VERHANDELING OVER DB LEGERZIEKTEN. TWEEDE DEEL.   VERHANDELING over de LEGERZ IEKTEN, BEHELZENDE iene beschryving van de oorzaak en, aart, voorbehoeding en geneezing der ziekten, die in de legers en garnizoenen voorvallen. door den heere Naar den laatflen Druk, uit het Engelsch vertaald, met de nïeuwfte Waarneemingen verrykt, en vermeerderd met eene geneeskundige BESCHRYVING der HOSPITAALEN, van den heere -Jg^DNAlLB MOM.O, M. D. g §w::de uit het engelsch vertaald a 1 door | I L. B I C K E R 9 -O&dic, Doctor, Eerfte Secretaris en Mede - Directeur m (55»« het Bataafsch Genootfchap der Proefondervin^•^J^jtelyke ffysbegeerte te Rotterdam, en Lid van verfcheiden geleerde Genootfchappen. TWEEDE DEEL. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADl MDCCLXXXYJ.   INHOUD. DERDE DEEL. IV. HOOFDSTUK. Waarneemingen over de koortfen, gemeenlyk genaamd Gal - koortfen, of Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst - koortfen van het Leger." '. . . Bladz. i $. r. Van de toevallen der Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst-koortfen van het Leger. ... 5 $» 2. Van de toevallen der Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst - koortfen van Laage en Moerasfige landen. . 9 $, 3. Van de oorzaaken der Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst - koortfen van het Leger j en die der Laage en Moerasfige landen. . . 22 $. 4. De Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst-koorts van het Leger en van de Cantonneeringen , vergeleeken met de Zomer- en Herfst-koortfen van andere plaatfen. .... 29 §. 5. Van de geneezing der Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst - koortfen van het Leger, en van die der Laage en Moerasfige landen. . . .45 * 3 V.  VI I N H O U D. V. HOOFDSTUK. Waarneemingen over de verftoppingen, die de gevolgen zyn van de Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst-koortfen van het Leger en van die der Moerasfige landen. Bladz. 75 VI. HOOFDSTUK. Waarneemingen over den Roodeloop van de Le- sers- ... . . . 79 $. 1. Befchryving van den Roodeloop der 1 LeSers- r 80 % 2. Van de openingen der Lyken. . ng §. 3. Van de oorzaaken van den Roodeloop. 131 ,. $. 4. Over de geneezing van den Roodeloop. 156 VIL HOOFDSTUK. Waarneemingen over de Gevangenhuls-of Hospitaal-koorts. ... . 2o6 §. 1. Van den oorfpronk der Gevangenhuisof Hospitaal-koorts , en de wyz« van deszelfs befmettinge. . m 20^ $. 2. Van de Toevallen. . . . 2II §. 3. Van de Voorzegging. . _ ^ §. 4. Van de opening der Lyken. . 236 $i 5. Van de Geneezing. . , 24l §. 6. Van de Natuur eii Oorzaaken der Gevangenhuis-of Hospitaal, koon fan, en der Pest-koortfen in het algemeen. 2S7 VIII. HOOFDSTUK. Waarneemingen oujtrent de Schuift. . 3I<$ VER-  VERHANDELING OVER DE LEGER ZIEKTEN. DERDE DEEL. * IV. HOOFDSTUK. Waarneemingen over de Koortfen , gemeenlek genaamd Gal - Koortfen, of Aflaatends en Tusfchenpoozende Herfst - Koortfen van h "t Leger* Ik ga nu over om die ziekten te befchouwen, die men gemeenlyk, fchoon misfehien oneigenlyk, noemt Gal-Koortfen (*); en nadien deze in'een Leger het meest voorkomen en 'ér dé grootfte flagting aanregten , zal ik dezelve op eene vollediger en geregelder wyze verhandden dan de voorgaande ziekten (i). De- (*) Zie tl Deel, t Hoofdfbk, en III. Deel, IV. Hoofdtak, §. 3. 0> Waarom men deze ziekten Gal-Koortfen Cfebres bihofae) genoemd heeft, en dat deze naam zonder gronct aan dezelve gegeeven word, wanneer men de gal voor de Daaste ftoffelyke oorzaak 'er van belchouwt, is boven reeds aangeteekeud (a). — Ik zal 'er hier byvoegen , dat de be- 00I. Deel. Bladz. 15. AameeUen. 14, en Bladz. ioj. Aanteeieh. m. 7", WanneeNfc-iniByHe AanfeebefiingëB té rügwyzë op het Me Deel,; l.edoe! ik daar met mede hel Mie van die Deelen, waar in de Auteur zyn VVeik verdeeld heeft, maai heUfte Deel of Stuk v*n deze Venaaling,IL DEEL* A  ft VERHANDELING Deze ziekten beginnen op' het einde van den Zomer en worden doorgaande (epidemisch') in den Herfst ; verfchynende vroeger , en heerfchcnde algemeener, en met erger toevallen, in evenredigheid van de hitte van liet faizoen, en de vochtigheid van den grond en van de luchtftreek (2). — Offchoon zy onder verfchillende gebedorven ItolFen, welke La ,deze ziekten in de eerfte wegen huisvesten en zich door braaking en afgang ontlasten, niet altoos enkel gal zyn, maaF dikwyls een mengfel van veelerhande kwalyk verteerde 'of raauwe ftoffen, die geduurende een' langen tyd in de maag, darmen en aanhoorende deeleri verzameld (en opgehoopt zyn, en eindelyk, wegens'het verzwakt vermogen der fpysverteerende ingewanden , door de broeijingen' én fomtyds door bykome'nde'rouingverwek- kende oorzaaken, tot een eigenaartig bederf overgaan.; ■ dat hier van de uitgebraakte ftorTen niet altyd galachtig van fmaak zyn , maar niet zelden goor, zuur, zelfs fcherp, wrang, en bywylen walgachtig zoet, hoewel , wegens de bymenging van gal , den meestentyd bitterachtig ; — dat zy ook daar van fomtyds bruin- of graauwachtig , of als chocolaad , of als Spaansgroen , doch dikwyls ook geelachtig als gal gekleurd -zyn ; — zoodat men door GalHorren verffean moet eene vergaarmg of famenvioeijing van yeelerhiantte raauwe , ontaarde en met bedorven gal .vermengde vlocillolren, die, in de eerfte wegen zich ophoudende, alle bedieningen,der maag, darmen en verdere ingewanden beroeren,' en- haaf 'bederf in hét bloed óverftortende, die ziekten verwekken , welke men Gal - Ziekten, Gal - Koortfen , Rot-Koortfen , Bort, Buikloopen, enz. noemt; waarom zy voor mede betraande en verzwaarende oorzaaken der Aflaatende en Tusfchenpoozende Koortfen Juinnen gehouden "worden. (2) De Gal-Ziekten kunnen echter in de Lente ook epidemice heerfchen; wanneer naamelyk de regeerende luchtsgefteldheid (Conjlitutio aëris epidemica) , eene vochtige èn wakke Winter en Voorjaar,- medewerkt met de voorgel fchiktheden, welke door het veel eeteu van moeijelyk verteerbaare en vette fpyzen,, gebrek van vruchten en moeskruiden , en andere oorzaaken , in de ligchaamen tot die ziekten zyn voortgebragt. — De Geneeskundige Waarneemers hebben 'er verföheiden voorbeelden van aangeteekend; ook  ö ver. de LEGER2IEKTEN. 3 gedaanten zich opdoen, ontftaan zy echter uit dezelfde oorzaaken, en kunnen tot twee hoofden gebragt worden, te weeten, Koortfen en Buikioopen (3). Met ook ontmoet men alle jaaren in liet Lente -faizoen enkeide menfehen door 'de eene of andere Gal-ziekte aangetast. — Niettemin blyft het waar, dat zy in dat faizoen genoegzaam altoos met min of meer ontfteeking gepaard of .met ontfteekings- ziekten vermengd zyn; gelyk ook dat zy aan het najaar eigene? en als dan meer van aart meer rottig, zyn , fchoon zy fomtyds ook. in den Herfst met min of meer ontfteeking verzeld gaan, en "dit te meer naar maaté de Winter meer nadert. — Voorts zyn de Gal - Ziekten van het Voorjaar gemeenlyk ook daar in onderfcheiden van die van het Najaar, dat zy zeer zelden in" kwaadaartige Koortfen veranderen, het gene de laatlïe dikwyls doen; en dat in het Voorjaar de galftoffen, die in de eerfte wegen huisvesten, gemeenlyk ook vloeibaarer en beweegbaarer zyn , en deswegens gemakkelyker ontlast worden, dan in den Herfst. (3) Men begint thans meer en meer te rug te komeri van die fchaadelyke dwaaling der vroegere Genèesheeren, die de foorten en verfcheidenheden der heete ziekten en vooral der Koortfen zoo verbaazend vermeenigvuldigd hebben , dat men op het enkeld' zien van den lyst of naameii derzelven reeds van het onderzoek afgefchrikt word. Alle jaaren komen 'er op' het laatst van den Zomer, en in het begin van den Herfst, Gal-Ziekten; maar de verrehülende luchtsgefteldheden van elk jaar, en meenigvuldige bykomende verfchillende omftandigheden, brengen te weeg, dat zy niet zelden onder eene geheel andere gedaante zich voordoen, in haaren loop, in haare verfchynfelen en in hevigheid merkelyk verfchillen. Ingevolge deze toevallige verfcheidenheden heeft meri veele regëerende Koortfen en Epidemien, niettegenfhande zy uit dezelfde algemeene oorzaaken ontftonden en in wezen dezelfde ziekten waren , als geheel verfchillende befchreyen, en aan dezelve naar de een of andere dikwyls flechts in hevigheid verfchillende toevallen andere naamen gegee» ven; waar uit eene meenigte verdeelingen en onderdeelingen ontftaan zyn , die niets dan vérwarring, moeilykheid eH verderfelyke misflagen in het kennen, onderkennen en behandelen, der ziekten hebben aangebragt. Pe Heer piungle is een van de eerflen geweest, die A« de-  '4 VERHANDELING ; Met de Koortfen beginnende, zal ik eerst die befchryven, welke in alle Legers zeer gemeen zyn; daarna die, welke meer eigen fchyncn aan moerasfige plaatfen ; in de derde plaats zal ik de oorzaak van beide onderzoeken; en dan zal ik dezelve vergelyken met die van andere plaatfen , in gelyke omftandigheden; eindelyk zal ik die geneeswyze voorlrellen , welke ik gevolgd heb? zoo wel in de Koortfen yan het "Leger, als in die welke my in de moerasfige plaatfen der Nederlanden zyn voorgekomen. — In het daar- deze .dwaaling en deszelfs fchadelykheid ziende, het getal «Ier Herfst-ziekten tot het klein getal van twee foorten , Koortfen en Buikloopen gebragt heeft. — En zelfs van beide deze kan men zeggen , dat zy in wezen niet verfchillen en alleen verfchillende uitgangen zyn van dezelfde ziekte of wel van deszelfs naaste oorzaak, te weeten eet: rottig bederf in de eerlte en tweede wegen. Dezen zelfden weg hebben na hem verfcheiden ervares Geneeskundigen ingeflagen. Inzonderheid heeft de Hooggeleerde Heer s. de jvionchy zoo bondig als uitvoerig betoogd, dat de gewoone Scheepziekten, de Roodeloop', Loop, Bord, Geele-Koprts, Choeolaad-of Koffy-Ziekte» de kwaadaartige Koortfen , enz. , in natuur niet verfchil' len , maar alle tot de gemeene Rotkoortfen te brengen zyn O). — Zelfs zyn 'er die beweerd hebben , dat de Pest in wezen niet anders is dan een hooge trap van Rotkoorts. Door deze verbetering heeft men niet alleen de kennis, maar -vooral de geneezing dier ziekten zeer gemakkelyk gemaakt; dewyl dus de hoofdwyzingen ter geneezing in alle dezelfde blyven, en alleen maar de. verfchillende toevallen fomtyds eenige verfchillende behandeling en geneesmiddelen vorderen. — Waarom het te weufchen is , dat men op dit voetfpoor zal blyven voortgaan, en dat byzonder de Leerlingen der Geneeskunde in het uaarfpoóren van de kennis en geneeswyze dier ziekten zich.alleen tot het leezcn van zulke Auteuren bepaalen zullen. 00 Zie deszelfs fraave Prvsveihandel. in de VtrhamUt. van & ffolland. Maatfclmppï, VI- Deel* /. i>t:ik, bla&z. 33 en vetvolgeas»  over de LEGERZÏEKTEN. $ daarop volgende Hoofdftuk zal ik aanwyzcn die geneesmiddelen , welke ik van her meeste nut gevonden heb in het wegneemen van de ongejfteldheden, welke door die oorfpronkelyke ziekten dikwyls veroorzaakt worden. i i. Van de toevallen der Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst - Koortfen van het Leger. In de maand Jnny zyn de Koortfen in het Leger minder in getal en minder ontfteekingachtig dan wanneer men eerst te Veld trekt, en als het faizoen verder verloopt zyn zy met nog minder ontfteeking vergezeld , maar met meer ongefteldheid van de maag en ingewanden , en met hoofdpynen ; en zy zyn alle kennelyk aflaatende» Deze verandering bemerkt men terftond na den Zomer-zonneltand, en zy word op het einde van den Zomer of in het begin van den Herfst allerkennelykst. Deze doorgaande ziekte (Epidemia) verfchik ingevolge de natuur van den grond; en daarom zal ik dezelve in twee foorten onderfcheiden; het eene , daar eene armee aan onderhevig is op een' droogen grond; en het andere, waarvan zy aangetast word in dampige en moerasfige landftreeken (4). Ik zal de eerlte het eerst befchryven, De (4) Men moet derhalven deze tweederlei koortfen niet als in wezen of natuur verfchillende befchouwen , maar alleen in hevigheid en voor zoo verre de aanleidende oorzaaken , waaruit zy ontftaan, in het laatfte geval vermogender zyn om een' heviger trap van rottinge voorttebrengen. A 3  & VERHANDELING 'De Aflaatende Herfst-Koorts Qfebris remittent antumnahs) van het Leger begint met huivering , vermoeidheid , pyn in het hoofd en de beenen,en ongefteldheid der maag. — De Koorts verheft des avonds-, de hitte en dorst zyn groot de tong is droog en de hoofdpyn geweldig. _ Delyder kan niet rusten, en word dikwyls ylhooldig;doch eene onvolkomen zwceting brengt gemeenlyk in den morgenitond eene verpozing ot aflaating (remis/ïo) aan van alle de toevallen. — Des avonds komt de aanval verheffing (paroxpmm') weder, doch zonder eenige koude en is gewoonlyk erger dan de voorige; den volgenden morgen laat de koorts weder af als te yooren. — Deze afwisfelingen of tydperken Qertodt) gaan dagelyks voort, tot dat de koorts, zoo zy verzuimd word, ongevoelig in eene aanhoudende koorts verandert. — Somtyds maaken dunne afgangen een einde van den aanval, en vervullen de plaats van het zweet. Offchoon deze koorts in veele byzonderheden naar eene tusfchenpoozende gelykt, is zy echter eenigzins van eenen verfchillenden aart, zoo als ik omftandig zal doen zien, wanneer ik tot de geneezing kom. — In het Leger ontmoet men zelden eene geregelde tusfchenpoozende koorts, het zy in de gedaante van eene anderendaagfche of van eene derdendaagfche, ten zy in' het geval van dezulken, die de ziekte in den voorigen Herfst, of eenigen tyd voor dat zy te veld trokken, gehad hebben. De aflaatingen verfchynen gewoonlyk reeds in het begin der koorts, en inzonderheid indien de iyder by den eerften aanval is adergelaaten; fomtyds kan men dezelve de eeriTe twee of drie dagen naauwlyks bemerken. — De neusbloedingen *  over de leger ziekten, f gen , in het fterkfte van den aanval", brengen gemeenlyk eene fpoediger aflaating aan en maaken dezelve volkomener. — Braakingen en afgangen hebben dezelfde uitwerkingen. — Maar ik herinner my niet dat eenige natuurlyke ontlasting de geneezing in eens heeft voortgebragt, uitgezonderd dan wanneer 'er een Boors of Bord (cholera) bykwam, dat is eene geweldige ontlasting door braking en afgang van de bedorvene Itofien, die de oorzaak van de ziekte fcheenen te zyn. Na 'den eerften aanval, gaan 'er zelden meer huiveringen of eenig gevoel van koude voor de volgende aanvallen. — De pols is, geduurende de aanvallen vol en rad , en in de aflaatingen toont zy altoos een weinig koorts. —■ Het bloed is helder rood, het geronnen gedeelte (Crasfamentuni) is vast, in eene groote hoeveelheid, en zinkt in de wey. : In het begin van de epidemie toont het bloed geen groot teeken van ontfteeking, maar tegen het einde van den Veldtocht verkrygt het een fpekkige korst; want in dien tyd komen 'er by "de andere toevallen of fteekingen in de zyde , zïnkingspynen, of een hQCSt. Zoo lang het weder warm blyft, zyn de verfchynfels van eene galachtige vervuiling der eerfte wegen het gemeenfte; maar als de Winter nadert , hebben de ontfteekings - toevallen de overhand. De pis is hoog gekleurd en raauw , tot dat men eenige ontlastingen gemaakt heeft, en dan begint zy te zetten. Het gene door de braaking ontlast word , is gemeenlyk galachtig en van een' bedorven aart. —- Hardlyvigheid gaat niet alleen dikwyls voor, maar verzek ook doorA 4 gaans  9 VERHANDELING gaans de ziekte, en als dit plaats heeft, is de buik op het gevoel hard en de lyder klaagt van winden. Oflchopn al de lyders niet braa- ken, gevoelt echter elk hunner eene ongefteldheid in de maag , vooral geduurende het heete weder. Meenigmaal worden 'er met den afgano- wormen ontlast, fomtyds ook by het braaken. Zy zyn van het ronde foort, en zy, die 'ér'mede behebt zyn, hebben hardnekkiger buikkrimpingen of misfelykheid in de maag. In zulke gevallen hebben de lyders veeltyds fteekingen m de zyde; maar nadien deze dikwyls uit vinden ontftaan , worden zy niet altoos door de aderlaatingen verminderd. Sojnmige lyders worden geel gelyk in de teelzucht. Men nam deze kleur meer waar ge- duurende den eerften Veldtocht dan naderhand s het was een ongunftig doch geen doodelyk teeken. — Eén van de Regiments - Chirurgyns verhaalde my , dat hy het lyk van één zyner foldaaten , die met dat toeval geftorven was geopend had , doch geen fteen of eenig foort van verftopping in de galblaas of galbuizen gevonden had (5). ° Het Voetvolk was meer aan de koorts onderhevig dan de Ruitery; en deze laatfte meer dan de Officiers; dit fcheen men te moeten toefchry- ven (5) De Heer j. de man heeft deze geelheid zonder eenige verftopping of fteen in de galbuizen of galblaas niet onwaarfchynlyk afgeleid van eene krampachtige tocfluiting der galblaasbuis («). 0 des?elfs '?ffcf#%U ) I. Deel, VII. Hoofdftuk. I. Deel, VIII. Hoofdlhik. Cttj f. Deel, VIII. Hoofdftuk:  12 VERHANDELING rustigheid, dikwyls van eene walging, misfelykhcid , of pyn omtrent den maagkuil , en fomtyds braakten zy groene of geele gal van eenen leelyken reuk. — De pols was by den eerften aanval gemeenlyk neergedrukt, doch verhefte zich door de aderlaating. — Men had eenige voorbeelden van eene zoo fchielyke en geweldige pyn in het hoofd, dat de lyders, zonder eenige voorafgegaane klagten, als woedende omliepen, en voor uitzinnig aangezien wierden, tot dat de fcheiding van den aanval door zweeting , en deszelfs periodieke wederkomst , de waare natuur van hunne ylhoofdigheid openbaarden. Eenigen tyd daarna berigtte my de Heer stedman, toen Chirurgyn by de Dragonders van grey's : „ Dat twee van die manfehappen, „ de eerfte die ziek geworden waren, eensklaps „ aangetast werden van de toevallen van eene „ heete koorts ( febris ardens) , en fchoon zy „ fpoedig en rykelyk adergelaaten wierden, zy „ beide echter, een uur daarna , eene hevige „ ylhoofdigheid kreegen, die eenige uuren duur„ den, en toen afliep met een overvloedig zweet, ,, waar onder alle de andere toevallen of ver„ minderden of verdvveenen. — Dat den vol„ genden dag omtrent hetzelfde uur de aanval „ wederkwam, en zes of zeven uuren denzelf„ den loop hield. — Dat de koorts veele van » dat regiment op dezelfde wyze aandeed, tcr„ wyl in fommigc de aanvallen niet zoo onder„ fcheiden waren, de hitte langer aanhield, en „ deze van een onvolkomen zweet met weinig „ verligting gevolgd werd. — Dat de afïaatin;, gen fomtyds zoo onmerkbaar waren , dat de „ giekce meestal de gedaante van eene aarihou- ,3 den-  over de LEGERZIEKTEN. 13 ,-, dcnde koorts had. — Dat zy, hoe zy nader „ by dezen laatften ftaat kwam , zoo veel moei„ jelykcr te behandelen was ; doch dat , als „ de aanvallen onderfcheiden waren, met eene „ aflaating van eenige uuren tusfchen hen , het „ met de lyders voor het grootfte gedeelte wel „ gong', hoe groot ook de ylhoofdigheid ge- ,', duurende de koorts zyn moge. Dat eenige , weinige wederkeeringen van de aanvallen hunne „ fterkftc manfehappen tot zulk eenen zwakken „ ftaat bragten , dat zy niet bekwaam waren i, om te ftaan. -Dat fommige eensklaps zon- „ der voorafgaande klagten ylhoofdig werden, ,, en uit de venfters of in het water zouden ,, gefprongen hebben, indien men het niet belet - had; dat hunne raaskalling eenige uuren duur„ de, waarna zy, in' eene diepe flaap vallende, „ geheel by hunne kennis ontwaakten , doch „ met eene geweldige hoofdpyn. Dat an- „ dere , wier koorts in de gedaante van eene , aanhoudende of aflaatende koorts verfcheen, , ofntrent den negenden dag, een ziekte-fchei„ dingszweet Qfudor criticus'), en vervolgens geregelde aanvallen en aflaatingen hadden. — „ Dat eenige weinige eene ziekte - fcheiding „ (crifis) door den afgang of door de water- „ loozing kreegen. ■ Dat 'er fommige wa- „ ren , die omtrent drie weeken ziek geweest „ waren- zonder eene kenbaare aflaating , waar na de koorts eindigde, met eenige allendaag„ fche aanvallen , en dat deze lyders , geduu,, rende hunne ziekte, een zagt zweet hadden, of wel eene aanhoudende vochtigheid op de ' „ huid.: Dat veele- terftond , als zy ziek „■ werden, galachtige braakingen hadden; en dat „ verfcheide van boyen en van onderen wpr- „ men  14 VERHANDELING „ men loosden. Dat het overvloedig zweet ,, altyd eenen rottigen reuk had; en dat de ftof,„ door de blaarpleisters ontlast, zoo affchuw' „ lyk rook;, dat de oppasfers Weigerden hen te „ verbinden. Dat men het gene het meest 3, merkwaardig was, in eenige weinige van hen „ die ftierven, de pols regelmaatig vond, fchoon „ zy n.by hun einde waren. Dat zy alle, „ die ftierven, eenige dagen voor hun overly' „ den een doodreuk hadden , en onmiddelyk „ daar na blaauwe vlekken en andere teekenen „ van verfterving". De Heer stedman befluit met aantemerken : „ Dat dezelfde ziekte ook „ gemeen was onder de boeren van dé canton„ neeringen, en dat een groot getal'van hen ,-, ftierven ". Nadien deze befchryving van die doorgaande ziekte zoo volledig als duidelyk is, heb ik 'er Hechts bytevoegen, dat zy overeenkwam met de waarneemingen van alle de andere RegimentsChirurgyns, die in eene gelyke gelegenheid zich bevonden, uitgezonderd eenig klein verfchil dat uit de verfchillende omftandigheden dier regimenten voortvloeide. Dus berigtte my ook de Heer la uder, Chirurgyn vaixhet Inskiiling Regiment , dat toen het Regiment van Lord rothes was: „ Dat de meeste foldaaten het „ eerst ziek werden op hunne terugkomst van „ het voeder haaien; want , gemerkt dat regiy, ment cantonneerde op de regter en linker zyae & van St. MicheVs Gestel (hunne vooxnaamfte „ kwartieren) digt by de overftroomingen (*), „ en veele van de kwartieren over de twee „ uuren van 's Hertogen - Bosch :waren, alwaar „ de i*) I. Deel, VIII. Hoofdftuk.  over de LEGERZIEKTEN. j£ „ dc magazynea zich bevonden, zoo waren de „ foldaaten verpligc ora 's morgens omtrent vier „ uuren uittegaan, ten einde voor de grootfte hitte van den dag wederom te zyn. — Dat „ op dit vroege uur de velden en moerasfcn „ ter wederzyde van den weg bedekt waren met „ eene dikke Hinkende mist, die hy hield voor „ de voornaamfte oorzaak van de ziekte. * „ Want, offchoon die voederhaalders gemecn„ lyk voor negen uuren te rug kwamen, nam „ hy echter waar , dat verfcheiden onder hen „ alreeds de koorts hadden en fommige wer„ kelyk ylhoofdig waren; ja, dat twee 'er van „ op hunnen weg naar huis zoo fchielyk van , „ eene raaskoorts (phrenefis) aangetast, werden, „ dat zy van hunne wagens in het water fpron„ gen , zich verbeeldende, dat zy naar hunne „ kwartieren zwemmen moesten. . Dat van „ den eerften aanval, zoo veele als 'er by hun „ verftand waren, klaagden van geweldige hoofd„ pyn, dorst, brandende hitte; en dat alle van „ hen, die tragtten op te zitten, gereedelyk in ,, flaauwte vielen met eene duizeling in het „ hoofd, misfclykheid en neiging tot braaken. — „ Dat deze koortfen eenige dagen de gedaante „ hadden van eene aanhoudende koorts, of wel „ geringe aflaatingen zien lieten, doch dat zy „ daarna volkomener aflaatingen , of wel voN „ maakte tusfchenpoozingcn kroegen. — Dat de „ pols in het begin klein en neergedrukt was „ (fchoon de lyder als dan ylhoofdig was), doch „ dat hy op de aderlaating zich altoos verhef„ te". — De Heer lauder berigtte my, omtrent drie jaaren na deze ziekte , dat twee van die foldaaten, welke op hunne terugkomst van het voederhaalen zoo fchielyk van de raaskoorts aan?  VS V E R.ti A N D È L I N G aangetast waren , fchoon zy van hunne koörw volkomen genazen, hogthans federt dien tyd de vallende ziekte (epilepfia) geliad hadden; en dat alle de overige, die- ziek geweest waren » nog aan wederkomingen van eene tusfchenpoozende koorts onderhevig waren; De ftaat van het • voetvolk was eenigermaate verfchillende, want, nadien 'er weinige van hen by de overftroomingen cantonneerden, zoo waren hunne koortfen, fchoon meenigvuldig, nogthans algemeen van eene goedaartiger natuur; niettemin hadden fommige van die regimenten de ziekte ook in een' hoogèn graad , veroorzaakt door de vochtige en bedorven lucht van hunne kwartieren. — Het dorp Dipther (*) ligt zeer laag, en was omringd van flooten en digte plantagien. De Heer tough, Chirurgyn by het bataillon aldaar , nam waar j „ dat de „ velden alle avonden overdekt waren met een „ nevel, die aanhield tot den volgenden mor„ gen na zonnen - opgang , en den Hinkenden „ reuk had van een modderige gracht , waar* „ van het water kortlings was afgelaaten. „ Dat de foldaaten gemeenlyk des nachts ziek „ werden , krygende eene huivering of gevoel „ van koude , waarop welhaast volgden eene hevige hoofdpyn, brandende hitte, en andere „ koortfige toevallen (f). Dat op dezen ,, tyd de pols zoo klein en neergedrukt was, „ dat , wanneer men eene ader opende , het - bloed (*) I. Deel-, VUL Hoofdftuk, ■-Ct3 Men moét aanmerken , dat dé Dragonders, meer foldy hebbende,, geme.enlyk bedden van hunne luHsb,eéren huurden, ten minfte in hunne mantels' warm Ineen' ; doch dat het voetvolk-, deze voorrechten mï/fencfey in fehuureH en andere'dampige , plaatfen zonder dc-kfel lagen, i  over de LEGER ZIEKTEN. i? ji bloed in het eerst naauwlyks loopen wilde, „ maar dat het, na eenige ontlasting, fchielyk ,, uitvloeide, en dat dan de pois zich verhef- ,, te. Dat op de hitte volgde een over- „ vloedig zweet, het welk de aflaating of tus„ fchenpoozing der koorts aanbragt. -i—• Dat ,, de aanvallen alle avonden wederkwamen * en ,, dat de koorts * als men geen zorg droeg om „ dezelve te fluiten , gereedelyk veranderde in ,, eene aanhoudende koorts met ontrustende toe- ,, vallen. Dat hy in drie gevallen blutsvlek- „ ken (petechiae) waarnam; en in een vierde eene verfterving onder de linker borst, die j, echter door de kina geneezen werd; „ Eindelyk , dat 'er een geval was van een' man,- die^ door de gewoone hoofdpyn fchie„ lyk aangetast en niet terftond adergelaaten ,, zynde, uit zyn kwartier gong en op de vel„ den omliep als een krankzinnige ". In de grootfte hitte van het weder en de flerkfte woede van de ziekte , kwamen de meeste van die koortfen overeen met de befchryving van de st«i/ Ik (8) De Heer j. de man heeft uit het gene men in het lyk van eenen Ruiter, aan eene Rotkoorts overleden, gevonden had , niet zonder grond beiloten , dat dit hard gezwel eene verftopping en opzetting van de milt geweest zy, en hy heeft de wyze , op welke het gemaakt word , vry aanneemelyk verklaard uit eene drukking van de miltader, door de met gal opgevulde galblaas , wegens de krampachtige toefluiting van de galblaasbuis («). — Ik heb het meenigmaal in lyders met die koortfen ontmoet, en altoos opgemerkt , dat zy over het ongemakkelyk gevoel 'er van klaagden, zoo lang zy met de koorts bleeven fukkelen. — ik heb 'er'Verfcheiden gezien, die, na 'er lang mede gefukkeld: te hebben , eindelyk in eene onherftelbuare buikwaterzucht vielen , waar aan zy kwynende geftorven zyn. — Monro teekent aan,dat hy in verfcheide lyken van foldaaten , aan die koortfen geftorven, Verhardingen in de lever en milt gevonden heeft; en in eenen, welke lang over die koortskoek in de linker zyde geklaagd had, was de milt zoo groot, dat zy meer dan vier ponden woog. — In eenen iyder , die eenige jaaren na zulk een koorts eene hardigheid overgehouden had , vond ik, geraadpleegd zynde , de linker zyde van den bovenbuik geweldig hard en opgezet; en het gene byzonder was, hy had by eene groote kortademigheid , eenen allerlastigen , geweldigen en aanhoudenden hoest, die op de minfte beweeging vermeerderdë, vooral wanneer hy liggen wilde, en die door niets te Itillen was. — Zyn lyk geopend hebbende, vond ik de milt verbaazend groot en volmaakt in fteen veranderd, en met witte vlekken gekleurd even als marmer. De drukking van dit harde ligchaam op het middelrif is buiten twyffel de oorzaak geweest van dien zwaaren en harduekkigen hoest. 00 Zie de Aangehaalde Verhand, bladz. 75. (£) Obfsrv. on the ineahs of pref erving thehtalth o*' foUitrs.VoUlt, pag. 124, B 3  'ca VERHANDELING Ik heb ook eenige weinige gevallen van Trommelzucht (tympanites) aangetroffen, eene ziekte , welke ik vermoedde voornaamelyk te oncllaan uit een te vroegtydig gebruik van de kina voor de vereischte ontlastingen. — Doch ten aanzien van andere verftoppingen , en byzonder- van die welke een Buik-Waterzucht (ascifes) aanbragten , nam ik waar dat zy zoo dikwy.s zonder als met de kina voorvielen, en zy fcheenen derhalven over het algemeen aftehangen van de lange aanhoudenheid en hardnekkigheid der tusfchenpoozende koorts. Het was opmerkelyk , dat de ziekte, terwyl zy onder de gemeene manfchappen woedde, in een' goedaaniger trap verfeheen onder de officiers, die de koorts zelden hadden in eene aanhoudende gedaante of met kwaade toevallen verzeid, maar in'de vorm van enkelde en dubbelde anderendaagfche of van aflaatende allendaagfche koortfen. — De reden 'er van fcheen nry te zyn, dat zy minder blootgefteld waren aan de zon en nevels, dat zy drooger kwartieren, beter dieet en het gebruik van wyn hadden. i s- Yan de oorzaaken der Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst - Koortfen van het leger, en die der laage en moerasfige .landen. De hitte en vochtigheid der lucht fchvnen de voornaamfle afgelegen en uitwendige oorzaak van deze koorden te zyn; en deze oorzaak is vermogender niet alleen in reden van de warmte en dompigheid van het weder, maar ook van de Veelheid van de dampen, met welke de lucht in het  over de LEGÉRZIEKTËN. aj. het drooge van den zomer beladen is. — De regens verminderen over het algemeen de vochtigheid der lucht door dezelve van zoo veel water te ontlasten : en doordien zy van eene kouder luchtflreek nederdaalen , verfrisfchen zy niet alleen den dampkring , maar insgelyks de aarde', én fluiten daar door de overbodige uitwaasfemingen (9)- — 't Is hier van dat die Veldtochten, alwaar de hitte en vochtigheid der lucht door veelvuldige regens gcmaatigd werden, altoos de gezondfle geweest zyn. — Doch, byaldien de lucht in haare grootfte hitte niet alleen waterachtige, maar ook rottige uitwaasfemingen van moerasfige gronden , of van eene groote vlakte van bedorven water , oiltfangt , zal de afgelegen eh uitwendige oorzaak der Epidemie verzwaard worden, de ziekten zullen talryker en met zwaarer toevallen verzeid zyn. De verflapping der vezelen en de grooter overhelling in de vochten rot rotten , het gevolg van dien ftaat des dampkrings , kan men aanmerken als de inwendige en voorfchikkende oorzaak van die koortfen : want eene heete en vochtige lucht verflapt de vaste deelen, ontbindt het bloed en ftopt de ongevoelige uitwaasfemmg. —.'Wanneer de lucht met dampen vervuld is, neemt zy de uitwaasfemende ftoffen moeijelyk in zich over; en als een gedeelte dier ftoffen word opgehouden, ontfangt het bloed daar door niet alleen een' rottingbaarenden deesfem, maar C9) Hier by weet men tegenwoordig , dat de regen de lucht dephlogisteert of wel eene gedephlogisteerde lucht aanbrengt , en dus den dampkring voor onze ademhaaling en leeven allerheilzaamst maakt. Vergelyk Aamctken. 40 van het i. Deel, bladz. 118. B 4  #4 VERHANDELING ; maar word ook meer verhit omdat het minder uitwaasfeming heeft (10). — Ook kan het gebrek van eene vrye uitwaasfeming niet vervuld worden door zweeting , nadien deze ontlasting eerder flrekt om het ligchaam te verzwakken en aan ziekten meer onderhevig te maaken. Offchoon deze twee oorzaaken uit zich zelve toereikende zyn om deze koorts voorttebrengen , word 'er echter doorgaans eene derde vereischt om dezelve daar te Hellen ; deze noemt men de opwekkende of aanleidende oorzaak, welke Hit den eenen of anderen misdag in de nietnatuurlyke dingen (non naturalia) (u) ontflaat; zoo als verhitting van het bloed door vermoei' jing, onmaatigheid, of blootflelling aan de zon ; of door de uitwaasfeming fchielyk op te Hoppen door natte kleederen , het liggen op, eenen natten grond; of door het opflorpen vari eenige fchadelyke dampen, enz. (ia). Op deze laatfle misdagen in de leevenswyze moet sanctorius zekerlyk het 002; hebben wanneer hy de oorzaaken van' de anderendaa°-fphe Herfst-Kportfen brengt tot eene ppflopping van (10) Hoe eene heete vochtige lucht medewerkt om Rotzjekten voort te brengen, heb ik breeder ontvouwd in de Aantekeningen 20 en 43, bladz. 24 en 122 van het I Deel (ti) Dammen de nietnatuurlyke dingen tot zes 'klns'"erl beutkt, en er door verftaat, de lucht, de fpys en drank het (hopen en waaken , de beweeging en rust, de hartstochten , en de' affcheidingen en'ontlastingen , is'eenoès beken i ; matr ik kan niet voorby hier aantemerken , dat die naam aan deze dingen zeer oneigen gegeeven is vermits zy alle aan den mensch zoo natuurlyk zyn , Vat hv zond r dezelve niet heftaan kan. Deze en alle andere aanleidende oorzaaken (caufae occnj.on. lef) der koqftfen zyn breedvoerig aangewezen en ontvouwd in het i. Dcq\, bladz. io<5. en vervolgens'  over de LEGERZIEKTEN. 55 van de ongevoelige uitwaasfeming; en wy kunnen aan de juistheid van deze waarneeming naauwlyks twyffelen, fchoon het uit de Tafelen van keil fchyncn mogt, dat deze ontlasting zonder nadeel aan de gezondheid niet alleen kan verminderd, maar zelfs voor eenigen tyd opgeftopt worden. — Edoch men moet de gewoone verhinderingen der uitwaasfeming in dit land (alwaar het zelden lang aan één ftil, broeijend en heet weder is) niet vergelyken met het gene gebeurt in andere, aan zulke ongemaatigheden onderworpene luchtftreeken ; daar de inwoonders, in den zomer en herfst, eene lange en onafgebroken hitte, en hier door bloed van eenen meer rottigen aart. hebbende, eene behendiger ontlasting van alle uitwerpfelen noodig hebben. ~- Sanctorius zelf zegt: „ dat zulk eene opflopping van de uitwaasfeming als in den „ zomer eene kwaadaartige koorts zou veroor„ zaakeni in den winter de gezondheid naauw-» lyks aan doen zou " (*). Tot dus verre hebben wy getragt de afgelegen, de voorfchikkende en aanleidende oorzaaken dier koortfen te ontvouwen , en het ware te wenfehen dat wy met dezelfde baarblykelykheid derzelver naaste of onmiddelyke oorzaak konden aanwyzen ; dat is toonen konden hoe de- (*) Adiapneuftia , qtiae aefiate malignam febrem , tyeme vix minimam alterationcm cjpcere patés t: corpora enim acriori perjpirabili aejlate refèrta funt quam hyeme. filed. Stat. Sect. II. Aphor. XXXV. De belette uitvvaasfeïnitig, die des zomers eene kwaadaartige koorts kan voortbrengen, kan des winters naauwlyks eenige ontfteltenis veroorzaaken: want de ligchaamen zyn des zomers meer met de fcherpe uitwaasfemende ftoffe vervuld dan des winters. SS  •6 VERHANDELING deze^ bedorven vochten op het leevensbeginfel (principium vitale) werken , zoodanig dat zy eene koorts verwegen van eene aflaatende of tusfchenpoozende gedaante, verzeld mèt zulke toevallen als boven vermeld zyn. — Maar, nadien deze onderzoekingen meestal afhangen van de werkingen van deelen, die 'hunne byzondere wetten en wyzen van werkinge hebben, en die men niet dan zeer onvolmaakt kent, fchynt het voor als nog beter hier omtrent geene veronderflellingen te maaken, maar te wagten tot dat men verdere ontdekkingen , in de dierlyke huishouding van ons ligchaam zal gemaakt hebben (13). Men heeft deze Koortfen reeds voorlang Rot-' Koortfen (febres putridae) genoemd , en niet zonder grond; gemerkt 'er, volgens het géerje wy aangemerkt hebben, óp-dien tyd eene groote gefchiktheid tot rotting in de vochten plaats heeft (14). — In nog vroeger tyd heeft men , de- " Cr3) Al het gene ik hier over de naaste of oumiddelykè oorzaak dier koortfen zou kunnen- -zeggen , heb- ik reeds aangetcekend-in het I. Deel, bladz. 15. Aanteeken. 14. (14) Dat 'er. niet Hechts, eene groote gefchiktheid tot rotting in deze koortfen plaats hebbe , maar wel degelyk eene wezenlyke rotting, heeft naderjiand uitvoerig betoogd de Heer s. de monchy O), en vervolgens hebben dit bevestigd de Heeren j. de man (-5), g. w. callenfels en j. harger (cj. — De eerstgenoemde Schiyver heeft zelfs op de aangewezen plaats beweert, dat de rotting de naaste oorzaak 'er van zy; maar ik ben van oordeel, gelyk ik dit reeds in het I. Deel, Asnteekening 16 en 17 uit> voerig verklaard heb, dat men daar eigenlvk voor houden, moet eene eigenfoortige fmetftoffe, of gelyk de Baron van SWIEi (a) Zie de asngeh. Verhand, bladz. 40. en vervolgens. QO Zie de asngth. Verhand, bladz. 70. (cj Zre derzelver Verhand, over dc Najaars• Koortfen.  over de LEGERZIEKTEN. " s.7 dezelve onderfcheiden door den naam van GalKdortfen, doch met minder recht ; vermits de eer- SWiETF.N bet noemt (V) , een Epidemisch gift van de rotting onderfcheiden , doch die , gelyk zy uit de rotting kan geboren worden , zoo ook rotting in ons lig (*) ld. Loc. cit. (rU N°,fr EJF"V- lib' 1L ePid' L ™P- ri. (§) Lib. UI. §. ///. * *  over de LEGERZIEKTEN'. 37 loopen, oorkliergezwelleh (parotides) en uitilach van eene pestaclitige natuur. Prosper alpinus merkt aan dat de ftilftaande Kanaalen te Groot Cairo alle jaaren een kwaadaartige foort van kinderpokjes verwekken, als ook Rot- en Pest-koortfen , die in Maart, April en Mey de overhand hebben, die de Zuide winden de heetfte maanden maaken in dat Land (*)• — Hy merkt ook op, dat de pestilentiaale koortfen zoo wel doorgaande als gcvaarlyke ziekten zyn te Alexandric, in den herfst , nadat de Nyl binnen zyne oevers te rug gekeerd is. ■— Zy beginnen met walging, groote ongefteldheid in de maag, buitengewoone ongeduurigheid, en braaking van eene fcherpe gal (f); en veele hebben galachtige en rotte afgangen..— Daar nu deze ziekten in beide die fteden alle jaaren woeden, is het niet te verwonderen, indien zy in buitengewoon heete en vochtige faizoenen tot eene waare pest opklommen. — Want, fchoon de geleerde Schryver verzekert, dat de waare Pest, niet in Egypten oorfpronkelyk is,' maar daar overgebragt word van Griekenland, Syricn , of van de meer Zuiderlyke gedeelten van Africa, denkt hy echter, dat zy daar fomtyds ontftaan kan na buitengewoone overftroomingen van de Nyl,,wanneer het water verder dan zyne gewoone droogtens overvloeit , ftjlftaat , en eenige groote en rottige moerasfen voortbrengt (§]. Java, dat tusfehen 5 en 10 graaden Zuiderbreedte ligt, is zoo na by de linie, dat de fai- zoe- (*) De Med. /Egypi. lib. I. cap. XIK u ) De woorden van den Auteur zyn bilis viruknta. CS) Ibid. cap. XV. C 3  38 VERHANDELING zoenen 'er niet zoo eigenlyk in zomer in winter, als wel in het drooge en regenachtige faizoen verdeeld worden. — De regens beginnen in November en duuren tot in Mey, in welken tyd 'er eene overgroote veelheid regen valt. —Ook is 'er te Batavia een groot deel moerasfige grond, en 'er zyn veele Kanaal en met ftilltaand water, door wier uitwaasfemingen de lucht vochtig, nevelig en ongezond gemaakt word. — B ontius merkt aan, dat in dat land, indezen tyd de vochtigheid groot is, en dat zelfs in de droogfte maanden de metaalen eerder roesten (*), en de kleederen fchielyker verrotten, dan in eenig gedeelte van Europa (i/r). Nogthaus is de pest in (*) Het roesten der metaalen is misfehien alleen eén twyffelachtig tceken van vochtigheid, in eenige plaatfen naby de zee, binnen de keerkringen gelegen. Want zeker Heer, die 'er in Jamaica de proef van genomen had, heeft my verhaald, dat, fchoon het yzer in dat eiland fchielyk roest, echter het wynfteen-zout QSal Tartari) aldaar de vochtigheid van de lucht langzaamer fcheen aantetrekken dan in Engeland. — Ik verbeelde my daarom , dat het fchielyk roesten der metaalen , in heete klimaaten , naby den oceaan, ontftaat uit de groote uitwaasfeming van den geest van Zee-Zout, welke door middel der hitte uit het Zee water opvliegt. (17) Het komt by my zeer in bedenking, of men dit fchielyk roesten en rotten niet veel eerder moet toefchryven aan de grootere veelheid van rottiger , en fcherper dampen, welke geduurende de zeven drooge maanden te Batavia uit de drooggeloopen gragten en het moeraslïg Voorland dier Stad, door de Zon in zulk eene meenigte veehyds worden opgetrokken, dat men het Water-Kasteel, op een fnaphaan - fchoot genaderd zynde , naauwlyks zien kan. — Althaas het is buiten tegenfpraak, dat 'er uit die oorzaak te Batavia in dat drooge faizoen de meeste RotZiekten regeeren en ook de grootfte llerfte plaats heeft. De Heer ypey Qa~) heeft dit overtuigend bewezen tegen den Zie Nieuwe Genees- Natuur- en Huishoudkundige ^sarlcehr.  over de LEGERZIEKTEN. <3o in Java onbekend, fchoon men uit deze omftandigheden verwagten zou, dat dit eiland "er zeer aan blootgefteld zyn moest. — Maar men moet in aanmerking neemen, dat, wanneer de zon in deze landfh-eek bykans regtftandig boven den horizon ftaat, zy ook het meest met wolken bedekt is ; door welke omftandigheid en de ge^ duurige afwisfelingen der zee- en landwinden, de hitte der lucht gemaatigd en deszelfs ftilftand voor een groot gedeelte voorgekomen word. — De ziekten zyn het Bort (cholera) Buikloop en aanhoudende Rot-Koorts. — De laatfte komt fchielyk aan met ylhoofdigheid, gaat verzeld van eene beftendige flaapelooshcid en eene braaking van gal van verfchillende kleuren, maar voornaamelyk groen. De uitterfte ledemaaten worden koud, terwyl de inwendige deelen branden , en de dorst is overmaatig; doch de koorts komt fpoedig tot fcheiding (cri/is). — Dé ontlasting der eerfte wegen is het voornaamfte gedeelte van de geneezing; en na deze pryst de Auteur de faffraan aan (*), die zoo wel een vermogend rottingweerend als een hartfterkend middel is (t> Dc den Heer miciiell, die uit verkeerde berigtcn beweerd had, dat voornaamelyk in den regentyd , de lucht , eene der'meest vermogende oorzaaken is V'ati de ziekten, welke men daar waarneemt; en heeft tevens getoond dat de Heer lind daar omtrent ook kennelyk gedwaald heeft. Invoegen het geval van Batavia ook ten fterkfte bewyst dat de rottige dampen zeer vermogende oorzaaken zyn van Rot-Ziekten. (*) Bont, Method. Medcnd. cap. XIV. (f) Zie het Aanhangf. II. Vertoog. XI. Proefn. en III. Vert. XVI. Proefn. III. Deel, bladz. 255—263 ; en vergelyk de Verhandeling van het Bataafsch Cenootfcliap , UI. Deel. bladz. iöi. C 4  *o .VERHANDELING De Engelfche bezittingen op de Goud-Kust, in Guinee, zyn aan de eene zyde zoo naby de linie als Java is aan de andere zyde. In dat land., begint het regenachcige faizoen omtrent het einde van April, en houdt aan tot na het raidden van Juny; van dien tyd af is het weder voor die luchtftreek koud, en de lucht zeer Vochtig, wegens de uitwaasfeming van zoo eene meenigte regen. — Geduurende dit koude faizoen , zyn de aflaatende én tusfchenpoozende koortfen met dagelykfche aanvallen aldaar doorgaande ziekten. — Deze koortfen zyn verzeld van groote dorst, met'walging en onrustigheid, en dikwyls van eene braaking en afgang van bedorven gal; ook laaten zy gewoonlyk niet af, voor dat deze ontlast is. — Zoo de ontlasting van dit vocht niet in tyds gefchied is , neemt de ziekte eene aanhoudende en zeer ontrustende gedaante aan,' de pols zinkt, en daar komt eene ylhoofdigheid by, die gemeenlyk doodelyk is. — De Buikloopen zyn insgelyks in dit faizoen zeer gemeen, en de koortfen en buikloopen zyn niet minder gemeen aan boord der fchepen, die aan de kust, dan aan die welke op de rivier liggen; doch tasten hen niet aan die zich buiten de grenspaalen der nevelachtige lucht zich ophouden. — De zee- en landwinden , benevens het nevelachtig weder, geduurende het heete fai.zoen , fchynen hier van het zelfde nut te zyn als te Java, om de pest-ziekten te verhoeden (*). Ook veranderen de koortfen van cle West'-lndiën, fchoon van eenen rotten aart, nimmer in eene waare pest ; omdat het zelfde foort van win* v (*) Dit bcrigt van Guinee heb ïk van lieden van ondervinding, die eenige jaaren in dat land geleefd lubben.  over de LEGERZIEKTEN. 41 winden, daar het meest heerfchende, waarfchynlyk voorkomen dien graad van dildand der lucht en van bederf in dezelve, welke noodzaakelyk is om die ziekte voorttebrengen. — Maar gemerkt, de hitte 'er groot en de dampkring met dam.pen beladen is, zoo ontdaan 'er meenigvuldige koortfen van eene aflaatende en tusfchenpoozende gedaante met gal-braakingen in Juny en July, en zy worden doorgaande ziekten in Augustus, September en October, welke daar, ten minde in Jamaica, de drie regenachtigfte maanden van het jaar zyn. — Deze koortfen tasten zoo wel de inboorlingen aan als de vreemdelingen; doch de nieuwe aankomelingen zyn onderworpen aan een verfchillend foort , ten minden aan een' verfchillenden trap van dezelfde ziekte,te weeten aan eene fchielyker voortloopende, meer rotte, en gevaarlyker koorts, onderfcheiden door braaking van zwarte doften, maar voornaamelyk door' de geelheid van de huid, waar van zy de Geels Koorts genaamd word (18). — Het bloed is in dit geval zoo zeer ontbonden, dat het voor den dood in de kleinfte wey-vaten indringt , het fpeekfel en de wey, door blaarpleisters ontlast, verwt, en, door in de maag te vloeijen , die zwarte kleur geeft aan het gene men dan uitbraakt (*). Het (18) Dat de Geele-Koorts in wezen niets anders is als een hoojger trap van Gal- of Rot-Koorts, 'alleen in hevigheid van de gewoone yerfchillende, kan men bewezen vinden by li nd Proeve over de Ziekten der Europeen, bladz. 117—123, en by rouppe Verhandeling van deZiekten der Schccpvaarende , bladz. 40, en vervolgens. (*) De Heer iiuck, die in den laatften oorlog op de tochten naar de Franfche en Spaanfche eilanden geweest is, rcar.kt de volgende aanmerking op de bovenftaande Paral C 5 graaf: ■  4a VERHANDELING ■ Het befluit van dat alles is, dat overal, waar de grootfte oorzaaken van vochtigheid en rotting in de lucht beftaan, ook het grootfte getal en graaf: „ Zelfs in de heetfte en ergfte foorten van de Geele „ Koorts kan men, naar myne gedagten, gemeenlyk eens „ in de vierentwintig uuren eene verheffing (paroxytmus) „ befpeuren; want de lyder is gewoonlyk het ergst tegen „ den avond of nacht. i—■ En zoo de Geele Koorts in „ deszelfs begin van de gemeene aflaatende en tusfchen„ poozende koorts, die zoo doodelyk voor ons leger was, „ kon onderfcheiden worden, was het alleen daar door, „ dat aile de toevallen 'heviger waren, en dat de koor» „ fterker was op den tyd dat men eene vryer aflaating ver„ wagten kon. Beide , die koortfen begonnen met omtrent „ dezelfde toevallen; fomtyds, doch zeldfaam, met huive„ ring. — Maar wanneer de'koorts hevig werd, met bran„ dende hitte, geweldige pynen in het hoofd en de len„ den, wegvloeijend zweet zonder verligting, roodheid en „ brandende pyn der oogen , ontftoken aangezicht , flaa„ peloosheid, benaauwdheid, bezwaarde ademhaaling , en „ brandende pynen voor het hart, geduurige braakingen „ van groene of geele gal, of (het gene ik denk dat erger „ was) eene geduurige neiging tot braaken zonder iets „ over te geevcn , of braaking alleen van het gene men* ,, drinkt, kon men met de grootfte zekerheid de geele kleur „ voorzeggen; en als deze den tweeden, derden 'of vier„ den dag vertelleen', was de ziekte gemeenlyk doode„ lyk. — Ik heb dikwyls gezien dat lyders met de meeste „ van die toevallen worltelende, door ontlastingen terftond „ verligt werden, en dat de koorts tot tusfchenpoozing ge„ bragt werd. En ik heb meer dan eens deZe koommet „ aüe deszelfs toevallen zien wegneemen door aderlaaten, „ en door, binnen weinig uuren na den eerften aanval van „,de ziekte, te geeven een geneesmiddel het welke vry „ fchielyk werkte door braaken en afgaan; en ik heb eeni„ ge van deze zelfde lyders gekend, die zoo wel waren, „ dat zy den tweeden of derden dag daarna uitgongen , „ en die vier of vyf dagen wel bleeven, doch door ecni„ gen misflach te begaan, door zich by voorbeeld te veel „ aan de zon bloot te Hellen, op nieuws van dezelfde toe„ vallen aangetast werden , en den vierden of vyfden dag „ ftierven, met eene hoog geel gevcrwde of koperachtig » ge-  over de LEGERZIEKTEN. 43 en de ergfte foorten van aflaatende en tusfchenpoozende koortfen zullen plaats hebben (19). Voor dat ik befluit, zal het niet ondienfrig zyn aantemerken, dat wy het zelfde foort van koortfen in Engeland hebben, en dat zoo wel onze aflaatende en tusfchenpoozende koortfen als roodeloopen kunnen ontftaan uit eene oorzaak van rotting, fehoon in eenen minderen graad dan in de meeste andere landen. — Want zoodanig is de droogheid van onzen grond, en deszelfs vryheid van moerasfen, de beftendige doorwaaijing der winden , en de gemaatigde en afgebroken hitte van onze zomers , dat deze ziekten , behalven in buitengewoon heete en broeijende fatzoenen en in moerasfige plaatfen , altoos goed- „ gekleurde huid. — Hierom hel ik over om te denken, „ dat deze verfchynfelen verfchillende trappen zyn van , dezelfde ziekte, en dat het fomtyds afhangt van de ma" nier op welke de lyder in het begin behandeld is, of hy de geele, dan alleenlyk eene aflaatende of tusfehen„ poozende koorts hebben zal". -(.'SO Ter bevestiging van dit befluit, zou ik hier zeer veele'nieuwe waarneemingen van dergelyke Epidemien van Gal- of Rot-Kóortfen kunnen bybrengen, als welke door den Heer piungle hier bygebragt zyn; inaar men kan die in de hier aangehaalde Werken overvloedig vinden. Dc Proeve over de Ziekten de' Europeërs in heete Gewesten is niet anders dan een geheele bundel van zulke waarneemingen; en men vindt 'er betrekkelyk ons Land eene meenigte van befchreven in de Verhandelingen van de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie, een voor onze Vaderlandfche Geneesheeren allernuttigst Werk, en aan welks vervolg en voltooijing het te wenfehen is, dat men met allen yver zal blyven voortwerken. — De doorgaande Rot-Koorts der Droogmaakerye van Bleysvvyk, waarvan ik in het eerde Deel verfcheide maaien gewag gemaakt heb, is hier toe ook zeer betrekkelyk. De Heer j. van ZWiGT, Chirurgyn te Berkel,heeft 'er in het laatstgemelde Werk eene tamelyk goede befchryving van gegeeven, in het I. Deel, blauz. 580.  44 VERHANDELING goedaarcig , en fchier nooit doorgaande ziekten zyn (20). Eindelyk, geduurende het laatfie gedeelte van den zomer en door den gantfchen herfst, fchynt 'er in de meeste plaatfen eene meer of mindere gefchiktheid te zyn tot deze aflaatende en tusfchenpoozende koortfen, of tot fommige ziekten van de eerlte wegen, gepaard met eene overhelling tot eene ontbinding van de vloeibaare en eene verflapping van de vezelachtige deelen des ligchaams. En dit heeft voornaamelyk plaats in heete en vochtige landen, en in alle legers, te velde , uit hoofde van de reeds gegeeven redenen (*). — En ik moet 'er byvoegen, dat . alles wat ik geleerd heb van de beste Auteuren uit de berigten van hen die my hunne waarneemingen hebben medegedeeld, en uit myne eigen praktyk , my aanzet om te gelooven , dat de geneezing van alle die koortfen, in zoo veele verfchillende luchtftreeken , ten naasten by afhangt van de wyze van behandeling die ik in de volgende Afdeeling zal voordraagen (21). Sr 5- (20) Dat die koortfen integendeel dikwyls in onze Nederlanden plaats hebben , en veeltvds van erger en eene meer rottige natuur zyn , wegens derzelver laage ligging vochtige gefteldheid, moerasfige gronden en oevers, modderige gragten en flooten, enz. kan men zien in de Verhandeling der Genees- en Natuurkundige Correspondentie en verder uitvoerig betoogd en verklaard vinden in het uitgewerkt Antwoord van "den Heere J. van den boscii op de Vraag; fVclke zyn de ziekten onder de menjchen, die uit de natuurlyke gefteldheid van ons Vaderland voortvloein-n , enz* door my voorheen aan de Hoilandfche Mnatfchappye opgegeeven. Zie het XVIIf. Deel van deszelfs Verhandelingen. , (*) I. Deel, I. Hoofdft. II. Deel, II. Hoofdft. §. 2. (21) En ik kan mede niet nalaatèo hier by te voegen dat ik in de behandeling dier koortfen meenigmaalen ver- fehil-  over de LEGERZIEKTEN. 45 § 5- Van de geneezing der Aflaatende en Tusfchenpoozende Herfst-Koortfen van het leger, en van die der laage en moerasfige landen. Ik kome nu tot de geneezing , in welkers Verhandeling ik de volgende orde zal in acht neemen. In de eerde plaats zal ik de twee foorten van koortfen , als te vooren, onderfcheiden ; en dan zal ik opgeeven de geneesmiddelen die ik in dezelve het nuttigde bevonden heb. In de geneezing dier koortfen vond ik het noodzaakelyk te beginnen met eene aderlaating, en die te herhaalen overeenkomdig de hevigheid der toevallen. — De Voorjaars- en laate Najaars aflaatende en tusfchenpoozende koortfen zyn verzeld van zydewee- en zinkings - pynen , wegens de koude van het weder, en vereisfehen uit dien hoofde meer het aderlaaten. .— Een Geneesheer , die de natuur dezer ziekte niet kent, en voornaamelyk op de aanvallen en aflaatingen (paroxysmi & remisfiones) acht flaat, zon fchillende geneeswyzen, door voornaarae Geneeskundigen aangeprezen , beproefd heb , maar dat ik die, welke de Heer pringle in de volgende Afdeeling voordraagt, over het algemeen de beste gevonden heb; en dat ik niet heb kunnen ontdekken, dat andere, die na hem gefchreven hebben , eenige merkwaardige of wezenlyke verbeteringen in de geneezingen dier koortfen hebben gemeen gemaakt ; zelfs heeft het my toegefcheenen , dat de beste en in de Geneeskunde het meest ervaren Schryvers meestal zyn voetfpoor in deze gevolgd hebben; en dat andere zyne geneeswyze te weinig gekend of niet genoeg beproefd en gewaardeerd hebben.  46 VERHANDELING zou deze ontlasting ligtelyk verwaarloozen, en de kina te vroeg geeven , het welk eene aanhoudende ontiteekings-koorts zou kunnen veroorzaaken. — Men kan veilig eene ader openen of geduurende de aflaating , of in het hevi°-fle van den aanval. Want, behalven dat ik heb waargenomen, dat de aflaating eerder komt en volkomener is na eene bloedontlasting, zoo heb ik ook eene herhaalde ondervinding van de veiligheid der aderlaating in de heete aanvallen , en niet alleen in deze maar ook in de moeraskoorts, zelfs na dat zy fchier regelmaatig tusfchenpoozende geworden was. — Om derhalven den grondregel van celsus (*) eenflemmig met deze praktyk te* maaken , moet men zyne woorden impetus febris uitleggen in den zin van die huivering of kouden aanval, die voor den heeten aanval gaat in de koortfen , welke hy befchryft; want dan zou de aderlaating indedaad ongepast zyn. — Maar nadien de verheffingen van onze koorts, na den eerften aanval , gemeenlyk zonder eenige koude waren , zoo werd zyne vermaaning niet in acht genomen; noch ook eenige andere uitgezonderd die van niet te aderlaaten geduurende het zweeten (22). Na CO Quodp vehemem febris urget, in ipfo impetu eius fangutnem mittere jugulare est. Lib. II. cap. X. Byaldieu de koorts hevig is, alsdan in deszelfs aanval te aderlaaten, is den mensch de keel aftefteeken. (22) Niettegenftaande fommige de aderlaating in de Galen Rot Koortfen algemeen afkeuren, hebben echter veele beroemde Geneeskundigen onweeripreekelyk aangetoond, dat 'er verfcheiden gevallen zyn , waar in dezelve nuuig en noodig is; gelyk men onder andere zien kan in eene Vry fraaije Verhandeling over het regie gebruik der Aderlaating in de Gal-Koortfen van den Heere apfel, uit ket  over de LEGERZIEKTEN. 47 Na de twee eerde Uitgaaven van dit Werk, meer gelegenheden gehad hebbende om deze koortfen te zien, vond ik het best terftond na de aderlaating een purgeermiddel te geeven, op weihet Latyn vertaald in het Genees- Heel- Artzeny- en Vroed» kundig Magazyn, I. Deel. Men moet, om te bepaalen of zy er nuttig 111 zy, behalven andere omihndigheden, ook in achtneemen, gelyk ce Heer pringle hier doet, het faizoen in het welk zy voorkomen. — De aflaatende en tusfchenpoozende Koortfen van het Voorjaar en laate Najaar gaan dikwerf met ontfteeking gepaard , die doorgaans min of meer is naar den graad der heerfchende koude en naar het onderfcheid der geitellen ; en dan is de aderlaating altoos min of meer noodzaakelyk. — Meenigvuldigmaal heb ik gevonden, dat die koortfen, in weerwil van allerlei kooftsverdryvende middelen, hardnekkig bleeven voortduuren, tot dat men min of meer bloed afgetapt had; en dat, dit gedaan zynde, de kina de koorts fpoedig wegnam , nada: zy te vooren langen tyd vruchteloos gebruikt was. — Dikwyls heb ik ook gezien , dat de kina 'er een merkelyk kwaad in gedaan, den buik verhard , verftoppingen , aamborftigheid , enz. verwekt had, omdat men dezelve zonder aderlaating halfterrig had blyven voortgebruiken. — Daarenboven heb ik meermaalen wezenlyke Rot-Koortfen van den Herfst, waar in het bloed rottig of ontbonden was, in November en December in byblyvende aflaatende of tusfchenpoozende koortfen zien veranderen, en dat dan het bloed eene kennelyke gefchiktheid tot ontfteeking kreeg , zoodat zy wel degelyk aderlaatingen vorderden , en door deze ook afbraken en genazen. Zelfs heb ik veele weerbarftige derdendaag- 'fche koortfen, welke met die lymige kwaadfappigheid, die ik in de Aanteekening 7 befchreven heb, gepaard gongen, fpoedig en gelukkig genezen door herhaalde aderlaatingen met de vereischte fiymverdunnende middelen; hoe weinig gepast zy in die ongefteldheid ook fchynen mogen. Dan het is my voorgekomen dat de aderlaating in dat geval den last merkelyk verligt voor de vaten , die te flap zyn om dat lymige verdikte bloed naar behooreu voorttedryven , dat zy voor de verdunnende middelen ruimte jnaakt, en, door de af kleinzende vaten van drukking te bevryden, derzelver bedieningen grootelyks bevordert.  48 VERHANDELING welken tyd'van den dag het ook zyn mogt, en dit te meer nadien de lyder dan gemeenlyk hardlyvig was: JJU Infufi fenae communis unc. in. Electuarii lenitivi unc. 3. Nitri puri dr. j. Tincturae fenae dr. vj. Misce. De lyder nam de helft van dit purgeermiddel in eens in; en byaldien het hem niet tweemaal in vier uuren deed afgaan, het welk het doorgaans niet deed, nam hy het overfchot 'er van. — Dezen drank verdroeg de maag zeer wel , hy deed rykelyk en gemakkelyk afgaan, en was daarom meer een nuttig dan een fraai voorfchrift (23). — Den volgenden morgen , wan: (23) Men vindt by de Geneeskundige Schryvers meenigvuldige en zeer verfchillende voorfchriften van buikontlastende middelen en purgeer - dranken, die alle dezelfde bedoeling en uitwerking hebben , en waar van veele zeer goed zyn , hoewel fommige meer zyn voorgefchreven om van andere te verfchillen , dan wel om van meer nut te zy„. — Myn gewoon voorfchrift in deze en andere koortfen en in de, meeste gevallen , waar in ik door een zagc en verkoelend middel den buik zuiveren wil is dat het welk ik in de Tafel der Geneesmiddelen onder den tytel van Apozema purgans heb voorgefchreven; het welk mv fchier •altoos voldoet , overvloedig en zagt werkt en vrv aangenaam van fmaak is , zoo dat de meeste lyders het gemakkelyk inneemen Somtyds doen enkelvoudige purgeermiddelen even zoo veel nut. Ik heb meermaalen tus fchenpoozende koortfen zien vtrdwvnen op een of twee giften van één once van Clauirrs - z'öm, van Ipfons-zoax van Cremor Tartari , of van een dragtne Pulvis Cornachini, enz.; wanneer naamelyk deze middelen ruime afgangen verwekten. —Kramer heeft epidemifcbe tusfchen- poo-  over de LEGERZIEKTEN. 49 wanneer 'er fchier altoos eenige aflaating was, gaf ik één grein van den Braak-Wynfteen (Tartaras emeticus), tot een poeder gewreven mee twaalf greinen Kreeften-Oogen, en ik herhaalde de gift na twee uuren, indien de eerde weinig of geene uitwerking had, of op het langst, na vier uuren. ■—. Dit geneesmiddel had niet alleen tot oogmerk om te doen braaken , maar ook om te doen afgaan, en zweet te verwekken. ■— Als deze ontlastingen voortgebragt werden, werd de koorts gemeenlyk zagter, en zelfs werd zy 'er by wylen door geneezen. — Voorheen gaf ik , in de eerde aflaating , nadat ik den lyder gezien had, in plaats van die poeders, een fcrupel van den Braak-Wortel (Radix Tpe~ cacuanha) met twee greinen van den BraakWyndeen , voor ééne gift. — Edoch fchoon dit dikwyls gelukte, verkoos ik echter, die twee handelwyzen vergelykende, de eerstgemelde, te weeten, eerst te purgeeren, en daarna de eerde wegen door zulke giften van bereidingen uit fpiesglas (praeparationes antimoniales) te zuiveren. — Dit geneesmiddel herhaalde ik gewoonlyk des anderendaags, of den volgenden dag; zoo niet, maakte ik open lyf met eenig zagt laxeermiddel of klysteer , en gong met deze manier voort iederen anderen dag , tot dat de koorts trapswyze afnam , of zoodanig tusfehenpoosde dat zy door de Kina kon genezen worden. Ik poozende koortfen in het leger zien verdwynen op het inneemen alleen van Cremor Tartari op den vryen dag, het welk een' critifchen buikloop veroorzaakte. Zie Commerct Nor. A°. 1738, pag. 285. — Dit gebeurt dan vooral, wanneer eene verzameling van gal-doffen in de eerde wegen de medebeftaande oorzaak dier koortfen is , die dart met de wezenlyke oorzaak der koorts te gelyk ontlast word» II. DEEL. D  5^ VERHANDELING Ik werd naderhand bevestigd in deze praktyk , door het berigt dat de Heer huck my gaf van zyne gelukkige geneezingen in zulke koortfen, door een geneeswyze gelyk aan de myne; zoo wel in Noord - America als in de West - Indien. .1— In het begin deed hy aderlaaten, en in de eerde aflaating gaf hy vier of vyf greinen van den Braak-Wortel met een half grein tot twee greinen van den Braak - Wynfteen: deze poeders herhaalde hy alle twee uuren , zorgdraagende dat de lyder niet dronk voor de tweede gift; want alsdan gong hét geneesmiddel gereeder in de ingewanden over , voor dat het deed braaken. Byaldien, na nog twee uuren, de werking gering was , gaf hy eene derde gift, die gemeenlyk goede uitwerking deed in de eerfte wegen te ontleedigen ; en dan gong de koorts of geheel weg , of tusfchenpoosde zoo ver dat zy voor de kina week. Op het vaste land vond hy weinig moeite na de aflaating; maar in de West - Indien, indien hy de kina niet gaf op de eerfte aflaating, fchoon onvolkomen, nam de koorts gereedelyk eene aanhoudende en gevaarlyke gedaante aan. De Heer kuck veranderde nooit deze geneeswys , dan wanneer hy eene fterker aanwyzing vond om te purgeeren dan om te braaken; in welk geval hy een Afkookfel maakte van agttien oneen, uit een half once Tamarinde, twee oneen Manna, en twee greinen Braak - Wynfteen ; en dit af kookfel in vier deelen deelende, gaf hy 'er een van alle uuren tot dat het geneesmiddel door afgang werkte (*). Na- (*) Sedert den laatften oorlog , berigtte my de Heer huck: „ Dat by aan dit geneesmiddel de voorkeur gaf  over de LEGERZIËKTEN. 51 Nadien ik den Braak-Wynfteen niet begon in kleene giften te gebruiken voor in den laatften oorlog, en toen alleen geduurende de drie legeringen in Engeland; had ik in deze gemakkelyke Veldtochten te weinig gelegenheden om deze praktyk zoodanig te beproeven als noodig was om my van deszelfs goede uitwerkingen ten volle te verzekeren; maar. ik ben nu, gedeeltelyk uit 't gene ik toen gezien en van andere Schryvers geleerd heb , en gedceltelyk uit het gene ik vervolgens zelf ondervonden heb, overreed, dat, na de aderlaating, indien deze noodzaakelyk is, de Braak - Wynfteen een zeer vermogend geneesmiddel is , of om deze koortfen geheel weg te neemen , of om dezelve fpoedig tot zoodaanige aflaatingen te brengen, dat zy de kina dulden willen (24). Edoch ik moet in de Geele Koorts van de West-Indien, alwaar men de ' fterkere braakmiddelen , zoo zy niet zeer in het begin " der ziekte toegediend wie)den, nadeelig vond, terwyl " het niettemin noodzaakelyk fcheen de eerfte wegen te zuiveren. Want, fchoon de eerfte of tweede gift " gemeenlyk eenige braaking verwekte, deed het echcer in " drie of vier uuren ook afgaan ; en deze laatfte ontlas" ting tragtte hy te onderhouden door van tyd tot tyd " twee of drie lepels vol meer te geeven, tot dat 'er eene " kennelyke aflaating verfcheen , het welk gewoonlyk op " den vierden of vyfden dag gebeurde. — Dat hy oplettend wagtte op die aflaating, en op deszelfs eerfte ver" fchyning een afkookfel van de kina begon te geeven, „ in zulke groote en dikwyls herhaalde giften als de maag verdraagen kon". (24) De ondervinding, en de reden hebben my reeds lang overtuigd, dat het, in het begin dezer koorcfen, na de aderlaating, veel beter is eerst door braaking de maag en ingewanden van de galftoffen te ontlasten. De Natuur flaat zelve doorgaans dien weg in ; en waarom haare wyzing Biet gevolgd? — De zondigende ftoffen worden veel ge* D s  Si VERHANDELING moet 'er byvoegen, dat, gemerkt de kracht van deze bereiding uit ipiesglas niet alleen van deszelfs braakverwekkende, i maar ook van deszelfs buikontlastende hoedanigheid afhangt, het met dit oogmerk ook moet gegeeven worden. > Ontbind ten dien einde zes greinen van denzelven in anderhalve pint water, en laat de lyder van deze ontbinding, warm gemaakt zynde , alle 10 minuuten vier of vyf oneen drinken, tot dat hy begint te braaken , en zet dan de braaking aan door warm water of kamille-thee te drinken; of, zoo het noodzaakelyk is, door met dat geneesmiddel in dezelfde of in kleener giften of op langer tusfehentyden voorttegaan. C25) Gemeenlyk begint de afgang, als de braa- reeder en veel veiliger langs dien weg ontlast.