GELDERSCHE CONSULTATIEN, A D V Y S E N E N D E ADVERTISSEMENTEN VAN RECHTEN. EERSTE DEEL.   C O N SU L T A T I E N A D V Y S E N E N D E ADVERTIS SEMENTEN VAN RECHTEN , MET ANDERE VOORNAME RECHTSGELEERDEN AFGEGEVEN B T W Y L E N M\ MARTEN ALEXANDER van LAMZWEERDE, REGTSGELEERDE. EERSTE DEEL. Te ARNHEM,, By WOUTER TROOST, Boekverkoper. MDCCLXXVI.  'Ad ca eligenda, quadubitationemaffermt, adbibere homines do&os debemus vel etiam ufuperiios: CICERO de Offic: lib. u  den WEL edelen GESTRENGEN HEERE MR. JOHAN JACOB van HASSELT, advocaat voor den hove van gelderland en auditeur militair des guarnisoens van de stad en het quartier van arnhem en het fort gelders-oort, woed dit eerste deel MET CONSULT ATIEN, ADVYSEtf E N D E ADVERTISSEMENTEN VAN rechten, MET ANDERE voornaame rechtsgeleerden AFGE GEV E Nj * 3 B Y  B Y W Y L E N MR. MAR TEN ALEXANDER van LAMZWEERDE rechtsgeleerde, TEN OPENBAREN BLYKE VAN ERKENKENTENISSE EN HOOGACHTINGE, EERBIEDIGLYK OPGEDRAGEN, DOOR ZYNER WEL ED: GESTR: ZEER VERPLIGTEN EN BEJtLEiPfTiLLlGEN DIENAAR WOUTER TROOST, VOOR»  VOORREDEN. fp^|at de verdienften der Gelderfchen, gelyk in vele I D | andere wetenfchappen, ook omtrent de RechtsSmml geleertheid, zeer groot zyn geweeft, getuigen overvloedig derzelver geleerde Schriften, die daar van noch voor handen zyn. Het zoude hier niet onvoegzaam zyn, eene korte Levens-befchryvinge van zoo vele geleerde Mannen , welke dit gedeelte van ons gemeene-beft heeft voortgebracht, en die hun Vaderland door hunne verdienften hebben eer aangedaan, op te geeven; indien wy niet verzekert waren, hier mede het bellek van eene Voorreden verre te zullen te buyten gaan. Wy kunnen echter niet voorby, tot ftaving van ons gezegde , zommige aan te roeren, en van eenige Hukken over de Rechtsgeleertheid, welke door hun zyn nagelaten, kortelyk meldinge te maken. Onder meer anderen verdienen dan eenen eeuwigdurenden lof, de navolgende groote en uytmuntende Mannen. Elbertus Leoninus of Elbert van Leuwen, geboortig van Bommel; Deeze is geweeft, eerffc Profeffor in de Rechten te Leuven en naderhand Canceler van Gelderland. Zyne nagelatene Werken beftaan, in eene Centuria Confiliorum, eerft te Antwerpen inden Jaare 1584 in Folio gedrukt, en naderhand door eenen  yOORREDEN. eenen Jan Jacobs, Boekverkoper alhier, in den Jaare 1645 in Quarto op nieuws uytgegeven, en met het Pourtrait van deezen beroemden Man verziert. Dan ook nog in een Traitaat onder dezen Titul: tn Ltbns Septem emendationum , mede alhier f Arnhem by Jan Janfen of Joannes Janfomus, in Qitartomdev1 Jare 1610 gedrukt. Vervolgens is te Ceulen in den Jare 1604 door den Rechtsgeleerden Philippus Stetnbaafen het Crimineel Proces van onzen Aucleur uitgegeven, onder dezen Titul: procejfus CriminaUs fim> praelettwnes clarMmi Jureconfulti Elberti Leonini qwndamm mclyta LovLenfi Jcadtmia Antecejforis fif ™f™W%" in Librum nonum Codicis, in quo tttuU & leges ad tnfar proceffus criminalis explicamur. Verder ^vwHem noch voortgekomen zyn: VrdeBionesad Tüulum de Jun Emphyteutico Franckfort 1706 in OSiavo: Commentarius ad TÏtulum D. de Ufufrutlu: en eene verhandelmge de Trapezitis Belgii Vëgo Lombardts, door den beleerden Boxhornius uitgegeven. Fredericus en Johan van de Sande, Zoons van Reinier van de Sande, geboortig van Arnhem, waar van de eerfte is geweeft een voornaam Rechtsgeleerde, Burgemeefter van gezeide Stad, Curator van de Hoge School te Harderwyck , voorts kaadsheer en Momboir des Furftendoms Gelre enG«affthap Zutphen. By was een zeer geteerd en bekwaam Man De ProfefforP^««5, in Dedtcattone poematum, fchrrftvan hem het navolgende: Sandius m ordme Senatorio haud ultimum locum tenens &> fcripw tnfuper edecumatis, qua in jure edïdit, elarus, etiam omm hteratura ™ luit en heeft men overzulks Hem ook daarom in veS dene Ambaffaden , zoo by den Hertoch vm  FOORREDEN. Rrunswyck, als by de Hanzee-Steden, en ter uitvoeringe van verdere zwaarwigtige zaken gebruikt, en eindelyk, zynde afgezonden na 'j Gravenhage in de Vergaderinge van Haar Hoog Mogende de Heeren Staten Generaal, is Hy aldaar in den Jare 1617, oud zynde veertig Jaren overleden. Zyn Commentarius tn Gelria £5? Zutphania Confuetudines Feudales, eerft te Harderwyck in Octavo, daar na tweemaal alhier te Arnhem in Quarto, en 't laatfte met ■byvoeginge van het Werk van Cornelius Neofladius, het geen Hy heeft uitgegeven onder den Titul: dePactis Antenuptialibus £? Feudi Hollandici fuccejjione, by Joban van Biefen gedrukt, is in ieders handen, en kan ook niemand, die de Rechten en Gewoontens omtrent de Gelderfche en andere Leenen wil verftaan en grondig kennen, miffen. — Jammer is het, dat in dezen laatften druk eenige fouten, offchoon voor een gedeelte door Mr. Ar ent van Slichtenhorft gerevideert, zyn ingeflopen; dies dezelve noch wel zoude verdienen van nieuws opgeleidt en herdrukt te worden. — Het is bekent, dat onze Gelderfche Leen-Rechten zeer veel verfchillen van de Longobardifche en Duitfche Leen-Rechten , daarom fchry ft Joban van de Sande, Broeder van onzen Frederic, in Eptftola fua dedicatoria ad ordines Ducatus Gelria Comitatus Zutphania het navolgende: Gelri fuas confuetudines babuere peculiares a moribus Longobardicis multam differentes, ut forum noflrum ingrejfuris frequenter fint dedicenda, qua in fcholis ex illa Longobardici juris farragine didicerunt; dus het te wenfchen ware, dat de Hoog-Leeraars op onze Academiën , in plaats van zich met eene explicatie van het * * Com-  VÓÓRREDEN. Compendium van.Stryckius of ander bezig te houden, zich liever toeleiden, om dezen Aucleur wel uit te leggen, hier door zoude veel nut gefchieden; doch 'dit in het voorbygaan; Wat verder de reden is geweeft, waarom dit Werk gefchreven is geworden , geeft gemelde Heer wytlopig in de Voorreden van dien Commentarius, die hy na de dood van meergemelde zynen Broeder heeft uitgegeven, te kennen, waarheenenlkomkorttezyn, den Lezer wyze. — By deze Leen-Cewoontens heeft hy noch gevoegt eene defcriptio Gelria, een beknopte Befchryvinge van Gelderland, die alleenlyk een Schets is geweeft van een veel grooter Werk, doch de dood heeft zulks verhindert ; de Friefche Raadsheer geeft dit niet onduidelyk te kennen , wanneer Hy fchryft : Calci ejus adjungendam curavi Gelria defcriptionem, a Fratrefummatim, ac primis quafi coloribus delineatam, cujus fingula membra prolixius perfecutus fuijjet, filongior ipfivitaufura contigiffet: In/lituerat enim ex profejfo fcribere de Gelria republica, item de Gelria Juribus fiscalibus, ac in jus municipale commentari. — Gemelde Heer Frederic van de Sande heeft ook gefchreven een Commentatio de effeftucatione, die de Heer Syndicus Govis (waar van ftraks nader) met byvoeginge van twee Capittelen, alhier te Arnhem in den Jare 1638 heeft uitgegeven. — Deszelfs Broeder Johan van de Sandk is eerft geweeft Profeflbr in de Rechten op de Hoge School te Franequer , en daar na Raadsheer in den Hove van Friefland. — De Advocaat Neuheujius heeft dit fraye Vers op zynen dood gemaakt. San»  VOORREDE Ni . San de deern Celdrum: Frifiis Suprème Senator, Juris apex: princeps Nobilitatis Bonos: Ara, Forum, Palias, Civis, Reus, Orbus, Egetws* Te dokt amijfum Mundus uterque patrem. Hy heeft in de Rechten gefchreven Traclatum de AcTionum cefjione. De prohibita rerum alienatione. Decifwnes Frificas. Commentarium de Regulis Juris. Na de dood van zynen Broeder Frederic, heeft Hy, ■als boven gezegt is , met eenen Opdragts-Brief én Voorreden uitgegeven deszelfs Commentarius in Geldrict & Zutphania Confuetudines Feudales cum colleclione jurium 6? confuetudinum, qua in Gelria vicinis ditionibus obtinent, omnibus in Foro feudali verfantibus turn paribus turn caufarum patronis apprime utilem. — Noch word 'er genoemt zeker Theatrum praclicantium, dat Hy zoude uitgegeven hebben en het geene te Ceulen in den Jare 1663 gedrukt zoude zyn; doch daar van is geen zekerheid. — Naderhand zyn alle de Werken van deze twee Gebroeders van de Sande te gelyk, eerfl: te Groningen in den Jare 1683 inQitarto, en naderhand te BruJJel in den Jare 1721 in Folio, door Liberms Fraficifcus Chrijlyn, Raadsheer en Vke-Cancélier in den Bogen Raad van Brabant , uitgegeven, met de Aantekeningen van Lambert Goris, Amoldus Schotanus en andere, gelyk ook met nieuwe en doorgaande Annotatien en Elucidatien van den Rechtsgeleerden Joachim Burgers op de decijien van gem: Friefchen Raadsheer. ** 2 Lam-  VOORREDE N. Lambert Go ris, mede alhier te Arnhem geboren , was een Zoon van den Heer Martin Goris, Canceïer van Gelderland, die in den Jare 1632 te Arnhem Overleden is. — Deze uitmuntende Zoon, na dat Hy de Academiën in Duitsland en Vranckryck met veel naarftigheid bezogt hadde , en in zyn Vaderland was wedergekeerd was in de Rechtsgeleertheid zodanig ervaren geworden, dat Hy verkoren wierdt tot Profeffor op de Academie te Harderwyck en vervolgens tot Syndicus van de Stad van Nymegen (een Ampt thans aldaar atgefchaft) aangeftelt - Hy was een groot Rechtsgeleerde, en wordt daarom van de Heer Bort in tracl. van Holl Leenrecht V. Deel 4 Hooftjï.num. s.genoemt: Confummatifimus Juris Confultus&Curiofa leclwms vir. — En heeft verfcheidene Rechtsgeleerde Werken nagelaten , welke deze zyn. Adverfariorum juris fubcifivorum Irattatus LV, qumis ultra Frederici a Sande Commentationem de Efejtucatione, acceïïere Annotata perpetua, quibus nonjolum confuetudines Gelria & Zutphania, fed etiam Brabantia, Hollandta ac propemodum Belgii & Gallia mores ac confuetudines illuftrantur - Dit Werk is eerft alhier t Arnhem, m Quarto in den Jare 1651 uitgekomen, en naderhand uBruffel, in den Jare 1687 met eentóx, zynde daar by gevoegt een Commentarius ad L. Obfervandum D. de Öfficio prafidis, te voren in den Jare 1632 in Otlavo, en in 1635 in »rto, alhier tArnhm gedrukt. ■ . . , -t Commentarius ad Confuetudines vélavia, m den Jare te Nymegen, en alhier f Arnhem in den Jare 1664 in Quarto uitgekomen; By deze zyn agter aan gevoegt verscheidene Latynfche Verfen. - Men wü ook.  VOORREDEN. dat Hy zoude hebben opgeftelt de anacrifis ofte onderzoek van zekere Sententie by den Hove Provinciaal van Gelderland, tegen de Stad Nymegen, op den 19 December 164.6 ergaan. Peter de Greve, die eer ft te HarderwyckPro* feiïbr in de Rechten en naderhand in die zelve Wetenfchap op de nieuwe Academie, gelyk ook opzichter van de nieuwe Bibliotheecq, te Nymegen was, is geboren alhier te Arnhem; den 7 OcJob. 1621. Hy was een zeer geleert Man, en heeft, te Harderwyck zynde in den Jare 1655 uitgegeven: Difputationes ad Inflitututiones Imperiales, die hy naderhand eenigzints vermeerdert te Nymegen, in den Jare 1663 , heeft doen herdrukken. — Hy heeft ook gefchreven en uitgegeven te Nymegen, in den Jare 1660. Exercitationes ad pandeclarum loca difficiliora, gelyk ook aldaar in den Jare 1659 difputationes amiverfaria. De dominio. De fervitutibus pradiorum. De fervitutibus perfonarum. De donationibus. De ufucapionibus & prafcriptionibus. De legatis & fideicommijfis particularibus* De Lege Falcidia. De tejlamento folenni. De tefamento privilegiato. De heredibus inflituendis. De vulgari pupillari fubjlitutione. De modis, quibus teflamenta infirmentur. De fuccefftonibus ab intefiato. De acquirenda vel ommittenda hereditaie. De collationibm. ** 3 Hy  VOORREDE m Hy heeft ook verfcheidene Regtsgeleerde Advyferi afgegeven, en fchynt ook voornemens te zyn geweeft, om de Gelderfche Rechten des Ruremundjchen Quartiers, met Aantekeningen uit te geven, gelyk 'er een Exemplaar met eenige Aantekeninge van dien geleerden Man voor handen is. Hy wierdt in den Jare 1658. (Zoo men zegt) door verfcheidene Brieven aangezogt, om het eerfte Profeiïbraat in de Rechten qp de Academie te Heidelberg, waar toe men hem ftondt aan te ftellen, aan te nemen, gelyk ook in den Jare 1667 dat van Groningen; doch beide heeft Hy van de hand gewezen, zoo uit genegentheid voor de Nieuwe Nymweegfe Academie, als uit hoofde van dê betrekkinge, welke Hy door zyn Huwelyk, als zynde aldaar met eene Juffrouw van Hulsfen getrouwt, daar op verkregen hadde. Hoe het zy, Hy is aldaar tot zynen Dood gebleven, die voorgevallen is den laatften December 1677 — Zyne LykOratie is gedaan door den ProfeiTor Gerard Noodt, wel eer deszelfs Difcipel , dog toen zynen Amptgenoot, wiens verdienften in de Rechtsgeleertheid, wy hier kortelyk laten volgen. Gerard Noodt, geboren te Nymegen den 14 September 1647. wierd, na dat Hy met veel lof de gronden der Latynfche Taal gelegt, en zyne Studiën in de Rechtsgeleertheid aldaar onder bovengemelden ProfeiTor P. de Greve begonnen , en vervolgens te Leyden, Utrecht en Franequer volbragt hadde, in den Jare 1671 tot Profeiïör in deeze zyne Vaderlyke Stad verkooren, iets ouder zynde dan vier-en-twintig Jaren. Vervolgens wierd Hy van daar na de Hooge Schooien van Franequer, Utrecht en Leyden beroepen, en is ook al-  VOORREDEN. aldaar den 15 Auguftus 1725 in den Ouderdom van tachentig Jaren Overleden, en zyn Lyk te Nymegen begraven geworden. Hy heeft verfcheidene geleerde Werken in de Rechten nagelaten: als Probabilium Juris libri quatuor, quïbus accedunt de Jurisdiclione & lmperio libri duo, in Quarto. Oratio de Civili prudentia, in Quarto. Oratio de Caufis corrupta Jurisprudentie, in Quarto. De fowore £3? ufuris libri tres, in Quarto. Julius Paulus, Jive de partus expojitione & nece apud , Veteris liber Singularis. Amica refponfio ad difficultates Julio Paulo, fivelibro de partus expojitione £«? nece nuper motas a viro amplijfimo Cornelio van Bynckershoek, Juris Confulto £5? in Suprema Hollandia , Zelandide £«? Weftfrifia Curia Senator e, Opufculo de Jure Occidendi, vendendi 6? exponendi liberos apud Romanos, in Quarto. Diocletianus £s? Maximianus, Jive de paclione ê? trans» aclione criminum liber Singularis, in Quarto. Oratio de religione ab imperio jure gentium libera in Ouarto. Obfervationum libri duo, in Quaro. De forma doli mali in contrahendis negotiis admijjï apud Veter es, in Quarto. De ufufruclu libri duo, in Quarto. Ad Edictum pratoris depaclis & transaclionibus, liber Singularis. Commentatarius in D. Jufliniani Digejla five pandeclas Juris enucleati, ex omni veteri jure collscli, in Qtiarto. Na-  VOORREDEN. Naderhand zyn alle deze Werken, met het Advys in zekere Huwelyks-Zaak, en mee het leven van den AuBeur, door den ProfeiTor Barbeyrac, in Folio by malkanderen in twee Deelen, waar van in het laatfte den Commentarius over de XXVII Boeken van de PandecTen, uitgekomen te Leyden, en wel de laatfte maal by Elias Luzac, in den Jaare 1760, die zeer net en accuraat gedrukt zyn. Cornelis van Eck, geboren te Tbiel, nadat Hy onder de Profeflbren J. F. Bockelman en J. Voet, in de Rechten had geftudeert, wierdt te Franeker, in den Jaare 1685 en vervolgens te Utrecht, in den Jaare 1693 tot ProfeiTor in de Rechten beroepen, en is aldaar tot zynen Dood toe, die voorgevallen is "den 26 February 1732 verbleven; Hy heeft altoos, voor een groot aantal Studenten, met zeer veel roem, de Rechtsgeleertheid verhandelt. Zyne nagelatene Rechtsgeleerde Werken zyn: Difputatio juridica de Morte fub prafidio Joannis Voet, in Quarto 1681. Difputatio inauguralis de Septem legibus pandeBarum feu Crucibus Juris confultorum; Door dit difpuit heeft Hy zig een grote eer verworven, en was het zelve van dat aanbelang in Duitfchland, dat het door eenen nieuwe Druk aldaar bekender wierdt gemaakt , die den Advocaat C. G. Reinhard in 1745 te Jena, met een Geleerde Voorreden bezorgde, onden den Titul: Cornelii van Eck. JCti Commentatio juridica de Septem damnatis legibus pandeBarum feu crucibus JCtorum, qua ipfius fuit difputatio inauguralis den 18 Junii Anno 1682 Lugd. Bat. habita. Ad Authenticam chartam ibidem eodem anno typis impreffam oh infignem ejus rationem atque prafiantium accuratifima dihgentta defcripta. ■En  VOORREDEN, En ook niet lange na dat Hy zich door dit difpuit iiadde bekent gemaakt, wierdt Hy, als reeds gemelt, na de Academie te Franeker als ProfeiTor beroepen; beginnende deze waardigheid met eene Oratio de praflantia S neceffitate Juris Civttis. Vindicia Juris Academici decreto & Au&oritate Senatus Academia Franekerana fcripta S vulgata, contra viri amplifjïmi Ulrici Huberi JCtiS Jupremx Frifiorum Curia exfenatoris enarrationem Auth. habita C. nefilius pro patre &c. Franeq. 1688 in Offavo. Pro fenatu, pro fe ac fuis Juris Academici Vmdiciis Jlriclura breves ad epijlolam S refponfwnem viri amplisfimi D. Ulrici Huberi Sc. de lite Corollarii, quam ipfe more folito movit Sc. ibid. d. a. Epijlola adAtnicum, quam fuis dijfertatiombus JuridicoTJjeologicis nuper prafixit Ampl. Ulricus Huberus ubi de Parentibus Jujliniani Imper. diferuit, ibid. eod. an. deze drie laatften zyn Stryd-fchriften met den Profeflbr en naderhand Raadsheer Ulrich Hüber geweeft. Principia Juris Civilis fecundum ordinem Digejlorum in ttfum domeflicorum Collegiorum vul gata te Franeker in 1689. in Oclavo uitgekomen. Hoe aangenaam dit Werk den Geleerden geweeft is, getuigen de menigvuldige uitgaven van het zelve; alzo de twede druk in 1694 te Utrecht, de derde in 1697. met eene bygevoegde Oratie, de Studio poëtices conjungendo cum Studio Juris Romani, en de vierde reize in 1713 ook te Utrecht zyn uitgekomen. — Deze principia hebben dit boven andére, dat den Titul, de Origine Juris, aldaar veel wytlopiger is verhandelt, als wel te voren van anderen gefchiedt is. De Heer Huber , of fchoon geen vriend van onzen Eck, heeft daarom ook dit Werk moeten » * * pry-  VOORREDEN. pryzen, in pralebTtonibus ad dief. Titul. Alwaar Hy daar van aldus fchryft: plura nos hac de Hifloria juris poft tot bominum doclijftmorum Commentarios non collocabimus, prafertim poft quam id actum diligentiffïme & copiofisfime aviro* cl. Cormlio van Eck, juris in hac Academia digniffimo Antecefore , qui brevijjime & nitidiffime ad h. t. exhibuit,. qua aliunde multo labore quarenda fuijjent. En van Muiden, die een Collega van Eck was, in Compendiofa Pandectarum Traclatione Lib. I. Tit. 2. fident van Bynckershoek, de ProfelToren Beft, Toullieu, Rivinus en zeer veel andere meer. Onder die geenen, die zich eenen groten lof onder de Gelderfchen hebben waardig gemaakt, is mede Antonius Schulting, geboren te Nymegen, in den Jaare 1659. Deeze de triviale Scholen te Leiden met roem gepaffeert en tot de Academifche Leflen in  VOORREDEN. in gemelde Stad gepromoveert zynde, en aldaar in de Rechten gehoort hebbende de wyd vermaarde Profeslören Joh. Freder. Böckelman, en Joh. Voet, heeft de doctorale waardigheid, na zyn difpuit de naturali obligatione onder gemelde Heer ProfeiTor Voet, in het openbaar verdedigt te hebben, in 1683 verkregen. Hy is vervolgens in 1693. tot ProfeiTor in de Rechten na Harderwyck, van daar in 1695 na. Franeker, en eindelyk, de Heer ProfeiTor Voet, overleden zynde, in 1703 in deszelfs plaats na Leiden beroepen. —Hy was een groot Litterator en Rechtsgeleerde en heeft verfcheidene Geleerde Werken nagelaten, gelyk daar zyn: - Enarratio partis prima Digeflorum cum differtatione ad l. 1. (j. uit. ff. de quaflionibus; De eo, qui crimen capitale ultro ac falfo confejjus £5? condemnatus efl, comperta poflea innocentia, liber anao. De Jurisprudentia Ante-Iuflinianea , opus aitrnum & omnibus faculis profuturum; Zynde de befte editie daar van re Leyden in 1717 in Quarto uitgekomen,, want die te Leip/ich gedrukt, is vol fouten. Differtatio de recufatione judicis cum duabus difputationibus publice difputatis , quarum prior efl pro refcriptis Imperatorum Romanorum , poflerior de Tranfatlione fuper controverfiis , qua ex ultimis voluntatibus proficifcuntur etiam non infpeftis vel cognitis illarum verbis, recle ineunda. ■ Exercitatio ad Valerii Maximi lik 7. cap. 7. de Teftamentis refoiffs. Vervolgens heeft Hy met fraye Aantekeningen uitgegeven veteres gloffa verborum juris, qua pajjim in Baftlicis reperiuntur £? editaprimumfunt a Carolo Labbao, en deze maken een einde van het derde deel van den Thefaurus. Juris Romank *** 3; Ook  VOORREDEN. Ook heeft Hy noch gedaan en uitgegeven een Oratio funebris in obitum Jacobi Perizonii, als mede — de utilitate ex Jurisprudentia Romana ad alias artes redundante. — De Augufta hominis innocentia ad legem boni. —■ En volgens Gundling in Tpurois pag. 264 zoude Hy ook noch een dijfertatio de militia ad vocatorum gefchreven hebben. — Hy is Overleden den 12 Maart 1734. en is de Lykreden op hem gedaan, door den wyd vermaarden Profejfor Vitriarius, die ook gedrukt is. Johannes Verstegen te Nymegen geboren , is geweeft een voornaam Rechtsgeleerde en Advocaat voor den Hove Provinciaal van Gelderland. Hy heeft in Oclavo te Nymegen in 1665 uitgegeven, zyne disfertationes de Jurifdiclione, mixto 6? nnero Imperio, fervitutibus, paclis, tranfaclionibus & ufufruclu. Jüstus Meyer geboortig van Nymegen, was ProfeiTor in de Rechten te Straatsburg, en heeft uitgegeven : Eudoxa Jujliniana five difputationes apologeticas pro Juris Civilis dignitate £5? veritate tuenda Argent. 1616 in Quarto. Noch heeft hy vervolgens ook met den druk gemeen gemaakt, een zeer geleerdt Werk, getytult: Jus omne pandeclarum, quodque eidem ex Codi» ce, Inftitutionibus ac Novellis Conftitutionibus Jufliniani Imper. refpondet, una perpetuaque metbodo difpofuit ac difputandum propofuit, inferipfitque Collegium Juridicum Argentoratense ibid. 1617 inQuar» to Tom. 11. iterumque cum Additionibus Jo. Oith, Thaboris ibid. 1657. Hy heeft ook gefchreven , de Harefi & Secutione Proteflantium, tegens Casper Scbioppius Argent. 1629 in Quarto, als mede Juris-Publici Quaflionem Capita» km Jintne Proteflant.es Jure Cafarto Haretici & Supplicio  VOORREDEN. Afficiendi: Contra clajficum Schioppïu ibid. 1624 in Quarto. Gelyk ook meer andere quaftiones Juris Mifcellaneas. ° Willem Cup. geboren te Bommel 1606, Profesfor in de Rechten te Franeker, was een zeer geleert Man, en zyn van hem verfcheidene geleerde DiiTertatien voor handen, als: Dijfertationum juris fafciculus Franek. 1664. « Octavo, Dijfertationes ad Injlituta ibid. in Oclavo. Injjitutiones Juris, ibid. Difputationes de lege Falcidia ibid. 1649 in Quarto Difputationes XXVI. de Succeffionib. ibid. 1651 m Quarto. Thomas Lin^eus of Vlas, ook geboortig van Bommel, die naderhand de naam van Bufchius heeft aangenomen, is geweeft Raadsheer van het Huys van NalTauw te Breda, en heeft in 1553 %n Folio te Franclort uitgegeven. Annotationes in Injlitutiones juris Jujlinianu Noch heeft allen lof verdient. Henricus Canisius geboortig van Nymegen * een difcipel van Petrus Peckius, en een uitmuntend Litterator en Rechtsgeleerde, heeft verfcheidene zeer geleerde Uitleggingen over het jus Cannonicum nagelaten , als Summa Juris Canonici.. Commentarius in Regulas Juris. Commentarius in rubricas libri VI. Becretalium , en verfcheidene andere meer. Als mede Reinier Tengnagel geboren alhier te Arnbem , uitmuntend zoo wegens zyne aanzienelyke geboorte als Geleertheid , was verfcheide Jaren in de Rechten ProfeiTor te- Leuven; en heeft gefchreven. Juris utrmsqiie Methdum,. Ver»  VOORREDEN. Verder zoude ick noch kunnen fpreken van den Geleerden Georgius Conradus Crufius geboortig van Zutpben, die ProfeiTor in de Rechten te Leyden is geweeft; Ifaacqvan den Berg, geboortig van Nymegen, die het Nederlands Advysboek heeft uitgegeven; van de beroemde Heeren Rechtsgeleerden Roukens, van Baffenn, Vonck, en andere meer, die alle geleerde Gelderfchen geweeft zyn; Als meede van de beroemde Heeren en Mrs. Johan Schr offert en Jooft Schomaker, welkers uitmuntende Rechtsgeleerde Werken in een ieders handen zyn; dan, deeze Voorreden is reeds merkelykuitgedeyd, en 't gezegde zal genoeg zyn, ten betoge, dat de verdienften der Gelderfchen in de Rechtsgeleertheid niet gering zyn geweeft; Gelyk wy dan ook reden meenen te hebben, om te vertrouwen, dat de Advyfen, die wy thans het publycq aanbieden, met nut zullen worden gebruykt, als voortkomende van eenenMan, die in zyn leven een voornaam Rechtsgeleerde en Advocaat voor den Hove van Gelderland is geweeft, zullende 't tweede en laatfte Deel met het Regifter over beide de Deelen met allen mogelyken fpoed volgen. Wy volgen 't Voetfpoor van de Hollandfche en Utrechtfche Confultatien, en geven deeze den Naam van Gel» derfche Confultatien, Advyfen en Advertiffementen van Rechten , om dat, indien de Drukker zyne onderneeming begunftigt wordt, hy dezelve onder deezen Ty tul, met een aantal van Advyfen, door andere beroemde Mannen afgegeven, meend te vervolgen, dog zoo, dat, door wegneeming van 't eerfte Tytelblad, een ieders Werk op zig zeiven ook compleet zy, en apart zal kunnen worden gebruikt; en hier mede Lezer i Vaart wel. RE-  R EG ISTER DER HOOFTSTOFFEN. /. •Quorefpondetut ad duplicem qucefthnem, cujus prima efi: An «Xs "teque P^ dotalibus in Gelrienfi £f Zutpkanienfi Ducatu ac Comitatu, mülier aut maritus, altera conjugum intejtato mortua , pariter etia?ns qtiid ex defuntli bonis lucretur ? Altera vero, an proclamata in Gelria redimi pojfmt quanti, item ubi? an coram Magiftratu Urbis, aut in Aula Arnhémienji id faciendum ? Pag. ï» II. Claufula Salutaris in libello quoque in criminalibus e& m cejjaria. ^ ■Cenatus ordinaria delicti poena non punitur , fi non fuerit eventui infecutus. o 1 In criminalibus judici licet ire extra petita partium. Fjf™s in procejju Succumbens non tenetur aftione injuriarum^ Fifcus raro condemnatur in expenfas. iu III. Preferentie van dood en ziekte fchulden voor dit van Tol Mciteurs.. J Manquement van bewys. Compenfatie van koften. Onnutte Argumenten. 21. IV. In criminalibus, quando delittum poenam capitalem, aut corpons afflittivam , aut arbitrariam (ft fcilicet dubium fit, an crimen, ft probatum fit, capite vel corpere fit puniendum vel non) tneretur. ' Accufatus per procuratoren! fe non defendere, fed auidem abJcntia canfas allegare poteft. 32. '  REGISTER der v- Koften moeten gerefundeert worden, wanneer dengedanffn eifch voluntarie word voldaan. Poena temere Utigantium. 38. VI. Interdittum uti poftdetis utile locum habet pro quafi , poffeffiont fervitutum, tam difcontinuarum , quam continuarum , five quis judicialiter turbaverü five extrajudicialiter. Pojfeffio vel quaft quomodo acquiratur, & in pojfejforio fuminario probanda fit. Plures femiplenne probationes conjtmguntur,. etiam teftium inhabühim cum habilibus. 49. VII. Iemand zyn eigen Werk zelfs verrigtende, is daar over niet fonvenibel of breukhaf tig. 71. VIII. Preferentie tuffcben diverfe, op een en dezelve Goederen, ff. gens een en den zeiven debiteur gemaakte verwinnen^ Compenfatio expenfarum. 84. IX. Tacita locatio ac reconduÜio. Pagters verfchot van Heeren laften. 10S. X. e Collaterale Vrienden, offchoon den Overledenen m naderen of gelyken graat beftaande, kunnen met de Afcendenten niet ab Inteftato worden geadmitteert, ten ware by Huwelykfcke Vmwaarden anders was bedongen. 118. XI. Exceptie van Incompetentie en Renvoy ad Judicium rei fitse geadmitteert tegens een Arreft, ten fine van redintegratie ,van eenen afgegravenen grond en vergoedinge yanfchade eenes daar afgehouwenen Booms, op iemands perfone, die zelfs fuftineerde, van dien Grond en Boom , als op zyn Land in Confinio wezende, te zyn, geinterponeert. 127. XII.  HOOFTSTOFFEN. XII. ConjunUi inter fe unamfolummodo, disjunEti vero fingulas per Jbnas, reprcefentant. Ideoque, ft inftituti fint Sororis filUe tl beri, nempe, I ex priori, porro K. L. M. N. fi? Q ex Po fteriori matrimonio procreati, ita ut I duplicem portionem quoa'd reliquos heredes percipiat, turn I ex befft, reliaui coniunüim Jolummodo ex tnente, hceredes funt. 144. XIII. Contumacie kan niet worden geaccufeert, noch verfiek van V indienen van Schrifturen verzogt, zonder te exhiberen bewys van een behoorlyk exploiiï, infinuatie of ter handftellinge, waardoor de tegenparthye zynen termyn heeft beginnen te lopen. Ofte in Veluwen ten dien einde zyne Schrifture dubbeld heeft ingediend. 183. /. XIV. Succeffie in heen-Goederen ten Zutphenfchen Rechten, tam ex reftamento, quam ab Inteftato; zo in de Quartieren van Ny. megen en Veluwen, als in rt Graaffchap Zutphen gelegen, zelfs m cas van beding van retour in omnibus Cafibus, dog met verzwyginge van feudaliteit. En of in cas van zodane Jiilzwyge/2, ook een aótio ad InterelTe plaats heeft. 215. XV. Eifch over Injurie, door dubbelzinnige woorden gefchied, is met gefundeert: ook niet , /wanneer de Eifcher niet meer dan eenen getuigen heeft. 231. XVI. Een Vafal kan in Gelderland over Leen-Goederen by uiterfle mlle niet difponeren, als met Confent van den Leen-Heer. het zy, dat deze over de difpofitie zelfs fia, of die daarna approberet en wanneer de Erfgenamen zo een difpofitie querelleren . vervallen dezelve in geen poenaliteit. 254 XVII. Advys over het doen van Rekeninge van een Rentmeefier van een ^fthuis, over de Borgtogt van een Adminifiratie, en dat dezelve is Stn6h-Juris. 261. ***** xvm.  REGISTER der XVIII. Om de Succejfte ab Inteftato uit kragt van de Clauful van Retour, en over de kragt van Huwelykfche Voorwaarden, en, dat daar by over een toekomjiige Erjfenijfe kan worden gedijponeert , en de fuccejjie ab InSeftato gereguleert. Dat 'er drieder-hande zoort van Succejfien ab Inteftato is, namentlyk Succeffio Teftamentaria, Legitima ac Conventionalis 286. XIX. Over den Verkoop van een hereditaire portie van een Kind in de Erjfenijfe der Ouderen. Men koop kan per Teftes & per Inftrumenta valide bewezen worden, en moet daar op Tranfport volgen. . , Over het doen van Tranfport van Immobile Goederen. Een kleine Ampliatio Conclufionis word niet gereguardeert „ voornamentlyk als die uit de natuur van een Contratt voortvloeit en daar tegens niet is geëxcipiëert. Die tweemaal een Goed verkoopt verfeert in dolo. Hoe zig een Weduwe van de Boedelhouderfchap ontdoet. 206. XX. Over het voldoen van een .Conventie tujfchen een Schoonvader en zyn Schoon-Zoon 332. XXI. ■ Huwelykfche Voorwaarden voor den Gerigte gepaffeert, in plaatze van met Huwelyks-Vrienden «pgerigt. 342. XXII. Dat het Moffelfche Veld uit kragt van eeuwigdurende Erfpagts-Brieven van den Vor/i van den Lande, tot weiden van het Vee in het Rofendaalfche Veld beregtigt is, en dat men zig by zyn recht en poffeffie kan maintinerens en hoe dien aangaande te procederen. 351. e XXIII. Advys en Compromifforiale uitfpraak over verfcheidene boedel, quejlien nopens den afjland, fucceffie en verdelinge van Allodiale Heeren en Leen-Goederen in den Boedel van wylen den Heer van den Cannenburg. 358. C O N-  Pag. i CONSULTATIEN, ADVYSEN E N D E ADVERTISSEMENTEN. l Quo refpondetur ad duplicem quceftionem, cujus prima efl: An absque padtis dotalibus in Gelrienfi & Zütphanienfi Ducatu, ac Comitatu, muller aut maritus, altera conjugum inteftato mortua, pariter etiam% quid ex défun&i bonis lucretur ? Altera vero, an proclamata in Gelria redimi pojfint & quanti , item ubi ? an coram magiftratu urbis , aut in Aula Arnhemienfi id faciendum ? Tradita eft nobis infra fcriptis Utriusque Juris Dottoribus atque in Provintia Ducatus Gelriae ac Comitatus Zutphaniae degentibus Advocatis , infequens ex Germania transmijfa Fafti Species : Mevius Civis^'Colonienfis duxit in Ducatu Gelriae Cajam ex Gelrienfi Ducatu ritu Catholico Romano, illaque eum fecuta fuit, & cohabitarunt procreatis liberis praemortuis, mortuo nunc Mevio Caja jure ftatutario pretendit omnia mobilia defun&i mariti. A Quae~  2 CONSULTATIEN, ADVYSEN Quaeritur, An absque PaStis Dotalibus in Gelrienfi & Zutphanienfi Ducatu ac Comitatu Muiier aut Maritus altera Conjugum inteftato mortua , pariter etiam quid ex defunÜi bonii lucretur ? DEIN. Agnati Mevii negant fuiffe matrimonium , quod de inito fecundum jura Gelriae non conftet, neque proclamata faóta fint. Caja aflerit fe redemiffe proclamata , & fecundum ritum fuae religionis fe junéiam legitime fuiiTe. Quaeritur porro , An proclamata in Gelria redimi poftint & quanti item ubi ? An coram Magiftratu Urbis , aut in Aula Arnhemienft id faciendum ? Ad quam, cum Refponfum a nobis fit petitum, nosque hanc totam faéti fpeciem atque ad eam propofitas binas quaeftiones plene examinaverimus , falvo melius fententium judicio, fequenti modo refpondendum elTe cenfuimus: Et quidem ad' priorem quaeftionem affirmative , quod nempe in Ducatu Gelriae ac Comitatu Zutphaniae, cafu quo pa&a antenuptialia feu dotalia inita ac confefba non funt, fuperftes conjunx ex bonis a praedefunóto ac inteftato conjuge reliólis vel maxime quid lucretur. Ratio decidendi in eo pofita eft : Quod in priori hac , ad quam jam refponfum eft , quaéftione non quaeritur, an Caja, cujus in propofito cafu praecedenti fit mentio, ex bonis ab ibidem quoque memorato Mevio reliólis lucretur aliquid, Sed  ende AD VERTISSEMENTEN. 3 . Sed folummodo in genere rogatur, an in hacce Provintia absque antenuptialibus paétis conjux fuperftes ex inte itato praemortui conjugis bonis quid lucretur ? Ad quam generalem quaeftionem , ut fit refponfio quae. ftiom adaptata, atque huic cum illa fit proportio, non alio quoque quam generali modo refpondere potuimus , quid fecundum mores & ftatuta Ducatus Gelriae ac Comitatus Zutphaniae juns fit. ««uuuitó De jure autem ftatutario ac confuetudinario hu jus Pro-1. vmtiae res haec tahter fefe habet , ut conjuges Jinterfe mvicem non folum vitae , fed etiam bonorum communie.! nem habeant five exftent paéta nuptialia five Zn exftent, modo fi exftent, non aliter convenerit inter conS Siït^eft ^ ^ Adeo ut in tota fere Ducatus Gelriae & Comitatus Zut , phamae Provintia generalis obtineat confuetudo qua fi noTSit^xcTur -Pa6la ~P^ia "veTotdia ïnnfr a • » omnia 9uae cujusque conjueis ante contraétum matrimonium peculiaria ei4nt bona , uU & ea rf6,11* matrimonio acquiruntur, adeo per coniS SS SSfSE confund—> - ^ cuiusU°X Quafi matrimonio .poftea foluto inter fuperftitem conia * gem & praedefunfti conjugis haeredes aequSi omnium e rum conjugalium facienda eft diviflo, ita una femis fuper" ft.ti altera vero praemortui heredibus cedat, eriamÏÏ" teruter conjugum parum aut nihil in commune contSerS Cuiod quidem nemini non in hoe Provintia notum eft a m^Zr Tïït P°teft in StatUto Civitari"Neo:4' magenüs , m Reformatione quatuor Superiorum PraefeftuA 2 1-4 rarum  4 CONSULTATIEN, ADVYSEN rarum Tetrarchiae Neomagenfis Tit. 14. Art. r. in Legibus Ruremundanis part. 1. tit.2. §. 2. ?zwr«. i. & 2. in Reformatione Zutphanica Tit. 16. Art. 1 & 2. in Statuto Civitatis Zutphanienfis 2ïf. 26. ^?t. 3. & in Reformatione Velavica Cap. 27. Art. 2. Item apud Lamb. Goris in Adverfar. jur. fubcifiv. Tratt. i. Cap. 1. Art. 26. & 27. Nee non apud Frider. a Sande ad Confuetud. Fêudal. Gelriae Tratt. 3. Tit. 2. Cap. 3. Art. 1. fif 2. 4. Qualem confuetudinem praeterea non folum in Urbe Gra'via, in ditione Cuikiana, in Civitate Emeriacenfi, in Ducatu Cliviae (quae ambae Civitates olim partium Gelriae & Zutphaniae fuerunt) uti & in finitimis. ac conterminis Provinciis, atque in fpecie Hollandia, Ultrajefto & Tranfifalania, fed etiam apud Brugenfes , apud Slesvicenfes, imo apud Lufitanos quoque obtinere complurimi teftantur Doftores, quos enumerare hujus loei non eft. - Quae fupra difta tarnen conjugalium bonorum focietas in Gelria ac Zutphania tam generalis non eft, quin adhuc, praeterquam , quod ea paótis antenuptialibus excludi poteft, quaedam bona ifti communioni obnoxia non funt: 6. Inter quae funt primo loco bona Dominica & Feudalia, 'cum Feuda noftratia absque affenfu Domini alienari aut gravari non poflint, Reformat. Zutphan. Tit. 16. Art. 3. Statut. Civitat. Zutphan. Tit. 26. Art. 4. Lamb. Goris dict. Cap. i: Art. 33. 6P Cap. 3. Art. 3. & feqq. uti & Art. 9. 7 Ita tarnen ut alter conjunx , quamvis Feudi ftante matrimonio acquifiti expers fit, refte adhuc dimidiam pretii partem fibi petat, docente Joh. a Sande de Feud. Gelr. Ditt. Cap. 3. Art. 10. & Lamb. Goris Ditt. Cap. 3. Art. ij. g Utque etiam Feudi, quod durante matrimonio acquiritur, ^ conces-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 5 conceffio non alterutrius tantum , fed utriusque conjugis nomine acquiri poflït , Quo cafu talc fcudum communioni cedet , ac proinde fokito matrimonio ex aequo dividi oportebit, Reform. Zutph. Tit. 16. Art. 4. Idem Sande dift. loc. Art. 9. & Gok. dict. Cap. 3. Art. 15. & fejq. ' Deinde in Tetrarchia Ruremundana non confe&is pacl;is9. antenuptialibus inter conjuges communia non funt ifta bona immobilia, quae cuique Conjugum modo ante initum matrimonium propria fuerunt, uti neque aétiones & nomina rebus immobilibus incumbentia, quae quisque conjugum jam ante matrimonium propria habuit, Legg. Rurem. Part. 1. Tit. 2, §. 2. num. 1. & 2. Lamb. Goris DM. Cap. l. Art. 32. Praeterea quoque in quatuor Superioribus Praefe&uris 10 Tetrarchiae Neomagenfis inter conjuges communia non funt veftimenta, annuli, caetentque ad ornatum corporis fpeétantia, ut & arrhae fponfalitiae: quae omnia manent ejus,. cujus propria fuerunt, aut qui ea accepit; Uti neque bona immobilia in Imperio Neomagenfi (quod unam ex quatuor iftis Praefe&uris conftituit) fita, fi ea fcilicet in matrimopium addu&a aut ftante matrimonio titulo hereditatis ab inteftato acquifita fint : Quae quoad proprietatem manent ejus, qui ea adduxit aut titulo heredis acquifivit, Reform. Quat. Super. Praefeft. Tetr. Neom. Tit. 14. Art. 2. & 3. Gor. Dict. Art. 32,. Qjiod vero ad alteram , five pofteriorem quaeftionem attinet , refpondemus negative , quod nempe in Gelriae Ducatu ac Zutphaniae Comitatu proclamationes five nuptiarum publicae demmtiationes redimi non.pojjint. a s Cujus  ,6 CONSULTATIEN, ADVYSEN Cujus decifionis Rationes funt fequentes. IIt Quod quidem coram Magiftratu urbis, in qua ambo con' fponfi aut eorum alteruter degit , proclamationes redimi non poflint, nemini in hacce Provintia ignotum eft; 12. Quoniam cognitio in caufis matrimonialibus Magiftratibus civitatum non competit, fed ifta Supremo Ducatus Gelriae & Comitatus Zutphaniae Senatui five Curiae Provintiali (quae vulgo Aula Arnhemienfis) appellaturab ejusdem Provintiae Ordinibus plene demandata fit Anno 1580. die 6. Maji. 13. Adeo ut & adhucdum omnes caufae matrimoniales non .coram tribunali iftius judicis, cui partes litigantes caeteroquin fubjeóti funt , fed coram folo tribunali Senatorum Provintialium ventilentur & difputentur. 14. Ratio vero, ob quam neque coram Provintiali Senatu (cui caeteroquin omnis cognitio in matrimonialibus competit) proclamationes redimi queant, in eo non folum confiftit. ik. Quod redemptio proclamationum fit res in hacce uti & °in finitimis Confoederati Belgii Provintiis plane incognita, atque adeo inaudita, ut non folum in placitis , ftatutis, legibus atque in fcripturam redaétis confuetudinibus , fedet apud Doftores & Auótores, qui ad Gelriae finitimarumque Foederati Belgii Provintiai urn ftatuta & confuetudines fcripfere , redemptionis proclamationem akiffimum fit filentium , neque etiam talis redemptionis in hac Provintia faétae , vel unicum exftet exemplum. ïö". Verum etiam hoe nititur fundamento : Quod placita ab Ordinibus Gelriae & Zutphaniae, five Eorum nomine a Senatu  ende ADVERTISSEMENTEN. 7 natu Provintiali quoad materiara proclamationum antenup. tiahum promulgata, tali redemptioni aperte contrarientur Ad quod ïlluftrandum neceffe erit iftorum placitorum te-' norem quam breviffime hic memorare. Et quidem Primo placitum anni 1587. diei 21. Tan. 17 lub poena arbitraria prohibet more pontificio id efl ritu Lathohco Romano nuptias celebrare , atque infuper jubet ut omnes hujus Provintiae fubditi, qui matrimonium inire cupiunt, ïflud per pnmam , fecundam ac tertiam proclamationem in reformata ecclefia denuntient, ac ibidem deinde a Verbi Divini Miniftro reformato folennis nuptiarum benediétio celebretur. Deinde variis placitis , nimirum anni 1604. diei 28 18. Apr. anni 1618. diei 8. Decembr. anni 1622. diei 12 Apnhs & anni l6Si. diei 2. Junii prohibitum , ne quis hujus Provintiae fubditus matrimonium ineat, nifi praecedentibus legitimis proclamationibus , ac deinde per folemnem nuptiarum celebrationem coram Verbi Divini Miniftro reformato, aut coram Magiftratu civitatis, übi iftud moris elt; Adeo ut fi qui alio quam praediéto modo matrimonium tentare aufennt, per ifta placita declarentur illegitimi, atque eorum bben ex tali contubernio procreati , fpurii. adjeèta infuper poena viginti quinque florenorum, fingulis menfibus folvendorum, utque, fi illud contubernium continuetur , tales ïllegitime conjunfti intra annum ex hoe Ducatu ac Comitatu relegentur. Quorum placitorum condendorum promulgandorumqueio ratio triplex efl, uti in cujusque placiti Praefatione eft expreffum : Prima , ne flatus matrimonialis ab ipfo Deo Omnipo-20 tente inftitutus profanetur, altera, ut farailiarum ac po- litiae  8 CONSULTATIEN, ADVYSEN litiae (ut ita loqui liceat) confufio evitetur, ac tertia, ne pernitiofum alüs detur exemplum. 21 Quae fecundo loco memorata ratio refte ab Henr. 'Brouwero in Tratt. de Jure Connubior. Lib. 2. Cap. 2. num. 8. ita explicatur ut in triplicem fefe extendat finem: 22 Primum , ne populo infcio initium capiat matrimonium 'exquo tota republica fibi cives exfpeótat, fecundum , ut, fi forte legitirrium impedimentum adferre quis poffit , id faciat & Magiftratui in tempore indicet, ut omnia, quemadmodum Paulus vult, refte in Ecclefia gerantur , & tertium , ut jure experiatur, qui vel quae fponfam aut fponium fibi prioribus fponfalibus paótam aut paótum afierit. 27 Hifce jam praemiffis, nemo eft, qui non videat, omnes hofce praememoratos iïnes & rationes fieri illufonos atque effeftu fuo plane deftitui , conditoresque talium placitorum quoad fcopum & intentionem fuam eludi, fi proelamationes hafce quisquam redemerit. 24. Nunquam autem Leges ita interpretari licet, ut extendantur contra intentionem Legiflatoris , per notoria. Et quamdiu locus eft rationi ftatuti , debet & ipfi ftatuto efle locus, Paulus Voet In Tratt. de Statut. Setï. 7. Cap. u num 5. & Cap. 2. num. 1 6f 2. 25. Praeterea & multiplices poenae praediftis placitis in illos, 'qui absque proclamationibus fe conjungunt, ftatutae fatis indicant, legiüatores noluiffe , ut proclamationes redimantur; „< Quoniam in hifce Provintiis poena nullitatis matrimonii 'ac illegitimitatis liberorum , atque etiam relegationis ex patria , pecunia redimi non poteft , Brouwer, de Jut. Cmnub. Ditt. Cap. 2. Art. 14. Quibus  •enD'E ADVERTISSEM ENTEN. 9 •Quibus accedit tandem, quod Illufu-iffimi ac Praepotentes 27 Ducatus Gelriae ac Comitatus Zutphaniae Ordines in Comitiis anno 1646. Arenaci habitis , die 28. Maji NB. per modum difpenfationis fuper priori Placito , nempe anni 1587. diei 21. Januarii, permiferint Pontificiis, ubique in hac Provintia coram Magiftratu in urbibus , ac ruri coram judicio nuptias celebrare, atque trinas earum denuntiationes e Curia publicare. Quam difpenfationem , uti & omnia praeallegata placita , inter placita- hujus Provintiae , quae Ordinum auótoritate Ampliffimus ac Confultiffimus Dns. Johannes a Loon J. U. D. & in Provintiali Curia Senator , ante paucos annos fecundum feriem temporis, promulgata funt, in unum Codicem, quem Groot Gelderfch Placaat-boek nominavit, congeffit, illumque typis dari curavit, invenire licet. Videantur & A£ta Synodi Gelrienfis typis impreffa Cap. 8. Art. 27. & Brouwer. Dift. Cap. 2. Art. 9. Qualis jam praememorata difpenfatio neceffario fupponit,28. quod placita in aliis capitulis, de quibus difpenfatum nondum eft (inter quae & hoe eft, quöd absque proclamationibus ac more Catholico-Romano nubere prohibet) in priori ac pleno maneant vigore : Quoniam exceptio in cafibus non exceptis firmat regulam , per notoria. Et fane, fi Curia Provintialis, cui caufae matrimoniales 29, demandatae funt, proclamationum redemptionem permittere poffet , non opus fuiffet ipforum Ordinum difpenfatione fuper eo faltem, ut Pontificiis , five Catholicae-Romanae religionis hominibus , permittatur coram Magiftratu aut judicio fuas nuptias confummare : Quoniam , cui plus licet , non debet id , quod minus eft, non licere , juxta l. 21. ff. d. reg. jur. Ex quibus omnibus cum abunde fatis liqueat Proclama-qo. tiones in Gelriae Ducatu & Zutphaniae Comitatu redimi" B non  io CONSULTATIEN , AD V YS EN non poffe. Non erit opus ad reliquas pofterioris nobis propofitae Quaeftionis partes , ubi rogatur , quanti proclamationes redimantur , item ubi , an coram Magiftratu Civitatis , an vero coram Senatu Provintiali iftud fieri debeat , amplius refpondcre. 31. Saltem in fine monere voluimus, redemptionem proclamationum nullatenus confundendam efle cum acceleratione feu coarótatione terminorum, qui ex placitorum praefcripto intra fingulas proclamationes decurrere debent: Qualis acceleratio praecedente caufae cognitione (minime tarnen mediantibus nummis) ex fonticis ac per quam necefTariis caufis a Synedrio concedi quandoque folet , Acla Synod. Gek. Cap. 8. Art. 13. Brouw. Dit}, Cap. 2. Art. 14. Ita Refponfum Drufiburgi XI. Kalendas Januarias Anni a Nato Salvatore, M. D. C. C. X. M. A. a LAMZWEERDE,; e t H. A. a LAMZWEERDE» I L  ende ADVERTISSEMENTEN. Ix I I. Claufula falutaris in libello quoque in criminalibus eft necefaria. Conatus ordinar ia dele&i poena non punt tur, fi non fuerit eventui infecutus. In criminalibus judici Heet ire extra petita partium. Fiscus in procefu fuccumbens non tenetur actione injuriarum. Fiscus raro condemnatur in expenfus. Het fait, waar over den Beklaagde is geaccufeert geworden, en waar over het volgende decifoire advys is afgegeven , was aldus : Dat Beklaagde in prafentie van verfcheidene menfehen gedreigt hadde Gerrit Hermans , Smit tot Leeuwen, ofte anderfmts deszelfs Vrouw of Kinderen , den hals te zullen breeken. Dat daar na op zekere Weerd komende , zulks nog hadde gezegt , en de menfehen , die daar ronde gevraagt, waar den Smit was. B 2 Dat  r2 CONSUL TA TIEN, ADVYSEN Dat die menfehen hem den Smit, die niet verre van daar ook ftonde te arbeiden , aangewezen hebbende , hy met een hout in de hand, na denzelven toe was gegaan. Dat hy by den Smit komende , hem gevraagt heeft , of yuur konde maken, den Smit hem vuur verfchaft heeft, en zy met den anderen aan het rooken van Tabak zyn geraakt. Dat onder het rooken beklaagde den Smit onvoorziens met dien ftok tuffchen hals en fcholder in gejlagen hadde, dat hy leide en zuizebolde. Daarop het Mes heeft getrokken en floot op floot na den Smit gedaan , dog door de andere menfehen belet hem te kunnen treffen. Dat zyn wil niet kunnende krygen een hiep of ander infirument , met het welke de arbeiders in den Rysweerd arbeiden hadde opgenomen , daar mede na den Smit ger worpen en hem getroffen, dog dat zulks op bet Borftbeen was afgefluit. En dat by zyn vertrek de dreigementen van den hals te breeken nog gereiter eert hadde.. IN zaake voor den Hoog-Adelyken Landgerichte, des Ampts tuffchen Maas en Waal ongedecideert hangende tuffchen Stephan.. van Delen tot Druten , Verwalter Amptman, Richter en Dykgrave deszelven Ampts, ratione officii Klager ter eenre, en Henric Henricsen de Haan, gevangen en beklaagde ter anderen zyden. Gezien, gelezen en geëxamineert de Tigte crimineel aan zyde van den Klager doen exhiberen , en die daar tegens ingediende. Antwoord van den Beklaagde , als mede die hinc inde geap- pliceer-  ende ADVERTISSEMENTEN. 13 pliceerde bewysdommen , voorts op alles gelet waarop in dezen cenigfints te letten ftonde. Welgemelde Gerichte, met advys van onpartydige Rechtsgeleerden, doende recht verklaart den Klager in zynen eifch en conclufie tot eene ftraffe des doods genomen , niet te zyn ontfankelyk ofte gefundeert, den Beklaagde dienthalven van deze inflantie abfolverende, en den niet te min zyne aólie by eene nieuwe inflantie te inflitueren, referverende, en verders den Beklaagde zynen eifch ten fine van referve der aélie ex L. 32. ff. de injur. gedaan ontzeggende. Aldus by ons ondergefcbr: geadvifeer-t binnen Arnhem den 14. July 1713. WILH: van STEENLER, e n M, A. van LAMZWEERDE.. Redenen van voorftaande gewysde zyn onder anderen de naarvolgende: OM dat ons by examinatie der Proces-ftukken is te voor gekomen. Dat den Heer klager 't einde zyne aanfprakc heeft ge-r,. concludeert tot alzulken doodftraffe , als het Gerichte na merite der zake en groote van het deliót met de circumflanticn zal oordeelen en bevinden te behoren, zonder nogthans daar by gevoegt te hebben de falutaire claufule , ï zy in deze woorden : fuper omnibus & Jingulis peto omni meliori modo mihi jus ac juftitiam adminiftrare , 't zy ir* anB 3 deEe.  i4 CDNSULTATIEN, ADVYSEN dere dien zeiven zin hebbende expreffien geconcipieert, welke egter noodwendig agter alle Conclufien moet worden gevoegt, als onder anderen geferadeert word by Carpzov. def. for. part. r, conft. 2. def, 15. confi. 26. def. j. num. 4 6J5- atque in Procejfu Jur. tit. 6. art. 2. & tit. 16. art. 2. num. 43. êf feqq. 2. Hoedane des Klagers conclufie tot abfolute ftraffe des doods, absque Ma adjecla claufula falutari, genomen, ons dan ook niet anders heeft konnen voorkomen , als dat den Heer Klager daarby niet zo zeer de doodftraffe koomt te eifchen, als wel dezelve pofitive vast te Hellen, en maar alleenlyk aan den Richter over te laten, om te decideren, wat foorten van een dood men den Beklaagde zoude moeten aandoen. . Hoedanen eifch wy den Klager onmogelyk hebben konnen adjudiceren , maar denzelven daarinne niet ontfankelyk moeten verklaren , en vervolgens den Beklaagde van deze inflantie libereren: Overmits wy den Beklaagde in dezen niet hebben konnen praefcriberen, wat dood men hem zoude doen flerven, eer en bevorens ons zy gebleken , dat denzelven zyn leven heeft verbeurt gehad. Hoedanen doodfchuld wy ex attis (by welke zelfs nog geene Replique of Duplique en word gevonden) aan den Beklaagde niet en hebben konnen vinden , om dat aldaar nergens en blykt , dat den in aétis vermelden Gerrit Hermans, Smit tot Leeuwen bereids zoude zyn geflorven, veel min dat den Beklaagde hem heeft doodgeflagen , ja zelfs niet dat hy hem ccnige doodelyke of andere quetfure heeft toegebragt. Maar dat, indien ons al ware gebleken, dat men het Land-  ende ADVERTISSEMENTEN. 15 Landregt Tit. 34. Art. 5. in dezen hadde genoeg gedaan, en de getuigen , welkers kondfchap nog maar in copia en met in ongmali by de Tichte geappliceert is , al behoorlyke redenen van hare wetcnfchap kwamen te gevenEgter aan zyde des Klagers niet anders en zoude zyn bewezen , als dat den Beklaagde een voornemen om ^melden Smit te dooden heeft gehad , en dat hy bereids ook ad abtum proximum gekomen , dog door eenige dier ^tuigen belet is geworden, zyn voornemen ten effe&e tebkunnen brengen. Zo dat alhier den doodflag niet werkelyk gevolgt zyn-4 j Beklaa§de niec Mter conatum occidendi tot de itraffe des doods heeft konnen condemneren. Quoniam tn omnibus deliüis five fint atrociffima , five non, cïnatus , quantumvis ad atïum proximum fuerit deventum , ordinaria cujusve dehdi poena non debeat puniri, gelyk zulks getradeert word by Carpzov. in Crimin. part. 1. qua ft. 17. num 7 ii, 12, 13. 15. & feqq. l ' Welke leere gefundeert is in generali confuetudine , quce c attentatum feu conatum ordinaria criminis poena puniri non permittit, nifi effetlus fuerit infecutus.. De qua Confuetudine unanimiter tefiantur Gomez variar rtfol. torn. 3. cap. 3. num. ir. 30. Tul. Clarus recept'. Jentent. hb. 5. 9. fin. quceft. 92. Menoch. de arb. jud. quafi.. kb. 2..cent. 4. caf. 360. num. 9r. & feqq. Matth. de crimin.. hb. 48. tit. 5. cap. 3. num. Ti. Gudel. de jur. noviff. lib. 5. cap. 17. verf. mox dictum eft, Sande decif. Frif. lib. 5. Ut. xi. def. 11. Wesenb. in Comment. ad §..5. Inft. de PubL. jud. Ahique complures. Getuigende mede alle eenpariglyk, dat de l. r. f. ad 6 Leg. Com. d. Sicar. en den §. 5. Inft. d. Publ. Jud. waar " by gezegt word, quod,etiam is, qui hominis occidendi caufa cum  i6 CONSULTATIEN , ADVYSEN cum telo ambulat, poena Legis Cornelia de Sicarüs teneatur, door die voorgemelde generale gewoonte, in zo verre zyn geabrogeert. 7 Zynde deze gewoonte gefundeert zo in Sacro Codice ac Legibus divinis , confummationem cadis exigentibus , dum ahtnt, OUI HOMINEM OCCIDERIT, QUI SJNGUINEM ALTERIUS FUDERIT , &c. Exod. XXL 12. 18 & 19. Num. XXXV. 16. é? feqq. Z. Als in Legibus naturalibus, cum conatus in fola cogitatione confiftat , cogitationisque nulla fit poena. 9. Gelyk mede op de civiele rechten, medebrengende, quod 'in dubiis, femper benigniora fint prceferenda, L 56. ff. d. reg. jur. quodque melius fit nocentem abfolvere , quam innocentem condemnare , l. 5. ff. d. pm. jo. Om alle welke redenen wy dan ook den Beklaagde van ' den eifch ad poenam Legis Cornelia de Sicarüs genomen , hebben moeten abfolveren. x 1 Zonder dat wy egter op deze procedure de ftraffe , zo ' den Beklaagde heeft verdient, hebben konnen definiëren. 12 Niet , om dat het altoos van eene abfolute noodzake'lykheid zoude zyn, ut fententia fit Libello conformis , en het een Richter nooit gepermitteert wezen zoude , extra conclufionem partium te mogen gaan. to Maar om dat door den abfoluten eifch van doodftraffe, idque absque ulla adjetïa claufula falutari , den Richter de handen genoegzaam zyn gebonden geworden. 14. Overmits in val van adjunótie dier claufule den Richter in Haat zoude zyn gefield geweeft , om certam poena fpe- ciem  ende ADVERTISSEMENTEN. 17 ciem te konnen definiëren, waar toe wy alnu ter oorzake • van dien abfoluten en inepten eifch des doods niet en hebben konnen treden. Quoniam clavfula falutaris eft veluti herba Betonica pro fal-15. vando libello ab omni vitio, Carpz. def. for. dict. def. 15. Ac vigore iftius judex non pracife fententiam ferre debeat 16. fecundum id, quod petitum eft , fed & judicare poffet fecundum ea, qua probata, licet non ab initio in judicium dedutta, fuerint , idem ditt. def. 7. Claufülaque hujus tanta fit effcacia , ut per eam omni libelli ineptitudini'fuccurri queat , ejusque virtute omnis attio omneque remedium competens , £f ex narratis refultans , in judicium deduttum effe videatur , idem ditt. tit. 6. art. 2. £f tit. 16. art. 2. En of wel fchoons in criminalibus van gene abfolute nood-17 zaaklykheid en is, ut fententia fit conformis libello, fed judex caufa cognita, non obftante conclufione partis, pojfit poenam augere vel mimen, als onder anderen getradeert word by Mynsing. Cent. 4. Obf. 81. Christin, ad Leg. Mechl. tit. 1. art. 6. Carpzov. in crimin. part. 3. quce.fi. 106. num. 17. en Gail. i. obf. 61. num. 18 6? 19. Zo en hebben wy egter , propter omiffionem Claufula fa-1%. lutaris , in deze zake geen certam poena fpeciem konnen ofte mogen decerneren: Eensdeels , om dat het voorverhaalde aldus exprefle is 19. geftatueert, om die reden, dat veeltyds de Rigters, wanneer kwamen te bevinden , dat de verdiende ftraffe minder ware , als door den Klager was geëifcht', als dan den Beklaagde ten eenenmaal kwamen te abfolveren en vry te laten , zig verbeeldende, dat nooit extra conclufionem parC tium  i8 CONSULTATIENj ADVYSEN tium vermogten te gaan, gelyk zulks Christin, alleg. loc. num. tf met ronde woorden is betuigende. 20 Het welke nogtans tot dezen cas , alwaar men den Be' klaagde niet abfolute , maar alleen van de doodftraffe geabfolveert, en zelfs nog den Fiscus zyne aftie gereferveert heeft, niet kan worden overgebragt, cum Mc cejfante ratione iftius juris , cejjare quoque debeat jus ipfum. %ï'. En anderdeels, om dat die geallegeerde Regtsgeleerden 'zyn fpreekende van ordinaire gevallen, dat is, prasfupponerende dat de criminele proceduren gevoert en geïnflrueert zyn , in diervoegen , als dezelve ordjnair gevoert en geïnftrueert worden , of ten minften moeten worden. 22 Te weten, dat of gantfeh geen Libel zy overgegeven, 'of by 't geëxhibeerde Libel maar alleen de zake genarreert en gene conclufie genomen, of maar alleen in genere ad toenam juris geconcludeert, of in cas ad certam poenam pecontendeert is geworden , de falutaire claufule (gelyk altoos gefchied) by de Conclufie gevoegt zy geworden , dat den Requirant niet alleen gemanqueert, ja zelfs obffinate gedeclineert heeft , den grondflag zyner intentie te doceren , maar daarenboven ook omtrent de zake zelve geen het minfte fundament gehad. Zo zouden wy , hoven en behalven , dat hem zynen^ eifch hebben moeten ontzeggen, denzelven als een gantfeh D 3 te-  3o CONSULTATIEN, ADVYSEN temcrairen litigateur nog in alie de koften der procedure hebben moeten condemneren, cum viUus viclori m expenjas fit condcmnandus. t* Dan, vermits aan zydc van de Gerequireerdens by derwelver Berk» eenige óbjeffien gemoveert zyn, welke den Requirant genoodzaakt hebben, dezelve by Contra-berigt te moeten wederleggen, en daar over by Nooddruft door Gerequireerdens nog breder is gefchreven , en dus doende de koftcn der procedure merkelyk verzwaart zyn geworden. 46. Zo hebben wy een gedeelte der koften moeten compenferen zo om de ongefundeertheid van die geobmoveerde fuftinuen, als om dat het den Requirant en aan het bewys zyner intentie , en aan het fundament van die gepretendeerde preferentie, dog albereits manquerende , die zelve citra ullam neceffitatem zyn geobjicieert geworden. 47. Hebbende die beftaan hier inne: Eerftelyk, dat quafi de wapengelden niet anders, als gerigtelyk, aan den Requirant zouden verbonden hebben konnen worden. 48 Daar nogtans in deze Provintie byna niets notoirder is, als dat gerede goederen, waar onder deze wapengelden mede zyn gehorende, valide ac cum effettu konnen worden extra judicialiter getranfporteert, en dienthalven ook noodwendig geoppignoreert, als zynde zulks vry minder als een tranfport. . q En voor het tweede, dat quafi de Refolutie van 't Gecombineerde Collegie , maar alleen hare refiexie op de perlone van den Collonel Stephan van Weideren zoude hebben gehad, en vervolgens met deszelfs overlyden hare kragt verloren, ende niet tot deszelfs Succeffeuren in officie overgegaan zyn. , Daar 'er immers een groot onderfcheid is tuffchen dat 0 sene , dat oorzaak tot het maken van een Wet, of nemen van een Refolutie, heeft gegeven, en de difpofitie van de Wet ofte Refolutie zelve. En  ende AD VER T IS SEM EN TEN. 3r En boven dien het laatfte lid van meergemelte Refolutie,51 op t welke den Requirant zyne fuftinue koomt te bouwen niet demonftrative van dien Collonel of Commandcrenden Officier, op welkers remonftrantie het eerfte lid dier Refolutie genomen was, maar alleen in gcnere van den Collonel en Commanderenden Officier , koomt gewag te maken. Tot een teken, dat Haar Ed: Mog: zulks niet privative« van Stephan van Weideren, maar in gcnere van die genn, die werkelyk Collonels ofte Commanderende Officieren mogten zyn , hebben verftaan. Anderfints 'er demonftriver woorden , en relatien tot den in 't hooft van de Refolutie gemelten Remonftrant, als by exempel, dien Collonel, of den voorgemelten Collonel, ofte diergelyke gebruikt hadden moeten zyn geworden. Ter caufe van welke niet gefundeerde defenfien en daar 53. door veroorzaakte vermeerderinge van proces-koftcn , wy wel eene grotere compenfatie, immers en ten minften tot een derde gedeelte van de koften, zouden hebben konnen doen, m cas daar tegens den Requirant by zyn Contra-Berigt ook niet een wederregtelyk raifonnëmcnt hadde te berde gebragt , en dusdoende de Gerequireerdens occafie tot wederlegginge van 't zelve gegeven hebbende , de expenfas litis geaggraveert. Want met hem te willen fuftineren , dat in hac caufaSl* den Repuirant verweerder, en de Gerequireerdens Aanleggeren zoude zyn , ende hem dienthalven het laatfte fchryven competeren , vermeint men de abfurditeit zelve te wezen. Om dat de Gerequireerdens haarlieder Arreft en Peindinge55„ op de wapen-gelden niet tegens den Requirant, maar alleen tegens de Erfgenamen van haren Debiteur Capitain Broekhuizen, ofte tegens die gene , welke zig deszelfs boedel mogten willen bekrodigen hebben gedirigeert , zo als ons uit de Producten fub num. 2 6? 3. by Berigt is gebleken. Waar tegens den Requirant na dato deze procedure in cas 55, van  3a CONSUL TATIEN, ADVYSEN van gefuftineerde preferentie tegens haar aanvangende, noodwendig in hoe punïto voor Aanlegger moet pafferen, _ cum in qualibet caufa is fit Actor , qui prius quoad eandem ad judicium provocavit. ,c7. En zynde deze procedure ten eenenmaal feparaat van die, welke de Gerequireerdens de voorgemelte Erfgenamen, ofte bekrodigers van des Capitains boedel hebben aangedaan. 58. Overmits in deeze maar alleen het p'unttum preferenties in' ter Concreditores heeft konnen te palfe komen , en in die andere (in cas de Gepeindens oppofitie mogten komen te doen) de dugtigheid of quantiteit van der Gerequireerdens Schuldvorderinge in difcuffie gebragt moet worden, zonder dat aldaar dan over eenige preferentie kan fpeculatie vallen. <-0 Zo dat den Requirant die compenfatie, welke de Gerequireerdens door het gene voorgemelt bereits voor hem hadden uitgewerkt, door het proponeren van deze zyne dus ongegronde fuftinue, ende het verfwaren der proces-koften daar door veroorzaakt , wederom voor een gedeelte heeft verwerker. I V. In Criminalibus , quando deli&um poenam 'capitalem, aut corporis affli&ivam, aut arbitrariam Qfi fcilicet dubium fit , ah crimen , fi probatum fit, capite vel corpore fit puniendum 9 vel non) meretur. Accufatus per procuratorem fe non defendere , fed quidem abfentia caufas allegare poteft. IN zaken voor den Gerichte der Heerlykheid Heumen ongedecideert hangende, tuffchen Walrad van Steenhuis B Heer  ende ADVERTISSfiMENTEN. 33 Heer van Heumen Malden, Oplo en Florenftein Artme man der Stad Grave en van del. Lande van Kuft/ en Or d™."s Gedeputeerde des Nymeegfcien QuarS', Ztiml aaen des Precies, Sande ff het geSe ^Z'n'w vei volgens aan den Klager zyn verzogte proclama. Den Beklaagde daarenboven condemnerende in de JmfW, Aldus by ons ondergefcbreven geadvifeêrt binnen Arnhem den 19. July 1715. fVas gëtekent, A. van DAM EN M. A. van LAMZ WEERDE, Redenen van 't voorftaande gewysde zyn onder andere kortelyk de naarvolgende : Dat ons exaclis is gebleken , tuffchen parthyen in con-r feffo te zyn, dat den Heer Klager den Beklaagde bv 1715. heeft doen indagen om in perfone te compareren E En.  34 CONSULT^TIEN, ADVYSEN Ende zulks over en ter zake, dat denzelven op den 20. May 2'te bevorens tot Heumen eenen Cornelis Tyjfen, dusdanig zoude hebben gewondet, dat denzelven een uur vier of vyf daar na is geftorven. 3. Ende dat daar over ten aangcftelden dage aan zyde van den Heer Klager ad poenam capitis tegens de Beklaagde is gecontendeert geworden. 4. Dat dienthalven alhier dezen Beklaagde zynde aangeklaagt ' geworden over een delict. , dat, op zig zeiven en in abJlraSto geconfidereert, na regten met de dood ftrafbaar is. 5. Denzelven vervolgens ook in perfona geciteert heeft mogen en moeten worden, en in perfone moeten compareren, zonder dat tot eenige defenfie , per procuratoren, by zyne abfentie te doen , geadmitteert heeft konnen worden. 6. Alzo by het Landregt der vier Boven-Ampten des Nymeegfchen Quartiers Tit. 34. Art. 25 & 26. exprejfis verbis is geftatueert. 7- Dat eenen Beklaagde , die zelfs in perfone compareert, maar fuftineert, zig door een Volmagtiger te mogen defenderen , in dusdanen Eifch niet alleen niet geadmitteert kan worden, als de misdaad, hem te lafte gelegt, aan leven of lyf ftrafbaar is. 8. Maar daarenboven ook dan, wanneer de ftrafFe van dien arbitrair, en het aldus twyffelagtig is, of, het delict, bewezen zynde , den Beklaagde daar over aan den lyve geftraft zoude worden , of niet. 9. Zynde zulks ook conform de Leere van alle] voorname Regtsgeleerden , en onder andere van Menoch. de arbitr. jud. quafi. lib. 1. quafi. 80. Jul. Clar. §. uit. quafi. 32. en Sim. van Leeuwen Proces Crimin. part. 1. cap. 2. n. 3. 10. Welkers woorden wy in zo eene klare zake , als deze 'is, kortheidshalven onnodig geagt hebben, hierby te ftellen. Te  ende ADVERTISSEMENTEN. 3S Te meer om dat zulks beftaat in de naarvolgende reden n zo op de natuurlyke , als op de borgerlyke regten gefun- ' deert : Van dat namentlyk, wanneer in criminalibus eenen Beklaagde vry ftonde , zig per procuratoren te defenderen en inmiddels zelfs abfent te blyven. Daar door alle vonniffen , het lyf of leven betreffende 12 buiten executie, en overzulks vrugteloos, gefield zouden ' worden, dewyl genen Procureur voor zyn Principaal aan leven of lyf kan worden geftraft. Al het welke op dezen Beklaagde, die men ex attis be-i* vind , de indaginge niet te refpecleren , maar fugityf te zyn, eens overgebragt en behoorlyk overwogen wordende. Zo zal daar uit klaar coniferen, dat denzelven nog veel I4 minder, als zo eenen , die volgens het praafcript van de voor geallegeerde Artiknlen Landregtens, in eigener perfone moet compareren, tot eenige defenfie per procuratoren geadmitteert heeft konnen worden. En, dien Eifch vervallende, zo hebben wy tegens denjc zeiven, die nogte in perfone was erfchynende, nogte door zynen Volmagtiger eenige de minfte redenen van zyne abfentie het allegeren, aan den Klager zyn verzogte proclama, ingevolge den klaren text van den 29. Art. des gezegden 34. T.ituls Landregt moeten accorderen. Zonder dat wy eenige refiexie hebben konnen nemen opT< het gene aan zyde van den Beklaagde uit den daar voorgaanden 28. Art. des zeiven Tituls, van dat eene Beklaagde door eene Volmagtiger de reden van zyne abfentie mag doen allegeren , hebben konnen nemen. Om dat het niet genoeg is, het regt , den Beklaagde jparthyen by dien Artykul verleent, limpel te allegeren. '' Maar dezen Artykul , door het allegeren der redenen tq van des Beklaagdes abfentie, werkelyk na gebeft hadde moeten zyn geworden. E 2 Waar  36 CONSUL TATIEN, ADVYSEN Tn Waar van nogthans niets, dat daar na is gelykende, door 9*des Beklaagdes Volmagtiger is gedaan, maar in plaatfe van dien, maar alleen tot admiffie ad defendendum per procuratoren , en inmiddels furcheance der zake ten principalen , gecontendeert geworden. 90 Waar door dan ook den Beklaagde notoirlyk in de dis'politie van den daar op volgenden 29. Art. is vervallen. Zonder dat hem daar van ook heeft konnen bevryden, het geallegeerde van zynen Procureur, van dat hy de wonde , waar aan gemelden Cornelis Tyjfen overleden is , aan denzelven tot noodwendige defenfie van zyn lichaam hadde moeten infligeren. ftI En dat aldus het deliét. , waar over hy aangeklaagt is , of gantfch niet , of immers niet aan het leven ofte den lyve , ftrafbaar zoude zyn. a2 En dat overzulks hy Beklaagde , ingevolge den zin van den hier voor geaïlegeerden 26. Art. des zeiven Tituls Landregtens , zig door eenen Volmagtiger zoude mogen defenderen. ' 2q Edog , dewyl hier door het infligeren van die dodelyke wonde zelfs aan zyde van den Beklaagde word geftendiget. iL En de ftraffe van zulks, in abftratto en buiten alle circumftantien (welke als faüi zynde, bewezen moeten worden^ befchouwd wordende, niet pecunieel en is, men gezwyge dat het zelve impune zoude mogen gefchieden. 25. Zo en is het dezen aangaande al mede niet genoeg, zulks blotelyk te zeggen. Maar hadde met valable bewyzen aangetoont moeten worden , dat de circumftantien van het feit , waar over hv beklaagt word, zodanig waren, dat hy daar over gantlch gene ftraffe , immers gene, die lyf of leven raken kan, hadde gemeriteert. Dan  ende ADVERTISSEMENTEN. 37 geSen^r;°nS 0<* ? »»* het Zo hebben wy dit delift , al op zyn allerfchoonfte -enomen wordende , met ligter konnen opvatten , als dat het ten allermmften nog twyfFelagtig blyft , of den Be klaagde daar over aan lyf of leven geftraft moet worden En hebben overzulks ook al mede den Beklaaede zvnoS verzoek van defenfie per procuratoren, uit hoofde van den meergeallegeerden 26. Art. moeten affnyden. Zonder dat wy ons egter hier door tot het vellen ™.o dehél hebben willen inlaten, maar dat poinft, als nog niet in ftaat van wyzen zynde, willen overlaten aan die gene zo daar over naderhand gevraagt zullen worden. Wy hebben den Beklaagde mede in de koften moeten an condemneren , niet alleen , om den bekenden Regul reg.3 tens , yiStus yicïori m expenfas eft condemnandus. Maar om dat wy uit de gantfche behandelinge dezes In-n cidents , zo notoir tegens het Landregt gemoveert be fpeurd hebben dat het zelve maar aüeVJiSi mt ras , is gepractifeert geworden. En overzulks ook den Beklaagde in poenam temere Uti 32* gantium hebben moeten condemneren. E 0 Kos-  38 CONSULTATIEN, ADVYSÉN V. Koften, moeten gerefundeert worden, wanneer den gedanen eifch voluntarie word voldaan. Poena temer e Htigantium. In zake van Arreft , en voor den Weledelen Land-gerichte des Richter-ampts Doesborg ongedecideert hangende tuffchen Chrifticm Lemmingh voor hem zeiven, en als Cesfionaris van zyne Moeder Jofina Aelberts, Weduwe van Ifaac Lemmingh, Arreftant ter eenre, en Bernard Hollingh als Erf-Uytter en Boedclhouder van Margreta Aelberts, Arreft-verweerder ter anderen zyden. Gezien , gelezen en geëxamineert des Arreftants Juftificatie van Arreft in dato den 26. September 1711. als mede des Arreft-verweerders antwoord van den 19. November 1712. met alle de menigvuldige documenten hinc inde geappliceert, voorts des Arreftants op den 30. Septemb. 1713. over het poinft van koften gedanen eifch met de twee bewysdommen daar by annex, des Arreft-verweerders daarop gedane antwoord van den 10. Febr. 1714. des Arreftants Replique van den 24. Maart daar aan volgende , en des Arreft-verweerders Duplique , dato den 24. Novemb. deszelven jaars ; mitsgaders die Prothocollaria van den 26. Septemb. 1711. den 9. July 1. 15. en 29. Oftob. 171-2. den 23. Juny 28. Oftob. 10. Novemb. en 8. Decemb. 1714. en den 2. en 9. Febr. 1715. Welgemelde Gerichte, alles geëxamineert en overwogen, en op alles gelettet hebbende , het gene in dezen ecmgfins te examineren en te overwegen , en waarop te letten ftonde, met advys van onpartydige Rechtsgeleerden doen-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 39 de recht, verklaart den Arreft-verweerder met die ter antwoord opgegevene , en den Boedel van zyne Overledene Huisvrouw Margreta Aelberts, concernerende Rekeninge, alleen niet te konnen volftaan, maar daarenboven fchuldi"en gehouden te zyn, aan den Arreftant te reftitueren envoldoen de koften van die daar over aangewende procedure , tot het opgeven van zyne vermeinde Rekeninge incluis. Den Arreft-verweerder daar toe , als mede in de vordere koften , te weten die van deze incidentele procedure , condemnerende, alles ter taxatie en moderatie van dezen Weledelen Land-Gerichte. Aldus by ons ondergefchreven geadvifeert binnen Arnhem den 29. April 1716. Was getekent, WILH: van STEENLER, e n M. A. van LAMZWEERDE. Redenen van 't voorftaande gevvysde zyn , onder anderen kortelyk de naarvolgende : Dat ons uit die gevoerde procedure doorgaans is geble-r ken, tuffchen Parthyen buiten conteft en in confeffa ' te zyn, dat den Arreft-verweerder, meer dan twintig jaren herwaards is geweeft , en ten tyde diens proceffes alnog was Boedelhouder en Erf-Uytter van zyne Overledene- Vrouw  4o CONSÜLTATIEN, ADVYSEN Vrouw Mar gr et a Aelberts , en uit dien hoofde derzelver naargelatenen Boedel heeft geadminiftreert en deszelfs revenues opgebeurt 2' Als mede dat gemelde Margreta Aelberts, zonder Kinderen na te laten , overleden zynde , tot hare Erfgenamen heeft naargelaten een Broeder en Zufter Aelbert en Jofina Aelberts genaamt, zynde des Arreftants Oom en Moeder. o. Welke poinêten dan vaft ftaande , zo komt daaruit te °'profequeren, aan de eene zyde, dat den Arreft-verweerder fchuldig en gehouden is, om aan die gene, welke daarby ge'ïntereffeert zyn , te moeten -doen rekeninge, bewys en reliqua van zyne gedane adminiftratie. Overmits zulks te doen, gehouden zyn zonder onderfcheid alle de gene, die zig eens anders zaken, onderwonden en daar van adminiftratie gehad hebben , als onder anderen te zien by Berlich. decif. 141. num. 2. Munn. d'Escobar de ration. cap. 3. num. 31. En aan de andere zyde , dat gemelde Aelbert en Jofina Aelberts conjunttim , ofte yder voor zyne portie apart, 't zy zelfs, 't zy door haar lieder recht verkregen hebbende, bevoegt zyn , om die zelve rekeninge, bewys en reliqua, in qualiteit als Erfgenamen, en vervolgens, Geïnterelfeerdens , van den Arreft-verweerder te eifchen. C Dat ons vorders uit de Conclufie 't eindens de juftifica'tie van Arreft, als mede uit die daarby fub I, II. geappliceerde A6te van Arreft van den 23. Juny 1711. al mede is gebleken , dat den Arreftant in qualiteit als Ceffionaris van zyne Moeder als voor de halffcheid Erfgename van meergemelde Margreta Aelbert wezende den Oppofant by Arreft heeft befproken, om te hebben behoorlyke rekeninge bewys en reliqua van de boedels effeóten op zekeren dooiden Arreft-verweerder voor dezen opgerichten en al nu ter juftificatie fub E. I. geappliceerden Inventaris, vervattet, ofte dat hem Arreftant, by verweigeringe van dien, toegelaten zou-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 4I zoude worden, allen zynen hinder, fchade, en interenen juramento in litem te begroten, eifichende vorders mede de koften van den proceffe, en dat verklaart zoude worden een goed Arreft, en eene kwade ontfate gedaan te zyn. Hoedanen Eifch, uitwyzens het hier voorgededuceerde,7. dusdanig redelyk was, dat den Arreft-verweerder gene de minfte redenen en hadde, om die geëifchte rekeninge, bewys en reliqua, aan den Arreftant te weigeren. Te min daar bereids by de Acte van Arreft, en daar na by de A6te fub verbo Abundat ter juftificatie , nog nader en tot des Arreft-verweerders eigen genoegen, is borge geftelt p geworden voor dat gene , zo bevonden mogte worden by hem meerder uitgegeven , als ontfangen te zyn. Dan den Arreft-verweerder, des ongeagtet, hebbendes konnen goedvinden, zig tegens den Arreftants billyken Eifch m oppofitie te Hellen , ende daar tegens, uitwyzens de Acte fub K. I. ter juftificatie, op den 10. July 1711. niet alleen eene abfoluce en ongelimiteerde ontfate te doen. Maar daarenboven ook behalven die allereerft gepraefteer-o de Borgtogt , nog nadere cautie van den Arreftant te eifchen. Zo heeft denzelven daar door ook den Arreftant geneces- ïo ' fiteert tot het doen inftellen , verveerdigen en indienen, van juftificatie van Arreft met de documenten daar toe relatyf, als mede tot het pnefteren van nadere Borgtogt, met het gene daarop vorder is gevolgt. Welkers koften alle te zamen geprevcniëert hadden kon-n nen worden , 111 cas den Arreft-verweerder gene oppofitie ' gedaan, nog nadere cautie gevordert, maar zyne rekening gewillig aan den Arreftant overgegeven hadde gehad. & Waarom ook deszelfs Oppofitie met den gevolge van 12. dien, ons niet anders als temerair, vexatoir, en met intentie, om den Arreftant door dilayen en koften af te matten, gepraóhfecrt te zyn , heeft konnen voorkomen. F Te  42 CONSULTATIEN, ADVYSEN Temeer daar hy byzynefchrifture, geïntitul eert Antwoord, I3'gene contrarie Conclufie, 't zy tot niet or.tfankelykheid, 't zy totverklaringe van een kwaad Arreft en eene goedeontfate, 't zy per Exceptionem id quod petis, habes , ofte anderfints , tegens den Arreftant heeft durven nemen , maar alleenlyk geeifcht heeft, dat denzelven als Erfgenaam van zyne Moeje Margreta Aelberts , die fub verbo Patet by zyne Antwoord gelibelleerde en by hem betaalde Boedels fchulden, pro portione hereditaria aan hem zoude voldoen, en nog cenigLand, voor de fchulden van zyne Moeje verkogt, reftituëren. ja. Door hoedane eene des Arreftants genomene Conclufie 'geenfints contrarierende , maar daar van ten eenenmaal alleen wezende Conclufie, den Arreft-verweerder zelfs genoegzaam heeft geconfelTeert, dat den Eifch van zyne tegenparthye gantfch billik , en vervolgens zyne eigene gedane Oppofitie met den aankleve van dien onwettig , _ ende over zulks ook ten eenenmaal refracfair en vexatoir is. 15. Om welke temeriteit in litigando, wy ook niet anders hebben konnen verftaan , als dat denzelven tot reftitutie en voldoeninge van die daat door zo moedwillig veroorzaakte Proces-koften , fchuldig en gehouden is. I(5# De jure enim quilibet temerarius litigator in expenfas litis eft ' condemnandus, §. 1. inft. d. peen. tem. Ut. L. 4. Cod. d. frutt. & Ut. exp. Schkeidw. ad d. §. I. Inftit. verf. at adverfus, num. 4. 17. Het welke wy nog des te meer hebben moeten doen, om dat den Arreft-verweerder by zyn Antwoord Art. 30 £f feqq. eene fpecificatie of optellinge van de effecten van den Boedel, by zyne overledene Vrouw nagelaten, koomt te doen , en daarenboven by diezelve fub verbo patet eene generale rekeninge, dienzelven Boedel concernerende, heeft geappliceert. 18. Waar door hy immers des Arreftants genomenen Eifch, 'tenderende, om te hebben rekeninge, bewys en reliqua, of by manquement van dien, tot het juramentum in litem ge-  ende ADVERTISSEMENTEN. 43 geadmitteert te worden , in zo verre heeft voldaan, dat denzelven alnu m ftaat gcftelt is geworden , om tegens dkTfpe- néX^§£nerale rGkeninge ££ kUm,en dieDen Van » Tot zo verre zelfs, dat den Arrefiant ook buiten Haat 19. geftelt wierde , om tegens die zogenoemde Zwoord te kunnen: dienen van Replicque. e had zoude hebben , om by Duplicque den Arreftant te objicieien, dat het juramentum in litem , gelyk ook den Êifrh van rekeninge enz. gene plaatfe meer hebben konden , om dat de rekeninge reeds by Antwoord was gedaan , en dat hy , door zulks te doen, zelfs de executie zoude hebben konnen furcheren , in cas al by rechtelyke fententie , tot nfJ JZ77m ,reke",nSc enz- gecondëmneert was geweeft : om da het zy die rekemnge wel is, het zy ze kwalyk zy, het ten allen tyde aan den Arreftant vry ftaat, om daar tegens te konnen dienen van Loquaturs, en daar by tegens dezelve te zeggen wat hem belieft. b Het welke ook van dat effect geweeft zoude zyn, dat ar by afzendinge van zodane eene procedure , den Arreftant ' met alleen zynen Eifch, ter juftificatie genomen, niet geadjudiceert zoude hebben konnen worden, maar denzelven daar en boven nog in de koften van Replique en Duplique met de gevolgen van dien , als na dato, dat den Arreftverweerder des Arreftants principalen Eifch al voldaan hadde, en vervolgens gantfchlyk temerair veroorzaakt zynde , gecondëmneert zoude zyn geworden. Om het welke te preveniëren den Arreftant zeer wel ge-22. daan heeft, van die Replicque. agter wegen te laten , en maar alleen lyk op het poinét van refufie der aangewende koften te blyven ftaan. 5 Tot het eiffchen van welke hy beregtigt was, niet alleen2o om dat den Arreft-verweerder dezelve zo temerair, als hier F 2 bo-  44 CONSULTATIEN, ADVYSEN boven gebleken, veroorzaakt, en den Arreftant ook by zyne iuftificatie , boven en behalven zynen principalen Eifch , mede fpecialyk tot adjudicatie van de Proces-koften gecontendeert hadde, a4- Maar ook , om dat den Arreft-verweerder, na dat met het werkelyk inbrengen zyner Antwoord of Rekeninge, uitwyzens de prothocollaria van den 9. July en den t, 15. en 29.O6t.ober 1712. nog langen tyd, na verloop van den Landrechtelyken termin, getraineert, ja zelfs op dien 29. Oótober over het niet inbrengen van dezelve nog een proclama tegens hem laten ergaan , en door dit alles de koften van de procedure merkelyk verzwaart hadde, eindelyk onder de naam van een Antwoord, de geëifchte rekeninge (zo goed en kwaad als zy dan is) heeft overgegeven , en aldus des Arreftants gedanen Eifch zelfs gejuftificeert, en vervolgens zyne gedane oppofitie met den gevolge van dien , voluntarie gecondëmneert heeft gehad. 25. Waar door hy dan ook werkelyk heeft Uti gerenuntieert, 'en confequentelik tot refufie der door zyne nalatigheid en oppofitie veroorzaakte koften is verpligtet: * Ouoniam renuncians Uti emnes quoque Utis expenfas folvere ttnètur , als onder anderen getradeert word by Joh. Petr. de Ferrar. in pracl. Papienjï in forma lib. quo ag. ut paiïa ferv. in verb. Patta num. 13. & feqq. Berltch. praSt. concl. "part. 1. concl. 78. n. 5. Carpz. def. for. part. 1. conft. n. def. 9. Rebtjff. ad conft. Reg. torn. 3. tract. d. exp. damn. int. Art. 1. n. 12. Gor. ad Conf. Velav. cap. 18. art. 11. n. 8. Peck. d. jur. fist. cap. 48. 27; Welken geallegeerden Rebuff. art. 17. ibid. in fpecie mede zegt, dat zulks ook plaatfe heeftquoad Reum Uti cedentem. 2g, En alle welke Autheuren de reden van die hare decifie 'ftellen in temeritate litigandi, per quam non oportet alteri per alterum iniquam inferri conditionem , contra L. 74. ff. de Reg. jur. Hoe-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 45 Hoedane temeriteit in litigando, eene aanleggende Par-thye door van zyne inftantie te renuntiëren, en e°enen Ver-29" weerder door preeftatie van het geene by ingank des procefles van hem gevordert is geworden, zelfs tacüe komen te confefleren. Gelyk dan ook dit poincl: buiten eenig het minfte con-^o teft, door deze gehele Provintie aldus pracïicabel is, van° dat namentlyk iemand tot betalinge of prteftatie van 't een of 't ander, by eenen behoorlyken ingank-regtens befproken zynde, niet en kan volftaan, door enkele voldoeninge of praeftatie van den principalen Eifch tegens hem gedaan! Maar daarenboven ook nog verpligt is tot refufie der^i. daar om aangewende koften, voornamentlyk wanneer daar° over in libello door den Aanlegger mede is Eifch gedaan, gelyk alhier door den Arreftant wel in fpecie is gefchied. Waar by het ook toekoomt dat alle Brieven, Edicten en32. Patenten van 's Hoves Citatien ,. gecouchecrt zyn in dier voegen , dat den Gedaagde voor af gezonnen word, dit of dat (te weten conform des Anleggers Eifch , by Requefte van Citatie gedaan) te voldoen, ofte te prafteren, NB. met erftadinge van de koften dier Citatie. En daar na allereerft, in cas van verweigeringe van dat 00 zelve, dilay ofte vertrek, tegens zekeren dag geciteert word. Tot een notoir en evident teken, dat den Gedaagde metQzI blote voldoeninge of prteftatie van het geëifchte niet en kan volftaan , maar dat hy, in cas by het proces eviteren wil, daarenboven ook die daarom aangewende koften moet rembourferen. Zo als ook by verfcheidene Hoves-fententien , tegens 3 5. Gedaagde Parthyen, die voor dato van den dag regtens de • quantiteit van de geëifchte fomme hadden komen betalen, dog omtrent het poincl: der koftcn in oppofitie kwamen , is verftaan , en die zelve ook in vordere voorgevallene koften gecondëmneert zyn geworden. F 3 Al  46 CONSULTATIEN, ADVYSEN „(5. Al het welke ook gene haefitatie kan hebben, als men ' maar confidereert, dat eenen Verweerder dusdane koften. „ in cas hy te bevorens het geëifchte gewillig gedaan hadde , kan prasvenieren , dat over zulks alle die zelve kosten enkel en alleen door zyne nalatigheid (of fchoon 'er al gene malitie onder liep) zyn veroorzaakt geworden , en dienthalven ook alzulke koften in effeéte koften van Retardement , zyn. 37. Qjiales fumptüs , nempe retardationisy a Retardante ftatim funt reftituenda , adeo ut ne quzdem ad jjtnern litis referventar. Gail. lib. 1. Obf. 151. 72. 15. & Myns. cent. 1. obf 23. 38. Hebbende den Arreft-verweerder ook ab hac condemnatkne niet konnen libereren, het gene hy by zyne Antwoord tegens des Arreftants Eyfch van koften is poférende , van dat hy het eerfte lit van des Arreftants Conelüifie niet zoude voldaan hebben , om dat hy zyne rekeninge maar alleen aan den Gerigte , om daar uit de ongefundeertheid van des Arreftants Eyfch te konnen zien , hadde overgegeven , en verder niets. 39. Om redenen dat die exhibitie , aan den Gerigte gedaan, uitwyzens de prothocollaria is gefchied' niet anders, als op menigvuldige inftantien van den Arreftant, en dat buiten dat het Gerigte , het welke maar alleen op requifitie van parthyen , adminiftratie van juftitie verleent', daar mede gantfch niet te doen en hadde, 40. Dat ook het Gerigte over die rekeninge , zonder daar op des Arreftants Lo^uaturs eerft te zien , niet in ftaat was te konnen oordelen, en dat zelfs den Arreft-verweerder des zelfs verzoek van den 15 Oótober 1712. te weten , om in cas van handelinge , vifie en leéture , en , zo nodig , copie van het ingediende , mitsgaders een competenten termin te mogen genieten , in het allerminfte niet en heeft gecontradiceert. 41. En dat inval den Arreft-verweerder door 't overgeven ' van zyne rekeninge het eerfte lit van des Arreftants Con- clu-  ende ADVERTISSEMENTEN. 47 clufie , niet hadde willen voldoen , hy als dan ten aller minften eemg proteft dien aangaande hadde moeten doen ende eene contrane Conclufie nemen , het welke hy nog tans nooyt en heeft gedaan. y g* Waaromme dan ook 4j 5> 6> 7} & 8. Het Contra-berigt van den Klager cum adjuntlis documentis fub. num. 1, 2, 3, 4 & 5. De folutie of ftraffe van den Beklaagde, en dan nog het Decreet van den zei ven Gerichte in dato den 28 Juny 1718. Alles conform den daar van opgerigten en by de ftukken ervintlyken Inventaris. Voorts alles overwogen het gene in dezen te overwegen, en op alles gelettet, waar op eenigzints te letten ftonde. Wel Gemelde Gerichte , met advys van onpartydige G Rechts-  5o CONSULTATIEN, ADYYSEN Rechts-Geleerden doende recht, condemneert den Beklaagde , den gelibelleerden turbel, verhinderinge en indragt, den Klager, door het affmyten en removeren der bruggen of horden , in zyne polïeffie van uitweg over des Beklaagdes Tien kont , tot des Klagers Zaar , gebruikt wordende , aangedaan , koft en fchadeloos te repareren en af te fchaffen , ende zig te wagten diergelyke in 't toekomende meer te doen. Den zeiven Beklaagde mede condemnerende in twe derde gedeeltens van de koften dezer procedure en van der zeiver belehringe tot taxatie en moderatie van dezen Wel Edelen Gerichte , edog het overige derde gedeelte om redenen qompenferende. Aldus by ons ondergefehreven geadvifeert binnen Arnhem den 29. July 1718. Was getekent, WILH: van STEENLER, e n M. A. van LAMZWEERDE. Redenen van 't voorftaande gewysde zyn onder andere kortelyk de naarvolgende: I#TTVAt ons uit den procefie gebleken is, tuffchen Parthyen "* yjl Mnc inde te wezen in confeffo , dat niet alleen den klager tot Horffen heeft liggen een ftuk landts, het Zaer genaamt, van zyner Vrouwen Ouderen herkomftig , en in fpecie zynen Schoon-Vader Henrik in 't Velt, toebehoort hebbende.. Maar  ende ADVERTISSEMENTEN. 51 Maar ook dat den Beklaagde in die zelve HperWeid , aan de Meger fteeg gelegen heeft een ftuk landts 'de Tien hont geheten , hebbende voormaals toebehoort \n Gubbels den Ouden , en daarna > en Herman Gubbels Dat ons vorders ook infubfiantia uit die voorden Ge-, nchte beëdigde verklaringen van Gofain Henriks in 't Velt3' en Johan Henriks m 't Velt ƒ«*. num. 4. en Chriftim Lamberts , zo in de Jaren 1711. en ajs Dienft-Meidt by denzelven Gofain en Johan gewoont heeft, fub. num <. by het Contra-bengt., is gebleken , dat de twee Atteilanten fub num. 4. des Klagers Zaer in den Jare 171 r ten hal ven gebouwt en met Haver bezaaid, ende in den Jare 1712' met hare Beeften geweidet hebben. Dat zy lieden in den Jare i7rr. met die Haver, en inA den Jare 1712. met haar Vee hebben uitgeweegt over de"4' Bekiaagdes licn hont. ^ 6 Dat de bruggen of horden , tot het gebruik van dien? uitweg dienende , doenmaals gelegt gew°eeft zyn van de5' Megerftecg op de Tien hont van den Beklaagde , en van we Tien hont op het Zaer van jenneken Coenen. Ende dat zulks alles , zonder eenige verhmderinge daar* omtrent is gelchied , uitgezonden: dat den Beklaagde, zo als zy Attcftanten bengt waren, in den Jare 1713? (zynde zulks het faclum, waar over deze procedure gemoveeA is) de horden , of bruggen , hadde afgefmeten. J Waar by nog koomt niet alleen dat gemelte Gofain en7 Johan in 't Velt mede verklaren, dat zy in den Jare i7n.7' gezien hebben dat den Klager zelfs mede over des Beklaagde* Iien hont naar , en wederom te rugge van zyn Zaer (naar alle apparentie met zyne halffcheid van de Ha- gercedra °P "* ^ ^ §ewaflchen was) heeft desEKtl'y7eidC Atteïanten °°k in den Jare mede 3 g^ers,2^ g^eidet, en, voor dato dat den Beivlacgde m den zeiven Jare de horden of bruggen afgefmeG 2 ten  52 CONSULTATIEN, ADVYSEN ten hadde , over deszelfs Tien hont, in maniere als voorzegt , uitgeweegt hebben, o Maar ook dat by de beëdigde Kondfchap , fub A. agter de klagte gevoegt , in fpecie getuigt word , door Peter Willems ad art. 2, 3, 5. & 7. dat hy voor ongeveer achtien Jaren des Klagers Zaer in Pagt gehad hebbende, geduurende die zyne Pagt met zyne Paarden en Beeften over des Beklaagdes Tien hont gereden en gedreven , en den uitweg daar over altoos vredelyk, ongemolefteert en onverhindert gebruikt heeft. 1©. Door Jan Gysberts ad art. 3. 5. dat hy ofte de zyne, 'als des Klagers Zaer in Pagt hadden, altoos over des Beklaagdes Tien hont hebben gevaren en gereden , en dien uitweg vredelyk en ongemoeit gebruikt. Door Gofain en Johan in 't Velt ad art. 3. dat haar by haarlieder Pagtjaren nooit iemant den uitweg over de Tien hont van den Beklaagde, na en van het Zaer van den Klager , heeft willen beletten of betwiften. 11. Door Wolter Janffen ad art. 5. dat hy geenzints bewuft 'is , dat de Gebruikers van des Klagers Zaer , den uitweg over de Tien hont van den Beklaagde (waar van hy te bevorens ad art. 3. & 4. tot advantage van den Klager getuigt hadde) is verhindert geworden. 12. Door Teunis Jacobs ad art. 2, 3, 4, 5,. 6, 8. & 9. dat hy Getuige voor ongeveer twe en twintig Jaren , en na dato ook nog wederom , aangenomen heeft des Klagers Zaer, 't elkens om voor een gedeelte te hoyen. 13. Dat hy doen ter tyd altoos ongemoeit en onverhinderd gevaren en gereden heeft na en van dat zelve Zaer over de Tien hont van den Beklaagde. 14. En dat naderhand ook verfcheidene malen gezien heeft, dat den Klager dien zeiven uitweg over deze Tien hont heeft gebruikt, zonder dat daar omtrent eenige verhinderinge is gefchied. En  ende AD VER T IS SE MEN TEN. 53 En dan nog door Berk Henriks ad art. 4. & 7. dat dei probatur quafi pofTeffio jurium, five rerum 22 mcorporaliüm ex falto , & per exercitium talis juris, atque G 3 per  54 CONSULTATIEN, ADVYSEN per aclum corporalen , in quo jus Mud reprafentatur , Poft. de manuien, obf. 31. n. 1. 22 Nam ex diclis teftium , teftificantium de actibus poffefforiis, 'refultat poffeffionis probatio, eti amfi teftes, fe vidiffe deponentes, fcientice rationem non reddant*, Idem obf. 19. n. 4. 2o Welken Authenr obf. 17. n. 8. & obf. 18. n. 8. gelyk ook Csepolla de ferv. prced. ruft. cap. 1. n. 36. zelfs tradeert, quod in iftis fervitutibus, caufam difcontinuam habent, 6f otics non mjï cerio ö/ifua anno aut interpolato tempore , fui ufum requin nt, 6? quidem generaliter in fervitute üineris ac via , quis non folum per plures aiïus, fed & per unicum aUum, fi modo eodem anno aut interpolato tempore ufus fuerit, in quafi poffeffione conftiluatur. Dat ons wyders aan de andere zyde , zo uit die aan des Klagers zyde voor en na gedane en aan des Beklaagdes kant nergens gecontradiceerden pofitien , als uit de Produéten fub B. en C.by de Klagte , en fub num. 7. by hetBerigt en die daar uit en over hinc inde gemaakte illatien , mede is gebleken , tuffchen Parthyen in confeffo te zyn naarvolgénde poinóïen. „- Dat den Beklaagde in Julio des Jaars 1713. , in prefentie van den Secretaris en een Schepen van Horffen , de bruggen of horden tot den gelibelleerden uitweg, welke van de Megerftecg op zyne Tien hont , en van die Tien hont op het Zaer van Jenneken Coenen gelegt waren , eigener authoriteit heeft afgefmeten. 26. Dat den Klager , zulks vernomen hebbende , zig met twee daar toe fpeciaal verzogte Schepenen, op den ï. Augufty des zeiven Jaars na de qua;ftieufe plaatfe heeft begeven , en op derzelver ordre , die bruggen of horden dooiden Scholtus van Horffen , wederom doen leggen in voegen als voor gemeldet. 27 En dat daar op den Beklaagde nog op dien zeiven dag, deze zelve bruggen of horden, door den Scholtus, uit ordre van twee Schepenen, wederom heeft doen affmyten, en  ende ABVERTISSEMENTEN. 55 en zulks op het fundament van eene fuftenue , welke eigentlyk het petitoije en niet het fummiere po/Teffoire polnt (waar over nogtans alleenlyk de Klagte ge^hibeert is en waar mne men vervolgens alhier unies is verterende^ concerneert, van dat namentlyk zyne Tien hont aan dës Klagers Zaer genen uitweg zoude wezen verfchult. Om in welke zyne fuftenue hem niet te prediceren, 9x maar hem zyn regt of liberteit, zo hy vermeint dien aangaande, en ten opzigte van zyne Tien hont, hem te comPeteren , volkomentlyk open te laten , om dat zelve petïtorm judicia , by eenen behoorlyken ingang regtens , te tnjhtuermm te profequeren , wy ons in dezen ook niet hebben willen elargeren ofte bemoeijen met des Klagers hier en daar by Contra Berigt geallegeerde , en pro colorondo poiïeforto geavanceerde pofitie , van dat hy den ge- Het welke ook de reden is, waaromme wy de ingre-2o dienten van de Kondfchappen fub A. agter de Klagte en 9* fub num ±. by het Berigt, voor zo verre daar by des Klagers Vrouwen Ouderen van de Jaren 1676. 1681. en l?M r";?fT° Sehfu8cniffi;> van Jan deCock en van Jan Gubbels den Ouden, gevraagt. 0f geantwoord word, en al wat vorders eenigzints het petitoritm zoude konnen concerneren, ficco pede komen te pra^erieren, en o™3 te wagten van ons te verklaren, of de Produften, in deze procedure bygebragt, tot bewys van zo eene gefuftineerde praefcnptie van een derden deel van hondert Jaren, fufficient zyn, of niet. J ' «W? ff mgaQ 3311 de,C£ne' n°Ste aan de a"dere Parthye-, ,0 SïrS WfG Pr^Udide t£n °pzi^ van het poincl ten3 petitonen, five quoad propnetatem fervitutis aut UberÜtis, toe te voegen , waar mede wy ons in deze poffefToire procedure ook met hebben konnen bemoeijen , zonder gefielde palen te buiten te gaan : * tmmobilibus, &mcorpolalibus £' TZ nT- ^Tr " nbu5 parantur, qualis eji ufus &> u% fc«i^ f tm!wkkbus comnon fervitutes NB. pmdiaUs J Jfru[tliS fundl ™l cedium, nee 'H Li-  58 CONSULTATIÉN, ADVYSEN Licet enim negari nequeat, zegt hy verder , quin de variis fervitutibus prcedialibus interdiüa fpecialia fint propofita , non tarnen talia, quibus de retinendapoffejfwne fervitutis contenditur, neque ratio apparet, cur minus in pnsdiali, quam perfonali immobilium fervitute , hoe InterdiStum accommodaretur. AtS. Het welke ook hedendaags aldus plaatfe te hebben, on'der anderen getuigt word by Goris ad Conf. velav. cap. 8. art. 3. gloff. 4. num. 4. z0^n hebben ge- Veel min dat zy zulks met zodane eene violentie zouden hebben gedaan , tegens welke hem , of zynen Autheur57' gene behoorlyke remedia juris waren open geweeft. Want de leere regtens , quod poffefiio debeat ejfe mn vio.,o H 2 len.SS'  <5o CONSULTATIENj ADVYSEN lenta, eigentlyk op deze laatfte zoorte van violente handelingen ziet. <-q Quoniam non valenti agere, quidem non currü prozfcriplio , Aft"e contrario , agere valenti prcefcriptio currit. £Q Quamobrem & ipfe praio in poftejjtone fua momentanca eft 'mamitenendus Gail. i. obf. 76. num. 8. f . Dat voor zo veel de clandeftiniteit is aanbelangende , 'die zelve in eene Gelderfche poffeffie zo zeer niet en kan obfteren. 62, Als in welke iemand , jaar en dag daar inne geweeft 'zynde , by provifie moet worden gefterkt, of fchoons hy met eene flinger daar inne geworpen ware , Landregt der 4 Bovenampte tit. 33. art. 7. 6,, Behalven dat het f elkens leggen van de bruggen , of horden, op twee byzondere plaatfen van des Beklaagdes Tien hont, te weten zo aan de Megerfteeg, als aan het Zaer van Jenneken Coenen , en het met koorn , hooy en vee varen en uit en indryven door die Tien hont, en zulks in den zomertyd, als wanneer de Landeryen door der zeiver Eygenaren of Pagters dagelyks begaan of bezigtigt worden , onmogelyk op eene clandeftine wyze heeft konnen gefchieden. 64. Dewyl 'er alsdan altoos menfehen in 't velt zyn , en zulks zelfs door de wagenfporen, voetftappen,. meftingen, als anderzints, heeft moeten aan den dag worden gebragt. 65. In voegen dat den Beklaagde daar van niet wel ignorant heeft konnen wezen. Gelyk hy ook in aïtis nergens heeft gezegt, of doen ver* klaren, dat hy 'èr niet van zoude hebben geweten. 67, Waar inne hy nogtans gene de minfte zwarigheid zoude hebben behoeven te maken, in val dat hy 'er werkelyk ignorant van hadde geweeft. 68. Hoewel, ook egter des zelfs fcientie niet eens als een  ende ADVERTISSEMENTEN. ci 7''ff rT'fit Vereifcllt jutta. T. uit circa ün C P 5 Cf conceffimm a parte maar ab «^reca^ den hebben vefzoïï , odat lf r ^ zou" preces zoude wezel geeoncedeert! ^ ^ ^ ad ceSx75 a- te. •  62 CONSULTATIEN, ADVYSEN teren des Beklaagdes gemaakte criticques, van dat des Klagers «retuieen te na verwant, ofte domeflicq , en in hare letuigenifien quoad tempus 6? fa^a fingulier wezen , ot zelfs genen tyd vermelden zouden. ^ want wat aangaat het poina van verwantfchap, ofte een x domefticq te zyn , zo en heeft den Beklaagde , ten Se van de drie laatfte Getuigen fub A. by de Klagte, te weten Wolter Janffen , Teunis Jacobs en Derk Henriks, nera-ns gepofeert, veel min bewezen , dat die zelve den Klager in eenigerhande confanquiniteit of affiniteit beftaan ofte" ooyt domefticquen van den zeiven geweeft hebben zouden. o Dat ook, of fchoons wel de Getuigen Gofain en Johan 7 in 't velt fub num. a. by het Contra Berigt , zynde de derde en vierde fub dB. Lit. A. , zyn des Klagers Huysvrouwen Broeders. Éeter des Beklaagdes eigen produft fub num. 2. by het 79Ber| gevoegt, ten opzigte van den eerften en tweden Getuige fub A. niet anders mede brengt, als dat Jan Gysberts is een coufin Germain van des Klagers Vrouw, en dat Peter Willens is getrouwt met eene coufme Germame van die zelve Vrouw. . . Hoedane confanquiniteit van Jan Gysberts en affiniteit van Peter Willens , met de Vrouw van den Klager , nogmns van dat effeft niet en is , dat deze heden daaromme tme tdlei teftes voor den Klager zouden konnen wezen, o Cum lippis notum. fit ac tonforibus , quod teftes efte pojfmt cmnes, qui de jure non probibentur. Ouodoue in ifta prohibitione contineantur quidem Parentes ac %l'L^r\T^a3nitale quam confanquinitate conjunStz, nee non Fratres & forores. . _ o Maar geenzintsNigten en Neven , en voor al niet, wan82>neer dieg, gelyk in dezen Peter Willens nog maar alleen in affiniteit zyn beftaande. Dat  ende ADVERTISSEMENTEN. 63 Dat ons ook nergens gebleken is: dat Chriftim Lambers^ Jub num. 5. by het Contra Berigt, zoude wezen eene do 3' meftique van den Klager. _ Want die zélve fub. ditt. num. 5. wel verklaart, dat zvRa in de Jaren 1711. en 1712. voor dienflmeidt gewoont heeft bjGoJatn en Johan in 't Velt , die nogtans gene litigante Parthyen in dezen zyn. 6 Dog niet dat zy ooyt of immermeer des Klagers dienft-8? meidt is geweeft. ö ö5' Veel min dat zy ten tyde van hare afgegevene verkla-Stf ringe, te weten in den Jare 1714. de Dienftmeidt van den Klager geweeft zoude zyn. Ja dat zelfs nergens blykt , dat die zelve in den Jare 1714. nog oy Gofain en Johan in 't Velt heeft gedient. Zo dat deze Chriftina Lamberts met geen den minften 87 ichyn van regt voor eene domefticque getuige van den «er , kan worden gedebiteert , ja zelfs ten tyde van hare verklannge niet als eene domefticque van de Getuygen Gojam en Johan in 't Velt aangemerkt worden kan: om dat de Knegten en Meiden niet eens langer anders domelticquen zyn of blyven , quam quamdiu in minijierio ejus Junt,ac mercede fruuntur , non ver 0 poft ea , Voed ad. tit. f. de teftib. num. 3. 1 ■> > m Dat, over zulks alles, onder alle des Klagers Getuigen 00 niet meer als twee zyn , van welke met eenig fundament van regt gezegt kan worden , dat zy gene legale Getuigen , voor den zeiven zouden wezen, te weten des Klagers Vrouwen Broeders Gofain en Johan in 't Velt. Dat deze twee, komende m hare getuigeniffèn te concurreren , ten opzigte van het gebruik des quajftieufen uitweg, in de Jaren 1711- en 1712. voorgevallen, met de meergemelte CkriW- lillen S' tCgCnS WÊlkerS perfone gene reProche kan Ende ten reguarde van het gebruik van dien in andere fa vo-  64 CONSULTATIEN, ADVYSEN vorige , ofte ook in vele , fchoons niet in fpecie genoemde Jaren , gefchied , met vyf andere Getuigen , tegens welkers perfonen insgelyks niets te reprocheren is, te weten Peter Willens, Jan Gysberts, Wolter Janffen, Tennis Jacobs en Derks Henriks. 90. De getuigeniften van deze Lieden aldus onwederfprekelyk komen uit te maken een volkomen bewys , van dat den Klager nog binnen Jaar en dag voor dato van die in den Jare 1713. gepleegde turbatie , ja zelfs vry meer dan jaar en dag te bevorens , in quieta poffeffione , vel quafi, van den gelibellelleerden uitweg , is geweeft. 01 Teftes enim cceteroquin inbabiles admittuntur êf plenam 'fidem faciunt, fi fint plures numero , ac concurrant cum alio 'habili atque fide digno. 02 Quoniam habilitas unius fupplet inbabilitatem alterius , Mas' cafd. de probat. vol. 4.,concl. 1366. num. 13. êf 14. *ab. in cod. fab. lib. 4. tit. 15. def. 27. Gabriel. concl. comm. tit. de teftib. concl. 5. Gomez. variar. refbl. torn. 3. cap. 12. fub num. 21. Het welke voor al moet plaatfe hebben in poffefforio fum- 93'mario , gelyk alhier. Quoniam in caufts fummariis , êf 4n fpecie in fummario 94' poffefforio, probationum rigor non attenditur, ac femiplence Juficiunt probationes, adeo ut in iftis per unum teftem fide dignum plena pofiit fieri probatio. Qr Obidnempe, quod poffefforium fummarium folummodo eft prceparatorium alterius judicii, five petitorii , Jive plenam poft esforii 6P quod in momentaneo poffefiorio non vertitur prajudicium tale, quod non eft in petitorio , aut plenario poffefiorio , reparabile , Berlick. pratl. concl. part. 1. concl. 36. num. 58. £f 59. Carpz. refp. EleSt. lib. 3. tit. 9. refp. 94. num. 10, 12, 14, 15 & 16. Post. de manuten. obf. 38. num. 1 6 feqq. ufque ad 15. Mascard. de probat. vol. 3. concl. 1205. num. 1. fif fm- uflue a*' 7- Bo-  ende AD VERTISSEMENTEN. 05 Boven en behalven dat van dit poincl:, ons volkomen doorntf andere hier voren aangetrokkene getuigen en getuigemflèn gebleeken is. Dat, voor zo veel des Beklaagdes zeggen , van dat des07. Klagers Getuigen ieder afzonderlyk van byzondere tyden deponeren, of genen zekeren tyd noemen, en aldus maar fmguliere Getuigen wezen zouden, is concernerende, dat zelve voor al gene plaatfe kan hebben ten opzichte van de Getuigeniffën fub num. 4. & num. 5. by het Contra Berigt. Als waar by ten aanzien van de Jaren 1711. en 1712. door wel drie Getuigen, te weten Gofain en Johan in 'tVelt en Chriftina Lamberts , en ten reguarde van den Jare 1713! (voor dato namentlyk van des Beklaagdes gepleegde turbative a&en) door twee Atteftanten , met namen die fub num. 4. het vrye en onverhinderde gebruik van den gelibelleerden uitweg , eenpariglyk word getuigt. Waar mede noch zelfs koomt te concurreren de op den 98 10. Augufty 1713. gedane verklaringe van Derk Hendriks ' fub A. ad art. 4. van dat de Eygenaren en gebruikers van des Klagers Zaer dien zeiven uitweg altyd geruftelyk en onverhindert over des Beklaagdes Tien hont hebben gereden en gevaren. Welk woort altoos , by dien , als ook by andere De- 00. ponenten fub. A. gebruikt (quod femel pro femper fit diEtum) ot lchoons wel by ons niet in dier voegen word opgenomen , dat het zelve eenen. tyd van een gantfch derde gedeelte van honderd Jaren , zoude infereren. Zo koomt egter dat zelve verfcheidene van de laatfte Ja 100 ren , als van welke dien Derk Henriks de befte geheugemfle heeft konnen hebben , en vervolgens ook mede de Jaren 1711. 