNE VYANDEN. Evangelie van Lukas XXIIIr 34. Jezus zeide : Vider! vergeef het hun, want zy weeten niet, wat zy doen. En zy verdeelden zyne kleederen , en wierpen het lot daarover.  L  VYF EN TWINTIGSTE PREDIKAATSIE, OVER DE VOORBIDDINGE VAN DEN GEKRUISTEN VERLOSSER VOOR ZYNE VYANDEN. INLEIDING. CD^nder alle de Vertrooftingen , waar door Jezus Evangelium eenen boetvaardigen opbeurt, is deeze , zonder twyfel, eene der fterkften , welke ons verzekert: dat wy in den Hamel eenen getrouwen Voorfpraak hebben by den Vader, dien zelfden Jezus, welke eenmaal tot eene verzoening voor onze zonden aan het kruis ftierf, doch die nu zit aan de regtehand van God boven in den Hemel. Wanneer wy onder de Belydenis onzer groote zonden voor God, wanneer wy onder een behoorelykbefef van die menigvuldige gebreken , welken ons nog aankleeven , in den Naam van Jezus, in het Geloof van den Gekruiften, met een oot' moedig en opregt Harte naderen tot den Troon van Gods Genade;, dan kunnen wy verzekerd zyn, dat ons Barmhartigheid gefchieden N 3 zal,  198 XXV. Pred. Jezus Bede zal, want wy hebben in onzen Heiland eenen Hoogenpriefter, die onze zwakheid kent, met dezelve Medelyden heeft, onze Voorfpraak i» by den Vader, en onze Gebeden voor Godin gedagtenilfe brengt. De Zoon wordt altyd verhoord , zo kan dan ook die niet onverhoord blyven , die Hem door zyn Geloove en door zyne Gehoorzaamheid verheerlykt. Van deeze zyne barmhartige Goedheid en Vriendelykheid jegens onweetenden en zwakken, gaf hy nog op den dag zynes doods een allermerkwaardigfte blyk, toen hy zelfs voor hen, die Hem tulfchen twee Moordenaars kruisigden, en hun vermaak fchepten^fn zyne kwellingen en befchimpingen , God zynen Vader badt, dat de Almagtige hen toch niet zoude wegrukken , maar hun nog tyd en genade tot boete en bekeeringe geeven, op dat zy hunne Ongeregtigheid en hunnen grooten misdag mogten inzien,; en Barmhartigheid verkrygen. Verwaardigde nu deeze getrouwe Menfchenvriend zelfs den zulken met zyne Voorbiddinge, dien toen ter tyd nog in het geheel geene tekenen van Berouw en Bekeeringe lieten blyken, hoeveel te meer kunnen wy dan verzekerd wezen , dat hy onze Voorfpraak zyn zal by den Vader , wanneer wy berouw hebben over de zonden en gebreken, om welker ver-  voor zyne Vyanden. 199 vergeevinge wy bilden, en zo wyernftigevoornee nens hebben genomen, om ons in het toekomende daar voor te wagten, voorzigtiger te wandelen , en alle verkeerde wegen te haaten en te vermyden ! O! hoe dierbaar is Gods Goedertierenheid, die ons deezen grooten troofl: in het Evangelie van zynen Zoon heeft bekend gemaakt , op dat wy onder de zonden niet verflaauwen ! Wy zullen in onze tegenwoordige verhandeling gelegenheid hebben om ons deeze Nuttigheid des Evangeliums te erinneren, en God laate het een vrugt van deeze onze Overdenkingen wezen , dat wy de ganfche kragt deezer vertrooftinge, ter zyner Eere, ondervinden mogen / VERKLAARING. Tot nog toe hebben wy het onregtvaardig gedrag van Pilatus, van de Jooden en van hunne Overheden tegen Jezus, den Gezalfden des Heeren, befchouwd, en by ieder gedeelte van het lyden, dat op deezen uitverkooren knegt des Heeren kwam, zyne volkomen Onfchuld, beproefde Heiligheid en onvcranderlyk Geduld gezien en ons daarover verwonderd. Thands N 4 be-  2oo XXV. Pred. Jezus Bede gint een nieuw Toneel van Jezus lyden. Wy zien Hem nu op den ondcrflen trap zyner Vernederinge, aan het hout des kruifes , dat voor vervloekt gehouden werdt, tuflchen twee Moordenaars, met de grootfte Overtrceders gelyk gefield. Ook zoo wy hier agtgecven op zyn gedrag, vinden wy de overtuigendfte bewyzen , dat de Gekruifte de Heilige Gods , onze waardige Middelaar en Verloffer, de groot' fte Menfchenvriend is, en het volmaakfte Patroon onzer Naarvoiginge. Wy zullen die beide omftandigheden van Jezus iydensgefchie. denis, welken in onzen Tekft gemeld worden, te weten : Jezus voorbiddinge voor zyne Moordenaars ; en het verdoelen zyner kleederen , zodanig verhandelen , dat wy daar door in het Geloove in zynen Naam beveftigd, en te gelyk opgewekt worden,'om Hem in z;.ne Zagtmoedigheid, Liefde en Geduld naar te volgen. Jezus Vyanden zagen nu eindelyk hunnen boosaartigen wenfch vervuld. Hy hing aan het kruis , in het Gezelfchap vaa twee Moordenaaren , die regtvaardige ftraffen voor hunne Euveldaaden ontvingen. Behalven het gevoel der fmerten, welken de Kruifiging Hem veroorzaakte, werdt de ziel van deezen Regtvaardigen voornaamlyk geplaagd en bedroefd door de open-  voor znye Vyanden. 2>°l openbaare vreugde van alle die genen die Hem zonder oorzaak haateden , en zonder medelyden aanzagen. Hier werdt hy tot een fpot der Lieden , tot eene veragting des volks. Dat Volk, waar onder hy tot nog als een Licht gefcheenen, dat Volk, dat zo veele Weldaaden door zynen Dienlt ontvangen, dat zyne heilige Leflen gehoord , zyne Godlyke Wonderen gezien hadt, dat Volk, in wiens midden hy zig als den grooten Gezant des AU rhoogften, die hun beloofd was, geopenbaard, en dat zig bereidwillig getoond hadt , Hem tot Koning pver Israël aan te neemen, dat Volk omringde thands zyn kruis, en vermaakte zig ten grooten deele in zyne Plaagen. Dan onze Heiland toonde onder deeze niet gemeene Beproevingj zyne ongekreukte Heiligheid door eene te regt verwonderenswaardige Lydzaamheid en Zagtmoedigheid. Hy badt zelfs, voor hen, welken Hem overgeleverd en verloochend hadden , zo dat hy gekruifigd wierdt, en die Hem daarenboven nog befpotteden: Vade) ƒ dus fprak hy tot God , Vader verg ef het hun, want zy weeten niet wat zy doen! Laat ons. den inhoud en de gevolgen van dit merkwaardig Gebed, een weinig nader overweegen. Hoe veragt thands onze Verloffer op aarde N 5 ook  202 XXV. PREr>. Jezus Bede ook wezen mogte, noemde hy nogtans den Heere des Hemels en der Aarde met eene gmote Vrymoedigheid en Blymoedigheid zynen Vader, en bewees daardoor, dat hy altoos verzekerd geweefl was, en nog bleef van Gods onveranderlyke Liefde , en dat hy , zelfs in de zwaarffe Beproevingen en Elenden , het vertrouwen op Hem niet weg wierp. De geboden van zynen hemelfchen Vader hadt hy altyd gehouden, en ook thands toonde hy zig gehoorzaam aan Hem , dewyl hy , naar den wil des Allerboogflen, den kruisdood ftierf. Daardoor was hy in Gods Liefde gebleeven, en vertrouwde beflendig op Hem, en daar mede trooflte hy zig, dat hy, die in den Hemel woont, Hem om al dat lyden en alle die verfmaadingen , welken Hem hier werden aangedaan , nogtans niet zoude verzaaken, maar Hem zelfs door de vervullinge zyner wenfchen en voorbiddinge zoude verheerly ken. O! welkeen een onuitputtelyke bion van Troofl is dit voor een lydenden Chriflen , dat hy , wanneer de Weereld hem niet wil kennen , wanneer de Menfchen Hem verwerpen, verfmaaden, verlaaten, nog altoos het regt en de vrymoedigheid behoudt, om den God, welken hy vreeft en lief heeft, aan te roepen als zynen Vader, zig  voor zyne Vyanden. 203 zig van zyne Hulpe en Liefde verzekerd te houden, en wanneer hy zig hier beneden hulpeloos bevindt , met zynen Ver! offer te roemen : ik ben niet alleen , myn Vader is by my. Vader! ik weet, dat Gy my altyd hoort! («). Maar wat verzogt' nu de Gekruifte Jezus van zynen Hemelfchen Vader? Wenfchte by, om oogenblikkelyk van zyn kruis verloft, uit de handen zyner Vyanden gered , en alzo in zyne wel verdiende Heerlykheid ingevoerd te worden? Of riep hy den Hemel aan omwraake, badt hy, gelyk Elias eens by eene veel geringer Beleediging deedt, dat 'er vuur van den Hemel mogt vallen, om zyne Vyanden, naar hunne verdienften, te verteeren? Neen, in Hem was een andere Geeft. De Zoon des menfchen was niet gekomen, en leedt het kruis niet, om der menfchen zielen te verderven , maar te behouden. Hy deedt eene Voorbiddinge voor zyne Vyanden en Moordenaars; vergeef het hun! dat is, Regtvaardige Vader! ftraf hen niet in uwen Toorn. Behandel hen niet naar hunne verdienften , en vergeld hun niet naar hunne Overtreedingen. Verdraag hen nog met Geduld, en vergun hun nog tyd en middelen, om tot (a) Joann. XVII: 32. XI: 42.  2o4 XXV. Pred. Jezus Bede tot zig zei ven te keeren, op dat zy het onregt, datzy tegen my bedreeven hebben, erkennen en zig bekeeren, op datzy Genade mogen vinden en leeven! Dit is de zin van deeze Bede onzes ftervenden Heilands. Want in eenen volftrekten en onbepaalden zin kan hy niet wel bidden, dat God de zonden van dit Volk en der genen , die daar aan deel namen , nimmer ftrafte. Want zodanige bede is geenszins van die natuur, dat ze verhoord kan worden, dewyl het na de onveranderlyke Wetten der godly. ke Regeermge onmogelyk is, dat de zonden en ongeregtigheden, wanneer men daarin volhardt, haar verdienden Loon niet eenmaal ontvangen zouden. Maar dit kon hy op eene Gode welbehaagende en zig betaamende wyze bidden , dat God den tyd hunner Bezoekinge nog zoude verlangen, en de welverdiende ftraffen naar zyne Langmoedigheid en Verdraagzaamheid nog zoude uitftellen , op dat zy tot zig zeiven mogten keeren , hunne Misflagen betreuren, en hunne wegen beteren, en alzo, indi?n zy Gods Lydzaamheid ter hunner zaligheid hadden aangewend , den toekomenden Toorn ont> viieden mogten. Deeze Verklaaring van Jezus Bede wordt niet weinig beveiligd door de woorden, waarme-  voor zyne Vyanden. 205 mede de Heere zyn Gebed onderfleunt: want zy weeten niet wat zy doen'. Het hapert hun aan eene beboorelyke en gegronde kennifle der hun beloofde zaligheid. Zekerlyk kenden zy den Heere der Heerlykheid niet. Dewyl zy van hunne jeugd af aan het vooroordeel hadden ingezoogen, dat de Meffias een Koning deezer Weereld zyn moeite, in uitwendigen Pragt en zigtbaare Heerlykheid verfchynen, en hen tot het gelukkigfte Volk op Aarde maaken: dewyl zy de fchriften der Profeeten, die eerfl van Jezus Lyden en daarna van zyne Heerlykheid getuigd hadden , niet verftonden: zo willen zy in de daad niet, wat zy deeden, en waren, hoe groot hunne zonde ookgeweeHmoge zyn , nog eenigszins te ontfchuldigen, en eenig Medelyden waardig. Zy flietten zig aan Jezus Nederigheid, en hoe veragtelyker en onwaardiger Hy hun in deeze tegenwoordige uure der duifternifle voorkwame; des te fterker overreedden zy zig, dat hy onmogelyk de Koning van Israël, de Heiland der Weereld zyri kon. Toen zy Hem zo veel zagen lyden , hielden zy het daar voor, dat hy van God zefven geplaagd en verdrukt werdt, als eene, dia zig valfelyk voor eenen Gezant, voor den Zoon van God, hadt uitgegeven , en dat zy by  206 XXV. Pred. Jezus Bede by. gevolg met zynen dood te begeeren, Code eenen dienft beweezen, en eenen heiligen Yver voor hunnen godlyken Eerdienft getoond hadden. Maar in de daad vervulden zy, zonder het te weeten, zonder daaraan te denken, 't gene Gods voorzienigheid reeds te vooren bedagt, en de Geeft der Waarheid reeds te vooren verkondigd hadde. Van deeze zyde zag Jezus , als de Barmhartige Hoogenpriefter des menfchlyken geflagts, als de getrouwfte Menfchenvriend, dit anderszins in allen Opzigte verfchrikkelyk einde zyner Vyanden aan, en badt daarom nog voor hen: Vader! vergeef het hun, want zy weeten niet wat zy doen! Ruk hen in den loop hunner zonden niet weg uit den lande der leevenden. Laat hen nog tyd en gelegenheid winnen, om het gene zy thands nog niet wecten, in te zien. Laat hen, door myne Opftanding en verhooging, het laatfte en Iterkfte bewys , dat Gy my gezonden hebt, bekomen, of zy dan mifichien nog geloofden, en hunne zielen redden van het eeuwige verderf. Dit zelfde hadt Jezus reeds te vooren den Farifeën en Schriftgeleerden, welken in Hem niet wilden gelooven, en een teken aan den Hemel van Hem begeerd hadden , aangeweezen, zy hadden verder geen grooter en andere bewyzen, dat  voor zyne Vyanden. 207 dat hy de Meffias ware, te verwagten, als zyne Opftanding uit dei dooie (b)t En de Apoftelen des Heeren bedienden zig naderhand met grooten nadruk van dit Be wys, om daar door de ongeloovige Jooden tot Bekeering en tot het omhelzen van Jezus Godsdienft te beweegen. Zy betoogden met Geelt en met kragt, dat God dien Jezus, welken zy gekruift hadden, ten derden dage uit den doode hadt opgewekt, en Hem daar door rot een Heer en Zaligmaaker der Weereld verklaard hadt. En nu Broeders! dus fpreeken zy hen aan, wy weeten, dat gy het door Onwetendheid gedaan hebt, gelyk eok uwe Overheden. Maar God heeft alzo vervuld, het ?ene hy te vooren door den mond van alle zyne heilige Profeeten verkondigd hadde, dat de Christus lyden zoude. Betert u dan en bekeert u, op dat uwe zonden worden uitgewijt (c). Endoor deeze Prediking der Apoflelen , waar aan de Heilige Geeft door Tekenen en Wonderen getuigenis gaf, werden ook eenige duizenden dier genen, welken thands de Kruifiging en den dood van Jezus begeerd hadden, geroerd en gewonnen , deeden boete over hunne voorgaande boo- (b) Zie Matth. XII: 33-40. Joann. I'. 18 en 19. (c) Hand. der Ap. III: 17-iy.  208 XXV. Pred. Jezus Bede booze werken, beten zig in denNaame des van hun gekruiften Jezus doopen, en ontvingen de vergeevinge'hunner zonden en de Gaaven des Heiligen Geeftes (d). Uit deeze gevolgen zien wy duidelyk de kragt en de nuttigheid van deeze liefderyke Voorbiddinge, welke Jezus thands voor zyne Vyanden deedt. God toonde hun alle Langmoedigheid, en liet hun allen weèten, dat hy dien Jezus, welken zy aan het kruis gehegt en gedood hadden , opgewekt en door zyne regtehand verhoogd hadt tot eenen Vorft en Heiland, om Israël te geeven Bekeeringe en vergeevinge van zonden. Allen, die dit Getuigenis van denWaaragtigen aannamen, ondervonden de waardy en het gewigt van Jezus hoogenpriefterlyke Voorbiddinge, hun gefchiedde Barmhartigheid, en hunner voorgaande zonden werdt niet meer gedagt. Maar zy , die moedwillig in hun Ongeloove volhardden, en voor geene Overtuiging zwigtten , den Geeft van God fteeds wederftreef. den , beroofden zig zeiven van de Werkinge deezer Bede, en het Bloed van deezen Regtvaardigen werdt van hun ten zyne tyde geëifcht. Door de Prediking der Apoftelen leerden 09 Aid. II: 37> 38<  voor zyne Vyanden. 209 leerden zy, of konden tenminften leeren, welk onregt zy bedreeven hadden, en wat hun nu te doen ftöndt om zalig te worden. Maar dewyl zy hierop geene agt gaven, en het woord van God van zig flietten en lafterden; kon en moeft. een iegelyk bekennen, dat Gods oordeelen over dit Volk ganfchelyk regtvaardig waren! De andere omftandigheid van Jezus lyden, waar van in onzen Tekft gefproken wordt, en welke wy maar even zullen aanraaken, is deeze: Zy.de krygsknegten deelden zyne kleederen , en wierpen het Lot daarover. Dat zy, welken de kruifiging verrigteden de kleederen der Gekruiften onder zig deelden was meer in gebruik. Maar dat om den Rok van Jezus byzonderlyk het Lot geworpen werdt, wien hy ten deel zon ie vallen, was eene zeldzaame omftandigheid, welke daar uit voortkwam dat onze Heiland, vermoedelj k door een Gei'chenk van zyne Vrienden, eenen Rok gedraagen heeft, die zonder Naad en van boven afgeheellyk geweeven was. (e) Nadat de overige kleederen van Jezus zonder Lot verdeeld waren, werd over deeze Rok het Lot geworpen, en door deeze ganfchelyk toevallige Gebeurtenis eene zeer duidelyke voor» zeg (e) Joaniï. XIX. 23. O  2io XXV. Pred. Jezus Bede zegging wegens denMeflias,lettcrlyk aanjezus vervuld. Want Gods Geest had door David deeze woerden den Gekruiften in den mond geleid : Zy deelen myne kleederen onder zig, en werpen het Lot over myn gewaat. Ook hier kon men daarom van Jezus vyanden zeggen, zywisttenniet wat zy deeden. (ƒ) De krygsknegten konden zekerlyk niet denken aan eene voorzegging, die hun geheel onbekend was, dewyl de Jooden zelfs, wien nogtans de godlyke Openbaringen waren toevertrouwd , zig niet erinnerden dat zodanig iets van den Gezalfden des Heeren te vooren was verkondigd geworden. Zo bevestigde dan ook deeze Omftandigheid dat God waaragtig, en de gekruifte Jezus de beloofde koning en Verloffer der weereld is. Jooden en Heidenen die tegen den Heere en zynen Gezalfden vergaderd waren, en hunne driften en hartftogten zonder nadenken opvolgden, konden toch niets anders of meerders aan Jezus doen , dan dat de Raad van God te vooren bedagt en bepaald hadde dat gefchieden zoude. Al wat zy voornamen, ftrekte ten laatften ter Ver* heerlykinge van God en van Hem, dien God gezonden hadt. Dit erinnert zig een Christen (ƒ) Ps. XXII. 19.  voor zyne Vyanden. 211 ten altyd, wanneer de Menfchen kwaad tegen hem beraadflaagen. Hy vreest voor geene menfchen, hoe vyandig zy ook tegen hem zyn mogen, boven maate, dewyl hy weet, dat zy allen onder God flaan, en dat zy, hoe zeer zy ook woeden, toch niets anders kunnen uitrigten, dan dat God hun toelaat, en ten zynen eigen befte over hem befchikt. Hy ziet met onderwerping en tevens met een geruft Vertrouwen op de hand des Allerhoogften, en roemt met alle vroomen: De Heere is met my, myn Helper, ik zal niet vreezen, wat my de Menfchen doen zullen! Hy, die de Weereld regeert, is fteeds daarop bedagt om hun, wel. ken Hem liefhebben, en op Hem betrouwen, alles ten voordeele te werden, en laat hun alles dienen ter Bevordering hunner zaligheid! TOEPASSING. Laat ons uit Jezus liefderyke Voorbiddinge roor zyne Vyanden nog de volgende twee Leeringen ter herte neemen, en ze ons ter bevordering onzer eeuwige zaligheid te nutte maaken. Wy leeren daaruit aan den eenen kant, dat Jezus onze barmhartige Hoogenpriefter en VoorO 2 fpraak  ara XXV. Pred. Jezus Bede fpraak by den Vader is, en wy moeten daar door worden opgewekt en aangefpoord tot Boete en Yver in goede werken. Maar daarna moeten wy ook agt geeven op het groote Patroon van Liefde en zagtmoedigheid, dat hy ons ter Naavolging heeft nagelaaten. In Jezus, den Gekruiften, hebben wy eenen barmhartigen Hoogenpriefter en eenen volkomen Voorfpraak by den Vader, den Heere des Hemels en der Aarde. Als den zodanigen heeft hy zig reeds getoond voor den aanvang van het lyden zynes doods, toen hy met de tederfte Liefdebadt voor hen, welken reeds in Hem geloofden, dat hun Geloove in tyden van Verzoekinge niet mogte ophouden , en dat God hen bewaaren wilde ter zaligheid. Toen drukte hy zig aldus uit: Vader! ik bidde niet vcor de Weereld, niet voor de Ongeloovigen, maar voor de geenen die Gy my gegeven hebt, dat Gy ze bewaart in uwen Naa?fie, op dat niemand hunner verboren ga. (g)l Want voor hen, welken Hem nog niet voor den Heiland der Weereld hadden erkend en aangenomen, kon hy immers niet bidden, dat ze in het Geloove bewaard mogten worden. Maar thands, daar zyn Bloed, dat niet om (£) JOINN. xvii. Cl, II.  voor zyne Vyanden. 213 om wraake, maar om genade en vergeevinge roept, uit zyne wonden vloeit, thans bidt hy ook voor zyne biVerfle Vyanden , voor zyne Beulen en Moordenaaren, en fielt hunne Boosheid en Onger°gtigheid voor als zodanige zonde, waarvan zy zig nog konden bekeeren en Vergeevinge erlangen. Vader! vergeef het hun, Hel den tyd van wraake over hen nog ui t, want zy weeten thand: nut, wat zy doen! Uwe Genadé werke r.og aan hunne Bekeering, opdat zy in hunne zonde niet flerven. Houw deezen tot nog toe onvrugtbaaren boom niet uit, tot ik den zeiven eerfl nog eens bemefl en omgraaven hebbe. Dat zy nog eenmaal erkennen, wat zy aan my gedaan hebben, en dat Gy my, dien zy verworpen en gedood hadden, hebt opgewekt en tot een Heiland en Heer verordineerd ; op dat hunne oogen geopend werden, en ten minflen nog veelen onder hen zig bekeeren, en der Vergeevinge hunner zonden, en der ErffenuTe met allen, die geheiligd worden, door het Geloove in my, deelagtig woraen Door ait heilig en liefderyk Gebed vertoonde onze Jezus zig als den waardigen zoon van den genaderyken God, die geenenluft heeft in den dood der zondaaren, maar wil, dat een ieder zig bekeere en leeve. En dewyl hy geO 3 nadig,  2i4 XXV. Pred. Jezus Bede nadig, langmoedig en groot van Goedertierenheden is, verhoorde God dit Gebed van zynen Geliefden, onzen Middelaar. Want Hy gaf Hem eene groote menigte ter Bekeeringe, en maakte veelen door Hem regtvaardig, omdat hy voor de Overtreeders gebeden hadt. (li) Het Evangelie van Jezus leert en verzekert ook ons, Chriftenen! dat hy, nadat hy eenmaal het Bloed des eeuwigen Verbonds voor allen vergooten heeft, en als de groote Fierder der fchaapen uit den doode is wedergebragt, in het Heiligdom is ingegaan, om nu voor Gods Aangezigte, als onze eeuwige Hoogenpriefter voor ons te verfchynen (0 Daar bidt hy nog voor zondaarcn, die tot nog toe niet erkend hebben, wat tot hunnen Vrede dient, dat de Almagtige hen nog wille draagen met Langmoedigheid, en hun Genade en Hulpmiddelen ter Bekeeringe vergunnen, opdat hunne zielen niet verboren gaan. Aan zyne Voorbiddinge hebt gy het te danken, gy die tot nog toe, onder allen genooten ondcrwys in de Leere der Waarheid,' en zo menigvuldige Opwekkingen ter Bekeeringe, in uw ongeloof en op den weg der z^n- de (h) Jes LUI. it, 12, Hoogd. ven. (j) Helr. IX is.  voor zyne Vyanden. «5 de en des verderfs blyft volharden, aan zyne Voorbiddinge hebt gy het te danken, dat de tyd uwer Bezoekinge nog niet is opgehouden, dat het Licht, het welk u den goeden weg aanwyft, voor u nog fchynt, en dat gy nog hooren kunt, wat gy doen moet, om den toekomenden Toorn te ontvlieden. Ontvangt dan de Genade van God en Chriftus Jezus niet te vergeefs. Het is als nog de welaangenaame tyd, de dag der zaligheid. Zoekt dan den Heere, terwyle hy te vinden is, roept Hem aan, terwyle hy naby is. Staat af van uwe booze wegen, en bekeert u, opdat gy moogt bevinden, hoe veel Vergeevinge er by God is , en van welk gewigt en waardye de Voorbiddinge is van Hem die ook u heeft lief gehadt , ja die ook voor u geftorven , rnaar ook opgewekt is! Die genen onder ons, welken wel opregtelyk poogen, om den Evangelium onzes Heeren waardiglyk te wandelen, doch nog dikwerf gevoelig bedroefd zyn en moedeloos worden over de menigvuldige gebreken en zwakheden, die ons nog aankleeven; deezen vevftrekt Jezus Voorbiddinge voor zyne Vyanden tot eenen grooten en leevendigen Trooft. Zouden wy geen Geloof en Vertrouwen meer hebben op O 4 Hem ,  %\6 XXV. Pred. Jezus Bede Hem , die zig voor ons allen ter Ver'offinge heeft overgegeven, en nu eeuwig leeft , en voor ons bidt. Want wy hebben eenen Hoo* genpriefler, die medelyden heeft met onze zwak, heden; die ook eens is verzogt geweest, gelyk als wy, doch zonder zonden, Laat ons daarom met Vrymoedigheid toetreeden tot den Troon der Genade, op dat wy Barmhartigheid mogen verkrygen, en Genade vinden op dien tyd, wanneer hulpe en Troost ons noodig zyn (£), Zo wy maar niet mocdwïlliglyk zondigen, hebben wy eene Voorfpraak by den Vader, Jezus Chriftus, den Regtvaardigen , welke eene Verzoeninge voor onze zonden is geworden aan het kruis. Heeft hy voor zyne Moordenaars gebeden, en is zyne Voorbiddinge niet zonder zegen noch vrugt geweeft, zal hy dan-niet veel meer bidden voor hen, en zig ontfermen over de onweetendheid en zwakheid van die geenen, die Hem boven alles lief hebben, en daarom alleen nederflagtig en bekommerd zyn, dat zy zyne Vooi fchriften niet volkomen volgen, en in de Verzoekingen nog dikwyls zo zwak en wankelend bevonden worden? Die voor de Overtreeders heeft geber den, zal die niet veel meer de Voorfpraak zyn dier genen, wier pnveranderlyk voorneemen het is • (*) Pibi. IV. is, itf, Hoogd. ven.  vm zyn? Vyanden. 