VERHANDELING OVER DB LEGER ZIEKTEN. EERSTE DEEL.   VERHANDELING OVER DE LEGERZ IEKTEN, BEHELZENDE EENE BESCHRYVING VAN DE OORZAAK EN, AART, VOORBEHOEDING EN GENEEZING DER ZIEKTEN, DIE IN DE LEGERS EN GARNIZOENEN VOORVALLEN. DOOR DEN HEERE Naar den laatften Druk, uit het Engelsch vertaald, met de nieuwfte Waarneemingen verrykt, en vermeerderd met eene geneeskundige BESCHRYVING der HOSPITAALEN, .DOOR DEN HEERE DONALD MOIRO, m. D. MEDE UIT HET ENGELSCH VERTAALD - ■ V DOOR B I C K E R, 7 Medic^ Doctor, Eerfte Secretaris en Mede- Directeur S %an ihtt Bataafsch Genootfchap der Proefonderving; vide 'yke PFysbegeerte te Rotterdam, en Lid van g p verfcheiden geleerde Genootschappen. | gj EERSTE DEEL. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADL MDCCLXXXV.   OP D RAGT AAN DEN WEL EDELEN GESTRENGEN HEERE, DEN HEERE MR. FAULUS GEVERS, raat) in dé froèdschap, ■ ■ eöoj :■:... 3 -i^r.^z'i^ :::: .• i q a •: Hoofdsofficier DER STAD ROTTE RDAM, M et uwen alzins achtingswaafdigen naam aan het hoofd van dit voor ons Vaderland $ en inzonder* heid voor onze Krygslieden ? zoo nuttig Werk 3 te plaatfèn, heb ik geene andere bedoelingen 9 dan • 3 om  vi r 0'P.D R A G T. om ü wel edelen gestren- gen een' openbaaren blyk te geevenzoo wel van .de waare hoogachtinge, die ik U wel edelen gestrengen toedraage, als van de oprechte erkentenisfê, voor die byzondere vriendfchapj met welke u wel edele gestrenge my zoo veele jaaren :Onafgebroken vereerd heeft. Is het onderwerp vreemd aan 'Öèn :kring van üwe kundigheden; 'daAét zulks geenzins zy aan dien ^ah uwe menschlievende bezorgdheid  O P D R A G T. vil heid voor alles wat het welzynvan ons Vaderland én van uwe;; snedemenlchen bedoelt, zal een ieder;a die de eer heeft van uw oeminnelyk karakter te kennen, gereedelyk met my toeftemmen, Ontvang het dan3 WEL EDELE GESTRENGE HEER ! met Uwe gewoone heusheid eri vriendelyk* heid, en geloof, dat ik, onder de hartelykfle toewenfèhing van de dierbaarfte zegeningen , en den besten voorfpoed over U WEL EDELEN GESTRENGEN PER. • 4 SOON,  vm ■ O P D R A G T. S O ONyr Familie en Regeeringe3 met den verfèhuldigdén eerbiecl en de züiverftè gevoelens van hoogachtinge, blyve> WEL EDELE GËSTRENGE HEER» u WEL EDÉLlFlN GESTRENGENS Ootmoedige en Gereede Dienaar, L. BICKER. Rotterdam, den 3 Mey, 1785, Bb 'iabn > «.iï isb tloolj3 na tbm\ od n£v ^üfiirlw'lnsw^Oj 3ll./tt?i33i£fi J3W u '!3vo 00)7007 nafcod VOOR-  VOORREDE VAN DEN VERTAALER. Onder de Geneeskonftige Werken, welke, in deze eeuw uitgekomen, by kundige en ervaren Geneesheeren eene algemeene goedkeuring en toejuiching behaald, en voor hunne Schryvers eenen onftervelyken roem verworven hebben, is dit Werk van den Ridder pringle, Waarneemingen over de Legerziekten met zyne bygevoegde Proe- (*) In het Engelsch heeft dit Werk den tytet van Obfervations cm ihe difeafes of the Army. Waarneemingen over de Legerziekten; edoch nadien het niet flechts waarneemingen , maar eene volkomen befchryving der Legerziekten lehelst, heb ik gedagt het beter Verhandeling te kunnen noemen, gemerkt deze naam in onze taal eene uitgeflrekter beteekenh heeft. De Heer piiingle gaf dit Werk voor de eerfle maal vit in het jaar 1752. By den derden Druk in 1760 uit gegeeven, die hy grootlyks verbeterd had dtor de meerdere endervinding, welke hy, in eene driejaarige bywooning van het Leger in Engeland, had opgedaan , voegde hy, by wyze van /ianhangfel, zyne beroemde Proeven over de Septieke en Antifeptieke zelfflandigheden, w zyn beant. . 5 woor-  X VOORREDE van den Proeven over de rottingbaarende en rotting, weerende zelfflandigheden zekerlyk geen van de minfte. — Men heeft het niet alleen in allerlei Taaien , het Fransch , Hoogduitsch , Italiaansch, Nederduitscti, enz, overgezet, maar, zoo wel als in het Engelsch, verfcheiden maaien herdrukt, en telkens met de grootfle loftuitingen aangeprezen; en het heeft zynen Schryver zoo verdienflelyk gemaakt, dat hy 'er zich den weg door gebaand heeft tot de beflisfendjle blyken yan hoogachtinge by de geheele Geleerde Waereld, en zelfs by de grootfte Forfien, tot de voortreffelykjle eerbewyzingen en tot de aanzienlykfte waardigheden zoo wel in den rang der burgerlyke Maatfchappy als in die van de Beoejfenaars der Weetenfchappen (*). Zul" woording van de aanmerkingen van ie Heeren de hüeh en caber ; en dit gefchiede by elke volgende Uitgaaf, die hy telkens verbeterde; tot dat hy aan den zevenden Druk in 1775 uitgekomen de laat/Ie hand gelegd heeft, zynde geftorven den 18 January 1782, oud zynde 75 jaaren. (*) Uit hoofde van de gemelde Proeven befchonk hem de Koninklyke Sociëteit in 1752 deri gouden Medaille, dien de Ridder c o p 1 e y gefchikt had voor den genen die in den loop van het jaar de nuttigfte uitvinding zou gedaan heb-  VERTAALER. XI Zulken lof en zoodanigen loon verdient - buiten tegenfpraak een ieder Werk, het welk, ge- hebben; en in 1769 gaven de Keizer en Keizerin Koningin hem ten b/yke van hoogachtinge prefent drie gouden en agtien zilveren Medailles. — Met het jaar 1753 werd hy tot een der Raaden van de Koninklyke Sociëteit gekozen , en in 1761 aangeftcld tot Geneesheer van de Huishouding der Koninginne , en in 1763 vermeerderde deze eer met den tytel van Buitengewoon Lyfarts der Koninginne; en in 1764 werd hy Gewoon Lyfarts van haare Majefteit. —In het jaar 1766 behaagde het den Koning, om aan zyne bekwaamheden en verdienflen getuigenis te geeven , hem tot Baronet van Groot ■ Britcanje te verheffen ;en in 1768 ftelde haare Koninklyke Hoogheid de Primes Weduwe van Wales hem aan tot haaren gewoonen Lyfarts op een jaarwedde van honderd Ponden, cn in den jaare I774. werd hy tot buitengewoon Lyfarts zyner Majefteit beroepen. •— In V jaar 1770 koos de Koninklyke Sociëteit hem voor de derdemaal tot Raad , en hy genoot in 't jaar 1772, voor de vierde keer , die zelfde eer ; en in het zelfde jaar werd hy tot Prefident van dat aanzienlyk ligchaam benoemd, de hoogfte letter -eere, die men in Engeland genieten kan. — Voorts is hy, in het beloop dier jaaren en vervolgens wegens zyne uitfteekende kundigheden en voortreffelyken letter - arbeid, Lid geworden van verre de meeste en aanzienelykfte Maatfchappyen en Genootfchappen van kon ft en en weetenfchappen, in het jaar 1763 van de Hollandfche, en van het Koninklyk Collegie der Geneesheeren te Londen; in i 766 van de Koninklyke Maatfchappy der Weetenfchappen te Gottingen; in het jaar 1776 van vier Geleerde Genootfchappen te gelyk, te weeten van de Koninklyke Academie der Weetenfchappen te- Madrid, van ét  xii VOORREDE van den gelyk dit van den Heere pringle, geen-> zins het voortbreng/el is van eene befpiege>lende weetenfchap, die op vernuftige hersfenfchlmmen behaaglyke ftelfels bouwt, maar louter de vrucht van eene oplettende, oordeelkundige en rype ondervinding, dieimet afleg* de Sociëteit ter bevordering van den Landbouw te Amjlerdam, van de Koninklyke Academie der Geneeskundige Correspondentie te Parys en van de Keizerlyke Academie der Weetenfchappen te Petersburg. — ln den jaare 1777 benoemde hem zyne Hooglteid de Landgraaf van Hesfen tot Honorair Lid van de Sociëteit der Oüdhetdskundigen te Casfel en in het jaar 1778 volgde hy den wae* teldu'ydberoemden Ridder linnaeds Op ah een der BuU tenlandfche Leden van de Koninklyke Maatfchappy der Weetenfchappen te Parys; eene eer die dit Geleerde Ligchaam al'een vergunt aan agt Mannen van de grootfle en alomerkende bekwaamheden , en die men deswegens houdt voor een der uitfleckendfle kenmerken van onderfcheidinge. —- ln het zelfde jaar werd hy Lid van de Genees* kundige Sociëteit te Hanatt; in 1779 van de Koninklyke Academie der Weetenfchappen en Fraaije Letteren te Napels, en eindelyk in het jaar 1781 van de nieüwlings opgerigte Sociëteit van Oudheiskundigen te Êdinburg. — Invoegen 'er misfchien geen Geneeskundig Geleerde te vinden is, dié meer eerbewyzingen genoten heeft dan de Baronet prikcle. — Die verder van de uitmuntende bekwaamheden , hoedanigheden , verdienften en geleerde voortbrengfels dezes grooten Mans wil onderregt wezen, leeze zyne Leevcmbefchryving in de Algem. Vaderl. Let' tcroef. Mengelw. VI Deel, bladz. 446 en vervolgens.  VERTAALER. XIII oftegginge van alle ingezogen yerooreleelen en vooringenomen kundigheden , alleen de Natuur raadpleegt, en geene andere bedoeling heeft dan eene, op onwrikbaare gronden fteunende, Ziektekennis en Geneeskunde te leer en: het welk in zich bevat de gewigtigjle waarneemingen en ontdekkingen, en det heilzaamfie leeringen en raadgeevïngen ten aanzien van de voomaamjle en zwaarfte ziekten, waar mede niet alleen de Heirlegers, maar het gantfche Menschdom te wortelen hebben: het welk daarenboven een voortreffelyk voorbeeld van navolginge is voor alle drtfen, die de verheven korist yan waart eneemen, van proeven te doen en van te geneezen zoo als het behoort keren willen. Om dat alles moet men dit Werk houden Voor een dier waardige Boeken, welke een beoeffenend Geneesheer, die het her ft el zyner Lyderen ter harte neemt en in hen te behandelen zich zeiven voldoen wil, nooit genoeg leezen kan, — Ik heb het herhaalde reizen gelezen en meenigvuldigmaalen geraadpleegd, en ik durf zeggen, altoos met het grootfle nut voor my zeiven, met de.  xiv VOORREDE van den de gewenschtfie toepasjinge voor myne Zieken, en altoos tevens met het vermaak van waarheden geboekt te zien, die ik aan het bed myner Lyderen zoo zichtbaar bevestigd vond, en die eeuwig waar blyven zullen , hoedanige veranderingen en verbeteringen de nimmer volmaakte Geneeskonst ook ondergaan mooge Men denke niet, dat ik , uit vooringe-> nomenheid met mynen Auteur, zoo groote verdienften aan dit Werk toefchryve. Verfcheiden beroemde Geneeskundigen hebben 'er zoodanige lofryke getuigenis/en van gegeeven. — De Geleerde Heer kip pis, de Uitgeever eener nieuwe Uitgaave van de Biographia Brittannica, in een Leevensbe- rigt (*) Haar zyn buiten twyfel, federt de laat/te Engel, fche Uitgaave van dit Werk, verfcheide fraaye en nuttige ontdekkingen gedaan betreikelyi de ziekten en andere' onderweipen, die hy in het zelve befchreven heeft; en ik heb gedagt het zelve te waardiger en te nuttiger te maa> ken met de voornaamfle van dezelve by wyze van Aanteekeningen 'er bytevoegen; maar geene of weinige zyn va» die natuur, dat zy zyne ondervindingen en proeven te* genfpreeken, integendeel de meeste ftrekken veeleer om de< telve te bevestigen en licht bytezetten^  VERTAALER. xv rigt dezes Mans voor Sir john pringle's Six Discourfes, zegt 'er van: „ Het „ heeft de beflisfendfte en volkomenfte goed„ keuringen mogen wegdraagen. — By„ kans geen Geneeskundig Schryver heeft „ 'er van ge/proken zonder 'er met lof van „ tegewaagen. — Ludwig roemt het „ uittermaate in zyne Commentarii de „ Rebus in Scientia Naturali & Medicina gestis, en bejieedt zestien bladzyden om „ 'er een berigt van te geeven. — De be„ roemde hall er, in zyne Bibliotheca 5, Anatomica op dit Werk oogende, noemt „ den Schryver Vir illustris de omnibus „ bonis artibus bene meritis. —- Het is „ een Clasficaal Boek in de Geneeskunde, „ en heeft den Schryver in eenen rang ge„ plaatst met den wydvermaarden syden- „ ham. Gelyk sydenham is hyuit- „ muntend geworden, niet door de veelvul}, digheid, maar door de waarde zyner „ voor tbr engfelen; en hy levert een gelukjj kig voorbeeld op van de groote en welver9, diende beroemdheid, die men fomtyds 7, door een enkel Werk kan verwerven. —  xvi VOORREDE van den „ De achting , die de Heer pringle „ door zyne Waarneemingen over de Le„ gerziekten verkregen heeft, is niet van „ dien aart, dat zy korten tyd duaren zal. „ De nuttigheid van dit Werk, vervolgt „ dezelfde kip pis, was onderiusfchen van „ nog veel meer aanhelangs dan de achting „ den Schryver deswegens toegedraagen. — „ Sedert den tyd, dat hy tot Geneesheer „ in het Leger was aangefteld, fchynt het „ zyne hoofdtoeleg geweest te zyn de ram„ pen en onheilen des Oorlogs, zoo veel „ hem mogelyk was, te verminderen; in dit „ edel en goeddaadig oogmerk Jlaagde hy „ hy uitneemenheid. — De heilzaame uit„ werkfels zyner Waarneemingen hepaalen „ zich niet tot de Geneesheeren alleen. De „ Generaal melville, een Heer diey „ hy zyne Krygskundige bekwaamheden, „ den geest der Wysbegeerte en Menfchen„ liefde paart, vondt zich door de lesfen, „ uit het Boek van den Geneesheer prin„ gle en de verkeering met hem gehaald, „ in /laat gefield, om by zonder nuttig te wezen, toen hy Bevelhebber werd der „ Neu-  VERTAALERi xvn 3, Neutraale Eilanden, — Door zorgte- 4, dmagm, dat zyn volk altoos in groote, 3, openë en luchtige Vertrekken zich ont- hielt, en nooit toetelaaten, dat het lang i, verbleef in moerasftge plaat fen, om door „ derzelver fchadelyke lucht befmet te ,, worden, bewaarde hy het leeven van ze„ venhonderd foldaaten". Een dergelyk loflyk getuigenis heeft 'er van gegeeven de Heer paulus de wind, in zyne nuttige Aanmerkingen op het voor* treffelyk Werk van den Heere j. lindï Middelen ter bewaaring der gezondheid op de Oorlog-Schepen : „ Dit uitmuntend }, Werk over de Legerziekten s zegt hy-, „ behoorde tot een voorbeeld te ftrekken om „ ziekte naartefpeuren. — Het is zo vol „ van voortrefelyke Leeringen, dat geen „ Leger-Chirurgyn het ontbeer en kan. — j, De Schryver heeft 'er zelfs den grond in „ gelegd, waar op de Heer lind deze" j, Verhandeling over de gezondheid der „ Matroofen en nu laastelyk in het jaar a I759t> de Heer du hamel te Parys dé ii zyne, ten dienfte der Scheepvaart $ gê* * bouwd  xviii VOORREDE van den „ bouwd hebben; zoodat ook die Befchry„ ving der Legerziekten van pringle „ van het uitterjie nut zy voor Scheeps„ Chirurgyns om daar uit de groote over- eenkomst van Scheep* en Legerziekten te leeren kennen". Edoch hoe veel toejuiching dit Werk ook behaald hebbe, het heeft ook zyne Bedillers gevonden; en welk voortreffelyk Boek vindt die niet? — De Heer ^haen, in zyn heven Hoogleeraar te Weenen, niet minder vermaard wegens zyne byzonde,re - drift om op alles wat nieuw en lofwaardig was te vitten, als beroemd wegens zyne groote geleerdheid in het Geneeskundige, en na hem de Heer gaber te Turin, hebben 'er eenige fpitsvinnigeaanmerkingen opgemaakt.— Maar de Heer pringle heeft in zyn Acinhangfel die alle zoo bondig en zoo overwinnend wederlegd, dat dit Werk wel verre van verminderd, veeleer in achting en waarde 'er door geftegen zy. Dan het is die uitfleekende waarde van dit Werk; het is die byzondere achting die ik 'er, voor meer dan dertig jaar en voor opge-  VERTAALER, gevat en behouden heb; het is het voordeel het welk ik 'er ten aanzien van het wel kennen en geneezen der ziekten uit getrokken heb; en het is het nut, het gene ik 'er myne Konstbroederen en Landgenooten meende mede te zullen aandoen, die my, in weerwil myner meenigvuldige bezigheden, op het aanhoudend verzoek van den Drukker hebben kunnen beweegen en tyd doen vinden om hetzelve in onze taal overtezetten. En ik ben 'er te meer toe overgehaald door de gelegenheid, welke ik begreep dat het my verfchajfen zou , om het met de nieuwfte kundigheden- te verryken en het daar door voor myne Konst- en Landgenooten zoo veel waardiger, zoo veel nuttiger te maaken, en dus zoo veel meer het genoegen te fmaaken van voor mynen evenmensch en voor my zeiVen van nut te zyn. — Hier is eindelyk bygekomen de zucht om in deze hagchelyke tydsomjlandigheden ten nutte van myn Vaderland medetewerken. Daar dit Werk den aart, de oorzaaken en geneezing van ziekten befchryft, die de Eiigelfche Troepen zyn overgekomen , toen zy in de jaaretï ** * 1742  xx VOORREDE van den 1742 tot 1748. met de onze vereenigd, meest op onze grenzen gelegerd of in onze garnizoenplaatfen \ ingekwartierd geweest zyn, en dus van ziekten, die onzen landaart eigen zyn, die uit de byzondere ligging en gefteldheid van onze land- en luchtfireek zyn voortgevloeid, en waar van onze Troepen thans, daar zy vermoedelyk in dezelfde landftreek zich zullen ophouden, weder ftaan aangetast te worden, zoo vleide ik my, dat ik, met de overzetting en vermeerdering 'er van, thans eenen byzonderen dienst zou doenc aan onze Legers en Garnizoenen , aan zoo veele braave Krygslieden als tegenwoordig hunne gezondheid en hun leeven voor onze vryheid en welvaart ftaan opteofferen. Men zal ook, denk ik, deze Vertaaling van zoo veel te meer waarde en nut oordeelen, daar dezelve gefchied is volgens den zevenden en laatften oorfpronkelyken Druk, die door den Heer pringle zeiven nog verbeterd en vermeerderd is. — De Lieer conradi had my eerst verzogt om de vqorige Vertaaling, die door den Heer], h» 11 ek-  VERTAALER. xxi hermans, Chirurgyn Major, in het jaar 1762, naar den derden Druk was uitgegee-. yen, natezien te verbeteren en met myne aanmerkingen te vermeerderen ; maar ik vond die Vertaaling in alle opzichten zoo gebrekkig, en te gelyk in dien laatften Druk zoo veele veranderingen en vermeerderingen, dat ik het raadzaamer oordeelde en ook liever verkoos om het Werk geheel op nieuw te vertolken; en ik vleyemy datzy, welke de moeite willen neemen om beide de Vertaalingen met eikanderen en met het oorfpronkelyke te vergelyken , zulks alzins billyken zullen. > Van de wyze, op welke ik deze Vertaaling volvoerd heb, moeten deskundigen oordeelen, zoo wel als van de waarde der aanmerkingen en byvoegfelen, met welke ik het zelve vermeerderd heb. >— Alleenlyk moet ik omtrent de laatjle melden, dat ik myne Aanmerkingen van die van den Auteur, door de cyjferletters, 1,2,3 en%>- onderfcheiden heb, en dat ik het best gedagt heb de Lyst der Genees undige Voorfchriften, en de Befchryving der Hospitaalen van den Heere v, monro, agter de Verhandeling ** 3 over  xxn VOORR. v. d. VERTAALER, over de Legerziekten en voor het Aanhangfel teplaatfen. — Voorts zal men vinden, dat ik het Werk, het gene in het Engelsch maar één Deel uitmaakt, even gelyk de Franfche Ver* taaling, in twee Deelen gefplitst en het eerfte Deel met het einde van de Befchryving der Voor jaar s-Ziekten hejloten heb, om reden dat het wegens al het by gevoegde voor één Boekdeel te groot zou geweest zyn. — Ik heb my gehaast om dit eerJleDeel met het voorjaar uittegeeven, ten einde men 'er, by gelegenheid van het aanflaande Oorlog met den Keizer, terjlondgebruik van zou kunnen maaken; en ik zal wegens dezelfde reden allenJpoed aanwenden om het tweede Deel nog voor het najaar te doen afdrukken. De Hemelgeeve dat die tegenwoordige by*. zondere reden van de nuttigheid van dit Werk welhaast een einde neeme en nimmer weder plaats grype, en dat het voor het overige de heilzaame oogmerken, welke de Auteur tot het fchryven en my tot het vertaaien en vermeerderen van het zelve aangezet hebben , volkomen bereiken zal. L. BICKER. Rotterdam, den 11 4pTüs 1785. voor-  VOORREDE VAN DEN SCHRYVER. IN'ieraant der oude Geneesheeren heeft, voor zoo verre bekend is , van de Legerziekren gehandeld ; ook vindt men 'er by de GefchiedSchryvers geen berigt van, ten zy wanneer eene Krygstocht met eene buitengewoone en doodedelyke ziekte verzeld gong.— Xenophon teekent aan, in zyn verhaal van den befaamden aftocht der Grieken, dat zy onderhevig waren aan den Hondshonger (famés canina) , aan blindheid en aan verftervingen der ledemaaten , wegens de fneeuw en hevige koude, waar aan zy op hunnen marsch bloot gefteld waren. — Plinius, de Natuurkundige , is de eerfte die aanteekening maakt van de Stomacace, de ziekte, die wy nu Scheurbuik {fcorbutus) noemen, welke het Léger der Romeinen in Duitschland aantaste,nadat het zich twee jaaren in dat land had opgehouden — Men vindt insgelyks dat de Romeinen ge. (*) Het oude Duitschland bevat de Noorderlyke Deelen der Nederlanden, en het fchynt dat moerasfig land te zyn, op het welk plinius oogt; want hy voegt 'er deze woorden by: trans Rhenum maritimo tractu, het welk overeenkomt met het verhaal dat t acitus geeft van de krygsonderneeming onder germanicus. (f) (f.) By een verder onderzoek in de oude Schryvers, vinde ik dat * * ^ p h i«  xxi? VOORREDE van de** genoodzaakt waren hunne Jegerplaatfen teveran-* deren, ter oorzaake van de fchadelyke dampen van nabygelegeq moerasfen. ft- PputarchuSv verhaak dat demetrius" in zynen laatiTen krygstocht,. boven de agtduizend mannen verloor door eene ziekte , die op eene fchaarsheid van leevensmiddelen volgde . Livius gewaagt van eene pestgelykende ziekte , welke zoo wel de Romeinen als de Carthagenienfers in Sicilien aantaste. . En diodorus van Sicilien be- fchryft eene andere Pest, met eenen bloedigen buikloop verzeld, die de Carthagenienfers, by de belegering van Syracufe, bykans geheel verdelgde ; en ichoon hy de eindoorzaak van dezen ramp aan de Goden toefchryft, die op dit volk Wagens deszejfs ongodsdienftigheid vergramd waren, ontvouwt hy echter de natuurlyke oorzaaken 'er van op eene meer voldoende wyze, dan gewoonlyk by dergelyke gelegenheden door de Historie-Schryvers gefchiedt, Edoch als men deze en eenige weinige andere voorheelden uitzondert , blyft 'er geen berigt pver van de ziekten, waar aan de Legers der Grieken, en Romeinen onderworpen waren. Het p l i n i u s niet de eerfle was , die gewach gemaakt heeft van de Stomacace (en het gelykluidemt woord Scttotyitbe) , de ziekte nu fclieuibuik genaamd, maar strabo, in zyn berigt van den krygstocht der Romeinen in Arabie , onder het bevel van jElius gallus, die cenigzins vroeger was dan die in Duitschland onder g e r m A n i c v s, £ie strab, GeograpJi. II}, XllL  SCHRYVER. xxv Het moet vreemd fchynen, dat vegetius een hoofdftuk zou heljben bevattende voorfchriften hoede gezondheid der foldaaten te bewaaren, en echter geen eene ziekte noemt, waar aan zy byzonder onderhevig waren; en dat hy gewag zou maaken van de Geneesheercn die het leger verzelden,zonder te melden de wyze van de zieken in hospitaalen of op eene andere wyze te bezorgen (*). De ftilzwygenheid van de Ouden op ditj Stuk is te meer te beklaagen, omdat,- nadien het oorlog , hunne hoofdftudie was , men verwagten moest, dat de orders met betrekking tot de zorg der zieken goed moeten geweest zyn,'in reden yan hunne kundigheid in de andere takken der krygskunde. —^— En indedaad, nademaal hunne troepen fchier altoos in het veld waren, en in verfchillende luchtfixeeken gebruikt werden, waren hunne Geneesheeren in ftaat om eene mee- -csk!io< |« gsmi-jji , nig- (*) Ik heb by . de ouden maar eens gewag- gemaakt gevonden van een Veld-Hospitaal, en dat flec'hts in het voorbygaan : te weetcn in eene kleine en ' verminkte Verhandeling de Castrametatione by hycinüs gromati. cin, zoo henoemd van het onderwerp deszelfs en om hem te onderfcheiden van , den. Fabelfchryver van denzelfden naam. — Deze Auteur bepaalt de ftandplaats en afmeetingen, in een Roméinsch Leger , van een Hospitaal, waar in men veronderftellen mag dat de zieken en gekwetften ontfangen werden, fchoon hy 'er alleen melding van maakt als van eene plaats voor hen die van eene ziekte herfteldeo, Hy leefde onder trajanus en aurianus. **i  xxvi VOORREDE van den nigte waarneemingen, omtrent den aart en de oorzaaken der Legerziekten , en de gefchikte wyze van hen te behandelen , aan de nakomelingfchap overteleveren. Toen zelfs, wanneer ik het eerst in dienst kwam , was dit onderwerp nog door geene nieuwere Geneesheeren, welke ik gelezen had , ondernomen , ten ware door zulke, die den krygsdienst, ten minfte de hospitaalen, weinig of in het geheel niet bygewoond hadden-. —- Zoo dat na alles , deze tak der Genéeskonst, die al voor lang volledig behoorde geweest te zyn, tot hier toe in ecnen zekeren zin nieuw fcheen: zoo weinig is: hét krygsleeven beflaanbaar met dien ftaat van kalmte van geest, welke voor de letteroeffening en waarneeming noodzaakelyk is. Bemerkende derhalven , dat ik weinig hulp van boeken te wagten had, begon ik met zulke waarneemingen aanteteekenen als my voorkwamen , in hoope van dezelve naderhand in de praktyk nuttig te zullen vinden. — En gemerkt ik deze .methode vervolgd had tot het einde van het voorgaande oorlog, befloot ik deze ftoffen in order te brengen, en, met zoo veel klaarheid en kortheid als my mogelyk was, te tragten door myne eigen ondervinding ten nutte van andere eenigermaate het groot gebrek te vervullen, hetwelk ikdagt dat omtrent dit onderwerp nog plaats had. Ik heb het Werk verdeeld in drie deelen In  SCHRYVER. xxvii . In het Eerfte, na een kort berigt van de lucht en ziekten byzonder eigen aan de Nederlanden (zoo dikwyls het toneel van onze oorlogen) , geef ik een beknopt uittrekfel van het geneeskundig dagregister het welk ik van de ver- fcheiden Veldtochten gehouden heb. Hier in vermelde ik de doorgaande, dat is, de meest voorkomende ziekten van onze troepen, in die order in welke zy zich opdeeden; onze infcheepingen, marfchen, legerplaatfen , cantonneeringen, winterkwartieren, de faizoenen, de veranderingen van het weder, met één woord, alle de omftandigheden, die my toefcheenen de gezondheid van het leger het meest te ontftellen. —. In dit Deel heb ik my flechts weinig ingelaaten in de befchryving der ziekten , en ik heb 'er veel minder nog derzelver geneeswyze in aangeroerd , bewaarende beide deze onderwerpen om 'er naderhand van te handelen. — Myne voornaamfte bedoeling hier was om de ftoffen te verzamelen voor eene duidelyker ontvouwing van de oorzaaken der Legerziekten, ten einde dat alles wat van het bevel der Officieren af hangt, en wat met den dienst beftaanbaar is, op eene duidelyke wyze zou moogen vastgefteld worden, om dus maatregelen aan de hand te geeven, van in een toekomend oorlog zulke oorzaaken of te voorkomen of te verminderen. — Ook heb ik te meer bedagt geweest om in dit berigt naauwkeurig te  'xxviii VOORREDE van den zyn, omdat ik voorzag dat, op wat wyze het geheele Werk mogt ontvangen worden, dit deel ten minfte aanneemelyk zyn zou, als zynde een verhaal van gebeurde zaaken, door iemant die 'er al den tyd by tegenwoordig en gebruikt geweest is. — Myne gevolgtrekkingen zyn weinig en kort, nadien eene uitvoerige ontvouwing van deze onderwerpen denfchakel der voorvallen, welke in deze plaats onder een oogpunt moesten voorgedraagen worden, te zeer zou afgebroken hebben. • Ik heb daarom de meeste gevolglyke redeneeringen , uit het eerfte Deel voortvloeiende,in het tweede Deel overgebragt, in het welk ik, na de ziekten, eigen aan het krygsleeven, verdeeld en in klasfen onderfcheiden te hebben, derzelver oorzaaken nafpeure, te weeten, zoodanige welke afhangen van de lucht, den eetregel, en andere omftandigheden, die door eëne lange gewoonte den niets beteekenende naam van niet natuurlyke dingen Non Naturalia verkregen hebben. Hier heb ik het gewaagd om eenige bronnen van ziekten aantewyzen , zeer verfchillende van andere Schryvers over dit onderwerp; en ik heb tevens aangetoond hoe weinig vermogende eenige andere oorzaaken zyn, die men tot hier toe geoordeeld heeft het meest toetebrengen tot het verwekken der Legerziekten. . Ook zal men, hoop ik, deze vryheid niet veroordeelen, wanneer men in acht neemt de gelegenheden, wel»  SCHRYVER. XXiX welke ik buiten andere gehad heb om zoodanige aanmerkingen te maaken; en wanneer men overweegt, dat, daar de kennis der Natuur dagelyks toeneemt, zy, die het laatst fchryven over onderwerpen daar mede verknogt , vermoedelyk het meeste recht voor zich hebben. De Lezer zal weinig verwagten, dat ik onder de voornaamfte oorzaaken der ziekten en fterfte in een leger de hospitaalen zelve plaatfe, offchoon zy voor deszelfs gezondheid en- bewaaring zyn ingerigt, en dat wel ter oorzaake van de kwaade lucht en andere ongemakken dezelve verzeilende. Geduurende het voorgaande oorlog heeft men eenen aanmerkelyken ftap gedaan tot derzelver verbetering. Tot dien tyd was men gewoon voor de veiligheid der zieken (wanneer de vyand naby was) dezelve ver van het leger te verwyderen; waar door veele werkelyk verloren gingen, voor dat zy onder de bezorging der Ge- neesheeren kwamen. Edoch de Graaf van stair, myne Doorluchtige Bevorderaar, deze verkeerde inrigting bezeffende , toen het Leger te Aschajfenburg lag , ftelde den Hertoch d e n oailles (van wiens menschlievenheid hy wel verzekerd was) voor, dat de Hospitaalen wederzyds als Heiligdommen voor de zieken zouden aangemerkt en onderling befchermd worden. — De Franfche Veldheer omhelsde dien voorflaggereedelyk, en nam de eerfte gelegenheid waar om eene be-  xxx VOORREDE van dén behoorlyke inachtneeming van deze verbintenis te toonen. —Want toen, nadenflachvanZ)em*«^«, ons hospitaal was tot Feckenheim■ , een dorp aan den Meyn, op eenigen afftand van het Leger, en de HertocliDE noailles noodig vond een detachement te zenden naar een ander dorp, op den tegenoverleggenden oever, en vreesde dat dit de zieken mogt ontrusten, liet hy hen verwittigen, dat vermits hy wist dat het Engelfche Hospitaal daar was, hy aan zyne troepen uitdrukkelyke orders gegeeven had om hetzelve geen leet te doen. — Dat verdrag werd geduurende den Veldtocht aan beide zyden ftiptelyk in acht genomen, en fchoon het federt dien tyd verwaarloosd zy, is het nogthans te hoopen, dat by volgende gelegenheden de twistende partyen dat loflyk voorbeeld volgen zullen. Na de algemeene oorzaaken der Legerziekten ontvouwd te hebben 4 ga ik voort met de middelen aantewyzen om eenige derzelven wegteneemen en andere minder gevaarlyk te maaken : zonder deze byvoeging, zouden de voorgaande waarneemingen van weinig nut geweest zyn. Edoch het is ligt te begrypen, dat men niet door het gebruik van medicynen de ziekten kan voorkomen, noch door eenig ding, dat van den foldaat zal afhangen om het natelaaten, maar door zulke bevelen die hy zelf zal oordeelen niet onredelyk te zyn, en door zulke waar aan hy noodïaaklyk gehoorzaamen moet. Hee  SCHRYVER. XXXI Het tweede Deel befluit ik met de getallen der zieken in verfchillende faizoenen te vergelyken, ten einde de Bevelhebber met eenige maate van zekerheid zou kunnen weeten, op welke macht hy in alle tyden voor den dienst zich zou mogen verlaaten ; de uitwerkfelen van lange of korte Veldtochten op de gezondheid; het verfchil tusfchen vroeg te veld te trekken en laat in de winterkwartieren te gaan; benevens andere berekeningen , gegrond op zulke bouwftoffen als het laatfte oorlog verfchaft heeft. — Misfchien zyn de gegeeven bekentenisfen (data) te weinig om 'cr zekere gevolgen van afteleiden; maar nadien ik gcene andere vond, waar op ik kon aangaan was ik verpligthet beste gebruik van deze te maaken , die ten minfte tot eene proeve dienen moogen van het gene langs dezen weg door verdere ondervinding zou kunnen gedaan worden. Nademaal deze twee Deelen zoo wel voor het gebruik der Officieren als van de Geneesheeren ingerigt zyn, heb ik my toegelegd om de gebeurtenisfen te vernaaien en myne gevolgtrekkingen 'er van afteleiden op de allerduidelykfte wyze en met zoo weinig konsttermen als met den aart van het onderwerp bellaanbaar was; en ik hoope ook met klaarheids genoeg om door eiken lezer, die flechts de gemeene grondbeginfels der Natuurkunde weet, te kunnen verftaan worden. Maar het derde Deel, het welk de praktyk be-  xxxii VOORREDE van den bevat, is eeniglyk ingerigt voor lieden van m'yrï eigen beroep, alzoo het voor andere niet naar behooren kon ontvouwd, noch tot onderwys gefchikt worden. — In dit uit myne aanteeke* ningen famenteftellen, heb ik lang in twyffel geftaan hoe voorttegaan; of ik geheel zou overflaan zulke zaaken , die algemeen bekend waren; of dat ik alle de ziekten, in het zelve vermeld, op eene volledige en geregelde wyze zou afhandelen ; eindelyk bepaalde ik my tot de volgende manier. — Ik veronderftelde , dat de ziekten, waar aan eene Armee onderhevig is,in tweeklasfen konden verdeeld worden: eene , bevattende die ziekten , welke mede in Engeland gemeen zyn; en de andere, zoodanige die meer eigen zyn aan eene verfchillende luchtftreek, of aan den ftaat van eenen foldaat. — Dan nadien men de eerfte by verfcheiden geleerde Auteuren, die in de handen van iederert Geneesheer zyn, breedvoerig befchreven vindt, en zy ook dagelyks in de praktyk voorkomen, zoo ftap ik ter loops over die heen , en vergenoege my met flechts myne algemeene wyze van behandeling derzelve optegeeven , en het onderfcheid , byaldien 'er eenig is , aanteteekenen het welk by het voorfchryven in de Krygs-Hospitaalen moet in acht genomen worden. — Edoch met betrekking tot de andere klasfe, behelzende de Herfst-Aflaatende en Tusfehenpoozende Koortfen, en die ik de Ge-  SCHRYVER. xxxïii Gevangenhuis - of Hospitaal-Koorts genoemd heb, en den Roodenloop , gemerkt zy ziekten zyn die in dit land minder gemeen zyn , dagt ik hec nuttig die wydloopiger te verhandelen, en wezenlyk op zoo eene volledige wyze, als ik hoope dat zal kunnen dienen om 'er hen, die 'er te vooren weinig kennis van gehad hebben, volkomen van te onderregten. Myne Waarneemingen over de Gevangenhuisof Hospitaal-Koorts werden het eerst uitgegeeven in het jaar 1750, in eenen Brief aan den Geneesheer me ad. Maar nadien dat Stuk mee haast gefchreven was, ter gelegenheid van de Gevangenhuis Ziekte, welke op dien tyd in Londen uitbrak, waren 'er eenige dingen in overgellagen, en eenige fouten in begaan, die ik getragt heb te vervullen en te verbeteren in die Werk, in het welk die Verhandeling is ingefloten (*> By (*) In het jaar 1723 gaf inen hier eene Verhandeling uit, onder den tytel van A Rational Inquiry into the Nature of the Plague, drawn from Historical Retnarks; by joör* pringle, M. D. — Nadien dit ondervVerp aan het my* ne gelyk was, en de Auteur denzelfden naam voerde, heeft de Schryver van den Index op den Heere hallers Uicgaave van boerhaave's Methodus Studii Medici dal Stuk, mynen Brief aan den Heere mead, en myne Inwydings Redevoering (te Leiden, in het jaar 1730) de Mar» eore Semili tot eenen Perfoon gebragt. — Ter rechtvaardiging devhalven van den Auteur van dat Inquiry, neems **♦ ik  XXXIV VOORREDE VAN DEN . By die befchryving van Gevangenhuis- of IIospitaal-Koorcfen, zoo wel als by die van de HeristKoortfen en flen Roodenloop , heb ik eenige gisiingen gevoegd omtrenc derzelver inwendige en meer verholen oorzaaken; hoewel ik bewust ben, dat eene onderneeming van dezen aart eerder ftrekken kan om het vertrouwen in myne waarneemingen te verzwakken dan te verfterken; nadien men maar al te dikwyls ziet, dat zulke befpiegelingcn op het oordeel invloed hebben en hetzelve bederven. — Edoch de Lezer kan verzekerd zyn , dat niet alleen de befchryvingen, maar ook de behandeling van deze ziekten, voor een groot gedeelte vastgefteld waren, voor dat ik dagt die oorzaaken te bepaalen ; die ook indedaad fomtyds eerst by de uitwerkingen der geneesmiddelen my voorkwamen. »— Nogthans kan eene rechemaatige Theorie dikwyls van nut zyn, niet alleen om meer vermogende genees-r middelen te ontdekken, maar ook om, ingevolge het verfchil der geitellen en de trappen der ziekte, op onderfcheiden wyze die te gebruiken, welke reeds bekend zyn. In het redeneeren over de natuur van deze Koortfen en den Roodenloop, neeme ik zoo dikwyls toevlugt tot het rottingbaarend beginfel, dat de ik deze gelegenheid waar om het Publiek van dien misdag te onderrigten, in welken een vreemdeling natuurlyk vallen moest.  S C II R Y V Ë R. xxxv de Lezer Iigtelyk zich zou kunnen verbeelden, dat ikhetbefchouwdhebals eene veel algemeener oorzaak , dan ik wezenlyk denke dat het is; want * uitgezonderd die ziekten en één of twee andere, op welke ik het in dit Werk betrekkelyk gemaakt heb, heb ik tot hier toe geene andere tot dien oorfpronk gebragt. — Edoch wat het wezenlyk beftaan van dit beginfel betreft, fchoonik denk dat ik het in deze bladen buiten twyfFel gefield heb, zal het aan fommige misfchien voldoening geeven te weeten, dat hippocrates het eerst heeft gewaagd van het bederf der vochten als oorzaak van zekere ziekten, dat verder galenus 'er melding van gemaakt heeft, en dat men by laater tyden dit beginfel uitvoeriger ontvouwd en op de Geneeskonst toepasfelyk gemaakt heeft, gelyk blykt uit de Aphorismi van sanctorius, en andere Werken van zynen tyd. — En fchoon het naderhand door de leerftellingen van syl vius en willis, zoo wel als door die van de eerfte werktuigelyke fchryvers in onze konst, zyn gezach verloren hebbe, werd het echter door b o e rh a ave weder op de baan gebragt; die onder het artykel van Alcalïa alles befloot wat hy rottingbaarend oordeelde. — Maar nadien myne beroemde Meester den tyd niet had om elk byzonder deel van zyne Geneeskonftige Leer door eigen ondervinding op eenen vasten voet te brengen , was het niet te verwonderen, dat men eenige mishagen *** a be-  xxxvi VOORREDE van den begaan heeft, en dat men de uitgeftrektheid van dit beginfel niet genoeg begrepen heeft. Twee omftandigheden bewogen my om dit onderwerp te vervolgen; het groot aantal van rotziekten, die in de Hospitaalen buiten 's Lands onder myne bezorging waren; en het gezach van Lord bacon, die zeer goede redenen geeft om de kennis- van het gene rotting verwekt en van het gene dezelve vertraagt, te befchouwen als een genoegfaam beginfel, waar uit men "de verborgenfte werkingen der Natuur verklaaren kan. — Myne proefneemingen op dit onderwerp by verfcheiden zittingen van de Koninklyke Sociëteit by wyze van Aanfpraaken gelezen zynde, werden de drie eerfte in de Verhandelingen (Tranfactions) uitgegeeven \ maar onderwyl de overige nog in handen van den Secretaris waren, met oogmerk om dezelve insgelyks in dat Werk te plaatfen, vond ik my dikwyls in de noodzaakelykheid om my op die proefneemingen te beroepen, en daarom heb ik dienftig geoordeeld om het geheel van dezelve met dit Werk te vereenigen , met byvoeging van eenige aanteekeningen, ten einde te verklaaren het gene te vooren niet ten volle of niet klaar genoeg uitgedrukt was, en om zoo veel meer die proeven met de voorgaande waarneemingen te verbinden. - Dan nadien het eene wet is by de Koninklyke Sociëteit, om in deszelfs Dagregisters geene van die Verhandelingen te plaatfen,. wel-  SCHRYVER. xxxvn welke in dezelve voorgelezen, doch naderhand door de Auteurs zelve uitgegeeven zyn, zoo is het deswegens dat niet meer dan de drie eerfte van myne voorleezingen over dat onderwerp eene plaats in de Tranfactions gehad hebben. Dit Werk werd het eerst uitgegeeven in het jaar 1752, en in het volgende jaar met eenige byvoegfelen herdrukt. — In de derden Druk verbeterde ik eenige van myne waarneemingen, wegens verdere ondervinding, die ik verkregen had in de Legers, welke ik in Engeland verzeld had, geduurende drie faizoenen in het begin van het laatfte Oorlog, voor dat ik den dienst verliet. —Edoch mademaal ik de ziekten van deze Hospitaalen gelyk vond aan drie, welke in het voorgaande Oorlog waren voorgekomen , fchoon goedaartiger uit hoofde van de natuur der luchtftreek, en dat de foldaaten die ongemakken niet ondergaan hadden , waar aan de troepen in het gezicht van den vyand bloot gefteld zyn, oordeelde ik het onnoodig om van deze ligte Veldtochten een berigt te geeven. In de drie volgende Uitgaaven , zoo wel als in de tegenwoordige, heb ik het geheel overzien; en eene rypere overweeging, myne byzondere praktyk, de verkeering met andere, die geduurende het laatfte oorlog in de buitenlandfche Hospitaalen, in verfchillende luchtftreeken gediend hebben, hebben my in ftaat gefteld om verdere, verbeteringen te maaken, daar in beftaande dat *** 3 ik  xxxviii VOORR. van den SCHRYVER. ik eenige van myne voorige aanmerkingen met meer ftoutheid vastgefteld, en andere voorbygeNg^aan heb, die ik zonder een genoegfaamen grond had voorgeteld. — In deze Uitgaaf heb ik zorgvuldig vermeeden alle benaamingen van koortfen, die of geen klaar of niet dan een valsch denkbeeld van derzelver natuur gceven. De termen derhalven van zenuw-, gal-, rot- en kwaadaartige ,óïq zoo gemeen op de koortfen toegepast worden, zullen 'er of in het geheel niet voorkomen, of zoo bepaald zyn dat zy geene twyffelachtigheid kunnen veroorzaaken. Ik ben nogthans overtuigd , dat , niettegen^ ftaande alle myne zorg en oplettendheid, zoo wel m het doen van waarneemingen en proeven, als in de herhaalde gelegenheden van dit Werk te overzien en te verbeteren, verfcheiden onnaauw^ keurigheden en misflagen my zullen ontfnaptzyn, welke zy het gereedfte zullen verfchoonen, die, zelve nafpeuringen van dezen aart gedaan hebbende , niet onkundig zyn van de moeijelykheden, welke derzelver gemeenmaaking verzeilen. Edoch hoe onvolmaakt dit Werk ook zyn mag, heb ik echter het genoegen van te zien,dat het tot eenen grondflag gediend heeft , waar op andere gebouwd hebben , die met my hunne beste poogingen hebben aangewend om zelfs uit de rampen en ellenden van het oorlog eem'g voordeel voor het menschdom te trekken. I N»  I N II O Ui D. EERSTE DEEL. I. HOOFDSTUK. Van de Lucht en Ziekten der Nederlanden, Eladz. l II. HOOFDSTUK. Algemeen Berigt van de Garnizoen - Ziekten der Engelfche Troepen in Vlaanderen, en in de Catitouneerinpen in Duitschland, in de jaa» ren 1742 en 1743. , . 30 lil. HOOFDSTUK. Algemeen Berigt van de Ziekten der Engelfche Troepen , geduurende den Veldtocht in Duitschland , in het jaar 1743, en den volgenden winter in yiaanderen. . , 33 IV. HOOFDSTUK. Algemeen Berigt der Ziekten van den Veldtocht in Vlaanderen, in het jaar 1744. . 51 V. HOOFDSTUK. Algemeen Berigt der Ziekten van den Veldtocht in Vlaanderen, in het jaar 1745. . 56 VI. HOOFDSTUK. Algemeen Berigt der Ziekten van den Veldtocht *** 4 i*  ft INHOUD. in Groot - Brittannien, in de jaaren 1745 en !74<5 Bladz. Cl VII. HOOFDS T U K. Algemeen Berigt der Ziekten van den Veldtocht in Hollandsch Braband, in de jaaren 1746 en 1747. 75 VIII. HOOFDSTUK. Algemeen Berigt der Ziekten van den Veldtocht in Hollandsch Braband, in het jaar 1748. 83 TWEEDE DEEL. L H O O F D S T U K. Verde«Iing der meest gewoone Legerziekten. 98 II. HOOFDSTUK. Van de oorzaaken der Ziekten, die het meest in een Leger voorkomen. . . I0g J. 1. Van de ziekten, welke door Hitte en Koude veroorzaakt worden. . J05 $. 2. Van de ziekten, welke door Vochtigheid veroorzaakt worden. . i,a $. 3. Van de ziekten, welke uit eene Rottige Lucht ontdaan. . . $. 4. Van de ziekten , die uit eene kwaade Diëet voortkomen. . . ï37 $. 5. Van de ziekten, die uit overmaat van Rust en Beweeging; van Slaapen en Waaken; en uit gebrek van Zindelykheid ontflaan. . , I4? nr.  INHOUD. xu III. HOOFDSTUK. Van de algemeene middelen om de Legerziekten te voorkomen, .. . . , Ehd^ §. i. Op wat wyze men de ziekten, die uit Hitte en Koude ontdaan, kan voorko- men. * • I53 %. 2. Op wat wyze men de Ziekten, die uit Vochtigheid ontftaan, kan voorkomen. i6m S- 3- Op welke wyze men de ziekten, die uit eene Rotte Lucht ontftaan, kan voorkomen , ^ S. 4' Op wat wyze men de ziekten, die uit eene ongeregelde Diëet ontdaan, voorkomen kan. . . jgj $. 5. Op wat wyze men de ziekten, die uit gebrek vanLigchaamsoeffening ontftaan, kan voorkomen. • . . ip« IV. HOOFDSTUK. Vergelyking der Saizoenen met betrekking tot de Gezondheid van een Leger. . . ^7 DERDE DEEL. L HOOFDSTUK. Waarneemingen omtrent de Verkoudheden enOntfteekingskoortfcn, in het algemeen. . 20$ a  xiai I N H O U D„ M. HOOFDSTUK. Waarneemingen omtrent de byzonder e Ontfteekin£en- . ... . • Bladz. 222 §. 1. Van de Ontfteeking der Hersfenen. 22a §. 2. Van de Ontfteeking der Oogen. 226 , S. 3. Van de Keelontfleekiug. . . . §. 4. Van het Zydewee en de Longontftee- ê i • king' • . . . 232 §. 5- Van de Ontfteeking der Lever. , 247 S« 6. Van de Ontfteeking der Maag en Darmen. ....... . 249 S- 7- Van de Zinkingspynen. . 265 III. HOOFDSTUK. Waarneemingen over de Verkoudheden en Longteeri«S »8S ÏQt . .ÜSOÏOihoOV Rui * V E R«  VERHANDELING OVER DE LEGERZIEKTEN, EERSTE DEEL. t HOOFDSTUK; Van de Lucht en Ziekten der Nederlanden-. D e rivier de Ley, die in Artois ontfpringt eri by Gent zich met de Schelde vereenigt, fcheidc het hooge en drooge gedeelte van Vlaanderen van het laage en vochtige. —■ Tusfchen deze Lyn en de Zee is dit land Vlak, moerasfig eri ongézond, en bevat in zich verfcheiden barrière Steden, die aan Holland, Vrankryk en Oostenryk önderhoorig zyn; waar onder Veurne en Sluis de ongezondfte zyn (i). ■— Maar het andere gedeelte ligt hooger, en is, zoo wel als het overige van de Oostenrykfche Nederlanden, een droog en zeer gezond land. Een (i) Filippine, V Sas yan Gent, Lilto eri Liefkenshoek houdt men mede voor zeer ongezonde garnizoenfredëii eii fchansfen , en men fchryft de ongezonde gefteldheid vari de eene zoo wel als van de andere voornaamelyk toé aan de groote vochtigheid van de lucht, en aan de kwdadé dampen yan de nabygelegen moerasfen, zeeboezems, ftrariden, flikken en fchorren. Zie de Verhandelingen vari dë Natuur- en Geneeskundige Correspondentie t. Deel I. SiuU bl. 2—32. II. St. bl. 62—125; alwaar men zeer veele nuttige vvaarneemingen vindt, betrekkelyk de ziekten en dérzei3 ver oorzaaken, die in dit Werk befchréven wordenj k  2 VERHANDELING Een groot gedeelte der Vereenigde Provinciën, met Staats-Braband, van de Graaf lan^s de Maas benedenwaarts, is insgelyks laag en vochtig, en onderworpen aan dezelfde ziekten met het vlakke gedeelte van Vlaanderen. — Edoch de lucht is het ergfte in Zeeland; vermits die Provincie niet alleen laag en waterachtig is, maar daarenboven omringd met de flikkige boorden van de Ooster- en Wester - Schelde en het moerasfio-fte gedeelte van het land: zoo dat bykans iedere wind, uitgezonderd die Van Zee komt, iets toevoegt tot deszelfs natte en ongezonde uitwaasfemingen (2}. Na- _ (2) De Heer prjngle houdt, gelyk men ziet en verder zien zal, 'Zeeland voor een zeer ongezond land. Dit is ook het algemeen gevoelen by de In- zoo wel als by de Uitlanders. De redenen , die hy 'er van geeft, zyn zoo voldoende als de ondervindingen, die hy 'er in 't vervolg van bybrengt, beflisfende zyn. — Niettemin heeft de Heer baster getragt te beweeren , dat deze Frovincie niet ongezonder is dan de overige gedeelten der Nederlanden. Zie Verhandeling van de Hollandtche Maatfchappy der Weetenfchappen III, Deel. bl. 124. Dan de bewyzen, waar mede hy zyn gevoelen poogt te ftaaven, zyn zoo zwak en zoo weinig ter zaake dienende, dat ik naauwlyks begrype, hoe hy dezelven voor Kundigen heeft durven te berde brengen; want het is niet uit hoofde van de leevenswyze noch voedfels, maar ter oorzaake van de kwaade luchtgefteldheid , of rottige dampen, waar mede deszelfs dampkring, in de zomer en herfst vervuld werd, daf men Zeeland voor zoo ongezond houdt; en het gene hy hier toe betrekkelyl. melt, bevestigt dit zoo fterk als het volkomen overeenflemt met het gene de Heer pringle hier en elders verzekert. ,, Een „ eenig geval, zegt hy, bladz. 129, is'er maar, dat fom„ tyds_ de lucht in Zeeland zoo gezond niet kan doen zyn, •» als in Holland: 't geen naar myne gedagten het volgende „ is: Zeelsnd, in zich zelve meest laag land zynde, beftaat „ uit Eilanden, die rondom van de Zee, of van de Ooster„ en Wester-Schelde, die aldaar eene zoute rivier is, bee, fproeid worden. — Wanneer met vallend water de Zee „ af-  over de LEGERZIEKTEN. 3 Nadien deze gantfche flreek der Nederlanden + maar weinig hooger ligt dan het oppervlak der zee en der rivieren die 'er doorloopen, was dezelve voorheen zoo zeer blootgefleld aan overftroomingen by hooge vloeden en fterke afflroomingen van water , dat zy , voor de dyken en waterleidingen gemaakt waren , meestal eene groote moeras waar; en zelfs nu nog, niettegenftaande den ongelooflyken arbeid, dien men aangewend heeft om zulks te voorkomen, is dit land by buitengewoone vloeden en andere toevallige inlaatingen van water, aan overflroomingen onderhevig. —. Door de uitwaasfemingen van „ afloopt., zoo Iaat die het Voor- of Meyland (eigenlyk „ Mayland, dat zyn Graslanden buiten Dyks) defchorren, „ flikken en zandplaaten, die op lömmige plaatfen al van „ eene zeer groote uitgeftrektheid zyn , droog ; bier op „ fterven en verrotten, geduurende den zomer en het begin „ van den herfst, eene groote meenigte Zee - plantjes , en „ een oneindig getal allerlei foorten van water - infekten „ die met laag .water daar blyven leggen verrotten, waar- „ door de lucht met fchadelyke dampen vervuld word. . Men ondervind ook , dat door zout en versch, water „ met eikanderen gemengd, gelyk, by famenloop der ge„ tyden, dagelyks tweemaal gebeurt, een byzonder foort „ van rotriuge op de Slikken ai Meylanden ontftaat." — Hier mede, meene ik , erkent de Heer baster volkomen dat gene, 't welk hy wil tegenfpreeken ;, want dit eenige geval is juist eene genoegzaame reden om Zeeland in de gemelde faizoenen zoo ongezond te maaken en die Gal* en Rotkoortfen voor te brengen, van welken de inwoonders, zoo wel als de tvreemden , alle jaaren meer dan in andere Provinciën van Nederland aangetast worden, en die ik dikwyls veel hardnekkiger en langduuriger gevonden heb dan die doorgaans in onze Provincie voorkomen; waarom de Heer baster ook met reden hen, die in Zeeland moeten wezen eu voor de Zeeuwfche Koorts bevreest zyn, aanraadt: daar altyd in het Voorjaar te komen ; en ah het gene keete Zomer is, 'er in het begin van Augustus yan daan te vertrekken. A a  4 VERHANDELING van dezen en tevens van de talryke binnewaters, gragten en flooten , in alle welken eene onnoemelyke meenigte van planten en bloedclooze dieren flerven en verrotten, is de dampkring, geduurcnde het laatst van den zomeren herfst, met vochtige , rotte en ongezonde dampen vervuld. Eene andere, doch minder in 't oog loopende bron van vochtigheid is het water onder den grond, 't welk overal zoo naby deszelfs oppervlakte is, dat men in dit land zelden eene drooge floot aantreft; en gemerkt de aarde zeer los is, waasfemt de vochtigheid 'er gemakkelyk door, en vervult in den zomer de lucht met dampen, zelfs op zulke plaatfen , alwaar geen water te zien is. — Dusdanig is ook de gelteldheid van het grootfle gedeelte van Hollands Braband, alwaar de inwooners meer of min onderhevig zyn aan Tusfchenpoozende Koortfen (febres intermittentes) r naar maate het water min of meer diep onder den grond is; zoodat men, in hunne waterputten ziende, de betrekkelyke gezondheid der onderfcheiden dorpen en gehuchten 'er ligtelyk uit afneemen kan (3). — En nadien deze put- (3) De Heer puingle heeft tot zyn byzonder oogmerk hier alleen befchreven de lands- en luchtsgefteldheid van die plaatfen dep Nederlanden, in welke onze legers met die der Engelfchen, byzonder in den oorlog vaii de jaaren 1747 en 1748 gecampeerd en in garnizoen gelegen hebben: anders kan men zeggen dat mee^t alles, wat hy van Vlaanderen Staats-Braband en Zeeland aanmerkt, op geheel ons Holland toepasfelyk is, welks vochtige luchtsgefteldheid en hier uit voortvloeiende ongezondheid buiten twyffel toe te fchryven is aan deszelfs laage ligging; aan de uitwaasfeminw gen van de verfcheiden Zeeën waarvan het omringd, van zoo veelo rivieren, vaarten , gragten en flooten , van welke het doorfneden is. en van zulke groote meyren en uitgeveende waterplasfén , als in hetzelve plaats hebben, die fomtyds niet weinig vermeerderd worden- door de uitgeftrekte overltroomingen by dykbreukeu en hooge vloeden.  ö'ver de LEGERZIEKTEN. «? putten van het water onder den grond hunnen toevoer ontfangen, en men waarneemt dat zy meer of min zakken, naar maate de zomers drooger of vochtiger zyn, zoo zyn zy tevens een bevvys en eene maat van de beltendigheid en hoeveelheid met welke dit verborgen water uit de poriën van den grond, door de hitte der zonne, uitwaasfemt. In Zeeland en aan de kusten van Vlaanderen en Braband, tegen die Provincie overgelegen, word een byzonder foort van damp waargenomen, die by laag water opryst van eenen oever bedekt met flik en modder, 't welk, ter oorzaake van de vermenging met versch en zout water welligt meer aan bederf onderhevig is (*). ■—■ In deze ftreeken zyn de Inwooners veelal ziekelyk; edoch in plaatfen alwaar de kust open en droog is, gelyk te Oostende, 't welk aan zee ligt en waar geene moerasfige gronden in de nabuurfchap zyn, en geene fchadelyke vochtigheid van Zee komt, daar zyn de Inwooners gemeenlyk gezond (4). Ee* (*) Vide lancis. de nox. Palud. Effluv. lib. r» p. r. C. 5. Zie ook boven Aanteek. 2. (4) Om dezelfde redenen oordeelt men dat IFeukappel, op den uiterften hoek van PValcheren. tegen de Noord-Zee geleden, zeer gezond is, zoo dat daar niets van die zoo zeer gevreesde en hardnekkige Zeeuwfche Koortfen befpeurd word, en de meeste menfehen of binnen het jaar na de geboorte, of in een hooge ouderdom ilerven (a~). — Men kan niet zeggen dat de dampkring dier plaatfen niet vochtig is, vermits de uitwaasfemingen der Zee 'er geduurig naar toe gevoerd worden; maar zy hebben, gelyk pringle zegt, geene fchadelyke vochtigheid, dat is van ffiiflaande en rottige dampen , vermits de verwisfelende zeeen landwinden zonder eenigen tegenftand doorwaaijende , 'er geduurig eene niéuwe verfche lucht aanbrengen; en dat dit zyne meening zy, blykt klaar uit het gene hy hier op laat ia) Geueesk. Correspond, D. I. Sc. 2. bl. 144. A 3  6 VERHANDELING Eene andere meer algemeene oorzaak, van de vochtigheid en het bederf des dampkrings, is eene gebrekkige doortocht van winden. — Men vind 'er geene bergen, die de winden ftroomsgewys naar de laager plaatfen rigten kunnen ; hiervan ij de lucht in het geval om door itilitaan te bederven ; en dit te meer uit hoofde van de groote plantzoenen , die 'er tot vermaak, tot windweeringen of voor brandftoffen zyn aangelegd. —. De landhoeven en kleinile dorpen zyn digt met boomen omplant, die niet alleen de lucht inf]uiten , maar ook door hunne uitwaasfeming dezelve vochtig maaken (5) Edoch in de Steden, waar laat volgen Voor 't overige zyn die Zeeplaatfen, wegens de gmire zeewinden , niet zeer gezond voor ligchaamen, die 'er niet aan gewoon zyn en vooral niet voor weeke en tedere geitellen , wier uitwaasfeming door de koude en vochtigheid ligt verhinderd en gedopt word. (5) DatBosfchen, Plantagien, enz. voor de gezondheid fchadelyk zyn, voor zoo verre zy de dampen, die uit den grond , en de vochten , die zy zelve uitwaasfemen, ophouden, door ftilftaan doen bederven, en de winden beletten dezelve te verjaagen, te verdeden en verfche lucht aan te voeren, is buiten tegenfpraak; vergelyk de Verhandeling van de Natuur- en Geneeskundige, Correspondentie I. D. II. St. bl. 107. — Edoch anderzins hebben, zedert dat pringle dit Werk heeft uitgegeeven, de proeven van priestley ingënhousz, de1man en paats van troostwyk ons geleerd, dat de boomen en planten ten viterfte heilzaam zyn voor het dierlyk leeveu en de gezondheid, ver* mits zy het overtollige phlogiston , waar mede de dampkring door de ademhaaling der dieren , door het ftooken van vuuren, door de verrotting en ontbinding der ligchaamen bezwangerd en voor onze ademhaaling verflikkende en voor ons leeven en gezondheid allerfchadelykst word, opflorpen , en weder zonder phlogiston uitwaasfemen, 't gene men noemt dephlogisteeren, en dus deiizelven zuiveren of weder gezond en heilzaam maaken, vooral wanneer zy aan het licht of den dag bloot ftaan: waar uit de laatst genoemde Heeren met vecht befloten en betoogd hebben , 4w  over de LEGERZIEKTEN. 7 waar dit foort van vochtigheid minder plaats heeft, waar de huizen en de bevloering der ftraaten de opklimming der dampen grootelyks beletten , en waar geduurig vuuren geftookt worden, zyn de ziekten , uit vochtigheid ontllaande, goedaartiger en tevens niet zoo meenigvuldig (6). By deze oorzaaken der Heerfchende Ziekten (jnor- dat het planten van boomen binnen en rondom de Steden voor de gezondheid der menfchen voordeelig is (A) ; en op denzelfden grond kan men ook beflaiten dat het voor de gezondheid nuttig zyn zou op alle plaatfen , daar by aanhoudenheid veele rottige of lucht bedervende dampen uitwaasfemen, groote reijen van boomen ta planten, gelyk omtrent moerassen , modderpoelen en ftinkende boorden van rivieren, meyèren of zeeën: vermoedelyk zou dit ook een héilzaam middel zyn om de ziekten der droogvnaakeryen te voorkomen, indien zy er vooraf konden geplant worden. (tT) Vooral is dit waar van de Steden Am fier dam, Rotterdam en anderen, alwaar de muuren en grondflagen der meeste huizen uit besten lteen en mee goede kalk en cement gemetzeid worden ; hoewel in de laatfle Stad, niettegenItaande die voorzorg, zeer veele huizen uittermaate vochtig zyn, zoo wel door het opflaan van vochten uit den grond, als 1'omtyds door het opmaalen van water in de Binnen- en de hooge Vloeden in de Buïtenftad. — Ten platte Lande in genoegzaam alle de Dorpen en Gehuchten van ons Land, daar de meeste huizen op die wyze niet bezorgd en meestal op veengrond , die zeer nat is en ligt doorwaasfemt, gebouwd zyn, zyn zy zeer vochtig en uit dien hoofde ongezond ; en zouden zulks nog meer zyn, byaldien zy niet te gelyk zeer ruim, luchtig en doortochtig waren. — Maar by die voordeelen der Steden, moet men, meene ik, voegen, dat de groote en wyde gragten en flraaten in dezelven eenen vryen en dikwyls verlhelden doortocht van winden verfchaffen , die de fchadelyke vochtigheid, welke anders in dezelven zeer groot zyn zou, verdryven. — 't Is, denk ik, hier van dat 'er de huizen van binnen en buiten veel meer beflaan by ftil vochtig , dan by regenachtig winderig weder. (i) DEiMjNtnuiTs van troostwyk, Verhandeling over het nut van. den Groei der Boomen, enz. A 4  8 VERHANDELING (morbi epidemici) in vlakke en moerasfige lan-r den , moet men voegen de onzuiverheid van het; water, dat men 'er gemeenlyk drinkt; het welk by regen in regenbakken gevangen en bewaard, ef uit ondiepe wellen geput wordende, in heete en drooge faizoenen fchielyk bederft (7). Wanneer dit plaats heeft, zo moet de algemeene neiging tot rotting door het gebruik van zulk water grooter worden , zoo wel als door de vleeschfpyzen, die in eene befloten, heete en vochtige lucht fchielyk bederven. — Alles derhalven loopt in dat Land des zomers te famen, niet alleen om de vaste deelen te verllappen, maar ook om de vochten tot rotting te doen overhellen : en gelyk de vereeniging van hitte en onzuivere vochtigheid de groote oorzaak is van een fchielyk bederf van alle dierlyke zelfftandigheden, zoo heeft men ook waargenomen, dat zy in alle landen Aflaatende en Tusfchenpoozende Qfebres remittcntes et intermittentes') Koortfen voortbrengt, en andere ziekten van eenen rottigen aart, gelyk aan die, welke men in de laage en moeïasfige gedeelten der Nederlanden ontmoet. Dus? O) Dat het algemeen drinken van bedorven water eene voornaame oorzaak van doorgaande ziekten is, bevestigen «luizende waarneemingen (V) ; en ik heb dit ook duidelyk waargenomen by Droogmaakeryen , alwaar men , by gebrek van regenbakken en welputten, genoodzaakt is het water te drinken , 't welk in flooten en vaarten 'ftilrtaat, en bederft, en dikwyls met rottig polder- en boezemwater vermengd word; en, gelyk ik het gezien heb, den meesten tyd van infekten krielt; invoegen men dit met recht voor eene der voornaamfte oorzaaken houdt, waar uit de doorgaande ziekten, die gewoonlyk by de Droogmaakeryen heerfchen , ontflaan. Vergelyk de Verhandeling van de Natuur- en Geneesk. Correspond. I. D. II. St. bl. 105 en 1 \6. 60 Zie, onder anderen, j. dis reus, kort verhaal van de Roods JU-SS W ladingen. 1 - T  over de LEGERZIEKTEN. 9 Dusdanig is de gefteldheid van dit Land. Edoch, ingevolge de verfchillende trappen van hitte en vochtigheid der faizoenen, beginnen de Doorgaande Ziekten (morbi epidemici') vroeger of laater, zyn langer of korter van duur, en ver,zeld van zagter of meer ontrustende toevallen. — Als de hitte vroeg aankomt , en lang in de herfst aanhoudt, zonder door winden en regen gemaatigd te worden, dan word het faizoen zeer ongezond, de ziekten verfchynen vroeger en zyn gevaarlyk (8). — Maar als de zomer laater komt, of door veel flagregens en winden gemaatigd word, of als de herfstkoude vroeger begint, zyn de ziekten weinig, haare toevallen goedaartig, en haare geneezing gcmakkelyk (*). Het zal hier ook niet ongepast zyn onderfchcid te maaken tusfehen vochtige en regenachtige faizoenen ; want in moerasfige gronden, veroorzaakt groote en aanhoudende hitte , zonder regen , de grootfle vochtigheid in de lucht, door de uitwaasfemingen van vochten, die zy in den dampkring optrekken en onderhouden; tervvyl fterke regens, geduurende het heete faizoen, de lucht verkoelen, het onmaatig uitwaasfemen beletten, het (8) Dit moet men, gelyk uit het hier op volgende blykt vooral toepasfen op moerasfige Landen , daar' de aanhou! dende hitte gelegenheid heeft om rottige uitwiasfemingen voort te brengen; eri 't is buiten twyffel hier van dat" in het jaar 1779, by de Droogmaakery van Bleir-wyk in ïuly Augustus, September, Oetober en November zo veele êa zulke hevige gal- en rotkoortfen geregeerd hebben; nadien de landen, die droog gemaakt worden, geduurende de droo. ge hitte van dat jaar, meest dras lagen en by aanhoudenheid ondragelyk ilinkende dampen uitwaasferaïfen. (*) Dit alles ftemt overeen met de Aanteekeningen, dio de Heer stocke geduurende eenige faareu van het weder en de ziekten in Zeeland gehouden heeft, A 3  10 VERHANDELING het bedorven water verdunnen en vervèrfchen, en de rotte en fchadelyke uitgewaasfemde ftoffen doen nederflaan. •— Edoch byaldien 'er hevige regenbuien, in het begin van den zomer, vallen en gevolgd worden van groote en onafgebroken hitte, verfchaft het water op de laagere gronden ftilftaande en daar bedervende ftoffen tot meerder uitwaasfeming , en maakt daardoor het faizoen ongezonder en de ziekten gevaarlyker ("9). Verder moet men aanmerken, dat de doorgaande ziekten nooit beginnen, dan nadat de hitte lang genoeg heeft aangehouden om het water tyd te geeven van te rotten en uittewaasfemen. — Invoegen men het tydperk van het begin dier ziekten in dit Land kan rekenen van het laatst van (9) Waar uit volgt dat de regenachtige faizoenen voor moerasfige landen daarom byzonder voordeeliger zyn, omdat de regens beletten dat de lucht met rottige uitwaasfemingen bezwangerd word ; terwyl zy op andere plaatfen , daar geene moerasfen, maar weylanden , en gevoïglyk geene rottige uitwaasfemuigen plaats hebben, voor zoo verre nadeelig zyn als zy, door de uitwaasfeming van waterige dampen by heet weder te vermeerderen, den dampkring vochtig maaken. — Dit alles (temt volkomen overeen met het gene de Heer ba ster van Zeeland fchryft: ,, wanneer men nu ., in den Winter of het Voorjaar veel regen gehad heeft, en ., 'er in den Zomer groote hitte opvolgt, zoo zullen de lan., den door die zwaare regens en hunne laage ligging zeer waterig wezen, en bygevolg geduurende de hitte veele ., dampen opgeeven en ziekten veroorzaaken: Doch heeft '„ men in tegendeel een droog Voorjaar, en geduurende „ de maanden July en Augustus veele flagregens , die de „ lucht verkoelen, bedervende ftilftaande waters verlengen en verfrisfchen en alle fchadelyke dampen en efflitvia nc„ derploffen , zoo is de lucht in Zeeland zeer zuiver en „ gezond, en men heeft noch voor vreemden, noch voor inboorlingen, veele koortfen of andere fchadelyke ziek. ten te verwagten; gelyk zulks in het laatst voorgaande „ Jaar 1755 overtuigend gebleken is." Zie de aangehaalde Verhandeling III. Deel. Bladz. 