K u K X £ VOORSTELLEN T K J» VERHEERELYKINGE VAN JESUS. DOOR C. G. SALTZMAN. Gevolgd na het hoosdvitïch. Te Amftetdam, hy I. DE JON G II,   INHOUD. eerste voorstel. Över de befchikkingen van god) om de menschlyke Natuur te verëedelcn. tweede voorstel. Over de noodzaakelykheid dat god zyn beeld aan ons in jesus zynen Zoon heeft voorgeftcld. Derde voorstel. Over den geest van jesus. vierde voorstel. Over het geloof aan jesus. vijfde voorstel. Over jo hannes XII. vcts 46* Ik ben een licht, enz. zesde voorstel. Over johannes VII. vers 32. Gy zult de waarheid ver/laan , en de waar~ heid zal u vry maakcn. zevende voorstel. Over mattiieus XI. rers 28 , 29 en 30. Komt allen tot my , die vermoeid en beladen zyt, enz. iorsTE voorstel. Over de ouderfcheidene uitwerkingen van de leere van jesus op de gemoederen der menfchen. WEiiJüvuE voorstel. Over mattiieus IX. vers 21 Niet een iegelyk , die tot my zegt: Heere , Heere, enz. tiende voorstel. Over mattiieus V. vers 29 en 30. Indien dan uw rechter oog u er~ gert, enz. elfde voorstel. Over degeestlykeWaakzaamheid. twaalfde voorstel. Over mattheus XXII. veis 37. Gy zult liefhebben den Heer? uwen God, enz.  inhoud; Dertiende voorstel. Over mattheus X vefs 35. Werpt uwe vrymoedigheidniet weg , enz. Veertiende voorstel. Over I. kor int hen XIII. vers 4- De liefde is lankmoedig en goedertieren. Vyftiende voorstel. Over mattheus VIIvers 12. Alle dingen die gy wilt dat u de menfehen zoüds'n doen, doet gy hen ook alzo. zestiende voorstel. O ver titus II. vers 7. Be' toont u zelve in alles een voorbeeld van goede werken. zeventiende voorstel. Over mar.cus VI. vers 3. Is deeze niet de Timmerman, da JZom van Maria ? enz. agttiende voorstel. Over de pligten omtrent de Landlieden. negentiende voorstel. O Ver mattheus XII. vers 43 'tot 50. Wie is myne Moeder ? enz. twintigste voorstel. Over jacobus I. vers 7. Eene reine en onbevlekte Godsdienst, enz. eenentwintigste voorstel. Over de Goddely- ke Byftand. tweeëntwintigste voorstel. Over de verzoekingen. drieëntwintigste voorstel. OvCT OVerwill- ning der verzoekingen. vierentwintigste voorstel. O Ver de oogmerken van god by het zenden van jesus in de wereld, op kersdag. V y f e n t w 1 n t 1 g s t e voorstel. Redevoering by des Schryvers affcheid van Des/au.  EERSÏE VOORSTE! Vver de befcbikkingen van c o d , om de vienscblyhiK Natuur te Verëedelen. (*) Halelujah! geeft eeuwige eer Aan uw getrouwen God en Heïrj Hy die ons dooi zyn fterke hand, leidt naar het hemelseh vaderland ; Die eeuwig wys cn eeuwig goed AI wit hy Icnicp verzorgd en voedtj Die ons in 't nypen der elend Zync engelen ter hulpe zendt: Halelujah! geeft eeuwige eer Aan dien getrouwen God en HeerS jt)e lof van ö od te vermelden, ïs eene zeer aangenaa-. me en nuttige bezigheid: het verheft des menfehen ziele , verfterkt en vervrolykt dezelve , en onder alle da gedachten die men zig kan voorltellen , blyft altoos de vertroostendfte : er is een ooi, die alle zyne werkerk 'bemint en verheugt. Laaten wy ons met dceze uitneemende gedachten eenigen tyd bezig houden, en het goede dat god ons doet ïn overweging neemen : dan , daar de godlyke weldna«Jen te menigvuldig zyn, dat wy ons dezelve op eenmaal zouden kunnen voorftellen, laat ons daarom Hechts by die geene een oogenblik ftilftaan , welke Hy aan 's menfehen aiele doet en by die, welke Hy by de grootë befchikking over alles daar gefteld heeft, om dezelve meer en meer volkomen te maaken: Wy moesten nimmer (*) ik vind* by den aanvang ran dit deel nodig , myncn Leezft andermaal te herinneren, in 't oog te houden , dat de post weiktF ik bekleede, my roept, tot leering en ftichting van alle Christeneja te prediken, en ik daarom in myne roorftellen, die betrekking tot' de perfoon cn verrichtingen van onzen Zaligmaaker hebben, da: geene voordiaage, wat door iedere Chnstelyk,* .aunjiisdej dien hoogwaardigen Peifoon erkent wordt. A  2 Ö g.' s a r, t 2 m a ut; ttafi met de grootte aandoening en dankbaarheid daar aaö' denken ; doch daar wy deeze weldaadige befchikkingen des Almachtigen reeds van onze kindsheid af zien, en daar aan gewoon worden , befchouwen wy meestyds de-» zelve met de grootite onvcrfchilligheid : 'T Heelal is Godes! niets is myn t Hy fchenkt ons het genot; En deeze eikenr'nis, groote God! Zal fleeds myn lofzang zyn. Wanneer ieder menseh, door zyn eigene overweging1 en nadenken, zyne kennis moest verkrygen, door eigene befchouwing de gefteldheid van vreemde landen ervaaren, door eigene berekening den loop der iterren naTorfchen zou , zo overweegt zelve , welke langzaams vordering des menfehen ziele in haare ontwikkeling maaken, hoe veele poogingen het haar kosten zou, om Hechts eene zeer oppervlakkige kennis van dat geene wat in da Wereld is, te verkrygen: en wanneer zy de aarde verliet , zou zy de geKeele verworvene fchat met zig neemen , zonder er iet van aan de nakomelingen achter ta laaten; deeze zouden als dan weder moeten beginnen met leeren , waar hunne ouderen aangevangen hadden ; ' zou op deeze wyze de menschlyke maatfehappy wel immer eenige nierkëlyke vordering in haare kennis maaken ? Zou ons niet even het zelfde lot treffen, dat de dieren is te beurte gevallen , die thans niet verftandiger zyn , dan zy voor eeuwen waren ? Maar zo liefderyk heeft god voor ons gezorgd, dat Hy ons het vermogen gaf, om door middel van de fpraak onze gedachten en onze verworvene kundigheden aan anderen te kunnen mededeelen; daar door is de vader in flaat gefield om de merkwaardigheden, welke hy in zyne jeugd in vreemde landen zag, de ervaringen, die hy in zyn leven maakte, zynen zoon mede te deelen, en by zyn afiierven, ze hem als een erfenis na te laaten. En evenwel zou 's menfehen ziele in haare veredeling zeer langzaame fchreden vorderen, wanneer zy geen ander middel had, dan de fpraak, om haare kundigheden tot anderen voord te planten: dit is het geval by wild© volken ; voor hen ligt de natuur zo wel open , als voor ons; zy hebben even dezelfde zintuigen, om haare merk-  KCRTE VOORSTELLER. 1. % waardigheden te gevoelen, als wy; even het zelfde vernuft , om daar over na te denken', als wy, en evenwel ftaan zy eeuwenlang op denzelfden trap, zonderhotjer te klimmen : eeuwen kunnen menschlyke maatfchappyën in wildernisfen rondzwerven,«zonder op de gedachten te tomen, om wilde boomen fmaaklyk ooft te leeren draaien , en dn aarde tot het voortbrengen van buitenlandlche gewasfen gefchikt te maaken. De oorzaak daarvan dat zy geen ander middel hebben, om hunne kundigheden aan andere mede te deelen , als de fpraak, en geen plaats waar dezelve bewaard kunnen worden , als liet geheugen ; dan, hoe rasch vergeet de zoon, wat de vader verhaalde, en hoe onvolkomen zyn de berichten , die ons de groot- en overgroot-Vader van de gefprekken zyner voorvaderen weet te geven. Maar op zekere tyd befchikte de Vader der .menfehen eene gelegenheid, die eene groote menfchen-ziele op de gedachten bragt, om zyne woorden door tekenen af te beelden, zyne nakomelingen leerden dit van hein, volmaakten verder deeze kunst, vonden letters uit en wierden daar door in ftaat eene geheele reeks van gedachten ter neder te fchryven : het tydvak , waar in deeze gewigtige ontdekking gemaakt wierd, moeten wy als eene tweede fchepping aanzien; want van deeze tyd afaan begonnen de zielen der menfehen met eene verbazende fpoed in het verwerven van kundigheden voorttegaan. Nu was een ieder in ftaat zyne verworvene kennis ter neder te fchryven en dezelve aan de wereld na te laaten, en hier door fleeg de rykdom der menschlvfce kennis van eeuw tot eeuw ; by het intreden in de wereld vond ieder aankomeling in de maatfehappy van befchaafde menfehen , in de gefchriften zyner voorvaderen eene menigte van kundigheden en ontdekkino-on by een gezameld, welke hy met matige moeite, in weinige jaaren, zig eigen maaken en door eigene ondervinding vermeerderen kon — Stelt u een gezin voor, waar in ieder lid verbonden was, zyn verworven vermogen aan de famielje, waar van hy een lid was, na te laaten zou dat genacht niet van lid tot lid ryker worden ' Zo is het met de maatfehappy der menfehen, federt die de kunst van fchryven geleerd heeft: ieder lid derzelve kan kennis verzamelen , kan dezelve aan het groote gezin naJaaten, en dus haare rykdom vermeerderen. En hoe zeer is deeze uitbreiding van kennis niet verA 2  * ö »; » 1 t T Z M A Sj meerderd geworden, federt het menschlyk verftand daar* op gevallen is, haare gefchriften door de boekdrnkkery te vermenigvuldigen ! Hier door is een verband tusfcheit alle Natiën en tyden der wereld gevestigd; hier door zyn wy in ftaat gefteld geworden, ons van menfehen, die voor lange de aarde verlaten hebben; die in de af■gelegenfte oorden woonen, te laaten onderrichten en, hunne kundigheden te doen mededeelen. Wysbegeerige fterveling ! wanneer gy in een vertrek met boeken treedt, denkt dan waar gy zyt! laat deeze grootfche gedachten uwe ziele vervullen; ik ben than» in het gezelfchap van veele kloeke ervaarene mannen, wier ligchaamen reeds lang vergaan zyn , zy richter» hunne hoofden te gelyk als uit het ftof op en roepen my toe: „ Wilt gy van ons leeren ? treedt dan nader! wy „ zyn bereid u alles te zeggen, wat wy weeten." o Ja eene vergadering van eerwaardige mannen, uit alle dee-i len van Europa, pmringt u , ieder van hen wenkt u vriendlyk toe en nodigt u van hen te leeren, hun onderricht, aantencemen. Zo de eerfte ■ menfehen ware gezegd geworden , dat hunne nakomelingen by hunne afwezigheid, zelfs na hunTie dood nog zonden leeren, zouden zy dit niet voor onmogelyk gehouden hebben — en evenwel heeft god dit mogelyk gemaakt — o gy die voor eenig gevoel vatbaar zyt! merk dit op en bewonder de befchikkingen die god tot veredeling va,n des menfehen ziele geïnaakt heeft! Bid ca dank, uatuftrgenooten 1 uw geluk heeft maat noch pcil^ O! bedenk wat de Oppergoedheid deed en doen zal voor uw heil 5 Stroomen goedheids vloejen neder, uit de hand des grooten Gods -nf Gy, almagtig Opperwezen! gy alleen zyt onze rprs. Onder alle de boeken, die wy hebben, blyven tog pkoos die van god de voornaamfte ; alle anderen zyn. Hechts zwakke en onvolkomene uittrekzels uit dezelven — Wat is het boek der natuur een groot en heerelyk boek! miiioenen kunnen het leezen, eeuwen achter elkander  KORTE VCORITEJitI»'. 1; $ ïeezefi eri evenwel zullen zy er altoos iets nieuws Ia vinden , dat hunne voorzaten niet ontdekt hebben — iedera fter en iedere zandkorrel, leert aan den opmerkzaamea befchouwer eene nuttige waarheid — Beziet den hemel, hoe hy met fterren bezaaid is, waar van ieder derzelva onze aarde in groote overtreft-, en gy leest daar met daidelyke woorden : dat moet een groot Heer zyn, dia dit alles gemaakt heeft: Overziet de groote menigte voedingsmiddelen , die de lente voor alle levende bewooners der aarde voortbrengt, en gy vind deeze waarheid : 3  $5 . & C. S A L T 2 M A W, Het lenigt onzefmaiten, In allen nood, Ook in den dood, Troost het der vroonie harten. Hoe heilzaam is 't o Opperheer! Het woord der waarheid te eeren, Er wysheid uit te leeren, Uw grooten naam tot eeuwige eerl Wie zou geen dank betoonenj En deeze deugd, Z uit gy met vreugd, In 't eeuwig leven loonenl _ Na alles wat ik tothiertoe gezegd heb, is het zeker niet nodig te verklaaren, wat het zeggen wil, jesus, of aan jesus te gelooven: ieder ziet, dat het niets anders betekent, dan jesus voor den Verlosfer der menfehen , of voor die perfoon aantenemen, die god verordend heeft, om het heil der menfehen te bevorderen „ hen te zeggen, wat goed is, en hen tot hunne gelukzaligheid te leiden. Wegens de perfoon van jesus zyn de gevoelen der Christenen zeer verfchillende : eenigen houden hem voor een perfoon, die met den Vader gelyk eeuwig, en gelyk groot is ; anderen voor het voornaamiie fchepfel gods, nog anderen voor een bloot mensch , doch die , tot zyne verdiensten voor het menschlyke gedacht, zulke hooge voorrechten van g od ontvangen heeft, als nodig zyn, om gods plaats by de menfehen te bekleeden — Elk van deeze gevoelens hebben hunne oprechte en yvelige voorftanders gevonden. Maar dit is evenwel zeker, dat wy ons niet mogen beroemen aan jesus te gelooven, zo lang wy Hem ilechts voor een goed mensch houden ; want geen mensch, hy zy zo goed en wys als hy wil, kan vorderen , dat ik hém zonder voorwaarde geloof, alleen een perfoon, die van god hier toe verordend en gevolmagtigd is geworden, die toereikende geloofwaardigheid van qod ontvangen heeft, kan dit van my begeeren. En het geloof aan zulk een perfoon is eene waare behoefte voor de ziel; want onze leeftyd en kracht is veel te bepaald, dan dat wy zeiven alles zouden kunnen nü»  tToRTE VOORSTELLEN. IV. gt .«forfchen , wy moeten gelooven; onze leeftyd en kracht fs veel te bepaald , dan dat wy de geheele wereld zeiven doorreizen, zeiven alle landen en natiën zien, zeiVen den loop van iedere fter berekenen kunnen: i wy moeten in deeze en duizend andere gevallen, de geenen gelooven , die deeze zaaken onderzocht hebben: als wy nu in zaaken, die door onze eigene zinnen ondervonden kunnen worden, gelooven moeten, hoe veelmeer üan in zulke, die wy met onze oogen zien, noch met ónze ooren hooren kunnen. üe ondervinding leert ook, dat een overdreven onderzoeken, ons hoe langer hoe meer tot twyfeling eni onzekerheid brengt! de grootfte onderzoekers zyn doorgaands de grootfte twyfelaars, zy ondervinden, als zy hun onderzoeklust den vryen teugel geven , eindelyïc geheel geen zekerheid meer, dat geene wat het geheele menschlyke geflacht voor uitgemaakt houdt, zal hen tvvyt'elachtig voorkomen, en in de oogên blikken, hunner^ twyfeling, komt hen fomtyds voor. dat het geoorloofd is, hun vader, hun moedér, ja zigzelven te vermoorden , komt het hen fomtyds mogelyk voor dat er in 't geheel geen god is; maar alles in de wereld door een blind noodlot gewerkt wordt. Dit is de verfchrikkelykfte toeftand die men kan bedenken, en in tegendeel mag hy gelukkig genoemd worden, die, zo als jesd s zegt, alle zorgen op'.god werpt, in vertrouwen dat Hy het wit zal maaken ; die zyn vleesch lusten cn begeerten kruifigt; die, boven alle twyfel verheven, het woord yan jesus, als een woord god's aanneemt, tot deeze zegt ook de Zaligmaaker: ik leeve en gy zult leeven. ■ Het zelfonderzoeken van alles wat onderzoekbaar is, komt niet aan kinderen, maar aan volwasfene mannen toe j kinderen moeten gelooven , en van gelooven van tyd tot tyd tot onderzoeken voortftreeven ; en zyn wy, wanneer wy onze krachten, met den onmeetbaaren omvang van alles wat onderzoekbaar is, vergelyken, meer dan kinderen ? neen zeker, meer niet! Wy kennen van de afgelegene werelddeelen flechts de kusten, van de aarde flechts de fchors, van alle weetenfehappen flechts de oppervlakte: als de verftandigfte man , dien de aardes immer voordbragt, de waarheid wilde zeggen, zou hy moeten bekennen , dat alles wat hy weet, in vcrgelyking van het geen hy niet weet, te rekenen zou zyn , als eene waterdroppel by een geheele oceaan: cn wan  §4 C- C. SALTZMAtf. VO OftSTELLË». IV. «eer wy na de jaaren van onzen leeftyd willen rekenen, zyn wy dan wel meer dan kinderen? en wy zyn even» wel onftervelyk, eeuwig! wanneer wy die eeuwigheid, flechts op tien duizend milioenen jaaren berekenen willen , om nu maar eens een tyd te noemen, en daarentegen vergelyken dien kleinen tyd, welken wy geleefd hebben, neem dat die tagtig jaaren bedraagt, is dan niet die geheele leeftyd flechts een aanvang ? zyn wy alle te zamen dan niet nog kinderen ? waarom zouden wy dan als kinderen weigeren te gelooven, Hem, dien de Vader ons tot onzen leeraar gezonden heeft ? Geef een ftraal van uwe wysheid, My tot leidsman op deeze Aard, Tot de nevlen voor myn zielsoog Eens geheel zyn opgeklaard : En ik niet meer ftaamle Heel, Maat met wysheid u weeii  V Y F D E VOORSTEL; fjw johannes XII vers 46. Ik ben een licht, in de wereld gekomen, op dat een iegelyk dis in my gelooft, niet in de duisternisfe blyve. Xlet oogmerk van deeze onze byeenkomst is , dat wy het aandenken aan god onzen weldoenden Vader, zo veel ons mogelyk zy, in ons verlevendigen, en hetVoorneemen vernieuwen, om op den weg, welke Hy ons door jesus heeft aangewezen, den weg die alleen tot Hem leidt, den weg der deugd, onvermoeid voordteftreeven. Laat ons dit gcwigtige werk met het gebed beginnen: ieder van ons die daar aan deel nemen wil. bereide er zig toe, trekke zyne gedachten van alle verftroojing af, beteugele zyne driften , verwydere allo wrok tegen zynen broeder uit zyn hart; op dat zyne gantfche met eerbied vervulde ziel, tot zynen Schepper nadere, en Hem welgevallig zy: Wyk van ons al wat wereldsch Js, het hatt niet opwaards heft; Te kleen is in g o d's heiligdom al wat deeze Aard betreft: De ziel gevoelt hier dat ze in 't ftof een vreemde zwerffter is; Zy rykhalst naar het eeuwig licht, vindt hier flechts duisternis j Zy ftyg' tot u, barmhartig God t ryk haar uw fterke hand, Voer haar van deeze nietige aard, naar 't eeuwig Vadetland 1 Ja', tot U, o god! klimmen onze gedachten op ; tot Ü van wien wy den adem des leevens en ons heerelyk denkvermogen ontvangen hebben; onze gantfche ziel© gevoelt uwe onmeetbaare grootheid, en buigt zig met welmeenende demoedigheid voor U neder ; zy gevoelt; ja haare nietige afhangelykheid, maar ook te gelyk, dat Gy goed en groot van weldaadigheid zyt ; dat Gy eene hartlyke , eene beftendig werkzaame vaderliefde omtrent haar betoont: o god! onze Vader! laat voor ons, dia nog geduurig in het duister wandelen , meer en meer de zonne der gerechtigheid opgaan, op dat wy erkennen , wat goed , wat recht en U aangenaam is, en nimmer den weg uit het oog verliezen, welke pns tot U o g o d ! cn tot uwe vreugde leidt! Mync waarden! wanneer na eene donkere nacht, d.<* E  34. C. C.' sALTzMASj Zon zig weder vertoont, zo keert met dezelve, zo vei zy fchynen kan, ook alle leven en vreugde terug ; alles wat duister was, vertoont zig met levendige verwen ; alles wat verfchriklyk fcheen , vertoont zig in zyne waare gedaante, en de wandelaar, die Schroomachtig rond dwaalende , naar den weg zocht, vindt nu denzelven en gaat met rasfche fchreden daarop voord. Wat de Zon voor de Natuur is, dat is de leere van j esus voor de menschlyke ziel; zo dra die leere erkend en geloofd wordt, ontftaat er ook ligt in 's menfehen ziele; zy ziet alles in zyne waare gedaante , al het verfchrikkelyke dat zy anders geloofde te zien verdwynt, en zy ontvangt eenen wel gepasten moed :jesus zegt daarom van zig zei ven : Ik ben een licht, in de wereld gekomen, op dat een ieder die aan my gelooft niet in de duisternisfe blyve. Hoewel jesus ons omtrent verfcheide dingen, die onze nieuwsgierigheid wel zoude verlangen te weeten , on*verlicht hebbe gelaten; hoewel hy ons geene omftandrge befthryving van de toeftand der menfehen na hunnen dood; geene berichten aangaande het getal der fterren , en van dat geene , wat in dezelve omgaat, nagelaten hebbe , heeft Hy ons integendeel zo veel te bekender gemaakt met die dingen, die ons het naast omringen en op ons geluk eenen onmiddelbaaren invloed hebben. Niemand vóór Hem fprak zo duidélyk van god: men fielde zig dat Wezen altoos voor, als een Regent, diezeker gewest beheerschte en het daar in woonende volk als zyn eigendom befchouwde : daar van daan had iedere Natie'zyne eigene Godheid: deeze voorftelling, die god zo zeer vernedert, die de menschlyke ziel zo onmiddelbaar tot nationaalenhoogmoed, en nationaalenhaat verleidde, wordt door de leere van jesus verbannen # zo verre dezelve werken kan : men begon door dezelve god, als de eenige oorfprong van alles wat befiaat, te erkennen en te eerbiedigen: in de landen, tot welken de leere van jesus nog niet doorgedrongen is, behielci men nog altoos het gevoelen, dat god zeer op het menschdom vertoornd is, en niet verzoend kauworden, ten zy Hy het bloed van offerdieren zie vlieten , of gelooft men ten minsten , dat men door uitwendige diensten en ceremoniën, zig alleen aangenaam by Hem kan maaken. Ook deeze , der Godheid onteerende fiaaffche vreeze en huichelary kweekendegevoelen, verdwy-  KORTE VOORSTELLEN. V. 55 nen in iedere ziel, waar in de leer van jesus begint te werken: want volgends deeze leer is god een geest, die in geest en in waarheid, dat is door inwendige braafheid , wil vereerd zyn; die niet toornig wordt; maar die zelfs by zyne ftraffen ook te gelyk de verbetering der menfehen ten oogmerke heeft. Hoe verkwikkende is deeze voorftelling! herinnert u een volk, dat tot hier toe voor god's toorn beefde, iedere donderdag , iedere aardbeving als een uitwerkfel van dien toorn aanzag, en dezelve door het bloed zyner runderen zocht te verzoenen , en dat nu begint zig god voorteftellen, zo als j e s u s Hem aan de menfehen heeft leeren kennen; moet deeze voorftelling aan dezelve dan niet even zo verkwikkelyk zyn, als dc opgang der zon aan de bewooners der Aarde ? Zoet is het licht dat daaglyfes de gulde zon vcripreidt; Maai zoeter zyn de blyken, van Gods barmhartigheid: Verheugende is het leven ; het is een tydlyk goedj Maar meer verheugt Uw goedheid, o God', dan "t leven doet; Wat kan ons waarder weezen, hoe hoog geroemd het zy; Wat meer genoegen geeven, wat troostender, dan Gy? Even zulk eene voortreffelyke verlichting heeft je-sus ens, met betrekking tot ons zeiven gegeeven ; Hy heeft ons aangetoond, wat de mensch eigenlyk is, wat van hem worden, en hoe hy geduurighoogere volkomenheid bereiken kan. Stel dat de eerfte mensch thans op de wereld gefteld wierde, wat zou wel zyne eerfte bezigheid weezen ? zeker dc bevrediging van zyn honger; hy zou alle zyne ziels- en ligchaams-kragten aanwenden, om middelen tot tzyne voeding te verfchaffen; deeze drift, om dat zy de eerfte is, zou zyne gronddrift worden , uit welke alle de overige die zyne geheele ziel beheerfchen, en in werkzaamheid zouden brengen, ontftaan zouden : had hy zig de noodwendigfte behoeften verfchatt, zo zou hy even zo hevig ftreeven , om zig minder noodzaake-1 lyke dingen, vergrooting van zyn eigendom, wooning, de vermeerdering van kleederen, deraaden en gemak te verkrygen; terwyl deeze driften hem beheerfchen, verE z  £6 fJ fi.' sitrïKASi meerderen de menfehen rondom hem, en door zyne ny*ging gedreven, wendt hy zyne krachten aan, om hen aan zig te onderwerpen, en hen daar heen te brengen, dat zy tot bereiking zyner oogmerken medewerken , en ieder die hem hier in niet gedienstig wil zyn, als zynen vyand te befchonwen en te mishandelen: dus zou den mensch, verleid door de kracht zyner driften , in de> onderdrukking van andere menfehen, en in de verbetering van zyne uitwendigen toeftand zyn geluk zoeken: dit is ook in de daad de denkwyze van alle volken, en van ieder mensch op zig zelf, die de leere van jesus niet met geheel hun hart aangenomen hebben; eii deeze. hunne denkwyze kan met recht by eenen wandel in de. duisternis vergeleken worden; want even als hy die in liet duister wandelt, alle oogenblikken ftruikelt en valt, en in omftandigheden komt, waarin hy in twyfel ftaat, of hy voor- of achter-waarts, ter rechter of ter ftinkerhand gaan zal, even zo is ook zulk een mensch altoos in gevaar en verlegenheid: de hevigheid zyner driften beledigt elk die rondom hem is, en fpoort hem aan tot «fkeerigheid en wederwraak; hy gevoelt fpoedig , dat zyne krachten niet toereikende zyn, om zig die dingen te verfchaiïen, welke hy voor zyn geluk noodzaakelyk houdt , waar uit zeer «atuurlyk een pynigend verdriet ontfiaan moet; want welk verdriet is fmartlyker, dan het bewust zyn, dat my ontbreekt, het geen tot myn geluk noodzaakelyk is, en dat ik ook niet in ftaat ben my te verfchaflen ? Maar hoe licht wordt het in onze ziel, wanneer in dezelve do voorftelling levendig wordt, die jesus ons van den mensch gedaan heeft! na dezelve moet de vooraaamfte pooging des menfehen ftrekken , ten einde do heerSiappy zyner lusten te verbreken, en zyn geluk v/ast ook aan door de omftandigheid waarin deeze pooginghem brengt: naar die voorftelling is de menschlyke gelukzaligheid niet te zoeken in dingen die buiten hem zyn , maar zyne ziel moet de zitplaats van zyn geluk weezen: wat baat het den menfche, zeide jesus, al -won hy de geheele wereld , en leed Jchade aan zyne ziele l naar de voorftellen van jesus Is niet de beftryding, onderdrukking en beheerfching van anderen; maar het weldoen de hoogfte vreugde, die de mensch zig verghaffen kan; eene vreugde, welke god zelf zig alle ■üp^cnblikk>'is yerfchaft, zyt barmhartig, zeide jesus  KORTE VOORSTELLEN. V. I tot zyne vrienden , gelyk uw Vader in den Hemel barmhartig is ! Hoe ligt, zeide ik, moet liet in eene ziele worden , die deeze voorftelling aanneemt, die eerst haar geluk door heerfchende driften zocht, het daar door niet.vinden kon, en nu inziet , dat het zo naby ligt, zogemakkelyk kan gevonden worden! O god! die ons- allen tot gelukzaligheid fchiep, laat toch deeze voorftelling van 's menfehen geluk, fteedsonge zielen als een helder licht beftraalen ! taat toch des menfehen waarde, o Heer! My fteeds voor oogen zweeven; En wat ik doen kan tot uwe eer, In dit kortftondig leven: Gy gaift myn hart een vatbaarheid, Voor 't lyden van myn vrinden; Voor 't zoet dat liefde en vriendfehap fpreidt By 't minnelykst verbinden; Maar dat ik u, myn Schepper, ken, Vormt my vooral uw gunst, waarvan ik 't voorwerp ben.' Zo lange de mensch nog in de nacht zyner vooroordeelen wandelt, is hy ook niet in ftaat, zig van andere menfehen juiste denkbeelden te maaken : de meeste komen hem geheel vreemd voor, en alleen fchynen die geene zyne liefde waardig, die met hem tot eene zeilde clasfe behooren : het éene volk ziet altoos met verachting op. het andere neder; de ryke verhovaardigt zig tegen den armen, de \roornaame tegen de geringere , de geleerde tegen de ongeleerde , en deeze befchouwen weder elk geluk met nydige oogen , en daarvan ontfprmten een menigte misveritanden en onaangenaamheden ; gelyk als by een gezelfchap, dat in eenen duisteren nacht Tondtast, elkander geduurig ftoot en in den weg is --maar, wanneer deeze vooroordeelen wyken, alles z;g opklaart; zo dra men anderen leert beoordeelen naar de grondftellingen , die jesus medegedeeld heeft, want maar deeze hebben wy allen een zelfden Vader ; zyn wy allen elkanders broeders ; zyn wy alle leden van ecu zelfde huisgezin, van een ligchaam, en heeft memand boven den anderen een wezenlyk voorrecht, als die welken hy door zyne braafheid bekomt — is dit niet de aangenaamfte voorftelling, die wy ons van de maatfehappy der menfehen maaken kunnen ? is er wel een werkzaamer tegengif tegen nyd, haat en vervolging te beE 3  Mg- c. c: saltzmaH) denken ? is cr wel eene fterkere opwekking tot liefde e» bevordering van menfchengeluk, als te gelooven, wy zyn broeders, wy zyn leden van één lighaam ? wanneer ik aan een ander weldoe, dan doe ik wel aan my eelven? Wy zyn burgers éener wereld, Schepfels van een zelfde hand, Kindren van een zelfden vader, Reizigers naar 't zelfde land 5 Dat wy ons dan nooit verwydren 5 Hoe gegrond de reden fchyn' — Wie geen vriend is van zigzelven, Kan noch mensch noch christen zyn. Niemand heeft ons ook ooit van de waardy der dingen die ons omringen een naauwkeuriger denkbeeld gegeven , als jesus: als wy dezelven naar ons eigen gevoel beoordeelen, dan beichouwen v/y ze ook doorgaands verkeerd, en wandelen hier in ook als in eenen nacht van beftendig gevaar om : alles wat onze uitwendige zinnen ftreelt, komt ons als goed en bewonderenswaardig: voor , en alles , wat ons gevoel onaangenaam is , fchynt ons flecht te zyn : daarvandaan ryst geduurig in ons op, die onverzaadèryke begeerte naar het zichtbaare, naar dat geene wat door de wereld met zo veel drifts gezocht wordt; naar het bezit van rykdom, en naar alles wat onze zinnefykheid en hoogmoed ftreelt: even als een dwaallicht den wandelaar van den rechten weg afleidt, en hem in moerasfen doet nederftorten, zo leidt ook de uiterlyke glans van het zichtbaare 's menfehen ziele van den rechten weg af, ftort haar in ontevredenheid, dwaasheid en berouw : zo dikwyls de mensch door vooroordeel eéne onaangenaame gewaarwording ommoet , ftort hv daardoor als door een weezelyk ongeluk in moedloosheid, angst en vertwyfeling. Maar zo dra wy de dingen buiten ons naar de grondftellingen van jesus beoordeelen, verfpreidt zig een helderen dag over alle de voorwerpen die rondsom ons zyn: want naar de grondftellingen van jesus, huisvest bet geluk van den mensch in hem zelve, al het uitwendige , ftaat met hem flechts in een fiaauw verband: hy befchouwt dan alle zinlyke genoegen als bloemen , die hier en daar op den weg zyns levens groejen, die hy wel met genoegen plukt; maar die hy niet angstvallig zoekt, noch over wier gemis, of verlies hy als een kind klaagt: naar de grondftellingen van jesus, is alles, wat ons onaangenaams in de wereld overkomt, on-«  KORTE VOORSTELLEN. V. ga tfer de wyze regeering van den goeden en alles liefhebbende god, werkzaam om ons heil te bevorderen : naar zyne verzekering , moet, den geenen die g od lief heeft, alle dingen mede werken ten goede: gelyk nu de in 't donkere rondzwervende beangstigde wandelaar, zo dra de zon opgaat, de voorwerpen , die hy voor fchrikbaarende verfchynfels hield , in hunne waare gedaante ziet, 20 befchouwt ook hy die door de leere van jesus verlicht is , alles wat hem vreeslyk voorkwam , waarvoor hy terug beefde, als weldaaden, die zyne ziele tot vreugde en dankzegging opwekken : Dc trek tot ydelheden Laat nooit de ziel in vreden, Maai baart fteeds nieuwen lust$ Doch zo wy heel ons leven o God! u overgeeven, Geniet zy zoete rust. Waaiom zou 'k my bedroeven? Wat kan een mensch behoeven, Die zynen God bemint? Op de Aarde is geen befeherming,' Dan die men in de ontferming Van den Verlosfer vindt. Maar het helderfte licht, dat j e s u s over onzen toeHand verbreid heeft, beftaat in de verzekering, dat ona tegenwoordig leven Hechts eene fland van beproeving, dat dit leven den weg tot eene volkomenere en betere gelukftaat _ is, en_ in de verzekering van de onftervelykheid onzer ziele , die Hy met zyne eigen dood en opftanding verzegeld heeft: zonder deeze verzekering zou nog een geduurige nacht over onzen weg verfpreid blyven , nog altoos verfcheide ontmoetingen ons overkomen, die aanleiding tot vertwyfeling en kleinmoedigheid zouden kunnen geeven; want hoe veele omftandigheden vereenigen zig niet dikwyls , die ons fchynen te bewyzen, dat god zig met de wereld en deszelfs bewooners niet bemoeit ? hoe dikwyls verliest niet zelfs de braaffte mensch de beloofde zielrust! hoe veele goede daaden blyven, voor ons oog niet onbeloond ! hoemenig ydel hoogmoedig mensch fchynt in 't bezit der aardfche goederen , die jesus zyne vrienden gering leerde fchatten, zyn geluk te vinden! hoe menig verfchrikkelyk lot treft niet den goeden , zonder dat men de wyze redenen, en weldaadige befchikkingen van god daar in ontdekt! Maar zo rasch de verzekering aangenomen en geloofd wordt, naamJyk, dat na dit leven nog een ftaat overblyft, waarin een ieder de vruchten •zyner handelingen genieten zal, dan klaart alles rondom ons op; de bewondetenswAardigfte z^menloopcn zyn ons d?.n niets meer, als taad-  0 e. C.' SAtT2MAW5 VOóRsTÏtLlïfT. V. seis, die ons thans wel onverklaarbaar zyn, maar de oplosfing van wetken voor onzen toekomenden ftaat bewaard wordt: de bedroefde deugdzaanie, fterkt zig met de hoop, dat hy aldaar die volkomene zielenrust erlangen zal, die hy hier te vergeefseh zocht; den armen en elendigei» draagt de verachting die hier het deel zyner braaf heid is, met mannenmoed , en veracht het geluk des zondaars, zodra hy overtuigd is, dat zyne volftandige deugdsbetrachting in eene andere wereld bloeien et» vrucht draagen zal: Daar zal 'k als heldre dag befchouwen, Alle aardfche dikke duisternis;' Daar zal ik 't wonderbaare omvouwen, Van 't geen hier onbegryplvk is ; Daar zal myn ziel God's wpheid zingen, In de eeuwige ordning aller dingen; Gy ziet alzo myn waarden! hoe jesus werkelyk een lichtvoo# "s menfehen ziele is; dat zy aan zig zelve overgelaten, alles verkeerd ziet, alles naar haar eigen gevoel en zo doende alles verkeerd, beoordeelt, en daardoor tot dwaasheden, fmarten, enrustverftooring verleid wordt: dat zy daarentegen alles in zyne waare gedaante leere befchouwen, alles op zyne eigenlyke waardy leert fchatten, zodra zy de frondftellingen van de leere van j e s v s overweegt, en mee overtuiging aanneernt: o welk eene zaligheid zouden wy reeds ir» dit leven genieten, wanneer dit licht in onze zielen niet verflaauwde'. welk een vreugdenvol gevoel zouden wy fmaaken, zo dikwyls wy aan god dachten, zo wy Hem ons altoos als eenen liefhebbenden Vader voorftelde! in wat zoete rust zouden onze dagen daac heene vlieten, zo wy de ftormen onzer driften wisten in toom tet iiouden! hoe gelyk zou onze toeftand zyn aan de zaligheid van god , zo wy de vreugde van weltedoen behoorelyk leerden fchatten! en hoe wel zouden wy ons bevinden, zo wy ons gewenden, ieder mensch als onzen broeder, als ons medelid te befchouwen! hoe onaf han»elyk van de geheele wereld zouden wy zyn, zo wy alles, wat dc ydelheid zo hoogfehat, fteeds als kleinigheden aanzagen, die ons noch beter, noch gelukkiger kunnen maaken! enmetwatmanaienmoed zouden wy elke onaangenaame ontmoeting leeren verdraoen, als deeze gedachten fteeds onze ziel verlichtte: myn lyden is eene weldaad! wat groote waarde zoude onze ziele binnen kort bereiken, zo zy éénmaal gewoon was, zig als onftervelyk te befchouwen , en haare tegenwoordige toeftand in verband met de eeuwigheid te overweegen! . 't Is wel waar, dat dit licht zelfs in de edclfte ziele met altoos) eélyklyk helder fchynt. Even gelyk er in de Natuur droevige dagen z"n, wanneer het licht der Zon door wolken en nevels bedekt wordt, zo wordt ook het licht van de leere van j e s u s , zelfs in de bestö zielen door zwaarmoedigheid, klein geloof, zinlykheid en andere driften menigmaal verdonkert: doch wanneer wy het wceten te fchatten wanneer wy het door 't gebed en nadenken zoeken te vernieuwen, zo wordt het voorzeker ook fpoedig weder voor ons opgeklaard. o Gy bron van alle licht! Vader van alle waarheid! onderhoud fteeds in ons het geloof, dat alle verlichting, alle waarheid, dieor» ons "eluk betrekking heeft, van u afibaalt! — onderhoud fteeds in ons de nygine; om tè wandelen in het licht, dat gy ons hebt mede«edeeld! — o Gy onze Veilosfer! zonder wiens byftandwy niets vcrSiogen,' geef ons fteeds licht en kracht om naar de grondftcüingeri j;\vei Godlyke kers te handelen!  ZESDE V O O R S TE L. Vver johannes VII vers 3a, Gy zult de waarbeid verjlaan, en de waarheid zal u vry maaken* O Geest der waarheid! rust op ons allen!