217 is, niet om kwaad, maar om altyd goed te • doen. En door de kragt zyner Voorbiddinge zullen zy zekerlyk in geene Verzoekingen vallen of verlooren gaan , maar door Gods Magt en Getrouwheid bewaard worden ter eeuwige Zaligheid. Eindelyk, myne geliefde Broeders! laat ons by de befpiegeling van dat merkwaardige blyk van Liefde en zag'moedigheid het welk Jezus door zyne Voorbiddinge aan het kruis gegeven heeft, ook bedenken , dat hy ons hierin een Voorbeeld heeft nageiaaten , dat wy moeten naarvolgen. Hy, tot wien wy Hee. re! Heere! zeggen; Hy, wiens godlyke Leere wy kennen en pryzen, en die onze Verpligtinge niet kunnen loochenen om naar dezelve te leeven ; Hy heeft ons dit gebod ingefcherpt: Hebt uwe Vyanden lief, zegentze, die u vloeken, doet wel den genen, die u haat en, bidt voor hen die u beleedigen en vervolgen, op* dat gy kinderen zyn mcogt van uwen Vader, die in de Hemelen is (l)! Ook in de beoefening deezer deugd heeft hy ons in zyn ganfche Leeven het beste Patroon gegeven. Nog aan het kruis zegende hy hen, welken Hem O 5 vloek* (/ Matth. V. 44, 45.  ai8 XXV. Pred. Jezus Bede vloekten, badt en verkreeg voor hun Genade ter Bekeeringe en Leeven, en fh'erf ter Verzoeninge der Weereld. Kunnen wy wel een grooter onregt lyden, gevoeliger beleedigd , gehaat, gelafterd, vervolgd worden, als deeze Regtvaardige, de Zoon des AlIerhooglTen, de Heer der Heerlykheid? En nogtans was er geene Grimmigheid, Bitterheid of Wraakgierigheid in zyne heilige Ziele. Hy fcholdt niet weder, en dreigde niet, wanneer hy leedt. Ja zelfs hy badt voor hen, die Hem zonder reden haateden. Kunnen dan wel, Chriftenen! alle die Ontfchuldigingen , waarmede gy uwe Wraakzugt, uwe Onverzoenelykheid, uwe Vyandelykheden voor de Weereld wilt regtvaardigen, voor den Regtbank van uw eigen Geweeten voldoende bevonden worden, wanneer gy u het bevelen het Voorbeeld erinnert van Hem , die voor zyne bitterfte Vyanden en Moordenaaren badt, en van hun , naar den aart der Liefde oordeelde, dat zy niet wiften, wat zy deeden? Legt dan of den Naam van eenen Chriften neder, en ontzegt u zeiven de Hoope, dat gy door de Genade van uwen Verlolfer van God Vergeevinge zult erlangen van 'uwe menigvuldige zonden, of ftaat veel liever af van alle Wraake, Gramfchap, Boosheid  voor zyne Vyanden. 219 heid en Onverzoenelykheid, en volgt zyn Voorbeeld, en wandelt in de Liefde, gelyk Hy gewandeld heeft. Neemt zyn zagt Juk op u, en leert Van Hern^ tvant Hy was zagtmoedig, en dat Gevoelen zy in u , dat ook in Hem was; anderszins hebt gy geen deel aan Hem, noch aan de Beloften van zyn Evangelium. Vergeeft aan en verzoent u terftond met uwen Broeder; terwyle gy nog met hem op den weg zyt, opdat u Barmhartigheid gefchiede op den grooten dag des Oordeels! Amen\ Heere! in wiens mond en hart geen Bedrog, geene Bitterheid, geene zonde gevonden werdt , geef ons allen dat Gevoelen en dien Geest, die in Uwaren, opdat wy wandelen, gelyk Gy ons gebooden , en ons daartoe een Foorbeeld hebt nagelaaten. Laat ons, wen Beweegingen van Toorn en Wraake in onze harten opwellen, gedagtig zyn aan uwe Zagttnoedigheid, aan uwe Voorbiddinge' voor uwe Moor denaar en, op dat wy ons leeren fchaamen over onze Ligt gevoeligheid en Hartnekkigheid, en den Vrede en de Verzoenelykheid najaagen. En laat *ons alzo deel hebben aan de vrugten van uwen kruisdood en de Uitwerkingen uwer Voorbiddinge , en ten alle tyde , wanneer wy Troost van nooden heb-  220 XXV. Pred. Jezus Bede. hebben , door uwen Geest verzekerd worden, dat wy met God verzoend zyn door uw Bloed, en dat onze zielen, welken Gy verlost hebt, niet zullen verkoren gaanl Amenl ZES.  ZESENTWINTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER HET OPSCHRIFT VAN JEZUS KRUIS. Evangelie van Lukas. XXIII: 38. En er was ook een Opfchrift boven Hem gefchreeven , met Griekfche , en Romeinfche , en Hebreeufche Letteren: Deeze is de Koning det Jooden!   ZESENTWINTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER HET OPSCHRIFT VAN JEZUS KRUIS. I N L E Y D I N G. TKen Chriften , die in de groote, heerlyke en zalige Gevolgen van het lyden en fterven zynes VerlofTers onderweezen , en daarvan overtuigd is, kan tegenwoordig dezelve van eene ganfch andere zyde befchouwen, als zyne Vrienden zo wel als zyne Vyanden die befchouwen konden, toen hy nog in zyne diepfte Vernederingen leefde. Hy vindt de fterkfte gronden van Overtuiging voor zyn Geloof, dat Jezus, de Gekruifte is de Zoon van God, de Zaligmaker der Weereld , juift daarin, waarin men te vooren den grond meende gevonden te hebben, dat hy onmogelyk die gene zyn kon welke Israël verloffën zoude. Hy ziet daar met Verwondering en Aanbidding fpooren eener hoogere, en zeer wyze Regeeringe van Gods Voorzienigheid, waar toen ter tyd het befte deel des JoodfchenVolks, vol van Verwaring, twyfelde, of God in deeze uure en magt der Duifternis, wel agt gave op het ge-  224 XXVI. Pree. Het Opfehrift gene onder de Zon gebeurde. Hy ontdekt in die om/handigheden van Jezus Vernedering, welken zyne toenraaalige Vrienden en Aanhangers verbyfterden, en alle hunne Hoop van Hem fcheenen te verydelenBronnen van Troofl en Vreugde, en befpeurt, onder eene bedaarde Overdenkmge van alle het Lyden en de Verfinaadingen van deezen Regtvaardigen, eene toeneemende Overtuiging, dat Hy in der Waarheid die gene is, die in de Weereld zoude komen, onze ftraffen op zig neemen, en door een volmaakt lyden des doods, eene Oorzaake zoude worden der eeuwige Zaligheid voor allen, die Hem gehoorzaam zyn. De heerlyke Uitgang van Jezus lyden, en zyne Verhooging is voor hem het allergegrondfle bewys, dat hy, volgens Gods wil, ter onzer zaligheid, geleeden heeft, dat hy, als de Regtvaardige, voor ons Onregtvaardigen geftorven is, en dat hy by gevolg, om zvne vrywillige Vernedering, Eere, Prys, en Aanbiddinge waardig is van alle die genen welken door zyne Genade hoopen zalig te werden. Deeze Aanmerkingen zullen wy, door eene nadere Overweeging van het Opfehrift boven Jezus kruis, dat in den eerften aanzien voor Hem zo hoonend fcheen, bevestigen, en daardoor  van Jefus Kruis. 225 door ook deeze omftandigheid van Chriftus Lydensgefchiedenis ter onzer ib'gtinge aanwenden! VERKLAARING. Het bJykt ten klaarften, dat de Evangeliften de omftandigheid der Lydensgefchiedenis omes Heeren Jefus Chriftus, die in onzen Tekft. ververmeld wordt, voor zeer gewigtig moeten gehouden hebben, dewyl zy allen dezelve aangetekend, en daar voor gezorgd hebben, dat zy aan allen, die door hunne fchriften in den Naam van Jefus zouden gelooven, bekend wierdt. Joannes houdt zig by deeze gebeurtenis het langfte op , en merkt aan, dat de Overheden en Leeraars des volks hierover met Pilatus geftreedcn, en van Hem begeerd hebben, dat dit opfehrift, het welk:hoonende was voor hunne Natie, veranderd werdt, doch dat de Landvoogd dit hadde afgeflaagen, en het eerft. opgeftelde opfehrift onveranderd aan het kruis heeft laaten vaftmaken. Door dit berigt wil Joannes de Chriftenen opmerkzaam maaken op deeze Gebeurtenis, en hun errinncren, dat Pilatus met het Joodfche volk ook hier niets anders gedaan hadt, als dat God, naar zyne aanbiddelyke P wys-  22ó XXVI. Pred. Het Opfehrift wyfheid hadde toegelaaten en beflooten, dat gefchieden zoude. Hier om zullen wy ons, in de verklaaring van deezen Tckft, nietophoudenmeteen onvrugtbaar onderzoek, welke de'bc. doelingen van Pilatus waren in dit opfehrift zodanig op te ftel.en, noch welke bedenkingen de Jooden naar hunne verfcheidene geneigdheden daarover gemaakt hebben,- maar wy willen onze befpiegelingen over dit Opfehrift van Chriftus kruis, waarin de vinger en de Beftieringe van God zo duidelyk te bemerken zyn, veel liever zodanig inrigten , datze onze onderlinge ftigting bevorderen en dienen ter verdere beveiliging in ons Geloove. Dit Opfehrift geeft ons aanleiding tot de drie volgende Bedenkingen. I. Dat wy daar in een bewys hebben voor de onfchuld van onzen Heiland, II. Dat het deeze voor ons allergeyvigtigfleWxaarheid bevefligt: dat Jefus de beloofde Koning van Jfraëlen de Zaligmaaker der Weereld is. III. r>at wy daaruit kunnen keren; dat hei Ryk van deezen Gekruften Koning geen Ryk van deeze Weereld i:, en by gevolg, dat wy, als Onderdaanen van dit geejïlyk en htmelfch Koningkryk, onze Vergeldingen onze Gelukzaligheid, hier op aarde, niet te wagten hebben! I. Deeze is, Jefui vanNazareth, de Koning der Joo-  van Jefus Kruis, 227 Jooden! zo luidde het Opfehrift boven Jefus kruis. Dit was de eigenlykfte en naaiïe oorzaak van zynen dood. Want by de Romeinen was de gewoonte ingevoerd, om op het kruis van eenen ter dood veroordeelden een kort By« fchrift te piaatfen , het welke zyne mifdaad, of de reden van zynen dood, aan ieder een bekend maakte, en een openbaar getuigenis mocfl geeven van de Regtvaardigheid der Regteren. Daar nu Pilatus deeze woorden: Deeze is de Koning diT Jooden: boven Jezus kruis liet fchryven, verklaarde hy daar door voor de Weereld , dat hy geene andere fchuld in hem gevonden hadt. Hy, de opperfte Regent in het Land wift zeer wel, dat alle de overige Aanklagten en Befchuldigingen zyner vyanden geheel ongegrond waren, niets als openbaare Lafteringen behelfden. Hem was niets bekend van eenen opftand, welke door Jezus leer of door zyne Aanhangers was verwekt geworden. Het algemeen gerugt hadt hem reeds te vooren overtuigd , dat de Joodfche Overheid Jezus uit Nyd èn Kwaadaartigheid aan hem hadde overgeleverd. Deeze eenige Aanklagte was hem van den beginne bedenkelyk voorgekomen, dat Jezus zig voor den Koning der Jooden beleeden hadt. Maar nadat hy uit den mond onzes HeeP 2 ren  2£S XXVI. Pred. Het Opfehrift ren een zulke verklaaring van deezen Eernaam gekreegen hadt, die hem afe vreeze benam, dat zyn Meeftcr, de Roomfche Keizer, eenig verlies , of het Land eenige onruft, van deezen Koning te vreezen hadt; was hy ook hierover ten vollen bevredigd, en verklaarde op nieuw, dat hy geen fchuld in hem vondt. Ondertuffchen egter gelukte het den Overften des Volks , dat zy deezen Regter, hem van zyne zwakfte zyde aanvallende, overhaalden om Jefus te veroordeelen, door hem voor te Hellen, dat hy zig te Rome zeer verdagt zoude maaken, en dat hy het voor den Keizer bezwaarelyk zou kunnen verantwoorden, wanneer hy Jefus, dié zig voor eenen Koning hunnes Volks hadde uitgegeven, niet liet van kant helpen en kruiOgen, zo als zy van hem begeerden. Schoon nu de Landvoogd wel overtuigd ware, dat dit geene voldoende reden was, om Jefus ten kruisdood te veroordeelen; wift hy nogtans aan de Weereld geene andere reden van den dood deezes Regtvaardigen te geeven, en hy kon naar zyn befte weeten geen ander Opfehrift boven Jefus kruis laaten zetten, als dit: Jezus, de Koning der jooden! Uit alle djeze onfrandigheden blykt dan allerduideykft , dat men Jefus geene zonde kon  van Jefus Kruis'. kon aantoonen, dat zyne Vyanden, dat byzonderlyk zyn Regier (wien als RoomfchenStadhouder daaraan vooral gelegen was, om ten minften den fchyn van Geregtigheid voor de menfchen te bewaaren ) niets kwaad, niet? ongeregelds, niets ffrafwaardigs, tegen hem konden inbrengen. Want wat Jefus Belydenis, in haar zelve, betreft, dat by de beloofde Koning van Ifraël was; daarin hadt hy zo weinig de Onwaarheid gefproken, dat hy veel m::er de Opregtheid en Geloofwaardigheid van dit zyn getuigenis wegens zig zeiven, niet fterker kon verdedigen en beveiligen, dan door den dood onfchuldig en flandvaflig te lyden ; gelyk wy dit flraks breedvoeriger zullen aantoonen. Zo vindt dan een Chriflen in dit Opfehrift van Jezus kruis een nieuw getuigenis van zyne volkomen Onfchuld en Heiligheid. En kan hem deeze ontdekking wel geheel onverfchillig wezen? Geenszins: zy verfterkt hem veel eer in het Hoofdartikel van zyn allerheiligft Geloove, dat deeze Regtvaardige voor ons Onregtvaardigen gelecden,dat hy, als het onbevlekte en onfchuldige Lam Gods, onze zonden gedragen heeft, om een Zoenoffer te worden voor de Weereld, en haar te verzekeren van haaren vrede met den Almagtigen. Daarenboven let by op alle de P 3 bly-  230 XXVI. Pred. Het Opjchrift blyken van onfchuld zynes Heeren en Meeflers, als op het waardigfte Patroon, waar naar hy zig zeiven zal vormen, en hy beyvert zig meer en meer, om in Onfchuld en met een refn Gewifle voor God en voor de Menfchen te wandelen, op dat hy daar uit moge weeten, dat hy Jezus toebehoort, dewyl hy de ernfligfle voornemen:; heeft, om zig naar zyn voorfchrift en naar zyn voorbeeld te gedraagen ja opdat hy daaruit, wanneer de Weereld liefdeloos over hemoordeelt,hcm laflert en veroordeelt, dien Troofl, dien grooten troofl, gewaar worde, dat hy als een Christen, die door zyn eigen hart niet veroordeeld wordt, en die daarom een vrymoedig vertrouwen op God behoudt, en wien in de toekomende Weereld zyn Lof zal wedervaaren ! II. Wy vinden ook in de befchouwinge van het Opfehrift boven Jefus kruis, een zeerflerk Getuigenis der Waarheid, welke liet onderfcheidend kenmerk is van ons Chriflélyk Geloove, dat Jefus, de Gekruifle, in de daad de beloof, de Koning der Jooden, dat is, de gezalfde des Heeren, onze eenige Middelaar en Verloffer is. Dit immers beleedt hy, niet alleen, zo lange hy in Vryheid leefde, en de gunfl van een groot gedeelte des Joodfchen Volks genoot, het welke hy ook door zyne heilige Leere, door zynen  van Jefus Kruis. 231 nen godlyken Wandel» en door zyne heertyke Wonderwerken beveiligde en voldoende bewees ; maar hy bleef by deeze Bclydenis onveranderlyk tot in zynen dood, ilervende aan het kruis hout. Hoe zeer hy de gevolgen daar van voorzag , beleedt hy vrymoediglyk voor den geeftlyken Regtbank der Jooden, dat hy de Christus was, de zoon desallerhoogften Gods, endit getuigde hy zelfs by het aanroepen van den heiligen Naam des leevendigen Gods. En deeze zelfde goede Belydenis herhaalde hy voor Pilatus , dat hy de beloofde Koning was, ja dat hy daar toe in de Weereld gekomen was, om der Waarheid getuigenis te geeven. En daarom liet deeze Regter die woorden; Jezus de Koning der Jooden! op zyn kruis fchryven, dewyl hy hiervan befchuldigd was, en het niet ontkend hadde. Maar de Hoogenpriefters wilden dit Opfehrift in diervoege veranderd hebben: Hy heeft van zig; zeiven gezeid, Ik ben uw Koning en Mefiias. Maar de Landvoogd ftelde de Belydenis van Jezus en de Bèfchüldiging zyner vyanden eenvoudiglyk boven zyn kruis, zonder er zyn oordeel by te voegen, of deeze uitfpraak gegrond en waaragtig ware, of niet; want hy bekommerde zig over deeze Waarheid niet, en wifl niets van de Hoope en de VerP 4 troos.  23& XXVI. Pbed. m Opfcmift troofïïnge van Ifraël. Wy integendeel, wien aan deze Waarheid veel gelegen is, kunnen hier uit zeer gemaklyk zien, hoe fterk de zelve daar door is beveiligd geworden , dat Jefus daar op geftorven is. Want gelooft men de uitfpraak van eenen mifdaadigen, om dat in het oogenblik des doods, zelfs by de ruwfte en woefte Menfchen, geene reden om te liegen of te bedriegen kan vermoed worden: welke billyke redenen hebben wy dan niet, om aan de uitfpraak en het getuigenis van eenen Onfchuldig ftervenden allen geloof te flaan, wiens ganfche heilige Wandel met dit zyn getuigenis overeenftemde, en die eindelyk zyn Leeven daarom heeft afgelegd, en het met zyn Bloed verzegelde, Nog meer. God, de Waaragtige, heeft dit getuigenis van Jezus naderhand bekragtigd , Hem uit den dood opwekkende, en niet toelaatende, dat deeze zyne Heilige de Vei dervinge zag. En daarom gefchiedde het niet zonder eene by. zondere Beftieringe van den alleen wyzcn God, dat dit Opfehrift van Jefus kruis zodanig werdt opgefteld , dat allen , die daar by tegenwoordig ■ waren, daar uit zien konden, waarvoor hyzig in leeven en in fterven beleeden hadt, en alle oplettende, onbevooroordeelde Gemoederen daar door voorbereid wierden om Jefus als den beloof' den  van Jezus Kruis. 233 den VerloiTcr te aanfehouwen, toen zy naderhand wegens zyne Opftandige onderrigt werden* Dit Opfehrift, het welk in de drie toen heer:, fchende en overal bekende Taaien was gefchreven, lazen , gelyk Joannes aanmerkt, veele Jooden, allen, die uit alle oorden der Weereld te Jerufalem vergaderd waren. En de gevolgen deezer Gcfchiedenis, het voorbeeld van den Moordenaar die zig bekeerde, het voorbeeld van den Hoofdman, die Jezus den Regtvaardigen, den Zoon eener Godheid noemde, en het voorbeeld van zo veel tegenwoordig zynde Jooden, welken door de Wonderen, die Jezus dood vergezelden, tot een heilzaam nadenken gebragt werden, dit alles bewyft, genoegzaam, dat de Vermaa^ ning, welke God door dit Opichrif-. van Jezus kruis aan de Weereld gegeven heeft,niet te vergeefs noch zonder vrugt geween: is. Voor hun alleen , die verlooren gaan , door hunne eigen fchuld verlooren gaan, was toen, en is nog het kruis van Chriftus eene ergernis en eene dwaafheid, maar voor ons, die op goede gronden in zynen Naam gelooven, is het eene godlyke kragt en wysheid, dewyl wy zelfs in Jezus diepfte Vernederingen bewyzen vinden voor de Waarheid van ons geloof, en dewyl wy belyden, dat hy, die in zwakheid is gekruift geworden, nogtans P 5 is  234 XXVI. Pred. Het Opfehrift is de Zoon van God, de Koning van ïïhek de Zaligmaaker der Weereld . In den eigenlyken zin is hy, als een Koning voor zyn ganfche Volk, ten algemeenen befte geftorven, en heeft zig door zyn eigen Bloed eene Gemeente verworven Door den dood van deezen onzen Middelaar en Heiland zyn wy van de Magt der Duifterniffc verloft, en in zyn Ryk geplaaft, terwyle wy in Hem hebben de Verlcffinge door zyn bloed, naamlyk de vergeevinge onzer Mifciaaden. In deezer voege fprak Jezus reeds te vooren van de voordeden van zynen dood: Gelyk Mozes de flange in de woestyne verhoogd heeft, alzoo moet de Zoon des menfchen verhoogd •worden, opdat allen, die in hem gelooven, niet verloor en gaan maar het eeuwige Leeven hebben, (a) Dit woord werdt thands vervuld. Hy werdt als een;Koning, om veelen te behouden, aanhet kruis verhoogd, en ftierf ais de Vorftdes Leevens, als de Leidsman onzer Zaligheid. Men kan zeggen, dat God de hand van Pilatus op eene verborgen wyze beftierd heeft, om deezen Gekruiften dien eernaam, welken hy werkelyfc verdiende, doch wier Betekenis en kragt deez' Heiden niet begreep, te geeven; gelykerwyze ook (ft) JOANN. iii. 14, 15.  van Jezus Kruis. 235 ook van den Hoogenpriefter Kajafas wordt aangemerkt , dat hy door eene geheime aandryvinge van den geeft der voorzegginge, deeze waaragtige woorden, wier eigenlyke zin voor hem egter veel te verheven was, van Jezus gefproken heeft: Het is beter, dat een Menfchfterve voorliet volk, dan dat het ganfche volk verboren ga. Want Jezus zoude fterven voor het volk, doch niet alleen voor het Joodfche volk, maar opdat hy ook de kinderen Gods, die verftrooid waaren, tot één zoude vergaderen (b). Dit erkent nu de geloovige Chriften met volle overtuiging, en hem , die weleer aan het kruis verhoogd werdt maar daarna door God boven alle koningryken en heerschappyen is verhoogd geworden, aanbidt hy als zynen Heer en Koning, dankt hem, dat hy ook hem heeft lief gehad, en zig zeiven voor hem heeft overgegeven in den dood; en bidt daarom, dat het bloed van Gods Zoon zyne ziel reinige van alle haare zonden. Deezen Koning zweert hy ook zyne Trouwe en Gehoorzaamheid, heeft de ernfiigIte voorneemens, om zyn woord te houden , en wendt alle vlyt aan , om niet voor zig zeiven en der zonden, maar zynen Heere te leeven en hem ! A!<1. XI. 50— 52-  i3Ö XXIVI. Pred. Het Opfclirift hem te dienen, die ook voor hem geftorven, maar ook opgewekt is, opdat hy door een regt Chriftelyken en oprcgt vromen wandel bewyze, dat hy tot die genen behoort, voor welken Chriftus geftorven is, opdat hy hem zoude verJofTen van alle Ongeregtigheid, en zig een eigen volk reinigen, yverig.in goede werken. III. Eindelyk vindt een Chriften , by de overdenking van het Opfehrift boven Jezus kruis, eene nieuwe en nadruklyke erinnering, dat het Koningryk van zynen Heere geen Ryk van deeze wcerela is, dat hy ons tot geene aardfche gelukzaligheid geroepen heeft, en dat wy ook aldus onze vergelding en gelukzaligheid hier op aarde niet moeten zoeken. Het was voor de Jooden een allerfchaadeljkft: vooroordeel, dat zy zig den Meffias voorftelden als eenen aardfchen Koning , en van Hem eene Verloffing van hunne lighaamlyke Vyanden , en eene Heerlykheid deezer Weereld verlangden. Daardoor werden zy niet alleen verhinderd , om Jezus , welke hun zo veele en fterke bewyzen zyner Godlyke zendinge gegeven hadt, voor den Zoon van God en den Heer der Heerlykheid te erkennen; maar door deezen ydelen waan werden ook alle hunne Begeertens gerigt, na het gene op aarde en vergangkelyk is.  van Jezus Kruis. 037 is. En deeze Weereldsgezindheid, te gelyk met die laage en aardfche Begrippen van den Mesfias zyn en heerfchen nog by hunne kinderen en nakomelingen. Maar ons, Chriftenen! zyn door het onderwys van Jezus en zyne Apoftelen, de oogen geopend geworden , zo dat wy de Schriften der Profeeten en den Raad van God ter onzer Zaligheid beter verftaan, en vveeten, dat het Ryk-van deezen Gezalfden des Heeren geen Koningryk van deeze Weereld was, noch ooit worden zal. Hetgeheeleleeven, van Jezus op deeze aarde pafte zekerlyk geenszins voor eenen Koning deezer Weereld ,• en in het allerminft kon het laatfb Toonee! zynes Leevens met de Joodfche Droomen van den Meffias worden overeengebragt. Wanneer Aardfche Koningen den weg van alle Vleefche gaan, leggen zy Kroon en Skepter neder, en verliezen alle hunne Magt en Heerfchappy. Maar eenen Koning , die hier geen Ryk , geene Voorrang en Heerfchappy over anderen zogt, eenen Koning, die zynen Onderdaanen, vul. gens eenen hier wel aangelegden , Gode welbehaagenden Wandel , eerft naderhand Beboningen en Zaligheid beloofde , zulken Koning betaamde het, door Lyden in zyne Heerlykheid in. te gaan. Onze Jezus werdt, gelyk een  238 XXVI. Pred. Het Opfehrift een zyner Apoftelen van Hem fprak, door liet lyden des .doods met Heerlykheid en Eere gekroond , op dat hy door Gods Genade den dood voor allen fmaaken zoude. En daarom betaamde het hem, om welken alle dingen zyn, en door welken alle dingen zyn , den overften Leidsman onzer Zaligheid , welke veele kinderen tot de Heerlykheid brengen zoude , door lyden te volmaaken. (c). Deeze geeftlyke Gefteltenis v an Jezus Koningryk erkende toenmaals de van boven verlichte boetvaardige moordenaar aan het kruis. De uiterlyke vernederingen en verfmaadingen, die Jezus aan zyne zyde leedt , weerhielden hem niet, deezen Gekruisten als eenen Koning des Hemels, wien Magt gegeven was om te behouden of te verderven, te eerbiedigen en zig in zyne Gunft en Genade aan te beveelen. Heere, dus fprak hy vol van Geloove, zyt myner gedagtig, als Gy in uwRyke gekomen zyt, en neem my onwaardigen naar uwe Genade daarin op ! (c) Hebr. II: p,' 10. TOE-  van Jezus Kruis. 239 TOEPASSING. Wel aan dan, myne Geliefden! daar wy allen van deeze geeftlyke Gefteltcnis van Jezus Koningryk onderrigt zyn , en onze Roepingë tot dit hemelfche koningryk kennen ; laat ons dan ook fteeds voor oogen houden , om onze voornaamfte Begeertens na den Hemel te rigten , en zoeken het gene daar boven is , en waardiglyk wandelen onzer hemelfche Roepinge, waar mede wy geroepen zyn. Gedenkt daaraan ernftiglyk Chriftenen ! wanneer Bewecgingen van Trotsheid en Ydelheid in uwe harten opwellen, en leert uit den mond van uwen Koning , den Gekuillen, hoe wy zyne Leerlingen en Onderdaanen , moeten gezind zyn: Zo iemant, dus fprak hy tot ons allen , my wil naarvolgen, die vcrloochene zig zehen, en neeme zyn kruis op, en zo volge hy my. Want wa: baut het een Menfche, zoo hy de geheele Weereld gewint , en lydt fchaaJe aan zyne Ziel? (i) Gedenkt hieraan , wanneer wy de Moeilykheden deczes Leevens , en veele Beproe. vingen (d) Mattb. XVI: 24, z6.  