Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam  01 1179 1125 UB AMSTERDAM  J O S E 3P H DE TWEEDE, KEIZER DES DUITSCHEN RIJKS, £ N KONING VAN HONGARIJEN EN BOHÈME N, BESCHOUWD ALS V O R S . T £ N W IJ S G E E R, IM DEN GANTSCHEN LOOP ZIJNER A A NMERKENSWAAEDIGE REGEERING; Bevattende eene volkomene befchrijving van zyn LEVEN, Als mede van dat der Vorflinne zyne doorluchtige Moeder, MARIA THERESIA, Waarin veele ftukken gevonden worden, behoorende tot het wonderbaare leven van den beroemden V R IJ II E E R VAN DER TRENCK. Te AM STEL D A M, by J. B. E L W E, UDCCXCIK     VOORREDE *van dek S C H R IJ V E R* Schoon dit werk fchijnt verhaast te zijn $ is het niet minder het gevolg van een nauwkeurig onderzoek, en de vrugt eener rijpe overdenking. Zedert lange door de openbaare (tem onderregt, en door mij zeiven (*) overtuigd van den rampzaligen ilag, die den keizer Joseph den II. dreigde, verzamelde ik, zo tó (*) Het was op den 4 november 1717,dat ik bij de terugkomst van eene reis in Polen, de eer gehad hebbende, van aan den keizer voorgefteld te worden, bemerkte, dat de dood reeds in zijnen boezem wroette, en dat men ftofFen kon verzamelen, gefchikt om zijn leven zsam te fielten. * a  iv VOORREDE te Weenen, in Oostenrijk, als te Leopoïd, in Gallicië, de gebeurdnisfen en zaaken, behorende tot zijne gefchiednis, met oogmerk, om dezelven aan het licht te geven. Dit was mij des te gemaklijker, daar ik, in een gedeelte zijner bezittingen, met eigen oogen, veele vaste ftigtingen gezien, en ooggetuigen, zo onder grooten als kleinen, ondervraagd heb, welken mij allen de waarheid van het geen ik verhaal, betuigden, en weleer gedurende een jaar mijn verblijf te Weenen gehouden hebbende, ik toen van lieden, belast met de opvoeding van den aartshertog Joseph , de bijzonderheden zijner eerfte jeugd vernam. Daarenboven heeft zijne gefchiednis tot onderfcheidend karakter eene blijkbaarheid, welke niet toelaat, dezelve in twijfel te trekken. En! hoe zou men gebeurdnisfen, bevestigd en bewezen door bevelen, door ftigtingen, door hervormingen, door daaden van menschlievendheid, door krijgsverrigtingen, welker tijdmerken en omftandig- he-  VAN DEN SCHRIJVER. V heden in de jaarboeken der eeuw zelve geftaafd zijn, kragtloos kunnen maken ? Te vergeefs zouden de nieuwsgierigen het bijzonder leven van Joseph den II. zoeken. Hij kende geen kleine vertrekken, die eenen monarch aan het oog der menigte onttrekken, noch de verkwiste oogenblikken in het gezelfchap eener minnares of eens gunftelings. Altijd geheel voor zijne onderdaanen, altijd vermaak fcheppende, in hen te zien, altijd het zig tot eene wet makende, hun te antwoorden, verborg hij nooit eenigen zijner daaden. Het zou, misfchien, onmogelijk zijn, in de verdeling van zijnen tijd een eenig uur te vinden, het welk niet beileed werd tot het maken of uitvoeren van ontwerpen. De drift om te veranderen en te verbeteren vervolgde hem te midden der reizen, in den fchoot der legers, tot op het oogenblik van zijnen flaap. Het is een vorst, wiens daaden zo fnel als de gedagten fchijnen te zijn, een monarch, die het voorge• * 3 voel  VI VOORREDE voel van eenen nabijzijnden dood fchijnt te hebben, en zig haast, een werk te voltoofjen, uit vreeze van hetzelve in eenen pnvolmaakten ftaat te laten. Hoe meer men de regering van Joseph den II. overdenkt, hoe minder men zig overreed, dat dezelve flegts negen jaaren en eenige maanden geduurd heeft. Hij heeft in dien korten tijd meer gedaan, dan de arbeidzaamfte koningen geduurende eene halve eeuw. Hij is de man, op wien de volgende woorden des wijzen volmaakt toepasselijk zijn: Confummatus in brevi explevit iempore multa. De overhaasting, fchoon verfchoonlijker dan zorgeloosheid, vooral in eenen fouverein, is zonder twijfel te berispen; maar dezelve verdiende de befchimpingen niet, waarvan men hem het voorwerp heeft willen maken; en het geen vreemd voorkomt, |s, dat onder de ijverigfte verdedigers der nationale Vergadering er gevonden worden, $ie tegen den keizer uitvagen, terwijl het blijk-  VAN DEN SCHRIJVER. VII blijkbaar is: dat deze Vergadering hem alleenlijk in bijna alle zijne hervormingen navolgt. Hoe groot een mensch mag wezen, heeft hij, voor zijnen roem, nodig, in omftandigheden te leven en te fterven, die hem niet ongunstig zijn. Joseph de II. fterft, terwijl Frankrijk zedert langen tijd door het despotismus van ftaatsdienaaren vermoeid en afgemat, zig verzet tegen al het geen er de gedagtenis van herinnert; hij fterft, terwijl Braband bitter klaagt, over de ftrengheid zijnet hervormingen; en dit is genoeg om zijne gedagtenis te befchimpen. Indien de goede Hendrik de IV. zelf thans zijne hoofdftad den fchriklijkften honger deed fmaken, ten einde over den tegenftand en de ongehoorzaamheid zijner onderdaanen te zegenpralen, met wat oog zou hij befchouwd worden? Dit belet niet, dat Joseph de II. de gemoederen had moeten voorbereiden,om de veranderingen te ondergaan, welken hij * 4. wilde  vin VOORREDE wilde bewerken; dat hij hun het tafereel had moeten voor oogen (lellen der rampen en onheilen, welken uit de misbruiken geboren worden, nevens de voordeelen uit eene verftandige hervorming voordfpruitende; maar, wanneer men het kwaad kent, en-gezag heeft om zig te doen gehoorzamen, is het niet gemaklijk, zig tegen te houden. De huisvader eenigen onlust in zijn huis ziende, haast zig, om op flaande voet orde te (tellen. Maar, om over de daaden van eenen fouverein te oordeelen, komt het op het onderzoek aan, of zijne verbeteringen be(laan, of zijne ftigtingen (land houden. Doch, hoe veelen zijn er niet, die bij Joseph in (laat zullen blijven! De reiziger vind in zijne (laaten duurzaame en wél aangelegde wegen; de (laatkundige zo wijze als bondige wetten; de fchatmeester zo on* kostbaare als wélgefchikte beltieringen; de priester eenen zo (laatlijken als gezui verden godsdienst; de krijgsman eene nauwkeurig in  van den SCHRIJVER, ix in agt genomen krijgstugt; de geleerde talrijke en wél bezorgde boekerijen; de arme fchuilplaatzen en toevlugt, en het volk een eerlijk beftaan. Zie daar het geen, waarop de gefchiedfchrijver zijne aandagt moet vestigen, hem noodzaakt, zig boven vroege oordeelvellingen te verheffen, om het verftand der verordeningen en fchikkingen te vatten, en dezelven met onpartijdigheid te beoordelen. Er komt een tijd, in welken dé" driften zwijgen, daaden van ftrengheid niet meer befchouwd worden, dan als daaden van billijkheid, en het vooroordeel geen vat meer op de gemoederen heeft. Hoe veel gemor verwekte Peter de GROOTEniet, toen hij ondernam, de natie te hervormen! Het was een rustverftorer, een dwingeland; en nu worden zijne verrigtingen onder de meesterftukken geteld. „ Laten wij de uitkomst afwagten, * 5 » on*  x VOORREDE „ om over eene zaak wél te oordelen," zeide zeer verftandiglijk de onfterflijke Bacon. Indien men mij befchuldigt, dat ik deze gefchiednis met te veel kortheid heb gefchreven, zal ik P l u t a r c h u s aanhalen, die ons de levensbefchrij vingen van Alexander en van Gesar op een weinig bladzijden heeft gegeven, en Voltaire, die al de oorlogen van Ka rel den XII, eenen koning, die niets anders deed dan vegten, en ftierf zonder geregeerd te hebben, in één boekdeel heeft vervat. J o s e p h de II. zeer verfchillende van dezen enkel krijgszugtigen monarch, verliet zijne ftaaten niet, dan om er met nieuwe kundigheden in weder te keren, en om al de takken van bewind te verlevendigen, gelijk men uit zijne gefchiednis ziet. Ik bied dezelve het algemeen aan, onder borgfchap der gebeurdnisfen, die op eene onwraakbaare wijze de waarheid daarvan  van den SCHRIJVER. xi van bewijzen, doch zonder de verwaandheid te hebben van te geloven, dat zij aller goedkeuring zal wegdragen. Wanneer ik zie, dat men Tacitus, het voorbeeld der gefchiedfchrijvers, berispt, dat hij te duister is, de menschlijke natuur te veel in het zwart gefchilderd te hebben (om dat hij, misfchien, dezelve te wél had leren kennen); dat men Sa lus. tius befchuldigt, dat hij te dikwijls ver* ouder de uitdrukkingen, foute leenfpreuken, zuiver lijk griekfche fpreekzvijzen beeft gebruikt; dat men het Plutarchus tot eene misdaad rekent, welk een voortreflijk fchrijver hij ook is, dat hij te langdradig is in zijne verbaalen, te veel met beuzelingen op heeft, te vrugtbaar is in gemeene aanmerkingen, en met de Grieken te zeer vooringenomen is; dat men eindelijk, tegen Volt air e ftaande houd, dat zijne gefchiedenis van Kar el den XII. flegts een roman is: hoe zou ik mij kunpen verbeelden ? dat mijn werk zonder ge- bre-»  xii VOORREDE &ct, breken is? Het heeft ongetwijfeld zijne gebreken , en van meer dan eenerlei aart; maar het is eene getrouwe kopij van eenen gedenkwaardigen keizer, dien de fchimpfchriften zeiven vermaard zullen maken, om dat zij onregtvaerdig zijn. En wat is er aan de kleding van eene fchilderij gelegen, wanneer de fchilder de gelijkenis wél getroffen heeft?  ( xrn ) GESCHIEDKUNDIGE aantekening der KEIZERS UIT HET HUIS VAN OOSTENRYK. nevens Aanmerkingen op de ftaaten der Oostenrykfche monarchie. Rudolph, graaf van Habsburg, is het hoofd van het huis van Oostenryk-, en indedaad men kan er hem geen doorlugtiger gevtn. Zijne verdienste verhief hem tot den keizerlijken troon. Hij werd, in 1273, tot keizer verkozen ; en in het begin van het volgende jaar te 'Aken gekroond. In dezen tijd werden de grondHagen der tegenwoordige magt van het huis van Oosienryk gelegd , hetwelk zedert beftendig door het geluk begunstigd is geworden. Rudolph gaf, met toeftemming des rijksdags van Augsburg, de leenhulding des hertogdoms van  ( xiv ) van Oostenryk aan zijnen oudften zoon Albert, en die van het hertogdom van Zinaben, met het landgraaffchap van den Elzas, hetwelk daarvin afhong, aan Rudolph, zijnen tweeden zoon. Zedert dien tijd hebben de vorsten uit het huis van Habsburg den naam van Oostenryk aangenomen. Om van dit hertogdom de aanmerklijkfte bezitting van Duitschland te maken, gaven zij aan hetzelve vervolgens den titel van aartshertogdom. Het huis van Oostenryk-Habsburg den vorsten van Duitscbland reeds al te magtig fchijnende, werd de hertog Albert, zoon van Rirdolph, overleden in 1291» van de keizerlijke kroon uitgefloten, welke,in 1292, eenen graave van Nasfax> Adolph genaamd, ge* geven werd. Deze vorst tragtte zijne nieuwe waercJ'gheid tot verheffing van zijn huis te doen dienen; maar, bij gebrek van ledige vrije leenen, befloot hij, onvoorzigtiglijk, zijne inkomsten te vermeerderen, door zig de tollerl toeteè'igenen, welken de geestlijke vorsten langs den Rhijn bezaten. De geestlijkheid klaagde ten eerften over verdrukking , en de hertog Albert maakte zig deze omftandigheid te nut, om het getal zijner aanhangers te vermeer»  ( xv ) meerderen. Adolph liet het daar niet bij blijven ; hij dreef zijne onvoorzigtigheid ten top, willende de fubfidien , die hij van Engel» land had ontvangen, hefteden tot het verkrijgen van Meisfen , waarvan een ontaarde vader zijne eigen kinderen, ten voordeele van den zoon zijner bijzit, wilde beroven. Maar de verontwaardiging der vorsten, welken vergaderen, en het goud, hetwelk Albert tijdig wist te verfpreiden, zegenpraalden. Adolph werd afgezet, en Albert verkozen; de beide mededingers werden handgemeen, en Adolph verloor , in 1298 , de kroon met zijn leven door de hand van Albert. Heersch- en hebzugt hadden den graaf van Nas/au in zijn ongeluk geftort. De nieuwe keizer was er ook weldra het flagtoffer van; de dolk van eenen neef fneed zijnen levensdraad af. Albert was voogd over Jan van Zwaben, zoon van zijnen broeder Ru dolph. De jonge prins meerderjaarig geworden zijnde, verzogt zijnen oom, hem in het bezit zijner domeinen in den Elzas, in Zwaben en in Zwitzerland, of ten minsten der heerlijkheid van Kyburg te ftellen. In plaats van eene hertoglijke kroon, plaatste de keizer hem eenen bloe-  ( xvi ) bloemen krans op het hoofd. Jan voelde de verongelijking; eenige misnoegden bliezen zijne gramfchap aan, en de dood van Albert werd befloten. Hij werd, in 1308, vermoord; en zedert dit tijdsgewrigt tot in 1438. ging de keizerlijke kroon toen in andere huizen over, en wel eerst in dat van Luxemburg. Midlerwijl hadden de vorsten uit het huis van Oostenryk eenen hardnekkigen oorlog te voeren tegen de Zwitzers, die hunne vrijheid verdedigden; zij verloren alles, wat zij aan den voet der Alpen bezaten, zelfs het flot, waaruit hun ftam gefproten was; maar zij kregen te zelfden tijde Tyrooly en het geluk, hetwelk hen fcheen verlaten te hebben , lachte hun op nieuw aan. Albert de II., zoon van Albert den IV. van Oostenryk, ontving, in 1438, drie kroonen, die van Bobemen, welke hem in het bezit van Silejië en Moravië Helde, die van Hongaryë, en eindelijk de keizerlijke kroon. Albert, de tweede keizer van dien naam , deed de grootfle hoop voeden, toen hij, in eenen inval tegen de Turken, in 1439, door de roodeloop, die zijn leger verwoestte, werd weggerukt. Hoe kort zijne regering was, was dezelve nogthans zeer voordelig voor het rijk. Albert '  ( XVII ) bert lei er den grond toteenen algemeenen vrede en de verdeling van hetzelve in kreitzen. Zijn neef Frederik de III. volgde hem op ; geen duitsch keizer heeft den troon zo lang bezeten dan hij; maar hoe merkwaardig deze lange regering zij, is zij het alleen door de ontdekkingen zijner tijdgenooten en niet door zijne bekwaamheden. Zijne gevoelloosheid en dofheid deden van hem zeggen, dat bij eene doode ziel in een levend lichaam bezat. Met één woord, zijne ongevoeligheid was zo groot, dat men hem te Weenen zelfs eene lening van drie duizend gulden weigerde en dat hij, door de burgers in zijn kasteel belegerd zijnde, zig bloot gefield zag, om in hetzelve van honger omtekomen. De koningrijken van Bobemen en Hongaryë werden, onder hem, der oostenrijkfche heerfchappijeontrukt, om omtrent eene eeuw daarna weder onder dezelve te treden. De uitvinding der drukkonst had onder zijne regering plaats, gelijk ook het innemen van Konjtantinopel; de posten werden opgerigt; de eene univerfiteit werd na de andere geboren ; de oude letterkunde trad uit het flof te voorfchijn; de verbindnis van Zwa** ben  ( xviii ) ben voor de rust des rijks werd gefloten; alles bereidde zig voor de groote omwenteling der volgende eeuw. Maximiliaan de I., zoon van Frederik den III. en zijn opvolger, in 1493, zag dezen dageraad opgaan. Hij beminde de fraaije konsten en de muziek , zo dat hij veel deed tot uitvinding van eenige inflrumenten. Hij beminde ook de menschlijke geleerdheid en de ridderlijke oefeningen. • Op den rijksdag van JVorms , in 1495, overwon hij C. de la Barre, Fransch ridder, die tot hiertoe onoverwinlijk was geweest. Hij maakte nuttige veranderingen in het krijgswezen, de krijgsheiren in regimenten en kompagniën verdelende; egter was hij zo ongelukkig in al dé oorlogen , die hij ondernam , als hij gelukkig was in zijn huwlijk. Zijne gemalin Maria van Bourgonje , eenige dogter van Ka rel den stouten en de rijklte erfgenaame van Europa, flelde hem in het bezit dier fchoone gewesten, welken zig van de oevers der zee van Duitschland tot aan den voet der Alpen uitftrekken. Kar el de V., zijn kleinzoon, volgde hem, ia 1519, op- HiJ zou opperheer van het  ( XIX ) het duitfche rijk zijn geworden, indien Matsrits, keurvorst van Saxe, de ontwerpen vari eenen monarch, in wiens flaaten de zon nooit onderging, niet vernietigd had. Hoe menigmaal moest de keizer geen berouw hebben over de pogingen , welken hij aangewend had 4 om de keizerlijke kroon op het hoofd van zij. nen broeder Ferdinand den I, te doen plaatzen, te wiens voordeele hij, in 1556* het rijk afftond; doch zijn afftand werd eerst in 1558. door de duitfche vorsten aangenomen , hebbende verfcheiden omftandigheden tot dien tijd eene vergadering van de flaaten des rijks vertraagd. Door de verkiezing van Ferdinand den I. werd het huis vart Habsburg in twee takken, den Oostenrijkfchen en den Spaanfchen , verdeeld. Ferdinand vereenigdé, door zijrt. huwlijk met Anna, dogter van den Koning Ladislaüs den VII., Hongaryè' en Bobemen met het keizerrijk. Na het overlijden van Lodewyk, broeder dezer prinfes, gedood in den flag van Mohacz, in 1526, was hij door de flaaten dezer twee koningrijken erkend eri dienvolgens gekroond als koning van Hongaryë' en Bokemen. Men is het verdrag van Pas* ** % faüi  C xx ) fau, in 155a, en den religievrede van Augsburg, in 1555, zijner liefde voor den vrede verfchuldigd. Deze regtvaerdige en vreedzaame vorst, in 1564, overleden zijnde, had tot opvolger zijnen zoon Maximiliaan den II., den verdraagzaamften vorst zijns tijds. Deze verzogt bij het hof van Rome de bediening van het avondmaal onder de beide geftalten voor zijne onderdaanen , en het huwlijk voor de priesters; maar de paus Pius de V. antwoordde niet dan met bedreigingen van afzetting. Maximiliaan de II. ftierf in 1576. De oorzaak van zijnen dood is een te klaar bewijs van de onkunde dezer eeuw in het ftuk der geneeskunde , om dezelve niet aantehalen; deze waardige keizer verviel in eene foort van waterzugt; een oud wijf, aan welke hij zig vertrouwde, ondernam om hem te genezen, en beroofde Duitschland van deszelfs fchoonsten fieraad. Eerst in de agttiende eeuw, en zelfs na de helft van haaren omloop, werd men overreed, dat de verdraagzaamheid, vrijheid van koophandel en nijverheid, de bronnen van rijkdommen der fouvereinen zijn. De overlading van 'fchattingen, het zoeken zelfs van den fteen  C xxi ) fleen der wijsgeeren fchenen het eertijds te zijn. Rudolph de II., zoon en opvolger van Maximiliaan den II.., was met deze razernij behebt; maar hoe meer hij goud wilde maken, hoe minder hij er van bezat; nauwlijks kon hij zo veel verzamelen , om zijne fterrekundigen te betalen. Het bellier der algemeene zaaken verwaarlozende, was zijne afzetting bij de flaaten befloten, die door zijnen dood voorgekomen werd, welke hem,in 1612, van die fchande bevrijdde. Hij leefde in den ongehuwden flaat, en buiten alle gemeenfchap eener vrouwe, wijl Tvcho Brahó hem had voorfpeld, dat hij door de hand van eenen zij. ner zoonen zou omkomen. Zijn broeder Matthias volgde hem op. Het vuur eens oorlogs, die Dultschland gedurende dertig agtereenvolgende jaaren verteerde, fmeulde reeds onder de asfche, en wierp gedurende zijne regering eenige vlammen uit. Geen kinderen hebbende, nam hij zijnen nabeflaanden den aartshertog Ferdinand van Gratz aan, die hem, in 16T9, in het keizerdom opvolgde, onder den naam van Ferdi. nand den II. Deze had te Ingoljiad de grondbeginzelen ** 3 der  ( XXH ) desr Jefuiten ingezogen, in welken een verblijf in Italië hem bevestigde. Zedert hem en gedurende eene agtervolging van regeringen was de biegtvader des keizers geheim ftaatsminis • ter, met eene onbepaalde magt over de gewetens, en over de ftaatkundige, burgerlijke en krijgszaaken. Egter kan men niet weigeren, Ferdinand den II. verftand en moed toetekennen. Weinige Heden erkenden zijne wetten bij de aanvaarding van het rijk, en het fcheelde weinig, of hij ware te Weenen en in zijn eigen flot gevangen gemaakt. De graaf yan Thun, aan het hoofd der Boheemfche weerfpanlingen, was tot in zijne kamer gedrongen. Doch, tien jaaren daarna, was zijne magt derwijze aangegroeid, dat hij, zonder de gevolgen te vrezen, het edikt van vergoeding, in 1629, deed afkondigen, waarbij de goederen der kerk van de proteftanten worden terug geëischt. De grootheid van zijn, JiUis gevestigd hebbende, ftierf hij in 1637. Hij had tot opvolger zijnen zoon Ferdinand den III., het jaar te voren tot roomsch koning verkozen. Onder deze regering werd, ^n 1648, de vermaarde vrede van Westfaakn gefloten, het ftaatkundig wetboek en de voor,. naam-  ( xxiii ) naamfle der grondwetten van het ganfche duitfche volk. Ferdinand de 111. regeerde vervolgens vreedzaamlijk tot in 1657, het jaar, waar in hij de waereld verliet. Leopold de I., zijn zoon en op volger, had gedurige oorlogen te voeren tegen Frankryk en de Turken; dan overwinnaar, dan verwonneling, zag hij de magt van zijn huis noch vermeren noch verminderen. Zijn geluk was, dat hij goede veldheeren had, onderwezen en geoefend in de fchoole der Zweeden. Zijne legerbenden en geldmiddelen waren op verre ioa in dien ftaat niet, waarin L ode wijk de XtV. de zijnen had gebragt. Terwijl hij paleizen deed bouwen voor de Jefuiten van Breslau, was er gebrek aan geld om den oorlog kragtdadig voordtezetten; nauwlijks had men zo veel nodig was, om de kosten goed te maken der kroning van Joseph den I, zijnen zoon, verkozen roomsch koning in 1690. Tegen het einde zijner regering, had Leopold hoop, den verftorven tak van het huis van Habsburg in Spanje in eenen tak van het zijne te zien herleven. De overwinning bij Hocbftedt behaald, in 1704, fcheen dezer hoope eenigen grond bijtezetten, welke, onder zijnen ** 4 op-  ( xxiv ) opvolger, nog verfterkt werd door de veld-, flagen van Ramillies, van Turin en Malplaquet, maar de rampgevallen van Rumersbeim en Dsnain, de ftaatkunde van eenen Tallard en van eenen Bolingbroke , en vooral de vroegtijdige dood van Joseph den I. deden alle vooruitzigt op den troon van Spanje verdwijnen. Leopold de I. ftierf in 1705. Joseph de I., die hem opvolgde, regeerde flegts weinige jaaren, doch lang genoeg, om te tonen, dat hij zig niet door de Jefuiten liet leiden, gelijk zijn vader had gedaan. Op aanzoek van Karel den XII., koning van Zweeden, gaf hij. den proteftanten van Silefië verfcheiden kerken weder. Men zal niet kunnen ontdekken, of zijn dood, die in 1711 voorviej, natuurlijk is geweest of niet, dan alleen in de archiven der familie van hem, aan wien het algemeen zijnen dood te laste lei (1). Indien hij langer geleefd had, zou men, in plaats van het fa-, milie- verbond der Bourbons, een familie-verbond van het huis van Oostenryk of Habsburg gezien hebben. Ka- (l) Wekhrlins , Chronol. Tem, II. />. 345.  ( xxv ) Kar el de VI., zijn broeder, vervong zijne plaats op den keizerlijken troon. Europa vreesde, andermaal al de bezittingen van IC arel den V. op één hoofd vereenigd, en het oud ontwerp der algemeene monarchie vernieuwd te zien. Filip van Anjou handhaaft zig in het bezit des troons van Spanje, en Ka rel de VI. moest zig met dien des rijks van Napels en Sicilië, en met de Nederlanden vergenoegen. Hij verloor vervolgens, in 1735, Napels en Sicilië om het vermaak te hebben van den vorst van Saxe op den Poolfchen troon te plaatzen; hij koopt zelfs, door een gedeelte van Hunga* ryë op te offeren, de vriendfchap van het Rusfisch hof. De onderhandelingen van Kar el den VI. om de opvolging van zijn huis te verzekeren , vervullen om zo te fpreken het laatfle gedeelte zijner regering. Al de traktaaten, welken toen door Oostenryk gefloten werden, hebben betrekking tot de pragmatieke fanclie, maar het hoofdvoorwerp, welk er eene vastigheid aan gegeven zou hebben, ontbrak, te weten een welgeoefend en wélonderhouden leger, nevens eene wélgevulde fchatkist. Hij had nogthans het genoegen, zijne oudfte dogier Maria Theresia, door den band des ** 5 huw-  ( XXVI ) huwlijks aan Frans, hertog van Lotharingen, eenen gemaal, dien zij beminde, verbonden te zien. Dit huwlijk verenigde te Weenen twee takken, welken zederd bijna duizend jaaren waren gefcheiden geweest. Gerard , graaf van Alface, wiens voorvaders van het geflagt vanHiltrude, het graaffchap van Habsburg geërfd hadden, in deagtfte eeuw, werd tot hertog van Lotharingen verkozen, in 1040, door den keizer Hendrik den III.; al zijne opvolgers in dit hertogdom ftammen van hem af, en dienvolgens ookFRANS, gemaal van Maria Theresia. Karel de VI. ftierf in 1740, en zijne dogter volgde hem op in al zijne erfftaaten, en gaf haaren gemaal deel aan het beft-ier derzelven. Toen Maria Theresia bezit nam van de erfenis haars vaders, hadden haare vijanden hunne pogingen verenigd, om den rijksfcepter in een ander huis te doen overgaan; in het einde zegenpraalde de heldhaftige ftandvastigheid, en zij had, in 1745, het genoegen, haaren gemaal, Frans den I., op den rijkstroon te zien; zij verloor hem in 1765, in welk jaar haar zoon Joseph de II., in 1764 tot roomsen Jtpning verkozen, den fcepter van Karel den Groo-  ( xxvii ) Grooten in handen nam. Deze wijsgeerige vorst, die de trots en pragt der hoven aan het geluk zijner volken heeft opgeofferd, is als een held geflorven, op den 20 van fprokkelmaand 1790, door al de rampen te gelijk overladen , en tot in het graf door de dweepzugt vervolgd, die nog lang zijne asfche zal ontrusten. AAN-  ( XXVIII ) AANMERKINGEN OP DE STAATEN DER OOSTENRYKSCHE MONARCHIE. H.et voorwerp dezer aanmerkingen zoude ftof tot een geheel werk kunnen verfchaffen; maar wij verkiezen kort te zijn, en alleenlijk zo veel te zeggen, als nodig is te weten, om een denkbeeld te hebben van de flaaten van het huis van Öostenryk. Wij durven ons vleijen, dat het weinige, welk wij daar van zullen geven, den lezer zal voldoen, aangezien wij ons alleen zullen bezig houden met de belangrijkite Hukken , welker kennis van gewigt is. Voor eerst, wat de geldmiddelen der Oostenrijkfche monarchie betreft, de inkomften bedragen volgens de Statisti/cbe Tabellen (i), hon- (i) /« fol. 1785.  ( xxxix ) honderd elf millioenen guldens; volgens Schlözer (2), flegts vier en tachtig millioenen, en een half; en volgensBusching, meer dan negentig millioenen, zonder de inkomften van Gallicië, Lodomhië en Buckowine te rekenen, te weten: Bohemen .... i5>73°\o69 Silefië 557.2°9 Oostenrijk . . . 23,014,276. Moravië .... 5,793,120. Stiermark .... 5,889,221. Karinthië . . • 2,386,884. Karniole .... 2,089,952.' Frioul .... 357>368- Tyrool .... 3.658,712. Binnen Oostenrijk . . 2,876,177. Hongarije . . . 18,004,153. Zevenbergen . . . 3>94i>7°7- Lombardyë . . . 2, 9°9»J7 b De Nederlanden . . . 3,184.I35- lllirië r , ■) i,coo,ooo. Buckowine { ^fc l 300,000. Gallicië en Lodomirië (. J 12,000,000. Schlö- (2) Hiftorifcber Briefwecbfel G?f.  ( xxx ) Schlözer geeft eenen verfchillendenHaat: de Oostenrijkfche kreits, bij voorbeeld,brengt, volgens hem, eenige millioenen minder op, maar de Nederlanden bijna drie millioenen meer. De waare ftaat der inkomften van het huis van Oostenryk fchijnt die te wezen, welke dezel* ven tot 90 of 100 millioenen guldens brengt. Eenige fchrijvers ftellen dezelven zelfs tot op 115 millioenen, het welk zonder twijfel te Veel vergroot is. De fchulden der Oostenrijkfche monarchie bedroegen, voor eenige jaaren, 200 millioenen. In 1770 waren de algemeene uitgiften 83 en een half millioen, en de inkomften overtroffen dezelven meer dan tien millioenen, blijvende 'in de fchatkist. De bezittingen van het huis van Oostenryk zijn niet alleen gunftig gelegen ten opzigt van de lugtftreek, maar worden ook onder de vrugtbaarfte gewesten van Europe gerekend er is fchier geen kostbaar voordbrangzel, of het word er gevonden. Eohemen brengt vlas, wol, huiden, leder, hop, ijzer, ftaal, tin, vitriool, zwavel, aluin, grenaaten andere kostlijke fteenen voord, en voert deze waaren ook uit; de invoer beftaat inzout, wijn, zijde, katoen, fpecerijen enz. Met één woord  ( XXXI ) woord, de waarde van den uitvoer, overtreft die van den invoer twee millioenen gulden. — Uit Silefië word eene groote hoeveelheid linnen uitgevoerd, en Moraviè' heeft veele manufaktuuren in allerlei foorten, voornaamlijk in lakens, welken ter waarde van over de dertien millioenen bedraagt. . • Oostenryk is voorzeker een der vrugtbaarfte landftreeken van Duitscbland. Neder Oostenryk levert voor de waarde van 4 en een half millioen zout, bedragende de kosten van den arbeid niet boven de millioen. De faffraan is er zeer goed. De manufaktuuren van wollen ftoffen te Lintz is zeer aanmerklijk, en verfchaft aan meer dan twintig duizend lieden werk. Daarenboven zijn er nog veele andere manufaktuuren, als glasblazerijen, plateelbakkerijen enz. De konst van ijzerdraad te maken, is tot zulk eenen hoogen trap van volmaaktheid gebragt, dat men met eene halve once van dit metaal 6130 vischhaaken maakt, waardig zijnde 26 gulden. Oostenryk levert twintig millioenen eymers wijn op, waarvan een groot gedeelte uitgevoerd word. De uitvoer uit Neder-Oostenryk word op zes millioenen gefchat; maar de invoer, beflaande in katoen, geiten-, of Jke-  ( XXXII ) emelshair, fpecerijën en koffij, op negen mil* lioenen. De ftreek, welke de Stier- mark, Karinthiè' en Karniole begrijpt, bij de Oostenrijkfche Aardrijkskundigen Binnen-Oostenrijk genoemd, is vermaard door haare mijnen ; behalven goud, meer dan iooo pond zilver, 300,000 pond kwikzilver, eene aanmerklijke hoeveelheid ijzer, zout, falpeter, lood, koper,vitriool, zwavel enz. zijn het geen deze rijke mijnen opleveren. In Karniole brengen de manufaktuuren van wollen fboffen tot 400, coo gulden op. Het middenpunt van den koophandel van Oostenryk is de haven van Triest, door Joseph den II. tot eene vrije haven verklaard, met oogmerk, om er eene Oostindifche maatfchappij opteregten. Hier komen al de volken van Europe om de voordbrengzels van Oostenrijk. De provincie van Tyrool heeft ook rijke mijnen; zij brengt wijn voord en heeft glasblazerijen , leertouwerijen en zijden manufaktuuren. Lombardye', welks bevolking verbazend is , levert veel zijde tot de waarde van 4,500,000 gulden. Van hier word ook koorn en rijst uitgevoerd voor 700,000 ; linnen voor 400,000; hoorn- en wol vee en paerden voor 1,500,000 gulden. — Al deonder- fchei-  C xxxin ) fcheiden artikelen van voordbrengzels, in al de andere provinciën verfpreid, worden in veel grooter evenredigheid in het koningrijk Hongaryë gevonden , hetwelk, indien het fterker bevolkt was, het rijkfle land van Europe zou wezen. Dit koningrijk levert jaarlijks 25,000 pond zilver op, bevattende goud. In 1779 bragten de mijnen van Chemnitz en Cremnitz 1215 pond goud op. ■ Het goudwasfchen van het Bannaat levert meer dan 1000 dukaaten uit. — Men vooronderfbelt, dat Hongaryë en Zevenbergen te zamen jaarlijks voor 7,000,000 gulden goud en zilver opleveren , behalven koper, ijzer, kwikzilver, zout en marmer. De waarde der mijnen van de Oostenrijkfche monarchie word op 19,000,000 guldens gefchat. Het is algemeen bekend, dat Hongaryë eene ongelooflijke hoeveelheid voortreflijke wijnen voordbrengt, waarvan de beroemde tokaywijn de beste is. Indien de onderfcheiden foorten van wijnen van dit koningrijk langer konden bewaard worden; indien de regten én onkosten van het vervoeren zo aanmerklijk niet waren , zouden de voordeden, die er van komen, voor het land onnoemlijk zijn. Onder andere kostlijke voordbrengzels van Hongaryë zullen * * * wij  ( xxxiv ) wij gewag maken van de bennip, de vlas en zelfs het katoen , de rijst en den tabak. In 1779. werd van Triest uitgevoerd 100,759 pond fnuiftabak en meer dan 3,000,000 pond tabak in bladen, behalven 2,500,000 pond van die waaren , van Fiume en Bucharïe uitgevoerd — Behalven dat Gallicië veele andere mijnen heeft, is het vermaard door deszelfs groote zoutgroeven van JVielitzka. Deze zout. mijn is zedert meer dEn 600 jaaren bearbeid; volgens den heer Coxe is dezelve omtrent 669 voet lang, 1115 voet breed, en 743 voet diep. Dezelve bragt aan de kroon van Polen, die tot in 1773. in het bezit daarvan was, een inkomen op van 3| millioenen poolfche guldens; zij is bij het berugt verdelingstraktaat aan het huis van Oostenrijk afgeflaan. De zoutmijnen van Sambor en Bochnia zijn ook rijk , leverende tot de waarde van een millioen guldens aan zout. — Uit al het geen wij tot dus verre flegts opgenoemd hebben, blijkt duidelijk de rijkdom der Oostenrijkfche bezittingen. Indien de bevolking vermeerderd en de manufaktuuren naar evenredigheid der natuurlijke rijkdommen van het land opgeregt waren , zou de oostenrijkfche monarchie de bloei- jend-  ( xxxv ) jendfte en magtigfte van Europe zijn. Zij heeft groot gebrek aan bevaarbaare vaarten en andere gerieflijkheden voor den binnen- landfchen handel. De Oostenrykfcbe Ne- derlanden zijn lang vermaard geweest door derzei ver visfcherijen, door het koorn, de meekrap en het vlas , hetwelk ongemeen fijn is , en waarvan de brabandfche kanten gemaakt worden, die veel geld in het land brengen. De oostenrijkfche monarchie heeft alleenlijk eenen langdurigen vrede nodig, tot aanwas der bevolking en nijverheid. In deze beide opzigten heeft zij reeds veel gewonnen door de wijsheid van Joseph den II., die eenen der grootfle hinderpaalen voor het algemeen welzijn uit den weg geruimd heeft, namenlijk de onverdraagzaamheid in het Huk van godsdienst. De roomsch-katholijke godsdienst is de heerfchende. In Hongaryë is het getal der protestanten zo groot, dat zedert de afkondiging van het edikt van verdraagzaamheid, hun niet minder dan 200 kerken zijn ingewilligd. Daarenboven zijn er veele duizenden Grieken, 223,000 jooden, en omtrent 50,000 Egyptenaars of gelukzoekers in de flaaten der oostenrijkfche heerfchappij. In het begin der regeering van Jo-  C xxxvi ) Joseph den H. waren ermeer dan 2000 mannen en vrouwenkloosters, die zederc tot een klein getal zijn gebragt. Onder deze regering hebben de konsten en wetenfchappen , die tot daartoe verwaarloosd warerr, groote vorderingen gemaakt. Deze vorst heeft het grootfle gedeelte der inkomsten, fpruitende uit de hervormde kloosters, befteed tot volmaking der fchoolen en aanmoediging der letterkundige verdienste; de univerfiteiten in de flaaten van het huis van Oostenryk evenaaren egter die der protestantfche landen in Duitschland niet —i Joseph de II. heeft voorzeker eenen wezenlijken dienst aan het menschdom bewezen door de dienstbaarheid of flavernij der boheemfche boeren aftefchaffen. Indien de ftandvastigheid en volharding van dezen monarch in de uitvoering van zijne andere ontwerpen van hervorming zijne werkzaamheid enmenfchenliefde hadden geëvenaard;indien het geluk zijne ontwerpen had begunstigd; indien al zijne ministers hem met ijver en opregtheid hadden gediend , zou Oostenryk , zonder naar nieuwe veroveringen te haken, welhaast eene der eerfte magten van Europe zijn geworden. HET  HET LEVEN VAN DEN KEIZER JOSEPH DEN II. KONING VAN B O HE MEN EN HONGARYË N. D e waarheid mijne pen beftierende, fchrijf ik, tusfchen twee klippen bijna onvermijdelijk bij de Gefchiedfchrijvers, vleijerij en fchimpetij, niets tot de deugden van Joseph toedoende, niets van zijne gebreken afnemende, mij alleenlijk op gebeurde zaaken grondende, nieÉ kunnende tegengefproken worden, dan door vooringenomen lieden. Ik fchets het afbeeld* zei van een monarch, die door de ftrijdigheden, welken hij fcheen te vereenigen, tevens een' rhinlijk' vorst, een' gedugt' krijgsheld, den vriend van den godsdienst, den vijand der kloosterlingen, een' fleéds werkzaamén opper* A heer«  a HetLeven heerfcher, een' fteeds bedaarden wijzen te midden de grootlte onlusten voorftelt. Zodanig is het karakter der helden, van welken men goed en kwaad kan zeggen, het minfte dat men hunne daaden onderzoekt en hunne krijgsverrigtingen fchat. Geen verove¬ raar, of hij heeft zijne lasteraars en lofredenaars ; geen vermaard man, of men kan twee verfcbillende levensbefchrijvingen van hem geven. De omftandigheden fleepten