t   GELDERSCHE CONSULT ATIEN» A D V Y S E N E N D E ADVERTISSEMENTEN VAN RECHTEN. TWEEDE DEEL.  i  CONSULTATIEN A D V Y S E N E N D E ADVERTISSEMENTEN VAN RECHTEN, MET ANDERE VOORNAME RECHTS GELEERDEN AFGEGEVEN B Y W Y L E N M*. MARTEN ALEXANDER van LAMZ WEERDE, RECHTSGELEERDE. TWEEDE DEEL Te A R N H E Af, ByWOUTER TROOST, Boekverkoper, M DCC LX XXI»  N« ers'litteris fine interptete et fifé& ***** m percipi ptefi,- ** « '<« > Cmk vefir„> « M« cotmfii poteft ? 2», ***** **m fmt, Moren temen ufumque defiderant . Cicero ei Trehatium Teflam. in Epiflolk ai Femilieres It%  VOORBERICHT. 33y het uitgeven des Eerften Deels deezer ■ Gelderfche Confultatien, Advyfen en Advertiffementen, beloofden wy, 't Tweede Deel met allen moogelyken fpoed te zullen laten volgen; dan, de afgelegentheid der Drukpers en 't veelvuldige Werk des Drukkers hebben ons belet, eerder aan onze belofte te kunnen beantwoorden. — Dit is 't voornaame, dat wy ter verfchooning kunnen inbrengen, en verzoeken dus, dat zig de Lezer hier mede vergenoege. — Voorts vertrouwen wy, dat dit Tweede Deel niet minder gunftig dan 't voorige by 't Publicq zal worden ontvangen ; dit zal den Drukker aanfpooren , om ingevolge 't flot van de Voorreden des Eerften Deels, deeze Gelderfcbe Confultatien enz. tot eenigeDeelen te doen uytdeyen, waar toe hy reeds een aanzienlyk aantal Advyfen, van beroemde Gelderfche Rechtsgeleerden, in handen heeft, en waar van hy nog dit Jaar een Deel, zullende 't Derde Deel deezes Werks uitmaken , hoopt uit te geven; terwyl hy zig verder in de gunft van de Heeren Rechtsgeleerden, die fraye Advyfen, onder hun beruftende hebben, blyft recommanderen, om hem tot voortzetting dezer onderneeming hier mede te begunftigen, zullende dit altyd dankelyk door hem worden S er-  VOORBERICHT. erkent. — Over de Drukfouten, die om bovengemelde redenen ingefloopen zyn , inzonderheid in zominige nomraers boven de Advyfen, verzoeken wy verfchooningj en hiermede Lezer! Vaartwel. E E-  REGISTER DER HOOF T-S T O F F E N 1 Temand kunnende bewezen worden, dat hy eenig Goed f on"* recht bezeten en daar van opgaande Boomen <2?c vet 'ei heeft, kan de rechte Erfgenaam tegens hem ofte zyne Erfgenamen aclione perfonali tot refitutie of vergoeding? ageren. Lheen en allodiaal goed mag verkogt worden , mits de lafl, daar op fïaande, vermeld worde, en het Lheengoed met confent en approbatie, van den Leenheer. Perpetua Fideicommiffa zyn in Gelderland onbekent en verboden. Hot verre de Fidekommijjen en fubjlituilen aldaar gaan. pag. i II. ADVYS DECISOIR. Over het betalen van Verpondinge in> de Graaffchap Zutphen. 14. III. De vragen, waar over in dezen word geadvifeert in den Text. 31 IV. Deduclie en Advys over de Vryheid van de Burgers van Zut■ phen op's Landfchaps Tollen. 35. V. Over het betalen van den 100 0/50 Penn, van een verwonnen Goed in het Graaffchap Zutphen; en hoe verredaar tegen prafcriptie in consideratie komt. § 2 Een  REGISTER der HOOFTSTOF FEN. Een Ferwinhebber hoe verre verbonden tot verzekeringe der Vrugten. Explicatie van een Sententie by 't Hof van Gelderland ergaan. De Impofl op de collaterale Succejfie van een verwonnen Goed, in hoe verre een Erfgenaam verpligt is die te betalen, en dat verzuimt zynde, of een Erfgenaam voor de Boete kan worden geconvenieert? 53 V\. Brief tot meerder elucUatie van het voorgaande Advys, 65 VII. ADVYS DECISOIR. Over preferentie omtrent de Penningen van een by executie verkogt Schip. 73 VIII. A D V Y S. Over het betalen van den Impofl van den 2$ en 50 Penning in de Graaffchap Zutphen. 87 IX. Drie Quafïien omtrent Huwelykfcbe Foorwaarden beantwoort. in. X, CASUS POSITIO. Over de Clauful van retoer, en het fuccederen uit kragte van dien. Over het eiffchen, overgeven en drejferen van een hiventaris. Over voeginge uit hoofde van Intereffe. 114. XI. Over de Exceptien inqualificationis contraclus ex latere, actorum non impleti. Mom"  REGISTER der HOOFTSTOFFEN. Mombers moeten het faclum defun&i prafleren , zonder dat als dan het decreet van een Gerigt tot het dom van een transport van een verkogt Goed nodig is. liet bezwaar van een Vicarïe uit een goed, zal het effect hebben , moet ten prothocolle geregiflreert [laan. Wetering-fchouw geen particulier fervituit, maar een gemeene lafl. waar aan alle Landeryen, in een Polder gelegen, onderhevig en dus aan etn ieder bekent zyn. 142 XII. . Over de Wethe van Peynding in een defolaten Boedel Over het jus de non evoeando. 163. XIII. Over eenige dief/lallen van Hout, Knollengroen, en uitbreken uit de Gevangenis. 182. XIV. In hoe verre een Voogd vergoedinge kan eijfchen van ymand, wegens jchade van Brand, aan de Goederen van Pupillen, door zyn onagtzaamheid, zoo hy meent, veroorzaakt. 192 XV. ADV.YS. By korte pun&atien, over twee Teflamenten, en in hoe verre die konnen beflaan. 202 XVI. A D V Y Si "Decreet aangaande een protefl , om daar door de jurisdiclie van een Gerigt te ontgaan, en dat 't zelve daar toe niet voldoende is. 219 § 3 XVIL  REGISTER der HOOFTSTOFFEN. XVII. A D V Y S. Waar by voort aangetoont, quod viventis non fit beredï* tas. 221. XVIII. ADVYS. Decreet over het verft and van den 45 en 46 art. van het Reglement van den Jare 1738. 226. XIX. ADVYS. Nopens een Tejlament van Man, en Vrouw. Over het transport van een Huls. Over de Magt van een Executeur. 228. XX. ADVYS. Hoe een Juperarbiter zyn laudum over zekere poïnclen moet uitbrengen. 246. XXI. Over een Teflament, in den Lande van Cleve tot Cranenburg voor Notaris en zeven Getuigen door eenen gewezen Canonicus opgerigt, en of het zelve kan beflaan en ook zyn\ effeft fort er en op ongerede goederen en effeSten, in de Quartieren van Zutphen en Veluwen , gelyk ook in d» Provintie van Overyffel gelegen. 2 85. XXII. ADVYS. Over het ingaan van een koop, en daar uit gevolgt difput, of de Koops-penningen voldaan waren. 291. XXIII.  REGISTER der HOOFTSTOFFEN. XXIII. ADVYS. Over de Misdaad van Defertie van eert Militair, die daar van wordt vrygefproken. 309. XXIV. ADVYS. Inquifitoire procedure tegens eenige gevangens binnen Borculo. 349. XXV. Advys en Sententie over bet Jïelen van Hout en andere goederen. 3 65. XXVI. ADVYS. Over een Inleidinge in goederen, die den Impetr. niet kwam te bewyzen allodiaal te zyn, en daarom ver/laan een kwade Inleiding gedaan te zyn. 3 68. XXVII. ADVYS. Over het Erfhuis-recht met den aankleven van dien. 400. XXVIII. ADVYS. Over verfcheidene qu#ftien in den text te zien. 416. XXIX. ADVYS. Over het Teflament voor een gefubjlitueerden Amptman in Ovtrbetuwe, die profeffie dede van de Roomfche Religie, gepajfeert, en dat het zelve niet kan bejlaan. 459. XXX,  REGISTER der HOOFT STOFFENXXX.ADVYS» Over Hoererye en Ontugtightden en de boete van dien* 47° CON-  Pag. i CONSULTATIEN, ADVYSEN E N D E ADVERTISSEMENTEN. Iemand klimmende bewezen worden, dat hy eenig goed t' onrecht bezeeten en daar van opgaande hoornen &c. verkogt heeft, kan de rechte Erfgenaam tegens hem ofte zyne Erfgenamen Aétione Perfonali tot reflitutie of vergoedinge ageren. Lheen en allodiaal goed, mag verkogt worden, mits de laft, daar opftaande, vermeld worde , en het Lheengoed met confent of approbatie van den Lheenheer. Perpetua Fideicommiffa zyn in Gelderland onbekenten verboden. Boe verre de Fideicommifen en Subflitutien aldaar gaan, 'Cafus Pofitïe, Ryk Muys Landfchryver van Veluwen en in Veluwenzoom, Z57ndeKinderenOuderloos, heeftopden 12.jumi des jaers 1719. voor Schepenen der ftadt Arnhem opgengt een befloten Teftamenc, waer by hy tot fynen eeII. Deel.. A ni-  CONSUL T AT IE N, ADVYSEN nigen en univerfelen Erfgenaem van alle fyne nae telaetene goederen , aótien en crediten , zoo ongerede als gerede, foo feudale als allodiale, in de Stadt en 't Schependom van Arnhem, en in den Lande van Geve, onder hetKerfpel Malburgen, gelegen, heeft geinftitueerd- fynen Neef, of Broeders Soon, "Henric Muys , Lieutenant ten dienfte der vereenigde Nederlanden. Die Teftateur heeft daer by verder gemaekt verfeheïdene Legaten aen verfcheydene van fyne Bloetverwanten, daer by genoemt, en onder anderen meede een aen fynen Neef Zeger Muys, Soon van des Teftateurs overleden Broeder Jacob Muys. Defelve heeft daer by verder gewilt en begeert, dat r in cas fynen voorfchr. Neef Henric Muys, fonder wettigen Defcendent of Defcendenten nae te laeten, mogte overlyden, als dan desfe'lvs Broeder, Zeger Muys voorichr. fa'J erven en in eygendom hebben des Teftateurs Erve en Goedt, genaemt den gulden Boedem, . zynde Lehn-roerig aen den Huyle Doreweert, neffens alle daer by gelegene allodiale landeryen , plantagien en houtgewaffchen, met alle. ap-en dependentiën , famt reght en geregtigheden van dien, in den Schependom van Arnhem, by of omtrent Geldersof alnu Paulsmolen , gelegen, mits dat hy daer uyt aen des Teftateurs Nigte Helena Muys ,. en de twee Kinderen van haer Sufter Neeltjen Muys, haer leven lang uytkeere eene fumma van feftig guldens jaerliks. En heeft de Teftateur daer by eindelyk gewilt , dat niemand van die by dat Teftament vermelde Perfonen, of derfelver Defcendenten, die aldaer gespecificeerdefoo feudale als allodiale ongereede goederen , fal mogen verminderen , verkopen , veralieneren , vervreemden of befwaerén, nogh daer over in eenigerley maniere, 't zy by Huweliks voorwaerden , Maegh gefcheiden , of anderfint disponeeren , en dat, de laetfte van allen fonder wettige LyfsErve afftervende, alle die aldaer vermelde- feudale en al»  I ende ADVERTISSEMENTEN. § lodiale ongereede goederen, fullen vererven en verfterven op des Teftateurs naefte Vrienden, foo van Vaders als van Moeders zyde, fonder onderfcheit, of de een van die twee ftaeken naeder in den bloede mogte zyn als de ander , voorbehoudens nogtans de oudfte het recht tot het Lehn, hem of haer nae rechte cpmpeterende. Daernae is die Teftateur op den overleden , fonder immermeer confent tot, of approbatie van dat fyn Teftament, by den Lehnheer te hebben ingehaelt. En is gevolglyk het hier voorgemelde Lehngoed, propter defcttum confenfus feu approbationis Domini Feudi, door fyn overlyden verftorven en gedevolveert, niet ex Te/tamenio op den geinftkueerden Henric Muys, maer jure Feudi en ab inteftato op desfelvs ouderen Broeder Zeger Muys , als onder des Teftateurs naefte Bloederwanten het oudfte Manf-oir op der ftraeten wefende. Des niettegenftaende heeft Henric Muys, nae fyns Ooms overlyden, fich als desfelvs univerfelen Erfgenaem ex TeJiamento gedraogen, en desfelvs geheele naelaeienfchap, ende daer onder mede het voorfchr: Lehngoed, de fatto onder fich genomen en tot fyn overlyden toe behouden, fyn- de hy Henric Muys ondertuftchen niet alleen op den binnen Arnhem getrouwt, en hebbende hy by Teftament van den fyne vrouw tot fyne eenige en univerfele Erfgename geinftitueert, en wefende hy op den Kinderloos overleden, waer door de voorgemelde by het voorfchr: Lehngoed gelegene allodiale parceelcn, dan op Zeger Muys zyn verftorven en gedevolveert. Maar hebbende delelve ondcrtuffchen ook eene groote quanüteit opgaende bomen , van die door Ryk Muy$ naergelatene goederen, en in fpecie mede van het meergemelde Lehngoed, verkogt en doen om verre houwen, en aldus die felve goederen , direél tegens den voorgemelden inhout van fyns Ooms Teftament, merkelyk verminderen. A 2 Nae  4 CONSULTATIEN, ADVYSEN Nae overlyden van Henric Muys , heeft desfelvs Weduwe voorfchr: binnen Arnhem ' woonagtig , haer niet alleen als Univerfele Erfgenaeme van haeren Man, uyt kragte van desfelvs Teftament, altoos gedraegen, en fyne naegelaetene goederen onder lich genomen en behouden. Maer ook altoos verweigert, aen haeren fwager Zeger Muys reftitutie of vergoedinge te doen, wegens die, federt het overlyden van Ryk Muys, door haer of haeren Man te onre°t genotene vrugten van het meergemeld Lehngoet; aelvk ook wegens de deceriorade en verminderinge, door het verkopen van opgaend hout en plantagien , aen dat felve Lehngoet, en aen die daer by gelegene allodiale parcelen 4 by Teftament van Ryk Muys, in den gevalle wanneer Henric Muys, fonder Defcendent nae te laeten, overlede, aen Zeger Muys gemaekt, door Henric Muys toegcbragt.. Ouaeritur. Eerftelyk , Hoe Zeger Muys zich lal moeten gedraeen, of wat hem te doen ftaet, om die voorfchr: reftitutie of vergoeding , van de Weduwe van Henric Muys te bekoomen. En ten tweeden , of Henric Muys wel by magie is, om het voorfchr: Lehngoet, gelyk ook om de meergemelde daer by gelegene allodiale parceelen, te .mogen verkopen en transporteren ? Gezien by my ondergefchreve Rechtsgepromoveerde en Advocaat, voor den Hove Provintiaal des Furftendoms Gelre en Graeffchaps Zutphen praftifeerende, de bovenwende Cafus pofüie en de vraegen daer uyt geformeert, als mede het Teftament, in defen vermeit, foude daer op , prae-  ende ADVERTISSEMENTEN. $ fuppofita fa-li veritate , ac falvo melius fentientium judicio van advys zyn : i. Op de eer/te vraege: Dat Zeger Muys, om die by de Cafus pofitie vermelde reftitutie of vergoedinge, en by manquement of verweygeringe van fulks, eenen fchaedepenning, judicis moderamine falvo te begroten, van de Weduwe van Henric Muys te bekomen of magtig te worden , diefelve Weduwe ten dien einde met eene perfonele Attie, by eenen behoorlyken ingang Rechtens nae Couftume local te inftitueren , moet conveniëren voor den Gerigte van haere woonplaetfe of domicilie, zynde dat van de ftadt Arnhem. En 2. Op de tweede vraege.- Dat Zeger Muys die aldaer gevraegde verkoping kan en vermag te doen; : Mits, voor foo veel als het Lehn felvs concerneert, daer toe innaaiende Confent of Approbatie van den LehnHeer; En mits dat, voor foo veel als die daer by gelegene allodiale parceelen en effeélen betreft , die verkopinge gefchiede met vermelding van den Jaft van feftig guldens jaerliks, aen Helena Muys en Chriftina en Cornelia van Rosfum, Kinderen van Neeltjen Muys, foo lang als een van haer driên leevt, uyt die felve goederen uyt te keeren. Redenen van dit alles zyn: i. Ten opfigte van het Antwoort op de eerlie vraege. Om dat volgens de Cafus pofitie, Zeger Muys is het oud, r, A 3 fte  4 CONSULTAfIEN, ADVYSEN fte Mans-oir , en aldus de oudfte op der ftraaten, onder die eenen, die den Teftateur Ryk Muys het naefte in den bloede hebben beftaen , en op welke desfelvs goederen, in cas dat hy fonder Teftament afgeftorven ware, ab intëflato hadden moeten vererven , volgens den ouden en be ■ kenden ftokregel: De Naefte in den Bloede is de Naefte m den Goede. 'Even nae in den Bloede zyn even nae in den Goede- falvo tarnen poftea introdtitto, jure repraefentationis Nepotibus ac Neptibus , nee non Fratrum ac Sororum praedefuniïorim Filiis ac Füiabus. 2- En dat, of fchoons wel Ryk Muys by fyn Teftament over alle fyne nae te laetene goederen , foo wel Lehn a.s allodial, werklik heeft gedisponeert; Eeter die fyne dispofitie nooit verder als ten aenfien van het gereede en het allodial, maer geenfints ten opfigte van het Lehn , heeft tonnen plaets hebben of ftant grypen. 0 Aangefien dat het meer dan bekend Lehnrechtens is, "'dat over Lehngoederen niet kan worden gedisponeert, als met -content of approbatie van den Lehnheer. a En dat niet alleen het inftrument yan die voornoemde teftamentaire dispofitie niet met eene Lehnheerhke approbatie is gemunieert of voorfien, 5- Maer dat, volgens de Cafus pofttie, ook die Teftateur daer toe nooit confent of approbatie van den Lehnheer verfogt of ingehaelt heeft, 6 En dat overfulks ook dat by dat Teftament vermeld. Lehn onaengefien dat felve Teftament, nae doode van Ryk Muys', a evenwel noch is vervallen, niet jure TeftaU op dien daer by geinftitueerden univerfelen Erfgenaem , Henric 7 M Maer j«rÊ inteftati ac jure Feudi _ op: desfelvs ouderen 7 Broeder, Zeger Muys, volgens dien in Lehnrechte beken den ouden .ftokregel; Set naefte Lyf , De Man voor  ende ADVERTISSEMENTEN. ? ■>t Wyf. Den oudften op der Jlraeten, Ervt het Lehn. Ik vinde wel niet , nog by het Teftament, nog by de g Cafus Pofitie,. vermeit, tot Wat Rechte het aldaer genoemde Lehn ftaet; ■ Maer, in cas. dat het felvs al een Lehn ten Zutphen- o. fchen Rechte wefen mochte, Soo foude dat zelve Lehn al evenwel noch in het geheel en fonder eenigen Jaft van uytkeringe des derden Voets^ op Zeger Muys wefen gedevolveert: Om dat men hier verleert, niet in Linea defcendenti, maer10 j-n Linea Collaterali, En het meer dan bekend Lehn-Rechtens is dat, de uytkeeringe des derden voets van Lehnen ten Zutphenfchen Rechen door den Lehnvolger aan den Erfgenaem of aan zyne Mede Erfgenamen in allodialibus te doen ,. maer alleenlik plaets heeft tuffchen kinderen haare Ouderen fuccederende, dogh geenfinis tuffchen eens overledens Collaterale Bloetverwanten. Dit dan zoo zynde, zoo is Henric Muys in geenen deelen bevoegt geweeft, om, uyt hoofde van zynsOomsmeergemelde Teftament,, dat meer aange'ogene Lehngoet onder zigh te flaen en daar van de revenues op te beuren. En heeft het hem nogh veel minder betaamt, daar van I2 opgaand hout, als 't welk pars ipfius fundi, en overzulhs ' ook met den Lehngront, op welken het ftonde, zelvs Lehn was, te verkoopen en doen om verre hacken, en aldus dat zelve Lehn te deterioreren. En is overzulks ook Henric Muys , of alnu deszelvsi^. Weduwe en Geinftitueerde univerfele Erfgename, ter dier oorfaecke verpligt, om aan den Lehnvolger Zeger Muys te doen reftitutie of vergoedinge, wegens die federt het overlyden van Ryk Muys, d^or haar of haaren Man te onregt genotenc vrugten van het meergemelde Lehn. Gelyk ook wegens de deterioratie en verminderinge , r4, door  8 CONSULTATIEN, ADVYSEN het verkopen en doen omhacken van opgaand hout en plantasien door haarlieden of een van haar beyde toegebragt, niet alleen aan dat zelve Lehn , maar ook aan die onder dit Lehngoet behoorende, of daar by gelegene, en onder het zeive gebruikt wordende, allodiale parceelen. 15 Want of fchoons wel het opgaand hout, van de allodiale parceellen diens zeiven goeds verkoft en gehakt, niet is ge weeft Lehn , maar Allodiaal, zoo is echter het zei. ve niet te min geweeft p#r* fundi, licet allodialis, -en is over» zulks ook zodanen of fchoons allodialen gront, door dusdanen verkopen en doen houwen van het daar op ftaande opgaand hout, ingelyks gedeterioreert en vermindert. 16*. Om 'z welk te doen , Henric Muys , of fchoons wel uit hoofde van zyns Ooms Teftament, des zelvs umverfelen erfgenaam in aliodialibus wefende , al mede in genen deele bevoegt geweeft is: Vermits die Teftateur, by dat zelve Teftament, uytdruklik heeft gewilt, dat, indien deze Henric Muys, zon^ der Defcendent nae te laaten, kwame te overlyden, alsdan die by het meergemeld Lehngoet gelegene allodiale landeryen, plantagien en houtge walfchen, met alle ap- en dependentiën, recht en gerechtigheden van dien, zullen erven en in eygendom koomen, op desfelvs Broeder Zeger Muys. 17. En dat by gevolge ook Henric Muys, zelvs ten opzigte van die meergemelde allodiale landeryen , plantagien en houtgewasfchen, niet is geweeft abfolute Hares van zynen Oom, maar alleenlik Hares Fiduciarius, en Zeger Muys dies aangaande, is zyns Ooms Hares Fidekommiffanus. 18. Ten behoeve van hoedanen Fideicommisfairen of gefubftitueerden Erfgenaam, de Erfgenaam Fiduciair, die aan den zeiven per Fideicommiffum aut Subflitutionejn gemaakte goederen , al foowel als eene Gelyftugtigde die door hem in tught befeten wordende goederen, ten behoeve van den Eveenaar, heeft ongekrenkt en in haar geheel moeten laa- - Jfc)' ° ten  ende ADVERTISSEMENTEN. 9 ten verblyven, zonder die zelve in haare fubftantie te hebben mogen verminderen of verergeren, Lant-Recht van VeImven cap. 28. art. 8. Lant-Recht der 4 Boven-Ampten des Quartiers van Nymegen tit. 18. art. 13. Lant-Recht des Graeffchaps Zatphen tit. 14. art. 4 5. Lant- en Stad-Rccht van Roermonde part. 3. tit. 6. §. 1. art. 16. En fulks noch des temeer, nii Henric Muys, volgens de 19. Cafus Pofitie, Kinderloos is overleden, en aldus den cas^ over welken dat zelve Fideicommis gemaakt is, werklyk exfteert. En overfulks des zelvs Weduwe ^Inu ook noch des te on- 20. gctwyffelder, tot het doen van die hier voorgemelde reftitutie en vergoeding, en by manquement van dien betalinge van eenen fchaadepenning, judicis moderamine falvo te begrooten, aan Zeger Muys is verpligt; Als zynde niet alleen haars Mans univerfele Erfgename ex 2r Teftamento, zo als de Cafus pofitie vermeit, Maar hebbende wegens dat voorfchr: misbruik, zo ftaan-22 de Huwelyk tufichen haren Man en haar voorgevallen is , zelvs ook zo wel als haren Man, die met onrecht genotene vrugten of revenues van het voorfchr: Lehn , en die daar by gelegene a'lodiale parceelen , en koopspenningen van die daar af verkogte en gehouwen boomen , ontfangen, ofte uyt hoofde van defatutaireConijnuniegeproüteen gehad, Waarom dan ook aan Zeger Muys tegens, haar zo uyt haa- 23ren eigenen hoofde, als in de qualiteit van univerfele Erfgename van haren Man, dientwegen en tot bekoming van het ge. ne voorfchr: competeert eene perfoneele Aftie, binnen een derde deel van honderd jaaren na dato van het overlyden van Ryk Muys, als door verloop van welken Trièns facüli alle perfonele Aftien gepflefcribeert worden, tegens haar teinftitueren. En zulks coram competenti en met eenen behoorlyken in- 24 gang Rechtens, dat is, voor den Gerigte der Stad Arnhem, binnen welke Stad zy, uytwyzens de Cafus pofitie woonachtig is; 11. Deel. B En-  io CONSULT ATI EN , ADVYSEN 25. Ende by Bodinge , volgens het Stad-Recht van Arnhem art. 1. in verbis: perfonele fchdt, doch by geen van de zeven andere by dat zelve Stad Recht vermelde ingangen van Rechte , als daar zyn, Bezetdnge, Pandinge, Waaringe, Inleydinge , Beleydinge , Klachte en Reconventie , als welke geen van fevenen op dit geval applicabil zyn. 26. En heeft dit noch des te minder haefitatie, om dat in dee' zen, zelvs ten opzigte van de ontbeurde vrugten en verkogt opgaend hout van het Lehn , gene Feudale Actie kan of behoeft te worden geinftitueert. 27. Dewyl niet alleen de fchadepenning, dientwegen te eys' fchen, en zelvs ook de prys of waardye van dien, niet is feudaal, maar allodiaal, mobil of patrimonieel, a8. Maar zelvs ook de vrugten, gelyk ook het opgaand hout van een Lehngoet , niet langer feudaal of pars fundi zyn, cuam quamdiu fundo feudali colmrent , en zo ras als ze a folo> feudali gefepareert zyn , zyn allodiaal , Sande ad Conf. Feud. Gelr. Tract. 2. tit 2. cap. 5. §. 1. n. 6. , En 2. Ten aanzien van de Ant- woort op de tweede Vrage : Om dat in Rechten niets bekender is, quamquod quilibet rei fuae lïber moderator eft ac arbiter, l. 21. C. mandat. 30. En het daarom aan Zeger Muys ook ongetwyffeld vry ' ftaat , om te mogen verkopen en te konnen transporteren dat by het Teftament van Ryk Muys en by de Cafus pofitie gemelt Lehn, door overlyden van dien zynen Oom op hem y als Oudften op der ftrate , direct, evyure intejiati na LehnRechte verftorven , ende die daar bygelegene allodiale landeryen , ex Teftamento van Ryk Muys eerft op Henric Muys gekomen, en naderhand door het Kinderloos overlyden van Henric Muys, jure Fideicommiff op Zeger Muys gedevolveert, ■S1» Mits dat hy Zeger Muys die verkoopinge niet anders doe , als,  ende ADVERTISSEMENTEN. ii .als, voor zo veel het Lehn concerneert, met confent of approbatie van den Lchn-Hecr; Dewyl eenen Vafal, als maar alleenlyk utilis Dominus van 32. het Lehngoet zynde , dat zelve goed absque confenfu aut adprobatione Domini diretti, niet verkopen kan, zo als in materie Lehn-Rechtens meer dan overvloedig bekent is; En mits dat hy, voor zo veel als de allodiale. parceelen 33. betreft , de verkoopinge doe met vermeldinge van den jaarlykfchen laft van zeftig guldens , welke daar uyt aan drie Vrouwsperfoonen, zo lang als 'er een van haar drien in leven wezen zal, moet worden betaalt: Op dat hy namentlyk aldus, gelyk eenen verkooper tei doen ,4 verpligt is, zynen koper van de qualiteit des te verkopenen goeds behoorlyk moge verwittigen , en aan den zeiven generhande reden of fundament tot eenigerhande klachte of a&ie geven moge, als of hy hem bezwaart goed voor onbezwaart hadde verkogt; Want ik by het meergemelde Teftament hebbe bevonden, 35. dat Ryk Muys het meergemeld Lehngoed , en die daar by gelegene allodiale landeryen, in den Cas wanneer Henric Muys ' Kinderloos overlyden zoude, aan Zeger Muys, of by zyn voor» overlyden aan des zelvs Kinderen makende , zulks niet anders heeft gedaan, als met byvoeginge en accrochement van zekeren laft, hifce verbis: „ Mits aan myne Nichte HelenaMuys, Dogter vanmynen „ overledenen Broeder Henric Muys, en de twee Kinderen „ van hare zufter Neeltjen Muys en Adriaan van Rojfum, met „ namen Chriftina en Cornelis van Rojjfum, jaarlyks zo lang „ die of eenige van die zelve leevt, uyt de voorfchr: goe„ deren uytkerende e»ne fumma van zeftig guldens". Hoedane laft van jaarlykfche uytkeeringe, of fchoons wel, 36. propter defeftuni confenfus aut ratificatimis Domini Feudi, niet ten aanzien van het voorfchr: Lehngoed zelve , kan ftant grypen; B 2 Eek-  I2 CONSULT AT IE N, ADVYSEN 57 Ester ten opzigte van die daar by gelegene door den Teftateur naeelatene allodiale landeryen , plaats heeft , en die zelve parceelen, tot de doodt van de langftlevendc van de drie voorn: Vrouwsperfonen toe , met dien laft bezwaart koomt te laten. s8 Dat eindelyk de macht van verkopinge , alienatie en be'zwaar van de voorgemelde goederen en parceelen aan Ze. s-er Muys niet is of heeft kunnen worden benoomen door die circa finem des Teftaments ervintlyke periode , aldus luydende: Eyndelyk is ook mede myne uytdruklyke wille en be ■ "eerte dat rriemant van die bovengemelde Perfonen nogte hare wettige Defcendenten, die voor gefpecihceerde, zo " feudale als allodiale goederen, zal mogen verminderen, " verkopen, veralieneren, vervreemden of bezwaren, noch " daar over in eenigerlei maniere, 't zy by Huwelyks-voorJ waarden, Maegh-gefcheyden, of anderzints disponeeren; en de laatftc van alle zonder wettige Lyfs-Erve koomen" de te overlyden , dat in zodanen val alle die voorgem: " feudale en allodiale ongereede goederen , zullen vererven " en verfterven op myns Teftateurs naafte vrienden , zo van 's Vaders, als van 's Moeders zyde, zonder onderfcheid, ' of die een van die twee ftaaken nader in den bloede mogte zvn als de ander , voorbehoudens nochtans de oudfte het " Recht tot het Lehn, hem of haar na Rechten compete„ rende": o o Want deze Periode des Teftaments, en het verbot van alienatie bezwaar, verminderinge, dispofitie &c. daar by gedaan, geen ftant grypen kan ten opzigte van het meergem: Lehngoed zelve ; om dat dit Teftament, van des LehnHeers confenf of approbatie, gantfeh en al is gedeftitueert. ao En zulks alles nu ook geen plaats meer kan hebben m de 'perfoon van Zeger Muys, zelvs niet ten aanzien van de allodiale landeryen; 41. Aangezien dat die zelve claufule en dat daar by gedaan  ende ADVERTISSEMENTEN. 13 verbot, importeert een perpetuum Fideicommijfum, om des Teftateurs ongereede goederen voor altoos in zyne Familie te doen verblyyen , en gene van de zelve immermeer daar buyten te doen koomen. Hoedane FideicommiiTen nochtans in deze Provintie van 42. outs onbekent geweeft, en daarna verboden zyn, In zo verre, dat by der Lantfchaps Refolutie van den 24 433?!**» 1651. te vinden in 't Groot Gelders Placaat-Boek part. 2 column. 329. 6f 330. en by V Lant-Recht der vier Boven-Ampt. tit. 22. art. 22. Ordonnantie op de Teftamentmaeck. in H kart', van Veluwen art. 12. en die binnen Arnhem art. 16. LantRecht van Thiel en Bommel-Weerde cap. 23. art 50 Stadt Recht van Zalt-Bommel cap. 21. art.- 20. FideicommiiTen en Subfti.tiuien by uyterfte wille maer alleenlyk zyn toe^elaeten tot op de tweede hant of graed, den befwaerden Erfgenaem daer onder begrepen , en alle FideicommiiTen en Subftitutien, die verder gaen , worden gehouden voor nul en van onwaerde. Dat overfulks dan ook de Fideicommiflaire Landeryen, by44. het voorfchr: Lehngoed gelegen , eerft van den Teftateur Ryk Muys op desfelvs befwaerden Erfgenaem Henric Muys en daernae door de hant van dien Kinderloos overledenen Henric Muys op Zeger Muys gekomen, en aldus reets werklyk op de tweede hand zynde, ' Gevolglyk ook dat meergemeld Fideicommis alnu is ge- 45. expireert, vermits den laatften cafus Fideicommift by 's Lants wetten gepermitteert, alnu werklyk exfteert, En by verderen gevolge ook alle prohibi'ien van alië.46". natie &c. dier iclver landeryen, alnu in den Perfoon van Zeeer Muys, als door 's Lants Wetten van allen laft van Fideicommis en fubftitutie gantfch ontlaft zynde , alnu ten eenenmacl koomen op te houden, Niet tegenftaende dat de felve in den Perfoon van Henric 47. B 3 Muys  34 CONSULTATIEN, ADVYSEN Muys , als by welken de allodiale goederen nogh maer op de eerfte hant waren, hebben ftant gegrepen gehad , .• En onder anderen, in fpecie des Teftateurs verbodt van 'verminderinge dier goederen , hem al mede heeft belet de macht, om van die zelve goederen opgaand hout te houwen of laten hakken; Hoewel dat hem zulks ook zelvs nog, buyten dusdane des Teftateurs exprelTe prohibitie van verminderinge , naa Rechten ongepermitteert was , zoo als by de Redenen van Antwoord op de eerfte vraage, reets aangetoont is. Aldus by my ondergefchreven geadvifeert binnen Arnhem den 14. Juny 1729. .Was ondertekent: M. A. van LAMZWEERDE, I I. Advys Dicifoir Over het betalen van verpondinge in de graaffchap Zutphen. De ondergefchrevene , gevifiteert hebbende de hier naa vermelde procedure, voor de Edele Mogende Heeren Geduputeerden des Graeffchap Zutphen litifpendent, Souden, in cas daar over Rigters waren\ daar in fententieren in maniere als volgt-: In zaake Communieatoir voor de Heeren Gedeputeerde Staten des Graefsfchaps Zutphen ongedecideert hangende , tusfchen Adam Wilhelm Kumpf, als beurder der verpondinge over den Kerspele van Aalten , Requirant ter eenre , en den Welgeboren Heer Wolther Herman Sloet, Borgermeefter der & Stadt  ende AD VERTl s s e men TE n. jj Stadt Zutphen, als Man en Monaboir van die ook Welgeborene Vrouwe C. de Gennes de Felin tot Walfaart, Gerequireerde der anderen zyde. Gezien, gelezen en geëxamineert des Requirants Requesten van den 7. February en 10 May 1726. cum adnexofub B. Berigt van den Gerequireerden op de eerfte dier twee Requeften, ingedient op den 9. Maart diens zei ven jaers; Contra-Berigt van den Requirant van den 5 July cum adjunctis fub verbis Epifiola , Loquaturs , Vtritas , Ervendag en Mandatum , en des Heer Gerequireerdes Nooddruft van den 7. December daar aan volgende, cum tribus documentis; voorts pp alles gelet, waar op in defen eenigfints te letten ftonde» Welgemelde Heeren Gedeputeerden , doende regt, verftaan , dat de Gerequireerde fchuldig en gehouden is , aan den Requirant in zyne qualiteit te betalen, alle op het Boek van Peter Hunink, gewefen Pont-Beurder dienszelven Kerspele, nog open en onbetaalt ftaande Eygenaars verpondingen van de Havefathe Walfaart, en verdere goederen van des Gerequireerdes Vrouw, onder Aal ten gelegen, verfchult, onder afkortinge nogtans van alle betalingen, welke op die zelve verpondingen bewyflyk mogten wefen gedaan; den Gerequireerden, in cas die betaalingen fig tot voldoeninge van die zelve fchult, niet genoeg bedraagen mogten , condemnerende in de koften defer procedure, tot taxatie en moderatie van Haar Edele Mog: edog, indien die felve betaalingen defe fchult mogten egualiferen en furmonteren, alsdan den Requirant in die zelve Kosten condemnerende, ter taxatie en moderatie als boven gemelt. Aldus by ons ondergefcbrevene geadvifeert binnen Arnhem den 18. April 1731. * Was omltrteekent : G. op ten NOOR TH. M. A. van LAMZWEERDE. Re-  16 CONSULTATIEN, ADVYSEN Redenen van 't voorftaande Advys, zyn onder anderen kortelyk de naarvolgende. Dat ons ex Actis is gebleeken , dat de Requirant , als Beurder van de verpondinge over Aelten, by zyn Requefte van den 7. February 1726. pofeert, dat hem op den 9. July des jaars 1725. door de Geërfdens diens zeiven Kerspels op eenen Ervendag is geinjungueert , de reftanten van Peter Hunink ter fomma van 134.9-19-ri. met alle promptitude te innen, zelvs met authorifatie van Citatie ter Camere van de Heeren Gedeputeerden, zoo nodig. 2. En dat hy, op dat fundament , by Haar Edele Mogende verzoekt, dat de Heer Gerequireerde nomine uxoris zoude worden geordonneert, aan hem in die qualiteyt eene fumma van 861. guld. 6 \ ftuyv. foo de Ehevrouw van Zyn Hoog Welgeboren als Vrouw van het Walfaart aen Peter Huynink wegens agterftandige verpondinge nog verfchult wezen zoude, binnen vier weeken te voldoen , of dat hem anderfmts gepermitteert wefen mogte, om van de Walfaartfche goederen zoo veele te verkoopen, als tot betaalinge van dat zelve reftant zoude konnen ftrekken. 3 Dat die Requefte, volgens appoin&ement van den 8. diens zeiven Maants, door Haar Edele Mogende daar op verleent, op den 20. daar aan volgende, uytwyiens die daer agterftaande relatie, aan den Heer Gerequiieerden ten fine van Berigt ter hant geftelt, en daar tegens op den 9. Maart door Zyn Hoog en Welgeb: van berigt gedient zynde, zyn Welgeboren ook by dat zyn berigt, des Requirants qualiteit, van door de Geërfdens van Aalten ten voorgemelden einde geauthorifeert te zyn, geenfints heeft ontkent of in twyffel getrokken. _ Dat  ende AD VERTISSEMENTEN. 17 Dat ook by des Requirants Contra-berigt is geappliceert4. eenen brief fub verbo Epiftola, gedateert den 24. May 1723. en geteeckent C: van Sloet Geborene de Gennes de Flin, welken door zyn Hoogwelgeboren by des zelvs Nootdruft word geconfeffeert, door zyne Vrouw Ehegemalinne aan den Requirant, tot antwoort op eenen brief van den zeiven van den 10. May, waerby hy by haar Hoogwelgeboren tot betalinge van de agterfledige verpondinge aengedrongen hadde, te zyn gefchreven. By welke miffive ook des Requirants qualiteit, van de .ag-5» terftendige verpondinge van Peter Huynink te mogen innen > in geenen deele wort gecontefteert. Maer in tegendeel in fubftantie wort aengenomen, de qui-0"* tantien van Peter Hunink te zullen nazien , met malkanderen te zullen de reeckeninge maecken, en verders ordre te zullen ftellen, dat de Requirant genoegen neemen .fal, met verzoek alleenlyk, dat de Requirant zoo lang patiëntie wilde hebben , tot dat haar Hoogwelgeboren op den Huyfe Walfaert zoude zyn gekomen. En dat vorders fub verbo Loquaturs by dat felve Contra-7* berigt is gevoegt een Document, geintituleert : Loquaturs. op de Reeckeninge van den Beurder der verpmidinge van 'f Kerfpel Aelten , overgegeven van 't Huys en Haavefathe Walfaert en onderhoorige goederen a. 1720. Ordinaris , 1721. Extraordinaris, overat Reftant van Peter Hunink van 1700. a 1715. ordinaris en 1716. extraordinaris incliifive ; voorts van den aÜueien Beurder Ad: Wilh: Kumpff'over de ^aaren 1616. a 1720. ordinaris en 1717 a 1721. a extraordinaris mede incliifive. Welke Loquaturs - de Hr. Gerequircerde by des zelvs 8 Nootdruft mede bekent, door of op ordre van zyne Ehevrouw ingeftelt of ontworpen en aen den Requirant gecommuniceert te zyn. En waar by des Requirants qualiteit, van de verpondinge, g. H. Deel, C en  l8 CONSULTATIEN, ADVYS EN en in fpecie van het Reftant van Peter Hunink, te mogen innen , insgelyks in geen het minfte conteft wort getrocken, niet'tegenftaende dat zynen naem daer by■ verfcheidene malen wort genoemt. 10. En dat over zulks alles des Requirants meergemelde qualiteit ook tuffchen Parthyen in dier voegen is m cenfejfo, dat defelve tuffchen haar niet meer in twyffel getrocken worden kan Nam quod quis Jemel agno.vit , iterum in dubmm revocare non poteft arg. L. 4. C. de non num. pecun. 11 Te meer daar de Heer Gerequireerde by zyn berigt de qualiteit van'den Requirant niet heeft gecontradiceert nog bewys van dien geeifcht ende alfo volkomen erkent, joh Schrafl. ad Reformat. Velav. cap. 16. art. .5, num. ±.allegerendt Mafcard. de probat. vol. 3. concl. 1254. num. n. & feqq- 12. Dat het vorders eene gantfeh conftante faecke is, dat 'er geen outhoevig lant in defe Provintie g, t welk: is vry van en niet mede aengeflagen ^.^^^l^JZ van 's Lants Finantie moetende worden betaelt, en van tyt fot tyt van felfs en fonder ophouden loopende. iq/ En dat daerom die gene, die tot betaelinge van s Lants 5 Verpondinge van haereHuyfen, Erven of Landeryen, door den Pontblurder worden aengemaent, wanneer fy willen fuftineren, die van haar gevordert wordende Verpondinge te hebben betaelt, ja. Alsdan nootwendig haare gefuftineerde betaalinge na behooren moeten bewyfen , of anderfins die van haar gevorderde fchult betaalen : Cm folutio fit facti, ideoque nunquam praefumendajed femper probanda. L. 7. §• curat furwf. L. ul. t. de folut. Mafcard. vol. 4. de probat. concluf. 1325. num, I. Matth. Wefembec. part. 2. confil. 72. num. 5. 15. Dat nogtans de Heer Gerequireerde niet koomt:te bewyfen, dat die van hem door den Requirant geeyfcht wordende Verpondinge, en in fpecie dat, het Reftant van Peter Hu* tü^ door Syn W: Gebn. of desfelfsEhe-Vrouw foude wefen betaalt: Aen_  ende ADVERTISSEMENTEN, 19 Aangefien dat Zyn Hoog en Welgeb. dies aangaande gee- ï6nc de minfte quitancie van Peter Hunink felfs , nogte ook quitantie van den Requirant, by den procefleheeftgevoegt, En het tweede en derde document van deszelvs Nootdruft' l7door ons geenfins, voor volkomene quitantien van gedaene totale betaahnge , hebben konnen worden aengemerkt: Want, behalven dat die Nootdruft ofte derfelver docu" 18. menten niet aan den Requirant zyn ter hant geftelt, en daarom defelven zigh daar op ook nog niet heeft kunnen verklaaren, of die twee laatfte documenten met zyne hant zyn gefchreven en ofdefelve werklikzynreeckeningenc doorhem aan den Heer Gerequireerden ofte desfelfs Ehe Gemalinne uytgelangtj of niet, En wy overfulks ook in allen gevalle nog onmoogelyk m. hebben konnen oordeelen , dat de dies aangaande onverhoorde en ongedefendeerde Requirant , op fundament van die zelve twee Reeckeningen, in ongelykfoude geftelt konnen worden.; Zoo is ook de Reeckeninge , by het tweede document der 20. Nootdruft vermeit, over de Jaaren 1712, 1713, i7I4 en 1715. ordinair, en over die zelve Jaaren, en het jaar 1716 en extraordinair , zigh te famen bedragende 372. guldens gantfch en al ongequiteert, en zelvs zonder eenigerhande daer onder ftaende vermeldinge van eenige daer op gedaene betaelinge. r ° En gaat deRekeninge , by het derdeof Jaetfte document van 21. de Nootdruft vervat, over de Jaeren 1716,1717, i7I8, j7iq 1720. ordinaris, en 1717, 1718, 1719. 