240 XXVI. Pred. Het Opfehrift vingen en Verdrukkingen ondergaan , en de Veragting der Weereld draagen moeten. Houdt u toch daarom niet voor de Ongelukkigften , en beklaagt u niet al te fïerk over uwen jammerlyken toeftand. Erinnert u flegts, dat gy Chrifienen zyt, die hier geen Geluk, als hun Eigendom , kunnen nog moeten verlangen. Zekerlyk waren wy de elendigfte aller ftervelingen , wanneer wy in dit Leeven alleen op Chriftus hoopten. Maar van. Hem , den lee. venden en eeuwigen Koning, verwagten wy een betere Gelukzaligheid , als deeze Aarde geeven kan , een onvergangkelyk Koningryk en eene Erffeniiie , die voor ons in den Hemel bewaard wordt. Deeze zalige Hoop moet ons billyk met ons tegenwoordig Lot te vreden Hellen , in Elenden geduldig, en altyd vrolyk doen wezen. Ons Leeven en onze Gelukzaligheid is zekerlyk hier nog verborgen, maar wanneer Chriftus in zyne Heerlykheid zal geopenbaard worden, dan zullen ook zyne Aanhangers en Onderdaanen deel verkrygen aan zyne Heerlykheid, en met Hem heerfchen en eeuwig leeven. Onze Trouwe en Gehoorzaamheid aan Hem zyn dan altoos beftehdig en opregt, zo lange wy hier , in goede en  s\ van Jezus kruk. 241 r en-in kwaade daagen, omzwerven, dan zal hy ons te zyner tyd van allen kwaad bevryden , en ons verheffen tot zyn hemeifchen heerlyk Koningryk! Amen! Heere Jezus! Zoon des eeuwigen Gods! Gy, die ter onzer verlojjinge aan het Kruis zyt verhoogd geworden 4 toti dat gy gezeten zyt aan de fegtehand van Gods Majefteit! Wy erkennen en aanbidden U als onzen Heer en Koning, als den eenigen Naam. welke ons gegeven is, om daardoor zalig te worden. Bewaar en verjlerk ons in het Geloove in U, en in de verzekeringe, dat wy door U vrede met God, en deel aan uwe Heerlykhid gekreegen hebben. Laat dan dit Geloof ons kragtiglyk en beflendig aanmoedigen, om niet ons zeiven, maar U te leeven, uwe Geboden te bewaar en, en waardiglyk uwen heiligen Euangelium te wandelen. Ons hart trekke zig, door uw woord en door uwen Geejl, meer en meer af van de Begeerte en Liefde tot deeze wereld, die wy verhaten \moeten; en geef, dat wy de hoope 'onzer hemelfche Roepinge wel mogen kennen , en derzelve Waardig wandelen. Sterk ons m de verzoekingen , om ons zeiven te verloochenen , hen ons krus gewillig op te neemen , en U in Geduld en Onfchuld naar te Q vol-  242 XXV. Pred. Het Oqfchrift van Jezus Kruis. volgen , tot wy den ons voorgeflelden weg des firyds lubben afgelegd , en het einde onzes Geloofs , de Zaligheid onzer Zielen bereiken, en uw Ryke beërven! Amen! ZEVEN-  ZEVENENTWINTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER HET BESPOTTEN VAN ONZEN HEILAND AAN HET KRUIS. Evangelie van Markus. XV. 29— 32. En die voorbygingen , lasterden hem, en hunne hoofden fchuddende zeiden zy: Ha! gy die den Tempel af bi eekt, en in drie dagen opbouwt. Behoud u zeiven , en kom af van het kruis. En infgelyks ook de Overpriejlers met de Schriftgeleerden, zeiden tot eikanderen , al fpottende: Hy heeft anderen verijl. zig zeiven kan hy niet verlofsen. Is hy de Chriftus. de Koning van Ifraël, hy kome af van het kruis, dat wy het zien; en wy zullen gelooven. Ook die met hem gekruift waaren, fmaadden hem.   ZEVENENTWINTIGSTE PREDIKAATSIE OVER HET BESPOTTEN VAN ONZEN HEILAND AAN HET KRUIS. I N L E Y D I N G. Aamnerlt deezen, die zodanig een tegenfpreeken van de Zondaar en tegen zig vei-draagen heeft, opdat gy niet verf houwt en bezwykt in uwe zielen (a)! Deeze vermaaning tot geduld rigt de fehryver van den Brief aan de Hebreen wel byzonderfyk tot de eerfle belyders van Jezus Godsdienrt, die boven anderen aan de Belpottingen en Lasteringen van de vyanden des Chriftendoms waren bloot gefield ; dewyl de Apostel bedugt was, dat eenigen hunner voor de zwaare verzoekingen mogten zwigten, en uit vreeze de ftandvastige Belydenis verlaaten van eenen Godsdienft, den welken in de ganfche weereld wederfproken werdt. Hy wift hun geen fterker aanfpooring, om in hunne verzoekingen der waarheid getrouw te bly ven, voor te Hellen, dan datzy onder allerlei lyden en verzoekingen zien zouden 0; 3 op («) Hesr. XÏL 3-  24<5 XXVII. Pred. Jezus befpot op den overflen Leidfman en Voleinder hunnes Geloofs, en gedenken aan hem, die zo gewillig eri grootmoedig , als ftandvaftig het kruis voor ons heeft opgenomen, en, hoewel hy de hoog. fte eere waardig ware, de fmaadlykfle teegcnkantingen, befpottingen en lasteringen geduldig heeft aangehoord, en in ftryd en lyden niet bezweeken is, tot dat hy zynen loop voleindigd, alles volbragt, en zig als den Overwinnaar aan de regtehand zynes Vaders geplaatft heeft. Het gedenken aan deezen hunnen Heer, den Gekruisten , zoude hun in allerlei wederwaardigheden en lyden verfterken , opdat zy niet verflaauwden nog de hoope lieten vaaren, ma'ar het geloove en een goed gewifle bewaarden en tot het einde toe volhardden , om eenmaal als Overwinnaars de kroone des eeuwigen leevens te ontvangen, die hun in het Ryk der eindelyke vergeldinge is beloofd geworden. Onze tegenwoordige Iydenstekfi, erinnert ons aan den fpot en het teegenfpreekcn, dat onze Heiland aan zyn kruis van de zondaaren geleeden , met groot geduld en zagtmoedigheid geleeden heeft. . Aanmerkt hem dan alzo, Christenen! dat gy vastelyk voorneemt, dat heilig en vroom gevoelen dat in hem was , aan te neemen, en hem naar te volgen , opdat de gedagtenis van zyn  aan het Ktuis; 247 lyden des doods ons in onze verzoekinge moge trooften en verfterken! VERKLAARING. De grievende en fmaadlyke fpotredenen, die onze aanbiddelyke Heiland aan het kruis verdroeg , worden ons in de voorgelezen Tekftwoorden gemeld. Wy zullen dezclven zodanig behandelen, dat wy eerftlyk: I. Overweegen , hoe ongegrond , onverfiandig , en boofaardig deeze Befpottingen van Jezus vyanden geweeft zyn: En daarna befchouwen: II. Hoe zagtmoedig en geduldig onze Zaligmaaker zig onder dit lyden gedraagen heeft. Het eerfte deezer twee Hukken zal ons aanleiding geeven , om eikanderen te waarfchouwen tegen de fchandeiyke en verfoeyelyke zonde om elendigen en bedrukten te befpotten: terwyl het tweede ten grondflag zal dienen eener vermaaninge , om van Jezus Geduld in ons lyden te leeren. I. Volgens het berigt der Evangelisten werdt onze gekruifte Heiland van drieërlei foort van zondaaren befpot, door het voorby gaande volk; door de Overpriesteren en Schriftgeleerden; en door eenen Q 4 der  245 XXVII. Pred. JezUSl befpot ^M^^ra^«.EenicderfoortdcezerfpottCi-en volgden hunne eigen kwaadaartige denkwyze, en namen uit zekere omftandigheden, reden of daaden van Jezus gelegenheid, om hem in zyne vernedering te hoonen , en daar door de ziele van deezen regtvaardigen te bedroeven, dewyl zy hem in het Lighaam geen nieuwe kwellingen en fmerten meer konden aandoen. Maar alle de invallende gedagten van ipotterny deezer lieden zyn getuigen van hun vals vernuft en bedorven hart; en wanneer wy alles behoorelykbeproeven en onderzoeken, ftrekken zy tot roem enter verheerlykinge van hem , dien zy meenden te befchimpen. 'Van de eerfte foort deezer fp,ttcren wordt gezeid: (b) en die voorbygingen lasterden hem, en hunne hoofden fchuddende zeiden zy: Ha! gy die den Tempel of breekt, en in drie dagen weder opbouwt : Behoud u zeiyen , en kom af van het kruis. Uit den inhoud deezer hoonende woorden kan men zonder moeite de Perfoonen ontdekken, welken .dezelven gefproken hebben. Het waren , naamlyk die zelfde valfe getuigen, die Jezus woorden van de verfïooring en wederoprigting zynes Lighaams voor den gcefflyken' Regt- (b) Tekft vs 29, 3c.  aan het Kruis. 249 Regtbank verdraaid en verkeerd hadden, 'om daaruit eene aanklagte tegen deezen onfchuldigen te voorfchyn te brengen; en fchoon hunne getuigeniiTen niet met elkander overeenkwaamen , en niet dogten tot eene gegronde befchuldiging , fcheenen ze hun nogtans fterk en voldoende genoeg om hem te befpotten,* want de armhartige kunfr. om anderen té befpotten en te lasteren, is niet jgegrond noch gefchikt naar zekere regelen, en nog veel minder naar de re. gelen van waarheid en billykheid. Met hoonende gebaarden en woorden tragtten deeze roekeloozen den aan het kruis hangenden Jezus in minagting te brengen by het voorbygaande volk, en hem als eenen ydelen fnoever en grootfpreeker belagchelyk te maaken: Hoe fchoon, zeggen zy, verbreekt gy den Tempel, en bouwt dien in drie dagen weder op ! Hoe dwaas en zinneloos hebt gy u dat wonderdaadig vermogen toegefchrceven, dat gy een gebouw, waaraan ruim veertig jaaren is gearbeid geworden, zonder handen van eenige Menfchen zoudt om verre werpen, en in weinig dagen een nieuwen Tempel, die veelligt nog pragtiger en fterker zyn zoude, wederopbouwen. Bezit gy zulke bovennatuyke vermogens, welaan! toonze door u zeiven te redden, maak ulosvan uw kruis, verQ 5 breek  25o XXVII. Pp.ed. Jezus befpot breek de| banden des doods, die u omringen, en verlos u zelven; dan zullen wy vertrouwen, dat gy ons ook een beteren Tempel zoudt kunnen bezorgen; anderszins moet een iegelyk uwe redenen voor een belagchelyk gezwets houden , en u befpotten- Maar waarop was deeze hunne bittere fpotterby gegrond ?j Alleenlyk cp eene moedwillige vervalfing en mifvattinge van onfchuldig uitgefproken woorden. Jefus nam alleenlyk uit den fteenen Tempel te Jeruzalem, voer welken de Jooden eenen bygeloovigen eerbied hadden, de gelegendheid , om eene voorfpellinge te doen van zynen aanftaanden geweldigen dood , en van zyne kort daarop volgende Qpflanding, en beriep zig te vooren op deeze merkwaardige gebeurtenis , als op het laatfte en fterkfïe bewys, dat hy de gene was, die in de Weereld komen en haar verloffen zoude. Het waren derhalven niets den lasteringen, welken deeze menfchen tegen hem uitbraakten, in de daadganfeh ftompe pylen , die hem niet troffen , en der waarheid zyner woorden geen nadeel doen konden. Het geene hy te vooren van zig zelven verkondigd hadt, werdt ten zynen tyde ten volle waar bevonden; en zyme vyanden , deeden tegen wil endank, thands het hunne daartoe, om  aan het Kruis, 251 om deeze voorzegging nader aan haare volkomen vervulling© te brengen. Aan bet kruis immers verbraken zy den heiligen Tempel zynes Lighaams , en drie dagen daarna zag men deezen Tempel wederom opgebouwd , en Jezus den gekruisten leevendig. Deeze zelfde perfoo ■ nen , welken Jezus met valfe woorden lasterden, vreefden in hun hart, dat zyne woorden, wier waaren zin zy wel verftonden, door de uitkomft mogten bewaarheid worden, en baden Filatus daarom dat hy eene wagt by het graf wilde zetten, opdat men mogelyk zyn Lighaam niet zoude fteelen , en dan voorgeeven , dat hy ingevolge zyner voorzegginge van den doode was opgedaan. Welk een berouw en fchaamte moeten zy naderhand niet in hunne zielen gevoeld hebben , toen zy hoorden , dat Jezus was opgeftaan, en alle middelen in handen hadden om de waarheid daar van te onderzoeken, zo hun boofaartig en bedriegelyk hart nog maar eenige Liefde tot waarheid gehad hadde , en voor eenige aandoeningen van een heilzaam berouw en fchaamte ware vatbaar geweeft! Dan , het gene zy door hunne moedwillige boosheid en de hardigheid hunner harten niet doen wilden,laat ons , myne waardfte Toehoorders! uit het heeflyk uiteinde van Jezus doods lyden be-  252 XXVII, Pred. Jezus befpot befluiten. en het zelve tot zynen Roem belyden: naamlyk, dat hy ïn der waarheid de Zoon van God is , die Magt hadde zyn leeven af te leggen en het wederom aan te neemen. Door zyne Opftandinge is het onwederfpreekelyk beweezen geworden , dat hy een volkomen Heiland der Menfchen is , die om onze zonden geftorven is , en tot onze Rcgtvaardigtnaakinge en Zaligheid wederom is opgewekt geworden. Deeze uitwerking hadden die woorden onzes Heeren, welken door zyne vyanden zo zeer verdraaid werden, op zyne eerfte leerlingen en vrienden. Toen hy , f>) dit is een aanmerking van den Evangelift Ioannes, van den doode was opgeftaan , werden zyne Diffipelen indagtig , dat hy deeze woorden van zig zelven gefproken hadt, en zy geloofden de fchrift en het woord, dat Jezus gefproken hadde.' In deezer voege fpotteden Lieden van het flegfte Gemeen met den Gekruiscen. Maar het arme volk is onver ft andig, (zo mag men denken, gelyk zig een Profeet des Heeren uitdrukt, wanneer hy de algemeene Bedorvenheid des Joodfchen volks ten zynen tyde befchryft (d)) Maar het arme volk is onverftandig, weet den weg hunte) JOANN. ii. 22. (d) Ja rem. V. 4, 5, Hoogd Vert.  aan het Kruis. 253 hunnes Heeren, het Regt hunnes Gods niet. Ik zal tct de groeten gaan, deeztn zullen den weg hunnes Heeren, het Regt hunnes Gods wel weeten: maar zy hadden zamen het Juk verbrooken , en de Ban* den verfcheurd. Zy, die op den ftoel van Mozes gezeten waren , zig beroemden ever hunne kenniiïè in de wet, en Regters en Leeiaars en Leidslieden des volks wilden wezen, zullen, zig egter van de ruwe onverftandige menigte , door een verftandiger en beter gedrag onderfcheiden, en dien niet nog gelasterd en gehoond hebben, wien zy reeds uit nyd en boofheid gekruift en doorftoken hadden. Dan, ook deezen vreefden God niet, en hadden geen Medêlyden met eenen onfchuldigen , elendigen en verdrukten. Ook de Hooger.priejlers en Schriftgeleerden zeiden tot elkander alfpottende: Hy heeft anderen verlofi , zig zelven kan hy niet verlosfen. Is hy de Chrifius , de Koning van Ifraël, hy kome dan af van het kruis , dat wy het zien ; enwy zullen gelooven (Y). Deeze huichelaars, die den Heere der Heerlykheid niet kenden, ten deele niet kennen wilden, namen uit Jezus vernedering en fmaadheid geiegendheid, met zyn wonderdaadig vermogen te 00 Tekft, vs 21 en 3;.  254 YXVII. PKED. ?eZttS hefp6t te fpotten , en hun hardnekkig ongeloove te regtvaardigen. Anderen, zeiden ze onder eikanderen, heeft hy geholpen, den Blinden het Gezigt, den Dooven het Gehoor, den Dooden heeft hy het leeven wedergegeven: nu kan hy zig zelven niet helpen, de banden en ftrikken des doods niet losmaaken noch verbreeken, noch zig zelven de vryheid, zyn aanzien en het leeven wedergeeven. Is hy, gelyk'by voorgeeft, de Chriftus en de Koning van Ifraël ; hy kome in onze tegenwoordigheid van het kruis, dan zullen wy gelooven, en niet meer loochenen, dat hy de gene is, den welken wy verwagten, dat hy Ifraël verlofiên zal. Ook deeze Befpotting verdiende Jezus niet. Want vooreerft is het befluit, waarop zy ruft, geheel vals ; dewyl hy anderen in het Leeven herfteld heeft, moet hy ook zig zelven van den dood kunnen verloflen. Gefteld, dat hy zig zelven niet hadt kunnen verloflen, zoude daarom de hulp , die hy anderen heeft toegebragt, wel verdagt kunnen wezen? Is een Menfch, die aan veelen nuttig is geweeft, die zyn Leeven aan het welzyn van anderen heeft opgeofferd, en zyne kragten ten dienste des vaderlands hefteed heeft, daarom minder weldaadig en pryswaardig , omdat hy zig zelven niet kan redden uit  aan het Kruis. 255 uit een groot gevaar ? Wat regt heeft men, om de daaden van eenen Held te loochenen of in twyffel te trekken , omdat hy eindelyk zelve fneuvelt , en een flagtoffer wordt van dat zwaard , dat hy zo dikwyls met de gelukkigfte gevolgen van zyn vaderland heeft afgekeerd? Een bekwaam Geneesmeefter, die veelen zyner kranke Broederen genezen, en in hunnen voorigen Haat van gezondheid herfteld heeft, verdient zulk een vriend der Menfchen daar om befpot en uitgelagchen te worden , om dat hy zelve doodelyk krank is geworden , en fterft ? De Hulp , welke hy anderen heeft toegebragt, blyft immers altyd een bewys zyner Bekwaamheid en Menfchlievendheid, hoe zeer zyne eigen ziekte en dood een bewys is, dat hy een Menfch ïs, en dat zyne vermogens bepaald zyn. Daarenboven hadden de Schriftgeleerden geene reden, om uit Jezus lyden en vernederingen te befluiten , dat hy de Christus niet kon wezen. Immers hadden de Profeeten hem niet befchreeven als eenen Koning deezer weereld, die boven alle lyden en rampen zoude verheven zyn. Hoe duidelyk was het tegendeel te vooren verkondigd geworden ? Noemden zy hem , in den Geeft, niet een Man van fmerten, den allerveragtften en onwaardigften , op wien God onze  H6 XXVII. Pred. Jezus befpot onze fmerten en ftraffen zoude doen aanko: men, die zyn leeven voor ons ten zoenoffer zoude opofferen , en die in het Graf gelegd zoude woraen? Jezus zelve hadt van zig niet beweerd j dat hy zig uit de hand zyner vyanden en uit de Magt des doods verloflen zoude. Integendeel hadt hy te vooren gezeid, dat zy dit fpreekwocrd eens op hem zouden toepaffen: Medicynmeefler genees u zelven (ƒ). En hoe dikwerf en omftandiglyk hadt hy tot vrienden en vyanden van zyn lyden en zynen dood gefproken ! Doch hy voorfpelde hun ook te gelyk, dat hy ten derden dage weder zoude opftaan, en dan bewyzen , dat hy de Heer en Regter der gan-; fche Aarde was. Wy heboen dus veel meer reden , om in hem te gelooven , nu hy uit den dood verreezen is, gelyk hy voorzeide , dan wanneer hy , volgens de meening zyner vyanden, van het kruis gekomen ware, waartoe hy zig te vooren niet verbonden hadt. Doch deeze fpotternyen der Hoogenpriefteren en Leeraaren des Joodfchen volks, konden den Roem en de Waardigheid van onzen Heiland niet bezwalken, maar zy vermeerderen niet weinig zyne eer en Heerlykheid. Jezus openbaare en • GO Luk. iv. 23.  aan het Kruis. 257 bitterfte vyanden moeiten erkennen en bevestigen , dat hy anderen verloft en in zyn Leeven ' goed gedaan hadde op de Aarde. Welk een roemryk en onverdagt getuigenis van zyne vyanden, een Heiland en weldoener zyner Medemenfchen te wezen! Zyne wederfpreekers konden ook zyne wonderen niet loochenen,maar dewylhethun voorneeroen niet was, om hem voor eenen Gezant van God te erkennen en aan teneemen, waren zy daarmede niet te vreden, maar zy begeerden dan eens overbodige en nuttelooze Tekeaen aan den Hemel, dan weder dat hy zig zelven wonderbaarlyk verloflen zoude. Jezus wilde zig zelven niet verloflen, want hoewel hy vreugde hadt kunnen hebben, verdroeg hy het kruis vrywillig. Hy was zynen hemelfchen Vader gehoorzaam tot in den dood, ja tot in den dood des kruifes. Hy bleef en ftierf aan het kruis, om ons van de vreeze des doods te verloflen , om onze zielen vry , en ons eeuwig za^ lig te maaken. Dit zoude de eer en de roem van onzen Verlofler wezen , dat hy zyn Leeven, het welk niemand hem kon afneemen, uit liefde jegens ons zoude afleggen. Deeze onvergelykelyke en weergadelooze Liefde verdient geene Befpotting maar Aanbidding en eeuwige dankzegging. Jezus kwam in de tegenwoordigheid zyner vyanR den  258 XXVII. Pred. Jezus befpot den niet af van het kruis: want ook dan zouden zy in hem niet geloofd hebben , dewyl zy tot hem niet wilden komen , om Heil en leeven van hem te ontfangen. Maar dewyl hy den tyd zyner Beproevinge voleindigd, en zyne verzoening volbragt hadt, was dit voor hem oneindig beter en heerlyker , dan wanneer hy ontydig van het kruis gekomen ware. Als overwinnaar van den dood en het graf ftondt hy ten derden dage wederom op, om eeuwig te leeven en eeuwig te heerfchen, en om het leeven en de opftandinge te worden voor allen , djé in hem gelooven. Daar God dan alzo den grooten herder derfchaapen, nadat hy het bloed des eeuwigen verbonds voor ons vergooien hadt , uit den dood heeft wedergebragt , en boven alles verhoogd heeft : hebben wy de ffer&te redenen om te geloovenj dat hy , de Gekruilïe de Koning van Ifraël is, de gene , die ons van onze zonden tot vrede met God en tot het eeuwig Leeven brengen kan! In het. flot van onzen Tekst wordt nog van eenen roekeioozen fpotter gewaagd; Die met hem Gekruift waren, dat is volgens eene zeergewoone wyze vanfpreeken in de heilige Sehriftuu. re, eene der Medegekruiften, fmaadde hem ooky en fpottede met zyn wonderdaadig vermogen, om dat hy, zuj];s bezittende, dan wel een begin zou-  aan het Kruis. 2$y zoude maaken met zyne eigen verloffinge , en dan ook hen , zyne Gezellen , van het kruis verloflen zoude. Maar dewyl wy hiervan in onze volgende predikaatlie, volgens het berigtvan Lukas, voorneemens zyn breedvoeriger te handelen , zullen wy thands deeze eene Aanmerking maar alleenlyk aanroeren , dat ook deeze Befpotting om die zelfde redenen , welken reeds zyn by gebragt, kragteloos en onverftandig geweest is, en eindelyk, gelyk de anderen, ter verheerlyking van Jezus, is uitgevallen. II. Hoe verftandeloos en geweetenloos handelden Jezus vyanden en befpotters , en hoe weinig gevoel van Medelyden en Barmhertigheid toonden zy by zynen doodsangst. Doch hoe gedroeg zig de voor ons lydende Heiland, in deeze uure en magt der duisternis? Hy deedt zynen mond niet open, en geene Bitterheid, geene Wraakzugt, geene Boosheid was in zyn Harte. Zy, welken zyn Leeven befchreeven hebben, konden zyn on ver winnelyk geduld en zagtmoedigheid niet flerker uitdrukken , dan daar door, dat zy de verfcheiden lasteringen, die te^en den Gekruiften werden uitgebraakt, om-landiglyk melden , zonder van een eenig woord te gewaagen , dat hy ter zyner verdediging en ter befchaaminge zyner wederfpreekeR 2 ren  160 XXVII. Pred. Jezus befptt ren zoude gefproken hebben. Zyn volmaakt geruft en bedaard gedrag onder allen deezen hoon en fmaad bewyft fterker, dan alle andere dingen , hoe gegrond dit roemryk getuigenis zy, dat de Apostelen als ooggetuigen van Hem geeven : Hy heeft geene zonde gedaan , en in zynen mond is geen Bedrog , geen kwaad , geen verkeerd woord , geweefi. Hy fcholdt niet weder, toen hy gefcholden werdt, en toen hy leedt, dreigde hy niet, maarhy gaf het alles over aan Hem, dieregtvaardiglyk oordeelt ! En uit welken inwendigen grond kwam deeze Kalmte zyner heilige Ziele voort? Omdat hy fteeds in gedagten hieldt, dat hy volgens den wil des Alderhoogften lyden moeft, dat dit alles van den Zoon des menfchen was voorfpeld geworden, en aan hem vervuld moeft worden. In den twee en twintigften Pfalm , wiens begin hy kort daarna op zig zelven toeoafte, om ons daar door te errinneren, dat Gods Geeft daar in zyn lyden aan het kruis te vooren verkondigd hadt, in deezen Pfalm was duidelyk en omftandiglyk aangetoond geworden , dat hy aan deezen fpot en algemeene veragting zoude blootgefteld wezen. Ik ben een worm, deeze woorden werden aldaar den aan het kruis verhoogden Verlcfter in den mond gelegd , en geen Man, een fmaad van de Menfchen en  aan het Kruis. 261 en veragt van den Volke. Allen die my zien, befpotten my , fperren den mond op, en fchudden den kop , zeggende: Hy heeft het op den Heere gewen» teld , dat hy hem nu uithelpe, dit hy hem redde, zo hy Lufl aan hem heeft. Zy hebben hunnen mond tegen my opgefperd, als een verfcheurende en brullende Leeuw. Honden hebben my omfingeld, eene vergadering van Boofdoenders heeft my omgeven. Na dat zy myne handen en myne voeten doorgraayen Hebben, fchouwen zy het aan, en hebben hun vermaak in my (g)l Aan deeze voorzeggingen dagt onze Heiland tot in zynen Dood, en onderwierp zig daarom gewilliglyk aan allen lyden, opdat de Schrift in hem vervuld zoude worden, gelyk zyne geliefde Diflipel zulks aanmerkt (/;). Waren daarenboven alle die fpotternyen, waarmede men hem meende te befchimpen, wel eenige verdediging waardig ? En regtvaardigen de heerlyke gevolgen van zyn lyden zyn wys en heilig gedrag niet by allen , die de waarheid hef hebben ? Daarom was hy geduldig , en God en ons getrouw tot in den dood des kruifes. Die God , welken hy gediend en op wien hy vertrouwd hadde , nam hem welhaaft uit den angfl en uit het (g) Ps. (XXII. 7, 8, 9, 14, 17, iS. (2>) Joahn. XIX. 28, 3°- R 3  ao2 XXVII. Prèd. Jezus befpot het géüegte, ve-'ofte hem door zyne Almagt , en kroonde hem met eer en heerlykheid. TOEPASSING. Laat ons nu nog korteiyk aanmerken, welke gewigtige Lellen dit deel van Jezus Lydensgefchiedenis ons infcherpt, en ons naar deze! ven in onzen wandel voor God en voor de Menfchen gedraagen. Leert toch eens, uit het onbetaamelyk en ftrafbaar gedrag van Jezus boosaartige vyanden , die verfoeijelyke zonde om elendigen en bedroefden te hoonen en te befpotten , fchuwen en vermyden. Een dvvaazc zondaar, een eerloos en naadeelig lid der Maatfchappy ver. dient wel belpotting en veragting: maar wanneer een waar Menfchen vriend zulken mfinfch befpot, doet by het alleen met dit oogmerk, cm hem en anderen daardoor beter te maaken, ter. wyl zyn menfchiievend hart altyd met droefheid denkt aan de Dwaasheden en-ondeugden zyner medemenfchen. Maar een ongelukkig menfch, die met angft en fmerten overlaaden is, behooren wy, die nog in het vleefche leeven, en niet weeten, wat ons nog kan overkomen, niet uit tt  aan het Kruis. 