— Weisan myne vrienden ! laat ons jesus pryzen, dien go» in de wereld zond , om ons de waarheid te leerert en door de erkentenis derzelve ons geluk te bevorderen! Wy erkennen o_ j e s u s ! dat gy onze Verlosfer zyt ; dat van U al het licht afitraalt, waar in wy wandelen ï cat gy ons den Schepper der wereld als onzen Vader lebt leeren kennen ! dat gy ons met de geringe waardy» ■van het zichtbaare bekend, en op onzichtbaare goederen opmerkzaam gemaakt hebt; dat Gy in ons het geloove geplant hebt, dat wy onltervelyk zyn : Gy , « veirheerelykte Zaligrtiaaker! hebt de kluisters van bygeloof en flaaflche vreeze, waaronder de voorgaande eeuwen zuchtten , verbroken — met dankbaarheid herinneren wy ons, op- heden, alle die weldaaden: o mogten. onze harten lteeds genegen zyn, om op de waarheden, die Gy ons leerdet, te letten! laaten dezelven toch met «ene onwêèrftaanbaare kracht op onze zielen'werken 1 verdryf door dezelven de vooroordeelen en dwaalingen » é\e ons nog geduurig aanhangen , en verlos ons van d© elenden, die daar tut voordfpruiten! — Jesus oazQ Verloslèr! verhoor or.s! O mogt het woord der waarheid* Zo vol van zaalge klaarheid, Door Christus aangebragt^ Ons zielsoog ook verlichten, Op 't pad van onze pligten, In '3 werelds, donkisn rtscht. Gy Zult de waarheid verjlgan, en de y,'uarhfi4 zat « vry maaken, i  42 «: «: utTiMiti; Deeze woorden zeide jesus eens tegen eene vergas* «lering, met welke Hy zig in een geiprek had ingelaten : dezelven zyn vol hooge wysheid, waarom wy er ons eenige tyd mede zullen bezig houden. Wat is waarheid ? niet anders dan de overeeniremming van onze gedachten met de zaak die wy ons vóórhellen: dwaaling daarentegen is eene voorftelling onzer ziele» die met de zaak niet overééuftemt: ftel ik my, by voor-i beeld , de morgenfter voor als_ een kleine lichtpunct, zo is deeze voorftelling dwaaling; ftel ik my dezelve) voor als een groote wereld, zo is zy waarheid — De waarheid moeten wy dan erkennen, jesus wil dezelv» ons leeren en de werking derzelve zal vryheid zyn. "Vryheid is een zeer gewigtig goed, dat wy allen wenfchen en zoeken ; zy is het tegenovergeftelde van flaaverny: de flaaf is gedwongen altoos naar den wil van een ander te arbeiden; de vrye doet wat hy, volgends zyne eigene inzichten , voor het beste houdt. Dit gewichtig goed wil nu ons jesus door mededeeling der waarheid verfchaffen. O Meniehen! hoe gewigtig moeten derhalven jesus en zyne leere , en hoe aanucemelvk zyne beloften zyn : door de erkentenis der waarheid zult gy vry worden ! De waarheden die wy aan jesus te danken hebben^ zyn menigvuldig; eenige heeft Hy ons met iiitdrukkelyke woorden geleerd, by voorbeeld; Hy heeft zeer: duidelyk gezegd, dat god een geest is, dien men moeP aanbidden in den geest en in waarheid; dat, god Vaderris over allen, en zonder aanneeming van gerfeonen oordeelt naar een ieders werk — Tot anderen heeft Hy' ons eene wenk gegeeven , en ons daardoor in ftaat gefteld , zeiven te onderzoeken ; hoe ik dit verfta, zal ik door een voorbeeld ophelderen. Stelt, dat een Europee's fchip aankwame aan eenyland dat door een volk bewoond werd, het welk zig nog in den ftaat der kindsheid bevond, den Hemel voor een blaauw fcherm aanzag, en de fterren voor kleine lichte puncten hield; en dat er een menschlievend Man rut het fchip aan land ftapte; dat de inwooners zig rond om hem verzamelden , en zig met hem in een geiprek inlieten; dat hy by een helderen avond zig in hun midden plaatfte, en zeide: „ ziet, goede menfehen! die lichte puncten „ die gy daar aan den Hemel ziet, zyn niet zo kleen, „ als gy gelooft, het zyn ze.es groote ligchaamen , ieder  «ARTE VOORSTELLEN. VI.' 43 j, van Welke grooter is dan uw geheele yland," en na hy dit gezegd had weder in het fchip ging en het yland Verliet, zo zouden op eenmaal de gedachten van alle de ylanders, die zyn gezegde overpeinsden , eene geheel andere wending krygen; zy zouden den Hemel met geheel andere oogen beginnen aantezien; zouden nu befluiten, dat de tusfchenruimte tusfchen twee fterren veel grooter moet zyn , dan zy geloofd hadden ; dat het waarfchynelyk was , ddt deeze groote ligchaamen bewoond werden; dat onze Aarde, aan den geene, die haar van deeze of geene fter afzagen , even klein voorkomen moest ; dit a)lcs had hun, wel is waar, den Europeer niet gezegd; maar hy had er hun eenen wenk toe gegeeven: en wanneer, na ettelyke eeuwen, deeze lieden eene zekere maate van volkomenheid in de fierrekunde bereikt hadden , konden zy dan niet met recht zeggen, al deeze kennis hebben wy aan een Europeer te danken, die by onze voorvaderen hier op het yland geweest is. Zo is het ook met jesus, Hy was ook op aarde, Hy trad met de menfehen in gefprek, Hy bragt hen op eenige gedachten, die zy opmerkten, waarover zy nadachten , hunne nakomelingen mededeelden, die daaromtrent verdere overwegingen maakten, en in dit opzicht kunnen wy zeggen , dat eene menigte waarheden , die Wy thans erkennen , van jesus voordkomen. En allen loopen daar op uit, dat zy den mens.h vry maaken — Ik zal er eenigen van tot voorbeelden bybrengen — Jesus zeide tot de menfehen; god» uw Vader ! wie op deeze waarheid let en daarover nadenkt, die leert daaruit het volgende : god is ook myn "Vader, Hy kent, Hy bemint my, Hy fchept geen behaagen in myn lyden, Hy wil dat ik gelukkig zal weezen , Hy zorgt voor myn heil; als Hy my zynen wil voorfchryft , heeft Hy daar mede niets anders, dan myn welzyn op 't oog — Zo rasch deeze erkentenis in den mensch levendiger wordt , volgt daar vryheid uit voord : men wordt daardoor vry van flaaffche vreeze vóór god, die .anders den mensch pynigt; men befchouwt Hem niet meer als een despoot, men riddert niet meer als zyn donder brult, als de Aarde beeft, en zyne ftormwinden door de bosfehen loejen ; men beeft niet meer voor zvn aangezicht; men word bevryd van bange zorge voor 'de toekomst, gaat haar zonder vreeze te g«mo«t; men wordt F 2  ■44 eT C. S A L T Z M A K, vry van alle Je lastige ceremoniën, die de flaaffche vreeze uitvond, om go d's toorn te verzoenen , en zoekt veel eer door vgrmeiding der zonden, en door het getrouw opvolgen van zynen wil Hem welbehaagelylj te- worden : 'T Heelal, o God! looft uwen naam, Verheugt zig in uw goedheid; JDat Gy ons aller Vader zyt, Vervult ons hart met zoetheid: J Gy fluit de boosheid in haai' loop, Zo dat wy haar niet vreezen, Uw woord geeft onze zielen kracht Om waarlyk vry te weezen. Wanneer den mensch in de wereld intreedt, heeft het! zichtbaare eene ongemeene aantrekkelykheid in zyne oogen , die hem van tyd tot tyd aan het zelve verbindt i er omfiaat in hem eene begeerte , om de zinlyke genoegen, 4ie zig van alle zyden hem aanbieden , te genieten, en van alle de fchatten der Aarde geduurig een grooter deel zig eigen te maaken: deeze begeerte neemt met de jaaTen toe , en wordt doorgaands eene drift, die den mensch in de elendigfte flaverny ftort, hem dwingt bovenmaatigen arbeid te onderneemen, en hem van zyne gezondr heid en vrolykheid berooft: welk een flaaf is, by voorbeeld, de gicrigaart! tot welke vernederende laagheden laat hy zig niet verleiden ! welk een elendig leven leidt hy niet, om zig in 't bezit van geld te ftellen ! hy isgeen heer over zyn vermogen; maar hy wordt door zyn geld geregeerd. Maar jssus heeft ons juiste begrippen van deeze dingen , die de zinlyke menfehen met groote hevigheid zoeken, medegedeeld; hy heeft ons het zichtbaare altoos als jet vergaiiglyks voorgefteld, welker bezit den mensch niet gelukkig maakt, en onze opmerkzaamheid op onze eigene inwendige verbetering en volmaaking zoeken te yestigen, van welken wy ons geheel geluk verwachten moeten: De wereld vergaat met deszelfs begeerfykhe-, den; maar die den wil van god doet, die blyft in eeutyiglieid'. dit is eene ran de grondregelen,, dij Hy zy-  XORXÏ T00lt.STEI.t2N; TL' 1$ %ie Vrienden nagelaten heeft; en die deeze grondregel gelooft, wie van de waarheid derzelve volkomen overtuigd wordt, die gevoelt rasch, dat hy daar door in vryheid gefteld wordt: zyne hoofdbemoejing ftrekt dan daar heen, om zigzelven meer en meer te verbeteren , zig geduurig meer kracht tot volbrenging der godlyka wil, of dat het zelfde is , tot de vervulling zyner pligten te verwerven : rasch voelt hy hoe zoet het bewust zyn is, dat men zyne pligten vervuld heeft; hoe wel men zig bevindt, als men zig geene opzettelyke zonden te verwyten heeft; en wat heerelyk gezicht is het niet, als men hier en daar het goede ziet, dat men door zyne werkzaamheid tot ftand gcbragt heeft: dit bewust zyn, geeft zyne ziel eene foort van verheffing, die haar ongenegen maakt om met zulk eene onverzaadelykheid de zichtbaare dingen te begeeren, gelyk andere menfehen doen, dié hun geluk buiten zig zoeken . zy is in haare begeerte maatig , zy gevoelt niets van die rustloosheid, welke den geene plaagt, die wellust, of het bezit van geld, of groote roem voor onontbeerlyk tot hun geluk honden: kan zy door geoorloofde middelen zig tien deel van het zichtbaare verwerven , zo geniet zy het met gepaste deelneeining, zonder zig daar over te beangstigen , dat het veelligt weder verloren kan gaan, cn bedroeft zig ook niet onmaatig, wanneer dat werkelyk mogt gebeuren : het uitneemende goed, waarin zy. haar geluk zoekt, is in haar zelve, en kan haar doop geen toeval ontroofd worden. Gy ziet alzo de vryheid, die jesus den geenen verfchaft, welke de door Hem gepredikte waarheid erkennen : de driften der menfehen zyn tirannen, die hen in onverdraagelyke flaverny kluisteren : jesus beneemt derzelver'kracht door mededeeling der waarheid; daar «en ander, die in dwaaling leeft, door een beftendige dorst na het zichtbaare gepyuigd wordt, zoekt de door jesus verlichte ziel, het wel te verwerven , doch zonder zig er over te verontrusten; geenen kwelt zig, wanneer hy ziet, dat aan anderen, van de zichtbaare goederen, een grooter deel ten deele valt, als hem ; maar deeze kan met gelatenheid aanzien, dat anderen van de dingen , die hy tot zyn geluk niet zo volftrekt noodig acht, meer bezitten ; wanneer geene over het verlies van Stulke dingen, die hy zig met de grootfte drift verfchafoe, in wier bezit hy al zyn geluk zocht, tot vejtwyleS 3  0 C. C. SALTZMAN, ling vervalt, zegt deeze met gelatenheid : „ waarom zo« my dit zo bovenmaatig treffen? ik heb nog een goed, „ dat in myzelven ligt opgefloten , -welks bezit my kan „ vertroosten, en dat my byblyyen zal, wanneer al he*. „ zichtbaare niet meer aanwezig is'' — Geene hangt in allen deelen van het zichtbaare af, deeze daar en tegen is er onafhangelyk van; geene is flaaf, deeze is Heer van hetzelve: God, dit heil is alles waardig, waardig dat men 't recht betracht, En de goedren deezer Aarde flechts voor beuzelingen acht: Dat wy alle zonden vlieden: fteeds uw willen, wys en goed, Niet ons eigen willen, volgen, *° dat ons altyd dwaalen doett Geef dat wy in Hem gelooven, dien Gy op deeze Aarde zond, En in wien Gy 't eeuwig leven, toezeide in uw heilverbond i Hoe heerlyk loont ge ons moedig ftryden, Waarin wy dikwyls angstig lyden. Eene der verfchrikkelykfte tirannen, onder welken het menschlyke geflacht zucht, is , de vreeze voor den dood; de dieren zyn van dezelve , gelyk van veele andere kwellingen , die de menfehen gevoelen, geheel bevryd : het dier ziet de metgezel zvner jeugd naast zig fterven, zonder te weeten wat dit beduidt, zonder te vreezen, dat het een zelfde lot treffen zal; zelfs in het uur des doods: eet het nog zyn voeder zonder iets te vermoeden, de weinige oogenblikken, waarin het werkelyk de doods-» angst gevoelt, zyn alles, wat het van de dood gewaar wordt— maar de mensch, door jesus niet verligt, hoe veel moet die niet door de vreeze voor den dood tiitfiaan! het leven is hem zoet en hy weet zeker, dat hy het eenmaal verliezen zal: hy ziet zynen vriendmagtloos op het krankbed nederliggen , zyne oogen breeken , het klamme doodszweet langs zyn aangezicht en leden nederllroomen; hy ziet dit, en denkt, rasch zal het met jny ook zo gaan — het e'e'ne lyk na het andere word$ weggedragen, hy ziet het en denkt, fpoedig zal heü  tOR.TR VOORSTELLEN. VI.' ft Ook myn beurt weezen: hy is vergenoegd; maar als de gedachten aan den dood in zyne ziel opryzen , zo verdwynt al zyn vergenoegen : gelooft hy dat het met den dood met hem afgedaan is, zo is de vernietigino-, de eeuwige vernietiging voor een mensch, die het leven lief heeft, een verfchrikkelyk aandenken ; maar gelooft' hy, dat hy na den dood in eenen anderen toeftand blyfc voordleven, is de onzekerheid, welk lot hem als dan treffen zal, nog veel verfchriklyker — maar de magt deezer tirannen wordt door de leere van jesus n-eheel verbroken — de fchrift verzekert: dat' c h r i s t u's den dood de magt heeft benomen en Hy zelf zegt : die in my etoojt, me zat aen ctooa, met zien m eeuwigheid; want v zal de verfchrikkins- des doods nipt nr,,l0,.„;„j„„ . ..„1 gendsde leere van jesus is er derhalven voor den mensch geen dood; dat geen, wat wy dood noemen, is niet anders, als eene nieuwe geboorte, eene verandering van toeftand., door■. welke de geest uit het ligchaam, in liet welke zy als in een kerker was opgefloten, ontflao-en, en in vryheid gefteld wordt: en deeze onftervelïkheid yan 's menfehen geest, die jesus by elke gelegenheid geleerd heeft, heeft Hy door zyne eigene opitandin«buiten allen twyfel gefteld. ö , Ook de vreeze, dat na den dood ons een ongelukkig lot treffen zal, heeft jesus door Zyne leere vernietio-d o gy die voor den dood vreest, volgt toch het geen jesus _ leerde , eert god! zoekt uwe zielsvermogens o-eduung te befchaaven en te verryken ! hebt berouw over de zonden die gy begaan hebt, en betert u! wacht u uwen broeder te beledigen ! gebruikt iedere gelegenheid waarin _ gy zyn geluk bevorderen kunt! en met rfe bewustheid, dat gy wèl gedaan hebt, dat gy u na mv bjste vermogens gebeterd en berouw over u-v; misftapBf» getoond hebt, zal de gedachten, dat gy na uwen' doid in eene andere toeftand zult overgaan, u niet meer •verfthrikkelyk zyn; behoeft het kind , dat na zyn uit-, terïie veimogeqs getracht heeft alle zyne pligten te ver-v vullen, wel de geringde vreeze te hebben, dat zyn goede, zyn rechtvaardige vader , hem ongelukkig- zal maakea? Gevoelt het dan o mer.ichen! dat jesus uw Verlosfer is , zodra gy zyne leere aanneemt en opvolgt, zyt gy ook van de flaverny, van uwe verfchrikkelykfte tirannen„ van de vreeze des doods, bevryd;  C. C. SAtTZMASj V0ORSTELLE». Vï* Het fterven is uw levert, wees vrolyk Christenfchaaï, De ciood is reed» verflonden fchroom voortaan geen gevaat j Het ftof wordt flechts verwezen, uw geest leeft eeuwiglyk, En kent noch ramp noch droefheid in 't hemelsch koningryki Wat doet de dood on3 derven, dan ramp en tegenfpoed 3 Het fterven redt den Christen, van 't geen hy vreezen moet j Gelooft zy God op englen toon, Gelooft zy hy en ook zyn Zoon. V/ie is er onder ons , die niet na vryheid tracht, diö niet wenscht onafhangelyk te zyn : o gy tot vryheid beftemde menfehen! verneemt en overdenkt :zo« jesus, de Zoon van god vry maakt, dan zyt gy waarlyk vry! en wanneer gy langs andere wegen uwe vryheid zoekt, dan zult gy niet vry worden -- plaatst u op den troon eens koning», zyt gy dan vry? mets minder dan dat,wanneer nog flaaffche vrees voor god u kwelt, wanneer de glans van 't goud, de zoetheid van den wellust, da verblindende aanloklykheid des roems , zo fterk op n werkt, dat zy u leven rustloos maaken, dat zy u tot kwelling vervoeren, u beangstigen en plagen, wanneer o-y voor den dood nog beeft — hoe zond gy dan kunnen zeggen, dat gy vry waart? Maar laat u door jesus leeren, dat god onze Vader is, dat de mensch zyn o-eluk in zig zelve zoeken moet, dat de dood des rechtvaardigen eene overgang tot vreugde is, en tracht uit al uw vermogen daar na te handelen, dan wordt gy vry, dan wordt gy hoe langer hoe vryer van alles wat dö menfehen anders kwelt — o jesus onze Verlosler! laat ^ns allen deeze uwe verlosfing ondervinden;  Zevende v o o rstel; Over ma tt he u s XI vers 28, 29 en 30. Komt tot my, allen die vermoeid en beladen zyt, ik zal u ruste geven. Neemt myn jok op u, en leert van, my, dat ik zachtmoedig ben en nederig van hartei zo zult gy ruste vinden voor uwe zielen. Want myn jok is zacht, en myn last is ligt. O Vader der waarheid! wy loc-ven Ü, om dat Gy ons jesus gezonden hebt, om ons de waarheid te leeren en om ons van dwaalingen en de daar aan verknochte elenden te verlosfen : wy zyn thans hier vergaderd , om de waarheid te hooren, fchenkt ons hiertoe de no-< dige opmerkzaamheid en verwek in ons eene ernstige neiging om dezelve te volgen, en laat ons door het volgen der waarheid, die rust en gelukzaligheid vinden, die Gy ons toegedacht hebt. Amen ! Ik neb u , myne waarden ! reeds eenige maaien op den grooten jesus opmerkzaam gemaakt, u in de verhevene waarheden toegelicht, welken in zyne eenvoudige voordragt leggen opgeflooten: thans wil ik u daar wederom een nieuw bewys van geeven : toen Hy eens eene vergadering leergierige menfehen voor zig zag, riep Hy uit: komt tot my, allen die vermoeid tn beladen zyt, ik Zat u ruste geeven: neemt myn jok op u, en leert vattL my , dat ik zachtmoedig ben en nederig van harte; za zult gy ruste vinden voor uwe zielen. Jfant myn jok. is zacht, jen myn last is ligt. <■ Gy vindt in deeze woorden in 't geheel geene dichterlyke en weinig redeneerkundige cierlykheid ; en evenWel welke een hoogheid van ziel ftraalt er niet in dezelve door! hoe veel waare wysheid ligt er niet in dezelvecpgefloten ! de welwillende, de goeddoende jesuss dringt zig niet in de paleizen der ryken en grooten , uit Welken hy aardfche belooningen voor zynen arbeid had mogen te gemoed zien; maar Hy verzamelt om zig een'* kring van elendigen, hulpnodige menfehen , van welken Hy in 't geheel geene belooning te wachten had: de vermoeiden en beladenen, of zulke perfoonen , dis allerlei ligchaamlyke fmarten lyden , die zig in onder» fcheidene bedroevende omftandigheden bevinden , aars  fo C, O. JAttïKA»; wier harten menigerlei ramp en kommer knaagt, zulk* menfehen roept Hy tot zig : hy roept met flechts tot zyn onderricht de beste menfehen , die voortreffelyke aanlagen tot het goede hebben , en alzo iedere goede» leere ligtlyk vatten, door welken te onderwyzen , men rasch groote roem erlangen kan ; maar vermoeide beladene , wanneer hun verftand ook nog zo fiomp , hun hart nog zo treurig gefteld ware —- wat wil Hy met hen doen? ,— Hy wil hen verkwikken, hunne zielen rust geven. Hier vraage zig ieder zelve, of hy wel tot zulk eene fcelanglooze , grootmoedige menfchenliefde genegen is ; of hy zig wel toevertrouwt, geheel zonder aardfche belooning voor het best der menfehen werkzaam te zyn ; of hy wel krachts genoeg in zig gevoelt, om onder eene ongelukkige hoop van onweetende , verdwaalde , arme, bekommerde, gebreklyke, door andere menlchen rerachte lieden, zig te plaatfen , by welken m 't geheel geen roem te behaalen is, in welker omgang men zig aan een menigte haatelyke en bittere verwytingen blootfield : zond gy, vraage ik, genegen zyn, om u onder zulk een hoop te voegen, en haar' vriend, vertrooster en raadgeever te worden ? Helaas ! mogelyk is niemand van ons , van de in zwang, gaande vooroordeelen, om de waarde der menfehen naar hun uitwendig aanzien te beoordeelen vry; en deezemaaken ons doorgaands omtrent dat gedeelte van menfehen afkeerig , dat onze hulp meest noodig heeft— wy zoeken ommegang met voornaame, geleerden, gelukkigen , en fchaamen ons vrienden en raadgevers van arme , onweetende , ongelukkige menfehen te zyn : en dit gevoel van onze zwakheid, dat voorzeker een ieder, die zig zelve recht beproeven wil, heeft, is een getuigenis van de hoogheid der ziele van jesus, die _ zig boven alle die vooroordeelen plaatsten, zig in het midden der elendige, verachte hoop ftelde , goed onder dezelve werkte , niettegenftaande Hy hooren moest, dat Hy daarom veracht en een metgezel en vriend van zondaars genaamd werd. Hoe moet dit ons vertrouwen en onze liefde omtrent Hem opwekken! offchoon wy ons verwyten moesten, dat wy grove misdagen begaan hadden, onze verftandelyke vermogens zwak waren, wanneer wy niet het geringtie aanzien hadden, dat ons by de menfehen kon be-  fcORTË VOORSTELLEN. VII. 51 fiaagelyk maaken, zo hebben wy evenwel toegang tot jesus. En al -ware onze toeftand zo treurig, dat niemand op den geheclen Aardbodem ons kon -helpen , noch vertroosten, dan evenwel kunnen wy van Hem , door zyne weldaadige leere, verkwikking en troost erlangen. Dierbaar zy my, Heer der Heere! Altyd dierbaar uwe leere; Gtef dat ik, ten allen ftond, Op dat godlyk woord betrouwc; 'T als myn eenge gids befchouwe, Dien men nooit bedricglyk vond. Al het goed van heel deeze aarde, Zy by my van geene waarde, Daar 't veeleer de ziele fchaadt, ïeuwig dank zy, Heer der Heere, U voor 't fchenken uwer leere, Die de ziel niet dwaalen laat, Maar even als eene kranken zekere voorwaarden moet opvolgen, zullen de raad en medicynen van een' arts hem helpen, even zo fchryft jesus ook zekere voorwaarden voor, aan hun die hulpe van Hem begeeren; zy zyn deeze: Neemt myn jok op u en_ leert van my~Zeker harde voorwaarden voor den zinlyke n mensch ! want deeze wil van geen jok , noch van eenigen dwang iet weeten , maar vry en ongebonden alles doen , waartoe zyne zinlyke nygingen hem dryven; en evenwel is deeze vordering hoogst wys en goed — het jok dat jesus den mensch aanbiedt, is geene ligchaamlyke dwang, maar Hy verftaat daar door die grondregelen, die Hy voordroeg en door zyne leerlingen voor liet draagen — "by voorbeeld, dat wy meer naar onze geestlyke verbetering, als naar aardfche góederen trachten ; dat wy onze begeerten bedwingen, ónze ontevredenheid by ontvangene beledigingen en overgekomene wederwaardigheden maatigen moesten — dit jok wil Hy niemand opdringen ; maar de menfehen moeten het zeiven opneemen ; wanneer zy zig van de waarhejd en deugdzaamheid zyner grondftellingen wilden laaten overtuigen, dan zouden zy trachten dezelve optevolgen — is dat niet eene wyze ■ en weldaadige vordering? Bewyst niet de dagelykfeh© G 2  5- ondervinding dat eene ongebondene levenswyze de o», vermydelyke weg tot elenden is ? dat de ernstige opvolging van wyze grondregelen de zekerlte weg tot tevredenheid is ? is het geen waare flaverny, wanneer men alleen van zyne zinlykheden afhangt en altoos opvolgen moet, wat de zinlyke driften verlangen ? en ishetgeene waare vryheid, wanneer men zig kracht verwerft om zig zelve te beheerfchen en zyn zinlykheid zo te maatigen , dat dezelve ons in de bevordering van ons geluk niet hinderlyk is ? Merkt dan weder hier uit de voortreffelykheid van de leere van jesus, boven de meeste menschlyke keringen ; Hy zegt niet alleen: neemt myn jok op u, maar Hy voegt er by, leert van my: Hy geeft niet alleen aan andere goede lesfen ; maar Hy volgt dezelve ook op , volgt ze zo juist, dat zyn leven een richtfnoer zyner leere is, dat Hy zigzelven als een voorbeeld aanpryzen en zeggen kon, leert van my, leeft zo als ik leef. Dit was geen grootlpraak, het was waarheid ; wat Hy andere leerde, volgde Hy zelf, en Hy is voorzeker de eenige die nimmer van zyne grondftellingen afgeweektn is. Tot welk een godlyk voorbeeld verftrekt u leven my, O Heiland! — 'k ben door zwakheid r U zeker niet naby: 'X betreed nogthans met yver een weg dien gy betrad; 'K zal fteeds met vlyt u volgen op 't fmalle levenspad. En waarin ftelde Hy voornaamlyk zig ten voorbeelde Voor? in zulke deugden, wier waardy van de wereld het weinigst erkend werd: ik ben, zeide Hv, zacht* moedig en nederig van harte, Hy pryst alzo 'de zachtmoedigheid en nederigheid voornaamlyk aan. Welk een beminnenswaardig voorbeeld! zachtmoediglicid, of kracht, om zyne ontevredenheid over ontvangene beledigingen te maaygen, is het kenmerk eener wnarlyk groote en edele, ziele, is tot onze eigene tevredenheid en hetgeinecnfchaplyk genoegen onontbeerelyk ; befchouw een mensch, die met vaste fchreden zynen weg  KORTB VOORSTELLEN. VII. Voordzet, niettegenftaande onder zyne voeten de aardedoor koude bevriest, en fneeuwvlokken zyn ligchaam bedekken; zegt men niet van zulk een mensch, dat hy een gezond vast ligchaam heeft ? en noemt men den geene niet zwak, die by ieder koel windjen beeft? zo heeft ook Hy eene fterke ziel , die zynen weg getroost vervordert en zig door de beledigingen van anderen niet van de» weg laat afleiden: even gelyk de vastheid van het Igchaam ons voor duizenderleie fmarten zeker fielt, zo bewaart de vastigheid der ziele ons ook voor alle fmart£n en onrust, die ons tot toorn en wraakgierigheid vervoeren: ja zy is onontbeerelyk als het gemeenfchaplyk vergenoegen plaats zal hebben: by de groote verfcheidenheid der menschlyke nygingen en gemoedsdriften moet noodzaakelyk in het gemeenfehaplyke leven geduu«rig iets voorkomen dat ons mishaagelyk is. Wanneer wy dit niet zoeken te verdraagen , niet met liefde zoeken te Verbeteren , wanneer wy over alles, dat niet naar onzen sin is , ons ontrusten willen, zal er dan niet eene eeuwige ftryd en misnoegen in de zamenleeving regeeren ? Even zo voortreflyk is ook de nederigheid , welke daar in beftaat, dat wy over ons zelve oprecht en befcheiden oordeelen , onze eigene gebreken kennen en de verdiensten van onze evenmenfehen gerechtigheid doen wedervaaren — nederigheid is doorgaands een teken van een opgeklaard verftand, gelyk hoogmoed een uitwerkfel van onweetenhcid is — wanneer de deugdzaamfte en verftandigfte vergeleeken , dat, wat zy wisten met dat geene wat zy niet wisten, dat geen wat zy konden met dat feen wat niet in hun vermogen was , zo hebben zy altoos tinne onweetenheid en zwakheid beleden , en deeze erkentenis^ van onze zwakheden en gebreken , onderhoudt en voedt in ons eene beftendige drift, om beter en volkomener te worden. — Nederigheid maakt alle onze deugden beminnenswaardig: Hy wien boven andere uitmunt , wekt veeltyds nayver tegen zig, om dat het tog altoos onaangenaam is, als men zig door anderen ziet overtreffen; het eenige middel om by zyne overtreffing de liefde en het vertrouwen zyner evenmenfehen te behouden , is de nederigheid. Hoe zoude ik my, o God! op eenig goed beroemen!  'c e; s a t t i « * if, M wat ik heb is sws; wat zou 'k het mync noemen! Al wat ik goeds betraeht doet gy tot goed verftrekkenj Laat d"!. almagtig GnM geen hoogmoed my bevlekken! De verkwikking nu, die jesus den geenen toezegt, ■welken deeze voorwaarden willen vervullen, is — ruste der ziele. Zo zult gy, zegt Hy , ruste vinden voor •uwe ziele : ook deeze belofte draagt het kenmerk van hooge wysheid, die in het biunenfte der menschlyke ziel inziet en haare waare behoeften opmerkt; want onder de duizenderleie behoeften, die den mensch deels werkelyk heeft, deels zig zelve maakt, blyft tog altoos de voornaamfte, de ruste der ziele; zonder deeze is ons de geheele wereld onnut en als wy deeze hebben, dan' kunnen wy het overige ligt ontbeeren : genomen , dat een. mensch een groot huis bewoonde, en hy wilde by een ftrenge koude alle de kamers van dat huis laaten warm maaken, die alleen uitgezonderd waarin hy woonzo — Zóu hem dan de warmte van alle de overige vertrekken iet baaten ? Maar wanneer zyn woonvertrek warm is, fchaad het hem dan wel iet, dat alle de overige kamers van warmte ontbloot zyn ? zo is het ook met de rust' der ziele ; als in dc eigentlyke zitplaats myner werk- ■ zaamhcid onrust is, wat helpt my dan al het andere dat van my is verwyderd ? wat helpt my roem , vriendfchap , het gezang en fnaarenfpel, wanneer myne ziel in zulk een verwarring is, dat zy daaraan geen deel neemen kan ? maar wanneer alles in my in behoorelyke orde is * kan ik my even zo wél bevinden, als een'mensch die by de fterkfte vorst en by het huilen van den Noordenwind in eene warme kamer zit. En deeze voornaamfte behoeften der menfehen, de rust der ziele , belooft jesus niet alleen ; maar_ hy geeft ze ook werklyk: wat is dan de rust der ziele ? ik geloof dat dezelve beftaat in tevredenheid met onzen toeftand; en s deeze kan aan niemand ontbreeken, die het jok van jesus op zig neemt en Zyne grondftellingen navolgt: ben ik zachtmoedig, dan heb ik kracht» genoeg om myne 9 ontevredenheid by ontvangene beledigingen te maatigen , dan zal ik my ook niet voor ongelukkig houden, fenopn , de vervolgingen van alle zyden op my losbreeken; ik  SCORTE VOORSTELLES. VII." £5 •en te Vreden , en heb de zoete hoop , dat dezelve tot myn best dienen zullen — ben ik nederig van harte, gevoel ik myne zwakheden en gebreken , zo zal ik ook geen aanfpraak maaken op groote roem, noch iny fterk kwellen wanneer ik die niet erlang: en als ik myne begeerten weet te matigen, zo zullen dezelve ligt bevredigd zyn, en gebrek aan bevrediging zal my niet ligt on-> vergenoegt maaken: als ik naar de aanwyzing van jesus , myn geluk niet van myne krachten, maar van den Almagtigen verwacht, kan ik er my dan niet reeds van Verzekert houden ? zal ik dan wel oorzaak hebben, my daaromtrent te ontrusten ? is het des niet volkomen zeker , dat de rust der ziele het deel is van de geenen 4 die de leere van jesus aanneemen en opvolgen ? AU' wat a overkomt is goed, God wil het heil der menlchenj ^Kci hem die zynen wille doet, Zyn hart heeft niets te wenfchen j Reeds hier op aard geniet hy rust: Geen rampen doen hem beeve»; En wel getroost, met vollen lust, Gaat hy naar 'r eeuwig leven. Wanneer nu j e s u s er by voegt: myn fok is Zacht en Onderricht, En verlicht, Onze zwakke en duistre reden! leer ons vrolyk voor u treden j O blyf gy Ons naby; Hoor, verhoor toch onze beden! leer ons 'r beste deel betrachten, Uwe magt Schenke ons kracht, Om voor zonden ons te wachten j Zo door daaden als gedachten; laat ons hart, Onverward Steeds uw wil als heilig achten! God, die ons belooft heeft, dat Hy ieder gebed dat *aar de meening van jesus ingericht is, verhooren zal, laate ons allen de werking van dit gemeenfchaplyke gebed aan onze zielen ondervinden. Amen! Myne waarden ! de leere van j b s u s, die zo waaV, zo wys , en zo nuttig voor ieder is, welke dezelve volgt, heeft evenwel ten allen tyde, veel tegenfpraaks gevonden ; vooral ergeren in onze dagen zig veelen , aan de fewichtige leere van zelfverlochening — deeze beftaat ier in : dat wy ons verfcheidene dingen ontzeggen , die ons aangenaam zyn, en onze nygingen met hevigheid vorderen ; en, van den anderen kant, verfcheidene dingen doen, die met onze neigingen ftryden : dit heefc jesus geleerd , dit heeft Hy van zyne belyderen gevorderd : ik wil onder de veele plaatfen, die zulks bewyzen , alleenlyk een eenige aanvoeren , welke dus luidt: Indien uw rechter oog u ergert, ze trekt het uit en v;erps  74 C. G. S A L t t; m a w, Ttet van u — en indien uw rechterhand u ergert, jgt- jipüWt ze af ev werpt ze van u! jesus fprak deeze woorden in Pale tina , onder een volk dat oneigenlyke en eeldfpraakige wyzen van fpreeken beminde : hy richtte zio- dus na deszelfs fmaak en omkleedde deeze en veeje andere gewigtige leeringen met een beeldtenis; gevolglyk moet niemand gelooven, dat Hy eene werkelyke verminking van ons ligchaam van ons begeert: hyverfiaat door onze oogen en handen onze neigingen, eft wil alzo daarmede zeggen, wanneer uwe neiging iet kwaads, iet onrechts begeert, zo onderdrukt dezelve ,>'fchoon zy u ook zo lief als uw rechter oog en uwe rechterhand ware. - £ Dit is de vordering van jesus , van de menfehen, die? door zyne Jeere gelukkig willen worden : men brengt hier wel tegen in: dat het eene harde tisch is ! de bevrediging onzer neigingen, zegt men maakt ons genoegen , onze gelukzaligheid uit; wanneer wy nu onze neigingen dc bevrediging ontzeggen zullen, hoe kunnen wy dan gelukkig weezen ? O myne waarden ! wiens geluk ik zo van gantfeher harte wensch , ik beef voor uw welzyn , wanneer ik my voordel, hoe het mogelyk ware, dat gy eenmaal door zulke twyfelingeh verdwaald en tegen de weldaadige leere van onzen Verlosfer , waaraan ik myne geheele tevredenheid te danken heb, wantrouwende gemaakt kondet worden: liever wilde ik, dat gy u van alle de menschlyk verftand te boven ftygende geheimen des Christendoms, verkeerde voorftellingen maaktct, dan dat gyaan deeze gewigtige leere, die op onze gelukzaligheid eencr geheel onmiddenbaare invloed heeft, twyfelen zoudet. Leent my derhalven uwe opmerkzaamheid ! ik wil thans artet u onderzoeken, of jesus hier iet van ons begeert, dat met onze gelukzaligheid flrydt? dan of door het opvolgen van deeze vordering, even als door de opvolgingder overigen , waarmede ik u reeds bekend gemaakt heb , uw geluk bevorderd wordt? God en Varier! geef ons krachten, Wysheid en ftandvastigheid, Om geen andixn weg te volgen , dm die naar den Hemel leidt; God en Vader! fta ons by, Maak ons hart van dwaaling vry. Wanneer onze Verlosfer van ons gevorderd hadde , dat wy o:;ze neigingen , zonder uitzondering ; onder alle om-  KORTE VOORSTELLEN. X. 75 iiandigheden, onderdrukken zonden, had Hy zeker iet begeerd dat met onze gelukzaligheid ftryden zou; want het vergenoegen is tog in den grond niets anders, als de bevrediging van onze begeerten ; wanneer, wy derhalven onze begeerten niet bevredigen mogten, zo mogten wy zelfs niet eene vergenoeging genieten. Maar zulk -eene vordering kunnen wy niet verwachten van Hem, die in de wereld kwam , om de incuf'.hea te leeren, hoe zy recht gelukkig en vergenoegd leeven kunnen ; Ify doet deeze vordering alleenlyk onder het beding, dat wanneer onze begeerten ons ergeren , of wanneer wy dingen begeeren , die onrecht en fchadelyk zyn: zo wy by voorbeeld, begeerten hadden naar goederen die een ander toebehoorden, en die wy ons langs eenen onrechtvaardigen weg wilde eigen maaken ; of wy verlangden meer te eeten en te drinken dan tot onze verzaadiging nodig ware , zo verlangden wy iet onrechts, en wy waren verpligt tegen deeze begeerte te ftryden: gy ltree't naar roem, naar vermaak, de bevrediging deezer begeerte is.betaamelyk , maar wanneer gy verlangdet deeze begeerte door ongcoorloo'de middelen , door belastering en onderdrukking' van uwe broederen , door verwaarloozing van uwen tyd, van uwe krachten en vermogens , te vervullen ; wanneer deeze begeerte by u de werking van het goede verhinderde, zbgevoelt gy zeiven wel, dat'gy verbonden zyt tegen deeze begeerte te ftryden; en wanneer men nu het voorfchrilt van jesus op deeze wyze verhaat, is het dan geene grondftelling van onfehatbaare waarde ? kan men dezelve wel overtreden , zonder zigzelven te fchaden en andere in hunne tevredenheid te ltooren ? De menschlyke begeerten zyn onverzadelyk, hoe meer zy bevredigd worden, te heviger worden zy ook : de arme man , die zonder verblyf of eigendom rondzwerft, denkt by zig zelve : ,, O ! wanneer ik eens eens een eigen hutje en haard hadde 1" zyn wensch wordt.vervuld, hy verheugt zig eenige dagen ; maar dan gelooft hy , dat hem tot zyn geluk nog een thuintjen ontbreekt, en wanneer hy ook dit bekomt, verlangt, wenschthy naar vergrooting van zyn huis, thuin en zyne gemakken, en wanneer hy ook zo verre kwame , dat hy zyn vermogen by duizenden konde berekenen, zou hy nog naar een vorstlyk gezach ftreeven : dat dit waar is, weet ieder, die het menschlyke hart en de zonderlinge gang K 2  7S T is niet ceiioee dat wy verder komen; maar wy moeten ook weeten wtar heen wy komen. Ieder vernuftig man ftelt zig tos een beftemd doelwit, waarop hy los gaat, en welk is dit' is het roem? is het een wellustig lever.? is het rvkdom' zo dit zyn doelwit ware, ja dan leiden zyne bea-eerten hem daar toe; maar 't U ook waar, dat voelen, zo zv daar in hunne bevrediging zoeken, m een diepen afgrond van elenden Horten, eer zy hun doelwit bereiken. Maar wat wys mar, zal deeze verganglyke. dingen tot het doel zyner wenfchen maaken? Moet met iede°r die over de gefteldheid der mensch yke natuur yerftandiV nadenkt, toeftemmen , dat dit alles boguiche mg is die de ziel geene .waare vrede , geene waare gelukzaligheid verfchaft? de rust der ziele is een toeftand, waarin men van zyne braafheid bewust is, waar in men weet, dat men geluk en vreugde onder zyne medemenichea verbreidt, en dat is het hooge doel waar-naar da  KORTE VOORSTELLEN. X. ■Wyze ftreeft; maar daar heen leiden.ons onze begeerten tiiet, alleen de begeerte, de lust om Hem welbehaagelyk te zyn, die in 't verborgen'zict, aan wien alle begeerten onderdaanig zyn moeten , leidt daar heen. Ik geeve toe dat het zeer moejelyk is, heerfchappy over zyne begeerten te voeren, dat onze geheele leeflyd daartoe gevorderd wordt, dat lusten , die duizendmaal bedreden en overwonnen zyn, dikwyls op nieuw weder opryzen ; maar vergeet ook niet,_. dat zelibeheerfchlng het eenige middel is, om gelukkig te: worden, dat onze ziel daardoor eene grootte en .adeldom bekomt, die niet alleen voor menfehen geldig is., maar die ook -voor den troon van de ISeheerfcher der wereld zyne waarde heeft. Het is zekerlyk ligtèr een landf hap te overwinnen , dan zig zelden te beheerfcheu , maar hoe meenig eeh elendig man , die 'als een verachte flaaf aan zyTie driften gekiuisterd lag, treeft evenwel Provinciën veroverd,' volken onder het uk gebragï, en daar door den bynaam van Grnite bekomen ; fchoon den veroveraar zei'" niet zo vergenoegd ware als zyn geringde onderdaan , die zig zeiven beheerschte; deeze zal eens door den Rechter der wereld als eene ëlen'dige van de hand geweezèn worden,' daar geene zyne adeldom behouden , en vermeerderen zal , en door den Koning der Koningen zynen Vorst voorgetrokken zal worden. En fchoon het zeer zwaar zy, zig zeiven te beheerfclien , is .het evenwel niet onmogeTyk; let er wel op, de menschlyke' bes-éérten ontdaan': in'den beginne zyn het aanprikkehngen , die ligt te overwinnen zyn ; maar wanneer men in deeze aanprikkelingen genoegen vindt, Zig geduurig voordek, hoe goed, hoe zoet het zy, dezelve te bevredigen, zo worden zy geduurig heviger, en eindelyk zo hevig, dat het geheel onmogelyk is zo te wederliaan. Wanneer er derhalven in het vervolg eene lust by ti ontl.aat, zo beproefd u wel, ot ze goed zy; vraagt u zeiven ar: zal ik door de bevrediging derz<-lve my ook benadeelen ? ook andere in hunne tevredenheid Kooren? ka i ik ze voor myn geweeten verantwoorden? zal ik er aan myn god in myn gebed en voor zyn Gericht rekenf-hap van kunnen geeven ? en wanneer u uw geweeten zelve veroordeelt; ftelt u dan al de onrust, al de elende voor, waar in u uw lust horten zal, wanneer gy u van dezelve wilde laaten beheerfcheu, zo zal zy rasch beteugeld, cn dcszeü's aanwasfing vermindart worde».  