130.  over de LEGERZIEKTEN. n van July of het begin van Augustus, geduurende de heete Hondsdagen; haare kennelyke vermindering, omtrent het eerfte afvallen der bladeren; en haar einde, wanneer de vorst begint: het overige van het jaar is gezond, of ten minden veel minder gefchikt om eenigerhande ziekten voorttebrengen (10). Daarenboven dienen wy aantemerken , dat , fchoon de grootite hitte in September voorby is, de doorgaande ziekten echter nog aanhouden, ter oorzaake van de groote veranderingen van hitte en koude (n); want de dagen zyn als dan nog Cio) Ik heb in 't jaar 1779 in de Droogmaakery van Bleiswyk de doorgaande herlkziekten , die van eenen galachtigen en rottigen aart waren , zien voortduuren tot in het laatst van November, en zelfs tot in December, en ik heb 'er in die maanden nog fommigen van zien aangetast worden, die te vooren vry gebleven waren; terwyl anderen geduurig weder inftorten en een groot gedeelte var?, den winter ziek bleeven. — In 't algemeen waren die ziekten, gelyk overal in dat jaar, zeer langduurig en hardnekkig, en werden in veele opgevolgd door zeer langduurende en fchier ongeneesbaare derdendaagl'che koortfen, en in andere door geelzucht , kwaadfappigheid en andere fleepende ziekten. — Ook was de hitte in de maanden September, October en November , gelyk den gantfehen Zomer van dit jaar ongewoon groot en aanhoudende, zoo dat de Thermometer den eeriten November op 6ol gr. ftond, en tot den 9den ver boven de 50 gr. bleef, en den 2§ften weder tot 5J gr. klom, welke hitte nog lang aanhield, zoo dat zy den 20 December nog 51 gr. was. (11) Uit de weerkundige waarneemingen is het bekend, dat de afwisfelingen van hitte en koude in ons Land , i>eduurende de laatfte maanden van het jaar, en dikvvyls des zomers, zeer groot zyn en zeer fchielyk gefchieden. In he: jaar 1779 was de Thermometer den it! September des middags gerezen op 75 gr., en den 20 's morgens op 58 gr, en 's middags op 50 gr. gedaald; den 14 October 's morgens op 63 gr. en des avonds op 49 gr.; den aiften December des avonds op 45^ gr. en den 2iften des avonds op 57  ï2 VERHANDELING nog warm, maar de nagten koud en dampig, dikwyls mistig, en het zyn zulke verwisfelingen, die of eene belette uitwaasfeming veroorzaaken waardoor de meer rotbaare deelen van het bloed in hetligchaam worden opgehouden, of de poriën der longen en huid meer gefchiktheid krygen om fommige fchadelyke deeltjes op te florpen: waar uit dan of koortfen of buikloopen voortkomen. — Ook dient men indagtig te zyn, dat, onder dezelfde hemelsbreedte, de zomers heeter zyn op het vaste land dan in Brittannien, en dat de hitte flerker en meer verflikkende is in de Nederlanden dan in bergachtige landen (12). De 57 gr- — Een zeer merkwaardig voorbeeld hier van hebben wy onlangs gehad. Den 3 r December 1783 des morgens fton.i de kwik op mynen Thermometer 1 gr. onder oj en den 1 January 's morgens op 34 graaden. (12) Tot hier toe wyst de Heer piungle de voornaamlte ainleidende ■ orzaaken aan van de meest gewoone ziekten der legers , en wel de Herftsziekten; en gaat in het vervolg van dit Hoofdduk over" om de naaste oorzaak en aart derzelven te ontvouwen. Tot de eerden brengt hy te recht eene groote en langduurige zomerhitte , eene vochtige luchtgedcldheid, rottiae uitdampingen, groote af. "wisfelingen van hitte en koude, het eeten van "bedorven voedfels en het drinken van rottig water; maar het is uit al het bovendaande zigtbaar en uit het vervolg van dit Werk zal het verder blyken , dat hy voor de allervoornaamfte aanleidende oorzaak der doorgaande Herfstziekten houdt eene onzuivere vochtigheid van de lucht of wel rottige uitwaasfemingen. — Deze leer, gelyk zy deunt op eene oplettende en oordeelkundige ondervinding, zoo deint zy ook in met de waarneemingen der beroemdde Geneeskundigen van alle tyden en landen, die alle eenpaarig zulks gedeld en geleeraard hebben. Dit niettegenftaande is hier toe betrekkelyk in 't jaar 1783 een openbaar gefchil gerezen tusfchen twee onzer kundigde Geneesheeren de Heeren A. y p e y , A. L. M. & Med. Doet. Lector in de Ontleedkunde te Francker, en j. p. m i c h e l l , Med. Doctor te Awflsrdam. De laatfte dele en beweert, dat de dampen van  over de LEGERZIEKTEN. 13 De Doorgaande Ziekte (epidemia), van den Herfst, en heerfchende kwaal van deze en andere moevan ftilftaand , drabbig en Hinkend water niet alleen geene der voornaamfte medewerkende oorzaaken van onze gewoone Herfsiziektcn zyn, welke altoos min of meer van eenen rottis;en aart worden bevonden, maar dat men integendeel zoodanige dampen voor een voorbehoedmiddel tegen alle kwaadaartige koortfen moet houden; van welke beide (tellingen de Eerfte het tegengeftelde (taande houdt. Dit gefchil is zoo befcheiden als geleerd , by wyze van brieven, behandeld in de Algeraeene Vaderlandfche LetteroefFening IV en V. Deel, en in de Nieuwe Genees- Natuuren Huishoudkundige Jaarboeken III. Deel , en heeft van weerskanten aan de waarheid van het gene 'er toe betrekkelyk is veel lichts bygezet. — De byzondere betrekking, die dit gefchil op dit Werk heeft, waar uit men zeer veele bewyzen ter ontkenninge en bevestiginge van het een en ander gevoelen heeft overgenomen, en het belang van bet onderwerp zelve hebben my bewogen hetzelve met een oplettend en onpartydig oordeel nategaan ; en na alles , zoo ik my niet bedriege, wel gewikt en gewogen te hebben, ben ik van meening gebleven , dat de uitdampingen van bedorven en (tinkend water wel rfegelyk onder de voornaamfte aanleidende oorzaaken der Herfstziekten moeten gehouden worden; waarom ik goedgedagt heb dit gevoelen hier en daar in deze Vertaaling door myne eigen ondervindingen en waarneemingen , zoo wel als door die van anderen , by wyze van aanteekeningen , te bevestigen. — In het algemeen zal ik 'er hier omtrent aanteekenen , dat de gemelde oorzaaken niet altyd en overal te gelyk beftaan; dat zy de Heifstziekten kunnen voortbrengen , fchoon ééne of meer van dezelven afwezig zyn; dat zy in moerasfige plaatfen veeltyds gepaard gaan ; dat zy niet alle altyd en overal in denzeifden graad plaats hebben; dat naar maate 'er meer te gelyk beftaan , en zy fterker zyn, die ziekten ook boosaartiger, hardnekkiger en langduuriger zyn; en dat 'er by dezelven zich fomtyds andere omftandigheden voegen, die derzelver uitwerking verzwaaren of verminderen. Dit alles is het, het welk de Heer pringle in dit Werk door zyne ondervinding bevestigt, en het gene de ervaaring my ook meermaalen heeft doeiï zien, gelyk uit het vervolg blyken zal,  i4 VERHANDELING moerasfige landen, is een foorc van Tusfchenpoo* zende Koorts (febris imermittens), die gemeen* lyk de gedaante van eene Anderendaagfche Koorts (febris tertiana) aanneemt , doch van eenen kwaaden aart, en welke in dampige plaatfen en nadeelige faizoenen zich opdoet als eene Bubbelde Anderendaagfche (tertiana duplex) of als eene Aflaatende Koorts (febris remittens) , of als eene Aanhoudende Rotkoorts (febris contitiua putrida), of als eene Heete Koorts (febris erdens) (*). — Dan alle deze koortfen, hoe zeer in voorkomen verfchillende, ingevolge het verfchil der geitellen en andere omilandigheden, zyn nogthans alle van denzelfden aart. .— Want, fchoon de koortfen in het begin van de Epidemie , wanneer de hitte, of liever de rotting in de lucht het grootfte is, de gedaante van eene aanhoudende en heete koorts aanneemen, veranderen zy gemeenlyk op het laatst van den Herfst in geregelde tusfehenpoozende koortfen (13). In (*) De befchryving der heete Koorts vindt men in het lil. Deel, IV. Hoofdftuk §. 2. (13) Deze waarneemingen, gelyk zy van een byzonder nut zyn in de behandeling der JHerfstziekten, zoo worden zy ook in alle Epidemien van kwaadaartige gal- en rotkoortfen bevesügd gevonden. Ik heb in de Epidemie, die in de Droogmaakery van IJleiswyk in 't jaar 1779 en 80 geregeerd heeft, de Najaarskoortfen, hoe geweldig zy in haaren voortgang waren en hoe aanhoudend zy ook fcheenen, alle van een tusfehenpoozenden aart gevonden, hebbende meest om den anderen dag de hevigfte verheffingen; zoodat zy, fchoon zy zich opdoen als aüaatende of aanhoudenue rotkoortfen en heete koortfen , in wezen niet anders zyn als verbasterde en vermomde tusfehenpoozende koortfen. — De Heer de man heeft hetzelfde mede waargenomen in de kwaadaartige rotkoortfen , die in de jaaren, 177e en 71 te Maurik gegradeerd hebben. Zie zyne Verhandeling' over dezelve Bladz. 11, 12, 62 en 64.  over de LEGERZIEKTEN. 15 In Zeeland, alwaar de lucht het meest bedorven is, word deze koorts Galziekte genaamd; en indedaad beide de overtolligheid en ontaarding der gal zyn in deze ziekte fomtydszoo groot, dat men dezelve aan het bederf en den overloop van dat vocht heeft toegefchreven. — Edoch, fchoon ik de gal niet wil aangezien hebben voor de oorfpronkelyke oorzaak, kan echter de ziekte onderhouden en kunnen deszelfs toevallen verzwaard worden, door eene vermeerderde affcheiding, en rotting van de gal door de koorts voortgebragt. •— Daar moet in deze, gelyk in andere ziekten, eene eerfte oorzaak zyn, welke die uitwerking voortbrengt, en deze uitwerking kan de oorzaak zyn van nieuwe toevallen (14). Naar (14) De verbaazende hoeveelheid van gal, die gemeenlyk in de Herfstziekten, zoo door den afgang als door het braaken , ontlast word, en de groote ontaarding, die dezelve als dan blykt ondergaan te hebben, zyn oorzaak , dat niet alleen het Gemeen maar ook de Geneesheeren zelve die ziekten den naam van Gal-koortfën (febres bi/iofae) gegeeven hebben, gelyk zy dezelfde ziekten Rot-koortfen (ƒ. (20) Te weeten eene heete vochtige lucht, en vooral die met rottige uitwaasfemingen bezwangerd is, gelyk zy doorgaans is, byzonder wanneer zy ftilftaande niet ververscht word, heeft men van alle tyden bevonden de machtigde oorzaak te zyn tot het voortbrengen van rotziekten; en geen wonder, gelyk zy allerlei voedfels, allerhande vaste fpyzen en waterachtige dranken bederft, zoo verflapt zy ons gantfehc geitel, alle de vaste deelen onzes ligchaams, en doet alle onze vochten, inzonderheid de gal en het bloed, tot bederf, tot rotting overflaan; en dewyl zy tevens de ftilftaande wateren doet rotten en met derzelver rottige uitdampingen vervult, en vermoedelyk ook de eigenfoortige fmetltoile der ïierfk■Ziekte genereert, zoo brengt zy alle de oorzaaken voort, waar uit dezelve geboren worden, de naaste oorzaak (caufa proxima) zoo wel als de afgelegen of voorafgaande oorzaaken  over de LEGERZIEKTEN. 25 r Deze zyn de Heete Landeigen Ziekten (jnorhi endemici acutï) van de moerasfige gedeelten der Nederlanden. — De voornaamfte Langduurige Ziekte (morbus chronicus) is het Scheurbuik (fcorbutus), aan welk onderhevig zyn zy, die in eene vochtige en bedorven lucht leeven, en vooral die gezouten vleeschfpyzen eeten. — Deze ziekte, fchoon van eenen zagteren aart, daar zy echter zoo na met het zeefcheurbuik overeenkomt , mag voor dezelfde ziekte gehouden worden. — De uïtwaasfemingen van grachten en moerasfen werken, in heet weder, op dezelfde wyzen als de dampen van een vuil en te zeer met volk opgepropt fchip ; beide bederven zy de vochten.] (f) — De zeelucht is geen oorzaak van het Scheurbuik, want aan boord van een fchip zyn , op de langfte reizen, de zuiverheid, de ververfching der lucht door ventilators, de verfche voorraad van dranken en fpyzen vermogende voorbehoedmiddelen tegen het zeefcheurbuik; en de bewooners der zeekusten, als 'er geene moerasfen omtrent zyn, worden nooit door die ziekten aangetast , fchoon zy de zeelucht inademen (21). In ken (caufae remotae); de voorfchikkende (caufae praedhponentes) zoo wel als de aanleidende oorzaaken {caufae occafionales); en zulks vooral wanneer zy, na eenigen tyd geduurd te hebben , door eene fchielyke koude vervangen word, die de ongevoelige uitwaasfeming ftremt en dus de rotbaarfte deelen in het ligchaam opfluit. Vergelyk de monchy aangehaalde Verhandeling, en de man aangehaalde Verhandeling. (*) De natuur van het Scheurbuik word breeder ontvouwd in het Aanhangfel, VII. Brief, XLVIII. Froefneeming. (21) In voorige Drukken van dit Werk had de Auteur dit ook bevestigd door aantemerken , dat veele lieden B 5 der  z6 VERHANDELING In het algemeen zyn de lieden van hoogeren rang, en die ruimer leeven kunnen dan het gemeen , het minste aan de ziekten der moerasfige plaatfen onderhevig. — Want zulke landen vereisfchen drooge huizen, en vertrekken hoog boven den grond opgetrokken , eene gemaatigde ligchaamsoeffening, zonder in de zon of in de avonddampen te arbeiden, eene behoorlyke hoeveelheid van bieren en wynen , overvloed van moeskruiden en vruchten , en versch vleesch (22). — Zonder zulke hulpmiddelen worden 'er niet der laage Landen van het landfcheurbuik geneezen worden door hen van de moerasfige plaatfen binnen 's lands naar eene drooge zeekust over te voeren. — Men kan hier by voegen , dat de zeelucht door laatere Proef- en Waarneemingen gebleken is zeer gezond te zyn. — De Heer ingeniiousz heeft my verhaald, dat hy met zynen Eudiometer de lucht op zee veel meer gedephlogisteerd gevonden heeft dan op het vasts land; zekerlyk ter oorzaake van de afwezigheid van moerasfige en andere phlogistique uitwaasfemingen, en van de gedephlogisteerde lucht, die het water, vooral bewogen wordende, geduurig uitgeeft; waar uit men te recht belluit , dat de zeelucht veeleer gefchikt is om de rotziekten, onder welke ook het Scheurbuik behoort, te weeren dan voorttebrengen. — Men vindt de gezondheid der zeelucht verder door zeer 1'raaije waarneemingen geftaafd door de Heeren lind en de wind in de Verhandeling over de middelen ter bewaaring der gezondheid op de Oorlogfchepen, bladz. 34, 107 en vervolgens; en de Heer ypey heeft , myns oordeéls, zuiks ook bondig beweezen in de Algemeene Vaderlandfche Letteroelf. IV. Deel. II, Stuk. bladz. 445. en vervolg. V. Deel. II. Stuk. bladz. 57. en vervolgens. (22) De Heer pringle geeft hier verfcheideu van die omftandigheden op , welke ik Aanmerk. 12 en 14 bedoeld heb, waar uit men opmaaken kan, waarom de herfstziekten zich gemeenlyk eer en meer opdoen, en heviger woeden onder de bewooners van het platte Land dan onder die van groote Steden, niettegenftaande de eerfte gewoonlyk een zuiverer lucht inademen; en waarom fomtyds in Sta-  over de LEGERZIEKTEN. 27 niet alleen de vreemdelingen, maar de inboorlingen zelve van die ziekten aangetast, inzonderheid Steden, in welke veele Hinkende uitwaasfemingen van modder en rottig water plaats hebben, niet zoo veele zieken en fterfgevallen voorkomen , dan in plaatfen , waar in die nitdampingen merkelyk minder gevonden worden , en die op het oog gezonder en beter gelegen zyn. — De Heer ypey heeft 'er nog andere zeer voldoende redenen bygevoegd, die het meest daar op nederkomen, dat de Landlieden (en dit zelfde is waar van de Krygslieden die in het open veld legeren) veel meer bloot gelleld zyn aan eene belette uitwaasfeming, eene der voornaamfte aanleidende oorzaaken der Herfstziekten. En indedaad daar zyn zeer veele redenen om dit vastteftellen. — De groote luwheid der Steden, wegens derzelver beflotenheid , wegens zoo veele vuuren en warme uitwaasfemingen, enz. maakt dat de morgen- en avondftonden niet zoo koud en fchraal zyn als ten platte lande , en dat derzelver inwoonders minder aangedaan worden van de groote afwisfelingen van koude en hitte , die op het land veeleer en meer gevoeld worden, en eene der gemeenfte oorzaaken zyn eener geftremde uitwaasfeming. — Die zelfde luwheid belet, dat de, door de koude verdikte, ochtend- en avonddampen, welke ook eene zeer gemeene oorzaak van eene verhinderde uitwaasfeming zyn, niet in de Steden. gelyk op het platte land, kunnen nederzakken en hangen blyven; waarom inen die daar ook zelden befpeurt. — De leevenswys daarenboven der Landlieden is veel meer gerigt om de onzichtbaare uitwaasfeming te ftremmen. Zy begeeven zich dagelyks in den vroegen uchtendftond , warm uit het bed komende, niet genoegzaam gekleed, en terwyl de koele dampen nog op het aardryk hangen , in de open lucht. Zy zyn den gantfchen dag veel meer blootgefteld aan de fchadelyke aandoeningen van wind en weder , van regen, hagel, fneeuw, vorst, enz. — Dikwyls, door de hitte der zonne en zwaaren arbeid fterk verhit , drinken zy koud water of bier , en leggen zich meenigmaal , nat bezweet zynde, met doorzweete kleederen en fchier naakt op vochtige koude gronden ter ruste neder. Waar by hunne huizen meest laag, vochtig en tochtig zyn. Alle oorzaaken, die hunne uitwaasfeming dikwerf in wanorder brengen, en Welke by de Stedelingen zoo zeer geen plaats hebber ■ Edoch  28 VERHANDELING heid na langduurige en zeer heete zomers. —• De fterkfte geftellen zyn 'er niet veei meer vari bevryd dan andere, en zelfs minder in reden van de droogte der Landen , van weike zy komen O3). — Om deze reden zyn de Brittifche foldaaten in de Nederlanden altoos aan deze koortfen en buikloopcn onderhevig geweest; hoewel niet altyd aan het Scheurbuik, vermits hun verblyf in de vochtige gedeelten van dit Land, ge* duurende den oorlog, nooit lang genoeg was, om deze ziekte voorttebrengen. Offchoon nu de Zomer- en Herfstziekten, in de moerasfige gedeelten van Vlaanderen en Holland, het meest en het hevigst regeeren, zyn 'er Edoch behalven deze, meene ik, dat 'er nog eene andere voornaame oorzaak van Herfstziekte by de Landlieden plaats heeft, vooral by de gemeene arbeiders onder dezelve, onder welke die ziekten zich ook doorgaans het eerst en het meest zich openbaaren , te weeten, dat zy eene grootere gefchiktheid hebben tot een rottig bederf in hunne vochten , zoo wel wegens hun zwaar en onmaatig werken, als wegens hunne ongefchikten eetregel, meer rotbaare fpyzen, morfige en havclooze huishouding , gebrekkige verfchoonlng, armoede, enz.; en gevolglyk dat de gal- en rotkoortfen hen veel eer en fterker moeten aantasten dan de inwooners der Steden. — Ik zwyge van de nadeelige uitvloeifels, die, volgens de proeven van den Heere insen* housz, de boomen en plantgewassen des nachts uitgeeven, en, die in de buiten lucht veel meer zynde, dan in de Steden , buiten twyffel de morgen- en avondftondeu daar ook ongezonder maaken. ' (23") In de Droogmaakery van Bleiswyk heb ik ook dit bevestigd gevonden. De kloekfte boeren en de gehardlte arbeiders werden over het algemeen het meest en" het geweldigst door de kwaadaartige rotkoortfen , welke daar grasfeerden , aangetast. Ik heb 'er de fterkfte kaarels in drie, vier dagen gezond en dood gezien, nadat zy de hevigfte ftuiptrekkingen, raaskalling, hik en andere verfchjrikkelyke toevallen-ondergaan hadden.  over de LEGERZIEKTEN. 'er echter weinig landen, hoe droog ook, geheel van dezelve bevryd. —■ Want, zoo de hitte groot is, vcrflapt zy de vaste deelen, en doet de vochten tot rotcing neigen; en wanneer het ligchaam in deze omflandigheden aan misten en nachtdampen in den herfst word blootgelleld, of in dat faizoen ongezonde voedfels ontvangt, zal hetzelfde foort van ziekten, fchoon met minder volkomen kenmerken en niet zoo dikwyls, noch zoo algemeen, noch zoo gevaarlyk, zoo wel in drooge als moerasfige landen ontftaan. — 't Is daar van dat zelfs in de droogfie legerplaatfen, na groote en langduurige hitte, deze zomer-en herfst-koortfen en buikloopen meer of min gemeen zyn ; want, behalven de natuurlyke vochtigheid van een tent , lyden de foldaaten dikwyls , uit hoofde van hunne post, of door' wangedrag , veel van de vochtige gronden , natte kleederen, de dampen en koude des nagts. —■ En het gevaar van dan in deze ziekten te vallen is te grooter voor hun, omdat de verwisselingen van hitte en kon de gevoeliger en gemeener zyn te velde dan in de kwartieren (24/). Edoch eene fchiclyke opftopping van de on- ge- (24) Men mag hier wel byvoegen de rottige uitwaasfemingen ; want hoe hoog en droog de landen ook zyn mogen, daar zyn overal bronnen genoeg, waar uit de hitte, geduurende den zomer en in de herfst, rottige waterdampen in de lucht kan optrekken. Overal vindt men min of meer ftilftaande wateren, uitwaasfemingen van menfehen en dieren , van lyken en krengen, van rottende plantgewasfen en allerlei ftinkende vuiligheden of zy kunnen Iigtelyk van elders aangevoerd worden. Zoodat waarfchynlyk die oorzaaken op alle plaatfen des Aardbodems te gelyk beftaan , te favnenwerken en elkanders werking begunftigen , fchoon niet overal en niet altoos in gelykeu graad en op dezelfde wyze.  33 VERHANDELING gevoelige uitwaasfeming, komende op verflapte vezelen en eenen rottigen ftaat van het bloed, uit eene geduurige blootftelling aan de zon ontftaan, veroorzaakt, zoo zy niet fchielyk herfteld word, gemecnlyk aflaatende of tusfehenpoozende koortfen, het bort of den loop : zoo dat men deze ziekten, in een zeker opzicht zoo wel mag aanmerken als eigen aan een leger als aan een laag en moerasfig land. II. HOOFDSTUK. Algemeen berigt van de Garnizoen-ziekten der Engelfche Troepen in Vlaanderen, en in de Cantonneeringen in Duitshland, in de jaaren 1742 en 1743. In het begin van Oogstmaand, 1*742, begonnen de Engelfche Troepen zich naar Vlaanderen intefcheepen. — Daar waren in het geheel, zoo Infantery als CavaJlery , omtrent 16000 mannen. — De winden waren gunftig, de verfcheiden overtochten kort; de manfehappen kwamen in eene goede gezondheid aan land en betrokken hunne onderfcheiden garnizoenen. Het hoofdkwartier was te Gent, met hec grootfte gedeelte van de cavallery , drie battaillons lyfgarde, één marcheerend regiment , en de artillery ; agt battaillons waren ingekwartierd te Brugge ; twee te Kortryk ; een regiment dragonders lag te Oudenaarden ; en een ander was verdeeld tusfehen Alost en Grammont. — Te Gent was een algemeen Hospitaal, maar in de andere garnizoenen was de zorg voor  over de LEGERZIEKTEN. 31 voor de zieken toevertrouwd aan de Heelmeesters van hunne eigen regimenten. Geduurende de zomer en herfst was het weder goed, de hitte gemaatigd, en de inwooners waren over 't algemeen gezond. — De Engelfche Officiers bleven ook welvaarende , doch vcclen van de gemeene foldaaten werden ziek, en de reden 'er van fchynt geweest te zyn deze. Gent is gelegen tusfchen het hooge en laage gedeelte van Vlaanderen; een gedeelte van de Stad, genaamd St. Peters-Berg, is veel hoogcr dan het overige, en in dit waren de Barakken droog, als hebbende rioolen die het water afleidden en eenen vryen doortocht van lucht, zoo dat de foldaaten, die daar huisvestten , eene volmaakte gezondheid genoten. — Maar zy, die in het laagere gedeelte der Stad ingekwartierd waren, (meestal in het benedenfte van vervallen huizen, niet voorzien van rioolen en uit den aart dampig) waren ziekelyk. — Het bataillon van het eerile regiment - lyfwagt was een merkwaardig voorbeeld van de uitwerking van dit onderfcheid der kwartieren. Twee compagnien van het zelve lagen op St. Peters-Berg, de agt overigen in het laagere gedeelte van de Stad, in zulke dampige vertrekken, dat de foldaaten hunne fchoenen en bandeliers naauwlyks voor het fchimmelen bewaaren konden. .— In de maand July, klom het getal der zieken van dit bataillon omtrent tot 140, van welk getal 'er Hechts twee man behoorden tot de compagnien op den berg , en de overigen tot die in de beneden Had. — Edoch omtrent het midden van Augustus, nadat deze ongezonde barakken veranderd waren, nam de ziekte fchielyk af. •— Het overige van het garnizoen leed naar evenredigheid  32 VERHANDELING heid veel minder: hunne hoogde Iysten van de zieken klom nooit boven de 70 in een bataillon infantery (/) , en 40 in een regiment dragonders (f)- ■— Schoon nu de gemelde lysten meer dan driemaal grooter waren dan zy gewoonlyk zyn van zulk een aantal foldaaten, wanneer zy in hun eigen land zyn, rekende men echter dat 'er in dit garnizoen maatig zieken waren. — De hooglte lysten waren in den maand Augustus , en de ziekten waren toen voornaamelyk tusfehenpoozende , en aflaatende koortfen, en buikloopen. De zieken waren aanmerkelyk meer te Brugge , eene Stad van het laagere gedeelte van Vlaanderen, en vochtiger dan Gent , en de foldaaten hadden tevens vochtiger barakken. ■ De aflaatende en tusfehenpoozende koortfen begonnen in July; in Augustus waren de tusfehenpoozende het talrykfte , 't welk zij bleven den geheelen maand September, doch zy verminderden in Oclober, en hielden op met het aankomen van de vorst in November. —— Deze koortfen waren niet alleen van eenen erger aart dan die van Gent, maar ook driemaal talryker, en daar ftierven 'er naar evenredigheid meer aan (*) Een voltallig bataillon beflond toen uit 813 koppen; doch na aftrek der bevelhebbers en hoofdofficiers (die nooit op de ziekenlysten gefteld worden) moet men het getal, als het vol is, Hechts rekenen op omtrent 750 foldaaten en onderofficiers, wier naamen, als zy eene ongefteldheid hadden, die hen tot hunnen post onbekwaam maakte, eens in een week op eenen lyst aan den bevelvoerenden officier van het regiment werden opgegeeven. (f) Een dragonders regiment beftond uit drie esquadrons, en ieder esquadron uit 158 koppen, zonder de bevelvoerende officiers daar onder te rekenen.  over de LEGERZIEKTEN. 33 aan. —- Na de koortfen, waren de buikloopen het mcefte ; en fchoon niet altyd met bloed vergezeld j waren zy echter over 't algemeen van den aart des Roodenloops. Men merkte toen op, dat zy, die op de bovenkamers huisvesten, veel gezonder waren dan die in de on* derhuizen woonden , welke alle zeer vochtig waren. De twee battaillons te Kortryk hadden ver* fchillende wooningen; het eene had drooge barakken en het andere vochtige ; en dit laatfte had een dubbeld getal van. zieken geduurende Augustus ; doch hunne grootfte lyst klom niet boven 70. Oudenaarden is in het hooge gedeelte van Vlaanderen gelegen; doch nadien de barakken 'er vochtig zyn , geen afleidingen van water hebben en laag liggen, leeden de Walfche Fufiliers , die daar ingekwartierd waren , 'er naar evenredigheid ruim zoo veel als het garnizoen te Brugge (25). Maar (25) Met alle deze waarneemingèn, betrekkelyk de ongezondheid der vochtige en dampige inwooningen , ftemt zeer Wel overeen het Berigt van den Heere j. dachs in de Nat. en Geneesk. Correspond. I. D. II St. bl. 106 en 107 t ten opzichte van den toedragt der ziekte te Pliilippine, geduurende het jaar 1779. — In die Had zyn twee of drie cafernen of barakken, daar men ter dier tyd gebruik van maakte. — Eene enkelde, aan de oostzy gelegen tusfehen eené ftinkende moeras en een wal met hooge boomen beplant; welke uit dien hoofde zoo dampig is dat het goed der foldaaten in hnnne randfels, zoo wel als het gene zy aan de wanden oplangen , befchimmelt en bederft. ->Aj» Eh eene dubbelde cafernen, aan den westkant der Had, waar van de eene ry naar binnen tegen een zwaar beplanten boomgaard aanligt, en deswegens geenen vryen doortocht van lucht hebbende ook zeer dampig is; terwyl de andere ry naar de wal ziende, daar geen boomen ftaan en eene' C vry«  34 VERHANDELING Maar te Aiosten te Grammont, Meden van het zelfde hoogere gedeelte, alwaar het regiment dragonders in byzondere burgerhuizen gebilletteerd was, was dat volk zoo gezond, dat het geen één man agter liet, toen de armee naar Duitschland aftrok. Het groot aantal van zieken, en ons gebrek van ondervinding in de geneezing van de ziekten, die aan vochtige landen eigen zyn, waren de redenen dat ter dier tyd de koortfen niet zoo gelukkig behandeld wierden als wel daarna. —. Veelen van de aflaatende koortfen veraardden in aan- vrye doorftraaling van lucht is, veel drooger is. —• In de eerfte cafernen werd de gantfebe compagnie, welke daar in gehuisvest was , zoo ziek dat 'er geen één man van overfchoot, die niet door zwaare galkoortfen werd aangetast. — In de eerfte ry der dubbelde cafernen had eene andere compagnie, na de voorzeide, de meeste galkoortfige zieken. — Maar in de tweede ry had eene derde compagnie in de ergfte maanden nooit boven de 7 zieken. — De Heer daciis leidt, gelyk de Heer pringle, Zulks, myns bedunkens , te recht af niet alleen van de vochtigheid, maar ook van de bedorven gefteldheid der dampen, in de eerfte cafernen, het zy dan dat deze veroorzaakt zyn door de uitwaasfemingen der ftinkende moerasfen , of wel door het ftilftaan der lucht wegens het hooggeboomte, of gelyk ik liever geloof , door beide. _ Meermaalen heb ik in Rotterdam waargenomen, dat in de binnenftad, nadat dezelve door het opmaalen met rottig water, onder gezet was, zeer veele gal- en rotkoortfen ontftaan zyn, 't welk ik nooit heb zien gebeuren in de buitenftad, wanneer deze door hooge vloeden, gelyk in de herfst niet ongemeen is, van het zuivere maaswater is overftroomd geworden ;en ik heb altoos en, zoo als ik meene, met recht 'er uit befloten , dat niet flechts de vochtigheid maar vooral de rottigheid der uitwaasfemingen tot het veroorzaaken dier ziekten zeer veel toebrengt. — Men kan dit verder door den Heer ypey beweerd en ook fterk door den Heer Michell tegen^efproken vinden in de /Jlgem. Faderl. Letteroef. IVde en Fde Deel Ilde Stuk.  over dè LEGERZIEKTEN. 35 aanhoudende koortfen , die dikwyls doodeiyk waren 5 en de tusfehenpoozende koortfen, vermits zy opgeftopt werden, voor dat men eene behoorlyke ontlasting gemaakt hadde, en dewyl men tegen de wederinltortingen geene voorzorg genomen hadde, veranderden insgelyksin aanhoudende koortfen, of eindigden in gevaarlyke verftoppingen der ingewanden. Na de vorst in November kwamen de tusfehenpoozende koortfen niet weder te voorfchyn, tcri zy men koude vatte, en zelfs in dit geval werden 'er alleen van aangetast de zulken, die 'er in den herfst ziek aan geweest waren. De doorgaande herfstziekten geëindigd zynde, namen de winterziekten een begin $ welke verkouwdheden waren van verfchillende gedaanten. —1 De gemeenfte waren hevige hoesten , fleekingen in de zyde , zinkzngspynen Qdolores rheumatici), longontfteekingen , en foortgelyke ; van alle welke onze foldaaten aangetast werden, omdat zy aan de dienften der garnizoenen en koude kwartieren ongewoon, en niet voorzien waren van kleederen , die voor die landllreek en het faizoen, dat te dier tyd byzonder ftreng was, gefchikt zyn. Daar waren boven de gemelde geene andere merkwaardige ziekten als het fchurft, het welk indedaad, na de aanlanding, zoo algemeen was, dat de Officiers geloofden, dat of de zoute kosÉ op zee, of de verandering van lucht de oorzaak geweest ware van eene zoo fchielyk ontllaane en zoo algemeen verbreide ziekte. — Edoch men was het alleenlyk verfchuldigd aan de befmetting van eenige weinigen, welke die ziekte voor de infeheeping reeds hadden, en dezelve aan hunne makkers aan boord der fchepen of in Ca  36 VERHANDELING de barakken, na hunne komst in Vlaanderen, hadden medegedeeld. Deze waren de voornaamfte ziekten van onze troepen in de garnizoenen. — Dc minder gemeene waren de waterzucht en de teering , van welken de eerfte het gevolg was van hardnekkige en kwalyk geneezen herfstkoortfen, en de laatfte van verwaarloosde verkonwdheden. Maar onder alle deze was het verfchrikkelykfte eene koorts in het Hospitaal, van eenen byzonderen aart, langfaam in deszelfs voortgang, vergezeld van eenen ingezonken pols en eene aanhoudende Wezenloosheid (Stupor) of ongevoeligheid. — De nieuwheid en het gevaar maakten deze ziekte aanmerkelyker dan het geral der genen, die 'er van aangetast waren. Men bedroog zich in 't eerst omtrent de oorzaak , doch naderhand bleek het dat zy ontftaan was uit de vuile lucht, die in eenige te zeer met zieken opgepropte kamers was, inzonderheid van eene waar in een man met een verfterving van één zyner ledemaaten lag. — Deze koorts bepaalde zich alleen tot het Hospitaal , en nadien men dezelve het meest vindt in Gevangenhuizen en Hospitaalen, zal ik ze in het vervolg onderfcheiden met den naam van Gevangenhuis- of Hospitaalkoorts (26). De (26) Onder de meenigvuldige bewyzen, die in dit en de volgende Hoofdrukken voorkomen, voor het vermogen der rotte dampen in het veroorzaak -n van rotziekeu moet men, myns oordeels, de Hospitaalkoorts voor geene' van de mir.fte honden. — Immers als men ziet, dar een geheel Hospitaal, door een verftorven lid van één man of van twee menfehen, gelyk in het VlIIlle Hoofdftuk,'met deze ziekte Word aangeltoken , is het dan redelyk te beiluiten dat de enkele vochtigheid daar de oorzaak van iil  over du, LEGERZIEKTEN. 3? De Troepen in het begin van February 1743 hunne winterkwartieren verlaten hebbende, en 'in Duitschland getrokken zynde, werden gecantonneerdin het Hertogdom van Gulick en te Aken. —■ Alleen een gedeelte van de cavallery had men te Brusfel gelaten; en de zieken en zwakken, ten getale van 600, van alle de garnizoenen byeengezameld zynde, werden te Gent in het Hospitaal gebragt. — Onze krygsmacht kwam onder gunflig weder in eenen goeden Haat in Duitschland. Kort daarna deed de Influenza (*) (27), welke een groot gedeelte van Europa doorliep, zich is? — Is het n!et veel redelyker vast te (lellen dat zujks door eene bedorven, rottige lucht, die ook altoos in de Hóspitaalèn meer voor handen is, veroorzaakt word? — Is .het' niet zigtbaar, als men de kwaadaardigheid , de besmetting, en de meenigvuldige verfchynfelen van hevige rotting dezer ziekte overweegt , en die met de gewoona natuurlyke uitwerkfets van eenen enkel vochtigen dampkring vergelykt, dat niet in dezen, maar alleen in bet befmettend en bederfbaarend vermogen van rottige dampen eene voldoende en toereikende oorzaak voor dezelve te vinden is? — Dan, dewylade dampen van alle rottende zelfftandigheden van rottig water, krengen, enz. in wezen van dezelfde natuur zyn, heeft men dan geen recht om te befluiten, dat zy, gelyk in dit geval, ook overal wezenlyke oorzaaken zyn van de rótzièkten , welke algemeen heerfchen, daar ter plaatfe , alwaar zy werkelyk , en in een hoogen graad plaats hebben? (*) Een kortduurende-koorts verzeld van eene geweldige Zinkinghoest (cathari ».?)• (27) Den naam van Influenza hebben de Engelfchen gegeeven aan eene Algemeenheerfchende Zinkingkoorts (feit is catharralis epidemici'), hoedanige, byzonder in de maand Juny 1782, hier te lande en te gelyk door geheel Europa geregeerd heeft , waar van men de befchryving leezen kMi in de Geneesk. Jaarb. VI Deel , en de Nieuwe Geneesk. Jaarb. I. Deel, en in de Algem. Faderl. Letteroefen. IF. Deel, II. Stuk, bladz. 380. C 3  §S VERHANDELING Zich kennelyk te Brusfel gevoelen, hoewel maar weinig in de cantonneeringen, behalven in zoo verre als veele , 'die in den voorgaanden herfst van tusfehenpoozende koortfen aangetast geweest waren, toen ter tyd weder inftortcn. • De andere ziekten waren dezelfde als in Vlaanderen , naamelyk hoesten , zydewee (pleuritis), en foortgelyken , ontftaan uit het vatten van koude in een guur jaargety. Van 'den aankomst der troepen in hunne cantonneeringen tot het begin van Mey , was het weder ongewoon koud, met veel fneeuw ver°e» zeld, die op het laatst van Maart begon te vallen, en zeventien dagen aanhield; in het midden van welke wy onze cantonneeringen verlieten en den Rhyn overtrokken, — De marsch was langduurig en de wegen zwaar bedekt met fneeuw, doch nadien de foldaaten alle avonden in warme huizen kwamen en goede fpyzen hadden, werden 'er op weg zoo weinig ziek, dat wy in beide de marfchen, van Gent in de cantonneeringen, en van daar in de legerplaats, in den winter en in het ergfte weder, geen twintig man verloren. In het begin van Mey' veranderde het weder fchielyk, en de troepen legerden den i7den to Hoechst aan de oevers van den Meyn, in een open en gezond land» IJL  over de LEGERZIEKTEN. 39 III. HOOFDSTUK. Algemeen Berigt van de ziekten der Engelfche Troepen, geduurende den Veldtocht in Duitschland, in het jaar 1743, en den volgenden winter in Vlaanderen. De grond , fchoon natuurlyk goed, was nog niet geheelenal droog , en fchoon de dagen warm waren, de nachten echter waren koud en verdikten de dampen. — Deze verwisfelingen van hitte cn koude , gevoegd by de onvermydelyke vochtigheid der tenten, konden niet nalaaten de gezondheid der foldaaten, die aan het veld nog ongewoon waren, op eene nadeelige wyze aantedoen ; ook werden 'er deswegens veele met ontfteekingziekten aangetast. Het Vliegend- of Veld-Hospitaal werd geopend te Nied, een dorp in de nabuurfchap van het Leger; men ontfing 'er in drie weeken omtrent 250 Zieken. — Toen hun getal tot 220 verminderd was, maakte men eenen lyst op van de onderfcheiden Ziekten, welke dus was: Zydeweën en Longontfleekingen (pleuritides et peripneumoniae). . . Zinkingspynen met min of meer Koorts (dolores rheumaticï). . . . Ontfleekings-Koortfen, (febres inflammatoriae) zonder zinkingspynen, of zydeweepynen. .... 25 Tusfehenpoozende Koortfen (febres interviittentes'). . . . .30 Hevige Hoesten zonder Koorts. . 9 Verouderde Hoesten, en Teeringen. . 7 C 4 De  40 VERHANDELING De overigen hadden of Buikloopen (fluxm ventris), of eenige Ontffeekingstoev allen (fumptomata hrflammatoria) van de voorgemelde verfchillendc-; en veele perfoonen , die ligt ziek waren, bleeven in het Leger. — De tusfehenpoozende koortfen en. de buikloopen waren mede eenigzins met ontfteeking vergezeld. Dusdanig was ,. met weinig verandering , de eerfte ftaat der Legerziekten ; want , daar de nachten nog koud en de grond vochtig waren, bezeft men ligtelyk, hoe zeer ons volk, dat, zonder eenig dék , in tenten lag, lyden moest. — Behalven dit, zoo zyn de foldaaten dikwyls blootgefteld aan den regen, en hebben geene gelegenheid om hunne kleederen te droogen: en op anderen tyden zyn zy , by gebrek van bezigheid, zeer gereed om op het gras neder te liggen , en in het heetfte weder in de Zon in flaap te vallen. Hier van zynde ziekten,van het begin van den Veldtocht tot na den Zomer- Zonneftand, meestal van eenen ontfteekings - aart geweest. —■ De buikloopen , aflaatende en tusfehenpoozende koortfen waren, geduurende dit tydperk, nooit algemeen, en die, welke voorkwamen, waren Zelden zonder ontfteeking. De Cavallery had naar evenredigheid in verre na zoo veele zieken niet, en zy hebben indedaad 'er nooit zoo veel te Velde,* want de zorg voor hunne Paarden geeft hen wel eene ügte , doch tevens beftendige beweeging , en hunne fnantels houden hen droog als het regent, en dienen des nachts voor dekens. •— De Officiers genotcq eene volmaakte gezondheid , gelyk zy gltoos doen in het begin van eenen Veldtocht. Deo safteu Jwy marcheerden wy naar Afchaf. . . 2 fc«*  over de LEGERZIEKTEN. 4r fcriburg , alwaar de Armee op eenen droogen en luchtigen grond legerde. — Men had in het Hospitaal 500 Zieken gelaten; zoo dat in vyf weeken de evenredigheid der zieken tot het geheel was als 1 tot 29. — Voor dezen optocht der troepen, waren de ziekten reeds kennelyk verminderd , en zy bleeven ook in de nieuwe legerplaats afneemen ; want de zwaktten waren reeds in het Hospitaal en de overigen waren te dezer tyd al eenigzins aan het Veld gewend. •—. Voeg hier by, dat de nachten nu warm waren; en dat 'er geen regen gevallen was, die de kleederen der foldaaten noch den grond , op wel' ken zy lagen, nat had kunnen maaken. Den 26ften , des avonds , werden de tenten afgebroken; de Armee marcheerde den gantfehen nacht , en den volgenden morgen leverde men flag by Dettingen. —• Den volgenden nacht lagen de foldaaten op het flachtveld zonder tenten , blootgeiteld aan een zwaaren regen. — Des anderendaags trokken wy naar Hanau, en legerden op een goeden grond in een open veld; maar het was toen nat, en het volk had de eerfte twee nachten geen ftroo. ■— Door deze omftan•digheden ontftond 'er eene fchielyke veranderingin de gezondheid der Armee. .— Want de Zomer was vroeg begonnen, en het weder had beftendig warm geweest; doch het fcheen dat de vrye en onafgebroken uitwaasfeming eene algemeene ziekte voorkomen had. — Maar nu werden de poriën fchielyk gefloten, het ligchaam was do»or de koude geflagen, en de vochten , door de voorafgegaane hitte, tot rotting hellende, vielen op de darmen , en veroorzaakten eenen doorgaanden Roodenloop, die geduurende een zeer eroot gedeelte van den Veldtocht aanhield. — h' * C5 In  48 VER H A N DELING In agt dagen na den Veldflag * werden 'er omtrent 5 o van deze ziekte aangetast, en in weinig weeken wasbykans de helft van het volk 'er ziek aan of van herfteld. — De ziekte was algemeen, fchoon in verre na zoo gemeen niet onder de officiers, van welken die 'er het eerst van aangetast werden die te Dettingen nat lagen de overigen kreegen de ziekte door befmetting. De Roodeloop, de beftendige en doodelyke doorgaande ziekte der Legers, begon dit faizoen vroeger dan in eenige volgende Veldtochten. —. Dewyl deze ziekte gewoonlyk eerst op het end van den zomer of in het begin van den herfst verfchynt , heeft. men de oorzaak 'er van ten onrechte aan het onmaatig eeten van vruchten toegefchrcven. —i Dan de omftandigheden, welke hier plaats hadden, weerfpreeken dat gevoelen ; want de ziekte begon en woedde voor dat 'er nog eenige vruchten waren (de aardbeziën uitgezonderd, die de foldaaten, wegens derzelver hoogen prys, nooit aten) en eindigde omtrent den tyd toen de druiven ryp waren, welke, in open wyngaarden groeijende door ieder een, die dezelve lustte, vryelyk gegeeten werden. Hier by moet ik voegen de volgende byzonderhcid: drie Compagniën van howard's regiment , die zich niet by ons gevoegd hadden , marcheerden met de bagage van den Koning van Oostende naar Hanau. — Daar één of twee nachten voor den veldflag gekomen zynde, en orders hebbende om te blyven , legerden zy voor de eerfte reis omtrent een halve myl van de plaats, die de armee vervolgens befloeg. — Deze manfehap had aan den regen nog nooit blootgeftaan, noch nat gelegen, en door die afzondering van het Leger waren zy ook bevryd van de  over de LEGERZIEKTEN. 43 de befmetting der fecreeten, en nadien zy digt by een open rivier zich neergcflagen hadden, genoten zy het voordeel van eenen geduurigen toevoer van verfche lucht. ■— Ter oorzaake van deze gunftige omftandigheden was het merkwaardig , dat, terwyl het groote leger zoo veel van de gemelde ziekte leed , dit kleine 'er geheel vry van bleef (*) ; fchoon deze manfchap 'er van de zelfde lucht inademde, het befmettelyke gedeelte uitgezonderd, de zelfde fpyzen aten en van het zelfde water dronken. — Deze welftand duurde zes weeken , tot dat de geheele Armee van Hanau opbrak ; wanneer deze Compagnien zich met de overigen vereenigende en in de linie legerende, cindelyk befmet werden; doch zy leeden weinig en de roodeloop was toen zeer aan het afneemen. De Roodeloop bleef den gantfchen maand July en een gedeelte van Augustus regeeren , wordende onderhouden door het heete weder en de kwaade lucht der legerplaats. •— Kort na de bovengemelde regens, die de lucht verkoeld hadden, kwam de hitte weder, en was geduurende eenige weeken zoo groot , dat de vochten , reeds tot rotting gefchikt, verder bereid wierden om de befmetting te ontfangen. — De voornaamfte bronnen hier van fcheenen te zyn het vuile ftroo en de fecreeten ; want zoodra wy die plaats verlieten , waar in wy nu zoo lang gelegerd hadden, nam de ziekte zigtbaar af. De meenigte van zieken maakte de toevallen erger, gelyk dit ook plaats heeft in de kinderpokken , de pest en alle andere rotte en be- fmet- (*) Ik hoorde Hechts van dén man , die aan den Roodenloop ziek lag.  44 VERHANDELING fmettelyke ziekten. _ Edoch de Roodeloop is inzonderheid verderfelyk in volgepropte Hospitaalen , waar in de bedorven dampen opgehoopt zynde, tot den hoogften graad van kwaadaardigheid ryzen; waar van wy ter dezer tyd het volgende voorbeeld hadden. Het dorp Feckenheim, omtrent één uur van het Leger , werd tot een Hospitaal gebruikt, waar in , geduurende ons verblyf tot Hanau (behalven de gewonde van het flachtveld) omtrent 1500 zieken uit het Leger gezonden werden , en het grootfle gedeelte van dit getal was ziek aan den Roodenloop. — Door deze zieken werd de lucht zoo zeer bedorven, dat niet alleen de overige lyders , maar ook de apothekers, de oppasfers en andere bedienden van het Hospitaal, benevens de meeste inwoonders van de plaats befmet wierden. — Hier by kwam nog eene veel meer ontrustende ziekte, de Gevangenhuis- of Hospitaalkoorts, het gewoon gevolg van eene lucht bedorven door een te groot' aantal van gevangenen of zieken e.n door het bederf van dierelyke zelfftandigheden. — Deze twee byeengevoegde ziekten veroorzaakten in het dorp eene groote flerfte, zoo wel onder de inboorlingen als onder de foldaaten; terwyl dezulken van de onzen, die van den Roodenloop aangetast en niet uit het Leger gebragt waren,fchoon zy veele benoodigheden en gemakken' die de anderen in het Hospitaal hadden , ontbraken, nogthans van deze koorts bevryd bleeven en van den Roodenloop gemeenlyk heriteld werden. Den ifj ien Augustus braken wy op van Hanau, kwamen te Wisbaden , alwaar vier bataülons, versch uit Engeland gekomen, zich met ons  over de LEGERZIEKTEN. 45 ons vercenigden. — Den 03^11 trokken wy over den Rhyn; en den 3o"en van denzelfdch maand legerden wy te Worms, langs de rivier, alwaar wy bleeven tot den 23ften September. — Alle deze legerplaatfen waren op drooge gronden en in een open land. De geheele maand Augustus was warm en droog zonder mist; en geduurende het overige van den herfst bleef het fchoon weder ; alleenlyk de hitte verminderde en men had de gewoone daauw van dat faizoen. — Schoon in het eind van Augustus de dagen nog warm waren werden echter de nachten koud, en in het begin van October begonden de velden des morgens met ryp bedekt te worden. Van dien tyd dat wy Hanau verlieten, verminderde de Roodeloop zoo merkelyk, dat deze verandering alleenlyk kon toegefchreven worden aan het agterlaaten van de befmettende fecreeten, het vuile ftroo en de onreinigheden van eene langduurige legerplaats. — Toen de Armee den Rhyn overtrok, was Hechts het derde gedeelte der lyders ziek aan dezen loop ; daar dezelve kort te vooren fchicr de eenigfte ziekte in het leger was. — Een maand daarna, was die ziekte naauwlyks meer te zien als alleen by eenige weinige , die 'er te vooren ziek aan geweest en wegens eene gebrekkige geneeswyze, koude' of misilagen in den eetregel , 'er weder inge' ftort waren. Omtrent het midden van Augustus, toen de Roodeloop aan het verminderen was, verfcheen 'er eene nieuwe ziekte , die dagelyks toenam zoolang als de troepen in het veld bleeven. — Deze was een aflaatende koorts (febris remittens), wier aanvallen des avonds kwamen, met groo-  4c5 VERHANDELING groote hitte , dorst , geweldige hoofdpyn, eri dikwyls met ylhoofdigheid. — Deze toevallen duurden het grootfle gedeelte van den nacht, doch verminderden des morgens met een onvolkomen zweet ; fomtyds met eene neusbloeding, of eene loslyvigheid. — De lyders hadden van het begin af eene ongeflelde maag, walging en een gevoel van beklemdheid voor het hart, en veelmaal eene braaking van galachtige en Hinkende ftoffen. :— Byaldien de ontlastmiddelen of verzuimd of te fpaarfaam gebruikt waren, viel de lyder in eene aanhoudende koorts , en werd fomtyds geel even als in de geelzucht. — Toen dit faizoen verder gevorderd was, zoo dat men meer koude kreeg, was deze koorts verzeld met hoest , zinkingspynen en een ontftoken bloed. — De officiers, ♦ beter bezorgd dan de gemeene foldaaten, en de cavallery, die mantels hadden om hen des nachts warm te houden, waren 'er niet zoo onderhevig aan. — De anderen, die tot de armee behoorden , doch in kwartieren lagen, waren 'er het minst van allen van aangedaan; en te minder hoe zy minder aan de hitte des daags, aan de nachtdampen en andere ongemakken van den dienst bloot gefteld waren. — Deze ziekte, als zynde eene andere gemeene en doorgaande ziekte van een leger, zal ik in het vervolg onderfcheiden met den naam van aflaatende en tusfehenpoozende Herfstkoorts (febris remittens et intermittens autumnalis) van het leger. Verfcheiden lyders, van den Roodenloop of van deze koorts aangetast, loosden ronde wormen; een toeval dat in beide deze ziekten in iederen veldtocht zich opdeed. — Men moet echter zich daarom niet verbeelden, dat de wormen de oor-  over de LEGERZIEKTEN. 47 oorzaak van deze koorts of van dien loop waren (*); maar alleen dat zy, 'er mede gepaard gaande, dezelve verergerden. Den &5Öen. September naderde de Armee, vry van den roodenloop , doch met eene dagelykfche toeneeming van de aflaatende koorts, tot Spiers, maar keerde te rug den 1 tfsa October. — Nademaal het weder, geduurende dezen marsch, koud en regenachtig was, werden 'er, by de terugkomst der troepen , over de 800 in het Hospitaal gebragt, en de meesten ziek aan deze koorts. Drie dagen hierna, trokken wy naar Biberich, en den 25 October het leger opbreekende, begonnen onze troepen, met vcrfchillende verdeelingen , naar de Nederlanden te rugtekeeren. — Vermits het weder gunftig was voor den marsch, die eene maand lang duurde, en de foldaaten alle avonden in goede kwartieren kwamen, werden 'er zoo weinig ziek onder weg, dat wy in onze vcrfchillende garnizoenen kwamen zonder naauwlyks één man verloren te hebben. Maar 3000 zieken werden 'er in Duitschland gelaten, een gedeelte te Feckenheim, digt by Hanau, en de overigen te Osrhoven en Bechtheim, twee dorpen in de nabuurfchap van Worms. — De toeftand van die te Feckenheim is reeds vermeld (f) : de Hospitaalkoorts en de Roodeloop bleeven daar woeden; weinigen ontfnapten het ; want hoe goed- of kwaadaartig de loop ook was, waarom iemant naar het Hospitaal gezonden werd, die koorts kwam 'er fchier altoos C) Zie het We Hoofdftuk, bladz. 24. (t; Zie bladz. 44.  48 VERHANDELING toos zeker by. ■— De Blnisvlehken, (jnaculae petechiales), Blaauwe Vlekken (yibices) , Oorkliergezwellen Q>arotides~), meenigvuldige Ver* flervingen Qgangraenae), de befmetting, en de groote fterfte toonden genoeg deszelfs pestigen aart. ■— Van veertien zieken - oppasfers ftierven 'er vyf; en alle de overige, één of twee uit* gezonderd, zyn zeer ziek en in gevaar geweest.—■ Het hospitaal had ten naasten by de helft van zyne zieken verloren ; en de inwoonders van het dorp, die eerst den loop, en naderhand die koorts dobf befmetting gekregen hadden, werden genoegzaam alle weggerukt. De toeftand der twee hospitaalen by Worms was beter; de zieken hadden ruimer plaats, zy waren 'er in koeler jaargety ingekomen , en de ziekten waren goedaartiger. — Maar, nadien 'er een algemeen Hospitaal te Newied opgerigt was, werden de zieken uit hunne verfchillende kwartieren geligt , en den Rhyn af naar die plaats gevoerd; alwaar die van Feckenheim , wegens de verandering van lucht , het eerst beter werden; doch de overige, die met hen vermengd waren, kreegen de befmetting, welke door de volgende omfïandigheid algemee* ner en verderfelyker werd. — Want, gemerkt 'er kort daarna orders gekomen waren om alle de zieken uit Duitschland naar Vlaanderen te vervoeren, werden zy in bylanders (*) ingefcheept, om naar Gent gebragt te worden ; alwaar zy eerst aankwamen omtrent half December. *4 Geduurende deze reis, had de koorts, door de be- (*) Bylanders zyn lange, fmalle, platboomde, overdekte vaartuigen van maakfel omtrent als onze Keulfche fchepen*  over de LEGERZIEKTEN. 49 befloten lucht, de verflervingen* en andere rottige uitwaasfemingen, nieuwe krachten gekregen, en werd deswegens zoo kwaadaartig, dat meer dan de helft van het volk in die fchepcn iïierven, en veele van de overigen kort na hunnen aankomst* — De overeenkomst van deze'koorts met de pest bleek verder overtuigend uit dit merkwaardig voorval. Een deel van de oude tenten, met de zieken aan boord van dezelfde bylanders gebragt zynde, werd door hen voorbedden gebruikt; deze tenten werden, met oogmerk om dezelve te vcrftcllen, te Gent aan eenen Baas overhandigd, die daartoe 23 knegts te werk ftelde, van welken hy 'er 17 aan deze,dekte verloor, fchoon zy met de befmetten geene andere gemeenfchap gehad hadden. Het getal der manfchap, die met het einde van den Veldtocht in de Hospitaalen gelaten waren, was in evenredigheid tot die, welke gezond in de garnizoenen kwamen , omtrent als 3 tot 13. De winterkwartieren, voor de troepen gefchikt, waren Brusfel, Gent, Brugge, en Oostende : van alle welke Brusfel de hoogde en luchtiglie is. — Maar nadien in de winter weinig uitwaasfeming, en gevolglyk geene fchadelyke vogtigheid in de lucht plaats heeft, zo is de gelegenheid der plaats als dan van minder aanbelang; invoegen de grootfle zorg is warme en drooge barakken met eenen toereikenden voorraad van brandltoffen te hebben. De beste kwartieren waren te Brusfel, en uit dien hoof" de waren daar weinig zieken, in vergelyking van die, welke te Gent en te Brugge waren, alwaar de dampigheid der barakken, gepaard met eenige overblyffels der veldziekten, in hec D be-  50 VERHANDELING begin 'van' den winter meenigvuldige ziekten veroorzaakten. Want , oflchoon de troepen oog- fchynelyk in eenen ftaat van gezondheid naar Vlaanderen te rug kwamen ,- werden echter'verfchcide, kort rta hunnen aankomst, ziek, aan eene aflaatende koorts , verzeld met toevallen van- ontfteeking •, waaruit blykt, dat de zaadcn dezer koorts een tyd lang in het ligchaam verborgen kunnen blyven, en' by gelegenheid üitbreeken, voor dat de vorst de veerkracht der-ingewanden herfteld, het ligchaam'verfterkt, en daarby het bloed gezuiverd heeft. In het begin derhalven van den winter, waren deze aflaatende koortfen de doorgaande ziekten der garnizoenen ; en na deze, de geelzucht zonder koorts. — Te Brusfel, alwaar de barakken droog en warm waren, had men weinig koortfen, en zelden geelzucht; maar te Gent en te Brugge waren zy beide talryk. — Nogthans was deze koorts' niet lang aanhoudende; want zy verdween in December, en werd door geene andere Ziekte gevolgd als door hoest en ontftcekingen uit gevatte koüdé, even als in den voorgaanden winter. In de lente verfcheen 'er" geene doorgaande ziekte. De eenige ziekte, behalven verkouwdheden, was de befmettelyke koorts, welke uit Duitschland kwam , en in het Hofpitaal te Gent aanhield. 1— Men- befpeurde ook eenigzins deze koorts in de regiments - ziekenhuizen te Brugge, die men, by het aankomen inde kwartieren, te vol met zieken opgepropt had. IV.  over de LEGERZIEKTEN. 5* IV. HOOFDSTUK. Algemeen berigt der Ziekten van den Veldtocht in Vlaanderen, in het jaar 1744. D= Geallieerden legerden , den. 13^11 Mey, hen eerst te Anderlecht naby Brusfel. Den ifteo. Juny trokken wy naar Berleghem, en lagen daar tot den.31.fon-July, wanneer wy de Schelde overtrokken , te Anitain, op het grondgebied van Rysfel, nederfloegen, en daar genoegfaam den geheelen veldtocht bleeven. Dit jaar trokken de Engelfche troepen te veld met vyf nieuwe bataillons, en te Berleghem kreegen wy nog eene verfterking van vyf bataillons uit Engeland; welk'getal, met de vermeerdering der Dragonders en de Recruten , maakte, dat onze nationaale troepen, in dezen veldtocht, die van de vorige meer dan 10000 mannen overtrof. De drie eerfte dagen van de legering, waren, naar den tyd van het jaar, vry warm, de tien volgende waren koud; doch, alzo naderhand het weder zagter werd en zoo bleef duuren, met eene maatige hitte, deed de zomer zich zeef gunftig op voor den veldtocht. — En nadien de foldaaten, voor dat de armee over de Schelde trok, geene zwaare dienften gedaan, en het voeder by de hand hadden, leeden zy weinig van natte kleederen, en waren niet afgemat. -— Dit alles maakte het getal der zieken zoo maatig', dat 'er, geduurende de eerfte tien weeken ,van de legering, fiechrs omtrent 600 naar de Hospitaa* D 2 len  $a VERHANDELING len (die te Gent en te Brusfel waren) gezonden wierden, dat is niet boven ~ van het geheel. Twee derde van deze ziekten waren zuivere ontfteekingziekten, te weeten of Zydeweën (pleuritides), Longont ft eekingen; (peripneumofiiae), Keelontfleehingen (anginae inflammatoriae) , Zinkingspynen (jheumatism'ï) met koorts, of dergelyken. De overige waren meestal tusfehenpoozende lente-koortfen, en eenige weinige buikloopen en' andere toevallige ziekten, hoewel algemeen verzeld met ontfteeking, even als in het begin van den voorgaanden veldtocht (*). Betreffende de ontfteekingsziekten van een leger komt het hier te pas eens en vooral aan te merken, dat, fchoon wanneer men eerst te veld trekt, hoesten, zydeweën en longontfteekingen , veronderfteld worden de gewoone gevolgen te zyn van koude gevat te hebben, de borst nogthans, tegen den Zomer-zonneftand, wanneer het weder warmer word, minder onderhevig is om van ziekten aangedaan te worden; zoodat de koude dan veeleer aanhoudende of aflaatende koortfen, met een ontftoken bloed, voortbrengt, dan wel eenige van de bovengemelde entfteekingen. Daarenboven is het nuttig aan te merken, dat deze koortfen, wel behandeld wordende, gemeenlyk binnen weinig dagen heengaan; doch dat zy, in het begin verwaarloosd zynde, door verzuim van aderlaating , door de zieken in het leger te houden, of door hen met wagens naar verafgelegen Hospitaalen te brengen, nooit zonder gevaar zyn. * Nadat de armee in het gebied van Rysfel kwam, werd 'er den 23ften Augustus te Doornik een (*) Zie bladz. 39 en 40,  over de LEGERZIEKTEN. 53 een Hospitaal geopend, waarin vooreerst maar 50 zieken gezonden werden; en nadien dit het «eheele getal was van hen, die ziek geworden waren, federt dat wy over de Schelde getrokken waren, bleek het hoe zeer gezond toen het leger was. Doch in deze weinige manfehap zag men evenwel in de ziekten eene verandering van ontfteeking tot rotting; gemerkt de meeste gevallen of aflaatende koortfen of buikloopen waren. Van het einde van Augustus tot het midden van September viel 'er veel regen; zoodat de foldaaten, die om voeder uitgingen, dikwyls nat wierden; en devvyl de grond, waarop het voetvolk legerde, laag was, bleef 'er het water op ftaan. Dit veroorzaakte, dat wy, den eerften October, meer dan 450 mannen aan den Roodenloop ziek hadden, die naar de Hospitaalen gezonden werden; behalven eenige anderen, die de zelfde ziekte in een' ligteren graad hebbende, niet uit het leger gebragt werden. Dit was nogthans het hoogde getal, en overweegende de vermeerdering van 'onze troepen, zoo was het niet groot in vergelyking van het gene in 't voorgaande jaar gebeurd was. De reden hier van bleek deze te zyn: het weder was in het begin van den eerften veldtocht zoo heet, dat de vochten, op het einde van Juny, reeds eene 'ziekelyke gefteldheid gekregen hadden; en in dezen toeftand had de regen te Dettingen, en het nat liggen, of door de uitwaasfeming op te Hoppen, of op eene andere wyze het ligchaam op eene nadeelige wyze aangedaan , en dus den Roodenloop veroorzaakt, die vermeer? derd was door befmetting, door het heete weder , het vuile ftroo, en de fecreeten van eene D 3 lang-  54 VERHANDELING langduurige legering; doch de ziekte, wegens de gemaatigheid.van dezen zomer, laat beginnende, kon, uit hoofde der koude van het jaargety, weinig voortgang maaken. ' De tusfehenpoozende koorts van het leger, geregelder te voorfchyn komende dan de Roodeloop, begon Hechts een weinig laater dan in het voorgaande jaar, en was op het laatst van September vry gemeen, doch nooit zoo algemeen als te vooren. — Deszelfs toevallen waren ook goed•aartiger, en zelden gepaard met geelheid van de huid, gelyk in den voorigen veldtocht; doch toen het weder koud werd, was deze. koorts dikwyls verzeld van hoest, bezetting der long, of zinkingspynen ; welke toevallen , gelyk boven gezegd is, (*), niet eigenlyk tot de koorts behoorden, maar enkel byvallen tot dezelve waren , uit verkoudheid ontflaande. De regens werden vervangen door helder weder, 't welk duurde tot het begin van October; doch, nadien 'ér toen fterke en koude regens volgden, zouden 'er meer zieken gekomen zyn , indien de veldtocht niet kort daar op een einde genomen hadde; want den i6den werden eenige onzer troepen naar de winterkwartieren gezonden , en na weinig dagen werden zy door alle de Overige gevolgd. • By het opbreeken van het leger, hadden wy in de hospitaaien te Doornik, Gent en Brusfel omtrent 1500 zieken; dit was Hechts het 17de gedeelte van alle die te veld getrokken waren. — Het getal der genen , welke geduurende dezen veldtocht en na denzelven in de hospitaalen gellorven waren, beliep niet boven de 300. — De zagt. (*) Zie bladz, 46.  over de LEGERZIEKTEN. 55 zagtheid van het faizoen, de drooge legerplaatfen, de geduurige ligchaamsoefFening, die het haaien van voëder den troepen gaf (toen het leger te Anltain lag), en het vroeg betrekken der winterkwartieren , alles liep dit jaar te famen, om de gezondheid der Armee te bewaaren. Nadien de troepen zoo vroegtydig en zoo welvaarende in de garnizoenen te rug keerden, bragten zy weinige zaaden van ziekten 'met ziah; De'~Roodeloop, die ai eenigen tyd aan het verminderen, geweest was, werd door het natte weder Hechts een weinig weer leevendig gemaakt.