1720 en 1721. ex! traordinans, zigh aldaar , met en nevens eene fumme van 2 6-6-6. daer by als een Reftant van Peter Hunink vermeit, te zamen bedragende 672-17-8. en afgetogen 528-4-0 wegens daar by vermelde betalingen, die 'er gedaen zyn zouden, pro> reflo nog blyvende 144-13-8. van welk aldaar vermeld Reftoir insgelyks gene volkomene quitantie, maer alleenlyk vermeldinge, van dat de Vrouw van 't WaJfaert op c 2 den  2Q CONSULTAPIEN, ADVYSEN den 10. February 1724. vyftig guldens op reeckeninge van de Verpondinge betaalt heeft, onder dat zelve Produit wort gevonden. 2, Waardoor of fchoons wel de voorfchr: 144-13-8 tot op "'94-13-8 fouden worden vermindert; 23. Zoo fouden egter deze 94-13-8 al evenswei door die daar onder mede ftaande woorden: Par Memorie zoo moet hiervan dezen poft van Huninks agterftant, my te goede koomen wegens Weelink in het jaar 1713. 63. Dalers, nog niet konnen worden gedodet: 21 Eensdeels, om dat, wanneer die woorden daar önderdoor den Requirant gefchreven waren, 't welk nogtans niet praefumptief is, en aldaar van hem ook geenfins ad materiam te pas foude hebben konnen koomen, 2y my ondergefchreven gezien wezende de bovenftaande Cafus Pofitie, en de vraagen daar uit geformeert ; als mede de Huwelykfche Voorwaerden fub A. en het Inftrument van verkoop en koop of overlaaünge en overneeminge fub B. daar by geallegueert ; gelyk ook een Extract uit het Gerigts-Prothocol der Stadt Borgh, continerende eene reciproque Lyftoght in alle des eerft overlydendes na te laatene Goederen , door den Man en de Vrouw op den .... 1732. gefamentlik aan de Langftlevende van hun beiden, voor zyn of haar leven lang, uit kragte van een by die Huwelikfche Voorwaarden gedaan beding gemaakt, zoude ik daar op van Advys zyn , als volgt: TT\at de Moeder van dien fub A. vermelden Bruidegom ,It niet tegenftaande die fub B. gefubvirguleerde woorden, alevenswel nog verpligt is, tot het overleveren van Staat en Inventaris van den Boedel, zoo als die ten tyde, als haar Man levende en dood was, is geweeft, en om aan haars voorfz. Zoons.Weduwe, onder afkortinge van die fub B. vermelde 3000 Guldens , uit te keeren dat geene, 't welk bevonden zal worden , haaren Man fub A. wegens zyne filiale portie in zyns Vaders nalaatenfchap te hebben gecompeteert. ■ Ten ware dat de Moeder een wettig recht van Lyftogt aan haars Mans Nalaatenfchap hebben mogte; 't Welk zy als dan eerft en vooraf zoude moeten bewj-zen , En 'twelk al bewezen wordende , haar egter nog van het leveren van Staat en Inventaris niet. zoude bevryden 5 II. Deel. E Dog .  3<4 CONSULT ATIEN, AD VYSEN. a< Dog dat, wanneer bevonden worden mogce , dat die fili. 'ale portie van den Zoon fub A. in zyns Vaders Nalaatenfchap, zich geene 3000 gl. kwame te bedragen, Als dan diens Zoons tegenswoordige Weduwe, aan hare Schoon-moeder zoude móeten uitkeeren of reftitueren zoo veel, als zich die zelve portie minder bedroege, als de 3000 gl. door haren Man aan den Koopspenning fub B. voor Vaderlyk verfterf gekort. 3. Dat zoo wel de Weduwe van den Zoon fub A., als derzelver Schoon-moeder, een ieder gehóuden en verpligt is, tot leverantie van Staat en Inventaris van haars eigen Mans en haars Kints Nalaatenfchap, en dat die Weduwe zoodanen Eyfch van haare Schoon-moeder niet kan aftanden, op fundament, dat de Schoon-moeder het zelfs eerft ten opfigte van haars eigen Mans Boedel zoude moeten doen. 4. Immers niet, zoo lang als die Weduwe haare Schoon-moeder het leveren van Staat en Inventaris, met den gevolge en aankleven van dien, nog niet by eenen ordentlyken Ingang Rechtens , of ten minften door eene Gerichtlyke Sommatie of Interpellatie, heeft afgevordert, en dus doende diezelve in mora geftelt; 5. Dog dat des Zoons Weduwe, niet tegenftaande, dat dezelve Staat en Inventaris levert, al evenswei nog der Schoonmoeders halffcheit in des jong overleden kints nalaatenfchap, haar leven lang in tugt kan en mag blyven behouden of bezitten. d. 't Welk ik verfta of meine, ten opfigte van de Allodiale Goederen, zonder dat ik, aanwien gantfch niets van eenigerhande approbatie of 06troy eens Lehn-Heers gebleken is, zulks tot eenig Lehngoed, indien 'er die in den Boedel wezen mogten , wil hebben betrekkelyk gemaakt, als welke altoos haaren eigen aart en nature moeten volgen. Aldus falvo melius fentientium judicio r by my ondergefchreven geiidvifeert, binnen Arnhem den 1. Aogufti 1733. Was getekent: M. A. van LAMZWEERDE.  ende ADVERTISSEMENTEN. 35- IV. Dedu&ie en Advys over de Vryheid van de Burgers van Zutphen over j' Land/chaps Tollen. De ondergefchreve , Rechts-Gepromoveerde en Advocaat, voor den Hove Provintiaal des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen pradiferende , gevifueert hebbende de hier na genoemde ftukken, Te weeten: 1. Requefte van Rutger Hijfmk, Borger en Koopman tot Zutphen, aan de Magiftraat derzelver Stadt geprefenteert; met eene daar by gevoegde Copie authenticq eens Borgerbriefs, en hebbende in margine een Appoinétement van welgemelde Magiftraat, op dato den 17. Martii 1735. in hijce verbis: Fi. ant Ut era, cum infertione Libelli, aan die van de Reekeningen in Gelderlant. 2. Brief of Refcriptie van de eerfte en andere verordente van de Reekeningen in Gelderlant, aan Borgermeefteren, Schepenen en Raad der Stadt Zutphen , op derZelver aan die Camer gezondene Miffive van den 17. Martii voorfchr., gefchreven in de Camer van Reekeninge binnen Arnhem, den 15. Maji 1734. met eene inliggende Copie van een Berigt, door Peter Rootbeen, zich noemende Admodiateur, dog in. der daad wezende Pagter van des Landfchaps Tol tot Itymegen , aan welgemelde Camer ingedient, en hebbende in fronte een appoinétement van meergemelde Magiftraat, in dato den 20. Maji 1734. aldus luydende: zydeze, cumadnexis, ge/telt in handen van Ruiger Hiffink, om Haar Ed: en Agtb: daar op te dienen van nader Belang. 3. Nader Belang van Rutger Hiffink, door denzelven aan de Magiftraat der Stad Zutphen ingedient, met drie documenten E 2 fub  36 CONSULTATIEN, ADVYSEN fub A. B. ac C, en hebbende in margine een Appoinétement, door Gerhard Pronck, Secretaris van de Reeken-Camër, geteekent , en luydende aldus : Zy deze geftelt in handen van den Admodiateur Peter Rootbeen, om de Camer hier op binnen : Aen tyd van drie weeken te dienen van W'Jer-berigt. AStum in de Camer van Reekeningen i' Arnhem den 5. Decbrs. 1735. 't welk egter 1734 moet wezen. 4. Naderen Brief, door die van de Reekeningen, aan Borgermeefteren, Schepenen en Raad derzelver Stad, binnen Arnhem op den 11. Martii 1735. gefchreven, met eene daar by gaande Copie van het Weder-berigt, door Peter Rootbeen aen de Camer van Reekeningen ingedient. En 5. nadere Requefte vanRutgerHiffink, aan de Magiftraat der Stad Zutphen geaddreffeert, en tegens den inhout van het Weder-berigt van Peter Rootbeen, gedirigeert. En door den meergemelden Borger der Stad Zutphen, op aan my door hem vertoonde ordre van een Wel Ed: Hoog Agtbaare Magiftraat derzelver Stad, vooraf gerequireert zynde, om een Schriftelyk Advys, hoedanig men zich zoude moeten gedraagen, of wat te doen ftaan zoude, om van het geene by zyn Requefte, Nader Berigt cum adnexis, en Nadere Requefte vermeit is , hem door den Tollenaar Peter Rootbeen aangedaan te zyn, te bekomen redres , als mede, om in het toekomende bevryd te wezen, dat hem en andere Borgeren derzelver Stad, zulks of diergelyks niet meer wedervaere; Bevint, by le&ure en examinatie van diezelve ftukken, wel , dat dien Tollenaar zich , circa finem van zyn WederBerigt , tegens Rutger Hiffink, in gevolge van den 9. Art. van de Conditiën van Verpagtinge der Tollen (volgens welken Art. het difput voor den Hove Provinciaal van Gelderlant geventileert en aldaar gedecideert zoude moeten worden) ten goeden Rechte prefenteert; Dog zoude, onder correctie, evenswei dien Requirant nog geenfins konnen aanraden, om ten eynde of uit hoofde voorfchreven tegens dien Rootbeen Actie te inftitueren, Maar zoude Jalvo metiori verrneynen, dat Welgemelde Hee- - ren  ende ADVERTISSEMENTEN. 37 ren van de Magiftraat, indien Haar Wel Ed. Hoog Achtb. redres van dat gepaifeerde hebben , en niet dulden willen mogten , dat zulks of diergelyks Rutger Hiffink of andere harer Stads Borgeren, in pofterum meer wedervare, zig daar over als dan zouden konnen addrefferen aan de Landfchap, en ten voorfchr. eynde de noodige ordres en voorzieninge van de Ed. Mogende Heeren Staten dezes Furflendoms en Graaffchaps, zien uit te werken. Of dal anderfints Rutger Hiffink en andere Borgeren van Zutphen, tot voorkoominge van dusdane chicanes, als Hisfink reets door Rootbeen op den Nymeegfchen Tol aangedaan zyn, en welke hem, en andere zyne Mede-Borgeren , in 't vervolg nog wel meer van denzelven en van andere der Landfchaps Tollenaren, op de Tollen wedervaren konnen zouden , genootzaakt zyn zouden, om zich, wanneer zy vrydom op de Tollen genieten willen, ieder te moeten bedienen van een bezwooren Teeken of Merk. Om Redenen : Dat ik wel, uit de aan my door Rutger r. Hiffink vertoonde ftukken bevinde: Aan de eene zyde , dat van het fattum, over 't welk hy,2» by zyne Magiftraat geklaagt heeft, en 't welk by denzelven by zyne eerfte Requefte maar obiter of ter loops, dog naderhant by zyn nader Belang , met meerdere circumftantien , en conform zyne inmiddels op den 29. en 30. Jgmii en 29. Julii 1734. voor den Gerigte der Stad Nymegen ingewonnene beëedigde getuigeniffen van vier Getuigen fub A. B. ac C , by dat Belang geappliceert, geallegeert heeft, ten meerendeele uit diezelve drie documenten, en voor het overige uit de pofitien , door den Tollenaar Rootbeen by zyn Weder-Berigt gemaakt, in fubftantia blykt zoo veel: Dat namentlyk die Requirant, in den Jaare 1734. binnen3» Nymegen ecnige Rogge , om die van daar na Zutphen te tranfporteren , gekogt hebbende, in 't begin van Maart deszelven jaars drie-en-twintig malders Rogge, in 23 zakken, die met geen Merk of Teeken van hem gemerkt waren, even E 3 bo-  38 CONSULTATIEN, ADVYSEN boven de Hunner-Poorte tot Nymegen , heeft doen inladen in|een of twee Aken, door hem voor zich alleen afgehuurt, en in welke ook voor niemant anders iets, maar alleen voor hem dat zyn koorn is geladen geworden; 4. Voorts , dat dezelve doenmaals in eigener perfoon is gegaan na dien Tollenaar, en aan denzelven zynen Borgerbrief vertoont heeft; S' Dog, dat de Tollenaar hem daar op niet vry heeft willen laaten varen , om dat by den Borgerbrief, zynde van den 17. Febr. deszelven Jaars , en in Copia by des Requirants eerfte Requefte geappliceert, niets van een Merk gevonden wierde, en 'er ook geen Merk op de voorfchr. zakken ftonde; 6. En dat weinig tyds daarna , den Requirant, eer dat hy met zyn koorn heeft konnen of mogen wegvaren , eerft 1 ftuiv. per zak, en aldus te famen 23. ftuiv. heeft moeten betaalen. 7. Welke betaalinge door hem onder proteft gedaan is, by abfentie des Tollenaars, aan den Tolknegt, En 't welk zoo veel is , als of hy die betaalinge gedaan hadde aan den Tollenaar zelfs, die hem reets al geweigert hadde, vry en zonder betaalinge van Tol te laaten varen, en wiens ordres den Tolknegt genoodzaakt was na te komen. 9* Q'od enim auis per alium facit, id ipfe feciffe intelligitur, ^ adm.&per. tut. 1.169. acl. ïüo.pr. ff.de Reg.Jur. l0- En aan de andere kant, dat die met deTytul van Admodiatur pronkende Pagter van 's Lands Nymeegfchen Tol, Peter Rootbeen, ten opfigte van het geval,-waar over Hiffink geklaagt heeft, by die van de Reekeningen niet recht voor de vuift heeft gehandelt; 11. Maar dat die Publicanus, more eorum , qui non optime fibi confcii funt, by die Heeren heeft te werk gegaan, 12. Door eerft by zyn Berigt', niets het allerminfte van dat fatïum, te willen confefferen , maar daar van , door allerhande imaginable, dog meerendeels tot de particuliere ufan- tie  ende AD VERTISS EMENTEN. 39 tie van hem en de zyne, op zyne Tol-Kamer hare betrekkinge hebbende uytvlugten , allerdings formeel den ignoranten te fpeelen , en zelfs het fa&um, by Requefte tegens hem opgegeven, voor het principaalfte gedeelte als onwaar te decrieren, ja zelfs te pmexeren, als of 'er vrye en onvrye Goederen op een en denzelven bodem door malkanderen geftaan of gelegen hebben zouden. En daar na uit des Requirants nader Belang cum adnexisx2>bevindende, bewezen te worden, dat dezelve in 't begin van Maart 1734. perfoonlyk binnen Nymegen geweeft is, en aldaar aan hem Rootbeen zynen Borgerbrief vertoont heeft, dog dat hy denzelven daar op niet vry heeft willen laaten varen, voor dat hy 1 ft. per zak van zyn koorn , aan den Tolknecht betaalt hadde, als mede, dat 'er niets anders, als des Requirants goed of 23 zakken Rogge alleen, is ingeladen geweeft, van welke fatta hy, ten tyde zyns Berigts , na alle apparentie gehoopt zal hebben , dat de Requirant nooit bewys zoude konnen magtig worden: 6 En daar uyt ligtelyk befpeuren konnende, dat hy niet lan-14. ger total voor den ignorans ac negans fpeelen, en aldus zynen by berigt opgehevenen toon, niet voortaan langer zingen konde, zonder by de Heeren van de Rekening op onwaarheden betrapt te worden , ' Daar op quoad facta dien voorigen toon, of zyne by berigt 14. gebruykte middelen van defenfie, verlaat, en in't vervolg by zyn Weder-berigt, zig insgelyks circa facïa, bedient, van gantfcb andere criticqties en uitvlugten, zoo door de woorden van de Requefte te toetfen of ziften, tegens die van het Naeder Belang en deszelfs documenten fub A. B. ac C., *t welk egter in dezen , daar van het fattum, van verweigeringe van den Requirant, na'vertooninge van zynen Borgerbrief, Tolvry te laaten varen, en van die, voor dato van het wegvaren , hoewel onder proteft , door denzelven gedane betalinge van 23 ftuiv. werkkelik confteert, in der daad maar eene blote rauggefifterye is: Als  4o CONSULTATIEN, ADVYSEN id. Als door te critiferen op de plaats , aan welke des Requirants voor zich afgehuurden Aak of Aaken , aangelegt hadden , 't welk insgelyks maar eene hairkloverye is; doordien de Tollenaar , indien hy hadde willen fuftineren , dat de Requirant by de Tol-kamer aanleggen moefte , en dat de Tol-bediendens om de vifitatie te doen, niet uit de Stad buiten de Hunner-Poorte, of fchoons aldaar meer Schepen aanleggen , behoeven te gaan zulks als dan maar aan den Requirant hadde behoeven te zeggen , als wanneer bui en twyffel den Requirant, die dog maar geëxpedieert zogte te wezen, om expeditie te erlangen niet onwillig geweeft zoude zyn, om dien Aak of Aaken , van boven de Hunner Poorte af, tot voor de Stad by de Tol-kamer te laaten afzakken; 17. Voorts, door zich te beroepen op eene Conventie, om ' eenen ftuyver per zak aan den Tol te betalen , zoo de vorige Tollenaar, Derk van der Mey , met de Boeren of Schippers van Gent, Pannerden, Millingen en eenige Cleeffche Dorperen , die geen van alle Tolvry zyn , en alle ook boven de Hunner-Poorte aanleggen, zoude hebben gemaakt, dog welke in allen gevalle nog de Vry-borgeren van de Steden , en daar onder in fpecie den Requirant ofte de Borgeren van Zutphen, niet kan concerneren; 18. Als mede door, zondereenig het minfte bewys, te pra?'texeren , als of de Requirant zyne voorgemelde Rogge niet na Zutphen, maar na Cleefslant, zoude hebben laten brengen , 'twelk in allen gevalle is een poinét, waar aan hem Rootbeen niets gelegen liggen konde ; Doordien de Gelderfche Vry-borgers , zoo wel wanneer zy na Cleefslant of elders buyten deze Provintie met hare waaren reizen, als wanneer zy met haare Koopmanfchappen binnen de Provintie blyven , op alle Gelderfche Tollen, en by gevolge ook tot Nymegen, Tolvry zyn; I0 En door vorders tegens de Getuygeniffen fub A. B. en C. wat infulfe en onbewezene Cavillatien te maken , als of de Getuigen daar by vermeit, en die zonder afzweeringe van Oir-  ende ADVERTISSEMENTEN. 41 Oirbiegte, haere getuigeniffen gegeven hebben, ten deele^o. niet ter goeder naam ftaan, en alle Papiften wezen zouden, daar 'er dog in allen gevalle nog geen eene Wet of Statut gevonden word, die de Roomfchgezinde, ja zelfs niet, die de Joden en andere Onchriitenen, a dando tejlimonio removeert; •n- En daar zelfs, in cas men zich onder de Pausgezinde al ar. door middel van de Oirbiegte, gelyk onder de Joden door middel van haar jaarlyks Gebed , Calindro genaamt, waar van Buxtorf in Synag. Judaic. cap. 26. Ayrerus in procefi. jur. part. 2. cap. 5. en meer andere Autheuren, met allegatie van de leere van Joodfche Rabinen, getuigen, en 't welk men egter de Joden nooit doet afzweeren, van gedane Eeden en beloften konde laten abfoiveren, Als dan het doen afzweeren van de Oirbiegte, nog evens wel a,< zoude wezen een infruétueus middel, tot voorkoominge van valfche eeden en getuigeniffen; om dat iemant, die dog, met intentie om zich te laten abfolveren, voorbedagtlyk eene valfche getuigeniffe geven wilde, als dan zoo wel eenen Priefter zoude konnen aantreffen, die hem, voor zyn geld en op te leggene temporele poenitentie, mede van den eed, met welken hy de Oorbiegte heeft afgezworen, als een, die hem maar alleen van den eed, waar mede hy zyn getuigeniffe beftedigt heeft, quafi abfolveerde. Dat over zulks alles dan ook wel niets van al het hier voor- a3, gemelde, door Rootbeen circa faUa by de Rekenkamer opgegeven , aan Rutger Hiffink kan benemen eenig fundament, tot het tegens den zeiven inftitueren van actie ; En zelfs ook niet de geringheid van de fumme van maar 24. 23 ftuiv., zoo hy op den Tol tot Nymegen, van welken dien Rootbeen Pagter is , heeft moeten betalen ; aangefien dat, hoe gering die fumme ook zy, Egter het faétum, van eenen Borger van Zutphen, als on- 25, vry, eenen ftuiv. per zak, 't welk zelfs volgens de Tol-Lyfte yoor de Onvrye , naderhant tot 3 ftuiv. per zak gevordert zoude konnen worden, quafi by moderatie te doen betalen, -. Deel. _ F quoad  4* CONSULTATIENj ADVYSEN quoad futurum, voor Hisfink , en zelfs in 't generaal voor alle Vry-borgeren , van al te groote en veel te nadeelige confeqtientie is, ao"# Maar, wanneer ik de zaake, zoo als het geval gepaffeert is, quoad jus befchouwe, en op het geene door Rootbeen nog y er der circa factum, ten aanfien van eene door Hisfink gedaane omiffie van een necelfair requifit, gedllegeert, en door dien Vry-borger nergens gecontradiceert, veel min ter contrarie bewezen is, het flriftum jus, van 't welke alle 's Lands Pagteren zich altoos konnen en ook meerendeels gewoon zyn, te bedienen, eens ga appliceren ; 27. Zoo kan ik , hoe vry dat den Requirant ook, als eenen Borger van Zutphen , uit kragte van het Privilegie, door Wilhelm en Maria, Hertog en Hertoginne van Gulich , als Momboiren over haren minderjarigen Zoon Wilhelm, Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen , in den Jaare 1372. aan die van Zutphen verleent , de Tollen behoort te palieren, 28. Evenswei nog niet zien , aan de eene zyde, dat 'er voor Hisfink , in dien flaat als deze zaake is, actie tegens Rootbeen inftituerende, eenige hoope van triump zoude konnen wezen ; 29. Nogte aan de andere zyde ook, dat, wanneer Hisfink zoodaene actie niet inttitueert , . de omiffic van zulks , voor hem in 't particulier, of voor de Borgeren van Zutphen in 't generaal, eenig praejudicie ten aanzien van derzelver regü van werklykên vrydom op 's Lants Tollen , zoo wel tot Nymegen als elders, ofte ook de poffeffie van dien, voor het toekomende zoude konnen na zig fleepen; 30. Eh vermeyne daarom , dat het my onverantwoordelyk wezen zoude, wanneer ik dien Borger, tot het inftitueren van dusdane actie, en aldus tot het aanwenden van eene menigte vergeeffche koften, kwame aan te raden; 31. Maar dat die Man veel gerufter zich het reets gepafleerde kan getrooften, en aan zyne Overigheid overlaten, of die, by de Staaten van den Lande , zoodane ordres en voorziend-  ende ADVERTISSE ME NTEN. 43 ninge konnen en believen uyt te werken, dat haare Vry-Borgeren met meerder faciliteit op de Tollen behandelt werden, als hem reets op den Nymeegichen Tol is wedervaren. Tot Stanthoudinge van welk myn fentiment, my uyt de 32. Hukken voorkoomen de volgende poinéten, die, wanneerze geconjungeert worden, myns oordeels zyn, plant decifoir. Als r. Dat nog de Publicanus Rootbeen , by zyn Berigt 33. en Weder-berigt, nog zelfs ook de Kamer van 'Rekeningen, by derzelver twee Brieven , ergens ontkennen , of zelfs in twyffel trekken, dat de Borgeren van Zutphen, vrydom op de Tollen hebben, nogte ook, dat Rutger Hiffink Borger van Zutphen is , en dien Vrydom zoo wel op den Nymeegfchen, als op de andere Tollen, moet genieten, maar in tegendeel genoegzaam per indirecium zulks alles koomen te geftendigen. 2. Dat in tegendeel die Tollenaar eerft by zyn Berigt zegt34in fubftantia, dat'er, omtrent den tyt, by den Requirant opgegeven, eens een Schipper van eenen Boeren Aak, eenige Rogge, voor eenen Borger van Zutphen, op den Tol was komen aangeven, en mooglyk wel eenen ftuiv. per zak, aan dien Zutphenfchen Borger in rekeninge gebragt, of ook wel 23 ftuiv. wegens onvrye Goederen van andere menfchen , die in dien zei ven Aak, en tuffchen des Borgers koorn in, mede ingefcheept zouden zyn geweeft, aan de Tol-bediendens betaak hebben mogte, En dat een Borger, willende vry vaeren, zyne goederen 35« moet onderfcheiden van de onvrye goederen, doelende dus op den vyfden Art. van de Sententie van den Jare 1688. En als dan ook nog zynen Borgerbrief geaccompagneert moet wezen met een Tol-teeken of diergelyks, 't welk ziet3 op den 1. Art. van die zelve Sententie. 3. Dat de Heeren van de Rekeningen, by Haar!Ed: Mog: 37 Brief van den 15. Maji 1734. zeggen , dat de Tollenaar de klagte van Rutger Hiffink ontkent, en dat nooit deszelfs intentie geweeft is, om de Borgers van Zutphen in haar recht F s en  te CONSULTATIEN, ADVYSEN eh privilegie van Tolvryheid te benadeelen , maar dezelve die te laten genieten na behooren, mits dat aan hare zyde mede geobferveert moet worden, dat geene, dat Vry-borgers verpligt zyn te doen, wanneer zy vrydom van hare goederen willen genieten. 38. 4. Dat-de Tollenaar daarna, by zyn Weder-berigt, gelyk fol. 2. verf. tf fol. 3. reet. van de Copie van dien te vernemen is , zegt , dat wel de Requirant, dog miflehien voor de eerfte en laatfte reyze van zyn leven, ten tyde in queftie, binnen Nymegen 23. zakken rogge gekogt, en van daar, onder betalinge van 23. ftuiv. na elders doen tranfporteren hadde , maar dat zig de zaken dies aangaande zoodanig zouden hebben toegedragen , dat over het geval van dusdane door hem gedane betalinge, geene de minfte praejudiciable gevolgen voor de Vry-Borgers van Zutphen, geïmagineert konden worden. 39. 5. Dat dezelve, gelyk fol. penult. reti. £f verf. van diezelve Copie is te zien , zegt , dat, of fchoons de Requirant deze zake met zoo een grooten aandrang van prastenfe infraftie in Borgers competerende Tolvryheid begonnen en vervolgt heeft, Hy egter Ampts- en Eeds-halven verpligt geweeft was, den Requirant de Tolgeregtigheid te doen betalen ; om dat dezelve niet geobferveert en nagekomen hadde dat geene , waar toe hy, en in 't generaal alle Borgers dezer Provintie, van hare vergunde vrydom op de Tollen willende jouifleren, gehouden en verpligt zyn : als eerft , om zich ordentlik met zyn Schip in den Tol te begeven , en te verklaren als op zyn Borger-eed, dat hem die aangegevene goederen privatief en in vollen eigendom toebehoorden, en vry en onverlooft waren, en ten tweeden, op de goederen te ftellen die. zelve Merken, die op hare Borger-Brieven ftaan. 40. 6. Dat hy eindelyk, uitwyzens die Copie fol. uit. red:, ê? verf.y by dat zyn Weder-berigt ook nog zegt, dat hier, met geen fchyii van regt of reden , eenige infraótie of ftoringe in der Borgeren regt, van Vryheid op de Tollen, imaginabil is;;  ende ADVERTISSEMENTEN. 45 is; niet ten aanzien van den Requirant; om dat hy zich zeifs te imputeren heeft, dat hy niet heeft gedaan en geobferveert het geene , waar toe hy volgens 's Lants wetten , verpligt was ^ en nog veel weiniger ten aanzien van de andere MedeBorgers van Zutphen ; om dat die in deze zake geen deel hebben, maar uit (dezelve konnen leeren, zich na 's Lants wetten te fchikken; voorts, dat hy Rootbeen in goeder confcientie zeer graag wil verklaren, en betuigen, dat hy geene de minfte gedagten heeft gehad, om ooit iets te doen , 't geene tot krenkinge van der Borgeren competerend recht van Vryheid op de Tollen eenigfins zoude konnen ftrekken, veel min fpeciaal ten aanzien van die van Zutphen, En 7. Dat die van de Rekeningen in Gelderland, by Haar41 Ed: Mog: naderen Brief van den 11. Maart 1735. zeggen, dat hier niet in confideratie komt het recht van vrydom der Borgeren van Zutphen, op de Tollen dezer Provintie : dat het zelve recht, nogte by de Reken-kamer, nog ook by den Tollenaar Rootbeen , word gccontefteert;. maar , dat hier gerefleétcert moet worden , dat de Borgeren, vrydom willende genieten, 't zelve niet anders genieten konnen, als obfervatïs obfervandis, en dat zulks in dezen niet gefchied zynde, daar door alle vermeinde klagte van Rutger Hiffink vervalt. Alle welke declaratoiren, zoo wel door de geenen zelfs,42 aan welke de toe- of opzigt over alle 's Lands Domainen, door denFurft van den Lande, gedemandeert is, te weeten de Kamer van Rekeningen, als door den Tol-pagter Rootbeen, van tyd tot tyd gedaan, myns eragtens luee clarius doen zien: Dat, wanneer Hiflink. over en ter zake « van dat men hem. t o niet tegenftaande door hem aan den Tollenaar gedane ver. tooninge van zynen Borger-brief, heeft Tol doen betaalen, tegens dien Tollenaar zyne actie kwame te inftitueren; Als dan de Tollenaar . met welken zich onp-pfwvfFplf- h"p a * Momber van de Landfchap in lite voegen zoude, het recht en de polTeffie van vrydom der Borgeren van Zutphen op alle Tollen dezer Provintie, tegens dien Zutphenfchen VryF 3 bor-  46 CONSULTATIEN, ADVYSEN borger, in geenen deele zoude contefteren, maar in tegendeel het zelve geftendigen zoude ; maar tegens hem alleenlyk zoude fuftineren, quod obfervanda non per omnia obfervaverit, en dat over zulks die Tollenaar, door hem , alleen ter dier oorzaake, Tol te doen betaalen, gantfch niets tegens zodane recht en poffeffie van Tolvryheid , hadde gecommitteert of ondernomen. 45. Als wanneer het difput tuffchen Parthyen geenfints wezen zoude , of de Borgeren van Zutphen zoodane recht hebben, en daar van in quieta pojjejfwne zyn , of niet, maar unice en alleen, of Hiffink , daar van ten tyde in quseftie hebbende willen jouifferen, obfervanda geobferveert hadde, of niet. 46. In hoedanen difput ik vermeine , fummo jure bevreéfl te moeten wezen , dat Hiffink niet wel eene totale fuccumbe zoude konnen ontgaan; 47. Hoewel niet ter oorzaake van een defect, van het eerfte, maar alleen by gebrek van het laatfte, der zoo even gemelde by het Weder-berigt van Rootbeen geallegeerde twee requiiiten: 48. Want, voor zoo veel als dat eerflgemelde requifit betreft, daar aan is myris oordeels geen defect, geweeft: 49. Om dzLt-Hiffink, uytwyzens de Copie authenticq zyns Borgerbriefs, reetsal, by het ligten of verzoeken van dien Brief, op zynen Borger-eed hadde verklaart, dat hy, -onder zyne vrye goederen, geene onvrye zal laden of doen laden, om de Tollen te frauderen of voorby te varen. £0> Dat ook dezelve tot Nymegen zyne Rogge niet op eene ongewoone plaatfe , maar op eene plaatfe, daar de Tollenaar by zyn Weder-berigt fol. 1. verf. c? 2. reü. zelfs confeffeert, dat meer andere Schepen of Aaken, en zelfs van Lieden die onvry zyn en vertollen moeten, 't elkens aanleggen , en van daar door de Tol-bediendens geëxpedieert worden , gewoon zyn aan te leggen, heeft ingeladen ; en dat hy vorders die Rogge ook werklyk aan den Tollenaar heeft aangegeven, en in eigener perfone zynen Borger-brief aan  ende ADVERTISSEMENTEN. 47 aan denzelven heeft gaan vertoonen, zonder dat zelfs Root-' been ergens zegt, veel weiniger bewyfl, dat hy van Hiffink geëifcht, en dezelve aan hem "geweigert hebben zoude, met zynen Aak of Aaken , van boven de Hunner-Poorte heen, af te zakken, en by de Tol-kamer aan te leggen; Nogte ook, dat door hem van Hiffink gevordert, en door51. dezelve aan hem geweigert zoude zyn , eenige andere verklaringe, als die, van welke de Borger-brief vermeit, dat reets al door hem gedaan was, op zynen Borger-eed te doen; maar in tegendeel het Document fub A. by nader Belang gevoegt, alleenlyk meld, dat Rootbeen, ter oorzaake van het defeft van geen Merk, Hiffink geweigert heeft, hem vry te laten varen. Edog dat, voor zoo veel als het voorgemelde en dooi'52Rootbeen by Weder-berigt laatftgemelde Requifit van eenTolteeken of Merk, betreft, Aangezien dat des Requirants zoo even gemelt Document „ fd A. vermeit, dat de Tollenaar het poinét van het Merk, van Hiffink fpecialyk gerequireert heeft, en defeftum ïjtfus requi. fiti, tot eene reden van verweigeringe, van hem Tolvry te laten varen, heeft gearripicert, En Hiffink zelfs ook nergens zegt, veel weiniger probeert \ 54. ja zelfs ook, nog uyt zynen Borgerbrief, nog ergens anders uit, in cenigen deele blykt, dat hy zich van. eenig Teeken of Merk, 't zy dan in of by zynen Borger-brief, of het vorderen van dien, of op de zakken van zyne Koopmanfchappen, op welke egter zeer ligt zyn Merk geftelt hadde konnen worden, heeft bedient gehad; Daar ondertuffchen die Tol-pagter, of fchoons wel enkel 55. en alleen tot vexatie van Hiffink, de ftrióle Letter van 'sLands wetten geaïripieert ofte gecapteert hebbende, Egter al immer zo min gezegt kan worden, geen funda- 55, ment of reden gehad te hebben, om propt er defechim talis figni, zyne meergemelde verweigeringe teplegen, en den Requirant 1 olgeregtigheid te laten betalen, Als  48 CONSULTATIEN, ADVYSEN. 57. Als men van Pagters van 's Lands middelen van Finantie kan zeggen, dat die zonder fundament te werk gaan zouden, wanneer zy, zich van de ftrióle Letter van Lands Ordonnantie op zodane Impoften bedienende, op fundament van zulks menigmaal menfcben, die zy zelfs wel weeten, dat nooit animum fraudandi hebben gehad, maar even juift niet van alle , by zodane Ordonnantiën gerequireerde formaliteiten, bewuft geweeft zynde, alleenlyk d'een of d'andere formaliteit , uit onkunde niet geobferveert hebben , over gepleeg. de fraude komen aan te halen; 58. 't Welk, of wel fchoons de eigentlyke of regtc en eenigfte gevallen zyn, van 't geene anderfints in 't generaal, hoewel verkeert, by 't gemeene volk word fchraperye der Pagtcren genoemt; 59. Zoo ziet men egter dagelyks, dat dusdane Pagters, inj cas van proces daar over, zoo wel tegens zodane ignorante en daarom niet eigentlyk fchuldige menfchen, als tegens andere, die men notoir weet, dat niet ignorant geweeft zyn, maar werklik animum fraudandi gehad hebben, koomen te triumphercn, alleen op fundament, quod nemini jara ignorare permijfum eft; 60. Welk fundament, te vinden in l. 9. §.3. ff. ac l. penult. C. de jur. êf fatt. ign. I. i.ff.&l. 9. C. de legib. ac l. 48./. de fidejuff., grootlyks te dugten ftaat, dat insgeïyks tegens Rutger Hiffink , in cas van proces tuffchen hem en Peter Roatbeen, tot een fundament van fuccumbe zoude verftrekken. éi, Door dien het voorfchr. requifit van een Teken of Merk, geenfints iets nieuws, veel weiniger, door dien Rootbeen uitgevonden , maar in der daad al iets ouds en voor lang bekent is , en zelfs al over de 175. jaaren is vereifcht geworden : 62. Aangefien dat Philips II. Koning "van Spanjen , als in zynen tyd Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen, al op den 23. Jan. 1560. binnen B- uffel heeft gemaakt en vorders alomme doen publiceren een Placaat, waar by ter oorzake van, en  ende ADVERTISSEMENTEN. 49 en om goede ordre te ftellen tegens diverfe abufen, ongeregeltheden en frauden , zoo op de Gelderfche Tollen , zoo wel by de ingcborene vrye Poorters en Schippers, als by uitheemfche Schipperen, over langen tyd waren gepleegt en nog dagelyks gepleegt wierden , geördonneert is , hoe dat voortaan alle de geene, die exemptie of Vrydom op de Gelderfche Tollen pretenderen , zullen moeten en gehouden worden, te vooren haare Tol-brieven en de vrye goederen aan te brengen, voorts hoe lang de Eorger-brieven duren, en wat dezelve moeten inhouden. By welk Placaat, te vinden in 't Gelder/. Placaatboek part. 1.63. column. 271. voor den Hove gevallen, den Verwinhebber zulks miifchien zal hebben overgegeven en zig vry willig geëngageert, tot 't doen van die Rekeninge. 45* Immers en in allen geval, dat 't doen van zodaane Rekeninge in dezen onzen cas geen verandering kan geven, waarom den Erfgenaam van A.en Posfesfeur des verwonnen Goeds niet zoude moeten van zyne a£He of praetenfie, waar voor het goed is verwonnen, den meergemelten Impoft: betalen. 46\ Om dat bewezen is, dat zodane Verrekening gefchieden kan, en evenwel 't Verwin conform 's Hoves Sententie in zyn weerde blyven. 47.. Invoegen dat daar meede zynde aangetoont, dat nog dé praefcriptie, nog de geordonneerde verrekening der penningen van 't hout, dezen Posfesfeur van 't verwonnen Goed kan libereren, van de betaaling van den 50. penning., 48. Maar dat hy des onaangezien daar toe verpligt is geweeft; 49. Zo komt daar uit van zelfs te proflueren de reeden, waarom wy mede affirmative hebben beantwoord 't tweede lid van de eerfte vraage, en geoordeelt, dat de Erfgenaam van A. en Posfesfeur des verwonnen Goeds, door 't niet aanbrengen en betalen van den verfchulden Impoft, vervallen is, in de poenaliteit van 10 gl. van 't hondert, by de meergemelte Ordonnantie Art. 21. geftatueert. 50. Welken Art. zo klaar in dezen is, dat wy vermeinen daaromtrent geene htefitatie te kunnen overblyven. Want of wel beide parthyen Contrahenten aldaar worden 'verpligt, tot 't aanbrengen en betalen van den Impoft, zoo blyktdog ook, dat de boete, daar op geftelt, mag worden verhaalt, met parate executie op 't veikogte en in cafu nofiro. op  bnde ADVERTISSEMENTEN. éi 't verwonnen goedt, waar van de Erfgenaam van A. Posfesfeur zynde, zoo volgt per fe, dat hy in zyn goed daar voor aanfpreekelyk zy. Blyvende adfutnmum aan hem 't regt gereferveert, omden52. geëvinceerden en voormaligen Bezitter des verwonnen Goeds tot reftitutie van de halffcheid dier pcenaliteit te compelleren. Zonder dat ook eenig bedenken by iemand daar op zoude53. kunnen met fundament vallen. Als of deze pcenaliteit al nog geen plaats zoude kunnen hebben. Om dat deze verfchulde Impoft eerft behoeft te worden r«r betaalt, na de drie Jaren na 't gemaakte Verwin, als te zien in de Ordonnantie van 1724. art. 3. welke zyn de Jaren van redemptie.- Waar uit fchynt te volgen, dat aan dezen Erfgenaam van A. 56, zynde een uytheemfche, in plaats van 3 Jaren, zoude moeten een laps van 6 Jaren tot de betaling van den Impoft gegeven worden. Om dat na Landrecht der Graaffchap Zutphen tit. 8. art. 11. 57. de Jaren van redemptie voor een uitheemfe niet 3 maar 6 zyn. Welke zes Jaren als dan gerekent wordende van den 17. Ju-^g, ny 1724., wanneer die Ordonnantie van 1724. met die ampliatie in den 3. art. is geëmaneert, zoo zouden diezelve nog niet zyn expireert, en daarom kunnen fchynen, de pcenaliteit nog geen plaats te hebben. Edog kortheidshalven meer andere redenen voorbygaande, <-Q zoo blykt uit 't nieuwe Reglement art. 26. diens zeiven Graaffchaps, dat de Jaren van redemptie voor een uitheemfe zoo wel als inheemfe tot 't getal van drie zyn gebragt. Invoegen dat, als al aan den Erfgenaam van A. de Jaren fa van redemptie moeften worden gegunt, om te betalen , zelfs * na 't emaneren van die Ordonnantie in 1724. egter diezelve drie Jaren al verloopen zyn, en daarom ook de poenaliteit moet plaats hebben. Waar mede overgaande tot 't ade Quceritur, zouden wy daar 61. H 3 op  62 CONSULTATIEN, ADVYSEN op al meede affirmative beantwoorden , dat namentlyk de Posfesfeur des verwonnen goeds, als Erfgenaam van zyn Broeder A. verpligt is geweeft, den Impoft op de collaterale fliccefïie, in de Ordonnantie art. 32. geftatueert, te betalen ; ten effecten, dac, hy zulks niet hebbende gedaan, deszelfs zoon als Erfgenaam van zyn Vader daar voor na inhoud van dien 32. art. aanfpre.klyk en actionabel is. 62. Edoch onder deze Exceptie, ten waare na de drie maanden (binnen welke die Posfesfeur des verwonnen Goeds en Erfgenaam van zyn Broeder A. die Erffenis of 't regt van 't verwonnen Goed hadde moeten aangeven , en na dat hy dat'zelve goed heeft aangeveert) een derdendeel van hondert Jaren was verloopen. 63. In welken geval wy zouden fuftineren, deze actie te zyn geprsefcribeert. 64. Het eerfte, te weeten de fimple affirmative van 't 2de Qtra?ritur, dunkt ons van zelfs te confteren uit dien geallegeerden 32. art. volgens welke klaarlyk de Erfgenaam van A. en Posfesfeur des verwonnen Góeds verpligt is geweeft, tot betalinge van den Impoft op de Collaterale fucceffie, als zynde hem dat verwonnen goed aangeftorven van zynen Broeder , en alzo extra controver/ïam per fuccejfionem collateralem. 65. De Erfgenaam van A. des onaangezien dien Impoft niet hebbende betaalt, en daarom vervallen zynde in de poene, by den geallegeerden 32. art. geftatueert, 66. Zouden wy van gedagten zyn, dat na deszelfs dood zyn Zoon daar voor actionabel is. 77. Waar tegens niet obfteert, dat deze actie zoude kunnen fchynen te zyn een actio posnalis, qua; in hceredem non datur. §. 1. infiit. de perpet. & temp. akion. ^ Of ten minften een atlio mixta, id eft rei fimul poznee- perfecutoria, -cum in ex aclione tributi duplicati etiam perfecutio rei contineatur arg. §. 19. In ft. de atlion. 69. En dat zodane actie niet verder tegens een Erfgenaam kan wor-  ende ADVERTISSE AI ENTEN. 03 worden geinftitueert, ntji quatenus ad eum pervenerit, vel lis cum defuncïo contefiata fit cit. §. 