61 1127 2423 UB AMSTERDAM  HISTORIE DER WISKUNDE federt haaren oorfprong tot in onzen t>d; door den Heere MONTUCLA, Lid van de Koninglyke Academie der WeetenfcHappM enfraaije Letteren van Pruisfen Uit last van het Genootfch p detf MATHEMATISCHE WEETENSCdAPPEN onder de Spreuk: EEN ONVERMOEIDE ARBEID KOMT ALLES TE BOVEN. üit het Franfch vertaald, en met eenige byvoegfelert en ophelderende aanmerkingen vermeerderd; D o 0 R ARNOLDUS BASTIAAN STRABBË, Lid en Secretaris van het zelfde Genootfchap; enz» DERDE DEEL. Te AMSTERDAM, By p. G. GEYSBEliK, Boekverkooper in &è Waieifteeg by het ttokin.^ m d t e s c v iy£ „> xv   HISTORIE DER WISKUNDE- DERDE DEEL. Bevattende de Hiftorie der Wiskunde geduurende de zeventiende eeuwe. EERSTE BOEK. Bevattende de vorderingen der Meet en zuivere Wiskunde, op de wyze der Ouden verhandeld, geduurende deeze eeuwe. KORTE INHOUD. T. Algemeen Tafereel der Wiskundige ontdekkingen in óezeventiende eeuwe. II. Lucas Valerius maakt in de Theorie der zwaarheids- middelpunten eem groot ere vordering dan Atchimedes. Snelhus bevordert ook door eeni* ge vindingen debénaderde maat descirkels. III. Uitvinding der Logarithmen door den Baron van Neper. Eigenfchap' pen en natuur van die getallen. Hoe Neper dezelve befchouwt. Wie diegeenen zyn die hem in de faamenflelling der Legarithmi Tafelen, welke wy bezitten, geholpen hebben, Andere verrichtingen van Neper. Zyn* Trigonometrifche vindingen. Zyne Stokjes* of Staafjes' Rekening (Rhabdologia \ IV. fc epler brengt in ne Meetkunde der vaste Lighaamen (Stereomeiria) ee' A ni'  a HISTORIE der nige inzichten en verfcheide werkflukken fProöIeniataï te berde welke op den oorfprong der nieuwe Leerwnen invloed fchynen gehad ie hebben. V. fan de Leerm van Guldinus ; tnepasfing welke derzelver Uitvinder daarvan maakt op de Werkflukken van Kepier. VI Fan de Meetkunde aer Qndeelbaaren (IodivifibiHa^ ■ korte bejchtyving van het leven van Cavalleri. Ferüaarinti zyner Lee? «» ,lg 's de natuur der Logarithmen: thans m0e- M W"dflg?1.op*at wy*e A^er dezelve voor de eerfte maal befchouwde. Behalfen dat onze Hi. fto.'  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. i1 ilorie zulks vordert, doen wy dit des te liever, om dat 'er tusfchen de denkbeelden van den Schotfchen Meetkundige, en de wyze op welke Newton zyne rekening der Fluxien befchouwd heeft, eene zekere overeenkomst gevonden wordt. Laaten wy ons met Nep-.r een punt verbeelden, dat zich langs de onbepaalde lyn PAE (Fig. beweegt; met eene zodanig gemaatigde fnelheid, dat dezelve altoos evenredig zy tot den afftand van, dat punt tot den vasten eindpaal P. Deeze onderfrelling is gemaklyk te verltaan : het beweegend punt zal op eenen dubbelden afltand van P eene dubbelde fnelheid hebben; op eenen afftand, die de helft minder is, zal die fnelheid flegts de helft van de eerfte zyn, enz. Dus zal die fnelheid iri ieder punt van de lyn PAE niet dezelfde zyn ,maar altoos grooter of kleiner, naar reden dat het beweegerid punt verder van, of nader by P zal zyn. Nu is het gemaklyk te bewyzen , dat zo PA, PB, PC in eene geduurige Progiesfte zyn, AB, BC; CD daarin insgelyks zuilen zyn, en dnt die ruimtens in gelyke tyden doorgeloopen zullen worden. Laaten wyth;>nsonderftellen,dat Vdefnelheidvan hetbcweegendpuntzy, wanneer hetinAis, en dat, uit kracht van die fnelheid, zonder vermeerdering noch vermindering behouden wordende, een ander beweeg. 1'yk punt, uit het punt h' beginnende, de ruimte A' B'o'p de onbepaalde lyn f' A F'e geduurig vertraagde beweeging van A naar e, en bet andere met eene gelykmaatige beweeging van A' naar E', of e, gevoerd zal worden. Terwyl dus AB, BC, CO, DE, enz. geduurig evenre* digzyn, zullen A'B', B'C', C D', enz.gelykzyn, en terwyl PB. PC, PD, PE, enz. meetkunftig aangroeijen, Zullen A B', A'C', AT)', enz. telkunftig aangroeijen. Derhalven zullen A'B", A'C', enz;. de  ia HISTORIE der de Logarithmen van PB, PC. enz. respeöivelvk zyn. Jiindelyk zal de Logarithmus van eene naar welgevallen genomene grootheid PS de lyn A'S zynwe Jee van den eindpaal A met eene gelvkmaatige beweeging wordt doorgeloopen , terwyl Ai> '"et eene verfnelde beweeging doorgeloopen is. Uit dat denkbeeld is hes gemaklyk alle de eigenichappen der Logarithmen af te leiden; doch alzo deeze omftandigheid, welke den Meetkundigen van groot belang, en zelfs voor hun , welke naar iets meer dan het oppervlakkige van deeze Hierna haaken, noodzaakelyk is, misfehien and«. re Leezcrs verveelen zoude, wvzen wy dezclven iiaar eene Noot, welke de laatften kunnen overHaan. (c) De CO Zie hier eenige dtr eigenfehappen v*n de Loei. mimen, cp de wyze van'Neper verklaard J. Als A en A/ de eindpaalen zyn, van welken de beide beweegende punten, het eene met eene verfnelde of vertraagdebeVegirig, bet andere met eene gelyfcoiaatige beweeein^ te gelyk hunner, loep beginnen, za! de Logarithmus van Pa nul zyn. Want wanneer het eerfte beweegentt punt in A is, heelt het tweede nog geen ruimte doorgeloopen. II. Als de Logarithmen der grootheden PA, Pi] PC enz. pofixif genomen worden, zullen die der afr.ee'mendê grootheden Vb Vc <:nz. al, hibi, hiel, enz. neTJif zyn. "Want zullen A/C/, A/B/, o, A/6/, hl cl in eene Jlritnmetijche Progtesfic zyn, terwyl PC, PB, PA Vb Tc, enz. Ctimetriich evenredig zyn, moeten hl bi ''hu) negatif genomen worden. Indien dus de Loearithmus van de eenheid of P A nul is , en die der natuuilyke getallen pojitif Zyn, zullen die der breuken, kleiner dan de eenheid, negatif zyn. De Logarithmus van i Zal de zelfde zy n als die van 2, doch negatif genomen; die van ï de zelfde als die van 3, enz. Vooris is 'er niets dat ons Jiindert, om de Logarithmen der afneemende getallen, en kleiner dan P A, pofitif te maaken; doch alsdan zouden die der grootere getallen dan PA negatif Zyn. III. Her is openbaar, dat de Logarithmus van eenige reden, by voorbeeld, van PC tot PB, die van PC min die  WI S.K U N D E. III. Deel. I. Boek. 13 De wyze op welke Neper zich een denkbeeld van zyne Logarithmen maakt, en hunne teeling bel'chryft, ftrekt die van PB, dat is te zeggen, BC of AB, zal zyn." •Maar de Logarithmus der proportie van P E tot P B, die het dnedubt-eld van de eerfte is, zal om de zelfde reden B E of 3 A B zyn, hetgeen aantoont, dat de Logarithmen de maaien der redens zyn, of dat zy zo veel maal en op gelyke wyze veelvoudigen van malkander zyn, als de redens, welke met dezelve overeenltemmen, met malkander vermeenigvuldisd zyn. Daar uit ontleenen zy den naam van Logarithmen, als willende zeg. gen , qui tiumerani rationem. IV. -Et kunnen zo veel Stelfels van Logarithmen zyn, als men aan de reden van PA tot PB, en tot A/ W, ver. fchillende Waarden kan toecigenen. Want zo PA=i, P B ZZ 10 , en A/B/ZZ 1, f 1. eooooo, is, zal men onze gewoone Logarithmen der Tafeten van Brigzs , Vlacq, enz hebben. 'Doch piets Verpligt ons tot die onderftel" iingj men zou A/B/ zodanige andere Waarde , als men begeert, kunnen toeëiüenen, en alsdan zouden alle de Logarithmen van dat nieuwe Steifel tot de overëenkotnftige Logarithmen van het vooiige zyn, als die waarde tot de andere. V, De'wyze op welke Neper zyne Logarithmen berekende, volgt natuurlyk uit de wyze op welke hy zich van dezelven een denkbeeld maakte. Om de ruimte A/B/, welke met eene gelykinaatige bcveeging wordt doorgeloopen, ttrwy! AB niet eene verfnelde beweeging doorgeloopen was, ie vinden, onderftelde hy tusfehen PA en PB een 20 groot getal geduurige evenredigen, dat het verfchil , 't welk Pa, de maalte by PA, grooter dan deeze laatfte is, naamelyk Aa, als oneindig klein was, of uitgedrukt door een tienaeeligen bteuk, als o. 0000001. Nu kan in dit geval de ruimte Aa aangemerkt worden, als met eene gelykmaatige beweeging doorgeloopen zynde, zo dat Neper a A zelve voor den Logarithmus van Pa nam.Voort* vondt hy door rekening, dac tusfehen PA, de eenheid en PB, 6031472 van die geduurige evenredigen waren, en dat 'er tusfehen I en to, 22025850 gevonden werden. Derhalven vtrmeenigvuldigde by, volgens de boven ge. mei-  4 HISTORIE der Rrekt hem tot een waarborg tegen de, befchuldigintï van niets anders gedaan te hebben dan het denkbeeld van een Duiden Arithnuticus (Michiel Stife/s) die dezelve in 't midden der voorgaande eeuwe ten hal ven ontdekt hadt, tot volkomenheid te brcneen. In de daad, deeze Wiskundige véreefykt in zvne Anthmetua jntegra de beide Progresfien, naamelvk de Geomeirifche en de Arithmetilche , zo als men hier onder ziet, i. 2. 4. 8. 16. 32. 64- 128. &c. o. 1. 2. 3. 4. 5. 0. 7. &c. en maakt de grondftellige aanmerking van de Theorie der Logarithmen; naatnelyfc, dat zo men twee Termen der Arithmetifehe P>ogresfie faamentelt, als 2 en 5, welke met 4 cn 32 overeenftemTien , daar uic eene nieuwe Term zal voortkomen , als hier 7, welke met melde Theorie, Aa of c. ocosoot met de getallen 6vuav> ««f^ï5850' 6,1 VWE,We8 °-69^472 voor denLogaritf. «ar van 2, en 2.3025850 voor dien van 10. Maar er is geen noodzakelykheid on A a voor den Z*. ganllmus der reden van PA tót Pa te neemen. lefrr Multiplex of Submultiplex van A* zou insgelyks dien L^a. mW kunnen zyn, en alsdan zouden alle andere Lo™. ntkmennm evenredigheid vermeerderd of verminderd wor. den. Onze gewoone Tafelen, by voorbeeld, zvn se- w n? ^ ft' °! het a 434209+?. deel genomen badt. Want, dee23 ondsrlUling do3ndo, onnn >et men de eennetu voor dei: Ltgirith nus van 10. Dus zyn onze gewoone Logarithmen tot die van mpsr ia de reden van o. 4342994- tot 1, of, dat he: zelfde is, in die van 1 tot 2- 3025850; als men derhalveu de ge woone Logarithmen met 2. 3025850 vermenigvuldigt, brengt men dezelve over tot die van Neper, of in tegendeel deeze laatden door o.*,Mi lï enu2-,de8le;lde» of met o. 431-2994 vermeenig. vuldigende, bekoau man de Logaritmen, waarna wjr doorgaans gebruik maaken, *  WISKUNDE. III. Deel. I- Boek. 15 met het product van 4 en 32 zal overëenftemmen. Maar deeze aanmerking bleef onvruchtbaar onder zyne handen, en fchoon hy zegt, dat hy ongaerne verfcheide andere eigenfchappen van die vergeieekene Progresfien voorbygaat, zou het echter zeer ongegrond zyn, als men hem een uitvoeriger denkbeeld van de Logarithmen wilde toeëigenen. KepIer zegt ook, dat Joost Byrge, een der Sterrekundigen van den Landgraaf van Hes/en, eertyds de Logarithmen uitgevonden hadt. Doch het zy dat Byrge waarlyk dat denkbeeld gehad hebbe, of dat Kepler, door eene nationaale zucht aangevuurd, in de Schriften van dien Wiskundigen meerder gezien hebbe, dan 'er weezenlyk in gevonden werdt, doet zulks echter geen het minfte nadeel aan Neper. Want men weet, volgens het getuigenis smKepler zeiven, dat die ontdekking nooit het licht zag. Wat aangaat Longomontanus, wien men insgelyks de vinding der Logarithmen heeft toegefchreeven (d), zulks is zonder eenigen grond. Naardien deeze Sterrekundige, die eerst in den Jaare 1647 is overleeden, nooit heeft goedgevonden zynerechten op dezelve tedoen gelden, moet zulks een toereikend bewys zyn, dat hy nooit geen aanfpraakop dezelve hadt. Neper gaf in 1614 zyne ontdekking in't licht, in zyn tioek getyteld : Mirifici logarithmorum canonis defcriptio. Hy gaf in hetzelve eene Tafel van de Logarithmen der Sinuffen vooralle de graaden en minuten van het Quadranf, maar dezelve hadt eenige byzonderbeden, waar in zy van diegeenen verfchilde , welke wy hedendaags gebruiken. Vooreerst hadt Neper, in aanmerking neemende, dat de Sinus lotus doorgaans één der Termen van de proportie was, tot welke de oplosfingen der Driehoeken gebragt werüen, den Logarithmus van de Sinus totus gelyk aan o gemaakt, ten einde in alle die gevallen ee« 00 Suppl. au Diü. de Bayle, par M. de Chavfepii. op het weerd Henri Briggs.  16 "HISTORIE d|e r "3 eene bewerking te vermyden. Ten tweeden verfchitden zyne Logarithmen van die geenen, welke onze gewoone Tafelen opleeveren , daar in , dac in deeze Iaatflen de Logarithmus van 10 de eenheid of i.booooois, en in die van Neper 2.3025:550 W3s; hetgeen een gevolg was van zyne wyze om dezelve faamen te ftel/en, welke wyin de voorgaande noot hebben voorgedragen. Maar uit die beide onderftellingen vloeiden eenige zwaarigheden, wel« ke hem in 't oog liepen, en kort daar na noopten om zyne Logarithmen in eene andere Ichikking te brengen. Hy draagt dezelve voor in een Gefchrift, na zynen dood uitgegeeven, tot tytel voerende, Appendix de logarithinotu n prajlantiori u/u, 't welk zyn Zoon , eene nieuwe Editie van hec Werk leeverende, in 't licht gaf. Neper onderllek in dat appendix, zo als wy hedendaags doen, den Logarithmus van de eenheid gelyk aan o, die van'.10 gelyk aan i.co;ooo, die van 100 gelyk aan a, ocooco, die van 1000 gelyk aan '3. 000000, en zo vervolgens. Daar door is de Logarithmus van de Sinus totus, dien men onderftek'de eenheid te zyn, gevolgd van tien'nullen, 10,000000. Deeze nieuwe onderfleliing ruimt alle zwaarigheden van de eerfte uit den weg, en verccnigt alle de voordeden der. zelve met verfcheide andere, welke ons bellek niet toelaat hier voor te dragen. Alle de Logarithmen der Sinus/en, Tangenten en Secanten zyn pofnif, en 'er zyn geen negative Logarithmen., als die der eigenlyke breuken , welke kleiner dan de eenheid zyn; wat aangaat de dikwerf voorkomende optelling en aftrekking des Logarithmus van de Sinus totus, dezelve heeft niets dat eenigen arbeid vordert, vermits de Logarithmus, behalyen de eerfte cyfF^rletter, die zelfs de eenheid is, geheel uit nullen is faamengefteld. Men heeft echter de fchikking der Logarithmen van Neper voor de natuurlyke getallen niet t'eenemaal verworpen. Zy hebben hun gebruik in de hooge Meetkunde: want zy verbeelden de Inhouden van den gelykzydigen Hyperbool tusfehen de /Jfytnp.  WISKUNDE. IIL Deel.il. Bock 17 AJymptoten, warneer de eenheid de waarde der zyüe van het ingelchreeven Vierkant is, om die reden worden dezelve Hyperbolifclie Logarithmen genaamd. Niet dat de andere Logaritmen niet insgelyks Hyperbolijclie Inhouden verbeelden, maar dezelve behooren tot Hyperbolen tusfehen Afymptoten, die fchuins tot malkander zyn, en de geiykzydige Llyperbool, als zynde onder alle anderen de voornaainiïe , heeft aan de Logarithmen van Neptr den naam gegeeven. Wy bepaalen ons hier tot deeze weinige woorden over de overeenkomst der Logarithmen met de Hyperbolifche Inhouden, om dat wy elders gelegenheid zullen hebben dezelve omfiandiger te verklaaren. Neperhadt naauwlyks het genoegen getuiretezyn van de toejuiching met welke zyne ontdekking van de Wiskundigen werdt ontfangen, en den tyd om dezelve naar zynen wenfeh te volmaaken. Hy ItierF in 1618; maar hy hadt in Henry Briggs een opvolger, die volmaaktelyk zyne oogmerken wist te ontdekken. Neper hadt niet zodra zyn Werk in 't licht gegeeven, of deeze Hoogleeraar van Oxford kwam hem te Edimburg bezoeken , om met hem over die ftoffe te fprecken. Hy deedt zelfs verfcheide Reizen derwaarts, en was aldaar toen Neper ftierf. Deeze maakte hem zyn gemaakt ontwerp bekend , om de fchikking van zyne Logdrithmen te veranderen, en prees hem de uitvoering daarvan met nadruk aan. Briggs bemerkte derzelver nuttigheid, en draalde niet om de hand aan 't werk te flaaU' Hy endernarn, volgens dit nieuw ontwerp, twee uitvoerige Tafelen , waarvan de eene alle de Logarithmen der natuurlyke getallen van de eenheid tot ioo:>oo moest bevatten, en de andere die der Sinuffm en Tangenten voor alle do graaden en hondera ite deelen van graaden de* Qaadrants Deeze yverige Rekenaar voerde een gedeelte vin die ontwerpen uit. .ly gaf in 1624 te Londen in 't licht de Logarithmen der natuur'yke getallen van de eenheid tot aooo®, en van 90003 tot 101003. Zy zyn in dezeire tot 14 cyfferletteren berekend. Dit Werk, B tot  18 HISTORIE de r£2$! tot tytel voerende Aritlvieticalogarithmica, (in-fol.\ bevat ook eene geleerde inleiding, waar in éeTheo. rie en het gebruik van die getallen breedvoerig verklaard worden. Wat de tweede lafel betreft, Briggs hadt dezelve vry ver voortgezet, maar hy werdt. van den dood verrascht, en daardoor verhinderd dezelve te voltooijen. Henry Gellibrand floeg 'er de laatfte hand aan, en ^af dezelve in 1630 in 't licht, onder den Tytel van Trieonomeiria Britannica (in.fol.) De vinding der Logarithmen werdt op het Vast. land niet minder greetig ontfangen. Kepkr befpeurde het eerst de gantfcbe waarde van dezelve. Hy gaf daar over in 1624. een Werk in 't hcht e)en vermits hv toen aan de faamenftelüng vim zy' ne Rudolphinifche Tafelen arbeidde, maakte hy jQ dezelve gebruik van de Logarithmifche rekening. Benjamin Urfmus, Wiskundige van den Keurvorst van Brandenburg, berekende Tafelen van Smu[Jen met haare Logarithmen, voor alle de aanwaslt nde boogen van 10 tot loSecunden, tot het" GW (trant. Doch hy verbondt zich, even a!s Kepter iaan het eerüe denkbeeld van den Schotfchen Wis' kundige; hetgeen thans zynen arbeid weinig nuttin maakt. Adriaan Flacq, wiens kleine Tafelen ver^ fcheide maaien herdrukt zyn, is naast Neper en Briggs diegeen, aan wien wy in dat vak de meeste verpligting hebben. Niemand onderlteunde hen met zo veel yver, als deeze Rekenaar der Nederlanden. Door een lixemplaar van 't Werk van Briggs van de ontdekking van Ntper ondeircht begon hy aanflonds naar het zelfde ontwerp te arbeiden, en hetgeen de laatfle onvrlkomen gelaaten hadt aan te vullen. Hy vulde de opening, die tusfehen xoooo en ijoooo gevonden werdt s ge- (e) Chilias Ugaritlimorum, cum ipjortm dem. £? tijm Lil zii 1C24. Suypitw. ehil. logarith. Ibid. 1025. ïn-^to» Deeze Werken zyn thans geheel nutteloos.  WISKUNDE. Ul.%Deel.:i, Boek. 19 gelyk Briggs hem hidt aanbevolen, en berekende de Logarithmen voor de Sinujfen, Tangenten en Secanten van her. Oaadrant, door dezelve tot to cyfferletteren te orcngen. Deeze gewigtige byvoeging rot het Werk van Briggs verfcbeen in den nieuwen Druk der Arithmelica Iogarithnica , welke Vluq in ióy-5 in 't licht gaf. Hy lier het echter daar niet by blyven: hy wikkelde zich weldra in eene gewigtiger onderneeming, door zyne Tafelen tot de Sinujjen, Tangenten, en Secanten, en haare Logarithmen van 10 tot iu Secunden uit tö breiden. Deeze nieuwe eu uitvoerige Tafelenwerden, nevens de Logarithmen der natuurlyke getallen van de eenheid tot 20000, in 1633 in'c licht gegeeven. Sedert dien tyd hebben eene meenigte Autheuren, onder andjren die, welke over de Driehoeksmeeting gelciireeven hebben , over de Logarithmen gehanaeld , en Tafelen van dezelve gegeeven. Het zou eenen langwyligen en vercinetigen arbeid zyn dezelve alle te noemen: waarom ik onnoodig oordeele daartoe over te gaan. Het is gemaklyk te befpeuren, dat de wee7enlyke waarde van zodanige. Werken in de naauwkeuiigheid en eene volmaakte zuiverheid van feilen beftaat: De Tafelen welke, wegens de uitgebreidheid en die zo noodige hoedanigheden, thans het meest beroemd zyn, zyn die van Gardmer in-qto ) [Z.o«don 174a., en Avignon 1770]. Die van Sherwin (in-Oct.), te London in 1705 gedrukt, verdienen, uit hooide der voordeeleu, welke zy voor de berekening der Logarithmen van de grootlle getallen toebrengen, desgciyks aangepreezen te worden. By gebrek van die Tafelen zyn die van den Heer Deparcieux diegeenen , welke, onzes. bedunkens, het meest de goedkeuring der Scerre- en Driehoeksmeetkundigen verdienen. De vinding der Logarithmen heeft aan eene Kromme den oorfprong gegeeven, welke federt dien tyd onder de Meetkundigen berucht is geweest, en welke men de Logarithmijche Lyn (Logarithmi. Ba ca)  se. HISTORIE der ca) noemt: Zie hier derzelver natuur. Laat in de punten A, B, £, D, enz. (Fig. op ge]yke afltandcn, de Perpendiculairs ha, Bb, Cr, Ud enz. in eene geduurige Geometrifche proportie op'gericht worden: dan is de kromme, welke door de einden van alle die evenredigen , en door die van alle de tusfch-nftaande oneindig in getal, welke men daar tusfehen zou kunnen voegen, gaat, de Lyn waarvan wy fpreeken. Het is klaarbiyklyk, dat die kromme door de deelen van haaren As de Logarithmen zal voorfrellen: als Aa, bv voorbeeld, de eenheid, FfzZ2, Ggr:«,, en de Zogarithmus der eenheid nul is, zullen AF, AG de Logarithmen van 2, 3, enz., en A 13, AC, «D enz die van Bb, Cc, Dd, enz. zyn; desgeiyk'3 zullen AO, AP de Logarithmen der getallen zyn welke door Oo, Pp, enz., die kleiner dan de eenheid zyn, verbeeld worden; derhalven zullen die Logarithmen negatif zyn. Want de Abfciffm aan den kant van G pofitif genomen zynde, worden dezelve aan den tegenövergeftelden kant nis neea* tif befchouwd. Met eeifle denkbeeld van deeze Kromme wordt, zo ik ergens geleezen heb, aan Ldmund Gunther, een Lngelfch Wiskundige en tydgenoot van Briggs, toegelchreeven; dcch ik heb zyn gefchrift niet kunnen bekomen , om te weeten welk gebruik hy daarvan maakte. Dezelve heeft de weetgierigheid der hedendaagfche ^na/i/ïe» opgewekt, welke 'er zeer merkwaardige eigenfehappen in ontdekt hebben, by voorbeeld, dat haare Subtangens eene ftandvastige lyn is, dat is te zeggen, dat, op welke plaats dezelve ook geraakt wordt, de ruimte tusfehen de plaats, alwaar de Raaklyn den As ontmoet, en de Ordinaat, uit het raakpunt, als Gi of A k, getrokken, de zelfde is; dat de ruimte, tot in 't oneindige verlengd aan den kant, alwaar zy haar Afymptotum nadert", e;rdi» is enz. De befchouwing van deeze Kromme verfpreidt een groot licht over de natuur en eigenfehapper der Logarithmen. Om die reden heeft de Heer Kei!lv van  WISKUNDE. III. Deel. li Boek. 2ï van den weg, welke de Schryvers over die Theorie doorglans gevolgd hebben, afwykende, achter zyne uitgave der lieginfelen van Euclides eene kleine Verhandeling gevoegd , tot Tytel voerende : de .Nat urd & Arithmeticd logarithmorum, waar in hy de eigenschappen van die getallen verklaart door middel van de Logatithmifche Lyn, welke hy ook tot xle oplosfing van eenige verraaaklvke Voorftellen gebruikt. Wat aangaat de faamenftelling der Logariihmen, die langs den gewoonen weg zo veel arbeids vordert, dezelve is door de nieuwe rekenin* gen ongemeen gemaklyk gemaakt Meetkundigen van den eerften rang, de Heeren Gregori, Mercator, Newton, Halley, hebben verfcheide meer en meer gemaklyke handelwyzen om dezelve te vinden opgegeeven- Voomaamelyk heeft de Heer Halley tot dat einde ('franf. phit. ióorO eene zo faamenloopende reeks gegeeven, dat een zeer klein getal dennen genoegzaam is om de Logarithmen van Neper tot de twintigfte cyfferletter te vinden. Wy verzoeken den Leezer de aangehaalde plaats na te zien. Doch laat ons weder tot Neper overgaan. 't Is voomaamelyk uit de ontdekking der Logarithmen dat Neper zynen roem ontleent: wy oordeelen ecliter niet met ftilzwygen te moeten voorbygaan eenige andere vindingen, welke men hemverïchuldigdis, fclioon dezelve minder voortreffelyk, en van eene min algemeene nuttigheid zyn. Zodanige zyn verfcheide nieuwe wyzen van opïosfing, met het oogmerk uitgedacht orn de Klootfche Driehoeksmeeting eenvoudiger te maaken. Onder die vinding-.m befpeuren wy inzonderheid eenen Kegel voor de oplo:fi.. De groote vorderingen , welke die Weetenfchap gemaakt heeft, en door welken zy zich tot den flaat verheven heeft, waarinzy zichthansbevindt, moet van dat tydperk af gerékend worden. Cavalleri gaf dezelve in 1635 in 't licht in zyn Boek getyteld : Geometria indivifibilibus continuorum nova quddam ra' tione promota (Bon. in-qto) Wy zullen het verhaal van 't geen dat gedenkwaardig Werk bevat eenige oogenblikken opfchorten, om deszelfs Atitheur te doen kennen. Cavalleri (Bonaventura) werdt in te Milaan gebooren, entradt,nog jong zynde, in de Order der Jefuaten of Jeronimiten. Hy toonde in zyne Studiën zo veel vaardigheid en vernuft, dat, na dat hy de Order aangenomen hadt, zyneOverften raadC a zaam  S<5 HISTORIE der zaam oordeelden hem naar Pi/a te zenden, op dat hy aldaar de hulpmiddelen konde genieten , welke de beroemde Hoogefchool, die aldaar bloeide , aanboodt. Dit was grootelyks tegen den zin van CaVallen. Nogthans heeft hy in zekere opzichten de beroemdheid van zynen naam aan die Kei/e te danken; want in die Stad leerde hy de Meetkunde voor de eerfte maai kennen. Senedictus Cafielli, een Leerling en Vriend van Ga/Heus, hem dezelve aangeraaden hebbende, om hem van zyne kwellingen en de fmarten, welke de Jigt, die fteeds erger wierdt, hem begon te verwekken, af te trekken, maakte Cavalürt daar m zodanige vorderingen, en putte in zyne lesfbn alle de oude Meetkundigen zó fpoedur uit, dat Cajielli en Galileus van toen af aan de groo. te beroemdheid, tot welke hy komen zoude, voorbelden. In de daad hy bedacht kort daarna de Meetkunde der ondeelbaar en \ en was reeds in 't fa-r 1629 in 't bezit van die fcherpzinnige Leerwyze \\ant de ^terrekundige Magino, Hoogleerihr aan de üniverfiteit van Bo/ogna, overleeden zynde, liec Cavalleri, om de opengaande plaats verzoekende, zyne Verhandeling over de Oodeelbaaren , benevens eene andere over de Kegelfneeden, aan eenige Geleerden en de Magiftraatsperfoonen van die Stad mededeelen. Meer werdt 'er niet verëischt: men vondt in die beide Gefchriften zo veel blyken van vernuft, dat men zyn verzoek bewilligde. Cavalleri werdt tot Hoogleeraar benoemd, en begon de pligten daarvan te oeffenen op het einde van't Jaar t6a£.. behalven het beroemde Werk van Cavalleri, wy willen zeggen zyne Meetkunde der Ondeelbaar en\ .heeft men hem veele andere te danken, als eene Verhandeling der Kegelfneeden, getyteld: de fpeculo UJtorio, (fB-4/0. 1632.), eene DriehoeksmeetKunde Q/rigonometria) onder den Tytel van Directorium umverfale urano-melricum (in-$to. i6-ï2.), dac m 1643 andermaal in 't licht kwam, onder den Tytel van Trigonometria piana ac fpherice, Imearis & logarithmica; een Compendium regularum de triangu- Us,  WISKUNDE. III. Deel I. Beek. 2? lis, een Centuria problematum afiJronot/ticarum, Wer. ken welke waarfchynlyk tot het ondtrwys van zyi re LeerlingeD bellemd waren. Het aanbiedend verzoek van fommigen zyner Toehoorders deedt hem , hoewel ongaerne , aan een ander Werk de , hand Haan, waarover wy ons met recht mogen verwonderen. Hetzelve is eene Verhandeling over de Jfirologia, waar aan hy den Tytel gaf van Rota Planetaria, en welke hy onder den naam van Sylvius Philomantius in 't licht gaf. Ais een vyand van de Sterrewikkery zynde, zo als de Schryver van zyn leven hem afmaalt , zou hy zonder twyffe! beier . gedaan hebben 3an dat verzoek geen gehoor te gee,wd. Is 'er eenige reden, welke eeD Wysgeer en een liefhebber der Waarheid beweegen kan, om iets, wat het ook zy, te doen, dat eenjgztns behulpzaam kan zyn om een vooroordeel te verbreiden en voort teplaiue»? Wy vinden eindelyk den Autheur van de Meetkunde der Ondeelbaar en weder in zyne Exercitatiams Cemetricce, dieby in 3643 in 't Jicht gaf. Dit Werk, dat wy in het vervolg beter zullen doen kennen, was het iaatfteder Weiken van Cavalleri. Cavalleri verbeeldt zich het geheel sfs faamengefleld zynde uit een onëindig getal deelen , weïke deszelfs laatfle tümenta of de uiter.'ie paaien der ontleeding zyn, die men >an hetzelve kan doen, door het geduurig in onderling evenwydige Ibeeden te verdeden. Deeze laatffe ilsmentazyn het, weïke hy Ondeelbaaren noemt; en het is in debetrekkieg volgens welke zy groeijen of afneemen, dat hy de maat der Figuuren, of haare onderlinge betrekking, zoekt. Men kan niet ontkennen, dat Cavalleri zich voor Meetkundige ooren eenigzins te hard uitdrukt. Naar zyne uitdrukkingen te oordeelen, fchynt het dat hy zich het Lighaam verbeeldt als faamengeiteld zynde uit eene meenigte op elkander geftapelde Vlakken ; de Vlakken als uit een onëindig getal desgeJyks opgehoopte Lynen betraande, enz, Dm het C 3 13  38 HISTORIE der is gemaklyk deeze taal met de gezonde Meetkunde overëentebrengen door eene uitlegging, welke Ca* valkri zonder twyffel aandonds bemerkte, fchoon hy dezelve in het Werk, waarvan wy fpreeken, niet gegeeven heeft. Hy deedt zulks alleenlyk in vervolg van tyd, toen hy door Guldinus in 1640 werdt aangevallen. Hy toonde toen dat zyne Leerwyze niets anders is , dan eene natuurlyker fchikking der Leerwyze van Exhauftio der Ouden. In de daad die Vlakken, die Lynen, waarvan Cavalleri de betrekkingen en de fommen onderzoekt, zyn niet anders dan de in- of omgefchreeven kleine Lighaamen of Driehoeken van Archimedes, tot een zo groot getal voortgezet, dat hun verfchil met de Figuur, die zy omvangen , kleiner zy dan eenige gegeevene grootheid. Doch terwyl Archimedes, telkens als hy de betrekking eener kromlynige met eene andere bekende Figuur onderneemt te bewyzen, eenen langen omtrek van woorden op eene indirecte wyze van betooging gebruikt, grypt de hedendaagfche Meetkundige, door zich eenigermaate tot in 't oneindige te verheffen, in zynen geest de uiterde paal van die geduurige verdeelingen en onderverdeelingen aan , welke eindelyk het vffchd der in- of omgefchreevene rechtlynige Figuuren met de kromlynige Figuur, die zy befluiten, moeten vernietigen. Het is ten naaste by op gelyke wyze, dat, wanneer men de fom van eene Geometrtfch afneemende Progresfie bepaalt, men den laatlten Term gelyk o dek; want fchoon men dien Tetm nooit kan bereiken, ziet de geest echter klaarblyklyk, dat dezelve kleiner is dan eenige bepaalde grootheid, hoe klein die ook zy: by gevolg kan hy dezelve niet als door nul uitdrukken, vermits 'er niets anders dan het niet is, dat kleiner is dan alle mogelyke grootheid. Desgelyks moet men zich de Vlakken, de Lynen, waarvan Cavalleri de eltmenta der Figuuren maakt,verbeelden als de laaide der verdeelingen, waarvan wy boven gefproken hebben; hetgeen toereikende is  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. 39 is om het aanftootelyke en tegenftrydige met de ftrenge Meetkunde, dat in zyne uitdrukking gevonden wordt , te verbeteren. Voorts is in de Leerwyze der OndeeJbaaren geen geval, dat men niet gemaklyk tot de oude wyze van betoogiug kan overbrengen. Dus zou men zicb aan den uiterlyken fchyn moeten vergaapeu, als men over het woord Ondeelbaar en wilde hatrklooven. Het is, zo men wil, oneigen, doch de Meetkunde heeft 'er geen gevaar uit te wachten, en wel verre van ons in dwaaling te brengen , heeft deeze Leerwyze in tegendeel gedieud om ons tot waarheden op te leiden, welke tot in dien tyd de onderwindingen van alle Meetkucdigen ontglipt waren. De Meetkunde der Ondeeibaaren kan in twee deelen verdeeld worden. Het eene heeft tot onderwerp de vergelykmg der Figuuren onder malkander, met behulp van de gefykheid of de ftandvastige betrekking, welke tnsfcben baare gelykvormige elementa. heerscbt. Hier mede houdt zich Ca. vollers in het eerfte Boek van zyn Werk, en in een gedeelte van het tweede bezig. Hy betoogt daar in op zyne wyze de gelykheid en de betrekkingen der Parallelogrammen, der Driehoeken, der Prismala, enz. op gelyke Bafis en hoogte. Dat alles kan tot een algemeen Voorflel gebragt worden, naamelyk dat alle Figuuren, mtr elemerita van den Bafis tot den top gelykvormig aangroeijen of afneemen, tot de gelykvorm/ge Figuur van gelyke Bafis en hoogte in de zalfde reden fiaan. Het is gemaklyk de waarheid van dit Voorilel te bekeuren; de gevolgen van hetzelve zyn zo tabyk , dat wy noodig oordeelen eenige Voorbeelden daarvan te geeven. Zie de bygevoegde noot (ja). Het (in) Het vrachtkaar Voorflel, waarvan wy hier fpreeken , geeft ons aanftonds eene gemaklyke Ouadratuur va» den Parabool. Want laar (Fig. 8.) ABC eéne Pirantiée, en DE F de uitwendige ParabeHfche lunme aya, beg^eepen C 4 j mi  40 HISTORIE der Het tweede Deel van de Meetkunde der Ondeelfaaaren is gefchikt om de overeenkomst der fcm van tusfehen den Parabool, de Raaklyn in den top, en eene evenwydige aan den As. Dan is het gemaklyk te befpeuren, dat die Figuuren zichtbaarlyk afneemende zyn. Want bet element der Piramide f g is in de zelfde betrekking als het vierkant van haaren afftand mt den top, en in de uitwendige Parabool is Hl desgelyks als het vierkant van DH. De uitwendige ruimte DE F van den Parabool zal derbalven het derde-deel van het Parallelsgram van gelyke £ufis en hoogte zyn, even als de Piramide het derde-doel van den overëenkoinm'gen Cylinder is. . Laat wederom [Fig. o.) een Parabool voorgefteld worden . waarvan I de top, 1 K de As, en E F eene Ordinaat is! . Her. is eene eigenfehap van deeze Kromme, dat, trekkende eenige Lyn G H parallel aan den As, men alsdan heeft G H tot K I, als de Rechthoek E GF tot EK F, of K~K Nu is deeze eigenfehap die der elementa van den Kloot, wiens As EF zou zyn. Wsnt door de eigenfehap van den Cirkel heeft men GM*: £T:*: EG^GF : ÏTf, en dien' volgens zal de Cirkel, befchreeven met de Straal G M, die één der elementa van den Kloot is, tot den Cirkel,die KL tct Straal heeft, in de zelfde reden zyn. Derhal ven KI:GH:: de Cirkel NL: OM. De Kloot en de ParaDool ten aanzien van deszelfs Ordinaat zyn derhalven overËenkomttige Figuuren; by gevolg, naardien de Kloot tot den om2efchreeven Cylinder in reden is, als 2 tot 3, zal de Parabool tot het Parallelogram van gelyke Bafis en hoog. te in die zelfde reden zyn ; of in tegendeel, zo de Quadratuur van den Parabool het eerst bekend was, zou uien daaiuit btfluiten, dat de Kloot de tweederde desCylinders van gelyke Bafis en hoogte is. Deeze wy*e van den Parabool te befebouwen zal ons cu ook de maat van de Hyperbolifche Contide aan de hand geeven. Want laat de Patabool B AC (Fig. 10 ) benevens de Ordinaat C B verlengd worden; en Iaat H K~B E de dwarfe As van eene Hyberbolifche Cenoide zyn. Indien men de lynen D F EG trekt', zal men in den Parabool hebben bi tot GE, als FCxFBtotGCG Bj maar in de Hy-  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. 41 van dat oneindig getal Lynen of Vlakken, 't zy aangroeijende of afneemende , met de fom van alle de elementa, van de zelfde natuur als die eerften, doch alle onderling gelyk , te bepaalen. Een voorbeeld zal dit ophelderen. Een Kegel ( Conus ) is , volgens de taal van Cavalleri, faamengelteld uit een oneindig getal van den Balts tot den top afneemende Cirkelen, terwyl de Cylinder, van gelyke Bafis en hoogte, faamengelteld is uit een onëindig getal gelyke Cirkelen. Men zal derhalven de betrekking van den Kegel tot den Cylinder hebben, als men de overeenkomst vindt van de fom van alle die in den Ke. Hyperbolifche Conoide heeft men den Cirkel van den Diameter N P tot dien van O Q als LKxLII tot MKxMfl, dat is te zeggen, in die zelfde reden. Derhalven groeit de Varabolifche ruimte GBE met de Hyperbolifche Conoide NKP gelykvormig aan. Dus zal deeze Conoide tot den overëenkomfiigen Cylinder zyn, als die ruimte tot den Rechthoek van gelyke Bafis en hoogte. Het is gemaklyk te zien , dat deeze Leerwyze desgelyks de zwaarheids-middelpunten van eene meenigte Figuuren zal opleeveren. Daar, by voorbeeld, in de Parabolifche Conoide de elementa, welke als de vierkanten der Ordinaten zyn, dienvolgens ook als de Abfcisfen, of haare afftanden van den top zyn, zal de Conoide eene overeenkomst liebben met den rechtlynigen Dfiehosk: dus , bebalven dat men daar door ontdekt, dat de Parabolifche Conoide Aa helft van den Cylinder van gelyke Bafis en hoogte is, ziet men dat haar zwaarheids.middelpunt als dat van den Driehoek geplaatst is. De hier boven aangemerkte overéénkomst tusfehen de Hyperbolifche Coneide en eene zekere Parabolifche ruimte zal ook net zwaarheids-middelpunt van die Ca. tioide aan de hand geeven, en die, welke tusfehen de Segmenten des Kloots, als OEM, en de Parabolifche ruimte EG H is, zal het zwaarheids-middelpunt van den halven. Kloot en deszelfs Segmenten voortbrengen. Doch genoeg hiervan ; de voorgaande voorbeelden zyn genoegzaam ,om hun, welke met eenen Meetkundigen geest begaafd zyn, op den weg te brengen, en hun duizend andere foortgely. ke vergelylsingen te doen ontdekken, C5  4* HISTORIE der Kegel afneemende Cirkelen, welke onëindig in eetal zyn, met die van alle de gelyke Cirkelen des Cylinder s. la den Kegel verminderen die Cirkelen van den Bafis toe den top, als de vierkanten der Termen van eene Arithmetijche Progresfie. Het algemeen onderwerp der Leerwyze is de overeenkomst dier fom van aanwasfende of afneemende Termen met die der gelyke Termen, waaruit de gelykvormige en bekende F.guur van gelyke Bafis en hoogte faamengelteld is, te bepaalen. Cavalleri begint derhalven met te onderzoeken, weke de overëenkomst is van de fom der vierkanten van alle de Lynen, welke den Driehoek vullen, met de fom der Vierkanten van alle de Lynen, we ke het Parallelogram van gelyke Bafis en hoogt! vullen, en toont aan, dat de eerde Figuur het derde-deel van de tweede is; waaruit hy het befluic maakt, dac de Piramiden, de Kegels, en alle andere i^uuren, wier elementa als die Vierkanten afneemen, het derde-dee! der gelykvormige Figuuren van gelyke Bafis en hoogte zyn. Van daar giat hy over rot het onderzoek der lommen van de vierkanten ?/rteDVTelke,/%rcheide andere Figu«en, als de Cirkel of deszelfs Segmenten, die der Kegelfneeden , enz. vu len : vervolgens maakt hy zyne Theorie op verlcheide Voorftellen toepasfelyk; en neemt de meeste van Kepler onder handen, welke hy zeer cierlyk oplost. Zie hier daarvan eenige. Kepler hadt de grootheid van het Lighaam gevraagd, dat door een Segment van een Cirkel of Mips' A BE (Fis. u ) om een pees draaijende, gevormd wordt. Laat C daarvan het middelpunt zyn, zegt Cavalleri, BI de pyl, 1 U het overige van den As: en men ftelle voorrs deeze evenredigheid: gelyk de omgefchreeven Rechthoek AF ftaat tot het Segment, alzo3Cl tot DL; dan zal het gemelde Lighaam tot den C+. hnder m den zelfden tyd door A F befebreeven, zyn, als aIL tot 3 1B. Uit deeze bepaaling ziet men de zo bekende betrekking van den halven Kloot ot de halv&.Spherbïde tot den Cylinder van gelyke &,  WISKUNDE. III. Deel. I- Boek. 43 fis en hoogte weder ten voorfchyn komen. Want laat het Segment aBI het vierde-deel van een Cirkel of Ellips zyn, alsdan zal het punt I op het middelpunt C, en het punt L op D vallen; zo dat de rede» van 21 l tot 31 B die van 2 C D toe 3 C B, of van 2 tot 3 zal zyn. ... j . u . Door de zelfde Leerwyze bevindt men, dat het Lighaam , gevormd door de omwenteling der uitwendige ruimte des vierendeels van een Cirkel of Ellips, als GABH, rondöm GH, of HB, de van den Cylinder is , welke in den zelfden tyd door den Rechthoek GB befxhreeven wordt, onderltellende den Cirkel tot het vierkant des Diameters, als 11 tot 74. , Zo deeze Driehoek, uit eene kromme en twee rechte Lynen beftaande, de uitwendige ruimte was van een Parabolifch Segment, om de Raaklyn in den top draaijende, zou het Lighaam, dat dezelve zou befchrvven, tot den omgelchreeven Cylinder zyn, alsj? tot 15; en in tegendeel als 1 tot 6, als; dezelve om de evenwydige aan den As draaide. Om den Leezer niet te verveelen, zuilen wy ons nog uegts tot de aanmerking bepaalen, dat het inwendig Hyperbolifch Segment, als A BE (Fig.12 )> ^ den toeeevoegden As draaijende, een Lighaam maakt, dat de tweederde is van den hollen Cylinder, die door de omwenteling van den Rechthoek A B in den zeilden tyd befchreeven wordt. Alie die waarheden zyn hedendaags gemaklyk te bewyzen, met behulp der nieuwe rekeningen; en zelfs door verfcheide zeer eenvouditre Leerwyzen, en welken den Meetkundigen , die eenigzins geöeffend zyn , hgtelyk in- Deeze Vraagftukken, en verfcheide andere vergelykingen van de zelfde Lighaamen, houden Ca* falleri tot het einde van het vyfde Boek bézig. VVy vinden in het zesde, dat over de Spiraal handelt, eene fraai je aanmerking, naamelyk, die der gelyk. heid van den Parabool met die Kromme. VVy zullen ons nader verklaaren; men verbeelde zich een  4i HISTORIE der Cirkel, binnen welken een Spiraal befchreeven is en men ontwmde dien Cirkel in den Driehoek CA a ft\I£JAwa,aïvanJ.de Bafu den Omtrek, en de raak? fniï33 h' d! in '£ middelpnm Et! uJ i V ?,sdan,allerde tllsrchenftaande om rekken insgelyks m rechte Lynen, evenwydig aan den £f i on,tVT,°nden worden> zal men bevinden, dat de Spiraak Kromme in eenen Parabolifchen boos veranderd zal zyn. welke zyn top in C heeft? Betden zyn van gelyke lengte, en de Inhoud, tusJthen de Spiraal en den omtrek des Cirkels befloten, ,s gelyk aan dien , welken de Parabod met de Lynen c A en A a influjt. Daar uit ziet men, dat die eigenfchip de bepaaling der Inhouden van Spiraalen zeer gemaklyk maakt. Ook gebruikt Cavalleri dezel ve tot dat einde zeer gelukkig. Een hedendaagscb i>chnver heeft de eere van die ontdekking aan Gegenus a St. Vincentio toegefchreeven; doch het recht dat Cavalleri op dezelve heeft, was hem zonde? twyftei onbekend. Daar benevens, boe vernuftig dezelve ook zy, verdiende zy geenszins zo hoog in top gevyveld te worden; want Archimedes hadt reeds M zyne Qjiadratuur van den Parabool, om zo te tpreeken, net ys gebroken, door by die geWen. heid de eigenfehap te bewyzen, welke dezelve ten grondfl'g dient. u ■ Cavalleri klom weldra tot verhevener en moeifelv. ker befchouwingen op. Zulks was mede by gelegeaheid van éénder Voordellen van Kepler: deeze Wiskundige hadt voorgedeld de grootheid van het Lighaam te vinden , dat door den Parabool, om zyBen Ordinaat, of de Kaakiyn in den top. draaijen. de, befchreeven wordt. Cavalleri zocht dezelve en zag we haast dat het Voordel hier op uitkwam* om naamelyk de betrekking te bepaalen van de fom der vierkants, vierkanten der Lynen, welke den Driehoek vullen, tot de fom der gelyke masten luue LJ^D',Welke hec P^allelglam vullen! Hy bevondt dat deezè betrekking die van i tot « was. Hy ontdekte insgelyks, dat, ten aanzien der  WISKUNDE. IIL Deel. V. Boek. 45 der teerlingen van die Lynen, deeze betrekking die van 1 tot 4 zou zyn. De wyze van overëenftemming geleidde hem in het overige, en hy beiloot, dat de Exponent van eenige magt n zynde, de betrekking dier lommen die van 1 tot 7z-j-ï is. Deeze ontdekking bragt hem in 't bezit der meeting van alle de Parahooien van hoogere gedachten, van die der Conoïden, van haare zwaarheids-middelpunten, enz. Hy gaf die zaaken in 1647, in zyne Exercitationes Mathematica , in 't licht. In dit.Werk worden nog eenige gewjgtige en nieuwe onderwerpen gevonden. Cavalleri vestigt in hetzelve zyne Leerwyze op vaste gronden, en verdeedigt dezelve tegen de befch'uldigingen V3n eenige wederpartyen , onder anderen van den V. Guldinus: hy lost daarin verfcheide Voordellen over de Kegelfneeden op: eindelyk bepaalt hy in hetzelve de brandpunten der glafen van ongelyke rondheid , een Voordel dat Kepler niet opgelost hadt, en, zo het fchynt, tot in dien tyd zonder oplosfing gebleeven was. V I L Wy hebben ons tot hier toe byna met niets anders bezig gehouden, als met de ontdekkingen en de verrichtingen der Vreemdelingen: het wordt tyd dat wy tor Frankryk overgaan, alwaar 'reeds verfcheide Meetkundigen bloeiden , die voor hun, waar van wy nu gelproken hebben, in geenendteJe behoefden te zwigten, zelfs durven wy zeggen, dat zy hun door de moeijelykheid hunner Dafpooringen verre voorby dreefden. Wy zullen, de bewyzen daarvan als nog niet zoeken in de nieuwe Meetkunde, waarvan Defcanes de vinder is. Zonder buiten het vak te gaan, dat ons in dit Boek moet bézig houden, zullen wy in Frankryk ontdekkingen vinden, welke met de fraaifte der nu voorgedragene in vergelykiug gebragt kunnen worden. ' In de daad, terwyl Cavalleri zyne Meetkunde toe-  46 HISTORIE dér toepasfelyk maakte op de nafpooring der Lighaamen, door de Kegelfneeden gevormd , verleedigden de Franfche Meetkundigen zich reeds tot de befchouwing van eene meenigte andere Krommen van een hooger geflacht , tot > de bepaaling van haare Raaklynen, van haare zwaarheids-middelpunten,van de Lighaamen , door haare omwenteling gevormd, enz. Zich met de byzondere Oplosfingen weinig te Vreden (tellende, zochten zy algemeene, en veri'maadende eenigermaate de takken, wendden zy alle poogingen aan om tot den Ham te komen , waarvan dezelve afhanglyk waren. De briefwisfeling tnsfchen den Heer de Fermat («) en verfcheide andere geleerde Meetkundigen , verfcbaft ons van dit alles de bewyzen. Men ziet daar in, dat reeds in 't Jaar 1736 in Frankryk gefproken wordt van de Spiralen en Parabolen der hoogere gedachten. De Heer de Fermat, in zynen eerften Brief aan den V. Merfenne, die van bet midden des Jaars 1636 is (0), geeft hem te kennen, dat hy eene Spiraal heeft befchouwd, welke van die van Archimedes verfchilt. In deeze nieuwe Kromme zynde Cirkelboogen, van het begin der omwenteling door het einde van den Straal doorgeloopen, geenszins, als in die van den ouden Meetkundige, in dezelfde reden als de ruimtens, welke door het befchryvende punt, door zich van het middelpunt te verwyderen, zyn doorgeloopen, doch in reden der vierkanten van die ruimtens, zulks dat de Cirkelboogen , welke de omwenteling meeten, gelyk mede de vierkanten der Straalen, en niet de Straalen zeiven, gelykmaatig aangroeijen. Fermat geeft aan Merfenne te kennen , datde ruimte , door den eerften omloop befloten, de (k) In het volgende Boek zal over den Perfoon en de Schriften van dien geleerden Meetkundige iets meer gezegd worden. {0) Fermat Op. p. 121.  WISKUNDE. III. Deel I. Boek 4? de helft is van den Cirkel, die denzelven bevat; dat de tweede ruimte, tusfehen den eerften ea tweeden omloop, het dubbeld van de eerfte is, en dat vervolgens tusfehen de tweede en derde, de derde en vierde, en zo tot in 't oneindige alle die ruimtens gelyk aan de tweede zyn: hetgeen eene zeer merkwaardige eigenfehap is. Kort daar na met Roberval in eene briefwi) Lettre de Roberval a Torricelli en 1644. Mém. dt VAcad. avant le renouvell. T. VI.  4'& HISTORIE d è ü Ordinaat uitdrukt , —j—r de betrekking van den' n-f m Parabool tot het omgefchree ven Parallelogram aanwyst. Roberval zondt aan Fermat (q) de bepaaling der KaaKlynen van die foorcen van Parabolen, en deeze zondt hem in antwoord hun zwaarheids-middelpunt (f). De aanmerking van Fermit is zo fraai , dat dezelve bier met recht eene plaats verdient. In' alle Parabolen of hunne Conoïden, zegt hy, deelt het zwaarheidf-middelpunt den As in twee deelen,1 zodanig dat het naaste aan den liajis flaat tot het andere, als de Figuur zelve tot het Parallelogram of den Cylinder van gelyke Bojis en hoogte : het is gemaklyk dit te bewyzen in den gemeenen Parabool, zyne Conoide, en den Driehoek, die'eene foort van Parabool is, waar in de Ordinaten als de Abfciffen zyn. Op het zien van die OplosH-ogen kan men geenszins twyffelen aan heigêen Roberval in 1644 aan'Jbrticelli fchreef ( s N, naamelyk dat in of omtrent den tyd, toen Cavalleri in Italië [zyne Ondeelbaaren in 't licht gaf, de Franfche Meetkundigen in 't bezit van eene foortgelyke Leerwyze waren. Roberval verzekert in den Brief, waarvan wy fpreeken, dat hy, lang vóór dat de Italiaanfche Meetkundige zyne Leerwyze aan 't licht bragt, eene zeer overeenkomftige Leerwyze hadt, die hy na eene aandachtige leezing der Boeken van Archimedes hadt gevonden ; doch opmerkzaamer dan Cavalleri, om de ooren der Meetkundigen niet te kwetfen, hadt hy dezelve ontbloot van het harde en aanftootelyke in de denkbeelden, ten zy dezelve verklaard waren, dat in de Leerwyze van Cavalleri gevonden werdt. Hy vergenoegde zich, zeide hy, met de Vlakken en Lighaamen te bcfchouwen, als faamengefteld zynde uit eene onbepaalde meenigte kleine Rechthoeken of (q) Lettres de Fermat, p. 140. (r) Ibid. p. 147. (1) Anciens Mém, T. VI.  Wiskunde, iii. Deel i Boek. a$ of kleine Prisma's, welke volgens eene zekere We afneemen: door dac middel en met behulp van eene zekere overëenltemm nï, genoegzaam overeenkomftig met die, welke Wallis naderhand veel verder uitbreidde, geraakte hy tot de Oplosfing der Voorftellen van Fermat, en van verfcheide anderen, als die van den Inhoud der CycLïs, en der Lighaamen , die dezelve , door om haaren As en haaren Bafis te draaijen, vormt. Roberval vervolgt in dien Brief de Gefchiedenis van zyne Overdenkingen, en van de Leerwyze die hy gevonden hadt. Hy hieldt dezelve, zeide by, in petto, met oogmerk óm zich, wegens de moeijelykueid der Voorftellen, welke hy in Haat was door dezelve op te losfen , onder de Meetkundigen eenen vleijenden yoorrang te verfchaffen. Maar hy ondervondt hetgeen dikwyls diegeenen overkomt, welke een geheim verborgen houden, dat duizend anderen vlytig zoeken. Terwyl hy zich juveniliter, dit is zyne uitdrukking , verheugde , gaf Cavalleri zyne Ondeelbaaren in 't licht, en beroofde hem van de eere, welke zyne Leerwyze, zo hy dezelve het licht hadt doen zien , hem aangedaan zoude hebben ; rechtmaatige ftraffe dergeenen, welke om redenen, eenen Wysgeer zo weinig betaamende, van hunne vindingen een geheim maaken* Als een deelgenoot van alle die ontdekkingen behooren wv nog gewag te maaken van den beroemden Heere Defcartes. Dezelve kosteden hem zelfs weij nig moeite, als wy uit één zyner Brieven daar over oordeelen (r). De V. Merfenne hadt hem eene Proeve eener Leerwyze van den Heer de Fermat , wegens de vinding der zwaarheids-middelpunten van de Conoïden, gezonden. Defcartes zondt hem by zyn antwoord aanftonds te rug niet alleen de zwaarheids-middelpunten , maar ook de algemeene Qua~ ckatuur van alle de Parabolen, de bepaaling hunuer Raak- (0 Deel II, Brief Bp.  j» HISTORIE der Raaklynen , en die van de grootheid hunner Conoïden. De Logarithmifche Spiraal en de Cyclois, Krommen welke door haare eigenfchappen in laater tyd vermaard zyn geworden , kwamen in dien tyd onder de handen der Franfche Meetkundigen ten voorfchyn. Dit bevestigt hetgeen wy boven over de natuur der nafpooringen, waar toe zy reeds opgeklommen waren , gezegd hebben. Wy zullen voor alsnog niet fpreeken van de Cyclois, maar dezelve in 't vervolg in een uitgebreid Artikel afhandelen. Thans zullen wy niets anders aanroeren, dan hetgeen de Logarithmifche Lyn betreft. De eerfte denkbeelden van deeze Kromme worden in de Mechanica van Defcartes, en in één zyner Brieven (m) gevonden. Deeze Wysgeer, over de hellende Vlakken bandelende . merkt aan , dat , vermits volgens de Meetkundige ftriktheid derichtftreeken der zwaare Lighaamen alle in een punt faamenloopen, het hellend Vlak, zal hetzelve altoos gelyke hoeken met de richtftreek der zwaartens maaken, riet meer een Vlak kan zyn , en dat de kracht op eene plaats niet grooter zy dan op eene andere. Alsdan, zeide hy, zou men zich, in plaats van een weezenlyk Vlak, een gedeeite van eene Spiraal, rondöm het middelpunt der Aarde, moeten verbeelden. Het is zeer klaarblyklyk, dat hy van eene Spiraal wilde fpreeken, die niet de lynen, tot haar middelpunt getrokken, altoos gelyke hoeken maakte; doch kort daar na drukte hy zich klaarder uit. De V Metfenne hem eene duidelykere verklaaring over de naruur van die Kromme verzocht hebbende , antwoordde hy (v), dat één van haare eigenfchappen deeze was, dat de Raaklynen in alle haaie punten met de Lynen, uit derzelver middelpunt tot de raak- pun- (u) Deel I. Brief 73, gefchreeven in 1638. (i>) Ibid. Brief 74.  