Joseph verder, dan zijn genie hem zou gevoerd hebben ; uit dezen oogftand moet men hem befchouwen. Gedwongen , om een gedeelte van Polen te nemen, ten einde niet onderdrukt of bekneld te worden door twee ontzachlijke mogendheden, Praisfen en Rusland; door eene verbindnis, welke hij niet kon verbreken, verpligt, om met de czaarin in eenen oorlog tegen de Turken te treden; genoodzaakt, den paus te weêrftaan, ten einde zig tegen overbergfche gevoelens te verzetten; genoodzaakt, om misbruiken te verbeteren, waarvan Maria Theresia de gevolgen kende, doch welken haare goe3heid haar deed dulden, fcheen hij zo heftig als eerzugtig, toen hij alleen door de gebeurdnisfen beheerscht werd. Zij,  VAN JOSEÏH J Zij, die de gefchiedenis lezen, zowel als die dezelve fchrijven , moeten de volksgerugten vergeten, dikwerf onredelijk, en fchier altijd onzeker; zij moeten den fluijer der driften en vooroordeelen afrukken, ten einde de waarheid alleen in de waarheid zelve te zien; zij moeten, eindelijk, alleen uit de gebeurde zaaken, nooit op gerugten oordeelen. Men weet, dat de huizen van Lotharingen en Oostenrijk , welken zekere geflagtreekenaars ons als eene en dezelfde familie voorftellen, tot de hoogfte oudheid opklimmen; maar de deugd alleen de waare helden vormende, blijf ik op de vermaardheid der naamen niet ftaan; het zal genoeg zijn, te zeggen, dat men zestien keizers telt , afkomftig uit het huis van Oostenrijk, hetwelk koningen van Spanje, koninginnen van Frankrijk opgeleverd heeft, en, in Maria Theresia eindigende, zig niet beter • kon herflellen en oprigten, dan door zig te vereenigen met Frans I., hertog van Lotba.' ringen. Karel de vijfde , (*) deze, tot zelfs in zij- (*) Zijn leven, doof Robertson befchreven , verdient, gelezen te worden, en vooral de inleiding, welke voor A a eeo  4 HetLeven zijne gébreken , groote keizer , antwoordde den geen , die hem zijn geflagtregister aanbood, alleen door hem van den prijs der deugd te fpreken. Hij had eene te verhevene ziel, om dezelve in het ftof te wentelen, uit hetwelk alle menfehen op gelijke wijze hunnen oor- fprong een meerftuk gehouden word. Deze monarch had tot eenen zetregel, dat de flaaten zig van zeiven beftieren, en dat de nieuwigheidsdrijvers er de- rufiverftorers van zijn ; dat is te zeggen , dat hij geenzins het gedrag van Joseph den II. zou goedgekeurd hebben-, hetwelk doet zien, dat de menfehen in denkwijze verfchillen. Karel de V. moet, onaangezien zijne vreemdigheden, die hem de kroon van Spanje en die van het keizerrijk deden neerleggen, en zijnelijkftaatfie bij zijn leven houden, in den rang der doorlugtigfle en vermaardfte fouvereinen geplaatft worden. Hij was, nevens den keizer Rudolph den eerflen van dien naam, een der geenen, die het huis van Oostenrijk het meert tot eere heeft geftrekt. Hij was verfcheiden taaien magtig, en zeide te dier gelegenheid: Ik /preek Italiaan/eb tegen den Paus, Spaanfch tegen de Koningin Joanna mijne moeder, Engelfcb tegen de Koningin Katharina mijne tante, Hoogduitfch tegen mijne vrienden, Franscb met mij zeiven. Hij antwoordde aan Titiaan, vermaard fchilder der fchoole van Venetië, die zig beroemde, zijn afbeeidzel tot drie maaien gemaakt te hebben: „ dat is » te zeggen, dat gij mij driemaal de onflerpjkbeid gege~_ „ ven beit."  van Joseph II. 5 fprong genomen hebben, en om in deze foort van nietigheid ijdcle titels van trotsheid te zoeken. Een ieder kent de tegenwoordige bezittingen van het huis van Oostenrijk , welken voornaarolijk beftaan in de koningrijken van Bohème en Hongaryë, en waarvan het eene tot aan dè grenzen van den fultan, èn het andere tot aan de flaaten van den paus palende, eenen erfgrond uitmaken , welks bevolking ongemeen talrijk is, en welks inkomften meer dan twee honderd milioenen mogen belopen. Men vind er groote en fchoöne Heden , JVeenen inzonderheid, (*) hetwelk, het aangenaame met het -nuttige parende, den vreemdling belangrijke gezelfchappen en voorwerpen zijner weetgierigheid waardig, aanbied. Men ziet er ftigtingen, welken zo veele kentekens zijn van de verblijfplaats der keizeren » uit (•) Deze Stad, de verblijfplaats der keizers uit het huis van Oostenryk, ligt aan den Donau, is zeer oud, en ontleent haaren naam van de kleine rivier de Vien. Zij was reeds ten tijde van den keizer Markus Aureuus vermaard. Zij is eene der fteden van Europa, alwaar de adel meer aanzien, de fexe meer gevoeglykheid , de ftedelijke regering meer ijver bezit. A 3  <6 Het Leven x uit het huis van Oostenrijk, en eenen nieuwen luister hebben bekomen onder de regering van Joseph den II., fchoon dezelve flegts negen jaaren en twee maanden geduurd heeft. Hij werd in deze fcad , op den i3 beroofden mar ia theresia van de geenè, die haar een troost Was, en maakten de vrees, welke zij had, van haar te verliezen, wezen* lijk. Zij had er fteeds een voorgevoel van ge« had; want zij zeide mij zelve; „ Ik bemin „ haar te zeef om er niét van beroofd te wor„ den , en het zal weder eene opoffering zijn ^ „ die de hemel van mij zal vorderen." De oefening alleen in Haat zijnde, eene def* gelijke droefheid nedertezetten, lei de aarts-* hertog zig meer dan ooit toe op al het geeti hem in het krijgsbeleid kon onderwijzen, ert de middelen kon aan de hand geven, om zig bij zijne vijanden ontzachlijk te maken. B Hij  18 HetLeven Hij was niet onkundig, dat het huis van Oostenrijk, het welk men altijd befchuldigde, van zig te willen vergrooten (*), geen gebrek aan vijanden had, en dat men op zijne hoede moest wezen. Hij werd egter tot roomsch koning verkozen, een titel, die geen ander voordeel aanbrengt, dan vooraf nodig te zijn, om keizer te worden. Hij begaf zig, met het ganfche hef, van Weenen naar Frankfort (t), en zijne kroning gefchiedde te midden van de levendigüe vreugdebetuigingen. De roem was hem voorgegaan, en de ganfche flad was volkomen onderrigt van zijne zeldzaame deugden; het (*) Ik zie niet, dat het huis van Frankrijk in dit ftuk gematigder is geweest. L ode wijk XIV. alleen was heerschzugtiger, dan al de keizers van Duitschland. Men ging zelfs zo verre, dat men hem eeue heerfchappij ver» weet, die op eene algemeene monarchie doelde. Al war des tijds in hot kabinet van Verfailles verrigt werd. fcheen indedaad zig daar heen te (trekken. (t) Het is een gebruik, dat de roomsch koning aldaar verkozen en gekroond word in de kerk van Onze lieve Vrouwe, waar men twee duistere nauwe kapellen heeft, die tot deze dubbele plegtigheid dienen.'  VAN J O S EtP H II. het welk bleek in eenen pragtigen eereboog, daar de nieuwe monarch, omringd door de godvrugt, de voorzigcigheid, de geregtigheid, en de dapperheid, de kroon uit handen der natie en de liefde zijner onderdanen ontvong. Bij zijne terugkomst bezogt hij Hongaryë, bezigiigende met eene, bijzondere oplettendheid de mijnen des lands, en eene proef neT mende van de groote reizen,; welken hij moest ondernemen, zo om een juist denkbeeld te bekomen van zijne eeuw, als om de fterkte der fouvereinen en de genie der natiën te kennen. De tegenwoordigheid der zuster van den keurvorst van Beijeren, welke hij gelegenheid had te Straubiage te zien, als zij haare tante, de prinfes charlotta van Lotharingen, te gemoet ging, verbond zijn hart. Hij .vraagde hair, met toeflemming zijner ddorlugtige ouders, ten huwelijk, en de pïegtigheid daar van werd, den 24 Junij 17Ó5, te, Sch'ónbrun verrigt; doch hij had voor deze nieuwe ge* maalin alleen die, agting en oplettendheid, welke de welvoeglijkheid vórdert, de infante van Parma was nooit uit zijnen geest. B ft Toeri  26 Het Leven Toen het ganfche hof zig, bij gelegenheid van het huwlijk des aartshertogs leopold met eene infante van Spanje, naar Infprttckbegaf, nam hij dit oogenblik waar om Tirol door te lopen, en de grenzen van Fercna tebezigtigen, het zig tot eene wet makende, niets te verzuimen het welk tot zijn onderrigt kon dienen. „ Ik heb meer voorregt dan een an- der", zeide hij eens tegen den. graave kinigl, „doordien ik gehikkiglijk fpraakzaam ,, zijnde, ik door mijne wijze van verkeering „ alles kom te weten." De infante van Spanje, aanftaande gemaalin van den aartshertog leopold, groothertog van Toscane, te Infpruck aangekomen zijnde, werd het huwlijk door den prins bisfchop klement van Saxe, zoon van augustus den III., koning van Polen, ingezegend. Maar het hof zig gereed makende, om naar Weenen te keeren, verfpreidde de dood des keizersFRANs den I. van dien naam, de grootfte verflagenheid. De monarch werd den 19 augustus 3769, des avonds te negen uuren, door den rampzaligen flag getroffen , welke hem wegrukte, zonder hem den tijd te geven, een enkel  van Joseph II. sr kei woord uittebrengen, volbrengende letterlijk het geen vespasiaan had gezegd, dat een keizer ftaande moet flerven. Hij had het voorregt, den edelmoedigften en meest beminden vorst van Europa, leopold, tot vader te hebben, wiens dood Lotharingen nog betreurt, en wien de deugd, als het voorbeeld der fouvereinen, in haare jaarboeken heeft geplaatst (*). Hij verliet Luneville, zijn geboorteland, om zig naar Weenen in Oostenrijk te begeven, en, groothertog van Toscane geworden zijnde, trouwde hij mar ia theresia van Oostenrijk, oudfle dogter van den keizer karel den VI (t)« Zijne ftand- vasti- (*) Het is zonder twijfel iets wonders, dat deze algemeen beminde vorst geen gefchiedfchrijver heeft gehad, die zijnen naam waardig is. Hij verpligtte met eene grootheid, welke zelfs bij de edelmoedigfte zielen onbekend is. Hij was met de zuster van den regént in huwlijk getreden, zo dat maria antoinetta,tegenwoordige koningin van Frankrijk, kleindogter van eene Bourbon is. (t) Frankrijk het huis van Oostenrijk toen willende vernederen, bezorgde hem deze waardigheid, welke hij B 3 niet  22 "Het Leven vastige deugden maakten hem deze gelukkigs verbindnis waardig, welke hem het keizerdom beloofde, en hij hieid door de hoedanighe* den van den tederften vader en den besten gemaal den luister daar van flaande. Men weet, dat hij met roem zijne eerfle wapenen in Hongaryë' voerde, en in de kennis der na-? tuurlijke gefchiednis , en in de wijze van fpaarzaamlijk de geldmiddelen te bellieren, uitmuntte. Joseph, koning der Romeinen, was over zijnen dood getroffen, als of hij hem niet had moeten opvolgen; cn uit eene gevoeligheid, welke, niet gemeen is aan menfehen, die naijverig zijn om zig te doen uitblinken, deed hij ds eerzugt zwijgen, ten einde zijner fmerte eenen billijken loop te geven. De britf, welken hij over dit ongelukkig voorval aan zijne doorlugtige zusters, die te Schonbrun gebleven waren, fchreef, is te beweeg- niet wist te handhaven. Hij flierf na verloop van eenigen tijd, en bij zijnen dood erkende men eerst, aan de uiterlijke tekenen van zijnen rang-, dat hij het opperhoofd des rijks was. Men zng hem op eene pragtige ftellaadje met de keizerlijke kroon en kloot ten toon gefield.  van Joseph' II. 23 weegltjk, om denzelven riet aantehalen. „ Vergeeft mij, mijne zeer geliefde zusters, ,, dat ik, in de overmaat van droefheid, wel„ ke mij overftelpt, en in het midden der bé„ zigheden, waarmede ik mij beladen vind, „ mij aan u allen te gelijk wende; de ramp,, fpoedigfte flag , die ons kon bedreigen, „ heeft ons op dit oogenblik getroffen. Wij „ verliezen den tederften vader, den besten „ vriend. Onderwerpt u aan de voorzienig„ heid; laten wij voor de rust zijner ziele bid„ den, en de liefde "voor onze doorlugtige „ moeder verdubbelen: haare behoeding maakt „ in dit vreeslijk tijdsgewrigt mijne voornaam„ fte zorg uit. Indien al de vriendfchap van „ eenen broeder, die u dezelve niet meer kan „ aanbieden, wijl gij dezelve reeds zedert lan„ ge bezit, u van nut kan zijn, gebiedt. Ik „ omhels u allen, en verzoek alleenlijk mêe„ dogen met den ongelukkigflen van alle zoo„ nen. josêpii." Maria theresia, den rouw voor haare overige levensdagen aannemende, gelijk zulks het gebruik bij de weduwen der keizers is, deed niets anders, dan de droefheid uitboezemen, waarmede haare ziel doordrongen B 4 was.  H Hst Li even was. JVpoit had men eene volmaakter vereg* niging gezien, dan die der twee gemaalen. Zij kon zig alleeen troosten door haare oogen pp haaren zoon te werpen, en hem deelgenoot van haaren arbeid te maken, doch zonder iets van haar gezag af te liaan. Zij verloor nooit uit het oog, dat haare flaaten haar in eigendom behoorden, en dat haare magt niet moest verdeeld worden. De roomfche koning, volgens het. regt (*_), keizer geworden, (*) De keurvorften geven dezen titel atn hem, die keizer moet worden, volgens de vastgeftelde regelen door de gouden bul. Peze bul is eene akte van erfopvolging van den keizer KARel. den VI., opgefteld in de vergadering der flaaten, gehouden te Neurenberg in 1356, Zij word dus genoemd, pm dat er een gouden zegel aan is: zij bevat dertig hoofdftukkeu rakende de wijze en kroning der verkiezing, ea maakt 24 bladzijden in 410. Zij word te Frankfort aan de Main bewaard, met zulk eenen eerbied, dat de keurvorst van Mentz, in 1642, a^le moeite had, om te verkrijgen, dat men de zijden koorden, waaraan het zegel gebegt is, en die bijna verlieten waren, vernieuwde; hij bragt bet zo verre, dat zulks in tegenwoordigheid van een groot getal getuigen verrigt werd, De eerfte magiitraatsperfoon der ftad heeft er deg 8 Eene verlichting die met eene ontelbaare menigte van lampions begint, welken in het eerst flegts een zwak fchijnzel geven , doch met een flerk vuur eindigt-, het welk het ganfche gebouw bedekt, en de heerlijkfle doorfchijningen vertoont. De keizer den kardinaal ganganelli in het konklave in het zwart gekleed ziende, volgens de dragt der Franciskaner monniken, en niet vermoedende , dat hij eene eminentie was, vraagde hem, wie hij was; Waarop de kardinaal (*) Dit gebouw fchijnt dan geheel in vuur, en door middel van fpijkolie' en de juistfte gemeenfchap gefchied 'deze fchittereude werking binnen den tijd van vijftien mimten. C 4 

 Ï34 Het Leven Slavonië en Croatig tot eenen zeer laagen prijs zijn; en toen hij vernam, dat de duurte van het zout een-groot geta! zijner onderdaanen, onder de geenen, die de griekfche kerkgebruiken en ftiptlijk drie vastentijden houden, verpligtte, niets anders, dan vrugten en moeskruiden te eeten, zonder andere toebereiding, dan lijnolie, hetwelk veel ziekten veroorzaakte, gaf hij een edikt, welk den prijs van het zout de helft verminderde: zie daar, hoe geftreng en ongodsdienftig joseph was. De keizerin van Rusland, fteeds zwanser met uitgebreide ontwerpen, welken zij ten aanzien van het Ottoroanisch rijk gemaakt . had, drong onverzetlijk aan om confuls aanteftellen , niet te Soltrie, gelijk de vorige turkfche minister zulks bewilligde, maar te Bucharest, hoofdftad van Wallachyë, zo als zij altijd begeerd had. Haare hoop was gegrond, door dat de nieuwe minister der buitenlandfche zaaken van zijne hoogheid in hoedanigheid van beylikifchi voorzat. Op deze wijze beproefde katharina , ongevoeliglijk haare heerfchappij uïttebreiden over landen, die haar wel fchenen te voegen. Zij flaagde in haare onderneming. Bul ga- k.ow,  van Joseph II. 135 kow, haar buitengewoone gezant, bragt de zaak van het algemeen rusfisch Confulfchap voor Moldavië, Wallachyë en Besfarabië tot haar genoegen ten einde: een wezenlijk voordeel voor eene fouvereine, die, onaangezien de onmeetlijkheid van haar rijk, veelgrooter, dan het overige van Europe, haare bezittingen nog wilde uitbreiden. Men had reeds voor lang bij den keizer aangehouden, om de burgerlijke verdraagzaamheid bij een edikt, zo wel aan de jooden, als aan de proteftanten intewilligen, toen deze verklaring aan het licht kwam, tot genoegen van verlichte lieden , en overeenkomftig het geen de apostelen deden, die in den tempel gingen bidden, wanneer de fynagoge verlaten was, dat is te zeggen, in het midden der jooden , die de grootfte vijanden van het Christendom waren. De voordeden van het edikt openbaarden zig op de meest voldoende wijze in Oostenrijksch Silefië. Meest al de landlieden van de gebergten , die proteftantsch zijn, en, tot verrigting van hunnen godsdienst, genoodzaakt waren , meer dan zes mijlen te reizen , tot pruisfich Silefië , kregen nu de vergunning , I 4 om  13^ Het Leven om in hunne nabuurfchap een bedehuis en eene fchool te bouwen. Men bedagt niet, dat door hen te dwingen, van zig tot hunne godsdienstoefening niet te vergaderen, men eindelijk deïsten van hun zou gemaakt hebben, dat is, eene fekte oneindig veel meer van de roomfche kerk verwijderd, dan de proteftanten. Betreffende het edikt tot vernietiging van veele vrouwen kloosters, hetzelve kon verzagt worden. Men klaagde, dat men ten muitte tegen den vorm had gezondigd; maar joseph zag in deze vernietiging alleenlijk de noodzaakheid om zulken , die voor het algemeen van geen nut waren, uit het klooster te doen gaan: ook behield hij dezulken in fland, die de jeugd onderwezen en kostgangfters hielden, om aan dezelven eene opvoeding te geven. Om dezelfde reden deed hij grauwzusters uit Frankryk komen. Deze edelmoedige dogters, ingefleld door St. Vincent van Paulüs, wijden zig eeniglijk toe aan het oppasfen van zieken. , Voor het overige waren de kloosters in verfcheiden Heden derwijze vermeerderd, dat men ze bij dozijnen telde, en dat men er flegts het  van Joseph II. 137 het agtfle gedeelte van vernietigd heeft. Maar onder de geenen, die blijven, zijn zommigen tot nuttige werken ingerigt, zo als naijen, breijen, fpinnen; anderen tot het houden van fchoolen, waarin men der jeugd, om niet, eene opvoeding geeft. Het was zeker eene daad van ftrengheid, de geestlijke dogters niet in het klooster te houden, die er haar leven in wilden eindigen (*}; maar de keizer had plaats nodig tot openbaare gefligten; en voor het overige deelde hij in het lot van alle koningen, die niet onfeilbaar zijn. Zijne nieuwe aanwinningen zo wel, als zijne oude bezittingen, ondervonden het vermaak, welk hij had in het fligten en verbeteren. In het regtsgebied van Leopold, eene ftad van Oostenryksch Polen was eene bevrijding van belasting en vroondienften voor den tijd van tien (*) Men moet egter toeflemmen, dat de geestlijke dogters, die de wijk in Frankryk namen, er met haaren vollen wil kwamen, dat het nooit zaake is geweest, haar uit die e'rflanden te verdrijven, en dat, indien zij geen jaargelden hebben gehad, zulks is, om dat de keizer de penfioenen inhield van al de zulken, die buiten zijne flaaten wilden leven. Deze wet heeft niets onregtvaerdigs, I 5  I38 Het Leven tien jaaren voor allen, die er zig zouden komen nêerzetten om landen te bebouwen, welken zedert langen tijd verwaarloosd waren; verders zou elfen landbouwer een ftuk gronds van agthonderd roeden in het vierkant, nevens vrijheid gegeven worden, om in de keizerlijke bosfchen het nodige timmerhout te kappen, en daarenboven honderd Poolfche guldens (*) tot het aankopen van werktuigen en gereedfchappen. Men fchreef uit Bobemen, dat de vernietiging der dienstbaarheiderde levendigflevreugde veroorzaakte; dat men er zedert 129 jaaren het einde te gemoet zag van eene zo vreeslijke als fchandlijke dienstbaarheid, en dat de keizer nu aan alle landen de vrijheid had gefchonken. Men voegde er bij, dat al de inwoners zig in de kerken hadden verzameld, dat zij door gebeden hunne verlosfing hadden gevierd, en dat eindelijk joseph, om niets te verzuimen, het welk het welzijn zijner onderdaanen kon bevorderen, een edikt had gegeven tot aanmoediging van het openen van mij- (*) Een Poolfche gulden doet zes Huivers hollandscb.  vak Joseph II. 139 mijnen, die in groote menigte in zijne flaaten gevonden worden. De pauzen altijd zorgvuldig geweest zijnde in het handhaven van den godsdienst, in deszelfs volkomenheid, zonder de vorderingen van het roomfche hof te vergeten, welken de onkundigen niet weten te onderfcheiden van de regten van den heiligen floel, kon pius de VI. niet nalaten, vertoogen aan den keizer te doen, wegens de nieuwigheden, die de kerklijke tugt fchenen te verbreken : de verdraagzaamheid met opzigt tot de jooden en proteftanten; de vernietiging van verfcheiden kloosters; het verbod, van in de openbaare fchoolen van de twee onderfcheiden bullen te fpreken, van welken hier voor gewag gemaakt is; het beletten, van zig aan Rome te wenden tot het verkrijgen van ontflag, in den derden en vierden graad; allen bezwaaren, die den heiligen vader zeer troffen. Hij fchreef daar over aan joseph in de bitterheid zijner ziele, en er werd over dit onderwerp eene briefwisfeling tusfchen deze beide fouvereinen begonnen. De keizer bleef niet in gebreken, zijne regten te doen gelden, als zijnde de bisfchop van bet  140 Het Leven bei uitwendige, in zijne hoedanigheid van koning, volgens de uitdrukking der kerkvergaderingen , en als kunnende dienvolgens veranderen het geen flegts de tugt betreft. Voor het overige wierp hij den paus zijn eigen gedrag tegen ten aanzien der jooden, die, te Rome, openlijk, hunnen godsdienst oefenen , en bragt hem de vorige eeuwen der kerk bij, waarin men den heiligen ftoel altijd als het middenpunt van eenigheid befchouwde, doch waarin de bisfchoppen ontflag verleenden, gelijk zulks in zommige bisdommen nog in agt genomen word, alwaar de prelaaten de huwlijken toeftaan, zelfs in den graad van vollen neef, zo als in het bisdom van Senlis en dat van Vannes. De paus vrugtloos aangedrongen hebbende op de behouding zijner voorregten, dagt, dat een mondgefprek met den keizer de zaaken tot zijn genoegen zoude doen aflopen. Schoon de keizer hem het tegendeel fchreef, hem egter meldende, dat hij hem met al de tekenen van eer en hoogagting, welken men aan het hoofd der kerk verfchuldigd is, zou ontvangen, gaf zijne heiligheid, tegen het gebruik der pauzen, die zedert onheuglijke tijden niet bui-  vaN Joseph II. 141 buiten hunne flaaten waren geweest, aan de vergadering der kardinaalen kennis van zijn voornemen. De kardinaalen befchouwden deze reis als volftrekt loflijk in den apoflolifchen zin, maar als eenen onftaatkundigen flap. Om het even. De heilige vader had den hemel geraadpleegd, en men moest zulk eene ingeving niet tegengaan ; voor het overige, hij had den keizer er van verwittigd, en hij werd gewagt. Pius de VI. vertrok dus, na de mis voor het groot altaar van St. Pieter gehoord te hebben, den 27 van fprokkelmaand 1782, een dag, welke in de Jaarboeken van het Vatikaan is aangetekend, om in vervolg van tijd tot een tijdmerk te dienen. De graaf van het Noorden, die zig toen te Rome bevond, en het vertrek van zijne heiligheid wilde bijwonen, bood hem eenen kostbaaren pels aan, van welken de paus zig met veel nut tegen deflrengheid van het jaargetij bediende. Men zag den groot-hertog van Rusland, ondanks de fcheuring, die hem van Rome fcheid, den paus met veel toegenegenheid de hand geven, toen hij in de koets trad. De prelaat marucci, onderregent van Rome, \ en  142 Het Lbven en de prelaat contarini, aartsbisfchop vari Athenen, verzelden hem op de reis. De heilige vader vernietigde, voor zijn vertrek , volgens het gebruik, de bulle, welke zegt, abi papa ibi Roma, Rome is, daar de paus is, ten einde, indien hij op reis kwam te fterven, het konklave in de hoofdftad der Christen waereld zou kunnen gehouden worden. Men haaide uit den Engelenburg eene kostlijke muts met eene driedubbele kroon, twee kostbaare mijters, en al den nodigen toeftel, om den dienst overeenkomstig de pauslijke waardigheid te verrigten. Het zou moeiiijk zijn, uittedrukken, met welk eenen ijver men de menfehen, den eenen uit godsdienftigheid, den anderen uit nieuwsgierigheid , dertig tot veertig uuren verre zag komen, om de gelegenheid waar te nemen, van den heiligen vader te zien. De wegen waren opgepropt met eene ontelbaare menigte, en fouvereinen zelfs voegden zig onder het gevolg van lieden; zo dat men toen zag, dat de paus, zulke eer ontvangende, zijne1 waardigheid beter genoot, dan veelen van zijne voorzaaten, die, fehoon veel grooter naar den uiterlijken fchijn, dikwijls genoodzaakt waren als  van Joseph II. 143 als vlugtelingen zig uit het oog te maken. Al de fteden , inzonderheid Venetië, deden haare vreugde blijken, zo door verlichtingen als anderzins; en in alle plaatzen, waar zijne heiligheid vertoefde, het zij om eenig gedenkteken te befchouwen, of om eenige rust te nemen, zag men des anderen daags reeds een marmer geplaatst , waarop de doortogt van den heiligen vader met gouden letters werd vereeuwigd. De keizer, uit hoofde eener zinking op de oogen, zelf niet tot op de grenzen zijner ftaaten kunnende gaan, zond een' vertrouwd'edelman, om dienaangaande verfchoning te ma'ken. Hij verklaarde plegtiglijk aan den nuntius (den prelaat Garempi) , dat de paus te Weetien geen ander vertrek zou hebben , dan dat , welk de keizerin bewoonde. Men zeide, destijds, dat het alleen was, om op den paus het oog te houden , daar nogthans de paus eene volkomen vrijheid genoot, en het bekend is, dat zodanig een rol nooit die van Joseph den II. geweest is. De 22 maart was de gedenkwaardige dag, op welken deze monarch, den heiligen vader eeni-  144 Het Leven eenige mijlen van Weenen te gemoet gegaan zijnde, weder in deze hoofdftad kwam. Zij zaten beiden in hetzelfde rijtuig, en al de klokken, als zijnde de ar'tillerij van den paus, kondigden, nevens het kanon, deze pragtige aankomst aan. Men zag toen de vervulling van de voorzegging, te onregtaan St. Malachias, aartsbis. fchop van Irland, toegefchreven, doch reeds voor drie honderd jaaren gedaan, welke den paus Pius den VI. aanduid onder den naam van apostolifchen bedevaarter. Raadsheeren, kamerheeren en alle lieden van aanzien aan het hof waren, op bevel van zijne majefteit, op het oogenblik, dat de paus in het paleis trad , bij elkander vergaderd. De volgende dag werd met bezoeken en pligtplegingen doorgebragt; en men vergroot de zaak niet, wanneer men zegt, dat de toevloed van vreemdlingen, welken te Weenen , kwamen, om den heiligen vader te zien, meer dan honderd duizend zielen bedroeg. De levensmiddelen begonnen zeer te ontbreken, en het wonderwerk van de vermenigvuldiging der brooden zou hier te ftade gekomen hebben; maar, volgens de aanmerking van een' voornaam'  van Joseph II. 145 naam' godgeleerden , zedert dat de paus en de bisfchoppen rijk werden, doen zij geen mirakelen meer. Er werden lange gefprekken gehouden tusfchen Pius VI. en Joseph II.; en derzelver gevolg was, dat de keizer bij zijn gevoelen bleef volharden, zo als hij gefchreven had, en dat de paus eindigde met toeteftemmen, dat de monarch niets ftrijdigs met het geloof deed, door kloosters te vernietigen, van de burgerlijke verdraagzaamheid ten aanzien der pro;eflanten gebruik te maken, en te willen, dat men zig nergens anders, dan bij de bisfchoppen zou vervoegen, om ontflag te bekomen. De keizer maakte het zig tot eenen pligt, het nagtmaal uit handen van den paus te ontvangen , en te belasten , dat de plegtigheid met de grootfte flaatfie zou gefchieden op den dag, dat de paus den dienst zou verrigcen. Pius VI. deed de mis op den eerflen paaschdag, met al de pauslijkè flaatfie, en gaf met de pauslijkè kroon op het hoofd, en hebbende de kardinaalen Migazzi en Bathiani , den eenen aartsbisfchop van Weenen, en den anderen primaat van Hongaryë, bij zig, van eene verheven plaats, eenen plegtigen zegen, zijnde K de-  i4ó Het Leven deze ftaatlijkheid van honderd en vijftig kanonfchooten verzeld. Zijn eerbied voor de gedagtenis der keizerin deed hem naar de kapucijnen gaan, bewaarders van haare waardige asch en van die van zo veele keizers, die. aan de geheele waereld wetten gaven , en van welken geen andere fpooren meer zijn, dan opfchriften op koper en metaal. Hij deed zijn gebed aan den voet der graftombe van Maria Theresia, een gedenkteken, welk men bij haar leven heeft opgerigt , en bij hetwelk zij alle weeken haare kinderen geleidde, ten einde hen van de nietigheid der grootheden te-overtuigen. Het volk den heiligen vader uit den grafkelder ziende komen, zeide, dat hij der k=izerinne vergifnis kwam vragen, om dat hij, ondanks de vertoogen van den kardinaal Hertzan,ter haarer eere geen dienst had willen verrigten, wijl het geen gebruik was. Hij vertrok, latende eene aangenaame gedagtnis zijner deugden na , na dat hij eene hartroerende redevoering had uitgefproken, waarin hij, voor de altaaren , betuigt, dat hij in den keizer de opregtfte onderworpenheid aan al het geen de kerk leert, en eene volkomen  van Joseph JI. 147 men verknogtheid aan den heiligen floel ge« vonden heeft; en het geen vreemd is, is, dat men, ondanks dit getuigenis, menfehen vind, die, uit vooroordeel, den keizer omtrent zijn geloof durven aantasten, en dus liever willen geloven, dat de heilige vader een meinediger is, dan hun vooroordeel afleggen. Na een verblijf van een maand, en na een kostlijk tuighuis,en eene boekerij, welke meer dan drie honderd duizend boekdeeien bevat, bezigtigd te hebben, namen de paus en de keizer van elkander affcheid in het klooster der augustijnen van Mariabon. Zij omhelsden elkander met veel genegenheid. -„ Gij zult, " zeide de monarch tegen den kloostervoogd, „ deze gedenkwaardige gebeurdnis in de archi„ ven van uw huis bewaren." joseph de II. nam den weg naar Weenen, en Pius de VI. dien van Rome. Hij kwam doör Augsburg , alwaar de protes* tanten hem veel eerbied betoonden en in hunne boekerij verzelden. Hij gaf hun de fterkfte blijken van zijpe toegenegenheid, en zij fpreken nog met het grootfte vermaak van deze bejegening. Ki 'Het  148 Het Leven Het is bekend, dat de paus, uit eene welgeplaatste nauwgezetheid , het diploma van prins, welk de keizer aan zijnen neef wilde geven , weigerde, vrezende , zeide hij, dat men mij zou verdenken, de belangen mijner familie met die van mijne hoedanigheid van paus vermengd te hebben, welke alleen mij deze reis heeft doen ondernemen. Men verfpreidde, dat de heilige vader niets verkregen had , fehoon het nogthans zeker is, dat verfcheiden kloosters hem hunne behoudenis verfchuldigd zijn, en dat deze bijeenkomst de banden tusfehen Pius den VI. en Joseph den II. nauwer zal toehalen , gelijk blijkt uit eene briefwisfeling welke tot aan den dood des keizers geduurd heeft (*). De (*) Het is zeker, dat Pius de VI. en Joseph de II. elkander haftlijk beminden, en dat zij zedert hunne bijeenkomst altijd briefwisfeliug hebben gehouden. Deze paus is in de voorzegging, welke voor drie eeuwen gedaan is, gekenmerkt onder den titel van apostolifchen bedevaarter ; de geen, die hem moet «opvolgen, is gekenfchetst door miles in bello, foldaat in den oorlog, en ik vrees, dat deze voorzegging maar al te wel hare bevestiging zal bekomen.  