1. inft. de perp. & temp. aclion. Want, behalven dat daarom evenwel deze Zoon van den Erf- 70. genaam van A. verpligt zoude zyn, den Impoft zelve te betalen; Om dat zyn Vader die onregtmatig hadde geprofiteert, 7Ï. quale turpe lucrum etiam haredi extorquetur leg. 5. f. de calumniat.. I. 26. ff. de dolo malo l. 38. ff. de Reg. Jur.' Zoo zouden wy van gedagten zyn, dat zeifs deze attio, 72. quatenus panalis ejl, £f panam perfequitur, tegens den Zoon competeerde. En zulks op dit fundament, dat die verpligting en obliga- 7o tie , welke tot de betalinge van den Impoft der collaterale fucceffie, wegens 't verfterf van A. op deszelfs Broeder en Erfgenaam heeft geleegen, door doode van den Erfgenaam en Broeder van A. is overgegaan op zynen Zoon, Ten effecten , dat die na doode van zyn Vader al nog ver- 7. pligtwas geweeft, dien verfchulden Impoft te betaalen, en zulks niet gedaan hebbende, daar door, non propter moram êf fraudem patris , fed fui ipfius, vervallen is in die boete cn pcene, art. 32. geftatueert. En daar voor niet als hans pana , maar tanquam hares Obli- 75. gationis & debitipaterni ex proprio capite kan en mag worden geactioneert. ; Ed°g onder deze.Limitatie ten waare na de drie maanden, binnen welke de Erfgenaam van A. en geweze Posfesfeur des verwonnen Goeds die Erffenis of 't regt van 't verwonnen Goed hadde moeten aangeven, en na dat hy dat zelve Goed heeft aangeveert, al reets een derdendeel van hondert Jaren verloopen was. In welken cas wy deze geheele actie voor geprEefcribeert 77 zouden houden, om deze reedenen: Dat ons uyt de duckgemelte Ordonnantie, omtrent de difpo- 7g iitie over aen Impoft van de Collaterale fuccelüe, niet is ge- * ble-  6\ CONSULTATIEN, ADVYSEN bleken, dat de prtefcriptie is gerejefteert, of in eenige gevallen geëxcludeert. So. En dat bygevolge wy daarom oordelen, dat alhier moet obtineren de difpofitie der gemeene Regten, en ook die van 't Landrecht der Graaffchap Zutphen, volgens welke alle actiën, zoo reëel als perfoneel, na verloop van een derdendeel van 100 Jaren zyn gedoodet en geëxtingueert, L. 4. Cod. de praóï. de effefluc. c. %. «.3. Pract. Wassen. Notar. c. 12. §. 30. & DD. ibid. alleg. Dat nu ook niet Gecontradiceert kan worden, dat een^« Schip een mobil en roerend effect is ; Dewyl de natuire der zaake zulks van zelfs te kennen geeft, en voorts, wat voor mobile effecten gehouden worden , by de Schryvers, als by Paulus Voet en anderen, welke over de natura mobilium tenfie per viam juris daar aan te kunnen vernaaien. Zoo dat de proceduire ten dien opzigte, door den Heer Con-91. tra-ueducent qq. op dit Schip gcë'ntameert en vervolgt, in allen delen ons wettig is voorgekomen , en dat die Heer Contradeducent qq. daar door preferentie hebbende bekomen, den eygendom van 't Schip by publicque diffractie wettig aan zig heeft gebragt. Zonder dat in dezen verandering zou kunnen maken , of 92. de dugcigheid van die Koop enerveren, 't geene den Impt. en Deducent qq. art. 53. pofeert, „ dat de Koop veel meer als ,, de halffcheid onder de waarde zou gefchied zyn. Een alleguatie,. die, gefundeert zynde, van den Impt: en93, Deducent qq. na Rechten niet zoude kunnen worden gedaan, maar alleen- Harmen Berents , of ficiione juris 't Gerichte als Verkoper , zoude toeftaan te doen. Als kennelyk zynde, quod l. 2. C. de reftindendd vend. den* venditore tantum loquitur , cf humanitatis-ratione ad emptorem ejl extenfd, Mynf. cent. 4. objerv. 73. Maar boven dien geftelt, als neen, V remedium, d. I. 2. ing«r cas fubject plaats hadde, y Zoo hadde den Impetrant en Deducent qq. ante omnia moe- goten hebben daargedaau en bewezen ipfam lafionem , Fab. in * Cod. lib. 4. tit. 3. def. 9. ^Cumpretia rerum pro diverfitate Itcorum 6? temporum va-- 97. L 3: Het  '*6 CONSULTATIEN, ADVYSEM 98. Het welk nu in cas fubject zoo ver van daar is , dat in tegendeel zig bevind by de Contra-deductie van den Heer Contra-deducent art. 109. 00. Dat die Heer aldaar komt te poferen , „ dat hy meer ,i als eens heeft gepraefenteert, dat men aan de Mombers „ het Schip wilde overlaaten, tegens betaalinge van deszelfs „ prcetenfie pro rejio ad drie hondert guld. met de koften, we,, gens de executie aangewendet, ja zelfs, dat men daar aan „ nog wel vyftig guld. wilde laten vallen". 100. Daar dan nu nog verder in dezen bykomt, dat deze diffractie en verkoopinge niet voluntair, maar Gerichte! yk, en fub hajid gefchied is. I0I Wanneer de meefte Rechtsgeleerden van gevoelen zyn, 'dat als dan 't remedium l: 2. geen plaats heeft, prafertim ft fubhajlatio neceftaria fit, als hier ob l.1. C. de pvced. decur. I. 5. C. de fide & jure haft. fific. I. 2. C. fi propt. pull. penf. neque enim fides haftce publicce convellenda eft, l. 8. de remiff. pign. 'Tab. in Cod. h. t. lib. 4. def. 4. n. 7. Philipp. de fubhaft. C. 4. comm. 22. n. 17' & feqq. .102. Om welke en meer andere redenen, die de Heer Contradeducent qq. by zyne Contra-deductie heeft bygebragt, en in dezen mede wyder by Anton. Matheus in zyne guldene paroemien , Param. 7. worden aangetrokken, waar dezelve zeer uytvoerig de materie , quoad mobilia non habent fequelam, behandelt; Wy dan hebben vermeent te moeten adviferen , als by het iitlum van de Concepte Sententie vervat is. 103. Het na Rechten vaftftaande, en als eene nytgerrmakte zake in de practycq gehouden wordende, dat de koften, tot d'executie en verkopinge aangewend, voor af moeten gaan, en voor alles worden geprasfereert-, l. 8. in fin. ff. de poff. ruit. verf. & expenfas Cod. de bonis Author. judic. pofftd. Anton. Matthjeus deAuti. Cap. 19. n. i. Wassen. praX judic. C. 22. ti. 54. Tab. in Cod. lib. 7. tit. 29. de fin. 23. Lani-reckt van kuremund part. 4. tit. 12. §.2. n. ij 2. De  ende AD VERTISSEMENTEN. tf Dewyl wy het hard confidereren, dat, daar den Impt: en 104. Deducent in zyn putatif Recht, namens zyne onmundigen, certeert, de damno vitando , dat dezelve, zyn pupillen agterwezen verliezende, nog zoude gecondcmneert worden in de koften van dit different. VIII. ADVYS. O-ver het betalen van den Impoft van den £25. en 50» penning in de Graaffchap Zutphen. BY ons ondergefchrevene Rechts-Gepromoveerdë en Advocaten , voor den Hove Provintial des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen practiferende , gevifiteert zynde de hier na vermelde procedure, Zouden wy , indien daar over Richters waren, Sententioneren in volgende manieren: TN zaake Communicatoir, voor de Edele Mogende Heeren' Gedeputeerde Staaten des Graaffchaps Zutphen ongedecideert hangende, tuffchen Doctor Jooft Schomaker, als Contrerolleur en Advocaat Fifcaal van 's Lants Impoft van vyf-entwintigften en vyftigflen penning des zeiven Graaffchaps, Requirant en Klager ter eenre , en Thielcman ten Kaete en; Theodoms Oldenkotte, Beklaagdens en Berigt-geveren ter anderen zyden. Gezien, gelezen en geëxamineert de Klagte by fórme van Requefte, in dato den 5. Augufti des jaars 1735. met de documenten fub A. en deszelfs inlaage, B. cum adnexo ac C. Berigt van den 10. Novemb. daar aan volgende , cum adjunftis fub Num. i, 2, 3j4j5> 6,7 (fi. Contra-Berigt van den 10 Martii' des  88- CONSULTATIEN, ADVYSEN des jaarsi73é. absque ullo documento, enDebath of Nootdruft van den 8« Junii daar aan volgende , mede naakt en bloot, als mede de appoinctementen ten fine van hantftellinge , daar op fucceffivelyk op den 5. Augufti, 10. Novemb. en 10. Martii voorfch. gevallen, voorts alles overwogen en op alles gelet, wat in dezen eenigfins te overwegen, en waar op te letten ftonde : Wel Gemelde Heeren Gedeputeerden, met advj-s van onpartydige Rechtgeleerden doende recht, verklaren den Requirant en Klager, in zynen gedanen Eyfch en genomenc Conclufie, niet te zyn ontfankelyknogte gefundeert, dcBeklaag dens en Berigt-geveren daar van abfol verende. De koften dezer procedure niet te min om redenen conv penfeerende. Aldus by ons ondergefchrevene geadvifeert binnen Arnhem den 7.Jar,uiry 1737. Was ondertekent: GE RH: PRONCK M. A. van LAMZWEERDE. Redenen van dc voorbaande decifïe, zyn onder anderen de volgende : Dat ons ex AStis pmejfus , koomt te blyken : r. Dat de Klager in zyne qualiteit, by zyne Requefte of Klagte -den eerften Beklaagden heeft aangeklnagt, dat hy, met en nevens den laatflen Beklaagden, verfchcidene in de Heerlykheid Borkelo gelegene ongereede goederen, aangekogt hebbende, niet binnen dien by den 21. Art. van des Quartiers, op de betaalinge van de 25^ Cn 50^'n penning .geëmaneerde Ordonnantie , gepraefcribeerden termin; maar ter  ende AD VERTISSEMENTEN. %9 ter latere tyd, dien Koop aangegeven, ende den Import daar van betaak hadde , En in fine van dien eifcht, dat hy eerfte Beklaagde, pro 2. fe of mede qualitate qua, zal worden gelaft , om in gevolge dien zei ven 21. Art. aan hem Klager op te leggen en te betalen, boven en behalven den dubbelden Impoft, de pcene van tien guldens van 't hondert, die de gelibelleerde goederen by Koop gegolden hebben ofte anders weerdig zullen zyn, by den Beklaagden door die latere betalinge ver werkt, en den Klager alzo klagteloos te Hellen, idque cum Expenfis , Daar by ook 't eindens zyn Contra-berigt perfifterende, 3. En dat daar tegens niet de eerfte Beklaagde alleen, maar4. beide de Beklaagdens gezamentlyk, by haar Berigt fuftineren, dat die aangifte en betalinge, niet ter later tyd, of na verloop des voorfchr. tcrmyns , maar meer als tydig genoeg , was gefchied, en dat 'er in allen gevalle aan haare zyde geen dolus of fraude was gecommitteert. Daar op in fine van dien contendercnde, dat den Klager 5. in zynen Eyfch en Conclufie niet ontfanklyk ofte gefundeert verklaart zal worden , en dat zy daar van koft en fchadeloos zullen worden geabiblveert, Daar by 't eindens haar Debath of Nootdruft insgelyks per- 6. filterende, - Dat wy ook in die procedure nergens bevinden, door den 7t Klager gefuftineert te worden, dat 'er geene aangifte of aanbrengen zoude zyn gedaan, Nogte ook, dat de betalinge niet binnen, maar allereerft §. na verloop van de drie Maanden , na dato van de gedaane aangifte, gefchied zyn zoude; Maar wel, dat hy zegt, dat ten aanfien of na proportie van 9. den dag des Koops-Contraóts, de aangifte zoo wel, als de gedaane betalinge, te laat was gefchied. Welke aangifte wy uit den Brief van den Burgermeefter 10. J. O. Wefienberg, Qat-fanger van den 25'ten en 5often penII. Deel. M ning  ?jo CONSULTATIEN. ADVYSEN ning , gedateert Lochem den 19. Decemb. 173©. en fub Num. 1. by Berigt geappliceert, en zig tot eene vorige over den aangegevenen Koop gemaakte affpraake refererende, wel bevinden , dat al voor dato van dien 19. Decemb. aan denzelven is gedaan geweeft. ii. Maar op den prascifen tyd of dag van welk aanbrengen,, wy vermeinen, dat het in decidendo nog niet eens heeft konnen aankoomen: I2« Om dat de Klager, na alle apparentie zelfs mede van fentiment zynde , dat, wanneer maar de betaalinge zelve, die dog het voornaamfte en genoegzaam het eenigfte oogmerk van de voorfchr. Ordonnantie is, tydig genoeg gefchied, het als dan op den dag van het bloote aanbrengen, en of zulks binnen een Maant na dato des Contracis, gedaan is , of niet, ex poft niet aankomen kan, I3« By zyne Conclufie niet mede gecontendeert heeft over latere aangifte , maar alleen over latere betalinge, *4« Onodque tota Libelli vis, in ejüs Conclufione pofita fit, ideoque judex in judicando ad folam Conclufionem attendere debeat, Zanger, de except. part. 2. cap. 14. num. 22, 23 & 24. 15. Dat wy, vorders ook uit den gantfchen proceife bevinden, dat Partyen het hinc inde doorgaans eens zyn , ten aanzien van den tyd der gedane betaalinge, en dat die gefchied is op dien zeiven dag, als den Fifcal by zyne Klagte fol. 3. verf. in princip. 6? fol. 5. reet. circa med. pofeert, Te weten op den 9. January des Jaars 1731. met eene fomma van 382 guldens en 10 ftuiv. conform den brief, of eigentlyk refcriptie, van den Ontfanger Weftenberg fub Num. 2. en deszelfs quitantie fi.ib N. 3. by het Berigt ge voegt, en beide op dien zeiven dag binnen Zutphen gedateert, J7' En over zulks ook af over de vier jaren t ts voor dato dal de Fifcal zyne actie in dezen heeft geinflitueert , 't welk 9 uitwyzens het Receptum en het appoinctement, in fronte , en het confent tot infinuatie, in margine van deszelfs op den 5. Sept.  ende ADVERTISSEMENTEN. 91 5. Sept. 1735- aan den eerften Beklaagden ter hand geftelde klagte , allereerft op den 5. Augufti des jaars 1735. is gefchied , zonder dat wy zelfs ook bevinden , dat de Fifcal ergens pofeert, veel weiniger dat hy bewyft, ofte ook dat de Beklaagdens ullibi confelferen , dat hy zyne préparatoire actie ad exhibendum , welke hy in den beginne zyner Klagte mentioneert, dat hy, uit kragte van den 18. art. van de Ordonnantie, en om te konnen weeten, of 'er tegen den inhoud van dien Articul, ook fraude begaan was, tegens den eerften Beklaagden vooraf geinflitueert heeft, voor dato van die gedane betalinge van den 9. January 1731. zoude hebben geinflitueert; Maar in tegendeel bevinden wy, dat hy aldaar fol. 1. verf. 18. alleenlyk in 't generaal, en zonder vermeldinge van Maant, veel weiniger prsEcifen dag van dien, koomt te poferen, dat hy die prasparatoire Actie, voor de Heeren Gedeputeerden heeft gcëntameert NB. in den beginne des Jaars 1731., en dat daar in op den 11. Sept. des Jaars 1734. fentcntie cum expenfis condemnatoir, tegens den eerften Beklaagden is ergaan; En dat in den beginne van zyn eigen document fub B. ter1!?Requefte of Klagte geappliceert , gepofeert word , dat die Aftie doorhem op den 9 Febr. des Jaars 1731. is geïnftitueert. Welke pofitie wy ook nergens bevinden, door den Fifcal 20. te wezen gecontradiceert. Zoo dat, tuffchenParthyen hinc inde in confefjo zynde, dat21. de betalinge al op den 9. January gedaan, en de inftitutie der preliminaire Actie ad exhibendum allereerft op den 9. February van een en het zelve jaar, gefclned is , Derhalven ook die betalinge niet na dato, maar in tegen-22 deel eene volkomene Maant voor dato zelfs van de inftitutie dier préparatoire Aft ie, is gedaan; En zonder dat wy vorders ook bevinden, dat de Klager 23. ergens pofeert, dat 'er wegens den gelibelleerden Impoft, te M 2 wei-  92 CONSULTATIEN, ADVYSEN weinig zoude zyn betaalt, of dat den opregten prys nietaangebragt, of een'gedeelte daar van verzwegen, ofte de fumme van de Koopspenningen by de Koopcedulle of Contract vermindert wezen zoude , 't welk het poinót is, waar van by den voorfch. 18. art. word gehandelt, en op 't welk aldaar eene boete van twintig van 't honderd is geftelt; 24- Veel weiniger, dat hy, uit hoofde van zulks iets, uit kragte van dien.articul of tot betalinge van die daar by geftatueerde boete , komt te contenderen. 25» Waar uit dan insgelyks tuffchen Parthyen in confeffo is, dat 'er , aan zyde van de Beklaagdens, zoo veel foms aan den Ontfanger is betaalt, als 'er door haar, wegens den meergemelden Impoft , heeft betaalt moeten worden. 26. Dat her over zulks ook alhier niet kan aankomen op het in dezen wel mede tuffchen Parthyen hinc inde, hoewel noodloos en overtollig , gedifcutieert poinct, of de Beklaagdens den koop pro fe Jive cum fuh , zonder den naam van eenig Participant of Medekoper te noemen , hebben mogen ingaan, of niet, waar over de Fifcus zyne gefuftineerde Actie referveert: 27. — Dewyl zulks is een poinót of difput, 1 welk plan e ac om* ni' modo is extra Conclujionem Partium, en met het welke wy ons derhalvenook , neque pro neque contra, aande eene of aan dé andere zyde, hebben konnen nogte mogen bemoejen, 28. Maar dat het alhier unice aankomt daar op: of, de betalinge van zoo veel foms aan Impoft, aan zyde van de Beklaagdens, 't zy dan voor haar zelfs alleen, of pro fe acfuisy na voorgaande aangifte zonder eenigerhande verzwyginge o£ verminderinge des waaren Koopspennings, gedaan zynde , als zy des wegen waren verfchult, 29. De Beklaagdens haar zeiven die door den Klager van haar geëifchte posnaliteit van den 21. art. der Ordonnantie, daar door, dat die betalinge niet eerder, als op den 9. January 173 r. gefchied is, hebben onderhevig gemaakt, of niet. Waar  ende AD VERTISSEMENTEN. 93 Waar van wy hebben vermeint, te moeten de negative 30. amplecteren, en overzulks de Beklaagdens van des Klagers Eyfch abfolveren: Aangezien wy, in dezen, gantfch gene zwarigheid hebbengi. behoeven te maken, om den Impoft van den 25^ en 50^11 penning , om binnen zekeren daar toe geftelden tyd, wegens verkoopingen en vermangelingen van onroerende Goederen, ten behoeve van 't Gemeen betaalt te moeten worden, by de Akabala ofte Gabellen Jive veüigalia , in Span jen Alcalde genaamt, te vergelyken, en met goed fundament van d'een tot d'ander van dien te argumenteren: Door dien de Advocat Fifcal, klager in dezen, geen eens 32. maar verfcheidene fucceilive malen , by zyn Contra-Berigt zulks zelfs doet, en tot ftanthoudinge van zyne fuftenue, 'c elkens allegeert een Spaanfch Autheur, genaamt Johannes Tanes Parladorius , in leven Advocaat tot Valladolid , Jive coram Regio Vallifoletano Prcetorio , in fummopere laudabili fuo Tractatu Rerum CfMidanarum. Welke Spaanfche Rechtsgeleerde aldaar Lib. r. cap. 3. m,^ princip. num. r. 2. 17. 20. 21. 22 cjf 23- cjf §» 2. n. 1. Alcabalam, Veüigal Jive Gabellam, olim verbo Arabico Almaxarifazgo appellari folitam, dejinit contributionem ex Contractu Emptionis, Venditionis, nee non. ex Permutatione , perfolvendam. Dat nu wel zodane en diergelyke foorten van impofitien, ^ mede ad fujientanda Jive fublevanda Regni Jive Reipublicce onera, zyn geïntroduceert , en in zoo verre ook van dezelve wel gezegt kan worden, quod aliquem favorem pree fe ferant. ft cceteroquin Gabellce in dubio femper cenfeantur odiofce, Maar dat ook de poenaliteiten op de wanbetalinge van die , zelve geftatueert, proeul omni dubio alleen geintroduceert zyn, in odium defraudatorum, en overzulks óok buiten allen twyfel zyn odieus, adeoque de genere eomm, qua neque prefumendaneque extendenda fuut, Waarom ook die zelve Spanjaart alleg. princip. n. 30, 31,35, 32 & 33. 6f §. 2. n. 33, 34, 35 & 36. met recht zegt, quod M 3  94 CONSULT ATIEN, ADVYSEN. omnis favor pro vecligalibtts militans, in confervandis [olummodo, non vero in ampliandis VeÜigalibus verfatur: Primum quia ea qua ajure communi exorbitant, nequaquam ad confequentiam funt trahenda, juxta regulam qua a jure de reg.jur. in §. 6. Ac deinde quia receptum eft, in ambiguis quaftionibus contra Fifcum lucrum capientem, interpretationem ejfe faciendam, per l. Non puto ff. de jur. Fife: Et ubi fifcus agit de htcro captando adverfus privatum de damno certantem , judicatur in dubio contra fifcum , Mexoch: prcefumpt. lib. 2. prafi. 72. n. $. „7i Dat deihalven ook, in cas al die aan zyde van de Beklaag' dens gedaane betalinge van den gantfchen door haar verfchulden Import, niet binnen, maar allereerft na verloop van.dien daar toe by den 21. arr. der Ordonnantie geprafigeerden termyn, gefchied ware, 't welk wy egter nog niet konnen zien, 38. Zy lieden, onzes eragtens, evenswei nog geenfins in de poenaliteit van dien articul, zouden konnen worden gecondemneert: ,0 Om dat zy die haare betaalinge veel eerder, als de Fifcal deze zyne Aétietegens haargeïnftitueert heeft, hebben gedaan, en over zulks de Fifcal al zyn recht en actie, 't welk hy al door het verloop diens termyns, gehad of verkreegenhebbemogte, in allen gevalle nog daar door, dat hy zig door de Beklaagdens, met het doen van werklyke en quoad fufnmam genoegfame betalinge, hadde laten prseveniëren, zelfs heeft verwaarlooft; 4o En nog te meer, om dat ons nergens uit confteert, dat deze Menfchen, die geen heller of penning te weinig aan Impoft betaalt hebben, werklyk eenige fraude hebben gecommitteert, en daarom ook met recht niet konnen geboet worden : pmam enim fine fraude effe non poteft, cum ceffante dolo , de poina quadam trattari incivile effet, Bartol, in l. 1. §. non ■autem ff.fi quis teftam. liber. En dienthalven ook ahier ten vollen applicabil is, 't geene 'Parlador. alleg. princip. n. 29. in fin. leert: Quod ii, qui nulla iifi funt fraude, ne quidem ex confidentie prafcripto tenentur folvere, nifi jam antea ftierint a Publicanis interpellatt. 4-2, Dat wy ook geenfins twyfelen, gelyk ook de Fifcal zelfs,  ende ADVERTISSEMENTEN. 9S by zyn Contra-Berigt, (door te zeggen, dat de Beklaagdens zig dies aangaande na het exempel van andere niet, over ter later tyd gedane betalinge, geaétioneerde Lieden) niet reguleren mogen, niet onduifter te kennen geeft, dat voormaals verfcheidene andere menfchen, haren verfchulden Impoft niet binnen, maar allereerft na verloop van.'den gepraefigeerden tyd hebben betaalt; Edog , dat wy nog nooit gehoort hebben , datiemant, die 43. reets, voor dato dat hy door den Fifcal, uit hoofde van nog geene betalinge van Impoft gedaan te hebben, geactioneert was, daar van werklyke en genoegzame betalinge gedaan hadde, ex poft nog tot betalinge van de pcenaliteit, by de Ordonnantie geftatueert, is geactioneert geworden, uit dien hoofde, dat de door hem gedaane betalinge niet intra prcefcriptum tempus was gefchied; Maar komt ons het inftitueren dezer actie voor, in dier voe-44. gen , als of dit wel werkftellig gemaakt wezen mogte met die inzigt, om, in cas deze Beklaagdens in de pcenaliteit van den 21. art (welke zig, wegens eenen Koopspenning van 14000 Ryksdalers Markgeld , 10000 gul lens Hollantfch , en nog 100 fpecie Ryksdalers , verfcheidene duizenden, waar van den Aanbrenger of Rechercheur, volgens dien zeiven 21. art. een derde part van de boete van tien parcent genieten mogen zoude, komen te bedragen) gecondemneert kwamen te worden , daar door eene breede brugge gelegt wezen zoude om van alle de geene, die de betalinge te laa- gedaan hebben' daarna ook tot betalinge van zodane pcenaliteit, te konnen aétioneren, wien men zal willen, en gevolglyk diegeene, die vry gelaten worden, zulks voor eene fmguliere gratie zouden moeten agten. j 'V7el} wy no§tans m*et vertrouwen, ooit de intentie van45. de Ld: Mogende Heeren Staten des Graaffchaps Zutphen geween: te zyn , by het emaneren van eene van der zeiver fuccelhve Ordonnantiën, Maar alleen, dat Haar Ed: Mog: daar doorniets anders heb-46. ben  96 CONSULTA TIEN, ADVYSEN ben beoogt, als maar den liuyr. van des Lands Finantien, dóg niet,°dat de geene , die ultro en zonder geaftioneert :te wezen , den daar by geïnjungeerden Impoft komen betalen, des onaangezien evenswei nog daar na, over die zeiven Impoft, Calange van den Fifcal zouden onderhevig moeten wezen, na dat aan 's Lands Cafte reets voldaan is den Impoft, by de Ordonnantie zelfs gerequireert: Want, of fchoons wel, by de laatfte Ordonnantie, van 47'den Jare 1724. gantfch geene reden van diezelve geallegeert wordt; o Zoo is 'er nogtans van dezelve geene andere reden te ge4 ven of te bedenken, als de zoo even gemelde, te weten den ftuyr. der Finantie. 4.0 Ac, quando ratio Legis, five caufa finalis ftatuti , expreffa non eft, & non, nift unica conjetlurata aut tacita, reddi aut mveniri poteft, tune ea femper pro expreffa habetur, Andr.Tiraquell. in TraÜatu: Cejfante caufa ceffat effeÜus, Limitat. 21. n. 7, 8, 9 & 10. «ro ' Welken Autheur zelfs ook Met. num. 9. in fin. zegt, quod id quoque procedit in correttoriis , adeoque fif in panahbus s cum pmnales Leges eum fiolummodo in finem tendant, ut Transgrefiores corrigantur. r r 't Welk wy vermeinen, nog des te meer applicatie te vinden in dezen, daar de betalinge van den Impoft, ten behoeve van 's Lands Finantie , is het eenigfte oogmerk , en aldus ratio ac caufa Statuti five Legis, en over zulks het daar bv ftatueren van pcenaliteit contra non folventes, en de Actie , uit dien hoofde aan den Fifcus tegens de zodane competerende , niet anders is, als caufa cavfati. Waaruit van zelfs proflueert, quod, uli lex folutionem inStra certum tempus faciendam injungens, pcenam in non folventes ftatuit ^ibidem pma Legis ceffat, quam primumfolutjo fada ejt, antequam ea , aut non folutionis pma , a Fifco fueritjetita Cum per folutionem ipfam , rationi five caufa Legis, o tntentioni Legislatoris, jam fit fatisfaiïum: |  ende AD'VERTISSEMENTEN. 9? In Legibus enim , Statutis ac Confuetudinibus, maxime & imprimis attendenda eft illorum mens, ratio five caufa: Quia ea eft anima Legis omnisque ejusdem caufati, imo ipfia lex, ac ccetera folummodo funt ejus corpus five fuperficies, Ideoque cejfante Legis caufa five ratione, ceffat quoque femper ipfa lex ejusdemque difpofitio, effeCtus ac omne caufatum, l. 6. §. 2.Jf. de jur. patr. Everh.' loc. legal. §. 85. Tiraq. afleg. tratJ. part. l.n. ii. 15. 125. 126. 127. 133. 134. 135. 136. 137- 138 & 139. Christcph. Phil. Richter in Centuria Regularum reg. 28. n. 9. ac reg.36. n. 2. .3. 4. & 5. Et Actionis caufa cejfante, ceffat & ipfa Aclio , ejusque per-53* fecutio five exercitium, Tiraq. diti. part. 1. n. 22. Ad remotionem caufa enim fequitur quoque remiffio ejfectus: Ac paria funt nullam ab initio fuiffe caufam, vel fuijfe aliquam, fed eam ejfe finitam, idem ibid. n. 13 6if 14. Imo, quando Conjlitutio continet aliquid non propter fe princi-$\, paliter, fed ad aliquem finem, tune ea non illaqueat Transgeffo■res ad poinam , Ji Me ipfe finis , ad quem principaliter tendit Conjlitutio , non violatur, Idem Tiraq. di£t. part. 1. ra. 18. Zynde dit een Autheur, die by zyn leven is geweeft55Regius in Curia Parifienfi fenator five Confiliarius, en die door den Advocat Fifcal zelfs, hoewel in een ander Tracfaac £? ad aliam materiam, diverfe en fucceffive malen by zyn ContraBerigt, tot ftandhoudinge van zyne Actie is geallegeert, en aldus voor een probatus Author erkent. Behalven dat fig ook geene apparentie of praefumptie, quoad$6. cafum fubjeüum, opdoet, dat de intentie van den Wetgever zoo rigoreus geweeft zoude zyn, als de Attor die in dezen heeft gezogt werkftellig te maken, maar wel van het tegendeel van dien: Want voor eerft, zoo koomt de Klager alhier, enkel en57alleen uit hoofde van gefuftineerde ter later tyd, of fchoons volgens eigene confeffie ten vollen gedaane betaelinge, zoo groote paenaliteit van de Beklaagdens te eiffchen, als hy uit kragte van den meergemelden 21. Art. zoude konnen vorde- II. Deel N ren  $8 CONSULTATIEN', ADVYSEN ren in een geval, daar nog gantfch geene betalinge was gefchied ; 58. Apparent ook willende fuftineren , dat hy in gevallen , daar reets eenig, 't zy dan klein of groot, gedeelte van den Impoft, intra prafinitum tempus betaalt, en het reftoir van dien, 't zy dan na verloop diens termyns, of tempore inftitutie Actionis, nog onvoldaan is, de pcenaliteit van dien Articul, onaangezien de tydelyk gedane betalinge van een gedeelte , al evenswei nog zoude vermogen te vorderen, na advenant van de gantfche fomme desKoopspennings, in plaats van maar alleen na proportie van het gedeelte van dien , van 't welke dén Impoft nog niet was betaalt, 59* Welk een nogtans, zoo wel als het ander , direct ftrydig is tegen alle Regnlen van proportie, welke egter in poznalibus altyd ftand grypen moet, do. £n derhalven ook quam minime prasfumtyf wezen kan, nimmermeer mens Legiflatoris te zyn geweeft: Dewyl in jure niets bekender is , quam quod qucelibet poena Jive muleta, femper proportionata ejje debet fuo Delicto , fmve transgrejfwni. 61. Ten tweeden, om dat zelfs de meergemelde Ordonnantie Art. 36. aan die geene , die, over d'eene of andere fraude geconvenieert zvnde, by Sententie van de Hoeren Gedeputeerden in eene Boete van vier hondert guldens, of daar boven, gecondemneert zyn , vry ftelt, zig aan de Heeren Staten des Quartiers, ten fine van redres over bezwaar , te mogen addrefferen; 62. Tot een teeken, dat de Wetgeveren zelve niet hebben gewilt , dat die Ordonnantie zoo rigoureus, als wel derzelver uiterlyke fchorffe , volgens de ftrifte letter, mogte konnen fchynen mede te brengen , zal worden geëxecuteert, maar dat in tegendeel nog altoos de sequiteit moet plaats hebben, 63. Idqtte prcefertim in iis, qux favorabilia non funt, fed odiofa, qualici funt pmee, nee non Gabellae, iisdemque fimilia : Favores enim quidem ampliandi , odia vero femper rejlringenda Junt , 1.10. ff. de lib. & pojih. Richter, reg. 78. dc  ende AD VERTISSEMENTEN. 99 Ac Statutu non ex jure communi, fed ex jure quodam irregu- 64, lari, extraordinario aut fpeciali introditcta , odiofa ideoque non, extendenda, fed rejlringenda funt, ac propterea odii caufa cesfante, ceffat & ipfum odium , adeoque 6? odii effeUus, Richt. diU. reg. 78. Tiraq. alleg. tratt, part. 1. n. 185, 186 ac 187. cjf limitat. 11. n. 3. En ten derden, om dat zelfs de meer geallegeerde 21. Art.65. van 's Lands Ordonnantie , in verbis: met de kojlen van dien, ook nog genoegzaam te kennen geeft, dat de intentie van den Wetgever niet is , ut quis per folum lapfum unius ac trium, adeoque conjuntlim quatuor, Menfium ibidem pro termino folutionis prcefixorum, ftatim ac revera mulcla? ibidem injunUa folvendce obnoxius reddatur, Sed quod ad iftud bina requirantur, Primo ut ijle terminus 66. absque folutione fa£ia fit elapjus, Ac fecundo ut Fifcus, antequam poft jam pneterlapfum terminum , vera ac plena Impofttionis folutio fiat, Attionem fuam contra Defraudatorem aut Negligentem jam aStu inftituerit. Doordien aldaar niet gezegt word , dat zelfs voor dato van 67. de inftitutie van Actie , dubbelden Impoft en eene boete van tien ten hondert, & poft inftitutam Aclionem ook de koften van dien , zullen moeten worden betaalt, Maar in tegendeel, absque ulla mentione jam inftitutce aut ud-6%. huc inftituendce A-lionis, alle drie die poenaliteiten aldaar conjuntlim worden geftatueert. Daar nogtans de laatftgemelde pcenaliteit, dat is het poinct, 69. van de Expenfce , nooit ante, maar altoos eerft poft jam inftitutam Actionem, in cenigerhande aanmerkinge, veel weiniger te pas koomen kan. Dat wy vorders ook de Beklaagdens nog a petitione AÜqris 70. hebben moeten abfolveren, om eene andere reden, als de reets gemelde, van dat zy, door het doen van betalinge des gantfchen door haar verfchulden Impoft, den Fifcal in het tegens haar inftitueren van Actie, die hebben geprevenieert, N 2 Te  ioo CONSULT AT IE N, ADVYSEN 71. Te weten, om dat wy niet konnen bevinden, dat zy die betalinge werklyk te laat zouden hebben gedaan, veel weiniger , dat zy dies aangaande eenigerhande fraude zouden hebben gecommitteert. 72. Want, of fchoons wel alle de zig hinc inde in dezen opdoende ftukken en merita caufa eenparig daar op uitkomen, dat Mar gr et a Theodora Francelina von Ketteler, Donariere van Beverfoorde, .en derzelver oudften Zoon Engelhert Bernhard1 Chriftiaan van Beverfoorde tot Stockum, voor haar zelfs en me» de de rato caverende voor haare Mede-Eygenaren, aan Thie* leman ten Cate en Theodorus Oldenkotte cum fris hebben verkogt alle hare in de Heerlykheid Borkelo gelegen Goederen, uitgezondert de zogenaamde Schotthorfl, voor zodane fomme. van Koopspenningen, als alhier in antecedentibus reets gemelt is, en die ook aan den Ontfanger Weftenberg aan of opgegeven zyn, en na Advenant van welke ook, aan zyde van de Beklaagdens den vyftigften penning op den 9. January 173 fub Num. 2 £f 3. is betaalt. 73* In voegen dat zig in dezen geen het minfte difput over de quantiteit der fomme, Jive pretii Emptionis Venditionis, veel weiniger over veranderinge, verminderinge of gedeeltes verzwyginge van dien , opdoet, maar Parthyen het dies aangaande, met malkanderen over en weder eens zyn; 74. Zoo blykt ons egter ex Aüis nog niet, dat de vier Maanden na dato van het finaal fluiten des gantfchen Koops-Contracts al met den 10. Juny des Jaars 1730. geëxpireert, en over zulks die op den 9. January 1731. gedane betalinge van den 5pden penning, niet binnen de vier, maar alleerft binnen de elf Maanden, en aldus op eenen dag na zeven Maanden te laat, gefchied zyn zoude. 7-5. Want wy dies aangaande geen reguard hebben konnen nog mogen nemen op het Product A. liggende in des Klagers document fub B. agter deszelfs Requefte gevoegt, en de illatïen door den Klager uit dat zelve gemaakt; 76, Aangezien dat, of fchoons wel door den Klager gezegt word , dat  ende ADVERTISSEMENTEN. 101 dat het met des eerften Beklaagdes hand gefchreven zoude zyn, En ook aan zyde van de Beklaagdens nergens wordt ont-77.. kent, dat de hand van den eerften Beklaagden in dat zelve word gevonden, Egter dat Produel: A. niet voor het eigentlyk Koops-Con-71, traér, in dezen , nog zelfs ook voor de werldyke en waare Minute van dien, en nog veel weiniger voor dat gene, na 't welk men de uitrekeninge van dien by den 21. Art. der Ordonnantie geprajfcribeerden tyd van vier Maanden, zoude konnen of moeten doen, kan worden aangemerkt :- Zoo, om dat hetzelve na Rechte gantfeh geene legaliteit70, heeft, als continerende nog plaatfe waar, nog jaar, maant of dag wanneer , nogte ook eenigerhande ondeneekeninge hebbende, En dat in den contenue van dien, diverle handen, ver- 80. fcheidene opengelatene plaatfen , en diverfe doorgeflagene, en verfcheidene zoo tufichen de Regulen, als met renvoyen in margine, bygevoegde poinéten, worden gevonden , Als, om dat die illegale kladde, buiten het overeenftem-8r. mend poinót van de qumtitas pretii, nogte met het provifioneel, nogte met het finaal Koops-Contraót (welke twee zelfs ook van malkanderen difcreperen) nog ook met het opgevolgde Tranfport, over een koomt, en ten aanzien van de ordre en van een groot gedeelte der contenue,. zelfs van die alle drie verfchilt. Niet met een van die twee fucceffive en ten reguarde vang2i> de ordre en contenue niet alzins overeenkomftigeKoops-Con» tracten, waar van het eerfte, fub fimplici quidetn, fed tarnen a partibus utrimque agnita copia , in het Document Jub A. ter Klagte ligt, en het laatfte fub Num. 7. agter hetBerigt is geappliceert : Alzo daar in die by de drie andere ftukken niet mede ge. g.^. noemde, maar onder de generale claufule; cum fuis, onge. N 3 ge -  io2 CONSULTATIEN, ADVYSEN. genoemt gelatene Participanten of Mede-koperen, ftaan genoemt , 84. En ook zoo wel die by de beide Contraéten ongenoemt gelatene Mede-eygenaren, voor welke daar by de rato gecaveert wierde, als die by diezelve mede ongenoemt gelatene en maar onder de generale woorden : Alle haare goederen in de Heerlykheicl Borkelo gelegen, gecomprehendeerde Goederen en der zeiver qualiteiten, zoo van luiten, als van laften en anderfins, genoemt worden. 85. En niet met het Tranfport van den 24-Novemb. 1737. fub Num. 4. by het Berigt gevoegt; dewyl 'er tulfchen die twee onder anderen wordt difcrepantie gevonden, zoo ten aanzien van de namen der Mede-eygenaren, naderhand Mede Tranfportanten, als ten reguarde van de ordere en befchryvinge der Goederen, ja zelfs ten reguarde van derzelverfituatie; dewyl ten dien einde in 't eene de Buurfchap Gdffelaar, en in 't andere de Voogdye-van Neede, Boerfchap Noortdyk, word aangewezen; 86. Komende het ons, ten aanzien van die meergemelde illegale Kladde A. wel zeer waarfchynlyk voor, dat, nadat op den 10. Febr. 1730. hetprovifioneelKoops-ContraétinCopia, in des Fifcaals Product, fub A. ter Requefte liggende , opgerigt, en daar by onder anderen mede bedongen was, dat 'er nog twee nadere aleensluidende Koop-Cedullen opgerigt en onderteekent worden zouden, 87. Daar op de eerfte Beklaagde, met intentie om aan dat beding te voldoen en voldaan te krygen, zig daar na op de naamen en qualiteiten van de goederen; zo naauw, als hem doenlyk was, zal hebben gaan informeren , 88.. En zulks gedaan hebbende, verder een Concept of Project van zodane nadere Koop-Cedulle heeft geformeert of door iemant laten formeren, en 't zelve gecommuniceert heeft aan een Derden, apparent den Heer van Beverfoorde of iemant van des zelfs wegen, die daar in verfcheydene verminderingen, vermeerderingen en veranderingen heeft gemaakt, en dat op  ende ADVERTISSEMENTEN. 103 op die wyze die zelve Kladde A. zal zyn in de Wereld geraakt , maar dat die aan de Vrouw en Heer van Beverfoorde voorgemeld, niet zal hebben gevallen. En dat die zelve Vrouw en Heer, door de Beklaagdens im-89. middels van tyd tot tyd, tot voltrekkinge van dat zelve zo even gemelde by het provifioneel Contraft gemaakt beding, gepresfeert wordende, gelyk uit den brief of refcriptie van dien Heer aan den laatften Beklaagden, gedateert Stockum den 22. Maji 1730 fub Num. 5. en die door den eerften Beklaagden pro fe ac fuis op den 7. Augufti 1731. voor den Gerigte der Heerlykheid Borkelo gepalfeerde, en aan der zeiver Rent-Meefter Brakhagen geïnfinueerde Aéte van oblatie en requifitie , fub Num. 6. by Berigt geappliceert, koomt te geblyken, Daar op eindelyk, in plaats van dat Project of Concept A.90. te doen emunderen en onderteekenen , 't harent zullen hebben geformeert of laten formeren, en vervolgens ondertekent en aan de Beklaagdens laten toekomen eene ganfeh andere alnu fub Num. 7. gciippliceerde nadere en finale KoopCedullfr van den 12. Novembr. 1731. waar op twaalf dagen daarna het werklik Transport van de goederen , door den voorfchr. Rent-Meefter, als haarlieder en harer Mede-Erfgenamen Volmagtiger, fub antea alleg. Num. 4. gedaan , is gevolgt; Maar hebben wy in dezen, tot onderzoek, op wat tyd degi vier Maanden, byden 21. art. der Ordonnantie gemeld, geëx- * pireert geweeft zyn, vermeint, alleen in confideratie te mogen nemen de twee fucceffive Contracten van den 10 February 1730. in het document fub A. agter de Klagte liggende, en den 12. Novembr. 1731. fub Num. 7. in originali achter het Berigt gevoegt. By examinatie van welke wy niet anders hebben konnen 92, zien, als dat de eigentlyke dag van het finaal fluiten des Koops-Contracts niet geweeft is den 10. Febr. 1730., maar den 12. Novembr. 1731., en overzulks de meergemelde vier Maan-  i©4 CONSULTATIEN, ADVYSEN. Maanden niet met den 10. Junii 1730., maar allereerft mer den 12. Mart. 1732. zyn geëxpireert geweeft, 93- En dat by gevolge, den vyftigften penning aan zyde van de Beklaagdens, intermedio tempore al op den 9. January 1731., na advenant van dat by het eerfte Contract aireets gefixeerde, en naderhand by het laatfle Contract niet veranderde Pretium Emptionis , gefchied zynde., niet alleen niet te laat, maar zelfs nog veertien Maanden en drie dagen vroeger, als zy lieden dien Impoft hadden behoeven te betalen, is gedaan. 94* Aangezien wy geenzints konnen zien, dat het eerfte Contract, te weten dat van den 10. Febr. 1730., op zig zelfs alleen , Jive in abfiraüo, aangemerkt wordende, zoude wezen een ContraÜus Emptionis, Venditionis ex omni fua parte perfecttis atque abfolutus ; 95. Maar het zelve niet anders hebben konnen aanmerken , als maar voor een provifioneel Contract, op 't welk nog iets naders of meerders volgen moette, eer en bevorens het werkelyke Contract van Verkoop en Koop zelfs, zyn volkomen beflag hadde: 96". Want, offchoons wel dac zelve -Contract is in fcripturam geredigeert en wederzyds ondertekent, zo ftrekt egter die fcriptura maar alleen, om hinc inde te konnen bewyzen, dat er zodanen provifioneel Contract was ingegaan; En onder onder anderen ook zelfs mede, om te konnen proberen, dat daar by was gemaakt een beding , van dat 'er alnog twee aleensluydende Koop-Cedullen moeiten worden opgerigt en onderteekent, 97. In verbis nempe: Vervolglyk zullen na Land-Regte daar de goederen gelegen , twee aleensluydende Koop-Cedullen , volgens deze gemaakte Conditie, opgerigt en onderfchreven worden. 