— En, gemerkt de helix der Armee reeds door twee veldtochten gehard was, zoo .bepaalden de aflaatende koortfen, in de kwartieren , zich voornaamelyk tot de recruteh en de nieuwe regimenten, die "dezen zomer voorde cerltemaal te veld getrokken waren. De Engelfche troepen keerden in dezelfde garnizoenen te rug, die zy verhaten hadden. —- Te Brusfel was het algemeene "hospitaal öpgeregt, maar te Brugge en te Gent hadden de byzondere Regiments-Heelmeesters order om de zieken te behandelen in de barukken, die voor hen gefchikt waren; en zy hadden de geneesmiddelen en andere noodwendigheden ten koste van het publiek. ■— In ieder van deze garnizoenen was een Geneesheer beflemd, by welken die Heelmeesters des noods te raaden konden gaan. Dit plan van afzonderlyke regiments-ziekenhuizen, fchoon alleenlyk gemaakt met oogmerk om de kosten van een groot hospitaal uittefpaaren, beantwoorde echter te gelyk aan een ander doelwit, te veeten om de befmetting te voorkomen, die anders (gelyk reeds aangemerkt is) het gewoon D 4 ge-  56* VERHANDELING gevolg is van een groot aantal van zieken by een te houden. Twee bataillons , die te Oostende gebleven waren, en geduurende den veldtocht in de fïad in garnizoen gelegen hadden , genoten over het algemeen eene goede gezondheid. — De aflaatende koortfen waren daar niet bekend, en de tusfehenpoozende, met eenige goedaartige buikloopen, bepaalden zich tot eenige weinige gemeene foldaaten, die op de buitenposten en in de nachtdienflen het meest aan koude en nattigheid bloot gefteld waren; maar noch de officieren , noch de inwoonders der plaats hadden onder hen eenige ziekten. V. HOOFDSTUK. 'Algemeen berigt der Ziekten van den Veldtocht \n Vlaanderen, in het jaar 1745. D en 25lten April trok de Armee te veld, cn legerde weder te Anderlecht, en den oden Mey naderde zy tot Briffoel. Vermits het weder zagt was , zoo had men weinig ziekten , en van het zelfde foort als die van den voorigen veldtocht. De ontlteekingziekten waren gemeen , en, gelyk te vooren, meestal in de gedaante van Zydnvee (pleuritis) , of Longontfteeking (peripneumonia), doch niet zoo dikwyls in die van Zinkingspyn (rheumatispius), gemerkt het weder nog te koud was om de foldaaten tot het llaapen op het gras aanteaettea, de gewoone oorzaak van deze ziekte. —^ De  over de LEGERZIEKTEN. & De tusfehenpoozende lentekoortfen waren insgely ks van eenen ontfteekings-aart, gelyk ook de weinige buikloopen die zich opdeeden. — De kinderpokjes waren de eenige nieuwe ziekte; zy waren met de recruten van Engeland gekomen, doch zy verfpreiden zich niet; en indedaad wy hebben dezelve in het veld nooit van eenig belang gezien. De flag van Fontenoy viel voor op den nden Mey; op welken dag het fchoon weder was, en den volgenden nacht was het zoo droog en warm, dat, fchoon de meeste foldaaten zonder dekzel lagen, en zy alle zeer afgemat waren, 'er nogthans geene ziekte op volgde. — Des anderen daags werd 'er te Ath een hospitaal geopend in de cazernen van St. Roch, waar in omtrent 600 gekwesten kwamen; de overige, die boven de 1 cioo beliepen, werden door de Franfchen weggevoerd en in hunne hospitaalen gebragt. Den iöden trok de Armee van Ath weg en legerde te Lesfines, alwaar wy bleeven tot den 3often Tuny. -— Het grootfle gedeelte van den maand Mey was droog en maatig warm , en dus gunftig beide voor de gekwesten en voor de foldaaten in het leger. •— Edog nadien Juny koud en nat was, kwamen de tusfehenpoozende lentekoortfen en de buikloopen weder , en fchoon zy de oude en geharde troepen weinig aandeeden , waren zy echter hevig onder price's en mor. daunt's regimenten, die, benevens de detachementen , nieuwe manfehappen waren, en te Lesfines voor de eeritemaal te veld gelegen hadden. Van deze plaats trok de armee naar Grammont, alwaar wy tien dagen lagen, en van daar naar Brusfel optrekkende, legerden wy op de vlakte D 5 van  5°o VERHANDELING van Dieghem; welke, een droog,open en hoor>ftuk lands zynde, de allergezondfte plaats voor een ■leger, in de Nederlanden gehouden word. — Na een maand verblyf, maakten wy van daar een kleinen marsch naar Vilvoorde ; alwaar de grond ook droog, het land luchtig , en het weder gemaatigd zynde, de krygslieden zoo gezond bleeven, dat in het midden van September weinige bataillons meer dan 12 zieken leverden; een getal zoo gering als men in de beste kwartieren kan verwagten. De zagtheid van het weder, de droogheid van den grond, en de weinige vermoeijing, toen ondergaan, liepen te famen om den herfst, ge woonlyk een zicklyk jaargety, ongemeen gezond te maaken. De Roodeloop had alleen in de nieuwe Regimenten veelen aangetast , en werd gemakkelyk geneezen; ook kon de aflaatende koorts niet altoos doorgaande genoemd worden. Want fchoon deze omtrent het laatst van Augustus begonnen en de gemeenlto ziekte was, geduurende het overige van den veldtocht, was zy echter van zoo weinig aanbelang, dat geen een bataillon meer dan 7 of 8 mannen met deze ziekte opleverde , en deze met veel goedaartiger toevallen dan die men in den voorigen veldtocht gezien had. liet was opmerkelyk , dat, toen de Armee eene andere bewceging maakte om eene linie te formeeren langs het groote kanaal, alwaar de grond laag en digt beplant was, de uitwerkingen der vochtigheid terltond gezien werden; , doch toen dezelve tot de voorige legerplaats wederkeerde, verdweenen zy fchielyk. Op den 24llen October, wanneer het weder nog fchoon en gemaatigd bleef, brak het leger op,  over de LEGERZIEKTEN. 59 op, en de troepen betrokkén'de winterkwartieren. Eenigen .tyd te vodren had men tien bataillons naar huis gezonden, en in het begin van November marcheerde de geheele Engelfche jnfantery, met een gedeelte van de cavallery, opontboden zynde om het oproer te ftillen, naar de Willemftad, en werd ingefcheept naar Engeland. Tot dus ver het berigt betrekkelyk de gezondheid van het voornaamfte ligchaam onzer troepen. de toeftand van de afgezonderde benden was als volgt> , Toen Oostende, op het einde van Augustus aan de Franfchen was overgegeevcn; werd het garnizoen, beftaande uit vyf bataillons Engelfchen, naar Mons gebragt; alwaar zy omtrent drie weeken bleeven. Deze manfehap was zoo gezond geweest, dat zy, toen zy na de capitulatie uittrokken, Hechts tien zieken nalieten ; doch dit zelfde volk, te Mons in dampige barakken geplaatst zynde, terwyl de Had door overftrooming rondom onder water ftond, werd zoo zeer door herfstziekten,aangetast, dat 'er in dezen, korten tyd 250 ziek en teruggclaten wierden, toen de overigen naar Brusfel vertrokken. ■ De ziekten waren roodenloop, aflaatende en tusfehenpoozende koortfen, en by deze koortfen kwamen, gelyk gewoonlyk op het einde van den herfst, hoesten cn zinkingspynen, niet zonder vermenging van de hospitaalkoorts , veroorzaakt door de benaauwde en te zeer met menfehen opgepropte barakken te Mons. Handyside's regiment, een ander afgezonderd gedeelte, was dezen zomer voor het eerst overgekomen , en in het midden van July in de Citadel van Antwerpen gelegd. — De lucht van de-  6o VERHANDELING deze Stad is vochtig, en het Fort is inzonderheid blootgeiteld'aan de uitwaasfemingen van de .aanleggende moerasfen, en de barakken waren benedenvloers en dampig. Tngevolge hiervan werd deze manfchap algemeen aangetast van den roodenloop, van een kwaadaartig loort van aflaatende en tusfehenpoozende koortfen. In het begin van October beliepen de zieken van dit bataillon alleen tot 183, een getal vyf-of zesmaal grooter dan in eenig ander bataillon ter dier tyd te veld zynde. Deze onevenredigheid fcheen alleen aan de ongezonde vochtigheid van de Citadel tc moeten toegefchreven worden, dewyl de andere nieuwe regimenten, die in het leger -waren, weinig waren aangedaan; ook waren in de Stad van Antwerpen de buikloopen, aflaatende en tusfehenpoozende koortfen zeer gemeen onder de inwoonders, terwyl het gemeen te Brusfel eene-volkomen gezondheid genoot. En toen Gent was ingenomen, werd een gedeelte van hich's dragonders, dat ontvlucht en van daar naar Antwerpen getrokken was, van de doorgaande ziekten dier Stad aangetast, terwyl het overige van het regiment, dat in het veld lag, van koortfen en buikloopen vry bleeven. Over het geheel hadden wy, toen de veldtocht geëindigd was, in de hospitaalen te Antwerpen, Brusfel en Mons omtrent 1000 zieken; een klein getal, wanneer men overweegt, dat 'er geduurende dezen zomer in Vlaanderen , behalven de cavallery, 29 bataillons geweest waren, van welke fommige nimmer te vooren te veld geweest hadden. Het getal der dooden, van het begin tot het einde van den veldtocht, uitgezonderd die, welke in den flach ge-  over de LEGERZIEKTEN. 61 gedood of van hunne wonden gedorven waren, beliep niet boven de 200. De gemaatigdc hitte, de droogheid van en grond der legerplaatfen, de geringe ^erm 'eijing, en de weinige blootftelling aan vocht ^heid en dampen in de verfcheiden marfchen of by andere dienden, en onze vroege betrekking der winterkwartieren , waren zoo veele famenloopende omftandigheden, welke dezen veldtocht de allergezondfte maakten van den geheelen oorlog. VI. HOOFDSTUK. Algemeen berigt der Ziekt m van den Veldtocht in Groot-Brittannien, in de jaaren 1745 en 1746. T egen het einde van den veldtocht van 1745 werden drie bataillons voetguardes, en zeven andere, in Holland ingefcheept, en landden in het zuiden van Engeland. — De overtocht was kort, en de troepen, het veldverlaaten hebbende voor dat de nachten koud werden, kwamen in eene volmaakte gezondheid aan Edoch de overige van de infantery, langer in het veld gelegen hebbende, werden laater in het jaar ingefcheept, en door tegenwind langer aan boord gebleven zynde, kwamen ziekelyk teNewcastel, Holy-Island en te Berwick. Want eenige 'er van, geduurende deze reis, van eene aflaatende koorts aangetast zynde, veraarde deze koorts, door de oppropping van volk en de vervuilde lucht van het ruim, in eene hospitaalkoorts, en werd befmettelyk. Men  6*2 VERHANDELING Men maakte te Newcastel een hospitaal voor de zieken, die daar geland waren, en, nadien men in de huizen, tot dat einde genomen, ook die bragt, welke in het leger onder het bevel van den Maarfchalk wade ziek werden, propte men dezelven zoo vol volks op, dat de lucht 'er welhaast door bedorven wierd. — De koorts werd zoo befmettelyk, dat de meeste oppasfers en geneeskonftige bedienden 'er van aangetast wierden; en drie Apothekers dier plaats, met vier knegts van dezelve en twee daglooners, die in het hospitaal gebruikt werden, ftierven 'er aan. Ligoniér's en price's regimenten landden in Holy7Island. Beiden waren zy zeer gezond fcheep gegaan, hebbende hunne zieken te Antwerpen agtergelaaten; doch toen zy aankwamen, waren zy in geen beteren toeftand dan die te Newcastel gekomen waren. Men had deze hunne ramp niet voorzien , noch 'er voor gezorgd. • Van 97 manfehappen, met de hospitaalkoorts uit het fchip gebragt., ftierven 'er 40; en het volk van die plaats, mede befinet zynde, begroeven binnen weinig weeken 50 dooden, het zesde gedeelte der inwooners van dat eiland. — Dezelfde koorts was- te Berwick overgebragt door de foldaaten, die daar geland waren; maar alzoo de zieken minder in getal waren, verfpreidde zich de ziekte daar niet. In het begin van December verzamelde zich een deel troepen, onder bevel van zyne KoningJyke Hoogheid den Hertog van cumberLand, te Litchfield, beftaande uit 12 bataillons en 3 regimenten cavallery. —~ De Kwakers hadden ten gefchenk voor de foldaaten flanelle borstrokken laaten maaken, het welk eene ger fchik-  over de LEGERZIEKTEN. 63 fchikte voorziening was vooreen winter-veldtocht. Geduurende de marsch was het droog weder; de Armee legerde Hechts drie dagen te Packington; te Stone lagen: de -foldaaten ééne nacht onder de wapenen; doch nadien zy al den overigen tyd in huizen vernachten, en overvloed van liroo, brandftof en lcevensmiddelen hadden, waren zy gezonder dan men in eênen veldtocht in dat jaargety verwagten kon. Tegen het laatst van December werden de meeste van de infantcry in kwartieren gelegd, terwyl de cavallery en iooo van de infantery tot Carlisle voortrokken. De weinige, die op marsch ziek werden, liet men in de Steden, danr men aankwam, over aan de zorg der heelmeesters, daar woonachtig, cn zy werden over het geheel zeer wel behandeld. Edoch nadien onze troepen verfcheiden dagen te Litchfield gebleven waren, was 'er in die plaats een grooter getal van zieken agtergelaa- ten, dan in eenige andere. Ter dezer opr- zaake werd het werkhuis tot een hospitaal gemaakt , en, alzoo 'er te veel zieken in roegelaaten wierden, was 'er de lucht welhaast bedorven, waar door de gewoone ontlleekingskoorts in eene hospitaalkoorts veranderde, aan welke verfcheiden ftierven. Maar in alle de andere plaatfen, waarin de foldaaten ziek geworden waren, en waar geen gemeen hospitaal was opgerigt^ was die koorts onbekend. De aflaatende herfstkoorts, fchoon door vee* le toevallen van verkouwdheid vermomd, kon men echter zeer wel ontdekken in de troepen die van Vlaanderen overkwamen, tot dat de vorst in December 'er een einde van maakte;.*-? Maar de meest heerfchende ziekten waren hevige hoes-  f54 VERHANDELING hoesten, fteeken in de zyde, zydewee- en zinkingspynen , met eenige weinige buikloopen, de gewoone gevolgen in foldaaten, die in het liaan op hunne posten aan koude en regen blootge- fteld zyn of op marsch natte voeten krygen. • Daarenboven waren 'er eenige tusfehenpoozende koortfen, doch alle zoodanig vermengd met hoest en bezetting van de long, dat de aderlaating 'er allernoodzaakelykst in waar. ■—. In het algemeen waren de aderlaatingen zoo noodig, dat ik, die ten dienst van dit volk opgeroepen was, in iedere Stad, daar de troepen doortrokken, en daar de zieken moesten agtergelaaten worden, meende de Heelmeesters en Apothekers van de plaats meer dan voor de helft omtrent de geneeskonftige behandeling der zieken, die hun toevertrouwd werden, onderwezen te hebben, wanneer ik hen de noodzaakelykheid van ruime en herhaalde aderlaatingen had doen begrypen; want de foldaaten waren ter dier tyd wel doorvoed, en hun bloed werd door het vatten van koude ligt ontftoken. Carlisle werd in het begin van January, 1746, berend, en binnen weinig dagen ingenomen. De kortheid van het beleg, de zagtheid van het weder naar den tyd van het jaar, en de goede befchutting die de troepen naby de vestingwerken vonden, maakten de ziekten van zoo weinig aanbelang, dat 'er Hechts één man ftierf. • En geduurende deze gantfche krygsonderneeming verloor dit geheele ligchaam volks niet boven de 40 mannen, fchoon 'er, alle famengenomen, tusfehen de 600 en 700 ziek van geweest waren. Op den ioden February marcheerde de Armee,  over. de LEGERZIEKTEN. 6$ mee, onder bevel van Zyne Koninglyke Hoogheid den Hertog, van Edinburgh naar Perth. Zy bellond uit 14 bataillons infantery en 3 regimenten cavallery, en devvyl dit getal te groot was om alle de foldaaten in de byzondere huizen dier ftad te huisvesten, werden twee bataillons in kerken ingekwartierd* — Leevensmiddelen had men in overvloed, maar naardien de kwartieren over het algemeen koud waren, werden veele van de gewoone ontfteekingsziekten van den winter aangetast.— In het byzonder waren hevige hoesten, zydeweën en longontffeekingen de gemeenlte* In het begin van Maart, trokken onze troepen van Perth tot Montrofe, en van daar tot Aberdeen, latende 300 zieken agter, welke in de gildehuizen of in byzondere burgerhuizen dezer Stad van al het noodige verzorgd werden. Tot het laatst van Maart, was de gehecle infantery ingekwartierd in Aberdeen, maar daar na werden 9 bataillons gecantonneerd te Inverurie en te Strathbogie. Te dezer tyd landde nog een bataillon te Aberdeen en vereenigde zig metde Armee* Nademaal het al dezen tyd guur weer was, met vorst, fneeuw en oostelyke winden, bleeven de ontfteekingsziekten aanhouden. —- Maar, onderwyl dat de foldaaten zeer veel leeden wegens koude bedden, waaken, of buitenwachten, of door hun eigen liegt gedrag, ontfnapteiï het de Officieren, die warme kwartieren hadden en min* der aan koude blootgefteld Waren : alleenlyk werden, in het begin van Maart, wanneer het weder zeer koud was, eenige van de jigt aan* getast. De zieken waren in de Stads-Hospitaalen en andere ruime huizen wel geplaatst, hadden daar/ E eene  66 VERHANDELING eene vrye lucht, waar door zy van dc hospitaalkoorts bevryd bleeven. Toen dc Armee van daar vertrok , werden 'er, die van Invcrurie en Strathbogie 'er onder gerekend, omtrent 400 zieken agtergelaaten , doch Hechts een klein gedeelte van dit getal ftierven. Den «3ften April, ftoeg het leger zig voor het eerst neder by Cullen ; den volgenden dag trokken wy de Spey over; en den a7ften, na den llach van Culloden, kwamen wy tc Invernefs en legerden aan de zuidzy van die Stad. Te Strathbogie en Inverurie had het volk by aanhoudenheid in de wapenen geweest om tegen eene verrasfing te waaken; éénen dag had het eenen langen marsch gedaan onder eenen gedurigen regen , het was vroeg te veld getrokken, en had by het doorwaaden der rivieren koude gevat: deze famenloopende omftandigheden hadden eenige ziekten veroorzaakt. — Voor dat wy Invernefs bereikten, waren 'er omtrent 70 man ziek geworden, die onder weg in de Steden gelaten werden. — Na onze aankomst , namen de ontfteekingsziekten nog toe, en waren te heviger, omdat de luchtftreek koud, en het leger in een open land aan fcherpe winden blootgefteld was.'— De zydeweën en longontfteekingen waren vooral zorgelyk , vermits zy fchielyk tot vercttering overgongen. Te Invernefs werden de gekwesten in twee koornfehuuren gelegd: in het geheel 270. . Verfcheiden waren met breede zwaarden gehouwen, hoedanige woHden men tot hier toe in onze hospitaalen niet gezien had,- doch zy werden ligt geneezen, alzoo de openingen in evenredigheid van de diepte zeer wyd waren, in het begin veel ge-  óver. de LEGERZIEKTEN, Cf gebloed hadden , en niet, gelyk de gefchoten wonden, met kneuzingen of korften verzeld waren , die de heilzaame ettennaaking floppen konden. Behalven die twee fchuuren, waren 'er twee luchtige huizen voor de zieken klaar gemaakt. —, De Regiments-Heeh-necsters hadden ook order om de kwartieren van het noodige te voorzien voor hun volk, wanneer zy ziek mogten worden, en tevens vryheid om eenige van de ergfte lyders in het algemeene hospitaal te zenden , doch in die evenredigheid dat men het zelve niet te veel oppropte. — Door deze verfpreiding der zieken*, en de bezorging van zuivere lucht in de kwartieren, hoopte men dat de befmetting zeer zou gemaatigd, zo niet voorgekomen worden; hoewel zy nu meer dan ooit te vreezen ware wegens de kleinheid van de Stad, de gevangenhuizen vol gevangenen, onder dezen veele gewonden, het vooruitzicht van eenen langen veldtocht en de daar uit voortvloeijende legerziekten, de meenigte van menfehen en de' vuiligheden van eene plaats, alwaar voor eene geheele Armee markt gehouden werd; en eindelyk den ziekelyken ftaat der lucht, Uit hoofde van de mazelen en kinderpokken, die reeds voor de aankomst der Armee in de Stad geheerscht hadden. Alle deze famenloopende omftandigheden maakten dat wy meer op onze hoede waren, en dat 'er deswegens grooter voorzorg genomen wierd om de zieken te verdeelen en de kwartieren fchoon te houden. — Ook was 'er order gegeeven om de gevarigenhuizen alle dagen te zuiveren , de lyken van hen, die 'er in geftorven waren, fchielyk weg te brengen; en, om minder volks by één te hebben , werd een gedeelte van de E s ge-  63 VERHANDELING gevangenen gebragt aan boord van eenige fchepen , die op de rcedc lagen , alwaar zy om lucht te fcheppen vryheid hadden om op het dek te komen. Op deze wyze ging de maand Mey voorby zonder eenige befmetting; en, gemerkt het weder, voor deze luchtflrcek, buitengewoon droog en warm was, waren de ontfteekingsziekten mcrkelyk aan het afnecmen ; wanneer een onvoorzien toeval de befmettelykc koorts algemeener en doodelyker maakte dan men in het eerst gevreesd had. i— Want omtrent het einde dier maand, landde houchton's regiment, het welk met drie andere tot verfterking was gezonden, te Nairn , en vereenigde zich met de Armee. ■—• Weinig dagen daarna, werden twaalf mannen van die bende met koortfen in het hospitaal gebragt en by hunne aankomst rykelyk adcrgclaaten. — Maar den volgenden dag , geen hoest, ftcek in dc zyde noch zinkingspynen , de gewoone toevallen van de ter dier tyd in het leger heerfchende koorts, waarneemende , en vindende dat de aderlaating dc pols had doen zinken, en dat eenige eene ongewoone gevoelloosheid hadden, bragt ik wel haast deze koorts tot het gevangenhuis- en befmettelyke foort , belluitende dat zy haaren oorfpronk genomen had uit de opfluiting en de kwaade lucht in het fchip geduurende de reis; nogthans konde ik in het eerst niet begrypen hoe dit bataillon , en geene van dc • overigen die 'er mede gezeild waren , zoo zickclyk zich bevonden. By nader onderzoek werd ik onderregt , dat deze koorts was ontftaan door eene onmiddclyke befmetting van de gevangenhuiskoorts zelve, zynde op de volgende wyze medegedeeld. — Niet lang te vooren was op de kust van Engeland een Franscb  over de LEGERZIEKTEN. 69 Fransch fchip genomen, niet welk eenige troepen waren afgezonden om de oproerigen tc onderftcunen , en onder dezen eenige Engelfche foldaaten, die in Vlaanderen tot den vyand waren overgcloopen. — Deze overloopers, genomen zynde , werden in Engeland in gevangenhuizen geworpen, alwaar zy zoo lang bewaard werden tot dat de gelegenheid zich opdeed om hen naar Jnvernefs over te voeren, ten einde daar door den krygsraad te recht gefteld te worden. — Zy waren 36 in getal, en de gevangenhuiskoorts met zich gebragt hebbende, gaven zy die over aan dit bataillon, met het welk zy waren ingefcheept. Drie dagen na hunne aanlanding , werden 'er zes officiers van aangetast, en het regiment liet, in de weinige dagen dat het te Nairn was, omtrent 80 zieken agter ; in de tien volgende dagen, terwyl het in het leger te Invernefs was, zond het omtrent 120 zieken aan dezelfde koorts in het hospitaal ■: en fchoon de kwaadaartighcid der ziekte, vervolgens op hunnen marsch naar hef; Fort-Augustus, en van daar naar het Fort-William, verminderde, bleef echter die bende eenen tyd lang zeer ziekelyk. De toevallen van deze gevangenhuiskoorts waren in alle opzichten zoo gelyk aan die van de hospitaalkoorts, dat zy nu duidelyk bleeken dezelfde ziekte te zyn, het gene men te vooren flechts gegist had. — Du-; dan aangebragt zynde, verfpreidde zy zich ras, niet alleen in de hospitaalen, maar ook onder de inwoonders der Stad; terwyl de gewoone legerziekten , na het begin van Mey, zoo wel in hevigheid als in getal zigtbaar afnamen. ■— Nadien het weder de gelieele tnaand Mey met alleen droog, maar voor deze luehtöreek warm waar , was het leger te dezer E 3 tyd  «ro VERHANDELING tyd aan geene andere ziekten onderhevig dan aan zoodanigen als gewoonlyk het begin van eenen veldtocht verzeilen: daar waren misfchien minder tusfehenpoozende koortfen en meer buikloopen dan gewoonlyk. — Want de meeste ziekten waren verzeld van eene loslyvigheid, doch zy was gering, en fcheen niet zoo zeer de uitwerking te zyn van gevatte koude, als wel van het drinken van het rivierwater, 't welk uit Loch-Nefs voortkomt, en gehouden werd buikopenend te zyn voor lieden die 'er niet aan gewoon zyn. i— Deze loslyvigheid hield echter op zonder geneesmiddelen, of luisterde fchielyk naar famentrekkende mid* delen. Öp den 3den Juny, werden vier bataillons te Invernefs gelaten, en negen, benevens een regiment te paard , marcheerde naar het Fort-Augustus, laatende in het hospitaal , behalven de gewonden, omtrent 600 zieken. De nieuwe legerplaats was digt by het Fort, pan het eind van Loch-Nefs, in eene valley, omringd van bergen, behalven daar zy op een Meer , uitloopt. — Dit Meer is een wydeplas van versch water, vierentwintig mylen lang, en iets meer dan een myl breed, leggendetusfehen tweeevcnwydige en regte reekfen van bergen, vertoonenda het gezigt van een zeer groot kanaal. Het is merkwaardig wegens zyne groote diepte en omdat het nooit bevriest. De gemeene peilingen zyn van 116 tot 120 vademen, en in eene plaats loopen zy tot 135. — Het water is zagt en zoet, neemt de zeep gereedelyk aan, verwekt nogthans by fommigen afgang, en is gemeenlyk pisdryvende. Het volk van dit land pryzen het zeer aan tegen het fchcurbuik, en indedaad uit hoofde van die hoedanigheden is 'cr reden om te gelooven  over de LEGERZIEKTEN. 71 dat het in eenige foorten van deze ziekte 'dienltig is (*). — Men vindt op de oevers eene groote meenigte van kleine doch zwaare fteencn van het foort der marcafiten, en het is niet omvaarfchynlyk dat de bodem met dergelyke bedekt is. —Edoch of dit water belet word te bevriezen door eenig mineraal beginfel, door deszelfs groote diepte, of door eenige heete wellen , is niet beflist (f). — Nadien 'er veele goede visfehen in zyn, en het geenen byzonderen fmaak heeft, zoo fchynt het weinig, of in het geheel niet, met •eenige mineraal itoffe bezwangerd te zyn. En behalven dat het altyd koel is, heeft men te min. 1 der (*) Te weeten, in de zeraelacbtige fchurfiheid (Pfara), hairwurra QLichen), en mindere trappen van de melaatsheid (Lepra), die gemeenlyk, doch verkeerdelyk , veronderfteld worden'uit fcheurbuikige vochten te ontftaan. Zie UI. Deel, VUT. Hoofdftuk. (t) Het is waarfchynlyk , dat het niet bevriezen van dit Meer ontitaat uit deszelfs groote diepte ; want de Graaf marsilli (llijl. Phyf. delaMer) heelt waargenomen dat de zee van 10 tot 120 vademen diepte, dezelfden graad van hitte heeft van December tot het begin van April; en hy vermoedt dat zulks met' weinig verandering zoo het overige van het jaar voortduurt. — Nu is het redelyk te denken, dat het verfche water, op groote diepten, niet veel raeerdoor de hitte en koude der lucht aangedaan word dan de zee; en gevolglyk dat de oppervlakte van de Loch-Nefs buiten vriezen gehouden word door het groote ligchaam van water ouder "dezelve , 't welk een aaumerkelyk grooteren graad van hitte heeft dan die van het vriespunt. — Hier kan eene andere*omftaudjgheid bykomen: 'het Meer is nooit volmar:kt flil, en de wind, altoos van het eene einde tot het andere waaijende, maakt 'er zoodanig eene golving in, dat het water belet wor j van te bevriezen. — Deze verklaaring fchynt bevestigd te worden door eene waarneeming, die men in de nabuurfchap gemeenlyk maakt, te weeten, dat dit water, wanneer het uit het Meer gefchept en buiten beweeging gehouden word, even zoo fchielyk bevriest als ander water. E 4  73 VERHANDELING der reden om te veronderftellen, dat 'er eenige heete wellen op den bodem zyn zouden , gemerkt 'er nergens elders in dit land zoodanige wellen gevonden worden. — Dit Meer ontvangt zyn water uit vier kleine rivieren, die alle aan het bevriezen onderhevig zyn , en ontlast zich zelf door'de Ncfs, eene wyde klaare rivier, die, na eenen loop van zes mylen, te Invernefs in de zee-engte van Murray valt, en waar van men, even als van haaren oorfpronk, niet wist, dat zy ooit bevrozen geweest was. Het Fort-Augustus is altyd een gezond garnizoen geweest; doch het Fort-William, 't welk naar den westkant legt, op den afitand van agtentwintig mylen van het andere, is altoos ongezond geweest, en in het byzonder zeer onderhevig aan tusfehenpoozende koortfen en roodenloop. Aan den westkant heeft men geduurig regen, en nadien het Fort in eene naauwe en vochtige valley ftaat, die van bergen omringd is, valt 'er niet alleen veel regen, maar de uitdamping van dc vochtigheid gefchiedt ook traager in dit dan in eenig ander gedeelte van het land. Nadien 'er in in het Fort-Augustus geen ftroo was, werden de foldaaten belast heide af te fnyden om op te ftaapen; en men merkte op dat zy, die het zorgvuldigfte waren om zich eenen goeden voorraad 'er van te verzorgen en dikwyls nieuw te haaien , het minfte ziek in het leger werden. Het weder was, de laatfte helft van Mey en in het begin van Juny, buitengewoon droog en warm geweest, doch naderhand werd het koud en regenachtig, t— Op deze verandering , begon de roodeloop meenigvuldiger te worden; doch, nar dien dc geduurige winden den grond vry droog hiej'  over de LEGERZIEKTEN. 73 "hielden , fcheen de voortgang dief ziekte door befmetting daar door gefluit te worden. Dewyl de buikloop en andere ziekten van dezen veldtocht verzeld waren met eene taaije korst op het bloed en andere teekenen van ontfteeking, vonden wy dat ruime en herhaalde aderlaatingen hier noodzaakelyker waren dan in eene warmere luchtftreek. — Maar de braakmiddelen vond men niet van zoo veel nut als zy buiten 'slands geweest waren , fchoon zy in dezen tyd meer dienst dcedcn dan in de lente; het welk doet zien, dat, zelfs onder deze hemelsbreedtc , toen ter tyd reeds eenige overhelling tot de herfstziekten begon plaats te grypen. Behalven de Roodeloop, waren 'er onder de foldaaten buikloopen van eene goedaartiger natuur, ontftaande of uit misflagen in de dieet, natte voeten, of natte klccdercn, of zy waren de medgczellen van koortfen, wanneer de zieken , by mangel van genoegfaame dekking, niet vry konden uitwaasfemen. - Naarmaate de zomer naderde, deeden de ontfteckingskoortfen zich met gemaatigder toevallen op, en wanneer zy niet het gevolg waren van eene buitengewoone blootftelling aan koude, hadden zy niet zoo dikwyls. de gedaante vaii longontfteeking, zydewee, heete zinkingspyn, of dergelykc ontfteekingsziekten, maar zy waren voornaamclyk kenbaar uit de taaije ontftoken korst op het bloed. De tusfehenpoozende koortfen deelden in de natuur der aflaatende herfstkoortfen en in die der ontlteckingskoorts , en vorderden deswegens aderlaatingen en ontlastingen der eerfte wegen. —- Edoch zy waren nu niet zeer talryk, vermits een aanhoudende wind de lucht belette door E 5 AU'  74 VERHANDELING ftilftaan te bederven, en, na den regen, den grond fchielyk opdroogde. In dezen Veldtocht hadden wy geene andere huisvesting voor de zieken dan eenige hutten in de nabuurfchap; waarom wy, eene kwaade lucht vreczende, zoo veelen 'er van naar Invernefs zonden , als 'er maar konden vervoerd worden, en door deze voorzorg werd de hospitaalkoorts wel vertraagd, doch niet voorgekomen. Want toen de zieken vermeerderden, werden deze zieke-huttcn opgepropt met lyders, de lucht in dezelven werd bedorven , de hospitaalkoorts brak uit en werd zeer doodelyk; en toen deze zich voegde by eene gewoone ontiTcëkingsziekte, kwam 'er uit deze twee eene vermenging voort, welke eenige gevallen voortbragt, die de grootfle verlegenheid baarden wegens de geheel itrydige geneezingswyzingen, die 'er zich in opdeeden. ln het midden van Augustus brak het leger op, hatende in het Fort Augustus tusfehen de 300 en 400 zieken, die naderhand naar Invernefs gevoerd werden. — Ter dier tyd was de hospitaalkoorts meenigvuldig onder de inwoonders dier ilad, doch zy was goedaartiger dan gewoonlyk, wegens de koelheid van het weder en de opene ligging der plaats. Van het midden van February, toen de Armee over de rivier van het Fort trok, tot het einde van den Veldtocht, waren 'er in de Hospitaalcn over de 2000 zieken geweest, de gewonden ingelloten, van welk getal 'er bykans 300 geftprven zyn, en meestal aan deze befmettelyke koorts, . • VIL  over de LEGERZIEKTEN. 75 VIL HOOFDSTUK. Algemeen berigt der Ziekten van den Veldtocht 'in Hollandsch Braband, in de jaaren 1746 en 1747. Zoodanig dan was de ftaat der gezondheid van dc troepen inGroot-Brittannien. — Daar waren, van het begin van dezen veldtocht, Hechts 3 bataillons voetvolk, en o efquadrons van dc Brittifche troepen in de Nederlanden geweest. — In Augustus, 1746, waren 4 bataillons van Schotland gezonden om zich by de Armee te voegen, die in de Willemftad aanlandden, en in dat laage en moerasfige land cenigen tyd, geduurende het ergfte van het ongezonde jaargety, vertoevende , welhaast aangetast werden van de aflaatende en tusfehenpoozende koortfen, eigen aan dat land; zoodat dit volk, voor dat het vertrok, veele zieken zond naar het algemcene Hospitaal , 't welk toen te Oosterhout digt by Breda was. ' , Nadien deze buitenlandfche veldtocht verzeld gong met verfcheiden afmattende en natte marfchen, in den herfst, na eenen hceten zomer, en laat in het jaar duurde, bragt dezelve veele zieken voort. — Want by het opbreeken, waren 'er, behalven de gewonden in den flach van Rocoux, omtrent 1500 van onze foldaaten in de Hospitaalen; en dit getal maakte toen ter tyd bykans een vierde gedeelte van het geheel. Edoch daar was niets ongewoons in de ziekten, zyn-  76 VERHANDELING zynde zoodanig als zy gewoonlyk in den loop van iedcren veldtocht voorkomen (*). In de volgende lente, 1747, trok de Armee den «3ilen April, te veld, en legerde het eerst te Gilfen naby Breda. — Onze troepen beftonden toen uit 15 bataillons infantery en 14 efquadrons; en eenigen tyd daarna kwamen 'er no"- 7 bataillons uit Engeland; maar, nadien 'er van dezen 4 in Zeeland, en 3 in de linien van Bergen op den Zoom gebruikt werden, zyn dezen nooit met de Armee vereenigd geweest. De eerfte dagen van de legering waren koud, daarna werd het weder zagt, en bleef zoo tot het begin van Juny, wanneer het warm werd. — Van het te veld trekken tot omtrent het einde van Juny viel 'cr weinig regen, en alle de leeerplaatfen waren droog. In de eerfte zes weeken iverden 'er omtrent 250 in de Hospitaalen gezonden; een maatig getal, als men overweegt hoe vroeg de troepen hunne winterkwartieren verlaaten hadden. De ziekten hielden haaren gewoonen loop, dat is, waren meestal ontfteekingen. De flach van Laffeld gefchiedde den =den ïuly en van omtrent dezen tyd tot aan het eind der maand, viel 'er veel regen, die de lucht zeer verkoelde. — Men bragt by dc 800 gewonden van het veld naar Maastricht, alwaar, onder anderen, eene groote Kerk tot een Hospitaal "-cgeevcn werd, die, fchoon zy boven de 100 zieken (*) Nadien de Auteur, geduurende dezen veldtocht, de Armee m Schotland verzelde, heeft hy van de ziekten der troepen, die in de NederlrrJen heerscluen, geeri omflandiger berigt kunnen geeve;;. p  vér Dfc LEGERZIEKTEN. 77 ken bevatte, nogthans door deszelfs ruimte, de gevangenhuiskoorts verhoede, hoewel 'er, geduurende het overige van den veldtocht, veele in ziek lagen aan buikloopen en andere rotziektcn. Na den veldflach, trokken wy over de Maas, en legerde by Richolt. — Weinig dagen daarna, trokken wy naar Richel, en vervolgens naar Aro-enteau, blyvende nog in de nabuurfchap van Maastricht. — Dc legging dezer legerplaatfcn was droog en luchtig, en vermits 'er in het eerst geene buitengewoone nachtdienllen voorvielen, kwamen 'er weinig ziekten en niet zeer ontlleekingachtig, — De roodeloop kwam nog niet opdaagen, behalven onder de Guarden, die by Richolt op eenen kagen grond legerden, welke toen door den regen cenigzins nat was; doch daar waren 'er weinige ziek aan, en de toevallen waren goedaartig. Van den sollen July tot den iöden September was het weder zeer heet, en tot het midden van Augustus waren de nachten fchier zoo heet als de dagen. — Geduurende al dien tyd, was het leger gezond, maar de gekweste in het Hospitaal lecden veel; want de buitengewoone hitte bragt, of rotkoortfen aan, of veroorzaakte, door de vezelen te verflappen, of de vochten fcherp te maaken, dat de wonden niet toeheelden, of, op een anderen tyd, dat zy, toegeheeld zynde, op nieuws openbraken. • Omtrent het midden van Augustus begonnen de nachten, fchoon de dagen nog heet waren, koel te worden, en daar begon daauw te vallen; en uit deze verwisfelingen, waar aan de foldaaten in het veld het meest bloot ftonden, ontftond dc roodeloop, gelyk zy gewoonlyk doet, uit  f8 VER H ANDELING uit koude en dampen, nadat het bloed door aanhoudend heet weder eenige ontaarding ondergaan heeft. Meer dan de helft der foldaaten hadden de ziekte min of meer; en zy was gemeener onder' de Officiers dan men tot hier toe had waargenomen. — De befmetting verfpreidde zich door de nabuu'rige dorpen, en was onder de boeren zeer doodelyk, die of alle geneesmiddelen ontbraken, of zoodanige gebruikten die zy beter hadden kunnen misfen. — Maar Maastrigt leed weinig, fchoon het eenen geduurigen omgang met het leger had; want nadien deze Had aan eene wyde rivier, en in een open land ligt, is zy byzonder luchtig en gezond. Niettegenftaande veele aan den roodenloop ziek waren, ftierven 'er van ons volk weinige aan; want de zieken waren meer verfpreid, de Hospitaalen beter gelucht dan gewoonlyk, en de Regiments-IIeelmeesters, door de ondervinding bekwaam geworden, genazen de foldaaten in hunne Veldhospitaaien, of maakten eenige noodzaakelyke ontlastingen, voordat zy hen naar het algemeene Hospitaal te Maastrigt zonden, In het begin van October, hadden wv veel regen, en zy, die 'er aan blootgefteld geweest waren, werden aangetast van den roodenloop; doch voor de Armee in het algemeen was deze regen eene gunftige omftandigheid, gemerkt de ■lucht 'er door verkoeld werd, waardoor die ziekte eerder een einde nam. Omtrent dezen tyd was de tusfehenpoozende herfstkoorts, die in Augustus begonnen was, meenigvuldig, doch zy had niets nieuws, noch in de toevallen, noch in de geneezing. -* Wel-  over de LEGERZIEKTEN. 79 Weinig dagen na den regen, trok dc Armee naar Breda; en dewyl het weder toen begon koud te worden, zoo werden de hoesten, zydeweën en zinkingspynen algemeen, het zy alleen , of gepaard met eene aflaatende koorts. Op den iaden November betrokken de laatfle Engelfche troepen de winterkwartieren. Öffchoon'er, geduurende den veldtocht, veele zieken in het groote leger geweest waren, had men echter weinig dooden; en by het opbreeken deszelfs, was het getal vart zieken die het in 't Hospitaal gezonden had, zeer maatig, als men overweegt hoe ver het faizoen toen reeds verlopen was. Edoch in Zeeland was, onder de vier bataillons , die daar federt het begin van den veldtocht gebleven waren, het getal der zieken vry groot. — Deze manfehap lag gedeeltelyk in het Veld, en gedeeltelyk in Cantonneeringen in ZuidBeveland en in het eiland Walcheren, twee onderhoorige eilanden van die Provincie, en zoo welzy die in het veld, als zy die in de kwartieren lagen, hadden zoo veele zieken, dat, toen de doorgaande ziekte op haar hoogde was, eenige van dit corps, llegts 100 mannen hadden, bekwaam om dienst te doen; en dit was omtrent maar het zevende .gedeelte van een voltallig bataillon. — Het Koninglyke had in het byzonder, op het eind van den veldtocht, niet meer dan vier mannen , die in het geheel niet ziek geweest waren. — Nadien nu de aart der lucht in Zeeland, en deszelfs uitwerkingen in "het voortbrengen van aflaatende en tusfehenpoozende koorttcn en buikloopen, te vooren reeds aangetoond zyn, zal het volftaan kunnen , om eene algemeene befchryving dierziekten te vinden, den lezer daar  8ö VERHANDELING daar heen te wyzen (*), en om 'er eene meer byzondere van te leezen, naar het dertje Deel van dit Werk (f). — Ik zal hier alleen aanmerken , dat dc doorgaande koorts, ter oorzaake van dc groote hitte van dezen zomer, niet alleen vroeger dan gewoonlyk in Zeeland begon, maar ook geweldiger woedde, en voor de inboorlingen ruim zoo doodelyk was als voor onze foldaaten. — Onze Officiers waren aldaar mede ziekelyk • hoewel hunne koortfen door eene vrocgtydiger en grooter voorzorg met minder hevige en ontrustende toevallen verzeld waren dan onder de foldaaten. — Edoch het Esquader van den Admiraal mitchell, dat toen in het kanaal tusfchen Zuid-Bevcland en het Eiland Walcheren, ten anker lag, in beide welke plaatfen de doorgaande ziekte het meest heerfchte, was in het geheel niet aangedaan geweest noch van koortfen noch van den roodenloop, maar had, te midden van alle die ziekten, eene volmaakte gezondheid genoten ; een bewys dat de vochtige en rottige lucht der moerasfen verftrooid of verbeterd was, voordat zy hen bereiken kon, en dat eene plaatfing in de vrye lucht een der beste voorbehoedmiddelen is tegen de ziekten van eene nabuurige, laage en moerasfige landftreek (28). Naar- (*) In het I. Hoofdlhik. (t) In het IV. Hoofdftuk. §. 2. (28) De Heer michell heeft dit beflnit van den Heere pringle op zekere wyze tegengefproken. De Heer ypey had dit voorbeeld van de gezondheid van bet Esquader van mitciiell en van de meenigte zieken onder de Eugeifchen in Zeeland bygebragt, ten bewyze dat de dampen van moerasfen wel degelyk oorzaaken zyn van zieken, en dat zulks geenzins zy de zeelucht, dat in tegendeel deze op zich zelve zeer gezond zy ■, dewyl de meeste foldaaten op dg  över de LEGERZIEKTEN. 8l Naarmaate de herfst koud wierd, verminderde? de koorts ih hevigheid, en veranderde ligter hl eene tusfehenpoozende koorts $ die echter onregclmaatig was en van eenen kwaaden aart. — De Roodeloop was nooit algemeen, evenwel niet vreemd; en men nam waar, dat zy, die 'er van aangetast werden, gewoonlyk van de koorts vry bleeven; of, als iemant beide die ziekten had* was het altoos beurtlings, zoodat, wanneer de loop begon, de koorts ophield, en als de eerfte geflopt was, de laatfte wederkwam; waar uit blykt, dat deze twee ziekten, fchoon zy eene ver-» de Eilanden Zuid-Beveland en Walcheren ziek geworden waren, ten zelve tyde dat het fcheepsvolk, fchoon in de nabuurfchap dier eilanden , eene volmaakte gezondheid genoot. — De Heer michell heeft gewild, dat men zülkS veel eer moest afleiden van het veranderen der garnizoenen en daar uit voortvloeiende vermoeijenisfen, gelyk ook vari de ongewoonte, van het eeteri van mosfelen, alikruiken, ert andere zeevisch, en van de meerdere beweegingen der! fcheepelingen. — Edoch behalven dat de Engelfche foldaaten hier den geheelen veldtocht in hunne cantonneeringen ert kwartieren gebleven waren, en dus geene verandering vari garnizoenen ondergaan hadden, behalven dat de doorgaande ziekte ook onder de ingezetenen, fchoon aan die luchtftreelc gewoon, even geweldig gewoed had, en behalven dat 'et geene reden is om te befluiten , dat de fcheepelingen die fpyzen minder gégeeten hadden, en het zeevolk ook doorgaans minder ligchaamsoeffening heeft, vooral ten anker liggende; Zoo ziet men dat de Heer pringle dat verfchilvart gezondheid alleen aan de kwaade lucht toefchryft, en dat hy van alle die andere oorzaaken geen gewag ter waereld ihaakt, het gene hy zekerlyk wel zou gedaan hebben, by aldien zy 'er iets aan hadden toegebragt; en dit dunkt my, is men gedwongen te befluiten, als men uit al het voorige ziet^ hoe naauwkeurig hy geweest is in het opfpooren en aariteekenen van alle de omftandigheden, die tot het veroorzaaken der ziekten onder de Engelfche krygslieden hebben, me-1 dewerkt*  82 VERMANDELING verfclïillende gedaante hadden, nogthans, uïc eene gelyke oorzaak ontftonden. Wat betreft de drie andere bataillons, die naar Bergen op den Zoom gezonden waren, zy legerden in de linien van die Vestino- , en bleeven daar geduurende het overige van den veldtocht. — De Had zelve ligt op eene kleine hoogte, maar nadien het omgelegen land op eenige plaatfen moerasfig is, was de"lucht, fchoon niet zoo vochtig als in Zeeland, echter minder droog dan die in den omtrek van Maastrigt. — De ziekten waren- in dezelfde evenredigheid, zynde beide in aart en hevigheid, van eenen middelmaatigen graad, tusfchen die welke in deze twee plaatfen het meest heerschten; dat is de koortfen waren zoo veel minder verwoestende dan die in Zeeland, als zy kwaadaartiger waren dan de aflaatende koortfen van het groote leger. — En zo de Roodeloop in de linien van Bergen op den Zoom al meenigvuldiger ware dan in Zeeland, zoo was de reden daar van, dat de foldaaten, in de linien meer dienden doende, dikwyliger aan den regen blootgefteld waren, en, door het verblyf in èene behendige legerplaats, dc ziekte ligtcr door befmetting kreegen. Op het einde van den Veldtocht hadden wy, van het hoofdleger der Engelfche troepen en alle de detachementen, de gekwesten uitgezonderd, boven de 4000 zieken in de hospitaalen , het welk iets meer was dan een vyfde gedeelte van het geheele getal. — Edoch men moet aanmerken, dat de vier bataillons in Zeeland ten naasten by de helft 'er van leverde; zoo dat,toen dit geheele corps de winterkwartieren betrok, hunne zieken, in reden van hen die tot den dienst bekwaam waren, bykans was als vier tot één. VIII.  over de LEGERZIEKTEN. 83 VIII. HOOFDSTUK. Algemeen berigt der Ziekten van den Veld* tocht in Hollandsch Braband, in het jaar 1748. D eze veldtocht, welke de laatfte was, werd zeer vroeg geopend. Want op den 8ften April legerde de Armee te Hillenraat, naby Roermond, met 15 bataillons en 14 esquadrons Engelfchen. Van den tyd dat wy in het veld trokken, tot in het begin van Mey, was het koud weder, met een weinig fneeuw,,hevige winden en regen ; maar de dienst was ligt, en de grond droog. Op den iaden Mey verliet de Armee Hillenraat, en kwam in weinig dagen te Nistleroy, daar wy voor de laatfte maal legerden, hatende in het Hospitaal te Luik omtrent 500 zieken, en die, gelyk gewoon is in dat faizoen, meest alle ontfteekingsziekten hadden. — Daar waren indedaad buitengewoon veele tusfehenpoozende koortfen, die niet alle nieuwe gevallen waren, maar voor het grootfte gedeelte wederinftortingen van dezulken, die, geduurende den voorgaanden veldtocht in Zeeland en in de linien van Bergen op den Zoom, van koortfen aangetast geweest waren. — Deze tusfehenpoozende koortfen waren, ter oorzaake van het koude weder, mede met een zekeren trap van ontfteeking vergezeld. In deze legerplaats werden de Britfche troepen met zeven bataillons uit Engeland verfterkt. F ü Het  84 VERHANDELING Het was nu w£irm weder, en de dagen waren dikwyls heet; doch eenige van pas gekomen regenbuijen, gepaard met donder en blixem, ichecnen alle onmaatige hitte te voorkomen, en de lucht van de fchadelykfte inmengfels te zuiveren. Want men heeft waargenomen, dat de donder, nadien dezelve het meest voorvak in befloten en moerasfige landftreeken, byzonder verordend fchynt om de lucht te vèrkoelen, en de rottige uitdampingen te verbeteren, wanneer de hitte deszelfs zeer onmaatig is (*). — Daarenboven was de grond droog, en de legerplaats luchtig; zoo dat 'er geen ziekten van belang kwamen, zoo lang als de troepen in het veld bleeven. Van dezen goeden ftaat van gezondheid waren de vier bataillons, die in den laatften veldtocht in Zeeland hun verblyf gehouden hadden, uitgezonderd, als zynde onderhevig aan geduurige wederinftortingen in onregelmaatige tusfehenpoozende koortfen, welke dikwyls in waterzucht eindigden: zoo dat zy veele zieken kreegen, en de regiments-ziekenhuizen, ('t welk boeren hutten waren die naby de linie ftonden) met dezelven oppropten, 't gene welhaast de hospitaalkoorts (*) MüsschënbroeK Inflit. Phyf. cap. XLIII. (29). (itS) Na den dood van den Heere musschenbróisk, dien onvcrselyk werkfaamen Natuurkundigen, mynen nooit genoeg geachtcn Meester, aan wiens verdienden ik altoos nog met eerbied denke, hebben nieuwe waar- en proefneemingen doen zien, dat de blixem of donder de lucht dephlogisteert, dat is, haar ontdoet van hit overtollig phlogiston of de fchadelyke brandbaare uitwaasfemingen, die , in meenigte uk moerasfige gronden in den dampkring opryzende , voor onze gezondheid en ons le'even zeer verderfelyk zyn, en, zoo fommigen willen, de voornaame oorzaaken zyn van heerfchende kwaadaartige gal- en rodtoonfen. 't Is langs dezen weg, dat di blixem en ""donder de lucht zuiveren, verkoelen , verfrisfehen, en van zoo veel nut zyn voor dieren en plakten.  0VER DE LEGERZIEKTEN. S5: koorts deed ontftaan, die zy tot het algemecne Hospitaal te Ravenftein overbragten. - Edoch , nadien de zieken-zaalen daar ruim en luchtig waren , verfpreidde de befmetting zich met verder, fchoon veelen van de zieken 'er met blutsvlekken (maculae pemhiales) ingebragt waren. Den oden July brak het leger op en de troepen giiieen in de cantonneeringen. — Het hoofdkwartier was te Eyndhoven, met drie bataillons van de Guardes; de overige van het voetvolk waren ingekwartierd in de naastgelegen dorpen, en de cavallery .naby 'sHertogen-Bosch. Ter dezer tyd hadden wy flechts 1000 zieken in alle de hospitaalen, die zelfs 'er onder begrepen welke van den laatften winter en yoorgaanden veldtocht 'cr in gebleven waren ; doch weinig dagen, nadat wy het veld verlaaten hadden, ontftond 'èr eene koorts, die welhaast zoo algemeen werd als tot hier toe geene de Armee had aangetast. — Men oordeelde dat dereden ervan deze was: . . , , 11 Dit gedeelte van Braband is bykans' zoo vlak als eenige plaats in de Nederlanden 3 de eemgite ongelykheden zyn eenige zandheuvels en onmerkbaare verhoogingen, waar door fommige dorpen het voordeel hebben van eenige weinige voeten hooger te leggen. - De grond is een bar zand, en men ziet 'er zoo weinig water, dat deze landftreek by den eerften opflag zeer droog en gezond fchynt te zyn. Doch deze fchynbaarheid is bedriegelyk; want men vindt op de diepte van twee of drie voeten overal water, en, naar maate het zelve dieper onder de oppervlakte van den grond is, zyn de inwoonders meer van ziekten bevrvd. — Nadien daarenboven dit land aan het hagfte gedeelte van de Maas grenst, is het met F 3  86* VER II A N DELI N G alleen uic dien hoofde ongezond, maar ter oorzaake van de overftroomingen der kleinere rivieren ligt het ook den gantfchen winter onder water , en geeft den geheelen zomer dampen op. — Hier kwam by dat de vochtigheid en het bederf der lucht zeer vermeerderd waren, doordien men, zedert het begin van den oorlog , de Frontierfteden van rondsom onder water gezet had;,en het was kennelyk, dat zy vervolgens nog fchadelyker werden, toen men in het begin van den zomer, na het teekenen van dé praeliminaire vredes-artykelen, een gedeelte van dat water had laaten wegloopen. Want deze gronden, die te vooren geheel met water bedekt j en nu half droog'gemaakt en moerasfig waren, vulden de lucht met vochti- ge'en rottige uitdampingen. De Staaten van Holland, hier kennis van gekregen hebbende, ter gelegenheid van de meenigte ziekten, die te Breda en in de nabuurige dorpen woedden, gaven order om het water weder intelaaten en het tot in den winter optehouden. Deze ziekten waren méenigvuldiger by Breda en 's Hertogen-Bosch dan te Eyndhoven, 't welk op grooter afftand van de overftroomingen en van andere moerasfige gronden ligt, — De vochtigheid ontftond derhalven in de meeste cantonneeringen voornaamelyk uit het onderaardfche-water, het welk door het zand uitwaasfemde (*). —. Daar waren twee dorpen naby Eyndhoven, genaamd Linden Zeist, het eene lo en het andere 14 voeten boven de oppervlakte van het water (eene buitengemeene hoogte in dit Land) en het was kennelyk, hoeveel beter de foldaaten hunne ge- C) Hoofdft. I, bladz, 4.  over de LEGERZIEKTEN. & gezondheid behielden in beide deze plaatfen, dan in eenige andere cantonneeringen. Te Eyndhoven waren twee bataillons < van de Guardes ingekwartierd in de Stad, en het derde in boerenhuizen op het land ; alle binnen den omtrek van ééne myl ; en nogthans was het merkwaardig dat het bataillon , 't welk buiten de Stad lag, altyd driemaal meer zieken op ;hunne lysten had dan een van beide de anderen, niet> tegenftaande één'er van het jaar te vooren,in Zeer land zeer ziek geweest was. — Gemerkt nu de hoogte der gronden in alles gelyk was, kon men het onderfcheid ten aanzien van de gezondheid aan niets anders toefchryven als aan de grootere vochtigheid der boerenhuizen (*); want in alle andere opzichten waren deze twee corps gelyk,, te weeten, ten opzichte van de diëet, krygsdienften en ligchaamsoeffening. — Een gelyk geval deed zich op in de Cantonneering van een regiment voetvolk, van welk. eene compagnie-, ingekwartierd in huizen, die op eene hey ftonden, eene vry goede gezondheid genoten; terwyl de overige, die in een bosch huisvesten, zeer ziekelyk waren. — En tot een verder bewys hoe zeer nadeelig het is in eene vochtige landllreek de lucht door plantzoenen te befluiten, was het opmerkelyk, dat het Hollandfche leger te Gilfen, het welke aan onze cantonneeringen grensde, doch op eene open hey lag, eene vry gewenschte gezondheid behield, toen wy de meeste en ergite ziekten hadden. Tot dus verre eene befchryving van de gelegenheid des lands waar in wy ons bevonden; wy gaan nu over om te zien hoe veel het weder * , me- (*) Hoofd ft. I. bladz. 6. F 4  VERHANDELING medewerkte om die doorgaande ziekten voort te brengen. De zomer was tot hier toe warm geweest , doch geduurende July en Augustus, toen 'er de meeste zieken waren, hadden wy geen regen en de lucht was Itil, dompig en broeijend heet. Naby de overftroomingen waren de nachtdampen dik en Hinkende. — De hitte nam in het begin van September af, en de ziekten verminderden naar evenredigheid ; doch tot den 20 October was het weder nog niet koud geweest. — Omtrent dezen tyd hadden wy eenige dagen regen en hevige winden, en op het laatst der maand eenige nachten harde vorst; toen werd het weder zagter en bleef zoo totdat wy dat land verlieten. De eerfte en ergfte verfchyning van de doorgaande ziekte was in de gedaante van eene Heete koorts (febris ardens). De lyders werden eensklaps aangetast van eene geweldige hoofdpyn, dikwyls van eene Raaskaüing (delirium). —Wanneer zy by hunne kennis waren , klaagden zy ook over hevige pynen in. de rug en lenden, over onlesfelyken dorst, en eene brandende hitte, met walging en drukking op de maag , of met ltookingen en galbraaking. Andere hadden eene ontlasting van gal door den afgang met Perfing (tenesmus) en pyn in de darmen. — Deze koorts' was in het begin gemeenlyk Aflaatende (remittent), vooral na eene aderlaating en ontlastingen der eerfte wegen; doch, als deze voorzorgen verwaarloosd werden, ging de ziekte meestal voort in de gedaante van eene Aan-r fcovdend& koorts (febris continuo). —1 De overr telling tot rotting was zo groot, dat fommige Yleks  over de LEGERZIEKTEN. 8a vlekken, blaaren, ja zelfs verftervingen hadden, die doorgaans doodelyk waren. Met deze en andere foortgelyke toevallen ging de koorts vergezeld by de meeste lyders in de cantonneeringen die het naast aan de overftroomingen waren ; doch zy, die verder van het water lagen en alleen de fchadelyke aandoeningen van de natuurlyke vochtigheid van het land en der hitte van het jaargety ondergingen , hadden minder en goedaartiger koortfen. Derhalven, fchoon de ziekte algemeen was, leeden zy 'er ver het meest aan, die digt by de overftroomingen waren , zoo wel in aantal als in hevigheid der toevallen. — Het regiment van grey, gecantonneerd inVucht (een dorp één uur van 'sHertogen-Bosch gelegen, en omringd met weilanden, die toen onder water Honden of kortlings gedroogd waren) had de meeste zieken. —T De eerfte veertien dagen had het geene zieken; doch nadat het vyf weeken daar gelegen had, klom het getal der zieken tot omtrent 150, en, na twee maanden, tot 260, 't welk ruim de helft van het regiment uitmaakte; en,op het eind van den veldtocht , had het in het geheel maar 30 mannen, die niet ziek geweest waren. De dragonders van rothes en rich, die mede naby de overftrooming lagen , waren insgelyks zeer zieklyk. Het regiment voetvolk van Johnson te Nieuland , alwaar de velden den geheelen winter onder water geftaan hadden, en nu pas 'er van ontlast waren, had fomtyds meer dan de helft van zyn getal zieken. — En de Schotfche Fufeliers te Dinther, fchoon het op een grooter afftand van de overftroomingen lag, dewyl het nogthans in een laag en vochtig dorp Ingekwartierd was , had op eens over de 300 F 5 «ie-  90 VERHANDELING zieken. — Edoch het was merkwaardig, dat eea regiment dragonders, gecantonneerd te Hel voort (een dorp een half uur ten zuid-westen van Vucht gelegen), voor een goed gedeelte van de rampen van deszelfs nabuuren bevryd was , hebbende aflaatende en tusfehenpoozende koortfen van eenen veel gunftiger aart, en in een veel geringer getal, i— Zoo groot waren de voordeden van een' kleinen afftand van de moerasfen, van de winden die het meest uit drooge landrtreeken kwamen , en van de ligging op een open hey, die een weinig hooger was dan het overige van het land (30). Dus- • (30) Het is zigtbaar dat de Heer pringle voor de voornaamfte oorzaak van de meenigvuldige ziekten, welke in dezen Herfst onder de Engelfche Troepen regeerden, geliouden heeft de bedorven lucht, waar in zy uit hoofde van de moerasfige landen, zich bevonden. — De Heer ypey, hier mede inftemmende , heeft ook de verfcheiden voorbeelden, waar van de Auteur hier een berigt geeft, aangevoerd om te betoogen, dat de moerasfige lucht wel degelyk eene oorzaak is van doorgaande Herfstziekten ; dewyl die Regimenten, welke by Breda en 'sHertogen-Bosch het digst by de overftroomingen en moerasfen cantonneerden, de meeste en de ergfte zieken hadden , ter zeiver tyd, dat de andere, welke te Eyndhoven, te Gilfen en te Vucht, op grooter afftand van dezelve en op open heyvelden inkwartier lagen, eene gewenschte gezondheid genoten , of veel minder en ligterziek waren. Dan de Heer mich.ell, de kracht dezer' bewyzen willende ontwyken , heeft van dit kennelyk verfchil eene andere reden gegeeven, en voorgewend, dat men het alleen moet afleiden van de meerdere of mindere vochtigheid des gronds, ■ wegens eene hoogere ligging , en niet van den verfchillenden dampkring. — De eenigfte grondflag, waar op hy deze zyne uitlegging bouwt, beftaat daar in , dat eene geringe' afftand van eene halve myl niet zoo een aanmerkelyk onderfcheid in den dampkring maaken kan, dat daar uit meerder of minder zieken ontftaan kunnen. — Hier tegen heeft de Heer ypey, naar myne gedagten, zeer gegrond aangemerkt, wat-de hoogere ligging aangaat, dat c'e  over de LEGERZIEKTEN. 91 Dusdanig hadden de troepen naauwlyks ééne maand in de cantonneeringen geweest, wanneer de de Hollanders te Gilfcn niet hooger lagen dan de Enge*, föhen, maar alleen iets verder van de moerasfen, en dat zy daar eene vryere doorftraaling van lucht hadden , zoo dat men hunnen beteren toeftand niet aan een droogeren grond, maar alleen aan het verflaauwde vermogen der uitwaasfemende rottige dampen kan toefchryven ; dat het geval te Heivoort het zelfde was, dewyl de Heer pringle zegt, dat de Hey, op welke het Regiment Dragonders daar cantonneerde, flechts een weinig hooger lag, en gevolglyk niet »oo veel grooter hoogte had , dat daar uit in de vochtigheid van den dampkring een aanmerkelyk onderfcheid ontftaan kon. — En. wat de afftand betreft, heeft de Heer y p ey zeer bondig,myns oordeels, beweerd, dat een halve myl afftands wel degelyk een groot verfchil kan maaken, ten opzichte van zwaare moerasfige dampen, die zich niet wel verre verfpreiden kunnen, zonder veel van hun vermogen te verliezen. Want, dat de waterachtige, koele ochtend-en avond-dampen, in de-gedaante van daauw of mist verdikt, wegens eene merkelyk meerdere zwaarre dan de lucht, waar in zy zich bevinden , en by gebrek van wind, op bepaalde plaatfen hangen biyven, ziet men zeer dikwyls ten platte lande in den Uerfstyd; en de Heer pringle had ook hier even te vooren gezegd, dat in July en Augustus , toen de meeste zieken onder de Engelfchen digt by de moerasfen waren , de lucht ftil , dompig en broeijend heet was, en dst de nachtdampen naby de overftroomingen dik en ftinkende waren ; en hy geeft vervolgens hier boven duidelyk te vcrftaan dat men aan de afwezigheid van die dampen, wegens den kleinen afftand, de betere' gezondheid van het Regiment te Heivoort moet toefchryven. Dit zelfde heeft de Heer ypey verder met zeer beflisfende waarneemiagen bevestigd; onder anderen met die, welke de Heer lind heeft aangeteekend. „ Mr. Martin, Chirurgyn van het fchip „ de Cataneuch, fchryft hy O), heef. my onderrecht, „ dat toen hy met nog vier andere fchepen op de rivier „ de Gambia lag, de manfehap van een derzelve -dagelyks „ werd aangetast door koortfen en loopziekten, zoo dat » 'er (ö) Middelen ter bewaaring der gezondheid, enz. bladz. 173.  05 VERHANDELING de lysten van het geheel vermeerderd waren tot 2000 zieken; en naderhand klommen zy nog aan- „ 'er eenige in razeniy ftierven, terwyl alle de andere „ Engelfchen op de overige fchepen en in de Factorie „ aan den wal volmaakt gezond bleeven; docli dat, zoo „ ras men het befmette fchip een halve myl verre voor „ anker lag, van de eerfte plaats, die zeer naby eenige „ moerasfen was geweest, deze manfchap fpoedig even „ zoo gezond werd als die der overige fchepen." Zie daar het groote onderfcheid. het welk eene halve myl af- ftands in den dampkring maaken kan. Hoe ver zegt dezelfde Schryver (b~) , de fchadelyke dampen van 'ongezonde kusten zich ook mogen uitftrekken, kan men aantoonen, dat hunne kwaadaartigheid vermindere, naarmaate van den afftand, waarvan zy zich verfpreiden. Dus, wanneer de Commandeur lomgs Esquader in de maanden van July en Augustus 1744, in den mond van den Tyber lag, nam ik waar, dat één of twee der fchepen, die naast aan den wal waren, gevoel begonnen te krygen van den fchadelyken landdamp; terwyl eenige andere, verder in zee liggende, fchoon op een' kleinen afftand van de voorige, geen mensch ziek hadde. 't Is ook op dien grond, dat de Heer lind raadt; „ wanneer een „ fchip by een' moerasfigen grond ten anker is, inzon„ derheid des zomers, of in heet weder, en de wind daar „ regt van afkomt, moeten de poortgaten van dien kart „ gefloten gehouden worden." r Invoegen die Helling van den Heer ypey, wel verre van willekeurig te zyn (gelyk de Heer michell die daar voor heeft uitgemaakt) en waar voor men met meer recht, myns bedunkens, dé 2yne houden mag) veeleer fteunt op het gezach en de ondervinding der kundigfte mannen. Ik zal ter ftaa- ving van dezelve hier nog de volgende waarneeming byvoegen. Toen de kwaadaartige rotkoortfen te Berkel ten tyde van. de meergemelde Droogmaakery, fterk woedden, heeft men die ziekten in het geheel niet waargencmen aan de Oude Lee, eene buurt een kwartier uurs van dat Dorp afgelegen , en door een plas 'er van afgefcheiden. Men merkte op, dat de gewoone verfcbytifels van eene vochtige lucht 'er even zoo groot waren als te J3etv Q>) LiNB, Wad?. 37.  over de LEGERZIEKTEN. 