WISKUNDE. III. Deeh I. Èbek. jt punten getrokken, gelyke heken maakceo, als cle hoeken CAS, CBT, enz; (Fig. 14); hy voegde 'er nog by, dat de geheele Kromme ABDC tot de Straa! C A in de zelfde reden was, als het overige B DC tot CB. De V. Metfenne maakte, volgens zyne gewoonte, den Brief van Fefcartes aan verfcheide Meetkundigen , die zyne Vrienden waren, bekend, en deeze' waren van oordeel, dat die Kromme wel waardig was om zorgvuldig onderzocht te worden. Zy zagen daar in hetgeen Defcartes verzuim 1 badt aan te merken, en dat hy in't eerst enkel uit overhaasting betwiste (w), zy zagen, zeg ik, dat die Kromme rondöm haar middelpunt, alvoorens tot hetzelve te komen, een onëindig getal omwentelingen deedt; dat de Straalen C A Meetkundig aangroeiden of afnamen , terwyl de hoeken van omwenteling in eenen Telkundigen Voortgang of gelykmaatig aangroeiden. By voorbeeld , als men drie Straalen trekt, welke de hoeken DCB, BCA gelyk maaken , dan zyn de Straalen CD,, CB, CA, in plaats van in eenen Telkunftigen Voortgang te zyn , als in de Spiraal van Archimedes, in eenen Meetkundigen Voortgang. Men befpeurde ook van toen af aan deeze voortrefFelyke eigen4 fchap der Logarithmifche Spiraal, naamelyk dat, in weêrwil van dat onëindig getal omwentelingen, die zy rondöm haar middelpunt doet, haare gehaele lengte eindig, en, dat meer is, gelyk is aan eene rechte lyn, die gemaklyk bepaald kan worden. Daartoe is in de daad genceg de onbepaalde KaaVlyn A S te trekken , en in het punt C op de Straal C A een Perpendiculair te laaten vallen , ontmoetende die Raaklyn in S, daa zal de lyn A S de lengte der geheele "Spiraal zyn, tusfehen het punt A en het middelpunt begreepen. De Cw) Defcartas Brieven. Deel II. D 2  52 HISTORIE db* De Leezers, welke nog weinig in de Meetkunde' geöeffend zyn, zullen zonder twyffel in 't eersc bewogen worden tegen de Meetkunde op te (laan, en deeze waarheid als één der ongelooflykde Wonderfpreuken aan te zien. Hoe, zullen zy zeggen, is het mogelyk, dat eene lyn die geen paaien heeft eene eindige lengte hebbe ? Maar wy zullen deeze Zwaarigheid door eene zeer eenvoudige aanmerking doen verdwynen. Als men een Straal CA trekt, zal dezelve de Kromme in een onëindig getal punten fnyden, als A, a. «, en de lynen CA, Ca, C«, enz., tot in 't oneindige, zullen in eenen geduurtgen Voortgang zyn; de omtrekken der Cirkelen, mee die Straalen befchreeven , zullen derhalven ook in eenen Meetkundigen Voortgang zyn ; waaruit volgt, dat, fchoon hun getal onëindig zy, hun fom nogthans eindig zal zyn. D >ch het is gemaklyk te belpeuren, dat elk gedeelte der Spiraal, tusfehen twee van die gelykmiddelpuntige Cirkelen begreepen, gelykvormig is, en by gevolg eene zekere bepaalde overëer komst heeft met den omtrek des Cirkels, die hetzelve influit. Alle die gedeeltens der Spiraal zullen derhalven zeiven eenen afklimmenden Meetkundigen Voortgang maaken. Na deeze aanmerking verdwynt al het wonderbaare der eigenfehap, waarvan wy fpreeken. Sedert eenen geruimen tyd is men niet meer verwonderd, dat een oneindig getal geduurig evenredige en afklimmende Termen flegts eene eindige fom uitmaaken. VIII» Wy zullen voor als nog van de Cyclois niet fpreeken, maar alvoorens eenig verflag doen van eene kundige Leerwyze, welke de Heer de Roberval omtrent den zelfden tyd verzon. Dezelve betreft de Raaklynen der Krommen, en is daar in merkwaardig, dat de Franfche Meetkundige het eerst het denkbeeld ichynt gehad te hebben, om de beweeging  WISKUNDE. III. Deel. Ï4 Boek. S3 'ging tot de oplosfing van dat gewigtig Vraagftuk toepasfelyk te maaken. Hy zegt (x), dat hy reeds iedert her Jaar (636 in 't bezit van die Leerwyze ■was geweest, als wanneer één zynerLeerlingen zyne mondelinge onderrichtingen byëenverzamelde en daar van eene kleine Verhandeling, getyteld over ■de/aamengejtelde beweegingen , maakte. Hy onderhieldt daarover den Heer de Fermat in één zyner Brieven in 1640 gefchreeven (y), zodat, fchoon Torricelh m 1644 iets diergelyks in 't licht gegeeven heeft (%;, nogthans de verdiende van eerfte Uitvinder te zyn geweest aan Roberval niet betwist kan worden. Deeze Leerwyze heeft veel overeenkomst met die der Fkixien van den beroemden Newton. Zy welke in den roem van dien grooten man belang dellen , behoeven zich echter over niyne aanmerking niet in 't harnas te begeeven • jk zal zorg dragen, om het deel dat Roberval aan die voortreffelyke ontdekkinge kan gehad hebben, op den rechten prys te dellen. De Leere der faamengedelde beweegingen is de -gmndflag der Leerwyze van den Heer de Roberval. t is een grondbeginfel 't welk alle Mechani. ci bekend is, dat wanneer een lighaam gedrukt of geltooten wordt door twee krachten , welke langs de zyden eens hoeks haare werking doen, en men vSorts op die zyden lynen neemt, welke als die krachten zyn, of als de fnelheden, die zy afzonderlyk het lighaam zouden indrukken, de faamengedelde Tichtlrreejc van dat lighaam de Diagonaal zal zyn van het Parallehgram, dat op die zyden gemaakt •is. Maar men kan alle de Krommen zich voordellen, als door eene faamengedelde beweeging befchreeven zynde, in navolging van de Spiraal van f>) Epijl. ad Torr. anciens Méau de 1'Acad. T. VL Ferm. Qper. Lettr. p, 165. {%) Tprricellii op. D 3  Si HISTORIE der van Archimedes, van de Ouadratrix, enz. Kien heeft zich flegts te verbeelden , dat een punt zich op den Ordinaat volgens eene zekere Wet be? weegt, terwyl die Ordinaat zich evenwydig aan zich zeiven, of met eene rondgaande beweeging, zal beweegen: dan zal dit punt eene Kromme befchryven, welkers natuur van de betrekking dier beweegingen zal afhangen. Als, by voorbeeld, terwyl de Ordinaat evenwydig aan zich zeiven met eene gelykmaatige beweeging voortgaat, het befchryvend punt zich van den As verwydert, zo» danig dat de Vierkanten van deszelfs afftand in gelyke tyden gelykelyk aangroeijen, zal de Kromme, die daar uit gebocren wordt, de gemeené Parabool zyn. Men kan zich ook voordellen , dat het befchryvend punt zich, volgens eene zekere Wet, van twee of verfcheide punten te gelyk, of van een ptmt en eene rechte lyn, verwydert. Aldus worden de Ellips, de Hyperbool en de Parabool ten opzichte van haare brandpunten befchreeven: want in de Ellips verwydert zich het befchryvend punt even 700 veel van één der brandpunten, als het nader by het andere komt, en in de Hyperbool nadert of verwydert het zich tot of van de beide brandpunten in tien zelfden tyd even veel: eindelyk in den Peto.boo\ verwydert het zich tevens eene gelyke hoeveelheid nan deszelfs eenig brandpunt en eene zekere rechte lyn , welke men de Directrix noemt. De Raaklyn tot eene Kromme, vervolg? Rcberral, is nitts anders dan de richtflrtek van het beweeglyk punt, 't welk dezelve befchryfr, tot ieder van haare punten. Dit grondbeginfel is fchier klaarblyklyk, en een gevolg van deeze zo bekende waarheid in de Mechanica, dat een Lighaam, 't welk ccne kromlynige beweeging heeft, als hetzelve aan den indruk , die het in ecnig punt heeft, was r.vcrgelaaten , langs de Raaklyn tot dat punt zou uitwykcn. Voorts was Roberval beter in ilaat dit gtwigtig grondbeginfel zyner Leerwjze te be-. vat-  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. 55 vatten dan te bewyzen ; want in het Gefchrift, waar in hy hetzelve verklaart Ca), vindt men daar over geene andere dan zeer onzekere en verwarde redenen. Naardien hetzelve van eene genoegzaam fcherpe Theorie der verfnelde en vertraagde beweegingen af hangt, zyn wy verpügt het bewys daarvan zo lang te verfchuiven, tot dat wy van de beroemde Leerwyze der Fluxiè'n fpreeken ", als wanneer wy hetzelve den Leezer zullen mededeelen. In navolging van Roberval zullen wy ons hier vergenoe* gen met herzelve te ondeiHellen. De T oepasfing van dit grondbeginfel op de wyze om Raaklynen tot de Krommen te trekken is gemaklyk': naardien het beweeglyk punt, dat eene Kromme hefchryfc, in ieder van haare punten in eene richt/beek gevoerd wordt, welke de Ka3klyn zou zyn , i-s het noodig die ricbtftreek te bepaalen. Waar dezelve is altoos het gevolg van twee beweegingen-: alles komt derhalven hier opuit, om in ieder punt van de Kromme de betrekking en de richtllreek van die beide beweegingen , met behulD van eenige haarereigenfchappen , te ontdekken. Om dit bevattelyk te maaken, zullen wy édn der eenvoudigfte voorbeelden verkiezen; naamelyk dat van de Ellips, rondöm haare brandpunten befchreeven. Eene der eigenfchappen van die Kromme zynde \ dat de fom van twee lynen , uit eenig punt derzelve tot de beide brandpunten getrokken , altoos dezelfde is , zo is het noodzaakelyk, dat de eene even zo veel aangroeit als de andere afneemt. Dus moet men het befchryvend punt A (Fig. 15.) zich voorftellen, terwyl ƒ A aangroeit en F A afneemt, men moet, zeg ik, het befchryvend punt zich voorftellen , als van twee gelyke beweegingen gevoerd wordende, naamelyk eene door welke het zich, langs /A, van het punt ƒ verwydert , en eene andere door welke het, in de richtllreek AF, tot F nadert. 0) Anciens Mém. de VAcad. T, VL D 4  JA H IjS T O R I E *d er' dert. Als men derhalven in den hoek F A

ten Ten V vereenigen zich dan op den As  WISKUNDE, lil. Deel. I. Boek. 59 zulks de eere van Newton in 't minst kan krenken, tiet is 'er in de daad verre van daan, dat Roberval aan zyne Leerwyze de uitgebreidheid heeft kunnen geeven , waar aan dezelve onderhevig was. De ontdekking van dat giondbeginfel was in zeker opzicht eene niet zeer moeijelyke taak: men moest nog een gemaklyk middel vinden, om in elk punt van eene Kromme de betrekking der fnelheden te vinden , waar uit de middelbaare richtftreek van het beweeg* lyk punt, dat dezelve befchryft, faamengefteld is. Ook bepaalde Roberval de Raaklynen niet, als in zekere byzondere gevallen, waar in die betrekking gemaklyk ontdekt kan worden. Zelfs moest hy in de bekendfte Krommen die van haare eigenfehappen kiezen, welke zich het gemaklykst laaten bemerken : in de Kegelfneeden, by voorbeeld, bepaalde hy de Raaklyn niet door de betrekking van den Ordinaat tot üeAbfcifie; maar hy bediende zich tot dat einde van die der lynen, uit de brandpunten tot de Kromme getrokken, zo als wy boven hebben doen zien. Wanneer men dus in eene Kromme de eigenfehap niet kende, welke die betrekking by. na onmiddelyk aan de hand gaf, dan was zyn Kegel onder zyne banden niet toereikende, en hy konde alsdan de Raaklyn niet vinden. Wy zullen ons van deeze gelegenheid bedienen, om den perfoon en de Schriften van dien Meetkundige van nader by te leeren kennen. De Heer de Roberval, wiens eigen naam Pcrfonne is, kwam in 't jaar 160a te Roberval, een Dorp in 't Bisdom Beautais, waarvan hy zynen naam ontleend heeft, ter waereld. Hy kwam in 1627 te Paryx, alwaar hy met de Geleerden van die Stad kennisfe maakte., onder anderen met den Vader Merfenne, en begon kort daar na eenen rarg onder de Meetkundigen te houden, zo als blykt uit zyne vindingen, welke wy zo even voorgedragen hebben. Hy hadt hevige gefchillen met Defcartes, tegen wien hy zich altoos als een vyand gedroeg; en, wy mogen het niet ont dooïde He"" ren van de Konroglyke Academie der Weeten- EIS „Vn l J -Zel^e °P nieUw in het z^de iJeei van de Memorien der Academie voor de ver meuwing gegeeven. Men vindc daarin aanLnds ïicn Sr men/e^s den korten inhoud gezien heeft, eene andere rot tytel voerende. De «. ff «>»/&•««. mqrxatilmm, een Werk naar geeitedldnkbeen^a? ^ H^' «? «~ ^«S ff L ' dat geheel met nood'g was in 't lichr ren^tl^'j J'Ym Veldeling over de OndeeïZ Cnvn i< " Leerwvze overëcnkomftig met die van Cavalleri, waarvan hy de Uitvinder was, en welke past, eindelyk die van de Trochois of de Cyció£ den dat °,nS zoa3"^s zal béz| hou! de HePr VfT cA°°rb^aan aanmerken, dat de Heer de Roberval, fchoon hy een ervaren Meet. kundige was, niets minder bezat dan de kunst orn ayne denkbeelden met juistheid en naauwkeurig •fiffld voor te dragen. De Gefchriften , waar vin ^LP 5efcen» 'eeVeren daar van het bewyg. n daage de meest geoefende Leezers in de oude Leerwyze uit, om het tegen fommige van zyne bewyzen ÜIt te houden zo wvd!uf > "W™ zyn dezelve, tot zelfs in de vérklaaring. d A^l wa« ^n der Leden van de Academie der Weetenfchappen ten tyde van lm? re oprichting in 1665. Hy bezat geduurende bvna veertig jaaren den Leerdoel van het Komnglyk Collegie, door Ramus geflicht, en welke, vol gens  WISKUNDE. Hf. Deel. I. Boek. 6t gens de Wetten van deszelfs Stichting, alle drie Jaaren weder vacant verklaard moest worden. Door die reden ontfchuldigt hy zich, dat hy eene meenigte treffeïyke zaaken, welke hy ontdekt hadt, lang verborgen hadt gehouden, en welke hy, zo hy zeide, voorde gelegenheid bewaarde, en om zich iiï zyne plaats te bevestigen. Maar ik denk veel eer dat zulks voortkwam uit zynen inborst, die geheimhoudend , en, zo ik het mag zeggen, eenigzins verwaand was. Hy is in de maand November van het Jaar 1675 overleeden. I X. Onder de byzondere' voorwerpen van nafpooring , welke de Meetkundigen in verfcheidene tyden werk verfchaft hebben, zyn 'er weinige die meer vermaardheid gehad hebben dan de Cyclois: haare talryke en t'eenemaal aanmerkelyke eigenfchappen zouden haar dezelve reeds waardig maaken, doch die vermaardheid ontftondt nog uit andere oorzaa» ken. Even als de twistappel was deeze Kromme niet zodra by de Meetkundigen bekend, of zy verwekte gefchillen ; en door eene foort van ongeluk zyn byna alle de ontdekkingen , welke ten opzichte derzelve gtdsan zyn, de gelegenheid tot eenige twist geweest. Om dié redenen denken wy dat onzeLeezers het-'ens dank zullen weeten, dat wy dit gedeelte onzer Historie met eenige uitgebreidheid voordragen (c). De (c) De Gefchiedenis van de Cyclois is door tweeSchry» vers fiamengefteld, waar van de Heer Pafcal de eerfte is. Zyn Werk, d3t ongemeen fchaars is, als zynde flegts Z'-stig Kxcmplaaren van hetzelve gedrukt, is niets minder dan eene Hiflorie, maar verleer etn lasterfchrift, faamengt flanst om de drift van Roberval, met wien hy zeer naatiw veibonden was, te begunftigen, tn van wien hy waarfcbvnlyfe alles wist dat hy daar in veihaalt; de andere Ge-  62 HISTORIE der De Cyclois is eene Kromme, welkers teeling gemaklyk te. bevatten is. Men verbeeldde zich eeri Cirkel, die op eene rechte lyn en ia een zelfde Vlak omwentelt, terwyl een punt vaD deszelfs omtrek, of algemeener binnen of buiten denzei ven genomen, een fpoor Op dat Vlak achterlaat; dit fpoor zal de Cyclois zyn. Alle dagen hebben wy voorbeelden van die teeling onder de oogen. De fpyker van een rad-, dat ronddraaic, befebryft eene Kromme, diegene volmaakte Cyclois zou zyn, als dat rad en delyn, waarop hetzelve omloopt, een Wiskundige Cirkel en eene Wiskunftige Lyn waren. In 't eerst noemde men dezelve Ttochois, een naam welke fomrnige Meetkundigeu indienvanRoltrek(icow. lette) veranderden; naderhand heeft men dezelve dien van Cyclois gegeeven, onder welken zy nog in onze dagen bekend is. Het is noodig van nu af aan aan te merken, dat de teelende Cirkel op deszelfs rechten Bafis eene meer of min groote lyn dan deszelfs omtrek met eene gelykmaatige beweeging kan doorloopen: jzuiks geeft aanleiding tot de verdeeling der Cycloïden in verlengde en verkorte. Deezs zyn de zelfde Krommen, als die welke befchreeven worden door een punt, binnen of buiten den omtrek genomen, terwyl de teelende Cirkel eene lyn doorloopt, welke aan dien omtrek gelyk is. Sommige lieden hebben zich verbeeld de eerfte voetftappen van de C,clois by den Kardinaal de Cufa te zien. Deeze Meetkundige Prelaat, we'ke de Qjiadratuur des Cirkels waande gevonden te heb- ben, Gefchiedenis, die in 't Lityn is, is in 't Jaar 1701 ia 't Jicht gegeeven door Groninglus; deeze valt in het tegen* gettelde uiterfte. Hy fchync niets anders geraadpleegd te hebben, d3n de Msmorien, door de Italiianeu geleeverd. Wy hebben in de onderfciiaidsne gelchillen, by die gelegenheid ontftaan, de ftukken der beide partyen in acht genomen, en mesnen elk van deaelvea recht gedaan te nebben*  WISKUNDE. JU. Deel. I. Boek. 63 ben , liet in de daad eenen Cirkel op eene rechte lyn omwentelen, tot dat het punt, 't welk dezelve in 't eerst geraakt hadt, weder daar op viel; deeze was ook de handel wyze van zekeren Bovillus uit het Landfchap Fermandois, een gering Meetkundige van het begin der zestiende eeuwe, die zich deor eene gewaande Quadratuur des Cirkels ontëerd heeft. Maar men befpeurt, noch by den eenen, noch by den anderen, eenige befchouwing van de Kromme , welke het fpoor der beweeging van dat punt is. Galileus is het, die van de Cycloii het eerlte denkbeeld gehad heeft, want hy zelf zegt, in eenen Brief aan Torricelli in 1639 gefchreeven , dat by dezelve federt 40 Jaaren befchouwd, endoor haare bevallige gedaante bekwaam geoordeeld hadt, om tot de boogen van een brug te dienen. Hy voegt 'er by, dat hy eenige poogingen deedt om haaren Inhoud te bepaalen , doch dat by daar in niet konde flaagen. De volgende trek fchynt niet zeer loflyk voor dien grooten man; Als wy Tornceili mogen gelooven, viel het Galileus in eene Cyclois, op eene dunne en overal even dikke ftoffe befchreeven, te weegen, om dezelve met dea Cirkel te vergelyken, en dezelve fteeds minder vindende dan het drievoud van dien Cirkel, vermoedde hy in haare betrekking eenige onmeetbaarheid , die hem den moed benam om zich verder daar op toe te leggen- Te vergeefs hebben fommige lieden, welke geen Meetkundigen waren, (d), getracht hem te veröntfchuldigen door het voorbeeld van Archimedes, die, zo zy zeiden, eerst de Quadratuur van üen Parabool door eenen Mechanifchen weg vondr, alvoorens dezelve door eene zuiver Meetkundige handelwyze te vinden. Deeze verö'ntfchuldiging is t'eenemaal belachlyk; de eerfte handelwyze van Archimedes is om geen an- (d) Gronjngius. M. Carlo dati, leuera a i Fhiléethi, &c.  6+ HISTORIE der andere reden Mechanifch genoemd, als om dat de*' zelve gevestigd is op de afgetrokkene grondbeginfeIen van het evenwïgt, welke tot de Weeiealchap van dien naam behooren, en heeft verders geen de minde overeenkomst met die van Galileus. Maar dit is genoeg over dit gedeelte der Gefcbiedenis van de Cyclois; al was dezelve den Kardinaai de Cu/a bekend geweest, zo als Wallis tracht te bewyzen, zou'er nog weinig aan gelegen zyn. 't Is geen groote verdiende dezelve opgemerkt te hebben: dan eerst is 'er verdiende in te vinden, als men de Voordellen, waar van zy het onderwerp is, kan oplosfen. Tusfehen de'Jaaren ICI30 en 1640 begon men de Cyclois met een goed gevolg te befchouwen, en de Voordellen van hiaren Inhoud en haare Raaklynen werden in dien tusfehentyd voor de eerde maal in Frankryk opgelost. VVy zullen de bewyzen daarvan leeveren, na alvoorens verhaald te hebben, op wat wyze dezelve het voorwerp der nafpooringen van de Franfehe Meetkundigen wierdt. De V. Merfenne hadt dezelve, zegt men, reeds in 't Jaar 1615 befpeurd , door de beweeging van een rad te befchouwen , en getracht, doch zonder te (laageo, dezelve te quadtateeren. Verfcheide Jaaren verliepen vóór dat hy het genoegen hadt zyn Voordel opgelost te zien. In \6iH maakte hy kennis met Roberval, en delde het hem voor; doch deezen ontbrak toen nog de noodige bekwaamheid om het Voordel op te losfen; hy gevoelde dit zelf, zo hy zeide, en zonder zich daar mede vruchteloos op te houden, gaf hy zich over aan eene gegronde dudie der oude Meetkundigen, en in 't'byzonder van Archimedes. Zes jaren verliepen met dien arbeid of andere bezigheden, en het Voordel van de Cyclois was uit zyn geheugen gewbcht, toen Merfenne het hem weder indachtig maakte. 11 y viel hetzelve toen met de nieuwe krachten, welke hy in zyne Studiën verkreegen hadt, aan, en kwam het te boven. Hv bewees, dat de Inhoud van de gemeene Cyclois', naa-  W IS K U N D Ë. III. Deel. I. Boek. 65 naamelyk die waar van de Bafis gelyk is aan den omtrek van den ceelenden Cirkel, het drievoud van den Cirkel is. Hy vondt insgelyks de meeting der andere verlengde of verkorte Cycloïden. Naardien 'er tusfehen het eerfte voordel van dit Problema en deszelfs oplosfing zes Jaaren verloopen waren , zeiden de Vyanden vin Roberval, dachy dien gantfehen tyd in den zwaaien arbeid gebleeven was, om zyne ontdekking ter waereld te brengen. De V. Merfenne, in 'tjaar 164.7 fchryvende, geeft aan de oplosïing des Voorilels van den Inhoud der Cyclois de tydltelling van het Jaar if>3i. Msn kan aan de oprechtheid van dien Vader niet twyffeien; doch vermits men zyn geheugen, of zyne ongemeene toegeeflykheid om aan de indrukken zyner Vrienden het oor te leenen, zou kunnen verdacht houden, neemen wy onzen toeviugt tot een ander bewys, dat aan die uitzondering niec onderhevig is. De V. Merfenne heeft in zyne algemeene Overëenftimming {Harmonie univerfelle), een Werk dat in 1Ö37 het licht zag (e) de ontdekking van Roberval over de Cycloïden van alle foort bekend gemaakt. Zo Wallis en de tweede Hiftoriefchryver van de Cyclois die bewyzen gekend hadden, zouden zy Italië de eere van de eerfte te zyn geweest, om den Inhoud van die Kromme te vinden , niet toegeweezen hebben. Want men ziet uit eenen Brief van Galileus, in 1640 aan Cavalleri gefchreeven, dat de Inhoud der Cyclois voor de Italiaanfchc Meetkundigen nog een geheim was (f), en zelfs dac hy de mogelykheid om dezelve te vinden hoopeloos Helde. Dit is eene zaak welke Torrkelhin eenen Brief, in 1646 gefchreeven , insgelyks heeft toegeflemd (g). De V. Merfenne maakte aan Defcartes, in 't begin van (e) T. II. nouv. obf. PhyC ob. XI. (ƒ) Gron. hifl. Cyclaid. p. 13. (g) Ibid. p. 35. v &  66 HISTORIE der van 1638, de ontdekking van Roberval bekend (h); doch dezelve hadt in zyne oogen de zelfde waarde niet, als in die van zynen Correfpondent, en dit is het begin der meenigvuldige gefchiilen, welke de Cyclois tot verfcheide maaien onder de Meetkundigen verwekte. Defcartes antwoordde, dat de opmerking derzelve in waarheid vry fraai was, en dat hy 'er nooit aan gedacht hadt; doch dat men deswegens niet zo veel ophefs moest maaken , en dat elk, die flegts middelmaatig in de Meetkunde bedreeven was, zich in ftaat bevondt datgeen te vinden, waar in Roberval zo veel eere ftelde. Hy zondt in den zelfden met haast gefchreeven Brief een kort bewys der betrekking van de Cyclois tot haaren teelenden Cirkel, 't welk hy in den volgenden Brief verder uitbreidde. Hy wilde door dat voorbeeld toonen, dat het Voorftel ver beneden hem was. Zodanig was in de daad zyne uitfteekendheid boven alle de Meetkundigen van zynen tyd, dat de vraagftukken, welke hen het meest bézig hielden, hem meerendeels flegts eenen middelmaatigen aandacht kosteden. Men kan, door zyne Brieven te leezen, zich gemaklyk daarvan overtuigen. Roberval, door deeze beöordeeling van Defcartes gehoond, liet niet na te zeggen, dat hy in zyne oplosfing van 't Voorftel geholpen was door de kennisfe der uitkomst, welke hy moest vinden, en dac hy, zo hy dezelve niet geweeten hadc, daar in zou hebben kunnen misfen, of nog meer daar ra belemmerd zyn geworden. Defcartes zulks verneemende, zocht, om zyne uitfteekendheid boven hem door eenen nieuwen trek te ftaaven, de Raaklynen van de Cyclois, een Voorftel waar mede Roberval zich voorlang bézig bieldt, zonder daar in te kun. nen flaagen. Hy zondt daarvan de Oplosfing aan den V. Merfenne , met eene uitdaaging voor Roberval om dezelve te vinden. Het fchynt dat de Heer de (7;) Biievea van Defcartes, D. III. Ttief C6%  'IVIS K U.N D Ë. III. Deel. I. Boek. '67 de Fermat, met wien hy toen een vry hevig gefchil hadt, insgelyks in de uitdaaging begreepen was: deeze, wien rcien geenszins een vernuft byna gelyk ain dat van Defcartes kan ontzeggen, loste het Voorftel zeer algemeen op: doch Roberval bleef 'er voor liaan, of kwam niet als met veel moeite de zwaarlgheid te boven, als wy uit de Brieven van Defcartes daarover mogen oordeelen. De Heer Pafcal. die ecu vriend van Robervalwzs, en' die zyne berichten over de G^fchisdenis van de Cyclois waarfchynlyk alleen van hem hadt , zegt, dac de haHlarrigheid van Defcartes alleen hem verhinderde de handen te flaau aan de oplosfiog via zyne tegenparty; doch als men verfcheide 8 van dien VVysgeer leest, als de een-en-negeutigfte en de twee-en-negentigfte van het tweede Deel» en de vier-en-zestigile, vyf-en-zestigfce en vier-entagtigfte van het derde Deel, zal men byna niet kunnen twyffelen aan de zaak die wy voordragen. Deeze Brieven bewyzen duidelyk, dat Roberval vergeeffche poogingen deedcom het Voorftel optelosien ; dat hy vyf of zes verfchillende üplosfingen van hetzelve zondt, welke hy verfcheide maaien veranderde, even als een man die in 't wild fchermt; dat eindelyk Fermat de zyne gezonden hebbende, die naar allen fchyn onder de handen van den V. ikferfenns ruchtbaar werdt, hetgeen zy, welke den inborst van dien Vader uit zyne Brieven en Schriften kennen, ligtelykzullen gelooven , /ioferva/eeneOplosfing faamenftelde , waarvan Defcartes hem te vergeefs aanmaande het bewys te geeven. Hetgeen de Heer Abt Galois in de LVlemorien der Academie van 1692 gefchreeven heeft, naamelyk dat Roberval het eerst de Raaklyn van de Cyclois vondt, wordt door de voorgaande aanmerkingen t'eenemaal omvergeftoten. Üe Heer Galois, voormaals een vriend van Roberval, fprak zonder twyffel niet als in gevolge hetgeen deeze hem verhaald hadt: nu is het natuurlyk te denken, dat hy verre daarvan was om zyne uitvlugt te bekennen, en zelfs, als men daar van E 3 oor-  «8 HISTORIE de n oordeelt naar de drift, welke hy altoos in zyne geJchillen met Defcartes mengde, dat hy een man was, die het 'er tleeds op toeleide om zich zelven de overwinning toe te eigenen. Doch niemand van hun, welke de boven aangehaalde ftukken geleezen hebben, zal twyffelen, dat Defcartes en Fermat niet, ten rainften in den zelfden tyd als hy, de Raaklynen der Cyclois- gevonden hebben, en dat de eerfte het Voorftel niet met eene zeer groote algemeenheid heeft opgelost. In de daad de Leerwyze, door Defcartes voor de Raaklynen der Cyclois gegeeven, (.trekt zich in 't algemeen uit tot alle de Krommen , door de omwenteling van eene andere op eenigen Bafis, het zy rechte, het zy kromlynige, gevormd, en waar ook het befchryvend punt, binnen, buiten, of op den omtrek der teelende Kromme zy. Dezelve is ook zeer merkwaardig dcor haare eenvoudigheid. Defcartes toont aan (i), dat zo men uit het punt (Fig, 19.-), waarvan men de Raaklyn zoekt, een lyn toe dat van den Bafis trekt, 't welk door de teelende Kromme geraakt wordt , terwyl zy hetzelve befchryfr, deeze lyn perpendiculair op de Raaklyn zal zyn. De reden, welke hy daar van geeft, is ligt te bevatten : indien men eenen veelhoek deedt omwentelen , zou de Kromme, welke eenig punt van het zelfde Vlak zou befehryven , uit even zo veel Sectors eens Cirkels faamengelteld zyn, als dezelve hoeken heeft» Maar eene Kromme kan als een Veelhoek van een oneindig getal zyden befchouwd worden. Derhalven zal de Kromme , welke die Veelhoek metéén van deszelfs punten, door achtervolgens op eenigen Bafis te vallen , befehryven zal, eene Figuurzyn , die faamengelteld is uit een oneindig getal Sectors, waar van ieder zyn middelpunt zal hebben in de raaking der teelende Kromme met den Bafis, en de onëindig kleine boog in het punt, dat O) Brief 65. D. II.  WISKUNDE. III. Deel. I. Soek. dat in den zelfden tyd befchreeven wordt: de Raaklyn is derhalven perpendiculair tot den Straal van dien 'Sector, en by gevolg tot de lyn, die uit het raakpunt tot het befchreeven punt getrokken wordt. Dit onderfteit, gelyk men ziet, dat de teelende Kromme op eene lyn, die aan dezelve gelyk is, omwentelt; doch als men onderftelde, dat dezelve in die beweeging een weinig uitglipte, zou het echter gemaklyk zyn den regel daar toe uit te breiden (k). fin («) 'Zie hier de wyze op welke men in het mi voorgeftelde geval de Raaklyn zou bepaalen. Laat ons onderfteilen (Fig. 21), dat de Kromme H D door het punt D be« fchreeven zy, en d«. terwyl de teolends Kromme G A D op de rechte lyn HS valt, dezelve altoos gelykelyk uitwykt, zo dat elke kleine zyde van die Kromme, als AB, in plaats van «p een gelyk gedeelte van den Ba/is kb te vallen, de hoeveelheid cb uitwykt, welke de zelfde betrekking heeft tot den Bafis Aft, als de lyn HK, die aan de geheele Kromme GAD gelyk is, tot KS, welke de boeveelheid is, die zy in haare geheele beweeging uirwykt. Om de Raaklyn der Kromme HD in het punt D te vinden, merk ik aan, dat, zo 'er gcene uitwyking was, de beweeging van het punt D zou plaats hebbent in den boog D/, welke de Bafis is van den oneindig klei. nen feBor DA'F, wiens hoes gelyk is aan den hoek BA#. Ooch dit punt heeft in den zelfden tyd eene he. tizmtaals bewee^ing De, die gelyk aan cb is. Men moet derhalven de betrekking van die beide beweegingen vinden, hetgeen aldus gefchiedt. De betrekking yan Df tot Deofci, is faamengelteld uit deeze drie, naamelyk die van D/totB», van B& tot BA, en van BA tot cb. Maar de eerfte is de zelfde als die van DA tot AB. De tweede is gelyk aan die van B A tot A O. (A O is de kromteftraal in het punt A, hetgeen van eene Theorie afhangt, welke men in't vervolg zal zien). Eindelyk Haat BA totcö in gegeevenereden, naamelyk die van HK totKS; dus zal men, door faamenftelling deezer redens, vinden, D/:De: :DAxHK:AOXKS. Dereden van Df:De is .derhalven gegeeven; en zo men in den hoek EDF een E 3 P«-  7© HISTORIp der In het geval der gemeene Cyclois ziet men gemaklyk uit het bewys van Defcartes, dat de Raaklyn QT ( Fig. 20.) evenwydig aan de pees AP if, en dat de Raaklyn tot den Cirkel die van de Cyclois ontmoet, zodanig dat PT gelyk is aan PQ, af aan den boog AP. Aldus loste Fermat dit Vooiftel op , en hy voegde 'er nog by, dat, wanneer de Cyclois verlengd of verkort is, het Segment PT üaat tot den boog A P of den Ordinaat PQ, als de omtrek des teelenden Cirkels tot den Bufis. Defcartes maakte ter zeiver tyd eene aanmerkir g, welke men niet behoort te vergeeten: naamelyk dat de verkorte Cycloïden zich binnenwaarts buigen, en dat de verlengde, die in 't eerst aan haaren As naby den top ingebogen zyn, als men nader by den Bafis komt, uitgebogen worden, Ky leerde ook het middel om de plaats te bepaaien , alwaar deeze verandering van kromte of lichtftreek gefchiedt. Alles wat wy nu verhaald hebben is ten langden in het begin des Jaars 1630 voorgevallen: zulks bewyst zonder tegerfpraak de dagtekening eens Briefs van Defcartes rl). Dus kan de ouder dagtekening der Franiche Meetkundigen, in hetgeen de Oplosfing van die Voorftellen betreft, niet in twyfFel getrokken worden. Laat ons tot Italië overgaan, alwaar wy gezien hebben, dat men in ,i 't Paral Ulogram befchiyft, welks zyden in de nu gevonde? «ie betiekkiig zyr, zal deszelfs Diagonaal de richtftreek van de Raaklyn 7yn. JMcn zgu deeze Raaklyn nog op eere andere wyze kunnen vinden, nasn < lyk door te onderftellen, dat de kleine zyde Di der voorgefkk'e Kromme een deel was van eene veilergde tf verkorte Cyclois, welkers middelpunt van den teelenden Cbke) in het punt q zou zyn; maar wy vergercegtn ons n;et dit ander middel, welks veïklaaring var een te IsrjfEtn ct'fm ?ou zyn, flests aan te wyzen. (ft De 84*. van Deel III.  W ISKUNDE. ÏII. Deel. I. Boek. 71 lt Jaar 1640 nog flegts de geringe kennis der teeÜDg van de Cyclois hadt. Merfenne, die met de meeste Wiskundigen van Europa Correspondentie hicldt , kwam , zo het 1'chyot, omtrent het Jaar 1639 op den inval om aan Galileus te fchryven, en hem over de bepaaling van den Inhoud der Cycloit, als van een Voorftel 'twelk de FranfcheMeetkundigen bézig hieldt, te fpreeken. Men zou geen den minften grond hebben om daaruit een bewys te trekken , dat dit Voorftel nog niet in Frankryk was opgelost, zo als fommige voorbaarige of kwalyk onderrichte lieden gedaan hebben , vermits wy een Boek, in 16371 gedrukt, bygebragt hebben, waar in men de Oplosling van hetzelve vindt, 't Was eeniglyk uit achting, dat Merfenne, aan Galileus fchryvende, zich in die bewoordingen uitdrukte; de voorgeftelde Vraag zou anders eene uitdaaging gefcheenen hebben, en zulks zou eenen weezenlyken hoon voor dien grooten man zyn geweest, uit aanmerking van de dienften, welke hy der Wiskunde beweezen hadt, en zynen zeer hoogen ouderdom. Galileus fchreef derhalven omtrent het begin des jaars 1640 aan Cavalleri. Men heeft een gedeelte van zynen Brief (m), hy coodigt hem daar in op nieuw tot de nafpooring van den Inhoud der Cy.dols, ik zeg op nieuw, want hy hadt, zo het fchynt, zulks reeds uit eigene beweeging gedaan, door eenen Brief in 1639 gefchreeven. Maar hy hadt het genoegen niet dat Voorftel opgelost te zien, noen zelfs te weeten, of hec ergens opgelost?was geworden; hetgeen hy in een zyner Brieven ernltelyk vraagde. Cavalleri , alhoewel een fchrander Meetkundige, bleef 'er voor ftaan, en Galileus ftierf in 1642. Torricelli en Viviani, zyne laatlte Leerlingen, en zyne Vrienden in zynen hoogen ouderdom, na zynen dood vernomen heb- ben- (m) Groning. Hifi. Cvcloid. J24  72 HISTORIE des bende de hem gedaane uitnoodigingen om aan dat Voorftel te arbeiden, beproefden hunne krachten aan hetzelve* Torricelli vondt den Inhoud, en Vi. viani de Raaklyuen (n); de eerfte ontfing deswegens m 't begin van 1643 de gelukwenfchingen van Cavalleri, welke bekende, dat hy vergeeffche poogingen hadt aangewend, orn de zwaarigheid van het voorltel te boven te komen (0). Torricelli het toen zyne Werken drukken; hy voegde in hetzelve by wyze van een Appendix hetgeen men in Italië over de Cyclois gevonden hadt. Men kan niet loochenen, dat t orricelli en Viviani aan geene zyde der bergen een Voorftel hebben kunnen oplosfen , dat reeds aan deeze zyde was opgelost, cn wyl Roberval zo jaloers over zyne ontdekking was, was het hem genoeg zyn recht op dezelve door eigengeloofwaardige bewyzen te ftaaven, in plaats van den langdraadigen en beuzelagtigen Brief, welke hy aan Torricelli Ichreef, en waar in hy de bondige redenen, vvelke hy kende bybrengen, als het Boek van Merfenne, in1637 gedrukt, niet heeft weeten te doen gelden. Du bewy* zou krachtiger geweest zyn. dan alle 'ynetcgenftiibbelingen, en de wydloopige geIchiedenis, welke hy van zyne nafpooringen over de Cyclois bybrengt. Niemand is onbewmt , dac men in twjstgedingen op de ftukken, door de partyen \oorgedragen, geen acht flaat, als in zo verre dezelve op bewy/en gegrond zyn. De Heer Pa/cal zegt, in zyne Gefcbiedenis van de Cyclois, aar ), van deOyelois als van eene Kromme, waar van hy niet konde hoopen, dat ooit de maat gevonden zou worden. Niemand zal gelooven, dat deeze groote man, meer dan tagtig Jaaren oud, en met l auweren belaaden zynde, welke hy in de Locpbaane der Wiskunde geplukt hadt, zou hebben willen verbergen hetgeen hy dien aangaande vernomen hadt. Dus denk ik, dat men de Gefchiedenis des Briefs van den Het tde Beau- (p) Groning, Hifi. Cyclold. E5  74 HISTORIE der Beaugrand als een verdichtte! van Roberval kan aanzien. Pafcal zegt eindelyk, dat Torricelli na den dood van Galileus, zyne papieren doorfnuffelende, daar in de Bewyzen vondt, welke Beaugmncl hem gezonden hadt, dat deeze kort daarna üierf, en dat lirricelh zulks vernomen hebbende, en zich daar door verzekerd achtende van door niemand ontmaskerd te kunnen worden, in een Werk, gedrukt in 164.4, die bewyzen als de zyne verbreidde: de aanmerkingen , welke wy zoaanftonds gemaakt hebben, fchynen my gefchikt te zyn, om tegen deezen Iaatfteu trek des verhaals van Pafcal groote twyffelinp-en op te weipen. üeeze Hiftoriefchryver van delCyclois is niet naauwkeuriger noch minder partydig, wanneer hy, om de plundering van Torricelli te ftaaven van eenen Brief van herroeping fpreekt, welke door dien Meetkundige in i6.\6 gefchreeven is. Men zou zeggen,} dat Torricelli door dien Brief zyne misdaad bekend heeft. Niets is echter minder waarachtig dan dit.- men leest dezelve in de Gefcbiedenis der Cyclois van Groningius, en men ziet daar in niet anders, dan dat Tonicelii, het gefchreeuw van Roberval moede zynde, hem eindelyk fchreef, dat 'er wemig aan gelegen was, of het Voorftel der Cyclois in Frankryk of in Italië zynen oorfprong hadt genomen, dat hy zich geenszins de vinder van hetzelve noemde; dat men tot den dood van Galileus de maat van die Kromme in Italië niet geweeten, en hy dezelve uit Frankryk niet ontfangen hadt: hy voegde er by, dat hy de bewyzen, welke men hem betwistte, gevonden hadt, en dat hy 'er zich weinig aan bekreunde, dat men hem al of niet geloofde, vermits hetgeen hy zeide overëenftemmende was met het getuigenis van zyn geweeten; dat hy voor het overige, als men over die ontdekking zo jaloers was, dezelve aan elk die wilde overliet, als men hem die maar ;niet met geweld poogde te ontrukken. Zie daar een kort verflag van deezen voor gewenden Brief»van herroeping, die als een bewys der plundering van Torricelli is bygebragr. Maar  WISKUNDE. III. Deel. I. Beek. 75 Maar wy zullen hier de Gefchiedenis eener twisc eindigen , waar in de hedendaagfche Meetkundigen geenszins het zelfde belang zullen Hellen. Het verhaal dat wy daar van gedaan, en met bewyzen geftaafd hebben, toont aan , dat Roberval 'er veel drift onder mengde, en dat Pafcal in de Gefchiedenis, welke hy daar van gegeeven heeft, niet minder partydigheid heeft doen blyken. Na de Voorftellen over den Inhoud en de Raaklynen der Cyclois, betreffen de eerftenwelke zich alsdan voordoen, de Lighaamen, welke door haare omwenteling om haaren As en haaren Bafis gevormd worden. Roberval fchynt de verdienite gehad te hebben van die beide te vinden. De V. Merfenne maakte in id-U de reden van het eerfte dier Lighaamen tot den Cylinder van gelyke Bafis en hoogte, zynde die van 5 tot 8, aan Torricelli bekend; waarop Torricelli aanftonds antwoorde, dat hy het zeifde eenige maanden te vooren gevonden hadt. Wat het laatfte betreft, dat onvergelykelyk moeijelyker te vinden is, hier in floeg de Italiaanfche Meetkundige den bal mis, en Roberval bleef alleen in 't bezit van deszelfs maat ontdekt te hebben. Torricelli hadt gedacht, dat het tot zynen omf/efchreeven Cylinder ftondt, als 11 tot 18; deFranfche Meetkundige toonde aan dat hy gefeild hadt, en bragt de waare betrekking aan den dag (g). De Heer de Roberval heeft lang daarna gezegd (>), dat hy in den zelfden tyd de grootheid van den boog der Cyclois gevonden hadt, en dat hy, alle zyne andere ontdekkingen over die Kromme aan den dag gebragt hebbende , deeze verborgen hadt gehouden , (5) Het bedoelde Lighaam (laat tot den omgefchreeven Cylinder, als de % van het vierkant des halven-omtreks, min het fderde-deel van het vierkant des Diameters, tot bet vierkant des halven-Ooitreks. Cr) De Troehcïde.  ff HISTORIE dee den, tot in den tyd dat Wren aaD zyne zyde daar toe geraakte. Doch ik denk niet, dat men op deeze betuiging eenigzins acht behoort te flaan. In de Waad, waarom heeft de Heer Roberval zyne ontdekking riet aan Pafcal medegedeeld , toen deeze zyne laatfte Voorftellen opgaf, onder welken de bepaaling der grootheid van de Cycloïdale Kromme gevonden wordt? Zyn Vriend zou htm daar mede zekerlyk eere aangedaan hebben ; in plaats dat hy, door dezelve by die gelegenheid niet aan't licht te brengen, zekerlyk afftand deedt van de eere, welke hem daar door ten deel konde vallen. Kon Roberval wel twyffelen, dat het Voorftel, door Pafcal opgegeeven, door hem zeiven opgelost zou worden, zo het door geen ander gedaan was ; en by gevolg dat hy, zo hy halftarrig daar by bleef om van zyne Ontdekking een geheim te maaken, door een ander zou voorgekomen worden? De Theorie der Cyclois werdt in een tydverloop van omtrent 12 Jaaren, naamelyk van 1646 tot omtrent het Jaar 1658, met geene nieuwe waarheid vergroor. De Heer Pafcal was het , die dezelve toen weder op net toom el bragt. Deeze beroemde Meetkundige en Schryver, zoon van eenen Vader die zelf in de Meetkunde zeer bedreeven was, hndt van zyne tedere jongheid af verbaazende vorderingen in die Weeienlchap gemaakt. .Niemand kan onkundig zyn ten aanzien der weinig geloof baare gefchiedenis, welke van hem verhaald wordt. In den ouderdom van is jaaren was hy, zegt men, zonder Boek, en door de kracht van zyn vernuft alleen, tot de twee-en-dertigfte Propdiltie des eerften Boeks van Euclides gekomen. De Leezers mogen hier van gelooven wat zy goedvinden: wat my belangt, al moest my het zelfde overkomen als Paillet, die door eenige aanhangers van den Heer Pafcal gehekeld werdr, om dat hy over dien trek zyns levens eenigzins getwyffeld hadt, ik kan geenszins ontveinzen , dat ik dien trek verdacht houde van al te breed uitgemeeten te zyn. Hetgeen men echter den Heer  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. 17 Heer Pafcal niet kan ontzeggen is, dat hy reeds in eenen ouderdom, waar in doorgaans de fchrandere vernuften nog niet weeten wat de Meetkunde is, een Meetkundige, en wel een groot Meetkundige was. In den ouderdom van 16 Jaaren maakte hy eene Verhandeling over de Kegelfneeden , waar in alles wat jipollonius beweezen hadt zeer fierlyk uit een eenig algemeen Voorftel werdt afgeleid (r). Deeze Verhandeling werdt aan Defcartes gezonden, die niet konde gelooven, dat dezelve het Werk was vaneen Jongeling van {6 Jaaren, en dus dezelve liever aan de Heeren Pafcal de Vader, en Defarguef wilde toefchryven. Doch behalven dat wy in deeze eeuwe voorbeelden van die vordering in de Meetkunde hebben, zo weinig evenredig aan het getal der Jaaren, zyn 'er in het leven van Pafcal zodanige trekken, welke dit voorval waarfchynlyk maaken. Men kan zulks ligtelyk gelooven van hem, die het Rekenkundig Werktuig in den ouderdom van 19 Jaaren heeft uitgevonden. In de daad de Heer Pafcal was niet ouder, toen hy dat kunftig Werktuig verzon, dat alsnog, door de faamengefteldheid van deszelfs deelen, en de vinding, welke men daar in ziet uitblinken , de verwondering der grootfte verftanden opwekt. De Heer Pafcal hadt 11 Jaaren vóór zynen dood de Meetkunde eenigermaate laaten vaaren, om zich eeniglyk aan gewigtiger Studiën, als die ran den Godsdienst en de Zedeleer, over te geeven. Maar de V\ iskunde is voor hen, die dezelve eenmaal gekend hebben, eene geliefde Minnaares, met welke veel vermogendebeweegredenen de vriendfchap kunnen doen breeken, doch die men echter niet geheel (1) Quid de binis Pafcalibus dixera, patre in omnibus Maxhetnaticis apprimè verfoto qui mira de trianguiis de. monflravit, fitio qui unieapropofitiot.e qvndrir.getitis corrollarüs flipaiA omnia Apolhnil conica comprehendit'i MeifeEire, Haim, univ.  73 HISTORIE der. heel en al vergeeten kan. De Heer Pafcal ondervond t, zo het fchynt, een dergelyk zwak voor dezelve. Men ziet zulks uic zyne Brieven aan den Heer de Fermit, met wien hy in 1654. verfcheide Vraagftukken over de Combinatiën en de Kansrekening onderzocht; hetgeen weldra derwyzc toenam , dat het hem ftofte opleeverde $ot zynen Rekenkunjligen Driehoek (Triangle Arithmétique), een Werk dat na zynen dood, en wel in 'c jaar 16(55, het licht zag. De Cyclois eindelyk , want het is' tyd dat wy den draad onzer Hiltorie hervatten, was een nieuw voorwerp van verftroojjing, ik zou byna zeggen een nieuw voorwerp van afval, voor den Heer Pafcal. Hy begon die Kromme omtrent het Jaar 1658 grondiger te befchouwen. Zy die tot dus verre het voorwerp hunner nafpooringen van dezelve gemaakt hadden, hadden zich bepaald tot den Inhoud der geheele Cyclois , en tot de Ligiiaamsn, om dén As en den Bafis gevormd: de Heer Pafcal befchouwde de zaak algemeener, en trekkende eenigen Ordinaat, als F ti [Fig. 2*.), zocht hy den Inhoud en het zwaarheid;>-midde!punt van die Segmenten, als A H F; de grootheid der Lighaamen die zy maaken, door om den Ordinaat of den As te draaijen; hunne zwaarheidsmiddelpuiten, ,en eindelyk, hetgeen de zwaarigheid veel vergroot , die' der Segmenten van die Lighaamen, door een Vlak, gaande door den As van o'itt zo het my toelcbynt, geen recht geioe» deedt, is de Vader Laloubere. Deeze Jefuit van Touloufe, reeds bekend door een Werk, tot tytel voerende: Elementa Tetragonimifca, of Quad- circuï ff Hyp. fegmentorum ex datis ipforum centris gravitatis 'Cl hol. J051. in- 8vo ), dat veel geleerde en gegronde Meetkunde bevat, zondt den Keer Pafcal de opiosüng van zyne Voorftellen over de Ligha'tmen der Cyclois, en hun zwaarheids-middelpunt, vóór het einde des (aars 1658. Het bewys dat wy hier voor hebben fteunt daar op, dat de Heer Pafcal, hem meteenen Brief, gedagtekend den eerften fanuary 1659, antwoordende, over eene vermeende doohng m de rekening met hem in twist zocht te geraaken. Doch Laloubere fchynt mv zich desWegens genoegzaam te rechtvaerdigen, eh aan te toonen , dat het flegts eene misflag van overfchryving is, zo door te verzenden tot zyn gedrukt Gefchrift, t welk den 9january te Touloufe in 't licht kwam, en waaromtrent niet te vermoeden is, dat hy hetzelve geheel zou hebben verbeterd, en in drie of vier dagen laaten drukken, als door de vergelyking van andere omftandigheden. De Heer Pafcal echter met ze«rgeoegen zynde, om aan een Lui vau het Gezelfchap , waar roe Laloubere behoorde recht ce doen, bleef fteeds voorwenden, dathy zich vergist, en zyne dooling niet eerder erkend hadt, dan na dat hem dezelve onder 't oog was gebragt: hv zegt in eenige byvoegfelen tot zyne Gefchiedenis van da Cyclois veeie voor dien Jefuit van Touloufe fchandelyke zaaken, en naardien hy het vermogen bezat, om, zo als hy wilde, de reden naar zyne zyde te buigen, fcbeen zyne tegenparty 011 • gelyk te hebben. Het is wel waar, dat deeze VaF der  8f2 HISTORIE der. der geen den minften grond hadt om op de Pryfenj door den Heer Pafcal uitgeloofd , aanfpraak te maaken ; hy hadt de eerfte Voorftellen niet vroegtydig genoeg opgelost, om 'er eenig recht op te hebben , maar hy hadt dezelve vroeg genoeg gemaakt, om meer recht te verdienen, dan die beroemde man hem daar voor deedt. Laloubere gaf zyne betrachtingen over de Cyclois in iéóo in 't licht, in een Werk , tot tytel voerende: Geometria promota in. feptem de Cycloide libris. Dit Boek is in alles uitmuntende door eene gegronde en verftandige Meetkunde. Behalven de Oplosfingen der eerfte Voorftellen van den Heer Pafcal, befpeuren wy in het tweede Boek eene zeer vernuftige befchouwiug. Laloubere onderzoekt in hetzelve de afmeeting der Kromme, welke op de oppervlakte eens rechten Cylinders afgefneeden zou worden met een Pasfer, welks onbeweegbaare punt in eenig punt C (Fig. fi3, 04.) zou zyn, en het andere die oppervlakte zou doorlopen. Hy noemt deeze Figuur Cyclc-Cylindrifch, en toont aan , dat zo dikwyls de opening zodanig is , dat de beweegbaare punt het uiterfte van den Diameter D bereikt, deeze Oppervlakte volkomen gequadiateerd kan worden, naamelyk dac dezelve gelyk is aan viermaal den Kechthoek D H G. Maar zo de beweegbaare punt dat uiterfte niet bereikt, zal de Figuur, van de oppervlakte des bewusten Cylinders afgefneeden, aan die van eenen bepaalden fchuinfehen Cylinder gelyk zyn. Voorts zou men veel geduld en veel tyd te verliezen moeten hebben, om op den inval te komen van in dat Werk, als mede in dat *t welk wy boven aangehaald hebben, te gaan putten. De byzonderheid'der Leerwyze, welke de Autheur derzelven gebruikt, en welke Leerwyze doorgaans de zelfde is, waar van Archimedes zich in zyne lVJechanifche Quadrattmr van den Parabool bediend heeft, de Vtrdrietige wydloopigheid , welke uit eene te groote liefde voor de Meetkundige ftriktheid ontltaat, en  WISKUNDE. III. betU ï. ËoeL 8$ fch verfchëide andere dergelyke zaaken , zyn bekwaam om den onvertzaagiten Leezer daar van af te trekken. Er waren rtog verfcheide andere Meetkundigen * welke aan de Voorftellen van den Heer Pafcal hunne krachten beproefden. De Ridder ChnfioffellVrert vondt de Rectificatie der Cyclois. Hy toonde aan , dat eenige boog van die Kromme , van den top af genomen, als A F (Fig. 22.) gelyk was aan het dubbeid der pees AD, zo dat de helft AB der Cyclois het dubbeld van den Diameter A C des teelenden Cirkels is. Hy ontdekte ook de afmeeting van de oppervlakte der Lighaamen rondöm den Bafis en den As, en gevolglyk het zwaarheids-middelpunt der Kromme zelve. Hy zondt alle die zaaken aan den Heer Pafcal, in eenen Brief gedagtekend den f2 October, dat is, volgens onzen ftyl4 den 2a. De Heer de Fermat bepaalde ook de grootte der Oppervlaktens , waar van wy zo even gëfproken hebben, en gaf by die gelegenheid, zegt de Heer Pafcal, eene algemeene en zeer fraaije Leerwyze voor de afmeeting der ronde oppervlaktens, waarvan wy op eene andere plaats een woord zullen zeggen. Maar niemand heeft , zo ver ik weet * de' moeijelyklte Voorftellen over de gemelde Oppervlaktens opgelost , naamelyk die welke betrekiy-k zyn tot de Oppervlaktens der Ligliiamen, rondöm evenwydigen aan den Bafis gevormd, tot de zwaar» heids-middelpunten Van die Oppervlaktens, en halVe-Oppervlaktens. Indien dus de Heer Pafcal het genoegen niet hadt zyne eerfte Voorftellen buiten het bereik der andere Meetkundigen van zynen tyd te zien, hadt hy ten minften het geluk te zien , dat hy alleen in ftaat was de Oplosfing van de laaiften te geeven. Het begin des Jaars 165-9 gekomen zynde, maak. te de Heer Pafcal zich gereed om zyne Ophsfingen in't licht te brengen. Hy gaf dezelve kort daarna uit in een Gefchrift onder den tytel van Lettre dé A» Dettanville 4 M. de CatCavi, Men vindt daar in F 2 eer-  84 HISTORIE der eerftelyk eene Leerwyze voor de zwaarheids-middelpunten van allerhande grootheden. Dezelve wordt gevolgd van eene Verhandeling , toe tytel voerende: DesTrilignes & de leurs Onglets, zynde eene algemeene inleiding tot de afmeeting der kromlynige Lighaamen. Hy onderzoekt daar in wat men in eenige kromlynige Figuur bekend moet hebben, om de maat te bekomen van de Lighaamen, voortgebragt door haare omwenteling*, zo om den Bafis, als om den As, hunne zwaarheids-middelpunten, en die der halve-Lighaamen, benevens de Oppervlaktens van die Lighaamen en halve-Lighaamen, en hunne zwaarheids-middelpunten. In de volgende Verhandelingen, welke tot tytel voeren, des Sinus du quart de fcrcle, £? des ares de eerde, houdt hy zien bézig om in de cirkelvormige Figuur de verfchiilende dmgen te bepaalen, welke hy betoogd heeft voor de Oplosfing der bovengemelde Voorftellen noodig te zyn. Lindelvk, na aangemerkt te hebben, dat de Ordinaat óevfyclois zich iu twee deelen oplost, waar van het eene de Ordinaat des teelenden Cirkels , en het andere de overëenkomftige boog is, hervat hy alle die dingen, en toont aan, dat by iu de voorgaande Verhandelingen alles gegeeven heeft, wat voor de Oplosfing van zyne Voorftellen over die Kromme noodig is. Het moeit ons, dat de ongemecne vruchtbaarheid onzer ftoffe ons niet toelaat de gehee'e handelwyze van den-Heer Pafcal breeder te verklaaten. Het zou niet mogelyk zyn zulks te doen, zonder verfcheide blad?yden daar mede te vullen, en wy zyn genoodzaakt dit ftuk, fchoon van het uiterfte belang, aan de kortheid op te offeren. De Oplosfing, welke de Heer Pafcal van zyne Voorftelfen geeft, wordt van eenige andere Meetkundige Cefchriften gevclgd, waarvan het eene by ons tegenwoordig onderwetp te pas komt. Hetzelve betreft de Rectficeermg der Cyclois , zo gemeece» verlengde, als veikone. Pafcal toont daar-  WIS K U.N D E.TII. Deel. I. Boek. S5 daarin door eene algemeene Leerwyze aan, dat alle die Krommen gelyk zyn aan halvc-omtrekken van eene Ellips, waarvan hy de onderling toegevoegde Asfen bcpaalr. Dit wederfpreekt geenszins de ontdekking van Wren, volgens welke de gemeene Cy ■clois het viervoud