Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3254 8157  VERGELYKENDE AFBEELDINGENen BESCHRYVINQ, der VOORNAAMSTE ROONHUIZISCHE WERKTUIGEN of VROEDKONS, TIGE HEFBOOMEN, vooral der TWEE NIEUWEN , AAN 'T GENOOD, SCHAP DOOR DEN Hr. G. J. VAN WY ONLANGS MEDEGEDEELD; met PROEVEN VAN DERZELVER GEBRUIK door MATTH. VAN GEUNS. Me die. Prax. Botan. Chem. Profejfor & Archiater Prov. Gelrica^ £fc. x— Te UTRECHT, By SAMUEL de WAAL Drukker van het Provinciaal Genootfchap, MDCCLXXXIIL   VER GEL YKENDE AFBEELDINGENenBESCHRYVINÖ der VOORNAAMSTE ROONHUI7ISCHE WERKTUIGEN of VROEDKONSTIGE HEFBOOMEN, VOORAL DER TWEE NIEUWEN, AAN 'T GENOOD. SCHAP DOOR DEN Hs. G. J. VAN WY ONLANGS MEDEGEDEELD; MET PROEVEN VAN DERZELVER GEBRUIK door MATTH. VAN GEUNSL Medic. Prax. Botan. & Chem. Profejfor 6f Archiatef Prov. Gelricce, &c. Toen het Genoodfchap my de eere deedt, van my mede te deelen de Aankondiging van den Heere van WY, van twee nieuwe en boA 2 ven  4 M, VAN GEUNS ven de tot heden bekende uitmuntende Vroedkonstige Hefboomen of Werktuigen van Roonhuizen, teffens hier by voegende die nieuwe Werktuigen zelve, met verzoek om over een en ander myfi oordcel uit te brengen, cn kon het zyn, met proeven te ftaaven: voelde ik, in een zaak van zoo nuttigen uitzigt, myn lust kragtig opgewekt, om zoo veel ikkonde aan het verzoek te voldoen. Ik vergeleek dan deeze Hefboomen by anderen van denzelfden naam, doch van vcrfchillend fatfoen cn Au&euren, uit myne verzameling, ik legde ze aan op myne Pbantome en nam hunne verfchillende werking waar. En dit voldeedt my gedeeltelyk zoo wel, dat ik befloot, by gepaste gelegenheid, met der daad van een of ander deezer nieuwe Werktuigen gebruik te maaken ter verlosfing van eenig geklemd of opgebonden hoofd, in de gevallen die my daar toe gefchikt mogten voorkomen. Dat metterdaad deeze gelegenheid ter beproeving van het grootfte Werktuig, met een zeer goeden uitflag, my wel baast voorkwam , hefj ik reeds aan het Gcnoodfchap in een' brief, van 15. January 1782, gemeld, te gelyk met myne voorlcopige Aanmerkingen ver het onderfcheid der bogten en lengten deezer beide f~ boa  Befchryving der Roonhaizifche Werktuigen. 5 boomen, zoo van de gewoonen als van elkander, en hun byzonder nuttig gebruik. Dit alles is door 't Genoodfchap, met myne toeftcmming, aan den Heer van WY medegedeeld, en door deezen reeds in zyne Verhandeling geplaatst, als het getuigenis van eenen Geneesheer, hem toen onbekend. Na dien tyd nog verfcheidene maaien gelegenheid gehad hebbende deeze Werktuigen by baarendc Vrouwen te gebruiken: meen ik nu van alles wat vollediger verflag te kunnen geeven, en zal teffens vooral moeite necmen, om, door juiste en vergelykende Afteekeningen, de overeenkomft en het onderfcheid der voornaamfte Roonhuizifche Werktuigen, ten klaarften voor 't oog te {tellen, vollediger, naar ik meene, dan tot hier toe is gefchied; voorts zal ik aan het opfchrift myner tegenswoordige Verhandeling tragten te voldoen, door kortlyk de volgende hoofdzaaken te fchetfen. 1. De nieuwe Werktuigen, door genoegzaa . me befebryvinge en vergelykinge met de oudexen , te doen onderkennen. 2. Het byzonder gebruik dcezer nieuwe Hefboomen aan te wyzen, en nfet dat der ouden te vergelyken. A 3 3.  '6 M. VANGEUNS 3. Door Waarncemingcn cn Proeven het ge. melde gebruik te bevestigen. I. De nieuwe Werktuigen, door den Heer van WY medegedeeld, zyn zyn Ed., zoo 't fchynt,uit eenen oorfpronglyken bron ter hand gekomen, door eenen Smit, leerling van Plaatman, een echten Roonhuiziaan (V). En wel zyn zyn Ed. deeze Werktuigen opgedaan , als het meer eigenlyk en eebt geheim van Roonhuizen, dan 't gene door de Heeren de Visscher en van de Poll is ontdekt cn gemeen gemaakt, hebbende naamlyk de Roonhuiziaanen de weereld tot hier toe flegts in den waan gelaaten, dat zy in de ontdekking van Vis, scher en van de Poll al het geheim bezat, terwyl zy zeiven voor zicb tot hier toe nog deeze Hefboomen (welke ik Plaatmans zal noemen) in een byzonder geheim hadden gehouden, om te dienen ingevallen, waarin het bekend Roonhuizens Werktuig vrugtloos zou worden aangelegd. Dus zouden wy dan, door deeze mcdedeeling, in een veel vollediger bezit van 't geheim van Koon- O) Pieter Plaatman een leerling, nefrent J. de Bruin, van R. van Roonhuizen, zie het Roonh. geheim 011.'dekt, Vbori: p. 33. TvteU ferh. p. ja. en vooral p. 35,  Befchryving der Roonhuizifche Werktuigen. ? Roonhuizen genaken, en daarvoor gewislyk allen dank aan den Heer van WY verfchuldigd zyn. Hoe 't zy, laaten wy ons de twee nieuwe Plaatmanfche Hefboomen vooreerst en vooral bekend maaken. Ik heb dezelve doen afteekenen op Tab. I, in hunne natuurlyke grootte, gezien van de bovenzyde, een weinig beneden het oogpunt, als, meen ik, best gefchikt om over het ge hcele beloop en de bogten te oordeelen; terwyl het verminderen der breedte ligt door de verbeelding kan worden verholpen. De breedte van alle deeze Hefboomen is ongeveervan een Rhynl. duim. AAa. is de groote Hefboom van Plaatman, over 13 Rhynl. duimen lang, de bogten ruim, en verre agteruit wykende, zoo als uit de geHipte regte lyn, waarop ik denzelven waterpas geplaatst heb, duidlyk is te zien. Het eene eind is in tweën gefpleeten,en heeft, van boven gezien,de gedaante en breedte,als in de byfiguur Aa. naaukcurig en op de maat is afgebeeld. BbB., of de vierde figuur van boven, verbeeldt den kleinen Hefboom van Plaatman, niet langer dan degewoone Hefboomen,daar, A 4 ter  £ M, VAN GEUNS ter yergelyking, in natuurlyke grootte bygetcaJiend; maar verfchillende van acezen, vooreerst, in het verder agter uitwyken der bogten, ge]yk de geflipte horizontale lyn, en de vergejyking met de afteekeningen der andere Hefboomen klaar voor 't oog aanwyzen, zynde de maat hier ook zorgvuldig in agt genomen ; ten tweeden, in het eenegefpleeten eind B, b. 't welk overeenkomt met Aa, doch kleinder is dan dat. Om klaarder het byzondere deezer nieuwe Hefboomenin't oog te doen loopen,heb ik,op dezelfde plaat ook eenige anderen doen afbeelden; eerst, om met het groote Werktuig te yergclyken, den Spatel van den Engelfchman Lowder , met zyn handvat en gevenfterd eind Fa. F, wiens lengte niet veel minder is, en dc breedte van het gevenfterd eind Fa weinig verfchilt van die win 't gcfplcetcn eind Aa, doch in de bogt is aanmerklyk verfchil, gclyk afgemeeten kan worden. De bogt van Lowder komt veel eer overeen met die van den Spatel van Titsing, welken ik heb doen afbeelden by EE (Z>), ja fchynt (*) Volgens Roonh. Gek. Tweel. Perk. Tab, H. Fig. t, 3. doch ik heb myn teckening naar 't Werktuig zelf doen maaken , ook om het zelve van boven te doen ziot; ïicilcus alk de anderen. Yergelyk Tab, U. Fig. 1.  Befcliryvlng der Roonhuizifche Werktuigen. 