—Wanneer men dezelve door een purgeermiddel naar om laag dryfe, geeft men gelegenheid, dat zy door<»zoo veele opflorpende vaatjes . als zy in het lange kanaal der darmen ontmoeten, gereedelyk opgenomen en onder het bloed gebragt worden ; het gene de ziekte noodwendig verergeren moet. — Daarenboven kan men een braakmiddel in de verheffingen zelve geeven , dat men een purgeermiddel niet met nut doen kan. — En, om niet meer te zeggen, de ervaring leert, dat men, dus'doende, het geweld der ziekte veel eer beteugelt , en de koorts veel fchielyker doet aflaaten of tusfehenpoozen. (J25) Gelyk ik deze wyze van braaking en door het zelfde middel vervolgens afgang te verwekken voor verre de beste houde, zoo kan ik, op eigene ondervinding fteunende, het gebruik van den Braak - Wynfteen boven den Braak-Wortel in de Gal- en Rot-Koortfen niet genoeg aanpryzen. — De Braak - Wortel , behalven , dat hy dikwyls oud, verlegen en deswegens krachteloos is, zoo heeft hy een min of meer walgachtigen reuk of fmaak, waar door men dikwyls ziet, dat de lyders hem fchier zoo fchielyk uitfpuwen als zy hem hebben doorgezwolgen; wanneer hy geen nut doet. Niet zelden doet ook deze wortel, zonder eenige braaking voort te brengen, veeleer purgeeren, ftry.  over de LEGERZIEKTEN. 53 braaking ophoudt. Doch, byaldien deze laatfte werking niet volgt, laat dan een klysteer zetten ; en den volgenden dag , of wanneer het noodig zyn zal om dc ontlasting te herhaalcn, ontbind dan een half once, meer of min, van een van de middelllachtige purgeerzGuten , te gelyk met den Braak-Wynfteen, in dezelfde veelheid waters, om als het voorige inteneemen. —Dit vinde ik eene veilige , en gemeenlyk eene gemakkelyke manier om dat antimoniaal te gebruiken, het welk de Franfchen het eerst hebben aangeprezen onder den tytel van VEmetiqut en ftrydig tegen het gene bedoeld en vereischt word. Op een' anderen tyd, zegt tissot (de Febrih. bilios. pag. 30.), Hopt zy te zeer den afgang en vermeerdert den dorst, waarom zy nadeelig is, als de afgang traag voortgaat, de dorst groot is , de gal - ftofFen taay en beneden de maag zyn: voeg hier by de nadeelige uitwerking, die de Heer pjungle hier na zegt In de Moeras-Koorts 'er van ondervonden te hebben. — De Braak Wynfteen daarentegen zoo in water ontbonden heeft geen fmaak , kan van een ieder zonder walging ingenomen worden, werkt ook fchielyker en veiliger; en men kan 'er, op die wyze in ;egeeven, het gewejd en de aanhoudenheid der braakingen ook beter door bepaalen naar goedvinden; behalven dat hy de flymige galftotfen beter ontbindt, losmaakt en gemakkelyier doet uitwerpen, en tevens tot een purgeermiddel' kan gefchikt worden. — Maar om die goede uitwerkingen te verkrygeu, moet de Braak-Wynfteen wel bereid zyn. Ik verkies verre boven andere bereidingen van denzelven die , welke men vindt voorgefchreven in de laatfte Uitgaaf van de Edinburgfche Apotheek, door my uk het Engelsch vertaald en by den Heer arrenberg te Rotterdam in het jaar 1774 uitgegeeven. — Laat ik hier byvoegen , dat ik de gift van zoo een braakmiddel niet zelden berhaale, zoo lang 'er eene bittere fmaak in den mond met walging, en eene vuile tong overblyven; want deze verfchynfelen toojien doorgaans aan , dat de maag nog met bedorven galftofFen beladen is, en dat de Natuur pooging doet om die Zich kwyt te maaken. D 3  54 VERHANDELING en lavage, ook hebben zy het in zulke koortfen veel gebruikt. Het Zout van /Mfem ( Sal Ahfinthii') verzadigd met Citroen-fap of met het Vitriool-Zuur, gaf men met oogmerk om de koorts fpoediger tot eene fcheiding (crifis) of tot regelmaatiger tusfchenpoozingen te brengen ; maar ik moet bekennen, dat deszelfs krachten, uitgezonderd wanneer het als een laxeer- middel werkte en daar door verkoelde, weinig merkbaar waren; en ik wil gereedelyk gelooven, dat ik my ligtelyk zou •ontHagen hebben van het gebruik van alle dergelyke middelflachtige zouten , byaldien ik de hoedanigheden van den Braak-Wynfteen, op de bovengemelde manier ingegeeven, beter gekend hadde. Ik kom nu tot de Kina (Cortex Peruvianus) en zal betrekkelyk deze aanmerken, dat, offchoon deze koortfen dikwyls zulke fchoonfchynende aflaatingen hebben , zelf met zetting in de pis, dat zy eenen Geneesheer , die derzelver aart niet kent , zouden doen denken , dat zy met weinig of geene voorbereiding voor dat geneesmiddel wyken zouden , hy echter , den meesten tyd, zich zou bedrogen vinden ; ten m'inlle by onze foldaaten , wier gefteldheid of manier van leeven hen meer fchikt tot ontfteking dan de Hollandfche foldaaten , gelyk hier na blyken zal. — Want, fchoon ik gemeenlyk gezien heb, dat de aanvallen door de kina wegbleeven, daar ik echter dikwyls gevonden heb, dat de ademhaaling 'er door aangedaan wierd, of dat 'er een fluip-koorts na deszelfs gebruik overbleef, werd ik op het laatst twyffelachtig of het niet beter zyn zou deszelfs geneezing zonder dat geneesmiddel te beproeven , of ten min-  over de LEGERZIEKTEN. 55 minfte om het uitteftellen, tot dat de lyder, in zynen ftaat van herftellinge, het alleen als een verfterkend middel noodig had. — En indedaad daar fchynt hier minder noodzaak voor de kina te zyn, nadien de aanvallen , door eens of tweemaal te aderlaaten, de eerfte wegen door braaken purgeermiddelen te zuiveren , en naderhand open lyf te houden, gewoonlyk dagelyks afneemen , tot dat zy geheel wegblyven. — Edoch wanneer ik vond, dat, niettegenftaande de ontlastingen , de aanvallen erger wierden (het welk in de moeras-koorts dikwyls gebeurde), dan nam ik mynen toevlugt tot de kina ; en als dit het noodigfte was, had ik gemeenlyk het genoegen van te zien dat zy de beste uitwerking deed, (26). — Nademaal 'er tusfehen het eindigen van het (26} Niet alleen in de aflaatende en tusfchenpoozende koortfen van het Voorjaar, maar ook in die van het Najaar is het veeltyds noodig het ligchaam vooraf te bereiden , dat is van kvvaade ftoffen te zuiveren of de ongeftelde vochten te verbeteren , eer men tot het gebruik van de kina overgaat. — In de eerfte is eene ontfteekings - gefteldheid van het bloed, en in de laatfte zyn dikwyls vergaderde galftofFen, raauwigheden in de eerfte wegen, verftoppingen der ingewanden, flymige of lymige vochten, enz. de mede beftaande en verzwaarende oorzaaken dier koortfen , welke , eerst moeten weggenomen of overwonnen worden, zal men de kina veilig en met vrucht 'er in gebruikeu. — Vooral is zulks noodzaakelyk by het Krygsvclk. „ Schoon ik",zegt grainger QHistor. febr. anom. pag. 99.) „ in andere lieden de voorbereiding voor het gebruik „ van de kina zeer dikwyls en veilig heb nagelaaten, heb ik „ die echter by de foldaaten zelden zonder kwaad gevolg „ verzuimd ; dewyl deze door hunne dié'et en krygs-on„ gemakken gemeenlyk kwaade ftoffen in de eerfte wegen „ vergaaren; waarom zy, die in de legers de praktyk oeifem nen, op niets meer bc-hooren bedagt te zyn , dan om „ de eerfte wegen te zuiveren, vooral in den zomer". Het verzuim van die voorbereiding is oorzaak, dat veelD 4 maa"  56 VERHANDELING her. zweeten en het begin van de volgende aanvallen van koude niet dan zeer korte tusichen- ty- maalen de kina het gewenschte oogmerk van de koorts te overwinnen niet bereikt , dat niet zelden in weerwil van dèszolfs lterk en aanhoudend" gebruik, de koorts hardnekkig bjyft voortduuren; of dat zy Hechts voor een tyd word opgettopt .en. Welhaast weeromkomt; dat fomtyds de kina de koorts verergert, boosaartiger maakt; en meennaalen onder dezelve p.f na deszelfs opftopping , kwaa-ie ongefte'dheden beeft voortgebragt/benaauwdheden, aamborstigheid , verftoppingen der buiks-ingewanden, waterzucht, enz.; en het is, wegens dit alles , dat de verwaarloozing. van die voorbereiding ook de voornaame, zoo niet de eenige oorzaak is,, dat dit anderzins Godlyk middel in zoo een kwaad vertrouwen by onkundigen geraakt- is , en van veele zoo onverdiend veroordeeld word. 't Is wegens dat alles dat eaglivius gezegd heeft Chinam chinam dare itiipurD (orpore, piaculum est. De Kina te geeven in een onzuiver Ugchaam is- een heiligfchennis. — De behoorlyke voorbereiding daarentegen maakt dat de kina de koorts fpoediger, zekerer en veiliger geneest; behalven dat fomtyds de voorbereidende middelen de koorts wegneemen eer men met de kina begint , of zelfs nadat men dezelve met de kina een' langen tyd vruchteloos beftredcn heeft. — En dit is de oorzaak dat men dikwyls als fpecifieke koortsmiddelen heeft opgegeeven de zulke, die ten aanzien van de koorts Hechts voorbereidende middelen zyn. Zoo hebben fommige enkel water, andere de kwik, andere het Opium, veel? ''het Ammoniac ■ zout als byzonder vermogende koortsmiddelen aangeprezen. Wanneer die voorbereiding noodzaakelyk is en hoedanig zy zyn moet, behoort men te beoordeelen uit de teekenen , di? het aanwezen en den byzondercn aart van de bdvengeinelde medebellaande en verzwaarende oorzaaken dier koortfen te kennen geeven. — Byaldien derhalven , gelyk in de Vourjaars-koortfen niet zelden plaats heeft,' eene harde, /ol!o pols, zwaare hoofdpyn , roodheid van het aangezicht, drooge tong, groote dorst, fpannende beriaauwdheid op de borst , plaatfelyke pyn in de zy , of bovenbuik-, brandende pis, enz. eene ontfteekings-gefreldfceio van iiet bloed of plaatfelyke ontftcekmg aanduiden, moet men die eerst door de gewoone middeïen tegen de omfteeking te keer gaan en verbeteren, eer men de kina toe-  over de LEGERZIEKTEN. 5? tyden waren, begon ik, om aan dit koortsverdryvend middel meer tyd van werken te geeven, toedient, dewyl zy, zonder die voorbereiding, de koorts niet wegneemt , of zoo zy die flopt , alle de toevallen van ontfteeking verzwaart, en des lyders leeven in gevaar Helt. — Zoo , het gene in de Najaars-koortfen gemeen is , de voorafgegaane leevenswyze en dieet eene bittere fmaak in den mond, vuil bellageu tong, afkeer van fpyzen, geduurige neiging tot braaken , of wezenlyke braaking van galftofFen , enz, duidelyk doen zien dat de eerfte wegen met deze ftoffen vervuld en vervuild zyn, moet men, voor de kina, de vereischte ondastmiddelen vooraf zenden, dewyl anders die ftoffen door een langer verblyf in de maag en darmen verder bederven, fcherper worden, zich vastzetten, verftoppingen der ingewanden veroorzaaken, in het bloed overgaan , de koorts in weerwil van de kina aanzetten , en de gevaarlykfte toevallen voortbrengen. — Poch , indien eene groote bitterheid in den mond , een geel taay, flymig beflag op de tong, looze en onvoldoende braakingen, eene grootere hitte en dorst, en eene geele, galachtige pis aantoonen dat 'er veele taaije galftofFen in de eerfte wegen huisvesten en vast zitten, behooren die door verdunnende ontbindende afkookfels van gras-wortel , chichorey, Tamarinde, Cremor Tartari, Sal Tartarus Vi~ triolatns en andere zuuren en zouten , eerst verdunt en losgemaakt re worden, niet alleen voor dat men de kina, maar zelfs voor dat men ontlastmiddelen toedient. — Wanneer eene bleeke bolle gefteldheid van het ligchaam, inzonderheid van het aangezicht , eene bleeke pis , een vooraf gegaan zittend leeven, en gebruik van raauwe■> harde voedfels, eene koude en bezwaarheid omtrent de maag, te kennen geeven, dat de eerfte wegen met taaije Hymen bezet zyn , moet men die eerst door middelflachtige zouten, vooral door Ammgniac zout , Polyckrest-zom, Oxymei fquillilicum , en dergelyke. verdunnen en ontbinden, daarna door braak- en purgeermiddelen ontlasten eer men tot de kina overgaat; dewyl deze anders die flymen verdikken , vastzetten , verftoppingen , enz. veroorzaaken en de koorts hardnekkiger maaken zou. -— Denzelfden weg moet men ook inflaan , wanneer 'er werkelyk verftoppingen plaats hebben , het geene vry gemeen is in aanhoudende allendaagfche en hardnekkige deruendaagfche koortD 5 téftjj  58 VERHANDELING ven, het te laaten inneemen twee of drie uuren voor dat het zweeten eindigde (27). -— In het al- fen; het welk men reden heeft om te vermoeden, als de bovenbuik, vooral de regter zyde, gefpannen en hard is, met een doffe vastgezette pyn in dezelfde zyde ; als de pis troebel en geel , het wit der oogen geelachtig , de drekftof bleek of aschkleurig is, en de eetlust na de ontlastingen niet weeromkomt. En in dit geval moet men, voor men tot de kina zynen toevlugt neemt, zoo lang met die ontbindende en openende middelen aanhouden, tot dat de buik zagt, de kleur van het aangezicht en de oogen verbeterd, de pis helder , de afgang natuurlyk is, en de eetlust wederkomt. Ik heb in dit geval uit een te voorbaarig gebruik van de kina de allerergfte gevolgen zien ontftaan. — In gevalle de herhaalde aanvallen van de koorts even fterk blyven en lang aanhouden, door geen zweet eindigen, de pis geen zetfel maakt maar raauw blyft, het beflach op de tong nog dik en taay blyft, en de afgang niet na behooren voortgaat , toont zulks dat de raauwigheden óf kwaade ftoffen , die in de eerfte wegen zitten nog verder moeten verdunt en losgemaakt worden , eer men de kina met nut kan gebruiken. — Wanneer integendeel de aanvallen zagter zyn , korter duuren , door een ruim zweet opgevolgd worden, de pis veel zinkfel geeft, de afgang rykelyk is, het flym op de tong zachter, ruller word, en gemakkelyker zich laat affcheiden, terwyl echter de walging en kookingen nog aanhouden , doet dat alles zien, dat de ziekte ftoffen genoeg ontbonden, losfer en tot ontlasting gefchikt zyn. — En langs welken Weg zy het best te ontlasten zyn, is dikwyls duidelyk genoeg uit derzelver verfchynfelen op te maaken. De walging , braaking , bittere fmaak , nevelachtige duizeligheid in het hoofd, pyn in de maag toonen aan, dat men dezelve best door braakmiddelen ontlasten zal ; doch de afweezigheid van die teekenen, pyn in de lenden, winden en rommelingen in den buik en vooral min of meer buikloop doen zien, dat de kwaade ftoffen liefst naar om laag willen, en derhalven door purgeermiddelen moeten uitgedreven worden. — Nadat derhalven door zoodanige middelen , naar de verfchillende gevallen, de ingewanden gezuiverd en de vochten verbeterd zyn, komt de kina het best te pas, en doet zy de fpoedigfte , zekerfte en veiligfte uitwerkingen in  over de LEGERZIEKTEN. 59 algemeen mag men rekenen dat de aanval van de koorts voorby is wanneer de dorst en hitte ophouden en de lyder zich zeiven in een fterk en verligtend zweet bevindt. — Edoch,zo dikwyls als de koorts in de gedaante van eene anderendaagfche of derdendaagiche verfcheen, was de kina, na de gewoone ontlastingen, een zeker geneesmiddel. Onder de verfcheiden wyzen van de kma toetedienen , hield ik de volgende voor de beste r ik liet het fyne poeder van de kina des nagts trekken in een pint Rhynfen-wyn, en den volgenden dag gaf ik het troebele mengfel in verdeelde giften. — Maar voor een gemeen gebruik maakte ik 'er een Electuarium van , in het welk ik , by ieder once van het poeder, eén dramne Ammoniac - zout ( Sal Ammomacus ) voegde, en des noods, de eerfte twee of drie da^en, zoo veel Rhabarber als noodig was om open lyf te houden. — Naderhand gaf ik de kina alleen , tot dat de lyder 'er zoo veel van genomen had als noodzaakelyk fcheen om eene wederinftorting te voorkomen (aS> Dusin de koorts te verdryven ; hoewel zy ook fomtyds met SAtdfc voorbereidende middelen kan gepaard worden, vooral wanneer die ongefteldhedeu genoegzaam zyn te onder" ebragt en de lievigheid der koorts en de zwakheid desblvders 'deszelfs gebruik noodzaakelyk maaken. f27Ï Dit moet men vooral doen , wanneer men merkt dat de tusfehentyden van de aanvallen of verheffingen meer en meer verkorten, en men echter, omdat de koorts; verzwaart, en des lyders krachten verminderen, noodig vindt de kina te gebruiken. . . „ C«8~) Men geeft de kina in verfcheiden gedaante. Onze Praktizyns dienen dezelve gemeenlyk toe by wyze van een afkookfel (Decoctum) ; omdat de meeste lyders die ons het best inneemen en de maag, zwak zynde, dezelve gepakkelyker verdraagt ; ook voldoet zy In deze gedaante  6o VERHANDELING Dusdanig was de praktyk in het begin van de koorts, en tevens in deszelfs ftaat van aflaating en dikwyls aan het oogmerk. Niettemin is het onbetwistbaar dat men door af kooking met water het hmucSSd^U ' Z J n'et U!"rekMen kan 5 eu wie we« niet dal deszè f harst alleen het aHervèrmogehfte koorts-verdryvend mdde SS IS h'er0m Z£ker,yk veel bs'« dezelve in zelfflandigheid by wyze van poeders te geeven of deJeifV nn» der met de eene of'andere ftroopof' cLÈfloeien blectuariutn gemaakt. Omtrent de gift van de Kina is men het mede niet eens; en geen wonder; de verfchillende deugd var deze droogery, die thans minder goed fchynt te zvn dan T eTeii'e„hetd°ender!;ch^ -r ouderdo™ *Bifi5 en geftellen , de onderfcheiden aart en hevigheid der koor fen en andere bykomende onhandigheden la S nie egel rm™t-!eoo,Va-te,bepaali"g' of 'egei te maaiten. — Ook is het n et noodig de gift 'er van zoo angstvallig te bepaalen , dewyl het blykt dat de aanlël T e'g.e" ^ F™ ^hadedoet, noch gevaar aanbrengt alzoo 'er voorbeelden genoeg zvn van zieken en gezonden , die'er, binnen korten tyd ,%elfcheiden ponden er van zonder eenig nadeel gebruikt hebben J fa het a gemeen kan men echter zeggen , dat men de gift bepaalen moet naar de hevigheid van de koom naar £» ouderdom en krachten van den lyder, en naar dat hy d" middel mm of meer gemakkelyk verdraagen kan en zich ?er beter or erger-by bevindt; en dat,, zoo de lyder het wel verdraagt,hy muider zondigt die 'er meer van geeft dan noo d.g is, dan hy die,in geval van flóodzaakelykheidhe"zelve in te gennge hoeveelheid toedient, omdat hy zynen lyder in het geval fteIt van door zyne ziekte overwonnen te kunnen worden, het gene hy had kunnen voorkomen; het we k ook de reden ,s dat de Heer prjngu en andere groote Geneeskundigen hetzelve daar het van dienst zyn k n n zeer groote giften geeven. — Hierby kan men als meene regels voegen : dat de koortfen gewoonlyk voor kleener gift van ue kina wyken, als het ligchaam door éë vereischte ontlast- en verbeterende middeler'erwe voo? toebereid is;- dat de tusfchenpoozende koortfen, die zich zelve of door eene te verhittende behandeling tot aanhou, deude neigen over te gaan, grooier hoeveelheid van de ki..  over de LEGERZIEKTEN. 61 en tusfchenpoozing. <— Maar, byaldien de ziekte in haar eerfte tydperk was verwaarloosd, of als kina vereisfchen;— dat de kina in grooter gift en langer op den duur moet toegediend worden, naar maate de koorts langer geduurd heeft, of meennaalen is wederom gekomen, vooral zoo het eene herfst - koorts is; — en eindelyk dat men grooter hoeveelheid noodig heeft om de koorts te onder te brengen in vochtige dan in drooge luchtftreeken, en in vochtige dan in drooge jaargetyden. — Voor het overige is het genoeg bekend, dat men voor volwasfenen van één tot twee oneen kina voorfchryft in een afkookfel van ic tot 16 oneen; — en dat men dezelve in poeder geeft van één tot twee dragmen om het uur, om de twee, drie of vier uuren, enz., naar maate de tusfehentyden langer of korter duuren, en dat men in kinderen de gift regelt naar hunne jaaren. Niet zelden paart men by de kina, gelyk de Auteur hier doet, andere geneesmiddelen; maar welke 'er het best zyn by te voegen is niet wel te bepaalen; een Geneesheer moet hier in met oordeel handelen naar de onderfcheidene aanwyzingen, welke de verfchillende omftandigheden en toevallen hem aan de hand geeven. — In het algemeen is het in dit, gelyk in andere gevallen, zeker, dat het best is de voorfchriften zoo min famengefteld te maaken als mogelyk is; ten einde de krachten van het eene middel die van het andere niet verminderen of vernietigen. — In het byzonder meene ik door ondervinding geleerd te hebben , dat het best is, de kina enkeld te geeven, wanneer de ingewanden volkomen gezuiverd en de koorts zuiver en geregeld tusfchenpoozende is. — Nogthans heb ik my in deze koortfen dikwyls wel bevonden met by de eerfte giften van de kina een weinig rhabarber te mengen, en dit is byzonder goed, wanneer men het noodig oordeelt om nog wat open lyf te houden : maar het is vooral nuttig en noodig, wanneer de zwakheid van den lyder en de hevigheid der aanvallen doen vreezen, dat hy 'er onder bezwyken mogt, en men dus genootzaakt is de koorts door de kina tegen te gaan, eer men de ingewanden genoeg gezuiverd heeft. — Niet zelden doen de eerfte giften van de kina zelve purgeeren; het welk men, als zy zulks te fterk of te lang doet, door byvoeging vaneen Opiaat, of eenig famentrekkend middel moet trachten te ftuiteu; omdat zy de koorts  $2 VERHANDELING als zy na de aflaatingen of tusfchenpoozingen m eene aanhoudende koorts veranderd was , deed gewoonlyk niet verdryft zoo lang zy doet afgaan ; waarom men er ook zoo min mogelyk purgeermiddelen mede paaren moet , wanneer men alleen voorheeft de koorts te floppen, vooral met de purgeerende zouten, die het koortsverdryvend vermogen der kina byzonder te niet doen -1 Met Ammomac-zout moet men echter hier van uitzonderen dat veel eer den te Ioslyvigen afgang bedwing en Wel op eene onfchadelyke wyze, dewyl het de raanwe te lymige ftoffen ontbindt, en naar elders voora dóór de p.swegen afvoert. Ook heeft de byvoeging van d°t zout my dikwyls voldaan in hardnekkige derdendaagfche koorts, vooral wanneer 'er geene teekenen Waren van verftoppingen in de ingewanden, en echter de lymige gevorderde vochten een fferk flymverdunnend middel ; Betrekkelyk de nuttigheid en noodzaakelykheid van de kina, m de aflaatende en tusfchenpoozende koortfen, kan men ook geene algemeene en vast doorgaande regels geeven. — In het algemeen vindt men dat de kina meer ver- ZS?Ja Ca°p de P*^8"' dau °P de Voorjaars-koortfen , ten n ufte dat zy m deze minder noodig is. — Maar men heeft jaaren , waar in de koortfen zoo hardnekkig zyn, dat zy na geen kina, op wat wyze en hoe aanhoudend ook ingegeeven, luisteren; in tegendeel onder het gebruik deszehs verergeren; terwyl 'er toevallen bykomen, die den Geneesheer noodzaaken 'er van af te zien en eenen anderen weg ter geneezing in te fiaan. Op andere jaaren laaten zy zien gemakkelyk en fpoedig door de kina geneezen Doorgaans vindt men ook dat dit middel meerder vermogen op de koorts oeffent, naar maate de verheffingen en tusfchenpoozingen onderfcheidener, zuiverer zvn Verfcheiden gevallen heb ik gezien, waarin men de koorts door de kina niet had overwonnen, alleen omdat men dezelve in te geringe giften had toegediend. — Men mag hetzelve altoos veilig beproeven , en in groote giften geeven, wanneer men na de noodzaakelyke ontlastingen m het werk gefield te hebben , redenen genoeg heeft om vast te Hellen, dat de maag en ingewanden ontledigd, het bloed en de andere vochten genoegzaam verbeterd zyn , wanneer de tong fchoon , vochtig , de pols aagt  over de LEGERZIEKTEN. 63 deed men eene aderlaating , zoo de pols het toeliet; doch hoe ook het geval ware, wanneer her. zagt en geregeld blyven, en de koorts zuiver aflaat of tusfchenpoost, en Hechts eene hebbelyke ziekte is. ——— Offchoon de Kina in die omftandigbeden de koorts al niet wegneemt, heb ik echter dikwyls gezien dat zy evenwel het geitel verbeterde , het ligchaam verfterkte , en hier door de Natuur zoo in ftaat ftelde, dat zy de ziekte vervolgens alleen overwon, zelfs na dat ik reeds eenige dagen genoodzaakt geweest was met deszelfs gebruik op te houden. ■ Edoch wanneer de koorts, niettegenftaande die gunftige omftandigheden, zich tegen de Kina verzet en zelfs, gelyk meermaalen gebeurt, heviger wordt, zou men kwalyk doen om 'er evenwel halfterrig mede voorttevaaren; vooral wanneer men ziet , dat onder het gebruik deszelfs de tong drooger word en meer beflaat, en de lyder over kortademigheid, benaauwdheid, enz. begint te klaagen ; want in zulk een geval heb ik dikwyls de ergfte gevolgen 'er van gezien: waarom het dan beter is andere koortsverdryvende middelen te beproeven. Men ont¬ moet lyder», die uit groote zwakheid of byzondere teergevoeligheid van de maag de kina niet verdraagen kunnen of dezeiveu terftond weder overgeeven. In verfcheiden •van zulke lyders heb ik de koorts geheel overwonnen, door hen twee- of driemaal daags een klysteer te zetten uit een afkookfel van de Kamille-bloemen, met twee dragmenpoeder van de Kina en even zo veel van de Theriaca Editiburgenfis. Dat de Kina het alter voortrelTelykfte koortsmiddel is, en dat zy een fpecifiek koortsverdryvend vermogen bezit, is buiten tegenfpraak; dat 'er echter ook andere vermogende koortsverdryvende middelen zyn, is even zeker; zelfs heeft men 'er die de koorts verdryven in gevallen, waar in men de kina te vergeefsch gebruikt. Zoodanige zyn byzonder het Ammoniac - zout, de Roomfche KaraomilleBloemen ( Flores Chamomillae Romanae) en andere, waar van men de Voorfchriften genoeg vinden kan by verfcheide Nederduitfche Geneeskundige Schryvers. Zie onder andere tissots en bic kers Raadgeving voor de gezond' heid van den Gemeencn Man, bladz. 222; en van swikten over de Ziekten der Heirlegers .vertaald door j.van dik  & VERHANDELING het hoofd aangedaan was met pyn of ylhoofdigheid, plaatfte men zes bloedzuigers aan de flaa- &LHJ^b1ac!z- 47- — Maar vnoral moet men over r;ze efi andere koortsverdryvende middelen, als ook over het gebruik van de Kina, faadpleegen, h ü x ii a m Proeve over de koortfen en kinderpakjes; en lino's Proeve over de stekten der Luropeêrs in heete Gevesten,bladz. 171 - %\ 1 Sedert weinig jaaren-heeft men voor de geneezing dezer koortfen drie of vier middelen met zeer veel ophef gemeen gemaakt en zelfs zoodanig aangeprezen, als of zy de Kina in vermogen evenaarden, ja in fommige gevallen overtroffen ; te weeten de bast van de witte Wilgen (Cortex Salicts albae), het Qtiasfi- hout (Ligniim Ouasffae), de bloemen en den wortel van de Hongarifche üoionicum (Flores t> Radix Armcae), en de roode Kina (Cortex PeruviaMS AH„er). — Zy worden alle gelyk de gewoone Kina gemeen.yk by wyze van een afkooklel, of in poeders «-e- bitnk. Men vindt van de heilzaame uitwerkingen van alle, inzonderheid van de twee laatfte, zeer fraaije waarneemingen aangeteekend. — Ik heb dezelve alle mede be, proeld, en mt het gene ik 'er van ondervonden heb kan * zegSen' dat het eerfte my nooit voldaan heeft, dat ik het tweede en het derde gevonden heb zeer goede maagveriterkende en rottingweerende middelen te zyn; maar dat byzonder de róode Kina my -is gebleken te zyn een aileryeruiogendst en allerheilzaamst koortsverdryvend middel, t welk iii vericheide opzichten de gewoone Kina overtreft; de hardnekkigfte tusfchenpoozende koortfen veel fpoediger en veiliger geneest, de kwaadaartige Rotkoortfen met veel meer Vrucht beftrydt en overwint, veel meer verfterkt en de rotting fterker tegenflaat; met een Woord, het welk alle-die voordeelen geeft, die de Heer g. saunders in zyne Verhandeling over dit middel, uit zyne en de ondervindingen van andere 'er aan toefchryft. Men zou echter kwalyk doen, indien men de proc-fneemingen met de andere middelen niet voortzette: herhaalde en nadere proeven kunnen 111 byzondere gevallen nuttige ontdekkingen geeven, en zelfs zulke waarop men niet gedagt had, of waarvan men geene verwagting gehad had. — Dan , zoodanig is ongelukkig het lot van de meeste nieuwe geneesmiddelen: zy raakenfchier zooras in onbruik, als zy bekend geworden zyn; en, omdat zy niet terftond of niet volkomen aan de op- gaaf  over de LEGERZIEKTEN. 65 fiaapen, en een groote blaarpleister tusfchen de f'.-hoiiders. —— Op dezen tyd gaf men geene fterke braak- noch purgeermiddelen, maar. zagte alleen walging verwekkende middelen en herhaalde klysteeren, of eenige zagte buikopenen- de middelen. De voornaame regel was de eerfte wegen fchoon te maaken; en voor dit oogmerk zou waarfchynlyk de Braak-Wynfteen, met eenig purgeer-zout het vermogendlle geneesmiddel geweest zyn. Somtyds veranderde de koorts in eenen Roodenloop, die men behandelde op die wyze als in het volgende Hoofdftuk zal aangewezen Worden. ■ Maar als 'er eene Buikloop (Diar- rhoea) bykwarn , fchoon deze nooit fchielyk moest geftopt worden , vond men het echter dikwyls dienftig denzelven trapsgewyze te beteugelen, en eene zweeting te verwekken (*). — Of- gaaf en verwagting voldoen, verwerpt men ze dikwyls te fchielyk. — Deze zelfde aanmerking wil ik toegepast hebben öp het gebruik van het Opium in de hitte der Koortfen; waar van ik Hechts in weinige gevallen goede uitwerkingen gezien heb. C*) Byaldien in het begin de eerfte wegen niet genoeg gezuiverd zyn , en 'er geduurende den' loop' der koorts geen open lyf gehouden is , kan men geene andere Crifts verwagten dan' door eenen buikloop , die daarom niet opgeftopt Werd zoo lang de krachten dien verdraagen kon-' den. — Doch byaldien 'er geen verzuim had plaats gehad; met betrekking tot de ontlastingen door braak-1 en purgeermiddelen , of indien de lyder door den buikloop te veel verzwakt waf, nam hy , na eene gift van de Rhabarberj tweemaal daags den volgenden flikbrok. 1$L'Thèriac. Andromachi fier. j. ■ Radicis Tpecacuanhae in pulver em contritde gr, ij. vel iij. Cvetae pracparatae qüantum fatis fit: Mi/ce, fiat Bolus. II. d££Li E Ui  66 VERHANDELING . Offchoon een buikloop niet de gewoone crifts was , indien echter de natuur dien weg aanwees, door kolyk-pynen, eene fpanning van den buik, verzeld met eene droogheid van de huid, was het noodzaakelyk om veele afgangen te verwekken door klysteeren of eenig zagt buikopenend middel, gelyk een aftrekfel van de Rhabarber met Manna, zoo dikwyls herhaald als de lyder die ontlasting verdraagen kon (29). De Dit geneesmiddel, met de evenredigheid der ingrediënten veranderd naar gelegenheid , heb ik zeer dienftig gevonden om den afgang te (luiten en eene heilzaame vochtigheid op de huid te brengen. — Maar wanneer de buikloop door dit middel niet kon gemaatigd worden , dan fchreef ik het volgende mengfel voor: Ext r act i Thebaici gr. ij. Solvantur ex Julepi e creta unc. xvi. Dentur post alter nat fedes liquidas cochlearia iv« dat is: Laat 'er om den anderen dunnen afgang vier lepels vaa worden ingenomen (30). Dit is myn gewoon famentrekkend mengfel (Mixtura adftringens') het welk ik, by vergelyking , ruim zoo vermogende gevonden heb als dat met het Electuarium e fcordio, en aangenaamer voor de fmaak en voor de maag. (29) Ik heb meermaalen lyders gehad, wier tusfchenpoozende koorts in eenen Buikloop ten einde liep; en ik heb nog werkelyk, terwyl ik dit fcnryve, eene Vrouw van 70 jaar, wier anderendaagfche Lente■ Koorts, na ruim drie weerzo1) In geval van zoodanige en derüelyke Buikloop voldoet my altoos hec best de bereiding van den Rhabarber , Me' ik in de Tafel der Geneesmiddelen onder den naam van Anima Rhei zal opgeeven; en in plaatfe van de Theriara Andromachi vetkieze ik de Theriaca Edinburgenfis of nog liever het Electuarium Thebaicum, zoo als het is voorsefchreven iri de gemelde laatfle Uitgaaf van de Edinburgfche Apotheek, bladz. 56, welks famenltelling veel eenvoudiger en aan het oogmerk meer voldoende is.  over de LEGERZIEKTEN. 6> De Leger- en Moeras - Koortfen waren niet minder gelyk in haare toevallen dan in haare geneezing. — Nadien derhalven de regels, in de voorgaande Paragraaf opgegeeven, op beide toepasfelyk zyn , zal ik alleenlyk eenige weinige raadgeevingen voordraagen , welke betrekkelyk zyn tot die byzonderheden, waar in zy het meest fchynen te verfchillen. — Wanneer de MoerasKoorts van eenen heeten aart is , fchynt zy ruime aderlaatingen te vereisfchen: maar, nadien de vochten hier over het algemeen eene meerdere overhelling tot rotting hadden dan gewoonlyk , zoo liet deze ziekte het aderlaaten minder toe dan de Leger-Koorts, in welke het bloed, door de groote en geduurige koude, meer ontftoken geraakt..— Nogthans meende ik, dat het in de meeste gevallen noodzaakelyk was eene ader te openen, het zy by den eerften aanval of den volgenden dag, zoo 'er geene tusfchen» poozing was. — Maar herhaalde aderlaatingen, zoo 'er geene klaarblykelyke teekenen van ont* ileeking zich zien lieten, waren zoo ver van de gewenschte uitwerking voorttebrengen, dat zy eer fcheenen de koorts hardnekkiger te maaken. — Het is ook noodig aantemerken, dat de regel omtrent het aderlaaten alleen ziet op de foldaaten , en niet op de inboorelingen, wier gefteltenisfen van onze Krygslieden verfchilden» die niet Hechts jong, maar in het algemeen fterker en bloedryker waren. — En zelfs onder de mooi \ ni ifi >;< n .o lol* weeken geduurd te hebben , zonder dat zy 'er iets voor gebruikt had , in eene anderendaagfchen Buikloop veranderd is , die op den gezetten tyd van de koorts, doch met veel minder koorts wederkomt, vyf of zes uuren duurt, en dan weder tot den anderen dag ophoudt. E «  68 .VERHANDELING foldaaten. was de aderlaatirig zelden noodzaakelyk by eene. wederinftorting; of nadat het weder koel werd ; nadien de koorts toen zonder ontfteeking en als geregeld tusfchenpoozende zich opdeed. Ik nam waar, dat de braakmiddelen nog van meer nut waren in de Moeras- dan in de LegerKoorts; in zoo verre, dat, wanneer eene groote hoeveelheid van gal door het braakmiddel ontlast werd, de koorts dikwyls met een weggong. i—Maar de Braak-Wortel alleen bragt zulks niet te weeg; ik heb 'er zelfs eene geheel ftrydige uitwerking van gezien, te weeten, dat dit middel de aanvallen langer en heviger maakte; of dit kwam. omdat het, te zagc werkende, meer van de bedorven vochten in het bloed liet overgaan, dan het uit.de. eerfte wegen ontlastte, of door eenige andere oorzaak, is. onzeker (*): hierom voegde ik 'er twee greinen van den Braak-Wynfteen by. Nadien de Moeras - Koorts , geduurende het heete faizoen, meer geneigd was, om in dubbelde aanvallen te verloopen , of in- eene aanhoudende gedaante te veranderen , dan dat zy regelmaatig tusfchenpoozende bleef, was het, na de vereischte voorbereiding , noodzaakelyk dezelve by de eerfte tusfehenpoozing te fluiten. En tot dit oogmerk vond men de Kina in die landen niet minder vermogende dan in Engeland. — Edoch 'ik-moet 'er byveegen , dat, offchoon men dit geneesmiddel in groote hoeveelheid gaf, de wederinftortingen niet alleen mee- (*) Ik had tweemaal In my zeiven de ondervinding van deze uitwerking van den Braak-Wortel.  over de LEGERZIEKTEN. 6> meenigvuldig maar zelfs zeker waren, byaldien het niet meerdermaalen herhaald wierd, dan men gemeenlyk de foldaaten beweegen kon om hetzelve inteneemen: zoodat de Kina over het geheel minder nut aanbragt dan men wel had mogen verwagten. — Neem echter in acht , dat uit deszelfs herhaaling geen kwaad gevolg ontilond. Want de verftoppingen in de ingewanden , die op deze koortfen volgden, waren niet toetefchryven aan dat geneesmiddel , maar aan de lange aanhoudenheid der ziekte, of aan de meenigvuldige wederinftortingen ; tegen welke geen behoedmiddel was, ten ware de lyder, geduurende den geheelen herfst, eens om de tien of twaalf dagen, ééne ouce van het poeder innam. — De zekerfte manier om te maaken dat een foldaat de Kina blyft voortgebrniken, is dat men dezelve met gelyke deelen brandenwyn of water menge C*~). Naast de* Kina is het beste voorbehoedmiddel eene gefchikte diëet. De hcrftellende beval men rnaatig te eeten, en voornaamclyk groenten of vruchten, maar zy moesten zich onthouden van alles wat winden baart of tot verflapping ftrekt. Jn het algemeen, alles wat die uitwerkingen doet, fchikt de maag tot gebrekkige fpysverteeringen , en daardoor de vochten tot bederf; en aan den anderen kant, alles wat ver- fterkt, (*) Ik heb federt waargenomen, dat de zekerfte weg om eer.e wederinftorting te voorkomen in hen , die niet dan tenen hunnen zin tot het gebruik van de Kina weder overgaan, is dat men den lyder, zoo haast als men hem beweegen kan om ze inteneemen , vier of vyf oneen in poeder geeft. Deze hoeveelheid mag in zes of zeven dagen gebruikt worden, E 3  7o VERHANDELING fterkt, weerftaat de rotting. — Een maatig gebruik van fterke dranken is in dezen tyd noodzaakelyk; maar, nadien de bezolding van eenen foldaat niet toereikende is om zich van gezond „voedfel en fterken drank te voorzien, behoorde de Staat, by zulke gelegenheden, in het leger eene uitdeeling te laaten doen van fterke dranken, gelyk dit gefchiedt op de fchepen, hoewel de helft, van het gene op deze gegeeven werd, welligt genoeg zyn zou. Wat de ronde wormen betreft, die zoo dikwyls deze koortfen vergezellen, ik gaf gemeenlyk een half dragme Rhabarber met twaalf greinen Calomel, zonder te bemerken, dat 'er van zoo eene groote gift van de kwik eenig ongemak kwam , doch die wy by ons hadden was altyd behoorlyk bereid. — De wormdoodende middelen (Antïhelmintica), die langzaam werken, en niet purgeeren , fchcenen weinig gefchikt om in dit geval dienst te doen , nadien de toevallen dikwyls zoo dringende waren, dat zy de fchielykst werkende geneesmiddelen eischten. — Want, fchoon deze dieren fomwyl eenen langen tyd in de ingewanden kunnen huisvesten, zonder veel ongemak te baaren in iemant die anderzins wclvaarende is , nogthans, byaldien hy door koorts word aangetast, vooral door eene rot-koorts, zoo zullen de wormen, door de vermeerderde hitte en het bederf der vochten in de eerfte wegen (de gevolgen der koorts) ontrust en beledigd , zich beginnen te ' beweegen en worftelen om uittekomen. Lancisius , die deze aanmerking maakt, voegt 'er by, dat men, by het openen der lyken van fommige, welke te Romen aan zulke koortfen, als wy hier befchreven hebben, ge- flor-  OVER DE LEGERZIEKTEH. ftorven waren , in de darmen wonden vond, door het byten der wormen gemaakt; ja dac eenige van dezelve de rokken der darmen doorboord hadden, en in de holligheid van den buik lagen. — In onze hospitaalen zyn geene openingen van lyken van dien aart gedaan; maar ik heb veele gevallen gezien, in welke de wormen door des lyders mond uitkwamen , -fchoon 'er geene voorafgaande kookingen om dezelve optebrengen geweest waren (31)- — Doch zonder dat zy zoo ver gaan , kunnen zy fommige verfchrikkelyke toevallen veroorzaaken. Omtrent het einde van den zomer werd 'er één enkel foldaat in het Hospitaal gebragt , welke door eene van deze koortfen was aangetast, doch met eene meer dan gewoone ongefteldheid in zyne maag en darmen, die naar de gewoone ontlastingen niet luisterde; de fpieren van zyn aangezicht werden llcrk ftuipachtig getrokken, en hy was zoo rusteloos dat hy geen minuut in dezelfdj gcftalte leggen konde. — In het eerst had ik geen vermoeden op wormen, maar, nadien de lyder, een of twee dagen daarna, door den afgang eenen ronden worm geloosd had , gaf ik hem toen het bovengemelde poeder, het welk het zy op de eerfte of tweede gift , 'er nog verfcheiden voor den dag bragt ; hier na hiel- (31) En ik heb van die lyders behandeld , by Welke de wormen den mond en neus kwamen uhkruipen. ■ Doorgaans doet het goed en de koorts of eenige toevallen verminderen, wanneer de wormen vroeg in de ziekte op de eene ot' andere wyze ontlast worden. > Ik heb by eene Vrouw, die aan eene galkoorts zwaar ziek lag , in twee of drie dagen meer dan twintig ronde wormen, zoo door den mond als door den afgang, zien ontlasten, waar na zy zigtbaar en fchielyk verbeterde. E 4  $® VERHANDELING hielden de buitengewoone toevallen op, en hy was fpoedig herfleld. Ik zal dit onderwerp befluiten met een uittrekfel van eenen brief, dien ik ontvong van den Hoogleeraar s. de monchy, die, geduurende den tyd van mynen dienst, Geneesheer was van de Hollandfche troepen , welke toen een gedeelte maakten van het vercenigde leger. -ttt Deze Heer, de eerfte Uitgaaf van dit Werk gelezen hebbende , vereerde my met eenige aanmerkingen op hetzelve; en onder andere die, welke volgen , op deze aflaatende en tusfchenpoozende Herfst-Koortfen, die hy Gal Koortfen noemt. — Zy waren my. te aangenaamer , nadien mync geleerde vriend niet alleen met my dezelfde gelegenheid gehad heeft van deze koortfen in het leger te zien, maar ook in zyne byzondere praktyk (beide voor en na het Oorlog) in zyn eigen land, alwaar zy talryker en over het algemeen van eenen ergeren aart zyn dan in Engeland, doch in welk de Kina toen in zulke gevallen nog niet gebruikt werd. — Deze zyn zyne woorden: Sic ceterae obfervatio- pes meae a tuis parum vel nihil differunt, nifi forte quod venam fecandi (raro, faltem) non tantam in febribus biliofis necesjitatem invenerim; imo naturam imitando,, precedente emetico , fubinde vomitum exitando (prout magis minusve ad fuperiora materia turgeret) & ley-em,fedper dies aliquot protractam diarrhoeam eccoproticis efficiendo , feliciter■■, fine ulla alia jiotabili critica eyacuatïone , centenos curavefVki & adhuc quotannis, tempor e autumnali, optimo cum fuccesfu & brevi curem. Quod tempus vomitorio uténdi boer-.haavium aliosque practicos fecutus fum , dando illud tribus vel qua-  over de LEGERZIEKTEN. 73 quatuor horis ante paroxysmum, in ea continuo permanens opinione, quod major tune fit materiae morbofae accumulatio & activitas ; & postea major fubactio, & faciihr per urinam evacuatio. Simplex haec fuit mea femper methodus curandi febres biliofas cum oris amaritie, naufea, vomitu , &c. dum aegri adhuc in primo initio morbi verfabantur. Quantocyus in continuis, vel parum tantum remittentibus, eaque tempore vespertino quam matutino praefcribebam vomitorium ex pulveris ipecacuanhae fcrupulis ij, & tartari emetici granis ij; & flatim hora post hujus remedii finitam operationem^ ut purgans , cremorem tartari ad unc. j. ex lacte ebutyrato asfumerent aegri fedulo curabam. Haec postero die , ft eadem fomitis adesfent fïgna in primis viis , imo & tertio die iterabam. Si vero febrem , ut & pleraque ejus j'ymptomata imminuta videbam, alvum tantum laxam fervare conabar fimplici decocto hordei & tamarindorum cum nito. Dat is: Dus verfchillen myne overige waarneeminren weinig of niets van de uwe , ten zy daar° in misfehien, dat ik in de Gal-Koortfen zoo groote noodzaakelykheid om te aderlaaten niet gevonden hebbe, ten minfte zelden; ja, de natuur nabootzende, met fomtyds (naar de zondigende Itof meer of min naar boven opzette) door een voorafgaand braakmiddel , eene braaking te verwekken, en eenen ligten, doch geduurende eenige dagen aanhoudenden loop, door zagte buik-ontlastende middelen, voomebrengen, heb ik, zonder eenige andere merkwaardige critifche ontlasting, honderden gelukkig geneezen , en genees ik nog jaariyks , in den herfsttyd, zeer veele met eenen gevvenschE £ ten  74 VERHANDELING ten uitflag en fpoedig. Betreffende den tyd van het braakmiddel te geeven , heb ik boerha ave en andere Praktizyns gevolgd, geevende hetzelve drie of vier uuren voor den aanval , blyvende altoos in die meening, dat de ophooping en werkzaamheid der ziekelyke (toffe dan grooter zy, en dat ook daarna deszelfs onderbrenging grooter en ontlasting door de pis gemakkelyker zy. Deze is altoos myne eenvouwdige manier geweest van de Gal-Koortfen, verzeld met bitterheid in den mond, walging, braaking, enz. te geneezen, wanneer de lyders nog in het eerfte begin der ziekte verkeerden. In de aanhoudende en flechts weinig aflaatende koortfen, fchreef ik hoe eer hoe beter en zoo wel des avonds als des morgens een braakmiddel voor uit twee fcrupels poeder van den braak-wortel en twee greinen van den braakwynfteen ; en ik droeg nauwkeurig zorg , dat de lyders, terftond na de werking van dat geneesmiddel , voor een buik - ontlastend middel gebruikten één once room van wynfteen rmet kaarnemelk. Deze middelen herhaalde ik den volgenden dag, en nog eens den derden dag, byaldien 'er teekenen van bedorven ftoffen in de eerfte wegen zich opdeeden. Maar als ik zag, dat de koorts en de meeste van deszelfs toevallen verminderd waren , tragtte ik alleen open lyf te houden door een afkookfel van gerst en tamafinde met falpeter. V. HOOFD-  over de LEGERZIEKTEN. 75 V. HOOFDSTUK. Waarneemingen over de Verftoppingen, die de aevohen zyn van de Aflaatende en TusfchenÖ poozende Herfst-Koortfen van het leger, en van die der moerasfige landen. Eene lange aanhoudenheid van deze Koortfen, of geduurige wederinftortingen in dezelve, bragten verftoppingen in de ingewanden voort, die in eene Waterzucht (Hy drops) , of in eene Geelzucht Qcterus) eindigden. De Waterzuchten fchecnen voornaamelyk te ontftaan uit verftoppingen van de lever en milt; in welk geval de waterzuchtige zwelling gemeenlyk begon aan de voeten en trapsgewyze tot den buik opklom. Maar wanneer de buik alleen zwol , en dat fchielyk , na een ontydig gebruik van Opiata in den Roodenloop, of van de Kina in tusichenpoozende koortfen , werd de karteldarm door lucht uitgezet, en de ziekte was eene waare Trommelzucht (Tympanites). — Zulke gevallen kwamen indedaad niet dikwyls voor; maar als zy voorkwamen , luisterden zy gemeenlyk naar de volgende geneesmiddelen. — Byaldien 'er eene zekere trap van koorts was, begon ik met aderlaaten , en Alzem-zout verzadigd met Citroen-fap, waar by ik een weinig Rhabarber voegde om open lyf te houden. — Doch als 'er geene koorts was, fchreef ik eenige greinen voor van de Species Aromaticae in KamilleThee , waarvan de lyders by dag eenige koppen vol dronken; en ik gaf hen, alle avonden, naar bed  ?6 VERHANDELING bed gaande, tot de zwelling verdween, vyftien greinen van de Rhabarber, of zoo veel als noodig was -om den volgenden dag één of twee afgangen te verwekken. — Wanneer de zwelling afnam, de pols traag, en de lyder niet dorftig was, trachte ik, zonder de Rhabarber natelaaten, de ingewanden te verfterken door een Electuarium van Kamille-Bloemen en Gember met een klein gedeelte Staal (32). Alle fterke prgeer-middelen, en windbreekende middelen zonder laxeer - middelen waren fchadelyk. Een man, die eenige weeken met deze ziekte gefukkeld had en koortfig was , ftierf fchielyk in de nacht, op het eensklaps flinken van zynen buik, na drie of vier dunne afgangen, verwekt door het neemen van eenige pillen, famen- gefteld uit Aromuaca en Zee-Ajuin. Het ligchaam geopend zynde, vond men noch lucht noch water in de holligheid van den buik, maar de karteldarm was zoo wyd en verflapt, dat hy fcheen (32) Wanneer de Waterzucht zonder verftoppingen plaats heeft, en als zy na lang aangehouden aflaatende of tusfchenpoozende koortfen enkel uit zwakheid ontftaat, gelyk niet zelden gebeurt , dan zyn de maagverfterkende middelen, gepaard met Haal en eenige pisdryvende middelen van eenen uitneemenden dienst. —. Ik heb in dit geval dikwyls gedaagd , met poeders enkel uit de Kina en Cremor Tartari; fomtyds heb ik 'er bygevoegd het vylfel of het zout van (taal, de Gember, en zoo veel Conferf van Alfem als noodig was om 'er een Electuarium van te jnaaken. — De Baron van swieten pryst in dit geval zeer aan een Kruider-wyn : Zie deszelfs Befchryving van de Ziekten der Heirlegers bladz. 53. — Het Finum fcilliticum, het welk dezelfde Auteur bladz. 55 aanraadt, heb jk in fommige waterzuchtigen ongemeen" nuttig bevonden pai de pis aftedryven.  over. de LEGERZIEKTEN. 77 fcheen luchts genoeg te hebben kunnen bevatten , om de oorzaak van de zwelling geweest te zyn. — Dit geval toonde de noodzaakelykheid van het gebruik van zwagtels in zulke ziekten ; nadien de lyder door middel van dezelve altoos eene drukking kan maaken gefchikt naar de vermindering van de lucht in de darmen. De Buik-Waterzucht (Ascites) komt langzaamer aan, en is gemeenlyk verzeld van eene algemeene Waterzucht (Anafarca) , en weinige en dikke pis. ■ Somtyds gaat de tusfchenpoozende koorts heen, wanneer de zwelling begint; op eenen anderen tyd houdt zy aan, of komt en gaat op eene ongeregelde wyze. — Ik nam waar , dat deze waterzuchten- door purgeerén alleen niet te geneezen waren, noch door zeep, noch door kwikmiddelen, maar voornaamelyk door loogzouten, het zy in de gedaante van Brem-Afchc (Cinis Genistae) , of van Zout van Alfem (Sal Abpnthiï) ot" van Zout vart Wynfteen (Sal Tartari). — De gemeene manier was deze: men ontbond omtrent veertig greinen Zout van Alfem of van Wynfteen in omtrent tien oneen van een Aftrekfel van den gemeenett Alfem QAbfinthium Vulgare) , waar by men voegde omtrent twee oneen van den Hollandfchen Genevcr (Spiritus Junipert), en dit mengfel werd dagelyks in drie giften ingenomen. De lyder kreeg geene andere geneesmiddelen , uitgezonderd ^ eens om de vier of vyf dagen, een half dragme van de Pilulai ex Colocynthide cum Aloë tot een purgeermiddel en in het afneemen van de ziekte eenig gewoon ftaal-middel. — Somtyds bevorderde men de pisloozing (Diurefis) door het flikken van Knoflook of Mosterc - Zaad. — Offchoon de Buik-  ;8 VERHANDELING Buik-Waterzucht verzeld gong met de bovengemelde harde zwelling (*) ; deed men echter verder niets, dan dat men het deel Hoofde, of met eene verwarmende pleister bedekte. —— Eenige ongeregelde en hardnekkige tusfchenpoozende koortfen nam men weg door dezelfde geneesmiddelen; of, byaldien zy na de geneezing van de Waterzucht wederkwamen , behandelde men dezelve gelukkig met de Kina (f). De Geelzucht, zonder koorts , genas men insgelyks door Loogzouten , en het zelve purgeermiddel , en ik heb in deze ziekte, gelyk ook in de Waterzucht zeer goede uitwerkingen •a^waargenomen van de Antimoniaal - braakmidde- - len (33). VI. HOOFD- (*) III. Deel, IV. Hoofdftuk, §. 2. (f) Sedert dien tyd, heb ik, in gevallen van onregelmaatige tusfchenpooeende koortfen, wanneer ik verftoppingen der ingewanden vermoedde , een tyd lang gegeeven het volgende mengfel (weinig van het bovengemelde verfchillende) en ik heb 'er goede uitwerkingen van geziens Florum Chamaemeli unc. 3» Aquae purae bullientis unc. viij. Macera per dimidium horae & colaturae admisce Spiritus Vini Qallici unc. ij. Salis Abfinthii dr. j. Dentur quater, quotidie, Cochlearia iv. Laat 'er dagelyks vier lepels van gebruiken. (33) Voor de geneezing van de Geelzucht, zoo wel ali van de Waterzucht, Trommelzucht, verftoppingen en ande» re gevolgen van langduurige en hardnekkige Herfst-Koortfen, vindt men zeer nuttige Raadgeevingen by j. de man Verhandeling over de Kwaadaartige Rotkoorts , bladz. 189—211 ; van swieten de aangehaalde Verhandeling; tissot's en bicker's Raadgeeving voor de gezondheid van den Gemeenen Man , en andere. .— By welke Auteuren men ook kan zien , welke diè'et, welke fpy-  over de LEGERZIEKTEN. 70 VI. HOOFDSTUK. Waarneemingen over den Roodeloop van dt Legers. De Herfst - Ziekten van het leger heb ik verdeeld in Koortfen en Buikloopen (*) ; en nadien ik de eerfte uitvoerig behandeld heb, zal ik nu overgaan tot de laatfte; doch ik zal my bepaalen tot dat foort het welk men Roodeloop (Dyfenteria) (34) noemt, gemerkt het buiten het fpyzen en dranken onder en na die Koortfen, en onder de behandeling dezer gevolgen best gefchikt zyn. Ik zal 'er ten aanzien van de Geelzucht Hechts byvoegen, dat ik deze ziekte, wanneer zy met eene aflaatende of tusfchenpoozende koorts gepaard gong, of 'er een gevolg van was, dikwerf heb zien verdwynen op een vry gebruik van de kina, nadat men eenen langen tyd allerlei verdunnende en openende middelen vruchteloos gebruikt had. De kwaadfappigheid, die ik in de Aanteekening 7 befchreven heb , vereischt eerst. benevens eene of meer aderlaatingen , een lang aanhoudend gebruik van flymverdunnende en openende middelen , byzonder van het Oxymel fcilliticum, het Ammoniac-zout, de Antim°ni#al middelen, het Sal Polychrest of Sal Jartari Vitriolat. met het Extracium Graminis, Cichorei en foortgelyke; en daar na maagverfterkende middelen. (*_) II. Deel, I. Hoofdftuk. (34) Nadien men deze ziekte van alle tyden in onze taal Roodeloop genoemt heeft , en zy onder die naam by onzen landaard ook het meest bekend is, heb ik 'er geenen anderen aan willen geeven ; fchoon ik het met den Hoogleeraar van geuns («) eens ben, dat zy met meer reden Persloop kan genoemd worden , vermits de perfing een onaffcheidenlyk en voornaam toeval van dezelve is; daar f>5 Zie deszelfs Verhandeling over de iïeerfchen&e Persloop , enzi tk.dZt ia.  go VERHANDELING her veld het minst bekend is, en dikwyls daar algemeen heerscht en doodelyk is. — Ik zal eerst de ziekte befchryven ; dan een berigt geeven van de onderzoeking der lyken van fommige aan dezelve geftorven; waar na ik deszelfs oorzaak zal naarfpooren ; en eindeiyk voordellen wat ik heb waargenomen van het meeste vrucht ter geneezing te zyn/ §• i. Befchryving van den Roodeloop der legers. Sommige Roodeloopen verfchynen by het eerfte trekken te veld; doch dan zyn de gevallen nooit van zoo eenen ergen aart, noch in verre na zoo algemeen niet als tegen het eind van den zomer of in het begin van den herfst. — In dezen tyd worden zy doorgaande (epidemisch) en befmettelyk, heerfchen omtrent zes weeken of twee maanden en houden dan op. — Zy zyn altoos het talrykfte en het ergfte geweest na heete, en broeijende zomers , vooral in vaste legerplaatfen, of wanneer de foldaaten, na een marsch, in warm weder, vochtig liggen. De onderfcheidende kenteekenen (figna diagnostica) van den Roodeloop zyn , behalven eéni- daar de bloedige afgang, om welken zy Roodeloop, Roo» loop genaamd word, 'er niet altoos by gepaard gaat, en dus ook niet voiltrekt noodig is om het wezen van de, ziekte uittemaaken ; want veeltyds zelfs zyn het alleen graauw.e , flymige .doffen, die in dezelve door den afgang zich ontlasten; waarom zy ook by veele de Graauweloop heet ; behalven dat 'er verfcheiden bloedige afgangen of buikloopen zyn, welke van deze ziekte wezenlyk ver* fchülen.  over de LEGER ZIEKT EN. 8t eenige koortfige toevallen , eene ongéfteldheid in de maag en wind in de darmen, kleene, doch dikwylige afgangen van eene flymige en fchuimige ftoffe , persfing (tenesmus) en krimpingen. Bloed met de drekiroffen vermengd is een gemeen , doch beftendig toeval ; want veele hebben alle de andere teekenen Zonder dit, ten minfte in het begin; en andere hebben bloedige afgangen uit verfcheiden oorzaaken , zonder Roodeloop ; doch gemerkt deze ziekte meest met bloedige drekftoffen verzeld gaat * heeft men dezelve hierom Roodeloop genoemd (35). Men "(35) Om al het gene de Heer pringle in dit Hoofdftuk heeft aangeteekend wel te verftaan en 'er het vereischte gebruik van te maaken, moet men wel begrypen dat hy hier eigenlyk handelt over die ziekte, welke men den befmettelyken en kwaadaartigen Roodeloop noemt, die doorgaans epidemice, algemeen regeert, doch fomtyds fporadice , afzonderlyk in den eenen of anderen perfoon zich vertoöht. Deze ziekte is eigen aan. het heete faizoen. Gewoonlyk ontftaat zy in den maand Augustus ; hoewel zy fomtyds reeds in het einde van July begint, doch op fommigé plaatfen eerst in September. De Epidemie duurt dikwyls den gehéelen Herfst door, en eindigt gemeenlyk als dé' vorst begint; hoewel zy fomtyds in twee of drie maanden aflo.opt. Doorgaans komt deze ziekte aan met meer of minde? teekenen vau koorts, te weeten met huivering of koude over het geheele ligcliaam, die by den eenen korter , by den anderen langer duurt , en fomwylen door hitte Word opgevolgd; nogthans is de pols alsdan gewoonlyk weinig koortfig, maar. klein; en de aflaatingen en koortsverheffingen zyn altoos meerder en kennelyker, naar maate de ziekte dieper In den Herfst zich opdoet.»— Hier by komen iri den beginne matheid in de leden , krachteloosheid. of Verzwakking, hoófdpyn, draaijingèn in het hoofd, bitters fmaak in den mond, fchoon de tong zelden veel heilagen: en meest wit of grysachtig is, afkeer van fpyzén, walging, II. DEEL. F iöèj  U VERHANDELING Men kan deze noemen de eigenaartige, de kenmerkende toevallen (Symptomata pathogno- mi- kookingen , braakingen van groene galachtige eii andere ftoffen,"benaauwdheid voor het hart, pyn omtrent het maagputje, opgeblaazenheid en rommelingen van winden in de maag en darmen, en fcherpe fnydingen, of pynelyke, nypende krimpingen in de darmen. — Hier op volgen eindelyk de afgangen , die dikwyls in het eerst flechts zyn dunne, geelachtige, weinig Hinkende ftoffen, maar welhaast flymig, fchuimig, waterachtig , bruin , groen, chocolaatkleurig of zwart, en vervolgens zeer rottig en ftinkende worden, vermengd met vezels, vlekken, vellen, veeltyds flippen, ftreepen of klonters bloeds, of met een verdund, ontaard, wankleurig bloed; terwyl'er ook fomtyds wormen met dezelve uitkomen. — De buikpynen verheffen zich voor iederen afgang, en de afgangen vermeenigvuldigen zeer, veeltyds van vyfentwintig tot veertig daags, fomwyl tot agt, tien, twaalf, vyftien in één uur, zynde altoos verzeld van eene hevige pynelyke persfing , of onweerftaanbaaren drang om aftega-an, fchoon 'er by iedere persfing veeltyds maar weinig ontlast word; fomtyds ook met eene lastige en vruchtelooze persfing om te wateren , en een loozing van fcherpe brandige pis; hoewel deze by wylen klanr, en in erge gevallen donker bruin is. — Onderwylen is de lyder ongeduurig, onrustig, woelig, benaauwd, koortfig, fomtyds mymerende en als de ziekte verergert, word de buik opgezet en hard, fomtyds verbaazend door winden opgeblazen; zyne afgangen vermeerderen, worden rottiger en erger van natuur, zyne krachten vervallen, hy krygt een foort van uitteerende koorts , zyne pols zinkt weg , daar volgt hik , fomtyds raaskalling , koud zweet, flaauwten, blutsvlekken, en andere teekenen van verftervinge der ingewanden die in den dood eindigen. — Zoo integendeel de lyder verbetert, verminderen de afgangen van~langzaamerhand, gelyk ook de vreemde ftoffen en het bloed in dezelve, alsmede de krimpingen en persfingen, terwyl zyne krachten vermeerderen, het bloed blyft weg, dé ftoffen verdikken, worden natuurlyker, de eetlust komt weder én de lyder herftelt. Zoodanig zyn de gewoone toevallen en loop van deze aiekte;die echter, in byzondere onderwerpen, in hevigheid, cn duuring verfchillen. — Sommige worden fchielyk van dö aiektfc aangevallen , andere langzaam. — Eenige kry- gea  over de LEGERZIEKTEN. 83 mica), en als zoodanige kan men deze ziekte 'er door onderfcheiden van eenen gewoonen Buikgen de ziekte zagt en herftellen gemakkelyk en fpoedig; hoewel fommige van deze ook langzaam geneezen, andere worden 'er heftig van aangetast, waarvan fommige met een fchielyk verval van krachten, groote benaauwdheden, en geweldige persfingen en afgangen, fomtyds. van enkel bloed, en met alle teekenen van eene inwendige verfterving en rottende ontbinding der vochten, reeds in den eerften aanval bezwyken , niet zelden binnen vier, vyf of zes dagen ; terwyl andere langzaamerhand verergeren , zwakker en benaauwder worden, en veel lyden, eer zy fterven of geneezen. — Doorgaans loopt de ziekte in de zulken tot tien, twaalf dagen , eer zy zich ten goede of ten kwaade bellist; hoewel fommige langduurig 'er onder fukkelen en hangen blyven. — Ook doen niet alle de opgenoemde toevallen en verfchynfelen zich altoos in alle lyders op, noch altoos op dezelfde wyze, fommige hebben weinig of geen walging en in het geheel geen braaking , en behouden min of meer eetlust; by eenige zyn de buikpynen weinig en niet evenredig aan het gevaar der ziekten; daar zyn 'er die geen of weinig bloed loozen; veele blyven by hunne kennis tot den dood toe; enz, Niettemin zyn 'er toevallen die beftendig, fchoon met min of meer hevigheid, met de ziekte gepaard gaan, die 'er het wezen van uitmaaken, en die daarom de eigen kenmerkende teekenen van de ziekte genoemd worden ; en deze zyn geweldig pynelyke krimpingen in den buik, met onweerftaanbaare pynelyke persfingen om aftegaan ; geduurige afgangen van weinige, dunne, flymige, wankleurige, fcbuimige, gistende, en eindelyk bloedige en zeer ftin« kende ftoffen, met vezels, velletjes, enz. in dezelve; voorafgegaan van, en gepaard met walging, braakingen, groote opblaazingen van maag en darmen, rommelingen en hevige benaauwdheden ; benevens min of meer koortfigheid , en verfcheiden toevallen van rottinge , vooral in den gevorderden ftaat der ziekte. Het verzuim van deze eigenaartlge kenmerken, en het gantfche beloop der ziekte, met de verzeilende omftandigheden wel in aanmerking te neemen, is meenigmaal oorzaak geweest, dat men in groove dwaalingen en gevaarlyke wistastingen gevallen ii. — Men heeft naame/yk dikwyls f a voo;  84 VERHANDELING Buikloop QDiarrhoed), van eenen Speen-Vloed QFluxus hemorrhoidalis') en van alle andere. — Over- voor geen Roodeloop aangezien en als zoodanig niet behandeld het gene wezenlyk een' Roodeloop was; fomtyds alleen omdat 'er geen bloed in de afgangen zich vertoonde, dat meermaal gebeurt, fchoon de ziekte daarom niet minder gevaarlyk is; waar door men dan de tydige en noodige hulp verzuimt heeft. — Aan den anderen kant heeft men zich dikwerf voor den Roodeloop ongerust gemaakt en 'er verkeerdelyk middelen voor gebruikt, terwyl men eenen bloedigen buikloop van eene andere natuur had. — Zelfs hebben voornaame Schryvers, myns oordeels , de Roodeloopen te zeer vermeenigvuldigd , of wel Roodeloopen genoemd ziekten, die Hechts eenvouwdige pynelyke bloedige Buikloopen (Diarrhoeae Cruentae) zyn, ontftaande uit eene of andere fcherpe ftoffen, die, op de darmen vallende , dezelve zoodanig beledigen, dat ^er bloedige afgangen met buikpynen op volgen. — Zoo heeft, onder andere, de Heer stoll (a) goedgevonden tot den Roodeloop te brengen alle die btoedige Buikloopen, welke ontftaan uit fcherpe zinkings-ftoffen der door koude belette uitwaasfeming , of uit fcherpe galftoffen en raauwigheden in de maag en darmen huisvestende , of uit beide deze oorzaaken te gelyk; en naar maate deze buikloopen, met eene gal-, ontfteeking- of rotkoorts gepaard gaan, verdeelt hy dezelve in foorten en geeft hy 'er verfchillende bynaamen aan; door al het welke hy, naar myn inzien, de leerlingen en ongeoeffenden van het; duidelylt denkbeeld van den waaren Roodeloop afleidt, zoo hy hen niet ter zei ver tyd, door te meenigvuldige onderfcheidingen en benaamingen, verwarring en moeilykheid veroorzaakt. Ik ontken niet dat allerlei fcherpe ftoffen, de darmen prikkelende en knaagende, pynelyke bloedige afgangen konnen veroorzaaken. Hoe dikwyls heeft men die door fcherpe of fterk werkende purgeermiddelen zien ontftaan! Ik heb meer dan eens een' bloedigen Buikloop zien volgen na het op'flaan der ftonden. Ik heb dien dikwyls gezien in pas gefpeende kinderen onder den zoogenaamden fpeenftoot, eenen te dik- wy- (a) Zie deszelfs Verhandeling over den aart en natuur des Rooloops, in het Genees- Heel- Artzeny- en Vroedkundig Magazyn, bladz. i. en fatvolgeiis.  over de LEGERZIEKTEN. 85 Overeenkomftig aan deze befchryving gebruiken sydenham en willis den naam van Dyfenteria, en pasfen denzelven toe op alle gevallen van dien Buikloop, welke in het jaar 1670 te London grasfeerde, hoewel sydsnham zegt, dat eenige van zyne lylers geen bloed loosden (*); en willis teekent aan dat die, welke hy behandelde, voor het meeste gedeelte, niet dan wyligen afgang uit eene ontftelde fpysverteering en daar uit geboren fcherpe raauwigheden ontftaande. — Ik erken ook dat men die buikloopen, voor zoo verre 'er zich bloed by ontlast, en fomtyds buikpynen mede gepaard gaan, den naam van Roodeloopen en zelfs van Dyfenterien geeven kan. — Ik wil zelfs wel gelooven , dat eenige van die Roodeloopen, die de Heer stoi,l befchryft, vry algemeen kunnen heerfchen, wanneer algemeene oorzaaken, nadeelige luchtsgefleldheden , fchadelyke voedfels enz, daartoe aanleiding geeven. — Maar ik meene dat men geen het minfle recht heeft om die ziekte voor wezenlyke Roodeloopen aan te zien, of dezelve van den waaren Roodeloop niet wezenlyk te onderfcheiden; nadien in dezelve verfcheiden van die kenmerkende toevallen afwezig zyn, ten minfle die alle 'er niet in famenloopen , welke het wezen van den waaren Roodeloop uitmaaken; nadien derzelver ganfche beloop , de geheele toedragt der toevallen en uitgangen en de bykomende omftandigheden van dezen merkelyk verfchillen; nadien zy niet dat epidemisch karakter, noch dien kennelyke aart en onderfcbeidende toevallen van eene wezenlyke R,otziekte hebben ; en nadien zy ook niet toonen van die befmettelyke of aanfteekende natuur te zyn , waar door de Roodeloop zich zoo algemeen en in een bepaald faizoen verlpreidt ; veelmin uit die eigenaartige fmetfioffe geboren worden, waar uit, gelyk in het vervolg van dit Werk getoond word, deze ziekte haaren oorfpronk neemt. — Weshalven ik oordeele , dat men zeer kwalyk doet, wanneer men die ziekten met den eigenlyken Roodeloop verwart en van dezelve tot deze befluiten maakt; vermits men daar door tot verderfelyke misvattingen en misdagen zeer groote aanleiding geeft; zoo als ik hier n» Stal doen zien. (*) Moré. Acut. Sect. IV. Cap. III. F 3  86" VERHANDELING dan waterachtige afgangen hadden (*): de naar» is eenë van de weinige byzonderheden, in welke deze beroemde Schryvers, ten aanzien van hun berigt, wegens die ziekte overeenkomen. — De geleerde morgagni , gewag maakende van die doorgaande ziekte, merkt aan, dat willis zeer eigen het woord Dyfenteria toepast op eenen Buikloop met de bovengemelde toevallen, fchoon 'er geen bloed by is, doch voegt 'er by, dat hy tot meerdere onderfcheiding in zoodanige gevallen de ziekte noemen wilde Ztyfenteria incruenta onbloedige of bloedelooze Roodeloop (f)« Men zou kunnen aanmerken , dat ik, met dezen naam tot die toevallen te bepaalen, van de Ouden ben afgeweken, en dat ik in dat opzicht te meer te laaken ben, nadien ik by eene voorige gelegenheid eene dergelyke vryheid misprezen heb C§). — Edoch in het geval van hec Darmwee (Heus), waar op ik ooge, heeft sy* denham eene onnoodige verandering gemaakt , door twee verfchillende naamen te geeven aan twee tydperken van dezelfde ziekte; daar hier de Ouden een term gebruikt hebben, of in zoo eenen ruimen zin, dat 'er verfcheiden ziekten van eenen verfchillenden aart onder begrepen wierden, of in zulk eenen bepaalden zin, dat 'er alle de verfcheidenheden van dezelfde ziekten niet in opgefloten wierden; waarom ik genootzaakt was hier in van de Ouden aftegaan, en de bepaaling overteneemen van hen , die deze ziekten der darmen met meer naauwkeurigheid befchreven hebben. „ , Ook (*) Pharm. Rat. Sect. III. Cap. III. (f3 De Sed, 6? Cauf. Morb. Epist. XXXI. §. n. & 13, (9 III. Deel, II. Hoofdftuk, $. 