van Joseph II. 149 De vermaarde abt Metastasio, zedert vijfendertig jaaren aan het huis van Oostenryk verknogt, in hoedanigheid van hofdichter, en die de lierzangen tot de hoogfte volmaaktheid bragt, ftierf toen de paus te Weenen kwam; nooit heeft hij eene andere gunst van Romez\]n. vaderland ontvangen, dan eene aflaat, welke de heilige vader hem zond. Italië moest hem, ongetwijfeld, door eenige wedde of door eenige bediening aan zig verbonden hebben; maar dit bekoorlijk gewest, thans in verfcheiden kleine prinsdommen verdeeld, heeft het vermogen niet meer, om groote beloningen te geven. -Men klaagde ,reeds zedert eenen geruimen tijd over de onregelige wervingen, toen zijne keizerlijke majefteit bij een bevel , door de kanfelaarij uitgegeven, te kennen gaf, hoe zeer dezelve zulks af keurde, begerende, dat men ten ftrengften onderzoek zou doen naar de geenen, die zig van deze onwettige middelen bedienden, om de openbaare rust te (toren. De kolonels der regimenten van Preys en Toskane werden in arrest gezet, uithoofde, dat zij in dezen de regten van het menschdom hadden gefchonden. „ Ik weet flegts twee K 3 mid-  150 Het Leven ,, middelen om het krijgsvolk te regeren , " zeide de keizer, „ de vriendlijkheid en de „ ftandvastigheid." Vernemende, dat eenige protestanten zommige roomschgezinden hadden befchimpt, gaf hij een bevel uit, volgens het welk zij flrenglijk zouden geftraft worden, niet uit hoofde van hunnen godsdienst , maar als fchenders van het geweten en verfioorders der openbaare rust. Bij deze gelegenheid was het, dat hij verbood, op den predikftoel op eenige fekte hoegenaamd te fchirnpen (*), als zijnde eene daad volftrekt ftrijdig met het gedrag der apostelen , die zelfs in de lijdensgefchiedenis zig geen fmaadwoorden tegen de jooden veroorloofden. Scheldwoorden zijn veel meer gefchikt, om onregtzinnigen te verwijderen, dan te trekken. Men loste voor zeventien milioenen obliga- tien' (*) De overleden koning van Sardinië vader la Bretonie, vermaard dominikaaner, die de deïsten met kragt beftreed, hebbende horen prediken, beval hem, die zaaken in zijne leerredenen onaangeroerd te laten , „ gemerkt, zeide hij, „ zij u niet zullen komen horen, en zulks „ alleenlijk twijfelingen bij waargelovigen kan verwekn ken "  van Joseph II. 151 tien van bankbriefjes af, en dit was de vrugt van eene verftandige bezuiniging des keizers. Men fchafte den roertol af, welken de vaartuigen op Ostende en Nieupoort betalen , ten einde de zeevaart aantemoedigen,en deze ftad had eene openlijke bank opgerigt om groote voordeden aan den koophandel te bezorgen. De heilige vader kwam weder binnen Rome onder de toejuichingen van een volk, dat'hem beminde, hebbende zo te Weenen als op zijne reis agthonderd gouden gedenkpenningen uitgedeeld, welken hij voor zijn vertrek had doen flaan. Hij herhaalde menigmaal, dat hij bekoord was over de zedigheid, welke te Weenen heerschte, over het verftand der inwoners en over hunne edelmoedigheid. Joseph deed twee bruggen bouwen over den arm des Donaiïs, die de muuren dier hoofdftad befproeit; de eene bevorderde den overtogt der zwaarfte voertuigen, de andere leidde tot den aangenaamen wandelweg de prater genoemd, van waar men de natuur woest ziet, en het oog, door de fchilderagtige heuvelen verlustigd, tot de fteile gebergten doordringt. Bij gelegenheid van deze bekoorlijke plaats, alwaar de adel alleen vrijheid had,geK 4 du'  152 Het Leven durende de maand mei, te komen, zeide de keizer tegen eenige edellieden* welken klaag, den, aldaar burgerlieden te vinden, ,, indien „ men alleenlijk met zijns gelijken moest ver„ keren, zou ik genoodzaakt zijn de grafkel„ ders der kapucijnen te bewonen, in welken „ mijne voorouders rusten." De koophandel is van een te groot gewigt ïn de flaaten, om aan de aandagt van den fouverein te ontglippen. Hij deed dienvolgens in alle plaatzen, waar het mogelijk was, de ge« meenfchap openen, zo als die van Triest met Hongaryë; en eene maatfchappij gemagtigd hebbende, om gemeenfchap opterigten, zo met Cherfon als met Konfiantinopel, ten einde ruilingen met die landen te doen, onderzogt hij zelf de voordeden, die men er van kon trekken. Het gebrek aan koophandel komt maar al te dikwijls voord uit eene blinde gewoonte , of uit eene te verregaande befchroomdheid. Er zijn omflandigheden, in welken men niet flaagt, dan wanneer men weet te durven. Terwijl de meeste grooten tragren eenepragt te vertoonen, welken zij voor hunnen rang onontbeerlijk oordelen, onderfcheidde joseph zig  van Joseph II. 153 zig door eenvoudigheid. Meer dan eens zag men hem naar de parochiekerk gaan, zig midden onder het volk op eene bank plaatzen, en ondanks deze gemeenzaamheid niets van zijne waardigheid verliezen. Hij, die door zigzelven groot is, vind in zijne ziel al de grootheid weder, van welke hij zig fchijnt te ontdoen. De keizer maakte te veel werk van zijne troupen, om dezelven door te dikwijls herhaalde oefeningen aftematten, en bepaalde dezelven op tweemaal in de week. Doch het geen men het meest moet bewonderen, was de regtmatigheid van joseph in de vonnisfen, welken hij velde, en die men weinig elders vind. Een krijgsfecretaris, gunther genoemd, werd op de verfoeilijke befchuldiging van twee fnooden, in de gevangenis geworpen en als misdadig vervolgd. Zijne onfchuld word, ondanks de razernij zijner befchuldigers, rugtbaar, en hij word niet alleen op ftaande voet in vrijheid geffeld, maar de keizer zond hem zijnen degen terug, benoemde hem tot raad van Gratz, met eene jaarwedde van twee duizend vijf honderd gulden, en ontbood hem zelfs in den tuin, om hem openlijk in zijne eer te herftellen. Eene joodin, die in deze K 5 zaak  154 Het Leven zaak gemengd was, werd voor al haar leven gebannen, en de jood drie marktdagen ten toon gefield met een opfchrift, waar men las: Leugenaar en Lasteraar, vervolgens met dertig flokflagen geftraft. Op deze wijze word het regt geoefend bij fouvereinen, die naijverig zijn over den goeden naam va*n hunne onderdaanen, en al het nadeel kennen, welk de laster hun kan doen. Men verwagtte de afkondiging van het edikt tot bepaling der graaden van bloedverwantfchap, in welken men zig tot de bisfchoppen zou kunnen wenden, zonder zijnen toevlugt bij het hof van Rome te nemen; en deze wet werd dan ook tot genoegen van al de inwoners afgekondigd, die zig niet meer bij den paus vervoegen, dan in gevallen van volle neeffchap. .Alleenlijk de onkunde en dweperij vonden dit bevel onwettig. Men weet, dat de bisfchoppen, om deze vrijgevingen zeldzaamer te maken en de familiën uittebreiden, dit regt aan den paus lieten, fehoon zij het, door hunne inwijding, wezenlijk hebben. Jo'sefh, wien niets ontglipte, ondanks de zorgen, waarmede hij overladen was, begreep oak, dat een fouverein de groote mannen, wan-  van Joseph II. 155 wanneer hij het geluk had, van er te vinden, moest eeren overeenkomstig de diensten, die zij hem konden bewijzen. Volgens die verpligting voorziet men ligtlijk, dat de prins van kaunitz des keizers aandagt en oplettendheid tot zig trok, en dat het borstbeeld, welk hij deed vervaerdigen, het uitwerkzel was van eene billijke erkendnis. Men zag toen met het grootfte genoegen den graaf en de graavin van het Noorden weder verfchijnen, en men ontving hen met eene hartlrjke genegenheid , die in het oog der gezonde wijsbegeerte, de heerlijkfte van alle onthalingen is. Maar het geen de gevoeligheid opwekte, is, dat elke dag een tijdmerk werd van eene weldaad. Een algemeen geftigt voor ouderlooze en arme kinderen, was zijn aanwezen aan des keizers zorgen verfchuldigd. Het was als of zijne ziele geen rust had, voor dat zij gelegenheid had gevonden, om het volk verligting toetebrengen. Maar die gelegenheid was nauwlijks gevonden, of men zogt al weder eene andere; en zie daar, hoe joseph, door altijd te willen verbeteren, zelfs de geenen, wier geluk hij uitmaakte, vermoeide. Eene mevrouw, tegen welke men zeide, dat het eene ziekte was, ant-  156 Het Leven antwoordde, dat dezelve ten minfle niet aanstekende zou zijn, en de meeste vorsten zig er wel voor zouden weten te wagten. Het is waar, dat wanneer men het goede wil bewerken, men de natuur zou moeten nabootzen. Zij laat ons de vrugten verwagten, welken zij ons moet geven,- ten einde dezelven den tijd mogten hebben ter verkrijging van de nodige hoedanigheid, om dezelven nuttig te maken. Onaangezien den onvermoeiden arbeid van joseph om ontwerpen te maken, en die uittevoeren, was hij egter niet minder nauwkeurig in het vervullen van al de pligten aan zijne waardigheid verbonden. Nooit verzuimde hij noch den godsdienst, noch de plegtigheden, zo als de leenhuldingen, de viering van de inftelling van het gulden vlies, en de krijgsorden. Hij verfcheen er met alle betaamlijkheid, welke dergelijke ftaatlijkheden vorderen. De dagen, welken beltemd waren, om in het openbaar te eeten, werden nooit bezwalkt door een verdrietig gelaat, het welk den onderdaan mishaagt. Hij wist, dat bij de verfchijning in het openbaar het blij gelaat van zo veel belang is, dat een fouverein zig nooit moet vertonen, dan  Joseph II» 157 dan om de gemoederen tot zig te trekken. Grotius zegt, dat de eenvoudigheid, bij eenen monarch, altijd medegezellin der grootheid moet zijn, en joseph de II. nam dezen zetregel letterlijk in agt. Indien zijne vertrekken kostlijk waren, vertoonde zijne flaapkamer niets anders, dan eene eenvoudige woning, zonder eenigen anderen iieraad, dan het afbeeldzel van f r e d e r i k. Katharina altijd bezet met de zorg , om haare groote ontwerpen tot daadlijkheid te brengen, hield niet op, een vuur aanteblazen, welks uitberiting eenen algemeenen brand kon veroorzaken, en, hetgeen opmerklijk is, zulke onwêeren ontftaan eerder in het noorden, dan in het zuiden. Joseph oordeelde dienvolgens, zig in alle geval te moeten gereed maken, volgens den ouden zetregel, „ indien gij den vrede wilt hebben, „ bereid u ten oorlog"; men wierf troupen, en kogt mond- en krijgsbehoeften; voorzorgen, die des te wijslijker waren, daar de tijdingen uit Kohjlantinopel medebragten, dat de divan dikwerf vergaderde over zaaken, rakende de gefteldheid van het Ottomanisch rijk, en dat de  158 Het Leven de arbeid in het tuighuis met de grootfte kragt werd voordgezet. De ftad Warasdyn in Kroatië, eene aanzienlijke fom, welke de keizerin - koningin aan dezelve' gefchoten had, toen zij het ongeluk had gehad, van bijna geheel in de asch te zijn gelegd geweest, niet kunnende wedergeven, gaf de keizer haar agtentwintig jaaren uitftel. Hij gaf bevél tot het doen van verbeteringen in de ftad Weenen, welke omtrent twee honderd 'duizend zielen bevat, zijnde de voorlieden niet minder fterk bevolkt, dan wél gebouwd. Hier heeft men eene der fchoonfte drukkerijen van Europe (*), welke eene verbazend groote •ruimte beflaat, en alles bevat, wat tot eene papiermakerij, lettergieterij enz nodig is, met een woord, waar men alles heeft, om een boek te beginnen en te eindigen. Het was tijd, dat de paus van de benoeming tot zekere kerklijke ampten afzag. De keizer, misnoegd over de kwaade keuzen, waarvan de afftand der plaatzen alleen de oorzaak was, benoemde de voorwerpen, en verzekerde (*) Dezelve behoort aan den heer tratner , wiens uaam reeds lange in den boekhandel bekend is.  Joseph II. 159 de zig van hunne zeden en bekwaamheid,maar zij waren verpligt, de kibbelagtige verfchilflukken te laten varen, welken het janfenistenen molinistendom kanden doen herleven. Hoe zeer de dwepers hier tegen uitvoeren , men fmoorde het vuur, het welk in verfcheiden Heden, en vooral .te Srm« in Mofaviè', aangeblazen werd; en door eene gelijkvormige leerwijze hield men zig aan bewijzen, getrokken uit de heilige fchrift, de oudvaders en de overlevering, om de waarheid der leerflukken te Haven, en eenvoudige gevoelens niet met geloofsflukken te vermengen. Deze verbetering van misbruiken vernieuwde partijeni die elkander beflreden, zonder elkander te.kunnen verftaan; en al het gezag van den fouverein was nodig, om van.deze.twisten een einde te maken. Er werd vastgefleld, dat de monniksordens hunne leerlingen naar de openbaare fchoolen der univerfiteit zouden zenden, waardoor wel eene gelijkvormige "leer bevorderd werd, doch waaruit tevens de zwarigheid ontflond, dat de jonge geefllijken onder de waereldlijken verfpreid werden, welker verkering voor hun van kwaade gevolgen kon wezen. De  löo Het Leven De aartshertog leopold, groot-hertog van Toskane, maakte in denzelfden tijd de verfbandigfte wetten tegen de misbruiken, die zelfs tot in het heiligdom waren doorgedrongen. Men ziet, van eeuw tot eeuw, eenige fouvereinen, die zig boven het gemeene der vorften verheffen, en, door eene kragt van ziel, gelukkige omwentelingen bewerken, ondanks de listige aanflagen en het geroep van zulken, welken bij het vereeuwigen van wanordens belang hebben. Dus volgde peter de groote zijne eigen denkbeelden, toen hij de hervorming zijner geestlijkheid ondernam. Zo ging ook joseph II. met zijn eigen oordeel te rade omtrent de misbruiken, welken verbeterd behoorden te worden, en hij Haagde daarin. Hij verftomde dikwijls de geestlijken door tekften uit de fchriftuur zelve, welken hunne veroordeling werden, en deze zelfde fchriftuur, waarin gezegd word: allen die het zwaerd nemen, zullen door fcet zwaerd vergaan, tot een rigtfnoer nemende, herriep hij, de affchaffing der doodftraf tegen de moorde. naars; eene herroeping, die des te verftandiger was, wijl men joseph befchuldigde, dat hij  van Joseph pil. 161 hij nopic van zijn gaypsjien afzag,,en er ook niets zo nadelig voor de fouvereinen is, dan onverzetlijkheid. Het is bekend, dat peter de groots er het flagtoffer van zou geweest zijn, indien zijne gemaalin hem niet had weten te verbidden, toen hij zig aan de oevers van.de Pruth bevond, op het-oqgenblik, dat hij met zijn ganfche leger in handen der Turken ftond te vallen; dat deze ongemeene vrouw,wde gemaalin van peter den grooten geworden , fehoon zij te Marienburg dienstmaagd was geweest, een verdrag deed fluiten met den groot- vizier, waardoor de eer van den Czaar -gered-werd , en karel de XII., door zijne onverz-etlijkheid, zijne glorie bezwalkte, door te Berd*;- te blijven, ten laste van acjlmet den III, wiens naam in de gefchiednis vermeld is ais van ee.^ nen fouverein, die alleen naar verdienste begunstigde. Dit was het gedrag van joseph den II., die alleen aan regt en billijkheid.gehoor gaf, als het op.de benoeming;tot eenigen post aankwam.. „ Ik zou p gaern met dea „ post begunfh'gen, dien gij vraagt," antwoordde hij aan eenen heer, „indien ik.dan* L „zet  jö2 Het Leven' „ zeiven niet reeds voor lang aan de billijk„ heid had toegezegd." De gezant van Marokko, floot, na eenige maanden verblijf aan het hof, den 25 April 1783, een traktaat van vrede en vriendfchap tusfchen zijnen fouverein en den keizer, en des anderen daags vertrok zijne majefteit naar Hongaryë. Hij fidderde op het gezigt der verwoestingen , welken eene aardbeving had veroorzaakt, zo wel langs den Donau, als voornaamlijk te Presburg, Raab, Pest, Buda, JEdinburg, Esterbazi, zo veele Heden, welker traanen hij afdroogde door milddadigheden, die derzelver verlies vergoedden en de kalmte herftelden. Hij verzekerde de inwoners, dat men op zijne bezorgdheid kon flaat maken, om hen in al hunne behoeften te onderfleunen en behulpzaam te zijn. Men flegtte toen de vestingwerken der plaatzen van Braband en Vlaanderen, het zij dat men voorzien had, dat dit land veel minder gedugt zou worden, indien er eenige opfland mogt voorvallen, het zij dat men het wilde verzwakken, ingeval het te eenigen tijde onder de eene of andere naburige mogenheid mogt geraken. Hij  van Joseph'II. 163 Hij kwam alleen te Fiume, om aan de inwoners blijken van zijne genegenheid te geven , aan hét volk eene fom gelds uitdelende, welke in flaat Was, om hetzelve van de ellende en hooploosheid te bevrijden. Onderdaanen verlevendigen, wanneer zij het geluk hebben, eenen fouverein zo veel belang in hun lot te zien nemen. Het geen Joseph den II. het meest vleidde , was twee fchepen den Donau te zien afkomen , welken voor rekening van twee kooplieden te Weenen geladen waren, en te vernemen, dat dezelven voorbij Semlin gekomen zijnde, naar de Zwarte zee afzakten. Op deze wijze nemen de grootfte ondernemingen een begin. Zijne krijgszugt, veel meer dan de nieuwsgierigheid , hem in eene floep tot in den omtrek van Belgrado gevoerd hebbende, om de buitenwerken in oogenfchijn te nemen, wilde de pacha hem met eene flaking der artilierij begroeten, wanneer hij hem deed zeggen, dat hij op zijne reizen nooit eene dergelijke eerbewijzing aannam. „ Hij is niet voor het ge„ donder van het kanon", antwoordde een officier , „ dan wanneer het op vegten aan„ komt." L 2 Hij  i64 Het Leven Hij begaf zig naar Leopold, alwaar zijne aankomst dé aangenaamfte aandoening verwekte. Hij was ér zeer bemind, te meer daar hij er met veel genoegen was,en de inwoners aan de eer van deze voorkeur:gevoelig waren, fehoon hij hun dezelve meer dan eens heeft doen betalen, weigerende de verzoeken toeteftaan, die fbrijdig met zijne denkbeelden fchenen te zijn (*> H»j was alom vaerdig in het ontdekken en ftandvastig in het uitroeijen van al het geen hij gebrekkig oordeelde te zijn. Er was geen vrees., dat men zijn vertrouwen zou misbruiken , of door dieverij of beroving zou bedriegen.. ■ ■ , . ;a . \b De koninglijke fchatkist was altijd onderj zijn, oog y laten wij liever zeggen , in zijne hand, en.nooit ging er een dukaat uit, of hij wist tot wat einde; zo oplettend om zig zeiven rekenfehap te doen , als -om de ontvangers nauwkeurige rekening te doen geven, was de religiekas van die van den aflaat onderfchei- . »b " ■■ r . . j den, (*) Men kan niet ontkennen, dat de nieuwigheden van Joseph den II. de Poolen dikwijls ontrustt:n, en dat er onder waren, die al te aaninerklijk en te hantlijk'waren, om met een goed oog aangezien te worden.  vam Joseph II. 165 den, en de penningen van beiden hadden eene geheel bijzondere beftemming. „ Het zij verre, zeide hij eens, dat ik eene „ onreine hend zou brengen aan het erfdeel „ der armen, of aan het geen aan den gods„ dienst behoort. Wanneer men aan mij geeft „ het geen des keizers is, moet ik ongetwij„ feld Gode geven dat Godes is." Het was alleen zijne groote zuinigheid, die hem de middelen verfchafte, om in al de lasten van den ftaat te voorzien, en hem in ftaat Helde, om meer, dan drie honderd duizend man in foldij te hebben. Hieruit trok hij zijne fchatten, en niet van eene vreemde mogendheid , welke men tegen alle reden voorgeeft, hem millioenen gezonden te hebben, wijl het bekend is, dat deze mogendheid zelve zig zedert lange met fchulden bezwaard vond. Maar de razernij van fchrijven is de bron der ongerijmdfte leugens geworden. Men verwagtte elk oogenblik eene verklaring van de keizerin van Rusland met opzigt tot den inval in de Krim. Deze onverwagte ge-, beurdnis werd een onderwerp van verwondering en bedenking voor Europe. Zommigen laakten Katharina, anderen juichten haaren L 3 Hap  166 Het Leven flap toe, te meer daar er geen daad is, of zij vind haare bewonderaars, wanneer de gloriezugt er de grond van is, en daarenboven de regering van deze heldhaftige vorstin bewondering verwekt. Begerig om de groote ontwerpen van Peter den grooten uittevoeren, die reeds het ontwerp gemaakt had, van zig in het bezit van de Krim te Hellen, maakte zij zig den opftand der Tartaaren en den afltand van den fouverein , bekend onder den titel van Kan, te nutte, om dit bijna-eiland onder haare magt te brengen. In haare verklaring werden haare beweegredenen en haare regten opengelegd , aantonende , dat zij door deze onderneming'niets gedaan had, hetwelk niet door de omflandigheden gebillijkt werd. Joseph was fteeds, volgens zijne gewoonte, bedagt, om al het goede te doen, dat in zijn vermogen was. Hij begreep, dat de fchande en verfmaadhcid , welken met eene onwettige geboorte gepaard zijn, volftrekt ftrijdig was met de menschheid, en om dit vooroordeel wegtenemen, verklaarde hij, dat dezelve voordaan niemand van de ampten zou uitfluiten. De omftandigheid, waarin dit edikt in het licht kwam, maakte hem op nieuw verdiend.  'vam Joseph II. 167 diend. Men was verrukt, den keizer te midden de oorlogs-toebereidzelen tegen Turkyë z\g met het welzijn der ongelukkigen te zien bezig houden. Men weet, dat hij , billijk verontwaardigd (*), dat het Ottomanisch hof niets wilde afdoen met betrekking tot de grenslinie, onaangezien zijn traktaat, zig daarover moest wreken, en dat de weg der wapenen alleen in ftaat was, om de Turken tot reden te brengen. Zijne bezwaren waren wettig , aangemerkt zij zig bij verdrag daartoe verbonden hadden. Men vraagde den Venetiaanen eenen vrijen doortogt voer de keizerlijke troupen, en men begrijpt wel, dat deze zo zwakke als verftandige republiek, niet kon nalaten, denzelven toeteftaan. Gansch Hongaryë was opgepropt van krijgsbehoeften en foldaaten, en op alle we- (*) Het is ongetwijfeld vreemd, het gedrag vin den keizer ten aanzien der Turken te horen laken, daarh'j, zonder onregtvaerdigheid, het traktaat niet kon breken, het welk tusfchen hem en Rusland plaats had. Joseph befckouwde de traktaaten, die hij aanging, altijd als heilig. L 4  168 Het Leven wegen zag men arullerij van onderfcheiden vorm. »T aoso: .. . .;.. . .. ••„-.., ... Konftantinopel:,- met reden over al deze bewegingen , waarvan hetzelve het voornaamfte voorwerp was, verontrust, deed met alle magt transportfchepén in gereedheid brengen , en verdubbelde de gebeden, welken de groote profeet, volgens het mufulmansch geloof, Gode moest voordragen, terwijl-het grondgebied, van drie uitgeftrekte rijken talrijke bataillons en eskadrons torste, welken haakten, om werkzaam te zijn; dat is te zeggen, dat hun beweegbaare ftand naar die dikke wolken 'geleek, welken den blikzem omvoerende, zig niet verzamelen, dan om denzelven te doen uitbersten. Joseph maakte met grond ftaat op zijne vaerdige werkzaamheid, op de bekwaamheid zijner veldheeren, op het aantal en de dapperheid zijner troupen; katharina op haaren moed en op het groot vernuft en grondig oordeel van den prins Potemkin ; Abdul Hamed op de voorfchikking. Hij kon niet geloven, dat de Turken, die in zijne oogen de waare gelovigen waren, niet beftemd zouden wezen, om de  v. A n ; J O s e P H II. 169 de Christenen te flaan, welken zij als onreine dieren befchouw.en. Men zou niet kunnen geloven, hoe nadelig het flelzel der voorfchikking voor hun is. Zij trekken er egter al de gevolgen niet uit, dewijl, volgens hunne grondbeginzels, zij nooit eenen vuursnood moesten blusfchen. Hoe het zij, men zag hen hunne knevels op. ftrijken, ten teken van woede, en zig gereed maken tot eene bloedftorting, die aarde en ftroomen zou roodverwen. De keizer vernomen hebbende, datjANDir.lon, in het graafïchap Meath, ïnlrlaiid, de zaak der roomschgezinden met kragt verdedigd had, ten einde hen vrij te maken van het juk der onverdraagzaamheid , het welk hen gekneld hield, haastte zig, om hem met de waardigheid van rijksbaron voor hem en zijne nakomelingen te begiftigen , ten blijke van zijne agting. Lodewyr de XIV. gaf ook, onder het ftaatsdienaarfchap van Colbert, meer dan eens bewijzen van zijne befcherming aan uitmuntende vreemdlingen, met dat onderfcheid , dat de vorstlijke weldadigheid van Joseph den II. zajne flaaten niet verarmde. L 5 Ten  170 Het Leven Ten einde den koophandel vrijen loop te geven , vernietigde hij de maatfchappij der koopliederen om het algemeen niet blootteftellen aan de rampen der bankbreuken, maakte hij eene wet, dat niemand dien ftaat zou mogen verkiezen, zonder een kapitaal van dertig duizend florijnen te bezitten. Het is ongelooflijk,hoe zeer de ijver van den monarch de verftanden en armen deed werken. Hier, aanmoediging tot den akkerbouw , gevende aan Hongaarfche landlieden gronden om te bebouwen bij erfpagtlijke huurcedelen ; daar, oprigtingen van kweekfchoolen, tot vorming der geestlijke zeden; hier, liefdegeftigten voor weezen en grijsaarts; daar, groote wel onderhouden wegen; hier, droog en bruikbaar gemaakte moerasfen; daar, verbeterde fteden en vestingen; niemand , dan de inwoner dier plaatzen, of de reiziger, die dezelven doorgelopen heeft, kan de waarde dezer werken fchatten en er van fpreken. Onaangezien zo veele verfchillende ondernemingen, verloor joseph de wetenfchappen niet uit het oog; fehoon hij er zijne dagelijkfche bezigheid niet van maakte. De baron van BEE-  van Joseph II. 171 beelen, die naar Wüadelpbia werd gezonden, nam den hoogleeraar MoëNER, op kosten van den monarch mede, ten einde in Amerika over al de takken der natuurlijke gefchiednis onderzoekingen te doen; en men ziet te Weenen, zo in de genees - als heelkundige fchoolen,dat hij gansch niet vreemd was in derzelver handelingen. Dat hij zig op de letterkunde niet toelei, fehoon hem de eerfte grondbeginzelen en de fchoonheden van dezelve niet onbekend waren, is om dat hij oordeelde,dat een monarch, belast met de regering van twee rijken, geen tijd over had, om zig aan die wetenfehap over te geven. Joseph begaf zig vaerdiglijk naar Toskane, om met den groothertog over gewigtige zaaken te fpreken. Hij kwam door Mantoua, alwaar hij den 14 December 1783 vertoefde,aan verfcheiden lieden gehoor gaf, en de openbaare gefligten bezigtigde; hij begaf zig, door Bologna naar Colorno, een lusthuis van den hertog van Parma, en kwam te Florence, verzeld door zijnen doorlugtigen broeder, die hem tot Cafaggiolo was te gemoet gegaan. Hij had reeds twee reizen dervvaard gedaan, de eene in 1769, en de andere in Junij 1775. Men  172 Het Leven Men is ongetwijfeld verwonderd, ziende de gerustheid , met welke joseph zijne flaaten verliet, toen alles den oorlog aankondigde; maar de prins kaunits was te Weenen, en men weet, dat zijne ziel, ongenaakbaar voor alle verrasfing, en zijne voorzigtigheid alle mogelijke kragt bezitten. Hem in het midden der zaaken latende, was hem aan de uiterfle einden plaatzen, zijn verfland en bekwaamheid hem overal tegenwoordig en overal werkzaam makende. De nieuwe ftigtingen van den groot hertog met alle nauwkeurigheid en aandagt in oogenfchijn genomen hebbende, vertrok hij naar Rome.. Hij had den paus beloofd, hem èen tegenbezoek te geven, en hij hield hem zijn woord. Hij trad bij zijnen minister, den kardinaal hertzan, af, van waar hij zig bij den paus begaf. Met. elkander eenigen tijd gefprek gehouden hebbende , begaven zij zig naar het mufeum, de fchoonfte verzameling van de waereld, vervolgens naar de St. Pieters Kerk. Dien zelfden dag verfcheen de doorlugtige reiziger bij de princeffen Doria en Santa Croce. Zijne onverwagte tegenwoordigheid veroorzaakte de levendigfte blijdfchap. Roms  V A N JOJ E P-H II. 173 Rome zag zijnen koning, zo als men een afbeeldzel ziet, wijl hij er flegts den. naam van voert; maar de groote daaden van dezen monarch maakten hem ongemeen levend in de oogen van de hoofdftad der.waereld. . Hij verliet dezelve, om zig naar Caferte te begeven, alwaar de koning van Napels hem wagtte. Men bemerkte de afwezigheid des keizers noch in Oostenryk, noch in Hongaryë; alles had er zijnen voordgang, niets was afgebroken. Er zijn maar al te veel fouvereinen, die niet van plaats kunnen veranderen, of hunne verwijdering maakt een oneipdig ledig; maar joseph de II. had fchier geen gevolg. Men vraagde, waar zijne lieden waren, zelfs in het midden van zijn hof, en deze eerbiedvolle eenzaamheid boezemt meer ontzag in, dan alle pragt en gewoel der grootheid. Het was veel beser menfehen bezig te zién met het uitdiepen en fchoonmaken der bedden van de Sau en de Kulpa, welker vaart belemmerd was geworden, dan lieden ledig te zien, die igeen andere; bezigheid^ hebben, dan . te kwijnen in de zijkamers der vorften. Men opende toen de normaal ( V) fchopien, jn (*) Dit wcord komt van het Latijnsch Nornia, eri bejekei.t zeden,  174 Het Leven in welken de inwoners verpligt zijn, hunne kinderen van zes tot twaalf jaaren te zenden, en er zijn opzienders gefield, om nauwkeurige aantekening van deze kinderen te houden, kennis te nemen van de reden van hunne afwezenheid, en de ouders te beftraffen, als die er de oorzaak van zijn. De ftad Buda vernam toen, dat zijne keizerlijke majefteit haar eene aanmerklijke fom fchonk, welke het hof haar gefchoten had in 1738; en dit is een bewijs, dat joseph zijne onderdaanen niet uitputte, gelijk men kon goedvinden, te verfpreiden, wijl hij te midden der krijgstoerustingen zig zo mild betoonde. Men nam al de gevangen misdaders uit de vesting Spielberg, in Moravië, om hen'tot den openbaaren arbeid te gebruiken, en was bezig met de verdeling van Zevenbergen in tien comitaaten, ten einde de oude onderfcheiding van de natiën te vernietigen, welke de inwoners hadden behouden, als zijnde oorfpronglijk Hongaaren, Saxers en Walachers; dat is te zeggen, dat men deed het geen Frankryk thans zelf doet in het verdelen van deszelfs departementen.  v i n Joseph II. 175 Joseph wilde Napels niet verlaten, alwaar hij zijne zuster de hertogin van Parma ontmoet, te, zonder de belangrijke voorwerpen weder te zien, welken hij reeds eens gezien had. Hij nam den weg naar Rome, daar hij flegts eenige dagen vertoefde , ten einde de banden met den heiligen Vader nader toe te halen, welken het gemeen dagt verbroken te zijn. Het onderfcheid van gevoelens over de tugt, hindert het geloof niet. Zal men zeggen, dat de prins kxemens van Saxe, keurvorst en aartsbisfchop van Trier, niet roomsch katholijk was, om dat hij, onaangezien zijne groote godvrugt, geen zwarigheid maakte, om aan de proteflanten in zijn keurvorftendom de burgerlijke verdraagzaamheid toeteftaan, en hun verlof te geven, om eeraars te laten komen,om de kinderen te dopen, de huwlijken intezegenen, en hunnen godsdienst te verrigten. (*) Bij (*) Deze verorlooft het onderfcheid van godsdienften, doch met voorbehouding, dat de godsdienst van den ftaar, zonder over de gewetens te willen heerfchen, eene overtretïendheid heeft, in plaats, dat de geestlijke verdraagzam.heid, welke zou flrekken, om den roomschkatholij- ken  s?6 Het. Leven Bij de ontdekking, welke men .in Hongaryë deed, om de gemeenfehap tusfehen-de Buckowine en Zevenbergen gemaklijker te'maken, kwam men bij volftrekt onbekende bergbewoners, welken buitenge woone gebruiken hadden. Men was inzonderheid getroffen op het gezigt van ééne familie, beftaande uit meer dan twee honderd zielen, van dewelke een grijsaart vol kragt, fehoon honderd en negen jaaren oud, de vader en wetgever was. „Komt gij," zeide hij tegen degeenen, die hem naderden, „ mij het leven beroven? ei„laas! dit werk zal de dood wel ras verrigten; „ik verwagt denzelven als eene beloning voor „den arbeid, dien ik tot over eene,eeuw aangehouden heb. Wij aanbidden God, en „maken ons zijne weldaaden te nutte, leven„de van onze kudden, die ons voeden en dek„ken. Wij bearbeiden de aarde alleenlijk om ,>ons ken godsdienst met de verfchillenile fekten onder éénen rang te brengen, volftrekt ftrijdig is met den geest der 'kerk, die de waarheid altijd van de dwaling zal "onderfcheiden. Indien men zig aan dit verftandig onderfcheid hield, zouden er omtrent dit ftuk zo veele tegenfttijdige gevoelens niet zijn.  van Joseph II. 177 „ons het meest noodzaaklijke te verfchaffen; ,,en wij zijn zeer rijk, omdat wij ons met wei3, nig vergenoegen. Wij hebben derhalven „niets voor de dieven. Hetminfte flukbroods, „dat zij ons zouden ontnemen, zou ons van „ het Jeven beroven," Hij was Dodoska genoemd. Men bood hem goud aan, doch hij begeerde het niet, en antwoordde ,, Wij hebben eenen deugd- „zaamen zendeling, die over de rotzen en af„gronden tot ons kwam, horen zeggen, dat „het goud de menfehen ongelukkig maakte, „en wij willen gelukkig zijn. Het blinkt in de ,,oogen, maar de zon blinkt nog meer, be„wijst ons de gunst, van ons te komen bedoeken." „Ik heb,eertijds," zeide hij, „het hof vari Weenen gezien, en ik had zelfs een weinig „geftudeerd; maar dit alles heeft mij zo niet „gevleid, als mijne afgezonderdheid en fami,,lie. Wanneer er één van ons fterft, begra„ven wij hem, in het vooruitzigt, van ons wedder met hem te vereenigen, en wij vertrou,,wen, dat de keizers bij hunnen dood geen „beter rustplaats zullen hebben. Ik vrees> „voegde hij 'er bij, dat de wegen, welken M 3, meri  178 Het Leven „men gaat aanleggen , lieden tot ons zullen „voeren, die door hunne boosheid ons zouden „kunnen bederven." Welk een verfchijnzel! zulk eene deugdzaame en belanglooze familie, in eene eeuw als de onze! Op bevel van den keizer werd een edikt tegen de bedelaarij afgekondigd, het welk men een meesterftuk van wijsheid mag noemen , en dat waardig is, overal nagevolgd te worden. Volgens hetzelve moesten alle bedelaars op ftaande voet gevat, de zwakken en gebreklijken in geftigten, beftemd om hen optenemen, gebragt worden, terwijl men den gezonden en Herken arbeid zou bezorgen, en de kinderen van beiderlei geflagt onder goed opzigt bewaard zouden worden, tot dat men de geenen, aan wien zij toebehoren, ontdekt zou hebben. Er werd eene flraf gefield tegen de ouders, indien zij hen tot het bedelen verpligt, of geen vlijts genoeg aangewend hebben, om hen te rug te houden. Daartegen ftaat hun eene fchuiiplaats open, wanneer zij niet in ftaat zijn, voor hunne opvoeding te zorgen, en waarmede de regering zig zal belasten. Een  van Joseph II. 179 Een zodanig edikt voorziet in alles, en is het eenig en regt middel om de landlopers tegentegaan , welker menigte niet minder fchadelijk, dan gevreesd is. Een verding tusfchen de Porte en Rusland Haakte van weerzijde de vijandlijkheden; doch men begrijpt, dat Katharina van haare vorderingen niet afftond, en dat, even als de donder, die alleenlijk»door de wolken rolt, om des te fterker te fchateren, zij flegts fcheen te rusten, om des te geweldiger uitteberften. Joseph,, fehoon volkomen onderrigt omtrent al het geen er gefmeed werd, veinsde als een goed ftaatkundige, zig er niet mede optehouden. Zig van Livorno naar Lerici, van Genua naar Pavia begevende, raadpleegde hij bij zig zeiven over de middelen om zijne flaaten op eenen duurzaamen voet te hervormen. Zijn verblijf te Milaanen, gaf hem gelegen* heid om blijken van zijne goedaartigheid en billijkheid te geven. Hij hoorde de ongelukkigen en bezogt de gast- en godshuizen, hij was als een vader, die behagen fchept in zig door zijne kinderen te zien omringen. Hij vertrok vervolgens naar Triest, eene ftad, welke hij niet alleen aangenaam, maar M 2 ook  180 HetLeven ook tot een handeldrijvende ftad gemaakt heeft. Eertijds zag men hier flegts de hoofdkerk op eene rots gelegen , en thans is het eene uitgeftrekte volkrijke ftad. Men verheugde zig, den keizer in zijne hoofdftad te zien wederkeren; genietende eene goede gezondheid, ondanks de vermoeijingen, welken zijne geftadige zorgen en bezigheden noodzaaklijk verzeilen.^ Dikwijls fliep hij niet, voor dat hij afgemat was van den arbeid, en de flaap hem , ondanks hem zeiven , de oogen floot. „Hij fchijnt altijd", zeide de vermaarde Metastasio, „ de ziekte en den flaap wegte„ zenden, als hebbende geen tijd om dezel,, ven te ontvangen." Eene afwezenheid van vier maanden had hem nog meer bemind gemaakt bij de inwoners van Weenen , welken hij allen als zijne medeburgers befchouwde , en die van zijne gemeenzaamheid nooit een misbruik maakten. Volgens eene lijst, welke men hem van de vernietigde kloosters gaf, bedroeg derzelver getal, in Oostenryk, twee en dertig, als drie der Karmelieten, drie der heremijten, drie der kapucijnen, drie der graauw-monniken, één dec  Joseph II. 181 der fervieten, één der Dominikaanen, en al de witte monniken en karthuizers kloosters, welken flegts een klein getal uitmaakten. Betreffende de Benediktijnen , de keizer hunne werken en oudheid eerbiedigende, liet zo wel de pragtige abtdije van Mekk (,*), ge- (*) Deze abtdij', negentien uuren van Weenen , in Oostenryk , aan den Donau gelegen , vertoont zig met eenen pragtigen voorgevel aan het oog des reizigers. Zij is merkwaardig door de uitgeltrektheid van haare gebouwen , en vooral wegens eene kostbaare boekerij, en van waar men zo verre men kan zien, den Donau ontdekt. Joseph deze abtdij (parende, toonde, dat hij de oude gedenktekens eerbiedigde, en dat de Benediktijnen, welker orden voor omtrent twaalf eeuwen geftigt is, in eenig opzigt, verdient, gefpaard te worden. De bróederfchap van St. Maur , welke, in Frankryk, zo vermaard is, door de geleerden, die zij heeft voordgebragt, zou zig met nieuwen luister voordoen, indien men dezelve flegts een weinig tot den arbeid wilde aanfpooren, maar zedert 1733» door de flagen van het despotismus verpletterd, kwijnt dezelve, en wanneer men alleenlijk eenige lieden van verdiensten uitzondert, heeft zij niets merkwaerdigs, dan de wijze, op welke zij den godlijken dienst verrigt, hetwelk den kardinaal des Lances de volgende woorden op haar deed toepasfen: „ Derelitïa funt tantum viodb „ labia circa dentes me os," M 3  182 Het Leven gelegen op den Donau, als al de overigen onaangeroerd ; en men moet aanmerken , dat de vernietiging van eenige" huizen de affchaffing der inftelling niet tot gevolg had , waarvan eene regering altijd gebruik zal weten te maken, wanneer dezelve de geestlijken tot nuttige werken wil aanwenden. De Benediktijnen van Duitschland zouden ons eene gefchiednis leveren van aldeKreitzen en van alle door eene menigte van gebeurdnisfen , gedenkwaardige Heden , wanneer men hun flegts dien taak wilde opleggen. Zij bezitten daarenboven geleerdheid en grondbeginzelen, die hun onderfcbeid leren maken tusfchen het geen enkel waar is en het geen wezenlijk tot het geloof behoort; terwijl geestlijken , die flegt onderwezen zijn, de vrijheden der gallicaanfche kerk onder de dwalingen rekenen. Wanneer men hun, bij voorbeeld, zegt, dat de befluiten van den paus aan her-, vorming onderworpen zijn , dat de algemeene kerkvergadering boven den paus is, dat ieder bisfchop'huwlijks-dispenfatien in den vierden en derden graad kan verlenen, dat een fouverein magt heeft, om te beletten, dat men in de fchoolen zintwist over zaaken , die niets an-  vam Joseph II. 183 anders, dan verfchillen kunnen baren en vijandfchappen voeden , welken gefchikt zijn , om de dweperij te onderhouden , roepen zij godslastering. Om deze dwalingen tegentegaan , gaf de keizer een bevel aan al dé bisfchoppen van Hongaryë, Bohemen en Gallicië, dat men niemand tot de gewijde ordens zou toelaten, dan na een ftreng onderzoek, willende zijne majesteit, dat al de geestlijken volkomen onderwezen waren , en dat hunne kennis en hun gezond oordeel hen zou bewaren voor bijgelovige begrippen, die zij moeten uitroeijen, en die zij integendeel volftrekt moeten voordplanten, wanneer zij er mede ingenomen zijn. Men gebood hun, het gebruik van zwarte fakkels rondom de ftervenden te ontfteken, onder voorwendzel van den duivel te verdrijven, aftefchaffen, wijl zulks niet anders dan fclrrik kon inboezemen, in ftaat om hun einde te verhaasten , door de hersfenen te ontftellen. Het was natuurlijk, dat Joseph, wiens oplettendheid zig ook tot den ftaat der arme zieken uitftrekte, een ruim en bekwaam ziekenhuis deed gereed maken tot huisvesting van door zwakheid en ziekte gedrukte lieden. Hij M 4 wil-  184 Het Leven wilde, dat men niets zou verzuimen van het geen tot veriigting en genezing kan toebrengen. Het getal der voordelig geplaatste bedden in ruime en lugdge zaaien beloopt op vier duizend, en de artzenijbereiderij nevens het ftookhuis doen den ftigter eer aan. Zulk een huis heeft, zonder tegenfpraak, niets gemeens met die zogenaamde hotels Dieu, veeleer gefchikt, om den dood te verhaasten, dan om de genezing te bevorderen. Ik fpreek van dezulken , waarin men de kwaaien op. hoopt, door vier of vijf zieken in ééne krib te plaatzen, wijl dè aanraking en befmetting hun lijden en hunne imerten op de wreedfte wijze vermeerdert. Het fteeds wakend oog van Joseph flelde hem in ftaat, om de ongeregeldheden te ontdekken , waartoe de meeste bedevaarten aan-? leiding gaven. Hij deed de beelden, van welken men opgefchikte poppen maakte door al den toeftel van modes en de pragt, welke aan dezelven tot fieraad diende , ontkleden (*). Men ging in menigte dezelven op feestdagen bè- (*) De kerkvergadering van Trente wil, dat men alle onbeuamlijke beelden uit de kerken zal wegdoen.  