9 fehynt wel naardeezen gevormd te zyn. Dit blykt nog duidlyker uit Tab. II., alwaar ik, boven aan, bet profil der bogten deezer drie Werktuigen , met dezelfde Letters gemerkteekend , met alle mooglyke naaukeurigheid heb doen afteekenen, zoo dat zy waterpas op de zelfde horizontale linie gelegd, hun bogt beginnen in 't zelfde punt , X, waar zy allen boven de horizontale linie zich opheffen. Hier is XA de bogt van den grooten Plaatman, XE die van Titfing, en XF die van Lowder. Alwaar het byzondere der bogt van den grooten Plaatman XA, ten duidlykften in 't oog loopt. Daarna heb ik op Tab. I. afgebeeld het kleine nieuwe Werktuig BbB, zoo even gemeld, en in zyne byzonderheeden kortlyk aangeweezen. Ik heb daar,ter vergelyking,by gevoegd de door Visfcher en van de Poll bekend gemaakte Hefboomen, in hunne waare bogten naaukcurig geteekend. CaCb is het Werktuig van J. de Bruyn : DDb is dat van R. Boom. Van deezen zyn de bogten van de Bruyn Cb, cn van Boom Db, aan elkander gelyk, doch de bogt van Boom D is veel wyder , en niet zeer ongelyk aan die van den fpatel van Titfing; maar de kleine bogt van de J3ruyn Ca is, naar 't fehynt, de meest gebrufkA 5 ¥  M. VAN G E U N S Jyke, lang genoeg voor gewoone klemmingen, hierom nog onlangs zoo hoog gepreezen door Herbiniaux (e) , en in den ftand van zyne bogt naast overeenkomende met de bogt B van den kleinen Plaatman. Het profil deezer laatstgenoemde Werktuigen, op Tab. II. Fig. 2. zoo naaukeurig doenlyk afgcteekcnd, doet het juiste ondcrfchcid deezer bogten nader kennen. Deeze bogten zyn weder op de waterpas linie dus gelegd, dat zy alle in een punt Z, alwaar hun bogt zig begint te verheffen , gefnecden worden door den zelfden loodlyn. Dus is ZCa de kleine en voortreflyke bogt van de Bruyn ; ZCb de gróotfte , gelyk aan D de eene van Boom; ZD is de gróotfte bogt van Booms Werktuig; en ZB cindlyk is de meer agteruitftaande bogt van den kleinen Plaatman , met welken, zoo als ik daar even zeidc, de kleine bogt van de Bruyn in buiging, fchoon niet in lengte, naast overeenkomt, indien, naamlyk,de Bruyn, om het punt Z draaijende ,met zyn punt Ca worde opgebeurd tot de hoogte van Plaatman, gelyk uit Tab. III. nader zal blyken. II (f) Zie sgter op letter Cf\  Befcltryving der [Roonhuizifche Werktuigen. II II. En zoo veel meen ik genoeg te zyn, om de nieuwe Vroedkonftige Hefboomen, door den Heer van Wy medegedeeld, voor 't oog te doen kennen, en in hunne byzonderheid van anderen te onderfcheiden. Nu was het tweede voorftel, om het byzonder gebruik derzelven aan te wyzen, en met dat der oudere Hefboomen te vergelyken. Zeldzaam zyn de gevallen, waar in het gebruik van den grooten Hefboom AA noodig kan zyn. Men herinnere zich, dat de hoogte der fchaambeenderen, en dus de diepte des bekkens van vooren (S. Tab. III.), niet boven de twee Rhynl. duimen bedraagt ( hoewel zy dezelve befchryven, als geheel overeenkomstig met dat wy, onder den naam van R. Boom, afgebeeld hebben, DDb. Tab. I. en II. En het kan zyn, dat, door al meer cn meer agterwaards buigen , uit het' Piaatmans Werktuig, by de Visfcher en van de Poll afgebeeld, het onze, van van Wy, zygebooren; hoe wel, daarenboven, de verdeeling in twee klaauwen een oorfpronglyke eigenfehap van deeze laatfte blyve; en wie weet, of dezebyvoegzels en veranderingen geene uitvindingen en verbeteringen zyn van laatere tyden enMeesters? In- (tt) Roonh. Ge'i. ontd. Voorr, p. 43. Zie ook Tweeled. Ver .and. p. 12, 13. enz. (/?) Twseled. Verhand, p. 13 en 35.  