6.  over db LEGERZIEKTEN. 87 Ook vinden wy, nadien het woord Dyfenteria in het Grieksch eene ongefteldheid der darmen in het algemeen aanduidt, dat hippocrates het niet alleen gebruikt heeft om allerlei verzweeringen, maar ook om allerhande bloedvloeijingen van de darmen te beteekenen (zelfs die welke ziektefcheidingen en heilzaam zyn) en allerlei foort van Buikloop, met of zonder bloed (*). — Het fchynt echter, dat na zynen tyd eenige van de Griekfche Schryvers, wier Werken verloren zyn , dit gebrek van naauwkeurigheid bemerkt , en daarom de beteekenis van dit woord bepaald hebben tot eene verzweering der darmen, vergezeld met krimpingen en persfing, en met ilymige en bloedige afgangen. — Want celsus noemt eene ziekte met deze toevallen Tormina, en zegt, dat het de inning* van de Grieken is (f) ; en caeliui aurelianus , den Griekfchen naam behoudende, befchryft de Dyfenteria genoegzaam op dezelfde wyze als cel sus (§). Galenus keert echter te rug tot de ruimer beteekenis van dat woord , befchryvende fomtyds de Dyfenteria als eene verzweering van de (*) Dyfenteria est exulceratio intestinorum. — Alii vero, inter quos ipfe hippocrates est , dyfenteriam interdum appellant non ipfam modo exulcerationem intestinorum , verum omnem etiam cruoris per intestina evacuationem. Gorkaeus in voce Ai/«»TSji«. Ejus etiam Dyfenteriae, quae plerumque morbos pluritnos falutariter ac judicatorie folvit, meminisfe videtur hippocrates (Prorrh. 2.) Aw«v?êfHj» etiam pro quovis alvi profuvio capere videtur hippocrates (Lib. II. Epidem.~) foesii Oeconom. hipp. in eadem voce. De Med. Lib. IV. Cap. XV. (§) De Morb. Chron. Lib. IV. Cap. VI. F 4  «8 VERHAND E L } N G , de darmen, en op een' anderen tyd gewag maaiende van vier foorten van die ziekte, alle met .bloedige afgangen; doch waarvan wy 'er maar ééne vinden overeenkomende met de Tormina van cel sus, of de Dyfenteria der nieuwere Schryvers '(*.) (36). — lk heb niemant van de an- (*) De Cauf. Sympt. Lib. III. De Loc. Afeet. Lib. II, (3ö) De vier foorten, aan welke galenus den Griekfchen naam Svcvni^ioi, in het Latyn Difficultas intestinaruin, moeijelykheid der darmen, gegeeven heeft, zyn 1. De bloedige Roodeloop Dyfenteria fanguinea, Wanneer uit de verflapte of verwyderde mondjes van de bloedvaten der darmen meer of minder bloed uitvloeit, en zich met de afgangen ontlast. 2. De Lever - Buikloop, Dyfenteria hepatica, wannéér een rottig en meest waterachtig hloed met min of meer pyn en eroot verval van krachten door den afgang geloost word; het welk de Ouden fielden meer uit de lever dan uit de darmen voorttekomen. — Tot dezen bragten zy ook de Zinkings - Roodeloop, Dyfenteria rheumatica, in welken zy meenden dat het bloed uit andere ingewanden in de darmen vloeide. 3. De zwarte Gal -Roodeloop, Dyfenteria atrabi/aria, wanneer 'er zich zwarte gal ontlastte, het zy enkel, het zy vermengd met geronnen bloed. 4. Eindelyk de Verzworen Roodeloop, Dyfenteria trfce, rofa , wanneer dunne flymige drekftoffen, vermengd met bloed , vezels, vellen enz. onder hevige buikpynen en persfingen, met geweld ontlast worden. — Dan nadien 'er in dezen Roodeloop dikwyls ook etter en korften van jsweeren, en vellen van de darmen , zoo als zy meenden waargenomen te hebben, zich opdoen, fielden zy dat 'er in denzelven altoos verzweeringen van de darmen plaats hebben. — Het is dit foort van Roodeloop, waar aan de Latynen vervolgens alleen den naam van Dyfenteria toegekend hebben, en het welk cel sus Tormina genoemd heeft, en het is ook dit foort, het welk het meest overeenkomt met die ziekte, aan welke wy thans dien naam toeëigenen, — Bc heb dit weinige aane:eteekend om te doen zien, aan welke ziekten de Ouden dien naam gegeeveu, hoe onbepaald zy denzelveü gebruikt en hoe weinig )  over de LEGERZIEKTEN. 89 andere Grieken over dit artykel geraadpleegd (veronderftellende dat zy galenus volgden) uitgezonderd aretae us, die, na a rchi genes , dien term tot eene verzweering van de darmen bepaalende, reden geeft van alle de toevallen , ingevolge den ;byzonderen aangedaanen darm, en de omftandigheden van de zweer, die, indien zy diep is en eenig groot bloedvat doorknaagt, volgens zyne meening, eene doodelyke bloedvloeijing kan veroorzaaken (*). Het blykt hier uit, dat de term Dyfenteria, zoo als die gebruikt word by hippocrates en galenus, geen juist denkbeeld van eene ziekte geeft ; en dat , ten zy die toevallen, welker ik kenmerkende Cpathognomica) genoemd heb, altoos by de verzweering van de darmen gevoegd zyn (het welk niet altyd plaats heeft) de Dyfenteria van celsus, van are-' taeus en. van caeliu-s aurelianus, moet befchouwd worden als eene ziekte verfchillende van die, van welke ik nu handele. —. Niet, omdat de darmen in een waaren RoodeJoop, niet onderhevig zyn om te verzweeren; maar die verzweering is toevallig en niet wezenlyk eigen aan de ziekte. — Morgacni merkt op ééne plaats aan , dat de darmen in deze ziekte fomtyds van verzweeringen aangedaan fommige nieuwere Schryvers in het vermeenigvuldigen dier ziekten zich van de Ouden onderfcheiden hebben - Die de gevoelens der eerfte Griekfche en Latynfchc Geneesheereti betrekkelyk den aart, de verfcheidenheid, oorzaaken, geneeswyze enz. der Roodeloopen breedvoerig en geleerd befchreven wil vinden, leeze het fraaije Werkje van c. g. ack er man ni de Dyfenteriae Antiquitatibus, in 't jaar 1777 uitgegeeven. (*) De Cauf. £? fign. diut. Morb. Lib. II. Cap. IX. F5  9o VERHANDELING daan worden, en fomtyds nier (*); en op eene andere plaats melt hy dat de verzweering alleen voorvalt in deszelfs gevorderden ftaat (f). — Wyders kan het blyken, uit de openingen van lyken van dien uitmuntenden Ontleedkundigen, vergeleken met die door bonetus verzameld, en die door den Geneesheer cleghorn (§), en door my zeiven gedaan , dat 'er ten dezen aanzien meer voorbeelden zyn van gezonde darmen dan van het tegendeel. Dit gevoelen , betreffende eene beftendige verzweering van de darmen , bleef ftand houden, tot dat svdenham en willis de Roodeloop befchouwde als eene ziekte onafhankelyk van eenige verzweering ; en op hun gezag . fchynen de Geneesheeren nu het voorige leerftelfel te hebben laaten vaaren. — En indedaad de befchryving van sydenham is over het geheel zoo juist, dat ik, oordeelende het onnoodzaakelyk om in eene verdere optelling van toevallen my in te laaten, den lezer naar dien met recht geachten Auteur zal heen wyzen ; bepaalende my zeiven tot eenige weinige waarneemingen, om eenige byzonderheden, die hy twyffelachtig gelaten had, buiten twyffel te ftellen; terwyl ik 'er tevens eenige andere zal byvoegen, om de historie van de ziekte vollediger te maaken (37). Sy- (*) De Sed. & Cauf. Morb. Ep. XXXI. §. 12. fc? 13. (f) Elders in denzelfden Brief. (§} Obferv. on theEpidem. Difeafes of Minoren, CL V. (37)Na sydenham en zelfs na ditWerk van pringls zyn 'er over den Roodenloop zeer veele fraaije verhandelingen , ook in onze taal, in het licht gekomen ; waar in de Nederduitfche Lezer betrekkelyk de oorzaaken, den aart, toevallen, verfcheidenheden, voorbehoeding, geneeswyzen, enz. volkomen onderrigting kan verkrygen; onder wel- Om  over de LEGERZIEKTEN. 91 Sydenham, weinig onderzoek gedaan hebbende op den aart van eenigen Roodeloop, uitgezonderd van dien welken hy zelf befchryft, vraagt deswegens, of 'er niet zoo veelerlei foorten van die ziekte zyn kunnen, als van die der kinderpokjes en andere doorgaande ziekten, die volgens hem zoo veel verfchillen , dat Zy in fommige opzichten eene geheel onderfcheiden geneeswyze vereisfchen (*). Dan, die uitmuntende Geneesheer fchynt tot die meening wegens de veranderlyke gefteldheid der doorgaande ziekten, fchoon meestal in dezelfde gedaante verfchynende, geleid te zyn, door dat beginfel, dat de wysheid der Natuur het allermeest doorftraalt in deszelfs verfcheidenheidï „ Want, (zegt hy) wy behoeven ons over die „ fpeelingen der Natuur niet te verwonderen, „ dewelke uitmunten, de Verhandeling over den Roodeloop door j. g. zimmerman; die van den Heere m. van geuns over de Heerfchende Persloop van 1783 in de Provincie van Gelderland'; en die van den Heere stoll over den aart en de natuur des Roodeloops, in het Genees- HeelArtzeny- en Vroedkundig Magazyn , I. Deel, waar by men kan voegen het Kort Verhaal van den Roodeloop te Harlingen , met eene aanwyzing van de oorzaaken der befmetting en de behoedmiddelen daar tegen door J. de reus; en de Historie van de Dyfenterie, die in 1770 te Harlingen heftig gewoed heeft, in de Verhandelingen van de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie Sociëteit, I. Deels. IV. Stuk, bladz. 994. benevens het XXVI.Hoofdftuk van-rissoTse» bic kers Raadgeeving voor de gezondheid van den Gemeenen Man. (*) — Cum fieri quidem posfit, ut variae enascantur Dyfenteriarum fpecies, ut funt varialarum £? epidemicorum aliorum diverfis conftitutionibus propriae, & quae proinde medendi methodum in aliquibus diverfam fibi fuo jurt vendicant. De Morb. Acut. Sect. IV. Cap. III.  02 VERHANDELING „ dewyl men algemeen erkent, dat hoe wy „ dieper in de werken der Natuur doordringen, „ hoe wy meer zullen zien uitblinken de on„ begrensde verfcheidenheid, en alzins Godde„ lyke konftigheid van haare werkingen , die „ ons begrip zeer verre te boven gaat. — Zoo „ dat zy alle, die; ondernomen hebben om alle „ deze ftoffen te bevatten, en om de verfcheidene „ werkingen der Natuur op te fpooren , zich „ zelve zeer bedrogen gevonden hebben (*)"- Maar openbaart de Natuur haare wysheid meer in het menschdom zich te doen verwonderen door de ziekten in ieder faizoen te veranderen ; of door dezelve telkens op nieuw te doen verfchynen , ten einde ons derzelver aart en geneezing te leeren kennen ? — Wy vinden, wel is waar,, in de eerfte ftappen van ons onderzoek veel verfcheidenheid en duisterheid; doch naar maate wy verder in de Natuur doordringen , vinden wy zoo veel overeenkomst in haare werken , dat wy gedwongen worden haare eenvoudigheid te erkennen en te eerbiedigen. In het tegenwoordige geval, kan ik verzekeren dat alle de doorgaande Roodeloopen (Dyjmteriae epidemicae), die ik in de Armee gezien heb, (*) Netjue est, cur hos Naturne Jufus hac in re tantopere demiremur; cum in confesfo apud omnes fit, quod quo profundius in quaecunque Naturae opera penetremus, eo luculentius aflulgcat ingens Ma varietas, divinum pene artificium operationum ejus, quae captum nostrum longisfime fuperant Adeo quisquis Me fuerit, qui in fe receperit haec otnnia mente adfequi , & multifariaS Naturae eperationes ncttü vroietf indagare, partim magnis aufis excidel. Loc. cit.  ovér de LEGERZIEKTEN. 93 heb, van dezelfde natuur geweest zyn; en de Geneesheer huck, en andere, die federt den voorgaanden oorlog, niet alleen in Duitschland, maar in Minorca , America, en in de WestIndiè'n gebruikt zyn, hebben my verzekerd, dat die ziekte, in deze verfchillende landftreeken en in zeer verfchillende luchtftreeken, met dezelfde toevallen verfchecnen (fchoon met meer of min hevigheid overkomftig de hitte) en in die alie voor dezelfde geneesmiddelen week Ik kan 'er byvocgen, dat beide in Schotland en in dit land, zoo dikwyls als ik gelegenheid gehad heb om in myne byzondere praktyk zoodanige buikloopen te behandelen, ik nimmer heb kunnen bemerken , dat zy eene andere verfchillende geneeswys vorderden. — Ook vind ik niet, dat degtjer reden gehad heeft om dien buikloop, den ■welken hy befchryft, aan te merken als een foort verfchillende van andere , en te onderfcheiden door deszelfs befmettelyken en ga!achtigenaart(*). — Want ik heb nooit gezien dat de Roodeloop' epidemisch regeerde, dan in den zomer, of in den herfst, wanneer de eerlte wegen het meest onderhevig zyn om ontfteld te geraaken; ook heb ik nimmer een goed aantal 'er ziek aan gezien, zonder te hooren, dat veele van hen over misfelykheid en galbraaking klaagden. — Wat betreft de hevigheid der toevallen , waar van d egner gewaagt, ik erken , dat zy in den eerften aanval alles, wat ik 'er ooit van gezien heb, te boven gaat ; doch wanneer veele van onze foldaaten, zelfs met de allergunftigfte gevallen, in de hospitaalen als op een geftuwd werden V aMsiuÏMMia . .:«Kaa:::-..\ y : I ..'. .'is : (*) Hist. Medic.de Dj/enfer. Cap. {.  5>4i VERHANDELING is de Roodeloop op 't laatst met even zoo veel kwaadaartigheid verfcheenen als te Nimegen (38). Sydenham merkt aan: „ Dat gelyk alle „ doorgaande ziekten by haare eerfte verfchy„ ning van eene veel fpiritueeler of fyner na„ tuur zyn dan in haaren gevorderden ftaat, zoo 5) °P gelyke wyze de Roodeloop voortgaat ; want hoe langer zy duurt, hoe zy meer hu„ moreel worden. — By voorbeeld , in den eerften herfst, hadden veele in het geheel „ geen afgangen ; maar ten aanzien van de „ fcherpheid der buikpynen, de hevigheid der „ koorts, fchielyk verval van krachten en an„ dere toevallen, overtrof zy verre de Roode- „ loo- (38) Na genoegzaam alles, wat men over foortelyk onderfcheid der Roodeloopen gefchreven heeft, gelezen te hebben, is het my voorgekomen , dat 'er geen wezenlyk verfchillende foorten van deze ziekte zyn , dat alles wat men daar voor opgeeft, Hechts verfcheidenheden zyn, die van het onderfcheid der geitellen, der luchtsgefteldheden, der faizoenen, en van de bynienging van andere ziekte afhangen; dat ingevolge bier van de Roodeloop zagt of hevig , goed- of kwaadaartig, kort of langduurig, en in het aanwezen of in de hevigheid der toevallen verfchillende is, naar maate de gemelde omftandigheden gunftig of 011gunftig en onderfcheiden zyn; zoodat dezelve kwaadaartig is, by voorbeeld wanneer hy valt in een ongezond, kwaadfappig, of tot rotting gefchikt geftel, in een land- en luchtsge* fteldheid en in een jaargety, die tot rotting voorfchikken en aanleiding geeven , en vooral wanneer hy werkelyk met een rotkoorts gepaard gaat; even als dit plaats heeft irj alle andere doorgaande en ook in befmettelyke ziekten; en zoodanig als ik zulks ten,-aanzien van de kinderpokjes uitvoerig ontvouwd en betoogd heb. Zie de Verhandelingen van het Zeeuwfche Genootfcbap ,VII. Deel, bladz. 196-130. En zie dit zelfde betrekkelyk den Roodeloop omflandig beredeneerd by zimmerman, aangehaalde Verhandeling bladz. 26a—310. Vergelyk de Aangehaalde Verhandeling van stoll.  over de LEGERZIEKTEN. 95 „ loopen van het volgende jaar " (*). — Hier dan fchync men een foort van ziekte te hebben zeer ongelyk aan het gewoone foort. — Edoch, behalven dat deze aanmerking, voor zoo verre ik wcete, nooit door iemant voor sydenham gemaakt is, noch door andere na hem bevestigd is, moet ik ook aanmerken, dat fchoon wy goedkeuren, dat hy den Roodeloop befchouwd heeft als eene ziekte, die met of zonder bloed in de afgangen kan plaats hebben, wy echter dien beroemden Schryver geenzins daar in kunnen rechtvaardigen , dat hy eene ziekte den Roodeloop noemt, ,, in welke in het geheel „ geene afgangen zyn '. Edoch byaldien hier eenige misflag is, zoo is zy van weinig aanbelang ; hoewel ik zulks niet zeggen kan van die waarneeming, met welke syüenham zyn onderwerp befluit, Hy zegt: ,, Dat, fchoon de ontlastingen, zoowel ,, door aderlaating als door buikzuivering on* „ vermydelyk waren, voor dat het Laudanum „ kon toegediend worden, in die jaaren, waar „ in de Roodeloop epidemisch was, nogthana „ in eene andere gefteldheid der lucht, die min„ der gefchiktheid had om deze ziekte te ver„ wekken, die ontlastingen veilig kunnen nage„ laaten worden, en de geneezing door een' „ korter weg kan verkregen worden, te wee„ ten door het Laudanum alleen " (f). — Hier ns 1 ia» (*) Loc. cit. Ct) Quod tarnen in hts annis, quihus dyfenteria e ade» epidemice grasfarcntur, evacuationes prius mcmoratae prorfus necesfariae erant, antequam ad ufum laudani deventutn fuisfet ; at tarnen in confiitutione quavis huic morbo minus faventi, istae tuto omitti posfunt, ac curatio compendiofiori via, folo nempe ufu laudani, abfolvi t»k 4/uem diximus modo. Loc. cit.  96 VERHANDELING in, zegge ik, kan ik niet nalaaten van hem te verfchillen; want, fchoon wy, ingevolge het gezach van sydenham, niet kunnen twyffelen, dat eenige ligte gevallen van den Roodeloop door het Laudanum alleen geneezen zyn, heb ik echter over het algemeen van die praktyk zulke kwaade uitwerkingen gezien, zoo wel in de armee als elders, dat ik voortaan geen één geval van den Roodeloop zal behandelen met het Opium , voor dat de eerfte wegen gezuiverd *jn (39). De Roodeloop begint fomtyds, volgens de waarneming van sydenham, met koude gevolgd van hitte, maar gewooner met buikkrimpingen zonder eenige koortfige gewaarwording. — Ik twyffel of dit laatfte gedeelte wel ftrikt waar zy; want, fchoon de lyder zelf geen gé* wag mogt maaken van eenig koortfig toeval, zal men échter by nader onderzoek vinden, dat beurtlingfche gewaarwordingen van hitte en koude, vermoeidheid, verlies van eetlust, en dergelykekoortfige aandoeningen, gemeenlyk min öf meer de voorloopers van deze ziekte geweest zyn. — Dikwyls zal het begin van eenen buikloop het voorkomen hebben van de herfst-koorts met eene ongefteldheid in de maag en darmen, twee of drie dagen voor dat de loop aankomt; maar na dien tyd, wykt de koorts kennelyk. .— Op een' anderen tyd, worden de foldaaten T na vermoeijenis en blootftelling aan koude, ■ . .. . ' ■ Sc" (39) De nieuwere ondervindingen geeven zeer vee! aanleiding om hier, betrekkelyk het gebruik van het Opium, en het gevoelen van den Heer prinule des aangaande, eenige aanteekeningen te maaken ; doch ik zal dezelve fpaaren tot daar de Auteur over de geneezing handel^  over Dis LEGERZIEKTEN. 97 geduurende hec faizoen van den Roodeloop, fchielyker door den afgang aangetast, doch zelden zonder eenigen trap van koorts. — De kennelyke vermindering van de koorts op de verfchyning van de loslyvigheid, fchynt te billyken die uitdrukking van sydenham, wanneer hy den Roodeloop noemt; „ de koorts van het „ faizoen op de darmen vallende''. Behalven deze voorafgaande koorts j is de lyder onderhevig aan eene lleepende en veel geVaarlyker foort van koorts. — Den meesten tyd heb ik waargenomen, dat deze aangebragt werd door in het begin de ziekte te verwaarloozen, of door toevlugt te neemen tot opiata of andere famentrekkende middelen voor de ontlastingen. — Somtyds, fchoon zelden, heb ik gezien dat hetzelfde foort van koorts den buikloop van het begin af verzelde, en in den dood eindigde, zonder eenig misflag in de leevens- wyze of geneesmiddelen ontdekt te hebben. Edoch het allermoorddaadigite foort van koorts, die met den Roodeloop van eene armee zoo dikwyls vergezeld gaat, fchoon zy 'er niet wezenlyk eigen aan is, is de Hospitaal- of Gevangenhuis - koorts, die op alle tyden de vuile en met ziekten opgepropte zaaien befmet, maar nooit zoo zeer als wanneer in dezelve lyders met eene rotziekte zich bevinden. — Deze koorts met een Roodeloop vereenigd was doorgaans doodelyk (40). De (40) Hoe zeer, na sydenham, degnerus en an^ dere gewitd hebben, dat de koorts geen wezenlyk toeval van den Roodeloop is, hebben echter verre de' meeste en laatere Geneeskundigen waargenomen en ftaande gehouden, dat 'er altoos min of meer koorts by is; dat Zy, Wel li DEEL. O is  pS VERHANDELING De afgangen zyn in het eerst veel, en gevormde drekftoffen-, maar den volgenden dag, of kort 5s waar, in het begin dikwyls zeer gering is, en naauwlyks uit den pols merkbaar, dewyl die als dan zeer traag en klein is, gelyk dezelve dikwyls is in foortgelyke koortfen; doch dat alle de verfef>ynfelen , door den Auteur opgenoemd , het aanwezen van koorts buiten twyffel ftellen. Trouwens kan Men begrypen, dat eene ziekte, die uit zulk eene boosaartige oorzaak ontftaat , en zulke groote wanorders in het ligchaam voortbrengt, geene aandoeningen van koorts verwekken zou? — Maar niet zoo gemakkelyk fchynt het my te beflisfen, of deze koorts, gelyk de Ziektekundigeu .fpreeken , een toeval zy van de aanleidende oorzaak der ziekte (fymptoma caufae occafionalis') of eene bygevoegde ziekte (morbus fecundarius'), uit eene andere oorzaak ontitaandé , dan wel een toeval van de ziekte zelve of van deszelfs naaste oorzaak' (fymptoma mor bi vel caufae proximae). •— Sydenham moet van het laatfte gevoelen geweest zyn als hy zegt: dat de Roodeloop de koorts van het faizoen is, op de darmen ziek plaatfende; en pringle fchynt dit gevoelen te begunftigen. — Doch zimmerman (a~) zegt dat die uitdrukking vsn sydenham hem niet behaagt, omdat die koorts zich dikwyls van eene verfchillende natuur opdoet; dan als eene ontfteekïngs - koorts ; dan als een gal- of rotkoorts , enz. — Edoch het komt my zeer mogelyk en niet onwaarfchynlyk voor, dat dezelfde fioifelyke oorzaak, of fmetftoffe die de aflaatende of tusfchenpoozende koorts van het faizoen voortbrengt, door bykomende oorzaaken zoo kwaadaartig kan worden, dat zy, op de darmen vallende, den Roodeloop met alle deszelfs verderfelyke toevallen verwekken kan , en dus in eene andere gedaante zich opdoen , en eenen geheel verfchillenden rol fpeelen; gelyk dit niet vreemd is met de fmetftoffen van andere heerfchende ziekten. .— Ook is het zeer wel te begrypen, dat die koorts door verfchillende bykomende omftandigheden eene andere natuur kan aanneemen , nu die van een ontlteekings-koorts, dan die van eene rot-koorts, enz.; gelyk deze aart - verwisfelingen aan de herfstkoortfen niet vreemd zyn. — Althans zeker is het dat de koorts van den Roo- de- (a) Aangek, Verhandel, bladz. aj-i.  over de LEGER ZIEKTEN. 99 kort daarna, worden zy weinig, waterig enflymig, en gaan vcrzeld van buikkrimpingen en persfingen. — Van dezen tyd af tot «dat de ziekte eene gunitige keer neemt, ziet men fchier nooit gevormde drekftofFen, tenzy wanneer een buikzuiverend middel fchielyk werkt en dezelve naar omlaag dryft: en dan heeft de lyder indedaad minder buikpynen, gaat niet zoo dikwyls af, en heeft minder persfing (41). Be- deloop zich in het begin doorgaans opdoet als e:ne aflaatende of tusfchenpoozende koorts van het faizoen. En het is ook zeer waarfchynlyk dat die zelfde koorts van natuur verandert ingevolge de hevigheid en den gevorderden fiaat der ziekte, of van bykomende verzvvaarende oorzaaken ; en dat zy hier van, in den voortgang en vererging der ziekte, tot eene uitteerende koorts, of in de hospltaa- len tot den aart van eene hospitaal-koorts overgaat. Zeker is het daarenboven, dat, naarmaate de aart van die koorts is , de Roodeloop ook beter of erger van natuur is; dat hy het goedaartigfte is, als de koorts tusfcheiiDoozende is en blyft, doch zeer kivaadaartig als deze in 'eene rotkoorts en vooral in een hospitaal-koorts verandert. (41) Zoodanig, als de Auteur hier befchryft, draa:;t zich gewoonlyk de afgang toe en zyn gemeenlyk de ftoffen , die 'er zich door ontlasten ; niettemin doen zich fomtyds hier in eenige verfcheidenheden op, die wel verdienen in acht genomen te worden. —• Men ontmoet gevallen, waar in geene ontlasting van drekftoffen van eenig belang voorkomt , niettegenftaande alle de andere toevallen van den waaren Roodeloop plaats hebben. Zulke Roodeloopen heeft de Heer van geuns aangetroffen in menfehen , die alleen door eene belette uitwaasfeming de ziekte zeer fchielyk gekregen hadden (V). — Somtyds is de afgang alleen eene witte , flymige , etterachtige ftoffe ; hoedaan'ige gevallen de Heer zimmerman in eene Epidemie van den waaren Roodeloop verfcheiden gezien beeft; waar uit hy te recht befluit, dat het belagchelyk is uit de verfchillende kleuren des afgangs onderfcheiden fojrten van (a) Zie deszelfs «angeh. Verhandel, bladz. yo, 91, {!>) Zie deszelfs aangeh. Verhand, bladz. 52. G 2  ïoo VERHANDELING Behalven van het ilym in de afgangen, had sydenham ook behooren melding te maaken van een waterig vocht, het welk gewoonlyk met het ilym vermengd is. — Dit wey vocht, is misfchien één der oorzaaken van de prikkeling, en zakt neder van de hoogere gedeelten der darmen, terwyl het ilym den meestentyd word afgefcheiden uit den endeldarm onder het persfen (42). De ftreepen bloeds geeven te kennen het open zyn van eenige kleine bloedvaten in het eind van den endeldarm; maar eene innerlyker vermenging is een teeken dat het bloed van een' hoogeren oorfpronk komt. — Deze bloedontlasting , die den meesten fchrik baart , is het minst te vreezene toeval; want, fchoon de bloeding aanhoudende is, is de veelheid van het te loór gaande bloed, eenige weinige gevallen uitgezonderd, van niet veel aanbelang. — Morg a g n 1 merkt aan dat het grootfte gedeelte van het bloed van 'de darmen kan voortkomen, zonder Roodeloopen te maaken en dezelve op verfchillende wyze te behandelen. — Dusdanige Roodeloopen , waar in niet dan witte ftoffen zich ontlasten, heeft de Heer monro in het Engelfche Leger gezien : de foldaaten waren daarom gewoon te zeggen, dat zy den Witteloop hadden (V). (42) De ontlasting van deze waterachtige ftoffen is fomtyds verbaazend groot; zimmerman zegt gezien te hebben, dat 'er in éénen dag over de veertig ponden van door de ftoelgangen zich ontlastte; en hy verklaart dit uit den grooten toevloed van vochten uit Se darmklieren, lever, galblaas, en andere ingewanden , door de' prikkeling der fcherpe ftoffen veroorzaakt (F). Misfchien moet men hier byvoegen de dranken die, onopgeflorpt, door de darmen met de drekftoffen heen vloeijen. OO Zie 'iet aangeh. Werk, Vol. I. pag. 341« 342» Q) Zie deszelfs aangeh. Verhand, bladz. 50.  OVER. DE LEGERZIEKTEN. 101' èler eenige |verbreeking van de bloedvaten, en alken door hunne grootereWerwyding; en deze meening komt het meest overeen met het gene ik gezien heb by de befchouwing der darmen na den dood (43). Ook (43) Zimmerman (a) zegt, dat de bloedige ftreepen de verbreeking van eenige kleine vaten in den endeldarm te kennen geeven; — dat het bloed ook kan voortvloeien uit de mondjes der vaatjes die door de prikkeling der fcherpe ftoffen vervvyderd zyn; — dat eene grootere ontlasting van bloed ook meest uit dien darm of uit het onderfte gedeelte van den •karteldarm voortkomt; — dat hy goedaartige gevallen gezien heeft, waar in die ontlasting zeer groot was, en zonder pyn, of kwaade toevallen; —- dat zy derhalven geen teeken of gevolg is van ontfteeking der darmen, noch eenig gevaar aanduidt; te minder dewyl hy veele lyders zonder het minfte teeken Van bloed in korten tyd heeft zien fterven; — dat hierom eenige Waarneemers eene groote ontlasting van zuiver bloed voordeelig gehouden hebben; — dat ook degner. bevonden heeft, dat zy, die veel bloed verloren, in minder gevaar waren , dan zy die maar weinig bloed in hunne afgangen hadden, en, in plaatfe van dit, eene witte, fchuimachtige , kleverige «en alleen met bloed geftreepte ilym kwyt raakcen; want dat deze over heviger buikkrimpingen , meenigvuldiger afgangen , en grooter krachteloosheid klaagden; — dat hy de volkomener vermenging van bloed met den afgang, als een teeken, dat het zelve van hooger plaacs dan den endeldarm voorkomt , wel vreest, omdat men hier uit befluit dat het kwaad voornaamelyk huisvest in de dunne darmen, alwaar het gevaar altyd grooter zyn moet; — dat hy echter zulks ook gezien heeft in veele gevallen, die goedaartig en zeer gemakkelyk te geneezen waren; — dat by de aannadering van den dood de afgangen minder bloederig, dat is, minder rood worden , dewyl het bloed dan in een rottend water verandert; — en eindelyk dat over het algemeen het gevaar in den Roodeloop niet is in evenredigheid van het bloed, 't welk ontlast werd; fchoon in den kwaadaartigen Roodeloop meestendeels alle bloedltortingen zeer gevaarlyk zyn— Voorts 00 Dezelfde Verhand, bladz. 55 en 305 -—307. G3  joa VERHANDELING Ook behoeft men zich niet te ontrusten over'' het verlies van zoo veel van het weyachtig vocht; want het geheel 'er van is in verre na zoo veel niet als in een' gewoonen Buikloop (Dlirrlioea). — Nogthans heeft de meenigvuletigheid der afgangen eene verkeerde aanwyzing gegeeven tot het vroeg gebruiken van famentrekkende middelen; dewyl, in wezen, de doorgang door de darmen reeds zoo zeer vcrftopt is, dat denzelven te herilellen en opentchouden het allerwezenlykfle , zoo wel als het allermoeijelykfte gedeelte is van de geneezing. Daar zyn ook andere zelf Handigheden, door sydenham niet gemeld, welke men niet zoo gewoonlyk in de afgangen ziet, te weeten, ronde wormen, keutels of kleine ballen van verharde drekftoffen, en eenige kleiner ligchaamen van kleur en lyvighcid als vet of ongel. De wormen moet men niet befchouwen als de oorzaaken van den loop, maar als famenloopende met andere oorzaaken om denzelven erger te maaken, — Het fchynt dat zy, in dezen ziekelyken Haat der darmen v door hunne worftelingeri om 'er uit te komen, de prikkeling vermeerderen. — Somtyds heb ik hen door den mond zien uitkomen (44). De Voorts hebben de Ouden reeds geleerd, dat het bloed in den lloo.ieloop, ten aanzien van de hoeveelheid en de WVze op welke het met den afgang vermengd Is, zeer vcrfchillen kan; en zy begreepcu , dat de dunne darmen het meest aangedaan waren, als het bloed weinig en innerlyk met de dr.kltoff.u vermengd was, doch de dikke., en die het digtst by den aars zyn, als het Moed 'er zuiver op dreef (V). (44) Zimmerman (b) zegt: „ Doorgaans braakc de 00 Zie ackkrmanni, Dhferl. cit. pag. 48. (ó) Aangeh. VeihMd. blaitz. 29a.  over -de LEGERZIEKTEN. 103 De keutels van verharde drekftoffen kunnen op alle tyden van de ziekte voor den dag komen doch ik heb dezelve meest gezien in deszelfs' o-evorderden ftaat, en als ik vermoedde dat men de buikzuivering te lang verzuimd had. — Gemeenlyk heb ik gezien, dat de persfing cn alle de andere toevallen verdwcenen, nadat zy door een fchielyk werkend purgeermiddel ontlast waren. — Deze keutels (Scybala) zyn zoo vast van weeffel en zoo rond , dat zy in de cellen van den karteldarm fchynen gevormd te zyn, en daar van het begin af gehuisvest te heb- „ lyder wormen, of loost dezelve met den afgang, fom,, tyds kruipen zy vair zelve in de keel en mond, zelfs „ wel tot in de neusgaten, zoo dat men dezelve met da „ vingers daar uit haaien kan: de wormen moeten t e-hter „ niet aangezien worden voor een teeken van een' kwaads, aartigén Roodeloop , dewyl men dezelve ook ryketyk "„ ziet in veele Epidemten van den galachtigen Roodeloop'. Men vindt by van der monde (Journal de Méde- cinc in May 1757) aangeteekend eene Dyfenteria Vermipofa, eenen algemeen met wormen verzeklen Roodeloop, die van Augustus tot November grasfeerde. Hüshah (a) verhaalt ook, dat hy , in fommige faifoencn, ronde wormen gezien had in de afgangen van de meeste lyders aan den Roodeloop. In dit geval fchynt men te moeten denken aan eene algemeene wormteelende gefteldheid van gebruikte fpyzen of dranken ; doch in andere gevallen zyn het de wormen, die de lyders uit andere oorzaaken vooraf by zich hadden ; en het is ligt te begrypen , dat de wormen niet kunnen blyven huisvesten in darmen, m welke zulke groote beroeringen voorvallen, als in den Roodeloop: ook heeft zimmerman (b) in een' doorgaanden Roodeloop eene vetbaazende meenigte van maaden (Ascarules) zien ontlasten, die mede gezien zyn door den Hooggeleerden Heer van volteLen. Zie verder het gene de Heer van g F-uns hier toe betrekkelyk heeft aangeteekend (O- (d) De AZre, Vol. II. pag. 9".. (b) Aangeh. Vei handeling, blidz. 307. CO Aangeh. Verhandeling, bladz. 52 en 76. G 4  104 VERHANDELING hebben; want men kan bezwaarlyk veronderfïelJen, dat zy naderhand die gedaante en vastheid verkregen hebben, geduurende eene aanhoudende prikkeling van de darmen, en ilappe diëet, die de lyders dan houden. Betreffende de witte zelfftandigheden, die ik by vet vergeleken heb, weete ik niet ofzy, dezelfde zyn, die hippocrates noemt a-d^s (Carunculae, vleesklompen); maar zy zyn duidelyk befchreven door aretaeus en caelius aurelianus, en federt hebben de laatere Schryvers 'er melding van gemaakt onder den naam van corporapingua, vette ligchaamen, en hebben 'er verfchillende verklaaringen van gegeeven. Of- fchoon ik dezelve dikwyls had gezien, had ik echter verzuimd dezelve te onderzoeken, tot den herfst van 1762, wanneer de Geneesheer huck en ik, bezoekende eenen koopman in deze ftad, die aan den Roodeloop ziek lag, en zulke zelfftandigheden loosden, eene van dezelve bewaarden, die wy op ons gemak befchouwden, en toen vonden, dat het onderwerp van ons onderzoek niets anders was dan een ftuk kaas; fchoon de lyder ons naderhand verzekerde, dat hy geen kaas geproefd had federt het begin van zyne ziekte, die toen meer dan veertien dagen geduurd had. — Of nu deze kaas verzameld was van kleinere deelen; die, voor de ziekte, van de maag in den kartejdarm zytr voortgegaan , of dat zy federt gevormd was van de melk, die hy aldoor gebruikt had, en welke in zyne maag geronnen was , konden wy niet bepaalen; doch wy waren overtuigd, dat zy van dezelfde natuur moet geweest zyn als alle die corpora pingua, die wy zoo dikwyls in den Roodeloop gezien hadden. Mee  over de LEGERZIEKTEN. 105 Met betrekking tot de affchaavingen of ontvellingen van de donfige rok (tunica villofa) van de darmen, en andere zelfftandigheden die men zegt in de afgangen waargenomen te hebben, kan ik niets zeggen, als hebbende dezelve nooit gezien, fchoon ik niet wil betwisten het gene, waar van men by andere zoo dikwyls gewag gemaakt vindt (*) De affchuwlykheid en ook het gevaar van zulk een onderzoek kunnen my genoeg tot verfchooning verftrekken, dat ik hetzelve niet verder voortgezet heb (45). De (*) Haec funt ramenta t-vffparx dicta hippocuati, quae merito daninavit. — TestatUr galenus fe muitos vidisfe £? faepe, quibus, cum morbis gravibus & diuturv.is conflictatis, maxima intestinorum pars fic corrumpe* batur, ut compluribus in locis tota interior tunica es/et destructa, imprimis in morbis dyfentericis. Van swieten Comment. in Aphor. soerh. §. 721. ([45) Zimmerman (_a) zegt: „ De vezels en vliezen, ,, die dikwyls in den Loop wegvloeijen , ja zelfs ook „ fomwylen een fchoenslengte den ellendigen byhangen, en voor 'den inwendigen rok der darmen gehouden worden, „ zyn zelden de buitenfte deelen der darmen, maar veel,, tyds een verdikt flym. — Groote Ontleedkundigen heb„ ben ons de wegen aangewezen, langs welke deze flym „ in de darmen komt; zy hebben getoond, dat men ook „ met het bloed in de darmen eene floffe kan afgaan, die „ daar zelfs ftolt, en onder den fchyn'van een vliesachtig ?, of vetachtig ligchaam in de ftoelgangen valt, zonder dat „ het geringfte teeken van eene verzweering in de darmen „ tegenwoordig is". — Monro (_b~) teekent aan: dat men de Roodeloopige lyders niet alleen vezels en (lukken van vliezen heeft zien afgaan , maar ook , fchoon zelden , vliezige buizen van eenige duimen lengte, die men veronderfteld heeft dat gedeelten waren van de donzige rok der darmen. — Cheskeau (c) gewaagt van eene vrouw met den Roodeloop, die, 00 Aangeh. Verhand, bladz. 53. (b\ Vol. I. pag. 324. (t) Obfervts. menie. lib. lil. cup. VII. oif. IV. G 5  ioö VERHANDELING De afgangen zyn door de gantfche ziekte heen te onderfcheiden door een' zekeren reuk , verfchillende van dien der gewoone drekftoffen. In het eerst is dezelve gering en niet leelyk, maar tegen het einde der ziekte, wanneer de darmen beginnen te verlterven, is de ltank als die van een rottend lyk en ondraagelyk. — Op dien tyd zyn zy waarfchynlyk het befmettelykfte. —~ Ik heb elders aangemerkt, dat de drek - reuk geboren word uit een mengfel van eene rotte ftoffe meteen zuur, en dat de drekftoffen door deze famenvoeging een' byzonderen en fterkeren reuk krygen dan zy anders hebben zouden, en minder bekwaam zyn om de befmetting te verfpreiden (*). — Doch het fchynt, als of, in deze ziekte, het zuur, het welk in de maag en dunne darmen geboren word, door de kramptrekking verhinderd word om in de dikke darmen tlie, op den vierden dag der ziekte , eene vliezige buis ontlastte zoo lang als de palm van de hand , gelykende naar een geheel ftuk van den waaren rok der darmen; en een ander ftuk, op den loden dag, van vier palmen lengte. — Tulp (V) geeft het geval van eenen man van den Roodeloop aangetast, die, zegt hy, in eene week , den geheelen donzigen rok van den endeldarm kwyt raakte, en herftelde. — Een gelyk verhaal vindt men in het 6de Deel van de Edinburg Medical Esfays, by c. simson. Het is nog niet beflist by de Geneeskundigen , of die vezels, vliezen,-en vliezige buizen, wezenlyke gedeelten zyn van de rokken der darmen. — Het is waarfchynlyk, dat het grootlte gedeelte 'er van gemaakt is door verdikt Ilym van de darmen , doch dat zy fomtyds gedeelten geweest zyn van den waaren rok der darmen. Want de Heer simson zegt, dat hy, by het onderzoek van de vliezen, welke in het geval dat hy befchryft, ontlast zyn, gevonden heeft dat zy een werktuigelyk famenftel hadden, met onderfcheiden vezels en vaten, overal door dezelve'verfpreid. (*) Mnhangfel, VII. Vertoog, XLIII. Proefn. (d) Obferyat. lib. UI. olf. 17.  over. de LEGERZIEKTEN. 107 men over te gaan, en dat de drekftoffen daar door beroofd worden van dat gene 't welk de Natuur gefchikt heeft om haar te verbeteren. Onder andere toevallen, door sydenham over het hoofd gezien , is de opblaazing deimaag en darmen door winden, welke naar allen oogfchyn hunnen oorfpronk neemen uit de voedfels, die in deze ziekte van de maag te ftcrk gisten , en zoo wel deze lucht als dat zuur voortbrengen , gelyk blykt uit de Proefneemingen by dit Werk gevoegd (*). — Een andere bron van dezelve kan ook plaats hebben in het bloed en de andere vochten , die in de dikke darmen ftilftaan en'rotten; want het is'Ngenoeg bekend, dat alle dierlyke en groeijende zelfftandigheden zeer veel lucht uitgeeven als zy door rotting ontbonden worden. ■— Daarenboven, nadien de gehecle masfa van het bloed, door de opftorping der rotte ftoffen uit de darmen, eene meer dan natuurlyke overhelling tot rotting verkregen heeft, zoo kan het door die oorzaak ook meer gefchikt zyn om zyne lucht lostclaaten, en dezelve in de eerfte wegen nedertewerpen. — Edoch hoe dit ook zyn mag, het is klaar dat de lucht, die op dezen tyd in fpyswegen tc overtollig is, dikwyls een gevoel van benaauwende fpanning veroorzaakt, of de buikkrimpingen verzwaart (naar het verfchil van de plaats waar in zy zich verzamelt, het zy in de maag, of in de dunne of in de dikke darmen) en in reden van de krampen, die dezelve befloten houden. —■ Ik heb meer dan één geval gezien van eene Windzucht (Tympanites) (te weeten , eene onmaatige opfpanning van den kronkeldarm door de lucht), veroorzaakt door een te voor- baa- (*) Aanhangfc-l, V. en VI. Vertoog.  roS VERHANDELING baarig gebruik van Opiata, en van famentrekkende middelen in den Roodeloop. . . De afgangen zyn al vroeg in de ziekte van eene fchuimige gefteldheid gelyk gist; maar dit is de natuurlyke ftaat van het flym (Miicus), het welk, als het uit de kliertjes komt, met de lucht vermengd word. — Want, volgens de proeven van den Heere de h aller, wanneer men den inwendigen rok der darmen van een leevend dier prikkelt, word dat foort van fchuimige ftoffe uitgeperst uit alle de mondjes van de affcheidende vaatjes rondom het geprikkelde deel (*). Het zou van nut knnnen wezen, dat men wist welke darm iyzonderlyk aangedaan is, wanneer de krimpingen het hevigfte zyn. —■ Doch Zulks kan men bezwaarlyk met zekerheid zeggen, gelykt men ligt begrypt, wanneer men overweegt, hoe zeer de darmen door de wormswyze beweeging gemeenlyk van plaats veranderen Ct)? hoe zeer hunne ligging verfchilt in onderfcheiden perfoonen, en hoe ligtelyk de pyn van den karteldarm kan verward worden met die van de dunne darmen, welke daar rondom liggen. — In het algemeen, vindt men, dat de prikkeling van de maag en hoogliggende darmen verzeld gaat met meer misfelykheid dan krimpingen; en gevolglyk , wanneer de krimpingen fcherp zyn zonder misfelykheid, is het waarfchynlyk dat de kramp laager in de darmen is. — Wanneer de pyn is in het midden van den buik, mag men vermoeden, dat de kramp in de dunne darmen is; maar men kan 'er niet Zeker op aangaan, vermits men de bovenfte'bogt van (*) Opera minora, ƒ>. 354, & feq. (t) tbti. p. 301, & feq.  over de LEGERZIEKTEN. 15,9 van den kronkeldarm in fommige onderwerpen omlaag in den navelilrcek gevonden heeft. — De pynen in de zyden, in den rug en in den ftreek der nieren kan men brengen tot den karteldarm; doch als de pynen gevoeld worden omtrent het heilig been, kan men vermoeden dat het bovenlie gedeelte van den endeldarm aangedaan is. Want de pyn, uit de prikkeling van dien darm ontftaande, kan even zeer gebragt worden tot den rug, en tot het laagere gedeelte van den buik; overmits een fteen, door de pisleiders nederdaalende, op beide plaatfen gevoeld word, zo wel van achteren als van vooren. — Maar, als het benedenfte eind van den endeldarm geprikkeld word, fchynt de kramp alsdan niet zoo zeer pyn voorttebrengen , als wel eenen geweldigen drang (Nifus) , waar in de fpieren van dien darm zoo wel deel hebben als de andere, die tot de ontlasting van de drekftoffen medewerken (46). Voor (46) Om te onderfcheiden wat gedeelte der darmen het meest aangedaan is, zegt hoffman (V) het volgende: „ Byaldien 'er fcherpe pynen omtrent den navel zyn, en „ de afgangen lang na de krimpingen volgen , zyn de, „ dunne darmen aangedaan; maar als de krimpende pynen „ in den bovenbuiksftreek zich doen gevoelen, alwaar de „ karteldarm gelegen is, of in de bovenbuiks-zyden of in „ den onderbuik, en de ftoelgangen fchielyk op de krim„ pingen volgen, is het een zeker teeken, dat de dikke „ darmen voornaamelyk zyn aangedaan. — En wanneer 'er „ een geduurige drang is om aftegaan, en de lyder Hechts „ eene kleine hoeveelheid van fcherpe , bytende , taaije ,, flym kwyt raakt, is het waarfcbynelyk dat 'er een zweer „ in den endeldarm is". De Heer dezoh (b~) zegt: „ Indien de zitplaats van „ de (e) Oper. Tom. III. p. 152. Scct. 2. Cap. 'VII. Qb) Lettres fur les prlmipalcs maladks atli ont regni dans les Hospi.  ffó VERHANDELING Voor de afgangen gaan altyd fcherpe buikkrimpingen , waar op eenige tusfchenpoozing van pyn volgt, doch, nadien de afgangen zoo dikwyls wederkomen, kan de lyder oeene groote verligting hebben, ten zy de krampen weggenomen worden, door Opiata, door het ftooven van den buik, door zweet te verwekken of door de fcherpe en prikkelende ftoffe door een purgeermiddel te ontlasten. — Maar, wanneer de darmen beginnen te verfterven, klaagt de lyder, fchoon rusteloos, van weinig'pyn of persfing; ja ik heb gezien dat zy van deze laat- fte „ de ziekte in de dunne darmen is, zyn de nypende pynen „ fcherper en gelyken naar het fteeken van" naalden , en „ de afgangen volgen niet onmiddelyk op de krimpingen, „ en het ontlaste, bloed is innerlyk vermengd met de af' „ gangen; doch zoo de ontfteeking in de dikke darmen is „ is de pyn niet zoo fcherp, de afgangen volgen omnid„ delyk op de pynelyke krimpingen, en het bloed is niet innerlyk vermengd met dezelve". Edoch de Ouden, galenus, actius, alexander trallianus, aretaeus, avicenna, celsus en andere hebben die teekenen reeds opgegeeven, en, nadien zy meenden dat, in den gevorderden ftaat van den Roodeloop, altoos een ontvelling of verzweering in den eenen of anderen darm plaats hadde, hebben zy er niet alleen uit opgemaakt in welken darm die verzweering voornaamelyk gevonden werd, maar ook het gevaar der ziekte 'er naar afgemeeten, oordeelende dat dit grooter was als de ve'rzweering in de dunne darmen zich gezet hadde , doch minder in de dikke darmen , en nog minder naar maate dezelve laager in deze en het digtfte by den aars was ; ingevolge hier van hebben zy ook de keus hunner geneesmiddelen bepaald, meenende dat zy in het laatfte geval meer nut van klysteeren te wagten hadden dan in het eerfte pitaux de l'Armee de Roy dans les Annies 1734 , j7ic , 1726 tuin'* « Paris, 1741, lettre Urne pag. 200. 7M' /35 /B ' P ' * 00 Confer, ackermanni lib, cit, pag, 62—-58.  over de LEGERZIEKTEN. in fte toevallen geheel bevryd waren, niet flechts voor eenige uuren , maar geduurende eenige dagen voor hunnen dood. — Op die tyden heb* ben zy min of meer ylhoofdigheid, hoewel ik eenige gezien heb die tot het laatfte toe by hunne kennis bleeven. Men kan ook aanmerken, dat sydenham geene melding maakt van de persfing (Tenesmus) tot dat de lyder aan de beter hand is, fchoon dat toeval een van de eerfte toevallen is, welke den Roodeloop doen onderkennen. Maar dit is geen overziening van dien uitmuntenden Schryver; want het gene andere door een tenesmus verftaan, en het gene ik 'er mede bedoele, in het optellen van de meer onaffcheidelyke toevallen, drukt sydenham uit door intesiinorum depresfio • cum dolore , en door molestisfimus viscerum omnium qua/i defcenfus. — Wat betreft zyne Waarneeming: „ Dat de darmen „ agtcrvolglyk nederwaards aangedaan worden, „ tot dat de ziekte gebragt word op den cn„ deldarm, alwaar zy eindigt in eene persfing „ Qenesmus') ", deze kan flipt gefproken niet toegedaan worden. — Want, fchoon de endeldarm gemeenlyk het laatfte deel is dat herftelt, en de karteldarm langer ziek blyft dan de dunne darmen, heb ik echter zulk eenen voortgang, als sydenham befchryft, niet waargenomen. — In het begin fchynt het geheele darmkanaal aangedaan te zyn, en nogthans is de persfing al vroeg • reeds zoo geweldig als zy immer daarna is in den loop der ziekte. — De hardnekkigheid van de persfing fchynt fomtyds de oorzaak van den dood te zyn, want, door de aanhoudende prikkeling, verfterft op 't laatst de endeldarm. — In die ligchaamen, welke ik geopend  u2 VERHANDELING pend heb, vond ik de verfchynfelen van verfterving altoos grooter, hoe nader zy was by hen uiteinde van den endeldarm. Sydenham merkt aan, dat de persfing, ton het einde van den loop overblyvende, niet ontfiaat uit eene verzweering van den endeldarm: maar volgens hem, „ naar maate de darmen hunne „ veerkracht weder verkrygen , werpen zy de „ ovcrblyffcls van de ziékte-ftoffe in dien darm; „ die, hier door geduurig geprikkeld wordende, „ telkens by iederen afgang een gedeelte ontlast „ van het flym, met welk de darmen natuurlyk „ befmeerd zyn". — Edoch fchynt het niet natuurlyker deze overblyvende persfing toetefchryven aan de verzweerende' gefteldheid van een gedeelte des darms, het welk in den loop der ziekte zoo zeer ontftoken en ontveld geweest is, en het welk door de aanhoudende prikkeling nog belet word te heelen? — Voeg hier by de opmerking, die men dikwyls gemaakt heeft, dat de persfing overgaat zoodra de lyder eenige; harde drekftoffen loost, zoodanige als waar vart wy boven gewag gemaakt hebben , welke meenigmaal de oorzaak zyn van die prikkeling. —■ Dat de persfing, welke op den Roodeloop volgt, fomtyds veroorzaakt word door eene zweer, heeft morgagni verzekerd, doch hy meld maar een voorbeeld het welk hem by zyne ontleedingen van lyken ontmoet is (4.7). Sy- (47) Vergelyk zimmerm an's aangehaalde Verhandeling bladz. 59. — Monro zegt (in het aangehaalde Werk, Vol. I. pag. 324, 325); „ In den loop der ziekte klaag* ,, den de foldaaten dikwyls van eene geweldige pyn in dei» „ endeldarm, naby den aars, die het finertelykfte was als »> zï afgongen ; zy duurde eenige dageu, fomtyds eene „ week  óver de LEGERZIEKTEN. nS Sydenham maakt ook geen gewach van eene uitzakking van den aars Procidentia ani) noch van eene droppelpis (Stranguria), fchoon ik gezien heb dat beide die toevallen erge gevallen van den Roodeloop verzegden* — Het eerfte toeval ontftaat uit de geweldige persfing; het laatfte uit eene ontfteeking zich van den endeldarm tot den hals van de blaas uitbreidende. Ook maakt die achtingswaardige Schryver geene aanmerking omtrent de befmetting, welke deze doorgaande ziekte met zich brengt; Willis zegt uitdrukkelyk, dat de Roodeloop dien hy befchryft (en welke dezelfde was als die van sydenham) niet befmettelyk was. — Doch alles wat wy daar uit belhiiten kunnen, is dat de ziekte, welke zy gezien hebben, of van eene goedaartiger natuur ware, dan zy gewoonlyk is wanneer zy algemeen word,' of dat deze opmerking hunnen aandagt ontlhapt zy. — Het is waar dat deze ziekte niet zoo aanfteekende is als de meeste andere van het befmettelyk foort; niettemin, wanneer zy doorgaande (epidemisch) geweest is ^ heb ik ze altoos min ol meer befmettelyk gevonden; vooral in de hospitaalen, eri in de huizen der armen, waarin de middelen van reinheid ontbreeken. De week of langer, en dan loosden de lyders met de drek„ ftoffen min of meer geelachtigen etter, waar na de ge,, weldige pyn ophield". — De Heer touch, Apotheker in het militaire Hospitaal in Duitsc'hland; had hem het eerst onderrigt , dat men in die gevallen etter in de afg ingen vindt; hy had dit zeer dikwyls te Gibralter waargenomen; én 'er uit befloten dat die pyn ontflond uit eene fch ;rpé ontfteeking van den endeldarm; ook had het hein' de göfchiktfte geneeswyze aangewezen, te weeten verzagcendef olyachtige klysteeren, aderlaatingen, enz; II. deel, H  H4 VERHANDELING De duuring en de uitgang van den Roodeloop zyn onzeker, meestal afhangende van de geneesmiddelen, eene.goede lucht, de oppasfing, en de zorg, die de lyder voor zich zelve draagt (48). —- Byaldien niets ontbreekt, en de loop eerst begint, zal hy gemeenlyk wel geneezen: maar deze gunftige omftandigheden hebben alleen plaats by de officieren. —• Verfchillende is het geval by de gemeene foldaaten, die niet alleen laat om hulp.vraagen, maar of aan koude in het veld bloot gefield zyn, of, het gene erger is, in de bedorven lucht van een . hospitaal zyn opgefloten (49). Het is een teeken van een kwaad geval, ars het eerfte braak- en purgeer - middel niet verligt; als de uitteerende koorts (Febris hectïca) toeneemt ; als de ongefteldheid van de maag hardnekkig is; wanneer het gelaat veel verandert; als de pols zinkt en misflaat; als de lyder rusteloos is, zonder van buikkrimpingen te klaa- gen. (48) Zie dit breedvoerig bevestigd door zimmerman in de aangeh. Verhandel, bladz. 264, 309. (40),,, De tyd des duuring vair deze ziekte", zeo-t MONRo CV), •;, is zeer onzeker; fomtyds,'als zy met veel „ koorts en ontfteeking gepaard gaat, - brengt zy in een' „ zeer korten tyd den dood aan; op andere tyden word „ zy geneezen door tydige ontlastingen in zeven , agt, „ of tien dagen; op andere tyden , vooral wanneer zy in „ het begin verzuimd is , duurt zy weeken of maanden, „ en doet de lyders trapsgewyze uitteeren, tot 'er fchier „ niets overblyft dan vel en been, en rukt hen eindelyk „ m het graf. — En zy, die herftellen, blyven lang zwak, ,,, en hunne ingewanden zeer prikkelbaar , en zy zyn on„ derhevig aan eene geduurige wederkomst van dun af te „ gaan op het vatten van de minfte koude, of op het be,, gaan van degeringfte ongeregeldheid in eeten of drinken". (a) Het aangeh. W«rk. Vol. i. pag. 325.  over de LEGERZIEKTEN. |ï£ gen. — In het begin is de hik weinig te vreezen; maar zo zy in den gevorderden en zwakken ftaat, halfterrig is, is zy gemeenlyk een teeken van verfterving. — Wanneer de ziekte doodelyk is, eindigt zy in een verval van krachten , eene verzweering der keel, of fprouvv, onwillige en gelyk een kreng ftinkende afgangen; -— Eenigen tyd voor den dood; wanneer dë krampen, door.>. de rottige ontlasting of verflap;ping , ophouden , loopen de voedfels , gelyk in eenen fpysloop (Lienieria'), genoegfaam onveranderd door de darmen heen (50). : Met den allergunftigften uitkomst , kunnen die foldaaten, welke men in het hospitaal gezonden heeft, van weinig dienst zyn voor het overige van den veldtocht; want daar is geene ziekte, die ligter weerkomt op misflagen in de diëet, of op blootftelling aan koude. ■— Niet dat deze wederkomingen zoo zeer wederinftortingen zyn iS den waaren Roodeloop , als zy wel gewoone buikloopen (Diarrhoeae) zyn., doch met meer toevallen van den Roodeloop dan gemeenlyk in den witten loop plaats hebben. — Want fchoon de oorfpronkelyke ziekte een' goeden keer neemt, houdt echter de gefchiktheid tot loslyvigheid aan; nadien de dar» men (50) De verdere teekens en toevallen, Welke in de verfchillende gevallen van d-eze ziekte gevaar aanduiden , of een' aannaderenden dood voorfpcllen, gelyk ook de byzondere teekenen van een' kwaadaartigen Roodeloop, en de andere merkwaardige verfchynfels die in deze Ziekte zich opdoen , kan men breedvoerig aangewezen en ontvouwd leezen in de aangehaalde Verhandeling van zimmerman bladz. 296—310, in tissot's én öickjjRi Raadgeving voor de gezondheid, van, den Genieenen Man i bladz. 2Ï18—309, en in stinstra's Historie van de Djfenterie, bladz. 952—965. H s  ti6 VERHANDELING men te teer zyn om den natuurlyken prikkel van de gal en van andere afgefcheiden vochten te verdraagen, zonder door dezelve te hevig geprikkeld te worden. Zoodanige zyn de waarnemingen , die ik in ftaat geweest ben by die van sydenham te voegen, door de veelvuldige gelegenheden die ik gehad heb om den Roodeloop in alle deszelfs gedaante te zien. Van de openingen der lyken. De ziekte befchreven hebbende, zal ik 'er op laaten volgen de veranderingen, die ik heb waargenomen in de ligchaamen van hen, welke 'er aan geftorven en geopend zyn. — Dit is een deel van de historie der ziekte, het welk sydenham en degner be.de verzuimd hebben te befchryven. u In den Herfst van 1744 werd een foldaat, die omtrent drie weeken aan den Roodeloop ziek gelegen had, met eenige andere zieken, van Doornik in het hospitaal te Brusfel gezonden. — Zyne pols was flap, zyne krachten vervallen, de krimpingen en persfing waren aanhoudende, en zyne afgangen waren van eene kleur als fcherp bloedig water (Jchor), eene verandering, die dikwyls ontftaat uit het bederf van het bloed. — Den derden dag na zyncn komst, namen de pynen af, zyne pols zonk, zyne uitterfte ledemaatcn werden koud, waar op een ligte ylhoofdigheid (delirium) volgde , en hy ftierf den vierden dag. Ik vond de dikke darmen zwart vari kleur en van eene rottige gedaante, de rokken derzelven onnatuurlyk dik (een teeken van eene voorafge- gaa-  over de LEG ER ZIEKTEN. n7 gaane ontfteeking^ en aan de binnenzyde verzworen, byzonderlyk in den endeldarm en het laagfte gedeelte van den kronkeldarm, alwaar de donfige rok was afgefchaafd, of veranderd in eene bedorven flymige zelfftandigheid van eene groenachtige kleur. — De blindedarm en deszelfs aanhangfel waren minder bedorven; en de dunne darmen en de maag waren niet verftorven, wankleurig, noch van flym beroofd, maar alleen met lucht opgezet. — Het vet van het net was groenachtig; doch de.lever of milt fcheenen niet" bedorven; alleen was de gal dik, lymig en donker van kleur. — Dat gedeelte van de holle ader, het welk op de wervelbeenderen van de lendenen ligt, was zeer zagt of murw. — De longen waren een weinig vast gegroeid aan de linkerzyde, doch fcheenen anders gezond. — In de regter holligheid van het hart was het bloed geronnen, maar in de groote vaten was het vloeibaarer en zwart van kleur. 2. Omtrent den zelfden tyd, werd een foldaat van de artillery, na van eenen gewoonen buikloop herfteld te zyn, aangetast van eenen Roodeloop, op het rykelyk drinken, zoo als hy zei, van een kouden drank, op een marsch, terwyl hy heet was. — Drie dagen daarna , werd hy gebragt in het hospitaal , en hy klaagde, behalven de gewoone toevallen, over aambeijen en graveel. — Deze man kon niet platliggen, maar onderfteunde zich zeiven op zyne knieën en handen , liggende met zyn hoofd voorover op het hoofdkusfen tot zynen dood, die drie of vier dagen na zynen komst voorviel. By het openen van den buik, vond ik het grootfte gedeelte van het net in de linkerzyde onder de dunne darmen, doch groot en vol vet. H 3 —De  f ïS VERHANDELING _ De lever was klein en gezond , maar de galblaas was van eene ongemeene grootte , en vol van eene donker gekleurde gal, gedeeltelyk vloeibaar, gcdeeltelyk geftremd. — De galbuizen waren open. — De alvleesklier was in een' natuurlyken Haat. — De milt, fchoon van eene gewoone gedaante, was uittermaatte groot, zynde weinig minder dan de lever, en woog drie pond en elf oneen; voor 't overige fcheen zy gezond, had geene tandachtige infnydingen; alleen, aan de zyde naby de bloedvaten, vonden wy eene kleine uitpuiling gelyk aan de poorten van de lever. — De rrieren waren klein en flap; doch het bekken van beide, byzonder dat van de linker nier, was wyder dan gewoonlyk; en deze beide, gelyk ook de blaas (die in een' bedorven ftaat was), bevatten eenige pis, maar geen fteen noch graveel. — De endeldarm was meestal rottig; en de verfterving fcheen van hier zich uitgebreid te hebben tot in den karteldarm, die verftorven was en vooral aan deszelfs beneden einde. — De donfige rok was gedeelteiyk verteerd, en het overgeblevene 'er van was zwartachtig, zagt en ligt aftefcheiden. — De vaatachtige rok had het voorkomen van eene met wasch wel opgefpotene bereiding. — De banden, die den karteldarm vernaauwen en de cellen vormen, waren half bedorven, en hongen geheel los aan den buitenften rok. — Een gedeelte van den blindendarm was insgelyks vefftorven; het overige 'er van, gelyk ook de dunne darmen, waren van een vaster weeffel, maar van eenen ontftoken kleur; en deze beiden en de maag waren vol lucht. — Het was aanmerkenswaardig, dat, niettegenftaande dezen ziekelyken ftaat der darmen, geen gedeelte 'er van ver-  over de LEGERZIEKTEN. ïi$ verzworen was. — De holligheid van de borst fcheen ongemeen klein te zyn; want het bolle gedeelte van het middenrif was zoo hoog dat het tot de invoeging van de derde rib in het borstbeen reikte: de longen waren niettemin gezond. — Het hart was groot, en bevatte in zyne rechter holligheid eenig geronnen bloed van eene leerachtige vastheid, het welk niet aan de zyde vasthong, maar verward was met de peesachtige vezels van de halfmaanswyze klapvliezen. — Beide de boezems waren vol bloed ten deele geftremd, ten deele vloeibaar en zwart van kleur. 3. In het zelfde faizoen, werd 'er een foldaat in het hospitaal gezonden; die men veronderftelde dat eene waterzucht had. — Zyne buik was zeer opgezet, doch de zwelling was het grootfte boven den navel. — Hy klaagde over eene moeijelykheid in het ademhaalen; zyne enkels waren een weinig gezwollen, doch hy waterde vry; zyne wangen waren bloozend rood, terwyl het overige van zyn aangezicht bleek W£ls. — Volgens zyn eigen verhaal had hy drie weeken te vooren ziek geweest aan eenen Roodeloop , die door eenig geneesmiddel (ik denk door Opium') , 't welk hem in het leger gegeeven was, fchielyk opgeftopt zynde, veroorzaakte, dat zyn buik met lucht was begonnen optezetten. De man werd, kort na zyne toelaating in het hospitaal,aangetast van eene ontfteekings koorts, waarvan hy herftelde, en toen gebruikte hy de fquilla met aromatica om de trommelzucht (Tympanites) te geneezen; geduurende het beloop van welk, hy 's nagts zeer fchielyk eenen loop kreeg ; zyne buik ilonk eensklaps , en hy ftierf voor den morgen. H 4 Het  $2Q VERHANDELING Het lyk werd omtrent dertien uuren na zynen dood geopend; doch in dien tusfchen tyd, was •er op nieuw zoo ve.1 lucht geboren , dat de buik weder was opgezwollen, hoewel niet zpo veel als te vooren. — Daar was geen lucht, en naauwlyks twee lepels vol \varer in de holligheid van den buik; doch de darmen waren alle zeer opgeblazen, uitgezonderd de karteldarm , weike, fchoon toen flap niettemin ruim genoeg was om al de lucht, waardoor de zwelling in het eerst gemaakt was,, bevat te hebben , zoo als hy waarfchynlyk ook gedaan heeft. — De banden van dezen darm waren of vernietigd , of' zoo verflapt dat de verdeelingen der cellen als uitgewischt waren; doch geen een gedeelte van de darmen was of verftprven of ontlloken. — De lever was van eene buitengewoone grootte, zich fchier tot den navel en de mik uitftrekkende , en weegende omtrent tien ponden. — Deszelfs zelfftandigheid was week, en in het agterfte gedeelte deszelfs , digt by het middenrif, vonden wy een groot ettergezwel. — De galblaas was van eene maatige grootte, en vol van dunne donker gekleurde gak — De longen waren gezond. — Wy vonden weinig pf geen water in de borst, maar meer dan gewoonlyk in het hartezakje. — Het hart was klein, zonder klonters, en indedaad met naauwlyks een droppel bloeds in de holligheden. 4, Eenige tyd laater, in hetzelfde faizoen, ontvpng men in het hospitaal eenen foldaac, omtrent den twintigiTen dag van eene uitteerende koorts, die op den Roodeloop gevolgd was. — Zyne ppls was toen klein, zyne tong droog, zyne wangen bloozend rood , fchoon zyn ligSBWi uitgeteerd was. — Hy klaagde van groote è ■ zwak- i  over de LEGERZIEKTEN. iai zwakheid, van pyn in zyne darmen, van eenen buikloop, en van neigitigen om te braaken. — Weinig dagen daarna kreeg hy den hik en ftierf. Schoon het ligchaam den volgenden dag geopend werd, was nogthans de flank ondraage- lyk. De darmen fcheenen verftorven. • De buitenfte rok van de lever was verrot; en in de zelfftandigheid van dat ingewand vonden wy verfcheiden ettergezwellen, bevattende eene etterachtige of bloedig waterachtige ftoffe. ■ De milt was mede bedorven; doch de nieren, het hart en de longen fcheenen gezond. Deze openingen der lyken werden gedaan geduurende den voorigen oorlog , en daar deed zich geene gelegenheid op van verder onderzoek voor eenige jaaren daarna (*) , toen, na eene buitengewoon warmen en droogen zomer, de Roodeloop te Londen vry algemeen was. 5. Eene jonge dogter, 17 jaaren oud, werd in het begin van üctober ziek en aangetast door eenige van de meest ontrustende toevallen van deze ziekte. —• Haare pols zonk , en haare krachten gongen al vroeg heen ; de afgangen waren onophoudelyk, flymig, waterig en bloedig, en als zy vry was van krimpingen, klaagde zy van misfelykheid. Niets gaf haar veriigting en zy ftierf den nden dag. ■— Omtrent veertien dagen daarna, werd de vader, die, federt den dood van zyne dogter, zeer aangedaan en ongefteld geweest was, aangetast van dezelfde ziekte. — Hy was toen in zyn 46 jaar, vol van geftel en had vrolyk geleefd. •— Tot voor drie of vier jaaren voor deze ziekte, was hy onderhevig geweest aan geduurige wederomkom,-: f*") Te vveeten in den Herfst van 1762. H 5  iaa VERHANDELING komften van eene koorts; doch van dien tyd af kreeg hy een foort van dauwworm (Herpes) op verfcheiden plaatfen van zyn ligchaam, en raakte toen bevryd van alle zyne ongefteldheden, uitgezonderd de kortten en puisten door dat uitflach veroorzaakt. — De Roodeloop begon met eene ongefteldheid en hitte in zyne maag, met krimpingen , persfingen en eenen buikloop. —■ De afgangen waren in één of twee dagen meenigvuldig, flymig en bloedig. — Ik werd vroeg in de ziekte geroepen, en meenende, dat men in het geval van de dogter de ontlastingen niet tydig genoeg-in het werk gefteld had, begon ik met eene groote hoeveelheid bloeds te ontlasten; maar nadien de lyder niet verligt, zyn bloed niet ontdoken, en zyne pols niet hard noch vol was, werd de aderlaating niet herhaald. Ik zal in geene verdere byzonderheden van dit geval intreeden, maar aanmerken, dat, fchoon verfcheiden middelen beproefd waren, zoo als ontlastmiddelen, rottingweerende, verzagtende en pynftillende middelen, deeden geene van dezelve eenig kennelyk voordeel, uitgezonderd een afkookfel van den flangen-wortel (Radix ferpentariae virginianae) met de Theriaca, welke men hem gaf toen zyne pols begon te zinken en te tusfchenpoozen. — Hy ftierf op den 2often dag nadat ik by hem geroepen was; doeh eenige dagen voor zynen dood bemerkte ik dat zyn gelaat veranderde , en de uitteerende koorts toenam ; en fchoon de krimpingen en de persfing waren opgehouden , waren echter de afgangen meenigvuldiger dan ooit, en wateriger en bloediger. Van het begin af was hy koortfig, rusteloos, en klaagde van pyn in de maag, die telkens vermeerderde by ieder ding dat hy at of dronk;  over de LEGERZIEKTEN. 123 dronk; op het laatst werd hy geplaagd door den hik; hy kon de klyfteeren nooit inhouden; en zyne afgangen ftonken ondraagelyk. —- Hy was by wylen een weinig ylhoofdig; doch het was onzeker of dat toeval ontftond uit zyne koorts, of uit de gebruikte opïata. — Den dag na zynen dood werd het lyk geopend door den Heere hewson , Chirurgyn en Ontleedkundigen , in tegenwoordigheid van den Genees» heer huck en my, By het openfnyden van den buik, vonden wy het vetvlies (Tunica adipofa) verbaazend dik, niettegenftaande den langen duur van de ziekte. — De maag en dunne darmen waren opgeblazen, maar anders in eenen natuurlyken ftaat, uitgezonderd aan het einde van den langen darm (Ilcuni) daar deze zich vereenigt met den blinden darm (Coecunt) ; want op die plaats waren de rokken van dien darm dikker en weeker dan zy behoorden geweest te zyn, en aan de binnenzyde vonden wy die glinfterende roode kleur, welke men befchouwt als een teeken van ontfteeking. Doch de dikke darmen, van den blindendarm tot het eind van den endeldarm , waren niet opgezet, en de endeldarm was zelfs meer toegetrokken dan in den natuurlyken ftaat. — Hunne kleur was van buiten purperachtig zwart., en dit voorkoomen van verderving groeide trapsgewyzc aan van den blindendarm tot het uiteinde van den endeldarm. — Dezelve openende, vonden wy de rokken verdikt, en de binnenzyde zoo zwart, als het onderfte gedeelte van geftremd bloed, en de geheele oppervlakte min of meer bedekt met een donker gekleurd bloedig Ilym. In den endeldarm waren deze yer-  124 VERHANDELING verfchynfels van verderving het ergde. — Het bloed fcheen niet voortgekomen te zyn uit eenig verbroken vat (want het was nergens in eenige hoeveelheid verzameld) maar trapsgewyze uitgelekt te zyn in de holligheid der darmen uit eene meenigte van fyne poriën. — De dank van deze deelen was uittermaate leelyk. Op het eerde gezigt fcheen de donfige rok ontbonden geweest te zyn in het bovengemelde dym, maar by eene nadere befchouwing dagten wy het waarfchynlyker te zyn , dat en in den blindendarm en in den karteldarm die rok, fchoon zickelyk, echter niet was afgefchciden, hoedanig dezelve dan ook in den endeldarm geweest zy, die te rottig was om naauwkcurig onderzogt te worden. De Heer hewson de binnenzyde van den blindendarm en karteldarm en het bovende gedeelte van den endeldarm van bloed en dym gezuiverd hebbende, toonde ons zekere uitpuilingen van eene ligter kleur dan van het overige der oppervlakte. — Zy waren van eene ronde gedaante, bykans van gelyke hoogte (welke omtrent het twaalfde gedeelte van één duim was) doch ongelyk van breedte. — Wy demden alle over een, dat wy nooit iets gezien hadden zoo zeer gelykendc naar kinderpokjes van een plat foort, als de ziekte op haar hoogde is. — Deze uitbottingen donden ook op dien dreek van de darmen zoo digt als pokpuisten wanneer die in meenigte op de huid zyn; doch verfchilden daar in van deze, dat zy, voor zoo verre wy befpeurén konden, vast van zelfdandigheid waren zonder eenige holte. — De Heer hewson was van mecning, dat zy ontdonden uit den celachtigen rok, die cnmiddeiyk op den donfigen rok  over de LEGERZIEKTEN. 