03 aanmerkelyk hooger; want de ziekten bleeven door geheel Augustus aanhouden, en namen te o-elyk met de hitte Hechts af in het midden van September. Toen begonnen de koortfen indedaad te verminderen, zoo wel in getal als in hevigheid; ook werden de Aflaatingen (remis- fio* Berkel; dat da avonddampen fomtyds aan die plas als afgefcheiden bleeven hangen, even als of zy door de uitwaasfeming van het water bepaald en tegengehouden wierden ; dat de winden dezelve daar den meesten tyd niet heen voerden; en zo zy 'er fomtyds naar toe zyn gewaaid, heeft misfehien de gedephlogisteerde lucTn, die uit het bewogen water dier plas is uitgewaasfemd, dezelve zoo verbeterd, dat zy hun fchadelyk vermogen verloren: hadden, eer zy zoo ver gekomen zyn. Ook was het opmerkelyk, dat de lieden, welke uit die buurt, voor eenige dagen, te Berkel kwamen vernachten, weldra en even: ïterk van die ziekten aangetast werden. Men moet, dunkt my, zeer moeijelyk te overtuigen zyn, wanneer men uit zulke en foortgelyke waarneemingen niet zien kan dat in veele gevallen niet de enkelde vochtigheid, maar wel degelyk de rottige dampen oorzaak zyn van' ziekten, en dat een kleine afftand van dezelven in ftaat is om 'er'ons van te bevryden. De aanmerking, die de Heer michell hier toe betrekkelyk, verder heeft gemaakt, dat evenwel de Heer pringle, de meerdere zieken onder het bataillon buiten Eyndhoven alleen aan de meerdere vochtigheid der boerenhuizen toefchryft, verdient geene wederlegging; want het is klaar, dat hy die oorzaak opzettelyk vermeit in onderfcheiding van die, waar door zy, welke te Breda en te 's Hertogen-Bosch, digter by de overftroomingen en moerasfen lagen, zoo veel meer en zoo veel zwaarder zieken hadden, en dat hy voor deze alleen houdt de bedorven lucht, welke uit dien hoofde hier plaats had. — Merk ten befluite hier by op, dat buiten Eyndhoven in de boerenhu|zen de vochtigheid alleen ontftond uit de onderaardfche wateren, die door den zandgrond doorwaasfemden, en dat daar zoo veel minder en goedaartiger zieken waren dan by Breda en 's Hertogen-Bosch, daar zy uit de moerasfen geboren werd; waar uit kennelyk volgt, dat eene moerasfige vochtigheid zoo veel fchadelyker ert gevaarlyker zy-  o4 VERHANDELING folies") geregelder,.zoo dat, met de koelte van het weder, deze woedende koortfen ongevoelig veranderden in geregelde tusfehenpoozende koortien, en op de aannadering van den winter geheel ophielden. _. Het was verwonderlyk waartcneemen hoe deze tusfehenpoozende koortfen met het verwelken en afvallen der bladeren evenredig afnamen. — Op dien tyd klimt 'er weinig vochtigheid op, en doordien de boomen hunne bladeren laaten vallen, worden de dorpen meer open en meer doorwaaid, en gevolglyk drooger en gezonder. Geduurende alle de cantonneeringen waren de Officiers aanmerkelyk minder ziek dan de gemeene foldaaten; een voorrecht dat zy verfchuldigd waren aan goede bedden, drooge vertrekken, en een beter diëet. De landlieden leeden ook zeer veel, inzonderheid die om Breda en 's Hertogen-Bosch; doch in de fteden waren minder zieken; en naar evenredigheid ftierven 'er weinige (*). , Over het algemeen was de ziekte het meeste onder de arme lieden, die op den grond fliepen, van llegte voedfels leefden en geneesmiddelen ontbraken : want, zonder door de konst gemaakte ontlastingen, was de Natuur onvermogend om de geneezing te bewerken, en die zy bewerkte waren langfaam en onvolkomen. — Dit land had federt een aantal jaaren zoo veele rampen van ziekte niet gekend, vermits twee zulke groote oorzaaken 'er niet te gelyk hadden plaats gehad, te weeten, overftroomingen met eenen heeten en dampigen zomer en herfst. Al (*) Zie de reden hiervan boven, bl. 7,  over de LEGERZIEKTEN. 95 Al dien tyd was 'er weinig Roodeloop, eene omftandigheid die' eenige verklaaring fchynt te eisfehen, als men overweegt, dat de vochten, toen tet tyd bedorven zynde, zeer gefchikt waren om ook de darmen aan te doen. . Maar men moet zich herinneren 't gene wy boven gezegd hebben, dat deze loop voor den dag komt, wanneer, na groote hitte, het ligchaam aangedaan word door natte kleederen, vochtige gronden , of nachtnevels en daauw (*); maar deze, fchoon zeer gemeene omftandigheden in een leger, zyn zeldfaam in de kwartieren. —- Voeg hierbydatde verfpreiding van den roodenloop niet zoo onmiddelyk van het faizoen, natte kleederen, of andere afgelegen oorzaaken voortkomt, als wel van de befmetting, die uit de rottige uitwerpfelen opryst van hen, die het eerst van deze ziekte aangetast worden. Dan, in de cantonneeringen, waren de foldaaten niet alleen minder in het geval om natte kleederen te krygen; maar wanneer zy door zulk eene oorzaak werkelyk ziek geworden waren, werden zy zoo zeer verdeeld, dat hunne uitwerpfelen de befmetting niet verfpreiden konden. Omtrent het midden van November, de vrede gefloten zynde, trokken de troepen uit hunne cantonneeringen naar de Willemftad, daar zy naar Engeland werden ingefcheept ; doch , nadien de wind tegen was , lagen verfcheiden fchepen meer dan eene maand ten anker; en dewyl zy daarna eenen verdrietigen en ftormigen overtocht hadden, (geduurende welken het volk beneden deks blyven moest,) werd de lucht bedorven, en bragt de gevangenhuis- of hospitaalkoorts voort. De- (*) Zie bladz, 41.  96 VERHANDELING Deze ziekte was het ergflrë in de fehepen, die de zieken, uit het algemeene hospitaal te Oosterhout, naar Ipswich overbragten; want, door de zaaden der ziekte, die reeds onder hen waren, maar voornaamelyk door het volk, dat in het hol der fchepen te zeer opgepropt en drie weeken opgefloten geweest was , werden de meeste van hen van deze koorts aangetast * het zy aan boord of kort nadat zy waren aangeland. . Het was opmerkelyk, dat het grootfle getal en de ergfle gevallen waren in een fchip, in het welk twee lyders lagen met verflorven ledemaaten; dit toeval was het middel, waar door de befmetting zich niet alleen op zee verfpreidde, maar ook in de ziekenkamers, waarin zy na hunne aankomst lagen. Het hospitaal t het welk men te Ipswich alleen voor de zieken van Oosterhout had aangelegd, was genoodzaakt om nog verfcheiden inteneemen uit de andere transportfchepen , die door florm op deze kust geland waren, zoodat wy daar in het geheel omtrent 400 zieken hadden, en de meeste van hen ziek aan deze befmettelyke koorts. — Nadien 'er nu uit de hospitaal-fchepen zoo veele gebragt waren in den allerergflen Haat, zoo was in het eerst de befmetting zeer groot, en zeer veele ftierven 'er aan; doch, doordien de vertrekken ruim waren, en men ieder man, zoodra als hy herfteld was, indeftadeene huisvesting bezorgde, (waardoor hy van de befmetting verwyderd werd, en men meer plaats kreeg voor de gene die nog ziek waren,) zoo had men alle dagen eene zuivere lucht, en de ziekte nam fchielyker af dan men had kunnen verwagren. — Het hospitaal brak toen op, nadat het omtrent drie maanden in Engeland geduurd had. VER-  VERHANDELING OVER DE LEGERZIEKTEN. TWEEDE DEEL. In hét eerfte Deel heb ik een algemeen verhaal gegeeven van de meest gewoone legerziekten, zoo als zy zich in het beloop van dezen oorlog hebben opgedaan. 'Doch de byzondere befchryvingen derzelven en van derzelver oorzaaken , voorbehoedmiddelen en geneeswyzen heb ik voor de andere verfchillende Deelen van dit werk bewaard, omdat zy den fchakel der gebeurtenisfen, die onder een oogpunt dienden voorgefteld te worden, te zeer zouden afgebroken hebben. Ik zal derhalven in dit Deel overgaan i. Om de ziekten in haare verfcheiden klasfen te verdeelen; II. Om de oorzaaken te onderzoeken , voof zoo verre zy van de Jucht, dieet en andere niet natuurlyke zaaken afhangen ; III. Om eenige voorbehoedmiddelen voor te ftellen; IV. Om de Saizoenen te vergelyken met betrekking tot de gezondheid en ziekten, ten einde daar uit te kunnen berekenen op welk een getal Van manfchappen men ih den krygsdiénst, in-, verfchillende jaargetyden, ftaat kan maaken* G 1,  98 VERHANDELING I. HOOFDSTUK. Verdeeling der meest gewoone Legerziekten. De omftandigheden der foldaaten, in tyden van oorlog, zyn daar in onderfcheiden van die van andere lieden, dat zy aan de fchadelyke aandoeningen van dc lucht meer blootgefteld zyn, en dat zy altyd meer opeengepropt zyn, in legers, m de barakken éti in de .hospitaalen : weshalven de algemeenfte verdeeling van hunne ziekten die is, welke dezelven onderfcheidt in zulke die uit de fchadelyke gefteidheid van het weder, die uic eene kwaadc lucht, en die uit befmetting ontftaan. 7 ö Dc legerziekten, welke van het weder afhangen , kan men brengen tot twee foorten , te weeten tot die van den zomer , en die van den vinter; of, het gene het zelfde is , tot die van het veld, en die van de garnizoenen. — Edoch nadien het blootftellen aan koude onvermydelyk is by het begin van eenen veldtocht , gelyk ook eenigen tyd voordat een leger gewoonlyk het veld verlaat, zoo eindigen de winterziekten , die omtrent het eind van den herfst beginnen, niet geheel als wanneer de zomer reeds ver gevorderd is ; en aan den anderen kant, vermits de zomerhitte en de herfstdampen de ligchaamen tot ziekten voorfchikkcn,zoo houden de veldziekten met het einde van den veldtocht ook niet volkomen op, maar duuren eenigen tyd, nadat de troepen de Winterkwartieren betrokken hebben: zoodat, zoo dikwyls als wy melding maaken van ziekten, be-  ovEk de LÈGER^IEKTENi 09 bchoofeiide tot den zomer of winter ; tot net veld of tot de garnizoenen , men altoos moet begrypen, dat zy op die wyze voortduürem Byaldien men de meest gemeene legerziekten * in plaats van naar de faizoenen, bepaalén en onderfcheiden wil naar den ftaat des ligchaams $ diej 'er mede verzeld gaat , kan men dezelven verdeden in Ontfteekingsziekten (morbi inflanimator ii) en in Rotziekten (morbi putridt). Dë ontfteekingsziekten zyn dezelfde als die van dert winter en van het begin van den veldtocht; eri de rotziekten dezelfde als die van den zomer eri herfst, en als die, welke uit het veld in de winterkwartieren medegebragt worden. De meest gemeene winter- of ontfteekingsziekten zyn Hoesten (tusfes), Zydeweën (pleurptides~) , heete Zinkingspynen (rheumatismi acütï), Ontjieekingen der hersfenen en dér darmett (infiammationes ceribri et intestinorum) * en vari andere deelen, verzeld met koorts ; ligter ontfteekingen * met weinig koorts ; en koortfen vari een' ontfteekingachtigen aart, by Welke geen deel zoo kennelyk aangedaan is , dat men aan de ziekte een' byzonderen naam geeven kan. —Hier toe mogen ook gebragt worden die Langduurtge Ziekten (morbi chrohicï) * welke uic ontfteekingen voortvloeijen; zoo als verouderde Hoesten, Teeringen (phthyfes), en Zinkingspynen zonder koorts. — Dan, alle deze ziekten ftelt men gemeenlyk alleen voorttekomert Uic een opftopping der onzichtbaare uitwaasfeming, op eenen tyd wanneer de vezelen het meest gefpannen* en de poriën der huid en longen het meest toegetrokken zyn; doch het is niet klaar * of de oorzaak nier veel eerder afhange Vari G 2 eene  loo V E R HANDELING eene byzondere fToffe, die uit de lucht op^eflorpt word (31). Maar de ziekten van de Zomer en Herfst zyn van eene andere natuur. Geduurende deze faizoenen zyn de vezelen verflapt , de vochten meer veryld , en meer gefchikt tot rotting; in welke gefteldheid, indien 'er eenige verflopping voorvalt van de uitwaasfeming, of van andere ontlastwegen , die verordend zyn om de vluglle of rotbaarfle deelen van het bloed wegtevoeren, zoo ontftaat 'er eene koorts, die, ingevolge den ftaat der vochten , derzelver fcherpte, of den weg langs welken zy uitgang zoeken, te voorfchyn komt in de gedaante van eene Aflaatende of Tusfehenpoozende Koorts (febris remittens vel intermhtens) , van een Boors of Bort (cholera'), of van eenen Roodenloop (dyfente*ria). — Hippockates fchryft de ziekten van dezen aart toe aan eenen overvloed van gal; en de meeste Auteurenaan een bederf van dat vochtzoo dat deze doorgaande zomer-en herfstziekten beide voorheen algemeen galachtige o-enaamd wierden, fchoon de naam van rotziekten misfehien gepaster zyn zou. — Indedaad in alle heete landen, en in legers, alwaar het volk zoo zeer C31) Zoo ver gaat de Heer pringle hier, dat hy overhelle om niet alleen de-rotziekten , maar zelfs de ontfteekingsziekten van eene byzondere eigenaartige ftofïe of gif afteteiden; en, daar hy in voorige Drukken"hier van niets gerept had, fchynen nadere ovenveeginsen hem tot dat befluit gebragt te hebben.' Ook maakt de byzondere a-art der ontfteekingsziekten dit gevoelen niet onaanneemelyk, dewyl zy in zoo veele verfchillende onderwerpen en dikwyls in geheel ftrydige geitellen, op alle tyden, altoos van dezelfde natuur zyn en dezelfde uitweikfelen en verfchyrifekn voortbrengen.  over de LEGERZIEKTEN. ioi zeer aan de zon is bloot gefield , is de gal, in dezen tyd, zoo niet overvloediger, althans veel meer gefchikt tot bederf dan gewoonlyk; en deze gelteldheid, fchoon waarfchynlyk niet de eerfte oorzaak van de koorts , fchynt nogthans eene gewoone gezellin van dezelve, en van de meeste zomer- en herfstziekten, en kan zekerlyk medewerken om dezelve erger te maaken (*). Edoch wanneer dezelfde oorzaaken langfaamer werken, of als de laatstgemelde ziekten niet dan onvolkomen genezen worden, dan kunnen de ingewanden yerftopt geraaken, of zoodanig aangedaan worden , dat 'er verfcheide langduurige ziekten uit ontftaan; zoo datwy, overweegende niet alleen de verfcheidenheid , maar ook de meenigte van ziekten , welke in dezen tyd verfchyncn, den ouden grondregel , .die leert: dat de Zomer en Herfst de ziekelykjle fatzoenen zyn (*), niet flechts bewaarheid vinden met betrekking tot de warmer luchtftreeken, maar ook tot de legers, waar in de manfehappen zoo zeer blootgefteld zyn aan hitte en vochtigheid , de groote oorzaaken van rotziekten en befmettelyke ziekten. In het algemeen dus aangetoond hebbende het onderfcheid tusfehen de ziekten van den zomer en winter, zal het ook niet ondienftig zyn te overweegen de deelen dier faizoenen, met betrekking tot derzelver invloed op de gezondheid der krygslieden te velde , en in de kwartieren. —■ Wan- (*) Zie boven bladz. 15. (*) Saluberrimum ver est ; proxime deinde ab hoe, hyems; periculofior aestas ; antumnus longe periculofisfiihus. (Celsus, ex 111 pp. Aphor. lib. II. cap. 1.) Dat isr De lente is het gezondfle; het naast daar aan de winter; gevaarlyker is de zomer; de herfst is het allergevaarlyklte» G 3  ?G2 VERHANDELING Wanneer de winter begint, krygen de foldaaten, dun gekleed zynde , wegens de koude, hoesten, zydeweën , longontfteekirgen , en andere ont- fteekiii^songefteldheden. ■ Dezelfde ziekten blyven de geheele lente door aanhouden; doch nadien het weder als dan zagter is, zoo zyn die ziekten aanmerkelyk minder; zoo dat dit faizoen van het geheele jaar het minst ziekelyk is voor pen leger. — Maar zoodra de troepen te veld trekken, fchoon niet vroeger dan in het begin pf midden van Mey , zoo komen door die verandering de winterziekten wederom , met tusfehenpoozende koortfen en buikloopen van een* ontfteekïngaehtigen aart. In het begin van Juny verdwynen de meeste ontfteekings- of winterziekten, en die 'er overblyven zyn van zagter natuur: uit dien hoofde, en omdat de doorgaan? de herfstziekten nog geenen voortgang gemaakt hebben, vindt men deze maand de allergezondfte van den veldtocht. — July is insgelyks gunftig , byaldien de zomer tot die maand toe niet te heet geweest is, en indien de manfehappen niet in natte kleederen, noch op een' natten grond gelegen hebben; omftandigheden die gewoonlyk den Roodenloop verwekken. — Edoch in gemaatigde jaaren, en op drooge gronden , wanneer de ziekten altoos goedaartiger zyn, beginnen de aflaatende koortfen, en de buikloopen Hechts omtrent het midden of het laatst van Augustus, ten tyde wanneer de dagen nog heet zyn , maar de koele nachten daauw en nevels aanbrengen. ■ De Roodeloop neemt met Augustus af, doch de aflaatende koortfen houden aan zoo lang als het leger te veld blyft, en houden nooit geheel op dan als de vorst begint. — Eindelyk brengt het kgude weder, tegens het einde van 'den veldtocht, PP  over de LEGERZIEKTEN. iog op nieuws eenige ontfteekingstoevallen voort, welke, fomtyds op zich zelve, doch gewooner, vereenigd met de aflaatende koorts, de eerfte ziekten van den winter maaken. Offchoon dit de gewoone lóóp zy , moet men echter aanmerken , dat noch de ontfteekingsnoch de herfstziekten zoo ftipt.aan haare fai/.ocnen gebonden zyn , maar dat zy fomtyds, door verfcheide toevallen , buiten haaren tyd gezien worden. Schoon men ten dezen aanzien geene juiste bepaaling kan maaken, is het nogthans nuttig te weeten wat het meest gebeurt. ■ In het jaar 1716, toen de troepen'in het noorde van Schotland te veld lagen, bleven de ontfteekingsziekten , wegens de koude luchtftreek, den geheelen zomer door aanhouden ; en de herfstziekten werden of niet gezien, of waren verzeld met zoo veel ontfteeking, dat de aderlaating het grootfle gedeelte van de geneezing uitmaakte (32). Verder moet men aanmerken, dat, nadien deze twee fatzoenen ongevoelig in malkanderen loopen, fomtyds eene vermenging en verwarring van die twee foorten van ziekten plaats heeft. — Dus, terwyl in het einde van Juny of het begin van Juiy (32) Die zelfde uitzonderingen ontmoet men niet zelden in de dagelykfche praktyk. Alle jaaren heb ik , op alle tyden van den zomer en herfst ontlteekingsziekten, en, op alle tyden van den winter en lente, rotziekten gezien, hoe wel altoos in ligchaamen die tot de eene of andere ziekten eene groote gelchiktheid hadden, en aan oorzaaken blootgefteld geweest waren , welke dezelve eigenaartig voortbrengen zoodat een Geneesheer, die in zyne behandeling van ziekten zich alleen naar het onderfcheid der faizo.enen regelde, fomtyds evcu zoo groffelyk mistasten zou, als zy die der verfchi[lenden invloed der faizoenen op de onderfcheiden ziekten in 't gehepl niet gadedaan. G 4  ïo4. VERHANDELING July de ontfteekingstoevallen heen gaan, beginnen die, welke men gal- (*) of rotziekten noemt, aantekomen; zoo dat, uit welke oorzaaken eene ziekte als dan ontftaat, zy of uit ontfteeking, of uit bedorven vochten voortkomt, of uit een mengfel van beiden beftaan kan. > . Op gelyke wyze ziet men by het eindigen van den herfst, dat by" de herfstkoortfen zich voegen hoesten, zydeweën, zinkingspynen of eenige andere toevallen van de winter-ontfteekingen, Eindelyk moet men aanmerken , dat de ziekten van den winter, en die van den zomer, aanmerkelyk verfchillen ten aanzien van de geneezing. Want, in alle winter- of ontfteekingsziekten , zyn de voornaame geneezings-inzichten de kracht van het bloed te verminderen , de vezelen te verflappen, en eene afleiding van de ontftokeu deelen te maaken ; weshalven het lancet en de blaar- pleis- (*) Ik moet mynen Lezer nog eens waarfchotiwen, dat ik door den naam Galachtige eenige Ziekten onderfcheide meer uit infehikkelykheid voor het gemeene gevoelen, dan ■wel ingevolge eene ftrikta ziekte-kennis Qpathologia), vermits het nooit bewezen is, dat of de herfstkoortfen, of de buikloopen oorfpronklyk uit eene te overvloedige of bedorven gal ontftaan (33). C33) Na den Heer p r i n g l e hebben de Heeren de monchy, de man en anderen geleerd , dat uien de ziekte galkoorts kan noemen , zoo lang de bedorven gal nog in de eeift-e wegen huisvest, en Rotkoorts , wanneer zy in liet bloed is overgegaan en in dit een rottig bederf veroorzaakt hebbe; en dat uit dien hoofde in de eerfte de toevallen zagter en in de laatfte heviger zyn. Dan, behalven dat ik in die onderfcheidliig geene of weinig nuttigheid vinde, daar men toch fielt, dat de naaste oorzaak van beide dezelfde is, te weeten een rotiig bederf in dè vochten, en de geneezingswyze van beide mede niet verfchilt j zoo komt het my voor, dat de bedorven gal niet wel koorts verwekten kan. dan nadat zy min of meer zich' met het Moed vermengd hebbe; ook zie ik met waar uit men onderkennen zal, Deze kwaade lucht, zoo ■ • . . fcha(44) Niettegenfhnnde de Heer PRiwrrr *L; werp doen zal vêrfcffi nev^ ^SX^Ö™ geeven is, geheel zullen doen verdwvnen 1__ h£ volg van dit Werk zal my gelegeÖgïveTTm S «SS, ,Vhnet eT, Tn aSrevaTdeï« 3ff ontdekkingen ointLt " ff^ÜSP^JSSSt ■-- Ondertusfchen bfyft het zeker, dat, ^T de E dat is, eene lucht die beladln is u et de ni™, f UdK' Na,  over de LEGERZIEKTEN. 125 fchadelyk voor een leger, kan men verdeden in vier foorten; het eerfte komt voort uit het be- dor- Natuurkundigen door alle eeuwen heen, en fchoon in onze dagen door de blykbaarde ondervindingen van den Heere pringle en veele andere oplettende en oordeelkundige Waarneemers bevestigd, is echter, gelyk wy gezien hebben, door den Heer michell en eenige weinige Schryvers voor hem, openlyk tegengefproken. . Dan ik meene in voorige Aanteekem'ngen de redenen, waarmede hy die leer bedreden heeft, genoeg- wederlegd, en tevenszeer voldoende bewyzen ter ftaaving van dezelve aangevoerd te hebben; ik zal echter bier nog het een en ander ter bevestiging 'er van byvoegen. De ondervinding van alle tyden en landftreeken heeft geleerd, dat de boosaardigde, de doodelykfte rotziekten, najaarskoortfen, roodeloop, enz. ontdaan zyn op plaatfen, die te vooren altoos gezond geweest waren, zoodra 'er veele en (terkrottende uitwaasfemingen van moerasfen, flyken, enz. gek».' men zyn, en dat zy, deze verdwenen zynde, weder als voorens gezonde woonplaatfen geworden zyn. Dit hebben handtastelyk doen zien meenigvuldige overllroomingen, en ik zelf heb het allerkennelykst waargenomen in de Droogmaakery van Bleyswyk. —Voor deze Droogmakery, toen 'er nog uitgeflxekte waterplasfen; en, gr.duurende dezelve voor dat de landen boven kwamen (waarmede ten minde 5 jaaren is doorgebragt), hebben 'er de Herfstziekten fleehts zeer-' gewoon plaats gehad, cn zyn'er altoos goedaartig geweest,waar toen die landen boven gekomen, dras en moerasfig geworden, en de wateren in dezelve door diülaan bedorven zyn, en geduurende-de zomers van 1779611 1780,011-der eene aanhoudende groote .hitte en droogte, veele dinkende, rottige dampen hebben uitgewaasfemd, heeft men 'er de allerkwaadaartigde en dooctóykde rotkoortfen algemeen en als eene pest zieiv regeeren. — Doch in het jaar 1783, toen die landen reeds twee jaaren drooggemaakt en bebouwd waren, hebben 'er , na eene gelyke heeten en droogen zomer, die ziekten weinig geheerscht en zyn zeer goedaartig en ligt geneesbaar geweest. — Ter zei ver tyd heb ik waargenomen, dat die ziekten meer en meer algemeen, en van tyd tot tyd kwaadaartiger geworden zyn, naarmaate die landen moerasfiger en de wateren brakker geworden zyn; en dat toen dezelve op het ergde waren, de ziekte vee-  126 VERHANDELING dorven water van moerasfen; - het tweede uit de menfehelyke uitwerpfelen, die, in heet we- der$ veele van de gezondfte en kloekfte.menfchen, die daags te vooren nog fns en iterk gewerkt, doch.zich des avonds of s morgens aan de rottige dampen blootgefteld hadden eensklaps, zoo geweldig aantastte, dat zy, met de hevigfle' toevallen van rotziekten, binnen drie of vier dagen ellendigeflorven zyn, in weerwil van de beste en fpoedig aan*ea wende geneesmiddelen Een geleerd en oordeelkundig man moet, dunkt my, verbaazend iterk met vooroordeelen Of de glory van een nieuw ftelfei vooringenomen zyn, om niet te erkennen, dat zulke waarneemingen ontegenzeggelvk wa'ter tn hlCht' de van fthfkend r,mo0Jn 1,^? '"'t'"2'/6" byZnnder eu krachtdaadig veimogen hebben om kwaadaartige rotziekten voorttebrengen; en dit niet alleen, maar de fchielyke en geweldi-e %ze, op welke die ziekten, by de blootftelling aan de fchadelyke dampen, de gezondfte en fterkfte lieden aantasten en wegrukten, toont, dunkt my, ten allerklaarftc, dat die dampen by wyze van vergift en als een pestftoffe werken Ln dit zeilde moet men, myns oordeels, befluiten uit zoo meenigvuldige waarneemingen, als men by lind en andere vindt van geweldig vernielende en fchielyk doodende ziekten, die door rottige dampen ontftaan zyn Lan cisius verhaalt, dat van dertig Heeren en juffers uit Rome die een plaiztertogtje naar den mond van den Tvbef deeden, negenentwintig, door eenen fchielyk omgekeerde en over ftmkende moerasfen waaüenden zuiden wind ter. ftond van eene anderendaagfche koorts werden aangetast. Te Batavia is m den ongezonden tyd niets genieener dan menfehen, die zich aan de fchadelyke dampen blootgefteld hebben, m een, of twee dagen aan een rotziekte té zien fneuvelen _—- -Jn alle de landftreeken van OostIndien, welke digt by groote moerasfen, by de drabbige oevers der rivieren of onreine zeeftrauden geleeen zVn veroorzaaken de dampen, die uit bedorven ftilftaand water het zy zoet of zout, uit de verrotte planten en andere onzuiverheden opryzen, doodelyke ziekten, vooral in den regentyd . 'Er is eene plaats, digt by Indrapour op Sumatra, waar geen Europeer het waagen kan, geduurende den regentyd fleehts éénen nacht aan land te blyven of te ilaapen, zonder gevaar van zyn leeven, of voor het minst vaiï  over de LEGERZIEKTEN. iif der, als de Roodeloop gemeen is, in en om de legerplaats liggen; het derde, van rottend ftroo in de tenten; en het vierde foort is dat, 'c welk men in de Hospitaalen inademt, wanneer deze met te veel menfehen met rotziekten opgepropt zyn. Van dit laatfte foort is ook, doch in een minder graad, de lucht van Barakken, waarin te veel menfehen te famen huisvesten, en die niet rein gehouden worden; en van Tranfport-fchepen, in welke de man-« fchap weinig ruimte heeft, en lang aan boord Myfc (45). Aan- van eene zeer gevasrlyke ziekte.— En te Porlang, een Hollandsch Kantoor op Sumatra, is de lucht zoo fchadelyk bevonden, dat het gemeenlyk de Pesthust word genoemd. Hier ryst, na de regens, een zwaare befmettelyke damp of mist uit de moerasfen op, welke alle de blanke inwooners vernielt. Te Balamhangan waait van April tot Octo¬ ber eene kwaade ztiidweste Mousfon, over de moerasfen van dit eiland en over die van Bonico, en veroorzaakt de a'ierkwaadaartigfte koortfen, die dikmaal de fterkfte menfehen in 12 of 14 uuren wegrukkeu (V). Zulke waarneeteingen zyn, mynes bedunkens, zonder eene oorzaak, welke als een vergift of fuietftoffe werkt, in het geheel niet te verklaaren. (45) De Heer pringle verdeelt de kwaade luchten naar derzelver verfchillenden oorfpronk in vier foorten; maar de laatere proefneemingen en ontdekkingen, betrekkelyk dê vaste luchten, die wy aan priestley, den Abt fontana, bergman, lavoisier, deiman, pa ets van troostwyk, tieboel, ingenhousz en Ml- dere, verfchnldigd zyn, hebben doen zien, dat alle die luchten in wezen of wel in famenftelling en uitwerkingen op het leeven en de ademhaaling van menfehen en dieren, weinig of niets verfchillen; zy hebben getoont, naamelyk, dat uit ftilftaand rottend water, uit moerasfen, uit de drek- iïof- 00 Z'a l 1 n d , Proeven over de Ziekten der Europeërs, bladz» a6 , 77, 101, enz.  Ï48 VERHANDELING Aangaande hec eerfte foort van kwaade lucht, ïnoet ik aanmerken, dat de groote Armee, gedun* flofR n der dieren, uit alle rottende, groeijende en dierlyke ligchaamen, en met de uitwaasfemingen en ademhaaling van dieren in den dampkring opryst, f. eene eigenlyk gezegde vaste lucht, die uit eene vereeniging van gemeene lucht en een eigenaartig zuur beftaat, 2. eene brandbaare lucht, die uit een grootë hoeveelheid van phlogiston met zuur vereenigd, en gemeene lucht is famengefteld, en 3. eene gephtogistéerde lucht, waarin dé gemeene lucht flegts overlaaden is niet phlogiston, zonder met een genoegfaanie hoeveelheid of naauw genoeg met zuur verbonden te zyn, waarom deze lucht niet ontvlambaar is. Deze laatfte lucht komt byzonder voort uit dc uitwaasfemingen van dieren, uit brandende ligchaamen en kaarfen, gevonkte en dooven kooien, enz. — Dezelfde proefneemingen hebben verder geleerd, dat alle deze luchten , voornaattielyk uit dien hoofde , verderfelyk en doodelyk zyn voor menfehen en dieren, omdat zy met zuur en phlogiston reeds vervuld zynde, beletten dat het bloed door de ademhaaling zich ontlast van het overtollig phlogiston, 't welk door den omloop va"n het bloed door het ligchaam is losgemaakt, en 't welk natuurlyk voor het dierlyk leeven nadeelig is 5 waar by zy misfehien uit hoofde van het zuur,en veelligt ook van het phlogiston , eene verflikkende uitwerking op de longen oeffenen. — By :il het welke het my zeer waarfchynlyk voorkomt, dat de rotting, gelyk zy de baarmoeder is van duizenderlei Infecten,zoo ook de verfcheidene giften of fmetftoffen,het zy dm niet of al diertjes zynde, voortteelt, die, met de uitwaasfemingen van rottende zelfftandigheden in den dampkring opgeheven, de Epidemifche ziekten voortbrengen en voortplanten, en in alle rotbaare ligchaamen rotting verwekken. Verfcheiden overweegingen en opmerkingen hebben my dit doen befluiten. Zonder zulks te ftellen zie ik niet, waarom byzondere fmetftoiFen, uit zieke of doode ligchaamen uitwaasfemende en door de lucht overgevoerd, altoos haare eigen bepaalde ziekten voortbrengen. Waarom, by voorbeeld, de uitwaasfemingen van pestige, en pokkige lyken beftendig de pest, de kinderpokjes en geene andere ziekte verwekken; waarom uit de uitdamptngen van Hinkende moerasfen altoos en overal herfstziekten, rotkoortfen , en uit die van de drekftoften der zieken aan de roo.leloop juist altyd deze ziekte oniftaan. — Ik zie niet den min-  over de LEGERZIEKTEN. 125» duurende den laatften oorlog, nook zoo digc by moerasfen gelegerd heeft, dat zy daar van eenig mer» minften fchyn dat men de voortbrenging en voortplanting dier ziekten uit de aart en werking der gemelde luchten ooit Voldoende zal kunnen verklaaren. Immers niet uit de vaste lucht, die men door proeven bewezen heeft een rottingweerend vermogen te bezitten, en ook met nut in de rotziekten gebruikt. En de gephlogisteerde lucht fchynt mede veeleer gefchikt te zyn om de uitwerkingen van fmetfloffen tegen te gaan; want van de oudfte tyden heeft meii het branden van groote vuuren, waardoor de lucht met phlogiston belaaden word, zeer nuttig bevonden tot het afweeren en verwyderen van de pest en andere befmette» lyke en kwaadaartige kwaaien, zoo door beweeging in de ftilftaande lucht te veroorzaaken, als door het befmettende gift met het phlogiston en den damp van harftige bederfweerende houten te vereenigen. — Ook leeren de waarneemingen, dat het voor 't leeven der dieren en plantgewasfen noodzaakelyk en heilzaam zy, dat de dampkring met eene zekere maate van phlogistieke deeleti bezwangerd zy; ja dat een meer gephlogisteerde, en zelfs eene met Hinkende dampen belaadene lucht voor asthmatifche en andere borstziekten voordeelig zy, gelyk de Heer michell dit van de Amfterdamfche verzekert, en ik van de Schiedamfche heb waargenomen. —* Waarom derhalven eene meerdere hoeveelheid van phlogiston in de lucht rotziekten en befmettelyke ziekten zou verwekken, begryp ik niet. Daarenboven toonen de tot hier toe genomen proeven alleenlyk, dat de vaste en gephlogisteerde lucht voor zoo verre fchadelyk voor de gezondheid en het leeven zyn, als zy op de ademhaaling of longen werken; maar geene derzelve geeven tot nog toe aanleiding om 'er de rot- en fmetziekten uit afteleiden» Het is waar, de rottige dampen, waaruit deze ziekten ontftaan, zyn overladen met phlogistieke lucht, maar het blykt niet dat' zy juist daarom die ziekten voortbrengen. Daar kunnen in dezelve met het phlogiston andere fchadelyke beginfels of fmetfloffen te gelyk plaats hebben, welke de eigenlyke voortbrengende oorzaaken dier ziekten zyn; en daar kunnen ook ter zeiver tyd andere bederfweerende beginfels, gelyk de vaste lucht, mede uitwaasfemen, Welke het vermogen en de uitwerking der fmetfloffen verzwakken, en  130 VERHANDELING merkelyk nadeel lyden kon; maar de detachementen hebben van deze oorzaak veel ereleden • gelyk een in Zeeland; een ander in de linien van Ber- deswegens de ziekten, die 'er uit voortkomen, goedaarti-er maaken. Vergelyk boven Aanteek. 15. - ' tTg d.t alles, dat allerlei fmetltoffen , in ons 1-chaam tL/ werkt hebbende, het zelve voor de &S^tS% vatbaar, of geheel onvatbaar overlaaten; maar^di , dnl my, i« uit de aart en werking der gemelde It.ehten even fen° wéke'6 dooJ'T" ■'" ^ die der «SSS ten, welke, door de verrotting vlug en fchern iremaakr men R£ ^ff^H?»^* ^ W ryzen en den rotten ftank 'er aan geeven. nan vnr, A* meening, welke ik hier veordraage, vv ar is 't vVelk laa tere proef- en xvaarneemingen welligt beflisfen zuE za men hgtelyk opmaaken kunnen, dalT de EuZmeter noo een voldoende maatftok zal zyn om in alle opzicht n dë gezondheid of ongezondheid, of den aan- .„ ^ 7 Z fmettelykheid der lucht aftemelé?1en'£ p „Venten hou" zPzZèSK "dJ? f0^^? 'C geDe de&&*85 housz zegt. , de tyd zal ons leeren, of hetSaizoen dat „ 111 het voortbrengen van ziekten het vruchtbaar^' is „door den Eudiometer onderkend zal kunneTwoVden' „ zekerlyk zullen eenige. der nadeelige hoed™ gheden van ,, den Dampkring, door dit werktuig, ontdekt worden- m ar'er „ zullen ook andere zyn, welke, door zodanfemiddei niet „ ontdekt zullen kunnen worden; dewyl defemeene'lucht met altoos ongezond is, omdat zy mindef goei „ ingeademd te worden; want het kan ook gebeur™ Tr „ deze hoofdftof vry goed is, terwyl zy°clnlr t zelve „ tyd nadeelig voor de gezondheid "is. 11 E . du kandl „ lucht, op meer dan eene wyze, nadeelig voor de gezond! heid zyn fchoon zy voor de ademhaaling vry gofd °v " Ze zyne Proeven op P/an, fe blariz.^ 107 e'n 128 En vergelyk de Schriften van ypey en michft? in de Algem. Vaderl. Letter-oef. IV. Deel I \l / / Ia 536-545. V. Deel, II. St. dd,%D^^nt^± van dei ma n en faets van t,/oosiw over et ZldT *YT%'' ^ en derzeh'er fokken'fcïïVïrhandel van het Bat. Gcnootfch. V. en VIIL Deel geSyk ook de Verhandel, van m van m/■*„«. • ' ë " 3W* Genootfeh. I. Deeï* * uit welke ontdekkingen men «ZZ l ber°Ce^ en door de ondervinding bewaarheid gefteïn m Vdat,het planten van b00fflen in ^ om de moZ^ ZTsCF-^alCen' enz- allerheilzaamst, en een verTIZ £en°edmiddel tegen kwaade ziekten is. — Dit hönmfn 3aUde blyft het zeker' dat P''aatren' <«? digt ui ïeïrZ ,omM' zy". en digtbewasfen Bosfchaadjen zeer ongezond zyn. De redenen 'er van zyn kennelyk. Ver- -md " geene vrye doorfpeel'nï in heeft, blyvp. UnZ l £e Gn r°"Ige uitdamP>"gen der "gronden 'er in de inent hangen en ophoopen in zoo groote hoeveelheid, dat de boomeii niet toereikende zyu om dezelve alle op te dorpen en te zuivèren. — Daarenboven hebben de proeven hp?,i!i!iGE?H0,US^ Set0°nd, dat de planten en boomen in befchaduvvde plaatfen, gelyk in digt bewasfen bosfehen, de jucnt niet alleen minder zuiveren, maar zelfs eene voor dierlyke wezens nadeelige lucht uitgeeven, die de omringende lucht bennet, gelyk zy zulks ook des nagts doen. rr- Hl.er ,komt by» dat in zulke plaatfen de dampkringslucht ook door ftilftaan in zichzelve bederft, even S ftilftaand water, omdat de zaaden van planten en dieren of jniecten , die er inhangen, door de vochtigheid en warmte er m uitgebroeid worden, welke dan door hunne rotte uitwaasfemingen de lucht bederven en fchadelyk maaken. -_. Edoch, wanneer de Eosfchen zo ingerigt zyn, dat de Winden 'er vry door heen waaijen, en dus de dampen verdeelen en verdryven kunnen, zyn z'y geenzins ongezoïï De Heer f k a n klik heeft dit door eene veeljaarige ondeS ^"d;:,gpbRTStigd; -wyAmericaanen," fchreef hyf aan de Heere pr,estlr.y, „ hebben overal Buitenplaatsen in het " Zi ujde, B°sfchen, en daar is op den Aardbodem geen Lel tl mnd' d3C geZ°nder en vruchtbaarer is dan wy". Zie Lett. to Mr. priejtley, pag. 14a, 200.  over de LEGERZIEKTEN. 133 het rotte ftroo (47). 1 Deze beide zyn ten allen tyde fchadelyk, maar zy zyn het befmettelykfte en het gevaarlykfte, wanneer de Roodeloop heerscht, vermits zy dan de uitvloeifels van de rotte uitwerpfelen en uitwaasfemingen der zieken in zich beyatten. De gezondfte lieden hebben, in zekere laizoenen, eenige gefchiktheid tot den Roodenloop, die ligcelyk van zelfs over zou gaan, zoo zy.niet blootgefteld wierden aan die verderfelyke dampen, welke (47) By deze foorten moet men voegen, betrekkelyk onze Gamizoenplaatfen, alle die bronnen van eene rottige lucht, die de Heer callenfels in zyne uitmuntende Verhandeling over de Najaarskoortfen , bladz. 21 27, heeft aangewezen, te weeten de met modder en ïlyk vervulde grachten, flooten, (luizen, waterleidingen en rioolen, die niet naar behooren worden fchoon gemaakt; de veele vuilte, ruigte en groenten, die by hoopen op de ilraaten en wegen liggen te rotten en te Hinken, zelfs fomtyds doode krengen van hoenderen, honden, katten, enz,; . het bloed en de afval van flachters en vischvcrkoo- pers; de meenigte van rottende misputten, asch-en vuilnisbakken of hoopen hier en daar in de plaatfen verfpreid; — het gras en onkruid, dat in de agterwegen en Ilraaten, daar de meeste militairen woonen, omdat het niet genoeg gewied word, ftaat te verderven; het mesten van varkens in ver- fcheide burgerhuizen in of by kwartieren, daar foldaaten jj^gen; het leegen der fecreeten door de Vlamingen, ora mist voor hunne zandige landen op te gaaren;— het jaarlyks aftappen en uitbaggeren der Stadsgrachten, in het heetfte van den Zomer, waarvan de modder, visch, enz. op de kanten, dagen lang, ligt te rotten enteftinktn; het jaarlyks afgemaaide en op hoopen liggende gras van de wallen en buitenwerken; — en eindelyk het begraven der Iyken binnen de Steden, in de Kerken en op Kerkhoven, in ligt op- geftagen en met weinig losl'e aarde bedekte doodkisten ■ Hoe zeer de uitwaasfemingen van alle deze rottende zelfftandigheden de lucht bederven, kan men zien in de Verhandeling van het Utrechtfche Genootfchap, l.Deel, bladz, 428. en», I 3  m VERHANDELING ke gelyk een zuurdeesfem werken en de ziekte ryp doen worden. - De laatfte bron van kwaade lucht is in de hospuaalen barakken, transportfchepen, en in een woord, in alle plaatfen, waai in te veel menfehen te g*lyk .huisvesten, vermits daar de lucht zoo belloten is, dat zy door de geduurde ademhaahngen min of meer van haar kevensbS gmfel verhést (48); of zoo overladen word met vui' 1 rfllT/tJ5 proeven v»n niEST- lhi geleerd hadden, daf eene 7mvnra , .„j 7, . , lucht heilzaam en noVdzaakelvt orëedephloglsteerde fen oude ^SfcJVrS-SSg W of leevenJedfe Sm^fï&ÊS'^A "oemde"> Plaatshad, het gebrast het ffi i ffj?»»* in het bloed óver- doodelyk wordt, is, omdat namelvV L i ü 7k J.ee,vei1 ademhaling belaadeh 58? nS^^LgiSekfuit Vke bloed in de longen rondloop?, dfovergenlït deel Jen, en dat zy , naarmaate zy met Üie dfelri SverS is, minder in ftaat is om het verderp nhfew 5 vervuI« Invoegen door deze gewictiire nm^i-i-T  over.de.LEGERZIEKTEN. t$$ vuile dampen, en de uitwaasfemende ftoffen, die, gelyk zy uit het vlugfte gedeelte onzer vochten te ruimte als opeengepakt zyn, en inzonderheid daar men morfig en onrein 'leeft , zoo ligtelyk en zoo gewoonlyk befinettelyke rotziekten ontftaan; en waarom de lucht, daar voor onze gezondheid en leeven zoo verderfelyk is. • Te recht derhalven ftelt de Heer callenfels in zyne fraaije Verhandeling over de Najaars-koortfen in de Garnizoenen van Staats-Vlaanderen (V), onder de voornaame oorzaaken van die ziekten onzer Militairen, hunne bekrompene inwooning in de kwartieren van Tfendyke, Filippine, Sas van Gent, Axel, Hulst, Lillo, Liefkenshoek en Sluis in Vlaanderen, alwaar zy in laage en bedompte Barakken of byzondere Huizen by de Burgers in Chainbrêes in te groote meenigte byéén huisvesten, zoo dat men,op de laatfte plaats verfcheiden huizen heeft daar 'er tot óo, 70, ja So in vernachten, en dat in vier of vyf kamers; waarvan veelal de. oorzaak is, dat wclgeftelde Burgers, 'er niet opgefteld zynde om hunne Billetters in te neemen, dezelve voor een gering geld by andere plaatfen, die dikwyls uit winzugt meer volk innèemen dan zy kribben hebben en behoorly'k bergen kunnen; terwyl die barakken en huizen, behalven door hunne eigene uitwaasfemingen, den gantfchen dag vervuld worden met de fchadelyke dampen van hunne kagchels, van de fpyzen en dranken die zy daar kooken, en van het licht dat zy branden; alle oorzaaken die hunne gezondheid bederven en die hen fchielyk in rotziekten doen vallen: 'twelk hy bevestigt door het voorbeeld van het Regiment Switfers van Sturler, dat, toen het in het begin van Augustus, in 1781, te Sluis in Vlaanderen inrukte, uit 1040 manfchappen beftond, en welhaast, door die en andere voorafgegaane oorzaaken, door de Najaars-koortfen zoodanig overvallen wierd, dat derzelver getal den 4 September al tot 900 verminderd was; zoo dat toen van zulk een geheel Regiment maar 12 of 13 man, zonder trom op de parade kwam. Maar niet weinis brengt daaraan ook toe, gelyk hy verder aanmerkt (T), dat, federt aldaar het Hospitaal in den jaare 1779 is afgefchaft, in de Chambrêes de zieke en dervende' by meenigte onder de gezonde liggen, 't gene ook de re- (2") Bladz. 39. (Je) Bladz. 114. I 4  ïtf VERHANDELING een beftaan, tevens het rotbaarfte zyn —* £ Is hiervan, dat de befmettelyke koorts' alge- meereden Is, dat 'er zedert ongelyk meer ziek zyn geworden M T770 TV3" V°o°rheen' f'** Uit de dood'yst „ "van 1779 1780 en 1781, zou kunnen bewezen worden Eri h du te verwonderen, daar ééne zieke, in een gal- of ro" vo^T^kXlfT ï °m de ê6ZOnde - het zelfde be io-r' » '^rfch.elykst die nevens hem op dezelfde krib-' ïl«ïy h"' We?"' 101 ?mre» '< "vonds in eene en dezelfde (enng.nl,, 18 voeten lengte en breiSiem werden verfcheiden van deze ongelukkige lieden met een,» zwaare belemmering in het ademh-alen bevaSn ■ fomm "e floegen aan het ylen; het gevangenhuis Salmde van uitzmmge u.troepingen, en gefchreeuw van pyf _D He gefchreeuw dat zich het meest hooren 1 et was water water! het werd hen van de wagts geweven mZr le te hunnen dorst nfet. — Voor elf uurenwarln 'er"er fcenTSz^^ £fflj * raaf"dd°> in in ni^gS*^^ daa op vielen de by het venfter Itannde in zoödaniire we zenloosheid en doodelyke-onmagt C/itathï^ ■niet weet wat 'er voorgevallen z?toïfan h5 ooSbhk" dat zy den volgenden morgen te/zes uuren 'er uhge aa en' werden. Zoo verfchrikkelyk was de uitwerk5 van dl d.erlyke mtwaasfeming in eene beflotene pla" T w ar leet doortocht van lucht was, dat in elf uu eT tVdTva/ menfehen 'er maar 03 leevendig uitkwamen, en dat n^g wel met eene fterke rotkoorts, waarvan zy echter toer 7v X vrye en frisfe lucht inademde, £ — Het verwónderiyke van dit en foortgelyke gevalh„ word weggenomen, en de reden 'er van kenaelykSS I ■ • men  over de LEGERZIEKTEN. 737 meener en doodelyker is naar gelang zulke plaatfen onreiner, de zieken met den roodenloop, en vuile zweeren, maar vooral met verltervingea talryker en erger zyn (*> $ 4- Van de Ziekten, die uit eene- Kwaads Diëet voortkomen. Men veronderftelt gemeenlyk, hoewel ten onrechte, dat de ongeregeldheden in de diëet of eetregel het grootite aandeel hebben in het voortbrengen van de ziekten der krygslieden. ■ Zoo dit waar was, zou de gezondheid der foldaaten niet zoo kennelyk door de verwisfelingen van weder en faizoenen aangedaan worden; de maatigrte en geregeldlte ligchaamen zouden niet zoo ziekelyk zyn; de verfchillende natiën, in het zelfde leger, verfchillend leevende, zouden niet door dezelfde ziekten aangetast worden; ook zou 'er in het getal der zieken, in onderfcheiden jaaren, zulk eene groote 'ongeregeldheid men weet, het gene de hedendaagfche proeven ontwyffèlbaar leeren, dat de ademhaaling van ée'n mensch op eénen dag 30 oxhoofden lucht bederft, en voor het dierlyk leeven niet alleen onnut, maar zelfs verderfelyk, maakt, gelyk zulks ook in eene gelyke hoeveelheid doet de vlam van eene kaars, waarvan 'er zes in een pond gaan. Zie van m a r u m over de gephlogisteerde en gedephlogisteerds luchten, in teylers Tweede Genootfchap, Eerjie Stuk, bladz. 54. (*) Dit onderwerp van ziekten uit eene rottige lucht ontftaande zal breedvoeriger verhandeld worden in het \U, Deel, VII. Hoofdftuk, §. 6. l s  138 VERHANDELING heid met plaats hebben , byaldien het grootfle deel der zieken ontilond uit eenige andere oorzaaken als die wy reeds hebben aangewezen. ■ Alles derhalven wat men hier omtrent toe- Maan kan, is, dat 'er eetregels kunnen vooreefchreven worden, by wier opvolging de foldaa. ten eenigzins minder aan ziekten onderhevig zullen kunnen zyn; doch men kan 'er geenen voorHaan die daar in eenige uitzondering van belang maaken zal, als het weder, de legerplaats en andere omftandigheden niet medewerken om denzeiven te begunlligen (*) (49). Een foldaat' is, in tyd van oorlog, door zyne fobcre; bezoldmg, als 'tware, beveiligd tegen overmaat in eeten, den gewoonften misllag in de dieet. ■ Het gevaar is veeleer aan de andere zyde; want, wanneer men hen alle niet noodzaakt dat zy 0p gemeene kosten of in tafelgemeenfchap eeten, zullen fommige hun geld in fterke dranken verfpillen, en in éénen dag meer verkwisten , dan zy eene geheele week voor ieevensonderhoud noodig hebben, — Edoch, wanneer ieder man gehouden is zyn aandeel aan de kost te (*) moet dit Anyfcel van de diëet begrypen alleen betrekkelyk te zyn tot gezonde menfehen, en niet tot zieken, die onder den ftriklten eetregel van het Hospitaal behooren gehouoen, en niet aan hen zeiven of hunne odpasfers, overgelaten te worden. p (A9) Men moet wel in het oog houden, dat het gene de Auteur hier en vervolgens tot verontfchuldiging van de diëet zegt , over de foldaaten in het algemeen erf alleen betrekkelvk ce legerziekten moet verdaan worden; want anders is het onbetwistbaar, dat een foldaat, zoo wel als een ander mensch zoo veel te eer en te meer ziek word, en zoo veel te derker door de gewoone oorzaaken van zyne ziek- gaatrDg ' VVaUneer hy In 'pyi °f dra"k zich »  over de LEGERZIEKTEN. 139 ie betaalen, kan men verzekerd zyn, dat "er geene misdagen van belang in de diëet zullen begaan worden, gemerkt byna de geheele bezoh> ding aan den gemeenen maaltyd hefteed word. _ "Wat het misbruik van geestryke dranken, en van vruchten, en van kwaad water te drinken, belandt, maak ik geene zwaarigheid te verzekeren &hoe algemeen men hen daarvan befchul(Ügt\ dat deze drie oorzaaken te famen genomen, in&geen één van onze veldtochten, ooit het tiende gedeelte van de ziekten in het leger veroorzaakt hebben. Want eerst, wat de geestryke dranken betreft, moet men aanmerken, dat zy, fchoon zelfs 011maatig gedronken, meer ftrekken om het geftel te verzwakken, dan om eenige van de gewoone legerziekten voorttebrengen; en dat, zoo fommige na het drinken al ziek mogen zyn, het echter zeker is dat 'er veel meer door het maatig gebruik dier dranken van ziekten bevryd blyven (50), — Laat ons derhalven het nood- zaa- (50) Vooral van rotziekten; want zy verbeteren de gefteldheid der vochten tot rotting, verfterken de vaste deelen en bevorderen de uitwaasfeming. Laatere ondervindingen hebben dat nut der fterke dranken bevestigd, zoo wel in het fcheepsvolk als onder de landmilitie. Lino zegt dat een muddetje Brandewyn, gemengd met een pint bier en wat bruine ftroop en azyn, by wyze van ranloen aan het fcheepsvolk uitgedeeld, een van de beste dranken is om hen te verfterken en tegen ziekten te behoeden, wanneer zy genadig koud en nat zyn en veele ongemakken ondergaan moeten; en het is, zegt hy, door dezen berugten drank dat de legers der Rusfen in itaat gefteld worden om zulke lange eri zwaare marfchen te doen O). — D. monro, wiens (V) Middelen ter bewaariug der rezondhe'd op de Oorlogt-hcpen , bladz. 8.  i4o VERHANDELING zaakelyk gebruik der geestryke dranken in het leger niet verwarren met den overdaad, waaraan het volk, in vrede's tyd te huis.zynde, zich overgeeft, maar overweegen, dat de foldaaten dikwyls te worftelen hebben met de grootlte hitte en koude, met eene vochtige en kwaade lucht lange marfchen, natte kleederen en fchraale lee- vensmiddelen. Om hen nu in ftaat te ftellen om deze ongemakken fchaadeloos te onderdaan, is het dienftig, dat zy iets drinken, 't gene eenigzins fterker is dan water, en zelfs dan dun bier, het welk in de legers doorgaans versch en flecht, en zelfs voor hun gewoon gebruik daar te duur is. En wat het gebruik der vruchten aangaat, eene andere veronderftelde oorzaak van herfstkoortfen en rooderjloop, dit is nog minder te befchuldigen; vermits deze ziekten, of van een' ontfteekingsachtigen of van een* rottigen aart zynde, door iets dat zuur is niet kunnen voort- gebragt worden (51). Zoo de roodeloop een wiens ervarenheid in de legerziekte met die van pringle gelyk flaat, zegt: „ Offchoon het misbruik van wyn en fter„ ken drank zeer nadeelig is voor de gezondheid, zyn ech„ ter deze dranken de beste voorbehoedmiddelen tegen 5, ziekten, als zy, geduurende groote vermoeijenisfen, me: „ maate aan de in dienst zynde foldaaten uitgedeeld wor„ den" (51) AI het gene de Auteur hier vervolgens ten aanzien van de vruchten verzekert, is volmaakt overeenkomftig met het gene de ervarendire geneeskundiuite waarneemers, i'j gevolge oabetwisibaare ondervindingen, geleerd hebben. Maar nadien het te wyd zou uitloopen , indien ik alle hunne waarneeraingen en . verzekeringen daar over hier wil- ' (V) Olftryat. or> the m;eru of pnfeiying the btaii of Wdt*ri ,', ptg. 71.  over de LEGERZIEKTEN. 141 een gevolg waar van te veel vruchten te eeten, zou men dezelve dan niet gemeener onder de kinderen vinden? Daarenboven zyn inde¬ daad de foldaaten 'er niet buitenmaate verzot op; en zoo zy dit al waren, hebben zy geld om dezelve te koopen? —- Men kan zich moeijelyk verbeelden, daar de dagelykfche foldy, na aftrek van noodzaaklyke uitgaaf, naauwlyks toereikende is om één pond goed vleesch te koopen, dat een foldaat nog een gedeelte 'er van aan fruit zal beiteeden. Eenige weinige ongefchikte foldaaten mogen de boomgaarden befteelen; maar de roodeloop en koortfen zyn ziekten, waaraan de ordentelykfte onderwerpen even zeer onderhevig de uitfchryven, zal ik my vergenoegen met de lezers aan te wyzen waar zy in hunne Werken zulks vinden kunnen. Men leeze o. zimmerman Traité de l Expenence , Tom 11 De Verhandeling van denzelfden Auteur over den Roodenloop, bladz. 35 tot 40 116 tot 118. T.ssot en bickfrs Raadgeevin* voor de gezondheid van den gemenen man, ±de druk, bladz. 29S tot 297D. Moren» Obferv on the means of prefervtng the health of Joldiers. „ 6£ C. r. hannes, de onfchuld der Boom¬ vruchten in' het voortbrengen van den Roodenloop. Alteenlvk kan ik niet voorby hier aanteteekenen , dat, voleens de nieuwfte proef- en waarneemingen , de vruchten niet alleen door derzelver zuur de rotting tegenftaan ende hitte vermindereu en deswegens in den Roodenloop en Rotkoortfen zeer dienstig zyn ; en niet alleen door derzelver zeepachtigheid de taaije vochten ontbinden en verdunnen en daarom ook in de ontfteekingskoortfen van sroot nut zyn; maar dat zy, in de maag gistende of ontbonden wordende, gelyk de proeven van macbride bewvzen. eene vaste lucht uitgaven, die, in onze vloeibaare en vaste deelen , welke in rotziekten in eenen ftaat van ontbinding en van hunne vaste lucht berooft zyn, ïndnncende aan dezelve hunne vastheid en natuutlyken famenhang wedergeeft, en op deze wyze de rotting krachtdaadig wederftaat en verbetert.  iii VERHANDELING vig zyn. Verder moet men aanmerken, dat onze ergfte buikloopen op het eind van Juny een begin namen (*), toen 'er geene andere vruchten waren als aardbeziën, die de foldaaten nooit proeven; en dat dezelfde ziekte meestal ophield omtrent het begin van October, toen de druiven ryp, en in de opene wyngaarden zoo overvloede waren, dat de foldaaten 'er zoo veel van aten als zy begeerden. Voeg by deze bewysredenen het gezach van sydenham, die nooit de vruchten heeft opgegeeven als' eene oorzaak van de Roodeloopen, welke, in zynen tyd, te Londen, als eene doorgaande ziekte gereo-eerd hebben (f); en degner, een ander naauwkeurig waarneemer, en de Schryver van eene fraaije Verhandeling over die ziekte, zegt uitdrukkelyk, dat de fruit geen deel had in den Roodenloop die voor eenige jaaren 'te Nymegen grasfeerde (§\ D aar nu deze zaak zoo klaar is, zou het vreemd moeten voorkomen hoe eene tegen°-eflelde meening zoo algemeen de overhand genomen heeft, zoo men 'er niet de volgende redenen van geeven konde. De Roodeloop yerfchynt gewoonlyk in dat faizoen, waar in de"vruchten in den grootften overvloed zyn; en nadien de .fruit loslyvigheid en buikpynen verwekt, was het natuurlyk, dat men den Roodenloop van o-eene ander oorzaak afleidde, als van het onmaatig eeten derzelve; en dit te meer omdat de waare oorzaak 'er van zoo weinig in het oog liep (52). Edoch,' O) I. Deel, III. Hoofdfbk. (t) Oper. %. IK Cap. IIJ. C§J Hist. Dyfent. Cap. II. §. XXX. C52) Voeg hierby dat de gemeene man alles, wit afgang verwekt, in de buikloopen voor fchadelyk houdt ■ 't gene een groove dwaaling is; dewyl fchier allerlei buikloop eène wy-  over de LEGERZIEKTEN. 143 ■ Edoch, behalven dat fterke menfehen door het eeten van vruchten zelden losly vig worden, moet men aanmerken hoe zeer de Roodeloop (dyfenteria) in een leger van eenen gemeenen Buikloop (diarrhoed) verfchilt in toevallen, gevaar en geneeswyze. * Men kan toellaan, dat het te veel eeten van vruchten het ligchaam voorfchikt tot Tusfehenpoozende koortfen (febres intermittentes), vooral in een vochtig land; doch de Aflaatende koorts (febris remittens~) van het leger is niet alleen van een' meer1 rottigen aart, maar is den meestentyd ook verzeld van eene kennelyke ontfteeking. Dan, offchoon ik toeftond, dat de fruit bekwaam is om beide koortfen en roodeloop voort te brengen , zoodanig 'als zy in een leger heerfchen, nadien ik echter eenige honderden,' welke met deze ziekten onder myne bezorging geweest zyn , nooit by de naauwkeurigftc onderzoeking heb kunnen ontdekken, dat zy 'er de oorzaak van geweest zy, moet ik befluiten dat zulks zoo zelden plaats heeft, dat ik dit in het berigt dier ziekten wel kan voorbygaan (53). Het is tevens dien- ftig wyzing is, dat de natuur zich van kwaade doffen ontdoen wil, en daarin door zagte buikopenende middelen moet geholpen worden , die ook dikwyls den loop alleen geneezen. (53) De Heer pringle fpreekt hier niet zoo flellig en verzekerd van de onfehadeiykheid en het nut der vruchten in Rotkoortfen en Roodeloopen, als wel na hem de ervarendfte Geneeskundigen; trali.es, hannes, zimbierman, tissot en andere houden dezelve niet alleen voor wezenlyke voorbehoedmiddelen , maar zelfs voor vermogende geneesmiddelen in die ziekten. De laatfte gewaagt van elf perfoonen, op eene Hoeve , digt by Bern, in t jaar 1750, (in eenen tyd dat de Roodeloop groote verwoesting aanrechte en men de vruchten ftrengelyk verbood) v.aar van tien veel pruimen aten en niet aangetast werden; ter-  144 VERHANDELING ftig hier aan te merken dat een iegelyk, die wefkelyk onder de kuur van den Roodenloop is, of 'er terwyl de koetsier, alleen aan het vooroordeel gehoorzaamende, 'er zich zorgvuldig van onthield, en eenen verfchrikkelyken Roodenloop kreeg; en hy verhaalt , dat men voor een Regiment Zwitfers, 't welk door die ziekte aangetast en flond vernield te worden , verfcheide morgen wvngaarden pagten, de zieke foldaaten 'er in liet, en voor hen, die met konden overgebragt worden, de druiven plukten terwyl de gezonden niets anders aten , en dat 'er niet meer dnn één van fiierf, en 'er geen één meer van aangetast werd Zie Ti ss o t, 't aangehaalde IVerk, bladz. 106*. In de Veraandehng over den Roodenloop van den Heere zimmerman, bladz. u6 en 117, leest men van een kind, dat reeds agt dagen aan die ziekte op eene jammcrlyke wyze gefukkeld, en al verfcheide fïuipen gehad had , dat men geene de mmfte geneesmiddelen met eenige list koude inkry^en en reeds naby zyn einde fcheen te zyn, toen de Geneesheer killer, op fterke bede van de ouders om toch alles Wat mogelyk was ter behoud van hun kind in 't werk te frellen, de druiven aanraadde. De vrees voor den dood overwon het verderfelyk vooroordeel; het kind at des avonds twee trosfen druiven, en fliep den gantfchen nagt zeer gerust. Den volgenden dag gaf men het wederom druiven, en nadat het agt dagen lang eene meenigte 'er van gegeeten had, werd het volkomen herfteld. ■ ° ■ - n Dezelfde Auteur verhaalt een dergelyk geval van eenen Heer door het eeten van druiven, pruimen, en perfiken van eenen hardnekkigen Roodenloop genezen. Te r'echt zegt dan tissot op de aangewezen plaats: „ Wel verré ,, van zich te onthouden van vruchten, wanneer de Roo„ deloop regeert, moet men 'er meer van eeten; en de „ Burger-Regeering, wel verre van die te verbieden, be„ hoorden de markten 'er van te doen overvloeijen; het is „ eene waarheid die kundige lieden nergens meer in twyfret „ trekken, de ondervinding bevestigt dezelve, en zy is „ gegrond op de reden; dat de vruchten alle de oorzaaken „ der Roodeloopen wegneemen en geneezen." Daarin echter zyn het alle ervaren Geneeskundigen eenftemmig dat oniype vruchten, in flechte jaaren, fomwylen eenen loop verwekken, maar nooit eenen regeerenden Roodenloop. MüNro teekent in het aangehaalde Werk, bladz. 67, aan, das  OVER DE LEGERZIEKTEN. Ï45 'er pas van herfteld is, ten aanzien van dè vruchten zeer zorgvuldig zyn moet; want, fchoon de zuuren goed zyn om de gefchiktheid tot rotting te verbéteren, kunnen de ingewanden te zeer verflapt of te teergevoelig zyn om eenige fcherpe koude ^ en winderige voedfels te verdraagerit — Om dezelfde reden, moeten zy, die pas van tusfehenpoozende koortfen opkomen, zich van het eeten van fruit wagten, of dezelve zeer maa- tig gebruiken. 1 Zelfs dient de gezondfte mensch, in dampige en moerasfige landen, 'er niet te veel van te eeten; omdat alles, wat van aart verkoelende en verflappende is, het gantfche geftel, byzonder de maag, te veel verzwakt; en langs dezen weg zouden de vruchten, fchoon rottingweerende in zichzelve, den grond tot rot* ziekten kunnen leggen* Dat, eindelyk, veele ziekten uit kwaad water ontftaan, is eene oude en heerfchende meening ; zelfs dat de Engelfche foldaaten in Duitschland door het veel eeten. van onrype vruchten hunne gezondheid fomvvylen zeer benadeelden, doch dat de andere troepen dezelve niet dan gettoofd of gekookt aten, en daardoor derzelver fchadelyke hoedanigheden zeer verbeterden; en dat de orders in het Franfche leser om geene onrype vruchten te eeten, ftipc in acht genomen werden. Verder komen zy overeen dat zelfs rype vruchten, onmaatig gegeeten, door de verdikte gal,' waarvan zy het waare fcheivocht zyn , te verdunnen of te ontbinden, eenen Loop kunnen veroorzaaken, maar"geen fchadelyken Loop, integendeel zoodanig eenen die iemant voor den Roodenloop bevryden zou; als ook, dat de rype vruchten niet voordeelig zyn, wanneer de Roodeloop uit zwakheid of teergevoeligheid der ingewanden onderhouden word, en eindelyk dat zy, te veel gegeeten, de ingewanden zeer verflappen, en langs dezen weg de gefchiktheid totrotziekten zouden kunnen helpen voortbrengen eri vsfgrooten. K  146* VERHANDELING zelfs heeft hippocutes verfcheiden^ kwaaien van deze oorzaak afgeleid. ^ Edoch zonder de gegrondheid van dit gevoelen te willen onderzoeken, zal ik alleen aanmerken, darmen het gene deze Auteur gezegd heeft van het m het land, alwaar hy de praktyk «effende moet toepasfen op het water, het welk'onze Armee gewoonlyk dronk, dat in overvloed en zeer goed was (54). ^ De eeni üe « ring, die aanteekeningswaardig is, was in Zeeland waar het water, wezenlyk minder zuivS zynde, zeer wel met andere oorzaaken kan^^medegewerkt hebben om de ziekten in die pZimt a gemeener te maaken C*> ~ Maar in™ alle de andere plaatfen was ons water niet te befchnldigen, en vooral niet in die twee SaSoS nen^ waarin de Roodeloop het meest heersch- • £8j? T ,een einde hiervan te maaken een ieder die het berigt, hetwelk ik van de verfcheï dene veldtochten gegeeven heb, met 0p£enheid wil nagaan, zal in de oorfprong en tyden der ziekte zoo eene groote gelykvormigheid, en de- 1743, en te Maastricht in het ifar i«J V" UI. en VU. Hoofdfluk, 3 74' * 2fe h" 1  over de LEGERZIEKTEN. H? dezelve zoo naauw verbonden met den ftaat der lucht vinden, dat het genoeg zal zyn om hem re overtuigen, dat noch het misbruik van geestryke dranken, noch dat van vruchten, noch het drinken van Hecht water, eenig deel van belang in de voortbrenging derzelve hebben konden. S- 5- Van de ziekten- die uit cvermaaf van Rust en Beweeging; van Slaapen en Waakenden uit gebrek van Zindelykheid ontftaan. Het leeven van een' foldaat van de Infantcry bepaalt zich gemeenlyk tot de twee uiterften van zwaaren arbeid of van werkeloosheid. Bywylen dreigt hy onder den last der vermoeijenisfen te bezwyken, wanneer hy, zyne wapenen, randfel en verderen toeftel moetende draagen, genoodzaakt is lange marfchen afteleggen, vooral in heet en regenachtig weder; hoewel de meeste misdagen van deze klasfe van foldaaten plaats hebben aan den kant der rust (55). — Doch de Ca- (55) Tot de oorzaaken, die onze Hollandfclie troepen in de Garnizoenen van Staats-Vlaanderen zoo onderhevig maaken aan de daar gewoonlyk heerfchende Najaars-Koortfen, brengt de Heer callenfels (V) met reden ook, vooreerst de gewoone marsch, die zy 's jaarlyks daarheen hebben afteleggen.' — Want deze te land doende, moeten zy doorgaans zeven of meer uuren daags marcheeren, beladen met hun geweer en randfels, en zyn dan dikwyls genoodzaakt ,bezweet en met hunne vermoeide leden, in' hunne kleederen des nachts op wat ftroo in boerefchuuren , of elders ned'erteliggen. — En als die te water gefchiedt, w.or- (rt) Aangeli. Verhand, bladz. 28—54. K a  148 VERHANDELING Cavallery leidt eene meer gclykvormige leevenswys; zy worden door de marlenen minder vermoeid , Worden zy in eene groote meenigte, doorgaans een geheele Compagnie in één fchip, met hunne vrouwen en kinderen byéén geftoeid , te gelyk met hunne wapens, bagagie en ieeftogt, daar zy, rein en onrein, zieke en gezondeoude en jonge, dooréén, op ftroo in een eng ruim liggen, waarvan de luiken onder het vaaren worden toegedaan, zoodat de tucht 'er ten m'tterfte benaauwd en bedorven is; terwyl veele, als de, wind opfteekt en het 'er wat hol doorgaat, aan het walgen. braaken en afgaan raaken. Door alle deze ongemakken , afmattingen en verhittingen, meent by te recht, vooral als zy in de heete zomerdagen gefchieden dat het krygsvolk by hunnen aankomst voor die koortfen ten imterfte vatbaar, en 'cr ook gewoonlyk terftond hevi<* vart aangetast word, het welk hy bevestigd met het ongeluk van het Regiment Switfers van sturler, dat op het einde van July i;8i, in eene brandende hitte uit Breda naar Bergen op den Zoom marcheerde, en van daar naar Sluis in Vlaanderen met fchepen overgebragt werd; alwaar zy door het helpen losfen en laaden der vaartuigen verder zoo ver moeid en afgewerkt wierden, dat 'er al fchielyk honderden ziek wierden en veele ftierven. . Ten tweede de zwaare en geduurige exercitiën, wagten, posten eii parade, die zy daar hebben Waarteneefhen; waardoor zy dage lyks afgemat, verhit, en aan alle de onguurheden van wéér en wind, en aan allerlei fchadelyke dampen en uitwaasfe mingen blootgefteld worden. — Verder hunne al te fterke lichaamsoefeningen; nadien fommige door zwaar te wer ken om iets te verdienen, het zy aan dyken of 's lands werken, of in het hooy, vooral in den oogst by de boe -ren, op het veld, in de brandende hitte; of door te veel wagten te doen , om de zoogenaamde loonwagten te verdienen, en dus fteeds op- en aftetrekken , geene behoorlyke rust of tusfehenpoozingen hebben; terwvl andere door te gaan loopen en visfen, en dat wel in wateren, daar het vlas te rotten ligt, of door te driftig te fpeelen en te ftoeijen, zich geweldig vermoeiien en ziek maaken. Eindelyk hunne haveloosheid en morfigheid, zoo in de barakken, als in de chambrêes dewyl de meeste zich niet genoeg wasfehen, havenen 'noch verfchoonen, maar, tyden lang, met vuile, doorzweette en be»  over de LEGERZIEKTEN. 