563 te lagchen of tc befpotten, ook gefield zynde, dat zyn ongeluk ten deele een gevolg zyner dwaasheid is, En nog veel minder mogen wy een onfchuldig, braaf Man, welken wy zien lyden, ten vporwerpe onzer jagchernyeenfpötternye fteljen, noch uit zyne zwaare Bezoekingen alleen beflukeq, dat hy van God verlaaten en verworpen is, dat hy geene hulpe heeft by dien Heere , welken hy gediend heeft. Is het niet eene fchreeuwende onregtvaardigheid, eene onmenfchelyke wreedheid eenen zulken te befpotten , dien de Almagtige flaat, doch wien by ook h celen kan, en wien hy alleen oordeelt, opdat hy met de Weereld niet veroordeeld zoude worden ? Hoe fmertelyk zoude het ons wezen , wanneer wy ons befpot zagen van hun, op wier Medelyden wy eene billyke aanfpraak hebben. Laat ons dan ook aan anderen niet doen, het gene wy niet willen , dat aan ons gefchiedt. En welken afgi yzen van deeze zonde behoort niet het woord des Heeren billyk in te boezemen by allen , in wier harten nog eenige vrêeje voor God is : Die den armen befpot, fraaadt des zelfs Maaker: die zig verblydt in het Bederf, zal niet ongeftraft blyven Q)l Laat «1 Spïeük. van Sal. XV JL 5. R 4  264 XXVII. Pred. Jezus befpot Laat ons ten anderen uit het ge- uft en geduldig gedrag van onzen lyeenden Heiland diekostelyke deugd van geduld en lydzaamheid in ongelukken leeren. Daarin heeft hy ons byzonderlyk een voorbeeld nagelaaten , opdat wy in zyne voetftappen zouden wandelen. Doet, gelyk hy , niets, dat veragting en befpotting verdient, maar leert van hem goed te doen aan allen. En worden wy dan ook zonder onze fchuld befpot en gehoond ; aanmerkt hem , en volgt zyn voorbeeld. Vergeldt geen kwaad met kwaad , nogh fchelden met fchelden, maar zegent in tegendeel, en weet, dat gy geroepen zyt om den Zegen te erven. Oefent u zelven in een Christlyk geduld, en denkt aan de woorden van uwen godlyken Leeraar: Het kan den Diffipel niet beter gaan dan den Meefter! Heeft men hem befpot, hoewel hy niets onbetaamelyks gefproken of gedaan hadde ; verwondert u dan niet Chriftenen! wanneer men kwaad van u fpreekt, en u befpot, dewyl wy allen nog in veelen ftruikelen , en met zo veele onvolmaaktheden en zwakheden omringd zyn. Moeft hy, die vreugdè en heerlykheid verdiend hadt , in het geene hy leedt , Gehoorzaamheid leeren, en zig in de zelfs verlooche. ning oefenen; o ! hoe nuttig en heilzaam zya dan  - aan het Kruis. 265 dan kruis en wederwaardigheden voor ons , die in voorfpoed 3 door een weinig vreugde , door de geringe gunft onzer Broederen, zo ligtelyk uitfpatten en zondigen ! En hoe billyk wordt van ons gevorderd , dat wy ons onder Gods magtige hand verootmoedigen ? Leedt Jezus ook fpot en fmaad naar de Schriften , en vondt hy in deeze gedagten Troofl en Bevrediging : Gy dan , die hem volgen moet , denkc in alle uwe Aanvegtingen daaraan , dat u niets buiten den wille van God kan overkomen , en gedenkt fteeds aan den troofl der heilige Schrifture , waarin God tot ons als tot zyne kinderen fpreekt: Myn zoon , agt de kastydinge des Heeren niet klein , en bezwyk niet als gy van hein befiraft wordt. Want dien de Heere Hef heeft kaflydt hy. Hy kafiydt ons ten nutte , opdat wy zyner Heiligheid deelagtig, en aldus eens bekwaam zouden worden voor zyne eeuwige Zaligheid (k).1 Aanmerkt daarom hem, dis in de dagen zynes vleefchcs, zo veel tegenfpreeken van de zondaar en tegen zig ver draagen heeft, opdat gy niet verflaauwt noch bezwykt in uwe ziele (/) , tot dat de Heere', de regtvaardige Regter (k) Hebr. XII. 5, 6, 10. (0 Aid. vs. 3. R 5  %66 XXVII. Pred. Jezus befpot aan het Kruts. ter , u zal aanneemen in zyne Heerlykheid! Amen ! U aanbidden wy , Heere Jezus! en wy bekentien, dat gy, die aan het kruis zo gevoelig gehoond en befpot werdt, de Heere zyt, tot Heerlykheid van God den Vader ! Gy verloste u niet uit dit lyden, dswyle gy onze ftraffen draagen, en ons in de verzoeninge met God, en in ds verkryginge des eeuwigen Leevens wildet behulpzaam wezen. Laat ons uwe Liefde meer en meer kennen, en uwen Naam eeuwiglyk pryzen en danken. Sterk ons door uwen goeden Geeft •> opdat wy in naarvolginge van U ons zelven leeren verzaaken , en ook in tegenfpoed onder onverdiende Lasteringen en Befpottmgen ,, den wil van onzen he > elfchen Vader in gcdxld en lydzaamheid volbrengen, en ons benaarstigen, om het Geloove en eene goede Confcientie tot den einde toe te bewaaren, opdat wy ook dan deel mogen erlangen aan Uwe Heerlykheid! Amen ! AGT.  AGTENTfPISTlG&TE PREDIKAATSIE. OVER DEN BEKEERDEN EN BEGENADIGDEN MOORDENAAR AAN HET KRUIS. Evangelie van Lukas XXIII: 39 — 43, Ende een van de hvaaddoenders, die gehangen waren , lasterde hem , en zeide: Indien gv de Christus zyt, verlos u zelven en ons. Maar de andere antwoordde en bsjirafte hem, en zeide: Vree} gy ook God niet, daar gy in het zelve Oordeel zyt ? En wy wel regtvaardiglyk , want wy ontvangen het gene onze daaden verdiend hebben; maar dteze heeft niets onbehoorelyks gedaan. En hy zeide tot Jezus: Heere! gedenk myner, als Gy in uw Koningryk zult gekomen zyn. En Jezus zeide tot hem: Voorwaar ik zegge u,heden zult gy met my in hoi Paradys zyn.   AGTENTWINTIGSTE PREDIKAATSIE. O Y E R DEN BEKEERDEN EN BEGENAADIGDEN MOORDENAAR AAN HET KRUIS. I N L E Y D I N G- l^jiets bewyft meer de groote verbastering en bedorvenheid der menfchen, als dat zo veelen juift dat gene tot hunne zorgeloosheid en volhardinge in de zonden misbruiken, het welk hen, volgens hunne eigen Natuure en volgens Gods Oogmerken, op het fterkfte en kragtdaadigfte moeft opwekken tot eene Ipoedige Bekeering en geftadige verbetering hunnes Leevens. God bewyft den zondaaren Langmoedigheid , en vertraagt hunne welverdiende ftraffen , hun nog tyd en gelegenheid geevende , om zig te bekeeren , en voor hunne toekomende zaligheid zorge te draagen. Maar hoe veelen misbruiken den Rykdom van Gods Goedertierenheid en Langmoedigheid, en worden,wanneer het Oordeel niet te gelyk op hunne booze werken volgt, daar door des te ftouter om kwaad te  270 XXVIII. Pred. De bekerde te doen ? Door den dood zynes zoons heeft God getoond , dat onze zonden ons vergeven zyn, om ons daar door op te wekken en gewillig te maaken tót Bekeeringe en tot wederkeeringe tot hem den Heere, onzen God, den God des vredes , onzen hemelfchen Vader. Maar hoe veelen gebruiken dat woord , dat hun de verzoeninge predikt, kwaalyk ? Hoe veelen volharden in hunne zonde, en Itreelen zig met de ydele hoope, dat zy ten allen tyde, wanneer het hun gelegen komt, zig kunnen troolten met de verdienften en voorbiddingen van den Heere Jezus , hoe zeer zy noch naar hem geluifterd , noch naar zyne geboden gevraagd hebben ? God heeft ons in de heilige Schriften de voorbeelden laaten bekend maaken van zodanige zondaaren , die na diep gevallen ge weeft te zyn, door Boete wederom opgeltaan zynde Genade gevonden hebben, opdat wy aan zyne Genade niet zouden twyfelen , maar door de Hoope , dat by hem nog Barmhartigheid te vinden is, bewoogen worden , om ons terwj> le het nog tyd is , tot den Heere te wenden, en naar zyne ftermne te luiftercn ! Maar by hoe veelen hebben deeze voorbeelden eene ganfeh andere uitwerkinge ? Hoe veelen tragten daar door het uitftellen hunner Bekeeringe te ont- fchul-  Moordenaar aan het Kruis 271 fchuldigen , en de onzekere Hoop te voeden, dat zy, onaangezien alle hunne zorgeloosheid en onboetvaardigheid , toch eindelyk Genade zullen erlangen ter Bekeeringe en ten eeuwigen Leeven ? Och! Of wy verftandiger cn redelyker met ons zeiven leerden handelen, de Oogmerken der ailerhoogfte Goedheid ernftig overweegen, en daarvan een goed gebruik maaken, opdat zy eindelyk niet ter vergrooting van onze fchuld en verdoemenis zy , maar ter onzer eeuwige zaligheid. De Bekeering en Begenadiging van dien eenen Kwaaddoender , welke met Jezus gekruift werdt, pleegt byzonderlyk misbruikt te worden , terwyl nogtans dat zelfde voorbeeld, wanneer wy de zaak wel nagaan , ons regt fterk moet aanzetten tot eene vroege Bekeering en onvertraagden yver in goede werken. In het voorgelezen deel der Lyden sgefchiedenis zullen wy gelegenheid vinden , hier van breedvoeriger te fpreeken. VERKLAARING. De inhoud onzer Tekstwoorden is , dat hoe zeer onze dierbaare Heiland nog in zyne diepfte vernedering ware , en van allen , die hem  2-72 XXVIII. Pred. De bekeerde hem zagen , gehoond en befpot werdt, by nogtans in deeze uure der Duisternis eene zeer groote vreugde gevoelde , eene hemelfche vreugde over eenen zondaar , die zig bekeerde, tot hem , als den Koning des Hemels , zyne toevlugt nam, en door zyne Genade behouden werdt ten eeuwigen Leeven. Dit gedeelte van Jezus Lydensgefchiedenis is allergewigtigft, en verdient derhalven ten hoogften onze Opmerkzaamheid.Wy kunnen den Tekst in tweën verdeelen: i. In het gefprek van den Boetvaardigen kv/aad* doender ?net den enboetvaardigen: en -2. Het ge. fprek van den eerjien met onzen Heiland. 1. Een der genen , die met Jezus gekruift waren , liet zig door het flegt en aanftootelyk voorbeeld des volks en hunner fchriftgeleerden vervoeren , om ook deezen Regtvaardigen te befpotten , niettegenftaande hy den dood , die anderfzins by de ligtvaardigfte en woefte menfchen alle neiging tot fpotten en !lagchen pleegt te verdry ven , zeer naby ware. Is dit niet een zeer droevig, bewys van de Boosheid en Bedriegelykheid van s'menfchen hart, dat menigmaalen ongeroerd en ongevoelig blyft zelfs dan , wanneer men bukt onder de flaande hand van hem , die yerfchrikkeJyk is , wanneer hy  Moordenaar aan het Kruis. 273 hy tocrnt ? O ! hoe verhard moeten dezulken in het kwaade wezen , waarvan gezeid wordt: Heer! gy hebtze gejlaagen f maar zy hebhen geene pyne gevoeld : gy hebtze geplaagd , maar zy beteren zig niet, zy hebben hun Aangêzigte har» der gemaakt dan eenejïeenrotfe} zy hebben gewei* gerd zig te bekeeren (a). Waarmede klierde dan deeze onboetvaerdigeden Heiligen Gods ? Zyt gy de Chriftus, zeide by tot hem , verlos u zelven en ons. Hy Ichikte aldus zyne fpotternyen na de omflandigheden , waarin hy zig bevondt, en meende datjezus eerll zig zeiven , en dan ook hen , zyne doodsgezelien , van het kruis en. van den dood moeft verlolfen , indien by die groote Wonderwerker en de Koning van Ifraël ware , waar voor hy gehouden zyn wilde , want anders zoude men alle reden hebben om aan dit zyn voorgeeven te twyfelen en hem daarover te befpotten. Deeze Mifdaadige kon naauwlyk eenige waarfchynelyke hoop hebben , dat hy door deeze fpotterny de gunft des volks of van zyne overheid zoude winnen , en door hunne voorfpraak van het kruis verlofl worden- Hy bedoelde daarby veel eer die onbegrypelyke vreug- (a) Jerem. v/3. //. Deel. S  274 XXVIII. Pired. De bekeer dé vreugde, om de aanfchouwers over zyne invallende fpotterny te zien lagchen. Want is dit niet zeer dikwyls het eenige loon het welk de liefdelooze fpotters zig belooven, om eendwaas gelagen in het Gezelfchap te veroorzaaken, zonder te bedenken , dat zy daardoor de zwakken ergeren, de onfchuldigen krenken, hun eigen gewiffe bezwaaren , en zig eener zwaare verantwoordinge fchuldig maaken tegen dien Dag , op welken de Menfch Rekenfchap zal moeten geeven van ieder onnut, kwaad en beleedigend woord , dat hy gefproken heeft ? Dus maakte dan deez' boofaartige Menfch zig zelven tot een vat van Gods regtvaardigen Toorn, daar integendeel de andere Moordenaar een vat werdt der Bermhartigheid , dat God tot Heerlykheid bereid hadde. Hy werdt door de Roekeloosheid van dien genen, met den welken hy te vooren kwaaa gedaan hadt, tot eenen billyken haat der zonde gebragt, en beftrafte hem zeer nadrukkelyk. En gy , vreefi gy ook God niet, daar gy in het zelfde Oordeel zyt. En wy wel regtvaardigtyk ; want wy ontfangen het gene wy door onze daaden waardig zyn; maar deeze heeft niets onbetaamelyks gedaan. Ook gy, wil hy zeggen , ontziet u niet, voor het Aangezigte van dien allerheiiigftcn God, welke reeds zynen  Moordenaar aan het Kruis. 27$ hen Yver en zyne Geregtigheid aan u bewyft, nog zo veel kwaad te doen en eenen onfchuldigen en verdrukten liefdeloos te befpotten. Het verwondert my niet zo zeer , dat zy , die nog van geene Plaagen weeten , en welken in hunne godlooze voorneemens wel flaagen , deezen Regtvaardigen door hunne hoonende fpotrede'» nen zoeken te krenken , en daardoor verraaden, dat er geene vreeze voor God in hunnezielen woont. Maar dat ook gy niet eindelyk eens begint den Almagtigen te vreezen, daar gy reeds in het Oordeel der verdoemeniffe zyt, dat gy in uwen jammerlyken en verfchrikkelyken toeftand nog eenen helfchen lult tot fpotten kunt behouden , daarover verwondere ik my zeer. Kan dan het gevoel eener ftraffe , welke gy verdiend hebt, kan het gezigt van eenen wreeden dood , die u naakt, kan de geopende helle , die haare kaaken reeds opfpert om u te verflinden , kan de ontzaggelyke Tegenwoordigheid van den Regter der ganfche Aarde, Voor wiens ftoel gy u haaft moet ftellen, u van zulk eene euveldaad niet afschrikken , uw hart Verootmoedigen, en uwe tong bedwingen ? Hy, dien gy befpot, lydt met oris wel de zelfde ftraffen , maar hy heeft met ons niet dezelfJe daaden bedreeven. Wy ontfangen een regtvaarS 2 dig  27ö XXVIII. Pred- De bekeerde ó"ig loon voor onze kwaade werken. Dat onfchuldige bloed, het welk onze handen vergooren hebben, roept wraake tegen ons, en vordert, dat ons Bloed vergooten worde. Maar deeze , welke van u gelafterd wordt, heeft, ik wil niet Zeggen , geen moord gedaan , geen wegroveryen gepleegd, neen maar hy heeft niets onbetaajnélykS, niets dwaas, niets onverstandigs be* dreevcn , en er is zelfs nooit Bedrog in zynen mond geweeft. Hoe leerzaam , hoe vol van waare Wysheid was deeze uitfpraak van den verlichten en bekeerden Moordenaar! 'Hoe gepaft is de aanmerking , welke wy uit deeze zyne rede kunnen ontleeiien , dat een liefdelooze , boofaartige fpotterny een gebrek van vreeze voor God te kennen geeve? Wie zig benaarftigt, altyd met God te wandelen , cn tc gedenken aan hem, die harten cn nieren beproeft; die zal zig nimmer begeeven tot de vergadering van roekelooze fpotteren , maar zyne tonge zal hy bedwingen , dat zy geen kwaad fpreeke. Maar die integendeel geene zwaarighcid maakt , om zynen evennaaften, die even gelyk hy zelve naar Gods gelykeniffe is gefchaapen , met zyne tonge te vloeken , den Onfchuldigen te hoonen , en zig te verheugen over het ongeval van eenen elcn-  Moordenaar aan het Kruis. 2/7 elendigen en verdrukten ; die heeft zekerlyk God vergeeten , en gelooft niet, dat de Heere een wreeker is van dit alles, Gy, /potter, v'rceji gy voor God niet ! Welke duidelyke kenmerken eener volmaakte bekeering toonde deeze menfch niet naderhand ? Hy erkent zyne zonde , en de billykheid zyner ftraffe. Hy fchaamt zig niet , voor God en eene groote menigte volks te belyden, dat hy kwaad gedaan , en den dood verdiend heeft. Hy geeft Gode zyne Eere, en bekent, dat zyne Oordeelen regtvaardig zyn » Wy zyn regtvaardiglyk in dit oordeel., wy ontfangen het gene onze daaden waardig waren. Hy wederlegt en beftraft zynen gezel, en waarfehuwt hem ernftig , dat hy zyne fchuld niet nog zoude verzwaaren , en zig eenen fchat des toorns vergaderen tegen den dag van Gods regtvaardig oordeel. En zyn dit niet de eerfte vrugten eener gegronde bekeeringe ? Waar door kan een menfch, die zig van de zonde tot God bekeert, zynen haat en afkeer van allen kwaad fterker toonen , dan wanneer hy de zonde enongeregtigheid, noch in zig zeiven noch in anderen , kan dulden , en de werken der duifternis belïraft, en met dezelven geene S 3 ge'  ??8 XXVIII. Phed. De bekeerde gemeenfchap meer hebben wil f» ? Hy berifpt het lcherpelyk in den voormaaligen metgezel zyner boosheid , dat hy God nog niet vreefde , en toont dus juiffc daardoor, dat de vreeze Gods nu in zyn harte heerfcht, dat hy valtelyk heeft voorgenomen om niet weder zo veel kwaad te doen , en tegen den Heere zynen God te zondigen. Eindelyk geeft hy ook , uit innerlyke Overtuiging, een roemryk getuigenis van Jezus Onfchuld. Deeze heeft niets onbetaamelyks gedaan ! Hoe geloofwaardig en buiten eenig vermoeden moet dit getuigenis wezen, wanneer wy de bron . waaruit deeze belydems fproot, nafpeuren ? Deez' Boetvaardige hadt, in het Regthuis van Pilatus, Jezus vrymoedige Bekentenis aangehoord , hy hadt gehoord . dat alle zyne vyanden hem geene misdaad konden aantoonen , en dat zyn Regter hem beftendig voor onfchulaig verklaarde. Hy hadt op Jezus wys en heilig gedrag gelet; zig verwonderd over den rustigen vreede zyner ziele, onder al zyn lyden; hyhadt veele blyken zyner gelaatenheid, zagtmoedigheid en geduld gezien , en nog zo aanftonds gehoord, met hoe veel liefde en vertrouw Q) Efez. V. ij,  Moordenaar aan het Kruis. «70 trouwen hy God als zynen Vader aanriep , dat hy doch zynen vyanden en moordenaaren hunne zonden wilde vergeeven , dewyle zy niet willen of bedagten , wat zy deeden. Uit dit alles befloot hy , dewyl hy door geene fchaadelyke vooroordeelen tegen den Perfoon van Jezus was vooringenomen , dat by geen Kwaaddoender zyn kon, dat hy eene beproefde Deugd en Godzaligheid moeft bezitten , en in der waarheid die gene zyn , waar voor hy zig tot in den dood beleeden hadt, de Zoon van God, de beloofde Heiland der Weereld. En wat zyn hart op zulke goede gronden van Jezus geloofde , beleedt zyn mond zonder eenigen fchroom. Hy begeerde geene gunft of eere van de menfchen. Hy wenfchte niet, van zyne ftraffen, wier Regtvaardigheid hy beleedt, bevryd te weezen. Hy volgde den aandrang zyner overtuiginge , ontftak in yver daarover , dat deeze Regtvaardige byna van allen , die voorbygingen , en eindelyk nog van eenen , die met hem gekruift was, befpot en beleedigd werdt, en gaf dit Getuigenis , naar zyn befte geweeten , en zonder eenige eigenbaatige Oogmerken , van hem : Hy heeft niets onbetaamelyks gedaan. II. En gelyk hy in zyn gefprek met den onboetvaardigen Kwaaddoender blyken gaf van S 4 boe-  a8o XXVIII. Pred. De bekeerde boete en innerlyke bekeeringe; zo openbaarde by ook verder in het gefprek , dat hy met Jezus begon , zyn fterk geloove , het geene de Geeft der Waarheid in zyne verbeterde ziele gepredikt hadt. Hy keerde zig tot hem met dit gebed vol van geloove en vertrouwen : Heere ! gedenk myner , ah gy in uw Koningryk zult gekomen zyn ! Hy hadt , gelyk wy zo even aanmerkten , uit den mond van Jezus gehoord, dat hy een Koning was , fchoon hy geen Koningryk van deeze Weereld hadde ; dat hy geko-. men was om der Waarheid getuigenis te geeven, en dat allen , die uit de waarheid zyn , zyne ftemme hoorden, om zyne leerlingen en onderdaanen , en dus tot zyn hemelfch Koningryk bekwaam te worden. Hy geloofde deeze xvoorden van dien Regtvaardigen , en begreep, dat de beloofde Heiland door het lyden des doods in zyne Heerlykheid zoude ingaan ,' en het hem beftemde Ryk aanvaarden. Hy nam hem aan als den Heer en Koning deezes Ryks, en geloofde , dat hy Magt en Regt hadde om allen, die zig tot hem begeevcn , hem trouwe zweeren , en naar zyne ftemme luifteren, daarin aan tc neemen ; en hy greep deeze Hoope op hem aan , en dat hy hem op zyn deemoedig bidden en fmeeken niet zoude verwerpen , maar in Ge-  Moordenaar aan het K> uis. 281 Genade aanzien. Hadt Jezus voor zyne vyanden , die toen nog allen vermetel zondigden , en geen berouw , geene neiging ter Bekeeringe toonden , gebeden , dat God hun nog tyd tot Boete., gelegendheid en middelen zoude verJeenenora een begrip van hunne zonden te krygen en zig te bekeeren : hy befloot daaruit, met vertrouwen , dat deeze Menfchenvriend, deeze barmhartige Hoogenpriefter , zig ook over hem zoude erbarmen , en zyn Voorfpraak en zyn Heiland wezen , en dat des te meer daar hy zig bewuft was , dat hy over zyne voorige zonden een hartgrondig berouw hadt, daarvan wilde afftaan , en aldus een gefchikt voorwerp worden van Gods Barmhartigheid. Op zulke bedenkingen was zyn Gebed gegrond : Heere ! gedenk myner als gy in uw Koningryk zult gekoemen zyn ! Gy hebt magt, om de zonden op de Aarde te vergeeven , en boetvaardigen in den Hemel op te neemen. Gedenk dan niet aan de zonden myner Jeugd , en aan myne menigvuldige overtreedingen , maar gedenk myner naar uwe groote Barmhartigheid , om uwer •Goedheids wille. Laat myne ziele niet ten verderve gaan, maar behouden worden ten eeuwigen Leeven. Verleen my , ten prys van uwen Naam, wanneer gy in uw Koniügryk S ?■ zult  28a XXVÏÏI. Pred. De bekeerde zult gekomen wezen , en ik deeze Weereld verlaate, den ingang in uw hemelfch , heerlyk Koningryk! Was dit niet, myne vrienden! een regt wonderbaar fterk Geloove ! Dien Jezus, welke als een vervloekte flaaf en boofwigt aan het kruis hing , welke in deeze uure der Duisternis een fpot der Lieden , een veragting des volks was, wien byna ganfch Ifraël verwierp , en voor zynen Koning niet wilde aanneemen ; dien erkent deeze Boetvaardige voor zynen Heere. Hy eigent hem een Koningryk toe , die op deeze Weereld niets meer bezat, naakt aan het kruis hing , geene Dienaars cn Aanhangers hadt, en op den oever was van den dood , welke snderfzins den Koningen en Magtigen deezer Weereld van hunne Kronen en Skepters berooft , voor eeuwig berooft. Op eenen tyd , in welken zelfs van de Magtigften deezer Weereld gezeid wordt, zy moeten wederkeeren tot ftof, waar uit zy genomen zyn , alle hunne aanflagen zyn verydeld, wanneer niemant hen om hunne gunft en genade bidt, in deezen tyd bidt deeze ftervende menfch een ander, die naar het uiterlyk aanzien in dezelfde droevige omftandigheden is , om genade, dat hy aan hem gcdenke , hem Barmhartigheid bewyze, en  Meoidena&r aan het Kruis. 283 cn hem in zyn Koningryk aanneeme. Waarlyk, zulk een Geloove werdt toen in Ifraël niet gevonden. En vleefch en bloed badt hem dat ook niet geopenbaard maar de God en Vader van den Heere Jezus zelve (c) , welke daardoor zynen geliefden Zoon wilde verblyden en verheerlyken , ten voorbeelde van die genen , die naderhand in zynen Naam zouden gelooven > en Barmhartigheid zoeken door hem , den ee. nigen Middelaar tulTchen God en de menfchen den Menfche Chriftus Jezus. Hoort nu hoe Jezus , de Gekruifte , deezen berouw hebbenden zondaar aannam. Het gene -hy te vooren verzekerde ; Die tot my komt, dien zal ik niet verwerpen , maar hy zal troost en rufle vinden voor zyne ziels. Want dit is de wil des Vaders die my gezonden heeft! Dat betoonde hy in der waarheid aan deezen menfch , welke zig tot hem keerde : Voorwaar, dus fpreekt hy hem vol liefde aan , heden zult gy met my in het Paradys zyn I Het gene de Moordenaar zyn Koningryk genoemd hadde , noemt Jezus het Paradys , om hem zyn Koningryk onder een verhevener en aangenaamer denkbeeld voor te Hellen. Plet is de zaligde en heerlyklte wooning, (e} zie Matth. XVI. 17.  