1712. en het voorfchreven gedeelte van den Jare 1713. onwederfprekclyk te comprehenderen. Dat ook zelfs de Getuigen fub A. alleen aangemerkt wor- I0I dende , met en konnen worden gedebitecrt, ieder maar van t gene het welke hy zelfs, geduurende den tyd van zyne 1 Pagt-  66 CONSULTATIEN , ADVYSEN Pagtjaren gedaan heeft, alleen te deponeren , en alzo quafi alle in het gene, waar'van zy getuigen, teftes ftngulares te wezen. 102. Omdat nergens blykt, dat de Deponenten Wolter Janfen en Derk Henriks fub A. ooit des Klagers Zaer zelfs gebruikt of gepagt hebben gehad. 103. En dat nogtans die zelve verklaren , dat de Eygenaren en gebruikers van dat Zaer , den meer gemelten uitweg altoos zonder verhinderinge hebben gebruikt. 104. Waar by nog koomt , niet alleen dat Tennis Jacobs, na dat hy op de vorige artikulen verklaart hadde het gene hy geduurende zyne Pagtjaren des gemelden Zaers , zelfs hadde gedaan, op den 9 art. ook getuigt van het gene hy nog daarna den Klager zelve verfcheidene malen onverhindert heeft zien doen. }0S- Maar ook dat alle zeven die Getuigen fub A. daar in concurreren , dat zy nooyt eenen anderen uitweg na en van des Klagers Zaer, als over des Beklaagdes Tien hont, hebben gekent gehad. 106. (Zonder dat men een anderen uitweg van het Land het Zaer heeft weeten te noemen , veel min datter een anderen ooyt zoude gebruikt zyn, daar nogtans alle Landen haar uytwegen zyn hebbende.) 107. En dat altoos , des nodig zynde , de bruggen of horden, tot het gebruik van dien uitweg dienende , op en aan die Tien hont gelegt zyn geworden. 108. Waar inne zy dan ook zelfs in den tyd komen te accorderen , en vervolgens dien aangaande niet ieder van eenen byzonderen tyd fpreken. 20£). Dat daar en boven ook, of fchoons al alle des Klagers Getuigen ieder van eenen afzonderlyken tyd fpraken, als dog neen. Zulks  ende ADVERTISSEM ENTEN. 6? Zulks egter in hoe fummario poffeiïorio nog geen defrft van behoorlyk bewys zoude konnen veroorzaken Q^110' ■ Nam, fiplures, vel faltem binx , fiemiplem probationes ad unum eundemque finem tendentes , concurrant /putaTthl111' res vel duo teftes aliquid diverfis temporibus viderint' talesTd plenam probationem faciendam reble conjunguntur. Quod vel maxime obtinet in probatione pofejfionis fummari* ntputa, fiunuspoffefforem in fundo ararefalter feZT 1''* rü/undl ^ ^ e°dem iH hQrnUm ^ Quoniam tales teftes , licet perfie omnes videantur fingulares quafi de atobus diverfis deponentes , tarnen , quia hTfaTa '"3five allus , ad unum eundemque finem nempe ad probandam poffeffionem , tendunt reïte conjunguntur , ac plen^lrn fff l V CmC - Pürt' X' COncL num. 137. éf 138. Post. de manuien: obf. 38 num oa Ve ?' fn pVinc^^ Ck Pr0baL V°L 3. ™* H?bïn by ons ook gene confideratie konnen merite ,r. Shcem. ^ KondfchaH-n, by des z^™£"+ Want, ofwel fchoons Om Aerts fub » 4 en *«, en Herman Gubbels fub num. 6. aldaar , verklaren niet te"5' weten , of gezien te hebben , dat den Klager ofte de Zvne 3;SÏZaer'over des Bekligdes ^ s Zo en belet zulks egter geenzints , dat andere lieden ir* en in Ipeeie mede de Getuigen van den Klager? dat zei ve hebben gezien , en zeker weten konnen. Te meer om dat de JDeponentcn fub dict. num. 6 of,,, fchoons die gene wezende , welke deze Tien Tm in' den Jare t7u, aan den Beklaagde verkoft hebben , eiei m harer ouderen dood dat ftuk Lands niet altoos zelfs heh ben gebruikt, maar het zelve verfcheide malen, enS fpeS 1 2 in  68 CONSULTATIEN , ADVYSEN in den Jare 1708. en nog een Jaar na dato , door andere Lieden in Pagt hebben laten gebruiken , als blykt uit de Kondfchap van Reyn Henriks en Alard Janjfen fub. num. 1. by het Contra Berigt, ,,8 En wat aanbelangt de Kondfchap van Frans Janjfen fub 'num. 5. by het Berigt , getuigende , dat hy des Klagers Zaer vyf Jaren, zo met den Jare 1706. begonnen hebben, als Pagter gebruikt , en in die tyd wegens dat zelve nooyt over des Beklaagdes Tien hont, maar wel by vergunninge over de Pels-akkers van Herman Gubbels , en het Kalverkampjen van Gerrit Janjfen , uitgeweegt hebben zoude. n9. Dien aangaande en zullen wy ons niet verklaren , of 'zodane zeggen den regten genoeg bewezen is, of niet, gelyk ook niet of zulks al ad fiiffkientiam juris bewezen zynde , voor eene interruptie of verlatinge , van poffeffie zoude konnen verftrekken, om dus doende al wederom aan niemand van de Parthyen eenig nadeel ten opzigte van het petitoire poincl;, toe te voegen , zullende alleenlyk omtrent het fummiere poffeffoire poincl: maar zeggen , dat in val het geattefteerde van dezen Frans Janjfen al volkomentlyk waar en genoegzaam bewezen was. Zulks egter nog geenzints zoude met zig liepen, dat den Klager , ofte de Gebruikers van zyn Zaer , niet voor dato van den zei ven Jare 1706. en ook na dato van het exfpireren van die zyne vyfjarige Pagt, te weten in de Jaren 17ji. 1712. en een gedeelte van den Jare 1713. den gelibelleerden uitweg over des Beklaagdes Land , vry en onverhindert hebben gebruikt, zo als nogtans werkelyk gefchiet te wezen , ons uit des Klagers Producten is gebleken. Behalven dat het verzoeken van over de voorfchreven 1 'Pels-akkers yan Herman Gubbels en het Kalver Campjen van Gerrit Janjfen, precario te mogen uitwegen, door Frans Janjfen wel tot meerder commoditeit, ten opzigte van het varen, ryden en dryven na en van zyne woonplaatfe, kan wezen gefchiet. Im-  ende ADVERTTSSEMENTEN. 69 ; Immers en voor al doet zodanen precairen litwegen^i zien, dat zelfs Frans Janjftn van gevoelen is geweeft 1 ' dat het Zaer van den Klager zynen uitweg over die voorfchreven Pels akkers en da: Kalyer Kamp jen , niet en heeft. Dat tenlaatften by ons ook niets heeft konnen opereren 122 des Beklaagdes objeaie, van dathy, de gelibelleerde brug. ' gen of horden gerigtelyk hebbende doen affmytcn , zulks dienthalven niet via facïi gefchied, en alzo quafi genen turbel door hem gecommitteert wezen zoude. Want, behalven dat de eerfte affmytinge , in July 1713 of fchoons cafueel in bywezen van iemand die Secretaris '123* en een die Schepen is, gepleegt, egter niet ten overftaan van een daar toe fpecialyk verzogt Gerigte, gefchied wezende , voor gene judiciele aéte kan pafieren. Zo en kan ook die gepleegde formaliteit, van zulks doorI24 ordre , en ten overftaan van den Gerigte te hebben laten doen , den Beklaagde geenzints van turbel , verhinderinge en mdragt in des Klagers pofieffie , excuferen. Om dat zodane maniere van affmytinge , fchoons Ge-125 rigtelyk gefchiedende , egter niet cn is eenen behoorlyken ingang Landregtens , en vervolgens niet anders als voor eene feitlyke eigenrigtinge te debiteren. Want het in regten en dagelykfche prafticque ten eenen-T2* maal conftant is , en ook geleert word by Menoch. retin poft. ïemed. 3. num. 297. Quod ceque turbetur judicialiter-, quam extrajudicialiter : Qjwdque Interdictum uti poffidetis etiam contra judicialiter turbantem detur. Adeo ut &> ab ipfo judice feu Magiftratu turbatus , vi hujus I5„ Interdicti ante omnia fit reftituendus, Gatl. 2. obf. 76. Carp? refp. lib. 1. tit. 1. refp. 2. Wy hebben eindelyk , omtrent het poina van de koften 0 dezer procedure en van der zei ver beleeringe , ons gere- ' guleert na den teneur van den 33 art. van de Cantz. Ordon^ 3 nan-  7o CONSULTATIEN, ADVYSEN - nantie de Anno 1622. dinerende, infubftantia, dat in proceduren over dadelyke ontzettinge uit de poffeflie, de fuccumberende Parthyen mede in de koften moeten worden gecondëmneert, ten ware de zake, om merkelyke redenen, compenfatie vereifchte. I29- Hoedane reden wy in dezen gene hebben konnen vinden, als deze , dat den Klager evenjuift zyne poffeflie van Jaar en dag naaft aan de turbatie , in 't eerfte niet al te klaar by zyne Klagte hadde bewezen. Maar tot voldoeninge van het Land Recht der 4. Boven • ■ Ambten tit. 10. art. 8. by des Beklaagdes folutie of ftraffe wel en te regte geallegeert, zyne daarna by het Contra Berigt fub num. 4 c? num. 5. geappliceerde getuigemffen , wel mede in den beginne van de procedure ligten, en die zelve by zyne Klagte appliceren, hadde mogen. "131. Dan, zulks niet gedaan hebbende, daar door aan den Beklaagde heeft gegeven caufam litigandi, en om by een Landrechtelyk Berigt te mogen deduceren , dat de bejaarde poffeflie aan des Klagers zyde niet behoorlyk was bewezen. T22 Hoewel niet om daar by die zo ongefundeerde ftiftenuen, 'van dat pro quafi pojeffione fervitutum geen InterdicJum uti polïïdetis plaatfe hebben , en dat niet zo wel judicialiter, als extrajudicialiter , geturbeert worden zoude , ftaande te houden , en door dat middel het gantfche vervolg van die procedure , zo merkelyk te extenderen en doen vergroten. 133. Het welke , gelyk ook, dat naar ingedient en ontfaneen Contra Berigt, den Beklaagde geen juftam cavjam litigandi meer gehad heeft, by ons in overwegmge genomen hebbende moeten worden. Zo en hebben wy de compenfatie van koften in dezen niet verder , als voor een derde gedeelte , konnen extenderen. Maar  ende ADVERTISSEMENTEN. 7r Maar voor de andere twee derde gedeeltem ftim*™ d thyen moeten doen plaatfe hebben den 1ÏÏenft^,ïa' tens , viEtus victori in eXpenfas {/5S * ^ V I I. Iemand zyn eigen zverk zelfs verrigtende is daar over niet convenibil ofbreukbaftig. TN zake voor den Hoog Adelyke Land-Gerichte van Velu ,pel,f ^and-Droft van Veluwen nomine Officii Aen- ?ph o tv lG' ,H' L K' L' M & N- Antwoord van den 20. November des zeiven Jaars cum annexis lub num num. 8, num. 9, en num. 10. , mitsgaders Replicque van den 21. January mi. en Duplicque* van der,20Maart £etaa"tVwSnt'dV°0,tS allG" °VenVOgen « PP all«^ * LZtCten te ovemesen en waar °p 4* Den Hoog en Wel Gebooren Heer Frederik Wilhelm Toni als 111 dezen Geconftitueerden Ordelwyzer, naar in^o vSfflerH^1?!^^ RechtSgeI^ doende^, , verklaart den Heer Klager in zynen Eyfch en Conclufie in voegen die by Aanfprake is gedaan enVnomen te zyn ontfankelyk of gefundeerd, den BekTaagde da'ar van abfolveerende , en dat over zulk in dezen eene kwlde Aanfprake en daar tegens eene goede tegenweerTgedlat de  7.2 CONSULTATIEN, ADVYSEN de .koften dezer procedure en der zeiver belehringe niet te min om redenen compenferende. Aldus by ons ondergefchreven geadvifeert binnen Arnhem den 13. July 1721. Was getekent, . , D. van RUYVEN, en M. A. van LAMZWEERDE. Redenen van 't voorftaande gewysde zyn onder andere kortelyk de naarvolgende: Dat ons niet alleen uit de Copie van de Badinge , fub num. 6. by de Antwoord , maar ook uit de pramiffen van het Gerichts Decreet van den 20. July des Jaars 1722. waar by deze zake , na gehoudene mondelinge playdoje , aan 't Schryven gewezen , fub. Ai. by de Aanfprake of Klagte geappliceert, beide tot die 't eindens de zelve Aanfprake genomene Conclufie relatyf , is gebleken. 9 Dat den Heer Klager van den Beklaagde komt te eiffchen 'eene boete van vyftig Heeren ponden judicis moderamine falvo. En zulks uit hoofde van gefuftineerde Contraventie tekens zynS Beklaagdes Commiffie endaar op afgelegden eedt, voorts inobedientie aan, en vilipendie van des Heer Klagers Mandamenten , gepleegt. o Daar door namentlyk , dat hy Beklaagde door den Heer Land-Droft van Veluwen mede tot eenen beëedigdigden Holt-  ende AD VERTISSEMENTEN. 72 Holttèller, van het Oever tot VeelTen en daar omtrent aangeftelt zynde , en daar op zyne inftru&ie bezworen hebbende , zig alnu onderftaan heeft , en nog dagelyks onderftaat, eenige duizenden , zo hondert, als ander holt van zyn eigen Land , aan dat zelve Oever gelegen , af te fchepen , zonder dat zelve alvorens door gezworene Holttellers te laten tellen. Uit hoedanen hoofde wy nogtans den Beklaagde aan gener-5 hande Contraventie , inobedientie of vilipendie 3 hebben fchuldig bevonden , en gevolglyk ook den zeiven in eene boete condemneren konnen. Om dat , of fchoons men alhier wel verfeert in een se-6 val alwaar den Heer Klager als Land-Droft eenige Perzoo- ' nen, en daar onder ook mede dezen Beklaagde , met exclufie van alle andere tot het tellen van holt, heeft aangeftelt , daar over commiffie en inftruótie aan haar verleent en haar daar op in eed genomen; zig egter in dezen geen, zints opdoet eenen cas, dat een derde , die niet mede tot zodanen Holttèller aangeftelt is , zig heeft laten emploijeren , om het holt van andere menfehen voor geit te tellen. Maar alleenlyk een geval, dat iemant zyn eigen holt of?, zeifs heeft, getelt, of ongetelt te fcheep gedaan heeft. Want niet alleen aan zyde van den Heer Klager des Be-8 klaagdes by Antwoord gemaakte pofitien , van dat zelve ' holtover welks infehepinge hy aangeklaagt, zyn eigen ■holt is, by Replicque nergens is tegengefproken. Maar is ook zelfs aan zyde van zyn Hoog en Wel Ge-o booren nergens ten proceffe gepofeert, veel min in eenigen delen bewezen , dat zodanen holt iemant anders , als den Beklaagde , toebehoorde, en is het by gevolge ook tuffchen deze Parthyen buiten alle conteft , en by nadere confequentie mede hinc inde in judiciali confejfo dat dat zelve holt des Beklaagdes eigendommelyke holt was. Het welke of zelfs te tellen, of ongetelt te fcheep teI0. K doen  74 CONSULTATIEN, ADVYSEN doen en te verzenden , en aldus niemands anders, als zyn eigen werk , te doen, wy nogte by het Land-recht van Veluwen, nog ook by eenige Wet, Gewoonte, Statut, Placaat, 's Lands Refolutie , of wat naam zulks ook dragen mogte, verboden vinden, j En het welke overzulks ook den Beklaagde, onzes erag'tens , op zyn eigen Land heeft vrygeftaan , en door hem impune mogen worden gedaan : Permijfum enim intelligitur quod non prohibetur , l. 27. Cod. de tejlam. ê? ibid Gothofr. ad lit. p. 12. Et quilibet rerum fuarum liber moderator eft atque arbiter, juxta. L. 21. Cod. mand. vel contr. jo Zynde het ook eene zake , die het Ligt van de Nature een ieder van zelfs koomt te dicteren , dat den Menfche vry ftaat, alles te doen , 't welk by gene Goddelyke, Natuurlyke, Borgerlyke of Politicque Wet, Gewoonte of Ordonnantie , te doen verboden is. 14. En gevolglyk ook , dat hy zulks iets onverbodens doende , zig daar door aan generhande Contraventie , inobedientie of vilipendie tegens eenigen Wetgever of des zelfs geboden , koomt fchuldig te maken, nogte in eenige ftraffe of boete te incurreren. 25. Nam ubi Lex non exftftit , ibi neque Legis tranfgrejfio s ejfe poteft. jg. Et ubi non eft tranfgrejfio , ibidem £f peina aut malcta applicari nequit. 17. Quoniam non entis nullce pojfunt ejfe qualitates aut accidentia, 18. Waaromme wy ook het poincl: , waar over in dezen de quasftie is , niet anders , als eene res mera facultatis , five quce in arbitrio Accufati pofita fuit, hebben konnen coniidereren. 19. Dat het namentlyk den Beklaagde heeft vrygeftaan , om by  ende AD VER T IS SE MEN TEN. ?5 by het afzenden of infchepen van zyn holt, dat zelve eerft door een van zyne Confraters , de twee andere gezworene Holttellers, te laten tellen, of niet. serene te vereenden!311 *"* ' ** ^ °f °ngeteIt in te fcheP«> Ofte het zelve zelfs te tellen , zo in qualiteit als Fi«» toHoteSlS*^ ^ eenenmedeaanSe^lden en beSg.'21' Even gelyk het in alle Steden , daar tot het exerceren ™« zekere zoorten van Konften en HandweikenleSS^S*2, Gildens en tot gerief van de commercie WaleL en Meters aangeftelt zyn, om zulks een ieder in zyne? Zcfie met exclufie van andere daar toe niet mede aangefteldeof1 genrM legeerde Menfehen, te mogen doen. gepnvi- Egter nog een ieder een vry ftaat, om zyn eigen werk of fchoons tot het een of ander Gilde , metinge ol^eSe'be 3' trekkelyk wezende, zelfs te mogen verrigten. Zonder dat aldaar iemant is verboden, of ook in eeni gen deelebreukhaftig, over 't genezen van zyne etene won 4" den , het optimmeren of metzelen van zyn eigen huvTof* muur js het fmeden van zyn eigen yzer, 'en ^glyks Zonder dat aldaar ook iemand word geconftringeert zvne eigene Ware door andere te laten tellen, wegen^^SÏ 25' ofte op diergelyke andere mani'ere, te mo^^S^ Maar kan een ieder een daar volftaan, zo lang alshv tot ! dat gene 't welk tot zekere konft of handwerk, me Le ?* weginge, oftellmge, relatyfis, geenen deX^dkSet exerceren van zulks niet geprivilegeert of aangeftelt i?s in zynen dienft koomt te gebruiken. «"geitejc is, m K 2 Het  76 CONSULTATIEN, ADVYSEN Het welke dat den Beklaagde in dezen ten opzigten van het 2 tellen van zyn holt gedaan zoude hebben, nergens ten proceffe geallegueert, veel min bewezen is geworden. En is het gene voorfchreven nog des te meer doorftralende 2^'in den cas alhier fubjeét. Daar namentlyk de Menfehen in zodane Steden, daar dus3°'danen holt geveilt en gelevert word , het zelve by het getal kopende , dat ter plaatfe van de leverantie op nieuws getelt willen hebben. En dat over zulks die metinge, welke voor dato van het in 3I'fchepen en verzenden dies holts, gefchied wezen mogte, alleen tot fecuriteit van deszelfs Verzenderen, voor de fraude of caperye van de Schippers, die het holt in hebben, en van de Makelaars, die daar by gezonden worden , om 't zelve te gaan verkopen , voorts van de Arbeiders en Voerlieden, is gefchied. ,.2 Gelyk zulks zelfs niet onduifter te kennen geven de atte'ftatie van Egbert Janjfen Vrydag, Derk Krygsman en Jacob Henriks, fub H. en de Requefle van den zeiven Vrydag en Krygsman en Berent Dyk en Wilhelm van Marle fub. i. ter Aanfprake geappliceert. Alwaar die zelve verklaren en klagen dat het, voor dato dat in den Ampte van Heerde gezworene Holttellers aangeftelt zyn geweeft aldaar wat confuis in zyn werk gegaan, en menigmaal gebeurt is , dat het getal, 't welk haar van die gene, die het holt verkoften, opgegeven wierde, niet over een kwam met dat van hare Arbeiders en Voerluiden, en dat zy, volgens 't getal , dat de Voerluiden en Arbeiders haar opgaven, menigmaal veel holts hadden fchade gehad. Om hoedane fourberies voor te komen, het wel in zig zelfs een heilzaam werk voor de Holtkoperen is , dat 'er tot het tellen van holt beëedigde Menfehen aangeftelt zyn, van welkers hulpe een ieder een, die zyn holt door een ander getelt wil hebben, zig tot zyner fecuriteit kan bedienen. Maar  ende AD VER TISSEMENTEN. 77 Maar is daaromme egter niemand, die op zyne Arbeiders Voerluiden, Dragers, Schippers en Makelaars, zelfs wil35" agt geven , of zig verheelt, van der zeiver getrouwigheid zodanig verzekert te zyn, dat hy haar zyne waren ongetelt ongemeten en ongewogen fecuur toe vertrouwen kan, in eenigen dele geobligeert, om nolens volens die zelve Holttellers in zynen dienft te moeten employeren, en die zelve daar van te beloonen, zonder dat het hem zoude vry ftaan, dusdane tellinge zelfs te doen , of ook in 't geheel het tellen agter weeg te laten. & Daar dog , in val hy al te groten vertrouwen van zyne,06 Arbeiders , Voerluiden, Dragers, Schippers en Makelaars, ' mogte hebben, zulks alleen voor zyn eigen rifico is, en die daar van te verwagtende fchade voor niemands anders, als alleen voor zyne eigene rekeninge, koomt te verftrekken. Om alle welke redenen wy dan ook door de juftitie in deze 17 zo klare zake genoodzaakt zyn geworden, om den Heer Kla- ' ger zynen in dezen genomcnen eyfch te ontzeggen , en den Beklaagde daar van te abfolveren. :. Niet abfolute , om aan niemand van Parthyen meer te adjudicsren , als hy zelfs heeft geëifcht. • 3 ge&aT hl V°6§en Cn manieren dien e^fch bv Aanfprake is39. Om dat den Beklaagde Tt eindens zyne Antwoord niet abfo-^o lute tot met ontfankelykheid heeft gecontendeert. Maar die zyne Conclufie, hoewel buiteneenigerhandenood- A T zaaklykheid, zelfs met deze Claufule van in voegen fifc. eere-4 ftnngeert en gelimiteert. 6 En heeft ons van deze onze decifie, na regten niet konnen ,0 diverteren de allegatieaan des Heer Klagers zyde gemaakt, als4"* of den Beklaagde, door zyn gelibelleerde holt of zelfs getelt, of ongeteltingefcheept en verzonden te hebben, tegens zyne Commiffie, inftruéfie en daar op afgelegden eedt, zoude hebben aangegaan : want, of wel fchoons den Beklaagde met en K 3 ne-  78 CONSULTATIEN, ADVYSEN nevens Johan Hengevelt, vernomen hebbende , dat de Heer Land Droft voornemens was, Holttellers aan te ftellen, de Requefte fub A.2, ter aanfprake aan dezen Heer Klager hebben gepraefenteert, en haar zeiven tot dat officie gerecommandeert, voorts daar over Commiffie en inftru&ie van zyn Hoog Wel Gebooren ontfangen en daar op den eedt werkelyk geprasfteert. Zo word nogtans in die gantfche Requefte niets het minfte 43'gevonden, 't welk in eenigen dele koomt uit te dragen , dat zy zodanen officie in dier voegen hebben verzogt, dat daar door een ieder genoodzaakt zoude worden, om zyn holt notens volens door een van haar lieden te moeten laten tellen, zonder dat zelve zelfs te mogen tellen, of ook ongetelt te verfchepen. In tegendeel hebben zy zulk een officie fub A. 2, alleen verzogt om die reden, dat de Beklaagde zelfs en de Moeder van Johan Hengevelt, dat tellen van holt aldaar reeds lange Jaren hadden geexerceert. 45. Zonder dat nogtans ergens ten procefle blykt, of zelfs ook ' aan des Heer Klagers zyde is gepofeert geworden , dat den Beklaagde , ofte ook de Moeder van Johan Hengevelt, ooit iemand hebben geconftringeert , of getragt te conftringeren, om zyn holt te moeten laten tellen, of dat zelfs iemand van hun, of van hare Voorzaten , ooyt gefuftineert, heeft gehad, regt te hebben, om daar toe deHoltkopers te conftringeren. .< Zo dat het verzoek fub A. 2, ten einde om tot Holttellers, 'vermits den eenen Requirant zelfs en des anderen Requirants Moeder het tellen van holt daar ter plaatfe lang geexerceert hadden, aangeftelt te worden, gedaan, met gene andere intentie kan geoordeelt worden gefchied te zyn , als om het regt te bekomen, van die holttellinge te mogen exerceren op dien voet, als de zelve aldaar tot daar en toe geexerceert was. En om alleenlyk te prawenieren , dat zyn Hoog en Wel 47« Ge  ende ADVERTISSEMENTEN 79 men met exelufte van Xandereaan§eftdt en in eedt §en°' In dier voegen dat daar ter plaatfe niemand anders al, nl leen deze drie perfonen cmjunlvm aut divifm, tot het tellendvan eens andermans holt gequalificeert zoude zyn en Maar is haarlieden by die zelve Commiffie gantfch ^en regt gegeven , om alle Holtkopers te neceffiteri , 1f? holtnolentes volentes te moeten lS?teUen ' tóutrfaaS dat zy lieden tot HoIü-„ tellers aangeiteltzyn, ten einde een ieder, die daar bv NR 5 pinterefreert is zig van haar lieder hulpe'zal konnen bedfe nen tot een evident teken , dat den Heer Land Droft haS zelfs niet heeft aangeftelt gehad , iemand te eonftrlieren om zyn holt te moeten laten tellen, of hy wil, of "iet ' hy maar buiten en behalven° die by^ fc'en wSgG? booren aangeftelde Holttellers, daaftoe gene ,^Lderel Holt* teller quam te gebruiken. «woeien noit- genTXTee^s0? £ * *** > door **S, ftraótie of eSf L "r', te,gens zyne C°™iiffie , in-53* rtiuctie ot eedt, in genen dele heeft gepecceert. Maar, door zulks te doen , alleenlyk geftendiVe r,-« Om  8o CONSUL TATIEN, ADVYSEN Om dat voor zo verre , als zig geen expres en fpeciaal 55'uitgedrukt verbod, koomt op te doen, ook voor zo verre een ieder Menfche by zyne natuurlyke vryheid , en in fpecie van zyn eigen werk , en zulks vooral op zyn eigen grond , te mogen verrigten , verbleven is. Ook heeft ons niet konnen moveren de allegatie, van dat den Beklaaedc , door het gelibelleerde te doen , aan de Mandamentcn van den Heer Land Droft mobedient geweeft , en die zelve gevilipendeert hebben zoude. ef, Want , behalven dat wy in den gantfehen proceffe deVen aanslaande geen ander Mandament van zyn Hoog en Wel Gebooren als alleen een op de Requefte fub L. ter Aanfprake verleent, komen te vinden, en lit. exp. Voet in Comment. ad >' tit ff. de re jud. n. 21. in fin. Mafcard. de probat. vol. 1 concl. 25. n.4. Peregrin. dejurib. &privü. Fifci lib. 7. tit.4. n. r4. l 2 VIII.  84 CQNSULTATIEN, ADVYSEN VIII. Preferentie tuffchen diverfe, op een en de zelve goederen , tegens een en den zeiven Debiteur 9 gemaakte verwinnen. Conpemfatio expenf %rum. IN zake van Aanvang en Contra Aanvang , voor den Edelen Hogen Gerigte des Ampts van Thyelre Weert, ter Banke van Thuyl , ongedecideert hangende tufichen Margreta Repelaar Weduwe van Gerhard Piper Collonel en Brigadier van de Cavallerie ten dienfte der Vereenigde Nederlanden, Requirante van Verklaringe ter eenre, en Henrik Verploeg Heer tot Hellu , Schepen in die zelve Gerigts-Banke , zoon en univcrfelen Erfgenaem van Govert Verploeg , Gerequireerde ter anderen zyden. Gezien , gelezen en geëxamineert der Requirantes Deductie van den 29. Novembe.1 1720. cum annexis fub A, B, Cr, C2, Di, D2, E, Fr, F2, G, H, I, K, L, M, N, O, P, Q, R, S 6? T. voorts de Contra Deductie van den Gerequireerden in dato den 13 December daar aan volgende, met de Documenten fub num i,1- num. num. 2, num. 3, num. 4, num. 5, num. 6, num. 7, num. 8, num. 9, num. 10, num. n,1- num. n,°- num. 12, num. 13, num. 14, num. 1$, num. 16, num. ij, num. 18, num. 19, num. 20, num. n,1- num. num. 2ï,*- num. 21,3- num. 2i,4- num. 21,5- num. 2i,6- num. 2i,7- num. 2i,8« num. 21,9- num. 22, num. 23, en num. 24. daar by geappliceert, als mede der Requirantes folutie van den 27 des zeiven Maants en des Gerequireerdes Contra folutie van den 10 January 1721. en op alles gelettet en over- wo-  ende AD VER riSSEMENTEN. 85 wogen waarop in dezen eenigzints te letten en overwegen Welgemelte Gerigte , met advys van onpartydige Regt* Geleerden , doende regt, verklaart dat wel de ReLïanr? tegens Johan Wyntgens eenen goeden aanvang S en op des zelfs goederen heeft gedaan, edog dat in dier voegen als deze zake behandelt is, den Gerequireerde voor ztTelfs en tegens de Requirante genen kwaden Contra aaiS»on dernomen heeft de Requirante over zulks in hJ ^dZ van verklannge dieswegen tegens den Gerequireerde^ gedaan en den Gerequireerden daar abfolverende. De koftfn Vm deze gelyk ook die ad finem litis gerefereerde vatde vo ngejxeeptive proeedure , met telin om redenen eompïn- Was getekent, WILH: van STEENLER, EiV Af. A. van LAMZWEERDE. Redenen van 't voorltaande gewysde zyn onder andere kortelyk de naarvolgende: T^t ons den proceffe is gebleken, dat by de Tran- iu,ra„te voor afrtand van alle toe pmenfa *" ™ L 3 op-  86 CONSULTATIEN, ADVYSEN ophevinge van tegens haar reeds tot Nymegen geëntameerde proceduren, onder anderen belooft is eene fumma van 8500. guldens. 2. Dat, of fchoons wel dat' Accoort binnen Dordrecht ten overftaan van Notaris en Getuigen is opgerigt geworden. ■3. Egter de Kinderen en Erfgenamen van gemelden Brigadier Piper daarna op den 15 Maart 1702. over en ter zake van des zelfs nalatenfchap , met den anderen binnen Thyel een Erfmaaghgefcheid , fub B. by Deductie gevoegt, hebben opgerigt en daar by aan een ieder van die Condividenten zyne privé portie van goederen en fchulden toegedeelt. 4. By het welke aan Johan Wyntgens als Man en Momboir ' van Henrietta Maria Piper onder anderen is te deel en lafte gevallen het reftoir van de voorfchreven fchult van 8500. guldens ofte wel zodanen laft of fchult van 5500. guldens als de Requirante in dezen volgens Accoort , by forme van Uitkoop , of afftand van den gehelen boedel , met die Condividenten opgerigt, alnog competeert. Dat over zulks ook meergemelte Erfgenamen van den '3'Brigadier Piper die door haar voormaals buiten dezen Furftendom en Graaffchap voor Notaris en Getuigen aan de Requirante beloofde 8500. gulden daarna by een binnen deze Provintie opgerigt en by haar alle nevens DedingsVrienden ondertekent Maaghgefcheid , voor een wettige en dugtige fchult geagnofceert. En dat, by naderen gevolge , ook het reftoir van die zelve fchult ter fomma van 5500 gulden uit dien hoofde onwederfprekelyk is eene fchult by Maaghgefcheid bekent. 6 Hoedane fchulden , vermogens de difpofitie van 't Land 'recht der 4- Boven Ampte des Nymeegfen Quartiers tit. 20. art. 9. £f tit. 28. art. 1. Stadt en Landrecht van Roermond part. 3'. tit. I. §. I. n. 10. Landrecht van 't Graaffchap Zutphen tit. 18. art. 9. Stadrecht van Zutphen tit. 16. art. 1. Landrecht van Veluwen cap. 27. art 1. Landrecht van Overyffel part.  ende ADVERTJSSEMENTEN. g7 part. 2. tit. 2. art. j. era >t Stadrecht van Deventer , part 3. tffc zo. nrt. u zo bondig en van al zo veel kragt zyn [ als of die gengtelyk , 't zy by tranfport , ofte anderzintsl bekent waren. En welke zelfs ook, uitwyzens het Landrecht der±Bo-* ven Ampten tit. 4. art. 3. Land en Stadrecht van Roermond7' part 5. tit. 5 ra. 9. Landrecht van 't Graaffchap Zutphen tit. 2. art. 5. Stadrecht van Zutphen tit. 10. arr. 9. .Laradr«At.v«» Veluwen cap. u. art. 3. Stadrecht van Arnhem art. 18. Landrec/ir rara Overy[fel part. 1. tit. 6. art. 3. en 't Stadrecht van Deventer part. 2. tit. 4. «rr 2. in zo verre gepriVilegieert zyn , dat den eyfch der zelve met Panding mag worden begonnen. b fa .Dat derhalve ook de requirante na regten is bevoegt ge-o weeft, om den Lieutenant Collonel ^A*» Wyntgens, tot8' betahnge van die meergemelte refterende 5500. gulden una cummterejfe by Citatie, of Badinge en Aanfprake , ( et welke veel minder is als Pandinge) m folidumie conveniëren , zo als wy by Contra Deductie uit het Product fub num 12. endoorgaans by de Schrifturen, bevinden, dat ac zelve op den 18. February 1712. en vervolgens voor dezen Gerigte heeft gedaan. 0 1 K°n WCl fchoons de Requ'>ante by het Maagh- Sye/t Bg;S.C0ndi™'c"re > of -^ Co^^- Zo is het nogtans voor die zelve genoeg , dat de Con dividenten fub. B. alle te zamen dat reftoir Voof eene wel l°' tige fchuld ten voordelen of behoeven van Requirante, hebben erkent, en die aan Johan JVyntgens tot zynen privativen lafte toegedeek , en dat de zelve wZ.em £e daar by ook op zig genomen heeft gehad. W^m$ dle Vermits het Moribus hodiemis conftant is, quo-l alteri ftipulan poffimUs , quodque tertio , in cujm: fanrem aut1T" commodum ftipulatio ac promiffio facla efl , iontra eum cui dareaut.prcejiare promifit , exinde ad lompet at. ' * Zo  88 CONSULTATIEN, ADVYSEN Zo als niet alleen by de meefte Moderne Regts Geleer'den , en onder anderen Simon van Leeuw, in cenf. for. part. i. lib. 4. cap. 16. n. 8. , word getuigt. j„ Maar ook, uitwyzens 's Hoves ordinaire Playdoyboek, op den 1 Juny 1714. tuffchen Doftor David ten Hove Impt: én Geexcipieerde en Derk Janjfen Sengers Gede : en Excipient , by den Hove Provintiaal van Gelderland in contradictorio is verftaan. j. Welk voorfchreven poinft van dat de Requirante den Lieutenant Collonel JVyntgens alleen en in folidum heeft mogen conveniëren , dan ook in dezen nog des te minder hsefitatie kan hebben , om dat wy ex attis bevinden , dat den zeiven wegens dat reftant aan de Requirante alleen heeft gepraafenteert zyne of zyner Vrouwen portie in de erffenillé, te voldoen, en fuftinerende daar mede tegens haren gedanen eyfch en Aanfprake te konnen volftaan , daar tegens op dat fundament mede in oppofitie gekomen is. j. En dat hy , des onaangezien , by fententie van dezen Edelen Hogen Gerigte fub C. 1. by Deduftie en fub num. 22. by Contra Deduftie , op den 12. Augufty 1718. tot betalinge van die gantfche 5500. guldens una cum interejfe, is gecondëmneert geworden. 1(5. Welke Sententie , na dat den zei ven daar van geappel'leert hadde , by 's Hoves Sententie van 26. Juny 1719. fub C. 2. by Deduftie , by den Hove van Gelderland , cum expenjls geconfirmeert is. Uit kragten van hoedane in cas d'Appel geconfirmeerde 17'en niet in Revifie getrokkene , en aldus onwederfprekelyk in rem judicatam ergane Sententie fub C. 1.' of num. 22. het de Requirante vervolgens heeft vrygeftaan , om die zelve, tot bekominge van het gene haar daar by geadjudiceert is, tegenr. Johan Wyntgens op die onder dezen Gerigte gelegene hem by het Maaghgefcheit fub B. te deel gevallene goederen, ter executie te leggen: Cum Reip. int er fit, feutentias executioni mandari; Ac fententia fine executione fimilis fit ■campana ahfque piftillo. Ln  ende ADVERTISSEMENTEN. 89 En anderzints zo zoude de forme en voet, na en n, welke Sententien ter executie gelegt, en tot cornpleet Ve?18' win incluis vervolgt moeten en mogen worden Tzo hier* als elders by de Land en Stadrechten , gantfch en al L vergeefs wezen geprafcribeert en geflatueert : waar toe nogtans nooyt eenigerhande prefumtië vallen kan. Gelyk wy dan ook uit de Aften fub. D.i, D2 bv DP duftie en fub num. 7. by Contra Deduftie hebben bevon- 9' den, dat de Requirante uit kragte en tot bekominge van het effeft van die Sententie fub C.i, of num. 2*. ^Lgeï Johan fTyntgens, en op , aan en in des zelfs tot Wnfen Ophemer gelegene goederen , voor dezen Gerigte op den 29. September 17i9. en vervolgens tot den 16. April i720 ,| by Mamnge ,. Rigtinge , Verboden Koop en Xnvank 1 voorts het laten doen van de weethen van dien, heeft li procedeert. 5 C1L &e" Zonder dat vyy by den proceffe ergens bevinden dat denGerequireerde op of tegens dat zelve Verwin , ies S?°' opzigte van de formaliteiten of folemniteiten Landrechten' als of die met na behooren geobferveert zouden wezen heeft geallegueert, waaromme^ dat zelve ook voor een ffdere"ePn:teeit Und^h^k herwin hebben moeten conEn vervolgens ook moeten verklaren , dat de Requirante ! driar/g teT^Z™ ^ ^ ^ hehZh0Pndi!odat WytCn di6n °PziSteiets van denGerequireerde Hel StfcËVerme,den' vermi* dien Aanvanken22' % \ gan"chc Verwin ' niet tegens hem , maar alleen tekens Johan Wyntgens, gedirigeert is. g En dat het, daar vele of verfcheidene Crediteuren van een en den zeiven Debiteur zyn , een ieder Ï S v>- iramiies, tot Verwin incluis, te vervolgen. M Ak  oo CONSULTATIEN, ADVYSEN Als wanneer het allereerft aankomt daar op, wie van haar H* allen uit kragte van zyn apart gemaakte Verwin, tot het ontfangen der vrugten en opkomften van de verwonnene goederen, den eerften, en voor de andere gepraafereert is. In dier voegen dat, wanneer al den eenen Crediteur, die nog geen Verwin gemaakt hadde, eenen Concrediteur, die reeds compleet Verwin hadde geacquireert en. in werkelyk genot van die opkomften was, kwam uit te loffchen en al des zelfs regt over te nemen. 26 Den zeiven egter nog niet uit hoofde van zyne eigene ' fchuldvorderinge , voor welke hy nog geen Verwin gemaakt hadde , maar alleenlyk uit hoofde van die aan hem door zynen gewezenen Concrediteur en Verwin hebber, gecedeerde fchuldvorderinge, tot het genot van de vrugten der verwonnene goederen beregtigt zoude wezen. 27 Om dat zodanen Cedent en gewezenen Concrediteur en Verwin hebber, zyn Verwin zelfs niet verder, als voor zyne eigene daarna gecedeerde fchuld, hadde gemaakt, en gevolglyk ook nooyt of nergens verder, als daar voor , de opkomften hadde konnen genieten. 28 Adeoque per modum talis ceffionis nihil plus juris in alium 'potuerat tranfferre , quam ipfe habuerat , juxta l. 54./. de reg. jur. nn Want de difpofitie van de 1.12. pr. ff. de reb. aut. jud. poff. 29' juxta quam uno ex creditoribus in poffeffionem miffo omnes miffi intelliguntur , hedendaags in deze Landen gene plaatfe hebben kan. 20 Quoniam ifics miffwnes, qua de jure Romano ex decretis Pratorum Creditoribus in bona Debitorum concedebantur , non tam yimpofTelfionisaut lucrandorumfruÜuum, quam quidem detentioms ac cufiodice effeclum , tribuebant. I. 3. §• ff- de fiC(l- velam. poff. I. 7. pr.ff. ex quib. cauf. in poff. eatl. 5. §. 22. ff ut in poff. legati nom. I. 9- F- & §• ac ^ ff' de reb' auth' jlld' p4' Adeo-  ende AD VER T IS SE MEN TEN. 0I Adeoque Hodierna nojlrce Immiffioni , quce Inleydonge five Aanvang appellatur, plane obfimiles funt. 3r- • Moribufque noftris longe alii exequendi modi introdutti funt, tejte; Voet. m Comm. ad tit. ff. ex quib. cauf. in poff. eat n 32' 5' ö 6. Om alle welke redenen wy dan ook gantlch wederregtelyk q j zouden hebben gehandelt, in val wy verklaart hadden, dat de Requirante eenen kwaden Aanvang hadde gedaan. En zulks nog te meer , om dat dezelve 't eindens hare34Deductie mede fpeciaal heeft gecontendeert, dat verklaart zoude worden , dat zy eenen goeden Aanvang heeft gedaan op de goederen van Johan Wyntgens. En dat de Gerequireerdenogtans by zyne Contra Deduftie ar. niet fpeciaJyk mede tot verklaringe, van dat eenen kwaden Aanvang gefchied wezen zoude, gcconcludeert heeft. En overzulks ook aan de Requirante dat voorfchreven lit.^ Va" 5aD Conclufie zelfs heeft overgegeven : Cum uti Libelli3 ita & Rejponjionis, totavis inConclufione rejideat. . f1^0 ut Reus ad fingula Libelli capita teneatur refpondere, Q7 judicifque fententia extra Libelli metas vagari, difformifque Libello effe, nondebeat, Carzov. inproceff. jur. tit. 6. art % § 2 n. io. &> n. item tit. io. art. 3. §. 4. n. 57. fif 5g. nee 'non tit. 16. art. 2. §. 4. n. 21, 22 & 23. Gail. i. obf. 69. n. r. Mynsikg. cetttur 4. obf. 8r. Fab. in Cod. Sab. lib. 2. tit. 37. def. 3. n. 5. Dan , of wel fchoons het gene voorfchreven ten reguardeQs van der Requirantes gedanen en alleen aan Johan Wyntgens en eenige Pagteren of fubconduftores geinfinueerden Aanvang m abjtratto geconfidereert, aldus ftand grypen moet. Zo hebben wy daaromme egter nog niet konnen verklaren, dat den Gerequireerde eenen kwaden Contra Aanvang tegens 39' haar heeft gedaan, veel min uit dien hoofde der Requirantes lub JV.2, by Deduftie en num. 8. by Contra Deduftie gevoegde publicatie, ten einde om de verwonncne goederen M 2 op  Q2 CONSULTATIENj ADVYSEN op den 30. April 1720. te verpagten gedaan, in dier voe- • «ren konnen juftificeren , dat zy uit kragte van haar tegens Johan Wyntgens gemaakt Verwin , tot het ontfangen van de opkomften dier goederen , aanftonds voor den Requirant zoude wezen geprasfereert. 40. Maar hebben de zake moeten opvatten in dier voegen, en confidereren op dien voet, als wy die by deze procedure behandelt gevonden hebben. By welke , wy nogtans bevinden , dat de Requirante zig * 'van de naarvolgende middelen van juftificatie van haren gedanen Aanvang ofte aflandinge van des Gerequireerdes Contra Aanvang, heeft bedient. 42. Dat zy namentlyk haar Verwin en Aanvang niet tegens den Gerequireerde , maar alleen tegens Johan Wyntgens, hadde gemaakt en gedaan , nogte ook daar van aan hem eenigerhande weethe laten doen , en dat derhalven, in cas 'er iemand tot het doen van Contra Aanvang bevoegt wezen mogte , zulks alleen Wyntgens , dog niet aan den Gerequireerde competeerde , Maar dat hy Gerequireerde, in cas de Requirante , na dat zy van zyn anterieure Verwin verwittigt was, hem nog de facto verhindert hadde , de vrugten van de verwonnene goederen op te beuren, als dan volgens de Cantz. Ordonnantie dezer Provintie art. 33. 't Landrecht der 4. Boven Ampten tit. 6. art. 13. en 't Landrecht van Graeffchap Zutphen tit. 12. art. 9. dieswegen tegens haar over violente fpolie ofte turbel en in zyne posfefiïe dragt zyne actie konde inftitueren , voor den Hove ofte.ten Landrechte, tot zynen keure. Voorts dat zy Requirante , van des Gerequireerdes anterieure Verwin onkundig zynde, zodane publicatie , als voor gemelt, uit kragte van haar eigen gemaakt Verwin hadde vermogen te laten doen, en dat den Gerequireerde allereerft op den 23. April voorfchreven na dat die zelve albereits gefchied was, by de infinuatie fub G. by Deductie en num. 9. by Contra Deductie geappliceert , van zyn anterieure Verwin aan haar  ende ADVERTISSEM ENTEN. 93 haar heeft kenniffe doen geven , En dat vorders zy Requirante hare te bevorens voorgenomene en by publicatie bekent gemaakte verpagtinge daarna nooyt werkelykèn voortgang hadde doen hebben. Als mede dat den Gerequireerde, eer en bevorens hy 44. tegens de Requirante aan den Hove ofte ten Landrechte vermogte te ageren, of zig tegens haren Aanvang by Contra Aanvang in oppofitie ftelde , ten minftcn den by publicatie aangeftelden dag van den 30. April hadde moeten afwagten, om te vernemen of zy die verpagtinge ook werkelyk liet tenteren , of niet, als wanneer hy, in cas van ja, zyn regt tegens haar na behoren hadde konnen vervolgen, en in val van neen, fecuir blyven zitten en in zyn anterieure regt van Verwin continueren konnen , Maar dat hy, dien tyd niet hebbende willen afwagten , zynen Contra Aanvang fub H. by Deduftie en fub num. 10. by Contra Deduftie, al daags te bevorens, te weten op den 29. April, heeft gedaan, en aldus in omnem eventum met die zelve veel te vroeg op geweeiï was. Maar bevinden wy in tegendeel, dat de Requirante, niets 45, van dit alles reppende , haar van gantfch andere middelen, en wel van de naarvolgende , tegens den Gerequireerde en des zelfs anterieure Verwin heeft bedient. Te weten, dat zy Requirante , uit kragte van Huwelyk-46. fche Voorwaarden en diverfe Maaghgefcheiden, in de goederen van Johan Wyntgens zoude hebben verfcheidene niet alleen exprelfe , maar zelfs ook legale en ftilftvygende hypothecquen , uit kragte van welke hare oudere fchuld voor de latere fchuld van den Gerequireerde, ofte des zelfs Vader', zoude wezen gepraïfereert. Als ook dat den Gerequireerde zyn verkregen Verwin 47. niet zoude hebben werkftellig gemaakt, maar Johan Wyntgens in de poifeffie van de' verwonnene goederen laten 'blyven. En dat over zulks als haar Verwin voor dat van den.g M 3 Ge- *  94 CONSULTATIEN, ADVYSEN Gerequireerde zoude moeten worden geprasfereert , en zy uit kragte van het zelve aanftonds de verwonnene goederen verpagten mogen, en de opkomften van de zelve moeten genieten. 49. Het welke , alzo wy, om reden in 't vervolg dezes te melden , de Requirante niet hebben konnen adjudiceren. 50. Zo hebben wy gevolglyk ook , ongeagt de Requirante wel genen kwaden Aanvang tegens Johan Wyntgens heeft gedaan, nog moeten verklaren , dat in dier voegen als deze procedure behandelt, en hier voor gemeld is, den Gerequireerde tot maintien van zyn eigen eerder verkregegene Verwin , genen kwaden Contra Aanvang tegens haar heeft ondernomen. 51. Eri vervolgens ook de Requirante in haar beding van verklaringe, dieswegen, ofte ten opfigte van des Gerequireerdes gedanen Contra Aanvang , op den voet van die voorgemelte by haar gebruikte middelen tegens den zeiven gedaan, niet ontfankelyk moeten verklaren , Cum judex fecundum a£ta ac probata judicare debeat, Atque cumActore jus fuum, fuper quo fuam intentionem fundat , non probante , Reus fit abfolvendus , l. 18. ff. comm. divid. 6? I. 4. C. de edend. 52. Want , of wel fchoons der Requirantes hier voor gemelte fchuld vorderinge , ook zelfs uit hoofde van het Maaghgefcheit fub B. , is Ouder of van een eerder tyd, als den Gerequireerde de zyne , ofte die van zynen Vader , opgeeft. 53. En dat den Gerequireerde reeds uit het Gerigts Decreet van den 15. November 1720. fub L. by Deduftie en num; 11. by Contra Deduftie, wetende, dat deze procedure buiten den Gerigte ten fine van advys ad Impartiales zoude worden verzonden , en egter nog gantfch niets van die jnftrumenten, by welke zyne Schuld vorderinge ten lafte van Johan Wyntgens originelyk geconftitueert is , by den proceffe geappliceert hebbende. Ons  ende ADVER riSSEMENTEN. 95 Ons gevolglyk ook ten opzigte van des Gerequireerdes-. Schuld vorderinge zo min , als ten reguarde van die van 4' de Requirante , ex Actis is gebleken , dat daar van prothocollatie of regiftrature is gefchied. 'Zo hebben wy egter het Verwin van de Requiran-** te nog niet voor dat van den Gerequireerde konnen pra?fereeren , nogte haar tot het aanftonds verpagten en genieten der opkomften van de verwonnene goederen, voor den zei ven preferabel verklaren. Om dat ons uit den proceffe is gebleken , niet alleen dat door den Gerequireerde art. 6. en 7. van zyne Contra Deduftie gepofeert, en door de Requirante by hare Solutie ook nergens ontkent is geworden , dat des Gerequireerdes Vader Govert Verploeg , eerft op den 7. December 1702. eene Capitale fomme van 3000. guldens , en daarna op den 8. December 1707. nog een Capitaal van 1000., en aldus te zamen vierduizend guldens , aan Johan Wyntgens op intereife heeft verftrekt. Maar ook dat den zeiven Verploeg al op den 7 Febru-C* ary des Jaars 1710. fub hum. 12. by Contra Deduftie, en aldus wel twee jaren eerder als de Requirante fub num. 12. aldaar gedaan heeft, den Licutenant Collonel Wyntgens voor dezen Gerigte heeft geconvenieert, en tegens den zeiven gedaan Aanfprake , om te hebben betalinge van de twee voorfchreven Capitalen met de renten van dien. En dat hy fub num. 1. ibidem ook al op den 16. November 1713., en alzo over de vier jaren eerder als de Requirante fub C. 1. of num. 22., tegens den zeiven heeft erholden Sententie in contum'aciam. Waar by dien Debiteur tot betalinge van die zelve twee Capitalen, en die daarop ter fomme van 1140. guldens reeds verfchenene en nog verder te verlopene renten , dedutloJoluto aan hem te doen, cum expenfis is gecondëmneert, en zyne onder dezen Gerigte gelegene goederen daar voor executabel verklaart zyn geworden. Hoe-  96 CONSULTATIEN , ADVYSEN Hoedane Sententie het hem doenmaals ook al zo wel heeft vry geftaan , op die by het Maagh gefcheit fub. B. aan Johan Wyntgens te deel gevallene tot Varik en op Hemert gelegene goederen , ter executie te leggen , en die executie tot Verwin incluis te profequeren", als het daarna de Requirante is geoorlooft geweeft, zulks uit kragte van haar Sententie fub. C. 4. of num. zz. te doen. g Gelyk wy dan ook, uit de Producten, fub G. by De5 'duftie & fub num. 3, 4, 5 en 6. by Contra Deduétie gevoegt, bevinden, niet alleen dat eerft des Gerequireerders Vader , en na deszelfs overlyden den Gerequireerde zelve als univerfelen Erfgenaam , op den 19. January des Jaars 1714. en vervolgens tot den 20. September 1718. incluis, uit kragte en tot bekominge van effeóte van die Sententie fub num. 2. tegens Johan Wyntgens en op , aan en in des zelfs meergemelte goederen, voor dezen Gerigte by Maninge, Rigtingc Verboden, koop en weethe van dien, mitsgaders aanvank, heeft gcprocedeert, en intermedio tempore, tot voorkominge van bejaringe van haar lieder verkregenen koop , den zeiven op den 6. December van de Jaren 1714. 1715. 1716 en 1717. 't elkens laten beftoiren. <-0_ Maar ook dat den Lieutenant Collonel Wyntgens eerft op den 17. January 1719. en daarna op den 10. January 1720. die zyne eigene goederen , 't elkens voor den tyd van een Jaar, het eerfte begonnen op den 4. Oftober 1718. en het tweede op den 4. O&ober 1720. geindigt, voor eene fomme van 1400. guldens Jaarlyks van den Gerequireerde heeft gcpagt. £0i Zonder dat dien Debiteur ofVerwonnene zig tegens den 'zeiven heeft bedient daar van , dat van des zelfs gedanen Aanvang en geapprehendeerde poffeffie gene infinuatie of weehte aan hem zoude wezen gefchied. $lt Maar in tegendeel by beide die Pagt Cedullen fub num. 5& 6". 't elkens pofitive confeffeert, dat den Gerequireerde die zelve goederen op den 20. September 1718. van hem voor  ende ADVERTISSEMENTEN. 97 voor Rigcer en Schepenen van Thuyl hadde aangevangen, volgens NB. den brief daar van zynde. ""Slangen, rtEzvr!£kr°°k d£ WeJetb1e van dien zelven Aanvang 62 ft zy dan den Gerequireerde het fpeciale bewys van dien daarna by zyne Contra Deductie in dezen te anDhceren verzuimt heeft, of niet) zelfs heeft geflendigt. P? ' Zonder dat wy ook ergens bevinden, dat de Requirante ets anders ten opzigte van het obferveren van de forma. liteiten of folemniteiten Land rechtens, op of tegens dat des Gerequireerdes Verwin , geallegueert heeft. § tÜ? UAeT\rWen 00k niet alleen d^ zelve voor een Landrechtelyk Verwin, 't welk meer als anderhalf £ eer , als dat van de Requirante fub Dx, D2, E & num 7., gecompleteert is, hebben moeten confidereren Maar daar en boven ook den Gerequireerde uit kragte 6x van dien voor dato van deze procedure , ja zelfs voor dfto IT^l Re^'lrantes Aanvang, in eene'meer dan beerde poffefïïe van die verwonnene goederen, bevonden hebben! Zo om dat den zeiven al op den 20 SeDtemher tvts ^ uTb^nernrmaynen AanVT' «M^ftSïa^ lub num. 4. ,n maniere als in diergelyke zaken gebruike- gtorde;.^1^ P°ffefI]e V3n die S°ederen ë&oU wts En dat, vermogens de Produften fub D2, by Deductie en num. 7 en ii£ by Contra Deduftie , des Remontes Aanvang allereerft op den 15. April 1720. en de Citatie inlezen op den 14. May daar aanvolgende , voorgevallen Als om dat zelfs de eerfte verpagtinge fub ditt nvm c ^ ook al meer als Jaar en dag voor des Requirantes Aanvang, is gefchied, en inmiddels de tweede fub num 6 ook nog weer voor dato voorgevallen. Hebbende onzes bedunkens den Gerequireerde die zvnetftf bejaarde poffeflie, niet klaarder konnen b'ewyzen, Ss dlar iN door  98 CONSULTATTEN, ADVYSEN door , dat hy zo lang te voren door den Gerigte in de poffeflie is gefield , daar op de Verpagtinge van goederen gedaan , en die een Jaar daar na ook nog weer voor gereitereert heeft gehad. 67 Qj.oniam plura locationum injlrumenta plene probant , locatorem' poffidere : cum colonus non fibi, fed Locatori, poffideat Mascard. de probat. vol. 3. concl. n 87. n. 11. 12 & 20. Gaill 2. obf. 75.- n. 1. (^g< Idque pracipue tune , quando cum locatione alia concurrv.nt adminicula, Mascard. ibid. n. 16. 6p# Gelyk 'er dan nooyt kragtiger adminieul met eene verpagtinge kan concurreren , als in dezen, daar den Gerequireerde authore Prcetore in poffeffie is gefield : jufie enim poffid'et, qui authore Prcetore poffidet l. 11. ff. de acq. velam. poff. I. 137. ff. de reg. jur. Fab. in Cod. Sab. lib. 8. tit. 2. def. 7. n. 13. in not. 70. Welke des Gerequireerdes bejaarde poffeflie dan ook de oorzake is , waaromme wy alhier het Verwin van de Requirante niet voor dat van den Gerequireerde hebben konnen prsefereren , nogte haar tot het aanftonds verpagten der yerwonnene goederen , en 't genieten der opkomften van die zelve, voor hem preferabel verklaren. 7I< Om dat in dezen twee byzondere gecompleteerde , dog 'door verfcheidene Parthyen op verfcheidene tyden gemaakte Verwinnen , voorkomende , het 'er alhier niet op aankomt , wie van haar beide zyne fchuldvorderinge ouder en voor de andere geprasfereert is , of niet. 72> Maar alleenlyk daar op , wie van die twee Verwinheb'bers tot het Verpagten van de verwonnene goederen, en 't genieten van derzelver revenues , voor zynen Mede-Verwinhebber moet worden gepraefereert. 7_ Het welke wy vermeinen te wezen den genen, die het 'eerfte Verwin gemaakt heeft, en in bejaarde poffeffie van dat zelve is. 74# Om dat die gene, die jaar en dag in poffeffione rei ali- cu-  ende ADVERTISSEMENTEN. 09 cujus immobilis, aut juris , is geweeft , daar inne altoos zo lange , tot dat hy met beter regt, by eenen behoorlyken ingang regtens, daar uit gefleten zal wezen , moet worden gemainélineert , of fchoons hy zelfs al met eenen flinger in die poffeffie mogte wezen geworpen , /. 1. pr. ff. uti poff. Landrecht der 4. Bovenampten tit. 33. art 7. Gaill 2. obf. 75. n. 3 6? 4. Waaromme ook de Requirante , als het laatfte Verwin 7r gemaakt hebbende , geenzints bevoegt is , om door het defacto verpagten van de verwonnene goederen , en 't willen ontfangen van derzelver opkomften , den Gerequireerde uit de poffeffie van zyn Oudere Verwin te ftoten. Maar den zeiven daar inne zoo lang moet laten continueren, tot dat zy hem met beter regt daar zal hebben uitgefleten. Want , of wel fchoons de Requirante zo wel by het7< doen van haren lateren, als den Gerequireerde by zynen eer- ' deren Aanvang , poffeffie van de Verwonnene goederen van Johan Wyntgens heeft genomen. Zo is zulks nogtans maar alleen tegens Johan Wyntgens ,77 maar geenzints tegens den Gerequireerden , Van welken ook by die acte gantfeh niet gemeld word, gefchied. En gevolglyk ook wel van dat effeéfc, dat wanneer al7rt des Gerequireerdes Verwin komt op te houden , egter ' Wyntgens ten aanzien van deze Requirante nog buiten de poffeffie van de verwonnene goederen , ofte het genot van de opkomften van dien , moet blyven en zulks aan de Re^ quirante zo lang overlaten , tot dat de zelve van al haar wettig agterwezen voldaan zal zyn. Maar geenzints van die kragt, dat den Gerequireerde, te-~n gens welken dien lateren Aanvang en apprehenfie van poffeffie 79' niet gefchied, en aan wien daar van ook nooyt weethe of infinuatie gedaan is , daar door zyne poffeffie zoude hebben verloren: veelweiniger dat hy om die reden, dat de Requirante fuftineert , een older hypotheecq op de verwonnene goederen te hebben , als den Gerequireerde, en uit dien hoofde N 2 aan-  ioo CONSULTATIEN, ADVYSEN aanftonds die goederen ten fine van verpagtinge laat publiceren , die zyne anterieure poffeffie zoude behoeven te verlaten: Nemo enim ob contradiÜionem alterius, indicta caufa cogitur poffeffionem faam dimittere Gayll i. obf. 5. n. 5... oD Om welke redenen wy dan ook in dezen , alwaar het niet 'op den olderdom van fchuld of hypotheecq , maar op het effeft eens Verwins , aankomt, des Gerequireerdes Verwin voor dat van de Requirante moeten prefereren , en ten dien opzigte op den Regul Rechtens , Qui prior eft tempore , potior eft jure , refle&ie nemen. 81. Si enim decreto Prcetoris quis in poffeffionem fundi prius induCtus fit , quam adverfarius ejus ejusdem fundi pignus occupaverit , juffu ejus, qui jure fiententiam exequitur , potior erit: Nam , cum de pignore utraque pars contendit , prtevalet jure , qui prcevenit tempore, l. 2. C. qui pot. in pign. 82. Atque in concurfu Creditorum praferuntur illi, qui diligentes fuerunt , quique prius capiendo pignore fibi vigilarunt : tefte Christin : ad Leg. Mechl. tit. 11. art. 11. 8q Jura enim Vigilantibus fubveniunt , /. 24. ff- qua in fraud. cred. I. 19. ff. de re jud. I. 16. ff. ex quib. cauf. ma]. 84. Adeo ut fi ex pluribus Creditoribus etiam Pofierior in exequendo diligentior , neque ab aliis exequi impeditus fuerit , is in po/TelTione pignoris prceferatur , nee ab alus mquietan pojjtt3 quafihoe Joio pro pofeffore habendus, quod prior executus fuerit, Fab. in Cod. Sab. lib. 8. def. 21. o- Ac , fi inter diverfi temporis Creditores, qui interveniente 5'mdicis authoritate, rem eandem pignori ceperunt, fervatisque folennibus diftrahi curarunt, Pofierior prius executus fuerit, _ is Anteriori tardius exequenti praferendus eft , Cum tali caju jus prcelationis ex die executionis aflimetur, Idem dict. tit. 8. def. 2. Q< Dit dan eens ad cqfum fubjeüum overgebragt wordende, * zo volgt daar uit notorie , dat den Gerequireerde in zyn Verwin , en het opbeuren van de vrugten der Verwon-  ende ADVERTISSEMENTEN. ior nene goederen , voor als nog moet continueren , en daar uit via facti door de Requirante niet kan worden gezet. 't Welk zo wel moet plaatfc hebben wanneer des Re-S quirantes fchuldvorderinge, ten opzigte van der zeiver origi- 7" ne en voor dato dat een van deze Parthyen zyne Executie en Verwin begonnen heeft, aangemerkt wordende, eerder Hypotheecq , als die van den Gerequireerden gehad heeft, en voor die zelve geprafferecrt worden moet, of niet. Om dat wanneer hare hypotheecq eerder , en hare fchuld oS voor die van hem. na regte pra?ferabil is , als dan den Gerequireerde aan hare Jaarlykfche rcnthen , uit de opkomften van de verwonnene goederen moet voldoen , als in zodanen val eene reële laft des goeds wezende , vermits nu de Requirante dat zelve in Verwin en poffeffie heeft genomen. Zynde hier omtrent decifoir het Landrecht der 4. Boven- gQ ampten tit. 13. art. 4. ftatuerende , dat eenen Verwinhebber gehouden is , geduurende den tyd van zyn bezit , uit de opkomften van de Verwonnene goederen te betalen de Jaarlykfche Thinfen , Erfpagten , Renthen en andere Grondlaften , waar voor dezelve uit kragte van Oudere verfchryvinge, als die is , waar voor het Verwin is gemaakt , verbonden zyn. Om hoedane betalinge daar uit te konnen doen , hy dan ook noodwendig die zelve opkomften moet en mag opbeu-9°* ren , en gevolglyk ongehouden is , de poffeffie van zyn Verwin , ten refpecle van Oldere verfchryvingen te verlaten , of zig daar uit door eenen Oideren en prajfera^ blen Crediteur via fatti te laten zetten. En in cas des Requirantes Hypotheecq niet eerder, enot hare fchuld voor die van denGerequireerde niet praferabil * js , zo ftaat het haar egter nog vry, om den Gerequireerde zyn gantfche agterwezen , tegens behoorlyke ceffie en opdragt, te offereren , en alzo in zyne plaatfe te gaan ftaan, ofte hem de optie te geven , of hy zelfs uitgeloft wezen, N 3. ofT  102 CÖNSULTATIEN, ADVYSEN of haar Requirante tegens behoorlyke ceffie uitloffchen wil, Cum juniori Creditori jus offerendi anterius debitum competat, l. i. 6? 5. C. qui pot. in pign. Landrecht der 4. Bovenampten tit. 13. art 5 cif 6. Landrecht van Veluwen cap. 14. art. 22. & ibid : Goris in comment. Door het welke te doen , de Requirante wanneer hare 'fchuld en hypothecq al na regte niet preferabil was , egter nog altoos aan het hare zoude konnen geraken , vermits dat, uitwyzens die fub num. 5, 6 en 15. by Contra Deductie gevoegde pagtcedullen en Conditiën , de verwonnene parcelen 's Jaarlyks nog verre over de 700. guldens aan Pagtpenningen renderen. En dat, na proportie van dien te rekenen , die goederen nog zo veel weert zyn , dat en de Requirante, en den Gerequireerde , altoos uit der zeiver Koops-penningen rykelyk konnen worden voldaan. 53> Maar, om nogte de Requirante , nogte den Gerequi'reerde , in hare fuftenuen van prioriteit van fchuld en eerdere en prafferable hypotheecq , eenig prejudicie toe te brengen , zo hebben wy ons alhier over dat poincl: niet willen uitlaten , maar een ieder van hun zyne fuftenue dien aangaande onbenadeelt gelaten , om daar over , fi alterut er illorum velit, zyne actie te konnen inftitueren daar en zo zulks behoort. Terwyl wy, zo lang als de Requirante hare fuftenue dies' wegen niet eerft per legitimos juris tramites werkftellig gemaakt , en een regtelyk declatoir van prioriteit en preferentie uitgewerkt heeft , alhier hebben konnen volftaan, met alleen op wederzydze Verwinnen en de poffeffie van dien, in plaatfe van op de conftitutie van wederzydze fchulden zelve , te zien. 0- Quoniam fingulis caufis fingula quoque funt prctfcripta ju' dicia. p(5# En dat de Requirante , zo lang als zy zodane regtelyke ver-  ende AD VER TISSEMENTEN. 103 verklaringe nog niet ingehaalt nogte ook eenigerhande oblatie aan Gerequireerde gedaan heeft , om redenen hier voor gemeld ook nog niet bevoegt is geweeft , om door middel van de verwonnene goederen aanftonds ten fine van verpagtinge aan te flaan , den Gerequireerde de fafto uit de poffeffie van zyn anterieure Verwin te zetten. Waar omtrent wy ons niet tot des zelfs tegendeel heb- 97. ben konnen laten permoveren door der Requirantes, ten opzigte van des Gerequireerdes doen van verpagtinge , als of hy daar door den verwonnenen Johan Wyntgens in de poffeffie van de verwonnene goederen zoude hebben laten blyven zitten, gemaakte allegatien. Want, wat aanbelangt den Gelderfchen ftok Regul,0g van dat niemand te gelyk kan geven en houden , die zei- ' ve quadreert ai cafum fubjeclum gantfch niet. Overmits dat dien Regul en alle de Regien en Regts-9.0 geleerden tot adftruftie van dien door de Requirante geallegueert , alleen zien op en fpreken ten opzigte van alienatien van goederen , ofte eigentlyk vrywillige aften van geven en tranfporteren. En tot wegneminge van alle fufpicie van fraude, enI00. voornamentlyk inter conjuncias perfonas, utpote inter quas pro negotii opportunitate facile quid confingi poteft , willen, dat om eene gifte en tranfport het effeft van alienatie des eigendoms te doen hebben , den Donator of Tranfportant Jaar en dag de poffeffie des goeds moet ruimen , zonder dat den Donataris of Getranfporteerde hem , onder voorwendzel van pagt, of anderzints , daar in mag laten blyven zitten. Zonder dat nogtans ergens verboden word bevonden,I0I dat eenen Verwinhebber de verwonnene goederen aan den verwonnenen Debiteur mag verpagten. Quod autem Lex non prohibet , nee nojtrmn eft prohibere. 102. Dat daaromme ook den Gerequireerde niet verboden geweeft103'  io4 CONSULTATIEN, ADVYSEN weeft is , de verwonnene goederen aan Johan Wyntgens te verpagten. 104. Vermits alhier en in dit onwillig Verwin gene alienatio dominii, en over zulks ook geen geven of houden is. 105. Maar dat onaangezien de refpective Verwinnen , Wyntgens , 't zy dat hy zelfs, 't zy dat een ander Pagter is nog is en blyft Eigenaar van de verwonnene goederen, en die zelve geduurende de Jaren van redemptie altoos inloffchen kan. ioö. Behalven dat die Verpagtinge , aan den Verwonnenen Eigenaar en Debiteur gedaan , des Gerequireerdes poffeffie eer komt te fterken , als in eenige dele te verzwakken. 107. Om dat den zeiven door het plegen van zodane pagtinge , hem voor Verwinhebber , en uit dien hoofde ook Poffeffëur van zyne goederen heeft erkend : Cum colmus non fibi , fed Locatori pojfideat. 108. Het welke zelfs moet plaatfe hebben niet tegenftaande de verpagtingen fub num. 5 en 6. niet publicq zyn gefchied. 109. Om dat nergens eenen Verwinhebber eene poenaliteit van verlos van de poffeffie zyns Verwins , in cas hy de verwonnene goederen onder de hand verpagt, opgelegt is. i io. Maar dat de publicque verpagtingen van hem alleen vereifcht worden, om den verwonnenen Debiteur en de Concrediteuren altoos te konnen aantonen , dat hy zyn befte gedaan heeft, om het goed tot de hoogfte pagt te brengen. ui. Waar over den Debiteur, als zelfs die pagt mede onder de hand ingegaan hebbende, in dezen geen reden van klapte heeft. 512. En wien aangaande de Requirante als Concreditrice , in cas zy vermeint, dat den Gerequireerde , door die onder de hand gedane Verpagtinge, de goederen niet tot de hoogfte Pagt gebragt hebben zoude , haar intereffe en gefuftineerde regt kan profequeren daar , zo , en wanneer zulks behoord. Ge-  ende ADVERTISSEMENTEN. l05 Gelyk ook daar over , dat de pagten fub num. 5 en 6. met den 4. Oftober en niet met eenen anderen dag van't"3' jaar , begonnen en geeindigt zyn , in cas dat zy namentlyk daar by als Concreditrice eenig intereffe fuftineert te hebben. Zonder dat zy haar egter eenigzints heeft te beklagen 114. daar over, dat den Gerequireerde dien Pagter 't elkens zonder borgftellinge heeft geadmitteert. Om dat zulks voor zyne eigene rekeninge is , gelyk hyns. ook zelfs art. 81. by Contra Deductie verklaart, zulks op zyn pericul te hebben gedaan. Waar by ook in effefte de Concreditrice gene fchade heeft.l6 te lyden , dewyl hy dog fuo tempore die aan hem beloofde ' Pagtpenningen ten vollen zal moeten verantwoorden , en dat gene, 't welk hy, by manquement van borgtogt, daar van nog niet heeft ontfangen , of van den Pagter ziet te bekomen, aan zyn eigen been binden moeten. Zo als de Requirante dan al verder mede niet heeft teII7 klagen daar over, dat Wyntgens fub. num. 5 en 6. veel te veel pagt aan DenGerequireerde zoude hebben belooft, enzulksom het zelve in mindering van zyne fchuld te laten verftrekken. Want, hoe fterkcr die fchuld ten behoeve van den Gerequireerde word verminderd , hoe eerder de zelve aanbetaald wezen , en gevolglyk; ook des zelfs Verwin celferen zal: Dewyl hy niet meer kan genieten , als 't gene hem wettig toekomt, en zulks gantfch en al genoten hebbende, niet langer kan beletten , dat de Requirante als dan uit kragte van haar Verwin , voortaan de opkomften van die goederen kome op te beuren. Ook heeft ons niet konnen moveren , dat twee Boeren, ieder ten opfigte van een Huk Lands , op de weethe van des Requirantes gedanen Aanvang fub E. by Deduftie, hebben doen relateren, dat zy de zelve van Wyntgens hadden gepagt. O Al-  joó CONSULTATIEN, ADVYSEN ,i3 Alzo zulks geenzints belet, dat Wyntgens alle de goe' deren eerft van den Gerequireerde gepagt kan hebben, en dat zy lieden ieder weer een ftuk Lands van Wyntgens in pagt hebben overgenomen: Quoniam ConcMtor rem conductam alteri fublocare poteft , /. 6. C, de loc. cond. I. ir. § 5. ff. de pign. act. I. 7. & l> 24. § 1. ff. loc. eend. Voet ad tit. ff. loc. cond. n. 5. 119. Waar mede wy dan vermeinen , alle des Requirantes gedebiteerde fufpicien van collufie tuflchen den Gerequireerde en Johan Wyntgens , en als of de Pagtcedullen fub num. 5 en 6. geantidateert wezen zouden, uit den weg genomen te zyn» 120. Voornamentlyk nu den Gerequireerde nog by zyne Contra Solutie art. 128. heeft betuigt , met eede te konnen verklaren , die zelve niet te hebben geantidateert, en dat de zelve opregtelyk en ter goeder trouwe gepaffeert zyn. 121. In dier voegen dat dan ook gene confideratie by ons hebben konnen meriteren des Requirantes allegatien van nulliteit dier twee Pagtcedullen , uit hoofde van het appliceren van 't klein zegel gedaan. 122. Daar dog het Reglement, op welkers fundament zodane allegatien gedaan zyn , niet Landlyk , maar alleen Quartierlyk gemaakt is , en daar het ftatueren van poenaliteiten van nulliteit der aften verder gaat, als het poinft van 't reguleren van des Quartiers particuliere finantie, en ad ipfum jus condendarum legum fpefteert. 123. Ja daar in allen gevallen , wanneer 'er al eene fraude omtrent des Quartiers Zegel begaan wezen mogte, 't welk wy nogtans niet konnen zien. Zulks egter nog gene particuliere Parthyen zoude raken, maar zoude alleen den genen , die daar toe van 's Quartiers wegen gefield is, competeren, het intereffe van 't Quartier waar te nemen , en dien aangaande de boete te 'innen. Be-  jende AD VERTISSEMENTEN. 107 Bebalven dat, in cas al fub num. 5 of 6. een abuis tenI24. opzigte van 't Zegel begaan was, zulks egter in allen gevalle nog gene abfolute nulliteit zoude konnen importeren, maar, op zyn ergfte genomen , alleen nullitatem refpectivam , die van dat effect nog niet kónde wezen, dat den Gerequireerde daar door zyne poffeffie , in welke hy reets authore Prcetore gefield was , kwytgeraakt zoude zyn. Wy hebben eindelyk de koffen van de procedure, zo ten 125. principalen , als in exceptivis voor dezen Gerigte gevallen, met en door malkanderen gecompenfeert, niet tegenftaande den Gerequireerde in dezen komt te triumpheren. Jdque ideo , quod condemnatio in expenfas non eft viStorice I26. prcemium , fed temeritatis pcena , /. 79. ff. de judic. Fab. in Cod. Sab. lib. 7, tit. 18. def, 4. n 3, Carpzov. def. for. part. i. conft. 31. def 26. n. 3. & def. 28. n. 6. En dat wy niet alleen ex Mis, en in fpecie mede uit 127. de interlocutoire Sententie van den 15 May 1720. fub. 1. by Deductie gevoegt, hebben vernomen , dat den Gerequireerde in initio litis de Requirante heeft geobjicieert gehad de Exceptien non prevftitee cautionis pro litis expenfis , non fattce legitimae citationis. Welke nogtans zyn gerejeéteert, en den Gerequireerde 128. geordonneert geworden , ten principalen te antwoorden, met referve egter van de koffen dier exceptive procedure ufque ad finem litis. Maar ook de Requirante in zo verre in jufta litigandi 129. caufa gefield gevonden hebben, dat wy zelfs hebben moeten verklaren , dat zy tegens Johan Wyntgens eenen goeden Aanvang heeft gedaan. Zo dat in dezen ieder Parthye wat gewonnen en wat ver- j,0 loren hebbende , wy de Requirante eigentlyk niet als eene temeraria litigatrix hebben konnen confideren. En over zulks de gezamentlyke voor dezen Gerigte geO 2 val-  I08 CÖNSULTATIEN, ADVYSEN vallene proces-koften , alnu in fine litis tegens den anderen compenferen moeten. I X. Tacita ïocatio ac recondu&io. Pagters verfchot van Heeren ïaften. CASUS P 0 S I T I 0. A. TXeeft in pagt aangenomen eene parthye thienden I | voor den tyd van twintig Jaaren, met belofte van te betalen alle d' ordinaire en extraordinaire Verpondinge. Nu komt het te gebeuren , dat die pagt van twintig Jaren geëxfpireert, en gene opzegginge van den verpagter of pagter gefchied nogte ook die thienden door den Verpagter aan een ander Verpagt zynde , A. verfcheidene Jaren agter den anderen is verbleven in de pagt, en 's jaarlyks de Pagtpenningen heeft voldaan , aan den Rentmcefter van den Verpagter na Ouder gewoonte. QUAERITUR JAM. Of den Pagter, zynde in die nieuwe Pagtjaaren getreden, en de Jaarlykfche Pagt hebbende voldaan, gehouden is, om rekeninge en reliqua te doen over de voorfchreven nieuwe Pagtjaaren? 2. Of eenen Pagter van twintig Jaaren gehouden word pro Domino , en alle Ïaften namens den Heere moet dragen, welke by refolutie van den Souverayn ten lafte van den Eygenaar uytgeflagen worden? 3, Of zo eenen conductor diergelyke Ïaften hebbende be'taald , die condiftione indebiti, t' eyndens de Pagtjaaren niet kan repeteren ? En of zonder voorgaande denunciatie zodanigen Pagt yemand kan afgenomen worden? Ge-  ende ADVERTISSEMENTEN. 109 Gezien by my ondergefchreven Advocaat voor den Provintialen Hove des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen, de Bovenftaande cafus politie , met de vragen daar uit geformeert. Zoude, falvo aliorum forte melius fentientium judicio, daar op van advys zyn in maniere als hier na volgt. Dat A. in zyne nieuwe Pagtjaaren getreden , of eigent- r* lyk na verloop van zyne eerfte of twintigjarige pagt, van Jaar tot Jaar in genot ofte gebruik van die by hem gepagte thienden , aclu gecontinueert zynde , en daar voor de jaarlykfche Pagtpenningen na ouder gewoonte aan den RentMeefter van zynen Verpagter voldaan hebbende , tot het doen van rekeninge en reliqua over de revenues van zodane nieuwe jaren ongehouden is. Om dat, of fchoons wel by die aan A. gedane verpag- 2> tinge eenen zekeren tyd befproken , ofte een zeker getal van Pagtjaaren tuffchen die Contrahenten vaftgefield , en dat by het exfpireren van die zelve gene nadere of nieuwe, nogte ook eene expreffe continuatie van de vorige Pagt, tuffchen hun lieden gemaakt geweeft is. Egter, volgens de Cafus pofitie , nogte aan des Verpagters nogte aan des Pagters zyde , eenigerhande opzage gefchied , nogte ook de meergemelte thienden door den Verpagter aan een ander in pagt uitgedaan zynde , den Pagter ondertuffchen van tyd tot tyd in het gebruik van die zelve thienden , of genot van de revenues van dien , is verbleven , en daar van de jaarlykfche Pagtpenningen na Ouder gewoonte aan denvRent-Meefter van den Verpagter heeft betaalt. In hoedanen val A. dan ook na verloop van die by de expreffe verpagtinge vermelte twintig Jaren, 't elkens voor ^" een Jaar, tacite is gecontinueert geworden. Dewyl door tuffchenkomfte van zodanen fattum aan des PagO 3 . ters4"  iio CONSULTATIEN, ADVYSEN ters zyde , en het niet betonen van eene contraria voluntas aan zyde des Verpagters, tuffchen hun lieden van Jaar tot Jaar na Regten heeft valt geftaan of ftant gegrepen eene tacita relocatio ac reconduïiio iftarum decimarum. Ten welken opzigte ten eenenmaal decifoir is de leere van Ulpianus , die in /. 13. §. fin. ff. loc. cond. aldus leerd. O ui impleto tempore conduStionis remanfit in condutlione, non folum reconduxiffe videtur, fed etiam pignora videntur durare obligata. Sed hoe ita verum eft , fi non alius pro eo inpriore condutiione res obligaverat, Hujus enim novus confenfus erit neceffarius. Eadem caufa erit & fi Reipublicce pree dia locata NB. Feurint. Quod autem diximus , taciturnitate utriufjiie Partis Colonum reconduxiffe videri, ita accipiendum eft, ut ipfo anno , quo tacuerunt, videantur eandem locationem renovaffe , non etiam in fequentibus annis, & fi lufirum , id eft , quinquennii fpatium , forte ab initio fuerat conduttioni prceftitutum. Sed 6? ft fecundo quoque anno poft finitum luftrum , nihil fuerit contrarium actum, eandem videri locationem in Ulo anno permanfiffe : Hoe enim ipfo, quod NB. tacuerunt, confenftffe videntur & hoe deinceps NB. in unoquoque anno obfervandum eft. Het welke ook is conform de Statuten en Conftumen van 'deze en de nabuurige Provintien , en onder anderen het Landrecht van de Beneden Ampten des Quartiers van Nymegen , 't welk cap. 35. art. 4. uitdrukkelyk zegt , dat, zo verre iemand , in huure hebbende een Huys of Land na expiratie der huur-jaren , zonder reclamatie of verftoringe van den Verhuurder, in huure continueert, word verftaan, dat den Eygenaar fülzwygende in de zelve huure, en den Huurder in de zelve fomme en huurs-penningen, voor den tyd van een Jaar hebben gecontinueert. Voorts de -Gelderfche Land en Stadrechten van Roermonde, part. 4. tit. 4. §. 1. art. 17. Hamerende , dat , wanneer na omgang van den befprokenen tyd beide de Parthyen zwygen , en den Huurling het gehuurde huys blyft bewonen  ende ADVERTISSEM ENTEN. m nen , hy dan word verftaan , het zelve huys op den ouden voet en prys wederom gehuurt te hebben voor een geheel jaar. ö 't Welk aldaar art. 20. verder geftatueert word, dat ten/, aanzien van huure of pagt van Akkerlanden of Beemden,' ook plaatfe heeft. Als mede het Landrecht van Overyffel , 't welk part. 2. tit. 9. art. 2. zegt, dat eenen Huursman of Meyer, zonder nieuwe huure of pagt gemaakt te hebben , over zvne jaren uitzittende , zonder dat hem den Land Heer of Eygenaar de pagt of huure heeft opgezegt, word verftaan, het naaftvolgende Jaar voor de oude Jaarlykfche pagt gecontinueert te zyn , en zo vervolgens van jaar tot jaar by verloop van meer andere Jaren. Waar mede ook over een komt de leere van alle voor- 7 name Regtsgeleerden en Couftumiers , en onder anderen ' van Faber in Cod. Sabaud. lib. 4. tit. 42. def. 37. £f 45. Menoch. lib. 3. prafumpt 85. Carpzov. defin. for'ef. part'. 2. Confi. 37. def. 9. Mantic. de tacit. £f ambig. convent, hb. 5. tit. is. n. 1. 2. & 16. Christin, ad LL. Mechl. tit. 8. art. 8. n. 8. Mascard. de prob. vol. 3. concl. 994.. Joh. Voet in comment ad tit. ff. loc. cond. n. 9. &? 10. Zo dat over zulks alles vafl ftaande, dat A. na expi- g ratie van zyne twintigjarige pagt, verfcheidene Jaren na " malkanderen , iedere reize voor een Jaar , per tacitam contmuationem is geweeft Reconduttor harum decimarum. T D,ef^e Sevolglyk ook heeft konnen volftaan met de 9. Jaarlykfche betalinge van de gewone pagtpenningen. Welke hy, zo als by de Cafus pofitie vermeld word , Tn ook aan den Rent-Meefter van den Verpagter of Relocator heeft voldaan. En welke Rent-Meefter dusdane Pagtpenningen daar voor met iterative, en vooral niet verfcheidene Taren agter den anderen by reiteratie , van A. zoude hebben ont- fan-  112 CONSULTATIEN, ADVYSEN fangen , in val dat niet zyn Heer en Meefter, ofte den Verpagter, hem zulks op dien voet in zyne fucceffive Rekeningen hadde gepaffeert, en dus doende zodane ftilzwygende pagt zelfs geaggreert en geratificeert. 12. En is by verderen gevolge ook A. niet gehouden , om over de revenues van dusdane nieuwe Pagtjaren , welkers Pagtpenningen hy reeds voldaan heeft, eenigerhande rekeninge öf reliqua te prefteren. j„ Quoniam Locatio Conduttio eft Contrattus , quo id agitur, ut pro ufu alicujus rei, vel opera , certa merces folvatur , non vero ut iftius ufus rationes aut reliqua praftentur 3 princ. inft. de loc. cond. I. i.l. n. & l. 25. ff loc cond. I. 32. Cod. de loc. & cond. I. 23. in fin. ff. comm. divid. Voet ad tit. ff. loc. cond. n. 1. 14. -Atque ex hoe Contrattu Locatori adverfus Conduttorem detur Attio Locati ,■ non ut praftentur rationes aut reliqua 3 fed ad id , ut merces folvatur 3 ditt. pr. inft. I. 3. C. de loc. & cond. Voet ditt. loc. n. 22. paftim DD. in materia locat. condutt. Op de tweede vrage moet ik mede negative antwoorden, 5'van dat namentlyk eenen Pagter van twintig jaren niet gehouden word pro Domino, nogte namens den Eygenaar behoeft te dragen zodane Ïaften , welke door 's Lands overigheid tot des Eygenaars lafte uitgeflagen worden. j ^ Aangezien dat eenen Eigenaar vry ftaat , zyn goed voor 'zo korten of langen tyd te Verpagten , als het hem belieft , Cum quilibet rei fua fit liber moderator ac arbiter, juxta l. 21. C. mand. I7> Het welke ook" in deze Provintie nooyt is verboden geweeft , pro decennia aut vicennio, imo ne quidem pro longo aut longiffimo tempore , te doen , zelfs inter folum Locatorem ac Conduttorem intra privatos parietes. T8, Dat daar ömme ook eenen Pagter van zo eenen langen tyd geenzints pro Domino kan worden gehouden. Per Locationem enim Conduttori a Locatore nudus folummo- do  ende ADVERTISSKMENTEN. ir3 do ' üfus , nihil vero dominii, imo ne quidem poffeffw rei loca. tce , tranffertur. Adeo ut Conduttor non fibi, fedalteri, Domino fcilicet, ac locator per conduttorem fibi ipfi, pofiideat. Cum ex conduUione conduttor nihil juris in re , fed folummodo obligationem locatoris , aiïionemque in perfonam , acquirat , 1. 39. ff. loc. cond. I. 9. ff. de reivindic. I. 2. C. de prcefcr. 30. vel 40. annor. Gudel. de jur. noviff. lib. 3. cap. 7. verf. Finitimus. Berlich. part. 2. concl. 6. n. 9. Zonder dat dien aangaande eenigerhande veranderinge kan 19, baren of zodane pagt voor eenen langen , of voor eenen korten tyd, ingegaan is, Cum locatio dominium non mutet, ac conduttor in conditione prcefcribendi pofitus non fit, ditt. I. 9. Êf d. I. 2. ac Berl. d. loc. Dubitandum enim non eft, quin locatione in decennium, vi-a cennium, longiusve tempus, contratta, locator attor ac hceredes ejus perfonali attione condutti fint compellendi ad ufum conduttori prcëftandum integro longo ac longiffimo tempore , &f vice verfa per locati attionem conduttor hceredesque ejus , ut maneat in conduüione, ac mercedes folvat temporis , utcunque longiftimi , in locatione comprehenft , Voet ditt. n. 1. Atque ex quacunque locatione oritur attio locati , quce etiam tendit ad id , ut Condu^or finito locationis tempore rem conduttam locatori reftituat, /. 32. 1-. 48. §. 1. ff. loc. cond. I. pen. C. de loc. êf cond. Het welke ook Moribus Hodiernis alnog plaatfe heeft, 21. In zo verre zelfs , dat niet alleen een Pagter na ver-22. loop van zyne pagtjaren , onder generhande pretext van eigendoin in het gepagte goed mag verblyven , maar des niet te min het zelve moeten verlaten , en naderhand eerft. zyn gefuftineert regt by eenen behoorlyken ingang regtens in 't werk ftellen kan , Landregt van de Boven-Ampten des Nymeegfchen Qtiartiers tit. 30. art. 13."En van de BenedenAmpten cap. 35. art. Land- en Stadr. van Roerm. part. 4." P tit.  u4 CONSULTATIEN, ADVYSEN tit. 4. §. 3. art. 9. 10. 11. 12. en 13. Landr.van het Graaffchap'Zutphen tit. 12. art. 9. Landr. van Veluwen en Veluwen-zoom cap. 26. art. 13. 2o Maar dat ook eenen Pagter finita locatione verweigerende het gepagte goed te verlaten of in te ruimen, daar over aMone fpolii geconvenieert, en met de fterke band daar uit gezet worden kan, Landr. van de Boven-Ampt. dict. art. 13. van Roerm. dict. art. 13. en 't Graaffch. Zutph. dB. art. 9. Gail. lib. 2. obf. 75. n. 1. & 2. Zyp. in notit. Jur. Belg. lib. 4. tit. de locat:. 24 Omtrent al het welke , alzo door de Edele Mogende Heeren Staten dezer Provintie nog gene_ verandennge gemaakt , of contraire difpofitie genomen is; Zo kan gevolglyk ook den Pagter A. in dezen, uit hoofde van het ingaan van eene pagt van twintig jaren , niet pro Domino worden geconfidereert, 2< En by verderen gevolge de zelve ook niet gehouden, die door 's Lands Overigheid tot der Eigenaren lafte uitgeflagene reële Ïaften , te dragen. 26 En voornamentlyk niet om dat de Staten van de refpe'ctive Quartieren dezer Provintie, en in fpecie die van het Graaffchap Zutphen, alle jaren by het uitflaan van de reële extraordinaire Ïaften, ofte de Extraordinans Verpondmge, een ieder in den haren by hare Placaten wel fpecialyk komen te diftingueren tuffchen dat gedeelte van die zelve, 't welke door de Eygenaren , en het gene dat door de Pagters van verpagte goederen, moet worden gelaft en gedragen. 27 En zulks wel met een pofityf verbod , van dat de Pagtercnmet der Eygenaren extraordinaire Verpondmge niet zullen mogen worden bezwaart, of fchoons by huur-of pagtcedullen het tegendeel mogte bedongen zyn, o s Ook zodanig , dat , inval de Eygenaren het? tegendeel 'van dien mogten zoeken te ondernemen of in t werk te  ende AD VERTISSEMENTEN. 115 Hellen , die zelve daar over van ieder parceel of Erve in eene boete van vyftig Dalers, half voor den Officier, en half voor den Aanbrenger, zullen zyn vervallen. Met deze uitzonderinge nogtans alleen , dat daar de Ey- 29. genaren niet by de hand zyn , de Pagters der Eygenaren extraordinaire Verpondinge zullen moeten verfchieten , en daar tegens die zelve daarna wederom konnen inhouden en korten. Gelyk dan ook den Pagter A. de extraordinaire tot des30. Eygenaars lafte uitgeflagene pontfchattinge, van deze thienden volgens de Cafus pofitie , hebbende verfchoten , daar voor niet alleen competeert een jus retentionis , of regt van kortinge aan de pagtpenningen, hem by die zelve Placaten aan de hand gegeven, Maar ook eene Attio negotiorum geftorum contr aria, om van 31. zynen verpagter te eiifchen reftitutie van zulk een voor hem by zyne abfentie gedanen verfchot. Want A. door het doen van dit verfchot, kan en met.,2 waarheid moet gezegt worden , quod rem fui Domini gejfie- ' rit utiliter. Vermits hy door zulks te doen dusdane Executie, als den33. Pontbeurder anderfints tot bekominge van des Eygenaars extraordinaire verpondinge, op de meergemelte thienden hadde konnen in 't werkftellen, werkelyk heeft gepróevenieert: Eft enim Negotiorum geftio, cum quis alterius ignorantis vel 34. abfentis negotia, absque mandato gerit utiliter §. 1. Inft. de obl. quee quaf. ex contr. nafc. I. 10. §. 1. ff. de neg. geft. Voet ad eund. tit. n. 1. Ex quo quafi contrattu gefiori negotiorum contra Mum, cm-3?. jus negotia geffit, oritur attio negotiorum geftorum contr aria, ad id ut fervetur indemnis, ditt. g. 1. Inft. I. 2. I. 10. I. 27. I. 33. ö5 /. 45. ff. de neg. geft. I. 46. §. pen. ff. de procur. I. 4. C. Mand. Voet ad tit. ff. de neg. geft. n. 8. 6? 9. Om welke redenen ik dan ook op de derde vrage hebbe3<5. P 2 moe-  uö CÖNSULTATIEN, ADVYSEN moeten adviferen negative , van dat namentlyk A. die by hem voor zynen Verpagter verfchotene en betaalde Eygenaars extraordinaire verpondinge, niet van denzelven condittione indebiti kan repeteren. •37. Aldewyle dat hem tot bekominge- of recuperatie van dit verfchot , inval hy nog pagtpenningen verfchult wezen mogte , daaraan , volgens de voorgemelte Plaeaten, het regt van kortinge aan die zelve, of voor zo verre hy gene pagtpenningen meer fchuldig mogte zyn , eene Contraria geftorum negotiorum Attio ad petendam reftitutionem iftius foluti, competeert, 38. En dat of fchoons wel, deze fchult alleen by reflexie of alleen by relatie tulTchen A. en deszelfs verpagter aangemerkt wordende dit verfchot een indebitum kan worden genoemt , ter oorzake, dat by de meergemelte Plaeaten abfolute is verboden, de Pagteren met der Eygenaren extraordinaire Verpondinge te bezwaren, qo. En dat overzulks de Eygenaren uit hoofde van zo een 'beding , waar by de Pagteren zodanen laft van den Eygenaar tot haren lafte genomen hebben, gene actie tegens de Pagteren competeert; 40. Zo is dit egter maar een Civiliter indebitum., geenlints een indebitum naturaliter:. 41. Om dat, volgens de gemaakte Cafus pofttie, A. by het ingaan van de pagt, heeft belooft, alle ordinaire en extraordinaire Verpondingen te zullen betalen. 42. Uit hoofde van hoedane belofte hy naturaliter is geobligeert, diezelve te agtervolgen ende te voldoen , offchoons wel het verbod, by de voorfchr. Plaeaten gedaan, koomt te veroorzaken , dat zyn Verpagter ten dien einde civiliter gene actie tegens hem heeft: Eft enim obligatio naturalis cum quidam adftringimur ad a'liquid dandum vel faciendum, nulla tarnen eo nomine jure civili adverfus nas fit attio; l, 95. §. 4. ff. de folut. I. 84. §. i.ff. s de  ende ADVERTISSEMENTEN. 117 de reg. jur. Westenb. de cauf. obligat. differt. 1. cap. 4. Pro repetendo autem tali foluto, q.od civiliter quidem indebitum , naturaliter vero debitum eft, condictiv indebiti non aatur, l. 13. I. 14. /. 19. I. 26. §. 10. /. 28. I. 60. I. 64. ff. de condicJ. indeb. I. 10. ff. de obl. & act. I. 16. §. 4. ff. de fidej. Voet ad tit. ff. de cond. ind. n. 2. 6f 17. Eindelyk zoude ik op de vierde vrage antwoorden, dat44, zodane pagt, als waar over men in dezen verleert, eenen pagter zonder voorgaande denuntiatie niet kan worden afgenomen: Want, of wel fchoons na de civile Regten, gelyk ook volgens 't Landr. van de Boven-Ampt. tit. 30. art. 9. en van de Beneden-Ampt. cap. 35. art. 4. dusdane denuntiatie van pagt niet behoefd te gefchieden in locatione conduciione expreffa, waar by de huure of pagt abfölutelyk voor zekeren tyd is gemaakt, Vermits alsdan de huure of pagt, door omgang van den 45, befprokenen tyd , van zelfs koomt te eindigen , Adeo ut ibidem tempus pro homine interpellet ,° Zo is nogtans deze opfage, volgens de expreffe difpofitie van 'ï Land-en Stadr. van Roerm. part. 4. tit. 4. §. i.\ art. 18. cjf 20. in tacita relocatione reconductione , zo wel van landeryen., als van huyzen , noodzakelyk. Het welke ook in Regten gantfeh is gefündeert , om 46, dat , zo lang als den Verpagter die den befprokenen tyd reeds heeft laten verlopen , en de pagt tacite laten continueren , gene denuntiatie koomt te dóen, ook dus lange ie ipfius contr aria- voluntate niet confteert, En dat, zo als hier voor op de eerfte vrage reeds bc-47a wezen is , zo lang als de contr aria alterutrius contrahentium voluntate niet blykt, ook dus lange de vorige pagt, t' elkens voor een jaar gecontinueert koomt te blyven , het welke dan in infinitum van het eene jaar tot het andere zoude duuren , inval niet in 't een of andere jaar P' 3 dén i  118 CONSULTATIEF, ADVYSEN den Verpagter ofte den pagter zodane ftiizwygende gecontinueerde pagt kwam te denuntieren. Aldus geadvifeert binnen Arnhem den 28. Junii 1722. Was getekent, M. A. van LAMZWEERDE, J. U. D. X. Collaterale Vrienden , offchoons den overledenen in naderen of gelyken graat beftaande, konnen met de Afcendenten niet ab inteftato worden geadmitteert , ten ware by Huwelykfche Voorwaarden anders was bedongen. CASUS P 0 S I T I 0. Willem Janflen en Annetjen Geurts zyn getrouwt op Huwelykfche Voorwaarden van den 22 Sept. 1699., continerende onder anderen, dat , zo een van die doermaals toekomende Egte-Lieden dezer wereld kwam te overiyden, nalatende Kind of Kinderen , ende van die Kinderen mede een of meer kwamen te overlyden, dezelve alrdan op malkanderen, en niet op Vader of Moeder , zullen erven en fterven, en, het laatfte Kind mede ftervende, dat dan deszelfs goederen zullen erven en fterven op Vader en Moeder, die alsdan in leven mogten zyn. De  ende ADVERTISSEMENTEN. n9 De Vrouw Annetjen Geurts , dc eerfte overlydende , heeft int dat zelve Huwelyk nagelaten eenen Zoon , gegeheten CenC D°gter 9 Bartjen WjIlems De Man , Willem Janffen , zig daarna willende ver. anderfaten, heeft op den 3r Dec. des Jaars 1705., ten TJTtfJm, tWCl SchePenen> aIs Overweefe-Meefleren der Sgd Harderwyk, aan zyne twee voornoemde onmonKinderen gedaan afgoedinge van harer meergemelte Moeders verfterf ter genoegen van dier Kinderen Moederlyke Groot-vader en Groot-moeder, Geurt Reijerflen en Styntjen Herms. JW M L11 t DuZn%i$ dezdvc voor de tweede reize getrouwt met' Lysbeth Peters op Huwelykfche Voorwaarden, den Januar. 1706. binnen Harderwyk opgerietet en rmrW J-, deren behelzende, dat 'er tuike^ff^zaJ ^ tour van goed, en gene gemeenfehap van haar lieder aan te brengene en aan te ftervene goederen , 't zy uit dat Huwelyk Kinderen kwamen, of niet, ende dat! ir.cas van ónderen , het eene Kind op het andere zal fterven en, by overlyden van 't laatfte Kind na dode van eene van beide de Ouderen, de goederen wederom zullen keeren daar die van daan gekomen zyn. Deze twede Vrouw, Lysbeth Peters komende te fter- En derzelver Man, Willem Janffen, als ook zvne Do? ter van zyn eerfte bedde, Bartjen Willems, S^gfa 0ve?-" eden zynde zo zyn van de Kinderen van Willem Tanflfen alleen overgebleven twee Zonen , te weten Tan Willeb uit zyn eerfte, ende Peter Willems uit ^ Se^HuSS^ ger^dT^ —e eenige QUAE.  120 CONSULTATIEN , ADVYSEN QÜ'AEJIITU R. "11/ie ab inteftato Erfgenaam van dezen Jan Willems is,, * * Geurt Reijerifen, zynér eigener Moeders Vader Of Peter Willems, zynen halven Broeder uit het tweede Huwelyk van zynen Vader Willem Janffen, Ende zulks hoe verre , ofte voor hoeveel ? Gezien by my ondergefchreven de bovenftaande Cafus pofttie ende de vrage daar uit geformeert, Zoude daarop voorbehoudens een beter gevoelen, van Advys wezen : j Dat Geurt Reijerffen , als des aldaar gemelten Jan Wil'iemlTen Groot-vader zynde, in het gemelte geval in 't geheel en alleen deszelfs Erfgenaam ab inteftato is , met exclufie van des overledenens Broeder Peter Willems , ten opzigte van alle deszelfs nagelatene, zo ongerede , als gerede goederen: 2. Om dat van Lheengoederen , en van mala feuda , die anderfmts na den aart en nature van een ieder van dusdane goederen , zouden moeten devolveren en vererven , niets . by de Cafus pofttie vermeld is, 3. En ik daaromme ook maar alleen op het fubjeót van 'vrye en allodiale effeften , alhier kome te antwoorden., quoniam fub generali bonorum appellatione, Feuda ac Mala feuda non comprehenduntur , Goris adverfi tratt. i. cap. 3. Landr. van de vier Boven-Ampt. des Quart. van Nym. tit. 15. art. 6. en 7. 4. En dat vorders ook by de Cafus pofttie en die daar overgedane vrage, niet word gementioneert, dat des Overledens Moederlyke Groot-moeder , Styntjen Herms, nogte ook dat deszelfs Vaderlyken Groot-vader of'Groot-moeder, nog in .leven zouden zyn, Wel-  ende AD VERTISSEMENTEN. i2I Welke anderfints, voor zo verre als ten tyde van hetaffter-5. ven van Jan Willems nog geleeft mogten hebben, met en nevens den Moederlyken Groot-vader, Geurt Reijerflen, deszelfs gezamentlyke Erfgenamen ab inteftato zouden hebben geweeft, als alle vier cequali gradu ejusdem Linece, Afcendentis fcilicet, aan den Overledenen hebbende beftaan, Landr. der 4. Boven-Ampt. tit. 23. art. 8 en 9. Landr. van de BenedenAmpt. des Nym. Quart. cap. 24. art. 6. en 7. Landr. van 't Graaffch. Zutph. tit. 17. art. 2. Stadr. van Zutph. tit. 31. art. 2. en het Landr. van Veluw. cap. 31. art. 2. En welke aldus malkanderen geholpen zouden hebben ,6. des Overledenes Broeder , Peter Willemfen, van die zelve nalatenfchap te excluderen: Niet om dat denzelven maar eenen halven Broeder van 7den Overledenen is: Overrr" zy zulks zelfs ook zouden doen, ingevalle dat8. hy al deszelfs helen Broeder was geweeft, En dat ook zo door de Oude gewoontens, als by de Land. 9. en Stad-regten dezer Provintie, het onderfcheid tuffchen hele en halve Broeders en Suffers, quo ad modum fuccedendi al voor lang weggenomen is geweeft, Landr. der 4 Boven-A. tit. 23. art. 11. van de Bened.-A. cap. 24. art. 8. en 't Gr. Zutph. tit. 17. art. 4. Stadr. van Zutph. tit. 31. art. 4> Landr. van Vel. cap. 31. art. 4. Gor. adverf. tratt. 4. §. 13. Gelyk ook niet om dat by die tuffchen des Overledenensio. Vader , Willem JanfTen , en Lysbeth Peters, opgerigte Huwelykfche Voorwaarden, de Statutaire gemeenfehap abfolute geëxcludeert, ende retour van goederen bedongen is: Aangezien dat zulks aldaar is overkomen ten aanzien vanu dat zyn twede Huwelyk en die daar uit voortkomende Kinderen , ende wel fpecialyk in dien gevalle , wanneer het laatfte Kind uit het zelve kwam te overlyden , welken cas nu zelfs, nu den meergemeJten Peter Willems nog in leven -is , ook nog niet eens exfteert, En dat in allen gevalle dit beding van retour zig nietr2 Q kan  I22 CONSULTATIEN , ADVYSEN kan extenderen tot of ten opzigte van eenig Kind uit een ander Huwelyk van Willem Janffen , te weten het eerfte, met Annetjen Geurts ingegaan, 't welk zyne aparte Voorwaarden heeft gehad, en waar uit Jan Willems , de cujus hcereditate quceftio , is gefproten. Maar alleenlyk om dat Geurt Reijerffen is des Overledenens naaften nog in leven zynden Bloedverwant in opftygende Linie , en denzelven in fecundo Gradu Linece Afcendentis beftaat, zo als ook zyne Vrouw Styntjen Herms, • ende des Overledenens Vaderlyke Grootvader en Grootmoeder , inval die nog leefden , zouden doen. 14 Ende dac hy Peter Willems maar is des Overledenens naafte Bloedmage in de Zydlinie, ende denzelven in fecundo gradu Collateralis demum Linece beftaat, En daaromme niet alleen deszelfs Grootvader Geurt Reijerffen , niet ab hcereditate ifta kan excluderen, , Maar zelfs ook nog niet met en nevens hem tot die zelve kan , of behoeft te worden geadmitteert, i7 Niet tegenftaande dat hy en Geurt Reijerffen den Overledenen cequali Gradu Confanguinitatis komen te beftaan: Want den olden Gelderfchen Stokregul, De naafte in den bloede, de naafte in den goede, ende Even na in den bloede even na in den goede , alleenlyk inter ejusdem Linece , fed non inter diverfarum Linearum Perfonas plaatfe heeft: Quoniam ex tribus Confanguinitatis Lineis , Defcendens Afcendentem ac Collateralem , atque Afcendtns folam Collateralem Lineam , indiftinÜe excludit, Ouodque difpofttio capitis 2. Novellct 118. quatenus ibidem ^'Fratres ac forores (eft folummodo Germani non vero etiam Confanguinei aut Uterini) una cum Defunüi Adfcendentibus ad hcereditatem Fratris fimul admituntur juxta Mores Gelrice nullum planes locim obtinet : 20 Want het Landr. van '* Gr. Zutph. tit. 17. art. 1. è? 2. 'aldus ftatuëert: Wanneer iemant afftervet, fuilen tot fyne na-  ende ADVERTISSEMENTEN. 123 nagelaten goederen (die uitgefondert , waar van in conformite defer Reformierder Lant-Rcgten , by Tefiament of anderfints gedifpomeri) fuccedieren NB. die Difccndentenof in afftygendcr Linien, und NB. gebreke der felver (uilen die van de opgaande Linie de naefte zyn, und NB. indien deren ook gene voor handen waren, fi fullen die Collaterales ofte Zyd-Erfgenamen tot die fiuccefjie geroepen worden. Dogh fullen altoos de naefte in den bloede ook wefen de naefte in den 8°?de> /" allet . norbeholden die Keyferlike Conftitutie, van Kints Kinderen , in plaets oerer Olderen te fuccedieren, die m oeren volkomenen effeEte fal blyven. Und fo in op of affly. gender Linien , meer perfonen in gelyken grade bevonden worden , Jullen aiefelve in capita fuccedieren. Wanneer zy averft m verfilmden graden finnen, fullen die naefte in den bloede voorgefat worden. Behaltelik dan nogh dat Kints Kinderen met oeren Ooms und Moefin tot die fucceffie komende, m plaetfe oerer Olderen fiacn &c. Uit welke difpofitie Landregtens wel aan de eene zyde 21 notoir komen te elucesceren die in ditt. Nov 118 cap 1 2. & 3.geprafcribeerde ordre van fucceffie ab'inteftato in drie byzondere Linien , waar van de tweede niet eerder , als by gebrek van de eerfte, ende de derde of Collaterale met eerder als by manquement van de eerfte en twede, ofte de Defcendente en Afccndente Linie, tot de fucceffie word toegelaten , ongeagt dat 'er in de tweede, oxte ook in de twede en derde Linie iemant is , die den Overledenen m den zeiven , of zelfs ook in eenen naderen graat van bloedverwantfchap, beftaat, als die gene. die er uit de eerfte, of ook uit de eerfte en tweede Linie , nog in leven zyn , Gelyk ook dat in die Linie , die 'er werkelyk als 22. de naefte nog exfteert , die in eenen gelyken graat befaande perfonen even na tot de fucceffie komen , ende de naafte in den bloede in die zelve Linie altoos (uitgezondert alleen in de gevallen wanneer 'er met des Over- ' Q 2 le-  m4 CONSULTATTEN, ADVYSEN ledenens Kinderen , te gelyk Kinds Kinderen , ofte met deszelfs Broeders of Zuiïers te gelyk Broeders of Zufters Kinderen , welkers Vader of Moeder , wiens perfone zy repraefenteren, reets overleden is , komen te exfteren) alle de verder beftaande Vrienden excluderen. Edog koomt dat zelve Statut aan de andere zyde ook " weer tegens de difpofitie van die Novelle (boven en behalven dat alhier quoad ordinem fuccedendi geen onderfcheid tulfchen hele en halve Broeders en Suffers , ofte derzelver Kinderen is) te gelyk mede notoir uit te dragen, dat generhande Collaterale Vrienden , of fchoons den Overledene cequali , aut etiam proximiori gradu, beftaande, te gelyk met de Afcendenten konnen erven, o. En dat by gevolge des Overledenens halve of hele Broeders of Sufters, ook met deszelfs Vader of Moeder, Grootvaders of Groot-moeders, ofte zelfs verdere Afcendenten van denzelven , niet konnen erven , maar dat die eerltgemelte door de laatftgemelte ten eenemaal van de fuccesfie worden uitgefloten, 't Welk ook dat zelve Landregt aldaar nog klaarder te 25'kennen geeft, door by het vervolg art. 3. te zeggen, dat die Maegen van NB. Zydlinie met de NB. opftygende Maegfchap niet mede toegelaten zullen worden. , Dat verder ook met de vooraangetogene difpofitie van 'f ^Zutphenfche Landr. tit. 17. art. 1 2. 3. «1 4- aUeto> over een komt , niet alleen die van H Landr der 4. Boven-A. Ut. 23. art. 1. &> Hl- uhue ad l}' & P™ciPu' a)%JrJ: Êf 11. en van dat van de Beneden-A. cap. 24. art. x. &Jeqq. ufque ad 10. ende voornamentlyk art. 1. 6. enZ. gelyk ook het Stadr. van Zutph. tit. 31. art. 2. 3. 4- 5- & 6- ac prcecipue art. 2. 3. & 6. conform de leere van Sande ad Conf. Feud. Gelr. tratt. 1. tit. 3. §. 19. part. 2. 27 Maar zelfs ook die van het Landr. van Vel. cap. 31. art. o * 4. & 5. en voornamentlyk art. 2. & 3r T Alle  ende ADVERTISSEM ENTEN. 125 Alle welke Land- en Stad-regten insgelj-ks die van de 28. Collaterale Linie niet eerder als by gebrek van de Defcendente en Afcendente Linien , tot de fucceffie admitteren, zonder de Magen van de Zydlinie te gelyk met de opftygende Maegfchap toe te laten, En van welke het laatftgemelte Landregt zelfs is het29. Statut van dat zelve Quartier , in 't welke de Stad Harderwyk met deszelfs Schependom of Vryheid , binnen welke alle die by de Cafus-pofitie vermelte gevallen en Huwelykfche Voorwaarden, fucceffivelyk voorgevallen , en opgerigt zyn , is gelegen. Ter oorzake van al het welke ik dan ook over den ge- 30. vraagden cas niet anders hebbe konnen oordelen , als dat Peter Willems tot de erffeniffe van zynen halven Broeder, Jan Willems, gantfch niet, ende in tegendeel Geurt Reijerffen tot de nalatenfchap van zyner Dogters Zoon , den zeiven Jan Willems , alleen en met exclufie van alle andere , ab inteftato beregtigt is: Dewyl ik in dezen niet bevinde, dat 'er eenjgen Defcen- 3 r„. dènt, nogte ook dat 'er cenig ander Afcendent van den Overledenen, en vooral niet zo een die denzelven in naderen, of zelfs segualen graat van de opklimmende Linie, als of met Geurt Reijerffen beftaat, ten tyde van deszelfs overlyden nog in leven is geweeft, Gelyk mede , dat 'er eenigerhande difpofitie by uiterfte Wille, is gemaakt, Nogte ook, dat by eenige Huwelykfche Voorwaarden32». de difpofitie van de hier voor gemelte Land- en Stad-regten geëxcludeert, ofte het tegendeel van dien bedongen geworden is: Want , of fchoons wel by die op den 22. Febr. 1699. tuffchen de eigene Ouderen van Jan Willems, Willem Janfen en Annetjen Geurts , opgerigte Huwelykfche Voorwaarden mede is overkomen , dat die uit dat zelve HuQ 3 we-  126 CONSULTATIEN, ADVYSEN welyk voortkomende Kinderen, op malkanderen, en niet op haren Vader of Moeder , erven en verfterven , ende het laatfte van die zelve ftervende, deszelfs Goederen allereerft op den Vader ofte Moeder, die als dan nog in leven wezen mogten , erven en fterven zullen, Zonder dat aldaar eenige de minfte mentie van Groot- ■ vader, of van eenigen anderen Afcendent, word gemaakt; 33. Zo is nogtans die zelve inclufio Patris aut Matris, geenfmts eene exclufio Avorum ac reliquorum Afcendentium longius forte quam Pater ac Mater , viventium, 34' Maar is het alhier genoeg , dat van den alnu exfterenden gevalie , dat namentlyk het laatfte Kind uit het zelve Huwelyk na dode van zynen Vader en Moeder, dog by het leven van een zyner verderer Afcendenten, koomt af te fterven , niet by die zelve Voorwaarden gerept , veel min daar over aan de meermaals gemelte difpofitie Land- en Stads-regtens , in eenigen dele gederogueert is geworden, 35- En is derhalven dat zelve aldaar geomitteerde geval, van zig zelfs verbleven zyn , ende aldus notoir gelaten onder de difpofitie van de Gewoontens , ende die de ZydMagen door de Opftygende Magen excluderen de Statuten van den Lande : Quod enim mutatum non eft , cur ftare prohiberetur. Aldus by my ondergefchreven geadvifeert binnen Arnhem den 14. Jan. 1723. Ex-  ende ADVERTISSEMENTEN. 127 XI. Exceptie van Incompetentie en Re/woy ad judicium rei fitce geadmitteert tegens een 'Arreft, ten fine van redintegratie van eenen afgegravenen grond en vergoedinge van fchade eens daar af gebouw enen booms, op iemands perfone, die zelfs fufiineerde, van dien grond en boom, als op zyn Land in confinio wezende, te zyn, geinterponeert. /gezien en geëxamineert by ons ondergefchrevene Regts gepromoveerdens en Advocaten voor den Provintialen Hove des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen practiferende , zeekere procedure in den Lande van Cuyck geventileert , ende hier na benoemd, Zouden, in cas wy daar inne Rigters waren, hier over aldus fententieren: In zaake Exceptyf , voor den Gerigte der Heerlykheid Opploo, in cas van Arreft en Ontfathe, ongedecideert hangende tufTchen Vrouw Lucretia van der Noot, voormaals Douariere ende alnog Boedelhouderfche en Gelyftogtigde van den Heer Walraet van den Steenbuys Heer van Hoemen, Malden en Opploo, Amptman, Rigter en Dykgraef des Ampts Over-Betuwen ende van den Lande van Cuyck , geadfifteert met den Heer Alexander Anton Stuard als Haar Hoog en Welgeborenes tegenwoordigen Ehe-Man, Arreftante en geexcipieerde ter eenre, ende Henric Janfs Theunifen wonende in den Sambeekfchen Hoek, Gearrefteerde' en Excipicnt ter anderen zyden. Ge-  li8 CONSULTATIEN , ADVYSEN Gezien , gelezen en geëxamineert wederzyds Schrifturen van Aanfpraake of Juftificatie van Arreft , Antwoord Excepticel . Antwoord op de Exceptie , Replicque Exceptioneel , Pcrfiftit in plaatfe van Duphcque Exceptioneel, de laatfte Schrifture of korte Deduftie , ende het Advertiifement van Regten ten Exceptionelen, refpeftrve op den 2<: Tunii, o. Julii, 17. Septembris, i. en 15. Oftobris des laatft afgelopenen jaars 1723. ende den 21. Januaru en 4Februarii van den tegenswoordigen jare 1724. aan dezen Gerikte abfuue ullo documento ingedient ofte geëxhibeert, mitsgaders de Prothocollaria of mondelinge Recelfen en Dingtalen , over deze zake , zo op de voorfchr. datums , als od den 20. O&obris, 12. en 26. Novembris en 10. Decembris 1721. ende den 18. Februarii 1724-, tuffchen Parthyen gehouden, als mede de Aftens van Cautie , Procuratie en Subftitutie, van den 12. Julii, 10. Decembns en 25 Junu des jaars 1723., Alles in conformite van den Inventaris daar van gemaakt, door den Secretaris onderteekend, ende by die ftukken ervintlyk, voorts op alles gelet, waar op in dezen eemgimts te letten ftonde. Welgemelte Gerigte, met advys van onpartydige Regtsgeleerden , doende regt , Admitteert die geproponeerde Exceptie Incompetentis Fori en van Renvoy na den Gerigte van St. Anthonis, den Gearrefteerde en Excipient over zulks van deze inftantie abfolverende , ende de koften van deze procedure, en die van de belehringe van dien, niette mm om redenen compenferende. Aldus by ons ondergefchrevenen geadvifeert binnen Arnhem den 12, Martii 1723Was mtt iyzondere handen onderteekent: WILH. van STEENLER, M. A. van LAMZWEERDE. Re-  ende ADVERTISSEMENTEN. l2y Redenen van het voorftaande gewysde, zyn onder anderen , kortelyk de naarvolgende. Dat ons ex JStis Procefjus is gebleken. Dat de Vrouw Arreflante en Gcëxcipiëerde , nog We-i. duwe van wylen den Heer van Hoemen , Malden en Opploo, wezende, in die qualiteit, en als Boedelhouderfche en Gelyftogtigde van dien Heer , in den jare 3723. des Gearrcffeerdes en Excipients perfone tot Opploo heeft doen arrefteren, uit dezen hoofde, ofte ter dier oorzake: Dat den Excipient niet alleen in den jare 1722., ten ty-2 de als den Heer van Hoemen reets gevaarlyk krank was en op zyn flerf bedde lag , de oude veftigia van zeker Slootjen ol Graefjen , tuffchen zyn Erve ter eenre ende het Erve van den Heer van Hoemen ter anderen zyden , onder het Kerfpel . St. Anthonis gelegen, zoude hebben gcroert, ende dat Slootjen in dier voege uitgegraven , dat hy doorgaans m het Erf van den Heer van Hoemen was ingefprongen; En zulks , om zeekeren zeer fchoonen Eyken Boom of o flam , nefiens eenen tweden en flegten flam , uit een en denzelven ftronk, wortel of klofs, gefprotcn en gewaffen , ftaande ende gewortelt op en in het Erf van den Heer van Hoemen , aan de Beeckant onder St. Anthonis, omtrent en by de hmiten van des Excipients Land, door dat middel te doen gelyken, als of dienzclvcn Boom op en tegens het eene einde van het voorfchr. Slootjen ftonde-; Maar ook in het midden van de week voor Pinxteren des-4. R zei-  I3o CONSULTATIEN, ADVYSEN zeiven jaars 1722., ten tyde als het lyk van den Heer van Hoemen nog boven aarde of onbegraven ftonde, dien zeiven groten en fchonen Stam van den voorfchr. Eykenboom, hebben doen om en af hakken, dien tot planken laten zagen, ende deze planken van daar doen vervoeren, diezelve tot zyns Excipients eigen huis laten appropriëren, en daar van eene Solder in het zelve doen maaken. 