van den Diameter des teelenden Cirkels is. Het gebeurt in de daad in dit geval, dat de kleine As der Ellips nul is; bet geen maakt dac haar omtrek op haaren grooten As vair. Dus is hetgeen Wren door eene byzondere Leerwyze gevonden hadt flegts een gevolg van die van deD Heer Pafcal. Deeze overeenkomst der Cycloïdale Krommen met de Ellips wordt met behulp der IntegraalRekening gemaklyk betoogt. Want de Differentiaale uitdrukking, of die van het element dier Kromme, js volflrekt overëenkomilig met die van het element des Elliptifchen boogs- Schoon de maat der geheele Cyclois van de Q >adraiuur des Cirkels afhangt, kan men echter verfcheide van haare gelyke gedeeltens op rechtlynige tusfchenwydtens vinden. De Heeren Wren en Huyghens hebben daar van het eerfte voorbeeld gegeeven , door aan te merken, dat de Ordinaat, welke de helft des Straals van den top veiwyderd is, een Segment aflhydt, dat gelyk is aan den gelykzydigen Driehoek, in den redenden Cirkel befchreeven. Üe Heer Leibniiz heeft in laater tyd gevonden, dat zo men uit den top eene lyn cot het einde van den Ordinaat, door het middelpunt gaande, trekt het Segment A dl (Fig. 25,) volftrekt geguadratecrd konde worden, en gelylc zou zyn aan de helft van het omgefchreeven Vierkant. Maar dit alles is begreepcn in de volgende ontdekking van den Heer Jan Bernoulli (t). Als men, zegt die geleerde Meetkundige, aan beide zydeo van het punt, dat de naafte Straal aan den top in twee gelyke deelen .deelt, twee Ordinaten op gelyke afftanden neemt, als (0 Act Lipf. 1,690. Bernoulli Op. T. I, p. 322. F 3  85 HISTORIE der als Fe en DS, of Ee en Dd, en de lyn E S of Ed trekt, zal liet Segment eAÜ, of ed, volftrekc gequadrilleerd kunnen worden, dat is te zeggen, hei zal in het eerde geval gelyk zyn aan de fom der Driehoeken F HE, GDH, en in het tweede aan hun verfchil. Als derhalven de punten vaq E en D, geduurig nader tot het punt B komende,' zich met hetzelve verëenigen, zal het Segment eAS dat van Wren en Huyghens worden; zo in tegendeel de punten E en D, zich gelykelyk van ii verwyderende, eindelyk het eene in A,en het andere in C komen, zal men zichtbaarlyk het Segment van Leibniiz hebben. De Heer Bernoulli leert ook op wat wyze men door Stelkundige Vergelykingen een onëindig getal Cycloïdale ftukken, tusfehen twee Ordinaten belloten, welke eene volllrekte Ouadratuur onderhevig zyn, kan vinden. Men kan'achter het Stuk, dat wy aangehaald hebben, fommige andere Schriften zien , welke die (toffe betreffen , en waarvan eenige van den Heer zfacobm Bernoulli zyn. De verlengde of verkorte Cycloïden hebben desgelyks ruimtens, welke volïtrekt gequadrateerd kunnen worden; de heer Bernoulli toont aan hoe men dezelve kan bepaalen, en in welk geval zulks mogelyk is. Het onderwerp waar over wy ihandeitn eischt, dat wy hier nog, ten minften op eene hiiïorifcbé wyze, eenige andere beruchte eigenfchappen van deeze Kromme te berde brengen. Men kan zegr gen, dat in de Meetkunde weinig Krommen zyn, welke merkwaardiger eigenfchappen hebben. De Heer Huyghens beeft getoond, dat de ontwondene van de Cyclois zelve eene Cyclois was, doch flegts in eene tegenfteide richting geplaatst: wy zullen op eene andere plaats een duidelyker denkbeeld van die eigenfehap geeven , wanneer wy de Theorie der OntwoDdenen zullen verklaaren. De zelfde beroemde Meetkundige heeft insgelyks ontdekt, dat een Lighaam, 't welk langs eene omgekeerde Cyclois rolt, uit welk punt het ook begint  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. S7 gïnt te rollen, in den zelfden tyd beneden komt; waar uit volgt, dat een flinger, welks gewigt genoodzaakt zou worden eene Cyclois te befehryven, volkomen gelyke flingerflagen zou doen. Deeze Kromme is mede die van de fnelfte daaling. Ik zal my nader verklaaren. Als men twee punten heeft, welke noch in de zelfde hotizontaale lyn, noch in den zelfden Perpendiculair zyn, en men den weg begeert te vinden , langs welken een Lighaam met eene gelykmaatige verfnelde beweeg ging zou moeten rollen, op dat het den mogelyk minden tyd daartoe befteedde; dan is deeze weg geenszins eene rechte Lyn, zo als zonder twyffel veele Leezers in 't eerst zullen denken, maar een boog van eene Cyclois, welke door die beide pun* ten gaat. De Cyclois heeft den oorfprong gegeeven aan eene andere Kromme , welke in 't eerst door fommige Meetkundigen den naam van kleine Cyclois gegeeven werdt, doch hedendaags onder dien van ■Gezellin der Cyclois bekend is. Deeze Kromme is die, weike gevormd zou worden, als men de Ordinaten van den halven-Cirkel verlengde, tot dac dezelve aan de overëenkomftige boogen gelyk waren, by voorbeeld, CD (Fig. 26.) aan den boog AF, cd aan Af, enz.; of wel zy is de gemeene ■Cyclois, waarvan men, na den teelenden Cirkel afgetrokken te hebben, de overblyffelen van Ordinaten evenwydig aan hen zeiven nederwaarts getrokken hadt, tot dat zy op den As kwamen te liaan. Deeze Kromme is hier in merkwaardig; dat de ruimte ACD, door de middelpuntige Cv dinaat CD afgefneeden, volltrekt gequadrateerd kan worden, en gelyk is aan het vierkant van den Straal. Zulks is in de voorgaande eeuwe door verfcheide Meetkundigen aangemerkt , als Roberval, Laloubere , Wallis, enz. Het deel AD der Kromme, waar van wy fpreeken, is het zelfde als de Kromme, welke men de Kromme der Sinujfen noemt, en welkers teeling daar in beftaat, dat men eenen BaF 4 Sc  HISTORIE der fis gelyk aan een vierde-deel eers Cirkels neemt, en uit de onderfcheidene punten van dien As de Sinuffen der boogen gelyk aan de Abfciffen trekt. De Meetkundigen, welke gearbeid hebben aan de Voorftellen van den Heer Pafcal over de Qy« clois, hebben ook over haare Gezel/in gehandeld, en de afmeeting van haare verfchillen'de deelen, haar zwaarheids-middelpunt, en de Lighaamen , gevormd door haare omwenteling, zo oni haaren As, als om haaren Bafis, enz. bepaald. De Heer jan Bernoulli heeft over deeze Kromme ten naafle' by het zelfde aangemerkt als over de Cyclois, in zo verre zulks derzei ver volftrekte ruimiens betreft, welke gequadruteeri kunnen worden. Alleenlyk heeft hitr dit verfchil plaats, dat men de Ordina, ten, welke het fchuinsch Segment bepaalen, dat volïlrekt geauadrateerd kan worden, op gelyke afpanden van het middelpunt moet neemen, in plaats dat men dezelve in de Cyclois op gelyke afftanden van een punt neemt, 't welk het vierde* deel des Diameters van den top verwyderd is. In navolging der Cyclois zyn de Meetkundigen, Zich fteeds van zwaarjgheden tot zwaaiigheden verheffende, en hunne denkbeelden algemeen maakende, op de gedachte gekomen om eenen Ci:kel op eenen anderen te laaten rollen, en de eigenfchappen van het fpoor te onderzoeken, dat geduurende die beweeging door eenig punt van den beweegbaaren Cirkel befchreeven zou worden. Men heeft deeze Krommen Epicydoïden genoemd, en dezelve hebben zeer merkwaardige eigenfchappen; het is hier de behoorlyke plaats niet om dezelve te ontvouwen, wy zullen dit in een Artikel van het VI. Boek met eenige uitgebreidheid doen. Ons blyft nog overig, om niets van ons onder, werp over te fiaan , verfcheide Meetkundigen te Jeercn kennen, waarvan wy nog geen gelegenheid ge-  WISKUNDE. IU. Deel. I. Boek. 89 gehad hebben te fpreeken, of welken na de>-> tyd geleefd hebben, waar toe wy thans gekomen zyn. De orde der tyden verëischt aanftonds, dat wy melding doen van twee Meetkundigen van verdienfte, welke kort vóór het midden der zeventiende eeuwe in Frankryk bloeiden: deeze zyn de IJeeren Midcrge en Defargues. He eerfte maakte eene byzondere Studie van de Kegelfneeden, en men heeft V3n hem eene Verhandeling in vier Boeken, waar in dit onderwerp op eene" geleerde en gemaklyke wyze verhandeld wordr. Defargues was een vriend van Defcartes, die de nog weinig gemeene knnst bezat, om de voorwerpen onder zeer algemeene oogpunten te befchouwen. Hy gaf daarvan eene proeve over de Kegelfneeden, welke den Meetkundigen van eenen verheventn rang zeer behaagde. Dit Gefchrift is ons nooit voorgekomen , doch wy gisfen, dat Defargues dezelve daarin befchouwde, zo als fommige Meetkundigen in laater tyd gedaan hebben, naamlyk als eene zelfde Kromme, die door de veranderingen vao zekere Ivnen dan een Parabool, dan eene Ellips of Hyperbool wordr. In de daad. een Parabool kan befchouwd worden als eene Ellips, welkers middelpunt, of het andere brandpunt, oneindig verwyderd zou zyn; een Hyperbool is wederom niets anders dan eene Ellips , weikers middelpunt, of één van haare brandpunten aan de tegengeftelde zyde overgegaan, en eenen negativen afftand van den top verwyderd zou zyn. De Cirkel is eindelyk flegts eene Ellips, welkers beide brandpunten zich in het middelpunt verëenigen. Voorts kan men de Afymptoten van de Hyperbool als enkele Raaklynen, doch op onëindig ver afgelegene punten, aanmerken. Deeze wyze om de Kegelfneeden te befchouwen verfchaft by uitftek gemaklyke bewyzen van haare eigenfchappen, en om die reden vermoeden wy, dat de jonge Heer Pafcal dezelve ook op die wyze befchouwde, in die zonderlinge Verhandeling, welke hy in den ouderdom van zesF 5 tien  HISTORIE der tien Jaaren in 'c licht gaf, en waar in hy, mctbehulp van een eenig Voorftel, gevolgd van vierhonderd Corollaiia, de gantfche oude Theorie van die Krommen betoogde. Ook zeide de Heer Defcartes, die niet gelooven konde, dat zulks het werk eens kinds van die Jaaren was, dat hy de Leerwyze van den Heer Defargues daar in ontdekte. Denaam van 'j'orricelii, zo gedenkwaardig geworden door de ontdekking der omhooghouding van het Kwikzilver in het ledige, en de Zwaarte der lucht, is by een ieder bekend. De Meetkunde heeft hem ook eenige lofwaardige Werken te danken; dezelve kwamen in Jöt4 in 't licht , onder den tytel: De Solides Sphceralibus Libri 2. de quad. parabolx, de folido hyp. acuto. &c. In deeze Gefchrirten worden verfcheide zeer nadenkelyke zaaken gevonden; zodanige zyn de bewyzen, welke hy geeft over de betrekking van den Kloot tot den Cylinder, van dè Quadratuur des Parabools, enz., welke nieuw en by uitllek fraai zyn. Men vindt in het derde van die Verhandelingen eene aanmerkenswaardige ontdekking, en welke mogelyk veelen onzer Leezeren zal verbaazen: deeze ontdekking beftaat hier in, dat zo men Ce Hyperbolifche ruimte, A B D E (Fig. 27.) om haaren Afymptrmt laat draaijen, het Lighaam , dat daar door voortgebragt wordt, eindig is, fchoon onëindig verlengd zynde, en zelfs, dat nog meer te verwonderen is, fchoon de teelende ruimte onëindig zy. Dit zal echter geenszins eene wonderlpreuk zyn voor hun, welke in eene eenigermaate verhevener Meetkunde bedreven zyn. Zy zullen zien , dat zulks daaruit voortkomt, dat het zwaarheids- middelount der Hyperbolifche ruimte op den Afymptoot zeiven valt. Uewyl dus van de beide Factores des Products, dat het bedoelde Lighaam is, de eene oneindig groot, en de andere onëindig klein is, heeft men geen reden meer zich te verwondeTen, dat dit Product eene eindige groorheid zy. De Nederlanden vertoonen ons in den zelfden tyd eene Meetkundige» welke zich eenen grooten naam heeft  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. 91 heeft gemaakt, en aan wien wy een Werk verfchuldigd zyn, dat door eene meenigte ontdekkingen gedenkwaardig is, fchoon hy in de voornaamfte, en die welke het eenig voorwerp van alle de anderen was, is blyven fteeken. Als men in de Hiftorie der Meet» kunde flegts eenigzins kundig is, is het gemaklyk te zien, dac wy fpreeken willen van den Vader Gregeriusd S.Vincentio, en van zyn berucht Werk, tot tytel voerende: Quadtatura circuit & hyperbolce. (Antverp. in-fol. 1047.) Nooit heeft een Meetkundige, dwars door alle de doornen der Meetkunde, dit gewigtig Voorftel met meerder fchranderheid en vlyt nagefpoord; en fchoon hy in zyn oogmerk niet geflaagd is, heeft echter de overvloedige oogst van nieuwe waarheden , welke hy van deeze nafpooring wegdroeg, hem eene plaats onder de aanzienlykfte Meetkundigen waardig gemaakt, Dit is het oordeel, 't welk de Heer Huyshens zelf, die hem wederlege! hadt, daarover veide, 't is ook dat V3n den Heer Leïbniu, die zich in deeze bewoordingen uitdrukt; Majora ( nempe Gaiileanis nc Cavallerianis ) fubjiiia ailulêre triumviri ülujbes, Cartefius, ojtenja ratione iïneas Geomnrice communis exprimendi per cequationes, Fertna'ius inventd mcthodo ée maximis ac minimis, ac Gregorius u Sancto Fmcentio, multis praclaris invenlis (u). Gregtrius a S. Vincenüo geeft ons in zyne Voorreden te kenntn, hoe veele verfchillende wegen hy inlloeg om tot de Quadratuur des Cirkels te genaken. In 't eerst heopte hy iets van de Spiraal, vervolgens keerde hy zich naar de Quadtatrix, over welke hy eene groote Verhandeling hadt faamengefteid, die ter Drukperfe gereed lag, en ten tyde der ïnneeming van Praag door de Saxen, een prooi der vlammen werdt. Eindelyk liet hy die nafpooringen vaaren, en begon de Kegelfneeden, bene•tens de verfcheide Lighaamen , op haare Segmenten ■ (*) Act, Lipf. ann. 1695.  92 HISTORIE der ten gevormd, met ernst te befchouwen, in hoope dat een derzelven hem zodanige eigenfchappen aan de hand zoude geeven, welke toereikende waren om de oplosfing van dat moeijelyk Voorftel voort te brengen. Door deezen weg te volgen deedt hy een groot getal gewigtige en weetenswaardige ontdekkingen. Zodanige zyn eene meenigte nieuwe eigenfchappen der Kegelfneeden; de meer ontwikkelde fommeering der Termen en Magten van de Termen en ProgreJJien; ontelbaare middelen om den Parabool en deFiguuren, doorde Ouden befchouwd , te meeten; de volftrekte meeting van eene meenigte Lighaamen, als de Cylindrifche Ungula"s, op Cirkelvormige, Elliptifche, Hyperbolifche Bafes, en verfcheide andere. VVy wenschten gaerne in eene omftandiger verklaaring van alle die zaaken te kunnen treeden; doch de paaien van ons Werk laaten ons zulks niet toe. VVy zullen ons hier flegts verledigen om de fraaije eigenfehap van den Hyperbool, door dien Meetkundige ontdekt, voor te dragen. Als men op den Afymptoot van een Hyperboel de geduurige evenredigen CA, CB , CD, enz. {Fig. 28.) neemt, en de Ordinaten Aa, BK Dd, enz. trekt, dan zynde ruimtens Ah, Bd, De, enz. gelyk. Waar uit volgt , dat de ruimtens Ah, Ad, Ae, enz. in eenen Telkun'tigen Voortgang zyn. Eveneens is het gelegen met de Sectors aCb, bCd, enz., want dezelve zyn refpectivelyk gelyk aan de ruimtens Ab, Bd, enz. (Je Hyperbolifche ruimte Ag groeit derhalven gelykmaatig aan, terwyl de Abfcijje CG Meetkunftig aangroeit, en by gevolg is dezelve de Logarithmus van dte Abfciffe. Deeze ei« genfehap is in de Hooge Meetkunde van een grooc gebruik, en heeft het denkbeeld verfchaft om de practicaale Oplosfing van alle de Voorftellen, welke van de Quadratuur eener Hyperbolifche'' ruimte afhangen, tot het gebruik eener Tafel van Logarithmen over te brengen. Voorts zyn wy verre van op ons te neemen de onmaatige lofredenen, welken de Schryver der Voorreden van het Werk van den .Heer  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. g3 Heer Stone over de Integraal-Rekening Gregorius d S. Vincentio heeft toegezwaaid. Te zeggen dat de hedendaagfche Wiskundigen met hunne rekeningen en hunne dx, dy, welke zy op nieuw doorziften (dit is de uitdrukking van dien Schryver, die meer aan de zyde der inbeelding, dan aan die der rechtmaatigheid begunfligd is) niets anders gedaan hebben, dan hetgeen de Vlaamfche Meetkundige gevonden heeft naauwer uit te pluizen , fchynt een opzetlyk voorneemen te zyn om diegeenen te doen lagchen, welke die Rekeningen en de Voorftellen bekend zyn, tot welken een Newton, een Leibnitz, een Bernoulli, enz. zyn opgeklommen, van de eerfte proeven of5 welke zy daar van gegeeven hebben. Men zou eene gelyke aanmerking kunnen maaken over eiken regel van die Voorreden, welkers Autheur, om zynen held in top te vyzelen, voorbedachtelyk de oogen fchynt gefloten te hebben voor alles dat de Meetkundigen vóór en na hem gedaan hebben. Doch een zodanig onderzoek zou geenszins met de kortheid, die wy ons voorgefteld hebben , overeenkomen. Laat ons nu de gewaande Otiadratuur van Gregcrius d S Fincentio nou met een woord aanroeren. Het Werk van den Vader d S. Vincentio zag met zodra het licht, of men haastte zich van alle zyden om het te onderzoeken. De tytel die het voerde, de naam van deszelfs Autheur, en de meemgte uitmuntende zaaken welken het bevatte, wjren bekwaam om de nieuwsgierigheid gaande te maaken; maar zyne Quadratuur kon, even als het overige, de toets vau het onderzoek niet dooiftaan. Dtfcartes bemerkte weldra de valschheid dcïztlve, en wees den ooifprong d< i doo. Itng aan in eenen Brief aan den V. Merfenne. Naderhand werdt dezelve in 't openbaar We. derlegd door den beroemden Hecre Huyghenr, toen nog zeer jong zyrde, in een Cefchrift dat een voorbeeld van zuiverheid en naauwkeurigheid  94 HISTORIÉ der is (v), en nog breedvoeriger door den Vader Léd. tand, een _ ichrander Dauphineefck Meetkundige (w). Beiden toonden met veel omzichtigheid en nadruk, dat het gewigtig Voorftel van de Quadratuur des Cirkels nog niet opgelost was. De Vader d S. Vincentio vondt niettemin Verdeedigers in twee van zyne Leerlingen, de Vaders Ainfcom en Saraffa, beide fchrandere Meetkundigen. Ainfcom tradt het eerst in 't ftrydperk (*), en ftak uit boven eenige Gelukzoekers in de Meetkunde, als Meibomius, welke, Gregerius d S.Fincentio aanvallende, zeiven in belagche* lyke doolingen gevallen waren. Vervolgens toe fJuyghens en Leotaud komende, gaf hy voor, dat zy den waaren zin van zynen meester niet begree* pen hadden , en gaf van denzelven eene verklaaring, die door den Vader Saraffa in 1663 bevestigd werdt (y). Dit was eenigermaate hetgeen de Vader Leotaud verwachtte, om de gewaande Quadratuur den doodfteek toe te brengen. Zyne Verdeedigers konden zich dus niet langer met uitvlugten behelpen i nu zy zich openlyk verklaard hadden over den zin, in weikeu zekere dubbelzin* nige uitdrukkingen begreepen moesten worden. De Dauphineejche Jefuit toonde derhalven duidelyk aan (z), dat wanneer men zelfs die uitdrukkingen in dien zin opvatte, daar uit echter niets anders dan eene dooling, in plaats van de waare Quadratuur (v) Exetajis quad. circuit P. Creg, a S. Fine. 16$ 1. in-4to. (w) Examen quad. circuli hactenüs celeberrimce. Ltagd. 1653 in 4^ Qx) Expofitio & deductio Geom. quad. P. Greg. it S. Fine. 1656. tn-foi. (y) Solutio probl. de quad. circuli, &c. 1663. (z) Cyclo ■ mathia , feu de multiplici circuli contempl. l66£. in-410.  W|I S K ü N D E.f III. Deel. I Boek. 95 tuur des Cirkels, voortvloeit. Te vergeefs zegt de Schryver der Voorreden, waarvan boven gefproken is, dac hec nog niet wel beweezen is , dat Gregorius d S- Vincenüo zich vergist hebbe. Wy durven verzekeren dat niets waarachtiger is: zelfs kunnen wy 'er nog by voegen, dat in de verdeedigingen der beide Leerlingen van dien beroemden Meetkundige eenigzins ter kwaader trouw gehan. deld is: want fchoon zy verfcheide maaien verzocht werden die betrekking aan te wyzen,waarvan de Quadratuur des Cirkels afhing, eene betrekking, die zy geduurig voorgaven gegeeven te zyn, deeden zy zulks echter nooit, en zich in hunne duiflere en valfche Theorie der evenredigheden fchuil houdende, even als de Pleiter in de fehuilhoeken zyner bedrieglyke vonden, bleeven zy (reeds halftarrig befluiten, dat die betrekking gegeeven was, zonder die te bepaalen. Zo die betrekking wezenlyk gegeeven was, was 'er dan wel eenig zekerer middel, om hunne tegenfireevers den mond te floppen, dan dezelve aan te wyzen? De V. Gregorius d S. Vincentio was af komllig van Brugge, alwaar hy in 1*84 ter waereld kwam. Hy onderwees eenen geruimen tyd de Wiskunde in het Roomsch Collegie, en is in 16.'.7 overleeden. Wy kunnen Vlaanderen niet verlaaten, zonder nog melding te doen van eenen Meetkundige van aanzien, die byna in den zelfden tyd aldaar bloeide. Deeze is de V. Tacquet, een Jefuit. Deeze fchrandere Wiskundige poogde ook" de paaien der Meetkunde uit te zetten in zyn Boek, tot tytel voerende: de Annularihus & Cylindricis. Ik zal echter aanmerken, dat in dat Werk veel meer fmaak gevonden wordt om weinig moeiielyke zaaken ilrikt re bewyzen, dan nieuwe waarheden, vooral na hetgeen Cavalleri en de V. d S. Vincentio reeds beweezen hadden. Men heeft den V. Tacquet verfcheide Verhandelingen te'danken, waar van de meeste na zynen dood verzameld zyn in één Deel in-folio, on-  96 HISTORIE der. nftdeLdern SteI Tan .Andrect Taci'-ietVi Anlverpknixs Up. Math. Hetzelve ts eene Verzameling, die door öaare Klaarheid eene byzondere aanpryzing verdient. iJeeze Meetkundige was van Antwerpen, alwaar hy m ifioi gebooren, en in lööo overleeden is. 't Was omtrent dien tyd dat de beroemde Heer Huyghens in ae Meetkunde een aanvang maikte. IJeeie naam aileen bevrydt ons van eene lofreden by hen, w*en de fraaifte ontdekkingen der Stcrrekur.de, en de verhevenfte Vraagstukken der Wiskunde bekend zyn. Hy werdt gebooren in 't Jaar ï020, en maakte zich reeds in het Jaar idft beroemd, door de Quadratuur van den V. a S.FïncenZtoce wederleg^., r in 't zeKde Jaar gaf by zyne Theorerhata de circuli & hyp. qual. in 't licht, een werk waar in hy op een.? nieuwe wyze het verband tusfehen de Qmdratmr der Kegelibeden en de vinding van haare zwurheids-middelpunten be. toogt. Vervolgens verbeterde hv hetgeen Sneliius over de benaderingen van den Cirkel geleerd hadt, en maakte m 1654 zyne ontdekkingen over dat onderwin, bekend, in een Werk tot tytel voerende: de circuli mdgnitudine inventa, Ma:8 HISTORIE der de, gevormd, is anderhalf maal den Kegel, die m den zelfden tyd door den Driehoek DEF gevormd wordr, en zo deeze ruimte om DE draait, zal het Lighaam, daar door gevormd, gelyk zyn aan zes maal den Kegel , welke door dien Driehoek om DE gevormd wordt. Ik gaa verfcheide andere eigenfchappen van deeze Kromme, door den Heer Huyghens aangemerkt, voorby. Alle die waarheden, welke de Heer Huyghens zich vergenoegd hadt uit te drukken, zyn betoogd geworden door den V. Grandi, een Italiaansch Meetkundige, die in 1701 daar over een Werk in 'c licht gaf, tot tytel voerende: Demonftratio Hugenianeium Theorematum, in den ftyl der oude Meetkunde. De Uitgeever der Werken van Huyghensheeft het met reden waardig geoordeeld, om achter het Werk, dat daar toe gelegenheid gegeeven heeft, weder te verfchynen. Onder de Meetkundigen, waar mede Engeland kort na het midden der voorgaande Eeuwe" zich luister byzette, is de Heer Jacobus Gregory een der lofwaardigften. Deeze Wiskundige, in 't algemeen meer bekend als Gezichtkundige dan als Meetkundige , moet nogthans zyne voornaamfte beroemdheid- uit de Meetkunde ontleenen. in de daad, daar hy reeds in de uitvinding vanden Sp.iegeVTeltfcoop een mededinger van Newton was, was hy ook de eerfte om de voetftappen van dien grooten man na te volgen, en iets by zyne Ano iytifche ontdekkingen te voegen. Doch het is hier de plaats niet om ons met die voorwerpen in te laaten: wy bepaalen ons tot die van zyne Meetkundige nafpooringen, waar in hy de oude Leerwyze gevolgd heeft. Zodanig is het Werk, dat hy in 1(64 in 't licht gaf, en 't welk tot tytel voert: Vera Circuli & hyperbola quadratura. Volgens deezen tytel moet men niet oordeelen , dat zyn voorgeeven W3s de volftrekte quadratuur van den Cirkel en de Hyperbool gevonden te hebben. Zyn onderwerp is ge-  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. 99 geheel verfchillende : want hy onderneemt in tegendeel te bewyzen, dat dezelve onmogelyk is, en dat 'er van dezelve geen andere Ouadraturen als die door benadering aanwezig zyn. HjTgeeft van dezelve zeer kunftige benaderingen, en men kan niet loochenen , dat ze boven die van Sneliius en Huyghens eenig voordeel hebben, niet alleen doer de naauwkeurigheid, maar ook daar door, dat zy gemeen zyn aan den Cirkel en de Hyperbool, Krommen die, zo als men weet, door zo veele overëenkomftige eigenfclnppen aan elkander verbonden zyn. De Heer Gregori betoogt insgelyks in dat Werk eene zeer merkwaardige eigenfehap der Veelhoeken, welke in en om de Kegelfneeden befchreeven zyn; dezelve beftaat hier jn. Als men twee gelykvormige Veelhoeken heeft, de eene in-en de andere omgefchrceven, welke wy A en B zullen noemen; voorts twee andere in- en omgefchreeven, Welke volgen , dat is te zeggen een dubbeld getal zyden hebben, welken wy C en D zullen noemen; dan is de Veelhoek C een Meetkundig Midden-Evenredige tusfehen A en B , en de Veelhoek D een Harmonifch Midden-Evenredige tusfehen C en A, en zo vervolgens tot in 't oneindige. Daar uit ontftaat eene reeks van fteeds faamenloopende Termen, dat is, meer en meer naderende tot de grootte van den kromlynigen Sector. Dit is het dat Gregori eene faamenloopende reeks noemt. Er zyn reekfen van die foort in wel. ken het mogelykis den laacllen 'lerm aan te wyzen Als hier zulks gebeurde, zou men de Quadratuur van den Cirkel, en die van den Hyperbool hebbendoch wel verre van daar: De Heer Gregori meent te bewyzen, dat, uit de natuur der Wet die in dezelve heerscht , deeze laatlfe Term Analytiïch niet te bepaalen is, dat is te zeggen, dat men geene uitdrukking in eindige Termen kan vinden, door welke men dezelve kan aanwyzen. Zyn bewys is verltaudig, en gelyke veel na dat waar G a door  r' ICO HISTORIE door men de onmogelykheid bewyst , om eenen hoefc algemeen in eene gegeevene reden te deelen. Hetzelve overtuigde nogtbans den Heer Huyghens; niet, en zulks was tusfehen hem en Gregori het onderwerp van een hevig gefchil. waar van het Dagregister _der Geleerden (Journal des Sgavans) en de fhilofopnijche iranfaciien der Jaaren if 67en 16^3 het flagveld waren. De Meetkundigen fchynen my over dien twist geen uitfpraak gedaan te hebben, eti fdhoon ik geneigd ben het bewys van Gregori ais onloochenbaar te befchouwen, zal ik hun evenwel navolgen. Alle de ftukken van dat geleerd onderzoen worden, nevens de Verhandeling van Gregori, in het tweede Deel der Werken van Huyshent gevonden. 0 De Heer Gregori gaf eenige jaaren daarna (ini663) een ander Werk van eene grondige Meetkunde in ■t hc'it, onder den tytel van Geomeuia pars univerJalis. Hetzelve is, om daarvan kortelyk een denkbeeld te geeyen , eene verzamelmg van voortreffelyke en nuttige Theoremata voor de transformatie en de quadratuur der kromlynige Figuuren , voor de rectificeering der Krommen, de maat van haare Lighaamen van omwenteling, enz. Zo dezelve niet alle nieuw zyn, zyn zy ten minden in dat Werk doorgaans algemeen gemaakt op eene wyze, die dezelve eenigermaate den Autheur eigen maakr. Wy zullen op eene andere plaats van zyne Exercitationes Geometricce fpreeken, vermits dezelve meer rot de hedendaagfche Analyfis, dan tot de oude Meetkunde behooren. De geleerde Meetkundige, waarvan •wy fpreeken, was afkomftig van New-Aberdeen in Schotland , alwaar by in 1636 ter waereld kwam. Hy hielde in Italië een verblyf van verfcheide Jaaren, en omtrent het Jaar 1670 in zyn Vaderland wedergekeerd zynde, bekleedde hy aldaar hetAmpt van Hoogleerair der Wiskunde. Hy gaf de grootfte hoope. als beginnende reeds Newton kon op de hielen te volgen in de Ioopbaane, welke deeze laaf  WISKUNDE. III. Deel. I. Boek. iOÏ laaifte geopend hadt, toen een haastige dood hem in 1675 wegrukte. Thans moeten wy weder tot Italië overgaan, alwaar wy te rug geroepen worden door eenige Meetkundigen, ten aanzieu van welken het onrechtmaatig zou zyn hunne Werken in de vergeeteiheid te begraven. De eerfte, die zich aan ons opdoet, is Stephanus de Angelis. Deeze Leerling van Cavalleri bevlytigde zich om de Leerwyze van zynen Meester aan te kweeken en uit te breiden; hetgeen hy gelukkig volbragt in verfcheide Werken, welke hy tusfehen de Jaaren 1658 en 1602 in 't licht gaf. Dezelve betreffen meerendeels onderwerpen der hooge Meetkunde, als de Inhouden en zwaarheidsmiddelpunten der Kegelfneeden ; de Lighaamen door de omwenteling vfci haare Segmenten op verfcheide wyzen gevormd ; de Kegelfneeden en de Spiraalen der hoogere gedachten , enz. Wy hebben vericheide van die Werken doorgebladerd, welke ons eenen zeer fchranderen Meetkundige waardig gefcheenen hebben. De Angelis was van de Order der Sl. Jeron/mus-Khmemari, doch deeze Order in vernietigd zynde, leefde hv federt dien tyd als een gemeen Burger. Hy onderwees de Wiskunde tePadati, alwaar hy nog op het einde der Eeuwe leefde. _ De Meetkundige Miehui-Angelo Ricci verdient jns-gelyKs dat wy hier eenig gewag van hem maaken Hy m Autheur eener Difièrtatie onder den tytel de Maximis &M,nimist te Ro ne in 1663 gedrukt, het Komnglyk Genootfchap te Londm oordeelde dezelve belangwaardig genoeg te zyn, om daar van eenen tweeden Druk te bezorgen, welke achter de Loganthmotechnia ran Mercator gevonden wordt Het voorwerp van deeze Difièrtatie is de Raaklynen en de Maxima en Minima der Krommen, door middel yan de zuivere Meetkunde, te bepaalen, hetgeen hy onder anderen over de Kegelfneeden der hoogere geftachten verrichtte. Hy beloofde daar in negG 3 ee-  ïoi HISTORIE oir eene meenigte andere gewigtige nafpooringen over die Krommen , over de oude Analyfis, over de Meetkundige Conjlructie der Vergelykingen; doch wy zien niet dat die belofte is volbragt geworden. Wy zullen dit gedeelte van onze Hiftorie met het verhaal der verrichtingen van den Heer Viviani eindigen. Deeze Leerling vap Galileus heeft zich voornaamelyk in de Meetkunde beroemd gemaakt, door twee Werken van een byzonder foort. Het eerfte is zyne gi'-fïng (dhinatio) over het vyfde Boek der Kegelfneeden van Appoüonius, waarvan wy , over de Schriften van dien ouden Meetkundige fpreekende , de gefchiedenis voorgedragen hebben : het tweede betreft een ouden Meetkundige der aloudheid, die ten naaften by een tydgenoot van Euclider was. genaamd Arijlceus de oude. Deeze AriJlceus hadt, volgens het verhaal van Puppus Ca), behalvcn vyf Boeken over de Eeginfelen der Kegelfneeden, eene andere Verhandeling gefchreeven, toe tytel voerende de Locis Solidis, dat is te zeggen, over de plaatfelyke eigenfchappen dier Krommen. De Kegelfneeden van Appollonius geeven" ons geen de minfte reden om het verlies van het eerfte dier Werken te beklagen ; doch het zou voor de Meetkunde vau het uiterfte belang zyn geweest, dat het tweede tot ons gekomen was. Deeze reden noopte den Heer Viviani, naauwlyks drie-en-twintig Jaaren oud, alle poogingen aan te wenden om dat gebrek te vervullen. Hy begon van toen af aan met dac oogmerk bouwftoffen te verzamelen: doch zo vgele verfchillende bézigheden dwarsboomden hem tot verfcheide maaien, en fchoon dat Werk het eerfte dergeenen zy, waarover hy zyne gedachten hadt laaten gaan ,'is he: echter het laatfte dac hv voltooid heeft. Eindelyk door Lodewyk den XIV, van wien hy reeds federtlang bezoldigd werdt, tot bui- ten- (a) Coll. Matk. I VII, Frtcf.  !WISKUNDE. III. Deel. ï. Boek. 103 tenlandsch Medelid van de Academie benoemd zyn. de, deedt hy, in weêrwil van zynen hoogen ouderdom , een laatfte pooging om het te voltrekken, en bragt het in 1701 in 't licht. Dit Werk doet te gelyk de geleerdheid en het hart van Viviani eere aan, door de geleerde Meetkunde die het bevat, en. door de gevoelens van dankbaarheid jegens den Monarch zynen Weldoener, en Galilaus zynen beroemden Meester, welke daar in verfpraid zyn. De Heer Viviani Helde in 11592 een fraai Problema voor, dat volkomen waardig is hier plaats te vinden. Hy geeft het den tytel van Mnigma Geomslricum ü O. Pïo Lifcipufillo Geometra: deeze laatfte woorden , onder welken hy zich verborgen hieldt, zyn de Letterkeer ( Anagramma) van deeze : è pofiremo Galilei difcipulo. Onder de oude Gedenktekenen van Griekenland, zeide hy, is een Tempel aan do Meetkunde toegewyd, welks platte grond de gedaante eens Cirkels heeft, en die met een rond Dak, in de gedaante eens halven-Kloots, ver fier d is. In deeze Koepel zyn vier gelyke Venfters met zodanige kunst gemaakt, dat het overige der oppervlakte van het Dak voljtrekt gequadrateerd kan worden. Men vraast op wat wyze men het wérk hadt aangevat? De Heer Viviani vervoegde zich voomaamelyk tot de beroemde Analiften van den tyd, en voegde 'er bv dat hy geenszins twyffelde, of hunne verborgene kunst (aldus noemde by de nieuwe Anah- ftellen°U véIdt!L 'D hCC beZ1'C V3D Zyn raadz^ In de daad, dit raad fel was niet lang een eeheim voor hun, welke in de nieuwe Overaipifchc Meetkunde bedreeven waren. In Duitschland traven de Heeren Leibnitz en facobus Bernoulli; in Frankryk de Marquis de IHópital verfcheide oploshngtn van hetzelve, byna zo baast als zv het gezien hadden. Engeland, alwaar bet waarfchynlyk met vroeger bekend werdt dan in 'c volgende G * JaarJ,  104 HISTORIE der Jaar, Ieevert ons ook eenige Oplosfingen van het= zelve, welke hec werk van de Oü. Wallis en Da~ vid Gregori waren. Maar alle die Oplosfingen, wy moeten het bekennen, moeren in zekere opzichten voor die van Viviani wyken. Als men, zege hy, in den halven-Cirkel ABD (%. 30.), die door den top en het middelpunt van hec gewelf gaat, twee andere halve-Cirkelen op de ftraalen AC, CD befchryft, en van dezelven de Bajes maakt van twee rechte Cylinders, welke aan beide zyden door den halven-Kloot gaan, zullen zy van denzelven vier deelen affnyden, zodanig dac het overblyvende gelyk zal zyn aan twee maal het vierkant van den Straal. Hier in is nog eene merkwaardige zaak gelegen , en die ik Diet weec of Viviani dezelve bemerkte ; dezelve beftaat hier in, dat het gedeelte van eiken halven-Cy/in^r, in den halven-Kloot befioten, insgelyks aan eene volftrekte Quadratuur onderhevig , en gelyk is aan twee maal het vierkant van den Straal des halvenKloots: hy gaf deeze Oplosfing benevens verfcheide andere Meetkundige waarheden in 't licht, in zyne Exercitatio Mathematica de formatione & menJura jornicum\ maar hy bepaalde zich in dezelve tot de eenvoudige uitdrukking, en het de bewyzen onaangeroerd: zulks gaf den V. Guido-Gtandi een Meetkundige, van de Order der witte Monniken, eenige jaaren daarna gelegenheid om dezelve na te fpooreo , en onder den tytel van Vivianeorum problematurn demonftratiom,t licht te geeven. In dat Geichrift, 't welk meer behelst dan de tytel belooft, merkt de V. Grandi ook eenige Meetkundige zeldzaam, heden van de zelfde foort aan , onder anaeren een gedeelte der Oppervlakte eens rechten Kegeis-, dat volftrekt gequadratztri kan worden {bj, en waar* (b) De Heer Jan Bernoulli hadt deeze eieenfehap des techtea Kegels reeds in de Acten van Leipzig 1695 bekend  WISKUNDE. III. Deel. I. Beek. los waaraan hy den naam geeft van ttnlorium of talernaculum Camaldulenfe. Hy hadt, onzes bedunkens, beter gedaan, het in 't geheel geen naam te geeven, . Er zouden nog veele weetenswaardige zaaken over den Heer Viviani te zeggen zyn, welken wy on^ gaerne verzwygen. In de noodzaakelykheid waar in wy zyn om de kortheid te betrachten, verzenden wy onze Leezers na zyne Hiltorifche Iofre-i den, welke men in de Hiftorie der Academie van het jaar 1703 vindt. Wy zullen ons hier vergenoegen met onzen Leezeren nog te berichten , [dat hy den 5 April 1622 te Florence gebooren], en den 2a September 1703, in den ouderdom van meer dan 81 Jaaren, aldaar overlerden is. De V. Grandi noemt in eenen Brief, welke op zyn Bewys der 'Iheoremata van Huyghens volgt, verfcheide maaien met lof den Meetkundige Jan Ceva, Autheur van een Werk, tot tytel voerende Gcometria tnotus (1692. in-4to. Bon.) Deeze was de broeder van den V. 'Ihomas Ceva, een Jeiuit, en zelf een fchrander Meetkundige, die door verfcheide Latynlche Dichtkundige Werken bekend is, onder welken een fraai Gedicht over de oude en hedendaagfche Natuurkunde gevonden wordt. Jan Ceva handelde in zyn Werk over de Leerwyze der Raaklynen door de faamenrteiline der beweeging; dit is ten minften hetgeen de nu aan» kend gemaakt. Hy hadt daar in aangemerkt, dat, za men op deszelfs grondvlak eenige Figuur heeft, op welke men eeri recht Prifma plaatst, het gedeelte der op. pervlakte, dat bet aan de zyde var, den top affny^t met de voorgetelde Figuur in gegeevene reden is. Zulks is geimklyk te bewyzen, en het is niet minder gemaklyk te zien, dat men door dat middel zo veel volftrekt te quadrateercn gedeeltens van den Kegel kan affnyden, als Eien begeert, ' * *  to6 HISTORIE dèö. aangeweezetie aanhaalingen doen gisfen. Ik vinds' nog eenige kleine Werkjes van dien Meetkundige óf zynen broeder onder deeze tytels: De lineis reetis conftructio Statica ( 1678): 'de fiexis-lineis, èfc. Maar ik bén genoodzaakt my tot deeze fchraale aanwyzing te bepaalen, als hebbende die Werk4 jes niet te zien kunnen krygen. Einde van het eerjle Boe fa  HISTORIE DER WISKUNDE. DERDE DEEL. Bevattende de Hifiorie der Wiskunde, geduurende de zeventiende eeuwe. TWEEDE BOEK. Van de Meetkunde en Analyfis, op de wyze van Defcartes verhandeld, tot aan het einde der zeventiende eeuwe. KORTE INHOUD. I. Oorzaak der langzaame vorderingen van de Meetkunde, en waar in de. Stelkundige Analyfis haar tot eem grootere bevordering is behulpzaam geweest. 11. Out» dekkingen van Harriot over de natuur der Vergeldingen. Onderzoek van veele der ontdekkingen, welken Wallis hem toeeigent. III. Van Albert Girard. IV. Van Defcartes. Korte ftaahjes van zyn leven. Verhaal van zyne enkel Analytifche ontdekkingen. Zyne verdeediging tegen Wallis. V- Van de Meetkundige ontdekkingen van Defcartes. Hy past de Helkundige Analyfis toe op de Theorie der kromme Lynen, voordeelen van die toepasfing, Oplosfing welke hy van een Voorftel geeft9 waar over de Oudheid gefirurkeld hadt. Zyne Conflructie van de Cubifche, Vierkant-vierkants, en zesde-magts Vergelykingen. Onderzoek van eenige zyner gevoelens belangende de eenvoudigheid der Meetkundige ConfirucHeit. Fan zyne Qvaalen. VI. Van de Leerwyze der H Raak.  io8 HISTORIE der Raaklynen van Defcartes. Toepasftng van zyn grond-, heginjelop de Leerwyze van Maximis & Minimis, op de vinding der buigpumen, enz. Gebruik van ds Leer. wyze der Raaklynen voor de bepaaling der Afymptoten. VII. Fan den Heer de Fermat. Zyne regel van Maximis & Minimis. Zyne Leerwyze der Raaklynen. Ge. fchtl dat hy deswegens wet Defcartes gehad heeft. Andere Analytifihe vindingen van Fermat. VIII. Hoe de Analyfis van tiefcinesvntfairgen wordt; Rèfcerval waant ''er feilen in te ontdekken. De Heer At Beneis de eerfte die haare geheimen doorgrondt. Oorfprong van het omgekeerd Voorftel der Raaklynen; Problema door den Heer de, Beatine aan Defcartes voorgefteld, en hoe ver deeze daar in flaagt Fan verfcheide andere Meetkundigen, welke de Analyfis van Defcartes voortplanten; van F. van Schooten, van zyn Commentciriim en andere fchrifïeti. Fan aen Heer de Wit. Van den Heer Hudde. Van den Heer van Heuraet; den Heer Huygeiis ,enz. IX. V'Ordering welke de Leerwyze van Maximis & Minimis, en die der Raaklynen onder de handen van ds Tleeren Hudde, Huygens cn Slufius maaken. X. Vm de Corfitticlii der fergelykingen. Leerwyze van den Heer Slufius. Vindingen van eenige andere Meetkundigen belangende dat onderwerp. XI. Over de oplosfing der Fergelykingen; vorderingen van dit gedeelte der Analyfis. XII. Voornaamfte IFerken, welke over de Analyfis van Defcartes handelen. I. i nieuwe gedaante, welke de Analyfis onder ck nauden der Meetkundigen van de voorgaande eeuwe heeft aangenomen , is eene der voornaamfte. pprzaaken van cie fneftè vorderingen, welken de Meetkunde in dien ftaat gebragt hebben , waar iii ?y zich. hedendaags bevindt. Zo lang de betrekkingen , wier nafpooring de Meetkundigen bezig Mfidt, RiSÏ niet te veel iaamenioopende omftan-  W18 Ü UNDÈ. t&l M/. II. lorj 'öigiieden verbonden waren, konden de oude Leerwyzen hen tot een hulpmiddel dienen r om dezelve te ontwarren, Mei: behulp vati die Leerwyzen deedeh zy de groote ontdekkingen, welke ons tot hier toe hebben bezig gehouden; ontdekkingen, welke met dies tè meer recht onze achting verdienen, als de middelen, door welken zy tot dezelve geraak» ten'j een grooter arbeid vorderden, en dat zy, dezelve gebruikende, dies te gemaklyker konden feilen. Zy gingen met het doen van ontdekkingen zoo> lang voort, als de werktuigen, men vergunne my deeze uitdrukking, in welkers bezit zy waren, hun konden dienen , en trokken daar uit "dikwerf zoo Veel nut, als mogelyk diegeenen, wien alleen de nieuwe Meetkunde bekend is, niet zullen vermoeden. Maar eindelyk waren die Werktuigen van zódanige natuur, dat zy niet als tot eenen Zekeren trap'er van geholpen konden worden; en wanneer zy, na alvoorens de navorfchingen, welke onder hun bereik waren, uitgeput te hebben., zich tót moeijelyker befpiegelingen wilden verheffen, flruikelden zy over zwaarighedeu, welke eene minder geleerde, doch gemaklyker Analyfis thdns zonder moeite te boven komt. De voornaamfte oorzaak;, welke de oude Analyfis* ■in Vraagïtukken van eenen zekeren rang ontoereikende maakt, is dat dezelve noodwendig aan eene aanëënfchakeling van ontwikkelde redeneeringen onderhevig is. Zo men dezelve niet als zeer bezwaarlyk kan achtervolgen, dies te minder kan men dezelve doen zonder eene zeer groote infpanning van geest i zonder alle krachten van geheugen en verbeelding daar roe aan te wenden Behoeft men zich dan wel te venvouderen , dat de zelfde- Leerwyze , die in zekere vraagftukkërt eene lichtfb-reidende klaarheid daaf fielt, in andere, Waar*vaii de faamenflelling der betrekkingen veel grooter is< duifter en onuitvoerbaar wordt? De eerfte flap die "er te doen is , om de Analyfis in ftaat te Iteilen van die zwaarigheden te over'. H 2 witf*.  H« HISTORIE der winnen, was derhalven daar in gelegen, dat men haare gedaante veranderde, en den geest onthief van dien drukkenden last van redeneeringen. Niets was tot dat einde van een gelukkiger gevolg, dan het denkbeeld, dat men gehad heeft, om naamlyk die redeneeringen over te brengen tot eene foort van kunst of tot iechnifche handelwyzen, welke na de eerfte flappen byna geen het minfte hoofdbreeken meer verëifchen. De gemeene Rekenkunst en Algebra keveren ons daarvan voorbeelden op. Want wat is eene Rekenkunftige bewerking voor de menfchen anders, dan eene Mechanifche verrichting, maar welke nogthans het tafereel en het gelykwaardige der moeijelyke bewerkingen zyn, waartoe het verftand zonder dat hulpmiddel zou zyn gebragt? De Algebraifche Analyfis van een Voorftel over de getallen is mede niets anders, dan eene aanëenfchakeling van in *t kort gefchreevene redeneeringen, en welke zonder infpanning van geest, en bysa Mechanicè, op het zelfde doeleinde uitloopen, als of het verftand dezelve achtervolgd hadt. Niets is ons in den weg, om in de Meetkunst van eene foortgelyke kunstgreep gebruik te maaken. De grootheden , welke zy be. fchouwt, zyn aan de zelfde berekeningen onderhevig: alle foort van uitgebreidheid kan door getallen uitgedrukt worden; want een lyn, by voorbeeld, is alleen daarom van eene zekere grootte , dat zy eene andere, die tot maat, of als eenheid, wordt aangenomen, een zeker getal maaien bevat: met de Vlakken enz. is het eveneens gelegen. Gevolglyk kan men dezelve, als of het getallen waren, door algemeene tekens voorftellen. Maar alle de eigenfchappen der Figuuren beftaan in niets anders,dan dat zekere afmeetingen tot andere in eene zekere reden zyn. In den Cirkel, by voorbeeld, is het vierkant van den Perpendiculair, uit een punt [van den omtrek] op den Diameter getrokken , gelyk aan den Rechthoek , of het vermeenigvuldigde der beide deelen van dien Diameter: derhalven kan men die afmeetingen ook door haare onderlinge be-  WISKUNDE. III. Deel IL Boek. tti betrekkingen uitdrukken , en dezelve aHalyfeereH fdat is, door algemeene tekens voorftellen], zo als men gezien heeft, dat ten aanzien van vraag» -hikken, enkel in getallen, gedaan wordt. Dit is óns de Algcbrailchc Analyfis, en detoepasfing dtt Algebra op de Meetkunde* I I* In één der voorgaande Boeken, zyn de verlcheu tle vindingen, mer welken de beroemde Fieta de rykl heeft, voorgedraagen: meh heefc daarin gezien de Leerwyzen, welke hy voor dö oplosfing der Vcrgcïykingen van de derde magt uitvondt, de kunftige Confirutïie welke hy daar vart gaf, dooi- middel van de twee midden-evenredigen, of van het in drieën fnyden des hoeks, de ontleeding der Vergelykingen van de vierde magt door middel van die van de derde magt, de vorming der magten, het begin eindelyk van de ontknooping (Analyfis) der Vergelykingen , welkers* bntdekking Wallis met zo veel drift aan lïarrioi* als zyn eigendom, toëwyst. Zodanig was in 't begin der zeventiende eéuwe de ftaat der Analyfis % Én in welken zy eenen geruimert tyd bleef. De> rheesten dergeenen, welke dezelve oelfenden, be-paalden zich byna tot niets anders , als om het geen Fieta geleerd hadt op te helderen , of in andere bewoordingen uit te drukken. Örtder deezev Analisten zullen wy echter by uitneemendheid gewag maaken vin Wtlliam Oughthred (c), van wier* mem , (c) fFilliam Oughtrtd was in T573 ?ebooren, en ftierf" in 1660 aan eene verrukkicg van vreugde, toen hy het befluit, door het Parlement genomen, vernim, om Kabel H. weder in te roepen. Behalv'en zyn Clavis Gem metrica \_fFallis noemt dit Werk Clavis Mathematica, en ze^t, dat het in 16.51 voor de eerfte maai gedrukt is^ (Treatife of Algelra Mh Uifiorical and PtaÏÏical, Chap^ H 3 XV.jj  ïia HISTORIE x> ë.r men eenige pryswaardigc Werken over die Wee» tenfchap heeft. Hy verklaarde nog duidelyker de; toepasfing der Analyfis op de Meetkunftige Voorftellen, de Cpnftru&ie der Vergelykingen, de vorming der magten , de Fórmukn voor de hoekfneeden, enz. Maar de meeste van die onderwerpen ga?n weinig verder, dan hetgeen men de Analyfis voor Eerstbeginnenden (Analyfis elemeniaris) zou kunnen noemen, of hetgeen men reeds van Fieta bezat. Om die reden zou het onnoodig zyn ons langer daar by op te houden. Aan Harriot ( d) is'het dat de Analyfis de eerfte vorderingen verfclïuldigd is, welke zy nadiegeenen, die haar in de voorgaande eeuwe door Fieta toegebragt Waren , deedt. Men heeft , hem de gewigtige ontdekking van de natuur en de vorming derVcrgelykingen te danken, eene ontdekking door Fieta ontworpen, en welké hy met veel fchranderheid verklaarde. Het Welk, waarin by dezelve voor. draagt, voert tot Tytel, An'is analyticce praxis, t\\ kwam in 1631 , tien jaaren na d'eu dood des Au* theurs, te j.ondon in '"t licht. Tot ons beftek behoort voor'al, dat wy onzen Leezercn het merkwaardigfte van dat Werk kortlyk voordragen. De eer.fte ftap van Harriot is dat hy zich geenszins bepaald heeft, om de Vergelykingen onder de gedaante , welke tot in dien tyd gebruiklyk was . te befchouwen, dat is te zeggen, door de Termen, waar in de onbekende grootheid zich bevindt, te yergelyken, of gelyk te (tellen aan dien Term, welke de bekende grootheid bevat. Hattiot brengt by gelegenheid deezen laatften Term, door het tegendeelig te- XV.)] heeft men vpn hem verfcheide Werken, in verfcheide tyden in druk gegeeven, en 'welke meerendeels verzameld, en in 1667, onder den tyte! van Upufcula, gedrUktzyn- (d) Thomas Hirriot, gebooren te Oxford in 15^0, overleedeu in 1621.  WISKUNDE. Ï». Deel. II. Boek. *|J teken van dat 't welk het in 't eerst hadt 'er vóór te Hellen, aan de zelfde zyde als de andere Termen, en fielt alsdan de geheele uitdrukking gelyk aan nul. Zulks is natnurlyk, en volgens de Regelen van de gemeene: Algebraifche Analyfis; als x "ZZZ b is zal men ook x — b zzzz o hebben : en als ** —. 20 x ~ZZ~ 9 is, dan is het insgelyks waar, dat ac? — co x — 9 ZZZZ o is. Het is eindelyk klaarblyklyk, dat elkepejitive of negative Waarde, welke in eene vergelyking , onder die gedaante gebrast in plaats van x en haare magten gelteld zynde, dezelve gelyk aan nul maakt, de Waarde, of eene der Waarden va,ï * zal zyn, vermits zy aan de condi. tie, door deeze uitdrukking aangeweezen, zal voldoen. >Wy moeten nogthans aanmerken, om, itt hetgeen deeze wyze van de Vergelykingen te befchouwen betreft, niets meer aan Harriot\ot tekeneen dan hetgeen hem toekomt, wy moeten, zeilt, aanmerken, dat by op verre na niet al het gebruik daarvan maakte, dat hy konde doen, noch al het voordeel daarvan befefte. 't Is alleen in 't voorby gaan, en in een eenig Hoofdrtuk van zyn Werk, dat hy van dezelve gebruik maakt: overal op andere plaatfen, en zelfs daar, wanneer by eenè Vergelyking voorftelt, geeft hy aan dezelve de aewoone gedaante, en 't is alleen in den loop van het Bewys, dat hy, alle de Termen aan eene zyde brengende, de geheele uitdrukking aan nul gelyk fielt • maar hy komt zeer lpoedig weder tot de gewoons gedaante, even of deeze andere eenigermaate der natuure geweld aandeedt. Ik zal zonder twyffel veelen myner Leezeren in verwondering brengen,wanneer ik hier by nogaanmerke , dït Harriot ilegts een oppervlakkig denkbeeld van de negative Wortelen hadt ; doch hoe wonderlyk dit voorgeeven ook fchynen moge voor hun, wien deezen Analist en zyne Werken niet anders kennen, dan door de winderige en opgepronkte lyst der ontdekkingen , welke Wallis hem.toeeigent, zal echfer het Bewys daarvan gemaklyk zyn: want H 4 eerste-  ti4 HISTORIE 011 eerstelyk gaat hy onder de gedaantens van nlgemeéne Vergelykingen, van welke magt htt ook zy, altoos die geenen voorby, welke flegts negative Wortelen voortbrengen; ten tweeden, wanneer hy eene Vergelykinge voordek, welke negative en pofitivt Wortelen bevat, als ** ( a — b) x — ah~o waar in ac te gelyk b of «. a is, volgens de bekende Oplosfing der Vergelykingen van de tweedemagt, fpreekthy alleenlyk van de pofitive Waarde, en handelt daarin op gelyke wyze ten aanzien der Vergelykingen van eene hoogere magt. Pen derden , en dit zal het zegel hangen aan t Bewys van 't geen wy zeggen, wanneer hy de Vergelykingen van de derde magt, en de verfchillende Waarden der onbekende, onderzoekt, komen 'er nooit gee,ne andere dan pofitive Waarden in aanmerkingom die reden zegt hy dat de Vergelyking »s —3 bbx — — 2 c niet verklaard kan worden als door twee Wortelen, wanneer c kleiner dan b isj in de daad in dit geval en deeze gedaante van Vergelyking zyn flegts twee pofitive waarden, en de derde is negatif. Daar uit komt mede voort hetgeen hy zegt (ƒ), naamelyk, dat de Vergelyking *» —■ 3 bb*J== 2 -3 'liet verklaard kan worden als door één Wortel; in de daad wanneer c kleiner dan h; is, heeft men in dit geval flegts één Wortel, als men eeniglyk op de pofitive Wortelen acht flaat; doch'er zyn ook nog twee ande fe Wortelen, welke negatif zyn, en by den Engelfcnen Analm geheel m geen aanmerking komen. Zelfs verklaart hy zich deswegens Heiliger wVze op eene andere plaats (g), alwaar hy die foorten van Wortelen beroovend (privativa) noemt * doch zulks is alleenlyk om ons te zeggen dat hy (e) Art. Andlyt. praxis, feci. 5, prop. 4. (ƒ) Md. rrop. 3. (g) Ibid. pag. 27..  