98. Hoedanen beding nogtans ganfch onnodig geweeft zyn zoude, in cas dat er toen ter tyd reets een ContraÜus ex omni parte perfeÜus atque abfolutus was -geweeft, 99. En^-hoedanen in fcripturam geredigeert beding, in effecte niets anders was, als eene in fcripturam geredigeerde Con- ven-  ende ADVERTISSEMENTEN. 10S ventie, van dat alnog het Contract zelvs eerft in fcripturam moeite worden geredigeert. Zoo dat het in dezen nog niet eens kan aankoomen op100» het poinct, of door het oprigten diens provilionelen Contracts, de tria fubftantiaïia emptionis venditionis , confenfus nempe , merx ac pretium, werklyk hebben geëxteert, of niet, waar van wel den Klager doorgaans fuftineert de affirmative, maar de Beklaagdens de negative fuftineren, door te zeggen, dat maar alleen het pretium is geweeft certum, maar dat de twee andere requifita neceffaria , merx nempe ac Confenfus , maar hebben geëxteert voor een gedeelte; dat is, Voor zoo veel als de Goederen in genere betreft, maar dat lor. die twee fubftantiaïia voor het overige gedeelte , dat is voor zoo veel de Goederen in fpecie, te weeten ten reguarde van eens ieders qualiteiten , zoo van luiten en Jatten, als anderzins aanbetreft, nog deftcieerden\ Etfi enim vel maxime tria hac fubftantiaïia adfint; atta-102. men ft inter contralientes convenerit, ui emptio venditio fcriptura conficiatur; Tune non aliter venditio é? emptio perfetca eft , quam fi 103. tjus inftrumenta fuerint confeEta atque a partibus fubferipta: Donec enim aliquid deeft ex his adhuc pcenitentia locus eft ,104. é? poteft emptor fub amijfwne arrharum a fe datarum , ab emptione , ac venditor reftituendo duplum arrharum acceptarum , a venditione, ac ft nihil arrharum nomine datum aut acceptum fit, uterque impune a ContraÜu recedere , princip. Inft. de empt. & vend. I. 17. C. de fid. inftrum. Parlador. rer. quotid. lib. 1. cap. 3. §. 3. n. 33. circa fin. Moetende in dezen loco arrharum verftrekken de termynen,i© ac prafuppojita faÜi veritate, van Advys wezen : &p  i'kde ADVERTISSEMENTEN. 117 Op de eerfte. vraege: Dat Lydia, halve Sufter van 's Moeders zyde van de Overledene Mavia, in leven Huysvrouw van Titius, tot de Nalatenfchap van gemelde Mavia de. naafte is, en dat uyt kragte van de Claufule van Retour, by de Huwelyks Voorwaarden tuffchen Titius en Mevia op den 15 Martii 1725. binnen Zutphen opgerigt, bedongen, voor Cajus én Sempronius, Germaine Neven van 's Vaders zyde van die zelve Mavia, geenerhande Retour tot poft pofitie van Lydia is te befluiten. Om dat volgens de Cafus Pofitie, het difpuit alhier niet isr. tuffchen de Bloedverwanten van Titius ter eenre , en die van Mavia ter anderen zyden , Maaralleen, en zelfs nog gedurende het leven van Titius,2, cujus itaque Hcereditas nondum eft, tuffchen de Bloetverwanten van de voor Overledene Mcevia onder zig; dat ook dezelve Cafus Pofitie niet meldt, dat 'er tuffchen deze Parthyen difpuit is over eenjg Retour, 't welk by voorige Huwelyks Voorwaarden tuffchen de Vader en Moeder, of ook tuffchen verdere Adfcendenten van Mavia opgerigt, moge]yk bedongen mogte wezen, waar van als zynde een Poincf. in facto beftaande , ik derhalven ook niets kan weten, en waar omtrent ik my overzulks ook niet. zal behoeven uit te laten , of en in hoe verre zig de kragt van zodane eerdere Pacta Antenuptialia, indien 'er die wezen mogten , tot Mcevia ofte der zeiver Haerediteit zoude konnen extenderen, of niet; En dat die Cafus Pofitio al mede niet vermeld , dat 'er by3„ . eenige dezer Parthyen , of in fpecie Mavia, concernerende Patia Dotalia, zoude wezen bedongen , ut decedentibus fine prole Liberis , Paterna Paternis ac Materna Bona Maternis Confanguineis cederent, 't welk in allen gevalle ook in deze nog geene confideratie meriteren , veel min eenige veranderinge zoude konnen maken: om dat, volgens de Cafus Pofitio. , Mavia is improlis overleden, en 'er gevolgelyk ook nog. P 3 iéts *  iig CONSULT AT IE N, ADVYSEN iets van haar goed is gedevolveert geweeft, of heeft kunnen devolveren op eenig Kind van haar, na welks doot, by manquement van Defcendenten , en in gevalle van zodanen laaft gemeld beding , de Quaeftie qucenam Paterna , quenam vero Materna bona talium Liberorum fint, allereerft zoude kunnen te pas koomen , maar niet ten reguarde van de Herediteit van Mcevia zelfs , ten aanzien van welke de -Cafus Pofitie niet vermeld , dat 'er zoo een Beding by eenige Huwelyks Voorwaarden is gemaakt; 4. Maar dat die Cafius Pofitie alleen vermeld van een Beding, by Huwelyks Voorwaarden tuffchen Titius en Mevia gemaakt, van dat in cafu fioluti per mortem iftius matrimonii absque Liberis, wederzyds aangebragte en aangeërvde goederen zullen retourneren in dien boezem, uit welke die zyn gefproten, edog winft en verlos ftaande Huwelyk te vallen , tusfche'n die beide Contrahenten half en half genoten en gedragen zal worden. 5. Hoedanen beding wel in genere includeert, en van dat effect is, dat in eodem cafu fioluti Matrimonii, 't zy dat de Man, of dat de Vrouw , zonder Kint 't eerfte affterft, de goederen door den Man ten Huwelyk aangebragt of fiante Matrimonio aangeërft, met en nevens de halffcheid van de winften ftaander Ehe gevallen , quoad dominium aan des Mans of zyner Erfgenamen zyde, ende de goederen, die door de Vrouw invoegen voorfchr. aangebragt en aangeërft zyn, met en nevens de andere halffcheid van zodane winften , aan de zyde van de Vrouw of haare Erfgenamen blyven retourneren, of koomen zullen, 6. Maar geenzints in fpecie, dat in dien zeiven gevalle, die van des Eerftoverlydenden Mans Vaders zyde heengekomene goederen, na zyns Vaders zyde, en zyne van 's Moeders zyde heengekomene effecten na de zyde van zyne Moeder zullen retourneren, of dat die van der Eerfloverlydender Vrouwen Vaders zyde heengekomene effecten , na de zyde van haren Vader, en hare van's Moeders zyde heengekomene  >nde ADVERTISSEMENTEN. 119 ne goederen , na de zyde van haar Moeder retourneren zullen. Welk laatfte of fpeciale , zonder of buiten een fpeciaal 7> beding van zulks, ommogelyk uit een generaal beding van reteur na die zyde, uit welke de goederen heengekomen zyn, niet profiueren kan: Om dat de Vaderlyke ende de Mocderlyke goederen, zoo wel van de Vrouw als van de Man , door de additie van de Vaderlyke en Moederlyke Herediteit door een ieder van de zelve gedaan , in een ieders Perzoon apart zodanig zyn geconfundeert, dat de een zo wel als de ander, niet meer des Mans ofte der Vrouwen Vaderlyke of Moederlyke , Tmaar des Mans ofte der Vrouwen eigene goederen , zyn geweeft. Hareditas et enim femel adita atque apprehenfa , definit effe%.Hareditas, êf confunditur cum patrimonie- Haredis, ac de ipfiius bonis propriis efficitur, Coler. de procejf. exec. part. 1. cap. 3. 72. 257. Dec. ad l. 62. ff. de reg. jut. n. 3. Ac junfta per aditionem ita eft cujusque , Viri nempe & uxo-g. ris Hcereditas , ut uniuscujusque Res Hareditaria non amplius Mariti aut Mulieiis Patris aut Matris, fed proprium Haredis , (five Maritus fit, five Uxor) Patrimonium fit, l. 10. §. 2. ff. de vuig. 6? pup. fubft. (f ad eam Gothofr. in not. Wefe'l de pact. datal. tract. 2. cap. 5. n. 4. Carpfov. decif. illujtr. part. 1. dec. 25. num. 4. & DD. ibid. alleg. Dat derhal ven in dezen ook, ten aanzien van dat tuffchen 10. Titius endë die daarna 't eerft en zonder Kind overledene Mavia bedongen retour , niet kan in confideratie komen , wie Mavia van haar Vaders, en wie haar van des Moeders zyde beftaat; Maar alleen wie des zelfs naaftbeftaande in den Bloede is,n„ zonder onderfcheid te maken , of zulks van haars Vaders, dan of het van harer Moeders zyde heenkomt. En dat volgens den alouden en aan niemant onbekenden 12. Gelderfchen Stok.Regul: De naafte in den Bloede, is de naa- fte  ï2o CONSULTATÏEN, AD VYSEN Jle tot den Goede: Even na in den Bloede, zyn even na tot den goede; Zonder dat in deze Provincie ook onderfcheit tuffchen heel en half Bedde of Zippe wordt gemaakt. 13. Zynde in dezen , daar volgens de 'Cafus Pofitie , Mavia geene Maegen in op of afftygender Linie nagelaaten heeft, de naafte in den Bloede der zeiver halve Zufter Lydia, als welke aan die zelve in fecundo gradu beftaan heeft, daar in tegendeel Cajus en Sempronius, ais zynde maar volle Neven van Mavia geweeft, zyn remotions en haar in quarto demum Gradu hebben beftaan. 14. En moetende daarom ook de Nalatenfchap van Mavia-, zonder onderfcheid wat van haars Vaders, of wat van haars Moeders zyde heen gekomen is, uit kragte des meei%emelden bedongenen retours retourneren en komen op Lydia, met totale Exclufie van Cajus en Sempronius : 15. Aangezien dat de Lant en Stadt Regten dézer Provincie, dusdanen onderfcheit niet komen te maaken ; I(j Maar in genere & absque ullo discrimine zeggen, dat by gebrek 'van de af en opftygende Linie, de naafte tot de Succeffie is, i7 En in de Zyd-Linie de allereerfte en naafte ftellen hcele ' en halve Broeders en Sufters , gefamentlyk en fonder onderfcheit tot gelyke deilinge; iS. Admitterende by die zelve alleenlyk vooroverledene Broeders en Sufters Kinderen , by reprafentatie in haars Vaders of Moeders plaatfe; I0 En zo lang als 'er een heele of halve Broeder of Suster of Kint van dezelve in leven is , alle andere Collaterale Maegen, tot zelfs des overledens Oomen en Moejen incluis, en gevolglyk nog te meer des zelfs volle Neven en Nigten, van de Succeffie uitfluitende: 20, Gelyk onder anderen te zien is, by het Stad-Regt van 'Zutpben tit. 31. art. 3, 4, 5, 6 en 7. Lant-Regt des Graaffchap Zutphen tit. 17. art. 3 6jf 4. Lant-Regt van Veluwe cap 31' art. 3) 4 & 5' Lant-Regt der 4 Boven-ampten des Quartiers van TSfym-  ende AD VE R TISSEMENTEN. isi Nymegen tit. 23 art. 11, 12 & 13. Lant-Regt van Thiel en Bommeler weerd cap. 24. art, 8, 9, 10 12. e;j 'i Stad-Regt van Zalt-Bommel cap. 22. arr. 8, 9, 10 &f 12. Welke drie laaltgemelde Statuten in fine dict. art. 11. ar?. 2T° 8. êr1 8. zelfs ook nog uitdrukkelyk daar by voegen deze woorden: En al mede zonder onderfcbeid, waar van daen de Goederen mogten gekomen zyn , en gevolglyk ook absque difcrimine inter defuncti bona Paterna ac Materna. Waar mede ook over een koomt de leere , niet alleen 22. van Wezel alleg. cap. 5. n. 2. 3. 6? 5. traderende: quod, fi pattis dotalibus cautum'fit, ut fi absque prole matrimonium disfolvatur, bona ad latus five gremium, unde venerunt, revertantur , ac ijle cafus poftea evenerit, fohtmmodo infpiciatur latus prcedefun£ti, ac quis in eo latere fit gradu proximus non vero- an defuncti bona a patris, an vero a matris ejus latere adv ener int, neque quis patri, quis vero matri defuntti, proximus fit, Adeo ut fi prcedefuntius reliquerit matrem ac patruum, fola2%. mater ei ex ifto patio fuccedat exclufo patruo, Heet defuntii bona ex latere patris ejus ipfi advenerint. Idque quia pactum illud potiffime tendit, ne utrimque allata 24. bona, occafione matrimonii ad alterum conjugem ejusque amicos tranfeant, nihil vero caveat, ad quem ex prcedefunEti latere, ea fint perventura, 'Concluderende overzulks , 'quod necefie fit, ut hoe nego-2^. tium componatur fecundum ■ Re gulas j ar is municipalis , quo mater, ut gradu proxima, exclufo Patruo, fuccedit filio, etiam in bonis ab Avo Paterno profeftis; Maar ook Matth. de Affiict. decif. 127. het zelve in fub- 26. flantia cjf ex eodem-fundamento pr-oximitatis leerende, En uyt dien hoofde deciderende, quod foror uterina ex fe- 27. cundo matrimonio , exclufis adgnatis foror is ex primo matris matrimonio, fuccedat forori uterince ex matrimonio priori nata, etiam in iis, quee ad Matrem a priori ejus Marito devenerant, II. Deel. ' Q ld.  122 CÜNSULTATIEN, ADVYSEN 28, Idque quia femper caufa proxima, non vzro remota, eft in/pi. cienda, ac id, quod a priori marito prius ad matrem, ac poftea a matre ad filiam ex primo thoro proceffit, ad eandem filiam refpeüu patris procefjït demwn ex . caufa remota, refpeftuvero matris ex caufa proxima. 29. Qiioniam nempe iftud ad eandem filiam devenerat non tanquam haredem fui patris ,. ex cujus bonis illud matri legitimo modo obvenerat, fed tanquam haredem matris, quce ex jufto titulo ejusdem dominium adquifterat. Op de tweede vraege: Dat Cajus en Sempronius nimmermeer, en gevolglyk ook nog binnen nog buytens Jaars, zyn bevoegt geweeft, om in qualiteit als Erfgenamen van Mavia te konnen of mogen van Titius als Weduwenaar en Erfuiter van Mavia eys. fchen exhibitie van Inventaris, ofte ook redres van overgegevenen Inventaris van den Boedel, door Mavia naargelaaten, 't zy dan zoo en als die ten tyde en ftonde als Mavia levende en doot was, ofte ook zoo als die tempor e petitionis Inventarii five poft annum ac diem fa£ta, is geweeft; 2. Aengezien dat, of fchoons wel Reghtens en byna aen niemant onbekent is-, quod editionem Inventarii, adeo]ue & jam editi reformationem, peter e pofifunt omnes, quorum revera intereft;, 2> Daar uyt egter a contrario van zelfs volgt, quod iftud peter e nequeant , omnes verum in ifta re interejfe non habentes. 3. Quod enim alicui convenit, id ejus oppofito feu contrario con-venire nequit, £•? quod operatur propofitum in propofito, id operatur oppofitum in oppofito : Cum contrariorum non eadem, fed contraria, fit difpofitio, Everbard. loc. legal. 19. ra. 7. 8 cif ir. . Dat by gevolge ook die geene , die nog Erfgenaam nog Mede-Erfgenaam is, ('t welk Cajus en Sempronius niet zyn) onmoogelyk kan bevoegt wezen , om tamquam hares aut co~ 1 hares 't een of 't ander van 't geene voorfchr. te konnen eis- fchen5  ende AD VERTISSEMENTEN. 123 fchen , 't zy dan van den Erfuiter binnen den tyd der te doene Erfuitinge , of van den Erfgenaam na reets aan den zeiven gedane Erfuitinge, veel weiniger van den gewezenen Erfuiter, die reets de werkelyke Erfuitinge aan den Erfgenaam gedaan heeft , cujusque adeo officium jam eftfinitum, En zulks popter defeïtum affumpta qualitatis iftius, qua fola5> eft unicum tctius petitionis fundamentum , ac qua qualitate deficiënte , Cajus & Sempronius nulium ut haredes Mevia pojfunt habere interefife. Dat het er derhal ven in dezen ook nog niet eens op aan d kan koomen, of Cajus en Sempronius haren by de Cafus Pofitie ende derzelver vragen gedanen Eifch , binnen jaar en dag poft obitum Mavia of allereerft poft lapfum iftius anni ac diei, hebben geïnfinueert: Om dat het defect van haare qualiteit van Erfgenaamen,?° veroorzaakt, dat zy nimmermeer, en by gevolge ook al immer zo min intra trientem faculi, als intra annitm ac diem, zodanen Eifch tanquam haredes konnen doen , En dat het onderfcheid inter lapfum anni ó? diei, ac lap-%, fum trientis faculi, ten dezen opzigte meer concerneert het onderfcheid inter Petitorium ac Pofifefforium, als wel eigentlyk eenen perfonelen Eifch tot exhibitie of redres van eenen inventaris, waar omtrent het er maaralleen op aankoomt, an aÜor ea qualitate qua agit vel quam ajfumfit, adverfus eum contra quem agit, verum ejusdem rei interefife habeat, nee ne, Adeo ut fi absque interefife agat: five id intra, five poft elap-^. fum annum ac diem fiaciat, fe7nper caufa cadere debeat: Cum nullo exiftente intereffe, non audiatur agens, /. J. ft. de appellat, recip. & ad eam Mornac. Barbof. in kc. commun. Lit. 1. §.5. n. 29. £f ibid. allegg. Dat ook, of fchoons wel de Statuten in dezen Furftendom IO, en Graaffchap vigerende , en daar onder in fpecie het StadRegt van Zutphen tit. 7. art. 5 & 9. Land Regt des Graaffchap Zutphen tit. 3. art. 5 & 6. en''t Lund-Regt van Veluwe cap. Q 2 34-  124 CONSULTATIEN, ADVYSEN 34. art. 5 & 7. koomen te zeggen , dat eenen Erfuiter ge houden is, op gezinnen van de Erfgenamen over te geven Inventaris van den Boedel, zoo als die geweeft is ten tyde, als de Verftorvene levende en doot was, en dat, in cas den Erfuiter , voor dato van de exhibitie van Inventaris koomt af te fterven, als dan des zelfs Erfgenaam gehouden is, zulks na zyne befte kenniftè en weetenfchap te doen; 11. Daar uit nogtans a contrario insgelyks volgt, dat die geene, die geen Erfgenaam of Mede-Erfgenaam is , nimmermeer, en gevolgelyk ook zoo min intra trientem fiaculi, als intra annum ac diem, is bevoegt, om van den Erfuiter of des zelfs Erfgenaam , 't een of 't ander van zulks tanquam Hares aut Cokeres te mogen vorderen: Cum inclufio unius fit alterius fi. ve reliquorum exclufio, l. 12. 6? I. 58. ff. de Judic. I. 21. C. de procur. cap. 5. x. de prcefiumpt. Mantic. decif. 91. n, 4. Wefienb. part. 1. confil. 25. n. 5. & confi. 50. n. 27. ac part. 2. ccnfi. 93. n. 34. 32. Uit al 't welk dan ook van zelfs proflueert: dat Titius nooit is verpligt geweeft, om aan Cajus en Sempronius als preetenfe Erfgenamen van Mavia , te moeten doen extraditie van Inventaris des Boedels, door Mavia naargelaten;, 13. En gevolglyk ook niet om zyne aan haar evens wel nog ' geëxtradeerde Specificatie of ftaat des Boedels , zoo als die tempore petiti poft annum ac diem Inventarii geweeft is, op haar lieder gezinnen te moeten redrefferen in dier voegen, als die ten tyde, als Mavia levende en dood was, is geweeft : Doordien hy de exhibitie van zoodanen ftaat of Specifi34'catie aan haar lieden , qui haredes Mavia effe non poffunt9 adeoque verum tanquam Haredes interefife nullum habent, gefchied , heeft gedaan uit eene enkle toegeventheid en zonder eenige verpligtinge , en zulks, indien hy gewilt hadde, inpune hadde konnen en mogen nalaten, En overzulks ook al immer zoo min geöbligeert is, om 5'op haar lieder gezinnen nog meerder, als hy reeds vry willig  eude ADVERTISSEME.NTEN. ms lig ac nullo jure cogente gedaan heeft, te moeten prefteren, als iemant, die aan een ander ex mera liberalitate eens iets gegeven ofte vereert heeft, door den zeiven daarna genootzaakt kan of mag worden, om hem nog meerder te moe^ ten geven , centra Regulam, .Nemo liberaüs ejje cogitur. Waartoe ook Titius in dezen nog des te minder verpligt16. is, om dat hy haar lieden, door zyne gedaane exhibitie des voorfchr: ftaats of Specificatie, zelvs nog in geenen deele tanquam Hare des aut verum interejje habentes heeft erkent, Maar in tegendeel, volgens de pofitie, circa finem van de 17. derde vraege der Cafus Pofitie gemaakt, zig zoo by iterative Actens, als by die Specificatie des Boedels zelve, exprefie . heeft gereferveert, van zig zeiven , ofte ook Lydia als de regte Erfgename ab inteflato, daar door, of door de overgifte van die Specificatie, nog direct, nog indirect te willen praejudiceren, Hoedane gereïtereerde referve , in hoe cafu\ daar heti$„ overgeven of niet overgeven van eenen ftaat of Specificatie des Boedels van Mavia aan Cajus en Sempronius, qui Mavia haredes effie nequeunt a mera voluntate ac libero fatïo van Titius dependeerde, niet als eene protefiatio actui contrarid, adeoque non relevans, kan worden aangemerkt, maar in të- gendeel is eene protefiatio compatibilis ac relevans: Non eft enim protefiatio fdtïo contraria , fed dicitur compa' tibilis & relevans turn, cum verfamur in fatto dependente a voluntate & facto protefiantis, Bart. ad leg. 8. §. 6. ff. de nov. op. nunt. n. 17. Barbos. Lit. P. §. 11. n. 70. in mei, . ac fin. êf ibid. alleg. Op de derde vraege: ■ Dat Cajus en Sempronius insgelyks nimmermeer, en ge Exceptie (inter Peremptoriam enumerata') qua dtcitur, Acton jus agendi non competere, aut fi ipfi quidem Actio competat, eam tarnen remn non tenere : Utroque enim cafu Reus excipiendo dicere poteft: Quantum ad Aclorem pertinet liberas ades habeo , Zanger, de except. part. 3. cat>. 20. & DD. ibid. num. 2. allegg. Dat dit alles nog des te meer aangaan en vooral flantgry-^° pen moet alnu , nu namentlyk volgens de pofitien, by de tweede en derde vraegen der Cafus Pofitie gemaakt, Cajus en Sempronius haren Eyfch van exhibitie en redres van Inventaris, voorts fchiftinge , fcheydinge en deelinge des Boedels, door Mavia nagelaten , tegen Titius als derzelver Erfuiter allereerft gedaan hebben, na dat niet alleen Mavia reets al over Jaar en dag dood geweeft was, maar ook na dat immiddels Titius albereits eene fchiftinge , fcheydinge en deelinge diens Boedels , met Lydia hadde gemaakt: 8. Want, offchoons wel Cajus en Sempronius alhier tegen Titius niet ageren by Inleydinge in het Sterfhuis van Mavia, Zoo is nogtans het inftitueren van Aólie , 't zy perfoneel^of reëel, tegens iemant in qualiteit als Erfuitter, in der daad niet anders, als eene fequele van en' gefundeert op het Erfhuis-Regt , als volgens 't welk een yeder , die tegens den Erfuiter als Erfuiter ageren wil, zyne Aólie binnen den tyd der toekomftige Erfuittinge; en zulks in fiolidum en niet pro  1^8 CONSULTATIEN, ADVYSEN. pro quota, moet inftitueren , Lantr. der Graaffch. Zutph. tit. 3. art. 5. in fin. 10. Van welk Er£huis-Regt den ordinairen tyd Lant en StadRegten is Jaar en dag, dat is een Jaar, zes weken en drie dagen poft mortem defunüi, Lantr. dict. tit. 3. art. 3. Stadtr. .van Zutph. tit. 5. art. 1. Lantr. van Vel. cap. 33. art. 1. Lantr. der vier Boven-Ampt. des Quart. van Nym. tit. 5. art. 6 é? 7- 11. Dat hier van Cajus en Sempronius niet hebben konnen, ' immers niet hebben mogen , ignorant wezen : Cum jura ig- norare, nemini permiffum fit, l. 2. I. ro. (f i. 12. C ac l. 9. ff. de jur. af faEt. ign, V. 29. §. i. ff. mand. l. n. §. 4. ff. de Mis qui not. inf. I. 10. ff. de bonor.poff. I2 Dat zy derhal ven, willende fuftineren , uyt hoofde van 'bedongen retour, Erfgenamen van Mcevia te wezen, zig binnen den tyd der te doene Erfuitinge hadden opdoen, en zig van het middel van Erfhuys-inleydinge bedienen konnen , dog zulks na verloop van Jaar en dag niet konnen doen, maar haar gefuftineert regt, om voor Erfgenamen van Mcevia verklaart te worden, by eenen behoorlyken IngangRegtens moeten inftitueren ter plaatfe, daar de Goederen ge. legen zyn, ofte de zaake na derzelver natuure gehoord, gelyk die zoo even geallegeerde artikelen Lant en.Stad-Regiens, notoir koomen uyt te dragen; Maar geenzins met omiffie van zulks een en ander , na reets door Titius ah Erfuitter met Lydia zig alleen als Erfgename van Mcevia opdoende, gemaakte fchiftinge, fcheyainge en deelinge , en aldus aan die zelve bereits werklyk gedaane Erfuitinge, veel min na verloop van Jaar en dag, hebben moogen van den gewefenen Erfuiter eyfïchen exhibitie of redres van.Inventaris, ofte ook fchiftinge, fcheydinge en deelinge : Want, of fchoons wel het Erfuiterfchap-, tam tacite quam r^'exprejfe kan worden ultra annum ac diem gecontinueert, 't welk veeltyds gefchied , wanneer namentlyk den Erfuiter en-  ende ADVERTTSSEMENTEN. 129 ende den Erfgenaam ofte de Erfgenamen het binnen jaar en dag over de fchiftinge, fcheidinge en deelinge, niet onderling konnen eens worden; Zoo is zulks in dezen nogtans niet gefchiet , nogte ook ^ nodig geweeft, dewyl den Erfuiter ende de Erfgenamen het over de fchiftinge, fcheidinge en deelinge, in tyds met malkanderen eens wierden. En is het zelvs ook in geenen deele noodzaaklyk , dat1^* iemant, die Erfuiter is, een Jaar, zes-weeken en drie dagen lang Erfuiter zoude moeten blyven, en dat zoo lang toe altoos de Actiën tegens hem als Erfuiter gcïnltitueert zouden konnen worden: Doordien het ftellen van eenen tyd van Jaar en Dag, by de 17' Land- en Stad-Regten gedaan, den Erfuiter geenzins belet, om de Erfuitinge, indien hy het daar over met den Erfgenaam zoo vroeg eens worden kan, verre binnens Jaars, ja zelvs met of binnen de eerfte zes wecken te doen, En zoo ras als hy de* werkelyke Erfuitinge gedaan heeft, 18. is hy jam functus officio, en aanftonts Erfuiter af; |[ In voegen dat als dan, five poji finitum officium, geener-io. hande Actiën meer tegens hem als Erfuiter konnen worden geïnftitueert, al dat hy, (waar van nogtans de Cafus Pofitie ten aanzien van Titius niets meldt) zelfs in de Erfgoederen was gelyftogtigt : Cum ufufruftuarius nulfurn rei fruftuarice \ dominium habeat, ideoque eam non fiibi ipfi , fed fioli proprietario, poffideat, ctque ac conductor aut inquilinus rem conduStam non fibij fed locatori poffidet, juxta notoria, Maar dat, na reets gedaane Erfuitinge, alle paffive Actiën 2o,, tot de Erffeniife of Erfgoederen tenderende of fpeéterende , moeten worden geïnftitueert tegens den gewezenen Erfge- j naam, aan welken de Erfuitinge is -gefchied, en welken, door het accepteren van de Erfuitinge , in des Erfuiters plaats is koomen te ftaan, en daar door den zeiven van allen laft van het Erfuiterfchap heeft ontflagen en gelibereert • • II. Deel. R Dat  i3o CONSULT ATI EN, ADVYSEN. 21. Dat derhalven ook Cajus en Sempronius, na verloop vaa Jaar en dag, en na door Titius reets aan Lydia gedaane Erfuitinge, al immer zoo min toe exhibitie of redres van Inventaris, voorts fchiftinge, fcheidinge en deelinge , als tot bekoominge van verklaringe , dat zy lieden zouden Erfgenamen van-Mcevia wezen, eenigerhande Actie tegens den gewezenen Erfuiter Titius heeft konnen competeren; 22. Maar zy lieden haare uyt hoofde van bedongen retour gefultineerde Actie of Actiën, by eenen behoorhyken Ingang-Regtens, in conformite van de voorgemelde articuien Lant en Stad-Regtens, moeten inftitueren tegen Lydia, welke als gefuftineerde eenigfte Erfgename van Mcevia, zig door derzelver Erfuiter de werkelyke Erfuitinge heeft laaten doen , en overzulks dè eenigfte Bczitterfche van die Erffenifle ende de Erfgoederen van Msevia is:. tg. Want Titius, zoo lang als Cajus en Sempronius hem niet gerigtelyk aanfpraken, de Erfuitinge fecuur en geruft heeft konnen en mogen doen aan Lydia, als de naafte in den Bloede van Mcevia zynde : 24. Doordien hy niet vermogte te ignoreren, dat de Land en Stad-Regten Hameren, dat altoos de naafte in den Bloede is de naafte in den Goede, en dat 'er quoad fucceffienem ab inteftato, geen onderfcheid tuffchen heele en halve Broeders en Zufters mag worden gemaakt. ^ Na welke dispofitie Lant en Stad-Regtens hy zig derbalven ook heeft moogen, en zoo lang als hem Cajus en Sempronius niet judicialiter aanfpraken, zig ook ftiptelyk heeft moeten reguleren , zonder zig zeiven daar van, uit hoofde van de Huwelyks Voorwaarden, tuffchen hem en zyne Vrouw opgerigt, te konnen dispenferen r 26. Aangezien die Voorwaarden niet contineren een fpeciaal beding, van dat, in cas, van diffolutie des Huwelyks zonder Kind na te laaten , de Goederen van der conthoralen of een van beyder Vaders zyde haar aangekomen, na de zyde van dien Vader of deszelfs vrienden, of die haar van zyne of. haa-  ende ADVERT1SSEMENTEN. 131 haare Moeder aangekoomene Goederen , na dier Moeders ofte derzelver vrienden zyde, zouden moeten retourneren, of iets diergelyks in fubflantie, Maar alleenlyk een generaal beding, van dat in den zel.27. ven gevalle, des eerft-overledens aangebragte en aanbeftorvene Goederen na die zyde, of na dien boefem ('t welk, vermits men alhier niet in fpeciali ac fingulari materia DykRegtens, of van verlatene dyken verfeert, in dezen gelyk ook ordinarie , een en 't zelve is) van welke die heengekoomen zyn , zullen keeren, of diergelyks in fubflantie, En overzulks ook maar alleen een generaal onderfcheit2S. tuffchen de zyde of boefem van de eerfl-overlydende, ende de zyde of boefem van de langfl-levende, maar geenfins een fpeciaal onderfcheid tuffen de zyde of boefem van der eerfl-overlydendes Vader ende de zyde of boefem van deszelvs ofte derzelver Moeder, koomen temaaken; Te meer, doordien wederzyds vaderlyke en moederlyke20. Goederen , per aditionem door een ieder van de conthoralen gedaan, in eens ieders perfone van haar zoodanig zyn geconfundeert, dat 'er geenen vaderlyken of moederlyken boefem van haar lieden meer is gebleven , maar die aan eens ieders conthoraals zyde per eandem aditionem zyn geworden een eenigen boefem van ieder der conthoralen zelfs: Cum femper caufa proxima, non vero remota, fit infpicienda, gelyk hier voor op de eerfte vraege reets aangetoont is. Ik hebbe, ten aanzien van den Ingang-Regtens, door Ca-30. jus en Sempronius tegens Lydia te gebruyken, maar alleen in generale termen van eenen behoorlyken Ingang-Regtens . gefprooken: Om dat het my in dezen niet toeflaat, dien Ingang alhier3i. eigentlyk of fpeciaal te konnen fixeren: Zoo, om dat ik niet weeten kan , of zy ipfam hceredita-~„ tis petitionem , waar toe eigentlyk en alleen de inleydinge3 * * loco rei fit* Haat, of eenige andere, en moogelyk wel R 2 meer  rgï CONSULTATIEN, ADVYSEN meer perfoneele A6lie, tegen Lydia, en waar of voor wat relfort van Juftitie zy die mogten willen inftitueren , Als, om dat de Cafus Pofitie niet meldt, en ik derhalve» 33'insgelyks niet weeten kan, waar of onder wat Jurisdictie of Jurisdictiën, Lydia, Cajus en Sempronius woonagcig, ende de Goederen, door Mcevia naargelaten, gelegen, en van wat nature die zelve zyn. Welk een en ander nogtans ten aanzien van eenen te ge24,bruikenen Ingang van Regten, in verfcheidene opzigten een zeer groot onderfcheid of veranderinge kan veroorzaken. En laajlelyk op de vierde vraege: Dat Lydia , zig pro interefife met Titius in lite gevoegt hebbende, aldaar zoo wel ten aanzien van de Exceptien, die Titius geproponeert heeft of proponeren mogte, als ten reguarde van zyne defenfie ten principalen , Gevoegde is, en dat, in cas Cajus en Sempronius als gefüftineerde Erfgenamen van Mcevia, alnog A&ie tegens Lydia mogten koo. men te inftitueren , Lydia daar tegens -pro re nata zoude konnen Exceptie competeren, na maate dat die Actie ende derzelver Ingang-Regtens en dien daar by gedaanen Eifch mogten wezen, en door zoodaane Aanleggeren worden behandelt, voorts dat Titius en Lydia gezamender hant of conjunïtim, in de tegenswoordige door Cajus en Sempronius tegens Titius als Erfuiter gemoveerde procedure, tegen haar lieden competeert de exceptio prcejudicii: Om dat, voor zoo veel als het eerfte Lidt van deze op '^eene tweeleedige vraege gedaane drieleedige Antwoord betreft , iemand, die zig met of by eene van de twiftende parthyen wil in den proceife voegen, zulks kan doen in qualibet parte litis, ê? non folum ante fed & poft litem conteftatam, nee non poft conclufionem in caufia , imo (f poft latam fententiam, fi ab ea appellatum fuerit, poftea in procefifu Appellations, Voet. ad .tit. ff. de judic. w. 36, Berlich. part. 1. concL  ende AÖVERTISSEMENTEN. i33 concl. 35. n. 18, 19, 20, 21, 22 ê? 28. Carpzov. def.for. part. 1. co«y?. 3. de/*. 30. n. 4. 5 rjf 6. En ten dien eynde niet anders te doen heeft, quam ut2.. fummarie faltem doceat, fe verum interejfe in caufa ejus, cui fe adjungit, habere , quo interejfe nuilo exijlente cccteroqu'm, ip~ Jius adjunclio, fi pars adverfa iftud petat, a judice non admitti fied rejici deberet, Voet. ibid. n. 37. Berlich. alleg.loc.n. 48 49. Carpz. zfo'd. n. 9 6? 10. Rebuff. ad Conft. Reg. torn. 3. tract. de adjunct, glojf. 1. «. 9. éf brf. 2. g/. «w ». r, 3- 6f 5- Quod interefife confiftit in eo, quod adjungens eandem cum eo,%, cui fe jungit, habeat iitigandi caifam, eademqtie media, non vero feparatum jus a jure ejus, cui fie in lite fiociare ac cujus iiti adfiftere cupit, Voet. dict. n. 37. Berlich. dict. loc. n.. 51- 53 6? 54- Quodque porro neceffie eft, utfiefie alteri in lite jungens ,' cau-4-i-fam fufcipiat litemque ingrediatur in eo ftatu, im quo illam invenit tune cum ad judicium accedit, ideoque ex fiuo capite Jive fieparatim a principali, id eft eo quorum fe junxit, neque judicem dtclinare neque nova fatta allegare queat, nee aliquid facere queat nee ipfie principalis potejt, Voet. ibid. n. 38. Berlich. alleg. loc. n. 57 £f 58. Fab. in Cod. Sab. lib. 3. tit. 1. defi. 7. Rejsuff. alleg. glojf. 1. n. 14. £?, diEt. gl. un. n. 11 êf 12. Uyt al het welke dan vari zelfs volgt , dat iemant, die 5. zig eens ratione fiui interejfe by een ander in lite gevoegt' heeft, naderhant ten aanzien van die daar inne voorvallende exceptien , geene nieuwe of nadere voeginge behoevt te doen , maar zoo wel in exceptivis, als in caufa principali, Gevoegde is en biyft: Cum adjuntii officium finiatur cum officio principalis-Rebuff. alleg. n. 11. Waar van de reden is, quod per adjunctionem , atior five $ reus cajus caufice five liti fe alter adjungit, a lite non eximitur, fed ea non obfiante, ad finem usque in lite permanere debet, ac principalis litigator manet, adjungens vero pars folummodo. R 3. éc-  r34 CONSULTATIEN, ADVYSEN accejferla eft, qui ideo ei/m, cui fe junxti , in omnibus fequi debet, ficuti accejforium femper fequitur fuum principale; f. En waar inne beftaat het gantfche onderfcheid tuffchen eene voeginge en eene interventie : Cum is, qui pro altera in lite intervenit, ejus litem in fe ipfum transferat, illumque a lite eximat ac plane excludat, adeoque fiat pars principalis, atque ideo ex fiuo five proprio capite, tam agende, quam defendendo, excipiendo , appellando , profiequendo &c., pojfiit fiacere ömnia, qua is, pro quo intervenit, fiacere potuiffet, fi pro eo interventum non efifet, fed ipfie in lite manfiffet, Voet. ibid. n. 34 6? 35- Berlich. alleg. concl. 43. n. 2. 3. 28. 32. 35. 58. 60. 61. & 63. Carpz. dict. def. 30. n. 1. 2. 3. & 4. Rebuff. di£t. nt 11. circa fin. 8. Dat, voor zoo veel wyders het tweede en derde lidt van de antwoord op de laatfte vraege betreft , het eene zaake is die geene adftructiè nodig hebben kan, dat aan Lydia, wanneer Cajus en Sempronius tegens haar eenige Actie inftitueren mogten , daar tegens pro re nata kan competeren Exceptie, n. Welke, vermits het my, als niet weeten konnende, qua ' Atiione , ex quibus mediis , quando, coram quo judicio, ac quo juris introitu, zy lieden mogten willen goedvinden, hierna te ageren, derhalven onmoogelyk is, alhier fpecialyk of alle te konnen fixeren , ia. Zoo kan ik, als de futura demum voluntate ac futuro fatto alterius, juftam ignorantiam hebbende, ten reguarde van toekomftige procedures voor als nog maar alleen in genere, hoewel ten opzigte van de tegenswoordige procedure reets in fpecie, het hier volgende zeggen : £I imo. Dat, indien Cajus en Sempronius haare gefuftineerde 'Actie elders, als coram competenti, inftitueren mogten, Lydia daar tegens zoude competeren de declinatoire exceptie incompetentis judicis en van Renvoy ad competentem. j, 2do. Dat, in cas zylieden wel coram competenti, maarniet * met  ende AD VERTISSEMENTEN. 135 met den behoorlyken Ingang van Regte tot het inftitueren van die haare Actie ftaande ageren mogten , alsdan Lydia tegen haar competeren zal de diïatoire exceptie informilitatis & eo modo , quo agitur , male agitur. 3*10. Dat, indien de zelve wel by den behoorlyken in-13 gang Regtens en coram judico 'vere Competenti , edog niet vroeg genoeg , maar allereerft poft lapfum prcefcriptionis tempus, mogten koomen te ageren , alsdan de peremptoire exceptie van prtefcriptie , aan Lydia tigens haar zal competeren. 't Welk alle drie zyn poinéten zoo notoir, dat insge-!4< lyks geene de minfte adftructiè nodig hebben konnen. 4*0. Dat , indien Cajus en Sempronius, als gefuftineerde 15, Erfgenamen van Mcevia, of fchoon wel intra tempora preefcriptionis , item vero ac re£to juris introitu, nee non coram judice competenti, egter met omiffie van zig eerft en vooraf per legitimos juris tramites ac juris ordine obftrvato , per jent entiam judicis in ifta re competentis voor Erfgenamen van Mcevia te hebben laaten verkiaaren , met omiffie van zulks maar flegs tot exhibitie of redres van inventaris, en tot fchiftinge, fcheydinge en deelinge van den Boedel van Mcevia, (gelyk zy alnu tegen Titius gedaan hebben) ofte ook uyt den voorfch. hoofde of geaffirmeerde qualiteyt tot iets anders , 't welk niet tot prteallable bekoominge des voorfch. declaratoirs tendeert, tegen Lydia mogten koomen te ageren,, Alsdan Leydia haar daar tegens met regt zal konnen i6\ objicieren de diïatoire exceptie van prejudicie, gelyk zoo aanftonts by de adftructiè van het vyfde poinct, te gelyk mede zal worden daar gedaan. En 5to. Dat Titius en Lydia alnu comjunüim ook tegen ï7 Gajus en Sempronius, in der zeiver tegenswoordige procedure, proponeren die zelve exceptie. Aangefien dat die Exceptie ten defen opfigte gefundeertiX is op dat eenigfte middel, dat Cajus en Sempronius zig nog,  136* CONSULT A TIEN 3 ADVYSEN nog nooit door eene regtlyke Sententie hebben doen voor Erfgenaamen verklaaren, 19, En overzulks de tegensvvoordige procedure, ex uno eodemque jure ac medio, zoo wel voor Titius als voor Lydia, en zoo wel voor Lydia als voor Titius, een merklyke prejudicie koomt na zig te liepen, voor Titius, om dat het hem, na reets door hem, binnen den tyt van te doene erfuyttinge met de naafte in den Bloede van de Overledene, gemaakte fchiftinge, fcheydinge en deelinge', en aldus aan die felve werklyk gedaane Erfuytinge, ten hoogften prejudiciabel wezen zoude, indien hy uyt hoofde van eene naa dato , en allereerft naa verloop van jaar en dag, door Cajus en Sempronius tegen hem geinftitueerde procedure, nog van nieuws weer met die geene , die zig nog nooit voor Erfgenamen hebben doen verklaaren , en die te bevorens hem nooyt gerigtelyk aangefprooken hebben, poft jam finitumfiium execu- ■ toris officium nog zoude moeten eene fchiftinge fcheydinge .en deelinge van die felve Erffenilfe, die doorhem reets geuyttet is, en van welke hy derhalven geënerhande poftëffie meer heeft maaken of ingaan, en alsdus aan de zoodaane nog Erfuyttinge, en ten dien eynde exhibitie of redres van Inventaris, moeten doen; En voor Lydia, om dat het haar insgelyks ten uyterften " ' prejudiciabil zoude wezen, wanneer zy uyt hoofde van eene door die geenen, die nog nimmermeer Erfgenaamen verklaart zyn , tegens een derden, die geen Erfuyter meer is, poft annum ac diem, en naa reets gedaane Erfuytinge, allereerft geinftitueerde procedure, zoude moeten abandonneren de poffeffie van eene Erffeniffe, die al voor dato van die procedure aan haar als naafte in den Bloede is geuytet, en dulden moeten, dat die derde met de zoodaane eene fchiftinge, fcheidinge en deelinge van die zelve Erffeniffe maakte, en daar van aan haar lieden Erfuitinge dede , ende ten dien eynde aan haar exhibitie of redres van Inventaris prsefteerde.; Waar-  ende AD VERTISSEMENTEN. 