149 moeid, en zy hebben in de bezorging van hunne paarden, beide te velde en in de kwartieren, eene geduurige doch te gelyk gemaatigde ligchaamsbeweeging; eene van de redenen, waarom zy ook eene beter gezondheid genieten. Zomtyds eischt de krygsdienst, dat het volk zoo dikwyls by herhaaling de wacht of andere posten waarneeme, dat zy geen' tyd hebben om te ilaapen; doch dit gebeurt zelden, cn gemeenlyk flaapen de foldaaten te veel wanneer zy buiten dienst zyn, het welk het ligchaam verflapt, ontzenuwt, en aan ziekten meer onderhevig ^Het is genoeg bekend hoe noodzaakelyk het is de uitwaasfeming te onderhouden; gelyk ook hoe zeer de morfigheid met andere dingen famenloopt om dat oogmerk te verydelen. — ik heb in de Hospitaalen waargenomen, dat niets die ontlasting zoo zeer bevordert, wanneer de foldaaten met de koorts uit het leger gebragt worden, dan hunne handen en voeten, en fomtyds hun geheel ligchaam , met warm water en azyn te wasfehen, en hen fchoon linnen aan te doen (56). Zoo- b-morfte lietnden , en bovenkleedingen heenloopen , hunne huizen en meubelen fchier nooit reinigen, maar meest laaten vervuilen, met ftof, rook. damp, fchimmcl en ongedierten ia niet zelden met champignons, die ten allen tyde eenè doodelyke lucht uitgeeven, hiaten bezetten en begroeijen , hunne kasten, fpinden, of de plaatfen onder hunne bedfteden met een voorraad van appelen, peeren, aardappelen, kool of andere, eene fchadelyke lucht en vuiligheid aanbrengende dingen, opvullen, en daarenboven om hunne wooningen hunne excrementen, asfche, en andere vuiligheden nederwerpen; al het welke hen, benevens andere Ziekten , ook dikwyls de fchnrft aanbrengt. _ ■ (só) Niet weinig zou her ter hertelling van de uitwaai. 0 J K 3 fe-  15° VERHANDELING Zoodat de OfficierS9 tcolwsè ten aanzien van de gezondheid, als van het wel voorkomen hunner manfchappen, zeer wel doen, wanneer zv van hen vorderen, dat zy hun ligchaam en hunne kleedcren rem en zindelyk houden Onder dit Hoofdfhik kan men gevoeglyk ook melding maaken van het fchurft, als zynde misichien de algemeenfte ziekte onder de foldaaten — Het fchurft verfprcidt zich zoo gemakkelyk door de aanraaking van den bennetten perfoon ' of van zyne kleederen, dat dikwyls één foldaat het mededee t aan alle, die met hem in dezelfde tent of barak zyn, of met hem aan dezelfde gemeene tafel eeten; dit, gepaard met het weinig werk hetwelk menfehen van die klasfe van de zindelykheid maaken , is oorzaak dat men die ziekte bezwaarlyk geheel overwinnen kan, fchoon de gencezing 'er van in ieder byzonder inensch over het algemeen niet moeijelyk valt (57). IIL reming in zulke zieken ook toebrengen, indien men ben erftond en dagelyks, zoo lang zy uit het bed konien kunnen , met de beenen 111 warm water en azyn een half uur lang, wel toegedekt, zitten liet, en veel thee v vher SX."gafmet Wdn,'g 3Zyn' * fllik£r of i |«,verwo»dertmy, dat de Heer pringte onder dit Hoofdftuk en als een zesde Artykel geene meldin" gemaakt heeft van de gemoedsaandoeningen der foldaaten& die buiten tegenfpraak mede eene machtige oorzaak zyn" van de ziekten waarvan zy gewoonlyk aangetast worden , ten minfte die krachtdaadig medewerken om dezelve te verzwaa eerst éU"l & T ttt^ele"' *e overwee™ eerst, dat de beweegreden, waardoor de meeste tot den dienst gebragt worden, zyn losbandigheid, onbezonnen hé.d, dronkenfchap, verleiding, ontlooping van het op c hunner ouders voogden of meesters, wanhoopige om£ dighcden, gebrek en armoede; ten andere, dat zy, gèduu- ren«  over de LEGERZIEKTEN. tjl III. HOOFDSTUK. Van de algemeene middelen om de Legerziekten te voorkomen. Offchoon de meeste der hier boven aangewezen oorzaaken van ziekten, te weeten, een overmaat van rende den dienst, onder de «^^^M^-S en niet zelden als Qaaven met verachting en ftraf bchanaeia of wel mishandeld worden; ten derde dat zy onder üai dienst den meestentyd allerlei ongemakken, ellenden, gebrek en armoede lydeu, zoo wel in hun eigen pcrfoon as m hunne vrouwen en kinderen; cn eindelyk, ^'"'Wjgt» als 't ware, gebannen uit hun vaderland, afgefcheiden van smgen en vrienden, zonder hulp, troost af-v^J»W, hunne beste leevènsdagen onder vreemde yolkcieu moe en doorbrengen, en zondêr hoop of vooruitzicht van eens uit hunne Qaaflche dienstbaarheid en ellendigen leevensttancl verlost te zullen worden, veel min van immer tot eene gewenschte bevordering te zullen komen; ja fomtyds met net akelig vooruitzicht van in de garnizoenen of legers, uurnen korten tyd, een gewjsfen dood te gemoed te loopen? —-Immers, dit alles overweegende, begrypt men ligte.yk , dat zv geduurig door verdriet, droefgeestigheid,, nab.erouw, mynfering, vrees, angst, fchrik en wanhoop moeten aangedaan en gefolterd worden; en hoe zeer alle deze fchadelyke gemoedsaandoeningen hunne gezondheid, die by veele reeds te vooren, door dronkenfchap, lichtemisferyen , wellustige ongeregeldheden, enz. bedorven is, verder krenken, hun c-eitel verzwakken en ontzenuwen, en voor allerlei ziekten, inzonderheid voor rotziekten vatbaar maaken, of door de/,e aangetast zynde, dezelve verzwaaren, .is te wel bekend, dan" dat ik 'er hier over behoef uitteweiden. Maar ik kan niet nalaaten hier ook toe te betrekken, als eene zeer pemeene en voornaame oorzaak van ziekten onder onze Nederlandfche troepen, het te dikwyls veranderen van garnizoenen in ongezonde plaatfen. Daar zyn zeer veele haaten krygskundige redenen om vastteitellen, dat het veiwisK 4 le"  *53 VERHANDELING van hitte of koude, -of van vochtigheid• een rottige ftaat der lucht, groote vermoe £ 'natte kleederen en andere Omftandigheden die n den krygsdienst bezwaarlyk kunnen venrfeeden -Ion 6 erHnfchaPPen fl-hts wStn een is her T v ^ noodz^ïk aanbrengen, is het de phcht en post van hen, die het bevel voeren zoodanige voorzieningen 'en voo om^de^r/"^"'^ dien(h'S ^^^kunnen zy om de foldaaten bekwaamer te maaken om die van den krygsdienst zoo onaffcheidelyke, on7e k™™ doorftaanenverdïuren. -ü Want het is fchun- noodeloos hier by te voegen dat de voorbehoeding van de meeste dier zJeften niet kan verwagt worden van geneesmiddelen noch van eenige dingen, die in Ie maXvan dè foldaaten zyn om ze te verwaarloozen, maar alleen van zulke orders cn fchikkingen, waaraan Sodzlakelv'k ^"''"S™ Ste^n en Vestingen nuttig en Wennen, m nder z.ek worden en rniSder fterven Men ifn deze en andere byzondere oorzaaken van de ziekten, !i'  over de LEGERZIEKTEN. 153 ty- op tyden dat zy aan hen niet onredelyk voorkomen, zich zullen verpligt vinden te gehoorzaamen. Wy zullen derhalven de middelen, om zich te°-en de ziekten te behoeden, onderzoeken, volgens de orde der boven verhandelde oorzaaken0 (*); en nadien de voornaamfte afhangen yan de lucht, zullen wy eerst overweegen de gefchikte voorzorgen, welke ten opzichte van deze behooren aangewend te worden; en daarna zullen wy opgeeven eenige regels met betrekkin^ tot de diëet cn tot andere artykelen, die onder het beftier der Officiers mogen vallen. §' ï. Op wat wyze men de Ziekten- die uit Hitte en Koude ont/laap, kan voorkomen. Om de uitwerkingen van eene onmaatige hitte te verzagten, hebben de Bevelhebbers goedgevonden de marfchen zoo te regelen, dat het kryfsvolk op hunne legerplaatfen kome voor de hitte van den dag; en bevel te geeven, dat geene van hen buiten hunne tenten ilaapen mogen, die op vaste legerplaatfen met takken moeten bedekt worden, om dezelve voor de zon te be- fchaduwen (f). Het is een regel van groot aan- (*) II. Deel, II. Hoofdfhik. (f) Ne aridis, & fine opacitate arborwn, campis aut collibui, ne fine tentoriis, a/late, miliies commorentur, Veget. de He Milit. Ub. UI. cap. ÏL De krygslieden moeten des zomers geen verbiyf houden zonder tenten, m legerplaatfen of heuvels, die heet, droog, en door geene pooien befchaduwd zyn. • K 5 \ '  154 VERHANDELING aanbelang dat de foldaaten vroeg in de wapenen zyn en hunne exercitiën verrigthebben^or de koelte van den morgen over Is; want door dt middel ontgaat men niet alleen de vZütklnt hitte maar het bloed verkoeld en de vezel . verfteria zynde, za] he[ V ha&m * vrata geTif^rdefvh11"",^ ^ ** £ ~' : ^"delyk, zal men, in heet weder he nuttig vinden, dat men de wachtposten v£ kort, wanneer de manfchappen in de open Ton cn zonder eenige fchaduw ftaan moeten ($8) De «aatenzeeTverh^ aIs de ®2 dat zy zich aanfchie yke koud WootfflJ.?" i°eteftaa»> ken afleggenen ophet-ra, np^r len' noch h"nnerok- teugen fo^ï^iïRS^^^ gewyze verkoelen, en zich ££3*4 daJt Zy 21011 traPstot dat zy verkoeld zyn, enTdanTh'llrT???*^0^11' tyden wacer me£ een we nL WV1 of h, ƒ he" °p zulke drinken. S Vv>u of bl*udewyn te iaaten De marfehen moeten, in heet xupJ*- „i i. vroeg in den toe^^eöSéT, of ,shfmo^ykis, nacht; en de officier, nioeten! geduurende befl,^ ^ veel ^yK.^ SSte en nat weder, of in de Wtte M^JF* « koud het zeer warm weder is V, in L ? , f ies ?omers' ais K zyn, dan ^^^^JS^SS^S' ^ Zeer nuttig en noodig, z<£c f, r weder is. het zyn, dat de fchildwichten geduurênde^A W 'u Z°U n.et zoo ^m^^SS^i^S: r > „ fttJd M Het aangehaalde Werk. Vol. t tan ~ ft) oe aangek. Verhand, bladz 3- 74' 75'  over de LEGERZIEKTEN. 155 De voorbehoeding tegen de koude is gelegen in -oede kleederen, beddegoed en brandftoffen fe(X — De ondervinding die wy gehad hebben K59J' van „ ?j 'L-jL- nf in de open lucht, of in een klein fchilfteld .^S^fifiXB,, zoo wel dan als in eene derhuisje, en _ Men bcgrypt ^T^ïwalyk ™ vSdett den tyd van fchildehet doorgaans ^atyK, d.,ar het r^JTSSï ES h« ee"flei ei?dus elkand£r lelS- ft at ja ik zou liever zeggen ongelyk, want eene gelyk „adeeliger dan eene vehemente koude4, ^Znl£^ wffikto» tegen koude, dan tegen ^v'nl^ns denzelfden Auteur, zou men ook des avonds feaïSteïeSSen, en moest de parade, in de heete zoSmiden! liever voormiddag* om agt of negen uuren ge- ^Tff^litïf^ dat zy droog liggen en ■ (.59 J. A1!> mc"c Miirtvke en groote verwisfehngen Z0° Cde™fo?4S wörl S ™ £» zy ook «lux» ne gd om de «"«", w> J mktn ais m0„8. - ST lïïtSSl dwa» de inwoondersgello. 25SS? movoldU te onderzoeken, en nooit raetefcin, gf W 'deSIJMt kachels, of andete ntoindfels, zoo 00 iV». 17, i3.  i56* VERHANDELING van het nut der onder-borstrokken, geduurende den winterveldtocht in Engeland (*), moet ons leeren in volgende oorlogen de geheele armee 'er van te voorzien. Ook zyn alle vreemde foldaaten van deze zoo noodzaakelyke kleeding verzorgd; en zelfs is 'er in andere landen geen menseh, hoe gering ook, die ze niet draagt. Zoodanige borstrokken zouden niet alleen nuttig zyn in de winterkwartieren, maar grootelyks ook by den eerlfen uittocht te veld, en tegen het einde van den veldtocht. . Hoe zeer nood- zaakelyk insgelyks de mantels zyn voor hen die op de fchildwacht ftaan, is gebleken uit het algemeen berigt van de ziekten geduurende den eerften winter fjf). Een ander nuttig nrtykel is, dat men het volk van dikke, fterke fchoenen voorzie; want het is genoeg bekend, land maakten dat de lieden, in wier huizen zy ingekwartierd Waren, de kagchels wegnaamen, en open vuuren ftookten, wanneer 'er geen gevaar was, dat de foldaaten hunne kwartieren te warm konden maaken,vermits 'er moeijelyk hout te krygen was. Edoch fchoon de kagchels nadeelig zvji Ln kleine vertrekken, wanneer echter een ftad te vol vo'ik is, en men des winters genoodzaakt is de foldaaten in groote fchuuren of kerken te laaten huisvesten, zyn de Duitfche kagchels zeer nuttig om zulke plaatfen te luchten en te drongen, en 'er eene middelmaatige warmte in te houden; vooral indien 'er in dezelve plaats is voor eene open haardftede of als zy zyn van dat foort, 't welk de Duitfchers noemen wynd ftoves, die een deur hebben, welke opengaat in de kamer, daar het volk huisvest; of byaldien 'er gebroken venfters of eenige andere openingen zyn, waardoor 'er in de vertrekken der foldaaten eene vrye doortocht van lucht kan gehouden worden. (*) I. Deel, VI. Iloofdfruk. (f) I. Deel, II. Hoofdltuk.  over de LEGERZIEKTEN. i$? kend, hoe ligt men, door natte voeten, koude vat (60). . Het tweede voorbehoedmiddel, daar wy melding van maakten, was het beddegoed, waardoor wv verdaan een deken voor iederen tent van de In- (60) Moneo f» wil dat men de foldaaten, wanneer de winter begint, niet alleen van wolle of flanelle borstrokken , riiaar ook van wolle handfchoenen en dasfen en dikke koasfen voorzie, om aantedoen, wanneer zy in dienst moeten zyn. — Zeer heilzaam zou het waarfchynlyk zyn, indien met hen die wolle borstrokken, even gelyk flanelle hemden, op het bloote lyf liet draagen, vermits zulks nog meer verwarmt, de uitwaasfeming beter onderhoudt, en het zweet beter opflorpt, 't welk anders, in linne hemden koud geworden zynde , niet zelden de uitwaasfeming belet of opltopt, en oorzaak geeft tot rheumatieke pynen, enz. En in flxenge winters, of in koude luchtftreeken, wanneer de troepen gehouden Zyn te veld te blyven , heeft men het, zegt si o n u o, zeer nuttig bevonden , dat de foldaaten voorzien waren van flanelle kappen met kraagen en flippen, die de ooren, nek en fchouders bedekken kunnen. — Meyjery fchryft het voornaamelyk toe aan de halve laarfen en wyde mantels met kappen, die de Oostenrykfche hoefaaren altoos met zich voeren, dat zy in tyden van oorlog zoo gezond blyven. — Monro wil ook dat men de foldaaten, wanneer zy laat in het veld moeten blyven, een paar fchoenen en kousfen meer geeven; en in den laattren oorlog van de Engelfchen in Noord-America, verhaalt hy, hadden de troepen een paar wyde matroofe broeken , die tot op de fchoenen reikten, 't welk hen tegen de koude van zeer veel nut is geweest. — Zeer wyd van deze bezorging verfchilt de nieuwerwetfche Pruisfifche monteering van onze Hollandfche foldaaten, die welllaanshalve korter en van vooren weggefneden rokjes moeten draagen, en yan achteren zoo fchraal en van vooren zoo kaal gekleed zyn, dat de koude en regen van alle kanten een open toegang op hun ligchaam vinden, en zy in de tenten en op de posten zich onmoogelyk zoo warm kunnen houden als voorheen met de ouwenvetfehe monteering. («■) Het aangehaalde Werk, Vol. I. fag. 8, 9. O) La viedkmt d'/.rmü, Tm, 1, fuppletUMt, png. 44^  158 VERHANDELING Infantery. Dezen voorraad, waarvoor andere Natiën bezorgd zyn, heeft men algemeen verwaarloosd, zoo wel by de Franfchenals by ons. ■ Wy hebben aangemerkt van hoe veel dienst de mantels waren voor de Cavallery; hoe nuttig dcrhalven de dekens zyn moeten om de gezondheid van het voetvolk te bewaaren, in het begin en het eind van eenen veldtocht, is openbaar. Het eenige dat hieromtrent te ovcrwee- gen ftaat, is of de kosten en de hinder van zoo veel bagagie, grooter zyn zou dan dat voordeel Q*J. Het laatfte voorbehoedmiddel was de brandftof. — Hiervan mogt men voor onze foldaaten wel een grooter voorraad bezorgen, nadien zy te huis zoo weinig aan dc koude gewend worden; edoch, gemerkt het lyden van zekeren graad van koude in de winterkwartieren hen kan verharden tegen eenen vroegen veldtocht, zoo is* alles wat 'ef vereischt word, dat men hen zoo veel brandftoffen bezorge als noodig is om hun ne fpyzen klaartemaaken , de dampigheid van hunne barakken te verbeteren, en de ftrengheid van den winter te gemoedtekomen; terwyl men voor het overige, om de ziekten , uit koude ontftaande, voortekomen, meer zich moet verlaaten op verwarmende kleedercn en ligchaamsoeffe- ningen dan op vuur. Men vindt deze twee artykels, van kleederen en brandftof, aan de zorg der bevelhebbende Officiers aangeraaden , door Vegetius, een Auteur die het volkomenfte berigt (*) Sedert de eerfte uitgaaf van dit Werk , heeft men al ons voetvolk, in dienst zynde, van Dekens voorzien.  o,ver dé LEGERZIEKTEN. 159 rigt geboekt heeft van de oude krygstucht der Romeinen (*) (61). S- 2. (*) Non Lignorum patiantnr (milites)itiopiam ,aut mit'oriliisvestium fuppctat capia\nec. favitati ettim , tiecexpe'ditioni idoneus mi/es est, qui algere competlitur. Veget. 'de re Mil. lib. III. cap. II. Men moet de krygslieden geert gebrek aan hout faaten lyden, noch van te weinig kleederen verzorgen; want een foldaat, die van koude verftyft, kan niet gezond noch tot den krygsdienst bekwaam zyn. (61) MfNRO (a) verhaalt, dat de Engelfche troepen, geduurende den laatften oorlog in Duitschland, voor iederen tent voorzien waren van twee dekens, en dat iedere compagnie dezelve, bedekt met een gewascht kleed, met zich op pakpaarden vervoerde, zoo dat zy altoos gereed by de hand waren, als de regimenten op hunne beftemde plaats kwamen. — Wanneer, vervolgt hy, de natuur van den dienst het toelaat, behooren de Officiers altoos voorzien te zyn van veldbedden, en die, zoo wel als hunne tenten, opteflaan, als zy op hunne plaats komen, zo zy tyd geiïoeg hebben; en zy dienen ook een gewascht of geóiyd kleed te hebben om in hunne tenten boven het ftroo te liggen, en indien zy een klein carpet hebben om daar over heen te liggen, zal het zoo veel te beter zyn. — Ieder Regiment behoort ook voorzien te zyn van een genoegfaam getal van wachtrokken om te dienen voor de fchildwachten, die in koud en nat weder op het veld en buitenposten wacht moeten houden. Eenige Regimenten in Duitschland hadden zulke rokken en vonden 'er zich zeer wel by (7>). — Verder zegt hy, dat men fa) Het aangeTi. Werk, Vol. I. pair. 34. (bj ln de Gentleman''s Magazine and Historica! Cronicle; Vol. XXXVI. for the yiar i/66,pag. «8, vindt men eene onkostbaare manier, om wiiclitiokken voor lbl'daaten te maaken, befchrcven. Men neemt een wyd geruit hemd van omtrent een halve kroon de Engelfche cl, dat is omtrent 3 rhynlandfche voeten, voor welke prys men het tamelyk l'yii kan hebben. Men fnydt 'er de boorden af, laat de opening van de borst tot beneden doorgaan , naait de zyfplitten toe, tarnt 'er van vooren tot aan de fchoüdei(tukjes de plooyen uit, en hernaait het plat op de kraag, svanneer het hemd een foort van nachtrok zal worden, gelyk aan een nachtjak met zeer wyde mouwen. Daarna neemt men een zekere veelheid lynoly, kookt dezelve zachtjes tot op de helft, doet 'er by een weinig goudglit; en als dit zich met den oly wel v«reerusd heeft, ftrykt men dit mengfel net  i6o VERHANDELING Op wat wyze men de Ziekten, die uit Vochtigheid ontftaan, kan voorkomen. Wanneer dé troepen in garnizoen gaan zullen, is het de post van de kwartiermeesters om dc' barakken, die door de R egeering van de plaats 'er toe gefchikt zijn, te onderzoeken , en om te weigeren daar toe te gebruiken de benedenvertrekken in huizen, die of in langen tyd niet be- men het in den winter, als het koud of nat weder is, zeer nuttig bevonden heeft aan de foldaaten, die op de wacht moeten gaan, vooral des nagts , een glas brandewyn te geevcn, of wel de Tinctuur van Kina. — Eindelyk, wil hy, dat het van zeer veel dienst is, dat men altoos in de achterhoede van het leger vuuren brande voor de foldaaten, die van hunnen post komen, om zich te verwarmen en te droogen. .— Ook teekent hy aan , dat men in Noord-America, toen de troepen by hard vriezend weder te veld waren , vuuren aanftak aan het eind van de tenten, en 'er fchildwachten tegen over plaatfte om te zorgen dat 'er geen kwaad van kwam; wyders, dat zy beide in Duitschland en in Noord-America, toen zy zonder tenten te veld waren, hout kapten en groote vuuren maakten, rondom welke de foldaaten te llaapeu lagen met hunne voeten 'er naar toegekeerd ; als mede dat men by alle buitenposten vuurert flookte, wanneer zulks veilig gefchieden kon. — Alle deze voorzorgen zyn buiten twyfl'el gefchikte voorbehoedmiddelen tegen de ziekten , die by de krygslieden uit koude en vochtigheid ontftaan. met een' borstel over den gemaakten wachtrok , zoo dat dezelve overal even nat zy. Vervolgens hangt men denzelven op een' zolder of andere overdekte plaats, zoo dat de deelen 'er van eikanderen niet raaken; droog zynde maakt men denzelven nog eens met het zelfde mengfel nat, en als het dan weder droog geworden is', zal het niet afgaan. Dit kleed is een uitneemend middel tegen den regen!, daarby ligt om te draagen, en zoo het in den rug wel doorolyd is', zal niet alleen de foldaat maar ook deszelfs geweer droog blyven. (J/) Pag. li , ia.  övèr de LEGERZIEKTEN. itff bewoond zyn geweest , of eenige teeltenen vari vochtigheid hebben. — Wy, hebben een voorbeeld; gezien: van het nadeel der beneden woot dingen,. vergeleken met de droogheid der bovenvertrekken'^*) , die altoos te verkiezen zyn, en vooral in de Nederlanden, alwaar de huizeii geene waterleidingen hebben. — Maar byaldien men geene drooge wooningen. hebben kan , zal het 'voornaamfte behoedmiddel, tegen de ziekten , uit vochtigheid voortkomende , beftaan .in het verzorgen van brandftofien (62). In het- veld is het beste behoedmiddel , dat men rondom de tenten gruppels of flooten maakc waar door niet alleen de natuurlyke vochtigheid van den grond vermindert, maar .ook het regenwater opgevangen, en zonder hec ftroo nat' te maaken, weggevoerd word. Dit zelfs is noodzaakelyk, offchoon het leger fleehts voor weinig dagen op dezelfde plaats blyft. Het is van zeer veel aangelegenheid de foldaaten rykelyk "van ftroo 'te voorzien en dit dikWyls te vernieuwen; want een droog en versch bed is niet alleen verfterkend, maar ook een behoedmiddel tegen ziekten *, en één van de redenen, waarom de manfehap gezonder is , als het leger verplaatst word , is dat het dampige en rotte ftroo word agtergelaaten. — Edoch, als het leger lang op dez^de plaats blyft, en wanneer nien (*) L Deel, II. Hoofdftuk. (02) Indien de nood, zegt Monro (V), de officiers verpÉgt om hunne manfehappen in vochtige en onbewoonde huizen te plaatfen, behoort men zorgtedraagen, dat dezelve wel gereinigd, en door vuuren gelucht en droog' gemaakt worden, eer de foldaaten 'er ingaan; en hen wel te voorzien van ftroo, dekens, en hbut, turf of kooien» 00 '< Aangehaalde Wed;, pog. m L  m VERHANDELING men het ftroo niet dikwyls genoeg veranderen kan , is het dienstig, dat men de tenten dagelyks voor eenige uuren open zette, en om eenige weinige dagen al het ftroo 'er uit haale en luchten laate: zonder deze voorzorg zal het niet alleen dampig, maar welhaast rottig en,.voor de gezondheid fchadelyk worden (63). Het is insgelyks noodzaakelyk, dat de Officiers dagelyks hunne tenten-laaten luchten; zo zy dit niet in acht neemen, zal ,alles door de vochtigheid bederven. —- Men moet hen verder raaden, hunne matrasfen nooit op het gras te léggen, maar hunne bedden boven den grond te verhoogen, of zich van bedfteeden of veld-ezels te bedienen. — Gewast linnen , op den grond van den tent uitgefpreid en droog gehouden , houdt de cpryzende dampen veel tegen. — Tegen het eind van het veldfaizoen , wanneer het weder koud -,(fa> Monro O) verhaalt, dat in Diittsehland* wanneer het weder op het eind van den veldtocht regenachtig of koud, en de Armee in een vasten ltand was, de Hertoch FüRnirrAND van brunsv/yk altoos de armee order gaf om hutten'te maaken^ 't gene men deed door de tenten met riet of ftroo te beleggen, of tenten van teen en horden te maaken, of doorputten te graaven en die met riet te bedekken. De Officiers bouwden hutten met haardfteden 'er in , of maakten fchoorfteenerr in hunne tenten. — Maar zegt hy, .wanneer.'er voorraad genoeg van bouwftoffen is, en de legging van het leger het toelaat, is het beter de tenten met riet of ftroo te beleggen, of hutten boven den grond te bouwen, dan putten te graaven of de aarde optedelven; omdat de dampen , die uit den nieuw opgedolven grond opryzen, altoos ongezond zyn en bekwaam om ziekten onder de troepen te veroorzaaken; en als de aarde ergens opgédolven is , wil hy , dat men wel zorgen moet om den grond van de tent met ftroo te bedekken. C<0 't Aangehaalde Werk, pog. ,12.  over de LEGERZIEKTEN. 163 koud en vochtig word, zal men het zeer nuttig vinden des avonds brandewyn of genever te branden, met oogmerk om de lucht in hunne tenten te verwarmen en te verbeteren. Maar de Officiers moeten nimmer de lucht te veel befloten houden , zelfs niet in koud weder, en vooral wanneer zy ziek zyn; houdende het altoos voor een regel, dat het veel gevaarlyker is in eenen vochtigen en met hunne eigen uitwaasfemingen vervulden dampkring te liggen, dan met de gordynen van de tent open , als de marquife genoeg gefloten is. De foldaaten zyn, op hunne marfchen en buitenposten, onvermydelyk blootgefteld aan den regen; en, natte kleederên krygende, vallen zy zeer ligt in ziekten , ten zy men hen toeftaat hout te kappen om 'er in de achterhoede van het leger vuuren van te branden; eene toegeeflykheid die ik in zulke omftandigheden gevonden heb nuttig en noodig te zyn. Wanneer de gronden gelyklyk droog zyn, zyn de gezondfte legerplaatfen op de oevers van breede rivieren; omdat deze liggingen, in het heete faizoen, het voordeel hebben van verfche lucht van het water te ontfangen, waar door de rotte uitdampingen weggedreven worden. — En in de cantonneeringen , moet men niet alleen dorpen zoeken, die ver afgelegen zyn van moerasfige gronden , maar ook zoodanige die het minst met boomen befloten zyn, en het hoogst leggen boven de onderaardfche wateren. — In de meeste vochtige landen (64), zyn om gegee- ven (64) De nieuwfte proef-en waarneemingen geeven ook recht om te beiluiten, dat de gezondfte legerplaatfen zyn L 3 de  164 V ERHANDELING ven reden (*) de fteden té verkiezen boven de dorpen of byzondere landhoeven. de bebouwde en met boomen beplante landen, en degezondfte garnizoenplaatfen -die 'van'binnen en rondom met boomen beplant zyn , mits zy maar niet te digt en als bosfchen geplant zyn, en den toegang der zonneftraalen tot de huizen niet te zeer beletten. De reden 'er van is thans genoeg bekend: de'phlogistieke en fchadelyke deeltjes, die uit de aarde, en vooral uit moerasfige gronden en Hinkende' grachten opryzen-, worden door de boomen eii andere plantgewasfen , die dezelve tot haare voeding en groei noodig hebben, greeti'g ingedronken, en dus buiten werking gefteld; en die planten verfpreiden, ter zclver tyd, door de dampkringen % r eene zeer groote veelheid van gezuiverde of gedephiogisteerde lucht, die voor onze gezondheid allerheilzaamst is. — Edoch , wanneer de boomen digt by een en by wyze van bosfchen geplant zyn, beletten zy dat de uitvloeizels van den grond door de hitte van de zon en de winden verdund, verdeeld, opgetrokken en verfpreid worden; behalven dat de planten en boomen in beIchaduwde plaatfen en des avonds en des nagts, wanneer de nadeehge dampen door de koelte ook verdikt worden en op de aarde hangen blyven, altoos een nadeelige lucht uitwaasfemen. — Men kan dit alles met de fraaifte en overtuigendfte proeven en waarneemingen bevestigd vinden in de Proeven op Plantgewasfen van den Heere ingenhousz bladz. 136 tot 143, en verder in dit Werk, en in de Ver' handel, van deHeeren dei man en pa ets van troost, wyk over het nut van het planten van Boomen binnen en rondom de Steden. — En uit dit alles leert men niet alleen dat men altoos, zoo het mogelyk is, bebouwde landen tot legerplaatfen moet verkiezen , maar ook dat men de garnizoenplaatfen van binnen en buiten met boomen moet beplanten, doen zorgdraagen dat zy de barakken en chambrêes niet te veel befchaduwen', en dat de foldaaten zich niet lang 111 bosfchen ophouden, vooral des avonds, veet mm daar jn op den grond te flaapen liggen O I. Deel, 1. en VIII. Hoofdituk.  over de LEGERZIEKTEN. 16*5 Op welke wyze men de Ziekten, die uit eens Rotte Lucht ent/laan, kan voorkomen. Nadien ik in het voorgaande Hoofdftuk de gemeene bronnen van eene bedorven lucht, waar door een leger aangedaan word , heb aangewezen , zal ik nu eenige overweegingen voordraagen betrekkelyk de middelen om ieder derzelve in het byzonder wegteneemen of te verminderen (65). VoorCos) Nademaal de Heer pringle, 't gene te verwonderen is, in dit Hoofdftuk geen gewag maakt van de middelen, waar door men de kwaade lucht in de gamizoenplaatfen cn kwartieren verbeteren kan, zal ik uit de aangehaalde Verhandeling van den Heere c allen fels hier het voornaamfte 'er van aanteeke-nen. Behalven het planten van boomen binnen en rondom dezelve , behoort de Regeering te zorgen, dat de grachten, flooten, of duiven en alle waterleidingen zuiver en fchoon gehouden, en des zomers zoo wel als des winters, zoo veel doenlyk is, met loopend zoet water voorzien worden; dat 'er geene mist noch vuilnishoopen of putten, in gevonden worden; — dat de ingezetenen, ten minfte tweemaal jn de week, hunne floepen, ftraaten en rioolen fchoonmaaken en zuiver houden; — dat 'er geen afval van vleesch noch visch, en geene doode krengen op de ftraaten en wegen liggen; dat'er geen ziek,of bedorven vleesch, visch, noch onrype of rotte vruchten, en groenten verkogt worden; — dat men 'er geene varkenskooten inhoude; — en dat de fecreeten wel doorgefpoeld en niet des zomers geruimd worden. De opper- of onder-officieren behooren zorgtedraagen, dat, by het betrekken van een nieuw garnizoen, de kwartieren zuiver, rein en luchtig zyn; — dat de bedden, dekens en matrasfen zuiver en fchoon zyn, en dat'er geene gebruikt worden die door het uitgetrokken garnizoen befmet of vervuild zyn; — dat niet te veel foldaaten famen in eene barak, huis of"kamers geplaatst worden; —. dat, de barakken en L 3 cham-  f66 VERHANDELING Vooreerst, ten aanzien Van de bedorven lucht van moerasfen en andere ftilftaande wateren, zyn de voor- chambrêes van tyd tot tyd geveegd, geftofd en gereinigd, en de bedden, matrasfen en dekens telkens gelucht, zuiver en fchoon gehouden en van fchoone lakens voorzien worden; — dat de foldaaten op een behoorlyken tyd zich verfchoonen, en geene vuile, bezweete hemdengeene onreine, bemorschte, natte kleederen aanhouden ; geen asch, vuiligheid, veel min excrementen in of om hunne wooningen laaten liggen; geene fchadelyke dingen branden, geen turfmul of rookende brakke turf aan den haard laaten fmeulen, geen doove kooien te giimmen leggen; zich en hunne wooningen en huisraad van alle ongedierte zuiveren; geen voorraad van fruit of groenten in hunne kamers plaatfen, en geene honden, konynen of andere dieren houden. Laat ft hier byvoegen dat de zindelykheid in alle gevallen een zeer groot behoedmiddel is tegen de onzuiverheid der lucht, en dat dezelve daarom niet zonder groot nadeel kan verzuimd worden, inzonderheid in ziekenhuizen en op de fchepen; want door zodanig een verzuim, zegt ingenhousz Qa), zal daar weldra eene bedorven lucht voortgebragt worden, welke de begiufels van die verichrikkelyke ziekte zal doen ontftaan, die men uit dezeifde oorzaak ziet ontfpruiten in de hospitaalen, welke al te vol zyn en te weinig gelucht worden, en in de gevangenisfen, daar veele ellendigen in hunne eigene vuiligheden zitten. Het is dan natuurlyk , dat die pestachtige ziekte meest by die volkeren gevonden word, die de gewoonte hebben, hunne fchepen met zeer veel menfehen op te vullen, die, door eene natiouaale gewoonte, minder afkeer hebben om in onzindelyke plaatfen te leeven; en die, behalven het overgroot getal van menfehen, de weinige ruimte, welke nog in de fchepen overblyft, met gevogelte en andere leevende dieren opvullen, welker ademing, uitwaasfeming en vuiligheden veel toebrengen om de hoofdftof des leevens, de lucht, te bederven , en dus de uitfpruiting van de zaaden des doods te verhaasten.--— Zy, die in de gefchiedenis alleen der drie laatstgevoerde oorlogen wel bedreven zyn, kunnen beoordeelen, hoe veel invloed de zindelykheid der foldaaten en inatroofen op het verlies en de fterfte der menfehen heeft. — Men 00 Promn op Plantgnmsfeu, bladz, 134, i35.  over de LEGERZIEKTEN. \6? voorbehoedmiddelen, welke ik onder het artykel van eene vochtige lucht vermeld heb , hier meerendeels toepasfelyk. — Byaldien de krygsverrigtingen eene Armee verpligten om lang op zulk eenen grond te blyven, is het beste middel de armee dikwyls van legerplaats te doen veranderen (*); want van plaats veranderende, vernieuwt men ook het ftroo, de manfchappen hebben meer ligchaamsbeweeging, en men laat agter zich de oude fecreeten, die in de legers byzonder fchadelyk zyn, wegens de geduurige verfchyning van den rottigen of Moedigen buikloop. Wat de cantonneeringen in moerasfige plaatfen betreft, byaldien de troepen in het gevaarlyke faizoen daar blyven moeten, zal het minder fchadelyk zyn de landeryen geheel onder water te zetten dan dezelve half droog te laaten; want hoe het water 'er laager op ftaat, hoe het eer bederft, en de uitwaasfeming vergroot ook naar evenMen heeft meer dan eens gezien, dat volkeren, die natuurlykerwys overwinnen moesten, door de buitengemeene grootheid van hunne Zee- en Landmacht, de overwinning misten, juist door de uitwerkfelen van die gewoone onzin- delykheid op hunne vlooten en in hunne legers. Ook leert de ondervinding, dat menfehen, die haveloos, vuil en morfig leeven, doorgaans het eerst en het hevigst door rotziekten aangetast worden. (*) Si avtumnali tcstivoque tempore diiitiui in iisdem locis militum -.uultitudo confljlat, ex contagione aquarwn & odoris ipfius faditate, vitiatis hauftibus, & aere corrupt o, perniciofisjhr.us nascit::r morbus, qui prohiberi tiliter non potest nip frequenti mutatione castrorum. Vecet. de Re Milit. lib. III. cap. II. Byaldien in den herfst of zomer de troepen lang op dezelfde plaatfen blyven , ontftaat uit het bedorven water, deszelfs flank en het drinken van het zelve, en uit de bedorven lucht de allerverderüykfte ziekte, die niet anders kan gefluit worden dan door eene geduurige verandering van legerplaats. L 4  168 VERHANDELING evenredigheid (66): Het Regiment te Helvoirr, het welk fleehts een half uur van de overftrooming lag, bewees hoe naby de troepen by moerasfen leggen kunnen, zonder aanmerkelyk ziek te worden (*); ten minften wanneer de wind de dampen naar eenen anderen weg dryft. Het Esquader van den Admiraal m i t c-ii e l l in Zee^ land, en. de gezonde cantonneeringen te Eyndhoven, Lind en Zeist, in eene ziekelyke nabuurfchap j leveren verdere voorbeelden van dezelfde natuur op (f). . Zelfs heeft men te Romen waargenomen, dat de kring van fchadelyke uitdampingen van de nabygelegen moerasfen zich alleen tot die ftraaten uitgeftrekt heeft, die 'er het naast by liggen, hebbende daar veroorzaakt kwaadaartige koortfen, terwyl het overige van de ftad gezond was (§). — Dus kan men fomtyds door een kleine vervvydering van de moerasfen eene algemeene ziekte voorkomen (67). —, Maar, (66) De nieuwfte proefneemingen hebben bevestigd het gene de ondervinding al lang geleerd had, dat het beste middel om de fchadelyke uitwaasfemingen van moerasfen en modderpoelen wegteneemen, en de ziekten daar uit ont«aande voortekomen, is dat men dezelve onder water zette De Heer pringle heeft boven reeds aangeteekend dat in het jaar 1748, toen men het water van de ondergezette Landen, rondom 's Hertogen-Bosch en Breda, in den zomer afgetapt had, daar uit verfchrikkeiyk veele en zeer tioodelyke ziekten ontftonden; en dat de Staaten Generaal daarvan onderrigt, order gaven het water weder in te laaten en tot in den winter op te houden, 't welk van die gezegende uitwerking was, dat de ziekten terftond goedaanigcr wierden, en welhaast geheel ophielden. (*) h Deel, VIII. Hoofdftuk. (t) ï. Deel, VII. en VIII. Hoofdfhik. (§) Lancis. de Nox. Pa/ud. Effluv. Lib. II. Epld I. tap. III. , * (67) Men zul hier van ook twee merkwaardige voor¬ bed-  over de LEGERZIEKTEN. 169 Maar, indien eene verplaatfing niet beftaanbaar is met den dienst van het leger, gelyk dit plaats had in den veldtocht van 1747,: toen fommige bataillons naar Zeeland gezonden werden, en in den volgenden zomer, toen onze troepen midden in de overftroomingen cantonneerden, moet men te vrede zyn met dié onheilen, welke men niet geheel ontgaan kan, te verminderen. . En nadien dit voornaamelyk moet gefcbieden door de dieet en ligchaamsoefening, zoo zal ik de rei gels daaromtrent voorftellen, wanneer ik van die Artykels zal handelen. Zoo dikwyls de Roodeloop zich begint te verfpreiden, is het beste middel om 'er zich tegen te behoeden, dat men de legerplaats, de fecreeten , het rotte ftroo en andere vuiligheden van het leger verlaate; en dit moet eens, twee- of mcermaalen herhaald worden, zo dit met de krygsverrigtingen beftaan kan; of ten minfte tot het midden van September, wanneer het gevaar grootendeels ten einde is. De eerfte veldtocht verfchafte my een fterk bewys van de nuttigheid dezer praktyk; want het lang verblyf op dezelfde plaats, te Hanau, onderhield de woede van den Roodeloop, die, by het opbreeken van het leger, zeer fchielyk verminderde (*). En in het jaar 1745 was de Roodeloop goedaartiger dan wy dien immer, gezien hebben, het welk wy niet alleen toefchreeven aan de koelheid van het faizoen , maar ook aan de dikwylige verplaatfingen van het leger, geduurende den tyd, dat de Armee het meest beelden vinden in de Befchryving der Ilospitnalen door den Heere monro, die ik hier achter in dit Werk zal inlasichen. ' {*) I. Deel, III. Hoofdluk. L 5  170 VERHANDELING meest met die ziekte te worftelen had (*). - m Edoch, zo eenige omftandigheden niet toelieten het leger van plaats te doen veranderen, wanneer de Roodeloop begint te verfpreiden, dan moet men andere maatregelen neemen om deszelfs voortgang te fluiten. Om derhal ven, in het faizoen van den Roodenloop, de lucht zuiver te houden, moet men voor ieder man, die zyn gevoeg ergens in het leger buiten de fecreeten doet, eene kleine boete of ftraf zetten, en die ftiptelyk ter uitvoer brengen. Verder moet men, van het midden van July, of op de verfchyning van eenen doorgaanden buikloop, de fecreeten dieper dan gewoonlyk maaken, en eens daags een dikke laag aarde 'er op werpen, tot dat de kuilen vol zyn, die dan wel moeten bedekt, en terwyl andere gegraven worden (68). — Het is ook dienftig, dat men de daartoe gefchikte putten maake of in de voorof in de agterhoede van het leger, naar geraaden de regeerende wind van het faizoen de dampen van het leger kan afdryven. — Daarenboven is het noodzaakelyk, dat men het ftroo dikwyls verandere, nadien dit niet alleen ligt rot, maar ook de aanfteekende uitwaasfemingen van hen, welke van die ziekte aangetast zyn, in zich ophoudt. — Edoch indien men geen versch ftroo bezorgen kan, moet men zoo veel meer zorgdraa- gen, (*) 'l Deel, V. HoofJftnk. C6K) Nieuwe proefneemingen hebben geleerd, dar het ter voorbehoeding van alle befmettelyke rotziekten, zeer dienftig is op de excrementen terflond, zoodra zy ontlast zvn, en in de fecreeten veel azyn te gieten; gelyk het ook tot dat einde zeer nuttig is, dat zy, die de zieken oppasfen, zich dikwyls met azyn wasfeu en den mond 'er mede uitfpoelen.  over de LEGERZIEKTEN. 171 gen, dat de tenten en het oude ftroo gelucht worden, zoo als te vooren is aangewezen. Eindelyk, wanneer de Roodeloop begint algemeen te worden, moet men de zieken niet naar het gemeene hospitaal zenden; ten minfte niet in zoo grooten getale, dat zy de lucht kunnen bederven, waardoor zy niet alleen de befmetting aan andere zouden mededeelen, maar dezelve ook by hen onderhouden C^sO- Deze regel zal men zoo veel fterker bekrachtigd vinden, als men overweegt de gebeurtenisfen, waarvan gewag gemaakt is, in het berigt van den veldtocht in Duitschland (*), vergeleken met het gene in den zomer van 1747 is voorgevallen (f). Wanneer derhalven de Roodeloop de overhand krygt, moeten de regiments-Chirurgyns de ligtere gevallen in het leger zelf behandelen, en van de overige zoo veele, als zy gevoeglyk kunnen, in de regiments-hospitaalen bezorgen en oppasfen, die men daartoe vooral ruim en luchtig moet verkiezen. Schuuren en graanzolders, en foortgelyke plaatfen zyn 'er het gefchiktfte toe, vermits de dampen 'er gemakkelyk in verfpreiden en verdreven worden, zonder dat de lyders gevaar loopen van koude te vatten, nadien het weder, geduurende dien tyd, gemeenlyk warm is. ——— Wat het Hoofd-Hospitaal betreft, men moet (69) De Auteur is, gelyk men ziet, van meening, dat de Roodeloop eene befmettelyke ziekte is, dat is, door de lucht te befmetten zich voortplant. Het gene ik ter bevestiging van dit gevoelen, 't welk onlangs openbaar wederfproken is, zou kunnen aanteekenen, zal ik fpaaren tot het Hoofdfluk, waarin de Heer pringle afzonderlyk over deze ziekte handelt. (*) I. Deel, III. Hoofdfluk. (|) I. Deel, 'VII. Hoofdfcuk.  i72 . V E.R H A N DH L I N G moet 'er alleen' zulke zieken in ontvangen, die men in de regimcnts -.hospitaalen niet wel verzorgen, en de zieken die men met het leger niet vervoeren kan (70). -— Zonder deze verdeeling der zieken , zou het Groot-Hospitaal in ziekelyke tyden welhaast met eenige duizenden overladen worden, die niet behoorlyk kunnen behandeld worden, als door een grooter getal van Genéesheeren dan men tot hier toe 'er ge- meenlyk toe gebruikt heeft. Doch, alwierd deze zwaarigheid weggenomen, zou het evenwel niet raadfaam wezen maar één algemeen hospitaal te hebben, ter oorzaake van de groote fterfte, die 'er altyd op volgt, wanneer men een groot getal menfehen met rottige en befmettelyke ziekten byéén propt. Dewyl ik in het berigt van fchier eiken veldtocht heb doen zien, hoe gemeen de hospitaalkoorts is, en welke verderfelyke uitwerkingen zy heeft, is het onnoodig dat ik aandringe op de noodzaakelykheid van het aanwenden van behoedmiddelen tegen dezelve. Zonder my in te laaten in eene byzondere befchryving van deszelfs na- (?o) Het is van het uitterfre belang, dat men de foldaaten , die in het leger ziek worden, terftond van de gezonde alzondere, en naar het règiments- of naar het algëmeene hospitaal zende. . Monro (V) teekent aan, dat fommige van de regiments-Chirurgyns in Duitschland, als zy te veld trokken, altyd, met hunne medicynkist, eenige tenten in voorraad mede namen, en die, als 'er eenige van hunne foldaaten ziek werden, en zy geen huis voor een regiments-hospitaal vinden konden, lieten opflaan, en den grond wel met ftroo en dekens bedekken, en dan de zieken er inbragten en behandelden, tot dat zv gelegenheid kreegen om hen naar het vliegend hospitaal te zenden. 00 't Aangehaalde Werk, pag. 77,  over. óe LEGERZIEKTEN. 173 natuur, 't welk ik zal fpaaren voor het derde Deel van dit Werk, zal ik hier alleen aanvvyzen de middelen, waardoor men te weeg kan brengen , dat deze ziekte in het geheel niet verfchync, of ten minlte niet met zoo veel befmetting en gevaar. — Deze middelen zal ik onder twee hoofddeelen overweegen; in het eene zal ik handelen over de keus der hospitaalen; en in het andere over de manier om de lucht in dezelve zuiver te houden. Over den Roodenloop handelende, heb ik voor de betere herftelling dér zieken, en tot voorbehoeding tegen de befmetting, de luchtiglte en ruimfte huizen, die men in de nabuurfchap van het leger bekomen kan, aangeprezen. Dan door deze zelfde middelen zal men. ook de hospitaal-koorts voorkomen, nadien de Roodeloop zeer gefchikt is om dezelve voort- tebrengen (*). Gemeenlyk ziet men by deze gelegenheden uit naar welgelloten en warmé huizen, en daarom verkiest men het huis des kmdmans boven zyne fchuur; maar dé. ondervinding heeft ons overtuigd, dat 'er meer lucht dan warmte vereischt word. — Uit dien hoofde zyn, van het begin van Juny tot October, niet alleen de fchuuren, ftallen, koornzolders en andere afzonderlyke bergplaatfen, maar bovenal de kerken de beste hospitaalen. Hiervan hadden wy een blyk in den veldtocht van 1747, toen 'er een groote Kerk te Maastricht tot dat gebruik gebezigd werd, alwaar die koorts in het geheel niet (*) De rotte uitwaasfemingen van de rooloopige uitwerpfels zyn niet alleen bekwaam om dien loop te verfpreiden, maar insgelyks om de hospitaal-koorts, met of zonder bloedige afgangen, te verwekken.  174 VERHANDELING nier. verfcheen, niettegenfkande 'er in die kerk meer dan 100 menfehen te famen ziek lagen aari vuile zwecren, buikloopen, en andere rotziekten , en wel drie maanden lang (*_), geduurende het grootfle gedeelte van welken tyd het weder zeer heet was. — Men mag het derhalven voor een vasten ftelregel aanneemen, dat, hoe men in de hospitaalen meer verfche lucht inlaat, het gevaar van die befmettelyke ziekte daar te verwekken zoo veel te minder zyn zal (71). Eene andere voorzorg, die men in eene vaste legerplaats moet in acht neemen, is dat de regiments-hospitaalen, hier en daar verfpreid, en niet in het zelfde dorp by den andere behooren te zyn. — En om dezelfde reden, byaldien het algemeen hospitaal in de noodzaakelykheid is om ter zeiver tyd een groot aantal zieken toe te laaten, (het welk dikwyls gebeuren moet, als de Armee, na een lang verblyf op eene legerplaats, opbreekt) zal het dienftiger wezen, dat de zieken iri twee of drie dorpen verfpreid liggen , dan dezelve in een dorp by malkandere te hebben, offchoon een naauwer beftek voor de huishouding van het hospitaal voordeeliger, en voor de oppasfmg der zieken gemakkelyk zyn mogt. Het gebrek van verfche en gezonde lucht kan men door geen diëet, noch geneesmid- de- (*) I. Deel, VII. Hoofdftuk. (71) Men moet echter, zoo wel in de hospitaalen als in andere ziekekauiers, zorgdraagen, dat men door het openzetten van deuren, venfters en raamen, in koude, winderige en natte dagen, en des nachts, hen die ziek te bed en te zweeten of uittewaasfemen liggen, door de koude tocht geene belette uitwaasfeming aanjaagen; want dan zou het geneesmiddel fomtyds erger zyn dan de kwaal; waarom men altoos de inlaating van de lucht zoo moet inrichten, dat de tocht niet op de zieken valk.  over de LEGERZIEKTEN. 175 delen vergoeden; weshalven het hoog noodzaakelyk is, dat men ten allen tyde zoo veele van de zieken met hunne Regimenten medeneeme; als 'er gemakkelyk op wagens kunnen vervoerd worden. Het is echter, nuttig het volgende onderfcheid te maaken. In het begin van eenen veldtocht; wanneer de ontfteekingsziekten heerfèhen, moet men de zieken agterlaaten; nadien die ziekten het minst beweeging dulden, en tevens geenzins befinettelyk zyn. — Maar dezulken, die op het einde van den zomer en het. laatst van den herfst ziek worden, gemerkt hunne ziekten van eenen rottigen aart zyn, de beweeging zeer wel toelaaten, en gemeenlyk met de verandering van lucht verbeteren, behoort men liever met hunne Regimenten te vervoeren en te verdeelen, dan in ééne plaats by eikanderen te brengen, alwaar zy dé befmetting ligtelyk voortbrengen en voortplanten zouden. Nadien de regiments-hospitaalen van zoo veel aangelegenheid zyn, is het zeer raadfaam dat men dezelve uit den algemeenen voorraad genoegfaam voorzie van bedden, dekens (72) en me- (72) Op de matrasfen, beddens en dekens, zoo wel in de hospitaalen als in de barakken en chambrêes, word doorgaans te weinig acht geflagen. De Heer callenfels fchryft hier omtrent: Het is doorgaans oud en lang gebruikt beddegoed, waar op meenig een ziek gelegen heeft en geftorven is, dus doortrokken met het fnot, fpeekfel, zweet en uitwaasfemingen der zoodanige, ja derzelver bloed, urine en mist; want fommige bedden, matrasfen en dekens draagen daarvan geene onduistere teeltenen. Zy zyn alleen genoeg om een nieuw garnizoen, dat intrekt en dezelve beflaapt, aantefteeken en te befmetten. Het is toch een ftuk van aanbelang hier op te letten; want op veele matrasfen en onder derzelver dekens hebben zulke gelegen, die galkoort- fen,  i~6 VERHANDELING medicynen, en tevens toeftaa de noodige oppas- fers en andere noodwendigheden; En dezd voorzorg is niet alleen noödzaakelyk te veld, maar ook in de winterkwartieren; vermits 'er by het opbreeken van een leger, gemeenlyk meer zieken zyn.,' dan door de daar toe geftelde Geneesheeren behoorlyk kunnen waargenomen worden- ■ In den veldtocht van 1743 liet men omtrent 3000 zieken in het algemeen hospitaal; en in het jaar 1747 klommen de lysten, by het betrekken der winterkwartieren, tot 4000. . In den loop van den vcorgaanden oorlog, had één Geneesheer fomtyds 700 zieken waarte^ neemen ; in welk. geval , fchoon het hospitaal van eenen Geneesheer voorzien ware, kon het echter weinig voordeel van deszelfs bezorginge trekken. — Edoch veronderfleld zynde, dat men ,'er een genoegfaam getal van Ge-neesheeren had, zou nogthans de meenigte van zieken, door de lucht te bederven, het grootfle gedeelte van- hunne bezorgingen vruchteloos maaken. Men kan dit ligtelyk begrypen uit het gene daadelyk gebeurd is; want, zonder te rekenen de pestgelykende flerfte in de hospitaalen van den eerllen veldtocht, en voor de overige een midden getal neemende, zoo was 'er de a lucht feu, heete koortfen of kwaade looperi, uitteeringen, ook wel rotkoortfen hadden; dus zyn die matrasfen en dekens befmet, en zecten de befmcttingen en zaaden der ziekten óver aan alle, die 'er vervolgens op flaapen, en dit is wel eene Voornaame oorzaak van de koortfen en (heiningen onder de Militairen, waartoe ook vervolgens behoort het lywaat en de kleederen der afgeflorvenen, die men door andere, vooral door de Recruuten, zonder argwaan laat aantrekken, zonder te bedenken hoe zy meenigroaal könnea befmet zyn en de ziekte overbrengen*  over de LEGERZIEKTEN. 177 iücht in dezelve doorgaans irt zoo een grooter* graad bedorven, dat zy de praktyk 'er genoegfaam zonder vrucht maakte, in zoo verre, dat ik, volgens de gunftigfte berekening, gevonden heb, dat 'er 1 van de 10 ftierf van alle die welke 'er in toegelaten waren. — Behalven de betere kans van eene gezonde lucht, hebben de regiments-hospitaalen nog een voordeel, te weeten, dat derzelver Chirurgyns het temperament en de gefteldheid van hunne lyders, en alle de omftam- digheden van derzelver ziekten best kennen. • En gemerkt de Geneesheer in moeijelyke gevallen 'er zich toch naar toe begeeven moet, of verpligt is 'er geregelde bezoeken te doen, kart men niets inbrengen tegen deze manier van de zieken te behandelen, die ik, zoo dikwyls als zy beproefd is, altoos, veel heilzaamer gevonden heb, dan die van groote en algemeene hospitaalen. En om de Chirurgyns in ftaat te ftelleri om hunne eigene regimenten te beter te bedienen, is het, in tyd van oorlog, noödzaakelyk* dat men ieder hunner een tweeden onder-Chirurgynt geeve; alzoo het dan dikwyls gebeurt dat het getal der zieken te groot is om door hen zelve met fleehts» één onder-Chirurgyn bediend te worden; behal^ ven dat, in ziekelyke tyden, één van hen of Wel beide ligtelyk ziek kunnen worden. Wy zullen nu de Algemeene Hospitaalen befchouwen , die van tweederlei foort zyn, te weeten het Vliegende- of Veld-Hospitaal, 't welk altoos het leger op eenen behoorlyken afftand volgt, en het Vaste Hospitaal, 't gene beftendig op eene piaats blyft (73). In de keus van bei- (73) Men behoorde irt alle de vöornaamö Garnizöeöplaatfin van ons Land, vooral in Staats-Vlaanderen, Sluis in M Vlaaft-  «7S VERHANDELING beiden moeten zy, die het beftuur 'er over hebben, zorgdraagen, dat de vertrekken 'er van groot en luchtig zyn, gedenkende dat het in den zomer niet aan warmte ontbreekt, en dat deze in den winter voornaamelyk door vuur moet verzorgd worden. — Het is ook dienftig, de algemeene hospitaalen liever in lieden dan in dorpen te hebben, nadien men in de eerfte, behalven andere gemakken , waarfchynlyk grootere vertrekken vindt (74). Belangende de inrichting der hospitaalen, met oogmerk om de lucht zuiver te houden, is de beste regel, in ieder vertrek zoo weinig zieken toetelaaten, dat zy, die het gevaar van eene kwaade lucht niet kennen, denken zouden dat 'er plaats genoeg ware om 'er twee- of driemaal zoo VlaanderenSas van Gent, Hulst, enz. daar doorgaans zoo veele zieken onder de Militairen zyn, vaste en goede hospitaalèn te hebben; want, behalven dat zy gelegenheid geeven om de zieken terftond van de gezonde aftezonderen zoo kunnen zy 'er beter bediend en door de Doctoren beter behandeld worden; ook kunnen zy 'er, zoo de hospitaalèn wel ingericht zyn, ruimer en luchtiger liggen, gefchikter voedfels en andere-behoeften genieten, dan inde barakken of chambrêes O). (74.) En 'er is, zegt monro f», geen artykel van den krygsdienst, daar men meer acht op dient te geeven dan op de plaats vóór de hospitaalen en de behoorlyke inrichting van dezelve, van welke de gezondheid en fterkte van een leger dikwyls afhangt; want in natte en ongezonde fatzoenen, byaldien 'er befmettelyke ziekten in de hospitaalen komen, t welk men misfehien door zoodanige voorzorg zou hebben kunnen voorkomen, verzwakken zy meeni-maal in eene zeer korten tyd de Armee meer dan het zwaard van den vyand. ft} 'YeÖiclxV',LENFELS AanSeb' Verh. bladz. 94-93. \J>) t Aangeh. Werk, pag. 77. v *  over de LEGERZIEKTEN. .179 zoo veel zieken inteneemen (75). — Ook zal men wel doen, wanneer de zolderingen laag zyn, inec 'er een gedeelte van wegteneemen, en de vliering of bovenfte verdieping tot aan het dak toe opentemaaken. ■ Eene beftendige ondervinding leert, dat de lucht in naauwe en met menfehen opgepropte kamers in weinig dagen bedorven is; en 't gene de herfleiling ■ van het kwaad bezwaarlyk maakt, is de moeijelykheid om de oppasfers, en de zieken zelve te overtuigen van de noodzaakelykheid om ten allen tyden de deuren en venflers opentezetteu, ten einde verfche lucht intelaaten. — Ik heb gemeenlyk die kamers het gezondfte gevonden, alwaar de lucht, wegens de gebroken venflers, en andere gebreken, niet kon uitgefloten worden. Het is derhalven blykbaar, wanneer 'er. geene haardfteden met fchoorfteenen in de vertrekken zyn, dat men een zeer goed voorbehoedmiddel vinden zal in de Luchtwentelaars (Ventilators} van mynen waardigen vriend den achtingswaardigen Heere ha les, van welke men voor de hospitaalen eenige maaken kan, klein genoeg om overal medegevoerd te kunnen worden (76). —• Door (75) Ook is riet in de hospitaalèn van belang, dat men de gene, die aanhetherftetlen zyn , van de zieken afzondere; vermits zy voor de befmettende lacht vatbaarer zyn dan gezonde, en deswegens, als men zulks verzuimt, dikwyls ligtelyk weder inftorten. (76) Behalven de Ventilators is' in de hospitaalèn, ziekenkamers, fchepen,enz. volgens ingenhousz O), een zeer eenvoudig, gemakkelyk, onkostbaar, doch te gelyk vermogend 'middel om de lucht te verbeteren, de herhaalde beweeging der deuren of van uitgefpreiden (lukken doek, waar« 00 Pneyen oysr He Plantgewasfen, bladz. '13& M a  s m 0 n c 11 y.  ioo VERHANDELING dat de Romeinen den azyn hielden voor een vari de noodzaakelykfte mondbehoeften van een leger (*> Dan, het zy deze door hen alleen gebruikt werd om hunne fpyzen toetebereiden, of wel dat zy denzelven met water mengden, en dronken wanneer zy verhit of koortlig waren, het moet een goede uitwerking gehad hebben in de te groote rotbaarheid van het bloed, geduurende den zomer, te verbeteren. ■ De azyn- wey, die reeds wel bekend is in de hospitaalen, is een verkoelend geneesmiddel in de ontfteekingskoortfen, en de zieken vonden 'er fmaak in. Edoch, de zekerfte weg, om de fol¬ daaten, by wyze van een voorbehoedmiddel, azyn of eenig ander zuur te doen gebruiken, is dat men dezelve menge met zoo veel brandewyugeest of anderen fterken drank, als men oordeek voor elk man eene gefchikte maat te zyn; en voornaamelyk wanneer de troepen naar Zeeland, of naar de moerasfigfte gedeelten van Braband gezonden worden, geduurende het ziekelyk jaarge-» ty in deze landen. Men heeft het varkensvleesch of fpek fomtyds in de legers verboden, omdat men het ongezond hield. Sanctorius heeft waargenomen, dathet de ongevoelige uitwaasfeming ftopt; en nadien het fchielyker bederft dan runder- of fchaa- pen- (*) Hyeme Ugnorum S? pabuli, ast at e aquarum vi'tanda est difficultas. Frumenti vero, vini, aceti, nee non etiam falis omni tempore vitanda est necesfitas. Veget. de Re Milit. lib. III. cap. III. — Men moet zorgdraagen, dat in den winter het hout en voerage, eu in den zomer het water niet moeijelyk te krygen valt; maar vooral dat men aan graanen, wyn, azyn, en zout, Hooit gebrek hebbe»  ©ver de LEGERZIEKTEN. 191 penvleescli, zoo is het vermoedelyk dat het een minder goed voedfel dan een van die beide verfchaft, wanneer 'er gevaar is van rottinge. — Men is ook van gevoelen, dat men, in de legers , het vleesch over het algemeen te min laat uitbloeden, en dat het, deswegens fchielyker bedervende, met andere oorzaaken famenloopt tot het voortbrengen van rotziekten. By het aanleggen van tafclgemeenfchappen, zou men nog eene regeling kunnen maaken ten aanzien van het drinken van fterke dranken, het zy met de maat 'er van te bepaalen door afkortingen van de foldy, of wel op eene andere wyze. — Dit is reeds op dc zeefchepen in gebruik gebragt, en waarfchynlyk om dezelfde reden, waarom het fomtyds hier kan dienftig zyn; gemerkt het fcheepsvolk eveneens onderhevig is aan. ziekten, uit vochtigheid en bedorven lucht ontftaande. Wat de Officiers betreft, het zy zy in het leger, of in cantonneeringen, in een vochtig land zyn, zy zyn, fchoon in minder graad dan de gemeene foldaat, echter aan dezelfde ziekten van het jaargety en luchtftreek blootgefteld. Den voornaamften eetregel, die zy in ziekelyke tyden, moeten inachtneemen, is dat zy maatig behooren te eeten, en de overlaading hunner maag en moeijelyk verteerbaare fpyzen myden (*). —- De wyn is noodzaaklyk, maar alle overdaad is in zulken tyd gevaarlyk. Ik zal befluiten met dien wyzen regel van celsus, om (*) Si qua intemperantia fuhest, tutior est in potione quam in esca. Cel sus de Med. lib. I. cap. II. Indien men zich ergens in te buiten gaat, is het beter in den drank dan in het eeten,  ipi VÈR M ANDELING om zich te behoeden tegen ziekten uit eeneil vochtigen of bedorven ftaat der lucht ontftaande , Turn vit are oportet fatigationem , cruditatem, frigus, calorem ^ libidinem (*_); dient men zich te wagten voor-vermoeijing, raauw voedfel, koude, hitte en wellust. %. 5- Op wat wyze men de Ziekten, die uit gebrek van Ligchaamsoeffening ontftaan, kan voorkomen. De grootfte vermoeijing, die een foldaat ondergaat , is in het doen van lange marfchen, byzonder in heet of regenachtig weder. Als de dienst het vordert, moet men die ongemakken verduuren; doch zy zullen van minder ziekten verzeld gaan, indien men zorgdraagt dat men van een goeden voorraad van mondbehoeften en overvloed van droog ftroo voorzien zy (81). Op andere tyden, wanneer een , over- (*) Lib. I. Cap. X. (81) Ingevolge §. 5. van het II. Hoofdftuk, en de Aanteèkeningen 55 en 57, die ik daar bygevoegd heb, zal ik hier nog het een en ander aanteekenen, dat tot voorbehoeding van Legerziekten dienftig is. De beste tyd om te marcheeren is in het voorjaar, en wel in de maand Mey. Als men het vroeger doet in de maanden Maart en April heeft men doorgaans 's morgens en 's avonds nog veel koude, en niet zelden regen, hagel en fneeuw, waardoor de troepen veel te lyden hebben; en laater, is dikwyls het weder te warm. Zoo 'er geene dringende redenen zyn om de marsch te Verhaasten, moet zy op de gemakkelykfte wyze gefchieden, Zoo dat het volk niet te lang op éénen dag marcheeren maar veele rusttyden, goede rustplaatfen en ligging hebbe.  over dê LEGERZIEKTEN. 103 overhaaste optocht niet noodzaakelyk is, zyn de korte marfchen, als zy voor de hitte van den dag Byaldien het krygsvolk te water tiaar elders moet vervoerd Worden, behoort men zulke en zoo veele fchepen te neemen dat 'er maar weinig in één fchip gedaan worden, en te gelyk «orgtedraagen, dat zy 'er ruim , luchtig en rein in ver-blyven kunnen. Men behoort in alle gevallen te zorgen, dat zy geene te groote of onnoodige vermoeijing ondergaan, eri, door deii dienst of ander werk, niet afgemat worden; en dus na eenige marsch te land of te water afgelegd te hebben, en op hunne beftemde plaats gekomen te zyn , niet terftond genoodzaakt worden te werken, posten of wachten, of exercitiën waar teneemen. De foldaaten, die reeds ongefteld of ziek zyn, behoorden geenen dienst,! hoe genaamd, te doen, en de pas herftelden moet men 'er ook nog eenigen tyd van ver« fchoonen. Als zy irt de kwartieren zyn en niets te doen hebben, moeten de Officiers een naauwkeurig toezicht hebben op hunne leevenswyze, en zorgen, dat zy, zoo min door luije ledigheid als door te groote vermoeijing, hunne krachten en gezondheid benadeelen. Tot dit einde moeten zy hen dagelyks laaten exerceeren, of eenigen tyd marcheeren, of maaken dat zy door andere ligchaamsoefreningen zich werkfaam, houden; want, als zy na eenen vermoeijenden veldtocht in de kwartieren komen, vallen zy dikwyls in ziekte door een al te werkeloos leeven te leiden. De Officiers moeten echter zorgen, dat hunne ligéhaamsoeffeningen altoos maatig zyn, en evenredig aan hunne krachten en gezondheid, en dat zy die niet doen in nat weder. — De Romeinen exerceerden hunne foldaaten dagelyks in het veld van Mars, als het goed weder was, doch onder dak, als het regende of fneeuwde (V). Verder behooren de officiers te zorgen, dat hunne onderhoorige manfchappen altoos rein en in alle opzichten Zindelyk leeven, dat is, ten aanzien van hunne inwooning, lig-1 ging, huisraad en hun ligchaam, alle die morsfigheden ert haveloosheden vermyden, die wy boven hebben aangeweezen. Voorts QO v e ó É t. & Re Müt. ti». UI cup, l, fect. 2. N  394 VERHANDELING dag en. met gefchikte halten of rusthoudingen gefchieden, zoo ver van de troepen te vermoeijen, dat niets voor de bewaaring hunner gezondheid dienfliger zyn kan. Maar nadien in een lang verblyf op dezelfde legerplaats de werkeloosheid meer ziekten voortbrengt dan de vermoeijenis, zal het niet ondicnftig zyn gepaste fchikkingen te maaken omtrent de ligchaamsoeffeningen op zulke tyden; en dit te meer, dewyl onze foldaaten, als men hen aan hen zelve overlaat, natuurlyk al te onverfchillig zyn, om dingen te doen die nuttig voor hen zyn. Men Voorts behooren de officiers alles aantewenden om hunne foldaaten alzins wel gemoed en vrolyk te houden, door hen altoos zacht, vriendelyk en rechtvaardig te behandelen, door hen den dienst in alle opzichten gemakkelyk en aangenaam te maaken, door hen aantemoedigen en gelegenheid te geeven tot uitfpanning en vrolykheid, door behoorlyke rust èn verlof te verleeneu, vooral door hunne armoede en ellenden, en dié van hunne vrouwen en kinderen, op alle mogelyke wyzen te verzagten • en te gemoed te komen ; en door andere middelen, die de byzondere omftandigheden van tyd, plaats, enz. best aanwyzen kunnen. Eindelyk wat de veranderingen van Garnizoenen aangaat, voor de gezondheid van ons krygsvolk zou het buiten twyffel zeer nuttig zyn, dat die trapswyze gefchieden van minder tot meer ongezonde plaatfen ; van Zeeland, by voorbeeld in Staats-Vlaanderen; en dat de Regimenten ten minfte vier jaaren in iedere Garnizocnplaats bleeven ; en waarfchynlyk zon het nog beter wezen, dat men, gelyk voorden zeedienst, zoo ook eigene troepen hield voor Zeeland, Staats-Vlaanderen, enz. want zeker is het, dat zy langfaamerhand aan de lucht zouden gewoon worden, en dit zynde, gelyk de inwoonders 'er van, minder vatbaar zyn voor de daar heerfchende ziekten; ook zou men, volgens callenfels uit de militaire doodlysten van deze eeuw, ligtelyk kunnen opmaaken, dar de Regimenten vry minder dooden hadden, toen zy drie jaaren agter een daar lagen, als federt zy van jaar tot jaar van Garnizoen veranderen, C*) Amgeh. Verhand, bladz. 