5. Dat de Vrouw Geëxcipieerde deswegen tegen den Excipient heeft gecontendeert, dat hy gecondëmneert zal worden. f Eerftelyk, om dat gelibelleerde afgegraven Erff te redintegreren, en wederom te Hellen in dien ftaat, als het zelve, voor dato van het uytgraven der oude veftigia van het gelibelleerde Graefjen of Slootjen, is geweeft. 7> En voor het tweede, om, voor de waardy, ten minften van ' de halffcheid van den afgehouwenen Boom, ende zyne playfierdervinge en verdere fchaade, daar door, vermits te prsematur gehouwen was, aan de Vrouw Geëxcipieerde in hare voorgemelde qualiteit toegebragt , aan Haar Wel Geboren te betalen eene zomma van vyftig guldens, judicis tarnen moderamine falvo. 8. Immers en ten minften onder praeftatie van cautie de reJiituendo aan de Eygenaren, finito ufufrutlu. p# Dat ons hier tegens dan ook, uit die procesftukken, verder is gebleeken. IOi Dat den Gearrefteerde en Excipient heeft geallegeert, dat de Heerlykheid Opploo nog Locus Domicilii nogte Locus Rei fitte, is : om dat hy niet in die zelve woont, en dat ook het Slootjen of Graefjen in quseftie, gelyk mede den grond op welken den gelibelleerden afgehouwenen Boom heeft geftaan, niet in deze Heerlykheid, maar onder de jurisdictie van St. Anthonis is gelegen, II, Ende dat hy, uit dien hoofde tegens de Actie van de Vrouw Geëxcipieerde , zo en als die alhier door middel van Arreft geïnftitueert is, heeft geproponeert de Exceptie Incompetentis Fori en van Renvoy na den Gerigte van St.  ende ADVERTISSEMENTEN. i3r St. Anthonis, of na zodanen anderen Gerigte, als in dezen competent zou , worden geöordeelt, ten fine van koft en fchadeloze abfolutie van deze inflantie. En dat wyders de Vrouw Geëxcipieerde , of wel ei-I2 gentlyk alnu den Heer Alexander Anton Stuard als Haar Hoog en Welgeborenes tegenswoordigen Man en Momboir, daar tegens wederom heeft gefuftineert, dat in dezen gene reële , maar alleeniyk eene perfonele Actie , is geïnftitueert, Ende uit dien hoofde gecontendeert heeft , niet alleen 13. tot rejeólie , of non admiftie , van die voorfchr. geproponeerde Declinatoire ^Exceptie, Maar ook (zelfs met overftappinge van de Dilatoire mid-14. delen of Exceptien, die den Excipient, in cas de Declinatoire Exceptie gerejecteert ware , nog fufh'neren mogte , hem te competeren) dat den zeiven zal worden gecondëmneert , om ten principalen te antwoorden. Na overweginge van welke wederzyts meriten der zake,i5. met alle het gene dies aangaande door Parthyen hinc inde is geallegueert geworden, Wy niet anders hebben konnen zien, als dat de Jufïitiejg vcreifcht, dat die geproponeerde Exceptie Decïinatoir behoort te worden geadmitteert, ende vervolgens den Gearrefteerde en Excipient van deze inflantie geabfolveert: Om dat, of fchoons men, generalyk gefproken, alhier I7 • en in de omliggende Landen wel woond en verfeert in Patrio, Arrefti : Adeo ut per Arreftationem ordinario fundetur jurisdiclio Judicis cceteroquin Incompetentis ; Daar uit egter nog in genen dele profiuëert, quod quas-jg, libet Acïio per modum Arrefti geïnflitueert , ofte ook qu.elihet res , aut cujus libet fa:ti praftatio , mediante Arrefto geëifcht zouden vermogen te worden: Quoniam Arrefta , jurisdittionis fundandce gratia- interponiXo ' R 2 ■ ftoli-  i3z CONSULTATTEN , ADVYSEN folita plane funt Confuetudinaria , Juri vero Romanorum Civili incognito., atque ab illius ■ principiis aliena, 20i En dat diezelve daaromme, als odieus wezende , ook • niet verder geëxtendeert worden konnen , als zy by de Couftumen en Gewoontens van deze Landen , allengskens zyn gerecipiëert geworden, ai. Zo als, onder anderen, getradeert word by Lamb. Goris in comment. ad Confuetud. Velav. cap. 10. art. i. num. i. en by Joh. Voet in comm. ad tit. ff. de in jus voe. n. 23. 22 Welken laatftgemelten Autheur, na dat hy aldaar num. 17. '6? 22. eerft de Vi atque efficacia Arreftorum nee non de ratione , ob quam Majoribus Noftris Arefta funt intfoduEta, gegehandeld heeft, daarna num. 25. verder aldus koomt te leeren: 23. Non tarnen omnibus in. caufis admittendum, ad firmanaam juris diEtionem , hoe fiftendi jus. Sed tantum , quoties quis aEtione perfonali , ex contraÜu vel quafi, delicto vel quafi aliisque fimilibus caufarum figuris , adverfario adfiriclus eft , ad aliquid dandum , faciendum aut prcefiandum aut acJione in rem , de re mobili reftituenda , foret conveniendus : Quippe quam , NB. nulli loco alligatam , reftituere pot eft in loco quovis , in quo vel res ipfa, vel rei Poffeffor , detentus eft. Aut denique quis non ut Debitor, fed tanquam Teftis ad teftimonium dandum , conveniatur, C5?c. •24. Waar mede ook niet alleen over een koomt de leere van Christin, vol. 2. decif. 165. n. 20. en Peck. de jur. ftftend.cap. 5. n. 15. £5? 25. éf" cap. 6. n. 21. welken Peckius egter ook diSt. num. 21. nog verder koomt te leeren: 25. - Qu°d arreftari five fifti non poffit rerum noftrarum immobilium poffeffor. Sed is coram judice , ubi res fita eft , conveTtiri debeat, Van 't welke de reden is , Qiwd res prcefiari debet, ubi ' eft , Ideoque forum competens eft , Reusque eft def endendus > ac lis traclari debet, eo in loco feu territorio, in quo res  ënde ADVERTISSEMENTEN; ié. res, de qua agüur , eft fita, l. uit. Cod. ub. in rem act exerc. deb. Peck. dict. cap. 5. n. 25. in med. Christin, allee, decif. 165. n. 1. Ant. Fab. in Cod. Sabaud. lib. 3. tit 16 dejin. ï.n. 7. Wesenbec. in paratitl. ad Digest. lib. 5. tit. 1. ?h uit. in med. Donell. in comm. ad ff 'lib 17 cap. 17. M ' Maar koomt ook denzelven Voet alleg. num. 2?. nog 27 verder te doceren in dezer voegen: 8 l' Plane , in aclionibus in rem, pro re immobili, PoffeflorvR' reiftfti nequit ad id , .ut alio in loco , ac alium apud \udicem, quam cujus in territoria ea res fita eft, litigare teneretur*. Qimmvis enim de eo difceptetur , Utru'm in rem accio injolo loco reifitce, an vero etiam in loco .domicilii Pos* jeftons, ventilari pojfit (Quo cafu, in omnem eventum, Arrefto opis non effet) ,• Tarnen , ut, mediante directo in perfbnamaut res Debitoris Arrefio , is litigare cogeretur de re immobili alibi fita , ac per ■ ipfum pojfeffa , haud permittendum fuit ;■ rum, quod ratio Arrefiorum, jurisdiftionis fum donaat gratia introduel or urn, potiftimum refpicit actiones in perJonam, ut nempe contr ahentes nobifcum Peregrini po ff ent inIcreP.er™M™'> aut bona habent , conveniri, qui, ob difhnüos jurisdtEtioms terminos , ac fape etiam propt er'de; fectum fuprerni Pnneïpis actori rcoque communis , non poffunt m loco contractus ad folutionem compelli , , nift fuérini ibidem inventi : Turn quia,. ne fecundum ipfum quidem Jus Romanum, alibi quam in loco fitus rei immobilisaut ad fum- ■ mum,.(fecundum aliquos) ,in loco domicilü Poffefforis, nufpiamvero alibi, moveri potuit in rem actio de ie immobili, etiamfi tune urn Principi fubeffent omnes Cives Romani , fivt in Italia, jive m Provintiis quibuscunque demorantes, l 2 C ub m rem act. Peck. dict. cap. S. n. 21. &> cap. 4. n. 25, ' "' Waarby nog koomt , niet alleen , dat de Geld. Land-20en Stadr. van Roerm. part. 5. tit. 2. art. c. R 6. exbreiïe ftatuenmt, dat wanneer verfcheidene perfonen, van wegen eemg Goed, aangefproken zullen worden, dat zelvige zal 11'3 ge--  j34 CONSULTATIEN, ADVYSEN eefchieden voor het Gerigte, daar onder hetzelve Goed gelegen is , niet tegenftaande, dat die Perfonen onder verfcheidene Gerigten gezeten zyn, Maar ook , dat het Landr. van de vier JBoven-ampt. des '' Ouart. van Nymeg. tit. 5. art. 1. 't Landr. van 't Graeff. jtutph. tit. 3. art. 1. 'i Stadr. van Zutph. tit. 8. art. 2. 'f Landr. van Vel. en Veluwen-z. cap. 8. art. 1. 'r Stadr. van Arnh. art. 36. H Landr. van Overyjf. part. 1. tit. .8. art. I. en \t Stadr. van Devent. part. 1. tit. 5. art. 1. hier toe eenen fpccialen of byzonderen ingang van Regte, genaamt Inleydonghe , komen te vereiffchen, 31. Ende alle hier op in fubftantia eenparig uitlopen: Da! die 'gene, die met regt wil fpreken , om de propriëteit of eigendom , of ook de' poifeffie vel quafi, van Erfgront ofte ongereed goed , te erlangen ofte recupcren , zulks met Inleidonge, aan der Banke daar datzelve Goed gelegen is, • en niet met Befathe , dat is Arreft, zal moeten vorderen : »2 Alle 't welk eens tot der Vrouw Arreftantes en Ge' excipiëerdes actie , in diervoegen als die alhier geinftitueert is , overgebragt, en daar tegens vergeleken komende te worden, 33. Zo koomt ons diezeive niet anders voor , als te wezen van die nature, datze, by middel van Arreft in de Heerlykheid Opploo , niet heeft konnen worden geinftituëert, en dat by gevolge ook daar tegens te regte de Exceptie van Incompetentie en Renvoy na den Gerigte rei fita geproponeert is: ai. Aangezien, dat wy by den proceffe nergens geallegeert, °"f'vcel min gepróbeert bevinden, Dat den Gearrefteerde voor eenen Dief, of voor zodanie een , die oyt een ander 't zyne , 't zy dan door eens° andermans Land af te graven , 't zy door eens anders Holt af te hakken , ofte ook anderfints , ontftolen heeft, bekent is ofte te boek ftaat, 7 Ge-  ende AD VER TIS SE MEN TEN. 135 Gelyk ook niet, dat denzelven ontkent, maar in tegen-35, deel wel, dat hy zelfs confe(Teert, dat hy de oude Veftigia van het gelibelleerde Slootjen of Graefjen heeft uitgegraven , ende den eenen of grooten Stam van den gelibelleerden Eyken Boom doen afhakken, Maar dat hy fuftineert, dat dien gehelen Boom in zyns37. Excipients eigenen gront heeft gcftaan , ende zo wel den afgegravenen grond , als dien zeiven Eyken Boom , hem toebehoord , En dat hy , onder anderen fol. 19. rett. van zyne laat-38. fte Schrifture of korte Deductie , zegt, dat de Vrouw Geëxcipieerde , wanneer Haar Hen Welgeb: coram Competenti zal komen te procederen, noyt zal konnen verifiëren , dat oyt haren Ehe-Heer , wylen den Heer van Hoemen, Malden en Opploo, eenig regt tot den grond, waarop den af gehouwenen Boom heeft geftaan , ofte ook tot dienzelven Boom , of tot het af- en weggegravene Erf, heeft gehad, Dat ook deze des Excipients fuftenue , de Vrouw Ge-^. excipiëcrde geenfints onbewuft , maar genoegzaam bekent geweeft is , zo als uit derzelver eigene Schrifturen koomt te blyken, En in fpecie niet alleen uit derzelver Advertiffement4o. van Regten pag. 14. en 15. Maar zelfs ook al aanftonds uit de Juftificatie van Arreft ofte de Aanfprake, pag. 15. Alwaar Haar Hoog en Welgeb. zegt, dat den Gearre^i,, fleerde en Excipient, in plaatfe van fchult te bekennen, durft te fuftineren, dat den gelibelleerden Boom hem competeert, en dat Haar Welgeb. voor dato van het inftitueren harer Ailie, door hem was genoodzaakt geworden tot het aanwenden van verfcheidene koften, tot het inwinnen of ligten van diverfe kondichappen of bewyzens ter contrarie , waarvan wy 'er evenswei geen een by de procedure geappliceert bevinden. Van  136 CONSULTATIEN , ADVYSEN Van welken Boom nogtans niemand kan fuftineren Ey*2'genaar te wezen, ten zy hy te gelyk mede fuftinere , Eygenaar van den gelibelleerden afgegravenen grond te zyn: Cum arbor fit pars ipfius fundi , in quo radices egit, • 43. Ja dat zelfs ook pag. 8. by hetvoorgemelte Advertiflement, door de Vrouw Geëxcipieerde word gezegt, dat den Excipient zig de oude veftigia van het gelibelleerde Slootjen of Graefjen heeft aangematigt , door dat zelve, even als zyn eigen propre Goed , welken aangaande NB. nog fub Judice lis eft, uit te graven. 44. Zo dat ons uit zulks alles zonneklaar blykt, dat Parthyen ' Unc inde malkanderen den eigendom van den gelibelleerden afgehouwenen Boom of Stam , en ter dier oorzaake mede den gelibelleerden afgegravenen grond, werklyk komen te contcfteren, en ieder van haar prsetendeert, van 't een en .ander Eygenaar .te zyn, .r Te meer, nog om dat de Vrouw Geëxcipieerde pag. 6. van hare Antwoord op de Excepties ofte ten Exceptionelen, en pag. 17, 18, 40. en 41. van haar Advertiffement van Rechte koomt te zeggen, dat, wanneer den Excipient den afgegravenen grond geredintegreert, ofte in dien ftaat, waar in die voor dato van de afgravinge geweest is , herftek hebben zal, als dan daar uit zal coniferen , dat de Vrouw •Geëxcipieerde niet alleen tot de halve , maar zelfs tot de volle weerdye van den gelibelleerden Boom, als mede tot den vollen fchade , door het te prasmatuir houwen aan Haar Welgeb. toe.gebr.agt , bevoegt is, om die in Regten te mogen vervolgen. .fi 'By al het welke dan ook nog komende, dat de Vrouw 4 Arreftante, indien gewilt hadde, den Gearrefteer.de al voor lang in loco rei fttce , hadde konnen conveniëren j A7 En dat in AeXis nergens bewezen , ja zelfs niet geallegeert is geworden, dat denzelven aldaar diffiahs conventionis is ; Zo  ende ADVERTISSEMENTEN. i37 . Z? doet on? z"lks a,les hauttaftelyk zien , dat Let Arreft,48. in dezen op de Excipients perlone in de Heerlykheid Oploo geinterponeert, is eenen geprsmediteerden toeleg, wel m fchyn gedingeert, om alleen te hebben redintegratie van den afgegravenen grond, en vergoedinge van fchade wegens het afhouwen van den Eyken Boom of Stam ; Maar in effeéte tenderende , om over den eigendom of49. poffeffie van dien zeiven grond en Boom, ende aldus fi per re immohlim alterius territoria fita, 6? de qua adhuc fi b iudice lis eft, door den Gerigte van Opploo te laten erkennen. Want, wanneer die van den zeiven Gerigte over deZaeken co ten principalen in dezen, eens erkennen zouden ; ' Zo zouden die zelve, aan de eene zyde, aan de Vrouw 51. van Opploo qqa. Arreftante in dezen, haren eifch van redintegratie des gronds ert vergoedinge der fchade, niet konnen adjudiceeren , ofte den Gearrefteerde daar toe condemneren konnen , zonder met een te oordeelen en voor vaft ?™r\ 3t Hfr H/ WeI Geb' c«a- Egenaarfche of Poffefieurfche van den afgegravenen grond en van den omgehakten Boom of Stam is ; Ende , aan de andere zyde , PJaar H. en W. Geb. dien 52. haren eifch niet konnen ontzeggen, nogte den Excipient daar van abfolveren , zonder als dan te oordeelen en voor vaft te ftellen , dat hy Excipient Eygenaar of Poffeffeur van den meermaals gementioneerden grond en Boom is; En by gevolge ook utroque cafu zouden erkennen over den 53. eygendom of poffeffie van die zelve plaacfe , van welke die gehbelleerde aarde afgegraven is , en op welke den gelibelleerden Eyken Stam heeft gcft'aan. Vermits die zelve afgegravene aarde en dien zeiven om-54gehakten Stam , als panes ipfius fundi wezende aan niemand anders hebben konnen toebehoren , als aan d;e gene die van die zelve plaatfe , op welke die Aarde gelegen, 'ende dien Stam geftaan heeft, Eygenaar is ; S Over  I38 CONSULTATIEN, ADVYSEN Over welken gront of plaatfe met den aankleven van dien , 55'als wezende res foli , en , zo als Partyen het hinc inde ook met den anderen eens zyn , buiten de Heerlykheid Oploo, onder St. Antonis gefitueert zynde , nogthans geenfins het Gerigte van Oploo, maar alleen het Gerigte rei fita dat is , van St. Anthonis, competeert, in petitorio aut in poffefforw te erkennen, om Regten en redenen in Pracedentibus reeds geallegeerd, By welke nog koomt, niet alleen, dat diergelyks in fimili bv verfcheidene Hoves-fententien, aldus is verftaan, als te zien by Neostad decif. Cur. Holland, cjf Weftfr. 55- & decif. Suprema Curia 83. £? 114. r7 Maar ook de leere van Voet tit. ff. de judic. n. 76. 77. g 135. Goris ad Confuet. velav. cap. 8. art 1. gloff. 2. n. 1. 2 Ritterhus. in expofit. Novellar. part. 9. cap. 10. n. 30. Bacquet traitte des droitts de juftice cap. 8. n. 31. Stokmans decif. Brabant. 134. en Bort van Arreften cap. 1. n. 18. .0 Welke Voet alleg. loc. leert, quod de rei proprietate vel pofTelftone experiendum fit eo in loco , in quo res , propter quas contenditur , fita aut conftituta funt. Quoniam non ahter , quam ubi perenniter fita manebunt, ratione naturah pofiunt re(iitui, ideoque congruum fit, non alium competentem Actionis , qua in rem immobilem eft , judicem ejfe , quam qui imperia & jurisdiStime fua poffet poffeffione fpoliare reum, judicato fatisfacere contumaciter detretlantem. 4-q Gelyk ook Goris ex Rittershufio ditt. loc. hetzelve kerende daar by voegt; quod ratio iftius Regula eleganter redditur 6? explicatur d Donello lib. 17. tit 17. Nempe quiahocïifum Rt commodius & Litigantibus &> judici, ut in loco , ubi res fita vel conftituta eft , potius quam alibi , judicium exerceatur; turn quia nonnunquam in rem prafentem venire oporteat: turn quia res exhibenda fit: turn quod ibidem faciliores pro: lationes habentur : turn quod ibi judicium faciliorem habeat exitum 6? judex fententiam a fe dittam ibidem commodius exequatur, quam alibi. Nam res ibi praftari debet, ubi eft. Ac breviter;  ende ADVERTISSEMENTEN. i39 ratio eft, ut judicium fuam obtineat commoditatem in lite execenda , ö2 vim fuam in fententia exequenda. En leert Bort loc. Alleg. Quod attio in rem necejfario in- 60. tentanda eft apud tribunal judicis, ubi res fita efl, atque per medium Arrefti a proprio ac nativo foro nequa-.uam avocari potefi. Quamvis enim Arrefia quidam fundent jurisdiaionem , eum in finem five effettum , ne otter forum Rei fequi teneretur , quando is HU ad aliquid dandum , aut praftandum patta conventa , eft obligatus; Secus tarnen eft in omnibus illis caufts, quce fpecialem judicem habent aut requirunt, in quibus caufts judex ijle per Arreftum jurisdittione fua privari'nequit, Ne cceteroquin maxima contingat jurisdittionuvi confufio. Hoedane confufie van jurisdictiën, zich in dezen notoir61. zoude opdoen, wanneer die van den Gerigte van Oploo zouden willen oordelen directe over den eigendom of posfeffie van den afgegravenen grond en omgehakten Boom, en per indirettum over den eigendom of poffeffie van de Plaatfe, op welke die zelve aarde gelegen, ende dien zeiven Boom of Stam geftaan heeft, daar nogtans zo wel dien grond en dien flam , als die voorfchr. Plaatfe zelve, buiten haar territoir zyn. Want het niet alleen buiten de magt van dat Gerigte fo. zoude wezen , om in rem prcefentem te konnen komen, of oculaire infpectie over de plaatfe, op welke het afgraven en omhouwen voorgevallen is, te nemen. Maar zoude het zelve, in cas dat zy den gelibelleerden<% afgegravenen grond, al kwamen te condemneren, ook nog niet in ftaat wezen, haar alzulke fententie in diervoegen ter executie te ftellen, dat daar op de werklyke redintegratie van dien grond moefte volgen. Extra enim territorium jus dicenti impune non paretur: Cum ^ quilibet extra fi um territorium fit privatus. Dat daaromme ook, of fchoons wel de Vrouw Arreftantes attie in dezen uitwendig fchynt alleen gedirigeert te wezen S 2 tot  I4€> CONSULTATIEN, ADVYSEN tot redintegratie van den afgegravenen grond, en vergoedinge van fchade wegens het afhouwen van den Eiken Stam. 66. En dat Haar Wel Geb. pag. 27. 28. 29. 30. en 31. van haar Advertiffement van Regten, deze haare Actie, eene Attio ex L. XII. Tabb. , ofte eene Attio pnetoria, of eene Rei vindicatio, Condittio Furtiva, Attio Furti & ad Exhibendum, ofte eene Attio Locati, interdittum Quod vi aut dam aut Attio Extraordinaria , of wel eigentlyk de Attio Legis Aquilia, fchynt te noemen; 67 Zulks egter de jurisdictie van den Gerigte van Opploo , nog geenfints in dezen kan competent maaken , Cumfemper valere debeat plus quod revera agitur, quam quod fimulate concipitur. fiQ Want aldewyle die van den zeiven Gerigte de Vrouw Arreftante hare geëifchte redintegratie des afgegravenen gronds, en haren voor het afhouwen des Eyken Stams gevorderden fchadepenning onmogelyk konnen adjudiceren, ofte ook ontzeggen, zonder te gelyk mede of zelfs vooraf, te oordeelen , wie van beide de Partyen Eygenaar of Poffeifeur is van die immobile plaatfe, op welke die aarde gelegen, ende dien Boom geftaan heeft. 60 Zo is dog de Aftie in dezen, wat naam of couleur men aan de zelve ook koomt te geven, altoos en in omnem eventurn gedirigeert, om den Gerigte van Opploo , zo niet direfte, ten minften per indirettum , te doen erkennen de proprietate aut poffeffione rei immobilis alibi fita, ac fuper qua (ut ipfius Attricis verbis uti nobis liceat) adhuc fub judice lis eft. En gevolglyk ook om dat zelve Gerigte te doen oordee7°' len over eene zodane zaake, qu Vermids nu in dezen het judicium rei fita, te weten, dat van St. Anthonis, is dien Rigter, cui ad exclufionem aliorum, caufie de rebus immobilibus in eodem territoria fitis , funt demandatce , quique ideo ifta fua jurisdiclione, per viam Arrefti in alio territoria, fpoliari non potuit. gj^ Zo hebben wy dan ook de Vrouw Arreftante en Geëxci'pieerde, na dien zeiven Gerigte moeten renvoyeren , gevolglyk ook den Gearrefteerde en Excipient van deze inflantie abfolveren moeten. §2> Hoewel niet kolt en fchadeloos, of met condemnatie van  ende AD VERTISS EMENTEN. r43 van de Vrouw Arreftante in de koften van deze Exceptive procedure en van de belehringe van dien. Maar met compenfatie van die zelve, om deze redenen. $^ Dat de Actie in dezen meer per indireclum, als wel direc-84. te, is geinftitueert, om het Gerigte van Opploo Super pro- prietate aut poffeffione rei immobilis in alterius territoria Jitce, te laten erkennen. En dat, of fchoons wel Gail lib. 1. obf. 34. n. 4. en 85.. Carpzov. in proceff. jur. tit. 9 art. 2. §. 4. n. 33. et. feqq. leeren, quod judex , habita legitima cognitione fuper fua jurisdiclione , fe incompetentem pronuntians , Partem victam in expenfas & damna condemnare poffit. Men nogtans alhier verfeert Super articulo juris five Con-%6. fuetudimm, ofte over eene Conftumierlyke controverfie , over welke het juift alle Doctoren niet met den anderen eens zyn. Quo cafu quis jufiam adhuc litigandi caufam habuiffe videri $7i> poteft, adeoque & a pcena temer e litigantium excufandus eft, atque ideo expenfie compenfari debent, l. 5. §. 1. C. de frutl. c5* lit. exp. 6? ad eam DD. communiter, Berlich. practicab. concLpart. 1. concl. 78. n. 13. & 27. €of%'  144 CONSULTATIENj ADVYSEN X I I. Conjun&i inter fe unam folummodo , Disjunct i vero fingulas perfonas, repr af enfant. Ideoque, fi inftituti fint fororis Filia Liberi, nempe, I. ex priori, porro K. L. M. N. & O. ex pofieriori matrimonio procreati, ita ut 1. duplicem portionem quoad reliquos Haredes percipiat, Turn I. ex befe , Reliqui conjunctim folummodo ex triente, Hare des funt. CJSUS POSITIO. A. TT eefc tot zyne naafte Bloedverwanten gehad eene | I Dogter B. , en eene Sufter C. Die Sufter C. , voor A. overleden zynde , heeft nagelaten eenen Zoon D. en eene Dogter E. E., Sufters Dogter van A., is tot twee malen toe getrouwt geweeft: voor de eerfte reize aan F., ende voor de tweede maal aan G., en is insgelyks voor haren Oom A. overleden. Ondertuffchen is B. getrouwt geweeft met H., dog zonder Kinderen na te laten, ook by het leven van haren Vader A. afgeftorven. Zo dat A. Kinderloos geworden zynde, tot zyne naafte Vrienden heeft gehad, en tot zynen dood toe behouden , zy-  ende ADVERTISSEMENTEN. Hs zyner Sufters Zoon D. en zyner Sufters Dogters Kinderen tot fes in getal. Te weten een , zynde eene Dogter I., uit het eerfte huwelyk van E. met F., ende vyf met namen K. L. M. N. en O., uit der zeiver tweede Ehe met G. gefproten. Waar van I. uit het eerfte Huwelyk van E. met F. in den jare 1709. met volkomen genoegen van A., is getrouwt met zynen Schoonzoon H. , Weduwenaar van zyne Doeter B. ° Waarna A. in den jare 1714. heeft opgerigt eene Teftamentaire dispofitie , luidende na voorgaande revocatie van vorige teftamenten, in claufuïis concernentibus aldus. Vzrvolgens van niéuws disponeerende , fo uit kragte van fpeciaal confent, als uit hoofde van de concejfien in 't generaal over het tefteren by de Lantfchap verleent, zo verklare, myne vrye en onbedwongene wille te zyn , als het God den Heere fal behagen , my van dit tydlike leven te ontbinden, dat mynen feer gelievden Schoon Soon H. figh aanflonds fal ftellen in mynen ■boedel, Jo om de begrafeniffe van myn dode lichaam, als om t gene vorder tot reddinge en zuiveringe van mynen boedel, en m jpeeiehet maken van flaat en inventaris etc., fpeUeert om hetfelve, met uitfluitinge van alle andere alleen te beforgen, of te doen beforgen, AU het felve aan fyn Wel Edl volkomen betrouwende, waar toe by defen den zeiven wel exprefehk ben verfoekende, gelyk ook, om de nakominge van defe myne uiterjle wille of tejtament, te willen beforgen of ten effecle brengen, Willende, dat fyn Wel Edl, voor desfelvs moeiten in defen moetende aanwenden, extraordinair fal worden geremunereert en begiftigt met de proprieteit of eigendom van myne thienden in en onder het Territoir P. gelegen, fo als ik die nu befitte, en van myne Olderen hebbe aangeïrvt, Gelyk dan ook aan den felven ben gevende mynen gehelen in. boedel van meuhlen, huysraat, linnen en wollen, geen uit.  I46 CONSULTATIEN, ADVYSEN gefondert , fo als het felve by my wort bef eten , en ik by myn overlyden fal komen na te laten, waar van egter eximere gemaekt golt en filverwerk, als mede het gerede geit , 't welk fal komen ten voordeele van myne hier na geinftituëerde Erfgenamen Begerende wel expreffelyk, dat D. myner faliger Sufters foon, in generley manier e , omwigtige redenen my daar toe moverende , fig fal hebben te bemoejen met mynen boedel, of daer inne komen , alfo den felven daar van, en van myne gehele nalatenfchap , wel expreffelik by defen excludere en onterve. Verder, fo legatere ik en ordonnere by defen , dat binnen fes weken na myn overlyden fal worden uitgedeelt onder behoeftige Armen, in het Diftrict Q. wonagtig, de fomme van 250. guld. eens, in gelde of aan waaren, na het goetvinden van mynen hier voor genoemden Executeur Teftamentair, die daar van de diftributie fal doen. Wyders, tot myne dispofitie komende, ftelle en nominere ik tot myne eenige en univerfele Erfgenamen van alle myne verdere, fo gerede, als ongerede goederen, fo Lehn, als sllodiaal, van de Lehngoederen volgens permiffie van den LehnHeer verkregen of nogh te verkrygen, aüien en crediten, filyer en golt, hebbende en toekomende, gene uitgefondert, en waar die ook mogten gelegen zyn , doch onder beding als hier nae wort uitgedrukt, de Kinderen van wylen myne Nigte E. Dogter van myne falige Sufter C. als met namen J. in egte by haar geprocreëert in haar eerfte huwelik met F., en tegenswoordig getrouwt aan mynen Schoonfoon H. voornoemt, vorder K. L. M. N. en O., alle Kinderen van wylen myne voornoemde' Nigte E., in egte verwekt in haar tweede huwelik by G. willende en begerende, dat voorfchrevene herediteit en nalatenfchap onder Haar, of die van Haar by myn overlyden in leven bevonden worden, eeniglik zal worden verdeelt: So nogtans, dat ik , uit eene byfondere affectie en toegenegentheit , en om andere redenen my daar toe moverende, goetrinde, dat voorfchrevene L, getrouwt aan mynen Schoonfoon H., fal trekken  ende ADVERTISSEMENTEN. H7 en genieten eene dubbelde portie en erfenis tegens myne andere Erfgenamen bovengemelt, waar inne ik Haar Wel Edl,, en byfonder by defen, ben inflituerende. Verklarende meede, myne wille te zyn, dat, by voorafty. vigheit van een of meer def er geinftituëerde Erfgenamen, Kint of Kinderen in egte verwekt nalatende, der felver Kint of Kinderen jure repreefentationis in der Olderen plaatfe fullen fuccederen, en die fuppleren. Willende, wyders, dat ten aanften der onmondigen, de revenues der goederen haar toegedeelt werdende, fullen beheert en opgelegt worden , en het Capital daar mede accrefceren en vergroten, tot fo lang dat fy tot hare mondige jaren gekomen fullen zyn, om alsdan felfs daar van te jouifferen. Begerende wyders , dat, by aflyvigheid van een of meer myner Erfgenamen geen Kint of Kinderen nalatende, of die mede ftervende fonder andere wettige difpofitie , hare Èrfportie fal devolveren en retourneren op de Mede Erfgenamen in voegen hier boven gemelt en genoemt, of op derzelver Kinderen, dogh altyd jure reprsefentationis, voorbeholdens de vrye dispofitie over de lyftoght, In welke togt ik , by aflyvigheit van Vrouw L, haren Eheman, mynen Schoonfoon H., by defen wel expreffelik ben inflituerende, te weten, van die goederen, die fy van my koomt te erven, of, fo in leven was geweeft geervt folde hebben. Dewyl ik Tefiateur vele agtinge hebbe voor myne oltvaderlyke goederen en erven, foismyn begeren, dat myne Erfgenamen niet fullen konnen, buiten gewigtige redenen en nootfakelikheit, treden tot het verkopen van dien, en, in cas het felve mogten, of gedrongen waren te doen , fullen fy aan hare Medeërfgenamen die voorfchr. par celen voorafmoeten aanprafenteren , om de felve over te nemen voor den prys, waarop die by Maeghgefcheit of indelinge zyn gewaar deert, en niemant der Erfgenamen daar toe genegen zynde, ende het goet verkoft wordende, Jal van boven af de Medeërfgenamen , ofte hare Reprafentanten, competeren het regt van naefiinge voor de fomme by deyT 2 Un-  I48 CONSULT ATI EN , ADVYSEN linghe uitgedrukt, of dat het by verhoop gegolden heeft, ende fulks binnen fes jaren na den gecelebreerden koop. Indien iemand myner hier voor genoemde Erfgenamen , figh tegens defe myne laetjle difpofitie aenkantede, ofte die betwifiede, fo verklare, hem by defen daar van uit te fluiten en verval' len , ende de gedane inftitutie in fo verre te annidleren. Hier nae is den voornoemden Teftateur A. in den jare 1722. ook komen te overlyden, D. G. H. I. K. L. M. N. en O. nog in leven zynde. QUAERITUR. Hoe nu de erffeniffe van A. tuffchen des zelfs geinftitu^ eerde Erfgenamen, I. voorts K. L. M. N. en O., moet worden verdeeld : Te weten, of die haerediteit in zeven portien gedeeld worden , en daar van I. twee, en K. L. M. N. en O. met haar vyven vyf zevende gedeeltens, trekken moeten; Of, dat dezelve tuffchen deze zes geinftituëerde Erfgenamen eerft in zes deelen moet worden gelegt, waar van twee fesde gedeeltens,. ofte een derde gedeelte, byl. en dan de overige vier fesde , of twee derde gedeeltens, by de vyf andere genoten, ende die tuffchen haar vyven daarna wederom in vyf seguale portien verdeeld worden zouden; Dan, of dien Boedel moet worden gelegt en verdeeldt in maar drie portien, ende I. alleen twee derde gedeeltens, en K. L. M. N. en O. met haar vyven daar tegens maar een derde gedeelte, genieten moeten? Gezien by ons ondergefchrevene Regts gepromoveerde , en Advocaten voor den Provintialen Hove van Gelderland, de bovenftaande Cafus Pofttie, en de vrage daar uit geformeert, Zouden wy daar op, voorbehoudens een beeter gevoelen, van advys wezen, het naar volgende Regtens te zyn: Dat  ende AD VERTISS EMENTEN. 14? Dat de herediteit of nalatenfchap van A. , tuffchen deszelfs geinftituëerde zes Erfgenamen moet worden gelegt en verdeelt in drie seguale portien, waarvan 'erl. twee, en K. L. M. Ren O. één, om, byfubdivifie tuffchen haar vyven , wederom in quinque portiones viriles gedivideerd te worden 9 moeten hebben. Om dat wy, na dien by de Cafus Pofttie vermei ten inhout u des Teftaments van A. verfcheidene reizen herlezen en rypelyk geëxamineert te hebben , hebben bevonden , denzelven, of fchoon wel met veel groter omtrek van woorden, egter in fubftantia, uit te komen hier op : Dat dien Teftateur, na vooraf zyner Sufters Zoon D. ge-2. exhaeredeert te hebben, tot zyne Erfgenamen, edog onder zodanen beding, als hy, by het vervolg van dat zyn Testament, zal vermelden, inftitueert de Kinderen van C. zyner Sufters Dogter E., namentlyk I., voorts K. L. M.' N. en O, welke, als door hem tot zyne eenige en univerfele Erfgenamen genoemt zynde , zyne Erffeniffe ook eeniglyk onder haar zullen verdelen , edog in dier voegen, dat de gemelte I. daar van een dubbelt deel tegens de andere vyf insgelyks gementioneerde Erfgenamen , zal erven. 't Welk dan ten eenen uit koomt, ofte even zo veel, is, als of A. wanneer hy , Latino, ftve in jure Romanprum Civili ufttato teftandi' fermone, getefteert hadde aldushadde gezegt. T 3 D,  i5o CONSULTATIEN, ADVYSEN 4. D., Sororis mea Filius, Exhceres ejlo. C. Sororis, ex FiUaE., Nepotes ac Neptes, aft conditione in fequentibus prcefcripta, Haredes funto. Nempe I. Hares eft0. Porro K. L. M. N. et. O. Haredes funto. Ita tarnen ut dicla fororis mea Neptis I. duplicem ex hcereditate mea portionem adverfus, five in oppoftto quoad reliquos Haredes pranominatos, fibi capiat. 5. In hoedanen intricaten gevalle of fchoons zig wel komen op te doen dezen circumftantien. 6. Dat A. , tot zyne inftitutie komende, niet alleen in den beginne datelyk, als met generale woorden, tot zyn Nalatenfchap roept de Kinderen van zynes Sufters Dogter. ?p Maar ook , na dat hy alle zyne Erfgenamen , tot zes in getalle, in genoegzaam demonftrative termen genoemt hadde , daar op aanftonds ook als met generale woorden , koomt te zeggen, dat zyne Harediteit onder Haar unice zal worden verdeelt. 2. En dat overzulks ook de zake in den eerften opflag in dier voegen voorkoomt, als of dezen Teftator alle zes zyne geinftituëerde en met demonftrative woorden by hare namen genoemde Erfgenamen , tot twee reizen toe eddem ratione, atque in eandem rem, five hareditatem , hadde ge- . conjungeert; p# Zo wort egter , hoe intricat dezen cas ook primo intuitu mag wezen , by nadere en genoegzame overweginge van den zeiven notoir bevonden , dat dit op de voorfchr. maniere de intentie van A. geenfints is geweeft. I0. Maar dat, in tegendeel, den zeiven, of fchoons wel in 't laatfte van de vermeldinge van zyner Erfgenamen namen, gelyk ook daarna by de bekentmakinge van de maniere der te doene verdelinge , de vyf laatfte gementioneerde onder zig wel tweemaal, una eddemque oratione, cif in edndem rem , id eft, in edndem hareditatis partem, aut easdem ejus partes , geconjungeert heeft; 1I# Egter, zo in den beginne van de bekentmakinge van de na.  ende ADVERTISSEMENTEN. i5r namen zyner Erfgenamen aanftonds, als daarna by de vermeldinge der maniere van verdelinge, zyner Sufters Dogter I. van derzelver vordere of andere Kinderen, K. L. M. N. en O. heeft gedisjungeert, Ende de gemelte I. tot twee malen toe, diverfd oratione ,12. ac in diverfas hccreditatis face partes , van die vyf anderen gefepareert. Sunt enim Conjuntti, aut Jimpliciter aut compofite conjunïli.i^. Simpliciter , qui eddem quidem oratione aft in diverfas res ,14. ftve partes , vocati, adeoque partim quidem conjuncti, partem vero disjuncli, funt. Aut, qui in eandem quidem rem, aut partem, diverfd ta-15, men oratione vocati, atque adeo partim quoque conjunfti, ac partim disjuntti & feparati, funt. Aft Compofite Conjuncli, qui eddem oratione in eandem rem,\C five partem, funt vocati, adeoque plane, five ahfolute, conjunct. Disjuncli vero, qui diverfd oratione ac in diverfas res, five 17. partes, vocati, adeoque plane éf abfolute disjuncli funt, §. 8. Inft. de legat. I. 1. pr. §. 2. ff. de ufufr. accr. I. 16. §. uit. ff. de legat. 1. /. 89. ff. de legat. 3. /. 142. ff. de verb. fign. I. un. §. 11. C. de caduc. toll. S. Van Leeuw. cenf. for. part. 1. lib. 3. cap. 5. n. 17. 18. & 19. J. Voet in comment. ad. tit. ff. de acq. vel om. heer. n. 39. & ad tit. ff. de. legat. n. 59. & feq. Cujac. lib. 24. obf. 34. Hoedane. abfolute conjunctie dan in dezen ook wel tuffchen 18. de vyf laatfte van des Teftateurs geinftituëerde zes Erfgenamen, inter fe, of onder haar vyven, word gevonden. Alzo hy, na eerft I. genoemt te hebben, vorder inftitueert 19. K. L. M. N. en O. om tegens haar zeiven eene dubbelde portie van zyne nalatenfchap, aan I. te laten genieten, 't Welk zoo veel is , als of A. gezegt hadde. Cceterum 20. Hceredes funto K. L. M. N. en O. Qjti reliqui Haredes Cohce-" redem I. duplicem hcereditatis portionem percipere permittent, Wel-  i5a CONSULT ATI EN 3 ADVYSEN Welke Particula ac & atque, en, ende, is eene Conjunttio 'copulativa, en haar vyf vordere en onder het generale woort, andere, te zamen gecomprehendeerde Erfgenaamen, verbis ac re fimul koomt te conjungeren in dat gedeelte van de hcerediteit , tegens het welke hare mede Erfgename I. eene. dubbelde portie zal genieten l. 160. ff. de verb. fign.. .,. In dier voegen , dat zy met haar vyven in dat zelve > 'en van de dubbelde portie van L te feparerene gedeelte van de Erffeniffe, onder zig pro aquis portionibus zullen fuccederen. 2«, Quibus enim inter fe nulles partes fingulis fpecialiter adferiptS°-n.2±*S.&%6. &> conf. S6.n.9.&i6±t onin. conf. 5. n. 6. conft 73. n. 7. & 19. &> c'onf. 96.». 16. Ac modus in ultimis voluntatibus adjectus 5. omnino eft adim-rix plendus, J. 31. §.f3. ff. de ann.ac menftr. leg 1.17. ff. de ufufr accr. Voet ad. tit.de cond. &f dein. n. 12. * Welke modificatie, en welk relatum ac conditionatum in 00 dezen , dan by het vervolg van A. zyne dispofitie , hier ' in beftaat. Eerftelyk , dat hy , by dat zyn gemaakte beding en™ relatie, gebruikt het woordeken, doch, 't welk eene V ftry-  I54 CONSULTAÏIEN, ADVYSEN ftrydigen zin tegens de reft van het begin van zyne aldaar vermelde inftitutie , infereert. 34. En waar doorhy, door middel van zyne relatie tot het 'gene daarna word uitgedrukt, dan gevolglyk ook te ken- ne geeft, dat hy, of fchoons hy wel in den beginne alle zyne Erfgename» -ex teftamento, onder den generalen naam van Sufters Dogters Kinderen , te gelyk koomt te begrypen. 35. Daar door egter nog niet aanftonds wil te kennen gegeven hebben, als of hy die alle zes conjunétim inftitueerde. o£_ Maar in tegendeel, dat hy haar inftitueert op die ma' niere, en tot het doen van zodane erfdelinge, als hy in fequentibus zal exprimeren. 37. Sunt enim Particulce , dog, edog, maar, nogtans, zo nogtans dat, fed, at, aft, autem, verum, vero, enimvero, tarnen, attamen, ita tarnen ut, omnes quidem ejus partis orationis, quam Grammatici conjunÜionem vocant, Sed funt hes conjunMones in fpecie Adverfativce , feu Discretivce. 38. Quce tales funt, quee diverfam fententiam Superiori adjiciunt, feu fenfum reliquis orationis membris contrarium inducunt, §. 4. inft. de Societ. I. un. pr. êf. §• 3. 6f 4- ff- fi. quis jus die. non obt. I. 10. %. i.ff. de paft. I. 1. §. 15. ff. de agn. vel al. lib. .4. pr. éi? §• 2. ff. de aq. pluv. are. aft. I. 44. ff. de acq. rer. dtm. l.\. C. qui cjfWv. quos. in int. reft. non poff. I. 1. C. de appar. Proc. éf Leg. 39- Voor het Tweede , dat den Teftateur na eerft in genere edog onder relatie en beding als voorfchr., van zyner fusters Kinderen gewag gemaakt te hebben, en vorders alle die zelve Kinderen, een jeder by zynen naam , komende te noemen, het relatum , ende dat zelve beding of conditie, begint te expliceren en te verklaren in dezer voegen. 40. De Kinderen van myne Nigte E. Dogter van myne Suster C., met namen I., voorts K. L. M. N. en O. 41. Disjunguerende en feparerende aldus , door middel van het woord, vorder , I. alleen van alle zyne andere per copulam,- en, geconjungueerde Erfgenamen. Die.  ende ADVERTISSEMENTEN, I55 Dictiones enim ,five Particulce, porro, pre cetero, ie cetero , relt ai quum, ulterius, voorts, vorder, vorders, wyders, voor 't overige* qua ejusdem funt ftgnificationis , itidem Conjuntïiones Ad" verfativa five Difcretiva funt, l. 13. §. 1. C. de judic. IZ\. ff. de rei vind l. 4. ff. de ufi & habit l. 3. ff. de fol'. & lib. §. 3. inft. de leg. adgn.fucc. §. 16. inft. de Leg. Aquil. §. 5. inft quod cum eo qui in al. pot. ]. Calvin. Lex. in verb Porro. Ende dat, voor het derde, A. zyne per modum relationis 43 bedongene conditie en modificatie, nog verder en felfs quoad modum ercifcunda inter omnes Haredes infiitutos familice gaande expliceren, zulks doet in deze termen. 3 Dat hy wil, dat zyne nalatenfchap onder Haar lieden eeniglyk 44. zal worden verdeeld, zo nogtans dat I. zal trekken eene dubbelde portie tegens zyne andere Erfgenamen boven gemeld in welke dubbelde erffeniffe hy die zelve I., & quidem fpecialiter ifta dispofttione fua , inftitueert. Komende aldus I. van zyne vordere,en aldaar onder de 4? generale woorden, myne andere Erfgenamen boven gemeld al wederom onder zig vyven geconjungueerde Erfgenamen' K.L.M. N. , en O. met alleen voorde tweedeen derdemaal te dis :ungueren. Maar ook felfs die eerfte alleen tegens die vyf laatfteemelde, in oppofitie te ftellen. ö 4°' Te disjungueren namentlyk , door middel van de woor- A7 den , zo nogtans dat, ita tarnen ut, van welke hier voor reeds bewezen is , dat het Particula Adverfativa feu Difcretiva zyn J Ende te gelyk te disjungueren en in oppofitie te ftellen o door het woord, tegen of tegens. ' 4o« En dus doende ook de allerkragtigfte maniere van dis-49. junctie te gebruiken, die 'er kan worden bedagt. Alzo 'er gene grotere feparatie of disjunftie is te vinden, c0 v 2 als  i56 CONSULTATIEN, ADVYSEN als eene adverfiteit en expreffe tegenflellinge, Cum Particulce adverfativce adverfentur in jure êf in faïto. rj Endat het ook buiten twyfel is, quod vpcula adverfus five 'adverfum, tegen of tegens, eene Prcepofitio Adverfativa is, l. 29. ff. de recept, 6f qui arb. ree. I. 30. ff. de in off. teft. I. 17. §. uit. ff. de ALdil. ed. I. 121. ff. de reg. jur. I. 10. C. de obl. cif act. Calvin, in verb. Adverfativa Particula. 52. Uit dit alles dan evident zynde, dat A. zyne allereerft 'genomineerde Erfgename I. re ac verbis van zyne vyf laatftgenöemde Erfgenamen K. L. M. N. en O. , werkelyk heeft gedisjungueerd ende gefepareerd, en alleenlyk die vyf laatfte onder zig , en zulks ook re ac verbis fimul, geconjungueert. 53. Zo hebben wy , ter oorzake van zoo eene abfolute disjunctie aan de eene, en conjunctie aan de andere zyde , ook in genen dele konnen zien, dat de intentie van den Testateur A. zoude zyn geweeft , dat zynen Boedel in zeven delen , te weten twee voor I. , ende vyf voor de andere , of voor K. L. M. N. en O. ieder een, zoude worden verdeeld , zo als het poinót nogtans in den eerften opflag wel fchynt voor te komen. 54. Nog zelfs ook , dat die verdelinge zoude moeten gefchieden in zes portien , waar van 'er I. eerft twee kwam te genieten , ende de andere vyf door K. L. M. N. en O. we*, derom onderling in vyf éeguale portien gedivideerd zouden moeten worden , zo als het anderfins in een geval , als dit is, ook wel zoude konnen toefchynen. 55. Voor welke beide fuftenuen , en vooral voor de eerfte wel fchynen te militeren deze poinóten. K6 Dat alle zes die door A. geinftituëerde Erfgenamen , 'den Teftateur even na hebben beftaan , als al te zamen tegens hem Olt-Oom hebbende moeten zeggen , dewyl zy alle zes zyn Kinderen van zyner Sufters Dogter. Voorts  ende AD VER T IS SE MEN TEN. i5? Voorts dat den ouden Gelderfchen Stok-Regul luid : 5~, De naafte in den Bloede , de naafte in den Goede : Even na in den Bloede, even na in den Goede. En dat zelfs in interpretatione teftamenti facienda, die<-g proportie of eegualiteit, ofte anderfins dat gene , 't welk ' het minfte daar van deviè'ert , maar 't naafte daar by koomt, geöbferveert zoude moeten worden, Cum in dubio Teftator cenfeatttr , voluntatem fuam difpo- co. fttioni juris Communis aut Statutariifubjeciffe, idcoque a caufa inteftati , ad carfam teftati , faepius deduci poffit argumentum , Everh. loc. legal. 54. Christin. Vol. i. decif. 196. n. 7. êf. ad Leg. Meehl. tit. 16. art. 36. verf. Ouceri lik , in addit. Ende voor het laafte van welke twee voorfchr. fentimen- 6sk ten in fpecie, ook nog fchynen te mïliteren deze poinclen. Dat A. eerft in genere , en zonder eenigerhande vermei-51. dinge van portien of gedeeltens , heeft geinftitueerd de Kinderen van de Dogter van zyne Sufter. Dat hy daarna die Kinderen by namen koomt te noemen,^. tot zes in getalle toe , al mede zonder eenigerhande fpeciale adferiptie van eene portie aan een van die alle. Dat hy daaromme ook zoude hebben gewilt, dat zyne ha;-63. rediteit eerft in zes sguale portien zoude moeten worden verdeeld, Cum, quoties, portiones nemini fpecialiter adferipteefunty toties praeftandae fint portiones viriles, zo als hier voor reeds is bewezen. En dat over zulks ook den Teftateur , allereerft daarna in 't einde van zyne inftitutie bevelende , dat I. een dubbeld deel tegens hare vyf mede Erfgenamen zal genieten , zoude hebben gewilt , dat I. geene twe zevende , maar twe van die zes zesde gedeeltens , en aldus eene derde part van zynen Boedel , trekken zal. En dat de vyf andere , K. L. M. N. en O. de overige 6"". vier zesde, of twe derde gedeeltens , wederom by malkande/en fmyten , en die , by de fubdivifie tuffchen haar vyV 3 ven  i58 CONSULTATIEN, ADVYSEN ven te doen , dan weer in vyf asgualc delen, voor ieder van haar een , zoude moeten leggen. 66. Om dat A. by zyne finale inftitutie van I. in eene dubbelde portie , en tegenftellinge van haar alleen tegens alle de anderen , niet alleen aan geen een van haar vyven ook nog eene zekere portie heeft geadfcribeert, ende aldus ook notoir gewilt, dat, voor zo veel als die vyf aangaat, tusfchen baar teguale portien zullen zyn. 67. Maar dat hy aldaar ook maar generaliter zegt, dat I. eene dubbelde portie zal genieten tegens alle de anderen. # En geenfins fpecialiter , dat zy een dubbeld deel tegens een van de anderen, of twemaal zo veel als een van haar, ofte zo veel als twe van haarlieden, trekken zal. <5o. In een van welke drie gevallen het nogtans allereerft notoir en buiten alle conteft zoude zyn geweeft, dat de herediteit van A. in zeven aïguale delen , te weten , twe voor I., een voor K., een voor L., een voor M., een voor N., en een voor O. , zoude moeten worden verdeeld , maar buiten welke zig nu ook geene apparcnte reden voor zo eene in feptem partes te makene verdelinge , koomt op te doen. 70t Edog , heeft ons niets van dit alles konnen permove'ren, om een van de twe voorgemelde fentimenten te amplec-teren. 7 j _ Aangezien dat het notoiren Regtens is quod teftamenti tenor ante omnia eft attendendus, atqve ultima voluntas Defuntli ad unguem ftervanda eft, can. ultima voluntas 13. q. 2. cap. 3. x. de teftam. Leon. conft. 68. n. 14. 72. En dat daaromme ook alle die reeds gementioneerde , en voor die beide , ofte ook voor een van die twe gevoelens , te militeren fchynende allegatien , allereerft te pasfe zouden komen dan , wanneer niet de voluntate Teftatoris utri:tue ifti ftenftui contraria , kwam te blyken , zo als het nogtans in dezen notoir doet. lST''et  ende ADVERTISSEM ENTEN. i59 Niet alleen ter oorzake van die in prcecedentibus reeds be-73. wezene relatie , beding , modificatie , en oppofitie, voorts abfolute disjunctie ter eenre , en conjunctie ter andere zyde. Welke alle tegens die beide fentimenten direct komen aan 74. te lopen , zo als, in 't vervolg dezes, ook nog nader zal blyken. Maar daar en boven ook, om dat A. nogte de proximiteit,75. nog zelfs ook de aegualiteit van Bloetverwantfchap , ten opzigte van zyne nalatenfchap heeft willen doen ftant grypen. Niet de proximiteit: om dat hy heeft geëxhaeredeert zy-76. ner Sufters Zoon D. Welke hem in tertio Collateralis Linece gradu beftonde en 77. tegens hem Oom hadde moeten zeggen. En welke, als volgens de Cafus Pofttie, in dien zeiven graad 78 alleen gevonden wordende , en aldus ook alleen den naaften in den Bloede van A. wezende , hem anderfins, dat is ab inteftato , alleen zoude hebben gefuccedeert , en zynen univerfelen Erfgenaam geweeft zyn. Daar nu in tegendeel A., by zyn Teftament, proximum 70. gradum uitgefloten , en Bloetmagcn van eenen verderen of ulterieuren graad, tot zyne nalatenfchap geroepen heeft. Door namentlyk , na voorgaande exhaeredatie van D. , 80. tot zyne eenige en univerfele Erfgenamen geinftitueert te hebben alleenlyk de Kinderen van zyner Sufters Dogter. Die hem nogtans in quarto demum gradu Linece Collateralis, gr hebben beftaan. " En vorders ook niet de aegualiteit. 82. Zo , om dat hy , door het gene voorfchr. te doen , niet 8 o alleen zyner Sufters Zoon D. zelfs , van zyne gehele nalatenfchap koomt te excluderen. Maar ook te gelyk mede deszelfs Kinderen , in cas Hy g * mt tempore conditi Teftamenti in den jare 1714. aut tem- po-  36o CONSULTATIENj AD VYSEN pore mortis Teftatoris in den jare 1722. getrouwt geweeft, en Kinderen gehad hebben mogte. 85. 't Welk immers eene gebeurlyke zake is geweeft, of fchoons wy dien aangaande quoad fatta , ofte wat daar van gefchiet, of niet gefchiet is, by de Cafus Pofttie niets vermeit vinden , en buiten zulks ook daar van gantfch niets weten. 86. En welk mogelyk geval des niet tegenftaande, dewyle dat zodane Kinderen van den Sufters Zoon D. , den Teftateur even na met de Kinderen van de Sufters Dogter E. , in den Bloede beftaan zouden , evenwel alhier mede in confidentie heeft moeten komen. 87. Als, om dat A. zelfs ook nog de aegualiteit van Erfportien tuffchen zyne zes geinftituëerde , en in ulteriori gradu exifierende Erfgenamen , de aegualiteit van Erfportien alleenlyk tuffchen K. L. M. N. en O. in abfiraÜo ofte in oppofito tegens I. aangemerkt, heeft geobferveert , of ten minften onverandert gelaten. g8. En dathy , voor het overige , tuffchen die Erfgenamen, 'die hy werkelyk en alleenlyk geinftitueert hadde, en die hem , als alle zes Kinderen van E. dogter van zyne Sufter C., wezende , ook al te zamen even na in den Bloede beftaan , ook nog de aegualiteit van confanguiniteit, geen Legual of ftatutair effect heeft willen doen hebben. 89. Maar zulks , door aan I. eene dubbelde portie tegens hare Mede-Erfgenamen toegelegt , en haar daar inne wel fpecialyk geinftitueert te hebben, insgelyks heeft geprsevenieert. en geftuytet. 90. Zo dat uit dit alles dan ook meer dan ten overvloet , koomt te elucesceren , dat den Teftateur A. abfolute heeft gewilt , dat zyne nalatenfchap geenfints vi Legis aut Statuti , maar enkel en alleen ex propria fua ac libera tejiandi voluntate, devolveren en tuffchen zyne geinftituëerde Erfgenamen verdeeld worden zoude. En  ende AD VERTISSEMENTEN. ióï En zulks nog des te meer, om dat hy , by zyne fpeci- gr ale inftitutie van I. in eene dubbelde portie en Erffeniffe ' tegens zyne andere Erfgenamen, ook nog ten eenenmaal fignificant koomt te verklaren , dat hy zulks wil uit eene byzondere affectie , toegenegentheid , en om andere hem daar toe moverende redenen. Ter oorzake van al het welke , ons dan ook maar alleen-92. lyk te indagueren heeft geftaan, qucenam proprie ac in fpecie , hujus Teftatoris fuerit voluntas, Manz. de tefl. val. vel inval tit. 6. quafi. 22. Welke deszelfs uiterfte wille , en die daar door of by ge-o* dane inftitutie van zes Erfgenamen , waar onder de eerfte alleen eene dubbelde portie tegens de vordere vyf zal genieten , wy , na overweginge van alle die hier voor gemelde , voor de twe , of voor een van beide die insgelyks gementioneerde gevoelens , te militeren fchynende argumenten , in zig zelfs gantfch en al gemodificeert komen te bevinden. Te weten , door eene abfolute disjun'&ie en oppofitie 01 van I. van en tegens alle hare Mede-Erfgenamen , en plenaire conjunctie vaniv. L. M. N. en O. onder haar vyven, en eene daar toe in initio inftitutionis, en aldus ter goeder tyd, expreffelyk gemaakte relatie en gedaan beding. 't Welk ons dan ook heeft doen refolveren , om hetQC fentiment van het eerfte , zo wel als dat van het tweede gedeelte van die aan ons gedane vrage , te laten varen , en dat van het derde of laatfte Lid van dien te amplecleren. Te weten , dat de Erffeniffe van A. in drie delen , twe Q< voor I. alleen, en een voor K. L. M. N. en O. gefament- * lyk of met haar vyven , moet worden gedivideerd. Non folum enim in'Legatis , fed & in Inflitutionihus quoque ^ ac fubftitutionibus , Juris ftmul ac Praxeos eft, quod , ft * plures ftmul, aft 'inter hos quidam conjuncJi, aut verbis colleclivis, quidam ver» disjimSti , five discretivo modo vocati ^ fint  i62 CONSTJLTATIEN, ADVYSEN fint j 'fingidi quidem disjunEti fingulas quoque perfonas reprcefentent , ac finguli integram heereditatis partem fibi capiant , aft inter fe conjunEti, unius folummodo perfonae vice ac potestate fungantur , adeoque inter fe folummodo illam partim , in quam conjunEti funt, percipiant. Qiioniam M , per cohjunÈtionem , in unum corpus funt a Teftatore coaEtifive redacti, l.i$. pr. cjf {, 59- §. 2. ff. de beer. inft. I. 34. ff. de legat i. ï, 9 ff. de vuig. cjf pap.fubft. I. un. §. 10. 6? n. C. Je caAmpronio adfignatur , D. R. Alvarado de Qonj Et. ment. defunEt hb. 2. cap, <. §. 1. «. 24. Mantic. diEt. loc. n. 8. Menoch. lib. 4. preefumpt. 18. w. 26. 27. 28. Vel  ende AD VERTISSEMENTEN. I53 Vel , cum Pater Filio impuberi eosdem , quos fibi ipfi, £f I02te unum prceterea , heredem infiituit , bonorum Filii tu dimidiam , ceeteri bceredes communiter dimidium ita habebunt, ut unus fiemis apud te maneat, alterius ftmijfis pro bis partibus inter heere.. des pat e mos divifio fiat, quibus ex partibus beereditattm paternam haberent, /. 9. ff. de vuig. & pup. fiubft. Met al het welke ook overeenkoomt het getuigenifTe van I03veele voorname Regts-geleerden , die als uno ore , atque propter eandem rationtm disjuntiionis ab una cjf conjuntiionis ab altera parte , trader ent, quod conjunSti unius folummodo perfonee vicem fuftineanti deoque inter fe unam tantum partem acquirant. Van welke dan ook , onder vele andere , de navol-i°4gende leeren , quod , fi Teftator Titium cjf Mcevii , Jive etiam Fralris fui, Filios, heeredes inftituerit, Titius unam, ac Meevii , five Fratris , Filii , alteram dimidiam , babebunt, Gomez. alleg. n. 3. Jul. Clar. recept, fentent. lib. 3. §. teftamenturn , queeft. 80. n. 7. Mantic. alleg. loc. n. 9.10. £f 12. Fab. in Cod. lib. 6. tit 8. def. 7. item , quod , fi quis Uxorem fuam cum Filiis , aut Cognatis ïog. (jus , inftituerit, Uxor ex dimidia , ac Filii , five Cognati, ex altera dimidip, cenfeantur inftiuai, Mantic. Je conjecl. idt. volunt. lib{ 4. tit. 9. ?z. 29. Voet ad tit. ff. de heer. inft. n. 24. Oiiodque , fi Maritus , ultimo forte fuperftes , fuos cf Lfa- 106. ons fiue Cognatos vocet o nnes Mariti. Cognati unam, omnefque Uxoris Cognati alteram dimidiam, accipient. Voet, alleg. loc. Corpzov. def. for. part. 3. conft. 9. def. 15. Rt/p. iftor. Holland, part. 2. conftl. 229. Et quod, /z(jj/zV Filium 6? Nepotes , ueZ Fratrem , azzi eïz 107. fijfj Scrorem , cjf Liberos ejusdem , ezfam alterius Fratris > «zz£ Sorom , beeredes fcripferit , dimidium Filius , vèZ Fraterauf.foror , alterum dimidium Nepotes ex Filio, aut Liber i Fratris vel fororis, tanquam colleÜivo nomine vocati , habibunt ; V012T diSf. /oc. Sande /z'ö. 4. iz'ï. 4. 2. Matth. de ^z'ft. tó- Neap.^.n. 2. c? 3. Manz. tit. 6. quae ft. 16. n. 20. X 2 ^  i64 CONSULTATIEN, ADVYSEN k>8. As , fi Cajum cif Filios Sempronii, aut Mcevium Extraneurn atque Titii Liberos inftituerit, Cajus aut Mcevius, pro una r £f Filii Sempronii, aut Liberi Titii,. pro altera dimidia, haredes erunt y Voet ibid. Menoch. lib. 4. prafumpt. 18. m 10. ii. 12. Êf 13. 109. Item, quod, fi Pater Filiosfiuos haredes inftituerit, illisqus Fratrem fiuum ac Filios ex alio Fratre, pupillariter fiubfiituerit, mortuis poftea in pupillari atate Teftatoris Filiis, Nepotes ifti ex altera Fratre , non in capita , fed , tanquam eddem oratione conjunttim vocati, in Stirpes cum fuo Patruo , fuccedant, M. de Affl. diÜ. decif. 309. fio. Quedque, fi quis Filio fuo Titium ac Cajum.-, cf Ulorum Liberos , fiubfiituerit, fi contingat, Titium decedere pluribus reliÜis Filiis, ac deinde Filius Teftatoris quoque decedat, tune Titii Filii unam tantum, aliam vero portionem Cajus confequuntur-, Menoch. dicJ. praf. 18. n. 14. in. Al het welke eens tot de meergemelde difpofitie en inftitutie van A. in dezen, overgebragt en daar by vergeleken wordende. II2. Zo koomt daar uit met volkomene applicatie te blyken, dat 'het, in cas dien Teftateur ,. zyne Sufters Dogters Dogter I., niet in eene dubbelde portie geinftitueerd hadde , het dan alzo veel zoude geweeft hebben , als of hy aldus hadde gezegt. 213, I. Sororis Filia ex primo matrimonio cum F. inito , Har es efto. ' Caterum K. L. M. N. êf O. , Sororis Filia Liberi ex fecundo cum G. inito matrimonio , Haredes funto. Ofte korter aldus, I. Hares efio. Porro K. L. M. N. 6f O. ' Hare des funto.. jj. In hoedanen val I. alleen voor de eene , en de vyf andere gefamentlyk voor de andere halffcheit, Erfgenamen van A. zouden zyn geweeft, en deszelfs nalatenfchap tuffchen I.. ter eenre , en die hare vyf Mede-Erfgenamen ter anderen zyden , in maar twee delen gedivideerd behoeven te worden. -16 Dan, dat het alnu , nu A. aan I. eene dubbelde portie toer * * ge-  ende ADVERTISSEMENTEN. 165 gelegt heeft, niet alleen per necejfariam cohfequentiam ex recta ' rationis diftamine deduciam , maar ook p-er argumentum derivaturn abeo, quod in l. 13. pr. ff- de lib. fi? poft. (f l. 81. pr. ff. de heer. inft, quoad duplicem portionem , Jive talem , qua duplo* plus , aut altera tanto amplius eft, dccifum invenitur y even zo veel is, als of dezen Teftateur aldus hadde gezegt. I. Sororis Filia Filia ex priori matrimonio , ex duplici portier-117 ne Hares efto. Porro K. L. M. N. è? O., Ejusdem ex pofteritri matrimonio Liberi , Haredes funto. Quod eodem recidit, ac fi dixiffet. I. ex heffe Hares efio. Pro 118reliqj.o K. L. M. N. êf O. Haredes funto. En moet daarom ook alnu, in dit geval van inftitutie van11?I. in een dubbeld deel, de Haerediteit van A. tuffchen I., als alleen voor twee derde gedeeltens geinftitueerd wezende, ter eenre, en K. L. M. N. en O. , als conjunóïim voor maar het overige derde part Erfgenamen gefteld zynde , ter anderen zyden , in drie aegaale portien worden verdeeld. Wien aangaande by onsgeenehasfitatie kan maken, het gene 120. H. Grot. vntrod. ad Jurifpr. Holl. lib. 2. part. 23. verf. Men kan ook vele, gelyk ook Groenweg, de Leg. abrog. ad §. 5-. 6. cjf 7 Inft. Êf /. 11. ac. /. 13. ff. de har. inft. I. 34. é? ï. 116". §. 1. ff. de legat. r. &. I. un §. 10. C- de caduc. toll. , komen te leeren. Quod nempe fcrupulofa Romani juris fubtilitates , Moribusi**. noftris non femper locum hdbeant, Ne, dum nimia utimur circa h!jufmodi fenfus fubtiliate, judicia Teftantium defraudentur r uti dicitur in L 7. in fin. C. de inft. êf fub ft ~ Want deze twee en andere Autheuren, zulks alleenlyk 122. zeggen eensdeels, quod folemnem iftam , five Romanis plerumque obfervari folitam harediiatis divifionem , qua , mediante adAJfem, Dupondium aut Tripondium, computatione, unciatim fiebat. Qialis non folum Morum noftrorum ufu-, wnquam invaluit, iag;. fed qua &f ipfo jure Romano abfoluta neceffitatis non fuit.. X 3 Ut  i66 CONSULTATIEN, ADVYSEN J24 Utpote quo Jure Teftator, nullaquoque affis aut Unciarum habita ratione , heer e dit at em fuam pro lubïtu alio modo, at-ue in naturales partes , dividcre pot er at, l. 13. §. 1. & uit. ff', de her, inft. I. 13. pr. ff. de lib. ij poft. l> 21. §. 1. ff. de arm. & menftr. leg. 125. Vehlb, in düas dimidias, l. 2. §. 7. ff. de collat.-, in tres tertias, in quatuor qv.artas , §. 7. inft. de har. inft. in fex ftextas partes , l. 76. ff. de acq. vélom. her. , Leeuw cenf. for. part 1. lib. 3. cap. 5. n. 15. 126. En anderdeels ten dien opzigte , quod jure Romano, ftecus ac Moribus Hodiernis, nemo Paganus pro parte teftatusac pro parte inteftatus decedere poterat. 127. Ex quo, per neceffitatem juris, -Romanis ortum fuit jus illud accrefcendi inter Coharedes , quod deinde quidem inter Collegatarios -quoque locum obtinuit , aft exfola Defuntti prafumpta voluntatequa,^ uti in hareditatibus , ita quoque in legatis ex fololpfius aclü conjungendi ac disjungendi Coharedes aut Collegatarios , tam quoad diviftonem faciendam , quam quoad cafum deficientium, eliciebatur , l. 1. e? 2. ff. de acq. vel om. har l. 4. C. de repud. vel abft. har. I. 20. C. de jur. delib l. un. §. 10 c? 11. C. de caduc. tol. Leeuw. dict. cap. 5. n. 16. Voet ad titt.ff de legat. n. 64. ï28. Qjtod jus adcrefcendi Moribus Noftris , utpote qui nemini pre parte teftatum ac pro parte inteftatum decedere prohibent, in hareditatibus minime requiritur. 129. Cum deficientium haredum portiones hodie non Coharedibus Teftamentariis , fed, Reredibus ab inteftato, cedant, Leeuw. alleg. loc. acn. 13. êf multi Auth. ibid citati, en in zyn Roomfch Holl. Regt, lib. 3. part. 4. n. item Grot. 40. loc. e?. Groenw. ad dict. §.- 5. inft. de har. inft. Voet ad tit. ff. de acq. vel om har. n. 40. J3o. Maar leeren de voorgemelde Doctoren het gene voorfchr. geenzins , in fpecie ten reguarde van , of met relatie tot de maniere van verdelinge eens boedels , inter plures Haredes inftitutos in te gaan. Van  ■ ende ADVERTISSEMENTEN. 167 Van hoedanen modus dividendce ex teftamento hctredifaüs ^ 13 r. by de Lant- en Stad-Regten van deze Provintie gantfch niets, of immers niets fpeeiaals , word gevonden. En in hoedanen geömitteerden gevalle men derhalven dan;32. ook ex neceffitate , non vero ex quadam quafi nimis fcrupulofa fiubtilitate, tot het jus Civile Romanum zyn regres nemen moet. Ende aldus ook nog hedendaags de erfdelingen ex teftamen-nito, pro modo in jure Communi pnefcripto , adeoque & fola ratione conjunciionis ac disjunÜionis a Tcfiatore fa'Stae , habita moet reguleren En over zulks ook al nog doen ftant grypen , dat door geneI3, van deze zelve Autheuren in fpecie gecontradiceerde poinór. , Qjtod conjuncti haredes unius tantum perfona vicefunguntur. Cafus enim a Statuto omijfus, relinquitur dispofitioni juris 13-, Communis , ac ab eo interpretationem accïpit, Everh. loc. legal. 82.n. 23. Grivell. decif. Dolan. 40. n.6. item Christin, vol. 1. decis. 343. Qui ibidem tefiatur, quod cum eo totius fiere Belgii conveniat ufius. En dat ook zelfs de Cancel. Ordn. van Keifer Carl. V. alsn(T Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen art. 33., en de latere de Jo. 1622. art. 50.} als mede de Lant-Rcgten des Ouartiers van Nymegen , dat van de Boven-Ampt. tit. 37. pag. 199. , en dat van de Beneden-A. cap. 42. pag. 195. , wel expreifelyk ftatueren , dat , alwaar onze Lant-Regten , Statuten en Gewoontens zwygen , aldaar gevolgt moeten worden de Gemeine Roomfche Regten. 't Welk ook in onzen cas fubjecl; nog des te minder hse-n~ fitatie vind. 0/' Niet alleen , om dat de ratio in ercifcunda familia , pro mo-u% do conjunClionis a Teftatore inter Haredes fatia , habenda , by die daar toe in pracedentibus gcallegeerde Wetten en geappliceerde Leere van zeer vele voorname Regtsgeleerden , geenzins word gereftringueerd ad. Cafim defecius Coharedum , neque etiam ad Cafum folennis hsreditatis in uncias divifionis. P? , Maar  i68 CONSULTATIEN, ADVYSEN 139. Maar dat die zelve modus familiae ercifcundae , inter ipfos ouoque Romanos generaliter , &in quocunque cafu, in quo de contr aria Teftatoris voluntate non conftat, heeft plaatze gehad. ^40. En dat overzulks ook, neque afpeciali. cafu unciatim diviJendi, neque a cafu fpecialijfimo juris accrefcendi (quod óf ipfis Romanis (cum heres tefiamentarius non facilejfuam haereditatis portionem repudiet, ac rarijfme ante Teftatorem moriatuf) raro ufui venit.') in eenig het minfte gedeelte een valid argument kan worden gemaakt. '41 Nogte uit dien hoofde met eenigen fchyn, veel min ef'fecl;, worden geraifonneerd , als of men Moribus hodiernis, in ercifcunda familia op de zodane conjunctie en disjunctie , als eenen Teftateur tuffchen zyne Erfgenamen gemaakt heeft, geen agt zoude behoeven te geven , of zig quafi daar na niet moeten reguleren. i42. Hoedane maniere van argumenteren ook nog des te meer koomt mank te gaan, ja gantfch en al te vervallen , wanneer daar tegens geconfidereerd worden alle de naarvolgende poin&en. 143> Nempe , quod praedicla fblennis Romanorum , in fuis teftamentis divifio haereditatis , Moribus quidem noftris fieri non confuevit , attamen nusquam prohibita eft. En dat het over zulks ook zelfs nog hedendaags iemand volkomen zoude vry ftaan , om , in cas hy wilde , zyne nalatenfchap per modum computationis ad ajfem , dupondium aut tripondium, by zyn teftament unciatim te verdelen. Als mede , dat niet alleen Voet ad titt.ff. de legat. n. uit. 'getuigt, en ook Radel. Decif. 87.n. 1. met een gewysde van den Hove van Utrecht bcveftigd , quod jus accrefcendi hodiedum in Legatis adhuc locum obtineat. 6 Maar dat ook den zeiven Voet ad tit. ff. de acq. vel om. 14 'haer. n. uit. uit Goris , Groenweg, en Someren , gelyk ook Leeuw. R. Holl. Regt lib. 3. part. 6. n. 8., leeren quod in Haereditatibus , quoque jus accrefcendi non in univerfum cenfiri ie-  ende AD VER T IS SE ME NTEN. X69 tiZataMitUm' fed&>h0die in 3iver& cafibus locum Wyders , en voor zo veel het poin6l aan™* vpI^ verofingulas p„fmas , adhuc dum reprifenUnt, betreft zelve msgelyks koomt te doen. J 3 Dat ook, quoad Belgium in giwre , Gudel. de jur. novi/T a' ff - 5-S by welk Capittel dien AutheureZês ln %'^ zonder lyk * eo Quantum Mores Hodierni s cir?amodos ac qmrendt exultimis voluntatibus defunStorum, a Zellvüi d fideant koomt te handelen,, van het voorgeme dpoS± conjunctie en disjunctie van teftamcntair^ ErfSmen gantfch mets koomt te vermelden. -^igenamen , Veelmin te zeggen , dat 'er dien aangaande eene difrr^ landeren Gewoontens, of hedendaagfche Wetten, zoude z^ r?b-i52- Holl Reo-tnirr niionr, i-u ^ajv .leeuw, in zyn Roomfch non. Keg? niet alleen hb. 3. part. 6. n. 8. getuiet dar in cas van teftament, de afzonderlyk geroepent, dat'is dbis Tf gehe'eT 'tndet **** ^en n t geneel, ende te zamen gefielde, dat is Coniunfl-i tot verfcheidene dSS ^ tl Sen'Se gtieofingeS bTtf" ^ die in een en den 2e,v£Sg'tci Y ge-  I70 CONSULT ATI EN , AD V YS EN geroepene, id eft , qui re ac verbis ftmul conjunEti funt, on- <■ derfcheid moet worden gemaakt. 754. En dat eindelyk, J. A. Sande lib. 4. tit. 4. decif. 2., op het fundament van eene decifie van den Hove van Fries- lant, koomt te leeren. 155- Quod fe? adhuc inultimis voluntatibus , ColléEtive, vocati unam tantum perfonam reprcefientant, ideoque ex hcereditate vel legato tantam accipiunt portionem , quantam accipiunt finguli Diftri- butive vocati. 156. Dit alles dan by ons ad cafum fubjeElum geappliceert, of daar tegens vergeleken zynde. 157. Zo hebben wy gene zwarigheid meer konnen maken , om in dezen tot het jus Romanorum Civile , ons regres te nemen ,. en het zelve met de leere van onze hedendaagfche Regts-geleerden te confereren. 158. En over zulks ook (Salvo tarnen melius forte fentientium 'judicio') moeten oordeelen , dat die aan ons gedane vrage , ex meris juris Communis fundamentis, moet worden gedecideert. 359. Waar omtrent ook verder geen obftacul heeft konnen moveren , dat de woorden , in egte by haar geprocreè'ert in haar eerfte Huwelyk met F., en tegenswoordig getrouwd met mynen Schoonzoon H. voornoemt, welke A. by zyn Tefhment, tusfchen den naam van zyne eerfte, ende de namen van de vyf laatftgemelde Erfgenamen , koomt tuffchen beiden te voegen , maar demonftrative woorden zynde , primo intuitu fchynen voor te komen, als of A. dan ook tuffchen I. ter eenre , en K. L. M. N. en O. ter anderen zyden, geene disjunctie hadde willen maken. '60 Want dien fchyn niet anders is, als iets , quod cito fit ac 'citoperit , en aanftonds wederom verdwynt, wanneer men daar maar tegens gaat confidereeren. It5l Eensdeels, quod quidem demonfiratio teftamentum non vitiet, (lilt  ende A D VERTIS SEMENTEN. I?ï aut Mi noceat, §. 30. Inft. de legat. I. 17. pr. §. 1. /. 3, & few ff' de cond. c? dem. Sed quod nullibi in jure conftitutum fit, quod demonftratio 162 conjunüionem import et five inducat, aut disjunclionem impediat. En dat het tegendeel van dien is te zien in l. 15. pr. ff. 163. de heer. inft. & l. 142. ff. de verb. fign. ' Alwaar den Teftateur, na eerft Titius en Sejus ieder apart JfiA in femiffem geroepen te hebben , verder nog om Sejus en Sempronius in eandem dimidiam te conjungeren, en haar van Lucius Titius quoad alteram dimidiam te fepareren, gebruikt deze demonftrative , en zelfs overtollige woorden': Ex qua parte Sejum inftitui, ex eadem parte Sempronius Heer es efto. Daar hy anderfints, om die zelve conjunctie ter eenre, en 16. disjunctie ter anderen zyden , te maken , maar alleen hadde behoeven te zeggen : Lucius Titius Heeres efto. Sejus R Sempronius Heeredes funto. En zelfs ook nog de woorden: Pro dimidia, niet eens hadde << behoeven te gebruiken. I00- En andersdeels , dat A. niet alleen , na zig van de hierlfi~ voorgemelde demonftrative woorden ten opzigte van I bediend te hebben , nog , eer dat hy K. L. M. N. en O. koomt te noemen , eerft en vooraf daar tuffchen heeft gefteld het disjunftive woord , vorder, ofte het Adverfativum, porro. 't Welk allen fchyn en apparentie van conjunctie , da-iös telyk doet evanefceren. Te meer, om dat zelfs, in val A. gene disjunctie hadde willen maken , hy dat woord, fanofalvo:Lue manent e fenfu testamenti, daar uit hadde konnen laten. Waarom dat zelve dan ook nog des te min een otiofuml6o quid , aut fine vi aliquid operandi, kan zyn , A. Fob. in Cod. Sab. lib. 6. tit. 22. def. 30. n. 8. in not. , item l. 100. ff. de legat. 1. y M . Maar ook , dat denzelven, na dat hy , die andere vvf * 2 me-  i72 CONSULTATIEN , ADVYSEN mede genoemt heeft, immediatelyk daar op ten opzigte van haar alle vyf te gelyk , ook nog eene andere en aparte demonftratie koomt te gebruiken, in deze woorden. Alle , of , zynde alle ,. Kinderen van myne voornoemde Nigte E. , in egte verwekt in haar tweede Huwelyk met G. 171. Makende aldus zelfs ook,, door middel van die twee afzonderlyke demonftratien , de eene ten opzigte van de Dogter ex priori matrimonio van E. alleen ende de andere ten aanzien van NB. alle de Kinderen ex Pofterioribus Nuptiis van E. gezamentlyk , te doen , en zelfs de eerfte demonftratie nog voor de namen van de vyf laatfte gemelde Erfgenamen , te proponeren, eene notoire feparatie en disjunctie tuffchen die twee byzondere Huwelyken van E. en tuffchen de Kinderen uit elk van die beide gefproten. , Dewyl dat hy anderfints, wanneer hy gene disjunftie1, maar 'alleen eene fimple demonftratie, beoogt gehad hadde, alsdan niet alleen het woord, vorder, hadde moeten agter weeg laten. 3~, Maar daar en boven die demonftratien niet disjunctim ten refpefte van het Kint ex priori thoro alleen , en conjuncfim ten reguarde van alle de Kinderen ex pofteriori thalamo te zamen , moeten doen. Maar de demonftratie alsdan hadde doen moeten , of by 174'ieder Erfgenaam afzonderlyk, en alzo tot zes malen toe. Ofte anderzins in fine , na alle der Erfgenamen namen vermeld te hebben, eens voor al ten opzigte van alle ies te gelyk. I7Ö Welk laatfte, ongeagt dat zylieden niet alle zes uit een ? 'en't zelve Huwelyk zyn, egter nog geyoeriyk, ea met vpp! minder omflag van woorden (als alnu gefchiet is, en weten daLom ooi des te minder otieus & abfyue virtute oPerandi kan wezen) hadde konnen doen op deze wyze. Inflitueere I. K. L. M. N. en O. , zynde alle zes Kinderen ■i-yjt?S/C.te^W E. geprocreëert uit derzelver  ende ADVE R TIS S E ME NTEN. r?y beide Huwelyken , het eerfte met F., waar uit ï. en het laat[le met G. ingegaan, uit het welke K. L. M. N. en O. gefproten zyn. Ter oorzake van alle het welke, dan ook alle die door A. i7g by zyn teftament gedane demonftratien , de disjunctie van I van alle hare Mede-Erfgenamen, geenfints hebben geimpedieerd , maar in tegendeel die zelve nog des te klaarder doen uitblinken. En, of fchoons ook wel die difpofitie Regtens, quod nem-170. pe conjuntli hceredes inter fe unam folummodo, disjuntli vero ftngulas perfonas , reprcefentant ,. al zo min , als andere Regalen Regtens, dus generaal is , dat daarop gantfch geene exceptie zoude vallen, contra l. 202. de reg. jur. , Richter regul. 28. n. 5. Zo word nogtans , onder die daar van in regten geëxci- iSo pieerde gevallen , geen een gevonden ,. 't welk op die door A. gedane inftitutie, applicabil is. Want, daar dezen Teftateur met zo eenen groten omtrek i8t van demonftrative, en andere woorden, waar van, fano manen- ' te teftamentifenfu, een groot gedeel te gefpaart hadde konnen worden, zyne inftitutie begint , vervolgd en voleindigd. Aldaar kan ook vooral niet gezegt worden , dat hy me-n% ree celeritatis gratia , of, om zig de kortheid te bevlytigen zo zoude hebben gefproken , als hy gefproken heeft.. 't Welk indien hy al gedaan hadde , als nu nogtans niet. , ^ Zo heeft hy zig evenswei ook nog niet bediend van deT^ woorden, ex aquis partibus, Mqualiter-, Mque , Mgualik , of diergelyke, die de kragt van eene gedane disjunctie fomtyds wegnemen. En welke daarom ook , in cafu propter celeritatem loquen^,.di excepto, fpecialyk vereifeht worden, dat in een Tefta- " ment uitgedrukt moeten zyn. Et, quavocula detracla,feu, quibus verbis detfaïlis, disjunctier „. rurjus eff eüum fuum fortitur , /. 13. pr. e? I. 66. ff. de heer.lS6> Y 3 inff-  i74 CÜNSULTATIEN, ADVYSEN inft. Voet ad eund. tit. n. 24. Carpz. part 3. conft. 9. def. 15. Manz. de teft val. vel inval. tit. 6. quceft 16. n. 12 25'. Mantic. de conft uit. vol. lib. 4. tit. 11. n. 6. Gomez. var.ref. torn. 1. cap. 2. ril4> pr. Menoch. lib. 4. prafumpt. 18. n. 17'. 18. 25 fe? 31. ig7. Gelyk in dezen ook niet appücabil is de exceptie in het geval, quarido Teftator ftuos Libertos Libertasque , ac Alumnam inftituit ftmul fub eadem conditione , ne res de nomine familice fuce exeat , donec ad unum proprietas devenerit. 188. Qiw cafu, aut disjunttio facta non eft, aut, propter expresJam atque omnibus pariter injunttam prohibitivam conditionem disjunclionis ratio non habetur, l. 88. §. 6. ff. de le°at. 2. & ad eam Gothofr. Lit o. Menoch. ditl. loc. n. 22.6 189. Hoedane prohibitive conditie gantfeh en al aliëen is van zodanen jus retraSté, als A. by zyn teftament, ten opzigte van het verkopen van zyne Land-goederen , aan zyne geinftituëerde Erfgenamen , van boven af aan (dat is, fervato ordine conjunttionis ac disjunclionis , elk ten opzigte van zyne geconjungeerde , na den rang van haren ouderdom) onderling koomt te -geven. 190. Dewyl dat regt van naaftinge geenfints importeert eene abfolute neceffiteit, om die Goederen onder een van haar pofitive te moeten laten verblyven, en die aldus alle te zamen aan den laatften van haar te laten komen , uti in cafu dict. Leg. 88. §.6. J 191. Maar alleenlyk aan haarlieden attribueert eene optie , ofte een regt van preferentie pro eodem pretio folvendo (edog nog maar gedurende eenen tyd van zes jaren) voor eenen vreemden Koper. 192. Hoedane optie zylieden nogtans niet behoeven te exerceren , of zy willen. 193- En aldus ook volkomentlyk in haren magt hebben , om de Land-goederen van A. heengekomen, zelfs aanftonds , of binnen die zes jaren, in vreemde handen te doen geraken ,  ende ADVERTISSEM ENTEN. 175 ken, zonder tegens den teneur van deszelfs Teftament te impingueren. Dat daar en boven ook deze door A. geinftituëerde Erfge-194. namen , deszelfs Liberti of Libertas nooit zyn geweeft. Nochte ook des Teftateurs naam konnen voeren, of in des-195. zelfs Familie eigentlyk geboren. Als zynde maar Sufters Dogters Kinderen , en gevolglykig6 ook maar Cognati, dog gene Agnati, van A. En Welkers Moeder ende Groot-Moeder fucceffivelyk ha-j97. ren Vaderlyken Naam al hadden verloören door hare Hiiwely- •• ken , als door welke zy een ieder in de Familie van haren Man waren overgegaan. Zo dat den naam var. dezen Teftateur, tmpore teft'amen-I9g. ti conditi, in deszelfs Erfgenamen alreeds tot in de tweede generatie , was verwvit. Welken naam wy ook by de Cafus Pofitie niet bevinden, 199dat hy haar wederom aantenemen heeft belaft. Daar nogtans den Teftateur in cafu ditt. Leg. 88. §. 6.200. fuos Libertos Libertasque ac Alumnam , ongetwyffeld onder zynen eigenen naam en Familie, heeft aangenomen gehad. Anderzints eene gantfeh verkeerde zorge zoude hebben 20I> gedragen , door by zyn Teftament te ca veren , ende te prohiberen , neresde nomine families face exeat, donec ad unum proprietas devenerit. 't Welk aldaar is de modus in ipfo inftitutionis actu , adeoque202. in continenti, atque uno eodemque cum ipfa inftitutione contextu , vermeld. Daar nogtans , by het Teftament van A. de modus in «^203. inftitutionis gemeld , is deze, dat I. eene dubbelde portie tegens hare Mede-Erfgenamen zal trekken. En dat by dat zelve , het poincl: van het voorfchr. regt 204, van naaftinge binnen zes jaren , allereerft ex longo intervallo , ac poft multa alia poft inftitutionis actum interjefta, word gementioneert, en aldus geen modus ipfius inftitutionis is. Om  r7ó CONSULTATIENj ADVYSEN 205. 'Om alle het welke wy dan ook vermeinen , dat a cafu preedictee Legis , ad cafumhic fubjttïum atque abjllo plane diverfum-, niet kan worden geargumenteert. 206. Maar dat in dezen alnog by de generale difpofitie van Regten , quee conjuntïos inter fe pro una tantum , ac disjunclos pro fingidis perfenis, admittit , moet worden verbleven , J. C. Richter centur. regul. 28. n. 1. 207. Qnoniam Exceptio firmat Regulam omnibus in cafibus non exceptis , Adeoque & a cafu fpecialiter excepto} ad alium cafum , argumentum derivari non poteft, Everh. loc. legal. 9. n. 1. 2.. 3. 4. 5 c? 11. Richt, regul. 46. n. 13. 2o8 't Welk tot den cas alhier fubjeót , nog veel minder kan worden gedaan a prima fpecie Leg. uit. C. de impub. &l. fubft.., de qua Gomez. ditï. torn. 1. cap. 2. n. 4. verf. fecundo limita , c? Manz. ditï. tit. 6. quafi. 19. n. 13. 209. Oua in fpecie , Teftator , duobus haredibus injiitutis , Filio impuberi eosdem fubfliluit, una cum Tertio , idque hoe modo. Ouisquis mihi Hares erit , 6? Titius Filio meo Hares efto. 'ftlortuo primum Teftator e, deinde in impuberi atate quoque Filio , ambo Inftituti 6? Titius fubftitutus Filio in tres trientes fuccedunt. 210. Want, behalven dat aldaar de cafu fubftitutionis gehandeld word, en men alhier in cafu inftitutionis verfeert 211. Zo fpreekt den Teftator aldaar ook mero refpetïu habito ad incertum eventum. 212. Nempe ai pofféilem cafum def etïknis Unius ex binis fibi ipfi Injiitutis. 213. Quorum Unus , aut hareditatem repudiare -3 aut ante ipfum Teftatorem decedere } poterat. 314. Adeo ut folummodo Unus Illerum ipfi fuccedat, cui & alterius portio accrefcat. Cum quo fef tune fine-dubio erat Titium fubflitutum , poftea, quoad impuberis Filii nimirum hareditatem s aqualiter fiuccedere iebere. -Ad  ende ADVERTISSEMENTEN. 177 Ad quam aqualitatem , etiam in cafu ncn deficientis unius exiiö. Injiitutis, inter omnes , Jive inter tres fubjlitutos , fervandam , Teftator ibidem, proper incertum iflum eventum , nomina (Inftitutorum in a:ïu fubftitutionis non repetit, Sed utitur verbo eventuali; Quisquis , wie ook , quisquis erit wie het ook mogte wezen , quifquis mihi Heer es erit , wie ook mynen Erfgenaam mogte zyn. Idque non in plurali, fed in fingulari numero : Quisquis Ha-217. res erit. Cum tarnen non unum, fed binos Haredes, fibi inftituerit.21%. Cumque , fi ambos Inflitutos, in Cafu fubftitutionis inter fe*i9. conjuntïos, & a Titio disjunclos , ejfe voluiffet, non debuijjet verbis incertum eventum refpicientibus uti. Sed dixi/fe : Quos mild Hceredes inflitui , iidem Filio Heer:e- 220. des funto. Titius Filio Hares efto. uti in cafu Leg. 9. ff. de vuig. 6? pup. fubfl. Eindelyk , kan ook in dezen voor genen cafus exceptus22i. verftrekken de ratio aqualis confanguinitatis, die 'er tuffchen A. en zyne zes geinftituëerde Erfgenamen is geweeft. Om dat deze de disjunctie, welke den zeiven expreffe ge- 222. maakt heeft gehad, nog geenzins kan wegnemen. En dat, in val de reden van teguale Bloetverwantfchap , 223. zulks al mogte konnen doen inter haredes ex necejfitate , five ad evitandam inofficiofi tefiamenti e,uerelam , infiituendos , zo als Manz. alleg. loc. n. 16. 17. 18 ê? 19. en Gomez. ditl. num. 4. verf. fiexto & finaliter, komen te leeren. Als dan evenswei de geinftituëerde Erfgenamen van A. ,224. des zelfs haredes neceffario infiituendi nog niet zyn geweeft. Dewyl zulks alleenlyk zyn , Liberi, Parentes , cafu 225. quodam Fratres ac Sorores Teftatoris, §. 1. Inft. I. 1. ff. & l. 30. C. de inoff. teft. Daar nogtans de zes Erfgenamen ex teftamento van A.226. noch maar deszelfs Sufters Dogters Kinderen zyn. Z Ten  i78 CONSULTATIEN , ADVYSEN 227. Ten laatften, hebben Wy ook gantfch niet konnen zien , v dat 'er voor de maniere van verdelinge der nalatenfchap van A. , volgens het eerfte, ofte ook volgens het tweede Lid van die aan ons gedane vrage, te doen, enigen fchyn van reden refideert hier inne. 228. Dat namentlyk dien Teftateur , eer en bevorens tot de exhaeredatie en inftitutie van Erfgenamen te komen , vooraf tot zynen Executeur Teftamentair aanftelt H., voormaals wel eerft Man, en daarna Weduwenaar, van zyneDogterB., dog ten tyde dies Teftaments albereids hertrouwd aan zyne in eene dubbelde portie tegens alle hare Mede-Erfgenamen geinftitueert wordende Nigte , of Sufters Dogters Dogter I. 229. Ten einde , om de begraefeniffe van zyn dode Lighaam , als ook 't gene verder tot reddinge en fuiveringe van zynen Boedel, en in fpecie het maken van Staat en Inventaris &c., fpefteert, alleen te bezorgen , of doen bezorgen; voorts die door hem aan behoeftige in het Diftrift Q. woonagtige Armen gelegateerde zomme, onder die zelve, in gelde of in waaren, te diftribueren ; en eindelyk in genere , om de nakominge van des Teftateurs uiterfte wille ten effe&e te brengen. 230. En dat hy den zeiven , voor die daar toe vereifcht, en door hem aangewend wordende moeiten , koomt toe te leggen niet alleen den eigendom van zyne in het Territoir P. gelegene tienden , maar ook zynen gantfchen gereden Inboedel , uitgezondert alleenlyk het, zo gemunte, als ongemunte , Goud en Zilver. a„ Want dit is een poinft, 't welk met de verdelinge des 'boedels zelve , waar over nogtans de vrage in dezen alleen gedaan word , gantfch gene gemeenfehap heeft. 232. Dewyl, zo wel die voorfchr. tienden en gerede Goederen , als dat voorfchr. Legaat, eerft en voor al van den zeiven afgetogen moeten worden , eer en bevorens de geinftituëerde Erfgenamen, tot de verdelinge van dien konnen treden. _ Ln  ende ADVERTISSEMENTEN. m En dat die door A. gedane begiftiginge van H , door,,, hem alleen yk is gefchiet ex caufa remLfator^JiVe anZ ™' remunerandt, voor diens Executeurs voorgeniete moeiten Gelyk ook zelfs den Teftateur, dit eene remuneratie voorn* die zelve moeiten , koomt te noemen. voor234. Welke remuneratie hy zo klein en zo groot heeft kon ** Maar hem , na dode van L , in die hare dubbelde portie "te lyftogtigen. Cum tarnen ufusfruttus a proprietate differat , ac nemini 25°'res fua fervire poffit , juxta notoria. 2.j En aldus ook eene notoire diftin&ie te maken, niet alleen ° 'tuffchen H. en L Maar  ende ADVERTISSEMENTEN. 1S1 Maar ook tufTchen het gene uit zynen Boedel , by exclu-252. fie van de voorfchr. Gemeenfchap , na dode van H. alleen op de Erfgenamen van H., en na overlyden van I. alleenlyk op de Erfgenamen van I. , ab inteftato zal devolveren. Zonder zelfs I. , na dode van H. , in deze tienden of ge- 253. rede goederen , van gelyken te hebben betogtiget. Hoedanen onderfcheid zelfs nog niet zal weggenomen zyn 254. dan , wanneer dat al de Erfgenamen ab inteftato van H. en I. , haar beider gemene Kinderen mogten wezen. Om dat als dan nog dat gene , 't welk tot die meergemelde 255. tienden en gerede goederen , ofte tot dac Executeurfchap , zyne relatie heeft, onder dier Kinderen Vaderlyke , en het gene dat zyne betrekkinge heeft tot dat pro duplici portione Erfgenaamfchap , onder der zeiver Moederlyke verfterf, alleen zal gehoren. By al het welke ook nog koomt , dat het A. na gedane2sö. exhseredatie van den genen , die ab inteftato zynen eenigen en univerfelen Erfgenaam geweeft zoude zyn , te weten D., zo wel heeft vry geftaan , om verdere Bloetverwanten , ja zelfs ook vreemde te inftitueren , in cas hy gewilt hadde. Als het hem gepermitteert is geweeft, zyner Sufters Zoon257. te onterven, en zyner Sufters Dogters Kinderen tot zyne eenigfte Erfgenaamen aan te ftellen. En dat hy, by gevolge , ook elk van dier Sufters Dog- 25S. ters Kinderen , pro lubitu heeft konnen inftitueren in zo veel of weinig , ofte in zo grote of kleine portie, als hy, na dat hy een ieder van haar genegen was, wilde doen van dat gene , 't welk hy, door middel van zyne teftamentaire difpofitie (juce caufam inteftati ceftare facit) zynen eenigften Erfgenaam ab inteftato kwam te onttrekken. 't Welk wy dan ook bevinden , in dier voegen te zyn25^ gefchiet , dat hy I., dog geenzints mede derzelver Man H., J " in eene dubbelde portie en erffeniffe tegens zyne andere aangefteldeErfgenamen, K.L. M. N. en O., heeft geinftitueert. Z 3 Ea  282 CONSULTATIEN 3 ADVYSEN z6c. En zulks om die daar by wel expreffe gevoegde redenen , dat hy 't zelve, uit eene byzondere affectie en toegenegentheid , ende om andere hem daar toe moverende redenen , aldus wilde. aór. Welke zyne affectie , toegenegentheid en nadere motiven, hoe groot of klein die ten reguarde van I. zyn geweeft adeoque & qucenam ifto refpetlu mens Teftatoris fuerit , nergens anders uit, als ex ipfts verbis inftitutionis ab A. fattce , kan worden geëlicieerd. 262. Quibus verbis per totum , atque in tota ftui connexitate , prrfpeïlis ö5 examinatis , notoria ex iisdem conjunStio Hceredum K. L. M. N. atque O. inter fe , ac disjuncïio Illorum omnium a Cohcerede I., emicat, ob rationes in pracedentibus jam dedutïas. 263. Qualia, disjunttiva ab una ü? conjunStiva ex altera parte , verba , fecundum vim ac proprietatem fuam interpretari 9 iisque inheerere , convenit, tanquam animi Teftantis fenfum exprimentia atque deftgnantia , J. C. Richter regul. 43. n. 1 6? feqq. usque ad 10. item LL. & DD. complures ibid. alleg. Aldus geadvifeert binnen Arnhem den 1. Februar. 1723. Was getekent, WILH. van STEENLER, M. A. van LAMZWEERDE. Con-  ende AD VERTISSEMENTEN. ig3 XIII. Contumacie kan niet worden geaccufeert, noch verftek van V indienen van Schrifturen verzogt , zonder te exhiberen bewys van een behoor/yk exploict, infinuatie of handftellinge, waar door de Tegenparthye zynen ter min heeft beginnen te lopen. Ofte in Veluwen ten dien einde zyne Schrifture dubbeld heeft ingediend. By ons ondergefchrevene Regts-gepromoveerde , en Advocaten voor den Hove van Gelderlant praéliferende, geëxamineert zynde de hier na gementioneerde procedure , zouden wy, m cas daar over Rigters waren , interloquendo aldus lentenieren. In Zaake Incidental tuflchen Klagt verborginge en Contraverborginge , voor den Gerigte der Heerlykheid Hoevelaken ongedecideert hangende tuffchen Aris Janssen van Komen Klager ter eenre, en Anthony Voskuylen Richter en Scholt derzelver Heerlykheid, beklaagde ter anderen zyden. Gezien, gelezen en geëxamineert des Klagers Aanfpraake £ r• ^r^0 den 9' Mart' *724- meL de documenten fub A. V , * F' G' H' ^ H- en deszelfs Beding of Proteft tot verftek met deszelfs Producten fub A. B. Gf C. op den 8. May. daar aanvolgende ingediend , voorts des Beklaagdes Antwoord van den io. deszelven Maants met de documenten Jub Num. i. 2. 3. 4. 5. 6. 7. en 8- en deszelfs Requefte of Be-  l8+ CONSULTATIEN3 ADVYSEN Berigt met de Producten fub A. B. C. D. cf E. op den 20. daar aan volgende gepraefenteert en het appoinétement daar op verleend, als mede de Prothocollaria of Rolle op de Regtsdagen van i;en 9. Mart. 25. Aprilis en den 8. en 11. Maji. des zeiven jaars gehouden, voorts alles geëxamineert en overwogen 't gene te examineren en te overwegen , en op alles gelet, waarop in dezen eenigfints te letten ftonde. Welgemelte Gerigte , met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt , eer en bevorens over het poincl;, of den Beklaagde van het indienen van zyn Antwoord werklyk verfteken ende der Klagte veilig is , te erkennen , verflaat, dat de Requefte of Berigt, door den Beklaagde , tegens des Klagers ingediende Beding of Proteft van Verftek , geprcefenteert, aanftonds na pronuntiatie dezes , zal worden geftelt in handen van den Klager , om daar tegens , binnen den tyd van drie maanden peremptorie te dienen van Contra Berigt, zo dan terftond in handen van den Beklaagde zal worden gefteld , om daarop , insgelyks binnen drie Maanden peremptorie , te dienen van Debath of Perfiftit, om , zulks voorgegaan , en aldus dat poincl; volfchreven zynde, alsdan by den Gerigte verder, over dat zelve poincl;, te worden erkent na behoren. De koften over dit Incident tot hier en toe gevallen , tot de uitdragt of eindfchap van dat zelve Incident toe, immiddels referverende. Aldus by ons ondergefchrevene geadvifeert binnen Arnhem den 31. May. 1724- Was geteekent: WILH. van STEENLER, M. A. van LAM ZWEERDE. Re-  ende ADVERTISSEMENTEN. igr Redenen van het vooritaande gcwysde, zyn onder anderen , kortelyk de naarvolgende. Dat ons, uit de ftukken van den proceffe , is geblee-x ken. Dat de Klager in O&obri des jaars 1723. tegens den Beklaagden heeft geinftitueert den Land-Rechtfyken ingang Regtens van Klagtverborginge , over en ter Zake van gefuftineerde geledene verbale injurie. En dat hy, na dat de Beklaagde daar tegens in die zei-, ve Maand hadde Contraverborginge gedaan, denzelven op den 4. Martii des jaars 1724. by den Gerigte dezer Heerlykheid Hoevelaken, eenen dag van Regte heeft doen leggen tegens den 9. daar aan volgende. Dat hy ook op dien aangeftelden dag Regtens, zyne Klag-, te of Aanfprake cum annexis documentis, tegens den Beklaagden fchriftlyk ingediend heeft, uitwyzens dat in fronte van ■ dien ervintlyke Exhibitum , door den Secretaris getekend. Dog dat de Beklaagde daar op niet contumaciter uitgeble- ven , maar insgelyks in judicio gccompareert is, het hooft ter Banke heeft gekeert, en verzogt heeft copie van die zelve Aanfprake cum adjunüis , als mede eenen termin om te antwoorden in gevolge van het Land-Regt van Veluwen cap. 18. art. 5. Welk een en ander , dat is, en het genot van die ver-g zogte Copie, en den Land-regtlyken termin van drie Maan- ** den om te dienen van Antwoord, den Beklaagden , onzes eragtens , ook onwederfpreeklyk toekwam. De Copie, om dat het geallegeerde Land-Regt dict. cap. 18. A a art.  386 CONSULTATTEN , ADVYSEN art. 4. met duidelyke woorden zegt , dat alle Schrifturen , uitgezonden de Duplicque , dubbelt overgegeven zullen worden , daar van het eene deel aan NB. de Wederparthye gaan , und het andere deel onder den Land-Schryver verblyven zal. En dien termin , om dat het zelve Land-Regt by den daar 'op volgenden $dn art. mede expreffe ftatueert, dat om kortheid van Procederen te vorderen, na gedane Aanfprake, den verweerder binnen drie Maanden zal dienen van Antwoord , und den Aanlegger binnen gelyke drie Maanden van Replicque. 9. Wy bevinden wel niet, dat des beklaagdes voorfchr. verzoek van Copie , hem door den Klager geweigerd, of ook by die van den Gerigte ontzegt is geworden. 10. Dewyl de Klager, by zyn tegens des Beklaagdes verzoek van Copie en Termin , gedicleerde Reces, en het Gerigte by deszelfs daar over op den 9. Martii. voorfchr. verleende Decreet, gantfch niets van het poincl: van genot van Copie, vermeldet. 11. Die daaromme ook , zo wel d'een als d'ander , dat poincl: by de difpofitie van den voorfchr. 4. art. Land-Regtens , hebben gelaten , als niets ter contrarie van dien hebbende ondernomen of gedifponeert. I2t Maar bevinden wy egter , ten aanzien van den geëifchten 'termin van Antwoord, dat de Klager, by zyn voorfchr. Reces , daar toe aan den Beklaagden alleenlyk eenen termin van eene Maant, hoewel ter uitfprake van den Gerigte , geaccordeerd heeft. I3- En dat daarop het Gerigte , by derzelver voornoemde Decreet , heeft verftaan en geordonneerd, dat Partyen aan wederzyden zouden fchryven by den termin van zes weken a dato diens Decreets aanvang nemende. 14. En dat over zulks ook den Beklaagden dien hem na LandRegten alleg. art. 5. in eene fchriftlyke Zaake competerenden termin , tot over de halffcheid toe is verkort geworden. Toe  ende ADVERTISSEMENTEN. igr Tot 't welke te doen , wy zeer geerne wiJJen bekennen ,tc dat wy niet konnen penetreren , wat redenen die van den Gerigte gemoveert mogen hebben gehad. En vooral in eene Zaake van injuric , als in hoedane pro-T< ceduren meeften tyd der Parthyen of ten minften een van beider , goeden naam en reputatie verfeert of daar aan e^le gen liggen kan. &~ En daar zelfs dat Land-Regt cap. 12. art. 6. in materie tus-17 fchen Klagtverborginge en Contraverborginge van dien, pofitive praefcri1 beert dat na gedane Contraverborginge , en dagleggmge, in der Zaake zal worden geprocedieert und volgens regt gedaan, gelyk na den teneur van die Reformatie eigent und gebeurd. Welken teneur van dat Gereformeerde Land-Regt , ten de-TR zen opzigte nergens anders daar byte vinden is, als inden voorlcnr. sdenArt. van het iZde Capittel van dien. Dewyl by dat Hooftftuk expres en alleen word gehandeld, ro. hoe men voor den Gerigte procederen , en de Zaken bedin? gen zal; Relatio tot de Rubricque van dien. Dan , desonaangezien, den termin van fchryven , byheton voorfchr Decreet, op zes weeken a dato van dien , dnu ten prothocolle ftaande gereguleerd. Zo bevinden wy verder , dat den Klager fuftinerende , dat denzelven met den 20. April, zynde ne? zes weeken daarna 21 is geelabeert geweeft, op den Regtsdag van den 25. April vermids den Beklaagde als toen noch niet van Antwoord gediend hadde, heeft laten aantekenen Proteft van Verftek en in gevolge van 'tLand-Regt tit. 12. art.9. verzogt, dat den Geauthonfeerden Rigter den Beklaagde zoude na tragten , en te bSen ^ gefuftineerde inJurien b? Aanfprake gemeld , En dat hy op den Regtsdag van den 8. May daar aan volgende zulks mondeling heeft gerepeteert, en ook zyn Beddingen Proteft van Verftek, met dry documenten bekleet, A a 2 fchrif-  lS8 CONSULTATIEN , ADVYSEN fchriftelyk ingedient heeft , uitwyzens dat in margine van dien ervintlyke en door den Secretaris getekende Exhibitum. 23. Op 't welke, en die daar by genomene Conclufie, en het 'verzoek van in contumaciam regt te doen , of daar over by onpartydige Regtsgeleerden Advys in te nemen , in fine van dien gedaan , het Gerigte egter doenmaals gantfch niets heeft gedifponeert, veel min het verzogte verftek geaccordeerd, ofte op de aanfprake in Contumaciam regt gedaan. 24 Maar op den 11. des zeiven Maants May , na dat onder' tuffchen de Beklaagde zyne- fchrifture van Antwoord op den ïo. te bevorens ingediend hadde , by Decreet verftaan , dat alle die onder den Secretaris gefourneerde ftukken dier Zake, door den Schepen Borr. Otten als ordeldrager zouden worden gefteld in handen van Onpartydige Regtsgeleerden, om, naar ingenomen Advys nader te worden gedifponeert. 25. Waar naden Beklaagde op den 20. May daar aan volgende, 'tegens des Klagers Beding en Proteft van Verftek, een bericht by forme van Requefte aan den Gerigte heeft gepraefenteert. By 't welke hy dat zelve Beding en proteft contradiceert, en onder anderen fuftineert, dat dien by het eerfte Decreet van den 9. Mart. vermelden termin van antwoorden, allereerft van den 31. Martii zoude hebben beginnen te lopen , ende aldus die daar by vermelde zes weken, eerft op den 11. May geëxfpireert wezen zouden. Op welk Berigt, by dat daar op verleende en door den Geautorifeerden Rigter , Henric van Overbeek, ter ordonnantie van den Gerigte getekende appoin&ement in margine van dien , is verftaan , dat eer en bevorens daar op te appoinéteren , het zelve Cum annexis , door denzelven Ordeldrager hier voor gemeld , gefteld zoude worden in handen van die zelve onpartydige Regtsgeleerden , aan welke de andere ftukken overhandigt zyn geworden , om na ingenomen advys, nader te worden gedifponeert. e Alle welke hiervoor gemelde wederzydze ftukken, ons dan 28. voor  ende ADVERTISSEMENTEN. 189 voor en op den 21. May fuccefïïvelyk ter hand gefteld , en den teneur van dien by ons rypeiyk geëxamineert zynde. Zo hebben wy, aan de eene zyde , den Klager zyn ver-29. zogte verftek nog niet konnen accorderen nogte op zyn Klagte in contumaciam regt doen. Om dat , hoe ligt dat ook eene Veluwfche contumacie 30. kan worden gecommitteert, en hoe ftriff, en van hoe groten effecT:, die zelve, eens gecommitteert zynde , ook is. Egter in Veluwen, zo min als elders, eene contumacie3i. ten opzigte van het indienen van Schrifturen , kan worden begaan binnen den termin van handelen. Maar allereerft na werklyk verloop diens termins , die zei-32. ve geaccufeert, of verftek verzogt kan worden. Dat daarom de Klager by zyn op den 25. April gedane ,33, en op den 8. Maji zo mondeling geinhasreerde , als in fcriptis ingediend Beding en Proteft van Verftek ten minften hadde moeten overleggen of appliceren zodanen bewys, waar pit volkomentlik konde blyken , dat des Beklaagdes termin van Antwoordt reeds was geëlabeert. - Gelyk als in diergelyke gevallen overal alle Accufateurs van 34. contumacie , terftont moeten produceren behoorlyke relatie, verklaringe of Certificat, waar uit den Rigter kan blyken van een behoorlyk en tydig gedaan exploiót, infinuatie of handftellinge , op welke eene contumacie gefundeert zoude konnen wezen. Hoedanen bewys wy nogtans, by die aan ons behandigde,? ftukken , nergens bevinden: Dewyl het Decreet van den 9. Mart. 1724. , vermeldende , dat wederzyds by den termin van zes weeken, a dato van dien aanvang nemende , zoude worden gefchreven , onzes eragtens daar toe niet fufficiëntis. Aangezien dat, in cas dien termin dus peremptoir wezen ,35. en aanftonds na pronuntiatie diens Decreets gelopen hebben zoude. A a3 Als  i9o CONSULTATIEN, ADVYSEN „_ Als dan de billykheid ook heeft vereifcht gehad, dat den Beklaagden aanftonds die door hem verzogte , en by den Klager en die van den Gerigte niet geweigerde of ontzegde Copie van de Aanfpraake , of Klagte cum annexis ter hand gefteld hadde moeten worden. 38. Vermits het de onredelikheit zelve zoude wezen, dat alleenlyk van de discretie van de eene Parthye , door het niet dubbelt, maar alleen enkelt, indienen zyner Schrifture , of van eenen Secretaris of Lant-Schryver , door die zelve langzaam te copiëren ofte die Copie langen tyd onder zig te houden, zoude afhangen , iemand van zynen peremptoiren termin van Contrahandelinge , zo veel te konnen verkorten , als het een van haar beide goed dagte, en door dat middel den zeiven eene contumacie te doen incurreren. te houden. Dog van hoedane eene binnen de zes weken voor dato van den 10. Maji, zynde den dag op welken den Beklaagde zy-4?- • .. ne  i92 CONSULTATTEN, ADVYSEN ne Antwoort ingedient heeft, gedane hantftellinge, ons ook tx Jttis gantfch niets koomt te blyken. Waaromme wy dan ook den Beklaagde , zo lang als ons 5°"van niets van het gene voorfchr. confteert , voor als noch niet als vere contumax hebben konnen confidereren. Dewyl hy , zo lang als noch gene copie van de Aanfpra^J'ke mogte hebben konnen magtig worden , ook dus lang geen moram in refpondendo heeft konnen committeren. En dat wy daar en boven, by des zelfs op den 20. Maji * 52'tegens des Klagers Beding en Proteft van Verftek , ingediende Berigt, fub Lit. B. komen te vinden eene certificatie van wel zes Schepenen van Hoevelaken met namen, Henric van Overbeek, Bor Otten , Jan Willemffen , Jan Reyerjfen , Henric Derkfen en Jan Gooffenjfen. Welke alle verklaren , dat op den 6. Mart. 1724. by den Gerigte der zeiver Heerlykheit is verftaan , dat den Beklaagde , om op des Klagers Aanfprake te antwoorden zoude hebben eenen termin van zes weeken na overleveringe van de copie van dien. -4< 't Welk ten minften wil te kennen geven, dat de intentie van haar feffen, die verre over het meerdere getal van aLle de Schepenen komen uittemaken , in dier. voegen is geweeft. Welke intentie van wat effect die tegens den teneur van 55;'dat door den Secretaris gecoucheerde Decreet is , is een poinót waar over wy ons , zo lang als dit Incident over gefuftineert verftek noch niet in volkomenen ftaat van wyzen is gebragt, ook voor als noch niet hebben uit te laten. Maar zulks overlaten zullen aan die gene, die 't zyner 5 tyt , over dat zelve Incident, final zullen oordelen. Dog ondertuffchen , zo lang als dat Incident nog niet in 7'dien ftaat is , ook noch niet direct tegens die verklaringe konnen aangaan, door het accorderen van des Klagers verzogte verftek. Wy  ende ADVERTISSEMENTEN. 193 Wy hebben egter aan de andere zyde , den Klager dat zyn$8. verzoek van Verftek met den aankleven van dien , voor als noch ook niet konnen ontzeggen , nogte denzelven ordonneren , tegens des Beklaagdes op den 10. Maji ingediende Antwoort, binnen den behoorlyken termin te dienen van Replicque. Aangezien , dat den Klager , van dat op den 20. Maji, 59. tegens zyn Beding en Proteft van Verftek , door den Beklaagde , by forme van Requefte , ingediende , en met vyf documenten gemunieerde Bericht, noyt vifie, leóture of copie , gehad , veel min daar tegens eenigerhande contradictie genoten heeft. En dat wy derhalven ook op de meriten diens Berigts cum. 60. annexis , inaudita parte adverfa, noch gene reflexie hebben konnen nemen. Nunquam enim contra inauditos ferri debet fententia , utpote gr, quce duntaxat inter auditos jus facit, Carpzov. defin. forenf. part. 1 conft. 26. def. 12. Vant. de nullit. fentent. ex. defè'£t. procejf. n. 32 & aliquot feqq. Maar hebben wy daaromme Parthyen noch eerft moeten 5^ ordonneren , om dat incidentele Poincl:, of namentlyk den Beklaagde , door na dato des Decreets van den 9. Martii, tot den 10. Maji toe , met het indienen van zyn Antwoort cum annexis , te wagten , van die zelve Antwoort verfteeken is geweeft , of niet noch eerft in volkomenen ftaat van wyzen te brengen , om, zulks voorgegaan zynde, als dan by den Gerigte 'tzy zelfs , of met advys van zodane onpartydige Regtsgeleerden , als daar toe na ordre Lant-Regtens zullen worden gedefigneert, over dat zelve poincl: finaal te konnen worden erkent, wat Regtens is. Ten welken einde wy dan ook hebben moeten verftaan ,53. dat het voorfchr. Berigt in des Klagers handen zal worden geftelt, om daar tegen binnen drie Maanden te dienen van Contra Berigt, en 't zelve aan den Beklaagde ter hant te B b wor-  i94 CONSULTATTEN, ADVYSEN worden geflelt, om binnen drie Maanden daar na te dienen van Debath of Perfiftit. 