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. lig hyde Vergelykingen, welke geheel uit negative Wortelen zyn faamengelteld, niet befchouwd heeft, om dat dezelve nutteloos zyn. Daar uit ziet men, dat zo Harriot die Wortelen al kende, hy ons echter ten opzichte derzelven niets meer gezegd heeft dan Cardanus, wien dezelve insgelyks bekend waren geweest, en ze valfchs of verdichte Wortelen genoemd hadt. Dus is dit een artikel, dat men in de wydluftige Lyst , welke Wallis van zyne ontdekkingen gemaakt heeft, over't hoofd moet zienDe voornaamfte ontdekking van Harriot, die welke hem onder de Analisten beroemd maakt, beftaat daarin, dat hy aangemerkt heeft, dat alle de Vergelykingen van hoogere magten [dan die van de eerfte magt] ProduStcn zyn van enkelvoudige of Simpele Vergelykingen.Zulks wordtop deeze wyze getoond. Men neeme zo veel enkelvoudige Vergelykingen als men wil, als x -|- a ~ o; * -\- b rs 65 x -\-cZZZZo; en met zodanige verbinding van tekens als men begeert, by voorbeeld deeze ,.v+a~o;a: — i~Z o; x ■+• c ZZ o; men vermeenigvuldige dezelve te faamen, dan zal 'er een ProduSt uit voortkomen, dat in het tegenwoordig geval zal zyn xl -+(a — b + c) xa ——. (ab + bc —■ ac) s — abczzO'. 'twelk eene Vergelyking van de derde magt is, om dat wy drie Faclores gehad hebben. Nu is het gemaklyk zich door de ondervinding te overtuigen, dat zo men in deeze uitdrukking, in plaats van x en haare magten, — a, of b, of-» c ftelt, dezelve geheel gelyk aan o zal worden. Het is derhalven klaarblyklyk, dat x drie Waarden heeft, vermits elk derzelven aan de Conditiën der uitdrukking voldoet. Het zelfde zal nog duidelyker blyken, als men zich van voorbeelden in getallen bedient. Laat ons neetuen x 1=0; * 4- 9 = o; x —» 7 ~" o: het ProduEt is xs 4- x* —- 6$x + 63 ^: o, of *s -f- x* — 65 x ~zz —— 63. Indien men in deeze uitdrukking x gelyk ftelt aan ï, of aan —?, of aan 7, zullen de Conditiën der Vergelykinge vol. daan l  hö HISTORIE der 7 daan worden; want men zal in't eerfte geval heb. bdn i -;- i 65 4- 63, hetgeen in de daad gelyk aan nul is. In het tweede geval zal het zyn .... «-729 4- 8' + 585 -f-63— o: dat insgelyks waar is. Het zal het zelfde zyn in het derde geval, zo als gemaklyk beproefd kan worden. Uit deezen oorfprong der Vergelvkingen vlöeïjen eene meenigte waarheden , welke voor de Anahfn Van liet uiterfte aanbelang zyn De eerfte is, dat in iedere Vergelyking zo veel Waarden zyri, als de magt, welke aan die Vergelykinge den naam geeft, eenheden bevat. Eene Vergelyking van de tweede' magt zal twee, eene van de derde nia?.r drie' Wortelen hebben, enz. (h). Wanneer \yy Waarden zeggen, geeven wy daardoor te verftaan, dat dezelve zo.weezenlyke, dat is te zegge n pofitive of negative Waarden, als ingebeelde \fmasinaria) kunnen zyn. Niets verhindert dat 'er niet in iedere Ver- • ge- (h~) Deeze waarheid, weike nu door Induüie bew^s-zen is, wordt ook rechtftreeks door dit raidc, I betoogd. Men ftelle eenise Ver'eiykings voor , als tk-eze , x3 4- Ax& -'r Bx -!- C =0, waarin A, ü, C bekende groothïden, welke die ook zyn, ulidfukken ; laat ons nu zo veele enkelvoudige WrsMykingen nefmen, als 'x -Y- a ~ o, x 4- b ™ o, x 4- c ~ o, ria.ir Pró. 'duel is x5 -h (a +b +c) x1 4- (ab 4- tic J- bc) SC 4" ab c r= O. Inuien men derhalven de Coëfficiënt des tweed n Ter.ns, vsfi een deezer Verp.elykingen , ft it den Coëfficiënt des tweeden Terms van de andere vers?elykr, dien des derden met dien des derden, enz. zal men juist even 'zo veel Vergelykingen hebben. als 'er onbekenden o, b, c zyn; In dé Vergelykingen vsn hoogsre magten zal het even het zelfde zyn. Dus heeft elk der grootheden a, b, c, enz. eene bepaalde waarde: iedere Vergt yking is cfertwlven het Product van zo veel enkelvoud! :e Vergelykingen , als 'er eenheden zyn in den Exponent dut mzgti waar van zy is*  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 117 gelykinge verfcheide van deeze laatfte foort zyn» want eene Vergelyking van de tweede magt kart twee zodanige Wortelen bevatten (i). Eene'zodanige Vergelyking is , by voorbeeld, deeze , *i ~~ 2x 9 ~~ °' waarm x g'elyk is 1 + of Y - 8. Maar 'er kan eene andere Vergelyking zyn, faamengefteld uit de voorgaande ,met eene andere enkelvoudige Vergelykinge vermeenigvuldiidl deeze, by voorbeeld, xs -rw teleeren kennen,alzo het fpoor der bewerkingen daar in niet, als in de gedaante in getallen, verdwynt. Laat ons derhalven eene Vergelyking van de vierde magt onderftellen, welke faamengefteld is uitdeeze vier, x —— a ZZ o; x — b ZZ o; x — c zz o; , + il-o; haar ProduSt is de Vergelyking —— (tf + i + c — d) x*H- (ah-hac-h-bc—ad-bd—cd) x*~(abc — abd — acd — bed) x — abcd ZZ oDe Wortels van deeze Vergelyking zyna,£,c, — d: nu toont ons de bloote befchouwing deezer Vergelykinge, dat de Coëfficiënt van den tweeden Term de ibm is van alle de Wortelen, met tegendeelige tekens gefteld,dat is met het teken — ,als dezelve/>afitif'zyn, en met dat van -1- als dezelve negatif zyn. De Coëfficiënt van den derden Term is de fom der Producten van de zelfdeWortelen , welke voortkomen, als men dezelve twee aan twee vermeenigvuldigt; de Coëfficiënt van den vierden Term is de fom der Producten van die Wortelen, drie aan drie genomen, doch met tegendeelige tekens gefteld; de Coëfficiënt van den vyfden Term is de fom der ProduSten van die Wortelen , vier aan vier genomen, enz. eindelyk is de laatfte Term het Produel van alle de Wortelen, met het teken daar van genomen, als de rang van dat Lid oneven is, of met het tegendeelig teken, als hetzelve even is. Het geen tot hier toe over den oorfprong der Vergelykingen gezegd is, geleidt ons tot eene Leerwyze, om niet alleen die van de derde magt, maar ook die van hoogere magten op te losfen. Want naardien de bekende grootheid het Produel; is van alle de Wortelen der Vergelykinge, wanneer deeze Wortelen ratianaate en geheele getallen zyn, zullen dee«  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. u9 deeze Wortelen noodwendig eenige der Deelers van dit laatfte Lid zyn. Men zal derhalven moeten beproeven, welke van die Deelers , pofitif of nega. tjf genomen, in plaats der onbekende gefteld zvnde, de Vergelykinge gelyk aan nul zal maaken. Zo dit gelukt, zal het eén der waarden van de on. bekende zyn. Laat ons daar van een voorbeeld bybrengen: de voorgeftelde Vergelvkinti zv * _ I7 x* -f- 79 x _ 63 _ c# De De^lersbvaJ 63 zyn 1, 3, 7, ?, 2t 63- by gevol„ der Wortelen van de Vergelykinge^ een heel ge al ^'nm°T ^ezjlv! °nder die Deelers gevonden wor. ^'0InJe M3d' als ,mcn' m Plaa« van x, in deeze uitdrukking i, of 7 , of 9 ftelt, zullen al! ie de Leden elkander vernietigen. De WmrHp., der onbekende zullen derhalven zyn 1 of * nf 9, en de Vergelyking zal deelbaar zyn d'oor *JL " ,"7t 7' °,f * *~ 9* Desge'yks zyn in dl Ve gelyktnge — 24 * - 45 = o de Deelers Iph n,5!i ' 3'9l1J> 45; a,s men dezelve de een na den anderen beproeft, bevindt men, dat Tr ; ?.in de Plaats van * gefteld zynde , de Verge ykmg verdwynt; derhalven is éZ der Wortelen, en deelende deeze Vergelyking door r + 5._verlaagt men dezelve tot deeie ? -1-° £ 9 - o, waar van de Wortels zyn s -\- y ^',-en a TT ^ -IJ*: indien Seene van deeze JW*« gelukt, is het een teken, dat de Wortel der Vergelykinge geen rationaal noch heel geVaf /s- reemid5efednerhalVen2yn tt^,n«t "eeme" &"nd* re middelen, waarvan wy in 't vervolg zullenfpree- lPZ^d Aiig uyVun ^aafte bv de vorderingen , wel. is Alzo8?/3^6,^^ aan verschuldigd 1*,. 1 A °ntuekkin8en' we,ke WY nu voorgedragen hebben, het voornaamfte deel daarvan ukmaaken ; want wy plaatfen geenszins in dien rans verfcheide aanmerkingen,waar mede Wallis de Lysf der vindingen van dien Analist vergroot heeft in den zelfden tyd toen hy zyn bes? deedt, om d™ vin«  139 HIS.TO R IE DER vindingen van Defcartes in een zeer ongunftig dag. licht te ftellen, Ik kan niet zien, dat het eenige verdienfte uitmaakt, het gebruik der kleine in plaats van de groote letteren ingevoerd, en de magten door herhaalde letteren, als aaa,m plaats van Ac, zo als men voor hem deedt, achtervol. gens gefchreeven te hebben. Nog minder moet men als ontdekkingen van Harriot aanzien, de wyze van de Wortelen eener Vergelykinge te vermeen nigvuldigen, te deelen, te vermeerderen ofte verminderen, zonder dezelve te kennen, om het tweede Lid , de Breuken en de irrationaale grootheden te doen verdvvynen : dit alles was Fieta bekend. De Leerwyze waarvan Harriot gebruik maakt, om de Cubifche Vergelykingen tot de Formulen van Cardanus te herleiden, is mede op zeer weinig na die van den Franfchen Analist. Men wist ook reeds voor hem , dat de Cubifche Vergelykingen, welke op het onherleidbaar geval uitloopen, echter weezenlyke Wortelen hebben. Deeze waarheid was reeds in 't Jaar 1593 door Fieta beweezen , vermits hy die Vergelykingen door het in drieën-fnyden van den hoek geconftruëerd hadt, wat zeg ik, dezelve was reeds bekend geweest aan Bombelli, wiens Werk in't Jaar 11573 was uitgekomen. Hoe kunnen wy dus den Heer Wallis van partydigheid vry pleiten, daar hy, ons eene Hiftorifche Verhandeling over de Algebra leeverende, naauwlyks op eenig ander Analist als Harriot het oog fchynt geflagen te hebben, en na alvoorens Defcartes voor een plunderaar uitgemaakt, en, zo veel in zyn vermogen was, zyne vindingen onderdrukt te hebben, de optelling der vindingen van zynen Landgenoot meerendeels doet beftaan in zaaken, die of van weinig belang, of van zyne Voorgangers ontleend zyn. Wie zal zelfs zich van lagchen kunnen onthouden, als hy deezen yverigeri herlteller der eere van Harriot hem ziet toeèigenen, ik zeg niet alleen de oplosfing der Vergelykingen van de tweede  WI S KUNDE- III. Deel. II. Boek. lit de .magt, door de verdry ving van den tweeden Term, eene vinding van Fieta, maar ook de bekende Leerwyze, volgens welke men, zo als een ieder weet, wederzyds iets byvoegt, om van het Lid, waar in de onbekende is, een volkomen Vierkant te maaken (l). De partydigheid en de verblinding, die gevvooulyk een gevolg van de eerfte is, kunnen niet verder gebragt worden. I I I. Wy vinden hier eenen weinig bekenden Holland* fchen Analist, welke door eeuiae omftandigheden wel verdiende meerder bekend te zyn- Zyn naam was Albertus Girard: men heeft van hem een Werk, dat in 1629 in 't licht kwam , onder den Tytel van Nieuwe vinding in de Algebra (m), en 't welk daar in merkwaardig is, dat men 'er eene duidelyker kennisfe van de negative Wortelen in vindt, dan in de meefte Werken der andere Analisten. Het voorwerp van dat Boek is te toonen, dat in de Cubifche Vergelykingen, welke op het onherleidbaar geval mtloopen, altoos drie Wortelen zyn, naame. lyk twee pofitive en een negative, of in tegendeel. Fieta hadt, wel is waar, deeze Vergelykingen reeds geconftruëerd, maar hy hadt zich flegts tot deaanwyzing der pofitive Wortelen bepaald; Girard deeze Conjlrutlie dieper inziende, gaat nog verder! en wyst ook de negative Wortelen aan, welke hy in minus noemt. Voorts is ons onbekend, wat hy deswegens (O Pecu/iarem, zest hy, tfiendit methodum tequationei quad. refiolvendx cmplendo quadratum in Speciebus. De A|g- c. 53. p. 2C6. (tn) Ik heb dat Werk nooit gezien , doch van Schooien haalt net aan, en heeft daar uit verfcheide zaaken getrokken, in zyn Lommentarium over de Meetkunst van Defcartes. Zit t- 345 > en volg. J I  122 HISTORIE der gens dacht: het is zeer waarfchynlyk, dat hy,naar het voorbeeld van Cardanus en andere Analisten, welke die Wortelen ingezien hadden, dezelve als nutteloos befchouwde. Defcartes is het, wien wy, zo als in het vervolg getoond zal worden , de onderfcheidene kennis van hunne natuur en hun gebruik te danken hebben. I V. Men kan van hetgeen het tydperk van Defcar* tes in de hedendaagfche Meetkunde geweest is geen gepaster denkbeeld geeven, als door het te vergelyken mét dat van Plato in de oude Meetkunde. Deeze laatlie, de Analyfis uitvindende, deedt deeze Wetenfchap eeue nieuwe gedaante aannecmen; de andere heeft door het verband, dat hy tusfehen dezelve en de Algebraifche Analyfis invoerde, insgelyks eene gelukkige omwen. teling daar in bewerkt. De ontdekking der Analyfis gaf tot verfcheide verhevene Theorien aanleiding; de Meetkunst heeft uit haare verbinding met de Algebraifche Analyfis de zelfde voordeelen getrokken, en, van dat hulpmiddel voorzien, eene meenigte voorwerpen, welke alsnog buiten haar bereik waren, onder haar bereik gebnigt. Eindelyk even als Plato, door zyne ontdekking, die van eenen Archimedes, van eenen Appollonius, enz. voorbereidde, kan men zeggen, dat Defcartes de gronden gelegd heeft tot de ontdekkingen, welke hedendaags eenen Newton, eenen Leibnitz, enz. beroemd maaken. Wy zyn genoodzaakt ons hier tot een zeer kort verflag van het leven van dien beroemden man te bepaaien. [ Hy was de zoon van een Raadheer in 't Parlement van Bretagne, en van een aanzienlyk gedacht], en kwam den 31 Maart ijqö te la Haye in Toaraine ter waereld. Van kindsbeen af toonde hy zo veel weetgierigheid omtrent alle natuurlyke ken-  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 123 kennisfen , dat zyn Vader hem , by onderfcheiding, zyn Wygeer noemde. Hy befteedde een gedeelte zyner jongheid, met wysgeerige ooemerken , tot reizen, en eindelyk deedt de liefde tot vryheid en eenzaamheid hem Holland tot zyn verblyf verkiezen. Aldaar gaf hy de meeste zyner Werkea in 't licht. Schoon men 'er niet altoos de waarheid in aantreft, kan men echter niet misfen het daar in doordraaiend vernuft te zien, en hetgeen hetzelve nog meer kenmerkt , die edele vryheid, welke niets wil toeftemmen, dat niet zonder vooroordeelen, en volgens onwrikbaare grondbeginfelen onderzocht is. Daar door heeft Defcams voomaamelyk veel tot de bevordering van de Wysbegeerte toegebragt. Galileus en Baco hadden reeds een begin gemaakt met het menfchelyk verftand van het llaaffche juk, waar onder het gekromd ging, te omhellen, doch het is de Franfche Wysgeer, welke de laatfte hand daar aan gelegd heeft, om het weder in het vol genot der vryheid te ftellen , en die de omwenteling heeft verhaast. Defcartes ftierf, zo als een ieder bekend is, [den ïi february] 1650, aan het Hof van de Zweedfche Koningin Christina, die hem aangezocht hadt om by haar te komen, ten einde het genot van zyne gefprekken te kunnen hebben- Zeventien jaaren daar na werdt zyn Lyk in Frankryk gebragt, en in de Kerk van Genevieva bygezèt, alwaar men hem een Monument heeft opgericht beftaande in zyn Borstbeeld in bas-reliëf, met een Opfchrift, dat, wegens de groote omwenteling, welke zyne Wysbegeerte ondergaan heeft, hedendaags mogelyk al te verheven zou zvn. Van de Meetkunde is het dat Defcartes heden, daags het gegrondst en minst betwistbaar gedeelte van zynen roem ontleent; en het is ook alleen dat van zyne Werken, 't welk de Meetkunde betreft, waar mede wy ons hier moeten bezig houden: zyne andere Werken zullen I 2 el-  ui HISTORIE der elders (n) eene plaats vinden. De Meetkunst van Defcartes kwam in 1637 in 't licht, en deeze is de derde der Verhandelingen, welke op zyne Leerwyze volgen, als voorbeelden, welke hy in deeze drie voomaame Weetenfchappen, de Natuurkunde, de gemengde Wiskunde, en de zuivere Meetkunde, daar van heeft willen geeven. Men moet echter de verdienfïe der orde en duidelykheid 'er niet in zoeken; het zyn de denkbeelden van een verfhmdig man, die van het fpoor der gemeene verftanden afwykt, en die, zich vergenoegende met flegts de grondbeginfeleu voor te dragen, den Leezeren de zorge overlaat, om daar van de noodige toepasfing te maaken, en 'er de gevolgen uit af te leiden- Defcartes begint zyne Meetkunde met de Oplosfing van eene zwaarigheid te geeven, welke de oude en hedendaagfche Wiskundigen ten aanzien der magten boven den Cubus of Teerling opgeworpen hadden. Wat is een Vierkants-Vierkant, vraagden zy, vermits 'er geene uitgebreidheid uit meer dan drie afmeetingen faamengelteld kan zyn? Pappus neemt zynen toevlugt tot de faamengeltelde redens, hetgeen langdraadig en verward is. De Heer Defcartes toont duidelylcer, dat hec flegts geduurige of onderfcheidene even- re. ( n) Decze andere Werken zyn zyne Mechanica, zyne Dioptrica, en zyne beginfelen of verklaaring zyns ftelfels van 't Geheelal. Wy znllen zyne enkel Natuur- of Bovennatuurkundige Schriften niet aanroeren, de optelling derzelven zou te wydloopig zyn, en behoort niet tot ons onderwerp. Men beeft behalven dat drie Deelen (in-A°.) Brieven van Defcartes, of van verfcheide perfoonen, 'met welke hy briefwisfeiing hieldr. Dezelve bevatten verfcheide zaaken raakende de Meet- en Wiskunde. Men vindt eindelyk in zyne Opera pofihuma, in 't jaar 3701 in 't licht gegeeven, eenige weinige belangwaatdige ftukkea van de Meetkunde of Analyfis.  WISKUNDE. IH. Deel. II. Boek. la5 redigen zyn, tot de eenheid of eene Lyn, die in den loop van het vraagduk altoos als zodanig genomen wordt, en de gegeevene Lynen. Dus is as de vyfde evenredige tot de eenheid en a; desgelyks is ab de vierde evenredige lot de eenheid, a en b; abc is de vierde evenredige tot die een-' heid, ab en c, en zo ook met de overige meer faamengettelde ProduEtm. Wy zouden nog kunnen aanmerken , dat Defcartes de Vinder is van het gebruik , mn de magten met haare Exponenten in getallen te Ichryven: ja wy zonden met meerder grond Defcartes dit als eene verdiende kunnen toerekenen, dan Wallis gehad heeft, om als eene verdiende van zynen Landgenoot op te geeven, dat hy in plaats van de groote letteren, waar van de Analisten voor hem gebruik gemaakt hebben, kleine letteren gelleld heeft; doch wy zullen geenszins , om de verdiende vaii Defcartes op te vyzelen, eenen grooten ophef van die beuzelingen maaken, weike alleen zouden kunnen dienen om iemand anders, minder ryk in kennisfe dan Defcartes, op re tooijen. Defcartes is het, wy herhaalen het hier, wien wy de kennisfe van de natuur en het gebruik der ■negative Wortelen te danken hebben, en hy is de eerde, die dezelve in de Meetkunde en Anahfis beeft ingevoerd. Begaafd, zo als hy was, met een bovennatuurkundig verdand, bemerkte hy,dat er geene grootheden minder dan nul konden zyn , en dat het geene andere konden zyn dan grootheden, welke ten opzichte van andere, die als pofu tif aangemerkt worden , eene contrarie richtdreek hebben, in de daad het teken is flegts nat van de aftrekking,en wanneer men van eene grootheid, in eene zekere richtdreek genomen , by"voorbeeld opwaarts, meer dan die grootheid zelve aftrekt , moet hetgeen meer dan die grootheid zelve wordt afgetrokken, in eene contrarie richtdreek, dat is nederwaarts,genomen, en het teken — daar voor gedeld worden. Om de waarheid te zeggen , de naam van valsch, welke Defcartes aan de hegatiI 3 ve  i2ö HISTORIE der ve Wortelen geeft, fchynt aan te duiden, dat hy geen zo juist denkbeeld van dezelve hadt, als wy boven gezegd hebben : maar het byna geduurig gebruik dat hy van dezelve maakt, en wel op eene behoorlyke wyze, floot deeze tegenwerping geheel om ver. Defcartes verrykte de Theorie van Harriot over de faamenltelling der Vergelykingen met eene zeer fraaije ontdekking, ik zeg eene zeer fraaije ontdekking, ondanks de bepaaling welke men daar in moet (lellen, en de poogingen van Wallis om dezelve verachtelyk te maaken. Het is een Regel om door de bloote befchouwing der tekens het getal der pofitive en negative Wortelen in eene Vergelyking te bepaalen. In iedere Vergelyking, zegt Defcartes, kannen zo veel waare ( dat is te zeggen pofitive) Wortelen zyn, als 'er veranderingen van tekens , of verwis- felingen van het teken + in het teken , of in tegendeel, zyn, en zo veel valfche ("dat is te zeggen negative) Worrelen , als 'er opvolgingen van het zelfde teken zyn. In deeze Vergelyking, by voorbeeld #» 17 x* 4- 79 x — 63 = o zyn drie Veranderingen van tekens; ook zyn de drie Wortelen pofitif, naamelyk 1, 7, y: wanneer wy nu deeze Vergelyking nog met x 4- 4 vermee- nigvuldigen, zullen' wy deeze hebben x* ■ 13 x3 4- 11 x* + 253 x 252 — o,waar in wee- zenlyk drie veranderingen van tekens zyn, welke de drie pofitive Wortelen aanduiden, en eene opvolging van het zelfde teken, uit hoofde van dennega.' tiven Wortel. De bepaaiing van deezen Regel, waar van boven gcfproken is, beftaat daar in, dat de Vergelyking geen ingebeelde Wortel moet hebben, en dezelve was Defcartes niet onbekend. Men ziet hem niet op eene algemeene wyze zeggen, daar zyn in iedere V..r£telyking zo veel pofitive Worrelen als veranderingen van rekens, maar daar in kunnen zyn; dat is te zeïgen , dat zy 'er niet altoos in zyn, naamelyk wanneer dezelve ingebeelde Wortelen heeft; dus zou-  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 127 zouden wy zeggen, dat een Voordel, 't welk, by voorbeeld, op eene Vergelyking van de derde magt uitloopt, drie oplosfingen kan hebben: want men wil niet zeggen,dat 'er altoos drie oplosfingen zyn, maar dat het Voorftel die zal hebben, als 'er geen ingebeelde Wortel in de Vergelyking is. Dit was zyn antwoord aan Roberval, die hem eene Vergelyking van de vierde magt tegenwierp, waar in zyn Kegel gebreklyk was, en niet naliet deeze tegenwerping tien jaaren daarna te vernieuwen, met eene ftyfzinnigheid die hem weinig eere aandoet. Wallis , die het ongenoegen heeft van by den Franfchen Meetkundige eene vinding aan te treilen, die hy zich niet kan onthouden eene vry fraaije vinding te roemen, laat niet na aanftonds de verdiende van den Autheur derzelve te vernederen, door voor te geeven , dat de bepaaling derzelve hem onbewust was. Zodanig is eindelyk de onbedachtzaamheid van zekere lieden, dat men nog den Heer Rolle in 't ftrydperk ziet treeden , om Defcartes te veröordeelen. Men zou die hardnekkige tegenftreevers van onzen Wysgeer kunnen vraagen, waarom hy heeft kunnen zeggen, daar in kunnen zyn, in plaats van daar in zyn, zo hy gedacht hadt, dat zyne Regel algemeen, en zonder uitzonderingen was. Wanneer Wallis eene Vergelyking voortitelde, als x* + 6 x3 4- 11 i xl 4- 1993 x 4- :;5fj7S ZZ 0(0), welke vier negative Wortelen fchynt te hebben, zou Defcartes alleenlyk gezegd hebben , dat 'er vier Wortelen van die foort in moesten zyn, zo 'er geen ingebeelde Wortels in waren, en wanneer hy, die Vergelyking met x ■— 18 vermeenigvuldigende, gezien hadt, dat dezelve eene gedaante aannam [naa- me- (0) De Autheur geeft eene Vergelyking op, waar in de Coëfficiënten van den tweeden en derden Term tegen elkander verwisfeld zyn, dat zekeriyk eene fchryf- of drukfeil is. Ue Vergelyking, die ik opgeef, is uit het Werk van Wallis ovetgenomen. Veetaalei. ï 4  ia8 HISTORIE der Oielyk xs ia x* -j- 3 xs —-—- 5 i1 + 4 jt —— 645804 ^r: o], welke 5pajithe Wortelen te kennen geeft , zou hy daaruit belioten hebben , dat dezelve 4 ingebeelde Wortelen, en zekerlyk één po.' Jitive Wortel hadt. Men kan zelfs den Kegel van Dejcartes volftrekt algemeen maaken, door de ingebeelde Wortelen als dubbelzinnig, of als tevens negatif en pofitif zynde , aan te zien. In de eerfte Vergelyking van Wallis zyn vier negative Wortelen, en in de tweede vyfpofitive Wortelen, dat is te zeggen één weezenlyke en pofitive Wortel, en de vier anderen negativo pofitive, of ingebeelde, Wortelen- Fene enkel Analytifche en zeer gewigtige vinding, welke Wallis niet in Defcartes heeft willen zien, is die van de Leerwyze der onbepaalden. Dezelve beftaat in de onderftelling eener Vergelykinge met onbepaalde Coëfficiënten, waar van uien vervolgens, door de Vergelyking haarer Termen met die van eene andere, die aan dezelve gelyk moet zyn , de v/aarde bepaalt. Defcartes bedient zich van dezelve voor de herleiding der Vergelykingen van de vierde magt tot twee Vergelykingen van de tweede magt, uit wier venneenigvuldigitig dezelve gevormd worden. Het beloop zyner handehvyze; welke , om het in 't yoorbygaan aan te merken , veel verfchilt van die van Ferrari en Fieta, met welke Wallis dezelve fchynt te vermengen, komt bier op uit. Hy onderdek twee Vergelykingen van de tweede magt, waar van de Coëfficiënten onbepaald, en de Termen zodanig faamengedeld zyri, dat uit haare vermcenigvuldiging eene uitdrukking voortkomt, die in alle haare 'Termen, behalven den laatden, oyërëenkomftig met de voorgeftelde Vergelyking is. Hy ftelt dezelve vervolgens gelyk, Waar uit voorvloei: dat hun verfchil nul is, hetgeen hem eene nieuwe Vergelykinge van de derde magt opleevert. welkers Wortel de waarde van de gezochte Coëfficiënt is. Deeze Leerwyze voor de pplasfing der Vergelykingen van de vierde magt is",  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. ï2f is, op eenige veranderingen na, die welke hedendaags in gebruik is. Om die reden zal ik my niet ophouden met dezelve breeder te verklaaren: de gewoone Boeken over de Algebra geeven over dat onderwerp alle noodige onderrichtingen. VVy kunnen ons niet onthouden hier te fpreeken over de befchuldiging van letterdievery, welke tegen Defcartes wordt ingebragt, om dat hy in zyne Meetkunst gebruik heeft gemaakt van de Leere van Harriot over de faamenfielling der Vergelykingen , zonder hem daarvan uirdruklyk de eere te geeven. Wallis is in dit opzicht onvermoeid, en vaart op eene zo belachlyke als onbetaamlyke wyze tegen Defcartes uit j doch om dat gefchreeuw op den rechten prys te (lellen zullen eenige aanmerkingen genoegzaam zyn. Wallis kon diegeenen, welke niets van de Hiftorie der Aigebra wisten, gemaklyk om den tuin leiden door den voordragt , welke hy van de ontdekkingen van Harriot gedaan heeft, en zyn ftilzwygen omtrent alles wat vóór Harriot gevonden was. Maarzy, welke dat gedeelte van onze Hiftorie geleezen hebben, hebben kunnen zien, dat de ontdekking, waar van wy fpreeken, zoo wel was toebereid, dat zy een man van verftand bezwanrlyk konde ontglippen. In de daad, ten eerften Curdanus en Aibtrtus Girard hadden duidelyk van de negative Wortelen gefproken, en men kan niet ontkennen . dat Defcartes de eerfte is geweest, welke de natuur en het gebruik derzelven ontdekt heeft: ten tweeden Fieta hadt de faamenlielling van de Gëfficitnten der Ver-jrelykingen, in de gevallen waar in de Wortelen pofitif waren, aangeweezen Uit de verêsniging deezer twee opmerkingen nu ontftaat voor het grootfte gedeelte deont» dek king van Hatriot; want men heelt fjeats eene vermeenigvuldiging van twee of drie Binomia te doen, om in her Product te zien gebeuren alles wat men over de Coëfficiënten der Vergelykingen aanmerkt. Er was derhalven flegts écu ftap te doen, om in 't bez.t der ontdekkinge, waar van wyfpree. 1 J ken,  i3o HISTORIE der ken, te geraaken , en deeze ftap zal voor Defcartes niette groot fchyrien by hun, welken een gepast denkbeeld hebben van hec verftand diens beroemden mans , een verftand zodanig toegerust, dat hetgeen andere Meetkundigen van zynen tyd veele overdenkingen koste, voor hem flegts een fpelwas, zo als veelen zyner Brieven bewyzen. Laat ons niettemin eens toegeeven, zo als mogelyk is, dat Defcartes het Werk van Harriot , zes jaaren voor zyne Meetkunde in 't licht gegeeven, gezien, en daaruit die Theorie der Vergelykingen ontleend heeft, moet men hem dan daarom vooreen plunderaar unmaaken? Wy kunnen dit niet gelooven, of'er zouden weinig Meetkundigen zyn, welke dien fchandnaam konden ontgaan. Indien Def* cartes, een Boek over de natuur der Vergelykingen noemende, daar in de ontdekkingen van Harriot ouder eene andere gedaante hadt voorgedragen, zonder iets van haaren Vinder te zeggen, zou hy dien naam verdienen; doch het heeft altoos eenenSchryver vrygeftaan eenige denkbeelden van anderen te gebruiken , wanneer dezelve dienen kunnen om zyne eigene ontdekkingen in orde te brengen, of eenig licht over dezelve te verfpreiden, en vooral wanneer mem'er zo veel by voegt, als Defcartes by die van Harriot gedaan heeft. Maar zo men eens den harden zetregel van WaU lis moest aanneemen, wat zou men dan moeten zeggen van hem zeiven, en van hem dien hy met zo veel yver boven anderen verheft? Heeft Harriot ergens openhartig te kennen gegeeven wat hy aan Vieta verfchuldigd was, die hem in byna alles wat hy leert over de fchikking der Vergelykingen, over de herleiding der Cubifche Vergelykingen tot de.For. tnulen van Cardanus, over de Oplosfingen der Vergelykingen van de vierde magt door middel van eene Cubifche Vergelyking, over de faamenftelling der Termen in de Vergelykingen, welke geen andere dan pofitive Wortelen hebben, enz. was voorgegaan? Doch om weder tot Wallis te komen: geeft hy  WISKUNDE. III. Deel. II. Boei. 131 fiy zich niet uit als vinder van eeneLeerwyze, door welke hy het onherleidbaar geval waant opgelost te hebben; eene Leerwyze welke reeds federt byna 80 jaaren door Pombelli geleerd is, en welke, volgene den Heer de Aloivre (p ) niets anders is dan eene voorftelling van 't geen betwist wordt QPeti* lio Principii). Wy zouden nog kunnen aanmerken, dat de beide Regelen der Raaklynen, welke hy in 1672 heelt uitgegeeven, geene andere zyn , dan die van den Heer de Fermat, in 't jaar 1644 door Herigonius in zyne Curfus in 't licht gegeeven, en die van den Heer de Roberval, federt het jaar 1636 in Frankryk bekend , en welke mede gevonden worden in de Wei ken van Torricelli, in 't jaar 16^4 uitgekomen. Van eenen anderen kant, als hy Defcartes met zo veel laatdunkendheid befchüldigt van zich in zynen Regel, om de pofitive van de negative Wortelen te onderkennen , vergist te hebben , geeft hy ons dan niet het recht om hem met de zelfde ftrengheid te handelen ? Want behalven den bovengemelden misfiag, begaat hy nog een andere in de ConJtruftie, welke hy van de Cubifche Vergelykingen leert, waarin hy een Parabool van het derde gedacht met eene rechte Lyn gebruikt , hetgeen eene misgreep en eene Petitio Principii is, naardien het onmogtlyk is die Kromme in alle haare punten te condruëeren, zonder de algemeene oplosfing der Cubifche Vergelykingen. Eindelyk Harriot, dien hy in zo veele opzichten boven Defcartes delt, is niet minder vry van dooling. De Heer Halley heeft aangemerkt (q), dat hy in hetgeen de bepaaling der weezenlyke en ingebeelde Wortelen in de Cubifche Vergelykingen betreft zich vergist heeft. Voorts is deeze tegenbefchuldiging geenszins ingericht, om mannen, welke zich in de Wiskunde zo verdiendelyk gemaakt hebben, te (p) Tranf. Phil. n«. 451. (q) Tranf'. Phil. ann. 1687, rj°. 190.  132 HISTORIE der te verachten, maar ecniglyk om de onrechtvaerdigheid des gefchreeuws van Wallis tegen Dfcartes aan te toonen. Om het recht te nebben, ik zeg niet van de dooling eens grooten mans aan te merken, maar van hem die te vervvyten , moet men zelf 'er volkomen vry van zyn. Wy kunnen ons niet onthouden om nog eenige trekken van de zonderlinge partydigheid van Wallis omtrent zynen Landgenoot, en van zyne verbittering tegen Defcartes op te haaien. Vermits het Werk van Harriot het eerst in 't licht gekomen is, befluit hy daar uit, dat de Franl'che Wys. geer het heeft moeten kennen, en daar mede zyn voordeel gedaan heeft. Maar vindt men in fchriften van Analisten, die vóór Harriot geleefd heb» ben, denkbeelden welke deeze gebruikt heeft, dan heeft hy, volgens zyne zucht tot loffpraak, dezelve niet gekend: 't is eindelyk 'zyn Landgenoot, alles is zyn werk, alles komt hem toe, tot zelfs de gewoone oplosfing der Vergelykingen van de tweede magt. Ten aanzien van de Franfche Analisten is her een ander gewigt , eene andere Weegfchaal. Vooreerst gaat hy met ftilzwygen Voorby, of ftelt in een ongunftig daglicht, al het oorfpronkelyke dat in de Meetkunde van Defcartes gevonden wordt. Hy maakt byna geen andere optelling van 't geen dezelve bevat, als van het geringfte in de Algebra, dat daar in gevonden wordt; zelfs rekent hy hem het eenigermaate als eene misdaad toe, dat hy van de eenvoudigfte bewerkingen der Algebra gebruik heeft gemaakt, en het fcheelt weinig dat hy hem niet voor een plunderiiar uitmaakt. Daar hy echter genoodzaakt is dien fraaijen Regel voor de onderfcheiding der pofitive en negative Wortelen te erkennen, ftelt hy denzelven verre beneden dien van Harriot; een gevoelen dat niet geftaafd wordt door de Analisten, welke byna dagelyks van den Regel van Defcartes gebruik maaken, en den anderen vergeeten hebben. Deeze' man eindelyk, zo ftout-  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 133 floutmoedig als het 'er op aan komt om aan Harriot ontdekkingen toe te fchryven, welke hem niet toe. komen zo hy al aan Fieta, aan Defcartes eenige weinig beduidende vindingen oveilaat, laat niet na altoos te vreezen, dat hy hun te veel zal toeftaan. Deeze twyffelachtige voorfchriftentjforté antêeum atn i nejcio an non ante eum alii, of' andere foortgelyke, worden meest overal gebruikt. Wanneer hy tot de gemengde ontdekkingen van onzen Meet. kundige komt, ontvvykt by op eene behendige wvze dit hem in verlegenheid brengende fluk, onder het yoorwendzel dat dezelve niet tot de zuivere Analyfis behooren, even als of de Algebra, door haare verbindtems met de Meetkunde, nie even zo veel gewonnen hadt als de Meetkunde zelv ™ Undertuslchen wordt zyne haat tegen Defcarfs ou meuwontfloken, hy treedt andermaal in 't ftrvdperk, en fchroomt niet om het Werk van Der cartes met de middelmaatiglte gelyk te Hellen Hv maakt een einde aan zyn gezwets door Harriot tl verge yken met Columbus, die de nieuwe Waereld ontdekte, en wien de gelukzoeker Americus Ves. puctus van de eere beroofde, om zyn naam aan dezelve te geeven, Was 'er ooit een zo onbeïaa"! yk , zo blind gezwets , dat door de algemeene verwondenng der Meetkundigen over het Werk van Dejcartes zo nadruklyk wederfproken wordt? Her lZegImg?er£ ZynC bdP°tte]ykheiden weder- V. fcZhanS Sian Wy 0Ve/ tot liet ve^Ml der ontdek- welke de eerfte plaats bekleedt' üe,°mdekkl«g> die hy van de Al/ebra op d^Meèt uns & me Lynen maakte. Wy zeggen op de Meetkun^ der  134 HISTORIE, dér der kromme Lynen; want men heeft reeds gezien, dat de toepasfing der Algebra tot de oplosfing der gewoone Voorlieden veel ouder is. Maar zonder die vindingen te verachten kunnen wy zeggen , dat ze flegts de eerfte beginfelen van die van Defcartes zyn ; hetgeen hy 'er byvoegde bepaalt eigenlyk het tydbegin der omwenteling, welke der Meetkunde met fnelle fchreeden verheven heeft tot den trap, waarop zy zich hedendaags bevindt. Reeds voorlang was de Meetkunde in 't bezit om de natuur eener Kromme uit te drukken doordebev trekking der onderling evenwydige Lynen , ge» trokken uit ieder van haare punten op eene andere vaste en onverSuderlyke Lyn. Dit middel doet zich vry natuurlyk aan 't verdund op; want wat bepaalt eene Kromme om van eene zekere gedaante te zyn ? immers niets anders dan dat tusfehen ieder van haare punten eene zekere overeenkomst van afftand is, ten aanzien eener rechte Lyn, die door dezelve gaat, ett haar tot As verftrekt. In de gemeene Meetkunde is de Cirkel eene Kromme, waarvan alle de punten even ver afftaan van een ander, dat het middelpunt is. Maar eene verhevener Meetkunde befchotiwt dit anders. Onder dit nieuw gezichtpunt is de Cirkel eene Kromme, in welke, als men, na eenige middellyn getrokken te hebban , uit een punt naar welgevallen genomen een Perpend culair op die middellyn laat vallen , de Rechth iel? der deelen van die middellyn, door den Perpendiculair afgefneeden, gelyk zal zyn aan het vierkant van den Perpendiculair , of wel, dat dit Vierkant gelyk zal zyn aan dat van de ftraal, min dat van het deel tusfehen den Perpendiculair en het middelpunt begriepen. Dit is in de Theorie der Kromme Lynen de byzondere en kennelyke eigenfehap van den Cirkel. In den Parabool is het vierkant van eenigen Ordinaat rot den As gelyk aan den Rechthoek van het deel, tusfehen dezelve en den top begreepeiv, en eene zekere ftandvastige Lyn, enz. Het  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 13y Het was zonder twyffel gemaklyk deeze betrek, kingen in de Algebraifche taal uit te drukken zo dra dezelve den Meetkundigen bekend was.Maar men moest vooraf voorzien vau wat gebruik deeze wyze om dezelve uit te drukken kon zyn,en zulks werdt Defcartes door zyne fchranderheid , zyn bovennatuurlyk vcrlland,en zyne ! edreevenheid in de Meet» kunde wel ras gewaar. Hy zag dat eene Algebraïfchc uitdrukking een korter cn eenigermaate krachtiger tafereel is van de eigenfehapoen eener Kromme , en dat zy dengeenen , die de Analyfis verftaat, de beste gelegenheid aan de hand geelt', om haare verborgenfte eigenfchappen uit de gemaklykfte af te ..leiden. Hier van zullen wy eenige voorbeelden'op. geeven, * Men noemt in deeze nieuwe Meetkunde de Vergelyking eener Kromme de Algebraifche uitdrukking" we:ke de altoos overeenkomftige betrekking tusfehen eiken Ordinaat der Kromme en haare Aofcisfe aanwyst. Men heeft, by voorbeeld, gezien, dat men in den Cirkel altoos heeft AF x FB : *F~p (F;g. 3!.). Laat ons om deeze uitdrukking in de Algebraifche taai over te zetten, laat ons ze«ik, de middeliyn AB ~ «, AF =ZZ x, en FD SS y ftellen; dan zal FB ~ i a — x zvn. dus zal ook AF x FB zz FD* zyn iax — „ -• y', en welke ook de grootte van of van AF zy, zal deeze Vergelyking echter altoos de grootte van FD voortbrengen. Indien wy CF, of de afftand des Ordinaals van hec middelpunt, gelyk ,aan * genomen hadden, dewyl dan ~FD -CA CF is, zpuden wy'gehad hebben K ^aar.xx> dat mede de Vergelyking van den Cirkel is, doch tot het middelpunt overge» bragt. Op de zelfde wyze zal' men in den Parabool ( tig. 32.) vinden,'als men den Parameter p, het deel A F van den As of een Diameta x, en de  13* HISTORIE der de Ordinaat F D, perpendiculair getrokken, als hef öp den As is , of hellende in de behoorlyke fchuinsheid, als het op een Diameter is, men zal vinden , zeg ik, dat deszelfs Vergelyking y% — px is. Als men in de Ellips (Fig. 33.) de helft van één def Asfen, of van één der, Diameters A E , a , de andere halve-As, of toegevoegde halve - Diameter CG, noemt, zal men( door altoos M? Z2 x, en FD 2 b x b b % x te neemen,) hebben yy = (r). a aa Deeze Cr) Wy hebben boven eenige voorbeelden van de nuttigheid der Algebraifche Vergelykingen beloofd, om de gedaante en eigenfchappen der kromme Lynen gemaklyk te leeren kennen. Thans zuilen wy aan die belofte voldoen. Laat ons eerst met een gemaklyk voorbeeld beginnen, het zal eene Vergelyking van de tweede magt zyn, even als deeze, ax -;- xx yy, waarin y den Ordinaat, en * de Abfcisfe uitdrukt (Fig. 34.) en men vraagt naar de Kromme, welke door deeze Vergelykinge wordt aangeweezen ? Tot dat einde moet men eerst de punten leeren kennen, waar in de Kromme haaren As fnydt. Men zal hier toe geraaken,als men j o ftelt; hetgeen voortbrengt ax -'r xx . c. Nu moet hier toe x of nul, of — a zyn. Dit toont reeds aan, dat zo men eene onbepaalde lyn AE voor As aanneemt, en A als den oorfprong der Abfcisjen aanmerkt, welke als pojitif van A naar E gerekend worden, de Kromme niec alleen door A gaat, maar ook door het punt B, dat in eene tegengeftelde richtftreek de hoeveelheid a daar van verwyderd is: men neeme nu x zo klein of zo groot als men wil, doch altoos pojitif, zal de waarde van y weezenlyk zyny want x pojitif zynde, is y (ax xx~) altoos mogelyk. Men zal derhalven den Ordinaat EP hebben; maar deeze Vergelyking yy tZZZ ax+ xx geeft zonder onderfcheid y y' (ax -\- xx,) of y \ZTZ.Y (aX ), want de Wortel uit yy is te ge. Ijk  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 13 Deeze ^eerfte Vergelykingen zyn de eenvoudig, fte , om dat wy den ooriprong der Ahfcisjen genomen lyk -f of — y;'er is derhalven een Ordinaat Ep , die negatif genomen wordt, dac is te zeggen naar beneden, ea gtlyk aan dien welke bovenwaarts genomen wordt. De Kromme beeft derhalven twee overeenkomftige takken om den As AE, en w4ke geduurig meer en meer daar van afwyken. Doch als men a' negatif, en kleiner dan a fielt, zal alsdan de waarde van / Cax + xx) inge. beeld zyn, waar uit men moe: befluken, dac 'er geen deel van de Krom.ne is, dat aan de gantfche ultgefirektheid AB of a beantwoort. Wanneereindelyk x, nei-aüf genomen zynde, eenigzins grouter dan a is,zal |/ ( ax + x x ) ZZ 4- y niet langer ingebeeld zyn, en 'er zullen, zo naar boven nis naar beneden, in de gantfehr; uiïgeftrektheid van B naar D tut in 't oneindige Ordinaten zyn. Men bewyst even gemaklyk, dat deeze beide gedeeltens van Krommen ge!yk zyn. Indien men dus nier. wist, dat deeze Vergelyking die van dan Hyperbool is, zou men daar uit leeren, dat de Kromme, welke die Vergelyking uitdrukt, iu twee oneindige en gelyke gedeeltens beSaat, welks hunne uitgeboger.heden elkander toekeeren, en in eene «egenicllelde richtftreek van elkander afwyken, enz. Wy zullen tot een tweede voorbeeld neemen de Vergelyking ax* —- x3 - y3, welks die van eene Kromme is, wasr in AB QFig. ^5.) a zynde, het vierkant der Abfcisfe AE, vcrmeemgvuluigd met het overige EB gelyü zou zyr: den Cubus of teerling van den Ordi\ naat y. Mva zie: iu den eeifLn opllag, dat men, y~o {tellende, zal hebben ax' jcs — o, dat is te zeggen, * Z o, of we! :i: a. De Kromme g;>at d malven door A en^B. Zo lang nu * kleiner d=n a en pofitif is, zal ook {/ ax* **, en gevolg^jty pofi'if gyfi; want de teerlings-Wortel uit y' k geen ioder dan y. w«ar uit men bedriten moet, dat de Kromme boves dat deel van haaren As gaat, maar niet beneden hetzelve. Laat ons K nu  133 HISTORIE der men hebben, dat is te zeggen, dat wy begonnen hebben om dezelven van den waaren top der Kromme te rekenen. Niets verpiigt ons nogthans om dezelve aldus te befchouwen. De natuur van eene Kromme, van de Eclips by voorbeeld, kan insgelyks uitgedrukt worden, fchoon op eene minder eenvoudige wyze, door de overeenkomst van eenen Ordinaat, als KP, getrokken op eenen naar welgevallen genomen As lid,met deAbfcisfe op dien As genomen, te beginnen van eenig punt H , insgelyks genomen waar men wil (s); dus kan de natuur nu voortgaan met * pofitif, en grooter dan a, by voorbeeld a a, te neemen. Alsdan zal y ax* ——«■ #» worden ... y 4a» 8a', óf o y/L. De Waar- de van y is dus alsdan negatif, en hy gevolg moeten de Ordinaten onder den As genomen worden , zo als men in de Figuur Ziet. Maar als men x negatif neemt, zal, hoe groot x ook zy, y ax* - x3 altoos pofitif zyn; dus heeft de Kromme een tak A ir b >ven haaren A-., die zich tot in 't oneindige uttflrekt. Zodanig is de Figuur der Kromme, waarvan wy de Vergelyking ontleed hebben. Door een foortgelyk middel wordt getoond , dat de Cubifche Paralooi, welks Vergelyking a~x — yt> is nïec a!s de gemeene Parabool gevormd wordt; man dat ééu van deszelfs takken boven den As, en de anderen beneden denzelven is, zo als men in Fig. 36 ziet. In tegendeel heefc de Parabool, welks Vergelyking isax* ZZ y3, deszelfs twee takken boven den As, en gsen beneden dei;zelven (Zie Fig. 37-). (O Het is mede van vee! aanbelang een voorbeeld van deeze verandering van As by te brengen, om dat daar uit een groot licèi in de Theorie der kromme Lynen moetontfban. Men tteile zicb voor een Cirkel (Fig. 38.), welks middellyn AU _ a zy, A D ZZ x de Abfcufe, DP ~ y de Ordinaat; en dat men denzeiven wil overbrengen tot eenen anderen As RL, evenwydig aan de Middei'yn AJJ  WISKUNDE. III. Deel. II. Boei. 139 tuur van eene zelfde Kromme op eene meenigte wyzen uitgedrukt worden , volgens den As en den ooripron» der Abfcisfen, welke men verkiezen zal. Maar het is noodwendig aanremerken, dat, op welke wyze die As ook gefteld worde, echter de hoogtte magt der Vergelykinge niet tot een klei' ner of grooter tröp kan overgaan. De reden daarvan is gemaklyk te befpeuren in de wyze op welke deeze verandering gefchiedt; want het is altoos de magt eener Lyn, met eenige ftandvastige grootheid vermeerderd of verminderd, welke men iu c'e plaats eener overëenkomdige magt in de oorfpronkelyke Vergelykinge fielt. Daar kunnen, wel is waar, in de eene meer of minder Termen eu laagere masten dan in de andere zyn, doch de hoogde magt kan niet veranderen. De trap rieczer hoogde magt van Lén der onbepaalden in de Vergelykingen der kromme Lynen is derhalven een etgenjyk kenmerk, om dezelve in foorten te onderfcheiden. Dus zal men in eenen zelfden rang fchikken alle die Vergelykingen , in welke de hoogde magt van dén der onbepaalde;'! tot den zelfden trap opklimt. De rech- AB, en welke daarvija eene hoeveelheid AG" 6 verwy. des d is : laat ens de Abfcirfe R F ZZ z, en F P den Ordinaat ZZ « (teilen: laat RG gelyk san c zyn: derhalven zai GF, of AD,I x, z ——- c zyn , en D P, of y ZZ FP ——• FD, zal ti — 6 De Vergelyking van den Cirkel, tot de middellyn AB overgebragt, is yy ZZ ax —— xx. Derhalveiü 2al raen in plaats van y en x haare Waarden moeten ftellen, en men zal verkrygen u u —— 2 b u —1~ bb ZZ (a -'r ac) 5 —>*» zï —-— ac — cc. Die is alsnog eene Vargelylting van den Cirkel, rmar overgebragt toteenen As evenwydig aan de middellyn AB. Men zou des;:e!yks dezelve kunnen overbrengen tut eenen As als Ra, nwakende eenen hoek met den terllen, en zulks zou weinig moeijetyber zyn. De Vergelyking zou alsdan ingewikkelder, doch echter van geene noogere magt zyn, K 2  Mo HISTORIE der rechte Lyn, waar in die magt niet boven den eerden trap kan gaan, zal den eerften ran" uit" maaken. De Cirkel en de Kegelfneeden , wa°ar in dezelve met boven het vierkant kan gaan, zullen den tweeden rang uitmaakén, en zo ook'me? de andere De Heer Defcartes fchikte deeze verfdlillende fporten van kromme Lynen eénigzW W ders. Hy verdeelde dezelve L geflachtèn in ie- men van Z begTP het e",le ^cht de Kruien van den eerden en tweeden rang; het twee- de geflacht die van den derden en vierden «ne , en zo vervolgens van twee tot twee rangen. fiv gaf daar van deeze reden, naamelyk dat eene 7ot1eye "Ti"6 ViCrde ™V gebragt werdt tot eene Vergelyking ;Van de derde magt, eene Vergelyk.ng van de zesde magt tot eene Verg". flootng dTJ6 vyHe raagt • waar »ic "y S- iloot, dat twee Krommen, welke elkander op denZe,kWnfeHVU,gde"' «toffkJit moesten worP. den als of de eene meer faamengefteld dan de S Maar, dk ?rond'begi'uel van DefcaT- tes is niet teenemaal waar, en zyne verdeeling der kromme Lynen om die reden "niet meer in ge! brink. Hedendaags houdt men zich aan de eerfte. Jet fchynt dat men tot den tyd van Defcartes nog geen andere Lynen in de Meetkunde hadt aangenomen, dan de Cirkel en de rechte Lyn. Pappus en de Heer Fieta getuigen ons zulks riuiVny netten, welke men door middel der Ke. (O Resp. Math. 1, Vlft.  WISKUNDE, III. Deel. II Boek. 141 Kegelfneeden daar van gegeeven hadt. Men Helde eindelyk, tot den tyd van Defcartes „ byna in eenen zelfden rang alle de kromme Lynen , welke men niet met eene aanhoudende beweeging, door Liniaal en Pasfer, konde befehryven , en men roemde dezelven Mechanifche Krommen. De Heer Defcartes herltelt in zyne Meetkunde deeze dubbelde dooling der aloudheid. Hy maakt in dezelve een gepaster onderfcheid tuslchen de Meetkundige en Mechanifche Krommen. Hy merkt aan , dat men Meetkundig moet noemen alles wat door eene zekere en naauwkeurige handelwyze verricht wordt, en geeft daar door der Meetkunde terug alle de kromme Lynen, waar van men, door de faamendelling van twee beweegingen , welke onderling eene naauwkeurig bekende overeenkomst hebben, de punten kan bepaalen, of welkers natuur door eene Algebraifche Vergelykinge, welke aan eene ConftruEtie onderhevig is, verklaard kan worden. Deeze conditiën pasfen op de Conchois en Cysftïs; dus keeren dezelve terug in de clasfe der Meetkundige Krommen, even als de Kegelfneeden. Doch roet de Spiraal en Quadratrix is het geheel anders gelegen: de beweegmgen , welke dezelven teelen, zyn zodanig, dat men de be* trekkingen derzelven nog niet kent; want dezelve zyn onder malkander als eene rechte Lyn tot een Cirkelboog. Dus Iaat de Heer Defcartes dezelve in de clasfe der Mechanifche Krommen blyven. Zodanige zyn mede de Cyclois, de Logarithmifche Lyn, enz. Deeze Krommen zouden^Meetkuridig worden, als men de Qiiadraiuur van den Cirkel en den Hyperbool vondt. Het is niet ondienftig van nu af aan in aanmerking te neemen , dat de Meetkundigen, federt de ontdekking der nieuwe Rekeningen , de verdeeling der Krommen, door Defcartes gegeeven , in zekere opzichten verbeterd hebben. De Heer Leibnitz heeft alle die Krommen in de Meetkunde aangenomen; maar hy noemt fommige derzelven Alge/' K 3 brui-  J42 HISTORIE bek. iraifche, en andere Transcendentifche Krommen. De eerften zyn die waar van de natuur of de betrekking der Abfcisfen en Ordinaten, door eene eindige Algebraifche Vergelyking wordt uitgedrukt. De Transcendentijche Krommen zvn die welkers Vergelyking een onëindig getal Termen bevat, ten zy men toevlugt neeme tot de betrekking van haare Differentiaalen, of van haare oneindig kleine elementen. In de daad eene oneindige reeks van Termen, in welke de magt van den Ordinaat of de Ahfcisfe geduurig opklimt, moet als eene Vergelyking van eenen onëindigen rang, of die alle eindi^ rang te boven gaat, aangezien worden. Daar uït heelt Leibnitz den naam van Tranfcendentifche ontleen^ welke hy aan die orde van Krommen geeft. Peeze laatfte verdeeling heeft echter die van Defcartes niet t eenemaal buiten gebruik gebragt. Men zegt b^na zonder onderfcheid de Meetkundige Krommen in tegenftelling van de Mechanfche, of de Algebrailclie Krommen in tegenltelling van de TtanfcendenUfche. J De Heer Defcartes beproeft zvne Avahfis fchier voor de eerfte maal aan een Voordel, 't welk de klip der geheele aloudheid was geweest. Zie i>ier dat Voordel: Verfcheide Lynen, als AB, CD EF, GH, enz. (Fig. 39.) byftellmg, en onëin! dig verlengd, gegeeven zynde, begeert men een punt I, en de plaats van alle overëenkomdige punten, te vinden, uit'welken op ieder van die jLynen andere trekkende, als IK, 1L , IM , IN, enz. onder gegeevene hoeken, de Rechthoek van twee derzelven met die der twee anderen, als 'er vier waren, in eene gegeevene reden zou zyn, of het Lighaam van drie in gegeevene reden met dar der drie anderen, als 'er 6 waren, of zo wy flegts ? Lynen onderdellen, dat alsdan het Lighaam van 3 Lynen in dandvastige reden zou zyn met het Produel der twee anderen, met eene zelfde Lyn vermeenigvuldigd, of met het Product van een der overige met het vierkant van de andere, en zo ver. vol-  WISKUNDE. III. Deel II. Boek. 143 vnlgcr.s naar alle de faarnenvoegingen, welke men van dezelve kan doen, en welk getal Lynen ook gegeeven mogt zyn. Dit in de daad moeijelyk Voorftel, dat nogthans onder het bereik der Rekening valt, hadt de oude Meetkundigen zeer gekweld. Euclides hadt de oplosfing van hetzelve ontworpen; Afpollonius hadt dezelve verder gebragt,en men was eindelyk zo ver gekomen dat men erkende, dat, wanneer die Lynen flegts 3 of 4 in getal waren, de Kromme, waarin alle die punten gevonden werden, eene Kegelfneede was, waarvan men in fooimige gevallen de foort en de (telling bepaalde (u }. Maar wanneer 'er een grooter getal Lynen was, wist men alleenlyk, dat de gezochte plaats eenige Kromme van eenen hoogeren rang was, waar van men de foort flegts in een enkeld geval, dat Pappus niet uitdrukt, bepaald hadt. Dus kan men, zonder de verdienlie der geleerde Aloudheid te kort te doen, zeggen, dat de oplosfingen ,- welke dezelve van dit Voorftel gegeeven hadt , zeer onvolkomen waren: zyhadt flegts die van eenig eenvoudig geval ten halven doen zien, en was by de moeijelyk. ite geheel en al blyven ftaan. Defcartes dit Voorftel aan zyne Analyfis onderwerpende, geeft van hetzelve eene voikomene oplosfing. Hy doet op het einde van zyn eerfte Boek zien, vau welken rang het Voordel in de verfchillende gevallen is. Het zal eene eenvoudi» ge rechte Lyn zyn, als 'er flegts twee Lynen zyn; een Kegelfneede, ais 'er drie of vier zyn ; eene Kromme van den derden rang, als 'er vyf of zes zyn, en zo vervolgens. Eindelyk het Voorftel is altoos vlak, als men, zo lang 'er niet meer dan vier Lynen zyn , flegts één der punten, welke aan de vraag voldoen, begeert te vinden: het zal ligbaamlyk zyn, zo lang het getal van die Lynen niet boven agt gaat, enz. Dit («) De Heer Newton heeft de Oplosfing daar van gegeeven in zyne Ptincipia L> I. SeSl, 5 ( Lem:na XiX* K 4  Ï44 HISTORIE der . Dit Voordel, in het eerde Boek ontworpen , wordt in het eerde gedeelte van het tweede voltooid. Üe lieer Dejcams ontvouwt bv die gelegenheid in hetzelve zyne algemeene Formule van Vèrgelykin? voor de Kegelfneeden, welke ook de Helling L van den As, tot welken men dezelve betrekkelyk maakt-'en toont het gebruik daarvan, door dezelve op het Voorftel, waarvan wy fpreeken, toe te pasfen. Uit Huk, dat waarlyk het vernuft van onzen Wysgeer waardig is, bevat in weinig woorden de srantJehe Ihcorie der Meetkundige plaatfen van de tweede magt. De Heer Defcartes befluit eindelyk hetgeen hy over dit Voordel te zeggen heeft, met eene zeer iiaaye Meetkundige Conftrutlie te geven van één dier byzondere gevallen, welke de tweede ma^te boven gaan. Het is dat waarin men vyf Lvnen heelt, van welke vier evenwydig zyn, en de vvf de hen rechthoekig doorfnydt, en waar in het Lighaam van drie deezer Lynen, welke met rechte hóeken getrokken zyn, gelyk zy aan het Lighaam , dat van de twee overige en eene gegeevene zesde Lyn gemaakt wordt. Alsdan bevindt zich het gezochte punt geduurig in eene foort van Conchois, welke hy Parabolisch noemt ( y), 5 Als (v) De gewoone Conchois wordt gevormd door de eeduunge doorftyding eens Cirkels, welke zich op den As ACE (Fig. 40,) doorfnydt niet de be*ee^lyke rechte lyn, die geduurig door deszelfs middelpunt en het pu^t P gaat. Men kan derhalven, om deeze ConftruBia airerapen te maaken, in plaats van een Cirkel eenige Kromme onderltellen, by voorbeeld, een Parabool, die zich op de zelfde wyze op den As AE za! beweegen, cn mét zich voeren eene rechte Lyn, gaande door een punt van zynen As, en door den Pool P. Hunne geduurige doorfnyding zo boven als onder den As, zal alsdan eene Kromme befehryven, welke men Parabolifche Conchois noemt, en beHaas zal in verfcheide takken, zo als men in Fig. 41. zier. Het is merkwaardig dat, zo men. in plaats van een Cirkel of Parabool, van eenen rechtlynigen Driehoek gebruik maakt, deeze Conchois niets anders is, dan een Hyperbool tusfehen zyae Afymptoten.  