137 Waarom dan oók niet alleen Titius, in ct>s Cajus enSe?n-2i, pronius by tyds, dat is intra annum ac diem, en voor dato van de door hem mat Lydia ingegaane fchiftinge, fcheydinge en deelinge, en aldus terwyl hy nog werkelyk Erfuyter was, tegens hem tot exhibitie of redres van Inventaris, voorts fchiftinge, fcheydinge en deelinge , gecontendeert hadden, Alleen en uyt eygenen hoofde, dat is in zyne toen22. ter tyd nog eygene qualiteit van Erfuiter, bevoegt zoude geweeft zyn , om aan haar lieden de voorfchr. exceptie van prasjudicie te objicieren , Maar ook Lydia nu , na reets aan haar gedaane Erfuitin-23» ge, zoo lang als Cajus en Sempronius zig niet perfententiam hebben Erfgenamen laten verklaren, in cas zy lieden alnogh zoodanen of diergelyken Eyfch , als zy reets tegen Titius gedaan hebben , tegens haar mogten koomen te inftitueren, Daar tegens insgelyks alleen en uyt eygenen hoofde die 24. zelve exceptie zoude vermogen te proponeren; Zoo wel als Titius en Lydia alnu in de tegenswoordige2„ procedure, zulks als Gedaagde en Gevoegde parthye, conjunëtis manibus vermogen te doen, en Lydia, in cas zy in die zelve voor Titius werkelyk geintervenieert hadde, zulks daar inne alleen en uyt eygenen hoofde hadde konnen doen. Waar tegens niet obftcren kan, dat Titius, als, na reets gedaane Erfuytinge, geen Erfuyter van Mavia meer wezende, en overzulks over derzelver hterediteit, als welke, ter oorzake die door hem gedaane Erfuytinge, onder de directie van Lydia geraakt zyn, de directie niet meer hebbende , alnu niet meer zoude bevoegt wezen, om aan Cajus en Sempronius in de tegenswoordige procedure, als Gedaagde en Verweerder alleen en uyt eygenen hoofde excipienda te objicieren het middel: Ne in ea re, qua de agitur, pra* judicium ifti hareditati fiat, ervintelyk in l. 1. §. 1. ff. ■ fam. ere. H. Deel S En  i-38 CONSULTATIEN, ADVYSEN 27' En dat Lydia voor Titius niet geintetvenieert, maar zig alleenlyk met den zeiven in lite gevoegt heeft, en hem aldus principale parthye in den proceffe heeft doen blyven, en zelfs maar accelfoire parthye daar in is geworden: 28. x Aangezien dat zulks in geenen deele wegneemt, dat de tegenswoordige proceduure, zoo lang als de Impetranten of Aanleggeren zig nog niet prseallablement per judicis SentenHam hebben doen Erfgenamen verklaren, zoo wel voor de Gedaagde en principale als voor de Gevoegde en accelfoire parthye, idque non ex diverfo fed ex uno eodemque jure atque ex iisdem mediis , een gantfch merkelyk praejudicie na.zig fleept; 29. Nogte ook dat zoo wel de een, als de ander van die beide, hier by een verum interejfe, ac eandem litigandi caufamt is hebbende. 30. In hoedanen val zy dat geene, 't welk de een of de ander van haar mooglyk al niet apart of alleen doen konnen mogte, door middel van zoodane voeginge, als in dezen, waar door het Regt van de eene, die de ander cafu quo zoude moeten indemniferen, aan de ander, die als dan geindemnifeert zoude moeten worden, koomt te worden medegedeelt en in zoo verre werklyk op hem overgaat, met haar beide gezamentlyk ac conjuntlis viribus konnen doen, oj, Propter interejfe nempe, quod quilibet eorum in eadem caufa habet, quia ifta prcejudicialis exeptio, ab utroque in Uno eodemque jure atque ex iisdem mediis fundatur , 32. Qualia bic concurrentia requifita, funt omnia acfola ea, quce quoad adjunctionem , atque poft eam a principali ejusque aijunclo, tam in exceptivis quam in caufa principali, conjunttim faciendam defenfionem, funt infpicienda, uti ex jam ante quoad materiam adjuniiionis deduclis innotefcit. 33. Dat nu de exceptio prcejudicii tegens Cajus en Sempronius, zoo lang als zy zig niet eerlf en vooraf, per legitimos juris tramiteS) per Sententiam judicis declaratoriam voor Erfgenamen  ende A D VERTIS SEMEN TEN. 139 men van Mavia hebben doen verklaren , tot exhibitie of redres van Inventaris , ofte ook tot fchiftinge, fcheydinge en deelinge van derzelver nalatenfchap agerende , tegens haar in tali lite aan haare tegenparthye competeert, zulks conffeert hier uyt: Dat Cajus en Sempronius wel pro fundamento vel quafi-actio- 34. nis fua poferen , en pro lubitu tragten te prasfupponeren, dat zy zouden zyn Erfgenaamen van Mavia, Edog dat haar lieder tegenparthye haar zulks nooit heeft35. willen geftendigen , maar in tegendeel het zelve rond uyt contradiceert, En dat zy lieden nog nimmermeer in de poffeffie van den 36. Boedel van Mavia zyn geweeft , maar dat de polfeffie daar van is by Lydia. Dat ook de Qua?ftie, iitrnm Cajus en Sempronius haredes 37, Mavia fint, nee ne, is eene caufa major, als de Quasftie, utrum haredi Inventarium edi aut hareditas exhiberi aut reftitui debeat, nee ne: Want het laatftgemelde is eenpoinét, welks affirmative ge-35. nerhande hcefitatie kan meriteren, maar onwrikbaar vaft ftaat, Edog het eerftgemelde niet; omtrent het welk in tegendeel 39* vaft ftaat, quod nemo alteri tanquam haredi, Inventarium aut hareditatem exhibere aut rejiituere cogatur, qui hares non ejl, vel quem haredem ejfe nondum conftat. Dat daarom ook de Quteftie, of iemant, die fuftineert40. Erfgenaam te wezen, edog daar in contradictie lydt en buyten de poffeffie van de hasrediteit is , in der daad Erfgenaam is , of niet eerft en vooraf fuo loco gedisputeert en gedecideert moet worden, eer en bevorens de Qujeftie, of aan hem als gefuftineerden Erfgenaam, Inventaris gelevert en met hem den Boedel gefchift en gedeelt moet worden, of niet, kan worden gediscutieert, Ne fcüicet majori caufa per minorem fiat prajudicium, ZOO41. als ontegenfpreeklyk gefchieden zoude, in caszoodanen AanS 2 leg-  i4o C O NS ULTATIEN, ADVYSEN. legger in minori caufa zynen gedanen Eyfch kwame te worden geadjudiceert, ^2< Om waar van het pericul (öf houfard. Nam fententias ju'dicum inter cafus fortuitos connumerat Carpzovius def: for. part. i. conft. 26. def. 21. cif in proceff. jur. tit. 17.) in tali minori caufa, qua majori prcejudicimn adferre poffet, niet genootzaakt te worden , te moeten ondergaan, de Regten daar tegens de verweerende parthyen in zodane zaken hebben aan de hant gegeven de exceptiones prxjudiciales , quarum aliqua propofita , aclor ad ventilandam ac traüandam prins fuo loco majorem caufam, in cujus preejudicium minor ifta tendit, eft remittendns; . 40, De qualibus exceptionibus, prester Cravett. vol. 1. confil. 280. ' óf Mornac. ad l. 16. êf ad l. 18. ff. de except tractat. Zant gerus de except. part. 2. cap. 10. n. 1. 2. 3. 4. 5. ac multis feqq. docens, quod exceptiones preejudiciales, ad fimilitudinem atïionum precjudicialium ita dictee, funt Mee, quibus reus a£torem ita removet, ut dicat, pree judicium per quceflionem ab aftore motam , quafiioni majori fieri non debere , quia per minorem caufam non debet fieri preejudicium cognitioni majori, cum major queeftio minorem ad fe trahat, ideoque prius judicandum fit de queeftione majori , quam ad minorem perveniatur, allegans ibidem quam plurima exempla, quibus minor queefiio in majoris queefiionis prcejudicium in judicium deducitur., ac quidem inter alia hcec. 44. Veluti fi a Titio petam partem fundi, quem is totum fuiim ' effe dicit, ac fimul communi dividundo judicia adverfus Mum agere velim , aut fi ejus fundi, quem Titius poffidet cjf ego proprium meum effe dico, fruÜus condicere velim. Quibus cafibus exceptio prcejudicialis mihi communi dividundo aut condictione agenti obftabit:' Cum prius agi debeat de proprietate fundi, quam de clivifione ejus aut reftitutione fructuum, juxta textum ' expreffum in l. 18. ff. de except. quee dicit, ifiis cafibus actori id, circo abflare exceptiohem quod pra judicium fundo non fiat. Waar  ende ADVERTISSEMENTEN. 141 mede ook overeenkoomt de leere van Valla de reb. dub. traït. 16. n. 7. Item fi a Cajo fundum Titianum pojfidente, iftum fundum vin- 45dicem, êf fimul adverfus eum aStiónèm confefforiam inftituam , dicens ad eundem fundum viam deberi per fundum Sempronianum quem Caji effe conftat., Ch o cafu mihi aclione confefforia agenti, recte a reo objicietur exceptie prcejudicialis , ne per queefiionem de fervitute eidem fundo debita, preejudicium fiat caufa majori, qua inter me & Cajum de proprietate fundi Titiani eft, ex qua illa, tanquam ex principali .ca: fa dependet, juxta apertum textum in l. 16. ff. de except:, qua ait, aclori ifto cafu obftare exceptionem , quod prajudicium pradio non fiat. En is in den cas alhier fubje6l, alwaar men verleert in 46. materia hareditatis de ea dividenda fieu feparanda, ac in cafu quo aÜores hareditatem non poffident, plane decilbir, 't geene Gajus in l. 1. §. i.ff. fam. ere. zegt:' Qua quidem aftio (familia nempe erciscunda) nïhilominus ei quoque ipfio jure competit , quifuam partem non poffidet, fed fi ATB. is, qui poffidet, neget eum fiibi coharedem effe, poteft eufn excludere per hanc exceptionem: Si in ea.re, qua de agitur , prajudicium hareditati non fiat. Waar mede over een koomt de leere van Valla alleg.47, jam num. 7. five uit. zeggende, quod ijl0 cafu prius cognofcen.dum eft, an a£tor Me non poffidens fit cohares vel focius, nee ne, Gelyk ook van Brunnem. ad l. 1. ff. fam. ere. n. 2. 3. & 4. traderende , quod tali cafu atlor, fi reus eum pro coharede non habeat, non admittitur , fed ei datur NB. petitio hareditatis, quia prajudicium non debet fieri hareditati, fed prius confiare debet , quis hares fit : Ouoniam exceptio, tu non es hares, eft prajudicialis, êf NB. tollit jus agendi, Als mede van Voet. ad tit. ff. fam. ere. n. 9. in med.A$\ ac fin. docerende , quod aÜor qui poffeffwne taret, fi reus eum coharedem effe neget , a familia erciscunda judicio a fe inftituto interim per exceptionem prajudicialem debet repelli, .& ' S 3. fiium  140- CONSULTATIEN, ADVYSEN fiuum jus hareditarium per NB. intentatam hareditatis petitionem prius afifierere, juberi debet. Aldus by my Ondergefchreven, na de bovenftaande Cafus Pofitie en vraegen al voor omtrent acht Maanden magtig geweeft te hebben, maar inmiddels, zoo door abfentie en ziekte, als door nootvvendiger afaires, langen menigmaal gei mpedi eert geweeft te zyn , alnu onder correctie geadvifeert binnen Doesborg den 18. Augufti 1740. Was enderteekent: , M. A. van LAMZWEERDE. VIII. ADVYS DECISOIR Over de Exceptien inqualificationis, & contradtus ex latere a&orum non impleti. Mombers moeten het faclum defun&i pnefteren, zonder dat als dan het decreet van een Gerigt tot het doen van een tranfport van een verkogt Goed nodig is. Het bezwaar van een vicarie uit een goed, zal het efecl hebben, moet tenprothocolle geregiftreert flaan. Wetering-fchouw geen particulier fervituit, maar een gemeene laft, waar aan alle Landeryen, in één polder gelegen, onderhevig , en dus aan ieder bekent zyn. Gezien ende geëxamineert by ons ondergefch. Régts-gepromoveerde de fchriftelyke procedure, geventileert voor  ende ADVERTISSEMENTEN. 143 den Ed: Gerigte der vrye Heerlykheid van Indoornik, door Dr. Libert van Axele, in qualiteit als Volmagtiger van den Hoog Welgeb: Heer Frans Ferdinand van Calcum genaamt Lohaufen, eertyts getrouwt aan en alnu Weduwenaar van w}Tlen de ook Hoog Welgeb. Vrouwe Johanna Maria Elifabeth Qnaat van Wickraat, als Vader en Voogt van zyne onmundige Kinderen , by wylen Welgem. Vrouwe Johanna Maria Elifabeth Quaat van Wickraat, echtelyk verwekt, mitsgaders van den Hoog Welgeb. Heer Adam Lodewyk van Hundt, Heere van Potting en Stellen, als Bloet-Momber van die Hoog Welgeb. Freulyn Anna Elifabeth Louifa van Hand, onmundige nagelaate Dochter van voorn. Vrouwe Maria Elifabeth (ftaat van Wickraat, ter eerfter Ehe by wylen de Hoog Welgeb. Pleer Willem Wemer van Hundt, Heere tot Bufch en Holtnruller, echtelyk verwekt Aanlegger en geëxcipieerde ter eenre, op ende tegens Wernerus Paulus Hol Verweerder en excipient ter andere zyde , zouden wy indien daar in Rigters waaren fententieren, als volgt. Tn zaake voor den Edelen Gerigte der vrye Heerlykheid van A Indoornink ongedecideert hangende tufichen Dr. Libert van Axele, in qualiteit als Volmagtiger van den Hoog Welgeb. Heer Frans Ferdinand van Calcum genaamt Lohaufen, eertyds getrouwt aan en nu Weduwenaar van wylen die Hoog Welgeb. Vrouwe Johanna Maria Elifabet Quaat van Wickraat, als Vader en Voogt van zyne onmundige^inderen, by wylen Welgemelte Vrouwe Johanna Maria Elifabeth Quaat van Wyckraadt echtelyk verwekt, mitsgaders van den Hoog Welgeb. Heer Adam Lodewyk van Hundt, Heer tot Potting en Stellen , als Bloet-Momber van die Hoog Welgeb. Freuleyn Anna Elifabeth Louifa van Hundt, onmundige nagelatene Dochter van voorn. Vrouwe Johanna Maria Elifabeth Quaat van Wyckraadt, ter eerfler Ehe by wylen den Hoog Welgeb. Heer Willem van Hundt, Heere tot Bufch en Holtmuller, echtelyk verwekt, Aanlegger in cas van Befaat en Ontfaat , mitsgaders geëxcipieerde ter eenre, en Wernerus Paulus Holl. Verw. en excipient ter andere zyde. Ge-  144 CONSULTATIEN, ADVYSEN Gezien en .geëxamineert by den Edele Gerigt, de fchriftelyke aanfpraake van den Aanlegger, met dc Documenten, fub littms A. B. C. D. E. F. G. H. 1. & K. voorts de antwoord exceptioneel van den Verweejder en excipient cum annexis documentis fub No. i. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. & 15. De antwoord op de excepticn van van den Aanlegger en geëxcipieerde cum Documentis fub L. M. N. O. P. Ö. Rimo. R2do. R3uo. R4to. S. T. V. W. X. Y. Zv™. Zzdo. Zsl'P. Z410. AA. BB. CC. & ED. Replicq exceptioneel van Verweerder met de Documenten fub No. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23 6? 24. Duplicq exceptioneel van den Aanlegger cum annexis fub EE. FF. GG. & HH. en eyndelyk de ftraffe van den Verweerder en excipient tegens der Aanleggeren vier voorf. Documenten en articulen daar toe relatief naakt en bloot, alles ingevolge den bygevoegden en door den Secretaris van Setten, nevens wederzyds Bediendens op den 29. January 1739. beteekende Inventaris. En gelet op alles waar op in deezen eenigzints te letten ftonde, Willem Suurmond, als in deezen 'genomineerde ordelwyzer, na ingenomen advys van twee onpartydige Regtsgeleerden, met gevolg des Gerigts, doende recht, Rejeéïeert die geproponeerde exceptien van inqualificatie, mitsgaders contraStus ex latere actorum non impieti, en ordonneert den Verweerder en Excipient, naftyle van deezen Gerigte verders ten principalen te antwoorden; denVerw. en Excipient, mede condemnerende in drie vierde parten van de koften deezer exceptive proceduire tot taxatie en moderatie van deezen Gerigte, het overige een vierde gedeelte van die zelve niet te min om redenen compenferende. Aldus geadvifeert binnen Arnhem den 17. Augufty 1741. Was ondertekent : M. A. van LAMZWEERDE. H. W. BRANTSEN. De  ende AD VE R TI S S E MENT EN. 145 De redenen, welke ons hebben gepermoveert te Sehtentieren, als by het di&um der Sententie is vermeit, zyn kortclyk daar in beftaande: Als eerftelyk met betrekking tot de Exceptie van inquali-1. ficatie door den Verweerder en Excipient geproponeert, zoo is ons ex actis gebleeken, dat den Verweerder tot een fundament van die Exceptie komt voor te wenden en te fuftineren, dat Dr. Libert van Axele als Volmagtiger de qualiteit van zyne principalen niet zoude hebben beweezen, ten dien eynde zig bedienende van de vyf volgende motiven en argumenten, als voor eerft , dat niet geprobeert zoude zyn , dat de Heer Frans Ferdinant van Calkum, genaamt Lohaufen, in Huwelyk gehad zoude hebben Johanna Maria Elifabeth Quaat van Wyckraat, in eerfte Ehe getrouwt geweeft aan den Heer Willem Werner van Hundt9 Heer tot Bufch en Holtmuller. 2^0. Dat dit eens veronderftelt, egter Johanna Maria Eli-%. fabeth Quaat van Wickraat niet zoude hebben konnen ageren, als Moederen Voogdeflè van haare minderjarige Dochter, de Freulyn van Hundt. 3tio. Dat niet zoude zyn geprobeert, dat Adam Ltdewyk^ van Hundt bloed of ander gequalificeert Voogt over de ge- " noemde Freulyn zoude weezen. zpo. Dat Johanna Maria Elifabeth Quaat van Wyckraat,. fchoons mede origineele Verkoperfe , nergens in eygener perfoon gecompareert zoude zyn, om den Aanlr. qq. te be' M. Deel. T mag.  U6 CONSULTATIEN, ADVYSEN magtigen tot het ontfangen van penningen en doen der opdragt, ja zelfs niet eens in qualiteit als Moeder en voogdeflè. 5. En laaftelyk, dat in omnem eventum geen confent of authorifatie van den Domiciliairen Oppermomber, nog van deezen Gerigte, zoude zyn geproduceert, waar by de pretenfe Mombers gequaüficeert zouden zyn, om het verkogte goed van haaren Pupil te mogen tranfporteren. 6. Dog wy hebben vermeent, daar op nog in het geheel, nog ten deele niet te konnen nog te mogen refle&eren. 7. Niet als of wy met den Aanlegger qq. van bepryp waren, dat den Verweerder in primo termino der principale Aanleggeren qualificatie zoude nebben moeten disputeren , en door het nalaaten van dien verftaan zoude moeten werden, derzelver qualLeit geagnofceert te hebben, dew>] tuffchen dé""" dugtigheid van eene Volmagt , waar by iemand een 'ander qualihceert, om zyn perloon te reprafenteren, en mffchen de qualiteit van den mandant zelfs , groot onderfcheit is, en dat alleen op het eerfte cas en niet op het laatfte (gelyk onzes eragtens den Verweerder te regt heeft geremarqueert) 'i Landr. der 4 Bovenampten tit. 8. art. 3. applicabel is, en met welk het nieuw Reglement op de maniere van procederen, voor den Hove Provinciaal van Gelderlant en opgevolgde practycq , is overeenkoomende, en waaromtrent gevolglyk der Aanleggeren Volmagtiger 'kwalyk fchynt geinformeert te zyn. g< Nemaar , om dat wy hebben geoordeelt, en ons klaar 'uit alle de handelingen en ftukken is voorgekoomen , dat de principale Aanleggeren volkomen zyn gequalificeert en bevoegt geweeft , om tegens den Verweerder te ageren, invoegen als breeder by die acte van bezaat en opgevolgde Conclufie is vermeit en ftaat uitgedrukt. p, . Om het welk een weynig nader te doen zien, zoo zullen wy, voor zoo veel de gecontefteerde qualitei: van den Heer Frans Ferdinand van Calcum, genaamt Lohanfen, belangt , niet fpreeken van het bewys, het geen den Aanlr. qq. ten  ende ADVERTISSEMENTEN. ï47 ten dien opzigte heeft koomen te elicieren uit de Documenten fub N. 2. by de antwoord Exceptioneel, en fub M. by de antwoord op de Exceptien geappliceert, fchoon 't zelve in effect al eenige reflectie is meriterende , terwyl het , niet waarfchynlyk voorkomt, dat Voogt en Schepenen des Gerigts Bruggen en Borren, waar onder de Heer van Calcum is gezeeten, en aan welke (gelyk uit alle omftandigheden is af' te neemen) deszelfs perfoon fchynt bekent geweeft te zyn , gepermitteert zoude hebben , dat in die Aflens was geinfereert, dat gemeltê Heer van Calcum aan Johanna Maria Elifabeth Quaat van Wykraadt, Weduwe Hundt, was getrouwt , indien zy niet eenigermaten van de waarheid van dien waren overtuygt geweeft. Wy vermeenen ter voorfr. cas, ten eenemaal decifoir te io> zyn 't certificaat, by 't Hof te Dujfeldorp afgegeven fub P. by antwoord op de Exceptien en in orginali fub GG. by duplicq geanneóteert, waar üit duydelyk is af te neemen , dat de voormaals Weduwe Hundt des tydes was Freyfrouw van Lohaufen. Behalven dat te minder daar aan te twyffelen is, om datn. de Heer Adam Lodewyk van Hundt, mede Aanlegger alhier, de voorfr. qualiteit aan den Heer van Calcum niet in het minfte of geringfte cóntefteert, daar nogtans gem. Heer van Hundt, gelyk ftraks breeder zal blyken, notoir is Voogt. over de onmundige Freulyn van Hundt, en welke gevolglyk, zoo zyn Püpils Moeder aan den Heer van Calcum, genaamt Lohaufen , niet getrouwt was geweeft, immers nooyt zoude hebben konnen of mogen toelaten, dat zig dezelve de qualiteit van haar Man had geadfcribeert veel minder met hem als zoodaane dit proees geentameert zoude hebben. ' Dat vervolgens aan ons al meede van geene effende is 12. voorgekoomen, de tweede reeden, door den Verweerder tot ftavinge van zyne Exceptie bygebragt, en daar in beftaande, dat Johanna Maria Elifabeth Quaat van Wykraat 'niet zoude hebben en mogen te ageren, als Moeder en VoogT a deffe  r4* CONSULTATIEN, ADVYSEN defle van haare minderjarige Dochter de Freulyn van Hundt 9 terwyl dezelve door het aangaan van haar tweede Huwelyk, van de Voogdye zoude zyn uytgeflooten. 13. Aangezien wy niet bevinden , dat den Aanlr. qq in de Rubricque zoo van zyne aanfpraake, als verdere fchrifturen, de vooraangetogene qualiteit van zyne Vrouw als Voogdeflè zig koomt te adfcriberen, maar alleen NB. die van Weduwenaar van wylen zyn Hoogw: Vrouw Johanna Maria Elifabeth Quaat van Wyckraat, en Vader en Voogt van zyne onmundige kinderen, by wylen welgemelte Vrouwe Johanna Maria Elifabeth Qtaat van Wykraat Echtelyk verwekt. Dat de Verw. en Excipient deeze rubricque niet alleen *'ficco pede , zonder daar op eenige reflectie te maken, of eene exceptio mutati libelli of diergelyke te proponeren , heeft gepafleert, maar zelfs bv het onderteekenen van den Inventaris klaar heeft geftendigt. Zulks dat by ons ook in het geeven der Senten.ie geen ^'anderen voet heeft konnen werden gevolgt, en confequentelyk onzes eragtens daar door die geheele tweede objectie van zelfs koomt te corrueren.. l6 Wel is waar, dat in des Aanleggers qq. eerfte Volmagt 'fub N*. 2. en in de Acte van Arreft füb G, de woor lea van Moederen Voogdeffe gevonden werden, .dog hoewel het onnodig is, om de voorige geallegeerde reeden, zig daar over te expliceren, zoo konnen wy egter niet voorbygaan in tranfitu dien aangaande aan te merken: Dat na onze gedagten gemelre Johanna Maria Elifabeth ''Qiiaat van Wyckraar, te gelyk nevens haar eerfte Man den Bouwhof in qusftie verkogt hebbende , niet alleen voor haar perfoon geinterefleert was , dat den Verweerder op zyn tyd die bedongene Koops-penningen hadde betaalt, maar ook eeniger maaten beregtigt wn$ , om toe te zien, dat haare Dochter het . effect van de ingegaane koop kwam te semieten. . & lm-  ende ADVERTTSSEMENTEN, r4p Immers en in allen gevalle, door dien den Heer van Hundt, 18» als Voogd over de onmundige Freulen, aan deszelfs Moeder die qualiteit coneedeert, en daar over geen difpuit of conteft maakt, zoo konnen wy niet zien, met wat regt den Verweerder denwelken geen het minlfe prsejudicie daar door is lydende, zig van de gementioneerde objectie , als genoegzaam de jure tertii zynde, heeft konnen bedienen, voornamentlyk terwyl dezelve 'moet avoueren , dat hy de Koopspenningen , hoewel ouder eenige voorgewende korting moet betaalen, en dat dè Freulen van Hundt daar toe beregt is. De derde reeden , namentlyk dat Adam Lodewyk van*9° H ndt niet zoude hebben geprobeert, bloed of ander gequalificeert Voogt over de meergem. onmundige Freulyn te zyn, hebben wy insgelyks geoordeelt, ten eenemaal onge'fundeert te zyn. Geconfidereert dat dié qualiteit , zoo uit het certificaat2<3van den Voogd en Schepenen des Gerigts van Bruggen en Borren fub O. als inzonderheid uit de Acte van aanltellinge door het Hof te Duifeldorp afgegeven fub P. by de antwoord op de Exceptie in copia en in orginali fub GG. ter duplicq geappliceert, zoo manifeft aan ons s gebleeken, dat dien aangaande ons geene de minfte zwymel is overgelaaten. Zynde het remarquabel, dat Verweerder in zyn Replicqïi, Exceptioneel tegens de voornoemde Acte niets anders heeft komen te allegeeren, als' alleen, dat 'c maar een Copice zoude zyn , en daar en booven maar geauthentilèeit door een Notaris (hoewel in der daad abufief, alzoo blykt, dat den ondertekenaar Willem Syberts te gelyk ook is Secretaris) zonder iets op den inhoud dier Acte zelve, veel weyniger, dat die eene nulliteit in zig zoude behelzen, voor te wenden. Gelyk dan ook den Verweerder, na dat deri Aanlegger qq. a4o die gemaakte critique door de productie van de origineele Acte fub GG. ter Duplicq had weggenomen, geene andere reedenen by zyne ftraife tegens die Acte heeft weeten in T 3 te-  r5o CCmSüLTATIEN, ADVYSEN te brengen , als alleen, dat die ter laater tyd zoude zyn voor den dag gebragt. 23. En offchoon overzulks den Verweerder heeft konnen goedvinden, fpeciale conclufie tot reje&ie van gemelte Document/afc GG. te némen, zoo hebben wy egter daar aan niet konnen defereren, aangemerkt den Aanlegger en Geëxcipieerde art. 36. van zyne antwoord op de Exceptien, wel expreüelyk het origineel dier Acte heeft in bedongen, om het zelve in cas nodig, of zoo den Excipient dat requireerde, te exhiberen. ,4 Zulks dat den Excipient eenige twyffeling omtrent de legaliteit van die A6te fub P. vermeende te hebben, na onze gedagten verpligt was geweeft, het origineel te vorderen, gelyk den zeiven omtrent diverfe en andere Documenten, als uit zyn Gerigtelyke mfinuatie fub N°. 18. klaar is Confterende , wel heeft weeten te pra&iferen, en waar van hy ftudieufelyk de Acte in quaeftie fchynt uitgezondert te hebben. 25. Edog dit by hem uit eygene vrye wil geommitteert zynde, zoo hebben wy op die gefuftineerde rejectie geen acht konnen nog mogen geven,' maar het gementioneerde Document als voldoenende moeten aanzien, te meer, daar den zeiven de magt en faculteit heeft gehad, byzyne ftraffe tegens het zelve zodane reproches te maaken, ajs hy tot enervatie van dien nodig oordeelde, en óp welke hy niet nagelaten zoude hebben, de vereyfchte reflectie te neemen. 26. Wat de vierde reeden door Verweerder geallëgeert betreft, zoo koomt onzes eragtens die. al meede te vervallen, wanneer maar gelet word, dat den Heer: van Calkum, genaamt Lohaufen , ter cas fubjeót is agerende namens zyne Vrouw, voor zoo verre die by de betalinge der gelibelleerde Koops-penningen van den Bouwhof, door denzelven en wylen haaren eerften Man, den Heer van 'Hundt, aan Verweerder verkogt, was geinterelfeert. 17. Dat den zeiven aan zyne kant geenzints fuftineert, als of zy-  ende ADVERTTSSEMENTEN. iS zyne Vrouw meede Eygenaarfe van' den gem. Bouwhof zoude zyn. Ter contrarie zelfs avoueert, dat dien Bouwhoff aan dé 28. onmundige Freule als Erfgename hares Vaders in het geheel in eygendom is competerende. Gelyk®dan ook den tweeden Heer aanlegger aan den voor-29noemden Heer van Calcum, genaamt Lohauzen, het intereft, het geen den zeiven namens zyn Vrouw by het betaalen f der Koops-penningen vermeent te hebben, niet bctwift. Zoo dat de refpe&ive Aanleggers 't daar omtrent eens3<3zynde, gevolglyk klaar blykt, dat dm Heer van Calcum namens zyne Vrouw invordert zekere fchuld, waar toe dezelve mede eenigermaaten beregtigt was, en tot hoedanige invordennge - een Man buyten zyne Vrouw na regten by magfe en in ftaat is. Waarom wy dan ook niet hebben konnen vinden, dat de 31. Vrouw van Lohauzen nodig heef. gehad, in perfoon mede te compareren , en haar Man ad agendum. te qualificeeren. Byzonder, wanneer hier nog word bygevoegt, dat, zoo™ de Vrouw van Loha.'zen al eens Eygcnaares pro parte was ge- ' weeft, als neen, egter, wanneer het op het doen van een werkelyk transport (waar toe by de Acte van Bezaaat alleen maar prafentatie is gedaan) na Coftume locaal aanquam, als . dan eerft na onze opinie den Verwr. eene gerigtelyke volImagt van dezelve zoude hebben konnen requireren, dewyl buyten dat, den effectiven Eygendom na Landregten op den Verweerder niet zoude hebben konnen worden getransfereert. Zynde deze vierde objectie ons nog te minder gefundeert,, voorgekomen, om dat zedert hetgeinterponeert bezaat deJ3' Vrouw van Lohauzen is overleden. Dat uit dien hoofde den aanlegger qq. de rubricq der aan- 34. lpraak ook heeft ingerigc op den naam van den Heer van Lohauzen, als Weduwenaar en Vaderen Voogd van zyne Kinderen  ïSz CONSULT^ TIEN,. ADVYS EN ren, waar door eenigfints de zaake in deezen is verandert, want, fchoon de Vrouw van Lohauzen al eens eenige wettige volmagt had gepafféert , nogtans die door haar doodkoude zyn vervallen en gevolglyk aan den Verweerder van geen nut zoude hebben konnen zyn. 3-5. Bedunkende ons, zonder op eenige vergezogte fubtiliteiten agt te liaan, dat den Verweerder en Excipient alhier geene reden van te doleren beeft, of na regt en redelykheid iets meer praetenderen kan, als dat aan hem, by de betalinge van het geen hy verfchult is, een dugtig en voldoenent Transport van den Bouwhoff werde gedaan. 36. Eyndelyk zoo hebben wy de laatfte reden van den Verweerder , waarom hy fuftineert, dat die geproponeerde Exceptie van inqualificatie zoude behooren te worden geadmitteert, insgelyks van geene Confideratie gevonden. 37. Ter oirzake 't in confelfo tuffchen partyen is , dat den Bouwhoff in quaïftie is verkogt door den Heer Willem Wer~ n'er van Hundt, Vader van de onmundige Freulen, dat daar van niet alleen eene behoorlyke Koop-cedulle tuffchen denzelven en den Verweerder is opgerigt en beteekent, als fub R. 20. by de antwoord op de Exceptie te zien, 33. Maar dat ook opgem: Heer Hundt den Bouwhoff aan den Verweerder heeft ingeruimt, en dat den Verweerder uit dien hoofde denzelven al nog werkelyk is poffiderende. «o Dat confequetelyk den Heer Adam Lodewyk van Hundt als Momber in den cas, waar in men hier verfeert, geen goed heeft verkogt, of veraliëneert, maar dat hy alleen het factum defuntti prsefteert, waar- toe felfs een Momber na regte kan en mag werden geconftringeert. 40. Dat over zulks het Locale Lantrecht der vier boven Anu> 'ten tit. 19. art. 18. en verdere geailegeerde Regts-doétrine zeer qualyk op den fubje&en cas door den Verweerder zyn geallegeert. 41. Nademaai daar by alleen aan Mombers verboden word, eyge-  ende A D VERTIS S EMENTEN. 153 eygener authoriteit der onmundiger goederen zelfs te verkoopen of veralieneren, zonder kennifTe en goedvinden van het Gerigte of Magiftraat, daar de onmundige woond, en daar onder het huys, Erve of Land geleegen is ,• Maar geenfints, dat een Momber zonder zodaane voorken- 42. nis geen Transport of Opdragt, 't geen alleen eene fequele is van den Koop, zoude mogen doen van eenig goed, aan zyn pupil toebehoorende, dat door de Ouders, nog in Leven zynde, reets verkogt, voor een gedeelte betaelt, en waar van het bezit reets ingeruymt is. Zynde ten eenemaal ie-cifoir alhier d. I: 5. §. 6. ff. de 43. rebus eer : qui fub tutel : dicterende: Jed fi pater ftipulanti fundum fposponderit fuccefferitque pupillus in Jlipulatum fortius dicetur , fine pmtoris auÜhoritate pofifie eum reddere t en §. 7. Eadem ratione £f fi parens fundum vendiderit, vel quis alius cui pupillus fiuccefferit poteft dici pupillum cceterce v'enditionis in confiulto prcetore pofte perficere. Op welke gronden dan ook Johan Voet ad dict. tit. n. 12.44. tradeert als een genei ale regel , quod fint cafus varii, quibus etiam fine decreto fiubfifiit immobïlium pupilli alienatjo, puta fi non ex voluntate atque arbitrio tutoris fed ex neceffitate fiat, daar op applicerende den cafius van de geallegeerde l. 5. §. 7. waar by gevoegt kan worden Joh: Sande de prohibit: rer: Cap: 1. §. 7. n: 103. in alieuat ibi alleg: d d. Waar in wy des te meerder beveftigt worden, als wy letten 45. op het eynde en effect,, in welke zodaane Confent van een Gerigt in alienatione rerum pupillarium werd gerequireerd, 'c geene daar in beftaat, op dat voor af na behooren zoude konnen werden onderzogt, of zodane alienatie aan de pupillen voor of nadeelig zoude mogen zyn. Een point, 't welk in deezen geen de minfte plaats kan 46". hebben , om dat de quaeftieuze Bouwhof door de onmundiges Vader is verkogt, en derhalve door dezelve of haar Voogt, als het faéfum van haaren Vader verpligt zynde te praefteren , nolefis vokns, abfolut moet gelevert worden. U. Deel. • V Zon-  154 CONSULTATTEN, ADVYSEN Zonder dat de reeden, waar van zig den Verweerder en Excipient komt te bedienen, te weeten, dat het Gerigt in allen gevalle zoude moeten toezien, dat het geit, van zodane goederen provenierende, tot voordeel der pupillen wierde aangelegt, Ons heeft kunnen beweegen anders te gevoelen. Door dien zulks geene gemeenfchap heeft met het confent in de verkoopinge en het transport, als een gevolg van dezelve. 48. Maar is dat de poft van den Judex Domicilii, welke in het generaal goede toezigt op de adminiftratie en aanlegging van der onmundiger-goederen en effecten moet neemen , en en waar voor de Mombers na Regten geöbligeert zyn , behoorlyke cautie te ftellen , ten eynde in cas van nalatigheit die pupillen zig t'avond of morgen daar aan koft en fchadeloos zouden konnen verhalen. 49- Waar meede procederende tot die tweede geproponeerde Exceptie Cxmtra&us ex latere actorum non impleti , of wel de redenen, die wy hebben gehad, om dezelve te rejecteren. 50. Zoo hebben wy in de eerfte plaats geen agt konnen geeven op des Verweerders objectie, behelzende, dat hy alleen geen kooper van den Bouwhof zoude weezen, maar ook Jan de Leeuw , en dat gevolglyk kwalyk de bedongene koopspenningen alleen van hem zouden worden gevordert. 51. Want behalven dat wy niet begrypen, op wat grond dit poinói: onder de exceptie non ad impleti contractie heeft konnen gecomprehendeert worden, als zynde in der daadt, zoo den Verw. en Excipient in zyn fuftenue al eens gefundeert was , niet anders als eene exceptie plus petitionis, of eodem modo quo adverfus me in folidum agis male agis of diergelyke. 52. Zoo vermeenen wy, voor den Aanlegger qq. genoeg in deezen te zyn, dat den Verweerder nergens heeft aangetoont, dat Jan 'de Leeuw ooyt de ingegaane koops Conditiën geteekent of es poft geratihabeert zoude hebben. Want of wel ten tyde van de gefloote koop van de Leeuw fchynt gefprooken te zyn, als mede dat den Verw.by de onder.  ende ADVERTISSEMENTEN. 155 derteekeninge agter zyn naam heeft gevoegt de woorden uit Kragt van de Leeuw als fub R. 2°. te zien. Zoo is ons nogtans nergens gebleeken , dat den Verweer-54. der daar toe eene wettige kwalificatie van gem: de Leeuw gehad , ofte dat ook de Leeuw na dat die Conditiën onderteekent , en dus geagnofceert zoude hebben. In tegendeel zoo confteert uit des Verweerders eygenban-55. digen brief fub B. by Aanfpraak zonneklaar , dat hy zig zelfs en geenzints mede zyn Schoon-Vader , Jan de Leeuw NB. als kooper en Eygenaar der bouwing heeft geconfidereert, met byvoeging van de volgende woorden, niettegenftaande de critiques van den Bouwman, egter hy ftaat maakte, het gekogte goed volgens Koopfcedulle ter beftemder tyd in bezit te neemen, verzoekende des weegen, dat het UEd. gelieft te verzorgen, dat het NB. my als dan mag werden ingeruymt alzoo ik aan NB. myn zyde bezorgen zal, dat den bedongen termyn gereet zy. En gelyk wy derhalven aan de eene zyde vermeenen, dat 5 6. aan de Aanleggeren uit hoofde van dit Koops Contract, geene Actie tegens Jan de Leeuw zoude zyn gebooren geweeft; zoo hebben Wy aan de andere kant ook geoordeelt, dat den Verweerder niet bevoegt is geweeft, uit zodane onbeteekende Koopcedulle tegens de Aanleggeren te excipieren: Te meer, daar wy bevinden, dat de Weduwe van gemelte57. Jan de Leeuw by de Acte van ontzaat zig wel verklaart heeft, voor den Verweerder te intervenieren en zig nevens den felven te voegen. Edog dat de voorn. Weduwe het daar by heeft laten berus-58. ten, en dat de antwoord Exceptioneel en de verdere Actaproceffus alleen op den naam van Verweerder zyn gevoert. Zulks dat dezelve haar gepretendeerde Koop van weinig59merite geoordeeld , zoo niet geheel van haar fuftenue afgezien fchynt te hebben. V 2 Waar-  156 CONSUL TA TIEN , ADVYSEN.. 60. Waarom wy dan ook onnodig agten, om ons over demotiven en bygevoegde pretenfe bewyzen , waar mede den Verweerder heeft tragten te verifiëren , dat Jan de Leeuw meede Kooper van den Bouwhof in quseftie zoude zyn, verders uit te laaten. 61. Als beftaande merendeels in eenige private handelingen, tuffchen Verweerder en zynen Schoon-Vader. (52. Of s op zyn favorabelfte genoomen, in verfcheide verre gezogte illatien en prasfumptien, dewelke onzes eragtens niet in ftaat zyn te proberen, dat de voorgegevene koop tuffchen den Heer van Hundt en de Leeuw ooyt zyn behoorlyk beflag en perfe&ie zoude hebben gehad. 63. Invoegen, dat ons nu dan vervolgens te onderzoeken zullen ftaan de drie, principale reedenen of gronden , waar op den Verweerder zyne Exceptie contraStus ex latere aÜorum non impleti koomt te bouwen ,. daar op uitkomende , dat den Bouwhof in quteftie zoude zyn bezwaart met eene vicarie ad 200. guld. Jaars. 64. 2y my gezien wezende het hier voor en boven ftaande cum ^adnexisfub Num. 1. 2. 3. 4. 5. & 6. Zoude ik, na examinatie van dat een en ander falvo meli. tri van Advys zyn. Omtrent de 'eerfte vraage. Dat Willemine Borgers ('t zy dat de zelve binnen , of dat 1 zy buiten de jurisdiótie der voorgemelde Stadt Arnhem, haar fixum domicilium heeft, of niet, waar van de Cafus Pofitie niets vermeit) impune & non obftante aliquo Privilegio aut Statuto de non evocando heeft vermogt, tot bekoominge van eene fchult by eene Perfonele Obligatie, en aldus by zuiver hant fchrift van den Debiteur bekent en te verrenten belooft, en om voor die zelve ende de renten van dien, en daar over nootwendig aan te wendene koften, affectatie te maaken en. daar door preferentie te bekoomen, indenAmptevanEede, en aldus buiten de jurisdictie van voorfchr. Stadt, op eenen diens Crediteurs in den voorfchr. Ampte gelegenen thiendt, by Peindinge te procederen, tegens den Debiteur zelfs, of fchoons een Borger en Invvooner der zeiver Stadt zynde, indien die nog in leven was, of na deszelfs overlyden tegenszyne Erfgenaamen of. naargelaatenen Boedel, 't zy die reets geadieert, of dat den zei ven gerepudieert is , of dat de Erfgenamen den terminus deliberandi nog loopt, of nietr Om dat aan alle Crediteuren, zonder on derfcheit vry ftaat, g tot bekoominge van haar Creditnm , tegens haare Debiteu.- X 3 ren  166 CONSULTATIEN , ADVYSEN ren ofte der zeiver Erfgenaamen of Repraefentatyf, te moogen in 't werk ftellen zoodaane middelen Regtens, die de jure niet verbooden, maar gepermitteert zyn. 3. Dat al immer zoo min in Actionibus Perfonalibus de Peindinge voor of tot bekominge van Peindbaare Schuit, als in aMonibus realibus de Inleidinge, is een verbooden, maar in tegendeel 't een zoo wel, als 't ander van die beide is een by de Lant en Stad Regten expreffe gepermitteert middel van Regten. Dat ook iemant, die een Creditum pignorabile heeft, nergens door , en gevolglyk ook niet door een privilegie de non Evocando kan worden genootzaakt , om van het regt van Peindinge, met het welk zyn Creditum gepriviligeerc is, te moeten afzien , en die fchult door eenen anderen ingang Regtens, 't zy Citatie, Arreft of anderzints, in plaetfe van door Peindinge," te moeten vorderen: Cum Privilegiatus contra Privilegiatum non utatur Privigio , ac nemo Privilegio fibi autfuce caufa concejfo renuntiare cogatur , En dat het regt van Peindinge nergens, wort gereftringeert 5'of geborneert gevonden tot of binnen die plaetfe, alwaar den Debiteur zelfs of zyn Repraefentatyf te huys gehoort, 6 Maar geinflitueert kan worden overal, daar den ingang 'Regtens by Peindinge vry ftaat ende de fchult /z<« nutura peindbaar is, en een Subjettum pignorationis, dat is, een goet of effect van den Debiteur oftedeszelfs Boedel of Repraefentatyf, is gelegen ofte te vinden, alwaar het ook den Debiteur of zyne Reprsefentantën vryftaat, tegens de Peindinge , door het middel van pantkeeringe in Oppoütie te koomen. 7. Dat verder al mede die perfonele fchult, voor welke Wil. 