64. Welke terminen wy wederzyts op drie Maanden peremptorie hebben gereguleert, om in allen delen op te volgen het prsefcript Lant-Regtens van Veluwen cap. 18. art. , aan welks inholt noch nooit door den Wetgever , dat is de Lantfchap, gederogeert, of daar inne veranderinge gemaakt is geworden. 6 niet meerder» als aan iederc zyde tweemaal , behoeft te worden gefchreven, en overzulks in dezen ook geen Contra Debath en eigentlik Perfiftit, van noden zyn. o , Wy hebben over dat by berigt vermelte poincl: van fufpeclatie van den Secretaris, wel op het blote beding of verzoek van eene Parthye alleen. En aldus altera parte non audita, niet willen fententioneren, SÓ' En zulks noch des te min, om dat het zelve eigentlik niet 87'zo zeer een difpuit tuffchen den Klager en Beklaagde , als wel tuffchen den Beklaagde en den Secretaris, is. Maar zouden egter , in cas daar over onzen raad pofitr88,ve gevraagt wierde, vermeinen , dat den Secretaris de voorzigti^fte weg zoude inflaan , wanneer hy zig zeiven in de Zaken tuffchen die alhier in lite zynde Parthyen, waar van hem de eene van vyantfehap of partydigheit koomt te accuferen , en ten dien einde zelfs eenige documenten by zyn Berigt. ts ap-  ende ADVERTISSEMENTEN. 197 applieeren , zelfs vrywillig kwam te abfenteren , ofte te excufercn. Om aldus opentlyk te betonen , en den Beklaagde te over-89. tuigen , dathy alle occafle , van in die zelve Zaken zig in zyne qualiteit van Secretaris, tegens hem Parthy of Vyand te betonen , wil uit den weg nemen , en de jufb'tie , zo veel als in hem is , haren gewoonlyken cours doen hebben. 't Welk hy , falvo honore fio, onzes eragtens, in dier voe- n0, gen vrywillig en buiten allen dwang van Regten, ondertusfchen doen kan. En , in cas dat den Klager dezen Secretaris als Secretaris,9r. uit zyne zaken tegens den beklaagde niet geerne mogte willen miffen ; maar ten dien einde , by zyn in te dienen Contra Berigt des Beklaagdes Eifch van fufpeclatie van dien Man , cont'radiceren , en daar tegens contraire Conclufie nemen , en aldus van dat hem eigentlik voor als noch niet concernerende difpuit, een werklik difpuit tusfchen hem Klager en zjmen Beklaagde , maken mogte. Zo willen wyhet aan het befchciden oordeel van diegenen , 92.. die , na volfchreven Incident over het poincl: van verftek , 't zyner tyt over dat zelve poinét zullen erkennen, overlaten , om alsdan mede incidentaliter te oordelen , of n:e; zodane articulen en documenten van des Beklaagdes in te dienene Debath of Perfiftit, als het poincl van die zelve fufbeclatie mogten komen te concerneren , behoren aan den Klager ter hant te worden geftelt, om daar tegens in termino LantRegtens te dienen van Nootdruft. Dewyl dien zelven Eifch van fufpeclatie, is een tweede,93. en allereerst hy het meergemelte Berigt gemaakt Incident. In 't welke den Beklaagde Aanlegger is , en den Klager in 94den voorfchr. gevalle verweerder wezen zal , en by gevolge ook het laatfte fchryvens hebben moet, ten ware dat hy documenten by zyne als dan in te dienene Nootdruft , kwam te. voegen. Bb 3 Waar-  I98 CONSULTATIENj ADVYSEN Q< Waarna de toekomftige Rigterèn dan, over dat twede Incidcnt, ook zullen konnen erkennen, of die fufpeclatie , met regt ofte te onregtc is gedaan. 06 Wy hebben eindeiyk alle de koften van het tegenswoordige 'incident in cas van gefuftinccrt Verftek , usque ad finem ejusdem Litis ïhcldentalis gcreferveert, om door die gene , die fi o tempore over dat volfchreven Incident zullen oordelen, te gelyk mede over alle de koften diens zeiven incidents van den 25. Apr. 1724. af tot den einde van die finale decifie toe, daar over gevallen, te laten erkennen, wat Regt is. 97. Want , aldewyle die daar over tot hier en toe gevallene koften , niet, of ten minften voor als noch niet , als expen/a retardati proceffus , konnen worden aangemerkt. 98. Zo hebben wy, zo lang als dit Incident zelve noch niet in volkomenen ftaat van wyzen is , en ons van wederzyts meriten van dien, noch niet na behoren blykt. 00 Ook by dit ons , niet in eaufa principali, fed folummodo in incïdentali caufa\ verleende interlocutoir Advys , niet konnen bordelen over de koften van zodanen Incident, over 't welk zelve wy voor als noch niet finaal hebben konnen erkennen , en uit dien hoofde ook alleen hebben moeten interloqueren. ioó Litis enim exbenfee folummodo fint accefforium quid ipfius litis, 'ideoque illafum adjudicatio , aut compevfatio , ad eum pertinet qui de lite ipfa', five principali, five incïdentali, cognofcit , A. Fab. in Cod. Sabaud. lib. 3. tit. 12. def. 10. êf ibid. in adnot. IOi Waaromme het ook Regtens is , quod infententia interlocu' toria , litis expenfee ad finem vfique litis, feu principalis , feu incident alis , refervari popfint: Cum per Interlocutonam nemo judex effèdefinat, Mynsing. Centur. 1. obfierv. 45. Gail lib. 1. obferv. 151. n. 15. TQ. Geëxamineert zynde by ons ondergefchrevene Regtsgepro" meerde en Advocaten voor den Hove Provmtiaal des Jurltendombs Gclre en Graaffchaps Zutphen praéïiferende, de pro: cc-  ende AD VER T IS SEM EN TEN. i99 cedure hier na gementioneert, zouden wy , in cas dat over die zelve EJgters waren , daar inne aldus fententi ;ren. In Zake Incidenteel over een gefuftiucert verftek in cas'qsvan Klagtverborginge en Contraverborgmge van dien , voor den Gerigte der Heerlikheit Hoevelaken ongedecideert hangende tuffchen Aris Janssen van Romen Klager ter eenre , en Anthoni Voskuilen Rigter en Schok der zeiver Heerlikheit Beklaagde ter anderen zyden. Gezien, gelezen, gerefumeert en geëxamineert des Kla-104, gers Aanfprake of Klagte van den 9. Martii des jaars 1724. cum annexis fub A. B. C. D. 'E. F. & G. en deszelfs Beding of protest tot verftek met de documenten ftib A. B. ac C. op den 8. Maji. des zeiven jaars ingedient, voorts des Beklaagdes Antwoord van den 10. daar aan volgende met de Producten fub Num. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. & 8. en deszelfs Requefte of Berigt cum adjunctis fub A. B. C. D. & E. op den 20. des zelve'n Maants ingedient met en nevens de fuccefive appoinótementen en aantekenninge van van den 20. Maji en 23. Septbrs. 1724. in margine van dien ervintlik , als mede de Minute van het Advys met de redenen van dien , by twee van ons dryen als daar toe door eenen Ordeldrager gerequireerde onpartydige Regtsgeleerden op den 31. Maji 1724. over dit zelve Incident interloquendo verleent , wyders des Klagers Conntra Berigt van den 24. Novbrs. des zeiven jaars cum documentis fub I. ac K. en des Beklaagdes Debath of Perfiftit op den 22. Febr. des jaars 1725. absque ullo documento ingedient, en eindelyk de Prothocollaria of Rolle op de Rechtsdagen van den 9. Martii , 25. Aprilis 8. en 11. Maji 1724. en den 22. Martii 1725. gehouden , voorts alles geëxamineert en overwogen 't gene in dezen te examineren en te overwegen , en op alles gelet waarop eenigfins te letten ftonde. Welgemelte Gerigte , met advys van drie onpartydige l0^. Rechtsgeleerden doende regt, rejeéteert des Klagers gedanen Eyfch of verzoek van verftek met den aankleven van dien , en ordonneert den zeiven , tegens des Beklaagdes op den ia. Maji  2oo CONSULTATIEN , AD V YS EN 10. Maji des jaars 1724. ingediende Antwoord, na genotene copie van dien , na ordre Lant-Regtens te dienen van Replicque , om daar op door den Beklaagde , na genot van der zeiver copie , mede na ordre Lant-Regtens gedient zynde van Duplicque , by den Gerigte verder in dezen gedaan en erkent te worden na behoren. ïc6> Dê koften van deze incidentele procedure en de beide beleeringen van dien , zo by het voorfchr. interlocutoir Advys van den 31. Maji 1724. ad finem hujus litis Incidentalis gereferveert, als na dato van het zelve tot hier en toe noch verder voorgevallen , niet te min om redenen compenferendc. Aldus by ons ondergcfchrevene unanimi voto geadvii'eert binnen Arnhem den 28 Julii 1725. ' Was onder teekent : WILH. van STEENLER, GERIL PRONCK en M. A. van LAM ZWEERDE. Redenen van het voorftaande gewysde, zyn onder anderen , kortelyk de naarvolgende. 1. TP\ at, of fchoons ons ex aüis procefius wel ten overvloet is I j gebleken 2. Aan de eene zyde, dat de Klager op den 9. Martii des jaars 1724. tegens den Beklaagde heeft gedaan en ingedient zyne Klagte of Aanfprake cum adjunüis documentis, in cas van Klagtverborginge en Contraverborginge van dien, over en ter zake van gefuftineerde geledene verbale injurie. En  inde ADVERTISSEMENTEN. 201 En dat, na dat den Beklaagde aanftonds daar van copie,3, nevens eenen termin om te antwoorden ingevolge van het Land Recht van Veluwen cap. 18. art. 5., was komen verzoeken. En den Klager hem daartoe eenen termin alleenlyk van ee-4. ne Maant, doch ter uitfprake van den Gerigte, kwam te accorderen. Daar over op dien zeiven datum is gepronuntieert gewor-5. den een Gerigts-Decreet, waar by verftaan en Parthyen geordonneert wierden, aan wederzyden te fchryven, en zulks jeder by eenen termin van zes weeken a dato van dien aanvank nemende. Ons egter aan de andere zyde nergens in attis koomt te 6. blyken. Dat den Klager die zyne aanfprake dubbelt heeft geëxhi-7. beert. 't Welk of gefchiet, of niet gefchiet is, nogtans is een- 8. poincl: 't welk is faüi. En wien aangaande by gevolge ook den Klager , als zo welp. in hac incidentali caufa , als in caitfa principali, Aanlegger , en zelfs by zyn Contra Berigt art. 90. dientwegen in poutive termen Pars Affirmans wezende , hadde moeten bewyzen, dat hy zulks op den 9. Martii voorfchr. in judicio hadde gedaan. Nam Aüori , atque Parti affirmanti, femper incumbit proba-10t tio : Ac fatta nunquam prcefumuntur , fed femper probanda funt, juxta notoria. Om 't welk voorfchr. te moeten proberen, den Klager IIt zelfs noch des te meer heeft konnen zien , dat hy in dezen verpligt was. Vermids den Beklaagde , als Verweerder en Pars Negans3l% by zyne Requefte of Berigt tegens des Klagers Beding of Protest tot verftek ingedient, reeds hadde geallegueert, dat de Klagte cum annexis door den Klager niet dubbelt ingedient was. Cc En  2Q2 CONSULTATIEN, ADVYSEN 13. En dat ook zelfs voor redenen van het interlocutoir Advys, by twee onzer op den 31. Maji 1724. verleent, onder anderen mede geciteert is , dat nergens ex aüis koomt te blyken , dat zulks zoude wezen gefchiet. 14. Waaromme dan ook den Klager, in cas dat het waar geweeft hadde, dat hy zelve hadde gedaan, TC Alsdan om allen fwymel dien aangaande weg te nemen1 , daar van zeer ligt eene verklaringe by den Secretaris hadde konnen gaan ligten , en die by zyn Contra-Berigt apphceren. t6 Welken Secretaris hem zodane verklaringe , in cas dat het 'gene voorfchr. werklyk gefchied ware, niet zoude hebben verweigert, nogte ook konnen weigeren. j7 Maar heeft den Klager zulks niet gedaan , en zal hy ook ' den Secretaris daar toe nooit aangezogt hebben, als by zig zeiven overtuigt zynde, dat dien Man hem zodane verklaringe niet konde geven, vermits dat de Klagte niet dubbelt overgegeven was. T8 Wy willen, ten opzigte van het niet dubbelt, maar alleen enkelt, door den Klager gedane indienen der Klagte of Aanfbrake, juist niet alleguëren eenen door den Secretaris W van Dompselaar gefchrevenen en ondertekenden Brief, ons door den Schepen Berent Henriksen als Ordeldrager, buiten en behalven de beflotene ftukken van den procelle mede ter hant geftelt. ™ Bv welken Brief , dien Secretaris (hoe grote oneenig9'heit , ja zelfs ook wederzyds fuftenue van geledene verbale injurie , wy ook tuffchen hem en den Beklaagde , ex Mis komen te befpeuren) egter noch onder anderen aan ons fchryft cn pofitive confeffeert, dat het eene vafte waarheit is, dat den Klager zyne Aanfprake niet dubbelt heeft ingedient. Want wy al te wel weten , dat wy op zodanen aparten Brief, als geen pars Morum wezende, en welken wy daaromme ook niet met de ftukken mede te rugge zenden, maar by de Minute van dit ons Advys in bewannge behouden , in judicando niet behoeven te reflecteren.  ende ADVERTISSEMENTENi 203 Maar bevinden wy, buiten en zonder dien Brief, uit des 21 Klagers eigen Produft fub K. by zyn Contra-Berigt gevoegt , zynde door dien Secretaris eigenhandig gefchreven en ondertekent , en geintituleert Berigt, genoegzaam , dat de Klagte niet dubbelt ingedient geweeft is. i Want denzelven aldaar in fuhvirgulatis by het NB. NB I 22 door een van ons in margine geftelt, koomt te zeggen, 'dat hy op den n. Martii, zynde twee dagen na dato van het Decreet van den 9. Martii 1724. , de Copie van die Aanfprake al vcerdig en volfchreven hadde. Heeft hy Secretaris die Copie volfchreven ; zo is hy ook 23. den genen, die dezelve Copie gefchreven en vcrveerdigt heeft. En heeft hy ze allereerft twee dagen na dato van den 9.24 Martu voorfchr. veerdig en volfchreven gehad ; zo is ook die Copie allereerft na dien zeiven 9. Martii gemaakt. En by gevolge is ook de Klagte geenfints op den 9. Martii 2 .2 En cap. 18. art. 4. alle litigante Parthyen pofitive koomt 'voor te fchryven, dat alle Schrifturen, uitgezondert de Duplicque, dubbelt zullen worden overgegeven om het een deel te gaan aan de Wederparthye, und het ander te verblyven by den Landfchryver of Secretaris, om 't zyner tyd verzonden te worden aan den Ordelwyzer. 33. Waar mede ook in fubftantia over een koomt de conftante practicque niet alleen van de Stad Arnhem, maar zelfs generalyk van den gantfehen Quartiere van Veluwen , onder 't welke de Heerlykheid Hoevelaken mede refforteert. 34. Dat ons al verder ex Actis mede doorgaans is gebleken. 35. Dat den Beklaagde, op den meergemelten 9. Martii 1724. te gelyk met den Klager, in den Gerigte gecompareert zynde , toenmaals terftont heeft verzogt gehad, niet alleen Codie van deszelfs ingediende Klagten cum annexis. ,6 Maar zelfs ook eenen termyn om te antwoorden , in gevol'ge van den 5.'art.;vanhet 18. Capittel des zeivenLand-Rechts. 37. Dat den Klager zulks aan den Beklaagde , tegens den teneur Lant-Regtens, heeft geweigert, door hem daar toe niet meer, als eene Maant tyds te willen vergunnen. R En dat daarop het Gerigte, by deszelfs Decreet van den 3 zeiven datum , Parthyen heeft geordonneerd , om te fchryven by termynen van zes weken. Daar  ende ADVERTTSSEMENTEN. 205 Daar nogtans hetLand-Recht alleg. cap. 18. art. 5. met uit-39. gedrukte woorden ftatueert, dat, om kortheid van proceduren te vorderen , den Verweerder binnen drie maanden na gedane Aanfprake zal moeten dienen van Antwoord. Zonder dat dien termyn van Antwoord, gelyk ook den termyn 40. van fchrifclyke Replicque en Duplicque , by dat zelve LandRecht ergens aan de arbitrage of erkenteniffe des Gerigts is geft elt, om den zei ven te konnen veranderen of verkorten. En zonder dat ook den Wetgever , dat is , de Edele Mo-41.. gende Heeren Staten dezer Provintie , ooit of immermeer aan de difpofitie van den voorfchr. 5. art. Land-Rechtens in eenige dele hebben gederogueert, ofte dien aangaande eenigerhande veranderinge gemaakt. Zo dat by gevolge onwederfpreeklyk den Beklaagde zynen 42,. termin , hem tot het indienen van zyne Antwoord na LandRegte competerende , door dat meergemelde Decreet van den 9. Martii voorfchr. tot over de halffcheit toe is verkort geworden. Om 't welk te mogen doen , den 3. art. des voorfchr. 18. Ca-^. pittels van 'tLand-Recht, zeggende, dat Parthyen mede zullen hebben te procederen by Memorie, und anders , in aller geftalt als by de Gerigten, na gelegentheid van Zaken geordonneert zal worden , aan het Gerigte in genen dele eenige magt koomt te geven. Want den voorfchr. 3. art. Lant-Regtens niet van de ter-^4> mynen , binnen welke de litigante Parthyen hare Schrifturen moeten indienen, maar alleen van de maniere van fchry ven, en de namen of infcriptien van die Schrifturen , koomt te handelen. En aldus wel aan de refpeótive Gerigten over te laten, om 4c;. na gelegentheid van Zaken te mogen oordelen en decreteren , of Parthyen op de ordinaire wyze, dat is , by Aanfprake , Antwoord, Replicque en Duplicque, dan of dezelve op eenige andere maniere, 't zy dan by Mcmorien en Solutien, ofC c 3 te;  .„6 CONSULTATTEN, ADVYSEN te ook op eenigerhande andere wyze , zullen hebben te fchryven. ,5 Maar geenfints de Gerigten te qualificeren , om de termy-pen, aan Parthyen tot het indienen harer Schrifturen , by het Land-Recht verleent en voorgelchrevcn , pro lubitu te mogen verkorten , verlangen ofte veranderen. Ons is wel gantfch niet onbewuft, dat men aan de Larit47'GeriPten van Veluwen en Veluwenzoom al voor lange jaren is gewoon geweeft , van , in cas het Gerigte , na eerft gedane mondelinge playdoye , oordeelt , dat eene Zake by Aanfprake , Antwoord , Replicque en Duplicque , behoort te worden befchreven. 48. Als dan , by hare ten dien einde verleent wordende De' ere ten , aan Parthyen te ordonneren , om zulks van twee Maanden tot twee' Maanden te doen. En dat Parthyen ook gewoon zyn, daar by wederzyts te 49'acquiefceren , door hare Schrifturen , in gevolge van zodane Decreten by termynen van twee Maanden in te dienen. <-0 En wy gedenken ons in dezen ook geenfints te uitten over 'deze quffiftie , of namentlyk door zo eene ufantie, by die gene , die geen poteftatem legijlativam hebben, dat is, de Gerigten en die by der zeiver dusdane Decreten geacquiefceert hebbende Parthyen, buiten weten van den Wetgever zelve geintroduceert, aan de difpofitie van het Statut, 't welk de termynen van fchryven op drie Maanden fixeert, heeft konnen worden gederogueert. In dier voegen , dat alle andere litigante Parthyen daar 5I'doorin 't toekomende ook geöbligeert zouden zyn , om by dusdane Decreten van die zelve Gerigten , insgelyks te moeten acquiefceren , en daar aan pofitive te obedieren. Maar wy weten aan de andere zyde ook zeer wel, dat de 5 " Gerigten van Veluwen en Veluwenzoom noch nooit gewoon geweeft zyn , de termynen van fchryven tot op zes weeken toe ('t welk iets gantfch ongemeens in dezen Quartiere is> te verkorten. _ En  ende ADVERTISSEMENTEN. 207 En dat het verkorten van de termynen van drie tot op twee50 maanden, daar by Aanfprake, Antwoord, Replicque en Du- '* piicque gefchreven word, noch tot zyn fundament heeft deze reden , dat namentlyk anderfints , wanneer dat van drie tot drie Maanden word gefchreven , als dan door die vier terminen een gantfch jaar zoude verlopen , eer dat zo eene procedure was volfchreven, en gcvolglyk den Ordelwyzer niet in Haat wezen zoude , om op het naaftvolgende Gerigte , 't welk niet meer als eenmaal des jaars zit, zyn ordel te konnen inbrengen. , En dat die zelve Lan-Gerigten in alle andere gevallen , o daar niet by Aanfprake , Antwoord, Replicque enDuplicque, maar by Memorien en Solutien , ofte anderfints word gefchreven , altoos aan Parthyen hare Landrechtlyke termynen van fchryven van drie tot drie Maanden, laten behouden. Vermits dat alsdan de voorfchr. reden niet koomt te exte-?? ren , dewyl eerft de Memorien , en daarna de Solutien, van wederzyden pari paffu ingedient wordende f dusdane Zaken by gevolge in een half jaar tyds volfchreven zyn. En wy willen daaromme ook, ten opzigte van het meer-56". gemelde verkorten der termynen van drie tot op twee Maanden , maar alleenlyk argumenteren , dat zulks op het geval alhier in quaïftie, in genen dele applicabil kan worden gemaakt. Want den Beklaagde in dezen zynen terminus trimeftris 57. van Antwoord, hem volgens het Land-Recht competerende, by het Decreet van den 9. Martii 1724. niet op twee Maanden , maar tot op maar zes weeken toe , is verkort geworden. En wy ook uit de Prothocollaria of Rolle der Rechtsdagen -o van den 9.Martii, 25. Aprillis, 8. en 11. Maji 1724. en den ' 22. Martii 1725. komen te bevinden , dat tot Hoevelaken meermalen als eens in een jaar , word Gerigte gehouden. En by gevolge ook aldaar, na verloop van de vier driemaandelyke termynen der in te dienene Schrifturen van Ar.n-^°' fprake &c. , geen gantfch jaar na dato met het inbrengen des Or  2o8 CONSULTATIEN 3 ADVYSEN Ordels behoeft te worden gewagt, zo als nogtans aan andere Gerigten, die nooit meer als eenmaal 's jaars zitten , zoude moeten worden gedaan. * Waar by dan noch komende , dat Parthyen alhier in caufa °'principali verferen in materie van gefuftineerde injurie , en aldus in eene Zake , in welke fomtyds jemands goeden naam en reputatie zoude konnen pericliteren, en over zulks ook in dezen de gelegentheid der Zake (om ons van de woorden van 't Land-Recht dict. cap. 18. art. 3. te bedienen) geenfints daar na gefteld is, om Parthyen , en vooral eene Verwerende Parthye , hare termynen van handelinge te verkorten. ^ Zo willen wy ook alnog zeer geerne bekennen , dat wy in genen dele konnen penetreren , of zelfs Prsefumeren, wat redenen die van den Gerigte doch gemoveert hebben mogten tot het abbrevieren van eenen Land-Rechtlyken termyn van drie Maanden tot op maar zes weeken. /r, HoedanenDeereet wy ook nergens bewezen bevinden, dat ""door den Beklaagde zoude wezen gelaudeert , zo als door den Klager by Contra-Berigt wel word gezegt, doch door den Beklaagde by zyn Debath of Perfiftit abfolute ontkent word. 6*. En van 't welke den Beklaagde ondertufichen ook niet heeft konnen appelleren , om dat het Appel van interlocutoire Decreten , by den 6. art. van 't Reglement over de Appellen , nominatim is verboden. Om alle welke redenen wy dan ook den Beklaagden, als welke zyn Antwoord al op den 10. Maji 1724. , en aldus maar twee Maanden en eenen dag na dato van het meergemelde Decreet, werklyk heeft ingedient, geenfints hebben konnen contumaceren of veilig verklaren. ^_ Maar dit zyn Antwoord moeten admitteren , en vervolgens den Klager zynen Eifch van verftek ontzeggen, en Parthyen verder ordonneren, om hare procedure na ordre LandRechtens te volfchryven en in ftaat van wyzen te brengen. Want,  ende ADVERTISSEMENTEN. 209 Want, het gene Goris ad Confuet. Velav. cap. 18. art < in gl. n. 9. koomt te leren, quod elapfo trimeftri hoe fp'atio offerensfuam refpmfionem Re. ex mente ejpsdem art. nequaquam audietur , cum ad tempus permi[fa poft illud cenfeantur prohibita. Als maar alleen van den terminus trimeftris fpreekende 6> op eenen termyn van maar zes weeken geenfints applicabil is! En de Beklaagde in dezen ook gene nootzinninge heeft*s behoeven te allegueren ofte te proberen , om dat zulks allereerft behoeft te geicnieden dan , wanneer dat iemand een behoorlyken termyn hebbende laten verlopen, en zyne Tegen parthye daar over tegens hem contumacie komende te acculeren , hy daar op zyne contumacie wil komen purgeren, 't Welk intra ipfum terminum geenfints kan te paffe komen: 69. Cum nemo intra terminum fuum poftit ejfe contumax, Ac con-70. tumacta nondum commiffh, purgatione non indigeat, Nemoaue Contumax aut m mora diei poftit, nifi omnes menfes, dies, R mo menta ad faciendum aliquid deftinata, prceterierint, l. co ff de obl.RaCt. l.42.ff. de verb. obl. I. 7o.ff. de fol. Rlib.cóler. de procejf. exec. part. 1. cap. 2. n. 41. circa fin. Alle welke dagen en momenten des termyns in dezen, odtt den 25. Apnlhs en j. Maji 1725. , als wLneer de Klare?7 zyn Beding en proteft van Verftek tegens den Beklaagden eerft monde,ng gedaan, en daarna in fcfipfis met drie documenten bekleet geëxhibeert heeft , noch niet zyn verlopen ge- zv^ermitneLK,agerS AaanfPrake °P den 9. Martii ingedient72 fZd R'Jf teTyn00m daai* tegens' V0,Sens hetprlfcript7 ÏTiifn f, T--S' m' 5' te dienen van ™™°ovd alle?eerlt op den 9. Junn. En aldus noch dertig dagen later, als de Beklaagde zyn £Tmireer WErk]/S illgedient hadde> k™ te elSe.73ren Videatur Goris ad Confi Velav. cap. 18. art. 5. in gl. n. 8 By al 't welke dan ook noch koomt. Niet alleen, dat Stephan van Moesberg en Abraham vanii Dd Bem-n'  Mo CONSULTATTEN, ADVYSEN Bemmel, by het produft fub. C. agter des Beklaagdes by Forme van Berigt ingediend Requefte van den 20. Map m* geappUeeert,g komen te verklaren , dat zy met en nevens den Notaris Erasmus van Goutoever , op den gi. Map te bevorens ter inflantie van den Beklaagden, zyn gegaan by den Secretaris Dompselaar , en van den zeiven hebben geeifcht. . 7fi De Copie van des Klagers Aanfprake cum annexis documentis- doch dat dien Secretaris haar eer en bevorens die Copien over te geven , noch eerft een declinerend Antwoord gegeven hadde. „ Maar ook; dat die zelve Secretaris, hoe zeer hy het met 77* def Beklaagden ook oneens is, egter noch by des Klagers agter zyn eigen Contra Berigt van den 24. Novembrs. des zeiven laars fub K. geappliceerde en door dien Secretaris zelfs Tt den naam van Berigt geintituleerde documenten , koomt te confefferen. 7K Eerft ad NB. NB. 2. door een van ons in margine geitelt, dat gemelde Abraham van Bemmel eenige dagen na den 11 Martii 1724. namens des Beklaagdes Bedienden, den alnu ovëriedenen[Procurator Cranen is by hem gekomen, om die Copie afte halen, en dat hy Secretaris den zeiven hadde ge™t of hy daar voor geld hadde; en dezelve daar op Antwoordende , hem !er dier oorzake wederom zonder die Copie hadde laten weggaan. „A En daarna ad NB. NB. 3. door een van ons in margine ge79"ftelt dat de drie Afgezanten fub. ditt. Lit. C. na verloop van vele dagen , uit diei Procureurs naamzyn by hem gekomen len zelven'einde om die Copie af te halen, en dat hy die eindlyk ook zonder geit aan haar overgegeven hadde. „ Welke Verklaringe fub C. en des Secretarii bekentnifle ö°'fub K , dan ook van wederzyden in zo verre met den anderen in fubftantia over een komen, dat ons daar uit ten vollen koomt te blyken , dat de Beklaagde albereids weinige dagen na dato van het ergaan des Decreets van den 9. Mar-  entje ADVERTISSEMENTEN. air tij 1724. , en daarna nog wederom op den 31. des zeiven Maants, en aldus tot twee malen toe, heeft inflantie by den Secretaris laten doen, om de Copie van des Klagers Aanfprake , en derzelver documenten te hebben, en dat hem die zelve de eerfte maal alleen zonder pretext, van ze eerft door den Beklaagden, of deszelfs Procureur, betaalt te willen hebben , is verweigert geworden. Daar nogtans die Copie niet door den Beklaagden, maar8r door den Klager zelfs, moet worden bekoftigt. Vermits het van des Klagers pligt is geweeft , om die 82. zyne Aanfprake cum annexis, in gevolge van het Land-Recht ditl. cap. 18. art. 4. m plaatfe van maar enkeld, dubbeld te hebben moeten indienen. Welk laatfte, in cas de Klager gedaan hadde, zo hadde8q den Beklaagden die Copie, onder pretext van nog niet betaald te zyn , nooit geweigert konnen worden. , En hadde als dan ook de Beklaagde, aanftonts by hete, indienen dier aanfprake, geweten gehad, waar en wanneer ny cue Lopie hadde konnen ligten en magtig worden. 't Welk hy nogtans toen den Aanlegger zvne Schrifture.maar enkeld, m plaatfe van dubbeld, kwam in te dienen,?> onmooglyk weten konde. ' '^Sf1 hl "*? ,konde YCtm ' of de KIaSer die sdlriftu. 9A re zelfs, dan of hy ze door den Secretaris-, of ook door86' iemand anders wilde laten Copiëren. aJÏ ^Clk Van zyns KlaSers vlTe keure volkomentlyk depen- c- door wk°hvMn;5nt,yk C°PJe tC k0Men ^ maken,V door wien hy wilde, wanneer dat hy ze , gemaakt zvndc maar door den Secretaris liet anthentifei^ eren en authentiferen kwam te bekoftigen. P wdl'^ÏS*?' T dede aan des KIa£ers' eö ^n dele88. Smetzynde S *** ' Seöbfo^ « * tyds nage- Dd* Zo  2I2 CONSULTATIEN, ADVYSEN 30 Zo koomt ons in dezen ook, tot des Beklaagdes volkomene advantage voor., eene mora en een impedimentum, zo door den Klager, door zyn Schrifture niet dubbeld overgegeven , nogte zelfs ook ooit de Copie van dien bekoftigt te hebben, als door den Secretaris, door de koften van die Copie , in plaatfe van den Klager, van den Beklaagden te vorderen , en op dat pretext die Copie in 't eerft aan den Beklaagden te verweigeren , veroorzaakt. Waar door nogtans dezelve Beklaagde, die zelfs nog in 9°'tyds die Copie by den Secretaris hadde laten eiffchen , zynen termyn van Antwoorden in genen deele heeft gekoft of vermogt te worden verkort. Quoniam terminus uni ex partibus competens, fi non ipfie, fed 5 aut pars adverfia , aut judex, aut Actuarius , vel Nuntius, in mora fit , aut impedimento fuerit , nunquam pro circumduiïo habetur , neque etiam reftitutione opus efl, tefie Meinsing. centur. 2. obfery. 62. 02 En heeft over zulks alles den Klager ook, nogte zyne al'legatie van het Land-Recht van Veluwen cap. 3. art. 5., nogte die fub 1. by zyn Contra-Berigt gevoegde verklaringe van den Procurator en Verwalter Land-fchryver Herman Muys, ons mogen moveren, om den Klager een verftek van Antwoord tegens den Beklaagden te accorderen: 93. Vermits zo wel deze Articul Land-Rechtens , als die voorfchr: Atteftatie, fpreeken en te verftaan zyn, op het prefuppooft van ordinaire of niet onverwagte gevallen, wanneer dat namentlyk die gene, die zig van het prefcript Landrechtens , en van de pra&icque in Veluwen en Veluwenzoom , in \ een of 't ander geval tot hare advantage, en tot verftek tegens hare Tegenparthye , willen bedienen , zelfs aan hare zyde ook het prefcript van dien in den zeiven gevalle hebben geöbferveert en nageleevt. 04 Dog geenfints van zodane gevallen , daar de gene , die 'een verftek verzoekt, zelfs dat prefcript heeft geneghgeert» en door het maar enkeld, in plaatfe van volgens het prefcript  ende ADVERTISSEMENTEN. 213 fcript des zeiven Land-Rechts dubbeld overgeven van zyne Schrifture, en daar en boven nog gene order tot de betalinge van der zeiver Copie te Hellen, zyne Tegenparthye buiten ftaat te brengen, van die Copie in tyds te konnen gaan ligten of magtig worden , en aldus den zeiven zynen termyn van Contra-handelinge te verkorten. Op hoedane gevallen de Heeren Reformateurs des Velu-g^, fchen Land-Rechts nooit verdagt hebben konnen wezen, en over welke den Atteftant fub dict.- Lit. F., by het eisfchen van die zyne Atteftatie, ook nimmermeer fpecialyk is gevraagt geworden , veel min daar over zyne verklaringe heeft gedaan. Welke Atteftant, in eas over zulk een geval fpecial ge-g^ vraagt geworden was, daar op ongetwyffelt wel zoude hebben geantwoord, dat eene Parthye, die verzuimt heeft zyne Schrifturen dubbeld in te dienen, en aldus tegens het prasfcript Land-rechtens heeft gepecceert , der zeiver Copie daarna aan zyne Tegenparthye moet doen ter hand Hellen, voor dato dat deszelfs termin van Contra-handelinge koomt te lopen. Even gelyk als , volgens het Land-Recht van de IV Bo-^7a_ ytn-Ampten des Nymeegfen Quartiers tit. 10. art. 6. 'ï LandRecht van Tbiel- en Bommeler-weerd cap. 12. art. 8. en 't Stad-Recht van Zalt-Bommel cap. 10. art. 10., de termynen van Contra-handelingen alleerft beginnen te lopen na verloop van die veertien dagen, welke de Secretaryen en Landfchryvers daar by, tot het vervaerdigen van de Copien der ingediende Schrifturen , zyn verleent. Behalven dat ook nog het Land-Recht alleg. loc. op heto8„. praeluppooft van termynen van drie Maanden, en die Verklaringe fub I. op prasfuppooft van termynen van drie of ten minften van twee Maanden, maar geen van beiden over 't fubject van termynen van maar zes weeken, gelyk in dezen , komen te fpreeken. Om alle welke redenen wy het dan ook van de grootftep^ D d 3 on^  2I4 CONSULTATIEN, ADVYSEN onredelykheid te zullen wezen geoordeeld hebben , in cas dat wy eene Verwerende Parthye, welken den drie MaandeIvken termyn van antwoorden, hem naLand-rechte competerende , tot over de halffcheid toe is verkort geworden, en die evenwel nog zyn Antwoord binnen de twee Maanden na dato dat hy de Copie van zyns Tegendeels Aanfpraake te vergeefs by den Secretaris heeft laten eiffchen , ja zelfs nog binnen de zes weeken, na dat hy dezelve Copie van den Secretaris is magtig geworden, werklyk ingedient heeft, van die zyn Antwoord zouden willen verfteeken. 100. En zulks nog ter inflantie van eenen Aanlegger, die deswegen aan zyne zyde zelfs het prefcript Land-rechtens heeft gecontravenieert, door zyne Aanfpraake maar alleen enkeld over te geven, en daar en boven nog daarna gene de minfte order tot de betalinge der koften van deszelfs Copie te hebben gefteld. 101 Beneficio enim Legis indignus eft , qui ipfe pmfcripto Legis 'non obtemperavit, Surd. conftl. 37. num. 3. 102 Ac ubi Lex aut Statutum plura conjnnttim requirit, gelyk alhier niet enkeld, maar dubbelt, zyne Schrifturen te moeten indienen , ibi non fufficit alterutrum fieri, fed utrumque adimpleri neceffe eft : Cum forma a Statuto pmficripta ad unguem femper fit obfervanda , l. S- ff- de condtt' inftlt' **M56 lib. 2. obferv. 19. num.. 17. I0, De koften van deze incidentele procedure en beide de belchringen van dien, zo de gene, die by liet interlocutoire Advys van den 31. May 1724. ad finem hujus litis Inadentahs gereferveert , als die na dato van het zelve hier over nog verder voorgevallen zyn , hebben wy al 't zamen gecompenfeert. ,04 Om dat de termynen van het indienen der Schrifturen in Veluwen ordinairlyk en in alle ordinaire gevallen zyn peremptoir , en dat het verkorten van den termyn van antwoorden den Beklaagden na Land-rechte competerende, by ee» formeel Decreet van den Gerigte is gefchied.  ende AD VERTISSEMENTEN. 215 En dat 'er overzulks in dit extraordinaire geval, in ^105. .welk de Klager aan zyne zyde zelfs het prcefcript Landrechtens niet heeft geöbferveert, ende daar en boven den Beklaagden zynen termyn van antwoorden tegens den klaren text van het Land-Recht tot over de halffcheid toe is verkort geworden, aan wederzyden eene anfa difputandi ac caufa -litigandi is geweeft. In hoedanen cas geen van beide de Parthyen als een te-ic6. merarius litigator aangemerkt worden kan. Daar nogtans eene condemnatie in expenfas , alleenlyk 107. eene pcena temere litigantium is. XIV. Succeffie in Lehngoederen ten Zutph enfch en Rechte, tam ex teftamento, quam ab inteftato , zo in de Qtiar'tieren van Nymegen en Veluwen, als in V Graaffchap Zutphen gelegen, zelfs in cas van beding van retour in omnibus cafibus, dog met verzwyginge van feudaliteit. En of in cas van zodane flilzwygen ook een a&io ad interene plaats heeft. CASUS P O S I T I O. Titius, inwoonder des Graaffchaps Zutphen , trouwt op den 3. Maj. 1684. met Mama op Huwelykfche Voorwaarden , waar by in omnibus cafibus retour word bedongen, zonder echter daar by te Specificeren, dat het bedongen retour  ai6 CONSULTATIEN, ADVYSEN tour ook omtrent de Lehnen zal plaatfe grypen, zynde ook die Voorwaarden by den Lehn-Heer niet geappróbeert geworden. Titius twee a drie Jaren getrouwt zynde komt inteftatus te fterven, nalatende tot zyne wettige Erfgename zyne eenige Dogter Caja, en onder anderen een Lehngoed aan 't Furftendom Gelre en Graaffchap Zutphen ten Zutphenfchen Rechten Lehnroerig , door gemelte Titius mede ten Huwelyk aangebragt. Caja koomt in den Jaare 1713. zonder Lyfs-erven mede te fterven, makende by Teftamentaire difpofitie den Eigendom van alle haare Lehn en Allodiale goederen aan haaren Oom Paternel Sempronius, en by vooraf-lyvigheid, of, dat zonder Lyfsgeboorte mogte fterven, fubftituerende Mevius, en by vooraf-lyvigheid van dien, deszelfs Kinderen, dog het volle Vrugtgebruik voor haar leven lang daar aan , hare Moeder Mcevia, welk Teftament ook, voor dode van Caja, door den Lehn-Heer is geappróbeert. QUAERITUR I. TTermits by het bedongen Retour in de Huwelykfche VoorV waarden gene mentie van Lehn-goederen is gemaakt, veel minder die Huwelykfche Voorwaarden by den Lehn-Heer zvn geappróbeert, of niet moet worden geoordeelt, dat het Lehn goed van Caja op hare Moeder Mcevia is verftorven. I I. En zo ia; of dan ook de bloetverwanten van 's Vaders zyde van Caja, dieswegens eenige actie ai intereffe competeert? III. Of Caja bevoegt is geweeft, om met pretentie yan1 hare Moeder Mcevia, haaren Oom Sempronius, en voor de: Teftatrice of zonder Lyfs-erven afflervende, by fubftitutie Mevius , of zyne Kinderen , tot Erfgenaamen haarer Lehngoederen te inftitueren ? Ge_  ende ADVERTISSEM ENTEN. 217 Gezien en geëxamineert by ons ondergefchrevene Rechtsgepromoveerden en Advocaten voor den Provintialen Hove des Furftendombs Gelre en Graaffchaps Zutphen praaiferendc, de bovengaande Cafus Pofttie met de drie vragen daar uit geformeert. Zouden wy daar op , falvo tarnen melius fentientium judicio , van advys zyn als volgt: En wel op de eerfte vrage, welke, gelyk ook de tweede, wy, vermits allereerft by de derde of laatfte vra°e over den cafus tefiati gevraagt word, niet anders verftaan0, nogte ook zelfs door den Requirant van dit Advys konnen oordelen of praefumeren, anders verftaan of gemeint te zyn, als over den cafus inteftati. Dat het by de Cafus Pofttie vcrmelte ten Zutphenfchen Rechte Lehn-pligtige Lehngoed, van Caja op derzelver Moeder Mavia is verftorven. Aangezien , dat datzelve Lenh-gocd, van Titius Inwoon-1 der des Graaffchaps Zutphen heengekomen, en door den zeiven ra den Jare 1684. by Mcevia ten Huwelyk aanrebraet wezende, ende hy Titius twee of drie Jaren daarna, met agterlatinge alleen van haar beider eenige Dogter Caja, dezer wereld afgeftorven , en die zelve Caja na dato in den Jare 1713. zonder Lyfs-erven, dat is zonder eenig Kind na te laten, overleden zynde, zo als al 't zamen by de Cafus Pofttie voor vaft en zeker word ter neder gefteld. Gevolglyk ook, volgens Lehn-Rechte R fecundum ordi-i non ab inteftato fuccedendi in feudalibus , dat zelve Lehn goed onwederfpreeklyk eerft van Titius op zyne Dogter Caja en daar na van Caja op derzelver Moeder Mcevia, is redevolveert. ö Want (om ons ten dezen opzigte niet met de order van. fucceffie ra Allodiale goederen of ook in Lehnen ten eenigen"3' E e an»  2i8 CONSULTATIEN , ADVYSEN anderen, als ten Zutphenfchen Rechte ftaande, te behelpen nogte ons daar van , dewyl zulks van deze fpeciale quaeftieeigentlyk aliëen is, alhier te bedienen:) 4. Zo is in materia Legitimce Succejfionis in Lehngoederen ten Zutphenfchen Rechte, dit eene van oude tydcn af wel hergcbragte Couflume , en alnu eenen contbnten Stokregel, waar van ook Fredr. a Sande in commentar. ad Confuet. Feudal. Gelr. tratt. i. tit. 3. cap. 1. §. 19. n. 2, 3, 4, 5 c? 6. ons koomt te getuigen: 5. Q^od, nempe , Zutphanicorum Feudorum h are ditas, absque ullo patemi vel materni vel lateris dificrimine, defertur Defuntti Proximi feemdum quatuor prcerogativas primum Linece, h'inc Sexus, Gradus-, Mtatis. 6. Nam (vervolgt die Autheur) ut in Allodiis, fic etiam tn his beneficiis, triplex eft Lima, five ordo fiuccedendi. Primum vocantur Liberi, hinc Parentes , ad extremum quos fanguis a latere jungit: Defcendentium enim potior efi caufia, poft Aficendentium, de hinc Collateralium 3 &c. 7< Dathieromme dan inconteftabil het meergemelde Lehngoed in 't geheel is verflorven, niet alleen eerft na overlyden van Titius, op deszelfs Dogter Caja, als de eenigfte en alleen in de defcendente Linie van haren Vader Titius, exifterende. 3, Maar ook daarna, door dode van deze Caja, op derzelver Moeder Mcevia, als by gebrek van Defcendenten van hare Dogter Caja, alleen en de eenigfte in de Afcendente Linie van die zelve Caja, geconftitueert Wezende. In Feuda enim Zutphanica, non exftentibus Deficendentibus,. vocantur Aficendentes, omnibus a latere venientibus exclufis , Sande allegat. §. 19. n. 19. 20. 6? 25. n Zonder dat hier in eenige veranderinge kan veroorzaken, 'dat het Lehngoet in quafiie, niet van de moeder Mcevia, maar van den Vader Titius, is heengekomen en op haarlieder eenigfte Dogter Caja gedevolveert. St Aangezien dat ten opzigte van Lenbgoederen ten Zutphenfchen  ende AD VER TIS SE MEN TEN. 2i9 fchen regte, geenzints ftant grypt, dat dezelve niet zouden klimmen of verftammen, 't welk in materie van Heeren Goe deren plaatze heeft. Maar dat, quoad fucceffionem in Feuda Zutphan) ca, alleenlyk 12 moet aangemerkt worden de proximitas fianguinis, juxta ordinem Lmearum, Graduum, Sexus R JEtatis , idque, cv,odnotandum, abfque idlo Patemi vel Materni lateris difcrimine Sande ditt. §. 19. «. 2. ' Gelyk dan al verder ook ten dezen opzigte in gene confi-T9 deratie kan komen, of by de Huwelykfche Voorwaarden, 3" tuffchen Fitius en Mcevia, Olderen van Caja, op den 3 Maii 1684. opgerigt, retour van Goederen in omnibus, aut folunmodo m qmbusdam cafibus, bedongen of niet bedongen is eeworden. ö 6 Aldewyle dat zodane beding van retour van wederzyts ten 1A Huwelyk aan te brengene en fiante matrimonio aan te eryene goederen was gefchiet (zo als zulks ook ordinair maar gedaan word) om daar door de ftatutaire Communie van Goederen tuffchen die twee Egte Lieden, uit te fluiten. 't Welk nogtans ten opzigte van het voorfchr. Lchnffoet,T •• te bedingen gantfch en al onnodig was. 5' Om dat die voornoemde Communie en 't gene daar vanrrt dependeert, in Heerlyke en Lehngoederen geen plaats heeft, zo als onder anderen geftatueert is en getradeert word by i Lant-Regt des Graaffchaps Zutphen tit. 16. art. 3. 't LantRegt van Overyffel pan. 2. tit. 2. art. 2. Lamb. Goris adver- aic.fr'i' Tri' n' 334 &'eap- 3' n- r> 2' 3' 4- 6? 5- Sande ad LonJ. ïeud. Gelr. tratt. 2. tit. 2. cap. 3. n. 4. R c Nico laas Everhard. Confiü 53. n. 9. 10. R n. Gabriel. conchf. comtnun. hb. 6. tit. de regul. jur. concl. 12. n. 15. 22. R 23. Dat derhalvcn het meergemelde beding van retour, zêlfsT, al m cas het zelve generalyk over alle wederzyts aan te bren- 7' gene en aan te flervene gerede en ongerede goederen , moo-te wezen gefchiet, 't welk wy nogtans uit de Cafus Pofitle met pertinentlyk kunnen zien. J J Ee 2 j\rog  **« CONSULTATIEF ADVYSEN 18 Nog in genen dele belet, dat de zake voor zo veel als be' treft de fucceffie van het meermaals gemelde Lehngoet, onaaneezien dusdanen beding is verbleven in dien zeiven ftaat als of 'er gantfch geen retour bedongen, ofm t geheel van geen retour'gementioneert was geweeft. Tn Ver mits dat, in cas de Contrahenten van deze Huwelykfche Voorwaarden, hadden gewilt, dat de Lehngoederen, of in fpecië dit Lehngoet, mede zoude moeten retourneren na die zyde, van welke ze zyn heengekomen. o o Als dan niet alleen dezelve, by haar beding van retour, in fpecie dit Lehngoet, of ten minften in genere de Lehnen, mede hadden moeten noemen v 'c Welk nogtans, volgens de Cafus Pofttie, geen van beiden is gefchiet. Nam fub generall, Meet etiam omnium mobilium ac immobilï%l'um bonorum appeliatione aut conventione, Feuda nunjuam comprchenduntur, Lant-Regt der vier Boven-Ampten des Nymeegfchen Ouartier tit. 15. art. 6. & 7- Goris ditt. cap. 1. n. 35. & 36VSP cap. 3. n. 3. Sande alleg. cap. 3. n. 5. Everh. dict. num. 9. iq. Êf ïï. ac Gabr. alleg. n. 15. 22. & 23. Maar hadde alsdan ook noch daarenboven die meergemelde 22'Huwelykfche Voorwaarden, ft ante ifto matrimonio door den Lehn-Heer, aan welken de Lehngoederen, of in fpecie het Lehngoet in queefitie, tho Lehen gaen, moeten wezen geappróbeert: 't Welk egter de Cafus Pofttie al mede vermeld, dat noyt is gefchiet. Quoniam qualihet vafalli fuper Feudo ejufve fuceeftiorie dis23-*o/So, aut lex rei inditta, abfque Domiui affenfu mhl operatur, Sande ad Feud. Gelr. tratt. 1. tit. 2. cap. 2. n. 3. 4. 5. R 6. Goris dB. cap. 3. n. 4. Everh. ditt. num.. 10. Van welke Autheuren, Sande alleg. cap. 1. n. 6. noch in 24"fDecie ten opzigte van bedingen by Huwelykfche Voorwaarden gedaan, aldus koomt te leeren , en met twee in contradittorio coram Feudaii judicio ergane prasjudicaten, te adltrueren in dezer voegen. Di»  ende advertissementen; 22r Hifpofitiones etiam de futura Feudi fuccejfione, in tabutisi% Antenuptialibus, qua alwquin Moribus noftris admodum fiuntfavorabiles, concepta , Legitimam Feudifucceffonem non alteram ,. fi Doniini non ace effent affenfius. Om alle welke redenen dan ook ten opzigte van 't quafiie.v^l Je Lehngoet, de LegitimaJuccefio van Caja op hare Moeder Mcevia , zo als die m pracedencibus bewezen is, gedevolvcert te zyn, door het meergemelde in omnibus cafibus gedane beding van retour, in geen het minfte gedeelte is eealtereert geworden- Op de tweede vrage , vermeinen wy aldus te moeten antwoorden. Dat de Bloetverwantcn van 's Vaders zyde van Caja, dieswegen, dat van Titius heenge* komene Lehngoet in quafiie, niet op haar, ofte een van haarlieden, retourneert, maar, ongeagt dat by de Huwelykfche Voorwaarden tuffchen Titius en Mcevia gemaakte be.ding van retour, van Caja op Mavia koomt te devolveren, gene attio ad intereffe compe- Want, ofwel fchoons by het Lant-Regt der 4, Boven-Ampten tit. is. art. 8. word geftatueert bevonden, dat, wanneer 27° . ten aanzien van Lehngoederen, iets by Huwelykfche Voor waarden is bedongen, en voor het fcheiden des Huwelvks verzuimt word, daar over confent of approbatie van den Lehn-Heer te verzoeken , alsdan de Lehngoederen zelve wel blyven, vervallen en erven na Lehnregten; maar aan de Cjeintereffeerdcn , uit andere middelen, vergoedinge wegens het geconvenieerde moet worden gedaan. En dat ook Goris adverf. tratt. 1. cap.'2. n. sj. ten de- Q zen op agtc koomt te leeren; quod, fi alteruter Conjugum, ' pofi datam femel fidem, recufaverit aut neglexerit, confenfim . Ee 3„ .De,  222 CONSULTATIEN , ADVYSEN Domini impetrare, tune vel ipfe vel ipfius Haredes perfionali actione, ad id, quod int erf uit, ex promiffo confienfium Domini interfuitje, conveniri poffint : Cum aquum non fit, m tam Jolimni, fayorabiïi ac juxta l.un. §. 2. & de rei ux. att. vel maxime bona fidei contraïiu, quenquam decipi. 29. Zo kan nogtans zulks in genen dele worden geappliceert op den cas alhier in quafiie. 50 ' Als in welken, volgens de Cafus Pofitie, het gedane bc0 'din» van retour niet mede in genere over de Lehnen, olte in fpecie over het alhier quafiieufe Lehngoet, is gefchiet, zo als noptans, gelyk by de eerfte vrage reeds is bewezen, noodwendig een van beiden hadde moeten gedaan, en by dat beding van retour ten minften mede van Lehngoederen gegementioneert geweeft zyn, in val men dit zelve Lehngoet mede retour fubjeft hadde willen doen wezen, om aldus daar over des Lehn-Heers approbatie te konnen inhalen. i ten39* opzigte van de Lehngoederen in het Graaffchap Zutphen «relegen, m hare volle kragt en waerde blyvende, word goedgevonden en gearrefteert, dat de Olderen tuffchen hare Kinderen en Kinds Kinderen over de voorfchreven Goederen zu en vermogen te difponeren na goetvinden, en dat in linea CoUaterali zal mogen worden getefleert onder diegene, zo den Difponent de naafte in den Bloede beftaan, en men die zelve geenans zal mogen voorby gaan, nogte overftappcn tot die gene, die aan den Difponent verder zyn verwant. En by 't welk, in opzigte van alle drie de Quartieren de- 40 zerProvintie onderanderen, art.6.wordgeftatulert: Dat dat zelve Reglement mede zal plaats hebben in alle Teftamenten doenmaals met confent van den Stadholder van de Lehnen bereits gemaakt en geappróbeert, dog met de dood des Teftateurs noch niet geconfirmeert. Dat over zulks alles ook, 't zy dan het qureftieufe Tefta-4I* ment van G,,*, voor of na dato van het emaneren diens Re glements opgerigt ofte door den Lehn-Heer geappróbeert is Het aan Caja onwederYpreeklyk heeft vry geftaan om !w42, dat zelve in dier voegen, als by de derde vïafe n"ezen g? mentioneert is, te mogen difponeren ten aanzien van zodane Lehngoederen, als zy in de Quartieren van Nymegen Veluwen mogte hebben liggen gehad. ^ ^ 11 Als in opzigte van hoedane goederen, die by den 1 flrf 4S- der eemge y ejtuüie te ■ mogen difponeren en tejieren, allen fwv mei en hafltatie ten eenenmaal komen uit den weg te nemen hpf rgVrV700r 1° vfel betreft de Lehngoederen, welke" mAA het Graaffchap Zutphen gelegen wezen mogten, zo is deze44" Caja geenzints bevoegt geweeft, om zufc te doen, of e, met praetentie van hare Moeder Mcevia , jemant weern^ Ff of  CONSULTATIE N, ADVYSEN of zelfs ook eenig Collateral Bloetverwant, ten aanzien van den Eigendom, tot Erfgenamen te inftitueren ofte te fub. ftituëren, en aan de Moeder maar de blote lyftogt of vrugtgebruik temaken. Want, of wel fchoons ten dezen opzigte by den 2. art. des voorfchreven Reglements van den jare 1711., maar van de Collaterale Vrienden, en niet mede van Kinderen of Defcendenten, gezegt word, dat die by hare difpofitien den naaften graat niet vermogen voorby te gaan. .< Zo word egter ook, nogte by dat Reglement, nogte by 'eene van 's Lantfchaps Refolutien van de jaren 1600. en 165r. quoadteftamentifattionemattivam enige de minfte fpeciale mentie van Kinderen of Defcendentengemaakt, veel min expresfis verbis aan de zelve de magt gegeven, om over hare Lehngoederen insgelyks te mogen difponeren. Wy en willen hier uit wel geenzints beweren, als of aan 'Kinderen ofte Defcendenten gantfch gene magt van teftamentaire difpofitie, by de voorfchreven twee fucceffive Refolutien en opgevolgde Reglement, mede gegeven of gelaten zoude wezen., o Maar wy argumenteren daar uit alleenlyk, dat ten min4 ften zo wel de Kinderen of Defcendenten, als de Olderen ofte Adfcendenten, en als de Collaterales, by hare uiterfte willes difpofitien over Lehngoederen, genootzaakt zyn, om een ieder te moeten verblyven in proxima confanguinitatis Linea , zonder dien aangaande de naafte Linie te mogen voorbygaan, ofte in eene verdere Linie, en veel mm tuffchen vreemde , of gene Bloetverwanten zynde perzonen, te konnen difponeren. »q Aldewyle dat het in geen het minfte gedeelte praïfumptyf 'kan wezen, dat de Lantfchap ooit van intentie zoude hebben geweeft, om aan die gene, welke, voor zo veel als de tejiamenti fattio attiva betreft, nergens by de Voorfchreven Refolutien en Reglement, fpecialik genoemt zyn, meerder regt, ofte grotere of verdere magt van difpofitie te hebben  ende ADVERTISSEMENTEN. i27 •willen geven, als aan de gene, van welke daar by ten dien zeiven opzigte door Haar Edl. Mog. 't elkens in fpecie R expreffis verbis is gementioneert geworden. Want, voor zo veel des Lantfchaps eerfte Refolutie van eQ den 28. Maji 1600. is betreffende, daarby word zonder eenige fpeciale mentie van difpofitien van Kinderen of Defcendenten te maken, alleen gezegt, dat Olderen en andere, tusfchen hare Kinderen en Erfgenamen, zo wel NB. in de zyd als afgaande Linie, over hare Lehngoederen zullen vermogen te difponeren. Welke eerfte daarna, door de latere Refolutie van den 24.51. Julii 1651., quoad tenorem fuum is geinhaereert, en door Haar Ed. Mog. nader geconfirmeert geworden, daar door, dat die eerfte Refolutie door deze nadere, by maniere van interpretatie is geÉimplieert daar mede, dat zulks zo wel op de tweede hand, dog verder niet, by forme van fubftitutie of fideicommis, als op de eerfte hand by maniere van inftitutie, zal vermogen te gefchieden. En zulks zonder dat daar by ook nog eenigerhande fpeciale52. mentie van difpofitien van Kinderen ofte Defcendenten, koomt gemaakt te worden. En dat eindelyk by 's Lantfchaps Reglement van den 28.53, Aprilis des jaars 1711. art. 2. de twee voorfchreven Refolutien, ten opzigte van de Lehngoederen in het Graaffchap ■Zutphen gelegen, expreffis verbis in hare volle kragt en waerde worden gelaten. Zonder dat aldaar insgelyks eenig het minfte zo general 54, als fpecial gewag van difpofitien van Kinderen of Defcendenten, word gemaakt. Veel min aan die zelve vry gelaten , om over hare in het^ voorfchreven Graaffchap gelegene Lehngoederen , indiftinótlyk en zonder eenige reftriétie, ofte ook na goetvinden, by uiterfte wille te mogen difponeren. Maar word by den zeiven 2. art. alleenlyk gezegt, ten,^o F f 2 op-  228 CONSULTATIEN, ADVYSEN opzigte van de Olderen, dat die tuffchen hare Kinderen en Kinds-Kinderen zullen vermogen te difponeren -na goetvinden. '7, Tuffchen hare Kinderen en Kinds Kinderen na goetvinden, ftaat'er tot een teeken , dat de Lantfchap wel heeft gewilt, dat de Olderen den eerften graat van hare Kinderen, ten opzigte van de voorfchreven Lehngoederen, zouden vermogen in 't geheel of ten dele voorby te gaan , en deswegen hare Defcendenten van eenen verderen graat, ofte eenige van dezelve, beneficeren pro lubitu. 58. Maar ondertulfchen ook in de naafte Linie van haar Bloetverwantfchap, dat is in Linea Defcendenti, moeten in difponendo verbly ven , zonder tot Vreemde perzonen, of zelfs ook tot eene verdere, 't zy dan Adfcendente of Collaterale Linie van hare Bloetverwanten , te mogen overgaan. Want al 't gene , 't welk in materia teftamentorum niet expreffe by den Souverain is gepermitteert geworden, is en blyft in deze Provintie ook alnog verboden. <öt Om dat in deze Landen het maken van Teftamenten van 'olts her is ongebruiklyk en onbekend geweeft, zo als onder anderen te zien is uit het Lant-Regt des Graaffchaps Zutphen tit. 13. art 1. en by Sande ad Feudal. Gelr. tratt. \. tit. 2. cap. 2: n. 3. art. 4. ê? in Defcript. Gelrice rubr. Leges cf jura in med. , En dat vorders, voor zo veel als de Collaterales, ofte die orene, welke gene Defcendenten of Adfcendenten in leven hebben, koomt te betreffen, (den meer gemelden 2. art. des Reglements komende te ftatueren; dat dezelve zullen vermogen te telleren onder die gene, zo den Difponent de naafte in den Bloede beftaan, en geenzints die zelve mogen voorby gaan, nogte overftappen tot de gene, die den zeiven verder verwant zyn.) , Haar Ed. Mog. daar door, om reden zo aanftonds vermeld, niet alleen aan de Collateralen hebben verboden, van gene vreemde of niet verwante Perzonen, by uiterfte wille te mogen beneficeren. Maar  ende ADVE-RTISSEMENTEN. • 229 Maar zelfs ook expreffe gewilt, dat zvlieden, bv hare dï-61 fpofitien over, die in het meergemelde Graaffchap* gelegene Lehngoederen , binnen de Collaterale Linie van hare B?oct verwanten zullen hebben te verbJy ven, en geenzints die Lini vermogen over te flappen : Nam, ubi primus in Lima Collo, ter ah gradus ad fuccejfwnem vocatur, ibi fif vocatur ipfa eadem Lima. rj Uit alle 'twelke dan, onzes eragtens, ook genoegzaam vaiVl zelfs koomt te proflueren , dat die quoad teftamenti factionem6^ activam, nooit of nergens by de voorfchreven Refolutien en Reglementen,. fpecialik genoemde Kinderen of DefcendentM V7 cr? dlfP?fitlen 0VQr Lehngoederen in 't voorfchreven Graaffchap gelegen, op zyn befte genomen noch alzo wel, als die daar by t elkens nominatim vermelde Adfcendenten en Collaterales , gehouden zyn, om binnen de naafte Linie van hare Bloetvenvanten, dat is de Lima Adfcendens te moeten verblyven , zonder die zelve Linie in 't geheel ofte ten dele te mogen voorbygaan, ofte tot vreemde en geenzints verwante Lieden, of zelfs ook tot de Collaterale Linie over te treden, zo lang als 'er noch iemant van hare Adfcendenten in leven is. " En dat by verderen gevolge ook Caja, of fchoons zy aUc wel, fin cas zy, buiten en behalven hare Moeder Mcevia, noch S' T hareGroot-Vaden , Groot-Moeders of \Z ter m 'tletT^S in l6Ven §ehad hadde) hare M^ der in t geheel of voor eenig gedeelte , by teftament over Lehngoederen in 't Graaffchap Zutphen gelegen , "oude hebben mogen voorbygaan , en met dusdane goedei'en ha. re Adfcendenten van den tweeden of verderen graat, ofte een of eenige van die zelve pro lubitu beneficerenf Die zelve egter noch geenzints by magte is geweeft om^ met pmeritie van hare Moeder Mcevia , haren Oom erald£tf Dat om alle deze redenen, dan ook het meergemelde Testament van Caja, voor zo verre als daar by over eenig in het Graaffchap Zutphen gelegen Lehngoet mogte wezen gedifponeert, ten opzigte van de gedane prasteritie van Mcevia en inftitutie of fubftitutie van Sempronius en Mcevius ofte derzelver Kinderen, koomt te corrueren en van alle effect, gedeftitueert te worden. 70ï En gevolglyk ook het Dominium utile van dusdane Lehn'goet of goederen, ongeagtzulk eene teftamentaire difpofitie, ab inteftato te devolveren op die gene , op welke ze volgens hare nature, en na het regt tot hetwelk ze Lehnpligtig zyn, jure Legitimce fiucceftionis moeten verfterven. 71. Nam, etft quidem teftati caufa faciat ceffare caufam intefiati. 72,. Attamen , quatenus teftamentum conditum fubfifiere, aut ejfetlum fortiri nequit, eatenus & intefiati caufa denuo refurgit ac locum habet: uti vel Lippis ac Tonforibus notum eft. Aldus by ons ondergefchrevene geadvifeert binnen Arnhem den 20. Julii. 1725. W«s onderteekent •• GERH. P R O N C K, M. A. van LAM ZWEERDE. Eijch  ende ADVERTISSEMENTEN. 23* X V. Eifch over Injurie , door dubbelzinnige woorden gefchiedis niet ge fundeert: ook niet, wanneer de Eifch er niet meer dan éèncn getuigen heeft. Gezien by ons ondergefchrevene Regtsgepromoveerden en Advocaten voor den Hove Provïntiaal van Gelderlant, het nagenoemde proces, zouden, indien wy Rigters waren, daarinne fententieren als volgt. In Zake en Procedure, voor den Edele Hoge Gerigte van Thuyl ongedecideert hangende, tulTchen PieterBoelart, Mede Schepen dezes Gerigts, Eyfcher en Aanlegger in cas van Injurie ter eenre, en Cornelis Vroeg, Mctzelaar, wonende tot Herrewynen, Gede. en Verwr. in hetzelve cas ter andere zyde. Het Gerigt gezien en geëxamineert de Schrifturen van Eifch, antwoord, Replycq, enDuplycq, met alle bygevoegdeproducten, fchyn en befcheit; voorts gelet op het gene in dezen eenigzints te letten, en te overwegen ftond, of heeft konnen moveren , doende regt, met advys van onpartydige Regtsgeleerden, verklaart den Eyfcher en Aanlegger in zynen eifch en conclufie, by gebrek van bewys te wezen niet ontfanckelyk, of gefundeert; den Ged. en Verw. daar van abfólve-rende; de koften niet te min om redenen compenferende. Aldus Salvo meliori geadvifeert binnen Arnhem den 30. November 1725. Was getekent, D. S C H O O K,. M..A. van LAMZWEERDE.. Rc-  *3» CONSULTATIENj ADVYSEN De Redenen van Advys zyn onder anderen de navolgende. 1. TPlk at dc Eyfcher en Aanlegger tot eenen grontflag van 8 J zyne acfie ten proceffe heeft geallegeert, eene atroce injurie, die Hem met krenking van zyne eer , goeden naam en faam reëlyk, en vcibalyk of met werken en woorden, dooiden Ged: zoude wezen aangedaan. 2. Op welk fundament de Eyfcher dan concludeert, dat Ged. zou worden gecondëmneert, die gelibelleerde injurien te beteren , eerlyk en profytelyk. 3. Eerlyk, mids comparerende voor dezen Gerigte ,in de Vierfchaareblootshoofts met gevouwe handen, en geboge knyen; verklarende, de injurieufe dreigementen , en woorden Hem van herten leet te wezen ,• biddende aan Eifcher om vergiffenis, erkennende Hem voor een eerlyk man. 4. Profytelyk, mids betalende aan Eyfcher ten behoeven van den armen, of anders te verftrekken daar het Eifcher belie ven zal, een zomme van duizent gulden. 5' Behoudens dat Eyfcher met eede fou willen verklaren, gelyke injurie, om gelykeja meerdere zomme gelts, niet te willen lyden. 6. Contenderende eindelyk, dat de Ged. ook gecondëmneert zoude worden in de koften dier procedure. ■7, Wy hebben den Eyfcher zynen Eyfch en conclufie ontzegt, by gebrek van bewys, om dat niet genoegzaam was geverifiëert. £a Refoluit zynde volgens den gemeinen regul regtens; qua lippis c? tonforibus nota eft, quod a£tori incumbatprobatio &atïore non probante reus fit abfolvendus l. 2. jf. de prob. juncl I.4.. cod de edend. & l. 23 cod. de prob. & paxim dd. Dat  ende ADVERTISSEMENTEN. 233 Dat deze generale regtsdoftrine voornamentlyk procedeert,0 tn kis quae funt facli; Cum facta non prafumantur, nifi probentur l. 16. cod. de probat. I. 12. §. 2. ff. de capt. & pojl. rev. Zodanig dat in zaken die in feyten beftaan, alleen kan en 10 mag geoordeelt worden fecundum aUa & probata. Ja fchoon de feyten den Rigter al eenigzints in zyn privé„ bekend, of waarichynlyk voorkwam, dog onbewezen waren, zo vermag die Rigter evenwel dezelve niet fuppleren, maar is gehouden, op de ftukken en bewyzen regt te doen Arg l. 6. §. l.ff.de off.prcef. & ibid. dd. quia judex judicare non debet, fecundum ea,qucefcit vel fcire exifiimat ut privatus, fed fecundum ea, qua evidenti demonflratione fibi probata funt ut iudici Peres, m cod. I. ï. tit. 19. num. 2. dd, ad l. un cod. ut qua de' funt advoc. part. jud. fuppl. Confequentelyk moeft den Eifcher argumento a fortior inra hac actione gravi injuriarum onwederfprekelyk zyne intentieen geallegeerde feiten tot bezwaar van Gedaagdens ad fufficientiam juris nebben bewezen. Qjisqtiis injuriam fibi faStam afferit, probationis onus fubireT0 cogitur Joh. Voet ad ff. de injur. & fam. lib. num 23. circa fin. 3" Cum ':nemo ad attionem injuriarum profilire debeat , ttiji tniu-ll nas objectas prohar e poter it. Carpz. defin. for. part. 1. conft 7 def. 14. num. 4. J Nam intentionem fuam qui non probat, dicitur carere jure Barb. it loc. comm. Lm. 1. num. 28. Uit alle 't welke dan profluëert, dat ter casfubjccl, deEi-ió". lener door het inftitueren van eene aclie van injurie , en zo zwaren conclufie te nemen, notoirlyk tot tweedcrlei hooftpowéten zig heeft geadftringeert. Als eerftelyk, om fufficant te moeten bewyzen, dat Ged 17 de werken en woorden by Eifch geënarreert revera gepleegt en gefproken heeft. En in de tweede plaats, dat in die werken en woordent8 u g eene  m CONSULTATIEN, ADVYSEN eene effeaive injurie tot krenking van Eifchers eer, goeden naam en faam refideerde. T o Edog alle die condfchappen ten proceffe van Eifcher byge9'brast, in de fchale der juftitie gewogen, hebben wy onder correcte te ligt bevonden, om tot het een of ander hooftpoinót het vereifchte bewys te konnen uitleveren. 20 Het welke fpecificq , en den regten genoeg zullende ad- 'ftruëren, zo is confiderabil. OT Dat aanvankelyk uit het produft fub^A. by Eifch onzes, 21" bedunkens niets wezentlyks tegens Ged kan worden gemfe.reert; Alswezende dat produft een condfchap of atteftaue by den Hr Richter van Thielreweert tegens Ged. Zonen Teums en Pieter Corneliffe Vroeg op den 6. Februari 1725. Betrokken; om dat de Eerfte eenigen tyd te voren, des avonds den 12. Tamiari deszelvigen jaars, voor het huis onder de venfters van Kers keldeAamer preetenfelyk had gefchoten ; en de andere op Eifchers onderzoek over dit fchieten aan zyn We Ed zou hebben geandwoord, met een bloot mes- in de hant. Mordiu, of de donder, dat heb ik gedaan, wat wilt gy daar van hebben ? fta vaft ! of diergelyke woorden. o,> Want; voor eerft is alle 't zelve tuffchen den Eifcher en *Ged. gantfch aliëen van het pomft in quaeftie. o o Behalven dat tam Jure divino, quam civili, en na den eifch 3Van aïle regten, de Vader voor den Zoon, of de Zoon voor den Vader in deliUis niet ftrafbaar is. 24. Zynde jure divino die bekende plaatfe decifoir. ;s. Dat de Zone niet zal dragen de 'WffMiks Vaders, noch ' de Vader zal dragen de ongeregtigheid des Zoons , ^aar ieder cm zyne eigene ongeregtigheid zal geftraft worden Hetwelke jure civili niet minder notoir, en onwederfpreeklyk is. a6 Poena enim debet tenere ftuos autlores, & noxa caput fequitur. ' Unde nullus alterius deliüo eft gravandus U 26. ff. de pan juntt. li 22. cod. eod. cap. jam itaque qiueft. 4. Dat  ende ADVERTISSEMENTEN. 235 Dat overzulks het voorz. Produel; fub A. by Eifch tegens28. Ged. niets opereert, fchoon het gelibelleerde fchieten en de verdere ontmoeting van die Zonen al eenige injurie voor Eifcher had geimportcert, of konnen importeren. Dat vervolgens het ten proef van regten gebragt produci,2g. of de beëdigde verklaring fub B. by Eifch hetzelve almede niet genoegzaam demonftreert of doet blyken. Dat Ged. in perzoon op den 15. April 1725. op tweeder-30. lei wyze reëlyk met werken, en wyders ook met woorden, verbalyk den Eifcher geinjurieert zoude hebben. Beftaande volgens Eifchers opgeving by Eifch, de eene reë- 31. Ie injurie hier inne, dat op den 15. April 1725. wanneer Eifcher met zyne Chaife tot Herrewynen van den Dyk , op zynen Dam , aan zyn Huis reed , de Ged. zynen groten rouwen hont op hem aanhitfte, met te roepen fa! fa! en dat die hont ook op de Chaife toefchoot en blafte. En de andere of tweede reële injurie (zegt Eifcher) hem geinfli- g2> geert te zyn, om dat, als Eifcher van zyne Chaife weder op den Dyk kwam , de Ged, met zyn hooft voor en agter over geknikt, en gewenkt zou hebben. Edog tot bewys van deze praetcnfe tweederlei reële injurie, o-, hebben wy in die voorgenoemde condfchap fub B. by Eifch zelfs het faclum niet geverifieert bevonden. Want alhoewel dit faclum, en aanhitzen van den hont of „. roepen van fa! fa! door Ged. en het knikken met zyn hooft, ' of wenken, in die condfchap quafi door eenen Getuigen te weten Teuntje van de Graaf, Huisvrouw van Lodewyk van der Meyden word geaffirmeert, fub dict. B. by Eifch ad interogi. & 3. , zo is die fingulicre getuigenis van een Vrouwsperzoon na regten kragteloos, en voor geen bewys te reputeren. Teftis unus teflis nullus arg. 1. 12. ff. de tefl. Cum vox unius fit vox nulliusjur vuig. cap. veniens in fine ext. de tefi junct. cap. ' cum a nobis eod. cum dilecli in fin. de accus. Gg 2 Tes'  n6 CONSULT ATIEN, ADVYSEN «6 Teftis fingularis nihil probat, etiamfi praclara curia honore 'prcefulgeat l. 9. §. i. cod. de teftib. 37. En of wel de verdere reproches tegens dit Vroüwsper'zoon, by Antwoord en Duplycq geöbjiciëërf, onzes bedunkens zyn onbewezen , zo zoude egter het zeggen van dit Vrouwsperzoon, boven en behalven hare fingulariteit, ookin anderen opzigten geagt moeten worden, te wezen onwaarfchynlyk en tegens apparentie. 38. Want; vooreerft komt het ons bedenkelyk voor, dat ter 'zeiver tyd zo vele andere mede getuigens fub. diÜ.B. by Eifch op den Dyk tot Herrewynen den Eifcher met zyne Chaife wel na huis hebben zien ryden, mitsgaders Gedaagdens hont op de Chaife zien aankomen, en blaffende, dog niemantkan getuigen, dat Ged: den hont aangehitft, of met zyn hoofd zou geknikt en gewenkt hebben. Zynde ook niet te prefumeren, dat Ged: volgens den 68. art. van Replycq, zonder geweer, en van zyn hantwerk een metzelaar zynde, door het aanhitzen van zynen hont, en vera°telyk knikken of wenken met zyn hoofd , den Eifcher, met een Degen gewapent, volgens den 66. art. van Replycq, en een Schepen van het Gerigt zynde, zou hebben durven tergen,, en als tot queeftie of rufie uittarten. ,0 En almede onwaarfchynlyk , dat in val Ged. zynen hont ad vindiclam op Eifcher had willen aanhitzen, om hem te byten, en in ongeluk te brengen, hetzelve zou getenteert hebben, op den publycquenDyk, inprefentie van menfehen, en wanneer Eyfcher op eene Chaife zittende, quam aanryden. Dervoegen die fmguliere getuigenis van voorf. Vrouwsper- 4 zoon of eerfte deponente fub B. by Eifch, uit hoofde van de onwaarfchynlykheden, des te meer na regten, zo wy vernemen, fufpec"t is, en niets proberende. Dittitm teftis non probat, quod non eft judici probabile velveroft- W'mile. Althus in diccalog. lib. 3. cap. de inhabil.teft. ob depoftt. ejusd. é arg. I. uit in princ. ff. quod met caus , cap. quia verijl mile ext. de prafumt.  ende AD VERTISSEMENTEN. X37 En dewyl van die vier andere Getuigen? fab dict. B. by Eifch 43den tweden deponent Willem Joofte de Cocq. ad interrog. 2 verklaart heeft, den Eifcher wel'te hebben zien ryden ,Ödog van het verdere niet te weten, dan dat hy den Eifcher na Ged. heeft zien toegaan. Gelyk ook de derde Getuige Catelyn Gysberts aldaar verklaart, lx dat zy den Eifcher met de Chaife wel heeft zien ryden, en den hont van Ged. op de Chaife blaffende zien aankomen; maar het aanhitzen niet gezien te hebben. Alsmeede de vierde getuige Lysbet Willemfie Rietvelt, zon-45. der van eenig aanhitzen teattefteren, aldaar insgelyks maar verklaart , te dier tyd den Eifcher wel te hebben zien ryden en dat den hont op de Chaife aanfehoot. En eindelyk de vyfde , en laatfte Getuige Berkje fanfetf. Bergacker fub dict. B. ad int. 2. almede verklaart, van dit prsetens aanhitzen , en verder gevraagde niets te weten. Dervoegen uit het geattefteerde der vier laatfte Getuigens by47Eifch fub. B. op 't fchoonfte genomen, voor Eifcher niets zekers te befluiten is, dan dat Gedaagdens hont de rydende Chaife van Eifcher op den dyk heeft nagelopen, en nageblaft. Lerende de dagelykze ondervinding, dat de meefte honden48. op het zien aankomen van rydende Wagens of Chaifen lan^s den weg proprio motu gewoon zyn, daar op toe te fchicten, dezelve na te Jopen , en te blaffen. . rWaar in g^ne injurie refideert, Cum bruta animantia caniAQ inferre non poffint, utpote fenfu rationis carentia. per l i § t ff. fi quadrup. paup. fee. die. princ. inft. eod. . Gelyk zulks ter cas fubjeét dan ook in diervoegen prafim- 2, G§ 3 Cum  I38 CONSULTATIEN, ADVYSEN Cum in dubio femper in mitiorem partem fit prafumenditm fecundum certiffimant juris regidam , quod prafumtio non delitti excludat prdfimtionem delitti. Carpz. in tratt. rer. Qrim. part 3. quaft. 123. num. 69. 6? arg. I. 51. vers. plcerumque credendumff. pro foc. cap. 2. èxct'. de reg. jur. I4 Coafequentelykzo word die fingulierc verklaring van voorzeide eerfte depónentc Teuntje van de Graaf, ütb ditt B. by Eifch ad interrog. 2. al verder door die gemene prsefumtie van regten geënereert. Confiderabil wezende dat Eifcher tot pratens verder bewys van voorf. reële injurie by Eifch pofeert. <6 Dat Ged. op den 22. April 1725. inde herberg van Meerten 'van Wagtendonk tot Herrewynen in prsfentie van Menfehen, die voorf. fchandelyke bejegening van het aanhitzen van den hont, en knikken of wenken met het hooft, als het verder gepaffeerde, publycq vertelt, en daarop zou geroemt hebben. 57. Edog de condfchap daar toe by Eifcher geproduceert fub C. by Eifch , regt ingezien, zo hebben wy bevonden. Edog  M4 CONSULTATIEN, ADVYSEN 117. Edog dat verhaal of blote zeggen van Ged. is geen valabil bewys, dat die Woordewiifeling waarlyk en in der daad alzo is gefchiet. no Want zo men dit verhaal al eens debiteerde, of de naam 'en kragt gaf, van een confeffie, zo zou bovendien, het faftum zelfs ook moeten blyken revera gepaflêcrt te zyn. Merul. prax. civ. lib. 4. tit. 62. cap. 3. num. 1. allegans DD. ad l. 4. ff. de confeff. 120. In poteftate enim alicujus non eft, cum fua confeffione facere ddictum, ubi delictum non eft per jur. vuig. & arg. I. 8. ff. de confeff. Behalven dat tegen zo een verhaal of bloot zeggen nog kan 1 'worden geobjicieert, dat het in de eerfte plaatze, op het fchoonfte genomen , maar zou wezen een extra judiciele confeffie in abfentie van Parthye , en gevolgelyk in Regten defeftueus en niet fufficant, om dat faclum of gepaffeerde te verifiëren arg. t. 6. §. 3- /• de confeff. J2r. Vereifchende overzulks in genere nog verder en nader bewvs ar? I 6 ff- de confeff. Merul. prax. civ. hb. 4. ut. 6Ï. num. 4. Allelans Janfon.ad X. 2%. ff num. 2. cod. de tranfa£t.. iaa En ten tweden dat een extra judiciele confeffie door twee of meer Getuigens geprobeert, in fpecie ten minften door noch fen Getuige7die van de waarheid van de zake of daad zelf* " attefteertt na regten moeft zyn gefterkt, en tezamengeconjungeert, voor en aleer een volle preuve zou konnen uitmaken. Fab. cod. lib. 4- tit. 14- def. 66. Tazeffs dat andere DD. die Leere van Faber niet fchynende I33'te twote^wx een extra judiciele confeffie zo veel kragt „ochniet eens toefchryven Joh. Voet ad ff. de confeff. num.. 8. circa fin. ï2d Confequentelyk, dat het faclum of gepaffeerde zelfs door - geen eene Getuige wordende geprobeert. ;« Dienvolgens dat blote verhaal van Ged., fchoons al voor 125 een extra judiciele confeffie genomen, by defeft van verder be-  ende ADVERTISSEMENTEN. 245 wys niet fuffieant is, om het gepaffeerde tuffchen Eifcher en Ged. met zekerheid te doen blyken. Gelyk nogtans volgens het voorgededuceerde zo nootza-12^ kelyk vereift wierd. Voornamentlyk in delitlis, daar de bewyzen moeten zynr27 concludent, & iuce meridiana clariores. arg. I. fin. cod. de prob. & ma. DD. 1 Waarmede dan voor genoegzaam geadftrueert houdende, 12S. dat net fauum, of de gepaffeerde woordewiffeling tuffchen Eifener en Ged. op den 15. April 1725. op den Dykm hacfamoja atnone tnjunarum niet genoegfaam is geverifieert. Zo ffaat ons alleenlyk noch te discutiëren, of door het 120. verhaal m die Herberg op den 22. dito, volgens die condfchap fub C. by Eifch ad int. 3. des Eifchers eer , goede naam en faam is gekrenkt, en gevolgelyk, of dat verhaal effeclivelyk eene injurie importeert, om daar over zo eene aclie ad polinodiam & mulctam pecuniariam tegens Ged. te konnen intenteren. Wy hebben onder correctie de negative van dien gefufti-no neert, om dat uit die condfchap fub C.ad dict. int. 3. ons ne s anders is voorgekomen. ?C Ged- aIdaar heeft verhaalt, dat Eifcher met zynnu Lhaije op zynen Dam aan zyn Huis gereden, weder op den Dyk kwam, en na Ged. toeging, Hem vragende: waarom wenkt gy my ? wat wilt gy van my hebben ? èy Dat Ged. zyn verhaal vervolgende verder gezegt heeft 132. dat hy den Eyfcher had geantwoord: als ik wenken wil, zal ik een eerlyk Man wenken. s vJFrrlCndeh-TGed%^ndeIyk' dat' op de verdere afvragingI33 van Eifcher of zyn Wel Ed. dan geen eerlyk Man was, *den Ged. zou hebben geantwoort, ziet gy eens in de Spiegel, wat Man gy dan zien zult. r 6 ' 7™tkrhll0t VCrhaalJ Wy niet bevi»den animo injuriandi te 134. zyn gefproken, om dat die verhaalde woorden, zo wy ver- Hh 3 mc-  246 CONSULTATIEN, ADVYSEN menen, geen effe&ive injurie of krenking van eifchers eer, necejfario importeren. 135. Daar nogtans in regten refoluit is, dat tot fundament van een actie van injurie, ante omnia word gerequireert een dolus of animus injuriandi. Certo certius etenim eft, attionem injuriarum nunquam com13 'petere nift dolus, & animus injuriandi adfit, quia nee injuria absque dolo Êf animo injuriandi committilur Carpz. in prax. . cr'm. part. 2. cjuceft. 97. num. t. & 11, dd. ibid cit, & in de fin... for. part. 4. conft. 42. def. 7. num. 1. 6? 2. 137. En of wel in attione injuriarum den geconvenieerde regulariter creprcefu meert word animum injuriandi habuijfe, en dat de negattve van dien hem incumbeert te bewyzen , volgens regten. 138. Zo heeft zulks alleen plaatze, wanneer zo een geconvenieerde effeétivelyk is een injuriant, en dat zyne gefprokene woorden per fe & necejfario zyn eerovent of injurieus. 139. Edog geenzints, wanneer die woorden indifferent konnen worden opgenomen, en fua natura geen injurie importeren. 140. In welk geval ook geen animus injuriandi wort geprsefumeert; maar moet den Eifcher 't zelve bewyzen, Zo Hy ondcrflaan wil, eene aclie van injurie te inftitueren. I4j, Gelyk zulks in terminis onder anderen geleert wort by Carpz. ditt. defin. 7. num. 3. & 4. Wy hebben vermeent, dat de woorden van het verhaal by • °Ged. gedaan fub C. by Eifch ad int. 3. ter cas fubjeft per fe ■ necejfario geen injurie of quetfing van Eifchers eer importeren. Dewyl daar uit geenzints te concluderen is, dat Ged. alI43'daar vertelt heeft, dat hy den Eifcher gefcholden of gehouden heeft voor een Schelm of oneerlyk Man , gelyk by Eifch en Replicq wort voorgegeven, j u Dat in tegendeel met die verhaalde woorden, fch'oon tegens Eifcher revera gefproken waren, en gezegt, als ik wenken wil  ende AD VERTIS SEMENTEN. 247 wil, zal ik een eerlyk Man wenken , den Ged. noch ten goede noch ten quade over des Eifchers eer zig heeft geëxpliceert, nemaar den Edchcr in zyn weerde gelaten. Ja zelfs zouden die woorden in mitiorem partem konnen 145. worden opgenomen en geinterprasteert , dat Ged. van den Eifcher had gefproken, als van een eerlyk Man. Want gevraagt wordende : waarom hy den E;fcher gewenkt 146. had1? en daarop antwoordende, als ik wenken wil, zal ik een eerlyk Man wenken. Zo zou daar uit ten beften geduit, ook konnen verftaan 147. worden, dat de Ged. door zyn wenken en gegeven antwoort, indien het eens effectivelyk gepaffeert was, den Eifcher heeft gekent en gehouden voor een eerlyk Man. Waar tegens het een contradictoire uitlegging zoude zyn, 148. dat Ged. den Eifcher volgens voorgeven wenkende, en geen ander dan een eerlyk Man willende wenken, zyn Wel Ed. voor oncerlyk zou hebben gehouden. Woedane contradictoire interpraïtatie in regten niet ge-149. bruikelyk of admiffibil is. Contrarietas enim eft vitanda, & verba in omni alu itafuntiso. interprcetanda, ne fe invicem contradicant, per jur vuig. Waar by geconfidereert, datm materie van deliEten rcgulari-l5u ter alle twyfelagtige of dubbelzinnige woorden, ten beften moeten worden geinterpraeteert. Virba in deliclis debent capi in meliorem vel minorem partem, 152. arg. I. 32. in fine ff. de peen., junct. I. 4. ff. de fiifp. tut. Cum regulariter interprcetatio eft facienda exclufiva delièti.isi. jur. vuig. Het welk vooral plaats heeft in injuriis, in fatto aut verbo 154. quod per fe honorem non Icedit, fiatur negationi ejus, qui injuriam comiaififfe dicitur. Omnis enim prafumtio bona eft Farinac. prax. crim part. 3. l5S queeft 105. num ii8.Leeuwencenf.part. i.lib.$,cap. 25.».4. * Niet  248 CONSULTATIENj ADVYSEN 156. Niets ter contrarie moverende, dat Eifcher die verhaalde woorden van den Ged. geheel anders, en in malam partem interpreteert. 1-57. Zeggende by Eifch en Replicq, daar uit te hebben begrepen, dat Ged. hem hielt voor een oneerlyk Man. 158. Welk fingulier begrip en wederregtelyke interprastatie maar te houden is, voor een particuliere caprice van Eifcher in zyne eigene Zake zonder bewys , tegens redenen en wetten, dienvolgens niet fufficant om zoo eene aclie van injurie daar op te funderen. 159. Dat ten dien einde noch veel minder konnen dienen, de aanvolgende woorden die Ged. fub dict. C. ad int. 3. vertélt heeft. 160. Namentlyk dat Eifcher daar op vragende ben ik dan geen eerlyk Man ? den Ged, daarop zou geantwoort hebben, ziet gy eens in de Spiegel, wat Man gy daar zien zult. iöi. Welke laatfte gefubvirguleerde woorden den Ged. almede heeft opgenomen in malam partem. i63i Infererende daar uit, datGed. met zo een verhaal hem zou 'hebben gehouden voor een Schelm of oneerlyk Man. jöj. Funderende daar op al verder zynen Eifch en conclufie dog zonder fundament van Regten. 164. Geconfidereert die voorfchrevene woorden by Ged. verhaalt, des Eifchers eer, goede naam of faam almede niet hebben gequetft of gekrenkt, maar gelaten in deszelfs waaarde. 165. Makende den Eifcher zelfs Rigter en gevolgelyk hem houdende voor een eerlyk Man. 166. Dewyl Eifcher zig in een Spiegel beziende , ongetwyffelt zoude zien , en oordelen dat Hy eerlyk was. ,67. En of wel zodane fpreekwyze als fub C. by Eifch ad dict. int. 3. verhaalt word, en hiervoor gefubvirguleert is, ter cas fubjecl voor dubbelzinnig, en ook in malam partem zou konnen worden geinterprseteert of verdrait. Zo  ende ADVERTISSEMENTEN. 249 Zo ftaat die interpretatie geenzints aan den Eifcher, neiöï. maar veel eer aan den Ged. Cum quisque eftinterpres verborum fuorum. I(J Confequentelyk zo Eifcher deze dubbelzinnige fpreekwyze 170' m malam partem had willen opnemen , zo moeit dezelve voor af by een infin: gelyk in den Ampte van Thielre- en Bommelre-Wecrden , van outs gebruikelyk is geweeit, den Ged. hebben doen afvragen , wat hy met die fpreekwyze denoteerde, en of hy dit verhaal gedaan had, om des Eifchers eer , goede naam en faam te fchenden, of te quetzen, met fummatie van een cothagoryk antwoort, en bedreiging in eventum van eene actie in cas van injurie. Want by aldien de Ged. zig als dan injurieus had geëxpfr*?*. ceert, zo was Eifchers aclie geboren. Of indien Ged. weigerig of in mora gebleven was, van 172 een convenabil relaas te geven , zo had de Eifcher noch ' eenigzints juTjflHicat^w/if/gfl,^/gehad, ten minften, om die koften geheel of ten delen tot Gedaagdens befte te doen re(kinderen, arg. I. eum qui temere ff. de judic. Zynde zodane praemiffive afvraging in attionibus iniuri- 172 ™ ook elders gerecipieert, als by Antwoort en Duplycq uit Joh. Voet ad ff. is bewezen, dog by Replycq 'ter cas iubjecl niet wefentlyk gefolveert. Dervoegen wy des Eifchers voorbarige actie over die in-174 differente en dubbelzinnige woorden ook te ongegrom hebben gevonden, om eenig gedeelte van zynen Eifch en conclufie te konnen adjudiceren. Waar by dan noch accordeert,' dat men aan Eifcher ook 175. zou konnen objicieren, zo het verhaalde fub C. by Eifch ad int. 3. eens waariyk was voorgevallen. Dat zyn Wel Ed. door het komen op den Dyk, en na den 166 Ged. toe te gaan, mitsgaders hem zulke afvraging te doen, Ittwoord nt ^ febbeIi gegeVen ' tot 20 dubbelzinnig I i Voor-  25o CONSULTATTEN, ADVYSEN m. Voornamentlyk , dewyl, zo ons ten proceffe gebleken is, ' 'uit de gelegentheid van zaken was aftenemen, en den Eifcher dien volgens ligtelyk konde bevroeden, dat den Ged. niet veel civiliteit, of vriendelykheid zou afgeven. 178. Dat over zulks cafu quo raatfamer was geweeft, die zamenfprake te menageren , dan door het weder van Huis op den Dyk te komen, na den Ged. toe te gaan, en Hem die afvraging te doen, eenigzints te fchynen als quteftie en moeilykheid gezogt te hebben. 179. En of wel by Eifch en Replycq in thefi te regt geallegeert is, dat Ged. om het ongenoegen over zyn Dogters onteenng of defloratie egter de Ged. niet vermogt met woorden of werken te injurieren. j8o Zo bewyft egter de Eifcher in hypothefi geenfints, dat zo' dane woorden of werken ter cas fubjeét gepaffeert zyn, die perfe, & necejfario eene injurie importeren. 181. Want alhoewel by Eifch fub ditt. C. ad int. 4. eenige van 'het gezelfchap in die Herberg, over het verhaal van Ged. zig verwondert hebben , zeggende, hoe durft Cornelis Vroeg dat zeggen, 't was beter dat hy zyn mont toehielt. 3S2 Zo volgt daar uit geenzints, dat Gedaagdens verhaal effefti'velyk eerrocrent, en injurieus was. Dewyl alle woorden niet moeten worden opgenomen, gelyk in een Herberg deze of gene menfehen die begrypen of uitleggen. l8 Nemaar ter contrarie, gelyk de regten die interpreteren. Nu is hier voor reets gedemonftreert, dat die verhaalde l85'woorden ook in bonam partem konnen worden opgenomen. Of zo men die ten goeden al niet wilde uitleggen, maar voor dubbelzinnig en twyffelagtig confidereerde. Dat als dan ook in dubio zodanig moeten worden geinter7*preteert, ut injuriam excludant, en deswegen geen attie admijfibel is, perfupra alleg. Ver-  ende ADVERTISSEMENTEN. 251 Verba enim in dubio debent intelligi, ne fonent indelittum Me 188 noch. de prcefumt. lib. 5. prcefumt. 2. num 6. R 7. Et verba ambigua duplicem fenfum habentia in bonam partem 189. funt accipienda. Althus in diceealog. lib. 1. cap Ao de mjur. num 23. l' ó' Itaquein verbis indifferentibus, quce poffnnt importare iniuri-190. «»z, ca»z non importare, animus injuriandi non preefumitur, neque mde competit attio. Berlich. pratt. concl. 60.Leeuwen cm/, /or.^ft. 2 5. 25. ««« 4. Joh. Voet «if. enere gedcfini-,9Quod fit contnmelia contra bonos mores alicui illata. Zo is eigentlyk de natuurlykfte definitie na regten. Quod fit delittum in contemtum hominis liberi admiffum, quo ejus2oo' I i 2 cor-  CONFULTATIEN, ADVYSEN corpus vel dignitas, vel fama leeditur dolomalo. Joh. Voet ad ff. de injur. circa princ. 201. Wordende daarom ook genaamt een misdaad tegens de eer, goede naam en faam. 202 Huber jur. Ho. part. 2. lib. 3. cap. 8. num. 1. Leeuwen 20 'parat. jur. nov. lib. 4. part. 3. cap. 6. in princ. Zo dat het fchenden of quetfen van een anders eer met 203Vn loosopfet, of dolo Éf animo injuriandi, het voorname en fubftantiele rcquifit is, tot een actie van injurie perfupra alleg. Alle 't welke alhier denderende, en zelfs het gelibelleer- 2°4'de voorval en woordewiifeling tuffchen Eifcher en Ged. den regten genoeg niet geverificeert zynde, als boven gededuceert. Zo hebben wy den Eifcher volgens alle die vooraangeto- 2C:"gene regten en regtsdd. moeten verklaaren, in zynen Eifch en conclufie by gebrek van bewys te wezen niet ontfanckehyk, den Ged. daar van abfolverende. 2o6 ' Zonder dat alhier in confideratie komt of kan komen, dat 'een injurie zo wel indireciis vel obliquis, quam direttis verbis kan geinfiigeert worden volgens de leere van Ant. Math. de cnm. Joh. Voet. en andere dd. by Eifch , en replycq zo menigvuldig geallegeert. o07 Dewyl die DD. fpreken van effeftive injurien of gevallen , en woorden, die iemants eer direfte of indireftelyk quetfen, of fchenden, ergo ter cas fubjecl: alieen en inept. Gelyk wy almede inapplicabil hebben bevonden, alle 't ge- 208'ne over het defloreren van Gedaagdens Dogter, en hout te halen uit eenen Rysweert, als anderfints, ten proceffe hinc mde is bygebragt.. 209. Latende alle 't zelve met die gevanteerde referves vanaftiT en dieswegen tuffchen Parthyen Contendenten verblyven. iI0- Als niet hujus loei wezende , om daar over ons verder te elar- Seren* Wy  ende ADVERTISSEMENTEN aca Wy hebben de koften dezer procedure gecompenfeert. 211. Om dat de Ged. door zyn verhaal en gebruik van zo dub-,„ belzmmge woorden den Eifcher eenigfints occaiie heeft gegeven om die, ten kwaatften opgenomen, voor injurieus te houden, en deswegen aclie te inftitueren. Hebbende Ged. alverder door inaplicabile redenen en pro-2i, dutten ten proceffe extenfie veroorzaakt. Dienvolgens tweefints gelegentheid gegeven, tot multiplica-2I4 tie van koften. 1 4' Zynde alzo te dien opzigte van temeriteit niet ten eenemaal excufabil. ne 2I5~ In welk geval men de koften- geheel of ten delen pro re nata ,r* kan en mag compenferen. nuHl2i6. Per ea qua> tradunt inter alios dd. Bocer! Claff. 6 diCt 00 num 35. M o^'iij. Non enim ratione viiïorice debentur expenfce litis, fed ob te- „ mematem Carpz. defin. fior. part. r. conft. ^. defin. Z6. T i 3 Kèm  254 CONSULTATIEN, ADVYSEN XV. Een va fal kan in Gelderland over Leengoederen by uiteffte zville niet difponeren, als met confent van den Leenheer, het zy dat deze over de difpofitie zelfs fta, of die daar na approbere ; en wanneer de Erfgenamen zo een difpofitie querelleren , vervallen dezelve in geen' penaliteit. CASUS P O S ITI O. AEen Weduwe wonende op de Veluwe in Gelderland . heeftop den 6. Maart 1719. opgericht, en den zei-, ven dito voor Scholtis en Geërfde Getuigen tot Nykerck gepaneert, zeeker beflooten Teftament of uyterfte wille ; waar by zy tot haare Erfgenamen heeft geftelt haare Neven en Nichten , zynde zeven Kinderen van hare overleden Sufter b. bvC.inEhe verwekt, met name AE., CR., EJ., C, W, M en T., (waar van CR. en EJ. hare Neven zyn, en CR. de oudfte is), en by aldien iemant van dezelve voor haren dood dezer Werelt kwam te overlyden, Kind of Kinderen naarlatende , in zulken val wilde zy Teftatrice, dat deszelfs Kind of Kinderen zoude ftaan in haar Vaders of Moeders plaatfe, en zoveel uit hare nalatenfchap trekken en genieten , als haar Vader of Moeder getrokken of genoten zoude hebben , als die haar Teftatrices dood beleeft hadde. Voorts wilde zy Teftratrice, dat hare nalatenfchap en alle ilcl-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 255 hare Goederen, die op haar Sterfdag daar in gevonden wier" den, 't zy gereed of ongereed Lheen of allodiaal, Heren Goed, Vrouwe Goed, Abts Goed, of van wat name of nature dezelve Goederen anders mogten zyn, onder hare voorfchreven Erfgenamen gedeelt en genoten zouden worden in zeven egale portien, zonder dat de eene boven de andere uit hoofde van fexe, ouderdom, of uit eenigerhande hoofde, hoe het ook genaamt of bedagt mogt konnen worden, eenige de minfte prarogative voorregt of voordeel of eenig meerder genot zal mogen hebben of pretenderen als de andere. En eindelyk begeerde zy Teftatrice, dat hare voorfchreven Erfgenamen fampt en elks byzonder zig in alle vrindfchap en eenigheit na deze hare uiterfte wille zoude hebben te voegen, en malkandere het effeét daar van laaten genieten. En in geval iemant van haar lieden zig in of buiten regte, daar tegens mogt willen oppoferen, zo wilde zy , dat al zulker oppofant of . oppofanten daar door metterdaad zoude vervallen weften van. hare portie ofJortiën in haar Teftaterices Erffeniffe, en dat die portie of portien, dan werkelyk zoude accreffei 'en aan hare overige Erfgenamen , die zig naar defe hare uiterfte Wille zoude willen voegen. Nu ftaat te noteren, dat in de nalatenfchap van gemelde Teftatrice A., onder andre bevonden word ; zeker Hüifinge met annexe Landeryen &c., leggende op de Veluwe voaichreven, en leenroerig aan den huife Lhede in 't Quarticre van Nymegen, Ampte van Nederbetuwe ; welk Leengoet , (ingevolge de bovenltaande difpofitie), zo wel als de andere goederen onder dezeven Erfgenamen deelbaar fchynt verklaart te zyn, en op dat deze difpofitie ten opzigte van ditLeengoet, haar Effect naar doode van haar Teftatrice zoude gewinnen, zo heeft zy Teftatrice op den 7. Maart 1719. door een volm: confirmatie en approbatie van het meergemelde Teftament:, aan die refpectiveLeenkamer doen verzoeken, welke approbatie aan dien Volm. van haar Teftatrice , by iemand zig quahficerende, als Stadhouder van de Lheenen van bovengemelde huife Lheden is gcaccordeert, en het voorfchreven Tes- ta-  25(5 CONSULTATIEN, ADVYSEN tament geconfirmeert en geappróbeert, voor behoudens een ieder zyn goeden regten, zynde de voorfchreven acte van approbatie gepaffeert voor eenen Derck van Roffendael, zig qualificerende als Stadhouder van de Lheenen van duck gemelden Huife Lheden, en Gerigtsluiden, Gysbert van Itterfon, en R. R. Jacobus Janknegt op den 7. Maart 1719. En of wel deze voorfchreven Acte niet aan den Teftamente van duck gemelde Teftatrice is geannexeert, zo ftaat egter op den rugh van die difpofitie aldus gefchreven. Deze ten fine van regiftrature en approbatie aan ons als Stadholder van de Lheenen, gehorende aan den huife Lheede prefenteren en geappróbeert, aÜum voor Sehepenen, als Gerichtsluiden Gysbert van Itterfon en Reynier Jacobus Janknegt den 7. Maart 1719., en was befegelt en geteykent D. van Roffendael Stadhouder , G. van Itterfon, R. J. Janknegt. Nu dient geweten, dat eenen B. Kloekhoff', uit kragt van commiflïe van Zyn Hoogvorftelyke Doorlucht, den Hertoch van Saxen Saleveldt, alsHere vanLheedenindatoden27.Febr. vermits de toenemende Jaaren en verwillige refignatie van de Heer Dirk van Roffendael, al op den 16. December 1718. en dus, omtrent drie maanden voor de gedane approbatie van 'tvoorf.Teftament, geauthorifeert engefubftitueertheeft, tot het waarnemen van het Rigter en Schoutampt der voorfchreven Heerlykheden, Lienden, Lheeden, en Oudenweert, als mede, N. B. het Stadhouderfchap der Lheenen daar onder reforterende, de Perfoon van Hubert van Wyk , enz., dit alles vermogens acte van den 16". Decemb. 1718. Verders dient genoteert, dat Gysbert van Itterfon en Reynier Jacobus Janknegt, by 't approberen en confirmeren van het duck gemelde Teftament, nieten worden gebruikt als Lheenmannen, maar als Schepenen en als Gerigtsluiden ; En dat ook dezelve niet als Lheenmannen zyn konnen worden geëmployeert, vermits geen van haar beide Lheengoederen is bezittende, of nooit in fide alicujus domini feudi zyn geweeft. QUAE-  ende ADVERTISSEMENTEN. 2S? QUAERITUR QF de difpofitie van A., ten opfigte van het voorfchreven ^ Muis cum ap et dependentiü aan den Huife Lheede Jeen roerig is wettig en bundig en of GR., dewelke neffens zyn Broer en Sufters de naafte Erfgenamen, edog de oudfteNeef van A is, gehouden is, het voorfchreven Teftament teagtervolgen ? Dan of die difpofitie tenrefpeftelSorftS^S isdefectueus, en of over zulks CR. het voorfchreven Leengoet uit kragt van fexe en Ouderdom voor uit is competerende, zonder dat de andere Erfgenamen daar tekens, een ieder pro portwne iets anders uit de nalatenfchap zoude konnen pretenderen. Ten tweeden wort gevraagt. Inval CR. al eens tot het voorfchreven Lheengoet, invoegen als gevraagt wort, wasgequalificeert, ofhyegtlr deze difpofit.e van A. wel zoude durven quereUeren en tegenspreken-? en of hy zulks doende, niet en zoude vervallen in de poenahteit, daar by geftatueert ? namentlyk : Dat hy als dan als een oppofant, daar doorniet en zoude vervallen wezen, van de portie in haar teftatrices Erffeniffe, gelyk dit by den teftamente van A. word geclaufuleert. y GCiCn tT °"S fd^e%hiy™ regts gepromoveerden voor 1 dei Hove dest Fttrftendombs Gelre en Graaffchaps Zutphen, poftulerende de voorftaande Cafus Pofttie, met: de vra gen daar .nit geformeert, zouden wy vermenen , dat de difpofitie van A., ten opfigte van het Huis, cum ap & dependentus aan don huife Lheede leenroerig, is defeftucus , krafrteloos, nul en van geener waarde, en dat CR. het voorfchreven Lccngoet, uit kragt van fexe en ouderdom, voor uit is competerende; zonder dat de andere Erfgenamen ieder En zulks om redenen. sK k Dat  258 CONS ULTATIE'N', ADVYSEN 3. Dat, gelyk iemand, willende difponeren over zyneallodiale Goederen, zulks moet doen voor zodane perfonen by Land en Stadregten daar toe gerequireert. 4> Zo mag ook niemand over leenroerige Goederen eenige de minfte difpofitie maken, als ten overftaan van den Leenheer of deszelfs Stadhouder en Mannen van leen. - Ter oorzake dat 't in leenen indubitati juris is, dat een ' Vafal niet meer heeft als het utile dominium, en dat den Leenheer het dominium direttum hout; als ten overvloet te zien by Sande ad Cg&fuet. Feud. in Summarüs tratt. 1. «. 3. & tratt. 2. per Tot. 6. Dat daar uit volgt, dat de Vafal buiten kennis van den Leenheer over hét leengoet geen difpofitie altoos heeft, noch by contract onder de levende, noch by Teftament of andere uiterfte wille. 7. Dat, zo veel als de contracten onder de levende aangaat, de Vafal het leen met effect niet mag verkopen, buiten toeftemming van den Leenheer; ja zelfs dat niet vermag het zelve in 't geheel noch ten deelen bcfwaren, als met confent van den Leenheer of zynen Stadhouder, en Mannen van leen. g, In zo verre, dat de Vafal zelfs de ffuttibus a fok nondum feparatis dbsq. domini confenfu niet vermag te handelen; als getradeert wort by Sande ad Confuet. Feud. tratt. 1. tit. 2. cap. ï. n. 5. p. En aangaande Teftamenten of andere uiterfte willen, km een Vafal over leengoederen in deze Provintie niet anders difponeren, als met confent van den Leenheer; 't zy dat deze over de difpofitie zelfs fta, of die daar na na behoren approbere, als te zien uit de Lantfchaps refolutie van May 1600. te vinden by Sande d. tratt. j. tit. 2. cap. 2. n. 4. I0< Alwaar voorgefchreven wordende, hoe men over leenen 'by uiterfte wille zal mogen difponeren, te gelyk geleert wort, > dat alle de difpofitien buiten of tegen dezelve gemaakt, zyn on-  ende ADVERTISSEMEN T"E N. 259 onbeftendig, in zoverre, dat zelfs difpofitien, over Ieenen gemaakt in Huwelyks Voorwaarden, en andere diergelyke handelingen, die by ons zeer favorabel zyn, na regten onduchtig zyn, zo niet dezelve ten overftaan van den Leenheer en Leenmannen gepaifeert, of daar na by tyds geappróbeert zvn Sande eod. tract. 1. tit. 2. cap. 3. En zulks om deze redenen, quia forma dat ejfe rei., qua Tr non obfervata corruit attus, volgens de leere van Fornerius obf. iib. 2. cap. 12. Goris ad Confuet. Vel. cap 12 art q n. 3. fi? cap. 13. art. 1. gl. 1. „, t. 2. item cap. i±!'art%' gl. 1. n. 2. Ik zegge, by den Leenheer en Mannen van leen, om dat 12. daar toe den Leenheer of zynen Stadhouder moet geadfi- ' fteert zyn door twee Leenmannen, die leenen bezitten van den zeiven Leenheer, dewelke te zamen als een Gericht tonneren, adeo ut difpofitio lila habeatur tanquam cendita apud acla. Sande eod. tract. 1. tit. 2. cap. 2. n. 10. &f 11. Dat nu alhier de approbatie van 't Teftament van A ,13. zo en in diervoegen niet is gefchiet; maar voor eenen Derck van Rofiendal die reeds voor omtrent drie maanden voor die approbatie't Stadholderfchap der leenen op eenen anderen hadde gerefigneert, gepafleert is. Dat ook uit de cafus pofttie komt te blyken dat in plaats van die approbatze voor Stadholdcr en Mannen van leen Je 14' fchiet te zyn, aldus m dorfo van de difpofitie gefchreven ftaat Deze ten fine van regiftrature en approbatie aan ons als Stad- r Houder van de leenen gehorende aan den Huife Lheede Prcefente 3" ren én geapprobert, aüum voor Schepenen als Gerichtslieden Gysbert van Itterfon en Reinier Jacobus Jonknegt. ' Waar uit volgt, dat in val dien Derck van Roffendael noch werkelyk Stadhouder der leenen van den Huife Lheede moe l*' nSfë^^ïr**^ alsGerichtsluiden, die in leenen onbekentzyn, noch over dezelve de minfte jurisdictie hebben Kl< » Zo  %iSo CONSULTATIEN, ADVYSEN 17 Zo dat die approbatie van 't Teftament van A. ten aanzien van dat leen onduchtig zynde, dat Teftament ook in zo verre van zelfs komt te vervallen,. en by gevolg dat leen is vererft en verftorven na leenrechten. ! 8 Zonder dat de andere erfgenam en van A. daar tegens, ieder 'pro portione, iets anders uit die nalatenfchap kunnen profiteren. ro Om dat die difpofitie , ten aanzien van dat leen, nul zynde, datleen van zelfs vervalt op den naeften in 't bloet en outften op ftraat , even als of daar over geen difpofitie gemaakt was; 20 Zynde rechtens , quod in teftamento formaftatuto prceficripta eft 'de ejfentiaejus, & Ma non obfervata teftamentumnon valet, Heet appareat de expreffa teftatoris voiuntate, Bouguier lit. tarreft. 2. Op de tweede vrage vermenen de ondergefchrevenen, dat 2I°CR., door het querelleren en tegenfpreken van de difpofitie van A. ten aanzien van het voorfchreven Leengoet, niet vervalt in de poenalitcyt daar by geftatueert, en zulks. Om dat niemant vermach by Teftament poenaliteiten zet32*ten, om te beletten dat de publycque wetten haar effect forteren, cum privatorum pattis jura publica mutari nequeant. Zynde certi juris, quod hetres non prohibeatur venire contra ^'factum a lege vel ftatuto improbatum, aut quod tendit ad fte frau dandum beneficio legis velftatuti, gelyk daar van de leere is te vinden by Peck. de teftam. conj. lib. 4. cap. ij. en by Christin, ad LL. Mechlin. tit. 6. art. 9. n. 5. t? in notis item vol. 4. decis. 210. Rosenthal , de feud. cap. 9. membro 2. concl. 69. n. 12. Holl. advyfen lib. 2. conf. 71. pag. 153. Brunnem. cent. 4. decis, 33' »» 3- & 4- Carpz. part. 2. conft- 14- defin. 70. n. 9. Leerende dezelve Carpz. , p. 3..conft. 7. defin. 24. qued ipfe filius teftamentum patris infolenne impugnans non incurrat inpoenam a.patre in. teftamento fiatutam. Aldus onder correaie van beter, gevoelen ge.ïdvifeert binnen Arnhem den 12. Marty 1726. VTas geleekenl: M. A. van LAMZWEERDE, M. N. van LOON. AA-  ende ADVERTIS SEME NTEN. 36Y XVI. Advys over het doen van Rekeninge van een Rentmeefter van een Gafthuis, over de Borgtogt voor een adminiftratie etp dat dezelve is flridi juris. Gezien by ons ondergefchreven Regtsgepromoveerden den ProcefTe voor den Wel Edelen Stad-Gerichte vanZutphen ongedecideert hangende , tuffchen de Doctoren Euftathms Pleger en Jooft Schomaker qq. Impetrante» ter eenre , en Doctor Jooft Solner qq. Gedaagde ter anderen zyden , en gevraagt zynde over de Judfeature in den voornoemden Proceffe, zouden Wy, indien Wy Richters waren, daar in fententieren op navolgende wyze. In Zake, hangende voor dezen Wel Edelen Gerichte der Stad Zutphen ongedecideert, tuflchen de Doftoren Euftathiur Pleger en Jooft Schomaker als Volmagtigers en Bediende Advocaten van deProviforen van 't Oude en Nye Gafthuis alhier Impetnmten ter eenre, en Doctor Jooft Solner in qualiteit als Bediende Advocaat van Alcyda Seiners, en die als Erf Dytterfche en Boedelhouderfche van wylen haaren Vt dei- Reimer Schier Olt Rentmeefter dezer Stad Z>tphen9 Gedaagde en litis Reaflumente ter anderen zyden Gezien den Eifch en Aanfprake aan zyde der Impetranten op den 23. May i72i. overgegeven, en het daar tegensingediende Antwoord , van den Gedaagden qq. op den 30 January 1722. voorts Replycque en Duplycque met de protocollaire Extracten en het hinc inde bygevoegde bewys, fchyn en beicneit, conform den annexen Inventaris. Voorts alles geëxamineert en overwogen 't gene in dezen te examineren en te overwegen..ftonde : Welgemelte GeKk 3. rich-  i6i CONSULTATIEN, ADVYSEN richte doende recht, verklaart de Impetranten qq. in haren Eifch en Conclufie, tegens den Gedaagden qq. tot betalinge van 't gehbelleerde conclufive Slot van Rekeninge ter fomma van 13515- guldens 6. ftuvers iz. penningen, onder kortinge van die daar op betaalde zomma van 6779. guldens 11. Huivers 2. penningen, niet te zyn ontfanckelyk noch gefundcert, den Gedaagden qq. daar van abfolverende, en dat mitsdien de Gedaag.ie qq. met de gedane betalinge van de voorfchreven fomma van 6779. guldens 11. ftuvers 2. penningen kan en mag volftaan. De koften dezer procedure niet te min om redenen Compenferende. Aldus by ons ondergefcbrevene geadvifeert bhr nen Arnhem den 28. Marti 1726. Was getekent,. M. A. van LAM ZWEERDE, J. van ESSEN. De Redenen van Advys zyn onder anderen de navolgende. j.THVat uit de acten van den Proceffe de zake ons dusdanig is _L/ voorgekomen, dat Jan Schier, Neef van des Gedaagdens Vader Reinier Schier, by Refolutie van haar Wel Edele en Achtbare, de Heeren Burgemeefteren en Regeerders der Stad Zutphen, op den 29. February 1700. aangeftelt zynde tot Rentmeefter van het Olde en Nye Gafthuis aldaar, in plaatfe van den overledenen Rentmeefter HiJJink, op zodane provifionele ordre en Reglement, als voor den Rentmeefter van 't Olde en Nye Gafthuis is gearrefteert op Octava Petri 1677. 2s Ende voornoemde aangeftelde Rentmeefter Jan Schier, hier  ende ADVERTISSEMENTEN. 263 hier op den 2. Maart 1700. hebbende met folemnelen Eede befwooren, de voorfchreven inftruétie of provifionelc ordre exact te zullen nakomen. Des tyds mede heeft gefifteert den voorfchreven Reinier% Schier, des Gedaagdens Vader, en Gerrit Seiner, die haar als borgen hebben ingelaten voor de goede adminiftratie van den voornoemden Rentmeefter Jan Schier. Gelyk dit, alzo gepafleert te zyn, confteert uit de gerich-4 télyke aflens, ten wederzyden bvgebragt fub A. in fine ter Aanfpraak en N. 1. ter Antwoord. Dat het mede ons zodanig voorkoomt, dat voornoemde <■ Jan Schier, na zyne aanftellinge als Rentmeefter en geprafteerde Borchtogt, is getrouwt aan de Weduwe van zynen Praedecefleur den overledenen Rentmeefter Hijfmck. Dat de Ontfanck en Uitgave der adminiftratie van voor-5 noemden Jan Schier, ingevolge den 3. Art.van die provifionele inftruftie alzo heeft begonnen met den r. May. 1700. En het geene mede moet worden gecohfidéreérf, dat in-7 gevolge den 14. Art. van die inftruftie, den Rentmeefter is verplicht, na twee jaaren ontfanck, van alle jaarlykfe inkomrten des Gafthuyfes, alle jaren eene reekeningè te doen, volgens ordre van den ligger en naaftvolgende reekeningè,' aan hem over te leveren, uitgezondert van extraordinaire fchulden van koftgeld der Soldaten &c. Dat 't nu uit de ftukken van den Proceffe verder blykt,» dat wanneer 7. jaaren na dode van den Rentmeefter Hiftnck, te weeten op den 8. February 1707., deszelfs conclufive of laatfte reekeningè met i"» May 1699. beginnende, en met ultimo April 1700. eindigende, is afgehoort en geflooten geworden. Voornoemde Hijfmck, of wel die dezelve heeft gedaan, het geen niemaht anders kan geweeft zyn, als deszelfsnagela-9* tcne Weduwe, hertrout aan den opvolgenden Rentmeefter Jan Schier, daarby wegens meerder ontfanck van die en voo-  264 CONSULTATIEN, ADVYSEN voorige reekeningen gedebiteert word met een flot van 6738-6-10 I0. Gelyk confteert uit de originele of gehoudene Reekeningè 'van Hiffinck, de Antwoord annex fub n. 4.6? quoad claufulam concementum ter Aanfpraak fub. p. ir> Dat hier op gevolgt zynde, dat den fubfequenten Rent'meefter Jan Schier, daags daar aan den 9. February. 