284 XXVIII. Pred- De bekeerde ning, het tegenbeeld des aardfchen Paradys, de zetel van onfchuld, vergenoeging en heerlykheid , een oord, daar volle vreugd en lief. Jykheid voor Gods Aangezigte is eeuwiglyk cn altoos. Aan dit oord zoude hy zelfs nog deezen dag , die reeds ten einde liep , aanlanden. Hy was aldus verzekerd , dat zyn doods lyden haast zoude geëindigd wezen , dat hy zyn leeven op aarde wel haast vrywillig zoude af ^ggeo , en dan op dat zelfde oogenblik in zyne Heerlykheid ingaan , en tct zynen Vader komen zoude. Nogmeer; Hy geeft den boetvaardigen met alle ftoutmoedigheid de verzekering , dat ook hy. nog heden met hem in dit oord der zaligheid zoude aankomen. Wanneer hy in zyn Koningryk zoude gekomen zyn , zoude hy zyner genadiglyk gedenken, en hem den in. gang openen en den toegang zoude hy hem verleer.en. Gy zult door den dood in het Leeven, van het kruis in het Paradys van God overgaan, en wel heden en met my , en door myne Genade. De moordenaar moeft natuurlyk vermoeden , dat zyne pynen aan het kruis nog lange zouden duuren, en hy wenfchte ook maar alleenlyk om by zyn fterven Genade te vinden , opdat zyne ziel dan niet verlooren mogte gaan. Jezus belooft hem nog veel meer dan  Moordenaar aan het Kruist 28 dan hy kon wenfchen of denken. Nog heden zult gy met my in het Paradys zyn ! Deeze dag, die zo vreeflyk voor « begon , zal een einde aan uw lyden maaken , en u in eenen Haat van onvergangklyke vreugde en zaligheid ftellen. En opdat deeze zyne hoop des te leevendiger, zekerer en blymoediger zyn mogte , bekragtigde Jezus zyne belofte met eenen eed: VOORWAAR ik zegge ut ik, dien gy als den Waaragtigen kent , ik zegge u , heden zult gy met my in het Paradys zyn , en myne heerlykheid zien, dewyl gy geloofd hebt! TOEPASSI NG. Laat ons by dit merkwaardig antwoord onzes Heeren nog een weinig ftille ftaan, en agt geeven op de gewigtige waarheden , die uit het zelve voortvloeyen. In de eerfte plaats verzekert ons het zelve op het- allerfterkfte , dat de Zaligheid der vroomen ten eerften na hun verfcheiden eenen aanvang neemt. Voor hun moet dan ook geen vaagevuur tp vreezen zyn. Want wie hadt dit tot zyner Reiniging meerder noodig gehad, dan een groot  2g<5 XXVIII. Pred. De bekeerde groot zondaar , die zig eerfl laat bekeerd hadt? Er zal ook geene flaap der zielen plaatfe hebben , en er kan geen kloove tufTchen den dood en het leeven zyn. De laatfte flap, welken een menfch , die met God door Chriftus verzoend is , uit deeze Weereld doet, brengt hem in het Paradys van God. Het laatfte oogenblik , het welk de Ziel van eenen vroomen en geloovigen Chritten van het Lighaam , die broze hut, fcheidt en afzondert, zal het eerfte zyn in de Heerlykheid zynes Heeren. De doodén , die in den Heere fterven s zyn van dat Oogenblik af aan Zalig , en hunne Werken volgen met hun , gelyk de Geeft getuigt (d), De Heere, welken zy dienden , neemt hen ten dage hunnes doods op in zyn Koningryke , in het Paradys van God , alwaar zy eeuwiglyk by hem zullen wezen! Verwondert u ten anderen met my , Christenen ! over de godlyke Grootheid en Heerlykheid onzes Heiland in zyne diepfte vernede» ringen. Hoe verzekerd was hy van de vreugde en de heerlykheid , die hem was voorgefleld, en om wier wille hy het kruis hadt verdraagen en de fchande veragt ? Hoe verzekerd wifl (d) Opens, van Joas. XIV. 13, Hoogd. Verr.  Moordenaar aan het Kruit. 287 wift by , dar alle magt in Hemel en op Aarde, de Magt om te oordeelen, om zalig te maaken of te verdoemen , aan hem gegeven was ? Op eenen tyd , dat hy vol fmaad en hoon aan het kruis hing , toen hy zynen dood voor oogen zag , op eenen tyd, dat aardfche vorften met ] tegenzin van hunne throonen afklimmen , en hunne Heerfchappy en Magt moeten nederleggen , op dien tyd fprak hy in alleBiymoedigheid van zyn aanftaande Koningryk en van zyne toekomende Heerlykheid, en gaf eenen boetvaardigen magt aan het Paradys van God. Met welk een godlyk Gezag fprak hy dit aan het kruis uit ? Heeft een Menfch ooit aldus gefproken ? Zien wy hierin niet zyne Heerlykheid , eene Heerlykheid van den eenig gebooren Zoon des Vaders! Maar vervolgens leeren wy ook hieruit de Waarde der verdienften en der Offerande onzes Heeren Jezus Chriftus. Zyn Bloed , het welk hy op het zelfde oogenblik ter onzer verzoeninge vergoot , bewyft te gelyk zyn vermogen , om onze Zielen van haare zonden'te rei* nigen, en ons daardoor bekwaam te maaken tot de erffenis der Heiligen boven in den Hemel! Eindelyk verdient Jezus vriendelykheid en ge-  28g XXVlfl, Pred. De bekeerde Genade jegens deezen boetvaardigen onze opmerkzaamheid. Het bleek tot in zynen dood, dat hy in de Weereld gekomen was , om te zoeken en te behouden dat verlooren was. Zo lange hy onder de Menfchen verkeerde, bleef het zyn werk , zyn fpys en zyn vermaak, het werk van God te voleindigen , en het heil der menfchen te bevorderen. Daarom was hy zo gewillig deezen wederkeerenden zondaar aan te neemen , en gevoelde de vreugde des Heemels ©ver hem , die zig bekeert. Hy gedagt niet aan de zonden en de welverdiende verdoemenis dcezes Menfchen , maar fprak hem vriendelyk r.an , en verklaarde hem voor eenen erfgenaam zynes Ryks , even gelyk de verblyde Vader van den verlooren en weder gevonden zoon hem zyne voorgaande ondeugden vergaf, en hem wederom tot eenen zoon zynes huizes aannam (e).0\ welk' eene onuitfpreekelyke vreugde moet het hart van deezen boetvaardigen vervuld en verleevendigd hebben dooide ondervindinge, hoe goed de Heere zy! Zyn naakend einde zag hy nu getroofl en vergenoegd te gemoet, en zyn geloove verwagte nu blymoediglyk die Hetrlykheid, welke hem van den Heere beloofd was! Maar (0 Luk. xv. 24.  Moordenaar aan het Kruit. 189 Maar waartoe, myne zeer waarde Toehoorde. ren! is deeze beweegelyke en gedenkwaardige Gefchiedenis voor ons bewaard geworden ? Hier toe: opdat wy door de overdenkinge der Godlyke liefde en vriendelykheid onzes Heeren jegens deezen zondaar , die zig bekeerde, efi ernftiglyk fmeekte om Barmhartigheid, ons zouden laaten beweegen tot eene onvertraagde Bekeering, en verbetering onzes Leevens, opdat ook wy deel erlangen aan de genade en het leeven. Voor menfchen, die Christenen willen wezen, kan niets onverftandiger en onverantwoordelyker worden uitgedagt, dan wanneer men het voorbeeld van deezen bekeerden en begenadigden Moordenaar tot zyne eigen zorgeloosheid misbruikt, en daar door zyne opzetlyke en aanhoudende Onboetvaardigheid wil regtvaardigen. Zyn wy , Christenen, wel in het zelfde geval met dien Ongelukkigen ? kunnen wy het beoordeelen en beflisfen, in welken trap hy onzedig en ftrafbaar geweefl zy? Naar alle waarfchynelyke vermoedens heeft het hem in zyne jeugd aan onderwys, aanleiding en goede voorbeelden ontbroken. Hy kwam mogelyk vroeg in kwaade handen, werdt door verderfelyke voorbeelden weggefleept , en misfchien zeer fchielyk door het Geregt opgevat. En kan hy //. Ceel T niet  490 XXVIÏL Péed. De bekeerde riiet reeds éenen geruimen tyd gevrngen geze. ten, en aldaar boete geoefend, en over zyne mifdaaden de gevoeligfte fm ,-rten gevoeld, en eene Gode ain-cnaame droefheid overdezelven getoond hebben? Zodra hy gelegenheid hadt, den Heiland der weereld te leeren kennen, gaf hy origctwyfelde proeven eener gegronde Boete , en van een opregt en deemoedig Geloove. God, die alleen het hart onbedriegelyk kent, en opregtheid lief heeft, liet hem barmhartigheid vinden, en gaf h:m Genade dat hy zig bekeerdè en leefde. Maar wanneer Menfchen, die van hunne jeugd af aan zyn opgeleid tot dekenilisfe van God en hem, welken hy ter onzer Behoudenis gezonden heeft, Christus Jezus ; zy die in dèh wil des Allerhoogften en in hunne pligten öriderweezen zyn, en dus door de dierbaarfte beloften des Evangeliums tot eene vroege Bekeeringe worden aangefpoord; wanneer Menfchen , welken de Zaligheid des Heeren voor oogen hebben, en dien alle middelen der Genade gefchonken zyn om ze te gebruiken ; wann-er zulke Menfchen dit alles niets agten, de Goedheid des Allerhoogften moedwilliglyk niisbruiken, en de middelen der genade verwaarloozen , het woord der Zaligheid veragten, den Geeft der genade wederftaan, en in het kwaade vol-  Moordenaar aan het Kruis* 291 volharden , en in de hoope dat zy nog ten laatften na eenen onboetvaardigen wandel Genade zul'en vinden, inde zonden voortgaan; kunnen de zodanigen zig met deezen Kwaaddoendef vergelyken, en die zelfde Genade verwagten, welke hy verwierf? Ach ! Bedriegt u zelven niet, God laat zig niet befpotten. Het gene de Menfche zaait, dat zal hy ook eenmaal maaijen. Zyn loon . zal dan naar zyne werken wezen. Ziet gy , o Zondaar ! aan den eenen kant een Kwaaddoender, die na een ernftig Berouw, nog voor zynen dood, Genade verwerft, ter eere van den gekruiften Verlosfer; zie dan aan den anderen kant een Kwaaddoender, die in zyne zonden volhardde en ftierf. Erken dan in hem, die gered werdt, den byftand des Heeren» opdat gy door de leevendige erkentenis^ uwer ongeregtigheid ni«t verfchrikt wordt; maar erken ook in hem , die verlooren ging, den Yver uwes Gods , en wagt u, dat gy niet in het zelfde voorbeeld van onboetvaardigheid en ongeloove valt. Leer toch uit het ftigtelyk voorbeeld des boetvaardigen Moordenaars, wat gy zonder eenig vertraagen , terwyle het nog uwe tyd is, doen moet om uwe Ziele te behouden. Beken den Heere uwe overtreedingen, en neem dezuiverfte en onveranderlyke voorneemens om daarvan af te ftaan, en u tot den Heere te bekeeT 2 ren,  a5a XXVIII. Pred. Dtbeherdt ren, dan zult gy ondervinden, dat by hem veeie vergeevinge is, dat het bloed van Gods zoon nog de kragt heeft , om ons van alle onze zonden te reinigen,zo wy maar niet in de duisternis willen wandelen , maar in het licht, gelyk hy een licht is. Maar is het niet droevig, dat men de Christenen liog geftaadig moet waarfchuwen tegen het misbruiken der godlyke Genade, fteeds y veren tegen de moedwillige verdraajingen en verkeerde uitleggingen des Evangeliums, en nog altyd byna de eer welken Jezus in zynen toenmaaligen toeftand op zig zelven toepaste, wat nader inzien en overweegen. Onze Heiland badt thands, in eenen grooten Angft en zwaare Droefheid zyner ziele, tot God om hulp en verlosfing. Hy toonde de grootheid cn fterkte zyner Benaauwdheid niet alleen door de luide ftem , maar de inhoud van zyn II. Deel V ge-  3oö XXIX. Pjred. Jezus Jngst gebed en klagte zelfs onderrigt ons hier van op het allerzekere. Myn God, myn God! waarom hebt gy my verlaatenl of gelyk de woorden ook overgezet kunnen worden: hoe lange hebt gy my verlaaten? Godverlaat de zynen, naar de taaien meening der frerveüngen, wanneer onze beproevingen , verdrukkingen en wederwaardigheden zeer lange duuren, wanneer zyne hulp fchynt te vertoeven, zodat of wy zelven, of anderen, byzonderlyk afgunüige Menfchen, uit onze langduurende elende en verdriet befluiten, dat God zig over ons niet meer bekommert, dat hygeen welgevallen in ons heeft, ja dat hy onsmogelyk wel om onbekende zonden ftraft. Zo badt David, in eene vervolging zyner vyanden, welke lang duurde, en waarover zyn hart zeer ontroerd was: Ik zegge tot God, myne Jleenrotze, waarom vergeet gy my ? Waarom moet ik droevig zyn, wan» neer myne vyand my verdrukt? Met eene doodfieeke in myne beenderen hoonen my myne Wederparty ders; als zy den ganfehen dag tot my zeggen: Waar is uwe God (b) ? Zo fprak Zion , het volk des eerHen verbonds , by lang aanhoudende verdrukkingen: De Heere heeft my verlaaten, de Heere heeft my vergeten (c) ! Bevondt zig nu onze Hei- (*) Ps. XLII. 10, u. (e) Jes. XJLIX. 14.  en Klagte aan het KruU. 307 Heiland tegenwoordig niet in evengelyke be. naauwde en verlaaten Omltandighcden ? Hy waa aan de Magt der duillernis overgelaaten, zynen vyanden was geweld over hem verleend geworden. Hy was gegeesfeld, gehoond, aan het kruis gehegd. Hier hing hy nu, fchoon maar zes uuren , tot een fpot en veragting des volks. Zyne tegenftreevers namen uit het lang duuren en de grootte van zyn lyden gelegenheid, hem uit te jouwen als eenen Man , die geene hulpe byGod heeft , fchoon hy zig voor Gods Zoon hadde uitgegeven. Dewyl nu Jezus met ons , zyne Broederen , gelyke aandoeningen hadt, werdt zyne regtvaardige ziele, onder zulk aanhoudend lyden , en onder zulke krenkende en hoonenda verwyten , geheel bedroefd , tot in den dood bedroefd. Daarom wenfchte hy door den dood , het einde van alle aardfche elenden, wel haaft verlofl, en in de hem beloofde Heerlykheid opgenomen te worden. Terwyle hy benaauwd was , fchudde hy zyn hart in gebeden tot God uit, en zeide: O myn God! hoelange hebt gy my verlaaten ? hoe lange mnet ik op uwe Hulpe wagten? Hoelange moet ik ten fpot en tot eene veragting myner vyanden bly ven ? Wanneer zult gy , o God ! op welken ik vertrouwe, my van mynePlaagen bevryden, enmy V i die  3o8 XXIX. Pred. Jezus Angst die Heerlykheid laaten geworden, welke ik by u hadde, eer de weereld was ? Hy morde derhalven niet ongeduldig tegen God, maar gaf alleenlyk in deeze klagte de grootte van zynen inwendigen angft te kennen , en het onfchuldig verlangen zyner zwoegende Ziele , om welhaaft tot rufte te komen, en in zyne welverdiende vreugde in te gaan. Verlaat my niet, o God! op wien ik van s'Moeders lyve af aan vertrouwd hebbe, verlos my, Vader! uit deeze uure! Laat myne boofaartige vyanden zig niet langer over my verheugen , en u en my lafteren ! Neem my weg uit den angft en het geregte, en verheerlyk my by u zelven, opdat de weereld kenne, dat gy in my zyt, en ik in u! Hy bleef nog fteeds gehoorzaam en geduldig in zyn hart op God vertrouwen , gelyk zyn volgend gedrag getuigt. Hy bedagt tot aan zyn einde , dat de Schrift, en alzo ook de wil van God, aan hem vervuld moeft worden , en toen hy wift, dat alles volbragt was, beval hy zynen Geeft met groote vrymoedigheld in de handen van zynen hemelfchen Vader. En dewyl hy terftond daar op den Geeft gaf, cn de Alierhoogfte zowel door de wonderen , die Jezus dood vergezelden en verheerfykten, als door zyne opwekkinge ten derden dage , toonde, dat hy s zyn  en Klagte aan het Kruis. 3°9 zyn Zoon was, dc Christus en Heiland der weereld : blykt daaruit, dat dit gebed, waarmede hy zig in de benaauwdheid zyner ziele tot God wendde, den Heere welbehaagelyk ge weeft, en verhoord is geworden. Aldus verklaart ons de Schryver van den brief aan de Hebreen het gebed van Jezus, zowel het gene hy in den hof Gethfemane, als aan het kruis, in eene dubbelde zielsangft tot God opzondt; en hy merkt te gelyk aan , dat deeze heilige wenfch van zyn benaauwd hart niet onvervuld is gebleeven: Hy heeft in de dagen zynes vleefches gebeden en fmeekingen met ficrke roepinge en traanen geofferd aan hem , die hem uit den dood kond e verlosfen; en hy is verhoord en verlqfl geworden uit de vreeze (d)! III. Ondertusfchcn hadt noch de verfchrikkelykc Duiftérnis, waarmede God het Joodfche Land bezocht, noch de Angft en Benaauwdheid van den gekruiften zyne boosaartige vyanden geroerd noch tot nadenken gebragt. Ja zelfs maakten zy Jezus gebed tot een nieuw voorwerp hunner fpotternyen Eenigcn, die er by ftonden, zeiden: Hy roept Elias. Deeze roekelooze fpotters waren , gelyk men uit hunne woorden genoegzaam kan opmaaken, Jooden, misfehienfchrift- ge- (d) Hebe. V. 7. v3  3io XXIX. Pred. Jezus Angst geleerden, wien de zin van het begin des tweeen twintigften Pfalms zeer wel bekend was, doch welken dat woord moedwilliglyk verdraaiden, en zig hielden, als of zy in plaatfe der godlyke benaaminge Eli, Eli, Elias verflaan hadden. Dewyl men nu den Profeet Elias vooreenen vooriooper en medearbeider van den Mesfias hieidt; wilde men zig over Jezus, als over eenen valfen Mesfias , vrolyk maaken; Hy roept Elias. Dewyl noch God zig over hem bekommert, noch eenig leevendig Menfch hem voor den Mesfias wil erkennen, en uit dien hoofde befchermen; klaagt hy het aan Elias, dat hy van allen verlaaten is. Houdt u fhil, riepen anderen, die deeze fporterny billykten, en den vernuftigen inval nog wilden uitrekken , laat ons zien , of Elias komt om hem te helpen. Hoe zeer moeiten deeze fpotternyen Jezus grieven, niet alleen, omdat het een iegelyk verdrukten krenkt, wanneer men met hem in zynen angfi en zyne benaauwdheid geen medelyden toont, maar zyne elende bitterlyk befpot; maar ook daarom, dat de JNaam en het woord van God door deeze laftertongen misbruikt, en de hoop van Ifraël beipottelyk gemaakt werdt! Ten dien tyde riep Jezus, volgens Joannes berigt, uit : My dorst \ Hierop liep een der krygs- kneg-  en Klagte aan het Kruis. %il knegten heen, nam eenfpongie, vulde die met edik, ftakze aan eenen Rie.tftok > en gaf hem te drinken. Deeze omftandigheid is daarom hoofdzaaklyk voor ons aangetekend geworden, omdat daardoorde oude Godfpraaken van den Mesfias, volgens welken hy in zyn doods lyden over eenen hevigen dorft zoude klaagen, en van zyne vyanden met eenen bitteren en zuuren drank gelaafd zoude worden, aan Jezus zyn vervuld geworden (e). En met dat oogmerk maakte Jezus ook gewag van zynen dorft, gelyk de Jongeling, welken hy byzonderlyk lief hadde, uitdrukkelyk aanmerkt. Dewyl Jezus wist, dat nu alles yolbragt was, zeide hy nog, opdat de Schrift zoude vervuld worden : My dorst. En den Edik genomen hebbende riep hy uit. Het is volbragt (ƒ)! Aldus toonde Gods zoon tot aan zynen laatften ademtogt, dat het zyne fpyze was, den wille des Va* ders te doen, die hem gezonden hadt, en zyn werk te voleindigen! TOEPASSING. Ziet aan het Joodfche volk een voorbeeld van s'men- (?) Ps. XXII. 16. LXIX. 21. 22. (ƒ) JOANK. XIX. 28, 30. V4  Sia XXIX. Pred. Jezus Angst s'menfcbcn verdorvenheid en de verftokkinge des harten, waarin wy ligtelyk geraaken kunnen, wanneer wy op de ftemme van God en van de waarheid geene agt willen geeven. Welke voortreffelyke weldaaden badt God van ouds her;aan dit volk beweezen ? Hoeveel onderwys hadt hy hun gegeven? Hoe lange droeg hy dit ongehoorzaam en afvallig geflagt met langmoedigheid: Hy zondt ten laatften zynen godlyken zoon tot hen, om hen het eerft te zegenen, om hun het eerft het Koningryk der Hemelen te openen. Dan de meeften hunner erkenden ook deeze gunfte van God niet, verwierpen den Raad des Allerhoogften moedwilliglyk , en haatten en vervolgden met woede en bitterheid deezen Gezalfden des Heeren. Zy bedienden zig van alle kunftgreepen der helle, om hem ter dood en aan het kruis te brengen. En hier was hunne verhittering tegen eenen regtvaardigen , tegen eenen afgezant des Heeren , niet bevredigd. Zy hefpotteden en hoonden hem. God toonde door de buitengewoone duifternis, die hun Land opeenmaal bedekte, zyn ongenoegen aan hun doen en gedraagen tegen Jezus, Doch zy bleeven grootendeels ongeroerd ; greepen alle mogelyke gelegenheden aan , om hem door hunne nieuwe fpotternyen te beleedigen , en zelfs was het woord  en Klagte aan het Kruis. 313 woord en de naam des Heeren deezen huichelaaren niet te dierbaar, om daaruit ftoffe tot fpotten te neemcn. Op dit zo groot verval, op deeze droevige verbaflering eenes volks, dat te vooren zo diep in Gods gunfte gedeeld hadde, moeten de Christenen ter hunner waai fchuwinge letten , en een zorgvuldig gebruik maaken van de hun verleende middelen der Genade, opdat zy niet in dezelfde zonden vallen , en dan dezelfde oordeelen te vreezen hebben. Ziet dan toe, myne Broeders! ( 0 hoe noodig is het deeze vermaaning eenes Apostels den Christenen dikwyls in te fcherpen! ) dat niet iemand yan u heb' be een boos ongeloovig hirte, om af te wyken van den leevend'gen God; mazr vermaant elkander alle dagen , dat niemant van u verhard worde door de yerleidinge der zonde (g) ƒ De angft, welke onze Heiland aan het kruis ook in zyne ziele leedt , toen hy met groote ftemme uitriep: Myn God! waarom hebt gy my verlaaten! erinnere ons ook aan de droevige gevolgen onzer zonden ; en aan de Liefde des genen , die deeze onze ftraffen leedt, opdat wy vrede zouden hebben. Onze ondeugden fcheiden God en ons van eikanderen, en verwekken die regt- (g) Hebb,. III, 12, 13- v s  3*4 XXIX. Pred. Jezus Angst regtvaardige vreeze in onze zielen, dat de Heere ons in den nood zal verlaaten, dewyle wy hem vergeeten , en zyne regten zo dikwyls verworpen hebben. Om onze zonden leedt thands onze Middelaar enVerlosfcr, om deze!ven moeft hy, die enkel vreugde hadt kunnen genieten, het kruis verdraagen, en door angft en vreeze , gelyk wy, verzogt worden, en in de droevigfte, en verlaatene omftandigheden geraaken. Den Trooft , welken de waare Boetvaardige nu ondervindt, wanneer hy tot den Troon der Genade nadert; het goed vertrouwen, het welk wy nu ten allen tyde op God kunnen hebben, wen ons hulpe noodig is; die leeven dige Hoop, waardoor wy nu de verfchrikkingen des doods kunnen overwinnen; dit alles, Christenen! hebben wy te danken aan de genade van onzen waardi. gen Verlosfer, die onze vrede is , die ons met God verzoend heeft, en nu, uit eigen ondervindinge, onze medelydende, barmhartige Hoogenpriefter is, en helpen kan en wil eenen iegelyk, die verzogt wordt, zo wy anderszins maar zyne Geboden bewaaren. O ! hoe zeer is hy waardig, dat wy hem eeuwiglyk looven, en danken , en op hem vertrouwen ! Laat ons eindelyk, zo dikwyls wy tyden beleeven, in welken ons trooft en hulpe noodig zyn,  en Klagte aan het Kruis. 315 zyn, op Hem zien, en ons naar zyn voorbeeld vormen. Nadat hy door zyne beftendige gehoorzaamheid in zyne liefde gebleeven was hieldt hy , ook in zynen angft, aan in den gebede tot God. Wendt dan ook gy fteeds alle vlyt aan, om in Gods liefde te blyven , en houdt uit liefde zyne Geboden, opdat wy byzonderlyk in tegenfpoed blymoedig mogen wezen, God in den nood aanroepen, en ons zelven door het woord der belofte fterken: Ik zal u niet begeeven, ik zal u niet verlaaten! Zal ook eene vrouwe haare kinderen vergeeten ; zo zal ik u toch nimmer vergeeten, zegt de Heere , uwe Ontfermer Qi)! Welgelukzalig hy, die zig van ganfchen harte verlaat op deeze toezegging van den Waaragtigen; en zyne ziele, wanneer zy begint te klaagen; de Heere heeft my verlaaten! daarmede weder opbeurt en geruft fielt. Wat buigt gy u neder, myne zie. Ie! en wat zyt gy onrustig in my! Hoop op God, want ik zal hem nog hoven, dat hy is de menigvuldige verlojjinge mynes aangezigts, en myn God! (i) Amen ! Hoe zeer hebt gy ons Hef gehad, Heere onze V?rlosfer ! Gy die thands zyt in uwe Heerlykheid, aan de regtehand van uwen Vadtr, en alle magt ontvangen (S) Jes. XLTX. 15. (0 Ti. XLII. 12.  31 <5 XXIX. Pred. Jezus Angst en Klagte enz. gen hebt; waar die in de dagen uwes vleefches zo onuitfpreekelyk diep vernederd, zo menigvuldig verzogt , zo lange beproefd zyt geworden , dat het fcheen, dat gy van God verlaaten waart, dat hy geenen laft meer in Uhadde! Deeze moeite veroor zaakten U onze zonden, en gy gedroeg U als het onfchuldige Lam Gods. Neem dan onze zwakke danken lofliederen in genade en welgevallen aan, maar fpoor ons ook aan, en verfterk ons door uwen goeden Geeft, dat wy Udoor de verbetering onzesLeevens, door het onderhouden van uwe heilige Geboden, voornaamlyk onze dankbaarheid betoonen, en leeren op uw voorbeeld te zien, en U naar te volgen. Laat ons, gelyk gy gedaan hebt, in den nood met vertrouwen roepen tot den God onzes Heils ,■ en op zyne Getrouwheid hoepen , dat hy ons nimmer verlaaten zal. Geef alleenlyk , dat wy U, onveranderd aan* hangen , en dan op uwe Barmhartigheid wagten, ten eeuwigen Leeven! Amen. DER-  DERTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER DEN DOOD VAN ONZEN VERLOSSER. Evangelie van Lukas: XXIII. 