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 14J Als wy tot onzen taak genomen hadden om de Meetkunst van Defcartes van Hap tot Hap te volgen, zouden wy hier moeten fpreeken van zyne Leerwyze der Raaklynen, welkers verklaaring onmiddelyk volgt op de ontdekkingen , welke wy nu hebben doen zien. Maar Defcartes heeft, zo als wy reeds gezegd hebben, toen hy zyne Meetkunst fchreef, veel meer de fchikking zyner denkbeelden, dan die der Holten, gevolgd, zo dat men onder de hoedanigheden van dat gedenkwaardig Werk die van eene geregelde fchikking niet moet zoeken. Om die reden zullen wy hier van zyne fchikking afwykeri, ten einde te fpreeken van zyne handelwyze om de bepaalde Vergelykingen van de derde en vierde magt te confirmeren. De Leerwyze der Raaklynen zal, wegens derzelver aanbelang, bet onderwerp van een bvzonder Artikefzyn. Even als een Vooritel, dat op eene Vergelyking van de tweede magt uitloopt, geconftruëerd wordt door de fnyding van een Cirkel of eene rechte Lyn, vercifchen ook de Voorfttlien, welke op Vergely. kingen van eene hoogere magt uitloopen , Krommen van eenen hoogeren rang. Te vergeefs zou men het middel zoeken, om eene Vergelyking van de derde of vierde magt met behulp van Liniaal en Pasfer te confiiueeren; de Meetkundigen zien alsbeweezen aan dat zulks onmogelyk is. Hunne redenen Hennen op de natuur der Vergelykingen; maar wy zouden te wydloopig moeten zyn, om dezelve hier te ontvouwen. De Heer Defcartes brengt de Conjlruiïie van alle Cubifche of Vierkants-Vierkants Vergelykingen tot eene zelfde handelwyze, welkers veranderingen door de gedaante en de tekens der Termen aangeweezen worden. Tot grooter algemeenheid be. fchouwt hy de Cubifche Vergelykingen onder de gedaante van die van de vierde magt, van welke, één van haa-re Faftores nul zynde, de laatfle Term gelyk aan nul zou zyn ; het geen zeer vernuftig is. ïly onderftelt ook , dat men den tweeden Term K 5 lieb-  i46 H ISTORi E d s Et hebbedoen verdwynen, (hetgeen altoos gemaklyk is): waar na hy den Paramter des Paraboolsbzpaalt, overëenkumftig met de (lelling van het middelpunt des Cirkels, welke befchreeven moe: worden, en denzelven moet üiyden. In de Vergely. kingen van de derde magt gaat dezelve door den top, en zo 'er drie weezenlyke Wortelen zyn, fnydt hy den Parabool i:i drie punten, uit welken de Ordinaten, op den As des Parabaak getrokken, de drie weezenlyke Waarden der onbekende zyn. Als 'er flegts één weezenlyke Wortel is, de beide anderen ingebeeld zynde, zal de Cirkel, door den top des Parabools gaande, denzelven flegts in één punt ihyden, dat op de zelfde wyze de weezenlyke en eenige Wortel der Vergelykinge zal opleeyeren. In de Vergelykingen van de vierde magt, waar in vier weezenlyke Wortelen, of flegts twee, of «eene moeten zyn , bepaalt de gedaante der Conftruclie den Cirkel, om den Parabool in vier punten of in twee, of in geene te fuyden. Als 'er twee gelyke Wortelen zyn, zal de Cirkel den Parabool llegts raakeu, en denzelven nog één of twee maal fuyden, naar het getal der andere ongelyke Wortelen: want een raakpunt is niets anders dan twee fnydpunten, welke oneindig dicht by elkander en faamenloopende zyn. Du.? zal de Ordinaat, uit d:it punt op den As getrokken, ieder van die beide Wortelen zyn. Het zou ook kunnen gebeuren , dat in eene Vergelykinge van de vierde magt, van de gedaante dergeenen welke Defcartes cmJlrueert, drie gelyke Wortelen waren. Alsdan zou, de Cirkel, na alvoorens den Parabool aan eene zyde ge(needen te hebben, denzelven aan de andere zyde te gelyk in een raak- en fnydount ontmoeten, 't welk van de zelfde waarde is als drie inydpuntem Wy zullen deeze foort van raakiugen der kromme Lynen, bekend onder den naam van kusfing of beroering ( ofculatio), in 't vervolg leeren kennen.  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 147 Na veiTcbeide voorbeelden over de Conflruttie van Lighaarfilyke Voorftellen, gaat de Heer Dejcartes over tot de oplosfing der Vergelykingen van de vyfde en zesde magt. De zelfcte redenen, welke betoogen,dat de eerfte niet geconftruëerd kunnen worden, als door eene Kegelfneede faamengevoegd met een Cirkel, doen insgelyks zien, dat de Cor.Jlruttie van deezen eenige Kromme van de derde magt vereischt. De Heer Defcattes geeft eenen algemeenen Regel voor de Vergelykingen van de vyfde en zesde'magt, om dezelve tot eene Vergelyking van de zesde magt te brengen, waarvan alle de Wortelen pofitif zyn: vervolgens gebruikt hy eene Parabolifche Conchois, eene Kromme van de derde magt, waar van wy boven gefproken hebben, met een Cirkel. Dteze Cirkel fnydt dezelve in zo veel punten , als 'er weezenlyke Wortelen in de Vergelykinge zyn , als men de raakpunten voor twee fnydpunten rekent; en de Ordinaten, üft deeze punten op den As getrokken, zyn de Wortelen der Vergelykinge. De Heer Defcartes fchynt ten aanzien der Krommen , welke dienllig zyn om de Vergelykingen van hoogere rangen te confirueeren, in een verkeerd denkbeeld te zyn geweest. Plet fchynt dat hy gewild heeft, dat naar maate de Vergelyking twee afmeetingen opklom, die der Kromme, welke by den Cirkel gevoegd moest worden, insgelyks twee magten hooger moest gaan ( w~), zulks dat men, om, by Voorbeeld, een Voorftel van de agtlte magt te confirueeren, eene Kromme van de zesde magt, met een Cirkel faamengevoegd, zon moeten hebben. Zo dit het gevoelen van Defcartes was, kan men niet ontkennen dat hy zich vergiste, en deeze dooling ontglipte den Heer ae Fermat niet. Hy heeft in eenige byzon- de- (w) Cart. Geom. ad fin.  »48 HISTORIE dér dere Geschriften doen zien f», dat bet genoegis , dat het vermeenigvuldigde van de Exponenten der kromme Lynen gelyk zy aan dien der Vergelykinge , welke geconftruëerd moet worden ■ dus tan men eene Vergelyking van de agtlte'magt conftruetren door middel van eenen Cirkel en eene Kromme van de vierde magt. Eene \ érgelyking van de negende magt zou flegts eene Kromme van de vyfde magt met een C irkel of twee Krommen van de derde magt, verëifchen.' De Lieer Jacobus Bcrnouilli, zonder twyffe) de Disfer* latte van Bermat niet kennende, heeft in de Dan. delingen van Leipzig des Jaars ,688, en in zyne aanteekenmgeu op Defcartes, een Gefchrift sevoegd, waar m hy het zelfde bewyst. \h moet echter aanmerken dat het eenigzins onbedachtzaam is dat men Defcartes met de dooiing, waar van wy fpreeken, betigt: want behalven dat de aangehaalde plaats dubbelzinnig is , heeft hv zelf ons een voorbeeld gegeeven, dat ftrydig is met den Kegel, welke men hem toefchryft. In de daad, om de Vergelykingen van de zesde mant te conltrueeren, gebruikt hy flegts een Cirkel,zynde eene kromme van de tweede man mer /«„ Parabolifche Conchof, welke van deö der3e nSt is; hetgeen met den Regel van de Heeren de Eet mat en Etrnomlli overeenkom'. °% laeer lkJCaLtes heeft gedacht dat de eenvoudigfte ConfiruÜie der lighaamlyke Vergelykingen die is waar in men den Parabool, of één der Kegelfneeden met een Cirkel gebruikt. Doch er zyn zeer krachtige redenen tq|en dit gevoelen dairde'GS-is de"/"6, t h°Vre dan de UrkelI is de Parabool, wel is waar, die waar van de Vergelyking de eenvoudig»! is- mtS is uit genoegzaam om die Kromme boven aiiean- de. (x) Fermat. Op. p. xïo. tff fe%.  WIS KUNDE. III. Deel, II. Boek. 149 dere den voorrang te geevenTzo dat zo was,zeg™«en arbeid vorderen, doch dezelve zullen evenwel altoos uittoepen op de uit drukkmg van den Subnormaal, welke gegeeven zynde de Subtangeas gemaklyk doet kennen. y '  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 155 verlengden As der Kromme, om een middelpunt draait. Deeze rechte Lyn fnydt dezelve eerst in een zeker getal punten; doch naar maate zy zich van den As verwydert, of' nader by denzelven komt, naar de omftandigheden, naderen de beide, fnydpunten tot elkander, en verëenigeu zich in een zelfde punt: eindelyk raakt zy de voorgeftelde Kromme. Om den ltand, welken die Lyn alsdan heeft, te bepaalen, handelt de Meer Defcartes ten naaste by even zoo als in de voorgaande Leerwyze. Hy zoekreerstelyk de algemeene Vergelyking, door welke men, deeze Lyn onder een gegeeven hoek hellende, haare fnydpunten met de Kromme zou vinden. Eindelyk bepaalt hy door middel van eene verdichte Vergelykinge, die twee gelyke Wortelen heeft, die helling zodanig als dezelve moet zyn, op dat de Lyn eene Raaklyn zy. Eindelyk leidt hy daar uit af de betrekkiug van de Subtangens tot de Abfcisfe. Wy hebben in het begin van dit Artikel van veifcheide gewigtige bepaalingen in dc Theorie der kromme Lynen gefproken, welke met de Leerwyze der Raaklynen verbonden zyn. Schoon Dtjcartes daar over niet gehandeld heeft, zou men hem echter niet moeten kennen, als men dacht, dat hem dezelve onbekend waren geweest: het is zeer waarfchynlyk, dat deeze de dingen zyn, waar van hy aan het einde van zyne Meetkunde zegt, dat hy aan zyne Leezers het vermaak heeft willen laaten, van zelf die te vinden. Maar wy zyn van oordeel, dat wy hem hier in niet moeten navolgen: tot ons plan behoort noodwendig daar van een denkbeeld te geeven. Er zyn weinig nuttiger en fraaijer Vnngfhikken in de Meetkunde > dan die van maximis & minimis. Men geeft deezen naam aan alle die Vraagttukken , in welken eene grootheid, die volgens eene bekende wet verandert, tot eenen zekeren eindpaal'aangroeiende , en vervolgens' afneemende, of wel in tegendeal aangroeijende, na tot een zeker punt atL a ge-  156 HISTORIE der genomen te hebben , men alsdan dat punt begeert te^PaaJen> waar in dezelve op 't mogelyk grootde of klemde wordt. Behalven de nuttigheid van deeze bepaaling in de zuivere Meetkunde , is haare toepasfing dikwyls onöntbeerlyk in de gemengde Wiskunde. Zo meenigmaal een gewrocht, door eene faamenvoeging van oorzaaken, vermeerdert, en dan vermindert, of in tegendeel, heeft men hec geval van een maximum, of van een minimum, te bepaalen. Dus behoort men deeze Vraagdukken niet als loutere Meetkundige vermaaklykheden, maar a s de gewigtigde in de gantfche uirgeftrektheidder Wiskunde, aan te zien. Elke veranderlyke grootheid, eene zekere wet opvolgende, kan uitgedrukt worden door den Ordinaat eener Kromme van eene byzondere foort. Dus is de bepaaling van het punt, waar in deeze grootheid haaren unerden trap van vermeerdering of vermindering bereikt, in de oogen van den Meetkundige niets anders, dan die van den grootden of klemden Ordm.mt eener Kromme van eene gegeevene Vergelyking. ' 6 b Het is gemaklyk te zien, dat, zo M CFig. ) een punt van maximum of minimum is, de Kromme iiaby dat punt noodwendig gefneeden zal worden, door eenige evenwydige aan den As, op twee plaatlen, als C, e. Om zich daar van te overtuigen, is het genoeg de ^Figuur te befchouwen , welke alle de verfchillende foorten van punten van maxi. mum of van minimum vertoont. Daar uit volgt dat als men BC, of den bepaalden Ordinaat, onderdek, de Vergelyking van de Kromme twee WorteJen , of twee ongelyke Waarden van de Abfcitfe bevat, als AB, of Ah, Maar in het punt van maximum of van minimum fmelten deeze twee Ordi. naten tü een, en by gevolg moet de Vergdvkingder Kromme twee aan de Ah/ciste gelyke Waarden voortbrengen. Men zal derhalven , wanneer men BC als onbepaald aanneemt, in deeze Ver<*elvfcinge twee gelyk, waarden moeten onderdellen; hetgeen  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 157 geen op de zelfde wyze gedaan kan worden , als men bier vooren in de Leerwyze der Raaklynen heeft gezien, en men zal alsdan de waarde der slbfcisfe A fi hebben, waar mede de grootfte of kleinlte Ordinaat overëenftemt. Er is eene gewigtige aanmerking te maaken belangende den Regel de maximis £ƒ minimis, die uit het grondbeginfel van Defcartes ontleend is; deeze aanmerking beftaat hier in, dat c'ie Kegel niet alleen de punten van grootfte en kleinlte Ordinaten eener Kromme opleevert, maar ook die waar in twee takken der Kromme elkander fnyden, wanneer zulks gebeurt; zo als men in N ziet. Dit is een noodzaakelyk gevolg van het grondbeginfel, waar op die Regel ftemit. Want het gebeurt ook in dit laatfte punt, dat twee doorfnydingen van de Kromme met eene evenwydige aan den As faamenloopen , en by gevolg zyn 'er alsdan twee gelyke Waarden in de Vergelyking der Kromme. Doch dit is eene foort van gebrek; want behalven dat een fnydpunt van twee takken eener Kromme van eene geheel andere natuur is , als die der grootfte of kleinlte Ordinaten, moeten deeze laatfte ook in twee foorten verdeeld worden, die men wel van elkander moetonderfcheiden, wanneer men de gedaante eener Kromme wil leeren kennen. Lenige zyn die waar in de Raaklyn evenwydig aan den As is; deeze zyn de waare punten van maximum of minimum. Anderen zyn die waar in die Raaklyn perpendiculair of fchuins op den As ftaat, als de drie laatfte in de bovengemelde Figuur. Deeze punten worden hedendaags terugloopende punten genoemd. De Kegel nu van Defcartes verwart alle die punten onder malkander, en voert ons gevolglyk over de gedaante der Kromme in dooling, ten zy men dezelve naderhand ieder byzonder onderzoekt. De wyze om dezelve te onderzoeken , als men zich van den Regel van Defcattes bediende, zou beftaan in de wyze, om tot ieder van die punten de richtftreek van de Raaklyn te zoeken, E 3 Want  158 HISTORIE der Want zo dezelve evenwydig aan den As wierdt. zou zulks een teken zyn, dat de punten, waarin dit gebeuren zou, weezenlyke punten van maximum of mnimw, zouden zyn; doch zo dezelve perpenaiculuir ot ichuins tot den As was, dat is te zeggen, dat de Subtangens nul of eene eindige grootheid was, zouden de punten, welke die eigenlchap hadden, enkele terugloopende punten zyn.. Zo het eindelyk gebeurde, dat dee e Suf* tangens als onbepaald was,dat is te zeggen,dat de Telleren Noemer van den Breuk, die dezelve zou uitdrukken, beide nul wierden, zou men een fnvdpunt van twee takken der Kromme hebben. In de daad zulks moet in een punt van die foort gebeuren,- want de uitdrukking der Subtansens kan flegts eene waarde opleeveren: en echter zyn by eene doorlnyding van eenige takken der Kromme vericneide Raaklynen, vermits ieder tak zyne eigene Kaaklynin dat punt heeft Derhalven moet in dat geval de Anahfis niets antwoorden , en zulks doet zy, wanneer zy een Breuk als - opgeeft. - Wanneer eene Kromme, die eerst na haaren As uitgebogen was, ingebogen wordt,of in tegendeel is er een punt, dat de uitgebogenheid van de in*ebogermeid affcheidt, en dat eenigermaate de overgang van de eene tot de andere is; dit punt draagt den naam van fmigpunt, of punt der verandering van kromte, Wy moeten nu nog kortelyk aantoonen . op wat wyze men dezelve in de Theorie van Defcartes kan vinden. J Om de natuur van een buigpunt te kennen, moet mende volgende aanmerkingen maaken.Wanneer eene Kromme het eene deel uitgebogen en het andere ingebogen heeft, kan dezelve door eene rechte Lyn in drie punten gefneeden, of in één punt geraakten Jn een ander gefneeden worden, hetgeen het zelfde is, vermits één raakpunt gelyk ftaat "met twee fnydpunten. Laat ons nu onderftellen, dat het raakpunt tot het fnydpunt nadert, dan zal 'er een punt zyn,  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 159 zyn, waar in zy zullen faamenloopen, en de Raak* lyn zal tevens de Kromme ihyden. Nu kan dit punt geen ander dan het buigpunt zyn; derhalven zullen in de Vergelyking, volgens de Leerwyze van Defcartes faamen gefield, als om de Raaklyn tot de Kromme te trekken, ik zeg'er zullen in die Vergelyking drie gelyke Wortelen zyn. Want de drie fnydpunten, welke drie ongelyke Wortelen, of drie verfchillende Abfcisfen voor elk derzelven, als zy van elkander afgefcheiden waren, zouden opleeveren, zullen daar voor drie gelyke Wortelen voortbrengen, als zy zich in één punt verëenigen. Dus zou men, de handelwyze van Defcartes in zyne Leerwyze der Raaklynen volgende,de bewuste Vergelyking moeten gelyk ftellen aan eene andere verdichte Vergelyking, die drie gelyke Wortelen heeft. Waar door men de grootheid der Abfcisfe, met het buigpunt overëeenftemmende, zou vinden. Er is nog eene andere eenvoudiger Leerwyze, om dit foorr van punt te bepaalen: dezelve fteunt op deeze befchouwing, naamelyk dat de Raaklyn, in een overëenkomftig punt, met den As altoos een kleiner of grooter hoek dan alle de andere Raaklynen maakt. De befchouwing der 45/^ Fi' guur leevert daar van een overtuigend bewys op. De reden van de Subtangens tot den Ordinaat in een buigpunt zal derhalven een maximum of een minimum zyn. By gevolg zal het genoeg zyn eene uitdrukking van die reden faamen te ftellen, (hetgeen gefchieden zal,als men deSubtangens door denOraïnaaS deelt), en dezelve te behandelen als eene grootheid , waar van men het maximum of minimum begeert te vinden. Zulks zal de waarde van d&Abfcisfè voortbrengen, welke met dat buigpunt overëenftemt. De bepaaling van de Afymptoten der kromme Lynen is mede een der gewigtigfte takken van de Leerwyze der Raaklynen , en wy behooren dezelve niet te yergeeten. De Meetkundigen weeten, dat men Afymptote van eene Kromme noem: ie L 4 Lya  -6o HISTORIE der Lyn naar welke zy nadert, wy zeggen niet flegts, roet lomnnge weinig naauwkeurige Schryvers hoè langs hoe meer, maar op zodanige wyze, dat'haar rfftand minder worde dan eenige gegeevene grootheid zonder nogthans ooit elkander te ontmoeten. De hedendaagfche Meetkunde befbhouwt deeze Lvnen op eene zeer verllandige wyze. Zy ziet dezelve aan als Raaklynen tot een oneindig ver afgelegen punt van de Kromme, welke nogthans op eenen eindigen afftand van haaren As gaan, of denzelven in een punt ontmoeten , dat flegts eene eindige groothnd van den top verwyderd is. De Kromme van tig. :6. n«. i. vertoont ons een voorbeeld der AJympioten van de eerfte foort, en de Hyperbool tot zynen dwaripn As ovérgebragt, zie Fig.J. „o , J«lTr°nf ee!l,vouorlreld (ier Jfjtnptoie» van'de tweede loort. Doch alvoorens veraer te gaan is liet noodig eenige aanmerkingen vooraf te ftfeU , ^ eerfte is, dar, wanneer men in eene Algebraïsche uitdrukking, als j» + ax ~h », de onbepaalde x onëindig maakt, alsdan alle de Termen ' waar in dezelve niet gevonden wordt, gelyk mede alle die bermen, waar in dezelve in eene lagere magt dan de hoogfte is, zullen verdwynen ■ en de eenige Term of Termen, waar in zy in de hoogde magt gevonden wordt, (taande zuilen bivven De reden hiervan is gemaklyk re befpeuren: een' Vierkant, welks beide afmeetingen onëindig zyn, is oreindig ten aanzien van eenen Rechthoek, "die flests eeneorëindige afmeetiug heeft, en zo ook met "de overige magten. By gevolg vernietigen zich de laagtte magten in vergelyking van de hoogden. De tweede aanmerking is, dat een Breuk, waar van oe l eller eindig en de Noemer oneindig is nul is, en dat integendeel die, welks Noemer o is, on. enidjg ts. in de daad, naar maate de Noemer vertoeerdert, vermindert de Breuk, en in tegendeel. iJe eenviudigite voorbeelden zyn toereikende om zich  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 161 zich daarvan te overtuigen. W anneer dus in eene a2 b gebroken uitdrukking, als , x oneindig ° Ha —xx gefbld wordt, zal die uitdrukking nu! worden ; doch zo men dezelve oneindig wilde maaken, zou de zaak gemaklyk zyn. Men zou flegts aa . xx ZZ o, óï * ZZ a behoeven te Hellen. Alsdan zou a'b, de uitdrukking veranderen in -— waar van de o waarde onëindig is. Eene Kromme, welke tot Ver- a'b '■ selyking zou hebben —— -y, zou der- a&—xx halven haaren Ordinaat, op den afftand a van den top, onëindig hebben. Door deeze aanmerkingen gerugfteund, is de Leezer in ftaat <-m ons voor te gaan, en uit zich zei ven de bandelwyze te ontdekken, om de sJfymp' toten der kromme Lynen te bepaalen. Vooreerst vereifchen die van de e'erlte foort niets meer dan de Vergelyking der Kromme. Het is genoeg daar in de Abfcisfe oneindig te onderltellen, en, naar de bovengemelde grondbeginfelen te onderzoeken , welke Waarde de Ordinaat alsdan zal hebben. Zo de. Zelve eindig is , zal het klaarblyklyk de afltand der Afymptote evenwydig aan den As zyn. Zo dezelve nul is, zal die As zelf de Afymptote der Kromme zyn. Indien men vermoedde, dat deeze Kromme tot Afymptote hadt één van haare Ordinaten, op eenen eindigen afltand van den top geplaatst,zou'er niets auders te doen zyn, dan den Ordinaat onëindig te onderltellen , dat is, den Noemer des fireuks, die hem uitdrukt, gelyk aan o te ftellen, dan zou dg daar uit voortkomende waarde de overëenkomftige Abjcisfe zyn. De tot den As bcV.endeAfymptoten vorderen eenigzins meerder toebereiding, en hier in is de bepaaling der Raaklynen noodzaalrelyk. Deeze zyn, wy hebben het reeds boyen gezegd, zodanige Lynen, L 5 • wel.  162 HISTORIE der welke de Kromme in een onëindig afgelegen punt raaken, en den As op eenen eindigen afftand van den top ontmoeten. Men moet derhalven dien afftand in't algemeen vinden; hetgeen op eene gemaklyke wyze gefchieden zal, als men de Abfcisfe van de Subtangens aftrekt,of dezelve faamen optelt, volgens de gedaante welke de Kromme heeft. Vervolgens zal men de Abfcisfe oneindig moeten onderltellen , en de waarde , welke uit die onderllelling voortkomt, als dezelve eindig is, zal het punt van den As te kennen geeven , waar door de Afymptote gaat. Dus blyft nog over te bepaalen wat hoek dezelve met den As zal maaken. Dit zal niet moeijelykerzyn; het is gemaklyk te zien , dat die hoek bepaald zal worden door de betrekking van de Subtangens tot den Ordinaat, wanneer de Abfcisfe oneindig is. Men zal derhalven de uitdrukking van die betrekking moeten faamenftellen , dat is, de Subtangens door den Ord,mat deelen , en de A'fcisfe in die uitdrukking onëindig onderltellen. De re» den welke daaruit zal voortvloeijen , indien dezelve die van eei e eindige tot eene andere eindige grootheid is, (even als of'er alleenlyk Itandvastige grootheden in den Teller en Noemer des Breuksoverbleeven), zal den hoek van de Afymptote met den As zyn. Zo de Abfcisfe alleen in den Noemer bleef, zou zulks een teken zyn, dat die reden onëindig was; de Afymptote zou alsdan een perpendiculaire Ordinaat zyn. In tegendeel, zo de Abfcisfe m den Teller bleef, zou die reden onëindig klein, en de Afymptote den As zeiven der Kromme zyn. Wy zouden nog, zo de uitgeltrektheid, tot welke wy bepaald zyn , het toeliet, hier de wyze kunnen opgeeven, om verfcheide andere eigenfchappen der kromme Lynen te leeren kennen, als de hoek welke zy met haaren As maaken, op de plaatfen waar zy malkander doorfnyden ; haare terugioopende punten, 't zy dezelve fchuins of perpendiculair op den As ftaan, enz.; doch dat alles zou ons veel te ver van ons bellek doen afwyken. Naardien die  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 163 bepaalingen met de bovengemelde grondbeginfelen verbonden zyn, laaten wy den Meetkundige Leezeren het vermaak over van uit hun zeiven daartoe te geraaken. V I I. Wy fchorten hier voor eenigen tyd op het verhaal der vorderingen van de Leerwyze van Defcartes, ten einde eenen zyner tydgenooten te leeren kennen, aan wien de Meetkunde insgelyks eroore verpligtingen heeft. Diegeenen wien de Hifkrie deezer Weetenfchap een weinig bekend is, zullen wel ras bemerken, dat wy van den Heer de Fermat' willen Ipreeken. Deeze waardige mededinger van Dejcartes flaagde niet minder voordeelig dan hy in liet veld der Analytifche ontdekkingen : men kan zelfs niet loochenen , dat fom mi ge zyner vindingen die van Defcartes in eenvoudigheid te boven gaan, en meer ontwikkelde zaaden zyn van de zo gemaklyke Leerwyzen, welke wy thans bezitten- Zo het menscnlyk verftand Defcartes hadt moeten ontbeeren , zou Fermat in de Meetkunde zyne plaats vervangen hebben, In de daad, zelfs vóór dar Defcartes zyne Meetkunst in 't licht gaf was de Heer de Fermat in 't bezit der meeste van zyne heerlyklte vindingen, als zyne Leerwyze de maximis &f minimis en der Raaklynen, zyne ConftruSlie der lighaamlyke plaatfen, enz. Het bewys daar van wordt getrokken uit zyne Brievenwisfeling (Commercium Epiflolicum) niet Roberval, achter zyne Werken gedrukt. Men leest daar in een Brief van de maand Augustus 1636; „ik heb veel andere Meetkundige Voorftellen gevonden, als de herflelling van alle de vlakke plaatfen van Appollonius, enz. Maar „ hetgeen ik het meest in achting houde, is eene „ Leerivyze om alle foorten van vlakke en lig. ,,, haamlyke plaatfen te bepaalen, door middel van „ wel-  i«4 HISTORIE oer t7 „ welke ik de maxima & miaiwe in omnibus proble„ matibus vinde, en zulks door eene zo eenvou" .l'f.y-fSelyking als die van de gemeene Anall$h' u anderen van de volgende maand Sen ydenll^iat M*9 ^ reeds vo<* JH 1 .H" dhspagnet hadt medegedeeld. veel heelfiïJ^Vft K denzelven naderhand Ven tnrf» Hufebreld> dat hy dien heeft doen dienen tot de vinding van de Quadraturen der Krommen J-'gh-amen, tot die d& Raaklynen, der~. heids-m.ddelpunten, tot de oplosfing Van zekere Voorttelen m getallen, eindelyk tot de bepaainp biykt, dat de heer de Fermat aan zyne Leerwv*e om de Voorftellen te ontleden/ zeer oT|. genlyk den naam van maximis &? minimis gaf* want reen zal bezwaaclyk kunnen beSuen /da't dt vrZk^WyZ' Va" dien naam in veele van die Vraagftukken van eenig gebruik kan zyn. H" ie|rw>7fa de "****!' & ^mis van den reeds AmÏT*™1 °P d'[ ^"^eginfel, 't Welk ^rtf, ; Mln/yne toereometria doliorum be. merkt is , naamelyk dat wanneer eene grootheid bv voorbeeld de Ordinaat eener Kromme' tot haar maximum of minimum gekomen is, haare aangroeiJ.ng of vermindering, |„ eenen oneindig ïï, genen ftand, nu is. Als men van dit |rondbegi^ lel, welks waarheid gemaklyk ontdek? kan worden gebruik maakt, zullen wy den Regel van den Heer de Fermat zien voortkomen? wfnt laat ons onderftellen, dat een Ordinaat door eene Vergelyking uitgedrukt, tot zyn mïximuTgtT0. men zy, zo zal daaruit volgen, dat als rr,™ in die Vergelykinge onderftelt,& da dl Abfc Twet eene oneindig kleine grootheid, als fv {mee" derd of verminderd wordt, deeze beide warden van y gelyk zullen zyn. By gevolg zal men ala aen dezelve vergelykt, de gemeene Temend van aftrekt, zo lang het mogelyk is door e deelt, en  WISKUND E. III. Deel. II. Boek. 163 en eindelyk de Termen, waar in e gevonden wordt, te niet doet, (want dezelve zyn ,"ten aanzien der andere, wegens de oneindige kleinheid van e, niets), eindelyk de waarde van x bekomen, waar mede de grootfte Ordinaat overcenftemt (c). Deeze ongemeen kunftige Regel is, behalven de aanwyzing der grootheden ( notatio) de zelfde als die, welke de Differentiaal- of Fiuxie- Rekening leert. Dezelve moet voor die Rekening zwichten wegens ee- Cc) Wy achten niet ondienitig de handelwyze van deezen Regel door eenige voorbeelden op te helderen. Tot dat einde zullen wy de Vergelyking van den Cirkel neemen, zynde ui xx ZZZZ yy, en onderltellen, dat »en r.iet weet, welke de Ihnd van den grootfkn Ordinaat is. Als men den bewusten Regel volgt, moet men in de voorgemelde uitdrukking x -f- e in plaats van e ftellenhetgeen deeze uitdrukking voortbrengt, sax + lae ~ 2*« ——— ee, welke men gelyk moet ftellen aan 2ax xx. Als men de gemeene Temen wegneemt, heeft men 2 at —— ixe ee ZZZZ o. Men laaie mee, wegens haare oneindige kleinheid, weg, en men zal hebben 2 a; 2xe ZZ O ax ~ 2a 'xzza hetgeen men reeds weer. Maar laat ons onderftellen, dat men in de Kromme welkers Vergelyking is y* ~ ax' — x* den giootften Onhnaat, of, dat het zelfde is, het grootfte Produét vsn een der deelen van eene Lyn met het Vierkant van het andere, begem te weeten. Dan zullen wy, volgens her voorfchrift van dtn Regel, i„ dit geval hebben, ax* . ** _ ax1 + 2axe + aee . x1 zeex e3 Laat ons nu de gemeene Termen wederzyds aftrekken verdokens die waar in e tot den Cubus of het Vierkant verheven is, weglaaten, en eindeiyk door e deelen, dan zullen wy hebben 2a ~ 3*, of x - j a; hetgeen ons te kennen geeft, dat deeze Kromme haaren grootflen Oratnaat • a van den top verwyderd heeft, of dat het gezochte grootfte Vrodutt dat is, \ welk voortkomt, als men het v.erkant van } der Lyn met het overige derde deel veimeenigvnldigt.  16-6* HISTORIE »br eenige verkortingen in de bewerking, en om dat dezelve belemmerd wordt door eenige irrationaals uitdrukkingen, waar van het niet altoos gemaklyk is eene Vergelyking te ontheffen, daar dezelve in tegendeel geen de minne verhindering in de laatstgemelde Rekening toebrengen. Kven als de Regel van De/carter voor de VraagHakken de maximis & minimis aan eenige byzondere bepaahngen onderheevig is , heeft die van den Heer de termat ook de zyne. Naardien deszelfs natuur medebrengt, dat dezelve de punten eener Kromme opleevert, waar in twee oneindig dicht by elkander ftaande Ordinaten gelyk zyn, geeft dezelve ook alle die punten, waar in de Raaklyn evenwydig aan den As is. Maar fchoon zulks meerendeels gebeurt in punten van grootfte of kleinlte Ordinaten, zyn deeze punten echter niet de^ eenige welke die eigenfehap hebben. Een buigpunt of terugloopend punt kan zyne Raaklyn evenwydig aan den As hebben, zo als men in Fig. 47. kan zien, en by gevolg, zo in de voorgeftel«e Kromme een punt van die natuur is, zal de Kegel van Fermat hetzelve met alle de punten van waa.rero/mmaof/Kini-rcavoortbrengen.Men zal derhalven na die punten bepaald te hebben, dezelve ieder byzonder moeten onderzoeken, om te zien of aan -/eene zyde van hetzelve de Ordinaat fteeds aangroeit of vermindert; wantin dit geval zouden dezelve flegts buigpunten of terugloopende punten zyn Wy merken hier in 't voorbygaan aan, dat de Heer Huygens gemist heeft in de verklaaring, welke hy van dien Regel geeft. Deszelfs grond, zegt liy, bellaar daar in, dat wanneer een Ordinaattot zyn maximum & minimum gekomen is, !er wederzydf twee nabuurige en gelyke Ordinaten zvn. Dit is wel eene eigenfehap der maxima en minima; doch geenszins die welke het hoofd-onderwerp des Regels van den Heer de Fermat is. Want zo dat waar was, zou dezelve niet alleen de punten voortbrengen, waar in de Raaklyn evenwydig aan den As is,  WISKUNDE. III. Deel. II, Boek. 167 is, maar ook die punten, waar in zy perpendicw lair op den As ftaat, zo als de Kegel van Defcartes leert, en zelfs de fnydpunten der takken van kromme Lynen : hetgeen dezelve niet doet. De waare grond van zynen Regel is , dat wanneer de Ordinaat eener Kromme tot zyn maximum of minimum gekomen is, haare Raaklyn meesttyds évenwydig aan den As, en by gevolg het verfchd van twee oneindig dicht by elkander ftaande Ordinaten nul is. Deeze vinding van den Heer de Fermat gaf aanleiding tot eenen zeer hevigen twist tusfehen hem en den Heer Defcartes: doch vermits zyne Leerwyze der Raaklynen mede één der voorwerpen van dien twist wa*s , zullen wy dezelve vooraf bekend maaken. Deeze is niet minder vernuftig, en ten naaste by op de zelfde grondbegini'elcn gevestigd. Zie hier op wat wyze de Heer de Fermat dezelve verklaart. Laat de Lyn BD (Fig. 4S.) de Raaklyn tot eene Kromme, by voorbeeld, een Parabool, zyn: dan is het klaarblyklyk, zegt de Heer de Fermat, dat ieder andere Ordinaat dan BC, als bc, dezelve van buiten zal raaken, en by gevolg de reden van BC tot bc, welke de zelfde is als die van CD tot cD minder zal zyn dan die van CB*1 tot c b ,of die van CA tot cA. Maar zo men onderfielt, dat deze reden de zelfde zy, en de afftand Cc niets worde, zullen de punten b en B faamen. 1'melteu, en men zal eene Vergelyking bekomen, welke eveneens als in de Leerwvze de maximis £? minimis behandeld zynde, de redén van CD tot CA zal voortbrengen. Wy kunnen niet loochenen, dat de Regel van den Heer de Fermat, voorgedragen zynde, zo als wy in navolging van hem gedaan hebben, niet onder het vdordeeligst gezichtpunt geplaatst is. Dezelve zou op de volgende wyze eene betere gedaan-  -68 Historie der daante verkrygen. Iedere Raaklyn, zouden \vf zeggen, is niets anders dan eene fnylvn (fecans) welkers fnydpunten met de Kromme, geduurig tot elkander naderende, eindelyk faamenloopen, of op elkander vallen. Men moet derhalven twee Ordinaten ouderdellen, als BC, bc (fig. 49.), wier afftand e onbepaald zy, endoor de Vergelyking der Kromme de grootheid vinden van de Lyn CO, zynde de afftand der doorfnyding van de «Snylyn en den As tot den Ordinaat BC. Dit zal eene Vergelyking opleeveren, in welke niets anders te doen zal zyn, dan e oneindig klein te maaken*' zo als men in de Leerwyze de maximis ff minimis gedaan heeft; dan zal men eene Vergelyking tusfehen C D en CA hebben, welke *de reden van de Subtangens tot de Abfcisfe zal voortbrengen, (dj. Thans Cd~) 2fe hier een voorbeeld van deeze Leerwyze, or> dert jrelyMyï'Ven Hyperbool toegepast. Laat de halve-dwarfe Diameter (Fig. 40., e, de Abfcisfe AC ZZ x, CD Z 2 zyn jdanisBCf (2ax+xx), en Ac I 1 e zynde, is cb zz V (iaXX - trhx e\"\ Nu is, wegens de gelykvormigiheid der Driehoeken, B Ctbc .1 CDicD, of BC : bc :i CD:cü; by gevolg 2«x-h XX : zax ■ 2ae -|» *a ■ ■ 2X! + e'x:; z" s z ———— el , en vermeenigvuldigenJe de uiterfte en middelde Leden , verwerpende vervolgens de gemeene Termen, gelyk mede die waar in e* gevonden wordt, en deelende eindelyk door bekomt men z ZZZZZZ aax-t-x" "■—•—» 't weik de waare uitdrukking van de Sa^aoa -h x gens in den Hyperbool is.  F WISKUNDE. Ut bul ll. Bvek. 169 Thans moeten.wy vejllag doen van het gefchil» •dat de Heer de Fermat, by gelegenheid van diebeide Leerwyzen, met Defcartes kreeg. Toen de Meetkunst van Defcartes het licht zag, was dé Heer de Fermat één der eersten om dezelve te onderzoeken, en zonder tvvyffel deedt. hy dezelve, het recht dat zy verdiende. Maar hy was zeer Verwonderd van niets in dezelve te vinden belan* gendede Vraagftukken de maximis & minimis, weikei door hun aanbelang en zwaarwigtigheid in 't by-» zonder den aandacht der Meetkundigen waardig • zyn. Hy fchreef derhalven aan den Vader Mèri fenne, eh zondt hem zyne Leerwyzen voor dé Vraagftukken de maximis 0 minimis, voor dè Raak» lynen der Krommen, voor de ConjïfuBie der lighaamlyke plaatfen, betuigende hem tevens zyné verwondering daarover, dat de fleer Defcartes' de eerften dier vraagftukken over *t hoofd hadt gezien.. Deeze aanmeiking fcheen Defcartes eene. hem hoonende uitdaging te zyn: daar benevens was zyne twist met den Heer de Fermat over dè RefraSiie nog allerhevigst, en hy werdt ligtelyfc vertoornd Op diegeenen, welke te lang draalden, 'om zyn gevoelen te omhelzen. In die omftandigheden, eii met die gemoedsneigingen bezield, outn«~hy het gefchrift van den Heer ds Fermat. Vooringenomen met de begeerte om iets berisplyks daar in te vinden, antwoordde hy den Vader ■Merfenne, dat beide die Regelen niets deugden, en wierp zwaarigheden tegen dezelveu op, welke wy wat laager zullen voordragen.. De Heer dé Fermat vondt twee yverige voorftanders in tfe Heereu Roberval en Pafcal den vader; van eenen anderen kant kozen de Heerén Midwgè.-, Defargues en Hardi de zyde van Defcartes ■, en hiér uit om: ftondt een Letterkundig twistgeding , dat van beide zyden met veel hevigheid en verbittering bepleit werdt. Wy hebben daarvan de ftukken irt het derde Deel der Brieven van DefcaHesi Het gefchil nam met dat, 't welk de Dioftrica betrof, 8 M te  .17© HISTORIE dik te gelyk een einde. De Heer de Fermat, een vyand van twist, en rechtmaatiger ten aanzien van Defcartes , dan deeze ten zynen opzichte was, deedt de eerfte flappen tot verzoening; de vreede werdt getekend, en van eenige verpligtende Brieven van wederzyden gevolgd. Wy ftaan geen oogenblik in bedenking om hier Defcartes t'eenemaal in 't ongelyk te ftellen Het is klaarblyklyk in 't geen den Regel de maximis & minimis betreft; in de daad , Defcartes waande, dat de Regel van den Heer de Fermat niet goed was, om dat dezelve niet doorging in een geval, waar in hy eene verkeerde toepasfing van denzelven maakte. Hy wilde dat de Raaklyn uit een uitwendig punt, als C ( Fig. 50.), tot den omtrek van eene Kromme getrokken, ten aanzien der Lynen tot het uitgebogen deel getrokken, een waar Maximum, of ten aanzien van die, welke tot het ingebogen deel gaan, een Minimum was; ingevolge wilde hy, dat de Regel van den Heer de Fermat op die wyze diende, om de Raaklynen der Krommen te vinden • en vermits dezelve zulks niet deedt, verklaarde hy , dat dezelve .niets deugde. Maar de drift alleen, (want de groote mannen zyn 'er niet altoos vry van), konde Defcartes die tegenwerping inboezemen. Op wat wyze mén het ook verftaat, is de Raaklyn CA geenszins een Maximum of een Mi* vdmum, en zy heeft 'er ook geen het minfte kenteeTken van. De eigenlyke Regel van Defcartes voor de Vraagftukken van die natuur; die van de Diffe~ rentiaal- of Fluxie-Rekening, welke, behalven ds aanwyzing der grootheden, de zelfde is als die van Fermat, zouden gebreklyk zyn, als dit voorgeeven gegrond was. Hier is geen Maximum of Minimum, als de reden van CB tot B A, of wel het deel DE van de Raaklyn in het punt D. Wanneer men nu het vraagftuk op die wyze befchouwt ,flaagt de Regel van den Heer de Fermat zeer wel , en geeft naauwkeurig de Raaklyn. Defcartes hadt eene waarfchynlyker, en in zekere  WISKUNDE. Hl; Deel. II. Boek. i?r re opzichten gegronder tegenwerping kunnen doen, als hy den grondflag cies Regels beter gekend hadt. Hy hadt flegts eene Kromme te zoeken, zodanig als die welke Fig. 51. vertoont, en welke een terug* loopend punt perpendiculair in B heeft, dat een foort van Maximum is. De bewuste Regel, op de bepaaling van dat Maximum toegepast, zou hetzelve niet voortgebragt hebben, waar uit hy zou hebben kunnen belluiten, dat dezelve gebreklyk was. Doch Fermat zou hebben kunnen antwoorden, dat de natuur van zynen Regel medebragt, om alleen de punten aan ie wyzen, waar in de Raaklyn evenwydig aan den As is, en dat men, wel verre van deeze bepaaling voor een gebrek te houden, dezelve als eene volkomenheid moest be. fchouwen. Eindelyk zo hy eenigzins onderfteuni was geworden, door de inlichting, welke wy he. dendaags in dat vak hebben, hadt hy hem kunnen tarten om eenigen Regel op te geeven. die niet aan eene zodanige of foortgelyke bepaaling onderhevig was. In de daad 'er is geen Regel, zon. der zelfs die van de Differentiaal- of Fluxie-Rekening uit te zonderen, die niet te veel, of te weinig uitgeftrekt is, en om die reden eenige byzondere opmerkingen verëischt. Dit gebrek fchynt volftrekt onvermydelyk te zyn. In de tegenwerpingen, welke de Heer Defcartes tegen den Regel der Raaklynen van Fermat inbragt, is iets dat meer fchyn heeft; doch het is mede in den grond niets anders dan eene weezenlyke vittery. Fermat hadt zich in het voorbeeld zyner Leerwyze van eenen Parabool, en één van deszelfs eigenfchappen bediend, om de Raaklyn daarvan te bepaalen- Defcartes, dat voorbeeld als algemeen befchouwende, paste den Regel'toe op- 'andere Krommen, door naauwkeurig de zelfde handelwyze als die van het voorbeeld te volgen; eene haadelwyze die niet toepasfelyk was als of> den Parabool: en vermits dezelve niet gelukte, verklaarde hy, dat dezelve valsch, en zo liegt was, dat men Ma i*  172 HISTORIE der in denzelven niet eens gebruik maakte van de kenlyke eigenfchappen der Kromme, tot welke de Raaklyn moest getrokken worden. Men kan niet vermoeden, dat de Heer de Fermat, die waarlykêen verheven vernuft bezat, tot eene'foor^e ykeongerymdheid veme . Roberval en PafcafJwoordJ« op eene nadruklyke wyze en gaven voor, dat zo Defcartes den zin van den Regel en het bewuste voorbeeld verftaan hadt, hy geen ^fchH m« hJS gezocht zou hebben. De Heer Defcartes hieldt aan zyne zyde hardnekkig ftaande, dat de Heer de fermat zyn Regel niet verftondt, en niets, vnlïn t""6 Ver,zoemnS ni«, heeft hem van ge^ voelen kunnen doen veriuderen. Zelfs ziet men v\Vre\rnrtyd daar na'in een *S SS Z^! j eTfeme' V0°WV<» - dat hy het was die zyne tegenparty wegens dat onderwerp de oogen geopend heeft en dat zo deeze daar in geflafgd was om den Regel naauwkeuriger te maaken, hy zulks aan hem zou te danken hebben. Zo hy al ergens deszelfs voortreffelykheid, en het voordeel w\hP?HehVe 10 ,het Ruk van «nvoudigheid en kortheid boven den zynen heeft, erkent, is zulks om geen andere reden als om zich de verdienlle ervan toe te eigenen. Het is waar, dat men denzelven in eenen zyner Brieven (*) duidelyker verklaard vindt, dan zulks door den Heer de Fermat gedaan was. Doch di: was geen reden om zich de eere daar van toe te fthryven. Zond r Fermat, die met den zynen te vreeden was,dacht ïiyvfaa",r™tS me-r; e" de verdienlte eener vinding blyft altoos aan nem, die van dezelve de eerfte gronden geDgd heeft, fchoon men 'er naderhand eenige trappen van volmaaktheid heeft bygevoeed. By die Realen voor de Raaklynen en de vraag! Rukken ae maximxs & minimus voegde de Heer de Fermat nog eenen anderen, voor de bepaaling Editie. ^ BrieVen' Vli Deel' P' »* Franfch.  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 173 «Ier zwaarheids-middelpunten. Doch vermits dezelve zeer bepaald is, en zien alleenlyk uitftrekt tot de Parabolen en de Parabolifche Conoïden van alle genachten, zullen wy ons daar by niet ophouden. Wy bebooren onzen aandacht meer te vestigen op zyne Gefchriften over de vlakke en lighaamlyke plaatfen, en over de Confiruclie der Vergelykingen van de derde en vierde magt. Men ziet uit die Gefchriften, waar van hy in zyne .Brieven fpreekt, vóór dat nog de Meetkunst van Defcartes het licht zag, dat hy met onzen Wysgeer het zelfde denkbeeld hadt, om de natuur der kromme Lvnen door Algebraifche Vergelykingen uit te drukken. In het eene, dat tot 'l'ytel voert Ifagoge Topica ad loca plana £f Jolida, bepaalt hy de verfchillende gedanntens van Vergelykingen, welke uit de onderscheidene ftanden van den As der Kegelfneede, op welken men de AbPcisfen neemt, en uit het punt van waar men dezelve begint te rekenen , ontftaan. Vervolgens gaat hy over tot de Conjlrudtie van verfcheide lighaamlyke Vergelykingen in het Gefchrift, dat tot 'l'ytel voert: Appendix ad ifagogem Topicam, 't welk de Uitgeevers der Werken vau Roberval zeer te onpas onder die van deezen laatften ingelascht hebben,doch dat buiten tegenfpraak den Heer de Fermat toebehoort. Wy zullen ons hier bepaalen met te zeggen, dat zyne Analyfis zeer veel overeenkomst heeft met die van den Heer Slufius, wien wy in 't vervolg van dit Boek zullen leeren kennen. De Weer de Fermat maakte nog eenige merkwaardige vorderingen in dat gedeelte der Meetkunde, 't welk de Quadratuur der kromlynige Figuuren betreft. .In een Gefchrift, dat men onder zyne We"-, ken leest, wyst. hy de afmeeting van verfcheide vry faamengeftelde Krommen aan, welke hy door kunftige hervormingen tot die van den Cirkel of den Hyperbool overbrengt. Htt is daar door, dar hy de meeting vau de Cysfois, de volftrekte QuadxaM 3 tuur  m HISTORIE der tuur van de Hyperbolen der hoogere geflachten enz. vondt. > Wy twyffelen geenszins of de weetgierigheid onzer Leezeren zal belang oW in ftellen, om een zo lofwaardig Meetkundige eenigzins van nader bv te kennen. Wy zullen hen het weinige dat wv 'er van weeten te kennen geeven. De heer de Fermat rras van Toulouje , alwaar hy in 't begin der zeventiende, of het einde der voorgaande eeuwe gebooren werdt. Schoon hy zich eenen groote» naam inde Wiskunde gemaakt heeft, was dezelve nogthans zyne eenige en voornaamfte bezigheid niet. J3y dien fmaak en dat verheven talent, dat hv in dezelve hadt, voegde hy eene groote geleerdheid, en eene volkomene kennisfe der Griekfche en veeIe andere hedendaagfche Taaien. Daar hy no* daar benevens den post van Raadsheer in 't Parlement van louloufe bekleedde, bediende hy dien altoos met vlyt , en verwierf zich den roem van één der ver- ïn RRKht^ tC T {f)' Hy (tierf in begin des laars 1665. De verzameling zyner Wer- ken beftaat in twee Deelen ( in-fol.) ' welke na zyn dood in 't licht kwamen. Het een is eene uitgave van Dtophantus, verrykt met zyne aanteekeinngen en ontdekkingen in dat deel der Anahfy t welk door dien ouden Rekenkunftenaar bevorderd, en door hem nog verder uitgebreid is fgV het ander bevat zyne eigene Werken, zo van dè Meetkunde volgens de oude Leerwyze. die hem zeer gemeenzaam was, verhandeld, als van de hedendaagfche Analyfis. Men vindt ook nog in dezelve zyne bnefwisfeling met verfcheide beroemde Meetkundigen van zynen tyd, als Roberval. Pafcal enz.; dit is een zeer belangwaardig ftuk voor dl Hiftone der Meetkunde en Analyfis. VIJL : (H Journal des Scav. Fe'v. 1665. (g) Zie het Artikel van Diophantus, in onsI. Deel. V Tiaet pag. 434. *'.v.u««fc  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek, 175 V I I I. Men zou bezwaarlyk iets anders kunnen denken, dan dat de Meetkunst van Defcartes algemeen zeer greetig aangenomen zoude zyn. Maar verfche'^e ourzaaken vertraagden eenige Jaaren haare bevordering ür zyri vooröordeelen zeii's ten aanzien der Meetkunde, en het is iets zeldzaams, dat zy, welke reeds lang aan eene zekere wyze van redene'eren gewend zyn, eene geneigdheid roonen om eene oude gewoonte te verhaten, en eene nieuwe te omhelzen. Daar benevens was het Werk van Defcartes met eene zo groote beknoptheid gelchreeven , dat flegts zeer weinig lieden in ftaat konden zyu om hetzelve te verftaan. Defcartes eindelyk hadt zyne vyanden, welke, zo veel hun mogelyk was, zyne vindingen verachtelyk zochten te maaken. Alle die rédenen faamengevoegd bragten de foort van tegenftand te weeg, welke zyu Werk in 't eerst ontmoette. De meeste Meetkundigen maakten weinig werk om het te onderzoeken, en fommige andere bemoeiden 'er zich niet mede als om het te berispen, zonder hem het recht te doen dat hy verdiende, wegens de ontdekkingen zelve, welke zy niet ontkennen konden daar in te vinden. Onder die verachters der Meetkunde van Defcartes verdriet het ons'den Heer de Roberval te vinden. Wy kunnen niet ontveinzen, dat hy zich ten dien opzichte op eene zeer driftige wyze gedroeg, en die hem weinig eere aandoet. Zyne ontmoeting met Milord Cavendish verdient verhaald te worden. Op zekeren tyd in gefprek zynde met dien Heer, welke in de Wiskunde zeer ervaren was, betuigde hy hem zeer verlangende te zyn om te weeten, waaruit Defcartes het denkbeeld hadt kunnen bekomen, om alle de Termen der Vergelykinge aan nul te vergelyken. Milord Cavendish antwoordde hem, dat hy zulks om geen andere reden) niet wist, als om dat hy een Franschman was, en boodtbemaan hem het Boek te toonen, waar aan Defcartes die vinM 4 ding  17Ó II I S TOR I E b e r ding verfchuldïgd was. In de daad hy bfaet ben in zyne kamer, en toonde hem de plaats van Har. not, alwaar men het zelfde ziet; waarop Roberval, van vreugde verrukt mtnep, hy heeft het gezien, hy heeft tet gezien', en zulks vervolgens overal verbreidde .Deeze trek vertoont ons, om de waarheid te zeggen , nog niet anders dan een blyk der afgunst van .JtTf '' d°ru • ï h? het daar by niet berusten. Hy waande verfcheide feilen in de Meetkunde van Bef- nn^Vf ver,bfteren» en ni« ih is hy t'eenemaal onvericnoonlyk; want zyne tegenwerpingen zyn allen ongegrond en bewyzen niets anders dan zyne jgtt en hardnekkigheid. De eerfte tegenwerping , die hy Defcartes deedt, was dat hy gefeild hadt in zyne ConfiruUie der Vergelykingen van de zesdS fT:JAeen Sedeelte 2yner Parabolifche Conchois hadt voorbygegaan, zonder 't Welk een Cirkel dezelve met m zes punten kou fnyden. Hy hadt zichtbaarlyk onrecht: want Defcartes, zyne Vergelyking tot eene andere herleidende, waar in alle de )lV ZPfuf T' Wa! dat ^edeelte zy»er Con. mis, ón Roberval waande voorbygegaan te zvn. denA?^ "utte]™s> vern,!ts ^'ve, als onder den As zynde, negative Wortelen zou opgeleverd hebben. Hy was ook het fpoor byster door voor te geeven dat het bovenfte deel van die Kromme door een Cirkel niet in zes onderfcheidene punten konde gefneeden worden. Defcartes wees hem een gemaklyk middel aan, om zich te verzekeren da" zulks mogelyk is, en dit gebeurt in de daad zo ffi de AHïSluH"dde ih >' en de Vader RalleuT) betoogd hebben. lichter ziet men hem, niettegenftaande den tyd, welke hy gehadt hadt om zulks te onderzoeken, titn jaaren daar na de zelfde. i (/O Schoot. Comm. ad fin.  WISKUNDE. III. Dèel. II. Boek. 177 de tegenwerping aan Defcartes vernieuwen (k). In den zelfden tyd maakte by nog eene nieuwe over de natuur der Vergelykingen. Hy bepaalde zich niet meer tot liet voorwendzel, 7.0 als hy in 't eerst gedaan hadt (l), dat Defcartes gefeild hadt in zynen Regel om de pnfidve en negative Wortelen van elkander te onderfcheiden , vermits dezelve geen plaats heeft als 'er ingebeelde Wortelen zyn. Hy wilde dat dezelve valsch was, zelfs als 'er geen ingebeelde Wortelen zyn. De Vergelyking, welke hy tot een voorbeeld opgaf, was deeze , *3 —- 4.x* -h 4« 4==o, waar in, zo hy zeide, geen ingebeelde Wortel is , en die. nogthans geen drie pofitive Wortelen heeft: men hadt gaerne gezien , dat hy die drie Wortelen, welke den Regel van Dejcartes als ongegrond zouden doen aanmerken, getoond hadt; doch hy doet zulks niet: en in de daad, deeze Vergelyking heeft flegts eene weezenlyke Wortel, die men op zeer weinig na bevindt te zyn 3. 