79 • 8a.  over de LEGERZIEKTEN, 195 Men kan de ligchaamsoeffening van eenen foldaat onder drie hoofddeelen befchouwen; hec eerfte betreft zynen dienst, het tweede de gemakken en geryffelykheden zyns leevens, en het derde zyne tydverdryven. De eerfte, beftaande in zyne wapenoeftening, is geen minder gefchikt middel om zyne gezondheid te bewaaren, dan om hem in zynen dienst bekwaam te maaken (*); en deze oeffening dikwyls te herhaalen, des morgens voor dat.de zon groote hitte geeft, is voordeeliger dan dezelve zeldfaam te doen, en dan 'er zich op denzelfden tyd lang aaneen mede bezig te houden; want nadien een leger weinig gelegenheid tot ververfching verfchaft, moet men alle onnoodigé vermoeijingen vermyden. Wat het twééde artykel betreft, het afkappen Van boomtakken om hunne tenten, te befchaduwen, het uitgraaven van greppen rondom dezelve om het water afteleiden, het luchten van het ftroo, het fchoonmaaken van hunne kleederen en wapenen, en het gereedmaaken van de fpyzen, zyn alle plichten, die, gelyk zy volgens gegeeven bevelen ftriktelyk moeten volvoerd worden * ook, (*") Rei militaris pefiti, plus quotidiana armorum exercitia ad fanitatem militum putaverunt prodesfe, quam medicos. — Ex quo intelligilur quanto ftudiofius armorum artem docendus fit femper exercitus^ cum ei lahoris confuetudo , & in castris fanitatem, & inJonilictu posftt praestare victoriam. Veget. de Re Mikt, 'lib. III.cap. II. De oorlogskundige hebben geoordeeld, dat de dagelykfche wapenoefening, voor de gezondheid der foldaaten, voordeeliger is dan de geneesheeren. Waaruit blykt, dat men de krygslieden met allen yver in de konst der wapenoefening moet onderwyzen, dewyl de gewoonte tot den arbeid hen in het leger gezondheid, sa ln den ftryd de overwinning aanbrengen kan* .' Na.  lo6 VERHANDELING ook, op zekere tyden van den dag, voor de foldaaten geene onaangenaarae oeffeningen behooren te zyn. Aangaande eindelyk de tydverdryven of uk* fpanningen, dewyl men de foldaaten tot niets van dien aart door beveelen noodzaaken kan, moet men 'er hen toe aanmoedigen, of door den voorgang van hunne officieren, of door kleine belooningen voor dezulke, welke uitmunten in het een of ander foort van oeffeningfpelen, die men zal oordeelen het best aan dat oogmerk te voldoen. Edoch men dient hierin eenige voorzorg te gebruiken met betrekking tot onmaatigheden, vermits ons gemeene volk door de bank geen middelmaat in acht neemt tusfehen hunne genegenheid tot gemak, en hunne drift tot geweldige ligchaamsoefFeningen. —.— En hoe noodzaakelyk ook de beweeging zyn mag voor troepen in een vaste legerplaats, moet men echter van den anderen kant zorgdraagen, dat zy zich niet te veel vermoeijen, voornaamelyk in heet weder en in ziekelyke tyden; en boven alles dat zy niet blootgefteld worden om natte kleederen te krygen, het welk, zoo als wy reeds overvloedig getoond hebben, eene van de gemeenfte oorzaaken is van legerziekten. IV.  over de LEGERZIEKTEN. 197 IV. HOOFDSTUK. Vergelyking der Saizoenen, met betrekking tot de gezondheid van een Leger. In het begin van iederen veldtocht, ten minfte in de eerfte maand, moet men verwagten dat de lysten der zieken merkelyk grooter worden zullen , dan wanneer de troepen in de kwartieren gebleven waren. — De vroegfte veldtocht begon den Sften April (*), en bragt zulk een aantal van zieken aan, dat de lysten tot ~ van het geheel opklommen. — In het jaar 1745 werd de veldtocht geopend den suften April, en in 1747, den 23ft.cn van dezelfde maand, beide in de Nederlanden ; doch in het jaar 1746 legerden de troepen, den 23ften April, in het noorden van Schotland, het welk men, de hemelsbreedte in aanmerking neemende, voor de vroegfte veldtocht van dezen oorlog houden mag. — En uit alle deze voorbeelden heeft men reden om te gelooven, dat de eerstgemelde evenredigheid over het algemeen zal ftand grypen, wanneer de Armee , in de eerfte of tweede week van April, in Vlaanderen te veld trekt (82). Edoch (*) I. Deel, VIII. Hoofdftuk. (82) Dat is te zeggen, dat in vroege veldtochten van de 27 manfchappen één ftaat ziek te worden. Dusdanige berekening kan van zeer veel nut weezen voor de inrichting en voorraad der hospitaalen, enz.; doch men begrypt ligtelyk, dat bykomende omftandigheden daar veel verfchil in kunnen te weeg brengen, en gevolglyk dat men altoos wel zal doen met op grooter getal van zieken ftaat te maaken. N 3  foS VERHANDELING Edoch byaldien de troepen tot in her midderr van Mey in hunne kwartieren blyven, zullen de ziekten van de eerfté maand aanmerkelyk minder zyn, fchoon misfehien niet zoo veel minder als men wel zou kunnen verwagtcn.— Dus in den eerften veldtocht, de Engelfchen, den i^den Mey (*), te velde trekkende , hadden, na de eerfte maand, omtrent r' deel van hun geheel getal ziek; eene evenredigheid nogthans, die wy niet voor eenen algemeenen regel kunnen opgeeven; gemerkt het volk een lange marsch gedaan had, en het hunne eerfte veldtocht was. —. Het volgende jaar, wanneer de troepen den I3den Mey uit hunne kwartieren trokken, vond men, na een maand in het veld geweest te zyn,-fleehts omtrent gedeelte in de hospitaalen; maar nadien het weder toen zagtwas, en 'er andere gunftige omftandigheden bykwamen, kan men misfehien de evenredigheid in gemeene jaaren bepaalen op f6 gedeelte; zoodat, alles gelyk gefteld zynde , het getal der zieken, na de eerfte maand, omtrent i grooter zal zyn, als de Armee in het midden van April legert, dan wanneer zy een maand laater te veld trekt, Na de eerfte .veertien dagen of drie weeken van de legering, neernen de ziekten dagelyks af; vermits de zwakfte reeds in het hospitaal zyn, en de overige meer gehard worden, en ook omdat het weder dagelyks warmer word. Deze gezonde ftaat duurt den gantfehen zomer door (f); ten zy de" foldaaten, door eene buitenge^ woone blootftelling aan den regen , natte kleedc- rcij (*) I. Deel, III. IToofddiik. (i) Dat }s tot het raidden van Augustus.  over de LEGERZIEKTEN. 199 ren krygen, of nat liggen; in welk geval de Roodeloop, in reden van de voorafgegaane hitte , meer of min zal heerfchen. De meeste zieken beginnen omtrent het midden of einde van Augustus, terwyl de dagen nog heet zyn, maar de nachten koel en dampig, met mist en daauw; om dezen tyd, zoo niet vroeger, begint de Roodeloop te heerfchen; en fchoon deszelfs hevigheid met het begin van October afneemt, de Aflaatende Koorts (febris intermittens) echter veld winnende, blyft hy het overige van den veldtocht duuren, cn houdt nooit geheel op, zelfs niet in de kwartieren, voordat de vorst begint. . De ziekten zyn in het begin van lederen veldtocht zoo gelykvormig, dat men het getal der zieken bykans voorzeggen kan; doch voor het overige van het faizoen kan men niet voorzien, hoe veele 'er van het begin van den herfst tot het einde van dat jaargety ziek zullen worden, omdat de ziekten dan van eenen befmettelyken aart zyn, en meest van de hitte van den zomer afhangen. By het eindigen van den veldtocht in Duitschland, was het getal der zieken in de hospitaalen tot dat der gezonde, als 3 tot 13. In het jaar 1747, toen de troepen het veld verlieten, maakten de zieken omtrent \ gedeelte van het geheele getal uit; maar indien men het detachement, 't welk men dat jaar in Zeeland zond, afzonderlykbefchouwt, was die evenredigheid byna het omgekeerde; want de gezonde manfehappen waren tot de zieken , Hechts als 1 tot 4. — Met het fluiten van den veldtocht in 1744, hadden wy maar één uit 17 ziek; fchoon de helft van de Armee uit nieuwe manfehappen beftond; en het volgende jaar, N 4 het  soo VERHANDELING het welk door deszelfs gezondheid merkwaardig was, had men niet boven éénen zieken van de 26; maar in beide deze jaaren keerden de troepen vroeger in de winterkwartieren dan gewoonlyk. Ik heb waargenomen, dat de laatfte veertien dagen van eenen veldtocht, indien deze tot het begin van November duurt, meer zieken oplevert' dan de twee eerfte maanden van denzelven, ■— Byaldien derhal ven de veldtochten zes maanden duuren moeten, is het van zeer veel belang voor de gezondheid of zy vroeg of laat beginnen. Want fchoon men denken zou dat het heilzaamer voor de troepen is de te veldtrekking tot het begin van Mey üitteftellen, en in het veld te blyven tot op het einde van October, leert echter de ondervinding dat het beter is veertien dagen vroeger uittetrekken, ten einde zoo veel te eerder in de winterkwartieren wedertekeeren, Wy hebben reeds opgemerkt, dat de Aflaatende Koorts (febris remittens) niet altoos met den veldtocht een einde neemt, maar in de kwartieren voortduurt tot dat de vorst begint; en dat 'er, van dat tydperk af tot den volgenden veldtocht, geene andere Heete Ziekten (morbi eicutï) zich opdoen, uitgezonderd die, welke door groote koude veroorzaakt worden (*). Edoch men ontmoet dan altoos eene groote verfcheidenheid van Sleepende Ziekten (morbi chronicij, vermits de herfst tot dezelve een' zeer uitgeftrekten grond gelegd heeft, en deze ontftaan gemeenlyk uit verftopte ingewanden. , Over het geheel echter, zullen de zieken-lysten $00 zeer verminderen, dat de troepen, byaldien zy (*) II. Deel, I. en II, Hoofdftuk,  over de LEGERZIEKTEN. aoi zy maar tamelyk van het noodige verzorgd worden, en de voorafgegaane herfst niet buitengewoon ongezond geweest is, vermoedelyk in de volgende lente te veld zullen trekken, zonder meer dan één man van de 40 agtertelaaten. De krygsondernecmingcn des winters, fchoon zy hard fchynen, brengen weinig zieken aan, zoo het volk goede fchoenen, kwartieren, brand en mondbehoeften hebben. —- Hiervan hadden wy eene proef in onze marsch naar Duitschland; en eene andere in die naar het noorden van Schotland in het oproerige jaar. Maar lange marfchen des zomers zyn niet zonder gevaar, ten zy zy des nagts gefchieden, of wel zoo vroeg in den morgen, dat zy voor de hitte van den dag afgelegd zyn. Men moet op dezulken, die in het leger, en vooral op het einde van den zomer, zoodanig ziek worden, dat zy genoodzaakt zyn voor eenigen tyd in het hospitaal te blyven, ten aanzien van den krygsdienst in dat faizoen niet rekenen, want, door hunne ziekte verzwakt, en geduurende de geneezing warm gehouden zynde, zullen zy ligtelyk weder inftorten, zoodra zy in het veld te rug keeren. Het zou derhalven dienftig zyn, dezulke, die van ziekten herfteld zyn, in de garnizoenen te gebruiken, geduurende het overige van den veldtocht, of ten minfte zoo lang tot dat zy volkomen tyd gehad hebben om herfteld te worden; waartoe de hospitaalen noch de vereischte gemakken noch goede lucht hebben. Het zou ook zeer nuttig zyn om ziekten te voorkomen, indien men de ziekelyke of in den dienst niet genoeg geharde krygsbenden £corps), veertien dagen vroeger dan de overige N 5 naar  202 VERHANDELING naar de winterkwartieren zond, zoo dit met den dienst beftaan kon. Nadien ik gewag heb gemaakt van het harden der troepen in den dienst, zal het niet ongepast zyn, dat ik 'er de volgende waarfchouwing byvoege, gemerkt men hierin ligtelyk eenen mis- flag begaan kan. Door welgeharde troepen verftaat men gemeenlyk dezulke, die allerlei vermoeijingen hebben doorgeftaan, en deswegens het best gefchikt zyn om dezelve verder te ver- duuren. Edoch hierin kan men zich ligt bedriegen; dewyl zulke corps, die door den dienst ziekelyk geworden zyn, naderhand nimmer fterk zyn zullen, noch bekwaam voor nieuwen arbeid, voor en al eer de zwakke dood of afgedankt zyn. — Want nadien de foldaaten in tyd van oorlog niet alleen aan hevige ziekten onderhevig zyn, maar ook weinig tyd of gelegenheid hebben om te herftellen, zoo kan het, wanneer zy eens zwaar ziek geweest zyn, niet misfen, of hun geftel zal 'er zoo zeer door verzwakt zyn, dat zy voortaan voor ziekte veel vatbaarer zullen wezen. Ik zal 'er twee voorbeelden van by- brengen. In het jaar voor den oorlog, toen onze troepen te Lexden-heath, naby Colchester gelegerd, en daar laat gebleven waren, keerden zy ziekelyk in de kwartieren te rug. Dan, men nam duidelyk waar, dat die, welke herftelden en naar Vlaanderen gingen, de eerfte waren die in de garnizoenen ziek werden, en dat die zelfde manfehappen, met andere welke in de Nederlanden waren ziek geworden, ook het ziekfte waren in de cantonneeringen, en naderhand in het leger in Duitschland. Zoodat deze regimenten nooit gezond wierden, voor dat zy al-  over de LEGERZIEKTEN. 203 alle hunne zwakke manfehappen verloren hadden, het gene indedaad grootendeels gebeurde o-eduurende den loop van den eerften veldtocht, ^ . Het andere voorbeeld is dat van die detachementen die men naar Zeeland en Bergen-opjZoom zond, welke veel leeden door de kwaade lucht van het land; en deze zelfde bataillons waren, in het begin van den naastvoigenden veldtocht, aanmerkelyk zieker, dan eenige van de overige (*). • Edoch, nadien de eerfte veldtocht in Vlaanderen, fchoon op den zieken in Duitschland volgende, zeer gezond was (f), en de naastvolgende nog meer (§), zouden fommige hier uit kunnen befluiten, dat de troepen fleehts in het eerfte jaar te Iyden hadden, en dan gehard zynde, vervolgens de gewoone krygsvermoeijenisfen, zonder nadeel aan hunne gezondheid, ondergaan konden. Maar, behalven dat het weder, geduurende den tweeden en derden veldtocht, allergunftigst was, en dat het leger in beide vroeg opbrak, moet men zich ook herinneren , dat alle Regimenten, die in Duitschland geweest waren, meest alle hunne ziekelyke manfehappen daar verloren hadden; zoodat die, welke in het volgende jaar te veld trokken, of oude foldaaten waren, die nooit waren ziek geweest, of nieuw geworven volk, of nieuwe verfterkingen , of regimenten die versch van Engeland gekomen waren; en die derhalven, nadien zy gezond bleeven, eer een bewys zyn van het gene wy boven gefteld hebben. • En om te begrypen waarom de derde veldtocht nog gezonder (*) I. Deel, VII. en VIII. Hoofdftuk. | Ct) I. Deel, IV. Hoofdftuk. (§) I. Deel, V. Hoofdftuk.  ao4 VERHANDELING der was dan de tweede, moet men aanmerken, dat de Armee toen in haaren besten Maat was, beftaande voornaamlyk uit verfche foldaaten, of uit manfehappen die nooit waren ziek geweest, of uit zulke, die, door het bywoonen van eenen korten veldtocht in maatig weder, vry wel gehard waren. Tot een verder bewys dat de gezondheid en gehardheid der troepen niet aftemeeten is door den tyd, geduurende welke zy gediend hebben, dient, dat in de twee laatfte jaaren van den oorlog het getal der zieken, naar evenredigheid, zoo groot was, als het geweest was in de twee eerfte; ook toont dat geen, 't welk in de cantonneeringen van Hollandsch Braband gebeurde, duidelyk, dat geene gehardheid tegen ongemakken, iemand kan beftand maaken tegen den invloed van de vochtige en bedorven lucht der moerasfen. Alles komt dan hierop neer; dat, overwogen alle de ongemakken en blootftellingen aan koude, die met den gemakkelykften krygsdienst gepaard gaan, die troepen het best gehard en bekwaam zyn om de vermoeijenisfen van eenen tweeden veldtocht te ondergaan, wier geftel in den eerften het minst verzwakt is. V E R-  VERHANDELING OVER DE LEGERZIEKTEN. DERDE DEEI ï. HOOFDSTUK, IVaarneemmgen omtrent Verkoudheden en Ontfteekingskoortfen, in het algemeen. jNa de verdeeling der ziekten, die het meest by een leger voorkomen, benevens de afgelegene oorzaaken en de behoedmiddelen derzelve ter neder gefield te hebben, zal ik in dit Deel overgaan om eenige praktikaale waarneemingen voortedraagen over iedere ziekte, en wel in die orde als zy boven zyn voorgefteld (*), en zal dus beginnen met dezulke, die alleen van Ontfteeking (Jnflammatio') afhangen. Edoch, nadien de ontfteekingsziekten overal gemeen, en door zoo veele Schryvers verhandeld zyn, zal ik niet treeden in eene byzondere befchryving van eenige derzelve; maar alleen eenige weinige aanmerkingen maaken over die, welke het meest in de Krygs-Hospitaalen voorkomen. Wanneer men eerst te veld trekt, zoo wel als geduurende den winter, verfchynt de Ontfteekingskoorts (febris inflammatoria) het (*) II. Deel, I. Hoofdftuk.  o.z6 VÉR HANDELING gemeenst, onder de gedaanten van Zydeweën \pleuritides) en Longontfteekingen (peripneumoniaè^i "en na deze komen de koortfen, met Zinkingspynen (dUores rheumatici) verzeld, De ontfteeking valt ook wel op de hers- fcnen, de lever, de maag en andere ingewanden. In het algemeen fchynt de koorts uit eene belette uitwaasfeming (of wat ook de eerfte uitwerking der koude zyn mag), haaren oorfpronk genomen hebbende, eerst te ontftaan door het ontfteeken dier deelen, en vervolgens door die ontfteeking onderhouden te worden. Somtyds kan men niet bemerken, dat het eene deel meer is aangedaan dan het andere, en men befpeurt alleen eenige algemeene toevallen van ontfteeking (83). Als dan noemt men de ziekte eenvoudig eene ontfteekingskoorts; fchoon het waarfchynlyk is dat eenige der meest ongevoelige deelen op dien tyd door ontfteeking zyn aangedaan. Deze koorts is het gemeen- fte, nadat het weder begint warm te worden. Doch men ziefde enkelvoudige ontfteekingskoortfen zelden in het einde van den zomer of in den herfst; want in die faizoenen brengen de blootftellingén aan koude, of de vochtigheid, koortfen en buikloopen voort van eenen rottigen aart, terwyl de ontfteeking als dan dikwyls het geringfte gedeelte van de ziekte fchynt te zyn. 1 Want (83) Te weeten, na voorafgegaane gevatte koude en geleden ongemakken, loomheid, zwaarheid in de ledemaaten, pynelyke ftyfheid over het gantfche ligchaam, hoofdpyn met of na voorgaande huivering en hitte, een harde radde pols, eindelyk eene aflaatende of aanhoudende heete koorts; en he; afgelaaten bloed is ontftokeni  over de LEGERZIEKTEN. 207 Want na den zomer - zonneftand hellen de koortfen het meest naar het aflaaten (remïttèe* ren), en zyn met minder ontftoken en meer rottig bloed verzeld. Doch tegen het eind van den veldtocht, wanneer het weder koud word, komen 'er meer ontftcekings-toevallen by, zoodat de koortfen op dien tyd kunnen gezegd worden, van twee verfchillende oorzaaken aftehangen. Tot de gemengde ontfteekingskoortfen mag men insgelyks brengen de Tusfehenpoozende Koortfen der lente (febres intermittentes vernales) , die in het begin van den veldtocht niet alleen hen aantasten, welke in den voorgaanden herfst zulke koortfen gehad hebben, maar ook andere, die dezelve nimmer gehad hebben (84). . Deze moet men te zorgvuldiger van de tusfehenpoozende koortfen onderfcheiden, nadien zy voornaamelyk door aderlaatingen en andere Ontfteekingweerende (antiphlogistica) middelen moeten behandeld worden. Als men kina heeft gegeevcn, terwyl het bloed ontftoken was, of voor dat 'er eene behoorlyke Tusfchenpoozing (intermisfió) in de koorts plaats had, heb ik waargenomen, dat de ziekte gereedelyk in eene Aanhoudende Koorts (febris continuo) veranderde, of voor een' tyd opgeftopt werd, en daarna met zoo veel erger toevallen wederkwam. De (84) Al het gene de Heer pringle hier zegt over het onderfcheid der ontfteekingsziekten wegens het verfchillend jaargety, hebben de laatere zoo wel als de vroegere ondervindingen in de legers volkomen bevestigd, en de prakdfeerende Geneesheeren neemen hetzelfde overal in ons land waar. Vergelyk, onder andere, monro, het aangeh. Werk, Vol. II. pag. 7, 8.  eoS VERHANDELING De ontfteekingskoortfen van een Ic-er vef-* fchillen van andere alleen daarin, dat zy geweldiger zyn, en misfehien meer verzeld met eenen Buikloop (diarrhoea). ,De ftrengheden van het weder, waaraan een foldaat zoo zeer is blootgefteld, zyne nalaatigheid in het klaagen over de ongefteldheden, die hy het eerst gevoelt , zyne ongefchikte ligging als hy pas ziek word, of zyne vervoering naar een afgelegen hospitaal met een wagen, Wanneer hy reeds de koorts heeft, zyn zoo veele redenen van de meerdere hevigheid der koorts; en de opftopping van de uitwaasfeming, door de koude ligging, of door ongefchikte dranken te drinken, als hy eerst door de ziekte word aangetast, is Waarfchynlyk de oorzaak van den buikloop. Nademaal de aderlaating het voornaamfte geneesmiddel is in de geneezing van ontfteekingsziekten , zoo is het te lang uitftellen of het niet dikwyls genoeg herhaalen van dezelve, in het begin van kwaade verkoudheden, de hoofdoorzaak dat zy in gevaarlyke ontfteekingskoortfen en zinkingspynen, of Longteeringen (phthifis) uitloopen; en gemerkt een foldaat zich eerst vervoegt by den Chirurgyn van zyn regiment, hangt het van dezen voornaamclyk af den dood van veele te voorkomen door tydig het lancet te gebruiken (85). In het algemeen zyn de jon- (85) Men kan indedaad niet genoeg aandringen op het tydig, het ruim en herhaald aderlaaten in verkoudheden* zydeweeen en longontfteekingen.- Door het verzuim hieromtrent heb ik duizende menfehen zien ongelukkig worden fchielyk fterven of in eene kwynende longteering vallen . In een verkoudheid met een hardnekkigen of hevigen hoest, bezwaarde ademhaaling, min of meer pyn op de borst, moes  rfvEit bE LEGERZIEKTEN. sop jónge prakfizyns te fpaarzaam in bloed aftelaa* ten, en Hellen het te languit. Dan de Chirurgyns kunnen verzekerd zyn, dat de foldaaten zelden klaagen over hoest, of pyn met toevallen van ontfteeking, waarin eene daatelyke aderlaa* ting niet dienftig is; en uit de aanhouding hunner klagten, moet hy oordeelen over de noodzaakelykheid van die ontlasting te herhaalen, het welk men, in het geval van eene fteeking in de zyde of borst, of van eene bezwaarde adem haaling, nooit moetnalaaten in eene vry groote hoeveelheid te doen , zelfs in den verstgevorderden ftaat van de ontfteeking. Ik heb gemeen- lyk bevolen van twaalf tot zestien oneen aftetappen, by de eerfte of tweede aderlaating, doch minder by alle de overige. — Men zal wel doen met hierin den regel van celsus te volgen, in acht neemende de kleur en dikheid van het bloed, terwyl bet uitloopt, dat is, wanneer het dik- en zwartachtig is, (hoedanig het is in eene bezwaarde ademhaaling en zwaare ontfteekingen), als dan ruimer het aftetappen (*) (86). Wanneer het noodzaakelyk is eene groo- moet men terftond en rykelyk aderlaaten. Vergelyk Tigïot's en bicker's Raadgeev. voor de gezondheid van den Gemeenen Man. Berde Druk, bladz. 48, 49, 75, 76, 99—103. (*) De Med. Lib. II, Cap. X. (86) Men moet in 't algemeen de grootheid en herhaaling der aderlaating bepaalen naar de hevigheid der ziekte en derzelver toevallen, de vermindering van deze door dezelve , de hardheid en fpanning van den pols, de gefteldheid» en krachten van den lyder, en de meer of mindere ontfteeking van het afgelaaten bloed. In hevige ontfteekingen , fterke bloedryke geitellen, met een zeer vollen gefpannen pols, eu wier bloed men zwaar omftoken vindt, moet ö mea  cio VERHANDELING froote ontlasting van bloed te maaken, dan is et best den lyder liggende te aderlaaten, ten ein- men aderlaatingen doen van 10, 12 tct 16 oneen, en dat twee- of.fomtyds driemaal daags, en gaan daar twee of drie dagen medé voort, zoo de toevallen aanhouden. Ik heb gevallen van zwaare Longen-ontfteekingen gehad, waarin ik de ruimfte aderlaatingen tot tien-, twaalf-, ja meermaalen, herhaald heb, omdat de toevallen niet weeken, of telkens zich weder verheften, en de krachten het toelieten; en ik heb 'er lyders door behouden, wier dood men voor zeker Hield. : ■ De mindere of meerdere, "hardheid van den pols is eene zeer goede gidfe in het bepaalen der aderlaatingen, maar men moet ook alle de andere omftandigheden te gelyk in aanmerking neemen; en men dient door ondervinding geleerd te hebben den pols te voelen om 'er wel over te kunnen oordeelen. Want daar zyn gevallen, gelyk in zwaare longontfteekingen, waarin het bloed, niet vry door de longen in de flagaders kunnende vloeijen, eenen (lappen, kleinen polsflag voortbrengt, cn in' welke echter ruime en herhaalde aderlaatingen, ten uitterfte noodzaakelyk zyn. —Dit;.zelfde heeft stoll waargenomen: Meermaalen, zegt hy in zyne Ratio Medendl, Part. I, pag. 17, heb ik in 4e. allerzwaarfte longontfteeking een'flappen, zwakken, en radden pols gevonden, terwyl niettemin Cle aderlaating eene zeer groote verligting gaf, en bloed met een dikke taaije korst verfchafte, en daarna de pols fterker en voller maakte. .— Ook heb ik meermaalen gevallen ontmoet, waarin de hevigfte graad van ontfteeking gepaard ging met een' zeer kleinen, femengetrokken, en zoodanig onderdrukten pols, dat myn vinger de verwyding der ftagader of den polsflag naauwlyk» bemerken kon. Soortgelyke vermaaning is ook noodig ten aanzien van de ontfteeking of ontftoken "korst, die men-op het afgetapte bloed vindt. Naarmaate men die korst taaijer en dikker vindt, is de aanwyzing tot ruime en herhaalde aderlaatingen grooter'; nogthans moet men de aderlaating niet altoos onnoodig oordeelen, wanneer 'er geene of niet dan eene geringe korst zich op het bloed vertoont. Men ziet niet zelden in zwaare longontfteekingen; dat het eerfte en het tweede afgelaaten bloed, dun en als ontbonden, en niet das met een dun fly-mig vel bedekt is; doch'dat het van de  ö ver dé LEGERZIEKTEN. iti einde voorcekomen dat hy niet in flaaüwte vallc, voor dat 'er genoeg is afgelaaten; anderzins houdt men ^ in alle ontfteekingspynen$ def flaauwte of Bezwyming (animi deliquiuni) by de ontlasting van het bloed, voor eene gunftige Omftandigheid, Eende volgende aderlaatlngen eene zwaar ontftoken korst heeft, en dat ook dan de aftappingr van het bloed, eerst verligting- aanbrengt. Bekend is het daarenboven, dat op het bloed, fchoon ontdoken, geene korst komt, wanneer het uit eene te kleine opening, of langs den arm loopt, of in een plat of koud bekken gevangen word, omdat het dan, te fchielyk koud wordende, te fpoedig ftolt, en dus hetftolbaar watervocht (Lympha coagnlans), dat eigenlyk dia korst maakt, geen tyd heeft om zich van het roode gedeelte van het bloed aftefcheiden. 't Is ook hierom, zal men over den ontftoken ftaat van het bloed wel kunnen oordeelen. dat het uit eene ruime opening met eene vryen ftraal, in een min of meer verwarmd vat, of wel in thee- of koffy - kopjes moet gevangen worden. Huxham heeft dit een en ander reeds voor lang aangeteekend, en w. hey heeft het onlangs in zyne fraatje Obfervations on the Biood, door proef- en waarneemingen bevestigd. Voor het overige heb ik met den laatstgemelden Auteur, ftrydig aan den regel van celsus, altoos gevonden, dat het ontftoken bloed, terwyl het uit de ader fpringt. altoos dunner en levendiger rood van kleur zich vertoont, dan bloed van een gezond mensch, het gene die Engelfche waarneemer, met reden, daaraan toefchryft, dat het ontftoken bloed altoos veel meer wey en ftolbaar-watervocht heeft, welke beide vochten dun en zeer doorfchynend zyn. — Ik ben echter met hewsok (a) en de man Qb~) geenzins van gevoelen, dat het ontftoken bloed donner en waterachtiger is dan gezond bloed, veelmin dat de ontfteeking, gelyk de eerfte wil, het bloed, wel verre van het te verdikken, veeleer het zelve wezenlyk verdunt. De Heer hey heeft,in het gemelde Werkje,dit gevoelen Zoo bondig wederlegd, dat ik niet zie dat 'er iets van belang tegen inte« brengén zy. (d) Experimental hiquiry into the properties of the Hooi. {IQ Vnkamitl. om ds Kwaadaartige Rstkoerti, bladz. i&h O *  412 VERHANDELING Een ander voorbehoedmiddel beftaat in by tyds re doen zweeten, waartoe een van de beste geneesmiddelen is een groote dronk azyn-wey (87), met een weinig Geest van Hartshoortt (Jpiritus cornu cervi), des avonds naar bed gaande (*). ■— Men was voorheen gewoon toe dat einde de Theriaca te geeven; doch alle zulke medicynen zetten de koorts aan, zoo zy geen zweet verwekken, daar dat zoutachtig mengfel werkt zonder te verhitten. — De Theriaca word meer zweetdryvende gemaakt, door by een half dragme van denzelven eenige greinen zout van Hartshoorn (Jal cornu cervf) te voegen, en door het zweet aantezetten met azynwey, of met dun Gort- of Gerfle-water (aqua hordei), met azyn zuurachtig gemaakt (88). —■ Edoch (87) Men maakt de azyn-wey van zoete- of ksarnemelk, by welke men, op het vuur ftaande , een weinig azyn doet, (by een pint, by voorbeeld, één of twee lepels azyn, naarmaate men de wey min of meer zuur begeert), om ze te doen hotten, waarna men, dezelve door een doek of teems gietende, klaare wey verkrygt, waarin men een weinig fuiker, firoop of honig doet. als men dit verkiest. Men gebruikt anders met nut ook Cremor Tartari, of zuuring om de melk te doen hotten. Zoodanige wey is een uitneemend nuttige en aangenaame drank in alle heete ziekten. . Wanneer het oogmerk is om 'er door te doen zweeten , doet men daarenboven ook wel een hand vo! vlierblojemen by kaarnemelk, terwyl zy op het vuur ftaat, en dit is mede zeer nuttig. (*) Of geef den lyder, naar bed gaande, twee ferupels Zout van Hanshoorn, verzadigd (gefatureerd) met omtrent drie lepels vol gemeenen azyn, om in eens in te neemen, en bevorder de uitwaasfeming door eenige warmen verdunnenden drank. (88) Het gebruik van flaap- of pynftsllende middelen uii Heulfap (opium), de Theriaca en andere, in het begin van heete, en vooral in ontfteekingsziekten,is federt lang als ten uiterfte fchadelyk veroordeeld en afgefchaft; inzonderheid fe-  over de LEGERZfEKTEN. 213 Edoch wat belangt dé manier om de koortfen te voorkomen, dit valt meer onder het beduur der regiments-Chirurgyns, dan onder dat van de Geneesheeren, die het hospitaal bedienen, die zelden de lyders zien voor dat de koorts reeds zich vol- federt de in de prnktyk door ervaren Heer tra lles in zyn niet genoeg gekend Werk: De Ufu & Abufu Opii, deszelfs veelvuldige nadeelen zoo overtuigend als uitvoerig heeft aangetoond. Nogthans fchynen de Engelfche Geneesheeren, als men uit hunne voorfchriften oordeden mag , van die middelen in heete ziekten nog veel meer gebruik te maaken dan wel de onze. — Dan, wat men ook'voorwendde om het gebruik dier middelen in het begin van ontfteekingsziekten te wettigen , de ondervinding van de kundigfte en ervarenfte Artfen heeft onbetwistbaar geleerd, en de myne heeft my 'er in bevestigd, dat zy 'er allerfchadelykst in zyn, en zoo veel verderfelyker hoe de ziekte heviger is; en dat 'er maar zeer weinige gevallen zyn, die wy in het vervolg wel zullen aanwyzen, in welke zy van eenigen dienst zyn kunnen. — Ook ben ik met tissot van oordeel, dat het veel zweeten, waardoor ook verwekt, in het begin van ontfteekingsziekten altoos nadeelig is; maar vooral wanneer men het aanzet door opiaaten, wynen, fpe« ceryen , broeijing of foortgelyke middelen, die alle het bloed verdikken, verhitten en ontfteeken , en gevolglyk de ziekte verzwaaren; en ik meene met dien Geneeskundigen zoo men het zweeten in die gevallen al noodig vindt,° dat men geene andere moet gebruiken, als die ik in Aanteek 87. heb aangeweezen, het overvloedig drinken van azynwey met vlierbloemen, benevens de Geest van Minderer (fpiritus Mindereri,) het antimonium diaphoreticum non ablutum, of nitrum fiibiatum, en het zitten met de beenen in warm water met azyn of zout. — Eindelyk ben ik vaii gevoelen, dat in die gevallen de aanwyzing tot zweeten niet te pas komt, als zeer in het begin der ziekte, eer de koorts de vochten verdikt en ontftoken heeft, of voor dat 'er eenige verftoppingen. ontftaan zyn; want het is onbetwistbaar , dat men, door veel te doen zweeten, het bloed van zyne dunfte waterdeelen berooft, en gevolglyk meer verdikt en tot ontfteeking doet overhellen. Vergelyk tis- soï's en bicüer's aangehaalde IVerk, bladz 17 "o 52, 75 enz. " ' O 3  ftt4 VERHANDELING volkomen gezet heeft, of ten minlte zoo ver ge vorderd is,.dat zy door zweeten niet kan afgeweerd worden. - Het is daarom,: byaldien de koortfige ongeiteldheid, of de verkoudheid, reeds twee of drie dagen ftand heeft gegrepen, dat men dezelve behandelen moet met aderlaaten, en zulke medicynen, die, zonder te verhitten, meer ftrekken om de Ontftoken Verftopping (obftructio inflamrnatoria) wegteneemen en de uitwaasfeming te bevorderen. — Eenige hebben gedagt dat tot dit oogmerk niets zoo dienftig is dan de Geest van Minderer (fpiritus Mindereri) (*), van wiens inwendig gebruik de beroemde boerhaave het eerst gewag gemaakt heeft, en 't welk naderhand in praktyk gebragt is, te Edenburg, door den Heere john clerk, vermaard Geneesheer in die Stad (f). Edoch, geduurd) Pharmacop. Edinburgcnfis. Men moet in acht neemen, dat ik, met betrekking tot de naatnen der famengeftelde medicynen, volge de laatfte Uitgaaf van den Londenfchen Apotheek, te weeten, die van het jaar 1746; ten zy het, gelyk hier, anders is aangewezen (89}. (t) Nadien het den Lezer niet dan aangenaam zyn kan 'de waarneemingen te hebben van den Heere clekk, over de uitwerkingen van dit geneesmiddel in verfcheidene gevallen, zal ik hier by voegen zyn eigen berigt, in het volgende uittrekfel van eenen brief, waarmede hy my over dit onderwerp vereerd heeft. „ Wat (89) Ik ben eerst voorneemens geweest om de voorrchriften det famengeftelde Geneesmiddelen, van welke de Auteur in dit Werk gewag maakt, by wyze van Aanteekeningen op te geeven; maar, na eenige overweeging, Iieb ik btfloten dezelve, by'wvze van een Tafel der Geneesmiddelen of Apotheek, agter aan dit Wok te Vlaatfen.  over de LEGERZIEKTEN, ai* duurende den laariten oorlog, heb ik de gewoöne praktyk gevolgd, en heb by de Schaalmid- „ Wat belangt den Spiritus Mindertri, ik heb nimmer „ meer dan een half once voor een gift gegeeven. Als ik voor heb om de pisloozing (Diureps) te bevorderen , aeef ik die hoeveelheid tweemaal daags, gemengd " met' eene gelyké hoeveelheid van de Syrupus de Althéa, en ik vinde dat het-zelden mist. Edoch in de-wa- „ terzucht (Hydrops") maak ik gemeener gebruik van het Julapium diureticum Phar'macopneiae Pauperum Edin„ burVevfts. Somtyds heb ik 'er bygevoégd het Sal-Succini, wanneer ik van deszelEs..echtheid zeker was; maar „ men vindt het zelden echt. Om deze reden is het uit de Pharmacopoeia Pauperum uitgelaten, en de Spiritus ia „ de.szelfs plaats gefield; welke dezelfde reden tot het zout „ heeft, als de Geest van Hartshoorn tot de zyne; fchoon „ het voorheen niet in gebruik zynde, als van geene waarde „ werd weggeworpen. — Wanneer ik de Spiritus Minde„ reri geef om de uitwaasfeming Qdiaphorcfis') te bevorderen, „ doe ik 'er altoos by eene geringe hoeveelheid Sal Cornu „ Cervi , om het een loogzoutigen hoedanigheid te geeven, gelyk in de Hau/lus diaphoreticus Pharmacopoeiae Pauperum. Als ik een overvloedig zweet wil voort- brengen, gelyk in Rheumatieke Ziekten, geef ik het „ Julapium diaphoreticum Pharnvacopoeiae Pauperum tot „ twee lepels vol alle twee uuren, of alle anderhalfuur, ' tot dat het zweet uitbreekt; herhaalende dit naar de omHandigheid het vordert, wanneer warme verdunnende „ dranken niet toereikende zyn om het zweeten gaande te , houden. Ik heb op deze wyze omtrent twee oneen van ' den Geest, en tien greinen van het Sal Cornu Cervi gegee" ven in den tyd van vier - en - twintig uuren. — In plaatfelyke ontfteekingen geef ik 'er eene zuure hoedanigheid " aan door eene gelyke hoeveelheid Acetum Squilliticunt " 'er by te mengen. Zoodanig heb ik het dikwyls gegee. \ ven in Zydeweën en Longontfteekingen. Ik verneem dat " eenige van myne Konstbroederen zich enkel van die vorm " bedienen. Van alle de middelflagtige zouten geloof ik " dat het Sal Ammoniacum het naast komt by de Spiritus Mindereri. — Somtyds gebruik ik de Bolus diaphoreti" cus Pharmacopoeiae Pauperum, doch ik vinde dien in verre na zoo vermogende niet als het Julapium: O 4  ?I5 VERHANDELING delen (testacea), gevoegd het Salpeter ()«trum), zonder in hét eerst eenigzins acht te ftaan op de uitwerkingen van de eerfte; maar, nadien ik federt, door proeven, buiten het ligchaam genomen, in dezê zelfftandigheden eene rotdngbaarende hoedanigheid ontdekt heb , fchynt het natuurlyk te befluiten, dat zy een gelyk vermogen oeffenen, wanneer zy als medicynen ingenomen worden (*). — En dit zou men misfehien meer zien, ware het niet, dat zulks belet wierd door de veelheid van zuuren, die men in heete ziekten, gewoonlyk geeft, waardoor de rottingbaarende aart van de fchaalmiddelen niet alleen vernietigd word, maar zelfs fom- mi- AIzoo 'er, na den dood van den Heere clere, eenige uvyffel ontftaan is omtrent de gift van de Mixtuur met de Squtlla, raadpleegde ik zynen Zoon da vin clekk, een der Geneesheeren van het Koninklyk Gasthuis te Edenburg, die my berigtte, te gelooven, dat 'er een misfhch was in den brief van zynen Vader, van Acetum Scilliticum voor Syrupus Scilliticus, en dat zyn Vader de Mixtuur van da Spiritus Mindereri niet Kaf in dezelfde hoeveelheid met, en zonder, de Syrupus Scitliticus. — Hy voegde 'er by, dat hy in het Liber Memorialis van zynen Vader het vol! gende voorfehrift gevonden had: i> Aqua Hysfopi (vel Cinnamomi fine vitio), Spiritus Mindereri, Syrupi Scillitici a;i unc. ij. Mi fee. Dentur Cochlearia ij bis de die. —. Dat dit de gewoone dofis was van alle zyne Julapia ScilKtica; doch dat hy,als de maag in den morgen zoo veel niet verdraagen kon, dan maar éénen lepel gaf. Dat hy zelf niet byzonderlyk geheugde, hoe veel zyn Vader van dit Mixtuur gaf in het Zydewee en de Longontfteeking; maar geloofde, dat de hoeveelheid niet ging boven vier of vyf Iepels daags. — fly befloot, met aantemerken, dat, overweegende de verfchillende manier van den Azyn van ZeeAjuin te maaken, te Londen en te Edenburg, de bereiding te Londeu , waarfchynlyk veel fterker was dan de andere. Zie het ByvoeS'el agter dit Werk, III. Vertoog, JUUIJ. Proefnceining. ö  over de LEGERZIEKTEN. 217 migc van de zuuren middelflagrig, en daardoor meer zweetdryvende gemaakt worden. — Ook werd die rottingverwekkende hoedanigheid van die poeders verbeterd door den Tegengift-Wortel (radix contrajervae~), en de Camp fier (camphora), die men 'er byvoegde. — De gewoone gift was een fcrupel van het Samengefteld Poeder van den Tegengift - Wortel (pulvis contra* jervae compofïtus), met tien greinen Salpeter (jiitrwn), en drie greinen Campher, viermaal daags gegeeven met een weinig Gerfte-Water. Deze poeders werden gegeeven gedeeltelyk om de uitwaasfeming te bevorderen, wanneer de natuur dien weg fcheen inteflaan, en gedeeltelyk om de Krampen (fpasmi) te bedaaren, nadien het hoofd in dit geval zeer gereedelyk aangedaan word: orn kortte gaan, gemerkt dit geneesmiddel geen of weinig zigtbaar goed deed, heb ik 'er te minder vertrouwen op gehad. — Het is nuttig aantemerken, dat de Geneesheeren in de koortfen, in verfchillende landen , en in onderfcheiden ouderdom, behalven die geneesmiddelen , welke eene kennelyke werking hebben , ook andere gebruikt hebben, die zy, fchoon op eene onmerkbaare wyze werkende, nogthans zich ingebeeld hebben een groot vermogen te bezitten om de ziekten te overwinnen. —• Maar, nadien hunne praktyk gegrond was op de in dien tyd heerfchende theorie, veranderden de geneesmiddelen als de theorie veranderde ; en dit zal waarfchynlyk altyd plaats hebben, tot dat de aart der koorts beter gekend worde , of dat het geval meer geneesmiddelen ontdekke, die deszelfs hevigheid zichtbaar vermindere, Myne eerfte praktyk was in alle ontfteekingskeortfen Blaar- of Spaanfchevlieg-Pleisters O 5 (vefi*  ci8 VERHANDELING (veficatoria) aanteleggen, vooral in den gevcnS derden ftaat der ziekte, wanneer ik meende dat de lyder geen vérder verlies van bloed lyden kon. i— Edoch naderhand, wanneer ik ontdekte dat langs dien weg de fcheiding van de koorts niet bevorderd werd, bepaalde ik het gebruik van blaarpleisters tot die tyden of ftaat van de ziekte, waar in ik, uit de toevallen, van derzelver nuttige uitwerking het meest zeker zyn kon. —• Zoodanig een toeval was by voorbeeld de hoofdpyh , wanneer die door de aderlaating , of de buikontlasting met weg ging; in dit geval miste een blaarpleister tusfehen de fchouders zelden verligting te geeven (90;. Als de lyder hoeste , gelyk hy gemeenlyk deed, of als hy eenig ander teeken had van ontfteeking in de longen , dan deed ik een blaarpleister op dezelfde plaats aanleggen, hoewel niet met gelyke Verzekering van verligting; doch als hy over eene fteek in de zyde klaagde, plaatfte ik de pleister op het pynelyke deel. — In deze omftandigheden fchreef ik tevens een borstdrank voor en een olyachtig mixtuur, waar van ik gewaagen zal als ik tot het zydewee kom. — In eene f 00) De beste tyd om, in ontfteekingsziekten, blaartrekkende pleisters of fpaanfche vliegen aanteleggen is buiten tw'yffel, nadat de vaten door aderlaating merkelyk ontleedigd, en , door deze en door verkoelende middelen, de volheid , fpanniug en radheid des pols en de hitte kennelyk verminderd zyn; terwyl echter de pynen en andere toevallen nog blyven aanhouden. Zie hier over breedvoerig de fraaye Verhandelingen van de Heeren de man en ypey over de fpaanfche vliegen in de Handelingen van het Geneeskundig Genootfchap onder de zinfpreuk servamüis cjvibus, Eerfte Deel, alwaar men ook Ieeren kan, welke plaatfen naar het onüerfcheid dier ziekten daar toe de beste zyn.  over de LEGERZIEKTEN. 219 eene Tlhoofdigheid (delirium) lei ik ook een blaarpleister aan , en volgde die behandeling, welke ik in het volgende Hoofdftuk zal aanwyzen, Byaldien het ligchaam gefloten was , ontfloot ik hét, na de eerfte aderlaating, door eenig zagt buikontlastend middel; doch, door den geheelen loop der koorts, vond ik het voldoende , om de hardlyvigheid. te voorkomen, dagelyks een klysteer té zetten (*), zoo de lyder anders geene geregelde afgangen had. — Na de herftelling, was het dikwyls noodig een zagt purgeermiddel te geeven, ten einde voortekomen de te haastige opvulling der herftellende, die gewoonlyk in het eerst te veel eeten ; anderzins zyn de purgeermiddelen op dien tyd onnoodig. — Edoch, als de koorts in het begin verzeld was met krimpingen en loslyvigheid, gaf ik, na de aderlaating, een weinig Rhabarber, en indien de afgangen evenwel aanhielden , trachtte ik dezelve te fluiten door den Kryt- Drank (julapium cretaceum), waar van ik na iederen dunnen ftoelgang vier lepels vol liet gebruiken, en daarna ging ik voort als boven gemeld is (91% Tegens de Ziekte-fcheiding (crifis), of in het afneemen van de koorts, voegde men een weinig wyn (*) Eén of twee afgangen dagelyks, op die wyze verwekt, heb ik federt waargenomen één van de beste en al geweende geneesmiddelen te zyn in koortfen. CqO Onder alle de geneesmiddelen, welke in die gevallen dienen kunnen, om de loslyvigheid en krimpingen tegen te gaan, de afgangen te bedaaren en té fluiten, ken ik er reen van fpoedïger, grooter en algemeener nut dan het gene ik in de Tafel der Geneesmiddelen zal opgeeven onder den naam van Anima Rhd: doch doorgaans is het nuttig, dat men vooraf een zagt laxeermiddel gebruike , om de kwaace ftoffen, die de natuur zich kwytwil maaken , te helpen ontlasten ; maar de afgangen te willen floppen door famentrelckcnde middelen (adfiringeittid) is ten hoo^fte verderüyk,  aco VERHANDELING wyn by de broodpap (Panade), of men gaf dien op eene andere wyze, als zynde hec beste hartverfterkend middel; en in groote verzwakkingen, verkoos ik eenige droppels te geeven van den Geest van Hartshoorn , in een theekop vol van witte wyn-wey, boven alle andere geneesmiddelen van die bedoeling. Nadat ik getoond heb, dat de geneezing in het begin van deze koortfen zoo zeer afhangt van vroegtydige en herhaalde aderlaatingen , en van de biaarpleisrers , kan ik geen nuttiger aanmerking maaken als die betrekkelyk is tot het gebruik der Slaap of Pynftillende middelen (opiata), gemerkt anderzins een jong praktizyn al te gereed 'er gebruik van zou kunnen maaken, uit overweeging van de geduurige klagten van pyn, loslyvigheid en flaapeloosheid. — Belangende de twee eerfte van deze toevallen , heb ik reeds aangewezen, 't gene ik tot geneezing van dezelve voldoende gevonden heb; doch betreffende de .flaapeloosheid heb ik waargenomen, dat de flaapmiddelen alleen moesten gegeeven worden in den gevorderden ftaat. der ziekte , wanneer de ontfteekings-toevallen merkelyk verminderd waren, wanneer het hoofd niet was aangedaan, en wanneer de lyder, na lang flaapeloos geweest te zyn, meende dat hy wel genoeg zyn zoude, byaldien hy flaapen kon. — Op zulke tyden, en vooral omtrent de ziektefcheiding, fchreef ik gewoonlyk twee fcrupels voor van de Confectio Democratis des avonds, en met een goed gevolg. —. Indien men met het flaapmiddel aanhield, verhoedde men de hardlyvigheid door klysteeren of een zagt buik-openend middel (92). In (92) Somtyds gebeurt liet in de ontfteekingskoortfen, dar de  over de LEGERZIEKTEN. 221 In deze, en in andere koortfen, maatigde men den dorst,door Gerfte-Water, zuur gemaakt met azyn, of'door melisfe-thee met citroen-fap. — En wat de diëet betreft, de lyder kreeg niet als de flapfte fpyzen , zoo als panade, pap , en foorto-elyke, maar geen foupe hoegenaamd, dan nadat zyn water dik werden zette: als dit gebeurde, voleindigde men de geneezing met een Afkookfel van de Kina , of het Elixer van Koperrood (elixir vitriolt) (93). IL* de ziekte na 10, 12 en ineer dagen geduurd te hebben, na alle middelen tegen de ontfteeking getrouw en geregeld gebruikt te hebben, als 't ware hangen blyft en tot geene volkomen fcheiding komt, wanneer de huid gemeenlyk droog» de pols klein en rad, de tong beflagen, en de lyder rusteloos, dorstig enhardlyvig, fomtyds ylhoofdig blyft. — In dat geval maaken dikwyls eene fchielyke verandering ten goede, door een zagt zweet loslyvigheid en rust te verwekken , de antimoniaal middelen met een weinig opium ge« paard, gelyk het Pulvis Antimonialis van MONRoen het Pulvis Anodynus doveri. — Edoch ik herhaale het, zoo lang 'er teekenen van ontfteeking zyn, oordeel ik het veiligst geene opiaten te gebruiken. (93) Het zou niet ongepast zyn hier te laaten volgen eenige aanteekenlngen omtrent de goede en kwaade Ieevensregeling der zieken, in die gevallen en der gene die pas uic die ziekten opkomen ; maar nadien men alles, wat daar toe betrekkelyk is, uitvoerig aangewezen kan vinden in tissot's en bickër's Raadgeeving voor de Gezondheid van den Gemeenen man, II, KI en IVde Hoofdftuk, zal ik my vergenoegen met den lezer daar heen te wyzen. — Alleen zal ik hier byvoegen, dat men evenwel den lyderen veilig geeven kan foupe uit enkel groentens gekookt, foupe maigre by de Franfchen genaamd, gelyk ook alle fpyzen uit moeskruiden en vruchten zonder veel boter of vet bereid, als zuuring, endyvie , porcelein , falade , appelen , peeren , pruimen, enz. en byzonder ook kaarnemelk met grutten, gepelde gerst, en foortgelyken ; ook is zeer dienstig het drinken van kaarnemelk met warm water en fuiker, of deszelfs wey.  M* VERHANDELING IL HOOFDSTUK. iVaarneemingen omtrönt byzondere Ontfteekingen. §. i. Pan de Ontfteeking der Hersfenen1. D e Phrenitis of Ontfteeking der hersfenen, befchouwd als eene oorfpronkelyke ontfteeking, is eigenlyk eene ziekte van den zomer, wanneer de foldaaten aan de hitte van de zon zyn blootgefteld , inzonderheid terwyl zy flaapen, en als zy fterken drank gedronken hebben (94) . Maar eene toe- (94) De Heer pringle noemt de ziekte Ontfteeking der Hersfenen naar de naaste oorzaak derzelve; want eigen» lyk is Phrenitis of Phrenefis eene aanhoudende ylhoofdigheidof raaskalling,met eene geduurige heete koorts,uit ontfteeking der hersfenen ontftaande. — De teekenen, waar aan men dezelve kent, zyn eene geweldige hoofdpyn, met eene zeer drooge heete huid, roode en drooge oogen, die niet open blyven, en het licht niet verdraagen kunnen; fomtyds eene geduurige beweeging in de oogfcheelen, roodheid van het aangezicht, een radde, harde, kleine pols, klaare pis, dikwyls eene onmogelykheid om te flaapen; en op een anderen tyd eene groote flaaperigheid met "fchielyke fchrik. ken en opfpringing uit den flaap, en veeltyds eene bezwaarde ademhaaling, — Uit deze toevallen onderkent men de ziekte ligtelyk van andere ylhoofdigheden , vooral indienmen tevens let op de Voorafgegaane oorzaaken, waar van de gemeende is eene blootftelling van het hoofd aari eene heete zonnefchyn. 't Is hier van dat deze ziekte zoo gemeen is ht de legers, die in de heete zomerdagen in optocht zyn, gelyk ook onder de werkende landlieden , die den gantfchen dag in de openlucht, dikwyls bloots hoofd, arbeiden, en onder de reizigers in heete landen, alwaar door deze oorzaak niet zei-  OVER DE LEGERZIEKTEN. UI toevallige Phrenitis (phrenitis fymptomatica) of Ylhoofdigheid (delirium) is een gemeen verfchynfel is tot geene faizoenen bepaald , en komt zonder onderfcheid voor in de herfst-aflaatende koortfen , de hospitaalkoorts , of ontfteekingskoorts. — Zy is misfehien gemeener in het le* «er dan elders, ter oorzaake van de vermeerderde hevigheid, die men in alle koortfen verwekt» wanneer de zieken op wagens van het leger naar het Hospitaal vervoerd worden, dewyl het Iterk geraas, of het licht alleen in ftaat is om in tecdere geitellen eene Raaskoorts (phrenefis), te verwekken. De oorfpronkelyke ontfteeking der hersfenen Vordert terftond ruime en herhaalde aderlaatingen ; en men meent dat de verligting te zekerer is, als het bloed uit de halsader word -afgetapt. ~ Ik heb nimmer de ftaapflagader laaten openen , omdat ik na de aderlaating op den arm altoos zelden veele menfehen op ftraat dood blyven. Maar de zonnefchyn is nog gevaarlyker, als men 'er aan bloot gefteld is terwyl men flaapt; en , als de uitwerking van den wyn en die der zonne zich vereenigen, dooden zy zeer fchielyk, of brengen de geweldigfte raaskoortfeu voort, dia men op 't land heete koortfen, dolle koortfen noemt. — Daar gaangeen jaar voorby, zegt tissot, waarin men op de wegen of op het veld geen boeren dood vindt, die, dronken zynde, op den grond neergevallen zyn, daar zy door een beroerte, uit de zon en wyn ontftaande, omkomen. Zy die het ontfnappen behouden dikwyls hun gantfche leeven hoofdpynen en zelfs een ligte beroering in hunne denkbeelden. —. De redenen 'er van zynügt op te maaken. De hitte der zon, op het hoofd werkende, trekt 'er eene groote veelheid van bloed naar toe en doet het daar ontfteeken ; de wyn voert insgelyks het bloed met geweld naar de hersfenen, en in de flaap hoopen 'er altoos meer vochten in het hoofd op. Men kan hierom ook die ziekte zeer ligt krygen door met het hoofd naar 'c vuur te flaapen.  224 VERHANDELING toos zoo veel verligting gevonden heb van het zetten van drie of vier bloedzuigers aan iedere flaap , (*). — Het voordeel daar door te weeg gebragt mag men vergclyken by de uitwerking van eene neusbloeding. — Het overige van de geneezing beitaat in het aanwenden van dezelfde geneesmiddelen, die men in alle ontfteekingskoortfen gebruikt (95). De toevallige Phrenitis behandelde men insgelyks met het openen van eene ader,als de pols het toeliet ; doch, byaldien dit niet gefchieden kon uit reden van de zwakheid, beproefde men de geneezing door bloedzuigers en blaarpleisters. — Gemeenlyk begint men met de fpaanfche vliegen op het hoofd te leggen;maar in de militaire hospitaalen vond ik het gefchikter die tot het laatst te laaten; omdat de baardfcheerders zeer zorgeloos (*) Sedert heb ik *er fomtyds zes op iedere flaap gezet. (95) Daar zyn geen gevallen, waar in het fpoedig adérlaaten zoo noodig is; als men dit verzuimt, worden ze!fs die gene, welke gemakkelyk te geneeZen waren , zeer hardnekkig en gevaarlyk. Ook is de ruime aderlaating hier zeer noodzaakelyk. — Lobewyk de XIV. moest [negenmaal adergelaaten worden, ln eene Phrenitis , die hy op de jagt door de hitte der zonne gekregen had. — Na de aderlating is het allernuttigst met de beenen in een half bad van laauw water te zitten; maar het moet niet meer dan laau'w zyn. Het zetten van klysteeren is mede zeer diensti" gelyk ook het rykelyk drinken van water of wey met azyn* en het aanleggen van linnen doeken in koel water met azyrt over het gantfche hoofd. De koude baden en het gieten van koud water op het hoofd hebben fomtyds wanhoopende gevallen geneezen. — Tot voorbehoeding is het nuttig,dat men aan de hitte der zonne zich moetende blootftellen, in beweeging blyve , vermits men, ftil zynde, 'er eerder fchaade van Iydt; en dat men een witten hoed of wit papier onder een zwarten hoed draage; hoewel dit 'niet genoegzaam is tegen eene fterke hitte.  over de LEGERZIEKTEN. loos of onoplettend waren, en met de huid weg té fnyden den lyder meer aan Droppelpis (Jiranguria) blootftelden (*) (96). — Voor een inwendig geneesmiddel gebruikte ik gemeenlyk het zweetdryvend poeder in het laatfte Hoofdftuk vermeld (97). De Phrenitis word * in de hospitaalen of in een leger, dikwyls aangebragt , of verzwaard, door gebrek van eene behoorlyke uitwaasfeming, en van warmte in de uitterfte ledemaaten. < Hier- (*) De overleden Heer whytt, Hoogleeraar op de Univerficeic te Edenburg, deze plaats in den eerften. Druk gelezen hebbende, fchreef my waargenomen te hebben, dat de droppelpis gewoonlyk .voorgekomen word, door het hoofd twaalf of vyftien uuren voor de aanlegging der blaarpleisters te fcheeren. — Somtyds heb ik gevonden , dat de hersfenen ffierkelyk verligt werden door hét hair aftefnyden en het hoofd te fcheeren , fchoon 'er geen blaarpleister was aangelegd; en federt de eerfte Uitgaaf, heb ik in zulke gevallen, buiten de hospitaalen , gegeeven Sal fedativum homberg 11 tot 25 greinen alle vier uuren, en, zoo ik my verbeeld heb, met een gewenscht gevolg; maar, gemerkt ik my nimmer alleen op dat geneesmiddel verlaaten heb, kan ik van deszelfs heilzaame kracht met geene zekerheid gewaagen. (06) Edoch al ware 'er deze verhindering niet, zoude ik in eene Phrenitis, hoedanig ook uit eene ontfteeking der hersfenen ontftaande , nooit aanraaden fpaanfche vliëgen op het hoofd te leggen, zelfs niet nadat de pols door aderlaating en verkoelende middelen eenigzius tot verflapping en bedaaring gebragt zy; omdat haare natuurlyke werking is naar de plaats, op welke zy liggen , de vochten met meerder beweeging en in groote hoeveelheid toetetrekken en te doen ophoopen, en dezelve te ontfteeken. — Veel beter is het derhalven die op de beenen te leggen, gelyk ook het plaat* fen van zuurdeeg aan de voeten zéér dienstig is. (97) De gefchikfte geneer middelen zytrzagte btiikopenende en verkoelende middelen als een Decoctum van de Radix Graminis, met de Tamarinde of Manna, het Nitrum en de Spiritus Nitri Duleis, en dergelyke. P  &.ft — In hevige pynen ftoofde ik dikwyls de oogen met een afkookfei van witte flaapbollen. %• 3- dezelve te zien, omdat zy, het licht niet kunnende verdraagen, zich niet laaten openen als in den donker, waarin men de ingevallene ligchaamen niet zien kan; doch als men op ftof vermoeden heeft, moet men het zelve met koud water *er tragten uittefpoelen, en dé naar binnen gegroeide haïrtjes met een tangetje poogen uittetrekken. Men moet in de oogontfteekingen ook bedagt zyn, of zy uit Venusfmet ontftaan, gelyk niet zelden by de krygslieden gebeurt; en in dat geval zyn de kwikmiddelen en de houtdranken de waare geneesmiddelen. (*) In myne laatere praktyk, heb ik dikwyls met nut voor een oogwater (Collyrium') gebruikt een mengfel van een dragme Acettrm Lithargyrites, twee dragmen Franfchen Erandewyn, en agt oneen gemeen water, op de manier van den Heere goulard; en in plaatfe van het UnguentumTutia: een fmeerfel , gemaakt van een deel Lapis calaminaris, zeer fyn gewreven, en twee deel Axungia Fiperina , of flange vet. — Zoodanige famenftellingen als dit laatfte, vinde ik te noodzaakelyker, wanneer voornaamelyk de randen dér oogleden ontftoken zyn. — In dit geval heb ik ins°-elyks de beste uitwerkingen ondervonden van de oogzalf, waar yan boer ha ave gewag maakt in zyne lesfen de Morbis Ocuhrum, gedrukt te Gottingen, in het jaar 1750, pag. ja.  «ver de LEGERZIEKTEN. 223 S- 3- Van de KeelontJï'eeking. De Keelontlieeking '(angina inftammatoria') is het gemeende en het gevaarlykfte in het begin van den veldtocht. Nadien zy zeer fchielyk eene verdikking kan aanbrengen , vereischt zy eene fpoedige en ruime aderlaating, en eene herhaaling van dezelve den volgenden dag, byaldien de ontfteeking niet verminderd is; vervolgens in alle gevallen een zagt purgeermiddel, en daarna dagelyks een klysteer om open lyf te houden. — Eene groote blaarpleister des avonds na de eerfte aderlaating, in eene groote pyn of zwelling van de amandelen, is mede een noodzaakelyk gedeelte van de geneezing (*). —- Edog nadien de manier ' (*) In myne lastere praktyk, heb ik, behalven een fpaanfche vlieg op den rug, in zwaare gevallen 'er ook een dwarsch op de keel gelegd. — Op andere tyden , als de ontfteeking hardnekkig was, heb ik de aders onder de tong, kikvorsaders genaamd , laaten openen, en zoo veel bloed 'er uit aftappen, als 'er uitvloeijen wilde. Van beide deze middelen heb ik goede uitwerkingen gezien. Van de¬ ze manier van aderlaaten onder de tong heeft sydenham zelf geen gewag gemaakt in de Pvocesfus Integri, maar wel zyn zoon in dat kleine Werkje genaamd Compendium Praxeos Medicae sydenhami; hetzy de vader by gebrek van oplettenheid dit verzuimd hadde, of dat de zoon heefc gemeend dat dit een te wezenlyk deel van de geneezing ware om 'er het niet bytevoegen. —- In plaatfe van de zweet» dryvende poeders, waar van in de algemeene behandeling der ontfteekingskoortfen gewag gemaakt is, vermits zy in dit geval met moeite doorgezwolgen worden, heb ik een mixtuur gegeeven uit 2 of 3 oneen van de Emu/Jïo Camphorata Pharm. Edinb., driemaal zoo veel fontein - water en twee fcrupels Nitrum; waar van de lyder alle drie uuren drie lepels vol inneemt ; en zoo hy onwillig is om dagelyks een r p 3 lasee-  £30 -VERHANDELING nier om van alle deze middelen gebruik te maaken door svdenham zoo voldoende is aangewezen , zal ik 'er "niets byzonders van melden , en alleen gewag maaken van een middel, 't welk ik fomtyds nuttig gevonden heb. j Laat een dikke flanelle lap , bevogtigd met twee deelen van "gemeenen zoeten oly en één deel geest van hartshoorn (of deze in eene grootere hoeveelheid, indien de huid hét verdraagen wil) leggen om de keel, en dit om de vier of vyf uuren vernieuwen. — Door dit middel word de hals, en fomtyds het geheel ligchaam in het zweet gezet, het welk, na de aderlaating, de ontfteeking of wegneemt of vermindert. — Dit voorfchrift is nieuw doch niet de geheele bedoeling; want de Ouden ■leidden warmen oly met een fpons, of warme zakjes met zout om de keel (*) ; en eenige Jaatere fchryvers hebben pappen uit de mest van dieren aangeprezen (f), het welk Hechts eene ruwe en afzienlyke manier fchynt te zyn om vlugge ftoffen aanteleggen (100), In laxeerend klysteer te laaten zetten, heb ik het Nitrum 'er uitgelaaten, en in deszelfs plaats 2 dragmen van het Sal tatharticus amants, of een dergelyk zout, 'er by gedaan, om open lyf te houden. (*) Celsus lib. IK, cap. IK (t) Ettmuller. Cap. de Angina. (100) Ik zou hier zeer veel kunnen aanteekenen omtrent het onderfcheid der keelontfleekingen, de verfchillende behandeling derzelve, en de byzondere geneesmiddelen, die men in dezelve nuttig bevonden heeft, gelyk ook over de verzweeringen der keel; maar, om zulks na vereisch te doen, zouden die aanteekeningen te uitvoerig en dit Wetk zelf te groot worden; waarom ik my vergenoegen zal met fleehts den lezer heen te wyzen naar het een of ander Hollandsch Werk , waar in men die ziekte omftandig befchreven vindt; en dit zelve zal ik omtrent de volgende ziekten mede j i in  over de LEGERZIEKTEN. 231 In de ontftoken keelziekte heb ik de ontftoken deelen-nooic met zuuren uit delfftoffen aangeraaktzoo als sydenham aanraadt; en ik heb weinig voordeel gezien van gorgeldranken , uitgezonderd wanneer de ontfteeking tot verzweering overgaat; in dat geval- liet ik den lyder 'er een gebruiken van melk en water, waar in vygen gekookt waren, en een ftukje van een vyg zoo naby als hy konde by de aangedaane deelen houden. Edoch in de kwaadaartige of zweerachtige keelontfteeking (angina maligna vel ulcerofa), zoo genoemd (het welk indedaad geen ziekte van het leger isj, had ik het grootfte vertrouwen op de gorgeldranken, met een fpuitje ingefpoten, waar door de lyder, veel taaije en ftinkende flym kwyt raakende, gewoonlyk zeer verligt, en de voorflooping der zweeren voorgekomen word. —i De famenftelling, waar van ik my bedien, is der• ' tien in acht neemen. Over de keelontfteekingen kan men met nut leezen het Geneeskundig Handboek van den Heere j. a. unzer , vertaald door n. tersier, bladz. 235—233, de korte Befchryving der Legerziekten van den baron van swieten, vertaald door j. van der haar, bladz. 3 7 , de Aangeh.Raadgeevingen van tissot en bicker, bladz. 