to C. G. SALTZMAN, VOORSTlLHtii, X. Let verder op, welke uwe gelief koosdfte neiging is; Zvt op dezelve voornaamlyk opmerkzaam, en , wan, neer zy ftrafbaar is, zo doet geduurig het tegendeel van het geen zv verlangt! gy waart, by voorbeeld , genegen tot traagheid, zo moet gy dagelyks alle uwe krachten infpannen om u in werkzaamheid te oefenen. Eindelyk, klimt dikwyls met uwe gedachten op tot god en verzoekt Hem om byftand ! dit is eene zeergewigtin-e en heilzaame bezigheid; daar door wordt het verftand meer en meer opgeklaard , de gezindheden veredeld , de neiging, om god te behaagen, gevoed, en revol»lyk de magt der ongeregelde lusten verbroken. O myn geliefden! ziet hier de hooge waarde , die gy bereiken kunt, de adel die in de eeuwigheid nog geldig ïs die u met ftille vreugde beloont, die u in ftaat fielt den weldoener van uwen Broeder te worden; ftreeft in vertrouwen op god naar deeze volkomenheid, en houdt u verzekerd dat gy dezelve zult erlangen — De goede god zalu moed en kracht fchenken, om deeze zonoodzaakelyke en heilzaame befluiten uit te voeren! Hy trekt zyn hand niet af van die hunn' pligt betrachten 5 Gy moogt met zekerheid op zynen byftand wachten} En tot belooning van die deugd, Schenkt Hy dei ziele de ceuw'ge vreugd,  ELFDE VOORSTEL. r Over de geestlyke Waakzaamheid. CjTelooft zy god! die aan ons het leeven en alle behoeften van hetzelve gegeeven heeft, en ons verftand fchonk, dat wy dezelve erkennen, ons over ons aanweezen verheugen en allerleie goede daaden verrichten kunnen — gelooft zy god! die ons geduurig gelegenheid fchenkt, om de waarheid te kennen, ons verftand daardoor opteklaaren , ons hart te veredelen, en ook heden nog aanhoudt met die ,/eldaad aan ons te bewyzen — Hy fchenke ons allen opmerkzaamheid, maake onze harten vatbaar; om iedere goede leering te verftaan; Hy geeve ons kracht, om dezelve in uitoefening te brengen , op dat wy geduurig volkomener, werkzaamer tot het goede, en waardiger mogen worden , die hooge gelukzaligheid welke Hy voor ons beftemd heeft. Amen. Stelt u voör, myn waarden! dat iemand van ons over den oceaan in een aan hem onbekend werelddeel gebragt wierd, alwaar hy onder beftendige gevaaren wandelde, cn in geduurige vreeze was, om uit gebrek aan ondervinding eene hem fchadelyke vrucht te eeten, ofaanverfcheurehde dieren ten roof te worden, of in de handen van een volk te vallen die hem tot flaaf maakte, of in eene woesteny te verdwaalen, waar hy van honger en dorst verfmagten moest, zo hebt gy een beeldenis van het menschlyke leeven — god heeft ons uit zeer wyze en goede oogmerken op deeze planeet geplaatst, waar ons het vergenoegen van alle kanten tegenitroomt: maar wy wandelen op dezelve onder duizenderleie gevaren : wy zyn in beftendig gevaar van zulke vergenoegingen te zullen verkiezen , die onze gezondheid en tevredenheid nadeelig zyn, wy kunnen ligtlyk op zulke onderneemingen vallen, waardoor wy ons vöor altoos ongelukkig maaken, wy kunnen ligt in het gezelfchap van menfehen geraaken die ons aanleidingen geeven welken voor onze tevredenheid hoogst gevaarlyk zyn — Helaas ! dagelyks verdwaalen duizenden onzer broederen, en ge-' raaken op doolwegen die tot misnoegen en vertwyfeling leiden ! Maar God, die niet wil, dat iemand verloeren ga, heeft toereikende befchikkingen gemaakt, welke, ieder L  8; C. O. S A ï, T Z M A ttj die er gebruik van wil maaken , voor verdwaalïng ktm* nen behoeden : Hy heeft ons niet alleen verftand gegeven , dat ons op de gevaarlyke reis deezes leevens tot eene zeer goeden wegwyzer veriïrekken kan, maar Hy heeft ons ook jesus gezonden, die ons zulke leeringen medegedeeld heeft, door welke optevolgen wy alle gevaaren vermeiden kunnen. Ik wil u thans met e'e'ne derzelve bekend maaken, en u die verklaareu: toen Hyvan voorneemen was, zig van. zyne vrienden te verweideren en in eene andere weérekl overtegaan ,^ en voor uit zag aan hoe veelerleie vervoeringen en afdwaaïingen zy blootgeiield zouden worden , gaf Hy hun deezen raad: waakt, dat is, zyt beftendigop uw zeiven, en op de omftandigheden waarin gy « bevind opmerkzaam. En deezen raad gaf Hy niet alleen aan zyn toen leevende vrienden, maar ook aan ons allen , wel overdacht daarby voegende, wat ik aan u zegge , dat zegge ik aan allen: waakt! — Gy ziet derhalven myn waarden! in een enkel woord eenen zeer wyzcn raad, om de verlókkingen en verzoekingen te overwinnen , de verwarringen te vermeiden aan welken wy hier bloorgefteld zyn , en zo veele duizenden onzer medebroederen ongelukkig maaken — Gy zult gelukkig zyn, wanneer gy dezelve opvolgt! Waak beftendig, o myn geest! waak in den gebedej Dat ik niet van 't rechte fpoor j 't Ipoor der waarheid tredej Menig Christen is alteë, voor de kracht der zonden, Voor des werelds ydelheid veel te ligt bevonden. Waakt vooreerst over u zelve, en weet, dat de begeerten die in u woonen , zig niet altoos uitftrekken naar dat geene wat goed en nuttig is, maar doorgaands vallen op -dingen , die wel een aangenaam gevoel opleveren ; doch die in de gevolgen de verfchrikkelyklte uitwerklelen na zig fleepen kunnen. Wanneer de lust tot vermaak in u ontftaat, zo bekomen zekere verlustigingen in uwe oogen zulk eene bekoorelykheid , als ofzy tót uw geluk volftrekt nodig wa-  JCORTE VOORSTELLËrf. XI, 83 ren , en evenwel zyn zy doorgaands zo gefteld, dat derzeiver genot uwe werkzaamheid verzwakt, en voor uwe gezondheid en zielsnist nadeelig zyn: wanneer eene wellustige neiging in 11 ontftaat, dan verfchynt de wellust voor u als het hoogfte goed, dat een fterveling erlangen kan, daar het evenwel zeker is, dat dezelve gclykt aan een zoet vergif, het welk de menschlyke tevredenheid doodt, in veele opzichten de gezondheid fchaadt en de jneeste menfehen tot het uitoefenen van het goede ongefchikt maakt: zo rasch gy beledigd wordt, ontwaakt in u de toorn, zo dra die aanweezig is, komt het uvoor, als of uw belediger de grootfte booswicht ware ; niets fchynt u zoeter te zyn dan wraak; cn evenwel kan het zyn , dat de u toegevoegde belediging meer een uitwerksel van overyling , dan van boosheid was ; daarenboven ïs het_zeker, dat de_wraak ons zelfs bederft, dewyl zy enze inwendige en uitwendige rust geheel verftoort. Wanneer gy nu, daar gy zulke gevaarlyke vyanden in uwen eigenen boezem voedt, fluimeren en u, gevoelloos , van dezelven wildet laaten leiden, zoudt gy dan niet rasch op bypaden geraaken , waarop gy treuren, cn door verdriet verteeren moest? Hoe noodig is het derhalven , dat wy waaken, of beftendig tegen ons eige hart op onze hoeden zyn, op dat wy onze lusten niet tot hevigheid komen, ons niet blindelings van dezelve ieiden laaten; maar veel meer by het ontwaaken van iedere begeerte , ons verftand to. raade noemen en ons zeiven vraagen: ,, Is dat, wat ik begeer, goed voor my, of zal ik my daardoor veclJigt onaangenaame gevolgen op den hals haaien? zal ik dat geene , wat ik voorneemens ben te doen , ook voor den heiligen en rechtvaardigen god, die in 't verborgene ziet, kunnen verantwoorden ?" Wanneer wy zo bedachtzaam, zo voorzichtig ons zeiven altoos beoordeelden, zouden wy rasch kracht erlangen , om iedere onedele, op ons eigen en eens anders bederf doelende , neiging krachtloos te maaken , en dus het knaagende verdriet ontgaan, dat den geenen foltert, die aan hunne lusten gekoorzaamen : Groote Schepper! fterk myn kracht, en doe 't my gelukken, Ieder booie togt van 't hart, gantschlyk tc onderdrukken! L z  C. C. S A L T % M A Ni Sta my in dit ftryden by! Dat myn ziel fteeds waakend zy! Zyt verder waakzaam over de perfoonen met welken Gy omgaat —- Het is eene onlochenbaare waarheid, dat wy zeer geneigd zyn, de zeden en denkwyze der perfoonen aan te neemen, met welken wy dikwyls in gezêlfchap zyn: wy vormen ons rasch, en zonder dat wy het weetcn , naar hen. Wie eenen ligtzinnigen dagelyks tot zyn gezêlfchap heeft, kan ligt even zo ligtzinnig worden ; wie veel met traage, verdrietelyke perfoonen verkeert, kan fpoedig even zo traag en verdrietig worden als zy ; de ommegang met ongeregelde, onreine, ontuchtige menfehen, heeft zeer veel aanfteekends, dat zig ligt aan ons mededeelt : wanneer wy nu geheel zonder voorzichtigheid met ieder omgaan, hoe ligt kunnen wy dan een medgezel bekomen, die groote gebreken ' heeft! en hoe ligt kan het gebeuren dat wy die aanneemen ? dan kan zeer gemaklyk door gebrek aan oplettenheid op ons gezêlfchap, alles omvergeftoten worden , wat door goede leeringen en vermaaningen by ons gebouwd is geworden — Gy ziet derhalve hoe nodig het is, op ons gezêlfchap opmerkzaam te weezen, en te onderzoeken, of de zeden en gevoelens welken zy bezitten , zo gefteld zyn , dat zy verdienen van ons nagevolgd te worden, of ze wel met de regelen, die ons jesus en ons gezond oordeel voorfchryft, beftaan kunnen ? en wanneer wy ondervinden , dat ze dat niet zyn, dat ons gezêlfchap , zeden en denkwyzen hebben, die hun zelve ongelukkig maaken en anderen benadeelen , zo óverweegt zeiven, of het niet hoogst nodig is, zo gy zulk een omgang niet geheel kunt afbreeken, dan ten miniten met dè grootfte voorzichtigheid dezelve voord te zetten ? Gy weet verder, dat ieder goed mensch genegen is om zyne vrienden te behaagen, dat hy deswegen hunne wenfchen zoekt na te fpooren en te bevredigen ; maar hoe zult gy het dan maaken, als zy dingen van u verlangen die onrecht zyn ? wanneer eén jong mensch aan een ander verzocht in zeker vermaak deelteneemen , op een tyd, dat hy noodzaakelyke bezigheden te verrichten had; of wanneer hy hem verlokte, allerleie moedwil te bedryven , allerleie buitenfpoorigheden te onderpeemeö ? zou dan de toegeevendlicid hem niet ligt tot  KORTE VOORSTELLEN. XL fe'ff liet een of ander verleiden, dat zyn geweeten afkeurde? o ja ! laat ons daaróm altoos zei ven op onze beste vrienden opmerkzaam weezen ; dat wy wel infchikkelyk omtrent hen zyn, maar alleen in zulke zaaken, die ons geweêten goedkeurt, en ons gewennen, om zelfs den besten vriend zulke verzoeken afteflaan , die ons geweeten afkeurt; want anders zullen wy rasch van de heilzaame grondregelen der waarheid afwyken, en ons door de invallen onzer vrienden laaten regeeren. 'T is ook zeker , dat het oordeel van andere menfehen eenen grooten invloed op ons heeft: in eenzaamheid neemen wy dikwyls de beste befluiten; maar wanneer wy beginnen willen die uittevoeren, en wy worden door eenigen belpot, of bedrygt, of niet geweld tegengegaan ; rasch bevangt ons eene huivering , die ons dikwyls van de beste voorneemens affchrikt: verbindt dit ons ook niet om op ons zelve en andere menfehen opmerkzaam te zyn, en ons te gewennen, zelfs by laster,befpotting en vervolging van anderen , in het goede voord te gaan? x Dat geen booswicht u bedriege, In het kleed van ryne deugd; V niet in den doodflaap wiege! O bewaakt toch uwe jeugd! Wilt als helden 't kwaad beftxyden, Biedt de wereld tegenftand , Waakt, en tracht den ftrik te myden, Die zy, vaak zo listig, fpant. Waakt eindelyk, myn waarden! ook over de uitwendige omftandigheden waar in gy verkeert, want ook deeze hebben een grooten invloed op de menfehen : even als een bloem des velds eene geheel andere gedaante heeft, als het regent, dan als eenige dagen na elkander de zon fchynt, zo wordt ook geduurig de denkwyze der menfehen naar hunne uiterlyke omftandigheden bepaald : als 't een tydlang naar wensch gaat, dan wordt men eerst vergenoegd; inaar fpoedig hier op trotsch, ydel en ligtzinnig; by veele en overmaatige bezigheden kan men ligt afgemat worden ; by aanhoudend lyden kan men ligt zyne gewoone vrolykheid verliezen , zo dat die in treurigheid en zwaarmoedigheid ontaart; maar dit L 3  $6 & c; s l t t a m a ft; 5 behoort zo niet te zyn , zo wy het hooge doeleinde, waat toe god ons beftemd heeft, bereiken willen , zo wy ir» deeze en de toekomende wereld gelukkig willen worden, is 't vooral noodig dat wy onze grondregelen getrouw blyven, in alle omftandigheden daar naar voordhandelen, éven gelyk de geoefende wandelaar geduurig ■ verder voordfpoed, zo wel, wanneer de zon zichtbaar is, als dat dezelve zig achter droevige wolken verbergt. O hoe noodig is het derhalven, fteeds op de omftandigheden waarin wy ons bevinden , en op de uitwerking welke dezelve op ons doen, opmerkzaam te zyn, op dat wy de trotschheid en ligtzinnigheid verftooren , welke in goede dagen ons zo ligt aankleeft, en de verdrietlykheid en zwaarmoedigheid overwinnen, die ons by bovenmatige arbeid en aanhoudend lyden zo ligt overvalt: de Schipper die den ftorm vooruitziet, den wandelaar die den regen opmerkt, eer hy nedervalt, kunnen beide zulke voorbehoedfelen neemen, dat dezelve hun weinig bezwaarelykheids veroorzaaken: zo kan ook den Christen verfcheidene ongeregelde gemoedsbewegingen, verfcheidene afdwaalingen voorkomen, wanneer hy fteeds op zyn hoede is, en de verzoekingen vooruitziet dia hem nakende zyn. Waakt dan toch! — aan alle zyden, Hebt gy zeker nog te ftryden Tegen allerleie kwaad, Dat de ziel ligt eeuwig fchaadt; 1 Zoudt gy roekloos . zorgloos weezen ! O, dan is 't gewis te vreezen, Dat den Schepper, oin uw £chuld, Den verleider van u, duldt. Waakzaamheid, myn waarden! is het tegen overgehelde van fiaaperigheid en luiheid. Herinnert u flechts een flaaperig en lui mensch en zynen elendigen toeftand! wanneer andere 'arbeiden, dan flaapt hy en gaat ledig , daardoor wordt van tyd tot tyd zyn bloed verdikt, zyn ligchaam wordt flap en zyne zenuwen ontfpannen; zy die hem gehoorzaamen moesten, flaan geen acht meer oo zyne bevelen; maar leven naar hunnen eigenen wil; zyn vermogen wordt van tyd tot tyd door hebzuchtige lieden verteerd; zyne geheele huishouding verward, en  KORTE VOORSTELLEN. XI. ff ïiy a ia gevaar van in de beklaagenswaardigfte armoede te genaken: herinnert u zeg ik zulk een mensch, zo hebt gy het beeld van een zorgeloos, een geestlyk flaapeng mensch, aan wien de waakzaamheid over zk zeiven, over andere menfehen en zyne omftandisheden ontbreekt: van tyd .tot tyd vergaat hem alle htst In kracht om iet goeds te doen; eene menigte vooroordeelen en onedele neigingen wortelen by hem in; de macht zyner lusten wordt van dag tot dag fterker ; hy is te zwak om dezelve te wederftaan, hy moet hunne vorderingen volbrengen , zelfs al wiste hy ook, dat zy hem hoogst nadeelig waren ; hy hangt geheel van het voorbeeld van anderen en andere uiterlyke omftandigheden af; hy kan er zig niet doorhelpen; hy is verdrietig tegen allen die met hem omgaan, ieder gelukkig toeval blaast hem op, en iedere wederwaardighetd flaat hem neder, kortoni, hv is in gevaar om volkomen kwaad te worden, of het welk het zelfde is, zyne geheele tydlyke en eeuwige gelukzaligheid ^te verwaarloozen. Is er nu wel iemand onder u die zd wenscht te worden? Ik geloof zeker, dat, er niemand onder u is , die heC gebruik zyner gezonde zinnen heeft, welke zulk eene» dwaaze wensch zou kunnen doen: wanneer gy het derhalven niet wenscht, wanneer gy begeerte hebt om o-edming volkomener, in de heerfchappy over uwe neigingen fteeds onbepaalder, voor het goede fteeds werkzaamer en zo vai/trap tot trap gelukkiger te worden , zo oidde ik u nogmaals, bevlytig u op waakzaamheid over u zeiven , over uw gezêlfchap en over de omftandigheden waarin gy verkeert. U lieve jonge vrienden ! u bidde ik voornaamlyk dan gy toch vooral op uw hoede zyt! — gy verkeert noo' niet zeer lang op deeze Aarde, en hebt des nog weini^ ondervinding; gy kunt derhalven nog onmogelyk in all» gevallen het goede van het kwaade onderfcheiden; behoort gy dan met even zo behoedzaam iedere flap t» doen, als een vreemdeling, wanneer hy in een nieuw werelddeel komt ? gy zult van tyd tot tyd aan u ongewoone: neigingen in u gevoelen, zult gy dezelve wel blindelings opvolgen? gy zult by de groote menigte van medgezellen die gy om u hebt, veelerlei kwaad zien, zult gy dat wel na doen ? gy zult rasch verzoekingen tot moedwil, tot luiheid en andere ondeugden hebbed, zult gy u daartoe wel laaten overreeden ? zo gy, cel'ykil'  88 C. C. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XI. zeker hoop en wensch, dit niet doen wilt, zoïytfteefe oplettende en waakzaam! laat ons by het aanbreeken van. iedere da* eene wél overlegde inrichting voor onzen omiane , voor ons gezêlfchap en onze vergenoegingen maaien op dat onze geheele levenswandel, met door onze driftenf noch door voorbeelden , noch door uiterlyke omftandigheden ; maar door ons wel opgeklaard vernuft bemald worde, en laat ons god bidden, dat Hy onze voorneemen zegene - Laat geduurer.de den dag onze coofringen daa? heen tokken, dat wy onze gedachten fteeds bv ons hebben, ons noch door bezigheden, noch door srez^lfchap, noch vermaaken zo laaten verftroojen, dat wv ons zeiven vergeeten ; maar veel eer beproeven wat ons goed of fchadelyk zy ; laat ons treuren, wanneer wv van dezelve afgeweken, en ons verheugen wanneer wv die getrouw gebleven zyn : dit is het zekerfte middel, om' ons fteeds tevredener, gelukkiger , g o d e behaao-elvker en zyner belooning waardiger te maaken — Daarom roepe ik u nogmaals toe : waakt ! Goede jesus, help hun waaken, j£ help hun bidden, geef hun kracht, Laat nw licht hen fteeds befchynen, in des werelds duistren nacht! tÊljgl Op dat zy, met engten monden, Eeuwig uwen lof verkonden!  TWAALFDE VOORSTEL. Over mattheus XXII vers 37. Gy zult lief bedien den Heere uwen God, met geheel u-wbarte, en met geheel uwe ziele, en met geheel uw verftand. Verhef ons hart tot u o Hter! Die was, en is, en fteeds tuit weezen ; Wien ook de Cherubynen vreezen, In lofgezangen te uwer eer: Oneindig God! weer van ons af, AU' wat deeze Aarde moog befeffen, laat ons het eeuwig heil betreffen, En euukWi ^ u vooi 't geen Ge ons gaf, j/\_ch waren wy in ftaat, ons van alle banden los ta jukken, die ons aan de zichtbaare wereld verbinden, en metU, o Schepper der wereld ! en alles regeerend gob in de naauwfte vereeniging te leeven, en geduurige getuigen uwer werkzaamheid te zyn ! welk voorbeeld zouden wy dan altoos voor ons hebben! — overal zou ons liefde, eeuwige liefde in de oogen ftraalen! wy zouden V van alle uwe fchepfelen hooren toeroepen: lof, prys èn dank zy Hem, door wien wy zyn , door wien wy leeven, door wien wy zalig zyn — Hy is liefde ! wy zouden zien, hoe van U , o Bron van alle waarheid, liefde en vreugde ! de ftroom van leven en zaligkeid door geheel de fchepping heenvloeit, van de eerfte geest af, die naast uwen troon ftaat, tot het ouzichtbaare infect toe , dat in het ftof leeft en zig verheugt. _ Vol eerbied zouden wy ons voor U nederbuigen, U aanbidden en zeggen : god! Gy zyt de liefde ! uw eeuwig werk is fcheppen, en dat, wat Gy gefchapen hebt te verheugen. Thans reeds, daar wy, door ons ligchaam gekluisterd , en nog als in verwydering van U gehouden worden, thans reeds gevoelen wy uwe liefde: iedere polsflag , iedere beweeging van ons hart, iedere aangenaamc ondervinding , herinnert en zegt ons: god is liefde! zyn geliefdfte werk is zyne fchepfelen te verheugen! Wat zyn wy toch, wat hebben wy, die hier op aarde dwaalen, M  9° G. G. 9 A t T Z Wt A. B» Dat niet van u, van u alleen, Almagtige af zou daalen! Alleen van u daalt alles af; al wat ons dient in 't leven ;J Wy zyn de fchepfcls van uvr hand, die Gy fteeds heil wilt geeven. En deeze god, dïe enkel liefde ïs, door wiens liefd» mry leeven , gevoelen en ons verheugen, zouden wy niet weder liefhebben ? Ach, myne vrienden ! onze eerfte en neiligfte pligt die wy onzen Schepper verfchuldigd zyn , is, dat wy Hem liefhebben ; en zo als jesus zegt, het voornaamfte en grootfte gebod is: gy zult den Heere uwen God liefhebben met geheel uw harte , met geheel uwe ziele en alle uwe kragten ; dat is : alle uwe krachten en neigingen moeten daar heen gericht zyn, offi liefde aan den Vader uws levens' te bewyzen , want zyn wy Hem niet de meeste liefde fchuldig, die ons het meeste goed ge-, daan heeft ? zoude niet al het overige goede dat wy deeden ,- zyne waarde verliezen, zo wy gevoelloos omtrent onzen grootften Weldoener waren ? Stelt u een' man voor, die door de moederlyke tederheid opgetogen werd, aan welke hy zyn leven, zyn gezondheid, het vermogen om te kunnen gaan en fpreeken te danken had ; die door zyn vaders trouw, waakzaamheid en vlyt, de krachten zyner ziele leerde gebruiken , en een fchat van kennis verwierf, waardoor hy nu in ftaat was zig zeiven zyn onderhoud te verfchaffen , en zyn geluk te bevorderen ; ftelt u voor , dat deeze man nu zeer werkzaam is om het geluk van andere menfehen te bevorderen; dat hy zyne amptsverrichtinrren met orde waarneemt, omtrent zyn evenmensen by uitltek u-iendlyk en befcheiden is, iedere lydende zo veel hy kan byftaat; maar by dit alles zyne ouders veronachtzaamde , onbezorgd ware om zyne liefde haar te' doen bfykeii, niet terug dacht, dat hy alleen door de liefde zyner ouderen geworden was, dat hy is; zig aanhielde, als of hy door zig zeiven gelukkig geworden ware ; zond gy dit wel een goed mensch'noemen ? zoud gy niet denken , hy kan niet goed zyn, die zyne ouderen niet lief heeft? al zyn werkzaamheid en menfehenliefde is veelligt niets meer, als eefre werking van eigenbelang? hy doet veelligt alleen we'1 om van anderen opgemerkt, gepreezen en beloond tc worden?  KORTE VOORSTELLEN. XII. 91 Zo is het ook met alle deugd, waar aan de liefde tot • o d ontbreekt, zy heeft geen waarde ; p a u l u s , een apostel van jesus Christus, zegt te recht: Offchoon ik ook al myn haven en goed aan de armen gave, en liet zelfs myn ligchaam verbranden, en ik had de liefde niet, zo ware het my tot niets nut: want alhoewel onze vader en moeder veel aan ons gedaan hebben, deed god toch altoos meer aan ons ; onze ouders zyu ook van Hem gefchapen, cn al het goede , dat wy van hen ontvingen , kwam eigentlyk van Hem voord. Hoe veel ligtzinnigheid en gevoelloosheid behoord er toe, wanneer wy dit niet erkennen wilden ! wanneer dit alles niet in ftaat ware ons tot wederliefde optewek' ken ! en fchoon wy nog zo veel goedfehynende en fchitterende bedryven verrichtten, en konden evenwel onze liefde ontzeggen 'aan hem die ons lief heeft en weldoet, zou dit niet al onze deugd verdacht maaken? zouden wy ons dan niet met recht verwyten kunnen, wy dceden alleenlyk goed , om onzen hoogmoed en andere onedele Beigingen te bevredigen? Onze eerfte en heiiigfte pligt zy derhalven altoos- deeze, dat wy U, o liefdenvolle Geest, die ons eerst1 lief gehad heeft, weder liefhebben! En hoe kunnen wy onze liefde aan c od betoenen ?_ — op dezelfde wyze als wy die onze weldoeners en vrienden te kennen geeven : als wy door de goeddaadigheid eens menfehen aangedaaü zyn ; als wy overtuigd zyn, dat hy het wel met ons meent, is het niet zo, ontltaat er dan in ons niet de neiging om hem welbehaagelyk te. worden ? wy geven ons moeite om te verneemen, wat hem genoegen kan veroorzaaken , cn dat doen wy dan ook gaarne ; wy leggen die gebreken af, die hem mishaagen , en al zou het ons ook nog zo veel moeite kosten , zo onderneemen wy zeer gaarne den bezwaarelykIten arbeid , zo wy flechts weeten dat wy hem daardoor genoegen kunnen geeven ; ja er is ons niets zo lief dat wy hem niet ten gefchenke zouden aanbieden, zo wy maar bemerkten dat het hem aangenaam zoude zyn -— befchouwt een recht goedgezind kind , en gy ziet in zyn geheel gedrag , de liefde des menfehen omtrent god afgebeeld. Zyn vader is zyn alles, hem te behaagen is zyne vuurigfte begeerte; het wacht niet op zyn bevel, maar het is zelfs op alle zyne oogwenken en woorden opmerkzaam, om te verneemen wat hem behaagelyk «ƒ e«M a  c: s a t t z m & n, behaagelyk is, het gevoelt lust, om zig door allerWïe geruchtsmaakende fpellen te vermaaken , maar gaarn& onderdrukt het dien lust, zo rasch het bemerkt, dat dé rust zyns lieven vaders daar door gehoord zou worden ; naauvvlyks bemerkt het, dat het door vlyt hem genoegen geeft, of het wendt alle zyne krachten aan, om die kleine bezigheden welke het bevolen zyn uittevoeren , op dat het by zyns vaders aankomste , zyn yver aantoonen , en hem daar door vreugd verwekken kan: dikwyls is het verlegen hoe het zyne erkentelykheid voor al het goede van hem ontvangen, op eene gefchikte wyze bewonen zal, 't is met het gefchenk uitermaate in zynfehik, en zoekt met vlyt naar iet dat hy hem weder als een gefchenk kan aanbieden , de beste bloem , die in zyn thuintje groeit, hoe waardig ze hem anders ook zy, wordt voor de vader afgebroken, en het fchat zig ongemeen gelukkig , wanneer ze van hem aangenomen , en dit kleine gefchenk met welgevallen befchouwd wordt. 7.o als nu zulk een rechtgeaart kind, door zyne kintlerlyke liefde gedreven wordt, zo zegt ons ook ons gevoel, hoe wy onze liefde omtrent god b e wy zen zullen : als werkelyk zyne liefde ons hart geroerd heeft, ontfiaat rasch het verlangen , om te verneemen wat Hem aangenaam is; wy hooren gaarne de leer van jesus, dien Hy in de wereld zond, om ons zynen wille bekend te maaken; wy denken gaarne over onze beftemmingna; wy worden ligt overtuigd, hoe het des vaders wille zy, dat zyn kind geduurig volkomener, dat zyn verftand opgeklaarder, zyne zinlyke lusten aan'de heerfchappy der reden onderworpen zullen worden; wy ervaaren ligt, dat wv Hem welgevallen, wanneer wy op de plaats waarop Hy ons ftelde, zo veel'goeds doen , als ons mogelyk zy, en in zyn ryk het treuren verminderen en de vreugde" vermeerderen — en op deeze wyze bieden zig nlle oogenblikken de gelegenheden ons aan, om onze liefde omtrent den Algoeden uittedrukken: wy ftreveh geduurig'naar meerdere volkomenheid , verbreeken gaarne iedere zinlyke lust, die ons geweeten veroordeelt, verrichten iedere ons opgelegde bezigheid, met zekere orde : ja niets is ons zo lief, dat wy het niet zouden opofferen, wanneer wy weeten, dat daar door iet goeds kan tot ftand komen; en dat alles doen wy niet blootlyk uit eigenbelangzuchtige oogmerken, maar uit liefde voer Hem die uns eerst heeft liefgehad, uit eene redelyké  KORTE VOORSTELLEN. XH. 93 begeerte om Hem welbehaaglyk te worde» — zelf dj* ïs liefde tot god! Zoude ik u niet Hevend vreezen, Eeuwig heilig Opperweeën! Gy die my veel fteiker mint, Dan een vader 't weerloos kind! Zou my iet genoegen geven, In dit zwervend aardfche leven J Smaakte ik niet het droevigst lott Zonder uwe liefde, o God! Zoude ik u niet lievend vreezen, Eeuwig heilig Opperwezen! Daar uw liefde my bereidt, Voor de zalige eeuwigheid! Stelt, myn waarden! dat eenige jonge lieden, door de weldaadigheid eens afwezigen menfehenvriends, in een kweekfchool onderhouden wierden; dat Hy voor hun onderhoud, hunne kleeding, hun onderricht, de befchaaving hunner zeden, zorge droeg; wat zouden deeze jonge lieden gevoelen , als zy aan hunnen weldoener dachten ? zonden zy niet wenfchen gelegenheid te vinden , om Hem hunne liefde en dankbaarheid te bewyzen ? Wanneer dan op zekere tyd de zoon van deeze weldaadige man, aan wien zy hun geluk te danken hadden, tot hen kwame , wat zouden zy doen ? zekerlyk met opene armen naar hem toeylen, hem aan hunne borst drukken , hem gaarne hunne liefde bewyzen, die zy anders zo gaarne aan zynen vader getoond hadden ; zy zouden hem gaarne verheugen , hem troosten zo hy treurig ware ; hem te recht wyzen zo hy afdwaalde ; hem onderrechten zo hy gebreken had; om des vaders wille zouden zy geduld met zyne misftappen hebben. Ik hoop dat gy verftaan zult, wat ik met deeze beeldtenis wil zeggen. De liefdenvolle god, heeft ons zo veele proeven van zyne liefde gegeven, dat wy allen by de befchouwing derzeive , verlegen moeten zyn, hoewy Hem onze wederliefde zullen bewyzen, dat wy billyk vraagen, hoe zullen wy den Heere vergelden alle de weldaaden die Hy aan ons gedaan heeft? wy zyn niet in ftaat Hem eigenlyk vergelding te geven, Hy is veel te M 3  ^ (. G. SALTZltAS, groot en gelukzalig in zig zeiven, dan dat zyne groot-. heid en gelukzaligheid voor eenige vermeerdering zou vatbaar zyn ; maar Hy heeft kinderen, veele kinderen , deezen zyn rondsom en' nevens ons ; ieder mensch is zyn kind; ieder mensch is een kind van den vader waardoor ik leef o-evoel en gelukkig ben : derhalven is de ont- • moeting "van ieder mensch eene afvordering, om mya liefde omtrent mynen grooten Weldoener te bewyzen : wanneer ik door myne beleefdheid en hulp zynen arbeid verlicht, zyne bedroefde ziele vervrolyk, in zyne zorgen hem myne goede raad mededeele , zyne behoeften cioor myne milddaadigheid verzachte ; als hy dwaalt hem te recht wys; als hy my beledigt, om des vaderswille hem zachtmoedig'behandel, dan is dit liefde die ik mynen weldaadigen god in zyne kinderen bewys; zo dringt ons zyne liefde, om liefde aan alle menfehen te, bewyzen; zo is dezelve in ons geheel gedrag omtrent onze broeders zichtbaar, en johannes, de lieveling van jesus, zegt daarom: dit gebod hebben wy van Hem , flat, die god lief heeft, ook zynen broeder lief hebie. t>tez' leering zy myn Godsdienst, Dc Godsdienst van myn harte j ' *K wil zelfs in het verborgen Myn medemenfehen byftaan ; Geen dankbaarheid zy noodig, Ten dryfveer van myn goeddoen, AU' wat ik mynen broeder Moog' doen, hondt gy myn Scheppc: Als aan u zelv' bewezen — Deez" leering zy myn Godsdienst! Dikwyls klaagt het menschlyke hart, dat het zwaar is den weg te bewandelen, welke god ons voorgefchreven heeft; het klaagt dat het moeijelyk is zyne driften te beheerfchen, ingewortelde gebreken afteleggen, de bezigheden van zyn^beroep waar te neemen en die pligten te vervullen, die hy aan andere menlchen verfchuldio-d is - maar is aan een kind, dat zyn vader recht lief heeft wel iet te zwaar, waardoor het den vader welbehaagelyk wordt? zal niet iedere beftryding zyner neigingen, iedere aanwending zyner krachten , iedere uitgaave die hy doet, hem vermaak veroorzaaken, als hy  KORTE VOORSTELLEN. XII- Üenkt dat hy daar door zyn' vader gevallig wordt ? ert wat is het, dat alle deeze poogingen aan het gOGde kind ligt maakt? de liefde tot zynen vader— Liefde is altoos eene aangenaame gewaarwording , en zyne liefde te bewyzen een groot vermaak. Wanneer derhalven ons hart met liefde tot god vervuld is, zal ons alles ligt worden — de zwaare ftryd met onze lusten, de moejelyka bezigheden waartoe onze ftand ons verbiftdt, de dikwyls zeer zwaare onderneemingen tot welzyri van onzen broeder , dit alles zal ons vreugde veroorzaaken, Zo wy ons geduurig daarby herinneren , hier door bewys ik myna liefde tot god; hier door breng ik iet toe aan het bevorderen van de afzichten van mynen grooten Weldoener, naamlyk het geluk zyner kinderen te vermeerderen ; johannes zegt daarom ook: zyne geboden zyn niet ■zwaar; want als wy het eerfte van zyne geboden vervullen , als hartlyke liefde tot god in onze harten woont, dan is al het overige ligt. Dewyl dan nu de liefde g o d's zo onnitfpreekelyk groot is , dat alles wat ik ben en heb , uitwerkfelen van zyne liefde zyn, zo ben ik daardoor zo getroffen, dat ik het befluit genomen heb, om Hem van nu af aan myne hartlyke wederliefde te belooven. Al wie met mw door zyne liefde even zo geroerd is, die neeme metmy deel aan dit befluit! God ! liefdevolle geest! van wien wy allen onzenoorfprong hebben, van wien alle vreugde welke wy hier genieten afdaalt; wy allen zyn door uwe liefde getroffen , en belooven u heden afaan onze wederliefde ! Gy zult ons het liefde en beste zyn! om u te behaagen zullen wy alle onze krachten infpannen ; wy willen daar naar ftreeven , om ons gedrag gednuri.?, liefdenryker, behaagelyker te maaken; iedere onedele neiging te onderdrukken. Uit liefde tot u zullen wy de wederwaardigheden deezes leevens, die uwe wysheid over ons toelaat , geduldig verdragen ; wy belooven u, dat wy de liefde dietïy aan onze beweezen hebt, aan uwe kinderen weder vergelden zullen, door hen in hun lyden byteftaan, en geene gelegenheid te verzuimen waar door wy hen verheugen kunnen : laat dit ons befluit U welgevallen , en fchenk ons kracht om hetzelve te vervullen! Zult Gy o god der liefde! ons eenmaal een trap hooger flellen ; zult Gy ons waardig verklaaren, het oord der belooninge i»inn«n te treden, waar zig uwe liefdt  $6" C. G. 9ALTZMAN, VOORSTELLEN. XII. in al haar heerelykheid openbaart, dan willen wy onz4 liefde en dankbaarheid U veel werkzaamer, veel edeler bewyzen! Ontvang ik dan voer uwen troon,' Uit uwe hand de gloriekroon, Zo zult gy onder de englenchooren, In eeuwigheid myn lofaang booten. A M E Nj  DERTIENDE VOORSTEL, O-ver hebreen X vers 35. Werpt uwe vrymoedigbeid niet weg, welke een groote vergelding dei loons beeft. ,A.lle oogen wachten op U o Heere! en gy geeft eenieder zyne fpyze ; Gy doet uwen milden hand open en Verzadigt all' wat leeft na uw welbehaagen: alles wat in uw onmeetbaar Ryk leeft, word door U gevoed en ontvangt van U die maate van gelukzaligheid , waar voor het vatbaar is : daarom hebben wy op U onzen god en Vader ! het vertrouwen , dat Gy onze lotgevallen zodaanig met elkander zult verbinden, dat wy iederen dag; gewaar worden, wat tot ons heil noodig is , op dat ook wy in uwe fchepping , waarin alles van vreugde juicht , een vrolyk leven leiden kunnen — onderhoud in ons dit vertrouwen, en laat ons in dit uur daar door gelterkt worden ; laat de angstige twyfeling aan uwe Voorzienigheid, de vreesachtige kleinmoedigheid en de bange zorg voor het toekomende van ons verwyderd blyven. Amen t Wanneer kleinmoedigheid en bange zorg voor het toekomstige van ons verwydert zal blyven, is het voor alle dingen noodig, dat wy op god, die ons lot bepaalt, en die over de toekomst heerscht, een vast vertrouwen Hellen; hoe is het mogelyk, dat men moed hebbe, dat men onbezorgd zyn kan, zo lange men in de verfchrikkelyke waan leeft. dat de Almagtige of zig in het geheel niet over ons bekommert, of dat Hy genoegen zou vinden in ons-te beangstigen en te plaagen ? Het is daarom eene der gewigtigtte regelen, die ons eene der vrienden van jesus in de volgende uitdrukking gegeven heeft; Werpt uw vertrouwen niet weg, het welk eene groofe belooning heeft! en ik wil dezelve u daarom thands, myne geliefde vrienden! aanbeveelen, als een zeker ^middel , om uw gemoed tegen angstige kleinmoedigheid en bange zorgen te behoeden, en over de droevigite dagen van ons leven eene behendige vrolykheid te verbreiden. Men kan van god niet verwachten, dat Hy ons alles zal geven, wat onzeydele, zinlyke wenfchen begepren , of dat Hy ons voor alle onaangenaame gewaarwordingen zal bevryden: want dat geene , waar naar onze begeerten het hevigst verlangen, is dikwyls voor ons even.  9R C. G. ! A I. T Z M A tï zo fchadelyk , als een fcherpfnydend mes, om liet wel. ke liet onervarene kind zyne liefhebbende