van Joseph II. 185 bezoeken, verzuimde zijne zaaken , om zig twintig tot dertig uuren verre te begeven, alwaar men dan in de kerken zeiven onder elkander, zonder onderfcheid van ouderdom of kunne, den nagt doorbragt. Deze aanflootlijkheden werden wijslijk afgefchaft, en de houten en lieenen maagden ver. loren haare waereldfche kapzels en al haar tooizel, behoudende niets anders, dan den vorm van een gewoon fbandbeeld, en biedende aan het oog öegts eene eenvoudige vertegenwoordiging aan van het voorwerp, welk men vereert. Welk een geroep ondertusfchen tegen dit bevel van den kant des gemeenen volks, doch inzonderheid van zekere priesters, bij welken deze godsdienstige kwakzalverijen de rijkdommen verbazend vermeerderen! Bij zo veele hervormingen en verbeteringen, konden de manufaktuuren der waakzaamheid van Joseph den II. niet ontglippen; hij vestigde een fcherpziend oog op dezelven, en uit de wijze, op welke zij aanwiesfen en volmaakter werden, erkende men de wijsheid en werkzaamheid van den keizer. Behalven dat dezelven den koophandel bevorderen , brengen M 5 zij  186 Het Leven zij het geld in omloop, en de werklieden vinden er een eerlijk beftaan door en den gelukkigen weg om zig voor ledigheid te bevrijden. Deze manufaktuuren leverden de fijnste linnens, en de best gewerkte ftoffen, zo tot kleding als tot tooizels. Het geld ging niet tot den vreemdling over. Men moet egter bekennen , dat het algemeen ten aanzien van zekere voorwerpen meer voordeel zou getrokken hebben, indien men de ruilingen had toegedaan; maar dit is eene zaak, welke van de landen en omftandigheden afhangende, niet dan na een rijp onderzoek moet beoordeeld worden. Joseph verbeeldde zig, dat de grondfchatting, minder haatlijk, dan eenige andere belasting, in het algemeen wel zou opgenomen worden; maar, vreemde zaak, het geen men in Frankryk met veel ijver begeerde, verwekte op de landen van Joseph het grootfte gemor: zo zeker is, dat de neiging der volken maar al te dikwijls alleen van de lugtftreek afhangt. Maar het geen aan het verftand van den lezer niet kon ontglippen, is, meest al de ontwerpen der nationale vergadering, welke tegen-  ▼ an Joseph II. 187 genwoordig te Parys gehouden word , door den keizer gefchetst te zien. Affchaffing der dienstbaarheid, van het eerstgeboorteregt, van de tienden, keizerlijke jagten, beloonde priesters, jooden en protestanten tot burgers verklaard , burgerlijke verdraagzaamheid toegeftaan, veele parochiën verminderd, ieder onderdaan bekwaam verklaard om tot de eerste ampten te geraken , plaatzen tot volksverzamelingen gegeven , ontwerp, om al de provinciën in departementen te brengen. De bijzonderheden, waarin de monarch wel wilde treden met betrekking tot de opvoeding der jeugd, zijn een bewijs van een juist oordeel en eene beredeneerde ondervinding. Er word daar in gezegd, dat men in de hooge klasfen geen boeren of handwerkerskind zal ontvangen, ten zij hetzelve duidelijke bewijzen van de uitmuntendheid zijner gaaven en van zijne bekwaamheid voor de verheven wetenfchappen gegeven hebbe, dat al de leerlingen , zonder uitzondering , de hoogduitlche taal, volgens derzelver grondbeginzelen, zullen leren; dat zij de gefchiednis van het land zullen beoefenen; dat zij niets, dan hetgeen bon-  i88 Het Leven bondig is, zullen lezen, en dat zij zig zullen toeleggen, om wél te leren lezen (*). Men ziet uit al de wijze hervormingen , welken Joseph de II. gedeeltelijk met overleg van den prins van Kaünits maakte, dat zijne flaaten dagelijks eenen nieuwen luister verkregen, en dat, niettegenftaande zo veele nuttige verbeteringen, hij de wezenlijkfte zaak zou vergeter» hebben, indien hij de regtsgedingen, zo in het burgerlijke als halsftraflijke, niet verkort had. Maar men zag, gelijk reeds gezegd is, eene wet te voorfchijn komen, welke aan de overheden , op verbeurte van hunne posten, voorfchreef, de pleitgedingen op de fpoedigfte wijze aftedoen , en den geregtslieden de nauwkeurigheid en duidelijkheid aanbeveelt, in plaats, dat zij dikwijls gedingen aannemen alleen om dezelven te verwarren, met oogmerk om dezelven te rekken en op de lange baan te fchuiven. "Te (*) De prins van Kaunitz zeide mij, voor drie jaaren , dat dit (luk in de fchoolen al te zeer verwaarloosd werd, en dat men alle moeite van de waereld had, om een goed lezer te vinden, eene zaak, die te minder onverfchillig is, wijl de plaats van lezen dikwijls het middel word van een eerlijk beftaan.  van Joseph II. 189 Te regt zegt men, dat een goed krijgsman nooit rust kende, en nooit beter op zijn gemak is, dan in het midden der wapenoefeningen en legers. Joseph begaf zig in haast naar Moravië, en hij fcheen er zo voldaan over de wapenhandelingen, dat hij den foldaaten, gedurende eenige dagen, dubbele foldij deed geven; en zig vervolgens naar het leger bi] Hlan■pain begevende, deed hij er de wapenfchouwing over de troupen, van waar hij te Praag kwam, om den prins van Osnabrugge te ontvangen. Men zou gezegd hebben,dat hij twee zielen had, de eene geheel overgegeven aan de krijgsoefeningen, de andere ganschlijk toegewijd aan de bevordering van het geluk zijner onderdaanen ; doch, daar zulks niet kon bewerkt worden, zonder zigzelven zeer te kwellen, en zonder het volk, welk hij met volle kragt poogde gelukkig te maken, te ontrusten, klaagde men zelfs over het goede, waarvan hij de bewerker was. De menfehen, zo zeer de gewoonte als de luiheid beminnende, worden de veranderingen moede, welken tot hun voordeel keren; zij zouden wel willen, dat men hun geluk bewerkte, zonder nieuwigheden intevoeren, en dit is eene onmogelijke zaak. Bij  190 Het Leven Bij eenen keizerlijken brief, in gansch Bobemen rond gezonden, werden al de bijzondere tolregten opgeheven, met verbod, van, in het vervolg, eenige regten te vorderen, welken men er ontving, aangezien men alleen het tran> fit aan de bruggen, ponten en kaaijen zou betalen. Men had de tijding gekregen, dat de keurvorst van Keulen tot bisfchop was ingewijd door dien van Roermond, dat deze plegtigheid zonder pragt was gefchied, en dat het geld, welk de vreugdebedrijven zouden gekost hebben, tot onderfteuning van ongelokkigen was hefteed, het welk den keizer, zijnen broeder, deed zeggen: „Ik zie met genoegen de geest„ lijkheid met zo veel eenvoudigheid hande„ len; dezelve zou altijd zo gehandeld heb„ ben, indien zij haare belangen had gekend." De broederfchap van de waare liefde des naasten (*), opgerigt door joseph zeiven, om plaats te houden voor al de geenen, welken men afgefchaft-had, en welke niets anders is, dan (*) Het is geen geringe lof voor den keizer, de Franfchen in de ftigtingen, die het algemeen welzijn ten daê! hebben, voorgekomen te zijn»  van Joseph II. 191 dan het menschlievend genootfchap, werd in al de kerken afgekondigd. Het oogmerk van dit genootfchap is eene algemeene aanmoediging tot milddadigheid voor de behoeftigen, en het is een gedenkteken van eene koninglijke weldadigheid , welke zig voor altoos verheft tegen de geenen, die joseph van onmenschlievendheid durven befchuldigen. Maar is er onder de oude en hedendaagfche koningen wel één, welken men niet belasterd heeft? De openbaare fchoolen in Bohemen, welker getal thans op tweeduizend twee honderd beloopt, en waarin men honderd zeventienduizen leerlingen telt, in plaats van veertig duizend, die men er voor vier j'aaren nauwlijks vond, getuigen alleen op de tteffendfte wijze tot roem van den monarch. Was de vernietiging van -het regt van eerstgeboorte zijne begeerte, zo was het alleen volgens het gevoelen van de geenen, die over deze gewigtige zaak uitfpraak moesten doen. Hét was billijk, dezelven raad te plegen. Noch de gedurige bezigheden van Joseph, noch zijne menigvuldige reize'n, zijne tedere genegenheid voor zijne doorlugtige familie ooit verminderd hebbende, was hij op de tijding  192 Het Leven ding van de geboorte des hertogs van Norman* dyë van de levendigite vreugde doordrongen, en liet dezelve blijken door zijne genegenheid voor de Franfchen te betuigen. Schoon men heeft getragt te verbreiden, dat hij hen niet beminde, had hij er altijd aan zijn hof, en hij vond hunnen dienst altijd aangenaam. Het is waar, dat hij, in zijne eerfte levensjaaren, het Fransch niet wilde leren, „ om re„ den, zeide hij, dat het de taal der vijanden „ van mijne lieve mama is;" maar hij was toen nog een kind. Op den zelfden tijd, dat joseph de II. der vrijheid de kluisters afdeed, door aan al zijne onderdaanen, zonder onderfcheid, te veroorloven, vrijelijk van het eene land naar het andere te trekken , zonder eenigen tegenftand, en zonder eenige fchatting te betalen, een fchotfchrift in het licht gekomen zijnde, waarin men dezen vorst als den willekeurigilen monarch durfde affchetzen, en zijne majefteit zulks vernomen hebbende, vergenoegde dezelve zig met te antwoorden: „ de fchrijver geeft „zijn boek niet te regten tijd uit, en hetgeen „ mij het meeste fpijt, is, dat hij er geen af„trek van zal hebben." Men kon fchimp- fchrif-  VAM JOSÈPH II. 193 fehriften op hem maken, zonder er over geftraft te worden. „ De lasteringen " zeide de beroemde wolf, „ zijn een lauwer voor de „ groote mannen." Onaangezien de groote kosten, welken al de takken der beftiering dagelijks vordenden, fcheen de verftandige bezuiniging van joseph het goud in zijne handen te vermenigvuldigen; Zijn doorlugtige vader had hem veel nagelaten, maar de keizerin - koningin, edelmoedig en milddadig tot op het einde haars levens , had hem niets nagelaten, dan fchulden om aftedoen, zodat hij wel Ipaarzaam moest wezen. Men oordeele over den goeden ftaat zijner geldmiddelen uit de wijze, op welke de boeren beftaan, de wegen onderhouden worden, en de postmeesters gehuisd zijn. Het is verruklijk, de nettigheid der huizen, de bouwing der dorpen, en de goede orde in de herbergen te zien, als men door de landen des keizers reist. Op eenen volmaakt regten weg van twee honderd mijlen, van Weenen tot Leopold, ziet men telkens op eenigen afftand lieden', die voor het onderhoud der wegen betaald worden , zonder dat hier vroondiensten plaats hebben. Men vind geen postmeester, of hij fpreekt N meer  194 Het Leven meer dan eene taal tot gemak der reizigers; geen rover, die kan beletten, des nagts zo vrij als bij dag te 'gaan, om reden, dat een ieder zijn goed beftaan heeft. Daar is geen ftad in de onderfcheiden deelen van Duitschland, behorende tot het huis van Oostenryk, welke niet verfraaid, of ten minfte verbeterd is geworden door de zorg van joseph den II. De ftad Leopold is aan hem verfchuldigd, dat haare ftraaten geplaveid zijn, dat zij fchoolen, voortreflijke hoogleeraars in de natuur- en ontleedkunde, twee kweekfchoolen heeft, eene voor de Latijnfche, en eene voor de Griekschroomfche kerk, beiden zeer talrijk, verders eene rijke boekerij,toevertrouwd aan twee geleerde mannen, die men uit Duitschland heeft doen komen (*). Hoe veele vermaarde ko- nin- (*) Ik heb in deze ftad, al waar ik in i^S/.eenigen tijd heb doorgebragt, zelf gezien, hoe zeer dezelve onder de regering van den keizer joseph den II. verfierd en bevolkt is. De twee aartsbisfchoppen, de een van de latijnfche, en de andere van de griekfche kerk, gelijk ook de arinenifche aartsbisfchop deden mij alle drie de loffpraak van joseph den II., en verzekerden mij, dat men hem  VAN JOSEPH II. f95 ningen vind men niet in de jaarboeken der waereld, die niet een tiende gedeelte van dit alles gedaan hebben! Om de beoefening der gefchiednis en aardrijkshein niet kende, wanneer men hem verdagt hield van geen godsdienst te hebben. Zij voegden er bij, dat zij er voor inftonden,dat hij eens zou fterven,zo als hij geleefd had, in de gevoelens van waare godvrugt. De armenifche aaitsbisfchop, die flegts een zeer gering inkomen heeft, verzelde mij zelfbij de kloosterzusters, welken de normale fchoolen hóuden, en alwaar ik met verwondering een aanmerklijk getal jonge meisjes uit de ftad zag, verdeeld in onder» fcheiden klasfen, in welken men haar den katechismus, de taal des lands, de fchrijf- reken- «n 'aardrijkskunde, en handwerken leerde. Zij kwamen des morgens en des avonds lesfen nemen, verzeld door lieden, die met deze^forg belast waren. Ik zag ook de kweekfchoolen, Waarin men voortreflijk leert; doch waar men niets anders dan water drinkt, volgens bevel van den keizer, het welk iets bijzonders fchijnt te zijn. Ik verzamelde in deze ftad veel* anecdoten, betreffende den keizer, en ik had het voorregt er verlichte lieden te ontmoeten, inzonderheid den graave rzewuski, broeder van den kroonsveldheer, die eene köstbaare boekerij en verzameling van prenten bezit, en veel bevalligheid met ongemeene kundigheden paart, N »  ip6 Het Leven rijkskunde aantemoedigen, werden geletterde lieden uitgenodigd, om werken over de eerfte beginzelen dier wetenfchappen in het licht te geven , ingerigt tot gebruik der openbaare fchoolen, en belooningen toegezegd aan degeenen, die, in dezen, aan de bedoelingen van joseph zouden te hulp komen. Men ziet, dat, om mij van de uitdrukking des konings van Pruisfen te bedienen, joseph altijd levendig van geest was. Doch men moest hem te Weenen, zijne gewoone verblijfplaats, zien. Dagelijks de kantooren der kanfelaarij bezoekende; zig telkens bij den prins van kaünitz, het eerfte licht en de beste raadgever, begevende; tegen alle menfehen fprekende; alleen te voet gaande, zonder eenig gevolg; een klein gebouw bewonende, alwaar flegts een gemeen foldaat de wagt hield, leerde hij aan alle monarchen, hoedanig de levenswijze van eenen fouverein moet wezen. „ De uuren, zeide hij eens, mogen elkander opvolgen, ik zie er geen op den zonnewijzer, waarover ik niet naar mijnen wil kan „befchikken; zij behoren alleen aan mijne onderdaanen, en zodanig is de pligt van mijn „fleeds woelig leven." Bij-  van Joseph II. 197 Bijzondere zaaken hem naar Mantoua roepende, begaf hij zig in het midden der zomerhitte derwaard, na dat hij het grootfte gevaar door het inftorten van eene brug, even na dat hij er over was, gelukkig was ontkomen. „Zie daar, riep hij uit, eene fchoone anecdo„te voor de vleijers; zij zouden niet in gebre„ken blijven, te zeggen, dat deze brug mij „ontzien heeft." Hij hield zig eenige dagen te Milanen bij den aartshertog ferdinand op; en de tijd, dien hij in deze ftad doorbragt, was niet vrugtloos. Men heeft opgemerkt, dat al de plaatzen van zijn gebied, alwaar hij vertoefde, kenmerken dragen van zijne regtvaerdigheid of van zijne goedheid. De hoven van Bifance en Petersburg rustten alleen in fchijn om te beter te oorlogen. Bij heerschzugtige vorften is eene foort van werkloosheid, die niet minder gevaarlijk is dan de beweging, welke zij maken. Zodanige zijnde voorlopers der onweeren, wanneer de hemel donkerer wordende, de winden in de grootfte kalmte hunnen adem fchijnen in te houden. Behalven dat joseph volkomen onderrigt was van al het geen in Europe, en voornaamlijk in N 3 Rus-  198 Het Leven Rusland, voorvie), had hij zijn leger des noods altijd gereed. Men zag hem weldra te Weenen terug gekeerd, en het was om meer dan ooit te ondervinden, hoe gelukkig eene ftad is, wanneer zij in afwezenheid van den fouverein mannen vind, die door hunne kunde en ijver in ftaat zijn , hém te vertegenwoordigen, en hem ook in zijnen arbeid onderfteunen, en, wanneer hij te verre gaat, tegenhouden. Schoon de wetten en plegtigheden van het hof te allen tijde het fein waren van de grootheid en koninghjke waardigheid , oordeelde Josef-b dezulken te moeten affchaffen, welken te veele.kosten na zig fleepten, en den mensch met de godheid fchenen te willen gelijk Hellen. Hij verbood dienvolgens de ftaatfieklederen op de galadagen, en het gebruik der kniebuigingen, wanneer, men hem naderde, eene houding, welke, volgens de uitdrukking van het befluit, geen plaats moet hebben, dan alleen voor het opperwezen. Hij had noch hovelingen, noch vleijers, om dat hij alleen de waarheid beminde. ,, De fouvereinen vlieden haar, zeide hij, ,, en ik tragt altijd naar dezelve." De volken eenen monarch ziende, die zig met zq veel zedigheid vernedert, moeten zij hem  van Joseph II. 199 hem des te meer eeren. Het welk Markus •Aurelius dóet zeggen, „ dat de grooten hun„ ne glorie.alleen.vermeerderen door zig kleiner te.maaken." Onder de burgerlijke wetten , v/elken van tijd tot tijd gegeven werden, merkte men inzonderheid die aan, waarbij aan de fchoone kunne voorgefchreven werd, niet dan met de betamelijkfte kleding in, de kerk te verfchijnen, en er nooit in te komen met hoeden op. Met opzigt tot den uiterlijken godsdienst waren er, misfchien te beuzelagtige,, wetten, bij voorbeeld die van flegts een zeker getal waschkaarzen.optefleken; maar aan den anderen kant is het waar, dat men veele misbruiken verminderde, het zij door aan de menigte .van misfen, waarmede men op eene fchandeliike wijze handel dreef, paaien te ftellen, het zij door het affchaffen van die bevoorregte altaaren, welken het bijgeloof als een zeker middel befchouwt, om de zielen uit het vagevuur te verlosfen, zo dikwijls als men er offerande doet , het welk eene geestlijke dogter deed zeggen, dat de keizer het vagevuur wilde te niet doen. ]Na deze zo verflandige als nuttige hervorN 4 min-  200 Het Leven mingen ontftond er een gefchil over de grenzen van Holland en de Óostenrykfcbe Nederlanden, welk de afgelegenheid van Weenen verhinderde , zo fpoedig als men wel gewenscht had, uit den weg te ruimen. De tegenwoordigheid van Joseph zou het onweer aanftonds hebben doen verdrijven, maar voor dat men zijne antwoorden had, verbitterden de gemoederen zig, en er vielen vijandlijkheden voor. Men ziet zelden, dat twee aan elkander grenzende landen lange ongefloord in eene volmaakte onderlinge vriendfchap blijven. De twist ontftond bij gelegenheid van een foldaat, welken de bezetting van Lillo, in Hollandsch Vlaanderen , bij gebrek van een kerkhof, in het Oostenryksch dorp den Doel ging begraven. De officier der plaats kwam hier tegen op, zig grondende op een keizerlijk bevel, waarbij aan alle vreemde militairen verboden word, op Oostenryksch grondgebied te komen. Het lijk werd egter begraven; maar vierhonderd man infanterij en even zo veel kavallerij, welken van Gend op den Doel kwamen, groeven het lijk op en bragten het naar het fort, waarna z,ij terug keerden. Dat zij over het Hollandsch grondgebied kwa-  V A n J o s e ? h II. 20I kwamen, was alleen uit wedervergelding, en doordien de laatften zig in de gelegenheid gebragt hadden , van dezen fchimp te moeten ondergaan. Zij hadden , daarenboven , de netten van drie inwoners van het dorp Westpol, welken in de nabijheid visten, met geweld weggenomen, en hen gedreigd, dat zij hen naar Sluis zouden opbrengen, dwingende hen vervolgens tot het betalen van eene willekeurige boete. De algemeene ftaaten der Vereenigde Nederlanden, door den baron van Reischach, van de zaak onderrigt, befloten den keizer voldoening te geven , wegens het gedrag van den kommandant van Lillo, bij het begraven vari den foldaat in het dorp den Doel, en waarover hij geftraft werd. Bij deze gelegenheid'was er eene kommisfie tot de grensfcheidingen, te Brusfel hadden onderhandelingen plaats, en men zag memorien in het licht komen, waarin men de redenen van den keizer op eene fierlijke wijze met kragt deed gelden. De vrijheid van de Schelde was eene fchoone zaak om te verhandelen. De graaf van Belgoioso gaf in naam van den keizer een fchriftlijk antwoord, waarin het op N 5 de  £02 Het Leven de regtsn aankwam , welken de Oostenrykfche fchepen voor het fort Lillo zouden moeten betalen, en waarin hij met ronde woorden zeide, dat de eerfte kanonfchoot, welken de kommandant van het fort zou doen, voor eene oorlogsverklaring zou gehouden worden. Een fchip vm Antwerpen komende, de Schelde hebbende willen afzakken , begeerden de fchepen van de Republiek-, dat hetzelve zou bijdraaijen, en voor anker zou gaan liggen,op weigering van het welke men , zonder dralen, met fcherp fchoot. Het antwoord was, dat dit geval onvoorzien was geweest, dat men tegengeftelde bevelen had gegeven, hetwelk bewees, dat de prins, die tegen den keizer zeide, maar indien het gebeurt , dat zij fcbieten de mogelijkheid der zaak bevroed, en de zwarigheid voorzien had , van de oorlogsverklaring van een dergelijk toeval te doen afhangen. De vijandlijkheden openbaarden zig eerlang. Een heimelijke inval op het keizerlijk grondgebied, doorgeftoken dijken, waren zo veele bezwaaren, die de grootfte twisten verwekten. De prins van Ligne , wiens dapperheid zijne bekwaamheid evenaart, deed een detachement der  van Joseph II. 203 der bezetting van Antwerpen uittrekken , vertrok zelf omtrent middennagt, en dwong de Hollanders, weder in hun fort te keren. Er waren geen dooden noch gekwe.tften. Katharina , fteeds oplettend om zig de omHandigheden te nutte maken, welken haaren luister en haar aanzien kunnen vermeerderen , haastte 'zig om haare bemiddeling aantebieden. Zij fchreef aan de algemeene ftaaten der vereenigde Nederlanden, tragtende dezelven tot het doel te brengen, welk zij zig voorftelde, en door tusfchenkomst van eene andere mogendheid werd de zaak tot ,we.derzijdfche voldoening ten einde gebragt. De bekragtiging van het traktaat tusfchen den keizer en de algemeene ftaaten werd, den 8 november 1785, te Fonta'webleau, door de gezanten der beide mogendheden, onder garantie van Frankryk, getekend, en men gaf den keizer fchadevergosding O). • : • Men [(«) Men vind deze ganfche zaak veel omftandiger en nauwkeuriger in een hoogduitsch werkje onder den titel: Lebensbefcbreibung Kaifer Josephs II. bis an feincn Tod, aan het licht gegeven. — Dezefchrijver merkt aan,--„ dat Joseph , zwanger met de gedagte, om niet alleen „ den.  204 Het Leven Men had zo dikwijls van de vrijmetzelaars gefproken, en men was verlangende, te weten, „ den handel in zijne Nederlanden uittebreiden, maar in„ zonderheid ook, om Antwerpen, al ware het ten kos- te van Amjlerdam, in deszelfs ouden luister te herftel„ len, dien het voor de afïcheiding der thans vereenigde „ Nederlanden van Spanje, onder Fjlif den IL, bezat, „ reeds op eene reis door zyne en de vereenigde Neder„ landen het ontwerp daartoe gemaakt had, het welk hij ,, ook, in 1782, begon te willen uitvoeren; eifchende „ van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, dat de „,vaart op de Schelde yoor een' ieder ongehinderd en „ vrij gelaten zou worden; dat anderzins de nodige toe„ voer voor de hollandfche inwoners op de Schelde ver„ boden, en geen hollandsch vaartuig op dien ftroorn „ geduld zou worden." „ Hij had na de bezitneming van eenige barrière jleden, „.welken den Hollanderen tot eenen voormuur in de „ Oostenrykfcbe Nederlanden waren toegedeeld, aan de Republiek bekend doen' maken, dat voordaan , zonder „ bijzonder verlof, geen hollandsch foldaat of militair op „ de keizerlijke grenzen zou mogen komen. De Hollan„ ders deden bij de begraving van eenen foldaat eenen „ ftap, welke tegen dit verbod aanliep, en men kwam „ tot dadelijkheden. De keizerlijke foidaaten deden „ allengs eenige fchreden tot opening der Schelde. De „ ftaaten beriepen zig op het barrière traktaat (1715). „ Joseph antwoordde, dat dit traktaat niet meer beftond, „ en  van Joseph II. 205 ten, hoedanig Joseph de II. deze broederfchap befchouwde , toen men door een keizerlijk fee- „ en dat hij goedvond, het geen hem toebehoorde, in „ bezit te nemen. Hij deed fterke en menigvuldige ei„ fchen, van welken de afttand van Maastricht de Hol„ ders zekerlijk het meest moest treffen, die middeler, wijl, tot dekking hunner grenzen en tot zekerheid der ), vesting Maastricht, eenige troupen deden trekken, en „ inzonderheid in de laatste plaats de bezetting verfter„ ken. Voor het overige kon men reeds bemerken, dat „ het niet ligt tot eene uitbersting van den oorlog zou. komen, en nog minder, dat dezelve hevig zou worden. „ Men wist, dat het Franfche hof de bemiddeling in deze „ zaak op zig genomen had. De vriendfchaplijke betrek„ king, waarin Habsburg en Bourbon ftaan , liet geen „ oorlog vermoeden. Doch juist dit maakte den keizer „ zo onverzetlijk in zijne eifchen van de Hollanders. Hij „ begeerde de opening der Schelde en de vrije oostïndi„ fche vaart, verklarende , dat hij de weigering dezer „ twee zaaken voor eene oorlogsverklaring zou houden. „ Ondertusfchen maakte hij zelf geen krijgstoerustingen, „ en liet zijne troupen vreedzaam liggen. De algemeene „ ftaaten deden nadruklijke tegeneifchen, en verklaarden, „ dat zij noch Maastricht zouden afftaan , noch het ope- „ nen der Schelde zouden dulden. Joseph bleef op „ zijne gedaane verklaringen vastftaan: en de ftaaten be„ floten, de vorderingen des keizers van de hand te wij„ zen, en, des noods, geweld met geweld te keren. Zij » ga-  üoó Het Leven befluit van den n dececember 1785. daarvan onderrigt werd. „ De- „ gaven aan Frankryk kennis van de vorderingen des kei„ zers en van hun befluit, en verzogten om raad en be„ fchernaing. Van hunne zijde ontbrak het niet aan toe„ bereidzelen tot den oorlog; maar van de zijde des kei„ zers maakte men zeer gerust toeftel tot het openen van de Schelde" „ Er kwam nu antwoord van Frankryk. Fèrfai/les be„ loofde wel, deszelfs aanhoudende bemiddeling bij den „ keizer; doch verlangde van de algemeene flaaten ope9, ning omtrent het geen tot eenen grond der wederzijd„ fche overeenkomst zou kunnen dienen : vermaande , „ middelen van vergelijking tot dat einde uittevinden; zig „ aanbiedende, den keizer dezelven voortedragen; ried „ de ftaaten, fteeds eene behoorlijke gematigdheid in agc „ te nemen, en zig van alle Happen te onthouden, wel„ ken de waardigheid des keizers zouden kunnen beledi- „ gen, en een vergelijk verwijderen Voor dat zij „ deze voorftelling van Ferfailles bekomen hadden, ver„ klaarden zij aan het keizerlijk hof uitvoeriglijk: " „„ dat zij onmogeliik konden geloven, dat het oog- „„ merk van zijne keizerlijke majefteit dadelijk was, „., in plaats der voorheen gemaakte vorderingenaan.de „„ Republiek, den afftand der bezittingen en regten te >■» begeren, welken hun zonder tegenfpraak toebehoor.„„ den: dat van het openen der Schelde en deszelfs gevol- »» gen  van Joseph II. 207 „ Deze broederfchap, zeide hij, waarvan. „ mij de geheimen zo weinig bekend zijn , als „ ik „„ gen niets minder, dan de welvaart en de ondergang „„ der geheeie Republiek afhong: ,„, dat de Munsterfche vrede, in 1648, niet anders ge. „„ floten was, dan onder het uitdruklijk beding, dat de Schelde van de zijde der Republiek gefloten gehouden „„ zou worden: „„ dat ten aanzien der vrije fcheepvaart uit de Neder,„, landen naar de beide Indien , zijne majefteit zig zoa „„ herinneren, dat de algemeene ftaaten zig, in 1731» „„ tot handhaving der akte van erfopvolging wegens de „„ Oostenrijkfche erfopvolging volgens een bijzonder bij „„ het traktaat gevoegd artikel verklaard hadden, volgens ,„, welk artikel door Oostenryk, Grootbrittaniê en Hol,„, land beloofd-werd, dat - alle handel en fcheepvaart, „„ inzonderheid uit de Oostenrykfcbe Nederlanden naar „„ Oostïndiê ganschlijk en *oor altoos zal ophouden — „„ dat het dienvolgens overeenkomstig de ftrengfte regt„„ vaerdigheid is, dat, de erfopvolging in het huis van „„ Oostenryk zedert dien tijd, zelfs ten koste der Repu,„, bliek, gehandhaafd zijnde, de tegenovergeftelde voor- ,„, waarde insgelijks nagekomen worde."" „ Deze verklaring fcheen geen geneigdheid tot een ver- „ gelijk te kennen geven. Doch na bekomen anc- „ woord van het hof van Verfailies veranderde de zaak „ weer eenigzins. De ftaaten vraagden vooreerst een uit„ ftel der zaik; boden Ftankryk eene alliantie aan: doch » de-  jo8 Het Leven ik altijd weinig begeerte gehad heb, om de„ zeiven te kennen en van derzelver kwakzalft ve- „ deze kroon wilde eerst een einde aan de verfchillen met „ den keizer zien. Men vleide zig ondertusfchen in Hol„ land fchier met volkomen zekerheid, dezelven zonder „ het zwaerd te zullen beflisfen." „ Joseph deed verklaren, dat hij volftrekt op zijne ei,, fchen moest blijven ftaan, en den eerften fchoot, die j, de keizerlijke fchepen in de geheele vrije vaart langs de Schelde zou hinderen, voor eene oorlogsverklaring zou „ houden. — Dit, en het gedrag van het Franfche hof, ,, gaven den algemeenen ftaaten aanleiding, om alle krijgs„ toerustingen en de bevelen daartoe te veranderen. Zij wendden zig op nieuw aan het hof van Ferfailles, en •,, hetzelve nam de bemiddeling eener onderhandeling op „ zig, waarvan men zig den besten uitflag beloofde. En„ gelland bood zig insgelijks aan, de hand daartoe te „ lenen. Nu zagen de Hollanders zig in de noodzaak- „ lijkheid van toetegeveu. Zij zonden bevel aan „ hunne kommandanten, de keizerlijke fchepen, wanneer „ dezelven zig op de Schelde zouden vertonen , ongehin„ derd door te laten. Maar de keizer begeerde voor „ zijne onderdaanen ook eenen vrijen handel naar Oost„ en IVestïndiê. Volgens de laatfte voorflagen, welken „ den keizer door Frankryk zouden voorgelegd worden, „ wilden de ftaaten in de grensbepalingen volgens het ,, traktaat van 1664, wel bewilligen in de flegting van „ eenige forten, en in de vrije vaart derCostenrykfche „ fche-  van Joseph II. 209 verijen onderrigt te zijn, zig fteeds vermeer5, derende en tot in de kleinfle fteden uitbrei- „ den- i, fchepen voorbij Lillo , en te dien einde eenen tarif „ voorflaan. Maar tot de vrije fcheepvaart naar j, beide de Indich wilden zij hunne toeftemming niet ,, geven! —. D,e keizer ging van zijné eifchen niet af." „ Holland deed flappen, die duidelijk te kennen ga„ ven, dat de oorlog tegen Oostenryk zo goed als ver,, klaard was. Meü maakte van beide zijden ernstige krijgstoerustingen. Bij Diest werd een leger verzameld, ,, om de bezetting van Maastricht intefluiten. De be„ zetting van Antwerpen werd verfterkt. Van alle kanten t, trokken Oostenrykfche troupen te zamen. De Algemee„ ne ftaaten zaten ook niet ftil. Zij deden een kordon j, langs de grenzen trekken; befloten tot eene vermeerde„ ring der landtroupen, en begonnen onderhandelingen j, met duitfche en andere vorsten, om vreemde troupen ,i in foldij te nemen. De binnenlandfche oneenighedeu „ in de Republiek werden op eens ter zijde gefteld, en „ alles vereenigde zig tot verdediging, en tot den oorlog „ tegen den vijand van buiten. Zo ontzaglijk als deze ,, voor hun moest zijn ; zo min lieten zij den moed zin- ,, ken. Zeker hadden zij hoop, gegronde hoop op „ de onderfteuning van eene buitenlandfche mogendheid „ tegen den keizer, en allengs op meer bondgenooten. —— i. Doch Frankryk had geen lust, om ander deel aan de „ zaak te nemen, dan dat van bemiddeling. JosEPn riep „ zijnen gezant uit den Haag terug; klaagde over den O „ hoon,  210 Het Leven „ dende, en in misbruiken kunnende ontaar3, ten , fchadelijk voor den godsdienst , de ,» goe- • „ hoon, der keizerlijke vlagge aangedaan, en verklaarde: „,, dat de begonnen onderhandelingen nu afgebroken wa„„ ren."" „ De ftaaten antwoordden: " „„ dat het geen „„ gebeurd was, alleenlijk ten oogmerk had gehad, hun„„ ne billijke regten te handhaven; dat men hen van geen „„ vijandlijken aanval kon befchuldigen; dat zij nog bij „„ hunne vredelievende geneigdheid bleven; en dat, bij„„ aldien zulks op den geest van zijne majesteit geen in„„ vloed mogt hebben, zij zig, tegen hunnen wil, ge« ;,„ noodzaakt zouden zien, van de middelen gebruik te „„ maken, waartoe zij door het regt der natuur en der ,„, volken tot verdediging van hunne ontwijfelbaare reg„„ ten bevoegd waren."" „ De onderhandelingen waren „ afgebroken." „ De prins van Kauinitz had aan den hollandfchen ge„ gezant te Weenen kennis gegeven,'dat 40000 man kei„ zerlijke troupen bevel bekomen hadden , om naar de „ Nederlanden te trekken. Hij meldde deze verklaring „ aan de algemeene ftaaten, en maakte zig tot zijn ver„ trek gereed: liet egter nog de hoop blijken, dat nog „ een gelukkig vergelijk zou kunnen plaats vinden. De „ ftaaten namen andermaal toevlugt tot het hof van Ver* „ failles, en verklaarden, ,„, dat zij, uit hoofde der „„ bijzondere betrekking, waarin zij zig met zijne ma„„ jesteit bevonden, met allen ernst en nadruk moesten „„ aandringen, dat de-koning de Republiek in haaren „„ nood  ▼ *n Joseph II. 211 ,, goede orde en goede zeden, wil en verfta „ ik, dat de gemelde broederfchap, uit welke „ eenig 5,j, nood zonder tijdverzuim kragtdadig te hulp mogt ko„„ men, zonder dewelke zij voor het openbaarste ge,„, weid niet kon bevrijd worden."" „ Ook befloten zij, zig tot andere mogendheden, in,, zonderheid tot Pruisfen, te wenden. De prins Hen„ deuk van Pruisfen had dadelijk te Parys verfcheiden„ maaien geiprekken gehouden met de hollandfche gezan- „ ten, Het franfche hof befloot, op nieuw eene „ proef te nemen, om de zaak door bemiddeling te ver„ effenen, en verklaarde aan den keizer, dat hetzelve, „ in geval van eenen oorlog met Holland wegens de „ Schelde, geen deel daar aan wilde nemen. Het En„ gelsch hof toonde zig ook tot den vrede geneigd, wil„ de liever de bemiddeling op zig nemen." „ Pruisfen deed voorflagen en aanbiedingen aan het hof „ van Weenen" ,, Het fcheen Holland niet meer te willen gelukken, ,, gansch Europe om zijnen wil in vlam te zetten.' De ,, fubfidietraktaaten, om vreemde troupen in foldij te be* „ komen, namen ook niet op. De duitfche vorsten wa,, ren niet willens hunne troupen tegen den keizer te la„ ten gebruiken. Deze Republiek poogde nogmaals „ door een zeer uitvoerig berigt de buitenlandfche mo„ gendheden in haar belang te trekken; wij zullen uit „ hetzelve alleen het volgende aanhalen: „„ Dat bet geen „„ dezelve tot hiertoe gedaan had, in het gegrond verO 3 *»» tr°ui  2i2 Het Leveh eenig nut voordvloeit, zo voor den even* „ naasten als voor de armen, in het algemeen „>on- „„ trouwen was gefchied , dat de godlijke Voorzienig» „„ heid, door welker bijftand zij haar aanwezen had be„„ komen, en tot heden bij haare onafhanglijkheid wasge„„ bleven,niet zou gedogen,dat dezelve vernietigdwierd; „„ en dat ook andere mogendheden var>\Europe, voornaam„„ lijk dezulken, wier landen aan die van zijne keizerlijke „„ majefteit grenzen, uit deze handelwijze niet dezen ftaat, ■ ■ ■ faj gelegenheden zullen zien,wat ook voor hun daar uit „„ tewagten ftaat, en dat dezelven zig uit dien hoofde niet „„ zullen onttrekken, om