Èefchryving der Roonlmzifche Werktuigen. i$ Intusfchen , zoo iemand mogt denken, dat men,het groote Werktuig van Plaatman AaA. bezittende, gemaklyk den Spatel van Lowder FaF. kon ontbeeren, dewelke zigtbaar uit den Spatel van Titfing of Boekelman, en een Iepei van Smellie's Tang is zamengefteld; hiertegen zal ik my geenszins verzetten , te minder, daar Lowders bogt, FaX. veel min wel gcfchikt is , dan die van onzen Plaatman. De Spatel Van Boekelman of Titfing,in handen van die Meesters zulk een voortreflyk Werktuig (EXE Tab. I, II.) (c), fehynt ook ontbeerlyk te , zyn voor, hen, die aan het gebruik van onze groote en kleine nieuwe Hefboomen gewend zyn, en daar by dien van de Bruyn bezitten. Ik erken ook dat my onze nieuwe kleine Plaatman (Tab. I, II. B. Bb.) zeer verkiesiyk voorkoomt, voor den min agteruitgeboogencn ouderen Plaatman ^Tab. I. II. D. Db.), of liever den Hefboom van R. Boom. Dus zouden wy inderdaad onzen voorraad van Vroedkonftige Hefboomen aanmerklyk kunnen verkleinen , en ons gelukkiglyk ontheffen van een belemmerenden overvloed van Werktuigen * die altoos lastig is. • Maar (y) Tweeitd. Verhand, p. az. uiïz. B 2  co 1 M. VAN GEÜNS Maar ik zoude doch hier by willen behouden het Werktuig van J. de Bruyn (Tab. I. II. Cs. Cb.); zoo om de oudheid en egtheid dcszelfs, en het allerveelvuldigst gebruik, 't geen deeze, dooreerlyke en in de korist grys gewordene, Vroedmeester daar van gemaakt heeft (Vf); als om de gefchiktheid en voortrcflyke bogt van deezen Hefboom zelve. Ik verftaa vooral, hier door, de kleinfte of kor'tfte bogt van deezen Hefboom, welke de Bruyn zelf het meest fehynt gebruikt te het», ben , gelyk men oordeelen mag uit het koordetje, dat naby de groote bogt om zyn inftrument gedraaid gevonden is, en het welk natuurlvk buiten het lichaam der Vrouwe moest blyven, hoewel de Ontdekkers hier anders over geoordeeld hebben (e). Deeze kleine bogt ( Tab. I. II. Ca Z.) is in haare waardye en voortreflykheid, boven de wydere en diepere bogten van Boom, enz. door niemand in klaarder licht gefield, dan onlangs door den Brabandfehen Vroedmeester Herbiniaux, een grooten hoogagter en voorftander van den Roonhuizifchen Hefboom, en die denzelven in dage- (jf) Roonh. Geh. Foorr. p. 28, 29, 30, 43 enz. (e) Roor.h. Geh. pag. 26. en Tab. I. Fig. 1. 2,  Befchryving der Roonhuizifche Werktuigen. 21 gelyksch gebruik fehynt te houden (ƒ). Deeze kleine bogt is ongeveer 3 Rhynl. duimen kng , dus een duim nog meer dan de diepte des bekkens vanvooren, en derhalve lang genoeg om een hoofd, dat in 't kleine bekken geklemd zit, te bevatten, gelyk ik dit, in myn derde Plaat, voor 't oog zigtbaar gemaakt heb, alwaar dit zelfde Werktuig CC, in zulk eene hooge klemming aangelegd zynde, met de punt C van de kleine bogt, van welke wy thans fpreeken, nog reikt tot op den hoek van de onderkaak, en dus lang genoeg is, or.~ zyn drukpunt te vinden op of by de apophyfis maftoidea, welk deel de eigenlyke plaats fehynt te zyn, op welke de punt van den Hef boom, in 't doen van eene omklemming, zyn fteunpunt en weerftand vindt,volgens de betooging van gcmelden Herbiniaux, en de toeftemming van den Heer A. Titsïng (g). De ftand van deeze kleine bogt is ook niet in eene boog, maar zy flaat meer agter uit, byna als een opgeheeven en ligt gekromde voorfte vinger, waar van zy ook de lengte heeft, zig verheffende boven het water-. pas, (ƒ) Traité far da Accouchemtns laborieux &c. ik Bn:>;eiles 1782. png. 98—105. (g) HfiRiyN. §. ijö. feqq. cn §. 