1707. en alzo niet 2. jaaren na dat ontfank van zyne adminiftratie heeft gehad, neen maar byna zeven jaaren na zyne aanftelhnge , zyne eerfte reekeningè doende, daar by of wel met zyne eigene hant, zo als het voorkomt, den ontfank niet anders inbrengt, als voor zo veel die eigentlyk concerneerde zyne adminiftratie. 12. Niettemin met de hand van den Heer Secretaris daar by word gevoegd en deszelfs ontfank vergroot met de voornoemde koften van den voorgaandeu Rentmeefter Hiffinck, ter fomma van 6738 - 6 -10. jr, Gelyk by het nazien van het Slot van den ontfank van geJ'zegden Jan Schier zyne Reekeningè, in orginali gevoegt agter de antwoord fub n. 5., zig alzo zal bevinden. Dat daarna den gehelen ontfank van den Rentmeefter Jan Schier uitgetrokken zynde op eene fomma van 23417-9-8. het een convincant bewys is, dat denzelven ontfank anderzins buiten dezen poft van Hiffinck ter fomma van 673 8-6-10. maar zoude hebben bedragen eene fomma van ióójg - 2 - 14.^ je. Waarop het zig agter de uitgave van de eerfte reekeningè van J. Schier dan bevind, dat denzelven word gedebiteert perflot met eene fomma van 12846- 13 - 10. 26. Dog niet fimpliciter, dat Jan Schier wegens meerder ontfank uit eigen hoofde deze zomma zoude fchuldig blyven. 17. Neen maar word daar by de oorzake van dien uitdrukkelyk gevoegt. jg. JEn .hier op den ir. van dezelve maant February. 1707. ge-  ende ADVERTTSSEMENTEN. 265 gevolgt zynde de tweede reekeningè van Jan Schier, SndfenTe 7 beSinnende' enmet uWmo%»fl 1702. By die Rekeninge in den ontfank onder anderen weder T0 word ingebragt het volle kort van het flot van de vooile 9' Rekeninge ter fomma van 12846 - 13 - 10., en daar tegensop- ^grepen ftortel " ^ ^ Weder0m notoir is vaifVr ïS°IgenS in de mvo]gende gedaane reekenihgen2o totdf ifttn ^ TOn,de fl00ten Z1'S telke"s refereren"0' coneluC ,1° gaandC reeke"inSe' en zu'ks tot de laatfte ï?2o Lclui' Van May tot uldmo April t^^^J^^^ ^ d£ CXtl*a£len van de fucceffiveOT U w \ 'eek|Wen der Aanfprake/^ O., R., S., T., U.?, W■ X ,\ z., A, 1, B.i,C.i, D.Y, E.i, F.i ve in' tin1 9cffut ?' frvjnt%k, en om dat het zei! ^^£fi^ 113 'C -volg breder zal In diervoegen, dafwy uit dit alles 't met den Gedaagden*, daar voor moeten opnemen, dat deze refpeéiive afgehoudene reekemngen en flpoten van dien, zig als by connexie refereren tot de eerfte reekeningè van jïn Schier, begonü« ?5 t ^ay I7°°-' waarin denzelven is gedebiteert van 6738 6 ioVan ZynCn V°°rfaat Hiiïmck tQV fomma Dat dienvolgens, in zo verre als dezen poft aangaat' dezelve niet zoude mogen worden gebragt tot lalt/van 23< ÏSJ^ Zig ni6tt0t b°rge™or de admini ltratie van dien Hijfmck, neen maar enkel en alleen voor de hclll if V3n ScMer' heeft ingclaaten en verbonden, als hier boven bereyds aangetoont En dat hier uit dan verder nootwendig zoude moeten 0J *- 1 , vloc-  %(>6 CONSULTATIEN, ADVYSEN vloeyen, dewyl nu deze poft van Hiffinck tot lafte van J. Schier om voorfchreven redenen is gebragt, en dat dezelve heeft doorgelopen door alle Jan Schiers reekeningen, en dat zig nu by Hot van de eonclufivc reekeningen van Jan Schier van May 1719. tot ultimo April 1720 bevind, die aan zyde der Impetranten qq. geëifchte fchult van I35-I5-6 - 12. 25. Dat nootzakelyk die fchult ten refpeéle van Gedaagdes Vader als borge moet worden vermindert met deze fomma van 6738 - 6-1 o., als provenierende uit de adminiftratie van Hiffinck, waar voor de borgtogt van Gedaagdes Vader niet is gepaffeert. 26\ Ter rechtelyke betoog van deze onze fuftenue, zo ver'meinenwy, dat in confideratie moet komen, dat in rechten bekent is en vaft ftaat, dat eene borchtogt Striclifmii juris is, en dat de verbinteniffe deswegens firiEte moet worden opgenomen en geinterpreteert, arg. I. 1. ff. de reb. ere- . dit. Anton. Hering de fidejuff. c. 2. n. 49. & 50. 27. Dat zulks dan ter cas fubjefl wordende overgebragt, alwaar zig bevint, dat des Gedaagdes Vader zig heeft ingelaten voor de goede adminiftratie van Jan Schier. 2g#. 't Zelve altoos niet vermag worden geëxtendeert tot eene 'andere adminiftratie, waar op deze borchtogt niet uitdrukkelyk flaat. Cum fidejuffionis effeüus non extendatur ultra ejus verba, ob Jlipulationetn in ea interpojitam, quce cmnfit ftricti juris, non extenditur ultra formalitatem verborum & prester cafus veros 6? in ea expreffos Natt. conf. 202. n. 5. en 6. „o. Adeo ut fidejuffio fatta in uno cafu non porrigatur nee extendatur ad alium cafum, Nam fidejuffionis natura efl, ut ejus effeïlus nunquam extendatur, é? ideo fidejuffor non obligatur,. nift quatenusefi fpecificatum , Petr. Svkd, decif. 212. in princ. Menoch. conf. 119. n. 6. oQ> Het vint zig immers ontwiftbaar en by 't eigen produftvan 'de Impetranten ter Aanfpraak fub A. in fin. en by dat van den Ge-  ende ADVERTISSEMENTEN. 267 Gedaagde ter Antwoord fub N. 1, dat gecomnarpprr ™ verfeneenen zyn des Gedaag'des Vader' I&fsM^erHt &*w, die haar als Borgen ingelaten hebben voor de aoede ^•"lï^^v»^.^*/^ en alzo niet, gesmede wel b> den Gedaagden is geöbferveert, voor hef geenTbcVJn den zoude worden Jan Schier ex qmcmq. cfpl^ fchZl te blyven, maar alleen wegens deszelfs adminiftratie en het geene deze Jan Schier uit hoofde van dien kwam te man queren , dat zy Borgen met deze haare verbinteSffen baar" daar voor engageerden. utcu,iltn naai _ 't Welke dan het poinót zynde, waaron 't na nn7P ™; u 6? ?«o^ veriw ftipulationis non efl extrefTum id »J£r?' combrehewPum 1 ™ vr j ^ \ KXr ejjum 1 ia non cenfetur convprenenjum, L 99. ƒ. ^e yerK oR & L ^ ^ ^^ Hoedane Srnc7e opneminge ten aanzien van eene gelevfte , borchtogt te meer moet plaatfe hebben; want '/Ingaan33" zvn cun^ m W°rd Senoemt een SrTtl zyn, cum m eo nullum lucrum Cteretur CpJ rn/,^, a & omiffio patrimonii JP ' 7^ f°lum dammm In zo verre zelfs, dat men zeit, dat die geene, welke, borgen worden haare zaaken kwalyk zouden Ten tU' male uti fua fubftantia, als te zien by de Aucleuren Ant Hering rnfuo tracl. de fidejuf. C. Jn. 20 ^ S u*L t6% t&s* e"by de escob- cap. 0. n. 76. & cemputat. 16. n. 8. cif 9. En zo als bekent, dat des Gedaagdes Vader een goet Pa *<• f«r/«»i/w zynde geweeft, 't wel te denten is,8 dat of35' de zelve, ter contemplatie van zynen Vrient of Nerf L 1 14 Jan  268 CONSULTATIEN, AD V YS EN Jan Schier, wanneer tot Rentmeefter was aangeftelt, en wegens de adminiftratie van dien borge moefte ftellen, zig daar toe wel heeft willen laaten employeren. Dog evenwel daar mede niet zoude mogen gezegt worden zig verder'als de bepalinge van die adminiftratie mede brengt, tot borge te hebben ingelaten. 37. Gelyk dan ook uitdrukkelyk, zo men vermeint, de woorden van deszelfs Borchtogt zulks medebrengen. og Maar boven dien zou het genoegfaam eene impoffibiliteit 'involveren, dat men zoude willen fuftineren, dat des .Gedaagdes Vader als borge voor de vermelde fchult van Hisfinck ter "fomma van 6738 -6-10. zoude aanfprakelyk zyn. 39 Gelet dat de conclufive Reekeningè van Hisfinck in 1707. afgehoort, en daar by allereerft gebleken zynde van dit kort, waarmede vervolgens den opvolgenden Rentmeefter Jan Schier , als getrouwt aan Hisfincks Weduwe zig heeft 'laaten debiteren. 40. 't Zelve ten tyde van de gepraefteerde Borchtogt niet alleen onbekent en onzeker is geweeft, neenmaar ook Jan Schier doenmaals noch zelfs niet getrouwt zynde geweeft aan de weduwe Hisfinck, geen obligatie des wegens in rerum natura ten opfigte van Jan Schier zelfs, heeft geweeft of ook kunnen zyn. 41 En dienvolgens gene Borchtogt daar omtrent door Ge'daagdes Vader zelfs heeft kunnen gepaffeert worden, veel weiniger daar toe extenfibel zyn. 42. Om dat het kennelykis, quod fidejufw eft accefforia ad obligationem principalen , & quod fidejufforia obhgatio per/e non fiat , fed requirit praexiftentiam principalts obligationis, Ceph. conf 317. n. 34. vol. 3. éf conf. 460. n. 22. vol. 4. 43- Gevende in dezen weinig veranderinge, dat de Borchtogt van Gedaagdes Vader judicieel zoude zyn, en generaal liggen. aa Want of wel dezelve judicieel is, en dat in rechten zoda- nc  ende AD VERTISSEMENTEN. 2c% ne borgen van verfcheidene notabüe benificien zyn verfiooken, waar van een borge ex c&ntrattü geniet; en men geve al mede toe na de ftelhnge der Impetranten, dat zodane judiciele Bor geniet behoeft gecertiorecrt nog geciteert te worden, om te zien en by te woon en yt opnemen van de reekening van den geenen, waarvoor hy zig tot Borge heeft ingelaten? ■ Zo geeft dit egter ter cas fubjeft niet dat gevolg, dat4f. Gedaagdens Vader daar door zoude verpligt worden, om te voldoen een Schuit by Jan Schier gecontrafteert uit een anderen hoofde, als zyne adminiftratie, Waar toe de geleyfte Borchtogt van Gedaagdes Vader haare relatie alleenlyk heeft, en die, tyde der preeftatie van de Borchtogt niet in rerum natura zelfs zoude mogen gezeit worden te zyn geweeft; maar 7. jaaren na dato door Jan Schier uit eigener beweginge en om redenen die hier vooren bereyts zyn aangevoert, gecontraéteert. En, voor zo veel dat poinót aangaat, dat de Borchtogt4<5voor Gedaagdes Vader zoude generaal liggen, en derhalven zig daar door zoude verpligt hebben, om in omnem eventum indemnifatie aan 't Gafthuis te prafieren. Zulks is eene objeftie , welke van naby befchout worden-47de, mede van weinig avantage voorde impetranten zal zyn. Want, of wel waar, dat de woorden van de Borchftel-48 linge generaal liggen, namentlyk dat de Onder-RentmeeüerReinier Schier des Gedaagdes Vader, en Gerrit Schier, haar als borgen hebben ingelaten voor de goede adminiftratie van den aangeftelden Rentmeefter Jan Schier, Zo is nogtans ex evidentia caufa; manifeft, dat die woor-40 den met een gefonden zin niet anders konnen noch mogen te huis worden gebragt, als op zodane adminiftratie, welke zoude voortkomen uit de waarneminge van datRentampt, 't welk op Jan Schier was geconfereert en bv denzelven ftonde aangetreden te worden, en 't geene daar uit kwam te redunderen, dat namentlyk Gedaagdes Vader en Gerrit Schier ■haar daar voor kwamen te verbinden en Obligatoir te maaken. L 1 3 Om  270 CONSULT ATI EN, ADVYSEN jo. Om redenen, die men in 't begin defes daar van al heeft geavanceert, quod fidejujjionis natura eft, ut ejus effetïus nunquam extendatur, nifi quatenus extendunt verba. 5 r. Welke woorden hoe verre" zig in dezen komen te extendcrcn, onfés bedunkens klaar liggen, en als met den vinger aamvyzen alleen te comprehenderen de goede adminiftratie van, 'tRentampt, 't welke J. Schier ftonde aan te vaarden, en dat daar buiten, zonder gewelt aan die woorden te doen, niet mag worden gegaan, nogte eene extenfie daar uit geformeert worden tegens alle redenen en rechten, cum hoe indubitati juris fit, ait Ceph. confi. 603. n. 36"., quod fidejufiio non recipit interpretationem extenfivam 52. In zo verre, dat, genomen die woorden zouden den Richter eenigen lwymel kunnen geven , als ons nogtans dezelve zodanig niet voorkomen. /-o. Zo zouden in dien val dezelve dan noch moeten worden ^'gereftringeerc tot 't meefte faveur van den Borge cum in S dubio videatur fidejuftor fe reftrinxiffe ad eurn cafum, de quo verifimüiter fint aÜum inter partes <5f non voluiffe fuam obligationem ampliare, Alex. confi. 168. col. penult. verf. £? nedum lib. 1. ê? conf. 239. Col. 1. verf. praterea lib. 6. & conf. 58. cel. 2. verf. accedit. [lib. 7. deci. conf. 389. col. fin. verf. potefi refponden, cff confi. 414. col 2. prop. fin. 54, Bepalende verfcheidene Rechtsgeleerden de nauwte en eng'te van eene Borchtogt zodanig, datze zeggen, dat een Borge zelfs niet zoude verpligt wezen voor 't geene acceffoir is van de principaale obligatie, ê? ideo fidejuftor non tenetur ad id, quod crevit ratione morce vel contumacice, nam videtur fidejujfor fe obligare pro originali, & non pro incidenti debito, l'.i.ff. de in litem jur. Surd. decif. 212. n. 7. I. uit. ff. de eo quod certo loc. Nam ad hoe, ut fidejuftor conveniri pojftt, mora ejusdem requiritur, /. centum Capuce ff. quod eert. loc. ~$ Wordende hier uit dan verder geinfereert, quod in fide- jus-  ende ADVERTISSEMENTEN. 2?r juffione perfona extrinfecus non fuMntrat R fic quod fidejusfio non extenditur de perfona ad perfonam, de cafu ad mfprn, R quodfidejuffbr non tenetur, quando varianturris fcaufa , yel attio Surd. decis 112. n. 2. Met allen welken dan vermeinende te hebben daar ge--7 daan, dat de judiciele en generale gedane BorchfteJlin^ van Gedaagdes Vader, hem niet verder verbint als wegens de admimftratië, welke Jan Schier als aanreftcldcn Rentmeefter heeft gehad, en dat daar onder niet kan worden getrokken een fchult van eene andere adminiftratie, welke Jan Schier 7. jaaren na deze gelibellcerde gedane borchftclhnge van Gedaagdes Vader, eigener beweginge heeft on zig genomen. 1 Zo hebben wy ook van weinig confideratie aangemerkt co dat voorgeven van Impetranten, dat uit de fucceilive flooten de aanfpraak annex zoude komen te blyken, dat Jan Schier telkens wegens meerder ontfank is gedebiteert, dat Gedaagde of deszelfs Vader daar tegens nooit zoude hebben geprotefteert, gelyk.hy nogtans, en by 't leven en na dode van Jan Schier, tempore opportuvo zoude hebben moeten doen, en dat, wanneer Gedaagde of haaren Vader na dode van Jan Schier was aangefproken geworden over 't conchifive Hot van den Rentmeefter Jan Schier ter fomma van I35I5 - 6 - 12. , en tegens den zclven inftantie ware gedaan tot het opfchieten van eenige penningen in minderinge van dat flot, Gedaagdes Vader tegens die vorderinge al mede geen proteft zoude hebben gedaan, maar alleen laaten verzoeken eenen convenabilen termyn, om die reekeningen te examineren, en wat dies meer. Aangezien wy vermeinen, dat, of Jan Schier telkens by co zyne laatfte reekeningè heeft uitgedragen dusdanen flot van ° 135l5 -6-12. 't Zelve nogtans weinig tot befwaar van Gedaagdes Vaders zoude mogen ftrekken , dewyl gelyk men in den beginne dezes reeds heeft beginnen aan te tonen, dat de refpeftive ftoo-  ^2 CONSULTATIEN, AD VY S E N flooten van alle die reekeningen by het leven van Jan Schier afgehouden, en ook 't flot van deszelfs conclufive reekeningè0 ter proceffe geannecteert onder de Nummers en letters hier boven vermeit, eene connexie en relatie tot eikanderen hebbende. 5Xi Men dienvolgens nootzakelyk moet opklimmen tot de eer' fte reekeningè van Jan Schier, om te examineren de qualiteit van de fchult, waar mede denzelven daar by per flot wort gedebiteert, cum juris fit, quod relatum eft in referente cum omnibus fuis qualitaiibus 6? quod relatio cenfetur fiefi cum omnibus fuis qualitatibus, tefte Surdo de aliment. tit. i.q.x. n. 14. en 15. 62. Bevint zig dan nu by die eerfte reekeningè'van Jan Schier, gelyk 't ons daar uit alzo voorkoomt, dat daarby 't flot van Hisfinks conclufive reekeningè ter fomma van 6738. -6-10. onder den ontfank van J. Schier door den Heer Secretaris wort geftelt, en daar mede dezelve begroot, en dat de uitgave daar op van dien alzo geftelden geheelcn ontfank wort afgetrokken. {,3. Zo is "t voor eerft zeeker, dat J. Schier met dit flot in zyne eerfte reekeningè is gedebiteert. 64. En is 't niet minder waar, dat dit flot in de tweede reekeningè van Hisfinck mede wederom is begrepen geworden en zo vervolgens door alle fucceffive reekeningen van J. Schier, tot zyne conclufive reekeningè incluys toe. ^. Als gelet wort dat onder den ontfank van elke reckenin"' ge het flot van de vorige reekeningè als ontfangen eerft word gefteld, en dat daar tegens de uitgave opgemaakt wordende, telkens daar by word gezegt en herhaald, dat den Rendant wegens die en voorige reekeningè zo veel als dan 't zelve zig kwam te bedragen, en wegens meerder Ontfank kwam fchuldig te blyven. Het blykt dan ook uit de nadrukkelyke woorden by de balance agter den ontfank en uitgave in de eerfte reekeningè van Jan Schier geëxprimeert, dat aan zyde der Heeren Over- pro-  ende ad ver t is se men ten. z?3 proviforen en Proviforen 't alzo geconfidereert is, dat dit kort van Hisfinck tot de adminiftratie van J. Schier eigen lyk met gehorende, en in die betrekkinge tot lafte van den zeiven ook met kunnende gebragt worden, hem dienvolgens daar mede met anders hebben gedebiteert, dan alsgeSom wezende aan H Hisfinks weduwe, zynde deze balanee van navolgenden inhout. e VdU n ^T6- f'Ssleken teZ?s *<» ™-igen ontfank ad67. 23417-9-4. bevind zig meer ontfangen als uitgegeven te zyn zulks dat den Rendant Jan Schier rfjj. zynde laTle ^eTwe van den overleden Rentmeefter Hisfink getrouwt, van deze en i'X?.fif - nTog!aan fiuh'fcMdig eenf°jmm v™ feo^^en^?* \ kort T?° H¥nck ten eenenmaal^. offi k als aan,PLS'ndd va" ^ Schim ^miniftratie in qualiteit ais aangeftelden Rentmeefter, waarop enkelvk en al leen de borchtogt van Gedaagdes Vader ftaat enKCJ^°n aJ tenwzyo;rb:& ^n°.eninge *" 4 aciminiltratie van Ja Seiner, ut vix ullum duhium fubaft fzm autem mentis „ojtr* nullum majus eft teftimoZm auam quahtas mjpetta verborum-. mwnmm, quam Et omnis interpretatio nünquam debet repugnarê trotrietatin verborum quia non dicitur de jure posfibilisiL S ' e^^^i lL lx:;** wofd0,' ■ ee^lelell bS^^^? tie moet gerekent ^^J^t**^*^**: klingen , voegen dezelve daarby ^ Mm .  274 CONSULTATIEN, ADVYSEN tales aiïus fint tonnexi diÜcs adminiftrationi, & non ultra, nam connexorum £f dependentiumidera eft judicium, gelyk 't zelve alzo getradeert word by Hippglit. de Marciliis n. 188. /. ptoinde fi fervum.ff. ad L. aquiliam l. cum aclum ff. de negot. geft. I. quid ergo in §.fuflcitff. de contrar. jud. tut. I. cum qui cedes ff. de ufiuc. 73. Hetzelve zoude evenswei ter cas fubjecl, altoos geen plaatfe mogen hebben, dewyl hier twee diverfe en verfcheidene adminiftratien zyn, by welk een als ander confleertte kortte komen; of wel daarna toevallig Jan Schier 't kort van de eene adminiftratie tot zynen lafte heeft genomen, en daarvoor zig in zyn Perfoon mede refponfabel gemaakt, 't geen Gedaagdes Vader als Borge niet raakt. Vervallende alzo genoegfaam van 'zelfs, na onze opinie, dat des Gedaagdes Vader, nogte by 't leven van Jan Schier, nogte na deszelfs dood, niet zoude hebben geprotefteert, tegens dat men Jan Schier dusdanig kwam te debiteren. 74. Want wy vcrmeinen, dat aan Gedaagdes Vader, ten refpe6te van zyne geleyfte Borchtogt, niet heeft mogen nadelig wezen, 't geen Jan Schier, buiten zyne eigentlyke adminiftratie, eigener authoriteit, zonder voorweten of kennilfe van den borge, kwam te doen en op zig te nemen. 75. In zo verre zelfs, dat fchoon Gedaagdes Vader van dezen handel van Jan Schier al geweten hadde. 76. 't Zelve hem evenwel noch niet zoude verplichten, zo lang niet kwam te confteren, dat hy expreffe bewilligt hadde, dat Jan Schier zig zoude mogen laten debiteren met dit kort van Hisfinck, en dat hy in zo verre zyn geleyfte Borchtogt voor de - goede adminiftratie van Jan Schier mede fpeciaal kwam te vergroten en het zelve kort daar onder te trekken. 77> Quia voluntas öf confienfius fidejubentis eft caufa efficiens fidejusfiónis, & taciturnitas nunquam in iis cafibus nocet, in quibus quis feire potuit jus fuum falvwi & integrum fibi effe & permaner e , /. ficut §i non videtur ff. quib, modo pign. vel. hypoth.folv. ■  ende ADVERTISSEMENTEN. 2?5 Et idea, quando agitur de juris noftri diminutione, tacens q Jiabetur pro mvito, coniradicente & diffentiente, l. filius k jn 70 voor,_ dat hy na dode van zynen Neef Jan Schier, alvo- 4' rens zig op de vorderinge van Impetranten in eenigerlei maniere te uiten , vooraf heeft verzogt vifie en examinatie van de geflootcne reekeningen van Jan Schier, met de panieren daar toe fpefterende, met verklaringe, zo lange zulks niet was voorgegaan, geene penningen aan 't Gaithuis konde avanceren. Welk verzoek, als in reden beftaande, by haar Wel Ed 8ï en Achtb. ook aan den Borge is geaccordeert met eenen terMm 2 m  %76 C O NSULTATIEN, ADVYSEN myn van 6 weeken , en op dat pendente ifto examine alles onverkort zouden blyven, hebben haar Wel Ed. en Achtb. wel de Impetranten geauthorifeert, om immiddels tot onderhout van 't Gafthuis eenige penningen te negotiëren, doch niet tot lafte van den Borge, neen maar tot lafte van die in 't ongelyk zoude worden bevonden, en dat die daar van de rente zouden betalen, als fub C. ter aanfpraak blykt. S6. Waarop dan de examinatie by Gedaagdes Vader gefchiet zynde, heeft dezelve immediaat daarna, en alzo tempore fatis opportuno , verklaart, dat de geëifchte 13-515 - 6" - 12. per flot van de Conclufive reekeningè van Jan Schier, tot lafte van hem als Borge in 't geheel niet konden worden gebragt, als niet gefproten uit de adminiftratie van Jan Schier, waar voor hy zig den 2. Maart 1700. tot Borge en verder niet, hadde ingelaten. g-r. Neen maar dat daar van. tot zynen lafte alleen konden worden gebragt 6779 - 2 - 11., welke hy ook verklaarde bereyt te zyn te voldoen. gg# Gelyk de voldoeninge daar van, als in Confeffo, dan 'ook is gevolgt, en dat de refterende 6746-4 - 1. , als welke reeds voor de aanftellinge van Jan Schier by den vorigen Rentmeefter Hisfinck gemaakt, hem niet raaken konden , relatio tot 't produel; fub E. g9< En vermids ons uit Jt gunt voorfchreven voorkomt, dat ' de Impetranten qq. in hare fustenue , te weeten, dat Gedaagdes Vader tegens de fchult, waarmede Jan Schier telkens was gedebiteert geworden, en tegens de vorderinge van deszelfs nagelaten flot, niet zoude hebben geprotefteert, te kort fchieten. „0t Zal 't in dezen dan van verder onderzoek zyn, of niet "'t flot van Hisfinck ad 6738.-6- 10. , moet worden aangemerkt , te hebben beftaan in reftanten , die by Jan SchieK overgenomen , en daarmede zyne adminiftratie hebbende begonnen, het zelve flot van Hisfinck dienvolgens zoude moeten werden gerekent onder Jan Schiers adminiftratie te gehoren en  ende ADVERTISSEMENTEN. nr en daar van een gedeelte te rnaaken; en dat by verder gevolGedaagdes Vader, als voor de adminiftratie Van S?S Borge zynde, zyne Borchtogt voor dit flot vaf HÏRnZt medezoudemoeten gerekent worden, gepafleerd t; hebben a gelyk dit alzo paffim door ImpetranteYm hare ScSSen word bygebragt, hoewel onzes eragtens buiten fundamé^ Aangezien men nergens ten proceffe bevind deze alleea-Qr: ge geprobeert , dat Hïsfincks Slot in reftanten zoude hel benbeftaan immers is daar van overal een almn%enti m , en is 't Contrarie van zulks daar uit wel te^cieren dat Hisfinck , namentlyk by zyn conclufive Slot plr S 'i^t^^^f^ geprobeerd, dat deze re-Q2 ltanten by fan Schier zouden zyn overgenomen en daarmp 9 Redende '"TmS, bea°"™«e ™ deze zalse 2eIfSg4 overtredende, zal men ras ontwaar worden; dat her 7iJ%\t£°?Zake>, udat Zi§ >n Schkr met ^t flot van Hisfinck heeft laten debiteren, is, om dat aan deflelfs We duwe was getrouwd , en dit flot dan niet gemeins hebbende gebleven. n 'atlC' — V°°r Gedaa§des Vader BwSe is .Mitsdien denzelven,. of al nu deflelfs Dogter' daar voor met obligatoir zoude mogen worden gefteld. Ja diZfarZ^ negotiationum diverfi funtfines R diverfi ohligationl TcuSl § non tantum ff. de inftit. a:J. , ' cmcun^ . Zonder dat-in dezen, na onze gedagten, eenige verandennge zal konnen maken de illatie, welke getrokken word ZrT S. ^U S-her 1,1 al,en geva!le zo"de verpligt zyn, de eerfte twee jaaren reftanten by zynen Praadeceffeur Hisfinck nagelaten, te berekenen, om te komen tobètahnge van 't flot van Hisfincks conclufive Reekeningè en dat dit door Jan Schier niet gefchiet zynde, des Ge&des nootde aan het Gaftnuis zoude wezen verpligt tot vtpoc m|LVworden.n Z° *?* > Gereguardeert als boven en behalven het geene hier be vorens is bygebragt, in dezen in aanmerking^ word gen0 121 * ^Xen hibhtT1^ vrande,inftruaie ^re§relatie I dkandcien hebbende, m famenhang moeten worden gecon- N n fide.  CONSULTATIEN, ADVYSEN fidereert, wanneer daar uit na Rechtsordre mag worden geargumenteert. .22 Alhier dan gezien word op zodanen Rentmeefter, welke 'ingevolge don voorgaanden 14. Artykel, na twee jaaren ontfank zyner adminiftratie, Reekeningè doende, dat die volpens de geallegueerde 17. Artykel by zyne eerfte Reekeningè de eerfte tweejaarige reftanten van den gewezenen Rentmeefter zal moeten verrekenen. ,23. En zulks na dat alvorens uit de Boeken, Reekeningen en Papieren, die na het overlyden van den Rentmeefter aan Kerkmeefteren en Proviforen verblyven, in naame van den geweezenen Rentmeefter voor die Overproviforen reekeningè zoude geformeert, en die eerfte tweejaarige reftanten gefteld zyn in betalinge van het geene zig bevinden zoude, den overledenen Rentmeefter by flot van reekeningè fchuldig gebleven te zyn. 124. Van welk een als ander gerequireerde dan niets by de proces ftukken bevonden wordende , gefchiet te zyn. T2s Maar wel in tegendeel, dat de conclufive Reekeningè eerft 7. jaren na dode van Hisfinck door deflelfs Weduwe, ofwel in derzelver naam, en de eerfte Reekeningè van Jan Schier daags daar aan, en alzo mede 7. jaren na zyne aanftellinge , is afgehouden, zonder dat by die afhonnge, of te voren, in eenigen deele die inftruótie daar omtrent in acht is genomen of nagekomen. „r Wyook niet konnen zien, dat deze inftrucfJe, of den geallegueerden 17. Artykel van dien, op Jan Schier, als aangeftelden Rentmeefter, zoude mogen te huis worden gebragt en minder ten effefte om daar uit te trekken die nadelige confequentie tot lafte van Gedaagdes Vader, dat de zelve wesens 't zo gewilde verfuim van Jan Schier , aan het Ualthuis, uit kragt zyner Borchtogt, tot vergoedinge zoude verpligt zyn. >1 Want ten aanzien van Jan Schier zelfs, voor zo verre  ende ADVERTISSEMENTEN. 283 zyne eigene adminiftratie aangaat, ten dezen opzigte niet mogende gezegt of genoemd worden, dat by den zeiven eenige neghgentie of verfuim in dezen is gecommitteert, pr opter juris regulam , welke in dezen aan de Impetranten qq. volgens de 40(te Wet ff. de rebus creditis, notoir moet obfteren, quod enim is in mora non eft , a quo pecunia propter exceptionem peti non poteft. Zo veel te meer zoude die exceptie ten aanzien van deni2s Borge, dezelve Impetranten moeten obfteren , quia mora Priucipalis gravior reputatur quam fidejufforis, Hering. tract. de fidej C. 24. En voor zo veel dan nu aangaat der Impetranten objectie,I2Q fchoon het flot van Hisfinck by Jan Schier niet was aan- '' genomen, of dat uit de nagelatene reftanten van Hisfinck dit flot niet voldaan was. Dat Gedaagde evenwel noch zoude verpligt zyn tot het geheel conclufive flot van J. Schier ad 13515 - 6 - 12., om13*' dat Gedaagdes Vader de reftanten en effeften by J. Schier nagelaten met zig zoude hebben genomen, daar dezelve nogtans tacite & legaliter aan 't Gafthuis zouden verbonden zyn. Zo komt ons het zelve zodanig niet voor, dat daar uitni die illatie na regten zoude mogen worden gemaakt . Maar lettende op de produaeii fub F. ter Aanfprake en N. ,„ 6. ter Antwoord, enfubR.i, ter Replycke, moeten Wy het met de Gedaagde daar voor opnemen, dat die ingezondene reftanten door Impetranten qq., en gedane celfie door de Weduwe van J. Schier van deszelfs nagelatene effecten fub R. 1 vermeld, aan des Gedaagdes Vader, by den zeiven niet anders zyn geaccepteert, als om zich daar door fchadeloos te ftellen, wegens zodane 6779 - 2 - ir., als by de conclufive rekeninge van Jan Schier moeft gerekent worden te kort te fchieten, met relatie tot die adminiftratie van J. Schier, waarvoor Gedaagdes Vader alleen zig tot Borge hadde gefteld. :Nn 2 Hoe-  284 CONSULTATIEN, ADVYSEN z33. Hoedane geclaufuleerde aanmerkinge van reftanten en nagelatene effeóten van Jan Schier in omnem eventum Gedaagdes Vader, na onzer gedagten, niet zoude mogen prsejudiceren, noch obligatoir ftellen tot voldoeninge van 't geheele kort by de- conclufive reekeningè van Jan Schier ter fomma van 13515-6-12. uitgetrokken, als ten deelen gefprooten uit eene vreemde adminiftratie , waartoe Gedaagdes Vaders Borchtogt gantfch geen betrekkinge heeft. 134- En minder zoude hier uit mogen worden geëlicieert eeneGonfufió debiti & crediti in una eademque perfona. 135. Met welke allegatie wy nogtans 't Gafthuis niet mogen, noch ook niet willen prsejudiceren, in en omtrent haare fuftenue van ftilfwygende of legale hypotheque op de nagelatene effecten van Jan Schier ofte van Henrik Hisfinck en deszelfs Weduwe, welke 't zelve, boven deze door Gedaagdes betaalde 6779 - 2 - 11. noch competeert tot rondmakin. ge van 't gehele kort by de conclufive reekeningè van Jan.. Schier uitgetrokken. lit. En willen Wy hier mede ook geenfints bepaalen de di^ ftinfitie, welke na der Gedaagdes fuftenue zoude moeten' plaatfe hebben ten opzigte van 't Gafthuis tuffchen haar recht van ftilfwygend en tuffchen dat vanlegael hypothecq, als oor» delende, zulks eene gantfch andere quEeftie te zyn, en het beftek van 't geene ons te adviferen valt, ten eenenmaal te buiten te gaan. I3_ Zonder dat by ons ook de minfte fpeculatie heeft kunnen, baaren, dat namentlyk de Impetranten, zo veel in leven zyn , onder eede zouden konnen behouden, dat des Gedaagdes Vader, over de voldoeninge van 't conclufive flot van Reekeningè van Jan Schier in de Vergaderings Kamer der Proviforen aangefproken zynde, zonder exceptie of proteft zoude hebben geregereerd en verfogt, dat de Proviforen hem niet zouden willen overvallen, dewyl hy dog zoude moeten voldoen, en geerne eene Ofieweide voor de Marspoorte, alsdiepftig voor het Gafthuis, mede zoude willen overgeven. Aan-.  ende AD VERTISSEMENTEN. 285 Aangezien dit zeggen niets concludents in zig vervat, om 138. daarmede te bewyzen, dat Gedaagdes Vader daarop door zig zoude hebben genomen, het gehele conclufive flot van Jan Schier te voldoen. En, gelyk by Gedaagde wel aangemerkt is, maar alleen is 139. te reputeren voor een bloot discours, in die onderftellinge gedaan, wanneer dit conclufive flot mogte proflueren uit die adminiftratie van Jan Schier, waar voor Gedaagdes Vader zig tot Borge hadde ingelaten. Dat't zelve, by. examinatie van ftukken, anders zig ge* J4o. openbaart hebbende. Kan zodanig indiscreet zeggen van geene operatie of wer.141. kinge altoos zyn, om daar door deze Borge 'te verpligten voor een Schuit, uit anderen hoofde gefprocen. Waarmede dan houdende bygebragt de redenenwelke 142 ons tot 't voorfchreven geadvifeerde hebben bewogen. Zullen wy ons met het geene verder door de Imnetranten 143. is bygebragt, niet ophouden, als met reverentie beftaande m verfcheidene argumentatien, en hypothefes, en prafumptien, die onzes oordeels niet doorgaan, om dat de ftellingen daarvan niet gegrond zyn, en daarby door contrarie fterkere praefumptien worden geënerveert, gelyk 't zelve ad fufficisntiam door de Gedaagde by hare fchrifturen , inzonderheid by duplycque, is aangetoond. Wy hebben niettemin gemeint, dat de Koften van deni44 Procelfe behoren te worden gecompenfeert, om dat de fuftenue van partlnen beftaat fuper interpretatiöne djjpofitionis juris citra fidejuffionem, quam late nempe veljïritte illa debeat accipï. En of na onze opinie de fuftenue van Gedaagde daar 145. omtrent moet prevaleren, en dat wy dienvolgens den eifch aan de Impetranten hebben ontzeid. Zo confidereren Wy egter, dat de Impetranten dan ook 146 daarom wet te excufcren zyn van eene kennelyke temeriteit. N n 3 Te-  &6 'CONSULTA'TIEN, ADVYSEN 147. Temeer, om dat in dezen, als opzienders over een Gafthuis voor het intereft van dien zoeken te vigileren. 148. En het Regtens is, dat eene notoire temeriteit iemand alleen aan de koften fchuldjg maakt, per §. 1. Inft. de poena temer e litigant L. 4. Cod. de fruü. & lit. expenft. XVII. Over de fucceffie ab inteftato uit kragt van de clauful van retour, en over de kragt van Huwelykfe Voorwaarden, en, dat daar by over een toekomfiige Erffeniffe kan worden gedifponeert , en de fucceffie ab inteftato gereguleert. Dat 'er driederhande zoort van fucceffien ab inteftato is, namentlyk fuccefïio teftamentaria, legitima, ac convendonalis. CASUS P O S I T t O' Thomas Keye fterft in de jare 1726. zonder Kinderen, en zyn de naafte en in den Bloede beftaande, twee van zyne Sufters Kinderen, welke zig als de naafte Verwanten in den Sterf huize hebben doen inleiden, en als Erfgenamen zyn gequalificeert. Deze Thomas Keye heeft tot eenen Vader gehad Willem Keye Junior, getrouwd met Anna Maria van Lauwick. Willem Keye Junior heeft tot Vader gehad Willem Keye Senior, getrouwd mét Johanna van Ryswyk. Jo-  ende ADVERTISSEMENTEN. 2g7 Johanna van Ryswyk heeft gehad tot eenen Vader Thomas van Ryswyk, getrouwd, met Mechteld van Wynbergen. Uit dezen Thomas en Mechteld is geboren Hendrina van Ryswyk, getrouwd met Chrijloffel de Rechter en van Hemert. Uit dezen Chrijloffel en Hendrina is geboren eenen Zoon Willem genoemd, zynde als noch in leven, en welke fuftineert, Erfgenaam van Thomas Keye te wezen, en he^ft zig die doen inleiden in 't Sterfhuis, uit volgende principe.' Willem Keye Junior, trouwende met Anna Maria van Lauwick, conditioneert by Huwelykfche voorwaarden volgende Conditie. In cas dit Huwelyk zonder Kinderen word gedilfolveert of m cas Knd of Kinderen geboren worden,° en dat d e zonder Lyfs-Erven komen te fterven, dat alsdan de wedezydfe aangebragte en namaals aangeftorvene Goederen we derom zullen erven en verfterven aan de naafte Vrienden van Vaders en Moeders zyde, als dan in leven zynde, daar de zelve refpeéhve heengekomen zyn. QUAERITUR I. QF Willem de Rechteren van Hemen, door zynen Moederlv ken Gootvader Thomas van Ryswyk Broeder van fohan na van Ryswyk Vaderlyke Grootmoeder van Thomas Keye, aan den overledenen Thomas Keye Verwant, uit kragt Van de voorfchreven claufule van retour kan fuftineren, tot de Va derlykegoederen van Willem Keye Senior, van Willem Keye Junior herkomftig, of tot eenige andere Goederen dooi-gemelden Thomas Keye ftervende nagelaten, gerechtigd te zyn. Of niet der Moeders Sufters Kinderen van den overleden ■ Thomas Keye, deszelfs eenige en univerfele Erfgenamen moe* ten worden verklaard. 6 11IUL Ge-  £86 CONSULTATIEN, ADVYSEN Gezien by ons ondergefchrevene Rechtsgepromoveerdens en voor den Provintialen Hove des Furftendombs Gelre en Graaffchaps Zutphen praétiferende Advocaten, de bovenftaande Cafus Pofitie en de twee daar uit geformeerde vragen. En by examinatie van dien bevindende, dat de decific van de eene vrage, uit die van de andere van zelfs proflueert. 'En daarom ook op die beide te gelyk antwoordende. Zouden wy daar op, falvo tarnen femper melius judicantium judicio ac prafuppofita fatii veritate, van advys zyn, als hier na volgt. ■Dat'niet alleen de twee Kinderen van de Suffer van Anna Maria van Lauwik, maar ook mede Wilhelm de Recht er en van Hemert, zyn Erfgenamen van Thomas Keye, en zulks wel in dezer voegen. Dat namentlyk de twee Kinderen van de Sufter van Anna Maria van Lauwik beregtigd zyn , niet alleen tot de Goederen door haarlieder Moeje Anna Maria van Lauwik by Wilhelm Keye Junior ten Huwelyk aangebragt , en door die Vrouw verders van hare Ouderen of andere Bloetverwanten aangeërft; gelyk ook tot die gene , zo ftaande Huwelyk tuffchen Wilhelm Keye Junior en Anna Maria van Lauwick mogten wezen geconquefteert, voor zo verre als die door derzelver overlyden op haarlieder Zoon Thomas Keye overgegaan en door denzelven ftervende naargelaten mogten zyn. Maar ook tot de zodane, als Thomas Keye daarenboven ook noch by zyn leven geconquefteert, en ftervende naargelaten hebben mogte. Doch dat Wilhelm de Rechteren van Hemert tot de Goederen , zo zyner Moeders Coufin Germain Wilhelm Keye Junior by Anna Maria van Lauwick ten Huwelyk heeft aangebragt, én verder van zynen Vader Wilhelm Keye Senior en zyne Moeder Johanna van Ryswyk, ofte ook van andere zy-  ende ADVERTISSEMENTEN. 289 zyne Bloetverwanten, aangeërfd hebben mogte, beëgtigt is niet tegenflaande dat die op Haarlieder Zoon Thomas Keye na haren dood gedevolveerd en door den zeiven bezeten zyn geweeft. De Redenen hier van zyn onder anderen de navolgende. Dat, volgens de poin&en, hy de Cafus Pofitie quoad facta opgegeven, de twee Kinderen van de Sufter vanT Anna Maria van Lauwick, den overledenen Thomas Keye, de cujus hcereditate qucefiio eft, in den vierden, en Wilhelm de Rechteren van Hemert aan denzelven maar in den fesden Graad van.Bloedverwandfchap, hebben beftaan. Aangezien dat ThomasKeye als Zoon van Anna Maria van Lauwick, en de twee Kinderen van deszeis Sufters onweder-2. fpreeklyk zyn geweeft malkanderens Confobriniofte tweër Susters Kinderen, die zig in quarto Linece Collateralis gradu beftaan, l. 1. §. 4. cïf l. 10. §. 15./. de grad. & afm. %. 4. inft. de gr ad. cegnat. En dat Thomas van Ryswyk, en Johanna van Ryswyk ge-6. trouwd met Wilhelm Keye Senior, malkanderens Broeder en Sufter geweeft zynde. En Hendrina van Ryswyk, Dogtcr van Thomas van Rys- A, wyk, getrouwd met Chriftopkor de Rechteren van Hemert, en Wilhelm Keye Junior, Zoon van Johanna van Ryswyk, Broeders en Sufters Kinderen hebbende geweeft. By gevolge ook Wilhelm de Rechteren van Hemert, Zoon ~ van Hendrina van Ryswyck, en Thomas Keye Zoon van Wilhelm Keye Junior, Broeders en Sufters Kinds Kinderen, ofte Agter-Sufters en Broeders Kinderen, onderling zyn geweeft , en zig aldus in fexto demum Collateralis Linece gradu hebben beftaan , juxta l. 3. princ. R l 10. §. 17. ff. de grad. fef affin. ac §. 6. inft.', de grad. cogn.. O o Wa n t  29o CONSULT AT IE N, ADVYSEN r Want men, ten opzigte van de bereekeninge der "raden van verwandfchap , in deze Provintie moet völgen difpofttionem juris Romani civilis, non vero canonici, Land-Recht van het Graaffchap Zutphen tit. 17. art. 6. St ad-Recht van Zutphen tit. 31. art. 1. Land-Recht van Veluwen cap. 31. art 1. 7 Dat, dit quoad jus vaft ftaande, an het verder volgens de *'Cafus Pofitie quoad faztum in dier voegen gelegen zynde, dat Thomas Keye ftervende niemand heeft nagelaten, die hem nader, als eerft de twee Kinderen van de Sufter van Anna Maria van Lauwik, en daar naaft Wilhelm de Rechteren van Hemert, in den Bloede heeft beftaan. 8 Daar uit dan ook inconteftabil koomt te volgen, dat de 'twee Kinderen van die meergemelde Sufter, juxta ordmem fuccedendi ab inteftato, zyn Erfgenamen van Thomas Keye, volgens den ouden Gelderfchen Stokregul: De naafte m den Bloede, de Naafte in den Goede , Land-Recht der 4. BovenAmpten des Quartiers van Nymegen tit. 23. art. 9. Land-Recht van Thyelre- en Bommelre-Weerden cap. 24. art. 7. & 12.: Stad-Recht van Zalt-Bommel cap. 22. art. 7. en 12. LandRecht van 't Graaffchap Zutphen tit. 17. art. 1. en 2. StadRecht van Zutphen tit. 31. art. 3. Land-Recht van Veluwen cap. 31. art. 3; In zoverre, dat die zelve twee Kinderen deszelfs eenige en univerfele Erfgenamen zouden hebben geweeft, en zy beide alleen en met exclufie van Wilhelm de Rechteren van Hemert, hem in alle zyne nagelatene Goederen gefuccedeert hebben zouden, in cas dat in dezen niet aan de ordinaire ordre van fucceffie ab inteftato, voor een groot gedeelte was gederogueert per Patla Antenuptialia , .utpote quorum tenor eft obfervandus atque adimplendus. Habent autem Patla Dotalia vim Atluum judicialium ac Liter arumfcabinalium, Land-Recht van Thyelre- en BommelreWeerd. cap. 11. art. 12. Stad-Recht van Zalt-Bommel cap. 19. art. 12'. Land-Recht van 'f Graaffchap Zutphen tit. 18. art. 9. Stad-Recht van Zutphen tit. 26, art, 1. Land-Recht van Ve- lu-  ende ADVERTISSEMENTEN. 29! luwen cap. 27. art. 1, Goris adverfar. tratt. 3. part. 2. cap. 2. n. 5. & 6. Ac per ea def utara hcereditate valide difponi, atque furi ftatu- IX tario & ftatutarice bonorum Communioni ac ordini fuccedendi ab inteftato , in totum aut pro parte, pro arbitrio derogaripoteft, Land-Recht der 4. Boven-Ampten tit. 15. art. 1. 9. 17. en 18. Landrecht des Graaffchaps Zutphen tit. 15. art. 1. en 4. era ffr* 16. art 3. Stad-Recht van Zutphen tit. 27. art. 5. Land-Recht van Veluwen cap. 28. art. 1. Peck. ie fe/fom. co«/«g. 1. ra/>. (5. Wezel ad Novell, conft'. Ultraj. art. 7. n. 9. R. de connub. bonor. ftociet. tratt. 2. cap. 2. n. 1. R cap. 5. n. 1. R 2. Rodenb. de jur. quod or. ex ftatut. diverfit. tit. 3. cap. 4. §. 9! Goris aive?/. frafï. i.cap.i.n. 27. & 32. cap. 4. n.14. R 18. jfewz cap. 8. Sande ai confuet. Feud Gelr. tract. 1. tit. 2. cap. 3. n. 1. 2. 3. 4. 5. 6f 6. £>ko mAÖ /««e frequentius ejfe, ufus quotidianus dudum edocuit, apud eos prafertim, quibus lautiora fuut patrimonia, dim bonorum utrimque in matrimonium collatorum ftipulantur revolutionem Pragmaticis Retour van goederen appellari folitam, ait. Goris alleg. cap. 8. n. 1. Quod a Contr•ahentium Parèntibus ac propinquis inventum effe-,I2 pro remedw, ne bona fua, fraudata propria Familia, ad extra- " neos transferaniur, Atque, cum rei fiice qmsque fit moderator R arbiter, nihil quoque vet are, ipfos talem legem propriisfortunis inponere, R per contracium etiam inter vivos, fideicommi fum feufubftitutioneminducere, teflatur Peck. dict. cap. 6. n. 1. Adeo, utprater Teftament ar iam , R Legitimam etiam conyentionalem fucceffionem , Mores Nofiros approbaffe, reite tellen-1*' ■lur Wesel alleg. tratt 2. cap. 5. n. 1. R Sande dicl. tract-1. tit. 2. cap. 3. juntt. cap. 2. n. 1. R tit. 3. in princip. Welke drie modi fuccedendi, by ons aan de Cafus Pofitie , in dezen, die niets van eenigerhande Teltamcnta-re of Codicillaire difpofitie, koomt te vermelden, getoetft zynde,'bevinden wy, dat men alhier verfeert partim in materia fuc- ' cejjwms Conventionalis, partim in materia fucceffionis Legitimce quce, cum provifio Hominis Legis provifionem, acteftati caufa 0 0 2 eau-  2Qa CO NS ULTATIEN, ADVYSEN faufam intefiati , cejfare faciat deficiënte demum Tefiamenta-, riaac conventionali locum fibi vindkat, Sande alleg. tit. 2. cap. i.n. 1. &'tit. 3* in princip. 15. En wel in conventionalis fiuccejfiionis materia, voor zo verre als by de Huwelykfche Voorwaarden tuffchen Wilhelm Keye Junior en Anna Maria van Lauwik, Vader en Moeder van Thomas Keye, opgericht, het naarvolgende is bedongen: Dat, namentlyk, in cas dat Huwelyk zonder Kinderen kwam gediffolveert te worden, gelyk.ook in cas, dat Kind of Kinderen geboren zynde, die zelve zonder Lyfs-Erven kwamen te fterven, alsdan wederzyds aangebragte en namaals aangeftorvene goederen wederom zullen, erven en verfterven aan de naafte Vrienden van Vaders en Moeders zyde, alsdan in leven zynde, daar dezelve hcengekomen zyn. 26^ Hoedane claufule, van te zullen wederkeeren,, of wederzyds wederom te zullen erven en verfterven na die, het *zy dan Vaderlyke of Moederlyke zyde, van welke het goet herkomftig is,. volgens het Land-Recht der 4. Boven-Ampten, tit. 15. art. 17. en de leere van Peckius , Wesel en Goris hier voor geallegeert, is een PaStum, ut bonarevertantur ad latus unde devenerent,. en aldus, in effeóte is geweeft eene uitfluitinge van de ftatutaire Gemeenfchap van goederen tuffchen Man en Vrouw, en een beding.van retour van Goederen in de twee gevallen hier voor gemeld. jy. Van welke twee gevallen, alzo niet het eerfte, maar het laatfte , exfteert: Vermids uit het Huwelyk tuffchen Wilbelm Keye Junior en Anna Maria van Lauwik eenen Zoon te weeten Thomas Keye voortgekomen, maar den zeiven zonder Lyfs-Erven afgeftorven is. jj. Zo moeten alnu ook, uit kragte van dat -zelve beding van retour, aan de eene zyde de Goederen door Wilhelm Keye Junior by Anna Maria van Lauyyik ten Huwelyk aangebragt, en namaals door hem van zynen Va'der, Wilhelm Keye Senior , of eenig ander Bloetverwant, aangeerft, en van hem op zynen Zoon, Thomas Keye x gedevolveert en door denzei-  ende ADVERTISSEMENTEN. 293 zeiven nagelaten, retourneren op Wilhelm de Rechteren van Hemert, als tegenswoordig den Naaft verwanten Vriend van • 's Vaders zyde van Thomas Keye wezende. En aan de andere kant de goederen door Anna Maria van jn Lauwik by Wilhelm Keye Junior ten Huwelyk aangebiagt, en namaals door haar van hare Olderen of andere Bloetverwantcn aangeerft, en van haar op haren Zoon , Thomas Keye, gedevolveert endoor denzelven ftervende naargelaten, op de twee Kinderen van de Sufter van Anna Maria van Law wik, als tegenswoordig de naafte Bloedvrienden van 's Moeders zyde van Thomas Keye zynde, alnu retourneren. Aangezien dat, by de voorfchreven Huwelykfche Voar-20; waarden , het retour over de twee daar by vermelde gevallen wederzyds of reciproce, en zo wel voor 's Moeders als voor 's Vaders, en zo wel voor 's Vaders als voor 's Moeders naafte alsdan in leven zynde Vrienden van Thomas Keye, is bedongen. En dat over zulks aan de eene kant Wilhelm de Rechteren2j. van Hemert tot de Goederen die van des Moeders , en aan de andere zyde de Sufters Kinderen van Anna Maria van Lauwik tot de Goederen , die van des Vaders zyde van Thomas Keye, heengekomen zyn , geen recht, of praetenfie van fucceffie, konnen fuftineren te hebben; Alzo men , quoad hanc fuccejfionem conventionalemhier alleen$2 in eenen cas van een bedongen retour van wederzyds ten Huwelyk aangebragte en namaals aanbeftorvene goederen, verfeert.- En het eene notoire contradictie inporteren' zouden t62„ willen fuftineren, dat iets zoude moeten retourneren na eene zyde, van welke het niet is heengekomen , of reverteren tot eene plaatfe, op welke het noch nimmermeer is geweeft. Dat wy voor het overige alhier verferen in materia fucce(Jï-2. . onis Legitimce, ofte omtrent de ordre van fucceffie ab inteftato, zo en als die ons is voorgefchreven by onze Land en Stad-Recht en, welke, by defect' van- de Defcendente en O o 3 Aften-  294 CONSULTATIEN, ADVYSEN Adfcendente Linien, in de Collaterale Linie na des overledenens Broeders en Sufters en derzelver Kinderen, tot deszelfs Erffeniffe roepen die gene, welke hem het naafte in den Bloede beftaan , Land-Recht van Thyelre- en BommelreWeerd: tap 24. art. 12. Stad-Recht van Zalt-Bommel cap. 22. art. 12. 25. Het welk, vermids Thomas Keye nochte Defcendenten noch te Adfcendenten, noch Broeders of Sufters, noch der zeiver Kinderen, nochte ook Oomen of Moeien , heeft naargelaten, in dezen zyn zyner Moeders Sufters twee Kinderen. 26. Welke Kinderen van de Sufter van Anna Maria van Lauwik daaromme ook alleen, en met fcclufie van Wilhelm de Rechteren van Hemert, als maar een Kinds Kind van eenen' Broeder \'an de Vaderlyke Grootmoeder van Thomas Keye wezende, bcrechtigt zyn tot zodane Goederen als Wilhelm Keye Junior en.Anna Maria van Lauwik, boven en behalven die door haar van wederzyden ten Huwelyk aangebragte cn namaals van haarlieder Vrienden aangeërfde Goederen , zo in dezen alle het retour fubjeét zyn, noch mogten hebben geconquefteert en aan haarlieder Zoon Thomas Keye naargelaten, en door den zeiven ftervende ook naargelaten mogten wezen. 27. Gelyk ook tot de zodane, als Thomas Keye zelfs, boven en behalven die door hem van zyne Ouderen aangeërfde en retour fubjeét wezende. Goederen ook noch aangewonnen cn naargelaten hebben mogte. i 28. Want, behalven dat voor zo veel die door Thomas Keye zelfs gedane Conqueften aanbelangt-, by die tuffchen zyne Olderen opgerigte Huwelykfche Voorwaarden generhande beding of difpofitie heeft konnen worden gemaakt over zodanige goederen, als eenig Kind zo uit dat Huwelyk voortkomen mogte, zelfs mogte komen te conquefteren, waaraan de Contrahenten van dat Huwelyk nooit eenigen eigendom "hebben gehad: Quilibet enim de re quidem propria, nemo ,yero de aliena re, difpenerepoteft. Zo  ende ADVERTTSSEMENTEN. 295- Zo is 't zelve ook ten reguarde van de winften door fiFi7-2q helm Keye Junior en yftma Maria van Lauwik gemaakt, zodanig gelegen, dat voor derzelver aangewonnen Goed alleen gereekend kan worden 't gene dat overblyft, wanneer afgetogen word 't gene van aangebragte en aangeërfde goederen'" aangekomen is, in voegen dat het gene doorkonft, vlyt, arbeid, koopmanfchap en andere gelukken, erholden, ge ■ wonnen en overgefpaart is, alleen voor goed, 't welk tusfchen Egte Lieden ftaander Ehe is aangewonnen, zal konnen en worden gereekend, Land-Recht van -t Graaffchap Zutphen tit. 15. art. 5. Stad-Recht van Zutphen tit. 27. art. 6. Wesel de connub.honor.fociet. tratt.2. cap. 2.11. 10.ir. c? 8r. En dat de conqueflen, zo wel als de Schulden ftaande3o. Huwelyk gemaakt, ongeagt het uitbedingen van de ftatutaire Gemeenfchap tuflchen Man en Vrouw> egter noch tusichen die zelve gemeen zyn, en by gevolge ook generhande retour fubjeét wezen konnen, Goris adverf.tract. 1. cap. 4. ■ in not.adnum. 14. Wesel ditt. cap. 2. n. 1. Dat daarom ook de conqueflen altoos fecundum ordinemfuc-^i. cedendi Legitimam, five ab inteftato, non vero Conventionalem , moeten devolveren en verflerven. Hoedane fucceffie in de conqueflen op de naafte in den 32. Bloede, daar en boven in dezen ook noch des te meer vaft ftaat, om dat de Cafus Pofitie niet vermeld, dat by de meergemelde Huwelykfche Voorwaarden eenigerhande beding ten opzigte van winft en verlos ftaander Ehe te vallen, is gedaan. En by gevolge ook de fucceffie in die winften noch des ter 1 onwedcrfpreeklyker fubjeft blykt de ordo fuccedendi ab inteftato. by de Land en Stad-Regten geftatueert. Aangezien dat alle het gene, 't welk by Huwelvkfche Voorwaarden niet uitdrukkelyk is bedongen, onder de difpofitie van 'iLand-Regt verblyft,La«i-R. der vierBoven-ampt. tit. 15. art. 6. ■ Aldus by ons ondergefchreven falvo meliori, geadvifeert binnen Arnhem den 26. Augufti 1726. „ ^ Was ge teekent: GE RH. 'PRONCK, M. A. van LAMZWEERDE. • Over  Q96 CONSULTATIEN, ADVYSEN XV. Over den Verkoop van een hereditaire Portie van een Kind in de Erffenijfe der Ouderen. Een Koop kan per teftes & per inftrumenta valide bewezen worden, en moet daar op transport volgen. Over het doen van transport van immobile Goederen. Ben kleine ampliatio conclufionis word niet gereguardeert, voornamentlyk als die uit . Je natuur van een Contr ak voortvloeit en daar tegens niet is geëxcipieert. Die tweemaal een Goed Verkoopt verfeert in dolo. Hoe zig een Weduwe van de Boedelhouderfchap ontdoet. BY ons ondergefchrevcne gezien en gevifiteert zynde de hier onder vermelde Procedure, zouden wy, in cas daar over Rigters waren , daar inne fententioneren , in maniere als hier na volgt. In zake van Bodinge voor den Land-Gerichte van Velu. wen, ter Banke van Apeldoorn, ongedecideert hangende tus- fchen  ende ADVERTISSEMENTEN. z97 fchen Teunis Janjfen Pluym Aanlegger ter eenre, en He/Ier Otten Weduwe van Johan Spoltman Oud-Borgemeefter der Stad Arnhem , verweerderfche ter andere zyde. Gezien , gelezen en geëxamineert de Schrifturen van Aanfprake van den 8. Oef ober 1726. met het daar by geappliceert Genchts Decreet van den 9. Augufti des zeiven jaars, en de documenten fub A. B. C. D. E. F. G. H en I Ant woord van den 29. November daar aan volgende cuniadnexis Jub Num. 1. 2. 3. 4. 5., Replicque van den 9. February 1727 cum adjunttis fub. H. J. K, enL., Duplicque van den 7. Apnlhs des zeiven jaars abfque ullo iocumento, alles conform dien daar van op den 8. May daar aan volgende opgerigten, door den Land-Schryver en wederzydsBediendenson-derteekenden en hy de voorfchreven ftukken gevoegden Inventaris, voorts alles overwogen en op alles gelet, 't gene m dezen te overwegen en waarop te letten ftondc. Den Heer Gerhard Coets, der Rechten Doctor en Bor"T~Vat ons, by examinatie van de Acta Procefilis, is gexJ bleken. >2- Niet alleen uit eene authenticque en door de Verweerder 'fche nergens gecontradiceerde Copie van eene Volmagt fiah A. by de Aanfprake geappliceert. 3. Dat der Verweerderfches Man , de Out-Borgemee- fter  ende AD VE RTISSEMENTEN. 299 fter Johan Spilman op den 30. January des jaa'rs 172» js gecompareert voor den Scholtus en GerichtsrnannenJ'des Ampts Apeldoorn. Aldaar eerft en vooraf heeft geannulleert, gecaffeert, en 4 te niete gedaan alle zodane volmagten, als hy te bevorens op zynen Zoon, Doétor Gysbert Spoltman, hadde gepalïéert. En daar op vervolgens den Aanlegger in dezen heeft ge- c conftitueert en magtig gemaakt, om, mits reekeningè, bewys en reliqua doende, in zynen naam met de vordere erfgenamen van zynen tot Weert overledenen Vader, te erfchynen voor zodane Rigters, Banken en Gerigten , daar het nodig zoude zyn, den ftaat des Boedels op te nemen en daar van behoorlyken Inventaris te hefteden, de inkomende fchulden te ontfangen en daarvan te quiteren, de uitgaande fchulden pro hareditaria te betalen, de ongereede Goederen te verkopen, bezwaren, penningen daar van komende te ontfangen, daar voor te quiceren, aan de Koperen Cesfie en Tranfport na Couftume Local te doen, de gebrekkige Debiteuren m Rechte te betrekken, de zaaken te vervol-en •tot fententie en volkomene betalinge toe, en voorts tam agenda quam defendendo alle zaken waar te nemen en 'e doen, wat dien aangaande zoude behoren te worden gedaan gen doe? ' ****** Zynde' k°nnen °^ mo" Maar ook uit eene fub B. aldaar geappliceerde eedelykeö Kondfchap van twee quod rei geftce fubftantïam concorderen- " de Getuigens , tegens welkers legaliteit en geloofweerdigheid de Verweerderfche (aan welke, in cas zy gewild hadde, zelfs de reproductie van die Menfehen heeft vrv geftaan) ganfth niets bewezen heeft, en die derhalven by o^ns ook voor lefies habiles ac fide digni hebben moeten worden aangenomen, te weeten Arnold van Houten omtrent 62 en Lambert Cornelijfen Muller omtrent 39. /aren oud , en aldus beide van competenten Ouderdom zynde, koomt te blyken. Dat deze Getuigen in de jaaren 1723. en 1724. over de7 PP * affai-  3qo CONSULTATTEN, AD V YS EN affaires , concernerende het uitzenden van den Aanlegger, om in qualiteit als Volmagtiger van der Verweerderfches Man, den Boedel van deszelfs overledene Ouderen te redderen, verfcheidene malen zyn prsefent geweeft. 8. Dat die zelve, op dien tyd als den Aanlegger over die Erffeniffe uit was, de Verweerderfche en hare Man hebben hooren zeggen, dat dit werk haar, door Doctor Gysbert Spoltman, reeds zo veel gekort hadde, dat zy daar toe gene koften. meer aanwenden, maar die Erffeniffe opgeven wilden. 0< Dat zy ook, op zeekeren tyd, als de Aanlegger aan de Verweerderfche en der zei ver Man rapport van zyn wedervaren kwam te doen , die beide tegens den Aanlegger hebben horen zeggen, dat zy over dat werk: genen duyt aan onkoften. meer wilden doen, en den Aanlegger verboden, weer daar na toe te gaan, of om uit te reizen, ten ware dat hy Aanlegger het haarlieden afkopen wilde, om het zelve op zyne eigene koften uit te voeren. I0< Dat, als den Aanlegger daar op antwoordde, dat hem dit 'niet wel dienen zoude, en hy zulks ook niet gaarne dede, dewyl hy geene fchade konde lyden, en hem, in cas dat hy daar aan kwam te winnen , zulks door de Verweerderfche en haren Man of ook door andere, misgoft worden zoude. 11. Die getuigen daarop de Verweerderfche en derzelver Man tegens den Aanlegger, hebben horen zeggen , dat hy het daarom vry; zoude kopen, dewyl hy 'er gene fchade by konde lyden, als alleenlyk van zyne koften, en dat hem, in cas dat hy 'er aan kwam te winnen, zulks door haarlieden niet zoude worden misgoft, 12. En dat niet lang daar na de Verweerderfche en hare Man daar over in den jaare 1723. met den Aanlegger, in prafentie van twee Getuigen, daar over een accoort hebben getroffen, en eene Koop Cêdulle opgerigt, welke door der Verweerderfches Man mede is onderteekent, en dat zelfs de AanlegT ger eene moye fomme gelds aan haarlieden daarop heeft betaalt, het welk de laatfte Getuige aan de Verweerderfche zelfs, toegetelt heeft. Hoe-  ends A D V ER T IS S E MEN TEN. m: Hoedane K*oop-Cedulle of fchoons wel aan de eene zyde 13 door den Aanlegger by den proceffe niet mede te berde'gehragt heeft konnen worden. Zo heeft egter aan de andere zyde ook de Verweerderfche 14. by. geen eene van alle de prafentaticn van eede, door haar , tegens des Aanleggers iterative inftantien, om die KoonCedulle geëxtendeert te hebben, gedaan, oyt of ergens in fpecie mede geprafenteert,. te willen verklaren, dat zy deze Koop-Ceduile noyt gehad nogte gezien, noch ook diezelve verloren, verlegt, verbragt of zig werhloos gemaakt hebben , en dat zy niet weeten zoude , waar die zelve is. Maar heeft zy, by alle die haare eedes praefentatien, al-15. toos maar als om de Kaarffe heengevlogen, door middel van dezelve in dier voegen te claufuleren, dat daar by het regte poinét, waar op het, om zo veel doenlyk te konnen ontdekken, waar deze Koop-Cedulle is,, zoude konnen aankomen, altoos word verzwegen. Daar zy en hare Man nogtans op den 31. January 1724. ,16 byde a6te fub D. ter Aanfprake, zelfs mede hebben geconieileert, dat die Koop-Cedulle doenmaals onder haarlieden was herultende. k daar ondertufichen, niet alleen de confonante getui-I7 geniffe van twee geloofweerdige Lieden fub ditt Lit. B. ad art. 7. 8. & 9. een genoegzaam bewys is, van dat 'er dusdane door der Verweerderfches Man mede onderteekende Koop-Cedulle werklyk is geweeft, en dat daar op door den Aoper aan de Verkoperen reeds ook eene merkelyke fomme betaalt is : Cum. in ore trium aut duorum Teftium confiHat ornms veritas. juxa notoria. >; Maar zelfs ook die hier te bevorens gementioneerde be-jg eedigde verklaringe van deeze twee Deponenten fub B., van "" den beginne tot den einde toe ingezien, geëxamineert en tegens malkanderen geconfereert wordende, niet tegenftaande de nou produftie dier Koopcedulle, noch koomt te verïtrekken voor eene convinquante preuve.. Pp 3. Van .  3o2 CONSULTATIEN, ADVYSEN 3 o. Van dat namentlyk de Verweerderfche en derzelver Man Tb den jare 1723. aan den Aanlegger te verkopen geprEefenteert, hem tot dien koop geraaden en aangemoedigt, en ook werklyk aan hem verkogt hebben, die zelve der Verweerderfches Mans portie in zyner Ouderen Erffenilfe of nalatenfchap, om welke in te vorderen, hyden Aanlegger, tot reddinge van dien Boedel, uitgezonden, en ten-dien zeiven einde te bevorens op den 30. January des zeiven jaars expres de reeds gemelde Volmagt fub A. op hem gepalfeert, en alle vorige op zynen Zoon gepalfeerde Volmagten gerevoceert en ingetrokken hadde. £0 Of wel zodane Goederen ofte effecten uit der VerWeer'derfches Mans Ouderlyken Boedel, als den Aanlegger, in qualiteit als deszelfs Volmagtiger, by verdeelinge, met des Heer Spoltmans mede Erfgenamen over dien zeiven Boedel gemaakt, daaruit, voor deszelfs hereditaire portie, zoude -komen te verkrygen ofte te bedingen. Want het immers meer dan conftanten Regtens is, dat een gemaakt Contract van Verkoop en Koop , zo wel per Teftes als per inftrumenta, valide kan worden bewezen. Ouoniam fcriptura non efl de effentia Emptionis venditionis-: • 'CumEmptio Venditio fit Contr attus Confenfualis, ideoqne ad eam perficiendam folus contrahentium confenfas fufficiat; Adeo ut & ad ejus perfectionem feHpYura minime requiuttur, §. un. inft. de oblig. ex confenf. princ. inft. de empt. &vend. Sim. van Leeuw. cenf.forenf. part. 1. lib. 4. cap. 19. n. 3. Joh. Voet in comvient. ad tit. ff. de contrah. empt. num. 3. in med. Dat, het aldus eene confiante waarheid zynde, dat de Ver- 23'weerderfche en hare Man dusdane Contract van Verkoop en Koop met den Aanlegger hebben ingegaan, en daar op van hem ook zelfs penningen ontfangen hebben. Het derhalven ook incontefïabil vaft ftaat, dat op dien 2i}"zeiven Verkoop en Koop een behoorlyk Transport des verkoften Goedes, of van de verkofte effecten, door de Verkoperen aan den Koper te doen, heeft moeten volgen. Cum  ende AD VERTISSEMENTEN; 303 Cum ab emptione venditione femel, Heet folo confenfu , per- 25. fecta, nemini Contr ahentium invito alter 0 reeeder e liceat, ditt. princip. Inft. nee non L 3. ff. de refcind. vend. cjf l. 5. C. ds 0blig. R att. Imo R quoad emptionem venditionem quam inter Contrahentes%6. ■ placuit, ut in fcriptis celebraretur idem obtineat: fi modo arrharum nomine aliquid datum fuerit ac multo magis, fi Emptor jam pretium aut pretii partem folverit, alleg. princip. Inft. R I. 17. C. defid. inftrum. Vinn. in comment. ad dict. princ. inft. n. T. 8. R. 9. Everh. loc. legal.15. five a Minor, ad Maj. Adeo ut poft perfettam Emptionem Venditionem, Venditorzy. teneatur Contrattum iftum confiummare feu adimplere, tradendo nimirum Emptori rem venditam. Quod ft non faciat, ab Emptore Actione Empti conveniri po 2S, teft, ad rem emptatn, cum fruttibus, accejfione R omni caufa, Emptori tradendam, prceftandumque dolum ac levem culpatn, /. ii. §. 2. R l. 13. §. 10.13. 16.ifult.ff.deatt. empt. £f vendit. Eft enim hcec Attio bonccfidei, atque ipfa Emptiovenditio, ex2g. qua Attio hcec oritur, Contractus boncefidei, in quo alter alten" obligatur in id, quod alterum alteri ex bono R cequo prceftare oportet, ditt. §. un inft. de ebl. ex confi. §. 28. R 30. inft. de att. I. 7. ff. de negot. geft. R l. 31. §. 20./. de JEdil. Ed. Gelyk dan ook de Verweerderfche cn derzelver Man,q0 buyten allen twyffel zelfs wel weetende , dat zy verpligt en gehouden waren, om 't gene zy aan den Aanlegger verkoft hadden , aan denzelven na behoren te transporteren. Daaromme uitwyzens de acte fub D. by de Aanfprake ge gr.. voegd, om ten minften te fchynen , aan dien haarlieder pligt te willen voldoen, daarna op den 31. January 1724. beide en wel de Vrouw Tutore Marito geadfifteert wezende, zyn gecompareert voor Amoldvan Houten enLambert Corneliffen Mulder in qualiteit als Geërfdens in Veluwen en Getuigen. Aldaar hebben verklaart, dat zy voor eene fomma vah32 eenduizent Caroli Guldens vry geld," door den Aanlegger,  3o4 CONSULTATIEN, ADVYSEN ger, volgens Koop-Cedulle onder haar Comparanten Egte Lieden bcruftende, aan handen van haar beide te voldoen, aan den zeiven en zyne Vrouw Aaltjen Lubberts en haarlieder Erfgenamen hebben gecedeert, getranfporteert en overgegeven, zulks uit kragte van dien doende, zodane regt, aclie of prsetenfie., als zy Comparanten aan de Landeryen, genaamt Homoet, twee derde gedeeltens aan de Poel in de Betuwe by Elft gelegen, als ook deOye, by Maeggefcheit of Accoord, door den Aanlegger als Volmagtiger op den 26 January 1724. met des Heer Spoltmans mede Erfgenamen van'zyne Olderen opgerigt, hadden bekomen. 23. Welk Accoord of Maeghgcfcheit zy wilden, dat de 'Aanlegger ftiptelyk zoude agtervolgen en naleven, en dat hy vervolgens uit dien hoofde ook zoude mogen genieten en profiteren alles , wat door hem Aanlegger, het zy van Landeryen, als anders, zoude mogen fpruiten , en uit dat Maeghgefcheit of Accoord te vinden zoude zyn, alzo zy Comparanten het general voor het fpecial verklaarden te nemen en over te geven, en mitsdien aan den Aanlegger gaven Actionem ceffam, zonder haar eenig regt aan die zelve Landeryen, zo en als die in hare oude en bekende bepalingen, zo in de Provintie van Gelderland, ais ergens elders gelegen zyn, al waren die ook buiten de Vereenigde Nederlanden te vinden, te referveren. ■34. Voorts tot dies te meerder effect van dien, aan den Aanlegger hebben gegeven procuratie in rem'fuam, om alle preetenfien,. uit hoofde diens zeiven accoords of Maegbgefchcits over pagten der Landeryen fpruitende, in der minne of vi juris by wat voor eenen ingang van Rechte het den Aanlegger zoude welgevallen, op zyne eigene fchade en bate te • mogen verhalen, tot de executie en voldoeninge incluis, voor de voldoeninge van al t welke zy Comparanten daar hy een voor al als Principal hebben verbonden haarlieder Perfonen en Goederen, als na Rechte. 05. En vordersdie acte, onder de claufule na betalinge dezes, heb-  ende ADVERTISSEMENTEN. 3% hebben ondertekent en bezegelt, en die zelve door de twee voorfchreven geërfde Getuigen mede laten onderteekenen, zo als ons alles mt dat voorfchreven Producf. fub D. is ge' bleken. J ' 6 "Welk Produft of Acte of fchoons wel niet voor een va.36. lid Transport quoad immobilia kan palieren, en over zulks door die zelve ook den eigendom van die daar by vermelde ongerede Goederen of effeften, nogte ook der Comparanten regt tot en aan die zelve, op den Aanlegger geenzints overgegaan is. 00 0 Eensdeels, era dat wy daar onder niet mede vinden de37. Zegels of Cachetten van beide de voorgemelde Geërfdens in Veluwen. Welke nogtans by het Land-Recht van Veluwen cap. 24 qg. art. i.tot de validiteit eens Transports van ongereede Goederen , mede worden gerequireert. En Andersdeels, om dat ook zodane immobile effecten,™ die buiten de Vereenigde Nederlanden, ja zelfs die al in de Provintie van Gelderland, doch in de Boven-Ampten des Quartiers van Nymegen , en aldus buiten den Quartiere van Veluwen, gelegen zyn, voor of ten overftaan van Geerfdensin Veluwen niet konnen worden getranfporteert. Maar in conformité van de Wetten, Gewoontens, of4o Locale Statuten van de plaatfe, op welke een ieder van de zelve gelegen is, en in fpecie in de voorfchreven vier Boven-Ampten, en die daar onder refforterende Heerlykheden, uytwyzens der zeiver Land-Recht tit. 20. art.y., voor den Officier en twee Schepenen of Gerichtslieden cuufcunque rei fitcei ofte ten minften voor twee Erfpagteren, of Getuigen , die m den Ampte of Heerlykheid rei fua geërft zyn, moe ten worden opgedragen. Zo koomt egter die zelve Afle en Bekenteniffe fub D., bo- 3 t ven en behalven de kondfchap fub B., des niet tegenft^nde4 noch te verftrekken voor een fufficient bewys t£gen"aan Maar wy hebben nergens by den proceffe eenig bewys gevonden , nogte ook in die acte fub d. zelve niet het minfte konnen vinden, waar uit zoude konnen blyken, dat het zelve allereerft na dato van zulks zoude zyn gefchiet. , Zelfs heeft de Verweerderfche onder alle haare ten proces-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 3x9 ceffe gedane praefentatien van eede, nergens mede geprasfenteert, te willlen verklaren, dat die zelve woorden ten tyde van het ondertekenen, bezegelen en paffeeren dier Acte noch met in margine van dien zouden hebben geftaan. Ook heeft zy, niet tegenftaande dat zy ten reguarde van 115 die voorgegevene falfiteit is Pars affirmans, cui id cirico allegatcefalfitatis incumbit probatio, nooit dengenen, met wiens hand die Acte gefchreven is , nogte ook de Geërfde Getuigen, die dezelve mede onderteekent hebben, laten produceren, 'c welk haar nogtans te doen heeft vry geftaan, om die zelve tot ontdekkinge van de waarheid van 't gepaffeerde, gerigtelyk te laten examineren, en onder eede ondervragen, of'er die zelve woorden ter voorfchreven tyd in margine geftaan hebben, of niet, onder welke drie den Schribent dier Acte, in cas dat derzelver marginaal door eene andere hant gefchreven ware, wel ras die andere van zyne eigene hand zoude konnen onderfcheiden. By manquement van alle 't welke wy dan ook geenzins fl6 hebben konnen oordelen, dat 'er die voorfchreven claufule ' eerft na dien zeiven tyd by gefchreven wezen zoude. En by gevolge ook die zelve claufule geenzins als valfchn7. hebben konnen aanmerken : Cum falfitas ac dolus nunquam prafumatur , fed ab allegantefemper probanda fit. I. 1. §. uit. ff. de dol. mal. ei? met. exc. I. 30. ff. de legïb. Bertachin. in repertor. in verbo Falfitas verf. 24. Voet ad tit. ff. de dol. mal. num. 2. Stryck. in fpeciali tratt. de Rafura cap 2. §. 7. want, in cas zulks niet na, maar voor dato van de onderteekeninge, bezcgelinge, en het pafferen dier acte, het zy dan met eene en dezelve, of met eene andere hand of inkt'is gedaan. Zo zoude het zelve even juift noch gene falfiteit met zigug. liepen : Om dat de Verweerderfche en haren Man, te bevorens de refumptic en examinatie van die acte, volkomentlyk vry ftonde, in cas haar die marginale claufule niet bevallen of aangeftaan hadde, als dan deze acte ongeteekent, ongezegelt en ongepaffeert, te hebben konnen laten. Daar  32o CONSULT AT IEN, ADVYSEN 119. Daar en boven hebben wy, om dat de decifie vanzaaken 'alhier van de echt of valfchheid van die marginale claufule dependeerde, die gantfche Acie fub D. diligenter geëxamineert, derzelver methode van Boekftavinge en alle de zo capitale als kleine Letteren en derzelver trekkingen, voorts depun&en en den inkt van den text zelve, tegens die van de marginale claufule naukeurig geconfereert, 't welk, volgens het getuigenilfe van Joh. Laurent. Zubrodt in fpeciali traït. de comparat literar, cap. 7. n. 8., alles is, wat ad diligentem , folertem cjf accuratam lit erarum comparationem, kan worden veteifcht. 120. Edog zulks doende niet anders konnen bevinden, als dat de meergemelde in margine gefchrevene woorden, gefchreven zyn met die zelve hand, met welke die gantfche Acie gefchreven is. 121. Alleenlyk bevinden wy, dat de Letteren van die in margine ftaande woorden, wat groter zyn , en zo ten opzigte van de regulen en woorden , als ten reguarde van de Letteren zelve , wat verder van malkanderen ftaan, als de Letteren, Woorden en regulen van de text zelve. J22. En het over zulks wel fchynt, als of die marginale woorden , of fchoons wel dóór een en denzelven Scribent, egter of met eene grovere penne, of met bleekeren inkt, zouden konnen gefchreven-zyn. ia. Maar daar tegens bevinden wy ook, dat die in de onderde regule van de eerfte pagina dier Acie fub D. ftaande woorden, volgens Koop-Cedulle onder gemelde Echte Lieden berustende , insgelyks met dusdane grotere en verder van malkanderen ftaande Letteren zyn gefchreven. I24 Waarop nogtans de Verweerderfche nergens eenigzints " heeft geëxcipieert, veel min deze Claufule insgelyks van valfiteit geaccufeert. Om welke redenen wy dan dat eenige poincl ook niet voor i2.r' een  ende ADVERTISSEMENTEN. 321 bewys, of zelfs voor eene prcefumptie van valfiteit van de marginale woorden, hebben konnen aanmerken: Cum fola airamenti aut penna diverfitas fufpicionem falfitatïs non inducat, Cravett. confil. 88. n. 7. _ En zulks noch te min, zo lang als nergens in eenigen dele 125. uit blykt, dat de marginale woorden na dato van het pafferen dier Acie, en aldus dolo malo, daar by gefchreven zyn. Eft enim interünearis fcriptura, five fuperlinearis aut margi-^", nalis additio, quidem rafiura quadam fpecies : Afi ipfius rafiura fa£tum duplex eft, Licitum nempe, quod abfque dolo fit, ac turpe, cui dolus intervenit, ac quod falfitatem arguit y Stryck de Rafur. cap. 1. §. 7. 8. & 9. ê? cap. 2. §. 7. En moet'derhalven ook het faclum marginalis .additionis in 128". dezen, zo lang als nergens iets van een dolus, als welke noit gepralumeert word, koomt te blyken, nootwendig onder die eerfte zoorte, dat. is onder de Rafiura five additio licita, worden gereekent. Te meer, om dat dezelve ook licito modo, te weeten, 129. dat Parthyen , by het refumeren of examineren, voor dato van het teekencn , zegelen en pafferen dier Acie, zelfs deze woorden in margine van dien doen.ftellen hadden, heeft konnen gefchieden. 't Welk tuffchen Menfehen, welke, gelyk Parthyen dezen beide, ten platten Lande wonen, gantfch ligt kan voorvallen. Om dat men aldaar doorgaans zodane bekwame Scriben-i3r. ten niet en vind, die even juift eene Acie zodanig zouden konnen inftellcn of defcriberen, dat die aanftonds der Parthyen intentie conform, en daar in by de refumptie gantfch gene corrcclic nodig wezen zoude. Wy hebben vorders ook in de objeclie, van dat de Vcr-i22-weerderfche van dat beneficium Scti Vellejani fcf Auth.fi qua Mulier C. ad Sctum. Vell. niet gerenuntieert heeft, gantfch geen fundament voor dezelve konnen vinden. S s Want:  3^2 CÖNSULTATIEN, ADVYSEN i3?. Want dat by der Romeinen Civile Wetten geintroduceert Beneficie, volgens die zelve Wetten maar alleen dan plaats heeft, wanneer dat een Vrouwsperfoon haar voor eens anders fchult tot Borge heeft geconftitueert. 134; En't zelve quoad omnes alias obligationes, quce ad inter cejfiones non pertinent, celfcert, /. .3. /. 4. §. 1. /. 5. cjf /. 11. ff. & /. 2. C. ad Sctum Vell. I. 47. ff. de jur. Fisc. i3~- En de Verweerderfche in dezen niet als Borge, maar als Contractante of Verkoperfche, en aldus als principaliter en niet als accefforie, ofte als Borge geobligeerde, is gcconvenieert. 136. Als hebbende eerft, zo wel als hare Man, het meermaals gemelde Contract van verkoop en Koop met den Aanlegger werklyk ingegaan, en daarop penningen van den zeiven ontfangen. 137. En daarna uit hoofde van dien een quafitranfport aan den zeiven gedaan, en zig voor de nakoominge van dien niet als Borgen voor malkandercn, maar als Principalen, ieder , in folidum verbonden. r3g. Hoedane verbinteniffe, vooral ter oorzake van den reeds gedanen ontfank van des Aanleggers penningen, die de Verweerderfche , zo wel als hare Man , niet in damno evitando, maar circa lucrutn captandum, verferen dede, in effeéte is eene obligatio in rem fuam. Waar omtrent zelfs altoos het geallegueerde beneficie cesfeert, juxta l. 3. 13. 15. 2t, 22, 23 cjf 24. ff. cjf I. 2. C. cui. Sct. Vell. éjf l. 95. §• 2. in fin. ff. de folut. tz? lib. Voet ad tit. ff. ad Sct. Vell. num. ir. 14c Boven en behalven dat dit zelve beneficie ook noch altoos koomt te celferen in cafu, quando Mulier Creditorem fuum decepit. 1.I Adeo vt creditori decepto , adverfus muliei em exceptione Scti 'Vellejani utentem, republicatione doli fuceurratur, l. 2. §. 3. I. 23. cif l. 30. ff. ac l. ^. cjf l. 18. C. cjusd. tit. Voet alleg. num.  ende ADVERTISSEMENTEN. 323 Zager, de-except. part. 3. cap. n. num. 121. ff fea. Richter in regular. centur. reg. 5. num. 3. Gelyk dan de Verweerderfche in dezen, door den Aan-342 legger eerft tot het ingaan van den meergemeldcn Koop aan te moedigen , daar op van hem geld te ontfangen, en aan hem ook een quafitranfport te doen , en des onaangezicn naderhand noch een parcecl van die aan hem verkofte en reeds quafi getranfporteerde effecten , aan een ander te helpen verkopen , daar voor van dien tweeden ?°v,Po,iï^ TSPTInite ontfa"Sc" * cn vervolgens het behooilyk tranfport fub K, ter Replicque aan hem te doen, en egter noch des Aanleggers aan haar betaald geld in haarfn ^e houden > den Aanlegger in dezen notoir bedro- Noch minder ingreflle heeft by ons konnen vinden de ob-I4, jeóhe,_ van dat den Aanlegger, eer en bevorens hy zyne 43* Aftie in dezen geinftitueert hadde, eerft a fuo latere het Contraét van Koop zoude hebben moeten adimpleren, door der. in aftis gemelden koopspenning van 1000. guldens , ofte het reftoir van dien, vooraf aan de Verweerderfche te betalen, ofte ten minften judicialiter te offereren, en by non acceptatie te configneren. y Aangezien dat dezelve in dezen niet abfolute en alleen tot bekominge van tranfport, maar, uitwyzens deszelfs gedane Bae-^ dinge en genomene Conclufie, niet anders als tot tranfport SndeS!11120 refte^e ^o^ningen, heeftPge- En dat dusdane maniere van eiftchen en concluderen, waar by een Verkoper van zynen Koper betalinge van den koops '45' penning tegens behoorlyk te doen tranfport , en een Ko" per van zynen Verkoper tranfport tegens* doene betalite des koopspennings of des reftoirs van dien , k0Om fe vorderen, in praxi zodanig en zo lang is gcrecipieert geweeft, dat niemand aan de welgefundeertheid van zodlic S s 2 Con,  324 CONSULTATIEN, ADVYSEN Conclufien, eenigen twyffcl in judicando ac praUicando koomt te liaan. 146. Ja zelfs voor den Hove Provintiaal zo lang en zo menigvuldigmaal gepraclifeert is, en al noch daaglyks gepraclifeert word , dat niemand daar tegens oit het proponeren van eene Exceptie non adimpleti Contrahits zal hafarderen. 147. En wy derhalven ook gantfch en al onnodig agten, om, ten opzigte van dit poincl, by dezen eenigerhande verdere demonftratie te doen, ofextenfie te maaken. 148. Vermids doch de Aanlegger, door zynen in dezen gedanen Eifch van tranfport, in voegen als die is gefchiet, geenzins van de Verweerderfche koomt te Eifchen adimpletie des Contracis ,aan haare zyde alleen en in dier voegen, dat hy ' aan zyne zyde het zelve ook noch niet zoude behoeven te adimpleren. 149- Over hoedanen geval onwederfpreeklyk de Exceptie non ïmplementi tegens hem gefundeert wezen zoude. 105. Maar, door middel van niet anders, als tegens betalinge der refterende penningen, dat is, van dat gene, 't welk by tuflchen Parthyen te houdene liquidatie, zal blyken , dat aan die door hem beloofde koopspenningen noch refteren mogte, het Tranfport te eiflehen, niets anders koomt te vorderen, als dat het Contracl ab ntroque latere Jïmul ac pari paffu zal worden geadimpleert. 151. En overzulks ook in effecle niet in mero atque abfoluto cafu non implementi verfeert. 152, En zulks alnu noch des te min, daar ons uit de infinatie, fub J. ter Aanfprake koomt te blyken, dat de Verweerderfche en haare Man zig voor de koopspenningen in dezen hebben Borge laten ftellen. 1-3. En dat die Borge al op den 13. February des jaars 1725. en aldus voor dato van des Aanleggers Baedinge, de Verweerderfche heeft aangeprafenteert, om haar, tegens vertoninge van die Borgtogt, dat gene, 't welk aan dien koops-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 325 koopspenning noch te betalen refteren mogte , aanftonts te voldoen. Dat almede gantfch geen fundament heeft, die der Ver-154. wccrderfchcs objectie, van dat niet iets impoffibils van haar kan worden geëifcht, en dat zulks nogtans, door het eifchen van tranfport van Goederen die van haar Mans zyde heengekomen, en door deszelfs overlyden, op zyne Kinderen, uit kragte van retour gedevolveert zyn, in dezen zoude wezen gedaan. Want, of wel fchoons aan de eene zyde in thefi waar is, 155, dat niemand van zig zelfs, en citra proprium fattum ac culpam, ad impoffibile kan worden geöbligeert. Zo is 't egter aan de andere zyde in hac hypothefi ook niet 156. min waar, dat niemand zig zeiven ad impofibile behoeft te obligeren, of hy wil. En dat de gene , die zig tot zodanen impofibile, aan 157. welks inhout per prceflationem int er ejfe voldaan kan worden, vrywillig verbonden heeft, uit zodanen voluntairen handel werklyk is geöbligeert: Dewyl hy den zeiven , prajlando interefe, kan adimpleren, en dusdoende zig zeiven daar van ontdoen kan : Cum habeat quod fibi ipfi imputet, quod taliter fe obligaverit, Richter regul. 4. num. 8. in med. Dat het 'er derhalven in dezen ook niet op aan koomt, i58. wat de Verweerderfche doenlyk of ondoenlyk is, maar waar toe dat zy haar zeiven heeft geöbligeert en verbonden, of niet. En noch te min, om dat de Aanlegger haar, uitwyzensIJ9> zyne Baedinge en Conclufie , niet abfolute, en alleen tot het dóen van tranfport, tegens betalinge van 't reftoir des koopspennings, maar alternative tot zulks of ad praftandum intereffe, door hetaiinge eens fchaden- pennings, wegens zodane niet leverantie door de Verweerderfche, te doen , in dezen heeft geconvenieert. Want de Verweerderfche eer en bevorens haare meermaals ^ S s 3 ge-  326 CONSULTATTEN , ADVYSEN gemelde obligatoire handelingen, in dezen in te gaan, eerft en bevorens hadde moeten weeten en by haar zelfs overleggen , wat haar reeds doenlyk was, en wat haar in het vervolg, zo ter oorzake van die met haren fterflyken Man opgerigte Huwelykfche Voorwaarden, als door eene daarna te doene eigenwillige tweede Vérkoplnge cn tranfport aan eenen tweeden Koper, als anderfins, in 't vervolg ondoenlyk zou, de konnen worden, of niet. 26,. Doch, zulks niet gedaan hebbende, die daarna opgekomene en ten decle ook eigenwillig veroorzaakte impoffibiliteit, haar egter van de pligt, van tranfport tegens betalinge te doen, of anderfins den Aanlegger zyn intereffe te moeten prtefteren, geenfins kan-k'bereren. 162! Venditor enim Heet rem venditam trader e nequeat, mhilominus Emptori Mam tradere, aut cccteroquin ei intereffe, id eft, quanti Emptori inter eft, rem ipfam non tradi, prceftare tenetur, l. 11. §. 9. /. 12. 13. §. 4. ff. R- l. 4. C. de att. empt. I. 13./. de re jud. R U 75. §. 7. ff. de verb. obl. Voet ad tit. f. de att. empt. num 14. Grot. inter. ad jur. Holl. lib. 3. part. 15. num.' 11. Sim. van Leeuw. Roomfch Hollandfch Recht lib. 4. part. 18. num. ï, 363. 't Welk ook de reden is, waarom wy aan den Aanlegger, by foute van leverantie van de gelibelleerde parcelen en derzelver vrugten, hebben geadjudiceert eenen fchadenpenning, na voorgaande Declaratie en Diminutie by den Gerigte taxeren. 164.. Wantwy, daar ons van de quantiteit van des Aanleggers intereffe dien aangaande, in Attis gantfch niets koomt te blyken. 165. Ook onmooglyk, op des Aanleggers blote begrotinge van van dien, den zeiven fchadenpenning niet blindelings op eene fomme van 3500. guldens hebben konnen fixeren, nogte de Verweerderfche haare defenfie dien aangaande, by forme van Diminutie te doen, mogen beneemen. 366. Wy hebben verder de Verweerderfche al mede uit hoofde  ende ADVERTISSEMENTEN. 327 de van dat door haar geallegueert Rewedfof» Leg. 2. C. de refc vend. niet van des Aanleggers gedanen Eifch, konnen abfolveren. Eensdeels, om dat zy nergens in eenig het minfte gedeelte 167 heeft bewezen, dat zig in dezen werklyk eene Lcefio ultro * dimidium zoude opdoen : Want , of wel fchoons des Aanlegger zyne fchade, byiö8. niet prcvftatio van het geëifchte te lyden , by zyne Baedinge en Conclufie pro lubitu op eene fomme van 3500. guldens koomt te ftellen. Zo is egter, zodane door den zeiven eigenwillig en na al-169. Ie apparentie tit iniquum petendo eequum accipiatur, gedane begrotinge diens fchadenpennings, noch gantfch geen bewys , van dat het geene , het welk de Aanlegger van haar en haaren Man gekoft heeft, en van welkers parcelen zy lieden 'er daarna/«Mv. één voor maar drie hondert guldens aan een ander hebben verkoft, werklyk 3500. guldens zoude wecrdig zyn. En vooral niet , daar de Aanlegger de begrotinge van 17c. die fchade tot dusdane fomme toe , aldaar geenfints abfolute, maar zulks niet anders, als onder de claufule falvo tarnen judicis moderamine, heeft gedaan. En daar de Aanlegger daar en boven , uitwyzens de A tis partem van iemand, die niet ex affe, maar (gelyk der Verweerderfches Man ware) alleen pro portione, heer es \sy juxta l. 10. §. i..jf. de hared. petit. I. l. %. ff.fi pars hcered. petat. 176. Want indezen niet maar flegts eene Verkopinge van eenige particuliere parceeltjens uit des Heer Spoltmans Ouderlyken Boedel, is gefchiet. j77j Maar in tegendeel de meer geallegueerde Producten fub A. B. éf D. notoir komen uit te wyzen, dat deszelfsgantfche hereditaire portie in zyne Ouderlyke nalatenfchap y en zulks zelfs noch wel als een incertum quid, 't welk door den Aanlegger met moeiten en koften, die hy daar aan zelfs moefte hafarderen, opgezogt en gehaalt worden moefte, aan, den Aanlegger is verkoft. I78, Als welke drie Producten, by coltatie van die zelve met en tegens malkanderen, koomen uit te dragen, dat aan hem ver-  ende AD VERTISSEMENTEN. 329 verkoft is alles, wat aan Johan Spoltman, by Maeghgefcheit met zyne Mede-Erfgenamen, door den Aanlegger, als zynen Volmagtiger, opgerigt, is toegedeelt geworden, zelfs met de agterftandige vrugten of pagten van dien, en zonder onderfcheit, of zulks in de Provintie van Gelderland, dan of het elders, en zelfs buiten de Geünieerde Nederlandfche Provintien, gelegen ofte te vinden wezen mogte. Ja dat zelfs de Verweerderfche en hare Man diezei vei 79verkofte hereditaire portie zo gering hebben geagt, dat zy den Aanlegger wel niet wilden misgunnen, dat hy in cas hy konde, daar aan iets wonne. Maar egter zelfs die gantfche portie veel liever abandon-180. neren, als daar over meerder koften aanwenden, wilden. En daar op ook, onder verzekeringe van, dat hy 'eriii. niets anders als zyne koften by foude verliezen konnen, hem den Koop dier haereditaire portie aangeprefenteert en aangeraden hebben, onder beding nogtans, dat hy dat werk van de reddinge diens Ouderlyken Boedels, op zyne eigene koften zoude moeten verrigten, en gaan uitwerken. Tot hoedanen Verkoop van zulk een incertum quid en ha-1I2. fard, 't welk den Verkoperen zelve, het aanwenden van onkoften, tot bekominge van 't zelve, niet weerdig ware, wy dan ook ne per millefimam quidem juris confequentiam hebben konnen zien, hoe de difpofitie van die l. 2. C. de refc. vend. betrekkelyk zoude konnen worden gemaakt. Dat wy eindelyk ook geenzins hebben konnen bevinden, Ig3> dat in der Verweerderfches fuftenue, als of de Aanlegger, door zig aan de Erfgenamen van der Verweerderfches Man te addrefferen, en zo aan die zelve, als aan de Verweerderfche , Reekeningen van verdienft en verfchot, uit hoofde van de Volmagt fub A. door hem gedaan, over te geven, en aan de Verweerderfche en haren Man de infinuatie fub F. ter Aanfprake, te laten doen, van de Verweerderfche en van zyne tegens haar in dezen geinftituëerde Actie werklyk afgeT t zien  33o CONSULTATIEN, ADVYSEN zien hebben zoude, eenig het minfte fundament tot der Verweerderfches abfolutie refideren kan. 184. Want: boven en behalven dat ons, van het overgeven van dusdane Reekeningen, gelyk ook van het zig by des Heer Sfoltmans Erfgenamen tc addrefïèren, en vooral in dier voegen' als aan der Verweerderfches zyde doorgaans gepofeert word, ex- Actis geenfints na rechts-behoren koomt te blyken. 185. Zo ftonde het doch vaft, dat de Aanlegger, uit kragte van de claufule fub D., waar by Johan Spoltman en de Verweerderfche haar een voor al als Principaal voor de voldoeninge hadden geöbligeert, de vrye optie of electie hadde, om, of gezamentlyk de Verweerderfche en de Erfgenamen van derzelver Man, fampt en ieder in 't byzonder, mids dat d'een voldoende, d'andere vry zoude wezen, of een van haar beiden tot zynen keure m folidum, ten voorfchreven einde in Rechte te betrekken. 186. En wanneer hy, tegens moeüykheden aanziende, liever met beide of een van beiden in der minne accorderen, als tegens alle of een van allen procederen wilde, zo vermogte hy zig, uit dien zei ven hoofde ook, zo by een ieder van haar apart, als by beide gefamentlyk, en zulks zo by gerichtlyke , als by extra judiciele praefentatien en afvragingen te addrefferen; haar', of tot prasftatie van 't gene, waar toe zy fampt en ieder in 't byzonder verpligt waren , of tot ander contentement, by wege van een minlyk accoord, te requireren.; en tot een fundament of fubjeét van accoord, aan een iede* van hun overtegeven zyne reekeningè, van 't geen hy, zo ingevolge en tot voldoeninge van de volmagt fub A. wegens verdienfte en verfchot, als wegens betaalde koopspenningen, uit hoofde van het gelibelleerde Contract van Verkoop en Koop, zo na als voor dato van den ir. May des jaars 1723. hadde gedebourfeert, en uitgegeven. lS7 Om aldus, wanneer dat zyne Tegenparthye liever uit dat ' Contract uitfcheiden, als 't zelve alnog adimplercn, mogte, wil-  ende ADVERTISSEMENTEN. 23ï willen, als dan ten minften wegens dien handel en zyne daar over aangewende moeiten en koften gededommageert en lchadeloos gehouden te mogen worden. En, wanneer geen van hun allen daar op 't een of 't an-188 der wilde of kwame te praefteren, ofte uit zodanen alternativum te ehgeren , en a£tu werkftellig te maken. Van hoedane onwilligheid, het blootlyk eifchen van Copie, ito. en die maar , (zo als de Verweerderfche op des Aanleggers infinxiatien fub E. en F. gehandelt heeft) zonder ooit lenig antwoord daar op te geven, fiegts M by zig neder te leggen , een vaft en zeker teken is. Zo ftonde de Aanlegger daar door ook volkomen weder I0O op zyne vrye voeten, als of niets van zulks alles, door of ' namens hem , ooit was gefchiet. En kan hy derhalven ook uit zodanen hoofde niet gezegt 191. worden , ooit van eenige zyne Actie, ofte ook van iemants Perfone, te hebben afgezien. Dewyl dat doch in allen gevalle dusdane, 't zy judiciele 192. of extrajudiciele afvragingen , offertes, en ten dien einde gedane overgiften van reekeningen, noch nooit werklyke ingangen van Rechte, en noch veel min formele renuntiatien, zyn. Laatftlyk hebben wy gcoordcelt, de koften van deze pro-193. cedure, uitgezondert alleen die van de belheringe van dien, zo aan iedere zyde voor de halffcheit gedragen moeten worden, te moeten compenferen. Om dat wy verfcheidene van der Verweerderfches defenfi-i94ve middelen niet dusdanig ongefundeert hebben gevonden, dat wy daar uit zouden kunnen befluiten, dat zy nullam difputandi anfam zoude hebben gehad. En gevolglyk haar ook, ten opzigte van het doen van ha-195. re oppofitie of tegenweer in dezen, niet als eene temeraria litigatrix hebbende konnen aanmerken, dan ook onmooglyk hebben oordeelen konnen, dat zy in panam temere Utigantiurn vervallen was. Ss 2 Ow  332 CONSULTATIEN, AD.VYSEN XVIII. Over het voldoen van eene conventie tuffchen . een Schoon-Vader cn zyn Schoon-Zoon. BY ons ondergefchrcvcn gezien en gevifiteert zynde de hier onder vermelde procedure, zouden wy, in cas daar Richters over waren, daar inne fententioneren in maniere als volgt. In Zake van Peyndinge en Pandkeeringe, voor den Gerichte der Stad Elburg ongedecideert hangende, tuflchen Henrick Dicimarjfen Pand-Eifchcr ter eenre, en Andnes Waller Pand-Verweerder ter anderen zyden, gezien, gelezen , en geëxamineert de Aanfprake, Antwoord, Replicque en Duplicque , met allen hinc inde bygevoegden fchyn en befcheit, alles conform den Inventaris van den n. Auguiïi dezes Jaars door den Secretaris onderteekent; Voorts op alles gelet, waar op in dezen eenigzints te letten ftonde. Den Heere Ernft Andries van Ingen Borgemeefter der Stad. Elburgh , als in dezen geconftitueerden Ordelwyzer, met gevolg des Gerichte, na ingenomen Advys van onpartydige Rechtsgeleerden , doende regt, condemneert den Pant-Verweerder, aan den Pant-Eifcher te voldoen; Vooreerft, de intereffe van 't Capitaal van 400. guldens tegens 5. van 't hondert, zedert den 5. Aug. 1724 verlopen. Ten tweeden, Derdehalf jaar rénte van hondert vyfentwiir tig guldens, door Pand-Eifcher voor Pand-Verweerder aan de Wezen tot Elburgh, van een Capitaal van duizent guldens, betaald. Tenderden, twee en een half jaar rente van 62- 10. van een Capitaal van 500. guldens, ten behoeve van Pand-Verweerder door den Pand-Eifcher van de Predikanten Arnoldus Fabritius en Willem Lobé opgenomen, mede door denzelven voldaan. Ten vierden, d'intreffe van een Capitaal van 200. guldens ad 43-10. genegotieert- van Jonkvrouwe  ende ADVERTISSEMENTEN. 333 Judith van Delen, met de daarop gelopene onkoften ad 8 -14. Ten vyfden , hondert guldens wegens een jaar rente van twee duizend guldens, op den 30. January 1727. door Pand-Eifcher aan Henrik Nuck betaalt. Ten fesden, dertig gulden aan Herman van Ulfen, tot het inloffen van cenig Zilver, door Pand-Verweerder verzet, betaald; verklarende in zo verre eene goede peindinge en daar tegens eene kwade pandkeringe gedaan te zyn. Doch, belangende den Eifch van den Pand-Eifcher, om reftitutie t' erlangen van den Pand-Verweerder, van de Ca. pitalen of hoofdfommcn zelfs; als namentlyk, dat van 400. guldens op den 5. Augufti 1723. van hem opgenomen; van 1000. guldens vermogens Obligatie van den 27. Juny 1721.; van 500. guldens op den 20. Juny 1718. van de Predikanten Amoldus Fabrithis en Willem Lobé genegotieert; van 200. guldens by obligatie van den 30. October 1717. aan Jonkvrouw Judith van Delen fchuldig bekend ; van twee duizent een en dertig gulden en vyf Huivers aan Bartold Leunck betaald op den 7. January 1727. alles breder by de eerfte , tweede, derde, vierde en agtfte poft in de Aóte van peindinge vermeld, verklaard daar in den Pand-Eifcher niet te zyn ontfankelyk ofte gefundecrt; den Pand-Verweerder daar van abfolvcrende, cn alzo, daaromtrent gedaan te zyn eene kwade peindinge en eene goede pandkeringc ; den PandEifcher eindelyk de zevende poft in zyne Aéte van peindinge, van een hondert guldens, zo op den 7. Juny 1724. door den zeiven aan Pand-Verweerder zouden zyn geleent, by gebrek van bewys ontzeggende , en de koften dezer procedure om redenen compenferende, zo nogtans, dat de Advyspenningen half en half door Pand-Eifcher en Pand-Verweerder zullen moeten gedragen worden. Aldus , onder Correctie van beter gevoelen ,• geactvï-' feert binnen Arnhem den 20. Augufti 1727. Was ondertekent : M. A. van LAMZWEERDE,. W. R. BRANTSEN, S s 3 Re-  334 CONSULTATIEN, ADVYSEN Redenen van 'c voorïïaande Advys zyn onder anderen kortelyk deze. j.TPyt ons ex att" gebleken is, dat tuflchen deze refpeftive \_J Parthyen in confejfo is, dat de Pand-Eifcher op diverfe tyden enverfchcide geiegentheden, veele fchulden, zo den Pand-Verweerder tot zynen lafte was hebbende, heeft op zig genomen en betaalt, als ook hem met gereed geld heeft geaffifteert gehad. 2. Dat daar door de Pand-Eifcher veele praetenfien ten lasten van Pand-Verweerder geacquireert hebbende, en dezelve onmagtig fchynende, om die te kunnen voldoen , over alle dezelve, tuflchen deze Parthyen, wezende refpeétivelyk Schoon-Vader, en Schoon-Zoon, op den 21. Augufti 1726. ten overftaan van Getuigen is opgerigt en wederderzyds beteekent, dat Contraét, 't geen by de Juftificatie van peindinge te vinden is, onder de letter H., en by 't Antwoord fub N. 10. 3< Dat dienvolgens het zelve Contraft is en moet zyn hetzegel enrigtfnoer, waarna deze refpeótive parthyen, na dato van't maken en ingaan van dien, verpligt zyn, zig te reguleren, zonder agt te geven op verbinteniflen, die anterieur zyn. 4., 't Welk wy dan ook, zo ter dezer oorzake, als wel voornamentlyk , om dat beide de Parthyen het zelve niet alleen by hare bewys ftukken hebben bygevoegt, maar pajfim zig op den inhoud van dien hinc inde hebben beroepen, en de validiteit en bundigheid van dien wederzyds expreffls Verbis hebben geagnofceert, en d'ecn van de andere pro confejfo aangenomen , voor een fundament en bafis van onze gantfche decifie hebben geftelt en gebruikt. Re  ende AD VERTISSEMENTEN. 335 Recognitio enim injlrumenti vim confcffonis habet, cui om-r nino ftanclum eft. Volgens de lere van Carzov. in proceff. jur. tit. 14. art. 2. n. 67. 6? 78. & def.for.p. 2. conftit. 17 def. 12. n. 8. _ Zodanig, dat, tot juftificatie van het diclum der fenten-6. tie, zo als het hier vooren uitgedrukt ftaat, niets anders zal behoeven aangetoont te worden, als dat het zelve conform is aan den teneur van het genoemde Contract fub H en N°. i°. Het welke, gelyk het tweeledig is, voor eerft opgeven-7 de de verphgtmge van den Schoon-Zoon Andries Waller , den tegenwoordigen Pand-Verweerder , en ten tweeden uit drukkende : Wat den Schoon-Vader , Pand-Eifcher in dezen , tegens zeekere overgifte van den Schoon-Zoon, op zoude nemen : Zo hebben wy ook vermeent, eerft en voor al den Pand-Verweerder te moeten condemneren, om de geëifchte renten en fchulden, die geen interene lopen en door Pand-Eifcher betaalt zyn, uitgenomen eenen poft, waar vanhier na breder zal gefproken worden, aan denzelven te voldoen, en zulks alles zo en in dervoegen, als die by d Acte van Peindinge ftaan geëxprimeert. Aangezien aan de eene kant daar omtrent de woorden vans de gemaakte conventie klaar zyn liggende, en dicterende ,°° dat Andries Waller en zyne Huisvrouw Dina Hendriks beloven, aan haren Vader en Moeder te betalen in den tyd va i een half jaar, alle de Renten en Schulden, zo die en op dato van dien waren of verder gedurende haar leven lang noch komen mogten ,• En aan de andere zyde de quantiteit van dien, zo en als die by de Afte van peindinge is opgegeven, nergens is tegen gefproken of gecontradiceert. Zulks dat deze Renten en Schulden van ons niet anders hebben kunnen of mogen geconfidereert worden, dan als een9* Schuit die judMaliter is geconfefleert, waaromtrent 't bekent is, quod Judicis nulles aluefunt partes , quamüt condemnet, l\< 2. ff. ad l. aquil, Zon-  336 CONSULTATIEN, ADVYSEN 1G< Zonder dat ons van die condemnatie heeft kunnen te rug 'houden de fuftenue van den Pand-Verweerder, dat hy reets zoude voldaan hebben, zo veel in hem was aan het meergemelde Contraót, en wel daar door, dat hy die gerigtelyke Infinuatie, dewelke fub Num. 2. 't Antwoord isbygevoegt, al aan zynen Schoon-Vader op den 10. Februari 1727. zoude hebben laten doen. 11. Geregardeert, dat, om zodane condemnatie € eviteren, • eene parthye, die bekend, iets fchuldig te zyn, nootzaakelyk betalinge moet doen, of betalinge bewyzen, gelyk't Land-Recht van Veluwen cap. 3.x. art. 5. fpreekt; dat is, of werklyk in gelde die betalinge doen , of zo iets aantonen geprEefteert te hebben, 't geen in rechten voor eene betalinge gehouden, en als een Eequipollent middel, om daar door eene liberatie te effectueren, geconfidereert word. 12. Waar van het eerfte, namentlyk de werkelyke betalinge, 'in confejfo wezende, niet gedaan te zyn indezen, zo ftaat dien volgens te onderzoeken, of't tweede door de gedane infinuatie zoude kunnen verftaan worden, te weeg gebragt te zyn , het geen onzes erachtens onmooglyk niet kan wezen ; als deficiërende daar in verfcheide requifiten, dewelke nogtans vereifcht worden, indien zulks voor eene betalinge, met effeét van eene liberatie in rechten , zoude kunnen verftrekken. 't Welke met een opflag van een oog koomt te blyken, wanneer men confidereert, dat, om zodanig een effect te hebben, men voor eerft realiter in klinkenden gelde de verfchulde fomme aan zynen Crediteur gerichtelyk moet offereren , zynde eene verbale praefentatie niet genoeg, en dan verder , by non acceptatie van dien, het zelve geld in 't Gerichte of onder den Gerichtfchryver werklyk configneren; gelyk dit art. 30. ê? aliquot feqq. van de Replicq door den 'Pand-Eifcher met de leere van Strykius in ufu mod. Pand. ■lib. 46. tit. 3. §. 15. ê? 17. Ub. 19. C. de ufur. lib. 9. cod. de folut. Richter p. 2. decif. 75. n. 27. te recht is geadftrueert geworden, en daarom onnodig alhier verder aan te dringen. Kun-  "endu ADVERTISSEMENTEN. S37 Kunnende anderzints ook noch ten overvloet dit geconfir-r, meert bevonden worden by Menoch. arbit. jud. quceft. lib. 2. caf. 202.num. 20. & feqq. Sim. van Leeuw. cenf. for. part. 1. lib. 4.^.35. num. 1. 2. R 3. nee non Fab. R Zangerus ibid.alleg. Gelyk ook het zelve conform is aan het Stad-Recht vanI Zulks dat 'in allen dezen de mora van den Pandverweerder uitblinkende, wy niet anders hebben kunnen doen, als, conform den teneur van het Contract en zyne eigene Confeffie , hem te condemneren tot betalinge van die intereffe en fchulden, dewelke by de acie van peindinge zyn geëxprimeert, en door hem niet gecontradiceert. aIt Wy hebben verders den Pandeifcher zynen eifch en Con'clufie, zo veel dezelve betrof reftitutie van de Hooft-fom-men of Capitalen,. ontzegt. 22j Aangezien uit den inhoud van 't Contract fub H. & N° i. wy niet anders hebben kunnen bemerken, als dat d' intentie van de Contrahenten daar heenen is gaande geweeft, dat aan de eene.kant wel den Pantverweerder alle de renten en intereffen, en alle andere lopende fchulden, als geleent geld en diergelyke, waar van geen intereffe word betaalt, zoude gehouden zyn te betalen, zulks, dat daar omtrent de Vader en Móeder geenen overlaft zouden hebben, doch .dat de zelve Pandverweerder en zyne Vrouw met het opzeggen of afloiïei van de Capitalen of Hooft-fommen, zo van den Koopman Leuning (apparent die zelve fchult, dewelke den Pandeifcher daags daar aan, te weten op den 22. Augufti 1726. op zig heeft genomen en naderhant betaalt, breder in de acte fub G. vermeld) als NB. andere, niet zoude te ■  ende ADVERTISSEMENTEN. 339 te doen l ebben, als alleen de renten te betalen ; gelyk boven was belooft. Welke woorden klaar en duidelyk leggende, en een no-23, toir onderfcheit tuflchen de beta]inge*der renten en hoofciömmen makende, het eene als een laft aan den Zoon, en 't andere aan den Vader, imponerende, zo hebben wy ook met beide den Zoon niet kunnen befwaren, maar ter contrarie de Schuit van Koopman Lenningh, als fpecifice uitgedrukt , en voorts alle de andere hooftlbmmen of Capitalen, die op intereft lopen, door den Vader by de genoemde Claufule aangenomen , tot zynen lallen moeten laten. Standum enim eft talibus verbis fcrlpt. rce : quia nuilum ver- 24, hum debet cenferi otiofe in contractu appofttmn, cjf fine virtute aliquid operandi, nee ullum majus eft teftimonium, quam qualitas infpetta verborum, quori m cum fionum habennus, non indigemus inter prete : verba funt Wesenb. p. 1. conf. 2. num. 77. Tot welke refolutie den Panteifcher fchynt gekomen te25„ zyn, om dat zulks een middel lchecn, waar door zyn Schoon-Zoon, anderfints daar toe onmagtig, konde gereddet worden , en hy egter niet veel ongemaks in zyn leven te wagten hadde , terwyl de intereffën van Capitalen, die noch tot lafte van den Schoon Zoon ftonden, of die hy ten zynen behoeve rcets betaalt hadde, en de lopende fchulden door den zeiven betaalt wordende, hy van gedagten fchynt, ten tyde van het ingaan van 't Contraét, geweeft te zyn , van 't by zyn Teftament, 't welk den Pandverweerder in de volgende Claufule hier tegens heeft moeten aannemen, in allen delen te zullen approberen, zodanig tot avantage van zyn andere Kinderen te zullen kunnen fchikken, of. rcets gefchikt te hebben, dat dezelve gene fchade by deze aanneminge der Capitalen zoude behoeven te lyden- Hoewel, het zy hier mede zo het wil, de Pandeifcher heeft 26. deze reden hier toe gehad , of eene andere , of ganfeh gene redenen, wy vernemen, het genoeg te zyn tot juftificatie van dit poincl der fententie, dat het pattum dusV v 2 da-  340 CONSULTATIE N, ADVYSEN danig word bevonden te liggen^, en dat liet een bekend regt is, quod nihil tam congruum fit fidei humance, quam ea, qu& inter eos placuerunt, fervare, l. i. ff. .de paft. 2j. Zulks dat de Pandeifcher, eer en bevorens hy dit Contract aan kwam te gaan, hadde moeten overdenken, of hem dit ook laflig zoude komen te vallen, kunnende alnu ex poft faiïv, of fchoon dit voor hem noch zo onereus, en zelfs ruineus mogte wezen, da-ar van invita parte altera niet refilieeren, namficut mitio libera poteftas unicuique eft, habendi vel non habendi contraüus, ita renunliare femel conftituta obligationi, adverfario non confentiente, nemo-poteft, l. 5..Cod de verb. obligo 2$. ' Het geen voornamentlyk in dezen plaats moet hebben, daar den Pandeifcher uit dit zelve Contract, 'c welk ten dezen opzigte tegens hem is militerende, komt te ageren, en dat zelve, zo by zyne acte van peindinge, als by de Juftificatie van dien, tot een fundament van zyne intentie koomt te ftellen ; en in judicio te produceren : producens qnippe inftrumentum, cenfetur illud approbare, adeoque pati tenetur, ut id etiam contra fe ab ipfius adverfario in aliis capitulis allegetur& probet,, gelyk daar van de leere te vinden is by Mjev. p. 7. decif. 