van de zaak der Republiek de hun„„ ne te maken, en door hunne kragtdadige tusfchenkomst „„ alle vijandlijkheden van de zijde zijner keizerlijke ma- „„ jefteit voor te komen."" „ Veele troupen trokken in de daad uit de Oostenrijk„ fche ftaaten naar de Nederlanden. Joseph liet eenen ,, rondgaanden brief aan zijne ministers aan de buitenland„ fche hoven afgaan, waarvan de wezenlijke inhoud „ was:" ,„, De Hollanders hebben zig de overtreding der trak„„ taaten bij alle gunstig gefchenen gelegenheden veroor„„ loofd: hierdoor is het fluiten der Schelde eene flaver„„ nij, welke da Oostenrijkfche Nederlanden niet verbind, „„ de ftaat der algemeene aangelegenheden van Europe „„ is van dien, waarin dezelve zig ten tijde van het flui„„ ten van den Munfterfchen vrede bevond, ten hoog„„ ften onderfcheiden, en het verding van dit traktaat, >,» be-  van Joseph II. 213 „ onder befcherming van den ftaat zal geno„ men worden, en dat dienvolgens haare ver- >,„ betreffende de Schelde, is thans buiten alle kragt. „„ De keizer wilde zig met de Republiek in het vriend,„, lijke verdragen, met opoffering zelfs van de billijkfte „„ en gewigtiglte aan( maal aan Joseph, en deed nieuwe voorflagen van be,, middeling, en tragtte tevens alle mogendheden van Eur „ fopa in zijn ontwerp te doen treden. Men handelde „ ook in Engelland, doch vergeefs. Er werd egter een „ Congres voorgeflagen, waaraan de hoven van Parys, „ Londen en Berlyn als bemiddelaars deel zouden nemen. „ Pruisfen fcheen niet langer een bloot aanfchou- „ wer te willen blijven. Rusland hield zig nog fteeds aan het fyftema der neutraliteit. Eindelijk toonde ,, zig Joseph meer genegen bij de nieuwe voorflagen van Verfailles. De prins van Stabremberg opende nieuwe P 5 "we  218 Het Leven „ en het uur, waarop men zal vergaderen, en ,, dat ,, we onderhandelingen de krijgstoerustingen en het „ gevaarlijk vooruitzigt verminderden allengs. De kei„ zer had de voorflagen van Frankryk verworpen, en an„ deren gedaan. Er kwamen ook nog andere zaaken op „ het tapijt, bij voorbeeld de verkiezing van den aarts„ hertog Frans tot Roomsch koning, enz. Eindelijk kwam men zo verre, dat de keizer van de vrije vaart „ op de Schelde afzien, en fchadeloosfteiling daar voor „ bekomen zou. Pruisfen toonde zig zeer gunstig aan j, de algemeene ftaaten. Er gingen afgevaardigden der „ Republiek naar Weenen, en de onderhandelingen wer„ den onder bemiddeling des konings vau Frankryk we« ,t der aangevangen. Van alle kanten vertoonden zig zaa„ ken, die den vrede voor elke partij wenschlijk ja nood„ zaaklijk maakten. Joseph liet zig overreden, dat het „ voordeel van het openen der Schelde zo groot niet zijn „ zou, als hij zig verbeeldde. De Hollanders wisten „ reeds voor lang, dat zelfs de voordeligfte oorlog in het „ einde nadelig voor hun was. Rusland, Engelland, „ Pruisfen en Venetië drongen aan op het bijleggen der „ verfchillen, zonder bloedftorten. Bij het dadelijk flui„ ten van het vergelijk, op den 20 van herfstmaand 1784, „ tusfchen den keizer en de algemeene ftaaten maakte de „ fom gelds, welke de Republiek aan den keizer zou be„ talen, de grootfte zwarigheid; doch deze werd ook n weggenomen. De Staaten beloofden tot vergoeding „ voor  VAN JOSEPH II» EI9 „ dat men aan den landvoogd der provincie ]] eene nauwkeurige lijst zal overgeven van al „de „ voor Maastricht en deszelfs gebied 9,500000 gulden, hollandsch geld, nevens betaling der fchade door de over- "„ flromingen veroorzaakt. Zij erkenden het volftrekt „ onafhanglijk regt van fouvereiniteit des keizers over „ het ganfche gedeelte der Schelde van Antwerpen tot „ voorbij Saftingen; in welk gedeelte van dien ftroom zij „ dan ook het regt afftonden van het heffen van tollen, „ en invorderen van regten; belovende aldaar op geener* „ lei wijze de fcheepvaart en den handel der keizerlijke „ onderdaanen hinderlijk te zijn , doch zonder grooter „ uitgebreidheid daar aan te geven, dan bij het traktaat " van Munster, in 164-> bepaald was, welk traktaat in „ dit opzigt in deszelfs kragt en werking bleef. Verder l bewilligden zij de ontruiming der forten Lillo en Lief, kenshoek met derzelver vestingwerken, en de inruiming „ daarvan aan den keizer, terwijl de artillerij en verder „ krijgstuig door de Staaten daaruit zou genomen worden. „ Eindelijk kwam men overeen, dat alle geldeifchen te„ gen elkander te niet gedaan zouden worden. Dit was „ voor Joseph eene zaak van aanmerklijk gewigt, wijl de „ algemeene Staaten nog aanzienlijke vorderingen op het „ huis van Oostenrijk hadden. Het Franfche hof bood „ zig aan, om van de 9 en een half millioen, er 4 en een „ half voor de Hollanders te betalen. Al de provinciën „ waren met zodanig een vergelijk niet te vreden; egter „ kwam hetzelve tot ftand, en het traktaat werd, op dan „ 8v*n  220 Het Leven „ de leden, die tot deze vergadering beho„ ren." De paus benediktus de XIV. keurde dezelve niet af als een voor de rijken gevaarlijk genootfchap, hij had te veel verftand, om er zig zulk een denkbeeld van te maken, hij befchuldigde dezelve alleenlijk van het misbruiken , door te zweren , een geheim niet te openbaaren, hetwelk niet beftaat. Maar laten wij weder tot,de ontwerpen van het bellier komen, welker uitvoering Josefh zig altijd tot eenen pligt rekende. Er moesten ftrenge wetten tegen den woeker weezen, en zij, die van deze misdaad overtuigd werden , moesten de ftraf van uitbanning ondergaan. Men moest den prijs van het hout verminderen, welke onmatig hoog was; de belasting , die er den prijs van verhoogde, werd geheel opgeheven. Men moest den zomerarbéid met eenige bezigheid afwisfelen,welke den landlieden gedurende den winter een beftaan kon geyen; men rigtte fpinderijen en wolfabrieken op: „ den 8 van flagtmaand 1785, te Fontainebleau, door de „ gezanten der beide mogendheden, onder garantie van „ Frankryk, ondertekend."]  van Joseph II. eai 0p: eene zeer nuttige zaak, welke, verwaarloosd wordende, de fteden met bedelaars vervult. Men begrijpt wel, dat te midden van zulke uitgeftrekte verbeteringen , Joseph het welzijn van het krijgswezen niet uit het oog kon verliezen. Hij maakte ten aanzien van hetzelve wetten, gemengd met zagtheid en ftrengheid. Volgens dezelven word het verlof geregeld uitgegeven, gelijk ook ieder foldaat, wiens tijd van dienst ten einde is , ten eerfte zijn affcheid bekomt, en als er gunstbewijzen zullen uitgedeeld worden, gefchied zulks met edelmoedige mildheid. De meeste fouvereinen gaan in dit alles niet verder, maar de keizer vervoegde zig dikwijls bij de foldaaten in de kafernen, om te onderzoeken, hoe zij er gehandeld worden, om er hun brood en levensmiddelen te proeven , om hen aantemoedigen, om er zig te vertonen, niet als een fouverein, maar als een dapper foldaat, die, zonder iets van zijne waardigheid te verliezen, hun fpitsbroeder en vriend fcheen te zijn. De meesten hunner zijn nog in leven, men kan hen deswegen ondervragen. Maar niets vleide hen  222 Het Leven hen zo zeer , dan zijne bezorgdheid om in hunne gevaaren te delen. ,, Indien ik het, „ in den veldtogt , ongemaklijk heb, zeide een grenadier fergeant, „ Joseph, fehoon kei„ zer , heeft het niet beter, dan ik; zijne „ kroon wagt, in het midden van den ftrijd, „ eenen kogel, zowel als mijne muts." Ingevolge van zulk een edel voorbeeld riep een turksch kapitein uit: — ,, Ieder Oosten,, ryksch foldaat heeft voorzeker eenen duivel „ in het lijf, want zij zijn niet eerder te vre„ den, dan na zij u gedood hebben." De aandagt des keizers zig op alle voorwerpen van hervorming vestigende , konden de lijkftaatfiën aan dezelve niet ontglippen.— De ijdele trotsheid, die met den mensch fterft, poogt hem te overleven, door, om zo te fpreken, zijne asche door eene minder ftigtende, dan fchandelijke overdaad en pragt te verlevendigen; en men zag, ten nadeele der erfgenaamen , fommen gelds verfpillen , om den trots der levenden te vleijen. Al de begraafnisfen werden tot eene deftige eenvoudigheid bepaald, als zijnde de praal eene zaak, die geheel te onpas komt in eene tijdftip, waarin de  van Joseph II. 223 de mensch weder tot de aarde keert, uit welke hij genomen is, en al zijne ijdele titels en grootheid verliest. „ Als er geen onderfcheid is in de wijze, „ op welke men den edele en den handwerks,', man doopt, zeide de keizer zeer wijslijk, " waarom zou er dan onderfcheid in de baH graving zijn? " Het is voor het overige ongerijmd , zo veele waschkaerzen optefleken, en zo veele klokken te luiden voor een wezen, dat niets meer ziet, noch hoort. Joseph, waarlijk een flaaf van den arbeid, kende geen dagen van uitfpanning of verlustiging. Onder zo veele voorwerpen, die hem bezig hielden,dagt het hem,dat men devoorregten der Nederlanden beperken , eenen koninglijken raad in plaats van dien der provinciën aanftellen, en kloosters vernietigen zou kunnen, zonder te bedenken, dat hij in eenen doolhof ging treden, uit welken het bezwaarlijk zou wezen, om uit te komen. Groote veranderingen kunnen niet bewerkt worden, dan door het gevoelen. Het zelve de fouverein der waereld zijnde, gelijk een Spaansch fchrijver zig uitdrukt , moet men het noodzaakhjk op zijne hand hebben, wanneer het op de af- fchaf-  224 Het Leven fchaffing van wetten en gewoonten, en de onderwerping der gemoederen aankomt. Maar de keizer inniglijk overtuigd, dat hij alleen het goede wilde, voorzag niet, dat men zig tegen hem kon verzetten. Hij begaf zig naar het leger, het welk bij Hermatijlad verzameld was, en was dagelijks bij de wapenoefeningen: van daar kwam hij door Zeng of Segni, vervolgens over het gebergte van Capella, het welk tien mijlen lang is, en den fchoonflen weg van Europe heeft. Op denzelven ziet men telkens, op zekere tusfchenwijdte, eene kleine zuil van wit marmer, verfierd met eenen zonnewijzer, en om de twee mijlen eene piramied, uit dewelke een keurlijk water komt, om den dorst der reizigers te lesfchen; ook vind men er herbergen, alwaar men het nodige kan bekomen. Men was niet verwonderd, den keizer te Leopold te zien. De fnelheid, waar mede hij van de eene provincie naar de andere reisde, fcheen hem te vermenigvuldigen. Hij bezigtigde de troupen, die te Grodeck verzameld waren, kwam weder te Leopold, en begaf zig naar het leger van Pest, alwaar de aartshertog Frans, zijn neef, zig bevond, dien hij aldaar bij zig ontboden had. De  van Joseph It. èsf De gefchiedfchrijver heeft moeite» om zo veele verhaastte togten te volgen. Van Pest ging men naar Laxenburg, van daar naar het leger van Minkeniorf, beftaande uit vijf regi. menten van Neder Oostenrijk, drie bataillons grenadiers, en drie divifiën huzaaren, kofak» ken enz. De dood van Frederik, koning van Pruis» fen, maakte veel gerugt in Europe, Joseph vereerde zijne gedagtenis, doende regt aan zijns uitftekende bekwaamheden. Hij kende de krijgskunde te wel, om in denPruisfifchen mo* narch geen ziel vol vuur te bewonderen; doch die, hem verlichtende, dikwijls zijne nabiruren in vlam zette. Deze koning daalde in het graf, na dat hij geheele legers daarin geftort had. Eene overdenking, welke de keizer zou gemaakt hebben, indien de oorlogszugt geen brandende koorts was, welke men niet ftuit, wanneer men wil. Men vernam, dat zijne keizerlijke roajefteit, Moraviè' en Bohème doorlopende, weder in zijne hoofdftad kwam; hij verfcheen er in het begin van Oétober, en het was om den tijd P Üj-  22ö Het Leven zijner afwezenheid te vergoeden, met het beantwoorden van al de fmeekfchriften, vermoeijende zijne geheimfchrijvers en zigzelven door het menigvuldig fchrijven. Een courier met allen fpoed van Petersburg gekomen, een mondgefprek tusfchen den Rusfifchen gezant en den kanfelier; dit was genoeg om de ftaatkundigen in de war te helpen, om hen eenen alliantie oorlog tegen her Ottomanisch hof te doen voorfpellen; ondertusfchen maakte de keizer het voorfchrift en rigtfnoer voor de regtbanken bekend, en nu verdonkerden de bedrieglijke regtsplegingen de waarheid niet meer, er was geen andere befcherming meer, dan het goed regt, geen andere uitfpraak, dan dat der wet. Joseph wagtte zig wel zijne toevlugt tot vreemdlingen te nemen, gelijk men in Rusland gedaan had, om het wetboek te maken. Hij kon niet onkundig zijn, dat inboorlingen alleen wezenlijk in ftaat zijn, om een werk te bellieren, welks grondflag de conftitutie van een rijk is. Een gewrogt van dien aart kan niet nuttig zijn, dan in zo verre het niet tegen de landsgebruiken, noch het karakter des volks aan-  v a -w j o g e ? Il ÏL aanloopt; het is met de menfehen niet even als met de boomen, die men gemaklijk griffelt eh ent. Zo veele voorzorgen tot verlevendiging eri aanwakkering der erfftaaten ontvonkten van alle kanten vlijt en naerftigheid. De fabrieken vermeerderden, de gemeenfehap van het eene land met het andere, bevorderde den uitvoer, de vaderlandslievende geest werd bemoedigd en eene waare volksopvoeding, betreklijk tot alle ftanden, beloofde voor het toekomendé volmaakter geflagten dan het tegenwoordige. Maar om josephs hart wel te kennen, was het nodig, het lijfzaakig wetboek te zien. Hij wilde niet, dat de misdaad van gekwetfte majefteit gerekend zoude worden onder dezulken j die den dood verdienen. Men ziet, dat hij vreest, te ftraffen, en met de menschlijke ellénde medelijden heeft. Hij wist egter op zijn' tijd ftreng te Wezen, doch dan was het om de ftraffen zeldzaamer te maaken, en het algemeen te overtuigen, dat hij geen onderfcheid van perfoonen maakte. Men zal zig nog lang herinneren, dat men een' man van aanzien, op bevel der regering, de flraaten van Weenen zag vegen, om dat hij n Pa zig  223 Het Leven zig aan eene verfoeilijke laagheid had fchuldig gemaakt; maar men zal tevens zeggen, dat de keizer, bedroefd van tot zulk een uiterfle te moeten komen, zig haastte om de familie te troosten, door dezelve met gunsten te overladen. Kathakina maakte zig gereed tot eene reis naar Cherfon, eene haven door Rusland op den linker oever van den Nieper aangelegd, toen een courier van Petersburg afgevaerdigd, de tijding kwam brengen van een gefloten traktaat van koophandel tusfchen de beide hoven. De keizer ftelde een groot belang in al het geen het lot der onderdaanen verbeterde Zijn vertrek werd vaerdiglijk befloten; maar, daar het naar Cberfon was , en om der keizerinne een bezoek te geven, was er niet meer nodig, om den geest der ftaatkundigen voedzel te verfchaffen, en hen allerlei gisfingen te doen maken. Joseph, gewoon, aardbevingen, onweeren, de pest zelve, rampen, die in Hongaryë zeer gemeen zijn, te trotzen, vreesde op reis alleen den tijd, dien men er op verfpilt. Dit was het geen hem kwelde, en nogthans vergoedde hij dit verlies door weinig te flapen, en den nagt  ' van Joseph II. 229 nagt zeiven oogenblikken te ontrukken, om te lezen of te fchrijven. Frederik zeide te regt, dat het hoofd van joseph een magazijn van „ brieven, wetten, bevelen en ontwerpen ,, was." .Het is onbegrijplijk, hoe veele bevelen van allerlei foort hij*, in eene tienjaarige regering, uitgegeven heeft, temeer, daar hij dezelven dikwijls in haast ontwierp, en dus veeltijds dezelven op nieuw moest beginnen, of weder intrekken. De begeerte om een werk, het welk hij ontworpen had, tot volmaaktheid te brengen, liet hem geen tijd, om te bedenken, dat eene hervorming op het papier gefield geen hinderpaalen vind, maar dikwijls een berg word moeilijk om te beklauteren, volgens de uitdrukking van puffendorf, wanneer men tot de uitvoering moet komen. Het waren noch de dichters, noch de fchoone geesten, gelijk men verfpreid heeft, die de begeerte in hem verwekten, om alles te ondernemen en alles te hervormen. Behalven, dat hij dezelven niet beminde, wilde hij alles uit zig zeiven doen, uitgezonderd, wanneer hij frederik navolgde , wijl hij in het fluk van het krijgswezen geen beter voorbeeld ter navolging vond. P 3 De  s$o Het Leven De onlusten in de Nederlanden verwekt, waartoe eene benadeling der voorregten, en de vernietiging van eenige kloosters aanleiding hadden gegeven, werden door den keizer aan den kardinaal van Frankenberg, aartsbisfchop van Mecbelen, toegefchreven, die naar Weemen v/erd ontboden. De goedheid des keizers nam genoegen in zijne verfchoningen, en hij verfcheen weder in zijn aartsbisdom, doch niet zonder den fmaak te behouden, welken hij, gelijk een ieder weet, voor de overalpifche gevoelens koestert. Onderwijlen hielden groote krijgstoerustingen de Ottomanifche Porte ernftig bezig, fehoon het vertrek van de Keizerin naar de Krim in den raad des fultans werd voorgedragen als eene bloote reis, welke geen ongerustheid kon baren. Het hof van Petersburg wist wel, dat kleine oorlogslisten een gedeelte der krijgskunde uitmaken, en de voorzigtigheid vorderde, er zig van te bedienen. Katharika dagt alleenlijk den keizer te zien, wanneer *e koning van Polen oordeelde, haar een bedoek te moeten geven. Wat was zijn oogmerk ?. Men tragtte het té raden. Joseph vertrok den n April 1787, een tijd- merk  van Joseph [I. 231 merk in de jaarboeken der Turken, nam den weg door Brinn, Olmutz, Jaroslow, en kwam te Lemberg, anders Leopold. Hij bezogt den ftadvoogd, graave Brigido, begaf zig naar de vergadering, welke bij den prins van Coburg gehouden werd, vereerde de Cafino van den adel met zijne tegenwoordigheid, deed eene reis naar Zamosch, kwam weder te Leopold, van waar hij zijnen weg naar Cberfon voordzette, nemende den opperften van het kweekfchool als biegtvader mede. Hij kwam te Brody, eene ftad in Galliciè', en voorbij het pragtig flot van Padborce komende, het welk men op eene hoogte ziet, en alwaar de onfterflijke Wenceslaus Rzewuski, overleden groot-veldheer van Polen, zijn gegewoon verblijf hield, zeide hij tegen eenen zijner reisgenooten: „Daar woonde de deugdzaamfte Pool" Terwijl Joseph de woestijne doorreisde, had men het te Konjlantinopel drok met eenen laatften veldflag in Egypte, in welken de benden der oproerlingen geheel vernield, en verfcheiden Bey's ganschlijk verflagen waren, na dat dézen hunne fchatten verloren hadden, en génen genoodzaakt waren geworden, naar het geP 4 berg-  &3* Het Leven bergte te vlugten tusfchen den Nyl en de Roa* de Zee, en van waar de vlugtelingen nooit we-* derkeren, doordien zij er van gebrek en kom* mer omkomen, of door de Arabers omgebragt worden. Deze tijding kwam van den kapitein pacha, die zig gereed maakte, om na den afgezonden courier te vertrekken. De keizerin van Rusland bevond zig te Kaview, eene ftad in de ükraine, behorende aan de Kofakken, en liggende in de nabuurfchap van den Nieper, alwaar zij een mondgefprek hield met den koning van Polen, Zij hielden zamen het middagmaal, en er is geen twijfel, of zo veele gebeurdnisfen, als zedert die tijdftip hebben plaats gehad, maakten hun gefprek belangrijk. Des anderen daags ligtte de kleine vloot, waarmede Katharina reisde, en die aan de pragt en grootheid van Cleopatra deed denken, toen deze koningin in eene floep voer met purperen tapijten en gouden riemen verfierd, zeer vroeg het anker, ftevende naar Kremenfcbak, alwaar zij ontfcheepte, vervolgende haaren weg tot Cberfon. De keizer het, incognito in agt nemende, ten eifA-  van Joseph II. 233 einde noch door eerbewijzingen, noch door pligtplegingen niet vermoeid te worden, had een mondgefprek met den koning van Polen in Poolsch Ukraine, van waar hij zijnen weg naar Cberfon vervolgde. Katharina op haare reis door tegenwind opgehouden zijnde, ging hij haar te gemoet. Hunne majefteiten namen de reis te land, hebbende bij zig in het rijtuig de graavin Branio Ka, nigt van den prins Potemkin, gemaalin van den groot-Veldheer van Polen, en de graavin van Cobenzel. Cberfon was de verzamelplaats van al de ministers en vreemdlingen. Men ontmoette er elk oogenblik lieden van allerlei landen; en Katharina, in gouden vaten, met edel ge» fteente verfierd, bediend, door grooten omringd, en grootsch, aan haar hof eenen koning, eenen keizer gezien te hebben, fcheen de geheele waereld te gebieden. De ftaatkundigen verwonderden zig, met reden, Europe over deze gedenkwaardige gebeurdnis zo gerust te zien. Katharina, koningin van de Krim wordende, verwierf nieuwe magt en overtreffendheid, dat is te zeggen, P 5 dat  234 Het Leven dat zij zig de gevoelloosheid der mogendheden te nutte maakte, om zig tot een beflister van oorlog en vrede te ftellen, wanneer de fbuvereinen belangen zouden hebben te vereffenen. Het genoegen, van Joseph den II. tot eenen bondgenoot tegen de Turken te hebben, flelde haar gerust ten aanzien der pogingen van Engelland en Pruisfen, die alle konftenaarijen van het kabinet in het werk fielden, om de Turken aantehitzen. De keizer nam deel aan dézen oorlog als bondgenoot der keizerin van Rusland, aan welke hij een aanmerklijk getal troupen zou moeten leveren, zo dikwijls als zij oorlog zou hebben ; als zijnde bedrogen door de Turken, die zig plegtig hadden verbonden, om grensfcheidingen te maken, en zulks van jaar tot jaar uitftellende; als vuurig verlangende, weder in het bezit van het erfdeel zijner vaderen te treden, door Belgrado, eene flad zedert 1739 aan de Turken afgeftaan, te hernemen. Dezen waren de redenen, die Joseph de wapenen deden opvatten. Wie kan daarenboven, volgens het gevoelen van alle wetkundigen, onkundig zijn, dat in  van Joseph II. 235 in twijfelagtige oorlogen het vooroordeel altijd ten voordeele der vorften moet zijn (*). Men zou in het geheim van hun kabinet, of liever, van hun hart moeten zien, om hen te beoordelen. De onderhandelingen te Cberfon, alwaar men, waarfchijnlijk, het ontwerp maakte, om de Turken uit Europe te verdrijven, ten einde gelopen zijnde, bezogten hunne majefteiten een gedeelte van de Krim. Men ging naar Backtfchifarai, de hoofdftad van dit bijna eiland, en de zetel der oude kans; vervolgens te Serastopol, eene zeehaven, op welker reede de oorlogfchepen liggen, welken in het land gebouwd zijn, en keerde weder naar Cberfon, hetwelk toen eene nieuwe volkplanting fcheen te zijn. Joseph nam den weg naar Weenen, Katharina dien van Moskou (f), en zij nam dik- (*) Men vind hier over een gewigtig hoofdftuk in flw fdtution d'un Pritice, door den Heer Duüuet. Deze vermaarde fchrijver fielt dit voorftel als een onbetwistbaar grondbeginzel vast. (f) Deze laatfte ftad , welke zo groot is als Parys, is, naar mate van haare uitgeftrektheid, volftrekt ontvolkt. Zij heeft egter een aanzien van rijkdom en grooiheid; de meeste  236 Het Leven dikwijls den weg te land dwars door de huizen, welken men brandde om haar des nagts voor iantaerns te dienen, terwijl zij op eene treflijke wijze de puinhoopen betaalde, die tot haaren zegenpraal dienden. Weenen was niet minder verbaasd dan verrukt, den keizer met zo veel vaerdigheid te zien aankomen. Des anderen daags gaf hij reeds gehoor, nooit rust nemende, maarfteeds zijne ziel tot welzijn zijner onderdaanen afmattende. De aartshertog Frans vertrok toen om de vestingfteden van Bobemen (*) te gaan bezigti- gen. meeste huizen zijn van hout, en hebben maar eene verdieping; doch men vind er paleizen, die eene hoofdftad aanduiden. De klok, welke men zegt, dat vijftig duizend pond weegt, is zedert haaren val niet weder herfteld, zo min als de patriarch zijn vorig aanzien weder heeft bekomen , zedert dat Peter de Groote zijne magt gefnuikt heeft. Men rekent den afftand van Petersburg tot Moskou op twee honderd mijlen, en de tegenwoordige keizerin heeft deze reis in een huis op raden gedaan, waarin men verfcheiden gemakken had gemaakt, onder anderen ook eenen kachel. (*) Deze jonge prins gaf van het oogenblik dat hij te  van Joseph II. 237 gen. De opvoeding eens krijgshelds, welke Joseph hem gaf tot onderwerp van opvoeding hebbende de kennis der vestingwerken, de beoefening der wapenhandeling en krijgsverrigtingen, en al het geen eenen voortreflijken krijgsheld kan vormen. Schoon de jonge prins teder was, vond hij^in den arbeid zijne verlustiging, en het zou eene ftraf voor hem geweest zijn, hem aan de moeilijkste oefeningen der krijgskunde te onttrekken, om hem in den draaikring der vermaaken te fborten. De keizer bevindende, dat de religiekas, waaruit hij nooit eenen penning trok, dan om ftigtingen en werken van liefdadigheid te doen, niet toereikende was, om aan al zijne weldadige oogmerken te voldoen, befloot, al de inkomsten van zekere kloosters daar aan te trekken en den kloosterlingen ia dezelven eene jaarwèdde te geven. De gedurige gefprekken met den veldmaarfchalk Laudon O) en verfcheiden andere veld- hee- te JVeenen verfcheen reeds blijken van het geen men van hem te verwagten had. Uit zijne roemzugt bleek de goede opvoeding, welke hij genoten had. (£) [Deze grijze Krijgsheld is den 14 July dezes jaars  2$$- Hèt Levem heeren, die zig dagelijks bij den keizer begaven , waren, in eenig opzigt, de voorlopers van de inneming van Belgrado. Dit was alleen het geen de monarch bedoelde, wijl hij den afftand dier vesting döor Karel den. VI. , een monarch, die tot zelfs in zijn lachen ernstig was^ als een foort van vernedering voor zijn huis befchouwde. Men kreeg toen de tijding, dat de ftaatert der Nederlanden tweemaal vergaderd 'zijnde , befloten hadden, afgevaardigden naar Weenen te zenden, om den keizer ongeveinsde blijken van hunne onderworpenheid overtebrengen y en C'700)' të Neiititfcbein, in den ouderdom van 78 jaaren overleden. Hij trad, in 1756, in dienst van het huis van Oostenryk^ hier baande hij zig derwijze den weg tot glorie, dat hij binnen een jan: tol generaal dtrartiUerij, en in drie jaaren tot opperbevelhebber over een jjan»ch leger werd benoemd. Hij was het, die Oltituiz yin eeua belegering der Pruisfilchen verloste, den kor,in- Zfelvca te Frankfort aan den Oder, en te Zaandtrf flueg, dea generaal Fouquft gevangen naro, C'a:z cn Sp vin den ;-roa. ten Frederik fTuitte., in eenen oorlog, die voor hei huis van Oostenryk allernootlottigst z.u hebbes kunnen WïZEll. ]  van Joseph II. 239 en hem hunne klagten medetedelen. Men zag in dezen flap de getrouwheid van een volk, het welk de liefde voor het geen billijk is, waarlijk vermaard heeft gemaakt. Zij kwamen den 14 augustus 1787. aan, begaven zig bij den prins van Kaunitz, hof en ftaatskanfelier.' Reeds den volgenden dag hadden zij gehoor bij deri monarch, en , weinig dagen daarna vertrokken zij weder naar Brusfel, op hunnen ganfchen weg verbreidende , dat zij aan de wijze bemiddeling va« den minister alles verfchuldigd waren. Het is hier de plaats, om van het berugt verklaarfchrift der Porte tegen Rusland (*) te fpreken, het welk dezelve den graave van Choiseul Gouffier , gezant van Frankryk bij de Porte, deed ter handftellen, en waarin men de keizerin befchuldigde, van den twist-appel tusfchen de beide rijken geworpen te hebben, door allerlei heimlijke listen te gebruiken ; den woi- (*) Men is tegen de waarheid der verklaarfchriften zo vooringenomen, zeide de vermaarde marquis de Torcy, minister der buitenlandfche zaaken, dat het middel , om de hoven te misleiden, is, 'er de waarheid te fpreken.  240 Het Livis woiwode van Moldavië' (*) te verleiden; zijne vlugt te begunstigen ; konfuls in WalachyS aanteftellen, en zig in de inwendige fchikkingen van het bewind des divans (f) intedringen ; door zig den ganfchen koophandel te willen eigen maken; over haare nabuuren te heerfcheh; eindelijk alle traktaaten te fchenden; „ hetwelk de verheven Porte magtigde word op het einde gezegd, ,, het befluit, welk „ dezelve genomen heeft, om Rusland den „ oorlog aantedoen , bekend te maken." KathariNu beantwoordde dit verklaarfchrift met kragt en bondigheid. De divan was zeer verdeeld; men twistte hevig. Zommigen wilden den oorlog tot het aanftaande voorjaar opfchorten , maar de meerderheid was van een tegengefteld gevoelen, en er werden aanftonds bevelen afgevaardigd aan al de pacha's, zo in Europe als in Afië, van al de Grie- (*) Woiwode betekent eenen landvoogd eener provincie, en deze naam word, in Polen, aan de Palatijnen gegeven. (f) Dus word de raad des Sultans genoemd. Alle groote zaaken worden in denzelven gebragt, en men befiist 'er den oorlog of den vrede.  v a*"n Joseph II. 241 Grieken te ontwapenen, en de Mufulmannen aantemanen, van zig onder het vaandel van den profeet te komen begeven, ten einde de ongelovigen te beftrijden. De graaf van Trautmansdorf den graave van Beljoioso in hoedanigheid van gevolmagtigde minister des keizers in de Nederlanden opvolgende, begaf-zig der waard, om getuigen te zijn van de goede eensgezindheid, welke het befluit van den fouverein wéder bewerkc had. De monarch laat de belgifche provinciën bij het genot van derzelver grondwetten, voorregten en vrijheden. Onftaatkundigen, waaraan de waereld geen gebrek heeft, ondanks de menigte van nieuws* fchrijvers in dezelve, twijfelden, dat de keizer tegen de Turken zou optrekken; maar anderen, die verder zagen, waren overtuigd, dat hij in zijne verbindnis met Rusland geen andere bedoeling had, dan de vernedering van het Ottomanisch rijk, om niets meer te zeggen. Het gebrek aan geld zou Joseph alleen hebben kunnen terug houden, maar door de grootfte bezuiniging had hij het middel gevonden om aanmerklijke fommen opteleggen, in zo Q ver*  S4& Het Leven verre, dat hij zijner milddadigheid nauwer paaien ftelde, en zonder hofhouding, huis of pragt leefde. Een goed beftuur is eene onuitputbaare geldbron (*). Onderrigt, dat men de proef moest nemen van de werking der mijnen bij Therefiënfiai, eene ftad ter eere van Maria Theresia, zijne doorlugtige moeder, gebouwd, begaf hij zig haastlijk derwaard. Men deed 'er zes in zijne tegenwoordigheid fpringen. De geenen, die de onderneming hadden uitgevoerd werden door Joseph rijklijk beloond. Het Turkfche rijk bleef na deszelfs gedaanen ftap niet werkloos. Het Ottomanisch leger verzamelde zig vaerdiglijk, met voornemen, om zig van Balta tot Kamlnieck uitteftrekken, welke laatste plaats, de eenige merkwaerdige vesting in Polen is (§). Men (*) Men zegt, dat een oud wijsgeer in den gevel van zijn huis had doen zetten: Hier beeft men bet gebeim, van goud te maken; en toen men in menigte bij hem kwam, omzijn geheim middel te hebben, toopde hij den eenvoudigften huisraad, de foberfte tafel, bk geringde huis, als de waare bron van rijkdommen. (§) De heer Dimbowski , des tijds bisfchop van Kaminieek, zeide mij op het kasteel van Podborce, in 1754» eene  vi n Joseph II. 343 Men zag van alle kanten bewegingen in Moravië en Gallicië. Verfcheiden regimenten trokken zamen, en gaven Josephs voornemens te kennen. De hemel fcheen hem te willen begunstigen, wijl het gedurende de ganfche maand van Oclober dezes jaars op de grenzen van Polen en Turkyë fehoon weeder was (f). De weiden boden, in dit reeds gevorderd* jaargetij, aan het oog des reizigers een heer. lijk groen met bloemen gefchakeerd veldtapijt aan, hetwelk het gezigt bekoorde. Katharina, door het verklaarfchrift der Ottomanifche Porte getergd, kon niec nalaten, daarop te antwoorden, en zij deed het op eene wijze, die ten blijke verftrekte van het fchrander oordeel van haaren raad. Zij klaagde daarin over het Turksch ministerie, hetwelk zig eene geheel zonderlinge zaak, dat de Turken, die te Choczim wonen, dikwijls naar Kaminieck zenden, om misfen te doen ter eere van St. Antonie van Padua, wari« neer zij iets verloren hebben, dat zij gaem wilden wedervinden. In tijd van nood maakt men van alles gebruik. (f) Ik bevond mij toen in Polen, en was zeer verwon» derd, 'er de velden zo verfierd en de lugt 'er zo zuiver te zien als in de maand Augustus.  244 Het Leven zig bij aanhoudendheid tegen haare vreedzaa"me oogmerken heeft verzet, en .wezenlijk aan verfcheiden traktaaten, welker artikelen hetzelve.ondertekend heeft, te kort heeft gedaan. Zij treed in bijzonderheden, welken eene menigte van bezwaaren opleveren;, waaraan de Porte zig heeft fchuldig gemaakt. Zij zegt, •met den keizer, haaren bondgenoot, alleenlijk daarover gefproken te hebben, om den vrede te herftellen, gelijk zij gemaklijk kan be« wijzen door haar verzoek aan den koning van Frankryk gedaan, om met zijne vermogende bemiddeling te willen tusfchen komen. Zij beweert, dat haare reis naar de Krim geen ander doeleinde heeft gehad, dan om haaren minister bij de Porte tot zig te ontbieden, ten einde de oorzaak der ontflaane verfchillen beter te kunnen onderzoeken. Zij eindigt met te zeggen, dat het Turksch ministerie den hoon met de verraderij heeft gepaard, en dat het alleen wegens het geweld is, hetwelk men haar aandoet, dat zij haare toevlugt tot den weg der wapenen neemt. Het fcheen, dat de divan geen geloof fteldein haare ongeveinsdheid, en dat al de redenen van Katharina aan denzelven flegts met  van Joseph II. 245 met veel konst gezogte fpreekwijzen fchenen te zijn. Dit is zeker,dat de drie mogendheden, welken den oorlog moesten voeren, niets verzuimden om zig ontzachlijk te maken. De magt en alle krijgskundige wetenfchap fpreidden zig allengs ten toon, zo te land als ter zee, en men verwaarloosde volftrekt niets van het geen den vrede moest bevorderen, en hetwelk denzelven flegts vertraagde. De beste veldheeren werden over en weder gekozen, om de legers te gebieden, zo bij de Rusfen als bij de Oostenrijkers, en men kon zig van de overwinning verzekerd houden. Doch men verdeelde de troupen te zeer, in plaats van dezelven bijeen te trekken. De vijandlijkheden begonnen met Oczakow, eene fterke ftad van Turkyè'. in Besfarabiè', vermaard door den flag van 1644, en alwaarde Turkfche galeijen zijn, die den mond van den Nieper tegen de ftroperijen der Kozakken dekken. Het hof van Weenen gaf onophoudelijk bevelen uit betreklijk tot de omftandigheden, het zij tot bezorging van voorraad en allerlei behoeften, het zij tot voorkoming van rovingen Q 3 VÈr'  246 Het Leven vernieling, terwijl Joseph fteeds werkzaam was in al de deelen zijner flaaten; hier, be* velen gevende tot het trekken der troupen, daar, tot legeringen. De keizerlijke internuntius verliet KonJlantU nopel, na een gehoor bij den grootvizier, en het antwoord des keizers aan de Porte gaf te kennen, dat men zonder langer dralen den flrijd kon beginnen (*). Het antwoord was bondig en eenen fouverein waardig, die naar glorie haakte, dezelve wilde behalen en 'er zig mede kronen. De grenzen der drie rijken waren als in een oogenblik met pieken en bajonetten bezet, en met vaandels en gefchut bedekt. Men fprak dagelijks van niets anders, dan van hevige gevegten tusfchen de Rusfen en Turken, en zag den prins Potemkin gaan en komen, die, door zijne kunde en dapperheid onderfteund, den moed' der foldaaten en de bekwaamheid der veldheeren verdubbelde. Ge- (*) Men heeft opgemerkt, dat hij in zijne brieven, gelijk ook in zijne verklaarfchriften, altijd met zo veel kragt als edelheid fprak. Het is zeldzaam, dat Krijgshaftige vorsten eenen laffen ftijl hebben. „ Onze pen ", zei. 4e de maarfchalk van Saxe, „ is als onze degen."  