46. En Jezus riep met luide ftemme, en zeide: Vaderl in uwe handen beveele ik mynen Geeft ! En als hy dit gezeid hadde, gaf hy den Geeft.   DERTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER DEN DOOD VAN ONZEN VERLOSSER. INLEIDING. Gedenkt aan uwe voorgangers, die het woord van God tot u gefproken hebben, en volgt hun geloove naar , aanfchouwende de uitkomfi hunner wandelinge O). In gevolge van deeze vermaaninge des Evangeliums, moeten de Christenen zien op den uitgang des leevens van zodanige Leeraars, welken de waarheid , die ze aan anderen verkondigden, ftandvastiglyk, en zelfs onder lyden en vervolgingen beleeden, en daarby ook in de waarheid gewandeld hebben, en die dus brandende en fchynende Lichten in de weereld geweeft zyn. Want door dit gedenken wordt hun Geloove meer en meer gegrond en bevestigd, naardemaal zy uit den ftigtelyken wandel en dood hunner voormaalige Leeraaren overtuigelyk weeten, dat het woord, het welk zy hun gepredikt hebben, en dat eene zo goede uitwerking op hen zelven had- 00 Heb». XIII. 7.  32o XXX. Pred. Jezus Dood. ■ hadde, geene menfchlyke, maar waarlyk god lyke leere geweeft is, en eene godlyke kragt bezit, óm aüen, die daaraan gelooven , heilig, vergencegd en zalig te maaken. Daarenboven zal de erinnering aan hunnen heiligen en zaligen dood , den genen , die het woord der waarheid uit hunnen mond gehoord hebben , eene kragtdaadige aanfpooringe wezen, om hun geloove en hunne opregtheid naar te volgen, opdat ook hun einde eens vrede zyn moge, opdat ook zy, wanneer zy deeze weereld verlaaten moeten , zig met den eeuwigen trooft kunnen opbeuren , welken het woord van God, het Evangelium van Christus ons aanbiedt. Maar nu, is het voor ons zeer heilzaam, aan het einde van vroome voorgangers te gedenken, en op hun voorbeeld in leeven en in fterven te zien, hoe zper de beften onder hun nog maar zwakke Menfchen en onvolmaakte voorbeelden zyn : hoe veel te meer is het dan ons allen aantepryzen, aan onzen Heere Jezus Christus en zynen dood te gedenken ; om daardogr in het geloove aan die godh ke leere, welke hy het eerft aan de weereld in haare volkomen zuiverheid gepredikt, en door zyn bloed verzegeld heeft, gefterkt en te gelyk opgewekt te worden, hem in zynen heiligen deugden wandel naar te volgen, opdat wy hem  Jezus'Dood- 311 hem ook in zynen dood gelykvormig worderi, en vrymoedigheid mogen hebben, om onze zielen aan God, haaren Schepper en Vader, aan te beveelen in goede werken. Laat ons by de overweeging van den dood onzes dierbaarften Verlosfers, hierop voornaamlyk onze aandagt vestigen. VERKLAARING. De verduiftering der zonne op den middag, en het aan ftuk fcheuren des voorhangfels in den tempel te Jerufalem, waren tekens en voorboden van Jezus dood, welke, weefende dat nü alle de fchrift aan hem vervuld, en alles wat hy op aarde verrigten moeft], volbragt was, Zyn leeven vrywillig eindigde. Het laatfte woord , dat uit zynen minzaamen mond kwam, en zyne onmiddellyk daarop gevolgde heilige en zalige dood , worden ons in onzen tegenwoordigert Tekft vermeld. Wy zullen ze beiden een weinig nader befchouwen, en dan het gedenken aan Jezus dood byzonderlyk daartoe inrigten , om ons tot een zalig verfcheiden uit deeze weereld voor te bereiden. Jezus riep met luide ftemme uit: Vader ! in uwe handen beveele ik mynen Geeft! Uit dit Iterk roepen van onzen ftervende Heiland kunnen wy afneemen, dat hy niet, gelyk andere menfchen, II. Deel. X wiens  3i* XaX. Préd. Jezus Dood. wiens adem niet in hunne magt is , op dit oogenblik heeft moeten fterven, omdat hy geene leevenskragten meer hadt, maar dat hy uit eigen vryen wille op dit oogenblik geftorven is. Hy was de eenigfte, die met waarheid van zig zeggen kon: Niemant neemt myn leeven van my, maar ik legge het van my zelven af: want ik hebbe magt het zelve ofte leggen, en hebbe magt het zei. ve wederom te neemen. Thands wilde hy het van zig zelven afleggen, en daarom hadt de Vader hem lief(b~). Maar door dit luid geroep wilde hy zo. wel allen , die toen zyn kruis omfingelden, als ook ons allen , tot welken het berigt daar van gekomen is , op zyne laatfte woorden opmerkzaam maaken , opdat wy de gewigtige waarheden, welken ze in zig bevatten, overweegen, en ons dezelven mogen ten nutte maaken. Jezus noemt den Heere des Hemels en deiAarde nog tot het laatfte oogenblik van zyn aardfche leeven met den naam van Vader, om daardoor zyne onveranderlyke liefde en kinderlyk vertrouwen op God te kennen te geeven. Hoe bitter de kelk van zyn lyden ook ware, welken de Vader hem toereikte, en hoezeer zyne vyanden ook fpotteden met zyn vertrouwen op God , en hem daarover lasterden, dat God geenen luft, geen welgevallen in hem moeft heb- W Joanw. x. x7, l8. ben  Jezus Doodt 2%% ben, dewyl hy, geene hulp van hem ontving,» hy bleef egter den genen, van wien zyne vyanden Magt over hem ontvangen hadden, eene onveranderlyke liefde toedraagen, was hem tot in den dood des krui fes gehoorzaam, en Verwagtte van hem zonder twyfel de beloofde hul* pe en beloöning. Daarna toont hy door God aldus aan te fpreeken, zyn goed gewisfe, zyne Onfchuld , Opregtheid en Geloofw aardigheid. Zyne vyanden hadden het meenigmaalen voor" eene Godslastering in hem verklaard, dat hyzig zelven den Zoon des Allerhoogften , enGodzy^ nen eigenen Vader noemde. Maar hy wilde deeze voor ons zo dierbaare en gewigtige waarheid met zynen dood verzegelen, daarcm volhardde hy ftandvastig by deeze goede belydenis, en riep den Eeuwigeu nog met fteivende lippen aan als zynen Vader, om ons te verzekeren, dat hy die gene was, waarvoor hy zig in leeven en fterven bekend hadde, de Eeniggebcoren Zoon van God. Eindelyk was deeze aanfpraak het beft gefchikt voor den inhoud van het volgende Gebed. God nam als de Vader van onzen Heere Jezus Christus, in welken hy fteeds zyn welbehaagen gehad hadde, den Geeft zynes Zoons aan. Gelyk hy in den fchoot des vadersgeweeft was, eer hy in de weereld kwam; ging hy nu, de weereld verlaatende , weder tot zynen VaX a def  32+ XXX. Pped. Jezus Dood. der. Van deeze uitdrukking heeft hy zig dikwyls bediend , wanneer hy met zyne vrienden van zynen aanftaanden dood fprak, en nu erinnerde hy zyne Disfipelen daaraan , welke zalige verwisfeling hem door den dood zoude te beurte vallen. Daarom riep hy flervende God nog aan als zynen Vader, en beval zynen Geeft in zyne hande. Het woord Geeft betekent in onze heilige fchriften dikwyls den geheelen Menfch naar Lighaam en naar Ziele. Beiden beval de Heiland den Allerhoogften aan, toen hy zyn leeven eindigde, en beiden nam God aan in zyne befcherminge en toevoorzigt. Hy zorgde voor het geftorven Lighaam zynes Zoons , niet alleen omdat hy door zyne albeftierende voorzienigheid de zaaken zo fchikte, dat Jezus niet volgens den wil zyner vyanden met de Godloozen en O ver tree. ders begraaven werdt, maar volgens dc Godfpraak by de Ryken in zynen dood zoude wezen (a); maar ook voornaamlyk. doordien hy hem ten derden dage opwekte, en niet toeliet, dat zyne Heilige de verderving zage. Maar wel byzonderlyk was het 't cdelfl deel des Menfchen, de onfterflyke Ziele, welke Jezus zynen Vader aanbeval. Zyn Lighaam moeft eerft nog eenigen tyd in het Graf, in het Itof des doods, gelegd wor- 0) Jes. lui. 9.  Jezus Dood. 32 5 woiden , en dus nog in eenen Haat van verne dering blyven. Maar de arbeid zyner ziele was geëindigd , en zy zoude ook terftond tot baare Rufte komen, en in zyn Ryk, in de wooningen zynes Vaders ingaan. Daarvan hadt hy zo even den Boetvaardigen moordenaar verzekerd ; nog heden zult gy met my in htt Paradys wezen, en nu toont zyn laatfte woord, hoe verzekerd hy van zyne toekomende Heerlykheid ware. Vader in uwe handen, in uwe befcherminge, bewaaringe en zorge , beveele ik mynen Geeft, deezen vertrouwe ik U toe als een dierbaar Pand. Deezen Geeft , welke op de aarde onbefmet is gebleeven van de zonden, die in zyne oorfprongklyke onfchuld en heiligheid gebleeven is; deezen Geeft, welke tot nog toe uwen wil deedt, die U op aarde verheerlykte, en het hem opgelegde werk volbragt heeft; deezen Geeft , die in het gene hy leedt, Gehoorzaamheid leerde, zo menigmaalen verzogt, van de Menfchen gekweld en bedroefd is geworden, en die nu zynen Proeftyd heeft uitgelban; dezeen Geeft geeve ik over aan U , o getrouwe Vader , die een Belooner zyt der genen, die U zoeken.Nu zult gy my verheerlyken by U zelven met de Heerlykheid, welke ik by U hadde voor de grondlegginge der weereld. Gy zult my nu den beloofden loone der verlosfinge geeven, en my X 3 we-  3 s6 XXX. Pre d. Jezus Dood. wederom met U vereenigen. Stel mynu, uwen Zoon, aan tot Koning op uwen heiligen Berg Zion , in uwe uitverkooren gemeente. Ik verzoeke en begeere nu van U, dat gy my geeft de volkeren der Aarde tot myn erfdeel, en de einden der weereld tot myne bezittinge. Zet my nu aan uwe regtchand op uwen Troon, en geef my de magt, ook die genen in myn Ryk op te neemen , welken my door geloove en Gehoorzaamheid eeren en dienen; dat ik, door het lyden des doods te voleinden, eene oorzaak worde der eeuwige zaligheid voor allen, die door my tot U komen. Vader! ik wil, dat daar ik ben, ook die by my zullen wezen , welken gy my gegeven hebt, opdat zy myne Heerlykheid mogen aanfchouwen, welke gymy gegeven hebt, en opdat de weereld erkenne , dar gy my gezonden hebt! Zo dagt, zo fprak de Heere Jezus by den gewigtigen ftap uit den tyd in de eeuwigheid! Hy bevestigde nu, het gene hy tot nog toe van de onfterftykheid der -delen , en van den tyd van regtvaardige vergeldingen , geleerd hadde. Wanneer het lighaam van de ziele gefcheiden wordt, keert het wel weder tot het ftof, waaruit het genomen is, maar de ziel gaat tot God, die baar gegeven heeft. En wanneer deeze redeiyke , onftcrflyke ziele, in den ftaat haarer voor  Jezus Dcod. 32' voorbereidinge ter Eeuwigheid, Gcd gediend, en haaren lust gehad heeft in zyne geboden; dan kunnen wy haar by haare verhnizinge uit den brozen hutte deezes lighaams, aan God, haaren getrouwen fchepper en Vader, in goede werken , met groot vertrouwen beveelen en overgeeven. Jezus leerde in zyn leeven deeze gewigtige waarheden , en bragt door zyn heerlyn Evangelium het leeven en de onverderflykheid aan het licht: Nu bekragtigde hy door zynen dood ook deeze trooftryke leeringen met zyn eigen voorbeeld. Daarom gaf hy, zynen aardfchen loop voleindigd hebbende, zynen Geeft blymoedig over in de handen van zynen hemelfchen Vader , en was ook den dood getrooft, zyner onfterfiykheid en toekomende eeuwige Heerlykheid volkomen verzekerd zynde! Nadat Jezus nu deezen laatften wenfch zynes harten aan God hadt voorgedraagen, gaf hy den Geeft. Ook hierin washy aan ons,zynen broederen, gelyk. Zyn Ziel werdt van het Lighaam gefcheiden.HetLighaam verbleekte en verftyfde.DeGeeft keerde te rug tot God, den Vader der Geeften, in wiens handen hy hem bevolen hadt.Zyne vyanden verheugden zig zonder twyfel, dat zy dien nu aan het hout zagen fterven, welken zy zonder oorzaake doodelyk gehaat hadden. Maar zyne fchuwe vrienden en aanhangers beweenden met X 4 ftille  328 XXX. Pred. Jezus Dood. Rille traanen het groot verlies, dat zy Ieeden , befchouwden zig zelven nu als weezen en verlaatenen , en begeerden niet getrooft te worden, omdat zy alle hunne voorige hoope opgaven , dat hy de gene was, die Ifraël verlosfen zoude. Maar voor ons, Christenen! die door de onderrigtingen der Profeeten en Apost 'Jen de oogmerken en de gevolgen van Jezus dood beter kennen, moet de gedagtenis van zynen dood altyd dierbaar en waardig zyn en blyven. Ten dien einde zullen wy den zelven als den allerheiligften , zaligften, en heerlykften dood, tot opbouw van ons allerheiligft Geloove, nog wat nader befchouwen en overweegen. De dood van Jezus was de allerheiligfte, dewyl hy dien leedt , nadat hy het allerheiligfte leeven, eenen regt godlyken wandel geleid had. de. Men oordeelt van s'menfchen dood en zyne waarde zeer verkeerd , wanneer men den zelven naar het laatfte oogenblik alleen beoordeelt. Het gedrag van eenen ftervenden is in zig zelven geen zeker bewys van zyne eigenlyke gemcedsgefteltenis , dewyl het zelve afhangt van verfcheiden om Handigheden, die niet in'onze magt zyn , en er niet zelden ook dan nog huichelaary en geveinsdheid by zommige menfchen .plaatfe heeft. Een waarlyk heilige dood kan alleen het gevolg zyn van een waarlyk heilig  Jezus Dood. 350 lig leeven. Dit het grootfte en voornaamfte gebod: Gy zult den Heere, uwen God lief hebben boven allen, en het tweede Gebod, dat deezen gelyk is: Gy zult uwen Naaflen lief hebben als u zelven, vlytig en opregt gehouden heeft, en daarenboven zyn beroep op deeze aarde getrouw heeft waargenomen, deeze, deeze fterft als een Heilige. En zo ftierf Jezus. Gelyk in het Boek van Hem gefchreeven was, dat -hy komen zoude om den wil van God te doen: zo toonde hy ook in zynen ganfchen wandel op aarde, in zyne jeugd zowel, als in zyne meer gevorderde jaaren, in de eenzaamheid en in het byzyn van anderen , in goede en in kwaade dagen, onder de gunft van een opgeruid volk , en onder de byna algemeene veragting van dat zelfde volk, dat de Wet des Heeren in zyn hart gefchreeven was, dat hy den Heere altyd voor oogen hielde, en zyne Gebo den bewaarde. Daardoor kwam het, dat hy nimmer zonde gedaan heeft, dat nooit bedrog in zynen mond geweeft is. Daardoor kwam het, dat hy ook in de zwaarfte verzoekingen en lyden zig aan den wille zynes hemelfchen Vaders geIaaten onderwierp, niet murmureerde tegen den Allerhoogften, en het vertrouwen op Hem niet wegwierp. En daardoor kwam het, dat hy nog een blymoedig vertrouwen in zyn fterven behieldt, om X 5 zy-  330 XXX. Pued. Jezus Dood. zynsn Geeft aan zynen Vader te beveelen, en om zyne Verheerlyking by hem aan te houden. Even zo zorgvuldig en beftendig volbragt hy de pligten jegens de menfchen, welken hy zig niet gefchaamd hadde zyne broeders te noemen. Alleenlyk uit Liefde jegens ons, nam hy onze Natuure en de Gedaante van eenen Slaaf r.an, en kwam in de Weereld niet om gediend te worden, maar om te dienen. Zo lange hy onder de menfchen woonde, deedt hy wel aan allen, en bediende zig van die buitengewoone Gaaven, die hem verleend waren, ter bevordering der lighaamlyke en geeftlyke welvaarr zyner broederen. Dit groot bewys zyner Liefde gaf hy vooral , toen hy voor ons ftierf, toen hy zyn leeven ter onzer verlosfinge heeft afgelegd. Ja zelfs toonde hy zig jegens die, welken hem onbillyk haatten, lafterden, en vervolgden, goedertieren, verzoenelyk, zagtmoedig, en hy eindigde zyn leeven op aardeniet, eer dat hy voor hen, die hem kruiften, gebeden en daardoor beweezen hadde, dat 'er geen wrok, geen bitterheid in zyne heilige ziele woonde. Eindelyk hadt hy ook aan het eogmerk zyner komst in de Weereld voldaan , en zyn amt en beroep met de grootfte getrouwigheid waargenomen. Nadat zyn hemelfche Vader den heiligen Geeft overvloediglyk op hem hadde uit- ge-  Jezus Dood. 331 geftort, zondt hy hem, om den armen en verdrukten hetEvangelium des vredes teverkondigen, den bedroefden in Zion te troosten, den Naam des Vaders, en den Raad des Heeren ter onzer zaligheid ons bekend te maaken, en om ons den weg des Vredes en des Levens aan te wyzen. Dit heeft hy getrouwlyk volbragt. Het was zyne fpys, zyne aangenaamfte bezigheid , het werk van God te werken, aan de onderwyzing en verbetering der Menfchen te arbeiden, om te zoeken en te behouden dat verlooren was, de kranken te geneezen, de verflaagenen van harte op te beuren, den dwaalenden den regten weg te toonen, en zielen van den dood te verlosfen. Hy verteerde zyne kragten in den dienft van God en Menfchen, en gedroeg zig met onvermoeiden yver als den Dienaar en Afgezant des Heeren, die alles, en wel gewilliglyk, uitvoerde, het gene hem ten algemeenen befte was opgedraagen. Doch hy zoude niet alleen het amt van eenen Leeraar en Profeet in deeze Weereld bekleeden, hy was ook verordineerd tot den Hoogenpriefter des menfchelyken geflagts, en zoude zig aan God voor' de zonden der Weereld opofferen. En ook dat deedt hy gewillig. Daarom gaf hy zig over in het lyden des doods, en werdt onder den laft onzer zonden niet moede; tot dat hy zeggen kon: Het is  33* XXX. Pred. Jezus Dood. is volbragt. Toen eerft gaf hy den Geeft, en ftierf den dood des Regtvaardigen! Doch zyn dood was ook de allerzaligfte en heerlykfte dood , zowel ten opzigte van hem zelven, als van die genen, welken hem in geloove en gehoorzaamheid eeren en dienen. Hy zelve werdt door den dood van allen kwaad, dat hy om onzent wille lyden moeft, verloft. Na veelen en zwaaren arbeid ging hy nu in zyne Ruste en Heerlykheid in. Hy werdt welhaaft weg. genomen uit den angst en het geregte, en wie kan nu de langte zynes leevens uitfpreeken ? God had hem, den grooten Herder derfchaapen, uit den doode wedergebragt, in den Hemel opgenomen, aan zyne regte handgeplaatst, en hem verordineerd toteenen Regter der leevendigen en der dooden. Juift daarom dat hy zig zoo diep vernederde, heeft God hem boven alles verhoogd, wat hoog is in den Hemel of op Aarde, in deezeof in de toekomende Weereld, en hy heeft hem eenen Naam gegeven, die boven allenaamen is, op dat in den naam van Jezus zig zouden buigen alIe kniën, en alle tongen zouden belyden, dat hy de Heere is, tot Heerlykheid des Vaders. En niet minder was zyne dood wegens de gevolgen zalig en,heerlyk voor ons Menfchen, wanneer wy ons denzelven anderszins ten nutte maaken. Want door den dood van zynen Zoon heeft  Jezus Dood. 333 heeft God getoond, dat hy de Weereld met zig verzoend heeft, en laat daarom het woord der verzoeninge aan ons prediken. Door zynen dood benam hy den genen, die tot nog toe het geweld des doods hadde, zyne magt, en verlofle hen, die anderszins, uit vreeze des doods, vooral hun leeven , der dienitbaarheid onderworpen zouden geweefl zyn. Door den dood van onzen eenigen Middelaar is nu onze Vrede met God verzegeld, zyn Koningryk voor ons beflemd, de Dood overwonnen, de hoope des Eenigen leevens verworven geworden. Ten dien einde werdt hy aan de ftamme des kruisfes verhoogd en gedood, op dat allen, die in hem gelooven , niet zouden verlooren gaan, maar het Eeuwige leeven hebben. De ganfche ontallyke fchaare der verloflen en uitverkoorenen, die thans reeds flaan voor den troon van God, en hem dienen dag en nagt; en de menigte dier genen , die nog tot hem moeten komen , en hem zien zullen van aangezigte tot aangezigte, pryzen zynen dood als de eenige oorzaak hunner verlosfinge, en bidden met eeuwige dankzegginge aan het Lam, dat geflagt is voor ^e zonden der Weereld, dat hen heeft lief gehad , en met zyn bloed van hunne zonden gewasfen heeft , en hen voor eeuwig gemaakt heeft tot Koningen en Priefleren voor  33+ XXX. Pred. Jezus Dood voor God zynen Vader. Zulke groote, heerlyke en zalige gevolgen heeft Jezus dood voor hen voor allen, die zyn Vader hem gegeven heeft! TOEPASSING. Ach! kon ik, myne waardfie Toehoorders! deezen heiligen en zaligen dood onzes Heeren u en my zodanig aanbeveelen, dat wy daardoor tot eene beftendige Liefde en Dankbaarheid jegens hem bewoogen, en bereidwillig gemaakt wierden, om voor hem als onzen Heere te leeven, opdat wy ook in hem eens mogen fterven , naar zynen beelde en gelykvormigheid, en aldus de voordeelen van zynen Zoendood eeuwig ondervinden ! Niemant heeft grooter liefde , dan die zyn leeven ftelt voor anderen. Deeze heeft de Zoon van God ons afvalligen , verlooren Menfchen beweezen. Daarom ftelde hy zig zelven tot een Zoenoffer voor onze zonden , dewyl hy zelfs geener zonden bewuft was, opdat wy in hem de waare Regtvaardigmaakinge zouden vinden en verwerven. Houdt dan deeze zyne Liefde in onuitwisfelyke gedagtenis, gy allen, die zynen Naam draagt, en door zyne Genade hoopt zalig te worden. Onze ziel vergeete nimmer, wat hy om ons gedaan en geleeden  Jezus Dood. 335 den heeft. Onze mond fchaame zig nooit te belyden, dat Jezus de gekruifte, de Heere is, en de eenigfte Naam, welke den menfchen gegeven is, om daardoor zalig te worden. Niemant onzer misbruike dan moedwilliglyk zyne Genade, noch volharde in zyne zonden. Want hy heeft onze zonden in zyn Lighaam aan het hout wel opgeofferd, maar met dit oogmerk, dat wy der zonden zouden affterven, en der Geregtigheid leeven, en zo door zyne ftriemen genezen worden. Daartoe moet ons zyne Liefde dringen en noopen, dat wy niet meer ons zelven leeven, maar dien Heere, die voor ons geftorven en opgewekt is. Als dier gekogten moeten wy Hem, onzen Heere, met Ziel en Lighaam verheerlyken, Hem alle de dagen onzes leevens, zonder vreeze dienen, in heiligheid en geregtigheid, gelyk hem welbehaagelyk is. Zodanig een Chriftelyke , opregt vroome wandel is tevens de befte voorbereiding tot den onvermeidelyken dood, en ook hier in heeft hy ons het voortreffelykfte voorbeeld ter onzer naarvolginge nagelaaten. Jezus ftierf in de liefde van zynen hemelfchen Vader, bleef hem gehoorzaam , verheerlykte hem door eenen heiligen, onftraffelyken wandel, en onderwierp zig aan hem door een onverwinnelyk geduld in de zwaarfte verzoekingen en beproevingen. Willen  336 XXX. Pred. Jezus Dood. len wy eenmaal den dood van deezen Regtvaardigen fterven, blyft dan in de liefde van uwen God. Haat, uit liefde voor dat allerheiligfte Wezen, alle kwaad, vermeide alle ondeugden , die hem en ons van eikanderen fcheiden, oeftent u in alle Godzaligheid, en beproeft altyd, welke Gods heilige en goede wille zy, om naar denzelven te leeven. Verootmoedigt u ook, in tegenfpoed, onder Gods magtige hand, en wykt met uw hart nooit af van den Heere. Jezus ftierf in de liefde jegens ons, was verzoenelyk jegens zyne bitterfte vyanden, oefende zig zelven in zagtmoedigheid, en deedt welaan allen. Wandelt gy ook in de liefde, jaagt den Vrede na met allen, zyt fteeds gewillig om anderen te dienen , en verzoent u fpoedig met uwen broeder , terwyle gy nog met hem op den weg zyt. Jezus ftierf, nadat hy dat gewigtige werk, dat hem was aanvertrouwd , volkomen' vervuld en alles volbragt hadde. Laat ons ook alle vlyt aanwenden, om de pligten van ons byzonder beroep getrouw te vervullen , de talenten , die ons gegeven zyn, wel te befteeden ter eere van God en tot heil onzer Evennaasten , op dat wy in ons deel opregt en getrouw bevonden mogen worden! En indien wy zyn leerzaam voorbeeld in onzen wandel aldus naarvolgen, zal dan ook niet ons  Jezus Dood. 337 ons Einde vrede wezen? In leven en fterven zullen wy regt en vrymoedigheid hebben, om ons in den dood van Chriftus te troosten, en ons daarvan te verzekeren, dat wydoor het Geloove in zynen Naame voor God geregtvaardigd zullen worden, Vrede met den Almagtigen verkreegen hebben, en orrs roemen durven in de hoope der toekomende Heerlykheid. ö! Verftandige en gelukzalige Chriften! welke de Gedagtenis van Jezus dood zig alzo ten nutte maakt, en van hem de gewigtigfte kunft, wier nuttigheid zig dan voornaamlyk openbaart, wanneer alle andere kunften onnut bevonden worden, de kunft van wel fterven leert. Hoe zeer deeze zig nog met vecle gebreken en zwakheden omringt gevoelt, kan hy nogtans den dood getroost zyn, dewyl hy in de overtuiging van de Noodzaaklykheid eenes "deugdzaamen wandels , van dezelven vergeevinge hoopt door de Genade zynes Heeren, opwien hy zig verlaat, en die eene verzoeninge voor onze zonden aan het kruis is geworden, en nu onze voorfpraak en onze getrouwe Hoogenpriester is by God zynen Vader. Deeze genade van den Heiland zyner ziele is een Staf, waarop hy fteunt, wanneer hy door het duiftere dal des doods moet gaan, en zig voor God bewuft zynde, dat hy deeze Genade niet misbruikt heeft, maar ter verbetering van zyn II Detl. Y hart  338 XXX. Pred. Jefus Dool hart en zynen wandel heeft aangewend; kan' hy in naarvolging van zynen Verlosfer ook in zyne laatfte oogenbükken zeggen : Faderl in uwe handen beveeïe ik mynen Geejll Myne uure is in uwe Magt. Myn God! ik hoope op U, Gy die my ver lofl hebt, dat ik in myne verwagtinge nimmer zal yerydeld wezen! Amen! Heere! Gy die voor ons, als eene Offerande voor onze zonden flierft, maar hu eeuwig leeft, en eeuwig heerfcht\ Wy erkennen en pryzen uwe Liefde, die fterkcr was, dan de Dood. Laat ons , op onsdeeinoedig gebed , Genade en Barmhartigheid vinden , en fchenk aan allen, die zig boetvaardiglyk door U tot den Troon der Genade wenden, ter eere van uw lyden, de verzekering} dat onze zonden ons in den Heinel vergeven zyn. Verhoed ook, dat wy uwe Genade niet moedwilliglyk misbruiken, maar laat ons door de overdenking derzehe bewoogen worden, U als onzen Heere te gehoorzaamen, en daarom niet in zonden, maar iü Heiligheid des Leevens, voor God te wandelen. Uwe Geejl flerke ons, omU bi uwen Deugden - wandel naar te volgen, en ons in de Lief. de van God en des Naajlens te bewaar en tot den einde , opdat wy in onzen dood Troost mogen vinden, de vrugten van uwen dood fmaaken, en het eeuwige leeven beërvenl Amen! EEN-  EENENDERTIGSTE PREDIKAATSIE OVER DE WONDEREN, WAAR DOOR GOD DEN DOOD OINZES HEEREN VERHEERLYKTE. Evangelie van Matthëus. XXVII. 