125 rok ligt; want, eenige dagen te vooren een lyk van een' anderen perfoon, die insgelyks aan den Roodeloop geftorven was, geopend hebbende, had hy daar in meestal dezelfde verfchynfels gevonden als in dit onderwerp, en byzonder met betrekking tot de knobbeltjes, die hy op zyn gemak onderzogt had. — Hy voegde 'er by, dat hy een gedeelte van den karteldarm in een geestig vocht bewaard had , dat hy ons op een' anderen tyd zou laaten zien. —■ Deze uitpuilingen waren alleen in de dikke darmen; want fchoon wy de dunne darmen mede naauwkeurig befchouwden, konden wy echter in deze niets dergelyks vinden. Wy vonden in de geheele darmbuis geen wormen , keutels noch eenige gevormde drekftoffen, fchoon de oppasfer ons verhaalde, dat de lyder, den dag voor zynen dood, eenige harde brokken van eene ronde gedaante, geloosd had. Het darmfcheil was beladen met vet van eene natuurlyke kleur en vastheid; en zoodanig was ook het kleine darmfcheil (Mefocolotï) zelfs tot aan deszelfs aanhangfel tot den endeldarm be^ hoorende, die van alle de darmen gevonden werd het rottigfte te zyn. . De pisblaas was famengetrokken: dat gedeelte van dezelve,*'t welk het digtst by de holligheid van den buik is, was gezond, het andere was niet onderzogt. — Ik moest aangeteekend hebben, dat de lyder tot het laatfte toe zyn water kon ophouden, fchoon hy in het begin van eene droppelpis geklaagd had. De nieren had men niet befchouwd. De lever was in een' gezonden ftaat, niet alleen ten aanzien van deszelfs uitwendig voorkomen , maar ook in haare binnenfte zelfftandigr heul.  !2 VERHANDELING heid. — In de galblaas was geen gal, en zy hield alleen een weinig lüeht in. — De mik had geen kennelyk gebrek. — De alvleesklier (Pancreas') was zeer klein en eenigzins hard; nogthans was zy niet knoestachtig (fcirrheus), en de HeerHEwson twyffelde zelfs of het wel in eenig opzigt ziekelyk kon genaamd worden. — Nadien de kraakbeenderen van de ribben geheel been geworden waren, kon de borst niet geopend worden dan door een zaag * die wy by ongeluk niet by ons hadden; doch wy fneeden het middenrif open, en zagen dat de longen gezond waren. — Daar was in deszelfs holligheid geen water verzameld, gelyk ook niet'in die van den buik; ook Waren 'er in geene van beide eenige zweeren of etterachtige Itoffe te zien. Eenigen tyd daarna, toonde de Heer hewson my dat gedeelte van den karteldarm, het gene hy uit een ander lyk gefnedcn en in vocht bewaard had; hy zeide dat hy het, naar zyrt beste geheugen, van het benedenfte gedeelte van dien darm genomen had. Ik kon gemakkelyk nagaan de overeenkomst tusfchen deze bereiding, én het gene ik in het verfche onderwerp gezien had, hoewel de knobbeltjes hier talryker en over het algemeen hooger waren dan in het andere. De Geneesheer hun ter, die 'er tegenwoordig was, herinnerde zich niet dat foort van ziekelyk verfchynfel te vooren gezien te hebben; doch was wel verzekerd dat de donfige rok niet verder afgefcheiden geweest was, dan dat inen eenige gedeeltelyke ontvellingen onder het openen van dien darm gezien hadde. ■ Deze waren de eenige lyken die ik van hen, welke aan den Roodeloop geftorven waren, onderzogt heb. Offchoon 'er eenige verfcheiden-  over de LEGERZIEKTEN. Hf tienheid in ieder geval was, kwamen zy echter alle overeen ten opzigte van den ongeftclden ftaat der dikke darmen. — De kleur en reuk waren bewyzen van de rotting in de nieeste van hen, en de weekheid der rokken toonde dat zy alle tot verfterving overgeheld hadden. In eene uitwendige verfterving, vindt men gemeenlyk eenige luchtblaazen in den vetrok , en nadien die blaasjes in deze onderwerpen ontbraken, zou men kunnen betwisten, of de verfterving in de darmen zonder dezelve wel volkomen ware.. De knobbeltjes, die men in de dikke darmen van het laatfte ligchaam gevonden had , zou men als eene byzonderheid hebben kunnen aanzien, indien de Ontleeder niet dezelfde omftandigheid opgemerkt had in het lyk dat hy te vooren geopend had; ook kan ik zeer wel veronderftellen, dat zy in de andere onderwerpen ■ook zouden gezien geweest zyn, indien ik die naauwkeuriger bezigtigd had. — En ik hel te meer tot deze meening over, nadien ik in twee Schryvers eenige opmerkingen daar opziende gevonden heb. — Dus zegt linnaeus, over den Roodeloop handelende : Dyfenteria epidemica fcabies est intestinorum interna, ut ex dis fee* tionihus cadaverum dyfenteria defunctorum pdtet (*). — Dan , om wat reden die geleerde Auteur den term fcabies, fchurft, gebruikt, zegt hy ons niet ; maar dewyl hy dien gebruikt, wilde ik 'er uit befluiten, of dat hy zulke uitböttingen gezien heeft, of dat hy 'er van andere een berigt van gehad heeft, op wier getuigenis hy zich verlaaten kon. — En de Heer cleghorn, die, te minorca, meenigvuldige gele. (*) Amoenitat. Academ. Vol. V. 'DÏsfert. LXXII,  T2S VERHANDELING legenheden had om den doorgaanden Roodeloop te zien, teekent aan: „ Dat hy by het openen der „ ligchaamen bedendig vond dat de dikke dar„ men of geheel verdorven, of gedeeltelyk ontj, doken en gedeeltelyk verdorven waren ; dat „ de endeldarm het meest aangedaan was ; en „ dat hy in veele gezien had verharde knob„ beitjes, die de holligheid van den karteldarm ,^ op verfcheiden plaatfen naauwer gemaakt had'„ den" (*) (51). — Offchoon die knobbeltjes, welke ik in mynen lyder befchreven heb , te plat waren om opgemerkt te hebben ,. dat zy die holligheid vernaauwden , waren zy echter in de bereiding van den Heere hewson misfchien groot genoeg om die uitwerking voorttebrengen. Aan den anderen kant mag men aanmerken i dat van zulke uitpuilingen naauwlyks gewach ge- (*) Obfervatïons on the Epidemie Difeafes of Minorca* (5tj Het is wel waardig hier aan te teekenen het gene de Heer cleghorn, in zyne Obfervations on the Difeafes of the Is/and Minorca, Chap. 4. pag. 227, fe* cond Edition daar op laat volgen. „ In eenige weinige, „ zegt hy, waren 'er kleine verzweeringen (abscesfus) in „ den celachtigen rok van den pensfak Qperitonei::n) daar „ deze tegen den karteldarm en endeldarm aanligt; fomi, tyds waren de dunne darmen op het aanzien 'volmaakt gezond , doch meermaalen was het laagfte gedeelte 'er „ van ontftoken, en de flingeringen derzelven waren dik„ wyls onnatuurlyk aan elkander door vliezen verbonden, ,, even gelyk de longen fomtyds aan het borst vlies. Iri „ twee lyders was het net fchier geheel verteerd, de kleine' „ overblyffels 'er van geheel zwart, en men vond een et„ terachtig water in de holligheid van deu buik. — Ja „ verfcheiden was het öntfroken , en aangegroeid aan de ,, darmen en aan den penszak. — De gilhlaas Was meest„ al vol van zwarte gal, en de milt min of meer van eene „ rottige gefteldheid".  over de LËGERZIEKTEN. 109 gemaakt is in het Sepulchretum van bonetus (*), of in het alzins waardig fupplement van morGAGni. — Edoch dat 'er in deze twee Werken niet van gefproken word, is welligt geen bewys dat zy niet dikwyls beftaart, als men aanmerkt, dat men by bonetus maar weinige gevallen (en deze flechts onvolkomen befchreven) heeft van zulken die aan eenen doorgaanden Roodeloop geftorven zyn ; en by morgAgni van dat foort in het geheel geene. — Want, fchoon deze uitmun* rende Ontleedkundige, volgens zyne gewoonte, eenige nuttige aanmerkingen op deze ziekte gemaakt, en 'er eenige weinige ondeedingen van zyn eigen bygevoegd heeft (f), daar echter zyne gevallen alle van eenen verfpreiden Roodeloop (Dyfenteria fporadicd) fchynen geweest te zyn, moet ik dezelve aanmerken als eenigzins verfchillende van de zulke als waar van wy hier handelen; — En indedaad moroagni geeft ons te kennen , dat hy over 't algemeen de opening van ligchaamen , van hen , welke aan eene befmettelyke ziekte geftorven waren s afkeurde (§). In de eerfte Openingen der lyken maak ik melding van de ontvelling van den donligeri fok, en ik zou misfchien in myn berigt van de laatfte , dezelfde opmerking gemaakt hebben , had niet de Heer hewson overgeheld om anders te denken ; en had niet de Geneesheer hun ter, in het befchouwen van de bereiding, van Welke ik te vooren gewag maakte, van ge- (*) Sepulchretum. Lib. ÏH. Sect. XL 4dditam. Ob* ferv. 5. (f) De Sed. & Cauf. Mnrb. Ep. XXXI. (§) Ibid. Ep. XLIX. §. 32. II. deel. 1  I3o VERHANDELING. gevoelen geweest , dat in dit gedeelte van den darm de donfigen rok niet was afgefcheiden geweest, fchoon dezelve mogelyk gefpleten en op den top van eenige knobbeltjes een weinig afgefchaafd was; en dat er, volgens het berigt, het welk de Heer hewsom en ik hem van het laatfte onderwerp gegeeven had , geene aanmerkelyker ontvelling in die darmen geweest Was , dan in dit ftuk het welk hy voor zich had (52). • U'& (52) Uit de berigten, die andere Autenren, na prurfgle, gegeeven hebben van het gene zy, by de openingen der lyken der geenen die aan den Roodeloop geftorven zyn, gèvonden hebben, is gebleken, dat 'er geen gedeelte js van het fpys-kanaal, het welk niet ontdoken of in eenen ftaat van verzweertrig of verfterving gevonden is ; en 'dat de lever, de milt, en andere" ingewanden insgelyks dikwyls ontdoken of met verzweeringen gevonden zyn ; doch dat de endeldarm en karteldarm in meest alle de gevallen byzonder zyn aangedaan geweest. ' Morin.o (V) heeft by verfcheiden in den endeldarm en karteldarm en zelfs in de maag eene meenigte blaauwe, zwarte , gangreneufe vlekken gezien, die hy by: nader onderzoek vond voortgebragt te zyn door zwart ontbonden bloed, of andere vochten, die, zich in den celachtigen rok uitgeftort hadden, en zich tusrchen den donfigen en ;den fpierachtigen rok ophielden; en in het-middén' van eenige dezer zwarte vlekken was 'er min of meer ontvelling ;van den donfigen rok. Doch daar deze ontvelling geen plaats had , vond hy , den donfigen rok opligtende , da: dezelve doorfchynende Was op die plaatfen, daar dezelve 'geheel was, fchoon het onderleggende celachtig .weeffel zwarr was; en dit affcheidende, deeden zich de ipieraehtige vezels op in hunne natuurlyke kleur; hoewei in één onderwerp de zwarte ombonden vochten eenigzins verfpreid fcheenen door het celachtig weeffel, dat de fpiervezels van den endeldarm famenbindt. — In verfcheiden heeft hy ook groote ontvellingen in de gemelde darmen ontdekt, lu fommige waren de verzweeringen van den donfigen rok ïaes- 00 'c Aangeh. Werk, V*U t. pag. yb-iS*  ©ver de LEGERZIEKTEN. 131 ■ - ■■ t;fiv Van de oorzaaken van den Roodeloop, De hitte en vochtigheid der lucht fchynen niet minder de voornaame afgelegen en uitwendige oorzaaken te zyn van den Roodeloop, dan . van tneenigvuldig; en in eene vrouw, aan den Roodeloop geftorven , was die zelfde rok 'van den geheclen endeldarm ontveld; en in dit zelfde' onderwerp was de karteldsrm, nadat hy den "grooten- bogt • gemaakt heeft,, vastgegroeid aan den penszak, aan de linkerzyde, en aldaar was een ettergezwel in het midden van die aangroeijing; en toen hy den darm boven en onder dat gedeelte zagtjes drukte , kwamen de drekftoffen 'er uit; zoo dat dezelve, naar alle waarfchynlykheid , indien de lyder eenige weinige -dagen langer geleefd had , zich in de holligheid van den' buik Zouden uitgefiort hebben. — Hy zegt verder, dat hy zelf die ontvellingen nooit gezien heeft in de dunne darmen, maar dat de Chirurgyn glass die in twee lykei: ook in den langen darm (jlewn) gevonden heeft, zoo wél als Zwarte vlakken en ontvellingen in den endeldarm en karteldarm van alle die hy ontleed had — Monro teekenr, ook aan dat de Geneesheer fra?er, in het lyk van 1 5  13? VERHANDELING Tot hier toe hebben wy gezien hoe zeer dé oorzaaken van de aflaatende en tusfchenpoozende koonfen en van den Roodeloop overeenkomen. Dan deze verwantfchap ftrekt zich ook uit tot de aanleidende en opwekkende oorzaaken ; Want, wanneer de foldaaten, in het einde van den zomer of in den herfst, blootgelleld zyn aan nachtdampen en nevels , vooral na eenen heeten dag, of op natte gronden , of in natte kleederen liggen, zal één gedeelte worden aangetast van dat foort van koorts, en een ander gedeelte van den Roodeloop; en welligt zullen fommige eene ziekte krygen uit die beide famengefleld. .— Voeg hier by, dat die koortfen beginnen meenigvuJdig in het leger te worden , terwyl de Roodeloop nog aanhoudt; dat de eerfte toevallen dikwyls zeer overeenkomftig zyn, zoodanig als zyn de koortfige koude , en de ongefteldheid der maag; dat de kwaadaartiga aflaatende en tusfchenpoozende koortfen fomtyds fchilferdé; ja ook eeiie affchilfering der opperhuid alleen, en uitvalling der haken met vermindering en aftógt der ziekte. — Verder vermeit hy, dat verfcheide zwangere en pas verloste vrouwen gelukkig door de ziekte gekomen zyn, zoo dat zy voor kraamvrouwen doorgaans niet zoo gevaarlyk zy, als men wel gemeend heeft. — Hy teekent ook gevallen aan, dat de Roodeloop zich by afgaande , anderendaagfche en derdendaagfche koortfen gevoegd heeft, met geen ongelukkigen uitflag. .— Eindelyk,zegt hy: „ ja, „ welke kwaade gevolgen onze ziekte ook Veeltyds na„ laate ; dat zy nogthans , foms, in ziekelyke geitellen, „ ook iets goeds konne uitwerken, is, onder anderen, den „ Heere lotichius , in de laatfte Epidemie gebleken, „ wanneer hy twee ingewortelde kwaaien, door den Pers, loop, heeft herfteld gezien , te weeten, een langduurig „ Asthma, en kwaadaartige, invreetende zweeren aan de ,, beenen, die, ten minfte twaalf jaaren lang, alle aange„ wende middelen hadden wederftaan".  over de LEGËRZIEK-TEN. 139 tvds uitgeloopen zyn in eenen Roodeloop (*); dat zulke landen, die het meest onderhevig zyn aan die aflaatende Herfst-Koortfen , ook het meest onderworpen zyn aan den Roodeloop; en dat de overeenkomst zelfs v ortgaat tot de wyze van geneezing, in zoo verre als deszelfs voornaamfte gedeelte beftaat in het zuiveren van de eerfte wegen. En over het geheel komt de natuur van die twee ziekten zoo zeer aan malkandere- gelykende voor , dat sydenham op het eerfte aanzien zich zeer juist fchynt uitgedrukt te hebben als hy dezen loop noemt de koorts yan 1 het faizoen die op de darmen gevallen is. — Edoch by eene nadere befchouwing zal men vinden, dat dit - denkbeeld meer vernuftig dan bondig is, gemerkt deszelfs hoedanigheid van befmettelyk te zyn toont, dat de Roodeloop van die koortfen wezenlyk verfehilt. —- Degner brengt zeer goede redenen by om te gelooven, dat de verderfelyke Roodeloop te Nymegen ontftaan was uit de befmetting door één perfoon aangebragt (f); en indien de vreemden 'er zoo weinig van' aangedaan werden , byzonder de Jooden (§) , zod moeten wy zulks toefchryven aan de weinige verkeering die zy met het volk van die ftad hadden. In het leger gaat de befmetting over van eenen die ziek is, tot zynen makker in denzelfden tent, en van daar misfchien tot de naastbyliggende. Het vuile ftroo word befmettelyk. — Doch de (*) Th. barthol. Histor. Anatom. Cent. H.Hist.LFI. (f) Histor. Dyfent. biliofo-contag. Cap. U.Seci. XLVL & feq. (§) lbid. Cap. I. Sect. XXXV.  i4o VERHANDELING de grootfte bronnen van de befmetting zyn de fecreeten, nadat 'er de drekftoffen in gekomen zyn van hen die het eerst aan den Roodeloop ziek geworden zyn. -r De hospitaalen verfpreiden dezelve insgelyks; nadien zy, die 'er met den Roodeloop inkomen, denzelven niet alleen overgeeven aan de overige lyders, maar ook aan de oppasfers en andere bedienden van de zieken. Over het algemeen verfpreidt de befmetting zich niet fchielyk. Want geheele Steden en legers worden nooit in eens en te gelyk van de onzuiverheid van den dampkring aangetast; maar de befmetting word van den eenen tot den anderen overgebragt door de uitwaasfemingen, of de kleederen, of de bedden, enz., van den befmetten perfpon, even als in het geval van de pest, de kinderziekte en mazelen. — De fmetftoffe echter van den Roodeloop is van eene mh> der hefmettelyke natuur dan eene van die; zoo dat zy in goedaartiger Epidemien kan plaats hebben zonder dat men 'er byzonder acht op flaat, gelyk in die Epidemie, welke sydenham en willis befchreven , en waar van wy boven gewag gemaakt hebben (*) C55). Maar (*) Bladz. 113. (55) Betreffende de befmetting van den Roodeloop heeft de Hoogeleeraar van gkuns ook zeer fraaije en niet min nuttige aanmerkingen en waarneemingen gemaakt. Vooreerst toont hy, dat zy-niet altoos eene aanleidende oorzaak van de ziekte is («). .:— De Roodeloop, zegt by, is eene van die zeldzaame Volks-ziekten, van welke men fomtyds in een 's menfchen leeftyd, in geheele Landflreeken , niet hoort; zoo dat men dieshalven naauwlyks vermoeden kan, dat haare zaaden of fmetftoffen zoo lang als werkeloos, zonder vergaan te zyn, rusten zouden, om eindelyk, na zoo veele jaaren verloops, nog weder uittebot- ten, O) Zie de aangeh. Verhand, bladï. 5p- 64.  oVèr de LEÖEÏIZIEKTËN. itf Maar van wat natuur is deze befmetting ? ■ In de voörige Uitgaaven vari dit Werk, bë- fchouw- ten, en aldus haare eigen ziekte voorttebrengen. — Ook doet hy zien dat men de ziekte in verfcheiden byzondere perfoonen, ja voornaame Epidemie» 'er van heeft zien ontftaan zonder eene van binten aangebragte befmetting. — Waar uit hy befluit dat de Roodeloop, ten minfte in zyn begin , of in die onderwerpen , waar in dezelve in elke Epidemie eerst ontfhtat , niet aan befmetting kan worden toegefchreven , zoo als men met meer reden van de Kinderpokjes vastftelt; maar dat hy telkens eerst uit zyne eigene natuurlyke of aanleidende oorzaaken ontftaan moet. ——• Dit gevoelen komt ook my zeer gegrond voor; en het heeft my lang toegefcheenen , dat men ten dien aanzien een tweederlei foort van fmetftoffe (Contagium~) Hellen moet, eene die vooraf en altoos beftaande is, en van den eenen mensch tot den anderen moet overtrebragt worden om haare ziekte te verwekken en voortteplanten, waar toe behoort de fmetftof der kinderpokjes , mazelen , venusziekte, fchurft, enz.; en eene andere die niet altoos befiaat, maar gelyk meer wezens in de Natuur, uit een' hooggaande trap van bederf of rottinge , of andere ontaarding geboren wordt; en die dus geboren en overgebragt zynde, in andere dezelfde ziekte ook aanfteekt; en tot deze meene ik moet men brengen het fmet van den Roodeloop, vari de ror.koortfen, gevangenhuis-koorts, van de pest en zelfs van de watervrees of houdsdolligheid, het welk, door de zomerhitte in de honden geboren of uitgebroeid, een allervergiftigst kwyl in die dieren voortbrengt , dat door befmetting van andere dieren en menfehen dezelfde ziekte aanfteekt. — En dit ftellende , valt het niet moeijelyk te verklaaren, hoe de Roodeloop in byzondere perfoonen zon», der befmetting ontftaat; waarom zy fomtyds Hechts fp»ra>~ dice voortkomt, en op andere tyden epidemice regeert. Ten andere doet de Heer van geuns zien Qa~), dat het lang verblyf van veele menfehen in eene naauvv bede*ten ruimte, als een' hoogften trap van dierlyk bederf voortbrengende , wel eene machtige oorzaak is om de zaaden vaii den Roodeloop uittebroeden en voortteplanten , en dat dezelve deswegens in de legers, aospitaalen, enz. dikwyls £00 f» Blaiz. 808.-315.  i.p VERHANDELING fchouwde ik de verfpreiding van de ziekte als ontftaande uit. rottige uitwaasfemingen van de voch- zoo algemeen en zoo kwaadaartig regeert; maar dat die oorzaak geenzins zoo een noodwendig vereischte is, dat de andere aanleidende oorzaaken, zonder deze , de ziekte niet verwekken kunnen, gelyk de lieer strack met veel ernst en yver beweerd heelt , dewyl hy indedaad veele voorbeelden .gezien . heeft , in welke de Roodeloop oorIpronkelyk ontftaan is, in enkele, afzonderlyke perfoonen, en wel fchielyk en-heftig alleen na eene onvoorzigtige verkoeling en te rug gedrevene uitwaasfeming, in een verhit, of door voorgaande hitte, tot de ziekte min of meer voorgefchikt ligchaam; terwyl de dus ontftaane Persloop, door het overflaan tot andere, zynen echten aart toch nader heeft geopenbaard, en zelfs aan geene befmetting van andere ziekten kon worden toegefchreven, omdat,die in de plaatfen of huizen dier perfoonen nog niet vuor handen waren. Eindelyk onderzoekt de Heer van geuns zeer naauwkeurig en oordeelkundig: of de Roodeloop indedaad ook befmettelyk zy ? — Verfcheiden voornaame Geneeskundigen hebben het Heilige van deze vraag ontkend. — Omangs nog heeft de Heer stoll (*) beweerd dat het van belang is te weeten. dat de Roodeloop niet befmettelyk is: dat wel de uitwerpfelen der roodeloopige lyders de lucht vervuilen, en langs dien weg rot-ziekten, hospitaal-koortfen , ei)z. a^nkweeken ; maar dat het regens de waarneemingen inloope , dat de uitwaasfemingen dier lyders dezelfde ziekte in andere zouden voortbrengen , en dat het alleen aan algemeene in- en uitwendige oorzaaken, kwaade luchtsgefieldheden, enz. moet toe-e ehreven worden, wanneer op eenige plaatfen en in byzondere hu zen veele menfehen te gelyk of na den anderen door den Roodeloop worden aangetast. — De ervaren Heelkundige j. van der. haar (£) heeft voor weinig tyd hetzelfde beweerd, met leen indedaad prysfelyk oogmerk, om naamelyk alle fchrik én afkeerigheid voor het behandelen en oppasfen der ongelukkige roodeloopige lyderen, zoo wel als veele onnoodige en vreesverwekkende voorzorgen te verbannen; doch, • . . zoo . 00 Aangeh. Verhand, bladz. 176 en elders. (*) Zie de Algtm. VasUrl. Letiiroef. Mengi'w. F. Deel. t-actfe Slak. iluiz. 577.  over de LEGERZIEKTEN. 143 vochten van hen, die 'er eerst ziek van geworden zyn; en als deze fmetftof in het bloed over-- ge- zoo als het my toefchynt , met weinig- grond. — De Heer pringle, is gelyk men hier en in het eerfte Deel, bladz. 171 , zien kan, van een geheel ftrydig gevoelen. Hy fielt den Roodeloop, wanneer, dezelve epidemice grasfeert, befmettelyk zonder eenige andere, bepaaling , dan dat hy zulks minder is dan de kinderpokjes en andere befmettelyke ziekten. De Heer van geuns (*«) heeft omtrent dit gefchil bepaalingeu gemaakt, die my meest alle vry gegrond voorkomen. Hy eikent, dat de befmettelykheid van den Roodeloop . ten minfte fomtyds , zeer.. gering óf geheel niet aanmerkelyk zy, en dat men gewisfelyk, wegens da algemeenheid der ziekte op denzclfden tyd, haar veeltyds aan befmettinge zal hebben toegefchreven, wanneer op andere algeineene oorzaaken de fchuld alleenlyk of vöornaam]yk had moeten vallen. — En dit meent hy hoogst waarfchynlyk te zyn uit het gelyktydig ontftaan der zieke in. hetzelfde faizoen op veele ver van een gelegene plaatfen j dewyl de befmetting vereischt eene onmiddelyke ,• of; middelyke gemeenfehap, zonder medewerking van andere gemeene oorzaaken; dat is de befmetting heeft alleen plaats , wanneer de fmetftof van den ,eenen raensch tot den andere word overgebragt of door onmiddelyke aanraaking, of door middelyke overvoering met de lucht, kleederen, enz. —j Waarom hy gewilliglyk toeftaat, dat de Persloop, even als de Voor- en Najaarskoortfen, zinkingen en andere fatzoenziekten, heerfchende '.en algemeen kan zyn, zonder bykomende befmettelykheid; en wel wil gelooven, dat^de Voorfianders der niet-befmettelykheid indedaad' zulke Epidemieri hebben waargenomen; te meer daar hy zelf re Hurderwyk, in de ziekte van 1779, veele blyken vsn geene of geringe befmettelykheid heeft gezien; en dit, ook te Groningen erf te Arnhem fchynt plaats gehad te hebben. — Aan den anderen kant, meent de Heer van geuns, dat uit zyne aanmerkingen en waarneemingen de befmettelyke aart dei ziekte zeer waarfchynlyk is; hy brengt 'er fpreekende voorbeelden van by; cn hy oordeelt, dat men met dit te Hellen best verklaaren kan, het niet ontftaan der ziekte op plaat- (_a) Bladz. 215-221.  i44 VERHANÖELING gegaan is, begreep ik dat het op de geheele masfa werkte als eeri zuurdeesfem, en die tot rotting fchik- fen, die aan dezelfde algemeene oorzaaken fchynen blootteftaan; het fchielyk verfpreiden derzelve op plaatfen ert in huizen, daar zy eens ontftóan is ; gelyk ook het vryblyven van perfoonen, die eens de ziekte ondergaan hebben , dewyl alle ziekteri befmettelyk zyn, die maar eens het zelfde voorwerp aantasten. — Uit al het welke hy befluit; i. dat de Roodeloop wel ontftaan kan uit de algemeene voorfchikfeende en opwekkende oorzaaken zonder befmetting ; 2. dat hy beftaan en geheel afloopen kan , zonder blyken te geeven van eenen befmettelyken aart, vooral indien de ziekte van het ligtfte en goedaartigfte foort is; zich verfpreidener vvyze { fporadice') voordoet , van een catharhaalen aart , en zonder aanmerkelyk rottig bederf is; 3. eindelyk dat de Roodeloop zeer ligt befmettelyk worden kan en wezenlyk word , zoodra hy een kwaaden en bederfelyken aart aanneemt; waartoe hy gereedelyk neigt * als hy ontftaat in eene opeengehoopte meenigte van menfehen , of geboren word uit andere heftiger aanleidende oorzaaken in ongunftige geitellen, en Vooral * uit reeds gevormde booze fmetftoffe vari andere, welke haaren giftigen aart krachtdaadig doet voorrgisteh. Dan , offchoon ik deze bepaalingen zeer fraay en gegrond vinde, kan ik echter niet van my verkrygen te gelooven , dat de Roodeloop zoo algemeen , als de Heer Van geuns toeftaat, heerfchen kan, zonder zich tevens door befmetting voortteplanten, ten zy 'er ongemeene voorZorgen genomen worden om dezelve te ontgaan. — Ik geloof veeleer met den Heer pringle, Uit al het gene ik over deze ziekte gelezen, gedagt en 'er van gezien heb , dat de ziekte nooit epidemice grasfeert, of dat zy zich te gelyk min of meer door befmetting verfpreidt. — Ook twyffel ik zeer, of de Waarneemers, die zulke Epidemien roeenen gezien te hebben, den waaren Roodeloop wel genoeg gekend of onderfcheiden, of wel naauwkeurig en onbevooroordeeld genoeg op de befmetting gelet hebben. —Althans het fchynt my toe , gelyk ik in Aanteékening 35 reeds gezegd heb, dat de Heer stoll ziekten voor Roodeloop opgeeft, die zulks wezenlyk niet zyn, ten minfle niet voldoen aan de bepaaling, die de voornaamfte Ziektekenners 'er van gegeeven hebben ; en die ook de aart en kenmer- kea  over de LEGERZIEKTEN. 145 fchikte. Edoch ik ben nu overtuigd dat deze onderftelling onvoldoende moet zyn , ten zy kende toevallen der ziekte vorderen. —■— En de voorbeelden. die de Heer van der haar (a) van 's Hertogenbosch heett byuebragt, ftrekken, myns oordeels , veeleer om de befmettelykheid der ziekte te bevestigen dan om dezelve te ontkennen — Verders komt het my voor, dat de beftryders van de befmeilykheid des Roodeloops niet genoeg in acht genomen of wel voorby gezien hebben : 1. Het oorfpronlteiyk onderfcheid der fmet-ftoffe (conta. giuni), het jtene ik in de voorgaande Aanteekening heb opgegeeven; of zy naamelyk altoos beftaande zy, dan, of zy uit eenig bederf of andere oorzaak geboren worde, gelvk de fmetftof des Roodeloops; die ook befmettelyk zoo wel als kwaadaartiger fchynt te zyn , naar maate zy uit hooaer graad van rottinge voortkomt. I. Het verfchil van den aart en van de eigenfchappen dezer fmetftoffe, die, zoo als gemeld is, gelyk andere ftaetfloffen; maar eens denzelfden mensch fchynt aantetasten, en fommige niet of weinig aandoet, en welke uit alle waarneetningen blykt niet zoo vlug te zyn als wel die van andere fmetziekten ;die ook deswegens niet zoo ligtelyk in de lucht zich begeeft en ophoudt, en gevofglyk, gelyk pringle en van geuns zeggen, niet zoo fpoedig zich verfpreidt, noch door middel der lucht op verre afftanden zich laat overvoeren. 3. De gewoone wegen of middelen, dodr welke de fmetftoffe des Roodeloops zich tot andere laat overbrengen , het gene, volgens de waarneemingen dier Auteuren, voornaamelyk gefchiedt, door de ftinkende uitvloeifelcn der drekftoffen ; hoewel ook hoogstwaarfchynlyk door de huiduitwaasfeming of het zweet en den adem , wanneer deze onmiddelyk ingeademd, doorgeflikt of aangeraakt worden; gelyk gefchiedt door onvoorzichtige behandeling, famenbroeding in een naauw vertrek, het welk met de lucht van die befmettelyke uitwaasfemingen vervuld is, en vooral door flaapen in het zelfde bed; weshalven buiten het bereik van die uitvloeifelen geene befmetting te vreezen is , en men dezelve ook ligtelyk ontgaan kan , wanneer men de ver* eischte voorzorgen gebruikt om dezelve te vermyden. I ' 4., fa) Aangeh. Algctr.. Vader'. Letteroejj'. i!r.d~. 5}'?. II. deel, K  ttf VERHANDELING zy men ter zeiver tyd kon aantoonen, volgens welke wet der dierlyke huishouding , wanneet* hec 4. De fpreekende gevallen en voorbeelden van de befmettelykheid dezer ziekte ; want voor zoo verre ik heb kunnen nagaan . beroepen zy zich alle of op ziekten die wezenlyk geen Roodeloopen zyn, of op voorbeelden van verfpreiden Roodeloopen, of op ligtere Epidemien, of op gevallen waar in men de vereischte voorbehoeding gebruikt heeft; terwyl zy onaangeroerd laaten gevallen, die de befmetting van deze ziekte zoo duidelyk aantoonen als die van eenige andere fmetziekte. — Ik zelf heb den Roodeloop in een boeren huisgezin zien ontftaan door een perfoon, die met de ziekte van een verafgelegen plaats, daar dezelve regeerde , gekomen was , en ik heb gezien dat alle de buuren, die in dat huis kwamen en de zieken oppasten, 'er van zyn aangetast geworden; dat integendeel andere naast woonende buuren , die 'er zich van afhielden , geheel vry zyn gebleven, en dat vervolgens door de» vereischte voorzorgen de voortgang en verfpreiding der ziekte in die buurt geheel gefluit zyn ; en ik ben wel overtuigd dat 'er in dit geval geene andere aanleidende oorzaak beeft plaats gehad. — Dergelyke fpreekende gevallen van befmettinge vindt men zeer veele by eenige der aangehaalde Auteuren opgegeeven , byzonder by de Heeren van geuns (a~) en stinstra Ik befluit derhalven dat, onder de gegeeven bepaalingen , de waare Roodeloop wel degelyk befmettelyk zy; en dat, deszelfs befmettelykheid 'zoodanig Hellende , als wy die hier hebben voorgedragen, ligtelyk te beantwoorden zyn, alle die vraagen en tegenwerpingen, welke men hier toe betrekkelyk heeft opgeworpen, en welke, volgens het denkbeeld van den Heere van der haar, niet kunnen beantwoord worden. — Immers gemakkelyk is uit het een en ander optelosfen, van waar het kome, dat de Roodeloop zich aan een zeker faizoen en luchtsgefteldheid bepaale, het gene andere fmetziekten zoodanig niet doen; — waarom hy in dezelfde plaatfen en huizen veele perfoonen niet aantaste; en niet zelden zoo veele Geneesheeren, Geestelyken, bedienden, en andere, die de zieken bezoeken en oppasfen, vry laa- te; (a) Aangeh. Verhandel, bladz. 230. (£) Verhand, van de Natuur- en Getieesk, Correspond. Sockt. ƒ. £\ iU, Afd, bladz, 944*—951,  over de LEGERZIEKTEN. 147 her bloed dus bcfmec is, het bedorven gedeelte van het zelve by wyze van affcheiding op de darmen te; waarom by onder onze Provinciën meer in Gelderland , Overysfel, enz. voorkome, en minder in Holland; en waarom hy in de voornaame Steden aldaar, Amfterdam, Rotterdam, enz. niet door reizende perfoonen uit plaatfen daar de ziekte heerscht, overgebragt en voortgeplant worde? — Dit alles dunkt my is veel redelyker en ligter -te verklaaren uit zoodanig eene fmetftof , als wy getoond hebben die van den Roodeloop re zyn , dan alleen uit algemeene oorzaaken, die zekerlyk in dezelfde plaatfen en huizen de ziekte veel algemeener zouden doen heerfchen. —— En zoo de pest door inenting zich mededeelt, geloof ik dat de Roodeloop dit eveneens zou doen, indien men dwaas genoeg ware om dit te beproeven; en ik meene, dat het geval, het welk de Heer pringle heeft aangeteekend, van een' perfoon door het bewaarde bloed van eenen Roodeloopigen lyder befmet, veel grond geeft om zulks te gelooven. — Dan, eindelyk , daar, de kundigfte en naauwkeurigfte waarneemers van den Roodeloop, pringle, zimmerman, monro, van geuns, stinstra 611 zoo veele andere vastftellen, en wy ook meenen getoond te hebben, dat de Roodeloop wel degelyk befmettelyk zy, ten minfte dat 'er ruim zoo veele redenen zyn om dit, dan om het tegendeel te Hellen, zoo oordeelen wy , dat het gamscii niet voorzichtig is en men der Maatfchappye weinig diénst doet met alle 'angst en vrees hier omtrent wegteneemen , dewyl men dus de wegen, om door de'vereischte voorzorgen de befmetung en verfpreiding der ziekte te voorkomen, affnydt en gevolglyk de gezondheid en het leeven van zynen evenmensch rukeloos in gevaar ftelt; behalven dat liet hier geit: overtollige zorg fchaadt niet. —— Aan den 'anderen kant echter, daar wy ook getoond hebben, dat deze ziekte minder befmettelyk is dan andere fmet-ziekten, dat deszelfs fmet-ftoffe niet zoo gereedelyk door de lucht z'ch verfpreidt, en gevolglyk, dat men met de noodige voorzorgen de befmetting zeer wel ontgaan kan , moeten wy tevens met den Heere van geuns vermaanen, dat men haare befmettelykheid geenzins' zoo zeer hebbe te ontzien, dat men, door plichten menschlievenheid geroepen, vreezen en zich onttrekken zou , " om in plaatfen en huizen, K 2 duv'  t4& VERHANDELING men geworpen word. — Dit denkbeeld van eer? rottingverwekkend zuurdeesfem kreeg eenige verflerking uit een geval, dat zich opdeed van eenen perfoon, die, fchoon in een' geringen graad , van een' waaren Roodeloop met bloedige afgangen, werd aangetast, onder het doen van proeven op menfchelyk bloed, dat, door eenige maanden in een gefloten fles ftil geftaan te hebben , rottig geworden was. > Dit geval fcheen te meer beflisfend te zyn , dewyl het voorviel op eenen tyd, waar in men van die ziekte niets hoorde , en in eenen perfoon die volmaakt gezond was, en die te vooren veele lyders met den Roodeloop behandeld had zonder befmet te worden. . Om die reden helde ik over om de voornaamfte inwendige oorzaak van de ziekte aan dit rottingbaarend zuurdeesfem toe te fchryven; maar nadien ik federt gelezen heb eene fraaije Verhandeling , door linnaeus uitgegeeven (*), ter bedaar de ziekte heerscht, te verkeeren en zich op te houden , en vooral om de ongelukkige lyders te behandelea en optepasfen. — Het is ook in dit denkbeeld en vertrouwen, dat de Heeren pringle, zimmerman, van geuns, stinstra, en zoo veele andere braave Geneesheeren , onbefchroomd ja fomtyds ongeroepen , met al-1 le getrouwheid- en oplettenheid de ergfte zieken aareden Roodeloop, bezogt en behandeld, ja de lyken der geftorvenen geopend hebben, met dat gelukkig gevolg dat zy van de befmetting zyn vrygebleven, of'er weinig van zyn aangedaan geworden; en het is aan den voorbeeldigen en onverfchrokken yver en het oplettend onderzoek van dte groote Mannen , dat wy te danken hebben alle die fraaije waarneemingen, welke zoo veel lichts over den aart, oorzaaken , voorbehoeding en geneezing van deze verderfelyke ziekte verfpreid hebben. (*) Amoenit. Academ. Vol. V. Disfert. LXXXII. Deze Verhandeling, wier tytel is ExanthemataViva (leevenc! Uit-  over de LEGERZIEKTEN. 149 hcgunftiging van kibcher's gevoelen, dat de befmetting door diertjes gefchiedt, dagt ik het re- VMlacbJ , is, gelyk het overige van dat Werk, opgefteld door een' Student in de vorm van een Academisch Proef•fchrift; maar, vermits het geheele Werk door linnaeus is uitgegeeven , word het gehouden als van hem zeiven gefchreven te zyn , ten minfte als niets dan zyne eigen leer bevattende. — Ik zal hier uitfchryven het gene die uitmuntende Natuurkenner aangaande de befmetting van den Roodeloop zegt, nadien de meeste Lezers dat Werk waarfchynlyk niet bezitten. — Hanc (fcilicet dyfenteriam) per fecesfus & cloacas communes propagari, ne ulhis quidem medicinae peritus ambigit. Medicum Danum, priori feculo Helftngburgi, dyfenteria feepius correpttim , excreta' fua alvina ebfervasfe vivis referta, vix obfervabili ntotu feagitantibus, infectis BART HO LI NU S narrat. Quo loco tion nobis est pratereunda obfervatio rem maxime illus~ ftrans. Qiiatuor abhincannis Dom. RO LAND ER, in adibus N. Dom. Prtefidis enutrittts, dyfenteria infestabatur; rhabarbarinis & paregoricis , more recepto curahatur. Octiduo abhinc in eundem incidit morbum , fimiliterqut fanatur; octo vero aliis diebus prateritis dyfenteria terllum corripitur : in caufam omni ftudio inquiritur, non vero invenitur, quum teger eadem menfa, viteeque genere cum cohabitüntibas fanis frueretur. Itaque nost. Dom. Pree fes tegro , Entomologie prx-cipue ftudiofo ,excreta ftiadet fcrutari, quo certius adpareret, utrum allata, D ART HO* LINI obfervatio obtineret,nec ne.Hoc facto, in hisfce myriades animalculorum fe vidisfe, quteque accurate defcripta, esfe acaros, & acaris quidem farinae ftmiles, ager dixit. Caufam vero non nemo in potum nocturnum ■conjtciebat: fed neque heec aliis videbatur fufficiens. Inter edendum iiibere infuetus erat: noctu igitur fitipresfus e poculo, ex ligno junipero confecto potum , fiepe hauriebat tcnisfinum. Vas hocce introfpiftens, lineolam quafi albicantem , tculis nudis vix confpicuam, inter costarttm rimas reperiebat; armatis vero obfervavit, omne hoe albidum non aliud esfe quant inmimeros acaros, & ejusdem quidem fpeciei cum Mis quos in excretis obfervaverat. Potu in vas infufo, non mutabantur: eos vero relictis fedibus media nocte, potus fuperficiem petere, ubi ad horam usque desimam a. m, pastum quarebant, dunt in K 3  ||o VERHANDELING redclyk te zyn, dat ik alle onderflellingen zou op- priora loca repetebant , crebra tandem investigatione inrcnit. Exemptis acaris orbiculo hutnectatö iw.pnjitis , quam paruin, parits adfufis lifuoribus-, irritarentur, 6? quod per oleum ipftim falvi tranfirant animadrertit, A Ipirittt vini ladebanlur, maxime vero a tinctuva rha-i bat hart, quod inprimis notatu d/gnum : qttum autem rha~ barbarum dyfenteria fit fpecificum, lapathumqne acutum ei vaide cognatum , ö? quotidiana fcabiei medicina , affinitaiem invenimus & analogiam. Vafi, ter Heet aqua cai'da abluto, adkarebant. Mos in aliis etiam locis qua* re bat, inque va fis poius acidi, jub doliorum obturametitis fiepius reperiebat. Dyfenteria , qua Scania territorium Gyinge quotannis fere , tempore mesfis , vexat, teque ac ea, qua in castris est vulgaris , ex iisdem acaris, in potu acido latentibus, qui inde per fecesfus pro* pagantur & contagium generant, originem fuam fortas- (is traxerit, &c. Dat deze (naamelyk de Roodeloop) door de fecreeten en ftinkende rioolen werd voortgeplant, daaraan twyffelt zekerlyk geen een ervaren Geneeskundige. — Bartholinus verhaalt, dat een Deensch Geneesheer in de voorige eeuw te Helfenburg, dikwyls door den Roodeloop aangetast, naauwkeurig lettende op zyne afgangen, die vol gevonden heeft met leevende, doch zich naauwelyks beweegende, bloedelooze diertjes. — By welke gelegenheid wy niet moeten voorbygaan eene waarneeming, die zeer - tot opheldering hier van dient. — Vier jaaren geleden werd de Heer rol and er, ten huize van onzen i'raf.der.t in de kost zynde, door den Roodeloop befmet; hy werd , op de gewoone wyze, 'er van genezen door ïïhabarber en pynftiilende middelen. — Agt dagen daarna fborte hy in dezelfde ziekte , en werd op dezelfde wyze herlleld; na verloop van wederom agt dagen wordt hy voor de derde keer door den Roodeloop aangetast: men zoekt met allen vlyt naar de oorzaak, doch men vondt dezelve niet, vermits de zieke van dezelfde tafel at, en dezelfde ieevenswyze hielt als de gezonde huisgenoten. — WesiiaK'en onze Heer Pia;fident den zieken Scholier aanraadde zynen afgang te doorzoeken, ten einde het zeker zou blyken of de aangehaalde waarneeming van bartholinus plaats hadde, dan niet. De zieken, dit gedaan hebbende, het ft gezegd dat hy in dezelve ormoemelyk veel diertjes had gezien, welke, naauwkeurig befchreven, myten moesten zyn, en wel myten gelyk aan die van meel. Verfcheiden  over dis LEGER ZIEK TEN. 15» opfchorten tot dat men dit onderwerp verder zou onderzogt hebben (56). In den lagen de fcbuld op het 's nachts drinken, doch deze reden fcheen aan anderen niet voldoende. — Hy was niet gewoon ouder zyn ceten te drinken : derhalven, des nagts dorst hebbende, dronk hy dikwyls eenen zeer flappen drank uit een napje van genever-hout gemaakt. — Uit napje van binnen beziende, ontdekte hy als het ware een witten ftreep tusfehen de fpleeten van deszells ribben , doch welke naauwelyks aan'het blootte oog zichtbaar was; maar roet een vergrootglas gewapend, werd hy ontwaar dat deze g^ntfche witte ftreep niets anders was dan ontelbaare myten en wel van hetzelfde foort als die, welke hy in den afgang ontdekt hadt. — Als de drank eerst in liet napje gegoten werd ,bleeven zy op hunne p!aats;doch , door meenig•vuldige onderzoekingen ,heeft hy gevonden, dat zy te middernagt van hunne plaats naar de oppervlakte van den drank kwamen, alwaar zy, tot tien uuren des voormiddags toe, hun aas zogten, wanneer zy zich wederom naar hunne plaats begaven. Hy werd gewaar hoe weinig deze, uit den nap genomen en op een nat bord gelegde, myten , door het foygieten van onderfcheiden vochten getergd wierden , ja zelfs dat zy door den oly onverhinderd gongen. Van Brandewyn werden zy eenigzins aangedaan, doch zeer fterk van een aftrekfel van llharbarber; het geen bovenal op. -merkelyk is, dewyl de Rhabarber een byzonder middel is tegen den Roodeloop; en nadien de wilde Patig- Want CLapathum aevtuni) , aan dit middel zeer gelyk en een dagelyks geneesmiddel tegen de fchurft is, zoo vonden wy de betrekking en de overeenkomst van die uitwerking. —■ Zy bleeven aan den nap hangen, offchoon die driemaal met warm water omgewasfen wierd. — Hy zogt ook op andere plaatfen naar dezelve en vondt ze dikwyls in verzuurde vaten en onder de floppen van tonnen. Mogelyk heeft de Roodeloop, welke te Scanie op het rechtsgebied van <3yinge, fchier alle jaaren, in de maaytyd, woedt, zoo wel als die, welke in de legers gemeen is, hunnen oorfpronk van dezelfde myten, in de verzuurde dranken verholen zynde, welke hier door op de vuilplaatfen worden voortgeplant, en de befmetting aanbrengen, enz. (56) B0nonius fchynt de eerfte geweest te zyn, die infecten of bloedelooze diertjes in de Schurft meent gewaden te hebben, en de naaste oorzaak deezelfs 'er door K 4  f§i VERHANDELING In het aanwyzen van de oorzaaken van den Roodeloop, kan men aanmerken, dat ik de ziekte niet heb toegefchreven aan de vruchten, no h aan de gal; fchoon fchier alle Schryvers die over; denzelven handelen, de eene of de andere befchuldigd hebben, en fomtyds beide. Sydenham verklaard heeft («). — Daarna heeft rosen van uosenstf.) Verhandel, over de ziekten der Kirderen, blad. «4 «o (e, Opct. Mtdit. Pliyjic. pas. 1—11,6. M ' lr 'li¥' d,ü?'' Ichettfend oi.dtrzoek over de oorzaaken V|M! de Kwderpokjes, Mazelen, Loop, Rooueloop, en2l  over de LEGERZIEKTEN. 153 HAM moet 'er echter van uitgezonderd worden. — Wat de vruchten betreft, nadien ik op andere plaatfen van dit Werk verfcheiden redenen heb bygebragt om te gelooven , dat zy geen deel hebben in het voortbrengen van dezen loop (*) , noch zelfs in eenige van de Leger-ziekten , is het niet noodig die hier te herhaalen (57). —1 i^och ten aanzien van de gal, 4. Dat zy echter, volgens degner f» en strack niet altoos en volkomen voor den winter wyke. maar lang in kleederen, dikens, bedden, enz. kan b^y^en hangen, om by gelegenheid uittebotten; waar aan men he' zou moeren toefchryven , dat men de ziekte fomtyds nos den iieheelen winter en zelfs in het voorjaar, op fommige plaatfen. in verfcheiden of in enkele perfoonen ziet aanhouden of weder ontlleeken; hoewel het niet onwaarfchynlyk is, dat men zich fomiyds hier in bedrogen hebbe met gewoone Loopen (Jiiarrhoeae) voor Roodeloopen aantezien , of dat liet veeleer wederinftortingen of fleepende gevallen , dan wel voortbrengfels van nieuwe en laatere befmettinge geweest zyn (b,; want by stinstra (c) vindt men eene waarneeming, die zeer veel reden geeft om te b.fluiten, dat het gif zich niet lang in de kleederen ophoude om langs dezen weg de befmetting voortteplanten en te doen voortduuren. C*j I. Deel, III. Hoofdft. II. Deel, II. Hoofdft. §. 4. (57) Dat de vruchten geenzins eene aanleidende oorzaak van den Roodtloop zyn kunnen, is reeds in het l. peel, blndz. 140 en 141 aangetoond. — Verfcheiden , daar aangehaalde Schryvers, hebben niet alleen de onlchuld der ooftvruchten ten dezen aanzien met de fterklte beu ysredenen bepleit, maar zelfs overtuigend bewezen , dat zy een krachtdaadig behoedmiddel tegen deze ziekte zyn. — Niettemin biyft het vooroordeel (landhouden, vooral onder het gemeen, en men heeft het vooral geladen op de pruimen, zoo dat men nog niet lang geleden dc-rzeiver invoer en 00 Libr. at. peg. 92. §. 39. (*J Vergelyk nopens dit alles ,van CEUNS iungth. FtrkomUl. ilaiiz. 228-5-2 ji (e) Aangeh. Werk, biadl. 951. K 5  i54 VERHANDELING gal, gemerkt zoo veele lieden den Roodeloop befchouwd hebben als eene wezenlyke gal-ziekte, zou men kunnen verwagten, dat ik eenige reden zal geven, waarom ik van dat vocht by deze gelegenheid geen gewag maake. — Dan men zal zich kunnen herinneren, dat ik de term van Gal-z'ekten altoos gebruikt heb meer uit infchikkelykheid voor de Ouden, ten einde eene zekere klasfe van ziekten te onderfcheiden, dan wel omdat ik eenigzins van meening was, dat zy wezenlyk door de gal veroorzaakt worden. — In dit licht befchouwe ik de aflaatende en tusfchenpoozende herfts-koortfen, die men zoo dikwyls gal-ziekten genoemd heeft. .— En belangende den .Roodeloop, zal ik aanmerken, dat, fchoon in het begin de ongefteldheid der maag en de braaking fchynen te kennen te geeven dat de gal 'er deel in heeft, echter in den gevorderden ftaat der ziekte men gedwongen is daar geheel van aftczien; vermits men, by het openen der lyken , de lever en dunne darmen over het algemeen in een' natuurlyken ftaat gevonden heeft, niettegenftaande deze deelen door de ongefteldheden van de gal het meest moesten en gebruik in fommige Steden openlyk verboden beeft. — Dan , feboou deze en andere vruchten , onryp gegeeten nadeelig zyn, voor zoo verre zy zuur, winden, i'panningen, enz. verwekken; fchoon zy zelfs ryp, doch te veel en door flappe geitellen gegeeten, ook fchadelyk zyn, voor zoo verre zy de ingewanden in die gevallen verkoelen en verllappen , en de Ipysverteering bederven , en langs dien weg, zuur, dannpynen, boors en buikloop kunnen voortbrengen, bevatten zy echter niets dan het gene eenen galachtigen en rottigen lloodeloop veeleer afweeren dan aanbrengen zou, het gene ook door meenigvuldige ondervindingen bevestigd is. Vergelyk van geuns aangeh. Verhand, bladz. 94 en 95  over de LEGER ZIEKTEN. 155 een aangedaan zyn. — En wat de gal zelve betreft, zien wy niet dat zy, in deze gevallen, fomtyds in eene groote, en fomtyds in een ge* ringc hoeveelheid plaats heeft; dat zy by wylen deze , op een' anderen tyd gene kleur heeft , dat zy fomwyl dik, fomwyJen dun, en op andere tyden van eene natuurlyke lyvigheid is? — Maar, byaldien zy eenig deel hadde in dezen loop voorttebrengen of te onderhouden, zou men dan gcenen grootere gelykvormigheid in deszelfs hoedanigheid vinden? — En dat meer is, ik heb zelfs my verbeeld, dat zulke geneesmiddelen , welke eene overvloediger affcheiding van de gal konden aanbrengen , dikwyls 'er nuttig in zyn zouden, alzoo ik heb waargenomen, dat de lyder doorgaans verligt werd, wanneer een ontlastmiddel zoodanig werkte, dat het veel van dat vocht met zich naar omlaag voerde (58). S- 4- f58) Hoe weinig men de gal als naaste en opwekkende oorzaak van den Roodeloop befchouwen kan , heeft de Heer van geuns verder aangetoond uit de fpyzen en dranken, de meenigte van groenten en vruchten, die doorgaans en algemeen voor het gewoonlyk verfchynen van deze ziekte gebruikt worden ; toonende, indien in de voedfels haare aanleidende oorzaak moest gezogt worden, dat zy dan veel minder een voortbrengfel van den afgaan-; den zomer, dan wel van den winter zyn zoude, vermits in dezen veel meer rotbaare, galachtige fpyzen, vleesch, fpok, visch. vet, enz. gegeeten worden. Zie deszelfs aangehaalde Verhand, bladz. 93—97. De Heer stinstra heeft in de aangehaalde Historie van de Dyfenteria te Harlingen , bladz. 998 , zeer fraaije waarneemingen aangeteekend om te doen zien, dat de bedorven gal geenzins de naaste oorzaak van deze ziekte is; gevallen naamelyk, waarin lieden van den Roodeloop aangetast werden , onmiddelyk nadat dé eerfte wegen in eene voorgaande ziekte van alle galftoffen gezuiverd waren.  i55 VERHANDELING Over de geneezing van den Roodeloop. Daar zyn weinig heete ziekten, die haare geneezing minder aan de natuur verfchuldigd zyn, en die met bedriegelyker aanwyzingen ter geneezing gepaard gaan. — De bloedvloeijing fchynt herhaalde aderlaatingen te eisfchen ; de loop, fterke famentrekkende middelen; de pyn in de darmen , aanhoudende pynftillende middelen ; en nogthans , zoo deze middelen niet met omzigtigheid gebruikt worden, ftrekken zy meer om de ziekte te verfterken dan om die te overwinnen. — Aan den anderen kant heeft men de braak- en buik - ontlastende middelen of geheel veroordeeld, of te fpaarzaam gebruikt; terwyl echter laatere ondervinding toont dat zy de voornaamfte middelen zyn ter geneezing. — Dan voor het tegenwoordige aan eene zyde zettende alle aanwyzingen, om welke wel te maaken wy, wegens onze onvolmaakte kennis der dierlyke huishoudinge, zelden bekwaam genoeg zyn, zal ik overgaan om de uitkomst van myne ondervindinge op te geeven, en ik zal 'er byvoegen eenige waarneemingen van andere, op welke ik het best vertrouwen konde, en die insgelyks dezen Loop dikwyls behandeld hebben. — By dit meerdere licht zal de lezer den aart der ziekte duidelyker zien , en welligt geleid worden tot eene zekerer geneeswyze dan men tot hier toe in het werk gefield heeft. Om met orde voort te gaan, zal ik den Roodeloop onderfcheiden in drie Staaten , te weeten de eerfte , wanneer zy nog nieuw is, of zoo lang de lyder de ontlastingen gemakkelyk ver-  over e'e LEGERZIEKTEN. 157 verdraagen kan; de tweede, wanneer de ziekte van eenen kwaaden aart is of reeds lang geduurd heeft, en de krachten zeer verminderd, de darmen ontdoken en eene uitteerende Koorts (febris hectica) aangebragt heeft ; en de derde ftaat , als de lyder, fchoon herftellende, door eene persfing (tenesmus) of eenige andere overblyffels der ziekte zwak word gehouden, of onderhevig raakt aan geduurige wederomkomingen van eenen loop, wegens de zwakheid zyner ingewanden (59). I. In den eerften ftaat,begin ik met eene maatige aderlaating, fchoon het waar kan zyn, dat een Roodeloop uit zich zelve die ontlasting niet vereischt (*); maar nadien deze ziekte gedeeltelyk (59) By deze algemeene onderfcheidirigen heeft de Heer van geuns (  iGo VERHANDELING vooren had waargenomen in dezen loop het beste geneesmiddel te zyn, om de maag en darmen beide te verligten. — Dan nadien men de krachten van deze bereiding uit Spiesglas elders genoeg heeft aangewezen (*), zal ik 'er hier niet op liaan blyven, maar alleen aanmerken, dat, fchoon ik overtuigd was dat het een vermogend geneesmiddel is (als hebbende dikwyls gezien dat het van vrucht was, wanneer andere middelen geen nut gedaan hadden), echter de hevigheid van deszelfs werking en het vooroordeel tegen het fpiesglas als een geneesmiddel , welke eenige Geneesheeren van het leger en eenige egiments- Chirurgyns van deszelfs gebruik afgefchrikt hebben, my 'er ook van hebben doen afzien, terwyl ik begeerig bleef om my te verzekeren van het vermogen van eenige andere minder wraakbaare middelen (61). — In plaats der- (*) MedkalEsfays,Fol. V. Mem. deVAcad. des Scienc. A. 1745. (61) Uu de onderzoekingen en proefneemingen , die, na piui>gle, andere voornaame Geneeskundigen in het Werk gefteld hebben, is gebleken dat het Vitrum Antimonii ceratum, geenzins een fpeciliek vermogen heeft tegen den Roode'oop •, dat het 'er geen ander nut in doet dan vo >r zoo verre het door braaking en afgang de kwaade ftoffen ontlast; dat het wegens zyne venynige feherpté 'er zeer onveilig in is ; dat de Tartarus emeticus en de Radix Ipecacuanha oneindig veiliger zyn, en aan het oogmerk, om de bedorven ftoffen van boven en van onderen: te ontlasten, ruim zoo goed voldoen. — Voeg hier by dat fommige zeer na.ieeli^e uitwerkingen van dat middel gezien hebbendat het den Roodeloop veeleer vermeerderde dan verminderde (a)\ weshalven liet gebruik van dat middel in deze ziekte aizint- is afteraaden. Men kan 'er echter verder over te raadengaan by zimmerman in de aan. {«) Vergelyk j. de REus, aangeh. Verhand* bladz. ia cn 13,  over de LEGERZIEKTEN. 16*1 derhalven van die bereiding, fchreef ik een fcrupel van den Braakwortel (Radix Tpecacuanhae) voor , en gemeenlyk voegde ik 'er by één of twee greinen van den Braakwyniteen (Tartarus Emeticus). — Het zy ik een ilapper of een fterker braakmiddel gaf, merkte ik op dat het van het meeste nut was, als het te gelyk door den afgang werkte. '— Deze uitwerking was te zekerer, als ik in plaats van de gewoone gift van den Braakwortel, Hechts vyf greinen te gelyk gaf, en dit twee- of driemaal om het uur herhaalde, tot dat 'er afgang kwam , het gene ge- *angeh. Verhandeling , bladz. 467—480. Het is , gelyk men hier uit pringle ook genoeg bemerken kan , met altoos noodig noch nuttig om in gevallen van den Roodeloop braaking te verwekken, of de geneezing er mede te beginnen. De teekenen, die de noodzaakelykheid der- zefveaanwyzert, zyn, behalven het vermoeden dat er,door de voorafgegaane diëet, eene ophooping van kwaade Itorfen in de eerfte wegen plaats hebbe , fpannmg en pyn van de maag, walging en neiging tot braaken. Waar, zoo ceuns aaH. (i) Bladz. 29 en 30,  over de LEGER ZIE KT EN. 173 riften,-of, zoo de lyder eenen grooten afkeer toonde voor een middel, het welk hem te vooven zoo ziek gemaakt had, dan herhaalde ik het purgeermiddel, en wel in een grooter gift, als de voorige niet genoegzaam gewerkt had. De grootfte gift van dezen aart , welke ik in te weeten' twee of drie greinen Opium, of een dragrae Laudanum liquidum, gemengd met zes oneen Aq. Rofarum , en de een of andere ftroop, met by voeging van twee tempels Spiritus Nitri dulcis of Liquor anodmus Minerahs hoffjianni, om 'er alle half uur of elk uur een lepel van inteneemen. - Op deze wyze kan men de uitwerking 'er van best bepaalen , en men loopt zoo zeer geen'gevaar dat de lyder het weder uitbraakt, gelyk ligtelyk gebeurt als hy de gift in eens inneemt. — Wanneer de pynen onder de werking der purgeermiddelen geweldig zyn, vinde ik het mede dienftig om den lyder van zoodanig een Mixtuur tusfchen beiden eenige lepels te laaten gebruiken Ook heb ik het meermaalen nuttig bevonden om het Opium by wyze van een klysteer toetedienen, vooral wanneer de buikpynen laag en de persfingen geweldig zyn. . , , . , . Het Opium , op die wyze in het begin toegediend, is byzonder ook nuttig in dat foort van Roodeloop, waar in geene vergaaring is van galftoffen in de eerfte wegen, en waarvan de belette uitwaasfeming de voornaame aanleidende ootzaak is (Zie Aanteek. 59.) , vooral wanneer men het paart met ligte uitwaasfemende en verzagtende middelen. Tot deze einden houde ik zeer dienftig een drank uit 10 oneen Aftrekfel van Vlierbloemen , waar in men édn dragme Gomdragant ontbindt, en dan 'er byvoegc Spiritus MÏndereri unc. j. Liquor Anodin. Miner. dr. j. Laudani Liquidi gr. xxx, Syr. Diacodii unc. 3, en Rob Sambuc. unc. j. om 'er alle uuren een Thee kop vol van inteneemen. De zweetpoeders van dover, die ik in den Tafel der geneesmiddelen zal opgeeven, zyn in dit geval ook zeer aan te pryzen Voor het overige moet men in het begin der ziekte voor zeer fchadelyk houden alle die voorfchriften waar in het Opium met heete, verhittende middelen gepaard is, gelyk het Mithridatum, de Theria* ca, het Philonium en dergelyke.  174 VERHANDELING in den Roodeloop gebruikte r befbnd uit dertig greinen Rhabarber met agt greinen Calomelan. Op dezen tyd, en fomtyds vroeger, vcrdwee- nen de meeste toevallen van den Roodeloop. Edoch, byaldien 'er nog eenig zaad van de ziekte overbleef, of indien de lyder eenigen misflag in de dieet begaan, of zich zoodanig aan de koude blootgefteld had, dat hy weder inftorte, dan nam ik mynen toevlugt tot dezelfde geneesmiddelen, dat is , of tot een purgeermiddel , of tot den Braakwortel , naar maate dat of het eerfte of het laatfte hem te vooren he>t best bekomen was. — Om kort te gaan, deze ontlastmiddelen waren de voornaamfte geneesmiddelen, waar op ik in dezen ftaat der ziekte het meeste vertrouwen ftelde. Deze geneeswys is in den laatften oorlog, door de andere Geneesheeren van het leger, tennaastenby gevolgd, en byzonderlykdoor den Heere huck, die, nadien hy beftendig in dienst geweest is, of in Noord-America, of in de West-Indien, de beste gelegenheid gehad heeft, om den Roodeloop in alle zyne gedaanten te zien. — Hy deed'my weeten, dat de ziekte, als zy onder de troepen doorgaande (epidemisch") was , niettegenftaande het verfchil der luchtftrecken , overal met dezelfde toevallen verfcheen (alleenlyk met een weinig meer hevigheid in reden van de grootere hitte van het land), en dat zy, geneesbaar zynde, door dezelfde middelen overwonnen wierd. ■— Ik zal hier byvoegen een kort berigt van zyne praktyk met zyne eigene woorden. „ Wanneer de lyder koortfig, of volbloedig „ is, begin ik altyd met aderlaaten; en byaldien ,, de vastgezette pyn en de koorts eene groote „ ontfteeking fchynen aanteduiden , herhaale „ ik  over de LEGERZIEKTEN. 175 . ji{ het. — Ik heb gemeend , dat te geeven " vier of vyf greinen van den Braakwortel met " één grein Braakwynftecn , zonder op deze 11 gift te drinken, maar te dulden, dat het van " zelfs afwerkt , en dit na twee uuren , te W herhaalen met order dat de lyder dan zyne maag met Kamille-Thee wasfehen moet, de " beste manier was om de eerfte wegen te zui" veren. — Misfelykheid in de maag , leelyke " fmaak in den mond, ligthoofdigheid, pyn of „ branding voor het hart, en hevige buikkrim* , pingen waren redenen om het braakmiddel op ' een van de volgende dagen te herhaalen. — 11 Indien de maag na dit niet zeer ontfteld ^ fcheen, was ik gewoon den buik te ontlasten " door twee oneen Manna en één once Glauber-Zou't in een pint water ontbonden, waar , van men een vierde gedeelte dronk alle half 11 uuren tot dat het twee of drie ruime afgangen „ verwekte. — Ik gaf hier aan de voorkeur „ boven de Rhabarber en boven alle'andere l] fterke purgeermiddelen, vooral in het begin, „ hcrhaalende dat middel iederen derden of vierl] den dag, totdat de krimpingen, enz. vermin, derden, en geevende een Opiaat alle avonden, " na de eerfte of tweede gift van dat purgeermiddel. — Edoch ik vond nooit een Opiaat van nut, zoo lang de koorts, de dorst, de „ krimpingen en de persfingen van belang was ren. — Zoo de famentrekkende middelen nut„ ti°- waren, was het alleen wanneer 'er eene „ flapheid van de darmen na de ziekte over„ bleef ". Uit dit berigt zien wy, dat de Heer huck niet alleen den Braakwortel verdeelde, maar by ieder van de giften een weinig Braakwynfteeti voeg-  ffS VERHANDELING voegde, dieri men by eene vergelykende proef* neeming vond deszelfs werking te bevorderen. — En indedaad voor het vervolg zou ik die manier verkiezen, vermits ik, uit myne eigene waarneemingen omtrent de Herfst - Koortfen, reden heb om te denken, dat deze bereiding uit fpiesglas van dienst kan zyn in het wegneemen van eenige koortfige krampen , die , fchoon niet de oorfpronkelyke oorzaak, niettemin met deze mede kunnen werken om de ziekte te onderhouden. Wy moeten mede aanmerken , dat de Heer huck meende, dat de zouten en de Manna beter purgeermiddelen waren dan de Rhabarber in het begin van den Roodeloop ; doch met hem over dit onderwerp fpreekende, vond ik, dat, fchoon hy dikwyls de Rhabarber op zich zelve gegeeven hadde, hy die echter nooit had toegediend met de Calomelan, en derhalven dat hy niet kon bepaalen of zyn dan of myn purgeermiddel in dezen ftaat der ziekte het beste ware. Ik heb insgelyks vernomen , dat de meeste van onze Geneesheeren , die , geduurende den laatften oorlog in Duitschland gebruikt zyn, ook boven de Rhabarber alleen de voorkeur gaven aan de zouten en de Manna , by welke zy meenigmaal eenigen oly voegden ; en dat zy, na het aderlaaten en braaken, met dat mengfel den buik zuiverden , ten minftcn in het begin (*). — 't Is mogelyk dat 'er eene betere manier zy van de Rhabarber te . geèven , dan met Calomelan. — Degner pryst zeer aan een af- (*) Een van de Geneesheeren in dien dienst verhaalde my , dat hy dat purgeermiddel gemeenlyk gegeeven had op deze wyze: 9i>  over de LEGERZIEKTEN. aftrekfel van dezelve in een waterachtig vocht, 'waar van hy kleine doch herhaalde giften lies gebruiken \ maar nadien ik zyne Verhandeling hiet eer gezien heb dan na net eindigen van den voongen oorloge heb ik federt dien tyd te weinig wcerftreevige gevallen ontmoet om my aantezetten tot het vergelyken van zyne bereidingen met die geneesmiddelen , die ik te vooren met een vry gewenscht gevolg gebruikt had (*)■ Na jv. Mannae unc. 3- Vitclli Ovi dr.}., cdnlritts fimul, in mortario lapideo , admisce paulatim Olci Olyvarum dr. vj. & Salis cathariici amarv (aquae purae unc. iij. folutQ u»c, j. Deze was de gift voor eenen man van gewoone fterkte % maar aan zwakkere lyders gaf hy eene geringer hoeveelheid Twee andere Geneesheeren van de armee be- rigttèn my, dat zy g'eaoegfaam hetzelfde mengfel gebruikt hadden. De eerstgemelde Geneesheer was de Heer Monro, en de twee laatfte de Heere'rj armstrong en turner. (*~) liet zou-vreemd kunnen fchynen, dat de Schryvers tot nog toe het niet eens zyn omtrent het gefchiktlh: purgeermiddel in den Roodeloop ; doch men behoort aantemerkén , dat verfchillende geitellen verfchillende buikopenende middelen vereisfehen. — Een Geneesheer die, in zyne eerfte praktyk, hier op niet bedagt is, en die eenen lyder met den Roodeloop ontmoet, wien by voorbeeld de Rhabarber wel bekomt, doch die de Senebladen en zoutert niet verdraaien kan, zal naderhand gereed zyn om hei eerfte middel goedtekeufen en de andere te lanken; en wedeikeerig. Edoch men vindt, betrekkelyk het gebruik van de purgeermiddelen in deze ziekte , en de verfcheidenheid van dezelve naar gelegenheid te gebruiken, in ge* volge het verfchü der geftellen, zulke volledige en juiste aanmerkingen, in young's Verhandeling over het Opium Cin de Afdeeling van den Roodeloop) dat ik op dit onderwerp niet langer zal ftaan blyven, maar den lezer ton die waarneemingen heenwyzen (64.;. , C6t) Men kan dergelyke aanmerkingen ook overvloedig vinden in de Verhandelingen van zimmerman en van ir M geuns} II. deel. m  178 VERHANDELING Na de eerfte wegen op de befchreven wyze gezuiverd te hebben, heb ik gemeenlyk getragt de geneezing te voleinden door de purgeermiddelen te paaren met Opiaaten, indiervoege dac de lyder openlyf hield, en dat ter zeiver tyd de krimpingen bedaarden, doch ik heb hier in niet altpos naar mynen wenseh gelukt. — In het jaar 17 o, de Brigade van de Gardes- omtrent het einde van Ju!y in Duitschland aankomendein een regenachtig faizoen, en toen 'er eene fchaarsheid van ftroo-voor de tenten was, werd 'er zoo een aantal van foldaaten ziek, en voor het grootfte gedeelte aan den Roodeloop, dat, toen* het leger in de maand van December opbrak y meer dan de helft van dat Corps voor den dienst onbekwaam waren. — De Heer patersok (een van de Chirurgyns van het hospitaal, en toen Chirurgyn onder de Gardes) gaf my dit berigt: „ Dat hy gemeenlyk wel gelukt was„ met die ouder dit bataillon, welke aan den „ Roodeloop ziek waren, op de volgende nia„ nier te behandelen. — Byaldien de lyder van „ een bloedryk gcftel en zeer koortfig was „ „ begon hy met aderlaaten; gaf dan een braak„ middel van den Braakwortel ; en behalven „ dat, zoo hy den zieken perfoon vroeg op den „ dag gezien had, een dragme van de Rhabar„ ber des avonds; zoo niet, den volgenden „ morgen. — Dat hy des avonds van den twee„ den dag , na de werking van het purgeer„ middel, omtrent twintig droppels gaf van de „ Tinctura Thebaica, of omtrent tien greinen ,, van r.EüNs: fchoon ik meene dat het een en ander, het gene ik 'er in voorgaande Aanteekeningen van gemeld heb^ alzins voldoende is.  ©ver de LEG£RZIEKTEN. 