van Joseph II. 247 Gedurende al deze bewegingen woonde de keizer, in fchijn zo bedaard, alsof hij in dit gewoel geen deel had,(*) denjaarlijkfchen dienst bij, welken men voor zijne doorlugtige moeder vierde, gaf bevelen, hield zig bezig met het inwendige zijner ftaaten, en hoorde de ongelukkigen. Katharina integendeel, ten uiterste getroffen door het verlies, welk haar eskader in de zwarte zee had geleden, zonder egter de gevolgen te hebben, die zij moest vrezen, deelde haaren invloed uit overal, waar zij dien noodzaaklijk oordeelde. Meer dan drie honderd duizend man, allen in den krijg geoefend, maakten de legermagt van Joseph uit, en 'er is geen twijfel, of hij zou reeds in den eersten veldtogt de Mufulmannen hebben te rug geflagen, indien hij geen kordon had getrokken (t)> waardoor zijne rnagt zeer verzwakt , (*) Het is voor eenen fouverein eene wezenlijke zaak, zig zo te weten te houden , dat hij niets laat merken van het geen zijne ziel kan ontroeren, enJosEPH.de ii. bezat die bekwaamheid. (t) Men heeft alle reden van te geloven, dat de troupen van Joseph alleenlijk zo veel gronds befloegen, om zig tegen »errasfingen van den kant der Pruisfifchen te dekken. Q4  H$ Het Leven zwakt, en den Turken gelegenheid gegeven werd om zig in piotons te verdelen, uitvallen te doen, en zig te verfchanfen zonder vervolgd te kunnen worden. Al de.onderfcheiden legers, die hij hier'en daar tegenflelde, zouden op ftaande voet te rug gedreven zijn geworden, en de vlugt of de dood zou vaardig een einde gêmaakt hebben aan eenen oorlog, van welken de fchermutze- lingen en wisfelvalligheden van tijd tot tijd meer dan een derde der legers wegfleepten, zonder de vertragingen in de togten, veroorzaakt door overftromingen en onweders, en de ijslijkheden van pest en hoHger te rekenen, welke laatste veele ziektens veroorzaakten, zoo dat men geheele landen in kerkhoven verwisfeldzag. Jk loop de gebeurdnisfen vooruit, oordelende , den lezer het verhaal van zo veele rampen te moeten fparen, welker zamenloop de menschheid doet fidderen (f). Men ziet ongetwijfeld (t) Niets verveelt zo zeer, dan het lezen van eene gefchiednis , wVarin men belegeringen en veldflagenbefchrijft, 20, dat men de minste kleinigheid niet voorbij gaat. Indien Voltaire, b zijn leven van Karel den Xll, zomtïjds met die bijzonderheden verveelt, het is, om dat deze ma-  van Joseph II. £49 feld gaern daaden van dapperheid, maar men fchrikt bij het lezen van de bijzondere vernaaien der dooden, welke zij gewoon is te veroorzaken. Het was ten tijde dezer rampzaligheden, dat de gelukkigfte gebeurdnis er de gedagtnis van deed verdwijnen; ik bedoel de egtverbindnis van de princes Elizabeth van Wurtenberg met den aartshertog Frans van Toskane, neef des keizers. Dit huwlijk op den 9 van louwmaand 1788. voltrokken in de groote hof kapél, in tegenwoordigheid van zijne majefteit, moest den monarch in de eenzaamheid, waar in hij zig door de afwezenheid zijner doorlugtige familie gebragt zag, ten troost verftrekken. Alles kondigde in de jonge egtgenoote, welke de keizer zelf onder zijn oog had doen opvoeden, het geluk aan, welk zij hem beloofde, zo wel als aan de ftad Weenen, welker wellust zij was. De keurvorst van Keulen ver- rigt- rhonarch alleenlijk een krijgsheld geweest zijnde, men zig aan dien vorm moest onderwerpen, of zijne gefchiednis niet geven; in plaats, dat de keizer Joseph, in de wijze, op welke hij zijne ftaaten heeft geregeerd, onderfcheiden onderwerpen, om te verhandelen, aanbied. Q5  250 Het Lkveh rigtte de plegtigheid, en de luister der vreugdebedrijven werd alleenlijk gematigd om ruime aalmoesfen aan de ongelukkigen uittedeelerr. Men gaf zes duizend gouden dukaaten aan de armen eener fligting, welke het Injtitut word genoemd, * De gezondheid des keizers nam hoe langer hoe meer af, onaangezien eenen heldhaftigen moed, die hem over zig zeiven deed zegenpralen, door der ziekte, die hem verteerde, om zo te fpreken, ftilzwijgen opteleggen. Schoon hij toen eerst zeven en veertig jaaren had bereikt, kon men uit zijn vervallen gelaat zien,, dat de menigvuldige arbeid hem had verteerd, en het geneeskundig lichaam, hoe gefloten anders ten aanzien der fouvereinen, durfde zeggen , dat Joseph de II. zelf zijn graf opende. Hij haastte zig om naar Triest te gaan, met het vast befluit, om zig naar het leger te begeven; en gelijk hij niets vergat van het geen hij oordeelde, zijn pligt te zijn, liet hij twee affchriften van zijnen uiterften wil in handen van den prins Kaunitz, groot ftaats-kanfelier, en van den onder-kanfelier (*> Den (*) Weinige lieden hadden de voorzorg en voorzigtig- keid  van Joseph II. 251 Den 4 Maart was hij te Triest, en de^n 25 kwam hij te Peter war asdyn. Men vernam van Fiume, dat de keizer aan verfcheiden Turken, die men met hunne vaartuigen in deze haven had aangehouden., de vrijheid had wedergegeven. Het was het aandoenlijkst fchouwtoneel hen aan de voeten van hunnen verlosfer te zien, dezelven met hunne traanen befproeijende, en de oogen vervolgens hemelwaard verheffende, herhaalde reizen te horen uitroepen Alla! Alïal (*> De keizer kwam te Futok, alwaar hij den aarts- heid van Joseph. Onaangezien zo veele vermengde zaaken, die zijnen tijd verdeelden, verzuimde hij niets van het geen hij voornam, uittevoeren. „ Zijn geest," zeide een Engelschman. „ fchijnt een bureau met laden te zijn, „ waaruit hij, zonder de minste verwarring, alles haalt, ,, wat hij nodig heeft." (*) Alla! Allal Een woord, hetwelk, in deTurkfche taal, God betekent, en men kan in dit opzigt zeggen, dat de Mohammetaanen door hunne gedurige gebeden en herhaalde godsdienstverrigtingen de Christenen befchamen. Men ziet hen, in het midden des legers, God des morgens en des avonds aanbidden; de Groot-vizier zelf werpt zig, even als de anderen, voor Gods aangezigt neder.  Het Leven aartshertog Frans van Toskane vond, die er daags te voren was aangekomen, gelijk ook . de generaals. Deze bijeenkomst geleek naar die ontzag verwekkende vergaderingen, waarin de hoofden der Romeinen het ontwerp van den ondergang van Karthagena maakten; maar de Turken hadden geen Hannibal , en onkundig inde taktiek (*), eene zo nodige wetenfchap in den oorlog, vertoonden zij flegts eenen wilden moed, onftuimig en woest bij den eerften aanval, doch kort daarna verflauwende. Kleine gevegten offchermutzelingen, veeleer, dan vooraf bepaalde aanvallen, volgden elkander gefiadig op, terwijl de Donau bedekt (*) De Turken zouden de Krijgskunde veel meer beoefend hebben, indien het kwalijk begrepen flelzel van eene voorbefchikking geen hinderpaal aan hunne leeroefeningen was. Zij ï kunnen zig niet overreden, dat Gods Voorzienigheid geen noodzaaklijkheid oplegt, en dat, wanneer de dingen gebeuren, zo als het opperwezen die voorzien heeft, zulks alleen is, om dat hij gezien heeft, dat de mensch zig van zijne vrijheid zou bedienen, om zodanige zaak in zulke omftandigheden te doen. Dus ik zie een' mensch, die zig in het gevaar begeeft, ik zeg, ■dat hij zal omkomen; hij komt indedaad om: zal men Eeggen, dat ik 'er oorzaak van ben ?  van Joseph II. , ^53 dekt met fchepen met troupen en krijgs- en mondbehoeften, eenen gedugten oorlog aankondigde. Polen zig toen tusfchen twee vuuren bevindende, doeh door de verdeling, die men 'er van gemaakt had, te zeer verzwakt, kon niet anders doen, dan de beweging der drie legers met ftilzwijgen waarnemen. Er is geen twij-' fel, of men wenschte er het Ottomanisch hof eenen gelukkigen uitO-ag, 'daar hetzelve, als een getrouwe bondgenoot van Polen, nooit deszelfs traktaaten had gefchonden. Maar de omHandigheden vorderden, zig ftil te houden. Een koning, dien de verfchillende aanhangen haatlijk maakten .(§), magnaaten door belan. gen (§) De koning en de republiek Polen zijn te dikwijls uit belang verdeeld, dan dat 'er geen verfchillende partijen zouden zijn, en het is altijd niet gemaklijk te beflisfen, wie regt of onregt heeft. Men onderzoekt thans de vraag, of de kroon verkieslijk moet zijn of niet, en ik denk, dat de .verftandige lieden de Poolfche vrijheid als gekluisterd zijnde zullen befchouwen,indi2n de erfopvolging ooit tot (land gebragt word. Deze waarheid is volkomen betoogd ' irt een werk, hetwelk dit jaar te Dreven is uitgekomen, en hetwelk oen zegt van eene meelterlijke hand te zijn.  E54 Het Leven gen verdeeld, bijna verwoeste landen, waren zo veele redenen van onvermogen en oorzaaken van hooploosheid. Men befchuldigde de Rusfen eenen geruimen tijd van werkloosheid, zonder te bedenken , dat hunne wegen dikwijls tot op het einde van April onbruikbaar zijn, en dat de paerden zo wel, als de foldaaten alle moeite van de waereld hebben, om er door te komen. De Turken, door verwoedheid aangedreven, vertoonden zig alom met onfluimig geweld; doch dikwijls deden zij looze aanvallen: getuige die van Semlin. 7a) hadden meer dan duizend man te Bucbarest, eene ftad in Walacbye\ meer dan agt duizend naar den kant van Zevenbergen; terwijl Fokfcban .de verzamelplaats van den vorst van Walaehyè' was. Men verwagtte den groot-vizier, wiens leger op zestig duizend man beliep, allen jong doch ongeoefend volk, veeleer in ftaat om wanorde te verwekken, dan om zig door hunne menigte te doen vrèzen. De groot-vizier voerde, door een nog beklagenswaerdiger ongeluk, en het welk men als een oorfpronglijk kwaad bij de Turken kan be-  van Joseph II. 255 befchouwen, al de Afiatifche pragt met zig (*); en wanneer het opperhoofd verwijfd is, heeft het leger geen kragt meer. De kapitan pacha (f), zedert zo veele jaaren bekend, moest met zijne vloot eenen aanval op de Krim doen, hetwelk voorfpelde, dat de troupen van Cberfon- tot Belgrado, oogenblikJijk handgemeen zouden worden. Joseph gebood bij aanhoudendheid het aanwerven van nieuwe manfchap, waardoor alles wat in ftaat was, de wapens te voeren, uit de fteden en van het platte land geligt werd, hetwelk niet kon plaats hebben, zonder de lasten te verzwaren en misnoegen en gemor te verwekken: maar de klagten werden verdoofd door de liefde der Duitfchers voor den roem'. Xe Jajfy eenige overlopers van onderfcheiden landen *) De Turken zijn in dit ftuk zo weinig vatbaar voor verbetering, dat een Vizier zou geloven, zig van zijn eigen aanwezen te beroven, indien hij geheel eenvoudig naar het leger ging. (|) Trots en moedig van aart hèefthij zig altijd weten ta doen vrezen, en de jaaren hebben zijne dapperheid niet verflaauwd. Men zegt, dat hij leeuwen temt, eene zaak, die des te vreemder is, daar hij zelf niet zeer getemd is.  S5Ö H E T L E v E N landaarten, ten getale van over de honderd aangehouden zijnde, werden dezelve naar het leger van den groot-vizier gezonden, die vernomen hebbende, dat onder dezelven zig agt en twintig Franfchen bevonden, hen aan den Franfchen gezant overgaf (*). De Turken hebben zig meer dan eens door zulke grootmoedi. ge trekken doen uitmunten. De vorst van Moldavië werd toen gevangen genomen; en de prins van Licbtenfiein, ileeds handgemeen met de Turken, dreef dezelven dapper terug, onaa'ngezien hunnen hardnekkigen tegenftand. Zij leden een aanmerklijk Verlies in Zevenbergen, met den kolonel Kragte willen aanvallen, die, den regten vleugel van zijn detachement ziende wijken, middel vond, om door eenen hollen weg te komen, de Turken van ter zijden aantetasten, en hen tot den aftogt te noodzaken. Dit gevegt duurde vijf uuren. De gefchiednis alleenlijk moetende blijven bij het verhalen der voornaamfle gebeurdnisfen, (*) De Franfche gezant, de heer de CHoisEur. Gouffier , heeft door zijn vereenigings geest zig deze bijzondere oplettendheid weten waardig te maken.  van Joseph II. 257 iën, bedoelt men in deze alleenlijk JosEPH|den II,, en de verrigtingen te doen kennen,die hem tot het bemagtigen van Belgrado leidden. Joseph hield zig in het hoofdkwartier van Semlin; was dagelijks in het leger; bezogt al de posten, welken door zijne troupen bezet waren; arbeid* de als een Veldheer; vermoeide zig als een gemeen foldaat, en was dus alleen een geheel leger. Zijne majefleit zond van Semlin een aanzienlijk corps troupen af, met bevel, om in het Bannaat te trekken (*). Men wist, i dat (*) Het woord Bannaat is ontleend van den eertitel Ban, zo als oudstijds de Landvoogden of gouverneurs der provinciën werden genaamd, welken van de kroon van Hongaryë afhanglijk waren; dus betekent bannaat, graaffchap, gouvernement, prinsdom. ' JVIen vind dit woord, gelijk ook veele anderen, niet in het woordenboek van Vaüsgien, het welk nergens toe goed is, dan om vergoten te worden, wijl het grimmelt van misflagen, voornaamlijk ten aanzien der afitanden. Ik zou dikwijls verlegen zijn geweest met de namen der fteden en dorpen, indien vader Jannart, boekbewaarder van het Oratorium , bekend door zijne geleerdheid en door de orde, waarin hij de boekerij gebragt heeft, de goedheid niet had gehad, van mij de boeken te bezorgen, die ter mijner onderrigting in dit fluk konden dienen. R  S53 Het Leven dat verfcheiden Rusfifche fchepen, die in de Zwarte zee kruisten , veele Turkfche vaartuigen vernielden, anderen, met koorn geladen, namen, zodat men zo te land als ter zee, aan de oevers van den Donau zo wel, als aan die van de Sau en de Niester, niet dan vijandlijkheden zag bedrijven. Het leger van den veldmaarfchaik Romanzow (f) trok beneden Mobilow, over dezen laatften vloed; en de twee verdelingen volgden die van den graave van SoltiKow, die zig het eerst naar Moldavië begaf. Onderwijle was men zeer verwonderd, den koning van Zweden het anker te zien ligten, en zig aan het hoofd zijner galeivloot ftellen, om zig naar Finland te begeven, met oogmerk, om zig tegen de ondernemingen van Rusland aantekanten. Zijne bezwaaren waren gegrond op de heimlijke zamenzwering van den Rusfifchen gezant aan het hof van Zweden, die, volgens hem, geen ander doeleinde hadden, dan om verdeeldheid aan hetzelve te zaaijen, en den ko- (1) Deze veldheer, die in eene algemeene hoogagting is, heeft de grootfte vaerdigheid in de uitvoering, wanneer het oogenWik, welk hij zeer wel waet te kennen, daar i«.  VAM josepk II. 859 koning derhalven noodzaakten, hem den dag van zijn vertrek te bepalen. Katharina, eene hooghartige fbuvereine, wier aart en trotsheid bij een' ieder bekend zijn, liet alom haare verwondering en gevoeligheid blijken. Zij verklaarde, dat indien de zuiverheid en opregtheid haarer bedoelingen niet voldoende waren tot herftelling der rust, zij van de middelen gebruik zou maken, die God haar in de hand gegeven had, en die zij nooit dan tot glorie van haar rijk, en tot geluk van haare onderdaanen zou aanwenden. Onaangezien de «fchoonheid van het verklaarfchrift, de Zweedfche en Rusfifehe vlooten elkander ontmoet hebbende, wierd van weerzijde flag geleverd. De vlootvoogd Greigh, voerende een fchip van honderd Hukken, en gevolgd door twee anderen van veertig flukken, hield het voornaamlijk op den hertog van Sudermanland, die het gevaar niet dan door eene onvergelijklijke dapperheid en door de vaerdigheid van zijn beleid ontkwam. Twee honderd man werden gedood of gekwetst; en zonder te willen beflisfen, aan wien van beiden de overwinning toekwam, hadden de Rusfen zo wel als de Zweeden ten minften de eer, R 2 van  200 Het Leven" van de grootfte dapperheid en bekwaamheid te hebben laten blijken. Dit is ondertusfchen zeker, dat zij ter erkendnis der zegenpraal, zo te Petersburg als te Stokbolm, het Te Deum deden zingen. De aartshertog Frans van Toskane, naijverig om zig in de kunst des oorlogs te volmaken, ging het kordon der troupen van Semlin tot in het leger voor Choczim bezigtigen; en men was verwonderd, dat hij in zulke tedere jaaren reeds zulk een groot krijgsheld was. De keizer bezogt de hospitaalen der foldaaten (*), en met medelijden over de menigte van zieken aangedaan, zorgde hij, om hun alle mogelijke verligting toetebrengen. Men zag hem meer dan eens hun de hand geven , en hen (*) Gave de hemel, dat de geenen, die hem van despotismus en van wreedheid befchuldigd bebben, hem in dergelijke bezoeken gevolgd hadden! zouden zij uit de wijze, op welke hij zijne foldaaten handelde en met hun fprak, gezien hebben, of bij hem de minfte fchijn van onmenselijkheid plaats had. Het ongeluk is, dat de fchrijvers elkander nafchrijven, en dat flegts dén onkundige of bevooroordeelde genoeg is, om eene menigte van leugens in de waereld te brengen.  van Joseph II. 261 hen vertroosten, door hen met den naam van vriend te noemen. De prins van Coburg (*), wiens voorzigtigheid zijnen moed evenaart, en die in zigzelven al de hulpmiddelen der kunst weet te vinden, fchikte zig naar de omftandigheden; zo zeer een vijand van overhaasting als van zammeling, had hij Choczim, eene turkfche ftad op de grenzen van Polen, geblokkeerd. Men verlangde met ongeduld, het groote leger in werking te zien, het welk fteeds in den zelfden ftand bleef, uit hoofde der groote hitte, welke menfehen en paerden zou hebben doen omkomen. Het bevel over het legercorps aan den prins van Lichtenftein toebetrouwd, dien de ziekte verhinderde, te werken, werd aan den veldmaarfchalk Laudon opgedragen, die zig ten fpoedigften derwaard begaf. Verfcheiden aanvallen, dan ten voordeele der (*) Deze prins is een zo onvertzaagd, als kundig krijgsman, altijd bedaard in het midden van het heetfte van het gevegt, bij de foluaaten bemind, bij den officier hoog geagt. Ik heb de eer gehad, hem bij Leopold aan tafel, en dikwijls op gezelfchappen te zien, R3  &6% Het Leven der Oostenrijkers, dan ten voordeele der Turken, lieten de gemoederen omtrent het lot des oorlogs in twijfel; maar men ging van alle kant met drift weddenfchappen aan, dat Belgrado genomen zou worden, ondanks de voorbeelden en lesfen, welken Franfche Ingenieurs en artilleristen fteeds aan de Turken gaven. De Ottoman bezit alleenlijk deftigheid en moed. Om een' rustig' en kloek' man aanteduiden, zegt men, Jlerk als een Turk. Maar niets verwijfders, dan een Mufulman. De gewoonte van bij de vrouwen te leven, en fchier altijd opgefloten, klederen te dragen, die door derzelver wijdte niet anders, dan hinderlijk kunnen zijn, rijklijk opium te gebruiken (*), die flegts eene hartfterking fchijnt te gijn, om dat zij dronken maakt, doch met ver. doving der zenuwen eindigt, zijn zonder twijfel een hinderpaal aan moed en dapperheid. De verraderij van den pacha van Scutari werd (*) Dit gebruik heeft tweederlei uitwerking; het veroorzaakt eene diepe gevoelloosheid, of eene foort van raïende woede. De gewoonte, van er zig van te bediedienen, kan de werking ("remmen. Men weet, dat MiThrjdates zonder hinder vergift gebruikte.  tan Joseph II. 2C3 werd door gansch Europa verfoeid. Na dat hij de Rusfen en de Keizerlijken gevleid had, var zig met hun te vereenigen, deed hij hen ombrengen ; en op die wijze werd de verbindnis der Albaneefche Montenegrijnen met de beide keizerlijke mogendheden, door een gruwelftuk afgebroken, waarvan de eeuw, hoe boos dezelve is, geen voorbeeld oplevert. De Turken zogten hunne vijanden door allerlei middelen afbreuk te doen, en te verzwakken. De groot-vizier kwam met vijftig duizend man te Widdin , deed verfcheiden aga's worgen, om dat eene brug over den Donau niet voltooid was Op deze wijze ftraffen de Ottomanen de fchuldigen, oordelende, dat alle traag regt in het ftraffen, flegts een half regt is (*). Deze vizier, gunstling van den kapitan pacha, was zijne hooge bevordering aan zijn ver- ftand (♦) Indien bet een groot kwaad is, te vaerdig in het Araffen te zijn, is het te traag ftraffen geen minder kwaad. De Chineefen hebben hunne vastgeftelde ftraffen op de onderfcheiden misdaaden, en zodra iemand van een misdrijf overtuigd is, word het vonnis uitgefproken en uitgevoerd. _ R 4  264 Het Leven ftand verfchuldigd; want hij was niet meer dan een flaaf geweest (*). Men ontwikkelde zijne eerfte denkbeelden; en fehoon de fukan geen andere verdienfte had, dan zig met zig. zeiven bezig te houden, zijnen baard te lire. len (f), en in den fchoot der wellustigheid te leven, wist hij egter zijne bekwaamheden te belonen. Joseph begaf zig op weg aan het hoofd van het (*) Het despotismus bij de Turken duit deugdzaame lieden van de groottte ampten niet uit: de dienstbaarheid zelve is geen hinderpaal aan de bevordering; een onfeilbaar middel, om de gaaven en bekwaamheden zelfs uit den fchoot der duisternis te doen te voorfchijn komen, en hetwelk in de monarchien niet zeer bekend is, 0m dat de hovelingen er dikwijls maar al te veel invloed en te veel belang hebben, om lieden van kunde en verftand te verwijderen, (f) Deze aanmerking, hoe beuzelagtig dezelve fchijnt, is eenen gefchiedfehrij ver niet onwaerdig, wanneer men er' over oordeelt uit de afbeelding, welken de ouden van de keizers gemaakt hebben. Zij zeggen ons, dat de een zijn hoofd fteeds op zijde hield, ea een andere vermaak fchepte, in zijne tanden te laten zien. Voltaire merkt aan, dat Karel de XÜ. dikwijls niet antwoordde, dan met eenen eenvoudigen lach, welken hij zig aangewend bad.  VAN JOSEPH II. 265 het leger, om zig naar het Bannaat te begeven , latende eene genoegzaame magt te Semlin tot verdediging der plaats en van den dijk van Befcharia, terwijl de kapitan pacha op zijne vloot de. grootfte voorbeelden van geftrengheid oefende. In het eerfte gevegt, waarin zijn ligt eskader wreedlijk was gehavend, had hij zelf eenen fcheeps-kapitein met eene piftool nedergefchoten en twee anderen doen worgen. „ Deze monsters zijn niet geboren, „ om Europe te bewonen," zeide Joseph,toen hij deze wreede ftrengheid hoorde. Deze monarch brandde van begeerte, om flag te leveren, verwagtende van eenen beflisfenden flag de rust van zijn leger, het welk fteeds door ziekten werd verzwakt. Het Bannaat is altijd een ongezond land. geweest, en er is geen twijfel, of de pestige befmetftoffen, welken de bederving in dit rampzalig gewest uitwaasfemde, hebben den toeftand des keizers zeer verergerd (*). Zeer (*) Veelerlei oorzaaken gaven gelegenheid toe zijne ziekte, welke gedeeltlijk uit eene fcherpte van het bloed, en het wegnemen van eene wen, die ongetwijfeld haare takken verfpreidde, en uit eene onrust voordfproot, wel-, ke het kwaad noodzaaklijk moest vermeerderen. R 5  i66 Het Leven Zeer verfchillende van die fouvereinen, die in den oorlog verfchijnen, zonder er het minfte teken van leven te geven, en hunne plaats door hun afbeeldzel zouden kunnen doen vervangen, wilde hij het bevel voeren, te Illova, het middenpunt van het leger, latende den regten vleugel onder bevel van den graave van Wartensleben, en den linken onder dat van den veldmaarfchalk Lascy. De Turken met reden een hoofdtreffen vrezende, en bevroedende, dat zij flegts in ligte fchermutzelingen beftand waren, gebruikten list, door zig niet dan bij piotons te vertonen; het welk maakte, volgens de uitdrukking van den generaal Fabris, dat men elkander alleen met eene ltille trom doodde, en den foldaaten den tijd gaf, om ziek te worden, en aan de ziekten dien, om de fterkfte voordgangen te maken. Men kon de verfchijning van den vizier niet beter vergelijken, dan bij de verfchijnzels 'van de maan. Even als deze onvermoeide nagtbodin, deed hij niets anders dan onophoudelijk gaan en komen, flegts even een gedeelte van zig latende zien, naderende, terugtrekkende, tig als een vertzaagd krijgsman gedragende, die vreest,  van Joseph II. 267 freest, zig in een gevegt in te laten. De zegenpraal van den prins van Coburg was eindelijk volkomen; hij maakte zig meester van Choczim (*), en ftond der bezetting toe, met wapens en paerden vrij uittrekken. Hoe matiger gebruik een veldheer van de overwinning maakt, hoe meer hij zig met lauwren bedekt. Men had alle verwagting dat Novi, hetwelk eenen hardnekkigen wederftand deed, eindelijk voor den veldmaarfchalk Laudon zou moeten zwigten. Deze veldheer, die niet minder groot was, wanneer hij draalde, dan wanneer hij de overwinning behaalde, nam zelf op zig, de vrouwen, kinderen, en derzelver goederen naar Bredar te doen vervoeren, waartoe hij de wagens bezorgde, geen glorie kennende dan die medgezellin der menschlijkheid is. Joseph , door deze dubbele gebeurdnis gevleid, fcheen te verjeugden, doch in de hoop, dat (*) Deze laatfte flad van Turkyë, op de grenzen van Polen en aan den Niest er gelegen, fcheen op zigzelve niets, maar de Turken verfterkten dezelve, en bewaarden haar zó wel, dat men zo veel wijsheid als dapperheid nodig had, om er zig meester van te maken.  268 Het Leven dat de Turken, die zig meester van den Donau fchenen te willen maken, dapperlijk geflagen, of ten minfte op de vlugt gedreven zouden worden. Toen het leger des keizers zig eens te Lugos bevond, zogt men eenen voordeugen post, om gelegenheid tot den flag te geven; maar men matte elkander af, zonder iets wezenlijks te verrigten. Toen was het, dat de rampzaligfle omftandigheden alle ongelukken aanbragten, en men zig genoodzaakt zag, geheele dorpen te verbranden, en niets dan verwoesting agter zig te laten, ten einde de vijand geen middelen van beflaan zou kunnen vinden. Het was in het midden van deze vreeslijke gebeurdnis, dat J o s e p h s menslievendheid meer dan ooit uitblonk (*;, en dat hij door alle mogelijke middelen de ellendigen, die alles verloren hadden, zogt fchadeloos te Hellen. Door (*) Het is onmogelijk, zig te verbeelden, hoe bezorgd h'J was, en wat al moeite hij zig gaf, 0m de inwoneren der gewesten, weiken de oorlog verwoestte, levensmid. delen, huisvesting en kleding te bezorgen. Hij had veel »mder gevoel van zijne ziekte, dan van de droefheid van ongelukkigen te zien.  van Joseph II. z6p Door zodanig ongeluk overftelpt, bekende hij toen, dat hij zijne krijgsgezindheid duur betaalde. En indedaad, wat al zorgen kwelden zijne ziele niet? Ontwerpen, berigten, legeringen, krijgsverrigtingen, gevegten, begeerte om te overwinnen, vrees voor eene nederlaag, noodzaaklijkheid van te ftraffen, gedurige afmattingen, onderhandeling met de vier waerelddeelen, en in dit alles de beeldnis der nakomelingfchap, welker beoordeling men niet naar zijnen zin fehikt; allen onderwerpen, die in eens veroveraars ziele een eb en vloed van ontwerpen en gedagten verwekken. Hij ftond gereed om de Turken aantetasten,' die, onder aanvoering van twee pacha's, een jeger van vijftien duizend man uitmaakten, toen zij Pancfova verlieten, na dat zij hetzelve in brand hadden geftoken. Men tastte de agterhoede aan, doodde veele Turken, en Mehemisch pacha, die het opperbevel voerde, en wiens kostbaar uitgedoscht paerd men mede voerde, werd ftervende aan zijne bekomen wonden op het flagveld gelaten. De generaal Harrach verdreef, van zijn' kant, de vijanden uit Ulpalanka, maakte veele gevangenen, doodde veele Turken en dwong de  o?o Het Leven de bezetting, zig overtegeven. Door deze voordeelen had de keizer den roem, van het Bannaat van vijandlijke troupen te zuiveren. Hij liet er den generaal Clairfait , en begaf zig op weg, om zig weder met het corps van den generaal van Gemmingen te vereenigen, in de nabuurfchap van Semlin. De prins Rodolph Joseph van Colloredo O, conferentie minister en onder-kanfe= lier des rijks, ftierf toen te Weenen, in den ouderdom van 83 jaaren, Joseph betreurde hem als eenen zijner onderdaanen, wiens ijver Maria Theresia had ondervonden, en die, door eene volmaakte voorzigtigheid, de agting' van een' ieder had verworven. Men telde meer dan honderd vijftig dorpen die de Turken, gedurende hun verblijf in het Bannaat, verwoest hadden, er zig een vermaak in Hellende, dezelven in den brand te fteken; „ hebbende deze Barbaaren, zeide eene groote prin- (*) Er zijn naamen in Weenen, voor welken men eene ibort van eerbied heeft, en die van Colloredo behoort onder dat getal. Schoon hij «3 jaaren oud was, ftierf hij nog te jong naar den zin van hun, die de deugd wetea op prijs te ftell«n.  van Joseph II. a?! prinfes, „ vermaaken geheel verfchillende van „ de onzen." Hoe meer de troupen van Joseph haaren moed deden blijken, hoe meer zijne vijanden over onregtvaerdigheid fchreeuwden, even als of de oorlog door de Franfchen begonnen, om de infurgenten te onderfteunen, veel billijker, en elke oorlogende mogendheid niet aan de berisping blootgefteld ware. ,, Daar is geen „ oorlog", zeide de onflerflijke Montecuculi, „ die zig niet uit tweeërlei oogpunten „ laat befchouwen, en geen gelegenheid tot „ befchuldigingen geeft." Zeven kolonels werden tot den rang van generaal bevorderd, en vijf nieuwe generaals benoemd ; en de berigten, welken men toen uit het leger der Rusfen ontvong, gaven te kennen , dat zij in hunne onderneming tegen Oc* zacow veel volk verloren, en dat de veldmaarfchalk RoMANZOw,'in Moldavië gebrek aan levensmiddelen hebbende, in begrip was, om zijne winterlegeringen in Polen te nemen. De aartshertog Frans , misnoegd, het bloed, welk gelukkiglijk door zijne aderen ftroomt, weder te Weenen te brengen, deed de fpoedige terugkomst des keizers hopen; en zijne ma-  Het Leven majefteit kwam indedaad ook kort daarna aan.' Hij had verfcheiden gefprekken met den prins van Kaünitz; 'en deze minister, zonder den wil des keizers te fchijnen tegen te gaan, leidde hem tot gematigde beginzelen; maar eene oorlogsdrift is geen vuur, dat zig gemaklijk laat uitblusfchen. De dood des konings van Spanje werd voor den keizer een onderwerp van overdenking (*). Na (*) Deze monarch is een der fouvereinen dezer eeuw, die op de verftandigité wijze geregeerd heeft. Met hulp van het gezond verftand, hetwelk altijd zijn ftreekwijzer was, deed hij zig door verftandige lieden omringen, en hij hoorde hen. De glans der verdienste doofde in zijne oogen altijd dien der geboorte uit, gelijk zulks bleek uit de keuze van Tanuc.ci en Gregori. Ondanks de vooroordeelen des lands had. hij moeds genoeg, om het geloofsonderzoek te doen wankelen, en den geloofsonderzoeker te doen verbleken; hetzelve beftaat alleen nog om ongevoelig weg te zinken, tot groot genoegen van verlichte lieden, die hetzelve befchouweu als de meest ftrijdige regtbank met het euangelie. ] Jezus, aan het kruis den geest gevende, zeide tot zijnen Vader: vergeef het hun, zij -weten niet, wat zij doen; en het geloofsonderzoek, hetwelk zig waant, zeer Christüjk te zijn, zegt in tegendeel: verbrand en verdelg. Welk eene tegenftrijdigheidl  v » n Joseph I ï. 273 Na eenige minuuten j met het hoofd op de hand rusténde onbeweeglijk gebleven zijnde: j, Het was," zeidê hij, ,, een verflandig mo» i, narch,en die zig zo veel moeite en beweging „ niet gaf als ik om wél te regeren." Dus wist Joseph de II. Karél dén III, wiens regering indedaad die van eenen wijzen was^ naar waarde te fchatten. Men oordeelde, dert keizer de wateren van Pifd te moeten aanraden (f), wijl zijne ge* zondheid zigtbaar afnam; mdar volgens de aanmerking der jonge aartshertogin, is het zeker, dat hij door de tijdingen, die hij uit alle ge» westen , en voornaamlijk uit het leger ontvang, vermoeid, zig niet verhaalde, dan door vdri bezigheid te veranderen. De buitenlandfche zaaken volgden die vari binnen op, en er was geen deel der beftieringi welk hij niet ten fterkste ter harte nam. Het innemen van Qczatbv), eene ftad in y.-A tri ri£!> t..:.;•[ ï«n ■•■ a Eet- (t) Behalven dat deze baden vbórtreflijlt zijn, zijn zij ook grootsch, Men vind 'er de aangenaamste landftreek en alle gemak, welk men zou kunnen wenfehen. „ Al „ was het alleen de fchoonheid der landftreek," zeide dé markgraavin van Bareith, zuster des konings van Pruisfen , „ men zou er zijne gezondheid weder bekomen." ■ ^ .... S ■ ' '" %  274 Het Leven Besfarabië, was van veel meer uitwerking op zijne gezondheid , dan al de konst der geneesheeren. „ Gelukkige dag," riep hij uit, „in„ dien dezelve niet ten prijze des bloeds ge,, kogt ware!" Over de agtduizend dooden, twee honderd drie en tagtig gekwetste officieren, ën vierduizend gevangenen waren met deze verovering gemoeid, van welke de generaal Romanzow zelf de tijding te Petersburg bragt. Men veroverde drie honderd en tien ftukken kanon, en honderd tagtig vaandels. De prins Wolkonski, zoon van dien, die gezant in Polen was, verloor bij deze gelegenheid het leven. Het verlies der Rusfen beliep flegts op honderd twee en dertig dooden. De keizer ontving telkens brieven uit Kroatië en uit Zevenbergen, die hem van de geringffe bewegingen kennis gaven, en, gevoegd bij de zaaken, waarmede hij overladen was, hem niet veel meer rust lieten, dan in het leger. „ Ik zie wel," zeide hij eens, vijf couriers te gelijk ontvangende, „dat ik zal moeten op„ houden te leven, om te kunnen rusten." (§). Men (§) Men kan op hem ook het grafïchrift van Karel den XII. toepasfen. Hic fiat qui nunquam fietit.  