'lemine Borgers gepeindet heeft, zoo wel volgens het StadRegt van Arnhem art. 18. in verbis. Geleent geit, en andere fchult in zuivere hantfchriften bekent, als volgens het LantRegt van Veluwen (onder 't welk het voorfchr. Ampt van Ede gehoort) cap. n. art. 4. in verbis. Geleent geit, fchult by zuyvere Obligatie bekent, af anders liquid, is Peindbaar, en  ende ADVERTISSEMENTEN. i6f gevolglyk boven andere fimp'e of niet peindbaare perfonele fchulden geprivilegeert, En dat overzulks ook de voorfchr. door haar in den Amp- 8. te van Eede geinftitueerde Peindings procedure, geenzi ns tegens een jus, Statutum aut Privilegium de non Evocando, ftrydig is, nog zelfs daar toe eenige applicatie of betrekkinge hebben kan. Doordien wel door eene extra territorium Citati aut Arre- 9.: Jlati geimpetreerde Citatie of geinterponeert Arreft, maar door eene extra territorium gedaane Peindinge, al immer zoo min als door eene extra territorium Partis adverfs gedaane Inleidinge, eene Evocatie kan worden gecommitteert. En zulks zelfs ook niet in den cas van defolatie van den IOBoedel, onder welken het by Peindinge befproken effect gehoort: Aangezien een ja* de non Evocando van geen meerder kragt n. of uytwerkinge kan zyn in cafu repudiatce Hareditatis , als buyten dien zeiven cas, En niemant zig in concurfu Creditorum behoeft te begeven ,12. of hy wil, maar het een ieder vry ftaat, zig daar buyten te houden , en zyn agterwezen elders of in een ander territoir te zoeken, 't Welk zelfs ook de Magiftraat van Arnhem in dier voegen fchynt begrepen te hebben, by der zeiver Publicatie fub Num. 4. op den 17. Decemb. 1740. gedaan , na dat al op dén 26. Novemb. te bevorens den Boedel gerepudieert en defo. laat verklaart was fub Num. 1. en by Publicatie van den 14. Decemb. fub Num. 3, de Crediteuren tot het opgeven van haare praetenfien waren geintimeert: Doordien Haar Wel Edl. en Agtb. by die Publicatie fub 14. ditJ. Num. 4. wel die binnen haare Stad en Schependom geiitueerde ongereed e goederen en effecten en gevonden wordende Rente Brieven van den defolaten Boedel van Meefter Wilhelm vanBayen, maar geenzins mede dien buyten haare ju-  i£8 CONSULTATIEN, ADVYSEN. jurifdi&ie gelegenen en in den Ampte van Eede reets al door Peindinge, met des Lehn Heers voor af verkregen confent, befprookenen en geaffecteerden Thient, ten fine van veihnen verkoopinge in ufum privilegiatorum aut concurrentium Creditot-urn, hebben doën publiceren; I? Na alle anparentie, om dat Haar Wel EDL. enAgtb. niet onbewuft geweeft zyn van het geval, 't welke de Magiltraat der Stad Zutphen, aan welke ofte der zeiver Borgeren en Inwooneren nogtans geen minder of geringer jus de non evocando, als aan die van eenige andere Stad van deze gekeele Provintie, competeert, nog niet lang geleeden in een cas van eenen defolaten Boedel heeft gehadt. 26". Welk geval alhier' fub Num-. 6, en in 't Gelderfch Placaat'Boelpart. 3. column. 480. &481. is te vinden, En niet alleen notoir doet zien, dat de Landfchap, van ''welke zelfs ook de Stad Arnhem, zoo wel als de Stad Zutphen, een Mede-Lidt is, op den 30. Octob. 173 0. op Requefte van de 'Magiftraat van Zutphen en gedaen Berigt van Derk Maaffen en Johan Chri-ftians, na daer over ingenomen Advys van den Hove Provintial, de zaake, of fchoons wel niet in diervoegen, als den Rector Cannegieter zyn fummarium of Rubricque dict. coï. 48o. boven die Landfchaps Refolutie gemaakt heeft, egter infubjlantia in dezer voegen heeft begreepen, dat naamentlyk het met de wel hergebragte en geinvetereerde Gewoontens en Obfervantien binnen deeze Provintie , overeenkomftig is, dat de defolatie eens Boedels, ende de verklaaringe van defolaatheit van dien a judice Competerenti gedaen, niet kan opereren of veroorzaaken, dat procedures en affeétatien, door crediteuren van zoo eenen Boedel binnen deeze provintie elders extra territorium'ejufdem judicis, op effecten van den zeiven Boedel gemaakt of al nog te maaken, daar door of ter oorzaake van zulks zouden worden belet ofte ook opgeheven of onvervolgt gelaaten zouden moeten worden, q Maar zelfs ook nog ligt in aliis ac multo fortioribus terminis, als het tegenswoordig geval in dezen, en als dat by het Extract  ende ADVERTISSEMENTEN. 169 traét uit het Statuten Boek der Stadt Arnhem fub Num. 5. gemeldt, edog in omnem eventum nooit boven het declaratoir van den Souverain van den Lande felfs fub Num. 6. prctvale! ren konnende geval van den 9. Oétob. 1625. Om dat zoo wel Johan Chriftiaans ende den gefaileerden j g Johan Mes fub Num. 6. zyn Borgeren van Zutphen , als Wemmer Ham cum fuis en het naargelaaten Kint van Klaas Noeyen ende des zelfs Momboiren fub Num. 5.' Borgeren van Arnhem waaren, En nogtans de Magiftraat van Zutphen niet in dier voegen 19. • tegens haaren Borger en Inwooner johan Chriftiaans, als de ! Magiftraat van Arnhem in den Jaare 1625. tegens Wemmer Ham cum fuis gedaan hadde, heeft geprocedeert, nogte haare eygene authoriteit, 't zy door hem fubpcena te gelaften, om van zyne voor de Heeren Gedeputeerden van de Quartieren van Nymegen of van Veluwen, op effecten van den door haar defolaat verklaarden Boedel van Johan Mes gemoveerde procedure en gemaakte affectatie, te defifteren, of anderflnts, heeft geinterponeert; Maar met omiffie van zulks, en van alles wat na het inter- 20. poneren van eygen gezag gelykt, zig zoo wel tegen dien Joh. Chriftiaans, als tegen den Arnhemfchen Burger en Inwooner Derk Maajfen, direct aan, den Souverain heeft geaddrefieert, aldaar gededuceert, dat derzelver proceduren niet alleen tot groote confufie tuffchen de Crediteuren ftrekken, maar ook coram incompetenti geinflitueert wezen zouden , en op dat fundament verzogt, dat der zeiver procedures en gemaakte affectatien, wederregtlyk, nul en van geener weerde verklaart , en overzulks geannulleert en gecaffeert, ende die Crediteuren na de Remonftranten, als competente Rigteren over den dezolaten Boedel van dien Johan Mes, gerenvoy- • eert worden mogten, In welk verzoek egter, als NB. ftrydende tegens de weiher'-2-t. gebragte en geinveter eer de Gewoontens en Obfervantien binnen deze Provintie , de Landfchap niet alleen heeft gedifïïculteert, II. Deel Y maar  i7« CONSULTATIEN, ADVYSEN. maar daar en boven ook de Berigtgeveren gepermitteert, om haare geëntameerde NB. Arreft-proceduren na behooren te moogen vervolgen, gelyk fiub dict. Num. 6. 2. Om dat, volgens de Cafus Pofitie in dezen, de proce- 22'dure en affectatie van Willemine Borgers, alberejts geinflitueert en gemaakt ende aen het Sterfhuys van den Heer van Baayen geinfinueert was, voor dato dat des zelfs Boedel was gerepudieert en defolat verklaaat, Daar nogtans fiub di£t. Num. 5. niets het minfte van den cas 23'eens defolaten Boedels, maar ter contrarie van eene Citatie ex Lege Dijfamari, door Wemmer Ham cum fuis tegens een minderjaarig Kint of des felfs Momboiren gedaan, wort gemeldt. En fiub di8c. Num. 6. Derk Maajfen en Jan Chriftians, haare proceduren voor de Gedeputeerden van Nymegen en Veluwen, niet voor, maar allereerft na dato, dat den Boedel van Jan Mes defolaat verklaart was, hadden begonnen. ZA. En 3. Om dat in dezen Willemine Borgers haare Procedu' r're, of fchoons wel voor een ander Gerigte buiten Arnhem, egter binnen deze Provintie, heeft geinflitueert, niet by Arreft, nogte ook by Citatie, maer by Peindinge, door welken ingang Regtens, zelfs niet ten aanzien van de Stadt Arnhem in 't particulier, veel weiniger ten opzigte van de Provintie ia't generaal, eenigerhande evocatie is begaen om redenen in prcecedentibus reets gededuceert. 25. Daar in tegendeel fiub Num. 6. Derk Maafifen en Johan ' Chriftiaans haare proceduren, ef fchoons wel insgelyks intra Provintiam, egter niec by Peindinge, als welken IngangRegtens by de Gedeputeerde Kamers niet bekent is, maar by Beflag of Arreft, hadden geinflitueert; Hoedane Arreften egter iri dat geval van eenen defolaten Boedel, 't welk iets extraordinairs is« en ieder Crediteur aanmaant, om zoo ras als doenlyk is, op wat plaats hy maar kan, tot verhoedinge van fchade, voor 't zyne te invigileren en zorge te draagen, by de Landfchap nog zelfs niet ten aanzien van de Magiftraat of Stad ;  ende ADVERTISSEMENTEN. 171 Stadt Zutphen, als werklyke Evocatien, maar in tegendeel als gepermitteerde middelen , en die daarom na behooren vervolgt worden mogten, zyn worden aangemerkt. En fub Num. 5. Wemmer Ham cum fuis, haare procedure 26. insgelyks niet by Peindinge, maar by Citatie, en zulks nog tot Geulen, en aldus niet buiten de Stadt van Arnhem alleen , maar zelfs buiten de geheele Provintie, ja buiten de gantfche Republicq, hadden geinflitueert, en aldus notorie eene werklyke Evocatie gccommitteert, En daarom ook als Borgeren door de Magiftraat van Arn-27., hem wel en te regte by poene van eene Geltboete voor de eerfte reize zyn geordonneeat geworden, om van die haare procedure te deüfteren, en fi velint , hare gefuftineerde Aótie vooi den Gerigte van Arnhem te inftitueren; En nog te meer , om dat die door haar tot Ceulen tegens 2g, haare Mede-Borgeren geinftitueerde A6lie , nog maar was AÜio ex Lege Dijfamari, en overzulks maar alleen tenderen konde eum in finem, ut adverfiarius actionem, qua Mos diffama • verat, intra tempus a judice prcefigendum, contra ipfios coram competenti inftituat, fiub pozna perpetui filentii, Hoedahe Actie tegens zyne Mede Borgeren te gaen buitens Lants tot Cuelen inftitueren , vooral niet konde te pas koomen, maar 1 gantfch en al buiten den haa,k was; Doordien dog haerlieder Tegen-Parthye, der zeiver actie 29c in Caufia Principali nergens anders, als voor den competenten Rigter van hem Wemmer Ham cum fiuis zelfs, konde inftitueren : Cum femper Attor fiequi debeat forum Rei, excepto jolo cafu judicii Diffamatorii, quod a judicio caufce principalis plane diverfium, ejufique folummodo quafi praparatorium quid eft; Ja zelfs in cas al den Difamans ende den Dijfamatus niet 30(gelyk nogtans Wemmer Ham cum fuis en het kint van Klaas Noeyen ende des zelfs Momboiren fub dicl. Num. 5. al deden} onder een en den zeiven, maar ieder onder eenen byzonderen Rigter, waren gezeten geweeft , Alsdan den Dijfamatus, om A£tionem ex L. Dijfamari te in-31. Y 2 fti-  m CONSULTATIEN, ADVYSEN ftituèren zulks nog niet coram judice Diffamantis ac multo minuscoram alioac Extraneo judice behoeft te doen, maar coram judice Difamati, en aldus voor zynen eigenen Rigter, zulks doen kan - Quoniamifto cafuRegula: Attorfequitur forum Rei exceptionem patitur, idque ideo, quod Attor in judicio Diffamatono , in judicio caufa principalis non Attor, fed Reus, ac vice verfa . Reus in Diffamatorio judicio, in caufa principalis judicio non Reus, fed Attor fit. Op de Tweede Vraage. „0 Dat wel Willemine Borgers binnen dien by de eerfte Publi'caüefub Num. 3. gepreflgeerden termin na dato van de laatfte Publicatie haar Creditum mede binnen Arnhem kan op ot aengeven in eventum five fubfidium , dat is, voor zoo verre als zv dientwegen aan den door haar by Peindinge in den Ampte van Eede befprookenen Thient te kort koomen- mogte. . Maar dat voor haar het raadzaamfte is, zulks niet te doen, 3I'en maar alleen haar in den voorfch. Ampte door die Peindinge verkreegen regt, na behooren te vervolgen. ,2 Om dat, volgens den inhout van die Tweede Vraage, dien 'Thient fufficeant is, en er by gevolge niét te dugten ftaat, dat die Creditrice daar aan te kort fchieten zal; En dat zy zig niet mede binnen Arnhem onder de Crediteuren kan aangeeven, zonder zig in dc aldaar in cas van preferentie en concurrentie te omftaane proceduren in te wikkelen, en zig zeiven dus doende onderhevig temaaken, om die daar op loopende Koften, pro rata, te moeten hdpen uitichieten. Waar omtrent zy potentiorem Adverfarium zoude refcontre33'ren aan de Admiraliteit van Amfterdam, welke, volgens den inhout van die zelve tweede vraage , fuftineert tacitam ac lesalem hypothecam , en uit dien hoofde het Regt van preferentie te hebben, op en aan de goederen van den Heer van Baayen, , die Ontfanger van 's Lant Convoyen en Licenten binnen Arnhem is geweeft. Te  ende ADVE RTISSEMENTEN. i73 Tegens hoe eene magtige Tegen-Partye het deze Credi-34 tricie, zoo wel als andere Crediteuren, ongetwyffelt zeer hart vallen zoude, de procedure toe den eynde toe uyt te houden. En zulks niet tegenftaande, dat 'er tegen de voorfch fuftenue van die Admiraliteit verfcheidene fpeculatien vallen, En onder anderen, of wel zulk een gefuftineert Regt van legale en ftilzwygende hypotheecq en preferentie, aan die Admiraliteit werklyk competeert ? Vooral daar zy dien Ontfanger, by den aanvang van zyne * bedieninge , eerft en vooraf alle zyne goederen, voor de ad-3 miniftratie van zynen Ontfangft , fpeeialyk hadden konnen doen verbinden, en aldus, indien zy gewile hadden, expresfam hypotkecam hadden konnen adquireren , eer e'n bevorens hem tot die adminiftratie te admitteren; Voorts, of men hem niet voorat in genere en on^elimi-o7 teert, voor zyne gantfche adminiftratie, hadde konnen laaten fufficeante reële of perfonele Borge ftellen , in plaats van hem maar alleen tot zeekere gelimiteerde fumme toe te doen perfonele Borge ftellen met twee Perfonen, die men zelfs heeft geaccepteert, en waar op men hem tot de adminiftratie geadmitteert heeft? Als mede, of men hem, na hem niet hooger, als tot zoo- a» daane fumma te hebben doen Borge ftellen, wel tot nadeel yan andere Crediteuren, hooger in de fchult heeft konnen laaten verloopen, als tot die zelve fumme toe, en of men zulks met hadde konnen preveniëren, door hem van tyt tot ieyt te nootzaaken, om penningen aan den Ontfanger Generaal van de Admiraliteit in Caffa te doen koomen? Gelyk ook, of men in allen gevalle die fumme,' tot welke toe men hem Borge heeft doen ftellen, niet aan die Bomen 39'' die men zelfs geaccepteert heeft, in plaats van aan de naargelatene en niet expreffe verbondene goederen van dien Ontvanger , zal moeten verhaafen ? Over welke poinéten , ik egter al immer zoo min myn, fentiment gedenke te uytten». als het van de convenientie4 ' ^ 3 van  geftelde vrage, waar van het objettum eigentlyk fou beftaan Bb a in i  £96 CONSULTATIEN, ADVYSEN in eene civile perfonele actie-van fchaade, ter oorfake door gepretendeerde onachtzaamheid van D. zeekere behuizinge door den brand geconfumeert zou zyn, niet anders zou kunnen uitleveren, als een refolut affirmatif antwoord, dat die actie van fchade, welke B, en C. tegen D. over die voorgewende onachtzaamheid en daar uit errefen brand, in haar leven gehadt moogen hebben , door haaren dood is overgegaan op derzelver Kinderen als haare Erfgenamen en Univerfele Succelfeuren, rq Waar aan te minder twyffel overblyft , dum apud nos attio illa ex L. Aquilia, non perfonalis, fed merereiperfecutoria eft, ideoyue is , qui cidpa damnum dedijfe probatur , moribus noftris ultra veram damni aftimationem, ad nihilum teneatur, Conform andere naburige gewoontens , te zien by I4' Groenew: de Leglb. abrog- ad §. 9. ff 15. inft- de Leg. Ajuil. ff aleg. ibid. Derhalven zal men in deezen in bctrachtinge moeten nemen of alhier eenig middel gevonden werd, waar door men rechtelyk zal moogen befluiten, dat deeze actie by't leven van B,. en C. is opgeheven en weggenomen. Want gelyk men hier vorens heeft gezeit, dat die difpoMe van rechten , volgens welke attiones perfonales ex ■ contrattu venientes , ad haredem fuccejforemque univerfalem overgaan, aan deze bepalinge onderhevig is, nifi fpecialiter inter"panes conventum fueri.t, ne trmfeant; zo dicteert ook de analogie en evenredenheid, dat de civile perlonele actie ad reparatibnem damni, ex delitto profluerende, werd gereftringeert door dezelve limitatie, etfi attio illa per pattum. vel remijionem a defuntto fublata fuerit. , Vermits het in zo een val buiten bedenking is , dat 3' 'eene zodane actie , welke voor de dood van B, en C. heeft opgehouden in bonis eorum te zyn , niet door deze ver dood heeft konnen tranfieren en overgaan, tot der zeiver kinderen, gQ  kxde AD VERTSISEMENTEN. j97 Eo quod non entis non fint qualitates. Ut proinde hoe re- . fpettu hereditas a Cicerone in topicis recle iefiniatur, pecunice, 1 * quce morte alicujus ad quempiam pervenit. Tot welken onderzoek dan in eonfideratie komt , het geene by het Quaritur word voorgefteld , namentlyk dat B, en C. nog eenige Jaaren daar na geleeft hebbende daar over D. nooit hebben aangefproken , of daar omtrent eenige prcetenjie geformeert , Ja hem tot het einde van haar leven in haaren dienft niet alleen gecontinueert, maar zelfs zyne CommiJJie gerenoveert hebben gehad, en dit alles, daar zy zeer wel wijlen , dat D. betigt wierd, als of den brand van haar huis door zyn onachtzaamheid zoude zyn gecaufeert geworden , In welke omftandigheden my dan voorkomen, Eerftelyk29 een ftilzwygend, en non inftitutie dezer actie tot-der overledener doodt toe. En ten tweeden de continuatie van D. in dienft van B, en C. en yernieuwinge zyner Commiffie , ende zulks daar zy zeer wél- wiften dat D. die betigdnge in quffiftie naging- Betreffende het eerfte lidt, en daar in allereerft de ftilzwy-22 ging door B, en C. zo is het wel inden eerften val zeker, Silentii in fe nullam effe vim aut ejficaciam, nullumque illud five in natura, five in jure, habere effettum : cum mera negatio fit, qua quis decitur non loqui, tontum■ abeft ut ex eo fiolo confenfus vel dififenfus nedum juris fui remijfio, inferri poft, Quin contraria potius in utroque Jure regula , ff merito, ■pofita eft, quod, qui tacet, neque confentire neque diffentire ®' videatur, L. 142. ff de Reg. jur. c. 44. eod. tit in 6<-°. ' En wat de niet inftitutie der- actie aangaat, zo komt my uit de aangehaalde omftandigheden niet voor, dat na 't ge-2^" val tot de dood van B, en D. zo veel tyd is verlopen, dat daar uit een regtelyke praefcriptie -geinfereert kan worden, zynde in Gelderland regulariter een derde deel van hondert Jaaren, Goris 3. adverfar. 1. Cap. 9. Matth. paroem. 9. B b 3 En gCenc uy net $su,icr ibwr wuiu vuui gciicm , licuncnuyK. UUl »  CONSULTATIEF ADVYSEN te En aïetitMlven fel men in deezen moeten onderzoeken of in 't poinft der continuatie van D. in den dienft van B, fn C ra het renoveren zvner Commiffie, iets leit opgegoten 't welk gevoegt by het voorzeide ftilzwygen en niet Situeren deeKr a&e ! een doorflaand argument tot extinftie derzelver kan uitleveren. < Cum enim confenfus & diffenfus animi, txtermsfignis decla^retur ! accTdere LLnquamfilentio poffunt, ex quibus confenfus vel diffenfus colltgatur. Fn 70 ook omtrent de niet inftitutie der actie, of wel de 27' ^J^SSeenet actie een derde deel van hondert t .fvTrS zo wil dat egter geenfints zeggen , dat So^ Sde 'bykomende mi&deS, een affie in minder fid kan werden geextingueert en weggenoomen, als ik in ZLTcoZZZauad Reform. Velav. Cap ^ art. corollarii loco heb bygehaalt, quo relatw. o Fn in ftrimis quidem certiffimum eft , faüa non minus, quam "«^«^^"^ fc*** omtrent welke:ƒ;,£?* tïtl ÉSS SX'SStC verben zodane k g»p?e«« ««.«»;«fftƒ' Jff! ° J° Wunus cmRitwt ccmfenfum Cocci), ut. aijj. s- 4'""fs °T' h„ he, vooreeftelde CW'mr voorondersteld »«• H^a R en C g^eetenhebben, datD, naging, dar ?yerdo'or1yn'onvoorafgtigheid, tot den gemelden brant oecafie had gegeven; Zo  ende ADVERTISSEMENTEN. i99 Zo volgt uit die kenniffe al verder, dat B, en C. moeten werden geoordeeld, by de continuatie van D. in haaren32" dienft, en 't renoveren zyner Commiffie, ook gewilt te hebben, dat daar uit zouden confequeren zadane effecten als daar uit n.ceffario ff verifimiliter getrokken zouden moeten en konnen worden. Dum verijfimum fit, hoe ipfio , duin agimus ultro, veile nosllid ipfum, quod agimus ff quidquid actui illi coharere novimus. Idem Coccej. d. dififi. §. 5. in tantum, ut nihil interefife dieatur, expreffe quis fin ffr agio, au rebus ipfis ff fiaftis , voluntatem fiuam declaret, L. 32. §. l.jf. de Legib. Maar, als men nu dit fattum, alzo bekleed met eene reg-34telyke kennis en wille , eens brenge tot het ftilgwygen en niet inftitueren van haare actie , en daar mede zamen voegen , zal daar uit geen ander oordeel konnen worden opgemaakt , als dat B, en C. wetens en willens van haare actie (zo zy eenige hadden) hebben afgezien , en D. ipfio rerum teftimonio (quod verba non defiderat:) daar van gelibereert en ontflagen. Werdende het doorgaans in regten daar voor gehouden,35'" quod ad eruendam ex filentio voluntatem , tale fufficiat fiactnm, unde veluti ex figno externo, pro negotii natura ff caufa: Circumftantiis voluntas agentis ff fcientis colligatur, vide fis L. 2 §. 1 ff. de paft. I. 63. pr. vers. fci entibus ff. de Re judicat'. L. L. 9. C. de remifif. pign. L. 2. C. de acq. vel retin. poff. i Wel zo verre, ut in axioma tranfierit, voluntatem alicuius,^6' \facto magis, quam verbis declarari, Banbos in loc. eomm. Cap. .voluntas ax. 32. Het welke dan te meer in deezen zal ftringeren^ als men 37confiderere, dat de voorgewende onachtzaamheid van D en de continuatie en renovatie der Commiffie door B en C fubflsteeren in terminis ff continentia ejusdem caufa, nament-' Fyk de waarneminge zynes Officie (als Waar in en onvooragtigneid zou gepieegt zyn, en 't fattum renovationis gevost  a0o CO NS ULT ATI EN , AD VYSEN h~) en by gevolge dit fattum van B, en C, niet anders kan t itleveren , als de approbatie van de Perfoon van D, ende daar aan gehegte remiffie van voorbegaane misllagen , zo eenige bewyflyk gefchied vvaaren. o Declarant enim DD. pmdittum axioma, ut fingulariter 3 procedat, quotiefcunque aliquod faüum efideterminatum ad certum quid pmfumendum, Mafcard. cit. apud BarboJ. d. I. ,o Want dog (indien 't gepermitteert is ex anehgo te argu3 menteren) fi ex eo ipfio, quod maritus cum uxore adultera ZtadmMrn adulterium concubuent, eenfien debeat remifftfe tlrVam , uti in terminis longe fortioribus probat & fiuffragio ReVi Ducatus Magdeburgenfis confifiorii Ecclefiastm; etiam ubi maritus fe litteris muniviffet reverfiahbus , mifirmat J. Chrift. Winter in difiert. 2. de Süentio §. 33. 40. Wat hcefitatie vel dubitandi ratio zou alhier konnen overig zvn, dat men niet even legaliter zou mogen befluiten, dat Ben C , wetende dat den brand van haar huis, aan de onïaryaamheid van D. wierd toegefchreven , en denzelven eenige Jaaren lang, en tot baardood toe, met alleln houdende buiten alle aanfpraak , maar ook daar en boven hem continuerende in haaren dienft , en zyne ComS vernieuwende , daar door noodwendig moeten werden geooS, de voorige miüagen (die 'er begaan mogten !5rtaan hem geremitteert te hebben. Daar ook anderzfnts, en buyten dat, de renovatie der Commiffie na regten genoeg zou moeten zyn, om tebewyzen, dat B en C. onSïien dat gerugt, de perfoon van D. geapprobeert, ende in z§yrgedragggenoegen genoomen hebben , Qjcod ipfi femper fufficeret. jt Het tweede Ouaritur brengt, myns oordeels, zyn antwoord van zelfemeede namentlyk dat een gengt, hebbende zlg alvoorens uitgelaten tot deletie van zeeker fattum, naderhand daar over niet kan erkennen, als Rigter, maar zig daar van behoort te onthouden. Ge-  ende ADVERTISSEMENTEN. 201 Gelet dat een zodanig Gerigt inverteert de gantfche ordre. van zaaken, volgens welke een begaan feit moet werden42' gedefereert aan het Gerigt, ende zig in tegendeel het munus deferendi aanmatigende, daar door verwerkt dat publicq vertrouwen , waar op het officie van een Rigterzyn fteunfel heeft. En ten opzigte van parthy, zig fruflreert van dieprafumtie van integriteit en onpartydigheit, anderfints voor een Ge-43' rigt militerende, ende een zodane geaétioneerde ontneemt alle hoope, om ook in de alJerregtvaerdigfte zaak, na eene koftbare procedure, te zullen kunnen triumpheren. Zulks dat, of wel het juramentum perhorrefcentice in onze vierfchaaren niet practicabel is-, egter in een geval als dit, een gedaagde party omni Jure bevoegt is, om op zyne regtmatige fiufipicie een zodanig Gerigt te recuferen. . Want dog, fi jüfa vetent, ne Tutor maritus vel elius, inA< rem fuam auttor fiat, uti L. 2.L 7. ff. de auct. Tut. Carpzov. jurispr. For. part. 3. conft 13. def. 22. n. 8. ff part. 3.. conft. 7. def. 16. n. 7. .quant0 minus permiffum erit Judici3 Officium judicantis interponere caufie , quam per delationem fiatis fuam fecijfe probetur. Tot welken einde D. gehouden zal zyn, ter ecrfter Citatie4ó te compareren, ende zyne recufatie, in forme' van excep- ' tie, met deredenen daar toe dienende, in ipfio litis primordio, dat is, voor dat hy zig ergens anders toe inlaat te proponeren, en daar by te blyven perfifteren, Zanger, de Except. part. 2. cap 4. n. 1. ff feqq. Waar op, zo 't Gerigte zig des onaangezien de zaak zou., willen aantrekken, D. zig zou moeten addrefferen adfuperi-' mm, by ons de Heeren Staten van de Provintie,-ende aldaar verzoeken , of authorifatieop 't Hof, of furrogatie van andere Gerigts perfonen, als .zynde zodane furrogatie Juns majefiatici. Ziet Lantdags Reces de dato 30 April 1712. Aldus geadvifeert onder correöie van beier ge' ™ . , voelen in Harderwyk den 3 Mev 1740. Ivas onderteekent: 3 ■ ■ JT n , JOHAN SCHRASSERT. LI. Deel. C c gr,  soa CONSULTATIEN, ADVYSEN. By ons ondergefchrevene Regtsgepromoveerde gezien en geëxamineert wezende de hier voorftaande twee vragen, en op die zelve door den Heer Johan Schrajfert verleent Advys , zouden wy geene zwarigheid maken, om ons met dat zelve Advys alfints te conformeren, gelyk wy doen mits dezen Actum Arnhem den 10 May 1740, Was ondertekent ; M. A. van LAMZWEERDE. G. W. ENGELBERTZ. XL ADVYS. By korte pun&atien over twee Teftament en ± en in hoe verre die konnen beftaan.. CASUS POS 1T I E. De Heer Jacob Jan van Delen, getrout zynde geweeft' met Vrouwe Maria Clignet, heeft in den Jaare 1724. opgerigt een beflotene teftamentaire difpofitie , waar by zyn Hoog wel Geboorne tot deszelfs eenige en univerfele Erfgenamen ieder voor de halffcheid inftitueert Vrouwe Geertruid van Broekhuizen , geboren van Delen, en den Heer Steven van Delen. Naderhand en wel in den Jaare 1742. na dat zyn Hoogwel Geboorne te bevorens in zyne harlfenen was getroubleerü geworden , difponeert den zeiven op nieuws, en niet tegen ftaande zyn Hoog wel geboorne daar byuitdrukkelyk. 1°. zyn vorige Teftament en zoortgelyke difpofitien bekragtigt en van volkomen waarde houd, en wil en begeert, dat die haar «Os?»-  snde ADVERTISSEMENTEN. 203 volkomen effect zullen forteren; zo inftitueert hy 2°. daar by, metexcïufle van de welgeboorene Vrouwe van Broekhuizen, tot zyn eenige Erfgenaam den Heere Steven van Delen voorn., en maakt by dat Teftament verfcheide legaten: Waar by ftaat te noteeren, dat de Teftateur zo wel te Nykerk (alwaar hy als ampts-jonker verfchreven, en uit dien hoofde mede een Lid van de Ridderfchap van Veluwen was) in een behuilinge hem toebehorende, als te Utrecht heeft gewoont, en dat zyn Hoogwelgeboorne, na gemehe Teftament te Nykerk aan zyn huis gemaakt te hebben, genoegzaam agoniferende, na Utrecht getranfporteert en aldaar overleden is. I-Ford gevraagt. jo. Of, indien het bewyffelyk mogte zyn , dat de Teftateur na een verkregen overval doorgaans is getroubleert geweeft, over zulks het laatfte Teftament niet vervalt? 2°. Indien zulks niet bewyffelyk mogte zyn, of als dan die hier voren gemelte contradictoire claufule de inftitutie van 5t latere Teftament niet zoude vitieren en doen corrueren, blyvende het eerfte Teftament in zyn.kragt en waarde? Dan of wel 3110. om de perplexiteit der woorden van 't latere Teftament, 't welk tot het eerdere wort relatief gemaakt , daar nogtans dié beide onmogelyk zamen zouden kunnen beftaan, zowel het eerfte, als het laatfte Teftament, om dat in die beide contraire inftitutien geboden worden, -zoude vervallen, en hoe ten opzigte van dezetwede en derde vrage de L. 16. de condit. inftit & l. 188. ff. de Reg. jur. te verftaan zyn? 40. Wat voor zoort van actie, waar, en tegens wien als dan, het zy poffefforie tot acquifitie van het bezit van den boedel proportione hcereditaria, of petitorie tot annullatie of refciffie van het latere Teftament, of ter bekominge van de halffcheit ■der Goederen uit kragte van het eerfte zoude behoren geinC c 2 ftitu-  azen; te. meer, dewyl men daar van in dezen geen bewys kan zoeken magtig te worden, zonder door zulks tedoen, zelfs te kennen te geven, dat men de Schouten4* Gerigts-Lieden, die over het pofterieur Teftament geftaan hebben, verdagt houd, van daar door iets ongepermitteerts gedaan, en over zulks zig zeiven mhaare funétien te buyten gegaan te hebben, Zo kan ik niet ligt te gemoete zien, dat de Heer van,e Broekhuizen, nomine Uxoris , zig van dit poinct met eenig effect zal konnen bedienen. En meene derhalven, dat maar alleen geadvifeert zoude be- q hoeven te worden over het geval, in 't welk men werklyk. ° verfeert, dat is, den cas, dat niet blykt, dat de Teftateur ten voorfchreven tyde buiten verftant geweeft is, en gevolglyk de prasfumptie regtens daar voor ligt, dat hy 't zelvedüenmaals nog heeft gehad. En. in fpecie over het geval daar de Teftateur , by zyn' 7 C c 3. eer- C'  ao6 CONSUL TATIEN, ADVYS E N eerder Teftament van den Jaare 1724. zynen jongften Heer Broeder ende zyne Vrouws Zufte.r ieder voor de halflcheid, met exclufie van zyne twee andere Heeren Broederen ende der zeiver Kinderen en Kints-kindaren, tot zyne univerfele Erfgenamen geinftitueért hebbende, 8 Naderhand in den Jaare .1742. en na dat den jongften van ' zyne twee geëxcludeerde Broederen, hoewel met agterlatinge van wettige kinderen , inmiddels al overleden was, heeft gemaakt een pofterieur Teftament, in welks pramiffen hy alle zyne voorige difpofitien of maakingen, geene uitgezondert, en wat naam die ook hebben mogten , van volkomene kragt en waerde houd, ende die zelve bekragtigt, voor zo verre als die zulks nodig hebben mogten. o " En in 't vervolg van dien tot zynen eenigen en univerfelen Erfgenaam, edog met den laft van uitkeering van eene menigte van Legaten, zo aan kinderen van zyne twee andere Broederen, als aan andere te doen, inftitueert alleen zynen iongften Broeder, met exclufie niet alleen van zynen oudften Broeder, maar ook van zyne Zufter, en vorders mede van alle andere, die ab inteftato eenig recht of hoope tot zyne Erffeniffe mogten hebbenlcr' 'T welk, of fchoon wel by den eerften opilag als con- tradiftoir, en aldus inutil mogte voorkomen, ii- Niet een aanzien van de gemaakte Legaten, als welke, des onaangezien, al evenswei nog geprsfteert of aan de Leeatarien voldaan zouden moeten worden ; om dat hedendaags Legaten zonder Erfgenaams inftitutie konnen beftaan ; Dewyl in deze Landen iemant niet alleen met meer als een Teftament, maar ook propartetejtatus, acproparteintejtatus , kan en mag overlyden, en daarom de Haredis injiitutioby ons niet is van de effentie eens Teftaments, 't welk nogtans by de Romeinfche regten gantfeh anders was. I2° Gelvk ook niet ten aanzien van de Haredisinftitutiozelve, wanneer men de twee voorfchreven Teftamenten niet con-  kmde ADVERTISSEMENTEN. 207juttim, mar ieder op zig zelfs apart, en aldus als twe bvzondere Teftamenten, komt aan te merken: Aangezien als dan het eerder Teftament door het iatere gedodet wort voor zo verre als die beide tegens malkanderen koomen teftrvden • In voegen dat als. dan de Lex 188. ff. de reg. jur., als welke niet van twee byzondere Teftamenten, maar alleenlvk van contraneteiten, die zig in een en 't zelve Teftament op doen komt te fpreeken, en tot welkers difpofitie die van de Lex \6'J't41 Td- V; ■ I3< S' 3-/- ^ reb. dub. en /. 14. cod defid. Inftr. betreklyk is, op het pofterieur Teftament, alhier in quóeftie, geene applicatie kan hebben. Maar alleen wanneer men deze twee Teftamenten .lunStim, dat is ter oorzaake van de inha;fie en bekragtiginee van het eerdere, by het hetere Teftament gedaan, met halbeide gezamentlyk voor maar een eenig Teftament wil aanmerken, en op dat fundament of praiuppooft de gemelde Lex. 188. daar op appliceren wil uit dien hoofde, dat die op de eene plaatfe gedaane Haredis inftitutio, tegen de geene die op de andere plaats is gedaan, in dier voegen ftrydt dat wanneer de eene ftand grypt, het als dan eene abfolute onmooglykeid is, dat de andere ftand grypen kan. Zo kan nogtans uit zodane contrarieteit nog onmooglvk™ volgen dat het pofterieur Teftament in 't geheel verval ' Jen , veel weiniger, dat in plaats van dien het anterieur Teftament ftand grypen moeten zoude. Eerftelyk, om dat die contrariteit enkel en alleen refideert re an het poinft van de Erfgenaam* inftimie, welke nogtans monbus hodierms geenfins is de effentm Teftamenti fta,idgrypen'ten aanc~ Ten tweeden, om dat de meergemelde Lex. r88 geenfintzegt, dat, wanneer 'er ftrydigheden in een Teffit ^ll6i' von-.  ao8 CONSULTATIEN, ADVYSEN vnnH<.n worden, daar van als dan nog een van beide , ja SffnieT dat het laatfte, veel weiniger dat het eerfte van be de zoude konnen ftand grypen, maar in tegendeel,^ dat als dan het een zowel als het ander vervalt, als fpreekende MuTmp«gn««ia interfie in Tcftamento jubereutur, neurum raUim eft, waar mede ook de leere van Sonde, Deerns ,IZhorftzn Wiffmbach, over. die zelve wet commentarierende, overeenkomt. 17. Zo dat in dusdanen geval de zaake in zo W *jrv* m 7 cofatn intejiati, dat nog d'een nog d ander is fjf™^* Tejlamento, of gelyk Brunnem ad leg. 16. ff. de eend. lnjt. zegt, ut neuter Hares fit. 18 In voegen dat in dusdanen cas van perplexiteit, maar alleen de llïaten by Teftament gemaakt, uit kragte van dien zouden ftand gr^peï, en voor't overige zo wel de eerdere, Tdflalïere gedaane inftitutie en exhteredatie of exclufie, zoude verv Uen , en als dan de Erfgenameni 0b intefiato zouden foomen erven, niet anders als of nogte de eene, nogte de andeTe mftSiè of exclufie van Erfgenamen was gefchied, maar alleen de Legaten gemaakt waren. Fn voor het Derde , om dat zelfs ook nog quoad unum ^pLïffcftTÜ opleenlha.de Exceptie ofl, mitatie vallen foude; üe of OS™0^ g SSi/i«, tf i» r^Me«iS fonus pu£i> _ ^ reg. lur. reg. n. 4. U - ^- 14. C.defid. inftr. By  ende ADVERTISSEMENTEN. sop By 't welke wanneer men koomt te voegen, en gezament-21. lyk met het zelve in aanmerkinge te neemen, niet allee», dat zig in dezen geen een eenig Teftament, maar in der daad twee afzonderlyke, en van malkanderen, ten aanzien van denham, wel agtien jaaren verfchillende Teftamenten, komen op te doen , Maar ook, dat die zig alhier op te doen fchynende contra-22 dictie, alleenlyk is eene zodane contrarieteit, dat'er dezelve niet geweeft hebben zoude, in cas dat 'er maar een van deze twee Teftamenten, 't zy dan het eerdere of het latere, in rerum natura geweeft, en het andere nooit gemaakt was; Zo komt daar uit, per argumentum a diverjis, in eoque a% Derhalven zoude zulks moeten worden onderzogt, e En bewezen zynde, zo is het regtens en bekent, dat het voorfchreven Teftament invalide en nul zoude zyn. , Aanbelangende de tweede vrage, dunkt ons, dat de claufule van het latere Teftament in dato den 27/fc November 1742. ten refpeélevan de inftitutie, 't zelve Teftament niet vitieert of doet corrueren, Maar dat die ftant grypen en effeèf forteren moet. Nademaal in 't voorfchreve Teftament zodanige perplexiteit der woorden of derzelver inftitutie niet gevonden worden  ende AD VER TISSEMENTEN. 215 den, dat men zoude moeten vaft ftellen, dat daar uit abfoluI te geen zin omtrent de inftitutie te vinden zoude zyn. Want of wel by de eerfte inftitutie, by het welke Vrouwe 9» ï Geertruid van Delen, getrouwt aan den Heer Luitenant ColI lonel Willem van Broekhuizen, voor de helfte is geinflitueert geworden, En dat in het laatfte Teftament alleenlyk den Heer Steven 10. I van Delen tot univerfelen Erfgenaam is gemaakt, met by)j voeginge in dat latere Teftament , dat begeert, alle Teftai mentaire, codicillaire of eenige andere makingen, watnaamdie I ook mogten hebben, geene uitgezondert, daar by te bekragI tigen , zo verre die, zulks nodig zouden hebben, willende en I begerende die volkomen effect, forteren zullen. Waar uit men dan zoude konnen befluiten , dat het eerfte n. 'i Teftament zoo wel als het tweede zoude moeten gevolgt I worden, en by verdere confequentie, dat die twee Tefta:; meuten tegens den anderen ftrydig waren ; Daar het nogtans zeker is, dat door zodanige claufule in 12. i zig zelfs en van die natuur niet is, dat het gunt by vorige ', Teftament is geordonneerd by eene volgende difpofitie niet ) zoude konnen verandert worden. In tegendeel is het zeker, dat nopende eene inftitutie, by I3. i een vorige difpofitie gemaakt, door een contrarie difpofitie, 'ifchoon genomen niet fpeciatyk gerevoceert, door de latere tj inftitutie voor gerevoceert moet worden gehouden. Nihil enim prohibetpriorem fcripturam pofteriore corrigere com- IA mutare, refeinder e L. 17. pandect. de adimend. ff transfer. Legat. Al waarom dan in dezen niet in confideratie komen de L. 26. ff. de condit ff. Demonft. tS' Nog de wet 183. ff. de R. J. ende L. 14. Cod. de fide inftrum. Vermits de L. 16. ff. de condit. ff demonftr. zodanig perjj plsxa is, quod nullum 'poffit exitum inveniri, cum Mevius her es effe.  2I'5 CONSULTATIEN, ADVYSEN effe nequit, fi Titius her es fit, nee vice verfia Titius, fiMevigus her es fit. 18. 'T welk in dezen niet gevonden word, nadien in 't eerfte Teftament twee Erfgenamen gevonden worden geftelt te zyn; I9> Namentlyk den Hoog Wel Gebooren Heer Steven van Delen, 20. En Vrouwe Geertruid van Delen, getrouwt aan den Heere Eieutenant Collonel Willem van Broekhuizen , ieder voor de geregte helftej 21. En in het laatfte Teftament geinftueert is een Erfgenaam alleen, den Hoog Wel gebooren Heer Steven van Delen, Heer van Lent. 22- Over zulks een certus her es. 23. Derhalven die inftitutien geen perplexiteit komen te involveren , ut nullum exitum pojjint invenire. 24. Gelyk dan ook de L. 188. ff. de R. J. &> 14. Cod. defid. infitrum. in dezen geen applicatie vinden konnen. 25. Om dat die fpreken van zodanige tegenftrydigheden onder anderen , ut neque ulla divifione feu diftinctione removeri aut conciliari ■pojjint, fibique fidem mutuo\derogent, queeque utifimul fitare non poffunt, ita mutuo fiefie expellant. v. Gothofir. ad de L. 188. de R. J. Maftertius ad d. Legem. 26.. 'T welk in dezen niet kan gezegt worden, 27> Nademaal die tegenftrydigheden in dat lateréTeftamentzo'danig niet worden gevonden, dat dezelve geen uitlegginge zouden konnen erlangen. 