179 ^ van de Pilulae faponaceae. — Dat hy ver„ volgens, indien de ziekte voortduurde, eene „ masfa maakte van de Theriaca en de Rhai, barber tot een pillendeeg , en hier van een „ half dragme 's morgens en 's avonds, en fom}, tyds driemaal daags toediende. — Dat hy* het „ volgende jaar, wanneer hy zelf door den Roo„ deloop aangetast was , dezelfde geneeswyze „ gevolgd had ; dat 'er bykans drie weeken „ verliepen, eer hy herftelde, zynde altoos in „ het leger gehouden, dikwyls marcheerende, en „ blootgefteld aan koude en nattigheid en an„ dere ongemakken in den loop van zynen „ dienst; maar dat hy, geduurende al dien tyd, 5, by het bovengemelde geneesmiddel het groot- fte voordeel gevonden had. — Dat omtrent een „ half uur na iedere gift de persfingen vermin„ derden, en de afgangen overvloediger en min„ der meenigvuldig werden voor de drie of vier ■„ volgende uuren. — Dat hy om deze reden, „ de 'laatfte zeven of agt dagen, een half drag„ me nam van de bovengemelde famenftelling, „ en dit driemaal daags, het welk, in vier- en 5, twintig uuren beliep tot omtrent één dragme „ van de Theriaca, en een half dragme van de ., Rhabarber". Indien de ziekte door middel van deze of van eene andere geneeswyze zoo ver veranderd is, dat de lyder minder klaagt van krimpingen en persfingen, en dat hy afgangen begint te kryo-en, die, fchoon dun, nogthans van eene natuurlyker kleur, met minder flym en meer drekftoffen gepaard zyn, nadien hy dan op eenen gunftigen weg van herftelling is, zal ik zyn geval verder overweegen, wanneer ik kom tot den derden ftaat van zyne ziekte. — Voor het teM 2 gen-  ïSo VERHANDELING genwoordige moet ik van hen handelen, welke door den eerften ftaat heen gegaan zyn, en die of in het geheel geene geneesmiddelen gebruikt, of 'er weinig of geen nut van gehad hebben ; en wanneer hunne afgangen zoo klein, zoo dikwylig, zoo flymig en zoo pynlyk zyn als immer te vooren. II. In den tweeden ftaat, fchoon 'er dan dikwyls meer uitteerende koorts (Febris hectica) by is dan in den beginne, en fchoon de ophouding van de rotte ftoffe en de aanhoudcnheid der ontfteeking met eene verfterving dreigen, zoo is echter, zoo verre ik heb waargenomen , de aderlaating geen gepast geneesmiddel, maar wel de zagte buikopenende middelen (zoodanige naamelyk welke weinig prikkelen, en nogthans voldoende zyn om eene ophooping van de fcherpe vochten te voorkomen ), en ook die medicynen die de darmen tegen de fcherpte befchermen, of eene verpoozing van pyn en krampen verwekken, tot dat de natuur de vereischte krachten krygt tot de geneezing. — Als dan gebruikte ik voor het eerst het Ipfons-Zout (fal catharticus amarus) alleen, hoewel het waarfchynlyk is dat dit zout van meer uitwerking zou geweest zyn met den Oly en de Manna, of gegeeven niet in eens, maar in kleine en herhaalde giften, gelyk in het Darmwee (Heus) (*). — In dezen ftaat gaf ik eens aan een jong vrouwsperfoon vyf greinen van den Braakwortel met twaalf greinen van de Rhabarber, het welk haar eerst ziek maakte, en toen naar omlaag werkende, eenige drekftoffen van eene natuurlyke kleur afvoerde, en eene gunftige keer aan (*) Zie I. Deel. Bladz. S57.  over de LEGERZIEKTEN. 181 »* de ziekte gaf. - Maar nadien dit eene van myne laatfte zieken was met den Roodeloop, heb ik geene gelegenheid gehad om dat geneesmiddel te herhaalen. Nademaal ik in dit tydperk van den Roodeloop verzagtende en pynftillende klysteeren zeer nuttig vond, gebruikte ik daartoe een afkookfel van lynzaad", of van ftyffel, of van vet fchapenvleeschnat, van vier tot agt oneen naar maate de lyder eene kleiner of grooter hoeveelheid inhouden kon. - Als de afgangen zoo dikwyls kwamen, dat de lyder die klysteeren met kon houden, voegde ik by iedere klysteer van twintig tot vyftig droppels van de Tmctuta IneEf of zoo veel als noodzaakelyk was om den prikkel te verminderen, zonder het hoofd Tveelaantedoen.- Nadien de lyder Opiaaten gebruiken moet, zal men dit misfchien de beste manier vinden om dezelve toetedienenwant op deze wyze worden zy onmiddclyk op den endeldarm gebragt, alwaar de prikkeling het Jrootfte is. - E&doch in erge gevallen waren de afrangen gemeenlyk zoo meenigvuld.g, dat eene Klystcer, niettegenftaande het Laudanum ei m was rezet des avonds, dikwyls niet toereikende w e om den lyder den gantfchen na.cht door rust Te bezorgen; en als dit zoo was, zette men hem eene twfedè klysteer, of hy nam het ilaapverwekkend drankje in; - Offchoon het voordeel van de klysteeren zigtbaar was, konden wy echter van dezelve in het hospitaal met zoo veel nut hebben als wy wel wenschten; gedeeltelyk wegens het verzuim der oppasters, en gedeeltelyk wegens de tegenzin der foldaaten om dezelve te laaten zetten; ook is men m de byzondere praktyk dikwyls genoodzaakt om er van aiM 3 te  :S2 VERHANDELING tezicn , ter oorzaake van de tederheid der dee^ len 65). Om de krimpingen te ftillen en de winden uittedryven moet men geene heete windbreekende middelen (Carminativci) gebruiken ■ ten minfle ik heb dezelve nooit zien gelukken. De Opiaaten brengen terftond verligting 'aan, maar zy verzagten alleenlyk, en vergrooten dikwyls de oorzaak. — Ik heb geen geneesmiddel gevonden, het welk aan dit oogmerk kennelyk beantwoordde; het best was den buik te ftooven, en Kamille-Thee te drinken. — Myne ge- i ié\ de,iieer van geuns raadt f» vooreen klysteer tn dit geval aan een aftrekfel of ligt afkookfel van Kamil/«•-Bloemen en Malva - Bladen, met rykelyk Lvn-Olv en zoo vee) GomTragacanth of Styfiel,dat het vocht, wegens dikte maar even door de klysteer. pyP gaa„ kan , faraen wel door een gefchud ; of ook meik met Oly, Gom en Suiker , met bymenging van een goed deel Laudanum li. qmdum of Opium. — Afkookfels van Althaea- wortel en bladen , of van StmeU-n zyn hier eveneens dienftig Verder merkt die Geneeskundige te recht aan f het gene met de ondervinding van den Heere stinstra f» overeenftemt dat de pynelykheid van den endeldarm het zetten van den klysteerpyp fomtyds niet toelaat, en dat het ingefpoten vocht Zelf bywylen ook ondrnagelyk is, en des. wegens terftond uitvloeit, vooral als de klysteer niet klein genomen word ; _ dat daarenboven de toediening voor hem, die dezelve zet, dikwyls bezwaarlyk (men man- 'er wel byvoegen gevaarlylO is ; en dat ook het pyoje na het gebruik, zorgvuldig moet gezuiverd worden, om de ziekte niet naderhand aan andere lvders aantezetten ~ En om deze redenen, zegt by, is het dikwyls wel zoo raadzaam het inbrengen te beproeven van <;en zeer ver " zagtende m oly of vet gedoopte , en door warmte fmeltbaare zetpil; by voorbeeld van verfche (of ongezoute) boter of Oleum pair-at , onder Schapen-Vet Mmolten, van Cacao- Boter, van Ungvcntum pomatum of Althaeae verdikt met Gom of Altliaea-poeder, enz. r") r's.iz jq. C-V Aangeh. llisior. bladz.  ove-i de LEGERZIEKTEN. l8g redagtcn vielen het eerst op een aftrekfel van Lze bloemen, ter oorzaake van hunne krampftillende en verwerkende vermogens, doch federt ontdekt hebbende dat zy krachtdaadig rottmgwecrendc zvn, hel ik over om te denken, da men fommige van hunne uitwerkingen m dit geval aan dat bcginfel moet toeichryven. De ftoovingeh maakte men van de gewoone kruiden met byvoeging van den eenen ol anderen Geest (Spiritus); maar nadien zy dikwyls moeten herhaald worden, werden zy niet zoo veelmaalen by de foldaaten gebruikt a s wel kv de Officiers, die beter opgepast werden. — De PYnen uit winderige opfpanningen zetten zich fomtyds in de zyden, even als in het zydewee, doch een zagt buifcopenend middel of de zoo even gemelde ftoovingen, verdry ven dezelve zonder aderlaaten (66). Als de lyder klaagt over hartbrancung erf de zoode, en dat alles in zyne maag zuur word, liet ik van tyd tot tyd vier lepels vol inneemen van h*t Jutapium e Creta, en als, ter ze!ver tyd, de krimpingen en geduurige afgangen eenig verzWend middel vorderden, ontbond ik twee is grei- (66) Gelyk het, ter bevordering der uitwaasfeming , in «toe z ekte zeer nuttig is den lyder in het bed door dek£ tamelvkwarm te houden, terwyl hy echter geduurig eène 3 IncCinndemt r zoo is ter ftilling der pynen «n kWn zeer dienftte den buik te ftooven met een warme ^KSk, boèkweitte-meelbry, grutten, of iets ^Jyks ;of'er elkens op te leggen een grooten tweeof S'fed gevouwen wollen doek in ^«gg£ —■■ De bereidingen van Wasch zyn (*) Boven bladz. 66. S JurilJl?™*,fiaV"e !'afae dr- > 3V Hhpani auu tajt Ja.j, hquescam kni igne, c? aslidue asitentur tartum laptjeum eique paulatim admisce Aquae plZe qttoa jas is jit aa gratum Japorcm. pat is: * Neen, gefchrapt Geel-Wasch dr. j. 5> gefchrapte harde vVaanfche Zeep Iciupel ,; laat ze ftimeh op een zagt vuur fmelten, en roer het geduurig tot dat zy tot een deeg geworden zyn; giet het vervolgens in een' fteenen monilr, en meng er langzamerhand by zuiver water unc. vii ^otemuskaat-water unc. j' en zoo veel fuiker als noodig is om er een aangenaamen fmaak aan te geeven Dit maakt een zagt mengfel van geen' priaangenaairien fmaak , waar van de lyder op gefetikte tuslchfntyden , zoo  over. de LEGERZIEKTEN. 185 lan<«■ beroemd geweest , om haare heilzaame krachten in deze ziekte: bates pryst de ontbinding van hetzelve in geesten byzonder aan (*) cnniEMERBROECR brengt voorbeelden bv 'van deszelfs buitengewoone uitwerkingen , wanneer het ontbonden is in melk, en gewaagt van eenige Auteuren, die dit geneesmiddel ui den Roodeloop aanpryzen (|) (67). Als de loop aanhoudt tot dat de krachten zeer verminderd zyn , en de pols zinkt, terwyl de hitte van de uitteerende koorts overblytt, is het gevaar zeer groot; hoewel 'er nog hoop is, zoo lang als 'er geene onwillige afgangen, noch fprouw , noch hik zyn , en als de lyder met Waagt van groote machteloosheid en bcnaauwdhëid voor het hart (anxietas praecordiorum) ; indien hy dit doet, is het geval zeer erg, en laat naauwlyks verzagtende middelen toe, nadien de Opiaaten Hechts weinig vrucht doen het zy in de pyn draagelyk te maaken, of in de veelvuldigheid der afgangen te verminderen (68). — ö 'Somzoo veel neemt, dat de geheele hoeveelheid op éénen \% S gebruikt zy. — De Zeep word alleen gebezigd aWeen ombind-raiddel van de Wasch. >*) Pharmacop. ba.teaNA, in jammin Butyrum Cerae. \\\ Obfcrvat. & Curat. Medic. Objerv. xxvitj. (67J Voor de zoode en verdere hier genoemde toevallen heb ik de meergemelde Anin:a Rhei (zie de lafel der Geneesmiddelen) ook zeer nuttig bevonden ; vooral wanneer men 'er het Gom Tragacav.th of /Irabtcum en de Syrupus Diacodii of Papareris albi by doet ; en deze laatfte middelen vermengd met EmuKkn uit de Amandelen en verkoelende zaaden, zyn ook zeer nuttig tegen ue pynelyke knm- P1If6in '1 Is , volcens de ondervindingen van den Heere van geuns f» en anderen, dat het Opium fpmtyds {a) Aangeh. Veihandeling, bladz. 32. M 5  m VERHANDELING Somtyds is de ziekte vermengd met de hospitaal-koorts; in welk geval 'er weinige van op- kot een ongemeen nut doet, gaande de eedugte Gangraena op eene byzondere wyze tegen, zoo dat dezelve daar zy opbanden fcheen, 'er nog door afgewend, en daar zy reeds in het gedarmte plaats had, deszelfs voortgang 'er dikwyls door geftuit zy, met verbetering der toevallen. — „ Ja, „ zegt hy, in gevestigde gangreen , waarvan , in onze ziek„ te, koude armen, drooge huid, vervallen leevenskiagten „ en byna • onmerkbaare pols gewisfe teekens zyn , zal „ men nog wel eens zien, dat, op het gebruik van Opium, 3, de pols, warmte , uitwaasfeming en kragten , op eene 9, veibaazende wyze, weder aanwakkeren; 'dathet leeven , „ verre boven alle veiwagting gerekt, en voor deze ellen„ digen draaglyk worde gemaakt". — Inzonderheid verdienen hier aangeteekend te worden de woorden van stin«,tra (V) : „ Wonderlyk was de verfterking in den pols, ,, welke er door te wege werd gebragt in hoopeiooze ge„ vallen , daar de Gangraena reeds zich vertoonde: zelfs „ werden de kragten opgewakkerd, de koude handen we„ der warm gemaakt, de colliquative zweetingen voor ,, eenen tyd gefluit; en het leven des lyders nog eenigen „ tyd gerekt: zoo dat de Vis cardiaca Opii door syden,, ham by deze gelegenheid te recht geroemd word. — „ In veele gevallen kwamen in de eerfte dagen , nadat „ de verdooving , welke het Opium aanbragt, geweeken „ was, alle de toevallen in even hevigen graad wederom, „ en maakte ons in den beginne fchroomachtig deze Me. „ thode verder voorttezetten, doch door de ondervinding „ bleek, dat men, door een aanhoudend en vroegtydig sre„ bruik van dit geneesmiddel alleen, de kwaade toevalFen „ kon betoomen, en de ziekte allengs tot geneezing bren,, gen; waarom ook die onzer , welke het eerfte hunnen „ toevlugt tot groote giften van het Opium namen, her. „ gelukkigst geflaagd hebben in de herftelling hunner ly„ ders". — Vervolgens verhaalt hy, dat hy by zyne eigene Moeder, by wie in deze ziekte de gevoeligheid der ingewanden zoo groot was, dat zy 8 dagen lang'byna alle vocht uitbraakte, en de reuk van eenige fpyzen haar terftond ter ftoelgang dreef, na een purgans dagelyks Opiaaten voorfchreef, roet C/ysmaia uit melk en oly, en dat hy (V) Aangeh. Historie, blad. jy3. en 994.  over de LEGERZIEKTEN. 187 komen. —- Edoch als 'er nog hulp door geneesmiddelen overig is, heb ik gemeenlyk gebruikt eene famengefteld middel van de Kina met de Virginiaanfche Slangen-Wortel (befchreven in het volgende Hoofdftuk), waar by ik eenige weinige droppels Laudanum voegde. — Op andere tyden, en vooral wanneer de pols gezonken was, heb' ik zeer goede uitwerkingen ondervonden van het volgende afkookfel , waar van men alle vier of vyf uuren vier lepels vol gaf. 1^. Kadicis Serpentariae Virginianae dr. iij. Coque ex Aquae fontanae unc. xij ad unc. viij. ndjecta lub finem cocüonïs Theriaoae Andromaehi dr. j. cola (69). In hy die ontroeringen en persfingen eerst bedaarde, toen hy haar by opklimming n greinen Opium in 18 uuren gegeeven had , waar na eene volkomen herfteüin? volgde. —■ Ook vermaant hy verder, dat het droog worden der tong onder het gebruik van dit middel ons geenzins moet affchrikken om 'er mede voorttevaaren. (69) Deze en foortgelyke bederfweerende en verwerkende middelen zyn niet altyd noodig en kunnen ook niet altoos met vrucht gebruikt worden. — Daar zyn lyders, die van den Roodeloop herftelten, alleen door zagte ontlastmiddelen, gepaard met pyn- en krampftillende, verzagtende, (lymige middelen en voedfels; hoewel de ingewanden altoos min of meer verzwakt overblyven ; waarom het niet dan nuttig zyn kan dat men ze tot verfterking beproe- ve. Daar zyn 'er , die, hoe zeer zy dezelve noodig hebben, ze echter wegens de groote gevoeligheid, en prikkelbaarheid hunner ingewanden, niet verdraagen kunnen , gemerkt zy hunne pynelyke buikkrimpingen en afgangen veeleer vermeerderen dan bedaaren. In dit geval moet men dezelve paaren met Opiaaten en flymige middelen ; hoewel ook dit niet altoos gelukt. — Ook leeren de waar. neemingen dat zy in de eene Epidemie van Roodenloop meer verdraagen worden en meer nut doen dan in de andere. Zy worden voornaamelyk gegeeven met oogmerk om den  i88 VERHANDELING In het jaar 1760 , berigtte my de Heer whytt: „ Dat hy, in dezen kwaaden ftaat van „ den den verzwakten ftaat der maag en darmen te herftellen, om het gantfche ligchaainsgeftel te verfterken , om het rottig bederf der vochten tegen te gaan en te verbetereu, en ora de verfterving (Gangraena ) der ingewanden aftekeeren. -— Gevolglyk komen zy in deze ziekte altyd min of meer te pas ; byzonder nadat de ingewanden van de bedorven ftoffen ontlast en gezuiverd zyn; hoewel fommige de Kina byna van den beginne af al geeven , en zelfs met de ontlastmiddelen paaren, en 'er vervolgens mede blyven voortgaan. — Maar zy zyn derhalven vooral nuttig en noodzaakelyk in dien ftaat der ziekte , waarin het verval der krachten zeer groot is, en 'er dreigende teeltenen van verftervinge der ingewanden zich opdoen ; gelyk dit het geval is, waarin de Heer phingle dezelve hier voort'chryft. — Men neemt in dit geval gewoonlyk zynen toevlugt tot de Kina, niet alleen omdat zy het beste bederfweerend middel is, maar ook omdat zy in deze ziekte doorgaans ook wel verdraagen word ; hoewel zy, in de Epidemie van den Roodeloop te Harlingen, by veele, by wie eene fpoedige of langzaame verfterving der ingewanden naderde benaauwdheden veroorzaakte, of dezelve vermeerderde , zoodanig dat men 'er geen nut van kon hebben (a). — Men heeft hierom in verfchillende Epidemien ook andere bederfweerende middelen beproefd. — De mincraale zuuren , hoe vermogend anders om de rotting iegentegaan, heeft men 'er algemeen fchadelyk in gevonden , of wel de ingewanden te gevoelig om dezelve te verdraagen; zoo dat zy deswegens de pynen en afgangen vermeerderen. Zelfs heeft men deze zelfde nadeelige uitwerkingen van de vcgctable zuuren , van de Tamarinde , Cremor. Tartari, van den Azyn, de Citroenen,en de Karnemelk waargenomen (b). De Heer van geuns (Y) wïl daarom dat men de mineraals zuuren met b^kleedeniie flymen vereenige, doende by voorbeeld, <5o tot 80 druppels van den Spiritus Sulphuris per Campanam, by twee lcrupels of één dragme Gummi 'ïragacanth of by drie of vier f» Zie de aangeh. Hiswr. van stinstra, bkulz. 993 en 93L (b) Dezelfde, bladz. g!>6. I (e) Aacgeh. Verhand, blad/. 24,  over de LEGERZIEKTEN. 189 den Pvoodeloop, wanneer de mond en fpys1 kanaal met fprouw gedreigd werden, en zelfs " „ fom- vier oneen Gummi Arabicum , ontbonden in zes oneen wa er " doch ik-zie niet, dat hy dezelve op die wyze beïroefd heeft. - De gedukificeerde mineraal zuuren, als dm Spirit Nitri dulch, en het Liquor anodtnus mtne"offmanni. heb ik 'er met nut in zien gebruiken, om de krampen, pynen en winderige opfpannmgen te ftiiH — De Cortex ftmaruba, voorheen zoo hooglyk geroemd in deze ziekte, dat men 'er den naam van RoodehZ Wortel aan gegeeven hebbe, heeft men in de Eptde, Zfen v n Gelderland en Overysjel volftrekt nutteloos bevonden Ca). — Maar men heeft daar de voortreffelykffe Uitwerkingen gezien van de Cortex Salicis albae, den Wittenwillijn Bast , in 't voorjaar vergaderd van twee en driel £tllk:n,engedtoogd. De Heer van geuns gaf denzelven by wyze van Decoctum, te weeten: n. Cort. Salie. alb. unc, ij. Ivf. per noct. in S. q. Aquae, et mane Coq. per horam ad colat. unc. xx vel xvi. cui calid. admicce Gum Tragac. fcr. iv. Syr. Alth. _ Cort. Aur. a» unc. j. M. en liet hier van een halve Theekop vol . warm , om hts nur innemen. Aan andere gaf hy een dergelyk afkookfel van de Kina, op dezelfde wyze toebereid en ingenomen. — Omtrent den tyd wanneer en de gevallen waarin deze bederfwerende middelen toetedienen, heeft hy, Uit zyne onderviudingen, den volgenden regel gemaakt ; dat men tot derzelver gebruik, om eene naakende verfterving te voorkomen fpoedig moet overgaan, by de zulken , die genoegzaam ontlast en verzagt zynde , geene verbetering onder, vinden , maar daarna nog al persfende en pynlyk blyven , en zwakker worden; en ook by de zulken, by wie, van het begin der ziekte af, het fchielyk verval van krachten en b de 00 Zie Geneuk. Corrcsp. /- Deelt , ///. St, p. j?I, » VAS cauns, aangeh. Verhand. Sladz. 45-=9?  i9o VERHANDELING fomtyds nadat zy vcrfchecnen , met een gc„ lukkig gevolg de Kina had toegediend, heb- bende eerst zoodanige ontlastingen gemaakt „ als het geval vereischte, of de lyder verdraa„ gen kost, door aderlaaten, braaken met den „ Braakwortel i en purgeeren met Rhabarber. „ — Dat hy by een pint van een fterk af„ kookfel' van de Kina deed drie dragmen , of „ een half once van de Confectio Japonica (een „ famengefteld middel uit de Edinburgfche Apo„ theek, van het zelfde oogmerk als het Dias„ cordium doch minder famengefteld) en 'er „ alle vier uuren een lepel van liet mneemen, „ zonder eenig ander geneesmiddel als een wei- nig Laudanum des avonds. — Dat hy, als, „ door het aanhoudend gebruik van dat middel, „ de Lyder hardlyvig werd, dan de Rhabarber „ gaf; en daarna weder met het afkookfel van „ de Kina voortgong, doch met minder van de „ Confectio Japonica, of wel zonder deze ". Op dezen tyd , veronderftellende dat de endeldarm , wegens de prikkeling veroorzaakt door de geduurige afgangen, tot verfterving overhelde de hevigheid der toevallen geen tydverlies, door den omflag der ontlastende en verzagtende geneeswyze, gedoogen. -— Waar by ik zal voegen , dat men 'er terftond zynen tóevlugt toe neemen moet, zoo dra 'er de minfte teekênea van «verfterving zich opdoen ; en dat men 'er in alle die gevallen met nut by paaren kan het Opium, gelyk ook de Heer van geuns gedaan beeft ; en dat de Heer stinstra tot dit einde zich alleen van Opiaaten met een gewenscht gevolg bediend heeft, gemerkt zyne lyders die verfterkende en famentrekkende middelen niet verdraagen konden (a). ' 00 Zie de Aangeh. Veih. van beiden»  over de LEGERZIEKTEN. 191 de trachte ik de krampen te Rillen door herhaalde ' pynftillende klysteeren , doch zonder 'er eenig rottingweerend middel in te doen. — Iets echter van dezen aart hebben andere beproefd. Want de Heer hun ter, een van de Chirureyns op den tocht naar Portugal, verhaalde my, dat hy dikwyls met goed gevolg gebruikt had rottingweerende klysteeren , wanneer de lyder door de aanhoudende afgangen en persfing grootelyks verzwakt was. — Zyne eerfte proef nam hv met vier oneen van een fterk afkookfel van dé Kina, waar in hy eenige greinen van het Opium ontbond 5 en naderhand vond hy , dat een afkookfel van den Tormentil - Wortel ([Radix Tormentillae) of van den Eiken - Bast (Cortex quercinusj , met Opium , aan het zelfde oogmerk beantwoorde. — Hy voegt 'er by, dac deze klysteeren dikwyls herhaald werden , en vooral indien zy fchielyk afliepen zonder de gewenschte uitwerking te hebben. Tot hiertoe heb ik niets gezegd van de dieet, omdat dezelve in beide deze ftaaten der ziekte ten naasten by dezelfde was. — Zy beftond voornaamelyk in gekookte ryst, gerst, fago, broodpap of een luchtige podding ; en men ftond ook fchaapenvleeschnat toe aan hen die weinig koorts hadden; maar het laatfte gaf ik in het vervolg niet meer , omdat ik waarnam dat de dierlyke voedfels over het algemeen niet gefchikt waren. _ Voor drank beval ik ryst- of gerftewater, geroost brood en water, of een afkookfel van gebrande harts- hoorn. — Geduurende den voorigen oorlog gebruikten wy geen Salep in het hospitaal. Offchoon men dien wortel in 'deze ziekte voor een fpecifiek middel gehouden heeft, kan ik uit myne eigene ondervinding niess tot  ï$2 VERHANDELING tot aanpryzing van denzelven zeggen. — De Heer triquet, Chirurgyn by het tweede regiment Gardes, berigtte my (in het Jeger in het Eiland ÏVight in het jaar 1758) dat in het hospitaal van zyn regiment geen foort van dieet den lyderen, die aan buikloopen ziek lagen * Zoo wel bekomen was, als blompap met melk gekookt en met Suiker foet gemaakt, gegeeten voor het onbyt en het avondeeten. — Edoch, fchoon alle deze zelfftandigheden van het zagtfte en minst verhittende foort van voedfels zyn, heb ik echter waargenomen, dat het meerendeel der lyders dezelve niet kost ecten , noch eenige van de bovengemelde dranken zwelgen, noch zelfs eenigen anderen , behalven enkel warm water, zonder 'er onmiddelyk op ziek of door krimpingen aangedaan te worden. — Het was derhalven natuurlyk te befluiten , dat men voor de geheele diëet niet dan water behoorde te geeven, tot dat de. maag en darmen in ftaat 'waren om eenig fterker voedfel , zonder pyn of bezwaardheid, te verdraagen (70), — In (jo) Men vindt doorgaans, als de ziekte eenigzins vaa belang is, dat lyders geenerlei voedfels, hoe zagt, hoe ligt ook verdraagen kunnen; dat dezelve de benaauwdheden, pynelyke krimpingen en afgangen vermeerderen; zekerlyk om geene andere redenen , als omdat de maag en darmen in deze ziekte zoo gevoeiig zyn, dat zy den rainften prikkel niet dulden kunnen, en te gelyk zoo ontfteld, zoo gefchokt, dat zy geheel buiten ftaat zyn om eenige fpyzen naar eisch te verteeren, waarom de ger/ruikte voedfels terftond tot hun eigenaartig bederf, of tot rotting moeten overgaan; en dit te meer omdat die ingewanden reeds met zoo veele bedorven , rottige ftoffen bezet zyn. — Dit overweegende , kan men ligtejyk begrypen, waarom men, zoo men voedfels wil laaten gebruiken, niet dan de ligtst verteerbaare,de allerzagtfle en die eenigzins de rotting tegengaan •geeven moet; zoodanige naamelyk als de Heer pringle hier  over de LEGERZIEKTEN. 193 ^- In dit denkbeeld werd ik bevestigd door eenige fraaije waarneemingen over den Roodeloop, my medegedeeld door den Heer de seis a c, die, geduurende mynen dienst in de Nederlanden, inden voorigen oorlog, Opper-Geneesheer van het Franfche leger was. — Deze geleerde man berigtte my, dat hy zeer goede redenen hebbende om te denken, dat verfcheiden genezen waren, door, geduurende vyf of zes dagen achter een, niet dan rykelyk warm water te drinken, de proef 'er van op hem zeiven genomen had met een gewenscht gevolg, gelyk ook op veertien andere welke zich aan dien leefregel hier opnoemt; waar by men voegen kan zagte brood- en bloempappen, gerste- en haverpap, wel gaar gekookte aardappelen , met een flap azyn-fausje, vooral zeer murw gekookte ryst met zuur appelen , of met versch aalbesfenfap ; en dergelyke; voorts allerlei rype vruchten, luchtig o-eftoofd, liever dan raauw om de winden, die de raauwe geeven; hoewel men, zegt de Heer van öeüns, hier in ook aan den lust iets kan toegeeven ; te meer daar by fommige de raauwe rype vruchten, vooral de druiven, zeer wel bekomen, voornaamelyk in een' zeer rottigen ftaat der ziekte; het welk ik ook van de China's - appelen heb waargenomen ; — voor drank , wey , amandelmelk met arabifche gom, en rystwater met aalbesfen-fap, of citroenfap even zuur gemaakt, waar by men voor den fmaak ook wat zuiker voegen kan. — Daar zyn 'er die ook melkfpyzen en foupen geeven; doch sadien, wegens de gemelde ongefteldheid der fpysverteerend-d' ingewanden, de eerfte ligt hotten, en dan door hun kaasachtig gedeelte, zoo als ik meen waargenomen te hebben, te veel prikkelen , en de laatfte gereedelyk tot rotting overgaan, kan ik die niet zeer aanraaden. In fommige gevallen echter heb ik zonder hinder zien gebruiken flap Hoender-nat met ryst gekookt, en met een weinig Cremor. Tartari of citroen - fap even zuur gemaakt. — Men moet ook wel inachtneemen , dat de lyders de gemelde voedfels niet dan met weinig te gelyk gebruiken; maar van de dranken moeten zy rykelyk en dikwyls drinken, en vooral laauw gemaakt. II. deel. N  m VERHANDELING gel onderwierpen. — Hy voege 'er by, dathy, na andere geneeswyzen beproefd te hebben, zonder van eenige derzeive voldaan te zyn, eindelyk zich tot de volgende bepaald had, door Welke hy tallooze geneezingen had gedaan. —Deze beftond voornaamelyk daar in, dat hy, na ontlasting door aderlaating, en door een braakmiddel uit den Braak-Wynfteen, gemaakt te hebben, voor alle voedfels , drank en geneesmiddelen , dagelyks niets anders gaf dan één grein van die bereiding uit Spiesglas, ontbonden in een pint gemeene wey of hoendernat , en \*erdeeld in giften , tot dat de lyder herftelde. — Zyn oogmerk, zeide hy, was, om door het zagtfte laxeermiddel een vryen doorgang tc houden van de maag naar den endeldarm ? waar aan hy vond dat deze kleine hoeveelheid van den Braak - Wynfteen het allerbest beantwoorde (*). —- Ingevalle de krimpingen zich hardnekkiger gedroegen dan gewoonlyk, niettegenftaande de ontlastingen, dan trachtte hy dezelve te bedaaren, door 's avonds een weinig ftroop van witte flaapbollen (Syrupus Papaveris albt) te geeven. — Edoch, offchoon deze geneeswys (waar in de flappe diëet een wezenlyk artykel is) niet alleen overeenftemdemet myn gevoelen, omtrent den aart der ziekte, maar daarenboven my aangeprezen werd door eenen Geneesheer, op wiens oordeel en oprechtheid ik een volkomen vertrou^ wen had, zoo heb ik echter nooit myn voordeel met dat berigt kunnen doen, ter oorzaake van de moeijelykheid, ik mag zeggen onmoge- lyk- O Nadien de Braak-Wynfteen niet overal volgens hetzelfde voorfchrift gemaakt word, begrypt men ligtelyk dat de buik-openende gift verfchillen moet naar de onderfchei» den bereiding van dat geneesmiddel.  ftvKü de LEGERZIEKTEN. 195 h'kheid, om de lieden van dit land zich aan zoo eene flappe diëet, zelfs voor eenige weini$re dagen te doen onderwerpen. Onder het artykel van de diëet , moest ik niet vergeeten van eene voorzorg te gewaagen met betrekking tot de ketels van het hospitaal, die alle gemaakt zyn van vertind koper. — Het vertinfel, weet men, flyt fchielyk af, en het metaal word door alles, wat zout en zuur is, üiteebeten; en men kan zich ligtelyk verbeelden dat de oppasfers zulke dingen lang in die vaten ftaan laaten, en dikwyls verzuimen om dezelve fchoon te maaken voor dat zy weder gebruikt worden. — Ik vermoede , dat dit meenigmaal eene oorzaak is van kwaade gevolgen, byzonderlyk in den • tyd van den Roodeloop, waar in de maag en darmen reeds zoo zeer gefchikt zyn om ongefteld te geraaken. — Het Zou derhalven voor de Krygs-Hospitaalen van zeer veel nut zyn, dat 'er altoos een Ketellapper by was die op dezelve acht iloeg (71). III Ik kom nu tot den derden ftaat der ziekte, waar in de lyder, oogenfchynlyk herftellende:, te onder gehouden word door eene persfing Ctenesmus') , welke doorgaans de eenige zaak is waar over hy klaagt; of door het geduung wederomkomen van eenen buikloop, wegens de Zwakheid der darmen. De persfing ontftaat niet altyd uit ééne oorzaak, fomtyds heb ik dezelve veroorzaakt gezien door de harde keutels (Scybala), waar van ik C7O Sedert weinig jaaren zyn 'er Fabrieken gekomen van yzere Kookketels voor de keukens, die veel minder kosten dankopere, en volftrekt onfchadelyk zyn, ofichoon zy niet zoo zindelyk behandeld worden, en daarom, vooral fn de Hospitaalen, zyn aanteraaden.  i96 VERHANDELING ik boven gewaagd heb, die met kleine gedeelten af komende, ^geduurende verfcheiden dagen achter een, eene aanhoudende prikkeling gemaakt hebben. — Ik heb de ontlasting van deze verhaast door één once glatjber-zout, ontbonden in een halve pint water en des 's morgens in verfcheiden reizen ingenomen. — Byaldien één of twee van zulke dranken geene uitwerking hadden, fchreef ik de voortduuring van de persfing toe aan eene ontvelling, of eenige zweer van den endeldarm, waar door dit deelzoo gevoelig werd, dat het zelfs geprikkeld wierd door de eigen vochten der darmen, fchoon deze- vochten al niet fcherper mogten zyn dan natuurlyk. — De geneesmiddelen , tot welke ik myne toevlugt nam , als de persfing fterk en de afgangen meenigvuldig waren, beftonden uit Opiaaten, en waren vooral de eerstgemelde pynftillende klysteeren ("*)• — In alle gevallen van eene groote prikkeling, geduurende dezen ftaat van de ziekte, gebruikte, ik voorheen dat boven befchrevem Afkookfel van de ftyffel met de Arabifche Gom (f), maar federt eenigen tyd heb ik meer voorgefchreven het Schaapen-vet, bereid naar het volgende voorfchrift, het' welk voor weinig tyd hierbekend geworden is : „ Neem twee oneen versch „ vet, en een pint verfche melk, zet het op „ een zagt vuur, en roer het tot. het. kookt, „ voeg 'er dan by een' opgehoopten lepel .vol „ van zeer fyne ftyffel, meng die wel met het „ overige, en laat het te famen een weinig koo„ ken". — Men kan deze, bereiding al of niet zoet (*) Bladz. 181. (tO Bladz. 184.  over de LEGERZIEKTEN,- 197 Koot maaken , naar de fmaak het eischt; en die, of wel de dubbelde hoeveelheid 'er van, indien de maag dezelve verdraagen wil, mag op éénen dag op gebruikt worden; en het zal te beter uitwerking hebben, indien de lyder geen ander yoedfel neemt. — Ik heb fomtyds beproefd om deze kost te geeven in den eerften en tweeden ftaat der ziekte, maar het voldeed nooit; want op die tyden was de maag te zeer ontftcld om het te verdraagen. . Sydenham heeft gezegd, dat de persfing, op het eind van den Roodeloop , nooit door eene zweer in den endeldarm veroorzaakt word; hierin is hy door morgagki tegengefproken, die een geval bybrengt van het tegendeel, het welk hy in zyne eigen praktyk ontmoet had (*) ; doch het fchynt dat morgagni, daar hy dit geval alleen aanhaalt, flechts weinig uitzonderingen geweetcn heeft op den regel van sydenham, dien ik, volgens myne eigen waarneemingen, indedaad kan houden voor eenen vry algemeenen regel. Wat belangt het dikwyls wederkomen van loslyvig aftegaan , men moet dit , gelyk ik. heb aangemerkt, niet zoo zeer befchouwen als zoo veele wederinftortingen in den Roodeloop, als wel in een' gewoonen buikloop (diarrhoea) of witten loop, ontftaande uit zwakheid der darmen. Wanneer derhalven de Lyder in dezen toeftand is, begin ik met een fcrupel van den Braakwortel , en den volgenden dag doe ik hem overgaan tot het gebruik van die geneesmiddelen , welke men, om hunne uitwerkingen in het ftoppen van eene loslyvigheid , famentrekkende (*) De Scd. & Cauf. Morb. Ep. XXXI. §. .7, 28. N 3  j98 VERHANDELING (adpringentid) genoemd heeft. — Tot dit oogmerk fchreef ik, geduurende den voorigen oorlog , gemeenlyk voor het volgende mengfel: Extracti Ligni Campechenfis dr. iij. Solve ex Aquae Cinnamomi fpiritiiofae unc. j 3. Admisce Aquae fontanae unc. vij. et Tincturae Japonicae dr. ij, M. Hier van nam de lyder twee lepels vol in eens op de vier of vyf uuren, en fomtyds ook een opiaat des avonds. — Sedert heb ik vernomen , dat men in een van de hospitaalen van deze Stad, waar in dit voorfchrift voor verouderde en hardnekkige Buikloopen (diarrhoeae), en voor Roodeloopen, die naar de gewoone geneeswyze niet luisteren, aangenomen is, ter zelyer tyd voorfchryft een brok om alle avonden in te neemen, beftaande uit een fcrupel van het Philonium Londinenfe, en twee greinen van den Braakwortel, en dat men 'er gemeenlyk zeer gelukkig mede gehaagd heeft. Sedert den voorgaanden oorlog, het berigt gelezen hebbende, het welk degner en andere van de krachten van den Roodeloop- Bast (Cortex Shnarouba') gegeeven hebben, heb ik eenige weinige proeven met dat geneesmiddel genomen, die meest alle tot deszelfs voordcel ;yn uitgevallen. — Degner pryst het niet alleen aan als een zagt famentrekkend middel, maar ook als een verbeteraar van de gal; want, volgens zyn gevoelen , was de ontaarding van dat vocht de oorzaak van den doorgaanden Roodeloop daarhy van handelt. — Uit dien hoofde gaf hy het reeds vroeg in de ziekte, terwyl de krimpingen en  over de LEGER ZIEKTEN. i99 en persfingen aanhielden,en terwyl'er nog bloed in de afgangen gevonden werd. — Edoch volgens myne eigene proefneemingen, kon ik niets ontdekken van de heilzaame uitwerkingen van den Roodeloop-Bast voor den derden haat. — .De Heer huck, die denzelven dikwyls m Noord-America gebruikt had, merkt aan, dat hy dezelve in den beginne nooit aan de verwagting bad zien beantwoorden, noch zelfs m den gevorderden ftaat van den Roodeloop, tot dat de krimpingen en de persfingen meerendeels ophielden, en tot dat 'er geen bloed meer m de afgangen verfcheen; doch dat hy denzelven, wannier 'er alleen eene groote loslyvigheid overbleef, dikwyls nuttig _ gevonden had. — z,yn voorfchrift was dusdanig: r, Corticis Radkis Stmarubae dr. ij. vel. iij. Coque ex Aquae fontanae fesquihbra ad }ibram, & cola. Men "-af deze hoeveelheid alle dagen in verfchillende reizen. - Hy begon met het flapfte afkookfel, en als de maag van den lyder het gemakkelyk verdraagen kon, gaf hy het. iterivfte — En hy nam verder waar , dat, indien de zieken binnen de drie dagen, dat zy het geneesmiddel begonnen te gebruiken, niet merkelyk beter zich bevonden, zy zelden naderhand eenig voordeel 'er van ontvingen. — De Heer mitchell, die voorheen in Virginie praktiieerde, alwaar de Roodeloop dikwyls voorkomt , berigtte my insgelyks, dat hy dezen bast dikwyls gebruikt had, doch met geen vrucht uitgezonderd wanneer de lyder, geduurende den hoogN 4 fte a  soo VERHANDELING ften trap der ziekte, eene onmaatige hoeveelheid bloed loosde, of eenen Buikloop (diarrhoed\ had, nadat de ftaat van ontfteeking voorby was. ~- Hy voegde 'er by, dat hy gemeenlyk een fterker afkookfel gemaakt had, dan dat het welk degner voorfchreef, die het waarfchynlyk geraden vond den Roodeloop - Wortel met meer omzigtigheid te geeven, vermits de darmen zoo zeer ontftoken waren als hy het begon te gebruiken. ° Ik heb ook goede uitwerkingen gezien van kleine giften van den Braakwortel gepaard met een opiaat, zoo als, by voorbeeld, twee greinen van deszelfs poeder met vyftien greinen van het Philonium Londinenfs, tweemaal daags ingenomen. — Andere hebben voordeel gehad van den Braakwortel alleen. De Heer huck verhaalde my, dat een foldaat, na den ontfteekmgs - ftaat van den Roodeloop te boven gekomen te zyn, zeer vervallen was door een witten _ buikloop van aart als een fpysloop (Lientena), en dat het, na hem verfcheiden famentrekkende middelen vruchteloos gegeeven te hebben, eindelyk gelukt was met hem voor te fchryven zes greinen van den Braakwortel in poeder, om lederen morgen nuchteren inteneemen; dat deze man door dit geneesmiddel, alleen de eerfte drie of vier dagen, kookingen of neigingen tot braaken had, maar vervolgens het innam zonder te kjaagen dat het hem misfelyk maakte (72), qc? l Ö?) Men ontmoet dikwyls zeer veel moeijelykheid in het behandelen van eenen herltellenden Roodeloop, uit noofde van de aanhoudende persfing, of geduurig wederkomenden bu.kloop of dunne afgangen, en omdaF de Ly^. menigmaal de voedfels en geneesmiddelen , die het iefcbjktfte voorkomen, niet verdragen kunnen. '— Dè rè-  over de LEGERZIEKTEN. nor Geduurende dat de foldaaten in het gebruik svn van die famentrekkende middelen, moeten f zy den 'er van is kenbaar, de maag en darmen zyn zoo verzwakt, zoo ontbloot van natuurlyk flym, zoo teergevoelig en prikkelbaar, dat de zagtfte voedfels of medicynen dezelve te zeer prikkelen, en daar door ongeregelde beweegingen verwekken , die de fpysverteering beroeren en ontftellen ; waar door 'er telkens raauwigheden of bedorven fcherpe ftoffen in de eerfte wegen geboren worden, die de pynelyke krimpingen de persfingen en den dunnen afgang onderhouden _JL Byaldien de verfterkende famentrekkende middet len'verdraagen worden, zyn buiten twyffel de beste de Kina, de Simaruba, de Camarilla, en volgens de nieuwfle ondervindingen de Cortex Saticis albae, die men dan by wvze van Decoctum, Extract, of Poeder toedient. Zoo men ziet, dat zy niet wet verdraagen worden en te veel prikkelen , moet men dezelve paaren met flymige bekleeriende middelen, de Gummi Tragacanth, Arabicum, Saleb en dergelyke ; en indien dit nog niet gelukt moet men er het een of ander Opiaat byvoegen. — Bemerkt men , dat 'er door de on titelde fpysverteering kwaade ftoffen m de rerfte wegen plaats hebben , en dat deze de prikkelende oorzaak zyn , dan komt de geneeswyze , die de fleer pringle hier aan de hand geeft, met den Braakworte (Radix Vpecacuanha-) zeer te pas ; vermits deze wortel niet alleen de eerfte wegen door braaking of afgang van die fchadelyke ftoffen ontlast, maar te gelyk een byzonder vermogen oefent om de ingewanden te verfterken, den afgang e verbeteren en te fluiten. — By andere gelukt men hier in beter met een wateragtig Aftrekfel van de Rhabarber, of de zogenaamde Anima Rhei. Om kort te gaan, bet is dikwyls niet dan met het eene middel of de eene geneeswyze na de andere te beproeven, dat een Geneesheer hier in naar zynen wensch flaagt. —- Voor het overige is het in dezen ftaat der ziekte volftrekt poodzaake yk, dat de Lyders niet dan ligt verteerbaare, mm bederfelyke voedfels gebruiken, zich voor koude en nattigheid zorgvuldig wagten, en verder alles in acht neemen wat de Heer piiiNGLE hier vervolgens aanraadt; waar by ik alleen voegen zal; dat, indien men , wegens de verflapping der maag, een fterk zuur by de Lyders waarneemt, het gebruik van de Magnefia, tot eenige eijerlepels daags, zeer is aan te raadeu. N 5  £02 VERHANDELING zy nog oplettende blyven op hunne dieet, zich onthoudende van groenten, vruchten, gegiste dranken en zuuren. — In dezen ftaat heb ik hen toegeftaan eenige vleeschfpyzen, en, voor drank, water gemengd met een weinig rum of brandewyn: aan de officieren en byzondere lyders heb ik wat wyn gegeeven, als zy 'er zeer ber geerig naar waren. — Edoch wegens verdere ondervinding ben ik geneigd te gelooven , dat men, in dit tydperk van de ziekte, meerder en fpoediger geneezingen doen zou , indien men van onze lyders konde verkrygen om zich geheel en al te onthouden van dierlyk voedfel, en van wyn en fterke dranken; want, wanneer de fa? mentrekkende middelen geen voordeel gedaan hebben, heb ik dikwyls gezien, dat men zonder dezelve de geneezing verkreeg door melk , en meelige fpyzen. Hierom, als de famentrekkende middelen mislukken, en vooral wanneer de pols rad is, en de lyder over inwendige hitte klaagt, geef ik eerst een braakmiddel van den Braakwortel, en dan begin ik met dien leefregel, waar mede ik aanhoude, tot dat de toevallen van uitteering zyn opgehouden, en de darmen hunne veerkracht weder gekregen hebben. ■— Geduurende den loop van dezen leefregel , heb ik zelden geneesmiddelen noodig gehad uitgezonderd den Kryt- Drank , waar van ik boven gewaagd heb, die ik laat ge* bruiken om dat fterke zuur , waaraan verflapte maagen zoo zeer onderhevig zyn, te onder te brengen. — Somwylen voeg ik 'er des avonds een opiaat by, met oogmerk om rust te verwekken, doch na eenige weinige dagen laat ik die beide na, — Alles wat ik vorder (het welk indedaad dikwyls bczwaarlyk te verkrygen is) is eene  over de LEGERZIEKTEN. so3 eene flipte inachtneeraing van de diëet, en nu en dan eene herhaaling van een braakmiddel, wanneer de maag op nieuw ontiteld raakt of ais 'er een groote flapheid van de darmen plaats heeft. Onderwyl de Lyder in dezen ftaat voortgaat , wilde ik gelyk gezegd is, verbieden alle dierlyk voedfel en, behalven melk alleen, toeftaan Sap-o Saleb , en de gemeene . meelige fpyzen. — fn '-roote hospitaalcn kan men de foldaaten geen melk genoeg bezorgen; doch in dat geval moeten zy zich met minder vergenoegen , en met de andere hier voorgefchrevene fpyzen , zonder te eeten kaas, eijeren, of iets dat bezwaard of verhittende is voor menfehen van hunnen ftaat. _ Byaldien de melk uit zich zelve in de maag zuur moet worden, moet men 'er een derde ge* deelte kalkwater byvoegen. Offchoon de groen* ten en vruchten de algemeene bedoeling om te verkoelen fchynen te begunftigen, daar zy echter natuurlyk open lyf maaken, heb ik dikwyls gedagt dat derzelver gebruik in dezen tyd minder gefchikt was , edoch het is mogelyk dat men by nadere ondervinding van de eene en van de andere een foort zal vinden dat tot de geneezing medewerkt. - En ik hel te meer over tot deze meening,doordien ik in een van mynelaatere gevallen heb waargenomen, dat de Lyder , wanneer hy kaarnemelk dronk (die indedaad met van de zuurfte dingen is), meer nut 'er van ondervond dan men van zoete melk zou hebben kunnen verwagten ; fchoon de eerfte wegens deszelfs zuurheid, gelyk die van eenige vruchten, kan verondcrfteld worden ftrydig te zyn aan de natuur van de ziekte. Onder dezen leefregel ftaa ik niet toe gegiste  UG4 VERHANDELING te noch geestige dranken. — De -voornaam, fte dranken zyn afkookfels van gerst, van ryst, of van gebranden hartshoorn, geroost brood met water, of melk en water. — Ondervonden hebbende, in myne byzondere praktyk, dat fommige zich beter bevonden by het drinken van Bristol-water, niet alleen aan den bron,maar zelfs ver 'er van af, verzogt ik eenen myner lyderen, die van de Havannah gekomen was , om op te letten, of hy eenig onderfcheid vond tusfehen het drinken van het rivier-water en het pompwater van deze Stad; en, na eenige proefneemingen,verzekerde hy my, dat hy minder onderhevig was aan het wederom komen van zynen buikloop, als hy het laatfte gebruikte. — Dan het Bristol - water en meestal het pompwater in Londen komen daarin overeen, dat zy met zeep niet gemakkelyk fchuimen, dat is, dat zy beide wezenlyk hard zyn , hoe zagt zy ook in den fmaak zyn mogen. — Edoch ik wil daar uit niet afleiden, dat dit mineraal - water geen ander voordeel heeft dan hardheid, wanneer het warm aan den bron gedronken word , gemerkt deszelfs geneezende kracht in gevallen van dit foort reeds zoo lang beroemd geweest is, en vooral wanneer 'er eene uittecrende hitte zich byvoegt. Nadien eene zuivere lucht van zoo veel nut is voor de geneezing, kan een Geneesheer in volle hospitaalen niet'wel gelukken met zyne poogingen, zoo niet de zaaien buitengewoon we].Ögelucht worden. — Het beste hulpmiddel, in den tyd dat de Roodeloopen regeeren, is dat men de zieken verdeele, en plaatfe in kerken, ©fin fchuuren, of bouwvallige huizen, alwaar zy of de oppasfers de lucht niet kunnen opfluiten. -L Niet dat de blootftellingen aan koude niet fcha- de-  over de LEGERZIEKTEN. 205 delyk zyn , en dat eene vrye ongevoelige uitwaasfeming niet voordeelig is voor de geneezing; maar., wanneer men de warmte niet verkrygen kan te °elyk met eene zuivere lucht, moet men vooral voor de' laatfte bezorgd zyn. — Men moet niet alleen in het leger -, maar ook in de hospitaalen, de drekftoffen in de feerceten dagelyks met een laag aarde bedekken; en men moet, byzonder in deze tyden , de vertrekken berooken en fchoon houden. Soldaaten, die lang in de hospitaalen gekwvnd hadden aan eene uitteerende koorts, en aan eene ilapheid van ingewanden , zyn op het onverwagtst herfteld , door hen op 'het land te cantonneeren , alwaar zy eene melk-diëet hadden, en eene frisfche lucht inademden. Eindelyk moet men, het gene voor de geneeZin°- zeer nuttig en tevens een behoedmiddel is tegen wederinftortingen , wanneer het weder koud begint te worden , de herftellendc lyders voorzien van onderborstrokken (73). Eenige van de officieren , die aan wederinftortingen m den loop onderhevig geweest waren , hebben my berigt, dat zy zeer veel nut gevonden hadden in het draagen van een flanelle hembd op hun bloote lyf. V1L (Zf) Alle de hiér aangewezen middelen ter geneezing zyn tevens 'zoo veele behoedmiddelen tegen deze ziekte» Van'de verdere middelen ter voorbehoedinge maakt de Heer fringlf. hier geen gewag, omdat'hy die in het voorige van dit Werk (Zie het Ifte Deel, bladz. 151—196.) uitvoerig behandeld, heeft. — By deze raade ik te voegen alle die regels en raadgevingen ,■ ter -algemeene en byzondere voorbehoedinge, om naamelyk de voortplanting der ziekte te fluiten, en voor zich zeiven de befmetting te ontgaan, welke de Heer van geuns, in het meermaal aangehaalde Werk , bladz. 237—296, heeft opgegeeven , die alle gewigtig en van het grootfte' nut zynckuaiiea.  io6 VERHANDELING VII. HOOFDSTUK. Waarneemingen over de Gevangenhuis- of Hospitaal- Koorts. Ik kom nu toe de laatfte verwoestende Ziekte, aan welke eene Armee onderhevig is, te weeten de Hospitaal - Koorts. — In de verhandeling van deze zal ik i. befehryven deszelfs oorfpronk en wyze van befmettinge; 2. de toevallen; 3. de voorzegging ; 4. het onderzoek der lyken van fommige die 'er aan geftorven zyn ; 5. de geneeswyze; eneindelyk zal ik, uit deze en andere ftoffen, onderzoeken de natuur en oorzaaken van zulke koortfen (74). %, (74) 't Is genoeg bekend en uit het vervolg van dit 'Hoofdftuk blykt het overtuigend, dat de Hospitaal- of Gevangenhuis-koorts in wezen niet anders is dan eene hooggaande Rotkoorts (Febris putrida). Maar men heeft dezelve dus benoemd, omdat zy het meest of zeer dikwyls iu de Hospitaalen en Gevangenhuizen voorkomt , veroorzaakt door de zeer bedorven lucht, die 'er doorgaans in plaats heeft wegens de meenigte rottige dierlyke uitwaasfemingen , de onreinheid en de beöotenheld der vertrekken. — 't Is echter overvloedig bewezen, dat die zelfde Koorts pok niet zelden ontftaat op andere en zelfs opene plaatfen, waar dezelfde of foortgelyke rottingbaarende oorzaaken begaan, — En het is hierom, en wegens den verderfelyken aart dezer koorts, dat veele dezelve met reden beter noemen kwaadaartige Rotkoorts (Febris putrida maligtuï), of ook wel Pestkoorts (Febris pestilentialis) , wegens des•zelfs gelykheid in oorzaaken , toevallen en doodelyke natuur, met de Pest; terwyl zy by fommige Sc'uryvers , wegens deszelfs befmettelykheid, ook voorkomt onder den naam van befmettelyke Rotkoorts (Febris j feu fypha putrida contagiofa) , en door andere, omdat de blutsvlekjten (Petcckiae~) een voorhaam toeval van dezelve zyn, Blutskoorts (Febris petechialis~) genaamd word. De verdere benaamingen welke men aan deze koorts gegeeven heeft, kan men vinden iu de fraaije Verhandeling over de Rotkoorts van den Heere j. de wan, bladz. 53.  •Vér dè LE GERZIEKTEN. 50? S- «• ^# /fe» oorfpronk der Gevangenhuis- of Hospitaal-Koorts, en ie W3>ze zelfs leftnettinge. Wanneer de Hospitaalen van eene Armee mee zieken opgepropt zyn , of wanneer de ziekten Van eene rotte natuur zyn , of ten allen tyde als de lucht befloten is, vooral in heet weder, veroorzaaken zy eene koorts van eenen byzonderen aart en die dikwyls doodelyk is (*). — Ik heb het zelfde foort van koorts zien ontftaan in barakken , die vol en opgepropt van foldaaten waren, gelyk ook in transport-fchepen, wanneer deze boven een behoorlyk getal opgevuld waren, en door tegenwinden lang opgehouden wierden, of als de manfchappen , op zee, in ftormig weder , lang onder het dek befloten ^houden werden (75). — Het is uit dien hoofde , dat Hospitaal-fcTiepen, op lange Krygstochten „ gemeenlyk verderflyk geweest zyn voor de zieken en derzelver oppasfers. Zoodra als ik, in de buitenlandfche Hospitaalen, kennis van deze koortfen kreeg, vermoedde ik, dat het dezelfde koorts was, die men hier Gevangenhuis-Koorts noemt , welke ik nooit gezien had; en ik werd in myne meening bevestigd , door gelegenheid te hebben van dezelve ie vergeiyken, die my verfchaft werd door een toe* (*) Zie I. Deel,II, III,'IV en VIII. Hoofdft. IL Deel, III. Hoofdft. (>5) Zy is, uit dezelfde oorzaaken mede zeer gemeen op onze Oorlogs- en Oost-Indifche fchepen; waarom d# Engelfcben ze ook Scheep - Koorts noemen.  soS VERHANDELING toeval, welke ik in het eerfte Deel dezer Waarneemingen vermeld heb (*). Deze ziekte is eigen aan alle plaatfen i die niet naar behooren gelucht en die vuil gehouden worden , dat is , die vervuld zyn met dierlyke dampen van vuile en ziekelyke ligchaamen. En uit dien hoofde zyn de Gevangenhuizen en Hospitaalen het meest blootgefteld aan dit foort van pestachtige. befmettinge ; vermits de eerfte in een beftendigen ftaat van vuilheid en onreinheid zyn, en doordien de laatfte zoo zeer vervuld zyn met vergiftige uitwaasfemingen van zweeren, verftervingen, roodeloopige en andere rottige uitwerpfelen (76). — Ik heb voorbeelden • (*) Bladz. 68. , (76) Waarom de befloten en met rotte uuiraasfemingea vervulde lucht der-Hospitaalen, Gevangenhuizen, Oorlogr fchepen en dergelyke plaatfen , zoo befmettelyk 'zy , en ■zulke kwaadaartige Rótkoortfen voortbrengt, is uit de nieuwite proeven en waarneemingen nopens de vaste luchten ligtelyk optemaaken. Immers uit dezelve is kennelyk: 1. Dat de uitwaasfemingen niet alleen van rottende zelfftandigheden, maar zelfs van gezonde menfehen en dieren,en vooral van hf n die door rotziekten aangedaan zyn , ook wezenlyk in eenen ftaat van rottinge zyn, of wel veele rottende .deelen in zich bevatten, en dus zeer gefchikt om in andere dierlyke ligchaamen rotting te verwekken. 2. Dat in alle koortfen, byzonder in rótkoortfen , do uitwaasfemingen door de huid en longen, wegens de meerdere beweeging, hitte en ontbinding der vochten, veel overvloei digcr zyn dan in gezonde menfehen, en zoo veel meer hoe die koortfen heviger zyn, en deswegens de lucht zoo veel meer met rottende en rottingverwekkende deelen vervullen. 3. Dat echter de lucht, naar maate zy met die uitwaasfejhingen meer vervuld is, minder in ftaat is om de phlogistike en rottende deelen, die door de longen en huid uitwaasfemen moeten, overteneemen, en dat derhalven die deelen jn het ligchaam opgehouden, de rotting in hetzelve verder aanfteeken en vergrooten. 4. Dat gevolglyk de befmetting en rotting zoo veel groo¬ ter  over db LEGERZIEKTEN. 209 den gezien , dat dezelve begonnen is in eene Ziekenzaal , wanneer 'er geene andere oorzaak was dan dat een van de manfchappen een verftorven lid had. — Ja daar . is reden, om te vreezen, dat zelfs een enkel perfoon , als hy aangetast werd van eenige rotziekte , (zoo als de Kinder-ziekte, den Roodeloop, of dergelyke) en in een klein en befloten vertrek ligt, in deze Koorts vallen kan (77). Ik heb dit ook wezenlyk ter zyn moet, hoe de lucht'meer befloten en meer met rottende uitwaasfemingen yefvuld is. Indien men nu by dat a.ies voegt, dat de lighaamen, pp welke zoodanig eene lucht in -de Hospitaalen werkt , aizins tot rotziekte gefchikt of'er werkelyk van aangetast zyn, zoo zal men, meene ik, Iigtelyk en duidelyk begrypen, waarom de Rótkoortfen in dezelve zoo gemeen en doorgaans zoo doodelyk zyn; en waarom zy zulks eveneens zyn in alle plaatfen daar dergelyke oorzaaken en omftandighedeh fa. meuloopen. (77) Ik heb meer dan eens hetzelfde foort van koorts, welke de Auteur hier befchryft, met a;le deszelfs kenmerkende toevallen ontmoet in enkele huisgezinnen ; ontftaan , naar alles wat ik vermoeden' en opmaaken kon, uit de eene of andere gegeeten bedorven fpys, of uit,een verregaand onrein, morfig leeven van veele menfehen, in kleine,meesc befloten, en aan rottige uitwaasfemingen blootgeftelde wooningen. — Ik heb dezelfde koorts ook vry algemeen zien regeeren onder het armfte foort van menfehen in eenen, tyd, waar in men vryheid gegeeven had om het vleesch van beesten, aan de runderpest ziek of geftorven zynde, te eeten. — En ik ben wel zeker, dat de kwaadaartige koortfen, die ik in de Droogmaakeryenheb zien heerfchen, en Waar van ik reeds dikwyls melding gemaakt heb , indedaad van dezelfde natuur geweest zyn, te weeten Najaarskoortfetl, die , door de rottige uitwaasfemingen der drasliggende landeryen , en andere bykomende omftandigheden , in kwaadaartige Rótkoortfen veraard waren. —• Men ontmoet ook het Zelfde foort van koortfen jaarlyks In den Herfst, te gelyk met de gewoone Herfst - Koortfen , in zeer veele plaatfen van ous land, alwaar de laage, IL deel. O ' ml'  aio VERHANDELING lyk zien gebeuren in het leger, wanneer merf de tent van iemant, die door eene ziekte vandien aart aangetast was, te digt gefloten gehouden had. — Edoch, indien men die voorvallen uitzondert , is deze koorts niet eigenlyk eene der Legerziekten , offchoon zy in het gemeen daar voor gehouden word ; want nadien men dezelve dikwyls in Leger-Hospitaalen geziêrr heeft, heeft men deswegens verkeerdelyk verondcrfteld dat zy uit het veld voortkwam. Ik heb eenige voorbeelden gezien van eenenhoogen graad van befmettinge , dezelve verzeilende ; doch de gewoone loop van befmettinge gefchiedt langfaam, en zy tast voornaamelyk die aan, welke behendig in eene kwaade lucht opgefloten zyn, gelyk de zieken in de Hospitaalen en hunne oppasfers , en de gevangenen in de Gevangenhuizen. —Maar zoo 'cr geene groote hoeveelheid van befmettelyke ftoffen is, of als iemant zulke gevaarlyke dampen niet lang heeft ingeademd, of als zy niet byzonder giftig zyn , zal hy of dezelve ontfnappen, of zoo langfaam ziek worden, dat men tyd heeft om de koorts te ftoppen, voor dat zy volkomen gevormd is. — Het zal ook veel afhangen van de gefteldheid t fommige hebben de ziekte eenige dagen onder de natte gronden, en liet moerasfige water veele rottige dampen uitwaasfemt. — In dit geval tast fomtyds deze ziekte Hechts weinige byzondere perfoonen aan , zonder zeer kwaadaartig , ten minfle zonder zeer befmettende te zyn; maar op andere tyden , wanneer de ligchaaraen voor het gif vatbaarer en meer tot rotting gefchikt zyn, is zy zeer kwaadaartig en befmettend, dewyl zy even als eene heerfchende ziekte, tot verfcheiden huisgezinden overflaat, zich van de eene plaats tot de andere verfpreidt, en veels saeufchen wit het leeveu rukt.  over de LEGERZIEKTEN. sn de leden hangende, voor dat zy hen noodzaakt het bed te houden; andere klaagen wecken lang van dezelfde toevallen, zonder eenige geregelde koorts; en andere worden, na de befmettclyke plaats zonder koorts verlaaten te hebben, naderhand 'er van aangetast (*). Van de Toevallen (78). Als de ziekte langfaam aankomt, zyn de eerfte klachten over geringe afwisfelingen van hit- (*) Zie I. Deel, VI. Hoofdft. bladz. 69. (78) De Heer pringle befchryft hier en vervolgen* het begin, den voortgang en de toevallen dezer koorts, zoo als' hy diê heeft waargenomen , en hy bepaalt zich byzonder tot het aanwyzen dier toevallen, welke, volgen* Zyne gedagten , deze koorts kenmerken , of van andere doen onderkennen. Indien men de waarneemingen en befchryvingen , welke andere van dezelfde koorts gegeeven hebben , met elkandereil en met déze vergelykt, zalmen, in den loop der ziekte te befchryven , vinden , dat zy in de wezenlyke toevallen en teekenen optenoemen wel overeenkomen , doch men zal tevens befpeuren dat fommige nog al merkelyk verfchillen in de opgaaf van de verfchynlng, toedragt en opvolging der toevallen. —- Dan het zou verkeerd zyii hier uit te befluiten, dat zy in wezen verfchillende ziekten waargenomen c-n befchreven hebben; want zoodanig is het gelegen met alle epidemifche ziekten, dat zy op verfchillende tyden en plaatfen, wegens het onderfcheid der famenloopende omftandigheden, de onderfcheiden gefteldheid der lyders, enz., dikwyls niet alleen in hevigheid maar ook in de voorkoming en opvolging der toevallen aanmerkelyk verfchillen. 't Is ook gedeeltelyk daar van dat fommige Schryvers Toor voornaame kenmerkende toevallen dezer koorts hebben opgegeeven , welke andere niet als zoodanig befchouwd en daarom nagelaaten hebben dezelve te melden. Zoo heeft eok onze Auteur van eenige, die door andere byzonder- o 2 iyk  pt» VERHANDELING hitte en koude (79), eene beeving der handen r fomtyds een gevoel van verltyving of flaaperig- heid lyk vermeld zyn , weinig of geen gewag gemaakt. Men vir.dt de meeste derzelver afzonderlyk befchreven en verklaard in de Verhandeling van den Heere j. de Man bladz. 8—52; en men vindt het beloop der ziekte wanneer zy zeer kwaardaartig is,.zeer wel voorgedragen door den Heere tissot in zyne Raadgeeving voor de gezondheid van den Gemeenen Man, in het Koofdftuk over de kwaadaartige. Rótkoortfen. — Ik zal echter van eenige het een en ander uit myne eigen ondervinding aanteekenen; eene goede onderkenning toch legt den grondilag tot eene goede geneeswyze. (70) Deze afwisfelingen van hitte en koude, hoe gering öok, geeven den foortelyken. aart dezer koorts genoeg te kennen , dat zy naamelyk van eene aflaatende of tusfchenpoozende natuur zy , of wel eene veraarde tusfchenpoozende koorts, waar van de byzondere aanvallen (paraKiwi ) derwyze in een loopen, dat het tydperk der koude van den volgenden aanval geheel invalle in het tydperk van het zweet van den voorigen, zoo dat men op het laatst geenmerkelyk onderfcheid van zweet of koude meer ontdekke, maar eene onafgebroken hitte gewaar worde. — In de Hospitaalkoorts zyn die afwisfelingen zoo gering en zor> kort van duur, omdat de rottingbaarende fmetflof, waaruit zy ontftaat, zoo hevig werkt, zulk eenen fchielyken voortgang maakt, dat zy aan de Natuur geene tusfehenpoozing meer overlaate. . Want het is eene algemeene waarneeming , dat de tusfchenpoozingen en aflaatingen minder, korter van duur en minder merkbaar zyn, naar maate de koortfen van die natuur meer tot den aart der Rótkoortfen overgaan. — In andere gevallen, waar in de rottingverwekkende fmetftoffe , niet zoo hevig is, niet zoo een fchielyke voortgang maakt, . gelyk in die , welke uit de rotte uitdampingen van overftroomde landen, van droogmaakeryen enz. ontftaan, zyn de afwisfelingen van koude en hitte kennelyker, meer onderfcheiden en. langer van duur. —- In die gevallen heb ik dikwyls zelfs gezien, dat de ziekte begonnen is met-eene zuivere anderendaagfche, en fomtyds met eene allen.daagfche koorts, wier byzondere aanvallen iedere reis veele uuren vervroegde, en met den vierden of vyfden aanval al in malkanderen liepen , en als dan in die kwaadaartigfte Rotkoorts veranderden. —— Even-  • over de LEGERZïEKTEN- arbeid in de armen , zwakheid der ledemaaten, verloren eetlust; en de ziekte des nagts verzwaa. rende word het ligchaam heet, de flaap is afge. broken en niet verkwikkende. — Met deze toevallen gaat, den meesten tyd, gepaard eenige pyn of verwerring in het hoofd. — De pols is in hec eerst een weinig radder dan natuurlyk, de tong is wit, maar de droogte niet aanmerkelyk. — Zy, die dus aangedaan zyn , vinden zich zelve te zeer ongefteld om hunne bezigheden te verrigten, doch te wel om het bed te houden. — In dezen ftaat, zal fomtyds een braakmiddel, fomtyds eene verandering van lucht de ziekte wegneemen, fomtyds eene zweeting. Ik heb in myn eigen geval de ondervinding gehad van de twee laatfte wyzen van voorbehoedinge (80). De Evenwel heb ik in de Droogmaakeryen ook dikwyls gezien dat die koorts de gezondfte de fterkfte menfehen, zonder eenige voorafgaande ongefteldheid , en .met dan met eene eeringe koude, op het onverwagtst aanviel , en vervolgens zonder eenige tusfehenkomende huivering of nllin- voortduurde , en zulk eenen geweldigen voortgang maakte,dat zy de lyders binnen drie, vier dagen , na hen met de verfchrikkelykfte toevallen gefolterd te hebben, uic het leeven rukten. Het gene ik verder over den tusfchenpoozende aart dezer koorts zou kunnen aanmerken, kan men vinden by den Heer de man, in de aangeh. Verhandel, bladz. 10—12 en 62—64. rgo) Deze fchielyke fcheidingen door zweeting zyn zeer zeldfaam. Ik heb die echter ook meermaalen waargenomen; maar ik heb tevens meermaalen getwyffeld, of ik 'er my niet in bedroog en voor het begiufel van deze ziekte aanzag, het welk zulks niet was. —• Zeker is het, dat de onderwerpen, in welke zy voorvallen of weinig van de befmetting moeten ontfangen of weinig gefchiktheid tot de ziekte gehad hebben, of dat welligt andere oorzaaken medegewerkt hebben, om de fmetftoffen fpoedig door de uitwaasfeming te doen ontlasten. — Dan hoe dit zy, O 3 mea  J04 VERHANDELING De ziekte is in het begin niet gemakkelyk van eene gemeene koorts te onderfcheiden (*). —Ik heb waargenomen dat de trilling (tremor) van de handen eene van de beftendigfte teekenen is ; doch, om onze onderkenning (diagnofis) wel te maaken, moet men andere omftandigheden in aanmerking neemen. — Men moet onderzoeken, of de lyder blootgefteld geweest zy aan de gewoone oorzaaken van koortfen , of aan eene vuile lucht cn befmettinge ; gelyk ook of hy adergelaaten geweest zy, of hy door die ontlasting verligting gekregen hebbe ; omdat in ontfteekingskoortfen de aderlaating alle de toevallen bedaart; maar in deze heeft zy zelden die uit* werking. Wanneer de koorts voortgang maakt verzwaaren de reeds gemelde toevallen in een' hoogen graad; de lyder klaagt inzonderheid over vermoeidheid, walging, pyn in zynen rug, eene aanhoudender pyn en verwarring in zyn hoofd; en als dan bemerkt men eene ongewoone verflagenheid van geest (81). — Op dezen tyd is de men zou zeer verkeerdelyk handelen met op dien grond in het begin der ziekte heete zweetdryvende middelen toetedienen. (*) Febres malignas in principio flatim cognoscere difficile est; cum malignitas faepe diu lateat, et non nifi itbi vires fumpt, fefe prodat. sennert. Epist. de Fehribus. Lib. IK Cap. X. Dat is: De kwaadaartige koortfen in het begin terftond te onderkennen is moeijeiyk; nadien de kwaadaartigheid zich dikwyls lang fchuil houdt, en niet, dan nadat zy de krachten verteerd heeft, zich openbaart. (81) De vermoeidheid, waar over de Lyders klaagen, is van een' byzonderen aart , niet gelyk aan die , welke door arbeid ontftaat ; zy zyn vermoeid zonder arbeid, lelfs terftond na gerust of geflapen te hebben ; en vooral op  over de LEGERZIEKTEN. 