13, en de beide andere, zynde ingebeelde Wortelen, zyn o. 43 -1- V (— 1.0930). Frankryk zou byna de fchande op zich geladen hebben, van de laatfte te zyn geweest om de Meetkuust van Defcartes met goedkeuring te vereeren, zo niet de Heer de Beaune daar voor gezorgd hadt («O, Deeze geleerde Analist was de eer- (J) Lettres de Defcartes. T. IH. p. 454(l) Deeze tegenwerping wordt den Heer de Fermat toegefebreeven in eene uitmuntende Memorie van den Heer Abt de Gua, (Mém. de PAcad. 1743). Hetgeen dien Analist in dooling heeft kunnen brengen, is dat Roberval in. den Brief, waarop hy zich beroept, niet genoemd wordt 1 doch het is zekerlyk van hem, dat in dien Brief gefproken wordt. . . (m) De Heer d Beaune was Raadsheer in het Regfsgebièd van Bhis. Hy was in 't Jaar ióoi gebooren, enflieif Jn 't Jaar 1651. MS  178 HISTORIE der. eerfte die alle haare geheimen doorgrondde, en dezelve hadt nog niet lang het licht gezien, toen hy reeds ondernam de moeijelykfte plaatfen met aantekeningen op te helderen. Hy deelde dezelve mede aan Defcartes, welke die op eene zeer verpligtende wyze goedkeurde, en hem antwoordde, dat hy'er geen woord in gevonden hadt, dat niet overeenkom (hg zyne meening was. Men vindt dezelve in het Commentarium van van Schooten, onder den Tvtel van Florimtindi de Beaune, ih Cart. Ceo'ft. notet breves. De yver met welken de Heer de Beaune zich ten voordeele der nieuwe Meetkunde gedroeg, verwierf hem in 't byzonderde vriendfchap van onzen Wysgeer, die op verfcheide plaatfen zyner Brieven betuigt op zyu oordeel en goedkeuring meerder ftaat te maaken, dan op die van alle andere Meetkundigen , welke toen in Frankryk waren. Deeze Brieven (n) geeven ons te kennen, dat de 'ieer de Beaune het berucht vraagftuk, om de natuur der kromme Lynen, door de gegeevene eigenfchappen van haare Uaaklynen, te bepaalen, het eerst op her tapyt heeft gebragt. Dit uoemt men de omgekeerde Leerwyze der Raaklynen, om dat dezelve het omgekeerde is van die, welke de Raaklynen door de eigenfchappen der Kromme bepaalt. Zelfs deedt hy op dat onderwerp verfcheide ontdekkingen , waar over de Heer Defcartes hem grootelyks pryst. „ Wat aangaat uwe kromme „ Lynen, zegt hy (0), de eigenfehap, waar van gy my het bewys zendt, heeft my zo fraai toe^ gefcheenen, dat ik dezelve höoger achte dan de ' Quadratuur van den Parabool, door Archimedes " gevonden; want hy onderzoekt eene gegeevene v Lyn, daar gy in tegendeel de ruimte bepaalt, wel- ke befloten is binnen eene Lyn, die nog niet ge„ geeven is. ^ («) Zie de 71e. van 't III. Deeli O) Ibid.  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 179 In die omftandigheden gaf de Heer de Beaune aan ', Defcartes een Voorftel op , dat beroemd is gevvori den , en zynen naam. behouden heeft. Deszelfs on. derwerp was om de Conjlruclie eener Kromme te vinden, zodanig dat de Ordinaat EG f Fig. 52.) in reden was tot de Subtangens E B, als eene gegeeI vene Lyn N tot GF, welke tusfehen de Kromme I en de Lyn AF, met een hoek van 450 overhellen* de, befloten is. ' Dit Voorftel is vry moeijelyk, zelfs als men 'er de Integraal-Rekening toe gebruikt: doch de verhevene verftanden weeten doorgaans i zich wegen te baanen midden door de zwaarïgheden, welke de gemeene verftanden affchrikken- en 1 de Heer Defcartes was over dit onderwerp niet zo kort, als men gemeenlyk denkt, en zo als een beroemd Meetkundige gefchreeven heeft {/>). Hy 1 bevondt ( q) i°. dat die Kromme eene y/J'ymptote : hadt evenwydig aan de Lyn AF, en gaande door het punt C, dat eene grootheid gelyk aan N van i A verwyderd is. 2". Dat, trekkende GI even\ wydig aan CE, en GK als Raaklyn in het punt j G, de Subtavgens IK ftandvastig was : eene eigenI fchap welke genoegzaam is om te befluiten, dat I de gezochte Kromme niets anders is dan eene Logarithmifche Lyn, welkers Ordinaten met een hoek 1 van 45° op den As overhellen. 30. Hy confirw i eerde dezelve door de faamenvoeging van twee be. I weegingen, of door de geduurige doorfhyding van II twee Liniaalen, waar van de fnelheden waren, de eene gelykmaatig, de andere veranrierlyk , volgens 1 eene zekere Wet, welke hem toeliet zo veel punten van dezelve te vinden, als hy wilde. Het zou niet onaardig zyn, als de Analyfis, door welke i, Defcartes tot die kundigheden geraakte, tot ons ge- I komen was. Maar wy hebben in zyne Brieven geen !! fpoor daarvan gevonden. De I r (p) Het is de Heer Bernoulli in 2yne Lefl. calculï I integ. Leét. II. (?) Blieven van Defcartes.'^Ibid.  i8o HISTORIE »er m % / 04 Be%Tn,e vergenoegde zich niet met de Meetkunde van Defcartes door zyne aantekeningen op te helderen: hy gaf nog in de Analyfis dgeboorte aan eene nieuwe rfcorfe, naamelyk die der X.t»ufM van de Vergelykingen ; eene Theorie ISvl voor derzelver Oplosfing leer „u g^J1 waarde van deeze vinding wel te befeffen, let men Z1cl, te bmnen brengen hetgeen wy boven neb ben doen z.en, naamelyk dat, de Vergelyking van Breuken en trrationaale grootheden gezuiverd zfnde zo dezelve eenige rationaale Wortel heeft, dezelve* noodwendig een deeler van den laatften Termih. maar het gebeurt dikwyls dat deeze laatue ïm ZZmTT ^ T heeft* Hoe «I ™» nu ten naaste by den deeler onderfcheiden , welke men kiezen moet, om duizend vergeeflche en lastige be" proevingen te vermyden ? De Heer de Beaune kwam deswegens op den inval om de beide getallen k pepaalen, tusfehen welken de grootfte en kleinlte der gezochte Wortelen gevonden worden , heS geen.hy de Ltmtten.der Vergelykinge noemt. Dee. ze vinding vermindert grootelyks den arbeid en brengt dikwerf de deelers, welke beproefd rnoeteS worden, tot een zeer klein getal; zelfs zal men, fomtyds aanftonds daar uit zien, dat.de Vergelvkmg geen rationaale Wortel heeft , gelyk in hefgi val als het gebeurde, dat de Xtotusfchen de. raast op elkander volgende deelers van den laatften Term vielen. De Heer de Beaune gaat alle de "edaantens van Vergelykingen, van de tweede tot de vierde magt ipgefloten, zeer zorgvuldig na, en wyst in a le die gevallen de Limiten der Wortelen aan. Wy zyn de Verhandeling, welke zyne v " dingen bevat, aan den Heer Eramus Bartholinus verfchuldigd. Na den dood van den Heer de Beau. net wien hy te Blois was gaan bezoeken, verkreeg hy van zyne erfgenaamen de verftrooide ftukken zvner handfehnften. Hy verzamelde dezelvevoegde erbyhet geen er nog aan ontbrak, en liet dezelve m t Jaar 1659 drukken, achter de nieuwe Editie van  WISKUNDE. III. Deel II. Boek. _ï«t van het Commentarium van van Schoten over de. Meetkunde van Defcartes. Hy beloofde nog eene andere Verhandeling van den zelfden Heer de Beaune, tot Tytel voerende De angulo folido; maar deeze'belofte is niet uitgevoerd geworden. Na den Heer de Beaune zyn het voomaamelyk vreemdelingen, en byna alle Hollanders , welken de nieuwe Analyfis van Defcartes te danken heelt haare grondvesting, en de eerste vorderingen die zy buiten den eindpaal deedt, tot welken deszelfs vinder haar gebragt hadt. Wy merken nog aan, dat het meerendeels jonge Meetkundigen waren. In de daad, van Schooten, Huygens, Hudde, de fVitt, van Heuraet, Slufius, enz. wier verrichtingen of ontdekkingen in dat vak ons thans zullen bézig houden, begonnen eerst iu de eerste jaaren na de uitgave des Werks van Defcartes zich op de Meetkunde toe te leggen. Wy behoeven ons hier over niet te verwonderen. Wanneer men nog geene vooröordeeien van gewoonte aangenomen heeft, is het verftand veel vatbaarer voor den indruk der waarheid, en gefchikter om eene goede keuze te doen. Ook heeft men meenigvuldige maaien gezien, dat die ontdekkingen, welke de gedaante der Weetenfchappen hoe langs hoe meer veranderd hebben, haare grondvesting alleen aan jonge lieden hebben te danken. De Natuurkunde verfchaft ons daar van bekende voorbeelden; en zonder buiten ons vak te gaan , vinden wy 'er verfcheide. De Leerwyze van Cavalleri, door de oude Meetkundigen van zynen tyd verworpen, werdt door alle de jonge Meetkundigen omhelsd, tot groot voordeel voor de Meetkunde, welke daar door eenen zeer grooten aanwas verkreeg. Jonge Meetkundigen deeden die van Newton en Leibnitz gelden, en vestigden haare overtreffeiykheid boven die van Defcartes, welke de zelfde zwaarigheden ontmoet hadt, om die van Vieta te verdringen, en deeze laatfte hadt waarfchynlyk een foortgelyk lot on« dergaau. Schot  ï8a HISTORIE der. Schooten ( Franciscus van ) Hoogleeraar re Leiden. één der eersten die de Meetkunde van Defcartes haare waarde heeft toegekend, heeft zich lofwaardig gemaakt door het Commentarium, dat hy over dezelve gegeeven heeft. Defcartes hadt gefchreeven als een man van vernuft die zich aan gen kleine ophelderingen verbindt: zelfs hadt hy öp verfcheide plaatfen eenigzins duister willen zyn om redenen welke hy in eenen zyner Brieven opgeeft, zulks dat zyn Werk niets minder dan onder elks bereik was. Hy hadt dit zelf bemerkt én keurde om die reden zeer goed het voorneemen van den Heer de Beaune, die gearbeid hadt om hetzelve door aanteekeningen op te helderen. Doch van Schooten ondernam iets, dat van eene grootere uitgeftrektheid was. Hy vertaalde eerst dat Werk in 't Latyn, om het algemeener bekend te maaken, en; gaf het aldus met zyn Commentarium in 't Jaar 1649 ia 't licht: hy gaf m *t Jaar 1659 eene nieuwe grontelyks vermeerderde Editie van hetzelve, en daar achter eene meenigte belangwaardige nukken , als de aantekeningen van den Heer de Beaune. twee Brieven van den Heer Hudde over de herleiding der Vergelykingen, benevens de Maxima en Minima ; een van van Heuraet over de reélificeering der kromme Lynen; de beide Verhandelingen van den Heer de Beaune, na zynen dood uitgegeeven over de natuur en de Limiien der Vergelykingen; de Beginfelen der kromme Lynen van den HesrdeWitt: men vindt eindelyk daar in eene Verhandeling van hem zeiven, na zynen dood uitgegeeven; (want hy ftierf onder het drukken van het tweede Deel). Deeze Verhandeling voert tot Tytel de concinnandis dem. Geom. ex calculo Algebraico. Het Commentarium van van Schooten heeft, en met reden, de algemeene goedkeuring weggedragen. Hetzelve bevat alles wat tot de kennisfe der Meetkunde van Defcartes noodig is , zonder die verveelende langdraadigheid te hebben , welke de meeste Uitleggers van Boeken ( Commentatores) zei. den  WISKUNDE. III Deel. II. Baek, 1S3 den weeten te vermyden. Men zou alleenlyk eenige ophelderingen op het einde van het tweede Boek, alwaar Defcartes van zyne Ovaalen (preekt, knnnén wenfchen; hetgeen eene der moeijelykfte plaatfen van zyne Meetkunde is. Wy hebben nog een C*nr tnintarium over Defcartes door den Vader Rabuel, een Jefuit. Dit Werk is zonder twyffel uitmuntend: doch behalven dat het eenigzins te laat gekomen is, dunkt ons dat het te veel met voorbeelden en verklaaringen is opgevuld. Wy denken mer Newton, [en de Vertaaler is hier in met den Heer Newton en den Autheur van dén gevoelen], dat zy , welken zo veele ophelderingen noodig hebben, niet voor de Meetkunst gebooren zyn. De aantekeningen , wel. ken de Heer Jacobus Bernoulli by de Editie der Meetkunde van Defcartes , in 't Jaar 1690. te Bazel uitgekomen, gevoegd heeft,maaken die Editie van het uiterfte belang. Om zich hier van te overtuigen behoeft men flegts den naam van dien beroemden Meetkundige te weeten. Behalven het Commentarium van van Schooten over de Meetkunde van Defcartes, hebben wy nog van hem een zeer geacht Werk , onder den Tytel van Exerciuitiones Mathematica, Sommige van die Oeffeningen betreffen voorwerpen , welke de grootfte oplettendheid waardig zyn: eene zodanige is die, waar in hy de vlakke plaatfen van Appolknius herftelt. Men moet ook in achting houden zyne Verhandeling de organica fettionum conicarum defcriptione, reeds in 't Jaar 1646 in 't licht gegeeven, waar in hy verfcheide handelwyzen leert, 6m de Kegelfneeden door eene aanhoudende beweeging te befehryven. Men vindt eindelyk in het vyfde Boek van die Oeffeningen verfcheide voorbeelden der Analyfis, op eene kunftige wyze toegepast op verfcheide moeijelyke en fraaije Voorftellen, zo van de Meet- als Rekenkunde. Onder die geenen welke de Analyfis van Def- car-  1§4 HISTORIE der êarlês het eerst aangenomen en voortgezet hebbeii> zullen Wy den Heer de Witt (r) den voorrang gee* Ven. Deeze beroemde Staatkundige, wiens droevig èinde zo bekend is,hadt zich, vóór dat hy Staats* manwierdt, met den gelukkigften uitflag aan de Meetkunde overgegeeven. Van Schooten heeft ons een gedenkftuk van zynen arbeid nagelaaten. Het is die Verhandeling, tot Tytel voerende Elementa curvarum, waar Van boven gefproken is* Dezelve bevat twee Boeken, in het eerfte van welken de Heer de Witt de Theorie der Kegelfneeden op eene zeer verllandige Wyze, die hem eigen is» verbandelt. Hy ftelt zich voor, dat die Krommen be* fchreeven worden door de geduurige doorfnyding Van een der zyden eens beweegbaaren hoeks met eene rechte Lyn, die zich evenwydig aan haar zel« ve beweegt, waar uit hy met veel vernuft alle haare eigenfchappen afleidt. Het tweede Boek heeft tot onderwerp de Meetkundige plaatfen , welke hy duidelyker verklaarde dan Defcartes, en voor wel' ken hy byzondere Formulen geeft. Men heeft nogthans federt dien tyd deeze Theorie eenvoudiger gemaakt. De Heer de Witt, aan het hoofd der beftiering van zyn Vaderland zynde, hadt niet langer den tyd om zich, enkel uit weetgierigheid, tot Meetkundige nafpooringen te verledigen. Doch begaafd zynde met een Wiskundig vernuft 4 verleende hy (r) De Öeer de Witi (Joan) werdt ih 't jaar gebooren. Hy was aan het hoofd van het Staatsbellief in de angstvalligfte tyden der Republiek. Bezield met eëiien blakenden yver voor de Vryheid vsn zyn Vaderland^ verzette hy zich altoos met nadruk regen de verkiezing van een Stadhouder, en dit was de oorzaak van zyn verderf. Hy wierdt, benevens zyn' broeder Cornelis dg Wht, moorddaadig om 't leven gebragt, en in ftukken gefneeden, in eene Volksberoerte, in 't Jaar 1672 door «en aanhang van het Stadhouderfchap verwekt.  WISKUNDE. IU. Deel. II. Boek. 185 hy zynen aandacht tot nuttige onderwerpen, en wy vinden hem aau 't hoofd der geeneu, welke de waarfchynlyktieid van 's ir.enfchen leven, en den prys», der Lyfrenten onderzocht hebben. Zyne overweegingen over dit Voorltel vau ftaatkundigefpaarzaam. 'heid gaven aanleiding tot eene nieuwe fchikking dien aangaande in de Republiek, en hy gaf daarover een klein Hollandsen Gefchrift in 't licht, tot oogmerk hebbende om de billykheid van die fchikking aan zyne Landgenooten te toonen. De Heer Leibnitz, van wien wy dit ontleenen ( s), hadt groorelyks gewenscht dat Gefchrift te zien , maar ik denk dat het niet meer, zeifs niet in Holland, gevonden wordt (t). De beroemde Heer Hudde ( u) is mede een van, die mannen, die door de Studie der Wiskunde niet van de Staats-bezigheden werdt afgetrokken, en die, ua alvourens die Weetenfchap door ontdekkingen vau dienst te zyn geweest, ook zyn Vaderland in aanzienlyke posten van dienst was. Wy zien, hein aangehaald op (s) Cowm. Philof. T. II. p. 210. (t) Dat dit Gefchrifc zeldzaam is, zelfs in Hollsnd, komt my zeer waaüchynlyk voor, vermits ik het nooic gezien,noch in veele nagelaaten Bibliotheeken van geteerde Mannen aangetroffen heb. Dat hec echter, alhoewel fc'naars, nog 111 fominige Bibliotbeeken van Hollandfche Geleerden voor handen is, blykt uit de Inleiding tot de als,emsene üeographie van den beroemden Heer Nicolaas Struik, waar in p. 345 dat Gefchrift aangehaald worde onder deezen Tytel: De waardy van dl Lyfrenten na pr»portie der Losrenten door £an de Witt. \ Graveohage 1671. > Vertaaler. O") De Heer Hudde is lang één der Raaien en Burgemeester van Amjierdam geweest. Hy is in '1 Ja* 1704 ia esnea zeer hoogen ouderdom overlieden. N  186 HISTORIE der op verfcheide plaatfen van het Commentarium van fan Schooten, dat van hem verfcheide vindingen, ais proeven van zyne Jeugd, verhaalt. Naderhand lelde hy zich in 't byzonder toe óp de Analyfis der'Vergelykingen, en maakte over dat onderwerp eene meenigte nuttige aanmerkingen. Hy was yoorneemens een Werk in 't licht te geeven, waar in hy die ftoffe grondig en met uitgebreidheid zou verhandeld hebben: maar zyne bézigheden hem zulks niet langer toelaatende, heeft" hy zich vergenoegd met alleenlyk het licht te doen zien twee Fragmenten, welke van Schooten in 'c Jaar 1059 uitgaf, onder den Tytel van j. Hudde. nii, de reduSlione cequationum, ifjf de maximis & minimis, epijt. II. iLt eerfte van die Gefchriftèh leevert ons verfcheide nuttige Regelen, om te bepordeelen of eene Vergelyking, zo in Ietteren als in getallen, herleidbaar is of niet; of zy het ProduSt is van twee andere Vergelykingen van eene laagere magt, en om in dit laatfte geval haare FaBores te vinden. Dit Gefchrift en het volgende zyn mede lofwaardig door de byzondere vinding van den Heer Hudde, om de Raaklynen der Krommen , en de maxima &? minima te bepaalen. Dewyl wy voorneemens zyn de vorderingen vaji die Leerwyze in een ander Artikel voor te dragen , zullen wy het bericht dienaangaande tot zoo lang uitftellen. Wy hebben flegts een zeef klein gedeelte der AncdyAfche vindingen van den Heer Hudde. Toen hy zich eens aan Staats bézigbeden hadt overge. geeven, was het hem niet meer mogelyk de noodige orde en verband, om dezelve in 't licht fe geeven, daar lp te brengen. Maar de Heer Leib. ïiüz die, door Amflerddm reizende, hem bezocht, en met hem verkeerde, verzekert ons, dat die papieren eene meenigte uitmuntende zaaken behelsden (v). Hy voegt 'er by, dat de Leerwyze der Raak- , (*) Comm. Epift. de Analyfi promoti, p. 87. Ed. in %*.  WISKUNDE- lil. Deel tij Boek. 187 Raaklynen van den Heer Slufius, hem federt lang bekend was, en zelfs dat hy eene betere en uitgebreidere hadt. Arnplior, zegt hy, ejus niethodus tst qudm qua d Slufio fuit publicata. hy hadt ook reeds in 't Jaar 1662, volgens den Heer Leibnitz, de Ouadraiuur van den Hyperbool gevonden, welke Mercator in den Jaare 1667 in druk gaf. Wy leezen insgelyks in eenen Brief van den Heer Leibnilz (w), da: de Heer Hudde in 't bezit was van dat fraai Voorftel der Meetkunde, naamelyk om door zoo veel punten als men begeert eene Kromme te laaten gaan ; waar op de Heer Hüddt hem, waarfchynlyk fcherfende , gezegd hadt, dat hy de Vergelyking konde bepaalen van eene Kromme, welke de trekken des aangezichts van een bekend mensch zoude voorftellen. Hy hadt ook nog over de Lyfrenten , en de waarfchynlykheid van 's menfchen leven gefchreeven i[x). De Heer Leibnitz hadt gaarne gewensch.t, dat zyne Handfchriften in handen van kundige lieden waren gevallen , welke den welftand der Weêrenfchappen behartigende, eenige der belangwaardigfte ftukken , welke dezelve behelsden , het iPubliek mededeelden ; doch zyne wenfchen zyn niet vervuld geworden, en men heeft van alle die dierbaare Gefchriften niets met allen gezien. De Heer van Heuraet verdient mede een plaats dnder diegeenen , welke de Analyfis van Defcartes met het gelukkigst gevolg voortgezet hebben Fan Schooten geeft van hem eene Oplosfing van hec Voorftel, om het buigpunt in de Conchois te bepaalen, als m'n van de Conchois zelve met een Cirkel gebruik maakt, om de Cubifche Vergelyking, waar op hetzelve uitloopt, te couftruëeren. Maar hy heeft zich vooial een' naam gemaakt door zyne jleerwyze, om de reftificeering eener Kromme Lyri tot (w~) Bid. p. oj. (*) Ctmm. HU. T. II. p. 219. N 3  *88 HISTORIE di» rot de Quadratuur van eene andere kmmlynrêe Fi. guur over te brengen. IJet hoofdzaakelyke en by zondere van die Leerwyze, die zeer kunftig iL komt hier op uit. Laat Pü (Fig 53.) de Ordi\ naat zyn. getrokken uit een punt D, AD de Perpendiculair tot de Kromme, en DL de Riaklyn in het zelfde nunt D; eindelyk B eene itandvasti^e L-yu: zo men nu deeze evenredigheid (kit, als PU tot Al), alzo B tot eene vierde-evenredige 1 ' welke men op den zelfden As, en in hec zelf ue pum P, perpendiculair (telt, zullen het punt ü, eii aMe andere op gelyke wyze bepaalde punten, ui eene Kromme zyn, welkers Inhoud gedee d door de Lyn B de grootheid van den overcenkomlbgen boog der eerfte zal zyn: oy voor- houd FEPH gedeeld door B; waar uit voln, dat, wanneer de Kromme F G één dereeeneiï wordt, welke voKlrekr geauadrateerd kunnen worden, men alsdan eene rechte Lyn kan bepaalen, die gelyk aan den boog H D is. Dit nu gebeurt, als men onderftelt dat de Kromme H D die der Cubifche Parabolen zy, waar van de Vergelyking ax _ y* is. Alsdan wordr de Kromme FEG een Segment van een gemeene Parabool; dus kan dc Cubijche Parabool, waar van wy boven gefproken hebben, votftrektelyk geqmd'atee d vvoröen h veneens is her gelegen m,-t de overige Parabolen, Waarvan de Vergelykingen zyn a x*~ys axa~y7 ■enz Zomen echter onderfteide, dat de Kromme Jd D een gemeene Parabool was, zou de andere I'LG een f/yperbool, tot deszelfs torgevoegden As oyergebragt, worden: wesüalven de- rectificeering des Paraiools van dè Quadratuur eener E-yperboti. fiche ruimte afhangt, (y) Dee- (y) liet bewys van dit Theorema is gemaklvk; want als '»en zich eenen Ordinaat pde Fig. 53.) oneindig dicht by de eerste, eri de Lyn dl evenwydig aan dei- As vei-  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 189 Deeze ontdekking, ik wil zeggen, die van de eertte vullfxekte retlificeering - eener Meetkundige Kromme, is aan Engeland als een eigendom opgedragen door de Heeren Wallis en Brounker, weike den Heer IVüliam Neil daar van de eere geeven: als men aan de omttandigheden , die zy vernaaien , ge. loof mag (laan, kan men wee^enlyk niet ontkennen, dat Neil reeds vroeger dan van Heuraet totnie ontdekking gekomen is: doch, behalven dat de Leerwyze van den Hollandfchen Meetkundige zeer verl'chiilende is van die van den Kngelfcheu, is het zeer waarfchynlyk , dat de ontdekking, waar van wy fpreeken, nog niet over de zee was gegaan ; want men ziet uit, de Brieven van Pafcal, dat men in 't begin des Jaars 1650 op het vaste Land nog geloof floeg.aan deezen gewaanden grondregel, waar toe de re£i:fi~eerin;i? der Cyclois aanleiding gegeeven hadt; naamelyk dar de natuur niet toeliet, dat men eene Kromme reSlificeerde, ten ware men' reeds , even als in de Cycloïf, eene Kromme gelyk aan eene rechte Lyn onderfteld hadt ra zyn. Het is ook zeker , dat Huygens, die met Engeland briefwisfeling hieldt, op het einde des Jaars '658 nog niets van He ontdekking van A'eil wist; hetgeen zeer waarfchynlylc maakt, dat van Heuraet even zo min daar van onderricht was. Wy vinden nog een derden dinger naar de eere van die ontdekking, naamelyk de Heer de Fermat. Zy.e bewyzen over dat onderwerp, zagen, om da waarheid te zeggen, niet eerder 't licht als in 't begin verbeeldt, heeft men de beide gelyk vormirre Driehoeken rfJD.ÜPA, en by gevolg dl ; :: OP : DA. Nu is D P : !) A :: II P E; derhalvsn rf/ofPp x PE — d D X E; dus is de oneindig klein - Rfchth.ot.-k Vc geiyk aan d i) X B, en hetzelf'e op alle andere plaatfen gebeurende, heeft men den Inhou7 der Kromme EP gelyk aan den Rechthoek van den boog IID en de ftandvastige Lyn B. N 3  m HISTORIE der gin van 't Jaar 1660 ( z ) : maar wy hebben redenen om te ge oven, dat hy reeds eenigen tyd :i" 'tb S van dezelve was, en nit zich zeiven de voortref! lelyke waarheid ontdekt hadt; want fZÏÏ ons te kennen, dat Fermat hem reeds op het eii! de van het Jaar ,*58 gezonden hadt eene'zeer al "eineene Leerwyze voor de afmeeting der Oppervhl. tens welke door omwenteling 2yn vooVS, ïr en fchoon hy ons die niet heeft medeïedd kun. «en wy dezelve echter zonder moeite raaden ™). Nu tz) Geom. promsta in 7. de Cyc/. lib. ad finem. (/») Deeze Leerwyze is zondtr tw ffel d nee, men een.ge Kromme heeft, ais IDB tfig . en dat de OnmPü zodanig verlengd wordeTdatVp *elyk zy aan oen Perpendiculair DA in het punt D der Kromme; d.n zullen dit pua, E, en alle andere óp Jv ke wyze bepaalde punten, eene Kromme maaken Sr tabooi ,s,FE msgelyks een Parabool is, wiens ton "erS zins achterwaarts * u »?.T b' weike ,daar ontftaar,  WISKUNDE. HL Deel. II. Boek. 191 Nu heeft deeze Leerwyze zodanige overeenkomst met die, weke tot de reclificeering der Krommen dient , dat het zeer waarfchyulyk is , dat hy weldra van geleidde ook den Heer Huysens tot eene fraaije ontdekking over de Cyclois: dezelve be. ftaat hier in , dat de ontwondene van die -Kromme zelve eene Cyclois, gelyk aan de eerfte is , doch flegts in eene tegengeftelde richting geplaatst: en dat m ieder punt, als E (Fig. 58.;, de ftraal der ontwondene E G gelyk aan het dubbeld der pees KF is.- De ontdekking van den Heer Wren over de lengte der Cyclois en haare deelen is Heets een gevolg van deeze waarheid. Want naardien de' Ontwondene der halve- Cyclois AB eene andere halve-OcJw gelyk,AC K en dat de lengte van deeze Cb is,die het dubbeld is van BD.zo volgt dat de lengte van AB het dubbeld is van BD, of van de middellyn des teelenden Cirkels.Even zo gemaklyk ziet men dat ieder deel AG her dubbeld zal zyn van de pees' EF, of haar gelyke A K. Men heeft flegts de Figuur te befchouwen,omzich daarvan te overtuigen. Wy zouden hier nog gewag behooren te maaken van hetgeen de Heer Huygens by de Leerwyze der Raaklynen van Fermat voegde. Maar de zelfde re denen, welke ons de vindingen van den Heer Hud ie over dat onderwerp tot een byzonder artikel hebben  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. 197 ben doen uitftellen, beweegen ons om ook den voordragt der vindingen van Huygens tot daar toe te verfchuiven. VVy zullen op de zelfde wyze bandelen ten aanzien van dié van den Heer Slufius, welke ten deele de Leerwyze, der Raaklynen, en deels de Conflructie der Vergelykingen betreffen. Voor dit laatfte onderwerp zullen wy een byzonder artikel afzonderen. I X. Wy hebben in den loop van dit Boek twee Leerwyzen doen kennen, om de Raaklynen te trekken, en voor de vraagftukken van maximis £P minimis ; naamelyk die van Defcartes en Fermat. Doch fchoon die beide Leerwyzen , uit de handen van haare vinders komende, wat den grond aangaat mets meer overlieten te wenfehen, waren zy echter aan eenige trappen van grooter gemaklykheid onderhevig , welke iaatere Meetkundigen haar hebben bygezet. De Heeren Hudde, Huygens en Slufius zyn diegeenen welke wy zulks te danken hebben; en fchoon de Differentiaal Rekening hunne vindingen heeft uitgewrocht, brengt nogthans de natuur van ons Werk ons in de noodzaakelykheid om daar van te fpreeken Laat ons met de vinding van den Heer Hudde beginnen. Om van hetgeen de Heer Hudde voegde by de Leerwyze der Raaklynen van Defcartes, en by die voor de vraag (lukken van maximis £ƒ minimis, welke op het zelfde grondbeginfel (leunt, moet men zich te binnen brengen, dat het voornaamfte deel der bewerkinge in niets anders beftaat, als om eene Vergelyking van eene zekere gedaante te bepaalen , uelke twee gelyke Wortelen bevat. Defcartes. verrichtte zuiks door dezelve te vergelyken met eene verdichte Vergelykinge, die gelyke "Worrelen heeft; eene handelwyze die arbeidzaam ea langdr-aadig was. Hier in maakte de Heer Hadde  iï>8 HISTORIE Dia ds die beide Leerwyzen veel eenvoudiger; hy bes merkte dat 'er, om die Vergelyking zodanig re herleiden , dat 'er die béide begeerde Wortelen iiï gevonden werden, niets anders" te doen was, dan dezelve Tem voor Term met die van eene Arithmetifchè Progretfit te vermeenigvuldigen. naamelyk de eerite met de eerde, de tweede met de twee. de , enz. Hy betoogt dien Regel in zyne beide Brieven, welke van Schooten achter zyn Cómméntarium over Defcartes gedrukt heeft. Doch dit is aan grondbeginltlen verbonden, welkers verklaaring ons te lang zou ophouden. Wy zullen ons vergenoegen met de Inductie der Voorbeelden welke wy hier na zullen geeven. Voorts heeft de Heer Marquis de Vflópital daar van een Bewys gegeeven in zyne Analyfe des infiniment- Petits ,waar toe wy den Leezer verzenden. Het gemak des Regels van den Heer Hudde munt voomaamelyk uit in de vraagftukken de ma* ximis Qr'minimis, vermits in denzelven geene voorbereiding te doen is tot de Vergelyking der Kromme, of tot de uitdrukking der grootheid, waar vau men het maximum of minimum zoekt, Wy hebben om die reden nagelaateu om eenige toepasfing daar van te maaken op de LeerwvZe der Raaklynen van Defcartes, welke, als verfcheide voorafgaande bewerkingen ortderftellende, van geen gebruik meer is. Belangende de maxima & minima is de Kegel van den Heer Hudde zoo gemaklyk , dat dezelve voor die van de Differentiaal-Rekening niet behoeft te wyken, als flegts de te l mandelen uitdrukking rationaal zy. Men heeft in de daad niet vergelykt met a X O2 + a , x + /.j moer 'er niet meer overblyven a/s dë Term * a x' die nogmaals het Product is van a3C> met haaren Extn\ nmt, gedeeld door *. De Regel van den HeeS iKlfmf t,htl*S hfr°P™« Hebbende eene mtdnuksng, by voorbeeld a;3 —3 a ^ . - waar van men het maximum minimum begeert te ïïs 'ILfd Ve,rTgVUlc1,gt:,elken ^ SS' in ;,Si1?"dS,s Exponent, deelt heti>rtó«« door x, ?ü iaa£ 2ue de overige Termen vaaren . venrelvkr du eindelyk aan nul. Deeze zal dan £\\3Sl *y n, waar uit de waarde of waarden van I zuilen SBS?' ü,e .deeze uitdrukking tot een maximum of Mnmum maaken. Dus wordt de bovenwande uit- Jrukk mg aanftonds 3 *« 6 a x — o; hetgeen ' voortbrengt x— o, en x= 2 a. Deeze zuS fe beide punten zyn met welke Raaklynen'eveW tic tien gekomen is. Het is noodig hier daar van een denkbeeld te geeven. De Leerwyze van den Heere SluJius befbnt in eene Vergelyking te neemen tusfehen de onbekende van die, welke geconftruëerd moet worden, en eene nieawe onbepaalde , welke eene plaats van de tweede magt zy, by voorbeeld, een Parabool. Vervolgens brengt hy, door fubjlitutien, deeze onbepaalde in de te confirmeren Vergelyking, hetgeen dezelve van bepaald , gelyk zy in 't eerst wis , onbepaald maakt, dat is eene andere plaats uitdrukkende. Hy vervolgt die fubjlitutien, door de Vergelykingen, welke daar uit voortkomen, te deelen, faamen te tellen, of af te trekften, tot dat hy gekomen zy aan eere plaats voor den Cirkel; hetgeen gemaklyk is Dat gechan zynde, geeft hem deeze laatfte plaats, met ieder der anderen, welke aan den Para* 1613 Kr waereld. Ry bovengemeene ralenren voor de Wiskunde , voegde hy veel geleerdheid , en zelfs fmiak voor de franiji; Letterkunde. Hy flieif in 16^5. VVy zul. len in dir Artikel een woord van zyne Werken zesden. ('ƒ) MJolabum , feu dua media prop. per circulum & eïtipfin vei hyp, infinitis modis exhibita, Leod. 1659 4. & iterüin 1661I, cum parlc aiterd de analyfi. & mifcellaneit.  WISKUNDE. III. Deel. II Beek, 305 rabool, aan de Ellips, en aan den Hyperbool ?yn, op de behoorlyke wyze faamengevoegd , even zo veel verlchiller.de C njlructien van het V.oorflel. Hetgeen wy nu gezegd hebben, zou, zonder het behulp van een voorbeeld , niet zeer verstaanbaar zyn. Derhalven zullen wy vervolgens een voorbeeld bybrengen , dat wy onder de eenvoueigfte zullen kiezen. Laat ons onderltellen de Vergelykinge yz — aab, zynde die geene w^ar toe men g raakt, als men de eerfte der twee midden-evenredigen tusfehen a en b zoekt. Men kan aanftonds voor de eerfte onbepaalde Vergelykinge neemen y ZZZZ a x, hetgeen eene plaats ajn den Parabool is: derhalven y—\/ax; en (lellende deeze Waarde van yin de voorgelrelde Vergelykinge, trekt men daar uit deeze andere x y ab, welke een plaats aan den Hyperbool tusfehen de Jlfymptoten is. Nog vindt men uit de vergelyking van die AZquatien, tiet' ze x* ZZ b }>, welke eene andere plaats aan den Para. hooi is. Wy zyn dus reeds in 't bezit der beide Conjlructien, welke Menschmus eertyds gaf van het Voorftel, dat wy analyfeeren. Want 'er zou, niets anders te doen zyn, dan of die beide plaatfen aan den Parabool, of één derzelven met die welke aan den Hyperbool is faamen te voegen, en de gemeene Ordinaat zou de gezochte midden-evenredige zyn. Doch alzo het hedendaags een gebrek is, dat men twee Kegelfneeden gebruikt , moet men zich by die Oplosfingen niet ophouden ; men moet eene plaats aan den Cirkel zoeken. Daar toe beeft men flegts de beide gevondene Vergelykingen aan den Parabool faamen te tellen ; en men zal bekomen y*~- b y-b x' —ax™o, dat eene plaats aar> den Cirkel is. In tegendeel zal haare onderlinge aftrekking voortbrengen de Vergelykinge y1 — x- -+- by - ax ■po, welke eene plaats aan den gelykzydigen Hyperbool zal zyn. Zo men eindelyk dè Vergelykinge x* — byzzzo door eenig getal, by voorbeeld a, deelt , i, hetgeen dezelve niet vernietigt), en het komende by de eerfte optelt, of daarvan aftrekt, zal O 3 « men  r2o5 HISTORIE DER men bekomen y' — « * -j — Q , dat eene 2 2 plaats aan de Ellips is, of y' _ ax j- _~— o a 2 dat eene plaats aan den ongelykzydigen Hyperbool is. Andere getallen zouden andere Ellipfen of andere Hy. Ier balen voortgebragt hebben. Aldtis kan men eene meenigte onbepaalde gelykheden maaken, welke alle waar zyn, vermits de oorfprongkelyken , welke daar uit gevormd zyn , waar zyn. By gevolg hebben wy hier een oneindig getal ierfchillende plaatfen , waar in ieder derzelven de gezochte onbekende y een zekere Ordinaat is. Indien men derhalven die aan den Cirkel met ieder der anderen famenvoeat, zal men even zo veei verfchillende Conftructien van het Voorftel hebben; en de gemeene Ordinaat zal de waarde van y zyn. De wyze nu om die plaatfen iaamen te voegen is gemaklyk. Men heeft zich flegts te verbeelden, dat dezelve ieder tri 't byzonder befchreeven, en zodanig op elkander gevoegd worden, dat zy den zelfden As, en den zelfden dorfprong hebben. By voorbeeld , in het tegen, wcordig geval betekent de bovengemelde Vergelyking tot den Cirkel, volgens de bekende Formulen, dat de oorfproi g der Abfcisfen aan het einde van eene Chorda of Pees is, die gelyk is ann b, en * a van 't middenpunt verwyderd is, zo nis men in Fig. 6i, no. i ziet. De Vergelyking y y rzzzz a x wvst eenen Parabool aan, Fig. ói, «b. a, waar van de Abfcisfe, op den As genomen, x, de Ordinaat y, en de Parameter a is. Men verbeelde zich nu, dat deeze twee plaatfen op elkander gevoegd zyn, als in de zelfde Figuur, no. 3, dan zal men zien, du de Conjtrutlie daar op uitloopt, om S T - \ b, TC •5= « a te neeuien, en de Cirkel, uit het'middenpunt C met de Straal C S befchreeven, zal den Pa. rabool in N IVïyd'en, waar uit-de Ordinaat op d m As getrokken de gezochte onbekende zal zyn.' Men moet  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. ao7 moet niet denken, dat men hier breedvoeriger verklaaringen van deeze Leerwyze zal vinden; de Leezers, welke daar in grondiger onderricht wenfeben te zyn , kunnen hunnen toevlugc neemen tót het Boek van den Heer Slufius, of rot de Verhandeling over de Kegelfneeden en Meetkundige plaatfen van den Heer de 1'Hópital, na deszelfs dood in 't licht gegeeven. Men vindt ook deeze gantfche Theorie np eene zeer voldoende wyze verklaard in de Curfus Mathefeos van den Heer IVolf, I. Deel. Wy zullen nog een weinig bekend, fchoon uitmuntend, Boek aanvoeren, dat over dit onderwerp handelt. Hetzelve voert tot Tytel, Hyacinthi Chriftophori» de cenfiructione equationum. Neap, in-40. 1099. Wy zullen ons hier eenen kleinen uitflap veroorlooven, om een gedeelte des Werks van den Heer Slufius te leeren kennen , waar van wy nog geen gelegenheid gehad hebben te fpreeken. Hetzelve verfcheen in de tweede Uitgave van zyn Mefolabum, onder den Tytel van Mifcellanea. Deeze Mifcellanea, of mengelftoffen van Meetkunde, zyn zeer gefchikt om haaren Autheur eere aan te doen, en toonen de grondige vorderingen, welke hy in de Analyfis gemaakt hadt. De Heer Slufius handelt daar in over de oneindige Spiralen,'welke hy met Parabooltn van den zelfden graad vergelykt: hy quadrateert daar in verfcheide Krommen , en wyst haare zwaarheidsmiddelpunten aan; hy bepaalt de buigpunten in de Conchois , waar over hy verfcheide voortreffi lyke aanmerkingen maakt; hy maakt daar in algemeen de vorming der Conchois, en onderzoekt de eigenfchappen der nieuwe Krommen, welke daar uit ontftaan , haare Inhouden, haare zwaarheids - middelpunten, en de lighaamen, die zy door haare omwenteling vormen , enz. Wy gaan veele andere weètenswaardige nafpooriDgen, welke dat gedeelte des Werks van den Heer Slufius bevat, ftilzwygert. de voorby , ten einde deezen uitflap niet te veel uitgebreidheid te geeven. Wy komen weder tot ons hoofd-onderwerp. O 4 De  so8 HISTORIE DER De leerwyze, welke wy boven voor de Conjtruc tte der ligbaarnlyke Vergtlykingen , dat is, van d0 derde en vierde magien , voorgedragen hebben, Wordt ook tot de hoogere magten toepasfelyk gemaakt, liene Vergelyking van de zesde man, by voorbeeld, voorgelleid zvnde , kan men dezelve herleiden tot eene Vergelykinge aan den ligbnamlyken Parabool oï Hyperbool, en aan eene andere Kiomms, welke één der Kegelfneeden zal zyn. Men moet hier eene eerde plaats trachten te kiezen , die zodanig zy, dat die, welke daar uit voor de tweede zal ontftaan, een Cirkel zy; hetgeen men, zo ik denk, door de Leerwyze der onbepaalden altoos zal kunnen doen, Desgrlyks zal eene Vergelyking van de aetlte magt herleid kunnen worden tot twee plaatlen, de eene van de vierde, en de andere van de tweede magt, of beide van de derde magt. Men vindt van die dineen voorbeelden in de Boeken , welke over de Conpuctie der Vergelykingen handelen f/p. tiet is hier de behooriyke plaats, om eene vinding te leeren kennen , welke voor de Conftructie der Meetkundige plaatfen van den tweeden rang nuttig is. Defcartes heeft, wel is waar, daartoe eene ren uiterlten algemeene Formule gegeeven, doch welke haare belemmeringen heeft, zo door de voorafgaande bewerkingen, welke zy verëischt, als door de oplettendheid, met welke men de verfcheidenheid der tekenen moet gade floan. De Heer Craig fchynt my dit gewigtig deel van de Conftructie der Vergelykingen gemaklyk gemaakt te hebben door nieuwe Formulen , welke hy in 1694 in 't licht gat tM. Lieeze Formulen zyn niet anders dan de Vergelyking van ieder der Kegelfneeden , zo ingewikkeld en fjO Zie: Ie Marquls de HTópital, Traité des Sect. coni. ques & des lieux géom. Ilyscinibi Chriftopbori, de conftructtone equailomm. Ozanam de la conüruction des 4quattons. ' ift.Dt.fig. eurvit. quadraturis, ac locis Geometricis. kond. 1094. in 40.  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. nog en faamengefteld, als dezelve kan zyn. Om daar toe te geraaken, ftelt hv den Oorfproig der AbfcisJen in een punt als O (.Fig. 62. no.i). dat eene on. bepaalde grootheid, welke pofitif en negatif kan zyn, van den top en den as verwyderd is, en neemt de Abfcisfen op eene lyn O P, die eene insgelyks onbepaalde grootheid op eene evenwydige aan den As overhelt. Het is gemaklyk te zien, dat dit geval alle mogelyke andere gevallen bevat: want naar dat de grootheden O Q , Q S, en de reden van O T tot O V, elkander zullen vernietigen, of 'negatif zullen worden, * zal hetpuntOopden top, of aan de andere zyde van den As, of binnen de Kromme vallen; de hoek van UP met den As zal nul of in tegengellelde richting worden, hetgeen alle bedenkelyke faamenvoegingen be. vat. Vervolgens eenige Vergelyking voorgefteld zynde, vergelykt men dezelve Tcra voor Term met de altremeene 'Formule, en de vergelyking der Coëfficiënten getftden' (tand van denoorfprong der /ibfcisfenen denjAs. Deeze Leerwyze heeft den HeerMarquis de l'Hopital gefcheenen de voordeden te hebben , welke wy aan dezelve toefchryven. Om die reden heeft hy dezelve in zyne Verhandeling over de Meet. kundige plaatfen als de zyne aangenomen. Wy kunnen ook onzen Leezeren, welke begeerig zyn om daar in grondiger onderricht te worden , wyzen naar de Curfus "Mathefeos van den Heer Wolf, waar in zy dezelve met veel zuiverheid en Juistheid voor-' gedragen zullen vinden. De hier opgegeevene Leerwyze van den l\e$v Craig verdient in veele opzichten den lof, dien wy dèzelve geeven. Echter is ons naderhand eene andere voorgekomen, die beter en gemaklyker is. Het is die welke de Heer Herman iu de Memorien van Petersburg voor 't Jaar 1737 heeft voorgedragen, onder den Tytel: De locis Qeometricis ad mentent Cartefii conftruendis. Dit is het oordeel, dat alle degeerien, wien ik dezelve getoond heb , daar over geveld hebben. Wy behooren hier niet met ftilzwygen voorby te O 5 gaan  210 HISTORIE DER gaan zekere ge wigtige befchou wingen in de Ccnftructie der Vergelykingen, waar aan de Meetkundigen niet fchynen gedacht te hebben, als na dat de Heer Rol. /e de noodwendigheid derzelven getoond hadt (i). Niemand twyffelde, dat wanneer men eene bepaalde Vergelyking te conftrueeren hebbende, door eene eerfte: wi! efteunge plaats te neemen , en door middel van dezelve eene tweede onbepaalde in de voortitelde Vergelykinge te brengen , men niet twee Plaatfen hadt , welkers doorfbyding de gevraagde Wortelen moest opleeveren. DochT zulk! gebeurt niet altyd; ,n tegendeel, 'er zyn gevallen, waar in de plaatlen , op deeze wyze gevonden, elkander niet zullep fnyden, en waar in andere onserymdheden zuhen voorkomen, welke de Heer Rolle in zyne Memorie doorloopt. Deeze gebreken moeten nogthans niet aan de Leerwyze, maar eeniglyk aan de ongefchikte toepasfing van den Analia; toeeefchreven worden. Zo hy voor de eerfte plaats eene Kromme verkiest, welkers grootfte Ordinaat minder zy dan de minde der Wortelen van de Vergelykinge, die geconftruëerd moet worden, of dat, zo er negative Wortelen in zvn, hy eene Kromme neemt, die geen andere dan pofitive Ordinaten heeft, moet men zich dan verwonderen, dat de Leerwy- fG Üe ??rt fcll,et' en aan de onserymdheden, wel. ke de Heer Rolle haar toefchryft , onderhevig is ? Men moet derhalven met oplettendheid te werk gaan in de verkiezing van de eerfte plaats , en zelfs in het onderzoek van de tweede, welke uit dezelve voortkomt. Maar zo men de handelwvze vnn blufius volgt, zo als de Autheur die ontvouwt, of den Heer Wolf, die dezelve naauwkeurig heeft voorgedragen , zal men van de ongcrymdheden % waarvan wy gefproken hebben, niets hebben te vreezen, om dat de eerfte plaatfen der faamenvoeging, uit welke alle de andere voortkomen, uit de te (O Mém. de CAcad. 1708, 1700.  WISKUNDE. III. Deel. II. Boek. air te conftrueeren Vergelykinge zelve afgeleid zyn, en niet gefchikt zyn, om de Wortelen van die Vergelykinge niet te bevatten (k). Om van dit Artikel een einde te maaken, zullen wy verfcheide Vindingen of' Gefchriften , belangende de Conftructie der Vergelykingen, haastig overftappen. Van dit getal is de algemeene Regel , welke Baker voor de lighaamlyke Vergelykingen gegeeven heeft (1), door middel van een Cirkel en een Parabool, en welke hy centraal noemt. Dezelve verfchilt van den Regel van Defcartes alleenlyk daar in, dat deeze dè verdryving van den twee* den Term verëischt, daar in tegendeel die van Baker dezelve niet onderdek. De Heer Halley heeft naderhand getoond (m), hoe men eene voorgeftelde Vergelykinge door middel van een Cirkel, met een gegeeven Parabool faamengevoegd, kan conftru* è'ersn. Men kan insgelvks, om eene opgegeevene Jighaamlyke Vergelykinge te conftrueeren, zich van zodanige der Kegelfneeden bedienen, als men begeert, en welke in foort en grootheid gegeeven zyn. De Heer Newton congrueert alle de lighaamlyke Vergelykingen (n) op eene zeer cierlyke wyze, door te toonen, dat zy a'le op het Problema uitloopen, om in een gegeeven hoek eene rechte lyn van eene bepaalde grootheid te voegen , die, verlengd zynde, door een gegeeven punt gaat; hetgeen de wyze is, op welke de oude Meetkundige Nicomedes het Voorftel der twee midden-evenredigen geconftruëerd hadt. De Heer Jacobus Bernoulli heeft (£) Zie eene Memorie van den Heer de la Hire van 't Jaar 1710; de Inleiding tot de Theorie der kromme Lynen van den Heer Cramer, Chap. IV, en de aanmerkingen van den Heer Herman over het Gefchrift van den Heer Rolle in de Mifcell. Berol. T. III. (/) Clavis Ceom. Catholica. 1684. in-40. (m) Tranf. Phil. ann. 1687, ':o. Ii>8. (n) Arithrn. univ, %pp; de tus Girard , enz. Deeze foort van oplosfing der Vergelykingen heeft nogthans haaren voornaamfteo oorlprong uit de vindingen van Harriot en Defcartes genomen. Naardien wy dezelve in de eerde Artikelen van dit Boek breedvoerig genoeg verklaard hebben, achten wy niet noodig dit weder te herhaaien , en wyzen daarom den Leezer naar het be. gin van dit Boek. Maar deeze Leerwyze heeft, in het geval zelf alis de Wortelen geheele getallen zyn, haare belemmeringen. Want het kan gebeuren, dat de laatfte Term zo veel Deelers heeft, dat het uitermaten lastig zou zyn die allen te beproeven; ten anderen heeft hier eene foort van tasting plaats» welke de Wiskundigen altoos voor een gebrek gehouden hebben. Om die reden zyn de Analisten bedacht <*e* weest, om de limieten der Vergelykingen naartevorfchen, dat is, tusfehen welke Termen de grootfte en kleinlte der Worelen begreepen zyn. De Heer de Beaune is de eerfte Autheur van deeze vinding die door den Heer Newton in zyne Ariihmetica univerfalis verder is voortgezet: en dezelve is zeer nuttig in de gevallen, waar in de gezochte Wortelen onderling niet veel van elkander verfchillen. Want men zal alsdan flegts een zeer klein getal' Factores te beproeven hebben; en zo het gebeurt dat geen derzelven de Vergelykinge gelyk aan nul maakt, kan men met zekerheid zeggen, dat zy geen rationaale Wortel heeft. In deeze Vergely. kinge, by voorbeeld, x* - 2 x+ — 10 x3 4. 31 + 63 * — joo = o, waar van de laatfte Term 16 Factotes heeft, zouden 33 bewerkingen te doen zyn , als men dezelve pofitif of negatif beproefde. IVlaar de Kegel, die Newton opgeett, leert dat de Termen, tusfehen welke de Wortelen zyn begreepen 2 en 3 zyn: zo dat 'er geen andere beproevingen te doen zyn, als over 1 of-— i, of — 2; en  WISKUNDE. III. Deel. II. Bask. 215 en naardien geen van die beproevingen gelakt, moet men zeker zyn. dat de bovenftaande Vergelyking geen rationaale Wortel beeft. Wy hebben voorbedachtelyk gezegd, dat deeze Leerwyze zeer nuttig zal zyn, alsde gezochte Wortelen onderling niet veel van elkander verfchiüen. Maar zo het gebeurde, dat zy veel van elkander verfchilden, als wanneer de eene zeer na by den grootften Factor des laatften Terms, en de andere zeer na by den kleinllen wgs, zou deeze Leerwyze vgn weinig nuttigheid zyn , vermits ajsdan byna alle de Fac* tores van deezen laatften Term tusfehen de limieten, welke men zou vinden, vallen zoude. In dit geval is derhalven een ander middel noodig, om de meenigte der beproevingen te verminderen. Zie hier een middel, dat zeer vernuftig is, 't welk geleerd wordt door F. van Schooten . q), die daar van de eere geeft aan eenen Heer IVaesjènaer. Hetzelve beftaat in de wyze om de Wortelen der voorgeftelde Vergelykinge met een gegeeven getal , de eenheid , by voorbeeld , te vermeerderen of te verminderen : nu is het gemaklyk te zien , dat zo één der Wortelen van deeze Vergelykinge één der Factores van haaren laatften.Term is, deeze Factor, met de eenheid vermeerderd of verminderd, weder ondef die van den laatften Term der nieuwe Vergelykinge gevonden moet worden. Derhalven zal men alle de Factores van dea laatften Term deezer nieuwe Vergelykinge moeten neemen, dezelve met de eenheid vermeerderen of verminderen, in tegendeel van hetgeen men ten opzichte der voorgeftelde Vergelykinge gedaan zal hebben; dan kunnen alleen de getalSou , welke de zelfde zyn als de Factores van deeze kaifte, haare Wortelen zyn. Men zal daar door een zeer groot getal uitfluiten, en eene tweede bewerkicg zal dikwyls de uitfluiting geeven aan de meeste dergeenen, welke de eerfte niet uitgefloten zal heb- (f; Comm. in Qart, Ceom. L. III.  s?S HISTORIE DER hebben, fomtvds aan alle, zo de voorgeftelde Ver" gelyking geen rationaale Wortel beeft: zulks gebeurt in de boven opgegeevene Vergelykinge x* — ax\ ö?c. Als men den Wortel de eenheid vermindert, vindt men, dat van alle de Deelers van 120 geene andere zyn als —. 2, 3, of 20, welke V\ orteJen van de Vergelykinge kunnen zyn, en als men' deezen Wortel met de eenheid vermeerderd, vindt men geen van deeze laatften, waar uit men befluften moet, dat de voorgeftelde Vergelykinge geen ratio* naale Wortel heeft. Wanneer men door het bovengemeld onderzoek verzekerd is, dat eene Vergelyking geen rationaale • Wortel heeft, blyft 'er nog overig te beproeven. ot dezelve niet het vermeenigvuldigde van verfcheide faamengeftelde Vergelykingen zou zyn, of in het geval , waar in dezelve van eene evene afmeeting zou zyn , of 'er dan niet eenige faamengeftelde groothei I zou zyn, welke aan beide zyden der Vergelykinge, 0p eene zekere wyze gefchikt , bygeteld zynde , de uittrekking des Wortels uit ieder Lid toeHet. De Heer Hudde heeft de eerfte van deeze twee wegen gekozen m zyn Gefchrift, tot Tytel voeren^ de: de reductione equationum, Hy geeft in hetzelve een groot getal nuttige Kegelen, om te beöordeeJen, of de voorgeflelde Vergelykinge herleidbaar is op de wyze, waarvan wy gefproken hebben, Hy heeft ook Tafelen van de gedaantens van Vergelykingen gegeeven, welke deeze herleiding onderhevig zyn, benevens de. Deelers, zo eenvomvdige, gelyk x -;- a> ais faamengeftelde, gelyk x°+ ax ■¥ b, fjfc. welke dezelve kunnen deelen. en~by gé^ Volg de Factores daar van zyn. De Heer Wallis geeft ons te kennen, dat, terwyl de Heer Hudde zich in Holland tot deeze nafpooriug verledigde, één zynpr Landgenooten, genaamd Merrey, in Engeland het zelfde deedt. Maar zyne Gefchriften hebben hec licht niet gezien, dezelve zyn flegts in de ISoekery van Oxford ter bewaaring gelegd. Wallis heeft eenige Tafelen, veel overeenkomst hebbende met die van  WISKUNDE. III. Deel. II. Beek. 4i ? Van den Heer Hudde, uit dezelve getrokken, en in zyne Algebra medegedeeld^ De Heer Newton heeft van de wegen, welke wy boven aangeweezen hebben, den tweeden beproefd; hy heeft gezocht om de Vergelykingen te herleiden, door wederzyds eenige faamengeftelde grootheid by te tellen, welke ieder Lid zodanig gefchikt maakte, dat 'er den Wortel uit getrokken konde worden. De Kegelen, welke hy tot dat einde gegeeven heeft, worden in zyne Arithmetica univerfdtis gevonden. Maar dezelve vorderen zo veel arbeid t zo veel be. proevingen ,en den faamen.oop van zo veele. byzon. dere conditiën, dat men die naauwlyks anders dari als een kunstftuk der Analyfis kan bïfchouwen. Zy hebben nogthans dit voordeel, dat men meesttyds by de eerfte ftappen kan bemerken , dat de herleiding niet mogelyk is; hetgeen eeneu overtoliigcn arbeid befpaarw De Heer Leibnitz heeft niet minder gearbeid dan de Heer Niwton, om dit gedeelte der Anahfij tot meerder volmaaktheid te brengen, en hetgeen hy in één zyner Brieven, in 1676-gefchreeven ( r),zegt, geeft ons grootelyks reden tot klagen, dat zyne bedenkingen over dat onderwerp het licht niet gezien hebben. Ik heb, zegt hy , my fterk bézig ge,5 houden met de wyze, om in 't algemeen de ir„ rationaale Wortelen der Vergelykingen te vin- den, of alle de midden-Termen te doen verdwy. nen, en het is in 't voorleden Voorjaar reeds s, een jaar geweest > dat ik den Heer HuygenS „proeven van Regelen, overëenkomftig met de Fotmuien van Cardanus, mededeelde. Want ik „ had eene reeks van foortgelyke uitdrukkingen , .