131. B 3  M M. VAN GE U N S pas, en met haar punt naaulyks iets nederdaalende, zoo dat zij, gelyk blykbaar is uit Tab. III. C. B, dezelfde agteruitbuiging heeft met den kleinen Plaatman, hoewel meer dan een duim korter. Herbiniaux noemt deeze bogt enbec de',flute, en niet oneigenlyk. Dezelfde Schryver agt de lengte en ftelling van deeze bogt zoo hoog, dat hy juist naar dezelve heeft doen vormen zyn'nieuwen Veclis, dien hy zelf uitvoerig befchryft, en waarhenen ik kortheids halven wyze, alzoo zyn' Hefboom wel verdient gekend te worden (//). Dit agt ik genoeg te zyn om de waardye van het Werktuig van de Bruin, neflfens onze nieuwen, te doen erkennen en in waarde te houden. In een byzonderer vertoog hier van te treeden, is, denk ik, na het bygebragte, onnoodig, en voormy althans te tydkwistend (i). III. (//) Au Chapiir. II. p. 183. fcqq. (/) Dus maak ik hier ook geenemelding van eenen Hefboom , door den Heer Dr. P. VV. Sleürs vervaardigd, en my toegezonden, na dat ik aan zyn Ed., in den Zomer van 1782, alle de boven gemelde Hefboomen vertoond, en derzelver onderfciieidene plaatfing en werking, vooral der nieuwe gefpleetene , op myne Phantome had aangeweezen: om dat' ik meen, dat die Hefboom van de Heer Sleurs zekerlyk uit het denkbeeld der onze gefpletene geboren is, €11  Refchryving der Roonhuizifche Werktuigen. 23 III. Nu ga ik over tot myne Waarneemingen en Proeven, waar mede ik voor my zeiven de nuttigheid en het gebruik der nieuwe Hefboomen heb ondervonden. Eerste Waarneeming. Van deeze heb ik, in mijn' voorgemeldcn brief, reeds eenig verfiag gedaan. Ik werd, naam.lyk, den 23 December 178 r , om middernagt geroepen by eene bejaarde Juffrouw , die, voor 't eerst zullende kraamen, nu drie ctmaar len in arbeid had gezeten; \ kinds hoofd bleef hoog en onbeweeglyk zitten, het water, de weën en de kragten waren weg, geen geneeskundige raad vermogt iets , cn men wist nu verder niet wat te doen. Bij onderzoek , vond ik 's kinds hoofd zeer hoog geplaatst, ook te rug gehouden door de traage en taaije ontfluiting der Baarmoeder, zeer verlengd en tuitig, Wyl men hier niet langer vvagtcn konde,a!zoo de natuur niets meer werkte, befloot ik totccne fpoedige verlosfing, hoewel men dit geen geval van en in het byzonder gebruik van deze've ook niet yerfchijt; hoewel dezelve de biyken vertoont van 't vernuft en oordeel van dien Vroedkundigen , die zelf dit zyn Weikmig zuude bïiehryven. 04  24 M. VAN GEÜNS van een eigenlyk geklemd hoofd konde noemen. Wegens de hooge plaatfingvan het hoofd, dage ik om den nieuwen langen Hefboom te beproeven , door 't Genoodfchap my toegezonden; de Medicus van deeze Lyderes hielp my denzelven fpoediglyk met baai te beklecden, en ik, na 't Werktuig gefineerd te hebben, ging voort aan 't werk. Ik bragt het onverdeelde eind, langs myn linker hand, vry gemaklyk naaf binnen tot op 's kinds hoofd, vatte toen,van onder-jtnetmyn regter hand, het verdeelde eind dat buiten was, ligtte dat om hoog , drukte tellens van boven met myn linker hand,naby het fchaambeen,het lichaam van 't Werktuignaar beneden, vermydende dus het drukken tegen het fchaambeen, en werkte zoo 's kinds hoofd,vry fboedig, naar beneden in den uitgang van het bekken , waarna het kind wel haast geheel verlost was; zynde een zoontje, flaauw door de langduurige geboorte, doch wel haast leeveq toonende,en beginnende te ademhaalén, voor dat ik den allengs meer doorflaanden navelftreng deed afbinden» waarna het verder leefde en welvoer. 's Kinds hoofd was aanmerk, lyk verlengd,door de lange beknelling in de taaije doelen deezer Vrouwe, die over de 40 jaaren oud was, en nu lang een droogen arbeid  Befehryving der Roonhuizifche Werktuigen. 