2g Ten opzigte van de derde Vrage, zouden wy van oordeel ' zyn , in gevalle bewezen was, dat den Heer Teftateur tempore fafti Te/lamentiniet by zyn zinnen , maar getroubleert is geweeft, dat als dan het gehele Teftament komt te vervallen, en dienvolgens de Legaten, daar by gemaakt, ook niet beften dig blyven. Dan  ende ADVERTISSEMENTEN. ai7 Dan ingeval de Heer Teftateur het volkomen gebruik 29. van zyn verftand ten tyde der makinge gehad heeft, offchoon de inftitutie niet goet mogt zyn, ofte konnen beftaan, dat egter de Legaten, daar by gemaakt, beftendig zoude blyven. Aanbelangende de vierde vrage vermynen wy, dat de 30. reële en perionele actie ten opzigte van de allodiale goederen alhier te Utrecht zoude konnen worden geinflitueert, indien men daar toe geregtigt ware ,• Om dat alhier is het domus, mortuaria, en 't judicium fa- 31. miliceercifcunda kan worden geventileert. Gelyk ook van de Lenen alhier in de Provincie van U-32. trecht ter leen gehouden wordende: Welke Stigtfe lenen, ingevalle zyn Hoog Wel Gebooren33. van dezelve geen oétroy gehad heeft, zo die ten refpeéte van de Ed: Mog: Heeren Staten dezer Provincie of andere particuliere vafallen of onderdanen zyn releverende, omtetefteren, zouden moeten volgen aan den oudften Leenvolger op ftraat: v. Mattheum in zyn param juris Belg. parcem. 8. Dog ten opzigte van de lenen in Gelderland, by den Teftateur nagelaten, zoude men met meer grond die aétie, in conformité van de Leen-regten aldaar gebruikelyk en onder het Territoir of Leen-kamer behorende , konnen inftitueren. Concernerende de vyfde vrage, zouden wy van gedagten35. zyn, dat de Vrouwe van Broekhuizen niet geregtigt ware, omme van de Douariere van de Hoog Wel Gebooren Heer Jacob Jan van Delen ftaat en inventaris te vorderen; Om dat het regtens en conform de praftycq zeker is, dat3t5. die gene, dewelke Erfgenamen zyn geinflitueert, gefubftitueert, of uit kragte van fideicommis geinterelfeert zyn, alleen het regt hebben, om ftaat en inventaris te vorderen. Het welk in dezen komt te cefferen; 37, Nademaal by de laatfte Teftamentajre difpofitien blvkt,„o II Deel. Ee dat38'  nZ CONSULTATIEN, ADVYSEN dat de vrouw van Broekhuizen geheel en al is geëxcludeert geworden, En dat het Teftament om vorige geallegeerde redenen va3V'lide is. 40. Gevolglyk de Vrouwe van Broekhuizen, als niet geintereffeert zynde, als dan ook niec bevoegd is, ftaat en inventaris te eiffchen. Ten opzigte van de zesde vrage, vermeinen wy , dat de 'Heer van Schonenburg, fchoon de oudfte Broeder en Leenvolger zynde van den Heer Teftateur, ook niet bevoegd is , om ftaat en inventaris van de Teftateurs Weduwe, om redenen hier voren aangehaalt , te konnen of te mogen vorderen : Dog in gevalle zyn Hoog Wel Gebooren vermynde, dat ''er eenige Leenen in den Boedel van den Heer Teftateur mogten gevonden worden, van wat zoort die ook zouden mogen wezen, waar over by gebrek van approbatie, oétroy of permiffie van den Leen Heer, met effect niet mogte wezen getefteert, zoude zyn Hoog Wel Gebooren dezelve, als oudfte Leenvolger op ftraat, ter plaatfe, alwaar die gelegen mogten zyn, konnen vervolgen, en zyn actie dien aangaande inftitueren. 43. Op de zevende vrage, vermits de ondergefchrevene geinformeert zyn, 't zelve te zyn gefchiet, zo is het dien aangaande onnodig te adviferen. Aldus geadvifeert binnen Utrecht den 16 January 1743. Was onderteekent: WILLEM van CLEEF, ISAAC van SCHOONHOVEN. XH AD-  KXDE ADVERTISSEMENTEN. 219 XII. ADVYS. Decreet aangaande eenproteft, om daar door de jurisdictie van een gerigt te ontgaan, en dat V zelve daar toe niet voldoende is. net gerigte der Heerlyk'ieit Didam, met alfumptie van onpartydige Regtsgeleerden , gezien en geëxamineert heboende de fucceiljve Aétens Executoriaal, ende der zeiver gedane Exploiften, refpective in datisden I7en 21 September 6 en 7 voorts 21 en 24 Qctober 1746. door Dotter Albert Muis , als volmagtiger van den Borgermeeiïer en Generaal Ontfanger B. Verftege, op en aan die in den Huize den Dyk beruftende gereede goederen van H. J. luchter, en by der zeiver infufficeance, op en aan dat Huis denDykcumappertinentiis zelve, om daar aan eene fomma van 70Guldens, door H. J Tuchter, wegens 's Lands Taxe in de vier jaaren 1743 1744 1745 en 1746. verfchult, zo veel moogelyk te verhalen , by den Gerigte geimpetreert, als mede het proteft ten aangeftelden daage van Diftraótie van die zelve gereede goe-deren, door des zelfs fchoon zoon Conrad Ganderhelden, pro (e ac nom'me Uxoris, onder verfcheidene bedreigingen, tegens die verkopinge gedaan , ende de drie RecefTen daar op, eerft door Doctor Muis, prediüa qualitate, voorts door C. Ganderheiden , en eindelyk wederom door Doctor Muis, ten prothocolle gedifteert, met en nevens het daarop gevolgt Gerigts Decreet ten fine van beleeringe, met Advys van onpartydige Regts .geleerden, alle vyf in dato den 24 Ottober voorgemelt. Ee % En  i2o CONSULTATIEN, ADVYSEN En nergens bevindende, dat diens proteftants fchoon vader H. J Tucht er, 't zy zelfs of dooreenen volmagtiger, tegens die op den 17 September voorfchreven tegens hem gedane en op den 21 daar aan volgende geëxploiteerde peindinge, ooit Pantkeeringe of eenigerhande regtlyke oppoilcie heeft gedaan ofte getenteert. Maar in tegendeel uit dat verhandelde van den 24 Oétober ondervindende, dat C. Ganderheiden byzyn proteft maar blootlyk pofeert, en nergens mede tracht te bewyzen, dat die zelve gereede goederen hem en zyne vrouw zouden toebehooren, zonder zelfs daar by te prtefenteren, "dat hymeten nevens zyne vrouw, voor dezen Gerigte onder folemnelen „ eede wil verklaaren , dat die zelve gereede goederen haar „ beiden in eigendom toebehoren, en aan haar beidealbereits „ ten tyde van die daar op door den volmagtiger van B. Verftege gedane peindinge en gemaakte effectatie , toe„ behoort hebben. Dat hier op dien volmagtiger wel by zyn immediate op dat Proteft gedicteerde Reces, dien Proteftant eene eedes prteftatie aangaande den by dit proteft opgegevenen eigendom dier goederen , heeft afgevergt; Edog, dat hy proteftant , by zyn weinige daar op gerecefleerde, daar op gantfeh niets heeft geandwoort, en maar fle<*ts declinatorie handelende, gezegt heeft, dat indien iemant van hem iets te pretenderen hadde, hem tot Cleve konde act ioneren, alzo hy niets met dezen gerigte te doen hadde , protefterende egter ondertulfchen over koften en fchaade met regt, En eindelyk mede aangemerkt hebbende , .quod juxta Leg. 17. C. de donat. ff Lamb. Geris adverfar. tratt. 3. part. 1. Cap. 14., inter conjunStas Perfonas (yeluti focerum ac gen'erum) facile aliquid pro negotii tpportunitate confingi poteft; Verftaat derhalven , dat ongeagt zodanen proteft, de Diffractie en verkoopinge der gelibelleerde gereede goederen  ende ADVE RTISSEMENTEN. ren, haaren behoorlyken voortgang Lantregten* zal gewinnen. Den proteftant niet te min referverende zyn regres, zo hy fuftineren mogte te hebben , tegens de geene, die hem geperfuadeert heeft of hadden, ov zig eerft met zodai en proteft aan dezen Gerigte te addreiferen , en daar na generaliter Jive in omnibus, en gevolglyk ook mede over dat zyn eigen gerigtelyk proteft, de jurisdictie van>»dat zelve Gerigre te declineren, den proteftant egter condemnerende in de kosten hier over gevallen, ter taxatie en moderatie van dezen gerigte. Aldus by ons ondergefchrevene geadvifeeet binnen Doesborg den 31 Oftobcr 1746 Was ondertekent: M. A- van LAMZWZERDE J. van GESSELER. XIII. ADVYS. Waar by wort aangetoont, quod viventis non fit hereditas. CASUS P 0 S I T I 0. Azynde Capitein , en in het Graaffchap .Zutphen zyn . domicilie hebbende, heeft ftervende naargelaten eene Weduwe B., en eene Dogter C. Daar na is C. aldaar met confent van haare Moeder B., getrouwt met D., haar lieden in geenerhande BloetverwantEe 3 fchap  lil CONSULTATIEN, ADVYSEN. fchap beftaande, en zulks op Huwelyks voorwaarden onder anderen behelzende , dat, in cas een van die toekomende egtgenooten mogte komen af te fterven, Kint of kinderen uit da Huwelyk nalatende, en dezelve mede mogten komen te overlyden, zonder na te laten wettige Defcendenten, als dan haare goederen zullen verfterven van het eene Kint op het andere, en na doode van het Langftlevende, als dan op de Vader of Moeder-, nog in leven zynde; En heeft C. van bare zyde, uitwyzens die zelve pafta antenipnalia, tot ftuir diens Huwelyks in en aangebragt eene fomma van drie duifent Caroli Guldens, en neffens eene behoorlyke uitreidinge alles, wat zy met haar vlyt en fpaarzaamheid hadde over gewonnen , en wat haar aangeërft en aanbeftorven was, en aldus vry meerder, als het verfterf ofte dé nalatenfchap van haren Vader A., die een Militair geweeft was. Na dato is die Dogter D. aldaar overleden, uit dat Huwelyk nalatende een Kint E., 't welk niet lang daarna, insgelyks aldaar is overleeden. Nu komt D. weduwenaar van C., van zyne fchoon Moeder B. te prajtenderen, dat die zc\ve aan hem zoude moeten overlaten of uitkeeren de halffcheit van al haar goet. Qiiceritur. Ofenin hoeverre, D. in zodaane zyne fuftenue gefundeert, ofte tot het formeren van dusdane praetenfie beregtigt is, of niet? De ondergefchreve, Regts gepromoveerde en Advocaat ■voor den Hove Provintiaal des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen, gezien hebbende de hier voor ftaande Cafus Pofitie en die daar uit geformeerde vrage, zoude daar op» pnefuppofita fa n veritate, ac falvo mehus forte fentientium ju. dieio van Advys wezen : Dat D. weduwenaar van C., en Vader van E., gantfeh geen  ïnde A DVERTISS EivJENTEN. 223 geen regt heeft, om van zyne fchoon Moeder B., Weduwe vanA., iets hec minfte van der zei ver goederen, veel weiniger de halffcheit van al haar goet, voor zig te mogen vorderen ; Maar bloot en alleen beregtigt is, om als Erfgenaam van zyn Kind E., 't welk Erfgenaam van des zelfs Moeder C geweeft is, diens zeiven Kinds nalatenfchap voor zig te mogen behouden. Om redenen: Dat , of fchoon wel, in gevolge van het Lantregt dtsx. I Graaffchaps Zutphen tit. 17. art. 1. eerft C. is geweeft ErfgeI name van haren Vader A. en daar na het Kind E. van des I zelfs Moeder C Erfgenaam geweeft is, ende al nu' D., zo uit kragte van beding, by de aangetogene Huwelyks voorwaar:| den gedaan, is Erfgenaam van zyn Kind E. En dat of fchoons ook wel C. wanneer die haare Moeder2 I B. hadde overgelevet, ofte ook het Kind E. indien het zelve na vooroverlyden van C. des zelfs Grootmoeder B overI leeft hadde, zoude geweeft zyn Erfgenaame of Erfgenaam jj van die zelve Moeder of Grootmoeder B. Daar uit egter aan D. geen het minfte regt is gebooren, „ 'I om voor zig te mogen vorderen iets of eenig gedeelte van de i goederen van zyne gewezene fchoon Moeder B. zelve, welf ke alnog in leven is, van welke nogte haare Dogter C., nogte harer Dogters Kind E., ooit of immermeer Erfgename of Erfgenaam is geweeft, ofte ook heeft konnen wezen: cum viventis non fit Hareditas, juxta Leg. uit Cod. de pa£t. ac l. i.ff. de hcered. vel act. vend. Maar welkers goederen, nu zy geen Kint of Defcendent j meer in leven heeft, na haar toekomftig overlyden, volgens^" I den reets geallegeerden Uittil Lantregtens art 1, 2, 3 & 4., jw cafu intefiati, zullen vererven op haare, als dan in leven *i zynde, naafte Bloetverwanten, edog niet op haren gewezen fchoon.  ta4 CONSULTATÏEN, A DVYSEN fchoon zoon D. , als welken haar, volgens de Cafus Pofitio, in geenerhanJe bloetverwantfchap beltaat. 5. Aan welke naafte verwanten van B. het derhalven ook dien fchoon zoon D. geenzins betaamt, iftam fuccejfiwnis Jpem te beneemen, of in eenigen deele te verminderen, ofte ten dien einde B. by haar leven, door perfuafien, mduchen, beloften ofte anderfints, haare goederen of iets van de zelve af te perifchen ofte aan hem te doen afftaan, of ook voor de halffcheit ofte eenig ander gedeel.e hem daar mede by uiterfte willes difpofitie te bcnificeren: 6. Dewyl nogte het een, nogte het ander van zulks, door behoorfvke ofte gepermitteerde middelen kan worden werkflellig gemaakt, vermits een ieder is zelfs Meefter van het zyne, en men hem derhalven daar mede vryelyk moet laaten geworden, juxta Leg. 21. Cod. mandat. 7. Waar toe ook D nog des te minder bevoegt is; om dat hv, of fchoons Erfgenaam van zyn Kind E. wezende, egter noJ in allen gevalle geen meerder regt hebben kan, als zyn Kind E, of zyne vrouw en diens Kinds Moeder C, by haar leven zelfs hebben gehad: S Om Hxreditas fit fucccffio in omne jus , quod defunüus tem\ore mortis habuit, non vero ulterius, multo mmusinid, quoi alter adhuc vivens habet. ldeoque Hares non poteft effe melions conditionis, quam fiuit is, cujus eft Hares, . >i\.ft.de verb. fign. I. 62 ff. de reg. jur, U l. 37. ff de adq. vel om.hared. Richter reg. 7. num. 18. o Dat om die zelve reden, nogte het kind E. nogte diens Kinds Moeder C., in cas die een van beide nog in leren waren beregtigt wezen zouden , om haare nog levende grootmoeder of Moeder B. iets van der zeiver goederen te mogen afvorderne, En gevolglyk ook D., als maar Erfgenaam van dat Kind I0-E. welende, gantlch geen recht hebben kan, om zukste mogen doen, en aldus eene weduwe met of door zodanen eifch of praetenfie te vexeren, u^  - *nde ADVERTTSSEMENTEN. 225 Maar zig moet contenteren en bezadigen met de Eiffe.,. niffevan zyn overleden Kint, in welke Eiffeniffeis, die van des zelfs vooroverledene Moeder C. En in wetke moederlyke ErfFenilTe mede is, die van der 12. zeiver voor haar overledenen vader A. zynde geweeft diens Kinds Grootvader. Welke vaderlyke Erffeniffe door des Kinds Moeder C.13. onder anderen mede is by D. ten Huwelyk aangebragt, en ' by gevolge door des Kinds Grootmoeder B. aan des Kinds Moeder C. werklyk uitgekeert geweeft, en aldus reets in handen en onder de magt van D. geraakt is. Door dien de Cafus Pofitie, met relatie tot den inhout 14. van die tuffchen C. en D. opgerigte Huwelyks voorwaarden, vermeit, dat C. tot ftuur diens Huwelyks, boven en behalven ofte neffens een fomma van drie duizend Caroli Guldens , voorts eene behoorJyke uitreidinge, als mede het geene zy met hare vlyt en fpaarzaamheit overgewonnen hadde, ook nog mede heeft aangebragt alles, wat haar was aangeërft en aanbeftorven, En by gevolge ook dat geene, 't welk haar door doode 15. van haaren Vader A. die een Militair was geweeft, aangeërft, en aanbeftorven was: vocabulumenim: omne, eft generale, adeoque nihil excludit five excipit, l. 160. f. de verb fan l. Uj7.ff.de legat. 1. 'J6' Aldus by my geadvifeert binnen Doesborg op den 5 November 174Ö. fras ondertekent: M. A. van LAMZ WEERDE," ïl Deel. Ff AD-  *26 CONSULTATIEN, ADVYSEN XIV. ADVYS. Decreet aver het verftand van den 45 en 46 art. van het Reglement van den Jaare 1738. By den Gerigte der Heerlykheit Didara gezien en geëxamineert de naarvolgende ftukken. i°. A&e van Peindinge in gevolge van den 45 en 46.art. des Reglements de Anno 1738. op den ir November 1 46* door Doctor Albert Muis, als Advocaat Fiscaal der zeiver Heerlykheid geimpetreert, en op den 16 daaraan volgende geexploicteert, op en aan de *gereede goederen en effecten, huisraad, haave, bouwgereedfchap, actiën en credicen, van • 'Jacob Snyders en des zelfs vrouw, om daar aan te verhalen eene fomma van vyftien Guldens en tien ftuivers, door dien Fiscaal, wegens advys gelderen, in eene zaake van hem tegens Jacob Snyders of des zelfs vrouw Jtnneken Otten uitgefchoten, als mede de aangewende en nog aan te wendene koften, dog van de bewaringe van welke bcpeindde goederen, den Scholtus ende de bewaarders op den 16 voorlchreven des avonds, ter oorzake van een ingekoomen Hoves Mandement van Stateringe, zyn ingetrokken, A. 2°. Requefte van dien Advocaat Fiscaal , op den 26 April 1747. aan den Gerigte tot vervolg van die zyne Peindinge geprtefenteeert, ten einde, na dat den eifch over exces en bezwaar, door Jacob Snyders,' by Hoves Citatie tegensden Gerigte gedaan, den zeiven op den 25 des zeiven maands by Hoves Sententie ontzegt en het Gerigte daar van geabfol- veer-t  ende ADVERTISSEMENTEN. 227 Veerr was, de bepeindde gereede goederen •, by manquement van verborginge binnen twee dagen , bewaart en prcevia pttblicatione op den volgenden maandag gediftraheert worden mogten, 't welk by daar agter ervintelyk difpofitief van den Gerigte is geaccordeert, en vervolgens op Zondag den 39 April die publicatie uitwyzens daar agter mede ervintelyk ~ Atteft van den Officier, is gefchiet, B. 30. Een ongetekend, ongedateert, en vangeenconfent van ■den Officier toe des zelfs infinuatie vermeldend gefchrift of Memorie, om, namens Jacob Snyders, de geêifchte vyftien Guldens en tien ftuiver aan Doétor Alben Muis, tegens onverwygerlyke quitantie, en zonder da't eenige koften dies wegen gepraetendeert worden, gerigtelyk te prsefenteren, met byvoeginge, dat by fuftineert, tot eenigerhande koften abfolute ongehouden te zyn, endathy, 'mcasvzn non acceptatie, die penningen gerigtelyk wil configncren, C. 40. Eene Acte van den 1 May 1747, waar by dien Advocaat Fiscaal klaagt, dat hem op dien dag in termino dijlraftionis die Memorie, ter inftantie van Jacob Snyders, door den Scholtis der Heerlykheid Didam was ter hand gefteld, en verzoekt , dat, ter oorzake zo van geene gedaane verborginge, als van abfolute verweigeringe der koften, met de diftracfie der bepeindde gereede goederen mogte worden vervaaren, met een daar by ervintelyk difpoiitif van den Gerigte, ten fine van beleeringe, D. Gelet op alles, waar op te letten ftonde, en in Ipecie mede, dat door den Gepeindden geene verborginge, veel weiniger zodane-, als by den voorfchreven 46 art. tot voortkominge van de werklyke ophaalinge en diftraflie vereifcht wort, is gefchied, voorts dat fub A. niet alleen voor de uitgefchotene Advys-penningen, maar te gelyk ook mede voor die, tot bekominge van dezelve aangewende en aan te wendene koften, welke de Gepeindde, door tydige voldoeninge of reftitutie dier fportulen te doen , hadde konnen prseveniëren is Ff 2 ge-  a2* CONSULTATIEN, ADVYSEN. gepeindet geworden, alsmede, dat by de quafi oblatiefiub.p. geene oblatio dupli tot verval van die koften , cum oblatione de augendo quatenus opus, mede gefchied is, maar in tegendeel de voldoeninge dier koften abfolute wort verweigert, en dat overzulks die quafi oblatie, in cas die al met des Officiers confent en met openen beurfe in baaren klinkenden gelde eefchiet was , al evenswei nog niet alle üe requifita debitce ac legitince oblationis zoude hebben; Welgemelde Gerigce, met alfumptie van onpartydige Regts geleerden, doende regt, verftaat, dat de diftraftie der gelibelleerde met peindinge befprokene gereede goederen pravia publicatione op aanftaande maandag den 8 dezes haaren behoorlyken voortgang Lantregtens zal gewinnen. Den gepeinden Jacob Snyders mede condemnerende inde koften, hier over gevallen, ter taxatie en moderatie van dezen Gerigte. Aldus by ons ondergefcbrevene gcadvileert binnen Doesbotg op den 3 May 1747- Was onderteekent: t a «f-zvuri? ir d M. A. van LAM ZWEERDE. J, V. GESSELE1L XV. ADVYS. Nopens een Teftament van Man en^ Frouzv. Over bet tranfport van een Huis. Over de mag* van een Executeur. CASUS POSITIO. Jan de Keyzer en Lysbet Roeters Ehelieden hebben op den 29 February 1712. voor Heeren Schepenen der^d  ende ADVERTISSEM ENTEN. 229 Arnhem gepalTeert haare Teftamentaire difpofitie, waar by de zelve hebben verklaart: Dat de langftlevende van haar beiden alle de natelatene goederen van de eerft overlydende eeuwig en erffelyk zal hebben en genieten , den een den anderen daarin reciproce tot haare univerfele Erfgenaam inftitueerende , als fub. A Dezelve Ehelieden hebben den 21 February 1719. gemaakt een tweede Teftament, waar by zy inhcereren de voorpaande difpofitie , willende dat dezelve zal ftand grypen , en effect forteren, voor zoo verre by het tweede Teftament niet gealtereert word. Waar na dezelve verklaaren, haare uiterfte wille te zyn, dat, in gevalle het quame te gebeuren, dat Lysbet Roeters de langft levende bleef, zy dm zoude hebben en behouden het effect van boven gemelte dispofitie. Wyders zo verklaart de tweede Comparante Lysbet Roeters alleen, in val zy de langftlevende mogte zyn, haare Mans vrienden, die ten tyde haaresoverlydens de naafte zouden zyn, tot hare eenige en univerfele Erfgenamen, om alle de als dan nog voor handen zynde zo gereede als ongerecde goederen te genieten cn re profiteren; Met vordere ernftïge begeerte, dat de difpofitien van den 29 February 1712. volkomen ftand zoude grypen, voor zo verre by dezen niet verandert is, als fub. B. Hier na is Jan de Keyzer den 19 April 1745. dezer wereld overleden. Den 13 May 1745 heeft de Weduwe, Lysbet Roeters, voor Heeren Schepenen der Stadt Arnhem gepalTeert haare laatfte difpofitie, waarby revoceert alle voorgaande Teftamenten , met begeerte , dat dit alleen na haren doode fublifteren zal en effect, genieten, nominerende daarby tot haare eenige en univerfele Erfgenamen, haare Nigt Agnieta Verburgh voor de halffcheit, Comelis de Wit, haar Mans Sufters Zoon voor  a3o CONSULTATIEN, ADVYSEN een vierde part, en Dorothea Keyzers, haar Mans Sufter, insgelyken voor een vierde part, ah fub. C. Vervolgens heeft Lysbet Roeters op den 16 November 1745- gerigtelyk gecedeert en getranfporteert aan Agnieta Verburgh haar Huis, des tydes by haar bewoond wordende, Mits Agnieta Verburg, na doode van Lysbet Roeters, in den Boedel zoude inbrengen defommavan 1600Guldens, om genoten te worden' by die genen, dewelke daar toe beregtigt zouden gevonden worden, ah fub. D. Op den 17 May 1747. is Lysbet Roeters mede overleden, op welken dag het Teftament fub. C is geopend. Lambertus dé Keyzer, by dat Teftament gelegateert zynde 100 Guldens, en fuftinerende daar door benadeelt te weezen, heeft hy den Executeur Doctor O D. Wakker, op den 24 Auguftus 1747. voor het ordinaris Hooge Gerigt geciteert, en by fchriftelyke aanfpraak geconcludeert, ah fub. E. is vervat. "Uit welke bovenftaande faiïi fpecies geformeert worden deze vragen: im0. Of Lysbet Roeters, eenige en univerfele Erfgenam geweeft zynde van J da Keyzer, bevoegt is geweeft, om naderhand over de geheele nalatenfchap te difponeren, in voegen fub. C. heeft gedaan? 2do. Of het Huis, by haar bewoond geweeft'zynde, en ook van haare kant heen gekoomen wezende, heeft konnen en mogen transporteren , zo en als fub. D. is gefchied ? gtlb. Of de executeur, Dottor O. D. Wakker, niet verpligt is, tegens* de citatie fub. E. in oppofitie te koomen , en het Teftament van Wylen Lysbet Roeters, zo veel in zyn vermoogen is, te doen ftand grypen? " Waaroo een regtelyk advys word verzogt. / •oy  ende ADVERTISSEMENTEN. 23r By my ondergefchreven gelezen en geëxamineert zynde de hier voor ftaande Cajus Pofitio en drie daar uit geformeerde vragen , als mede de drie fucceffive Teftamenten fub. A, B en C. het Tranfport/«i. D. ende de Citatie of Boedinge fub. E,, daar by geallegeert, Zoude ik daar op, falvo melius forte fentientium judicio, antwoorden en van Advys zyn, invoegen als hier na volgt: En wel op de eerfte vraage. Dat Lysbet Roeters, Weduwe van Jan de Keyzer, als eenige en univerfele Erfgenaame van den zeiven haaren Man ** geweeft zynde, is bevoegt of by magte geweeft, om, na haars Mans overlyden, over de geheele nalatenfchap, en aldus, zo wel over 't geene zy van haaren Man geërft hadde als over 't geene haar zelfs daar en boven ook nog toebehoorde te difponerenin dier voegen, als zy by haare-beflotene difpofitie fub. C. heeft gedaan : Om dat iek, by confrontatie van de Cafus Pofitie tegens de vyf ftukken A, B. C, D en E. komende te bevinden, niet alleen. dat de fucceffive Teftamenten A, B en C. in de Jaaren 1712 1719 en 1745. alle drie voor Schepenen derS.adt Arnhem zyn opgerigt, en het laatfte van die zelve, ofte het besloten Teftament C. op den 17 May des Jaars 17^7 geopend zynde, ten overftaan van Schepenen der zeiver Stadt is geopend op dien zeiven dag, als Lysbeth Roeters des na.ns • te bevorens was overleden ; Maar ook, dat het door die zelve Vrouw van haare zyde a heengekoomen en door haar zelfs bewoont wordende Huis 2' ftaat binnen Arnhem, en des zelfs tranfport D. door haar intermedio temport op den 16 November 1745. voor en ten overftaan van Schepenen dier Stadt is gedaan, en dat ook de piocedure door Lambert de Keyzer, als Broeder van 7an de Keyzer,. en uit kragte van het open Teftament B. fuftinerende voor een vierde part te zyn beregtigt, tot den Boedel ,, door  232 CONSULTATIEN, ADVYSEN door den zeiven en zyne Vrouw Lysbeth Roetersmargehten, zo tot êxtraditie en beeediginge van ftaat en inventaris, genot van vifie en copie van chartres of boedels papieren, verklaringe van nulliteit des pofterieuren Teftaments C., en uitkeeringe van zyne gefuftineerde Erfportie, als anderfints ondernomen, by de citatie E., op den 23 Auguftus 1747. voor den Gerigte der meergemelde Stadt is geinflitueert, 4 Daar uit befluite, dat de Teftateuren Jan de Keyzer en 'Lysbeth Roeters , tot haar overlyden toe hebben gewoond en haare goederen gehad binnen Arnhem en in het Schependom van dien; c Te meer, om dat zelfs in het hooft van het eerfte open en 'mutuel Teftament A. in varbis, Alhier woonagtig, word gecertificeert, dat die zelve woonden tot Arnhem. 6. Binnen welke Stadt door Borgemeefteren, Schepenen en Raden van die zelve , in den Jaare 1694. op prifca ofte den 18 January gearrefteert , en op den 24 February van de puye gepubliceert, en vervolgens met den Druk gemeen gemaakt is, en Reglement over de te bevorens door een prohibityf Statut de Anno 1588. befnoeide , maar door haar Wel Edele Groot Agtbare voortaan vry gefield wordende Tejiamenti factie. 7. Welk laater Statut niet alleen de faculteit, om zo wel over 'gereede, als over ongereede goederen, by Teftament of andere uiterfte wille te mogen difponeren, word open en vry gefield aan een ieder meerderjaarig. zo wel Vrouws als Mans Perfone, die zyne zinnen en verftand magtig is, hoedane eene by de fuperfcriptie van het pofterieur Teftament C., gecertificeert wort, dat Lysbeth Roeters, weduwe van Jan de Keyzer, tempore conditi iftius Teftamenti is geweeft. 8. Maar ook by den agften artieul permitteert, aan den Man, om zyne Vrouw, en aan de Vrouw, om haaren Man, zo wel met gereede, als met ongereede goederen, by Teftament, Codicille, Legaat of andere uiterfte wille, na haar welgevallen te mogen begiftigen in den gevalle, wanneer zy, 1  ende ADVEHTISSEMENTEN. 233 in Linea Defcendenti geene wettige Erfgenaamen zyn hebbende. In hoedanen geval ik ook bevinde , dat mén alhier ver 9. Teert: doordien Jan de Keyfer en Lysbeth Roeters, niet alleen al- op den 29 February 1712. by haar eerfte Teftament A. als een motif tot het oprigten van die haare reciproque dispofitie hebben geallegeert, dat het Gode nog niet belieft hadde;, haarlieden met Lyfserven te zeegenen. Maar ook nog zeven jaaren na dato by haar tweede Te-10. ftament B. van den 21 February 1719., by 't welk niets van eenig Kind of Defcendent van haar gemeld word, hare voorige dispofitie A. hebben geinhtereert, en begeert, dat die zelve, voor zoo verre als die by de tweede niet verandert was, volkomen zoude ftant grypen; en dat zig na haarïieder overlyden , nogte eenig defcendent , nogte eenig adfcendent van een van haar beide, koomt op te doen, maar alleenlyk eenen Broeder van den Man , én dus maar een Collateral 'Bloetverwant, aan welken zélfs geene legitime portie kan toekomen, en die ook by zyne Citatie E. nog zelfs niet ab inteflato, maar alleen uit kragte van het tweede Teftament B. fuftineert Cohares ofte pro portione Hares te zyn. Dat het derhalven ook buiten allen twyffel is, dat ^«n. de Keyzer en Lysbeth Roeters, Echtelieden, by uitterfte willes dispofitie hebben konnen én mogen verklaaren, dat de langftlevende van haar beide , alle de na te latene goederen van de eerftoverlydende, eeuwig en erffyk zal hebben en genieten , en ten dien einde de een de ander daar in reciproque tot univerfeel Erfgenaam hebben konnen en mogen inftitueren, gelyk zy by haar eerfte en mutueel Teftament A. hebben gedaan. Uit kragte van welke difpofitie, wel dat Teftamentaan zyde van de geene, die van haar beide, 'tzy dan Man of Vrouw, de12* langftlevende zoude worden, caduc worden moefte, tx eo nempe, quod inftitutus Hares ante Tejiatoremeratmortuus, quo cafu G g idem  234 CONSULTATIEN, ADVYSEN idem eft ac fe fupervivens a fiuo latere Teftamentumillud non coldiffet, §. 2. ïnfi, quib. mod. teft. infirm.Holl. Advyf. part T confiult- 71. Vinn. in comment. ad dit\ §. 2. n. 8. tn med. Carpfiov. defiin. fior. part. 3.. conft. 2. def. 20. 13. Maar daar en tegen aan zyde van de geene , die 't eerft van haar beide affterven zoude , in den gevalle wanneer de Vrouw 't eerft overlede, niet de naafte bloedverwanten van die Vrouw, maar in tegendeel haren alsdan nog levenden Man alle der Vrouwen nagelatene goederen erven, en-gevolglyk Eigenaar van die zelve worden moeite, rA En in den gevalle, wanneer dé Man 't eerft aflyvig wierde, niet diens Mans naafte bloedverwanten , maar ter contrarie zyne alsdan nog levende Vrouw, alle des Mans naaraelatene goederen erven, en by gevolg Eigenaarfche van die zelve worden moefte: quoniam per hareditatem adqumtur plenum rerum heer editariar urn dominium: hareditatis enim adqmjitio* nem elfe legitimum adquirendi dominii modum, extra omnem ejt dubitationis aleam §. uit. Infl. per quas perf. cuique adqmr Voet ad tit. ff. de acq. rer. dom. n. I. Perez. ad tit. Infl ^tftam. Irdin. in princip. Vinn. ad dicl. §. uit. n. I & 2. A. Matth. & Cunr. Wolf. ad dict. princ. 3 K Ten waare dat daar omtrent by het tweede Teftament B. was alteratie of veranderinge gemaakt geworden , c welk nostans ten aanzien van de fucceffie van de langftlevende aan de eerftoverlydende Man of Vrouw, by die tweede dilpou, tie B., niet is gefchiet. . In tegendeel is daar by de eerfte difpofitieA gireert , met ernftige begeerte, dat die zelve na dier Teftateuren dood, volkomen zal ftant grypen, voor zoo veel als die by dat tweede Teftament B. niet was verandert. T7 Zynde de veranderinge daar by gemaakt, niet over den 7'cas van 't eerftoverlyden van eendier twee Egtelleden, over welken cas reets by het eerfte Teftament A. reciproce was gedifponeert } Nog  ende ADVERTISSEMENTEN. 435 Nog zelfs ook gezamentlyk door Man en Vrouw over den cas van 't laaftoveriyden van de langftlevende van haar beide, 't zy Man of Vrouw, 't welk temport conditi Teftamenti iftius fecundi, nog in incerto was, wie van haar beide zulks zoude wezen. Over hoedanen cas by het eerfte Teftament gantfch niet 19. was gedifponeert , en welk geval derhalven by dat zelve tacendo was overgelaten aan de fucceffie ab inteftato, volgens welke, na dat eerft de langft levende Man of Vrouw alle de 'goederen van de eerft overleedene, ex mutuo Teftamento A. geërft hebben zoude, alleen de naafte Bloetverwanten van de langftlevende, met exclufie van de Bloet-Maagen van de Eerft overledene Man of Vrouw, den geheelen Boedel moesten erven. Gelyk ook niet door den Man, over den cas van 't laatlUo. affterven van de langft levende, 't zy dat hy die zelve was, of niet, maar alleen door de Vrouw, over den cas van'tlaatftoverlydenvan haar zelfs, dat is, na dat zy haaren Man zoude hebben overleeft; over welken cas zy de fucceffie ab inteftato , welke by het eerfte Teftament, over den cas van 't laatft overlyden van de langft levende, ten wederzyden was open en onverandert gelaaten, aan haare zyde heeft verandert en gerenverfeert, door in plaatfe van haare eigene naafte Bloetverwanten, die van haaren Man tot haare univerfele Erfgenamen te inftitueeren. Dat, dit aldus geftelt zynde, daar uit dan ook koomt te21. teonfequeren: Dat eigentlyk niet dat tweede Teftament B., maar alleen het eerfte Teftament A-, op 'c welk nogtans Lambert de Keyzer zyne intentie gantfch niet, en al immer zo min als op het jus Succeftionis ab inteftato, by zyne Citatie E. komt of zoekt te funderen, is een Teftamentum Mutuum, JR.ecipr.ocum Jive Correfpectivum inter Virum rjf Uxorem. Endat het tweede Teftament B., voorzoo verre als het zei- 22„ ve zig tot het eerfte Teftament A. refereert, eigentlykniet anders is, als maar een bloot reciprocq inhasfyf en in terminis faltem generalibus gedaan confirmatoir van het eerfte, en voor het Gg 2 «ve-  n6 CONSULTATIEN, ADVYSEN Overige maar is een afzonderlyk Teftament van de Vrouw alleen, en zelfs ook nog over een gantfch ander geval, en niet mede vaa den Man. En dat gevolglyk ook, nu het geval gewilt heeft, dat de Vrouw de langft levende, en daar door univerfele Erfgena, me van haren vooroverledenen Man, is geworden, Die Vrouw haars Mans naargelatene ErffénilTe heeft geadquireert, niet uit kragte van het tweede Teftament B., op't welk nogtans Lambert dé Keyzer, by de Citatie E., zyne intentie unice koomt te funderen,. Maer alleen uit kragte van het eerfte en Mutueel Teftament A als by het tweede Teftament B. maar blootlyk geinhae.re'ert, en, quoad reciprocam inter Virumff Uxorem Haredis Injlitutionem, onverandert gelaaten zynde: * Aangezien die mutuele Haredis Jnftitutie in bona Pramorientis* in favoremfuperflitis Conjugis ultro citroque gedaan ende te vinden is, alleen by het eerfte Teftament A. En niet mede by het tweede Teftament B., 't welk maar 2?' in generale termen het eerfte Teftament inhaleert, zonder zelfs iets van den inhout van dien te melden: , Referens enim femper intelligendum eft fecundum illud, ad quod fefe refert. Chriftin, vol. I. decif. 147. n. 15. Leon. Confil. 96. n. 15- & !d- Ta zelfs ook die Mutuele Haredis Inftitutie by dat tweede y* Teftament te doen, niet nodig was, om dat dis reets was gedaan by het Eerfte,*en het derhalven by het Tweede genoeg was," dat het Eerfte maar obiter geinhsereert en quoad jam antea fatïam reciprocam Conjugum Inftitutionem onverandert gelaaten wierde. 30. Dat hier uit dan ook nog verdér confequeert, dat Lysbeth 'Roeters, door overlyden van haren Man Jan de Keyzer, uit kragte van het Reciprocq eerfte Teftament A. des zelfs univerfele Erfgename en overzulks ook vai? alle diens Mans 0 naas-  ende ADVERTISS EMENTEN. 237 ! naargelatene goederen Eigenaarfche geworden zynde, uit ! kragte van.den voorgeallegeerden. eerften articul des Arn- ; hemfchen Reglements is bevoegt en by magte geweeft, om i naderhant over haare geheele nalatenfchap, dat is, zo wel ; over het geene zy van haren Man geërft, als over 't geene ii zy al by haars Mans leven gehad hadde, en in haren WeduI wen ftaat nog verder adquireren mogte ,. by een pofterieur Teftament te difponeren , gelyk zy, na dat haren Man op ; den 19 April 1745. overleden was, op den 13 May daar aan volgende heeft gedaan, by haar derde en laatfte Teftament C. 1 By 't welkzy, in plaatze van haars Mans naafte Bloetver-Slawanten , die door haar by haar tweede Teftament B. geinfti' tueert waren, geene vreemden, zoo als zy nogtans hadde i konnen doen ,o maar eene Nigte van haar zelfs voor de half! fcheit , ende bene Sufters Zoon en eene Sufter van haren '< Man ieder vooreen vierde part, heeft geinftituee'rt, en aldus 1 nog de gercgte halffcheit van de geheele nalatenfchap, aan Bloetverwanten van haren Man heeft gegeven- Welke door die Vrouw by haar derde Teftament, (ge- 32. daane pofterieure Haredis Inftitutie, niet minder is als nul, kragtloos ofte van onweerde , maar in tegendeel moet prevaleren voor en boven die by het tweede Teftament B. ; niet door Man en Vrouw gezamentlyk ofte mutuel, maar 1 alleen door die zelve Vrouw afzonderlyk, gedane anterieure :i Hasredis Inftitutie: Quoniam femper priori Teftamento, qua. ienus Teftament urn pofterius ilii adverfatur, per pofterius Testaj mentum derogatur atque iftud per hoe rumpitur princ. ff §. 2; Inft. quib. mod. Teftl inf.' I. j. ff 2. ff. de inj. rupt. irt faSt, Tefl. Carpzov. def. for. part. 3. conft. 5. n. 9. adeo ut nee claufula derogateria, nee uila conventio leftamenti pofterioris valiSitatem impediat, Carpz. alleg. conft. 5. n. 19. Ambulatoria enim .eft hominmn voluntas ad extremum ufqüe 33/: vitce halitum: Ideoque Teftamenti faiïio eorumque revocatiofemper 1 debet effe libera3 Ac nemo ftbi legem dicere potefts ut a priori Gg 3.. r«- -  *£t COTÏSULTATIEN, ADVYSEN Teftamento receclere non Meeat. I. 4. ff. de adim veltransfer. legat. I L & 3 ff deDonat.int. Fir.cfux.l. 1. C. deff. EccleJ.l. 22. princ. ff de legat. 3. Carzov. def.for. part 3. conft. 9. def.26.n- 5. 34. Ta dat zelfs, in cas dat het tweede Teftament B. al werklyk een Teftamentum Reciprccum inter Conjuges was, zo als het nogtans, om reets geallegeerde reden, niet », en zoo als het allereerft zoude wezen dan, wanneer niet (gelyk by dat zelve maar gedaan is) de Vrouw alleen-over den cas van haare langftleventheid en laatft overlyden hadde gednponeert-, en in dien gevalle haars Mans Raafte verwanten geïnftitueert, maar Man en Vrouw gezamentlyk by dat Teftament B. over het geval van langftleventheid en laatftaffterven tuifchen beiden dat is zonder onderfcheit, of zulks den Man dan of het de' Vrouwe te beurte viele, hadden gedifponeert, en Erfgenamen van de langftlevende van haar beide geinftitueert ofte gefubftitueert , 't welk nogtans by dat Teftament B. niet gefchiet is, Als dan de langftlevende van haar beiden 't zy Man of ° Vrouw, al evenwel nog by magte zoude geweeft zyn om aan zyne of haare zyde, dat is voor zoo verre als hy of zy het zelve hadde helpen rnaaken, temogen dat Teftament te revoceren, en na zyn of haar welgevallen, anders tedifponeren, by een pofterieur Teftament of uitterftewillesdifpofitie. r>6. Quoniam Teftamentum Reciprocum five commune conjugum, ab alterutro eorum revocari poteft Pech de Teftam. Conjug. lib. I cap. 43. n. 4. Coren. obfervat. li. # 12. Holl. advyf. part. 2. c'onfult. 71. Evtrhard. confil. 79. Alvarad de conjeclurat.ment. de* -.a i/i „ n r t m m. verC. auod imtur Gail. hb. 2. obferv. 117. Maynard. lib. 5. decifi. 97-Somer. de jur. noverc. cap t §. 7. Carpzov. def. for. part. 3. conft. 2. def. 14. Leeuw, senf for. part. 1. lib. 3. cap 2. n. 15- Voet ad ut. ff. de paft. dotal. n. 63. Stockm. decifi. Brabant. 18. Wamafi. cent. 5. cenfi. 47- *8. confi. 51. «• 3- conf. 69. n. 16. cent 6. conf Ï7. n. 5. confi. 54. n. 5- conf. 55- *• conf, 59-«• fITJfi. 48. n. L Confi: 61. n.\. Conf. 62. n. 2. Boer. Dccef.  ende AD VERTISSEM ENTEN. 239 j. 155. n. 7. Mev.part. 9. decif. 148. ff ad'jus Lubec. part 2. tit. ; i.art. 10. Wefel ad novell. conft. ultraj. art. 7. n. 17. ff 18. 