346. Moller. Semestr. lib. 1. cap. 22. num. 1. Wesenb. p. 1. conf. 2. num. 77. & in paratit. ad tit, ff. quod, quisq. in al. u. uit. 2Q, Hebbende wy omtrent dit poincl: des te weiniger zwarigheid gevonden, om dat by de Replicque van den Pandeifcher dit ftuk in het minfte of geringfte niet is gecontradiceert* veel min dat-eene voldoende refolutie daar op gegeven zoude zyn geworden, maar dat in-tegendeel, by 't poferen van de Status queeftionis, in de Replicque dit geheel en al is voorbygegaan, en zulks niet tegen/taande dat deze objectie met klare woorden in 't Antwoord van den Verweerder,zelfs met defignatie van een NB., is gemaakt geworden. g0i Het welke- wy niet anders hebben kunnen aanmerken, als eene ftilfwygende bekenteniffe van den Pandeifcher, fpruitende uit eene overtuiginge van zyn ongelykin dezen, nam*  end-e ADVERTISSEMENTEX fr, qua ab adverfa parte dllegantur, quis non eat inficias, ea confiten videtury. volgens de leere van Wesenb. in paratit. ad* tit.jf.de confeff. num. 5. Eindelyk hebben wy, by 't diStum van dé' fénteiA aanqr. den Pandeifcher by gebrek van bewys moeten ontzeggen den zevenden poft in zyne acie van peindinge vermeld ^namentlyk van een hondert gulden, zo op den 7. Juny 1724. door hem aan den Verweerder zoude zyn geleent geworden _ Aangezien het voor eene aanleggende Parthye niet genoeg o2 », om zyne pratenfien te allegueren, maar dat hy verpligt is dezelve met valabele bewyzen te verifiëren, 't welk indien hy niet komt te doen, gelyk wy in dezen geen het minfte fchyn of befcheit omtrent dezen poft by de iuftiiTcatie der peindinge of Aanfprake bevinden , zo kan aan hem zynen eifch mee worden geadjudiceert, of fchoon eene verwerende Parthye de ondugtigheit van dien Eifch niet mogte aangetoont hebben, blyvende aan hem gereferyeert., om by eene nieuwe inflantie, wanneer met beter bewys voorzien is, daar. over den Verweerder de novo te convenieeren. Cum notijfimi juris in ere omnium fit-illud diSteriun* ,a, quod aftore non probante, ille qui convenitur, debeat abfolvi l etiamfi nihil prajliterit, per l. 4. Cod. de edend. tj> per muitos aliostextus, qui videri poffunt apud Mascard. de prob. vol 1 concl. 36. num. 1. cf Carpzov. in proceff. jur. tit. 15 art x num. 3. Êf feqq. . , ' De koften dezer procedure zyn gecompenfeert , en de,, betalinge der beleeringspenningen is yder der parhyen voor 34° " de helfte opgelegt geworden, zo ter oorzaake geene condemnatie in de koften kan vallen, quando viüus pro parte obtmuit, Gail lib. i. obf. uo.n. 6. Anth. Gabriel : lib. 2. de expenf. concl. 2. num. i3.,Cravett. conf. 463. num. 6, als ter contemplatie en aanzien van de na Verwandfchap van beide de parthyen, zynde Stief Schoon-Vader en Stief Schoon-Zoon, alzo des Pandeifchers Vrouwe des Pandver, v ^ 3 weer. -  ■34* CONSULTATIEN , AD VYSEN weerders Vrouwen Moeder is, welke beide Vrouwen deze door haar beider Mans en legitime Momboiren gevoerde procedure mede betreft, ja welke zelfs, zo wel als haare Mans het Contract, fub H. £f num. r. ook hebben onderteekent : Veneratione enim confanguinitatis cj? affinitatis expenfa plerumque in compenfationem veniunt," Carpzov. def. for. p. i. epnflit. 31. def. 29. Fab. in cod. Sab. lib. 7. tit. 18. def. 63. X I X. Huwelylifche' Voorwaarden, voor den Gerigte gepafeert, in plaatfe van met Hu-' welyks Vrienden opgerigt. In den Name der Heilige Drievuldigheid, Amen. Wy N. N. refpeólive Broeder, en naafte' Bloefverwanten van N. Bruidegom ter eenre, en wy N. refpeftive Oemen, Vetteren en Verwanten van d N. Brult ter anderen zyden, doen cont cn certificeren kragt en mits dezen apenen Hyliksbrief, dat wy ter.eeren Gods, vermeerderinge der Maagh und Vmntfchap, een Wettig Huwelyk, op Conditiën hier na belchreven , hebben gededingt en geflooten tuflchen Bruidegom en Bruit voren gcmelt. Eerftelyk zal de Bruidegom voornoemt de refpe&ive Bruit trouwen en houwen tot een wettige Bedgenoot, gelyk zy Bruit ha'en Bruidegom zal houden voor haren egtcn Man, met malkanderen vrundelyk lieven und beleven als betaamt. Den Bruidegom brengt ten Eheftuif aan, gelyk dén fel* ven doet kragt en midt dezen alle fyne gerede en ongerede, goederen hem van wylen zyne Olderen aangeftorven, eh by Magefcheyt toegevallen, oft, funflen aan erven zullen oft door indrustrie reeds aangewonnen niet uitgezonderd. Hier  ende AD VERTISSEMENTEN. 343 Hier tegens brengt de Bruit tot ondcrftant defes Huwelylcs, alle hare erven en goederen gerede en ongerede, waar die ook mogten gelegen, cn van wat aart oft natuere.» die ook mogten zyn, gene uitbefcheiden, haar van haare lieve Olderen aangeftorven en by magefcheyt met haar Broer opgerigtet toegedeilt zynj met expres beding dat in der beiderlyts aangebragte goederen tuffen den aanftaande Eheluiden geen gemeinfchap, maar retour aan die zyde daar van die neergekomen, fyn fal, a verft die ftaande Houwelyk, verfpaarde en aangewonnen goederen vrundtdeilig. wefen fullen, daar ook gebeuren mogte, dat Godt ter Saligheyt lange verhoeden wil, dat defer toekomende Eheluyden eenerdoots veruirde fonder nalatende lyfts geboorte, zal de leftlevende in allen des vérftorvenen goederen tot wederhylickens getugtigt fyn , en foo een oft meerder kinderen uit defe Ehe verweckt averblyven , fal aan defelve des verftorvene goederen uitgekeert worden, mits dat de langftlcvende fyn oft haar leven lang tugtsgewyfe fal blyven fitten, bencffens wat beider fyts ftaander egtfchap conquefciert is , de fomma van vier hondert guldens jaarlyks , dewelke nae des langftleevenden doot zal vallen aen die eerft geftorvenen erven ; En fyn voorwaarden daar Godt kinderen in defe Ege verlenen worde, dat dezelve afftervende, foo wel by 't leven van eene der Eheluiden als ook na beyder doot , fullen hare goederen vererven het eene kint op \ ander tot de langftlcvende toe, en dan wederom vallen in den boefem, daar uyt defelve zyn gefprooten. En fullen vervolgens de beyde toekomende Eheluyden malkanderen mogen begiftigen en betugtigen tot haaren welgevallen ; voorts wat fchulden en befwaarniffen , hoedanig" die ook fyn, voor conftimmatie van dit Huwelyk by den een oft ander van de toekomende Eheluyden mogten gemaakt fyn , fullen verblyven tot diens lafte, daar van die heen gekomen fyn en voor conqueften gereeckent worden, zo die ftaander Ehe afgeloft worden; Ouck is verfprooc- ken, dat gene Obligatien of Schuldt bekenteniffen fullen mo- - gen-  344 CONSULTATIEN, ADVYSEN gen gemaakt worden als met gemeine bewilligunghe en ondertekeningen Leftelyk heeft de Bruydegom zyne lieve .Bruidt tot eene geregte Morgengave uit fyne goederen vcrfchreven en gegeven, verfchryft en geeft midts defen de fomma van 3000. guldens en wanneer haar Edl. die na Morgengave regten verfchynen werdt. Wan dan dit alles als vooren van beide Bruidegom en Bruidt, alfo believet, lbo hebben wy boven gemelte HyTicks vrienden, ncffens haar Edl. defe hylicks notule met •eygen handen ondcrgefchreven, en fullen hier van eerfter gelegmtheyd Hylicksvoorwaarden in behoorlyke forme, worden verveerdigt, Aclum binnen Deuticom den 4. July 164.1. Was getckent alleen door den Bruidegom en Bruit. Op den 9. July 1641. voor Schepen Rigteren N. N. en N. N. zyn erfchenen den Wel Edl. Heer N. N. als Bruidegom, ter eenre, en de Wel Edl. Juffrouw N. N. geaffifteert met den Erntveften en Hooggeleerden N N. der regten Doctor als Bruid ter anderen zyden, en hebben bekent dat tuffchen Haar Wel Edl. ter goeder tyd een regt en wetlyk Huwelyk was beraamt, op conditie en Voorwaarden , als in bovengefchreven notule is verhaalt en by Bruidegom en Bruit ondertekent Act-um ut fupra. 'Was getékent by de twee Schepen Rigteren. Op den 24. July 1641. voor Schepen Rigteren N. N. -en N. N. erfchenen den Wel Edl. Heer N. N. en bekende voor eonfummatie van dit Houwlyk, alzo by de voorfchreven Hylycksvunverden onder anderen was bedongen, dat •de toekomende Eheluiden malkanderen zoude mogen begiftigen en betugtigen tot haar welgevallen , dit nogtans die voorfchreven N. N. zyn Wil en believen was, gelyk zyn Wel Edl. ook verklaarde des Bruidts ernflige begeerte te zyn  ende AD VER TIS SE ME NT EN. S4S zyn, dat al zulke gifte of togte niet verder duiren zal als wes tot affterven van der langftlevender be der El'elu den, en als dan d,e goederen vervallen zullen aan die zx^ë daarvan dïe hergekomen zyn, ingevolg de clauftivan tour in de Houwelyks Voorwaarden bedongen Uit deze Ebe zyn gefproten twee Kinderen, welke de eene na den anderen beide zonder lyfserven zyn overleden QUAERITUR. 0Fpnd r'S0^61? f Voo™den alleen door Bruidegom en Bruid ondertekent, en onder den Gerigte geHbelfee™. ^uTmSXrl', m 7^ befte"digZyn' z°danigdat des J3iuids naalte Vrunden, hare aangebraete goederen traaf- A\a daar by ervintlyke elauful van retou? fêteren ^ m regten vorderen kunnen. ' Gezien by ons ondergefchreven Regtsgeleerden de voori 4 W^TI ^ "u^Wche voorwaarden in dato1' acn 4. july 164L bcneffens de daar op gevolgde acie van den 9. July i64r. voor Schepenen Richterl7gefafleert als mede noch een acie van den 24. dito 1641^ DS vrage daar uit geformeert, zouden wy van gevoelen z>m uP^ dV00,rfchreven Huwelyks Voorwaarden fchoon alken^ door Bruidegom en Bruid onderteikend , dog aan den ge *' nchte mvoegen voorfchreven vertoont, ^en door twee Sche penen Richteren onderteekent, na rechten bellend g zvn en dat overzulks der Bruids naafte Vrinden haai• aangêbragS Goederen, uit kragt van de claufule van retour/ in de ze ProvST' iDaï alle Landen Stad-Rechten van de-9 MaScSn fprpenek,ende van Huwelykfche Voorwaarden en3' £en wc£ ™ ï°e °n °F wat w?ze dezeIve z"»en moeten worden opgericht, na de forme by yder Land of Stad- X x Recht  54ö CONSULTATIEN, ADVYSEN, Recht daar over geprefcrlbeert, dezelve Land en Stad-Rechten daar by voegen, dat dezelve aldus naar haar prafcnpt eepaffeert zynde, zo bundig zullen wezen en gehouden wor; den, als of die gerichtelyk bekent waaren, als te zien by t Land-Recht des Graaffchaps Zutphen ut & art. 9 LandRecht van Veluwen C. 27. art. 1. Stad-Recht v;.n Zutphen tir 26 art. 1. Land-Recht der 4- boven Ampten des Nyïïêegfche Quartiere tit. 15. art. 3, Land-Recht van Bommel C. 21. art. 12. Stad-Recht van Bommel C. 19. art. 12. , Waar uit onwederfpreeklyk komt te volgen , dat die Land en Stad-Rechten daar door notanier te kennen geeven, dat op tweederlei wyzen alle Huwelykfche Voorwaarden en Magefcheiden konnen en mogen worden opgericht: < Als vooreerft naar het prafcript van yder zyn Land of \tid Recht, met dezelve te laaten befchryven, door Bruid en Bruidegom , en een zeeker getal geadhibeerde Dedingsvrinden te laaten teekenen, zo en als by het eene Land of StadRecht min of meer word vereifcht en voorgefchreven. a Ten tweeden dat dezelve, voorbygaande die gepraefcribeer- de forme, ook kunnen gerichtelyk gepaffeert worden. T Gelyk dat uitdragen de woorden, in de refpedive Land en Stad-Rechten gevonden wordende, namentlyk als dat de Huwelyks Voorwaarden en Magefcheiden aldus gepaffeert zynde, zullen gehouden worden, als of die gerichtelyk bekent waaren. En gelyk in het Land-Recht van Nymegen ftaat all. loco, S'dat die Huwelykfche Voorwaarden van zodanig effect zyn, als of fe voor Schepenen verleden waren. Fn in het Land en Stad-Recht van Bommel al loc., dat 9'Huwelykfche Voorwaarden hebben kragt van Schepens brieven. Uit al het welke niet duifter is af te nemen, dat als die Land 3°-en Stad Rechten fpreeken van het oprigten van Huwelyksvoorwaarden en Magefcheiden door Dcdingsvrunden, daar door te kennen geeven, dat dezelve permitteerender wyze toelaten, dat die beftendig zullen zyn, even als genchtelyke aftens.. Dm'  ende ADVERTISSEM ENTEN. 347 • Daar het anders zeer in bedenken zoude hebben kunnen n komen (dat vermits in Huwelykfche Voorwaarden veeltyds ' overgifte van vafte Goederen worden gedaan, ook fuccesfie en verfterf regt word gereguleert) : of zodane handelingen inter privatos gefchiedende, wel zouden kunnen beftendig zyn. Om dat na gewoonte van deeze Provintie van Gelderland 12. geene Tranfporten noch difpofitien over ongerede Goederen en konnen gefchieden , als door gerichtelyke aótens. By gevolg dat om die reedenen het meer eigen fcheen te 13. zyn, dat Huwelyks Voorwaarden en Magefcheiden als gerichtelyke aótens behoorden te worden gepaffeert. Dog dat , om het gerief en faciliteit, by de ftatuten is toe-14, geftaan datze ook inter privatos parietes zouden mogen werden gepaffeert, mits dan eenige formalia geobferveert wordende. 't Welk dan vaft ftaande, dat Huwelyks Voorwaarden mee- x En dat ten dien einde Haar Hoog en Wel Geboren die hier voor gementioneerde, tuffchen de twee meergemelde Velden onderfcheid makende, Contra Iftnnuatie , op des Heer van Rofendaals gedane Denuntiatie, in tyds behoren te laten doen, om daar door dien Heer te ftellen in den ftaat, van Aanlegger te moeten wezen; in cas zyn Hoog en Wel Geboren het recht ofte de poffeffie van het voorfchreven weiden in en gebruiken van het Moffelfche Veld, aan het Er- ' ve den Hynderwehr verder mogte willen betwiften. Dat de voorgemelde Eigenaren of Emphltentct, in cas " ^'den Heer Denuntiant, ongeagt zodane gedane Contra Infinuatie, 't zyner tyd evenwel noch het gebruik van het Mosfel-  ende AD VERTISSEMENTEN. 3SS felfche Veld en het weiden van Schapen of Beeften in het zelve, via fatti mogte doen beletten of verhinderen, als dan zyn Hoog en Wel Geboren en die gene, welke dusdane feitlykheid kwamen te ondernemen, daar over Actione fpolii moeten conveniëren voor den Hove Provintial. Of, zo in fpecie zyn Hoog en Wel Geboren de Schapen K of Beeften van den Hynderwehr in dat Veld mogte doen fchutten, als dan tegens zodane fchuttinge in tyds ontfchuttinge met behoorlyke verborginge konnen doen, en zig daar by tegens deszelfs gefuftineerde Actie ten goeden rechte praffenteren konnen. Want, wat aangaat de voorfchreven Attio fpolii, omT^ korter expeditie van juftitie te erlangen, voor den Hove in plaatfe van ten Land-Rechte te inftitueren, die zelve zoude volkomentlyk gefundeert zyn , wanneer men maar voorzien is met behoorlyk bewys van dat wegens den Hynderwehr de Schapen en Beeften tot hier en toe altoos in het meer gemelde Veld , onverhindert en zonder tegenfprake van den Heer Demmtiant, opentlyk hebben geweidet, en ten dien einde door den Bouwman of Scheper van dat Erve in 't openbaar daar in gedreven zyn. Hoedane bewys ik, uit den inhout van des Heer van „ Balfenns Brief moete praffupponeren, dat ten opzigte van 7' al zulke ruft en vredige poffeffie genoeg te bekomen is. En zoude die poffeffie daar en boven noch ex fuperabun-^o dantie na behoren konnen worden gecoloreert, uit den te neur van den Erfpagtsbrief, door den Furft van den Lande verleent. ^auuv. En, voor zo veel als de voorfchreven tegens fchuttinse 10 te doene ontfehuttinge en verborginge betrtft, die zelve 9° zoude de Impetrant van de fchuttinge oblieën 1 !n A£he van gefuftineerde fchade na ordfe fchut R?gCUens Veherelaxeren, enaldusdies aangaandeAanleggermo^C. Y v 2 Want  35<5 C O NS U L TA TIEN, ADVYSEN' 20 Want na gedane ontfchuttinge en verborginge, het ge; 'fchutte Vehe aan zynen Eigenaar moet worden wederom gegeven, Land-Recht van Veluwen cap. 36. art. 2. in med: Land-Recht van het Graaffchap Zutphen tit. 22. art. 2. in med. Felt'man de incluf. animal; cap. 46. num. 1. 2. ê? 3., éf DD. ibid. alleg. 21. Dat de koften van de proceduren over deze zake vallende niet door den Heer van Egtelt, nogte ook alleen door den Heer van Baffenn,. maar door de gefamentlyke Eigenaren van den Hynderwehr, moeten worden gelaft ofte gedragen. 22. Want, of wel fchoons, volgens den inhoud van den Brief van.de Vrouw van Brakel, de Heer van Egtelt dit Erve in togt bezit, en 't zelve met zyne Dögter, de Vrouw van Baffenn , ■ ten Huwelyk mede gegeven heeft aan den Heer van Baffenn, welken daar van uit dien hoofde de opkomften ook geniet, hoewel, vermogens dien zeiven Brief, dat Erve na het overlyden van den Heer van Egteld moetende in collatie brengen , en tuffchen des zeiven gezamentlyke Kinderen, en Erfgenamen in verdelinge laten komen» 23. Zo konnen egter die Heeren in allen gevalle volftaan, met aan» de Proprietarien dies in tocht bezeten wordende goeds, behoorlyke verwittiginge te geven van de difpuiten, welke door andere, buiten toedoen of fchult van de Ufufruétuarien, tegens haar, over het recht ofte de poffeffie van dien zeiven goede met den aankleven van dien ,. worden gemoveert of veroorzaakt.. 9 . En zyn als dan de Proprietarien gehouden , om de pro' ceduren, tot mainétien van zodanen recht of poffeffie verftrekkende, zelfs te voeren, 't zy dan aanleggender of verwerender wyze, en zelfs voor de Ufufruétuarien , in cas die daar over in rechte befproken worden, te intervenieren, of zig ten minften met die zelve in lite te voegen, en haar fchadeloos te houden. Qm dat het gene, 't welk tot confervatie van het recht en  ende ADVERTISSEMENTEN. 357 en pofreffie van een goed verftrckt, eigentlyk niet de lyftogt, maar den eigendom des goedes concerneert, als aan den tyd van de lyftogt geenzints gebonden of geaccrocheert wezende, maar 't zy dat het goed door een ander noch in tocht bezeten word, of dat de tyd van dien Ufusfructus reeds geëxfpireert is, altoos tot voordeel van den Eigenaar verftrekkende. . En dat by het Land-Recht van Veluwen cap. 28 art. 8. en 26. 11. eenen Togtenaar wel is opgelegt, om het tocht goed in goeden geracke en vragt te houden , en alle daar uit jaarlyks aan . de renten en reële Ïaften te betalen : Cum annui fruttus non fint, nifi dedutïis exinde annuis oneribus. En de zeiven daarom ook alle zodane aclive en pafilve pro- 27. ceduren, als 'er over de jaarlykfche inbeuringe van zyne revenues en betalinge der renten en reële ïaften van dat zelve goed gedurende ofte ten opzigte van den tyd dat zyne lyftogt duirt, komen voor te vallen, alleen en op zyne eigene koften moet voeren. Maar dat het Land-Récht hem nergens koomt op te leg-28. gen, dat hy daar en boven ook zoude moeten bekoftigen alle zodane attive en pajjive difputen , als 'er door een en Derden , buiten zyne fchult , komen gecaufeert te worden over en ter zake van het recht ofte de poffeffie van den goede , en welke alleen het mainétien en confervatie van dien voor altoos concerneren, en met des Togtenaars temporel genot der vrugten of opkomften gene gemeenfehap hebben, ja welkers koften fbmtyds alle de inkomften van den gantfchen tyd van zyne lyftogt, en zelfs noch meer, zoude kunnen abforberen, en aldus van den Ulusfruótus in plaatfe van een voordeel, zo als het is en moet zyn, eenen laft en merklyk nadeel voor den Ufufruétuarius, zouden maken. Aldus by my ondergefebreven, uit de vier voorgemelde aan my ter hand gefield geweeft zynde Hukken, geadyjfeert binnen Arnhem den ló. February 1728. Was geleekent: M. A. van LAMZWEE.RD E. • Yy 3 MJ-  3*8. CONSULTATIEN, ADVYSEN X X. I. Advys en Compromifforiale uitfpraak over verfcheidene Boedel queflien nopens den affland, fucceffie en verdelinge van Allodiale, Heeren- en Leengoederen in den Boedel van wylen den Heer van den Cannenburg. By ons ondergefchreven gevifi teert en geëxamineert zynde de hier na vermelde procedure in cas van Compromis. Zouden wy, in cas wy daar inne Richters waren, en het Compromis tuffchen de refpeélive daar by vermelde Parthyen ingegaan, ter Kamere van Lehnen, ten opzigte van de Lehngoederen , en by de Reekenkamer ten reguarde van de Heeren goederen, by den proceffe vermeldet, geappróbeert waren. Als dan daar inne decideren en arbitreren, en vervolgens daar over het Laudum uytten, in maniere als hier na volgt. In zake Compromifforial 5 voor die Hoog Wel Geboorne en Geftrenge Heeren , die Heeren Godert Adriaan Baron van Reede Heer van Herrevelt, Land-Drofi: van Veluwen en Lieutenant Opper-jager-meefïer des Quartiers van Veluwen, en Reinier Baron van Reede Heer van Ginkel en Middagten, Generaal Majoor en Collonel van de Cavallery der Vereenigde Nederlanden en Gouverneur der Stad Venlo, als in dezen door Parthyen verzogte Compromiffarien of Arbitratores, ongedecideert hangende tuffchen die Hoog en Wel Geboorne Vrouw Margreta Baronncffe van Rhede, Douariere, Boedelhouderfche en Tochtenaarfche van den Hoog Wel  ende ADVERTTSSEMENTEN. 359- Wcl Geboornen en Geftrengen Heer Johan Henric Baron van Ifendoorn a Blois Heer van den Cannenburg, ter eenre en der zeiver Dogter en Schoon-Zoon, die Hoog en Wel Geboorne Frewlyn Odilia Urfula Baronneife van Ifendoorn a Blois, en den Hoog Wel Geboornen en Geftrengen Heer Borchard Can Jofeph Baron van Dobbelfteyn, Heer van Eynenburg, als Vader en Wettige Voogd van zyne Kinderen, by die Hoog en Wel. Geboorne Vrouw Reinera Barbara Baronnehe van Ifendoorn a Blois ehelik verwekt, ter andere zyde ; als mede tuflchen den Hoog Wel Geboornen cn Geftrengen Heer Frederic Johan Baron van Ifendoorn a Blois tegenswoordigen Heer van den Cannenburg , Ritmeeftcr ten dienfte der Vereemgde Nederlanden, ter eenre, en des zelfs Sufter en Swager, die Frewlyn van Ifendoorn a Blois voornoemt, en den Heer van Dobbelftein tot Eynenbur^, in zyne voorgemelde qualiteit, ter andere zyde, alle te zamen tegens malkanderen Eifcheren en Debattantcn over en weder. Gezien, gelezen en geëxamineert die tot deze zake fpeóterende en door Parthyen hinc inde ingediende ftukken. 1. Als de A&evan Compromis in dato den 30. Aprillis 1725. 2. Het Decreet door de Heren Comnromiflarien op den 1. January 1727. binnen Arnhem verleent. 3. De Petitiën van de Vrouw Douariere van Ifendoorn a Blois, Vrouw van den Cannenburg. 4. Memorie, (doch per Claufulas c 011 cement ent es , voor zo veel als die Vrouw Douariere aanbetreft, alleen) van het Frewlyn van Ifendoorn a Blois en den Heer van Eynenburg qcja., tegens derzelver Vrouw Moeder en Schoonmoeder en Heer Broeder en Swager de Douariere van Ifendoorn en derzelver Heer Zoon den tegenswoordigeu Heer van den 1 Cannenburg. 5. Solutien van die zelve Vrouw Douariere tegens die zeK? ve hare Dogter en Schoonzoon qqii. Eer. •  jotf CONSULT ATI EN, AD VVS EN 7. Debath van 't voorfchreven Frewlyn van Ifendoorn tegens de Petitiën van hare Vrouw Moeder. 8. Memorie van Poinéten en Petitiën van den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, tegens deszelfs Frewlyn Sufter en Heer Schoonbroeder, beiden hier voor gemeld, idque cum adjunctis docimentis fub num. 1. 2. num. 3. num. 31. num 3'- njm. 3* 4. 5. 6. 7. num. 8S- num. 8«- ««ra. 9. num. 10. ?2M77;. M! Mum. i*. 12. 13. 14. 15. 16*- wum i6i-n. 161 num. 16'- num. 17. num. i8i /zuvz. 18"- num. 19. 20. 21. met eene inlage fub A. 22. 23. 24. 25. 26. 6? num. 27. 9. Copie des documents fub ditt. num. 27., ofte van eert Advys inftru&oir door den Advocaat Doótor Joh. Schrasfert, op den 19. October 1723. binnen Harderwyk verleent. 10. Memorie van het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa., zo tegens derzelver Vrouw Moeder en Schoonmoeder, als tegens haarlieder Heer Broeder en Swager voornoemt, cum adnexis fub A. 2. B. C. D. cjf E. 11. Eene by die zelve Memorie geallegueerde Afteekeninge van den Huyze Cannenburg, en eene menigte daar rontom gelegene Landeryen , Gronden, Wateren en Gebouwen. 12. Een tot deze Memorie applicabil gemaakt inftrucloir Advys, door de-Doétoren en Advocaten Wilhelm van Steenier en Evert Jan. Van Dam., op den 19. Marti 1724. binnen Arnhem verleent. ^ 13. Straffe of Debath van den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg tegens de Memorie van het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. 14..Solutien van dat zelve Frewlyn en den Heer van Ëynenburg qqa., tegens de Memorien van derzelver Broeder cn Schoonbroeder. i> En laatftlyk noch Requefte door die zelve Memorien, aan de Heren Compromiffarien geprafenteert. Voorts alles overwogen, en op alles gelettet, 't gene in dezen te overwegen, en waarop te letten ftonde. Wel-  ende ADVERTISSEMENTEN. sVr Welgemelde Heren Compromiffarien of Arbiters, na in den beginne tuffchen Parthyen te vergeef, getenteert accommodement, eindelyk met alfumptie van twee onpartydige Rechsgeleerden doende recht, decideren en arbitreren over die by die zelve procedure hinc inde gecontroverteerde Poinélen en Petitiën, in.maniere als hier na volgt. En wel eerft voor zo veel als wederzyds petitiën tuffchen de Vrouw Moeder cn Schoonmoeder ter eenre, en derzelver Freuwlyn Dogter en Schoonzoon qqa. ter anderen zyden, aanbetreft. i. Dat de Vrouw Doauriere van Ifendoorn a Blois tot den Cannenburg , by verdelinge en Maeghgefcheit met hare Kinderen in te gaan en op te rigten, vry en zuiver vermag voor af te trekken, en vervolgens aan Haar Hoog en Wel Geboren moeten worden toegcdeelt of uitgericht niet alleen zodane fomme van dertig duifent guldens , maar ook alle zodanen goud, zilver en meu.bilen, niets daar van uitgezondert, als door haar Hoog en Wel Geboren by haren Ehe Heer, der Kinderen Vader Salr., ten Huwelyk aangebragt zyn, en al noch in den Boedel beruften. 2. Dat, aangaande der Vrouw Douarieres Petitie van tweeduiguldens uit kragte van Huwelykfche Voorwaarden , Parthyen worden geordonneert, te erfchynen voor de Heren Compromiffarien, ten fine van accommodatie, en by ontftentenilfe van dien elucidatie, en om hare wcderzydfche bewyzen voor en tegens de Petitie van die zelve twee poften dienende , al noch binnen veertien dagen daar na in te dienen, om daar over in gevolge van het Compromis , vervolgens te worden erkent, zo als zal behoren. 3- Dat aan die Vrouw Moeder moeten worden goetgedaan alle de koften van Trouw en begrafeniffe, niet alleen van haren Ehe Heer der Kinderen Vader Saliger, maar ook van Z z den  $6i CONSULTATIEN, ADVYSEN den outften Zoon en drie Dogteren, dier Kinderen Salige Broeder en Sufteren. 4- Gelyk ook zodane elfhondert guldens en vordere kleinigheden , als Haar Hoog en Wel Geboren voor eenigen tyd van haren Broeder, den Heer van Elft Saliger heeft aangeërft en in den Boedel ingebragt.. 5- Als mede 't zyner tyd dien door Haar Hoog en Wel Geboren betaalden hondertften Penning van de fidecommiffaire Goederen van wylen Juffer van Buytenwegh , in Holland gelegen. 6. Dat voor zo veel de Petitie van het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa., van dat die zelve fideicommilfaire Goederen met genen laft van Lyftogt zoude hebben konnen worden befwaart, en vervolgens de Vrouw Douariere van Ifendoorn, die daar van zedert het overlyden van haren Ehe Heer by Haar Hoog en Wel Geboren genotene vrugten, zoude moeten reftitueren, aanbetreft, Parthyen mede worden geordonneert, daar over te erfchynen voor de Heren Compromiffarien ten fine van accommodatie, en by ontftenteniffe van dien elucidatie en productie van wederzyds bewys, zo en in dier voegen, als hier voor ten opzigte van den tweeden poft,. reeds is gemeldet. 7- Dat vorders de Vrouw Douariere van Ifendoorn , ten aanzien der Familie van den Cannenburg en fundatie van de Hofjens van Nykoop in den Hage kan volftaan met haare by derzelver folutien gedane prazfentatie, van te zullen bezorgen, dat aan het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. ter hand gefteld worden authenticque Copien van alle zodane papieren van de Familie, als dezelve aan haar zullen believen op te geven, te defidereren. 8. Dat eindelyk, aanbelangende het recht, 't welk de Vrouw Don*  ende ADVERTTSSEMENTEN. ^ Douariere van Ifendoorn mede in, tot en over de Hofiens vanNycoop, fuihneert te hebben, Parthyen insgelyks geordonneert worden, te erfchynen voor de Heeren Compromiffarien ten fine van accommodatie, en by ontftenteniffe van dien elucidatie en productie van wederzyds bewysdommen, zc, entin dier voegen, als ten aanzien van de tweede en fesde Pollen albereids is gementioneert Decidei-ende en arbitrerende vorders over wederzyds Peti- S /dT dEcn Per Broeder ter ee"re, en deszelfs Frewlyn Sufter en Heer Schoonbroeder aaa. ter anderen zyden, in volgende maniere. ' Dat voor zo veel als de oude Lehnen betreft, den Heer fi LehJZtZ Vm Vefm'n 3 BJois £ot den Cannenburg W.T r , gCr va"wy,en 2y"en Heer Broeder, den Hoog Wel Geboren en Geftrengen Heer Goden Baron van /S reXt3 t'r ^ Vm den Ca™enb^> tot die zetoX def Heer .n/Va", 3an hct Vra«lyn van Ifendoorn en £l 11 Lynecnhlll'S W-, uitkeerende zodane twee fesde gedeeltens, of aan een ieder van haar een fesde ge- Broed'er1 £? Toet Van dl'Cn' als deszelfs voornocmlen Broeder als Lchnvolger van der Parthyen Heer Vader en a BToraaanSli ,gerf d? Hf ?°h™ Henric van Ifaïdcorl Lchte'uir P l zg VQ FlieWlyn en Heer' V°W LehnKecfite uit te keeren verpligt geweeft is, 't zy dan met in- ouTe5ïeehntr ?"* P0"ien in den d-den ^et d]er ze te^el" bynfCTfen7an den Lehnheer ™ & Lehnen zcive te doen, of door dientwegen veroorzaatinge te doen met anderen vryen Allodialen Goederen, of met geree hondert tCto°t0lï ^ VM Rentc tegens vvf en liondeit, tot keure al noch van hem Heer Lehnvoléer edochnade waardye van den tegenswoordigen tyd te reguSm Dat, ten opzigte van die Goederen, welke door den Va- Zz z der  S64 CONSULTATIEN, ADVYSEN der van allodial tot Lehnen gemaakt zyn, dien zeiven Heer als Lehnvolger van dien zeiven zynen Broeder, verpligt en gehouden is, om met confent van den Lehnheer die Goe-. deren zelve, als nieuw Lehen geweeft zynde, ofte anderzints de waardy van dien in gelde , insgelyks na den tegenswoordigen tyd te reekenen, in verdeelinge te brengen, in dier voegen, dat daar van zyn Hoog en Wel Geboren vyf zevende gedeeltens, en het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. ieder een zevende gedeelte, by toekomftige Erfdeelinge komen te genieten. ir. Dat, wat die in den boedel zynde oude Heeren Goederen aanbelangt, zyn Hoog en Wel Geboren voor af tot de refpeftive Saelwehren, en daar en boven verder noch tot vyf zevende gedeeltens, en de Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. ieder tot een zevende gedecke van de parcelen buiten de Saelwehren, beregtigt zyn, m dier voegen, dat zyn Hoog en Wel Geboren verpligt is, om tot zynen keure, aan die twee andere te doen afdeelinge van zodane twee zevende parten zelve met confent van de Kamer van Reekeningen, of des wegen vergoedinge te doen na de valeur des tegenwoordigen tyds. 12. Dat, ten aanzien van zodane nieuwe Heerengoederen, als 'er in den Boedel mogten wezen, dien zeiven Heer de Saelwehren niet gantfch vry en zonder daar voor vergoedinge of ontgelteniffe aan de andere te moeten doen, voor uit competeren, maar dat zyn Hoog en Wel Geboren aan zyne Frewlyn Sufter en Heer Swager qqa. ieder voor een zevende gedeelte tot zynen keure, moet afdelinge doenvan die gehele goederen zelve, met confent van de Reekenkamer , of dientwegen aan een ieder van haar uitkeren een, zevende part van dat gene, 't welk ze by zodanen aankoop hebben gekoft. 13- Dat, van of onder die goederen en effecten van een Boe-  ende AD VERTTSSEMENTEN. 355 Boedel, van of over welke deze Parthyen hinc inde fpecia» lyk komen te mentioneren ofte te handelen indifputabil out Lehn is het Huis te Cannenburg ofte de Hoffrad Cannenburg met allen haren toebehoren, ofte de Erven daar toe behoorende,' namentlyk, de Vogelheggen alnu de Wiltbaane genaamt, met de mole en het water, als mede de drie Conynenwaranden tot Nierffën, Vaeffen en EmfterEnk, en alle wat verders van die by den Cannenburg gelegene en 'in dezen Boedel gehorende Goederen , Landeryen, Gronden en Wateren,. ook nóch vorder in fpecie bewezen mogte konnen worden, van deszelven Goedes eigentlyke apertinentien of toebehoren te zyn, gelyk ook al het gene, 't. welk ten tyde, als den Heer Johan Henric van Ifendoorn dit Lehngoed aangeërft, heeft gehad, door de vorige Vafallen of Bezitteren van dien , op den Grond en aan de Gebouwen van dat zelve Lehen en deszelfs adpertinentien, door tim.meren, poten en graven, reeds al gezet of gebragt geweeft is. 14. Dat het Water met deszelfs acceffoir van daar op door de fuccefüVe Heren van den Cannenburg gezette Molens, over welk Parthyen difputeren, op een leder van de Gronden1, op welke het zelve is, behoord tot den Grond zelfs en daar mede van eene en dezelve nature is, en by gevolge voor zo verre als het zelve is op den allodialen Grond, als allodial Goed, op den Grond van out Lehen of out Heerengoed, als out Lehen of out Heerengoed en op'den Grond van nieuw Lehen o,f Heren Goed , alleenlyk in Linea Defcedenti voor de eerfte reize als nieuw Lehen of nieuw Heerengoed, gelyk ook dat gene, 't welk, zo van water, als door timmeren of anderzints op koften en met verminderinge van den allodialen Boedel van den Heer Johan Henric van Ifendoorn, door zyn Hoog en Wel Geboor en op den Gronden aan de Gebouwen van out Lehen of out Heren* goed^ gemaakt of gebragt is , in de afgaande Linie onder de Kinderen voor de eerfte maal en verder niet, als nieuw Lehen of nieuw Herengoed , is verftorven eh gedevolZ z 3 veert,  S65 CONSULTATIEN, ADVYSEN veert, en dat dat gene, 't welk aan die in difpuit zynde Wateren , 't zy alle of eenige,' in 't toekomende doorgraven, leggen van niewe Molens, als anderzints, door iemand van Parthyen verbetert of vermeerdert worden mogte, toekoomt of toekomen zal alleen aan den genen, die zulks op zynen Grond laat doen, zonder dat de andere daar toe of aan, enig verder recht zullen hebben, als alleenlyk aan zodanen verbeterden Water, voor zo verre als het over haren Grond lopen mogte, en zo lang, als het op haren Grond is, of blyft, doch verder of langer niet. IJ- Dat den Emfter Encks Thiènde niet bewezen is, tusfchen deze Parthyen al noch als Lehen te moeten worden geconfidereert. 16. Dat den Vaelfenfchen Thient, ofte de Thiende uit de Landeryen omtrent het Huis Cannenborg gelegen, niet Lehenpligtig is. 17. Dat vorders de Weide den Elscamp genaamt, geen Herengoed is, maar op den 16. February des jaars 1697. van allodial Goed nieuw Lehen is geworden. 18. Dat de Hofftede met het gene daar by gehoort, in de Wefterick gelegen, waar van den Heer Marten van Ifendoorn a Blois op den 21. January 1611. ter Kamer van Reekeningen dezes Furftendombs en Graaffchaps, Tranfport en Inveftiture bekomen, en op den laatften January des jaars 1636. daar over ter zeiver Kamer noch nadere Confirmatie en approbatie verkregen heeft, is Heerengoed, en over zulks ook, door Tranfport, door den Heer Johan Henric van Ifendoorn en Vrouw Margareta van Reede op den 13. February 1697. coram Ordinario gedaan, en de Inveftiture of Reekeningè door dien zeiven Heer op den r6. diens zeiven Maants ter Kamer van Lehnen des zeiven Furftendoms en Graaffchaps ontfangen , geen Lehengocd geworden is. JDat  ende ADVERTISSEMENTEN. 30> 19. Dat wyders het Goed tot Nierffen gelegen , Tymans Goed, of Tyman Gerrits Erve genaamt, Heerengoed is. ■ 20. Dat ook een apart Herengoed is zodanen insgelyks tot Nierffen gelegen Goed, van 't welk den Heer Elbert van Ifendoorn, uit kragte van aankoop voor twee derde parten met den Saelwehr en inlolfe van dien en daar op gevolgde Opdragt, door Jacob Gerrits als Man en Momboir van Lubbertjen Gerrits,. op den 18. Decembris 1662. ter Kamer van Reekeningen gedaan, aldaar de Inveftuure bekomen heeft. 21. Dat mede Herengoed is den Nootcamp, in 't zelve Buirfchap Nierffen gelegen. 22. Dat insgelyks Herengoed is het Goed in de Heege gelegen , en van Aert Janftf Wyenberg heengekomen. 23- Maar dat den Martens Bofch, met den Saeicamp en Landeryen daar toe gehorende, geen Herengoed is. 24. Dat wyders den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg wegens zodanen opgaand Houd 3 als 'er op des alingen Boedels Goederen, na zyns Vaders overlyden, gehouwen en verkoft wezen mogte, tegens het Frewlyn van Ifendoorn a Blois, ofte ook tegens den Heer van Ëynenburg qqa., gene Actie competeert. Maar dat, in cas dat, en voor zo verre als haarlieder Vrouw Moeder en Schoonmoeder zulks, tegens of boven haar recht van Lyfstogt, gedaan hebben mogte, aan een ieder van deze Parthyen als dan dieswegen van die Vrouw Douarüre van Ifendoorn zal competeren zyne portie in die daar van geproflueerde koopspenningen , na proportie dat ieder tot den Grond , van welken zodanen Hout is verkoft cn gehouwen, volgens Land Lehen of Herengoeds Rechte beregtigt is. Uitgezonderd -  2a CONSULT ATI EN, ADVYSEN dert alleen , dat, wegens dat gene 't welk van Herengoets Grond verkoft en gehouwen wezen mogte, de Reekenkamer een derde gedeelte in deszelfs Koopspenningen competeert. 25. Dat den Heer Frederic Johan van Ifendoorn a Blois ongehouden is, tot het doen van reliitutie van genotene vrugten, voor zo lang als zyne Vrouw Moeder de goederen in Tocht bezeten heeft, of al noch in Tocht bezit. 26. Dat den Heer van Ëynenburg qqa, te onregte van den Heer van den Cannenburg eift intereffe of renthe, uit hoofde van eene belofte van afftand der halffcheit van Lyftocht,door de Vrouw Doauriere van Ifendoorn, by die tuffchen de Heer en Vrouw van Ëynenburg opgerigte Huwelyks Voorwaarden. 27. Dat den Heer van den Cannenborg, zo van zig zelfs, als uit kragte van zyne verklaringe van condefcendance, by zyne Straffe of Debath gedaan, verpligt is, om aan de Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Dobbeljlein qqa. by provifie te geven eene fpecificatie van de papieren van de Familie van den Cannenburg en fundatie van de Hofjens van Nykoop. • 28. Dat de Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa., met hare vorderinge allereerft by hare folutien, en eene daar na noch apart aan de Heren Compromiffarien gepraefenteerde Requefte, gedaan, als of den Heer van den Cannenburg de kollen van eene door zyn Hoog en Wel Geboren na Lotharingen gedane reize , zo zig in zeventien Maanden tyds, tuffchen de negen en tien duizent guldens belopen zouden, pro portione aan een ieder van haar Hoog en Wel Geboren vergoeden, of by de toekomftige Erfdeilinge in Collatie brengen moeten zoude, ter later tyd op gekomen zyn. 29. Dat insgelyks die zelve Frewlyn en Heer ter later tyd zyn  ende ADVERTLSSEMENTEN. 369 zyn opgekomen met hare vorderinge, van dat 's Lands Impoft op de Collaterale fucceffie in de Erfeniffe van den oudften Broeder, den Heer Goden van Ifendoorn, wegens die door den zeiven naargelatene Lehngoederen, uit den vollen Boedel betaald zynde, en nogtans de Sufteren niet raakende, den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg aangereekent, en door den zei ven aan Haar Hoog en Wel Geboren ieder pro portione, goedgedaan, ofte ten dien einde in Collatie gebragt, worden moet. 30. Dat, voor zo veel als het poincl: van gedane melioratien aanbetreft, de Heer van den Cannenburg de Corpora der Lehen en Herengoederen zelve willende aan zig behouden, als dan dientwegen aan zyne'Frewlyn Sufter en Heer Swager g^.by de te doene Boedels verdelinge, feparaat of apart moet uitkeren ieder een zevende gedeelte van de koften van zodane mehoratien, als haarlieder Vader en Schoonvader zelve, na dato dat hy de Goederen aangeërft hadde, door timmeren, planten, graven, waterleiden, als anders, op cn aan den Grond en Gebouwen des ouden Lehens, cn ouden Herengoeds, en aan de nieuwe Heren Goederen na dato van derzelver aankoop, heeft of mogte hebben gedaan. In dier voegen nogtans, dat daaglykfche en nodige reparatien en onderhoud, gelyk ook dat gene, 't welk aan de Goederen van zelfs en zonder het daar toe aanwenden van koften, geaccrefceert wezen mogte, niet mede onder de melioratien konnen worden gereekent. 31. Dat de Heer Frederic Johan van Ifendoorn, in cas dat zyn Hoog en Wel Geboren aan de Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. een ieder wegens zyne zesde quota in den derden voet van de oude Lehnen, en zevende portie in de nieuwe Lehnen en Herengoederen, en in de parcelen buiten de Saelwehren van de oude Herengoedcren , gene werklyke affcheidinge, inruiminge of affcheit uit die Goederen zelve, maar m plaatfe van dien verftooringe of veroorA a a za„  370 CONSULTATTEN, A D VYSEN -zatinge met andere effenen, doen, en aldus de Corpora van de Lehn en Herengoederen in 't geheel aan zig behouden, willen mogte, zodane verftoringe of veroorzatinge als dan moet doen, uit zyne particuliere portie of derde part in de allodiale Herediteit, ofte anderzins met zyne eigene penningen of genoegzame effecten buiten den Boedel. 32- Dat de fchulden des alingen Boedels, ten behoeve van andere Menfehen, daar van Crediteuren zynde, door den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, de Frewlyn vanIfendoorn a Blois, en den Heer van Ëynenburg in zyne qualiteit, ieder voor een geregt derde gedeelte moeten worden gelaft en gedragen.. 33. Ordonnerende vervolgens de gezamentlyke Parthyen, in dit Compromis begrepen, om op den voet van het Compromis en de Decifie over de hier voor gemelde twee en dertig poinóten gevallen, ten overftaan van de Heren Compromiffarien de Boedels verdelinge te doen en daar over een behoorlyk Maeghgefcheit op te rigten. • En eindelyk de koften van de gehele procedure tuflchen de gefamentlyke in het Compromis begrepene Parthyen, om. Eedenen compenferende» Aldus by ons ondergefebrevene geadvifeert binnen Arnhem den 28. Augnfti 1728. H. B R A N T S E N , M. A. van LAMZWEERDE. Re-  ende AD VERT IS SE MEN TEN. '37* Redenen van die voorbaande Arbitrale of CompromifToriale Decifie, zyn onder anderen de naarvolgende. Pat ons, by examinatie van alle de Proces-Aften, by deze Decifie geënumereerc, koomt te blyken, dat tusichen alle de ftrydende Parthyen hinc inde doorgaans zyn in confejfo de naarvolgende poinéten. Namentlyk, dat by de Huwelykfche Voorwaarden, by het ingaan des Huwelyks, tuffchen den Heer Johan Henric van IJendoom a Blois tot den Cannenburg en de Frewlyn Margreta van Reede opgerigt, hoewel by de procedure in dezen niet mede geappliceert, bedongen is retour van Goederen, en dat het Goed van het eene Kind op het andere Kind of Kinderen, uit dat zelve Huwelyk voortspruitende , zoude verfterven en vererven; voorts, dat die zelve Heer zyne welgemelde Ehevrouw heeft gelyftogtigt gehad, en dat Haar Hoog en Wel Geboren zig, na overlyden van haren Ehe Heer , ook van zodane aan haar gemaakte Lyftogt, werklyk heeft bedient, of fchoons wel het Inftrument van de conftitutie van zodanen Tocht insgelyks niet mede by de procedure is gevoegt, en wy over zulks ook niet weten , of het zelve by de Huwelykfche Voorwaarden , dan of het na dato is gefchied. , Als metie» dat wel het Huis Cannenburg cum adbertinentus van ouds af ten Zutphenfchen Rechte is Lehnróerig geweeft aan den Furftendom Gelre en Graaffchap Zutphen. Doch dat ook welgemelde Heer en Vrouw Echte Lieden, Itaander Ehe, op den 13. February des jaars 1607. verfcheiA a a 2 de-»  372 CONSULTATIEN, ADVYS EN dene van die by en onder dienzei ven Huize gebruikt wordende Goederen of Parcelen, als vry en allodial hebben getranfporteert en overgegeven aan en ten behoeve van de Edle Mogende Heren Staten diens zeiven Furftendoms en Graaffchaps. En dat vervolgens den welgemclden Ehe Heer op den 16. diens zeiven Maants, van den Heer Stadhouder en Mannen van Lehn van hooggemelden Furftendom en Graaffchap, heeft verzogt en ontfangen inveftiture en bclehninge van en met de Hofftad Cannenburg met haren toebehoren, en te gelyk ook mede van en met die zelve, in maniere als voor gemeld, op den 13. te bevorens opgedragene Goederen of parcelen, als met die zelve Hofftad cum appertinentiis tot één Lehn gemaakt en daar mede geconfolideert wezende. Gelyk ook, dat daarna by het overlyden van den Heer van den Cannenburg voornoemt, uit het boven vermeld Huwelyk zyn in leven geweeft twee Zonen en vyf Dogteren , en aldus te zamen zeven Kinderen. Van welke de Outfte Zoon, de Heer Godert van Ifend»orn a Blois tot den Cannenburg, door zyn Heer Vaders overlyden deszelfs Lehnvolger, en aldus Heer van den Cannenburg geworden zynde, zig met de Hofftat Cannenburg en haar toebehoren, en mede die door zyne Ouderen in maniere voorfchreven tot Lehn gemaakte Goederen of parcelen, te zamen als met één Lehn heeft laten mvefte. ren, of fchoons wel het inftrument van die zyne Belehmnce, ook onder de acta procejfus niet word.gevonden. Ö Voorts dat daarna, eerft twee van dë vyf voorfchrevene Frewlyns of Dogteren, en na dato ook zelfs de welgemelde Heer outfte Zoon, alle drie Kinderloos zyn overleden. . En dat, na overlyden van den outften, den tweeden of iongften Heer Zoon , Frederic Johan van Ifendoorn a Blois, als zyns Heer Broeders Lehnvolger, en over zulks ook tegenswoordigen Heer van den Cannenburg , geworden we-  ende AD VER TIS SE ME NT EN. 373 zende, eerft in zyne minderjarigheid door tuffchenkomfte van eenen Huider, en daarna meerderjarig geworden zynde met de ledige Hand, op die zelve wyze, als vorens gemeld, ook met zulks een en ander als met één Lehn geinvefteert en belehnd is geworden, waar van nogtans insgelyks de Lehen aótens by den proceffe niet te vinden zyn. En eindelyk, dat 'er van de drie noch overgeblevene Dogteren na dato ook noch eene is Kinderloos overleden. In voegen, dat 'er van de zeven uit het meergemelde Huwelyk naargelatene Kinderen, doenmaals niet meer, als drie, te weten de jongfte Zoon en twee van de Dogteren,, met namen Vrouw Reinera Barbara van Ifendoorn a Blois, • getrouwd met den Heer Borchard Carl Jofeph van Dobbelfteyn tot Ëynenburg, en het Frewlyn Qdilia Urfula van Ifendoorn a Blois, kwamen over te blyven; zo als 'er ook , onaangezien dat de Vrouw van Dobbelftein tot Einenburg na dato insgelyks afgeftorven is, egter al noch zyn : Doordien die door Haar Hoog en Wel geboren naargelatene Kinderen, al nu in de plaatfe van hare overledene Vrouw Moeder komen te fuccederen, als Erfgenamen van die Moeder. Dat zig, over en ter zake van die voorfchrevene Huwelykfche Voorwaarden, conftitutie van Lyftogt en makinge tot Lehen, voorts fucceffive fterfvallen en daar op gevolgde Belehningen, en den aart en nature van eene menigte van die, by en onder de Lehn Hofftad Cannenburg gebruikt wordende parcelen of Goederen met den aankleven van dien, als anderzints, eene menigte van differenten en daar uit errefene Petitiën cn Contra Petitiën, zo tuffchen de Vrouw Douariere Moeder, en derzelver twee voornoemde Dogteren a en Man of Reprajfentant van de eene Dogter, als tuffchen den laatftgenoemden Heer Zoon en deszelfs twee Sufteren, en Man of Reprafentant van die eene Sufter, over en we. der hebben opgedaan. Welke veroorzaakt hebben, dat, na dat de Vrouw Moe* der reeds by het ingaan des.Huwelyks tuffchen haare Dogter A .aa 3 en :  374 CONSULTATTEN, ADVYSEN cn Schoonzoon, de Vrouw cn de Heer van Dobbelfteyn tot Ëynenburg, by de Voorwaarden van dien belooft hadde, een Maeghgefcheydinge over harer Kinderen Vaderlyken Boedel te zullen oprigten, en van die aan Haar Hoog en Wel Geboren competerende Lyftocht in zo verre te zullen afzien, dat daar by aanname, de halffcheit van de revenues van zodane Goederen, als aan die Kinderen by zodanen Maeghgefcheit toegedeelt zullen worden, aan die zelve te zullen afftaan, dusdane Maeghgefcheidinge evenswei tot hier en toe noch niet heeft konnen worden getroffen. En dat daarom Parthyen op den 30. Aprilis des jaars 1725. over en ter zake van alle deze difputen onder haar, en van de eene over en weder tegens den anderen, hebben verzogt en gecompromitteert haarlieder Heeren Broederen en Oomen, den Heer Godert Adrian van Reede Heer van Herrevelt, en den Heer Reinier van Reede Heer van Ginkel en Middagten, om daar over tuffchen haarlieden viam concordice te tenteren en aldus eene Maeghgefcheidinge te helpen oprigten , en by ontftenteniffe van dien , de overblyvende difputen en differenten nader te horen, en daar in zelfs, of met en nevens een of twee onpartydige Rechtsgeleerden, zodanig te decideren en arbitreren, als na recht en billykheid zullen Bevinden te behoren. En zulks met belofte, van, al het gene dies aangaande, zo minlyk, of by ontftenteniffe van accoord by wegen van decifie, gedaan zal zyn, zonder eenigerhande contradictie of verzoek van Reduétie of Revifie, te zullen lauderen, en approberen, zo als uit die door de Vrouw Douariere van Ifendoorn a Blois tot den Cannenburg , den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, het Frewlyn van Ifendoorn a Blois en den Heer cn Vrouw van Dobbelfteyn tot Ëynenburg, alle vyf onderteekende en by de Aóte van den proceffe ervintlyke Acie van Compromis, met meerderen is te zien. En dat, na dat die Heren Compromiffarien den weg van aninlyk vergelyk tuffchen Parthyen vergeefs hadden getenteert, Haar  ende ADVERTISSEMENTEN. 37r Haar Hoog en Wel Geboren daarna op den i. January 1727. tuffchen den Heer van den Cannenburg, ter eenre, cn de Frewlyn van Ifendoorn a Blois en den Heer van Ëynenburg, als in Huwelyk gehad hebbende Vrouw Reiner a Barbara van Ifendoorn a Blois, ter anderen zyden, hebben verleent Decreet, ten einde Parthyen van twee Maanden tot twee Maanden, een ieder zyne vorderinge en fuftenue, ordentlyk met redenen en bewyzen bekledet, zouden hebben over te geven, om aan Parthye advers over te gaan , en daar tegens naakt en bloot, of zonder eenigerhande documenten, over en weder gedient te worden van ftraffe of Debath, en vervolgens daar over recht te worden gedaan : zo als ook met meerderen te vernemen is uit dat by de ftukken mede ervintlyk Decreet, door beide die Heren Compromiffarien ondertekent. Na dato van 't welke derefpective Parthyen, een ieder van< zyne zyde , aan handen van die Heeren Arbiters hebben ingedient de ftukken en munimenten, by het Laudum in dezen geënumcreert. Over welke vermits alnu het Laudum zal moeten worden* geuittet; Zo hebben wy, voor onderftellende, dat Parthyen , voor dato dat het Laudum gepubliceert word, noch eerft en vooraf het voorfchreven Compromis, by de Kamer van Lehnen, ten aanzien van de Lehngoederen, en by de Reekenkamer,, ten reguarde van de Mala Feuda, zullen laten approberen, \'ermeint, het gevoeg] ykfte te zyn, eerft over de pratenfien en contra praatenfien tuffchen de Vrouw Douariere Moeder ter eenre, en derzelver Dogter en Schoonzoon, het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg, als Vader cn Voogd van zyne Kinderen, ter ande'ren zyden, tot agt in gctalle; en daar na over die, tuffchen den Heer Zoon ter eenre, en deszelfs Frewlyn Sufter en Heer Swager qqa. ter anderen zyden, welke wel vyf en twintig in getalle zyn de Decifie te doen.. Vol-  'B76 CONSULTATIEN, ADVYSEN Volgens welke ordre wy dan, tuffchen de Moeder en de Dogter en Dogters Kinderen, hebben vermeint, het naarvolgende te moeten worden gearbitreert en verftaan: r. Poincl: a. Dat de Vrouw Moeder uit den Boedel vry en zuiver vooraf competeren, zodane dertig duizent guldens, voorts goud , zilver en meubilen, als Haar Hoog en Wel Geboren by der Kinderen Heer Vader ten Huwelyk aangebragt heeft. Aangezien dat wy bevinden , dat deze Petitie door Haar Hoog en Wel Geboren is gefundeert op een beding van retour van Goederen, by hare Huwelykfche Voorwaarden gemaakt. Dat de tegenwoordigen Heer van den Cannenburg tegens zyne Vrouw Moeder gene Petitiën of Memorie, nogte ook eenigerhande Straffe of Debath tegens derzelver Petitiën, heelt ingedient. Dat ook de Heer van Ëynenburg qqa. zodane ftraffe of Debath niet, maar alleenlyk met het Frewlyn van Ifendoorn a Blois te gelyk, Memorie van haarlieder Petitiën tegens die Vrouw Douariere, ingedient heeft. En dat vorders het Frewlyn van Ifendoorn, by derzelver, tegens de Petitiën van hare Vrouw Moeder, ingedient Debath , deze eerfte Petitie aan Haar Hoog en Wel Geboren niet contradiceert, maar in tegendeel koomt te accorderen. Waarom wy dan ook gene zwarigheid hebben behoeven te maken, om aan de Vrouw Moeder te adjudiceren datgene, 't welk haar doorniemand van haare Kinderen word gecontefteert. Doch evenswei, niet tegenftaande dat over die Petitie eigentlyk geen difpuit tuffchen Parthyen meer is, daar van by het dittum van de arbitrale decifie noch mede hebben moeten mentie maken: Om dat anderzins die Vrouw Douariere zoude moeten oordelen, en ook niets anders konnen vermeinen, als dat die haare Petitie ongedecideert voorby gegaan, en over zulks in difpuit gelaten ware. Ver-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 3?7 ' Vermi" dat de refpeétive Debatthen of ftraffen niet in banden van eenige Tegenparthye overgegaan, en over zulks voor eens ieders Tegenparthye fecrete Schrifturen zyn. En daarom de Vrouw Moeder ook noch nooit te weeten gekomen is, dat haar die hare Petitie door niemant van hare Kinderen gecontefteert, en door hare Dogter abfolute geaccordcert is geworden. 2. poin£t. Dat de Petitie van twee duizentguldens, en van vier duizent.? guldens uit kragte van Huwelykfche Voorwaarden, die Vi-ouw Moeder voor als noch, nogte geadjudiceert, nogte ontzegt, maar Parthyen dies aangaande noch eerft tot accommodatie, en by ontftenteniffe van dien tot elucidatie en productie van haar bewys, geordonneert behoren te worden: . Om dat die Vrouw Douariere by het petitioneren van deze twee poften , nogte de Huwelykfche Voorwaarden, nogceef"^ F t0C fpe6ierend bev^s> heeft geprodu- En dat wel het Frewlyn van Ifendoorn by haar Debath, uit den .Boedel aan en ten behoeve van hare Vrouw Moe der ter loops koomt te agnofceren twee poften, den eenen van vier duizend guldens, voor juwelen -belooft, en den anderen van twee duizend en vierhonderd guldens, tot aankoop van meubilen. Doch van die, door de Moeder geëifchte poften, van twee duizent en vier duizent guldens, zegt niets te weten. En in fine van dien, daar tegens ook tot verklaringe van niet ontfanklykheid koomt te concluderen. En wy daar uit dan ook niets anders hebben konnen befluitcn, als, dat deze twee door de Moeder geëifchte poften divers zyn van de twee voorfchrevene poften, door de Dogter aan de Moeder geagnofceert. Omtrent welke poften, alzo wy by de procedure niets anders, als alleen het gene reets gemeld, komen te bevinden: B b b zi  378 CONSULT AT IE N, ADVYSEN Zo hebben wy die procedure ook, ten opzigte van deze daar by maar ter loops en zonder eenigerhande elucidatie of bewys aangetogene poften, geenzints na behoren geinftrueert bevonden , om daar over decifie of arbitrage de plano te konnen verlenen. Maar aan Parthyen, eer en bevorens daar in tc arbitreren, al noch eerft moeten injungeren accommodatie, en by ontftenteniffe van dien, elucidatie cn productie van wederzyds bewys , ten opzigte van die twe poften, door de Móeder geëifcht. Vermits dat het Compromis aan de Heeren Compromiffarien uitdruklyk magt geeft, om Parthyen, ten fine van accommodatie , voor zig te ontbieden, en by ontftentehiffe van dien, die zelve over hare overig blyvende differenten nader te hooren , en vervolgens over die zelve te decideren en arbitreren. En dat het Compromifibrial Decreet van den r. January 1727., waar by onder anderen aan Parthyen geordonneert is, om een ieder zyne vorderinge en fuftenue met redenen en bewyzen ordentlyk te bekleden, en voortaan maar naakt en bloot zonder documenten te handelen, wel tuffchen den Heer van den Cannenburg ter eenre, en het Frewlyn van Ifendoorn, en den Heer van Ëynenburg qqa. ter anderen zyden, maar geenzints mede tuffchen de Vrouw Douariere van den Cannenburg ter eenre , en hare Kinderen of iemandt van die zelve ter anderen zyden, is ergaan. En over zulks ook aan die Parthyen, tuffchen welke dat Decreet niet mede ergaan is, hare te gevene elucidatie en productie van bewys omtrent zodane poinóten, als zy noch niet na behoren geinftrueert en in ftaat van wyzen gebragt hebben, door dat zelve Decreet nóch geenzints afgefneden is : Cum res inter alios judicata aliis neque meeat neque prcejadieet l. 63. ff. de re jud. Carpzov. def. for. part. 1. confi. 26. def. 15. 3. poincl. 3. Dat aan de Vrouw Douariere Moeder alle de koften van Rou-  ende ADVERTTSSEMENTEN. 379 Rouw en Begrafeniffe van haren Ehe Heer, outften Zoon en drie Dogteren, moeten worden goetgedaan. Om redenen, dat de noch in Jeven zynde Kinderen van Haar Hoog en Wel Gehore, fuftinercnde te zyn Erfgenamen niet alleen van haren Vader Saliger, maar ook van haarlieder overledenen Broeder en drie Sufteren, By gevolge ook de Rouw en Begrafeniskoften zo wel van d'een, als van d'ander, uit den Boedel aan hare Vrouw Moeder moeten reftitueren : Cum is, qui rei lucrum aut, commoda fentit, fentire quoque debeat ejusdem onus Jive incommo"da, l. 10. ff. de reg. jur. I. 65. §. uit. ff. pro foc. I. 13. §. 1. ff. de acq. vel am. poff. I. uit. §. 3. C. de furt. En dat ook de Frewlyn van Ifendoorn, by haar Debath, deze Rouw en Begrafeniskoften zelfs aan hare Moeder wel uit den Boedel goet doen wil. Maar alleenlyk het zelve tegenfpreekt, ten reguarde van -der Moeders eigene rouwklederen, over derzelver overledenen Zoon en drie Dogteren. Welk laatfte wy nogtans, Jalvo tarnen refpettu, maar voor ieene blote chicane hebben konnen aanmerken. Dewyl het fatzoen nootwendig vereifchte, dat de Moeder Over hare overledene Kinderen moefte Rouwklederen dragen , niet tegenftaande dat Haar Hoog en Wel Gebore gene Erfgename van dezelve was. En derhalven de redelykheid ook geenzints kan lyden, dat eene Moeder, die hare Kinderen by zig in huis heeft, en dezelve uit de inkomften van hare Tochtgoederen alimenteert en begraven laat, in dat zelve Huis, tot diftinclie van alle de anderen, daar in zynde, zonder Rouwklederen zouden hebben moeten gaan, of anderzints die zelfs betalen moeten, daar zy nogtans aan hare overledene Kinderen nader, als derzelver Erfgenamen zelve, in den Bloede heeft beftaan. 4. poincl. Dat die Vrouw Moeder -mede goetgedaan moeten worden,. B b b 2 zo-4'  3So CONSULT ATI EN, AD V YSEN zodane elfhondert guldens en vordere kleinigheden, als aan Haar Hoog en Wel Gehore voor eenigen tyd van haren Heer Broeder, wylen den Heer van Elft , aangeërft en door haar in den Boedel ingebragt zyn : Vermits dat, het gene Haar Hoog en Wel Gehore, uit kragte van erfniffe van een van hare naafte Bloetverwanten., aanbeftorven is, Haar Hoog en Wel Gebore privative toebehoort.. En dat de Frewlyn van Ifendorrn, circa finem van haar Debath, tegens de Petitiën van hare Vrouw Moeder, zelfs confelfeert, wel te geloven, dat het gene voorfchreven werklyk in den Boedel is ingekomen. En daarop dan ook verder zegt, dat hare Vrouw Moeder het zelve, vermids den. Boedel daar door is verrykt geworden, ook wederom daar,af nemen kan. 5. poinct... . Dat insgelyks aan die Vrouw Moeder 't zyner tyd goet"gedaan of gerembourfeert moet worden dat gene, 't welk Haar Hoog en Wel Gebore zal konnen bewyzen, wegens den Impoft van den honderften penning van de fideicommiffaire Goederen van wylen Juffer van Buytenweg, ia Holland gelegen, te hebben betaald : Aangezien dat het tuffchen Parthyen hinc inde in confefib is, dat de Vrouw Moeder die zelve Goederen mede in Tocht bezit, en dat ook nergens gecontradiceert word, dat Haar Hoog en Wel Gebore daar van den voorfchreven Impoft heeft betaald.. Dat ook alle de Reglementen, over het poinér. van den Impoft van den iooften, Soften, soften, 4often , 25ften, of poften penning geëmaneert, medebrengen, dat dien Impoft van zodane Goederen, die door iemand in Lyftogt bezeten worden, niet tegenftaande dusdane Tocht, evenwel by het verval van de Erfniffe, onder welke die zelve gehoren, ten behoeve van 't gemene Land betaald, en ten dien einde door den Tochtenaar by provifie verfchoten, edog na het ces-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 38r cefleren van de Lyftocht, door den Eigenaar aan hem of zyne Erfgenamen gereftitueert, worden moet. En dat daarom ook , wanneer dat die Vrouw Douariere van Ifendoorn van hare Lyftogt aan de voorfchrevene fideicommiifaire Goederen , vrywillig mogte komen afftand te doen; Of dat anderzints, by decifie of arbitrage tuffchen Partbyi en, verftaan worden mogte, dat Haar hoog en Wel Gebore de Tocht aan die zelve Goederen nooit gecompeteert heeft, en dat over zulks Haar Hoog en Wel Gebore tot het doen van dusdane afftand en reftitutie van die uit die zelve Goederen, uit hoofde van Lyftogt, genotene vrugten genootzaakt wierde, Alsdan onwederfpreeklyk dien daar van door haar betaalden honderften penning, aan Haar Hoog en Wel Gebore door derzelver Kinderen, ofte gerembourfeert, of in minderinge van dusdane genotene vrugten gevalideert en geadmitteert, zoude moeten worden. Gelyk dan ook zelfs het Frewlyn van Ifendoorn by haar meergemeld Debath , geenzints koómt te fuftineren, dat aan hare Vrouw Moeder, wegens dien betaalden honderften penning, gantfch geen recht van repetitie of retentie tegenshare Kinderen, zoude competeren. Maar alleenlyk zegt, dat aan Haar Hoog err Wel Gebo-1 ren nooit de Lyftogt aan die fideicommiffaire Goederen heeft gecompeteert, én dat dezelve over zulks dien doorhaar betaalden honderften penning van die door Haar Hoog. en Wel Geboren van die zelve Goederen, uit hoofde van Lyftogt, genotene vrugten, zal mogen afkorten, en zulks» afgetogen hebbende, als dan den overfchot van die zelve vrugten aan hare Kinderen zoude moeten reftitueren. 6. poincl;. Dat aanbelangende de Petitie, by de Memorie van deFrew-tf lyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. tegens. * B bb 3 . de .  *§it CONSULTATIEN, ADVYSEN de Vrouw Douariere van den Cannenburg, ten einde om te hebben eene verklaringe, van, dat deze Hollandfche Goederen, als fideicommis Jubject zynde, met gene Tocht hebben konnen worden bezwaart, en derhalven zylieden bevoegt en beregtigt zyn, om daar van de vrugten, zedert het overlyden van den Heer Johan Henric van Ifendoorn tot den Cannenburg, te genieten en te profiteren, gedaan, Wy vermeinen, dat wegens dien Eifch, als over en weder niet genoegzaam geinftrueert zynde, voor alsnoch aan niemant van Parthyen iets kan worden geadjudiceert of ontzegt; Maar dat dies aangaande eerft mede. den weg van accommodement tuffchen haar getenteert, en zulks ontftaande, Parthyen alnooh tot het doen van behoorlyke elucidatie en productie van wederzyds bewy?dommen, zo en in dier voegen, als ten opzigte van den tweeden Poft reeds gezegt is, geordonneert behooren te worden : Om dat wel Parthyen het zo verre met malkanderen eens zyn., dat deze fideicommiffaire Goederen, of fchoons wel eigentlyk van eene Juffer van Buitenwegh heengekomen wezende, egter ook van der Kinderen voornoemden Vaders zyde heengekomen zyn; Maar dat wy dies aangaande gantfch gene verdere elucidatie circa'faSta , en vooral niet ten opzigte van de devolutie of 't verval der erfniffe van die Juffer van Buytenwcgh , ten proceffe geallegueert, nogte ook het inftrument van zodane fideicommis .en conftitutie van Lyftogt, en wat dies aangaande noch meerder in confideratie genomen mogte moeten worden, daar by geappliceert, komen te vinden. En daarom ook, of fchoons wel die pofitie, van dat fideicommiffaire Goederen door een ander niet met eene Lyftogt bezwaart worden konnen, in thefi en op zig zeiven geconfi■.dereert zynde , niet ganfeh en al van alle fundament van Rechten is gedeftitueert. Eg-  ende ADVERTISSEMENTEN. 3*3 Egter zulks noch niet aanftonds en blindelings ad hypothefin in of op het cas alhier fi:bject, en die daar omtrent doorde Vrouw Douariere by hare folutien geallegueerde circumftantien, hebben konnen appliceren, zo lang als ons van het gene voorfchreven circa facta niet na Rcchtsbehoren koomt te blyken. Maar daarom hebhen moeten oordelen, dat Parthyen, by ontftentniffe van een daar over alnoch te tenteren accommodement, dat difpuit over en weder noch eerft zodanig behoren te inftrueren, dat over dat zelve, in gevolge van het ingegaan Compromis, zal konnen worden gearbitreert en erkent. 7. poincl:. Dat, ten aanzien van den Eifch door het Frewlyn van7. Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. mede tegens de Vrouw Douariere van den Cannenburg, ten einde om eene provifionele fpecificatie of Memorie van de papieren van de Familie van den Cannenburg en fundatie van de Hofjens van Nycoop in den Hage, en vervolgens op verdere requifitie authentique Copien van dien, te hebben, gedaan.- Die Vrouw Douariere kan en behoort te volftaan, met derzelver dies aangaande by hare folutien gedane prafentatie.. Als hebbende aldaar aangenomen, om te zullen bezorgen, dat aan Haar Hoog en Wel Geboren authenticque Copien van alle zodane papieren van de Familie, als dezelve aan haar zullen believen op te geven, dat zy delidereren, ter hand werden gefteld. En komende, onzes eragtens, die Vrouw Douariere, met die hare prsfentatie, aan dien voorfchreve Eifch meer dan overvloedig te voldoen. Vermits de ftukken , chartres en papieren diezelve Familie concernerende, beruften , of beruften moeten, op den II uize Cannenburg, als Z3Tnde het Caftrum Families, alwaar diezelve als in Arch'ms Familie ook moeten verblyven. En-  334 CO NS UL TA TIEN, ADVYSEN En over zulks ook die provifionele fpecificatie , gelyk ■mede de Copien van deze papieren door wel gemelde Frewlyn en Heer, of fchoons wel tot die zelve Chartres, als inter illos } qui de eadem Familia funt, communia Injlrumenta wezende, mede acces moetende hebben. Egter eigentlyk gevordert moeten worden, van den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, als welken het Hoofd van de Familie , en dien volgens ook den wettigen .Houder van die zelve gemene Inftrumenten is: Alzo de bewaringe van de Chartres en papieren van eene Familie, na Rechten aan het Caput Familia competeert. Welke Heer van den Cannenburg ook zelfs, by zyne, op die door die zelve Frewlyn en Heer tegens hem by hare fchriftlyke Memorie gedane Petitiën, ingediende ftraffe of Debath, in derzelver ten voorfchreven opzigte gedane vorderinge, koomt te condefcenderen. 8. poinél. 8. Dat eindlyk aan die Vrouw Douariere van den Cannenburg, wegens het recht, zo dezelve mede in, toten over de Hofjens van Nykoop, fuftineert te heben, voor als noch niets kan worden geadjudiceert, of ook onzegt. Aangezien dat Haar Hoog en Wel Gebore van die hare Praetenfie, allereerft by hare folutien tegens hare Dogter en Schoonzoon qqa. heeft doen melden, en tot fundament van dien bloot en alleen doen allegueren, dat haar zulks, uit kragte van ceffie, door de Heren en Vrouwen van Alkemade en Keffel gepaffeert, van al 't gene dezelve, zo wegens de Erfniffe van Philippina van Waffenaar, als uit eigen hoofde, aan voorfchreven Hofjens hadden, zoude competeren. Zonder dat dies aangaande eenige de minfte nadere elucidatie word gegeven, of zelfs ook enig document is geappliceert geworden. .En zonder dat daar over ook ooit het Frewlyn van Ifendoorn  snde ADVERTISSEMENTEN. 3g5 doorn en den Heer van Ëynenburg, ten welkers opzigte die voorfchreven folutien eene fëcrete Schrifture gebleven zyn, zyn verhoort, of daar tegens eenigerhande -defenfie genoten hebben. Waarom wy dan ook, of fchoons wel ten opzigte van alle die door die Vrouw Douariere ten aanzien van de voorfchreven hofjens gemaakte allegatien, circa fafta gantfch en al blind en onwetende zyn gehouden. Egter, om dat Parthyen in dezen tot het oprigten van eene Maeghefcheydinge yveren , en ten dien einde een eindfchap van alle haarlieder openftaande differenten, begeren te hebben. Om aan niemand van haar eenig ongelyk te doen,. 't beft geoordeeld hebben, dac tuffchen die gene, tuffchen welke het Compromifforial Decreet van den i. Januari 1727. niet mede ergaan is, over deze der Vrouw Douarieres fuftenue insgelyks al noch via concordice werde getenteert. En dat zulks komende te ontftaan, die zelve als dan dat poincl;, door behoorlyk te doene elucidatie en productie van wederzyds bewyzen, zo en in dier voegen als ten opzigte van de tweede en fesde Poften reeds gementioneert is, in ïtaat van wyzen ofte van arbitrage en decifie, behoren te brengen. Vorders hebben wy vermeint, dat tuffchen den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg ter eenre, en deszelfs Frewlyn Sufter cn Heer Swager in zyne qualiteit ter anderen zyden, over wederzydze Petitiën en Contra-Petitiën behoord te worden verftaan het naarvolgende. 9. poinct. Dat de oude Lehnen competeren aan den 'Heer Frederic 9, Johan van Ifendoorn a Blois, als Lehnvolger van zynen Heer Broeder Goden van Ifendoorn a Blois , mits dat Zyn Hoog en Wel Geboren daar van , 't zy dan met inruiminge uit die Lehnen zelve by des Lehn Heers confent, of met andere vrye allodiale Goederen, of gereet geld, ofte ook conftitutie C c c van  3§6 CONSULTATIEN, ADVYSEN van Rente tegens vyf van 't hondert, tot zynen keure, edoch na de ceftimatie van den tegensvvoordigen tyd, te doen, aan het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg uitkere zodane twee fesde gedeeltens, ofte aan een ieder van haar een fesde part in den derden voet van dien, als Parthyen voornoemden Broeder cn Schoonbroeder Saligcr als Lehnvolger van zynen Heer Vader Saliger, aan die zeive uit te keren verpligt geweeft is.. Aangezien dat het tuflchen Parthyen hinc inde in confeflb is, dat deze oude Lehnen ftaan ten Zutphenfchen Rechte, . en heengekomen zyn van haarlieder Vader en Schoonvader den Heer Johan Henric van Ifendoorn a Blois tot den Cannenburg, welke die zelve van zynen Broeder, den Hoog Wel Geboren en Geftrengen Heer Martin Alben Baron van Ifendoorn a BJois Heer van den Cannenburg , hadde aangeërfd . En dat, na overlyden van welgemelden Heer Vader, die zelve Lehnen op deszelfs outften Zoon , Godert van Ifendoorn a Blois tot den Cannenburg, zyn verftorven. Dat het verder, ten aanzien van de fucceffie al inteftato in Lehnen, ten Zutphenfchen Rechte ftaande, meer dan bekenden Lehn-Regtens en ook by het Land-Recht des Graaffchaps Zutphen tit. 17. art. 8, 9, 10 & 11. en de Cantz. Ordonnantiën van den jare 1622-, art. 18, 19. & 20. geftatueert is, en by Fred. a Sande in comment. ad conf. Gelr. tract. t. tit. 3. cap. 1. §. 19. getradeert word, dat tot en in die zelve, fecundum ordinem linearum , graduum, fexus & cetatis5 word gefuccedeert. In dier voegen, dat daar toe de Defcendente Linie, en • in die zelve den naaften graat, êf in pari gradu het Mans oor, en tuffchen meer Mansperfoncn, den Outften onder die zelve, de naafte en den Lehnvolger is. Voorts dat in de afgaande Linie, wanneer dat het een oud Lehn is, dat is, wanneer de gene die het zelve koomt na te laten, dat Lehngoed niet nicuwlmgs aangekoft  ende ADVERTISSEMENTEN. 387 of aangeworven, maar zelfs ook aangeërft heeft, dat zelve verfterft op den outften Zoon. Doch in dier voegen, dat die daar van aan zyne Broeders en Sufters moet uitkeren het derde gedeelte, 't welk men van ouds gewoon is te noemen, den derden voet. Waar omtrent het hem nogtans vry ftaat, die afdelinge des derdendeels te doen, met inruiminge des derdendeels van het Lehngoèd by Voorgaand confent des Lehn Heers, of die verorfatinge te doen met andere vrye allodiale Goederen of gereet geld, ofte ook met conftitutie van Rente, tegens vyf ten hondert jaarlyks, alles1 tot keure des Lehnvolgers. En wies aangaande, volgens de notoire difpofitie van den 20. art. van ^ de Cantz. Ordonnantie, in cas Parthyen het over de Eeftimatie van zodane afdeilonge onder zig niet eens mogte konnen worden, alzulke Eeftimatie als dan dóór Mannen van Lehn, den zeiven Lehngoede naaft gelandet zynde, endaar van de befte kenniffe hebbende, moet gefchicden. Maar dat in de zyd Linie den Lehnvolger aan zyne Mede • Erfgenamen, in allodialibus genen derden voet behoeft uit te keren, maar het gehele Lehngocd, vi fexus cjf cetatis, ac jure pracipui, koomt te obtineren en uit den alingen Boedel voor uit te trekken, Sande alleg. §. 19. part. 3. num. 34- Dat het over zulks ook vaft ftaat, dat, na overlyden van den Heer Johan Henric van Ifendoorn, deszelfs naargelatene oude Lehnen wel zyn verftorven op zynen outften Zoon, den Heer Goden van Ifendoorn , maar dat des niet tegenftaande de zes andere Kinderen , te weten den jongftcn Zoon en deszelfs vyf doenmaals noch in leven zynde Suftcren , daar in gezamentlyk den derden voet van dien, en aldus aan dien jongften Zoon een zesde gedeelte, en aan een ieder van die vyf Gefufteren insgelyks een zesde part in dien zeiven derden voet, kwame te competeren. Ccc 2 Doch  383 CONSULTATIEN, ADVYSEN Doch dat evenswei de outfte Zoon de optie hadde of hy het derdendeel van die oude Lehnen zelve, met confent van den Lehn Heer aan zynen Broeder en vyf Sufteren wilde inruimen, dan of hy daar voor verorfatinge met andera vrye allodiale Goederen of met gereed geld, of met cónftitutie van rente tegens vyf ten hondert, aan dezelve wilde doen. Hoedane affcheidinge of verorfatinge alzo, die outfte Zoon nimmer op eenigerhande wyze aan een van haar zelfen heeft gedaan , en by gevolge daar van, zo wel aan zynen jongeren Broeder ten opzigte van zyn zesde part, als aan zyne drie Sufteren , die hem overleeft hebben, ten aanzien van haarlieder drie fesde gedeeltens in den derden voet van de oude Lehnen, Debiteur gebleven en geftorven is; Zo is gevolglyk al nu de jongfte Zoon de Heer Frederic Jo» lian van Ifendoorn, ook als Lehnvolger van zynen ouderen Broeder , alnog verpligt en gehouden, om aan zyneSufter, het Frewlyn Odilia Urfulavan Ifendoorn, en den Heer van Ëynenburg qqa., ten opzigte van derzelver twee zesde gedeeltens in dien zei ven derden voet in de oude Lehnen, alnoch dusdane affcheidinge of verorfatinge te doen , 't zy dan met inruiminge vaa die twee zesde gedeeltens in het derdendeel dier Lehnen zelve, met des Lehn Heers confent, ofte anderzints met andere vrye allodiale Goederen, ofte met gereet geld, of conftitutie van rente tegens den penning twintig, tot zyner ke,ure. Aangezien dat*,, of fchoons wel de jongfte Zoon, boven en behalven dat zelfde gedeelte, 't welk hem zelfs, na overlyden van zynen Vader, reeds in den derden voet van de oude Lehnen competeerde, daar na door het "Kinderloos overlyden van den outften Zoon , ook by Z3^dval heeft aangeërft al het recht, 't welk zynen ouderen Broeder in, tot en aan de oude Lehnen, by zyn leven hadde gehad, en ftervende naargelaten , zonder dat zelfs de jongfte Zoon daar van of dientwegen in Linea ifla CollateraM den derden voet  ende ADVERTTSSEMENTEN. 3g9 voet ofte iets anders aan zyne Mede-Erfgenamen in allodiali* bus van haarlieder outften Broeder, behoeft uit te keren. Egter die jongfte Zoon , in zyne qualiteit van Erfgenaam Feudal, van den outften Zoon, aan de eene zyde ver^ pligt is, te moeten prfefteren en voldoendat gene, 'twelk de outfte Zoon zelfs, in de qualiteit van Erfgenaam Feudal van haarlieder Vader, te praefteren en te voldoen ver* pligt was, en waar van hy Debiteur is gebleven en geftorven. Cum, qui Hares eft, ad praftanda ac folvenda onera ac debita hareditaria obftriftus fit, cjf qui rei commodafientit, ejus. dein quoque rei incommoda fentire debeat: juxta notoria.- En aan de andere zyde aan hem, tanquam Haredi Feudaïi Fratris, daar omtrent competeert diezelve keure en optie, welke dies aangaande aan zynen outften Broeder, tanquam Haredi Feüdali Patris, heeft gecompeteert gehad : Cum Haresfiuccedat in univerfum jus, quod Defunctus tempore mortis habuit : Zo als insgelyks certiffimi & in dubitati juris is. Dat hier tegens niet gëaordeelt of met eenig fundament van Regte gezegt kan worden, dat die beide Zonen , als noch nooit een van belde eenigerhande uitkeeringe, inruk minge, verftoringe of verorfatinge, wegens den derden voet gedaan hebbende, maar eerft de outfte na overlyden van zynen Vader , zonder eenigerhande vermeldinge van zynen Broeder of Sufteren, en daarna de jongfte na dode van zynen Broeder, insgelyks zonder enigerhande vermeldinge van zyne Susteren, zig met die oude Lehnen fucceffivelyk hebbende laten belehnen, daar door die hare keure of electie ook fucceffivelyk zouden hebben verwerkt en verloren. Vermits dat men in materie Lehn-Regtens nergens gcftatueert, en ook by geen een Régtsgeleerde, over die materie fchryvende, getradeert vind, dat een Lehnvolger, zig met dat op hem verftorven Lehn , van 't welke hy den derden voet uitkeren moet, latende belehnen, voor dato dat hy zodane uitkeringe, of deswegen verorfatinge, gedaan C c c 3 heeft a ,  ^90 CONSUL TATIEN, ADVYSEN heeft, daar door die zynë optie zoude komen te venverken, en voor bet toekomende verloren hebben. Maar ftaat het in tegendeel na Lchn-Regte vaft, dat de Lehn Heer, ten opzigte' van zyn Lehn , altoos moet hebben eenen Vafal, cn dat daarom, by overlyden van den Vafal, den genen, die, volgens den aart en nature des Lehnsj zynen rechten Lehnvolger is, zig wederom fub fide ac clientela Domini begeven, cn ten dien einde de inveftiture verzoeken moet. Ja , koomt zelfs het vooraangetogen Land-Recht tit. 17. in den beginne van den elfden artykel gelyk ook de Cantz. Or. donnantie alleg. art. 18. in princip. , den Lehnvolger wel expreffe te injungeren, dat hy het Lehn binnens jaars, dat is, binnen jaar en dag na het overlyden van den afgeftorvenen Vafal, zal moeten komen verheffen, en daar van het Heergewaat betalen. En koomt, des niet tegenftaande, dat zelve Land-Recht by het vervolg van dien ir. artykel die meergemelde keure evenswei noch uitdruklyk aan den Lehnvolger te geven. Maar koomt ook de Cantz. Ordonnantie by het vervolg van den voorfchreven 18. art.: in verbis: Voorbeholden de behoorlyke veroorfatungh of afgefeheyt voor denjongfien, na gedane verheffinge des Lehens niet pofitive of met uitfluitinge des afgefcheits, alleen de veroorfatinge , maar disjunÜive cjf altemative de veroorfatinge of het afgefcheit, alnoch expreffe voor te behouden. En hebben wy daarom ook dusdane voorgemelde poenaliteit van verwerkinge, en verlos van de meergemelde optie, door het binnen dien by 't Lands Wetten geinjungeerden tyd verzoeken en impetreren van de Belchningc, voor den Lehnvolger te incurreren, veel eerder voor eene blote en cerebrine captie moeten aanmerken. Als dat wy de hand zouden hebben konnen lenen, om buiten expreffe difpofitie van eenigerhande Wet, ja zelfs di-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 39r direct tegens de intentie van de Wetten, zodane pcenaliteit te helpen Hameren. En zulks noch wel over een geval, als het gene is, waar in men alhier verleert. Daar namentlyk niet alleen, alle die door den Vader naargelatene zo Lehn als allodiale Goederen, door de Douariere Moeder in tocht worden bezeten, cn 'er gevolglyk ook, zo lang als die Lyftogt noch niet, 't zy dan in 't geheel of voor een gedeelte, ophouden zoude, by het doen vaneenig afgefcheit van , of verorfatinge wegens den derden voet5 noch nooit eenigen haafc was geweeft. Dewyl dat, 't zy dat zodane afgefcheit of verorfatinge gefchied ware, of niet, doch evenswei, zo lang als dien Ufiisfruftus unive-rfalis duirde, alzo min den Lehnvolger van het zyne, als de jongere van het hare, eenigerhande vrugten of revenues konden genieten. . Maar daar ook die gantfche nalatenfchap, zo wel quoad aU lodialia , quam quoad feudalia, is onverdeelt gebleven, en nogtans de Lehnvolger zig, ten opzigte van die hem competerende keure, noch niet heeft behoeft te declareren, of hy het afgefcheyt uit de Lehnen zelve, dan of hy de verorfatinge dientwegen in andere Goederen, gereet geld, of conftitutie van rente, doen wilde, zo lang als men noch niet tot de verdelinge van den Boedel zelve, heeft komen te treden. En daar ondertuffchen fucceflive Lchnvolgers, uit hoofde van de hier voor geallegueerde Wetten, zyn geneccffiteert geweeft, om de Belehninge binnens jaars te moeten verzoeken. . En zulks niet anders hebben behoeven te doen, zhordinario modo, en zonder daar by van de jongere, of van de Sufters, ofte derzelver recht, te hebben behoeven te laten vermelden, of zig met twee derde gedeeltens alken van de oude Lehnen te laten belehnen. De-  39a- CONSULTATIEN , ADVYSEN Dewyl de Lehnheer, niet tegenftaande die twee fuccesfive Belehningen van en met de Lehnen zelve, evenswei daarna aan den Lehnvolger nooit zal weigeren, om aan zyne Sufter en Sufters Kinderen, wegens derzelver portien in den derden voet, affcheidinge uit de Lehnen zelve te doen. Ja zelfs ook. zulks niet zoude konnen verweigeren, om dat diezelve twee belehningen, zo wel als ten opzigte van alle andere inveftituren altoos gefchied, aan deze twee fucceffive.Lehnvolgers niet anders zullen geaccordeert zyn, als onder de gewoonlyke Claufule : Beholtlik den Lehnheer fampt een ieder zyns goeden rechten. En by gevolge ook zelfs voor en ten behoeve van de jongere of Sufteren , onder voorbehoud van zodanen recht, als een ider van haar tot of wegens derzelver portie in den' derden voet, competeert. Dat 'er over zulks alles, ten opzigte van de oude Lehnen noch maar alleen overig blyven deze Queftien: Eerft: hoe en in wat voegen de portien of zesde gedeeltens van de drie na dode van den Vader, Johan Henric van ■Ifendoorn, Kinderloos afgeftorvene Dogteren in den derden voet van dien, zyn verftorven, en hoe veel vervolgens de jongfte Zoon , als tegenswoordige Lehnvolger, wegens dien zeiven derden voet aan het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa., uit of van die oude Lehnen, zal moeten met des Lehnheers confent uitkeren, ofte dientwegen verftoringe of verorfatinge doen ? En ten tweeden : Cujusnam temporis aftimatio, ten opzigte van zodane te doen afgefcheit of verorfatinge, fit infpicienda ? Omtrent de eerfte van welke twee Quaeftien, wy vermeinen, dat de voorgemelde drie fesde portien, fecundum ordinem fuccedendi juris Feudalis zyn gedevolveert, en in Linea Collaterali verftorven in dezer voegen: JDat namentlyk de portie diens derden voets van de eerft over-  ende AD VERTISSEMENTEN. 393 overledene Dogter, niet als allodial op derzelver twee Broeders en vier doenmaals noch levende Sufters, ieder voor een fesde gedeelte, maar als Feudal op den outften Broeder alleen is gedevolveert. • Dat op diezelve wyze ook de zesde portie van de tweede overledene Sufter in dien derden voet, op derzelver outften Broeder alleen en in het geheel, maar niet op hare beide Broeders en drie doen ter tyd noch overgeblevene Sufteren, ieder voor een vyfde gedeelte, verftorven is. Dat gevolglyk ook deze twee zesde portien van die twee by het leven van den outften Zoon, Goden van Ifendoorn, afgeftorvene Sufteren, naderhand door het kinderloos overyden van dien outften Zoon zeiven, jure Feudali van hem by zydval mede zyn verftorven op zynen jongeren Broeder, lfreden? Johan van Ifendoorn , alleen cn in 't geheel als ex prarogativa fexus zynen Lehnvolger zynde geworden. En dat op het zelve fundament de zesde portie van de derde overledene Sufter in dien derden voet, daarna niet op derzelver jongftcn en doenmaals eenigften Broeder en noch twee in leven geblevene Sufteren gczamentlyk, of ieder voor een derde gedeelte, maar op dien haren enigen Broeder alleen en in het geheel is gedevolveert. Dat over zulks de jongfte Zoon, of tcgenswoordige Heer van den Cannenburg, daar door heeft gehad, of doen ter tyd fucceffivelyk verkregen , vier zesde gedeeltens in den derden voet van de oude Lehnen, te weeten een zesde gedeelte 't welk hem uit eigenen hoofde competeerde, en drie zesde gedeeltens van zyne drie, na overlyden van den Vader, Kinderloos afgeftorvene Sufteren. En by gevolge ook alnu aan zyne Sufter Ödilïa XJrfula van Ifendoorn, en den Heer van Ëynenburg als nomine Liberorum Repraefentant van die daarna ook overledene Sufter Reinera Barbara van Ifendoorn, maar alleen, en niet verder, behoeft afgefcheit of veroorfatinge te doen, als ten opzigte van die twee zesde gedeeltens, die door dode van haarlieDdd der  394 CONSULTATIEN, ADVYSEN der Vader, op deze zelve twee Sufteren, in den derden voet van de oude Lehnen, verftorven zyn: Want, daar, zo als hier voor reeds aangetoond is, de chimère, van dat de beide Zoonen zig fucceffivelyk, niet met twee derde gedeeltens alleen van de oude Lehnen, maar met die Lehnen zelve zonder vermeldinge van de Jongere of Dogteren, hebbende laten belehnen , daar door haare meergemelde optie verloren of verwerkt hebben zouden, koomt te verdwynen. Daar komen ook'van zelfs te verdwynen alle de argumenten op zodanen chimericquen fundament gebouwt, zo van, dat de Zoonen zig daar door fucceffivelyk zouden hebben gedeclareert, dat zy geen afgefcheit uit de Lehngoederen zelve , maar in plaatfe van dien veroorfatinge met geld of allodial Goed, zouden willen doen, als van dat, zodane geld of penningen, dewyl die niet feudal, maar allodial zyn, gelyk ook zodane allodiale Goederen , niet jure feudi op den Lehnvolger alleen, maar jure allodii op de gezamentlyke inleven zynde Kinderen, zouden zyn verftorven: Want, daar 'er dusdane declaratoir in die zelve belehningen niet refideert, zo als hier voor reeds is daar gedaan; Aldaar cvanefceert quoad fiubjelzam hypothefin ook van zelfs •de quasftie, utrum pecunia ex yenditione rei feudalis redacfa, feudalis fit, an allodialis, ê? utrum id, quod fiemtl placuit, 'pofiea difiplicere pojfit, en vorders ook al het gene, dat dies aangaande "meer, aan zyde van het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa, by derzelver Schrifturen en gcligt Advys inftruff.oir , is aangevocrt geworden. Want, daar die fucceffive Lehnvolgers zig, door het impetreren van hare belehningen, voor behoudens een ieder zyn recht gefchiet, noch niet hebben gedcclareert, dat zy de Lehngoederen in 't geheel behouden, cn in plaatfe van afgefchcit uit dezelve, dientwegen aan de Jongere of Sufteren verfloringe in geld, allodiale Goederen, of conftitutic van rente, doen wilden ; Al-  ende ADVERTISSEMENTEN. S95 Aldaar hebben de Jongeren of Sufteren ook, niet tegenftaande die zelve belehningen, al evenswei noch werklyk behouden dat gene, 't weik haar in de Lehnen, door dode van haren Vader, aanbeftorven was. Het welke, ten opzigte van de oude Lehnen, is eens ieders portie in den derden voet van dien. Welke haar niet als allodial, maar als Feudal, werklyk competeert. Zo als onder anderen getuigd word by Sande ad Feud. Gelr. tract. i. tit. 3. cap. t, §. 19. num. 7. & feqq. usque Want zy niet alleen volgens de leere van Sande alleg. §. 1. num. 8. 11. ö» 12. maar zelfs ook volgens de difpofitie van de Lantz. Ordonnantie art. 19. als mede het getuigeniiTc van Sande- tra cl 3. cap. 1. g. 2. num. 8. en van het LandRecht des Graaffchaps Zutphen tit. 17. art. 9., diezelve aStiene rzah ac Feudali, ten bchoorlyken Lehn-Rechte te inititueren, van den Lehnvolger konnen vorderen. 7-1!1 ^°/erre^' jat haar dic"cw^ren, wanneer zy in aüuah poffeffie Feudi zyn, zelfs het jus Retentionis tegens den zei ven competeert, volgens de leere van Bort. de Feud. Holland. part. 5. cap. 6. art. 1. hooftp. 5. num 2. En op dien voet ook op den 5. April 1622. by fententie van den Provintialen Hove van Gelderland, tuffchen Jan van Beckmunt ter eenre, en zynen Broeder ter anderen zyden, is verftaan , dat jongere Broeders en Sufters, voor den derden voet van een ouderlyk Lehn ten Zutphenfchen Rechte, hadden het jus Retentionis. Op het zelve fundament, als Sande tract. 2. tit. 2. cap, 3. num 14. zelfs quoad Feuda individua koomt te getuigen qvod Primegenilus Coharedes fuos non dl&T," Prtentatione, afuis in eodemFeudo portionibus Edoch, vermits in materia Feudorum altoos de individuiD d d 2 tcic  3q6 CONSULTATIEN, ADVYSEN teit favorabil, en in tegendeel de fplïtfinge van een Lehngoed odieus is, en daarom ook noit eenige fplitfinge van een Lehn , ja zelfs niet die van den derden voet van dien, vermag te gefchieden zonder confent van den Lehn Heer; Zo heeft de Lehnvolger de magt, om, tot voorkomingc van alle fplitfinge des Lehns, die zelve fplittinge, indien 'hy wil, te redimeren, door aan den jongeren in plaatfe van afgefcheit van den derden voet des Lehns zelve , dientwegen verftoringe ofte verorfatinge met andere effeéten te doen. Hoedane veroorfatinge of verfloringe zo lang als door den Lehnvolger met confent des Lehn Heers noch niet werklyk is gefchied, zo als in den cas fubjeót ook noch nooit is gedaan, Zo is en blyft ook die Triens, cn het recht 't welk aan de jongere daar omtrent tegens den Lehnvolger competeert , tot daar en toe altoos een pars ipfius Feudi, en gevolglyk eenonus reale in ipfo Feudo radicatum, quod cum Feudo proinde ad quemcumque Feudi fuccefforem tranjit. En zyn by gevolge ook in den cas fubjecT;, ter oorzake van die noch nooit gedane verfloringe, de portien in den derden voet in queefiie, van de eerfte en tweede overledene Sufters, op Godert van Ifendoorn, en die van die na zynen dood afgeftorvene derde Sufter op Frederic Johan van "ifendoorn, als fucceffive Lehnvolgers, jure Feudi alleen en in 't geheel verftorven. Zynde dies aangaande decifoir de leere van Sande, alleg. tratt. i. tit. 3. cap. 1. §. 19. part. 1. num 7. & part. 3. num. 33* ê?. 34. aldus traderende. In hac Linea (collaterali fcilicef) Feudalis Hares integrum obtinet Feudum , nee Trientem Collateralibus ejusdem gradus praftare tenetur. Qjiod utrum quoque procedat in portionibus, quce in Feudi Triente, Minoribus Fratribus ac Sororibus in Feudo Paterno vel Matemo NB. competunt, ut uno fine Liberis de- cedent e, ejus portio folida deveniat ad eum, qui fexus vel cetatis ha^  ende ADVERTISSEM ENTEN. 3-97- habet prcerogativam, an vero ea portio in aquales portiones inter fuperftites omnes fit dividenda, fivpius in quceftionem fuit vocatum 1 Quceftionem facit, quod ille Triens prima fucceffmie delatus ,. inter omnes Participes in cequales portiones fuit dividuus fed receptum eft, Mum Feudi Trienlem, atque in eo ftngulorurn portiones , jure integri bcneficii, fecundum fexus atque cetatis prcerogativam , proximiori collateralium in folidum deferri. Atque ita Belgicarum Provintiarum Gubernator in celebri Ulo Families ercifcundce judicio in prcemiftis capitibus fubinde allegato , pronuntiaviü Anno 1574. hifce verbis &c. Ten aanzien van de andere Queefiie, vermeinen wy, dat het meergemelde afgefcheit van, of verorfatinge voor die vooraangetogene twee zesde portien in den derden voet, by de te doene erfdeilinge gereguleert moet worden na den valcur der Goederen, zo en ais die ten tegenswoordigen tyde van de te doene Erfdeilinge waardig zullen zyn : Dewyl men dies aangaande, ofte; ten opzigte van oude Lehnen, nergens in Lehn-Rechten eenigen anderen tyd vind voorgefchreven. En dat het ondertuffchen eene onmooglykheid is, alnuvan agteren te kunnen weeten of naarvorfeken, wat deze oude Lehnen in den jaare 1689., ten tyde als de Vader, Johan Henric van Ifendoorn, dezelve geacquireert heeft, zouden hebben konnen gelden : Dewyl die ze niet by koop, maar by Erfniffe van zynen Broeder, Martin Albert van Ifendoorn , heeft geacquireert. Dat het zelfs ook eene onmooglykheid is , te konnen naarvorfchen, wat deze zelve Lehnen ten tyde van des Vaders overlyden, en derzelver devolutie op zyne Kinderen, of eigentlyk op zynen Lehnvolger, waardig geweeft zyn: Vermits dat dezelve doen ter tyd niet zyn geaeftimeert. En dat men derhalven ten opzigte van derzelver alnóch te doene Eeftimatie, ook genen anderen valeur van dien inzien kan , als alleen die van het tempus faciendce divifionis Qi'.emadmodnm Mud etiam fptctatur inter Priinogetiitum ejusque D d d 3 in  393 CONSULTATIEN, ADVYS EN m plerisque Feudis individuis coharedes, qui non aliter, quam ■prcfentis pretii reprafentatione, «2 fuis in eodem Feudo portionibus fibmoventur, zegt Sande ad Feud. Gelr. tract. i. tit i. cap. 3. §. 13. 6? 14. per rationes & Leges ibidem allegatas. Gevende daar van onder anderen ook mede deze reden: Qjwd, ubi in divifionibus faciendis pretium fungitur vice rei, non antiqua, fed prafentis aftimationis, ratio haberi foleat, ne fcilicet quis quam flus vel minus fua portione , confequatur. 't Welk ad cafum hic fubjetïum ook genoegzaam applicabil is uit dien hoofde, dat aan de jongere, zedert des Vaders dood, haare portien in den derden voet werklyk hebben gecompeteert , en alnoch competeren, vermits haar dientwegen door den Lehnvolger noch nooit veroorfatinge is gelchiet. En dat derhalven al het gene deze oude Lehnen ifto intermedia tempore mortis Patris & facienda divifionis, in prys of waardye meerder of minder geworden mogten wezen, zo wel aan of van die aan de Jongere of Suffers alnoch competerende portien in den derden voet, als aan het gene den Lehnvolger ex prarogativa fexus in die Lehnen toekoomt, is geaccrefceert of gedecrefceert. En over zulks ook zo wel d'een als d'ander van haar, pro rata van het gene hem in de oude Lehnen competeert, daar by 't zyner tyd zal komen te winnen ofte te verliezen. 10. poincl:. 10. Dat, vOor zo veel die Goederen, welke door der Kinderen Vader , den lieer Johan Henric van Ifendoorn a Blois, van werklyk allodial tot Lehn gemaakt zyn, aanbetreft, de tcgenswoordige Heer van den Cannenburg, als Lehnvolger van zynen overledenen Broeder, geöbligeert is, om met des Lehnhccrs confent die Goederen zelve, als nieuw Lehn geweeft zynde, ofte anderzints de regte waardye van dien in gelde, insgelyks fecundum aflimationem prafentis temporis te reguleren, tot zynen keure, in werklyke verdelinge te brengen, om daarvan, by toekomftige Erfdclinge, vyf zevende ge^kekens by hem zelfs, een zevende part by het Frew-  ende advertissementen: 39v Frewlyn van Ifendoorn, en een zevende gedeelte door den Heer van Ëynenburg qqa. te worden genoten. Aangezien dat het na Lehn-Rechten geheel anders ten aanzien van nieuwe Lehnen, geconflitueert is, als ten reguarde van oude Lehnen. In dier voegen, dat wel in fucceffie van nieuwe Lehnen, de outfte op der Straten is den Lehnvolger van den genen , ff ;,hCr meUW Lehn k°°mt 113 te ]aten' Neost. de Feud. Holl.fucc- cap 5 num. 9. 10. 46.47. 48. 66. 71. &> feqq. Sande ad Feud. Gein. tract. 1. tit. 3. cap. 1. §. r. num. 34. Land-Recht van het Graaffchap Zutphen tit. 17. art. 8. Feudumenim, licet novum fit, nihilominus tarnen Feudum eft, nen_ allpdium, Ideoque & quoad fucceffionem, naturam Feudi antiqui rettnet, Mynsing. centur. 5. obf. 73. num. 6 Christin, vol. 6. decif. 43. num. 6. & decif. 60. num 34. é? Haneton. dejur.Feudorlib. 2. cap. S.num. 5. Sande allee. cap. 1.. §. i. 8801; 32. Bort de Feud. Holl. part. 5. cap. 7. wam. 1. Edoch dat in Lehnen, welken de gene, die ze nalaat,, zelfs eerft titulo onerofo heeft geacquireert, de ceifte Lehnvolger geenzins het geheele Lehn , nogte zelfs ook eenig gedeelte van dien tanquam pntcipuum quid uit de Erf. niffe vry voor uit trekt. Maar, wegens-de onereufe acquifitie van dien, aan den. ahngen Boedel behoorlyke vergoedinge moet doen, ita ut, fecundum Nov. 22. cap. 48. /. 4. C. de lib. prceterit. I. 6. §. 2 C. debon.qice. lib. I. 17. C. de collat. &> l. uit. C. eomm. utr.. fud., mter omnes Liberos ccqualitas fervetur ac difcordia evitetur. 't Welk zyn fundament heeft in eo, quod per amiftionemejus, quo interveniente Feudum a Parentibus , unove ilïorwn,, onerofo titulo compdratum eft, illorum allodiale patrimonium, quod inter omnes Liberos, abfque difcrimine fexus aut cetatis, aquahler divifibile erat, exinde eft diminutum. Dat dezen aangaande Neostad. alleg. cap. 5. num. n. 12...  4oo CONSULT ATIEN, ADVYSEN & 13. aldus leert. An vero Filius aliusve in defcendenti linea, Feudi novi afiimationem Coharedibus conf er at, quceritar? Ft non conferre, fi Feudum fit gratuitum, juris fcripti ratio dittat. Sin autem pretii alicujus reprafentatio intervenerit, vel NB. Acquirentis patrimonium Feudi caufa diminutum fuerit; quantum exinde patrimonio deceftit, tantum communi Hareditati refiituendum ejfe, aquitas poftulat. Cum enim Filius ea , qua a Parentibus accepit, Coharsdibus aqualilatis fervanda caufa conferat; Pretium quoque Filii nomine a Patre perfoïutum in commune'conferri, rationi confentaneum videtur. Dat ook Grot. in introd. ad jurifpr. Holl. lib. 2. part. 41. num. 19. ten dezen opzigte aldus tradeert. Wanneer het Lehn by den overledenen om geld is gekoft, of NB. uit zyn eigen goet opgedragen ende te Lehn ontfangen, zo moet de zoon, of ander Afkomeling uyt den eerften Lehn-Man, tot voordeel zo van Weduwe als van de andere Erfgenamen, vergoedinge doen van 't gene den Boedel daar door is verminderd, de regte Waardye daar van inbrengende in den gemeenen Boedel , voor dato van alle boedelfcheidinge of deelinge. Dat al mede Sande dB. cap. l. §. r. num. 32. 33. 34. & 35. Christin, alleg. decif. 43. num. 6. 7. 6? 8. & decif. 60. num. 38. 39. & 40. en Somer, de jur. hoven. cap. 14. num. 3T., quoad fucceffionem Feudorum novorum onerofo titulo acquifi• torum, aldus komen te leeren : Emptia Feuda in fuccejjionum quafiionibus a communi Feudorum conditione non degenare, Fdias tarnen illorum loco tantam accipere pecunia quantitatem, martta ipfis alias competitura fuerat, fi Parens de fortunis fuis in Feudi comparationem nihil converti fet: Eaque opinio, tanquam aquitati maxime conveniens, Noftris & Vicinorum Moribus probatur in Feudis Zutphanich &>c atque aliis habentibus atatis vel fixus ratione fiwceftionum prarógativam : In his enim, quamvis onerofo titulo per Parentem adquifitie, primogeniti vel Primogenita, fecundum propriam eorum conditionem, fucceffionum rstin'ent prarógativam : pro partibus autem, quas in Feudis prarïpnmt, pretii in emptionem expevfi vel pr om:ffi partes  ende ADVERTISSEMENTEN. m tes-Reliquis préftant, vel pretii loco, partium virilium in ipfo Feudo prceftatione, impetrato Domini affenfu, defungi polTimt Hoe autem m primis Defcendentium fuccefionibus tantum eb- En dat eindelyk ook het Lant-Recht des Graeffchaps Zutphen tit. 17 art. 8. aldus koomt te ftatueren : Wanneer van lemants een Lehngoet naegelaten worde, dat hy by koopinge aen fig verworven hadde fal V felve in Linea Defcendenti onder den Kinderen voor de eerfte reyfe deelbaar wefen. Te verflaen dan noch , dat tot keure des Lehnvolgers fal ftaen , entweder het Goetmdeelmgete laten komen, of de koopspenningen, waaroor het mgekoft is, zonder daer van eenig voordeel te genieten Beholtlik, dat men het voornoemde Goet niet fplitteren fal, dan met confent des Lehn-Heeren. J ' Welke artieul Land-Rechtens, of fchoons wel in fbecie en alleen van een Lehn, 't welk voor geld aangekoft is, en niet mede van een Lehn, dat door het tot Lehn maa ken van allodiale Goederen is geacquireert, koomt te fpreekeu. Zo heeft egter de inhoud van de difpofitie van dien zeiven artieul, zo wel plaats ten reguarde van die laatfigemelde, als ten aanzien var. die eerft gementioneerde zoorte van nieuwe Lehnen : Zo als hier voor, met de leere van Neostad. alleg. num 12. « verbis: Vel Adquirentis patrimonium Feudi caufa LZtum fuerit en van Grot. dict. num. 19. in verbis: Of uit zyn a7ngetoond.^S W * " mfm^> altajddFï " Want doch het fundament van die zelve difpofitie LandRegtens, zo wel m dat laatfte, als in dat eerfte geval ligt opgcfloten, metw natura Contrattus, per m Feudum novum adquifttum efts 3 F q *euaum Maar alleenlyk in eyitanda diminutione patrimonii allodialis, Libero's m imqmlitate ac metuenda difcordia inter E e e En  4o2 CONSÜLTATIENj ADV VS E N En den-allodialen Boedel immers, zo wel door het tot Lehn maaken van allodiale Goederen, als door het voorgel d aankopen van een Lehngoed , inconteftabil word verminderd. Dat 'er over zulks dan ook in dezen gene de minfte hasfitatie meer overblyft, of de outfte Zoon, Godert van Ifendoorn , is wel, door zyns Vaders overlyden, zo wel ten opzigte van die door den Vader van allodial tot Lehn gemaakte Goederen, als ten reguarde van de Góederen die te bevorens, en voor dato dat ze door den Vader zyn aangeërft, al werklyk Lehnpligtig geweeft zyn, deszelfs Lehnvolger geworden. i Maar des niet tegenftaande evenswei, prima ifta fucceffienis vice, verpligt geweeft is, om tuffchen hem zelfs en zynen jongeren Broeder, en vyf doen ter tyd noch in leven zynde Sufteren, hoewel tot zyns Lehnvolgers vrye keure, in egale verdelinge te brengen zodane nieuwe Lehngoederen zelve met confent van den Lehn Heer, ofte anderzints de waardye van die zelve in gelde. En dat by gevolge ook van dat gene, 't welk dien Lehnvolger, of op de eene, of op de andere W3"ze, in verdeelinge brengen moefte, werklyk aan hem zelfs een geregt zevende part, aan zynen jongeren Broeder, Frederic Johan van Ifendoorn, ook een zevende gedeelte, en aan eenieder van zyne vyf Sufteren insgelyks een zevende part van zodane nieuwe Lehnen, door overlyden van haarlieder Vader kwame te competeren, of op een ieder van haar zevenen9 verftorven was. Want, alhier, op den voet van de oude Lehnen en den derden voet van dien ,■ te willen fuftineren , dat van nieuwe Lehnen ook twee derde gedeeltens op-den outften, en een derde part op de gezamentiyke jongere verftorven zyn zouden ,. tegens de difpofitie van het Land-Recht tit. 17. art. 8., en ook tegens die tuffchen alle de Kinderen te obferverene egualiteit, direct, ftrydig is: Aangezien dat het'LandRecht  ende ADVERTISSEMENTEN. 433 Recht niet zegt, dat de Lehnvolger twee derde gedeeltens, en de andere een derde part van het Lehn, of den Koopspenning van dien, in verdelinge zullen brengen. Maar dat de Lehnvolger het Lehngoed, of deszelfs koopspenning, en by gevolge het geheele Lehn, of deszelfs geheelen koopspenning, in verdelinge brengen zal. En dat nogtans, wanneer dat alleen de Lehnvolger wegens zodane verbeelde twee derde gedeeltens aan de jongere, en niet de jongere, wegens dusdane geimagineert één derde gedeelte mede aan den Lehnvolger, vergoedinge zoude moeten doen; Alsdan eene grote in egualiteit tuffchen de Kinderen zoude worden veroorzaakt, en de jongere een derde gedeelte van het Lehn, of deszelfs koopspenning, vry en zuiver vooruittrekken , en daar tegens de Lehnvolger niets meer, als een Kindsgedeelte egual met een ieder van de jongere, uit de twee andere derde parten des Lehns, of koopspennings, voor zig genieten zoude. 't Welk nogtans tegens alle Lehn-Rechten, als volgens welke een Lehnvolger ordinair eenig prasrogatyf en voordcel boven de jongere, maar nooit minder als die zelve, uit het Lehn koomt te genieten, ediametro ftrydig is. . Dat het insgelyks gene hcefitatie meriteert, dat, niet te? gcnflaande dat de outfte Zoon deze Goederen zelve in verdeelinge van zevenen heeft konnen brengen, evenswei die zelve Goederen noch altoos , zo in haar geheel, als in alle de zeven onverdeelde gedeeltens van dien , zyn geweeft en gebleven Feuddl, en geen een gedeelte van dezelve is geworden allodial : Vermits doch die zelve nooit zonder des Lehn Heers confent, als zonder 't welk geen Lehn verfplit worden kan, hebben konnen worden verdeelt, zo als in fine van den voorgeallegueerden artyeul Land-Rechtens, niet onduifter te rzien is , Qiwdqüè Feudum, cjf fi novum fin, üttamen feudum ejfe non definat, nee allodium fiat, zo als in prcecedentibus ook bereits is gedemonftreert. Eee 2 Ge-  4-o4 CONSULTATTEN, ADVYSEN Gelyk ook niet, dat de jongfte Zoon, in zyne qualiteit van tegenswoordigen Lehnvolger van zynen overledenen ouderen Broeder, alnog verpligt is, om of deze Goederen zelve , ofte de waardye van dien in gelde, tot zynen keure, in verdelinge te brengen : Om dat de outfte Zoon, in de qualiteit van Lehnvolger van zynen Vader, geöbligeert geweeft is, om een van beiden te hebben moeten doen, en nogtans zulks geen'van beiden heeft gedaan, maar daar van Debiteur is gebleven en geftorvem Maar dat het 'er in dézen alleen op aan koomt, hoe dat zodane verdeelinge alnoch zal moeten gefchieden, dat is, hoe veel daar van alnu, na het inmiddels kinderloos overlyden van den outften Zoon en drie van de vyf Dogteren, by den jongften Zoon, en by het Frewlyn Odilia Urfula van Ifendoorn, en den Heer van Ëynenburg qqa* een ieder voor zyne of haare portie of portien >. zal moeten worden genoten. Van welke Qüaeftie dé decifie unice en alleen depen^ deert van de decifie dezer Quseftie. Utrum nempe, ex obitu Patris, Filio Natu minori ac Filiab'us fua pars Jive portio Jingulis quoque in ipfo novo Feudo, an vero in illius folummodo pretio, competat: Want, in cas dat, door overlyden van dén Vader, dé jongfte Zoon en de vyf Dogteren ieder maar een zevende gedeelte van den prys of waardye des nieuwen Lehns (van welke waardye den outften Zoon, niet tegenftaande dat hy het geheele Lehn als dan voor zig alleen behielde, insgelyks een' zevende part competeren moefte) en niet van het Lehn zelve, toekwame;, Alsdan zoude naderhand de vier zevende, portien van den outften Zoon, en drie kinderloos overledene Dogteren in diezelve waardye , niet jure Feudi en by zydval op den jongften Zoon of tegenswoordigen Lehnvolger alleen, en in't geheel, maar jure Allodii op hem en op zyne twee noch overgeblevene Sufteren gezamentlyk, cn aldus op een ieder van.  ende ADVERTTSSEMENTEN. 