moeder bid! zou de bevrediging van zulke dvvaaze wenfchen wel met de goedheid van god bcltaan kunnen? De fmart en wederwaardigheid daar en tegen , zyn doorgaands de werkzaamste middelen, om onze ziels en ligchaamskrachten te oefenen , en edele gezindheden in ons aantekweeken ; wilde god deeze van ons verwyderen,' zou Hy dan niet leven zo liefdeloos handelen, als een onveri'.andige vader, die zyne kinderen door verdarteling aan ligchaam en ziel verzwakt, en hen dus voor hun geheele leven ongeluk"kig maakt ? "Maar myne Geliefden ! dit kunt gy van god vertrouwen , dat Hy fteeds dat lot voor u beüemmen zal, dat voor u het beste is; dat Hy u altoos zulk eene maate van vreugde zal toededen , als dienstig voor u is, en dat Hy alles van u verwyderen zal, wat u werkelyk elendig maakt. O myn god en Vader! watgy overmybeftotenhebt, is my geheel onbekend , maar dat weete ik , dat Gy my altoos dat geene geeven zult, wat voor my 'tbeste is — dit is de taal van het rechte vertrouwen op god. En waarom zouden wy op god dat vertrouwen niet hebben ? is Hy niet louter liefde en weldaadïghèld ? getuigen dit niet alle zyne werken ? wanneer Hy zyne zonne in al haar pracht doet opgaan, wat is daar by zyn oogme, k? wat anders, als om vreugde over alles wat op onze planeet leeft üittegfeten : wanneer Hy alle krachten der natuur, om planten, bloemen en vruchten voordtcbrengen; wanneer Hy door zomerhitte de vruchten des booms en des wynftoks zo toebereidt, dat dezelve in den Herfst eetbaar zyn, waarom doet Hy dit alles? — alles zeker om het genoegen zyner lecvende fchepfelen te bevorderen. Met even die vaderliefde, met welke Hy geheele planceten omvat, omvat Hy ook iedere worm, die op dezelve wemelt; zelfs is de gefchiedenis van ons eige leven, eene gefchiedenis der Godlyke liefde, iedere dag, iedere onzer lotgevallen draagt daar getuigen van : wy waren niets, en zyne liefde gaf ons het leven, maakte ons vatbaar voor, milioenen vergenoegingen, en gaf ons het vermogen de fomme onzer vreugden meer en meer te vcrorcoten: befchouw o mensch ! uwe oogen, dewerkfciigèn van uw gehoor, van uw reuk, van uwen fmaak,  KORTE VOORSTELLEN. XIII. en van uw gevoel, bereken, wanneer gy kunt, de fom van vergenoegingen, die door dezelve u toegeitroomd zyn , en beken dan , of gy geen voorwerp der Godlvke verzorging, der Godlyke liefde zyt! hoe veel kracht ligt er niet in uw verhand, en in uwe rechterhand, hoe veel kunt gy daar mede mogelyk maaken , hoe magtig daar mede rondom u werken! en was het niet uwe Schepper, die deeze kra-hten in n legde? befpeurt gy by alle wederwaardigheden welken n treffen niet zyne onzichtbaare hand, die u red, uwe traanen a droogt5 zvn de menigvuldige bekommeringen waar door rwe zieledikwyls verontrust wierd , met byna allen door Hem verydeld geworden? En gy zoudt geen vertrouwen op deezen goeddoenden god hebben? gy zoudt willen twyfelen , of Hy hét wél met u meent, na Hy u zo veele bewyzen van zyne liefde en voorzorgen heeft gegeven ? Verre boven uw bevatting gaat zyn liefde, zwakke mensch! Kcndet gy uw waaren heilftaat hy voorkwam uw bede en wensch ï Altoos zoudt gy ondervinden dat zyn hand het beste geeft; Toon dan toch in alle uw werken, dat hy uw vertrouwen heeft — Zorg niet, vrees niet, God is goed, Wys in alles wat hy doet. Wie zou niet op god vertrouwen! daar Hy zelfs by de grootfte verwarringen , ook dan, wanneer men op den rand van vertwyfeling gelooft te zyn , nog middelen ter onzer redding, nog raad voor onzen toeftand heeft, en dikwyls toont, dat de hoogfte nood van het meeste nut voor de ziele is — alle zyne' werken getuigen van zyne wysheid; van Hem komt alle fchoonheid, harmonie en orde voord — de wetten naar welken uit de modder den bloem voordfpruit, uit dc verrotting den boom opryst, en uit de vruchtbaare waterwolk regen over het dorstige land wordt uitgeftort, zyn zyne wetten — zou dan Hy, die zulk een groot plan ontworp, na het welke het aanweezen en vergenoegen van zo ontelbaar veele fchepfelen bevordert wordt, ook geene middelen hebben, om die kleine vlngtige vreugden aan ons te verfchaffen , die tot onze tevredenheid bevorderlyk zyn? hoe veel goede raad kan niet een eenig goed man geeten, welke voonreffelyke voorflageu mèdedeelen , waar2  3oo C. G; SAfcTZMAW, door groote verwarringen eindigen kunnen, Welk vertrouwen kan hy daardoor verwerven! — en wy zouden «reen vertrouwen opcoD hebben, die aller wyzen Schepper is. Is Hy het niet, die ons ligchaam formeerde en iedere onzigtbaare, ons zelve onbekende zenuw zyne kragt gaf? Schiep Hy niet onzen geest, en gaf aan deyelve gevoel voor fmart en vermaak? waar is derhalven iemand in de geheele wyde wereld, die beter bepaalen konde, wat ons fchadelyk of noodzaakelyk was, wat ons geluk bevorderen of verftooren kon , als Hy , wien* werk wy zyn? , „ . . Wie zou niet op god vertrouwen! zyne liefde is immers geene onmagtige neiging, zy is werkzaam , en brengt alle haare wenfchen tot ftand; want alle krachten der Natuur zyn aan Hem onderdaanig. Na zynen wille beweegt zig iedere Planeet zo wel als het hart dat in onzen borst flaat; de donder en ftormwinden volgen zynen wenk, zo wel als iedere onzer polsflagen; en de werkzaamheid van den meestvermogendften geest hangt zo wel van Hem af, als het wriemelen van den garingften worm: en op Hem zouden wy niet het vertrouwen hebben , dat hy ons fteeds geeven kan , wat het beste voor ons is? is er wel iet zo groot, dat de Heer der wereld niet in ftaat is daar te ftellen ? Of is er wel eene toeftand zo verfchrikkelyk uit welke Hy , aan wien geen ding te wonderlyk is, niet reddeh kan ? moeten niet alle de krachten der Natuur ten besten werkzaam zyn voor den geen die de Heer der natuur genadig is ? Hoog om hoog, fla 't oog naar boven , Wilt uw grooten Schepper looven ; Wie beftuurt het ftarrenheir, Wie het grondelooze meir; 'T is het eeuwig Alvermogen; Stel dan fteeds in vreugd en fmart, Stel op Hem 't geloovïg hart, En wil dus zyn' naam verhoogen. O myn Waarden! mogt toch dit vaste vertrouwen op ood fteeds in ohze zielen levendig zyn ! mogttoch fteeds het geloof: de Wyze en Almagtige — myn liefhebben* de Vader zorgt voor myn geluk , en geeft my geduurig wat het beste voor my is, als een weldaaoig licht in onze ziele (baaien, dan zouden wy allen die groote beloning bekomen , die den geenen voorbereid is, die op flor> vertrouwen. Even gelyk de lentezon alles, wat vernerven fijheen,  KORTE VOORSTELLEN. Xill. ZtJI doet herleeven, en alles wat treurde, vrolyk maakt, z» geeft ook dit vertrouwen aan elk die verdrietig en klsinmoedig was, nieuwe moed en kracht, om de moejelykfte en zwaarfte bezigheden te onderneemen en te voleindigen : wanneer de pooging, om zig zelve geduurig volkomener, en godb gelyker te maaken , dikwyls mislukte; wanneer de wortelen van kwaade gewoonten , aan welks uitroejing men reeds veele jaaren arbeide , geduurig nieuwe uitfpruitfels kreegen; wanneer de kleinmoedige gedachten, dat het onmogelyk is beter te worden , iteeds ontwaakte , wat kan dan den mensch moed geeven, om zyne krachten weder aan te wenden, om op het enge pad der deugd, dat tot god en de waare vreugde leidt, verder voord te llreeven? alleen het vertrouwen, dat god zyne poogingen zegenen , en ter bereikinge van het hooge doeleinde , 't welk hy 'zig voorgefteld had, hem behulpzaam zyn zal. Dit vertrouwen toont zig ook by alle overige bezigheden werkzaam : wie geduurig overeenkomstig den wil van god handelt en alzo niets onderneemt, waarvan hy niet overtuigd is dat het goed en met den wil van « o d overeenkomstig is , die zal ook met vermaak ieder werk aanvatten , en met eene onbeweegelyken moed hetzelve volbrengen. „ god zal my helpen," dit is Zyn geloof, en daardoor maakt hy alles mogelyk: geene zwaarigheden fchrikken hem af, geene tegenfiand verhinderd hem; met gods hulp hoopt hy alles te over-^ winnen, Hy vreest voor geen onzeker toeval, het geen vaak het fchranderfte ontwerp verydelt; maar hy gelooft dat deeze van god afhangen; waar hy bloöhar-* tig terug deinst, die zyn hoop op het verganglyke vestigt , daar ftaat hy onbeweegelyk en werkt voord, die op den Almagtigen zyn vertrouwen fieldt: den landman jpit den akker om, die eene aanhoudende droogte ala verfteend gemaakt had, hy werpt er zyn zaad in, heft zyne oogen naar den Hemel, en verwacht van daar den zegen! de held, die voor zyn vaderland ftrydt, wanneer de aarde onder zyne voeten dreunt, en het vyandelyke leger van alle kanten op hem aandringt, hy ftaat onbeweegelyk gelyk een rots, gefterkt door het vertrouwen op de befcherming van den Almagtigen. Wanneer dan gy myn waarde ! u zeiven liefhebt, Wanneer gy wenscht by uwe bezigheden de noodige kracht en opgewektheid te behouden, zo werpt uw verN g  KJ& fe, tf, SllTïMAS, vertrouwen niet weg , dat eene zo groote belooning heeft. . Gelyk een mensen , die eene verre reize doet, dikwyls in fchrikbaarende omftandigheden komt-, uit welken hy zig niet weet te helpen , nu eens m een digt bewasfen bosch verdwaald raakt, waar hem eene duistere nacht overvalt en het gehuil der wilde dieren hem fchrik aanjaagt, dan weder op zee door eene geweldigen ftorm "belopen en van den eenen afgrond tot den anderen gejlino-erd wordt, zo ontmoet ook de geene die naar deeeuwigheid reist, dikwyls zulke verlegenheden, die hy niet doorzien kan; en er zal niet ligt een volwasfea mensch leeven, die toch niet eenmaal op den rand van vertwyfeling geweest is : wanneer de vuurigfte wenfchen verydeld worden , wanneer aanhoudende fmart or ze krachtenuitput, wanneer men onder de bytendfte behoe'tigheid zyn fchoonfte levensdagen doorbrengt, wanneer er menfehen zyn, die hun vermaak zoeken in ons te benadeelen , en die geenen die wy voor onze vrienden hielden , koelzinnige aan Schouwers van ons lyden zyn , dan is men zeer ligt tot moedeloosheid genegen, dan begint men ligtlyk de wereld als een hel te befchouwen , en vol vertwyfeling naar uitkomst uit dezelve te zoeken. Maar ook in zulke verfchrikkelyke omftandigheden , bewyst ook het vertrouwen op god zyne grootltp werkzaamheid. Wat zegt gy kleinmoedigen ? weet gy niet dat uwe lotgevallen van god komen, wiens liefde en zorg gy reeds van uwe vroegi'te jeugd afaan ondervonden hebt ? zou Hy dit lyden wel toèlaaten , zo Hy niet wist, dat het dienstig voor u ware? kan Hy, de Almagtige, W niet reeds met het aanbreeken van den volgenden dag redden ? zyt getroost en onverfaagt en wacht op den Heere ! fpoedig zult gy zyne hulpe ondervinden, rasch, rasch zult gy erkennen , 'hoe goed Hy het met u gemeend heeft: door deeze toefpraak gefterkt, behoud hy , die aan dezelve gehoor geeft, zyn moed cn opgeruimdheid, ook dan, wanneer alles wanhoopt, wat niet op zynen Schepper, maar op het fchepfel zyne hoop vestigt: Ik ben getroost, fchoon alle plaagen, Zig als verzaamlen om my heer. ; < Geen levensftorm kan my vertfa»en, 'K vertrouw op mynen God alleen;  KORTS VOORSTELLEN» XIII. ïQj Hy helpt fteeds uit barmhartigheid, Hy weegt de droeve fmarten, Hy telt de traanen die men ichreit, En heelt gebroken harten, Ben mensch is voor byzonder foort van lyden vatbaar, «at aan alle andere zichtbaare fchepfelen onbekend is. Dk is, dè zorg voor het toekomstige. Wanneer alle die■ren hun welftand gevoelen, zo wordt den mensch daardóorbeangftigd, de gezonde fitterd voor eene aanftaande ziekte, de verzadigde voor aanftaande honger; die m den fchoot der weelde rust, beangstigt zig van wegen de vervolgingen en ongelukken waarvoor hy vreest; zo verteeren de meeste menfehen hunne vreugd en leeven , zonder ze te genieten, want in al hunne vreugd mengt zig de beangstigende voorftelling van de toekomst, die het hart voor wezenlyke vreugd onvatbaar maakt: alleen het vertrouwen op god kan ons voor deeze foort van lyden befchermen — het fpreekt eene troost in ons hart, daar bange zorgen niets tegén vermogen ; het fpreekt dus luid in de ziel — weet gy niet, dat die god, d>e u in 's moeders ligchaam toebereid heeft, die uwe traanen verhoorden , die gv in uwe wieg weende , die u tot hier toe zo goedertieren geleid heeft, ook over de toekomst heerscht ? Heeft Hy niet voor iedere "an uwe voorige levensdagen vreugde bereid ? Hebt gy niet altoos moeten bekennen, dat Hy alles wél gemaakt heeft? hoe zoud gy dan kunnen gelooven, dat Hy nu in zyne gezindheid omtrent u veranderen zou? dat Hy u , daar gy hem nu veele jaaren vereerdet en lief had, u minder zou b'minnen, dan toen gy onder üws moeders hart laagt en hem niet kende ? werpt allt uwe zorgen op Hem, hy zal het wel maaken ! 'K wil my geheel hem oyergeeven, Geheel met wat ik heb en ben, Daar 'k hem voor de oorfprong van het leven, En voor een eeuwig Vader ken — God kan zyn Schepfel niet verlaten, Hy is almagtig, wys en goed; Wat zou ïny menCchenhuIp toch baaten, Wier kracht zo rasch bezwykeri moet.  J04 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XIII. O Getrouwe god en Vader! die ons allen van onze kindsheid afaJm zo goed geleid hebt, dat wy uwe vaderliefde hebben moeten bewonderen en pryzen, bewaar ons ook in het toekomende by onze bezigheden en lyden voor moedeloosheid; bewaar ons voor al te groote wederwaardigheden , die onze krachten te bovengaan, en ©nzen moed zouden kunnen nederflaan , en fterkt ons in den last te draagen, die Gy naar uwe wyheid ons zult oplego-en god! onze Vader! onderhoud fteeds in ons het geloof, dat uwe genade over ons waakt, en uwe magt& voor ons best werkzaam is,,en dat alle onze voor ons ondoorzichtbaare lotgevallen, zig in eene andere wereld tot ons genoegen ontwikkelen zullen — Dan willen wy getroost op den weg voordtreeden, die wy nog te bewandelen hebben , al is die dan ook nog zo fteil en met nog zo veele bezwaarenisfen verbonden! in vertrouwen op U zullen wy alles overwinnen Rasch bereiken wy het einde van onzen weg, en looven en danken U in het gezêlfchap der volmaaktere geesten , dat Gy ons 20 goed, zo vaderlyk geleid hebt. A»en {  VEERTIENDE VOORSTEL. Over I. korinthen XIII. vers 4. Be liefde is lankmoedig en goedertieren. G on, onze Vader, Gy die de liefde zelve zyt, en "by uwe geheele regeering niets anders ten oogmerke hebt, als uwe fchepfelen , voornaamlyk uwe menfehen, te verheugen ; laat, daar ik thands van de liefde en haare voortreffelykheid zal fpreeken , de geest_ der liefde op my rusten, op dat ik naar uwen wille gezindheid tot liefde by allen die my hooren, verwekken moge ! En Gy onze Verlosfer ! die geduurende uwe omwandeling op aarde, fteeds arbeiddet, om het menschlyk geluk te bevorderen ; met bewonderenswaardige langmocdigheid de zwakheden en gebreken van uwe vyanden droegt, en u iedere gelegenheid gaarne ten nutte maaktet, waarin Gy de fmart van andere verligten , en hen verheugen kondet; uw voorbeeld zy geduurig voor _ onze oogen, en wekke ons op tot navolging, dat wy niet alleen uw' naam voeren ; maar ook door wederkeerig geduld en bevalligheid bewyzen mogen, dat wy naavolgers zyn van U o voorbeeld van menfchenliefde! laat ons uw voorbeeld fteeds betrachten, In 't leveu hiec beneên, Vervul ons hart met liefde en krachten, In 's Naasten tegenheên; Laat ons een troost zyn voor die klaagen, Een hulp in nood en dood, Laat ons de vriendfehap niet mishaagen, Die 't aardsch geluk vergroot. By de tegenwoordige gelegenheid wilde ik u myn waarden ! tot de voortreflyke deugd , tot menfchenliefde opwekken, welke ons zeiven zo beminnenswaardig, en den omgang met menf hen tot eenen hemel maakt. In 't gemeen kent men menfchenliefde toe, hem, die door groote , in de oogenvallende en bewondering.verwekkende , daaden , het geluk der menfehen bevordert: die eene groote fomme gelds tot onderfteuning der armen aanwendt, noemt men een menfehenvriend. Op O  ioö C. O. S A li T Z M A tt] deeze wyze wordt de eerwaardige naam van menfche'rr» liefde zeer dikwyls misbruikt. Want is het altoos bewezen , dat de geene, die openlyk goed doet, daar toe uit menfchenliefde bewogen wordt? Kan zyne weldaadigheid niet ligt uit begeerte, om onder de menfehen opzien te maaken, voordfpruiten? en wanneer hy alleen menfchenliefde bezitten zou, die groote , in het oogvallende , daaden verrichten kan, hoe zou dan hy voor menfchenliefde vatbaar zyn, die een zeer bepaald vermogen en naauw bepaalde krachten heeft? De menfchenliefde is zodaanig een deugd , die van alle menfehen gevorderd wordt, waar voor des alle menfehen, ook de arme, de zwakke man vatbaar zyn moet. Zo is althans de menfchenlieide gefteld, die ons jesus cn zyne Apostelen gepredikt hebben. P au lus» een der eerfte Apostelen van jesus, befchryft dezelve ons met dc volgende woorden: De liefde is lankmoedig en befcheiden; zy is lankmoedig, dat is , zy laat zig niet ligt tot toorn vervoeren ; eene voortreftelyke eigenfehap , die ieder verkrygen kan, naar welke wy allen fireeven moeten , wanneer wy ons op menfchenliefde beroemen willen : zo anderen, met het voorneemen om ons te benadeelen, ons allerleie beledigingen toevoegen, is het even zo zwaar, den toorn geheel te onderdrukken, al* het onmoo-elyk is niets te gevoelen , wanneer men fterk geflagen word; cn wy kunnen als dan onze liefde alleen daar "door bewyzen, dat wy onzen toorn zoeken te maatigen. _ Maar wy bevinden ons dikwyls in de omftandigheid, dat wy zeer genegen zyn om ons over geheel onfchuldigc daaden van onze medemenfehen te vertoornen , en hen onvriendelyk te bejegenen, fchoon zy zelfs geen oogmerk hadden om ons te beledigen : wanneer ons ligchaam ongcfteld is, wanneer onze zenuwen verflapt, of onze ingewanden verzwakt zyn, of ons bloed te veel ïcherpte of verdikking heeft, bevinden wy ons niet wel; maar in plaats den grond van deeze onze ongelieldheid in ons zelve te zoeken, zo zoeken wy die gaarne in de geenen die rondom ons zyn: even gelyk een mensch die krank is alle fpyzen walgen en bitter zyn , en hy ligt in den waan komt als of de oorzaak van derzelvcr onaangenaatne fmaak, uit de toebereiding voordkwam, zo is ook aan hem het geheele gedrag van zyn gezêlfchap 'aanftootelyk ; hun vrolykheid , hun fcfierts, het geringfte  KORTE VOORSTELLEN. XIV: IOJ vergryp dat zy begaan, verwekt tegenzin in hem, zy komen hem als ongefchikte , onbedachtzaame, onrustige menfehen voor, hy toond hen een toornig gezicht, en veroorlooft zig bittere uitdrukkingen tegen hen. Wanneer wy met te veel bezigheden overlaaden zyn, zo dat onze geheele opmerkzaamheid daar op gericht is, kan ons de minl'te ftooring in hevigheid doen uitvaaren ; het bezoek eens vriends, een klein_geraas, eene vraag, kan ons ligtlyk tot onvriendlykheid en hevige uitdrukkingen verleiden: of wanneer ons eenig verdriet beje- fend, of eene geliefkoosde wensch mislukt is, of eene ittere belediging ons word toegebragt, is de geheele ziel al rasch aangedaan, cn vindt verligting door haare ontevredenheid ook aan anderen te laaten gevoelen, zy zoekt daarom allerleie voorwendfels 0111 die ook op andere menfehen neder te horten ; en wee dan hem die ons te naakomt! van eene niets beduidende kleinigheid maakt zy gebruik, om hem de ongerymdfte tegenwerpingen te maaken. Is het nu menfchenliefde, wanneer ik door myne onvriendelykheid , door myne bitterheid, of hevigheid, ©nfchuldige menfehen verdriet aandoe ; menfehen die my jiiet beledigden, en veel eer die geene zyn , welke my de meeste vreugde aandecden ? wanneer ik, om dat ik my zieklyk bevind, veel bezigheid heb , of mismoedig ben, hen mishandel, en oorzaak wil zyn, dat die onfchuldigen over my tot god zuchten en in ftilte traane» ftorten? kan ik my dan van menfchenliefde beroemen ? — Laat ons god bidden dat Hy ons voor zulke liefdelooze gedraagingen wille bewaaren: God! laat my fteeds met andren leeven., Zo als ik wil dat my gefchied'; Och mogt ik ieder blyken geeven, . Dat menfchenliefde my gebiedt; Op dat ik geene fmart vcrwekke, Maar ieder tot een vriend verftrekke. Gy ziet alzo myn Waarden! dat, wanneer wy ons menfchenliefde willen verwerven, dat wy voor alle dingen ons moeten bevlytigen , om lankmoedigheid te oeffenen omtrent die geene die rondom ons zyn , en het yitbreeken onzer kwaade luimen zo veel mogelyk wederQ a  IoS C. C. S A L T Z M A N , ftaan: dit is wel moeijelyk, het is ligter uit eene Volle kas eene fomme gelds te neemen, en die ten besten van noodlydenden te hefteden, en van eene volle tafel iet tot verkwikking eens armen aftegeeven, dan geduurig tegen zig zeiven en zyne ontevredenheid te ftryden — maar onmogelyk is het evenwel niet, laat ons beftendig op ons zelve opmerkzaam zyn, byzonder, wanneer wy voelen, dat wy door zieklykheid , een toegebragt verdriet, of overkroppende bezigheid, ons niet wél bevinden ; laat ons dan denken, thands is het een uur der verzoeking; nu zou ik ligt genegen zyn om eenonvriendlyk, onmenschlievend gedrag aan te neemen; thands zal het gedrag van alle menfehen tegenzin in my verwekken ; nu is het tydftip, dat ik myne fterkte toonen moet: laat ons dantot den god der liefde bidden, dat Hy ons in het uur der verzoekinge wille verlïerken en voor liefdenloosheid bewaaren! laat ons dan aan jesus denken, die by alle zyne moeilyke bezigheden, evenwel altoos genegen was, de dikwyls ontydige vraagen zyner vrienden liefdenryk te beantwoorden ; de veelal onftuimige verzoeken van elendigen om hulp te vervullen ; die onder de grootfte fmart en afmatting evenwel altoos nog zyne vrienden troostte, en voor zyn vyanden bad : laat ons al onze kracht aanwenden , om het uitbreeken van onze ontevredenheid voortekomen, en ten minsten voor het uitwendige een vriendlyk en beleefd gedrag aan te neemen : laat ons , ons altoos vóórhellen , hoe Hecht, het is een onfchuldig mensch te kwellen, dan zal ons alles mogelyk zyn; en wanneer wy ook nog honderdmaalen door onze ontevredenheid verrascht wierden, zouden wy evenwel door eene getrouwe vervulling van ons voornoemen , toch geduurig verder komen , en de beminnenswaardige deugd , de langmoedigheid , ons als aangeboren weezen. Groote Schepper! hoor ons bidden, Wees aanhoudend in ons midden ! Geef dat elk zyn' pligt betracht', In verzoeking niet bezwyken, Maar met de overwinning pryken, Onderfteund door uwe kraeht! Doe 't hart in heil'gen yver blaaken, Van deugdzaam zyn gewoonte maaksa !  KORTE VOORSTELLEN. XIV. logt Maar de liefde is «aar de befchryving die p au lus daarvan geeft riiet alleen lankmoedig , maar ook hulpvaardig, zy behoedt zig niet alleen voor anderen te benadeelen, maar zy is ook genegen hen vreugde te verwekken ; zy behoedt zig niet alleen om andere door onvriendlykheid verdriet aan te doen , maar zy is ook genegen hen vreugde te verocrzaaken , zy tracht te weeten te komen, waar die geenen met wie zy verkeeren , naar wenfchen, en dit geeft haar geduurig gelegenheid om hen allerleie diensten te bewyzen , en veelerleie genoegens te verfchaften ; zy is bereid om anderen by hunne moejelyke bezigheden te hulp te komen, in hunne bezwaaren te deelen, by hunne droefgeestigheid moed intefpreeken , haar gedrag zo veel het mogelyk is, naar hunne neiging te richten, die dingen uit den weg te neemen die hen onaangenaam zyn, en toetebrengen wat hun vreugde verwekt: die zig hierin geduurig oefent, is in ftaat, zelf by de bekrompenfte omftandigheden , menfchenliefde te bewyzen, en het vergenoegen in zynen kleinen kring uittebreiden — wie zou niet wenfchen dit geluk te genieten! Och dat de pligt van vriendlykheid, Van liefde en zacht geduld, Van nyvere dienstvaardigheid Door ieder wierd vervuld! Geef, goede Schepper! geef my kracht, Op dat door my , Waar het ook zy, Myns naastens wèlzyn word' betracht! Schoon het uitneemend aangenaam zy, om hulpvaardig te zyn, behoort er evenwel veel opmerkzaamheid en oefening toe, zullen wy aan deeze deugd gewoon worden. Wanneer wy er ons niet een hoofdwerk van maaken om ons in de befcheidenheid te oefenen , kunnen wy ligtlyk een onbefeheiden gedrag aanneemen : zo wy aan ons ligchaam' finarte, in onze ziele droefheid lyden , worden wy ligt zo mismoedig, dat wy ons om anderen in 't geheel niet bekommeren, en fomtyds aan niets anders dan aan onze fmart, onze droefheid, en aan de middelen denken welken die verbeteren kunnen: de werkzaamheid, hoe heerelyk een deugd die ook anders Ü 3  is, kan ons ook ligt tot onbefcheidenheid verleiden; d\. beo-eerten om onze bezigheden goed uittevoeren, kan ligt onze opmerkzaamheid van anderen, hunne wenfchen en neigingen aftrekken. Overweegt zelve hoe treurig het menschlyke leeven zyn moet, als ieder aan niets anders, dan aan zig zelve, aan zyn eigen lyden en bezigheden denken wilde! dan zou de een voor den ander onnut worden; in het midden van de maatfehappy der menfehen zouden wy eenzaam , en gelyk een kluizenaar , in ons zelve verdiept, rondwandelen : is derhalve de verpligting om ons in de hulpvaardigheid te oefenen niet groot? Deeze verpligting is even zo groot als het loon dat er voor beftemd is : iedere deugd, dit is eene onlochenbaare waarheid, iedere deugd beloont zig zelve ; maar ook geene deugd beloont zig zelve zo fpoedig , zo onmiddelbaar, als de langmoedigheid en hulpvaardigheid: het cedrag van ons gezêlfchap is altoos de weerklank van ons lelve: een onvriendlyk , knorrig gedrag zal rasch anderen aanfteeken, onvriendlykheid en verdriet om ons verbreiden, hen aanzetten, om onze ontevredenheid te beantwoorden, en zo den grond tot een elendig eti onvergenoegd leven leggen : maar onze vriendlykheid zal ook even&zo op anderen werken; zy zullen ons liefhebben , zy zullen gaarne in ons gezellchap zyn, en vriendlykheid met vriendlykheid beantwoorden; onze befcheidenheid zal hen opwekken om onze bezigheden te helpen verlieten , ons lyden te verminderen , alles uit onzen toeftand te weeren wat ons onaangenaamheid veroorzaakt , en byte-brengen wat onze wenfchen bevredigen kan: hoe gelukkig is de omgang met zulke menkhen! hoe ligt zal daarby onzen arbeid, hoe verdraagelyk ons lyden, hoe vrolyk onze geheele toeftand worden! Hoe zegenryk, o God! Wordt niet mvn tydlyk lot, Als gy my met een' vriend vereent, Die met my juicht en met my weent, Met wien ik deel wat gy my geeft, Die heel myn hartsvertrouwen heeft, Daar onderlinge hartlykheid Zelfs door de fmart nog zoet verfpieidt.  KORTE VOORSTELLEN. XIV. ÏJC O myne waarde vrienden! gy die befloten hebt op Ben weg der deugd uw geluk te zoeken , ziet hier de deugden waarin gy u voornaamly%: oefenen moet, langmoedigheid en hulpvaardigheid; gy moet daar naar ifreeven, dat gy het leert verdragen, wanneer de handelingen van uw gezêlfchap niet altoos met uwe wenfchen overeenftemmen,; hun fcherts, wanneer gy zieklyk of treurig zyt, hun levendigheid, gedaurende gy bezig zyt , hunne verzoeken en vragen, wanneer gy iet anders te Verrichten hebt, mogen u niet zo Ontevreden maaken, dat gy hun daarom onvriendlyk bejegent; gy moet opmerkzaam zyn op iedere gelegenheid, waar by gy iet naar de begeerte van anderen doen, hunnen arbeid, hunne bezwaaren verligten, iet wat hun onaangenaam is , uit den weg ruimen kunt: gy zult daarom zeer wel doen, Wanneer gy by het aanbreeken van iederen dag niet alleen overlegt, hoe gy uwe eigene bezigheden inrichten , maar ook hoe gy uwe medemenfchen vreugde veroorzaaken zult; zonder deeze deugden zyn u alle de overigen weinig nut: genomen, dat gy vlyt en behendigheid bezat, en door dezelve u eene menigte kennis , bekwaamheid en vaardigheid verwierft, en u ontbrak de langmoedjgheid en hulpvaardigheid, gy gewendet ubyuwe bezigheden aaneen boos, knorrig wezen; gy wildet over alles wat niet naar uwen zin ging , uw gezêlfchap onvriendelyk beiegenen, gy wildet blootlyk op u, en niet op de bevordering van het genoegen van anderen letten, wat zou u dan alles helpen? gy zoudt niet bemind worden ; gy zond by uwe arbeid, lyden en vreugde, geen oprecht deelgenoot vinden ; anderen zouden eindelyk over uw gedrag zo te onvreden worden , dat zy zig even onvriendlyk en onbefcheiden omtrent u betoonden ; hoe treurig zou dan uw leeven zyn! maar oefent gy u in langmoêdigheid en befcheidenheid, dan zult gy een recht vergenoegd pad bewandelen: iedere overwinning op uwe verdrietlykheid zal u vreugde veroorzaaken; iedere vreugd die gy anderen aandoet , zult gy zelve fmaaken ; gy zult daardoor aan allen die met u verkeeren geduurig waarder, geduurig beminnelyker worden; gy zult ze aanzetten om altoos op de bevordering van uw genoegen te letten —- Zo wordt u het gezêlfchap der menfehen eene waare hemel, zo wordt gy geduurig vatbaarer tot de gemeenfehap met volkomcne-  iia C. C. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XIV. te geesten, die hunne zaligheid daar in Hellen, hun geaelfchap te verheugen. Ai ziet, hoe goed, hoe lieflyk is 't dat zoonen Van 't zelfde huis, als broeders, famen woonen, Daar word Gods zegen uitgebreid. Waar liefde woont, gebiedt dc Heer den zegen; Daar woont Hy zelf, daar wordt zyn heil vofcieegen, En 't leven tot in ecuwigh«id+  V Y F T'I E N D E VOORSTEL. Over mattheüs VIL,«en ia. Alle dingen die gy voilt dat u de menfehen zouden doen, doet gy ben ook alzo. Bedenk ik, groote God! uw magt, Uwe onnafpeurbie wegen, Uw liefde, zo vol wondre klacht, Vooi alles zo vol zegen; Uwe altyd goeden wyzen wil, Dan fta ik van verwondring ftil» En weet U niet te pryzen Noch eere te bewyzen. D e eerfte en fterkfte neiging, die onze Schepper ons ingeplant heeft, is de liefde voor ons zeiven; deeze huisvest by alle menfehen , hoe verfcheiden zy ook in hunne neigingen mogen zyn , en alles wat zy doen heeft zyn eersten grond in haar; zelfs hunne edelfte handelingen zyn daar van niet uitgefloten: waarom helt de menfehen vriend zyn leven voor het algemeene welzyn in gevaar? zonder twyfel, om dat hy vreugde vind in de opoffering van zig zeiven , in het geluk van anderen te bevorderen , en dat hy gelooft, dat de Vergelder van alles goeds zyne grootmoedigheid beloonen, en in plaats van dit onvólkomene een beter leeven fchenken zal. Wie derhalven deeze krachtige aandrift, de zelfliefde, uitroeien wilde , zou de menschlyke Natuur verftooren , en eene Religie , die de vernietiging van de zelfliefde vorderde , zou tegen onze Natuur ftryden, en voor geeaie vernuftige menfehen aanneemenswaardig zyn. De godsdienst die jesus christus ons geleerd heeft, kan men daarvan' niet befchuldigen ; zy grondt Ëig op de zelfliefde , dewyl zy de menfehen zoekt te bewegen, dezelve aan te neemen en optevolgen, door de voorftelling en belofte van zulk eene gelukzaligheid, die de eigenliefde zelve begeeren moet: ja zy maakt de zelfliefde tot den maatregel, waarnaar wy de pligten , die wy aan anderen verfchuldigd zyn, moeten afmoeten; zo zegt onze Verlosfer : Alles wat gy wilt dat u de menfehen zouden doen , doei hen ook alzo Hy ftelt derhalven vast dat ieder zig zeiven lief heeft, dat hy wenscht van anderen wel gedaan te worden : deeze liefde wil Hy niet uiiroejen, maar verlangt veel eer, dat zy het voorbeeld zal weezen van de liefde die wy P  è. C.' S A L T Z M A Wj omtrent anderen oefenen. Is dit niet eene voortreffelytt ke grondregel ? kan hy ons niet by iedere voorkomende gelegenheid leeren, wat wy omtrent onze evenmenlcher, te doen en te laaten hebben ? O ia ! evenwel met eenige bepaaling — De helde tot ons zeiven moet vernuftig zyn, als wy de liefde tot anderen daar naar richten zullen; want zo wy ons zeiven op eene onvernuftige wyze liefhebben , zo zullen wy op dezelfde onvernuftige wyze anderen zoeken wel te doen, en des meer fchade dan nut veroorzaaken — Stelt, dat een mensch zyn geheele geluk in de koestering zyns ligchaams, en in de werkeloosheid ftelde, zo zou hy gelooven , dat hy niemand gelukkiger konde maaken , dan wanneer hy hem alle ligchaamlyk gemak bezorgde, en hem den arbeid fpaarde — zo hy vader wierd, zou hy dan niet alle zyne kinderen daardoor verzwakken en verdartelen ? zou hy hen niet alle gelegenheid beneemen om door werkzaamheid hunne krachten te ontwikkelen, cn hen op deeze wyze voor de zamenleeving ongeicftikt maaken' — Wy moeten derhalven ons zeiven eerst op eene vernuftige wyze leeren liefhebben, eer wy van deezen voomcfTelyken grondregel van jesus gebruik kunnen maaken. Dat ik my zelv' bemin, o God! is uw begeeren, Laat flechts die fterke drift myn oordeel niet verheeien! Wat is nu eene verftandige zelfliefde ? het is zulk eene,; die niet door blinde begeerte, maar door het vernuft geleid wordt; dié, dus geleid, haar geluk door zulke dingen zoekt te bevorderen, die werkelyk gelukkig maaken : onvernuftig daar cn tegen is de zelfliefde , wanneer zy geluk in dingen zoekt, die ons verdervelyk zyn. Als ik u dit door eenige voorbeelden ophelder, zo zult gy my beter verdaan. Wanneer een mensch in het bezit van aardlche dingen zyn hoogde goed (leid; wanneer hy op mets anders denkt, dan hoe hy geld by dén zal' verzamelen ;_by alle zyne bezigheden niet anders dan de vergrooting van zyn'vermogen ten oógmerke heeft; heeft die zig zelve in de beste betekenis dan wel lief? hy zoekt het geld, om dat hy waant, dat het bezit van geld buitengeWoonen glans veroorzaakt, en het grootfte vermaak verfchaft; maar zyne zelfliefde is zeer Onvernuftig —- Het is eene oude en duizendmaal ondervonden waarheid, dat de begeerte naar geld eene* brandende dorst is, die nimmer  KORTE V-OORSTELLEN. XV. gelescht wordt, dat geen koninglyk goed dezelve kan bevredigen, dat fmart, verdriet en wanhoop meer in de paleizen der grooten , dan in de hutten derarmen woonen. Wanneer een ander zyne hoofdbezigheid maakt van ïoem en aanzien onder zyne broeders te verwerven , zo wordt hy daartoe door de eigenliefde vervoerd — maar ook dit is eene onvernuftige eigenliefde; want roemzucht is de zekerfte weg tot ontevredenheid, hoe heviger men roem begeert, zo veel te ongeruster wordt men, als men dezelve niet vind, zo veel te fmartlyker is het gevoel, els men van anderen daar in aangetast wordt — En wanr jieer wy ook werkelyk de toejuiching der geheele wereld genooten, wanneer ieder ons het grootfte verhand en geleerdheid toefchreve, worden wy zeiven daardoor wel iet wyzer , wel iet beter? even zo min als een kwaad ftuk o-eld goed wordt, daardoor, dat men er den ftempel pp drukt, die alleen voor echte munt gefchikt is. Maar ftelt u een ander mensch voor, die het tot zyne dagelykfche bezigheid maakt, dat hy zig zeiven geduurig meerdere volkomenheid verwerft, zyn verftand meer en meer icherpt, en met de nuttigfte kennis vervult, zyne driften meer en meer aan hem onderworpen maakt, de gezondheid zyns ligchaams bewaart, zyne_ krachten verfterkt, en zig tot werkzaamheid gewent; zig van de goederen deezes levens flechts zo veel zoekt te verwerven , als hy tot onderhouding van zig zeiven en zyn huisgezin nodig heeft, niet zo zeer zoekt goed te fchynen , dan wel het in de daad te zyn , niet naar 'grooten roem haakt, maar flechts eenen goeden eerlyken naam, en de liefde en achting zyner vrienden en bekenden zoekt te behouden, is de zelfliefde van deezen niet vernuftig ? zal het gevoel zyner eigene volkomenheid, het bewust zyn zyner braafheid , geene milde bron van vreugde voor hem weezen? zal zyn onbevlekt geweeten, zyn gezond ligchaam hem niet gefchikt maaken, om alle vreugde deezes levens te genieten en te fmaaken? zal de liefde van vrienden en medgezellen , die hy door zyne braafheid aan zig verbindt, hem niet meer vervrolyking vcrichaffen, dan uitgebreide roem, die altoos van nyd vergezeld is? O god! mogten wy allen ons zeiven op zulk eene 'vernuftige wyze liefhebben, en ons geluk fteeds in ziflke goederen zoeken, wier bezit ons werkelyk volkomejier maakt l P a  llfi c. a'. saltzman» Ja, almagtig God en Vader! ja uw wysheid heeft begeerd, Dat de mensch zig zelv' zou lieven , daar 't zyn aardsch geluk vermeert J O, ik bid, verfterk myn denkkracht, dat ik fteeds my zeiven ken, In het heilryk zelf beminnen, Uwen wil gehoorzaam ben. Wanneer onze eigenliefde vernuftig zyn zal, zo mag zy in geen eigenbaat beftaan ; dit is een haatlyk gebrek', waar door de menschlyke ziele misvormt, en tot nieuw gerleie liefdelooze, onrechtvaardige handelingen verleid wordt. Zy beftaat daar in, dat men zyn eigen geluk cn genoegen zo hevig zoekt, dat men er zig in 't geheel niet om bekommert, of niet een ander in zyn geluk en genoegen daardoor gehoord wordt. Wanneer de baatzuchtige roem zoekt. zo gefchiedt het altoos op kosten van een ander: hy veracht zyne verdiensten , maakt zyne gebreken bekend, en beticht hem zelf met kwaad, op dat de wereld des te meer op hem ziea en gelooven zal, dat men zyns gelyke niet ligt zal aantreffen. Wanneer de baatzuchtige zig zelve vermogen tracht te verwerven , zo gefchiedt het met zulk eene woede, die op de tevredenheid van andere geen acht flaat; wanneer hy eenige fluivers kan winnen, zo bekommert hy er zig niet over, of een ander ook daar door even zo veel guldens verliezen moet: waar hy met eenig recht iets vorderen kan, zó gefchiedt het met onverbiddelyke geftrenghcid, en hy maakt geen zwaarigheid al zou hy eenen armen daarby zynen laatften penning afperfen. Een baatzuchtige, die het gemak bemint, kan het niet van zig verkrygen , om voor een ander iet van zyn gemak te verliezen : er komen dikwyls gevallen voor , dat wy door een eenige gang, door de overneeming van eenige bezigheid of moeiten, onzen evenmensen, uit zyn kommer redden kunnen; maar de eigenbaat maakt den mensch hier toe geheèl ougefchikt; gy zyt, zegt ze, u zelve de naaste, gy moet het u zelve zuur genoeg laaten worden , om uw gelukte bevorderen: een ander mag ook zien hoe hy het maakt. Wanneer de baatzuchtige vermaak zoekt, zo is het hem om het even , door welke middelen hy het verkrygM liv grypt na ieder zinlyk vermaak even'begeerig, al zon er ook aan anderen zuchten en traanen door afgepersi worden.  