(voor alle magten), in welke die Formulen be- greepen waren. Maar dezelve waren boven de „ derde magt niet algemeen. Ik meen nogthans de waare Leerwyze om verder te gaan befpeurd te (r) tomm. Efift. p. 63, 64, en p. 05. P  221 HISTORIE DER te hebben; 'er blyven , om de waarheid te zeggen, nog veel bunstgreepen overig te verzinnen9 f, om daar in te flaagen, hetgeen ik overlaat aan ,, den Heer Tfchirnhaufen, die aan zynen kant tot 3, de zelfde ontdekkingen gekomen , en zelfs nog 3, verder geweest is.... Voorts volgt uit myne bedenkingen over dat onderwerp eene vry zonder„ linge wonderfpreuk: naamlyk, dat alle de Vergelykingen van de agtfle, negende, tiende magten ,, fot de zevende magt, enz. verlaagd kunnen wor- „ den Zo iemand moeds genoeg hadt, om den arbeid daar van te onderneemen, zou ik hem eene algemeene en onfeilbaare Leerwyze toonen, om de Wortelen uit alle de Vergelykingen te vin„ den." Ons is onbewust, of de Heer Leibnitz niet te veel beloofde, toen hy deeze laatfte ontdekkingen bekend» maakte; 'er is eenigzins reden om zulks te vreezenj Het gebeurt niet zeiden, dat bekwaame lieden , vertrouwen Hellende in eene berekening of Leerwyze, welke, zo bet fchynt, moet llaagen, zich reeds verbeelden in 't bezit te zyn van 'c geen zy zoeken j doch onvoorziene en onöverkomelyke zwaarigheden fluiten dikwerf eenen weg, welke open fcheen te zyn. De Heer Leibnitz zou misfehien in dat geval geweest zyn, als hy de laatfle hand aan zyne berekeningen hadt willen leggen. Wat 'er ook van zy, van alle die vindingen van den Heer Leibnitz is niets tot ons gekomen, als eene zeer kunftige Leerwyze voor het onherleidbaar geval, leder der beide radicaale uitdrukkingen, welke de Formule van Cardanus faamenflellen, lost hy op in eene oneindige Reeks, en het gebeurt alsdan dat de Termen, welke de negative grootheid onder het Wortelteken van de tweede magt bevatten, in de beide Reekfen verfchillende tekens zyn toegedaan, zulks dat, als men dezelve faamentelt, die Termen verdwynen, en 'er geen andere overblyven, dan weezenlyke grootheden, welke eene Reeks, die de waarde der Formule ia, faamenftellea. Hetgeen Leibnitz  WISKUNDE. IIL Deeh ll. Èoek. ar£ Mtz alleenlyk heeft aangeweezen* is nog meer ontwkkeld door den Heer Nicok in de Memorien van de' Academie des Jaars 1738. Deeze Leerwyze, gevoegd by zo veele andere over de benaderde oplosiing-der Cuhfcne Vergelykingen , wanneer bét onherleidbaar geval plaats heeft, ftelt de uïtgeftrektheid der hulpmiddelen van de Meetkunde in een nieuw daglicht. Wy zyn den Heer de Moivre eene vinding over de Vergelykingen verlchuldigd, welke een gedeelte fenynt uit te maaken van diegeenen , in welkers bezitue Heer Leibnitz, naar zyn zeggen, was. Hv heeft ons voer eenige gevallen der Vergelykingen van alle magten Formulen gegeeven, overöenkom. Ihg met die van Cardanus Cs). Als men, by voorbeeld, deeze Vergelyking heeft m * . \ fin~i nn—i nn~-v> X nf 4- , x ■ X nf 4- £ff. 2. 3 2. 3 3. 4 » eene Vergelyking die eindig zal zyn, als n een oneven getal 1$ , zal de Wortel uit dezelve, die alsn dan eenig is, zyn § V [a 4- V (aa + j ) 1 _ . %/ L — « + V O+ 1 )]-. dus heeft de Vertelykins: 6y + 10 y -'r 16 y' = 4 tot Wortel h l V [4 + V 17] - J V [— 4 + V 17 7 wel ke men door middel der Logarithmen bevindt te zvn o. 4313: en zo men, in plaats van nn — 1 oL " 1 nn, (fc. hadï, hetgeen de Termen beurteling pofitif en negatif zou maaken, zou men in de Formu. Ie, in plaats van (aa 4. x ), V («-,f££ ben. Hier is eene merkwaardige overeenkomst met het ioortgelyk.geval 111 de Cubifche Vergelykintren In oeeze .aatften kunnen de Wortelen der Verse lykinge, zo de Wortel trekking niet gefemeden kan, dor m^7olTf' PM'ann* w n"* 3°9' Act- de Le'P*>z« P a  SJtO HISTORIE DER door het in drieën fuyden des hoeks gevonden wcf* den. Met de gedaantens van hcogere Vergelykingen, welke wy befchouwen, is het eveneens .gelegen: sis het onherleidbaar geval plaats heeft, dat is, als a kleiner dan i is, zullen 'er zo veel Wortelen zyn, als de magt der Vergelykinge eenheden bevat, en dezelve kunnen uitgedrukt worden door bet in verfcheiden deelen fnyden ( muhifeSlio ) eens boog*, waar van (i de ftraal zynde ,J a de Sinus zal zyn. De Heer Tfchirnhaufen heeft zich eertyds verbeeld in 't bezit vau eene algemeene oplosfing der Vergelykingen te zyn. Hy maakte in 1684, 'n de Aaen van Le'pzig, eene Leerwyze bekend, door welke hy voorga? alle de tusfehen - Tetmen eener Vergelykinge, welke die ook zy, te doen verdwynen; hetgeen dezelve tot de eenvouwdige gelykheid der onbekende, tot de hoogfte magt verheven, met den bekenden Term overbragf. 'Niets zou fraayer geweest zyn, dan eene foortgelyke Leerwyze-, maar het is te beklagen, dat die geleerde Meetkundige,door een gevolg van die overhaafting, welke hem vry gemeen was, zich bedrogen heeft. Wanneer zelfs in zyne handelwyze geen valscb.be-* fluit te vinden was, hetgeen de V. Piefiet, die dezelve heeft onderzocht, voorgeeft, is alleen het voorbeeld, dat hy van zyne Leerwy2e over eene Cubifche Vergelykinge geeft, ■ genoegzaam om te toonen, dat dezelve de voordeden niet heeft, welke de Autheur daar aan toefchryftr want eene der grootheden, die hem noodig is te bepaalen , wordt gelyk bevonden aan eene uitdrukking, welke onderhevig is om imaginair of ingebeeld te worden, en die het in de daad wordt, wanneer het onher* leidbaar geval plaats heeft. Ten aanzien der Vergelykingen van eenen hoogeren rang is het hedendaags bekend, dat die Leerwyze geheel niet toereikende is. De Heer de Lagr.i is één dergeenen , welke aan de algemeene oplosfing der VesgelykiDgen het meest ge«  W IS K ü N D E. III. Deel. II. Beek. mi gearbeid hebben- Men heeft van hem een geheel Boekdeel over dat onderwerp, dat'by de oude Memorien der Academie vóór 1609 gevoegd is, zonder eenige Gefchriften, onder de nieuwe Memorien ingeiascht CO» re rekenen. Men kan zich niet onthouden daar in vernuftige inzichten te ontdekken, maar dezelve hebben hem, in 't geen zyn hoofd-onderwerp betrof, niet ver gebragt. Dit is het oordeel dat de Heer Halley daar over velt f«), een oordeel dat, myns bedunkens, door de Analisten ftilzwygende bevestigd wordt. Het zelfde kan ook gezegd worden van het Werk van den Heer Laloubere, tot tytel voerende la téfolution des équations (de oplcsfing der Vergelykingen,). De Heer Rolle is mede één dergeenen, welke zich dat onderwerp voorgefteld hebben. Hy geeft in zyne Algebra, in ióoo gedrukt, eenige Regelen, om de rationaale Wortelen uit de Vergelykingen te vinden, wanneer zy dezelve hebben , "of om meer en meer tot hunne naauwkeurige waarde 'te naderen , wanneer 'er geen van die foort in gevonden wordr. Maar deeze Regelen zyn niet gemaklyk genoeg, om onder zo veel anderen, welke men tot dat einde heeft, eene byzondere oplettendheid te verdienen. Zyne Leerwyze, die hy des Cascades (van 't een op 't andere vallen ) noemt, en waar van hy zich bedient , om de limieten der Wortelen te bepaalen, verdient alleen met opmerking befchouwd te worden. Zy is, ten naaste by, de zelfde als die,welke Newton in zyne Arithmetica unherfalis gegeeven heeft. Wy moeten eindelyk de Leerwyzen doen kennen, welke de Analisten hebben uitgedacht, om ten minften op eene benaderde wyze de wortelen der Vergelykingen te bepaalen. Dit is het eenig hulpmiddel dat overblyft, wanneer alle de Leerwyzen van herleiding (/) Ann. 1705, 1706. (u) Tranf. Phil. ann. 1694, * 3 "~ .  VI* HISTORIE DER dmgniit geflaagd hebben. Men is zelfs, om wel te Zeggen, gedrongen tot hetzelve toevlugt teneemen, zo dra men verzekerd is, dat de Wortelen der Vergelykinge irrationaal zyn. Want, zonder een meer faamengelteld voorbeeld, dan dat van de derde magt, te gaan opzoeken, is eenvouwdig de vraag, of men niet een klaarder denkbeeld heeft van een getal in tiendeelige breuken uitgedrukt , dan van eene uitdrukking, zo vermengd met Worteltekens, als de formulen van. Cardanus zyn, zelfs dan wanneer de uittrekking des Wortels mogelyk is V De algemeene oplosfing der Vergelykingen is zonder twyffel tewenfcheo, als men die in de Wiskundige ftriktheid befchouwt; maar het is zeer waarfchynlyk, dat dezeU ve uns niet zoude bevryden van de noodzaakelykheid der benaderingen, zo als de Analisten dezelve geeven. De algemeenfte Leerwyze van benadeling is die, welke de Heeren Newton, Halley en Raphfion gegeeven hebben. Wy voegen dezelve faamen, om dat zy'er alle drie toe gekomen zyn, of door verfchillende wegen, of zonder dat de een het van de anderen geweetea heeft. Maar de Heer Newton is het wien de eerfte vinding toekomt; want hy maaluede$e!ve reeds in 't Jaar 1669 door D. Barrow bekend, in zyn Gefchrift tot tytel voerende Analyfis per nequa-. jionum numero terminorum irfinitas. Zie hier met weinig woorden den grond en den geest van deeze Leerwyze ( v). Men (v) Laaide Vergelykinge zyn y' — iy — 5 — o; laat ook bekend zyn , dat de naaste geheele Wortel 2 is. Men pnderfUlle dan 1 4" Z-1ZZ j, en fubftitueere deeze Waarde voer y in de voorgaande Vergelykinge; dau zal dezelve ■worden 23 ■+■ öz* + 10 !; - 1 » o, Naardien z zeer klein is, verwaario >st men de beide eerfte Terïatn; men heeft dethalven ilegts 10 2 ZZ 1, of 2 ~ of o. i. Daar nu o- I flegts de benaderde Wortel der V crgelvk'ftge a5 J- ós1 -j- fcjV. is, zal men, door o. 1 -|- u Z. z :e /lel-  WISKUNDE. III. Deel II. Boek. 22$ Men onderftelt, dat men reeds de naaste geheele Wortel hebbe, dat is, die flegts minder dan eene eenheid van den waaren Wortel verfchilt; dit is de grondflag der bewerkinge. Men vergelykt derhalven dit getal meer eene nieuwe onbekende met dat der voorgeftelde Vergelykinge , en ftelt het in deszelfs plaats. Dan bekomt men eene andere Vergelykinge , welkers Wortel datgeen is 't welk men by den eerften Wortel zou moeten optellen , om de nanuwkeurige waarde te verkrygen. Doch alzo men onderftelt, dat dit overblyffel zeer klein, en ten minften onder de eenheid ïs, befluit men daar uit, dat de waarde der hoogere Termen zeer klein is; en men verwaarloost dezelve, hetgeen de Vergelyking brengt tot den bekenden Term, en tot dien waar van de onbekende in de eerfte magt is, ten zy men eenigzins in twyffel trok, dat de eerfte Wortel na genoeg was, In dit geval zou men ook de Term kunnen behouden, waar in de tweede magt der onbekende was; hetgeen eene Vergelyking van de tweede magt ter oplosfing zou overlaaten. Men zoekt derhalven den Wortel uit deeze Vergelykinge in tiendeelige breuken, het komende moet by den eerst gevonden Wortel opgeteld, of daar van afgetrokken worden, naar dat het teken, 't welk die breuken is toegedaan , pojitif of negatif'is. Zo deeze trap van naauwkeuiigheid niet genoeg is, zal men de geheele tweede Vergelykinge moeten hervatten, en met dezelve han« ftellen, en als boven te werken , bekomen de Vergelykinge u3 4- 6. 3 «a + 11. 23 « o. 061 3 o, waarvan men flegts de beide laatfte Termen in aanmerking neemt,' welke voortbrengen « ~ — o. 0054. Men ftelle derhalven nog — o. 0054 -j- r ZZ «. Men vindt alsdan door eene foortgelyke handel wyze r ZZ — o. 00004853: men telle eindelyk alle de pofitive deelen te faamen, en trekke daarvan de fom der negative deelen af, dan viadt saen 7 = > °795SI47- P4  S24 HISTORIE DER handelen als met de eerlte gedaan is; hetgeen eene derde Vergelykinge zal voortbrengen, welke van do eerfte magt zal worden, als men alle de Termen daar boven verwaarloost. Derzelver oplosfing zal dan nieuwe cyScrletteren voortbrengen, om by den dendeeligen breuk, welke den gezochten Wortel uitdrukt, opgeteld te worden, en zo vervolgens. In drie bewerkingen vindt de Heer Newton , dat de Wortel van deeze Vergelykinge y3 — ry — 5 o in tiendeelige breuken is 2.~c0455i*7 4-, hetgeen tot de negende cyfFerletter toe waar is. Van de beide Leerwyzen. welke de Heer Halley voor de benaderingen der Vergelykingen gegeeven heeft, heeft de eene zeer veel overeenkomst met die, welke wy zo aanftonds befchreeven hebben5 zy verfchilt met dezelve alleenlyk daar in, dat hy altoos weder tot de voorgeftelde eerfte Vergelykinge komt, door de waarde van den meer en meer benaderden, en meteen onbekend overblyffel vermeerderden Wortel voorde onbekende in plaats te ftellen, hetgeen by iedere bewerking nieuwe uetimaaJen en eene naauvvkeuriger Waarde oplevert (w). Jn de tweede behoudt hy de Termen, waar in de onbekende in de tweede magt is, doch door een kundig middel, waar van hy den Heer de Lagni de eere geeft, brengt hy nogmaals de geheeie bewerking tot eene enkele deeiing. De Heer Jan Bernoulli bedient zich tot het zelfde einde van eene foortge» lyke Leerwyze. (x). De Leerwyze, welke Raphfon gevolgd heeft, verfchilt mede zeer weinig van die van Newton (31); hy heeft dezelve flegts eenigzins gemaklyker gemaakt door zekere Tafelen, welice, op de bioote befchon» wing eener Vergelykinge van eenige magt, den Teller en Noemer des Breuks doen kennen» welke het ove- (w) Tranf, Phil. n°. 210, ann. 1694. (jc) Lect. ca/end inleg. Lect. 53. O) Analyfis squat univerf. Lond. /»»4°. 169c,  WISKUNDE, lil. Deel. II. Beek, 535 overige is, dat by den reeds benaderden Wortel op. geteld moet worden. Vermits het Boek van dién Analist in deeze Landftreeken zekerlyk fichaars te vinden is, wyzen wy hun, die zyne handelwyze willen weeten, naar de Werken van Wallis,"li. Deel. De voorgaande Leerwyze is niet de eenige, wel. ke de Analisten voor de benaderingen der Wortelen van de Vergelykingen bezitten. De vruchtbaarheid der Wiskunde, en de verfcheidenheid van haare hulpmiddelen, is hit'revenals in alle andere gevallen eenerlei. De heer Tailor heeft voor die benaderingen eenen hieuwen Regel gegeeven, welke op de Theorie der Aangroeijingen (incrementa) gevestigd is i.z). Wy zullen eindelyk nog twee Regelen der vinding van den Heer Thomas Simpfon aanwyzen , welke zeer kunflig zyn, en zeer fuel benaderen. De eene onderftelt de Differentiaal- Rekening, doch dezelve is daarom niet minder gemaklyk in 't gebruik, en wordt ook toepasfelyk gemaakt, om de waarden van twee onbekenden, welke door twee Vergelykingen gegeeven zyn , te gelyk te vinden (8 HISTORIE DER meling van verfcteidrn.lf VC de"utt,> VerZa. Tralie» getokkel Sï^Vï dZyn de M' 't Fransch verS (in i^'Z^'fODl3n8" X eeeniS?Undige H-'^W £ Heer C&^tt'fe'/^O van den heid van dit boekdeS ^ Y-' Wegens de ldeiQ" DoeKüeel, en de uitmuntendheid der zaa- Ti/?-?»11 .Z0,daniS Commetttarium is naderhand In { NewtÓ» tEng?'tCb ui^komen, onde ÏÏ'tI,6 WILDER D. D f 5 èy the Rev' Theake* (u\ t j Ve*TAALEH.  Wiskunde, iii. Dtei. n. Boek. 229 Maaken, niet beter kunnen vergelyken , als met de Arithmetica univerfalis van Newton, verdient aangepreezen te worden aa» alle de geenen , welke,, niet een vaardige bevatting begaafd, grondige vorderingen in de Alaebra wenfehen te doen, en zich weldra met haare grootfte zwaarighedec gemeenzaam trachten te maaken. De meeste Werken , welke wy dus verre genoemd hebben, handelen eeniglyk over de zuivere Algebra: zie hier eenige welke tot onderwerp hebben de gemengde Algebra, of op de Meetkunde toegepast* Onder deeze laatften geeven wy, in de orde van onderwys, den eerften rang aan dat van -den Heer Guisnéa, tot tytel voerende: Application de i'Algebre d la Geometrie (in 4°. 1704) (O- Van daar kan men overgaan tot de uitmuntende Verhanuelmg over de Kegelfneeden en Meetkundige plaatfen, van den Heer Marquis de i'HÓpital. De naam van derzelver Autheur, en de achting welke alle de Wiskundigen, federt eene halve eeuwe , voor die Verhandeling hebben, zyn alleen genoeg om dezelve met lof te verheffen. De laftitutiones Analyticce ik) van Meïuff.ouw Agneft verdienen ook eene byzondere nlaats in deeze aanwvzhig der beste Hoeken over We Anahfis. De Leezers zullen niet zonder verbaazing zien, dat een perfooii van eene kunne , die zo weinig gefchikt fchynt om zich met de doornen der Wiskunde gemeenzaam te maaken, in alle de deelen der Analyfis, zo gemeene als tranfeendentijche, zo diep heelt doorgedrongen. Zy die de Elementa Mar ■ the- m Aa^maande het Jaargetal, waar in, volgen den Autheur dit uitmuntend We:k gedruüt zou zyn, fchynt hier eene mistlelling plaats te hebben. Want in de verbeteroe en veel vermeerderde Editie van Ao. 1733* leest men in de Voorreden, dat de eerfte Editie van dit Weri; 10 1/10 het iicht ZSë' Vertaaler. (*) Inftituzioni analytiche, ad ufo della gioventu Ita. Uana. Mil. in 4°- 2 vol>  öso HISTORIE DEK thefeos univerfalis van den Heer /Fo//bezitten,kunrieri zich de moeite befpaaren van byna van geen ander Boek gebruik te maaken. Men vindt daarin met kiesch. beid en juistheid byna alles verzameld, wat in de zö zuivere, als op de Meetkunst toegepaste Alg^b-a het -merkwaardiglte en gewigtigfte is, zo dat merï Van daar onmiddelyk tot de leezing der zwaarfle Boeken kan overgaan. Wy zouden nog verfcheide andere lofwaardige Werken over die ftoffen kunnen aanhaalen, zo hier ons oogmerk was in die bvzonderheid te treeden. Wy hebben gedacht ons te moeten bepaalen tot een klein getal, en wel byzon^ der tot die Werken, waar uit men eene algemeenere fsennis van alle de deelen der Analyfis kan verkryen- Einde van het tweede Boek*  HISTORIE DER WISKUNDE. DERDE DEEL, Bevattende de Hifiorie der Wiskunde, geduurende de zeventiende eeuwe. DERDE BOEK. Vorderingen der Optica, tot aan het midden der zeventiende eeuwe. KORTE INHOUD. I. Kepler verklaart de wyze op welke men de voorwet* pen ontdekt. Befchryving van het werktuig des oogs. Verkiaaiing van de voornaam/Ie verfchynfelen der ztemng. Andere trekken der gezicht kundige Sterrekunde van Kep. Ier. II. Vinding van den Telefcoop. Verfchilleude wy. zen op welke dezelve verhaald wordt. Weetenswaardige Hukken over dat onderwerp. Vau de verfcheide foorten van Telefeoopent en wie wy dezelve te danken hebben. III. Van  *3*{ tl I S ï O R I E D E KI IIL Pan dè Microfcoopen. e» Aêfgw» we« vjh ^rzsA vinding weet. IV,Kepler Zj„e ZWaofc. ( Dioptnca) m 't licht, waar in hy de brandpunten der Linzen-Glafen, en de oorzaak der werkingen van de TcLfvoopen onderzoekt. Flrklaaring van die werkingen, en van die der Microscopen. V?Ontdekking van de wet der flraalbreeking door Sneilius ' Vf üelcarte? poogt dezelve.te bewyzen. Twist deswegens tasjchen hm en Fermat ontfiaan, en hoe die eindigt. Kort denkbeeld der poogingen door andere Wysgeeren gedaan om van deeze eigenfehap des lichts reden te geeven. Vil. Nieuwe inzichten van Desemen over de volmaaking der Tekfcoopen. Zyne ontdekkingen over de gedaantens der oppervlaktens, welke de eigenfehap hebben van het licht te breeken. VIII. Hy voltooit de ver. klaaring van den regenboog door Antonio de Dominig ontworpen. r. \V/y komen eindelyk tot een gedeelte vin ons Verk, dat geichikt is om de Leezers te doen rusten van de fterke inlpanning vari geest, welke de voorgaande Boeken' van hun gevorderd hebben. Voorwerpen van eene aangenaamer en genaakbaarer natuur zullen ons in dit Boek bézig houden. De ons-, dekking der wyze op welke de ziening gefchiedt en haare voornaamfte verfchynfelen, de uitvinding'der Tekfcoopen én Microfcoopen, en de oorzaak van hnnne werkingen, de wet der draal breeking, en de gedaane poogingen om van dezelve reden te geeven de verklaanng Van den regenboog, zyn de voornaamfte ftoften, welke men in hetzelve zal vinden. Dier<*e lyke voorwerpen hebben het récht tot zich over&tê haaien , ik zeg niet alleen de Wiskundigen , maat ook alle de geenen voor welken de natuurlyke kenhisfen eenig aanlokfel hebben. De wyze op welke de ziening gefchiedt, dat ia te zoggen, hoe men de voorwerpen ontdekt, was nog  WÏSKÜNDE. Hl Deel ÏIL Soek, *S3 aog een geheim in hettydbegin ( Efiocha^, waar toe ons het voorgaande Deel gebragt heeft. Poria en Maurolicus waren zeer na by de waarheid gekomen ; maar toen zy dezelve byna gevat hadden , waren ey ongelukkig daar in bly v;n fteeken. Deeze gewigtige ontdekking was aan het begin det Zeventien dé^eeuwe, en aan Kepler voorbehouden. Deeze eroote man, alle de lichtllraalen , welke hem die beide Na. tilurkundigen verfchaften, by een verzamelende, bragt eindelyk dit geheim, aan den dag. Hy entdak. te het waar gebruik van het Kristallvn en het Netvlies, de aanweezigheid der beelden, welke op het laatfte gerekend worden, en hunne nmkeerihg, de oorzaaken van de duidelykheid en verwarring , met welke men de voorwerpen ontdekt. Hy verklaarde alle die dingen in zyne J/honomia pats'Opüra een Werk waar in men die naauwkeurigheid niet mo-c zoeken, welke het eigenaartig kenmerk der Werken van onze eeuwe is, doch dat vol is van nieuwe denkbeelden , een man van vernuft waardig. Laat ons alvoorens over de inrichting der ziening in byznnder' heden te treeden, van het hulplid, dat daar van hec Werktuig is, een denkbeeld geeven. Het oog is een holle kloot, welks bekleedfel of Rok uit drie vlieten of dunne huidfes gevormd is Het eerfte is dat 't welk men het Sc/er otit no^mthetzelve is een voortbrengzel van her harde Herfenvhes , (dura Mater), het uiterfte dergeenen WlIke de herfenen bekleeuen. Het Cnorüies, dat beneden is , komt voort uit het dun HerJeuvlies (pia Maler ) of het tweede dunne huidje ,waar mede de herbenen bekleed zyn. Zy komen uit de herfenpan , en hekleeden het waarlyk zenuwachtig deel van de ee« zichtzenuw, welke zich eenigermaate openende.het binnenfte van het Chortides bekleed met een faamenweeflel van zenuwachtige Vezelen, met bloedvaten vermengd; hetgeen hetzelve de gelykenis geeft van een fyn net,en daar door den naam van het Netvlies aan .hetzelve heeft doen geeven. Dit is het derde der dunne huidjes, welke het bekleedfel des ooga Q uit  23+ HISTORIE DER ztmaaken, en 't is daar in dat het gevoel der ziening yn verblyf heeft (l). Het voorde deel van het Sclerotis is doorfchynend, en vormt datgeen 't welk men het Hoornvlies noemt: dit is een gedeelte van eenen kleineren kloot, zo dat het oog, van ter zyde befchouwd zynde, in die plaats eene kleine verhevenheid maakt. Onder het Hoornvlies ontdekt men een klein middelfchot, of een Cirkel, die in zyn midden een rond gat heeft; dit noemt men hetDruivenvlies, of de Regenboog (Iris), uit hoofde van deszelfs koleuren. Het Druivenvlies is gevormd uit eene famenvlech. ting van fpierachtige vezelen, waar van fommige rond en gelykmiddelpuntig, andere recht, en als de ftraalen eens Cirkels gefchikt zyn,door welkers beweegiug de opening, waar van wy zo even gefproken hebben , zich famentrekt of uitzet. Het achterdeel van de Iris of het Druivenvlies is in den menscli (/) Twee beroemde mannen der voorgaande eeuwe, da Heeren Pecquet en Mariotte, hebben onderzocht, of het Netvlies waarlyk het hulplid van 't gezicht was. De Heer Pecquet was voor het Heilige; de Heer Mariotte was van een tegengeftéld gevoelen, en gaf voor dac hec Chiroïdes dat huipiid was. Het zou te wydloopig zyn hunne redenen te onderzoeken. Doch ondanks die van den Heer Mariotte, welke zeer vernuftig zyn, is het Nee vlies in 'c bezit gebleeven van het hulplid te zyn, dat den indruk van het licht tot de ziel overbrengt; en ik (laa geen oogenblik in bedenking, om hst tegengeftéld gevoelen als volflrekt onbeweerlyk aan te zien. Wat toch km het gebruik zyn van een deel, dat byna gebeelzenuwachtig is, gelyk het Netvlies, ten zy alleen om den indruk der uiterlyke voorwerpen over tö brengen. Daar over kan geen verdeeldheid zyn onder de Phyfiologisten, welke door duizend beflisfende proefneemingen weeten, dac alleen in de zenuwefi, en de deelen, welke het meest uit dezelve zyn faamengefteld, het gevoel zyn verblyf heeft. Men kan de voornaamfte ftukieii van deezeu twist in de Verzameling der Werken vaa acn Heer Mariotte nazien.  WISKUNDE. UI. Detl III. Boei» 235 mensen altoos geverwd met een zwart flym, hebbende de eigenfehap om het binnenfte des oogs te verdonkeren , door alle de zydelingfche draaien op te florpen. Ter plaatfe alwaar het Druivenvlies zich Van het Sckrotis affcheidt, is het zeer fterk daar aan gehecht door een fcindfel, dat men oogappel -fpier (Ciliaris) noemt, eii 't welk, zo als eenige phyfiologifche Gezichtkundigen gis!en , e?n fpier is, welks famentrekking of uitzetting dient, om de uitgebogenheid van het voorde deel des oogs te vermeerderen of te verminderen, ten einde het naar het verfchil der naby zynde of ver afgelegene voorwerpen te fchikken (m). Wat 'er ook van zy, uit dat bindfel gaan eene meenigte vezeltjes , Procesfus ciliares genaamd, welke dienen, om het Kristallyn, waar van wy aanftonds zullen fpreeken , te onderfchragen. De Gezichtzenuw ;s geenszins, zo als de oude Gezichtkundigen die hebben afgebeeld, recht tegen over het gat des oogappels, maar een weinig binnenwaarts en hooger ingevoegd, zo als de ondervinding en de ftelling van 't gat, waar door dezelve uit de herfenpan in de holligheid des oogs komt, zulks aanio^nen. Deeze holligheid, welke wy nu befchreeven hebben, is met drie vogteu gevuld, het waterachtig, het kristallyn , en het glasachtig vogt. Het glasachtig vogt, dat de vastheid des wits van een iiy fchynt te hebben, is nogthans een zeer helder en zeer vloeibaar vogt, doch dat in eene meenigte kleine vaatjes {capfulx} befloten is; hetgeen liétzelve dat aanzien geeft. Het beflaat den grond van het oog, en houdt het Netvlies tegen het Choroides. Het Kristallyn is als eene klein lenfenglas, beilnen in eene zeer doorfchynende huid, het Arachnoidei genoemd, en vast gemaakt in eene holligheid van hec (f») Zie den Heer Jurin, Dif. on diflintl. and indifiitict vifion. Op het einde der Optica of Gezichtkunde van deu Heer Smith. Q *  936" HISTORIE DER het glasachtig vogt, even als de deen eens rings ia zyne kast. Het waterachtig vogt bellaat de voorde kamer des oogs,welke door het middellchot van 't Druivenvlies in tweeën gefcheiden wordt. Zes fpieren, vier rechte, naamlyk één boven, één beneden , benevens twee zydelingfche , en twee fchui. ne, of waar van de richting Diagonaals - wyze i», omringen dien kloot door 'haare vliezige uitzettingen, en zyn diendig tot deszelfs beweegingen. Het voorde van 't oog is eindelyk overdekt met een zeer dun wit vlies, dat men de Cor.jan&iva noemt, en een aanwas is van het vlies, dat het binnende der holligheid bekleed. Zodanig is de famendelling der deelen van dit verwonderlyk zintuig; thans zullen wy overgaan tot betgeen ons onderwerp meer byzonder betreft. Het voorbeeld van eene donkere kamer, welkers opening van een bultig glas voorzien is , is ongemeen riiendig om de wyze te verklaaren op welke de ziening gefchiedt. De appel iu 'c oog is de opening van de kamer, het Kristallyn is daar van het glas , en het Netvlies is het kaartpapier of de witte muur, waar op de voorwerpen zich fchilderen. Het oog is flegts eene meer famengeftelde donkere kamer. De lichtdraalen, uit het zelfde punt afvloeijende, ondergaan, wanneer zy op het Hoornvlies vallen, en het waterachtig vogt doordringen, een buiging, welke hun eenigzins doen convergeeren of faamenloopen. Een gedeelte wordt door de opening des oogappels ontfangen, en valt op het Kristallyn. Dit lenzenvormig lighaam breekt dezelve nog meer, en maakt ze meer faamenloopende. Zy komen uic het Kristallyn, en ondervinden eene nieuwe breeking, door in het glasachtig vogt over te gaan: met behulp van alle die draalbreekingen verëenïgen zich die, welke uit een zelfde punt van 't voorwetp komen, zo het oog wel gedeld is, zeer naauwUeurig in een ander, en fchilderen op het Netvlies het beeld Van dat punt. Dus vormen alle de Kegels van draa. len,uit de verfchillende puaenvan het voorwerp komen*  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek, 837 mende, deszelfs beeld op bet Netvlies, en hetzelve is omgekeerd, zo als Kepler ten laatften ontdekte, na zich lang en te vergeefs gekweld te hebben, om het recht te ftellen (»). Men kan zich door procfrieeming van alle die ftukken gemaklyk verzekeren. Men neemt een oog van een pas geftorven dier, en hetzelve van achteren van zyne vliezen ontbloot hebbende,zonder het Netvlies tebefchadigen, houdt men het voor de opering der donkere kamer. Men ziet alsdan alle de uitwendige voorwerpen, met eene verrukkende waarheid, omgekeerd zich daar in fchilderen. In 't bezit van die zaaken z^nde, zal het ons niet meer moeijelyk zyn verflag te doen van de wyze op welke wy de-voorwerpen ontdekken. Wy zullen met de meeste fchryvers niet ftilftaan by die elkander zo wel gelykende beelden, welke zich op het Netvlies fchilderen. Zulks zou niets anders zyn dan te onderltellen, dat de ziel dezelve daar op even als ineen fpiegel, die haar dezelve vertoonde, zou befchouwen; hetgeen belagchelyk en kinderachtig zou zyn. Men moet de oorzaak der ziening navorfchen in den indruk, welke ieder lichtkegel oeftentop de zenuwachtige vezel, die hy met zynen top bereikt. Men behoeft zich geenszins te verwonderen, dat het licht, in weêrwil van deszelfs ongemeene fynheid, indruk kan maaken op de zenuwen, vermits heizelve, tot eenen zekeren graad van die dichtheid gebragt, bekwaam is, om eene fmertelyke aandoening op de zenuwachtige tepels van het zintuig des gevoels te ve wekken. Men kan dienvolgens in de vezeien van het Netvlies eene zodanige gevoeligheid onderftellen, dat de werking van het licht dezelve kan doen trillen. De ziei, hoedanig ook de natuur van haare verëeniging met het lighaam zy, die trilling opmerkende, zal van eene zekere gewaarwording aangedaan zyn, en de tegenwoordigheid van het licht ontdekken, zo als zy de andere hoedanigheden der lighaamen door die der zenuwen, voor de andere zin- tui- (») A/lron. Optica, p 205. soS. Q 3  s38 HISTORIE DER tuigen gefcliifct, ontdekt. Men kan ook begrypen , en bet is waarfchynlylc dat zy verwittigd wordt van de verfchillende grootheid der voorwerpen door de afgelegenheid der vezelen van het Netvlies, welke de uiterfte ftraalen ontfangen ; van de fterkte des lichts door de hevigheid der trilling die hetzelve verwekt; van de koleuren door de natuur van die verfchillende trilling , zonder twyffel, naar het verfchil der koleuren; van de gelegenheid of den ftand der voorwerpen door die d«r vezelen, welke het indrukfel daarvan overbrengen. De beruchte vraag, waarom men , daar de beelden omgekeerd op het Netvlies gefchildcrd zyn, nogthans de voorwerpen recht ziet, is, naar myne gedachten , flegts eene kinderachtige vraag. Wy kunnen van het rechte en omgekeerde niet oordeelen, als door vergelyking met den ftand van óns lighaam, en met de gewoone gelegenheid der voorwerpen. Van teen afdatwy begonnen hebben van onze zinnen gebruik ie maaken, hebben wy de gewoonte aangenomen, om aan de trilling van een boven-vezeltje van het Netvlies het denkbeeld te hechten van een voorwerp, dat beneden of nader by onze voeten is. Als men dus vraagt, waarom, daar de beelden in het oog omgekeerd zyn, de voorwerpen ons recht fchynen, is ïulks niets anders dan te vraagen , «vaaröm wy de voorwerpen zien, zo nis wy gewoon zyn dezelve te zien. Ken blind geboorene, wien het licht fchielyk wedergegeeven zou wotden, zou in 't eerst noch van naby, noch van verre, noch hoog, noch laag zien. Dfc was het geval van hem , aan wien Chefelden de ftiar ligtte; hy begon niet eerder over de ftanden en verwyoeringen te oordeelen, als na dat hy de voorwerpen betast hadt. Defcartes bedient zich van de vergelyking eens blinden.die tweekruislings over elkander liggende Hokken houdt, en door den indruk der linkerhand oordeelt, dat het voorwerp ter rechterhand is , en in tegendeel. Deeze vergelyking is vernuftig , en beantwoordt vry wel aae de zwaarigheid , als men flegts in aanmerking neemt,  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek. 239 neemt, dat het niet door de natuur van 't gevoel is, dat die blinde den geoefienden indruk op de linkerhand tot een voorwerp , aan de rechterhand geplaatsr, overbrengt, maar eeniglyk door de gewoonte, die hy aangenomen heeft, om 'er dus over te oordeelen. Zonder deeze gewoonte zou hy, even als de blinde van Chefelden, voelen; doch hy zou geen oordeel kunnen vellen over de gelegenheid van het voorwerp, waar van hy aangedaan zou zyn. De duidelykheid met welke wy een voorwerp ontdekken , hangt af van die met welke deszelfs beeld in het oog gefchüderd is. Als elk der kegels, door de ftraalbreekingen van het oog gevormd, zynen top naauwkeurig op het Netvlies brengt, zullen alle de deelen van het voorwerp en deszelfs randen n?auwkeurig bepaald zyn; men zal alsdan het voorwerp duidelyk zien. Maar zo die top vóór- of achterwaarts valt, zal dat beeld verward zyn, als wanneer in de donkere kamer de muur, waar op de voorwerpen zich fchilderen, fe dicht by, of te ver van het glas is: in dit geval kan men niet anders dan verward zien. Het is derhalven voor het duidelyk zien van veel aanbelang, dat het oog zodanig gefteld zy, dat de vereeniging der gezichtftraa. len niet te naby, noch te ver, maar naauwkeurig op het Netvlies gefchiede. Dit brengt ons natuurlyk tot de oorzaak der gebreken, welke men in de verfchillende gezichten befpeurt. 'Er zyn menfehen welke de voorwerpen niet als op zeer kleine afilanden ontdekken, en anderen welke alleen de ver afgelegene voorwerpen duidelyk zien. Dit laatfte gebrek is doorgaans dat der oude lieden, en men geeft om die reden den naam van Verrezienden aan hun,welken hefwerktuig des gezichts dus gefteld hebben: de anderen worden i>..~:„.*,h,*, ctoriüomr). ' Tn Ap Vprrpzipnrlpn hrppkpn het Hoornvlies of het Kristallyn , als te plat zynde, j het licht niet genoeg,of mhfehien brengt eenige by{ zondere gefteldtenis het Netvlies te dicht by het Kris- callyn. Daar door gebeurt het, dat deftraalen van Q 4 een  240 HISTORIE DER een nabuurig voorwerp komende, en dienvolgens te veel van elkander wykende, zich niet als achter het Netvlies verëenigen,- maar zo het voorwerp ongemeen ver verwydeid is, zo dat de ftraalen, welke Uit ieder van deszelfs punten komen, zichtbaarlyk evenwydig zyn, zal de trap van firaalbreeking, welke zy in dat oog zullen ondergaan, genoegzaam zyn om hun te doen fa menloopen, en zich naauwkeurig op het Netvlies verëenigen. De kunst komt deeze fchikking van de natuur of het voorwerp te baat door middel van een rond verheven glas. Dit glas' ■waar door de flraalen, van de voorwerpen afkomende, minder van elkander wyken,of evenwydig worden , maakt dezelve gefchikt om zich naauwkeurig cp het Netvlies te verëenigen, en zie daar de reden waarom de glafen van deeze gedaante nuttigzyn voor hun, welke men Verrezienden noemt. Het gebrek der liyzienden is hit gevolg van eene gantsch ftrydige oorzaak. Zo de vogten van het oog de licht flraalen te veel breeken , zo het Hoornvlits of htr Kristallyn te bultig, of het Netvlies te veel verwyderd is, zullen de flraalen zich vereent, gen, alvoorens hetzelve te bereiken, en flegts een verward beeld daar op fchilderen. Dit gebrek ka» verholpen worden met een holrond glas, 't welk die flraalen verdeelende, hunne vereeniging vertraa* gen, en het beeld duidelyk maaken zal. De verklaaring der wyze op welke dezieningge* fchiedt is niet de eenige verditnfle van het Werk van Kepler. Het vertoont ons nog verfcheide andere voorwerpen , welke waardig zyn aangeweezen te worden. Zodanige zyn de oplosfing van het Problettta van Anfioteles over de rondheid van het licht der Zon , gaande door een gat van eenige gedaante , en op eenen zekeren afltand voortgeworpen; de oorzaak d(t uitzetting van de fchynbaare middellynder Waan en van a'le de lichtende lighaamen, op eenen donkeren grond geplaatst , als mede van haare inkrimping in de Zon- EcJipfen; hrr onderzoek van het dua verre aangenomen grondbeginfel over de plaats van  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek. a4i van het beeld ïn de bolronde fpiegels, eene plaats welke men in den fainenloop van den Perpendiculair van invalling met den terug gekaatften ftraal ftelde. Kepler toont aan, dat men zich tot in dien tyd bedrogen hadt , en dat dit grondbeginfel eene naauvvere bepaaling noodig heeft. Hy befluit in het zelf. de Werk ö priori ( o) de fchynbaare langrondheid der Zon naby den Hotizen, eene ontdekking die ge. meenlyk aan den V. Scheiner wordt toegeëigend. Men vindt in hetzelve nog verfcheide ongemeene Waarteemingen van de Gezichtkundige Sierrekunde, als over de gedaante van het licht der Zon, door den dampkring der Aarde,en dwars door derzelver fchaduwe voortgeworpen, waaruit eenige zonderlinge verfchynfelen der üclipfen voortkomen, welkers. Ier zeer wel verklaart. Maar hy was in andere opzichten minder gelukkig: men ziet liern veele poogingen doen, en zich op veelerlei wyzen keeren en wenden, om de wet der firaalbreeking te ontdekken. Hy beproeft eene meenigte redens, welke hy vergelykt met de Tafel, door Vüellio gemaakt, en dieder bterrekundige ftraalbreekingen, door Tycho gegeeven. Maar zich altoos vergenoegende met die reden tusfchen de ftraalbreekiug zelve, en dt Sinus of de Secans van den hoek van helling, te zoeken, miste hy de waare reden; en de Heer Plamfleed, die hem van de ontdekking deezer reden de eere geeft (/>), heeft zich zekeflyk vergist. Kepler was niet gelukkiger in de nafpooring van een ander Voorftel der Gezichtkunde, naamlvk dat om de ftraalbreektnde oppervlakte te bepaalen, welke de ftraalen, uit een punt komende, evenwydig, of naar een gegeeven punr. faamenloopende zal maaken. Het voornaamfle grondbeginfel van deeze nafpooring ontbrak hem, gelyk ook de hulrmiddelen der Meetkunde , die dezelve vordert. Dus is het niet te verwonderen, dat hem zyn oogmetk hier in geheel en al mislukt is. IU (o) Pag. T3I- (p) Hifi. ce.'efiis proleg. Q 5  «4- HISTORIE DER I I. Zo 'er eenige vinding is, welke op onze verwondering recht heêft, is het zonder twyffel dievan den Telefcoop en Microfcoop. Laaten wy ons voor een oogenblik in die eeuwen overbrengen, waar in men nog die verwonderlyke Werktuigen miste; wat zouden toen wel de VVysgeeren zeiven gezegd hebben, als men hun hadt aangekondigd, dat 'er een dag zou komen, op welken men , met behulp van eenige doorfcbynende ftoffe , op eenige kundige wyze bewerkr, de verst afgelegene voorwerpen nader by zou brengen, en de kleinlte in zo verre vergrooten, dat men alle hunne deelen zeer duidelyk kan onderfcheiden. Zonder twyffel zouden zy deeze bekendmaaking als eene herlènfchim aangezien hebben. Dit is nogthans hetgeen 't begin der voorgaande eeuwe gezien heeft, en waarvan wy heden nog dagelyks getuigen zyn. Wat is 'er dus meer gdchikt om het menschlyk veriland te leeren van zyne eigene krachten, die van den tyd en het geval, niet te veel te mistrouwen ! Het is zeer zeker, dat de Telefcoop in de aloudheid onbekend was. Het oudlte &edenk(tuk, dac men heefc aangehaald, om daar van het tydmerk vóór het begin der zeventiende eeuwe te brengen, is een oud Handfchrift, aangehaald door den V. MaMllon, in zyne Keize van Duitschland (Voyage d'Allemagné) (q), waar in men eenen Ptolomeus, door eene Tubus, famengefleld uit verfcheide beweegbaare en in elkander fchuivende pypen, naar een Hemellicht ziet mikken. Men heeft daar uit befloten, dat die Tubus een Telefcoop was, en dat dit Werktuig reeds bekend geweest is in den tyd, waar in dit Handfchrift gefchreeven is; hetgeen omtrent het midden der dertiende eeuwe fchynt te zyn. Echter heeft men, niettegenftaande de waarfchyn- lyk- (q) Pag. 46.  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek. a43 lykheid van dit getuigenis, zich nog niet kunnen overreeden, dat een zo wonderlyk Werktuig zo lang in de duisterheid begraven geweest hebbe, en n;en heeft liever willen denken, dat deeze Tubus Diets anders was dan eene foort van Dioptra, ge» fchikt om de zydelingfche flraalen te verftrooijen» Daar benevens zou men, om dat getuigenis te onderzoeken, eene getrouwe afbeelding van die tekening moeten hebben. Het is niet zeldzaam Geleerden te zien, die, vooiïngecomen met eene ontdekkinge, welke zy meenen gedaan te hebben, zich verbeelden in eene plaats iets te vinden dat 'er niet in is; desgelyks is het mogelyk, dat de geleerde Benedictyner, hier boven aangenaaid, de overeenkomst van het Werktuig, dat de tekening, waar van wy fpreeken, voordek, met een Telefcoop eenigzins vergroot hebbe. Zo wy geloof flaan aan het in 't gemeen aangenomen gevoelen, dan hebben wy den Telefcoop aan het bloot geval te danken. Defcartes, die in het Land zelf fchreef, dat denzelven hadt zien geboren worden, was van dat gevoelen. Hy beginc byna zyne Dioptrica met die vernederende bekenteuis: na eene korte loffpraak van den Telefcoop, vervolgt hy in deeze bewoordingen: „Maar, tot ,, fchande voor onze Weetenfchappen, is die zo ,, wonderlyke vinding in 't eerst niet als door proef. „ neeming en geluk te weeg gebragt. Het is omtrent dertig jaaren geleden, dat zekere Jacobus, Merius^een mandie nooitgefludeerd hadt, fchoon ,, hy eenen Vaderen Broeder hadt gchid, welke 3, zich op de Wiskunde hadden toegelegd , doch die „ vermaak fchepte in het maaken van fpiegels en brandglafen , by die gelegenheid glafen van ver, fchillende gedaantens hebbende, op den inval „ kwam, om door twee glafen, waar van hét eene ,, bultig en 't andere hol was, te kyken; en hy voegde dezelve zo gelukkig aan bet einde van een ,, pyp of buis , dat de eerfte der Kykers, waar van wy fpreeken, daar door werdt faamengefteld," Som.  44 HISTORIE der Sommige Scbryvers, weinig in hunnen fchik met deezen oorfprong van den Telefcoop, hebben, zo het fchynt gezocht dezelve nog meer vernederend^ voor de Wcetenfchappen cn het menschlyk verftamd te maaken. De Kinderen van eenen BrllJenmaater te Middelburg, zeggen zy, in den winkel van hunnen vader iprelende, kwamen op den inval om Lt twee glafen, het een bultig, het ander hol, naar den haan van hunnen toren te kyken; en, daar bv- ceS dï ze twee glafen zich oP den behoorlykentfftandhl vonden zagen zy hem zeer vergroot en zéérnabv Zy maakten hunne verwondering bekend aan hunnen Vader,-dje, om de proefneeming gemaklyker emaa ieefcSVeWPerderf dUUrf,Zaame 4* °P een P™"" je ïcniKte. Weldra voegde een ander dezelve aan de einden van een Pyp, die", door het zyleZg™^ te verdrooijen, de voorwerpen duidelyk?- deedt. fchynen. Een derde maakte de pypen bewee-baar en in elkander fchuivende. Zodanig was de SnS van den Telefcoop, die kort daar na, na.r?enQ gekeerd zynde, de wonderlvkfte verfchynfelendaar aan deedt ontdekken, welken de Knnfteiars en Ge! leerden met ailen yver poogden te volmaaken, en die men hedendaags eindelyk tot eenen verbaalenden trap van volmaaktheid gebragc heeft. °™zc™en Een Autheur van het midden der voorsaande eeuwe Cr) heeft poogingen gedaan, om op hTw van deeze vinding te komen, en dezelve aan haare weezenlyke Autheuren toe 'te wvzen. Hy bfen« vyf gerechtelyke getuigenisfen by , en eenen Brief van een Gezant der Staaten van Holland! weke over dat onderwerp eenig licht verfpreiden! Van deeze vyf getuigenisfen zyn 'er twee, welke de eer £ wVï Te,e(C0°,P eenen «keien ZarE Brillenmaker te Middelburg, toeSïgenen Zy veifchnien, wel is waar, in de dagtekeningeni het ^f r) Pieter Boreel, De vero Tdefcopii invet ore. In 4",  WISKUNDE. III. Bul. III. Boek. 445 bet eerfte, 't welk dat van den zoon van Zacharias is, brengt het tydmerk derzelve tot in 1590 te rug, en dat van de Zuster verichuift dezelve flegts toe het Jaar 1610. Maar de drie anderen zeggen geen woord van Zach.irias, en wyzen de vinding, waarvan wv fpreeken, toe aan eenen zekeren Jan Lap' prey, Brillenmaaker in de zelfde ftad. De Brief van den Hter Boreel bevat verfcheide zonderlinge ftukken,welke waardig zyn hier plaats te vinden. Deeze Gezant der Staaten verhaalt, dac hy dien Zacharias Jans, waar van wy boven gefproken hebben, byzonder gekend heeft, als hel-» bende in zyne jeugd dikwyls met hem gefpeeld,en meemgmaal in den Winkel van zynen Vader geweest ; dat hy verfcheide reizen heeft hooren zeggen, dat zy de Vinders van den Microfcoop waren; dat hy, in 't Jaar 1Ö19 in üngeiand zynde, onder de handen van Cornelis Drebbel, zyn vriend, den Miaefcoop zelf gezien hadt, dat Zacharias er* zyn Vader den Aartshertog Albert hadden aangeboden, en dat die Vorst aan Drebbel gegeeven hadt; vervolgens maakt hy 'er eene belchryvicg van, welke niet toelaat denzelven voor iets anders dan eenen ftanengeftelden Miciolcoop te neemen: Hy voegt 'er nog by, dat de beide bovengemelde' Brillenmaakers omtrent het Jaar jöio de Telefcoopen uitvonden , en dat zy èén derzelven den Prins Mat:rits aanboden, die dezelve geheim wilde houden, om zich op eene voordeelige wyze daarvan te bedienen in den Oorlog, waarin de veiëenigde Provin. cien toen gewikkeld waren. Maar de vinding raakte bekend, en op het gerucht, dat dezelve maakte, kwam een onbekende te Middelburg, en naar den uitvinder des Telefcoops zoekenüf, vervoegde hy zich by Jan Lapprey, dien hy daar voor aanzag , en gaf hem door zyne vraagen aanleiding, om deszelfs faamenftel, dat hy het eerst ontdekte , te raaden' hetg een hem voor den Vinder deszelven deedt aanzien. Nogthans, voegt de Heer Boreel 'er by, onr. dekte men kort daarna den misflag. VVant Adrianus Me-  »4ö HISTORIE DER Metius en Drebbel, kort daar na te Middelburg gekomen zynde, gingen aanftonds by Zacharias fans, van wien zy Tekfcoopen, enz. kochten. Op deezen grond wysc de Autheur van het Boek de vero Te. UJcepn tnventere de vinding van den Telefcoop toe aan Zichartas Jam: de Brief van den Heer Boreel brengt m de daad vry wel overeen de tegeaftrydig. liejd. der getuigenisfen, die wy boven aangehaald nebben. Maar wat zullen wy van den Microfcoop zeggen? moeten wy, tegen alle de tot hier toe aangenomenedenkbeelden , geloven, dat deszelfs oor. Iprong dien van den Telefcoop voorgegaan hebbe? ftgep zon dit nogthans moeten befluïten uit het getuigenis van dien Gezant der Sfaaten, dat, zo het mytoeichynt, ©nmegelyk verworpen kan worden, ten zy misfchien door eenig gebrek van geheugen tegen te werpen. Het zy my genoeg deeze Hukken voorgedragen te hebben, welke my als weinig bekend zyn voorgekomen, fchoon duizend Autheurs gelegenheid gehad hebben, om over de vinding van den Telefcoop te fpreeken. Ik laat het aan den Leezer over dezelve te overweegen, en daarna een befluit te neemen. Wat 'er van de ontdekking des Telefcoopsookzy, dezelve was te voortreffelyk, om in één gewest van Europa lang befloten te blyven. Het duurde niet lang of zy verfpreidde zich aan alle kanten, en men belpeurt gemaklyk, dat de Geleerden en de Sterrekundigen de laatften niet waren om 'er belang in te ftellen. _ Maar onder die geenen voor weiken die Werktuig geen ydel onderwerp van nieuwsgierigheid was, verdient Gal/leus den eerften rang. Hy was te Venetien, toen het gerucht der ontdekkinge, waar van wy fpreeken, zich aldaar verfpreid. de. Onzeker wat hy gelooven moest, wachtte hy daarvan de bcvestiaing, welke Brieven, uit Parys gefchreeven, hem eindelyk bragten. Daar hy toen verzekerd was van de wonderen, welken de faam van het nieuw Werktuig verbreidde , begon hy , naar zyn zeggen, met behulp van de Theorie der ftraal-  WISKUNDE. III. Deel. lil. Boek. 247 llraalbreekingeo grondig te onderzoeken, welke deszelfs faamenftelling konde zyn, en hy ontdekte dezelve. Dy voorzag de einden eener pyp van twee glafen,'het een bultig, het ander hol; en dezelve naar de voorwerpen keerende, bemerkte hy, dat dezelve in hunne middellyn driemaal vergroot werden. Dit eerde geluk moedigde hem aan; hy maakte kort daar na eenen anderen Telefcoop, die omtrent agt maal vergrootte: eindelyk, noch moeite, noch kosten fpaarende, voorzag hy zich van eenen Telefcoop, die omtrent drie-en-dertig maal in middellyn vergrootte, en het was door middel van deezen laatlten, dat hy de Satellieten van Jupiter, de vlekken der Zon, enz. ontdekte. Hetgeen wy hier nu bygebragt hebben, is volgens het verhaal zelf van Galileus. Dus is niets minder gegrond clan het voorgeeven van hun, welke hem voor den Vinder van den Telefcoop gehouden hebben. Hetgeen men hem niet kan weigeren is, dat hy het eerst een Telefcoop van eene zekere lengte gemaakt, en naar den hemel gekeerd heeft. Het is mede waar, dat, volgens het verhaal 't welk hydoet, in zyne ontdekking meer verdiende is, dan in die van den Hollander, die waarfchynlyk flegts by toeval daar toe geleid werdt. Maar moet men Galt* leus op zyn woord alleen gelooven , wanneer hy zegt, dat hy geen kennis hadt van de gedaante der glafen, welke in het famenftel van dat nieuw Werktuig kwamen? Het is tnoeijelyk zich te overreeden, dat hy ten minden niec gehoord zou hebben, dat het bedondt in twee glafen, aan de einden van een pyp gevoegd. Nu was in dat geval het getal der famenvoegingen van te beproeven glafen niet zeer groot, en dit was zonder twyffel het kortde middel, otn deszelfs [weezenlyk famenftel te ontdekken. De Dioptrica was nog te weinig gevorderd, op dat hit mogelyk ware anders als door beproevingen daar toe te geraaken. Hetgeen Galileus ergens zegt, dat hy door zyne Theorie bevondc, dac 'er noodzakelyk een bul-  35° HISTORIE der hÊ%7j&lWamSzyn'toont ten minftea dat ,was/eDen ë^nhmn tyd aileeq in gebrok. Men kende nog geen ander in den tyd van J'aaren daar n« 'dreef. LZyD,6 ÖTW* gcea andere famenvoc ging van glafen, dan die vaneen bultig Objeft . glas met een hol oog-glas. Deeze fchikk.ng heeft nógthans een zeer groot gebrek; hier in beftaande rf£ zyde uitgeftrektbeid der verwerpen, welkenmen met eenen enkelen opflag van het oo» on ! - nTaTrVrrr1' ** dk ^brS vefmTdt 'naï maate de Telefcoop meer vervroor ™ ,iU ™ • , hedendaags bezwaarlyk ka^^Sed" dafdzeive zulke groote cuenften aan de Sterrekunde he4 Ttm nen doen, als hy onder de handen van eenen rT kus, eenen Scheinet, enz. gedaan h ft 1 ? kers van deeze fchikking zyn Sr ■ Ia* mt w y" engten bepaald. Zelden ziet men zul ke°Kyk rs 'dfe langer dan van wftien tot agtien duimen X,f » Je gemeende zyn flegts vyf 0f zes S" 2y^eu .d« minder lang. Deeze eerfte foo t va KvkW l^!? wegens deszelfs oorfprong, ^£%^$l St^kuXnfZ^ van den kend te heoben. Deeze is de SSood" 23 SC* int twee bultige glafen is famengeftela ?en £ werpen omkeert, iets dat van weinii « da,Vü0r' heid is voor de Waarneemers w,ilig plegenis daarvan onderricht ^zyn? V ölr Lfhf g/10eg in zyne Z>«p/rfca (0 op eene wvfj b.efchryft hem met kan m.fkennen, en PhïerfcT2rt%£r me7 5™ zelfs werkingen, zo'a.s Sn uf SPoiïSXS ^ wy eerlang in dit Werk zullen doen ! zKien! Maar (O /ro*. 8S.  WISKUNDE. 10. DM. 1IT. Boek. «49 Maar hy liet het daar. by berusten. Deeze beroem^ de man, zich eenigiyk daar op toeleggende om de hemelfche beweegingen met naauwkeurigheid te bepaalen , maakte weinig gébruik van den Telefcoop, cn dit is waarfchynlyk eere der redenen, om welken hy verzuimde in praktyk te brengen hetgeen eene-' lichtVerfpreidende Theorie hem geleerd hadt. bene andere redert Van het weinig belang dat Kepler in zyne ontdekking ftelde, zou kunnen zyn, dat hy het voordeel van die nieuwe famenvoegmg van glafen niet kende; naamlyk de zeer groote vermeerdering van het veld der ziening. Misfchien was hy van. oordeel, dat het vry onnoodig was eene fchikking van glafen te beproeven, welke van de reedsbekende eenigiyk daar in moest verfchillen, dat zy de voor* werpen zou omkeeren. , Het gemeen gevoelen is, dat de Vader de Rheiiai een Capucyner Monnik, die geen is, welke de eerfte uitdruk!