4Q§: van hun dryen voor een geregt derde part, wezen gedevolveert : Cum tale pretium, Feudale non fit, fed allodiale. En zoude gevolglyk alsdan de jongfte Zoon, 't zy dat hy, volgens die hem als tegenswoordigen Lehnvolger alnoch competerende optie, dat nieuwe Lehn zelve, of dat hy de waardye van dien, koomt in verdeelinge tuflchen hun dryen te brengen, Van dat gene, 't welke hy van die twee aïternative poften in deyh'nghe brengt, niets meer , als een geregt derde part voor zig trekken konnen, en de twee andere daar van ieder ook een derde gedeelte voor haar genieten moeten: Cum in fuccefiione allodiali nernini ratione fixus aut cetatis aliqua 'pree reliquis prcerogativa competat, fed- finguli pro cequalibus portionibus fuccedant. Daar in tegendeel, wanneer dat den jongften Zoon en de vyf Dogteren, zo wel als den outften Zoon en des Vaders eerften Lehnvolger, door overlyden van den Vader, ieder een zevende gedeelte in dat nieuw Lehn zelve, heeft gecompeteert ; Alsdan ook naderhant zodane vier zevende portien van den outften Zoon en drie kinderloos overledene Dogteren in dat nieuw Lehn, als altoos Feudal gebleven, eh nimmermeer allodial geworden wezende , niet jure Allodii op de gefamentlykc 't elkens noch in leven geblevene Kinderen ieder pro cequali portione maar jure Feudi, by zydval , op den Lehnvolger, ofte op de fucceffive Lehnvolgeren, alleen en in 't geheel, moeten zyn verftorven. In dier voegen, dat als dan die portien van de eerfte en tweede overledene Dogter of Sufter, eerft op derzelver outften Broeder gedevolveert, en daarna door overlyden van dien outften zelve, te gelyk met des outftens eigene portie op den jongften Zoon, als zyns outften Broeders Lehnvolger geworden wezende, verftorven moeten zyn. E e e 3, En  4o6 CONSULTATIEN, ADVYSEN En naderhant ook noch verder de portie van de derde overledcne Dogter of Sufter, mede op derzelver jongften Broeder gedevolveert wezen moeten. En dusdoende die jongfte Broeder, als eerft zelfs eene zevende portie van zynen Vader, daarna noch drie zevende portien van zynen Broeder, en eindlyk noch eene zevende portie van zyne derde overledene Sufter, fucceffivelyk aangeërft hebbende, Gevolglyk ook, by die ten opzigte van de nieuwe Lehnen ofte derzelver waardye te doene verdeelinge, vyf zevende portien voor zig, en zyne noch in leven zynde Sufter maar eene zevende, en de gezamentlyke Kinderen van zyne allerlaatfte overledene Sufter insgelyks maar eene zevende portie, dat is, voor die twee ftaaken, die zelve twee zevende portien , die door overlyden van den Vader, op Reinera Barbara cn Odilia Urfula van Ifendoorn) verftorven zyn, daar in zullen konnen trekken. Want of fchoons wel deze zelve Goederen door den Vader nieuwlings van allodial tot Lehn gemaakt zyn ; Zo zyn egter die zelve, zo in haar geheel, als in alle portien van dien, niet langer nieuw Lehn gebleven, ofte de deelbaarheid onderworpen geweeft, als alleenlyk tot den tyd van de eerfte devolutie of fucceffie toe, welke alhier in Linea Defcendenti van den Vader op de Kinderen voorgevallen is. Maar geenzins by de tweede, derde, vierde en vyfde fterfvallen van eenen Broeder en drie Sufters in Linea Collaterali: Cum ratio aqualitatis fervandcc , in Linea Collaterali ceffet: Aangezien dat het Land-Recht alleg. tit. 17. art. 8. ten opzigte van een nieuw aangekoft Lehngoed, expreffts verbis flatuecrt, dat het zelve NB. in Linea Defcendenti, tuffchen den Kinderen, voor de eerfte reize, zal deelbaar zyn. Dat ook Sande alleg. tratt. 1. tit. 3. cap. 1. §. 1. num. 35- en  e-nde adivertissementen: 40? 35. en Christin, vol. 6. decif. 43. num. 8. in fin. c3° decif. 60. num. 40. in fin. quoad ifiam novorum Feudorum dividuitatem leeren, quod ea in primis Defcendentium fuccefjionibus folummodo procedat. Dat insgelyks Grot. alleg. lib. 2. part. 4.1. n. 21. ten aan'zien van de vergoedinge, door den eerften Lehnvolger in Linea Deficendcnti, wegens een Lehn, 't welk door den Afcendent, die het zelve koomt na te laten, om geld gekoft of uit zyn eigen Goed opgedragen en te Lehn ontfangen is, aldus tradeert : IVelke vergoedinge by andere Lehnvolgers, gene neder gaande Maegen zynde van den Bekoomer, niet en gefchiet ten aanzien van Mede-Erfgenamen, dan wel ten aanzien van de Weduwe. En dat Neostad. alleg. cap. 5. num. 46. ó? feqq. usqne ad 55. ac in fpecie n. 49., ten dezen opzigte aldus koomt te leeren: Sed, cum alii Filii, alia Collatei alis fuccedendi fit ratio, Hic nee Feudi afiimationem, nee pretium, Collaterali fuo confert. Dat nu, voor zo veel als de hier voor geallegueerde Quaeftie aan betreft, door overlyden van den Vader, in dezen, na Lehn-Rechte een zevende gedeelte van de Goederen , nieuw Lehn geweeft zynde, zelve , en niet van den prys of waardye van dien alleen , op een ieder van de zeven, doenmaals in leven zynde Kinderen, en aldus zo wel op den jongften Zoon, en een ieder van de vyf Dogteren, als op den Outften Zoon, en doenmaaligen Lehnvolger, verftorven is geweeft, zulks vermeinen wy genoegzaam te konnen blyken hier uit. Dat het Zutphenfch Land-Recht, op 't welk het Frewlyn van Ifendoorn en de Heer van Ëynenburg haar, ten opzigte van hare fuftenue van divifibiliteit van die door haren Vader van allodial tot Lehn ten Zutphenfchen Rechte gemaakte Goederen, ofte de waardye van dien, in drie eguale portien, zelfs komen te funderen, Allegato cap. 17. art. 8. geenzins zegt, dat de prys of weer-  4oS CONSULTATIEN, ADVYSEN weerdye van een nagelaten Lehngoed, 't welk iemand door koopinge aan zig verworven heeft, of dat de Koopspenningen-, waar voor het ingekoft is, in Linea Defcendenti onder den Kinderen voor de eerfte reize deelbaar zullen zyn. Maar in tegendeel -zegt, dat het zelve Lehngoed alsdan in Linea Defcendenti onder den Kinderen voor de eerfte reize deelbaar wezen zal. In voegen dat, daar het Land-Recht dusdane deelbaarheid onder den Kinderen, niet direcle aan de waardye of koopspenningen, maar vooraf en directe aan het Lehngoed zelve, koomt te attribueren, Aldaar ook dit zelve Land-Recht, dat zelve verftorven Lehngoed , tuffchen die gezamentlyke Kinderen , onder welke het deelbaar is, gemeen verklaard, en daar inne aan een ieder van haar eene onverdeelde portie toeërkent. Omnis enim divifio five dividuitas, fiaim fundamentum habet in focietate feu communione, tot. tit. ff. £f Cod. commun. divid. Adeo, ut ubi res communis non eft, ibi quoque ceffet divifio ac dividuitas, l. i. in. fin. I. 3. pr. I. 4. pr. I. 6. pr. I. 8. pr. & §. 2. & I. 29. ff. I. 3. 6f 4. C. eod èf ad eas Brunnem. in continent. I. I. §. 1. & l. 2. ff.famil. ercifc. Atque in qualïbet re eommuni finguli eorum, inter quos illa communis eft, fiuas partes licet adhuc pro indivifo proprias habeant: l. 6. § 2. 7, 8, 9 & 10. /. 7. §. 12. & 13. /. 8. §. 1. 3. & 4. I- 9- ï- 14- §• i- 6f 4- I- 15. h 19. pr. l. 22. /. 23. /. 24. §. 1. 6? /. 31. ff. I. 1. 6? .2. C. comm. div. "En , of fchoons wel het aangetogen Land-Recht, by 't vervolg van dien zeiven achtften articul, by forme van Exceptie en reftriiïie, onder de Claufule, te verftaan dan noch , daar koomt by te voegen, dat het tot des Lebnvolgers keure ftaan zal, entweder het aangekoft Lehngoed zelve met des Lehn Heers confent, of de koopspenningen waar voor het ingekoft is, in deelinge te brengen, zonder daar van, dat is,, ir., gelyk ook onder anderen Goris adverf. tratt. 1. cap. 3. mwi. „ & feq. usque ad 18. Wesel de connub. bonor. fociet. tratt 1' num 65, 66. 68. cjf 73. en Joh. Voet in comment. ad tit'ff' de rit. nupt. num. 72 ff 73., quoad bom Feudalia ac Dominica fiante matrimonio empta aut utrique Conjugi donata , in pubfian iia aldus koomt te leeren. Qiod quidem, fi tale Feudum fit plane individuum, adeo ut ejus natura divifionem non admiftat, van hoedane nature nog tans de Lehnen ten Zutphenfchen Rechte, ais welke', -adhibita Domniconfenfu, gcfplitft konnen worden, geenzins zyn , vél fi Maritus fibi foli invefiituram talis Feudi aut pradii Domihiei impetraverit. Iftis duobus folummodo cafibus ülud Feudum five Fradiüm a Commumone fit exemptum , ac ad Mariti Haredes folidum devolv.it, atque Uxor, tanquam Feudi adquiliti expers, Aüionem Jehmmodo ad ejus pretium petendum , habeat. F f f 3 Af  -4*4 CONSULTATIEN, ADVYSEN Aft quod, ft feudum dividuum fit, ac Uxor fiola, aut Maritus folo tutorio Uxoris momine, feudalem concejjionem impetraverit, tune Feudum folidum apud Uxorem ejusve Hcvredcs remaneat. Q odque, fi Maritus Uxorque ambo, five fimultanee de eo inveftiti fint, "tune Feudum feu pradium Dominicum CommunioM cedat, ac fioluto matrimonio dimidium ejus Conjugifiuperfiiti, dimidium vero-Prcedefun&i Haredibus, competat. Atque, etiamft quidem virilis fiexus prcerogativa jubeat, Ut ■Feudum folidum penes Maritum ejusve Hceredes remaneat. AttamenUxor ejusve Hares, cui ipfum Feudi corpus fioluto matrimonio non ceffit, prius ex allodialibus communibus ante omnem divifionem integri feudi pretium deducat, atque ita demum sd cequalem rerum reliquarum communium divifionem procedatur, nee antea, aut aliter, quam per talem pretii reprafientationem Uxor a fua in Feudo parte removeri pojfit. Dit nu, ten opzigte van een aangekoft Lehn, aldus tusfchen den Man of deszelfs Erfgenaam ter eenre , en de Vrouw ofte haaren Erfgenaam ter anderen zyden, en zelfs ook in den gevalle als 'er gene Kinderen naargelaten zyn, aldus ten aanzien van de eene halffcheit diens Lehns , plaats hebbende., Moet by gevolge, ac per argumtntum a majori ad minus, ouod ex teftimonio Everhardi loc. Icgal. 16. in jure forti ffimum eft, noch des te meer flant grypen tuffchen de Kinderen zelve , door den Aankoper van een Lehngoed naargelaten, dat die namentlyk een ieder eene filiale portie in het aangekoft en onder haar deylbaar Lehn hebben en behouden , en daar van niet geremoveert konnen worden , tot zo lang, dat de Lehnvolger den koopspenning van dien in werklyke verdee- , linge heeft gebragt. Aangezien dat in den eerften gevalle, alwaar de Man of ■zyne Erfgenaam, en de Vrouw of haare Erfgenaam , doorgaans  ende ADVERTTSSEMENTEN. gaans malkanderen vreemt zyn , het Lehn zo lang als het tuflchen haar_ gemeen blyft, voor de halffcheit extra FamilU am Vafalli, in eene andere Familie, is geraakt. Daar nogtans in het tweede geval, tuffchen de gezamentlyke Kinderen, die malkanders Broeders en Suffers zyn, het zelve, of fchoons tuflchen die alle gemeen wezende, evenswel noch, zo-in zyn geheel, als in alle deszelfs portien of gedeeltens, in eadem Familia verblyft. t Wy vermeinen vorders, dat ten opzigte van den cas alhier fubjeét, ook gene veranderinge kan maaken, dat eerft. de outfte Zoon, Godert van Ifendoorn, en daarna de jongfte Zoon , Frederic Johan van Ifendoorn, zig fucceffivelyk hebben laten belehnen, niet met een zevende gedeelte van die door den Vader, Johan Henric van Ifendoorn, van Allodiai tot Lehn gemaakte Goederen , maar met die Goederen zelve te gelyk met de oude Lehnen, als met die zelve tot een eenig Lehn gemaakt zynde, en zulks noch zonder by het impetreren van die fucceffive belehningen, eenigerhande vermeldinge van de Jongere of Sufters te doen. Want behalven dat in allen gevalle die belehningen aan die twee Zonen, fucceffivelyk en onder de Claufule voor heholtlik een ieder zynen goeden rechten,, verleent, geen 't minfte verder of ander recht of poffeffie aan die twee Zonen kwamen te geven , ofte ook aan de jongere of Sufteren te beneemen, als een ieder van haar volgens Lehn-Rechte en na nature des Lehns, werklyk competeerde ; Maar alleenlyk die Zonen, welke, door het fucceffivelyk verzoeken van deze belehningen , aan het praefcript cn requifit van 't Land-Recht ende de Cantzelerie Ordnung, 't elkens kwamen te voldoen , daar door eene na LehnRechte vereifchte qualificatie kwamen te bekomen ; Zo zyn in allen gevalle ook noch deze zelve belehningen geenzints geweeft eene werklyk in deeling brenginge van de waautye van zodane nieuwe Lehnen, waar door de Jonge--  4iö CONSULTATIEN, ADVYSEN gere of Sufteren allereerft van haare portien in dusdane Lehn-parcelen , konden worden geremoveert; Ja zelfs contineren deze, durante afufrutïu Matris, en voorbehoudens een ieder zyn goed recht, geimpetreerde Inveflituren, noch geen het minfte declaratoir van die fucceffive Lehnvolgers, als of zy niet deze Lehnparcelen zelve, maar. de waardye van dien, in de verdeelinge wilden brengen, en aldus die aan haar dientwegen competerende optie, daar door zouden hebben verloren. Al zo min als zy zig hier door in haare keure ten opzigte van de Anderen haare portien in den derden voet van de oude Lehnen, zouden hebben geprsejudiceert, ofte ook gcdeclareert gehad, dat zy dientwegen geen afgefcheit uit de oude Lehnen zelve, maar verorfatinge met andere allodiale effecten , zouden willen doen. En zulks om dié zelve redenen, die hier voor by het negende poincl van Decifie, ten opzigte van deze fucceffivelyk genomene belehningen, reets wegens de portien in dien derden voet zyn gededuceert, Tot welke wy ons alhier brevitatis amore gedragen: Dewyl doch de Lehnheer, des gerequircert wordende, niet tegenftaandc die zelve Inveftituren, ëvenswel aan den tegenswoordigen Lehnvolger noch al zo min zal verweigeren toe te ftaan, dat hy aan het Frewlyn van Ifendoorn, en de Heer van Ëynenburg qqa., haare portien in die dooide Vader van Allodial tot Lehn gemaakte Goederen, uit deze parcelen zelve, als dat hy haare portien in den derden voet van de oude Lehnen, aan haar uit die oude Lehnen zelve , 't zyner tyd komen uit te keeren. En by gevolge ook deze fucceffive Lehnvolgers, ongcagt haare bekomene Inveftituren, al evenswei ten aanzien van die van allodial feudal gemaakte parcelen, noch werklyk en fucceffive hebben behouden haare vrye keure, of zy die Lehnparcelen zelve, dan of zy de waardye van dien, in de verdeelinge wilden brengen. YWJk  ende ADVERTTSSEMENTEN. Al? 't Welk, als een van beide koomt te gefchieden, wy nogtans vermeinen, dat men zig ten opzigte van zodane Eeftimatie-, als daar by te doen zal vallen, alsdan zal moeten reguleren na het prafens tempus faciendce divifionis: Hoewel niet om die reden, dat de Lehnparcelen, waar over in dezen tulfchcn Parthyen gecontroverteert word, niet in het Graaffchap Zutphen, maar in den Quartiere van Vefuwen , zyn gelegen: Want, daar deze Goederen aan den Furftendom Gelre en Graaffchap Zutphen zyn Lehnroerig ten Zutphenfchen Rechte, En daar insgelyks alle petitoire proceduren over Lehnen ten Zutphenfchen Rechte ftaande, en over de 15000. of 16000. guldens waardig wezende, en van dien zeiven Furftendom en Graaffchap gereleveert wordende, zelfs binnen Zutphen onder den Eycken Boom moeten worden geventileert, En zulks noch zonder onderfcheit, of ze binnen, dan of ze buiten dat Graaffchap, ja zelfs of ze buiten dat geheel Furftendom, zyn gelegen of niet, Aldaar vermeinen wy, dat het de abfurditeit zelve is, te willen contefteren, dat ten aanzien van Lehnen ten Zutphenfchen rechte ftaande , geen ftant zoude konnen grypen het Zutph enfche Land-Recht zelve, voor zo verre als daar by mede fpecialyk over Lehngoederen word gedifponeert. En noch te meer, om dat dit Zutphenfche Land-Recht, door de Edle Mogende Heeren Staaten des Furftendombs Gelre en Graaffchaps Zutphen, op verzoek van de Heeren Staaten diens zeiven Graaffchaps, is geëmaneert; En het over zulks ook is den Dominus Feudi ac Curies Dovrinantis zelfs, die by dat zelve Land-Recht zo wel over de Lehngoederen, of over verfcheidene daar over voorvallen konnende gevallen, als over andereen allodiale Goederen, heeft gedifponeert. G g g Maar  ,i8 CONSULTATIEN, ADVYSEN Maar in tegendeel om verfcheidene van de redenen, in prcecedentibus reets over het negende poincl; van Decifie,, ten aanzien van den valeur of aeflimatie van de portien in den derden voet, albereits gededuceert, Quorfium ergo quoque fit relatie. En daar en boven ook noch om deze Reden : Dat het zelve Land-Recht tit. 17. art. 8., alleen fpreekt van Lehngoederen , die voor geld zyn aangekoft, en ten opzigte van welkers acquifitie derhalven ook een eertum pretium > ten tyde des aankoops, tuflchen den Verkoper en Koper is vaftgefleld, en bekend geweeft. En dat men nogtans alhier verfeert in een gantfch ander geval, alwaar allodiale Goederen door den Vader in den jare 1697. tot Lehn gemaakt zyn, en 'er over zulks, ten opzigte van den tyd van die Lehnmakinge, gantfch geen petium bekend geweeft is, dewyl dezelve toen ter tyd niet, ja zelfs ook noch niet ten tyde van des Vaders overlyden, geïcftimeert of geprifeert zyn geworden. Dat daarom ook de difpofitie van den voorfchreven art. Land-Rechtens, mede brengende , dat, in cas niet het Lehngoed zelve , alsdan de koopspenningen, waar voor het zelve aangekoft is, in deelinge gebragt moeten worden, op dit ons geval niet kan worden geappliceert, om de asftimatie van die Goederen te reguleren na den valeur van dien tyd, op welken ze van Allodial zyn Feudal gemaakt; 't Welk ook zelfs eene abfolute impoffibiliteit is, alnu na verloop van reeds dertig jaren tyds ex poft te konnen naarvorfchen of ontdekken. Ja is het zelfs onmooglyk, alnu van agteren te konnen onderzoeken en zeker weetcn, wat ze ten tyde van het affterven van den Vader, zyn weerdig geweeft. Hoe wel dat ook zelfs de leere van Goris adverf. tract. 1. cap 3. num. 11. êf tratt. 4. §. 28. traderende, quod ipfpici debeat ceftimatio , quce fiet tempore mortis, als aldaar alleenlyk de Feudo emptitio, en niet de Fundo ex Allodio in Feudum re* dattoy  ende AD VERTIS SEME NTEN. 419 datto, handelende, op het geval in quajitie al mede geenzins applicabil is. En over zulks alles ook, onzes eragtens, in dezen gene andere jefhmatie kan plaats hebben, als alleenlyk na den valeur des tyds van de te doene verdelinge. Dies aangaande wy, behalven de difpofitie van het LandRecht van Overyffel part. 2. tit. 25. art. 13. , vcrmeinen decifoir te zyn , niet alleen de leere van Wesel de conn. bon.foc. tratt. 1. n. 74. aldus traderende : Quod fi Feuda non fintempta, verumaliis modis adquifitapittapermutatione, donatione, vel ienovatione, hifce cafibus, cum nullum pretium fit erogatum , evidens efl ad ceftimationem ejfe deveniendum. Corpora autem, fi qua funt in bonis Defuntti, fecundum rei veritatem ceftimanda funt, hoe eft, fecundum prcefiens tempus, inquit Ulpianus in l. 62. ff. ad Leg. Falcid: Et in hoe reilt Bort de Feud. part. 9. art. 2. cap. 4. num. 3. Maar ook de leere van Sande ad Confi Feud. Gelr. tratt. 1. tit 2. cap. 3.,, welke Autheur aldaar num. 14. aldus leert: Aestimatio facienda fecundum rei v erit at em, fecundum prerfens tempus facienda eft : Juftum enim pretium non ex prcetcrita emptione, fied ex prcefienti cvfihnatione, conftituitur , /. 3. §. 5. ff. de jur. Fifi: lila infiuper de pretio expenfio confideratio aliis Feudorum adquifitionibus accommodari nequit: Nam, fi per donationem utrique Conjugi fattam Feudum fuerit adquifitum, item fi permutatione fundorum Feudalis fimdus fuerit adquifitus, in hifce cafibus, cum nullum fit erogatum pretium, nulla quoque erogati pretii haberi potefi ratio , Effetque valde abfurdum , fi in femiffis redemptione jubeamus Feudi Retentorem , expendere pretium ultra prcefentem cefiimationem, fi forte prcediorum pretia fuerint minuta, vel fi jubeamus alterum Conjugem contentum effe 'cefiimatione veteri, qua fiuce partis cefiimationi prcefienti, minime refipondeat, fi forte ab adquifitionis tempore cefiimationis creverint, &c. ïr poincl. Dat, aanbelangende de Heeren Goederen, die 'er in denir Ggg 2 Boe-  42o CONSULTATIEN, ADVYSEN Boedel gevonden zullen worden, den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg daar van vooraf competeren de refpeftive Saelwehren, en daar en boven verder vyf zevende parten, en het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qq., ieder een zevende gedeelte, van de parcelen van dien buiten de Saelwehren. En dat zyn Hoog en Wel Gebore dies aangaande de keure heeft, of hy aan die twee andere ieder dat haar zevende gedeelte daar van, met confent van den Heer wil afdeelen, ofte in plaatfe van zulks de waardye van dien, na den Valeur van den tegenswoordigen tyd, voldoen. Om van welke Decifie de redenen te vermelden, wy vooraf moeten zeggen : Dat wy, als des Boedels Inventaris niet mede by de Hukken van den Proceffe vindende , ook niet weeten, wat of welke Heeren Goederen, dat 'er eigentlyk in den Boedel zyn. En daarom die onze decifie ook eventueel hebben moeten ftellen, en die zelve reftringeren moeten tot zodane Heeren Goederen, als 'er in dien zeiven Boedel mogten worden gevonden. En dat wy by dié zelve decifie ook maar alleen verftaan zodane Heeren Goederen, waar over Parthyen by den proceffe komen te handeien. Dat is , niet van nieuws aangekofte, of van zodane Heeren Goederen of parcelen Heeren Goeds, als der Parthyen Vader zelfs allereerft door aankoop mogte hebben verkregen, 't welk wy in AStis nergens gepofeert vinden, dat zoude wezen gefchiet. Maar alleenlyk van oude Heeren Goederen of parcelen van dien, dat is de zodane, welke haarlieder Vader zelfs by Erfniffè van zynen Broeder, Marten Alben van Ifendoorn a Blois, zyn aangekomen. Omtrent hoedane aangeërfde Heeren Goederen of parce- cee-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 4^r eeelen Heeren Goeds , wy dan in decidendo ook hebben moeten volgen dat gene, 't welk na Heeren Goeds Rechte., ten opzigte van de fucceffie ab inteftato, zo wel in de Collaterale Linie, als in Linea Defcendenti, in conftante obfervantie is. \ Dat het nu, voor zo.veel als de afgaande Linie aanbelangt, conftant is, dat den Saelwehr van een Heeren Goed-, door een van de Ouderen aangcërft en naderhand door zynen dood ontruimt, verfterft op den Outften Zoon, of by gebrek van Zonen op de Outfte Dogter, alleen en in't geheel, dog dat de gezamentlyke Kinderen met malkanderen even na, en ieder voor een Kinds gedeelte, beregtigt zyn tot de andere parcelen van dien. Zo als, buiten en behalven de daaglykfche Praéïiquc zo injudicando, als anderzints, te zien is by Goris adverf. tratt 3. part 1. cap. 13. num 14., welke aldaar onder anderen van de Heeren Goederen g. 5. aldus zegt: Quinto, quod mortuis Parentibus, fuccedat Filius natu maximus , Filio autem nonexiftente Filia natu maxima, prcecipiens fibi integram habitationem, vulgo die Wehre, five Saelwehre, in ccetero reliquis Lib'eris fua relitta portime ex confilio Propinquorum. En welken Autheur tratt. 1. cap. 3. num. ir. &feqq. de dividuitate bonorum quorunclom non allodialium handelende, aldaar ten aanzien van de dividuiteit, num 19. verder aldus koomt te leeren : Qjtod de bonis Dominicis rette diei, nemo eft, qui nefcit, Dun tarnen inteliigas, a divifione excipi prcecipuam pnedii Dominici habitatimem, quce vulgo de Saelwehre/ vel etiam Saelftede, Gallis le Manoir, nuncupatur.. 't Welk nogtans in dier voegen te verftaan is, dat de Outfte op der Stratc, 't zy dan Zoon of Dogter, die het: recht heeft van Saehvehrs Bezitter of Bezitterfche te zyn-, de keure heeft, of hy of zy zyne of haare Broeders ofte Sufters, derzelver portien in de parcelen buiten den Saek wehr, wil üitkeeren, door middel van die zelve, met content.of approbatie van den Heer van den Lande, dat is,. Ggg 3 de~'  r^ CONSULTATIEN , ADVYSEN de Kamer van Reekeningen, uit name van den Heer, van zodanen Heeren Goed af te deelen; Dan of hy ofte zy zulks wil doen, door middel van vergoedinge van den valeur van dien , te reekenen na den tegenswoordigen tyd: Want, vermits de nature van Heeren Goederen is confolidatie, En daarom niet alleen de Saelwehrs-Bezitter het rechtheeft, van alle van het Heeren Goed afgefplitte parcelen, voor den prys , die ze gekoft hebben , of anderzints ter Eeftimatie van vier onpartydige Naaftgclande, te konnen inloffchen cn met den Saelwehr wederom te vereenigen, gelyk by den Hove van Gelderland onder anderen verftaan is op den 22. July ióiQ. tuffchen Dries Aertfen en de Weduwe van Aert Wichmans; Maar ook alle afgefplitte parceelen Heerengoeds, welke bezeten zyn door iemand, die koomt af te fterven zonder Defcendenten na te laten, van zig zelfs verfterven in den Saelwehr, zonder dat de Saelwehrs-Bezitter dientwegen eenigerhande vergoedinge, of erogatio pretii, behoeft te doen, -zo als by den zeiven Hove ook op den 19. Decemi. ï6io. 'in faake van Jacob Lubberts tegens Claas Lamberts, en op den 15. Martii 1611. tuffchen Beert Stuyrman ter eenre en Dibbold Feyth als Man en Momboir van Geesken Strykers ter anderen zyden, is gefententioneert; Zo koomt ook de nature der Heeren Goederen zelve, die hier voor gemelde keure aan den Saelwehrs-Bezitter te ver, leenen: Dewyl hy anderzints, wanneer dat hy die optie niet en hadde, alsdan gehouden wezen zoude, nolens volens de andere haare portien ieder uit het Heeren Goed zelve toe te deelen, en aldus die zelve van dat Goed en deszelfs Saelwehr af te fplittcn en te dismembrcren. Hoedane affplittinge nogtans tegens de confolidatie, als wel-  ende advertissementen: 423 welke van zig zelfs medebrengt, dat de Heer of Dominus Direttus het Heeren Goed in zyn geheel behouden moet, en aldus ook tegens de nature der Heerengoederen zelve,. e diametro ftrydig is. 't Welk dan ook de reden is, waarom dat 'er gene verfplittinge van een Heeren Goed gefchieden kan, anders, als met fpecial confent van de Kamer van Reekeningen namens den Heer. Om hoedanen confent by de Reekenkamer te gaan verzoeken , nogtans den Saelwehrs-Bezitter in zynen weerwille door zyne Socii niet kan worden geneceffiteert. En daarom dezelve ook de magt heeft, om, wanneer hy wil, zodane afdeelinge van zyne Socii als Mede-Erfgenamen te redimeren, door middel van aan een ieder van haar te doen voldoeninge wegens zyne portie in de parceelen des Heerengoeds buiten derzelver- Saelwehr zeiven. En zulks'na den valeur des tegenswoordigen tyds van zodane te doene vergoedinge. Dewyl dies aangaande nooit de asffimatie na den valeur van eenigen anderen tyd te doen, by 's Lands Wetten geftatueert, nogte ook na Heerengoets Rechte practicabil geweeft is, maar in tegendeel de animatie van Heeren Goed, na den Valeur des tegenswoordigen tyds te doen, by Hoves fententien verftaan is op den 9. December 1540'. tuffchen Jenneken Lubberts en Grietjen Jans Nauten,- en óp den 28Jan. 1548. tuffchen die zelve Jenneken en Aert Brants. Ubi enim in divifionibus faciendis pretium fungitur vice rei ibi non antiqua , fed prafentis ceflimationis, ratio habere folet, ne quisquam plus aut minus fua portione confequatur* Sic, cum per Legem Falcidiam communio qucedam inducatur inter Haredein ac Legatarium, l. 49. ff. ad Leg. Falcid. ac Legata, qua dividuitatem non recipiunt, tota ad Legatarium pertineant ,• Si tarnen Heerxs, aftimatione fa&a, partem pretii inferat, l. 80. §, 1. ƒ. cod. Mftimatio facienda efl fecundum reü  4^4. CONSULTATTEN, ADVYSEN rei veritatem, hoe eft, ut Ictus in l. 6z. §. i. ff. eod. interpret stur, fecundum preefens pretium. Ouemadmodum etiam in l. 3. §. 5. ff. de jur. Fifc. juftum pretium non ex prceterita emptione, fed ex prafenti ceftimatione, conftituitur. Dat het vorders, voor zo veel als de Zyd Linie betreft, mede conftanten Heerengoeds Regtens is, dat aldaar fecundum ordinem gradus , fexus & cetatis, word gefuccedeert, zo als by Hoves fententie van den 4. O£tober 1573. is verftaan , en ook'by Landfchaps Refolutie van den jaare 1610. geftatueert. En dat aldaar niet alleen het gantfche Heeren Goed verfterft op den Outften op der Straten, dat is den genen, die het recht heeft, van Saelwehrs-Bezitter te wezen, alleen en in 't geheel, cn zonder dat dezelve aan zyne Mede-Erfgenamen in allodialibus daar van eenigerhande afdeilinge, ofte dieswegen vergoedinge, behoeft te doen, gelyk by die zei• ve Landfchaps Refolutie insgelyks geftatueert is geworden. Maar ook alle parceelen Heerengoeds van die gene, die of door erfnifle, of. door koop , de zelve verkregen hebbende, zonder Lyfs-Erven na te laten, komen af te fterven, van zelfs en zonder eenigerhande daar voor te doene vergoedinge vallen en verfterven in den Saelwehr, als, zo wel als de Saelwehr zelfs, niet tegenftaande het feparaat bezit door eenige daar van gedaan, evenswei noch altoos Heeren Goed gebleven wezende, en de nature van Heeren Goederen behouden hebbende, zo als by de hier voor reeds geallegueerde Hoves fententien van den 19. December i6"io. ende den 15. Martii 1611. insgelyks is gedecideert. Zonder dat daar aan ook zelfs eenige veranderinge kan toebrengen den cas, wanneer dat een Heeren Goed, ofte ook de parceelen van dien, tuflchen verfcheidene Perfonen eenigen tyd pro indivifo in 't gemeen is of zyn bezeten. Dewyl dat, wanneer een Bezitter van een Heeren Goed met andere pro indivifo gemeen, zonder Defcendenten na te la-  ende ADVERTISSEMENTEN. 425 laten, koomt af te fterven, als dan al zoo wel, als of van te voren de afdeylinge inter confortes reets werkelik gedaan geweeft ware, deszelvs portie niet verfterft op zyne gezamentlyke Jocn m t gemeen, maar alleen cn in 't geheel op den genen, cui ex legefeuclali deferturfucceffio, dat is, op den oltften der ftrate , gelyk by Hoves fententie van den4. Novemb. 1673 . tuffchen Henric Wolterffen en Peter Janffen, is gedecideert. Dit alles nu eens ad cafum fubjettum geappliceert wordende, zoo koomt daar uyt van zelfs het naarvolgende te elucesceren: Dat eerft in linea defcendenti, door overlyden van den Heer Johan Henric van Ifendoorn tot den Cannenburg, alle zoodane Heeren Goederen en parceelen Heeren goets, als zyn Hoog en Welgeb. zelvs aangeweezen en naderhant met de doot ontruymt hebben mogte , zyn gedevolveert in dezer voegen: Dat de refpeéïive Saalwehren van dien Verftorven zyn op deszelfs outften Zoon, Godert van Ifendoorn, alleen en in Dogh dat tot alle particuliere parceelen Heerengoets, feparaat en buyten de Saalwehren aangemerkt, deszelfs gezamentheke Kinderen, en aldus zoo wel de jongfte Zoon cn een ieder van de vyf Dogteren, als de outfte Zoon, even naa, cn overzulks ook ieder voor een geregt zevende ,<^decl te, ■tuflchen haar zevenen pro indivifo gemeen, beregngt geweeft zyn. 6-6^6'- En dat de outfte Zoon is verpligt geweeft, en ook de keure gehad neert, om aan eenieder van die zes andere Kinderen , dat zyn of haar zevende gedeelte daar van , met der Reekenkamers confent, af te deelen, of anderzints daar voor, juxta valorem prafentis temporis, vergoedinge te doen; Maar dat daarna in Linea Collaterali, die portie van zyne' eerft overledene Sufter, niet op hem en op zynen jongeren Broeder en vier andere Sufteren gezamentlyk, ieder voor een zesde gedeelte , gelyk ook de zevende quota van zyne tweede kinderloos afgeftorvene Sufter, niet op hemen op Hhh Zy.  42ö CONSULTATIEN, ADVYSEN zynen Broeder en drie in leven geblevene Sufterenieder voor een vyfde part pro indivifio gemeen, maar beide by zydval op den outften Zoon alleen en in 't geheel, verftorven zyn. En dat verder, door het daarna ook kinderloos overlyden van den outften Zoon, niet alleen de refpeélive Saehveh • ren in 't geheel, maar ook deszelfs eigen zevende part, met en nevens die twee door hem van zyne twee overledene Susteren aangeërfde zevende gedeeltens in de parcelen buiten de refpecfive Saelwehren, by verderen zydval op den jongften Zoon, Frederic Johan van Ifendoorn, alleen en in het geheel zyn gedevolveert. Maar dat ook, door het daarna al mede Kinderloos overlyden van noch eene van de drie Sufteren , der zeiver zevende part in die zelve parceelen, niet op den jongften en alnoch eenigften Zoon, en zyne twee maar overgeblevene Susteren, ieder voor een onverdeek derde gedeelte, maar al mede by zydval op dezen Zoon alleen en in het geheel, na Heerengoeds Rechte verftorven is. En dat over zulks alnu dien jongften Zoon, of tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, ook al van noch alle die Heeren Goederen competeeren vooraf de refpeftive Saelwehren , en daar en boven noch verder vyf zevende gedeeltens van de particuliere parceelen, in abftraüo of buiten de gezamentlyke Saelwehren geconfidereert. En by gevolge ook Zyn Hoog en Wel Gebore, volgens die aan hem, als na Heerengoeds Rechte Erfgenaam van zynen ouderen Broeder zynde, competerende keure, alnu aan de Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. niets meer, als ieder een zevende gedeelte in die zelve parceelen, zo door overlyden van den Vader op een ieder van haar beiden verftorven is, met confent van de Kamer van Reekeningen behoeft af te deelen, of dientwegen, na de jeftimatie des tegenswoordigen tyds van te doene boedels verdeelinge, vergoedinge te doen.. Dat  ende ADVERTISSEMENTEN. 42? Dat ten aanzien van onze decifien, zo wegens de negende en tiende poinóten over de fucceffie der oude en der nieuwe Lehnen, als ten reguarde van het elfde poincl over de fucceffie der Heeren Goederen, gedaan , gene veranderinge kan toebrengen het beding, 't welk gezegt word, by die, tuffchen der Parthyen Vader en Moeder opgerigte Huwelykfche Voorwaarden, te zyn gemaakt, van dat het Goed van het eene Kind, zonder Kinderen na te laten ftervende, zal vererven op de andere Kinderen; Aangezien dat zodane beding wel is van dat effecl, dat alle de Allodiale Goederen van het eene Kind, op de gezamentlyke andere Kinderen, ieder voor eene eguale portie, komen te verfterven. En dat daar door ook van der Kinderen zo wel Allodiale als Feudale fucceffie, word uitgefloten de langftlevende van de Ouderen, die anderzints, als in de opgaande Linie geconftitueert zynde, volgens het Land-Recht van Veluwen cap. 31. art. 2. andere Kinderen , als maar in de Zyd-Linie gefteld zynde, van de Erfniffe van dat Kind of Kinderen, die 'er komen af te fterven, zouden excluderen niet alleen ten opzigte van de Allodiale Goederen, maar ook ten reguarde van zodane Feudale Effecten, als buiten dusdanen beding, volgens derzelver aart en nature, op de Ouderen , met exclufie van de andere Kinderen, zouden konnen verfterven. Hoedane, volgens de leere van Sande tract. r. tit. 3. cap. 1. §. 19. part. 2. nam. 20, 21, 22, 23 £f 24. onder anderen zyn de Lehnen ten Zutphenfchen Rechte. Edoch dat door zodanen beding, nogtans den aart en nature van de Feudale en Heeren Goederen, ten opzigte van de fucceffie tuffchen de Kinderen onder maikandcren , in geen het minfte gedeelte word gealtereert of verandert, zo lang als daar by ('t welk nogtans in dezen nergens gezegt word, gefchiet te zyn), niet mede fpecialyk bedongen is, dat ook de Lehnen en Heeren Goederen van het eene Hhh 2 Kind,  428 CONSULTATIEN, ADVYSEN Kind, zonder Lyfsgeboorte afftervende, op de andere Kinderen , ieder voor eene eguale portie, zullen verfterven. Maar dies aangaande buiten zodanen beding mede, fpëcialyk gemaakt en by den Heer zelfs ook geconfenteert ofte geappróbeert, tuffchen de Kinderen onder malkandcren noch altoos moet ftant grypen de leere Rechtens, medebrengende: Quod fub generali bonorum appellatione , neque Feuda, neque mala Feuda, comprehendantur, waar van onder anderen te zien is by Sande traÜ. i. tit. 2. cap. 4. §. 2. num. 21. en by 't Land-Recht der vier Boven-Ampten des Nymeegfchen Quartiers tit. 15. art. 6. 12. poincl. I2> Dat de tegenswoordige Heer van den Cannenburg aan 'het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. ten opzigte van zodane nieuwe Heeren Goederen, als 'er in den Boedel aangekoft wezen mogten, ieder voor een zevende part, tot zynen keure, moet afdeelinge doen van die geheele Goederen zelve, met der Reeken Kamers confent, of anderzints aan een ieder van haar moet vergoeden een zevendegedeelte van dat gene, 't welk zodane Goederen by derzelver, aankoop gegolden hebben, zonder dat zyn Hoog en Wel Gere dies aangaande de Saelwehren, of derzelver Koopspenningen, vooruit competeren. Wy vinden wel by den proceffe niet bewezen, dat 'er werklyk eenig nieuw Heeren Goed, dat is zodanig een, 't welk der parthyen Vader door koopinge aan zig verworven hebben zoude, in den Boedel is. Maar vermits het meergemelde Frewlyn en de Heer van Ëynenburg qqa., by haare, tegens des Heer van den Cannenburgs Memorie, ingediende folutien, de deelbaarheit van die zelve of van de waardye van dien in 't geheel, komen te eifchen, in eventum en cafu quo dat die in den Boedel mogten zyn; Zo zyn wy ook genootzaakt geweeft, daar over in eundem eventum eene aparte decifie te moeten uiten f Ver-  ende ADVERTISSEMENTEN. 4^ Vermits dat 'er tuffchen aangeërfde en aangekofte Heeren Goederen, byna het zelve onderfcheit ten opzigte van derzelver fucceffie is, als tuffchen aangeërfde en aangekofte Lehnen. En dat ook Heeren Goederen in veelea deelen volgen den aart en de nature van Lehnen ten Zutphenfchen Rechte. Dat in fpecie, gelyk als de nieuws aangekofte Lehnen, in Linea Defcendenti voor de eerfte reize tuffchen de Kinderen deelbaar zyn, volgens het Land-Recht des Graaffchaps Zutphen tit. 17. art. 8 , Aldus ook de nieuws aangekofte Heeren Goederen deelbaar zyn, in Linea Defcendenti voor de eerfte reize tuffchen de gezamentlyke Kinderen. En dat gelyk in cas van nieuws aangekofte Lehnen, de Lehnvolger onderdes Aankopers Kinderen, de Keure heeft, of hy het Lehn Goed zelve, dan of hy deszelfs Koopspenning m verdeeling wil brengen, Alzo ook in cas van nieuws aangekofte Heeren Goederen de outfte op der Strate onder de Kinderen de optie heeft, of hy het Heeren Goed zelve , dan of hy de Koopspenningen van dien, in deelinge brengen wil. Zo als ook, gelyk in cas van een aangekoft Lehn, de Lehnvolger onder de Kinderen geen voordeel, 't zy dan wegens uitkeering alleenlyk van den derden voet, of anderzints, boven de andere uit het Lehn of deszelfs Koopspenningen, voor zig kan trekken, Aldus ook in cas van een aangekoft Heeren Goed, de oudfte van de Kinderen op der Strate geen voordeel, wegens den Saelwehr, als anderzints, boven de Andere uit dat Heeren Goed of de Koopspenningen van dien, voor zig trekken kan. 0 Want, pf fchoons dezelve wel, om het recht van conf> lidatie aan zig te houden, de Saelwehr van een aangekoft Hhh 3 Hee,  43o CONSULTATIEN, ADVYSEN Heeren Goed, voor zig behouden, en de andere parceelen alleen in de verdeelinge brengen kan; Zo kan hy zulks egter niet doen, zonder dat hy als dan de Koopspenningen van zodanen Saelwehr in werklyke deelinge brengt, zo als by diverfe Hoves fententien is verftaan op den 23. January 1613. tuffchen Johan Oswald van Hetterfcheyt, en Henric Wynen en Peter Buck, den 24. Martii 1632. tuffcJien Derk Wolters en Ryk Wolters cum fuis, en op 'den 18. Martii 1654. tuffchen Dries Janffen en Jan Andriefftn. Dat nu in de Saelwehr, zo wel als in de andere parceelen van aangekofte Heeren Goederen, of anderzints in derzelver Koopspenningen., den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg vyf zevende, en de twee andere met malkanderen maar twee zevende gedeeltens, competeert, zulks koomt toe by het Kinderloos overlyden van haarlieder outften Broeder en drie Sufteren, om die zelve redenen van fucceffie by zydval, namentlyk, die hier voor, zo by het tiende poincl: over die van Allodiale tot Lehn gemaakte Goederen, als by het elfde pointt over de parceelen van de -oude Heeren Goederen buiten derzelver Saelwehren, reets zyn gededuceert, waar toe men zig, kortheids halven maar zal gedragen. Doch, dat men zig ten dezen opzigte niet na de animatie van den Valeur des tegenswoordigen tyds, maar na den prys, die het nieuw Heeren Goed by deszelfs aankoop gegolden heeft, moet reguleren, zulks is by die zo evenaangetogene Hoves fententien mede verftaan, En heeft zyn fundament daar op, dat gefupplecrt moet worden dat gene, 't welk den allodialen Boedel, door den aankoop van zodanen Heeren Goed is vermindert. 'tWelk men ex ipfa natura coniraÜus emptionis venditionis, waar een certwn pretium intervenieren moet, altoos zeeker wecten kan, hoe veel het zelve zig heeft bedragen. En 't welk ook daarom de reden is, waarom dat van een aan-  ende ADVERTISSEMENTEN. 43t . aangekoft Lehngoed, volgens het Zutphenfche Land-Recht alleg, tit. ij. art. 8., niet den valor prafentis temporis, maar de Koopspenningen, die het aangekoft Lehn gekoft heeft, tuffchen de Kinderen in deelinge moeten worden gebragt. Dat ten opzigte van onze decifien, zoo over het elfde poincl , wegens de fucceffie der Oude Heeren Goederen, als over het twaalfde poin.ee, ten'aanzien der fucceffie van de nieuwe Heeren Goederen, gedaan, in allen gevalle ook nog gene veranderinge zal konnen toebrengen, het gene dac meergemelde Frewlyn en derzelver Heer Swager by haare voorfchr. Solutien al mede in eventum, zoo ten aanzien van de Oude, als ten reguarde van de nieuwe Heeren Goederen, koomen te fuftineren, Van dat namentlyk, cafu quo, dat haar lieder Heeren Broederen Succcffivelyk, of maar een van beyden, de Inveftiture met de Oude of nieuwe Heeren Goederen, by de Kamer van Reekeningen mogten hebben verzogt, en daar van oprukkinge gedaan , die zelve Heeren Saelwchrs bezitteren haar daar door ifto cafu gedeclareert zouden hebben, corpora van zodane Heeren Goederen zelve te willen behouden, en alleenlyk van de oude den prys van derzelver parceelen buytcn de Saelwehren, en van de nieuwe den geheelen Koopspenning van de Goederen, in deelinge te willen brengen, en dat aldus Haar Hoog en Welgebr. daar door alsdan haare keure ten dien opzigte verloren zouden hebben, en overzulks in dien gevalle de^ fucceffie ten aanzien van de portien van den Oudften Broeder en drie kinderloos overledene Sufteren, in zodanen prys of Koopspenningen, als niet Feudal, maar Allodial wezende , niet jure Feudi by zydval op den Saelwehrs-Bezitter alleen en in 't geheel, maar jure Allodii op de gezamentlykc t'elkens overgebleevene Kinderen, ieder voor eene gelyke portie, zouden wezen gefuccedeert: Want zodane fuftenue hiervoor, over de negende en tiende poinften van decifie, weegens die by de Provintiale LehnKaamer geimpetreerde Inveftituren, met de oude en nieuwe , ■ Leh-  ,ma CONSULTATIEN, ADVYSEN Lehnen, reets al genoegzaam is wederlege, tot welkers aldaar gededuceerde redenen, wy ons daarom ook maar brevitatis amore zullen refereren, Te meer , om dat niet alleen zoo wel de Oprukkingen van Heeren Goederen, als de Inveftituren met de Lehn-Goederen, altoos niet anders, als onder de claufule, voorbeholdens den Heer en een iegelyk ander zyn goet recht, worden geaccordeerd Maar ook zoo wel de gene, die recht hebben, om Saelwehrs-Bezitteren van Heeren Goederen te wezen, na het iHeercngoets-Rechte doen binnen jaar en dag , en alle zes jaaren vernieuwen van oprukkinge, als die gene, welke het recht hebben , van Lehnvolgeren in Lehn-Goederen te zyn , na Lehn-Rechte tot het binnens jaars verzoeken van Invefti.ture, zyn geöbligeert en pofitive gehouden, En daaromme ook de gene, die zulks cogente Lege doen, -daar door geen het minfte declaratoir tot verwerkinge van, of nadeel aan die haar dieswegen competerende optie koomen te doen: Cum fiponte fieri non dicatur id , quod cogente imperia fit, l. 41. C. de tranfatt. Atque actus voluntarius effe non cev'fieatur , ubi fit per eum , .qui compelli poteft , l. 7. §. r. ff* ciuod falfi tut. auth. geft. effe die. En zulks in dezen nog des te min, om dat ook zelfs de Reekenkamer, niet tegenftaande zodane, onder expres voor behoud van een ieder zyn Goed recht, verzogte en geaccordeerde opTukkin^cn , daarna al evenswei aan den Saelwehrs-Bezitter no"- nooit zal of kan weigeren, toeteftaan, dat hy aan die twee anderen 9 ieder haar zevende gedeelte, zoo van de parceelen buiten de Saelwehren van de oude Heeren Goederen, als van de gehecle nieuwe Heeren Goederen zelve, afdeelen mogen. . 13. Pomct. Dat van of onder die Goederen en Effecten van den Boedel, I3'van of over welke deze Parthyen by haare proceduren hinc inde •fsccialvk koomen te mentioneren, ofte te handelen, Indifpn. ^ J tabil  ende ADVERTISSEM ENTEN. 4Ss tabil oud Lehn is het-Huys te Cannenburg, ofte de Hofftat Cannenburg met al haar toebehooren, ofte de Erven daar toe behoorende, namentlyk de Vogelheggcn modo de Wilt, bane, met Molen en het water, en drie Conyn-Waranden tot Nierffen, Vaeffen en Emfter-Enck, en al wat vorders van die by den Cannenburg gelegene en in dezen Boedel gehoorende Goederen of Landeryen, Gronden en Wateren ook noch verder in fpecie bewezen mogte konnen worden' van dat zelve Goeds eigentlyke adpertinentien of toebehooren te zyn, gelyk ook al het gene, 't welk de Heer Johan Henric van Ifendoorn dit Lehngoed aangeërft heeft gehad door de vorige Vafallen of Bezitteren van dien, op den Grond en aan de Gebouwen van dat zelve Lehn en deszelfs adpertinentien doortimmeren, poten en graven, reeds al gezet of gebragt geweeft is. Want, of wel fchoons door een Goed of Hofftat met zyn toebehoren altoos op zyn minfte verftaan moet worden den Grond van de Hofftat zelve, met die daar op ftaande en wezende Huis en Gebouwen, Hoven, Boomgaarden, Bleeken, Gragten, Cingcls, Gepoot, en dat gene, 't welk tot het effentieel wezen van eene Hofftat, zo ten opzigte van 't gebruik van en het genot uit de Velden, Veenen enBosfchen; als anders, ordinair word vereifcht ; zo als onder anderen te zien is by Menoch. de pmfumpn lib. 3. traf. 00 72. 7, 8, 9 Êf 10. y Zo is daarom egter noch niet alles, wat de Eigenaar of PöBeffeur van eene Lehn Hofftat, of Feudale Cafirum, daar en hoven noch by en omtrent die zyne Hofftat heeft liggen en als eigen bezeten en gebruikt gehad, even juift mede eene werklyke adpcrtinentie van het Caftrum zelfs. Immers niet, zo lang als nergens na Rechtsbehoren koomt te ïïyk/? d.at' in ffeae dat ze,ve mede de pertinentiis iftius Ca/tri feudalis is, en daarmede een eenig Lehn Corpus uitmaakt. Idque propter natwalem pnrfumptionem ex primcevo ftatu dejcendentem, fecundum quam qucelibet femper res tamdiu libera lü pree-  434 CONSULTATIEN, ADVYSEN prcefumitur, usquedum ejusdem onus üut fervitus pröbetur, Menoch. ditt. lib. 3. prafumpt. 91. re. 1. ac rnultis Jeqq. Sande ad Conf. Feud. Gelr. tratt. prcelim. n. 1. Dat ook, of fchoons wel parthyen het hinc inde in zo verre met malkanderen eens zyn , dat het Huis Cannenburg met zyn toebehoren is oud Lehn , Die zelve egter toto ccelo van malkanderen komen te disfentieren over bet poincl:, wat en welke effecten eigentlyk adpertinentien van dit oude Lehn zyn , of niet. Waar omtrent aan de eene zyde de tegenswoordige Heer van den Cannenburg ftaande houd, dat, boven en behalven de Vogelheggen of Wiltbane, Mole en 't Water, en drie Conynen-Waranden tot Nierffen, Vaeffen en EmfterEnck, ook noch in fpecie mede oud Lehn, dat" is, van de adpertinentien diens ouden Lehns, zoude wezen al het Nierfenfche of uit de Velden van het Buurfchap Nierffen komende Water, met die daar op' ftaande Koorn, Koper en Papier Molens , gelyk ook verder noch alle zodane andere Goederen, als by het Product fub Num. 1. agter zyne Memorien geappliceert, in margine voor Feudal ftaan genotuleert. En welk aangaande aan de andere zyde het Frewlyn van Ifendoorn en de Heer van Ëynenburg qqa.,. buiten of behalven dat gene , 't welk buiten de Graften en Cingels met het daar op ftaande gepoot en gebouwen van den Huife Cannenburg is niets anders voor adpertinentien diens ouden Lehns, willen erkennen, als alleenlyk de Vogelheggen of Wiltbane , met de oude Mole, en dat Water, 't welk naaft by den zeiven Huize gelegen is, en op 't welk deze eene Mole gaat. Edoch waar omtrent wy aan de eene kante dat produel: fub ditt. Num. r. met het Maeghgefcheyt of deszelfs Copie authenticq fub Num. 2. aldaar, niet voor bewys van die eerftgemelde, en aan de andere kant ook de Koop-Cedulle of copie van dien fub B. agter de Memorien van het Frewlyn van Ifen-  ende AD VERTISSEMENTEN. 435 Ifendoorn en den Heer van Dobbelfteyn gevoelt, niet tot ftanthoudinge van die iaatflgemelde fuftenue, voor fufficient hebben konnen eragten : Want, voor zo veel als aan de eene zyde die documenten fub alleg. Num. 1 & 2. aanbelangt, zo is dat fub Num. 1., t welk aldaar zelfs noch maar een provifioneel en ongepraejudiceert opgeftelt Projecï en ftaat van inkomften der naargelatene Goederen van den Heer Elbert van Ifendoorn, Heer van Stockem, Cannenburg &c., genoemt word, door geen Menfch ter wereld bezegelt ofte onderteekent. En kan derhalven ook de tegenswoordige Heer van den Cannenburg, uit dusdanen onbezegelt en ongeteekent, en met door de gezamentlyke Kinderen van de Heer Elbert van Ifedoorn gedateert Concept, ofte de marginale aanteekeningen van dien, gene de allerminfte Feudaliteit van het een of t ander Goed, parceel of effect, ofte ook adpertinentie des ouden Lehns, fpecialyk infereren, veel min na llegtsbehorcn bewyzen. Zelfs niet door behulp van dat fub ditt. Num. 2. op den 15. Decemb. 1685. tuffchen de Heeren Marten Albert van Ifendoorn Heer van den Cannenburg, Johan Henric van Ifendoorn, en Anthonis van Lynden Heer van Cronenburg, Mynden, Teckop en Grunsfort, als Man en Momboir van Vrouw Cornelia Anna van Ifendoorn, gezamentlyke Kinderen cn ab inteftato Erfgenamen van de Heer Elbert van Ifendoorn en Vrouw Odilia van Waffcnaar Egte Lieden, geproiefteert en daarna op den 15. Febr. 1693. > na dat den Heer Marten Albert van Ifendoorn in Engeland ondertuffchen dood gebleven ware, door den.Heer 'Johan Henric van Ifendoorn en den Heer en Vrouw van Cronenburg, nevens Heeren Maeghgefcheits Vnenden, op den Huize Cannenburg bezegelt °en onderteekent Maeghgefchcit: 0 Vermits dat, of fchoons dat zelve Maeghgefchcit wel gencralyk koomt te vermelden van het Huis te Cannenburg, met Huis, Hof, Boomgaarden, Houtgewafch, Molens, Water, 1! i 2 mits-  43ó CONSULT ATIEN, ADV YS EN mitsgaders alle Erven en Landeryen, zo Lehn als Allodial, Heeren en Thinsgoederen, thienden en thinfen, voorts alle de Goederen, die aan den Huize Cannenburg (Lehnroerig aan het Furftendom Gelre en Graaffchap Zutphen) behoren en in de Ampten van Eepe, Voorft en Heerde, gelegen zyn, van wat nature die zouden mogen wezen, met alle haare rechten en geregtigheden , ap en dependentiën van dien, niets uitgezondert, dat die namentlyk, tegens ,'den laft van agtien duizent guldens en noch verfcheidene andere daar by vermelde Ïaften daar boven uit te kceren, worden toegedeelt aan den Heer Marten Albert van Ifendoorn, Egter van dien voor het ongeteekent en onbezegelt provi* fioneel Projeét van verdeelinge fub Num. i. ftaanden Staat van provifioneel gemaakten overflag van inkomften , noch geen de allermüifte mentie by dat zelve Maeghgefcheit word gemaakt; Veel min daar by ergens gezegt , of zelfs geindigiteert word, dat alle en een ieder van de refpeélive Goederen en effecten van dien Boedel, evenjuift zouden wezen van zodanen aart en nature, als in margine van dusdanen geconcipieerden Staat genotuleert ftaat. En, voor zo veel als aan de andere zyde dat Document fub dict. Lit. B., zynde de Koopcedulle , waar by Zeger van Arnhem op den 6. May 1543. aan Marten van Roffem heeft verkoft zyn Goed Cannenburg und de Vogelheggen met de Mole und dat Water daar de Mole op gaat en daar naaft by gelegen is, met Holt Heide und Weide, topp, torlfund twygh, tho diepe und tho drooge, tho hooge und tho laege , gelyk dat zeivige Derck van Keppel met zyne Huisvrouw und Vborolderen in bezit und gebruik gehad hebben , met allen zynen ölden und nyen toebehoren deszelven Goedes, gelyk hy Zeger van Arnhem dat van Steven van Rutenberg gekoft hadde, koomt te betreffen, Dat zelve, als in allen gevalle noch gene pnblicque Belehninge of inveftiture,. maar alleenlyk een intra privatos parieten  ende ADVERTISSEMENTEN". 43/ fes gecelebreert Contract, van Verkoop en Koop , behelzende, kan het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. ook geenzints verllrekken voor bewys, van dat 'er gene andere adpertinentien van het oude Lehn , of Goed Cannenburg, zouden wezen, als alleen de Vogelheggen en de oude Mole, met het Water daar die eene mole op gaat en 't welk naaft by dat zelve Goed gelegen is, En zulks zelfs noch te min, om dat die zelve Koopccdulle niet alleen boven die aldaar als toebehooren van het Goed Cannenburg, fpecialyk vermelde Vogelheggen, Mole en Water, daarna ook noch verder generalyk koomt te fpreeken van allen den olden und nyen toebehoren des zeiven Goeds. Maar daar en boven ook noch, door die aldaar mede fpecialyk vermelde woorden : Met holt, heyde und weyde, topp , tor ff, en twygh, tho diepe und tho droge, tho hoge und 'tho lage, duidlyk koomt te kennen te geven de geregtigheid, welke dat zelve Goed of Hofftat, verder ook noch hadde tot, in of aan de Heyde ofte het Veld, Broek, Veen, Bofch, Struiken en Water, om namentlyk daar van, met en nevens Andere, ook zyn gebruik en genot mede te konnen neemen en te mogen hebben. Dat wy hier omme ook, om voor zo verre, als ons uit de ftukken van den Proceffe doenlyk is, te definiëren, wat eigentlyk van de oude Lehn-appertinentien van den Huize Cannenburg is, of niet, ons dies aangaande alleenlyk hebben konnen cn mogen reguleren na den inhout van de refpective Belehningen of Inveftituren, by deze procedure ervintlyk. Te weeten, de Extracten uit de Lehn-Regifters fub mini' 3. num. 1. é? fub A. 1.', en de brieven van fucceffive Belehninge, of Copien van dien, fub num. 3. num. 4. num $f man. 6. num. 7. num. 13. fub A 2. ac C., by wederzyds Memorien geappliceert. lii 3' By.  438 CONSULTATIEN, ADVYSEN By welkers examinatie, wy dan ten voorfchreven opzigte hebben bevonden het naarvolgende. Dat dit oude Lehn, in het Lehn-Regifter des Furftendombs Gelre en Graaffchaps Zutphen, van de Lehnen, in den Quartiere van Veluwen gelegen, heeft deze Rubricque: Dat huis te Cannenborg met den Vogelheggen, Moeien und Erven daar toe beboerende, gelegen in dén Kerspel van Vaeffen 3 tot eenen Zutphenfchen Lehn, als fub A. i. Dat het zelve in den jaare 140a. te Lehn ontfangen heeft Claas van Herwen y uti fub dict. A. 1. Dat op den 16. Mart. 1543. Steven van Rutenburgh is belehnd met der Hofftat Cannenburg met haaren toebehooren , namentlyk die Vogelheggen, met den meuten en water. En dat Steven van Rutenburgh zulks op dien zeiven datum voort overgegeven heeft aan den Stadholder, ten behoeve van Zeger van Arnhem, welken daarop ook met dat zelve Goed is belehnt, als fub A. en num. 3. „ Dat Zeger van Arnhem fulks op den 15. May diens zeiven jaars 1543. weder aan den Stathouder heeft opgedragen tot behoef van Martin van Roffe-m Maerfchalk, welken daar op ook met dat zelve belehnd is, uti fub A. 1. cjf num. 3. Dat op den 25. Septemb. 1563. Henric van Ifendoorn heeft toe Lehn ontfangen die Hofftat Cannenburg mit ihren toebehoor, nmptlik die Vogelheggen mit der mole und water, zo als 't zelve Lehn op zyne Moeder by Maegbgefcheyt toegedeelt, und van die zelve op zynen Broeder Johan van Ifendoorn , und van dien felven op ihm Henric van Ifendoorn, verftorven was, als fub num. 3. cjf num. 4. Dat op den 31. January 1632. Elbert van Ifendoorn a Blois niet alleen te Lehn ontfangen heeft de Hofftat Cannenborg met heure toebehoor, namentlik de Vogelheggen met der molen und water, Maar nevens dien ook noch in handen van den Stadholder van Lehnen heeft opgedragen en overgegeven dry Conynen- wa-  ende ADVERT1SSEMENTEN. waranden , zynde Allodial goet, namentlyk de Conyncn-warande tot Nierffen, Vaeffen en Emjïer-Ènck, om bet zelve Huis en Lehn Cannenburg bygevoegt en daarna tot een Lehn ontfangen te worden, en dat zelve ook alzo van den Stadholder wederom te Lehn ontfangen heeft, uti fub num. 5 Dat op den 15. February 1681. Marten Albert van Ifendoorn a Blois tot Cannenburg heeft te Lehn ontfangen die Hof. flat Cannenburg met haaren toebehoor, namentlyk de Vogelheg. gen met de meule en water en dry Conynen-waranden , namentlyk de Conynen-warandetot Nierffen, Vaeffen en Emfter-Enck, als fub num. 6. , Dat op den 30. Aprilis 1689. Johan Henric van Ifendoorn a Blois tot Cannenburg, -Dykgraaf van Veluwen , insgelyks die Hofftat Cannenburg met haaren toebehoor, namentlyk de Vogelheggen met de meule ende water,, en dry Conyne-waranden namentlyk de Conynen-warande tot Nierffen, Vaeffen en Emfter-Enck, tho Lehn ontfangen heeft, ui fub num. 7. C? A. 2. ' En dat die zelve Heer, na dat hy, met en nevens zyne Vrouw Margareta van Reede, op den 13. February 1697 tien byzondere parceelen van zyne by den Cannenburg gelegene Goederen of Landeryen , Wateren en Gronden, als Vry en Allodial Goed, coram Municipali hadde gecedeert cn opgedragen aan de Ed. Mog. Heeren Staaten dezes Furftendombs en Graaffchaps. Die zelve op den 16. diens zei ven Maants ter Kamer van Lehnen met dat oude Lehngoed heeft laten verecnigen . en daar mede tot een eenig Lehn doen confolideren ; En daarop ook aanftonts zig als met een eenig Lehn heeft Ia. ten belehnen met die Hofftat Cannenburg met haar en toebehoren, namentlyk de Vogelheggen met die meideen water, en dry Conynen-waranden namentlyk de Conynen-warandetot Nierffen, VaesJen en Emfter-Enck, met en nevens alle tien die op den 13 tcbevorcns door hemaan hooggemelde Heeren Staten vcor vry en allo- di-  443 C'ONSULTATIEN, AD V YS EN dial Goed opgedragene parceelen van Goederen, Wateren en Gronden,' alle te zamenfubnum 13. ö? C. fpecialgeënumereert. Dat uit die alles dan ook notorio notius koomt te elucefceren, niet alleen dat al in de jaaren 1402., 1543. en 1563. alcoos werklyk Lehngoed is geweeft het Huis te Cannenborg met de Erven daar toe behorende, ofte de Hofftat Cannen borg met haaren toebehooren. En dat doen ter tyd al voor adpertinentien van dien, nominatim hebben bekent geftaan de Vogelheggen en de Mole en het Water. Maar ook, dat al in den jaare 1632. mede van deszelfs adpertinentien geworden zyn de drie Conynen-waranden tot Nierffen, Vaeffen en Emfter- Enck. En dat die zelve, of fchoons wel doenmaals noch eerft nieuw Lehn , of nieuwe Lehn-appertinentien, geworden wezende., Egter daarna , of in 't vervolg van tyden, onwederfpreeklyk mede out Lehn, of oudeLehn-adpertinentien, zyn geworden: Doordien die zelve fucceffivelyk en met opgevolgde fucceffive Inveftituren, van Elbert van Ifendoorn a Blois, die ze van allodial hadde tot Lehn gemaakt, en met het oude Lehngoed laaten vereenigen, eerft in den jaare 1687. op deszelfs outften Zoon, Marten Albert van Ifendoorn a Blois, en van die daarna in den jaare 1681. op den jongften Zoon, Johan Henric van Ifendoorn a Blois, niet als allodial Goed, maar als Feudal en als adpertinentien ipfius Feudi antiqui, te gelyk met en byhet oude Lehn, ofte den Cannenborg zeiven, 't elkens zyn gedevolveert , en aldus ten tyde van die tweede fucceffie op Johan Henric van Ifendoorn, albereits werklyk medejout Lehn zyn geweeft: Want, of fchoons wel de Lehn-Afte van den jaare 1632. fub num. 5. niet fpecialyk mede koomt te vermelden, dat Elbert van Ifendoorn1 deze drie Waranden eerft coram Qrdina. rio aan den Lehnheer hadde opgedragen , .Zo zyn 'er egter zedert dien tyd tot den tyd van de BeJeh- nin-  ende ADVERTISSEMENTEN. 441 moge van Marten Albert van Ifendoorn in den jaare i68r. 1 fub num. 6. al negenenveertig en tot die van Johan Henric van Ifendoorn fub num. 7. in den jaare 1689. toe, al zevenenvyftig jaaren tyds, en aldus ook meer als een triens fcecidi verlopen geweeft. Geduirende welken tyd, gelyk ook altoos daarna, alzo de fucceffive Vafallen al tyd, zo wel ten aanzien van die drie Conynen-waranden, als ten opzigte van het Huis te Cannenburg zelve, continueel fub fide ac clientela Domini Feudi zyn geweeft; Zo is gevolglyk ook al zodane defeét, als 'er in die in den jaare 1632. gedane tot Lehnmakinge dier drie Waranden , al by een manquement van praeallabil tranfport van die zelve coram Municipali, gerefideert hebben mogte, in allen gevalle noch door middel van Praefcriptie al voor lang geremcdieert en uit den weg genomen geweeft, zelfs al voor dato, dat dit Lehngoed met die zelve Waranden op Johan Henric van Ifendoorn is gekomen of gedevolveert geweeft: Quoniam per poffeflonem quoque trientis fcecidi, quae Domino fciente ac Vafallo fidem, homagium ac fervitia prceftante , contingit atque absque ulla interruptioné continuata efl, absque vllo dubio Feudum acquiritur, Sande ad Feuda Gelr. tract. 1. tit. 1. cap. 2. num. 1. êf 5. Fr etter quam quod & ex confejfione Vafalli, de quo dam pr tedio in territorio Caftri Feudalis fito, fcienter fatta aeque ac ex deftinatione Domini, fatis probetur, idem prcedium effe Feudale, ac de pertinentiis ejusdem Caftri, Menoch. lib. 3. prevfumpt. 101. num. 14. Mev. part. 2. decif. 196. é? in Cod. lib. 3. tit. 32. decif. 2. Dat verder, of fchoons wel Menoch. alleg. lib. 3. prcefumpt. 91. num. 16. koomt te leeren, quod fi in concefione quce dam bona exprimantur ut feudalia, time reliqua bona non expreffa, feudalia non prcefiumantur , fed allodiaiia, En zulks aan de eene zyde ook wel in thefi verftrekt voor Kkk be-  442 CONSULTATIEN, ADVYSEN bewys, van dat niet al het gene, 't welk de Domini Utiks en fucceffive Lehnvolgeren van de Hofftat Cannenburg, rontom en digt by die zelve Lehn-Hofftat gehad en als eigen gebruikt en bezeten hebben, even daarom juift met dat Caftrum zelve Feudal, ofte een Lehnappertinentie van dien, zoude moeten wezen, Dat zelve egter ook, quoad hanc hypothefin, noch niet aan de andere zyde kan verftrekken voor bewys, van dat dit zelve Caftrum, buiten en behalven de drie meermaals gementioneerde Conynen-waranden, noch gantfch gene andere adpertinentien zoude hebben, als even juift en alleenlyk de Vogelheggcn of Wiltbane, met die eene of oude' Mole, en dat eene of eenigfte gedeelte van het Water op 't welke deze eene Mole koomt te lopen by het Lehn-Regifter en wederzyds geappliceerde Lehn-Bricvcn fpecial geexprimeert: Want dien Autheur alleg. prcefumpt. 91. num. 1. (ffeqq. üs~ que ad 39., handelt de prcefumptione illa juris Naturalis atque ex primcevo Jiatu deduSta, fecundum quam omnia prcedia, tanquam qua ab inïtio libera atque allodia fuere, ad hucdum libera prcefumuntur tamdiu, usquedum probetur, eadem ex primcevo ifto in alium ftatum redacla, ac alicui fervituti aut oneri obnoxia facïa effe. 't Welk nogtans ten opzigte van de Hofftat Cannenburg cum fuis adpertinentiis, als waar omtrent Parthyen het hinc inde met malkanderen eens zyn, dat die zelve niet in primcevo ifto ftatu verbleven, maar al voor onherdenklyke jaaren een Lehngoed geweeft is, geen 't allerminfte bedenken meer. hebben kan. En dezen Autheur op dat fundament ook handelende of voortvarende, daar op nogtans alleg. num. 16. niet in fpecie van de latere inveftituren, welke de fucceflive Vafallen in latere tyden bekomen hebben, maar alleenlyk van de Conceffie zelve, dat is, van die onderhandelinge of Contraót, door of by 't welk een Lehngoed allereerft.ex primcevo in  ende ADVERTISSEMENTEN. 443 in allum ftatum geredigeert, dat is, van vry of allodial Goed tot Lehngoed gemaakt is, koomt te fpreken. Van hoedane allereerft? conceffie in dezen, dat is, van dat Contract, ofte die onderhandelinge, by welke den Cannenburg eerft van allodial tot Lehen gemaakt is, alzo wy nog ans by de gantfche procedure nergens iets het allerminfte gefprooken, veel min geappliceert, komen te bevinden , En wy derhalven ook ex JMis totius proceftlis in geenhetminfte gedeelte hebben konnen zien of onderzoeken, wat of Welke parceelen, of Goederen, by de tot Lehn makingevan den Cannenborg zelve, mede als Feudal, ofte als adpertinentien van zodane doen ter tydexallodioin Feudum gevedigueerde Hofftat, geënumereert of fpecialyk vermeld ftaan of niet; Zo hebben wy ook die hier geallegueerde leere van Menochius, en andere Rechtsgeleerden meer, die op die wyze het zelve met hem traderen, op den cas alhier fubjecc gantfch niet applicabil konnen vinden. En zulks vooral niet in deze Provintie, in welke meer dan over bekent is, niet alleen dat van veele en verfcheidene Lehnen het denombrcment van de parceelen, daar onder gehoorende, op de Lehn-Regifters niet word bevonden, nogte ook de parceelen van een ieder van dien aldaar ftaan aangctcekent. Maar ook, dat de refpeaive Vafailen , by het fucceffivelyk» verzoeken van haare Inveftituren en Lehnconfenten, hebben genegligeert, een denombrcment van de parceelen onder haare Lehnen gehoorende, te doen of over te geven. Dat daar door gebeurt is, dat van tyd tot tyd is veroorzaakt geworden, dat veele en verfcheidene Lehnparceelen, zonder des Lehn Heers confent, van haare principale Lehnen zyn afgefplittet, en daar meede , zo by alienatie of verdeelinge, als by belaftinge of bepandinge, als met allodiale cn eigene Goederen , is gelecft, en dus doende, tot nadeel van den Lehn Heer, derzelver feudaliteit door verloop van , Kkk 2 ty-  444 CONSULTATIEN , ADVYSEN tyden , is verduiftert, cn dusdane parceelen den Lehn Heer ontvreemt geworden zyn. Dat daaromme, tot voorkominge van zulks, den Lehn Heer, dat is, de Edle Mogende Heeren Staten dezes Furftendombs en Graaffchaps, by fucceffive Plaeaten, en laatfblyk noch by dat van den 3. November 1703., alle haare Vafallen hebben geordonneert en gelaft, om eene pertinente Specificatie en denombrement van alle de parceelen onder haare Lehnen behoorende, in cas die zelve op de LehnRegifters noch niet bevonden worden, aan den Lehn-Griffïer over te geven. En dat nogtans, dies ongeagt, al evenswei zeer veele Vafallen, zodanen denombrement of Specificatie van haare ter Kamere van Lehnen noch nooit aangeteekent geftaan hebbende parceelen, onder haare Lehnen gehoorende, tot op den huidigen daage toe noch nimmermeer hebben gedaan of overgegeven. Dat over zulks alles ook in deeze Provintie , uit de refpe&ive Inveftituren alleen, en buiten allen anderen bewys, zo van de allereerfte Conceffie tot Lehnen, als van een in maniere als voor gemeld ter Kamer overgegeven denombrement , voorts oculairs infpettie in loco contentiofo te doen, als anderzints, geenzints een vaft argument, van dat een Lehn gantfch gene andere adpertinentien, als even juift alleen die gene, welke by de latere Inveftituren nominatim geëxpreslëert ftaan, hebben zoude , kan worden gemaakt. En zulks voor al in cafu fubjeüo, ten opzigte van de Lehn Hofftat Cannenborg en derzelver Lehnadpertinentien , uit die by dezen proceffe geappliceerde Inveftituren, in genen deele kan worden gedaan." Aangezien dat zelfs het ExtracT; uit het Lehn-Regifter, fub A. 1. by de Memorien van het Frewlyn en derzelver Heer Swager geappliceert, in verbis : Dat Huis te Cannenborg met den Vogelheggen, moeien en NB. Erven daar toe behorende , genoegzaam doet zien, dat dat zelve Huis al in den  ende ADVER.TISSEM ENTEN. 445 den jaare 1402., ten tyde als Gaas van Herwen met het zelve helehnt is, en aldus lang voor dato dac de drie meergemelde Conyncnwaranden daar onder van vry tot Lehngoet gemaakt zyn, boven en behalven de Vogelheggen en de Mole ook noch andere Erven, tot zyne Lehnappeninentien of toebehoorigheden heeft gehad. Van welke andere Erven na alle apparentie uit de Concesfie zelve, by welke den Cannenborg allereerft van Allodial tot Feudal Goed gemaakt is, in cas dat die te voorfchyn gebragt worden konde, zoude konnen blyken, wie en welke dat het zyn geweeft. En dat daar en boven ook noch uit het Extraót uit het tweede Lehn-Boek van Hertog Wilhelm van Geve, als Hertog namentlyk van Gelre en Graaf van Zutphen, fub num. 3. agter des tegenswoordigen Heer van Cannenburgs Memorien gevoegt, koomt te blyken, dat de Hofftat Cannenborg met eenige te bevorens in dat zelve Lehnboek aangeroerde of vermelde parten ofte gedeeltens, voormaals van den Goede Cannenborg is gefpleten geweeft, doch dat den Maarfchalk Roffum dat zelve weder te zamen geworven hadde, en daar op ook in den jaare 1543.dat Goed weder tezaamen, alsmaar een Lehn, op zyn begeeren van den Lehn-Heer heeft tc Lehn ontfangen- Hoedane oude verfplittinge , in cas op dat zelve LehnBoek nagezien wierde, na alle apparentie ookInoch wel van andere parceelen , buiten en behalven de Vogelheggen en de Mole, als Lehnappertinentien van den Cannenborg , zoude vermelden. Want ons het in tweën fplitten van de Mole, als iets ondoenlyks, en het fplitten of van malkanderen deelen van de Hoven, Graften en Cingels van dat Huis, als iets abfurds, voorkoomt. En vorders die Vogelheggen of Wiltbane ons ook niet voorkoomen als een parcecl van die confidentie, dat het zelve veel affplittens of verdeelens, zoude konnen Ivden. Kkk 3 Dat  44o\ CONSUL TA TIEN, ADVYSEN Dat vorders ook noch zodane denombrement of fpecificatie ,, als in gevolge 's Lands Plaeaten gemaakt en overgegeven heeft moeten worden, in cas dat het zelve ter Kamer van Lehnen te vinden is, en eindlyk ook noch eene öculaife infpeétie, aan dit difpuit, wat en welke Erven of parceelen eigentlyk van de adpertinentien van dit oude Lehn zyn, of niet zyn, veel lichts zoude konnen geven. Daar anderzints, buiten zulks alles, dit zelve difpuit, zo en in dier voegen als het by den Proceffe hinc inde is behandelt, vry donker is, als ton opzigte vanN't welke men circa facta verleert in antiquis. En daar evenswei de Heeren Compromiffarien, niet alleen de productie van de hier voor gemelde Conceffie, Verfplittinge en Denombrement, voor zo veel als die zelve doenlyk wezen zal, aan Parthyen ordonneeren ; maar ook de Goederen en parceelen en derzelver fituatie met de daar omtrent voorkomende circumffantien, in oogenfehyn en overweginge gaan neemen zouden konnen, in cas dat het Haar Hoog en Wel Gebore believen mogte , daar toe dezen aangaande decreet te verleenen, en daar by Parthyen, met haare bewyzen, die zy hier van noch hebben of vinden konnen mogten , tegens zeekeren dage in loco contentiofo te verfcheiden. Om alle welke redenen wy dan ook boven cn behalven het Huis te Cannenborg met zynen toebehooren, de Vogelheggen, de Mole en 't Water, ook noch mede voor out Lehn hebben moeten verklaren al dat gene, 't welk vorders noch in fpecie bewezen mogte konnen worden, van de eigentlyke adpertinentien dier zeiver Lehn-Hofftat te zyn : Vermits dat het anderzints, of buiten zulks, om die zelve redenen, zeer ligt zoude konnen, en na alle waarfchynlikheid ook werklyk moeten gebeuren, dat wy, door alleen die Hofftat met de Vogelheggen, oude Mole, en het Water ,by die zelve Mole, als deszelfs toebehoorigheden, voor out Lehn te verklaren, Als-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 44r Alsdan noch iets anders of meerders, 't welk mede eene appertineritie diens zeiven ouden Lehns, cn over zulks insgelyks mede zelfs out Lehn was, daar door voor allodial, ofte ook voor nieuw Lehn , verklaarden, en aldus, door in dier voegen dat oude Lehn te dimembrercn, zo wel den Lehn Heer zelfs, als zynen Vafal, kwamen te benadeelen. Om 't welk te doen wy nogtans in geen het minfte gedeelte bevoegt of by magt zyn. En waar toe ook zelfs het Compromis in dezen, al dat het fchoons al met confent van den Lehn Heer ingegaan, ofte ook ex poft ter Kamere van Lehnen geappróbeert ware, noch niemant gequalificeert ofte beregtigt maaken kan. Waarom wy dan ook vermeinen, dat deze.onze decifie over dit dertiende poincl:, tegens den inhout van dat op den i. January 1727. tuflchen den Heer van den Cannenburg ter eenre, en het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. ter anderen zyden, ergaan Compromifforial Decreet, voor zo verre als daar by aan Parthyen geordonneertis, haare bew}Tzen hy haare eerfte Schrifturen te appliceren, geenzints ftrydig is: Dewyl wy ons volkomen verzeekert houden, dat de intentie van de Heeren Compromiffarien nooit is -geweeft, om iets het minfte van dat oude Lehn te laaten dimembreren, of door middel van dat zelve Decreet, den Lehn Heer of deszelfs Vafal in derzelver Lehn-Recht op eenigerhande wyze te laaten benadeelen. Maar in tegendeel volkomentlyk vertrouwen, dat Haar Hoog en Wel Gebore, in cas dat al onverhopentlyk die voorgemelde eerfte Conceffie en oude verfplittinge, gelyk ook dat Denombrement van parceelen , niet te voorfchyn gebragt mogte konnen worden, en daar en boven ook noch de oculaire infpeétie vrugtloos mogte komen af te lopen, en over zulks, vermits dat Parthyen doch hoe eerder hoe beter tot eene verdeelinge en Maeghgefcheyt trceden moeten , by deeze verdeelinge het Huis te Cannenborg maar met de  44$ CONSULTATIENV ADVYSEN de Vogelheggen, de Mole en 't Water, als out Lehn geconfidereert worden moefte. Alsdan egter dusdane verdeelinge voor zo veel als dit zelve poincl aangaat, niet anders, als maar alleen by provifie, en voor behoudens des Lehn Heers en des tegenswoordigen Heer van den Cannenborgs Lehn-Recht tot en aan al het gene , 't welk daarna noch bevonden worden mogte, ook noch mede van de adpertinentien diens zeiven ouden Lehns te wezen, zullen laten doen, en tot fecuriteit van zulks, die aan de twee andere toe te deélene portien in de Erfniffe, by dat daar over op te rigten Maeghgefcheyt, laten verbinden en daar voor in iftnm eventum geaffeéteert laten blyven. Wy hebben verder ook noch mede voor out Lehn moeten verklaren al dat gene, 't welk ten tyde, als den Heer Johan Henric van Ifendoorn dit zelve Lehngoed aangeërft heeft gehad, door de voorige Vafallen of Bezitteren van dien , op den grond van dat zelve Lehn en deszelvs adpertinentien, door timmeren , poten en graven, reets al gezett of gebragt geweeft is: Om dat wy ex attis bevinden , dat het FrawJyn van Ifendoorn > en den Heer van Ëynenburg, zoo flipt, en zoo ftri£t, op die, by die by den proceffe geappliceerde LehnAflens, ervintlike woorden: Met zynen toebehoor en, namentlik de vogelheggen met de mole en water , blyven flaan, dat Haar Hoog cn Welgeb. buiten zulks aan den Huife Cannenborg niets het minfte of geringfte , en in fpecie ook niet meer, als eene Mole met deszelvs Molen Water, voor out Lehn, of voor eene Lehn appertinentie van die zelve Hofftat, willen erkennen; Daar nogtans inden Jaare 1402. fub A. t. niet meer, als eene Mole, op het Lehn Regi fier bekent heeft konnen flaan, om gene andere reden , als dat 'er doen ter tyd noch niet meer, als eene Mole, op dat zelve Lehngoet, van hoe groot of klein circuit of extenfie hetzelve dan ook wezen moge, 2al hebben geftaan, En  ende AD VERTISSEMENTEN. 449 En dat daar door ook zal zyn veroorzaakt, dat by alle de volgende Inveftituren , zonder onderzoek te doen, of 'er ondertuflchen ook meer Molens op den Gront van dien gezet waren, of niet, [altoos ook maar van de Mole is gementioneert geworden : Om dat men aan alle Lehnkamers gewoon is, by de laatere Inveftituren altoos de woorden van de eerdere te volgen. Daar ondertuflchen aan de fucceffive Vafallen geenzints is benomen geweeft de macht, om op den Grond van dat oude Lehn en deszelfs adpertinentien, van tyd tot tyd noch meer Molens en Gebouwen te zetten, ten dien einde ook genoegzaam Water aldaar door graven te zoeken, of van elders op dien zeiven Grond te leiden , en den zeiven vorders ook met poten of planten, te verbeteren : Vermits het eenen Vafal altoos vry ftaat, om zelfs inconfulto Domino, zyn Lehngoet te mogen melioreren, zoveel als in zyn vermogen is. Dat zodane verbeteringen aan een Lehngoet gemaakt, ook mede zelfs Feudal worden : Cum femper accejforium fequatur fuum principale; En dat dezelve, of fchoons wel in den beginne nieuw Lehn wezende, Egter, zo ras als fe maar eens gedevolveert, dat is, van den Meliorator, door deszelfs affterven, op zynen fuccesfeur of Lehnvolger gekomen zyn, Daarna by alle vordere fucceffien of verfterven, voortaan niet meer als nieuw Lehn konnen, maar zo wel, als het principale Lehngoed zelfs , altoos als out Lehn, moeten worden aangemerkt. Dat over zulks ook, in cas dat door de voorige Heeren van den Cannenborg, tot Martin Albert van Ifendoorn incluis, aan het Caftrum, of Huis Cannenborg zelfs melioratien gedaan, en daar en boven ook noch, behalven die oude Mole die 'er reeds was, op den Grond van dit oude Lehn Lil of  45c CONSUL TA TI EN, ADVYSEN of deszelfs toebehooren noch meer Molens gelegt en daar toe Water aangegraven ofte van elders daar op geleidet, ofte ook andere Gebouwen gezet, of plantages op dien zeiven Grond aangelegt wezen mogten, 't welk wy nogtans, vermits Parthyen onder zig difputeren, of zulks op , dan of het buiten den Grond van het oude Lehn, is gedaan, niet weeten, of gefchiet is, of niet; Zulks alles, als by het Maeghgefcheit fub ngm, 2., na overlyden van Marten Albert van Ifendoorn, te gelyk met of onder die tot Vaeffen gelegene Goederen, op Johan Henric van Ifendoorn gekomen zynde, Alsdan daarna, by verder verval of fucceffie, door overlyden van Johan Henric van Ifendoorn zelfs veroorzaakt, al onwederfpreeklyk mede is geweeft out Lehn. En by gevolge ook over dusdanen geval gantfch kwalyk geargumenteert zoude worden, dat er niets meer, als evenjuift en ftriéte genomen dat gene, 't welk by de LehnAétens agter den proceffe geappliceert, nominatim geëxpresfeert ftaat, en in fpecie ook niet meer als eene Mole met deszelfs Molenwater, onder de Lehn-Hofftat Cannenburg gehooren , en met die zelve out Lehn wezen zoude. Eindlyk hebben wy onze decifie over dit dertiende poincl:, ook noch moeten claufuleren met de woorden : Vm of onder die Goederen en effecten van den Boedel, van of over welke deze Parthyen by haare procedure hinc inde fpecialyk koomen te mentioneren ofte te handelen. Om namentlyk niet te doen fchynen, als of wy, door de ze Decifie mede zouden hebben verklaart, dat 'er in den gantfchen Boedel gene andere oude Lehnen, als alleenlyk de Hofftat Cannenborg met alle deszelfs Lehn-appertinentien, zouden zyn. Hoedane verklaringe wy, als des Boedels Inventaris nooit gezien hebbende, en by gevolge dies aangaande ook gantfch onkundig wezende,, nogtans onmooglyk zouden konnen doen. En  ende ADVERTISSEMENTEN. 451 En noch te min, om dat 'er, of fchoons buiten ons wee" ten, egter noch wel werklyk meer of andere oude Lehnen buiten en behalven de Hofftat Cannenborg, in den Boedel zouden konnen wezen; niet tegenftaande dat Parthyen aan gene van beide kanten, iets van die zelve by den proceffe vermelden: Vermits dat zodanen wederzyds ftilfwygen daar van , wel daar door veroorzaakt zoude konnen wezen, dat parthyen over de nature of adpertinentien van zodane niet mede byden procedure gementioneerde Goederen, onderling geen difpuit hadden, maar het daar omtrent over en weder rects al volkomentlyk met malkanderen eens waren, en het over zulks ook gantfch en al onnodig was, van dusdane Goederen iets by den proceffe te vermelden. Hoedane niet mede gementioneerde oude Lehnen, wy nogtans alsdan op eene indircéte wyze noch voor gene oude Lehnen zouden verklaren, in cas dat wy verftonden, dat van alle die in den gantfchen Boedel zynde Goederen en effeéten, alleenlyk het Huis te Cannenborg cum omnibus fuis adpertinentiis, out Lehn was. 't Welk wy immers, in cas dat wy maar fimpliciter, en zonder van eenig ander out Lehn te vermelden , kwamen te zeggen, dat het Huis te Cannenborg met zyn toebehooren &c. out Lehn '\s3 zelfs ook noch in den voorfchreven gevalle, nootwendig zouden moeten fchynen, blindlings te hebben willen doen. 14. Poin£t. Dat het Water met deszelfs acceffoir van daar op< door de x. fucceffive Heeren van den Cannenburg gezette Molens, over 't welk Parthyen difputeren, op een ieder van de Gronden, op welke het zelve is, behoort tot den Gront zelfs, en daar mede van eene en dezelve nature is, en by gevolge voor zo verre als het zelve is op den allodialen Grond, als allodial Goed , op den Grond van out Lehn of out Heerengoed, ontwyffelbaar als out Lehn of out Heerengoed, en op den L 11 2 Grond  452 CONSULTATIEN, ADVYS EN Grond van nieuw Lehn of nieuw Heerengoed alleenlyk in Linea defcendenti tuffchen de Kinderen voor de eerfte reize als nieuw Lehn of nieuw Heerengoed, gelyk ook dat gene, 'twelk, zo van Water, als door Timmeren, of anderzints, op koften en met verminderinge van den allodialen Boedel van den Heer johan Henric van Ifendoorn, door zyn Hoog en Wel Geboren op den Grond en aan de Gebouwen van out Lehn of out Heerengoed, gemaakt of gebragt is, in de afgaande Linie onder de Kinderen voor de eerfte maal, en verder niet, als nieuw Lehn of nieuw Heerengoed, is verftorven en gedevolveert, en dat dat gene, 't welk aan die in difpuit zynde Wateren, 't zy alle of eenige, in t toekomende door graven, leggen van nieuwe Molens, als anderzints, door iemand van Parthyen verbetert of vermeerdert worden mogte, toekoomt of toekomen zal alleen aan den genen, die zulks op zynen Grond laat doen, zonder dat de andere daar toe of aan, eenig verder recht zullen hebben, als alleenlyk aan zodanen verbeterden Water voor zo verre als het over haaren Grond loopen mogte, en zo lang als het op haaren Grond is of blyft, dog verder of langer niet. Wy bevinden deezen aangaande ex Mis: Dat 'er, behalven die oude Mole, welke 'er al in den jaare 1402. op de Hofftat Cannenborg geweeft is, zedert van tyd tot tyd aldaar en rontom heen noch eene menigte van Molens aangelegt, en daar toe het Water hier en daar met graven gezogt en op •die Molens geleidet is. Dat onder anderen in fpecie de Maarfchalk Marten van Roffem, 'er by zynen tyd twee op de Gemeente tuffchen Nierffen en Vaeffen, heeft doen leggen, uti fub D.: Dat ook de Heer Elbert van Ifendoorn by zynen tyd de Beekjens in Vaeffen en Empts, koomende uit de Schafferder, Emptfer, Kortenbroeker enBroecker Veentjens, tot verbeeteringe van het Water op zyne Molens, heeft gebruikt, geleidet en in de Grift gelofcht, en ten dien einde by cue van de Reekeningen in Gelderland, by eenen formelen Erf- pagts-  ende ADVERTI SS EMENTEN. 453 pagts-Brief van den 30. May 1660. fub num. 83. & E., permiffie bekomen. Voorts dat door het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. by derzelver Memorien word gepofeert, en by de Straffe of Debath van den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg ook niet gecontradiceert word, dat de vorige Heer en Vrouw van den Cannenborg het Goed den Oofterhof, met het daar by zynde en gehoorende Water, hebben aangekoft gehad. Als mede dat het tuffchen Parthyen over en weder is m confejfo, dat de fucceffive Heeren van den Cannenborg, tot Johan Henric van Ifendoorn incluis, van tyd tot tyd eene menigte van Molens rontom het Huis Cannenborg hebben doen aanleggen, en daar toe het Water, zo tot Nierffen en in de Nierffenfche Velden, als elders, door graven doen zoeken, en van daar tot op die zelve Molens geleidet. Dat voor zo veel als het Water, 't welk uit de Schafferder, Emptfter, Korten-Broeker en Broeker Veentjens koomt, en voor het gebruik van 't welke zedert den jaare 1660. eenen jaarlikfchen Canon van vier ponden, ieder van veertig Grooten Vlaemfch , aan de Reeken-Kamer betaalt heeft moeten worden, is aanbetreffende , over dat zelve, en over de Molens daar op liggende, eigentlyk tuffchen Parthyen geen difpuit is: Dewyl de Heer van den Cannenborg, zo by zyne Memorien, als by zyne Straffe of Debath, zelfs confeffeert, niette fuftineren, dat dit Erfpagtswater mede onder het oude Lehn zoude gehooren. Dat insgelyks over het eigentlyke Water van den Oofterhof en daar op liggende Molens geen difpuit tuffchen Parthyen is: Vermits zyn Hoog en Wel Gebore, by zyn Debath of Straffe zelfs koomt te zeggen: Dat hy zyne fuftenue, van namentlyk out Lehn te zyn wel wil bepaalen tot de Waaieren van Nierffen en daar omtrent, en vorders ten aanzien Lil 3 van  454 CONSULTATIEN, ADVYSEN van het Water feparatelyk by aankoop van anderen , of by eenige andere Conceffie van den Furfl van den Lande, 't zy dan onder titul van Erfpagt of wat voor anderen titul het, buiten die van Lehnpligt, ook wezen mogte, gewillig is, om zig na den inhout van de Zegels en Brieven daar van zynde, te reguleren, niet tegenftaande dat zelfs al de Vader gewilt hebben mogte , dat dezelve by en onder 't Huis Cannenborg zullen blyven: Cum hcec Unio, juxta dottrinam Sandii ad Feuda Gelr. tratt. 2. 'tit. 2. cap. 5. §. i. num. 2., fundi qualitatem non mutet, ut fiat pars Feudi. Maar dat Parthyen het voor 't overige ten opzigte van de Nierffenfche, of uit het Buurfchap en de hoge en lage Velden van:Nierffen komende Water, en de Molens daar op liggende, gantfch en al oneens zyn. In zo verre, dat aan de eene zyde de Heer van den Cannenborg fuftineert, dat zulks, als unam eundemque ficaturiginem ac caufam primordialem hebbende, al 't zamen out Lehn, ofte eene adpertinentie van dë Lchn-Hofftat Cannenborg wezen zoude. En aan de andere kant het Frewlyn van Ifendoorn en de Heer van Ëynenburg qqa., daar van niets anders, als alleenlyk die by de Inveftituren vermelde oude Molen met deszelfs Molenwater, voor out Lehn, of voor eigentlyke adpertinentien van den Cannenborg, willen erkennen; Ja zelfs dat poinót zo nauw koomen te zoeken, en zo hoog te trekken, dat Haar Hoog en Wel Gebore ook noch van die Wateren, die voor als noch niet in wezen zyn, maar in 't toekoomende uit die zelve fources noch door graven vermeerdert, en de Molens die daar op alsdan noch eerft nieuws gelegt worden mogten, hier namaals noch ieder eene filiale portie pretenderen te trekken. Hoedana fuftenuen nogtans onzes eragtens, aan weerskanten zyn ongefundeert, en ten aanzien van welke, die by de Inveftituren ervintlyke Woorden : Dc Mole è» Wa-  ende ADVERTISSEMENTEN, 455; Water, aan wederzyden worden misbruikt, en kwalyk geinterpreteert: Want, aan de eene kant zo geeft het gene de allerminfte confequentie : Het Lehn is indefinhe ac indeterminatim met het Water uitgedaan, Ergo, Behoort al het Water, niets daar van uitgezonden, onder dat zelve Lehn. Dewyl dat op die maniere, door al het Water, verftaan zoude moeten worden het gantfche Water, van deszelfs begin of Source af, tot zyn einde of uitloop in de publicque Riviere toe. • Daar nogtans dat zelve water, in zyne langte , of diftantie van de Source af, tot aan den uitloop toe, niet over den Grond alleen van dat zelve Lehn, maar daar en boven ook noch over den Grond van een ander of feparat Leen, 't welk zelfs ook met het Water indeterminatim tot Lehn uitgegeven zyn konde, ofte ook over Heerengoeds Grond, of over allodialen Grond van den zeiven Vafal, ja zelfs ook over eens andermans Grond, zoude konnen lopen. Op welke andere Gronden buiten den eigentlyken Grond van het Lehn zelve, en vooral op den Grond van eenen anderen Eygenaar, nogtans dat zelve Water gene Lehnadpertinentien diens zeiven Leens, ja immers ook op eenen allodialen Grond niet Feudal wezen kan. En met hoedane intentie ook nooit eenen Lehn-Heer ge prafumeert kan worden, 't Water by zyn Lehn te hebben' willen uitdoen: Dewyl het niet verder zyn Lehn-water is, als voor zo verre het werklyk is op zynen Lehngront. En hy daaromme het zelve ook niet wyder, als zo verre met het Lehngoet-tot Leen uitgeven kan. En, wat vorders datmede aan des Heer van Cannenburgs zyde, ex identitate fontis feu fcaturiginis, tanquam ex eadem taufaprimordiali, gehaalt argument, aanbelangt; Zo is het al immer zo flegte confequentie, te willen zeggen: Die uit Nierffen en uit de NierJJinfche Velden komende, m  4S6 CONSULTATIEN, ADVYSEN en van daar door de Lehn-Hofftat Cannenborg heen lopende Wateren, hébben eene en de zelve fource, eundemque fontein ac caufam primordialem, Ergo, zyn diezelve gantfch en al met die zelve Hofftat Feudal, ofte eene Lehnadpertinentie van dien. Aangezien dat men, om te kunnen weeten, hoe verre een met of by een Lehngoet uitgedaan water, Feudal ofte eene adpertinentie des Lehns is, of niet is, niet moet zien op de Source of Welle, uit welke dat Water zynen oorfprong heeft, Maar alleen, hoe verre dat zich de gront van het Lehneoet zelve uitftrekt, of niet: In aquarum dutlu enim mjpia non debet principium aqua, fed alvei ac meatus, per quos aqua manat, Mascard. de probat. concl. 123. n. 8. In zoo verre, dat, of fchoons al de Source van het Water was op de grond van het Lehn zelve , en aldus daar ter plaatfeP den W Heer was DireOus , ende de Vafal utilis Dominus, van dat zelve Water; Alsdan evenswei zoodanig Water noch niet langer of verder Feudal of tot het Lehn gehoorig zoude blyven, als voor zoo lang of verre, als het zelve op den grond van dat Lehn zelve verblyft. En, zo ras als het van dien grond af, op eenen anderen grond gelopen is, aanftonts word het Water van den genen, die dien anderen grond toebehoort. tey oSgef, daar door in haar recht of poffeffie maar met benaadeeltofturbeert: Licetenim aqua, qua in alicujus pradio nafcitur, propria quidem fit ejus, adquemidemfunduspertinet; Attamenquampri-^  ende ADVERTISSEMENTEN. 45.7 ■mum ipfius fundum egreffa , ac fundum alterius ingrejfa eft, Jiatim fit alterius , in cujus fundum efl prolapfa, li eet in fundo ipfius non oriatur , Adeo ut Alter ea ., tanquam ipfius propria tffetia , in fuo fundo ücite uti ac pro lubitu de ea difponere pojjit, Mascard. alleg. concl. 123. n. 1, 2 cjf 3. Menoch retin. poff. remerd. 6. n. gó, 87, 88 êf 89. Matth. de Afflitt. decif. 388. n. 12, 13 cjf 14. Caepoll. de fervit. praed. ruft. cap. 4. n. 51 £? 53. En aan de andere zyde geeft het ook eene niet min flegte confequentie, met den Bedienden van het Frewlyn en derzelver Heer Schoon-Broeder te argumenteren in dezer voegen : Het Huis te Cannenberg is met de Mole en het Water in finguJari, en niet met Molens en Wateren in plurali numero , tot .Lehn idtgegeven, En , het Water, op V welk die Mole gaat, wordt door andere . wateren , die niet Feudal zyn, verfterkt , Ergo, is 'er niet meer, als die eene Mole, en dat eene Water daar die eene Mole op gaat, Feudal ofte eene adpertinentie van diezelve Lehn-Hofftat. Want op die maniere aan de fucceffive Lchnvolgeren alle macht benomen zoude zyn geweeft, om dat zelve Lehngoed te konnen verbeteren, door middel van op den gront van het Lehn zelve, noch meerdere Molens aan te leggen, en daar toe op den Grond vanmet Lehn noch meerder Water door graven te zoeken , of van elders Water op dienzelven grond te leiden, en daar mede het Water, 't welk op dien grond is, te verfterken: 't Welk egter de abfurditeit zelve is : om dat na LehnRechte vaft ftaat, > dat alle melioratien aan een Lehngoed , cn op den grond, en aan de Gebouwen, van het Lehn gedaan , als iets acceffoirs wezende , ook worden Feudal en eene adpertinentie van het Lehn zelve, Daar nogtans, in cas dat voorgemelde argument door ging, als dan zodane Molens en Wateren, als 'er, behalven de M m m eer-'  4S8 CONSULTATIEN , ADVYS EN eerfte Mole en derzelver Water, van tyd tot tyd noch op den grond des L'ehens gelegt, uitgegraven, of van elders op"eleidet wezen mogte , noch op den Lehngrond zelve zouden Allodial moeten zyn gebleven, 't Welk voorwaar iets ongehoords is : dewyl , om hier voor reets gededuceerde redenen, al het Water, dat op den Feudal en grond is, voor zo verre als diezelve grond ftrekten gaat, is Feudal, en een gedeelte of toebehoorigheid van het Lehn zelve blyft, zo lang als het niet van dien grond af op eenen anderen grond loopt, En ook al het Water, 't welk op eenen Lehngrond koomt, al dat het zelfs van eenen Allodialen grond kwame of afgeleidet wierdc, zo ras als het op. den Feudalen grond koomt, is ook Lehn, en zo lang een gedeelte des Lehns blyft, tot dat het van den Lenhgrond wederom afloopt. Om alle welke redenen wy dan ook wederzydtfe fentimenten, of dezen aangaande gemaakte fuftenues, hebben moeten. laten varen , of aan eene zyde ftellen, en een intermedium ,, ofte den middelweg tuflchen die beide, amplefteren moeten, "t Welk wy vermeinen , volgens Rechten te moeten beftaan hier inne:. Dat een Water, 't welk op iemants grond is, zo lang als het daar op is, is een acceffoir van dien zeiven grond: vermits den grond kan wezen en blyven den grond zonder het water, als 't welk zelfs over eenen anderen grond kan worden geleidet, en over zulks ook den gront onwederfpreeklyk is het principale, Dat daarom ook het Water, zo lang als het op dien grond is, met die daar op ftaande Molens, als insgelyks een accesfinium wezende , behoort tot dien zeiven grond , en van dien zeiven aart en nature is, als den grond zelfs: cum femper acce[forium fequatur fuum principale , reg. 42. de reg. jur. in 6. Barbos. in loc. comm. Lit. A. n. 7. Socin. in reg. Fallent. jur. reg, 5*. | En-  ende ADVERTTSSEMENTEN. 459 En dat over zulks ook het Water, 't welk op Allodial goetis, is Allodial Water, 't gene op out Heeren goed is, de nature van out Heerengoed heeft, dat op nieuw Heerengoed is, de nature van nieuw Heerengoed, 't gene op out Lehngoed is, de nature van out Lehn , en 't welk op nieuw Lehngoed is, de nature van nieuw Lehn heeft. Wies aangaande decifoir is de difpofitie Leg- n. pr. ffquod vi aut. dam. aldus luidende: Portio enim agri videtur aqua viva , quemadmodum fi quid operis in aqua fattum effet. Gelyk ook de leere van Mantic. de tac. et. ambig. convent.,' welken Hb. 4. tit. 16. n. 5, 6 êf 7. leert quod aqua, quce eft in fundo, eft pars fundi, ac cum ipfo fundo tranfit^, ideoque Éf vendito fundo, aqua, ut fruttus & pars fundi, vendita quoque cenfeatur. En van Mascard. alleg. concl. 123. n. 1. traderende quod aqua, quamprimum alicujus prcedium eft ingreffa, ftatim ipfius propria effecia eft. Dat het derhalven, ten aanzien van het Water ofte de Wateren en Molens alhier in quseftie, voor zo veel als der zeiver fucceffie , of devolutie tuffchen de Kinderen van den Heer Johan Henric van Ifendoorn, aanbetreft, onwederfpreeklyk in dezer voegen is gelegen. Dat die zelve, voor zo veel als ze zyn op den Gront van opt Lehn, gedevolveert en gefuccedeertzyn als out Lehngoet. Datze, voor zo verre als die op den Gront van nieuw Lehngoet zyn, in Linea Defcendenti onder de Kinderen alleenlyk voor de eerfte reize, als nieuw Lehn zyn verftorven en gedevolveert. Dat die, voor zo veel als ze op den Grond van out Heerengoed wezen mogten , ook als out Heerengoet gefuccedeert zyn. Dat dezelve, voor zo venc als ze wezen mogten op den Gront van nieuw Heerengoed, alleenlyk voor de eerfte maal tuffchen de Kinderen in de afgaande Linie, mede vererft zyn als nieuw Heerengoet. Mmm 2 En  46o CONSULTATIENj ADVYSEN En dat vorders dat gene, 't welk door den Heer Johan Henric van Ifendoorn, op zyne koftenen met verminderinge van zynen aBodialen Boedel, zo van Water, als met timmeren , of anderzints, den Gront van out Lehn ofte ook out Heerengoet, al dat het aan het Caftrum of Huis Cannenborg zelfs ware gemaakt, of gcbragt wezen mogte, als door het doen van zodane verbeteringe aan het zelve, doenmaals een accefforium cjf pars ipfius prcedii Feudalis aut Dominici, en over zulks ook wel mede zelfs Lehn of Heerengoet, maar egter nieuw Lehn of nieuw Heerengoet, geworden zynde, insgelyks in Linea Defcendenti onder de Kinderen voor de eerfte reize, dog verder niet, als nieuw Lehn of nieuw Heerengoet vererft en gefuccedeert is. Cum meliorationes in Feudo , Heet antiquo , fatta vel pra iis id quod earum caufa patrimonio allodiali deceffit, a primario Feudi Heer e de , Cohceredibus fuis allodialibus, in Linea Defcendenti debeant conferri, Sande ad Feuda Gelr. tratt. i. tit. 3, cap. i. §. 1. n. 32, 33, 34 cjf 35- cjf tratt. 2. tit. 2. cap. 3. n. 15. cjf 16. cjf. cap. 5. §. 2. per tot. Berlich. pratt. concl., part. 3. concl. 42. n. 21. cjf feq. Dat,. op dien voet de Wateren en Molens, te gelyk met de Goederen zelve van den alingen Boedel, een ieder volgens zynen aart en nature, genoten en verdeelt wordende, en daar door het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qq. wegens derzelver hasreditaire portien, door den Heer van den Cannenburg werklyk afgegoedet zullende wezen, Het daarna aan een ieder van Parthyen volkomentlyk zal v ry ftaan , om op dien hem by dat daar over op te rigten Maeghgefcheit toeërkenden Grond, de Wateren te vermeerderen , daar op Molens te leggen , en daar toe het water te zoeken op zodane plaatzen, op welke hy, om zulks te mogen doen, beregtigt wezen zal , wanneer dat hy maar, daar door eens anders gront in deszelfs recht of pos» feflie niet koomt te benadeelei ofte te turberen. Zon-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 45r Zonder dat aan zodane latere melioratien, als iemant van haar apart, na dato van dusdane Maeghgefcheidinge, op zyne koften aan zynen eigenen Gront koomt te doen, de andere daar na noch zullen konnen prastendeeren , eenig part of deel mede te moeten hebben, of daar voor iets van den Meliorator rei face proprice, te genieten. Aldewyle dat door de Maeghgefcheidinge zelve , aanftonts alle gemeenfchap zal hebben geceffeert en van zelfs opgehouden. En dat over zulks ook die op den naam van dat Frewlyn en derzelver Heer Schoonbroeder qqa. gemaakte prastenfie, van aan zodane verbeteringe van water en leggen van molens, als den Heer van den Cannenborg hier namaals op zyne koften noch op zyn eigen Gront, mogte nieuws komen te doen, daarna noch al mede te willen participeren, is ongehoort en ten eenenmaal ongefundeert. Wy hebben eindlyk ook, ten opzigte van dit veertiende poinót van Decifie, nogte aan de eene, nogte aan de andere zyde, eenige reflexie konnen neemen op de allegatien uit hoofde van het recht van den Furft van den Lande gederiveert, van dat die namentlyk is Eigenaar van de Velden en van de Wateren, en dat, buiten confent van de Kamer van Reekeningen in namen van den Furft, geene Watermolens mogen worden gelegt. Aangezien dat men alhier geenzints behoeft te difputeren , wat recht den Furft van den Lande over de publycque velden en wateren heeft, of niet; Maar alleen verfeert in materie van iets, 't welk Parthyen, of haare Voorfaaten, van tyd tot tyd in de velden en over de wateren, met toeftemminge van den Furft van den Lande door middel van Erfpagt by die van de Reekeningen aan haar verleent, aut fait em non contr-adicente Principe, hebben geexerceert, of al noch exerceren mogen. En dat zig in allen gevalle alhier ook noch tuffchen Parthyen geen difpuit opdoet over een fiumen puUicum, quod perenMm m 3 ha  ■4Ö% CONSULTATIEN, ADVYSEN ne ac navigabile eft, ideoque ff, tanquam Regale quid, ad Domanium Principis pertinet. Maar alleen over eenige flitvii privati, of eigentlyk rivi, en wel zodane beekjens, die voor het meerder gedeelte niet altoos ex fua natura boven over den Aardbodem gevloeid hebben, maar van tyd tot tyd door kofibare moeiten, arbeid en induflrie, gemaakt of vermeerdert zyn, en welkers water hier en daar met groote koften gezogt, met kleine ftrangetjens by malkanderen gelcidet, cn aldus door Menfehen handen tot lopende beekjens geeoaduneert is geworden. Om 't welk noch verder te mogen doen, de gene, die het doen wil, daar toe het confent van de Reeken-Kamer en van de Geërfdens of gemeene Maelen, voor zo verre als zulks, 't zy beide of een van beide, nodig wezen mogte, al noch zal konnen verzoeken en inhalen. Zonder dat zodanen confent van de Reeken-Kamer, als aan welke nooit eenige de minfte magt over de eigentlyke Lehnen, is verleent of gedemandeert geweeft, aan de allodialiteit of feudaliteit van eenigen gront of water, oit of immermeer iets het allerminfte heeft, of voortaan al noch zal konnen geven of neemen. 15. 15. Poinót. Dat den Emfter-Encks Thiende niet bewezen is, tuffchen deze Parthyen al noch als Lehn te moeten worden geconfidereert. Wy zullen ten opzigte van dit poincl:, ons in dezen, 'als alwaar niet tuffchen den Lehn-Heer en den Vafal of zyne Erfgenamen, nogte ook tuffchen den Lehn-Heer en den Vafal, of een van beide, en een derde, maar alleenlyk tusfchen de Nakomelingen van iemant, die voor meer als anderhalf hondert jaren tyds geleden, een Vafal geweeft is, onder malkanderen, difpuit is Niet inlaten over de qureftie, of, en door verloop van hoe langen tyd, het Dominium DireStum van een Lehngoed, tegens den Lehn-Heer, kan worden geprcefcribeert. 't Welk  ende ADVERTISSE MENTEN. 4% 't Welk Jul. Cl ar. recept, fententiar. lib. 4. §. Feudum quceft. 4.6. en Sande ad Feuda Gelr. tratt. 2. tit. 1. ca/;. 1. ». 6zeggen, zomtyds door verloop van eenen tyd van hondert jaaren, te konnen gcfchieden. Nogte ook over het difpuit, of den Maerfchalk Marten van Roffum, Heer van Poederoyen, oit Bannerheer van Baer en Lathum geworden of geweeft is, of niet. Door het acquireren van welke Heerlykheid, het Dominium Direttum van dien by hem te bevorens van den Huize Baer tot Lehn ontfangenen Emfter-Encker Thient onwederfpreeklyk met het Dominium Utile van dien zeiven thient geconfolideert, en over zulks ook de Feudaliteit van dien geëxftingueert, zoude zyn geworden. Cum res propria nemini fervire po fit; Atque ideo nemo fibi ipfi, fimul Dominus ac Vafallus effe queat, zo als onder anderen te zien is by Sande alleg. tit. 1. cap. 5. n. 6. verfi. Permixta, Grot. inleyd tot de Heil. Reghts Gel. lib.'2. part. 43. verfi. Ten derden, en Voet ad. tit. ff. ad SCtum. Tertull. in digreff. de Feud. n. 122. Maar vermeinen, om die zelve reden zo even geallegueert, dat het in dezen genoeg is, alleenlyk te onderzoeken, of den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, als aan welken by het Compromiffarial Decreet van den 1. January 1727. onder anderen mede geordonnecrt is, zyne vorderinge en fuftenue met ordentlyk bewys te bekleeden, deze zyne vorderinge en fuftenue, van dat den voorgemelden Thient, niet allodial, maar Lehnpligtig, wezen zoude, heeft bewezen, of niet. Vermits dog Zyn Hoog en Wel Gebore die zelve vorderinge mee geen ander oogmerk heeft gedaan, als om dien zeiven Thient en de portien in den derden voet van dien, by de aanftaande verdeelinge als Lehngoet, en als door het fucceffyf overlyden van den Heer Johan Henric van Ifendoorn, en vier van deszelfs Kinderen, niet htre Allodii of na Land- Rech-  .A64 CONS.ULTATIEN, ADVYSEN Rechte, maar jure Feudi of na Lehn-Rechte, verftorven cn gefuccedeert te wezen, te doen confiderercn. Hoedane vorderinge wy nogtans by den proceffe geenzins bevinden , door zyn Hoog en Wel Gebore bewezen te zyn; Want, voor zo veel als het Product fub num. i. betreft, dat zelve is geen Inftrument, 't welk in probanti forma is, zo als in prcecedentibus rcets is bewezen. En koomt ook de marginale aanteekeninge op dat zelve Product, zonder dat men zelfs noch weet, door wie gemaakt , van dat namentlyk den Emfter-Enks Thient Lehen, en aan het Furftendom Lehnroerig wezen zoude, direct te ftryden tegens den inhout van de documenten fub num. ii. 2- ii.s- cif 12., volgens welke dien zeiven thient in den jare 1546. is Lehnroerig geweeft aan den Huize Baer. Daar nogtans de Lehnpligt van dien Thient, onmooglyk van onder den Huize Baer heen, immediate onder dezen Furftendom en Graaffchap heeft konnen geraaken, zonder dat die eerft, 't zy dan door confolidatie van het Dominium utile met het Dominium Direclum van den zeiven Thient, of door des Lehn-Heers kvvytfcheldinge , ofte des Vafals vrykoopinge van den Lehnpligt, is geëxftingueert geweeft, en naderhant dezen Thient, door een van de fucceffive Eigenaren van dien, 't zy dan den Maarfchalk Roffum of een van deszelfs fucceffeurs, coram ordinaria, aan en ten behoeve van den Furft, of daar na de Staten van den Lande , getranfporteert en van die zelve wederom als een Lehn, 't zy dan als een feparat en apart Lehngoet, of by vereeninge met de Lehn-Hofftat Cannenburg, bekomen en ontfangen geweeft is. Van al 't welke egter by den proceffe zelfs niet gezegt, veel min bewezen word, dat oit of immermeer iets het allerminfte zoude zyn gedaan of gefchiet. Dat ook, by het Maeghgefcheitfub num. 2., den EmfterEncks Thient niet eens fpecialyk genocmt ftaat, veel min daar van gezegt word, dat die ergens aan of onder Lehnroe• rig wezen zoude. Fn  'ende ADVERTISSEMENTEN. 