KORTE VOORSTELLEN. XV. ÏI7 Ik wil u het onbetaamlyke gedrag van eenen baatzuchtigen flechts in een voorbeeld vooritellen : ftelt, hyging eene wandeling doen ; er lagen twee wegen voor hem, de eene was de gewoone gaanweg , maar die liep met kromtens en was ongemaklyk te bewandelen , de andera liep over een zaailand, maar was recht en gemaklyk te gaan, welke zou hy verkiezen ? waarfehynelyk de jaatlie , fchoon daar door ook den arbeid van veele arme landlieden vertreden wierd , fchoon ook veele arme landlieden daar over bedroefd wierden, zo acht hy dit evenwel niet, zo hy flechts eenige minuten vroeger zyn oogmerk bereiken kan. Voelt niet ieder het onbetaamelyke deezer baatzucht: wy zyn immers geene maatfehappy van roofdieren, waarvan geen zig om den andere bekommert, alleen zyn drift volgt en rooft wat hy kan : wy zyn een maatfehappy van menfehen, wier welvaard door wederzydfche hulp en dienst bevorderd wordt: een baatzuchtige is derhalven een misgeboorte in de maatfehappy , om dat hy alleen voor zig zelve zorgt, en zig niet bekommert hoe hy de tevredenheid van anderen, wier gezêlfchap hein zo nuttig is, zal bevorderen : wy zyn elkander niet vreemd, wy zyn broeders, kinderen van ée'nen Vader; Hy heeft de wereld niet voor my of voor u, maar voor ons allen gefchapen, op dat ieder daar aandeel aan hebben, en •daar van zyn vergenoegen en zyn voordeel trekken zou : de baatzuchtige keert de van god gemaakte orde om, en befchouwt andere menfehen niet als zyne broeders, maar hy ziet zich zelve als het middenpunt der fchepping aan , om wiens wille de| geheele wereld aanweezig is — welk eene onvernuftige eigenliefde is dit! Myn waarden! wanneer wy ons eerst op eene vernuftige wyze zelfhef hebben , niet dat zoeken, wat onze blinde begeerten vorderen , en voor ons gevoel aangenaam is, maar wat ons vernuft billyk en goed heet; by de vordering van ons geluk , geduurig op die menfehen zien, die rondom ons zyn en ons hoeden, dat wy niet in de hitte van onze begeerte hun genoegen vertreden , en hun droevige oogenblikken veroorzaaken , dan zyn wy ook in ftaat op eene vernuftige wyze anderen lief te hebben,, en hunnen welvaart te bevorderen. Wy behoeven ons dan flechts in de plaats van anderen te ftellen, dan zal ons onze zelfliefde welzeggen, wat wy in ieder geval te doen en te laaten hebben. P 3  aiS e. G. S A t, T z M A sj Zo iemand, by voorbeeld, van my begeerde, dat iii dat, wat ik tot myn eigen onderhoud*nodig had, aan hem ter verbetering "van zyne ornftandigheid geeven zour de, en ik wist niet, of ik zyn begeerte afflaan, of bevredigen zoude , zo behoefde ik my maar in zyne plaats te hellen, en my aftevraagen, wat ik doen zou zo ik in zyne plaats ware ? of ik wel van een ander verlangen zoude, dat hy aan my zynen geheelen voorraad geeven en om'mynen wille zig in zorg en kommerftortenzoude? en myn eigenliefde zou nitfpraak doen ; ik zou nimmer eene zo onbefchaamde vordering doen ! daar gy derhalven zo iet van anderen niet verwacht, zyt gy ook niet verpligt, zulke verwachtingen by anderen te bevredigen. Ik zal hier myne verdere reden richten tot jonge lieden, waar ook oudere in hunne omftandigheden hun voordeel mede kunnen doen. Lieve jonge vrienden! wanneer gy op eene verftandige wyze u zelf lief hebt, zo zal uw eigenliefde u eene zekere geleidfter zyn , die u in elke ornftandigheid zal zeggen, wat gy omtrent ieder mensch in acht te neemen hebt: vraagt haar flechts: wat zou ik van anderen ver-« wachten, wanneer ik in hunne plaats ware; zy zal zekèr antwoorden, zo nadrukkelyk antwoorden, dat gy voelen zult, wat gy te doen hebt. Wilt gy weeten, hoe gy u tegen uwe leeraars en opzieners gedragen zult? gy behoeft daar over niet veele boeken na te flaan , vraagt het flechts uwe eigenliefde , zy zal u oprecht antwoorden : Stelt n voor, dat gy met de tyd zelf een leeraar en opziener werd, gy bekwaamt eenige ionge lieden onder uw opzicht; wat zoudt gy van hun verwachten? dat zy door moedwil , twist en een onrustig gedrag u in uw vertrek verdrietig zouden maaken ? uby dendisch, door een ongeregeld gedrag , uwe maaltyd verbitteren? dat zy door traagheid uw onderricht verwaarloozen zouden? laat hier jonge vrienden! UW eige hart antwoorden , of gy wel onder zulke jonge lieden wenscht te leeven, die u geduurig mishandeling en verdriet toevoegen? het antwoord zou zyn : wanneer ik leermeester of opziener ware, zou ik een zeer treurig leven leiden ,' zo myne leerlingen my verdriet aandeeden, vanneer zy, in de plaats der liefde, die ik hen bewees, ïny door hun onbetaamelyk gedrag bedroefden : ik zon *au hen begeeren , dat zy my gehoorzaamden, door hun befeheiden o-edrag, door hunne zedigheid, beleefdheid, jeinheid en"vlyt my vreugde verwekte, op dat ik met zy zat u opreciiL amviuvun." • , aj  KORTE VOORSTELLEN. XV. II§ frist onder heen woonen en myn leven genieten konde — Dit verlangt gy alzo, al» gy opziener waart van uwe' leerlingen ? en gy, daar gy nog leerling zyt, zoud niet het zelfde omtrent uwe leermeesters in acht neemen ? zoud hun beledigingen toevoegen, die u zo gevoelig zouden treffen wanneer gy in hunne plaats waart ? zoud hen niet gaarne alle vreugde verwekken, die gy in hunne plaats van anderen verwachttet, gy gevoelt des zeker, hoegy u omtrent uwe leermeesters en opzieners gedragen moet. Gy wilde weeten , welke pligten gy omtrent uwe ouders" fchuldig zyt? vraag het uwe eigenliefde, zy zal het tl leeren ; itelt u voor, gy waart vader, had met veel moeiten en door de tederfle zorg , uw zoon zo ver gebragt, dat gy hem nü aan het opzicht van eenen vèrflandigen leermeester kon toevertrouwen, gy zorgde by aanhoudendheid voor zyn kleeding , voor zyn onderhoud , ■allerleie onfchuldige vermaaken, zondhemvan tyd tot tyd een gefchenk, dagt aan hem als gy opftond en u nederleide. Wat wilt gy wel dat deeze zoon u doen zoude ? hoe zou het u gevallen, wanneer deeze zoon die gy zo hartlyk bemindet, zig niet om u bekommerde ? gantfche maanden voorby liet gaan zonder u een brief te fehry.ven , en wanneer hy er een fchreef, die zo achtloos, zo ongefchikt inrichtte, dat gy bemerken kon , dat hy omtrent u geen liefde * geen hoogachting gevoeldet ? zoudt gy u niet bedroeven, dat gy voor alle uwe liefde, geen wederliefde ontving ? hoe zoudt gy te moede zyn , wanneer gy voor de onkosten, die gy tot de opvoeding van uw' zoon aanwendet, een mensch kreegt, die weinig geleerd , die veele ondeugden aangenoomen had ? zou u dit vreugde veroorzaken? zoud gy niet wenfchen dikwyls recht goede, hartlyke brieven van hem te leezen? waar uitgy merken kondet, dat het hem wel ging, dat hy in kennis toenam, dat hy u lief had, en voor uwe weldaaden dankbaar was ? wenschtet gy niet, dat uw zoon door zyne braafheid, fchranderheid en goed gedrag, u eer en vreugde verwektet ? daar gy dit dan zoudt wenfchen, zo moet gy ook gevoelen dat dit uw pligt is, die gy als kind aan uwe ouders verlchuldigd zyt! Gy zaagt verder een arm mensch, die aan de noodwendighe behoeften gebrek had, en gy wildet u in zyne plaats ftellen en u afvraagen , wat zoudt gy wel van een ander in deeze omüandigheid verwachten ? zou het u lief zyn , wanneer hy voor zig zag , voorby ging en u zonder hulp liet? of u befpottede ? of wanneer hy u met  ii.0 C. G. SALTZMAN, V O O R STE LLÏN. XV. bittere verwytingen een kleine gifte verfmaadelyk toereek5 of wanneer hy in ftilte u onderfteunde, en door zyne troost en vriendlyke toefpraak uw kommer zocht te verzachten ? Gv waart in een gezêlfchap waar van een ander kwaad gefproken werd, waar hem gebreken die hy niet had toegekend wierden, en die geene, die hy had, vergroot cn op deeze wyze hem zyn eer ontroofd werd, en. gy wildet aan u zelve vraagen, wat zou u het lieffle zyn, zo gelyk deeze belasterd werd? zoudt gy wel wenfchen dat anderen aan deeze lastering deel namen ? of dat zy zweegen , lagten en daardoor hunne toeitemming te kénnen gaven ? of dat zy ttwe zaak zig aantrokken , de ongegronde befchuldigingen vvederlegde, en uwe werkelyke gebreken verontfchuldigden 5 wanneer M een ander beledigd" had , en gy wilde u zelve vraagen , wat zoudt gy wenfchen , wanneer het u overgekomen ware, dat gy een ander beledigd had? zoudt gy •wel willen, dat hy zig aan u wreekte, u haatte, u vervolgde ? of zou het u aangenamer zyn , dat hy zyne weerzin tegen u onderdrukte , en zig bereid toonde, u de hand van verzoening aan te bieden ? Dus zal uwe eigenliefde u in alle gevallen zeggen , wat gy te doen hebt. En zo kunt gv uwe pligten omtrent alle menfehen, n■we vrienden, minder arme menfehen gewaar worden: flelt u altoos in hunne plaats en vraagt u wat gy van anderen verwachten zoudt, wanneer gy in hunne plaats traaft , en uwe Zelfliefde zal u antwoorden en zeggen wat gy doen moet; zy zal het u niet alleen zeggen, maar b ook tót itwen pligt brengen. Ziet zo gewigtig is de grondregel van jesus : alles, wat gy wilt, dat u de menfehen zullen doen, doet hen ook alzo: jesus legt op dezelve een byzonder gewigt als Hy er by voegt: dat is de wet en de propheeten, dat is het kort begrip uwer pligten die debybel van u vordert. Het is onmogelyk om u alles voortelchryven, hoe gy U by iedere gelegenheid, aan iedere plaats en tegen ie* der mensch gedragen zult; want met hoe veele duizenden van menfehen zult gy in omgang komen! hoe verfchillende zal hun gedrag tegen u zyn! hoe zou dan een mensch ui ftaat zvri u uwe pligten in deeze ontelbaare gevallen te bepaalen ? hoe é u'by voorbeeld gedragen moet, wanneer gy met hoogen ot met nederigen te doen hebt; wanneer gy weldaaden of beledigingen , eroote of kleine weldaaden, groote of kleine beledigingen ontvangt ,' In hoe zvt gv in ftaat dit alles in uwe ziele te vatten? Maar gy weet alles wanneer u de srondregel geduurig teger.woord.g is: Alles wat gy wilt dat u de menfehen zouden doen, doet hen ook alzo!  ZESTIENDE VOORSTEL. Over titus II. vers 7. Betoont u zelve in alles een voorbeeld van goede merken. Geef, Geest van wysheid cn van kracht! Dat wy de reine deugd beminnen, In jes us by elkaêr gebragt, De wereld en het vleesch verwinnen! Uw woord leide ons als by de hand Naar 't eeuwig zalig Vaderland! G y hebt thands iet groots voor ti gebeden, myn waarden ! gy hebt van god, van wien alle goede gaven komen , om deugd gebeden; dit is onder alle gaven dien Hy u fchenken kan de grootfte; zyne overige , vergenoegen de zinnen , maar deugd vervrolykt de ziel, veredelt haar , maakt haar den Algoeden , van wien zy voordipruit, meer gelyk, voor het genot van ieder onfchuldig vergenoegen vatbaar , en begeleidt haar , wanneer alle aardfche goederen verdwynen , tot in de eeuwigheid : is nu dit uw bidden ernst geweest; zyt gy werkelyk overtuigd , dat deugd de grootfee gaaf is, die gy van god bidden kunt, dan moet gy ook wenfchen dat alle «we natuurgenooten dat zoete geluk der deugd genieten mogen : den menf henvriend wenscht wel, dat alle hongerigen brood, alle verfmachtenden verkwikking, alle kranken gezondheid, alle menfehen hunne ligchaamlyke noodruften vinden mogen; maar zou hy ook niet wenfchen, dat alles wat mensch is, zyne geestlyke nooddruft op den weg waarop hy zyn geluk zocht, op den weg der deugd, vinden moge? Maar hoe hartlyker deeze wensch zy, des te meer moet het ons bedroeven , wanneer zy eene bloote wensch blyft, en wy geen middel zien, om denzelven tot vervulling te brengen , wanneer het grootere gedeelte der menfehen . onze broeders, op dwaalwegen wandelt, die tot ontevredenheid en elenden leiden, zonder dat wy in ftaat zyn hen te redden. De groote Leeraar , die god zond, om het geluk der menfehen te grondvesten, jesus Christus, heeft ons ook middelen aangetoond, om ons uit deeze verlegenheid te redden ; onze evenmenfehen te verbeteren , hun de deugd te leeren — hulos eene zyner yveïigfte vereerers, geeft ons daarom ook, om anderen to Q  C. G. S A L T Z M A tT, verbeteren, deeze leering aan de hand: Betoontu zettè een voorbeeld van goede werken.' In deeze weinige woorden ligt liet groote geheim', hoe men anderen verbeteren zal, opgefloten. Hy wil daarmede zeggen, handelt zeiven wel, zo zullen ook: anderen met welken gy verbonden zyt, wel handelen. Den grond tot dit voorfchrift is niet vergezocht, maar uit dc geheldheid der menfehelyke natuur genomen : hier in legt de zeer hevige neiging , legt de geheele wyze van denken en handelen der meeste menlchen opgefloten,naamlykin de neiging tot navolging, om dat geene na te doen, wat hun in anderen welgevalt; daardoor wordt de mensch altoos 't geen zyne metgezellen zyn: menfehen die irt hunne kindsheid onder wilde dieren vervallen , fchreeuwen , fpringen en handelen als wilde dieren ; kinderen , die onder menfehen opwasfen , fpreeken , gaajj»e:i handelen als menfehen, zy worden befchaafd of onbefchaafd , vriendclyk of knorrig, weldenkende of laag , naar maaien die geenen zyn, met welken zy gemeenzaam omgaan. Wanneer wy ons derhalven altoos tot een voorbeeld van goede werken ftellen, of, het geen 't zelfde is, altoos in de tegenwoordigheid van anderen weldoen, neiging voor het goede, affchuw van het kwaade blyken laaten , moet dit noodzaakelyk een goeden indruk op hen maaken, van tyd tot tyd hun hart veranderen, en goede gezindheid aankweeken. Wilden wy, by voorbeeld, onze evenmenfehen liefde , eerbied en vertrouwen omtrent god inboezemen, wat moesten wy dan wel doen ? wy moesten ons zeiven altyd in hunne tegenwoordigheid zo gedragen, dat zy het merkten en voelden , dat wy zclven deeze deugden bezaten ; de naam god, de eerwaardigfte onder alle naamen, moesten wy altoos met eerbied uitfpreeken; van zyn woord , dat Hy tot ons heil aan ons geopenbaard heeft, fteeds met tekenen van hoogachting fpreeken; verhaalden wy onze lotgevallen, zo moesten wy dezelven altoos als na een wys plan beraamd vóórhellen; befchouwderi wy de werken der Natuur, al de orde en wysheid, die in dezelve doorblinken, opzoeken, bewonderen en als c-od's werken aanzien; troffen ons wederwaardigheden, zo moesten wy een vasten en volftandigen moed laaten blyken, en doen zien dat wy ons vertrouwen op Hem helden, die ons in 's moeders ligchaam toebereidden , die zo vaderlyk , van ons geboorteuur af, tot op  KORTE VOORSTELLEN. XVI. I23 <3en tegenwoordigen dag , ons voedde , in alle kommer vertroostte , uit alle verlegenheden redde, en ons door lyden tot vreugde bragt. Gewis zulk een gedrag zal diepe indrukken maaken op liet hart van onze metgezellen; de vroomen zal daar in voedzel voor zyn liefde en vertrouwen vinden, de zondaar Ongerust worden, en zig van tyd tot tyd gewennen , aan god, zyn' Vader en Weldoener, met eerbied en vergenoegen te denken ; de fpotter zal zig fchaamen. Als hy uw deugd ziet fchittcren, In 's werelds duisternistèn, Zal f haamte hem verzeilen, Uw woord zy, Heer der Heeren! Een lamp voor zyne voeten, Een brandende begeerte, Om ahyd vroom te leeven, Vervuil' hem onophoudlyk! Willen wy anderen leeren zig volkomener te_ maaken , •wat moeten wy dan doen ? Dit, dat wy geftadig in hunne tegenwoordigheid aan onze eigene verbetering arbeiden ; dat wy onze ziels- en ligchaams-krachten wèl aanwenden; gelchiktheid en orde in onze bezigheden in acht neemen; ons op de reinheid bevlytigen; in het genieten van voedzel' maatig zyn ; tegen alle onkuischheid afkeer laaten blyken; voor tucht en eerbaarheid achting betoonen , in gevaar moed, en in lyden geduld bewyzen; de verdartcling, de ydelheid, kortom, alles vlieden, wat de kracht van ziel en ligchaam verzwakt; dan zullen anderen deeze deugden zien, liefkrygen, hoogfehatten , en ze van tyd tof tyd volgen. Willen wy onze broeders menfchenliefde leeren , wat moeten wy dan doen ? wy moeten ons zeiven, in alle omftandigheden , als waare menfehenvrienden gedragen ; wy moeten liever goed, dan kwaad van anderen fpreeken , hunne goede eigenfehappen opzoeken en bekend maaken; in den eenen byzpndere bekwaamheid , in den anderen onvermoeide vlyt, in den derden braafheid, in den vierden hulp*Va vrdigheid pryzen : hebben wy met anderen eenige zamenhandelingen , zo moeten wy ons als oprechte , eerlyke lieden laaten zien ; alle misleiding en bedrog fchuwen; bekomen wy van onze Overigheid bevelen , die moeten wy gewillig en ftiptlyk opvolgen ; geeven wy zeiven bevelen , zulks niet ruw , no:h bitter doen; worden wy beledigd, ons alle moeite geeven, ■om het hevig uitbreeken des toorns tegen liaan; omtrent  32+ C. C. SitTïlIAH, armen en'elendigen medelyden 5 en omtrent gelukkigen deelneeming toonen ; dit is gewis het zekerfte middel om den medebroeder menfchenliefde in te boezemen; de werkzaamfte aanleiding, om dezelve in uitoefening te brengen. . Mogelyk is de werking van een goed voorbeeld in de eerfte dagen of weeken niet zichtbaar; maar uitwerking volgt zekerlyk; zy toont zig , tot onze groote vreugde , gemeenlyk onverwachts: in den beginne wordt dedwaaiende op zyn dwaaling opmerkzaam , wanneer hy geduurig by een mensch is, die hem met den fakkel der deugd beftendig voorlicht, dan begint hy zig zeiven te fchaamen; er ontifaat in hem liefde en hoogachting voor de deugd; er volgen eenige poogingeu om dezelven naa te volgen; die poogingen worden herhaald, zy gelukken , hy bevindt er zig wel by; hy wordt yyeriger in het goede, hy bekomt er eene zeffcere vaardigheid in. Hoe menig deugdzaame heeft zyn deugd aan de_ vriendfchao en den ommegang met eenen redelyken vriend der deugd te danken ! Doorgaands is het doen blyken der deugd niet het werk van eenige weeken en maanden: even als een takiën, dat in een vreemden Ham ingeënt wordt_, lang ftaat, zonder teken van wasdom te geeven, maar in de lente, •als warme luchtjens waa'en , vruchtbaare regens vallen, de natuur aan alle haare kinderen nieuwe kracht en leven fchenkt,' fnel voórdfehiet, en dan weder eene geruimen tyd ophoudt, zonder dat de dagelykfche wasdom zichtbaar is; maar eindelyk bloeit en met vruchten beloont, den geenen dien het geplant en gekweekt heeft; zozyn ook cle uitwerkfelen van goede voorbeelden, veel al een tydlang onmerkbaar; maar worden rasch by verfcheidene gelegenheden zichtbaar, en dikwyls toonen zy na eenen geraimen tyd de gezegendfte uitwerkfelen daarvan. Zo laat ons dan goed doen , en niet moede worden , wanneer wy ook in eenigen tyd by anderen daarvan geene uitwerking zien , ten zynen tyde zjd zy zeker zichtbaar worden. 'T is ook niet te lochenen , dat de heilzaame werkingen van goede voorbeelden, door de menigte kwaade voorbeelden zeer verzwakt worden : het kwaade voorbeeld werkt even zo fterk en dikwyls nog fterker dan de goede : moet dit ons veelligt van het goede afhouden? — \) neen! het moet ons veel eer aanzetten, om recht veel  KORTE VOORSTELLEN. XVI. 125 goeds te doen, om de lom van het goede, naar ons beste vermogen te vermeerderen, en de fchadelyke indrukzelen weder uitteroejen , die kwaade voorbeelden op onze vrienden en ons gezêlfchap gemaakt hebben. Even gelyk de menfchenvriend, in een tyd van gebrek, zyn laatften penning niet fpaart, maar dien aanwendt, om zyn broeder het leven te redden, zo gaat ook hy, op den weg der deugd des te manmoediger voord , als het kwaad vermeerdert, helt hy zyn voorbeeld den ftroom van ligtzinnigheid en gebreken in den weg, om dien tegen te houden, en zyn broeder te redden. Maar zalhy, zult gy vraagen, iet uitrechten? voorzeker! hy zal veel uitrechten. De deugd heeft altoos «en eerwaardig aanzien, dat anderen hoogachting inboezemt : fchoon zy zig niet aan allen mededeele, maakt zy tog by veelen indruk; zy maakt de boosheid, die anders toomloos zou woeden, fchuw; zy onderhoudt tog nog gevoel voor welvoegelykheid en eerbaarheid; zy ftort den wankelenden moed en ftandvastigheid in , kortom , zy verhindert , dat er niet zo veel kwaad gefchiede ; dat het kwaad niet zo onbefchaamd werke , en zig niet zo ver verfpreid als anders zou gefchieden : en fchoon deeze verdiensten van den menfchenvriend voor zyne tydgenooten, voor de oogen der wereld, niet altoos zichtbaar zyn, zullen zy evenwel in de toekomende wereld gelden; de Alweetende Getuige merkt er op, en zal dezelve beloonen, wanneer ieder toegemeten zal Worden , 't geen zyne daaden waardig waren. Mooglyk dat dan een gezaligde ook my toeroept: ,, Heil zy u! „ Gy hebt myne ziel behouden, „ maaktet my voor zonden fchuw !" Hoe gelukkig moet hy weezen die een ziel behouden heeft! — God mogt ik dat heil verwerven, 'k had dan waardiglyk geleefd. By u, jongelieden! moet deeze befchouwing byzonder zeer gewichtig zyn — er zyn onder u voorzeker ook veele edeldenkende , die , naar hunne krachten, gaarne recht veel goeds zouden doen, om het geluk der menschlyke maatfehappy te vergrooten, en die zig zoiu Q 3  tas c. g: SALÏZM A r?," den verheugen, als zy in ftaat waren eenig mensch op den- weg der deugd te brengen, waar hy zyn geluk kon vinden: ziet hier het middel om deezen edelen wensch te kunnen vervullen — Betoont a zelve een voorbeeld in voede werken. — Ouders, Leeraars, Opzieners kunnen veel tot verbetering van jonge lieden toebrengen , maar het o-oede voorbeeld van het eene jonge mensch aan het andere, zal nog veel meer uitwerking hebben ; zo als de eene den toon geeft, Hemmen veelal de overigen mede ■ wanneer gy met waare ernst laat blyken recht goed te zyn, getrouw uwe pligten natekomen, o welk eene zalige uitwerking zal dat op uwe medgezelleu hebben l 'k o-eloof zeer zeker, dat een deugdzaam jongeling, door zyn goed voorbeeld , by een geheel gezêlfchap van iono-e lieden, meer kan uitrechten, dan een deugdzaam man onder volwasfenen. De volwasfenen hebben allen reeds hunne bepaalde wyze van denken ; hunne neigingen zyn reeds fterk geworden , hunne gebreken hebben wortel o-efchoten, en het valt hen daarom zeer zwaar hunne wyze van denken en handelen te veranderen: maar by kinderen zyn zy nog geheel onbepaald ; wanneer jonge lieden in hunne tegenwoordigheid, van den algoeden God niet dan met eerbied fpreeken; wanneer zy omtrent g o d's woord en het gebed met gepaste aandacht werkzaam zyn, zo zal hun voorbeeld zeker op anderen werken, en god's naam zal aan hunne jonge vrienden hetiW worden ; als zy zig tot een voorbeeld van goede orde, gezetheid, arbeidzaamheid, maatigheid en geduld, flellen , en voor de tegen overgeftelde ondeugden afkeer laaten blyken, zullen anderen zig naar hun vormen; als zy van den een tegen den ander goed fpreeken ; als zy hen op de deugd en goede eigenfehappen hunner leermeesters opmerkzaam maaken, zo zullen zy die meer en meer lief krygen en vertrouwen : wenscht gy met het zaad van menfchenliefde op deeze wyze te helpen ontwikkelen ? gy zult door uwe eigene gehoorzaamheid, door uwe beicheiden- en braaf-heid, door uw medelyden met elendigfcn, door zachtmoedigheid omtrent hen die u beledigden0, voorzeker in uwën wensch flaagen , uwe kleine vrienden zullen u volgen. O ! wanneer gy zo geheel doordrongen wierd van het gevoel dier groote waardigheid , die niet alleen voor alle bvaave menfehen , in de oogen uwer leermeesteren en opzieneren groote waarde heeft, maar die ook voor den Ai-  KORTE VOORSTELLEN, XVI.' 237 Veetenden god geldig is; dan kondet gy door nwvoorbeeld, meer echte vroomheid, meer orde, werkzaamheid , maatigheid, beleefdheid, eerlykheid, gehoorzaamheid en weldaadigheid o»der uwe jonge vrienden brengen, wezenlyke verbeteringen tot ftand doen komen ; gy zoudt nog veel verder werken , de door uw voorbeeld verbeterde kinderen, zouden ook goede mannen worden; ja gy zoudt voor de eeuwigheid goed doen. Deeze kleinen , wier hart, zonder goed voorbeeld , verwilderd zou zyn, zullen, als zy door u de. deugd hebben leeren liefkrygen, met u voor den ftoel des Vergelders van alles goeds verfchynen, en 11 voor het goede danken, dat gy hun geleerd hebt; ziet in welk een grooten werkkring de vriend der deugd zig, ook als jongeling , reeds kan plaatfen ! Wien zou 't oogmerk niet behaagen, Om der helle een prooi te ontjaagen, Om eens broeders dierbren geest, Die verloren waar' geweest, In dit leven opteleiën, Naar der uitverkoornen reien? Komt u zwaarigheid te vooren , Draag ze- om daarna eens te hooren, „ Zie, o God! zie my en hem, ,, Die me' uw Euangelieftem „ Op deed merken, fteeds deed vreezen, „ Hem, door wien ik hier mag weezenI Nog éénmaal, myn waarden ! roepe ik u de woorden van paulus toe : Stelt u zelve in alles tot een vosrbesld van goeds werken! de opvolging derzelve is het werkzaamlïe bewys van menfchenliefde— al het andere, wat wy ten besten van anderen doen kunnen , is niets in vergelykinge van hen beter te maaken : fpyst de hongerigen , kleedt de naakten, verzorgt de weezen, dit alles helpr hen weinig, wanneer gy hen ook niet god en de Deugd leert liefhebben — geen eeten, drinken, klceding. geld, maar deugd, deugd alleen maakt den mensch gelukkig! en het is (eene-.onteering van den eerwaardigen naam van menfchenvriend , wanneer wy ons denzelven wilden toeeigencn , zonder ons aan de uitbreiding van da deugd te laaten gelegen liggen.  laf* C. C. SALTZMAN, VOORSTELLER, XVI. Het is een groote troost voor den echten menfchenvriend ' onze vermogens zyn altoos zo geheld , dat wy zo weldaadig niet kunnen zyn , als wy wel wenschten ; maar menfehen te verbeteren , dat kunnen wy allen, wanneer wy, door god's byftand, zeiven goed zyn. Wv danken U groote en weldaadige god! dat Gy ons allen gelegenheid gefchonken hebt, om zo veel goeds te werken, «we naam onder de menfehen te verheerelyken j Uw Rvk, het getal der goede en gelukkige menfehen te Verorooten — Goedertieren Vader! bewaar ons dat niet door ons hecht voorbeeld eene uwer kinderen tot het kwaade verleid worde ! geeft ons moed, om deugd vóór de menfehen te pryzen , en help ons in een goed voorbeeld aan anderen te geeven ! fchenk ons die onuitfpreekelyke vreugd , dat wy in deeze en in de toekomende wereld menfehen aantreffen die door ons verbeterd wierden! Amen,  ZEVENTIENDE VOORSTEL' Over mar cos VI. vers 3. Is deeze niet de Timmerman, de zoon van Maria! enz, Ik wil u thans, myn waarden ! met eenige vooroordeelen bekend maaken, die zeer oud en gewoon zyn, en groote fchade in de wereld ten wege brengen ; daardoor wordt de broederliefde t die wy aan alle menfehen fchuldig zyn, verzwakt; nyd en onderdrukking bevorderd , en zeer veel goeds verhinderd: dit wil ik u thans bewyzen, en wanneer gy opmerkzaam zyt, hoop ik er 11 ook van te overtuigen. o god der waarheid! zegen myne voordragt! klaar myn verftand op, dat ik fprceke 't geen waar, goed en u welbehaaglyk is, en geef de geenen die my hooren, ligt en kracht om het in uitoefening te brengen : Eeuwig heilig Alvermogen! Dat ons poogen TJ behaaclyk weezen kon! Laat de dwaalingen verdwynen, Door het fchynen Van de heldre wysheidszon Laat ons op het dwaalfpoor merken, En geftaêg iet nuttigs werken. Het eerfte vooroordeel , waarmede ik u thans bekend •wil maaken , beftaat daar in, dat men de waarde den menfehen naar hunnen ftand, en afkomst, maar niet naar kunne inwendige waarde bepaalt; dat men van een menscll van nederigen ftand , en geringe afkomst, niets; daar ens tegen van een ander, wiens uiterlyke veel verblindend* heeft, alles verwacht. Dit vooroordeel is zeer oud, en wy treffen daar vam reeds in de tyden van jesus fpooren aan: Hy onderrichtte het volk met zulk eenen nadruk, dat het door ieder zyner hoorers gevoeld werdt; Hy droeg grondregel len voor, welker hooge wysheid nog, óffchoon na zestien eeuwen, erkend wordt, en zal erkend worden , zet lange er menfehen leeven; evenwel ondervond Hy by zyne land- en tyd-genooten niet dat geloof en vertrouwen, dat Hy verdiende : en waarom? om dat Hy niet uit eene voornaamen ftand geboren was: toen Hy een» eene zeer nadrukkelyke voordragt gehouden had,'traden, er verfcheidene van zyn hoorers toe, en zeiden: Is dee-> ze niet de Timmerman , de zoon van Maria , en de irte-i  Ï5» C. G. S A L T Z M A N, iisr va« Jacolus en Jo/e, Judas en Simons ? Wat kmi^ nen wy, wilden zy zeggen, van deezen verwachten, die eene zo arme Moeder, zulke nederige en onberoemde» bloedverwanten heeft? Welk eene dwaasheid! genomen , dat de afkomst den mensch eenige waarde gave , welke grond had men dan om jesus uit hoofde van zyne afkomst te verachten ? Waren zyne moeder en broeders arm en nederig, zy konden evenwel de beroemdfte mannen onder hunne voorvaderen tellen : daïid, dien beroemden man , die door zyn verftand en dapperheid zig op den troon van Israël plaatfte , aan wien liet ryk van Israël zyn geheele glanste danken had, was zyn itamvader ; de geheele reeks van Koningen, die verfcheidene eeuwen achter elkander in Jerufalem regeerden, behoorden tot zynen ftarnboom; Hy was des van eene oneindig voornaamer afkomst, dan veelen , die Hem van wege zyne nederigheid verachtten. 'T is alzo een groot vooroordeel, wanneer men iemand om zyne afkomst veracht, want het is niet uitgemaakt, wat mensch de voornaamile afkomst heeft: waren wy in haat, het geüachtrcgister van ieder mensch verfcheiden eeuwen door, natefpooren, wy zouden ondervinden, dat menig een man , die thans achter den ploeg gaat,. voor honderd of meer jaaren, een' flamvader had, die aaa de fpitfe eener groote armée de vryheid van het Vaderland verdedigde ; dat menig een, die thans zeer hoog boven anderen verheven is, uit een herderlyke ftulp afItamt; dat menig een arm Burger, met den voornaamften in ftaat, eenen gemeenfchaplyken flamvader heeft. Wy zyn tog alle broeders, Wy zyn tog alle leden, Van eén en 't zelfde ligchaam, God is ons aller Vader; Moe zoude ik dan verachten, Di~ in elenden zuchten ! Neen, eeuwig God en Vader! Wy allen zyn uw kindren. En genomen, dat iemand bewyzen konde, dat hy, verfcheidene eeuwen door, groote en beroemde mannen onder zyne voorvaderen tellen konde, geeft dit hem wel de minste waarde ? Dat dit hem 't recht tot verfcheidene voorrechten geeft, zien wy, maar evenwel geene deminfie innerlyke waarde; of, op dat ik my duidelyker uitdrukko , heeft een mensch van eene geringe afkomst een zwakker rerftand, een Hechter hart, als die geene, die  KOR.ÏE VOORSTELLEH1. XVII. 1%1 Van voornaame ouders afftamd ? voorzeker neen 1 wanneer kinderen van eene ongelyke afkomst ter wereld komen, zyn zy beiden even zwak, even onweetende, het kind van den voornaamften brengt niet de_ geringfte kennis meer'mede, dan het kind van den geringeren : en wanneer in 't vervolg by den eenen meer goede aanlagen , ■dan by den anderen zichtbaar zyn, ontftaat dit niet, om dat zyne ouderen voornaamer, maar om dat zy gezonder "waren: befchouwt eenige kinderen van verfcheidene handen! gy zult vernuftige en eenvoudige in iederen ftand, onder elkander vermengd , vinden ; by toeneemende jaaren , fchynt er wel eenig ouderfchcid zichtbaar te worden ; het kind van den vermogenden krygt leermeesters; tot zyn onderricht worden groote kosten gemaakt; het kind van den geringeren bekomt daar en tegen gemeenlyk, uit hoofde van het onvermogen zyner ouderen , weinig of in 't geheel geen onderricht; het eerfte moet des noodzaakelyk veel kennis verkrygen, die aan het laatfte ontbreeken; het gevoel, zyner nooddruft is hem eene beftendige fpoor, om zyne krachten aantewenden , zig daar ■door uit dezelve te redden , en zo doende zyne krachten te verfterken, en het voornaame kind , dat zyn nooddruft in overvloed vindt, altoos geniet, zonder zig dat genot te verdienen , gevoelt niet ligt neiging om zyne krachten aantefpanncn , maar die ligtlyk te verflaapen : 't is des waarfchynelyk, dat de nederige ftand , den voornaameren in ligchaamlyke krachten en bekwaamheid te boven ftreeft; want het gevoel zyner behoeften , leert hem de ligchaamlyke krachten te oefenen, maakt dat hy nadenkt, opmerkt, overlegt, hoe hy die zal verbeteren, en dikwyls wordt daar door zyn verftand zo gefchcrpt en geoefend, dat hy, zonder vreemd onderricht, door zyne eigene krachten , zig kennis en bekwaamheden verkrygt, die bewondering en hoogachting verdienen; kan men in alle takken van wetenfchappen en geleerdheid geene groote lieden aanwyzen, die van de geringfte ouderen geboren waren? ftamdcn de vrienden van jesus, door welken dèn grond^tot de verligting van geheel Europa gelegt is geworden ," niet van den nederigften ftand af? Even zo min is een goed hart, of eene braave gezindheid, een voorrecht, dat den voornaamen boven den geringeren ftand eigen is: 't is waar, dat de nederige ftand , uit hoofde zyner gewoone behoeftigheid, groote neiging tot Jpagheid heeft , dewyl hy onopgemerkt in de we raid. R a  13* C. SALTZMAN, leeft, en daar, waar hy bemerkt wordt, veracht is, zig van tyd tot tyd gewend, verachting te verdragen , zonder neiging te gevoelen, om door edele bedryven zig uit dezelve te verheffen; maar 't is ook waar , dat de voornaame ftand, uit hoofde van den overvloed waar in hy in 't gemeen leeft, geduurig aanporring tot hoogmoed , onderdrukking , tot wellust en dartelheid heeft: het hart van den voornaamen en nederigen ftaat in gelyk gevaar om bedorven te worden. De voornaamen hebben wel die boeken in handen, door welken te leezen zy hun verftand oefenen, en hun •character veredelen kunnen, die aan den nederigen ftand onbekend blyven ; maar zy bezitten ook alle die gefchriften, die de heiligfte waarheden befpotten, en door allerleie fchynbaare tegenwerpingen verdacht maaken, en y/yn ook op deeze wyze in gevaar tot allerhande beangstigende en de rust des gemoeds verftoorende twyfelingen te vervallen: den nederigen daarentegen verlaat zig met vol vertrouwen op de regeering van den Algoeden, werkt goeds , vol eerbied omtrent Hem , die beloofd heeft iedere goede daad te vergelden. Het is daarom uitgemaakt, dat men in den voornaamen ftand veele voorbeelden van braafheid, menfchenliefde en grootmoedigheid vindt; maar de ondervinding bevestigt ook dat men by de geringfte clasfe der menfehen veele lieden vindt, die met eenen onverfchrokken moed de wederwaardigheden deezes levens draagen , die, zonder vergelding, iederen ongelukkigen byitaan , en redden, en zig zeiven niet ontzien goed en bloed voor anderen opteofferen. 