51— 56. En ziet 'het 'voorhang/el des Tempels feheurde in tweeën , van boven tot beneden. En de Aarde beefde, en de Jïeenrotfen fcheurden. En de graven werden geopend, eu veele Lighaamen der Heiligen , die ontflaapen waren, werden opgewekt. En na zyne Opftandinge gingen zy uit de graven, kwamen in de Heilige Jlad, en zyn aan veelen verfcheenen. En de Hoofdman over honderd, en die met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeevinge, en de dingen die gefchied waren, werden zeer bevreefd en zeiden: Waarlyk deeze was de Zoon eener Godheid. En aldaar waren veele vrouwen, ( die Jezus gevolgd waren van Galilea om hem te dienen ) welken verder afftonden om de zaaken te aanfchouwen. Onder dezelven waren Maria Magdalena, en Maria Jakobus en Jofes Moeder, en de Moeder van de zoonen van Zebedëus   EENENDERTIGSTE PREDIKAATSIE OVER DE WONDEREN, WAAR DOOR GOD DEN DOOD ONZES HEEREN VERHEERLYKTE. INLEIDING. de uwe is gekoomen, verheerlyk uwen Zoon, opdat ook uw' Zoon Uverheriyke! (a) Zo badt onze Heiland tot God , als hy voorneemens was zyn lyden des doods te aanvaarden. Dewyl hy alles vóórwilt, wat hem zoude weder vaaren, voorzag hy ook reeds in den Geeft, dat hy wel haaft tot een fpot der lieden , tot eene veragting des volks, zoude worden, dat hy zo diepe trappen van vernedering betreeden moeft, dat zy zelfs, welken geloofd en erkend hadden, dat hy de gezalfde des Heeren was, in de verzoekinge zouden geraaken, om te twyfelen of hy de gene wel was, die Ifraël verlosfen zoude. Daarom wenfchte hy, dat God hem in deeze uure der duillernis zoude verheer ly- ken (fl) JOAN. XVII. I. Y3  342 XXXI. Pred. De Wonderen ken, dat is, dat hy openiyk zoude toonen, dat Jezus , niettegenftaande zyn fmert en fmaad , n ogtans zyn zoon en heilige afgezant was, velke zig volgens den wil des Allerhoogften, tot heil der weereld, vernederd hadt, opdat God wederom door hem verheerlykt, zyne godlyke leere bekragtigd, en de Naam van God, zyne barmhertigheid en genade , den menfchen bekend gemaakt, en door allen, die in hem gelooven, gepreezen zoude worden. Deeze wenfch van Jezus werdt vervuld, zyn gebed werdt verhoord. Midden onder het lyden van onzen dierbaaren Verlosfer zien wy de hand en de beftieringe der Godheid, dewyl Jooden en Heidenen , allen , die zig tegen den Heere en zynen Gezalfden beraadfiaagden , toch niets anders konden uitvoeren, dan het gene de Raad van God te vooren bedagt hadde, dat gefchieden zoude. En naauwlyks was Jezus aan het kruis verfcheiden, of God verheerlyk te deezen zynen geliefden door tekenen en wonderen , welken alle oplettenden overtuigden, dat hy niet als een mifdaadige was geftorven, maar als een regtvaardige, in welken God zynwelbehaagen hadt ; tot dat God eindelyk door hem uit den doode op te wekken, allerduidelykft en nadruklykft toonde, dat de Gekruifte Jezus zyn zoon,  by den Dood onzes Henen. 343 zoon, de Heer en Heiland was, in wiens Naam boete en vergeevinge van zonden zoude gepre* dikt worden aan alle volken. Ons voorneemen is, om heden aan uwe Christlyke aandagt nader te ontvouwen, hoe Jezus, terftond na zynen dood, van zynen Vader is verheerlykt geworden, waardoor wy tevens in het geloof in zynen Naam zullen verfterkt kunnen worden, dewyl wy daaruit zien, dat z yn gebed is verhoord geworden, en dat de God , die alleen wonderen doet, zyne leere verzegeld heeft! VERKLAARING. In de verklaaring van onzen Tekft zullen wy I Kortlyk de wonderen befchouwen, welken enmiddellyk op den Dood onzes Heeren gevolgd zyn. II. Zullen wy agt geeven en nagaan, welke nitwerkinge zy gehad hebben op de Aanfchouwers van deeze merkwaardige gebeurtenis/en. En III. Zullen wyaan uwe aandagt ter toepasfinge voorftellen, waartoe de befchouwing van deeze werken des Almagtigen onslntoet op leiden. L Terwyl onze Verlosfer, de groote HooY 4 gen-  344 XXXI. Pred. De Wonderen genpriefter onzer belydenis ftierf, fcheutde het voorhang/el in den Tempsl van boven tot aan beneden (*). Dit voorhangfel fcheide het heilige van het heilige der heiligen, en verborg voor het Ifraëlitifche volk, zelfs voor hunne priefteren, de plaats , waar God beloofd hadde om zyne tegenwoordigheid en zyne heerlykheid aan het volk zynes verbonds te openbaaren. Agter die voorhangfel, in den tweeden tabernakel, in het heilige der heiligen, ging de Hoogenpriefter maar eenmaal sj'aars in, - niet zonder bloed, het welke hy voor zyne eigene, en voor des volks onweetendheid moefte opofferen; waarmede de Heilige Geeft beduidde, dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zo lange de eerfte tabernakel nog ftand hadde. Q>~). Dit voorhangfel, dat zeer fterk was, en naauwhks door de vereenigde kragttn van veele menfchen hadt kunnen in tweeën gefcheurd worden , fcheurde thands , zonder menfchenhanden, op eenmaal van elkander, van boven tet aan beneden. Hier zag men den vinger des Hee- (*) Dat deeze Gebeurtenis op het oogenblik van onzes Heilands verfcheiden is voorgevallen, blykt daaruit, dat dc eene Evangeliil kprt voor, de andeie terftond na Jezus dood, daarvan gewag maakt, (b) Heb». IX. 7, g.  by den Dood onzes Heeren. 345 Heeren. Dit werk deedt de Almagtige, en het is wonderlyk in onze oogen. En dat dit wonderwerk in de daad gebeurd is, weten wy uit het geloofwaardig getuigenis der Evangelisten, waarvan zommigen misfchien toen ter tyd in den tempel zelven tegenwoordig waren , om het avondoffer by te woonen , of die anderszins door ooggetuigen daarvan zeer ligtelyk, volkomen zeker konden onderrigt worden. Ja! in de oude fchriften der Jooden zyn daarvan ook eenige fpooren te vinden, dewyl zy ons berigten, dat juift veertig jaaren voor de laatfte verwoefting des Tempels deszelfs deuren van zelven zyn geopend geworden. Kunnen wy Christenen het doelwit van dit wonder niet zonder moeite ontdekken ? Terwyl naamlyk dit voorhangfel daartoe diende, om Ifraël tot de tyden der verbetering, en der nadere openbaaringe van Gods genade in den Verlosfer 5 van den vryen toegang tot het allerheiligfte , en het aanfchouwen van Gods Heerlykheid te rug te houden ; kon het aanftukken fcheuren van dit voorhangfel by den dood van Jezus zeer gefchikt te kennen geeven , dat nu de verzoening volbragt, de zonde weggenomen, de eeuwige geregtigheid te wege gebragt was geworden. Dat wy nu door het geloof in den Y 5 Mid-  34Ö XXXI. Pred. De Wonderen Middelaar des nieuwen verbonds eenen vryen toegang gekreegen hebben tot den troon der Genade, en, wanneer wy, gelyk het den geroepenen erfgenaamen der zaligheid betaamt, den Heere in heiligheid en geregtigheid zullen gediend hebben alle de dagen van ons leeven hier op aarde, wy daar eens zyn aangezigt volkomen zullen aanfchouwen , zyne naby zynde tegenwoordigheid genieten, en deel hebben aan zyne zaligheid en heerlykheid. Zo lange het eec] tyds voorgefchreeven offer nog dagelyks herhaald , ter erinnering onzer zonden herhaald moeft worden , was de vrede tusfchen God en ons nog niet ten volle tot ftand gebragt, onze ondeugden fcheeneu het aangezigte van God nog voor ons te verbergen. Maar nadat door de eenige en volmaakte offerande van Jezus Christus, als het onfchuldig en onbevlekt Lam van God , eene eeuwige verlosfing is te wege gebragt , werdt de fcheidsmuur weggenomen, en de geloovige Christen kan nu den God des vredes met een volkomen vertrouwen aanroepen, en op hulpe en barmhartigheid hoopen. Wy hebben nu de vrymoedigheid tot den toegang in het heiligdom , door het Bloed van Christus. Hy heeft ons eenen nieuwen en levendigen weg bereid , door het voorhangfel, dat is door zyn vleefch.  ij den Dood onzes Heeren. 347 vleefch. Dewyle wy in hem eenen grooten Hoogenpriefter in het eigenlyke huis van God hebben, zo durven wy nu met een waaragtig harte , in volkomen geloove , en vry van een kwaad gewisfe , tot God in geeft en waarheid naderen, zonder te vreezen, dat hy ons, zo er anderszins geene verkeerdheid in onze zielen is, van zyn heilig aangezigte verftooten zal. Aldus verklaart de fchryver van den Brief aan de Hebreen het geheim van het by Jezus dood aan tweën gefcheurden voorhangfel (je). Het tweede wonder, dat zynen aanvang nam met, en terftond na Jezus dood zig vertoonde, wordt door onzen Evangelift aldus verhaalt: De aarde beefde , de Jieenrotfen fcheurden, de graa yen werden geopend, enz. (d). Eene Aardbeevinge is een der verfchrikkelykfte verfchyningen op onze woonplaats, eene allerfterkfte ftemme des Scheppers , waardoor hy ons aanzegt, dat wy eenen Almagtigen Heere boven ons hebben , wien het niet moeilyk is, om ons, wanneer wy hem vergeeten , en zyne geboden verzuimen, te verderven en weg te neemen van de Aarde. Jezus vyanden, die zo even eene zonde begaan hadden, waarvoor de Hemel moefte tzidderen, en (c) Hebr. X. 19. en verv. 00 Tekft vs. 52 j 53-  348 XXXI. Pred. De Wonderen en de Aarde beeven, fcheenen veelmeer, dan «ertyds het eedgefpan van Korah, verdiend te hebben , dat de aarde haaren mond opdeedt om hen te verzwelgen. Want zy hadden dien verwoi pen, die meerder was dan Mozes, Gods grooten afgezant. Den Heiligen en Regtvaardigen hadden zy geloochend, de vrylaatinge van eenen moordenaar begeerd , en geëifcht, dat de Vorft des leevens zoude gedood worden. Dan deez' Menfchenvriend, die thands aan het kruis uit liefde voor ons, ter behoudinge der weereld, ftierf, hadt voor de overtreeders gebeden, dat zyne hemelfche Vader hen nog zoude fpaaren, en hun nog tyd ter bekeeringe en verbeteringe geeven, dewyl zy niet wisten, wat zy deeden, toen zy den Heere der heerlykheid kruifigden. En de Allerhoogfte wilde thands aan de weereld bewyzen , dat by hem vergeevinge is, en dat hy geenen luft daarin heeft, dat de zielen der menfchen verlooren gaan. Daarom moeft deeze geweldige Aardbeeving zonder nadeelige en gevaarlyke gevolgen zyn, en alleenlyk dienen om den Heiland der weereld te verheerlyken. Daardoor moeft een heilzaam nadenken in het hart des Joodfchen volks worden opgewekt, dewyl God, de Heere , de Almagtige thands fprak, en de Hemel en de Aarde zig bewogen, om  hy den Dood onzes Heeren. 349 6mz yn volk opmerkzaam op zyne ftemme, en bedagtzaam op hun eigen heil te maaken, By deeze Aardbeevinge fcheurden de Jleenrttfen , en de graaven, die in de fteenrotfcn gemaakt waren, werden geopend, en veele Lighaamen der heiligen, die ontflaapen waren, flonden na de opwekkinge onzes Heeren op, gingen uit hunne graven, en verfcheenen aan veelen in Jeruzalem. Door deeze Heiligen kan men zeer gevoegelyk verftaan zodanige perfoonen , die kortelyk te vooren geftorven waren , Jezus in het vleefch aanfchouwd, zyne leere goedgekeurd, zig over zyne werken verwonderd en geloofd hadden, dat hy de Christus des Heeren was, die Jfraël verlosfen zoude. De graven deezer heiligen, die in den Heere ontflaapen waren, eer het werk der verlosfinge volbragt, en de Verlosfer verheerlykt was, werden by Jezus dood gëopend, en deezen werden byzyne opftandinge ook voor eenen korten tyd weder in het leeven geroepen, opdat zy hem, den leevendigen, mogten zien, hunnen vrienden en bekenden te Jerufalem verfchynen , en daardoor de waarheid van Jezus opftandinge bekragtigen ,. en de hoope eener aanftaande algemeene opftandinge bevestigen. Dit kunnen wy opmaaken, uit het berigt van onzenEvangelift,welke alleen deeze omftandigheid meldt.  350 XXXI. Pred. De Wonderen meldt. Maar dat deeze opgewekte heiligen niet weder tot hunne graven zouden te rug gekeerd zyn, maar met Christus leevendig in den Hemel zouden opgenomen wezen, hebben wy geene redenen om te gelooven, dewyl ons daarvan niet een woord is geopenbaard geworden. Het is ons genoeg, ook daaruit te weeten, dat God door dit verfchynfel de onfchuld en heerlykheid van Jezus geopenbaard en dus beweezen heeft , dat hy in waarheid van zig getuigd heeft, dat hy de opftandinge en het Jeeven was, en dat door zyne kragt wy allen eenmaal zullen opgewekt worden. II. Maar welke uitwerkinge hadden toen ter tyd deeze wonderen des Almagtigen op hen , die er ooggetuigen van waren ? Van het Joodfche volk, en van hunne overheden en priesteren, welken zig beroemden den waaren God te kennen, en zyne wetten te weeten; van deezen zoude men vermoeden, dat zy ten minften aan een verftandig nadenken hebben plaatfe gegeven, en de; onregtvaardigheid, welken zy tegen deezen regtvaardigen bedreeven hadden, erkend en betreurd hebben. Lukas merkt ook aan dat eenigen onder het gemeene volk, gezien hebbende die dingen, die by Jezus dood gebeurd waren , op hunne borften floegen, en met berouw  tiy den Dêódefizes Heeren. 351 rouw en droefheid na Jeruzalem te rug keerden (e). Doch de fchriftgeleerden en oudften bleeven by dit alles ongeroerd en zonder verbeteringe, verhard door de verleidinge der zonden, en voeren , gelyk op het einde van ons Tekfthoofdftuk gemeld wordt (ƒ) , nog geduurig voort, zig tegen den Heere en zynen gezalfden te beraadflaagen , en ware het mogelyk, de gedagtenis van den gekruiften Jezus uit te delgen van de aarde. Zonder twyfel zullen zy deeze wonderen aan een blind geval, zo niet aan eene werking van den duivel toegefchreeven, en ook hier Gods vinger geloochend hebben, dewyl zy uit verkeerdheid des harten niet gelooven wilden, dat Jezus de gene was, die komen zou. de volgens de fchriften. Deeze blinde leidslieden des Joodfchen volks werden befchaamd gemaakt door den Hoofdman en die by hem waren, om Jezus te bewaaren. Als deezen de Aardbeeyinge zagen, en het geen gefchied was, ontfettedenzy zeer, en zeiden: fVaarlyk deeze is de Zoon eener Godheid ! Zy waren geheel onpartydig, en niet vooringenomen met] eenige vooroordeelen of driften tegen Jezus; maar zy oordeelden in verftandige eenvoudigheid naar het (0 Luk. XXIII. 48. (ƒ) vs. 61 66.  3J* XXXf. Pred. De Wonderen het gene zy zagen en hoorden. Zy hadden ge> zien en zig verwonderd over jezus onveranderlyke zagtmoedigheid en geduld , waarmede hy alle zyne fmerten en alle lasteringen en befchimpingen zyner vyanden verdraagen, en zyn aanhoudend vertrouwen op God, welken hy nog ftervende met groote ftoutmoedigheid als zynen Vader aangefproken , en in de handen van welken hy zynen Geeft bevolen hadde. En daar God nu op eene zigtbaare wyze toonde, dat de -zo; even aan het kruis geftorven Jezus hem dierbaar en waard geweeft ware, en als God zynen dood door wonderen verheeriykte; beflooten zy volgens dezelfde verftandige regelen , als die blind geboorene , welken Jezus de oogen geopend hadde: Wy weeten, dat God de zondaars met hoort, maar zo iemant godvrugtig is, en zynen wille doet, dien hoort hy (g). Zy beflooten, zeg ik, daaruit ware deeze een misdaadige of een vals Profeet geweeft, dan zoude dit alles niet gefchied zyn. Hy moet derhalven de waarheid gefproken hebben, de zoon eener Godheid en eene regtvaardige geweeft zyn. Deeze Heidenen gaven alzo Gode de eere , en erkenden zyne hand, terwyl intusfchen het grootfte gedeelte des Joodfchen volks verftokt en verblind bleef, is) Joamn. ix. 31.  by den Dood onzes Heèren* 353 bleef, tot een voorbeduidend teken, dat de Prediking des Evangeliums, die by de Jooden zo weinig goedkeuringe vondt, by de Heidenen gepredikt, en ook door hen gewillig zoude aangenomen worden. Uit de goede uitwerking, welke de wonderen des Allerhoogften by het welmeenend gedeelte der aanfchouweren hadden , kan men de Godlyke bedoelingen in dezelven volkomen opmaaken, om naamlyk de weereld te overtuigen van Jezus volmaakte onfchuld en heiligheid , en van de waarheid zyner godlyke zendinge, en om door dezelven een begin te maaken van de verheerlyking zynes Zoons op aarde. Eindelyk wordt er nog melding gemaakt van eenige vrouwen , welken tot nog toe gezellinnen des Heeren geweeft waren , hem nu aan, het kruis hadden zien fterven, en door het aanfchouwen van Gods wonderen in haare goede meening van haaren waarden vriend en leeraar bevestigd werden, dat God nog fteeds een welbehaagen moeft hebben, indien genen welke een waaragtig getuigenis van hem gegeven hadt. By de optellinge der naamen van deeze vroome vriendinnen des Heilands, misfen wy zyne Moeder, Maria, welkevermoedelyk, terftond na Jezus dood, deeze treurige plaats verlaaten hadt, en nu dat gene in alle zyne uitgeftrektheid ondervondt, het welk II. Deel. Z Simeon,  354 XXXI. Pred. De Wonderen Simeon, in wien de Geeft van God was, lange te vooren voorfpeld hadde: Ziet deeze wordt gefield tot eenen val en opftandinge van veelen in Is. raël,en tot eenteken, dat wederfproken zal worden, opdat de, Gedagten uit veele harten openbaar wor. den. En een zwaard zal door uwe eigene ziele gaanQï). T O E PASSING. III. Maar hoedanig Ican de befchouwing deezer wonderen ons bevestigen in ons allerheiligfte Geloof ? Dit zullen we nog met weinige woorden aan uwe Chris telyke Aandagt voorftellen. Eerftlyk hebben wy meerdere redenen, dan deeze Hoofdman.en die met hem waren,- om uit de wonderen, welken op Jezus dood volgden, dit befluitop te maaken: Waarlyk, Jezus is de Regtvaardige, en de Zoon van God! Want wy zyn van Jezus leere, van.zynen godlyken wandel, van zyne heerlyke werken, en van zyne volgende verhooginge beter onderrigt. Voorzeide onze Heiland zynen vrienden, dat hy zyn leeven voor hun zoude laaten, dat zyn bloed tot vergeevinge onzer zonden vergooten, dat hy C*) Luk. II. 34, 3y.  by den Dood onzes Heèreni 355 hy aan het kruis zoude verhoogd worden , op. dat allen , die in hem gelooven , niet verloo ren mogten gaan, maar het eeuwige leeven hebben ; en bevestigde het die God , die alleeri wonderen doet, door zyn geloofwaardig getuigenis > dat hy als een regtvaardige, als de Zoon zynes welbehaagens ftierf: dan kunnen wy op goede en zekere gronden gelooven , dat zyne offerande voor ons Gode geweeft is tot eenen welriekenden reuke, en dat wy in hem, den gekruiften , hebben de verlosfing door zyn bloed , naamlyk de vergeeving onzer zonden. Dan dit Geloof , het welk de trooft van ons hart is , moet ook eene opregte hervorming van zeden en verbetering van leeven in ons voortbrengen. Wy , die door den Middelaar genade by God zoeken , en door hem hoopen zalig te worden, moeten geen onredelyk, onchristelyk leeven leiden ; maar ons bekeeren tot den leevendigen God , agt geeven op de geboden van onzen Verlosfer en Heere , Christus Jezus , en ons bevlytigen om heilig en godzalig te wandelen , gelyk hy ons daartoe zyn voorbeeld neeft nagelaaten. Dan toonen wy, dat wy in hem zyn , en vry van alle verdoemenis* Dan zal het gedenken aan zyn lyderi des doods, waartoe deeze heilige' week voorZ 2 haam-  356 XXXt Pred. Le Wonderen naamlyk beflemd is , onze harten vervullen met trooft en hoop op den God des vredes. Dan zal de vrede met God , die allen verltand te boven gaat, onze harten en zinnen bewaaren in Christus Jezus ten eeuwigen leeven. O ! dat wy dit alles toch lypelyk overweegen mogten , en het woord van Christus kruis eerft tot verbetering en daarna tot trooft lieten dienen. Want waarlyk ! zo lange wy dïeriftknegten der zonde blyven , kan het Evangelie van Jezus ons geenen aanhoudenden , beflendigen troofl verfchaffen, als het welke alleen den boetvaardigen genade, en hem , die vervolgens de Heiligmaakinge najaagt, het leeven in Christus Jezus belooft! De opening der graven van eenige heiligen by den dood onzes Heilands , en hunne daarna volgende opftandinge door de kragt van den Vorlt des leevens , erinnert ons dat allergewigtigfte Geloofs artikel van Jezus Godsdienft, dat er een tyd zal komen , in welken allen , die in de graven zyn , zyne ftemme zullen hooren , daaruit gaan , en hunne vergeldinge ontvangen. Maar kunnen wy, als verftandige fchepfelen , als verlichte Christenen , deeze waarheid ooit opmerkzaam befchouwen , zonder tevens onze verpligting , om  by den Dood onzes Heeren. 357 om goed te doen , in te zien , en nieuwe voorneemens ter bekeeringe te neemen! Wat baat ons ons geloove en onze hoope , waartoe wy als Christenen gekomen zyn , wanneer wy met volgens het eerfte leeven , en de laatfte niet tragten te vervullen ? wanneer wy hier zodanig leeven , dat wy daar gefteld zullen moeten worden by die genen, welken zullen opftaan ter verdoemenisfe ! Dit geloof en deeze hoop werden dan voor ons een fteeds toencemend beweegmiddel, om met een goed gewisfe voor God en voor de menfchen te wandelen , ons te reinigen van alle befmettingen des vieefches en des geeftes , en onze heiligmaakinge te volmaaken in de vreeze des Heeren , naardemaaf wy weetcn , dat deeze onze arbeid niet ydel zyn zal in den Heere , maar welke groote en eeuwige belooningen te wagten heeft in den tyd der regtvaardige vergeldingen ! Amen! Gelooft zy uwe heilige Naam , 0 Allerhoogfie ! Gy die alleen Wonderen doet, dat Gy ook om onzent wille , uwen Zoone , onzen Heiland, in zynen dood verheerlykt, en ons daardoor in ons geloove , dat wy in hem den vrede en het leeven hebben , hebt bevestigd. Geef, dat wy in alk êpregtheid en ootmoedigheid uwe Genade zoeken in Z 3 Chris.  358 XXXI. Pred. De Wonderen by den Dood enz. Christus Jezus ; door uwe Genade ons laaten gewinnen en verbeteren , om U alleen zonder vreeze in heiligheid en geregtigheid te dienen , en alzo dien trooft en die hoope mogen gevoelen tot den einde , dat wy met U verzoend zyn , het eeuwige leeven beërven , en opgewekt zullen worden ten jongflen dage , en altyd wezen by hem , on. zen Heere, en zyne heerlykheid aanjehwwen zullen! Amen I TWEE*  TWEEËNDERTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER JEZUS BEGRAAFFENIS. Evangelie van Lükas. XXIII. 