80—98, het Onderwys in de Beoefenende Geneeskunde van den Heere van stoRCK, vertaald door g. ten ha af f, bladz. 77 — 93. en de Genees- en Heelkundige Oefeningen van den Heere w. van lis, bladz. 3ü0—3ü7. . AÏIeenlyk zal ik hier aanteekenen , dat ik 111 hèvige Keelontueoktafven, die met verftikking dreigden, béftalvert de aderlaatingen en klysteeren , van eenen uitmuntenden dienst gevonden heb, het zetten van bloedige zoo wel als van drooge koppen, de weekmaakende pappen of dikke flanelle lappen in het water en azyn gedoopt en fterk uitgewrongen om den hals geflagen, het inademen van den waasfem van een heet aftrekfel van vlierbloemen met een weinig azyn, de gorgeldranken uit weekmakende kruiden met vygen, het blaazen in de keel van een weinig poeder van aluin, en de herhaalde warme voetbaden. P 4  %%% VERHANDELING tien oneen Gerltewater (of Salie-Thee) twee oneen Mei Rofarum, en één once Azyn. ■ . Om het meer rottingweerend te maaken, heb ik 'er fomtyds één once van de Tinctura Myrrkae bygevoegd. — Hier van laat ik vier of vyf fpuiten vol ^bevattende ieder omtrent drie leepels vol) infpuiten , de eene na de andere , en het zelfde middel laat ik drie- of viermaal daags herhaaien. Ü 4- Van het Zydewee en de Longontjleeking. i *ïec Zydewee (pleuritis) en de Longontfteeking (peripneumonia) zyn die ziekten, in wier gedaante de ontfteekingskoorts zich het meest opdoet. Men dient bedagt te zyn , dat in deze ziekten de pyn zich kan doen gevoelen in alle de deelen van de borst, van gchteren of van vooren, zoo wel als in de zyden, en fomtyds zoo laag naar beneden , dat men dezelve verkeer-r delyk voor eene ontfteeking van een der buiksingewanden, van de lever, de milt., of de nieren zou aanzien. Zonder my intelaaten in een angstvallig onderzoek van het onderfcheid, het welk de meeste Auteurs gemaakt hebben , tusfehen het Zydewee en de' Longontfleeking (ioi.), zal ik alleen melding (101) Offchoon het niet onwaarfchynlyk is, dat 'er enkelde gevallen zyn, waar in de longen alleen-zonder het ribbevlies ontftoken zyn, en weerkeerïg kan men echter dit onderfcheid ligtelyk verwaarloozen , vermits het geen invloed heeft op de geneeskundige behandeling ,welke in beide ziekten dezelfde is. Vergelyk de Aangeh. Raadg. van tissot «q b/icker bladz, 71 ^.Rouppe, de Morb. Narf  over de LEGERZIEKTEN. 233 ding maaken van die geneesmiddelen, welke ik met het meeste nut gebruikt heb in zulke pyner» van de borst, fcherpe of doffe, die gepaard gingen met eene moeijelyke ademhaaling, fchier altoos met hoest, en nooit zonder eenige koorts waren. Want men moet deze ontfteekings- pynen en moeijelyke ademhaalingen niet verwarren met fommige krampachtige fleekingen, die, op de fpieren van de ademhaaling vallende, niet met koorts verzeld gaan, en die men ligtelyk geneest door uitwendige geneesmiddelen; noch met zekere winderige pynen in de zyde, indien ik die zoo noemen mag, aan welke hypochondrieke en hysterieke perfoonen het meest onderhevig zyn (102). Zoodanige gevallen kwamen indedaad zei-» gantium, Part. i, Cap. i. pag. 25. D. monro, iet aangek. Werk, pas,. 27. (ioï) Van geen minder belang is het dat men de waare Zydeweën en Longontfteekingen (Pteuritidcs & F'eripneumoniae Ferae^ van de valfche of galachtige, en zelfs van de rhettmatieke, weet te onderkumen; dewyl zy in eenige opzichten zeer verfchillende behandelingen en geneesmiddelen vorderen ; zoodat gebrek van kunde en oplettcnbeid de gevaarlykfte misdagen 'er in kan begaan. De valfche of galachtige Zydeweën en Longontfteekingen (Pleuritides & Peripneunioniac fpuriae feu biliofae~) ver- fchlllen, in verfcheiden opzichten, van de waare. Zy regeeren gemeenlyk op tyden als 'er andere galziekten te gelyk grasfeeren; dikwyls in den herfst, fomtyds in de lente ;' en zy vallen niet in bloedryke, maar meest in galachtige, flymige, verzwakte èn ongeftelde onderwerpen. — Zy worden voorafgegaan en verzeld van alle die teekenen, welke eene pphooping van galftoffen in de eerfte wegen aanT duiden, als verloren eetlust, hittere froaak in den mond; hitte en een gevoel van fpanning of benaauwdheid in den bovenbuik, zoo wel als in de borst; pyn voor het hart; eene geelachtige of ongedaane kleur in het aangezicht en de pogen, die flaauw zyn; bittere oprispingen, walgingen, jpraakingen; een groen, geelachtig, flymig' beflag op de P 5 tougj  234 VERHANDELING zelden voor in onze hospitaalèn, —* Doch voor dit foort van winderige fteekingen, is ieder mensen tong.; fomtyds . een galachtige loop, . enz. Zy komen met die voorafgaande teekenen langfaam aan, daar de waare fchielyk aanvallen, en daar in deze de zy-pyn onder het ademhaalen geweldig vermeerdert, heeft zulks zelden plaats in de valfche, terwyl in deze de deelen van de borst en bovenbuik op het aanraaken pynlyk zyn, 't gene niet zoo is in de waare; ook zyn in de valfche de bovenbuik, buik en lenden meer aangedaan, en zelden heeft'er bloedhoesting plaats in, ten zy de hoest geweldig is. . In de valfche is de pis eerst faffraankleurig, daarna galachtig met een onvolkomen zemelachtig, roodachtig en flymig zetfel; daar zy in de waare rosachtig, weinig en zonder zetfel is; niettegenftnande de dorst in deze groot, en in geene gering is. De huid is gewoonlyk ongemeen droog, en de fluimen zyn nooit zoo dik nog rood, maar geeler dan in de waare. •— In de valfche is de koorts altoos min of meer aflaatende (remittens), met huiveringen en verheffingen op gezette tyden; doch in de waare is zy aanhoudend heet, met een weinig verheffing des avonds. — De pols is in de valfche ook niet zoo hard, volenweerftreevend, ten zy 'er veel ontfteeking by vergezeld is. — Door alle deze teekenen zyn die tweederlei ziekten ligtelyk van eikanderen te onderkennen. Wel is waar, zy hebben fomtyds wel eenige verfchynfelen gemeen; in eene waare longontfteeking ontmoet men bywylen ook een bitteren fmaak in den mond, walging, braaking van galftoffen, door het medegevoel (_coüfenfus),'x. welk het middenrif en de maag met de ontftoken longen hebben, en in de valfche is fomtyds het aangezicht ook rood en opgezet, wegens de oppakking van bloed in de longen en de belette terugvloed deszelfs van het hoofd; maar men behoort alle of de meesté verfchynfelen te famen en in verband te befchouwen, wanneer men weinig gevaar loopt van mistetasten. De behandeling van de valfche Zydeweën en Longontfteekingen is daarin verfchillende, dat 'er fleehts in het begin eene geringe aderlaating noodig is van 6 tot 8 oneen; dat zy zelden behoeft herhaald te worden, ten zy het bloed tevens zeer ontftoken en fpekkig is; dat men zich meer moet toeleggen om de eerfte wegen te zuiveren, in den beginne, na eene of meer aderlaatingen, door braakmiddelen, die hier  over pe LEGERZIEKTEN. 235 mensch vatbaar, die door ziekte, en vooral door eenige ziekte der buiks-ingewanden zeer 3' jjffttblortwl nab nr: oriaab^ ;ab nt al - .ver- hier veilig en heilzaam, en in' het ander geval gevaarlyk, ja doodelyk zyn kunnen; daarna door zagte buikzuiverende middelen, die hier fterker en aanhoudender mogen zyn,; en dat de fpaanfche vlieg-pleisters 'er eerst veilig en nuttig in zyn, nadat de ingewanden voor het grootfle gedeelte van de galftoffeu ontledigd zyn. Het rheumatieke Zydewee (Pleuritis rheumatica) doet zich ook ligtelyk van het waare onderkennen. . Het heerscht mede in de lente, dorh te gelyk met andere Ztukingypynen. — Ook gaan 'er dikwyls vooraf en mede vergezeld rheumatieke pynen in de iedemaaten. — De itèekende zy-pyn is niet zoo bepaald, ftrtkt zich meer uic over de geheele'borst, tusfehen de fchouders en tot den bovenbuik, en verhuist fomtyds van de eene plaats naar de andere. — De pynelyke plaats duit niet, zonder verheffing van pyn, de aanraaking. - Ook leggen de Lyders ge- makkelyker op de onaangedaane zyde; doch in het waare valt dit moeijelyker. ■— De ademhaaling is zeiden bezwaard, ten minfte weinig. — De aanval van de koorts is niet verzeld met zulk een groote en langduurige huiveringen kju- de. De tong is niet zoo droog, maar meer wit en flymig, en de huid en neusgaten zyn ook minder droog. — De fluimen komen reeds in het begin voor den dag, 'zya lymig, en niet zelden bloedig; daar in het waare ZydevVee in het begin geen fluimloozing gefchiedt, en de fluimen meer etterig, zelden bloedig zyn. De pis is niet zoo ros, maar ligter en meer helder van kleur. Het bloed is in beide ontftoken, doch de ontfteekingskorst is in het rheumatieke Zydewee veel dikker en meer fpekkig, en in het waare taaijer, leerachtiger, en meer omgekruld. . Behalven dit alles is de aart en voortgang van het rheumatieke Zydewee niét zoo hevig, en fcheidt niet zoo geregeld op gezette dagen door de fluim- en pisloozing als het waare, maar meer door het zweet. De geneeskundige behan» deling echter van dit Zydewee is genoegzaam dezelfde als die van het waare, ten zy 'er, het gene aan dat meer eigen is, eene galachtige ongefteldheid der eerfte wegen by gepaard gaat; uitgezonderd dat in het zelve het herhaalde aderlaaten niet zoo noodig is, en dat de vroege aanlegging van fpaanfche vliegen 'er veiliger en nuttiger in is. Die  a36 VERHANDELING verzwakt is, Deze pynen kunnen ontftaan uit befloten winden, of uit drekftoffen, verflopt zittende in dat gedeelte van den karteldarm, 't welk het digst aan het middenrif ligt. Zy itrekken zich gemeenlyk van de borst tot den rug uit, of van de eene zydenaar de andere, verhinderen de ademhaaling, en zyn fomtyds verzeld van eenen korten en geduurigen hoest. Doch de koorts, en de ontfteekingskorst van het bloed, en andere teekenen van een waar zydewee, ontbreeken 'er in. — De aderlaating kan 'er kwaad in doen, maar de laxeermiddelen, met warme aanlegfels op het deel, geeven verligting. En een fpaanfche vlieg is misfehien het eenigfte geneesmiddel, dat in beide te pas komt (103). Offchoon men niet kan toeflaan, dat 'er ziektefcheiding- dagen (dies critici) zyn, moet men echter met de Ouden in acht neemen zekere tydperken van die ontfteekingen van de borst, die met verfchillende toevallen verzeld gaan, en eene ' Die verder van de onderfcheiden toevallen en de verfchillende behandeling dier ziekten begeert onderrigt te weezen, leeze tissot's en bicker's Raadgeev. voor de gezondheid van den Gemeenen Man, bladz. 236—242, maar vooral stolt. Rad. Medend. Part. I. Alleenlyk zal ik hier byvoegen dat het my met den laatstgemelden Auteur, pog. 99, voorkomt, dat het zydewee, het welk de Heer puingle in de Legers behandeld heeft, en waarvan by hier de geneeswyze befchryft, meest van het rheumatieke foort geweest is, (103) De windbreekende, kramp- en pynltillende middelen (carminativa, antifpasmodica & anodina"), zyn in de krampachtige zy - pynen zoo nuttig, als zy fchadelyk zyn in die welke uit ontlteeking voortkomen. In beide echter kan men veilig gebruiken het JJquor Anodinus mineralis hofmanni, den Spiritus Ni tri dulcis en het Sai $edativus hombergji.  over de LEGERZIEKTEN. 537 ne verfchillende manier van geneezing vereisfchen (104). — Men brengt dikwyls de zieken in het hospitaal, wanneer de ontfteeking zich reeds over de long verfpreid heeft, en te ver gekomen is om naar het lancet te luisteren. j Dan, hoe zeer ongefchikt het zyn zou op dien tyd alles aan de natuur over te laaten, indien echter de fluimen voor den dag komen, zoodanig als hippocrates die befchreven heeft, moet ^ïen die aanmerken als het voornaame genees- mid- t (104) De Heer pringle fchynt van het gevoelen dier Auteuren te zyn, welke ontkennen, dat 'er crifis-dagen Zyn, op welke de natuur de gekookte of rypgerr/aakte ziektefloffen uitwerpt, en dus de ziekte eene fcheiding doet neemen. Zonder my hier in dezen twist intelaaten, za& ik alleenlyk aanteekenen, dat ik nooit die crifis-dagen.heb kunnen waarneemen in ziekten, waarvan de ziekelyke ftof in de eerfie wegen geboren word en huisvest, gelyk in galen rotziekten; maar wel in ziekten, wier zondigende ftoffe in het bloed zich ophieldt, gelyk in waare ontfteekingsziekten, en in de kinderziekte, mazelen, roodvonk, enz. —— In de eerfte hangt het einde der ziekte af van de verbetering en ontlasting der ziekteftof, welke door konstmiddelen worden te weeg gebragt; waarom deze niet zoo zeer aan bepaalde dagen gebonden zyn. In de laatfte moet de ziekteftof door de werkingen van het hart en bloedvaten eerst verdeeld, te ondergebragt, gekookt, en ryp gemaakt Worden, eer zy kan ontlast worden, waartoe de natuur doorgaans eenige bepaalde dagen betreedt, gelyk zy gemeenlyk 6, 7 of 8 dagen bezig is om de ingeente pokftof zoo te bewerken dat zy tot uitbotting gefchikt is. Invoegen in deze ziekten de crifis of fcheiding derzelve meer het werk der Natuur, en in gene dat der Konst is. .. Maar nadien de Natuur in deze haare werking niet zelden werkfaam genoeg is, of door de konst of andere oorzaaken beroerd of verhinderd word, gebeurt het dat de crifisdagen dikwyls niet geregeld voorkomen; en dit is waarfchynlyk de oorzaak dat veele Geneeskundigen dezelve ontkend hebben. Vergelyk stoll Rat. Medendi, Part. ƒ, P«g- <55—67. J .  3$8 VERHANDELING middel, en dezelve door adcrlaaten' en purgeerérf niet afleiden, zoo als de ondervinding my geleerd heeft. Met deze voorzorgen moet men voortgaan , en, geduurende de eerfte drie of vier dagen van de ziekte, rykelyk aderlaaten; doch, byaldien in dien tyd de Fluimloozing (expectofatio) begint., móet de aderlaating of geheel nagelaaten, of zoodanig gemaatigd worden, dat zy de borst verligten kan, zonder de krachten te verminderen, of de fluimloozing te fluiten. Ten aanzien van de hoegrootheid en herhaalingen der aderlaating, kan men geen juisten regel geeven. Sydesham heeft voor het geheel veertig oneen bepaald voor eene gemiddelde hoeveelheid, die de mans in het zydewee verliezen kunnen; doch dit zou in onze omftandigheden te weinig geweest zyn, indien de blaarpleisters 'er niet bygekomen waren, welke niet alleen de geneezing verkortten, maar ook het verlies van een goed gedeelte bloeds voorkwamen (105). Een pas begonnen zydewee kan men dikwyls geneczen met eene ruime aderlaating, en eene blaarpleister op de aangedaane zyde gelegd. De tegenwerping, welke men tegen deze praktyk gemaakt heeft, is gegrond op de prikkelende hoedanigheid van de fpaanfche vliegen; doch de verligting, die zy aanbrengen, is zoo zeker, dat (105) Ik heb gevallen gehad, waarin ik, met een geWenscht gevolg, in weinig dagen, tot 6, 8, ja meer ponden bloeds, heb afgetapt. De volheid van den pols, de bezwaardheid der ademhaaling, de moeijelykheid van den hoest, de aanhoudenheid en hevigheid der pyn, en de krachten van den Lyder, moeten hier het geneeskundig oordeel befluuren en bepaalen.  over. de LEGERZIEKTEN. 239 dat men van de theorie zich niet anders bedienen moet, als om reden te geeven, op wat wyze zoodanige prikkeling op de huid de kramp of verftopping oplost (106). Deze manier om op de pynelyke zyde blaartrekkende middelen te leggen, is zeer oud, en gefchiedde door mostaardpappen (*)-, doch tegenwoordig gebruikt men 'er alleen Spaanfche vliegen toe, en deze praktyk is in Engeland algemeen geworden. — Daar blyft Hechts eenige Zwaarigheid over Omtrent den tyd van aanlegging , of het best zy de plaarpleistcr in het begin aanteleggen, dan te wagten tot dat de pols door herhaald aderlaaten verzagt zy. . Myne ondervinding geeft my reden om het eerfte te verkiezen; vermits ik, in de behandeling van een groot aantal lyders, nooit eenig ongemak gevonden heb van het gebruik van blaarpleisters onmiddelyk na de eerfte aderlaating, maar inte- gen- (106) Men moet weinig ondervinding hebben om het nut van de aanlegging der Spaanfche vliegen op de pynelyke plaats van het Zydewee, vooral in het rheumatieke foort, tegentefpreeken: zoo men maar door aderlaating, den drift en de volheid der pols eenigzins verminderd heeft. Duizende gevallen hebben my doen zien, dat zy op die wyze de fpoediglte en heilzaamfle verligting aanbrengen. — De wyze, op Welke zy zulks doen , kan men leezen in de Aangeh. Verhandel, van de man, over de Spaanfche vliegen, bladz. 48 en 49. —— En, wat de Longontfteeking betreft, ik zie tot nog toe geen voldoende reden, waarom men dezelve, in dit geval, gelyk fommige willen, liever op de kuiten dan op de borst leggen zou; ik heb my by het laatfte altoos wel gevonden, en nog beter als ik dezelve tusfehen de fehouderbladen gelegd heb. (*) Celsus, Lib< IV. Cap. IV (107). (107) Celsus gebruikte eigenlyk tot dat einde zakjes met zout, «n prees die zeer aan : Ejjicacisftmum est, zegt hy, hit quofuc falen euty feccellis fuptrimpoMre.  e4o VERHANDELING gendeel eene fpoediger en zekerer verligting. -»• Zelfs heb ik dikwyls , als de Chirurgyn niet by de hand was, terftond een blaarpleister op de zyde gelegd, en daarna den lyder adergelaaten, vergenoegende my .als de ader maar geopend was, voordat de fpaanfche vlieg tyd had om te prikkelen (108). Deze blaarpleisters op de zy- - (icB) Dén twist, dien nien over den tyd en de wyze van liet aanleggen van fpaanfche vliegen m .deze ziekten gemaakt heeft, kan de ondervinding het best beflisfen. ■— Door deze onderwezen, meene ik geleerd te hebben, i. Dat zy in het waare Zydewee fchadelyk zyn , zoo lang als 'er eene wezenlyke ontfteeking plaats heeft, of fleehts vrees is, dat deze ligtelyk zou kunnen wederkomen ; doch dat zy 'er dan eerst of vooral nuttig in zyn, als de outfteekings toevallen geheel verdwenen zynde , de longen bezet, de ademhaaling bezwaard blyven, en de fluimloozing moeilyk voortgaat, omdat dan de vaten van gefpannen, te flap. te weinig werkfaam, enhet bloed van ontdoken, te lymig geworden zyn, om de verftopte ftoffen ryp te maaken en tot fcheidirig te bewerkenin welk geval het ook nuttig is dezelve draagende of etterend te houden; omdat zy de Hymen verdunnen , de vaten tot verdeeling en fcheiding derzelve werkfaam maaken, de werking waar door de natuur de ontfteekingsziekten dikwyls fcheidt, de etterwording naamelyk, nabootst en voortzet, en de etter, die zich elders zou kunnen nederzetten, afleidt. 2. Dat het in het rheumatieke Zydewee , het gene de Heer pringle fchynt behandeld te hebben, allernuttigst is dezelve reeds in het begin der pyn aanteleggen; vermits zy dan dikwyls eene allerfchielykfte verligting geeven; en nadien zy derhalven dit meer fchynen te doen door de fcherpe ftoffen te verdeelen, en dezelve wegens derzelver prikkelend vermogen naar buiten te lokken, heb ik het in dit en in alle rheumatieke pynen het best gevonden, als de fpaanfche vlieg een blaar getrokken heeft, en de pyn nog min of meer blyft aanhouden, de opperhuid of blaar niet wegteneemen noch de ontbloote huid te doen etteren , maar terftond, eene nieuwe fpaanfche vlieg op dezelve of eene naastgelegene plaats te leggen. 3. Dat zy in het galachtig Zydewee en valfche Longontfteeking in het begin fchadelyk zyn, omdat zy de bedorven gal-  over dé LEGERZIEKTEN. 241 zyde , werden * zoo wel als die op den rug, ge* nomen, ter grootte van den palm van de hand met de vingers; eene grootte die buiten in dit land nergens in gebruik is (109). Offchoon de toevallen op de aderlaating verminderen mogten, zal het echter zekerer zyn wederom te aderlaaten, ten zy eene opkomende zweeting, met verligting van pyn, dit en andere geneesmiddelen onnoodig maakte. -—. Edoch * zoo de longen zeer ontftoken zyn, kan de geneezing niet zoo fchielyk gefchieden ; want, fchoon de eerfte aderlaating en blaarpleister ver* ligting mogten geeven, zou echter de herhaaling van beide noodzaakelyk zyn. *- Somtyds komen de fteekingen wederom, en zetten zich ih de andere zyde; maar indien men deze even als de voorige behandelt, zullen zy ook fchielyk wyken. Men heeft gemeenlyk onderfcheid gemaakt tusfehen het Zydewee en de Longontfteeking, gelyk ik zelf gedaan heb in de eerfte Uitgaaven van dit Werk ; doch, nadat ik federtgelezen heb de navorfchingen in lyken en de aanmerkingen van die beroemde Auteuren haller (*) en mor- gag^ galftoffen, in de maag en darmen zich ophoudende, naar binnen in het bloed kunnen lokken, en dus de ziekte van erger natuur maaken; behalven dat zy den afgang traager maaken en rykelyk Zweet verwekken, het welk beide ih dit geval nadeelig is; doch dat zy 'er eeften goeden dienst in doen, wanneer,de eerfte wegen eerst gezuiverd zynde, de fluimen taay en lymig blyven en de uitragcheiing derzelve deswegens moeijelyk voortgaat. (109) Het fchynt my toe dat de Auteur hier van niet wel onderrigt is; althans voor meer dan Veertig jaaren heb ik in ons Land zulke en veel grooter Spaanfche vliegen op de borst zien aanleggen; en het is veel meer dan a< jaaren, dat ik zelve my 'er van bediend heb. C*) Opuscul. Pathal. obf. XIII, XIF. Q  «242 VERHANDELING g a g n i (*), becrèkkèlyk die onderwerp, ben ik overtuigd , dat wy' deze twee ziekten alseene en dezelfde behooren te befchouwen, waar in de longen altoos ontftoken zyn, en dikwyls zonder het Ribbevlies (jpleura)^ maar nooit het ribbevlies zonder de longen (iio). — Waar ook de pyn zyn mag, ik leg altoos eene groote blaarpleister op het deel; en zoo 'er geene byzondere fteeking plaats heeft, maar alleen eene algemeene bezwaaring in de ademhaaling, eg ik de pleister tusfehen de fchouders; en'vervolgens , indien de ziekte hardnekkig is, eerst een aan de eene en dan een aan de andere zyde. —— Niet alleen de blaarpleisters op de borst, maar ook, gelyk andere hebben waargenomen, op de ledemaaten gelegd, ftrekken om de ademhaaling te verligten, en de fluimloozing te bevorderen; terwyl men van de aderlaating omzichtig, of wel in het geheel geen gebruik moet maaken, wanneer de fluimen verfchynen. Ik geef den lyder niet alleen, geduurende den hevigflen trap der ontfteeking , maar ook door den gantfehen ftaat van fluimloozing heen , van uur tot uur een theekop vol van eenen warmen borstdrank Q); en eens om de vyf of zes uuren, (*) De Sed. & Cauf. Moré. ep. XX & XXI. (110) Dit gevoelen is fecbrc meer en meer doorgedrongen en genoegfaam algemeen aangenomen ; en he: is op dien grond, dat men het leggen van fpaanfche vliegen tusfehen de fchouders het nuttigfle oordeelt in longontfteekingen, vooral in de rheumatieke, en wanneer men voorheeft om 'er de fluimloozing door te bevorden. Zie de laatst aangeh. Werken van tissot bladz. 71 en van stoll, pag. 101, (f) Te weeten, een aftrekfel (Jnfufio~) gemaakt van de ingrediënten van het Decoctum pectorale.; by een pint van welk ik één once van het Oxymel ftmplex doe.  ovérde LEGERZIEKTÈNi 243 ren, vièr lepels vol van een ölyachtig niengfel (*) (in). — Maar , wanneer de fluimloozing vermindert, geef ik, inplaatfe van dit laatfte geneesmiddel, zoo veel van de Zee-ajuins honing azyn (acetum fquilliticutn) als de lyder ^ zonder misfelyk te worden of aan den afgang te geraaken, verdraagen kan ; of, het gene ik dikwyl3 van meer nut gevonden heb, vier lepels vól van eene ontbinding van de Gom Ammoniac (f) eens om de zes of agt uuren in (112). — Ik heb ook goede uitwerkingen waargenomen van den lyder den ftoom van heet water te laaten inademen; eene praktyk aangeprezen door boerhaAve en den C*) ^t. Me Hts (vel fyrupi ex Althaea) dr.v], Gummi Arabici in pulverent contriti dr. j, Aqiue Rofarum dr. ij, accurate fabactis admifce invicem Olei Amygdalarüm dulcium unc. j3 & Aqua pura unc. vi. (111) Onder de middelen, die de fluimloozing bevorderen, en waarvan men hedendaagsch mee zeer veel nut ger bruikt maakt, is vooral te tellen de Kermes minerale, by wyze van poeder , of met borstflroopen vermengd als een likking, dagelyks tot vier ja zes greinen en meer, naar maate de lyder het zonder walging verdraagen kan, 'ingegeeven. • De Heer stoll Rat. Medend. part. I. pag. 60. pryst tot dat einde ook zeer aan een Mixtuur uit Aq. Saittbuc. unc. v, Oxym. fimpl. & Squill. -Ta unc. \,Tart. Emetic. gr. ij. vel iij, om in vier-en-twintig uuren inteneemen. — Edoch men moet van de mineraal middelen ter bevordering der fluimloozing zich niet bedienen in het begin der ziekte, of zoo lang de toevallen van ontfteeking nog aanhouden en de pols vol en hard is, vermits zy, te veel prikkelende, de ontfteeking en koorts vermeerderen zoudem (t) r£. Spermatis Ceti (ex vit elk> ovi quant um fatis est folutf) dr. ij, Lactis Ammoniaci um:. vii, Syr. Cr oei dr. vj, Misce. (112) De ingrediënten van het Mixtuur, 't welk de Heer pr.ingle hier voorfchryft, komen my in alle gevallen, waar in min of meer ontfteeking in de longen plaats heeft, veel te heet voor, vergel. de aangeh. Raadg. van tissoT «n BiCKSR,'iWs. 105. Q  544 VERHANDELINO den Baron van s wie ten, en waar in ik bevestigd ben door de herhaalde proefneemingen van den Heere hück, die het nog heilzaamer gevonden heeft, wanneer het flym taai en lymig was, zoo wel als aangenaamer voor den lyder, door 'er een klein gedeelte azyn by te voegen (113). Indien, niet tegenflaande deze ontlasting, de lyder fterk klaagt over eene fteek in de zyde, of moeije» (113) Men voegt 'er ook met nut by een handvol vlierbloemen. — Het inademen van zulk eenen waasfem doet een voortreffelyken dienst in alle longontfteekingen, verkoudheden en hoesten. Het heeft, zegtTissoT, lyders gered , die op het punt fchenen van te flikken. — De Heer m u d g e , een fchrander Chirurgyn te Plymouth, heeft onlangs eene Verhandeling uitgegeeven, waar in hy deze praktyk aanpryst als eene radicaale geneeswyze in beginnende Catharraale hoesten, en waar in hy een daar toe door hem Uitgedagt en zeer gefchikt werktuig befchryft; 't welk hy een Inhaaler noemt Het is een foort van tinnen kan, inhoudende een pint vocht, met een hol handvat, dat beneden in de kan by den bodem open is, en van boven drie gaten heeft , die in deszelfs holte uitkomen. In het midden van het lit of het dekfel is een gat, waar in gevoegd is eene leere pyp, zoo wyd van holte, dat men 'er een ping in fteeken kan, en omtrent zes duimen lang, met een pahnhoute of yvoore mondftuk. Naast deze is in het lit gevoegd een andere pyp met een klep, die de lucht todaat uiuegaan, doch belet intekomen. De kan word tot twee derde gevuld met heet water of aftrekfel van vfierbloemen met een weinig azyn , daar na met een handdoek bewonden, zoo dat geene van de gaten gefloten worden, en dan geplaatst in den vouw van den arm des lyders, waarna men de degens over de kan heen digt om zynen hals flaat; wanneer hy het mondftuk in zyn mond neemt, en in- en uitademt geduurende twintig minuuten of een half uur. — Als hy inaidemt word de buitenlucht genootzaakt door de drie gaten in het handvat in de kan door het water heen, en dus verwarmd en met den ftoom bezwangerd in zyne longen te gaan , en uitademende word dezelve gedwongen door de pyp me» de klep naar buiten te gaan.  over de LEGERZIEKTEN. 245 moeijelykheid in het ademhaalen, is het aderlaa- ten nog noodzaakelyk. Edoch in dit geval loopt men gevaar om in het eene of andere uitterfte te vallen; of om te dulden, dat de longen by gebrek van aderlaaten met bloed overladen worden, of om te waagen dat de fluimloozing, door te rykelyk te aderlaaten, opgeflopt worde. Trillerus, hüxham en de Baron van £ wie ten hebben de regels opgegeeven volgens welke men hier moet te werk gaan (Iï4)« Maar ten opzichte van de blaarpleisters is het in deze omflandigheid niet noodig omzigtigheid te gebruiken, nadien zy altoos nuttig zyn, of ora den pols te verheften, of om de borst te verligten. In den loop der fluimloozing heeft fomtyds een braakmiddel veel dienst gedaan om het taaije flym te ontlasten. — Somwyl heeft men flaapmiddelen (opiata) gegeeven, doch met omzigtigheid; want, zoo lang als de pols hard, of de ademhaaling moeijelyk was, of wanneer de flaaploosheid uit de koorts ontftond , deeden zy kwaad (115). — Maar als de koorts over was, en de flaap, door dunne zinkingfloften op de keel of long vallende, geftoord werd, vond men dat de flaapmiddeles, en vooral indien zy met de Zeeajuin gepaard waren, en rust gaven en de fluimloozing bevorderden. Ik zal 'eralleen byvoegen,dat ik, geduurende mynepraktyk buitenlands, het gebruik van de Kina, in den gevorderden ftaat van deze Ontfteekingen, Ci 14) Men kan deze Regels ook vinden in de aangeh. Raadg. van tissot en bicker, bladz. 48,49,75, 76. (115) Wat men te denken hebben van het gebruik der braakmiddelen en flaapmiddelen in deze ziekten en in de fluimloozing kan men zien in dezelfde Raadg. bladz. 52, 53. Q 3  64. VI.  over de LEGERZIEKTEN. %gt maag aangedaan is zonder braaking; een ander, in welken de lyder flym cn gal opbreng:; en ecu derde en zeer gevaarlyke , wanneer hy zyne drekftoffen door den mond ontlast. — Hier uit blykt, dat wanneer 'er fcherpe pynen der darmen plaats hebben, verzeld van eene drukking op de maag, hardnekkige hardlyvigheid, en (indien ik 'er uit hippocrates mag byvoegen) eene fpanning van den buik, misfehien het beftendigst toeval van alle , zonder in aanmerking te neemen of 'er braaking by is of niet, wy vrijelyk mogen vastftellen dat het geval het Darmwee van de Ouden is, en van hen ontkenen het licht, dat zy met betrekking tot de geneezing verfchaffen kunnen. — Maar byaldien, wy övereenkomftig met eenige van de beste der hedendaagfche Geneeskundigen alleen dat een Darmwee (iliaca pasfio) noemen , waarin de wormswyze beweeging der darmen geheel is om.» gekeerd, kan onze praktyk geen hulp ontvangen van de Grieken, welke dien ftaat van het Darmwee veronderftelden onceneeslyk te zyn (122). Dus (122) Men ziet dat de Auteur hier en vervolgens zyne aanmerkingen daar heen rigt om ons het waare Darmwee en deszelfs behandeling te doen kennen. Ik zal 'er hier eenige, opmerkingen byvoegen; om zoo veel my mogclyk is eenig licht bytezetten aan de onderkenning , aart .oorzaaken en geneesmiddelen dezer ziekte, omtrent alhetwelke zekerlyk nog veele duisterheden plaats hebben. De voornaamfte onderfcheidende kenteekenen van deze ziekte zyn zekerlyk eene allerhevigfte onlydelyke pyn in eenig bepaald gedeelte van den buik, vooral omtrent den navel, alwaar de dunne darmen meest gelegen zyn, cn in welke de ziekte gewoonlyk haare zitplaats fchynt te hebben; eene pynelyke fpanning van den gelieelen buik met groote benaauwdheid; eene geweldig pynelyke braaking eerst van ?lles wat men inneemt, daarna van rottige (tinkende, cn ver-  a52 VERHANDELING Dus ftondt sydenh am, wanneer zelfs by de bovengemelde toevallen eene braaking der voedfels vervolgens van wezeulyke drekftoffen ; en eindelyk eene halflerrige, alles weerftreevende verftopping van den afgang. Daar zyn voomaamelyk twee ziekten, welke men iigtelyk voor het waare Darmwee zou kunnen aanzien. . De eerfte is het Ontfteekings-Kolyk (colica iuftammatovia)', doch behalven dat in deze ziekte de pyn niet bepaald,maar meer over de geheele buik uitgeftrekt is, en behalven, dat 'er die braaking van drekftoffen en hardnekkige opftopping van den afgang niet by gepaard gaan, zoo is de gantlche toedragt der toevallen zeer verfchillende, gelyk men onder andere zien kan in tissot's en bicker's Raadgeeving voor de gezondheid van den gemeenen man, blatiz. 243 , vergel. met bladz. 260. Niettemin gebeurt het dat het Ontfteekings-Kolyk in een waar Darmwee overgaat. ■ De andere is het Kolyk van Poitou (colica pictonum'); maar in deze is de pyn meer knaagende dan fcherp, de buik meer ingetrokken dan opgefpannen, en daar is geen koorts by, noch teekenen van ontfteeking. Zie verder bladz. 257 van het zelfde Werk, waar in men ook van de geneeskundige behandeling dier beide Kolyken kan onderrigt worden. De aart of naaste oorzaak van het Darmwee fchynt te zyn eene hevige ontfteeking van eenig byzonder gedeelte der dunne darmen, waar door dat gedeelte, zich geheel toefluitende, allen doorgang voor de winden en drekftoffen-affnydt, en hier door eene omgekeerde wormswyze beweeging der darmen verwekt, die alle de ingenomen voedfels en de daar boven zittende drekftoffen doorbraaking doet uitwerpen. —Veele onkundige lieden zyn van begrip, gelyk ook fommige Ouden waren, dat de oorzaak van deze ziekte was een kronkel , knoop of flinger in de darmen, waarom zy dezelve Darmkronkel noemden. — Dan zy, die het famenllel en de vasthegtingen der darmen kennen, weeten dat zoodanig een kronkel of flinger in de darmen onmogelyk is. — Nogthans heeft de opening der lyken geleerd, dat deze ziekte kan ontftaan uit eene infehieting of inkokering van het eene gedeelte van een darm naar de lengte in het andere, 't zy naar beneden , 't zy naar boven; en dat zulks wel het meest in kinderen voorvalt, misfehien door krampachtige beweegingder darmen. — Daarenboven heeft de opening der lyken doen zien, dat die ziekte fomty.is voortgebratrt word door een band»  over de LEGERZIEKTEN. 253 fels zich voegde, geenen anderen naam aan deze ziekte toe dan die van Valsch Darmwee (pas/io iliaca notha) (*), nadien hy veronderftelde dat 'er in dat geval alleen eene gedeeltelyke omkeering van de wormwyze beweeging plaats had; en hy befchouwde het overgeeven van de klysteeren door den mond als een teeken van eene geheele omkeering , en gevolglyk als een kenmerkend toeval (fymptoma pathognomicmn) van een waar Darmwee: quando liquet ex clyfteribus per os ejectis & alïis fignis verum esfe ileum, &c. (f) , dat is: wanneer uit de klysteeren door den mond uitgeworpen en uit andere teekenen band- of vliesachtig verlengfel of koord van het darmfcheil afkomftig, het welk zich om den langen darm (Jleon) door eenige, niet te bepaalene, oorzaak ontftaande , denzelven toehaalt of verworgt. —— Ook heeft men gevonden dat deze ziekte ontftaan was uit eene doorbooring van het groote en van het kleine darmfcheil, waar door een gedeelte van een darm heen gegaan en verworgd was. Zie de Medical Obfervations and Inqitiries by a fociety of phyficions in JLondon, Vol. IF. pag. 223—230. De hevige ftaat van de ontfteeking in deze ziekte word niet alleen gekend uit de geweldige pyn, maar is ook ligtelyk optemaaken uit de fchielyke overgang die zy dikwyls maakt tot verfterving (gangraena~) der ingewanden; in welk geval de pols fchielyk klein en fnel word , de krachten ten eenemaal vergaan, de lyder aan het ylen raakt, hik, en fomtyds fkiiptrekkingen over het geheele ligchaam krygt; onderwyl worden de uitterfte ledemaaten koud, de pols gaat weg, de pynen en braaking houden op, en de lyder fterft. Dikwyls fchynen de pynen een uur voor zynen dood te bedaaren , hy word voor eenen korten tyd kloeker , komt eenigzins meer by zyne kennis, daar volgt eene verfchrikkelyke ontlasting door den afgang van zeer leelyke ftinkende ftoffen; de lyder krygt flaauwten, valt in een koud zweet en fterft. (*) Sect. I. Cap. VI. (t) Ibid.  254 VERHANDELING nen blykt dat het een waar Darmwee is. Dit waar Darmwee (Heus verus) van sydenham heb ik nooit meer dan eens gezien (de lyder ftierf) en ik verbeelde my, dat het in onze tyden door hen, die de grootfte praktyk hebben, maar zeer weinig.gezien is, en zelden of nooit genezen : invoegen het buitengewoon moet fchynen, dat het zoo dikwyls in zyne dagen zou zyn voorgekomen, dat het hem zou voldaan hebben omtrent de zekerheid van zyne geneeswyze ; en dit te meer daar de geneesmiddelen die hy gebruikte, tegenwoordig ongefchikt of niet toereikende zouden fchynen voor een goedaartiger graad van de ziekte. • Edoch die openhartige Auteur fchynt naderhand de onvoldoenenheid van zyne voorige praktyk bemerkt te hebben , alzoo hy in de Procesfus Integri (een na zynen dood uitgekomen Werk) een gedeelte van die geneesmiddelen 'er heeft uitgelaaten, en 'ef eenige meer vermogende geneesmiddelen by gevoegd, die misfehien in andere handen nog zouden blyken vruchteloos te zyn. Ten aanzien van alle de mindere graaden van het Darmwee, moet men de befchryving en geneeswyze 'er van nazien in sydenham, onder den tytel van Gal-Kolyk (colica biliofa) , want wy zyn te meer zeker dat dit dezelfde ziekte is met het Darmwee, nadien de Auteur, zelf zegt, „ dat indien dat kolyk niet in tyds herfteld word, „ het in een Darmwee (iliaca pasfio} overgaat" (*). Maar het ware te wenfehen geweest dat sydenham den naam van Gal-Kolyk niet aan het Darmwee gegeeven, noch het zelve niet in dat licht, als hy gedaan heeft, befchouwd had- (*) Sect. IV. Cap. fU.  over de LEGERZIEKTEN. èSg hadde; vermits veele op zyn gezach getragt hebben de gal te verbeteren ofte ontlasten, en weiligt verkeerdelyk, zonder genoeg te letten op de ontfteeking, nadien hy 'er geen melding van maakt. Sydenham deed maar eens aderlaaten ; uit welke omftandighcid alleen wy mogen befluiten, dat hy nooit onderzogt heeft hoe de darmen van hen, welke aan die ziekte geftorven waren, na den dood 'er uitzagen , noch eenig gevaar vreesde van verfterving (gangraena) , waar mede men in dit geval altoos gedreigd word, gelyk talryke openingen van lyken ons hier in bevestigd hebben. Deze redenen gehad hebbende om van de praktyk van sydenham aftewyken, heb ik die der oudere Geneesheeren gevolgd; ik heb rykelyk en dikwyls doen aderlaaten, zoo lang als de hevigheid der toevallen voortduurde, of de krachten het toelieten. — Byaldien de lyder, na de eerfte aderlaating, niet kennelyk beter was, liet ik na weinig uuren voor de tweede reis eene ader openen , en onmiddclyk daar op, op dat gedeelte van den buik, het welk het meest aangedaan was , een blaarpleister aanleggen ter groote van een handpalm met de vingers. En nademaal ik meer dan eens gezien heb dat de lyder in zyne darmen verligt was, zoodra als hy de brandingop de huid gevoelde, en terzelver tyd door een purgeermiddel of klysteer afgang kreeg , die te vooren zonder uitwerking toegediend waren, hebben wy reden om te denken, dat de fpaanfche vliegen meer werken als een krampftillend dan als een ontlastmiddel. — Deze was myne gewoone geneeswyze in het hospitaal; en zoo ik federt dien tyd van die blaarpleisters minder gebruikt heb, is zulks niet omdat ik 'er kwaade uitwer- kin»  H6 VERHANDELING kingen van gezien heb, maar omdat ik in myne byzondere praktyk een grooter weerzin by de lyders gevonden heb om dezelve te hebben op een deel, alwaar zy niet gewoonlyk aangelegd worden ; als ook omdat zy eenigzins hinderlyk waren, als men het warme bad gebruikte s het welk men, fchoon een artykel van groot belang in de geneezing , in de leger-hospitaalen gemeenlyk ontbrak (123)* Na (123) De aderlaatingen, fpaanfche vliegen en het warme bad zyn buiten twyffel de allemoodzaakelyküe en allerheilzaamfle middelen in deze ziekte , wanneer de toefluiting van den darm enkel uit ontfteeking ontftaat ; maar ingevalle zy door eene inkokering, of toeworging voortgebragn word (zie Aant. 122.) begrypt men ligtelyk dat die middelen alleen niet voldoende zyn. Zy die gemeend hebben dat in deze Ziekte altoos een kronkel in de darmen plaatshad, hebben gedagt dien te kunnen wegneemen door het inflokken van kogels of van een groote veelheid kwikzilver. • Byaldien eene inkokering van een gedeelte darms van beneden naar boven de oorzaak ware, zou men denken kunnen dat dit middel van dienst zou kunnen zyn. ... Maar hoe weet men zulks ? En is het niet ken¬ nelyk, dat in alle andere gevallen, en zelfs in dit , zulke zwaare ligchaamen, de ontftoken darmen fterk drukkende en prikkelende, de ziekte aanmerkelyk verzwaaren Zouden? i- In het geval van eene verworging zou de Buikopening (gastrotomia), die de Ouden reeds hebben aangeprezen , te pas komen, om naamelyk, gelyk in de Breukfny- ding, den geworgden darm te ontwikkelen. Edoch Welke zynde teekenen, waar uit men onderfcheiden kan, dat dit 'er de oorzaak van zy ? —— En zonder dit te weeten , wie zal zulk eene onzekere en pynelyke operatie onderneemen? — Vergelyk de aangeh. Med. Obf.and Inquir. pag. 22Ü—230, de Mem. tAcad. Royale de Chirurgie Tom. UI. & IV, en de ha en Rat. Med. Part. XI. Laat ik hier byvoegen, dat men in het waare Darmwee ook met nut den buik ftooft met wolle doeken, gedoopt in heete melk en fterk uitgewrongen. Men kan die over de fpaanfche vlieg heen leggen. — Sommige hebben ook aangeprezen de warme huid van een pas geflacht beest over den geheelen buik gelegd.  over öe LEGERZIEKTEN. ^? Na de aderlaating,, bcflaat het voornaamfte gedeelte van de geneezing, in open lyf te maake'n * het gene ik voorheen poogde te bewerken door klysteeren, en door alle uuren een pil van aloë, zeep en calomel te geeven; maar naderhand heb ik van die praktyk afgezien en my van zagter buikopenende middelen bediend. ■— Met dit oogmerk heb ik ieder .uur gegeeven een brok ter grootte van een nootemuskaat van een Electuarium, famengefteld uiteen half once van het Electuarium lenitïvum, twee dragm'en bloem van Zwavel (flores fulphuris) en één dragme Cremor Tartari , met de eene of ander Stroop. s Edoch federt weinig tyds heb ik my meer gehouden by het gebruik van hetTbzons-Zout (/al catharticus amants), my door den Heer heberden fterk aangeprezen , die verfcheiden voorbeelden gezien had van deszelfs goede uitwerking in kleine , doch dikwyls herhaalde giften. • Twee oneen van dit zout, tot dat einde in eert pint water ontbonden zynde, geef ik 'er elk half uur twee lepels vol van, of eene lepel vol irt korter tusfchentyden , zoo lang als des lyders maag het verdraagen wil, of tot dat hy twee afgangen gehad heeft. Offchoon dit geneesmiddel een' onaangenaamen fmaak heeft, zal echter* gelyk heberd en aanmerkt, de maag het dikwyls inhouden, terwyl zy aangenaamer dranken uitwerpt ; eene omllandigheid die ons zou kunnen doen gelooven, het gene men van andere middelflachtige zouten (falia neutra) gezegd heeft, dat zy in eenen zekeren graad een bedaarend of krampftillend, zoo wel als een buikopenend vermogen bezitten. Het zy ik het Electua- rium of wel deze ontbinding liet geeven,~ deed jik evenwel een enkeld buikopenend klysteer zetR tets i  258 VERHANDELING ten, om de werking dier ontlastmiddelen te hulp te komen. Want ik heb nooit kunnen begrypen , hoe deelen, die in het middelpunt van de dierlyke warmte liggen, en natuurlyk in een'vochdgen ftaat, zouden kunnen geftoofd worden , door eenig vocht van een klysteer dat niet warmer is dan zy zelve zyn. — Wanneer ik vermoedde dat de verftopping ontftond uit verharde drekftoffen , gebruikte ik eerst klysteeren alleen van oly, maar op alle andere tyden de volgende (124): Decocti communis pro clyftere unc. x. Electuarii lenitivi. Olei Olivarum, fingulorum unc. ij. Misce. Maar ("124) Ik heb my in dit geval, en in andere gevallen van eene hardnekkige opftopping van den afgang, met nut bediend van een afkookfel van Zemelen met de Olyf-oly en gemeene Honig; waar by ik fomtyds doe het een of ander prikkelend zout, als het gemeene zout of het zout van g l a ü b e r. Edoch in het waare Darmwee, heb ik doorgaans zeer veel voordeel gedaan met herhaalde klysteeren uit Gerltewater met veel Azyn, Salpeter en Honig. Andere pryzen zeer aan de klysteeren uit den Tabaks-Rook; en ik heb 'er mede meermaalen gebruik van gemaakt , maar ik heb gevonden dat dit middel te geweldig prikkelt, en ik heb 'er verfchrikkelyke toevallen van benaauwdheid en ftuiptrekking uit zien ontdaan, in gevallen waar in de darmen ontftoken , of uit eene andere oorzaak «e prikkelbaar waren; doch in andere gevallen, gelyk in het Kolyk van Poitou, in het Kramp-Kolyk enz. heb ik 'er voortreffelyke dienffen van gezien. En het is ook in die gevallen, byzonder in het Kolyk van Poitou, dat ik de gewenschte en zeer fchielyke uitwerkingen gezien heb van fterker purgeermiddelen, welke ik in het waare Darmwee onveilig en fchadelyk oordeele. — Niet zelden heb ik in dat en andere kolyken met eene hardnekkige opftopping van den afgang, fchielyk afgang verwekt door enkel het Pulvis Comachini by beurten integeeven. Doch niets doet in het Kolyk van Poitou , wanneer het uit loodftoffen ontftaat, meer nat dan poeders uit een  over de LEGERZIEKTEN. 259, Maar als de maag zoodanig ontlTeld is, dat zy de eene en andere van de bovengemelde^ buikopenende middelen uitwerpt, dan voege ik Cen weinig Opium by een prikkelend purgeermiddel ; eene praktyk die hier lang in gebruik geweest en door me ad (*) gevolgd is. 34. Extracti cathartici gr. xxv. Thebaici gr. j^. Mercurii dulcis fublimciti gr. v. Misce; Fiant Pilulae No. x. Deze zyn voor ééne gift, om integeeven nr> de braaking, wanneer de lyder het minst vanmisfelykheid klaagt. — Hoe de pillen kleinder zyn, hoe zy meer kans hebben om binnen te blyven (125). —- Omtrent twaalf uuren daarna, of wan- . j neer" ■ ■■ : 11 >, r o ^7/ „vjr.t.i: een half once Rhabarber en dén once Kreeften - Oogen , tot xij poeders gemaakt, en alle uuren of twee uuren één ingenomen. De aardachtige en loogzoutige deelen fcbynen het zuur, dat met het lood vereenigdis, losternaaken, opteflorpen, en langs dien weg die heilzaame uitwerking voorttebrengen. (*) Monit. & Praecept. Medic. p. 114. (125) Daar is geen twyffel aan of de Heer frinole heeft met die fterke purgeermiddelen gelukkige geneezingert van het waare Darmwee uitgewerkt; ook zyn'er zeer veele beroemde Geneeskundige Autemen , die 'er derg.;lyke in voorfchryven en zeggen met een gewenscht gevolg gebruikt te hebben; en tegen ondervindingen is niet te redeneeren; maar anders zou men met grond mogen twyffelen , of zy 'er wel veilig en raadzaam in zyn. — Althans dén hevigert ftaat van ontfteekinge der darmen, in deze ziékte my voorftellende, heb ik zulke fterk prikkelende purgeermiddelen 'er nooit in durven gebruiken; en ik herinner my gevallen genoeg , waarin ik met de gewoone zagte buikopenende middelen 'er gelukkig in gedaagd ben; geliyk zy ook thans door de meeste en voornaamfte Geneeskundigen worden R s af*  «go VERHANDELING neer de kracht van het Opium begint te verminderen , tragt ik de werking van het purgeermicr-- del afgekeurd. — De hevige toevallen, de onlydelyke pynen, die den Geneesheer zoo wel als den lyder gewoonlyk ongeduldig maaken, zyn misfehien dikwyls oorzaak geweest,dat men in deze ziekte tot zulke geweldige middelen zynen toevlugt genomen' heeft; dan', ik heb gevonden, dat men, geduldig en oordeelkundig voortvaarende, 'er zeer we! int gelukt met de Manna, de Tamarinde, het Ibzons-Zout. het Zout van' Glauber, en vooral heeft my voldaan het Oleum Ricini,hetwelk een byzonder vermogen fchynt te bezitten, om, zonder prikkeling of verheffing van pyn, inde hardnekkigfte gevallen afgang te verwekken. En aangaande het famenvoegen van purgeermiddelen met pynftïliende middelen uit het Opium, lydt het med'e nier. weinig bedenking , of het niet beter zy telkens eerst door Opiata-óa pynen en braakingen te bedaaren en daarop- de Purgantia te laaten volgen. — Wel is waar de eerfte praktyk, die veel ouder is dan de Heer pringle hier te kennen geeft,en reeds door fouestus, riverius, tiialtiANUs, wedelius, gorter en andere is aangeprezen en in het werk gefteld, heeft behalven de hier genoemde zeer veele groote Geneeskundigen tot haare voorllauders; edoch de doorervaren en by uitfiek kundige trale.es heeft, zonder die ondervindingen te willen tege-fpreeken uit de ervaring van andere niet minder groote Geneeskonstoeffenaaren, eenen sydenham , hoffman , harris van swiETENen andere, zoo wel-als uit zyne eigene, en uit verfcheiden bondige overwegingen nopens den aart der ziekte , en de werking der beide foorten van geneesmiddelen „ befloten ,-dat de eerfte praktyk verre te verkiezen zy ; te meer, zegt hy C Ufus &' Abufin Opii, Sect. II. pag. 264), omdat dè redenkonftige geneeswyze der hedendaagfche Geneesheeren het gebruik van de fterke purgeermiddelen ln deze ziekte geheel afkeurt, en alleen op het gebruik van de zagtfte buikontlastende middelen aandringt, als hebbende nietnoodig, om zekerer en veiliger te werken, dat haare prikkeling gel iyk die der fterkere ter zeiver tyd door opiata verminderd ent in zagtwerkende purgeermiddelen veranderd worde. — Zeker is het daarenboven , dat het Opium den afgang krachtdaadig flopt, en gevolglyk het oogmerk der purgeermiddelen moet «egenwerken,zoo niet te niet doen; ook fchynt het in di* ge-  over de LEGERZIEKTEN. 26c del te bevorderen door de ontbinding van her. zout, zoo als te vooren; en eenige uuren laater, terwyl men met die ontbinding nog aanhoudt, herhaal ik de klysteer. Na den afgang verwekt te hebben, wanneer het grootfte gevaar voorby is, volg ik ten naasten by de geneeswyze van sydenham, ten opziehte van het overige der ziekte, geevende het Laudanum des avonds; en 's morgens zoo veel van de ontbinding van het zout, of van eenig ander buikopenend middel als toereikende is om het ligchaam genoeg opentehouden, tot dat het gevaar van eene wederinftorting geheel over is. Sydenham pryst in het Darmwee (Heus) zoo als hy het befchryft, tegen de braaking aan een fcrupel van het Alfem-Zout (fal abfinthit) in een lepelvol citroenfap, om, terwyl het opbruischt, integeeven; welke praktyk ik my herinner meer dan eens in gevallen van darmwee met geval meer voldoende, dat men eerst door het Opium de te groote gevoeligheid en prikkelbaarheid der darmen en derzelver verkeerde wormwyze beweeging ftilt, teneinde de daarna gegeeven laxeermiddelen worden ingehouden en naiuurlyker naar beneden werken zouden. — 't Is hierom dat sïdenha m, eerst eenige uuren na het Opium, het purgeermiddel gaf, of wel met zulk eenen tusfehentyd, dat deszclls buikontlastende werking door het Opium niet kon bedwongen of te niet gedaan worden, en dat het lang genoeg in de maag en darmen vertoeven kost om naar beneden te werken. Dan, om dit oogmerk te bereiken, komt by my in overweeging of men in dit geval, in plaatfe van het Opium, niet by Herkeur het Extrattum Hyofciami zou kunnen gebruiken, vermits dit middel, gelyk de Opiata een pynftillende kracht heeft, doch niet, gelyk het Opium, verhit noch den afgang flopt. — Althans met zeer veel nut heb ik dat Extract meermaalen gebruikt, om, in gevallen van Longontfteekingen en Zydewee, het pynelyk hoesten en het bloedfpuwen te bedaaren en te fluiten. R 3  afo VERHANDELING met een gewensc'ht gevolg beproefd te hebben, wanneer de lyder gaf braakte, maar met dit onderfcheid, dat ik dit middel,in plaatfe van tweemaal daags, gelyk hy voorfchryft, alle uuren ingaf (ia6> Wat betreft de oorzaaken van het darmwee, het is genoeg bekend, dat zy, die breuken hebben, het meest 'er aan onderhevig zyn; doch zulke gevallen zyn niet gemeen in het leger. —* Wat aangaat de andere oorzaaken, ik heb 'er te weinig gevallen van gezien om my te voldoen omtrent die welke het gemeenlte zyn (127), — Hier of daar komen dikwyls onder de foldaaten gevallen voor van ontfteeking der darmen, doch niet alle die ontfteekingen worden een waar Darmwee; want, als zy. op de dikke darmen vallen, veroorzaaken zy gemeenlyk een' buikloop , gelyk blyken kan uit de openingen der lyken van hen , welke aan den roodenloop geftorven zyn. • Men mag eenige weinige voorbeelden vinden van het darmwee, ontftaan uit eene ontfteeking van den Kronkeldarm Qntestinum colori) , maar ik verbeelde my, dat in de meeste van die eenige harde drekftoffen, of eenig gezwel , mede gewerkt (126) Myne eigene ondervindingen raadpleegende, meene ik, dat dit braakftillendmiddel (antemeticum} van r i v e r i us beter te pas komt, en meer nut doet in braakingen uit eene gebrekkige fpysverteering, in galbraakingen en ibortgelyke gevallen, dan wel in die van het Darmwee. (127) De oorzaaken van het waare Darmwee, die my het meest zyn voorgekomen, zyn verzuir#e of door heete middelen behandelde Kolyken, hevige en aanhoudende braa-i king^n, verharde drekftoffen wegens eenen te lang opge» flopten afgang, verwaarloosde navelbreuken zoowel als ander', breuken, eene opgeftopte of opgehouden pisloozing, fomtyds gevatte zwaare koude byzonder ep den buik vallende,,en verplaatüng van jigtftoffan.  over de LEGERZIEKTEN. 263 werkr hebben om den doorgang te vérnaauwen- en den afgang te floppen. ■ Over het geheel heb ik deze ziekte meer ontmoet hier in myne byzondere praktyk, dan buiten 's lands in het le _ Kinderen , en. zy die een teeder geitel hebben, zyn misfehien meer aan deze ziekte onderhevig dan menfehen in de kracht van hun leeven; waar onder men echter niet betrekken moet die, van welken men weet dat zy breuken hebben. ■— Eene jigtige ftof mag dikwyls onder lieden van een' hooger rang de oorzaak 'er van zyn, dog zelden onder de foldaaten. — Het geheugt my twee lyders gehad te hebben met het darmwee, vergezeld van braaking; een jong heer van twee-en-twintig jaar, die zeer los geleefd had , en wiens ziekte een einde nam met een' aanval van jigt; en eenen anderen , een' man van vyftig jaaren, die, binnen weinig dagen na een' tweeden aanval, insgelyks van de jigt aangetast werd, en naderhand in zyne darmen geen ongemak meer kreeg. — Beide deze perfoonen hadden nooit te vooren van de jigt geplaagd geweest. — Edoch zy, die dit onderwerp verder willen onderzoeken, kunnen raadpleegen het Sepulchretum Anatomicum, de Ontleed- en Heelkundige Waarneemingen van ruisch (*), en het uitmuntend Werk van m o rg ag ni de fcdibiis & eau fis morborum (f). Ik zal dit artykel befluiten met eene aanmerking, die, fchoon zy te vooren gemaakt is, echter niet zoo algemeen is aangenomen , dat eene verdere bevestiging 'er van niet noodig zyn zou. Het darmwee is meestentyds verzeld van een' kennelyken graad van koorts, en van alle de bo- ven- (*) Obfcrv. xcr. (f) Ep. XXXIV e? xxxv. E 4  04 VERHANDELING vengemelde toevallen; doch, behalven dat, zyn 'er gevallen , waar in geene braaking is (gelyk uit de Ouden getoond is); daar zyn andere, in welke de koorts naauwlyks merkbaar is, waar in de lyder weinig pyn gevoelt, en niet eenen geheel opgeftopten afgang heeft. Ik zeg daar zyn zulke gevallen van ontfteeking; omdat men, wanneer de lyder, met zulke weinig ontrustende toevallen, geftorven is , de darmen echter niet minder verftorven of gegangraeneerd gevonden heeft, dan in hen welke de fterkfte en meest onderfchcidende kenmerken van deze ziekte gehad hebben. —< Dit is, voor zoo ver my bekend is, het eerst opgemerkt door den Heer simson, wiens waarneeming de Baron van s wieten (*) aangehaald en bevestigd heeft, gelyk ook onlangs morgagni (f), die aanmerkt', dat in zulke omftandigheden de eenigfte voorteekenen van gevaar afteneemen zyn uit de fpanning van den buik, en eene doffe pyn, als men denzelven drukt; uit de flaauwheid en ongelykheid van den pols, en uit eene verandering in het gelaat van den lyder. — Het gene hy aangaande dit onderwerp zegt, verdient zekerlyk onze oplettenheid (128). 5- ?, (*) Cnmment, in boerh. Aphor. %. 3-1. (f) D-e Sed. & Cauf. Morb. ep. XXXV, 22. (128) Zie hier de eigen merkwaardige woorden van morgagni. „ Wanneer gy, benevens andere teekenen van „ ontftoken darmen, in de zieken eene geweldige pyn en „ heete koorts vindt, zult gy met recht geloof geeven aan „ die Geneesheeren, welke die twee onder de voornaamfte „ teekenen van een ontfteeking der ingewanden (tellen. „ Meert echter niet, wanneer de een of ander dezer teeke- nen afweczig of gering zyn,' dat 'ergeene of niet dan eene „ ligte ontfteeking is, en dat 'er geen verderving in de darn Et;; k? 1 plaats hebben, wanneer clie twee toevallen niet v. ? P  over de LEGERZIEKTEN. 2Ö5 Van de Zinkingspynen. De Ouden fchynen de Jigt niet dan onvolkomen onderfcheiden te hebben van die ziekte, die „ zyn vooraf gegaan. — Indedaad het ware te wenfchen „ geweest, dat de Geneesheeren, wanneer zy de teekenen van „ deze ontfteeking, en daar op volgende verfterving voorge„ fteld hebben, deze waarfchouwing niet verzuimd hadden in eene ziekte, die, door zoodanige bedrieglykheid, nie? „ zelden eenen fchielyken en onverwagten dood aanbrengt: „ niet zelden,zeg ik, want het heugt my,dat toen ik,ver„ wonderd over het geval van den bovengemelden jongeling, „ hetzelve aan valsalva en albürtinus verhaalde, „ zy beide my eenpaarig bevestigden, dat hen dergelyke ge„ vallen meermaalen waren voorgekomen. —— En wanneer „ terzelver tyd albertinus my vermaande, dat ik in de „ pynen der darmen zorgvuldig op myne hoede zyn moest; „ want dat hy na ligte pynen, of althans na pynen van wei. „ nig aanbelang, en zonder dat 'er kennelyke koorts, eenige „ ftuiprrekking , eenige braaking by was, lyders, die zelfs „ naar ziel en ligchaam gezond fcheenen, door eene ver„ borgen ontfteeking en geheel onvermoede verfterving der „ darmen fchielyk had zien fterven; toen, zeg ik, hy my s, zulks vermaande, vroeg ik dien oplettenden en zorgvul,, digen waarneemcr: uit welke teekenen wy zulk een naa„ kendgevaaropmaaken en voorzeggen konden? — Hy ant- ,, woordemy,uit den pols,den buik en het aangezicht. „ De pols is ingezonken, en eer zwak, en, zoo gy dezelve ,, naauwkeurig voelt, zult gy dien ongelyk vinden. De „ buik is gefpannen, hard, en eenigzins pynlyk. Het „ aangezicht eindelyk vertoont iets ongewoons, doch in den ,, eenen anders als in den anderen,zoo dat ik de oogen fora„ tyds als verfchrikt, en by andere eene zekere blaauw,, heid rondom de lippen befpeurd heb". Gevallen van dien aart heb ik in myne praktyk ook meermaalen ontmoet. Zy, en alle die inditArtykel gemaakte waarrieemingen omtrent het Darmwee , leeren ons, dat een Ge* neesheer zoowel in zyne voorzegging als in zyne behandeling van de buikpynen niet te omzigtig zyn kan; dat de verhittende, windbreekende, en famentrekkende middelen, R 5 waar  atfö VERHANDELING die men nu Zinkingspyn (rheumatismus) noemt (129). Zy gaven den naam van Jigt (arthritis) aan eene pynelyke aandoening van alle geledingen , het zy de pyn ontllond uit eene rheumatieke Ontfteeking (inflammatio rheumatica), of uit een jigtig . vocht. Byaldien niet alle, maar eenig byzonder deel leed, benoemde zy de ziekte naar het deel, hiervan de naamen Handeuvel (chiragra), Voeteuvel (podagra), Heupjigt' (ifihias), enz. die zy alle aanmerkten als foorten van de algemeene Jigt (arthritis). Edoch, nadien men bemerkte, dat fommigc jigtige pynen in natuur van andere verfchilden, onderfcheiden zy dezelve naar het byzondere vocht, hetwelk zy veronderftelden de oorzaak der ziekte te zyn. — Dus meenden zy, dat 'er een foort was, hetwelk van het bloed afhong; en daarom preezen zy in dat geval de aderlaating aan; en in volbloedige geitellen deeden zy meer dan eens aderlaaten. Of- waar mede men dikwyls te fchielyk in de weer is, 'er allerverderffelyksc in zyn kunnen ; en dat in de duistere gevallen van buikpynen, vooral als 'er eene opgeftopte afgang by gepaart gaat, eene aderlaating altoos meer voordeel dan nadeel doen kan, al ware het alleen maar om den ftaat van het bloed te kennen, die dikwyls de onzekerheid omtrent de verdere geneeswyzing geheel wegneemt. (129) Men vindt by de oudfte Geneeskundige Schryvers naaiiiViyks eenige voetftappen van deze ziekte; en de reden is ligt te vinden. De ondervinding leert dat deze ziekte (chier nooit voorkomt in de gemaatigde en heete Iuchtftreeken ; omdat de oorzaaken, waaruit zy gewoonlyk ontflaat, groote verwisfelingen van hitte in koude, en vooral eene vochtige koude, daar zoo zeer geen plaats hebben: daar nu zy, die de Geneeskonst het eerst beoeffend en befchreven hebben, in Griekenland en Arabie woonden, is het derhalven niet te verwonderen, dat zy van dezi ziekte (chier geen gewag gemaakt hebben.  over de LEGERZIEKTEN. aó> OiTchoon de Ouden, door die onderfcheiding te maaken, de ziekte, die wy nu zinkingspyn noemen, fomtyds op de vereischte wyze mogen behandeld hebben, daar .echter de woorden zoo ligtelyk het veritand misleiden, is het wel te denken, dat zy de verfchillende foorten van jigt dikwyls verward, en gevolglyk dikwyls verkeer- delyk behandeld hebben (130). Uit dien hoofde vinden wy ook, dat de Geneesheeren van laatere tyden alle de pynen der geledingen befchouwd hebben als de uitwerking van een zinking (catarrhus), dat is, van een vocht van het hoofd neervallende. — Maar deze verandering van theorie had een nog erger gevolg; want, nadien men alle zinkingsvochten veronderfteldeu van eenen kouden aart te zyn, zoo verbood men het aderlaaten, en men onderftond eene heete zinkingspyn (rheumatismus- acutus) zoo wel als de jigt te geneezen, zonder eene ader te openen. ■ Bo tallus fchynt onder de eerde geweest te zyn, die zich tegen dat gevoelen en die praktyk verzctteden, en die het ontlteekingsfoort van de zinking (catarrhus), of het gene wy nu een (130) En dit is te meer te denken, dnar men nog hedendaags, nu men het onderfcheid dier ziekten reeds lang gekend en overvloedig befchreven heeft, niet zelden deZelve met elkandere ziet verwarreu, en verkeerdelyk deswegens behandelen. Niets is gemeener, dan dat men waare rheumatieke pynen voor jicht aanziet, en als zoodanig behandelt; en dit niet alleen by onkundige lieden, maar zelfs by dezulke, die beter behoorden te weeten. — Ook heb ik meermaalen gezien, dat men, ter oorzaake van deze onkunde, zyne lyders ongelukkig gemaakt heeft. •— De verfchillende toevallen en kenteekenen, waardoor deze ziekten van elkandere te onderkennen zyn, heb ik breedvoerig aangewezen in myne Raadgeev. voor de gezondheid der groote en ryke Lilden, bladz. .140—243.  268 VERHANDELING cen zinkingspyn (rheumatismus') noemen, van dc overige ondericheidende, beweerde dat her. herhaald aderlaaten voor deszelfs geneezing noodzaakelyk ware (*). Edoch ballonius isde eerfte, dien ik vinde, dat de naam van pivptccnsptif (want hy gebruikte meest altoos griekfche woorden), toegeëigend heeft aan dit ontfteekingsfoort van jigt (arthritis), dat hy verzekerde een vocht te zyn, verfchillende van dat van de jigt, fchoon het 'er naby kwam (f). — Dezelfde Auteur is ook de eerfte, welke die ziekte naar vereisch befchreven heeft, en hy heeft insgelyks de herhaalde aderlaating ter geneezing aangeprezen. — Deze geneeswys is naderhand gevolgd , ten minfte in heete gevallen, door de beste praktikaale Schryvers, en byzonder door ri.ver.ius en. sydenham ('SO* In (*) Be Curat. per fang. viisf. Cap. XIT. (t) Men ontmoet het woord rivfjt,XTi(piót wel by de Ouden, maar alleen in den algemeenen zin van Rhcuma of Fiuxio, Vloeijing, Zinking, en niet, voor zoo ver ik weet, om eene byzondere ziekte te benoemen. . Ballonius begint zyne Verhandeling over de rheumatismus, met deze te noemen AJfectus poene dibvvpiQf apud antiquos (eene ziekte fchier ongenoemd by de Ouden) ; maar by fchynt niet de eerfte geweest te zyn onder de Nieuweren , die 'erden naam aan gegeeven heeft; want, hy zegt, in die zelfde Verhandeling: Affectio qu<£ falfa catarrhus dicitur, aliis melius fiv(*xii(nas dici videtur. Lib. de Rheumat. (131) De onderfcheiding van de zinkingspyn in eene heete en koude, of langduurige, is eerst door sydentiAJt en andere van zynen tyd gemankt. — Botallus e:. eallonius, beide Franfche Gencesheeren, hebben we! de jigt onderfcheiden in eene koude of eigenlyke jigt {arfhritis), en in eene heete jigt of zinkingspyn (t-hcuma- ris*  over. de LEGERZIEKTEN. 