'T is derhalven zeker, dat verftand en moed, wysheid en deugd , zo wel by de nederige als hooge ftand te vinden zyn; en dat zyn tog de eigenlyke eigenfehappen , die den mensch waare innerlyke waarde geeven : inplaats dan van op uitwendige voorrechten trotsch te zyn, of over de nederigheid van onzen ftand kleinmoedig te worden , zo laat ons daar naar ftreeven, dat wy die goederen erlangen, die ons alleen waare waarde geeven! Een hart oprecht en wys. Verdient den hoogften prys , Is de êêlfte fchai op aarde, Niets is vm zulk een waarde; 'T blyft ons beftendig by, wat ook ons noodlot zy; Pe dood kan 't niet ontrooven; Het volgt ons zelfs naar boven,  KORTE VOORSTELLEN. XVII. I33 De zalige eeuwigheid, Heeft God het voorbeieid. Is deeze , vraagden de vyanden van jesus, niet de timmerman ? en om dat jesus een timmerman was, of dat Hy zyn gevader in dat handwerk geholpen had , wilden zy Hem niet hooren : was Hy een fchriftgeleerde. geweest, hadde Hy de gefehriften der joodfche geleerden meer doorleezen, zo zouden zy leergierig op hem aangedrongen zyn. Dit leid my tot een ander vooroordeel, dat daar in beftaat, dat men zonder bepaaling meer waarde hecht aan eenen geleerden , dan aan eenen ongeleerden. Dat dit ook niet wel geoordeeld is ,. kan ligt beweezen worden . de geleerde bezit wel ongelyk veel meer kennis dan de ongeleerde , maar deeze heeft ook in 't gemeen daar toe meer gefchiktheid, dan geene; hy kent verfcheidene taaien, de gefchiedenis van veele volken, tle gefteldheid van veele landen; maar de andere kent liet veld en hoe het bebouwd moet worden; hy verhaat de kunst, om de voedingmiddelen en verkwikkingen die wy nodig hebben , voordtebrengen, of hy heeft de be-s kwaamheid om de voordbrengfelen der Natuur te verfynen, te veredelen., en zo te verwerken, dat er ons gemak door bevorderd, en onze uitwendige omftandigheid door verlraaid wordt: onze wooning, ons huisraad , onze kleeding, onze voedingsmiddelen, worden die allen ons niet door den ftand der ongeleerden geleverd? Zelfs is de wysheid den geleerden niet meer eigen, dan den ongeleerden: want wat is wysheid? is 't niet het vermogen, om tot goede oogmerken gefchikte en toereikende middelen te verkiezen? wanneer een mensch verftand genoeg heeft, om de gezondheid zyns ligchaams te behouden , zyn gemoed voor knaagende zorgen tebeivaaren, zyne eigene omftandigheden en die van andereu meer en meer te verbeteren , verdient dis niet den naam van wys ? Hoe meer men den mensch, zyne neigingen, het charakter van het volk zyns tyds en de kraclften der dingen die rondom ons zyn, kent, des te meer aanlage heeft men tot wysheid : is dit nu alleen het voorrechtder geleerden ? 't is waar, dat deeze gelegenheid heeft dit alles uit boeken te leeren, en in weinige uuren de nutjigfte kennis te erlangen, maar even dit trekt ook dikwyls zyne opmerkzaamheid van zyne tegenwoordige om«ïigheid zo verre af, dat hy allerleie dingen leert, dis 3  ' c, o.' S A L T z W A ÏT, in de oude tyden gebeurd, en in de afgelegendfte lam den te vinden , maar niet dié dingen , die het naast aar* hem zyn ; hy kent veelligt de herren, maar niet da planten die voor zyne voeten wasfen; hy is'veelligt bekend met de ftaatsgefteldheid van het oude Romen, maar niet met de geiteldheid der Stad binnen wier muuren hy leeft; de ongeleerde daarentegen wordt niet zo zeer verstrooid, hy kan zyne geheele opmerkzaamheid op het tegenwoordige richten, kan nafpooringen doen , ervaaringen hebben, en uit deeze naafpooringen en ervaarin«•en zi°- grondbeginfelen van waare wysheid verzamelen. & No"" minder is van de geleerdheid te verwachten, dat zv het hart zal verbeteren. De kennis van een* god die in 't verborgen ziet, en ieder naar zyne werken vergelden zal, dit is eigenlyk de kennisdie het hart verbetert, en veredelt, alle overige kennis brengt daartoe weinig of niets by; maar heeft de ongeleerden niet zo wel als de geleerde deeze kennis? Gy leert, o God! ons in uw woord, Hoe men h dienen moet en vreezen; Hoe wy beveiligd kunnen weezen Voor 't lokaas dat vaak 't hart bekoort} Hoe Gy 't verzachtend harte hoort — Ach, eeuwig zy uw n»»m geprezen Voor die genade aan ons bewezen! Uit deeze vooroordeelen, als of men van voornaame lieden en geleerden alles verwachten moet, en van nederigen en ongeleerden niets te verwachten heeft, is veel elenden en misnoegen in de wereld ontdaan: even gelyk de maatfehappy der dieren, zig in een menigte kléiner© maatfehappy en verdeelt, van welken geene met de andere o-emeenfehap heeft , zo gaat het ook met de maatfehappy der menfehen : zy , die eene famielle , allen g o d's kinderen zyn, en als broeders vertrouwen op elkander hebben, en elkander verheugen moesten, deelen zio- eene menigte kleine gezelfchappen af, waar van altoos de een den anderen als een onderfcheidcne foort van fchepfelen befchouwd en hunnen ommegang vliedt: de voornaame, de geleerde , is in een kamer vol handwerkslieden gemeeneiyk flom en eenzaam, en rykhalst naar het gewenschte oogenblik , dat hy hen verlaaten kan , en de nederige en ongeleerde gevoelt angst en vrees, wanneer hy in 't gezêlfchap van voornaamen en geleerden treedt. En even gelyk de dieren van verfchillende foorten ge-  KORT* VOORSTELLEN. XVII. I33 ♦jneenlyk grommen, elkander bytea,, wanneer zy zamen komen, zo doen, helaa»! ook de verfcheidene handen der menfehen : de voornaame en geleerde drukt en krenkt met moedwillige befpotting den ongeleerden en nederigen , en deeze befchouwt de voorrechten des anderen met nydige oogen , en z«ekt veeltyds door heimlyk bedrag en kwaadaartigheid hem te krenken: aldus wordt de band der liefde , die onze harten vereenigen moest, geduurig loifer gemaakt, het wederzyds vertrouwen verzwakt, en de menfehen, die hunne krachten gemeenïchaplyk aanwenden moesten, om zig het verkeer op de wereld recht aangenaam ts maaken, handelen vyandlyk tegen elkander, en verltooren hun onderlino- genoegen. Welk eene gewigtige vermeerdering zou d°an onze gelukzaligheid erlangen , wanneer wy deeze wel oude , maar ten uiterften dwaaze en fchadelyke vooroordeelen aflegden; wanneer wy dat goede, dat ieder mensch, zonder onderfcheid van ftand , aan zig had , opzochten en fchatteden ; de verfyning der zeden , de uitgebreide wereldkennis aan de eene, de verfcheidenheid der kenïiisfen aan de andere , en de bekendheid met veele dingen, die de opmerkzaamheid van anderen ontfnapten, aan den derden ftand leerden beminnen, aan ieder mensch de voortreffelyke aanlagen ten goeden, die zyne Schepper hem medegedeeld heeft, bekend maakten ; dan zou de wederzydf-he broederliefde, het wederzyds vertrouwen , geduurig voedfel bekomen , en het gemeenfchaplyk genoegen bevorderd worden. Door dien de nederige en ongeleerd» ftand zo gering < nat wordt, wordt ook nog op eene andere wyze 011geiooflyk veel goeds verhindert. Daar door ontftaat ook verdriet en kleinmoedigheid by dezelve. De man, die d heerelykfte aanlagen heeft om groote dingen te 011derheemen , verflikt dezelve , en brengt zyn leeftyd door by eene handteering, waartoe niets meer dan fterke fpieron gevorderd worden , om dat hy het voor onmogelyk houdt, dat een mensch van zo een nederigen ftand, iet gewigtiger doen kan. Een ander, die door lange opmerking eene ontdekking gedaan heeft, die voor de wereld zeer nuttig zyn kon, deelt dezelve met vreeze aan anderen mede; want even als men tegen jesus vol verachting zeide : is deeze niet een timmerman ? zo wyst men ook deeze met fchampere woorden af, en men denkt wat wil deeze ons zeggen, die geene academie bezocht,  Ï-CC. C.' SALTZMAN, VOORSTELLEN. XVIÏ. «■eene menigte geleerde boekeu gelezen heeft? wilds een man van doorzicht' de talenten van een hoop kinderen , van het gemeenste volk, onderzoeken, hy zou by veelen de heerelykfte aanlagen tot kunst, tot wetenfchap , tot de gewigtigfte ondernemingen ontdekken: maar zo lang men cWr toe niet komt, worden deezen , ■di'e voor de menschlyke maatfehappy zo nuttig hadden kunnen zyn , tot den ncderigften arbeid gedoemd, en do gewigtigite bezigheden gelegd in zulke handen, die daar toe noch kracht, noch neiging hebben. In het gezêlfchap der nederigen en ongeleerden ligt eene fchat vaft kennis verborgen , die alle de fchatten der indifche bergwerken niet betaalen kunnep : even ge lyk de goudaderen in den grond met verfcheide takken verfpreid liggen, zo ligt ook de kennis verftrooid in een menio-te menfchenzielen; er is niemand zo arm en onweetend die ons niets nuttigs leeren kan; deeze fchatten blyven aan allen verborgen die met verachting op den lageren ftand nederzien ; maar hy die dezelve hoogfehat, hem zyne omgang en zyne liefde fchenkt, die zamelt ze op en doet er doorgaands groot voordeel mede: •T eindloos onderfcheid der gaaven, knoopt den dieibren broederband} Ieder kan den andren nut zyn, ook in d' allerlaagite ftand i Die voor andren tracht te leeven , weigert niemand zyne hand; Vindt in 't onderfcheid der gaaven, 5 den gewenschten broederband. Wy hebben , myne waarden ! de hoogen en de nêdeTio-en van ftaat, de geleerden en de ongeleerden , wy hebben een zelfden god cn Vader ! Deeze goede Vader heeft geene zyner kinderen vergeten; ieder heeft Hy met gaven bedeeld, waar door hy zyn geluk en dat van anderen kan bevorderen ; laat ons derhalven nimmer de een den anderen verachten, maar het goede dat elk van den goéden Vader ontvangen heeft, recht fchatten, ea als waare broeders elkander liefhebben 1  AC H T T I E N}n V. VOORSTEL. Over de pligten omtrent de Landlieden. Loof, loof den Heer, myn ziel, met alle krachten % Verhef zyn' naam, zo groot, zo heilig 't achten» Och of nu al, wat in my is Hem preez' ! loof, loof, myn ziel, den Hoorder der gebeden» Vergeet nooit één van zyn weldaadigheden; Vergeet ze niet} 't is God die z' u bewees. Het tegenwoordige jaargetyde Is voor de Landlieden' het vervrolykendfte : na zy den geheelen zomer door, | by brandende hitte, onder het vergieten van veel zweet, dikwyls boven hunne krachten gearbeid hebben, hebben zy thans hunne inzameling geëindigd, genieten de vruchten van hunne vlyt , verheugen zig met hunne kinde- i ren, en danken god. Billyk neemen wy aan hunne vreugde deel: want ook i voor ons hebben zy geoogst; ook wy zullen dagelykt I van hunne inzameling eeten, ên óns deel bekomen vat» I dat geene, wat hun vlyt voordgebragt heeft: ook voor I ons hebben zy brood en groenten gebouwd, voor ons I hebben zy de fchaapen geweid; en door hunne pooginI gen is eene zo ryke voorraad byée'n gebragt geworden , | dat wy den geheelen winter door daar van leeven en !. onze verzadiging hebben zullen. ! Laat ons derhalven aan hunne vreugde deel neemen , ii en met vergenoegen op den zegen zien die ons in hun I verleend is geworden; maar laat ons ook deel neemen I aan den dank dien zy thans den Vader der menfehen toeij brengen, welke zyne milde hand opendoet, en alles wat I leeft naar zyn welbehaagen verzadigt; want Hy , Hy i» i! 't van wien wy brood ert alle middelen tót ons onderI houd bekomen : hadde Hy zynen daauw. en regen , die ,i onze velden vruchtbaar maakten , terug gehouden , zon ji dan niet alle vlyt en moeite van den goeden Landman 'I te vergeefsch geweest zyn ? zou hy ons wel iet van zyI nen voorraad hebben kunnen doen toekomen, zo hyzelf | gebrek geleden hadde? en wat zou dan van ons geworii den zyn? even als den boom verwelkt en verdort, wani! neer zyne wortel geene fappen meer krygt, even zo ver» S  C. C. & A 1 T 2 M A N,' dwynt ook de welftand eener flad , zo rasch de toevoer} die zy uit de hutten des Landmans bekomt, ophoudt: zorg en verdriet, gebrek en honger dwaalen van huis tot huis en rechten de treurigfte verwoestingen aan. Maar god heeft deeze elenden van oiis afgewend ; Hy heeft ons daauw en regen gefchonken, en daarvoor eenige weeken, onzen grond, door aanhoudende droog'te treurde, evenwel nog ten rechten tyde verkwikking van den Hemel gezonden, zo dat het land eene menigte van levensmiddelen heeft voordgebragt, die de Landman kan genieten , en er ons een ryk aandeel van kan laaten toekomen : de boomen bekwaamen toereikend voedzel , en buigen thans onder den last van hunne vruchten — erkend dit myn waarden, en dankt god daar voor ! heft een danklied aan en pryst den Alleszegenenden voor deeze zyne weldaaden! Dankt Gods goddheid! met zyn' zegen overdekt Hy 't vruchtbaar land; Alles, alles wat wy hebben, komt van zyne vaderhand; Heel Natuur verteld zyn goedheid, en 7.yn wysheid en zyn magt, Dat Hem des een dankbaar harte juichend worde toegebragt! 'T zaad werd, hoopende op zyn' zegen in zyn* naame de aard betrouwd} Hy, Hy maakte de aarde vruchtbaat, en het zaad droeg menigvoud; Dankt zyn goedheid! met zyn zegen overdekt Hy 't vruchtbaar land}' Alles, alles wat wy hebben komt van zyne vaderhand!  KOBTE VOORSTELLEN XVIII. 139 Maar het is ook billyk dat wy aan die menfehen, de Landlieden , onze dankbaarheid bewyzen, door welken God ons deezen zegen deed toekomen: zy zyn ontegenfpreekelyk de nuttigfte leden van den Staat, dewyl zy ons die dingen- verfchaffen, die tot onderhond van ons leven 't.onontbeerelijkfte zyn: alle werken der kunst, hoe veel die ook tot verfraaijing van onzen toeftand, eh tot onze yervrolyking kunnen bybrengen, kunnen wv ontbeeren, en echter leeven ; maar hoe rasch zou het met ons gedaan zyn, wanneer wy brood en groenten, •n andere noodzaakelyke levensmiddelen, die denLandJnan door zyne vlyt voordbrengt, misfen moesten I Den ftand der Landlieden, is ook de allerbezwaarelykfte arbeid opgelegt; twyfelt gy hier aan, zo befchouwt hunne bezigheden ! ziet hoe zy des winters in de ftrengfte koude, zo rasch de dag aanbreekt, uitgaan, en hunnen arbeid verrichten , niet tegenftaande de noordewind fel waaid, en hunne kleederen met fneeuw bedekt; hoe zy dat uithouden tot den avond hun noodzaakt, -in hunne hutten weder te keeren ! ziet, hoe zy in de .heetfte zomerdagen, met ftof en zweet bedekt, het gewas afmaajen , inzamelen en zamenbrengen, op dat het hun en ons verzadige! befchouw de moeiten waar mede zy ons onze levensmiddelen toevoeren , en bekent, dat de grootfte lasten op hunne fchouderen leggen ! wanneer anderen in hunne kamer» hun gemak houden , fpannenzy met opoffering van hun gemak , alle hunne krachten aan , om de aarde den fchat, die zy in zig heeft, zo goed als af te dringen. En by al het nut dat zy ons verfchaffen, by al den arbeid die zy ouderneemen, worden zy in 't gemeen het flechtst beloond: armoede is doorgaands des Landmans .lot. Het grootfte gedeelte van dat geene, wat hy onder het ftorten van zyn zweet voordbragt , valt in de handen van hun die inlde lieden woonen , den kern zyner graanen, de vetfte Hukken zyner beesten, de fynhe 'wol, het fmaakelykfte ooft, is hy gedwongen hen toetevoeren, en het minste, en in het gemeen het flechtfte , behoudt hy tot een kommerlyke onderhouding van hem en het leven zyner kinderen. Meest alle genoegen, meest alle gemak * die wy genieten , moet hy ontbeeren; zyne elecdige hut is naauwlyks in ftaat, den regen afteweeren ; zyn fleeht kleed hem voor de koude te befchntten, en zyne fobere kost, S 2  JA© *• ^4 i A t T Z M A S,1 hem tegen den honger te bewaaren. Hy arbeidt e« 2orgt, terwyl veel anderen ledig gaan en overvloed hebben. Ach mogt toch deeze fehildenng van de toeitand der lieden, die ons voeden en kleeden, diepen indruk op ons maaken , op dat wy hun liel'krygen en hoogfchattea mogten ! Maar den ondank, die men deeze nuttige , arbeidzaame, fiecht beloonde menfehen bewyst, is zeer gewoon en zeer groot: in 't gemeen veracht men hen ,■ om dat zy van dat alles dat wy geleerd hebben niets weeten , en men bedenkt niet, hoe zy ook veel verftaan, dat aan ons onbekend is; hoe zy de nuttigfte kunst geleerd hebben , de kunst om brood te bouwen; men bedenkt niet , hoe zy alles , en verfcheidene onder hen nog veel meer zouden weeten als wy, wanneer zy even dat zelfde onderricht genooten hadden dat wy genooten hebben ; bedenkt niet, dat'het een mensch, die van zyna kindsheid af, als een galyflaaf aan den roeibank , aan den ploeg gekluisterd is , en jaar uit jaar in , gelyk een werktuig , net zelfde werk verrichten moet, onmogelyk is, zynen geest te verheffen, na te denken en te overleg- fen, en zig zo kennis te verkrygen— Helaas! zodoene gaan de groote talenten onder den boerenftartd verloren , en worden als vertreden; menfehen, die volkets hadden kunnen verlichten , worden uit gebrek en armoede , tot bloote werktuigen gemaakt. Men veracht verder deeze ftand, van wegen de ruwheid zyner zeden , en bedenkt niet, dat een mensch die geduurig den grootften arbeid verrichten moet, onmo* gelyk zyne zeden kan verfynen. Dikwyls befchouwt men deeze ftand ook blootlyk'als dieren, die alleen daartoe verordend zyn, om ons te dienen en te voeden , en houdt alle ftreeken voor geoorloofd , om hunne beete broods en de weinige zuur gewonnene penningen , uit de handen te wringen. ' Dat wy ons tog nimmer aan zulke ondankbaarheid fchuldig maaken! kunnen wy tot verbetering van den toeftand der menfehen, die ons fpyzen en kleeden, niets beters toebrengen, laaten wy hen altans niet verachten: laat ons zo dikwyls wy tegen hen fpreeken, vriendelyk, beleefd en infchikkelyk tegen hen zyn, op dat zy het merken dat wy hen liefhebben en Iioogfchatten ! een stsriendlyke groet, een liefderyk aanlpreeken veroorzaakt  korte Voorstellen» XVIII. 14$ zulke menfehen, die onder hunne lasten zuchten, dikwyls meer vreugde, als het grootfte gefchenk. Wanneer wy gelooven meer dan zy te zyn, zo laat ons dit aan hun door braafheid en eerelykheid bewyzen ! want braafheid is het eigenlyk, die den eene mensch boven den anderen verheft, en hem nader aan de waarde eens engels brengt. En wanneer de een of ander van ons gelegenheid heeft, om iet voor hen te doen, een gedeelte hunner lasten, die zy dragen , af te neemen, en in hunne hutten meer nuttige kennis, meer vreugde te brengen — o laat om hier toe altoos bereid zyn! Want is het niet billyk, dat wy de geenen, die dagelyks de ftad verzorgen met alles wat zy door hunnen arbeid voordgebragt hebben , ook mededeelen, wat in de) ftad door nadenken en overleg wordt uitgevonden? Na de voorftelling, die jesus Christus, de Verlosfer der menfehen , ons van de maatfehappy der menfehen gemaakt heeft, en die tog altoos waar is, is dezelve één ligchaam, en alle menfehen zyn leden daarvan; zal dan het eene lid het andere verachten ? zaldaa^, het oog verachtelyk op de beftendig arbeidzaame hand nederzien, daarom, dat zy geen oog is ? zulks zy verra yan ons! Wy zyn elkanders broeders, Te gader medeleden Van één en 't zelfde ligchaam. Door onzen God gefchapen, Om onze levensdagen In zyncm dienst te flyten. En waarom zouden wy ons fchaamen, hen voor onze broeders te erkennen, hen lief te hebben, te eeren, die de alles verzorgende Vader voor zyne kinderen erkent? ook zy draagen'het beeld van den Alwyzen en Algoeden in zig; ook zy hebben vermogens om natedenken en uittevinden, ook zy zyn tot goede eedele daaden bekwaam, en menig eene edele daad gefchiedt in de boerenhut, die alleen onbekend blyft, vermits hy die ze doet, te befcheiden is om ze bekend te maaken: S 3  I^a C. G. S A l T Z M A K, ~p ook aan haar doet den Hemelfchen Vader veel goeds» de eerfte zonneftraalen vallen dagelyks in hunne oogen, de vroege morgenkoelten zyn gemeenlyk hun deel: honger is de fmaaklyke faus die hun de fobere kost wél doet 1'niaaken, en beftendige gezondheid fteld hen fchaadeloos voor de ongemakken die zy moeten doorftaan, en voor alle gemakken die zy ontbeeren : en wanneer ook éénmaal vergelding naar een ieders werk zal gegeven worden, dan zal ook iedere goede daad van hun beloojiing erlangen. Waarom zouden wy ons haarer fchaamen, daar onzo braave Uegeering ons zo dikwyls een voorbeeld geeft, hoe hoog zy de hand der' Landlieden acht! ook onzo waardige Land-Vader miskent de geringfte zyner onder-» daanen niet: wanneer een gering man op het land een ongeluk getroffen heeft, is Hy dan niet zo fpoedig by hen , als een Vader by zyne kinderen, om hen met raad en troost te helpen ? heeft Hy niet een deel der lasten van het Landvolk opgeheven? en is zyne waardige Gemalin niet gelyk eene zorgvuldige moeder voor hen „ als haare kinderen gedienstig? zagen niet dikwyls uw© eigene oogen , dat zy de dochters der Landlieden eenen vrolyken dag maakte ? zyt gy niet dikwyls getuigen geweest, hoe zy de deugd, die onbemerkt in de hutten des Landmans woonde , opgezocht, aan den dag legde en openlyk beloonde? By zulke voorbeelden van zo waardige perfoonen, die hunnen verhevenen ftand zo veel eer aandoen, zou het fchanden zyn s dat wy de nederigen verachtte en ondankbaar tegen hen waren. Binnen weinige dagen vieren wy de geboortedag van deeze achtingwaardige Vrouw, onze veel geliefde Vorgtip — o gy allen die haar uw Landsmpeder noemt! ouden en jongen 1 herinnert u op dien dag al het geluk,  tfORTE VOORSTELLE». XVIII. 143 SSt gy aan Haar te dankea hebt! herinnert u het liefderyk aandeel dat zy aan de vreugde en het lyden haa-rer «nderdaahèn neemt, hoe zy de deugd ook niet in <3e nederigfte hutten miskent, maar die hoogacht en be- ' loont, hoe zy menig dankbaare traan in het verborgen© deed ftroomen : haar liefderyk voorbeeld roept ons toe : „ Doet als ik!" hartlyke dank ftyge op tot god, di» ons Haar gegeven en tot heden toe gefpaard heeft! Looft het heilig Opperwezen, Voor zyn gunst aan ons betoond; Onze Moeder, hoog geprezen, Bleef voor 't ftcrven nog verfchoondj Nog is 't bloemtjen niet gevallen, 'T bloemtjen van oprechte deugd; Komt veteenigen we ons allen, In de liefde en in de vreugd; looven wy het Opperwezen, Onze Moeder bleef geipaard, Zy die wy als kindren vreezen , Is onze aller liefde waard'. O gy allen! die gevoel voor het goede, gevoel Voor menfchenliefde en weldaadigheid hebt , laat haar liefdenryk voorbeeld ons opwekken, om zo veel in ons is, Haar natevolgen , in ieder mensch het beeld van onzen algoeden Schepper eeren ! deelneemen aan de lasten en het lyden , waaronder de laagere ftand zucht, en die trachten te verminderen , de deugd die in hutten woond hoogfchatten en bevorderen .' Hy, die in 't verborgen ziet, vergolde door zynen grooten loon, al het goede, dat onze geliefde Vorst»  j44C- &ï SALTZMANj VOORST RLE IN. xviii.' j,oüize aan haare onderdaanendoet! Hy bewaare Haat nog lange tot een voorbeeld en tot vreugde van ons allen! en Haare deugden en al den zegen van haare goede handelingen rusten op haar veelbeloovend geflacht 1  NEGENTIENDE VOORSTEL: Over MATTHEus XII vers 50. Zo veie de wille myns Vaders doet die in de hemelen is, dezelve ismyn broeder, enz. Goede God! wy zyn vergaêrd Otn uw wysheid te overwegen, O bekroon deéz zamenkomst Met uw onwaardeerbren zegétif Maak ons hart, dat fmceken wy, Van het aardfche gantschlyk vry. Al het weeten van den mensch Blyft met duisterheid omtogen, 2o ge ons niet verlicht, o God! Met uw glansryk alvermogen } Geef ons aandacht op uw woord, *T worde niet vergeefseh gehoord, H. et is waar, dat al onze kennis, inét duisternis omgeven , al ons weeten met dwaaling doorweven is, zo nier: het weldaadige licht, dat jesus in de wereld bragt, ons verlicht, en onze misvattingen wegneemt: Dit licht heeft reeds krachtig gewerkt , en de vörfchrikkelyke nacht dei' onweetenheid en der dwaaling, waarin onze voorvaderen vreesachtig rondtastten, grootendeels op-, geklaard — maar het is nog niet geheel licht by ons , nog hangen wy een menigte dwaalingen , die wy voor waarheden, voor heilige waarheden houden, aan: evei^ gelyk er onder het rondloopende geld verfcheidenè onechte munten gevonden worden , die den ftempel der echte munten voeren, zo gaat ook in de menschlvke maatfehappy van mond tot mond , van boek tot boek, der dwaaling onder den fchyn van waarheid voord. Wanneer ik , by voorbeeld, zeg, de eerlte pligt va» een burger is liefde tot het Vaderland, dan bedoelt men doorgaands daar mede, dat de rykdoinmen van andera landen aan het Vaderland toetebrengen , de achting voot de Natie by alle buitenlanders ftaande te houden , de grenzen des Vaderlands uittebreiden , de behendige poogmgen van den burger moet zvn; hieraan moet alles opgeófferd worden,' en het bloed der burgeren zelve moet hen met te dierbaar zyn, om het gewillig te laaten vergieten, wanneer zy daar door het Vaderland voordeelverfchaffen kunnen: wanneer ik dit, zegge ik, predikte , wat heb ik dan geleerd ? waarheid of dwaaling ? naar het oordeel van veelen heb ik dan waarheid geleerd; T  145 • C. C.1 S A t T Z M A N,' want deeze grondregel Haat in veele boeken, cn word* geduurig van het e'e'ne boek in het andere overgedragen; maar in de zedenleer van jesus zoekt men die te vergeefsch, deeze weet niets van vaderlandliefde , die liefdeloosheid omtrent andere menfehen vordert, maar befchouwt ieder goed mensch als zyn landsman, als zyn broeder: . . . ;. Toen Hy eens eene leerbegeenge vergadering onderrichtte, en men Hem in de reden vallen wilde , door het bericht te brengen-, dat zy» moeder en broeders Hem wilde fpreeken, gaf hy tot antwoord : wie is myne moeder, en wie zyn myne broeders ? ziet, voer Hy voord , terwyl Hy op zyne discipelen wees , dat is myn moeder , dit zyn myne broeders , die den wille g o d's doet r deeze is myn meeder, zyn myn broeders en zusters ïloe zeer wederfprcekt dit antwoord het begrip, flatmen Zig gewoonlyk van vaderlandsliefde maakt! Zo fpreekt Hy, die. hoe onberoemd, Zig Zoon des eeuwgen Schepper, noemt, Zoon van den Vader, door" wiens magt, Een wenk het all' heeft voordgebragt. Ja deeze gedachten is volkomen waardig aan den Zoorï yan den Vader over alles! gelyk het gros der menfehen gewoonlyk die plaats hun vaderland noemen, waar hunner vaderen goederen liggen , zo befchouwt jesus de geheele aarde als zyn vaderland, dewyl-die zyns Vaders eigendom is, en alle goede menfehen, welken op dezelve wconen , zyn zyne broeders en zusters, Hy heeft deeze woorden voorzeker niet zonder oogmerk o-efproken , hy wilde daar door zonder twyfel zyne o-eziudheid aan zyne vrienden r.iededeelen, hen daardoor aanfpooren , om dezelve verder in de wereld uittebreiden , op dat het eindelyk zo ver zoude komen, dat dit eene hcerfchende gezindheid werd, dat de oude geliefkoosde vaderlandsliefde , die de eene Natie van de andere afkeerig maakt, die tot onderlinge twist en benadeeling aanleiding geeft, eindelyk eenmaal ophouden en de menfehen daartoe komen mogten , om zig onderling als een huisgezin te befchouwen: het is alzo na de grondftelling van de leere van jesus eene dwaaling, wanneer men de menfehen die foort van vaderlandsliefde tot eene duure verpligting maakt; want fchoon wy ook naar zyne zcdeleer verbonden zyn , voornaamlyk dat land toegedaan te weczen, waar wy vryheid en bêfchcrming  KORTE VOORSTELLEN. XIX. I4? genieten , wil Hy tog niet dat deeze genegenheid zo ver zal gaan , dat wy daarby die pligten, die wy aan andere menfehen , met welken wy zo naanw niet verbonden zyn , uit het oog verliezen ; gelyk Hy zyn moeder wel altoos als moeder beminde en' achtte , maarevenivel de liefde niet zo ver dreef, dat Hy om haarent wille den voordragt afgebroken had , dien hy iu den kring zyner vrienden had begonnen. Gyzult, myne waarden ! u ligt overtuigd vinden , dat er de weereld zeer goed by zou liaan, wanneer de gezindheid van j e s u s de heerfchende werd, en wy ons •gewenden alle goede menfehen als onze broeders te befchouwen; maar de vaderlandsliefde, hoe onfehuidig cn noodzaakelyk die ook in zig zelve is, is van ouds her een dekmantel geweest , waar onder het kwaad zyne booze afzichten heeft zoeken te verbergen ; wanneereen Natie aan de andere alle voordeden zoekt aftewinnen , baar alle voedingsbronnen affnydt, haar in nooddruftige omftandigheden zet, haar rechtmaatig eigendom ontneemt, wanneer alzo de eene Natie tegen den anderen zig zo iet veroorlooft, wat by byzon.dere perfoonen hebzucht, fehelmery en diefftal genaamd wordt, en met allerleie Jigchaamsftraffen beloond wordt , zo noemt men deeze* laage liefdeloosheid , vaderlandsliefde , en pryst de geenen, die .andere landen het meest ontneemen , als pjannen van verdiensten ; deeze vaderlandsliefde onderhoudt jnog geduurig de verwoestende gewoonte, om oorlog te voeren, om door menfehen, menfehen te vermoorden. .Volgt my, roept de woedende veroveraar, wanneer hy uittrekt, om zyns naastens landen uitteplunderen, voKt my, roept hy aan zyne onderhoorigen toe, wy ftryden voor het Vaderland! en, misleid door dit woord, vo!o-t hem de onweetende hoop , eene deerelyke woede bevangt hem , vol verbittering wagt hy naar het oogeublik, dat hy zyne kogels in de ligchaamen der geenen die hem legenftaan kan doen indrukken; hem dampt het warme bloed der gevallene tegen, het kermen en tandenknèrlèn der ftervenden dringt in zyne ooren, en hy verneemt het niet, treedt op de nog trillende leden der irervenden, en denkt_ er niet aan, dat het zyn broeders*zyn: die vaderlandsliefde heeft hem tot eenen tyger gemaakt, die naar menfchenbloed dorst, en nimmer werkzaamer is, dan wanneer hy met zyne wraak in warm menlcfui!Jbloijd mag woelen. T 2  34S Ci O. SiltZMA N, O hoe veel zou er de wereld by winnen , wanneer eenmaal de grondregel van j e s u s de overhand kreeg , wanxeer dit de heerfchende gezindheid wierd , leder goed mensch, die naar god's wille leeft, dat is myn broeder ; wanneer wy ons allen, Europeaanen en Ameruaanen , befchaafde en onbefchaafde Natiën , als een huisgezin leerden befchouwen! wanneer wy, in plaats van daar naar te ftreeven, om het kleene punct waarop wy leeven , ten kosten van anderen recht glanzig te maaken, de zaak der menschheid behartigden, allen overlegd» hoe wy de menschlyke natuur konden verbeteren, de menschlyke tevredenheid bevorderen, de menschlyke zorgen en fmarten en alle elenden konden verminderen; wanneer die duizenden , die de harsfenfchim, welke men vaderlandsliefde noemt, op de zee gevoerd en zo verward heeft, dat zy nadenken hoe zy anderen zullen te-enftaan en ih de' lucht doen fpringen — wanneer alle die duizenden hunne krachten aanwenden om anderen te verheugen, en de menschlyke maatfehappy gelukkiger te maaken — welke fnelle voortgangen zou dan de menschheid in haare vervolkomening maaken! hoe zou van jaar tot jaar het menschlyk lyden verminderen! hoe zouden onze vreugden vermenigvuldigen ! welk een paradys zou de aarde niet in eene halve eeuw worden! O Bekenners van jesus! wordt uwen Meester inuwe gezindheid gelyk! kinderen van den Vader over allen! " wereldburgers! vergeet niet, dat alle menfehen met * tot een huisgezin behooren! Gy zyt burgets ééner wereld, Kindren van een zelfden Vader, Leden van een zelfd gezin, Die zyne Godlyke almast fchiep, Tot een onderlinge liefde; Jin wy zouden niet beminnen! Trots, heerschzuchtig, nydig zyn, Tot onze eigen leed en fmart, Die geen vriend is van zyn broeder, Kan geen waare christen weezen. Wie den wil van god doet, die is myn broeder, zuster en moeder, zo fprak jesus christus; maar hoe rasch zyn zyne belyders van deeze voortreflyke grondregel afgegaan ! zeer vroeg hebben zy zig in ondericheiriene kerken verdeeld ; iedere kerk had zyne leden voor«reii-hreven wat zy van de dingen, die ons verftand te bovengaan, gelooven mtcsteri: dit geloof werd dan i»*  IORTE V0ORSTELLEN. XIX. 14.9 proeflteen, naar welke zy de waarde der menfehen afineetten en bepaalden : niet ieder goed mensch erkende men voor zyn broeder , maar alleen den geene, die met hem in geloof overeenftemde , wanneer anders ook zyne gezindheid van de gezindheid van onzen Heer en Meesier geheel afweek; een ander, al had hy ook de beste gezindheid , al iirekte zyne redelyke ppogingen nog zo zeer daar heen om g o d's wille te doen, zag men met ontzetting aan, befchouwde hem als een haatelyk voorwerp, dat god's genade onwaardig, dat eeuwig verloren en verdoemd was: men ontvlood zynen omgang, men zocht hem te verweideren, of wel geheel uit den weg te ruimen. Wanneer ik u, myn waarden! alles verhaalen wilde, wat de dwaaling, omtrent den geenen met welke men. in geloofsmeeningen verfchilde, al voor ongelukken heeft aangericht, zo zou ik u bedryven moeten affchilderen, waar over uw hart zou yzen; ik zou moeten verhaalen hoe men de braaflte, de arbeidzaamfte leeden het burgerrecht ontzegt heeft, blootelyk, om dat zy de religie-meeningen niet waren toegedaan , die het grootfte •gedeelte der ftad omhelsden; hoe men voor die geenen de kerken flpot, die god en jesus eerbiedigden , maar alleen daarby eenige uitdrukkingen gebruikten, die de heerfchende party afkeurden; ik zou u moeten zeggen, hoe Vorsten, die de vaders van hunne onderdaanen behoorden te zyn, vreemde troupen inriepen, om hunne onfchuldige onderdaanen te onderdrukken, hoe zy den man uit de armen van zyne vrouw rukten en aan de gally kluisterden, den zoogling van de borst der tedere moeder roofden, en voor eeuwig van haar verwyderden; hoe zy de , voor dieven , moordenaars en brandftichters, gebouwde gevangenisfen, met de redelykfte burgers opvulden , en beulen1 omkochten , die hen wreedlyk pynigen en htm onfchuldig bloed vergieten moesten : ik zou 11 moeten zeggen, hoe de Priesters en Leeraars , die boden des vredens moesten zyn , zeer dikwyls de oorzaaken van deeze affchuwelykheden geweest zyn , en burgers en Vorsten opgeruid hebben tegen die onfchnldigen, die hunne geloofsbelydenis niet wilden onderfchryven. Ik zou u ook moeten zeggen , dat in dien zelfden tyd, toen Vorsten en Volks-Leeraars zig verbonden om zekere Religiegenooten uitteroejen , het kwaad eene zekere vryplaats vond; dat zwelgery, dieretlyke ontucht T 3  ï50 geloofsbckentenis aanteneemen: het zal u voorkomen, als of deeze de eenige waare is, gy zult niet kunnen begrypen, hoe andere menfehen zo blind zyn, dat zy die ook niet óndertekenen kunnen ; maar de ondervindingleert, dat het ontegenfpreekelyk waar is , dat alle chris-' tenen met u in dat zelfde geval zyn : ieder gelooft dat • zyne reh'giebelydenis de eenige waare is, en dat alle andere dwaalen; hoe zou het u nu bevallen , wanneer/ anderen' u daarom wilden haaten? wanneer zy u dwingen wilden hunne meeningen aanteneemen , u niet eer een ampt wilden geeven , voor gy hunne gevoelens onderfchreef? wilden u fleehtdenkende en onweetende menfehen, die dezelve hadden ondertekend, voortrekken? zoudt gy niet van hun gelooven, dat het weinig verlichte , ja booze menfehen waren ? dit zoud gy ook zyn, wanneer gy iemand dwingen wildet uwe geloofsmeening aan té neemen. God des Vredes ! wy danken U , dat gy ons uwe vrede fchenkt, dat gy ons vergund hebt, tiaar de grondregelen van uwen Zoon, ieder goed mensch als onze broeder te beminnen. O Vader der menfehen! laat toch deeze grondregel zig geduurig verder uitbreiden, en verhoor de verwoestende dwaalingen die dezelve tegenftaan, op dat tog eenmaal uwe kinderen, die U allen aanbidden, die gy allen weldoed , aanvangen , alle tweedragt afteleggen en in vrede met elkander tc leeven — vêrhoarons! Amen!  TWINTIGSTE VOORSTEL, Over jacobtjs I vers 27. De zuivere en onbevlekte Godsdienst voor God en denVader is deeze, weezen en weduwen te bezoeken in hunne verdrukkinge 3 en zig zelve onbefmet te, bewaar en voor de we~ reld. ■ - O nemdige ! door wien alles beftaat, wat in Hemel ea op Aarde, in de Zee en alle diepten, denkt, leeft en zig beweegt, ook wy zyn door U aanwezig; wy erkennen en bekennen het vol aandoening, dat onze ziel en ons leven van U ontftaan, en noemen U met dankbaar gevoel onze Schepper en Vader ! Eeuwig heilig Opperheer! Heel ons hart verbreidt uwe eer4 Neig genadiglyk uwe ooren, God, o God wil ons verhoeren 1 Vol verrukking danken wy» Vader! wie, wie is als gy , Onbepaald in zegeningen! Gy, wiens eer wy hartlyk zingen, Gy die zelf de liefde zyt, En 't reeds waart voor allen tyd,' Wy zyn uwes, eeuwig God! Welk een onwaardeerbaar lot! En wat hebben wy, wat genieten wy, dat niet eea gefchenk van U was? 