25 beid had gehad, 's Kinds hoofd was verder geheel onbefchadigd, alleen een indrukfel van den Veótis toonende onder de onderkaak,dat toch fpoedig was verdweenen. Kind cn Moeder hebben voorts uitneemend welgevaaren , en genieten nog heden eene gewenschte gezondheid. In deeze verlosfing ondervond ik, 't gene ik boven van de groote lengte van dit Werktuig heb opgemerkt, en in Tab. III. afgeteekend, dat naamlyk deeze Hefboom te lang is; want ik behoefde niet alleen dcnzclvcn in lang niet tot op de helft naar binnen te brengen, maar ik moest ook, onder 't verlosfen, hem al geftadig meer uitnaaien , naar maate het hoofd naar beneden daalde, om geen gevaar te loopen van met de punt agter op 't heiligbeen te vatten , en daar een fchrapende kneuzing te fnaaken. Tweede IVlameeming. Den ic. November 1782. werd ik geroepen by eene Vrouw,die, in haar 34fte jaar, voor 't eerst in baarensnood was. By deeze was het water reeds zes dagen weggevloeid , en zy vas na drie etmaalen door vrugtcloozcn ar, B 5 beid  sö M. VAN GEUNS beid afgemat, zynde 's kinds hoofd bovenmate groot. Hetzelve lag in het kleine bekken, dwarsch , het agtcrhoofd naar de linker zyde der Moeder en een weinig naar voorcn , het aangczigt naar haare regter zyde, en cenigzins naar agter. Om het agterhoofd, van dit geweldig groot hoofd, wat meer naar voorcn onder de fchaambeenderen, en in den uitgang der fchede, te draaijen, en daar door de geboorte van clit hoofd wat gemaklyker te maaken, deed ik alle moeite: ik gebruikte nu hier toe den kleinen nieuwen Hefboom, en wel dcszelfs gefpleeten eind; waarmede ik, hetzelve aan de regter zyde inbrengende, het aangezigt meer naar agter tragttc te fchuiven, dan weder, hetzelve aan de linker zyde onder 't agterhoofd inbrengende, dit, als met een lepel, poogde op te ligten, naar voorcn. Met deezen beurtlingfchen moeilijken arbeid vorderde ik iets, en bragt het eindlyk zoo ver, dat het agterhoofd, en voorts het gehcclc hoofd gebooren werdt, hoewel nog cenigzins dwarsch, cn niet zonder aanmerklyke fchcun'eg van 't perina?um dezer Vrouwe ; 't welk minder te verwonderen is, als men weeten zal, dat dit Kind de ongehoorde lengte had van 22J- Rhynl. duimen, en dat het over de 9 ponden zwaar was, heb-  Befchryving der Roonhuizifche Werktuigen. 27 hebbende het hoofd de grootte als van een kind dat zes wecken gebooren was geweest. (£) Dit jn aanmerking genomen zynde, blykt hoe dat bet gefpleeten eind des kleinen Hefbooms in dit geval aanmerklyken dienst ter verlosfing hebbe gedaan. Dit kind werdt dood gebooren. Derde Waarneeming. Door een zonderlingen famenloop, werd ik, op den zelfden dag van 10. November, geroepen by nog eene andere baarende Vrouw, van 22 jaaren, welke, ook door vergeef fchen arbeid geheel afgemat, om de hulp der konst verzogt. Hier vond ik insgelyks het hoofd, byna dwarsch, in 't kleine bekken gefakt, zynde 's kinds aangezigt gekeerd naar de regter zyde der Moeder, en teffens een weinig naar vooren. Ook in dit geval gebruikte ik het gefpleeten eind van den nieuwen kleinen Hefhoom, om het aangezigt naar agter te doen keeren en het agterhoofd meer naar vooren te draaijen; het welke (Jt) Dit was een Partus ferotinus , van ioi maanden Dragts, waar van ik de verdere uitlegginge en redenen bygebragt heb, in deGetieesk. Jaarboeken II. D. I. ft. 1-83. p. 221.  