} ke melding van den Sterrekundigen Telefcoop gedaan heeft. Maar dit gevoelen is kwalyk gegrond, en zy, die hetzelve beguulligd hebben, hadden de Rofa urfina van den Vader Schemer, in 't jaar 1630 in 't licht gekomen, niet geleezen. Het is , naar myne.gedachten, die Vader, welke de werking van een bultig oogglas, voor een bol in plaats gefteld, hét eerst door de ondervinding duidelyk heeft leeren kennen («)- ü Zo gy, zegt hy, twee „ gelyke. Lenfenglafen,- naamlyk beide bultig, aan den Tubus voegt, en op de behoorlyke. wyze het ,, oog daar dicht by brengt, zult gy alle de aardfche ,, voorwerpen, wel is waar, omgekeerd, doch ver,<, groot, en met eene zeer groote helderheid en uit-. ,, gebreidheid zien. Gy zult desgelyks de Hemel„ lichten zien, en naardien zy rond zyn,zal hunrt ne omkeering hunne uiterlyke gedaante niet benaw deelen." ; Wat verder geeft hy de famenftelling van den Telefcoop met drie glafen, welke de voor- wer* %f) llo/a urfina, p. 139. & feq'. 11  **5o HISTORIE D'ER werpen herftelt, en waar van Kepler ook het grorttr» beginfel bekend was. Hy zegt eindelyk op de zelfde plaats, dat hy zich vóór dertien Jaaren, in eene waarneeming, welke hy vóór den Aartshertog Maxi* miliaan had gedaan , van twee bultige glafen bediend hadt. Dus kan men zich niet onthouden den V. Schemer als den eerften te erkennen, die de Theorie "van Kepler, over deeze twee nieuwe Telefcoopen,in praktyk heeft gebragt. Het is waar, dat een Napolitaansch Waarneemer, Fontana genaamd (a),zicft de vinding van den Sterrekundigen Telefcoop, gelyk mede die van den Microfcoop, aanmaatigt. Hy geeft voor, dat hy dien het eerst reeds in 't Jaar 1608 gevonden heeft, en brengt het fchriftelyk getuigenis by van eenen vriend, welke zegt hem daar van gebruik te hebben zien maaken omtrent het Jaar 1614. ivlaar deeze foort van laat aankomende aan» fpraaken op iets vinden altoos weinig ingang, ten zy men zeer overtuigende bewyfen daar voor heeft., In de Republiek der Letteren is, even als inde maat» fchappy, eene foort van verjaaring , tegen welke men niet toegelaaten wordt zich aan te kanten. Zo FontatM reeds in 't jaar 1608 in 't bezit van den Sterrekundigen Telefcoop was, waarom maakte hy dan toen zyne ontdekking niet bekend tot welzyn der Sterrekunde , en om zich de eere daar van te verzekeren? Deeze gierige uitvinders, die van 't geen zy gevonden hebben een geheim maaken, verdienen niet meer daar in geloofd te worden t wanneer anderen, de zelfde zaaken vindende, hun vóórkomen, en dezelve aan de maatfchappy mededeelen. Wy zyn dan nu reeds in 'r bezit van drie foorten van Telefcoopen; de Bataaffcfie met twee glafen, bet een bultig, het ander hol; de Sterrekundige met twee bultige glafen, en een derde die, met behulp eener zekere fchikking van twee bultige oog. gla» ^ (») Nova terreplrium £p celeftium oif. Neap, 1646^  WiSKUNDE. fit Deel HL Boek. 25Ï |*ïafen , de voorwerpen herftelt. Deeze laatfte heeft ,'rogthans het gebrek van de voorwerpen eenigzins krom aan de randen te vertoönen, van aan de koleu • ren des regenboogs zeer onderhevig te zyn, en de' onvolkomenheden van 't eerfte oog-glas in 't oog te doen loopen; om die reden heeft men eene andere 'famenvoeging van, glafen gezocht, bekwaam om, zonder die belemmeringen, de voorwerpen te herdellen, De V. de Rbeita fchynt my daar van de Vinder te zyn. Na ah dorens den Telefcoop met diic glafen, waar van zo even gefproken is, be'fehreeven te hebben, maakt hy eenen anderen be"kend (v) onder verplaatde letteren, welke hy int 't vervolg verklaard heeft. De zin derzelven is 4 ' dat vier bultige glafen de voorwerpen beter herftellen, en dat van die vier glafen drie de oog-glafen* en een ander het object-glas zyn. Rheita hadt reden té zeggen, dat die Telefcoop de voorwerpen beter herftelt: op eenig verfchil na van klaarheid4 geniet hy de zelfde voordeden als de Üterrekundige Telefcoop. , De Teiefcoopen, welke wy nu befchreeven hebben, voldoen aan alle de oogmerken, welke men zich kan voordellen. De Bataaffche is uitmuntend voor de kleine afftanden; de Sterrekundige is gemaklyker voor de hemelfche beweegingen; de laafde, die men Aardfche noemt, is in alles de beste die men kan wenfehen, om de voorwerpen te befchouwen, welken het voordeelig is in huune na» tüurlyke gelegenheid te zien. Daar zyn echter nog eenige andere foortcn van Telefcoopen, doch die weinig^ opgang gemaakt hebben. Zodanige zyn zekere Telefcoopen met vyf, of meer, bultige glafen, welke men by Defchaies (w) befchreeven Vindt. Zo 'er fomtyds van die foort geweest zyn, wel- (v) Oculus Enoch £f Eliee, feu radius jiderto°myfti* CUSi 4«0 In Diopirica. Mund. Math. T. IIL* R 2  ••5* HISTORIE DER welke om hunne deugd zyn geacht geworden, denk' ik dat zulks voortkomt uit de uitncemendheid deï gl.ifen, waar uit zy faitoengefterd waren, en dat zy liog beter zouden geweekt zyn , als zy even als de Scerrekundige of de Aardfche Telefcoop , eehvouwdiger waren geweest. Hevelius maakt ook gewag van eer/en Telefcoop met twee bultige objedï - glafen , en een hol oog. glas. D zelve was reeds befchreeven döof Syrturus in zyn Telefcopium (x); maar het is zichtbaar, dat die beide objcct-glafen van de welfde waarde zyn als een enkeld glas, en cfat deeze flegts een Bataafsche Telefcoop is: deeze fchikking kan nogthans in zekere omftandigheden voordeden hebben. De Heer Molyneux (y) gewaagt met veel lof van eenen Sterrekundigen Telefcoop met twee object - glafen , en h/ noemt denzelven nacht' Telefcoop, uithoofde dat men dien voorriaamlyk in de waarneemingen by nacht gebruikte: in de daad, naardien elk der object.glafen alsdan tot eenen kloot behoort, die het dubbeld is Van dien, waarvan het enkeld Objecï-glas een gedeelte zou zyn geweest, kan men hem eene openiug; geeven, die in oppervlakte omtrent het dubbeld van die des laatlien is, hetgeen gemaklyk kan zyn, om weinig verlichte voorwerpen te belchouwen. Daar is nog eene andere famenvoeging van glafen, door eenige Gezichtkundigen vonrgelleld, mét oogmerk «m een middelmaatig objeót-glas te doen dienen, om een veel grooter beeld, dan de lengte van deszelf» brandpunt medebrengt {%-), te fchilderen. Zy wilden, dat men een weinig vóór het brandpunt, op C*) 1013- in 4°- Dit is een Werk van zeer weinig belang, en mei ziet gemaklyk, dat Syrturus flegts een offwpeie-.de was, wien zelfs de beginfèlen der Dioptrha niét beker, d waren. (j) Dioptrick. k») Vindiagen van den Heer de Hautefeuillu  WISKUNDE. III. Deel, lil. Boek. 355 x>p eene zekere venvydering „ een hol g'as voegde, ;op dat hetzelve, door de verëeniging der Ihaaien te vettraagen, het beeld vau het voorwerp vergrootte. Het oog-glas zou, even als in den Srerrekundjgeu Telelcoop, bultig moeten zyn. Deeze famenftelling is vernuftig, en in de Theorie goed, maar de praktyk heeft 'er gebreken in doen ontdekken, waarom men dezelve verworpen heeft. Wy moeten hier niet vergeeten den tweeledigen Telefcoop, eene andere vinding van den V.Rheiia, en welke een Gczichtkundige van zyne order (de V. Chf-rubiti van Oriéans) veele jaaren daarna in aanzien heeft trachten te brengen. Dezelve be? ftaat in twee gelyke Telefcoopen, welke zodanig gefchikt zyn, dat men door dezelven te gelyk het zelfde voorwerp ziet. Hier in komt een merkwaardig verfchynfel voor, en waar uit men echter niet moet beftuiten, dat deeze Telefcoop eenig voordeel boven de andereu heeft. Wanneer men door een der beide Telefcoopen een voorwerp befchouwt, ziet men hetzelve als naar gewoonte door een Telefcoop van de zelfde deugd, en de zelfde lengte; maar zo dra men in de "beide Telefcoopen te gelyk ziet, fchynt het veld der ziening zich te ver&rooten, en het voorwerp vertoont zich als dan veel grooter en van nader by. Maar dit is flegts een bedrog van het gezicht: men outdekt door dat middel niets , dat een der beide Te. lefcoopen alleen niet aan een oplettend oog zou vertoonen; 'er zyn flegts eenige trappen van meer. dere klaarheid, hetgeen de werking is van den dubbelden indruk, welke te gelyk in de oogen geichiedt. Voorts ftaat dit voordeel gelyk met hec ongemak,om naar het zelfde voorwerp te mikken, en in weêrwil der lofredenen van den V. Cherubin, ftellen wy grootelyk's in twyffel, cat de Ob/èrvatcria. zich ooit van zodanige Telefcoopen zullen vooïzien. R 3 Ui.  154 historie der i i i. Op de Hiftorie van den Telefcoop moet natuur? lyk die van den Microlcoop volgen.. Hetgeen de eerfte in de Sterrekunde is , is de tweede in de Natuurkunde; zo de een ons eenigermaate in de afgelegenfte hemelgewesten overbrengt , ontdekt ces de ander de kleinlte voorwerpen der natuur: de eerfte heeft ons de verbazendfte verfchyn?elen in de Hemelen doen ontdekken, en voornaamlyk veel toegebrage, om de denkbeelden der Natuurkundigen over het ftelfel van 't Geheel-al te verbeiden. De hatfte heeft, door cns in de innerJyke lamenvoeging der lighaamen te doen dringen» cns eenigermaate eene nieuwe Waereld ontdekt, zo vruchtbaar in wonderen,en zo zeer de verwondering van het menschlyk. verftand waardig. Daar zyn twee foorten van Microicoopen , de enkelvouwdige en .ie famengeftelde. De eerfte beftaac alleenlyk in eene lens van een zeer kort brandpunt. Een glafen bol van eene kleine middellyn is mede een Microfcoop. Zo dikwyls als men dus dierge'yke Ienfen of glafen bollen gemaakt heeft, heeft men Microfcoopen gehad. Het is waar dat men nog byna niet bedacht is geweest, als omtrent het midden der voorgaande eeuwe, om zeer kleine Microfcoopen te maaken , en in dat opzicht kan men zeggen, dat de viriding' van den enkelvouwdigen Microlcoop niet minder jong is, dan die van den Telefcoop. De 'famepgeftelde Microfcoopen zyn elk, welke gevormd zyn uit een lens van een zeer kort branipur.t, die men het object-glas noemt, en uit één of verfcheide oog-glafen. Hunne vinding is niet minder onz< ker, "dan die van den Telefcoop. Men gelooft in 't algemeen, dac Cornefts Drebbel (j) de Vin- (#) Ureblel, de uitvinder van dea Thermometer, was gettis-  WISKUNDE III. Deel. IU. Boek. 255 Vinder daarvan is, en dat de eerften omtrent het Jaar i6iS] of 1620 zyn bekend geworden. Maar volgens den Brief, dien wy boven aangehaald hebben , moet men dit Werktuig meer oudheid geeven, en het zelfs het recht van eerstgeboorte boven den Telefcoop toeftaan. De Microfcoop, die Drebbel te Lonrion hadt, was zyn werk nier, zo als de Brief;1 waarvan wy fpreeken, uitdruklyk zegt, en het zou zeer wel kunnen zyn, dat het gerucht, 't welk hem den uitvinder daarvan maakt, geen andereu grond hadt, dan het gebruik dat hy daarvan maakte, en de ongemeene dingen, welke hy door deszelfs middel toonde. Het zou van veel gewigt zyn, a!e de Gezant der Staaten van Holland, die ons het uitwendige des Micïofcoops van Drebbel befchreeven heeft, ons ook bet inwendige daarvan hadt doen kennen, ik gis dat dezelve , even als de Telefcoopen van deezen tyd, famengefteld was uit twee glafen, het een bultig, het ander hol. In de daad, men kan een Mi. crofcoop met eene lens van een middelmaatig brandpunt maaken, door het voorwerp een weinig achter dat brandpunt te plaatfen , en het oog-gbs tusfehen dat glas en de plaats van het beeld te zetten. Maar deeze Microfcoop heelt het gebrek van den Bataaffchen Telefcoop; deszelfs veld is zeer naauw ; om die reden wordt van denzelven geen gebruik meer ge- geenszins, zo als men in verfcheide Boeken, en onder anderen in het Schouwtoonee! der Natuur, leest, een Hoer uit Noord.Hoiland. Hy was gebooren te Alkmaar, en hadr, zeg; de Chroryk van die ftad , eene zeer Keurige opvoeding genad. Hy was zeer weetgierig in fcherpainnïge nieuwigheden, er; naruurlyku geheimen ;hetgeea hem geliefJ maak. te by Jacobus I. Koning van Engeland, aan wiens Hof hy eenigen tyd woonde. De Heer Boreel, Gezant der Staa. ten in Engeland en Frankryk, noemt hem zyn vriend; dit is geenszins de tytel, welke een aanzienlyk man aan een Boer geeft, die eenige ongemeene dingen toont, of uit: gevonden Jaeeft. R 4  HISTORIE DER gemaakt, federt de uitvinding der Microfcoopen met bultige oog glafen. De Microfcoop uit bultige glafen famengefteid is ten aanzien van den Sterrekundigen Telefcoop, hetgeen de voorgaande ten aanzien van den bataaffchen Telefcoop is. Deeze reden doet ons denken, dat deszelfs tydmerk niet hooger dan dat van den Sterre. kundigen Telefcoop opklimt; en in de daad r wy yinden vau denzelven geen fpoor vóór het Jaar 1646, toen het Werk van Fontana, waarvan wy gefproken hebben , het licht zag. Fontana waande daar van de Uitvinder te zyn, gelyk mede van den Telefcoop met een bulüg oog-glas. Wy kunnen daar over niets, vastflellen. De {rukken ontbreekén ons; weshalven •wy dien Italiaanfcnen Sterrekundige gaerne in 't be?it der ontdekkinge van die foort van Microfcoop zullen laaren, vermits niemand anders zich dezelve aanmaatigt. I V. De Telefcoop was een te verwor.deringswaardig Werktuig, om niet in alle Wiskundigen eene levendige bekommeiing over de oorzaak zyner werkingen te verwekken; en onder dezelve was zonder twyffel een groot getal, welke arbeidden om die oorzaak te ontvouwen. Maar Kepler was degelukkgfte en de vaardigde van allen. Hy verklaarde dezelve in 't faar 1611, in zyne Dioptrka, een Werk dat hem geen minder eere aandoet, dan die waar mede hy de Sterïekunde yerrykte. De volgende ontleding zal toonen, dat deeze beoordeling zonder de minde vergrooting gefchiedt. De eeifte (tap, die men in de Dioptrka h?dt te doen, was de Wet te ontdekken, welke het Jicht in 't breeken volgt. Kepler was, wel is waar, hier iu niet gelukkiger, als hy geweest was in zyne Afirow mta Optica, waarin wy hem gezien hebben zich uitputten in nafpooringen en gistingen, om dezelve te bepaalen. Maar door de ondervinding geleid, (telde  WISKUNDE. III. Beel. III. Boek. S5.7 hy daar voor eene 3ndere, bekwaam om in de najpooiingen, we.ke by te doen hadt, dexze] ver plaats te vervullen. Hy bemerkte dat, zo .lang de hoek van helling {b) eens ftraals niet boven 30*.is, de Weeking, welke die ftraal ondergaat, daarvan op zeer weinig na net derde-deel is, en hy nam deeze .betrekking voor de waare Wet. Naardien de klootfche oppervlaktens der glafen, welke men in de l eefcoopeu gebruikt, zelden ao» uirgeftrektheids van hun midden naar de randen hebben, dacht Kef ter zich met zekerheid daarvan te kunnen bedienen; en in de daad, hv geraakte daar door niet op eenen dwaalweg. Zyne bepaalingtm zyn geheel en al overeenkomftig met die, welke de waare Wetdertiraalbrecking aan de hand geeft. Het licht, van een dikker in een dunner middeti' ftofre overgaande, wykt van de loodlyn af, en wej zo veel te meer als de helling grooter 13 } er is eindelyk eene zodanige helling, dat de gebroken ftraal evenwydig met de breekende oppervlakte wordt. Deeze hoek is van 48. graaden en eenige minuien m het glas, dat is ie zeggen , dat een hchtftraal, die op eene platte oppervlakte van glas zou vallen, om van daar in de lucht te guan, door met dezelve een 'hoek van 42^ te maaken , die oppervlakte by het uitgaan eenigzins zou aanroeren. Maar wjt zullen de ftraaien worden, die dezelve nog Ichmnferontmoeten zullen? Hier gebeurt een merkwaardig; Verfchynfel, dat Kepler met omfnapte. De liraaibrttking alsdan geen plaats mee. kunnende hebben .verandert in eene lerugkaatfiBg, die voorts al? naar ge' woon- (n De hoek van de helling, waarvan wy dfkVyls geleeenheid zuihn htbben te fpreeken, is die, welk.' de mvaffende ftraal «ét de loodTyn op de breekead« oppervlakte vormt. De hoek.. Welken de gebroken ftraal met die loodlyn vormt, worde de gebroken hoek genoegd. Hot is echter f-detc eenige jweu in gebruik gesaaitt, vac ook deeze' tetdö hosktn hoeken van UvaHing en breektng ts) noemen. R  25? HISTORIE der woonte gefchiedt, iwamjyfc met eenen hoek die gelyk is aan dien van invaliing. Deeze algemeene grondbeginfelen over de ftraal. breeking vastgefteld zynde, gaat Kepler over om de eigenfchappen der lenlèn-glalén te onderzoeken. Hy doet aanftonds zien, dat diegeenen welke bultige vlakken zyn, hun brandpunt"hebben , dat is, de flraalen evenwydig aan hunnen As verëenigen', op den afftand van de middellyn des kloocs, waarvan hunne bultigheid een gedeelte is , etf dat diegeenen welke aan beide zyden even bultig zyn, hetzelve op den afftand des ftraals hebben. Wat aangaat de glafen , welke ongelyk bultig zyn , hy "bepaalt den afftand van hun brandpunt niet als door te ze<*« gen, dat dezelve het midden (medium) js tusfehen de beide, bultige vlakken. Sedert heeft men dien afftand nauwkeuriger aangeweezén en het is zo ik denk, Cavalleri, die zulks het eerst gedaan heeft. Alles wat nu van de biïltige glafen gezegd is, wordt ook op de holronde glafen toegepast,met dit onderfcheid, dat de famen.'oop der gebroken ftraalen , in piaats van achter het glas te gefchieden, aan deeze of de zelfde zyde, alwaar de invallende ftraalen komen, gefchiedt; de Analisten zou. den zeggen, dat de afftand van hun brandpunt nega. tifh , terwyl die der bultige glafen ptfitifh. Het is daar na niet moeijeljk te vinden, welke verandering een bultig glas in de richtftreek der flraalen , welke uit een punt, op zynen As geplaatst, komen, te wege brengr. Vermirs de ftraalen, welke evenwydig zyn, zich in deszelfs brandpunt vereenigen, moeten die, welke uit dat brandpunt ko« men, evenwydig worden. Zo dezelve uit een punt tusfehen het brandpunten het glas komen, zullen zy divergcerende, of zich vau elkander fpreidende, blyven, doch minder als of zy geen breeking on. der. (_c) Men moet ficllen , gelyk de fom van de middellyn nen der heide bultige vlakken tot één der peideu, alzo de andere tot den afltand van het brandpunt.  WISKUNDE, III. Deel. III. Soek. 259 dergaan hadden. Eindelyk de ftraalen, welke u:'t een punt achter het brandpunt komen, zullen by het uitgaan van het glas convergeer en o'f famer'oopen, en zich in een punt, achter het tegen overjreftelde brandpunt geplaatst, gaan verëenigen. Kopi Ier merkt in 't byzonder aan, dat de ftraalen komende van eenen afftand, die het dubbeld van dien des brandpunts is, zich insgelyks ver van de andere zyde gaan verëenigen. De laatere Gezicht* kundigen hebben de anderen van nader by onderzochï, en aangeweezén op welken afftand de vereeniging der ftraalen, uit eenig punt van den As komende, gefchiedt ld). Deeze bepaaling was nog eenigzins te moeijchk voor Kepler, wien zyne Sterrekundige en zeer onderfcheidene bezigheden niet toegelaaten hadden, om grondige vorde* ringen in de Meetkunde te doen. Èen verfchynfel by alle diegeenen helend, welke leulen -glafen behandeld hebben, is dat van het beeld der voorwerpen , welke zy achter hen fchilderen. Men plaatfe m eene kamer een bultig glas aan den muur over een venfter, en men verwydere hetzelve daarvan omtrent zo ver ais de afftand van deszelfs brandpunt, dan zal men op dien muur het beeld van het oveiftaacde venfter zo veel grooter en duidelykcr zien . als het glas van eenen grooteren kloot zal zyn. De verklaaricg van dit verfchynfel is ge- (^) Om dit punt van verëeniging te vin Jen , moet men deeze evenredigheid Hellen. Gelyk 't vetfehil, 'c welk de afftand van het voorwerp lot het glas grooter is dan die van het brandpunt, tot den afftand van het brandpunt, alzo deeze afiland tot dien van het punt van Verëeniging achter het glas. Deeze zelfde evenredigheid geeft het punt, waar uit de ftraalen divergceren, wanneer het voorwerp tusfehen het ghs én het brandpunt i?. Want «' dan is het verfchil, *t we!:: Ie «fttand van het vócrwèrp tot het glas gïoótêr dan dié itah ha biardpunt I», negaiif; net-r geen de Mm fte /Wit der Evenredigheid >..■".-.•*•ƒ.•■ •!?'j nu is «sq ■ :■ N? tflMd flegts de zelfde afftand, decb In eenen < ..... aio gajonnal.  »6o HISTORIE DER gemaklyk;uit elk der punten van liet voorwerp (dat wy in den A1- van het glas of daar omtrent onderfteï. len ) gaat ten bundel linialen, die op het glas vallen, en zich achter hetzelve verëenigen. De ftraalen die van den As zelf komen, verëenigen zich in den As; zy die van de zyden koraen loopen faamen in eer, punt der lyn, door het midden van 't glas getrokken: daar uit komt het, dat de famenloop der Kraaien, uit de laagere deelen van het voorwerp ko« mende, naar boven en in tegendeel is; hetgeen maakt dat het beeld omgekeerd is. Wat deszelfs grootheid aangaat, dezelve flaat tot die van het voorwerp , als deszelfs afftand van het glas tot den atltand van het glas tot het voorwerp. Is dit voorwerp honderdmaal verder afgelegen dan het beeld, zal het laatfte honderd maal kleiner, en integendeel zyn. Wy zeggen niets van den afftand op welken f et beeld zich moet fchilderen. Dezelve is gemaklyk ie bepaalen, zo dra men zich herinnerd zal hebben bergeen vyy over het punt van famenloop der ftraalen, uit den As van een glas komende, hebben gezegd. - Hetgeen wy nu gezegd hebben is de grond der Ineorie van de Telefcoopen en Microfcoopen. Maar \ óór dat wy tot de verklaarins van hunne werkingen komen, moeten wy met Kepler aanmerken, dat men de voorwerpen door convergeerende, of zelfs evenwydige ftraalen, niet duidelyk ziet, ten zy men veneziende is. De natuur onze "oogen gefchikt hebbende om weinig afgelegene voorwerpen te zien heeft dezelve zodanig ingericht, oat, buiten eenig byzonder gebrek, 'er geen andere dan de middelsnaatig dhetgeerende ftraalen zyn, welkers famenloop op bet Netvlies gebragt'moet worden: als dan hetoo» zodanig gefteld is, dat het convetgeerende of fameh. ]nopende Itrcalen ontfapgt, zal men de ziening dui. delyk kunnen maaken, ais men flegts eenig middel beeft om dien famenloop te verbeteren, en in eene middelmaatige dhergeerwg, of ten hoogteen in evenwydigheid te veranderen. Laat ons dit op den Eataaifchen Telefcoop toepasfeiyk maaken. Als  WISKUNDE. III. 'Deel. III. SoeL a6l Als men een bultig glas nanr de Zon, of naar een vér afgelegen voorwerp houdt, zal in bet brandpunt van dat ^las een beeld van dat Hemellicht of van dat Neerwerp gevormd worden. Als het oog blootclyfe geplaatst was tusfehen dat brandpunt en .het glas, Zo dat de ftraalen die het zou ontfaDgen convergeerende waren , zou het niet anders dan onduidelyk zien;, maar zo men tusfehen beiden en zeer dicht by'toog, éen hol glas ftelt, 't welk die ftraalen middelmaatig doe dhergeerén, zal het voorwerp duidelyk gezien worden; het zal ook grooter fchynen, om dat cfe ftraalen, van de einden komende, eenen gróoteren hóek zuilen maaken. De Héét Huyghens heeft naderhand getoond, dat die vergrooting gefchiedde in de "reden van de verwydering des brandpunts van het holle glas, tot dat des brandpunt» Van het bultige glas. Zo dit laatfte zyn brandpunt tienmaal verder afgelegen heeft dan het ander, zaï het voorwerp tienmaal zo groot fchynen, als of men hetzelve met het blocte oog befchouwde. Zie tig' 63- De reden der werking, welke de Telefcoop met bultige ghfen voortbrengt, is ten naaste by de zelfde. Het ObjtQ-glas fchildert by zyn brandpunt een beeld van het voorwerp. Het tweede glas' zodanig gefchikt zynde, dat dat beeld in deszelfs' brandpunt is, zo volgt daar uit, dat de ftraalen^ weike uit ieder der printen van het beeld komen, evenwydig of middelmastig divergeer ende gemaakt worden. Daar uitontftaat de duidelykheid met welke ieder van die punten op het Netvlies getekend wordr. Het voorwerp wordt dilidelyk gezien, en bet fchynt in de reden van de alftanden der brand- funten van het oog- en object-glas vergroot te zyn, k zeg dat de ftraalen, welke uit ieder der punten van het beeld komen, evenwydig of middelmaatig divergeer ende gemaakt worden. Wat aangaat de richtftreek van ieder der bundels, welken zy farnenftel. len, zy worden gebogen door de breeking, welke ?y in het oog-glas ondergaan, zodanig dat hunne  2-52 fJlSTORIE DER asfen zich allen by bet overftaande brandpunt doorinyden. De 6^. Figuur \s zéerïgef clfikt, om van.' deezen weg der ftraalen een duidèivk denkbeeld te geeven. Daar uit is het dat de fchynbaare omkeenng van het voorwerp ontftaat; want deeze fnyding of doorkruifing der bundels van ftraalen maakt dat het beeld, t welk zich in't oog fchildert, in derf zeilden Itand is als het voorwerp: het moet derhal. ven omgekeerd verfchynen. Het is ook om die reden, dat men het oog op eenen afftand van het oog. glas moet houden, die ten naaste by gelyk aan' die van deszelrS brandpunt is. Daar door verenigt men de meest mogelyke penceelen der zydelingfche punten van het voorwerp, en het veld der ziening is dies te grooter. s Laaten wy ons thans voorftellen, dat men fö plaats van dit oog-glas naar het beeld, door het object-glas gevormd , een glas van een kort brandpunt houdt, op eenen dubbelden afftand van dien van dit brandpunt. Men heeft boven gezien, dat aan den anderen kant zich een beeld moet fchilderen , gelylc aan het eerfte, en alleenlyk omgekeerd. Wy zul. len derhalven door dit middel het beeld, door het' óbject.glas gevormd, kunnen omiteeren; en zo wv op dezelfde wyze, als men in den bovengemelden ielefcoop gedaan heeft, een oog-glas naar hetzelve houden, zal men het voorwerp gelykelyk vergroot en met de zelfde duidelykheid, doch herfteld zien! Zie Fig, 65. Men heeft echter in deeze fchikking van glafen eenige zwaarigheden befpeurt , van welken in het tweede Artikel gefproken is, en dit heeft een ander middel doen verzinnen, om de vertooning van het voorwerp te herftellen. Men houdt naar het beeld, oat door het objeét-glas getekend wordt, een oogglas zodanig , dac dat beeld in deszelfs voorla' brandpunt zy. Dit oog-glas maakt de ftraalen evenwydig, welke ieder penceel, uit ieder punt van hec eerfte beeld gekomen, famenftellen. Men plaatst tegen over dezelve een tweede glas gelyk aan het eer- Se  WISKUNDE. III. ï)eil. III. Beek. a 3 fïè, en op eenen dubbelden afftand Van deïzelfs ■brandpunt, 't welk die evenwydige ftraalen ontfangencfe, dezelve op nieuw doet farnenloopen,en achter hetzelve fchilderen, een beeld gelyk aan het eerfte, doch in tegengeftelde richting. Men voegt !er eindelyk een derde oog-glas by, als iu den Sterrekundigen Telefcoop. Deeze is dan de zo genoemde - aardfche Telefcoop, die de voorwerpen herftelt. Zie Fig. 66' Hetgeen wy nu over de Telefcoopen gezegd hebben baant ons den weg tot de Leere derfameugeftelde Microfcoopen. Maar in hunse famenftelling is een byzonder grondbeginfel, dat wy aanftondsmoe- Iten leeren kennen. Wy hebben reeds aangemerkt v dat een vooiwerp, een weinig achter het brandpunt van een bultig glas geplaatst, een veel grooteren verder afgelegen beeld vormt. Men plaatfe eene Lens ,j Van één duim brandpunts op dertien lynen van een klein voorwerp, dan zal op omtrent dertien duimen van dat glas zich een beeld vormen, en hetzelve zal , twaalfmaal zo groot zyn als het voorwerp zelf. Op deeze vergrooting is de werking, welke de Mi1 erofcoop voortbrengt, gegrond. Want als men naar J het bovengemelde beeld een bultig oog-glas houdt: dit beeld in deszelfs brandpunt geplaatst zynde, zal het zyn als of wy met dat oog-glas een voorwerp 1 gelyk aan het eerfte, en twaalf maal grooter befchouwden. De Microfcoop zal derhalven vergrooten in ü famengeftelde reden der vergrooting van het beeld , door het eerfte glas gevormd, en van die welke het ■ Oog-glas zelf vergroot. Het is mede gemaklyk te 2ien. dat hec voorwerp omgekeerd zal fchynen; dit • is een noodzaakelyk gevolg van de orakeering des beelds, door het objecl-glas voortgebragt. Het veld der ziening is ook veel grooter, als of men een I hol oog-gbis gebruikt hadt, zo als men in 't eerst deedt. Zelfs maakt men dit veld nog grooter, als 1 men, in plaats van een eenig oog - glas, twee famengevoegde oog-glafen , of die op eenen korten afftand van  264 HISTORIE dér van elkander zyn, gebruikt. Naardien het alsdafj niet noodia; is, dat ieder een gedeelte van eenen zo kleinen kloot zy, kan men daar uit een grooter fi& ment ontdekken, en daardoor verzamelt men in 't'gemeert brandpunt der beide oog-glafen een grooter getal zydelingfche penceelen van het voorwerp.' " \ V.' ■ Men heeft in bet voorgaande Artikel gezien, dat' Kepler tot grondbeginlelen van zyne nafpoorin^en nam, dat de hoek van breeking het derde deel van dien van helling was, zo lang deeze laatfte nietgroo* ter dan 30° »s. Maar welke ontdekkingen hy ook door middel van deeze benaderde wet der ftnalbreek'ing gedaan hadt, hadden de Wiskunftenaars nogthans grondige redenen, om zich niet met dezelve te vergenoegen. Men moest de waare Wet vinden, eii 't was alleen .door dat middel, dat zy tot de algemeene oplosfing van alle de Voorftellen, welke van' deeze eigenfehap des lichts afhangen, konden geraak'en. tfet was aan Sneliius (O, een Hollandsen Wiskun- di- (e) Willebrordus Sneliius (Snel), zoon van RudoU phus Sneliius, Hoogleeiaar der Wiskunde aan de Univerfiteit te Leiden, en zelf Hoog!ee:iur aan deeze Hooge School, kwam in jgCji ter waereld. Cehaiven de ontdek. Jong, waar van wy fpreeken, is men hem verfchuldiad? de eerfle naauwkeiirige meeting der Aarde, of ten rainflen «fe wyze om daartoe te geraaken. Hy is Autheur van verfcheide gedrukte Werken, als zyne Cyclometricus,waar van wy in 't begin van het eerfte Boek deezts Deels gïfproken hebben; zyn Typhis Batavus; zyn Erato/lenes Batavus; Appollonii, de fecttone rationis &" determinatd libri rejlituti; Obf. Haffiaca; de Com. ann. 1618. (Jc. m ftierf A°. iójö, in eenen nog zeer weinig gevorderd «ten ouderdom.  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek, 065 dige, en in verfcheide opzichten lofwaardig , voorbehouden deeze ontdekking te doen. Het Werk, dat Hy over dat onderwerp en oyer de Gezichtkunde in 't algemeen gereed maakte, heeft, wel is waar, nooit het licht gezien: men weet nogthans, en men (laat toe, dat hy de eerfte is , die de waare wet der ftraalbreekmg gevonden heelt. Men kaD met waarfchynlykheid gi.-fen, dat de ondervinding hem daar toe geleid heeft. Hy ontdekte, dat, als men aan den As van ftraalbreeking ACB (Fis. 68.) eene evenwydige DH trekt, 'er aUoos, in de ftraalbreeking tusfehen gelyke plaatfen, een zelfde reden tusfehen den gebroken ftraal CE, en de verlenging CF van den invallenden, flraal was. By voorbeeld, wanneer het licht uit de lucht in 't water gaat, is deeze reden ftandvastig die van 4 tot 3 : wanneer de ftraalbreeking uit de lucht in 't glas gefchie.it, is het de reden vm 3 tot v. Als men dus enen anderen invallenden ftraal gC ondetftelt, heeft men Cft tot CF, als Ce tot' C/, dat is, dat in de ftraalbreeking, welke tusfehen twee zelfde middenftoffen gelcbied is, de Secans - complementen van den hoek van helling en den gebroken boek in ftar.dvastige reden zyn- . . .... Schoon het Werk van Sneliius nooit in t hent gegeeven zy, is evenwel de ontdekking, waar van wy fpreeken, nog vóór den tyd van Defcartes algemeen bekend "geworden. Vosfius zegt ons, in zyne Verhandeling de naturd lucis, dat de Hooaleeraar Hortenfius dezelve in 't openbaar en in 't byzonder hadt onderweezen. Hy voegt "er by, dat de Erfgenaamen van dien Wiskunftenaar zyne handfehriften zeer gemaklyk aan de Geleerden mededeelden , en vermits hy zelf zyne drie Bleken over de Gezichtkunde in handen nadt gehad, gewaagt hy van dezelve met den grootften lof. Wy hebben de voordeeligfte gedachte van die Boeken, doch veeleer wegens" de bekende bekwaamheid van derzelver Autheur, als op den grond der kundigS heid  söó HISTORIE DER heid van Pbsfius in die ftoffen. Want de hier boven aangehaalde Verhandeling is een zeer liegt Werk, en bewyst niets anders dan zyne eerzucht oih over ftoffen te fchryven, in welken hy naauwiyks onder, weezen was. Wy ontleenen nog uit Fosfius, dat jzyn Landgenoot &e firaalbreekende lyn hadt nagevorschtj hy gaf deezen naam aan de kromme, welke eene platte oppervlakte, als die des bodems van een bekken, fchynt te vormen, als dezelve, door ftraalbreeking, door het water dat denzelven bedekt , gezien wordt. Volgens den zelfden Schryver hadt de beroemde PenGonaris van Holland , de Heer de Wit, deeze kromme lyn insgelyks grondig onderzocht, en bevonden, dat dezelve van een hooger gedacht was, als kunnende door eene rechte lyn in drie punten gefneeden worden. Zonder twyffel namen beiden tot grondbeginfel aan, dat het punt, door ftraalbreeking gezien, zich in de loodlyn op de breekende oppervlakte vertoonde. Dit voorftel heeft den aandacht van den Heerde Mairan verdient, en ons eene fraaije Memorie over dat onderwerp verfchaft (/'). Deeze geleerde Acadcmist, van het bovengemeld grondbeginfel gebruik maakende , bevindt dat de kromme, waar van wy fpreeken, eece EUiptifche Conchois is, dat is door eene Ellips geteeld, even als de gemeeue Conchois door een Cirkel geteeld wordt (g), en by die gelegenheid treedt hy in weetenswaardige en grondige nafpooringen over deeze foort van kromme lynen. Maar laat ons weder tot Sneliius, en tot de wet der ftraalbreeking overgaan. Men wil dat Defcartes het eerfte denkbeeld van zyne Wet der ftraalbreeking uit die van Sneliiusontleend heeft, laat ons maar ronduit zeggen , dat hy dezelve van hem heefc, en alleenlyk heeft veran: derd, door dezelve op eene andere wyze uit te drukken. (/) Mém: defAcad. ann. 1740. (g) Zie de noot van pag. 144.  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek. 267 keD. Wy kunnen niet ontveinzen, dat in die be» fehuldiging eenige fchyn vau waatheid is. Behalven de boven bygebragte nukken op het getuigenis van p'osfius, zegt ons de Heer Huyghens, dat hy zeker wist, dat Defcartts de handfchriften van Sneliius gezien hadt. Hy trekt echter daar uit niet voiltrektelyk het gevolg, dat Defcartes die ontdekking aan dezelve verl'chuidigd was. Hy vergenoegt zich mee zulks te vermoeden, en wy denken niet, dat men op eene rechtmaatige wyze verder kan gaaD. V I. Zo wy al aan Defcartes de ontdekking van de wet der ftraalbreeking niet verfehuldigl zyn, kan men hem ten minften de verdiende niet betwisten van de eerfte vernuftige verklaaring, uit de grondbegmfelen eener gezonde Natuurkunde afgeleid , daarvan gegeeven te hebben.- Dit was één der voorwerpen, welke hy zich voorftelde in zyne Dioptrica, die in 1637 het licht zag. Ik zeg één der voorwerpen , want Defcartes handelt iu dat Werk, ten deele Natuur- en ten deele. Wiskundig, over veele andere vraagftukken, als de natuur van het licht, de wyze op welke de ziening gefchiedt, de oorzaak van den regenboog, de inrichting der Lenzen-glafen, welke tot de volmaakt/Ie Telefcoopen dienftig zyn. vVy zullen van die voorwerpen die geenen doorloopen, welke ons de nieuwfte en rechtmaatigfte denkbeelden opleveren. Niemand is onbewust, dat Defcartes het licht doet beftaan in de drukking eener dunne vloeiftoffe, door het lichtend lighaam in beweeging gebragr. Naardien hyde verbreiding van het licht oogenblik]yk oordeelde, onderfteide hy, dat dedeelen van die vloeiftoffe geheel onbuigzaam waren, op dat de druk. king, door het lichtend lighaam geoeffend , op het oogenblik tot het verst afgelegen uiterfte ging. De aanhangers van dien Wysgeer hebben daar in delee. je van hunnen meester verbeterd, door die vloeiftofS 2 fe  a6§ HISTORIE DER fe veerkrachtig te maaken, en daardoor hebben zy dezelve meer overëenkornltig met eenige verlchynfelen gemaakt; maar zy hebben dezelve niet ontheven van eenige hoofdzaakelyke tegenwerpingen. De eene is, dat zo het licht in eere gelyke drukking bedondt, het zich altoos zou doen gevoelen in alle de punten van die vioeiltoffe, zonder dat de tusfchenftelling van een donker lighaam zich daartegen aankantte. — Want in het Itelfel van Defcartes is het noodig de geheele vloeiftoffe, die het beginfél van *t licht is, te onderltellen als befloten zynde in een vat, welks wanden dezelve verhinderen daar uit te loopen. Laat ons derhalven eene vloeiftoffe onderltellen , welke in eenen bel bclloren is, en dat een lighaam, in deszelfs middelpunt geplaatst, door zyne heen en weêr beweegingen op dezelve werkt, dan zullen alle de deelen van die vioeiltoffe in alle richtingen gedrukt worden; want het is eene eigenfehap der vloeiltoffen, dat zy den indruk, dien zy zy ontfangen, in alle richting overbrengen. Dus zou de tusfchenftelling van een donker lighaam den indruk van het licht geenszins benadeelen; men zou «midden inden nacht daar in even zo klaar Zien, dan Wanneer de Zon boven den Horizon is. Dus ook wordt het geluid, in eene heen en weêr beweeging , of eene wederzvdfche drukking van alle de deelen eener veerkrachtige vioeiltoffe, beftaantie, in alle richtingea overgebragt. Omtrent her licht heeft zulks geen plaats, waar uit men moet belluiten, dat de inrichting der beweeging van het licht van eene andere natuur is. Maar het is hier mede genoeg over dit onderwerp, dat in zeker opzic'tt niet tot'ons Plan behoort. Het ftiat aan de Na. tuurkunde om deeze groote vraag te onderzoeken. Laat ons weder overgaan tot de wyze op welke Defcartes de Wet der itraslbteeking verklaard, eti getrrcht heeft te betoogen. Defcartes doet de 'Wet der ftraalbreeking niet , even als Sneliius, beftaan in de ftandvastige reden der invallende en gebroken ftraalen, tot eene even- wy-  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek. aCp wydige aan den As van ftraalbreeking verlengd. Hy drukt dezelve uit door de ftandvastige overeenkomst der Sinus van den hoek van belling AIID (_Fig. 69) met die van den overeenkomltigen gebroken hoek CRB. Neemende dus eenen anderen invallenden ftraal aR, en zynen gebroken ftraal Rb, is 'er altoos de zelfde reden van AD, tot BC, als van ad tot bc. Deeze reden wordt uit die van Sneliius (h) gemaklyk afgeleid, doch zy verdient den voorrang boven dezelve, wat ook Fosfius daar van zegt, of liever zy hebben beide haar gebruik naar de voorvallende gelegenheden. Defcartes voerde deeze Wet niet in door proef* neemingen. Ha zy dat hy 'er gedaan hadt, orn zich van de waarheid te verzekeren, of dat hy aan die van Sneliius kennisfe hadt, hy heeft'er niets van aangeroerd, en hy draagt ons dezelve eenigiyk voor, als het gevolg van zyne navorfchingen over de natuur der terugkaatfing en ftraalbreeking. Naardien, volgens Defcartes, de verklaaring der terugkaatfing dient, om die der ftraalbreeking te bereiden, zullen wy hem navolgen, door van daar af te beginnen. Men kan, zegt hy, van betgeen aan het te rug gekaatst licht gebeurt tot voorbeeld neemen, hetgeen een volmaakt harde bol, tegen een volmaakt hard en onbeweeglyk vlak gedreeven, ondergaat. De beweeging van dien bol is famengefteld uit twee bewcegingen; de eene volgens de lood- (h) Want in den Driehoek ROB (Fig 69) heeft msa de zelfde reden van RB tot RO, ais van de Sinus des hoeks ROB, of ROG, die gelyk aan den hoek van helling is, tot die van RBG, of BRC, welke de gebroken boek is. Maar deeze twee zelfde lynen UB en RO zyn ds Secanten der hoeken GRO, GRB, welke k/aarblyklyk dè Complementen van-den hoek van invalliug en den gebroken hoek zyn. Derhalven zyn RB en RO wederkeerig als die Secanten. S 3  «70 HISTORIE DER loodlyn AF, en de andere volgens de evenwylige met het rerugkaatfend vlak AU. Zodanig zou in de daad zyne riclnftreelt zyn, zo hy te gelylc in die beide richtingen gcdreevén werdt door twee krachten, wélke hem in die betrekkingen fnelheden indrukten. Maar deeze bol in het raakpunt R gekomen zynde, ondergaat het gedeelte van zyne 'beweeging Al) geene- verandering ; want het vlak Helt hem in die richting geen hinderpaal; jefnelBerd AD, of in de richtltreek AD, zal derhalven geheel, en uit kracht van die fnelheid, beltaan, de bal zou dus de evenwydige HE, die van KD even zo ver als AF is, in "den zelfden tyd achtérhaalen , dien hy heeft noodig gehad om van A in R te 'komen. Van eenen anderen kant, zegt Defcartes, moet de bal, als niets van zyne beweeging mededeelende, zich even zo fnel als te vooren beweegen, en by gevolg eenig piint van den Cirkel bereiken, dié uit het middelpunt R met den ftraal RA befchreeven is, in den zelfden tyd dien hy belteed heeft, om de lyn AR te doorloopen. Hy moet derhalven in het gemeen punt van dien Cirkel en van de evenwydige Hli gaan, dat is te zeggen, in het punt E. tiet overige is gemaklyk, en het is klaarblvklyk, dat de hóek ERG^ARF, of KRD—ARU, dat is, dat de hoek van invalling gelyk aan dien van te rug ftuiting is. Defcartes zou zich korter en duidelyker op deeze wyze hebben kunnen uitdrukken. De richtllreek AF van de bal A, in welke het vlak zich rechtftreeks tegen denzelven aankant, en die bal Zouden met de zelfde fnelheid en in de zelfde richtftreek te rug wyken, zo hy geen andere dan die beweeging hadt: Maar hy heeft tevens de beWii ging AD, welke geen veracdering ondergaat: de beweeging van deezen bal in R zal derhalven famen-efu-Jd zyn uit de twee RH, RD, gelyk aan de twee AD, AF, of RF, RÜ,- by gevolg zal RE de lameDgeiteide richtltreek zyn, en uit hoof-  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek. 371 hoofde der gelykheid van de Driehoeken RHE , RFA, zal de hoek ERH gelyk aan ARF zyn. Op deeze wyze is het dat wy dezelve hedendaags verklaaren. Maar Defcartes hadt zyne redenen, om den voorrang te geeven aan de wyze, welke wy nu voorgedragen hebben, en zulks alleen op dat dezelve tot eene voorbereiding diende van zyne verklaaring der ftraalbreeking, waar in men noodzaa* kelyk de zaak op die wyze moet befchouwen. Laat ons thans met hein onderltellen, dat men, in plaats van een hard en ondoordringbaar vlak, flegts eene oppervlakte hebbe, als een uitgefpannen laken, dat de bal A de helft van zyne fnelheid zou beneemen. De beweeging van dien bal zal dan nog famengefteld zyn uit de twee AF en AD, of DR en FR, waarvan de laatfte geen verandering der oppervlakte zal ondergaan, vermits zy niet tegen elkander overgefteld zyn. Maar deeze oppervlakte brengt de fnelheid van den bal A tot de helft; derhalven zal dezelve niet tot een punt van den Cirkel» uit het middelpunt R met den ftraal R befchreeven, geraaken, als in het dubbeld van den tyd , dien hy befteed heeft om van Anaar R te gaan. Nu zal in het dubbeld van dien tyd het lighaam in de richtftreek RG eene lyn, die het dubbeld van FR is, doorloopen. De nieuwe richtftreek RB zal derhalven zodanig zyn, dat RH, of BC, het dubbeld van AD zal zyn, en zulks in alle de verfchillende hellingen. Dit voldoet aan de ftraalbreekmgen, welke gefchieden door zich van de loodlyn te verwyderen. Maar zo men, in plaats van te onderftellen, dat het bewogen lighaam, de oppervlakte FG doorloopende, een gedeelte van zyne fnelheid verliest, in tegendeel onderftelde, dat het vermeerderd werdt, als met de helft, het derde-deel, enz., zal men alsdan, de zelfde handelwyze volgende, met Defcartes bevinden, dat de nieuwe richtftreek zodanig zal zyn, dat BC de helft, het derde-deel kleiner dan Ai) zal zyn, en dat by gevolg de Sinus, fen AD, AC van den hoek van helling en den ge. ' S 4 bro»  «7* HISTORIE DER broken boek altoos in de zelfde reden zullen zyn , naamlyk het omgekeerde der fnelheden in de verfchillende middenftoffen. Alvoorens te vernaaien tot welke gefchillen deeze verklaaring aanleiding gaf, is het no.xlig dat wy eenige overweegingeu daar overdoen. Men moet in 't eerst wel acht geeven op de wyze, hoedanig Defeartes v/il dat de vermeerdeling of vermindering der fnelheid van het bewogen lighaam in de tweede middenftoffe gefchiedt. Het is in deszelfs geoeele richtftreek RB, zo dat by onderftelt, dat, onder wat helling ook het licht uit de lucht in 't water gaat, by voorbeeld, zyne fnelheid de helft vermeerderd zy. Deeze eerfte onderftelling is wel gegrond; want zo wy toeltaan. dat, door de verfchillende natuur der niiddenftüffen, het licht zich meer of min ge maklvk in de eere dan in de andere beweegt, moet de fnelheid in eenige richtftreek, welke die ook zy, grooter of kleiner zyn. Om de waarheid te zeggen, het voorbeeld waar van Defcartes zich bedient, om die verandering van fnelheid zichtbaar te maaken, naamlyk dat van een uitgefpannen doek , fchynt my daar 10e niet gelchikt te zyn. Die doek zou geen vermindering toebrengen als in de loodrechte fnelheid, zodat, wanneer men onderftelde, dat hy die altoos de helft, by voorbeeld, verminderde, zou niet meer tusfehen de Sinusfen van den hoek van helbug en den gebroken hoek, maar tusfehen de Tangenten hunner Complementen, eeneftanavastige reden heerfchen. 'Er zou eene andere inrichting noodig zyu, om te maaken, dat die verandering in eene ftandvastige reden eenigiyk op den geheelen richtftreek gelchiedde. Hier aan voldoet volmaaktelyk het ftellel van eenige aantrekking, door de ftraal. breekende uiiddenftoffe op het lichtdeeltje geoef. fend: in dat ftelfel wordt betoogd, dat het licht zich m de tweede tniddenftoffa meei of min fnel dan in de eerfte beweegt, volgens eene betrekking die altoos de zelfde is, welke deszelfs nieuwe richtfireek ook zy. De  WISKUNDE. III. Deel, III. Boek. 273 De tweede onderftelling van Defcartes is, dat de fnelheid in de richting, evenwydig aan het ftraalbreekendvlak, geen verandering ondergaat. Deeze is, alleen met behulp der grondbeginlelen, welke Defcartes gebruikte, niet zo gemaklyk aan te neemen , noch te bewyzen als de voorgaande; en dit is de bron der gegrondfte tegenwerpingen, welke men tegen zyne verklaaring doet. Zulks is wel waar in de te rug kaatliug, om dat het bewogen lighaam niet in de tweede middenftoffe dringt, cn dat, zo de loodrechte richting vernietigd was, hetzelve zich evenwydig aan die oppervlakte , alleen met zyne fnelheid r>R, zou beweegen. Maar zo dra het zich eenigermaate daar in dompelt, moet zyne beweeging daar door tegenltand , of eene grootere gemaklykheid in die richting als in de andere, ondervincen , en dienvolgens verandering ondergaan. Deeze onderftelling is niettemin op eene ftoffelyke wyze waar, men versunne my dit fchooiwoord, dat is, dat fchoon Defcartes geen bondige reden daar van kan geeven, dezelve nogthans plaats heeft. Want zo wy ons over de waarheid van het New'.oniaansch ftelfel niet vergisfen, werkt de aantrekking, welke het ltraalbreekend lighaam op den lichtftraal o^ffent, en die de oorzaak der ftraalbreeking is, alleenlyk loodrecht op de oppervlakte van dat lighaam , en maakt dienvolgens geen de mir.fte verandering in de fnelheid van dien ftraal in de evenwydige richting. *Er is nog eene noodige onderftelling in de yerklaaring van Defcartes, om reden te geeven van de nadering des ftraals naar de loodlyn, wanneer hy van een dunner in een dikker middenftoffe gaat. Defcartes geeft voor, dat net licht deeze laatfte middenftoffe gemaklyker dan de eerfte doordringt, en hy geeft daar van eene meer vernuftige dan gegronde reden. Hy fchryft die. werking toe aan den verfchillenden famenhang der dikkere lighaamen , welke maakt, dat hunne luchtgaten meer van hinderpaaleu bevryd zyn, dan die der dunnere ligS 5 haa-  274 HISTORIE der haamen; zulks, zegt hy , dat even als een kloot met meer gemaklykheid op een zeer hard en zeer effen vlak zal rollen, dan op een tapyr, alzo ook het licht zich met meer gemaklykheid door de luchtgaten van een hard en vast lighaam zal voeren, dan door die van een ander, dat minder hard en vast is. Defcartes heeft zich hier wederom alleenlyk vergist Ih de verkiaanng , en niet in de zaak. De hedendaagfche Natuurkundigen denken even als hy, dat het licht zich in de dikkere middendoffen rasfer beweegt, doch om verfchilieude redenen. Het is om dat deszelfs beweeging by het naderen der oppervlakte van die lighaamen verfneid wordt, door de aantrekking die zy op dezelve oeffenen. De overweegingen, welke wy nu gedaan hebben , toonen aan , dat als men eenigiyk de Mechanifche grondbeginfeien , die Defcartes gebruikt heeft, volgt, zyne verklaaring aan groote zwaa. righeden onderhevig was. Dus behoeft men zich geenszins te verwonderen ,. dat , behalven zy* welke voorgaven zyne leerlingen te zyn, die verklaring , lcheon in den grond waarheid zynde, weinig voorflanders gevonden heeft. Zy was het onderwerp van eene oneenigheid , welke byna eene twist tusfehen hem ter eener zyde, en Fermat en Bobbes ter andere zyde, zou geworden zyn. Deeze laatfte wierp aanftonds tegen de grondbeginfeien van Defcartes eenige betere tegenwerpingen op, dan men met grond zou kunnen verwachten van een man, die naderhand de Quadratuur des Cirkels vondt , en de Meetkunde toe in haare jlxiomata ondernam te hervormen. Het is , by voorbeeld, met reden, dat hy voorgaf, dat de terug kaatfing niet gefchiedde, als door de veerkracht van het bewogen lighaam, of die der oppervlakte waar tegen het bottte; zo dat, wanneer men beiden volmaakt hard ouderllelde, 'er geen terug kaatfiog zou zyn. Deeze zyn waarheden, welke de verlichte Cartefiaanen niet verzuimd hebben toe  WISKUNDE. III. Deel. III. Boek. 075 toe te (laan, en zy hebben in de onderftellingen van Defcartes de behoorlyke veranderingen gemaakt , gelyk do'ir aan de lichtdeeltjes weerkracht te getven. Wat de llraalbreeking betreft, de voornaamfte zwaaligheid vau Balbes kwam daar op neêr, dat, naar zyn voorgeeven, de verandering van de fnelheid des lichtftraals in de loodrechte richtftreek, en niet, zo als Defcartes waande, in zyne geheele richtftreek, genomen moest worden. Hobbesvrns daar in kwalyk gegrond: hy fchreef verfcheide brieven aan Defcartes , die hem ovcreenkomftig zyne grondbeginfelen antwoordde. Maar Robbes aitoos nieuwe zwaarigheden ophoopende, brak onze 'Wysgeer die brielwisfeling af, door geen vau zyne Brieven meer teontfan gen. Wy hebben met Robbes begonnen, om dat het veifchil van Fermat met Defcartes na den dood van oen laatften, met zyne opvolgers hervat, en van andere gebeurtenisfen gevolgd werdt, welke wy niet van elkander hebben willen fcheiden. Ferwat was het eerst in 't ftrydperk getreeden , en hadt door middelen, welken onnoodig zyn te verhaalen, een Exemplaar der Dioptrka vau Defcartes in handen gekreegen , buiten weeten van den Autheur , die dezelve nog niet in 't licht hadt gegeeven Hy haastte zich zodanig om hem aan te vallen , dat hy zelfs niet eens afwachtte, dat dezelve het licht zag; hetgeen Defcartes zeer nioeijelyk maakte. Hy vergeleek de handelwyze van Fermat met die van een man, die zyne vrucht vóór haare geboorte hadt willen verflikken , en hy behieldt daar uit altoos eene foort van wraakzucht, welke men in de Brieven, na hunne verzoening gefchreeven, nog ziet uitblinken. De eerfte tegenwerpingen van Fermat, men moet het bekennen, doen hem niet veel eere aan, en dezelve bewyxen alleenlyk, dat hy, fchoon een groot Meetkundige zynde, een zeer flegt Natuurkundige was. Men ziet hem in de daad aanftonds het grondbeginfel vau de fcheiding of ontleding der bevvee. gin-  *?6 HISTORIE DER ginge betwisten; maar by liet naderhand die te°en. werping vaaren, en vergenoegde zich met aan Defcartes te ontkennen, dat de verandering der beweeging van zyn bewogen lighaam in de geheele richtftreek genomen moest worden; Defcartes, aan zyne zyde, vestigde dit hoofdpunt zyner verklaaring vry wei: eindelyk floeg de twist tot verbittering over, toen hunne gemeene vrienden ondernamen hen te verzoenen. Fermat deedt de eerfte voorllagen van vree Je; en dezeive werden door Defcartes aangenomen. .Zy fchree\en elkander wederzyds zeer beleefde Brieven, doch zonder vau meening te veranderen. Fermat bleef o verreed, dat de verklaaring v,