'dat ons hart zig nog beweegt, dat onze pols nog ftaat, 'moeten wy toefchryven aan U die over ons leveii waakt ! de menigvuldige voorwerpen, welken aantezien ons zo veel genoegen veroorzaakt, de op- en neder-gang der zonne, een hemel vol ftarren en de bloemen des velds, de fpeis die ons voedt, de drank die ons verkwikt, het boek dat ons leert, en de vriend , wiens ommegang ons vervrolykt, dat alles komt van U: Wy gevoelen het geheel, dat ons welzyn van U afhangt. O mogten wy fteeds onze verpligting voor alle deeze weldaaden voor oogen houden , en alles wat wy doe» «aar uwen wille inrichten; V  r^4 C. C. SALTZMAWj Duurt dan uw genade altóós, Is uw goedheid eindeloos, Zo wil 'k u myn dank bewyzen, J Eeuwig looven, eeuwig piyzen , Bidden om uw Godlyk licht, Op het pad van mynen pligt, Meffeen kinderlyk verblyden, U myn gantfche harte wyden, Tot ik u, hier toe bereid, Lief en loof in eeuwigheid. Myne waarden! wanneer een mensch, aan een ander fpeis en kleeding en een jaarlyks inkomen geeft, daar door het recht bekomt van hem te eifchen , dat hy naar zyne wille leëve, dan zyn wy nog meer verpligt god te dienen, en alles naar zynen wille interichten, daar wy alles van Hem hebben : het is alzo eene groote dwaaling, wanneer men gelooft, dat de Godsdienst alleenlyk bellaat in de vereering die men god in de openbaare vergadering der Christenen toebrengt: dit is niets meer dan een klein gedeelte van den dienst, dien wy verfchuldigd zyn hem toetebrengen; want wat doen wy , wanneer wy in dit bedenhuis zamenkomen ? wy laaten ons van c o d's wille onderrichten , wy erkennen openlyk onze verpligting, die wy Hem verfchuldigd zyn; wy belooven , dat wy overeenkomstig deeze verpligting zullen leeven; maar wanneer wy verder niets doen, zo is onze openlyke aandacht eene leering, die niet opgevolgd , eene gelofte, die niet vervuld wordt: ons leven moet veel eer eene opvolging zyn van het geen ons geleerd word, en wat wy god beloofden: de rechte Godsdienst beftaat in een wandel, die naar god's wille ingericht is. Deeze waarheid , die ons reeds ons eige vernuft leert, komt ons nog aanneemenswaardiger voor , als wy hooren , dat zy ook door jesus bevestigd wierd : daar meest alle Religiën in eene aanwyzing van eene menigte ceremoniën , by den openbaaren godsdienstverrichting jbeftaan, heeft de Stichter der Christelyke Religie ons weinig of in 't geheel geene ceremoniën voorgefchreven; Hy heeft de inrichting derzelven aan onze eigene in-  korte voorstellen, XX. 155 inzichten overgelaaten, en des te meer op de verbetering van onzen levenswandel aangedrongen. Eene zuivere en onbevlekte Gods dienst voor god den Vader, is deeze : de weezen en de weduwen in hunne verdrukking te bezoeken, en zig van de wereld onbefmet te houden. Dit zyn woorden, niet van eenen fchryver der agtfiende eeuw, maar van jacoiïïs, een discipel van jesus, die juist op een tydpunt leel'de , waarin men doorgaands geloofden, dat g od niet anders dan door offeranden , ceremoniën en ligchaamlyke reinigingen , kon vereerd worden: en wel daarom moeten zy ons des te merkwaardiger zyn. Hy vordert derhalven tot eenen waaren Godsdienst, het bezoeken der weduwen en weezen in hunnen drukkenden toeftand : niet, als of dit de eenige daaden waren , waardoor wy onze gehoorzaamheid en dankbaarheid aan god bewyzen konden ; maar om dat zy tot de voornaamfte bewyzen van menfchenliefde behooren : de weduwen en weezen , perfoonen , aan wien de dood hunne verzorgers ontrukt heeft, zyn juist de geenen die onze raad, troost en byftand, het meest nodig hebben, zyn die geenen , die minst in ftaat zyn om onze poogingen, die wy tot hun best onderneemen , te kunnen vergelden: wie zig derhalven deeze perfoonen aanneemt , bewyst juist daar door, dat hy goede menschlievende gezindheden koestert: andere bewyzingen van menfchenliefde worden daardoor in 't minst niet uitgefloten : iedere pooging, iedere verrichting die men met een goed hart ten besten van andere menfehen onderneemt, is eene Godsdienstige handeling. Als ouders en meesters met getrouwe vlyt hunne_ kinderen en leerlingen onderrichten , door hun opzicht, herinneringen en voorftellingen , de gezindheid hunner kweekelingen trachten te veredelen , de onfchuld hunner harten trachten te bewaaren ; als de tedere moeder haar fmachtend kind de borst geeft, doorliefdenryke toefpraak zyne gedachten zoekt te ontwikkelen , en by zyn krankbedde waakt; als de vader arbeidt om zyn huisgezin onderhoud te verfchaffen; als ieder in zynen ftand zyne krachten aanwendt, om daardoor iet tot de gelukzaligheid van zyne broeders by te brengen, wat doen deefee allen ? zy dienen god — want gy weet , ieder mensch is god'* kind: als ik derhalven het kind op de V 2  15(5 c. Ö. S A L T Z~M A N. eene of andpre wyze byfta > en zyne omflaudigheid zoek te verbeteren, dien ik dan niet den vader ? Kinderen van god! wilt gy dan uwen vader dienen, zo zyt gewillig en y verig om het welzyn van uwe broeders "te bevorderen ! God! wil in my toch kweeken,* De zucht tot broederliefde ! — Zo als gy my gedaan hebt, Wil ik, om uwen wille, Ook doen, aan hun die lyden, 'K wil hunne traanen droogen — Verftcrk my in dat willen! Het andere, wat naa de leere van jesus tot den Godsdienst gevorderd wordt, is, dat wy ons van de wereld onbevlekt houden , of, dat wy geen deel neemen aan de valfche grondregelen, aan de zondige gewoonten, die van tyd tot tyd in de wereld aangenomen zyn, maar ons zeiven veel eer meer en meer zoeken te verbeteren. Zie hier weder eene onbefchryvlyke menigte handelingen , waardoor wy onze eerbied voor god bewyzen kunnen ; terwyl wy ons verhand door nadenken oefenen, en het gevoel voor de waarheid zoeken te fcherpen; terwyl wy onze gedachten met nuttige kennis verryken; terwyl wy ons moeite geeven om de hevigheid onzer driften te maatigen, en goede nygingen in ons aante kwecken ; ja , terwyl wy iedere andere kracht oefenen ; terwyl wy iet doen om de gezondheid van ons ligchaam te bewaaren, of onze leden kracht, vastigheid en bekwaamheid te verwerven , wat doen wy dan ? wy dienen cod; want ieder van ons is god's kind; iedere kia.ht, die in ons gevonden wordt, is zyn werk. Wanneet wv dan dus zvn werk volkomener maaken, moet «lan deeze Ppoging Hem niet even zo aangenaam zyn, als aan den vader" de yver van het kind, om verüandiger en beter te worden ? Kinderen van den algoeden god! is 'til alzo ernst, uwen Vader te dienen, zo verbetert u! laat geen kracht, die god u gaf, door traagheid en moedwillig verzuim , hy u onontwikkeld lêggeg; veroorlooft u in het verbor-  KORTE VOORSTELLEN. XX. 157 gene ook geene handelingen, die u onteeren, die u des 'Vaders ongenoegen op den hals kunnen laaden; itreeft er naar om in allen deelen volkomener te worden, dan eert, looft en dient gy ood. Ook als geen mensch my ziet) Wil ik de zonde ontwyken; Want in het jongst gericht, Zal alle misdaad blyken, Ik geloof reeds zo veel gezegd te hebben , als nodig is, om u te overtuigen , dat de godsdienst zig niet hechts tot de aanbidding van god moet bepaalcn; dat de gehoorzaamheid omtrent god en deszelfs vereering zig ook door werkzaame menfchenliefde en verbetering van ons zeiven, moet bewyzen: maar, daar ik vooraf zeide, dat eigenlyk ons geheele leven een godsdienst zyn moest, zou men kunnen tegenwerpen: wy kunnen evenwel niet altoos voor anderen werkzaam zyn , 'niet altoos ons zelve verbeteren , wy moeten ook rusten , wy moeten ons ook vermaaken ; hoe kan dan ons geheele leven eenen godsdienst zyn ? ik zeg : ook onze rust en het genot van ieder vermaak , kan door de wyze waarop wy daarvan gebruik maaken, godsdienstig worden: gelyk paiiius een ander leerling van jesus zegt : wanneer gy eet, of drinkt, of iets anders doet, doet het al ter eere god's. Want wanneer wy rusten, als onze bezigheden geëindigd zyn ; wanneer onze kracht verpoozing nodig heeft, herken wy ons als dan niet, om onze bezigheden met zo veel te meer nadruks te kunnen voortzetten? wanneer wy fpys en drank nuttigen, voeden wy ons dan niet, om ons aanweezen te onderhouden, en ons werk verder te kunnen verrichten ? is een onfchuldig vermaak niet eene vervrolyking voor onzen geest, en kan die wanneer hy opgeruimd is , niet oneindig meer goeds werken, dan als hy door droefheid nedergedrukt is ? zo wy derhalven rusten , zo wy onfchuldig vermaak genieten , onderhouden en verfterken wy ons zeiven, die voordbrengfelcn van den goeden god zyn. Wy dienen derhalven god, terwyl wy zyn eige werk zoeken te onderhouden. Laat ons alleenlyk vermyden de aanhoudende rust die onze kVaohten verzwakt, en ons tot werkeloosheid verT 3  jgS C. C~. S A I T Z M A N, leidt! laat ons zulke vermaaken vlieden., die den loep onzer bezigheden ftremmen, die onze broeders benadee-» len, die in plaats van ons te verfterken, ons verzwakken ; laat ons iedere rust, ieder vermaak met matigheid genieten; laat ons by ieder genot dankbaar aan denGeever denken ; zo zal op die wyze ons geheele leven waare godsdienst worden. Denkt na over het geene ik u gezegd heb, en gy zule n ligt kunnen overtuigen, dat de dienst die god van ons verlangt, niet die van een' knecht, maar een kinderlyke dienst is : de knecht moet arbeiden, om zynen heer, die hem betaak, te bevoardeelen; dit is niet het geval tusfchen god en ons, ood heeft niets van ons nodig ; de Heer van alle werelden, kan onzen aardbol, met alles wat daar op woont, zien verftuiven, zonder dat daar door in het geringfte zyne gelukzaligheid iet» lydt; Hy kan alle zyne oogmerken bereiken , zonder datHy daartoe onze hulp behoeft; het kind daarentegen, als het de wille des vaders doet, maakt het zig zelf gelukkig , terwyl de liefde den vader zo beftuurt, dat hy niets van zyn kind verlangt, als het geen tot welzynvan hetzelve ltrekt; als het kind, volgends de bevelen van den vader, zig voor buitenfpoorigheden behoedt, blyft het gezond; als het zig op beleefdheid toelegt, zo verwerft het zig de genegenheid van een ieder; wanneer het naarstig is, zo bekomt het een voorraad van nuttige kennis; wanneer het de aanbevolene bezigheden goecl uitrecht, zo wordt het daardoor wyzer en befchaafder en bereid zig toe tot een werkzaam leeven, waar voor 'het beftemd is. Zo is het ook met de diensten die wy omtrent god oefenen , dezelve leiden alleen tot onze vervolkomening en onze gelukzaligheid. Terwyl wy het o-eluk van andere menfehen bevorderen , zo verlchaffen wy ons zelve eene vreugde ,• die van de zoetfte duurzaamheid'is, de vreugde van wel te doen; en wy verwerven daardoor liefde en hoogachting by onze medemenfehen; want is er wel eene waarachtiger, eenednnrzaamereere, als die, welke wy ons door goede daaden verwerven ? terwyl wy ons behoeden , dat wy door de in zwang zynde dwaasheden niet aangeftooken worden , worden wy daar door niet geduurig wyzer, en ontgaan wy zo niet de bekommeringen , tot welke de menschlyke-dwaasheid doorgaands verleiden? wanneer wy ons zeiven volkomener maaken, zb vergrooten wy daardoor  KORTE VOORSTELLEN. XX. 359 fcnze eigene waarde,- kunnen meer werken, meer gelukzaligheid genieten: de heerfchappy over ons zeiven, geeft ons meer waarde en aanzien, en bewaart ons voor den verfchriklyken afgrond, in welke de ongebondenheid der driften den mensch doorgaands plee"- te horten; hoe meer wy onze_ zinlykheid , het genot van ieder vermaak, weeten te matigen , des te minder hebben wy te vreezen voor de fmarten , het verdriet, de fcbande, het berouw, waardoor zig in 't gemeen de onmaatigè zinlykheid pleeg te wreeken : zou dit ons niet aanfpooren, om met de meeste yver de wille van god optevolgen, overeenkomstiger onze beftemming te leeven, en op deeze wyze god te dienen ? Nog meer bekooring moeten wy hiertoe gevoelen, Wanneer wy denken, dat deeze wyze van dienst juist die zelfde is, die de volmaaktere geesten in den ltand der gezaligden, den Schepper hunner vreugde toebrengen : er is voor de bewooners van den hemel geene aangenaamer bezigheid uittedenken als deeze, dat zy de vreugde hunner medefchepfelen zoeken te bevorderen, zy worden ons daarom altoos voorgefteld als de zodanige die zig verheugen over het goede dat in god's Ryk gefchiedt ; niets is_ waarfchynelyker, als dat zy geduurig meer vaardigheid tot het goede zoeken te verkrygen, en zo hooger tot den geleider naar de vohiomenheidzoe-, ken op te hygen; dat zy zig fteeds verheugen over alle' de ontvangene gunstbewyzen, en die met dankbaarheid omtrent hunnën Weldoener genieten: hoe getrouwer wy dus in deeze foort van godsdienst zyn, des te gelyker worden wy aan de volmaaktere geesten , onze toekomende zalige vrienden en medgezellen , en des te waardiger om in hun gezêlfchap aangenomen te worden. Deez' zwakke lof kan 'k u flechts geeven, Neem ze aan, o Vader! in genaê, Tot ik, uit dit e3 doornig leven, Naar uwen zaalgen hemel ga; Daar zal ik met uwe englenchooren, Een beter lofgezang doen hooren, Daar zing'k, liefdaadig opperheer! In eeuwigheid uw naam ter eer.  160 C. G. SALTZMAN,VOORSTELLEN. XX. Wv looven en pryzen U allerweldaadigfte god, ö"la leven en vreugde in uwe geheele fchepping hebt uitgegoten • die uwe zaligheid fielt m wel te doen; wy neemen het befluit, om uwe groote oogmerken te helpen bevorderen, en onder de menichen, uwe kinderen, zo veel o-oeds te verbreiden als ons mogelyk is; wy neemen met een ongeveinsd harte voor, dat wy er fteeds naar zullen ftreeven om ons te verbeteren, en U zo veel onze zwakke krachten toelaaten gelyker te worden , beziel ons daartoe door uwe alles leevend maakende, door uwe alles vervrolykendeu invloed. Amen 1  EENENTWINTIGSTE VOORSTEL. Over de Godlyke byftand. looft en pryst den Heer der Heerenl Wil zyn goedheid fteeds vereeren, Hy is "t door wiens wil gy leeft, V aanhoudend vreugde geeft. Ja, o God! myn eerbewyzen, :, 1-1 Moet' geftaêg ten hemel ryzen. Ik ben uwes, en myn lot, Is uw wys beftel, o God! — Eenmaal zal ik uw vermogen, Zien met opgehelderde oogen, Uwe goedheid en uw trouw , Die 'k thans door een wolk befchouw. ^^t^ie zou niet wenfchen goed te zyn ? wie niet wenfchen op den weg der deugd onftraftèlyk te wandelen , en de wenk te volgen die god hem door zyn geweten geeft ? daar tog iedere goede daad, iedere ftap iii het goede, ons zeker en onmiddelbaar beloond wordt: zig geen opzetlyk kwaad bewust te zyn ; by zig zeiven te gevoelen dat men het met alle menfehen redelyk meent, dat men afkeerig is iemand te benadeelen of te lasteren , dat men in itilte , zonder gedruis, gaarne ieder dient en gaarne goeds werkt zo veel men kan; met welk eene zaligheid, hoe ongehoord kan men dan 's levens vreugde genieten ! hoe ligt zig in de uuren van wederwaardigheid gerust ftellen, wanneer men of in zyn ligchaam lyden moet, of van anderen benadeeld of gelasterd wordt; met welk eene vreugde kan men tot god, den Alweetenden opzien! en met welk eene gerustheid aan zyn vertrek van deeze aarde denken ! X  16* «. 8 A l T Z M A H1, Maar op den Weg der deugd zo onbeftraffclyk voorct te gaan, is in 't geheel niet ligt; dezelve gelykt naar eenen weg , die virn verfcheidene bywegen doórfneden is, waar men ligt dwaalen kan; een weg die dikwyls door eenzaame valyen en over fteile bergen heen voert; waar men ligt flruikelen cn zig vermoejen kan : ware het zo ligt goed en deugdzaam te zyn-, zo zouden alle menfehen 't fpoedig worden , om dat alle menfehen , in iederen ftand en omitaiïdigheid zig by de deugd het beste vinden: maar veelen fchuwen de moeite en infpanning , die daar mede verbonden is, en verkiezen liever kleine rasch voorbylhellende vermaaken, die onmiddelbaar voor hunne voeten liggen, dan dat zy het befluit neemen met eenige infpanning hunner krachten, een reiner en behendiger gelukzaligheid te zoeken. Wanneer wy alzo het befluit neemen goed te zyn» wanneer wy wenfchen dc hooge gelukzaligheid der deugd te erlangen, zo moeten wy ook aan die zwaarigheden denken, die ons in den weg ftaan , én ons in ftaat ftellen om dezelven te kunnen overwinnen. Zo rasch het ons ernst is goed te zyn, ondervinden Wy dat wy aanporringen tot het tegendeel hebben ; dit noemt men verzoekingen; deeze zyn ons nodig, willen wy volkomener worden ; want zo min men op eenen weg, die doorgaands effen is, eenen rechten vasten tred bekomen , zo min men het in eene fpraak tot eene merkelyke volmaaktheid brengén kan, zo lang men flechts by derzelver grondbeginselen blyft ftaan, even zo niin kan mén in het goede recht vast en beftendig worden , zo lang men geene zwaarigheden ontmoet, en tot het tegendeel verzocht wordt. Deeze verzoekingen ontftaan deels üit Ons zeiven, en deels van de dingen die óns omringen. Van ons zeiven , dewyt wy dikwyls neiging gevoelen , om het tegendeel te doen van het geen wy onS voorgenomen hadden: FauluiS zegt daarom: ik weet dat iri my , dat is in myn vleesch , niets goeds woont, want het willen is wel by my , maar het volbrengen vart het goede vinde ik in my niet: deeze ert andere uitdrukkingen, die in het Nieuwe 'testament voorkomen, past men doorgaands toe op de verzoekingen die van ons vleesch én blöéd ontftaan. Dit is in den eigenlylten zin wél wa'ar , maar'wanneer wy op de oorfprong van Onze voorftellingen en handelin-  KORTE VOORSTELLEN. XXI. !<% gen acht geeven, dan vinden wy, dat zy grootendeels uit de gelieldheid van ligchaam en ons bloed ontiiaan , en dat ons bloed de eigenlyke zitplaats van onze begeerten en driften is ; wanneer ons ligchaam zwak en ziek3yk is, zyn wy ook in 't gemeen ongefchikt voor onze bezigheden, en fchuwen iet te ondernemen, dat met eenige moeite verbonden en waarby eenigen tegenflaud te vreezen is: zyn wy gezond en iterk, zo ontüaat daar uit moed, en wy ontzien geen gevaar : dik bloed kweekt ligt de zwaarmoedigheid aan, wy zyn als dan geneigd, al het onaangenaame in onzen toeiiand te bemerken en te vergrooten, ons daarover te kwellen, en omtrent het toekomstige te beangstigen; ligt, vlugtig bloed, daar en tegen, doet ons meer tot Ügtzinnigheid, moedwil en dartelheid neigen. Wat zou er wel van ons worden, wanneer wy ons door alle deeze driften , die door de gelieldheid van ons bloed aangekweekt worden , lieten leiden ? zouden wy met weldra alleenlyk naar onze nelgingen handelen ? zouden wy niet by de beste beflnitcn tot vlyt en werkzaamheid , evenwel ledig zyn, als wy onze leden afgemat gevoelden? zouden wy niet by dat alles, wat wy van god's magt, goedheid en wysheid , van zyne voorzienigheid weeten, die voor alle zyne werken zorgt, en ieder van dezelve geeft, wat goed voor hetzehe is, evenwel by kleine wederwaardigheden troostloos zyn , en by het befchouwen van kleine gevaaren treuren ? zouden wy niet fteeds voorneemen, braafheid en liefde tegen een ieder te bewyzen , en ons evenwel door onzen moedwil laaten verleiden, hem allerleie nadoelen toetebrengen ? Gy ziet daar uit, dat ieder, die goed zyn wil, zig in ftaat moet hellen , om tegen vleesch en bloed te kampen, of daar naar ftreeven , dat hy zyne goede voorneemens getrouw blyve , zelfs dan , wanneer dc gelieldheid zyns ligchaams daarmede niet overcenftemt. Dit is zwaar, maar er is ook geen twyfel aan , dat de goede god, die dit ons ligchaam formeerde , cn het zelve die eigenfehappen mededeelde, welke het thans heeft ; ons ook by onze zedelyke oogmerken kracht zal geeven, om den tegeniiand van onze driften te overwinnen. X a  164 C. e." SAtTZUAS, Geef dat ik dit ter harte neem', Om dus in my den moed te ontfteekqn, Tot betering en tegenfland, Aan veelerleie hartsgebreken; Dan vind ik troost, want dan, o God! Gehoorzaam 'k u alwys gebod. Doch, niet tlleen ons vleesch en bloed, maar ook alles wat ons omringt, verzoekt ons dikwyls tot het booze , of /poort ons aan, om aan onze goede voorneemeris ontrouw te worden; daarom zegt johannes, e'én vaii jesus leerlingen : al wat uit god gehooren is overwint de wereld, of, ieder mensch, die met god's byltand verbeterd is, zoekt zig van de zichtbaare dingen onafhangelyk te maaken : daar uit kan ligtelyk het vermoeden ontftaan, als of de wereld in zig zelve boos is, en eene befiendige aanleiding tot zondigen geeft: er zyn werkelyk menfehen geweest die dit gelooiden, en in de meening honden , als of men , om goed te worden , zyne gedachten geheel van de wereld aftrekken en fteeds op god richten moest; de geheele wereld is immers cod's werk, hoe kan het werk van den heiligen cn goeden god boos zyn ? alleen door het verkeerde gebruik wordt dezelve fchadelyk — dit zal ik u door eenige voorbeelden ophelderen. Wat is onfehadelyker dan een fchoon, helder weder? en evenwél kan het ons ligt vervoeren — als het onze beflemming is, oin zekere bezigheid, die ons beroep medebrengt , of iet dat wy aan onze medemenfehen verfchuldigd zyn, te volbrengen, hoe ligt kan een vrolyke dag ons dan vervoeren, zo dat wy onze bezigheid moede worden, dezelve afbreken, en in een vrye lucht ons vermaak zoeken ? — een onaangenaam weder, hoe onfchadelyk is dat niet in zig zelve , het is meesttyds het middel, om onze velden te bevochtigen en vruchtbaar te manken, en zo den wasdom van ons zaad te bevorderen — maar wanneer dit onaangenaame weder invalt op eenen tyd, wanneer onze verpligting ons roept eene reize te onderneemen, kan het ons dan niet ligt affchrikken, en ons van ons goede voorneemen afbrengen ? — eene  KORTE VOORSTELLEN. XXI. 1(55 fmaaklyke fpys of drank is een goed middel om ons ligchaam te voeden , en de krachten, die door den arbeid verfpeeld zyn, weder te doen herleven; dan, het is ook des niet tegenftaande zeker, dat de onvoorzichtigs daar door ligt verleid kan worden tot onmaatigheid, die de krachten verzwakt en het ligchaam bederft — en ? waarom ftelde hy hls een kenteken, voor zyne goede kinderen, vast, dat zy de wereld overwonnen ? daar toe geene menschlyke vader van zyne kinderen het onmo.i gelyke vordert, hoe veel te minder kannen wy dit van het voorbeeld van alle'goede vaders gelooven? Wanneer ons derhalven.de zaak ernst is, .zal het on» ook wel mogelyk zyn. Zo ons beweegoorzaaken tot het kwaade gegeven wierden , en wy wilden altoos over deze bewetegoorzaaken nadenken, gedurig ons vóórhellen de aanneemelykheden , die met dc zonden verbonden zyn ; de zwaarigheden die de deugd vergezellen, o dan zou de neiging tot zonden rasch zo magtig in ons worden , dat wy dezelve niet zouden kunnen wedcriiaan : dan , dit zy "verre van ons! laat ons in plaats van aan de verlokkingen der zonden te denken, veel eer derzelver treurige gevolgen overwegen! Wanneer gy, goede Jongelingen ! weinig list tot het volbrengen van de u opgelegde bezigheden haddet; wanneer gy aangefpoord wierd om u van dezelve te verwyderen , en aan menigerleic ontydige vermaaken deel te neemen, zo bedenkt-, wat daar uit volgen zou! hoe ontevreden uwe leermeesters op u zouden weezen t welk eene gaaping daardoor in uw kunneu ontftaan, hoe ontevreden gy den volgenden dag op u zelve zyn zoudet! Zo gy ontevreden omtrent anderen zyt,'u genegen gevoelt om hen te beledigen, volgt die begeerten niet op , maar bedenkt, hoe zeer gy anderen daardoor tegen u opzetten; hoe onvergenoegd gv uwe opzieners daardoor omtrent u maaken; hoe zeer u dit eindelyk berouwen zoude : zo uwe zinlykheid u tot allerleie buitenfpoorighecien verleiden wil, fterkt u dan , en overlegt, welke treurige gevolgen daar uit ontftaan zouden, als gy ncar uwe zinlykheid handelen wildet; hoe fchuw u andere menfehen aanzien, hoe ongaarne gy aan god denken , welke verwytingen gy u zelve maaken zoudet! de onkhatbdare rust van het geweeten is vervlogen, zo  KORTE VOORSTELLEN. ' XX11I. ijt) rasch men zig door de verzoekingen tot het booze laat overwinnen! Sterkt u op eiken dag van urw leven , door een hartclyk gebed, en roept god uwen Vader aan^ dat Hy u over uwe zwakheid wil doen zegepraalen ; by iedere vervoering onderdennen , en tot den ftryd der deugd verfterken : ontzegt wel een vader zyn kind het brood waarom het hem bidt ? geeft hy het"wel iets onnuts of fchadelyks? in plaats van brood een fteen ? in plaats van visch eene flange ? hoe veel meer zal de hemelfche Vader ons den heiligen geest, of zynen byftand tot iedere goede daad, geeven? dit zyn de woorden van jesus onzen Verlosfer, waarop wy ons te vaster kunnen Verlasten , naar maate het zeker is, dat god Hem daartoe verordend heeft, om ons te leeren wat ons tot onze verbetering en gelukzaligheid dient. En de ervaaring leert ook reeds ieder , wat de werking van een hartlyk, kinderlyk gebed is — als onze ziele in het duistere wandelt , zo wordt zy door ce;i ernstig aandenken aan god opgeklaard; deinst tot het goede ontwaakt, zo rasch men denkt aan den wcklcadigen Geest, die van eeuwigheid tot eeuwigheid voorliet best van zyn fchepfel werkzaam is; de zwaarmoedigheid vcrdwynt , als men zyn gantfche lot in de handen van zynen wyzen en goeden Vader ziet; de lust tot het beuadeeleu van ande ren verlaat ons, zo dra men zig den Algoeden voordek , die de grootfie langmoedigheid omtrent de overtredingen zyner menfehen bewyst; en iedere onedele neiging wordt verzwakt, als men fteeds bedenkt, dat men aan alle plaatfen onder de oogen van den Alweeteiiden en overaltegenwoordigen god wandelt. O gy allen die voorgenomen hebt, den zwaaren iiryd der deugd te ftryden , den grooten loon daarvoor te erlangen , laat u toch vooral het gebed aanbevoolen wcezen! Jefus! die my bidden leerdet, o verhoor ook myne beê , Als' ik met de ftormen worflel, op de onftnime levenszee! Als ik hulp van u verwacht, Sterk my dan met uwe kracht! Dat door 't oncphoudlyk bidden, , j alle zonden in my fterv', Z 2  I?0 C. G. S A L T Z M A N, Op dat ik aan 't eind myns levens, 't loon van uwen dood verwen". Dat ik me aan uw' dienst gewenn', Toonen hoe 'k uw liefde ken! By dit alles bl'yft de ftryd der deugd eene zeer zwaare zaak: ftechts eene hevige neiging te overwinnen, o hoe veel aandrang is daartoe niet nodig ! de groote, ten minsten fchynbaar groote voordeelen, die fomwylenmet tic zonden verbonden zyn, te verfinaaden, de gewigtige zwaarigheden, die wy dikwyls op den weg der deugd aantreffen , over te ftappen, de befpottmg der menfehen doorteftaan, hunne haat niet te vreezen, hoe veel krachts wordt daartoe niet vereischt! maar groot is ook het loon, die den overwinnaar wacht; zegepraal is altoos zoet; overwonnen te worden befpottelyk en onaangenaam; en hoe meer de zege kost, des te zoeter is zv oek- . . .. , , , " Dit geldt niet alleen de overwinning van ligchaamlyKo wanden, maar ook die van de vyanden onzer deugd: braave Jongelingen ! ftelt u voor, gy haddet eens eene zeer arbeidzaame week voorhanden, waarin gy buitengewoon veel werks moest afdoen; gy wierd lterk aangefpoord uwe bezigheid te verhaten; gy gevoeldet dikwyls verdriet in uw werk, maar gy overwont alle tekenhand , zettedc het in fpyt van alle moeijelykheden •door, en de week was ten einde, gy zaagt de menigte door u wél ten einde gebragte bezigheden vóór u; o hoe zou u dit verheugen ! met welke te vredene oogen zouden uwe leermeesters en alle menfehen u aanzien ! met welk een oogeruimd hart zoudt gy tot god kunnen bidden! gy zouclt zo geheel gevoelen, hoewel men zig 'bevindt,Mis men gezegepraald heeft. Dit welbevinden, deeze rust der ziele, dit getuigenis van een goed geweeten, is altoos het zekere loon van den overwinnaar ; als men bedenkt, met hoo voel moeite men zyne deugd behouden heeft; wat er van zig geworden zonde zyn, zo men zig door de verzoeking had laaten overwinnen, wat al goed men door beftendigheid in zyne goede voorneemens voor zig zeiven en anderen gedicht heeft, zo moet noodzaakelyk de grootfte tevredenheid met ons zelve daar uit voortfpruiten ; en is het reeds iets heerelyks, wanneer men een week, waar in .men zynen plickt betrachtte, met genoegen ijan overr  KORTE VOORSTELLEN." XXIII. I8t zien, hoe veel heerelyker moet het dan niet zyn , als de Jongeling in de wereld treedt met het bewust zyn, , dat hy alle zyne leerjaaren wél heeft doorgeleefd ; als de man zonder verwytingen van zyn geweeten , aan eejie in onfchuld en werkzaamheid volbragte jeugd denken, de grysaart met vrolykheid op zyn bezigheidsvolle leven terug zien kan ; welk een onfchatbaar groot geluk , zo de mensch als overwinnaar uit de wereld kan treeden en zeggen : Ik heb den goeden Jlryd gejircden, ik heb het geloof behouden , ik heb den loop voleindigd, van nu af is voor my weggelegd de kroone der gerechtigheid , die de rechtvaardige Rechter my geeven zal. Dit bewust zyn , dat men overwonnen heeft , deeze getuigenis van een goed geweeten , is dat niet het heerelyküe, dat men bedenken kan? wat in de geheele wereld, kan ons in 't lyden meer moed, in gelukkigere omftandigheid aangenaamer gevoel verfchaffen, en ten allen tyde zulk eene vreugde tot god geeven , als het bewust zyn, ik heb overwonnen, ik heb wel gedaan? Met zynen last te ftryden, Het zondenpad te myden, Baart dikwyls veel verdriet; Maar heeft men door Gods zegen, Pen lauwerkrans verkregen, Wat vreugd is 't dan ook niet! Niets kan in 't rampvol leven, Ons meer genoegen geeven, Dan een te vreden hart; Bat 's 't eenigfte op deeze Aarde, Van wezenlyke waarde, Dat lenigt alle fmart. Gelooft ook niet myn waarden ! dat de ftryd der deugd altoos even zwaar is; iedere overwinning geeft nieuwe kracht , en baant den weg tot nieuwen zege; befchouwt (op dat ik my van dit voorbeeld nog eenmaal bediene) een ervaren krygsman , die reeds eenige jaaren geftreden , veele moeijelykheden doorgeftaan , menige zege bevochten heeft, zal hem zyne geheele bezigheid nu niet oneindig ligter vallen, dan toen hy eerst een nieuweling was? Z 3  C. c: S A L T Z M A Is 't ook niet zo met ons? oefent'u toch, Jongelingen^ oefent u toch eerst eenige jaaren om uwe verdrietelykheid te overwinnen, en in uwe bezigheden order te beloonen , zal dan uw arbeid u niet ligter worden ? zult gy dan de ledigheid, die u thans fomwylen zo zoet fchynt, verachten? oefent u toch in uwe toorn te beheerfchen, zult gy dan niet met iedere week denzelven meer in uw vermogen krygen ? gewent u toch in uwe jeugd aan openhartigheid, eerlykheid, braafheid, veracht en vliedt ieder gewin , dat gy niet anders , dan door ongeoorloofde middelen , verkrygen kunt; zal het ti dan niet altoos ligter zyn braaf te handelen ? zo zwaar bet aan een mensch valt, die de hebzucht beheerscht en die bedrog voor fchranderheïd houdt, den rechten weg van braafheid te gaan, even zo zwaar valt het hem ook, die langen tyd braaf handelde, onredelyk te zyn. Ziet hier het doel dat gy beryken kunt, myn waarden ! als gy vroeg tegen de verzoeking ftrydt — O welk een beminnenswaardig doeleinde ! kracht in den geest, iterkte der ziele — geen aardsch goed kan daarmede vergeleken worden ; want al het goed dat de Aarde in zig bevat, verfraait alleenlyk den uitwendigen toeftand , maar fterkte van geest geeft alleen meer inwendige waarde , eene waardy die in alle omftandigheden, in alle onderhandelingen met menfehen, in de verrichting onzer bezigheden, in het verdragen van droefheid, zichtbaar en voor god zclven geldig is. Ja nog meer! het loon , dat den geenen , die* den ftryd der deugd ftryd , en den zege daar van wegdraagt, beftemd is, is onverganklyk, vooronderfteld het geval, dat deezen dag voor één van ons, de laatfte van dit leven ware; wat blyflhem? alleenlyk den lof die hy zighierverwierf? o neen! aan de andere zyde van bet graf, voor den ftoel van den Alweetenden, zal het oordeel dat kortzichtige menfehen ever ons velden , in geen overweging komen ; de vergenoegingen die hy hier genoot ? deeze verdwynen, gelyk eene zoete droom , wanneer men zyne oogen opent — zyn geld en overige goederen ? die blyven aan deeze zyde van het graf achter; zelfs zyne fchoonheid , gezondheid en ligchaamskracht, worden door de verrotting vernietigd; maar zyn geest en deszelfs eigenfehappen blyven , en zyn onverganklyk — te kunnen zeggen : ik heb redelyk gehandeld, ik heb de verlekkingcn tot het booze overwonnen; in de  KORTE VOORSTELLEN. XXIII. 183 tmren van zwaare verzoeking ben ik getrouw gebleven, het zoete bewust zyn hier van zal ons niet verlaaten , en eene onuitputbaare bron van vreugde voor ons weezen ~ die fterkte van geest die wy hier verwierven, zal ons fteeds begeleiden, en ons in alle omftandigheden van nut zyn, en tot de onderneeming van andere bezigheden, die ons den Vader van alle Geesten opdragen zal, geichikt maaken. b En wie is in ftaat al het overige van den loon te berekenen , dat de Vergelder van alles goeds bereid heeft voor den geene die als overwinnaar uit deeze wereld gaat! wy zien reeds in dit leven, hoe veel vergelding voor de deugd beftemd is. Stelt, dat een jong mensch zig in een vreemd land tot gya toekomend leeven voorbereid; dat hy de jeugdige'buitenfpoorigheden vliedt; maar ziel en ligchaam geduurig fterker wordt, door zynen onvennoeiden vlyt zig alle nodige kennisfen ver? werft, zyne zeden verbetert, toegeevend en gevahV wordt, begeleiden hem deeze eigenfchappen ook niet in zyn vaderland ? zal hy niet gefchikt zyn om de gewigtigfle_ ampten te bekleeden ? zulk een "loon heeft het beftendig _ oefenen in de fchoole der deugd reeds in dit leven, in deezen ftaat van beproeving; o hoe veel grooter en menigvuldiger zal de vergelding zyn in de andere wereld, die eigenlyk tot belooning beftemd is ! Zyt danfterk en onbeweegelyk m uwe goede voorneemens; ftrydt onvermoeid tegen onedele neigingen, tegen iedere lievige drift; ftoort u niet aan de verachting der menfehen , maar veracht hunne befpotting, treed ieder ongeoorloofd gewin onder uwe voeten, dan bouwt gy uw geluk voor de eeuwigheid — dit leven is rasch doorgeloopen ; de jaaren vlieden onvvederkeerbaar voord, iedere dag voert ons nader aan de poorte der eeuwigheid, fchoon nu alle die weinige vltigtige levensjaareu een beftendige ftryd waren, wat is dat tegen eene eeuwigheid vol belooning? Houd moed, myn ziel! ten allen tyd, Denk dikwyls op uw fterven; Denk dat gv voor een korten ftryd, Den hemel zult verwerven: 'T geloof verftrektce u ten kleinood Het zal u krachten geeven ;  184 C. C. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXIII; Gy zult- niet fchröomen voot den dood» Als in een' hemel leeven. O Vader der Geesten, wees Gy fterk in onze zwakheid ; fterk ons in de uuren der verzoekinge , op dat wy niet overwonnen worden , maar fteeds zegepraaien , als overwinnaars uit deeze wereld ftappen, en het loon van den zegepraal van U ontvangen! — Amen J  VIERENTWINTIGSTE VOORSTEL. Over de oogmerken van God, by bet zenden vau Jefus in de wereld. OP KERSDAG. looft den Heer met hart en mond! Heel het wondre wereldrond Heeft Hy op zyn wenk doen weezen j Wy, die Hem als kindren vreezen, Gaf Hy ook, in zyn genaê, Het beftaan — Halelujah! Ook aleer gy waart geboren; Waart ge in Jefus uitverkoren, Hy heeft voor alle eeuwigheid, In dien Zoon ons heil bereid. O nze voorvaders hadden de gewoonte, dat zy voof zekere dagen plechtigheden inftelden , op welken, voor de menschheid , voor volken , of byzondere familiën , merkwaardige voorvallen hadden plaats gehad; daar van daan kwamen de feesten , die tot aandenken van behaalde overwinningen, van verlosfing uit flaaverny, gevierd wierden; daar van daan heeft nog heden de gewoonte plaats, dat familiën allerleie haislyke vermaaken aanrechten, op de dagen, waarop de Huisvader of Moeder geboren werd — en deeze gewoonte heeft veel nuttigs. Want het aandenken aan genotene weldaaden, de verdiensten van goede menfehen voor hunne broeders, worde daardoor onderhouden en vernieuwd, de menschlyke ziele tot dankbaarheid opgeleid , en tot het werken van goede daaden genegen gemaakt. Dit is ook de oorzaak dat door de eerfte Christenheidhet Kersfeest gevierd werd, wanneer overal op deezen dag godsdienstige vergaderingen wierden aangericht, en ouders aan hunne kinderen , en vrienden aan elkander gefchenken gaven, want daardoor zouden wy geduurig herinnerd worden aan dat groote gefchenk, dat god op deezen dag, in jesus zynen Zoon aan de menfehen gemaakt heeft; daar door moest het aandenken vernieuwd worden, aan al dat goede, dat wy van jesus óntvan-» A a  155 C C. S A L T Z M A ET» gen habbaö , en onze zielen tot liefde , vertrouwen e& dankbaarheid omtrent Hem opgewakkerd worden Ik wil derhalven ook het myne toebrengen, 'tot het oogmerk van deezen feestdag, door van het gewi'-n fan het gefchenk dat ood in jesus aan ons gemaakt heeft te fpreeken - Biddet dan dat Hy my inbdeeze bezigheid fterke , en uwe zielen voor de waarheid ontvangbaar maake! ° Vader! zend ons uwen geest Dat die onze kracht verfterken, Om iet nuttigs uittewerken, Op dit groot cn heilryk feett Open gy myn hart en mond, Laat ons toch tiw woord bevatten, Waarde fielten op de fchatten Van 't genadenrykst veiboni. Ik zou hier nu van de natuur en gefteldheid van tesus chrisxüs, kunnen fpreeken,6 en daar tiit zvne groote voortreflykheid bewyzen, zo ik het dorst wagen! van dingen te fpreeken, die my onbeerypelyk fyn ■ dan naauwlyks vertrouwe ik my^de natuur myner ziele te bepaalen, oflchoon dit myne eigene zy; naauwKds wage ik het te verklapten , de wyze*, hoekig 3! chaam m beweeging fielt, niëttegenftaande ik deeze beweeging zelve voordbrengen en opmerken kan j hoeveel minder « het mogelyk inde natuur van jesus Christus in te dringen, en deszell^ eigenlyke gefteldheid te verklaaren! laat ons alle dergelyke onderzoekingen, die meer de wectlust, dan de begeerte naar waarfeid, bez,g houden, ter zyde hellen, en alleenlyk acht geeven ?L5Ct-gr -dee,e , S°dI?ke ons °nbegyrvpe]ykeb menlehcnvriend eigenlyk op de wereld verricht hielt. Het hoofdoogmerk van zyne onthouding op de aarde, was zonder twyfel de veredeling der menschlyke natuur wan die natuur, als zy nog rutiw, onbearbeid en onb Ichaafd rs, » m 't geheel met dat, wat zy bv ons is • zy verheft z,g als dan zeer weinig toven dj diéten : er 1 en hl!"0g Vike?