2$ M. VAN GEUNS ke alhier inderdaad vry wel gelukte, en veel beter en merl b larer dan in de voorgaande Waarneeming , om lat het hoofd hier niet meer dan de natuurlyke grootte had. Ik deed verder het kind met dit gefpleeten eind, als met een Hefboom, gebooren worden, leevendig, en ze-» dert zeer welvaarendc, neffens de Moeder. Vierde Waarneeming. Den 14. December 1782. werd ik geroepen by-cene baarende Vrouw, van 24 jaaren, klein en teder vanmaakfel,geduurende twceetmaalen, door vrugteloozcn arbeid afgemat, ongeduldig cn zeer gevoelig , te meer, om dat het water nu lange weggeloopen een' droogen weg maakte.De ween, die gering zyn, voeren dan niets uit om 't kind cenigzins voort te zetten. Het hoofd fiaat insgclyks fchuinagtig dwarsch , in 't kleine bekken , 't agterhoofd naar 's Moeders regter zyde en een weinig naar vooren, derhalve 't aanzigt naar de linkerzyde cn cenigzins naar agter. Dewyl hier geen de minste vordering komt uit de natuur, cn men voor 's kinds leeven begint te vreezen, vraagt men de hulp der konst. Waare klemming.is hier anders geheel niet; want ik kan zelfs byna myn gcheele linker hand in-  Êefchryving der Roonhuizifche Werktuigen. 29 inbrengen, aan de regter zyde der Vrouwe voor haare heilig-zitbeens banden, en omvatten dus het agterhoofd met myne vingeren, en byna kan ik het zelfde doen met myn regterhand aan dees zyde , over het voorhoofd van 't kind. Zoo veel ruimte is hier overig. Dewyl men dan dus niets vordert, tragt ik weder het. dwarfche hoofd wat regter te Hellen , en dat ook door middel van het gefpleeten eind van den nieuwen Hefboom. Dit gefpleeten eind breng ik in ter regter zyde, voor het zitbeen der Vrouwe, op, of eenigzins onder het agterhoofd van 't kind. Dus breng ik den Hefboom geheel zydelings in het bekken , en nu tragt ik daar mede, bynaar als met een' fcheppenden lepel, het agterhoofd op te ligten , en dus opligtende hetzelve meer tebrengen onder het fchaambeen, dat is in een bekwaamer plaatfing om gebooren te worden. Dit werk gelukt my zoo wel, dat ik den kruin bynaar midden onder 'c fchaambeen brenge, zoo dat hy van buiten gezien kan worden. Hierop myn Werktuig verplaatst hebbende, byna onder het fchaambeen,om verder het hoofd,als met den Hef boom, te doen geboren worden, voel ik het hoofd te veel waggelen onder myn Hef-  3o M. VAN GEUNS Hefboom, en te fterk aanpersfen op het Perlnasum , zoo dat ik , de geboorte dus doorzettende, voor het fcheuren van dit deel zeer bcdugt ben. Ik leg derhalve den Hefboom neder , en vat de Tang Van Johiifon daar voor liever op, welke ik gemaklyk aanleg, en fluit, blykende ook uit den ftand van den forceps dat het hoofd nu regt ftaat, met den kruin onder het fchaambeen. Dus doe ik, met den forceps, het agterhoofd onder den boog der fchaambeenderen uitkomen, cn voorts het geheclc hoofd geboren worden, waar toe doch vccle moeite en werk vereischt wordt, dewyl,by eene klemmende naauwheid der uit wendige declen,het kind groot is, inzonderheid van hoofd, leevende zeer vlug na de geboorte. Op deeze wys voorkom ik de fcheuring van 't perinaurm, welke zeker aanmerklyk zoude geweest zyn , indien de veriosfing met den Ve&is ware voltooid geworden.' Dit geval leert nader, dat tot het gebruik van den Hefboom, en van dcnForceps,niet volflrekt wordt vereischt een waare klemming: 2° Dat men den Hefboom by voorbereiding kan gebruiken, om 't hoofd in de holte van 't hek ligbeen naar beneden te brengen, en om deszelfs fchecve ligging te verbeteren. 3? Dat zom-  Èefchryving der Roonhuizifche Werktuigen. 