van Joseph II. 27$ Men vernam , dat de graaf van Romanzow een gedeelte van zijne troupen naar Bender deed trekken, om deze vesting nauwer intefluiten, terwijl men bezig was met Choezhn te verfterken. De winter, fehoon ongemeen ftreng, belette den arbeid der werklieden niet, noch den ijver der opzigters daarover; en het fcheen dat in dezen kostbaaren en moorderfchen oorlog de ftrijders de jaargetijden zeiven trotzeerden. Men had reeds lang gefproken van het verkopen der leenen behorende aan den fouverein, gelijk ook van die, welken ter befchikking der kapittels en kloo:ters Honden, toen het befluit deswegens in het lichc kwam, de eersten ten voordeele der fchatkist, de anderen ten dienste der religiekas; een blijk van Josephs regtvaerdigheid in het ftuk van ver» delingen, en dat hij, in de deelen van het bewind, nooit daarvan afweek. Het was eerst half februarij en het legertuig des keizers vertrok, onaangezien de diepe fneeuw en het ys, naar Hmgaryë. Men ligtte bij aanhoudendheid rekruuten, en men had dezelven nodig tot het gedurig voltallig maken van een leger van over de drie honderd en vijfS a tig  2/6 Het Leven tig duizend man; een verfchriklijk getal in de oogen eener gezonde wijsbegeerte, welke wel wenschte, dat alle menfehen in vrede leefden. Men verloor toen den veldmaarfchalk prins van Lichtenstein, die verfcheiden maaien de woede desoorlogs was ontkomen, en, doorzijne dapperheid, over den dood zou gezegenpraald hebben, indien de menfehen onfterflijk konden wezen. Zijne gedagtnis was voor Joseph zo dierbaar,als zijne dienften hem nuttig waren geweest. Men weet, hoe veel werk hij van oude krijgslieden maakte, en hoe gevoelig hij was over de ziekte van den veldmaarfchalk Laudon, die uit het leger was teruggekeerd om het bed te houden. Zijne genegenheid tusfehen dezen doorlugtigen grijsaart en den veldmaarfchalk Lascy, wiens gezondheid zedert eenigen tijd wankelende was geworden, verdelende, eerde hij hen beiden met loffpraaken. De keizer droeg het bevel over de troupen in Zevenbergen, na den dood van den generaal der artillerij, aan den prins van Hohenlohe op. Zijne keuzen werden algemeen toegejuichd, wijl hij niet gaf, dan met kennis van zaake (*\ en (*) Deze wijze van geven is alleen loflijk. Joanna d'Arquien, gemaalin van den grooten Sobieski, ko«  van Joseph II. 277 en niet op aanbevelingen, die, gemeenlijk, eene bron van onregt zijn. Polen klaagde zeer over het verblijf der Rusfifche troupen op deszelfs grondgebied. De gezant verfchoonde zulks zo veel mogelijk; en dit misnoegen der republiek fcheen reeds te voorfpellen, dat zij tegen zodanige geweldplegingen hulp zou zoeken. Wat Zweeden betreft, dit rijk was fleeds tegen Rusland verbitterd. Men weet, hoe men dag en nagt te Karlskroon, eene ftad aan de baltifche zee , (*) arbeidde aan de uitrusting der vloot, die aanzienlijker moest wezen, dan in vorigen tijd; maar dit rijk had het destijds drok met de omwenteling, welke de raadple- gin. koningin [van Polen, hield niet op van al de ampten te vragen voor haare begunstigden, toen de bisfchop van Varmie haar,er eene misdaad uit maakte. „ Denk, me„ vrouw, zeide hij, dat het alleen de konstenaarij is, die amp„ ten verkrijgt, wanneer de gunst er toe benoemt,en dat ,, gij in de daad veel kwaad doet, denkende goed te doen." (*) Karel de XII bragt er eenen winter door, na dat hij Turkfè had verlaten, en ai de rampen beproefd had in den flag van Ragen, in welken de graaf Poniatowski hem het leven redde, zijnde gelukkig genoeg geweest, hetzelfde te Pult-awa te doen. S 3  278 Het Leven gingen des rijksdags ftoorden. Een groot getal officieren werden in Finland in arrest genomen; en zonder het beleid en de flandvastigheid des konings zouden zijne flaaten een prooi zijn geworden van de ijslijkfte verdeeldheden. De pogingen van Deenmarken ter ontdekking der fmeders van het plan om de Rusfifche vloot in brand te fteken, hadden de begeerde uitwerking nog niet gehad, toen het hof aan het huis, waarin de Zweedfche minister woonde, den baron Benzelstierna , Zweedfche lieutenant kolonel, deed vatten, die het Engelsch vaartuig had gekogt, welk de Rusfifche fchepen zou in brand fteken. Hij werd als gevangene van ftaat naar de citadel gebragt, en de kommisfie, met deze zaak belast, begon haar werk, terwijl het hof van Petersburg aan dat van Koppenhage twaalf fchepen vraagde, welken hetzelve, uit kragt van een traktaat, moest leveren, hetwelk uitgevoerd werd. De ftroperijen der Turken in verfcheiden provinciën deden den generaal de Vins naar Kroatië vertrekken , en de generaal graaf van Clairfait, wiens kundigheid bekend is, kreeg het bevel over het leger van den graave van Wariensleben. Men zag de wegen, die naar  van Joseph II. 279 naar het oorlogstoneel leidden, bedekt met artilleristen, mineerders, ingenieurs, legerwagens en gefchut, hetwelk eene fchrikverwekkende vertoning maakte. De menigvuldige bevelen, welken naar Bohemen, Hongaryë en naar de provinciën, alwaar het oorlogsvuur op het hevigst begon te ontbranden, afgevaerdigd werden, kondigden aan, dat Joseph eenen zo luisterrijken als voordeligen veldtogt ging doen. Men zag de Turken, welken in Bosnië verzameld waren, kasteden verflerken, vestingwerken verbeteren, bezettingen vermeerderen enz. Het fcheen toen beflist te zijn, dat de maarfchalk Haddick zig naar Hongaryë zou begeven, en dat de veldmaarfchalk Laudon het bevel van een leger van zeventigduizend man op zig zoü nemen, met hetwelk hij in Walacbyëzou dringen, en eenen voordeligen ftand zou nemen aan de overzijde van den Donau, ten einde de onderneming tegen Belgrado te begunstigen. Maar de gezondheid des keizers, welke zeer wankelbaar werd, deed voor zijn leven vrezen; hij was nauwlijks een dag vrij van lijden , en zijne hardnekkigheid in bij aanhoudendheid te werken, verzwakte hem hoe S 4 lan-  $8o Het Leven langer hoe meer. Voeg hier bij, dat de berigten der fchaarsheid van levensmiddelen, en der heerfchende ziekten, die het leger vernielden, zijn lijden aanmerklijk vermeerderden. Men weet, dat de zielskwellingen duizendmaal wreeder zijn, dan lichaamsfmerten. De Turken , die het zig altijd tot eenen vasten regel houden, dat men de plaatzen, in welken men zig niet kan handhaven, geheel en al moet verwoesten , trokken door tot Okna, alwaar een voorpost was van agttien man, welken zij door de kling joegen, vervolgens de ftad in brand ftekende, en verfcheiden dorpen hetzelfde lot doende ondergaan, ondanks de groote liefde des naasten, welke de koran hun zo fterk aanbeveelt. Er deed zig, gedurende eenigen tijd, eene flauwe hoop op, dat de Porte indedaad genegen was tot een vergelijk: niet te min gingen de krijgstoerustingen en vijandlijkheden voord. De Prins ven Coburg hervatte met eenen ongelooflijken ijver de krijgsverrigtingen; en de keizer vertrouwde met grond op zijne krijgskundige bekwaamheden, terwijl de Rusfen beweging maakten, om met eenen nieuwen moed te werk te gaan. Men  van Joseph II. 281 Men verwagtte niets minder, dan den dood van den grooten heer Abdul Hamed, toen dezelve zijne levensdagen affneed. Hij wagtte met vuurig verlangen het einde des oorlogs, zonder aan het zijne te denken. Hij ftierf weinig betreurd, hebbende niets gedaan, noch tot zijnen roem, noch rot voorfpoed van zijn rijk. Sultans van dien aart regeren alleen, om den roem der Achmets en Solimans te verheffen (*), wier gedagtnis Konftantinopel nog vervult, onaangezien den verlopen tijd, zedert dat zij ophielden te zijn. De nieuwe keizer, fultan Selim, bevestigde, denzelfden dag, dat zijn voorganger begraven werd, den kaimakan, en al de overige ministers en amptenaaren in hunne posten; en maakte bekend, dat men zou voordgaan met de begonnen fchikkingen voor den aanftaanden veldtogt, dreigende de geenen, die zig aan verraad of lafhartigheid zouden fchuldig maken, met zijne gramfchap en die van den grooten profeet. De zugt naar verandering, en (*) Men weet, dat Soliman de II. en Achmet de III. twee fouvereinen waren, die zig onfterflijk maakten. De eerfte fteeg ten trqone in 1530, en de tweede in 1703., s 5  a8a Het Leven en niet de kennis van S elim, (c) veroorzaakte buitengewoone vreugde onder het volk. Het is met de onderdaanen als met de zieken, welken van gelegenheid veranderende, menen , dat zij zig beter zullen bevinden, en dikwijls er des te flegter aan zijn. Joseph had het genoegen, de huwlijks inzegening te vernemen van zijne nigt de aartshertogin , dogter van den aartshertog Ferdinand, gelijk ook van den hertog van Aoste , kleinzoon des konings van Sardinië, in deze plegtigheid vertegenwoordigd door den aartshertog Frans (*), en dat zij naar Turin ging; doch dit kon het verdriet niet wegnemen, welk de keizer had, van zig door de koorts terug gehouden te zien, op het oogenblik, dat hij den roem in het midden der gevaaren ging zoeken. Midlerwijl kwam de graaf van Colloredo, generaal en directeur der artillerij, te Buda, ten einde zig verder naar het leger te begeven. Indien men hier een omftandig verhaal wilde doen (e) De opvolgers tot den keizerlijken troon blijven volflrekt onbekend. (*) De aartshertog Frans van Milaanen namelijk, en niet die van Toskant, zoon van Leo*old den II.  van Joseph II. 283 doen van al de ftropingen, aanvallen en ligte gevegten , waarin de Keizerlijken, Rusfen, Zweeden en Turken zig beurtlings oefenden, zou het lezen daar van vervelende zijn. Men ziet de gefchiednis liefstin een groot tafereel, en niet in een miniatuur, waar in de fijne tekeningen het gezigt vermoeijen, en onder de fijnheid van het penfeel verdwijnen. Katharina fleeds werkzaam, gaf een nieuw verklaarfchrift tegen Zweeden aan het licht. De magten van hemel en aarde bezwerende, klaagt zij bitter over den onregtvaerdigen oorlog, welken deze kroon haar verwekt heeft, en zij herhaalt, hoe zeer zij fteeds oplettende zal zijn in het handhaven van de vrijheid des koophandels. Zweeden volgde niet te minder zijne eerfte befluiten; en dus hebben de welfprekendfte vertoog- en verweerfchriften dikwerfgeen andere uitwerking, dan die van den ftaatkundigen en nietsdoenders bezigheid te verfchaffen. De generaal graaf van Panin, die in den laatften oorlog Bender op de Turken had veroverd, overleed te Petersburg, en verzekerde zig door zijnen dood de eer, van in de gefchiednis te herleven. De keizer verloor eenige  284 Het Leven ge maanden tevoren, den generaal Palavicini, die aan zijne wonden overleed, en des te meer betreurd werd, daar hij voor de nakomelingfchap had gearbeid, door zig aan den dienst van het huis van OojfOTry*opteofferen. Men vernam, dat de veldmaarfchalk Laudon, wiens ganfche leven eene aaneenfchakeling van arbeid en voorfpoed was, te Carlftad was aangekomen, en dat de drie legers, welken zo verdeeld waren, dat zij konden aanvallen en elkander verdedigen, iets van gewigt in den zin hadden. De prins van Ligne, geboren om te overwinnen of te fterven, bevond zig te Semlin, van waar hij zig naar Sirmie moest begeven, ten einde er het bevel over het leger op zig te nemen. De veldmaarfchalk Laudon had een berigt ingezonden, om kennis te geven van een gevegt van tien uuren, doch het welk ten eenemaale onnut was voor de Turken, wier pogingen alleenlijk flrekten, om zig meester van den post van Dobrosfello te maken, terwijl zij ganschlijk terug geflagen werden , fehoon zij eene verfterking van twee duizend man hadden bekomen. De keizer, die bij aanhoudendheid ziek was, doch  van Joseph IL ^85 doch meer, om dat hij niet aan het hoofd zijner legers kon wezen, dan van de koorts die hem verteerde, en met eene hardnekkige wederkomst, ondanks al de konst der geneesheeren, op het oogenblik, dat men hem beter oordeelde, weder kwam, vond in zijnen moed alleen het middel van zig te troosten; zelden zag men hem nêerflagtig, en als men hem flegts van zaaken fprak, betreklijk tot de regering zijner flaaten of tot het beftier zijner legers, vergat hij zijne kwaal. Toen hij vernam, dat de koning van Zweeden vertrokken was, en zijne reis naar Bergo vervorderde, zeide hij: „ hij wil den naam „ van Gustaaf doen herleven, en in zijne „ flaaten de opvolging der krijgshaftige vorflen „ vereeuwigen." Men fprak van eenige voordeden der Rusfen op de Turken, en men moet bekennen, dat zij onbeweegbaar als rotzen zijn, en men door hunne gelederen niet kan heenbreken , als zij in het geval zijn van zig te verdedigen. Zo het waar is, dat men, om hen op hunne posten flandvastig te maken, hen verzekerde, dat zij, met die onvertzaagdheid flervende, regt  286 Het Leven regt door naar den hemel gaan, is dit middel niet kwalijk bedagt. Nooit had men zo veele couriers zig door Europe zien verfpreiden. Weenen was het middenpunt van onderhandeling, en alles werd bij den prins van Kaunitz gebragt, van waar de brieven vertrokken. Het was te meer noodzaaklijk, dat alles door zijne handen ging, wijl zijne bedaardheid en wijsheid vereischt werden, om in een oogenblik zaaken te ontwarren, die dikwijls fchier ondoorgrondlijk waren, en dezelven tot genoegen van de onderfcheiden partijen te eindigen. Eene gebeurdnis, welke in de gefchiednis der Romeinen plaats gevonden zou hebben, moet in deze bewaard blijven. Dertig Turkfche officieren, welken de veldmaarfchalk Laudon veroorloofde, om, na de verovering van Novi, hunne vrouwen en kinderen te ver* zeilen, mits dat zij hun woord gaven, om na verloop van eene maand wedertekomen, kwamen indedaad terug ten getale van dertien, verzekerende, dat de anderen binnen kort zouden volgen; gelijk zij dan ook kwamen, en dus een bewijs opleverden, dat de Turken de  v i x Joseph II. 387 de grootheid der Romeinen zouden hebben, indien hunne deugd niet gekluisterd was onder het juk der dwinglandij. Men verloor het geduld, zulke talrijke legers in het veld en in beweging te zien, zonder tot eenen beflisfenden (lag te komen; maar men weet niet, dat men in den oorlog duizend toevallen heeft, die men niet kan voorzien, en voor welken men zig dikwijls onmogelijk kan bevrijden: een onwêer, eene algemeen heerfchende ziekte, eene overftroming, een vuürsnood, een gebrek aan levensmiddelen , een misflag zelfs, eene onbedagtzaamheid; dit zijn allen zo veele onvoorziene zaaken, die in ftaat zijn, een ontwerp in duigen te doen vallen, en eenen aanflag te vertragen. De veldmaarlchalk Laudon befloten hebbende, Berbir te belegeren, kon zo fpoedig niet over de Sau komen, als hij wel gewild had; doch daar tegen werden de eerfte werken op ftaande voet begonnen, niettegenftaande het vuur der bezetting; en de loopgraven, van de klif van den bedekten weg der vesting af, langs den linken oever der rivier, tot aan de batterij van Paros, werden in eenen nagt in ftaat van verdediging gefield. Alles  20*8 Het Leven Alles was ftil in het leger, maar de troüperi wagtten flegts het uur. Eveneens was het niet gelegen met die, welken Berbir of Gradiska, in Slavomë , berenden. Veertien bataillons trokken over de fchipbrug, en begonnen de loopgraven te openen. De vijanden maakten een geftadig vuur op de werklieden, doch zonder vrugt. -Men liet negentig ftukken kanon Op deze plaats fpelen, en de Turken zeiven, gelijk ook de Oostenrijkers, zwoeren eenparige dat de veldmaarfchalk Laudon niet aftrekken zou, voor dat hij Berbir onder zijne bevelen zig had zien buigen. Joseph zig niet bij zijn leger kunnende laten vinden, poogde zijne afwezenheid door aanmoedigingen te vergoeden. Behalven dat hij zelf aan de opperbevelhebbers fchreef, gaf hij den foldaaten ook bewijzen van zijne genegenheid. Men kondigde in de legers af, dat de onder-officiers en foldaaten, die zig in dezen oorlog zouden doen uitmunten, eenen eerpenning zouden krijgen, dien zij al hun leven zouden dragen: voortreflijke ftaatkunde, om den krijgsman van liefde tot zijnen pligt te doen ontbranden. „ Wilt gij," zeide de maarfchalk de Belle-  van Joseph II. 289 le - Isi-e tegen zijnen zoon, „ de geringfte „ middelen den besten uitflag doen hebben, „ gebruik dezelven dan wel te pas". Een brief van den veldmaarfchalk van Laltdon berigtte, dat de Turken eindelijk, den 9 julij, de vesting Berbir hadden ontruimd; dat de plaats niets anders meer was,dan een puinhoop , en dat zij ook hun leger in het fort verlaten hadden. Men zou den brief van dezen veldhéer moeten lezen, om over zijne zedigheid te oordelen; denzelven lezende, zou men gezegd hebben, dat hij in de geheele zaak niet het minde deel had. „ Verwoestende onweeren", meldde een Italiaan uit het leger van Surezin aan de San , „ doen ons meer kwaad, dan het Ottomanisch „ rijk; de kanonnen van het lugtgewelf tref„ fen ons met verdubbelde fchooten, en tot „ de kleinfte takken der boomen worden door „ eenen fchriklijken hagel verbrijzeld, geen „ hut, die niet door den blikzem getroffen „ word: vuur uit de aarde, vuur van den he„ mei, vuur van alle kanten; ontkom ik het, „ zo zal het wezen, om u een verhaal te doen „ van de voortreflijkheid onzer troupen, zij T f,fche.  $9° Het Leven „ fcheren de Turken, en, gelukkig, er heb„ ben gevegten plaats. Men verwagt den „ keizer; hij zelf zal ons naar Konjlaminopel „ geleiden, hij bevind zig wel, en dit is eene „ reis, die wij met vreugde dwars door het „ vuur en flaal zullen doen." Maar deze monarch had flegts kleine flikkeringen van gezondheid, wanneer hij zelf zeide, dat hij zig beter bevond. Hij ging naar Laxenburg, deed wandelingen met een rijtuig, en dit was alleen om zig aan zijne kwaal te onttrekken. Het zou hem onmogelijk geweest zijn ledig te zijn, en men kon in dit opzigt zeggen, dat zijn moed zijn voornaamfte geneesheer was, hij volgde dezen bij voorkeur; leggende een boek neder om eenen brief te fchrijven, en de pen om bevelen te geven, eenen regtkundigen heenzendende om eenen geheimfchrijver te doen komen , van de gehoorzaal naar de kanfelaarij gaande, verdeelde hij zijnen leeftijd zo, dat voor hem niets dan eene aaneenfchakeling van zorgen en arbeid overbleef. De hoop, welke hij opvatte op het getal en de deugdzaamheid zijner troupen, op de voorzigtigheid en bekwaamheid van den maar-  van Joseph II. Bot maarfchalk van Laudon, wekte zijn vuur op, en hij bedroefde zig alleen, om dat hij dezelven niet in perfoon kon aanvoeren. Toen hij vernam, dat men eindelijk op het beleg van Belgrado bedagt was, kon hij niet nalaten, zijn hart deswegen openteleggen. Het was zijne eerzugt; en men weet, hoe fterk deze drift is bij een' krijgshaftig' monarch, vooral, wanneer hij nog jong genoeg is, om zig nog met eenige jaaren levens te vleijen. De Rusfen en de Zweeden wisfelden eenige kanonfchooten. Egter maakte de lieutenant generaal graaf van Meyerfeld zig meester van den gewigtigen post van Högfors, waarbij een hevig gevegt voorviel. De koning van Zweeden, die er zelf bij tegenwoordig was (*), vervolgde den vijand, die, twee bruggen verbrand hebbende, eenen fchielijken aftogt deed. Men zegt, dat de Rusfen een groot getal dooden (*) Deze monarch, niet minder moedig dan verftandig, heeft zig eenen naam gemaakt door zijne reizen en door zijne ftandvastigheid ; en dus vind Zweeden, het welk alleen ijzer en koper voordbrengt, in zijne fouvereinen hoedanigheden, die deszelfs weinige rijkdommen volkomen vergoeden. T %  292 Het Leven den hadden gehad; maar zij wilden zulks niet bekennen. Het groote leger van Joseph bleef in het Bannaat gelegerd, tot dat de omftandigheden veroorloofden deszelfs dapperheid zonder roekeloosheid te oefenen. Men befpiedde dezelven van den morgen tot den avond, en des nagts zelfs gunde men zijnen oogen nauwlijks flaap. Volgens ftille gerugten en geheime bewegingen, verwagtte men eene uitberfling, die alles moest bederven of alles herftellen. De bevelhebbers luisterden elkander in het oor, de foldaaten hielden zig gereed om te vertrekken. De keizer deed, op raad der geneesheeren, wandelingen te paerd, in hoop van zijne kragten weder te bekomen, en naar Belgrado te gaan, zodra het feiq zou gegeven zijn. Maar het is met eene dodelijke ziekte even als met het verdriet, het welk agter op fleigt, en met den geen, die er van geknaagd word, voordrent. Hij hield zijn verblijf in den Angarten, minder om zig te herftellen, dan om zonder afleiding te arbeiden; en als hij op de wandeling verfcheen, fprak hij tegen den eenen, groette den anderen, hebbende geen ander gezelfchap bi]  van Joseph II. 293 bij zig, dan een geheimfchrijver of eenen officier. Ondanks de verwoestingen des oorlogs, die, ïn het jaar 1788, tagtig millioenen had verflonden, en zestig duizend man, zo officieren als foldaaten, doorziekten, ongemakken en wonden, weggefleept, vond Joseph middel, om der behoefte te hulp te komen.' Hij deed meer dan honderd duizend gulden uitdelen aan ongelukkigen , die tot het uiterfte gebragt waren, door de overftromingen van rivieren, die met een geweld , waarvan men weinig voorbeelden heeft, buiten derzei ver oevers rezen. De fchijnbaare ftilzwijgendheid van den prins van Coburg moest door eene daad van gewigt afgebroken worden. Vernomen hebbende, dat de feraskier, welke met zes en dertig duizend man bij Fokfcban ftond, zig gereed maakte, om hem aantetasten, verzamelde hij er zestien duizend, bij welken zig vier duizend Rusfen voegden, onder bevel van den generaal Suwarow, en begaf zig op weg om de Turken voortekomen. Hij ontmoette de voorposten , die hij met verlies terug dreef, maar den volgenden dag werd het gevegt algemeen, T3 de  *94 Het Leven de vijand werd ganschlijk geflagen , en genoodzaakt de vlugt te nemen. Vijftien honderd Turken werden gedood, behalven degeenen, die in de rivier Putna omkwamen Men maakte honderd krijgsgevangenen ; en al de krijgsbehoefte, het legertuig, het gefchut en de vaandels vielen in handen der overwinnaars: eene overwinning, die des te volkomener was, wijl men onder de dooden twee pacha'senden feraskier zeiven vond. Het klooster van Fokfchan werd ftormenderhand ingenomen, en de Turken, die er in geweken waren, werden neergefabeld. Dit is het regt des oorlogs. Van de zijde der Oostenrijkers waren flegts zeven en twintig dooden, daar onder de graaf van Aversperd, en de lieutenant kolonel d'Orelly. De prins van Hohenlohe viel vervolgens op den vijand, dien hij verftrooide, twee vaandels en twintig wagens ontnam. De keizer deze gewigtige tijding bekomen hebbende, zond den prins van Cobürg de krijgsorde van Maria Theresia , verhief de kolonels Mestaross en van Karaierai tot den rang van generaal majoor, en deed het Te Deum zingen. In het midden der vreugde, welke  van Joseph II. 295 welke deze gelukkige tijding veroorzaakte, zeide Joseph, met de traanen in de oogen: „ zal „ men nooit een middel vinden om eenen vij„ and te overwinnen, zonder dat het aan zo „ veelen het leven kost?" De veldmaarfchalk Laudon was een veldheer van te veel gewigt, dan dat men hem het bevel over het groote leger niet zou toevertrouwd hebben. Hij aanvaardde het, in het vast befluit, van zijne laatfte jaaren aan den dienst des vaderlands toetewijen, gelijk hij er zijne eerften aan gewijd had. Zulke zeldzaame mannen zouden de Romeinen vergood hebben. „ Het geen mij vertroost," zeide Joseph te zijnen opzigte, „ is dat ik veldheeren heb, „ op welken ik mij ganschlijk kan verlaten, „ en wier voorzigtigheid mij een waarborg is, „ dat zij geen zaak zullen ondernemen, voor „ dat zij tot rijpheid is gekomen." Hij noemde er verfcheiden: men begrijpt, dat de maarfchalk van Haddick niet werd vergeten. De ziekte, die den keizer verteerde, gaf hem geen rust, en begon fteeds erger te worden door gezwellen, welken zomwijlen tweemaal geopend moesten worden. Joseph klaagde niet T 4 over  29<5 Het Leven over zijn lijden, en indien de toevallen zijne gefteldheid niet hadden te kennen gegeven, zou men onkundig omtrent dezelve geweest zijn. Door de overwinning van den prins van Coburg waren al de deelen van Moravië volkomen gedekt, Zevenbergen beter verzekerd, en de veldmaarfchalk Laudon kon, zonder hindering, het Bannaat befchermen, en Servië aantasten; dat is te zeggen, dat dezelve een fleutel was, die verfcheiden deuren van gemeenfchap opende. Konftantinopel (*), van waar zo dikwijls de wreedfte bevelen afgaan, vernam, niet met fchrik, want men is eraan bloedige toneelen gewoon, dat de groot-vizier in de plaats zij. ner (*) Eene onmatig groote ftad, doch welker ftraaten ongemeen nauw, en de huizen van ée'ne verdieping zijn, en die, fehoon onder het juk der willekeurige oppermagt, een gelukkig volk bevat. De grooten alleen zijn aan de dwinglandij des fultans bloot gefield, en maar al te dikwijls de (lagtorTers daar van. Indien de heerschzugt de menfehen niet verblindde, zou de Porte nooit eenen minister hebben. Daar is er geen één, die zijnen uiterften wil niet moet maken, wanneer hij zodanigen post aanvaart.  van Joseph II. 297 ner ballingfchap gewurgd was; en deze hoofdftad, vermaard door rampen en ongelukken van allerlei aart, zag het hoofd van dezen minister onder het oog van den grooten heer brengen; eene foort van wreedheid, waarmede de fultans zig bezig houden, en die, vroeg of laat, hen van den troon zal bonzen, op welken de willekeurige oppermagt hen geplaatst heeft. De pogingen van Katharina en Joseph op dit barbaarsch rijk, zijn de voorlopers dezer omwenteling. De ftand van het Turksch leger was bij Fatin aan de Prtttb, en fehoon zij onderfcheiden bewegingen maakte, zig dan eens nader zamentrekkende, dan weer verfpreidende, een ieder krijgskundige merkte egter hunne nederlaag wel. Belgrado, indedaad , vertoonde zig nog eerst van verre, maar Laudon had zijnen verrekijker genomen, en dit was genoeg. Verfcheiden aantreffingen, welken van alle kanten voorvielen, verzwakten geftadig den vijand. De generaal Clairfait, die in alle opzigten des keizers agting waardig was, ontmoette zes honderd Spahis, die hij dapperlijk aanviel en terug dreef, en tot Mehadië doordringende, maakte hij zig meester van al de T 5 pOS^  ig8 Het Leven posten; doeh de ziekten begonnen weder in het Bannaat, en de troupen verminderden zigtbaar. Joseph oordeelde uit de brieven, welken hij uit het leger ontvong, dat het tijd was, zijnen neef den aartshertog Frans naar Semlin te zenden. Hij vertrok met eenen nieuwen moed, hebbende in de fchool van zijnen oom geleerd, dat het leven van eenen prins, beflemd om te regeren, hem alleen gegeven is, om zijne flaaten te verdedigen, en zijne onderdaanen te befchermen. Schoon de keizer zig omringd zag van brieven en berigten, welken den fpoedigflen arbeid vorderden, verloor hij de inwendige aangelegenheden zijner flaaten niet uit het oog. De zaaken der geldmiddelen, gelijk ook die der kanfelaarij vonden plaats in zijnen arbeid; er was geen regtbank in Weenen, noch in de ganfche uitgeftrektheid zijner bezittingen, van welken hij geen kennis nam, en van welker uitfpraaken en wijze van regtsplegingen hij zig geen verflag deed geven. Misfchien deed hij kwalijk, dat hij al de wetten zijner flaaten tot eene wet wilde brengen. Voorregten en gewoonten willen geëerbiedigd zijn. Niets is zo ge-  van Joseph II. 299 gevaarlijk, dan den volken op eens hunne gebruiken te willen ontrukken. De kunst van zig in de harten intedringen, is van grooter uitwerking, dan dwang. Hij had die aftrekking niet, welke de meeste grooten hebben, als het op wéldoen aankomt. Behalven dat hij als fouverein zijne pligten jegens de ongelukkigen kende, was het genoeg, een zoon van Maria Theresia te zijn, om weldadig te wezen. Het was hem ook een vermaak, gelijk hij zelf zeide, wanneer hij eenige onbekenden armen kon ontdekken. Men zal het nog lange gedenken, dat hij eens met het vallen van den avond in de ftraaten van Weenen een meisje ontmoet hebbende, welke de klederen van haare moeder ging verpanden, om brood te kopen, hij zig in haare treurige woning deed geleiden, en haar aanbevool, des anderen daags bij den keizer ten gehoor te komen, er bij voegende, dat bij zou zorg dragen, dat de keizer er van verwittigd was. De verbaasdheid van deze arme ongelukkige was onuitdruklijk, toen zij bemerkte, dat het de keizer zelf was, die haar bezogt had, en eenen rijklijken onderftandvan hem ontvong. Jo-  3oo Het Leven Joseph fchepte vermaak in zulke trekken van menschlievendheid. Men heeft in de openbaare nieuwspapieren gelezen , dat hij eens de gasthuizen in zijne hoofdftad bezoekende, in eenen donkeren hoek eene deur ontdekte, die deed openen, en er in ging, vindende in dit akelig hok eene jonge vrouw op eene hand vol ftroo; en ijzende op die vertooning, naar de reden daarvan vernam. . De ongelukkige gevangene zeide hem toen met eene bijna verdoofde ftem: „ Ik ben van „geboorte; ik was bevallig, en had het onge„luk aan den baron van * * * te behagen; ik „weigerde, mij aan hem te geven, dan onder „de wet des huwlijks. „Na hem drie zoons ter waereld gebragt te heb„ ben, werd ik door hem verlaten, en de rampzalige vertrok naar Moravië. Hier ging hij een „tweede huwlijk aan, en ik heb er niet over „willen klagen, uit vrees van hem ongelukkig „te maken; maar zijne nieuwe egtgenoote de „banden willende verbreken, die mij aan mij„nen man verbonden, heeft dien zwakken „ man doen befluiten tot het verkrijgen van „ een bevel, hetwelk mij in deze fchriklijke Sï fchuilplaats gekluisterd houd : men kwam mij „in  van Joseph II. 301 „in het holfte van den nagt uit mijne woning „rukken, en deze akelige gewelven weêrgal„men reeds eenige jaaren vrugtloos van mijne „ zugtingen. Uwe majefteit zig verwaardigen„ de mijne boeijen te verbreken, zal den fchul„digen wel willen fparen tergunfle mijner kin„ deren. Al de gunst, om welke ik fmeek, is „ eene fchuilplaats in een klooster, en de vertroosting, zo er op aarde nog eene voor mij „is, mijne geliefde kinderen weder te zien,ten „einde ik dezelven nog eenmaal aan de borst „moge drukken, die hen zoogde." De keizer fidderde, weende, en zig haastende om in zulke dringende behoeften te voorzien, deed hij de kinderen halen, vereenigde dezelven weder met de moeder, welker lot hij verzekerde; en een vonnis hebbende doen Haan, waarbij de nieuwe vrouw tot eene gevangenis, en de man tot eene ballingfchap veroordeeld werd, met verbeurte zijner goederen ten voordeele der kinderen, beval hij, dat er in het vervolg zodanige gevangenhokken niet meer zouden wezen. Men heeft niet vergeten, dat hij eens zelf een edelman bezogt, die verarmd was, en zeide  3Q* Het Leven de met elf kinderen belast te zijn, dat hij er twaalf vond, en met verwondering vernomen hebbende, dat het twaalfde een wees was, voor het welk men zorg droeg, zijne milddadigheden vermeerderde naar mate van het goede werk. Het was hem een vermaak, genade te verlenen, welke de hoofden van ftruikrovers van hem verzogten, doch onder voorwaarde, dat hun moed een ander voorwerp zou hebben , en dat men hen ook zo vuurig zou zien in het flrijden voor het vaderland, als zij het waren in het plunderen en vernielen. De goedheid van Joseph, gelijk zij toen zeiden, boezemde hun meer ontzag en eerbied in, dan zijne grootheid. „ Trajaan is de „magtigfle der koningen", zeide Plinius de jonge, „om dat hij de beste is"; eene fpreuk, welke men bij alle monarchen behoorde te fchrijven, als bevattende eene groote waarheid. De tijdflip was gekomen, waarinde Turken door de Rusfen en Ooftenrijkers afgemat, zeiven den weg naar Belgrado fchenen te openen. Niets put een leger meer uit, dan dikwijls her-  v a n j o s e p h II. 303 herhaalde gevegten; het is een lichaam; hetwelk men door gedurige aderlatingen krachtloos maakt. De aartshertog Frans zig naar Semlin begeven hebbende, bezogt de plaats der Sau, alwaar men reduiten moest aanleggen , zijnde door den veldmaarfchalk van Laudon verzeld. Men meende, dat deze veldheer dezelfde Handplaats zou nemen, welke de prins Eugenius, in 1717 , tusfchen Semendria en de rivier Morawa nam. Wie zou geloven, dat in dit oogenblik, waarin de oorlog op het hevigst ftond te worden , Katharina bet plan ontwierp, om, zeven mijlen van Cberfon, aan de Bog, eene groote rivier van Polen, die de Ukraine zoomt en zig in den Nieper ontlaft, eene nieuwe ftad te ftigten. Haar voornemen was, om nog in hetzelfde jaar aldaar Scheepstimmerwerven aanteleggen. Indien men nog geloof floeg aan den fteen der wijsgeeren van de goudmakers, zou men zeggen, dat deze fouvereine, wier verbazende uitgiften haare inkomften fchenen te boven te gaan, deze bron van rijkdom bezat. Haare mildadigheden en uitdelingen van beloningen zijn verbazende, eïi het blijkt niet, dat  304 Het Leven dat haare onderdaanen des te meer lasten betalen. De landen, welken zij in Polen bezit, zijn minder bezwaard, dan die, welken de Keizer en Pruisfen er bezitten. Joseph was in de verbeelding, dat het verblijf te Hertzendorf, als zijnde minder vogtig dan Laxenburg, zijner gezondheid gunfbiger zou zijn. Hij deed zig derwaard brengen, en zogt door kleine wandelingen in een open rijtuig met minder bezwaarlijkheid adem te halen. Alle oogenblikken kwamen er couriers aan en de tijdingen werden gewigtiger, dan ooit. De bezetting van Belgrado had haare artillerij met het grootfte geweld doen fpelen, en de turkfche vaartuigen kruisten op de Sau en den Donau. Zes bataillons infanterij en eenige detachementen kavallerij, onder bevel van den Prins van Waldeck, werden, den 10 September, te Policize ontfcheept, en naar Gjlrosniza geleid , alwaar zij de hoogten bezetten. Vier andere bataillons trokken naar den oever; men floeg eene brug, en twee divifien, de eene onder bevel van den generaal Colloredo , de andere onder dat van den graave van Mitrowski, volgden de bataillons, en trokken na dezelven over  van Joseph II. 305 over. Men trok voord, en verdeelde zig in twee kolommen, waarvan de eene regts, de andere links, zig naar den berg Dedina begaven, en den 13 des morgens ging de maarfchalk zelf den omtrek van Belgrado bezigtigen. Joseph de II., voornemens zijnde, zignaar Buda, in Hongaryë, tebegeven, wa* ongeduldig wegens de vertraging zijner herttelling; maar, hoe zal men zijne gezondheid hrrftellen, wanneer men door eene gefladige rustloosheid zijne kwaal verergert, zijne rust tot zelfs midden inden nagt afbreekt, en zig door aanhoudende bezigheid uitput ? (*) In al de kerken werden gebeden ingeffceld, om den voorfpoed des hemels over de keizerlijke wapenen aftefmeken, en Joseph, zig fteeds aan de waare gronden van den godsdienst houdende, maakte het zig toteenen pligt, den zei ven eenen nieuwen eerbied te betonen. Hij wist,dat het (») Dit was Josephs ongeluk. Altijd werkzaam , keilde hij geen uitbanning, dan die van met verlichte ftaatsdienaaretl te Verkeren, De marquis Dè Noailt.es, gezant van Frankryk, was'een der geenen, wier verdienden en verkering hij het meest fchatte. V  306* Het Leven het geloof den hoogmoed des menfehen vernederende, hem in de afhanglijkheid van het Opperwezen houd. Er werd eene verlenging der algemeene vergifnis voor alle overlopers afgekondigd. Wan. neer de legers langen tijd in het veld zyn en door ziekte verminderen , kan men niet te vroeg op derzelver wedervoltalligmaking bedagt zijn. Hoe meer men Belgrado naderde, hoe algemeener de gisting werd onder de troupen, beftemd tot dit beleg. Men gaf nauwkeurige berigten van de dagen en nagten , welken men onophoudelyk tot deze onderneming befteedde. De keizer deed zig dezelven voor-lezen, en maakte er aanmerkingen op, welken bewezen, hoe zeer hij zig in den oorlog bekwaam had weeten te maken; en men heeft opgemerkt, dat hij zelf aan het hof van Napels het verhaal zond van al het geen men zedert den 18 tot den 29 September verrigt had. De veldmaarfchalk van Laudon maakte zig meester van de voorlieden en de ftad Belgrado, fchier op het oogenblik , dat hij den ftorra had doen beginnen, de vesting tot eenen ge Ie-  van Joseph II. ge? legener tijd fparende. De vrees van de overwinnaars metdeoverwonnelingente ontvangen belette de inwoners der citadel, voor de geenen, die de ftad verdedigden, open temaken, wier treurig lot dus was, door het zwaerd om te komen, het welk in weinige oogenblikken een einde van hun maakte. Aan deze gebeurdnis ontbrak nog alleen de zegenpraal van den prins van Coburg, die9 zig van roem niet kunnende verzadigen, in een gevegt, het welk rnet de opgaande zon begon en tot zes uur des avonds duurde, deTurkert met alle mogelyk voordeel geflagen, en den groot vizier terug gedreven had. Het was alleen de citadel van Belgrado nog t van welke men zig volftrekt meester moest ma» ken,om de eer te behalen van den luisterrijkften veldtogt. Den 14 October 1789 gaf dezelve zig bij verdrag over, met eene verbazend groote menigte van krijgsbehoeften en driehon-* derd ft ukken kanon. De general major Klebeck , brenger dezef gelukkige tijding, kon niets vleijenders verkondigen. Het betrof eene gewigtige ftad, die weder onder de heerfchappij van hareouds beheerfchers keerde, en het eerfte voorwerp V s van  3c8 Het Leven van 's keizers bedoelingen was geweest. Niemand is onkundig, dat Belgraio, eene groote en vermaarde ftad van Europeefch Turkye in Servië, aan den zamenvloed des Donau's, alwaar een groote handel gedreven word, beunlings van de Oostenrijkers tot de Turken over-, ging, en, door de zwakheid van den keizer Karel den VI, 1730, aan den grooten heer werd afgeftaan. De overwinning was te volkomener, daar de prins van Hohenlohe, aan het hoofd van vijf bataillons infantery en vier divifien kavallerij, toen bij Porcfeny het corps van Cara Mustapha, beftaande uit omtrent tien duizend man, zonder het juist getal te rekenen van vijftien duizend, die op het flagveld bleven, verfloeg. Men vernam te zelfden tijde het aanmerklijk voordeel van den prins Potejikin , die een Corps Turken verflagen en zeven honderd van dezelven gedood had. De feraskier, door den prins Repnin vervolgd, had zijn leger bij Tobak in Besfarabië, en zijn gefchut verlaten, om eene veilige fchuilplaats in Ismaïl te gaan zoeken, zijnde eene Stad aan den Donau. De keizer maakte op ftaande voet eene be- vor-  van Joseph II. 309 vordering bekend , willende de vergelding, verfchuldigd aan de geenen, die alles tor zijnen roem gedaan hadden, niet uitftellen. Nooit werd het Te Denm met zo veele vreugdentekens gezongen. De flad weergalmde van den naam van Joseph , en zij wreekte zig toen over de Turken, die, in 1783, trotschlijk de halve maan op de hoofdkerk plaatften. Men wil , dat de ftorm van Belgrado den keizer vier duizend vijf honderd man gekost heeft-, weinig verlies in zulkeomflandigheden, hoewel onfchatbaar in de oogen der menschheid. Betreffende het getal der Turken, die [toen omkwamen, men begroot hetzelve op zes duizend en dat der gevangenen op ten minftenzes honderd. Op deze wijze eindigde de verovering van Belgrado, omtrent dewelke zulken zig niet bedrogen, die weten, hoe veele voordeelen eene geoefende natie boven horden van flaaven heeft, die alleenlijk eenen wilden moed bezitten. Verfcheiden fchermutzelingen, zo tenvoordeele der Rusfen als der Oostenrijkers, zetten der glorierijke overwinning nog meer roem bij; Semendria opende de poorten zonder tegen fland V 3 voor  3 io Het Leven voor den veldmaarfchalk van Laudon; en Orfowa, de laatfte plaats, welke de Turken aan den Donau nog hadden, ftond gereed zig welhaast over te geven. Zij vertrokken van alle kanten, en men kan tot lof der Oostenrijkers zeggen, dat de turkfche bezetting, welke in Belgrado gevonden werd, alle reden had van de wijze te prijzen, op welke zij naar Jekiet tegen over oud Orfowa gelegen, geleid werd. Men volgde hier in den wil des keizers, die zig altijd betoonde menfchlievend te zijn , tot, zelfs jegens zijne vijanden. Men vond in Belgrado 351 metaalen kanonnen, 34 haubitzers, tien ijzeren flukken.