215 de pols nooit flaauw of gezonken , maar llaat xad, en verandert dikwyls op den zelfden dag ' zoo op de minde beweeging, het is eene geheel omww. eene ziekelyke vermoeidheid , of liever loomheid, raagtetooiheid, die uit eenen hoogen trap van verzwakking n 52Spieren ontftaat, zoodanig als in geene andere koor* feu plaats heeft, en die niet zelden gepaard gaat met ?enePknaagende 'of vliegende pyn in de ledemaatenvoora in de beenen, de knieën, fcheenen, enz.; en gemeenlyk: ook lusteloosheid,traagheid, tegenzin tegen alle bgchaamsoeffening, neerflachtigheid en gebrek van eetlust. — Deze ongefteldheid is doorgaans de voorbode van de aannaderende -ziekte ; fommige Lyders gaan 'er eenige dagen ja weeken medé, eer de ziekte uitbarst; andere gevoelen dezelve maar weinig uuren te vooren; en eenige worden zonder dezelve eensklaps van de ^ï&«V^JZ* Zoodra de ziekte gevormd is,het_zy zy fchielyk gga» aankomt, veranderd die vermoeidheid m een fchielyk en geheel verlies van krachten ; zonder eenige voorgaande lenne yke oorzaak , die dezelve derwyze heeft kunnen 'wegneemen; ontftaande zekerlyk uit de rotting der votff S die ve derfelyk is voor den oorfprong der krachten en dewyl dit vertes van krachten indiervoege m geene «ndei-e ziekte plaats heeft, zoo is het zelve eene van de ■beste onderfcheidende kenmerken dezer koorts. Als by deze ongefteldheid walging komt, is het een bewys dat de ziekte nadert en op handen is. — De walging komt in fommige tot braaking van geele of"groen gallonen, en fomtyds ook van wormen , even als in as He fs-Gal-Koortfen. — Doch dit gebeurt vooral in het beril en by hen, by wie de koorts nog in de gedaante van eene tusfchenpoozende koorts zich toedraagt; maar loo dra zy in eene aanhoudende Rotkoorts verandert z°e° men zelden braaking meer. Het fchynt dat dan de Sur door het geweld der rotftoffe reeds zoo overmand is, dat zy geene poogingen meer doen kan, om zien dezelve langs dien weg kwyt te maaken. Dehoofdpyn is ook van eene byzondere natuur; te wee«en, niet geweldig, en als het hoofd van een fcheurende, gelyk in de Gal-Koörtfen; maar veel minder hevig, en meest lis eene drukkende zwaarte, byzonder in het voorhoofd en «P de oogen, gaande veeltyds verzeld met duizeling ett ^ O 4 ge*  &i6 V E 11 HA ND'ELIN.G zoo in fterke als in volheid. —- Eene enkelde aderlaating , zoo men eene maatige veelheid bloeds aftapt, doet den pols weinig" aan ; doch, zoo de ontlasting groot is, en vooral indien zy herhaald word, om aan eene bedriegelyke aanwyzing van ontfteeking te voldoen, zoo vind men, dat de pols in fnelheid toeneemende, gewoonlyk verflaauwt of wegzinkt, en dikwyls op eene onher- ftelbaare wyze; terwyl de lyder ylhoofdig word. Maar daarenboven moet men aanmerken ,dat de pols in alle gevallen, onaf hankelyk van de ontlastin- fen vroeger of laater zinkt, en dan eenen zekere ennis geeft van den aart der ziekte. Het voorkomen van het bloed is verfchillende ; want, fchoon het gemeenlyk weinig veranderd zy, heeft het echter fomtyds eene taaije korst, niet alleen by den eerften aanval , maar ook na dat de koorts zich geheel gevormd heeft. — Het ergfte verfchynfel is wanneer het geronnen deel des bloeds (crasfamentunï) ontbonden is ; hoewel dit niet gefchiedt dan als de koorts tot haaren gevorderden ftaat gekomen is; maar, nadien men dan zelden bloed afgetapt heeft, kan ik niet zeggen of dit dikwyls gebeurt dan niet (82). De geruisch in de ooren , en eene duisterheid of verwarring jn de hersfenen of wel in het vermogen van denken, bet welk het beginfel is van die wezenloosheid en ftüle ylhoofdigheid of mymering , welke men vervolgens in de lyders befpeurt. . (,f>2) De geffpldheid van het bloed in deze koorts word door de Schryvers verfchillend opgegeeven ; by fommige in het begin als vry natuurlyk, uitgezonderd dat de wey donker geel of galachtig is; en na den derden of vierden dag ontftoken, met eene fpekachtige of ontfteekingsltorst (o-rusca ihfiammatoriay, by andere in den eerften aanvang  over de LEGERZIEKTEN. 217 De pis is insgelyks verfchillende. Somtyds is zy van eene roodachtige of brandende kleur, die zy langen tyd behoudt; maar meermaalen is zy bleek, en verandert van tyd tot tyd in kleur zoo wel als in raauwheid, zynde fomtyds klaar, fomtyds bewolkt: tegen het einde, word zy, na eene gunstige fcheiding (crïfis), dik, doch geeft niet altoos een fetzel (83). Byaldien de zieken warm liggen, en geen voorafgaan den buikloop gehad hebben, zoo is het ligchaam gemeenlyk gefloten; doch als zy koud lig- vang der ziekte met eene blaauwachtige naar den groene hellende korst ; terwyl liet onderfte geronnen gedeelte dun en los aaneer.hangende is, enz. — Ik heb mede dergelyke verfcheidenheden waargenomen; maar tevens altoos opgemerkt, dat zulks meest afhangt of van het faizoen, of (au de gefteldheid des lyders en andere oorzaaken, die vooraf eene gefchiktheid in het bloed hebben voortgebragt, den eenen tyd meer van de natuur der ontlteekinge , en deu anderen meer van die der rottinge; en dat hier van, in hec voorjaar, eene rotkoorts, in het begin der ziekte , meer met ontfteeking vergezeld is, dan in het najaar; doch daarenboven heb ik gevonden, dat het bloed in den gevorderden ftaat dezer ziekte altoos min of meer dun en ontbonden of rottig is, en fonnyds met eenblaauwachtigoffchimmelhcbtig vlies" of vel op hetzelve. — De onkunde van dorp-Chirurgyns, welke in dien ftaat der ziekte adértaatingen gedaan hadden, heeft my daar meermaalen gelegenheid toe gegeeven: en ik heb ook, om #ulks te onderzoeken, van eenice Lyders, by welke ik het bloed in het begin ontftoken gevonden had, in dien tyd een weinig' laaten aftappen. (83) Het water is zeer ongelyk in verfchillende Lyders ; ibmtyds drabbig of troebel uit den roode; niet zelden met een grof zemelachig graauw of Witachtig zinkfel; by wylen klaar maar brandend rood als oud bier, of ligt citroen geel fchier als gezond water; fomwyl bleek of wit; en op 't laatst der ziekte word het dikwyls weer .troebel, of zinkt door, en dat veelmaals om den anderen dag,evcii als of de aflaatingen weder uit maikandere liepen. O 5  ei8 VERHANDELING liggen , gelyk zy dikwyls doen in Veld-Hospitaalen, waar door de poriën van de huid gefloten worden, is de Buikloop (dlarrhoea) een gewoon toeval, doch geenzins een toeval van fcheiding (crifts). — In de ergfte gevallen verfchynt 'er een buikloop in het laatfte tydperk; dan zyn de afgangen onwillig, wegvloeijcnde (colliquative), als dun fcherp bloedig water (ichor), of wezenlyk bloedig, en hebben een kreng-reuk; de gevolgen van eene verftervingc der darmen, en de teekens van een' aanftaanden dood. —. Wanneer de Hospitaalen met rooloopige lyders opgevuld zyn, zullen fommige van de oppasfers door eenen buikloop alleen aangetast worden, en andere, door deze koorts aangetast, in die bloedige en gangraeneufe afgangen eindigende! In het begin is de hitte maatig; zelfs fchynt zy in den gevorderden ftaat, op de eerfte aanraaking der huid, van weinig belang; maar, den pols eenigen tyd voelende, heb ik eene ongewoone hitte befpeurd, die eene onaangenaame gewaarwording in myne vingers voor eenige minuuten na zich liet (*). — De eerfte maal dat ik dit waarnam, fchreef (*) galenus maaktdezelfde aanmerking omtrent de hitte in zyne befchryving van die koortfen, welke hy rótkoortfen noemt; het welk lacuna dus uitdrukt :Febrium ,qua a pittre.cline oriuntur, maximum indicium est mordacitas £? acri* monia caloris, qua perinde ac fumus nares & oculos , fts ipfa erodere tactum videtur. — Non flatim ea qualitas, admota , manu , discemitur, at per moram pradicta caliditatisfpecies cffertur ex penitioribus partibus. Epit. g a len. de Differ. Febr. Lib. I. Cap. FII; dat is: van dö koortfen, die uit rottinge ontftaan, is het voornaamfte teeken debytende en fcherpe hitte .welke op het aanraaken eveneens de vingeren knaagt, als de rook de neusgaten en de oogen. — Men ontdekt deze hoedanigheid niet terftond als men de hand aan den lyder brengt;maar dezelve eenigen tyd op het  over de LEGERZIEKTEN. air> fchreef ik het toe aan de kracht der inbeelding, doch ik werd van de wezenlykheid verzekerd door herhaalde procfneeraingen, en door het getuigenis van andere, die, zonder myne waarneeming te weeten, dezelfde opmerking gemaakt hadden (Sa). — Een of twee dagen voor den dood, zoo men 'er geen zorg voor draagt, worden de uitterfte lcdemaaten koud, en dan is de pols naauwlyks te voelen. De huid is gemeenlyk droog en ruw, Icnoon 'er fomtyds, vooral in het begin, zweetingen zyn van korter of langer duur. — Die, welke door geneesmiddelen voortgebragt worden, zyn van geen nut, uitgezonderd by den eerften aanval, op welken tyd zy dikwyls de koorts wegneemen; maar die, welke natuurlyk zyn, brengen nooit eene fcheiding aan , dan wanneer de ziekte begint aftenéemen. — Deze laatfte zyn zelden fterk, maar zagt, aanhoudende, en gelykelyk over het ligchaam verfpreid: fomtyds eindigt de ziekte met eene fchier onmerkbaare vochtigheid het deel houdende, gevoelt men het voornoemde foort van hitte als uit de innerlyke deelen voortkomen. f84) Wanneer men naamelyk, na den pols gevoeld te nebben 't gewricht van de hand des lyders omvat, 0111 over den ftaat' der hitte en vochtigheid der huid te oordcelen, voeld men in de palm van de hand een gloed ingedrukt, die eenigeuur^n duurt, als men verzuimt de handen te wasfenen , en die nietongelyk is aan de branding van eene ligte lpaanfche vliegpleister, of aan de fteekiug van eene flaauwe electneke uitvloeiiing. Naar maate de koorts erger is of toeneemt, is deze hitte fclierper, of meer fteekende. — Zy vermindert, naar maate de koorts verbetert, of de dood naden; wanneer de huid, gelyk doorgaans by ftervende, gemeenlyk koud en klam wordt; doch van fommige , aan deze ziekte ftervende, blyft het ligchaam heet tot zelfs na den dood.' — Gewoonlyk is in deze koorts de adem der lyders ook hinderlyk heet, vooral zoo zy befloten liggen.  n20 VERHANDELING heid van dc huid. — De zweetingen zyn gewoonlyk ftinkende,en zelfs ondraagelyk voor den lyder zeiven. De tong is meestal droog, en, zonder een aanhoudende zorg van den oppasfer, word zy hard en bruin, met diepe klooven, doch dit toeval is eigen aan de meeste koortfen. — Op andere tyden , hoewel zelden, is de tong zagt en vochtig tot op het laatst, doch met een mengfel van eene groene of geele kleur (85). — De dorst is by- wy- (85) De befchouwing der tong is altoos, maar byzonder in deze ziekte, ven zeer veel belang, en wel zoodanig dat ik dikwyls liever verkiezen zou den pols niet te voelen dan de tong niet te zien. — In den ergften ftaat der ziekte is zy by veele Lyders zeer droog en hard , met verdroogde ftreepen en klooven, zoo dat men den lyder onophoudelyk moet laaten drinken, wil men dezelve eenigzins vochtig en weck houden Zyis dan ook doorgaans rottig rood, bruin of zwart, of als met een gedroogd vernis befmeerd ;fomtyds geiykt zy zeer wel naar een gerookte tong, en de lyder kan ze niet dan met moeite en eene trillende beweeging uitfteeken; en , gelyk hy doorgaans het vermogen mist om ze verder dan de tanden buiten den mond uittebrengen, zoo fchynt by dikwyls te vergeeten om ze weder in te haaien; alle gevolgen van die groote verzwakking der fpieren, welke aan deze koorts zoo byzonder eigen is, en alle teekenen, dat de rotting groot en de ziekte zeer kwaadaartig is, dat de hersfenen, de dierlyke en leevens - werkingen zeer ontfleld en onderdrukt zyn, en gevolglyk dat de lyder in groot gevaar is. — Tegen het einde der ziekte, als zy eene goede keer neemt, word de korst der tong gewoonlyk glimpend zwart, heft zich meer op, word ruller, en fcheidt met grooter klooven, waardoor men de roode tong ziet voor den dag komen, terwyl dan ook tevens de tong vochtiger word en deszelfs beeving vermindert, de pols zich verheft, en de lyder meer tot zyne kennis komt en kloekcr wordt. — Doch, als de ziekte meer en meer verergert, word de korst harder, drooger en dikwyls zwart , graauw en flykerig; hoewel ik ook dan rog meermaalen, onder het rykelyk gebruik van de Kina, de tong heb zien vochtig worden en dekorst affcheideu, met gevolg van eene gewenschte herftelling.  over de LEGER ZIEK TEN. 221 wylen groot, doch gemeener maatig(86).—In den gevorderden ftaat geeft de adem een hinderlyke reuk, en daar verzamelt zich rondom de wortels der tanden een zwartachtig begroeizel. Eenige lyders zyn nooit ylhoofdig, maar zy liggen alle als in eene wezenloosheid (fiupor') of ongevoeligheid. — Eenige weinige behouden hunne kennis tot den dood toe; veele verliezen dezelve al vroeg, en wel door twee oorzaaken, of door eene onmaatige aderlaating, of door het gebruik van verhittende en geestryke geneesmiddelen. — Zyflaapen zelden , en, zoo zy niet ylhoofdig zyn, hebben zy meer een neerflachtigen peinzend gelaat, dan men het gemeenlyk in andere koortfen ziet. — Het aangezicht is het laatst in het verkrygen van een bleek en doodelyk of een zeer ziekelyk aanzien; nogthans zyn de oogen altoos dof of troebel, en het wit is gemeenlyk roodachtig van kleur, even als of het ontftoken waar. — De bedwelming van het hoofd flaat dikwyls over tot ylhoofdigheid, vooral des nagts; doch ftygt zelden, ten zy onder eene verhittende behandeling, tot razerny of tot dien hoogen vlugt van verbeeldingen , welke in andere koortfen zoo gemeen zyn. — Als de ylhoofdigheid tot die hoogte komt, is het aangezicht als ontftoken, de oogen zyn rood, de ftem is verhaast, en de lyder worftelt telkens om opteftaan. — Maar, zoo dat toeval uit te fterke ontlastingen ontftaat, of uit den gevorderden ftaat der ziekte voortkomt, ziet het aangezicht 'er mager uit, de oogleden zyn als in flui- rae- (86) Ik heb 'er zeer veelen gezien, die byna geen dorst hadden, ten minfle zeer weinig dronken, ja die meti het drinken niet dan met moeite kon iukrygen; doch dan zyn zy ook doorgaans in eeneu flaat van wezenloosheid, zoo dat de Nawar haare behoefte niet meer lebynt tê gevoelen.  ü22 VERHANDELING meringen half gefloten , en de Hem, die gemeenlyk langzaam en zwak is, verlaagt tot zulk' eenen trap dat men dien naauwlyks hooren kan, — Van het begin af is 'er gewoonlyk eene groote necrflachtigheid van geest en gemis van krachten (87). Het (87) De byzondere ylhoofdigheid, de zonderlinge neerilachdgheid en ongevoeligheid van geest, en het groot verlies van de krachten, zyn wel de voornaamfte teekenen, die deze koorts van andere doen onderkennen. — De neerflacht'gneid van geest gaat doorgaans vooraf; vervolgens word de lyder ongevoelig en onverfchillig fchier voor alles, zelfs voor zyne eigen ziekte en het gevaar waar in hy is. Vraagt men hoe hy vaart, gewoonlyk antwoord hy zeer wel. Zyn aangezicht en oogen vertoonen eene vreemde verandering en men kan 'er den neergedrukten en ongevoèligen flaat van zynen geest duidelyk in leezen. —• Welhaast word hy dommelig, half (kapende, Jlaapt met half gefloten oogen, en zeer afgebroken : vervolgens raakt hy aan 'ty!en,het welk men ontdekt uit zyne ftille mymering, geduurig gemompel of gepraat in zich zeiven, en verwonderende ca verfehrikte hottdin f, als men hein aaufpreekt ofaanftoot. Hy fchynt diepen druk met eenige zaak bezig te zyn, fchoon hy aan niets denkt; en fchynt te vcrihan het gene men hem zegt, doch is het daadelyk vergeetöii en valt terftond weder in zyne voorlgc» mymering. — Zeer zelden is de yling hier wild of onftui-* mig zoo als de raaskalling in ontfteeking of aanhoüuende koortfen, of in hevige aanvallch van tusfchenpoozende of aflaatende koortfen; echter fchynt het uit de gemelde toevallen dat de lyders veel lyden, doch meer uit benaauwdheid dan pyn, en ook met weinig of geene bewustheid. Want zoo zy opkomen, weeten zy gemeenlyk niets van het gene hun is overgekomen. — Meermaalen heb ik op den aart dier yling gedagt; en het is my even als den Heere g. b l & n d (V) voorgekomen, dat zy beftaat in eene buitengewoone pntftekenis van de gewaarwording en bevattmg, zoo dat hec gene de uit-of inwendige zintuigen gewaar worden, verkeerdelyk of verward aan den geest word overgebragt. 't Is hier van dat zy, als men hen fteekt, nypt of anderszins beleedigt, die iy- 00 Zie deszelfs Obfervations 011 tlie cRsfiafes mast incident tot feait men, pogi 350.  over db LEG ER ZIE KT EN. 223 ■ Het is meer gemeen , dat zy eene beeving (tremor) der handen hebben , dan opfpringingen der peezen (fubfultus tendinum), of indien %r die oplpringingen bykomen, zyn zy in een' minderen graad dan in veele andere koortfen (SS). — In alle de tydperken van de ziekte, worden, als de pols zinkt, de ylhoofdigheid en beeving grooter; en, naar maate de pols zich weder verheft, worden het hoofd en de geesten ver- lyding niet naauwkeurig overbrengen tot hetaangedaane deel; maar op eene ongeregelde en verfehrikte wyze hunne ledemaatcn beweegen ; terwyl hunne algemeene woeling en raaskalling vermeerderen, waar uit men befluiten moet dat zy'er niet dan eene verwarde gewaarwording van hebben. —. *t Is ook daar van, ten aanzien van de inwendige zintuigen , als 'er een drang in hen ontftaat om te wateren of aftegaan, dat zy dien nood niet onderfcheidenlyk gevoelen, maar uit eene algemeene gevoel van eene onaangenaame gewaarwording allerlei woelingen en poogingen doen om 'er zich van te'ontheffen, en dan dikwyls,zonder bewustheid, hun water of afgang in het bed zich kwyt maaken; waar na zy, van die lyding ontheft zynde, zich weer ftiller en kalmer van geest roonen. — En wanneer zy zoo ver verergeren dat zy in een jlaap-ziekte (coma) vallen,fchynt alle ge» waarwording en bevatting fchier geheel by hen uitgedoofd; zy voelen niet de ontfteekingen en verzweeringen van deelen, waarin zy anders de fcherpfte pyn 'zouden gevoeld hebben. (88) Dit verfchilt ook al veel naar de gefteldheid des Lyders en naar den aart der bykomende omftandigheden , die de naaste oorzaak der 'ziekte vergezellen. Ik heb meermaal in een en hetzelfde huis in eenige, aan deze koorts ziek liggende, alleen beevingen waargenomen, byzonder in de handen, wanneer zy iets aangrypen zullen, ja terwyl een of meer door fterke opfpringingeu der peezen, ftuiptrekkingen en hik geweldig gefolterd worden. Dergelyk onderfcheid heb ik ook in verfchillende faizoenen opgemerkt. — Hoe de rotting de krachten meer vernielt en de gevoeligheid van het gemeene zintuig meer vermindert, hoe de ftuipachtige beweegingen altoos minder z$a.  a24 VERHANDELING verligt. (89). — Somtyds word de lyder,reeds in het begin, doch meestal in den gevorderden ftaat der ziekte , hardhoorende, en op het laatst fchier geheel doof (90). Wanneer de koorts voortduurt, met een'langzaamen en zwakken ftem, hebben de lyders een' byzonderen trek naar iets hartfterkends, en nier.3' is hen zoo aangenaam en zoo hartfterkend als ■wyn. — Zy verlangen niet naar voedfels, doch neemen gewillig een weinig Panade als men 'er wat wyn bydoet (91). — Maarzy, die ylhoofdig (89) In eenige vindt men , door de gantfche' koorts heen, en in fommige alleen in deszelfs ergften ftaat, den pols zeer flaauw en zelfs minder rad dan in gezonde menfehen, zoo dat men waarlyk zeggen zou dat 'er geen koorts ware, zoo de andere toevallen dit niet buiten twyffel Helden. Maar als de ziekte afneemt en zich tot beter- fchap fchikt, word de pols radder, voller til fierker. (90) Tissot zegt veele lyders met deze koorts gezien te hebben, die alle vyf de zintuigen verloren , waar van 'er eenige weinige genazen.; en het is niet zeldfaam, voegt hy 'er .by, lyders te zien, die niet zien, niet hooren noch fpreeken, en by wie de ftem geheel weggaat. Maar de doofheid is een byzonder eigen toeval van deze ziekte, en doorgaans op het laatst der ziekte geen kwaad teeken-, doch tot hier toe heeft meu van dit verfchynfcl geene'voldoende reden weeten te geeven ; zeker is het dat zy langfaam verbetert en overgaat, Haar ïnaste de krachten toeneemen; en hier uit zou men haast bcfluiteri, dat byzonder de gehoorzenuwen ,door de werking der rotftoffeu, eene groote dofgevoeiigheid of zwakheid in deze ziekte ondergaan. (91) In den ergften flaat der ziekte, die naamelyk van groote gevoelloosheid, zyn verre'de meeste omtrent hét drinken even zoo onverfchillig als omtrent andere behoeften; men kan het hun niet dan met moeite inkrygeri. — Maai* onder die, welke by hunne kennis blyven, hebben fommige een' onlesbaaren dorst naar koud water, bier, den eenen of anderen hartflerkenden drank, gelyk wyn, "wyn met water, ja zelfs flerken drank ; hoewel men dit ' 1 meest  over de LEGERZIEKTEN. 235 dig zyn, met een radde ftem, wild gezicht, opfpringmg der peezen, of geweldige beweegingen, fchoon hunne pols gezonken zy, verdraagen geene verhittende medicynen, geen wyn, noch de gemeene hartfterkende dingen. Braakingen, en klagten over zwaarte en ongefteldheid der maag, fchoon gewoone toevallen, zyn niet wezenlyk eigen aan de ziekte ; ook moet men de zydewee-fteekingen ,moeijelykheid in het ademhaalen, of vliegende pynen niet zoo zeer tot de ziekte brengen, als wel tot de byzondere gefteldheid van den lyder of tot eene voorafgaande gevatte koude (92). Daar meest waarneemt op het eind der ziekte. — De Heer o e m o n c n y getuigt van zich, dat hy, door deze ziekte aangetast, een' onverzadelyken drift had tot den wyn St. Laurent genoemd en den Jenever, zoo dat men hem 'er telkens eenige druppels van moest in den mond geeven, om aan die onmaatige drift ten deele te voldoen, en dien behaaglyken fmaak langer te genieten f» — En de Heer de man, verhaalt, dat hy aan deze ziekte liggende, op iedere teug van roode Caapfche wyn, die hem eenige reizen daags gegeeven wierd, zulk eene verkwikking en aandoening gevoelde , dat hy zich (het koste, wat het wilde) niet konde bedwingen om zyn genoegen met een beevend en vrolyk geluid te kennen te geeven (h~). — Zoodanig eene heftige begeerte naar die en dergelyke dranken, welke alle rottingweerende zyn, is buiten twyffel , een heilzaame trek der Natuur en een fpreekend bewys dat zy haare nood gevoelt, en het juiste middel eischt, het welk tot haare herfteiling kan medewerken; en moet daarom voldaan worden, teu zy andere aanwyzingen dit verbieden, gelyk die welke de Auteur hier op laat volgen. (92) Daar doen zich gewoonlyk meer andere toevallen in deze ziekte op, die echter niet voor onderfcheidends kenmerken van dezelve kunnen doorgaan, vermits zy vry ge- (a) Zie Verhand, van de Holl. Maatfch.Vl. D. I. St. Madz.t4». (I) Aangeh. Verhand, bladz. 172. II. deeu P  22(J VERHANDELING Daar is een zeker uitfiach, het welk dikwyls met deze koorts gepaard gaat, doch geen onaffcheidelyk gezel 'er van is. Dat is eene blutsvlekkige uitbotting (j>etechiae) Q*), die fomtyds van gemeen in andere koortfen voorkomen.' —— Zoodanige zyn, behalven de hier opgenoemde, neusbloedingen, eene pynelyke drukking op de borst , benaauwende opblaaziugeri in den bovenbuik , rnaagpynen met geduurige oprispingen zonder verligting, pyn m de 'eene of andere zyde van den bovenbuik, rommelingen en een gevoel van eemn hand in den buik, zekere foorten'van bezvvymingen . d it altoos zeer erg is, en meer andere. Vergelyk de Man, aangeh. Verhand, bladz. 8—52, ciitissot en bicicer's Raadgeeving voor de gezondheid van den Gemeenen Man, in het Hoofdftuk der kwaadaartige Rótkoortfen. — Het aangezicht heb ik ook doorgaans zoo bevonden, als de Heer ds man het daar befchryft, te weetcn , meest betrokken, bieek of vaal, en in de verheffing der koorts, rood en opgezet; de oogen in het wit eenigzins rood, en een weinig als met bloed beloopen ; in fommige eenigermaate geel, in andere waterig en als met traanen bezet. — Ook heb ik dikwyls opgemerkt , dat in deze koorts, meer dan in andere, de uitwaasfeming door de long zeer fterk en heet is, terwyl de huid droog is. C") Het is twyffelachtig of de Ouden van deze Vlekken iets gekend hebben, of ook van de koorts die zy verzeilen; doch , onder de nieuwere zyn zy, voor zoo ver ik weete, het eerst befchreven door fracastorius, onder de naainen, Lenticulae, Puncticula ,of Peticulae; waut deze alle waren de naamen , waar mede men, in zynen tyd, die koorts en die vlekken gemeenlyk benoemde. — Sunt £=? alia febres, qua media quodammodo funt inter verepcstilentes £? non pestilentes. — Quale illa fuere qua annis 1505 c5? 1528 in Ita'ia primum apparnere, actatenostra non prius nota, certis vero regionibus familiares; ut Cypro , & vicinis infulis, majaribus etiam nosfris cognita, vul' gus Lenticulas aut Puncticula appellat, quod maculas proferant lenticulis, aut puncluris publicum fimiles. — Quidam mutatis iitcris Peticulas dicunt. Fracast. de Morb. Contag. Lib. II. Cap. VI. Dat is: Daar zyn ook andere koortfen, die als 't ware in het midden zyn tusfehende pest-en niet pest-koortfen; hoedanige die geweest zyn, welke  over de LEGERZIEKTEN. 227 van eene helder, of bleeker roode, doch op andere tyden van eene paarfche blaauwachtigc of lood-kleur, is, maar nooit boven de huid zich verheft (*). De vlekken zyn klein, doch gemeenlyk zoo meenigvuldig of famenvloeijende , dat de huid op eene kleinen afltand alleen eenigzins rooder fchynt dan gewoonlyk, even als of de kleur, overal gelykverwig ware; doch by nadere befchouwing zyn 'er tusfchenruimten te zjen> — Voor het grootfte gedeelte is dit uitflach zoo weinig zichtbaar, dat het, zoo men'er niet met aandagt op let, onze opmerking ontfnappen zou. — De vlekken doen zich het talrykfte voor op de borst en den rug, minder aan de armen en beenen; en ik herrinner my niet 'er eenige op het aangezicht gezien te hebben. —• Ik heb dezelve fomtyds zeer vroeg gezien, als den vierden of vyfden dag, en op andere tyden zeer laat, als den veertienden dag. — Zy zyn nooit ziekte - fcheidende (critkae) ; ook worden zy geteekend onder de doodelyke toevallen; maar zy loopen met andere teekens famen om de natuur der ziekte uittemaaken. Hoe meer zy naderen tot eene purper kleur, hoe zy meer ke in de jaaren 1505 en .1528 in Italien het eerst verfchenert zyn, en in onzen tyd niet eer bekend zyn geweest, zynde aan zekere ryken eigen; gelyk aan Cyprus en de nabuurigë eilanden. Zy zyn ook bekend geweest aan onze voorouderen; het gemeen'noemt ze Lenticulae of Puncticula, fproe' ten, vloobeeten, om dat zy vlekken voortbrengen daaraan eeIyk- , . (*) Om deze reden zyn zy niet te brengen tot eenige van de Ectbjmata der Ouden, vermits dit woord bateekend puisten of uitbottingen hooger dan de huid , gelyk in de Gierstkoorts (febrismiliaris) ,tnet wdke dezi koorts niet moet verward worden. P %  aa8 VERHANDELING meer zyn te vreczen. — In eenige weinige gevallen heb ik , in plaats van vlekken, purpcre ftreepen en puistjes waargenomen, het welk welligt een nog erger verfchynfel is. — De blutsvlekken (petechiae), komen fomtyds niet te voorfchyn dan na den dood (*); en wy hebben in het hospitaal een geval gehad, waar in, op het aderlaaten, die vlekken zich vertoonden aan den arm , beneden den band , en nergens elders op de huid (93). Schoon (*) Eene omftandigheid , welke, met verfcheiden andere van deze koorts, ook eigen is aande Pest, Zie diejuek.br. de Peste, Lib. IV. Hist. V. (93) De B'.utsvlckken (petechiae'} gaan zekerlykniet altoos met deze koorts gepaart, in veele lyders ziet men ze niet; nochthans zyn zyzoo eigen aan dezelve, dat zy aan geene andere ziekte derwyze eigen zyn; het gene ook de reden is waarom verfcheiden'er den naam aan geeven van Bluts-koorts (febris pctechialis~) ;en datmonro onder dezen naam de Hospitaal- koorts befebryft. —Nogthans zegt deze Auteur „ dat „ veele , in het hospitaal , door den geheelen loop der „ ziekte geene blutsvlekken hadden. Zy kwamen, teekent hy aan, uit, op den vierden, vyfden , zesden of zeveu„ den dag, zelden op den elfden of twaalfden. — Zy „ komen meest op de borst, den rug, armen, beenen en „ fomtyds, fchoon zelden, op het aangezigt. ■— Zy ver„ fchenen , of als kleine onderfcheiden vlekjes van eene roodachtige kleur, of de huid ziet 'er fomtyds uit als of zy gemarberd ware, of veelverwig als in de mazelen , „ doch donkerer en paarfcher van kleur. — Als zy be,, ginnen te verdwynen, hellen zy over tot eene donker „ bruine kleur, en gelyken naar zoo veele flykerige „ vlekken («)"• — C. strack (b~), die ze zeer naauwkeurig waargenomen heeft, zegt , dat zy den negenden, ook wel den zevenden dag te voorfchyn komen ; dat zy de gedaante hebben van vloobeeten, doch zonder rand; dat (g) 't Aangeh. Werk, Vol. I, pag. 134, 135. Olftry. mtik. de morto cum pecechits. .  over de LEGERZIEKTEN. 229 Schoon men deze koorts doet doorgaan voor éene van het aanhoudende foort van koortfen, heeft dat zy meest die plaatfen des ligchaams bezetten, daar de huid het diinfle is , als den hals, de borst , de liezen, den arm, byzonder de plaats der tweehoofdige fpier (mustutui biceps'), en in de vouwen van den elleboog tot de bövenhuid; dat zy fomtyds het geheele ligchaam en het geheele aangezicht bedekken, vooral by de oogleden; dat zy, die dezelve veel hebben niet zieker zyn, dan die ze weinig hebben ; dat zy by fommige den derden dag verciwynen , by andere laater, en by eenige eerst met het einde der ziekte; en dat zy, verdwenen zynde, wel eens wederom komen. — De verfcheidenheden, welke in dez3 befchryvingen voorkomen, ten aanzien van de grootheid of uitgeftrektheid der vlekken enz., heb ik meermaalen gezien. Men' moet die zekerlyk al mede toefchryven aan het onderfcheid der geitellen en andere bykomende om: Handigheden, die niet het wezen maar welde verfchynfels van de ziekte veranderen. — Hier van ook het gene de lieer de man heeft waargenomen, dat de roode gierstpuistjes (purpura rubra) by hoffman en andere febris purpurata geheeten, en eene zinkingachtige keelontfteeking met deze koorts gepaard gingen. —— Ramazini (a) gewaagt van eene Blutskoorts , die drie achtereenvolgende paren geregeerd had; waar in de vlekken gemeenlyk den vierden of zevenden dag verfchenen , terwyl zy, by wie dezelve op den eerften dag opkwamen , meest alle ftierven. Deze vlekken kwamen eerst uit aan de nek, rug en borst; en men nam waar dat 'er geen een van opkwam, zoo de vlekken niet voortliepen uit de nagels van de tee- neit, verdwynende by trappen aan de bovenfte deelen. ■ Ily verhaalt ook, dat deze koorts verzeld was van ccne keelontfteeking, die, als de ziekte op haar hoogfte was, in eene witte verzworen korst overging. •— ' Men zou haast zeggen, dat in het een en ander geval het Roodvonk (febris fcarlatina}, of in het laatfte de kwaade keelziekte (angina maligna vel gangrenofa') zich by de purperkoorts gevoegd had; gelyk zeer wel gefchieden kan. — Men heeft zoo ook waarneemingen, dat de Gierstkoorts (febris miliaris} zich met deze Rotkoorts gepaard heeft. (e) De Cmjlitut, Aimor. i6y;, -5.4, in Munltenp ciyitate, P 3  25o VER H AND E L I N G heeft zy echter, gemeenlyk des nagts, eene verheffing, met eene aflaating en fomtyds ftrydige zweeting des daags, en na lang aangehouden te hebben, verandert zy zeer ligt in eene uitr.eerende koorts of in eene van eene tusfchenpoozende gedaante. De duur der ziekte is onzeker; ik heb haar in den dood zien eindigen , of hcrlïellen in zeven dagen, van den tyd dat de lyder het bed hield; doch in de hospitaalen duurt zij gemeénlyk van veertien tot twintig dagen (*); en eenige heeft. HuxriAM (a) zegt gezien te hebben, dat de Blutsvlekken fomtyds den elfden of twaalfden dag', op eene fterke z.weeting verdwenen , en dat 'er dan eene groote meenigte witte gierstpuistjes ukkwamen. — Hasenoiirl (jb~) verhaalt een byzonder geval, waar in de Blutsvlekken te voorfchyn kwamen den vierden dag, en de gierstpuistjes den zevenden dag van de koorts. — Lind (c) gewaagt van vlekken, die boven de huid uitpuilden, van het foort der gierstpuistjes , die hy waargenomen heeft, dat zeer gemeen waren in de befmettelyke koortfen onder de Franfche gevangenen iu het kasteel van Winchester Mokro echter (/) zegt, dat hy onder de Engelfchc Troepen in Duitschl'and nooit de Blutsvlekken boven de huid heeft zien uitpuilen, en nooit de gierstpuisten in dit foorc van koortfen heeft waargenomen , maar wel naderhand in tfyne byzondere praktyk. Pringle zegt ook,in het •vervolg van dit Werk, dat hy het gierstuitflach nooit in de Hospitaal-koorts heeft waargenomen, en dat dit uitflach zeer zelden in de Hospitaalen voorkomt. — Dat hy echter het gierstuitflach en de gierstkoórts zeer wel gekend, en de Blutsvlekken geenzins met de roode gierstpuistjes verward heeft, gelyk de Heer de .man (e) gegist heeft, zal uit het Aanh'angfeï overti-igeud blykeu; alwaar hy den aart en oorfpronk der Blutsvlekken ook duidelyk verklaart. (*) De Heer clkimiane, een van de Geneesheeren van 00 Esfay oh Fcvera, CU. Vlll, pag. 97. (*) fle Febre Petcchiali:, pag. 12. fÓ Secanti Pater on Fcyers, pag. 105. 00 Aangeh. Werk , 1. D. Wad?. .234. (ej Aanjeh. Veihand. bladz. 40.  over de LEGERZIEKTEN. 231 o-e ftierven of herftelden na vier weeken. — Van den tyd dat de pols zinkt tot den dood, of tot eene gunftige fcheiding, is.'er in deze koorts van den eenen dag tot den anderen misfchien minder verandering te zien , dan in de meeste andere koortfen.. Wanneer zy van een' langen duur is, eindigt zy fomtyds in verzweeringen van de oorklieren Cparotides) (*) , of van de oxel-klieren; en als deze niet te voorfchyn komen, is het vermoedclyk, dat de koorts onderhouden wordt door de voortbrenging van eenig inwendig ettergezwel. — Veelen klaagen na de fcheiding (crifis) over pyn in hunne ledemaaten en gemis van flaap; en fchier alle over groote zwakheid, verwarring in het hoofd, ligthoofdigheid, en ruifching in hunne ooren (94). Dus van het lear, nam waar dat de kennelykfte verandering tot beterfchao gemeenlyk geichiedde, op den i7uen dag, van den tyd dat de lyder zich zoo ziek had bevonuen dat hy het bed had moeten houden.— Men dient op de gewoone tydverwisfeling van de koorts te nauwkeuriger acht te geeven , omdat men zeldeai voor dien , tyd een fcheiding icrifisj heeft , uitgezonderd na eene wederinftorting, en dan heb ik gemeenlyk gezien , dat de loop korter was. ' . .. C) De oorklieren zelve verzweeren met , maar al een eenfge van de wareralfcheidende klienjes (glandulac lym- phJicaè-) Wie 'er over heen liggen. Ik herinner my een voorbeeld van eene zwelling van dezen aart , aan beide zyden , zonder eenige. voorafgegaane ongefteldheid ; waar van de lyder, op de oorzaak geen vermoeden hebbende, en verdryvende pappen aanleggende, terftond na het flinkèh der gezwellen, van de hospitaal-koorts aangetast werd. — Dit overkwam den' Heere forbes, U11rurgyn by het tweede regiment van de Guardes te paard, toen tweede chirurgyn iu het hospitaal , wanneer er die koorts zeer gemeen in was. (94) Ik heb in deze koortfen, wanneer zy lang duurden , ook gezien, fwélliiigen en, verzweeringen in de klieP 4 ren  VERHANDELING Dus de meest onderfcheidende kenmerken van deze koorts befchreven hebbende, zal ik 'er alleenlyk byvoegen, dat 'er fomtyds geringe graaden van dezelve, zich 'opdoen, die bezwaarlyk te befchryven zyn, en die men alleen kan ontdekken in volle hospitaalen , door optemerken dat de manfchappen kwynende blyven, fchoon de natuur der ziekte, om welke zy 'er in kwamen , eene fpoedigcr geneezing fcheen toetelaaten. — In zulke gevallen hebben zy eene witachtige tong; zy klaagen over kleene hoofdpynen, over gebrek van eetlust, en andere geringe koortfige toevallen. S- 3- Van de Voorzegging. Menfehen, die door ziekten of andere ongemakken verzwakt zyn (gelyk zy die de kwylkuur hebben doorgeftaan) zyn vatbaarer voor de befmetting, dan fterke en kloeke lieden, en loopen ook meer gevaar. — Zy , die m vol opgepropte hospitaalen aan de kinderpokjes ziek liggen, hoe goed ook het foort wezen mag, vallen gereedelyk in deze koorts , en loopen meer gevaar dan andere om 'er aan te fterven. — Een die herfteld is, is niet minder onderworpen aan eene wederinftorting, dan hy die de ziekte voor het eerst heeft ; doch men heeft niet waargenomen of zy , die ettergezwellen gehad hebben, wel zoo zeer aan wederinftorting onderren van de liezen, in de onderkaaks-klieren; verzweeringen in den mond; en verliervingcn aan de handen, aan de voeten en aan den rug.  over de LEGERZIEKTEN. 233 dei-hevig zyn als andere. — De tweede koorts is met een dubbeld gevaar verzeld, gemerkt de lyder door de eerfte zoo zeer verzwakt is. Een zeker teeken van het bederf der lucht in een hospitaal, is als veele van de oppasfers ziek worden. Men kan uit geen een teeken op zich zelve eene voorzegging maaken, en misfchien zyn zy alle famen meer bedriegelyk in deze koorts dan in andere. — Gemeenlyk zyn'de volgende goed: weinig ylhoofdig te zyn ; de krachten weinig verzwakt; de pis troebel in het afneemen deiziekte ; en op dien tyd een zagt zweet of vochtigheid over het geheele ligchaam; of zelfs de huid zagt, en de tong vochtig; of eenige dunne afgangen te hebben , gevolgd door eene zweeting ; de pols zich verheffende door wyn of hartfterkéndè' dingen, met eene vermindering van de wezenloosheid en beeving, en andere onc-efteldheden der hersfcnen. Doofheid is eerder een goed teeken (95). — Een fetzel in het water, (95) Voor een zecr S0Cl* Ke^m ',0Utte i!i het a!toos' wanneer, byzonder onder het gebruik der Kina, de tong van droog, hard en zwart, vochtig , zagt ën flykerig begmt te worden, of dat 'er klooven in komen die eene aHcheiding der korst te kennen geeven; terwyl ter zclver tyd de pols van klein ingetrokken, en rad, voller, vryer en langlaamer word, en met een dan ook de yling, wezenloosheid en beeving in tong en handen , het uitzien der oogen, het voorkomen van het aangezicht , en de gantfche houding van den lyder, benevens dc andere toevallen, verbeteren; al het welke, onder het gebruik van- dat middel doorgaans zeer fchielyk gefchiedt, fomtyds reeds den anderen dag, na het rykelyk toegediend te hebben. — Edoch, wanneer door de Kina die veranderingen en verbeteringen niet voortgebragt worden, wanneer de tong droog en hard blyft, de pols niet verandert, de ylhoofdigheid en beeving met verminderen, maar integendeel deze en de andere toevallen, P 5 '»  -34 VERHANDELING ter, zonder andere veranderingen tot beterfchap, is geen zeker teeken van herftelling; en fommige zyn hcrfteld, in .wier water ik geen zinkfel gezien heb. De kwaade teekenen zyn , eene opfpringing der peezen; de oogen zeer ontftoken en verwilderd ; eene radde fpraak , en een verandering van geluid in de ftem; eene hevige ylhoofdigheid; aanhoudende flaapeloosheid ; byblyvende Walgaehtigheid, of kookingen en braakingen; meenigvuldige afgangen meteen' zinkenden pols, en toeneemende ongefteldheid in het hoofd ; koudheid der ledemaaten, en eene bevende beweeging der tong. — Men heeft waargenomen, dat het een van "de ergfte teekenen is, als de lyder over blindheid klaagt; als hy met moeite zwelgt; of zyne tong niet uit kan fteeken, ais men hem dat verzoekt; als hy niet dan op zynen rug kan liggen , en zyne kniën in de hoogte houdt; of als hy , wezensloos zynde, zyne borst tragt te ontblooten ; of geduurige poogingen doet om uit het bed te koomen, zonder 'er eeni- in weerwil van het gebruik van dat middel , verergeren, vreeze ik doorgaans dat ik rnynen lyder verliezen zal ! Wat de doofheid aangaat, doorgaans heb ik ook gevonden, dat zy een goed voorbeduidl'el is. —- Riverius (V) zegt, dat zy , ingevolge de leer van hippocrates , een zeer gevaarlyk toeval is in het begin van heete ziekten, fchoon zy een goed voorteeken is; en de gezondheid voorfpelt, wanneer zy niet verfchynt , dan wanneer de koortien op haar hoogfte zyn , byzonder in die van een kwaadaartig foort; en hy voegt 'er by , dat hy zelf duizendmaal heeft waargenomen , dat zulke lyders herfteld zyn, by wie de doofheid in het ergfte der koorts zich opdeed, offchoon de andere toevallen met zeer veel gevaar dreigden. 00 Fract. Med. Lia. %VIL Sccl. III, Cap. i. pag. 451.  over. de LEGERZIEKTEN. 235 eenige reden van te geeven. — Indien by eenin-e van deze teekenen komen tchorsufe en ca davereufe, gelyk een kreng ftinkende en onwillige afgangen, is het een teeken van verfterving der darmen en een' aannaderenden dood (96;. Men vindt wel is waar , dat de meeste van deze voorzegging*- teckenen ook gemeen zyn in den gevorderden ftaat van andere koortfen, maar dit zal niet vreemd fchynen, wanneer men overweeft, dat, van wat oorzaak de koorts haar beo-in neemt, door eene lange aanhouding van dezelve, de vochten bedorven, en de hersfens en zenuwen aangedaan worden, meestal op dezelfde wyze als in die welke uit befmettmg ontftaan. ff »• 4- roó^ Wanneer de lyder zeer verergert, vindt men doorgaand* ongevoeligheid en yling allengjens; toeneemen • dat by' met beevende handen telkens iets zoekt om Tan » erypen , of aan de dekens en laakens pinkt oi deze ve -eduurig van zich werpt of ■ dat hy zich bezig St om .ï rrTet overleg een knoop los te prtH&g zvne keel en tong meer en meer met een taai flym. bezet r-kt en zyne doorzwelging en ademhaaling mooijelyker word dat hygeduurig-t of op het minfle dat hy doorS 1 ia, dat de pols al radder en radder , en tevens Heinde'r en kleinder en trillende word,zoo dat men naauwlyk m er onderfcheiden pofcn tellen .kan, en c.ndcvk tusfehenpoost; terwyl men de peezen om dezelven /eléeen geduurig voelt beeven of opfpnngen; dat ttr .1ve tydle oogleden , geduurende een afgebroken fl aP naar huif gefloten blyven; dat een koud en lymig zweet hetligchaam 'bedekt; dat de afgang en pis onwillig nloop ;& en dat de drank die hy doorzwelgt a rommelende als in eene leege holte valt; een ontwyffelbaar teeken, dat ook de flokdarm zyn famenttekkend vermogen reeds verloren heeft en dat de lyder wereelyfc flettu  *3<5 VERHANDELING S- 4- de Opening der Lyken. De geopende lyken van hen , welke aan de gewoone Hospitaal - Koorts geftorven zyn , of van iioughton's Regiment,die de ziekte in de gevangenisfen gekregen hadden, waren in het geheel tien. — In eenige van dezen, werden alle de holligheden geopend; m andere onderzogt men alleen de hersfenen of de darmen. ; Ik dagt het noodig deze onvolmaaktheden van dit onderzoek te melden, ten einde men het verftach, het welk ik 'er hier van geeven zal, niet als volledig zoude aanmerken , en op dat het andere niet zou afhouden om dit onderzoek verder voorttezettcn. De verfchynfels, die men het minst verwant had te vinden, waren ettergezwellen van de hersfenen, van welke ik daarom byzonder melding zal maaken. — De eerfte, die ik van dit foort zag, was te Gent ; maar nadien de man niet eerder uit de barakken in het hospitaal gebragt werd dan twee dagen voor dat hy ftierf kon ik alleen, uit de toevallen en het onvolkomen berigt dat ik van hem had, opmaaken, dat zyn dood aan eene koorts van dit foort toetefchryven was, na 'er byna een maand aan gekwynt te hebben. — Ik vond omtrent drie oneen etter-ftoffen in de holligheden zyner hersfenen (yentriculi cerebrï); en zag dat de geheele bast-en mergachtige zelfftandigheid derzelve buitengewoon flap en week was. — En 't gene nog ongemeener was, men vond het zelfde foort van ftoffe in de zelfftandigheid van het bovenfte gedeelte der kleine hersfenen : niettemin had de-  over. de LEGERZIEKTEN. 23? deze perfoon , benevens eenige wezenloosheid en doofheid, zyne kennis tot den nagt voor dat hv ftierf, ten minfte zoo ver, dat hy onderfeheidenïyk antwoorde, wanneer hy wakker gemaakt en aangefproken werd; doch op dien tyd „ begonden de fpieren van zyn aangezicht ftuipachtig aangedaan te worden. Van twee andere voorbeelden van menfehen, die 'ongetwyffeld aan deze koorts geftorven waren vind men in den eenen de hersfenen, en in den anderen de kleine hersfenen tot etter verboren. _ In het eerfte geval was de lyder van het ber/in af, in eene wezenloosheid met doofheid doch was nooit ylhoofdig, en niet geheel ongevoelig. - Zyn pols zonk wel vroeg, en omtrent tien dagen voor dat hy ftierf begon ZYn hoofd te zwellen , en bleef zeer opgezet tot binnen twee dagen voor zynen dood, wanneer het een weinig begon te Hinken. — Verfcheiden dagen voor eyn uiteinde, wilde hy niet dan koud water gebruiken, en geduurende zyne ziekte lag hy geftadig op zyne regter zyde. Het hoofd geopend zynde, vond men een ettergezwel zoo groot als een ey in de zelfftandio-heid van het voorfte gedeelte van de regter halve bol der hersfenen, vol van dunne etterftoffe gelyk wey. — Op dien tyd hadden 'er nog vvf die aan dezelfde koorts ziek lagen, dergelyke zwellingen van het hoofd, doch herfteldgn r*\ — Dit buitengewoon toeval heb ik nooit te vooren , noch naderhand waargenomen. —. In het andere geval , had het ettergezwel in de kleine hersfenen omtrent de grootte van een (*■) Dit gebeurde te Tnyernefs, en alle of de meeste vsn deze foldaaten behoorden tot houcuton's Regiment.  238 VERHANDELING een klein duiven -ey, en bevatte insgelyks eene dunne ichoreufe ftoffe ; ook had deze lyder nooit zoo geheel en al ongevoelig geweest, dat hy niet verftandig geantwoord had, wanneer men tot hem fprak. ■ Twee dagen voor zynen dood , werd zyne pis bleek. . Beide deze ligchaamen . werden geopend door den Heer breach, Apotheker in Soutwark, toen ter tyd onder-Chirurgyn in het hospitaal. Edoch de verzweeringen der hersfenen waren niet beftendig; want een ander, welke omtrent dien tyd ftierf, en omtrent het zelfde getal van dagen ziek geweest was, met dezelfde toevallen, het bleeke water uitgezonderd, had geen ettergezwel in de hersfenen, noch in de kleine hersfenen. — En twee andere werden naderhand geopend , in welke de bastachtige zelfftandigheid der hersfenen het voorkomen had van ontftoken te zyn , maar geen verzweering. — In eenen van hen waren de dikke darmen bedorven: een buikloop nam dien man weg ; cn even voor zynen dood had hy eene ontlasting van ichoreufe ftoffe uit zynen neus. — In het krygs-Hospitaal te Ipswich had een foldaat, die onverwagt aan deze koorts ftierf, nadat hy vry beter geweest was , geene verettering in zyne hersfenen. — En omtrent denzelfden tyd , verhaalde my de Heer clephane, dat hy het hoofd van eenen anderen had zien openen, die geftorven was na een ettergezwel in iedere oogholte gehad te hebben; dat hy de hersfenen zeer flap gevonden had, cn omtrent twee oneen dunne wey in de holligheden derzelve , doch dat men geen van deze twee ligchaamen-verder onderzogt had. Ik zal my niet inlaaten in eene befchryving van andere byzonderheden in deze openingen der ly-  0ver de LEGERZIEKTEN. -239 Men opgemerkt, offchoon ik dezelve voor my breedvoerig gefchreven heb; gemerkt het gene ik "er hiervan gemeld heb, volftaan kan om 'er de vokende befluiten uittetrekken (97). Dat ; gelyk 'er eene kennelyke neiging tot rottinge is door den geheelen loop der ziekte, zv "-emcenlyk ook eindigt, wanneer'zy doodelyk°is, in eene daadelyke verfterving van eenig deel , of in ettergezwellen van de hersfenen, die dikwyls ichoreus zyn. — Dat, de darmen inzonderheid gefchikt zyn om te verderven, nadien f97l Monr.0 heeft van het gene hy in de geopende lyken gevonden heeft, het volgende aangeteekend. Sedert zegt hy, dat ik uit Duitschland ben te rugge- koraen heb ik verfcheiden lyken van zulke, welke aan " deze koorts geftorven waren geopend , en heb waarge" nomen dat het bloed in de vaten fchier altoos ont" bonden en zeer vloeibaar was. — In het algemeen , wa- ren de maag en darmen rood als of zy ligt ontftoken " waren, op dezelfde wyze, als wy aangemerkt.hebben, " dat de oogen zyn in den loop der koorts; en fomtyds " waren 'er zwarte of blaauwachtige vlekken op verfchil" lende plaatfen van derzelver oppervlakte; ook waren de " binnenfte bekleedfelen der hersfenen , cn de oppervlak" ten van de longen en het ribbevlies , en van andere " vliezen , over het algemeen min of meer rood. — Ik heb verfcheiden gevallen gezien, waar in de koonsftol " op de long gevallen was, en de lyder teermgacmig ftierf, " en na den dood verzworen gevonden ; en op andere " tyden waren 'er verzweeringen gemaakt in andere deelen ,, des ligchaams. Uit dat alles, denk ik, hebben wy reden om te ge- 'looven dat deze koorts min of meer roodheid maakt; " Choewe'l ik niet weet of men dit wel eigenlyk ontftee" king van de vliezen noemen kan); en dat de koortsftof gefchikt is om zich op eenige deelen nedertezetten, en " daar ettergezwellen voorttebrengen ; byzonderlyk in df hersfenen, de longen en de klierachtige deelen f»'. O) Zie 't Aanjch. Werk. Vol l. peg*  24o VERHANDELING dien weinige flerven zonder caclavereuje cn onwillige afgangen: en uit eene waarneeming, welke wy maakten , dat de blutsvlekken fomwylen niet dan na den dood verfchynen, fchynt het redelyk te befluiten , dat deze vlekken uit eene ontbinding en bederving van het bloed ontftaan. — Het Hinkende zweet en bedorven 'reuk van het ligchaam , voor den dood , zyn een verder bewys van het gene wy hier gefield hebben. — En wat betreft de ettergezwellen, die zoo dikwyls in de hersfenen gevonden worden , de ichoreufe aart derzelve mag aangezien worden als een foort van verfterving, welke eigen is aan deelen van dat weeffel; en uit de voorgaande gevallen fchynt het waarfchynlyk, dat die verzweeringen niet zelden in deze koorts voorkomen (*). Uit de ontfteekingsgefteldheid der hersfenen zonder verzweering, kunnen wy reden geeven waarom dezelfde geneesmiddelen in deze ziekte fomtyds ftrydige uitwerkingen hebben. Want, fchoon de wyn en hartverflerkcnde dingen dikwyls de beste geneesmiddelen zyn in den gevorderden flaat der ziekte, zyn 'er echter eenige, die dezelve niet gebruiken kunnen zonder de ylhoofdigheid te vermeerderen; dezulke hebben derhalven waarfchynlyk eenigzins meer ontfteeking in de hersfenen dan gewoonlyk. De laatfte opmerking, die ik uit de openingen (*) Uit de talryke openingen der lyken van hen , die aan de laatfte pest te Marfeillc geftorven zyn, bleek het dat eenige van de ingewanden altyd ontftoken en verdorven waren , en dat de hersfenen en longen dikwyls het meest op die wyze aangedaan waren. Zie Traite de Is Peste, Part. I.  ö7er de LEGËRZÏEKTEN. 241 gen der lyken maaken zal, is dat de zichtbaare overhelling van deze koorts tot rotting dezelve brengt tot de klasfe der pestziekten; nadien alle, die van dit foort zyn , zich doen onderkennen door een groot verval van krachten , gezonken pols, neerflachtigheid van geest, rottige zweetingen en afgangen , blutsvlekken (J>etechiaeyy en andere kenmerken van bederf. Deze zyn de gevolgen die wy uit het onderzoek der lyken redelyker wyze trekken mogen. Edoch daar uit te willen bepaalen de eerfte oorzaak der ziekte , terwyl men alleen de uitwerkingen 'er van ziet , öf daar uit reden te willen geeven van alle de verfcheidenheden dezer koorts, zou op zulke gronden een te groot beftaan zyn. — Ook zou het niet rechtmaatig wezen, zoo wy onze geneeswyze wilden doen voorkomen als afgeleid uit de openingen der lyken van hen, welke aan deze ziekte geftorven Zyn, vermits dat gedeelte 'er van , het welk ons het meest gelukt heeft , afgeleid is uit de waarneêmingen van andere, of uit myne eigene beproevingen , die ik reeds voor de onderzoekingen der gemelde lyken heb in 't werk geftekh itpr wfe tisb ^iwnshifira ugottt jrjs': a j .iscnh^J §. 5- Van de Geneezing. In dè gerieezing van deze koorts , heb ik , gelyk in die van andere koortfen, myne geneeswyze veranderd ingevolge den ftaat der ziekte. De ziekte derhalven in drie ftaaten of tydperken onderfcheidende, zal ik in ieder derzelve opgeeven die geneesmiddelen, die ik by ondervinding de beste gevonden heb. — Laat ons II. deel. Q on-  E4a VERHANDELING 'onderfteHen dat het eerfte tydperk zoo lang duurt als de lyder bekwaam is om zyne bezigheden te verrigten; dat het tweede begint wanneer hy genoodzaakt is het bed te houden, dat is als de koorts zich volkomen openbaart , het hoofd eenigzins aangedaan. doch de pols nog vol is; en het derde, als de pols zinkt, en de wezenloosheid (flapor) zich opdoet, met alle de andere reeds befchreven toevallen. I. In het eerfte tydperk, zoo wel als in alle de overige, is het voornaame deel of de grondflach der geneezing den lyder uit de vuile lucht te brengen. -- Wanneer dit niet gefchieden kan, moet de kamer of zaal gezuiverd worden, door eene geduurige opvolging van vcrfche lucht te maaken door middel van vuuren , of door dezelve intelaaten door deuren en venfters, door het verfpreiden van den ftoom van azyn , of dergelyke middelen ; want welke geneesmiddelen men ook geeven mag, zoo' lang het bederf der lucht voortduurt, of door.de uitwaasfemingen der ziekten wezenlyk toeneemt, kan 'er weinig hoop van herftelling zyn. — Jn iederen ftaat der • ziekte derhalven, fchoon de lyder geene andere befmettelyke lucht mogt inademen, dan die vafr zyn' eigen dampkring, is het noodzaaklyk, byaldien het bed gordynen heeft, die open te houden, en alle andere middelen te gebruiken om een' vryen doortocht te bezorgen. — Van .de. flipte inachtneeming van dezen regel hangt de geneezing grootendeels af (o.8> Voos nc'hoshy* V. '•': ohfc ;., .". «wb At (98) Het gene hier verder ter voorbehoeding door do lucht te verbeteren, enz. kan bygevoegd worden, vindt aien in het Me Deel, bladz. 165—182. — Ik zal echte! < ~ " O .J 13 <1 J I  over de LEGER ZIEKTEN. £43 Voor het Daast hier op volgende behoedmiddel , gaf ik. een braakmiddel j en des avonds» na deszelfs werking, een half dragme van de Theriaca, met tien greinen van het Sal Cornti Cervi, ert eenige glaasjes vol azyn - wey; en dit zelfde, zonder het braakmiddel, herhaalde ik, den volgenden avond. — Somtyds heb ik my alleen van het zweetdryvend middel bediend; en door beide deze geneeswyzen heb ik zien wyken die toevallen, welke ik vreesde de voorloopers te zyn van deze koorts, door befmetting aange* hragt (09). hier nog aanteekenen het gene moNro (0) hier toe betrekkelyk fchryft. „ Daar is, zegt hy , ten aanzien van de kwaadaartige „ koortfen één ding in acht te neemen , te weeten, dat, ,, indien zy in vol opgepropte hospitaalen voorkomen, en ,, men de vertrekken niet van menfehen verminderen, een* ,i vryen doortocht van lucht verfchaffen, en de hospitaa„ len en zieken uittermaate rein houden kan, die koort„ fen voortgaan zich te verfpreiden en te verergen, terwyl zy een groot aantal lyders wegfleepen; en dat zelfs ,', de vermogeridfte geneesmiddelen weinig of geert nut doen „ zullen; waarom het altyd zeer heilzaam zyn zal, indien het gefchieden kan, maar weinig lyders met deze koorts „ in eene zaal te leggen ; niet boven een derde' van hec „ getal, dat men 'er anders in toelast. „ De Heer 3. 11 u m e verhaalde my , dat, in het jaar « 1755 > toe" hy by den Admiraal bos ca wen was, eenigo „! oorlogschepen, die-onder zyn bevel naar Noord-Ame„ rica gezonden waren, met zich bragten eene zeer „ kwaadaartige hospitaal - koorts, die, door gebrek van „ goede lucht en van veele noodwendigheden, zich meer „ en meer verfpreidde, geduurende dat zy op zee waren, „ en dat 'er zeer veele aan ftierven: doch, toen zy te Hal„ li fax aankwamen, werden de zieken gebragt in tenten, ,, of in oude vervalle huizen, alwaar de lucht een' vryen „ toegang had, het welk een fchielyk en gewenscht einde j, van deze ziekte maakte". • (90) De Heer pringle maakt in dezen eerften ftaat '■ j' 00 *t Aangeh. Werk, V»U L pas. 269.  S44 VERHANDELING Ik moet niet vergeeten aantemerken, het gene men misfchien voor geringe omftandigheicl zat der ziekte geen gewacli' van de aderlaating; hy pryst die eerst aan in den tweeden ftaat; doch ik zou liever aanraaden die terftond te doen, wanneer de volheid der pols en andere toevallen dezelve aanduiden ; dan een Braakmiddel, vervolgens een purgeermiddel te geeven; of wel een braakmiddel dat te gelyk doet afgaan; en daarna een zoodanig zweetdryvend middel toetedienen. Althans by deze geneeswyze heb ik in het behandelen van pas beginnende kwaadaartige Rot-Koortfen my doorgaans wel bevonden. -— Ook fchynt dusdanig de praktyk van monr.o gewéést .te zyn. „ Na de aderlaating, zegt hy («), is een braak„ middel, en daarna een gift van Rhabarber, of van zou„ ten, of van eenig ander openend geneesmiddel, nut„ tig ; want ik heb altoos waargenomen , zoo wel in „ Duitschland als in Engeland, dat , in het begin der „ koortfen, inzonderheid Rot-Koortfen, niets voordeeli„ ger is dan vroeg in de ziekte de eerfte wegen geheel „ en al te zuiveren; vermits de maag en darmen gemeen» „ lyk beladen zyn met galftoffen en andere bedorven „ vochten, die in dezelve vergaard zyn , en een beften» „ dige bron verfchaffen van rotte deeltjes r die door de „ opflorpende vaten in het bloed opgenomen worden, en ,, de hitte, de koorts en andere toevallen vermeerderen, „ zoo lang zy in de ingewanden opgehouden blyven. — Na de werking dezer geneesmiddelen , waren de lyders „ dikwyls grootelyks verligt, en ik meen , dat ik meenig„. maal de koortfen zeer verkort gezien heb door eene ruime „ en gepaste onslasting van dezen aart". De Heer strack (£) begrypendé, dat de Bluts• Koortien alleen ontftaan uit rotte vochten, of rotte zetfftandig. heden, van voedfels, wormen , of andere rottende ftonen die in de ingewanden beneden de maag huisvesten, houdt de ontlasting door den afgang, 't zy door de konst, 'c _zy door de Natuur verwekt , ;voor het allervoornaamfte middel in deze koortfen ; en alle andere middelen, de Braaking, de Kina, de Camfer, den Slangen-Wortel, enz* als onzeker; fchoon zy 'er fomtyds met nut in gebruikr ■worden. — Doch deze meening komt te weinig "overeen itiïi cii. un ] met fa) *c Aangeh. Werk, bladz."148, 143* (fi) De Morbis cum Petechiis»  'Cver de LEGERZIEKTEN. 245 gal aanzien, dat, nadien de voorbehoeding zoo geer van eene vrye uitwaasfeming afhangt, ik het -met de ondervinding van andere kundige waarneemers om 'er zich naar te gedraagen. Dan om in het 'begin den voortgang van deze koorts te /luiten of aftebreeken, of denzelven goedaartiger te maaken , is 'er niets, dat de laatere Engelfche Geneeskundigen., na de ontlastingen door braaking en afgang, meer aanpryzen , dan het herftellen van de uitwaasfeming of het verwekken van een zagt zweet door Antimoniaal middeüen. Opium, -en de Spiritus Mindereri. — De Heer mon80 O) gebruikt ten dien einde de Pulvis Antimapialis compojitus, beftaande uit elf deelen van de Calx Antimonii, en één deel van de Tartarus Emeiicus, waar van hy alle vier uuren vier greinen laat inneemen. — De Heer g. blanc QZ>) fchryft tot dat oogmerk zeer heilzaaine uitwerking toe aan een faraenvoeging van Opium met eenig Antimoniaal .middel, en met byvoeging van eenig .mjddelfl.ichtig zout, byzonder de Spiritus Mindetr.erd. Hy doet, in twee oneen water of Julapium camphoratum, twintig druppels van de Tinctura Thehaica , één of een half grein Tartarus Emeiicus-, en van vyftoc tien greinen Nitrum. .Hier van laat hy des avonds tegen den gewoonen .(laapenstyd de helft inneemen, én een uur daar na de andere helft. — Doch, zoo men den Spiritui Mindereri boven het Nitrum verkiest , wil hy dat men het laatfte middel uit dat mengfel uitlaate, en dat men het eerfte van twee dragraen tot een half once afzonderlyk geeve; wpdat, zoo deze geest niet volkorrfen mogt geneutralizeerd zyn, dezelve door zyn zuur het Antimoniaal middel decompofeeren, en dus krachteloos maaken zou. . „ Maar, „ zegt hy, om de uitwaasfeming te bevorderen is de Spi~ „ ritus Mindereri het vermogendfte middelllachtig zout, wanneer het vereenigd is met een Opiaat, en daar is misfchien geen veiliger en aangenaamer zweetdryvend „ middel bekend dan een famenvoegiug van denzelven mee „ de- Syrupus Papaveris. — Daar is in dover's poeder een weinig middelflachtig zout , en dit doet meer nut „ dan men verwagten zou van zoo eene geringe hoeveel- „ heid Ca) 't Aangeh. Werk. Vol. II. pag. 9—11. ■W Qbjcnations on the Dlfeafes incident to feamtit, pag, 363^1 Q3  a4S VERHANDELIN G het ten dien einde nuttig gevonden heb, vooral by het minst zindelyke foort van lieden, hunne handen en voeten met warmen azyn en water te wasfchen. — Na de zweeting, byaldien de lyder in de vuile lucht blyven moest , gaf ik voor een voorbehoedmiddel een afkookfel va» de Kina met den Virginifchen Slangen-Wortel t zoodanig als ik hierna zal opgeeven. It. Edoch in den tweeden itaat, als de koorts zich volkomen geopenbaard had, indien de pols vol was , deed ik gemeenlyk een weinig bloed aflaaten, zoo dit niet te vooren gedaan was. — Als s, heid van een werkeloos middel; want uit myne eigene „ waarneemingen, zoo wel als die van andere, weete ik, ,, dat de Ipecacuanha en het Optut» te famen gegeeven, in die evenredigheid zoo als zy in dat poeder komen, niet dezelfde uitwerking zal hebben, dan wanneer zy met „ het middelflachtig zout vereenigd zyn. —— Dit is een „ voorbeeld van die heilzaame famenvoegingen van ge- neesmiddelen, die men alleen door de ondervinding ontr „ dekken kan, doch die ieder Geneesheer op goed getuigen is „ en voldoende proeven, gereedelyk in zyne prakiyk moet ,, ovemecmen, fchoon hy derzelver uitwerkingen en wyze .„ van werkinge niet verklaaren kan". Het Poeder van doveh , dat men tot dit oogmerk ook aeer fterk aanpryst, word gegeeven van vyf tot tien of twaalf greinen. Met deze middelen getuigen gemelde Schryvers meenig* maaien kwaadaartige Rot Koortfen ,Ontfteekings-Koortfen, en Rheumatieke Koortfen , in haar begin door zweeting gefhiit of gelukkig voorgekomen en geneezen te hebben. Doch de Heer bane vermaant dat de Antimoniaal-middelen na den eerften en vooral in den laatften itaat der ziekte fchadebyk zyn. — Maar , om het zweeten door diet middelen te bevorderen, is het noodzaakelyk , dat de lyders zeer veel drinken van den eenen of anderen warmxvarerigen drank, een aftrekfel, by voorbeeld, van Saly, ©f van Vlierbloernen, ten einde de fcherptens in de eerfte en tweede wegen te verdunnen en aftefpoelen, en een voervocht te verfchaffen voor eene vrye uitwaasfeming.  .qver de LEGERZIEKTEN. ft«f Als de toevallen hevig waren , fcheenen zy eene ruime ontlasting van dien aart aanteduiden 5 noethans nam ik waar, dat groote aderlaa■tingen gewoonlyk nadeel deeden, door den pols ■te doen zinken en het hoofd aan te doen. — Ook moest men eene middelmaatige aderlaating niet ponder omzichtigheid herhaalen; want, gemerkt verfcheiden omftandigheden hier verfchillende waren van die dergemeene koortfen, zoo toonde de ondervinding, dat zelfs zy, wier bloed fpekki De (100) Gelyk zeer veeleberoemdeGeneeskundige deaderlaating Se Rótkoortfen ten hoogfte hebben afgekeurt zoo hebben ook verfcheide derzelve de P«ktyk d,e de Heer piii nclï hier opgeeft ten fterkfte veroordeeld; doch, naar myn gevoelen , «er ten onrechte. - immer»de Hr. *Jl*RUt loet duidelyk genoeg begrypen, dat hy de aderlaating niet gefchikt oordeelt, uit hoofde van den aart der Rótkoortfen, maar van de toevallen of verfchynfelen , d.e .n iiet eerst der ziekte fomtyds met dezelve gepaard gaan, dat hy deswegens dezelve niet alleen onnut maar zelft fchadelyk acht in den voortgang der ziekte, of zooara zy Eich toï eene volkomen Rotkoorts gezet heeft:,, dat s als de pols zinkt en de wezenloosheid zich openbaart, het zy dat dit reeds van het begin af, of eerst na eenige dagm plaats grypt. Hy doet verder genoeg nen, dat^de Q 4  S4S VERHANDELING De Braakmiddelen moeten ook voorzigtls* gebruikt worden. — Voor dat de ziekte geformeerd flderlaating hier nooit dan zeer in dpn beginne te pas fcomt; en dan nog niet altoos, maaralleen onder die bepaalingen, dat de lyder van een vol bioedryk geitel, de ir ™1^.de hoofdPyn e» andere toevallen hevig zyn; en zelfs in dit geval vermaant hy, niet dan met de grootfte omzigtighpid, en niet dan eene middelmatige aderlaatiug te doen, oflphpon zelfs het bloed ontdoken ware; vermits de ondervinding geleerd heeft, dat groote en herhaalde aderlaatingen 'er gewoonlyk zeer fchadelyk in zyn. — Hier by moet men voegen; dat in de hospitaalen, waar toe hy zyne waarneemingen bvzonder bepaalt, de lyders dikwyls uit het veld gebragt worden met eene beginnende ontrteekings-ziekte, die daar door de vuile-lucht niet zelden fchielyk in eene rotziekte verandert ; of dat» wegens het faizoen , eene ontftoken gefteldheid van het bloed in het begin met dezelve gepaard gaat. Vergelyk de Aanteekening (*4)'; bladz. 46, van dit Deel. — En int oedaad Iaatere ondervindingen van de naauwkeurigfte en cordeelkundigfte waarneemers hebben deze praktyk van den Heere tringle krachtdaadig bevestigd, ep overtuigend doen zien, dat onder die bepaalingen eene aderlaailng in het begin eener Rotkoorts, fchoon zelfs kwaadaarI,Sf> 'omtyds nuttig en noodig zy. „ De eerfte twee of i, drie dagen, fchryftMONRo (a), konden wy zelden met „ zekerheid onderfcheiden dat de koorts van het kwaad„ aartige foort was , fchoon wy dikwyls reden hadden ,? om zulks te vermoeden. De hoofdpyn , de volheid ,, en radheid der pols, en andere toevallen , gaven ons gemeenlyk reden om min of meer bloed aftetappen, „ het welk de lyder zeer wel verdroeg, en doorgaans gaf „ dit verhgting. ■-— Zelden herhaalden wy deze ontlasting, wanneer wy vermoedden dat de koorts van het kwaadaarnge foort was , ten zy eene Zydewee - Steeking, eene fcherpe pyn in de ingewanden , of eenig ander toeva', „ zulks eisehte; of dat de lyder fterk was, en dat 'er » zichtbaare toevallen van volheid waren, voor dat wy H voorneemens waren de Kina te geeven; want als,in „ andere pmftandigheden, de aderlaating herhaald, en an- n dere (fij 't ^«njch. Weik, Vol. 1. fog, sfy>, c4J.  over de LEGERZIEKTEN. 