50 — 56. En ziet, een man, met naame Jozef, zynde een P.aidsheer, een gced en regtvaardig man (deeze hadde niet bewilligd in hunnen raad en handel) van Arimathêa, een flad der Jooden, en die ook zelfs het Koningryk van God verwagtede. Deeze ging tot Pilatus, en verzogt om Jezus Lighaam. En als hy het zelve afgenomen hadde , wondt hy dat in eenfyn lynwaat, en leide het in een graf, in een rotfe gehouwen , daar nog nooit iemant in gelegd was. En het was de dag der voorbereidinge, en de fahbath kwam aan. En ook de vrouwen, die met hem gekomen waren uit Galilè'a, volgden hem na, en zagen het graf, en Iwe zyn Lighaam gelegd wierdt. En wedergekeerd zynde bereidden zy fpeceryen en zalven. En op den Sabbath rusteden zy volgens de^wet.   TWEE EN DERTIGSTE PREDIKAATSIE. OVER JEZUS BEGRAAFFENIS. INLEIDING. De gedagtenis van beroemde Helden, welken hun vaderland met hun bloed verdedigd,en hun * leeven veragt hebben om hunne medeburgers te behouden, pleegt op aarde bewaard, gepreezen en vereewigd te worden ; boe zeer toch deeze gedagtenis altyd iets droevigs in zig heeft, en ons erinnert, dat wy ons hier beneden in eenen onvolmaaktcn, der ydelheid onderhevigen ftaat bevinden, waarin kryg en bloedvergieten maar al te dikwyls een noodzaaklyk, een onvermydelyk kwaad is. O! hoe veel te aangenaamer en verheugelyker; moet dan voor ons, Christenen, de gedagtenis zyn van den dood onzes aanbiddenswaadigea Heiland , welke geena droevige denkbeelden nalaat, maar ons, zowy daaraan maar behoorelyk gedenken, met trooft, hoop , en eene leevendige vreugde vervult! Hy ftierf den dood eenes Helds, niet voor een klein vaderland, niet voor maar één volk, maar Z 5 tot  362 XXXII. Pred. Jezus Begraaffenis. tot heil der geheele weereld. Hy kwam in de weereld , en verliet deeze weereld door den dood, niet om der menfchen zielen te verderven, maar om ze te behouden, opdat wy niet zouden verlooren gaan, maar het eeuwige leeven hebben. Dierbaar en waard zy ons dan altyd het bloed van Jezus , den zoon van God, dat vergooten werdt tot vergeevinge onzer zonden , dat niet om wraake roept, maar om genade! Gezegend zy dan by ons die dag, op welken ons heil en zaligheid is aangebragt door den dood des heiligen en regtvaardigen, van den Vorfl des leevens, die vrywillig ftierf, en voor eenen korten tyd gelegd werdt in die aarde, welke om onze zonden vervloekt was, maar die ook daaruit welhaafl werdt opgewekt en boven alles verhoogd , om voor ons de oorzaak te worden van de opftandinge en het leeven! De dag van heden is toegewyd aan eene ftaatelyke gedagtenis van den dood en de begraaffenisfe onzes Heilands; waarom wy ons met zodanige overdenkingen zullen bezig houden, welken ons deeze gedagtenis voor ons ganfche leeven kunnen aanbeveelen en heilzaam maaken. Om hierin met orde voort te gaan, zullen wy I. De door onzen Evangelijï gemelde omjïandig- hied  Jezus Begraafenis. 363 heid van Jezus dood en begraaffenis kortelyk verklaaren : U. De redenen en voordeden van deezen laatjlen trap der Vernederinge onzes Heeren na/peuren en ontvouwen: En III. Eindelyk zullen wy dan deeze onze Predikaatfien over het lyden en fterven onzes Heeren met eenige ftigtelyke leeringen en vermaa ningen befluiten. VERKLAARING. liet was by de Romeinen gebruikelyk, dat een gekruide aan het hout bleef hangen. Den Jooden was het integendeel volgens Mozes wet niet geoorlofd, hunne gehangenen na zonne - ondergang boven de aarde te laaten, waarom zy gewoon waren hen op die zelfde plaatfe, daar zy hunne fhaffe ondergaan hadden, te begraaven. Doch geen van beiden moeft volgens den wil des Allerhoogften aan Jezus geftorven lyk gefchieden. Aan het kruis moeft hy niet blyven, maar voor eenen korten tyd aan die plaatfe komen, daar men anders de verdervinge ziet. Doch hy zoude ook zyn graf niet hebben op de hoofdfcheelplaatfe, hy moest in zynen dood niet wezen by de over*  364 XXXII. Pred. ?eZus BegraaffenU. overtreeders, maar hy zou in een byzonder en aanzienlyk graf liggen. Om deeze oogmerken te bereiken, en de Godfpraaken der heilige Schriftuure te vervullen, verwektte Gods Geeft eenea man , welke geheellyk zonder eigenbaartige inmen, uit vriendfchap en hoogagting, den aan het kruis geftorven Jezus zig aantrok, en vol hefde zorgde voor zyne Begraaffenisfe. Het was Jozef vanArimathëa, die deezen pligt der vriendfchap aan zynen waarden vriend envoormaahgen leeraar betoonde,van welken ons de gunftigfte befchryving gegeven wordt zo ten aanzien van zy. nen uitwendigen geluksftaat, als met opzigt tot zyn inwendig karakter het welk in allen deele voortreffelykwas.Hy was een ryk en aanzienlyk man,een lid van den hoogen Raad in Jeruzalem. die tevens, en deeze lofspraake is voor hem veel grooter , een braaf, vroom man ware, die God vreefde, geregtigheid lief hadt, zig bevlytigde op eene ongeveinfde godzaligheid , en in alle de geboden en wegen des Heeren onberifpelyk wandelde. Van deeze zyne opregte vroomheid worden twee merkwaardige blyken aangetekend. Hy bewilligd niet in den raad en handel der Jooden en hunner overheid tegen onzen Heiland. Hy moeft dus of openlyk den overigen leden van den g«eftlyken regtbank tegen gefproken, en Je-  Jezus Btgraaffenis 365 Jezus onfchuld en regtvaardigheid verdedigd; of ten minften zyn ongenoegen aan de veroordeeIinge van deezen regtvaardigen daardoor aan den dag gelegd hebben , dat hy de laatfte vergadering van den Raad niet bywoonde , die alleen daarom was te zamen geroepen, om [het reeds te vooren beflooten vonnis des doods over Jezus te bevestigen en regtmaatig te doen voorkomen. Hy en Nikodemus waren de eenigften> welken dit bloedvonnis wraakten , en hunne ftem niet gegeven hadden tot die godlooze uitfpraaken van deezen regtbank : „ Dat hy God „ celasterd hadde, en des doods fchuldig ware, „ n by zi? den zoon van God genoemd hadt!" Dit feöö Jozef ook onmogelyk doen, dewyl hy het Koningryke Gods verwagtte, gelyk dit van anderen ten bewyze wordt by gcbragt, dat hy ec opregt Jfraëüet geweeft is. Hy was onder d. :enen , die de fchriften der Profeeten geloofden y op de tekenen der weereld merkten , en toen ter tyd den beloofden Koning en Verlos er van Jsraël met verlangen te gemoete zagen Daarom hadt hy op den perzoon, leeringerj en daaden van Jezus zorgvuldige agt gefla ;en , en daaruit beflooten, dat hy de gene moeit zyn , die komen zoude. Ondertusfchen was hy ook niet vry van het algemeen vooroordeel,  $66 XXXII. Pred. Jezus Begraaffemsl deel , waarmede toen zelf het beste deel des Joodfchen volks was ingenomen, dat de Mesfias een aardfch Koningryk oprigten, en zyn volk hier op deeze aarde, voornaamlyk zoude groot en gelukkig maaken. Op deeze zigtbaare openbaaringe van Christus Koningryke wagtte hy nog, en hadt Jezus ondertusfchen met eene uitmuntende hoogagtinge en liefde vereerd, terwyle hy nu met zyne overige vrienden en aanhangeren die groote finart gevoelde, om onder duizenderlei fmaad en fmerte aan het kruis te zien fterven den genen, van wien zy hoopten , dat hy Ifraël verlosfen zoude. Hoe zwak en wankelende intusfchen zyn geloove en zyne hoope in deezen duifteren tyd ware ; bleef de gedagtenis van zynen waarden meefter hem nogtans zo waardig en dierbaar, dat hy zonder bedenken na Pilatus ging, en om de vergunning aanhieldt, dat Jezus lighaam van het kruis genomen en eerlyk begraavcn roogte worden. Hy agtte de fchampere beoordeelingen niet , welken de hoogenpriefters en leidslieden des volks, over zyne onderneeminge, zekerlyk maaken zouden. Het was hem onverfchillig , of zy hem zouden befpotten, uit hunne vergadering ftooten, in den ban doen en vervolgen, ofte niet. Hy ontzag zig niet, om zig openlyk voor ee-  Jezus Begraaffenis. 367 eenen aanhanger en vriend van den Gekruiften te erkennen, in eenen tyd, datjezus vertrouwdfte vrienden zig uit vreeze voor de Jooden verborgen , en zig zynes fcheenen te fchaamen. Jozef waagt het, en verzoekt den Landvoogd om Jezus lighaam. Pilatus willigt hem zyne bede zonder zwaarigheid in, en zag het ongetwyfeld met vreugde , dat er toch nog één in den Joodfchen Raad was, welke Jezus met hem voor onfchuldig verklaarde , en zyne gedagtenis in waarde hieldt. En nadat een krygsknegt, om de zekerheid van Jezus dood te onderzoeken, zyne zyde doorftoken hadde, nam Jozef hem af, wondt hem , volgens de Joodfche gewoonte , in een fyn lynwaat, en leide hem in een uitgehouwen graf, waarin nog niemant gelegen hadde. Vermoedelyk nam Jozef toen voor, om deeze ruftplaatfe van Jezus dikwyls onder ftille overdenkingen des doods te bezoeken, en aldaar eenmaal zyne beenderen by het gebeente var* deezen vriend te laaten begraaven. Jozef maakte veel fpoed met Jezus begraaffenis, dewyl de rust - of fabbathdag haast aanging, op den welken de Jooden zulk een werk niet durfden onderneemen, By deeze begraaffenis onzes Heeren waren alleenlyk eenige zyner vriendinnen , eenige godvrugtige vrouwen tegen- woor-  B<5S XXXII. Pred. Jezus Begraaffenis. woordig, die hem uit Gaiiiëa gevolgd waren, om zyn leerzaam onderwys en nuttigen omgang te genieten. Deezen merkten de plaatfe zorgvuldig op, waar het lighaam des Heeren wasnedergelegd, met oogmerk, om het zelve na het eindigen van den fabbath te zalven, met fpeceryen te balzemen, en daardoor de laatfte openbaare blyk haarer agting en * vriendfchap te toonen voor hem , welken haare ziele lief hadt. Want noch zy, noch Jozef, noch iemant zyner geliefde leerlingen erinnerden zig, in deeze droefheid , de woorden hunnes mecfters, welken zy zo dikwyls uit zynen mond gehoord hadden , dat hy ten derden dage wederom opftaan, en hen weder zien en verheugen zoude. Hunne vreugde , hunne wenfchen, en hunne hoop fcheenen met hem geftorven en verdweenen te wezen , en zy wilden zig alleenlyk deezen zwakken trooft verfchaffen , om het lighaam van Jezus, zo lang mogelyk ware, tegen de bedervinge te bewaaren, opdat zy hem nog eenigen tyd mogten zien, en aan hem gedenken. Maar om welke redenen en oogmerken werdt het lighaam onzes Heilands in de aarde gelegd en op de gemelde wyze begraaven ? Eerfilyk: zoude ook daarin de fchrift aan hem vervuld worden. De Mesfias zou in het ftof des doods ge-  Jezus Begraaffenis. 369 gelegt worden f>), in de helle, dat is, in het graf komen , doch daarin niet lange blyven, noch de verdervinge zien, maar het eeuwige leeven vinden (b) Door den mond van Jezaïas was voorfpeld, het gene thands letterlyk in Jezus vervuld werdt : zyn graf was hem ( door zyne vyanden ) onder de godloozen gefield ; maar in zynen dood zoude hy bv de Ryken wezen, daarom dat hy niemant onregt gedaan hadde , en in zynen mond nimmer bedrog ware geweefl (c). Jezus zelve doelde op zyne toekomflige begraaffenisfe, als hy in deezer voege tot zyne Apostelen fprak: voorwaar, voorwaar zegge ik u, indien het tarwengraa ■ in de aa>de niet valt en fterft, zo blyft. het zelve alleen: m ar indien het fterft, zo breigt het veele vrugten voort (d). En by eene andere gelegenheid bepaalde hy den tyd zynes verblyfs in het graf duidelyk van te vooren: gelyk Jonas drie dagen en drie natten was in den buik des walvischs alzo zal de Zoon des menfchen drie dagen en drie nagten wezen in het harte der aarde (e). Zo moest hy dan begraaven worden (« Ps xxn. 16. 0) Ps, XVI. 10, 11. (c) Jes, LIll. o. (i) Joann. XII. 24. (e) Matth. XII; 40. i II. Deel. Aa  370 XXXII. Pred. pesofs Begraaf enii. den naar de fchriften. Want alles, dat te vooren van den Meffias was getuigd geworden, hadt in Jezus zyn einde en zyne vervulling! Daarna zouden de omftandigheden van Chriftus begraaffenis aan allen , die in hem gelooven zouden, zekere bewyzen opleveren van de waarheid van zynen dood . zo wel, als van zyne daarop gevolgde Opftandinge. Want, dewyl hy aan het kruis niet bleef hangen, en daarvan niet eerder werdt afgenomen, voor dat men zyne zydedoorftoken hadde, en bloed en water daar uit zag vloeyen; zo kunnen wy wel op geenen grond twyfelen, dat hy ook waaragtig geftorven, en zyne Opftandinge een wezenlyk wonderwerk geweest is. En dewyl hy zyn begraafplaats niet kreeg in eene vrye, opene plaatfe, maar in een geflooten hof; dewyl zyn lighaam gelegd werd in een uitgehouwen graf,dat met eenen zwaaren fteen bedekt, en door eene fterke wagt bezet was; zo wordt hier door die eenige tegenwerping, web ke men naderhand tegen zyne Opftanding voortbragt, te weeten: dat zyne Apoftelen het lighaam hunnes Meefters heimelyk geftolen hadden, wederlegd, en kragteloos gemaakt, en geheel en al vals en verdigd bevonden door allen, die zig flegts van vere met de omftandigheden zyner Begraaffenisfe hebben bekend gemaakt. Min-  Jezus Begraaffenis. 371 Eindelyk moest onze Heer en Heiland ook daarin aan ons, zyne broederen , gelyk worden, dat hy in het graf, de algemeene verblyfplaats der ftervelingen , gelegd, en tot zyne Vaderen verzameld wierdf; door Hem, welke ons met zynen bloede Gode verzjend heeft, werdt nu de vloek van de aarde weggenomen : door Hem, die in den dood en net graf niet gebleeven, maai iaa: uit zeeghaftig is opgeflaan, nu eeuwig leeft,en de fleutelen des graf en des doods heeft; door hem is ons nu die leevendige hoope verkreegen en beveiligd geworden, dat wy ook eens uit onze graven -. als uit onze flaapkameren , zullen uitgaan , der Heerlykheid onzes eerstgeboorenen Broeders deelagtig worden, en hem, onzen leevenden Heiland , aanfchouwen, aanbidden en verheerlyken. Want Chrifus is opgeftaan, en de Eerfieling geworden der genen, die ontflaapen zyn : want door een Menschis de dood (en het graf) en door een Mensch de Opftandinge der do oden (f). TOEPASSING. Laat ons nu, by het befluit van Jezus Ljdensgefchiedenis, nog kortelyk overvveegen, hoe wy ons (ƒ) 1 Kos. XV: 20, 21 Aa 2  372 XXXII. Pued. Jezus Begraaffenis. ons dezelve, in onzen ganfchen leeftyd , kunnen ten rutte maaken; en lant ons alle vlytaanwenden , om aan deeze heerlyke voordeden deel te verwerven. Voor alle dingen moeten de Chriftenen zig benaarftigen op eene gegronde verzekeringe, dat ook zy aan den vrede met God deel gekree^en hebben, door het bloed van Chriftus. Dit onfchuldig en onbevlekte Lam van God verg oor zyn bloed tot vergeevinge onzer zonden. En de Allerhoo^fte toonde door den dood zynes Z-ons met de Weereld verzoend te wezen , en daarom ftelde hy de bedieninge in, die de verzoeninge predikt. Ook aan ons laat hy nog , in den naam van Jezus, den Gekruiften, vergeevinge onzer zonden aankondigen, mits dat wy ons bckceren. Hoort toch na deeze ftemme van God , en gehoorzaamt haar, zonder uitftd,.gy allen, die uw hart daar tegen tot nog toe verhard hebt. Ge. bruikt de langmoedigheid en verdraagzaamheid des Heeren, door welken gy het woord der boete en genade nog hoort, tot uwe Zaligheid; bekeert u van alle boosheid, op dat gy deel kunt erlansen aan den zegen , die ons in Chriftus wordt aangeboden. Vermeerdert toch uwe Ichnrd en ve antwoordinge niet, door een langer uitftel uwer bekeeringe. Stelt u niet b'oot aan het aller  Jezus Begra fenis. 373: lerverfchrikkelykft gevaar, om in uwe zonder te fterven, daar gy hadt kunnen leeven en behouden worden. Uw aardfche leeven'fnelt teneinde. Hoe onzeker is de uure des doods? Hoe vuuriglyk zoudt gy dan wel wenfchen, om op eene gegronde hoop, barmhartigheid te vinden by uwen Kegter, en deeze weereld, dit tooneel' der y del heid te verlaaten? Denkt dan, bytyds, aan de redding en het behoud uwer ziele, die in de oogen van God zo dierbaar was, dat hy zynen Zoon in den dood overgaf, om-u te verloflen van het eeuwige verderf. Wanneer zal zy dan, deeze voor de Eeuwigheid gefchaapen ziele, ons zelven eens regt dierbaar en waard worden 1 Laat dan de Raad van God u wel gevallen , en begint eindelyk eens met ernst de Zaligheid uwer ziele uit te werken. Belydt den Allerhcogften uwe veelvuldige overtreedingen, met berouw en demoedigheid, en neeiM de ernftigfte voorneemens , en belooft den Heere, afteftacn van alle ongeregtigheid . en alle uwe wegen te verbeteren. Nadert dan door Chriftus, den Middelaar des nieuwen Verbonds, tot God, bidt hem in den naam van dien , die eene Verzoeninge is voor onze zonden, dat hy onzeongeregtigheden wil genadig zyn, en onze overtreedingen niet meer gedenken. Dan zal hy u niet verftooten Aa 3 van  374 XXXI. Pred. Jezus Begraaffenis. van zyn aangezigte, en dan zal u barmhartigheid gefchieden, en gy zult altyd aan den zoendood des heeren Jezus Chriftus gedenken met dankbaarheid en vreugde! Dan de gedagtenis van den dood onzes Verlosfers moet ons met alleen opwekken tot de eerft» boete en bekeeringe van onze zonden tot God ;zy moet by de Chriftenen eene beftendige dryfveer wezen, om in deReinigmaakingedes harten en in de Heiligmaakinge des wandels meer en meer te vorderen, en op het y verigst te ftreeven na de volmaaktheid. Wy weeten, dat onze Verloffer zig daarom voor ons in den dood heeft overgegeven, op dat hy zig een eigen Volk zoude reinigen, vlytig en yverig in goede werken. Dit is ons by iedere befpiegeüng van Jezus Lydens - gefchiedenis erinnerd geworden; dat hy ons een voorbeeld van Onfchuld, Zagtmoedigheid, Geduld en Lydzaamheid, en van andere Christlyke deugden heeft nagelaaten, opdat wy in zyne voetftappen zouden wandelen. Het geduurig gedenken aan het lyden en fterven onzes Heeren zy voor ons dan eene kragtdaadige opwekking en aanmoediging , om naar zyne heilige geboden en naar zyn naar volgens waardig voorbeeld, ons in onzen wandel voor God en voor de menfchen te gedfaagen. - Daarin beftaat eigenlyk de ware Dank-  Jezus Begraaffenis. 375 Dankbaarheid, die hy van ons afvordert, met het allergrootfte regt vordert. Wat zyn wyhem, den verkryger onzer zaligheid , niet fchuldig? Waarmede kunnen wy onzen Heere zyne wefdaaden, zyne liefde en trouwe, diehyonsbeweezen heeft, vergelden? Indien gymy lief hebt, zegt hy tot ons, die ons eerst heeft lief gehad,.en zyn leeven voor ons gegeven heeft, zo houdt myne geboden. Daardoor blyft gy in myne liefde, en daardoor wordt myn Vader geëerd, wanneer gy veele vrugten draagt, veel goed doet, en alzo bewyst, dat gy myne Disfipelen zyt. Hoe meerder vlyt wy aldus aanwenden, om het kwaade, dat ons nog aankleeft, afteleggen, en ons te oefenen in alles wat waaragtig, regtvaardig, loflyk en deugdzaam is; ons gelaaten onderwerpen in onze wederwaardigheden aan den wil van onzen hemelfchen Vader; eenen iegelyk nuttig en behulpzaam tragten te wezen, en ons jegens de génen, die ons beleedigen en fmaaden, zagtmoedig en verzoenelyk betoonen, en dit alles hierom, om dat hy, dien wy onzen Heere noemen, alzo gewandeld heeft: — en hoe veel te meerder waare Liefde enDankbaarheid in onze herten is, zo veel te meerder zal ons regt zyn en onze vrymoedigheid, om aan alle de gevolgen van Chriftusverlosfinge aandeel, en methemgemeenfchaptehebAa 4 ben'  376 XXXII. Pred. JezusBegraaffenis. ben. Dan kunnen wy, zo lange wy in den vleesche leeven, leeven in het geloove des Zoons Gods, die ons heeft lief gehad, en zig zelven voor ons heeft overgegeven, door welken wy regtvaardig voor God worden, en eenen vryen toegang verkreegen hebben'tot den troon der Genade. Wanneer wy volgens deeze regelen desEvangeJifuns wandelen, én ons door het woord der verzoeninge tot boete laaten uitlokken, én dan tot eene aanhoudende'vlyt in onze he ligmaakinge laaten beweegen; houdt dan, eindelyk, het lyden en fterven onzes Heeren, als eenen beftendigen grond van troost voor ons in lyden en fterven , fteeds in gedagteniffe. Gewent u door het geloof in den Zoon van God, onzen volkomen Zaligmaa^er, aan God fteeds te gedenken als den God en Vader, met den welken wy verzoend zyn, welke met gunst en liefde voor ons zorgt, ons belooft heeft, eeuwig gelukkig te maaken, en ons ftei kst vertrouwen waardig is. Deeze gedagtenis fterke en Helle ons gerust in afe wederwaardigheden onzer vremdeMngfchap Neemt al het lyden deezes tyd.' uit de hand van uwen Vader aan als den kelk voor u bereid boven in den Hemel; verootmoedigt u onder zyne magtige hand werpt uw vertrouwen niet van u: maar eert den God des vredes, Gie zynen zoon om onzent wille niet  Jezus Begraaffenis. 377 niet gefpaard heeft, in de hoope, dat hy ons in den nood zal byftaan, ons ten regten tyde hulp zal toezenden, en dat hy alles tot ons waaragtig en eeuwig heil ten beften zalfchikken Inzondecheid maake dit voordel ons fterk en wel te moede in de verfchrikkende aanvallen des doods. Zekerlyk zou de dood voor ons een Vorst der verfchrikkinge, en onze gedugtfte Vyand wezen, wanneer wy onder deheerfchappyedesongeloofs en der zonde waren, wanneer wy nog leefden in de duifterniffe der Heidenen, wanneer wy niets wiften van den dood onzes Verlosfers, van onze Verzoeninge metGod, noch van een toekomend beter Leeven. Maar wy gelooven als Chriftenen, dat de eenige Middelaar tusfchen God en de Menfchen, Chriftus Jezus, daarom vry willig den dood voor ons gefmaakt heeft, opdat hy ons van de vréeze des doods en der verdoemenisfe verlosfen zoude. Dat hy nu den dood heeft te nicte gedaan, en dat hy het Leeven endeOnfterflykheid aan het licht heeft gebragt. Dat de dood, nuvoof ons eene overgang tot het waare Leeven, een groot gewin is. Laat ons dan ons geloof door onze werken en door ons gedrag tconen. Onderfcheidt u ook daardoor van het ongeloovigen onverbeterd gedeelte deezer Weereld, dat gy aan den onvermydelykendood, zonder fchrikken, ja • A a 5 wat  378 XXXII. Pred. Jezus Begraaffenis. wat zegge ik , zonder fchrikken? metieevendige vreugde en groote verwagtinge gedenkt Eert hem, die wel geftorven is, maar nu leeft tot in Eeuwigheid, en magt heeft over den dood en het graf, met hoop en vertrouwen,- en verlaat uop zyn woord, op zyne Ixlofte : Ik ben de Opjtandmge en het Leeven. 1. is aan my gelooft, zal leeren, al ware hy ook geftorven, en hy die leeft, en aan my gelooft, zal niet voor eeuwig fterven. Ik zal hem opwekken ten jongften dage, en zyne werken volgen hem na, en zullen hein vergolden worden by de Opftandinge der regtvaardigen! Amen! Geloofd zyt Gy, o eeuwige God! Gy diefde liefde zelve zyt! Dat gy uwen eenigen Zoon tot een Middelaar en offerande voor onze zonden gefield hebt, en Uzelven nu aan ons geopenbaard hebt als eenen God, die de zonden vergeeft, en lust heeft aan het leeven. Laat ons toch door dit woord der verzoen'nge bereidwillig gemaakt worden, om ons totU, onzenVader, te bekeer en, en uwe ftemme gehoorzaam teworden, en laat allen, die zig door het geloove in den Gekruiften tot Uwenden, die irooftryke,verzekering ondervinden- dat hun barmhartigheid gefchied is, en hunne overtreedingen niet meer gedagt zullen worden. Geloofd zy ook uwe heilige Naam, aan biddclyke Heiland, groote en getrouwe Hoogenprieflerl datGy uit onbegrypelyke genade, üzelven, zondereenigen fmet,  Jezus Begraaffenis. 379 fmet, door den eeuwigen Geest, Gode hebt opgeofferd, en het werk onzer verlosftnge heerlyk volbragt bebt. O i dat onze ziele nimmer vergeete, wat Gy aan ons gedaan hebt, en wat w) U fchuliig zyn! Uwe liefde die fterker was dan de dood, blyve fleeds diep in ons geheugen geveftigd, en zy voor ons een [regt kragtdaadig en fleeds by blyvend drangmiddel, om uwe geboden gaarne te v. Igen, van alle ongeregtigheidafte ftaan, alk boosheid af te leggen,'en door een heilig, Gode welbehaagend leeven te bewyzen, dat wy tot U behooren. In ons lyden wilkn wy yoornaamlyk op U zien, als op het alleruitmuntendjïs en liet volmaakte patroon, waar door wy tot geduld en lydzaamheid kunnen worden opgewekt; en daarop alleen zullen we ons bevlytigen, dat wy het geloove en een goed gewijfe bewaaren tot den einde, opdat wy kunnen leeven en fterven in het vertrouwen, dat God, de God des vredes, ons niet gefchikt heeft tot vaten des Toorns. maar om de Zaligheid teverkrygenente bezitten- doorU, onzen Heere* welke voor ons geftorven maar ook opgeftaan zyt! Amen! EINDE des TWEEDEN DEELS,