> die1",et de menfchc" '»ets gemeens hebbe,,, als de mterlyke gedaante; en wy zouaen nog ev,n zo onbefchaafd zyn& zo de godlyke Voor-  KORTE VOORSTELLEN. XXIV. lS? eienigÜéïcT niet geduurig byzondere middelen gebruikt Het voornaamfte middel, ter bereikinge van dat oogmerk, was jesus; Hy is'het die de menfehen hoogachting voor zig zeiven leerde. Want naar de voorftelling, die Hy ons van de menfehen maakte , zyn wy fchepfelen van eenen geheel anderen aart, dan alle die dingen, die wy rondsom ons zien: wy zyn kinderen god's, fchoon niet in.eenen eigenlyken, maar in eenen oneigenlyken zin , vermids wy het beeld en de natuur g o d's aan ons hebben , en in ftaat zyn, om ons in volkomenheid meer en meer naar onzen "Vader te vormen , geduurig vermogender , geduurig wyzer, geduurig beter te worden : zyt volmacht, zeide Hy , gelyk uwen Vader in der. Hemel volmaakt is , en zo kweekte Hy in allen die in Hem geloofden , meer en meer de begeerte aan , om zig geduurur te veredelen , zig geduurig hooger boven de zinlykheid te ut•heffen , en god den volmaaktften Geest nader te komen. Naar zyne voorftelling zyn wv onftervelyk , en moe¬ ten nop verfcheidene craaden van verandering! onder¬ gaan; ons tegenwoordig leven is cigenlyk nuvir ëejn begin van ons leven, de dood is flèchts onze tweede geboorte: onze tegenwoordige toeftand is alleen een zaadkorrel van onze toekomende. 'Die in het vleesch zaait; zig door zyne zinlvke lusten laat beheerfcheu , die zal liet verderf en eler.de maajen, daar en tegen zal hy . die in den geest zaait, zyn opgeklaard, verlicht verftand tót de leidfter zvner handeling aanneemt, het eeuwige leeven maajen, die zal ecuwig gelukkig zyn. O hoe zeer moet hy die dit gelooft zyne waarde gevoelen, en voor zig zelve hoogachting hebben , als het kind des eewigen Vaders — den onftervelyken , dien geen dood, geene ontbinding fchaden kan. Gelyk Hy ons geleerd heeft, om ons zelve recht te fchatten , zo hebben wy ook van Hem geleerd , die dingen , die rondom ons zyn, naar haare waarde te beoordeelen. Neemt het geloof aan jesus uit de wereld; zoekt u te overreeden , dat de geheele gelukzaligheid des menfehen tot dit leven bepaald is, en alles wat rondsom u is , zal u ongemeen groot voorkomen — iedere wederwaardigheid , iedere fmart zou u nederflaan ; want zo ik ten hoogften tagtig,'jaaren te leeven heb, dan is waarJyk iedere levensdag , die ik onder fmart cn vreeze deorAa 2  188 e. c. s a r, t z m a n. brengen moet, voor my een groot en onherftelbaar verlies; iedere zaak die my vergenoegen veroorzaakt, zinlyk genot, rykdom, roem moet my ongemeen ge wigtig zyn — maar even gelyk den geenen, die op den top eens zeer hoogen bergs Haat, alles, wat hy overzien kan, zeer klein voorkomt, en ontelbaare dingen, die hem, zo lange hy m de laagte was, zeer groot fcheenen, van hem m 't geheel met bemerkt worden, zo wordt ons ook al het zichtbaare klein, als het geloof aan jesus in ons levendig wordt, en wy ons als g od's kinderen en onftervelyke wezens befchouwen — alle wereldf heelenden, wat zyn die voor den onftervelyken ? niet meer dan een ftormachtige dag, die hem op de reize treft, die wel bezwaarenis veroorzaakt, maar ook rasch voorbygaat, en wanneer hy voorby is, fpoedig weder vergeeten wordt. Ik houde het daarvoor, dat het lyden deezes tyds, met is te waardeer en tegen de heerelykheid, die aan ons zal geopenbaard worden — zo fpreekt hy, die zig onftervelyk gevoelt — alle aardfche vreugde en goederen , wat zyn die voor den onftervelyken ? louter kinderlpel, dat hy wel niet van zig werpt, dat hy zoekt te bekomen, vermits het hem, zo lange hy in den ftaat der kindsheid is, vergenoegen veroorzaakt, maar om 't welke hy zig echter met bovenmaatig beangstigt, over welks ontbeering- hy zig niet hevig kwelt , dewyl hy met zekerheid vooruitziet, dat hy fpoedig alles achterlatten moet, even als een kind zyn ipeelgoed , als het m zyne jongelingsjaarèn treedt: de wereld gaat voorby met al deszelfs lusten en begeerelykheden , maar die de Wille van god doet, blyft in eeuwigheid — dit is de grondregel van den Christen , welks waarheid en gewikt hy geheel gevoelt, als hy met een redelyk hart de Ietre van jesus toegedaan is. Het leven is gelyk een droom; Gelyk 't vooibygaan van een- «room, Zyn all' zyn hceriykheden; Nog naauwlyks doet de tyd iet zien, Of daadlyk doet hy 't ook weêr vliên 'T is aanftonds weêr voorleden: .Maar God alleen blyft die Hy is, Des ftaat in alle kommernis, Op Hein myn liartsbetronwen :  KORTE VOORSTELLEN, XXIV. IS* Veel fmartlyks heeft het leven in, Maat 't fterven zelfs is myn gewin , Daar ik op God mag bouwen. Maar de onderneeming van jesus was ook daar heen gericht, om de menfehen zelfs eene grootere innerlykè waardy te verlchafien ; want, wat maakt de waardy van den mensch uit ? laat ons zulk een vóórhellen, die alleen voor zig zelve en zyn vermaak leeft; die oo niets let „ dan op zyne verzorging, hoe hy goederen en roem verwerven zal; en fielten wy ons ook een ander voor; zulk teen die zyne vreugde zoekt in anderen te verheugen, hunne kommer te verminderen en hun lyden te verlieten — wie is meer waardig? zonder twyfel de laatfte; de eershe gelykt aan eenen onvruchtbaaren boom ; dé andere aan eenen vruchtbaare , die den moeden wandelaar met zyne vruchten verkwikt. Laat ons verder aart een mensch ■ denken, die door zyne driften beheerscht wordt, wiens toorn tégen ieder gericht is, die hem beledigt; die alles doet, wat zyn zinlyke lust begeert, zonder te bedenken , of hy zig zelve, of andere benadeelt; en nog aan een ander, die heer over zyne driften is,_ en niets doet, dan dat geene wat hy naar zyne besteinzichten en geweeten voor recht houdt: wie van beiden is meer waardig? ieder gevoelt, dat de meerdere waarde by den laatilen is ; want deeze is een flaaf, die ten heer; deeze verbreidt rondom zig misnoegen , en deeze genoegen — de eigenlyke waarde des menfehen beftaat derhalven daar in, dat hy goed is, en zn>- zeiven weet te beheerfchen : nu, alles wat jesus o-edaan heeft, ftrekt daarheen om den mensch die waarde te doen bekomen: zyne geheele leere is vol van de drino-endhe yermaaningen om barmhartig te zyn, gelyk onze&Vader in den Hemel barmhartig is; ons onder elkander als leden te belhouwen, die zig dan het beste bevinden, als het eene het andere dient; ook onze liefhe neigingen, wanneer zy ons ook zo lief waren als onze ooo-en en handen , te maaügen : Hy heeft ons daar toe de fterkfte beweeggronden gegeeven , terwyl Hy iedere goede handeling, iedere overwinning op ons zeiven voorhek als een dienst dien wy god bewyzen, welken Hy, die in _'t verborgene ziet, niet onvergolden zal laaten : Hy zelf is ons in alle deeze ftukken als een roemwaardig voorheeld voorgegaan : zyne liefrte en dagelykfche bezigAa 3  393 S c.' saitzhah; '• heid was wél te dosn, in zyn geheel roemvolle levea liet Hy zig niet van eene onedele drift 'beheerfchen: en zy, die in Hem gelooven, zyne leere opvolgen, naar zyn voorbeeld zig vormen, gevoelen ook inderdaad dat zy meer waardig worden, dat het goede, 't welk zy werken, zig vermenigvuldigt, dat zy meer te vredea worden, en ruste voor hunne zielen vinden. o mogten wy allen toch daar naar ftreeven, om de ' Jiooge waarde te erlangen, die jesus «kis zo gaarne Verlchaffen wil.! Op aard reeds is hy zalig die Godes wegen gaat» In de uure van verzoeking, gelyk een pyler ftaat} Kier finaakt hy reeds 't genoegen der kalmte van 't gemoed „ Als hy befeft hoe yyrig hy aan zyn' pligt voldoet. Ja het poogen van jesus, die cod op deezen daotot ons gezonden heeft, gaat niet alleen daar heen, om onze inwendige, maar ook om onzen uitwendigen toeftand te verbeteren Stelt u een wereld voor, die het tegenovergeftelde van de tegenwoordige is f een wereld , waar in ieder het geluk van anderen , als zyn eigen aanziet , zig verheugt als het zynen broeder welgaat, en treurt als deezen moet lyden; een wereld waarin ieder zig een waare , innige vreugde daar uit maakt, als hy anderen verheugen kan; waarin de magtige zyn vermogen gebruikt om den zwakkeren te befchermen , den ryken de armen met zyne overvloed verheugd, de wyze den dwaalenden te recht wyst; fielt u een wereld voor waarin alle twist en tweedragt vermyd wordt.en by ontftaan rmsverltand ieder bereid is, hetzelve byteleggen, zou d:cze wereld dan niet-eene Hemel zyn ?— en zulk eene wereld ten voorfehyn te brengen,, is de behendige pooging van jesus geweest: alle cle grondregelen , die Hy den menfehen nagelaaten heeft, leiden daar heen : wy zullen, naar zyne aanwyzing niet blootlyk zoeken wat het onzen ; maar ook dat wat eens anderen is: o-oed doen cn niet moede worden, op dat wy te zyner&tyd zojider ophouden oogsten; hen liefhebben die ons haa~  KORTE VOORSTELLEN. XXIV. 19$ ten ; zegenen , die ons vloeken , bidden voor de o-eenen die ons beledigen en vervolgen : verfchaft ons de "opvolging van deeze wyze grondregelen niet den zaligen, toeftand, door welken de wereld een Hemel wordt ? o mogt toch deeze zalige toeftand by ons allen zichtbaar gyn I Gy dochter van den Hemel, Verzachtfter van ellenden, Die vaak het harte diukken, Daal neder! o daal neder! Schenk ons in;onze broeders, Een nieuw en beter leven, Daal toch in aller harten, Op dat in 't uur van ftervefl, De ziel ook rust moog frnaaken. £y zult my mogelyk tegenwerpen, dat de leere van, ï e s u s reeds zo lange in de wereld geweest is, zonder dat deeze toeftand merkelyk zigtbaar en verbeterd is geworden: ik geeve gaarne toe dat deeze tegenwerping meer dan al te waar is; ook na dat jesus de wereld onderwezen heeft, heeft het niet aan liefdelooze menfehen ontbroken, die_ in koelen bloede hunnen broeder nevens hen konden zien verfmachten, niet aan boosaartigen, die zig verheugden , wanneer zy anderen recht veel hartenleed konden veroorzaaken: ik ontken het in 't geheel niet, dat zelfs zy die den vreedzaamen, zachtmoedigen jesus belyden, verichriklyke oorelogen gevoerd , hunne broeders nedergehouwen en vertreden hebben , zonder op hunne doodsangst te letten : ik o-eef no°meer toe, dat zelfs de zachtmoedigfte Religie0 die zo nadrukkelyk de liefde predikt, en ons vermaant onze vyanden wèl te doen, tot een voorwendfel is gebruikt geworden, om de onmcnschlykfte wreedheden te plegen: en evenwel is het zeker, dat de uitwendige toeftand der menfehen door jesus is verbeterd geworden ; voor zeker niet van deezen, die zyne grondregelen niet opvolgden, maar dit benadeelt de voortreffelyklfeid zyner leere even zo weinig, als een goede arts er by in zvnen naam lydt, wanneer de geenen , die zyne artfenyén niet gebruiken, zig bezwaaren wiiden, dat zy hen niet helpen; maar er zyn in alle eeuwen goede menfehen o-üwecst, die zig naar j7.su s en zyne"leere hebben trachten te gedragen , en deezen hebben altoos ondervonden dat daar door hunne uitwendige ruste gevestigd is geworden. Kunnen wy allen niet nog dagelvks o*s deene er-  192 C. G. SALTZMASj VOORSTELLEN. XXIV. vaaring deelachtig maaken ? als wy zonder bedrog , befeheiden goedhartig zyn, verwerven wy ons daardoor dan geen liefde? wanneer wy zo veel kracht hebben, dat wy by ontvangene beledigingen onze vyanden niet f haden, onze ontevredenheid matigen, en hun kwaad met goed vergelden, wordt dan niet des anderen toorn de kracht benomen , en moet zyn haat dan niet in liefde verkeeren ? En de leere van jesus gelykt, zo als Hy zelf zegt, een zaadkorrel: wie weet of deeze zaadkorrel geen honderden van jaaren nodig heeft, om zig te ontwikkelen ; of niet veele honderde gedachten ontftaan, deeze zaadkorrel voeden en aankweeken, en weder verderven moeten , eer de vrucht, die dezelve voordbrengen zal, rypt: reeds is zyne wasdom zichtbaarder; reeds wordt de onverdraagzaamheid , die reeds zo veel bloedvergieten veroorzaakte , als een wild dier aangezien , waartegen zig alle braaven wapenen ; thand3 wordt den oorlog menschlyker, en de krygsman zoekt er meer zyne eere in , zyns vyands wonden te verbinden, als hem te dooden ; thands zyn de vorsten ook meer genegen hunnen roem te berekenen naar de menfehen die zy een vergenoegd leven verfchaft hebben , als naa de geenen die zy vermoord hebben ; nu reeds begint men het voor fchanden te houden , oorlog te voeren — god des vredes ! mogt toch eenmaal dien tyd komen , dat wy allen den vrede genooten , tot de bevordering van welke gy jesus in de wereld zond. Gy dochter van den Hemel Verzachtfter van de fmart, Daal neder! o daal neder ! En woon in ieders hart.  VYFENTWINTIGSTE VOORSTEL, By bet vertrek des Scbryvers van Des/au. My«e waarden ! ik fpreek thans tot u voor de laarite maal, dewyl de ondoorgrondbaare, maar altoos wyze en goede ooD,_my van u roept, en eene andere plaats aanwyst, waar ik voor myn, en myner broederen welzyn werkzaam moet wezen! Ik heb thans op den weg myns levens eene nieuwe hoogte beltegen , van welke ik voorzeker niet ver voorwaards zien kan, dewyl eene dikke nevel my de toekomst verbergt, maar van welke ik zeer duidelyk den weg myns byna veenigjaarigen levens, die ik heb afgelegd, kan overzien ; ik geloof derhalven n niets nuttigers te kunnen zeggen , dan u te verhaalen , wat my op deezen weg bejegend is, en welke ervaaringen ik byeengezameld 'heb. Ik heb van my zelve ondervonden , dat den volgenden toeftand des menfehen, altoos in den voorgaanden gegrond is; de reden waarom ik ben, wat ik ben , is reeds in myne vroege kindsheid, en in myne jongelingsjaaren te zoeken ; ik heb in myne jeugd de eene en de andere zyde van myn hart veronachtzaamd; ik gevoel thans nog de treurige werking daarvan , en zal die myn geheele leven gevoelen : ik heb veeltyds omtrent zekere geliefkoosde neigingen te veel infehiklykheid gebruikt , dezelve zyn daarom thans by my nog zeer fterk, en derzelyer beftryding veroorzaakt my groote moeite : dewyl ik in myne jeugd zomwylen te weinig opmerkzaamheid gehad , en tot het leeren van zekere wetenfehappen den behoorelyken vlyt niet aangewend heb, zyn daardoor gapingen in myn kennis ontltaan , die my nog geduurig droevige oogenblikken maaken , cn die ik myn geheele leven lang bezwaarelyk aanvullen zal. Maar ik gevoel ook thans nog het nut van ieder weiaangewend uur; zekere goede neigingen , die ik in my gevoed en aangekweekt heb , zyn zo diep by my ingeworteld , dat zy my even als myne andere natuur zyn geworden : de moeite die ik my gegeven heb om onedele neigingen te beffryden , is niet te vergeefsch geweest, zy zyn daardoor verzwakt, en verfcheidene zyn zo verbroken geworden, dat ik byna niets meer van dezelve te vreezen heb: ik heb my in myne jeugd fomwylen aangezet o:n zekere wötenïchappèn te vatten , zekere  104 C. G. S A L T Z M A W, waarheden geheel te doorzien", én de vruchten deeze* pogingen voeden my thans nog, en zullen my myn geiieele leven voeden ! wat ik geleerd heb, weet ik, en wat ik eenmaal doorzien heb , is my nu nog geheel klaar en duidelyk. Zeker is het derhalven , wat de mensch zaait , dat maait hy ook; dit zegge ik voornaamtyk om uwen wille , myn lieve Jongelingen! die ik altoos als een vader bemind heb: wendt dê ervaaring; die ik gemaakt heb, op uw zelve aan! wildet gy uw hart veronachtzaamen , wildet gy uwe zinlyke neigingen den teugel vieren, zo zou daar uit eene verwarring ontftaan, die u in uw gelieele leeven misnoegen veroorzaaken zal, even gelyk de fcheeve richting, die het fpruitje eens booms bekomt, blyft, en met den boom voortwast; wildet gy de moeiten fehuvven , van op dc voordragt van uwe goede leermeesters niet de noodige opmerkzaamheid tc hebben, zo zou u dat geene , wat gy niet leerdet, u uw geheele leeven ontbreeken, en het gevoel van dit gebrek zou u uw leeven lang beltraffcn : zoekt dan tegenwooidig goede neigingen in u aan te kweeken, ftrydt thans tegen onedele begeerten, zyt openhartig, braaf, behoedzaam, grootmoedig , weldaadig , zo zult gy als mannen de vruchten eener welaangewende jeugd genieten. Wendt thans uwe krachten aan, om u goede kennis, doorzicht, en bekwaamheden te verwerven, die u nog in uwen ouderdom tot vreugde zullen zyn. De jeugd is 's levens lentfaifoen, Dan moet men yvrig znaijen, Wil men in zynen zomeityd Gewenschte vruchten maaijen; la zelfs het eeuwig heil der ziel Hat gt af van 't jonglingsleven, Goj zelf kan den verlopen tyd, Den mensch niet wedergeeven. Ik heb ondervonden, dat de voorftellingen, die j esus, onzen Verlosfer, ons van den mensch, van de wereld , van den weg tot gelukzaligheid , en van de godJyke Voorzienigheid geeft, altoos de zekerfte zyn , by welke men de gegrondfre gerustftelling vindt. Den mensch heeft werkelyk die hooge waarde , die jesus hem toekent, hy is verre boven al het zichtbaare verheven , draagt het beeld zynes Scheppers aan zig, en kan Hem geduurig nader komen, gelyk Hy ons verÖiaaBt, zyt vchnaakt, gelyk uwen Vader in den Hemel  KORTE VOORSTELLEN. XXV. I$$ volmaakt is : zyne pooging, om geduurig volkomenerte worden , is niet te vergeei'sch : hy kan door aanhoudende werkzaamheid geduurig verder komen , hy kan meer inzien erlangen , meer zekerheid verkrygen , kan door goeddoen , en welwillen den Algoeden geduurig nader komen, en zig altoos" grootere werkzaamheid verfchaffen — dit weet ik by ondervinding: ik heb in 't vervolg veel als dwaaling verworpen, wat my in myn jeugd onwederfpreekelyke waarheid fcheen, en veel wat ik anders deed, en voor wysheid hield, komt my thans als dwaasheid voor; waar uit duidelyk blykt, dat door aanhoudend onderzoek de menschlyke inzichten verbeteren , en hy ileeds voor eene grootere volkomenheid vatbaar is. Maar ik heb ook ondervonden , dat dc overdrevene voordellen, die ons in verfcheidene gefchriften van de menschlyke volkomenheid gegeven worden, vakch en onrecht, en daarentegen waar en duchtig zyn , die nns de H. Schrift opgeeft, naamlyk , dat de mensch in dit leven de volmaaktheid niet bereikt, tot welke hy beftemd is; dat in ons vleesch niets goeds woont, dat wy wel het willen hebben, maar zeer dikwyls het volbrengen van het goede niet in ons vinden. Ik heb ondervonden dat de voorftellingen van den menschlyken geest, beftendig van zyn vleesch, of van de gelieldheid van zyn ligchaam afhangen : de wereld en wat in de wereld i.., is my anders voorgekomen , wanneer myn ligchaam gezond en vrolyk was, en weder anders, wanneer ik hetzelve ongefteld gevoelde : ik heb dikwyls goede befluiten genomen , en ben in het zelfde uur daar weder afgeweeken, dewyl of te groote levendigheid, of ilapheid myner fappen en zenuwen het tegendeel begeerden ; waaruit ik befluit, dat de mensch geen zo volkomen heerfehappy in dit leven over zyn ligchaam erlangt, en dat alzo de menschlyke deugd even zo onvolkomen blyft, als het fpeelen van een ervaaren muzykmeesterop een ongefteld inftrument. Dit gevoel van onze zwakheid , vereenigt met het beftendig ftreeven naar volkomenheid, fchynt ons zeer duidelyk te zeggen, dat ons geheele leeven, dat wy in dit ligchaam leiden, niet meer is als de ftand der kindsheid; dat onze geest zig eens uit deeze fchors, die dezelve inflnit, en in zyne werkzaamheid zo zeer verhindert , zal losrukken, en als dan ipoediger fchreden tot Bb 2  IQ(5 <5. C. SALTZMANj de volkomenheid zal doen ; dat wy als dan even zo op ons voorgaand aanzyn en werken zullen terug zien , als wy thans op de bezigheden van onze kindsheid doen, cn dat wy als dan zeer veel van dat geene , dat ons thans als hooge wysheid voorkomt, als kinderfpel zullen befchouwen: gelyk p au lus zegt: toen ik een kind was, deed ik als een kind, had ik een kinderlyk verhand, en kinderlyke voorneemens; maar toen ik een man wierd, legde ik af, alles wat kinderlyk was. Laat ons daarom, myn waarden ! onvermoeid aan onze verbetering arbeiden; de goede neigingen die den Schepper in ons gelegd heeft, zorgvuldig aankweeken , de heerelyke aanlagen en krachten, die Hy ons mededeelde , getrouw verbeteren: en wanneer wy niet zó \er komen, als wy wenfchen, berusten in de hoop, dat wy in onzen toekomenden beteren toeftand onze wenfchen vervuld zullen zien! Thans nog met logge ftof bezwaard, Kan ik my niet befeffen, Wacrtoe na 't leven op deeze Aard', Gods magt ons zal verheffen; Hier tast ik in het duistre om, Daar zal het klaarheid weezen, In 't binnenst van Gods heiligdom, Zal 'k dan zyn wysheid leeren -- 'Hier ken 'k myn eigen waarde niet, Hier is 't alleenlyk gisfen, Maar als de ziel haar Schepper ziet, Zal alles zig beflisfen. Ev myne intrede in de wereld, toen ik aanving van my zelve bewust te worden , had al het zichtbaare voor my eene ongemeene fchoonheid , ik prees die geenen gelukkig, die openlyke ampten bekleeden, die rust genoten , die zo veel vermogen bezaten, dat zy hunne zinlyke genoegens vermenigvuldigen konden: ik arbeidde en ftreefde daar naa, om dit geluk te erlangen , en bekwam ik het zelve , zo ondervond ik, dat het op verre na die waardy niet had , die ik er my in het verfchiet van beloofde. De zichtbaare dingen zyn niet in ftaat om den geest te verzadigen; en gerustheid te fchenken : het komt daarb/ alles op ons zelf en de gefteldheid van ons gemoed aan , gelyk het by een vrolyk genot van eenen maaltyd niet daarop aankomt, hoe veel of hoe weinig opgedischt k, maar of de gasten gezond of ongezond, vrolyk of  KORTE VOORSTELLEN. XXV. ldj| misnoegd zyn: de zitplaats van ons geluk is eigenlyk in ons zeiven : wanneer ons gemoed gerust en vnor de vreugde vatbaar is, bevinden wy ons in iedere omfiandigheid wél en kunnen gelukkig zyn , wanneer ons zelf een menigte dingen ontbreeken , die anderen tot hun geluk nodig oordeelen ; en wanneer ons gemoed onrustig en voor de vreugde niet vatbaar is, zo kan men de geheele wereld bezitten, en evenwel zeer ongelukkig zyn , gelyk jesus zegt: wat helpt het -den mensch, zo hy de geheele wereld gewon, en fchadc- aan zyne ziele leed Ik heb van myn jeugd af aan ondervonden, dat men zyn geluk het_ zekerst vindt, wanneer men naar de aanwyzingen leeft, die jesus door zyne leere ons gegeven heeft, dat men altoos zyne tevredenheid benadeelt, wanneer men tegen dezelve handelt : ik heb my zeer dikwyls door myne driften laaten vervoeren , om dat geene te doen, wat myn geweeten , wanneer het niet door driften overheers ht werd, misprees, en dc gevolgen daar van waren altoos, bitter berouw, en treurige benaadeehng van myne uitwendige toeftand : maar daar en tegen heeft het my niet e'enmaal berouwd , wanneer ik my zelve beheerschte, en myne driften deszelfs oriftuimige vorderingen ontzegde : ik bekwam door zelfbeheerfching altoos de beloofde ruste myner ziele. Ik heb veele wederwaardigheden doorgefiaan, en ben zeer ongelukkig geweest, zo lang ik over dezelve morden en ontevreden was; maar ik weet ook, dat ik onder de grootfte vervolgingen en belasteringen, by de droeviglte vooruitzichten voor het toekomstige, "vrolyk geweest ben , zo rasch ik my zelve en myne ontevrcdei.heid overwon , cn myn lot naar de aanwyzing van j esus, als eene welgemeende toelaating van den wyzen" cn goeden god befehouwdc. Op den weg myns levens heb ik ook eene menige vergenoegingen gevonden en genoten , deeze zyn allen voorby , en hebben mets als het aandenken aan 'dezelve achter gelaaten ! maar god hoeft het my ook doen 0-0hikken, dat jk hier en daar iets goeds kon ftiehten en hier en daar iets kon toebrengen dat een mensch te 'vredener leefde ; dit bewust zyn verfchaft my thans nog groote vreugde, en ik ben door ondervinding overtuigd geworden, dat de menigvuldige vermaaningen van jescs tot menfchenliefde, tot deelneeming aan het lot van Bb 3  $9'S c' G- S A L T Z M A Nj anderen, tot bevordering van onze eigene vreugde ge-< fchikt zyn. Ik heb ook ondervonden, dat het door jesus zo dikwyls aanbevolene gebed, een zeer krachtig en werkzaam middel is , tot de veredeling der menschlyke ziele ; zo dikwyls het aandenken aan den goeden ons allen liefhebbende Vader recht levendig in myne ziele geworden is, en ik Hem myne neigingen en wenfchen voorgedragen heb , zo dikwyls heb ik ook ondervonden , dat ik meer tot het goede gehemd ben geworden , en alles uit rechter gezichtspunten , als gewoonlyk , gezien heb: ik heb nimmer zo duidelyk my het verband van het tegenwoordige leven met de eeuwigheid kunnen vóórhellen, nimmer de vreugden en het lyden deezer wereld zo naar haare waarde kunnen fchatten, als in het gebed; ik ben daardoor in droevige oogenblikken opgebeurd, en tot het werken van het goede geneigd en gellerkt geworden, zo dat ik zeker weet, dat het gebed het middel is, om den mensch te verlichten, te verfierken en te vervrolyken. En daar ik hoop, dat gy my gelooft, dat ik dat alles ondervonden , en dat ik recht daarover geoordeeld heb , zb hoop ik ook dat het indruk op n zal maaken , wanneer ik u bid, uwe tevredenheid op geene andere wegen te zoeken, dan op die, welken ons de leere van jesus aangeweezen heeft. _ Zo lange gy dezelve buiten u, in het bezit en genot van het zichtbaare zoekt, zult gy ze niet vinden; maar zy zal u zeker ten deele vallen , zo rasch gy aanvangt, Be in u zeiven, door de beheerfching uwer driften , en onderhouding van goede weldaadige neigingente zoeken : en nimmer zal het u geheel aan opgeruimdheid onhreeken, als gy uwe gedachten op god, den goede i, wyzen , en almagtigen Regeerder van uw lot vestigt. O hoe vrolyk is myn ziel. Als ze 't zoet der vree mag itnaaken ; 'T leed dat haar te beurte viel, Kan haar nier mistroosrig maaken, Alles, wat deeze Aarde ons biedt, Haalt by 't zoet der zielsrust niet. Myne uitnemendfte en gerustftellendfte ondervinding Was deeze, dat de goede en wyze voorzienigheid god's der menfehen lot altoos beüierde langs eenen weg, die  KORTE VOORSTELLEN. XXV. 159, tot hun best uitliep: dikwyls zyn myne vuurigfte wenfchen, wier vervulling ik geloofde dat tot myn geluk onontbeerelyk was, verydeld geworden, en dan ondervond ik altoos in 't vervolg, dat de vervulling derzelven myn ongeluk zouden geweest zyn : veeltyds hebben my groote wederwaardigheden getroffen; maar er waren ook altoos middelen voorhanden , waardoor ik my gerust hellen , en redden kon , en daarna zag ik, dat de grootfte wederwaardigheden middelen tot myn heil waren geweest. De dood myner beste vrienden, die, naar myne meening , myn lteun zouden zyn, ftelde my in de noodzaakelykheid , om myne eigene krachten te gebruiken: eene vierjaarige affcheiding van de gezelfchappen, waar ik anders verltrooijing en vermaak vond, verichafte my toereikende gelegenheid, om over my zelve en myne beftemming na te denken, en my verfcheidene grondregelen eigen te maaken, die my heden nog van zeergroot nut zyn: eene gevaarelyke krankte, die my tot aan den rand van het'graf bragt, heeft my met de dood bekend gemaakt, zo dat die thans veel minder verfchriklyk voor my is : de lasteringen die ik fomtyds verdragen moest, hebben my gediend, om my opmerkzaamer op myne woorden en handelingen te maaken , hebben de oplettendheid van andere menfehen tot my gericht, en hunne liefde mywaards bevorderd, wanneer zy het tegendeel in my ontdekte , zo dat ik bekennen moet, dat myne vyanden dikwyls veel werkzaamer, dan myne vrien- .den, myn geluk bevorderd hebben. Ziet, dit zyn myne voornaamfte ondervindingen op den weg myns leevens. O welk eene gerustftelling voor my ! wanneer die ook indruk op u mogten maaken! welk een genoegen zon •het my verfchaffen, wanneer ik daar door by. den een of ander meer yver tot het goede, meer hartlyk, meer kinderlyk vertrouwen op ood verwekken konde ! ja, myne waarden! het is allerzekerst, er leeft een god, die zyne menfehen bemint, en ze altoos zo leidt, alu het voor hen het beste is: zyne wegen zyn niet onze wegen; zyne geda.-hten zyn niet onze gedachten : Hy laat ons dikwyls niet daar heen komen waar na toe.onze wenfchen ftreeven, Hy voert ons menigmaal op ruime en ongebaande wegen ; maar wanneer wy ons flechts altoos j-.aar zyne wille gedragen, ondervinden wy ook zeker in het vervolg, dat Hy ons goed geleid heeft.  2.00 C. C. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXV. Den weg onzes levens is niet altoos met roozen bezaaid; Hy voert ons .dikwyls door zandige woestynen , waar het ons aan verkwikking ontbreekt; meenigmaalen gaat dezelve over ltyle bergen, tot welke te overliygen wy geene krachten genoeg gevoelen : gy zult dit allen ondervinden, r maar dan fterke u het vertrouwen oo god: • houd u lteeds braaf tegen ieder, gebruikt geene ongeoorloofde middelen ter uwer redding, doet altoos dat geene,. wat gy naar uw geweeten , voor recht houd, dan kunt gy ook met vertrouwen verwachten, dat de altyd wyze en goede god aan uwe welvaart werkt, dat de : donkere toekomst zig zal opklaaren, en dat het oogen- • blik eens zal komen , waarin gy Hem voor alle zyne weldaaden zult kunnen danken. Op God, en niet op eigen kracht, Wil ik myn heilftaat bouwen, En Hem die my gefchapen heeft, Van gantfclier hart vertrouwen ; Die door zyn woord het gantsch heelal, jïeftaün deed, kent myn krachten, En zal tog vjh geen weerloos kind, Meer dan het kan verwachten. Ik fchcide thans van U, myne Waarden ! twee gedeelten myns levens zyn geëindigd, en ik trede nu in het derde, en, allerwaarfehynlykst, het laatfte gedeelte van het zelve : hier in zal ik de gevolgen van al myn voorgaande doen en handelen ondervinden : ware ik onredelyk geweest, had ik met booze daaden myn geweeten bezwaard , zo zou berouw en verwyt my vervolgen, en midden in den fchoot der ruste my verontrusten: maar heb ik braaf gehandeld, heb ik met opzet niemand beledigd, heb ik myne pligten, zo veel myne krachten toelieten, vervult, heb ik hier en daar iets goeds gewerkt, zo zal ook den zegen van mynen goeden god my begeleiden; het gevoel myner redelykheid zal my kracht geeven by de menigvuldige arbeid, die my wacht, dit zal myne geleideresfe zyn , wanneer ik ftille vallyen doorwandele, dit zal alle myne zinnen voor de vreugde der natuur en des gezelfehaps openen, en iedere avond my zachtkens doen influimeren: daardoor gellerkt, zal ik eren gryze ouderdom en zyne gezellen, de dood zelve, gerust my zien tegenkomen. Lieve Vrienden ! deeze leeringen, deeze onfehatbaare leeringen, van welker opvolging ik my een zo groot geluk beloof, heb ik u allen verklaard, voorgedragen en  C, G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXV, nor, op het hart gelegd: gy zyt myn getuigen; zy waren de inhoud myner dagelykche onderrichtingen, myner openlyke Godsdienstoefeningen, en myner gefprekken, by alle gepaste gelegenheden ; o laat my toch de hoop medeneemen , dat gy dezelven opvolgen , en tot den regel op den weg uws levens gebruiken zult! het zou my eene uitneemende groote vreugde verfchaffen, wanneer ik van u mogt hooren , dat gy door dezelve uw geluk gevonden, door dezelve tot yverige vereerders van. god, en tot werkzaame bevorderaars der menschlykeV gelukzaligheid gemaakt waart geworden, door dezelve uwe zielenrust gevonden had: myne vreugde is onuitfpreekelyk, als ik my voorftel, dat ik u zo eens voor den ftoel des allesvergeldenden god's weder zal vinden. Ik verlaat dan dit myn lieve bpvoedingsfchool, de my zo waarde ftad Dos/au — mvn hart is vol van dankbaarheid voor al het goede dat 'ik hier genoten heb , en vol vertrouwen op de leidingen van inyneii*g od', voor het toekomende. Veroorlooft my dat ik myn gevoel openlyk mag uitdrukken. ö God! myne goedertierenc Vader ! dank zy U voor alle de proeven uwer genadige befchikking, die gv tav ïn myn geheele leven gegeeven, die gy my gednurende myn onthoud alhier toegevoegd hebt : Gy hebt my gezondheid en kracht verleend , om myn ampt waarteneemen_; hebt my voor gebrek en bange zorg bewaard ; hebt my in de verzoekingen gefterkt, en my gelegenheid «efchouken om veel goeds te leeren, en verfeheide goede daaden uittevoeren: dank zy U voor al dat goede f - Laat ook de verdere welvaart van dit ons opvoedim>-sgcfticht U aanbevolen zyn ! houd het voords in uwe genadige befcherming, en de gunstryke genegenheid des gelielden Landvaders en Landmoe'ders ! zegen alle de poogingen myner waardige amptgenooten ! onderhoud by onze aankweekeiingen lteeds neiging en yver, om zig te volmaaken, op dat tot in Ipade jaaren deeze Inftellmg een kweekfchool van deugd en menfchenliefde zy , uit het welke zig ligt en heil over ons geheele Vaderland zal uitbreiden — verhoor ons genadènryke god en Vader! J Zyt ook met my, gelyk Gy van mvne kindsheid af met my geweest zyt ! laat my in den korten tyd, die ik nog op deeze planeet leeven zal, het by mynen arbeid niet aan kracht, in droevige uuren niet aan troost, in Cc  •202 C. C. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXV. verzoekingen niet aan byftand ontbreekcn ; op dat ik, door U géfterkt, rrog recht veel goeds werken , en eenmaal niet een opgeruimde ziel in uwe armen vallen moge ! Amen! Amen'! Waavdiglle Vorst en Vorstin! dank zegge ik u voor alle de aan my beweezene weldaaden! hartelyk dank ook voor alle liefde en befcheidenheid , die ik hier genoten heb! dank alle myne Desfaufche Vrienden, voor de bewyzen uwer vriendfehap en achting die gy aan my, eenen vreemdeling, beweezen hebt! hartlyk dank alle myne geliefde Amptgenooten , voor het vertrouwen , dat gy^in my gefteld, voor de blyken van vriencffchap , die'gy my betoond , èn voor de trouw en vlyt met wel;ke gy voor het onderricht myner kinderen gezorgd hebt', dank ook u myne lieve Leerlingen, voor de liefde, voor de gehoorzaamheid en beleeftheid, die gy omtrent my beweezen hebt, zo zelfs, dat ik u den roem kan nalaatcn , dat geen een uwer my opzetlyk eenig verdriet hebt aangedaan — zo lang dit myn hart klopt, zal Des/alt en dit myn beminde kweekf'chool in het zelve gegraveerd ftaan : zo lange ik leef zal ik bereid zyn , de ontvangene beleefdheden te. beantwoorden ! en daar ik thans dit niet kan , wil ik tr intusfehen mynen zegen achterInaten, het is de zegen van een redelyk man , die niet zonder werking zal zyn Zegen god's zy over U, o-eliefdfte Desjaufche Landsvader en Landsmoeder, en over uw geheele aanzienlyk Huis Zegen god's zy Over de gantfche my altoos dierbaare Stad Des/au. —i Zegen oot>s' zy over U myne waarde Amptgenooten!— Zegen god's over U myne lieve Leerlingen!— de alles weldoende god geleide op den weg deezes leevens ons allen zó, dat wy nimmer van onze beftemming afdwaalen, maar derzelver hooge doeleinde geduurig nader komen , en eens voor den ftöel des vergeldenden eoD's elkander weder omarmen mogen , gelyk ik U thans allen hartlyk in myne armen drukke. (Hier volgde een omarming van Leeraars cn Leerlingen,')  «.G.SALTZMAH VERHEERL. van C O D. I. C.G.sALTZMAN VERHIERL. van OOD, IL CG.SALTZMAN VERHEERL. van JESUS, III.