24? meerd was, raadde ik 'er een aan tot voörbeboeding; en als de maag vuil was, gelyk zy in den „ dere ontlastingen rykelyk aangewend werden , heb ik „ altyd waargenomen, dat zy nadeel deeden, en den lydit te veel verzwakten". Dezelfde Auteur, zegt zelfs in veele gevallen in de hos. pitaalen de aderlaating van het grootfte nut gevonden te hebben, ook dan, nadat de blutsvlekken reeds verfchenen waren, indien naamelyk in dien ftaat der ziekte de lyder fterk van zwaare pyn in 't hoofd, borst of buik aangedaan, de pols rad en vol, en de ademhaaling bezwaard was; en dat, in deze omftandigheden , de aderlaating veilig en byzonder voordeelig is, ais zy in 't werk gefield word, onmiddelyk voor het geeven van de Kina. —— Edoch zy moet 'er, zegt hy, niet zoo vry en rykelyk gedaan worden als iii de ontfteekings-koortfen. — Zy dwaalen zoowel, die te fterk in deze koortfen aderlaaten, als zy die het zelf geheel verbieden. De Heer j. nu me, die veele jaaren als Doctor op zee gevaaren , en eene meenigte van die koortfen behandeld had, gaf hem het volgende berigt van zyne geneeswyze: „ In de eerfte jaaren van myne praktyk gebruikte ik zel„ den het lancet in kwaadaartige koortfen , zynde afge„ fchrikt door het gevoelen, dat ik uit de boeken had ,, ingezogen , dat de aderlaating den lyder te veel ver„ zwakt, en de Natuur buiten ftaat ftelt om de ziek„ te te overwinnen; doch, toen myne praktyk zich uit„ breidde, deed ik eenige van myne fterke lyders ader„ laaten, wanneer ik 'er de eerfte twee of drie dagen na den aanval by geroepen werd; en ik zag zulke goede uit,, werkingen van deze praktyk, dat ik die volftandig volg- de, als de hooge jaaren, of eene zwakke gefteldheid dit „ niet verboden; nogthans, fchoon de aderlaating in het „ begin heilzaam zy, meene ik dat zy even zoo doodelyk „ is in den gevorderden ftaat der ziekte. — Na de ader„ laating, gaf ik een braakmiddel, zoo fchielyk als ik „ konde, en altyd den zelfden dag, wanneer de aderlaa„ ting in den voormiddag gefchied was ; en den volgenden morgen gaf ik een purgeermiddel; want ik befchouwde „ de zuivering der eerfte wegen in het begin als wezen„ lyk noodzaakelyk om aan deze koortfen een' gelukkigen & uitgang te verzorgen". q 5 La"  250 VERHANDELING den herfst gewoonlyk is, oordeelde men dat, zelfs in het1 begin van het tweede tydperk, een braakmiddel ook gefchikt was, ten einde dat ingewand te verligten, en den lyder tot uitwaasfeming te brengen, — In den herfst van 1757, toen Laat ik hier byvoegen , dat ik deze praktyk in de kwaadaartige Rótkoortfen federt veele jaaren gevolgd, en my 'er altoos wel bygevonden heb; dat ik dikwyls gezien hebdat door verzuim der aderlaating in het begin dier koortfen , wanneer gemelde omftandigheden dezelve vorderden, de ylhoofdigheid fchielyk tot raferny is overgellagen, verzeld met andere verfchrikkende toevallen; en dat ik zulks vooral heb waargenomen , wanneer men in die gevallen, zonder voorafgaande aderlaating een braakmiddel had toegediend. Omtrent de braak-en purgeermiddelen moet ik hier mede aanteekenen , dat ik die in deze koortfen dikwyls ook verkeerd heb zien gebruiken, dat is, of te geweldig, of te veel herhaald, of te laat, of zonder onderfcheid van geitellen. — Het een en ander is 'er altoos verderfelyk in, en meermaalen heb ik ooggetui* gén geweest, dat Rótkoortfen, die zich niet erg opdeeden, 'er fchielyk een' doodelyken uitgang door verkregen; en geen wonder, de leevenskrachten , die door het geweld der rotftoffen geheel ftaan uitgedoofd te worden, ten minften reeds merkelyk onderdrukt en gekrenkt zyn, worden 'er zoo veel te eer door uitgeput, en zoo veel te zekerder door vernield. Voor het overige is het wel zeker , nadien de Rótkoortfen den eenen tyd kwaadaartiger zyn dan den anderen, en gemerkt de geftellen zeer yerfchillen, dat men 'er geecen vasten en onveranderlyken regel in voorfchryven kan, en dat de geneeswys in fömmige opzichten fchier naar lederen lyder moet veranderd worden. —— Doch in het algemeen , hoe de ziekte meer in haar begin , de pols voller en harder is; hoe het bloed minder ontbonden is en de krachten grooter zyn, hoe de geneeswys meer verkoelende moet wezen. — En hoe de koorts kwaadaartiger is, boe zy langer geduurd heeft, hoe het bloed meer ontbonden, de pols zwakker, en het verval van krachten grooter is, hoe de lyder de aderlaating en de andere ontlastingen minder kan verdraagen, en hoe de zuuren, de wyn, d''ïc iJWtij'iif 'f'lid -^K «' ;-i • Neem Zout van Alfem vier fcrupels, witte Zuiker twee dragmen, oritbind het in vier oneen zuiver water, en meng 'er by van het enkelde Kaneelwater twee oneen, geef 'er alle half uuren drie lepels van met ééne lepel Citroenfap, tot dat de zieke ophoudt te walgen. — Voor het gebruik van dit geneesmiddel, heb ik fomtyds den lyder zyne maag laaten zuiveren door Kamille-Thee te drinken ; en op andere tyden heb ik dat aftrekfel nagelaten; doch als de lyder hardlyvig was, heb ik gewoonlyk begonnen met een zagt ontlastend klysteer, en gezorgd dat dit dagelyks herhaald werd, of meerde rmaalen, byaldien de lyder anders niet afgong (101). My- (101) Gewoonlyk geef ik het braakftillend middel (antiemeticuni) van riverius op eene eenvoudiger wyze. Ik laat 'een fcrupel van wynfteen-zöut of potasch in een bierglas doen, en 'er een theekop koud water opgieten om het te fmelten; daar na een of anderhalve lepel citroenlap, of azyji 'er by doende, laat ik het terftond doorzwelgen, zoo dat de opbruisfehing .zoo veel mogelyk is in de maag zelve gefchied, en dit herhaale ik om het uur of halfuur tot vier- vyf of zesmaalen toe. > Door dit middel heb ik mee- nigvuldigmaalen in gal- en rótkoortfen dè voortduurende walgingen en kookingen gefluit; en federt de nieuwlte proeven ons den aart der vaste luchten beter hebben leeren kennen, lydt het by my geen twyffel, of men moet die heilzaams uitwerking toefehryven, niet aan de zagte prikkeling en vil-  VERHANDELING Myne naastvolgende zorg was de uitwaasfeming te bevorderen, het welk men in dit tydperk van de koorts, alleen door zagte of geenzins verhittende zweetdryvende middelen (diaphoretica) trachtte te bewerken; en tot dat einde gebruikte men voornaamelyk den Geest vari Minderer Qfpiritus Mindereri). • > Edoch in dezen tyd der ziekte, was de ziekelyke oorzaak gemeenlyk te vast gezet, om door de poriën der huid uitgedreven te worden, en daarom bleef men 'er nooit op aanhouden, ten zy het zweer gemakkelyk voor den dag kwam en den lyder verligdng gaf; ja, indien het van zelfs en fterk te voorfchyn kwam, met een zwakken en radden pols, 'dagt ik het best hetzelve te ftuiten. —» De koorts begon alsdan de krachten' der blaarpleisters , der tegengiftmiddelen (alcxipharma* ca) en der zweetdryvende middelen te leur te ftellen , tot den gewoonen tyd van deszelfs afhee" ■ mrng.< Mitfpanning van de vezelen der maag, door dat middel voortfcébragt, maar daar aan, dat de vaste lucht, uit het loogzout door de opbruisfching met het zuur ontwikkeld , door haare groote tegetirottige kracht, de rotte ftoffen die in de maag: hangen verbetert of van natuur verandert, en dus de prikkeling wegneemt, waar door zy die walgingen of verkeerde beWeegingen in dat ingewand verwekken. — Sommige hebben hier bygevoegd, dat de vereeniging in dit mengfel van het loogzout en zuur een geenfraghtig zout, een foort van Sal tartari maakt, het welk insgelyks de rotting krachtdaadïg tegenftaat. — Dan , het blykt genoeg dat men die uitwerking 'daar aan niet kan toekennen ; dewyl die en dergelyke geenflachtige zouten, zelfs in veel grooter hoeveelheid toege» dient, die walgingen niet ftillen. — Het is buiten twylfel ook op grond van die uitwerking, dat de beroemde priestley het zetten vau klysteeren met vaste lucht, in de rotziekten, zoo zeer heeft aangeprezen; en dat verfcheiden geneeskundigen meenen daar zeer veel nut van gezien te hebben; hoewel 'er jn 't algemeen (waarfchynlyk wegens den toeftel of omftag welka 'et toe noodig is} weinig gebruik van gemaakt word» i  óver de LEGERZIEKTEN. 255 ftiing. Ik heb hier van verfcheiden voorbeelden gezien maar ik zal 'er flechcs van één gewaagd, — De Heer annesl y een van de onder» chirurgyns, werd van de hospitaal-koorts aangetast, en nadat hy, vier of vyf dagen, te bed had moeten liggen, zette men hem een fpaanfche vlieg, en hy nam verfcheiden giften van de Muskus in, ieder van vyfentwintig greinen, welke zyn ligchaam openden, zynen pols verheften, en een fterk zweet aanbragten; nogthans bleef de .koorts aanhouden tot omtrent den zeventienden dag, en gong toen weg met eene zagte vochtigheid van den huid en eene troebele pis. Zoodra derhalven de ziekte gevestigd was, gebruikte ik alleen zoodanige geneesmiddelen als ik boven in de geneezing der ontfteekings-koortfen heb aangeprezen (*), te weeten de contrajer* va-poeder metfalpeter en camfer,en gort ofgerfte-water met azyn zuur gemaakt (ioa> (*) III. Deel. E Hoofdftuk. (102) De indicatie of de geneeskundige bedoeling vaa dit middel is om, in dit tydperk der ziekte, de leevenskrachten optewekken en werkfaam te maaken , de rotftoffen te verbeteren , en de uitwaasfeming te bevorderen, ten einde daac door de oorzaak der koorts te ondertebrengen en gedeeltelyk door de zweetwegen uittedryven. ——• Den beroemde ff. h o f f m a n heeft reeds in het begin dezer eeuw tot bereiking ' dier heilzaame bedoelingen in de rótkoortfen als een allervermogendst middel de Camfer aangeprezen. „ Ik ben, fchreef - j,y (a1), van gevoelen, dat 'er in de gantfche Natuur geen ' vermogender middel gevonden word om de ücwaadaa.tig',' heid, die wy Hellen te beftaan in eene hooggaande rotting ' der vaste en vloeibaare deelen, uit het ligchaam te verdry- ven , dan de enkele Camfer; waarom zy te recht de ', prins der tegengiftmiddelen (princeps alexipharmaco* 11 rum) genaamd word". Niertegenftaan.de deze flerke aan- ? prjr« OO Dvfirtm. ee Cwpbm, §• XIT*  U§6 VERHANDELING Offchoon de hardlyvigherd door klysteeren werd voorgekomen (ten einde eene ophooping van drek- pryzing, gegrond op de overtuigendffe ondervinding, heeft men naderhand dit middel, uit eene verbeelding dat hetzelve van aart verhittende was, in heete ziekten niet dan met ichroom gebruikt, en niet dan in kleine giften van drie of vier greinen,en lïechts als een toegevoegd hulpmiddel by andere, die men meende dat van grooter vermogen waren. —~ Hm, federt reeds veele jaaren heb ik de Camfer in een veel ruimer gift met het beste voordeel toegediend in kwaadaartige rótkoortfen, zoo wel als in óntffeekings-ziekten, zoo wel in het begin als in den gevorderden ftaat derzelven, en vooral dan als de leevenskrachten, doör de ziekte overmand, ,4e weinig werkfaam waren, als de pols zeer zwak en ongeregeld zich doet gevoelen, en als de ziekte-ftoffen, de zeuuweu prikkelende, .peeshuppeling, cn fiuiptreïtkingen verwekker/. v_ En ik heb met plaizier gezien dat de Heer d'. lysons •onlangs door nieuwe bevindingen het lollyk getuigenis .vat» .den Heere hoffman, wegens het zagt zweetdryvend en fterk rottingweerend vermogen, en het allernuttigst gebruik van dit middel in kwaadaartige rótkoortfen metblmsvlekket?V "krachtdaadig bevestigd heeft (V). — Hy heeft gevonden dat de falpeter, met de Camfer vereenigd, te weeg brengt dat de laatfte in veel grooter gift gemakkelyker door de inaag verdraagen word; waarom hy deze twee middelen altoos famengevoegd heeft toegediend, fomtyds by wyze van .poeders, die onder den naam'van Pulvis temperans antiputridus te Parys, in het Hospitaal La Charité genaamd, in volftandig gebruik gekomen zyn in heete ziektens, op een' anderen tyd by wyze van flikbrokken, in dezer voege: rt Camphorae [er. j, Nitri purificati gr x, Mucilag., Gummi Arabici, Syrup. ex Althaea, ana q. s. u. F, Bolus. jin hy heeft gezien, dat de Camfer,op deze wyze en in zulk ,eene groote gift, des avonds en 's morgens gebruikt, in het begin en in den gevestigden ftaat der rótkoortfen, de allerheilzaamfte veranderingen voortbragt, zoodanig dat Lyders, by wie de ziekte zich op den voet van een langduurige kwaadaariige koorts gezethad, en die niet bekwaam waren omhun hoofd .van het kusfen opteligten, in twaalf uuren na het inneemen van dien flikbrok des avonds zoo geheel herftèld waren, dat zy , des GO D. Lvsons, Practical Sxptyf upoircontinual andintermitthg fevers.  over de LEGERZIEKTEN. 257 drekftoffen geen nieuwen bron van bederf zou voortbrengen), werd echter de loslyvigheid niet aangezet, uit hoofde van de groote zwakheid, welke deze ziekte verzelde. Omtrent dezen tyd heb ik blaarpleisters gebruikt, doch zonder vrucht. — Zelfs heb ik, by den eerften aanval, over het gantfche hoofd, een fpaanfche. vlieg gelegd, en die eenige dagen draagende gehouden; doch zonder de hersfenen te verligten, of eenige van de gewoone toevallen aftewceren (103). III. des anderen daags 's morgens frisch opftonden en hun werk gingen doen. -L— En hy heeft 'er zelfs zuike heilzaame uitwerkingen van waargenomen, in dien tyd en in die gevallen waar van pringle hierboven zegt,dat de ziekelyke oorzaak te vastgezet was om door de poriën der huid uitgedreven te worden, en de krachten van alle zweetdryvende, tegengiftige en andere middelen te leur ftelde, tot den gewoonen tyd van deszelfs afneeming. Wanneer ik, zegt dezelve Auteur, dezen flikbrok gaf, beval ik dat de Lyder naar bed gaande, 'er een teug witten wynwey zou opdrinken, en dat een pint Melisfe - Thee of eenig andere flappe drank nevens zyn bed zou gezet worden; omdat de Camfer gemeenlyk dorst verwekt, en een fterk zweet was de gewoone en heilzaame ontlasting in zulke gevallen. Nogthans gebeurde het dikwyls dat de koorts wegging zonder eenigen dorst, of zigtbaare opvolgende ontlasting; maar de lyder vond zich zclven geneezen even als ware het eene betoovering. (103) Meermaalen heb ik door minkundige Doctoren ent Chirurgyns iu het begin dezer koortfen fpaanfche vliegen zien aanleggen, doch altoos met een kwaad gevolg; vermoedelyk omdat zy de beweeging des bloeds, die in dit tydperk reeds te fnel is, door haare prikkeling nog meer aanzetten, en welligt ook de rottige fcherpte der vochten vermeerderen. — Huxham («) zegt ook door het al te voorbaarig gebruik derzelver in deze koortfen zeer droevige gevolgen gezien te hebben, als fiaapeloosljeid, yling, 0f«! (a) On Fevers, pag, lig, II. DEEL. R  25^ .VERHANDELING lil. Ik kom nu tot,het derde en het langfte tydperk der ziekte, waarin de pols zinkt, de wezenloosheid of gevocleloosheid (ftupor) groot is, de lyder met ylhoofdigheid (delirium) bedreigd word, en de blutsvlekken (J>etechiae~) dikwyls te voorfchyn komen. — Deze verandering begint in drie of vier dagen na . dat de koorts geformeerd is? dikwyls laater, overeenkomftigv de behandeling en andera omftandigheden. — Maar, het gene men dient opternerken, byaldien mengden Lyder by de verfchyning der eerfte toevallen,. eens .of tweemaal rykelyk had a'dergelaaten, flapte hy fomtyds het tweede tydperk over, en van eenen ftaat weinig van de gezondheid verfchillendcn, zonk dikwyls zyn pols, en hy werd fchielyk ylhoofdig. — liet zy nu, dat deze verandering veroorzaakt wierd door een kwaad gedrag, of ivjt den loop der ziekte voortkwam, vond ik het noodzaakelyk myne geneeswys te veranderen, en tot myn . hoofdoogmerk te houden de onderfteu. . ning opftopping van 't water, bëevingen, opfpringing der pee-zen,'enz.; en raadt daarom'de jonge'en ongeoeffen~de Geneesheeren, dat zy alvoorens leezen f.ellinus de ftimulis en baglivius dsfibra motrice, de ufu & abufu Veficantium, welke laatfte Auteur zegt (a) door het ontydig 'gebruik der Spaanfche Vliegen meer 'ylhoofdigen te hebben zien frerven, dan geneezen; en de Heer glas (7>j) fchryft: ., Dat de' ylhoofdigheid en opfpringing der „ peezen dikwyls een gevolg der Spaanfche Vliegen is, ,, moeten zelfs zy bekennen, die haar gebruik in allerlei „ koortfen aanpryzen". ■— Ook hebben laatere onderzoekingen, omtrent het gebruik én misbruik der Spaanfche Vliegen, van de Heeren j. de man en a. ypey, de nadeelige uitwerkingen derzelve bevestigd Qc). (s)Bagliv. de ufu SP abufu Vefic. cap. 2. ». 3. * Qi) Commentar. ile Febrib. pag. 2C9. (c) Zie de Handelingen van het Geneeskundig CaiWtfc'iap, Ottdcr ttS Zinfpreuk sbrvandis civibus,!. Deel.  over de LEGERZIEKTEN. a$£ ning der leevenskracht (vis vitae), inzonderheid tegen het afneemen van de koorts; doch hier aan kon men niet voldoen dan door eenige geneesmiddelen, die meer verwarmen, dan die welke tot hier toe vermeld zyn. Hierom liet ik, zoodra de pols begon te zinken en de pis bleek te worden, het falpeter uit de zweetdryvende poeders (*), en deed 'er, in deszelfs plaats by tien greinen van den Virginifchen Slangen-Wortel (104). Som- (*) Zie III. Deel, I. Hoofdftuk. (104) Dezen fchielyken overftap der ziekte , van. den eerften of van eenen fchiér gezonden ftaat tot den derden en allerergllen, heb ik meermaalen gezien in de kwaadaartige Hot-koortfen der üroogmaakeryen, zonder dat 'er eenige aderlaatingen gedaan waren. In dat geval was de voortgang tier ziekte allergeweldigst; de lyder werd als op een oogenblik neergeveld, met een geheel verlies van krachten, hevige ylhoofdigheid ,verfchrik» kelyke benaauwdheden, hik, pees-en ftuiptrekkingen, met alle dé teekeheu van eene fchielyk voortgaande verderving in de ingewanden, en in drie vier dagen werd hy uit het leeven weggerukt. Ik heb. dit nergens anders aan kunnen toe. i'chryveu dan aan eene geweldige werking van het rottingr verwekkende gift, en aan een tot rotting zeer. voorgefchikt ligchaam. Door terftond de Kina, en den Slangen- Wortèl in groote giften toetedienen, door te gelyk Spaanfche \Vliegen en Zuurdeeg aanteleggen, en klysteeren uit Kina, enz. te zetten, heb ik in eenige van zulke lyders den geweldigeu voortgang der ziekte gefluit, en fommigen .'er van nog gelukkig behouden, zonder eenige .voorafgaands ontlastmiddelen gebruikt te hebben. — Toen my zulke gevallen voor de eerfte reis voorkwamen,had ik, gelyk gewoonlyk gefchiedt, eerst zagte braak-en purgeermiddelen voorgefchreven; maar, nadien ik wel haast merkte , dat deze meer nadeel dan voordeel deeden , en gemerkt ik begréép dat 'er pericuhtm in ntora, dat hat uitftel gevaarlyk was, en dat het beter was terftond het geweld der rottinge door fterke tegeurottige middelen te keer te gaan , ben ik al' fchielyk daar van afgeftapt, en heb tot de eerfte geneesmiddelen mynen toevlugt genomen ; en indedaad de gewenschte uitwerkingen, die ik"'er van z'sg , deeden het my R 2 b8*  aöo VERHANDELING Somtyds heb ik een enkel afkookfel van dien wortel gegeeven, en 'er bygevoegd eene kleine hoeveelheid van eenig geestig vocht; op andere tyden heb ik denzelven in zelfftandigheid of poeders gegeeven, van twee fcrupels tot een dragme iederen dag, en met zeer goede uitwerkingen; doch een byzonder voorval gaf my eindelyk aanleiding om 'er de Kina bytevoegen. .— Men had een' man , aan deze koorts, met blutsvlekken , ziek liggende , een blaarpleister op zynen rug gelegd, en deze plaats begon te verfterven ; doch toen men hem een fterk afkookfel van de Kina gaf, te gelyk met een weinig geestig aftrekfel (jmctura) van dezelve, en eenige dagen met de gewoone hartverfterkende middelen aanhield, kwam *er eene etterwording, en dit geval nam zulk eene gunftige keer, dat men aan des lyders herftelling weinig twyfTelde; tot dat hy, van dit middel een afkeer krygende , het zelve niet meer gebruikte; toen kwam de verfterving wederom, en de lyder ftierf. — Door dit geval echter werd ik aangezet om in den gevorderden en flegten ftaat van de koorts de Kina met den Slan. . genberouwen, dat ik dien weg niet eerder had ingeflagen. — En deze, en andere ondervindingen hebben my federt lang reeds tot het befluit gebragt, dat het in ajle gevallen van Rot-koortfen, en zelfs van Tusfchenpoozende koortfen , veel beter is, wanneer 'er geene teekenen zyn van ontfteeking, maar gegronde redenen om te veel verzwakking en verval van krachten te vreezen , terftond de Kina in groote giften te geeven, dan den lyder door herhaalde en aanhoudende ontlastmiddelen uitteputten; en ik ben wef verzekerd, dat ik langs dien weg dikwyls fpoedig en veilig koortfen genezen heb, die of den lyder in groot gevaar zouden gebragt hebben, of van langen duur geweest zyn.  OVER. DE LEGERZIEKTEN. 26*1 gen-Wortel te paaren. — De eerfte negen lyders , welke dit famengefteld afkookfel innamen, herftelden, niettegenftaande vier van dezelve blutsvlekken hadden; en van negen-en-dertig gevallen, welke geduurende dat faizoen onder ïnyne bezorging waren , verloor ik 'er flechts vier. _ Edoch het is billyk 'er bytevoegen, dat de plaatfen, waar in de zieken toen lagen, ongemeen wel gelucht werden , cn dat de koorts niet met zulke kwaade toevallen vergezeld was, als ik die op andere tyden gezien heb. — Want te Ipswich, alwaar het foort erger was, en waar de lucht in het hospitaal zoo bedorven was dat de meeste van de oppasfers , zoo wel als de manfehappen, die 'er om andere ziekten in gebragt werden, 'er van aangedaan wierden, verbeelde ik my (want ik heb 'er geene naaukeurige aanteekening van gehouden), dat ik welligt het dubbel van die evenredigheid mag verloren hebben. Toen ik de Kina met den Slangen-Wortel het eerst paarde, begon ik met kleiner hoeveelheden van de. eerfte, dan ik voorde verfterving (gangraena) gebruikt had , voorneemens zynde om dezelve by trappen te vermeerderen ; doch toen ik vond dat eene mindere hoeveelheid zoo wel aan het oogmerk voldeed, veranderde ik dezelve zelden. Dit was myn voorfchrift: jji. Corticis Peruviani in pulver urn contriti dr. iij. Coque ex Aquae fontanae unc. xvi ad unc. vin. adjectis fub finem coctionis Radicis Serpentariae 'Virginianae contufae dr. ij. Stent per horam, dein Colaturae admifce Aquae , Alexeteriae Spirituofae cum aceto unc. ij. Sacchari albi unc. 3. R 3 dat  VERHAND-ELIN G dat is: Neem van Kina of Peruviaan fc ft en Bast, tot poeder gewreven, drie dragmen, kook dien in zestien oneen Regenwater tot op agt oneen. Doe 'er, op het eind der kooking, by twee dragmen van den Virginiaanfchen Slangen-Wortel. Laat het nog een uur liaan, en meng vervolgens by het doorzygfel twee oneen van het Geestige Tegengift - Water, en een half once witte Suiker. Myne gewoone gift hier van wras vier lepels vol alle zes uuren ; doch , indien de lyder 'er door fcheen verhit te worden, nam hy 'er flechts drie in. — Byaldien hy zwakker was dan gewoonlyk , gaf ik de grootere gift eens om de vier tieren; geevende dus het afkookfel op korter of langer tusfehentyden naar maate de omftahdigheden het vorderden: fomtyds heb ik de gift van den Slangen - Wortel en van het Geestig Water verminderd, als ik dagt dat zy te veel zouden verhitten (105). In (105) Sedert men in ons Land het byzonder tuit der Kina In de Rot-koortfen nader heeft leeren kennen (het gene nfet veel meer dan vyf-en.-twintig jaaren zal geleden' zyn) heeft men dezelve op het voorbeeld van de Heeren" de haen en h a s en oh rl', voor wier tyd men de Kina nooit tot één once daags gaf, in veel grooter giften, dan de Heer pringle hier opgeeft, toegediend; en indedaad, de ondervinding heeft geleerd, dat men 'er, zulks doende, die kooriftn, en haare toevallen , wanneer de omfiandigheden dit middel eisfehen en het zelve ter regter tyd 'er ïn'gebruikt word, zoo veel eerder, zoo veel zekerder en 2-00 veel veiliger door geneest. Itlen neemt thans, in, deze koortfen gemeenlyk den, anderhalf, ja fomtyds .wee oneen van de Kina tot een afkookfel van 10 of 12 oneen; by het welke men, als een kramp-  over de LEGERZIEKTEN. 263 In één geval eindigde de koorts in een ettergezwel van eene der oorklieren, het welk, ge& duu- krampftillend, rottingweerend,opwekkend, en geenzins verhittend middel, dikwyls voegt het Liquor dmdinus Mreralis hoffmanni, of de Spiritus Nt*t dulas. Men maakt het zelve ook min of meer aangenaam door bymengwge van de Syrupus Corticum Aurantiorum, ot de 'Syrupm Snert Citreorum, of de Rob Ribefiornm, of van de Rob Samburt of dergelyke.' — lngevalle de onderdrukte leevenskrachten fchielyk moeten opgewerkt cn kramp- 01 topachtige toevallen te gelyk moeten tegengegaan worden, laat men by het zelfde Afkookfel op het eind der kopkmge trekken één or twee dragmen van den Virgimfchen SlangenWortel i welk middel eau die bedoelingen uuneemend voldoet, en tevens een byzonder vermogen bezit om de rortin» te"(H)to*aan. — ikhatven dit voegen fommige .by wvïen by het Afkookfel, om deszelfs kracht nog meer te vcrtTOOten, of het Extiactnm of de Tinctura ÜMiais Peruvianii het eerfte van één tot twee dragmen M meer, en de laatfte van een half tot een heel once. — En van zulk een afkookfel laat men de lyder' om het uur ol de twee uuren een Theekop vol gebruiken. * = Edoch dikwyls geeft men de Kina m zelfftandigheid, geIvk men het noemt, dat is, in poeder; en dan laat men de lyder van het zelve alle twee, drie of vier uuren een dragme inneemen, gemengd met koud water of witten wyn, of met melk, die voor lieden , weike kies zyn, de fmaak van de Kina nog het meest fchynt te verbergen en te verbeteren. — Of men maakt een mengfel van één once poeder van Kina en één dragme van den Slangen-Wortel met eene genoegfaame hoeveelheid van het een of ander gedistelcerdof ander w«er, agi of tien'of twaalf oneen by voorbeeld van het Aqua Mclhf/te, Coriicuut Cttrt,ui van Oerltdwater, of van gemeen water, waar by men eene van de gemelde ftroopen en ook het Liquor AnUynüs Mmerahs hoffmanni voegt; het welk de lyder dan met lepel» of theekopjes inneemt. — Of men mengt de gemeide poeders met eene zoodanige hoeveelheid der gemalde ftroopén ,,al» noodig is om 'cr een foort van Confert' ot Electuarium van te maaken, waar van men de lyder alle twee of drie uuren een brok als een groote muscaatnoot laat gebruiken. Sedert eenigen tyd heeft men zeer aangeprezen het koud R 4  i64 VERHANDELING duurende het gebruik van het zelfde middel, geopend cn geheeld werd. Be- aftrekfel van de Kina in enkeld water, of gemengd met een weinig wyn of brandewyn. — Dan het is wel zeker, dat ook in deze zoo wel als in de tusfchenpoozende koortfen (zie boven bladz. 60. Aanteek. 28.) de Kina op gemeld^ wyze in zelfftandigheid gebruikt, veel fpoédiger en zekerder uitwerking doet; en de reden 'er van heb ik daar reeds gemeld. — Men kan naamelyk door afkooking wel het Extract uit de Kina haaien , maar geenzins dcWelfs Harst (refina'); en veelvuldige proeven en ondervindingen hebben my geleerd, dat het voornaamlte gedeelte van deszelfs koortsverdryvend en rottingweerend vermogen in die Harst gelegen is. . 't is buiten twyffel ook uit dien Iiooiue dat de roode Kina grooter koortsverdryvend en rottingweerend vermogen oefent dan de gewoone; dewyl ..iet bewezen is, dat dezelve veel meer hartsachtige deelen bevat, en het is ook hierom dat men in alle gevallen de Toode kina verkiezen moet, als men dezelve bekomen kan (a). Duizendmaalen heb ik door de Harst zeer fchielyk koortfen overwonnen, die ik door een lang aanhoudend gebruik van het Decoctum of het Extract van de Kina geen meester worden kon. Meenigvuldigmaalen heb ik 'er my met de allergewenschte uitwerking van bediend in den allererglfen flaat der Rot-koortfen, wanneer dikwyls de lyders zoo verzwakt zyn, dat zy geen groote teugen dranks meer kunnen doorzwelgen , veel min eenige poeders of brokken. — Ik heb 'er veele gehad , die zoo ver verergerd waren, zoo macht- en wezenloos lagen, en met de tanden zoo vast op een gefloten, dat men hen geen dron. pel vochts meer konde inkrygen, ja, die men reeds a!s ltervende uefchouwd en opgegeeven had;en die ik echter door de tanden met geweld opentcbreeken, de harst vermengd met witten wyn of eenig gedisteleerd water in den mond te gieten, en de neus toe te houden om hen tot zwelgen te noodzaaken, dit middel heb ingekregen; en ik heb langs uien weg verfcheiden van zulke lyders, tot verwondering j>«ta, l-y w, saunderj , deor cOTDENifs vertaald.  OVER DE LEGERZIEKTEN. 265 Behalven dit middel , vond ik het fomtyds dienftig een vlug hartfterkend middel te geeven, op deze wyze: ring der omftanders, als uit de klaauwen des doods gerukt, en volkomen herfteld. — Jammer is het dat dit middel zoo kostbaar is, en dit is zekerlyk ook de voornaame reden waarom men 'er zich zoo zeldfaam van bedient; maar, wanneer de lyders geen afkookfels gebruiken kunnen, wanneer vooral de nood het eischt, het leeven en de hertelling 'er van afbangen, behoort men op geene kosten te zien. — Te minder behoort men zulks te doen daar men met een geringe gift van dit middel veel meer kan uitvoeren , dan met de grootte giften van de Kina zelve; want één dragme van de Harst doet veel meer dan één of anderhalf, ja twee oneen van de Kina in zelfftandigheid; behalven dat het, vermengd met fuiker,ftroop of wyn,ook aangeuaamer is en zich gemakkelyker laat gebruiken. Gewoonlyk geef dc de Harst van de Kina in poeders, te weeten één dragme van dezelve vermengd met één dragme witte fuiker, of kaneel-fuiker, en hier van gemaakt zes poeders, waarvan ik 'er alle een of twee uuren één van laat inneemen; of ik geef die poeders vermengd met één once Syrupus Corticum Aurantiorum met twee oneen Ajua Cinnamomi en vier oneen Aqua Citreorum; van welk mengfel ik den lyder alle uuren een lepe! vol laat inneemen; fomtyds doe ik 'er wat Arabifche Gom of deszelfs flym by , om de Harst beter vermengd te houden; en niet zelden ook het Liquor Anodynus Mineralis hof fmanni, wanneer de indicatie dit vordert. Met het gebruik dier middelen uit de Kina moet men eenige dagen aanhouden , ofl'choou men 'er niet terftond de gewenschte uitwerking van ziet. Dikwyls heb ik in den ergften ftaat dezer koortfen gezien dat 'er twee drie dagen verliepen , eer men eenige verandering ten goede door die middelen befpeurde. De eerfte verbeterin¬ gen, die men onder het gebruik der Kina doorgaans gewaarword, is dat de tong van droog vochtig, van zwart wit- of graanwachtig word; of dat deszelfs korst klooft, en men het vochtige rood der tong 'er door heen ziet; dat verder de lyder eenigzins kloeker, gevoeliger en wezenlyker word; dat de pols zich verheft en geregelder word; en dat de peestrekkingen, de ylhoofdigheid en de andere R 5  «66 ■ VERHANDELING pi". Aq. Fontanae, unc. vi. ■— Nucis Moschatae, unc. j. Confectionis Cardiacae, dr. jj. Salis Cornu Cervi, dr. 5. Syr. Cr oei, unc. 5. . Mifce. Om 'er nu en dan in groote verzwakkingen twee of drie lepels van te nee men. Detoevallen kennelyk verbeteren. Zoo integendeel onder het aanhoudend inneemen der Kina de tong harder,' drooger en de lyder zwakker en benaauwder word , en alle de zorgelyke toevallen en verfchynfelen zigtbaar verergeren , is 'er^ zeer veel reden om te vreezen dat de lyder fterven zal, ten minden om te befluiten dat de Kina niet het gewenschte nut doet, en dat men beter zal doen met 'er voor eeuigen tyd mede opcehouden , en tot andere middelen zynen toevlugt te neemen, of 'er die by te paaren. Want hoe heilzaam , hoe vermogend de Kina in deze koortfen ook zyn mag, men Haagt''er niet altoos, noch in alle gevallen mede. „ Oflchoon, zegt monro O), v„ wy vonden, dat de Kina het beste middel is in deze „ kwaadaartige koortfen , voldeed het echter niet in alle „ gevallen; want in fommige vonden wy dat andere ge„ neesmiddelen eene beter uitwerking hadden; en daarom , „ wanneer wy opmerkten, dat.niettegenftaande het gebruik „ van de Kina, de lyder verzwakte, en de toevallen ver„ ergerden, zoo bleeven wy niet halferrig in deszelfs ge„ bruik voortvaaren , maar beproefden ook de uitwerking „ van andere geneesmiddelen. — Wy paarden ook dik„ wyls verfchillende geneesmiddelen met dezelve, ingevol„ ge den ftaat van den lyder. — Wy gaven de Confectio ,, Cardiaca,dè Radix Serpentariae Virginianae en andere „ hartverfterkende middelen , en wyn, als de pols laag was; „ Oxysnel Scilliticum en andere borstmiddelen , als de „ ademhaaüng moeijelyk was; Opiata, als de lyder te los„ lyvig was; de Spiritus Mindereri en andere zweetdry„ vende middelen, wanneer het noodig was eene vrycre . . j> uic- fa) t Aangeh. Werk. Vol. I. peg. 265—258.  over de LEGERZIEKTEN. k&? Deze hoeveelheid werd gemeenlyk in 24 uuren gebruikt. — Edoch in gevallen buiten het Hos- uitwaasfeming voorttebrengen , en wy leiden fpaanfche , vliegen aan als de oraftandigheki het vorderde".. " Hy "bevestigt dit een en ander met twee of drie Waarneemingen, die wel waardig zyn hier vertaald te worden. Tegen het eind van Mey if&i , lagen twee foldaaten, " in het Hospitaal te Osnaörug ziek aan deze koorts; bei" den begonnen zy, na de Kina geduurende eenige dagen. ' rykelyk gebruikt en hun dagelyks een pint rooden wya tocgeitaan' te hebben, te vervallen, krecgen ylhoofdig- hei'd en andere dreigende toevallen; waarop ik van het \\ gebruik der Kina afftapte, en beval dat men hen beide ., een fpaanfche vlieg op den rug zou leggen, en datzy, alle vier uuren, een havtfterkend drankje zouden in'nee" men, met vyftien greinen Muscus in het zelve; en dat „ men hunnen wyn met kaneel zoude aanzetten ; en öf- fchoou zy beiden op dien tyd zoo zwak en laag wa., ren,"dat k my naauwlyks verbeelden kon, dat zy-viereu„ twintig uuren meer leeven zouden, vond ik hen echter .;. den volgenden dag grootelyks verbeterd; en zy hadden ,, eene aangenaam warme vochtigheid overal op hunne huid, en"de pols was in beide aaumerkelyk gerezen. —. „ Door het aanhoudend gebruik van het zelfde geneesmid„ del verminderden de koortfige toevallen ailengskens, en zy ,, herftelden beide. „ Omtrent denzelfden tyd had ik aan een anderen lyder, „ nadat de blutsvlekken verfchenen waren , de Kina in „ groote giften toegediend, en een blaarpleister aangelegd „ was, vond ik hem op zekeren morgen zoo verzwakt, dat' „ men zynen pols naauwlyks voelen kon. Hy kon niet „ fpreeken , was ylhoofdig, had eerder eene beevï'og ,, dan eene opfpringing der peezen, en had al het voor- „ komen van eèn dervend mensch. Nadien hy ech- „ ter nog alles doorzwolg wat men in zynen mond goot, „ gaf ik hem, in plaats van de Kina-Drank, drankjes, iu' „ ieder van welke een fcrupel was van dè Confectio Car„ diaca , met zeven greinen van het Sal Volatile Comu „ Cëryi, en beval dat men 'er hem terftond dén van gee„ ven zou, en dat hetzelve alle vier uuren zou herhaald „ worden ; en dat men- hem, in de tusfehentyden, dik„ wyls zou laaten drinken een theekop vol rooden wyn, „ met kaneel aangezet; en twee groote blaarpleisters aan j> zyne  £f5S VERHANDELING Hospitaal, en overal alwaar men rykelyk wvn kon bekomen, liet ik dit drankje na, of gebruikte het fpaarzaamer. — In het algemeen ftrookte het wel met den laagen flaat van deze koortfen; en het was,naast de wyn, de beste'toevlugt in groote verzwakkingen, die of na ontydige aderlaatingen, of na een lang gemis van vóedfel zich opdeeden. — Maar voor een aangenaam en vermogend hartverfterkend middel was in dien tyd niets te vergelyken by den wyn, waar van aan den gemeenen man van een musje tot een halve pint dagelyks toegeflaan werd , te wee ten van een fterk foort, gemaakt tot wey , of gevoegd byeen broodpap, het welk hun eenigfte voedlèl was. — Edoch aan andere buiten het hospitaal, fchreef ik gewoonlyk Rhynfchen, of een ligten Franfchen wyn voor , waar van fommige ten naasten by een wynfles daags gebruikt hebben, en een gedeelte 'er van onvcrlengd. En indedaad zoo groot is de kracht van den wyn in dit tydperk van de koorts, dat ik verfcheiden heb zien herftellen uit den diepst vervallen ftaat, wanneer zy, het Afkookfel om deszelfs fmaak „ zyne beenen leggen. Den volgenden dag was zyne „ pols gerezen ; door , het aanhouden met dezelfde „ middelen werd dezelve voller en fterkér, en den der„ den dag daarna kreeg hy zyne ftem wederom ; daarna „ kwam eene warme, aangenaame vochtigheid op zyne huid, „ die in een fterk zweet uitliep; waarna de koortfige toe. „ vallen wel haast weggingen, en hy tot zyne voorige „ gezondheid herfteld werd". Dezelfde Auteur zegt ook opgemerkt te hebben, dat de Kina een veel zekerder en krachtdaadiger geneesmiddel is, als de blutsvlekken verfchynen, dan wanneer zy niet voor den dag komen (aj. GO 't Aangeh. Werk. Vol. I. t>ag. 265 '267.  over de LEGERZIEKTEN. 260 fmaak weigerende, niet anders gebruikten dan een weinig broodpap met wyn, en het vlugge mixtuur, iedere twee of drie uuren by beurten (i 06). — Misfchien is 'er geen regel nood- zaa- f106") Het gebruik van zulke hartverfterkende en verhittende middelen in Rot-koortfen, is door veele zeer afgekeurd. Byzonder heeft de beroemde Weener-Hoogleetaar da hakn dit gewraakt in pringle cn huxiiam. Edoch de eerfte heeft zynen beftryder bondig wederlegd in het Aanhangfel agter dit Werk. — En indedaad laatere ondervindingen hebben het nut van dit middel in deze koortfen onbetwistbaar bevestigd. „ De Heer de ha en", zegt monro f», „ heeft het in pringle en huxham berispt dat zy hartverfterkende middelen en wyn in den " laagen 'ftaat van deze koorts gegeeven hebben ; doch niets ' beantwoorde zoo wel aan ons oogmerk dan deze geneesmiddelen onder zekere omftandigheden; en dikwyls veranderde ieder toeval ten goede door derzelver gebruik; !', en zelfs als ik de Kina gaf, op die wyze als de ha en ze heeft aangeprezen, vond ik het dikwyls noodzaakelyk " een rykelyk gebruik van wyn en hartverfterkende midde" len, en blaarpleisters 'er bytevoegen, ten einde de krach„ ten van den lyder te onderfchraagen". — „Sedert ,zegt dezelfde Auteur, „ myne terugkomst uit Duitschland , heb ik dikwyls gevonden, dat Camfer van vyf tot tien grei' nen gewreven met even zoo veel van zoete amandelen, " en 'met één fcrupel Confectio Carcliaca tot een Bolus " gemaakt, en geseeven met twee oneen van een fterk af" kookfel van de'Kina alle vier uuren, vaneen zeer groo' ten dienst was in den laagen ftaat van deze koorts; en dat mostsardpappen, aan de voetzooien gelegd en aangehouden tot dat zy hinderlyk worden , en dan broodpap',' pen met melk in derzelver plaats gelegd, zeer nuttig wa„ ren om de pols opgeheven te houden en den lyder voor wegpinken te behoeden, wanneer de leevenskracht (vis „ vitae) zeer verzwakt was". — Petrus a castro verhaalt in zyne befchryving van de Blutskoorts (b), die dikwyls te Verona regeerde, dat alle de zieken eene zeer fterke begeerte naar wyn hadden, en 'er telkens om verzo g- ■ (a) 't Aahseh. Werk. Vot. I. pet?. 244 , s«« {_*; De febr. MrJign. ötct. lil- C«p. aC.  ■n70 VERH AND'ELI N G zaakelyker in dezen ftaat, dan den lyder, wanneer hy zeer zwak is, niet lang te laaten liggen ■zogten , zelf de zulke die 'er op andere tyden naauwlyks gebruik van maakten ; en dat dit onrftond uit een inftinct van de natuur,, die iets begeerde tot ouderfteuning der krachten. — Nadrukkelyk zyn de woorden van h u xïiam (a~). ,, ik kan tot bereiking der gemelde oogmer- ken niet genoeg aanraaden het gebruik van besten roo,, den wyn, als zynde het edelfte, natuurlyk ligt famen,, trekkende, hartverfterkende middel, en hoedanig de ., konst geen beter yerfchafièn kan. — Althans daar ben '., ik zeker van, dat de wyn fomtyds in den ftaat, én nog" _„ meer in het afneemen der kwaadaartige Rot-koortfen, „ van den allergtootften dienst is, inzonderheid als dezelve „ met het fap van oranje-of citroen-appelen eenigzins ,, zuur gemaakt is. — Men kan den wyn ook aanzetten „ met eenige fpeccryen , gelyk kaneel, of fchillen van „ oranje-appelen, roode roozen, en dergelyke, zoo als „ het best zal fchynen , en men kan 'er eenige droppels ,, van het Elixir Vitrioli bydoen. De Rhynfche en „ Franfche witte wynen , met water verlengd , zyn een ,, heilzaame drank in verfcheiden foorten van koortfen, „ en eene beste appeldrank is eenigzins minder nuttig. — „ De Aflatifche en andere volkeren, by wie de pest-ziek,, ten gemeener zyn dan by ons, vertrouwen meer op het fap van citroenen in deze koortfen, dan op de beroem,, fte tegengiftmiddelen". II u xh aiu echter keurt zeer af het gebruik van de vlugge loogzouten (faïïa akaliavolaiilia) in de rot-,bluts-en pest, - koortfen meenende dat zy te veel verhitten en de ontbinding en gevolgelyke rotting van het bloed verhaasten. — Doch pringle heeft door proefheemingen .getoond dat de vlugge loogzouten veeleer de rotting tegenftaan. En monro (O zegt: „ Ik kan nogthans niet na„ laaten te denken, dat zy de beste middelen zyn, wel., ke wy by fommige gelegenheden , zelfs in deze koort,, fen, gebruiken kunnen; want wy hebben geen genees„ middel, dat zulk een' fchielyken en leevendigen prikkel » geeft ' (d) On Tevers, Chap. Vïïl, pag. 123. (J>~) In liis Ireat. on the UIccruns Sou Throat. peg. 54. (c) 't Aangeh. Werk, Vol. I. peg .sö7j 263.  OVER DE LEGERZIEKTEN. 271 «•en zonder eenig hararverfterkend middel of voedfel; want ik- heb gezien , dat lieden, wier flaat alle hoop van herftelling gaf, onherftelbaar wegzonken , omdat men hen , ten tyde van de ziektefcheiding , eenen gcheelen nagt, zonder eenige verfterking, had laaten' doorbrengen Cioj). In den gevorderden ftaat van deze koorts, „ geeft aan de vezelen als zy doen. — En ik heb veele gevallen gehad van lyders, die uittermaatte verzwakt waren , en wier pols men naauwlyks voelen kon , en anderè die geduurig in bezwymingen vielen, welke herfteld „ en behouden zyn door herhaalde giften van deze zouten, ',' en het vry gebruik van wyn en zuurachtige dranken, " om de loogzoutige fcherpte in het bloed te verbeteren. ^ Hoewel ik, zoodra zulke lyders uit dien laagen „' Itaat herfteld waren , van die geneesmiddelen afftapte, ,1 omdat ik ook niet nalaaten kan met den Heere hux,, ham te gelooven , dat het voortduurend gebruik der„ zelve de "gemelde uitwerkingen voortbrengen zou. p, Te Bremen, vervolgt monro, waren twee foldaaten, ,, de een in Jnnuary en de ander in February, 1762, by ,, welke de Kina weinig uitwerking deed, doch die herftel,, den door het vry gebruik vanmengfels, uit de Confectio ,, Cardiaca en de Radix Serpentaria Virginiana en „ wyn, met de aanlegging van groote blaarpleisters. Ver,, fcheide gevallen van dezen aart ontmoetten wy in de Hospitaalen waarin de Kina niet voldeed". Cje-') De Heer pringle maakt hier weinig gewag van de fpyzen en dranken , welke men in deze koortfen geeven moet-, dan,behalven dat de eerfte in het ergfte der ziekte niet kunnen gebruikt worden, begrypt men ligtelyk, dat zy van denzelfde natuur moeten zyn , als die hy te vooren by de Gal - koortfen en Roodeloop heeft aangeprezen ; te weeten alleen genomen uit het ryk der planten, en alle ten einde de rotting te helpen tegengaan, van eenen tot zuur hellenden of werkelyk zuuren aart, groentens, rype of gedoofde vruchten en derzelver Pappen, bereidingen met melkfpyzen, brood,gerst, gort, ryst, gerfte-,gort-of rystwater met citroenfap, aalbesfenfap , rhynfchen wyn of vitriool-geest, min of meer zuur gemaakt, enz. De kaarnemelk met gepelde gerst gekookt ,.of met warm water en  ±7z VERHANDELING koorts, zyn de zieken aanmerkelyk verzwakt', en daarom raadt frederic hoffman aan, dac en fuiker gedronken, en deszelfs wey zyn hier ook zeer nuttig. — En federt eenigen tyd heb ik my zeer wel bevonden met in rotziekten bier te laaten drinken; ook zou Tiet wel der moeite waardig zyn dat men in dezelve het >Qua$ der Rusfen , of Gylbier beproefde, waar van de Heer cooKE,in zyne Reis rondom de Waereld,zulke uitmuntende uitwerkingen ondervonden heeft ,om het feheepsvolk.gezond te bewaaren en tegen het fcheurbuik en andere rotziekten te behoeden ; en waar van de rottingweerende kracht buiten twyffel voornaamelyk gelegen is in de meenigte van, door de gisting ontwikkelde, vaste lucht, die hec en in de maag uitgeeft, en die ook in het bier, en vooral in den wyn zeer overvloedig is (V). Maar zoo noodzaakelyk als het is, dat men den lyder niet te lang zonder eenig hartverfterkend middel of voedfel laat liggen, van even zoo veel belang is het dat de oppasfers op alle zyne behoeften naauwkeurig letten; dat zy hem naamelyk telkens te drinken geeven,zekere geneesmiddelen op hunnen tyd toedienen, en achtgeeyen of hy noodig heeft te wateren' of aftegaan; gelyk ligtelyk is op te maaken uit het gene ik in de Aauteckcning 91 heb aangemerkt. — Want, ter oorzaake van die geduurige yling waarin de lyder verkeert, is hy onbewust van of ongevoelig van dorst en zyne andere uatuurlyke behoeften , ten minfte zyn geest word met andere voorwerpen zoo druk bezig gehouden , dat hy de gewaarwording daar van niet gadeflaat of wel 'er niet aan kan beantwoorden ; en om dezelfde reden is hy onkundig of ongevoelig omtrent de middelen welke die behoeften voldoen kunnen; en zelfs, wanneer of terwyl hy die middelen gebruikt, beek hy zich nog in dat hy te doen heeft met iets anders, het welk het voorwerp is van zyne ylende gedagten. — Ook kan men duidelyk waarneemen dat de gewaarwordingen van zyne uatuurlyke behoeften, omdat hy 'er niet bepaald op denken kan, en onbekwaam is om dezelve te voldoen, dikwyis on- (a) 7Jt het Verflag van eenige nieuwe verbeteringen, aangaande tli middelen ter behoudinge van de gezon ihcirl der Zetvaarenden, duor den Hccre pringle, uit het Engelsch vertaald Juor den Heete F, W. B Et tfiO NCHÏi  over de LEGERZIEKTEN. 273 dat zy, in zulke gevallen, beftendig in het bed fnoetcn gehouden, en zelfs niet toegelaaten worden -om in het zelve optezitten. — In het laatfte tydperk van deze koorts, zoo wel als in de ZeeScheurbuik, fchynt het, als of de kracht van het hart te kléin wave om het bloed naar de hersfenen te voeren, ten zy wanneer de lyder in een gezichteindelyken ftand ligt (*). Edoch, hoezeer de wyn en het bovengemelde afkookfel, in den laagen ftaat dezer koorts, noodzaakelyk zyn, moet men zich herinneren, dat, geduurende dit lange tydperk, deze geneesmiddelen alleen moeten gegeeven worden als rottingweerende middelen en om dé leevenskracht te onderfchraagen ; zonder te bedoelen om 'er den pols geheel door te verheffen- of het hoofd geheel 'er door te vcrligten , of 'er met kracht eene zweeting door te verwekken , voordat de natuur dien weg inflaat , en die ik zelden heb zien te voorfchyn komen voor den veertienden dag. Want, fchoon de lyder voor dien tyd fterven kan, indien hy te fterk is adergeiaaten, of indien men hem te veel hartverfterkende middelen gegeeven heeft , zyn nogthans zulke middelen, als ik gebruikt heb, niet vermogende genoeg geweest, om vroeger eene ziektefcheiding (crifis) voorttebrengen (ic8). Wy onaangenaame aandoeningen en vermeerdering van yling in hem verwekken; want niet zelden ziet men, dat zyne mymering en reveling verminderen , als men hem te drinken geeft, of laat wateren of afgaan; het welk te meer doet zien dat men op de vervulling zyner behoeften oplettend zyn moet, dewyl hy 'er zelf niet bekwaam toe is. (*) Zie de befchryving van het Zee - Scheurbuik in Lord ansons Reizen. f108) Door ziektefcheiding verftaat de Auteur zeker- II. deel. S ^  cr4 VERHANDELING Wy hebben gezien hoe onaffcheidelyk de wezenloosheid of ongevoeligheid (jiupor) van deze koorts lyk hier niet anders dan de verandering dezer koortfen ten goede ; waar van de tyd, gelyk hy boven bladz. o. heeft aangeteekend, zeer onbepaald is, en zeer verfchillende in verfchillende lyders; hoewel die verbetering, als de ziekte van eenig belang is, zelden voor den veertienden dag voorvalt, en fomtyds wel tot den twintigften dag, en langer, achter weeg blyft. — Want eigenlyke crifts- dagen, dat is zekere bepaalde dagen , op welke de Natuur gewoonlyk de rypgemaakte ziekteftoffen door het water , zweet of afgang zigtbaar ontlast of uitwerpt, met gevolg van eene zeer fchielyke en kennelyke verbetering, waar door de ziekte als 't ware eensklaps beoordeeld of befiist word, hebben in deze koortfen geen plaats ; ten minfle met de beroemfre mannen kan ik zeggen die -'er nimmer in waargenomen te hebben; cn de reden 'er van heb ik reeds verklaard in het Ifte Deel, bladz. 237. Aanteek. 104. . Men doet derhalven zeer kwalyk, wanneer men in de behandeling dezer koortfen op die verbeelde Crifts- dagen blyft letten en wagten , zonder de vereischte verfterkende middelen toetedienen , uit vreeze van de ontlastwegen, waar door de ziekteftoffe naar buiten zou moeten geworpen worden, te zullen fluiten; en nog erger, wanneer men tegen zulke dagen die gewaande Crijts door fterke zweetdryvende of andere ontlastmiddelen en zoogenaamde rypmaakende middelen te geeven, wil voortzetten: beide mis. flagen nosthans, die ik dikwyls door minkundige Doctoren en Chirurgyns heb zien begaan ; en meermaalen ten koste van des lyders leeven. — De ziektefcheiding beftaat hier eigenlyk in de onderbrenging van het .gif, in de verbetering der rotting, en in het verkrygen van vernieuwde krachten, waar door de verzwakte en onderdrukte Natuur zich herftelt en de uitwerkingen en gevolgen der rotting overwint, al het welke niet gefchiedt dan by een' trapsgewyzen, en min of meer langfaainen voortgang. —— En om dit een en ander te weeg te brengen zyn de aangeprezenetegengiftige,rottingweerende en verfterkende middelen de beste, de gefchiktfte en de meestvermogende; waarom men met deze , zoodra de toevallen dezelve eisfehen, beginnen en voortvaaren moet, zonder op eene Crifts, of Crifts- dagen te wagten. —Ook is zulks, dunkt my, aanteraa» den,- al ware het dat men 'er die ziektefcheiding niet door ver-  over de LEGERZIEKTEN. 275 koorts zy, vooral in deszelfs laagen ftaat; en hoe gereed die wezenloosheid overflaat tot eene ligtc ylhoofdigheid (delirium') des avonds. Indien dit het al was , deed men niets , vermits dat toeval tot den gewoonen loop der ziekte behoort. Maar, byaldien de ylhoofdigheid op het gebruik van wyn toenam , indien de oogen wild ftonden, of de ftem rad werd, had men reden om voor eene Raaskoorts (phrefiitis) te vreezen; en ingevolge hier van heb ik dikwyls waargenomen, dat alle verhittende ger neesmiddelen op zulke tyden de toevallen verzwaarden; terwyl de blaarpleisters, die te vooren nutteloos waren, dan zeer voordeelig werden : in deze omftandigheden derhalven, begon ik die voortefchryven even als in de ontlleekingskoortfen. — Ik heb geene gelegenheid gehad om, in de ylhoofdigheid van deze ziekte, de ftoovingen der voeten met warm water en azyn te beproeven, die ik federt den oorlog zoo heilzaam in andere koortfen vond (*); maar ik hel over om te gelooven, dat zy ook in dit geval meer nut doen zouden dan mostaardpappen of' blaarpleisters, mits dat zy lang en dik- vervroegen kon. waar aan ik echter, myne ondervinding en dereden raadpleegende, zeer twyffele; want veelmaalen meen ik genoegfaame redenen gehad te hebben om vastteftellen, dat de ziekte van veel langer duur in eenige myner lyders Zou geweest hehben, indien ik hun die verfterkende middelen niet in tyds en naar vcreisch toegediend hadde; en meermaalen meen ik waargenomen te hebben, dat de Ziekte 'er veel fchielyker dan gewoonlyk door overwonnen wierd: zeker is het althans, dat het gepast gebruik dier middelen niet anders dan die ziektefcheiding bevorderen kan. C) Zie Mi Deel, II. Hoofdft. % u \ , i*  276 VERHANDELING dikwyls genoeg aangewend wierden. In de ontfteekingskoortfen heb ik gezien dat zy de eerfte uuren weinig uitwerking deeden, en echter naderhand gelukten. — Voor een inwendig geneesmiddel , liet ik het afkookfel eenigen tyd na, maar bleef met den zuuren drank (*) aanhouden , en gaf de Kamfer met het famengeftelde poeder van den Gift-Wortel (pulvis contrajervae compofitus') en de Salpeter, als voorens, — Als de ylhoofdigheid verzeld was van eene langzaame ftem, en zonder geweldige beweegingen , gaf men het afkookfel en den wyn, zonder eenig ander geneesmiddel; want men heeft in geen een voorbeeld dat toeval zien weggaan voor den gewoonen tyd van de ziektefcheiding. — Ik heb te vooren aangemerkt, dat ylhoofdigheid kon ontftaan uit twee ftrydige mishagen; de eene, uit groote en herhaalde aderlaatingen; en de andere, uit het te vroegtydig gebruik van wyn en hartverfterkende geneesmiddelen. Het blykt derhalven hoe bepaald de gróndbeginfels zyn die tot de geneezing betrekking hebben: zoo dat noch eene heete, noch eene koude leevensregeling by iederen lyder, noch in ieder tydperk der ziekte aan het oogmerk zal beantwoorden (109). Wan- . (*) Te weeten Gort-water met Azyn. (109) Dan, uit welke oorzaak deze ylhoofdigheid en wezenloosheid der lyders ook ontdaan mogen, de ondervinding leert, dat in dit tydperk dezelve merkelyk verbeterd worden door den lyder luchtig en maatig koel te houden, door hem veel koud water te laaten drinken, en inzonderheid door het aanleggen van Spaanfche vliegplaasters. Docr haare prikkeling wekken deze de onderdrukte en flaapende Natuur op , maaken de verzwakte leevenskrachten werkfaamer en gevoeliger, verminderen den hevigen toevloed der vochten naar de lydende partyen, trek-  OVER DE LEGERZIEKTEN. 277 Wanneer 'er tegen het afneemen van de koorts een Buikloop ontftond, werd dezelve gemaatigd (en trekken de ziekteftoffen van de inwendige edeler deelen naar buiten, bepaalen dezelve tot de plaats, alwaar zy gelegd zyu, en loozen misfchien een gedeelte 'er van met het weyvocht, dat zy uittrekken, en door den etter die zy voortbrengen; en het is waarfchynlyk door deze uitwerkingen dat zy de koorts en haare toevallen, vooral de wezenloosheid, de ylhoofdigheid, de kramp- en ftuiptrekkingen zoo aanmerkelyk verminderen. — Maar om 'er al dit nut van te trekken, leeren de waarneemingen, dat men in tyds een groote fpaanfche vliegplaaster moet aanleggen, dat men dezelve plaatfen moet , niet op het hoofd, in den nek of op den rug, maar aan de dyen of kuiten, en byzonder , als men fterk prikkelen wil, op de fcheenen; dat men dezelve fterk moet doen etteren ; en dat men, zoo twee niet voldoen, 'er drie, vier of meer moet aanleggen , of de eerfte vernieuwen. Vergelyk de Verhandelingen van de Heeren j. de man en a. ypey over het uitwendig gebruik en misbruik der Spaanfche Vliegen in de Vlek- of Rótkoortfen , welke federt eenige jaaren in ons Vaderland zoo fterk gewoed hebben (a). Verder word sis allerheilzaamst, om zoo wel de ylhoofdigheid te verbeteren als de uitwaasfeming te bevorderen, door den Heere blanc (£) aangeprezen, dat mengfel, het welk ik in de Aanteekening 99 heb opgegeeven , beftaande uit het Opium met de Tartarus Emeticus, met byvoeging van de Spiritus Mindereri. — Doch hy wil dit en alle antimoniaal middelen en middelflachtige zouten niet gebruikt hebben, als in het begin der koorts ; omdat zy altoos den lyder verzwakken. -— In den ergften ftaat der koorts, is 'er, volgens zyne ondervinding, geen middel waar op men tegen de ftille mymering, de bevingen, zwakheid en rusteloosheid, meer ftaat kan maaken dan op het Opium, vermits het dan niet alleen werkt als een bedaarend en krampftillend , maar ook als een hartfterkend middel. Ook zegt hy in dat geval de beste uitwer¬ kingen gezien te hebben, van het Castoreum gepaard met het Opium. — Doch nadere proeven en ondervindingen zullen deze nieuwe waarneemingen verder moeten bevestigen. (d) Zie de Handelingen van het Geiwotfchap Servandis Civibut, I. Deel, (b) Qbfervat. on the Difeas. incident to feamen, pag. 367, 3(50. S 3  s73 VERHANDELING (en niet opgeftopt) door eenige weinige droppels van de Tinctura Thebaica te voegen by de gejieele hoeveelheid van het Tegengiftig Afkook- * fel (decoctum alexipharmacuni); of door eenige lepels vol te geeven van den bovengemelden Rryt-Drank (julapium e creta) met Opium ■—■ Want, fchoon de Buikloop als eene ziektefcheiding kon aangemerkt worden, nadien echr ter de zieken te flap waren om groote ontlastingen te verdraagen , moest hy eenigzins bedwongen worden; en ik heb dikwyls waargenomen, dat, wanneer dezelve omtrent den gewoonen tyd van de ziektefcheiding op die wyze behandeld werd , de lyder in een zagt zweet viel, het welk de ziekte wegnam, — In de ergfte gevallen van deze koorts , en byzonder wanneer die te gelyk invallen met den Rooder loop, zyn de afgangen dikwyls bloedig; in welken gevaarlyken ftaat, zoo 'er iets kon gedaan worden, men trachte het door dezelfde geneesmiddelen te weeg te brengen. ■ Naar maate de afgangen rottiger van aart waren, gebruikte men de Opiaaten en famentrekkende middelen met te grooter omzichtigheid (uo). Wy (*) Bladz. 66. — Ora den afgang te fluiten en eene zweèttfïg voörttebrengen , zou ik nu verkiezen de Bolus van dc Theriaca met de Tpecdcuanha , op bladzyde 65. Vermeld. (110) Somtyds heb ik my in den Buikloop, op het einde dezer koorts 'verfchyfiende, met nut bediend van de boven aangeprezen Anima Rhei, by andere heb ik my wel bevonden by de Rhabarber gepaard met de Kina; en in eenige heb ik met goed gevolg eene EmulfioArabica met de Syrupus Diacotlii en Aqua Cinnamomi gebruikt. —■ Doch om te weeteu hoe de Roodeloop , zich by deze koorts voegende, moet behandeid worden, dient men raadte-  over de LEGERZIEKTEN. 279 Wy zullen nu den ftaat van den lyder overweegen, nadat de koorts geëindigd of in eene an- tepleegen met liet gene over de geneezing van deze ziekte in het voorige Hoofdftuk gezegd is. Onder de toevallen, die in den loop dezer koortfen fomtvds zich opdoen , vorderen dikwyls ook eene byzondere geneeswys de Hik, de Spruw, en de bloedingen. Als de Hik een gevolg is van de verfterving der ragewanden, gelyk dezelve dikwyls is op het einde dezer koortfen, wanneer zy altoos met andere doodelyke toevallen gepaard gaat, is 'er weinig of niets aan te doen. — Doch, byaldien de Hik ontftaat uit kwaade ftoffen , die, nog in de eerfte wegen zich ophoudende, het middenrit ot deszelfs nabuurige deelen prikkelen, doet een zagt buikontlastend middel tusfchen beide gegeeven, of wel een zagt ontlastend klysteer den meesten dienst. —— maar ts de Hik oorfpronkelyk uit eene ontblooting van Ilym ot raauwheid in den flokdarm en de maag, gelyk niet zelden by het afvallen der Sprouw plaats heeft, dan zyn het nuttigfte de likkingen uit (lymige en verzagtende middelen, uit Mucilago Gummi Arabici of Tragacanth of Semmum Cydoniorum, Cremor Luctis, Oleum Amygdalarum dulcium met de Syr. Diacotlii, Althaeae, en dergelyke, en fomtyds ook het Julapium e Mofcho. ■ Om de Sprouw afteveegen of te doen afvallen en te geneezen is 'er, behalven het inwendig gebruik van de Kina , zekerlyk geen vermogender middel dan de Borax, gemengd met Mei Rofarum, Syr. Cydoniorum, Papaverts Erratici, Rob Ribeftorum, en foortgelyke , om by wyze van eene likking Qlinctus) te iaaten gebruiken. De neusbloeding meestal uit den te ontbonden ftaat van het bloed voortkomende, word, behalven door uitwendige bloedftempende middelen, het best te keer gegaan door een rykelyk gebruik van de zuuren, vooral van het vitrioolzuur; hoewel tegen dit toeval, gelyk ook tegen de b oed. fpuwing, bloedwatering, enz., het meest vermogen alle de aangeprezen rottingweerende middelen, inzonderheid de Kina; die ook, gepaard met de vermelde krampftillende en hartverfterkende middelen, dienen om de andere byzondere toevallen te overwinnen. — De neusbloedingen, die na de koorts reeds afgelopen is overblyven, worden door dezeitde middelen geneezen, en als dan is ook de roode wyn zeer dienftig. g pRIN.  2oo VERHANDELING oere gedaante veranderd was. — Byaldien de ziekte uitliep in eene verettering op eene van de oor- Pringlk maakt, onder de geneezing der byzondere toevallen, geen gewag van de ronde wormen; by fchynt die meer in de herfstkoortlen waargenomen te hebben.— Ik heb die echter meermaalen in de kwaadaartige Rótkoortfen ontmoet, en myne waarneemingen gelyk gevonden aan het gene MoiMRo'er van heeft aangeteekend. „ In deze 5, Blutskoorts der Hospitaalen, zegt hv f», was het ge„ meen dat de lyders wormen braakten, of door den af„ gang kwyt raakten, of, het gene nog meer gebeurde, ,, dat deze dieren in hunne keel en mond opkwamen, of „ fomtyds in hunne neusgaten, terwyl zy te bed in flaap „ lagen, en dat zy dezelve met hunne vingers uithaalden. „ — Eenige_ foldaaten loosden Hechts eenen worm , andere ,, twee of drie, fommige zes of zeven; en één raakte 'ér „ door den afgang van zelfs drie kwyt,-en daarna, toen de „ koorts reeds over was, nog veertien op het neemen „ van de Rhabarber met den Calomelan. „ Zoo dra wy, vervolgt hy, zagen dat een lyder met ,, wormen geplaagd was, gaven wy , indien zyne tegen„ woordige toctfand het niet verbood , vyfentwintig of „ dertig greinen van de Rhabarber met vyf of zes greinen ,, van de Calomelan; en xvanneer hy tevens zeer misfelyk „ was, gaven wy ook een braakmiddel; het welk in meer „ dan eén geval , twee of drie ronde wormen deed op„ brengen , en groote verligting gaf. — Doch, wanneer de „ koorts hevig was, waren wy verpligt dat toeval van de „ wormen voor het tegenwoordige te verwaarloozen; en „ als de koorts over was, en'er nog eenige toevallen van „ wormen ovcrbleeven, gaven wy dat purgeermiddel eens „ of meermaalen, en in de tusfchentyden 'het poeder van „ Tm, of een aftrekfel van de Kamille-Bloemen; en, in „ fommige gevallen, olyachtige geneesmiddelen. — Door „ deze middelen herftelden de meeste lyders. „ Wat de oorzaak was dat de Armee met de ronde wor„ men zoo geplaagd werd , is niet gemakkelyk te bepaa», len, ten zy men het moet toelcbryven aan de meenigte „ van raauwe groenten en vruchten, die de foldaaten, geduurende den Zomer en Herfst eeten, en aan het kwaade „ water, 't welk zy dikwyls genoodzaakt zyn te drinken. , > , De- CfJ t Aargch. Weik, Vol 1, p*g. 271 474.  over de LEGERZIEKTEN. a8r porklieren (want de klier zelve verettert niet) openden wy het ettergezwel, zonder na eene fchommeling (fluctaatio) te wagten, die welligt nooit mogt plaats hebben; gemerkt de etter hier dikwyls zoo taay was, dat, na dezelve reeds ryp was, het deel echter fchier zoo hard bleef, als of de verettering nog niet begonnen ware Schier Dezelfde Auteur teekent ook aan, dat veele in de kwaadaartige koorts te Paterborn meer dan elders klaagden van eene moeijelyke pisloozing (dyfuria) , en fommige van eene opftopping van water, byzonder tegen het afneemen van de koorts; en andere van eene branding of pyn in het watermaaken , fchoon zy geene venerifche ongemakken hadden; eu dat afkookfels van de Arabifche Gom, met een weinig Spiritus Nitri dulcis, en olyachtige mengfels met Opiaaten gemeenlyk terftond verligting gaven , en dat ongemak fchielyk genazen. (*) Dit mag de reden zyn, waarom deze gezwellen niet altoos eene Ziektefcheiding hebben aangebragt, —— Want moLANüs was, na de zwelling der klieren, genoodzaakt andere ontlastingen te maaken ; misfchien omdat hy niet tydig genoeg infnydin^en maakte. Zie Cap. de Febr. Pestilent. — De Heer oirle, voorheen Chirurgyn in het Hospitaal van St. Thomas, verhaalde my, dat zulke ziektefcheidings-gezwellen, na die koortfen, niet tot rypheid te brengen waren door pappen van brood en melk (die koud wordende meer bekwaam waren om dezelve te doen inflaan), maar wel door verwarmende gom-pleisters. (m) Monro () heeft nog verfcheiden andere gevolgen van deze koortfen in de hospitaalen waargenomen en befchreven, van welke de Heer pringle niet zoo zeer gewag maakt; waarom ik 'er hier een kort uittrekfel van zal byvoegen. In drie lyders heeft hy gezien dat Liesbuilen (bulones) op het eind dezer koortfen eene fcheiding aanbragten, zonder de allerminde reden te hebben om hen van eéne venerifche oorzaak verdagt te houden. En lovet, een Chirurgyn in het hospitaal te Hoxter, terwyl hy te Paterhorn was , verhaalde hem, dat zy daar, in het begin van het jaar \~6\, verfcheiden foldaaten met deze koorts hadden, in welke ziektefcheidende pestbuilen in de oxels en liezen verfcheeneu. — Ook hebben verfcheiden Geneesheeren hem verhaald, dat zy die toevallen in de Rótkoortfen op de fchepen en in de hospitaalen ontmoet hadden. ■ "Doch hy teekent tevens aan , dat zy iu verre na zoo gemeen fa) 7Je riverius Prax. Ucd. Lib. XVII. Sect. III. Cap. I. ^Lettres fur les principales Maladies, qui ont regné dans les Hopitauv de PArmée de Roy, 1734, par Mr. dezon, Lettre II, pag, 31, 34. C*j *t Aangeh. Werk , Vol. I. pag. 274—290.  over de LEGERZIEKTEN. 283 of verwarring in hec hoofd , van eene aanhoudenheid van de doofheid, of van andere toe- val- meen niet zyn als veele ons wel zouden willen doen gelooven. Omtrent denzelfden tyd, dat deze Liesbuilen verfcheenen, kreegen veele, omtrent het eind van de koorts, pyn in d'e lies langs den zaadftreng; en kort daar na begon de bal van dezelfde zy te zwellen. — Nogthans werd dit toeval niet alleen gezien in hen, welke deze koorts hadden , maar ook in andere die van buikloopen en andere ziekten herftelden. — Hy nam dit toeval niet waar, terwyl hy met de troepen in Duitschland was , voor in January, February, Maart en April van 't jaar 1761. — Door aderlaating en het aanleggen van weekmaakende ftoovingen .èn pappen, en het baaden der deelen met de Spiritus Mindereri, op de eerfte verfchyning van de pyn, kwam men de zwelling van den bal voor. • Doch als men van de pyn niet geklaagd had , voordat die zwelling reeds begonnen was, eindigde zy gemeenlyk in eene verettering van het balzakje of van den bal, die zeer gemakkelyk genas. —— Andere Geneesheeren en Heelmeesters hebben hem verhaald die zwellingen van de ballen, op het einde van kwaadaartige koortfen, meermaalen in de hospitaalen en op de oorlogfchepen gezien te hebben, zonder eenige fchyn van venusziekte; hoewel zy by fommige lyders, fchoon groot en zeer pynlyk, zelden tot verettering kwamen. Hy heeft ook veele gezien , welke onder het herftellen van deze koortfen, door oogontfteeking aangetast werden, meest in één oog', doch fomtyds in beide. — Wanneer,zegt hy, de lyders fterk waren, werden zy adergelaten en Spaanfche vliegen agter de ooren gelegd ; en fomtyds, als de pyn groot was, lei men pappen uit brood met melk op het ontftoken oog, het welk,met behulp van eenig verkoelend geneesmiddel, gemeenlyk dat toeval wegnam ; fchoon wy in fommige hardnekkige gevallen genoodzaakt waren de ontlastingen te herhaalen , bloedzuigers aan de flaapen te leggen , en, nadat de hevige ftaat der ziekte over was, te beveelen dat het oog dikwyls gewasfehen wierd met het Collyium Fitriolicum of het Collyrium Saturninum , eer wy dit ongemak verbetereu konden. « Doch , als deze oogwaters te vroeg gebruikt werden , deeden zy kwaad. Veele in het hospitaal klaagden op het eind van deze koortfen, en zeer dikwyls geduurende den loop derzelve, hoe-  aS4 VERHANDELING vallen , die men gemeenlyk zenuwtoevallen noemt hoewel niet zelden ook in andere ziekten, van pyn in hunne voeten en teenen, welke fomtyds eindigden in verftervingen, met verlies van één of meer teenen, en fomtyds van één of beide de voeten; waarvan de voornaame reden was dat de lyders ui te groote vertrekken veel koude leeden, op eenen tyd, dat zy zeer verzwakt, het leevensvuur fchier uitgedoofd, de omloop des bloeds zeer kwynende en de vochten door de rotziekte zeer ontaard waren; alle welke oorzaaken de vaten buiten ftaat Helden om het bloed tot derzelver uitterfte takken te voeren. ■■ '. Deze verftervingen, gelyk ook die op den rug en het heiligbeen door het lang liggen ontftaan , werden uitwendig op de genoeg bekende wyze behandeld, en inwendig door groote giften van de Kina, gepaard met hartverfterkende middelen tegengegaan; en dikwyls ook overwonnen, vooral wanneer de lyders niet te zeer verzwakt waren, en de koorts niet bleef aanhouden , noch van een wegvloeijenden buikloop verzeld was. Veele lyders, door deze koortfen en wederinftortingen zeer verzwakt, waren onderhevig aan zuchtige zwellingen, voornaamelyk in de voeten , en wel des avonds r.a den gantfchen dag opgezeten te hebben; doch welke doorgaans overgongen, als zy hunne krachten wederkregen; hoewel zy by fommige zeer hardnekkig aanhielden, en tot de dyen, en in eenige over het gantfche lichaam zich uitbreidden, en in eene algemeene waterzucht (anafarca) overgongen. — Wanneer deze zwellingen nieuw waren, en zich tot de voeten en beenen bepaalden, genazen zy doorgaans door de Kina gepaard met de loogzouten, of het Oxymel Squi/liticum,oï andere pisdryvende middelenen een purgeermiddel, eens of tweemaal 's weeks gegeeven. In fommige had een aftrekfel van Peper - Wortel (rhaphanus rusticanui) eene goede uitwerking ; in andere zweetingen , verwekt door Dovers Poeders of de Guttae Antimoniales. . Somtyds waren deze zwellingen hardnekkig tegen alle zulke middelen, en dan waren de ontlastingen, doorkervingen of Spaanfche vliegen in den voet, of het benedenfte van de beenen, van eenen zeer grooten dienst, in lyders die nog niet uitgeput waren, noch andere uit zwakheid ontftaane ziekten hadden , gelyk teeringkoorts , buikloopen , enz.; want in dit geval werden door die ontlastingen de krachten nog meer uitgeput, dikwyls met gevolg van verftervinge en den dood. <  over de LEGERZIEKTEN. 