465 En dat, of fchoons wel uit de' documenten fub Num. 11. 1120. fif 12. koomt te blyken, dat op den 15. en 16. Juli en den 8. December des jaars 1540., ten tyde als Lamorad van Egmond, Prins van Gavres, Banner-Heer van Baer en Lathum geweeft is, Catharina Maria van Walt, Vrouw van Merode en Keffel, met toedoen van haaren Man, Glaude de La Tour, en haare oltfte Dogter, Francoife van Kerkheym, den alingen Thiende, grof und fmal, gelegen in den Kerfpel van Eepe, Buyrfchap Emps, den Emfter Thiende genaamt, met vyf houwen holts in Wieder en WortRheder Bofch, ten Zutphenfchen Reghte aan den Huyze Baer Lehenroerig, ter Camere van Lehnen van dien zeiven Huyze heeft tho Lehn ontfangen, en aldaar, met confent van den Stadhouder en Mannen van Lehn, verkoft en getranfporteert, aan den Maarfchalk Martin van Roffum , Heer van Pouderoyen, welken daarop aanftonts ook ter zeiver Camere met dien zeiven thient en vyf houwen holts, werklyk belehnt geworden is; Zulks egter nu reets al over de hondert en tachentig iaren is geleden, ° J En nogtans ex Aclis in geen het minfte gedeelte blykt, of zelfs daar by ook ergens gepofeert word, dat na dato van die in den jare 1546. eerft by Catharina Maria van Walt als Verkoperfche, en daarna by Martin van Roffum als koper, ontfangene Belehninge, oit of immermeer iemant ter werelt, zo aan de Kamer van Lehnen dezes Furftendombs en Graaffchaps, als aan de Lehn-Kamer van den Huize Baer, of waar het ook wezen mogte, eenigerhande Inveftiture of Belehninge van of met den Emftercnker Thient, heeft verzogt of ontfangen, dientwegen eenigen Lehnpligt gepnefteert, of daar over eenige Lehn-Aéte, 't zy van alienatie, befwaar, verbant, verpandinge, difpofitie by uiterfte wille of onder den. levenden, of wat het ook wezen mogte, gepaffeert of daar van approbatie verzogt. ■ Gelyk ook niet, dat dien zei ven Thient immermeer by N n n ce-  A66 CONSULTATIEN, ADVYSEN eenigerhande verdeelinge of Maeghgefcheit, tuffchen eenige Erfgenamen of Condividenten, als Feudal geconfidereert, of dat daar mede anders, als met allodial goed, gekeft of gehandelt zoude zyn geweeft. En kan, over zulks alleen denzelven, by de aanftaande verdeelinge, tuffchen deze Parthyen te doen, ook niet als Lehngoet worden aangemerkt, zo lang als met na behoor van Lehn-Rechten confleert, dat die alnochwerklyk Feudal zoude zyn. Waar van nogtans in dezen, alwaar de Heer van den Cannenburg zelfs ten opzigte van zyn eigen Perfoon, noch gene belehninge ten aanzien van dezen Thient, 't zy dan als een afzonderlyk Lehn, of als met de Lehn-Hofftat Cannenburg vereenigt, koomt te produceren, in geen het allerminfte gedeelte confleert. IÖ. 16. Poinct. Dat den Vaeffenfchen Thient niet Feudal is. En zulks om de meer dan bekende Leere Rechtens , quod quaelibet res libera ac allodialls ejfe prcefumitur, quamdiu eam Feudalim aut oneri feu fervituti obnoxiam ejfe, non probatur. En dat nogtans de Heer van den Cannenburg ten opzigte ' van dezen Thient uit de landeryen, omtrent dat zelve Huis gelegen, den Vaeffenfchen Thient genaamt, gene de allerminfie Lehn-Aóte, of zelfs iets, 't welk daar na gelykt, koomt te produceren. Maar tot bewys van zyne fuftenue van feudaliteit diens zeiven Thients, alleenlyk allegueert zyn illegual Product: fub num. i. in marginalibus ad Numerum fecundum aldaar. Welks woorden, ter plaatze alwaar van dezen Thient gemelt word, in margine aldus luiden: Oock Lehenroerigh , dogh byzonder, dat is, een feparaat of afzonderlyk Lehn. Daar egter, dat zelve Product gantfch niet in probanti forma zynde, ■ By gevolge ook daar mede gene de minfte feudaliteit djens Thients kan worden geprobeert.. Dat  ende ADVERTISSEM ENTEN. 4S7 17. Poinót. 17. Dat de Weide den Elskamp niet is Heerengoet, maar in den jaare 1697. van allodial goed is geworden Nieuw Lehn; Aangezien dat, uitwyzens wederzydfe documenten/«èKt/m. 13. 6f C de Heer Johan Henric van Ifendoorn a Blois tot den Cannenburg en Vrouw Margreta van Rhede Egte Lieden, dezer Parthyen Vader en Moeder, op den 13. Februari 1697. Ceram Ordinario, voor vrye en allodiale parceelen of goed , formeel hebben gecedeert, getranfporteert en opgedragen, aan de Edle Mogende Heeren Staten des Furftendomjbs Gelre en Graaffchaps Zutphen, deze tien parceelen : Als 1. Eene Weide, den Elskamp genaamt. 2. Eene Hofftedein de Wefterik, metbuis, hof, en drie byhebbende kampen. 3. Een huis en hof met zyne byhebbende weide en bouwkamp. 4. Eene Hofftede den Helferkamp genaamt, met zyne byhebbende kampen en weide. 5. 't Water en gront van eene papiermole. 6. 't Water en grond van noch twee papiermolens. 7. 't Water en grond van de papiermolens, de geele molens genaamt. 8. 't Water en grond Van noch twee molens. 9. 't Water en grond van eene Kopcrmole-En 10. noch het water en grond van twee papiermolens. Alle te zamen in Veluwen, onder den Kerfpel Vaeffen, by of omtrent den Cannenburg gelegen, en ook alle, uitgezonden alleen den Elskamp, met vermeldinge der namen van derzelver Pagteren , aldaar geënumereert. En dat de voorfchr. Fleer Johan Henric van Ifendoorn, op den 16. diens zeiven Maants, alle tien deze parcelen ter Camere van Lehnen dezes Furftendombs en Graaffchaps, met de Lehn Hofftat Cannenburg en deszelfs toebehporen, zo van de Vogelheggen, als anders, heeft laten vereenigen, en tot een eenig Lehn doen confob'deren, en zigx daar op ook met dit een en ander gezamentlyk, zo nieuw als out, tot maar een eenig Lehn, aldaar werklyk heeft laaten belehnen. Dat aldus dit zelve door hooggemelden Heer en Vrouw van den Cannenburg, op den 13. February voorfchreven coram Nnn 2 Mu-  463 CONSULTATIEN, ADVYSEN Munkipali gedaan tranfport, contineert eene formele verklaringe en confeffie, van dat namentlyk alle tien die daar by vermelde parceelen, doen ter tyd noch vry en allodial goed waren, door dezer Parthyen eigen Vader, voor Geërfdens in Veluwen, die na Lant-Rechte gequalificeert zyn, om over tranfporten en befwaren van ongerede Goederen te konnen ftaan,. folemneel gedaan. Dat ook de tcgenswoordige Heer van de Cannenburg zulks, ten opzigte van de acht laatfte parceelen aldaar gemeld, te weeten, het Huis, hof, weide en bouwkamp, van 't welk Jan Peters Pagter is, de Hofftede den Helferkamp, en het water en grond van de tien aldaar vermelde Molens, by den proceffe nergens in fpecie heeft gecontradiceert. En 'er over zulks ook over deze acht parceelen, tuffchen Parthyen geen difpuit is. En het aldus tuffchên haarlieden ook vaft ftaat, dat dié zelve acht laatfte parceelen fub num. 13. ff C. te bevorens tot den 13. en 16. Februari 1697. toe, vry allodial Erve ert Goed geweeft, maar doen ter tyd door haare Ouderen tot Lehn gemaakt, en ook werklyk Nieuw Lehn geworden zyn. Ten ware dat Zyn Hoog en Wel Geboore ten opzigte van die alle, of van eenige van dezelve, alnoch in voegen en manieren, als hiervoor over het dertiende Poin6t van Decifie reeds gemeld is, in fpecie mogte konnen proberen, dat ze van de eigentlyke Lehn appertinentien, des ouden Lehns Cannenburg zyn. Edog, dat Zyn Hoog en Wel Gebore het gene voorfchreven alleenlyk ten opzigte van de twee eerfte parceelen, fub Num. 13. &? C. vermeld, te weten den Elscamp en de Hofftede in de Wefterick, in fpecie koomt tegen te fpreeken. Suftinerende , dat deze twee, gelyk ook noch vyf andere noiC mede tot Lehn gemaakte, nogte by de Acie fub num. 13. ff C. genoemde parceelen, geen vry of allodial goed geweeft, maai? alle zeven Heerengoet zyn. En dat die twee. eerfte parceelen, aldaar genoemt, als door zy.  ende ADVERTISSEMENTEN. 463 zyne Ouderen by abuis of inadvertentie, voor vry allodial goed opgegeven wezende, door het doen van het Tranfbort cn ontfangen van de Belehnmge fub dict. num. 13. ff'c., noch geenzints Lehn geworden , maar des onaangezien al evenswclnoch werklyk Heerengoed gebleven zyn. In welke fuftenue dien Heer, in cas dat Zyn Hoog en Wel Gebore maar quoad fa£ta proberen kan, dat deze twee parceelen , voor dato of ten tyde van die zelve ceffie en inveftiture fub num. 13. ff C, Heerengoed geweeft zyn, ook quoad jus volkomentlyk is gefundeert: Aangezien dat nogte de Ouderen van deze Parthyen, nogte de Lehn-Kamer., nogte ook de Reeken-Kamer dezes Furftendom bs en Graaffchaps, al dat die zelfs al daar over het al 't zamen volkomen met malkanderen eens geweeft waren, egter noch geen van allen immermeer bevoegt of by magte geweeft zyn, om eenig goed, 't welk tot de Domeinen van den Lande gehoort, van aart of nature te doen veranderen, of van kwaat Lehn tot eigentlyk Lehn, dat is van Heerengoed tot Lehngoed te maken, en die zelve aldus van onder de directie en 't gezag van de Reeken-Kamcr heen te trekken, cn onder die van de Lehn-Kamer te brengen. Maar dat daar toe niemantmagt heeft, als alleen de Souveram van den Lande zelfs, wiens intereffe alleen daar by verfeert, en welken hier door, vermits dat Heerengoederen van veel ferviler conditie zyn, als Lehngoederen, zelfs ook merklyk zoude worden benadeelt. En dat by gevolge ook die Ouderen, met de Lehn-Kamer alleen, en buiten weeten of kenniffê van de Reeken-Kamer zulks noch veel minder hebben konnen doen. En noch te min, om dat Heerengoed noit met effecf coram Urdmarw kan, maar altoos en alleen voor en met con-fent van de Kamer van Reekeningen moet, of vermag te worden getranfporteert. 6 En overzulks die Ouderen ook, door middel van een Tranfport coram Municipali, noch gantfch genen eigendom van Nnn 3 ee..  47o CONSULTA TIEN, ADVYSEN eenig Heerengoed tot of op de Lehn-Kamer hebben konnen doen overgaan. En by gevolge ook zelfs noch die van de Lehn-Kamer aan niemant oit tot Lehen hebben konnen uitdoen of uitgeven iets, aan 't welk de Lehn-Kamer zelfs noch geene de minfte eigendom hadde: Cum nemo plus juris in alium transferre pojfit, quam ipfe habet. Hoewel dat egter die van de Lehn-Kamer, zulks of diergelyks, op aangifte van andere Menfehen, die aan haar komen verklaren, het Goet vry en allodial te zyn, ten behoeve van die zelve doende, of door het daar over verlenen van Inveftiture , ten minften fchynende te doen, dieswegen noch geenzins te culperen zyn: Vermits zy van haar zelfs onmooglyk konnen weeten , dat zodanig Goed Heerengoed, of niet allodial, is. En daarom ook dusdane en diergelyke aangiften, of verklaringen voor vry allodial Erve en Goed, als de Menfehen aan haar koomen te doen, per fidem impiicitam altoos vermogen aan te neemen: Dewyl zy dog haare Inveftituren nooit anders, als voorbehoudens den Heer van den Lande en een iegelyk ander zyn oed regt, koomen te verleenen. Maar kan dit alles evenswei den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg nog in genen deele behulpzaam zyn ten aanzien van het eerfte parceel, fub num. 13. & C gemeldet, te weeten de weide den Elskamp. Aangezien dat Zyn Hoog en Wel Gebore, om te bewyzen, dat deze weide Heerengoed wezen zoude, niets anders geappliceert of geallegueert heeft, als alleen het Product./^ num. X. ac ibidem ad Numerum fextum. . By 't welk, ter plaatze alwaar van den Elskamp, groot zes morgens, vermeld word, in margine wel ftaan de woorden; Alm deze weide aangemaakt, en daar twee huyfen opgeflaan heb-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 4?* hebben, zynde Saelwehr, en is deze weide voor een groot gedeelde Heerengoet. . Edog met welk illegual Produel;, om reeds meermaals geallegueerde redenen, niets het allerminfte geprobeert worden kan. 18. Poincl. 18. Dat de Hofftede met het gene daar by behoort, in de Wefterick gelegen, en op den 21. January des jaars 1611. aan Marten van IJendoorn a Blois getranfporteert, is Heerengoed , en over zulks by het Tranfport en de Inveftiture van den 13 en 16. February 1697, 8een Lehn geworden is. Om dat hier voor, over het zeventiende poincl van Decifie, quorfum relatio, bereits aangetoond is , dat de Ouderen van deze Parthyen, met en nevens de Kamer van Lehn, niet by magte geweeft zyn, om iets, 't welk Heerengoed is, by dat Tranfport van den 13. en die inveftiture van den 16. February 1697. fub num. 13. cjf C. tot Lehngoet te hebben konnen maken. En dat ons uit de documenten, fub num 14. cjf num. 15* ad NB. 2. by des Heer van den Cannenburgs Memorien geappliceert, koomt te blyken: Niet alleen, dat Jan Lamberts wel, verfcheidene jaren voor dato van den jare 161 r., eenen Saelwehr met het gene daar onder behoort, in die Wefterick gelegen, zonder confent van de Kamer van Reekeningen, aan den Heer Henric van Ifendoorn hadde verkoft; Dog dat dezelve, na overlyden van dien Heer, daarna op den 21. January 1611. daar over met die Kamer in compofitie is gekomen, daar van heeft afdragt gemaakt, en vervolgens dat zelve vry Heerengoed, voorts ouderdom , regt en geregtigheid van dien, ter Camere formeel getranfporteert heeft aan en ten behoeve van den Heer Marten van Ifendoorn a Blois, welke daar van dan ook aldaar de Inveftiture aanftonts heeft bekomen. En  472 CONSUL TA TIEN, ADVYS EN En dat naderhand op den laatften january des jaars 1636' Geert jen Lamberts, Huisvrouw van Gerrit Beekman, geadüfteert met haren Oom Jan Lamberts, gelyk ook W'olbert Wolberts, fampt en ieder in't byzonder, die zelve Inveftiture, en opdragt des Saelwehrs van een vry Heerengoed, geheeten Arntjen Jans Goed, met zynen annexen en dependentiën, gelegen in den Ampte van Eepe, Kerfpel Vaeffen, in de Wefterick, ten erf lyken behoeve van Martin van Ifendoorn a Blois en zynen Erven, ter Kamere van Reekeningen formeel hebben geconfirmeert en gelaudeert. -Maar ook, dat den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, noch op den 7. December des jaars 1725. door den Keurmeefter van Veluwen, tot het doen van oprukkinge en het maken van afdragt, zedert den laatften january 1616. verzuimt, wegens een Heerengoed, zo Zyn Hoog en Wel Gebore inden Ampte van Eepe, in de Wefterick, heeft, is aangemaant geworden. Wies aangaande wy egter vaft vertrouwen , dat ten opzigte van dat jaargetal, by des Keurmeefters fpecificatie fub num. 15., in plaatze van 1636., door den zeiven gefteld zal wezen 1616. by abuis, 't zy dan dat zulks door haaft, of om dat hy met die oude hand, waar mede de Boeken, uit welke hy die zelve fpecificatie geëxtraheert heeft, gefchreven zyn, noch niet al te wel zal hebben konnen richt fchieten, veroorzaakt wezen mogte: * Vermits het geenzins praefumptyf is, dat die van de Rekeningen , van die approbatie of confirmatie van den laetften january 1636., aan Marten van Ifendoorn zouden hebben willen Brieven doen uitlangen, ofte die zelve approbatie en confirmatie in dorfo van de Brieven van Opdragt en Inveftiture van den 21. january 1611. fub num. 14., laten fchryven, in cas dat'er, wegens dit Heerengoed noch eenig verzuim, en zulks wel zedert den laatften january 1616., en aldus correét van twintig jaren tyds, werklyk ruggeftandig, en doenmaals alnoch af te maaken en te zuiveren ware geweeft. Want  ende ADVERTISSEMENTEN. 473 Want men aan de Reeken-Kamer zowel als aan alle LehnKamers gewoon is, de Menfehen niet te expediëren, zo lang als 'er noch eenigen agterftand is, maar derfelver depêches in te houden tot zo lange, dat allen agterftand en verzuim werklyk zal wezen gezuivert. Dat uit dit alles, ons dan ook volkomentlyk confleert, dat dezer Parthyen Voorzaat, Martin van Ifendoorn, van den 21. January 1611. af tot den laatften January 1636". toe, en zelfs ook noch ten minften zo lang daarna, als de zes jaaren van die doenmalige oprukkinge geduurt hebben, 't welk zig tot den 21. January 1641. toe geëxtendeert heeft gehad, en aldus ook noch verre binnen den tyd van hondert jaren herwaarts, is geweeft gequalificeerden Saelwehrs Bezitter van eene Hofftede en Herengoed, Arntjen Jans Goed genaamd, in de Wefterik gelegen. Dat ook nergens blykt, of zelfs gepofeert word, dat oit of immermeer die zelve Hofftede tuffchen de Nakomelingen van Martin van Ifendoorn, by eenigerhande verdelinge of Maeghgefcheit, anders dan als Heerengoed geconfidereert, ofte ook daar mede als met allodial goed geleeft, of daar over eenigerhande andere Afle, als alleenlyk die ten dezen opzigte inefficatieufe fub num. 13. & G, ten Land-Rechte en zonder der Reeken-Kamers confent of approbatie gepaffeert, nogte ook dat oit het Dominium DireStum en het Dominium Utile van dien met malkanderen geconfolideert, of dat ook immermeer die ferviliteit geredimeert of vry gegeven wezen zoude. En dat in tegendeel fub num 15. ad NB. 2. koornt te blyken, dat die van den Cannenborg op den huidigen dag al noch werklyk met een Heerengoed in den Ampte van Eepe, in de Wefterik gelegen, ter Kamere van Reekeningen bekent ftaan. Zonder dat zelfs ook by den proceffe ergens gepofeert, veelmin geprobeert word , dat het Heerengoed fub num. 14. door Marten van Ifendoorn of iemant van deszelfs Nakomelingen, oit uit den Boedel verkoft of gealieneert zoude wezen, O 0 o ofte  474 CONSULTATIEN, ADVYSEN Ofte ook, dat dien Boedel, buiten en behalven deze Hofftede, ook noch eenig ander Heerengoed , 't welk insgelyks in de Wefterik gelegen zoude zyn, immermeer gehad, of alnoch hebben zoude. Dat over zulks alles dan ook die in de Wefterick gelegene en alnoch in den Boedel gehoorende Hofftede , van welke Siert. Jans Schrauwer fub num. 13. & C. voor Pagter bekent ftaat, niet anders kan worden aangemerkt, als voor dat zelve Heerengoed, waar van fub num. 14. ff 15. gementioneert is, en 't welk in derft) fub num 14* Amtjen Jans Goed word genaamt: Cum mutatio nunquam prcefumatur, quamdiu de ea nihil pr&batur: juxta notoria. En dat derhalven ook die zelve Hofftede, by toekomftige verdeelinge tuffchen deze Parthyen, onaangezien het Transport en de Inveftiture fub num. 13. ff C., alnoch als Heerengoed zal moeten worden geconfidereert. Vermits dat in allen gevalle het verzuim van feven en tachtig jaren tyds in het verzoeken van de fucceffive Inveftituren en fes jarige Opruckingen, noch de nature des goedes in genen deele heeft konnen veranderen : Cum ad id, tempus ad minimum plus quam centum annorum, requiratur, Sande ad Feuda Gelr. tract. r. tit. 1. cap. 2. num J. fffeqq. ff tract. 2. tit. 1. cap. 1. num. 3, 4, 5, 6 ff 14. In zo verre, dat, in cas zelfs al een Heerengoet aan iemant by een formeel Maeghgefchcit, voor vry allodial Goed toegedeelt, en daarop ook door hem en zyne fucceffeurs, tot boven de jaren van prïefcriptie, altoos voor vry goed bezeten ware geworden, Zulks egter de nature en de ferviliteit des zeiven Goedes, noch in genen deele zoude veranderen, veel min wegnemen, maar des onaangezien die ferviliteit noch altoos daar op blyft, en het Goed van zyne voorige en oude nature is en verblyft, aogte ook anders x als voor Heerengoed, aangemerkt worden mag,  ende AD VERTTSSEMENTEN. 47S taag, zo als ook op den 9. Martii 1634. by fententie van den Hove van Gelderlant is verftaan. 19. Poincl;. Dat het Goed tot Nierflen gelegen, Tyman Gerrits Goed genaamt, is Heerengoed. Alzo ons, uit de authenticque en niet gecontradiceerde Copien van de Brieven van Inveftiture en Opruckinge, ten behoeve van den Heer Elbert van Ifendoorn verleent, fub num 16'. en van eene door ffacob Everwyn, in leven Auditeur van de Reekenkamer, gequiteerde reekeningè fub primo num. 4*. koomt te blyken het navolgende. Dat Loog, Tyman, Jacob en Reinier Henrics , en Henricjen Aelts, op den 6. November des jaars 1662. Inveftiture cn afdragt van een Heerengoet tot Nierffen hebben bekomen , en dat den Heer Elbert van Ifendoorn tot den Cannenborg, daar van de jura , ad f 13 - 16 - o. op den 7. May 1666. heeft betaalt. En dat insgelyks op den 6. November 1662. Loog, Tyman, Jacob en Reinier Henrics, voorts Albert Jans en Gaert Derks nomine Uxoris, mitsgaders Beffel, Jacob, Tyman en Gerrit Jacobs, als mede Henric jen Aelts als Moeder cn Momboirfche van bare Kinderen by wylen haren Man, Tyman Gerrits, geprocreert, en dan noch Reint Gerritfen en Aeltjen Tymans , te zamen Bczitteren van eenen Saelwehr en Heerengoed, Tyman Gerrits Erve genaamt, in den Ampte van Eepe,' Kerfpel Vaaffen, Buirfchap Nierflen, gelegen, daar van zy op den 3. February diens zeiven jaars laatft Opruckinge bekoomen hadden, dat zelve Goed, met de Landeryen en houtgewaflen daar toe gehorende , terKamere van Reekenin- • gen, uit kragte van Verkoop en Koop, hebben gctranfporteert cn overgegeven aan en "ten erflyken behoeve van den Heer Elbert van Ifendoorn a Blois tot den Cannenborg. En dat dien zelvcn Heer ook op dien zeiven datum aldaar mot dat zelve Heerengoed is verleit en verlehnt geworden, O00 2 en  476 CONSULTATTEN, ADVYSEN en daar van insgelyks óp den 7. May 1666. de jura, ad ƒ 6-10-0. heeft betaalt. Dat derhalven ook dit een en ander gezamentlyk koomt te verftrekken tot een fufficient bewys, van da namentlyk dit tot Nierffen gelegen Tymans Goed, of Tyman Gerrits Erve ,, niet alleen al voor dato van den jare 662. door den Furft van den Lande, als werklyk Heerengoed, is uitgegeven geweeft. Maar dat ook dezer Parthyen Groot-Vader, Elbert van Ifendoorn, al op den 6. November diens zeiven jaars, waar van de eerfte zes jaaren van Opruckinge tot den 6. November 1668. toe geduurt hebben, den gequalificeerden Saelwehrs-Bezitter diens zei ven Heerengoeds, geweeft is. En, aldewyle ons nergens in eenig het minfte gedeelte uit koomt te blyken, dat dit Goed daarna oit vry gekoft of vry gelaten, Nogte ook dat daar mede immermeer , zo by Maeghefcheidinge, als anders, als met allodial Goed is geleeft of gehandeld, Zo zal het zelve, om-redenen hier voor over het.achtien, de poincl van decifie, reeds geallegueert, onwederfpreeiJyk ook alnoch als Heerengoed aangemerkt 'worden moeten. 20> 20. Poin£t. Dat ook Heerengoed is zodanen insgelyks tot Nierffen gelegen Goed, van 't welk den Heer Elbert van Ifendoorn, uit kragte van aankoop voor twee derde parten met den Saelwehr en inloffche van dien, en de daar op gevolgde Opdragt van Jacob Gerrits nomine Uxoris Lubbert jen Gerrits, op den 18. December 1662. ter Kamere van Reekeningen Inveftiture bekomen heeft. Om dat wy wel uit de copielyke Brieven van Inveftiture fub num. r8.2- bevinden, dat Jacob Gerrits, tweeden Man en alsMomboir van Lubbert jen Gerrits, bezittende een Heerengoed in den Ampte van Eepe, Kerfpel Vaefen, Buirfchap Niers-  ende AD VERTTSSEMENTEN. 477 Nierflen gelegen, van 't welk hy op den 18. December 1662^ voor de wederhelfte Inveftiture, en in 't geheel Opruckinge. bekomen hadde, dat zelve voor twee derde gedeeltens, mee den Saelwehr en inlodche van dien, heeft verkoft, en op dien zeiven 18. December rer Kamere van Reekeningen getranfporteert, aan en ten erfiiken profite van den Heer Élbert van Ifendoorn a Blois tot den Cannenborg, welken daar op ook op dien zeiven datum met dat zelve Heerengoed is verIeyt en verlehnet. Edog dat wy even juift uit die ten dezen opzigte by des Heer van den Cannenburgs Memorien geallegueerde documen» ten, niet abfolute konnen zien, en daarom ook niet pracife verklaaren konnen, dat dit zelve Heerengoed is het Plaatsjen van Jan Derks tot Nierffen, namaals by Melis Hennes* en nu by Roelof Derks gebruikt, 't Welk wy 'er al zo min, als het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Einenburg hebben konnen doen, uitvinden konnen. Om dat wy het Document fub num. 183., door den Heer van den Cannenburg geallegueert, nergens by den proceffe. bevinden. Dat het Product fub num. 1. geenzins is in probanti formau Dat wel Zyn Hoog en Wel Gebore by des Keurmeefters Specificatie fub num. 15. ad NB. 3., wegens het Heerengoed fub num. 18% gemaant word voor agterftëdige Inveftituren en Opruckingen zedert den 18. December 1662., zynde den datum van dat Document fub num. 18*. zelfs. Edog dat fub dict. num. 15. alleen gezegt word, dat hetzelve Goed tot Nierffen ligt. Zonder dat 'er den naam van het Goed, of ook van eeni» gen Gebruiker van dien , by word vermeldet. Dat ook wel het Extract uit het Quohier der verpondinge* van den Ampte van Eepe, Kerfpel Vaeffen, Buirfchap. Nierffen, fub mm. ij. ad NB. 3. fpreekt van Melis Henric sO 0 o 3 mee  478 CONSULTATIEN, ADVYSEN met zyne Sufters Huis en Hof, onder anderen mede belaft met zes jarige Opruckinge, Maar dat dat zelve Quohier, voor zo veel als dat daaruit fub num. 17. geëxtraheerde betreft, is gantfch duifter cn voor de Pofteriteit genoegzaam onvcrftaanbaar. Immers dat het zelve ad dict. NB. 3. niet en vermeld, dat dat Huis en Hof van Melis Hennes en zyne Sufters, voormaals by Jan Derks bezeten , of daarna op den 18. Decemb. 1662. aan den doenmaligcn Heer van den Cannenburg getranfporteert wezen zoude. Dat insgelyks de Copiclike Koop-Cedulle of Tranfport fub num. 181. wel vermeld, dat Peter Feyt en zyne Vrouw Jannet jen Gerrits, aan Henric Derks hebben verkoft, en op den 1. December 1642. voor geërfdens in Veluwen opgedragen een geregt derdendeel van een Erve en Goed met zyn roebehooren, in den Ampte van Eepe, Buirfchap Nierffen gelegen, daar Melis Hennes, die daar van de andere twee derde deelen toebehoorden, op woonde, en zulks onder belofte , van dat zelve Tranfport by de Kamer van Reekeningen te zullen laten approberen. Gelyk ook wel by de Copielyke Brieven van inveftiture fub num 19. vermeld word, dat Jacob Gerrits nomine Uxor is Lubbertjen Gerrits op den 18. December 1662. ter Kamere heeft bekomen afdragt van, en Inveftiture met de portie van haar Kind, 't welk zy by haren eerften Man Melis Henrics gehad hadde, cn 'twelk na zyns Vaders dood kinderloos afgeftorven was, in den Saelwehr en geregtigheid tot zeefeer Heerengoed in den zeiven Ampte, Kerfpel cn Buirfchap gelegen, zo aan haaren eerften Man en haar op den 13. October 1642. was getranfporteert, en waar van zy en haaren tweeden Man op den 23. February 1652. laatft Opruckinge hadden bekomen, Edog dat by die zelve twee producten niets te vinden is, waar uit confteren Jcan, dat het Goed fub num. 18 . en dat jubjium. 19. een en 't zelve, veel min dat het Goed fub num.  ende ADVERTISSEMENTEN. 479. num. met dat fub, num. i8!. en dat fub num. 19. een en 't zelve Goed, wezen zoude. Te min noch, om dat het geenzins onmooglyk geweeft is, dat Melis Henrics, tot Nierflen geen een , maar verfcheü dene Heerengoederen , 't zy dan in 't geheel of voor eenige gedeeltens aan die zelve, heeft gehad kennen hebben. Maar, vermits egter ex Aclis nergens koomt te blyken, dat dat fub num. 18*. vermeld Heerengoed, naderhand door den Heer Elbert van Ifendoorn of iemant van deszelfs Defcendenten zoude wezen vry gekoft, ofte ook wederom uit den Boedel gealieneert; Zo heeft nogtans den Heer van den Cannenburg, ten dezen opzigte , noch in zo verre gelyk, dat dit zelve Goed alnoch werklyk in den Boedel is. En dat het, hoe zeer dat ook deszelfs naam verbyftert wezen mogte, egter ondér de Goederen, welke den Boedel in het Buirfchap Nierflen heeft liggen, alnoch is als een afzonderlyk, en van die Goederen, van welke by de hier voorgaande en navolgende poincten van Decifie gehandeld word, feparat Heerengoed, En over zulks ook uit des Boedels Nierflenfche Goederen, nootwendig wederom zal moeten worden gevonden en te voorfchyn koomen, onder wat naam het dan ook wezen mogte. 21. Poincl:. 2U Dat mede Heerengoed is den Noot-Kamp, in 't zelve Buurfchap Nierflen gelegen. Want of fchoons wel den Heer van den Cannenburg dit met zyne ten dien einde geallegueerde Documenten niet probeert. Vermits het Produel: fub nun. 1. illegual is. En de Specificatie fub num. 15. ad NB. 1. maar vermeld van een Heerengoed in den Ampte Van Eepe, Buirfcbap' Niersï  48o CONSULTATIEN, ADVYSEN Nierffen, gelegen, waar van zedert den 17. November 1610. gene afdragt of opruckinge is bekomen , •Zonder dat daar by gezegt word, dat dit Pelen Goed, ofte den Nootkamp, heeten zoude. Zo koomen egter het Frewlyn en derzelver Heer Swager dit nergens te contradiceren; Maar in tegendeel daar van, by haare Solutien aldus te fpreeken: Het Goed de Nootkamp in Nierffen, ftaat in het Heerenguldens Boek op den naam van Elbert van Ifendoorn té Boek, en alzo bekent. En is het over zulks ook tuffchen Parthyen hinc inde in confejfo , dat den Nootkamp werklyk Heerengoed is. 22. Poincl. Dat insgelyks Heerengoed is het Goed in dc Heege gelegen en van Aert Jans Weyenberg heengekomen. Want of wel fchoons dat ten dezen opzigte geallegueert Document fub num. 19. gantfch niets koomt te fpreeken van een Goed van Rienier Daems, aan den Emfler Enck, of in de Heege, nu door Hermken Lucaffen gebruikt. Maar in tegendeel van een Heerengoed, 't welk tot Nierslen gelegen, en op den 13. Oclober 1642. aan Melis Henrics en Lubbert jen Gerrits opgedragen is; Zo word egter niet alleen den Heer van den Cannenburg, fub num. 15. ad NB. 4. door den Keurmeeller gemaant voor agterftedige Opruckingen en afdragt zedert den jaare 1676, wegens een Herengoed in den Ampte van Eepe, genaamt het Goed in de Heege, van Aert Jans Wezenberg en Elbertjen Egberts heengekomen. Maar komen ook zelfs het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Dobbelflein qqa., by haare Solutien, ten aanzien van dit Goed het naarvolgende te zeggen : Gelyk ook het Goet in de Heege, van Aert Janffen Weyenbergh heengekomen, voor Heerengoed bekent, en in conf efto is, 23. Poincl.  ETTBE AD VERTISSEM ENTEN. 43i 23. Poinct. Dat den Marters Bosch, met den Saeykamp en Landeryen daar toe gehoorende, geen Heerengoed is: Aangezien dat den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, om te bewyzen, dat dit parceel Heerengoed wezen zoude, niets anders by brengt, als alleenlyk eene publyke Verkopinge van een gedeelte dezes parceels, op den 26. Maart 1658. ten overftaan van' den Scholtus en Gerigts-Lieden gedaan, van 't welk den doenmaligen Heer van den Cannenburg is Koper geworden, en waar van fub num. 20. eene authenticque Copie is geappliceert. Waar by of fchoons wel Geertken Jans, Weduwe van Jacob Tonnijfen, als Moeder en Momboirfche van haarlieder minderjarige Dogter , Tonnisken Jacobs , geadfifteert met Kempe Lulofs, voor Heerengoed, en onder belofte van na nature des Goeds Ceffie en Opdragt aan den Koper te zullen doen 9 aan de meeftbiedende verkoopt hares Kints aldaar ongenoemde of niet gefpecificeerde quota, aandeel en geregtigheid van den Martens Bofch, met den Saeykamp, Landeryen , Wallen, Gravens en Houtgewafch, daar toe gehoorende ; Zo kan egter zodanen bloten opgeven van die particuliere Vrouw en haren ad iftum attum door haar verkorenen Momboir, alleen en zonder alle andere adminiculen, noch voor geen bewys verftrekken, van dat zodanen parceel werklyk Heerengoed zoude zyn. Maar hadde daar en boven ook noch bewezen moeten worden, dat op die Verkopinge was gevolgt eene werklyke opdragt van zodane verkofte quota, aanpart en geregtigheid, ter Kamere van Rekeningen gepaffeert. Of anderzins ten minften bygebragt moeten worden eenigerhande Aéte ofte Brieven van Oprukkinge , of bewys van aan dezen of genen door de Reeken-Kamer oit verleende Inveftiture, uit welke van de Heerengoeds nature dezes parceels, werklyk hadde konnen blyken; van al 't welke nogP p p tans  482 CONSULT ATI EN, ADVYSEN tans den Heer van den Cannenburg niets het allerminfte heeft gcproduceert. Daar egter, buiten alle bewys van feudaliteit, of andere fervile nature, alle Goederen vry en allodial te wezen,, worden geprsefumeeft, zo als in pra?cedentibus reeds is gedenk onftreert. 24. Poincl:. Dat den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg we^gens zodanen opgaand hout, als ?er op des alingen Boedels. Goederen, na zyns Vaders overlyden, gehouwen en verkoft wezen mogte, gene Actie tegens het Frewlyn van Ifen.. doorn a Blois, ofte ook tegens den Heer van Ëynenburg qqa., Competeert. Maar dat, voor zo verre als haarlieder Vrouw Moeder en Schoonmoeder zulks, tegens of boven haar recht van Lyftogt, gedaan hebben mogte, aan een ieder van deze Parthyen als dan dieswegen van die Vrouw Douariere van Ifendoorn zal competeren zyne portie in die daar van geproflueerde Koopspenningen, na proportie dat ieder tot den Grond, van welken zodanen Hout is verkoft en gehouwen, volgens Land, Lehn of Heerengoeds Regte, beregtigd is. Uitgezonden alleen, dat, wegens dat gene, 't welk van Heerengoeds Grond verkoft en gehouwen wezen mogte, de Recken-Kamer een derde gedeelte in deszelfs koopspenningen competeert. Aangezien dat, of fchoons wel het opgaande hout is pars ipfius fundi, op welken het ftaat, En daarom ook aan eenen Togtenaar, als welken het tochtgoed in fua fubftantia niet vermag te verergeren, verboden is, eenig opgaand hout van den Tochtgrond af te houwen, Land-Recht van Vel. cap. 28. art. 8. Land-Recht des Graaffchaps Zutphen tit. 14. art. 5. & 6. Nogtans den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, niet alleen niets het allerminfte bewyft, ja zelfs ook nergens po-  ende ADVERTTSSEMENTEN. 4gj pofeert, dat zyne Frewlyn Sufter, of ook zynen Heer Schoonbroeder, oit of immermeer eenig hout van een van des Boedels Goederen gehouwen, verkoft of daar voor geld genoten hebben zoude. En over zulks ook aan Zyn Hoog en Wel Gebore tegens gene van Haar Hoog en Wel gebore eenige de minfte Actie kan competeren over iets, aan 't welk die geen van beide icnuldig zyn Cum nemo ex faüo alterius, unquam oblieari posJtt: juxta notoria. Maar zelfs ook Zyn Hoog en Wel Gebore noch niet na Rechts behooren bewyft, dat zyne Vrouw Moeder, boven ■en tegens haar recht van Lyftocht, eenig opgaand hout van een van de Tochtgoederen zoude hebben verkoft en doen houwen, waar aan egter derzelver Dogter en Schoonzoon in allen gevalle noch niets te verantwoorden zoude hebben: Want dat ten dien einde fub num. 21. geappliceert Pro4uéc met in probantiforma is, En die fub A. daar in liggende copielyke verklaringe van E. Cyffers en Frederic Derks van den 21. December 1726 verleent St> eXtrajudideel en zo"der dwang van Rechte of «Ifi ook tn^Qr lm d€n Ca.nnenburS zyne Memorien, 01 zeits ook zyne daar by ten opagte van zodanen hout wr rerTanfftetn. ^ "°* W *** V'°UW Moede' *™ En heeft derhalven ook Haar Hoog en Wel Gebore daar tegens noch nimmermeer eenig verhoor of ^fe gio?S ^lTOm?e Wy dan ook> zelfs tegen diezelve daarover onverhoorde en ongedefendeerde Vrouw Moeder ! noch zien è7wyirckarat0ilhebben k°nnendoen, alsofHaaHoog en Wel Gebore,-boven of tegens haar recht van Lvftoch? van eenige van die Tochtgoederen werklyk llniz^eSnd hout verkoft en laten houwen hebben zoude. § PS PPP 2 Maar,  4S4 CONSULTA TIEN, AD VYSEN Maar, vermits nogtans derfelver Kinderen, over en ter zake van dusdanen hout, onder malkanderen actu difputeren » Daarom ook, zo veel mooglyk, die Kinderen dies aangaande hebben van malkanderen moeten helpen, En ten dien einde, alleenlyk in eventum ac cafu quo,. moeten verklaren, dat in cas, en voor zo verre als haarlieder Vrouw Moeder en Schoonmoeder zulks, boven of tegens haar recht van Lyftocht, gedaan hebben mogte, Alsdan zo wel het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Dobbelftcin qqa. , als den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, dieswegen een ieder zyne of haare portie in die daar van geproflueerde Koopspenningen, van die Vrouw" Douariere competeren zal, En zulks na proportie, dat een ieder van haarlieden., na Lant, Lehn of Heerengoeds Rechte, beregtigt is tot den Grond, van welken zodanen hout, in den voornoemden gevalle , verkoft en gehouwen is: Vermits dat dusdane proportie ook daar uit, dat namentlyk opgaand hout, zelfs een gedeelte van zynen Grond is, van zelfs koomt te proflueeren. Hoewel dat, in cas, en voor zo vene als zodanen opgaand hout, van eenigen Heerengoeds Grond verkoft en gehouwen zyn mogte; Alsdan de Kamer van Reekeningen, ten behoeve van de Domeinen van den Lande, dientwegen noch eerft en voorafzoude competeren een derde gedeelte des Koopspenmngs van dien: Om dat het na Heerengoeds Rechte vaft ftaat, en daarom ook zelfs in alle die van Heerengoederen verleent wordende Brieven van Inveftiture, van outs altoos fpeciafyk geinfereert is, en ook al noch geinfereert word de Claufule, van dat daar van generhande opgaand hout zal worden gehouwen buiten confent van de Reeken-Kamer, zo als onder anderen mede uit die fub num. 161. i8>. £f 190 te verneemen is. En  endë AD VERTISSEMENTEN. 485 En dat de Kamer noit, al dat het zelfs tot nootwendige reparatie op het Heerengoed zelve verftrekte, gewoon geweeft is, daar toe confent te verleenen, anders, als tegens uitkeeringe van den derden boom of penning, dientwegen aan de Domeinen competerende. 25. Poincl;. 2$. Dat den Heer van den Cannenburg ongehouden is, tot het doen van reftitutie van genotene vrugten , voor zo lang als zyne Vrouw Moeder de Goederen in tocht bezeten heeft, of alnoch in tocht bezit: Omdat, of fchoons wel dien Heer, in cas dat zyn Hoog en Wel Gebore den Boedel werklyk onder zig hadde, en daar van attu de revenues genote, Alsdan aan het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa., een ieder voor derzelver portie, zoude moeten doen vergoedinge of reftitutie van die door Zyn Hoog en Wel Gebore genotene vrugten, na proportie des tyds, dat hy zodanen genot hadde gehad, Gelyk ook na proportie dat een ieder van die andere, op den voet van die over de hier voor gemelde poinólen reeds gedane Decifie, in een ieder van des Boedels Goederen competeert; Wy egter by den proceffe nergens vinden gepofeert, veel min bewezen, dat dien Heer werklyk den Boedel onder zig heeft, en de revenues van dien trekt, Maar in tegendeel bevinden, tuflchen Parthyen gepofeert en over en weder in confejfo te zyn, dat hare Vrouw Moeder zig van die door den Heer Vader aan haar gemaakte Lyftogt over alle des Boedels Goederen, altoos werklyk heeft bedient, en daar van ook, tot zelfs van fideicommiffaire Goederen incluis, de revenues genoten heeft. En hebben wy derhalven ook niet konnen verklaren, dat dien Heer Zoon zoude moeten eenigerhande reftitutie of uitkeeringe doen wegens iets, 't welk niet by hem, maar by Ppp 3 zy-  4S6 CONSULTATIEN, ADVYSEN zyne Vrouw Moeder, genoten is: Cum fatïum unius, alteri nocere non debeat, Barbos. in Loc. comm. Lit. F. n. ió". En noch te min, om dat wy zelfs by de Acte van het Compromis in dezen , komen te bevinden, dat die Vrouw Moeder, by die tuffchen haren Schoonzoon en Dogter, den Heer en Vrouw van Dobbelfteyn tot Ëynenburg, opgerigte Huwelyks Voorwaarden, heeft belooft, van haare Tocht in zo verre te zullen afzien, dat zy aan haare Kinderen afftaan zoude de halffcheit der revenues van haren Vaderlyken Boedel, En nogtans nergens uit konnen verneemen, noch zelfs ook gepofeert vinden, dat de Moeder daar van tot noch toe iets aan een van alle haare Kinderen, 't zy dan Zoon of Dogteren "gedaan, of werklyk afgeftaan hebben zoude, Maar in tegendeel bevinden, dat den Heer van Ëynenburg , uit hoofde van die voorfchreven door de Moeder gedane belofte, alnoch de renten komt te vorderen, tot een teeken, dat Zyn Hoog en Wel Gebore, uit kragte van die zelve belofte, noch gene revenues genoten moet hebben. En, of wy fchoons, hoewel alleen by blote ondervindinge, en gantfch en al buiten den proceffe, wel weeten, dat den Heer Zoon nu al over jaar en dag herwaards zyne werklyke refidentie heeft gehouden op den Huize Cannenburg zelfs; Zo konnen wy daar uit al evenswei nog geen vaft befluit neemen, dat die Moeder werklyk van haare Lyftogt, 't zy dan in 't geheel, of voor de halffcheit reeds afftant gedaan, ofte de poffeffie van den Boedel en 't genot van deszelfs revenues, aan den Zoon overgegeven hebben zoude: Vermits dat het gene voorfchreven wel zyn fundament zoude konnen hebben op een particulier Contract, tuffchen de Moeder en den Zoon, voorbehoudens en ongepraejudiceert de Moeder haar recht en poffeffie van de Lyftogt, ingegaan, en dat den Zoon, tegens zodane bewoninge en gebruik  ende J A D VER T IS SE ME NT EN. 487 bruik van het Huis Cannenburg en eenige parceelen daarom heen gelegen, uit hoofte van zodanen Contract jaarlyks eenige uitkeringe aan zyne Moeder doen moefte. Immers, dat gene, 't welk gantfch en al buiten den proceffe is, daar hebben wy ook niet op konnen of mogen reflecteren , om het zelve tot eenig fundament van Decifie te neemcn: Cum femper judex fecundum atla ac probata judicare debeat, l. 6. §. 1. ff. de offic. Prcefid. atque Ultra id, quod in Ju. dicium deductum eft, excedere poteftas judicis non poffit, l. 18. ff. comm. divid. cjf ad eas Brunnem. in comment. 26. Poinct. 26. Dat den Heer van Ëynenburg qqa. te onregte van den Heer van Cannenburg eifcht intereffen of rente, uit hoofde van de belofte van afftant der halffcheit van de Lyftogt, door de Vrouw Douariere van Ifendoorn, by die tuffchen den Heer en Vrouw van Ëynenburg opgerigte Huwelyks Voorwaarden, gedaan. Aldewyle dat, of fchoons wel die zelve Huwelyks Voorwaarden niet mede by den proceffe geappliceert zyn geworden, Nogtans den Heer van Ëynenburg zelfs pofeert, en ook de Acte van compromis uitdraagt, dat die belofte, niet door den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, maaralleen door deszelfs Vrouw Moeder, is gedaan. En dat derhalven Zyn Hoog en Wel Gebore ook, uit kragte van die zelve belofte, tegens niemant anders, als alleen tegens zyne Vrouw Schoonmoeder, en geenzints mede tegens zynen Heer Swager, eenigerhande Actie of praetenfie competeert: Ctim nemo ex patio aut contraÜu alterius obligetur, l. 27 §. 4. verf. ante omniaff. de paft. Dat nogtans Zyn Hoog en Wel Gebore die zyne, uit hoofde van deze belofte gedane petitie, niet mede aan de Vrouw  488 CONSULTATIEN, ADVYSEN Vrouw Douariere van Ifendoorn, maar alleen aan den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg heeft laten ter hand ftellen. En by gevolge ook die zelve tegens de verkeerde Perfone, heeft gedaan. Als hebbende Zyn Hoog en Wel Gebore en het Frewlyn van Ifendoorn, hare Memoden met derzelver documenten, aan den Heer van den Cannenburg in haar geheel, en maar alleen eene Copie of Extract per claüfulas quasdem concernentes uit die zelve Memorien , aan de Vrouw Douariere yan den Cannenburg, ter hand ftellen laten. Onder welke concernente claufulen uit die zelve Memorien, nogtans die des Heer van Eynenburgs voorgemelde petitie, van welke zelfs ook noch niets het minfte by die eindens die Memorien genomene Conclufie, gementioneert ftaat, niet mede te vinden is. Op welke petitie egter zyne Vrouw Schoonmoeder, in cas dat derzelver Claufule rnede in die aan Haar Hoog en Wel Gebore ter hand gefielde Copie dier Memorien, gebragt geweeft ware, ook by haare folutien mede hadde konnen antwoorden. Maar, nu zulks niet gefchiet, en aldus die petitie ook voor haar verborgen verbleven is, dat zelve daar by alnu niet heeft gedaan, nogte ook doen konnen. 27. Poinft. Dat den Heer van den Cannenburg, zo van zig zelfs, als uit kragte van zyne verklaringe van condefcendance, by zyne Straffe of Debath gedaan, verpligt is, om aan het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Dobbelftein qqa. by provifte te geven eene Specificatie of Memorie van de papieren der Familie van den Cannenburg en fundatie van de Hofjens van Nykoop: Aangezien dat zodane Injlrumenta Familiee, zyn Infirumenu communia inter omnes, qui de eadem Familia funt. En  ende AD VER T IS SE MEN TEN. 48^ En dat daarom ook alle die gene, welke van die zelve Familie zyn, daar toe acces, en daar van vifie, en op haaren koften Copie, competeert. Of fchoons welde originelen op het Caftrum Families, tanquam in Familia Archivis, moeten blyven beruften, en den Outften of eerften in de Familie, tanquam Families Caput3 het regt van bewaringe van die zelve heeft, welk Caput Families in dezen, te weten , den Heer Frederic Johan van Ifendoorn tot den Cannenburg, by zyne ftraffe of Debath, ook zelfs verklaart, dat hy in die door zyne Frewlyn Sufter en Heer Swager, ten voorgemelden opzigte gedane Vorderinge , gaarne condefcendeert. Hoedane by die fecrete Schrifture gedane verklaringe, alzo nogtans voor die Frewlyn en dien Heer Schoonbroeder verborgen is, Zo hebben wy daarom alhier ook daar van noch moeten mentioneren, om niet te fchynen, die voorfchreven vorderinge geprasterieert of tacite gerejecteert te hebben. 28. Poincl. 28, Dat de Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Dobbclftein qq. met haare vorderinge, allereerft by haare Solutien en eene daarna noch apart aan de Heeren Compromiflaricn geprsefenteerde Requefte, gedaan, als of den Heer van den. Cannenburg de koften van eene door Zyn Hoog cn Wel Gebore na Lotharingen gedane reize, zo zig, in 17. Maanden tyds, tuffchen de 9000. en 10000. guldens belopen zouden , pro portione aan een ieder van haar Hoog en Wel Gebore zoude refundcren, of by de toekomftige verdeelinge in collatie brengen moeten, ter later tyd opkomen : Aangezien dat men alhier verfeert in cas van een ingegaan Compromis, uit kragte van 't welke door de Heeren Compromiffarien reeds al op den 1. january 1727. tuffchen deze Parthyen is verleent een formeel Decreet^ 't welk indezen heeft moeten wezen den rigtfnocr, waar na Parthyen haar over en weder hebben moeten reguleren, Q q q En  49o CÖNSULTATTEN, ADVYSEN En waar tegens. die by die ex poft ac clam Parte adverfa ingefchovene Requefte, nieuwlings gemoveerde Quaeftie, of namentlyk, volgens de Land en Stad-Regten van de BovenAmpten des Nymeegfchen Quartiers, het Graaffchap en de Stad Zutphen, en Veluwen-Soom, aan de Gerigten aldaar fomtyds by eene Duplicque noch documenten geapplieeert mogen worden, of niet, in gene de minfte confideratie koomen kan. Dat by dit Compromilforial Decreet, deze Parthyen wel" pertinentlyk is voorgefchreven, op wat maniere zy van wederzyden haare vorderingen en Suftenue zouden hebben op te geven, en haare procedure over die zelve te inftrueren : Alzo die Heeren Compromiffarien, in overweginge genomen hebbende der Parthyen behandelinge dier zake, daarom by dat haar Decreet, ten einde in die zelve ordentlyk gedecideert zoude konnen worden, deze Parthyen hebben geordonncert, dat een ieder zyne Vorderinge en fuftenue ordentlyk met redenen en bewyzen zal hebben te bekleeden en aan Haar Hoog en Wel Gebore over te geven, en dat die zelve gefchriften en bewyzen aan Parthye advers zullen overgaan , om te dienen van Straffe of Debath, zonder dat by die Straffe of Debath eenige nieuwe of andere documenten zullen mogen worden gevoegt, ne maar dat dusdane Straffen of Debatthen binnen den tyd van twee maanden naakt en bloot in handen van Haar Hoog en Wel Gebore ingedient worden zullen. Dat over zulks ook deze Parthyen genootzaakt geweeft zyn, niet alleen om alle hare bewysdommen, een ieder by zyne Memorien van Vorderinge of Praetcnfie, te appliceren * en hare wederzyds Solutien, Straffen of Debath, naakt en bloot in te dienen, welk laatftgemelde zy ook van weerkanten hebben geobferveert en naargeleeft. Maar ook, om alle haare vorderingen en Praetenfien, die zy over en weder tegens malkanderen fuftineerden te hebben, een ieder by zyne eerfte Schrifture of Memorien, ordentlyk te vervatten, &n  ende A D VE R TIS S E M E N T E N. 491 En zulks geenzins (zo als nogtans in dozen, ten opzigte van die voorgemelde en noch eene andere vorderinge gedaan is) vermogen te doen by latere Requeften, ofte ook by haare laatfte Schrifturen van folutien, ftraffe of Debath, als welke niet aan de andere Parthye overgaan, maar fecrete fchrifturcn zyn, cn op welkers inhoud derhalven de andere Parthye ook geen verhoor of defenfie geniet. Dat de Heeren Compromiffarien, daarom dat haar Decreet ook met gene andere intentie, als met die zelve, met welke het Compromis zelfs ingegaan is, hebben verleent. Te weten, om Parthyen, hoe eerder hoe beter, van alle haare onderlinge differenten af, en tot eene fpoedige verdeelinge en Maeghgefcheidinge, te helpen, en ten dien zeiven einde haar eenen vaften richtfnoer voor te fchryven, na welken zy haare proceduren en daar in voorkomende wederzyds Praetcnfien zouden moeten reguleren. x Tegens hoedane goede intentie, het direct ftrydig is, van agteren af aan, by de laatfte en fecrete, in plaatze van by de eerfte Schrifturen, ofte ook by agterbakfche Requeften, noch op nieuws wederom andere petitiën of vorderingen te komen doen: Vermits dat, in cas zulks, ongeagt dit Decreet, noch gepermitteert ware; Alsdan 't elkens noch wederom aan d' een of d' andere zyde wat nieuws'uitgevonden, en op die maniere de te doene verdeelinge en op te rigtene Maeghgefcheidinge, noch jaaren en dagen gedilayeert, zoude konnen worden, Waaromme.dan ook de Heeren Compromiffarien, tot affnydinge van zulks en verdere voorkominge van dusdane tegens de intentie van het Compromis en Decreet Compromifforial regtsdraats aan lopende maniere van doen, gantfch voorzigtig hebben te werk gegaan daar inne, dat Haar Hoog en Wel Gebore op die ex poft en na dato van de Solutien ingediende aparte Requefte, gene aan den Heer van den Cannenburg daar van te doene hantftellinge hebben geordonneert Qqq 2 of.  492 CONSUL TA TIEN , ADVYSEN ofte gcdecerneert, maar die zelve Requefte, zonder difpofitie daar op te doen, hebben laten liggen, en aldus een daar uit anderfints noch tuffchen Parthyen te ontftaan Communicatoir, daar door gepraevenieert en afgefnedcn. 29- Poincl. Dat ook die zelve Frewlyn en den Heer van Dobbelftein qqa. ter later tyd op gekomen zyn met haarlieder vorderinge, van dat 's Lands Impoft op de Collaterale fucceffie in de Erfniflë van den outften Broeder, den Heer Goden van Ifendoorn, wegens die door denzelven naargelatene Lehngoederen uit den vollen Boedel betaalt zynde, en nogtans de Sufters niet raakende, den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg aangereekent, en door den zeiven aan Haar Hoog en Wel Gebore, ieder proportione, goetgedaan, ofte ten dien einde in Collatie gebragt, worden moet: Want Haar Hoog en-Wel Gebore by haare eerfte Schrifture , of Memorien, van deeze haare vorderinge niets het allerminfte hebben gementioneert, veel weiniger daar over mede Conclufie genoomen, Maar die Praetenfie allereerft by haare laatfte en fecrete Schrifture, of Solutien, clam Parte adverfa, nieuwlings hebben gemaakt. 't Welk nogtans daar by niet heeft vermogt te worden gedaan, en overzulks ook veel te laat koomt: Om redenen over het achtentwintigfte poincl: van Decifie, reeds gededuceert, tot welke wy ons daarom ook maar flegts zullen refereeren. 30. Poincl:. 30. 0 Dat ten aanzien van gedane melioratien, Parthyen over en weder zig moeten gedragen conform dat gene, 't welk hier voor by en over de dertiende en veertiende poinften van Decifie, reeds is vermeld, in diervoegen nogtans, dat daaglykfche en noodige reparatien en onderhoud, gelyk ook dat gene, 't welk aan de Goederen, van zelfs en zonder het daar toe aanwenden van koftea, geaccresceert wezen mog-  ende ADVERTISSEMENTEN. m mogte, niet mede onder de melioratien konnen worden gereekent : Wy vermeinen, dat dit Poincl, of eigentlyk het difpuit over de gedane koften van mehoratie, alleenlyk ten opzigte van oude Lehnen en oude en nieuwe Heerengoederen, in cas deze laatfte ook in den Boedel wezen mogten, in confideratie zal konnen komen : Om dat, voor zo veel als de allodiale Goederen betreft, die zelve dog in eguale deelen moeten worden verdeelt, idque fecundum valorem prafentis temporis facienda divifionis, welks asftimatie zig alsdan cn op dien voet, zonder aanzien van melioratien of deterioratien, van zelfs zal komen uit te wyzen. En dat, voor zo veel als de niewe Lehnparcelen in dezen, als welke niet voor geld aangekoft, maar van allodial tot Lehngoed gemaakt zyn, aanbetreft, de melioratien daar aan, na dato van derzelver tot Lehnmakinge, gedaan , zo wel nieuw Lehn geworden zynde, als zodane parceelen zelve, daar over dan ook geen byzonder difpuit zal voorvallen konnen, om dat de nieuwe Lehnen insgelyks fecundum valorem prafentis temporis, moeten worden geceftimeert. Maar dat, voor zo veel als de oude Lehnen en oude Heerengoederen aanbetreft, of fchoons wel den derden voet in de oude Lehnen, gelyk ook de parceelen buiten den Sael. wehr in de oude Heerengoederen, beide in abfïracto en bui. ten derzelver koftbare nieuwe melioratien aangemerkt, on. mooglyk anders, als itidem fecundum valorem prafentis temporis, geseftimeert worden konnen ; Dies aangaande nogtans in Linea Defcendenti onder de Kinderen voor de eerfte reize, moet onderfcheit gemaakt worden , of zodane koftbare melioratien zyn nieuw of out, Dat is, of ze door haaren overledenen Vader of Moeder zelfs te bevorens al met het principale Lehn of Heerengoed te gelyk aangeërft, dan of fe daarna, op koften en met verminderinge van deszelfs allodialen Boedel, allereerft op den Qqq 3 Grond  494 CONSULTATTEN, ADVYSEN Grond des ouden Lehns of Saelwehr des ouden Heerengoeds aangelegt zyn. In welken eerften gevalle zodane accejjoria ipfius Feudi aut Trcedii Dominici antiqui, cujus pars f 'acta funt, met het principale Goed zelve , op den outften op der Straten, alleenlyk tegens den laft van afdeilinge van, of veroorfatinge voor den derden voet uit de oude Lehnen, en filiale quoten uit de parcelen der oude Heerengoederen buiten den Saelwehr, te doen, koomen te vererven. Edog in welken laatften gevalle, die zelve accefforia, als noch nieuw Lehen of nieuw Heerengoed, wezende, in de afgaande Linie tuffchen de gezamentlyke Kinderen voor de eerfte maal, maar verder niet, deilbaar zyn. In dier voegen, dat in cas den Lehnvolger of SaelwehrsBezitter, die met het principale Goed geheel aan zig wil behouden , daar tegens dientwegen ifto primo cafiu in eguale verdeelinge moet brengen zo veel als het patrimonium allodiale van den Vader of Moeder, ter oorzake van het doen van zodane verbeteringen, is vermindert. Dat is, dat gene, 't welk die zelve Melioratien den Vader of Moeder van tyd tot tyd hebben gekoft: Vermits dat dusdane verbeteringen, als men aan een Lehn of Heerengoed, door het aanwenden van koften, of debourferen van penningen, acquireert, gelyk zyn met een aangekoft Lehn of Heerengoed zelfs, waar voor den Lehnvolger of Saelwehrs-Bezitter, het geheele Goed behouden willende , in Linea Defcendenti onder de Kinderen voor de eerfte reize moet in deilinge brengen de koopspenningen, die het aangekoft Lehn of Heerengoed heeft gekoft. ■ En dat vorders, voor zo veel de nieuwe Heerengoederen , die 'er in den Boedel wezen mogten, concern eert, den Saelwehrs-Bezitter, in den cas wanneer den Vader of Moeder die by koopinge aan zig geworven heeft, en hy die in 't geheel aan zig behouden wil, Daar  ende ADVERTISSEMENTEN. 495 Daar tegens, niet alleen voor zo vee! als het aangekoft Heerengoed, inabftraüo en buiten deszelfs koftbare verbeteringen geconfidereert wordende, is aanbelangende, niet deszelfs valeur van den tegenswoordigen tyd, maar de Koopspenningen, die dat aangekoft Heerengoed gekoft heeft, alsdan in de afgaande Linie tuffchen den Kinderen voor de eerfte maal, door den zeiven in deilinge moet worden gebragt. Maar daar en boven ook noch dat gene, 't welk die daar aan na dato des aankoops gedane koftbare melioratien, van tyd tot tyd hebben gekoft. En aldus wegens het aangekofte Heerengoed zelfs en de latere koftbare verbeteringen van dien, gezamentlykzo veel, quantutn allodiale Patris aut Matris patrimonium ,. ex inde diminutum eft, Welk onderfcheït tuffchen de nieuwe Lehnen en Heerengoederen, die voor geld aangekoft zyn, en de gene die van allodial Goed nieuws tot Lehn zyn gemaakt, daar in refideert, dat 'er ten opzigte van de eerft gemelde, zo wel als ten reguarde van de koftbare melioratien van beydegader, altoos, en ten aanzien van de laatftgemelde nooit, een eertam pretium intervenieert of nagefpoort worden kan. En daarom ook, zo wel ten reguarde van de eerftgemelde als ten aanzien van de melioratien van beide een certum pretium Emptionis Venditionis, ac certi Jumptus meliorationum, en aldus ook onwederfpreeklyk een certum pretium prceteriti temporis (waar van het Land-Recht des Graaffchaps Zutphen ,tit. 17. art. 8. koomt te fpreeken) in deilinge gebragt worden kan. 't Welk nogtans ten refpeéie van de laatftgemelde, circa qua: pretium pneteriti temporis ignotum eft, niet kan worden gedaan. En daarom aldaar, ten opzigte van die, in abftraüo en buiten derzelver koftbare melioratien aangemerkt wordende ^ nieuwe Lehnen, die niet voor geld aangekoft, maar van allodial nieuws tot Lehngoed gemaakt zyn, het prcetiwnpree-, fen~  496 CONSULTATTEN, ADVYSEN fentis temporis (waar van nogtans dat zelve Land-Recht niet fpreekt) nootwendig in locumpratü temporis prceteriti fubintreren moet. Zoals al 't zamen uit dat gene, 't welk hier voor , by en over de dertiende en veertiende, en zulks aldaar op het fundament van het gene te bevorens al by en over de negende, tiende, elfde, en twaalfde poinclen van Decifie, reeds gededuceert was, aangetoond is, van zelfs genoegzaam koomt te proflueren. Dat, dit alles ad cafum. fubjectum geappliceert wordende, daar uit dan ook ten aanzien van alle zodane melioratien, als 'er aan de alinge Goederen van den Boedel, 't zy dan aan het Cajlrum of Huis Cannenburg zelfs, of aan eenig ander Goed of parceel van den Boedel, van wat aart of nature het ook wezen mogte, en 't zy door bouwen of timmeren, poten of planten , zoeken, graven en leiden van Water, als anderzins, te kolt gehangen1 wezen mogten, zeer ligt valt af te neemen, dat by de aanfhande Boedels verdeelinge, tuffchen deze Parthyen zal gehouden moeten worden deze proportie: Dat namentlyk, voor zo veel als de allodiale Goederen betreft, gene melioratien in confideratie of onderzoek, zullen behoeven te komen : Dewyl zy daar toe alle drie, ieder voor een geregt derde gedeelte, even na beregtigt zyn, en die zelfs, om de eguale verdeelinge van dien te reguleren, al onderling taxeren willende, zulks alsdan moeten doen fe. cundum valorem temporis prafentis, ten aanzien van welken tyd nogtans gene afzonderlyke animatie van melioratien, nodig wezen kan. Dat, aanbetreffende zodane parceelen, als door den Heer Johan Henric van Ifendoorn, van allodiaal tot Lehngoed gemaakt zyn, vermits dat of die parcelen zelfs, of de waardye van dien, insgelyks na den tegenswoordigen tyd te aeftimeren, door den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg in diervoegen in deilinge gebragt worden moetendat Zyn Hoog en Wel Gebore daar van vyf zevende gedeeltens en de  ende ADVERTISSEMENTEN. 409 de Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa, een zevende part, komen te trekken. Dies aangaande daarom ook gene afzonderlyke aeftimatie van eenige verbeteringe van dusdane Goederen of parceelen, of eenig zevende gedeelte van dien, in confidentie komen kan. Maar dat, voor zo veel de Heeren Goederen, die den Heer Johan Henric van Ifendoorn door kopinge aan zig verworven hebben mogte, concerneert, den Heer Frederic Johan van Ifendoorn, verpligt wezende, om of die aangekofte Heeren Goederen zelve, ofte anderzints de koopspenningen , welke ze gekoft hebben, in deilinge te brengen en daar van aan die twee andere insgelyks ieder een zevende gedeelte te laten genieten , In cas dat hy die Goederen zelve in 't geheel behouden, en alleen derzelver Koopspenningen in deelinge brengen, willen mogte, alsdan aan zyne Frewlyn Zufter en Heer Swager qqa. ieder, boven en behalven een zevende part van den Koopspenning, ook noch zal moeten laten genieten een zevende gedeelte van zodane onkoften van verbeteringen, als daar aan, na dato van den aankoop, tot timmeren van den allodialen Boedel, te koft gelegt wezen mogten, dat is, voor ieder van die beide een zevende part van dat gene, quantum exinde patrimonio allodiali decejjit. Doch dat, wat de oude Lehn en Heeren Goederen aanbetreft, ten aanzien van derzelver melioratien een onderfcheit moet gemaakt worden, of dezelve voor, dan of ze na dato dat den Heer Johan Henric van Ifendoorn zodane Lehn of Heeren Goederen by Erfniffe aan zig verkregen heeft, aan die zelve te koft gelegt zyn; In dier voegen, dat de zodane, als voor dato van dat fterfval daar aan, door wien van zyne Praedeceffeuren zulks ook gedaan wezen mogte, gemaakt of te koft gelegt zyn, ten opzigte van zyn Perfoon, zo ras als die Goederen op hem overgegaan waren, inconteflabel altoos mede zyn geweeft: out Lehn en out Heeren Goed, zo wel als die Goederen R r r zei-  498 CONSULTA TIEN, ADVYSEN zelve, waar van ze voor dato van zynen tyd, albereids een acceffoir en eengcdeelte waren geworden en geweeft. En dat by gevolge ook den Heer Frederic Johan van Ifendoorn, dieswegen gene de minfte aparte vergoedinge, boven of behalven de afdeelinge van, of veroorfatinge voor zyner Zufters en Swagers zesde quoten in den derden voet van de oude Lehnen, en zevende portien in de parceelen buiten de Saalwehren van de oude Heeren Goederen, aan een van haar beiden behoeft te doen : *" Dewyl haarlieder Vader en Schoon-Vader zynen allodialen Boedel niet heeft vermindert, of zelfs konnen verminderen, door melioratien, die hy niet zelfs heeft bekoftigt, maar die reeds al voor zynen tyd, aan zodane Goederen werklyk te koft gelegt zyn geweeft. Maar dat in den anderen cas, te weeten, van zodane melioratien, als den Vader aan de oude Lehn of Heerengoederen, na dato dat hy die bereits aangeërft hadde, zelfs ïp Trnft irehaneen hebben moste, dusdane veroecenngen, zo lang als den Vader geleeft heeft gehad, noch maar zyn seweeit nieuw JLenn, ot nieuw neerengueu, uum ucl aanwinnen van welke den Vader zyn allodial patrimonium werklyk heeft vermindert gehad. En dat daarom ook den Heer Frederic Johan van Ifendoorn, in cas dat Zyn Hoog en Wel Gebore aan zyne Zufter en Zwager, een ieder wegens derzelver zesde part m den derden voet van de oude Lehnen en zevende quota in de parcelen buiten de Saelwehren van de oude Heerengoederen, gene afdeilinge uit die Goederen zelve, maar deswegen veroorzatinge met andere effeftendoen, en aldus deze Goederen in 't geheel aan zig behouden willen mogte, Als dan aan die twee andere daar en boven ook noch moet uitkeeren ieder een zevende gedeelte van dat gene, t welk haarlieder Vader zelfs, tot het doen van verbeteringen aan de oude Lehn en Heeren Goederen, in abftratïo buiten der-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 499 zclver koftbare melioratien geconfidereert, te koft gehangen en uit zynen allodialen Boedel uit genomen heeft; Edog niet mede wegens zodane melioratien, als den outften Zoon , den Heer Godert van Ifendoorn, na zyns Vaders overlyden, ook noch aan de oude Lehn of Heeren Goederen mogte hebben gedaan: Als welke accejforia ac partes Feudi, by Zydval, op zynen jongeren Broeder, den Heer Frederic Johan van Ufendoom alleen en in 't geheel verftorven zyn : Vermits dat inter Fratres ff forores, en aldus in Linea Collaterali, zo wel nieuw als out Lehn, op den Lehnvolger alleen en in het geheel verfterft: Cum ratio f er vandce cequalitatis , quce cceteroquin in Linea Defcendenti, circa Feuda nova, quce onerofo titulo a Parente acquifita funt, inter Liberos locum fibi vindicat, in Collaterali Linea ceffet. Alles om en op de redenen en fundamenten, in prcecedentibus by en over de negende, tiende, elfde, twaalfde, dertiende en veertiende poinéten van decifie, reeds gededuceert, quorfum fit relatio. Alleenlyk hebben wy, tot wegneeminge van alle gelegentheid tot noch verdere difpuiten tuflchen Parthyen, ten aanzien van dit dertigfte poincl: van decifie, noch hier by moeten voegen, dat daaglykfche en nodige reparatien en onderhout, getyk ook dat gene, 't welk aan de Goederen van zelfs en zonder het daar toe aanwenden van koften, geaccrefceert wezen mogte, niet mede onder de melioratie moet worden gereekend: Aangezien, dat daaglykfche reparatien en onderhoud aan en van een Goed, zyn expenfa neceffarice , die uit des Goedes opKomften moeten vallen: Cum uti bona non funt, nifi deduels prius are alieno, ita nee rei frutlusfunt, nifi deductis prius episdem rei neceffariis expenfis. En dat vorders ook door dat gene, 't welk aan een LehnRrr2 goed,  5oo CONSULTATIEN, ADVYSEN goed, van zig zelfs en zonder onkoften accrefceert, den at lodialen Boedel niet is vermindert: O na enim cedificatione, plantatione, alluvione, aliove morlot Feudis accejjere, eodem quidem jure cum ipfis Feudis. cenfentur j fed in feparatione facienda, ratio folummodo habetur eorum, quce acceffionibus fuere impenfa, Adeo ut, Heet meliorationum valor five pretium, expenfas meliorationis fuper et, adhuc tarnen non totum meliorationis pretium, fed folummodo id, quod erogatum efl, taxandum veniat, Neque fruttus ex melioratione percepti, cum meliorationum expenfis fint compenfandi, neque etiam modicce cedificationum aliarumve meliorationum expenfee, jïcuti nee impenfee fruttuum colligendorum caufa fattce, curandce fint, Sande ad Conf. Feud. Gelr. tratt. 2. tit. 2. cap. 3. num. 15, 16 17. 31.. 31* Poincl, Dat den Heer Frederic Johan van Ifendoorn, in cas dat' Zyn Hoog en Wel Gebore aan de Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa., een ieder wegens zyne zesde quota in den derden voet van de oude Lehnen, en zevende portie in de nieuwe Lehn en Heeren Goederen en in de parceelen buiten de Saelwehren van de oude Heeren Goederen, geene werklyke affcheidinge, Inruiminge of afgefcheit uit die Goederen zelve, maar in plaatze van dien verftooringe of veroorfatinge met andere effecten, doen, en aldus de corpora van de Lehn en Heeren Goederen, in 't geheel aan zig behouden en daar van niets inruimen willen mogte, Zodane Verftoiinge of Veroorfatinge als dan moet doen, uit zyne particuliere portie of derde part in den allodialen. Boedel, ofte eigene penningen of genoegzame effecten buiten den Boedel: Want, wanneer eenen Lehnvolger of Saelwehrs Bezitter, van zyn prasrogatyf Lehn of Pleeren Goeds Rechtens, in zo verre koomt af te zien, dat hy in. plaatze van de non allodiale Goederen in 't geheel en onverfplit aan zig te behouden, uit die Goederen zelve aan de Jongere of Zufleren, voor der zei-  ende ADVERTÏSSEMENTEN. 501 zeiver portien in de nieuwe Lehn of Heeren Goederen, en in de parceelen buiten de Saelwehren van de oude Heeren Goederen, en in den derden voec van de oude Lehnen, werklyke inruiminge doet, en ten dien einde zodane portien, mee confent des Lehn-Heers van de Lehn Goederen, en met confent van de Reekenkamer van de Heeren Goederen zelve, aan de Jongere of Zufteren werklyk afdeelt. Zo hebben die jongere of Zufteren dieswegen ook van den Lehnvolger of Saelwehrs Bezitter, voortaan niets meer te prastenderen , Maar zyn als dan de gezamentlyke Kinderen voor 1 overige alle te zamen d' een zo wel als de ander pro cequali portione, en elk even na, tot en in den allodialen Boedel beregtigt; Dog, warmeer dien outften op der Straten zulks niet doen, maar de bona non allodialia in 't geheel en onverfplit aan zig behouden wil y% Als dan is denzelven verpligt, om aan de andere dientwegen verfloringe of veroorfatinge te doen. 't Welk of hy uit zyne particuliere portie in den allodialen Boedel, of anderzfnts met zyne particuliere penningen buiten dien Boedel, doen moet, dan of hy het uit den alingen allodialen Boedel, in dier voegen, dat dat gene, 't welk van den zei ven, na dat hy zulks daar uit vooraf gedaan hebben zal, noch koomt over te fchieten, allereerft tuffchen de gezamentlyke Kinderen in eguale portien verdeelt moet worden, doen mag, Zulks is het poincl, waar over deze Parthyen, by haare Schrifturen en infrucloire Advyfen, het gantfch en al, en wel voornamentlyk ten aanzien van de Lehngoederen, tegens malkanderen oneens zyn, En zelfs wederzyds haare fuftenuen dies aangaande zo hoog komen op te haaien, dat zy haare eigene , tot ftanthoudinge van haare fuftenuen, ten opzigte van de fucceffie van de porRrr 3 ti-  5o2 CONSULTATIEN, ADVYSEN tien van de drie Kinderloos afgeftorvene Zufteren en den outften Broeder, zo in de nieuwe, als in den derden voet van de oude Lehnen de gelegde fundamenten, daar door komen over hoop te werpen: Vermits dat aan de eene kant de gene, die ftaande houden, dat deze portien jure Feudi op den outften op der Straten alleen gedevolveert zyn, fuftineren, dat die voorfchreve pligt van den Lehn-Volger, maar een Debitum allodiale five patrimoniale wezen, en aan de andere Kinderen dieswegen niet meer, als eene allodiale en blote perfonele Actie, en wel in fpecie de Attio Negotiorum geftorum (omtrent welke zelfs ook noch het jus reprafentationis plaats zoude hebben) tegens den zeiven competeren zoudeEn aan de andere kant die gene, welke ftaande houden, dat die zelve portien jure allodii op de gezamentlyke in leve geblevene Broedérs of Broeder en Zufteren, verftorven wezen zouden, zelfs poferen en confefleren , dat die zeiven phgt van den Lehnvolger, is een Debitum Feudale , ac mms reale atque in ipfo Feudo radicatum, quod cum Feudo ipfo ad Feudi fuccefforem tranfit, en dat de Jongere of Zufteren dieswegen het jus retentionis en eene feudale en reële Actie, tegens den Lehnvolger competeert. Edog, wy vermeinen , dat, om die voorgemelde Quseftie te decideren, niet gezien moet worden hier op, of namentlyk dezen zeiven pligt van eenen Lehnvolger, en die daar over aan de Jongere of Zufteren tegens hem competerende Actie, zyn allodial of patrimonieel en mcre perfoneel, dan of dezelve zyn Feudal en reëel: Want de Qucefiio, unde aut ex quo quid folvi aut prafiari debeat, divers is van de Quceft'O, quale aut cujus nattirce fit of debitum atque Attio exinde competens. 't Welk, zelfs quoad fubjectam materiam, tuffchen eenen Lehnvolger en de Jongere of Sufteren, oogenfchynlyk is af te neemen daaruit, dat eenen Lehnvolger zig zeiven van iets, 't welk hy, door namentlyk afgefcheit, Inruiminge of af-  ende ADVERTISSEMENTEN. 503 affcheidinge, te moeten doen, ex ipfo Feudo prafteren moet, evenswei noch kan ontdoen, door in plaatze van zulks, allodiale Goederen of effecten te betalen of uittekeeren, door namentlyk Verftooringe of Veroorfatinge te doen. Maarmeinen wy, dat tot decifie van die zelve Quteftie, alleenlyk gezien moet worden hier op: Sr?JlmTnÜYxk ?ne' 'C welk ee"en outften op der Straat, t zy Lehnvolger of Saelwehrs Bezitter, door het doen van Verftooringe of Veroorzatinge koomt te redimeren, en tgene hy, door middel van dusdanige redemptie, voor zig zeiven alleen koomt te acquireren en aan zig te bréngen, voor dato van zulks, niet het zyne, maar eens andersf is geweeft, en met aan hem, maar alleen en in 't geheel aan de Jongere of Sufteren, een ieder voor zyne of haare Fü£ ale quota, toebehoort heeft. En dat over zulks ook de betalinge, voldoeninge ofver- &!£ yM °f V001" f lks' aan een ieder va" ^ Jongere of Sufteren voor zyne of haare Filiale portie, door hem niet kan of vermag te worden gedaan ex alieno aut communi, ofte uit den allodialen gemeenen Boedel, in welken hem niets meer, als alleen zyne Filiale quota, en de andere hooft voor hooft ieder ook zo veel als hem, competeert, Maar zulks doen moet alleen ex fuo, dat is' uit zvmp ™r tie inde allodiale nalatenfchap, o/te de'n Boedel °f SenoeSza™ eftW buften Want nooit aan eenen Verkoper dat hem afgekoft Goed met zyn eigen proper geld of Goed kan, maar 't zelve altoos gantfch en a met zyns Kopers eigen geld of Goed aan hem door den zeiven moet worden voWaan of betÏÏt En nogtans aan de Jongere of Sufteren een'ieder zyne portie, gantfch en al, (uitgezonden alleenlyk vow zo veel als des outftens quota in den allodialen Boedel pro rata b? ™S 1? ^ eigen geld of Goed door d2n oütftffl zoude worden voldaan of betaalt, in cas dat den zeiven de ver-  5o4 CONSULTATIEN, ADVYSEN veroorzatinge of verftooringe uit den allodialen genieenen Boedel, en niet ex fuo alleen, aan haar kvvame te doen. Terwyl onder tuffchen, niet alleen voor zo veel als de oude Lehnen aanbetreft, den outften, door middel van die verftooringe of veroorfatinge, koomt aan zig alleen en in 't geheel te brengen dat derdendeel des ouden Lehns, 't welk den derden voet word genaamt, En 't welk nogtans aan de Jongere alleen en in 't geheel, ofte aan een ieder van haar onder zig pro cequali portione, en niet mede aan den outften, (als welken daar tegens de twee andere derde parten des ouden Lehns, uit kragte van zyn Lehnpreerogatyf, voor zig alleen en in 't geheel koomt te trekken), toekoomt of competeert. Maar ook, voor zo veel als de portien van een ieder van de Jongere, of Zufteren in de nieuwe Lehnen en nieuwe Heeren Goederen en in de parceelen buiten de Saelwehren van de oude Heeren Goederen aanbelangt, den outften op der Straate, door middel van Veroorzatinge of Verftooringe , koomt aan zig alleen en in 't geheel te brengen en te verwerven die zelve portien van de Jongere of Sufteren. Aan een ieder van welke nogtans haarlieden ieder zyne of haare portie insgelyks alleen en in 't geheel toebehoort, en niet mede aan den outften competeert, als welken daar tegens in deze zelve Goederen ook zo wel als de andere, zyne filiale portie alleen en in 't geheel is hebbende. . Dat over zulks alles dan ook den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, voor zo verre als zyn Hoog en Wel Geboore aan het Frewlyn van Ifendoorn en den Heer van Ëynenburg qqa. ten aanzien van de Lehnen of Mala Feuda van den Boedel in dezen, geen afgefcheit, inruiminge of afdeelinge uit de Goederen zelve , maar in plaatze van zulks veroorfatinge ofte verftooringe, mogte willen doen, Alsdan aan een ieder van Haar Hoog en Wel Gebore apart zal moeten vergoeden, voldoen of betalen ten reguar-  ende ADVERTISSEMENTEN. 505 de van out Lehn een zesde gedeelte in den derden voet, fTheneLehnVs°0r ^ ^ eenachtiende ParC diens gant! En zulks tot zyns Lehnvolgers keure, met gereetgeld, allodiale Goederen of Conftitutie van Renthe, uit zyne particuliere portie of derde part in den allodialen Boedel. ówBledT,™™ ^ Particu,iere Penningen buiten En ten aanzien van nieuw Lehn of nieuw Heerengoed en parcelen buiten den Saelwehr of Saelwehren van out HeerenGoed, aan een ieder van die heide een zevende gedeelte, insgelyks uit zyne pnvee quota in den allodialen Boedel, of .anderzins met zyn particulier geld buiten de Herediteit, te voldoen. 3 En dit alles om de redenen, zo aanftonds vermeldet, van dat namentlyk den outften , eens anders Goed aan zig brengende, dat ze veniet tx alieno kan, maar ex fuo moet, voldoen ofte betalen. Dat hier aan gene veranderinge kan toebrengen de diftincltie tuffchen den allodialen Boedel van den Vader, Johan Hennc van Ifendoorn , en den allodialen Boedel van den outften Broeder, Goden van Ifendoorn, by des Heer van Cannenburgs Straffe of Debath gemaakt. Vermits dat den allodialen Boedel van den outften Zoon, zo wel als de allodiale Boedels of portien van de andere Kinderen, m den alingen alnu te verdeden en altoos pro indivifo m t gemeen bezetenen Boedel van den Vader zelfs, alnoch werklyk refideert, zonder daar van noch oit afgefcheiden of leparat bekent geweeft te zyn. En dat ook den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, zig m Aftis nergens heeft gedeclareert, dat hy maar alleen quoad leuda ac mala Feuda, en niet mede in allodialibus Erfgenaam van zynen overledenen Broeder zoude willen wezen. :S ss ja  5p6 CONSULTATIEN, ADVYSEN Ja zelfs ook in de qualiteit van Feudale Erfgenaam van' dën Erfgenaam Feudal van zynen Vader, verpligt is, om zodane affcheidinge van, of veroorfatinge voor of wegens de portien in de Feuda ac mala Feuda nova, of in den derden voet of parceelen buiten de Saelwehren der Feuda ac mala Feuda antiqua, als door dode van den Vader op het Frewlyn van Ifendoorn en de Vrouw van Ëynenburg, verftorven zyn, uit den alingen alnoch gcconfundeerden Boedel, te moeten doen: Vermits die des Vaders Erfgenaam Feudal, van welken; Zyn Hoog en Wel Gebore naderhand zelfs ook Erfgenaam, is geworden , daar toe by zyn leven zelfs verpligt geweeft is. Dat insgelyks abufyf is, dat in die meergemelde portien,, van of wegens welke alnoch de afdeilinge of veroorfatinge gedaan worden moet, jure reprafentationis zoude konnen worden gefuccedeert: Vermits in Feudalibus ac Dominicis, noch nooit eenig jus reprafentationis heeft plaats gehad, Sande ad conf. Feud. Celr. tratt. I. tit. 3. cap. r, §. 1. num. 12 ff 13. En of fchoons alnu wel ex poft fatto de Kinderen van de Vrouw van Ëynenburg komen te fuccederen in de plaatze van hare Vrouw Moeder,. Zo fuccederen die zelve nogtans in dezen aan haren Grootvader , Oom en drie Moejen, noch niet jure reprafentationis-. Dewyl zy daar van zelfs in allodialibus, nooit immediate Erfgenamen hebben konnen wezen, ter oorzake van de tulfchenkomfte van haarlieder Moeder; Maar word zulks alnu ex poft allereerft veroorzaakt, door het overlyden van hare Moeder, van welke zy Erfgenamen zyn, welke Moeder zelfs mede eene van de immediate Erfgenamen van haar eigen Vader, Broeder en drie Sufteren, als de Sterfvallen van die alle vyf zelfs beleeft hebbende, is geweeft. Èn welke Moeder, zo lang als noch inleven ware, hare.  ■ende ADVERTISSEM ENTEN. 507 re Kinderen van de reets vervallcne Erfnifle van die alle, heeft gcëxcUidcert gehad. Daar anderzins, wanneer dat dier Kinderen Moeder eerder, als derzelver Grootvader, overleden geweeft ware, Deze Kints-Kinderen alsdan met haare Oomen en Moejen ■jure reprcefentationis haren Grootvader wel quoad allodialia, maar in genen deele mede quoad Feuda aut mala Feuda, in eenige portie in de nieuwe Lehn of Heeren Goederen, of van den derden voet der oude Lehnen, ofte van parceelen buiten de Saelwehren van oude Heeren Goederen, geenzins mede zoude hebben konnen fuccederen: Quoniam ff in Linea Defcendenti, aque ac in Collaterali, fi plures fint gradus, proximior remotiori in Feudo prcefertur, ac remotiorein ab eo excludit, Sande tratt. 1. tit. 3. cap. 1. §. 19. part. 1. in princ, ff part. 3. num. 29. 32. Poincl. Dat de fchulden des aiingen Boedels, ten behoeve van andere Menfehen, daar van Crediteuren zynde, door den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg, de Frewlyn van Ifendoorn a Blois, en den Heer van Ëynenburg in zyne qualiteit , ieder voor een geregt derde gedeelte moeten worden gelaft en gedragen: Aangezien dat de Rechtsgeleerden, over de materie van Lehnen Ichryvende, het met malkanderen eens zyn daar inne: Qiiod Hceres Feudalis ces alienum Defuntti fiolvat, ac Creditoribus Hcereditariis obfirittus fit non pro modo emolumenti, quod ex Hcereditate capit, fed folummodo pro portiene fita , pro qua cum Cohceredibus fuis in Allodiis Hceres efl: JEs enim Defuntti alienum perfonale, fola Municipali non Feudali Lege, tranfit; Nee debetur ratione prcediorum aut emolumenti marris vel minoris, fed ab Hceredibus pr$ quota portionum in Hcereditate Allodiali, extra cujus taxationem, jure prcecipui, obtinetur Patrimonium Feudale. Atque idcirco, five ■?nefs perfonalis fit obligatio, five in fiecuritatem debiti Feudale S s s 2 pree-  5o8 CONSULT A-TIEN* ADVYSE.N pradium fit obligatum., Feudalis Hares non tenebitur ultra fuam in 'Hareditdte Allodiali portitnem. Adeo ut, fi a Creditóre conventus, folidum ipfipraftiterit, per cejfwnem nominis fibi', iftius rei caufa , profpicere pojfit, ac non injufie a Coharedibus fuis Allodialibus poftulet, ut hi, pro fuis in Hareditate Ahlodiali portionibus, Debiti partes conferant, ar gum. Leg. 35., princ. ff §. i'. ff de Hared. itifiit. Leg. uit. ff. de ufi. ff ufufr, legat. ac Leg. i, C. fi eert, petat. Gelyk zulks met meerderen gedecideertte vinden is, onder anderen, by Mornac. ad dict. I. 1. Sande ad Conf. Feud. Gelr. tratt. 2. tit: 2. cap. 5. §; 3. num. 5, 6 & 7. Goris adyerfi tratt. 2. cap' 2. num 1, 2, 3 ff 4. Ann. Robert. rer. judic. lib. 4. cap. 13. Burgund. ad Confiuet. Flandr. tratt. 13. num. 36 ff 37. Christin, votum. 3. decif. 4. num. 5, 6 ff jf Anton. Sola ad Confiuet. fiabaud. tit. de Feudis Decret. Item quia, part. 2. gloff..un. Papon. lib. 21. tit. 5..arreft. 3. em Valla de reb. dub. tratt 20. num. 23. Dat over zulks ook, of fchoons wel den tegenswoordigen Heer van den Cannenburg., ter oorzake van de fucceffive fterfvallen van zynen Vader,. Broeder en drie Sufteren, uit den alingen Boedel, ter caufe van die.daar in zynde Lehn en Heerengoederen, confiderabil voordeel, of praerogatyf boven zyne Mede-Erfgenamen, koomt te trekken, Zyn Hoog en Wel Gebore des onaangezien, evenswei ten opzigte der betalinge van des alingen Boedels fchulden, noch met de andere egual ftaat, en daar toe niet verder verpligt is, als alleen voor zo verre hy in de allodiale Goederen Mede-Erfgenaam is, hoe eft, proportione fua, quam ex Hareditate Allodiali percipiet. 't Welk, ter dier oorzake, dat 'er van de zeven Einderen , die 'er ten tyde van des Vaders overlyden noch in !even waren, na dode van den outften Zoon en drie van de Dogteren, maar drie meer kwamen over te blyven, alnu is een geregt derde part. Zo.als het dan ook, voor de Frewlyn van Ifendoorn en den  ende ADVERTISSEMENTEN. 505, den Heer van Ëynenburg, qqa., ieder insgelyks een geregt derde gedeelte, zo in des alingen Boedels fchulden, als in deszelfs allodiale Goederen, is: Cum bona non fint, nifi dedudo prius are aaeno , Barbos. in loc. comm. Lit. B. num 17 Waar omtrent voor alsnoch niet te pas kan komen het difpuit, uit wat Goederen van den Boedel, eerft de fchulden zullen moeten worden betaald, dat is, of zulks eerft uit de gereede, en by infufliceance van dien uit de allodiale onzereede Goederen, en by verdere infufliceance uit de pene, die door den Vader van allodial tot Lehn gemaakt zyn , . zal moeten gefchieden; ö 1 ' Maar zoude dit allereerft te pas komen konnen, dan, wanneer dat er Crediteuren kwamen te executeren voor haar agterwezen. Tegens welke men alsdan zoude konnen en mogen zeggen, dat ze haar fpecial onderpand, en geen jfpecial ondeïpand hebber.de, eerft de gereede, en daarna de allodiale ongereede Goederen, executeren moeften, voor dat zy eenig Lehngoed vermogten te executeren. Terwyl het inmiddels tuflchen deze Parthyen altoos vaft ftaat, dat deze drie Erfgenamen, ieder niet meer, als een geregt derde gedeelte van de alinge Boedels fchulden, behoeven te. Ïaften ofte te draagen. En dat zy met malkanderen, een ieder voor zyn- derde gedeelte, by de Boedels verdeelinge, gezamentlyk zodane ordres en mefures zullen konnen ftellen en reguleren, als zy tot haar aller befte en meeften nutte zullen vermeinen te behoor en , En ten dien einde niet aïïeen aan die gene, aan welke meer als een derde gedeelte der fchulden, toegedeelt worden mogte, ook na proportie van zulks wederom te meerder doederen zullen konnen en moeten toededen; Maar ook, om die zelve proportie en aegualiteit ten opzigte van die fchulden te obferveren, malkanderen zodane GolS-Ss 3, de.  510 C O NS ULTATTEN, AD V YS EN deren , welke voor de een of de ander fchult fpecial geoppignoreert of geaffeéteert wezen mogten, ook wederom na proportie van derzelver gerealifeerde fchult, des te lager-, of voor des te minder prys, zullen konnen en moeten aandelen , Om dus doende te prasvenieren, dat de een den anderen daarna niet zal behoeven te conveniëren, om zyne portie te contribueren in eenige fchult, welke in eenig hem tocgedeelt Goed of parceel, is gerealifeert, Mits dat nogtans het gene voorfchreven nootwendig in dier voegen gereguleert werde, dat altoos den outften op der Straten zyn praerogatyf Lehn en Heerengoeds Rechtens, tanquam prcecipuum quid, boven zyn derde part inde allodiale Goederen, afgetogen van dat zelve derde gedeelte zyn derde part in des alingen Boedels fchulden, voor uit koome trekken: Quoniam Hares Feudalis id, quod ratione bonorum non allodialium, ex Hcereditate prcecipit , non ut quotam Heer e dit atis , fed vpluti rem quandam particulorem, vice Pralegati, ab ipfet Hcereditate feparatam, beneficio confuetudinis Patrice prcecipit , ideoque nullum iflius refpeclu onus ceris alieni fujiinere cogendus efl, zo als uit de leere van die zo even geallegueerde en meer andere Autheuren, als Molin^us , Bocquet, Charondas, Louet, Fab: de Anna &c, by die zelve geallegueert, met meerderen te verneemen is, „. 33- Poinft. Eyndlyk vermeinen wy, dat, na dit alles, aan de gezamentlyke in dit Compromis begrepene Parthyen, behoort > te worden geinjungeert ofte geordonneert, om, op dea voet van het Compromis en de Decifie over de hier voor gemelde tweeendertig poinéfen gevallen, ten overftaan van de Compromiffarien de Boedels verdeelinge te doen en daar over een behoorlyk Maeghgefcheit op te rigten: Om dat de Heeren Compromiffarien niet alleen zyn der Parthyen naafte Bloetverwanten, en by gevolge ook voor •alle andere 't naaft en 't meefte beregtigd, om Macghge- > fcheits  ende ADVERTISSEMENTEN. 5rr fcheits Vrienden tuflchen haare eigene Sufter en derzelver Kinderen, gelyk ook tuflchen haarer Sufters Kinderen onder malkanderen, zyn, Maar zelfs ook noch by de Acie van Compromis, door de gezamentlyke Parthyen fpecialyk zyn verzogt, om, na haarlieden getenteert accommodement, en by ontftentniffe van dien, verhoor van Parthyen, eene Maeghgefcheidinge tusfchen haar op te rigten. En dat by gevolge ook de verdeelinge van den Boedel en het oprigten van het Maeghgefcheit over den zeiven, nootwendig ten overftaan van Haar Hoog en Wel Gebore als Arbitri Families ereifcundes, moet worden verrigt. 34. Poincl. Voor het Laatfte, Dat de koften van de gehcele procedure tuflchen de gezamentlyke in het Compromis begrepene Parthyen , nemine excepto, behooren te worden gecompenfeert: Om dat Parthyen onder zig zyn malkanders naafte Bloedverwanten : Dewyl de Vrouw Douariere van Ifendoorn a Blois tot den Cannenburg, is de Moeder van het Frewlyn van Ifendoorn a Blois, en de Moederlyke Groot-Moeder van de Kin deren van den Heer en Vrouw van Ëynenburg; En dat de tegenswoordige Heer van den Cannenburg is de Broeder van die zelve Frewlyn, en de Oom van 's Moeders zyde van welgemelde Kinderen; En daar en bóven ook niet alleen het difpuit in dezen en veele en verfcheiden opzigten is geweeft fuper meris articulis juris, ac quidem juris Feudalis & Dominici, Maar zelfs ook zo wel de een als de ander van Parthyen, of fchoons niet ten reguarde van alle, egter ten opzigte van verfcheidene van zyne of haare fuftenues en prfetenfien, is bevonden, in gelyk geftelt te zyn, en over zulks ook juftam litigandi caufam te hebben gehad. E Y N D E,  B E R ï G T. By den Drukker deezes, zyn nog eenige Exemplaren te 'bekoomen van het Derde Deel van'het Groot Gelders Plac aat-Boek, inhoudende de Placaaten, Ordonnantiën en Conventien, van de Edele Mogende Heeren Staaten des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen: alsmede de Principaalfle Authorizatien derzelven, met de daar op gevallene Dispositien en andere R e solutien, rakende zaken van Politie ende Juftitie van den Jaare 1699. tot den Jaare 1740. Alles door ordre van Hooggemelte Heeren Staaten verzamelt en uytgegeven, door Henrick Cannegieter, met Platen behorende tot het Waxerrecht ïn folio, welke aan de eerft koomende zullen worden afgelevert -a ƒ 5 - 5 - o als meede : Regifter der Stukken, begrepen 'in alle de Deelen des Groot Gelderschem Placaatbqjeks. Groot Wava af 1 - o - o  REGISTER. Van de voornaam (Ie Zaken, die in het Eerfte Deel der Gelderfche Confultatien , Advyfen ende Advertiffementen van Rechten voor komen. A. Bladz. _ Aanvang , zie Inleidinge. Actio in rem, ubi intentanda. 139 Actor. Aclore non probante abfolviiur reus. 232. 341 Administratie , die zig een anders zaken onderwind en daar van adminiftratie gehad heeft, is tot het doen van Rekening , bewys , en reliqua verpligt. 42 Arestum. Ar eft a Juris dictionis fundanda caufa interponi folita plane funt confuetudinaria, jure Romano incognita (f ideo odiofa. 132 Heeft geen plaats om daar door een res lmmobilis magtig te worden, ibid. B. Betalinge doen, of betalinge bewyzen, in het Landr. van Veluw. cap. 11. art. 5. wat betekent. 336 Boedelhouderschap, de Renunciatie aan het Regt van ■ Boedelhouderfchap, is een res merce facultatis. 312 Bona , non funt nifi deducio I. Deel. prius are alieno , ita etiam fruEtus non funt nifi deduftis prius neceffariis expenfis. 49 9 C Cannenburg. Wat van de Hofftad Cannenburg in de provinciale Leen-Kamer op het Regifter der. Leenen gevonden wort, 438 Clausula Salutaris, in libello magnce efficacice 17 Contrarietas , eft vitanda. 247 Conatus. In omnibus delictisfive fint atrocïftima, five non conatus quantumvis ad actum proximum fit deventum, ordinaria delitli pcena non punitur. 15 Conclusio , libelli tota vis in conclufione. gt Zie Richter. Conditio , omne conditionatum atque relatum regulatur acregitur a fua conditione fiuaque relatione. 153 Confessio , debet fieri de proprio facto, cum quilibet fiui quidem non autem alieni faÜi fcientiam habere prafiumatur. 140 Zal een Confeffie van kragt zyn,  REGISTER. zyn, dan moet, alvorens van .] het fattum ook blyken , dat het zelve gepaffeert is. 244 Extrajudiciele Confeffie kan . in Regten niet beftaan. ibid. conjuncti et DlSJUNCTI,m materia tefiamentaria. 1^1 161: Conquesten. Hoe die te rekenen. 295' Hoe devolveren moeten ibid. j Contumax , nemo intra terminum contumax. 209, Copta. Terminen van contra \ handelingen tegens ingediende! Schrifturen , beginnen voor\ het Hof en in het Graaffchap ', Zutphen eerft te lopen, h tempore acceptce copice dier zeiver Schrifturen. 191 CoRREr Debendi. Zyn in folidum ieder verbonden. 315 in fin. Credibile, eft quod fieri filet. 237 D. Damnum , quod quis fua vel fut autoris culpa fentit , fentire non videtur. 223 Delicta. In materia delitiorum moeten alle twyjfelagtige of dubbelzinnige woorden ten beften genomen en uitgelegt worden. 2+7. 251 DemonStratio ,falfa demonftrationt veritas mutari nequit. 3 3 3ivisio five Dividuitas fuum fundamentum habet in communiene. 403 Dolus , dolis ac fraudibus omnibus modis eft occurrendum. E. 309 Lns, non entis nullce funt qualitates. 222 Exceptio , firmat reg'dam in cafibus non exceptis. lj6 F. Familtaritas ,quoad materiam pofieffwnis. 61 Falsitas. Et dolus nunqunn prafumitur. 3 9 FiDEjussio , efl ftricti Juris. 266 270 Het ingaan van Borchtogt is een onus grave. 267 Eft accefforïa ad obligationem principalem. ' 268 Een gefielde borge voor zekere adminiftratie moet gerekent worden, mede Borge te zyn voor alle handelingen, d'?c daar aan annex zyn. 273 in fin. Fiscus. Een Beklaagde heeft tegens den fiscus geen a'ie van injurie 20 Den zeiyen niet ligtelyk in de Koften te condemneren. ibid, en 83. Forma , k ftatuto prafcripta ad unguem obfiervanda 214 259 260» For-  REGISTER. Forma dat ejfe rei, qua non obfervata corruit aclus. 659 Funus. Impetifce funeris, wat daar onder gehoort 27. 29 G. Gemeenschap van Goede-1 ren tusschen Man en Vrouw. Waar in beftaat. 3 Waar plaats heeft, 4 In hoe verre in het (ftartier van Roermonde. 5 Wat Goederen daar onder niet gehoren. 4-219 Wat in het Ouartier van Nymegen daar omtrent piaets heeft 5 H. FLeres, non prohibetur venire contra factum d lege vel ftatuto improbatum , aut quod tendit ad fe fraudandum beneficio legis vel flatuti. 260 Heeren Goed. Saelwehr in een Heeren Goed hoe ver fterft 421 De natuur van Heeren Goed is confolidatie. 422 De eeftimatie van Heeren Goed moet na den Valeur van den tegenwoordig en tyd gefchieden. 423 Succeffie in een Heeren Goed, hoe in de zydlinie. 424 Aangaande de nieuwe aangekogte Heeren Goederen, heeft den oudften op Jlraat onder de Kinderen de optie, of hy het] I Heeren Goed zelve, dan of hy de Koopspenn: van dien wil in delinge brengen. 429 Huur, Pagt, Pagter, voor hoe lange ftilzwygende voor gecontinueert gehouden wort. 110 Het ftaat een Eygenaar vry, zyn Goed zoo lange te verhu. ren, als het hem goed dunkt. 112 Een pagt of huur, voor veel Jaren ingegaan, tranfporteen geen Eigendom. 113 Een Pagter mag na verloop van de Pagt-jaren niet in het gepagte blyven. 113 in fin. En zulks doende begaat fipolie. de Huur of Pagt kan aan een Pagter, zonder voorgaande denunciatie, niet worden afgenomen, u 7 Een Pagter, die de Verpondinge betaalt, heeft het jus retentionis of regt van kortinge aan de pagt of Huurpenningen ; ook een aclio negotiorum geftorum. 115 Zie Verpondinge. Een pagter bezit het gepagte Goed niet, maar den Ver pag. ter. 98. 353 Conductor rem condutlam alteri fublocare potefi. xo6 [üWELYKS PrOCEAMATIEN. 2 Hoe  R E G I STER. Hoe gefchieden, en tot wat eynde. 7 Redemtio proclamationum eft res in hac, uti £=? in finitimis foederati belgii provinciis plane incognita. 6 Huwelyks Zaken, geboren ter kennis van het Hof provinciaal van Gelderland. 6 1. Ignqrantta , faUi alieni nemininocet. 312 Injuria , ante omnia prebanda. 233 In ea requiritur dolus feu animus injuriandi. 246 Bruta animantia non inferunt injuriam. 237 In injuriis in faüo, aut verbo, quod per fe honorem non leedit:, ftatur negationi ejus, qui injuriam commififfe dicitur. 247 Hoe het befte te definiëren 251 Inletdinge , met Inleidinge worden moribus res hnmobiles gevindiceert. 134 quce in loco reifitce eft inten tanda. 138 Inleidingen/ 'Aanvang daar mede komen de miffiones , die jure Romano ex decretis pree torum creditoribus , in bona debitorum concedebantur, niet overeen. go. 91 Instrumentum', recognüioin ftrumenti vim confejfmis habet. 335 Producens inftrumentum cenfietur illud approbare. 340 Interdictum uti Possidetis, of en in hoe verre plaats heeft, in quafi poffeffione fervitutum. 57 heeft plaats, wanneer eenige fèitelykheden , fichoon al gegerigtelyk , egter buiten een Ingang regtens geficheden 69 Interpretatio, nunquam debet repugnare proprietati verborum. 273 Interpretatio eft facienda exclufiva delioli. 247 Jus Accrescendi. Qtiatenm hodie locum habeat. 166 dn in legatis. 168 jus REPRiESENTATIONIS , ces- fiat in feudalibus ac dominicis bonis. 506 Jus Romanum. Qiiatenus moribus nofiris obtineat. 167 quod fcrupulofie Romani juris fubtiïitates moribus nofiris non femper locum habeant, quomodo intelligendum 165 168 r(,9 K Koop en Verkoop , contract van Koop en Verkoop kan zoo wel per teftes als,per inftrumenta valide bewezen worden. 22 fcrip.  REGISTER. fcriptura non eft de effenti emptionis 30: fit confenfu, ibid. non potefi a coniratiu emptio nis recedi. 30^ emptor potefi atlione empt conveniri ad rem tradendam ibid. quce aclio efl bonce fidei. ibid. Qui eandem rem diverfis contr adibus duobus vendit in dolo yerfatur. 309 venditor quatenus rem vendu tam tradere tenetur. 326 Rosten. In hoe verre te compenferen. 30 veie daar in te condemneren. 44 Condemnatio in expenfas non eft vilorice prcemiumf fed temeritatis poena. 107. 2-53 Litis expenfie funtaccefforium quid ipfius litis. 198 Sumptus retardationis a retardante ftdtim funtrefiituendce, adeo ut nequidem ad finem litis referventur. 46 In Senteniia interlocutoria litis expenfce in finem usque litis refiervaripoffunt, ibid. Geen condemnatie in de kojten heeft plaats, quando villus pro parte obtinuit. 341 Om Verwandfchap dekofien te compmferm. 342 'Ir L- : Leen- goederen s of het dominium direct urn van een Leen-goed tegens een Leenheer kanworden geprafcribeert. 462 in fin. I Leenaïten hoe te pafferen. 259 Qiiceiibet res prcefumitur libera ac allodialis, quamdiu eam feudalem aut oneri aut fervituti obnoxiam non probatur. 466 Zie Servitus.Hetgeen aan een Leen-goed van zelve zonder onkoften accresceert , vermindert den allodialen boedel niet. 500 Heer es feudalisces alienum defunttifolvit, ac creditoribus hcereditarüs eft obfiriStus, non pro modo emolumenti, quod ex hcereditate capit, fed folum mode pro portionefua , pro qua cum cehceredibus fuis er allodiis hceres eft. SOj Feuda gelriea absque affenfu domini alienari aut gravari non poffunt. 4 220 Alter conjux, quamvisfeuda ftante matrimonio ac v.iifita expers fit, reële dimidiam partem pretii fibi petit ibid. ei! 4- f r 413 Feudiconceffio utriusque conjugis nomine dwante matrimonio acquifita communioni cedit, et foluto matrimonio ex cequo eftdividenda* e * $ SuJi-  REGISTER. Sub generali bonorum appellatione non comprehenduntur feuda nee mala feuda, I20 219 220 248 De materia legitimce fucceffionis in heen. goeder en en wat daar in fobfirveren. 218386 Wanneer oh non adhibitum domini confenfum vergoeding moet gefchieden. 221 Hoe een Fa fal over heen-goederen by Teftament moet disponeren. 258 Over de Teflamenti factie over heen-goederen. 223 heen binn en het Jaar te verheffen. 390 Hoe tot bekoming van den derden voet in heen-goeder en te procederen. 395 Hebben daar voorliet jus retentionis. Cid. In Feuda Zutphanica non exiftentibus defcendentibus vocantur afcendentes, omnibus a laterevenientibus exclufis. 218 In linea collaterali hares feudalis integrum feudum obtinet. 396 In 't doen van de eeftimatie van heenen wat tyd in te zien. 397 418 Over de vergoedinge van nieuwe heenen. 399 406 Over de verbeteringe aan heengoederen en het vergoeden van dien. 460 Nemofibi ipfi fimuldominus ac vafiallus effe poteft. 4.63 Leges Explicatte. h. Z2.ff. de in jur. 20 L. 2 Cod. de Rescindend. Vendit, hoe verre plaats heef i in hereditate vendita. 328 Lex aut Statütvm , ubilexaui Statutum plura conjunclim requirit, ibi non fufficit altcrutrumfieri. 214 Lis. hiti renuncians omnes expenfas folvere tenetur. 44 hites non funt multiplicanda. 26 M. Magescheid , fchuld daarby bekent , van dezelve kragt, als of geregtelyk bekent was. 87 Daar voor mag gepeind wor. den. 87 Misdadiger , geciteert zynde , wanneer inpcrfoon moet compareren. 34 Morbus , impenfa in morbum fattce habent pralationem. 27 Mutatio , non prcefiumitur y quod applicatur adfeuda et bona dominiea. 474 O. Oblatie. En confignatie van penningen om de voldoeninge van eatfchuld te bewyzen, hoe moet gefchieden. 336 Obligatio, obligationis tenor eft infpiciendus. 2.6j  REGISTER. P. Pactum, ut lom revertantu ad lotus, undt devenerunt, flui de gemeenfchap van Man ei Vrouw uit. 29: Pacta Dotalia. Habént mo ribus vim actuum judicialium, 29c per ea valide potejl disponi dt f utara hcereditate. 291 judicialiterpojfunt confici. 342 Particuue, dog, edog, maar. nogtans, zo nogtans, dat, funt adverfativcc feu difcretivce , quemadmodum etiam, voorts, vorder, wyders, voorliet overige. 154. ï ?5 Poena, debet tenere fuos dutlores. " 234 Posstrssro, quafi poffejfio jurium quo modo probatur 5 3 ju/la pqffrdet qui auttore Prcetore poffulet. 98, Zie Spolie. Die jaar en dag in poffeffie is geweeft, meet daar in gemaintineert worden, tot dat hy met beter regt, dat is met een behoorlyken ingangregtens, daaruit gefteten is. 99 poffefiione anni ac diei quid ac quiritur. ^ 7 De poffefiione precaria. 61 PoSSESSORIUM SüMMARIUM. Quid. 64 In eofemipknce probationes fuf-. ficiunt et t efl es inhabiles admiïn tuntur. ibid et. 67 t Preferentie en Concurren) tie , daar in zyn vyfbyzondere claffen van fchuldeyfiheren. 26 In de eerfte komen de Rouwen doodfchulden. 27 ■ PRiEscRiPTro, non valenti age¬ re ea non currit. 60 Prjesumptio, omnis eft bona. 247 Faföa non prcefiumuntur. 233 Lex prccftymit pro eo, quod frequenter accidit. 237 Semper in mittorem partem prafumendum. 238 ■ Probatio ea incumbit atlori. 232 ' Incumbit affirmanti 23 Prohibitum , quod una via pro- hibitum efl, alia non eft permiffum. 14 £ R. Reus , ad fingula libelli capita refipondere tenetur. gr Rici iter. Wanneer aan den eyffch en conclufie is gebonden. 16 19 Wanneer in proceffu criminali en het dicleren van ftraffe. 17 Judex reum ad torturam condemnare nequit, fi id in libello non fuerit petitum. 19 Moet judiceren fecundum atta et probata. 15 94 233 487 Een fchult judicialiter bekent zynde, tunejudicisnulles alice pat-  REGISTER. -partesfunt, quam ut condamnet. 335 A'iïa judicis faciunt fidemfine ulla teftium prcefentia. 249 Roomsgezinden. Hoe hier < kunnen trouwen. 9 S. Scriptura. Interlinearis, Superlinearis aut marginalis additio eft rafurcs qucedam fpecies. I 321 Secretarien Landschryv: Hebben indagen tyd ut het vervaardigen van Copien van fchrifturen. 19° Senatus Consultum Vellejanum. Wanneer geen plaats heeft. 321 Sententia, non opus eft, ut femper Sententia fit conformis ' libello. 16 Nunquam contra inauditos eft ferenda. 193 Servitus, omnis res cenfietur libera, donec omnus velfervitus probatur, 433. m Ouomodo hoe quoad feudum intelligendum. 442 Solliciteurs. In hoe verre Prceferentie hebben uit kragt van de Refolutie van het gecombineerde Collegie. 22 Spolie , dieuitzynbezitdadelyk gezet of buiten de ingangen Rechtens daar in geturbeert is, heeft Actie vanSpdie. 56 Waar die f inftitueren ibid. et. 92. Spoliatus anta omnia refiituendus. 57 !tat utum , cafus a Statuto omiffus relinquitur dispofitioni ■juris communis. 167 Stipulatio, Tertio poffumus ftipulari. 87in fin. Successioaeintestato. Het onderfcheid tuffchen heele en halve broeders, quoad Succedendi modum, weggenomen. 121 De naafte in den bloede, de naafte in den goede, inmaterie van SucceJJie, hoe te verftaan. 122 290 Tres modi fuccedendi. 291 T. I\acens , quando agitur de juris noftri diminutione tacens habe- ■ tur pro invito, contradicente et dijfentiente. 275 Territorium. Extra illudjus dicentiimpunenonparetur. 139 Testamenten. Waren oudtyds in Gelderland niet bekent. 228. Domi firiptum et in judicio depofttum absque teftibus valet. ib. Teftament in claufulis concernentibus. 145 tefiamenti tenor ante omnia attendendus. 158 Testator. In dubio cenfietur voluntatem fuam dispofitioni juris  REGISTER. ris communis autftatutariifub jecifte. _ 15} Testes. Inhabiles quando admittendi. 64 Unus teftis nullus teftis. 235 JDitlum teftis non probat, quot judici non eftprobabile vel veroftmile. 23c Omnibus rei propria velnegotio. ex quo lucrum fperant dumnumve metuunt teftimonii dicendi facultatem jura fubmoverunt 239 Transport. Wapengelden hoe te Transporteren. 30 Hoe gerede goederen. ibid. Tochtenaar,- mag geen opgaand houd van den tochtgrond houwen, 482 Tortura. Vide Richter. V. Verbum, nullum verbum in contrattu otiofum et fine virtute aliquidoperandi. 339 Verba in delictis debent capi in meliorem vel minorem partem. 247 251 Verba ambigua quomodo interpretanda. 251 l Deel. * EIND E. Verpondinge, geen lafi van den Pagter, maar van den Einaar. hq Sed quid een Vagter heeft die voorden Eigenaar voldaan,kan hy die wederom eifchen. ibid. Zie Pagter. Verwin. Wie dat met zyn verwin voorgaat. 100 De jure offer endi of de magt om een eerder Verwinhebber uitteloffen. 101 in fin.- Die een Verwinhebber in het trekken van de vrugten turbeert,, kan wegens fipolie worden aangeklaagt. 92 Water. Over het Regt van het | Water op Vüuwe , daar molens op gaan, en wat daar omtrent quoad feudalitatem moet werden ingezien. A-S1 .et fieqqWeduwe. lsmaffaria, erfuitterfche of Boedel-houderfche. 311 Werk. In hoe verre ymand zyn Werk mag doen, zonder daar toe een aangeftelt Amptenaar te gebruiken, 74. *