31 zomtyds de uithaaling van 't hoofd met den Forceps veiliger is voor 't perinaeum , dan de uitdrukking met den Hefboom. En zoo veel meen ik genoeg te zyn ter bereiking van het oogmerk, dat ik in deeze Verhandeling my had voorgefleld. Alleen zal heC dienstig zyn , hier nog te laaten volgen eene Uitlegginge onzer vergelykende Afbeeldingen* UIT,  UITLEGGING DER AFBEELDINGEN TOT DE VOORGAANDE VERHANDELING, PLAAT I. Stelt in natuurlyke grootte, volgens de bygaande Rhynlandfche Voetmaat, voor, het waare beloop cn buiging van zes onderfcheidene Vroedkonftige Hefboomen, alle van boven gezien, uit één oogpunt, om dezelven volkomen met elkander te kunnen vergelyken. De waterpas geflipte lynen, op welke deeze werktuigen evenwydig geplaatst zyn, dienen om hunne bogten, diepte en wydte naaukeurig te kunnen afmeeten. AaXA, is de groote nieuwe Hefboom, met zyn gefpleetene Klaauw Aa, door den Heer Van Wy medegedeeld. FaXF y is de Vroedkonftige Spatel van Lowder , wiens bogt, als in wydte naast met dc voorigc overeenkomende,doch in rigting veel verfchillende, ik hier naast denzelven heb geplaatst    Van vroedkonstigê hefboom. 33 plaatst ter vergeiyking. Fa, is de waare maat van 't gevenfterd eind. exe, is de Spatel van Boekelman of Titfing, met de wydte van wiens ruime bogt die van Lowder zoo volkomen invalt, dat het klaar blykt, dat deeze naar die gemaakt is. BbBZB, is de kleine, of gewoone, nieuwe Hefboom doorVan Wy medegedeeld. De fprong of agteruitwyking der bogten komt over een met die der groote , en is aanmerklyker, dan die van eenigen anderen Hefboom hier afgebeeld. De gefpleeten klaauw Bb. komt over een met die van Aa, doch is kleiner. DDb , is de Hefboom van r. Boom, wiens buiging wy, met Herbiniaux, veel min verkieslyk agten, dan die van den volgenden, CbZCa, zynde de Hefboom van J. de Bruyn, en vooral verkiezen wy deezes kleinen fprong ZCa, die zeer wel gebogen ftaat. C PLAAT  34 UITLEGGING der AFBEELDINGEN PLAAT II. Fig. i. Verbeeldt het juiste profil der bogten der drie groote Werktuigen, en derzelver onderlinge vergelykinge, beter op't gezigt te onder, kennén, dan met woorden nader te befchry ven. AXA.FXF. EXE wyzen hier dezelfde Werktuigen aan, en hebben dus dezelfde beteekenis als in de eerste plaat. Fig, 2. Hier ziet men de onderling vergeleekene Profils der bogten van de drie kleinere of min ruim gebogene Hefboomen, alle met dezelfde letters aangeweezen als in de eerste Plaat. AL leen is de Hefboom van de Bruyn tweemaal afgebeeld, om dat hy twee verfchillende bogten heeft Ca, Cb, hoewel deeze laatfte gelyk is aan de fiaauwere bogt van R. Boom. PLAAT III. Verbeeldt, innatuurlyke grootte, een hoog. ge-     VAN VROEDKONSTIGE HEFBOOM. 35 geklemd hoofd , zittende tusfchen het Schaambeen en den fprong van het Heiligbeen, S en H, in een platagtig en in de lengte geopend Bekken; welks deelen hier kenbaar genoeg zyn, en dus geene aanwyzing behoeven. K ver, beeldt de Kegelvormig opgezwollen Kruin des hoofds, als een gevolg der klemming. Hier zyn ter omklemming aangeleg , drie verfcheidene Hefboomen. AAA, de groote nieuwe, wiens overtollige lengte blykbaar is aan de punt A. BBB de kleinere nieuwe, die hier lang genoeg is. CCC, de Hefboom van de Bruyn, lang genoeg in een laagere klemming, en wiens bogt hier klaar blykt overeen te komen met die deinieuwere, zynde flegts korter. Voorts ziet men in de armen deezer Werktuigen die buiten uitfteeken, A, B, C, wat voordeel de diep agteruitwykende bogten geeven, om hefwerktuig, ter behandeling, van 't lichaam der Vrouwe te doen afwyken, enz. PIarderwyk , April 1 7 8 3-