ósoo kwintaalen buskruit,25ookwintaalen fnaphaanskogels,en eene verbazende menigte van kogels. Deze rampfpoed des oorlogs was een donderflag voor den grooten heer, die onaangezien zijne gaaven,door zijne onervarenheid den intrest van het barbaarfchgebruik betaalt, hetwelk denopvol, ger des Sultans fteeds opgefloten houd. Hier door gebeurt het, dat de keizer van het Oosten niet voor zijne manlijke jaaren in het rijk treed, een tijd, in v/elken hij niets weet en niet veel meer kan leren; een gebruik, het welk des te noodlottiger js, wijl het de onkunde en het bijgeloof oP den  ViN JOSÏfH II, 3II den fchoonften troon der waereld vereeuwigt, en flegts eenen ijzeren fcepter kent om menfehen te regeren , die zijns gelijken zijn. Men had te Weenen met het grootfte vermaak de titels vernomen, aan de prinfen van Hohenlohe, van Ligne , en den graave Peliegrini gegeven. Betreffende den generaal Wallisch, die in Kroatië het bevel voerde, dezen gelukte het tien duizend man Turken bij Podresmicza te rug te drijven,'en driehonderd man van dezelve te doden. De overgaaf van Belgrado moest aan de keizerin van Rusland de grootfte blijdfehap veroorzaken. Zij zag zig door deze gebeurdnis verzekerd van haare overwinningen in de Krim, en in het geval om voor het vervolg nog uitgeftrekter ontwerpen te maken; gelijkende de zugt naar roem aan het vuur der vestaalen , waarvan in degefchiednis van Rome gefproken word , en hetwelk nooit uitging. De Jooden van Gallicië, een gedeelte van Polen, behoorende aan Joseph den II, deelden ook, in hoedanigheid van zijne onderdaanen, in zijne weldaaden. Hij wilde, dat zij ook dezelfde voorregten zouden kunnen genieten van den landaart. Offchoon de priesters zeiden , V 4 dat  31* Het Leven dat hij vrugtloos tragtte de voorzeggingen te doen liegen, welken duidelijk fpreken van de verftrooijing der jooden, bewees hij hun opliet zelfde gezag, dat het volk van Israël te eenigen tijde tot den fchoot van den waren godsdienst moest keren , en dat door hetzelve rr.et de inwoners intelyven de weg tot deze gelukkige omwending gebaand werd. Z:j zwegen, doch zonder overreed te zijn. De keiier toonde hier door zo onderwezen te zijn, dat men hem zelfs ten aanzien van de tekften der heilige fchrift niets kon wijs maken. Men zou gedagt hebben, dat ingevolge de afmatting der beide legers, dezelven ten eerflen de wimerlegeringen zouden gaan betrekken; maar zij deden gansch Europe zien, dat de troupen van het noorden indedaad onvermoeid zijn. De Rusfen maakten zig meester van Akerman, eene ftad in Besjarabïë, aan den mond van den Niester, en vonden er eene menigte van allerlei behoeften, beftemd voor JBenüer. Joseph dagt, flegts eenen oorlog tegen Tut. kyëte voeren te hebben, en Oostenryksch Vlaander, n bereidde hem eenen anderen te midden der verfchiilen, waartoe eenige overtredingen der  van Joseph II. 313 der voorregten gelegenheid hadden gegeven. Dit bragt de Brabanders te meer tot opftand , daar men hun beloofd had, hunne voorregten te handhaven, toen in 1787 een algemeen misnoegen plaats had, welks rampzalige uitwerkzels de prins van Kaunitz door zijne wijsheid verhoedde. Men kon niet vermoeden, dat de keizer weder op eene zaak wilde komen, die tot zijn genoegen geëindigd was , doch onverwagte omftandigheden, fleepten hem verder, dan men voorzag. Steeds begerig, om het geen hem beter fcheen, tot dadelijkheid te brengen, bevroedde hij het gevaar niet van eene nieuwigheid. Hij dagt dienvolgens, in de Nederlanden eenen raad te kunnen aanftellen, welke van eene andere gedaante was , dan die er tot hier toe plaats had, fleeds bedoelende, zijne onderdaanen gelukkiger te maken, te meer, daar hij mogelijk meer dan twee duizend fmeekfchriften van de inwoners des lands ontvangen had, om den regtsvorm te veranderen. Dit is niet bij vergroting gefproken, maar de wensen van eenige bijzondere lieden maakt het algeV 5 meen  314 HetLeveh meen gevoelen niet uit, en zonder hetzelve flaagt men niet. De Brabanders vorderden met kragt hunne regten terug, willende niet dat men hun iets zou opleggen, noch hen anders zou handelen, dan naar gewoonte van vorige tijden Zij bragten het voorbeeld bij van de keizerin koningin Maria Theresia, hoogloflijker gedagtenis, die altijd hunne voorregten had geëerbiedigd, en beriepen zig op den eed , dien de keizer zelf gedaan had, van hun niet te kort te doen. Niets ontrust de volken zo zeer als de verandering van hunne wetten en gewoonten, gelijk niets zo zeer de fouvereinen verveelt als het onderfcheid der voorregten en gewoonten onder de onderdaanen van een zelfde rijk. Daar is geen een monarch, die hen niet bij eenen regel zou willen bepalen, en aan dezelfde wetten onderwerpen. Dit was egter de voornaamfte misflag van Joseph , en die hem door het algemeen als dwinglandsch deed befchouwen; en men moet bekennen , dat het eenigzins eene fchending is van het regt der volken, de gewoonten te willen veranderen, weiken door regt van verjaring en door  van Joseph II. 315 door het gebruik geheiligd zijn, ten ware zulks met overeenflemming van het volk gefchiedde. De keizer geftoord om dat de derde ftaat van het hertogdom Braband de gewoone onderftandgelden durfde weigeren , zonder dat de eerfte leden de minfte poging deden, om hier in orde te ftellen, oordeelde, hun eenen brief te moeten doen toekomen, waarin hij hun zijn misnoegen te kennen gaf. De graaf van Trautmansdorf , gevolmagtigde minister van zijne majefteit, werd met het antwoord belast. Men verklaarde daarin, dat men met alle onderworpenheid zou gehoorzamen aan het geen door den keizer zou vastgefteld worden, hem fmekende, de vertoogen van den iften december, die zijne gramfchap hadden verwekt, als niet gebeurd te befchouwen. Joseph de II. gaf een wederantwoord, waarin hij eerst wel als een monarch, doeh vervolgens als een vader fprak; en er is geen twijfel, of deze daad van goedheid en tevens van fouvereiniteit zou van de verfchillen een einde gemaakt hebben, indien de afftand van Weenen en Brusfel, als mede tusfchen beiden komende wezens, welken men in deze zaak ge-  3*6 Het Leven gebruikte, den vrede geen hinderpaalen in den weg gelegd hadden. Maar het grootfte bezwaar, en men kan het niet ontveinzen, was, de bisfchoppen der Nederlanden te hebben willen noodzaken, om zo te fpreken, om geen ander kweekfchool dan dat van Leuven te hebben. Zij fchreeuwden hier tegen, bewerende, dat het onderwijs der leer hun dadelijk volgens het godlijk regt toekomt , en dat de waereldlijke magt geen gezag heeft, om aan-het geloof der kerk iets te veranderen. Maar de keizer, fehoon in zekere opzigten een weinig te verre gaande, wilde nooit eene nieuwigheid, ftrijdig met het geloof, invoeren, hij wilde zig alleenlijk van het ftilzwijgen verzekeren, welk hij bevolen had omtrent de fchoolfche verfchilftukken, welken onlusten konden verwekken en aanleiding geven tot verdeeldheid onder de gelovigen, die maar eenen geest moeten hebben. De monniken, misnoegd over hunne verdrijving, werden befchuldigd, de gemoederen opgehitst, en den kardinaal Frankenberg, aartsbisfehop van Mechelen, aan hun hoofd gefield te hebben. Maar, hoe zal men kunnen  van Joseph II. 317 geloven, dat een dienaar van den God des Vredes, dat een prelaat, dien het huis van Oostenrijk met weldaaden overladen heeft, het fchriklijk onweer zou verwekt hebben, welks geweld de Nederlanden ondervinden? Het is waar, dat men uit zijnen brief, gefchreven aan den paus, die hem zagtheid en onderworpenheid aanbevool, ziet, dat hij in eenig opzigt den eed van getrouwheid wraakt, dien hij aan Joseph den II. gedaan heeft, en dat hij zijne heiligheid verzoekt, zijne zaak bij de vreemde fouvereinen te bepleiten. Dit is het ongeluk der tijden van onrust: menfehen, door hunne deugden het fterkst uitblinkende, worden flagtoffers der verleiding. Maar in zulke hachlijke tijdflippen kan een bisfehop, die vreest, zig te wagen, niets beters doen, dan zig verwijderen. Van welken kant de opfiand ook kwam, dezelve fleepte de grootfte wanorden na zig; en terwijl de Nederlanden met alle geweld de geestlijke huizen wilden behouden, hield Frankryk zig met derzelver verbanning bezig; zo veranderen de gevoelens der menfehen, volgens den affland der plaatzen, of, liever, volgens het onderfcheid der regeringen. De  318 Het Leve» De omwendingen van Polen, op deszelfs rijksdag, welke reeds zedert rneer dan een jaar geopend was, waren treffende bewijzen, dat Joseph de II. de eenige niet was, die op hervormingen en verbeteringen bedagt was. Het fcheen als of verfcheiden rijken, allen eenftemmig, overeengekomen waren, hunne wetten en flaatsgefleldheden, hoewel op eene verfchillende wijze,te hervormen; doch, daar het onmogelijk is, al de menfehen tot eene volmaakte eensgezindheid van gevoelens en denkbeelden te brengen , baarde de verfcheidenheid van gevoelens partijen. Men deed dezelven met meer of minder drifc gelden, en na veel gefchils over de voorgeflagen verbindnis van het hof van Berlyn, maakten Polen, Zweeden, Pruisfen, en de Porte een ontwerp om zig te vereenigen, ten einde de hoven van Weenen en Petersburg paaien te flellen, enderzelver kriigsverrigtingen te fluiten. Men begon te vrezen, dat Dantzig, eene zeehaven aan de Oostzee, het voorwerp was der bedoelingen van den koning van Pruisfen, maaf volgens de verzekeringen van den monarch, die het tegendeel verklaarde, verkreeg hij een overwigt op den rijksdag, en de marquis Lu- che-  van Joseph II. 319 chesini, zijn minister te PVarfchouw, ontving gunflig antwoord met betrekking tot het ontwerp van zijnen heer en meester. Om weder tot de zaak der Nederlanden te komen, dezelve werd meer en meer ernftig, terwijl de omwenteling van Luik, het diplomatiek corps des rijks bezig hield. Men vreesde dat het ftaatsfyftema van Duitschland merklijk zou lijden, indien men de vorften dwong, om van regten aftezien, welken zij de magt niet hebben van te vervreemden, zijnde flegts enkel tijdelijke bezitters. Hetzelfde voorwerp zig uit verfchillende oogpunten vertonende, befchouwden zommigen de Brabanders als wêerfpannelingen, anderen, als zulken, die billijk hunne regten verdedigden , welken men wilde vernietigen. Hier verbreidde men, dat Joseph zig in beuzelagtige bijzonderheden van eenen opperbeflierder eener fchoole, en van eenen kerkbewaarder inliet, door zig te bemoeijen met het beftiet der openbaare fchoolen, en de uitwendige regering der kerken en kloosters; daar beweerde men, dat een fouverein zijne oplettendheid over de kleinfte voorwerpen moest laten gaan, naar het voorbeeld der godheid, die, volgens de  320 Het Leven de uitdrukking van Newton, het fap van den roozenboom zo wel, als dat van den eike doet omlopen, en zo wel voor het wormtje als voor den olifant zorgt. Men zag toen geheele benden van edelen, geestlijken en geletterde lieden te voorlchijn treden, die door hunne redevoeringen, gefprekken en pogingen de omwenteling voorbereidden, van welke de fleden Brusfel, Gend en Antwerpen het fchouwtoneel werden. De misnoegden verwagtten hulp van Engelland, Pruisfen en Holland te bekomen, en in de eerfte gisting kwam het op niets minder aan, dan op het in de lugt doen ipringen der woningen van den graave Trautmansdorf, keizerlijken minister, en van den generaal graave van Alton, en op het vermoorden der krijgsbevelhebbers en voornaamfte regeringsleden. Maar zonder ons in den doolhof der heiralijke konftenaarijen en ijslijkheden te begeven, die de Nederlanden met bloed bezoedelden, ondanks de natuurlijke zagtgeaartheid der inwoners, is het genoeg te zeggen, dat de keizer er levendig van getroffen was, en dat hij, in plaats van verder te gaan, voorzeker de gemoederen tot bedaren zou gebragt hebben, indien  van Joseph II. 321 dien hij getuige was geweest van de rampen, welken uit te groote drift, van alles te willen hervormen, voordfproten; laten wij er bijvoegen, dat zijne fmertlijke omftandigheid, die eene aanhoudende foltering was geworden, zo uit hoofde der ziekte als anderszins, de levendigheid zijner uitdrukkingen verfchoonde. Men vaerdigt een bevel af, wanneer men lijd, het welk men, gezond zijnde, niet zou geven. Er waren dagen, dat de monarch eene moeilijke afgebroken ademhaling had, en men weet, hoe zeer zulke vermattende oogenblikken den mensch van zigzelven verfchillende maken. Hij ondervond deze moeilijkheid, wanneer onbedagte brieven, hem eene vreeslijke fchildering van den opfland van Braband maakten , fehoon dit voortrefiijk land altijd eerbiedige en onderworpen inwoners heeft voordgebragt. Daarenboven verdeelde de oorlog tegen de Turken zijne aandagt, en zijn geest was genoodzaakt, de beide uiterften zijner flaaten te omvangen, ten einde te befchikken het geen gedaan en het geen gelaten moest worden. De veldmaarfchalk van Laudon leed fteeds aan eenen flag, dien hij van een paerd te BelX grado  322 Het Leven grado bekomen had; maar het is een generaal, zo als de keizer zeide, „ die van het zwakfte „ lichaam een ijzeren lichaam gemaakt heeft." Onaangezien zijne wonden, begaf hij zig niettemin naar oud Orfowa, werwaard de aartshertog Frans hem des anderen daags zou volgen. Men was ernflig bedagt op de belegering van Orfowa, eene plaats bijna gelijk in fterkte met Belgrado, en alwaar de aartshertog Frans het bevel over het beleg op zig ging nemen. Men begon denzelfden dag de ftad te belchieten, en men bewonderde de dapperheid der bezetting.in zig te verdedigen; maar de onderhandelingen van den prins van Kaunitz met den baron Jakobi, baarden andere ongerustheid. Men verbeeldde zig, dat dezelven de maatregelen betroffen, welken men in Duitschland moest nemen, om er de rust te handhaven , en men begon te vrezen, dat de opvolger van den grooten Frederik, onderden fchijn van aan niets deel te nemen, groote oogmerken had verborgen. Men dagt, dat hij te veel roemzugt bezat, om werkloos te blijven, en dat, hoe meer zijn oom hem in eene foort van flavernij had gehouden, hoe meer hij uit den band zou fpringen. Deze  van Joseph ÏL §23 Deze vrees was te meer gegrond, wijl Joseph van dag tot dag erger werd, de koning der Romeinen niet verkozen was, en het toekomende niets anders dan nieuwe oorlogen voorfpelde, en misfchien eene algemeene geweidige beweging in gansch Europe, waarvan Weenen voornaamlijk de weêrflagen zou gevoeld hebben. 9 Deze verdrietige denkbeelden vertoonden zig dikwijls aan den keizer, maar hij wist over dezelven te zegenpralen , door den aanhoudenden arbeid en het gezelfchap der aartshertogin Elizabeth , zo lofwaardig door haare bevalligheid, als door haare deugden. Het beleg van Orfowa werd met allen ernst voordgezet, en het vuur was van weerkanten hardnekkig en geweldig, terwijl* de prins Potemkin toebereidzels tot het beleg van Bender begon te maken. De generaal van Lilien werd ontboden, om den generaal van Schroeder in de Nederlanden te gaan vervangen, die zwaar gekwetst was in een gevegt met de misnoegde Brabanders. Zijne voorregten te verdedigen, is zijne haerdfleden verdedigen, en men weet, met X % welk  324 Het Leven welk eene onftuimigheid men te werk gaat, wanneer het zaake is, op zijne hoede te zijn tegen het geweld, hetwelk ons poogt te beroven. Alsdan ziet men niet meer dan het verlies van zijn eigen goed; en de driften, die er zig mede vermengen, de voorwerpen vergrotende, geeft men zig aan al de gevoelens van den haat over; en het ge«n in zijn beginzel flegts een geringe twist fcheen te zijn, eindigt met eenen binnenlandfchen oorlog. Brut [el was weldra het toneel daarvan, in zoverre, dat de prins van Saxen Teschen, en de aartshertogin zijne doorlugtige gemaalin het verflandig befluit namen, van die ftad te verlaten , en zig naar den aartshertog Maximiliaan, keurvorst van Keulen, te begeven, eenen regtvaerdigen en edelmoedigen vorst, wiens onderdaanen dagelijks zijne goedheid ondervinden. De gisting vermeerderde zo te Brusfel als in de onderfcheiden deelen van Brabantl: de belangen werden verdeeld, verfchillende partijen bewerkten eenen fchok, waaruit degrootfte onheilen ontflonden. Het bloed ftroomde van weerskanten, en brand en plundering paarden zig met moorden, men flapte over afch  van Joseph II. 325 afch en lijken, zo dat het verhaal alleen daar van doet ijzen. Men had zig van den kanfelier Crumpipen meefter gemaakt om hem als gijzelaar te houden en te doen inftaan voor het lot der geenen, die men te Brusfel gevangen genomen had ("O» aanzienlijke lieden, wier naamen het meest bekend zijn , en die, ondanks zigzelven, zig in deze omwenteling ingewikkeld vonden, namen de vlugt. Joseph, zeer getroffen over dezen burgeroorlog, was zo zeer verwijderd van de gevoelens van onmenfchlievendheid, welke men hem durfde toefchrijven, dat hij zelfs aan den paus fchreef, om denzelven te bewegen, dat hij de onlusten in de Nederlanden zou bevredigen en, van zijnen wegen, verklaren, dat hij al de voorregten zou wedergeven en dat de zaaken zouden blijven in denzelfden ftaat, waarin zij [(e) Weinig tijds daar na naar Breda, generaliteits grondgebied, gevoerd zijnde, werd hij, op bevel van H. H. M. de algemeene ftaaten der vereenigde Nederlanden en van Z. D. H. den prins Erfftadhouder , uit de han^ den der geenen, die hem gevangen hielden, verlost, en in veiligheid gebragt.] X 3  32# Het Leven zij te voren waren. De brief van den Paus ia bekend geworden en is het flerkfle {luk van overtuiging, welk men den lasteraren van Joseph kan voorleggen. Daarenboven regtvaerdigde de graaf van CoBentzel, in hoedanigheid van bevrediger derwaard gezonden, den monarch volkomen, en betoogde, dat hij wezenlijk niets anders, dan het welzijn der Brabanders wenschte, wanneer hij voornam iets in hunne conflitutie te veranderen. Waar is de fouverein, die zig niet bedriegt? en wie is hij, die zig met zo veel gezeglijkheid herroept, als Joseph? Wanneer hij de ijslijkheden verneemt, welken in Vlaanderen gepleegd worden , zegt hij, dat hij over geen weêrfpannige of verbrandde ileden zou willen regeren; ondertusfchen voert de boosaartigheid eene tegengeftelde taal, en in de briefwisfeling welke men vooronderfielt met den generaal van Alton, vatten de brieven, die op naam van den keizer gegeven worden, niets anders, dan gevoelens vol billijkheid. Zo fpreekt de leugen zig tegen. De geheele waereld weet, dat deze generaal, door den keizer opontboden, hem rekenfchap van zijn gedrag kwam geven,toen de dood hem wegyykte. Maar  vam Joseph II. 327 Maar eene zonderlinge zaak, en die men te regt heeft aangemerkt, is, dat in 1717, op de tijdftip zelve, dat de prins Eugenius Belgrado belegerde, eene dergelijke geweldige beweging te Antwerpen, te Mechelen, en voor al teBrusfel plaats had, met onderfcheid, dat toenhongaarfche troupen afgezonden werden, ten einde de misnoegden te bedwingen, en dat nu de keizer, die regimenten zou kunnen afzenden, zulks niet doet. Was het despotismus ooit zo geduldig? Weenen blijft gerust op het oogenblik dat de vijanden van Joseph verfpreiden, dat men er den blikzem fmeed, om alles te verpletteren; en zo antwoord de keizer alleen met zagtheid. Hij geeft alleenlijk bevel, om Luxemburg voor verrasfing te dekken. Wanneer men tot zijne verklaring van den 20 Juny, betreklijk tot deze zaak, die men als een blikzemend ftuk befchouwt, teruggaat, betuigt hij daarin, „ dat hij nooit aan de reg„ ten van eigendom en ondeelbaare vrijheid „ zijner onderdaanen zal raken , zo min als „ aan het regt van in behoorlijke regtbank „ ontvangen te kunnen worden; en dat hij de „ hand zal bieden aan de geenen, die, door X 4 5> den  328 Het Leven „ den ftroomweggefleept, hem wezenlijk be„ ledigd hebben, mits dat zij zig op zijne goe. „ dertierenheid verlaten." Hij oordeelde, dat de derde ftaat, zijn woord brekende, door hem te weigeren, de fchattingen te betalen, hij ook niet meer verpligt was, het zijne te houden; en op die wijze nam zulks het aanzien van een regtsgeding, in hetwelk een ieder der partijen bijna altijd onregt heeft, bewerende, in den grond regt te hebben. Betreffende de twijfelmoedigheid des rijksdags van Warfcbouw, betreklijk de voorflagen deskoningsvan Pruisfen, het hof van Weenen voorzag er den uitflag van, dat de koning van Polen, Stanislaus de II, ten einde de oude ongelijken te doen vergeten, welke men hem verweet, in de oogmerken der Republiek zou treden, door te fchijnen zig van Rusland los te maken. Er is geen twijfel, of een leger, beftaande uit Poolen, is, ten aanzien der dap. perheid, eene voortreflijke toevlugt voor het hof'van Berlijn, maar 'er word eene ftrikte krijgstugt vereischt, en gelijk A. Zaltjski bisfchop van Krakou, zeide, „ men weet, dat „ het facrament der orde ons ontbreekt, fehoon „ wij goede katholijken zijn", Of  v a S Joseph II. 32S> Of de rijksdag al wetten maakt, de vrijheid, die* volgens Jean Jaques Rousseau, fteeds tegen het gezag worflelt, verzwakt dezelven ongevoeliglijk, of verflaat ze; en het was tot voorkoming van dit misbruik, dat Joseph oordeelde, zijne edikten ftiptlijk te moeten doen nakomen. Hij wist, dat de nationale vergadering in Frankrijk bijna al zijne ontwerpen aannam; en dit vermeerderde het vertrouwen, welk hij in zijne verrigtingen Helde. Maar eene natie kan hervormingen ondernemen, welken een fouverein niet kan beproeven, zonder zig haatlijk te maken. Men dagt, dat de inneming van Belgrado de drift van Joseph den II. zou doen verflaauwen; maar behalven, dat hij, als bondgenoot van Rusland, zijne krijgs verrigtingen niet kon ftaken, dagt hij, dat indien men Bender nam, gelijk de prins Potemkin zig daarmede vleide, men zonder moeite tot Konjïantinopel zou komen. Het lot van eenen overwinnaar is dat van eenen fpeler, wanneer hij de gelukkige ader gevonden heeft, kan hij alles onderftaan. Hij ging met deze gedagten zwanger, toen hij door eenen buitengewoonen courier verX 5 nam,  330 Het Leven nam, dat de ftad £mfcropgeëischt zijnde, zig eindelijk bij verdrag had overgegevfti, en dat dus dezelve door de bekwaamheid en dapperheid van den prins Potemkin in de magt der Rusfen was. Eene vloot van fchuiten met gefchut voorzien, welke men den Mester opgevoerd had, was van eene goede uitwerking. De feraskier, die het bevel had gevoerd, kreeg vrij. heid,om over den Donau aftetrekken, met twee pacha's van drie ftaarten. De artillerij der plaats was aanmerklijk; meer dan drie honderd ftukken kanon vielen in de magt der overwinnaars, en volvoerden de zegenpraalen van Oostenrijk en Rusland, die in den veldtogt van 1789 in de daad het geluk en de glorie overheerfcht hebben. De ziekte des keizers moest zeer ingeworteld zijn, daar zulk een heilzaame balzem, als zo veele gelukkige tijdingen waren, hem niet kon genezen. Hij leefde alleen bij tusfchenpoozen, en even als eene kaers, die nog eenig licht geeft op het oogenblik, dat zij ftaat uittegaan, fchreef hij zelf, onderfteund door den ftandvastigften moed. De aankomst van den veldmaarfchalk van Laü-  van Joseph II. 33- Laudon was voor Weenen een vreugdefeest. De keizer ontving hem als eenen zijner oude leermeesters en als een' verlosfer. Zij hielden verfcheiden gefprekkeu, welken eenen aanftaanden veldtogt tot onderwerp hadden. Joseph had reeds alles voorzien en alles voorbereid, zo groot was zijne zugt voor den krijg. Men verzamelde troupen in Gallicië, ligtte rekruuten in Bohemei; hier, deed men regimenten trekken; daar, wees men winterlegeringen aan; zo dat uit het kabinet des keizers zig een invloed verfpreidde, die het ganfche lichaam bezielde. Wanneer de zaaken en de ziekte flegts een oogenblik rust verleenden aan zijne majefleit, kwam de jonge aartshertogin , zijne nigt, hem gezelfchap houden, doch geftadig in vrees, dat het voor de laatfle maal zou wezen. De baron de Vins verkreeg het bevel over het leger in Kroatië', terwijl de veldmaarfchalk van Laudon , meer met lauwren dan met jaaren beladen, fehoon hij reeds zeer oud was, zig gereed maakte, om op nieuw den weg der overwinningen te gaan betreden. Er zou eene reis door Moraviè', Bohemen en Oostenryksch Silefië gedaan worden, om er de vestingen te be-  332 Het Leven bezigtigen. Het leger des keizers moest ontzachlijk zijn, uit hoofde van deszelfs verfterkingen. Het was met oogmerk, om flegts nog eenen veldtogt te doen, en de ftaaten niet van volk en geld uitteputten; maar de koortsen hoest zeer toegenomen zijnde, waren de ontwerpen des keizers niets meer dan droomen. De ftad Weenen floeg, in deze treurige omftandigheden, haare oogen op den prins van Kaunitz, wiens bekwaamheid en wijsheid de befcherming van den ftaat fcheen te zijn. Zij zag haaren fouverein gereed om hetflagtoffer van den vaalen dood te worden, en die er niet van overreed was, dan na dat hij zijnen geneesheer gehoord had, die hem niet vleide, en ter belooning tien duizend gulden ontvong en tot den baronnenftand verheven werd. Eene grootmoedige ziel is alleen tot zulke daaden bekwaam. Van dit oogenblik af nam de keizer zijne toevlugt tot de kerk, van welke hij op hooge feesttijden altijd gebruik gemaakt, en welker onderfteuningen hij reeds als een waar katholijk, overtuigd van de waarheden van den godsdienst, in zijne ziekte ontvangen had. Het graf, welk zig voor zijne oogen opende, kon  van JosEPfl II. 333 kon zijn bedaard gemoed niet ontroeren. Hij betreurde het verlies van den troon niet, zeide hij, en men zag hem zelf, zonder te verbleken, aan zijne doorlugtige zusters fchrijven, om dezelven voor het laatst vaarwel te zeggen. Veel verfchillende van die ftervenden, nedergedrukt door de kwaal, of verteerd door het leed van het leven te ferlaten, verdeelt hij zijne laatfte gedagten onder de genen , die hem naderen, en het is om dézen om vergifnis te vragen, en génen te belonen met eene gerustheid en bedaardheid van ziel, die verwonderlijk is. Hij doet eenen rondgaanden brief fchrijven aan al de troupen, zo officieren als foldaaten, om hen te bedanken voor hunne genegenheid en hunnen ijver, om hen te overtuigen, dat hij in het graf daalt, vervuld van erkendnis voor hunne dienflen , om hun bekend te maken, dat zij gedurende veertien dagen dubbele foldij zullen genieten, en om hun aantebevelen, denzelfden ijver voor zijnen opvolger te hebben. Een gedrag, gefchetst naar dat van Maria Theresia, en hetwelk bewijst, dat de uitfiekende grondbeginzels van zijne doorlugtige moeder, in zijn hart wortel gefchoten hadden. Maar  334 Het Leven Maar de grootfte eer, die men zijnen deugden kan toezwaaijen, en dien de nakomelingfchap zal herhalen, is, dat hij van den prins van Kaunitz en de veldmaarfchalken van Laudon en van Lascy beweend werd. Het laatfte bezoek, het welk de aartshertogin bij hem aflei, trof zijne ziel, zonder hem te verfchrikken. Hij reikte haar eene ftervende hand toe, en als een christen wijsgeer, overtuigd van de eeuwigheid, zeide hij tot haar: „ Ik verlaat u, maar wij zullen elkander ,, wedervinden, om nimmer weer te fchei„ den." Hij betoonde veel genegenheid voor den kardinaal Migazzi, gelijk hij zelf verklaarde. De jonge aartshertogin, welker tijd van zwangerheid ten einde gelopen was, eindigde na haare verlosfing haar leven; en de keizer, die deze fchriklijke tijding van den biegtvader ontving, op denzelfden dag, dat hem het laatfte oliezei werd toegediend, boog het hoofd op zijne handen, en riep, na een treurig ftilzwijgen uit: „ O God, uw wil gefchiede.'" Al was er niets lofiijks in den ganfchen loop zijns levens, dan zijne wijze van fterven, zou hij onfterflijk zijn. Men heeft de laatfte woorden  van Joseph II. 335 den van Lodewïk den XIV. bewaard, als de beste kenmerken zijner grootheid; maar zonder aan de verdienften van dien monarch te willen te kort doen, welk eene verhevenheid in den dood van Joseph den II.? Nog eene zugt ontbreekt er over zo veele ongelukkige flagtoffers, die in het midden van den ftrijd zijn omgekomen. Zo veel vergoten bloed verdiende ten minfte eene traan van den monarch, maar hij was overtuigd, dat de oorlog regtvaerdig zijnde, de legers flegts derzelver pligt betragtten, door met den blakendften ijver te ftrijden. Hij befchikte zijne begraafnis, gelijk ook die der aartshertogin, en gaf, weinige oogenblikken daar na, op den üoften van fprokkelmaand i79°> den geest,om plaats te gaan nemen aan de voeten der keizerin-koningin, zijne doorlugtige moeder, wordende het voorwerp eener diepe fmert. Zij had hem de wijze van fterven voorgefchreven, en men heeft in Joseph den II. dezelfde gemoedsrust, • dezelfde gelatenheid, dezelfde fterkte gezien. Het fchijnt, dat hij niets op aarde nalaat, en dat hij zig niets te beklagen heeft, zo los fchijnt hij van de tijdelijke goederen te zijn. Dus  33<5 Het Leven Dus eindigde Joseph de II., keizer des duitfchen rijks en koning van Hongarije, zijn Ieven in den ouderdom van negen en veertig jaaren min eenige dagen, na zijne levensbronnen door eenen onvermceiden arbeid opgedroogd te hebben. Hij hield zig {leeds bezig met het geluk zijner onderdaanen, doch bedroog zig dikwijls met de middelen om hetzelve te bewerken. Van zijne tederfte jaaren begerig om wetenichappen te verzamelen, en nog meer, om er gebruik van te maken, befteedde hij dezelven op eene wijze, om zig de titels van wetgever en overwinnaar waardig te maken. Hij is, rnisfchien, de eenige onder al de vorflen, die, eerzugtig zijnde, zo onverfchillig omtrent loffpraaken is geweest: ernflig van aart, was hij het zelfs in de oogenblikken, waarin hij weldaaden uitftortte. Eene onverzetlijke flandvastigheid in het goede te willen bewerken, welk hij nodig oordeelde, is het eenig despotismus, welk men hem kan verwij. ten. Hij was te regtvaerdig, om een dwingeland te zijn. Geen gemak des levens kennende, dan om er zig van te onthouden, had hij eenen afkeer van luiheid en wellustigheid. De  van Joseph Iï. 337 De reizen waren hem minder nuttig dan voordelig (*). Voortreflijke zaaken op zig zeiven, maar onbeftaanbaar met den aart zijner volken, in zijn land willende overbrengen, verwekte hij gemor, daar hij toejuichingen meende te verdienen. Hij was van eene gewoone geftalte;had eert fier gelaat, een edel voorkomen, blaauwe oogen en een vol wezen. Hij fprak met juistheid en nauwkeurigheid. Ik verbeelde mij hier de nakomelingfchap4 welke, billijker dan de tijdgenooten, Joseph den II. naar waarde zal fchatten, niet volgens de vooroordeelen en driften, maar volgens de re- (*) Leibnitz wil, dat men niet te veel lezen, noch te veel reizen moet, wanneer men van zijn verfland geen ingelegd werkftuk wil maken; bewerende, dat men meer kan verliezen met reizen, dan met te huis të blijven. Ik herinnerde mij deze waarheid, toen ik mij door eenert postmeester hebbende laten overreden, om den weg van Krakau te nemen, als zijnde een weg, gemaakt op bevel van den keizer, via Caefarea , ik met mijnen reisgenoot op denzelven dagt om te komen, die, om mij te troosten, mij toeriep, beklaag u niet, via Caefarea. Het was, om de waarheid te zeggen, eene kwaade plaats, zijnde bij den keizer al de wegen volmaakt wél onderhouden. Y  338 Het Leven regelen van gematigdheid en waarheid; ik zie dezelve een oog van vergenoegen vestigen op de affchaffing der dienstbaarheid en vroondienflen, op de hervorming der burgerlijke en lijf. flrafiijke wetten, op de herflelling van den koophandel en de krijgstugt, op de verbetering der letteroefeningen, op onderfcheiden ftigtingen ten voordeele der menschheid, op de geheeie vernietiging van het bijgeloof, op de herffelling der openbaare wegen, en het uitroeijen der bedelaarij. En ik hoor dezelve tevens zeggen: het is wel jammer, dat Joseph, in het uitvoeren van zulke fchoone ontwerpen, geen agt genomen heeft, noch op de gewoonten, noch op de volksvooroordeelen, noch op het plaatilijke; het is wel jammer, dat hij de hervormingen met te veel drift wilde doordringen ; dat hij niet bedagt heeft, dat men de menfehen niet verandert gelijk befluiten en geboden; dat hij zijne flaaten in vormen heeft willen doen, die niet behoorlijk voorbereid waren; dat hij, aan de hervorming der misbruiken van den godsdienst, gefchenen heeft aan wezenlijke zaaken te raken. Maar hij was een mensch, en heeft aan de mensch-  van Joseph II. 339 menschheid den tol betaald: eene ichatting, welke de natuur ons oplegt naar evenredigheid van onze begaafdheden. Het zal altijd waar blijven, dat Joseph delL onder de keizers eenen der uitmuntendfte rangen zal bekleden, als een onvermoeid vorst, die geen middelen verzuimde om zig, ten koste zijner rust, te onderrigten, als een monarch, die zijne eerzugt veredelt, door zig voor zijne onderdaanen opteofferen. Hij zou ongetwijfeld zijn werk zelf nagezien en verbeterd hebben, indien hij langer had geleefd; maar deze zorg was voor Leopold den II. bewaard; hij leent reeds zijne ooren aan de wedereifchingen, die hem gedaan worden, gereed zijnde om veele zaaken te herftellen, welken een al te groote ijver vernietigd heefc. De beroemde kardinaal Ximenes, die groote fpaanfche minister, zeide, dat om een rijk gelukkig te maken, de opvolging van twee koningen nodig was, beiden op het algemeen welzijn ernstlijk bedagt, een, die de misbruiken begon te hervormen, en zijn opvolger, die de hervormingen overzag, om het gebrekkige in het werk des eerften te verbeteren. Dus begon Descartes , in het wijsgerig gey 2 bied,  34° Het Leven bied, met het ontwikkelen van den bayert, een nieuw ftelzel oprigtende, door eene nieuwe wijze van te werk te gaan, de fchoolen in rep en roer brengende; en het was Newton, die de gemoederen vereenigde en het werk volmaakte. EINDE.