285 noemt (112). Als dan gaf ik een Opiaat des avonds en over dag eenige verfterkende geneesmiddelen , zoo als de Kina, en het Elixir van Koperrood fi 12) Schoon de Doofheid, die dikwyls na deze koortfen overblyfc, fomtyds zeer lang duurt, heb ik die echter doorgaans zien overgaan door het aanhoudend gebruik van verfterkende zenuwmiddelen. Monro O) zegt ook, dat zv altoos heen gaat, als de lyder zyne krachten wederkrygt; doch als zy lang duurde vond hy nuttig Spaanfche vliegen aner de ooren, en in den nek gelegd, en de gehoorwegen te wasfchen met een weekmaakend afkookfel, waar in een weinig zeep ontbonden was. Behalven nu de hier gemelde gevolgen, heb ik nai deze koortsen in eenige weinige lyders een toeval of overblytlel gezien waar van ik niet weet, dat eenige der aangehaalde Auteuren eenig gewag gemaakt hebben , te weeten een foort van lamheid, of verzwakt vermogen van alle de Ipieren van den gantfchen romp en alle de ledemaaten; zoodanig dat de lyder zich niet opgerigt houden kon , zoo hy niet onderfteund wierd, en dat, als hy opgerigt, zittende of ftaande was, alle zyne leeden, zelfs zyn hoofd , onop. houdelyk en geweldig beefden , invoegen hy genoodzaakc was meest liggende te blyven, en zyn fpys en drank door andere hem in den mond te laaten brengen. — Dit toeval duurde zeer lang, doorgaans veele weeken, en het het zich niet dan zeer langfaam geneezen, door een langduung gebruik van verfterkende middelen , gepaard met zenuwmidd»len d» Kina, de Slangen - Wortel, het Staal, de Gom Sagalenum, Afa Foetida, Muscus en dergelyke: waarby men ter zeiver tyd voegde uitwendige verfterkende fmeeringen, en wryvingen. Eindelyk is 'er nog een toeval, het welk ik meermaalen in kwaadaartige Rótkoortfen gezien heb, en het gene ook door andere dikwyls is waargenomen ; doch waar van pringle en monro geen melding maaken te weeten eene winderige opzetting of opblaazing van den buik, vooral van den bovenbuik, gepaard met rommelingen Mete. oris- Ca) 't Aangeh. Werk, Vol. 1- pag. a?& Vb) Ten zy men hier coe brengen wil, het geene pringle« boven bladz. 75 van de Trommelzucht, stfs e«n gevolg van d§ Hetfstkoonfeu, heeft aangeteekend!  SS6 VERHANDELING rood (elixir vitriolï). — Ik vond. dat in deze gevallen de Kina niet alleen het beste verfterkend middel was, maar ook het zekerfte behoedmiddel tegen de wederinftorting van de koorts. — Tot dit laatfte oogmerk, fchreef ik den herftellenden omtrent drie dragmen daags voor , geduurende zes of zeven dagen agtereen ; en vervolgens , indien hy langer in het hospitaal bleef, eene kleiner hoeveelheid dagelyks. ■ Wan- «rismus genaamd. Tissot, s. de monciiy, de man, en andere hebben dit toeval duidelyk genoeg befchreven. — Het ontftaat buiten twyffel uit eene verylde lucht, die uit de bedorven drekftoffen, welke in de eerfte wegen zich ophouden , door de rotting los gemaakt is, door de warmte zich uitzet, en de verzwakte darmen geweldig opfpant. — Maar ik moet hier byvoegen , dat ik. meermaalen een tweederlei geval van Meteorismus heb waargenomen. Het eene heb ik dikwerf gezien op het laatfte der ziekte , wanneer het uit alle teekenen van een' annaderenden dood blykbaar was , dat de darmen ook ftervende of reeds verftorven waren, en dus alle vermogen verloren hadden om de uitzetting der rotte lucht te bedwingen; wanneer 'er ook doorgaans eene onwillige afgang en waterloozing by gepaard gaat. In dit geval zyn alle middelen vruchteloos. —— Het andere heb ik verfcheidemaal ontmoet in het begin en het midden der ziekte, wanneer 'er nog geene teekenen waren van verftervinge , maar de eerfte wegen, vooral in den bovenbuik, nog opgevuld zaten met rottende drekftoffen, die niet genoeg of niet tydig genoeg ontlast, of door verkeerde middelen opgcftopt waren, en die, nu los en werkfaam geworden, de veiflapte darmen onmaatig opfpanden, en pooging deeden om zich door Jen afgang te ontlasten. — 't Is zichtbaar dat men in dit geval de ontlasting moet trachten te bevorderen en tevens de ingewanden veifterken en de rotting tegengaan ; waar toe derhalven de Kina met de Rhabarber gepaard, de klyfteeren uit Kina en Kamille - Bloemen, en volgens de ondervindingen van tissot het drinken en het aanleggen van koud water met doeken op den buik, byïonder dienftig zyn,  over de LEGER ZIEKTEN. 287 Wanneer de pols traag lloeg, hadden eenige weinige greinen van de Afa foetida, tweemaal daags genomen, eene goede uitwerking. — Maar* indien 'er eenige fchyn was van eene uitteerfende koorts (febris heetica) , uit een inwendig ettergezwel ontftaande, werd de behandeling van het geval daar naar ingerigt. — Uit de vergelyking van eenige overblyvende toevallen in hen die herftelden, met den ftaat der hersfenen van hen die ftierven, en geopend werden, heb ik aanleiding gekregen om te denken, dat een gedeelte van die zelfftandigheid kan veretteren, en nogthans de lyder herftellen. Somtyds valt de lyder in eene onregelmaatige tusfchenpoozende koorts, die, zoo zy niet van eenen teeringachtigen aart is uit een inwendig ettergezwel geboren, door verzuim van de eerfte wegen te zuiveren, ontftaan kan. — Want het is ligt te begrypen, dat de drekftoffen, na een lang aanhoudende koorts van zoo eene rottige natuur, die dikwyls met eene werkelooze flapheid van ingewanden gepaard gaat, zoo zeer zyn opgehoopt, en zoo zeer bedorven, dat zy nieuwe ziekten kunnen veroorzaaken. — In zulke omftandigheden was, na eene vereischte ontlasting door een purgeermiddel , de Kina fchier altoos een zeker geneesmiddel. 5. 6. . Van de natuur en oorzaaken dxr Gevangen' huis- of Hospitaal-Koortfen en der PestKoortfen in het algemeen. 't Is uit het voorgaande berigt zichtbaar, dac deze ziekte van eenen waaren pestachtigen aart  a88 VERHANDELIN G is; gelyk blykt uit de wyze op welke het hoofd aangedaan is, uit de nedergeflagenheid van geest , de zwakheid , den gezonken pols , de verettering der waterklieren, het rottige zweet, de blutsvlekken, de verftervingen , en de befmetting. — Want, fchoon alle deze toevallen al niet te gelyk in eenen perfoon gevonden worden, zyn zy echter gemeen aan de ziekte; en het is genoeg bekend dat in de pest zelve de toevallen verfcheiden zyn, naar gelang de trap van de kwaadaartigheid en de gefteltenis van den bennetten perfoon. — Ik zal my hier niet inlaaten in de onderfcheiding te maaken tusfchen eene Pest-Koorts en de waare Pest; de Ouden zyn niet duidelyk op dit onderwerp , en die onder de nieuwere Schryvers , welke voor een wezenlyk onderfcheid pleiten, zyn niet in ftaat geweest zulks zoo overtuigend te betoogen dat de twist 'er door geëindigd is. — Ik zal daarom alleen aanmerken , dat, fchoon de Gevangenhuis- en Hospitaal-Koorts in foort van de Pest verfchillen mogen , men die echter ten minfte houden moet als tot het zelfde gedacht behoorende, nadien zy van eene gelyke oorzaak voortkomen en met gelyke toevallen verzeld gaan. —> Te Conftantinopolen word , volgens het gene my de Heer murdock mackenzie, die daar dertig jaaren zyn verblyf gehouden heeft, de jaarlykfche Pest-Koorts , welke zoo zeer gelykt naar die van onze Gevangenhuizen en opgepropte Hospitaalen, alleenlyk de Pest genoemd, wanneer zy verzeld is van Lies-Builen Qubones) en Pest-Kooien {carbunculi)\exi dit is misfchien de beste onderfcheiding (113). ,\ : . i'm 'Men (113) De gelyktwid tusfchen de Pest en'de hier'be- fcrrre-  over de LEGERZIEKTEN. 289 Men heeft deze koortfen gemeenlyk kwaadaartige (febres malignae) genoemd, en ik zelf heb, fchrevene koortfen is door de nieuwere waarneemingea meer en meer bevestigd. - Alle de oude en nieuwe Schryvers over de Pest geeven dezelfde aanleidende oorzaaken van deze ziekte op als van de heerfchende Rótkoortfen; en meestal ook dezelfde toevallen en gevolgen ; maar de ondervindingen van de laatfte hebben daarenboven doen zien dat de geneeswyze en geneesmiddelen in beide ook dezelfde zyn moeten. — De Heer mackenzie heeft in het 54fte Deel van de Philofophical Tranfactions , in het jaar 1764 uitgegeeven, eene befchryving geplaatst van de Pest, zoo als hy die, geduurende zyne dertigjaarige praktyk te Conftantinopolen heeft waargenomen. —- De geneeswys, die hy daar in aanpryst, is fchier volkomen gelyk aan die welke pringle en andere in deze koortfen hebben voorgefchreven, en hy meld eenige gevallen , waar in de Kina met een gewenscht gevolg gebruikt is: en federt zyne terugkomst m Engeland, in 1770, heeft hy den lleere d. 11 onp.ü (V) verhaald , dat hy van den tyd , toen hy die befchryving van de Pest in het jaar 1763 fchreef, tot den tyd dat hy in den Herfst van 1769 Conftantinopolen verliet, de Kina heeft zien toedienen in eene meenigte gevallen van de Pest; en dat zy in het algemeen eene zeer goede uitwerking had, fchoon het niet by alle gelukte ; doch dat hy, uit het geene hy had waargenomen, denkt dat het van alle de geneesmiddelen, welke men tot hier toe in deze verfchrikkelykfte ziekte gebruikt heeft, het allernuttigfte is , en waar op men het meest vertrouwen kan. Ook is dit alles verder bevestigd door den Heere c,. roli ue mertejss in zyne Obfervationes Medieae de Febribus,de Peste Moscovienft, &c. 1778 editae. Daar is derhalven alle reden 0111 de Hospitaal- of Gevangenhuis-Koortfen, de Biurskoortfen, enz., en de Pest tot 'het zelfde genacht of dezelfde klasfe van ziekte te brengen , te weeten tot de kwaadaartige Rótkoortfen, {febies putridae malignaeJ. — lin daar die koortfen in oorzaaken, aart, toevallen en gevolgen zoo zeer aan de Pest gelyk zyn ; daar zy gelyk deze het dierlyk leeven zoo onmiddelyk aantasten , zoo geweldig vernielen, en dikwyls niet minder flachting onder bet menjchdom aan- reca- (a) 't Aangeh. Werk, Vel. J. peg. 237. II. deel. T  soo VERHANDELING heb, in de voorige Uicgaaven , my dikwyls van dien term bediend; doch by nader overweeging heb rechten, mogen zy met zeer veel recht ook Pest-Koortfen, Pesten genaamd worden. Dit niettegenftamde moet men de Pest,en Rótkoortfen a's wezenlyk verfchillende ziekten blyven befchouwen; ten minften het komt my, uit het gene ik van de laatfte gezien en van de eerfte gelezen heb , zeer waarfchynlyk voor, dat de naaste oorzaak der Pest niet dezelfde is met die der Rótkoortfen; maar dat zy is eene eigenaartige fmetftoffe , welke wel geiyk die der Rótkoortfen uit rotting geboren word, en rotting in ons ligchaam verwekt; doch die echter van deze in aart of wezen verfchilt. — En het is, myns bedunkens, alleen hier uit, dat men voldoende verklaaren kan , waarom de Pest doorgaans in haaren voortgang zoo veel fchielyker, zoo veel geweldiger is ? Waarom zy gemeenlyk zoo veel doodelyker is ? Waarom zy gewoonlyk toevallen met zich brengt, welke aan de Rótkoortfen niet zoo zeer eigen zyn? Voorts geloof ik, dat men meermaalen voor wezenlyke Pest aangezien en als zoodanig 'befehreven heeft, 't gene niet anders geweest is als eene kwaadaartige Rotkoorts, die even moordaadig als eene Pest gewoed heeft. Ondertusfchen is het wet zeker, dat in de Pest , gelyk in de Rótkoortfen, de loop der ziekte en de toevallen, in hevigheid , enz. verfchillen naar het onderfcheid van tyd en omftandigheden welke met dezelve gepaard gaan. „ De Heer de mertens teekent aan (jt), dat in de Pest ie Moscou ,in July 1771, veele ftierven voor het uitkomen der Lies-of Pestbuilen, en alleen met Blutsvlekken; terwyl, in Augustus en September,dit uitflag met de Pestbuilen , Pestkoolen (carbunculi), Purpere ftreepeh (yibices') , in verre de meeste zich openbaarde. Dit ■ zelfde heeft ook sydenham Qb) van de Pest te Londen waargenomen. 't Is buiten twyffel, wegens die verfcheidenheid der toei vallen , dat men zoo wel de Pest als de Rotkoorts in foorten verdeeld, en aan deze naar dat onderfcheid verfchillende benaamingen gegeeven heeft, doch zonder eenigen grond en zonder eenig nut, dewyl de Pest en Rótkoortfen in wezen dezelfde ziekte blyven, en over het geheel op defa") Litr. eit. pag. 109. Sect. IV. Cap. UI.  over de LEGERZIEKTEN. 291 heb ik denzelven laaten vaaren, als zynde eene uitdrukking welke uicenigmaal verkeerd gebezigd word, en die nooit een juist denkbeeld van de Ziekte geeft (H4> D$ dezelfde wyze moet geneezen worden; offchoon 'er blutsvlekken, liesbuilen, pestkoolen, enz. by zyn of niet. (114) 't Is buiten twyffel zeer moeijelyk het woord Kwaadaartig ten aanzien van de koortfen en andere ziekten naauwkeurig te bepaalen, en de onderfcheideböe. kenmerken van kwaadaartigheid (.malignitas) aantewyzen. — Want men ontmeet koortfen , die , met eene natuurlyke tong, pols, pis,' eti warmte, de lyders fchielyk en op het onverwagtst uit het leeven rukken, en die derhalven zich by de uitkomst even zoo kwaadaartig toönen als andere, by. welke die teekenen van. goedaartigheid geheel afwezig Zyn. En men vindt in den loop en de toevallen der kwaadaartige koortfen nog verfcheiden onregelmaatigheden (anonraliac'), die men moet gezien lfóbtten om een juist 'en volledi:»: denkbeeld van kwaadaartigheid te kunnen vormen. — Niettemin meen ik dat men die koortfen kwaadaartig noemen mag en moet , die uit haaren aart, dat is door haare naaste oorzaak, of fmetftoffe, kwaad, dat is voor het leeven verderfelyk zyn. — Zoodanig zyn de blutskoortfen , de hospitaal-koortfen , enz, De naaste oorzaak of fmetftoffe derzelve verwekt in de vochten en vaste deelen eene verrotting , die voor den oorfpronk der krachten, het leevensbeginfel, vernielende is, die het zelve zoodanig onderdrukt, dat geen een werktuigelyk deel neer in ftaat is om zich tegen de oorzaak en het geweld der ziekte met kracht te verdeedigen ; en dac zy alle gedreigd worden met eene fchieiyke verfterving. — 't Is hier van dat, in deze koortfen,de beweegingen en poogingen der Natuur om zich te redden, zoo klein, zoo on.melkbaar zyn; dat de hevigheid der toevallen zuo gering is; dat het gevaar grooter is dan de toevallen verlchrikkelyk zyn; en dat zy dikwyls dioden zonder gevaarlyk te febynen: 't is, gelyk men zeer wel gezegd heeft, een hond, die byt zonder te blaffen. Zoo dat het voomnamfte önderfcheidende kenmerk van kwaadaartigheid is eeu heel en fchielyk verlies van krachten, van het begino-rier ziekte af, gepaard met zulke toevallen of verfchynfeleu, welke eene geheele vernieling van het ligchaamelyk leevens- T 2 be*  2p2 VERHANDELING De Pest - Koortfen zyn verfcheiden, ingevolge den aart en de hoeveelheid der venynige fmetftoffe, die in het bloed gekomen is; doch alles fchynt aftehangen van een in- of uitwendigen bron van bederf, het zy men dien verfchuldigd zyaan eene rottige gefteldheid, of aan uitwaasfemingen van rottende dieren ; of groeijende zelfllandigheden. — Ik zal eerst handelen van de afgelegen en uitwendige oorzaaken, en daarna van de inwendige. I. De Hospitaal- en Gevangenhuis - Koorts moet men befchouwen als zynde dezelfde ziekte, en weinig verfchillende van die, welke na veldflagen ontftaan zyn, wanneer men de lyken der doodgeflagene op het veld heeft laaten liggen rotten. — Dit heeft galenus (*) reeds aangeteekend voor eene van de oorzaaken der PestKoortfen, en zulks is bekrachtigd door het getuigenis van andere Schryvers , inzonderheid door forestus , die ooggetuige geweest is van beginfel of eene verfterving van alle de leevensvverktuigen doen vreezen. Geheel anders is het met de Ontfteeking-ziekte gelegen; deze zyn niet gevaarlyk, niet doodelyk uit haaren aart, of naaste oorzaak ; maar uit hoofde van het deel, waarin deze oorzaak zich vastzet, en uit hoofde van de hevigheid der toevallen die zy verwekt, en de fterke poogingen, die de Natuur doet om dezelve te overwinnen. Nietonaartig zegt tissot op dit onderwerp: „ indien op het oogenblik, dat twee legers een' veldflag „ zullen aanvangen, het eene fchier alle wapenen ontnomen „ word, zal de ftryd niet zeer hevig, noch met veel ge,, rucht. maar verfchriklyk moorddaadig zyn. De aan„ fchouwer, welke zonder die ontwapening te bemerken, ,, van de flachting oordeelde enkel uit het gerucht, zou „ zich geweldig bedriegen. Het aantal der dooden zal af„ grysfelyk wezen; en zou veel minder, en het gerucht ,, veel grooter geweest zyn, indien de ftrydende van we,, derzyds gewapend geweest waren". (*) Epit. galen, de Febr. Disfer. Lib. I, Cap. 1F~.  over de LEGERZIEKTEN. *93 van eene ziekte van dezen aart (welke hy indedaad eene Pest noemt) uit dezelfde oorzaak ontftaan, en verzeld met pestbuilen en een' hooeen graad van befmettinge (*). — Dezelfde Auteur heeft ook een berigt gegeeven van eene kwaadaartige koorts, die te Egmond m WoordHolland uitbrak , en veroorzaakt was door de rotting van eenen walvisch , die men op het ftrand had gelaten (f). — Men heeft eene dergelyke waarneeming van eene koorts, die onder het Scheepsvolk van een Fransch Schip ontftond, door de rotting van eenig Vee, het welk zy op het Eiland Nevis in de West-Indien gedood hadden (§). — Dit volk werd aangetast van pyn in 't hoofd en lendenen , groote zwakheid, en ono-efteldheid der maag, verzeld met koorts; eenige kreegen pestbuilen, en by andere verfeneenen, na den dood, purper-vlekken. Galenus geeft twee oorzaaken op van de Pest-Koortfen: i. De groote hitte van het weder, wanneer het gebeurd dat de vochten meer in eenen ftaat van rottinge zyn dan gewoonlyk; 2, en 't gene het meest plaats heeft, een rottigen ftaat der lucht, ontftaande of uit eene meenigte van doode ligchaamen, die men niet verbrand heeft , gelyk na eenen Veldflach, ot uit de uitdampingen van bedorven meiren en moerasfen (.}.). , r Diodorus, de gefchiedfehryver heeft eene van (*) Obfervat. Lib. VI. Obferv. XXVI. rf) ObC. IX. Schol. Paralus merkt aan, dat in zynen tyd het zelfde gebeurde op de kust van Tuscamen. — De Peste, Cap. III. (§S Traité de la Peste. (!) De Febr. Dhfer. Lib. 1. Cap. IV. T 3  «04 VERHANDELING van de aanmcrkelykfte ziekten , waar aan eene armA- onderhevig is, aangeteekend (*), die onder' de Carthagenienfers by de belegering van Syracufe uitbrak. — Deze Auteur geeft niet alleen de meest onderfcheidende toevallen van dezelve op , maar redeneert vry wel omtrent dëszölfs oorzaak. — Hy teekent aan , dat da pyn in den rug, en uitbottingen (f) gemeen waren ; dat eenige bloedige afgangen hadden; dat andere fchielyk van ylhoofdigheid aangetast werden , zoodanig dat zy zinneloos heen en weer Hepen, en een' ieder , die hen op weg tegenkwam, floegen (§_); dat de Geneesheeren geene geneezing 'er van kenden; en dat zy te doodelyker was, vermits de zieken, ter oorzaake van de befmetting , van een ieder aan zich zelve overgegeeven werden. — Betreffende de oorzaak , neemt de Schryver in aanmerking de meenigte volks in een naauw verblyf opgefioten ; de ligging van het leger: op eenen laagen en natten grond ; de brandende hitte op het midden van den dag , gevolgd door koude en eene dampige lucht tfi't de moerasfen ; des nagts (f) : hy voegt 'er by de rotte dampen eerst uit de moerasfen, en naderhand uit de doode ligchaamen,■ die onbegraven bleeven liggen, opryzènde;.Deze ziekte• fchvnt eene fatnen, ' . t . ■ :' " rteb • • (?) Biblioth, Hist. Lib. XIV, Cap.^XX, LXXL (f) In het oorfpronkelyke , (J)Ai/jct«w«i. (.§) Deze byzonderheid, van eene l'chielyke ylhoofdigfligheid, Herat .overeen met het gene vermeld is in de befebryvihg der moeras - koorts, in' de Cantonneeringen naby *s Hertogen -Bosch. Zie UI. Deel, IV. Hoofdft. §. 2. (4) Dit zegt men de voornnainüe ooizaak te zvn van «}e vernielende iegerziekten in Hongaryen. Zie bladz. 29.  over de LEGERZIEKTEN. *95 telling geweest te zyn van de Moeras- en Pest-Koorts. „ .... Ik heb aangemerkt, dat ik het eerfte volledig berigt van Pest-Koortfen , verzeld met blutsvlekken (petechiae) gevonden heb m fracastor ius. — Eene van die verfcheen in het jaar KO< , eene andere, drie - en - twintig jaaren daarna , en beide in Italien. - Die Auteur maakt geene melding van de oorzaak . van de eerfte; maar van de laatfte legt hy de fchuld op eene buitengewoone overftrooming van de Po, die in de lente voorvallende, moerasfen na zich overlaat, en deze bedervende, befmette de lucht den gantfchen zomer. Forestus merkt aan, dat de Stad Delit, alwaar hy de practyk oeffende, van de rotting van het water alleen, naauwlyks tien jaaren agtereen van de Pest, of eenige Pestilentiaale ziekte vry was (*). — In het jaar 1604, brak te Rochfortin Frankryk eene koorts uit, die, ter oorzaake van de ongewoone toevallen en groote fterfte, in het eerst voor de Pest gehouden werd (f)- — Doch de Heer cm rac, die van het Hof gezonden was om deszelfs natuur te onderzoeken , vond de oorzaak te ontftaan uit eenige moerasfen, die door eene overftrooming van de Zee gemaakt waren; en nam waar, CO Obfervat. Lib. VI. Hy voegt 'er by, dat de Ma- siftraat, op zyne voortelling van de oorzaak, eene windmolen liet oprigten om het water te roeren en te verver- r'uln ■ Ter dier tyd was Holland meer onderhevig aan 'overftroomingen en ffilftand van water dan tegen- WOm ^Traité de Fieyres Malignes. — Oeuvres Posihuviel de m. chirac. — Eloge de m.Chirac,/w m. de f'onte-nelle. T 4  296 VERHANDELING dar de bedorven dampen , welke gelyk buskruid rooken, door den wind, die van die zyde lang gewaaid had, naar de Stad gevoerd waren. —- Omtrent twee derde van die gene , welke ziek geworden waren , ftierven (*). — Deze koorts woedde in Juny, July cn Augustus, en nam toen een einde na een fterke regen . die de lucht zuiverde, en het ftilftaande water vervrischte. Ik zou veele voorbeelden van zulke koortfen (door rotte uitwaasfemingen van moerasfen veroorfaakt) uit andere Auteuren kunnen bybrengen; maar nadien die, welke reeds bygebragc zyn, voldoende fchynen om het gene aangevoerd is te bewyzen, zal ik over het geheel aanmerken , dat de aflaatende en tusfchenpoozende koorts van laage en natte landen, als zy op het ergfte is, aangemerkt kan worden als een ander foort van Pest, nadien zy gezien zyn geweest met al de kwaadaartige toevallen, welke aan die fclasfe van ziekten eigen zyn (f) (115). In . C) In die, welke geopend werden , vond men de herslenenot omfloken, of overladen van blo^d; de vezels van liet ligchaam waren buitengewoon teer; en de darmen waren of verzworen, of verdorven (t) Zie III Deel, IV. Hoofdft. §, 2, 3. (115) Men vindt hier van nergens meer overtuigende voorbeelden en bewyzen dan in ons Land. Want, gelyk ik boven (Aanteek. 77) reeds heb aangemerkt, men ontmoet jaarlyks in den Herfst overal by ons, doch vooral in de laage en moerasfige Vcenlanden in enkelde perfoonen van die kwaadaartige Rótkoortfen, welke in aflaatende of tusfchenpoozende koortfen veraard zyn. — Maar inzonderheid bevestigen zulks de kwaadaartige koortfen in de Droogmaakeryen. Althans die, welke ik in de Droogmaakery van iJleiswyk heb zien regeeren, deeden zich niet alleen op niet alle de doodelyke toevallen van Pest-koortfen, maar Scbben ook wezenlyk als eene Pest gewoed. In een zeer kor-  over de LEGERZIEKTEN. 297 In het algemeen kan men aanmerken, dat de rotting van dierlyke en groeijende zelfftandigheden, in eene drooge lucht, het meest gefchikt is om eene kwaadaartige koorts van eene meer aanhoudende gedaante voorttebrengen; daar de rottige uitwaasfemingen, in eenen vochtigen dampkring, eene grootere gefchiktheid hebben om tusfchenpoozingen en aflaatingen te verwekken. — Doch de dampen van verrot bloed fchynen het ligchaam meer te fchikken tot een' buikloop, dan tot eenige andere ziekte ; want fchoon fommige door de befmetting van bloedige afgangen van de hospitaal-koorts zuken aangetast worden, heb ik echter waargenomen, dat die befmetting meestal den roodeloop veroorzaakt (*). , . , Uit deze befchouwing der kwaadaartige koortfen is ligt te begrypen, hoe eigen zy moeten zyn, niet alleen aan alle moerasfige landen na heete Saizoenen, maar aan alle volkryke, laage en flegt geluchte Steden; die van geene algemeene waterioozingen voorzien zyn ; of daar de ftraaten naauw en vuil zyn; of de huizen klein en morfig; daar fchaarsheidis van versch water; daar volgepropte gevangenhuizen en hospitaaJen zyn, die niet gelucht noch fchoon gehouden vvorden; wanneer in ziekelyke tyden de lyken binnen korten tyd veripreiden zy zich algemeen over de bewoonders van de Ambachten van Bleiswyk, Bergfchcnhoek, Hdr leuomsberg, Teibruüge , üchiebroek en Berkcl; zoo dat 'er naauwlyks een huisgezin, ja fchier geen inensch te vinden ware, die'er niet van was aangetast , terwyl de mcesten 'er zeer gevaarlyk ziek aan lagen, en er dage.yks eene groote meenu'te aan ftierven. (*1 Zie 111 Deel, VI. Hoofdft. §. 3« T 5  z9B VERHANDELING nen de wallen (*) en niet diep begraven worden ; wanneer de flachtershuizen insgelyks binnen de ftadsmuuren zyn; of als men de doode dieren en de afval van geflachte beesten in de gooten, grachten (116) of vuilnishoopen laat rotten ; als de gooten niet bekwaam zyn om eene groote verzameling van ftilftaand of bedorven water uit de nabuurfchap afteleiden ; als vleeschfpyzen het grootfte gedeelte van de diëet uitmaaken, zonder eene behoorlyk mengfel van brood, groenten, wyn of andere gegiste dranken ; als het graan, oud en befchimmeld is, of door een nat faizoen bedorven ; doch bovenal wanneer eens befmette huizen niet genoeg gezuiverd zyn. — Ik zeg, in reden van het getal van deze of dergelyke famenloopende oorzaaken, zal een Stad min of meer onderhevig zyn aan Pest- koortfen, of om de fmetftoffe van de waare Pest overteneemen, wanneer deze door eenige koopwaaren word aangebragt. — Ik zal, om deze waarneemingen te bevestigen eenige weinige voorbeelden byvoegen. Conftantinopolen is niet alleen onderworpen aan wederkeeringen van eene heerfchende Pest, maar aan eene fchier jaarlykfche Pest-koorts, die als eene eigen landziekte van die plaats mag aangemerkt worden (f). — Maar dat dit niet is toe- (*) Screta de Febr. Castrenf. Malign. (116) Het heugt my voor eenige jaaren de beginfels vau eene doorgaande Rotkoorts te hebben zien ontftaan in het noorddelyke gedeelte van deze Stad Rotterdam, door dien van de Stads vest aldaar by zeker toeval het water in een warm jaargety was afgeloopen, en de modder dier vest dus een tyd lang bloot leggen bleef; doch nadien men het water welhaast 'er weder inliet, heeft zulks geen verdere gevolgen gehad. (1) Zie timoni's verhaal van de Pest te Conftantino- po-  over de'LEGE RZ IE K TEN. 299 tóetefchryven aan de lucht of luchtftreek, blykt yit deszelfs gezonden ftaat geduurende de heerfchappy der Grieken , en uit de waarneeming, dat zelfs tegenwoordig zy, die in de Voorlieden woonen en zich zelve opfluiten, ot'zich buiten het bereik der befmettinge houden, vry en veilig zyn. Ook is de oorzaak niet te zoeken in de meenigte der inwoonderen, nog in de vuilheid van de plaats ; vermits veele Steden ruini zoo veel bevolkt en minder rein zyn , cn nogthans van de Pest bevryd blyven: voeg 'er by dat de vreemden minder aan de ziekte onderhevig zyn dan de Turken zelve (*> — Het zou derhalven fchynen, als of deze plaag tóetefchryven ware aan iets byzonders in den godsdienst van dat Volk, want, behalven dat Pest-ziekten mee* nigvuldig zyn in alle de Steden van de Levant, zoo hebben zy vooral de overhand in Egypten, als zynde haaren oorfpronk (f) \ alwaar de overftroomingen niet alleen te befchuldigen zyn, ge • merkt dat land bekend is gezonder geweest te zyn, voor dat het Mahometaansch wierd. — En in Sennar, alwaar het Mahometanismus of de Turkfche Godsdienst insgelyks beleden word,zyn de Pest- koort- polen in do Philof. Tranfact. n. 364 , en het verhaal van den Heere m a c k e n z r e ia de Philof. Tralfact. Ftl. XLVH, art. 63, and 87. (*)'Alhoewel timoni aanmerkt, dat de vreemden over het algemeen grooter gevaar loopen dan dé 'burgers, voegt hy" 'er echter by: Armeni omnium nationum minimc ad restem funt dispo/iti: 'obfervo illos pauchfimis uti carnibus , cepis, porris , alüis, vinoque maxime utuntut\ Dat is: De Armeniërs zyn onder alle de volkeren het minst aan de ' 'Pest onderhevig: ik bemerké dat zy weinig vleesch ecten; maar zeer veel uijen, porrey, knoflook en wyn gebruiken. (f) Mackenzie, loc. cit.  3oo VERHANDELING koortfen zeer gemeen; fchoon zy Abysfinie zelden bezoeken, het welk aan dat koningryk grenst, en heeter is, maar daar deinwooners Christenen zyn (*). — De Turken nu onthouden zich van wyn en alle gegiste dranken, de grootfte tegengiften van rottinge (fj; zy maaken een overtollig gebruik van het warme bad (§); en zy houden zich by de leer der noodlottigheid, welke het volk belet de befmetting te vermyden, en den Staat om order te geeven van quarantaine te houden, en andere befchikkingen te maaken om den invoer van de Pest te voorkomen, door hunnen handel met Egypten en andere befmette plaatfen. — En uit het zelfde kwalyk begrepen beginfel verzuimen de Turken hunne huizen na de befmetting te zuiveren , en zyn deswegens on- (*) Lettres Edifiantes & Curieufes, Receuil IV. (f) Men heeft de volgende merkwaardige Waarneeming in f orest vs, ter gelegenheid van eene Pest Koorts die in zynen tyd regeerde: Qjiicunque aquam ob ingentum calo* rem febrilem bibisfent (ut villicus quidam, ad quem cu» randum alio morbo afectum, accitus esfcm, mihi narravit) correpti intra duos dies moriebantur. Qui vero cereviftam bibebant, ut pote potum magis huic nostrae regioni confuetum , iis morbus protrahebatur. Dat is: Zy alle die van de ziekte aangetast , en wegens de groote koortfige hitte water gedronken hadden, (zoo als my een zeker Landman, by wien ik om hem van eene andere ziekte te geneezen geroepen was, verhaald heeft) ftierven binnen twee dagen. Maar by hen, die bier dronken, als zynde een drank waar aan men in deze onze landftreek meer gewoon is, werd de ziekte verlengd. — De Heer roceks merkt aan, „ dat zulke die te veel dierlyke voedfels eeten, „ en alleen water drinken , onderhevig zyn aan rot- en „ fleepende koortfen-". (§) Celsus verbiedt het baden in tyd van Pest: dat is, gelyk wy te vooren gezien hebben , geduurende het Saizoen, waarin de moeras-koortfen regeeren. De Msd. Lib. I. Cap. X.  over de LEGERZIEKTEN. 301 onderhevig aan eenen nieuwen aanval, door de zaaden van de ziekte, zoodra als het Saizoen en de ftaat der lucht deszelfs hervoortbrenging begint te begunftigen. In het verhaal van de doorgaande kwaadaartige koorts te Cork , in het jaar 1731 , vindt men de oorzaak door den Auteur toegefchreven aan eenen famenloop van deze omftandigheden; de vochtigheid der lucht; de onzuiverheid van het water; de befmetting van een buitengewoon^ getal van flachtershuizen ,• den afval van beesten dien men op de ftraaten laat rotten; en de onmaatige veelheid van vleesch - fpyzen , die door het armfte volk gegeeten werden, zonder brood of gegiste dranken , geduurende het Saizoen, waar in men zich van voorraadfpyzen verzorgt (*). Forestus onderrigt ons van eene Pestkoorts, die in zynen tyd te Venetien woedde, veroorzaakt door het rotten van een klein foort van visch in dat gedeelte van de Adriatifche zee q). — En de zelfde Schryver beroept zich op montanus, wegens eene befchryving van de doorgaande Pest-koorts in Famagusta , in het Eiland Cyprus , ontftaande in den Zomer uit het bederf van een meir in de nabuurfchap van die Stad. — Deze zelfde ziekte vind men aangeteekend by fracastorius, en erkend de- (*) Zie rogers Esfay on Epidemie Difeafes. In dit boek vindt men een volledig verhaal van den oorfprotik van eene Blutskoorts (febris pctec/iia/is) en van de kinderpokjes , ontftaande uit eene rotting in de lucht, eigen aan de Stad Cork, van Augustus tot January. — Die plaats is berucht wegens het groot aantal vee, dat voor het gebruik der Schepen gedacht word . het gene inen zegt te klimmen tot boven de 120, 000 in één jaar. Cf) Qbfervat. Lib. VI. Qbf. IX. Schol.  go- VERHANDELING dezelfde te zyn met het gene hy noemd Lenticula of Puncticula, federt bekend'by den naam Van Blutskoorts (febris petechialis). De Gefchiedenisfen zyn vol van voorbeelden van Pest - koortfen, die by de overige ellenden van een beleg gekomen zyn; ja naauwlyks is 'er een voorbeeld van eene lang belegerde Stad, zonder eene ziekte van dezen aart. — Somtyds mag het ontftaan uit de vuilheid van de plaats, die mee menfehen en vee, welke 'er tot een fóhuilplaats in gebragt zyn te veel opgepropt is, gelyk dit voormaals gebeurde zoo te Athene (f) fck'jce Rome (f) ; op eene anderen tyd , is de ziekte veroorzaakt door bedorven graan (§), en door fpyzen, die, te lang in 't zout gelegen hebbende, rottig geworden waren. ■ Offchoon de rotting van plantgcwasfen niet zoo fchadelyk is als die van dieren, is zy echter niet zonder kwade uitwerkingen ; want de planten, in eene befloten plaats rottende,geeven eene cadavereujen ftank van zich; en men heeft Voórbeelden van koortfen veroorzaakt door de uitwaasfemingen van kool (+) zoo wel als van planten in moerasfen (117). — Forkst'us ' " fchryft r?3rn taiv srósis oelisx ,esoG — jafè oib rtsv (*) Diödor. Bibliath. Ilist. Lib. XII. Cap. XLF. (f) Tit. Liv. anno u. c. CCXCI. (§) Caesar^ Bell. Civ.Lib. II. in zyn verhaal van het beleg van Marfeille. Rogers Esfay on Epidemie Difeafes, p. 41. (117) Uit laatere Proefneemingen door priestley, dei man, van marum en andere, omtrent rottende groeijende zelfftandigheden, plantgewasfen en vruchten, in het werk gefield, is gebleken, dat deze niet veel minder fchadelyk zyn , althans dat zy de lucht aanmerkelyk beffnetteu of bederven , en dat zy fchier even 200 veel vaste en ontvlambaare of plogistieke lucht uitgeeven.  over be LEGERZIEKTEN. 303 fchryft de Pest te Delft, in het jaar 1557, toe aan het eeten van befchimmeld graan, dat dooide kooplieden in eenen tyd van fchaarsheid lang opgehouden was (*). — En ik heb gehoord, dat men opgemerkt heeft, dat in dit Eiland (Engeland) de Roodeloop dikwyls onder het gemeene volk ontftaat, in die gedeelten, alwaar zy het meest van graan leeven, als de voorgaande oogst door een regenachtig Saizoen veel geleden heeft, of in dampige koornfehuuren bewaard is. De Gevangenhuizen zyn dikwyls oorzaak geweest van Pest-Koortfen , en misfchien in dit land meer dan men 'er wel op bédagt geweest is. — Lord bacon maakt de volgende aanmerking: „ De allerfchadelykfte befmetting, „ naast de Pest, is de ftank van de gevangen„ huizen , als de gevangenen lang, naauw by „ een en morfig gehouden zyn; waar van wy in onzen tyd twee of driemaal de ondervinl, ding gehad hebben; wanneer en de Rechters, „ die in het Gevangenhuis op het verhoor za„ ten , en een aantal van hen, die het zelve „ verzelde, of tegenwoordig waren, kort daar„ op ziek werden en ftierven. — Het zou der„ halven raadfaam en wysfelyk zyn, dat men in „ zulke gevallen het gevangenhuis deed luchten „ voor dat de gevangenen voor de'baaly gebragt „ werden" (f). — Het is waarfchynlyk dat een van de tyden, waar op deze edele Auteur het oog heeft, was op die nootlottige rechtsdagen, die in het jaar 1577 gehouden werden, waarvan men een meer byzonder verhaaHheeft insfow- w e's f*) Obfervat, Lib. VI. Obf. IX, (f) Nat. HUt. Exp. DCCCMV.  3o4 VERHANDELING we's jaarboek in deze woorden:., Op den 4den, „ 5den en 6den dag van July werden te Oxon „ rechtsdagen gehouden, alwaar rowlano „ jenkius voor het Gerecht gedaagd en ver„ oordeeld werd wegens muitzuchtige redenee„ ringen; op welken tyd 'er in het midden van „ het volk zulk een damp oprees (*), dat zy „ fchier alle flikten , zeer weinige ontfnapten „ het, welke niet aangetast werden. — Hier in „ Oxon ftierven drie honderd perfonen ; en meer „ dan twee honderd werden daar ziek , doch „ ftorven op andere plaatfen" (f). Van het zelfde foort van befmettinge hebben wy een ongelukkig voorbeeld zoo versch in ons geheugen, dat ik niet noodig hadde het hier te 'melden, ware het niet om 'er zoodanige van te onderrigten, .die ver van ons af woonen, of hen die na ons komen zullen. — In het jaar 17^0, op den ndenMey , begonnen de rechtsdagen te Old-Bailey, en duurden eenige dagen; in welken tyd 'er meer misdaadigers verhoord werden en een grooter aantal van menfehen in de Verhoorzaal waren dan wel gewoonlyk. — De Zaal in OldBailey is een vertrek van niet meer dan 30 vierkante voeten. — Of nu de lucht meest befmet ware door de gevangenen in den Rechtbank,die toen van de gevangenhuis-ziekte aangetast waren, of wel door de gemeene onreinheid van zulke lieden, is onzeker (§); doch het is waar3sd ' ... fchyn- . (*) Een Damp,een oude uitdrukking (nog in gebruik by de Mynwerkers) beteekenende eene kwaade lucht. (f) Dit verhaal is bevestigd door camden, Annah Elizabeth. (§_) Men had voorheen de gewoonte, om eenige dagen voor de rechtszittingen, alle de misdaadigers uit de andere gevaugenhuizen te brengen in dat van Newgate, het welk reeds  «ver dé LEGERZIEKTENj 3°5 fehynlyk, dat beide die oorzaaken famenliepen. --< En ligtelyk kan men begrypen, hoe zeer de luchc moet bedorven geworden zyn door de vuile dampen van bet Bail - doek, en door het openen van de twee vertrekken die in de Verhoorzaal uitkwamen, waar in de gevangenen den gantfehen da°- op een geftuwd gehouden waren, tot dat zy uitgebragt werden om verhoord te worden (*). Het bleek naderhand , dat deze plaatfen in eenige jaaren niet fchoon gemaakt waren. De Vergiftige hoedanigheid van de lucht was vergroot door de hitte en bedorvenheid van de gerechtszaal , en door de uitwaasfemende ftoffen van een aantal lieden van allerlei foort , die voor het grootfte gedeelte van den dag o^pgefloten waren,' zonder eene vrye lücht inteademen , of eenige ververfchingen te krygen. — De Gerechts - Bank beftond uit zes perfoonen (f), waar van 'er vier ftier- reeds te vol opgepropt was. — Op zulk eenen tyd werden 'er driehonderd op^efloten in die naauwe plaats; en het is genoeg bekend hoe morsfig deze beide en alle de andere gevangenhuizen gehouden worden. (*) Men heeft my onderregt, dat 'er by deze zittingen omtrent honderd verhoord werden, welke alle in die enge plaatfen gehouden werden zoo lang als het Gerecht zat; eri dat ieder vertrek flechts 14 voeten lang, 11 breed en 7 hoog was Het Bail - doek was ook een klein vertrek, genomen van eenen der hoeken van de zaal, e» van boven opent selaten •, hier in werden, geduurende het verhoor , eenige misdaadigers gezet, die mede naauw opgefloten geweest Te weeten, de Lord-Major, drie Rechters, eert « Alderman, en de Griffier. Van dezs ftierven de Heer saMUF-l pennant, Lord - Major; de Heer thomAs abNey en de Baron clarke, beide Rechters; en de Heef Daniël lambeRT, Alderman. — Het was opmerkelyK dat de Opperrechter en de Griffier, die aan de regterhand van de Lord-Major zaten, onrihapten, terwyl by zelf met II. deel. V *  3ö Th»* (*) Esfiy on f evers, Ck, V. VUL (f) F. flater. Ohfervar. Lib. II. V 3  3o8 V ER HANDELING Thomas bartholinus maakt melding van vyf Pestziekten, die in zynen tyd te Denemarken hebben gewoed, en alle aangebragt door befmetting van vreemden (*). — En andere Auteuren, hunne tydgenooten, door gantsch Europa , zyn vol van dergelyke waarneemingen. — Forestus verhaalt, dat in zyne dagen de Pesc het meest regeerde te Keulen en te Parys, en fchryft de oorzaak toe aan de meenigte van inwoonders, en de morfigheid der ftraaten (f)-; nogthans zyn beide deze Steden tegenwoordig gezond , en niet byzonderlyk onderhevig aan eenige rotziekten. — Timoni teekent aan,dat te Conftantinopolen de zindelyker huizen minder onderworpen zyn om door de Pest aange» ftoken te worden dan de vuile Wat den eetregel betreft, kan men aanmerken, (*) Nostra memorta quinquies in Danis Pestilentia grasfata est, 1619, 1625, 1629, 1637, 1654, femper aHiunde translata. De Medi'cin. Danor. Domest. Disfert. IV. „ By ons geheugen heeft de Pest vyfmaalen in Dene„ marken gewoed, in 1619, 1625, 1629, 1637, »6"54, zynde altoos van buiten aangebragt". (f) Coloniae, & Lutetiaë Pariforum pestis frequenttS' fima est, ob hominvm frequentiam- & forditiem piatearum. Obfervat. Lib. FI. Obferv. V, Schol. „ Tê Keulen „ en te Parys regeert de Pest zeer dikwyls, wegens de veel„ beid der menfehen en de onreinheid der ftraaten". —— Nadien in dien tyd de ftraaten niet geplaveid waren, kan men ligt begrypen hoe ftinkend Vuil zy moeten geweest zyn,in zulke groote en volkryke fteden. — Het is dienftig aantemerken, dar forestus gemeenlyk geen onderfcheid maakt tusfchen eene heerfchende waare Pest en Pest ■ koortfen, en daarom is het waarfchynlyk dat hy alleen de laatfte meent; gemerkt deze twee Steden, wegens derzelver ligging landwaards in, weinig onderhevig geweest zyn aan hetgene rhen gemeenlyk verftaat door de waare Pest. f§) Philof. Tranfact. ' n. «64. Abride. Fol. VI, Part* III, CA. //, Se et. XXL  over de LEGERZIEKTEN. 309 ken, dat federt bier met hop bereid , wyn cn wynachtige dranken algemeener in gebruik gekomen zyn , deze ook mede gewerkt hebben om de rotziekten tegentegaan. — De groenten en vruchten worden insgelyks meer algemeen gegeeten (*) ; en gezoute vleesfpyzen maaken een veel geringer gedeelte van onze dieet uit dan t voorheen. — Voeg hier by het algemeener gebruik van thee en fuiker, die ik op eene andere plaats (*) Aan den Heer ruller, opziender van den Kruidtuin te Chelfea gevraagd hebbende, wat evenredigheid hy dagt, dat 'er plaats had tusfchen de hoeveelheid van groenten en vruchten, die nu gegeeten worden, en voor honderd jaaren, antwoorde hy: „ te gelooven, dat in vroeger ,, tyden de ambachtslieden, en het gemeene Volk omtrent „ deze Stad, naauwlyks eenige gebruikten, en die van ee- ., nen hogeren rang , maar zeer weinig. Want dat '„ oude hoveniers en andere van zyne kennisfen hem verze„ kerd hadden, dat voor zestig jaaren een kool voor drie „ Huivers verkogt was, die men nu voor een halve ftui„ ver koopt, en dat meest alle ander groenten en vruchten ,, naar evenredigheid duur waren; in diervoegen, dat zy, ,, die nu dagelyks moeskruiden eeten , toen dezelve alleen „ des zondags aaten, by wyze van een lekkerny. — Uit „ welke omftandigheid en de tegenwoordige uitgeftraktheid „ van grond tot moestuinen aangelegd , hy befloot, dat ,, men thans ten minfte zesmaal meer groenten at dan om„ trent den tyd van de Revolutie'". —* Dan wy denken dat dat gebrek van groenten en vruchten vervuld wierd door een grooter vertier van meelltoffen, in brood en andere gedaanten, nadien het brood ter dier tyd in evenredigheid ttft het vleesch duurer was dan nu. — Hieruit fchynt het redeiyk te heruiten , dat men voorheen veel meer vleesch at dan tegenwoordig: en het is bekend genoeg hoe men toen in 't algemeen veel meer gezoute fpyzen gebruikte. Laat ik 'er byvoegen, met betrekking tot de meel- fpyzen;, dat zy niet zoo zeer gefchikt fchynen om de rotting te wederftaan, als groenten of vruchten ; gelyk blykt uit de geneezing van het Zee- Scheurbuik, en eenige proeven w£lkeik op dat onderwerp genomen heb. Zie het Aanhangfe!, ÏII Venoog, XX en XXI. proefn. V 3  ■;ro V E Tl H ANDEUNG plaats getoond heb geene onaanmerkelyke be* derfweerende middelen te zyn (*_). • ,Hoe verre dusdanige dingen misbruikt kunnen worden, of andere ziekten kunnen voortbrengen, is hier de vraag niet. Voor zoo eene-groote Stad, is Londen misfofaien eene van de minst onderhevige aan Pest-koortfen, aan den Roodeloop, en andere rotziekten, van welke het echter re vooren weit nig minder fchynt bezogt geweest te zyn dan gndere Steden, njettegenflaande de voordeden van deszelfs ligging , in eene luchtftreek niet onderworpen aan groote hitte of broeijend weder, op eenen zandigen grond, en aan de boonden van eene wyde rivier, die, door de geduurige beweeging van eb en vloed, niet alleen ycrsch water, maar ook eene verfche lucht aanbrengt. Voeg hierby dat Londen gelegen is in eene wyde vlakte , alwaar de velden tamelyk open gehouden worden. — Zelfs blykt het, dat 'er federt den tyd van sydenham eene aanmerkelyke verandering ten goede is; want behalven dat 'er geen Pest geweest is, zoo heb* f>en wy niet geweeten van doorgaande Pestkaortfen , of doodelyken Roodeloop (f) , en flechts van weinige kwaadaartige herfst-koortien, en indedaad niet van befmettelyke ziekte, die algemeen kon genoemd worden, uitgezonderd de kinderpokken en mafelen. — In fommige van de laagfte , vochtigfte en meest be- (*) In het Aanhanefel, IV Vert. XXVI. Proefn. (f) De Rodeloop ia den herfst;van 't jaar 1762, fchoon veele aantastende, kon niet doorgaande fepidtmhch') genaamd worden. Hy had het meest plaats onder het gemeene voik, en was algemeen van eene g-oedaartige natuur, gie bladz. 132—-135.  over de LEGERZIEKTEN. 3" beflorene gedeelten der Stad, en onder het arme volk, worden nog wel Vlekkoortfen en Roodeloopen gezien, van welke men echter zelden hoort onder lieden van beter rang, in luchtiger ftandplaatfen woonende. — Offchoon veele dingen tot de gezondheid betrekkelyk wel beter konden geregeld worden, heeft men echter op de voornaamfte punten goede acht geflngcn; zoo als het gene betrekkelyk is tot de fecreeten, de Gemeene gooten, en de verzorging van versch water ; ook is het volk in het algemeen vry zindelyk. _ , De gemeene flvk van de ftraaten fchynt geen nadeel toetebrengcn aan de gezondheid van de inwoonders van groote Steden ; en fchoon het ftinkcndfte foort 'er van met andere dingen kan famer.loopen om de lucht minder gezond te maaken , blykt het echter weinig invloeds te hebben op het voortbrengen van Pestziekten (118). — Oude pis heeft eenen overvloed van vlug loogzout het welk de rotting tegenftaat (*); en de gemeene drek , zoo deze al befmettelyk zyn moet, word zulks minder gemaakt, door middel van een fterk zuur dat vereenigd is met de deelen , die wezenlyk bedorven zyn (f). — riet rntO Dê proefneemingen echter van de Heeren deiman ea van mar du hebben doen zien, dat het (lyk der ÜVaaten de lucht aaaraerkelyk bederven moet. Zoo dat het wel de;Hyk te vreezen is, dat het tot li'et vóortbrenge,. van pestziekten krachtdiadig zou medewerken, maien het niet weggeruimd wierd, of indien 'er geene andere oorzaaken waren, die deszelfs befmetting tegenitonden. (*) Zie het Aanhangf. I. Vert. II en III. prodn. >f) Zie het Aanhangf. VII. Vert. XLIH. proetn. Voeg hiert'v de proeven van m. homberg fur la mattere jecale. Hht. de Ucad. Royak des Sciences. A. »7"j »• V 4 110  VERHANDELING Het geval is verfchillende in Rot - ziekten , es byzonder in den Roodeloop , in welken de Drekftoffen, gelyk wy reeds getoond hebben, in eenen ftaat van bederf en befmettelyk zyn (*)> Ik zal dit deel van myn onderwerp befluiten niet aantemerken, dat, terwyl de groote Steden veele ftoffen opleveren om de lucht te bederven, zy tevens voorzien zyn met twee aanmerkelyke tegengiften: het eerfte ontftaatuit de beweeging der lucht, door de geduurige beweeging van het volk en de rytuigen , en door de tochten die de vuuren maaken; het andere vloeit voort ujp de groote veelheid van zuur, de fterkfte weerflrever der rottinge, door de brandftoffen voortr gebragt. II. Tot dus verre fchynen de afgelegen en uitwendige oorzaaken der Hospitaal- en andere Pest-koortfen genoeg aangewezen en betoogd te zyn. — Doch op wat wyze deze rotte uitr vloeifels werken , en die verfchillende ver. fchynfels in het ligchaam voortbrengen , * is niet 200 gemakkelyk te bepaalen; waarom men het volgende flechts als bloote gistingen moet aanmerken. Ik begryp dat het miasma of rottingbaarend deesfem (beftaande uit de uitvloeifels van rotte en fomtyds. pok deszelfs reuk in den ge, «°FFMA.tfN, Med. Rat, Sjft. Tom. I. Lib. J. Sect. II. ' 09 I. Deel, III. Hoofdft. II. Deel, II. Hoofdft. «. 3. ÏII; Deel, VI. Hoofdft. §. 1. S * £ie het Aanhangf, VII. Vert. XLVIII. proefn,  over de LEGERZIEKTEN. 313 gevorderden ftaat van eene Gevangenhuis - koorts, de bedorven reuk van het zweet en van andere ontlaste ftoffen , de blaauwe vlekken , puisten en verftervingen, aan deze ziekte eigen, fchynen deze meening te fterken. — De fcherpte prikkelt de zenuwen en veroorzaakt veelerlei krampen; de pols is verfneld, in 't eerst opgezet, maar welhaast neergedrukt, omdat het hart niet genoeg van het leevensbeginfel ontfangt, of om dat ?er eene ontlaating van deszelfs vezelen door de rotting veroorzaakt word. — Ik heb elders voorbeelden bygebragt, dat het-hart in de Pest zoo ver verflapt ware , dat het van de gewoone kracht van het bloed eene buitengewoone grootte bekwam (*). Nogthans, ware de rotting de eenige verandering door de befmetting in het ligchaam gemaakt, het zou gemakkelyk zyn zulke koortfen door het gebruik alleen van zuuren of andere bederfweerende middelen te geneezen. — Maar, daar de ziekte , wanneer zy eens gevormd is, alleen door zulke middelen niet te overwinnen is, fchynt het deswegens als of eenige deelen der hersfenen, of het zenuwgeftel, al vroeg ontftoken waren, en de koorts door die ontfteeking onderhouden wierd (f); als of uit deze omftandigheid de meeste toevallen ontftonden; en als of, in den gevorderden ftaat, de geneezing niet konde verkregen worden , voordat de verftoppende ftof door verzweering of rotting opgelost zy.» Een ander vermoeden voor een rottingbaarcnd ferment kan misfchien uit de geneezing gehaald wór- (*) Zie het Aanhangf. VII. Vert. XLVI. proefn. Zie de Opening der Lyken, bladz. 236. V 5  Si4 VERHANDEL I N G worden. — Te weeren , voordat de ontfteeking vastgezet is , worden de rottingvenvekkende deeltjes door het zweet en andere ontlastwegen uitgedreven; na dat tydperk, zyn de meestvermogende middelen geweest het onderfteunen der krachten, doch niet zoodanig dat 'er de ontfteeking door toeneemen kon. —• Omtrent het eind van het laatfte tydperk, wanneer de vochten door de rotting ontbonden zyn , word de ver* ftopping waarfchynlyk opgelost ; en op dien tyd hebben de fterker rottingwecrendc en hartverfterkende middelen plaats, met oogmerk om te verbeteren, en de natuur in ftaat te ftellen om het gene zoo zeer ontaard is uittedryven.— In dezen zwakken ftaat zyn de vlugge middelen fyolatilia) fomtyds nuttig geweest om den pols opteheflen; wyn is het beste hartfterkend middel gewepst, en wy vinden, dat niet alleen de wyn, maar de Camfer, dc Slangen - Wortel en de Kina, te weeten de meestvermogende geneesmiddelen in dat geval, zeer groote rottingwecrende middelen zyn (*). Deze zyn de aanmerkingen , die ik omtrent de natuur, de geneezing, en de oorzaaken der Pest-koortfen gemaakt heb. — In de befchryving heb ik getragt haar van alle andere te onderfcheiden, voor zoo ver ik zulks doen kon in ziekten, wier toevallen zoo zeer overeenkomen. — Sommige koortfen zyn verzeld met gierst-uitilach (eruptio miliaris) , dat geene overeenkomst heeft met de blutsvlekken {\petechiae)\ ook is het my nooit gebeurd gierst-uitflach in koortfen van het foort der gevangenhuis- en hospitaalkoortfente zien. — De Koortfen, die men in de laat- 09 Zie he: Aanhangf. II. Vert. XI, XII en XIII proefn.  over de LEGERZIEKTEN. 315 laatfte jaaren oneigen, doch gemeenlyk zenuwkoortfen (febres nervofae) genoemd heeft (119), fehy- f"ji9) De Koorts, die raen Zenuwkoorts noemt, is liet eer*t onder dien naam en zeer onderfcheidenlyk befchrevert door HUXiiAM, hoewel men reeds by fracastorius dezelfde koorts zeer naauwkeurig befchreven vindt (V); doch federt hukham is die benaaming in Engeland alge» meen geworden , en vervolgens door andere overgenomen. , Het is wel zeker, fchoon de zenuwkoorts, het meest in aart en toevallen overeenkomt met de kwaadaartige Rotkoorts, dat zy echter kennelyke teekenen heeft, vaar door men dezelve van deze kan ondertcbeiden. — Hoxham zegt, dat in de zenuwkoorts de aanvallen van koude en alle de toevallen veel min zwaar en hevig zyn; doch dat de rotting der vochten in beide gemeen is ; en dat zy ook befmettelyk is. De meest onderfcheiden- de kenmerken of toevallen van dezelve zyn, in het begin fl»te huiveringen met verwisfelingen van hitte , loomheid, vermoeidheid0, lusteloosheid, geduurige zuchtingpn , een bleek en droefgeestig gelaat, groote benaauwdheid, neergellagenheid van geest, afkeer van fpyzen, pyn en ligtheid in 't hoofd , drooge lippen en tong, zonder veef dorst, dikwyls kookingen tot braaken zonder iets overtegeeven , bezwaarde ademhaaling, een doffe pyn en koudheid in het agterhoofd, en flaaperighcid ; en alle deze toevallen verzwaaren met den avond, en zyn 's morgens weer minder; ondertusfehen is de pols zeer flaauw, rad en ongelyk, de tong meest wit beflagen met een' geelen of bruinen rand in den omtrek, de pis helder en bleek, of als wey, en het bloed los of ontbonden. — Na zeven of agt dagen verzwanren a41e deze toevallen; de tong word drooger en rood, fomtyds met klooven, de pols zinkt, en daar komt by ruisfching iu de ooren, ftille mymering, ylhoofdigheid, beeving der tong en handen , koud zweet op het voorhoofd en °den rug , vervolgens fterke zweeting met klamme of koude ledemaaten, opfpringingen der peezen,en ongevoeligheid , onwillige afgang en pisloozing, en alle die zelfde doodelyke teekenen , welke boven by de toevallen der kwaadaartige of hospitaal - koortfen vermeld zyn. — Ook is de geneeswys dezelfde als die, welke in den laagen ftaat dier koortfen zyn voorgefchreveu. Sterke ontlastmiddelen zyn 00 Fbacastor. De-» f**) Ik bediende my van den leevenden Zwavel (fulpkür vivum~), als ik op deszelfs zuiverheid kon ftaat maaken} maar nadien die meer aan vervalfching onderhevig is dan de Rol • Zwavel, fchreef ik gemeenlyk de laatfte voor. — De witte Nieswortel Qtelleborüm album) maakt de zalf krachtiger, en voldoet beter dan het raauwe AmmoniacZout Qfal ammoniacum crudum), dat ik', als 'er van dien wortel gebrek was, in deszelfs plaats nam (124"), (i24) Met het Ammoniac-Zout, in .plaats van den witten Nieswortel in deze zalf te doen, heb ik echter honderden tceneezen. — Maar, nadien het my federt Iangerï tyd is voorgekomen, dat het eigenlyk de Zwavel is, die de geneezing bewerkt, meng ik dezelve , of wel den bloetri van Zwavel (flores fulphüriï) , doorgaans alleen met den 'Varkens-Reuzel, en ik genees 'er even gemakkelyk ert fchielyk mede. — Sommige mengen den Zwavel met de gemeene groene zeep ; by gebrek van Varkens-Reuzel kart men 'er zich van bedienen, maar anders zou ik de Reuzel verkiezen, óm dat deze een zagter en ziridelyker zalf maakt. Wanneer de huid door vettigheid en van die! natuur ligtelyk ontfteekt of roozig word, heb ik wel eens de Zwavel met het Uttguentum Nutritum vermengd, etf II. DEEL. X hlW  322 VERHANDELI N G - Deze hoeveelheid diende voor vier fmeeringen, en de lyder werd alle avonden 'er mede gefmeerd. — Maar om alle toevallen ,< die uit het floppen van te veel poriën of zweetgaten op eens ontftaan mogcen, voorrekomen, begon ik gemeenlyk met alleen een vierde gedeelte van het ligchaam op eenmaal daar mede te fineeren. — Men zegt , dat fommige de Schurft geneezen met alleen de beenen te fmeeren; doch die geneeswyze heb ik nooit beproefd, meenende dat het geneesmiddel van meer kracht zou zyn, als men 'er een groote vlakte mede befmeerde (125). Offchoon men de Schurft weg mogt heemen met eene pot van de Zalf, zal het echter dienftig zyn de fmeering te vernieuwen, en de meest aangedaane deelen eenige avonden langer te fmeeren, totdat 'er eene tweede of derde hoeveelheid van opgebruikt zy (126). In eenige hard- nek- ïiler mede even goed de Schurft geneezen. — In dit geval is het ook goed den bloem van Zwavel te mengen met het wrongel of runfel van zoete melk,tot de dikte van eene zalve. Andere hebben Zeep-ballen aangepre¬ zen , gemaakt uit vier deelen bloem van Zwavel , en een deel poeder van witten Nieswortel, met zoo veel groene Zeep als noodig is om 'er ballen van te maaken, waar mede men , even als met andere Zeepballen , in water twee of driemaal daags de aangedaane deelen wasfehen moet. (125) Gemeenlyk Iaat ik tweemaal daags, 'smorgens en 's avonds, met de Schurft - zalf fmeeren, en Hechts een vierde gedeelte van het ligchaam, en beurtlings dan het eene en dan het andere aangedaane deel ; by voorbeeld, eerst de handen, dan de voeten, dan de borst, enz. en ik vinde het altoos goed dat men 'er niet Hechts mede fmeere, maar fterk wryven, zoo dat de puistjes breeken. Ci 26) Men moet met het fmeeren ten minden zoo lang aanhouden, totdat 'er geene fchurftigheid of puistjes meer a te'  OVER DU LEGERZIERTËN. 323 nekkige gevallen is men daarom genoodzaakt, met het fmeeren van het geheele ligchaam , geduurende veele avonden agter den andere aantehouden, en 'er ook het inwendig gebruik van den Zwavel bytevoegen, niet met een oogmerk om het bloed te zuiveren, maar om de dampen des te zekerer door de huid te verfpreiden. . Nadien deze dampen het bloed verhitten kunnen op eenen tyd, wanneer de uitwaasfeming door het fmeerfel zoo zeer verhinderd is, zal het dienftig zyn dat de Lyder al dien tyd by eehe verkoelende diëet, en' voor de koude bewaard word. — Byaldien hy van eene bloedryke gefteldheid, of eenigzins koortzig is, zoo moet hy worden adergelaaten en een purgeermiddel inneemen; anderzins zyn geene van beide deze ontlastingen noodzaakelyk (127). De te zien zyn, want, zoo 'er Hechts weinige overblyven, komt de ziekte wederom en breidt zich op nieuw uit. — De bruine vlekken, die, na de geneezing, dikwyls in de huid overblyven , verdwynen doorgaans van zelfs. (127) In zulk een geval, en zelfs in ligter gevallen geevc ik gewoonlyk de volgende Poeders: lp.' Flor. Sculphur. unc. j. Pulv. Cornachini dr. ij, M. F. Pulv. N. xvi. Om' 'er dagelyks twee, drie of vier van in te neemen, ten einde ter zeiver tyd genoegzaam open lyf te houden; het welk ik noodig en nuttig oordeele, als men fterke fmecriugen met den Zwavel doet, omdat door deze de uitwaasleniing ligt verhinderd word. In. hardnekkige gevallen moet de Ly^er vooral zich wagten voor koude en vochtigheid, en zich onthouden van gezoute Spvzen, van zuuren, vette voedfels en van fpeceryen, en 'driuken veel van eenigen vochtverbeterenden en uitwaasfemenden Drank, gelyk by voorbeeld een afkookfel van bitteren Peen (radix cichorei'), of van grooten KlitX 2 fi&  VERHANDELING Da natuur van de Schurft is dikwyls kwalyk begrepen geweest, dewyl eenige dezelve ger fei>Wortel (radix bardattae') , of van den bast van de fpitSr jï'yze Olmboom (ulmus pyramidalis), het welk men onlangs eerst bevonden heeft een allervermoogendst middel te zyn in allerlei Huidziekten (morbi cutanei), byzonder in allerhande foort van Lazerye (lepra), Pauw- of Huid-worm (herpes), en Huidzemeling (furfuratio). Zeer nuttig is het ook in de Schurft, dat men de hemden , broeken , kousfen, enz.» niet Zwaveldamp berooke, eer men die aan doet; doch dit moet in de opene lucht ge? fchieden, omdat die damp zeer verflikkende is. Men doet ook wel zich dikwyls van linnen te verfchoonen, doch geenzins van kleederen verandere. Van een byzonder belang is hier ook de vermaaning van den Heere d. monro (a), dat men de fmeeringen met Zwavel niet te vroeg gebruiken moet in lieden, die pas o^komeii uit koortfen of andere ziekten, welke hen zeer zwak gemaakt, en die dan de Schurft hebben; want dikwyls heeft hy in de Hospitaalen gezien, dat zy, door zulks te doen, ligteiyk weder inftorten; en hy fchryft dit daar aan toe dat die fmeeringen, door de poriën te ftop. Een, de uitwaasfeming verhinderen, en de ziekelyke ftoffen, die nog uitwaasfemen moesten, in het ligchaam op. fluiten. — En hier uit leide hy ook af de nuttigheid van, geduurende het fmeeren met Zwavel, open lyf te houden ; en na de geneezing een of meer purgeermiddelen fe geeven. By dit alles moet ik eindelyk nog voegen de vermaaning yaq 4en Heere tissot (b) dat men de Zwavel-zalf, of andere middelen die de Schurft verdwynen, nooit onbezonnen moet gebruiken. Daar zyn , zegt hy, geene kwaaien, die men niet heeft zien volgen op de te fchielyke geneezing van deze ziekte, door middelen welke men gebruikt , voordat men de fcherpe vochten ontlast en eenigzins verbeterd had. Ingevalle de naar binnen ge¬ dreven Schurftftoffc eenige toevallen of ziekten voortbrengt, raadt men aan de Schurft, door befmetting of aanraaking van een Schurften perfoon of het aandoen van zyn hemd, weder te voorfchyn te doen komen. tq) \ Aangeh. Werk. Vol. II. pag. 270. XV) Itaadgeeving vppr de gezondheid yar. den gemeenen Man. vief.  over de LEGERZIEKTEN. 325 gebragt hebben tot de klasfe van de Lazery (lepra) en andere tot die van fcheurbuikige ziekmi, doch het blykt genoeg dat zy eene ziekte van haaren eigen aart (fut genens) is , of ten minfte van die beide verfchillende. — De zemelachtige Schurft (pfora) by de Griekfche Schryvers, en de Schurft (fcabies) by de Latynfche vermeld, heeft men gemeenlyk veronderfteld dit zelfde uitflach te zyn 5 maar uit de befchryving, welke ik van dezelve (*) gelezen heb, is zulks zoo weinig blykbaar, dat ik veeleer befluiten zou, dat, fchoon andere gebreken van de huid voorheen niet minder meenigvuhdis geweest zyn dan tegenwoordig, misfchien meer, nogthans de Schurft by de Ouden of geheel onbekend was, of ten minften zeer zelden gezien is,- gemerkt zy van de andere Huid-ziekten zoo een byzonder gewach maaken, en deze, zoo als het my voorkomt, geheel overflaan. Verder kan men aanmerken, dat m de meeste moerasfige deelen der Nederlanden , alwaar het waare Scheurbuik zoo gemeen en zoo erg is , de Schurft naauwlyks bekend is ; en dat fchoon beide het Scheurbuik en de Schurft aan boord van onze Schepen te gelyk kan plaats hebben , zy echter voor twee onderfcheiden ziekten moeten gehouden worden ; de eerfte ontftaande uit vuile lucht, kwaad water, bedorven leevensmiddelen, en mangel van vruchten en groenten ; de laatfte , uit befmetting; terwyl zy beide eene verfchillende geneezing vorderen. Beide de Schurft (fcabies) en de verfcheide foorten (*) Paulus lib. IV.cfip.U.CELSvsliv.r.cap.XXriII. X 3  S2f5 ■ V E R H A-N DELING ten van Zemel - Lazerye (impetigo) (*) der Ouden, worden dikwyls, in dit Land, verward onder de algemeene, doch oneigene benaaming van Scheurbuik (fcorbutus). — Edoch de waare Scheurbuiks-vlekken zyn van eene blaauwe of loodkleur, zy maaken geen ruwigheid op, noch ryzen boven de huid, en zyn verzeld van zichtbaare teekenen, van flappe vezelen en bederf van het bloed, want een wezenlyk Scheurbuik brengt met zich eene langzaame, doch algemeene ontbinding of rotting van het geheele geitel; daar de Schurft (fcabies) de zemelachtige Lazery (impetigo) in hen valt , die van eene gantsch andere gefteldheid zyn. — Deze laatfte ziekten worden voornaamelyk onderkend door de hardheid van de huid in een of meer gedeelten van het ligchaam, verzeld van eene drooge Schurftigheid, of vochtige puistjes, of korsten, en gewoonlyk met eenige jeukte. — Maar het is 'er zoo ver van daan dat zy altyd door uitwendige middelen alleen kunnen geneezen worden , dat het fomtyds gevaarlyk is dezelve op die wyze te willen overwinnen. In dat geval heeft men het noodzaakelyk gevonden de vochten te verbeteren door eene fchraale diëet, herhaalde purgeermiddelen uit zouten, of door kwikmiddelen, middelen uit fpiesglas, of andere geneesmiddelen, die weinig of geen vermogen hebben in het geneezen van de Schurft, en die het waare Scheurbuik eerder verergeren dan geneezen. Sedert de eerfte uitgaaf van deze Waarnee- min- (*) Het fchynt, dat celsus door impetigo verftaat de Lepra Graecorum ,de Lazery der Grieken.  over de LEGERZIEKTEN. 327 mingen, heb ik eenige gevallen van de Schurft gezien, waar in het uitflach fcheen aaritehouden, in weerwil van herhaalde fmeeringen; doch dan vond ik dat de nieuwe puistjes, fchoon veel naar de oude gelykcnde, nochtans van eene verfchillende natuur waren, en alleen door de zalf zelve waren ontftaan; want wanneer ik met dezelve ophield te fmeeren, den lyder toeftond zyne huid door baden te zuiveren, en dan uittegaan , verdwcenen zy fchielyk , en kwamen nooit weder (128). (128) Dit kan misfchien gedeeltelyk verklaaren het geene tissot (a) zegt: „ Na eenige buikzuiverende mid„ delen geneezen de Zwavel-Baden zeer dikwyls; en de '„ koude Rivier-Baden hebben de hardnekkigfte Schurft „' geneezen. — Daar is niets, voegt hy 'er by, 't welk de „ Schurft langer onderhoudt, dan het misbruik van warme Baden." (e) 't Zelfde Werk , bladz. 313. Einde van het Tweede Deel.