2Ó9 In het Eerfte Deel (*) hebben wy reeds gezien, hoe dikwyls de zinkingspynen voorkomen, en uit welke oorzaaken; maar wy moeten er byvoegen , dat, fchoon deze ziekte zich fomtyds opdeed met al die hevigheid, waarvan de Schryvers gewag maaken, zy echter over het algemeen van eenen zagteren aart was; vermits deszelfs oorzaaken niet met zoo veel macht werken konden op lieden, die over het geheel weinig gefchikt waren tot ontfteeking, het zy door eene overdaadige leevenswyze, het zy door eene volbloedige gefteldheid. — In de heetere zinkingspynen zyn niet alleen fommige van de geledingen fterk gezwollen en ontftoken, maar zy zyn alle zoodanig .aangedaan, dat de lyder zichzeiven in het minst niet beweegen kan, noch door andere bewogen worden, zonder de only- delykfte pynen (132)' ^n zu^ een geval is tismus) ;matf van eene eigenlyke koude zinkingspyn hebben zy nietonderfcheidenlyk gewaagd.--- Menkandeonderfcheidende teekenen van beide deze foorten van zinkingspynen ook vinden in myne Raadgeev. voor de gezondheid der groote en ryke Lieden, bladz. 241—243. (*) In het III. en IV. Hoofdftuk. (132) Gewoonlyk echter woeden zy in dit geval het hevigfte in de lenden, heupen en nek. Somtyds valt de pyn op de huid van het hoofd, of op de tanden, met eene hevigheid die niet te befchryven is. De koude zinkingspyn, die zander koorts en zonder teekenen van ontfteeking is, plaatst zich in meest alle dezelfde deelen, doch zelden in zoo veele te gelyk, fomtyds in de lenden, wanneer zy ffit, lendepyn '' lumbago~), genaamd word; by wylen in den nek, of in eene fchouder en arm, of in eene heup en dye, of in eene knie; fomtyds bepaalt zy zich tot een klein gedeelte, op een hoek van het hoofd, aan den hoek der kaak, in den top van een' vinger, enz. « Gewoonlyk is deze pyn als knaagende, fomtyds met fchooten, en veeltyds gepaard met cen dofheid, onmacht, of lammigheid en zwaarte in het aangedaane lid, die niet zelden  i?a VERHANDELING is 'er altyd een zekere trap van koorts by gépaard , en hierom moet het vreemd fchynen, dat ballonius, die anders de ziekte zoo wel befchryft, zeggen kan , dat de pols 'er weinig in ontlteld is, daar men dezelven in dit foort gemeenlyk zoo verfneld vindt, dat, indien men uit dit teeken alleen oordeelen moest, men dikwyls zich verbeelden zou, dat de lyder eene hevige koorts had; In het behandelen der Zinkingspynen volgde ik de praktyk der bovengemelde Auteuren, ten aanzien van de herhaalde aderlaatingen, die myn voornaam geneesmiddel waren. Men moet zich herinneren, dat myne lyders menfehen waren in den bloei van hun leeven, en van die klasfe, welke weinig onderhevig is aan jigtpynen, die zoo ligtelyk voor rheumatieke kunnen aangezien worden. ■— Maar ik moet 'er byvoegen, dat ik, federt dien tyd, in myne byzondere praktyk, onder menfehen wier leevenswys hen meer fchikte tot aanvallen van jigt aan tot eene waare zinkingspyn, in alle twyffelachtige gevallen, byaldien 'er koorts was, rykelyk heb doen aderlaaten, niet Hechts eens, maar tweeen driemaal, wanneer het bloed ontftoken, en de lyder niet te zwak was, maar door die ontlasting verligt werd. — Hier voor hebben wy insgelyks het gezach van ballonius. — In de heete zinkingspyn verzwakt het dikwyls aderlaaten het ligchaam minder dan in eenige andere ziekte, zoo als riverius (*) te recht aanmerkt; den na de geneezing nog lang overblyven, of zich weder doen gevoelen by nat koud weder, en by guure noorde winden. (*) Qa&. de Rhettm.  over de LEGERZIEKTEN. d;i merkt; en ik meen, dat wy 'er gertistclyk mogen byvoegen, dat men, in jonge lieden, als de jigt onder de gedaante van eene zinkingspyn vermomd is, niet zeer mistasten kan, indien men de ziekte behandelt als of zy zuiver rheumatiek ware (133)- Byaldien de lyders niet Joslyvig waren, voegde ik 'er dagelyks by het gebruik van klysteeren , of eenig zagt buikopenend middel, om te verkoelen en de hardlyvigheid tegen tegaan (134). En men hield hen al den tyd by de flup- (133) Men kan hier te minder kwaad mede, omdat in hevige aanvallen van dc jigt zelve, in jonge en bloedrylrclieden, de aderlaating nuttig en fomtyds noodig is;-altfans ik heb 'er dan dikwyls nut mede gedaan, de hevigheid der pynen en de plaatfelyke ontfteeking verminderd; ook is het'my altyd voorgekomen, dat de jigt, vooral in zulke onderwerpen, altoos min of meer ontlteekiug met zich brengt. (f34) De buikontlastende middelen zyn in deze ziekte buiten twyfFel nuttig en noodzaakelyk; doch met een onderfcheid, 't welk dikwyls niet genoeg in het oog gehouden ■word. — Daar zyn naamelyk , in de lente zoo.wel als in den zomer, heete zinkingspynen, die, zoo zy niet hunnen öorfpronk neemen, ten miulte verzeld gaan van eene galachtige ougefteldheid in de eerfte wegen. In deze is het buikzuiveren veel noodzaakelyker dan in de en- kelde ontfteekings-zinkingspynen. Zelfs brengt een braakmiddel fomtyds de meeste en de fchielyktte verligting aan, niettegenftaande het bloed ontftoken is. Eu de aderlaatingen en fpaanfche vliegen doen 'er geen nut in, dan nadat de eerfte wegen van de galftolfen gezuiverd zyn. Vergelyk stoll Ratio Pledendi, Part. II, pag. 24, 25. Huxiiam, dc A'êre, Vol. II, pag. 185, gewaagt van eene zinkingspyn, die uit eene fcherpe weyachtige zinkingsftoffë ontftaat, waarin ruime aderlaatingén meer kwaad dap goed doen , en in welke de zweetdryvende middelen, die te gelyk de fcherpte der vochten verbeteren, gepaard met Opiata, eene betere uitwerking hebben. - ■ ■ De zinkingspyn, met koorts, tast fomtyds ook lieden aan, die niet  a^s VERHANDELING flapfte diëet, waartoe men hen overreeden kor! om 'er zich aan te onderwerpen; voor voedfel, broodpap, gortpap, en dergelyke; voor drank, gerftewater, of, als men melk krygen kon, wey, gemaakt met azyn, in plaats van met ftremfel, die zy met vermaak dronken. In gevallen, waarin of de longen onmiddelyk aangedaan waren; of zelfs, wanneer de lyder eenigzins klaagde over moeijelykheid in het ademhaalen, of over hoofdpyn, en door het aderlaaten niet verligd werd, lei ik een fpaanfche vlieg-pleister tusfehen de fchouders, en zelden miste het, of dit nam de toevallen weg, of Verminderde dezelve. — Men heeft waargenomen, dat de blaarpleisters meest altoos goed doen in die algemeene zinkingspynen ; en ik kan verzekeren, dat, wanneer de pyn tot een deel bepaald is, zy de allervermogendfte aanlegfels zyn. Maar in de heete zinkingspynen, gepaard met zwelling van de geledingen, geef ik de voorkeur aan de bloedzuigers, boven alle plaatfclyke middelen; ik zet 'er vier of meer op dat deel van de geleding, alwaar de ontfteeking en zwelling het grootfte zyn. , Nadat de bloedzuigers zyn afgevallen, laat ik het bloed vloeijen tot het van zelfs ftopt. Indien de verligting aanmerkelyk is, en het verlies van bloed fleehts gering, herhaal ik dezelve dikwyls. — Ik niet bloedryk zyn, wier bloed niet zeer gefchikt is tot ontfteeking, die week en (lap zyn, en meer fcherpe dan verdikte vochten hebben. — Voor deze is de aderlaating minder noodzaakelyk, offchoon de koorts fterk zy; maar dienftiger zyn voor hen de buikzuiverende middelen, en, nadat zy door deze gezuiverd zyn, de fpaanfche vliegen en de amimoniaal-middelen.  over de LEGERZIEKTEN. 273 *— Ik heb federt in myne byzondere praktyk, fomtyds in éénen enkelden lyder, twaalf bloedzuigers te gelyk laaten zetten, met een gewenschtgevolg, verdeelende dezelve tusfehen twee of meer aangedaane geledingen; ik heb zulks drie dagen agtereen herhaald, en daarna een minder getal gezet, op langer tusfehentyden, wanneer het noodzaakelyk was. — Gelyk ik door deze middelen, tot myn genoegen, gemeenlyk eene onmiddelyke verligting geeve, zoo verkort ik 'er ook'de ziekte door, en ik fpaar het verlies van eene veel grootere veelheid bloeds, die men anders door de aderlaating op den arm kwyt raakt. ■—. Ballonius maakt eenig gewag van bloedzuigers in de zinkingspyn, doch hy fpreekt 'er van meer als van een geneesmiddel dat beproefd kan worden, dan dat hy by ondervinding als goed kende; want hy zegt als ter loops, cornicula frequentia et hirudines copiofae habitui corpo* ris applicatae conferrent i* CI35)* De algemeene aderlaatingen, en deze plaatfelyke ontlastingen van bloed, met de vereischte blaarpleisters, eene flappe diëet, en de zagtlte buik-» (*) Loc. at. 035) Byaldien men geen bloedzuigers heeft, kan men met nut bloed-koppen op het lydende deel plaatfen. Ook heb ik dikwyls zeer groote verligting zien aanbrengen met weekmaakende ftoovingen of pappen 'er om te leggen; offchoon de Heer pringle in 't vervolg toont weinig vertrouwen te ftellen in dergelyke aanlegfels. En meenigvuldigmaalen heb ik beginnende ligte zinkingspynen, op een bepaald deel, den nek, de fchouder, de lenden, gevallen, zeer fchielyk verdreven met een drie of vier dubbelde flanelle lap, gedoopt in een zeer heet mengfel van half water en azyn, en fterk uitgewrongen om hef deel te ftaan. — Als de hevigheid der pyn niet duit, das men iets aanlegge, verügten de waasfembaden zeer ïnerke* iyk, mits men 'er dikwyls en lang mede aanhoudt, s  274 V ERIIANDELING buikopénende middelen, waren den ineesten tyd voldoende om de heete zinkingspynen in het leger te overwinnen, of ten minde om die aanmerkelyk te verminderen. — Wel is waar, ik voegde 'er gemeenlyk by dé zweetdryvende poeders, waarvan ik, in de geneezing der ontfteekingskoortfen in het algemeen, melding.gemaakt heb, doch zonder 'er eenig vertrouwen in te hebben, en geénzins met een oogmerk om eene groote ontlasting door de huid voorttebrengen (i3<5)« Want Ci3c>) Offchoon men eene enkelde reis gelukt, met in het eerfte begin .van eene heete zinkingspyn zweetdryvende middelen te geeven , zyn zy 'er echter altoos gevaarlyk, en den meestentyd verderdyk in, zoo lang men door aderlaating, enz. de .ontfteeking eh.hevigheid der koorts "niet verminderd beeft. Tissot zegt, een fterk Man gezien te hebben, die, toen-men hem.'er-byriep, reeds eene verfterving in de darmen had, waarvan het begin geweest.was, eene zinkingspyn in de'armen en aan eene knie, die men had willen verdry ven, door hem met heete middelen te doen zweetetii Hy had Wezenlyk gezweet, maar het ontftoken vocht zette zich in de darmen, en de ontfteeking veranderde,,na zesen-dertig uuren de fcherpfte pynen veroorzaakt te hebben, in eene" verfterving, en twee'Uüreu, nadat tissot hem gezien had, gaf hy den geest. Ik heb dergelyke uit- werkfels gezien, van eenen lyder voor een heet'vuur te braaden, om hem dus aan het zweeten te helpen, en door die hitte de koude, waaruit een zinkingspyn in de heup en lenden ontftaan was, te verdryven. — Zoodanige gedugte gevolgen heeft men te wagten van de Theriakel, de Mithridaat en andere Opiata, van de Speceryen, de Wynen, en dergelyke heete zweetdryvende middelen, maar geenzins van -die uitwaasfemingbevorderende middelen, die te gelyk het bloed verdunnen, de ontfteeking verbeteren, en de koorts tegengaan; hoedanige zyn i. Het warme voetbad, of wel een geheel bad; hetwelk, zegt tissot, en ik heb het meermaalen gezien, na geuoegzaame aderlaatingen en veele klysteeren, verwonderlyk verligt. Hy heeft 'er eenen Lyder zien ingaan met de fcherpfte pynen in de lendenen, heupen, en in eene knie; hy leed nog geweldig, terwyl by in  over de LEGERZIEKTEN. 275 — Want, fchoon ik in myne eerfte praktyk, door middel van den fpiritus Mindereri. en andere medicynen van die natuur, het zweet trachtte uittedryven, werd ik nogthans naderhand overtuigd, dat dit geenzins de gefchiktfte wyze was om eene zinkingspyn met koorts te behandelen. • Indedaad, wanneer de koorts, door rykelyk bloed aftetappen, verminderd Was, en inzonderheid als de lyders door zulke ontlastingen, zeer verzwakt waren, gaf ik hen driemaal daags omtrent 40 druppels van den Geest van Hartshoorn fpiritus cornu cervi), als een hartflerkónd, en niet als een zweetdryvend middel; en nadien ik opmerk*3 in het bad was, en toen hy 'er uitging; maar na één uur 'er uit geweest te zyn, zweette hy, zes-en-dertig uuren lang, ongelooflyk veel, en was geneezen. Doch, voegt hy 'er by , het bad moet nooit voor de aderlaating gaan, of ten minde niet voor eenige andere ontlasting; want dan zou het de ziekte verergeren. Zie tissot's en bickers Raadgeev. voor, de gezondheid van den Gemeenen Mant "bladz. 134—137. 2. Het rykelyk drinken van eenigen verdunnenden drank. Ik heb my altoos byzonder wel bevonden , met den lyder zeer veel te laaten drinken wey van kaarnemeik met vlierbloemen gekookt, meteen weinig azyn en honig of fuiker; fomtyds heb ik 'er Cremor Tartari in plaatfe van azyn in gedaan. ■ 3. Het gebruik van de falpeter, en vooral van het Nitrum Stibiatum. ■ —,.- Iïrocklesby pryst in zyne Obfervations on Military Diftafes, pag. 116—124. zeer fterk aan het falpeter (_«/trunt), van 6 tot iodraemen , ontbonden in eene genoegzanme Veelheid Gerftewater, in vier-en-twintig uuren ingegeeven, en dit vier of vyf dagen agtereen herhaald. Edoch, daar zyn weinig maagen, die zoo groote dofis van dat zout verdraagen kunnen. Ik heb 'er ontmoet, die van eene kleinere dofis eene^-tmdfaagelyke branding en ongefteldheid in de maag, en andere die 'er eene zeer pynelyke droppelpis van kreegen; en ik heb 'er nooit van kunnen befpeuren, dat wonderbaare nut, hetwelk hy 'er in de heete zinkingspyn aan toefchr'yft, S s  *?6 VERHANDELING merkte, dat dit geneesmiddel niet alleen voldoende beantwoordde aan die bedoeling, maar tevens de pynen verminderde, bleef ik het dagelyks geeven zoo lang zy duurden, het zy de lyders het bed hielden, of op gaande been waren ; zoo dat het Vlugge Loogzout (alcali volatile), door sydenham in de langduurige zinkingspynen alleen aangeprezen, insgelyks algemeen gebruikt wierden in heete zinkingspynen, zoodra als de koorts begon afteneenien (137). Ia (jif) Wanneer echter de koorts geheel is afgeloopen ,heb ik dikwyls met nut, tegen de overblyvende pynen, zweetdryvende middelen toegediend, zelfs dezulke die min of meer "verhittende, en met het opium aangezet zyn, gelyk de dover's poeders, welke men in dit zoo wel als in andere gevallen, om het zweeten te bevorderen en de uitwaasfeming te her- ftellen, thans vry algemeen in Engeland gebruikt. In het jaar 1774 heeft de Heer dawson eenige gevallen publiek gemaakt van heete zinkingspynen en van de jigt, waarin hy verfcheiden geneezingen 'er van opgeeft, gelukkig bewerkt, door het gebruik van de Tinctura Guajaci Volatilis, dagelyks tot een half once, en gemengd met gemeen water, gegeeven. De Heer monro zegt, in het aangehaalde Werk, pag. 59 en 60 : „ Ik heb „ dikwyls waargenomen , wanneer het zweeten geen veran„ dering in de ziekte maakte, dat het onderhouden van eene „ vrye uitwaasfeming, door middel van een afkookfel van „, de Sarfaparilla met het Finum Antimoniale, of kleine ,, giften van de Pulvis Antimonialis (gr. v.), twee- of „ driemaal daags gegeeven, zinkingspynen geneezen heeft, ,, die de kracht van alle andere geneesmiddelen weerftaan „ hadden. Een merkwaardig voorbeeld hiervan had „ ik in St. George's Hospitaal, in het jaar 1767. Een fol„ daat, in het zelve gebragt om eene zinkingspyn, had zy„ ne linker knie zoo gezwollen, en leed !er zoo geweldig „ veel pyn aan, dat men reeds tot de Irféetting befloten ,, hadde om hem in het leeven te behouden ; maar da ope~ „ rade werd uitgefteld, omdat hy zoo verzwakt en uitge„ mergeld was, en al door koorts had; door het ge- „ bruik  over. de LEGERZIEKTEN. 277 Jn dezervoege behandelde ik de heete zinkingspyn van het leger, en voor het grootfte gedeelte met eenen gelukkigen uitflach. — Maar de langduurige zinkingspyn (rheumatismus chromens) vond ik eene van de hardnekkigfte ziekten der hospitaalen, zynde of langduurige zinkingspynen , of overblyffels van eene kwalyk genezen rheumatieke koorts, of pynen die eerst uit gevatte koude ontftaan, en by gebrek van tydige zorg ingeworteld waren. -— Wanneer, in ziekten van dit foort, het bloed niet ontftoken was, vermoedde ik dat de pynen, of uit een venusfmet ontftonden, of dat de foldaat eene ongefteldheid voorwendde; en in dit laatfte vermoeden meene ik my zelden bedrogen te hebben (138); fchoon ik bekennen moet, dat ik federt lie- „ bruik echter van driemaal daag? vier greinen van de Pul„ vis Antimonialis, en het drinken van tien oneen van het „ afkookfel van de Sarfaparilla, op iedere dofis, genas „ hy volkomen in zeven weeken. En een Heer, die „ reeds verfcheiden jaaren met eene zinkingspyn gefukkeld, „ en allerlei geneesmiddelen vruchteloos gebruikt had, ver„ haalde my, dat hy'er van geneezen was, door driemaal ,, daags te gebruiken een poeder, famengefteld uit Kermts ,, Minerale gr. iij, Camphorac gr. iv, en Pulver, testac. gr. x, en 'er by te drinken drie pinten van een Decottum ,, Sarfaparillae" (138) Het voorgeeven van eene zinkingspyn te hebben, fchynt vry gemeen onder de foldaaten te zyn. Monro, in het aangehaalde Werk, zegt, pag. 66. „ Daar is geene „ ziekte, welke de foldaaten zoo dikwyls voorwenden, als „ de zinkingspyn, wanneer de dienst te velde zwaar is; „ doch als 'er- unch koorts, noch ontfteeking in het bloed, ,, of eenige an^P^ kenmerken van de ziekte zyn, en zy'er „ gezond uitzien, is 'er altyd reden om hen vanibedrog te „ verdenken." .- Byaldien die pynen uit eén venusfmet ontftaan , is zulks voor een geoeffend Geneesheer S 3 uit  278 VERHANDELING lieden gezien heb van meer aanzien, en buiten eenige verzoeking om hun geval te vermommen, met dezelfde pynen, doch zonder eenige geheime befmetting of eenige kcnbaare ongelteldheid in hun bloed (139). Nadien sydenham dit foort van Zinkingspyn van het andere zeer wel onderfcheiden heeft, het gene ballonius niet gedaan had, heb ik ook de praktyk van den eerften gevolgd ten aanzien van het aderlaaten in. hetzelve. — Wanneer ik. derhalven het bloed ontftoken vond, maakte ik dat de lyder, eens,in de agt of tien dagen, omtrent agt oneen bloeds kwyt raakte, zoo lang als het ontftoken bleef, of zyne pynen aanhielden. — Bywylen bezorgde ik hem open lyf door eene ontbinding van de Gom Guajacum, en in de tusfehendagen gaf ik den Geest van Hartshoorn. — Te dier tyd befchouwde ik de Guajacum, gelyk andere voor my gedaan hebben, als een Vit voorgaande omftandigheden en bykomende verfchynfelen doorgaans wel te ontdekken. In dit geval zyn de Mercurialia en het Decoctum Sarfaparillae en Guajaci de vereischte geneesmiddelen. En dit is, geloof ik, ook de reden, waarom fommige de kwikmiddelen in de zinkingspynen hebben aangeprezen; doch buiten dat geval heb ik 'er nooit voordeelige uitwerkingen van gezien. (139) Meenigvuldigmaal heb ik Oude lyders behandeld jnet koude zinkingspynen, die, wel verre van een ontftoken, veeleer een ontbonden, ongedaan, en fcherp bloed hadden; en integendeel heb ik niet zelden die pynen hevig en langduurig gezien, in lyders van een koud en flymig geitel, wier bloed dik en lymig was, en w^r'pols zwaar en vol was; fchoon zy niets minder dan teHhen van ontfteeking hadden. In dez-e ei hter heb ïk ook het ader- laa-.en nuttig en roouz-.: ke-lyk bevonden, btnevens ftymverdeelende middelen, inzönderheld het Ammoniac-Zom, het Acetum Scilliticum, en dergelyke,  OVER DE LEGERZIEKTEN. af9 een fpeciflek purgeermiddel in deze {leepende Zinkingspynen; en uit laatere ondervinding ben ik, door zoo veele redenen, in de gunftige meening van deszelfs krachten bevestigd , dat ik in -zulke gevallen, na de ontlasting van bloed door het lancet, of door bloedzuigers, als de deelen gezwollen en ontftoken waren, nogthans gewoonlyk voorfchryf een drankje uit een half dragme van die gom, ontbonden in het dooijer van een ey,twee oneen water en een weinig füiker,om, des avonds naar bed gaande, inteneemen, met oogmerk om den volgenden dag twee of drie afgangen te verwekken (140). — Op deze wyze gong ik voort, tot dat of de pynen ophielden, of tot de lyder zich, door die ontlastingen , te zeer verzwakt vond om 'er langer mede aantehouden. — In beide deze gevallen, en vooral indien het water zet, of dc lyder vannachtzweet klaagt, tracht ik de geneezing met de Kina te voleinden, welke ik overdag in poeder tot anderhalf dragme geef. , Geduurende het gebruik van beide, de Gua~ jacum en de Kina , laat ik nog den Geest van Hartshoorn, op de bovengemelde wyze , gebruiken ; en wanneer eenige geleding door zwelling en pyn aangedaan is, neeme ik mynen toevlugt tot de aanlegging van bloedzuigers, die hier weinig minder nut doen dan in de zinkingspyn, die met koorts gepaard is. In (140) Ik heb insgelyks meenigmaalen gewenschte uitwerkingen gezie# van de Gom Guajacum in koude Zinkingspynen , en ik ÏÊb de hardnekkigfte gevallen geneezen genoegfaam alleen met pillen uit die Gom, gepaard met de Kermes Minerale en de Sapo Venetus, dagelyks eenen tyd lang te laaten gebruiken.  480 VERHANDELING In de heete zinkingspyn, gebruikte ik nooit met nut eenig uitwendig aanlegfel,. uitgezonderd de koppen, de bloedzuigers en de fpaanfche vliegen. En fchoon ik fomtyds gezien heb, dat de pynen zonder koorts verligt werden, door den pynlïillenden Balfem van bates, het aanleggen van vlugge loogzoutige Geesten ( fpiritus aU calini volatiles) op zich zelve, of in het Linimenturn volatile, by het welk men een vierde Terpentyn-Oly voegde, heb ik echter op alle andere tyden gevonden, dat die middelen de toevallen veeleer verzwaarden. — Misfehien is Flanel alleen over het algemeen het nuttigfte aanlegfel; ennogthans heb ik fommige rheumatieke lyders van dat zelfs hooren klaagen , zoodat zy genoodzaakt waren om het afteleggen, omdat het hen te veel verhitte (141). Bal- . ('4-0 De Zinkingspynen zyn ten aanzien van de uitwen, dige aanlegfels zeer eigenzinnig. In het eene geval gelukt men met dit middel en in een ander met iets anders; zoo dat men geene bepaalde aanpryzing van middelen 'er in doen kan. In de koude zinkingspynen doet men fomtyds veel nut met floovingen, fmeerfels of pleisters uit vlugge en geestige middelen, en in andere gevallen doen zy 'er zoo veel kwaad in als zy altoos doen in de heete zinkingspynen. — Men heeft 'er, zegt tissot in de Raadg. voor de Gezondh. van den Gemeenen Man, Beenbederf of Beenvreeter (caries) door zien ontftaan. .— En hy verhaalt daar van eenen man , die eene hevige zinkingspyn in den arm hebbende, en door zyne vrouw met brandewyn gewreven, dooreen gelukkig voorval van het onheil, dat zy hem zou toegebragt hebben, bevryd werd; de kaars te digt byhoudende, vloog de brandewyn in vlam,het zieke deel werd gebrand, men verbond het, en de zinkingspynen gangen weg door verettering. Ik heb meermaalen hardnekkige zinkingspynen met zwelling in eenen arm, in eene knie, enz. zien geneezen methetUnguentum Mercuriale, Waar in een weinig Camfer gemengd was. Niet zelden heb ik koude zin¬ kingspynen verdreven door het aanleggen van koud water of  over de LEGERZIEKTEN. 281 Ballonius ftaat de pynftillende middelen toe, om de toevallen te verzagten, doch zonder het foort, of den gefchiktften tyd om die te geeven, te bepaalen. Sydenham keurt alle opiata af, omdat zy de ziekte vastzetten. — De vraag is met welk recht. Geduurende myne praktyk in het leger onthield ik my, op zyn gezach aangaande , insgelyks 'er van in de zinkingspynen , zoo wel in de langduurige als in de heete. Edoch federt dien tyd, door het getuigenis van andere fchryvers bewogen, heb ik myne geneeswyze in dat opzicht veranderd , en ik heb in hevige alle rust beneemende nachtpynen, fomtyds met een gewenschtgevolg, de Tinctura Thebaica van 20 tot 25 droppels gegeeven , gepaard met 30 droppels van het Vi7ium Antimoniale (142); maar, in andere gevallen, heb of het koude bad; doch in de heete doet dit kwaad, zoo lang de koorts en ontfteeking niet overwonnen is. Van het warme bad, de bewaasfeming en bedruiping met warm water heb ik fomtyds de heilzaamfte uitwerkingen gezien. Het laatfte en de wryving met warme wolle doeken heb ik zeer nuttig bevonden tegen die ftyfheid, welke na zinkingspynen in de aangedaane geleding dikwyls overblyft. Het bewinden van het lydende deel met een wolle doek, en het draagen van een flanelle hemd op het bloote Ivf, heb ik door ondervinding in veele geleerd, dat een van de beste behoedmiddelen is voor hen, die aan weerkomende zinkingspynen zeer onderhevig zyn. En deze zyn ook de beste middelen tegen die zinkingspynen, welke, gelyk men'er vindt, niets willen aangelegd hebben, en door alle geneesmiddelen verergeren. (142) Het nut van dit middel is naderhand bevestigd door monuo, die hei.Vinum Antimoniale gegeeven heeft van 60 tot 100 droppels, met een vierde van de Tinctura Thebaica, in eene groote veelheid van eenig warm vocht, gerfiewater, of iets dergelyks. S 5  282 VERHANDELING heb ik met s yd e n h a m my verbeeld, dat het beter ware alle zulke geneesmiddelen niet te gebruiken (i43>. De Heupjigt (fciatica) verdeelt men gemeeniyk in een jigtig en rheumatiek foort; maar, indien men door dien naam verftaat een pyn of fmert in de heup, verzeld met een kreupelheid wegens de aandoening in dat deel, moet men ten minlte nog een ander foort toeltaan, het welk zynen oorfpronk neemt uit een verplaatfing van ftoffe, het zy op de Lendefpier (pfoas) of op de inwendige Darmbeenfpier (iliacus internus) van eene zyde, of op de geleding zelve, die eindelyk een beenbederf (caries) voortbrengt (144). 1— De gewoone Heupjigt, als zy versch was, werd be- (143) Men moet naamelyk noohOpiata gebruiken, zoo lang 'er nog teekenen van ontfteekings-koorts is,dewyl zy deze gewisfelyk weder verzwaaren zouden; maar buiten dit kan men dezelve in alle gevallen , wanneer de pynen onlydelyk en zeer rustverftoorende zyn,. veilig beproeven, te meer omdat zy, behalven de pynen te bedaaren en flaap te verwekken , fomtyds een verligtend zweet voortbrengen , vooral zoo zy, gelyk in de poeders van do ver, met andere zweetdryvende en verdunnende middelen gepaard iryn. (144) Gelyk 'er meenigvuldige waarneemingen zyn van Heupjigt, ontftaan uit eene verplaatfing van zickelyke ftofTe op de hier genoemde deelen, zoo heb ik dezelve meer dan eens voortgebragt gezien door zogverplaatfmgen ;en ik heb dezelve meermaal verkeerdeiyk zien behandelen , als eene rheumatieke Heupjigt, niet zonder kennelyk nadeel voor de ryderesferi. — Niet lang geleden heb ik denzelfden misilaeh zien begaan omtrent eene z'ogvèrplaaifing op de knie gevallen , die men voor eene hardnekkige Zinkingspyn houdende, zeer veele weeken agtereen met allerlei heete ftoovingen, pleisters en fmeerfels zoo verergerde, dat de lyderes eindelyk, dooreen uitteerende koorts uitgemergeld, ellen* dig ftierf, nadat men evenwel weinig dagen voor haaren dood, op fterke aanraading, eene infnyding in het gebrek boven de knie gemaakt had, waar door eene meenigte etters zich ontlaste  over de LEGERZIEKTEN. 283 behandeld met aderlaatingen , fpaanfche vliegen op hét deel, buikontlastingen door de Guajacum en vlugge geneesmiddelen (yolatilia): in een woord met die geneesmiddelen, welke men in de gewoone zinkingspyn gaf, naar maate zy met koorts verzeld gong of niet. Ook heb ik dezelve niet onverwinbaar door deze middelen gevonden , fchoon voor het grootfle gedeelte hardnekkiger dan andere zinkingspynen. Doch wanneer de pynen en mankheid reeds verouderd waren, dan gelukte ik zoo min in dezelve te behandelen, en heb federteven min gelukt, datikhet onnoodig oordeele de vruchtelooze middelen, welke ik in die gevallen aangewend heb, aan andere voorteftelien (145). — In de eerfte Uitgaaf van dit laste, welke duidelyk genoeg, maar te laat, deed zien, dat men al lang op eene verzameling van Hot' had moeten bedagt wezen. De ondervinding en een oplettend onderzoek van alle de omftandigheden dellen den Geneesheer in ftaat om zulke gevallen wel te onderkennen en naar vereisen te behandelen. (145) „Van alle de Zinkingspynen", zegt tissot in de laatst aangeh. Raadg. bladz. 142, ,, is de Heupjigt eene „ der hardnekkigfte. Ik heb zeer groote uitwerkingen „ gezien van het zetten van zeven of agt koppen op het „ lydende deel; en ik heb door dit middel alleen, in wei„ nig uuren, Heupjigten geneezen, die, veele jaaren, alle „ geneesmiddelen weerftaan hadden. — De fpaanfche vlie,, gen cn alle plaasters, die eene verettering in het deel ver,, oorzaaken, brengen dikwyls ook veel tot de geneezing „ toe, doch minder dan de koppen. — Men moec dezelve „ verfcheiden reizen herhaalen. — Groen gewascht linnen „ of taf, op het zickelyke deel gelegd, doen het Iterk uit • „-waasferaen, en ontlasten daar door het feberpe vocht, waar „ door de pyn veioorzaakt word. — Somtyds trekken bei„ de die middelen, maar vooral het taf , dat zich naauw> „ keuriger laat aanleggen en met verfcheiden dingen be- '„ fmeerd word, blaaren even als de fpaanfche vliegen. „ Een plaaster uit leevendige kalk en hunig, onder een ge- „ kneed,  «84 VERHANDELING dit Werk maakte ik melding van twee gevallen, die in den voorgaanden oorlog voorkwamen, in beide welke de pyn groot en aanhoudend was, zoodat niets verligting gaf; deze lyders, na eene uitteerende koorts (febris hectica) gekregen te hebben , ftierven met doodsbenaauwdheden. . Zy werden niet geopend , maar ik twyftel niet of daar was omtrent de geleding eene ftof verzameld, cn een gedeelte van dezelve opgeflorpt had die uitteerende koorts veroorzaakt. — Want federt dien tyd heb ik zes gevallen aangeteekend, waar in de pyn en mankheid kennelyk uit verettering ontftaan waren. In drie van deze gevallen maakte de etter uitgang door eene verzweering in het opperfte gedeelte van de dye, ontlastende zich in eene groote veelheid, en de lyders herftelden. — In de drie andere kwam de etter niet voor den dag als na den dood, wanneer dezelve in één lyk by het onderzoek gevonden werd te huisvesten op de lendefpier van de manke zyde, cn nergens anders. In een ander vond men den etter rondom de geheele geleding, terwyl en de heupholte (acetabuluro) en het hoofd van het dyebeen door beenbederf „ kneed, heeft de weerflreevigfte heupjigten geneezcn. — „ De oly van eyeren is in dezelfde gevallen goed bevonden, _^- Men zet met zeer veel vrucht een Etterdracht of Se„ ton om laag aan de dyen. —.— De pynen, eindelyk, die „ naar geene middelen geluisterd hadden , zyn verdreven ,, door eene konftige branding op de plaats, daar de pyn „ het fèlfte gevoeld wierd". — Me ad heeft, onder andere dit laatfte middel fterk aangeprezen; en isoerhaave heeft gezegd , dat uit honderd menfehen , die nu mank gaan, naauwlyks é6n dit ongemak zou gehad hebben, indien men altoos by tyds, en zoo als het behoort, eene konftige branding ot een fpaanfche vlieg iu de Heupjigt in het werk jtfteW hadde.  over de LEGERZIEKTEN. 2S5 derf aangedaan waren. En in het derde was 'er mede beenbederf in de geleding, en de etter omringde dezelve en de blaas tevens; ook vond men denzelven in de nier van dezelfde zyde. . De overleden Geneesheer jan clerk berigtte my, na de voorgaande vrede, dat hy hardnekkige heup- en andere jigt-pynen overwonnen had door zeep, gegeeven van een half once tot één once dagelyks, geduurende eenige maanden agter een. III. HOOFDSTUK; IVaarneemingen over de Verkoudheden en de Longteering. J)e Verkoudheden en Longteering (pkthi/ts pulmonalis) brengt men te recht tot de ontfteekingsziekten. Want eene beginnende verkoudheid met hoest, uit eene gevatte koude ontftaan, kan men houden voor den laagften graad van eene Longontfteeking (peripneumonia), en eene verouderde en verzuimde verkoudheid met hoest voor het begin van eene Longteering (146). Op (146) Men bemerkt ligtelyk dat de Heer pringle hier alleen gewaagt van de Borstverkoudheden; maar men ontmoet niet zelden in de praktyk en dikwyls ook in de legers, ten aanzien van het deel waar de ziekte zich plaatst, eene driederlei verkoudheid volgens het bekende latynfche vers: Si fluat ad pectus, dicatur Rheuma Catarrhus, Ad fauces Branchus, ad Nares esto Coryza. Te weeten eerst eene Hoofdverkoudheid (\coryza~), die niet met  a3ö VERHANDELING Op de verpoppingen van dc longen volgen knobbeltjes (tubercula) en verzweerin- gen met hoest gepaard gaat, maar met eene' geduurige niezing en looping van fcherpe ftoffe uit de neus en traaning der oogen, en waar in byzonder het fhotvlies, dat den neus en de gantl'che neusholte en de holligheden van het voorhoofdsbeen bekleedt, aangedaan of wel ontftoken is. — Ten andere eene Keelverkoudheid (branchus), of keelhoest, waarin, fchoon 'er geen pyn noch benaauwdheid op de borst by verzeld gaan, echter de lyder, wegens eene aanhoudende kitteling in de keel, geduurig moet hoesten en fchor fpreekt; voortkomende uit eene ligte ontfteeking van de deelen der keel en van het ftrottenhoofd; gelyk men ook in die gevallen, in de keel ziende, deszeifs agterftê gedeelte, en de amandelklieren zigtbaar ontftoken vindt. — Eindelyk eene Borstverkoudheid, waar in de lyder dikwyls en veeltyds moejelyk moet hoesten, min of meer bezwaavdheid in de ademhaaling,en niet zelden pyn in de borst, en fomtyds eene ligte koorts heeft; ontftaande uit min of meer ontfteeking van het vlies, dat de luchtpypen en longen inwendig bekleedt, en van de longen zelve, veroorzaakt, volgens de Ouden, door eene fcherpe vloeiftoff (rheuma') uit het hoofd op de borst zakkende , waarom zy dezelve catarrhus zinking noemden. — Dikwerf is deze verkoudheid met de voorgaande en fomtyds ook met de eerfte gepaard; en alle worden zy geboren uit eene belette uitwaasfeming der genoemde deelen, door fchielyke verwisfelinsien van hitte en koude veroorzaakt. -— De onderfcheiding derzelve is noodzaakelyk voor de Geneeskundige behandeling; omdat de eerfte min gevaarlyk zyn en doorgaans door een zagt buikzuiverend- en een ligt zweetmiddel fchielyk geneezen, terwyl de laatfte, veel gevaarlyker. den meesten tyd eene of meer aderlaatingen , grooter onthouding van fchadelyke fpyzen en dranken , en een aanhoudend gebruik van geneesmiddelen vordert. De Borstverkoudheid gepaard met eene Zinkingskoorts (febris catarhalis) is fomtyds eene doorgaande of algemeen heerfchende ziekte (epidemia), zoodanig als die, welke in Juny 1782, door ons gantfche land en in andere landen, geregeerd heeft, waarvan de Heer j. p. miciiell eene befchryving heeft gegeeven in de Algem. Faderl. Letterocff'. IK. Deel, II. St. bladz, 389. De Geneeskundige Ge-  over de LEGERZIEKTEN. ag? "«•en (ulcera). In verfcheiden lyken, die ik geopend heb, van hen, die aan de longteeiïng o-eftorven waren, heb ik de longen vastgegroeid gevonden met het ribbevlies (pleur d), en vol van knobbeltjes en zweeren (147). Men kan derhal ven niet zorgvuldig genoeg zyn in het geneezen van verkoudheden in haar begin. • Doch dit is voornaamelyk de post van Gedenkfchriften raadpleegende, vindt men dat dergelyke'of Ih wezen dezelfde Zinkingskoortfen, federt meer dan twee eeuwen, meenigvnldigmaalen , door gantsch Europa epideviice gegrasfeert hebben ; dat zy alleen of voornaamelyk yerfchild hebben naar het onderfcheid,het welk het verfchilïend jaargety 'er in voortgebragt heeft; en dat zy alleen ook uit dien hoofde min of meer verfchillende geneeswyzen vereischt hebben. Zie stoll Rat. Medend. part. I. pag. 22—28.' De Heer monro heeft in het meermaal aangehaalde Werk, Vol. II. pag. 47—54. onder den naam van Influenza drie zodanige Epidemien van Zinkingskoortfen befchreven, die geheerscht hebben in April 1762,111 Juny 1767 en in November 1775. — De eerfte , die te Bremen , zoowel onder de Engelfche troepen, als onder de inwoonders, regeerde, was, gelyk veeltyds in het voorjaar, geheel van eenen ontlteekings-aart, en werd als zoodanig met aderlaatingen en verkoelende middelen ook behandeld en geneezen. — Van de inwoonders ftierven 'er zeer veele aan, by gebrek van behoorlyke zorg, doch van de Engelfche troepen maar twee foldaaten, die, in de kwartieren gebleven zynde, niet waren adergelaten, en die, in plaats van eer.e flappe diëet te houden, zich aan fterke dranken overgegeeven hadden, en, toen zy in bet hospitaal gebragt werden, reeds in het laatfte tydperk van de longteering waren. (147) Door welke oorzaaken die knobbeltjes en aangroeijingen van de longen geboren worden, welke hunne kenteekenen, gevolgen en uitgangen zyn, en hoe zy moeten behandeld worden, kan men onder andere uitvoerig en duidelyk befchreven vinden in myne Raadgeevingen voor de gezondheid der groote en ryke Lieden, gevolgd naar het Franfche van den Heere tissot, bladz. 220 — 224 en 438—444.  283 VERHANDELING van de Regiments-Chirurgyns, by wien de foldaat zich het eerst vervoegt, en die des verzekerd zyn kunnen, dat de hoest of verkoudheid wezenlyk van eenen kwaaden aart is, als de foldaat 'er over' klaagt (148). — Nadien de ziekte van da natuur eener ontfteeking is, moet men dö aderlaating voor het voornaamfte geneesmiddel houden, die, gepaard met eene flappe diëet, dikwyls hardnekkige verkoudheden geneest, terwyl alle andere medicynen zonder dezelve vruchteloos zyn. Na de aderlaating verzagt men de beginnende verkoudheden en hoest door een flym van lynzaad, of door het walfchot (fperma cen), of door eenigen gemeeneri zoeten oly, en vooral wanneer men by de dofis, die men 'er dagelyks van geeft, omtrent een half dragme geeft van de ftroop der flaapbollen ( fyrupus e me+ conio) om de prikkeling te ftillen (149). ■ Edoch, (148) Men kan indedaad niet genoeg aandringen op het fpoedig geneezen van borstverkoudheden, en men kan de Regiments-Chirurgyns de noodzaakelykheid 'er van niet genoeg doen begrypen. Daar is geene ziekte die ligter geacht én meer verzuimd word, en echter geene die door haare gevolgen doodelyker is. Ik heb, door longteeringen en andere gevolgen van verwaarloosde verkoudheden, duizende menfehen in den bloei hunnes leevens ten grave Zien daalen. .— J)e verkoudheid brengt meer menfehen om hals dan de pest, antwoordde een zeer kundig Geneesheer, die veel gezien had, aan één zyner vrienden, die hem zeide: ik vaar wel, ik ben maar verkouden. (149) Hoe het Sperma Ceti tegen de borstverkoudheden zoo algemeen in gebruik gekomen is, heeft my dikwyls verwonderd; daar het een zwaar vet is, dat dikwyls garftig, en dan fcherp en heet is; en daar de oly van zoete amandelen en foortgelyke, zoo men verzagten, befmeeren en fcherpe ftoffen omwinden wil, aan dat oogmerk ruim zoo wel voldoen en altoos versch te krygen zyn, hoewel ik de olyachtige middelen in eene verkoudheid met ontfteeking nooit zo»  over de LEGERZIEKTEN. a§9 Ëdoch, als de hoest reeds lang geduurd heeft i doen de olyachtige geneesmiddelen kwaad uit hoofde van hunne verflappende hoedanigheid. — Hier by liet ik den lyder; wanneer hy des nachts door den hoest ontrust werd , een flaapmiddel inneemen. In het begin van den Oorlog , fchreef ik gewoonlyk 6 of 7 greinen voor van de Pilulae Matthaei om naar bed gaande inteneemen; maar federt dien tyd heb ik liever gegeeven een mengfel van 15 tot 20 droppels van de Tinctura Thebaica, en anderhalf dragme of twee dragme van het Oxymel Squilliticum (150); In zoo nuttig bevonden heb, als men wel voorgeeft, en ik meene in die gevallen altoos meer voordeel gedaan te hebben met eene Emulfie uit de verkoelende zaaden en zoete amandelen, met de Syr. Althaeae of Diacodii, en het Mucilago Gummi Arabici, of met poeders uit de Pulver-Diatragacanthi Frigidi , Gum Tragacanth, en Rad. Saleb j of met deze zelfde poeders met de genoemde of andere ftroopen tot een Linctus gemaakt ; by ieder van welke middelen ik fomtyds het Nitrum voege. De^ Heer ïringle heeft tot dezelfde oogmerken en om de fluimloozing, als die niet naar vereisch voortgaat, te bevorderen ali zeer heilzaam aangeprezen Pillen gemaakt uit een half dragme Arabifche Gom met 20 droppels van het Laudanum liquidum sydenhami, des avonds naar bed gaande ingenomen. — En de Heer mudge pryst tot ditzelfde einde , eri om den hoest des nagts te ftillen, met zeer veel ophef aan zyne boven befchreven Inhaaler, na ook vooraf eeri ligt flaapmiddel gebruikt te hebben. Zie Aanteek. 113. (150) Om de Verkoudheden en hoesten wel te behande* len en naar eisch te geneezen, moet men dat zelfde onderfcheid in acht neemen,'t welk ik in de Aanteek. 102, van de Zydeweën en Longontfteekingen heb aangewezen. —^— Want fomtyds, vooral in het voorjaar ,zyn zy, gelyk deze ziekten, van eenen zuiveren ontlleekingsaart, wanneer de aderlaatingen, verdunnende , verkoelende ligte zweetdryvende middelen, wey, amandelmelken met falpeter, aftrekfels van f Vlier-  soo VERHANDELING In verouderde en hardnekkiger verkoudheden, of in het eerfte tydperk van eene longteering 050>wanneer de ty^er klaagt over pyn in zyne zy- Vlierbloemen, van Altheae, Honig-Azyn, conferf van Vlier, voetbaden, inademing van den waasfem van warm water, zagie buikzuiverende middelen , enz. de beste hulp aanbrengen. Maar by wylen gaan zy gepaard met eene vergaaring van bedorven galitoffen in de eerfte wegen,.het gene men, vooral in het laatst van den zomer en in den herfst, hoewel fomtyds ook in de lente, ontmoet; en als dan doen, na ééne of meer aderlaatingen, de buikzuiverende middelen, en eene enkelde reis een braakmiddel, het meeste nut. ■ Men vindt zelfs van deze verkoudheden en hoesten, die door een enkeld braak- en purgeermiddel fchielyk een einde neeinen. En eindelyk ontmoet men niet zelden verkoudheden en hoesten, die meer van een rheumatieken aart zyn, die genoegfaam als de eerfte, of wel als de zydeweën van die natuur moeten behandeld worden. — Het gene ik verder over deze ziekten en derzelver behandeling, zou kunnen aanmerken, kan men leezen in tissot en myne Raadgeev. voor de gezondheid van den Gemeenen Man, bladz. tjp—.108. (151) Longteering noemt men eene uitteerende koorts (febris hectica'), die met eenen geduurigen hoest, en gemeenlyk met uitfpouwing van etter gepaard gaat , en uit eene verzweering der longen ontftaat. ■ Deze verzweering fpruit fomtyds voort uit eene zinkingachtige ftofte , die zich op de longen gezet heeft; fomtyds uit eene etterftoffe, die, of in een ander deel van het ligchaam, of in het bloed gemaakt, zich in de longen geplaatst heeft; of, het gene meest gebeurt, uit eene plaatfelyke ontfteeking van de longen zelve. ——■ In het laatfte geval is de Loirgteering zeer dikwyls het gevolg van verwaarloosde, of kwalyk behandelde of hevige verkoudheden, longontfteekingen en bloedfpuwingen. — De verzweerïngen der longen zyn fomtyds goedaartig, en kunnen dan jaaren duuren, en dagelyks eene ongelooflyke veelheid etters door uitragcheling uitgeeven, zonder dat 'er de uitteerende koorts bykomt, en gevolglyk zonder dat zy tot eene wezenlyke longteering overgaan. . Doch zy worden kwaadaartig, dat is, fchielyk voortvreetende en de longen verteerende, wanneer'er de uitteerende koorts bykomt, en deze aanhoudt én toeneemt, in werk ge-  over de LEGERZIEKTEN. 201 zyde, fpanning op de borst, of van hitte en rusteloosheiddes nachts, heb ik my het meest verlaaten op herhaalde aderlaatingen, etterdrachten, en eene flappe en verkoelende diëet. Ik heb deze kleine aderlaatingen niet alleen nuttig bevonden in verouderde verkoudheden, die met eene longteering dreigde, maar ook nadat de teeringstoevallen reeds verfchenen waren. ■ De hoeveelheid, die men aftapte, was van vier tot zeven oneen, eens in de agt of tien dagen, en fomtyds deed men eene aderlaating op korter tusfehentyden. Men nam waar, dat de lyders zich zelden den eerften nacht na de aderlaating zoo zeer verligt vonden, als den tweeden of derden. Het bloed was altoos omgeval het geheele bloed, en welligt ook de andere vochten, in ec-pen ftaat van etterachtig bederf zyn, en doorgaans dagelyks eene verbaazende veelheid van ontaarde etter, ge. paard fomtyds met eene groote meenigte taaije (lymen, word uitgeragcheld. — Hoewel ook niet zelden de etter in een' zak befloten in de longen word opgehouden, en de zelfftandigheid van dit ingewand zonder uitragcheling verteert; wanneer men het eene heflotene longzweer noemt. —> Men ontmoet dikwyls gevallen, waarin fleehts kleine gedeelten van de longen, die tot knobbeltjes verhard zyn, by tusfehentyden, de eene na de andere verzweeren, met alle teekenen van longontfteeking, en opvolgende verettering, en van eene uitteerende koorts, doch die een einde neemt, zoodra de gemaakte etter ontlast, en het verzworen gedeelte geheeld is. — In de meeste gevallen van Longzweeren, vooral die uit eene plaatfelyke ontfteeking der longen ontftaan zyn, is 'er rondom dezelve, in de longen, altyd min of meer ontfteeking, die, als zy van belang is, zich doet kennen door eene benaauwde pynelyke ademhaaling, en eenen pynelyken hoest, met min of meer pyn in eenig gedeelte van de borst: en dit wel in acht te neemen, is in de geneeskonftige behandeling der longteeringen van het grootfte nut. T 2  ao» VERHANDELING ontftoken; maar indien men het in eenen ftaat van ontbinding gevonden had, zou het verkeerd geweest zyn dat men had aangedrongen om meer aftetappen. — Ook zoude ik deze geneeswyze voor de gewoone praktyk niet Willen aanraaden, zonder groote bepaaling te maaken wegens de krachten der foldaaten , noch zonder de veelheid van het aftetappene bloed te regelen naar de gefteldheid van zwakkere lyders. — In geitellen, die van natuure zwak, of aan kliergezwellen onderhevig zyn, of in lyders, die federt lang vervallen zyn, zullen de. aderlaatingen, zoo wel als andere geneesmiddelen, vruchteloos wezen (15a), Maar (152) De herhaalde kleine aderlaatingen heb ik genoegfaam algemeen en altoos nuttig bevonden in Longteeringen, zelfs dan wanneer de lyders reeds vry verzwakt zyn; zy geeven hen altyd verligting ten aanzien van hunne benaauwde ademhaaling en pynelyken hoest; omdat zy de ontfteeking, die rondom de longzweer zich uitbreidt, verminderen, en dus ook den voortgang der verzweering bepaalen; en ik durf zeggen, dat zy deswegens het beste middel zyn, niet alleen om huniae ellenden te verzagten, maar ook om hun leeven te verlengen. — Edoch, om van de gepastheid en het nut van dit, zoo wel als van alle andere middelen , wel te oordeelen, moet men het onderfcheid van de verfchillende Longteeringen, van derzelver verfchillende oorzaaken, tydperkeu en trappen, en van de onderfcheiden gefteldheden der lyders wel kennen. — Het is door verzuim hiervan, dat men dikwyls over derzelver geneeslykheid of ongeneeslykheid Zoo verkeerdelyk oordeelt, dezelve veeltyds kwalyk behandelt, dat men 'er meenigmaal zeer fchadelyk in vindt geneesmiddelen die 'er andere heilzaam in gevonden hebben, en dat zy zoo veele ten grave fleepen. — Ik heb, betrekkelyk het onderfcheid der longteeringen. in de voorgaande Aantetk. zoo veel ter neder gefteld, als ik voor mingeoefende dagt hier nuttig en noodig te zyn; doch die van dit, en van het gene verder tot deze ziekte betrekkelyk is, uityoeriger wil onderrigt wezen, raadc ik vooral te leezen de fraai-  over de LEGERZIEKTEN. 293 Maar met meer vryheid kan ik, wegens eene herhaalde ondervinding, in allerlei geltellen aanpryzen, het gebruik van etterdrachten, byzonder van een feton, gezet in de zyde, op het meest aangedaane deel (153). In den dorst, de hitte, en andere toevallen, teekehen van eenen ontftoken ftaat der vochten, moet men den gewoonen drank zuurachtig maaken, en de voedfels dienen dan alle van eenen zuuren of zuurachtigcn aart te zyn. — ln dezen toeftand bepaalde ik den lyder, wanneer zulks mogelyk was, tot een diëet, uit melk, groenten slis ioov , oh:;vr. biootsd rnyü ma msv ntk fraaije Verhandelingen van de Heeren curtius, walcKicrs cn pereboom, in de Handelingen van het Geneeskundig Ggnyotfchap, onder de zinfpreuk: servakdis civibus, V. Deel; als mede het gene de Heer tissot, benevens my, 'er van gezegd heeft in de Raadgeev. voor de gezondheid van den Gemeenen Man, en voor die yan de groote en ryke Lieden. ■ 053) Óp wat wyze, in welke gevallen, en op welka plaatfen de etterdracliten het meeste nut doen in longteeringen, kan men breedvoerig aangewezen vinden in de zoo even aangehaalde Verhandeling van den Heere curtius, kladt.- 69—77. — Alleenlyk zal ik hier aanteekenen, dat ik dezelve byzonder nuttig gevonden heb in eerst beginnende longteeringen, en indatfoott, het welk gemaakt word zonder voorafgaande longontlteeking , uit eene toevloeiing van etter, uit den algemeencn Aroom des bloeds naar de longen, of uit ctterverplaatfmgen, als ook in de goedaartige longzweeren, die men insgelyks kan aanmerken als etterdrachten, doch die dan door andere, op veiliger plaatfen gezet, vervangen worden. — Laat ik hier byvoegen, dat het my dikwyls toegefchenen heeft, dat men meer longteeringen voorkomen cn geneezen zou, indien men in veele gevallen moeds genoeg had om terftond fcarrtficaticn, inkervingen of infnydingen en openingen in de norse te maaken, op die plaatfen. waar men redc.i heeft om te vermoeden , dat de longzweer of etterzak zich gezet heeft. T *>  »04 VERHANDELING en vruchten. — Ik vond, dat niets de hitte der Teeringkoorts (febris hectica) zoo zeer verminderde als Jdeine aderlaatingen met den bovengemelden eetregel. — De wegvloeijende zweetingen (fudores colUquativi) fluitte men fomtyds door kalk water, en by wylen door het zuure Elixir van Vitriool. In den gevorderden ftaat van eene longteering kan men twee foorten van hoesten onderfcheiden , eenen van de longen zelve, en een' anderen veroorzaakt door eene dunne zinkingsftofFe, op de keel en luchtpyp vallende; welke deelen, als dan van hun flym beroofd zynde , voor alle prikkeling gevoeliger worden Dit laatfte foort is misfehien het pynelykfte en het lastigfte voor den lyder. Voor beide zyn niet dezelfde geneesmiddelen dienftig (154), Voor het eerfte foort . 054-) Om wel te oordeelen wanneer de geneesmiddelen, hier vervolgens door den Heere pringle, en door andere na hem aangeprezen , in de longteeringen ,en tegen die hoesten nuttig zyn, moet men vooral in het oog houden het gene ik op het laatst van de Aanteek. 151, vermaand heb, dat naamelyk, in de meeste gevallen van die ziekten, de longen en het bloed in eenen Haat van ontfteekinge zyn. ■ Dan, dit plaatshebbende, móet men alle verhittende, prikkelende, en famentrekkende middelen voor fchadelyk houden. —— Nadeelig zyn derhalven als dan alle balfemachtige middelen, de balfem van Peru, van Locatelli, de Myrrhe , de Mastix, de Ohbanum, en foortgelyke; gelyk ook alle bittere maagverllerkende middelen, de kina niet uitgefloten; voorts alle Opiata, alle zouten , en verfcheiden andere byzondere middelen , die men 'er dikwyls onverfchillig in ziet voorfchryven en algemeen in aanpryst; want de rede leert, en de ondervinding heeft my meenigvuldigmaal doen waarneemen, dat die alle te veel prikkelen, de koorts, de ontfteeking en de verettering aanzetten, en de daar uit ontgaande toevallen, de beuaauwdheid, den hoest, de pyn, $rx, verzwaareu, De  over de LEGERZIEKTEN. *p5 /bort heeft men gemeenlyk balfemachtige middelen gegeeven, doch, voor zoo ver als ik de- zel- De aderlating is het ailervermogenfte middel, als de hoest, uit hoofde van den ontdoken ftaat der longen, lastig en pyilyk is; doch zo zy zulks is ter oorzaake van zinkingsftoffen op de van flym ontbloote keel en luchtpypen vallende, dan doen de meesten dienst de verzagtende flymU ge middelen, uit de Radix Saleb, Sago, Gom Traga. canrh, Arabifche Gom, enz. In het eerfte geval zyn eene diëet, uit vruchten en groenten, de wey en de amandelmelken, de gefchiktfte hulpmiddelen; en in het laatfte eene diëet «it grutten, en de flymige verzagtende borstdranken. Byaldien de lastigheid van den hoest bedaarende flaapmiddelen eischt, verkies ik het Extractum Hyofcyami boven het Opium, omdat het minder verhit, en den afgang en de fluimloozing niet ftopt. Het Seltzer- en Bristol-water, de zouten, en foortgelyken, die in verftoppingen der longen uit eene Iymige gefteldheid der vochten, en in de knobbeltjes en fcrofuleufe gefteldheid derzelve, nuttig zyn, doen altoos kwaad als zy ontftoken zyn. In dit geval heb ik de melk-diëet, hoe zeer zy ook van alle tyden en algemeen in deze ziekte is aangeprezen, altoos nadeelig gevonden; deszelfs kaafige gedeelte fchynt my toa den ontftoken ftaat van het bloed te vergrooten; ook heb ik nimmer van de geite- en ezelinne- melk , noch van het zog, eenig voordeel van belang gezien; fchoon ook deze in longteeringen de gewoone roevlugt zyn. Veel meer nut heb ik in dat geval gezien van het fap van Komkommers, het gene men 'er thans byna algemeen in vootfchryft. )Het_Lic/ten Islandicus, thans zoo hooglyk geroemd in deze ziekte, fchynt door deszelfs flymig gedee'te, de fcherpe 'Zinkingsftolfe omwindende, byzonder in het laatfte geval, nut te doen, terwyl het ook een vermogen fchynt te bezitten om de verflapte longen te verfterken. Het is hier van ook dienftig tegen de wegvloeijende buikloop (diar. rnoca coiltquativa) welke doorgaans de laatfte uitgang der longteering !S. — Men gebruikt het gemeenlyk by wyze van een Decuctum, en men voegt 'er dan ook met nut by & t-olygala. — Tegen dien buikloop heeft men federc T 4 ee-  t96 VERHANDELING zelve beproefd heb, met weinig voordeel. —«—* De Natuur kan fomtyds in dien ftaat.eene geneed zing bewerken, die wy nog niet geleerd hebben naartebootzen. Wy kunnen niet veel meer dóen, dan, terwyl zy haare 'vermogens uitoeffent, den lyder koel en vry van koorts te houden. — Doch wat het andere foort van hoest betreft, wy kunnen het ten minfte verzagten, en eenigen tyd ook zeer aangeprezen de Radix Lopeziana en de Radix Columbo; doch tot nog toe heb ik in dat toeval geene byzondere uitwerkingen van deze middelen gezien, fchoon ik dezelve dikwyls beproefd heb. De Kina heb ik in Longteeringen zoo dikwyls fchadelyk bevonden, dat ik dezelve 'er fchier nooit meer in voorfchryf; en ik meen, door ondervinding geleerd te hebben , dat dit middel bykaus altoos kwaad doet, als 'er by verzweeringen eenige ontfteeking plaats heeft, en de etter geenen vryen uitgang vindt. Het paardrydeu acht ik insgelyks zeer nadeelig in Longteeringen , als het bloed en de longen ontftoken zyn; en ik geloof dat men ten aanzien van het nut van dit middel in deze ziekte bedrogen is door het voordeel, dat het aanbrengt, als uitteeringen en vermageringen ontftaan uit eene gebrekkige fpysverteering en voeding, wegens eene verzwakte maag en ingewanden, of wegens flymige verftoppingen derzelven, en daaruit voortkomende maaghoesten, die dikwyls naar hoesten uit longteeringen gelyken. Wat 'er te oordeelen zy van het afkookfel van Eikels, heeft my de ondervinding nog niet geleerd; hoewel men 'er eene fpecifique kracht aan toefchryft, om den etter der teeringachtige lyders, langs de wegen der waterloozing, uit te dry ven (*). Dan niets is meer algemeener nuttig in deze ziekte dan eene verfche, gedephlogisteerde, en, als 'er ontfteeking by gepaard gaat, eenigzins warme zagte lucht. — 't Is hier van, dat men de zeelucht, de opene drooge bergachtige Landen, en byzonder het verblyf in het zuiden van Vrankryk, 'er zoo heilzaam voor bevonden heeft. (*) Zie de Verhandel, van cukttus, over de Longteering, in de Hand. van het Cttiootfchap shrvandis Civieus,^. Deel, tieuiz. Ba.  over. de LEGERZIEKTEN. 297 en dat wel door verdikkende middelen (incras* fantid. Tot dit oogmerk heb ik gemeenlyk gegeeven de eonferf van Roozen, en het Opium. Hét eerfte middel is altoos veilig, doch het heeft weinig kracht; het laatfte is krachtiger, maar moet met omzigtigheid gebruikt worden, uit overweeging dat het zoo ligt het hoofd aandoet, belloten lyf maakt, en de fluimloozing ftopt. — Nadien echter deze kwaade uitwerkingen in eenen zekeren graad door den zee - ajuin (fquillaj kunnen verbeterd worden, fchreef ik, zoodra als de lyder van rustelooze nachten, wegens het hoesten, begon te klaagen, gewoonlyk een mengfel voor uit flaapmiddelen met den zee-ajuins-azyn (acetum fquilliticum), zoo als boven vermeld is, vermeerderende of verminderende de gift van ieder dier middelen, naarmaate de omftandighcid zulks vereischte. Ik gaf in de hospitaalen van de Armee nooit de kina in eenig tydperk van de longteering, ten zy de lyder in eenen ftaat van beterfchap ware, wanneer de longen van verftopping bevryd fcheenen. — Edoch fcdert heb ik dikwyls tweemaal daags drie of vier lepels vol gegeeven van cen afkookfel of aftrekfel van de kina, zonder te bemerken dat het verhitte of de ademhaaling bezwaarde; maar integendeel heb ik gevonden, dat het eene zeer goede uitwerking had, als de lyder over moedeloosheid en flapheid geklaagd hadde, en niet in het laatfte tydperk der ziekte geweest ware. Het te paardryden en de ezelinne-melk, de twee gewoone toevlugten, ontbreeken in de hospitaalen ; en het gene nog erger is, de lucht van zulke plaatfen, of van barakken, die met menfehen  2o8 VERH. over de LEGERZIEKTEN. fchen opgepropt zyn, is nadeelig aan de geneezing. —■ t Is hiervan, dat deze hulpmiddelen, fchoon zy dikwyls gelukken mogen by lyders, die al het noodige beter genieten kunnen, echter gemeenlyk vruchteloos gemaakt worden door de vuile dampen, welke de zieke foldaaten in die plaatfen inademen; en fchoon zy de kwaade uitwerkingen daarvan al ontfnappen mogten, is het een wonder, indien zy, zoodra zy, by het weder waarneemen van hunnen dienst, aan de koude blootgefteld zynde, niet weder inftorten. Op deze wyze heb ik de Longteering behandeld, Ik heb insgelyks waargenomen, dat men zeer veel voordeel trekt van kleine, doch dikwyls herhaalde aderlaatingen, in de geneezing van wonden, wanneer de etter werd opgeflorpt, en eene teeringkoorts aanbragt. Einde yan het Eer/ie Deel.  By petrus conradi wordt, onder anderen, uitgegeeven: Verjlag aangaande de Middelen , ter behoudinge. van de Gezondheid der Zeevarenden, door den beroemden Heer john pringle, M. D. Uit het Engelsch vertaald door den Heer f. w. de monciiv, Med. Doet. enz. enz. te Rotterdam. In gr. 8vo. . a ƒ-m2:- Ferhandeling over de Koortfen, en de Kinderpokjes. Voor een groot deel op nieuwe gronden voorgedraagen, door den Heer john hux ham, Med. Doe:., Lid van de Ko' ninglyke Genootfchappen te Edinburg en London, enz. Waarby een Vertoog over de bewaaring der Gezondheid op de Schepen , door denzelfden Autheur. Naar den Derden Druk uit het Engelsch vertaald. In gr. 8vo.a/:-i8-: De Ontleedkunde volledig verhandeld; of naauwkeurige Befchry ving van alle de deelen des Menfchelyken Ligchaams; door den Heer sabatier. Lid van het Heelkundig Genootfehap en van de Koninglyke Akademie der Weetenfchappen , en die der Heelkunde te Parys. Eerfte Deel, handelende over de Beenderen en Spieren. Uit het Fransch vertaald, en met verfcheiden nuttige Aanmerkingen vermeerderd door a. lentfrinck, Medicinae Doctor ert Lid van het Bataafsch Genootfchap te Rotterdam. In groot 8vo. . . . a ƒ 2: 10:- Het tweede Deel is op de Pers. Handelingen van het Geneeskundig Genootfchap, onder de Zuïfpreuk servandis civibus; bevattende de Antwoorden op veele gewigtige vraagen tot de Genees- en Heelkunde betrekkelyk. IX. Deelen,ingr. 8vo. a/17:18:- Het tiende Deel is op de Pers. Verhandeling over eene byzondere bereiding en gebruik van het Bytende Sublimaat in de Venus-ziekte; door Proeven onderzogt en bevestigd. Beneffens eenige Aanmerkingen omtrent de Gonorrhcea, en eene andere Druiping die zonder Venerifche befmetting kan ontftaan. Door g. j. van wy, Heelmeester en Operateur van den Steen te Amfterdam , en Lid van het Provinciaale Utrechtfche Genootfchap van Konften en Weetenfchappen. De Tweede Druk, merkelyk vermeerderd en verbeterd. In gr. 8vo. a/-:i4:- Ferhandeling over de Fenus ■ ziekte , door m. th ion de la chaume. Waarin alle de verfcheidene toevallen der kwaaie befchreeven, en derzelver geneeswyze wordt aangeweezen; gefchikt naar de vatbaarheid niet alleen van jonge Chirurgyns, maar ook der Lyderen, om zeiven te oor-  OOrdeelen over de goede eri kwaade behandeling van bunnen Geneesmeester. In gr. 8vo. . k f : 15: - Naauwkeurig Onderwas in de Vroedkunde ; door jan de reus. Met eene Voorrede van den Hooggeleerden Heere petrus camper. Tweede Druk. Vermeerderd met veele nuttige Aantekeningen, en een Aanbangzel over de Verlosfing der Nageboorte. In gr. Gvo. a/ : 18-: Kort verhaal van de Roode Loop te Harlingen. Met een Byvoegzel, aanwyzende de oorzaaken der Befmetting, en de behoedmiddelen daar tegen. Door jan de reus. In gr. 8vo. ... . . a ƒ'. - 5- 8 Het berugte Geheim in de Vroedkunde, van r. roonh u y z e n , ontdekt, en uitgegeeven, op Hooge order, door j. p. rathlauw, Vroedmeester. In gr. ' 8vo. met Plaaten. . . . . . . af: -12 - - Het algemeen Genees-en Heelkundig Handboek, door den beroemden Heere j. a. onzer , Schryver van den Ant of Geneesheer. Waarin de Middelen voor Ziekten en Ongemakken , die eene fpoedige hulp noodig hebben, klaar en duidelyk, tot gebruik van een ieder, worden voorgedragen. Uit het Hoogduitsch vertaald, en met Aanmerkingen uitgegeeven door b. tersier, Med. Doctor te Haarlem. In gr. 8vo. . . a/i:io:- Geneeskundige Proefneeming met den door konst gemaakten Magneet; door den Heere j. c. unzer, Med. Doet. te . Altona. Uit het Hoogduitsch vertaald en met een Voorreden vermeerderd door j. r. deiiuan, Med. Doctor ts Amfterdam. In gr. 8vo. . . k f: 12-! Geneeskundige Verhandeling over den Steen in de Blaas. Waarin de Zwarigheden en Bedenkingen omtrent het Engelsch Steenbreekend Geneesmiddel onderzogt worden, en de voortreflykheid van hetzelve (als verre te Hellen boven de Steenfnyding) tegens den Steen in de Blaas, als ook tegens het Graveel, wederom met nieuwe voorbeelden geftaafd wordt, door philippus zweerts, Medicinae Doctor te Amfterdam. In gr. 8vo. . & f - i Verhandeling over een Ontleedkundig gefchil, tot de Rechts» geleerdheid betrekkelyk; waarin de grondregelen om, op het aanfehouwen van een hangend gevomien dood Lichaam , de kenmerken van Zelfsmoord, van die van Mandag te onderfcheiden, ter neder gefield worden. Door den Heer Louis, Koninglyk Hoogleeraar der Heelkunde, enz.enz. Uit het Fransch vertaald door j. lp. roy, Stads Heelmeester te Middelburg. In gr 8vo. kf:-6-i Verhandeling over de oorzaak van den Dood der Verdronkenen. Door den Heer louis. Uit het Fransch vertaald door c. bleulanü , Heel- en Vroedmeester te' Gouda. In gr. 8vo. . . a ƒ: 10-1