'c Welk verfcheidene van die Autheuren leeren, dat niet37. •| alleen door beide de Teltareuren by haar leven gezamentlyk, ;| maar ook door een van haar beide infcio aut invito altero, ff 1 poft unius mortem a conjuge fuperftite , validi kan gefchieden, En zulks, non obftante eo, quod ex reciproco Teftamento, 1 quo tertius poft ultimi mortem ad Hareditatem vocatus eft, faperfies in PrcedefunM Patrimonium jam univerftm fuccejferit , i imo etiamfi Teftamento mferta fit promifjio de non revocando. Gevende alle de voorfchr: Autheuren daar van deze3Q> reden: Qiwd tot funt Teftamenta , ac tot Hcereditates , quot funt 40. Perfonce. Teftamentum, licet in una memlrana five iifdem Tabu| lis fuerint teftati, Ideoque cuilibet illorum femper, ac etiam fiu•■ perftiti poft alterius mortem, competit, libera illa voluntas quce I ed mortem ufque eft ambulatoria, ac contra quam nulla promijfio, I nullum paclum , nullumque juramentum , eam vim habet, ut I quis liberam teftandi facultatem fibi adimat, eamve ab arbitrio I alterius dependere faciat contra Leg. 32. pr.ff.de heer ed.inft. Leg. \ 64. ff. de legat. 1. Leg. 72. §. 4. ff. de Condit. ff demonftrat. . Yac Leg. 11. Cod. de teftam. milit. . En voegende verfcheidene van die zelve daar by, quod^j^ •liftius juris executie nullam contineat injuriam: Quia tolerabilius \eft lieer e fuperftiti Conjugi, voluntatem prcemortui Conjugis ciricumvenire, revocato Teftamento eo tempor e, quce is, qui jam imortiius eft, fuum revtcare nequit, quam ut adimatur fuperftiti \\ilera teftandi facultas, quam fibi adimere nemo poteft. Imputet ergo fibi prcemortuus (zeggen onder anderen Carp.^2, fovius en Wefel, locis allegatis) quod non aliud, fed iftud difponendi genus elegerit, quedfui natura revocabile eft i potuit enim ac debuit prefipicere, poffe hoe evenire, juxta Leg. 9. §. 2. ff. I heat. Waar omtrent wel feer veele Rechtsgeleerden eene Excep-^j, tie  CONSULT AT IE N , ADVYSEN tie ftatueren , in dien gevalle , wanneer de Man aan de Vrouw, om over zyn goet, ofte de Vrouw aan haren Man, om over haar goet, Têftament te maaken, heeft magtgegeven , dat namentlyk als dan zodanen ex alterius Mandato gemaakt Teftament , alleenlyk aan zyde van den Mandatarius ac jimul Teftater ipfe , zoude zyn revocabil, maar aan de zyde van den Mandans zelfs irrevocabil, zo lang als de Mandatarius in iftius teftamenti revtrcationem niet hadde geconfenteert: Alzoo de zaake als dan niet zoude wezen in terminis idtimce voluntatis verbleven , maar in naturam coniracfus zyn overgegaan. 44. Maar hoedanen geval zig in dezen ia geenerlei wyze op doet. 45. Op de tweede vraage zoude ik vorders fuftineren en van Advys zyn : Dat Lysbeth Roeters het huis, by haar bewoont en van haare kant heengekomen zynde, heeft konnen en mogen tranfporteren, en het geene dat zelve meer als Sestien hondert guldens waardig mogte zyn, aan haare by haar derde Teftament C. pro femiffe reets als Erfgename geinftitueerde Nigte Agneta Verburgh legateren, zo en als zy op den 16 November 174.5. by het gerigtelyk Tranfport D. heeft gedaan. .46. Aangezien dat , in cas al dat van hare zyde heengékomen en .gevolglyk aan haar al voor dato van haar Huwelyk in 't geheel toebehoort hebbende huis., naderhant voor de halffcheit aan haren Man Jan de Keyzer toebehoort hebben mogte, uit hoofde van de Statutaire Communie, welke de Cafus Pofitie niet meldt, of tuffchen die egte Lieden is uitgefloten geweeft, of niet; zy egter, na vooroverlyden van haren Man, wiens univerfele Erfgename zy was , ontegenfpreeklyk is geweeft Eigenaarfche van dat gëheele huis, .47. En gevolglyk ook is by magte geweeft , om dat zelve zo wel aan hare Nigte Agneta 'Verburgh als aan een ander" te mogen alieneren, en zo wel by Verkoop , Donatie, als anierzins, te tranfporteren, ja zelfs den geheelenkoopspenning van  knde AD VERTISSEMENTEN. 241 van dien , ofte de gantfche 1600. Guldens en al het geene dat huys meerder als die fomme weerdig zyn mogte, aan die zelve te crediteren, te legateren, te vereeren of kvvyt te fchelden pro lubitu: Cum quilibet rei fiua fit liber moderator ac arbiter, juxta Leg. 21. 'Cod. mandat., en volgens den 19 articul des meergemelden Reglements der Stad Arnhem een en dezelve Perfoon een Legat trecken, en evenswei mede Erfgenaam wezen kan: Propriet atis enim five Dominii id commoium ifique effectus eft,^§c de re propria pro arbitrio ac voluptate fiua difiponere, adeoque eam nonfolum habere, retinere, po'Jidere, defendereff adminiftrare, fed etiam dimittere, alienare, alteri obligare ff in alium tranfferre pofife A. Matth. ff C. Woljf.adtit. Infi.quib.al.lic. vel non in princip. Althuf. dicaol. lib. 1. cap. 18. n. i. 6. 7. 8. 9. 10. 11 ff 12. Dat dit zelfs ook nog zoude vaft ftaan, in cas dat al niet49. het Derde Teftament C., als nogtans ja, maar het Tweede Teftament B., als egter neen, zoude moeten ftant grypen, en aldus Lambert de Keyzer, mede een van dier Tranfportantes Erfgenamen wezen zoude, in plaats dat hy nu maar, quoad fummam centum Florenorum ipfi in Tertio Teftamento C. legatorum, Legataris van diezelve is. Doordien een Teftament altoos gemaakt wort over de5o. toekomftige nalatenfchap, en by gevolge eigentlyk niet evenjuift over die goederen , welke den Teftateur tempor e coniiti Tefiamenti heeft, maaralleen over de zodane, welke hy tempor e mortis fiua zal komen na te laaten, zo als zelfs ooknogbyhet tweede Teftament B. in verbis: De als dan nogh voor handen zynde gereede en ongereede goederen, exprefifis verbis is gedaan. En overzulks nooit een geinftitueerde Erfgenaam, ' veel Srweiniger een Legataris , zynen Teftateur kan beletten of op eenigerlei wyze betwiften, dat hy iets van zyne goederen ja zelfs niet dat hy al 't zyne, poft jam conditum Teftamentum gaat aliëneren en zig het zelve weerloos maake. H h Den  242 CONSULTATIEN, ADVYSEN. -2> De eenigfte fpeculatie, welke 'er ten aanzien van die by 'het Tranfport D. gedaane alienatie zoude kannen vallen, is deze: Dat de Tranfportante daar by bedingt, dat zy in dat getranfporteert wordend huis , geduurende haaren nog overigen tyd van leven (die egter niet lang meer geweeft, maar volgens de Cafus Pojttie al op den 17 May 1747. geëindigt is) zoude mogen blyven woonen, en dat daar tegens Agneta Verhorgh den koopspenning van dien, ad 1600 Guldens, niet aanftonds zoude behoeven aan haar uit te tellen, maar die zelve, zo lang als de Tranfportante leefde, zoude vermogen, onaer zig te behouden, en die allereerft na der Tranfportantes overlyden in derzelver naargelatenen Boedel behoeven in te brengen ende te betalen, en dat zulks eenig zints na te gelyk geven en houden ('t welk veram dominii rei traditie tranflationem zoude impedieren) fchynt te gelyken. 5* Edog komt de zwaarigheid, welke daar in fchynt te redderen, genoegzaam te verdwynen, wanneer men daar tegens komt aan te merken: ,, Eensdeels ten reguarde van den Legataris Lamhert de Key, zer, dat vooral dezen, geene de minfte qualificatie of zelfs eenig fchyn van recht, kan hebben, om zig van dusdanen poinét, tegens Agneta Verborgh, ofte ook tegens den Executeur Teftamentair, te konnen bedienen : Dewyl aan hem niet dat meer gemelde, getranfporteerde huys, maar alleen Hondert Guldens aan geit, zyn gelegateerd En anderdeels ten aanzien van de geene, die ten opzigte van dat Tranfport B. geintereifeert zouden konnen zyn zelve, 't welk alleen zyn de geinftitueerde Erfgenamen, dat Agneta Verborgh , die voor de hrlffcheit tot Erfgename aangeftelt is, over dat poinct. nooit difput zal moveren tegens zig zelfs:. En dat Cornelis de Wit en Dorothea de Keyzer, welke vorders ieder voor een vierde part tot Erfgenamen geinftitueert zyn, geen van. beide by de Cafius Pofitie worden ge-  ende ADVERTISSEMENTEN. 243 gemelt, uit den voorfchr: hoofde eenig difput te willen moveren. En dat de zelve, in cas zy lieden, of een van haar beyde^ zulks al nog mogten komen te doen, daar inne niet al te wel zouden wezen gefundeert: overmits die hier voor gemelde door Lysbeth Roeters by het Tranfport D. bedongene en aldaar ook door Agneta Verborgh geaccepteerde Conditie, geenfins is een Valium of Contraêtus Locationis conduclionis, UfusrfuEtus aut Precarii, van hoedane handelingen alleen, en niet van eenige andere, Antoriius Matthaus Parcemia 5. num. 19. tradeert , quod fi effefiucans five mancipans, titulo unius ex Mis, in pofifejfione rei a fie alteri traditce maneat, iftud vergat in fraudem five elufionem Statuti, dare fimul acretinere, prohibentis. Maer in tegendeel is eene daar van ten eenenmaal diverfe,5?« en met geene eene van de voorfchr: drie eenige gemeenfchap hebbende onderhandelinge , en wel zodane, quce fiapit namtflm mutui. Als by welke eene Creditrice, die te gelyk Tefiarrice is,5S. de Koopspenningen van een door haar aan zodane Debitrie die te gelyk haare pro femijfe geinftitueerde Erfgename is, getranfporteert Goed of Huys, tot haar eigen doot toe, en om als da~n aan haren boedel betaalt en afgelegt te worden, crediteert ea lege, ut fibi, loco ufiurarum ipfius fiortis a tali Debitrice interea fiolvendarum, liceat ad dies vitce fuce in eadem Domo tradita habitare. Van hoedane eene ofte ook desgelyke onderhandelinge, nogtans A. Matthaus nergens fpreekt, veel weiniger ten aanzien van die zelve, ofte ook van eenen titulus mutui, het voorfchr: tradeert. Eindeiyk zoude ik op de derde vrage fuftineren en van^0> Advys zyn: Dat Doctor O. D. Wakker, in qualiteit als Executeur, Teftamentair is verpligt, om het Teftament van Lysbeth Hh2 Roe-  144 CONSULTATIEN, ADVYS EN Roeters, zo veel als in zyn vermogen is te doen Hant grypen, en gevolglyk ook, om tegens die daar tegen, zo tot annullatie van het zelve, als anderzins , door Lambert de Keyzer, tegens hem ond.ernomene Citatie E. in oppofitie te komen: 62. Doordien aan de geene , aan welke de Teftamenti fattio vry Haat, (hoedane eene Lysbeth Rteters in gevolge van den 1 art. des meergemelden Reglements was,) ook ontegenfpreeklyk competeert de magte, om zodane middelen te beraamen, die tenderen, om zyne uiterfte wille tedoenftant grypen, en effect forteren., en ten dien einde eenen Executeur van dat zyn Teftament aan te ftellen, om aldus te pra». caveren, dat eenen Hceres aut Majfarius,ab inteftato, aut ex priori fed per pofterius revocato Teftamento , met wiens in* terelfe het laatfte Teftament niet over een koomen mogte, dat zelve evertere ofte werkftellig te maaken nalate: 63 • Qui enim.habet finem, liabet ff media ad eundem finem tendentia: juxta Notoria, 64. Ac publice expedit, fuprema Hominum judicia exitum habere , adeoque ut Teftamentapotius valeant quampereant, l.$.ff.testam. quemadm. aper.Carpzov. def. f er.part. 3. conft. 5.def. 25. n. 3-. ff conft. S.def. 31,72.5. acin decif. iiluftr.part. 2. decif. isq.nt 10. 65. En my vorders uit het derde Teftament C. is gebleken, dat. Lysbeth Roeters daar by den Advocaat O. D. Wakker tot Executeur Teftamentair heeft aangeftelt, en aan denzelven alle, tot het doen" ftant grypen Van dat haar Teftament, nodige magt heeft gegeven, en by gevolge ook dien Executeur heeft gequaliiïceert, om tegens alle de geene, die dat Teftament. mogten komen te querelleren, (hoedanig een al nu Lambert de Keyzer, door het doen van zyme Citatie E. geworden is,) in oppofitie te komen en het zelve te defenderen. o"6. Vloeijende ook de magt en faculteit, van zulks te mogen en moeten doen , van zelfs uit, de qualiteit van Executor Tefta-  ende AD VER TISSEMENTEN. 245 Teftamenti, tanquam qui eft loco Mafiarii cateroquin ab inteftato venientis: cjim caufa Teftati faciat ceffare caufam inteftati, l. 8. C. Commun. de fuccejf. I. 2. C. unie lib. L 89. ff. de Reg. 1 for. l: 39, ff. de adquir vel. om. heer. Schneidw. ad pr. Lift. de j kar. quce ab int. def. n. 7. Berlich. part. 3. concl. 3. n. 15. Leon. confil 68. n. 2. Everhard. conftl. 211. n. 7. Coler. decif. 292. n. 2 ff 6. - Teftamentorum enim Executores ad id adinventi fint, ut fa 67. j premum defuncti elogium pro fua confeientia impleant, r«; prefentent, perfonam defuntti Teflatoris, cujus habentur proj curatores ac Miniftri, adeout Tutoribus fint fimiles l. 28. §. 1. co En daar en tegens ook de Heer Gerequireerde art. 146"» acfeqq. ufque ad 169. zes byzondere poinóten , door welke zyn Hoog en Welgebore vermeynt , by de verdeelinge , zoo en als die na die zelve Balance gedaan is , zeer grooten fchaade geleeden te hebben, koomt op te tellen; 131. Egter alle die zoo wel van de eene , als van de andere zyde geUHegeerde ofte geparticularifeerde poinóten van gefufti. neert befwaar of naadeel, zyn zaaken , van welke by het Compromis niets is gemeldet, en over welke ook neque hinc neque inde is Conclufie genoomen. Op  ende ADVERTISSEMENTEN. 275 • Op welke derhalven ook in arbitrando nog voor, nogte-122. gens iemant van Parthyen Compromittenten, kan worden feflexie genomen ,• En nog te min, «om dat het compromis zelfs vermeldt, dat 123. het zelve over de drie daar by gementioneerde poinéten is ingegaan, ongeprsejudiciceert, de verdere poinóten, zoo by het Maaghgefcheyt, als by de Boedels Balance gereguleert, welke zullen blyven in haar volkomen waarde , en door het ingaan van dat Compromis niet worden gealtereert, maar daar by zoo veel nodig geconfirmeert. Dat men derhalven ook , om te konnen onderzoeken , 124. of 'er in den voorgemelden poft van 500. Guldens eene Lcejio enormis refideertof niet , met ter zyden ftellinge van alle die locis allegatis van wederzyds Schrifturen geavanceerde poinóten, maar alleen moet gade flaan de meriten van 500 Guldens op zig zelf, ofte in abftraüo aangemerkt. Omtrent welken poft ik egter niet bevinde , dat de Heeren Requiranten tantam Lcefionem hebben bewezen. Want, wat aangaat de verpondinge van de Gras Landen on« i2c, der den Huyze Nettelhorft, welke Jaarlyks door. dien Huyze alleen en in 't geheel betaalt wort; Zoo bevinde ik niet, dat de Heeren Requiranten hebben I2„ geprobeert, dat die verpondinge zig jaarlyks niet meer als .' 84. Guldens en 16. ftuyvers, zoude bedraagen. Doordien het ten dien eynde fub F. geproduceert AtteftI28„ of Specificq Extraót van W. Moy derman, als Beurder der verpondinge van het Schout- Ampt Lochem, in datoden 8 Maart 1745, maar alleen contineert de Ordinaire verpondinge van de parcelen, daar by gefpecificeert. Daar nogtans die Balance geformeert is in het Jaar 1739, in129 't welk zoo wel, als in voorige en volgende Jaaren , boven de ordinaire, ook Extraordinaire verpondinge is uytgeflagen geweeft en betaalt heeft moeten worden, M m 2 Ea  276 CONSULTATIEN, ADVYSEN ?30, En men , om een Goed op een Capitaal tegen drie per cent, na advenant van deszelfs inkomften, onder afkortinge van deszelfs laften, te pryferen, zoo wel de uytgeiLu gene Extraordinaire, als de Ordinaire verpondinge, van. de revenues moet afkorten, Gelyk dan ook by die van wederzyden onderteekende en bezegelde Balance, op den meergemelden poft van 500 Guldens, zoo wel van de Extraordinaire , als van de Ordinaire verpondinge , wort gementioneert, en by gevolge dien poft niet in aanzien van de Ordinaire verpondinge alleen, aldaar is geftelt, j32. Waar bynog koomt, niet alleen dat pont den Beurder des Schout-Ampt Lochem , by zyn Atteft fub F. niet mede heeft konnen fpecificeren ofte vermelden de verpondinge van zoodane mede onder den Huyze Nettelhorft gebruykt wordende Parcelen , als buyten den zeiven Schout-Ampt., in naaft daar aangrenzende. Jurisdictiën zyn gelegen; 333. Maar ook, dat de Heer Gerequireerde fub num. 5. 2i 6? n. 5. 3. ter Antwoort produceert twee fpecificque Atteften of Extracten en eene gequiteerde Reekeninge van drie byzondere Beurders van verpondinge. Op welke Do, cumenten de Heeren Requiranten , ter oorzaake van der zei ver gedaane renuntiatie van 't indienen van Replicque, geene contradictie hebben geprsetendeert. 134- Als eerft fub num. 5. x. een fpecificq Atteft van dén hier voor gemelden Beurder IV. Moyderman, in dato den 5. Auguftus 1748- , continerende de Ordinaire verpondin* ge niet alleen van die fub F. door hem gemelde, maar ook nog van verfcheydene andere Parcelen in het SchoutAmpt Lochem, en zig te zamen 112—4— 5 , aan Ordi* - dinaire en door den Heer van Nettelhorft jaarlyks betaalt wordende verpondinge bedraagende. ,3-, Ten tweeden fub num. 5. 2. een fpecificq Atteft van G> ° J. Tomaffbn, als Beurder der-verpondinge van de Stadt en  bnde AD VERTJSSEMENTEN. 277 en het Schependom van Lochem , de dato 12. Auguftus 1748, behelzende eene fumma van 34—3---Q. aan Ordinaire verpondinge van tien in dat zelve Schependom gelegene Parcelen, daar by gemeldt, zoo Jaarlyks door den Heer van Nettelhorft wort betaalt. En ten derden fub num. 5. 3. eene gequiteerde Reekenin-135. ge van den Beurder J. W. Weddelink, van door den Heer van Nettelhorft, wegens een daar by genoemt in de Heerlykheit Borkelo gelegen Parceel , met 14--6-4. op den 30 April 174Ó. betaalde verpondinge , pro Annis 1743. & 1744. [Ordinair, en twee halve Jaaren van 1744. en i745« Extraordinair, waar by de Ordinaire verpondinge Jaarlyks ftaat op 4-15-4. Zo dat alleen de Ordinaire verpondinge van die Parceelen,.137 in die drie Jurisdictiën, zig te zamen 151—3 -2. jaarlyks bedraagt , buyten en behalven de Extraordinaire , welke daar boven ook nog. moet worden betaalt, en wanneer die op een half jaar geftelt wort of uytgeflagen is, zig 75--11 9. en aldus by en met de Ordinaire verpondinge , 226*-14,-11. jaarlyks zoude monteren, daar nu in verfcheydene jaaren vyf achtfte gedeeltens aan jaarlykfche Extraordinaire verpondinge hebben moeten en ook al nog moeten worden betaalt. Zoo dat 'er, om tot het dimidium, van dien pag. 3 van 138. de Balance gemelden poft van 500 Guldens toe, te konnen geraaken , geene groote fumme voor jaarlykfche reparatien , by de verpondinge behoeft te worden bygevoegt, En 'er gevolglyk ook, ten aanzien van dien zeiven j39' poft, in deezen van geene Lcefio ultra dimidiuni] confteren kan, Te min, om dat de Heer&n Requiranten dien poft aldaar 140. niet voor de Ordmaire en Extraordinaire verpondinge van de jaarlyks verpagt wordende Gras Landen alleen , maar te M m 3 ge-  -a78 CONSULTATIEN, ADVYSEN gelyk ook voor en te zamen met de dagelyks vereifcht wordende reparatien aan de Behuyzinge , Bruggen , Bergen, Heckens &c. van Nettelhorft , op of tegens eene fumme van 500 Guldens jaarlyks hebben helpen ftellen. 141 • En dat ook de nodige reparatien aan een Heeren Huys of Cafteel en deszelfs Bruggen &c. , als zynde dingen en gebouwen die geene inkomften opbrengen . en egter door den tyt en door het gebruyk daaglyks afflyten of vergaan, zoo wel als de verpondinge moet van de inkomften worden afgekort, om na advenant van die zelve, het Goet op een Capitaal tegen drie van 't hondert', te konnen sftimereni 142. TJti enim bona non funt , mfi deduëto prius cere alieno ; Ita ff fructus ejfe nequeuni nifi deduftis oneribus. Juxta Notoria. ^43- En, of fchoons het my wel niet al te klaar toefchynt, dat die verpondinge en nootzaakelyke reparatien zig evenjuyft tot eene fumme van 500 Guldens jaarlyks toe, zouden konnen beloopen , zo kan het my egter ook niet minder als waarfchynlyk voorkoomen, dat de zelve zig minder als de halffcheit van jaarlykfche 500. Guldens , bedragen konnen zouden. M4. En vinde ik derhalven ook gantfch geen fundament voor de Heeren Requiranten, om direcf. tegen die by het Maaggefcheit gedaane renuntiatien aan, ex capite enormis Lcefionis relieff of redres ten opzigte van dien poft te konnen eyffchen; *45. Te min nog, om dat de Heer Gerequireerde , ten voordeele van de Heeren Requiranten , in zoo verre van zyn prsrogatyf Leen Regtens heeft afgezien , dat hy voo-r zyn eygen inconteftabil derde part in den derden voet van Nettelhorft , aan de zelve by de gedaane verdeelinge heeft laaten genieten de waardye van 7723. 1 ommens. 146 Waar van zig de renthen , ook tegen drie percent ge-  ende AD VER TIS SEM ENTEN. 279 gereekent, jaarlyks over de 231. Guldens, en aldus maar I negentien Guldens minder , als de halffcheit Van 500. | Guldens, bedragen. Ende de Balance pag. 6. & 7. zelfs vermelde , dat deM7 Heer Gerequireerde zulks gedaan heeft, om dat de Heeren I Requiranten daar tegens in eenige poinóten hadden toegeI ventheyt betoont. Van welke poinóten van betoonde toegeventheyt, onge-I4g 1 twyffelt mede een geweeft zyn zal, dat men, ten aanzien van de meergemelde verpondinge en nootwendige reparatien , of fchoons moogelyk wel geene 500. Guldens 's Jaars bedraagen konnende, egter, om alle moeiten van exacteuytgereekeninge dies aangaande te menageren, flegts by giflinge eerturn quid pro incerto heeft genomen ofte genoemt, en ten dien eynde de zelve onderling op een numerus rotundus van 5co. Guldens jaarlyks geftelt. Immers, wanneer men maar een gedeelte van de voorge-149, melde renthe van over de 231. Guldens aftrekt en 't zelve ,by de verpondinge alleen en buyten de reparatien by voegt ofte addeert Zo zal zig zulks , zelfs buyten en behalven de répara- ijo. tien, jaarlyks nog meer als de halffcheyt van 500, Guld* bedraagen , En kan derhalven ook, wanneer men de reparatien daar^, nog by voegt, in dezen vooral geene Lajïo enormis imaginabil zyn. Ten reguarde van het derde en laatfte van de drie Poin- 152. éten, over welke het Compromis ingegaan is', vermeine jik, dat het derde part van de daar by vermelde renthen van leen Capitaal van 1,000. Guld. aan der Heeren Compromitjtenten Vrouw Moeder te betaalen , by het Maaghgefcheyt wan den 5. Auguft. 1739. fub Num, 2. abufivelyk tot lafte wan de Heeren Requiranten is gebragt, en overzulks de Heer  x8o CONSULT AT IE N, ADVYSEN Heer Gerequireerde verpligt is, om die zelve van dien laft te libereren en deswegen fchaadeloos te houden. 153. Om dat Parthyen compromittenten in dezen , eer en bevorens tot het oprigten van een Erf-Maaghgefcheyt over den Boedel en Goederen van Nettelhorft te treeden, over die zelve, tot faeiliteringe van dat werk, eerft en vooraf op den 21 July 1739, hebben opgerigt eene Boedels Balance , om te ftrekken tot een fundament van zoo een op te rigten Maaghgefcheyt. J54. Dat die Balance ,, zoo fub hit. B, in erigimli agter de Deductie geappliceert is, zoo wel door den Heer Gerequireerden , als aan de zyde van deHeeren Requiranten, is bezegelt en onderteekent. 15.5- En dat daarna op den 5 Auguftus des zeiven jaars daar over tuffchen Parthyen Condividenten ook zoodaanen Maaghgefcheyt is opgerigt, op fundament van die zelve 'Balance, 156. Welke ten dien eynde daar by fub Num. 2. ter Antwoort en ' Jub L. ter Deductie, voorat otte inpramiffis geallegeert wort in deze woorden : Na voorgaande nauwkeurige examinatie en op den 22. July leftleden onderling op gerigte en by de Condividenten onderteekende Balance over die voordeelige effehenen daar af getrokkene laften des vaderlyken Boedels en Nalatenfchap van opgemelde kinderen des Huyfes Nettelhorft. ,j57> Dat by die zelve Boedels Balance, pag s. ,3. & 4. de Goederen en Parcelen van Nettelhorft ftaan geënumereert, eri na advenant voor zo veel mogelyk van eens ieders inkomften tezamen op eene fumme van 1159513. Guld. door de geza- mentiyKe condividenten, alnu Compromittenten, geajfti- meert. t5*. En Pag. 5. de fchulden en laften diens Boedels in veertien byzondere Renteloopende Capitalen, te zamen 94200. Guldens bedragende, onder welke het voorgemelde Capitaal van 9000. Guldens ten behoeve van der Partyen Vrouw Moeder  ende ADVERTISSEMENTEN. 281' der mede is, ftaan gefpecificeert, en met eerien vyftiendenpoft ad 5800 Guld. voor't geene zig dedoenmaals verfchult zynde Renthen dier Capitaalen meerder, als de nog te goede zynde pagten en in voorraat wezende vrugten , bedraagen zouden:, vermeerdert zynde, onderling op 100000. Guldens te zamen ofte in 't geheel zyn geftelt. Welke igodoo Guldens voor laften en fchulden , pag. (,- van de 1,69513 Guldens, wegens het montant der goe-159 deren, zyn afgetrokken , zoo dat zig het reftant van dien aldaar 695ig. Guldens bedraagt, welks derde part ad 23171. Guld. ibidem door deze Parthyen voor den derden voet uyt die goederen is geftelt, Voor de voldoeninge van welken derden voet, aldaarl6n pag. 7. aan de twee Heeren Requiranten worden toegedeelt zeven byzondere zoo Erven als Parcelen en effeéten, naa advenant van elks reveneus tegens drie percent gereekent en tot Capitaal of Capitaalen gebrag;, en met byvoeginge van nog eenen poft van 188. Guldens in gelde, zig te zamen die voorfchr. fumme van 23171. Guldens bedraagende. En dat op den voet en het fundament van die zelve Boedels-Balance, veertien daagen daarnaa door en tuffchen de161 ■ Heeren Compromittenten , ten overftaan van Heeren Bloetverwanten en Dedings-Lieden, is opgerigt hetErf-Maaghgekheyt fub Num. 2. by 't welk aan de eene zyde aan den Heer Gerequireerden de Havcfaathe en goederen van Nettelhorft , dog met den laft van alle des Boedels zoo JolTe als renthe loopende fchulden en laften zoo van renthen-ais van Capitaalen, en aan de andere kant aan de Heeren Requiran ten, diezelve Goederen en Parcelen, of effeéten, welk bv de meergemelde Boedels-Baiance tot of voor de voldoeninge des derden voets gementioncert ftaan , zyn toegedeelt, en met welke de Heeren Requiranten aldaar verklaaren veree noegt en in gevolge van de Balance van den 22 Tulv 17 fo afgegoedet te zyn en blyven. 11 -Deel N n Dat  28* CONFULTATIEN, ADVYSEN. i<$a. Dat overzulks dan ook de Heeren Requiranten, op fundament van de Balance fub. Lit. E: . by het Maagh-gefcheit fub Num. 2. niets maer als alleenlyk den derden voet, ter fumme van 23171. Guldens genoten hebben , en daar tegens de Heer Gerequireerde alle de andere goederen , en aldus niet alleen voor zyne twee derde parten tweemaal 23171. dat is te zamen 463+2. Guldens , maar daar en boven ook nog voor rooooo. Guldens aan goederen, heeft genoten. 163. Welke ïooooo- Guldens alzoo de Heer Gerequireerde genooten heeft- daar voor , dat zyn Hoog en Welgeboren alle de fchulden tot zynen lafte quame te nemen , en by gevolge ook zoo wel de Renthen, als de Capitalen , moeite betalen. 164 En zulks zo wel van dat pag. 5. van de Balance mede gemeldt, en in margine uytgetrokken Capitaal van 9000. Guldens, ten profyte van de Vrouw Moeder, als van de andere aldaar uytgetrokkene Capitalen. Dewyl dat Capitaal , zoo wel als alle de andere, en daar en boven ook nog 5800. Guldens voor de agcerftedige renthen van de gefamentlyke Capitalen , aldaar pag. 6. van de waardye der gezamentlyke Goederen zyn afgetrokken. 6„ En zyn Hoog en Welgeboren ook van alle die ter fumme 3*van 100000. Guldens by hem , tegens overneeminge der fchulden, ontfangene of bekoomene goederen, de opkomften geniet. 166, Daar 'er ondertuffchen niets natuurlyker en redelyker is, quam quod is , qui fruclus percipit , etiam. onera fentire five ferre debeat , L. 10. ff. de reg. jur. Richter reg. 80. n. 14. & t5. 167. Zoo is derhalven ook de Heer Gerequireerde niet bevoegt geweeft, om van zynen laft van betaalinge der re.ithen te eximeren die van.het meergemelde Capitaal van 9000. Guldens,  ende AD VERTISSEMEN EN. 283 dens, en die voor een derde gedeelte te brengen op de fchouderen van de Heeren Requiranten, aan welke by de Boedels Balance gantfch geene fchulden zyn opgelegt, en welke ook van geen een van de goederen, door haar, tegens de overneeminge der fchulden , aan den Heer Gerequireerden afgeftaan , eenige vrugten of opkomften genieten. En is by gevolge het beding, door den Heer Gerequireer-16!. den by het Maaghgefcheid fub Num. 2.'gedaan, van dat de Heeren Requiranten de renthen van dat Capitaal van 9000. Guldens, voor een derde part zouden moeten betaalen, niet alleen abulive gefchiet; Maar zelfs ook tegens het fundament van de Boedels-Ba-109. lance fub Lit. B. en van het op den voet van die zelve opgerigt Maaghgefcheid , fub Num. % direct ftrydig , en ediametro aanloopende. Doordien zyn Hoog en Welgebore daar by zoo wel dati:^ Capitaal, als alle de andere Capitalen, niet voor maar twee derde gedeeltens, maar in of voor het geheel, heeft tot zynen privativen lafte genomen. En gevolglyk ook den laft van betaalinge der renthen,17u zoo wel van dat, als van de dertien andere Capitalen , niet maar pro parte Jive pro Bejfe, maar alleen en in 't geheel, moet laften en draagen. En zulks niet gedaan, maar de betaalinge van een derde J?2 part der renthen van dat Capitaal van 9000. Guldens, tot lafte van de Heeren Requiranten gelaaten hebbende; Derhalven ook is gehouden en verpligt, om de Heeren i73, Requiranten deswegens , na vermeldinge van het derde Lidt van der zeiver 't eindens haare Deductie genoomene Conclufie, in 't geheel te libereren en volkomen fchaadloos te houden. Doordien Haar Hoog en Welgebore , zoo ras als de^ Heer Gerequireerde alle des Boedels fchulden quame op zig ' N n 2 en  a?4 C0NSULT4TIEN, ADVYSEN en tot zynen laft te neemen , en daar tegens voor iooooo. Guldens aan goederen , in welke de Heeren Requiranten anderfins ook eene portie gecompeteert hadden , quame te ontfangen ; ook nooit meer cot betaalinge van eenige de minfte renthe van des Boedels laftige Capitalen, of van een van die zelve , zyn geöbligeert geweeft , maar daar van , door die by den Heer Gerequireerden , tegen ontfank of* bekoominge van zoo veele goederen, gedaane overneminge van alle de fchulden, aanftonts en in 't geheel vry geweeft zyn. 175. En overzulks ook die Heeren Requiranten , door dat by Maaghgefcheid fub Num. 2. door den Heer Gerequireerden gedaan beding, van dat de Heeren Requiranten een derde part van de renthen van der Vrouw Moeders tot lafte van den Boedel ftaande Capitaal van 90C0. Gulden zouden betalen , ten aanfien van dat poinót diens derde parts niet alleen ultra dhnidium , maar zelfs in totum, zyn gekedeerc geworden, en bediept geweeft. j En by verderen gevolge ook het naedeel, 't welk de 'Heeren Requiranten omtrent dat poinót, en ter oorzaake van dat zoo verkeert beding, reets geleeden hebben en alnog lyden mogten , aan die zelve door den Heer Gerequireerden , als daar by het voordeel genooten hebbende en, alnog genietende, ten vollen moet worden vergoedet. 177- Wêzende ten dezen opzigte decifoir, 't geene over zodane en diergelyke gevallen geleert en ex fundamentis juris gedemonftreert wort by Job. Voet in tract. de fam. ere. cap. 14. n. 3, ac feqq. ufque ad 11. ff in Comment. ad tit. ff. fam. ere. n. 35- & 36. Rebuff. ad Conft. Reg.. torn. 2. art. unie. rubr. de refciff. contracl. n. 26. en Wamef. in Refponf. de jur. Civil. centur. 2. confil. 37. «. 17. j78-. Welker Autheuren Leere, óf fchoons wel by Voet, zoo ex Leg. z. C. de refc. vend. atquè ex connexitate quam Bonorum:  ende AD VER TISSEMÉNTEN. 285 I rum Hareditariorum divijio cum venditione habet, als anderfins, j vry wytenbreet geëxtendeert, egter in fiubftantia uytkoomc ij Werop: Quod, fi in facla Hareditatis divifione , aliquis Co:| hceredum in aliquo pun:to ultra dimidium leefius fiuerit. tune, I licet non quidem tota diyifio ob id fit reficindenda ; attamen lecfio J quoad idem punctum , ab Ulo, a quo leefius eft ff qui lucrum ex | ifta leefione redundans percipit, refiarciendum fitomne damnum, i quod idem leefius ex eadem immodica atque enormi leefione passi Jus eft ac patitur. I De koften dezer Compromifforiale Procedure en die daar 179. over gedaane Belehringe, vermeine ik , dat door den Heer Super-Arbiter gecompenfeert behooren te worden ; niet f alleen ter oorzaake van de Naaverwantfchap tufichen de f Heeren Compromittenten , welke malkanders Broeders en I Sufters zyn ; Maar ook voornamentlyk, om* dat in dezen geene van de 180. Lingante Parthyen volkomentlyk ofte in allen deelen , maar 1 de Heeren Requiranten alleerdyk omtrent twee van de drie gecompromitteerde Poinden, ende den Heer Gerequireerden v ten aanfien zoo van een van die zelve Poinften , als van het <\poft Conclufiionem , in Caufia ac Renuntiationem ab ulteriori■ produclione, gedaan indienen van eene Requefte met een daar. ; bygevoegt.Document, in ongelyk worden bevonden. Nn3l XVII. AD-  2*6 CONSUL TATIEN, ADVYSEN XVII. ADVYS. Over een teftament , in den Lande van Cleve tot Cranenburg voor Notaris en zeven getuigen door eenen gewezen Canonicus opgerigt; en of het zelve kan beftaan en ook zyn effecl for ter en op ongerede goederen en efeclen in, de Quartieren van Zutphen en Veluwen, gelyk oök in de Provintie van Overyfel, gelegen. Aan my ondergefchreven door den Heer Mr. W. vani Eyll vertoont, en by my gelezen ende gexamineert j zynde , de nabenoemde ftukken. io Een Teftament van den gewezen, dog van zyn Canonicat van Cranenburg afftant gedaan hebbende Heer Canonicus Reinerus Francis^us Gofuinus van Bruinink , ten zynen huyze krank te bedde liggende , maar by goeden verftande zynde , op den i. November des Jaars 1740. des avonts omtrent acht uren binnen Cranenburg in den Lande van Cleve , voor eenen [Notaris en zeven getuygen opgerigt, en by 't welk dien Teftateur tot zyne eenige univerfele Erfgenamen in zyne Nalatenfchap , liggende en roerende, Obligationes, Attiones, Pagten, vorderingen, en hoe zulks naame hebben en waar gelegen wezen mogen , voor.  ende ADVERTISSEMENTEN. 2g7 J voor zoo verre als hy, om daar over te difponeren, naa I Regten magt hadde , heeft geinflitueert zynen Heer BroeI der , Marcel Henric van Bruininck, en zyne Frawdyn Sus| ter Cacilia Elifabeth van Bruininck , en zulks ieder voor de geregte halffcheyd , edog dergeftalt , dat welgemelde zyne j medegeinftueerde Sufter, die naa zyn affterven voor handen zynde baare gelden, vooraf ende als een Preelegat zoude al| leen genieten. 2°. Een Certificat of Atteft van Decan en Capitularen van Cranenburg voorfchr. in dato den 7. December 1740. waar bydie zelve onder des Capittels Zegel en Secretarii fubfcriptie verklaren, dat eenen Canonicus, die zyne prebende wettig zonder eenige tegenfpraake gerellgneert heeft , voor geen Canmicus meerwort gehouden , nogte in habitu Canonicali ad Jlallumin Ckoro meer geadmitteert wort, nogte ook van eenige Capitulaire Privilegiën meer gaudeert, ofte die genieten kan of mag. En 2. Een Advys door de Heeren Advocaten Alex. Hopp, W. Wever op den 7. Maart 1742. op eene Cafus Pofitie en drie daar uyt geformeerde vraagen , binnen Cleve verleent , by welke Fatli Species of Cafus pofitie gemeldt wort onder anderen , dat de Heer Reinier Gofuin van Bruininck zyn Canonicat eenige daagen voor zynen doot gerefigneert heeft, en naa dato van die refignatie zyn Teftament van den den 1. JXovemb. 1740. heeft gemaakt. En ik door welgemelden Heer van Eyl, verzogt zynde,, üom myn Advys in fieriptis te geven op de twee navolgende vraagen. Of het voorfchreven Teftament naa Regten kan beftaan ?; En 2»  tg* CONSULTATIEN, ADVYSEN En 2. Of, en in hoe verre het zelve mede zyn effect kan forteren over ongereede goederen en effecten in de Quartieren van Zutphen en Veluvven, gelyk ook in de Provintie van Overyffel, gelegen ? Zoude ik, prcefuppojita, prius fatii veritate, en verder met vooronderftellinge, dat die Teftateur geene Bloetverwanten hl Linea Reüa , maar alleen Collaterale vrienden , heeft naagelaaten , en dat ook dezelve geen Canonicus Regularis, maar alleen een Scecularis Canonicus, en aldus nog een wereltlyk Perfone geweeft is , en overzulks zyn Canonicat 'heeft konnen afftaan en zig van dat zelve ontdoen, en verders in aanmerkinge genomen hebbende, dat deszelfs geinftitueerde Erfgenaamen geene Geeftelyke Perfonen zyn , daar op falvo melius fentientium judicio van advys wezen. Op de eerfte Vraage: Dat het zelve in den Lande van Cleve in Loco domicilii gemaakt Teftament, de requifita Loco domicilii fimul ac Teflamenti conditi hebbende , niet alleen in den Larde van Cleve, maar ook buyten het zelve overal, daar de Teftamenti FaElio vry ftaat, ma. Regten kan beftaan en zyn effect hebben moet, voor zoo verre , als den Teftateur geene elders gelegene goederen nalaat, over welke de Teftament maakinge, 't>zy dan in 't geheel of pro parte, by de fiatuta Loei rei fitce is verboden ofte ongepermitteert; My in zoo verre met het voorgemelde Advys van de Heeren Hopp. en Wever conformerende , en my tot dat zelve kortheyds halven gedraagende. En op de tweede Vraage: Dat dit Teftament mede zyn effect kan en mag forteren in het Graaffchap Zutphen , tot der halffcheyt toe, en in den Quartiere van Arnhem of Veluwen , gelyk ook in de Provintie van Overyffel, voor het geheel, Dat  ende AD VERTISSEMENTEN. 289 Dat is op en ten opfigte van de goederen , en effec- " ten, door den Teftateur naargelaaten, voor zoo veel als rre in het Quartier van Zutphen, by welks Lant-Regt tit 12 art. 1. die geene, die geene Erfgenamen m op of afftveende Linien hebben, van ofte over haare gereede en ongereede goederen , by Teftamente of andere uvtterfte wil's difpofitie, tot de helfte moogen ddponeren , plegen zyn , alleenlyk tot die helfte toe , en verder niet. Invoegen dat, indien 'er, buyten, en behalven die tot Erfgenaamen geinftitueerde Broeder en Sufter , ook nog andere wezen mogten, die aan den Overledenen mede ab Inteftato hadden moeten fuccederen. Als dan wel de eene halffcheyt van die Graaffchapfche effeften, of fchoons in 't geheel vermaakt zynde, ex lejtaIS inoet worden genooten , by de geinftitueerde Erfgenaamen. Maar de overige halffcheyd van die zelve, niet anders, als of daar over niet mede getefteert was, op alle de geene, die ab Inteftato Erfgenaamen hadden moeten wezen, devolveert, en tuffchen die zelve., zonder onderfcheyt , wie van haar in Teftamento geinflitueert is, of niet , juxta crdinem fuccedendi ab Inteftato moet worden verdeelt in dier voegen , dat de geenen , die niet mede geïnftitueert ZVn , uyt die Graaffchapfche goederen koomen te trekken de halffcheyt van dat geene , 't welk zy uyt die zelve anderzints ab Inteftato hadden moeten genieten. Edoch op en ten reguarde van de goederen en effenen, die in den Quartiere van Veluwen , volgens welks LantRegt cap. 30. art. 1. & 2. de Teftamcnt-maakinge te bevorens wel, maar alleen over de gereede goederen, vry Itonde maar over bet ongereede verboden was , edoch waar ovèr de Edele Mogende Heeren Staaten des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen , daarna op den 28. April II Deel O o I7"«  apo CONSULTATIEN, ADVYSEN 1711. hebben doen emaneren eene Ordonnantie, by welke de Teftamenti Fattio zoo wel over de ongereede , als over de gereede goederen, is vry geftelt, gelegen zyn , ontegenlpreeklyk voor het geheel. Ende op en ten aanzien van de goederen en effecten, die m de Provintie van Overyffel , by welks Lant-Regt f an. 2) tit, 5. arL r g> 2- Qm ieder> die ad tejianj^ ha_ Mis is, van zyne goederen, zo wel beweeg lyke als onbeweeglyke, by Teftament of Cddicille vermag te difponeren, en die zelve, aan wienhethem gelieft, te geven , gelegen zyn, insgelyks inconteftabil voor het geheel Al 't welk ik nogtans niet anders verftaa, als alleenlyk quoad Allodia, dog geenzints quoad Feuda , van welke ook by het Teftament geene mentie is gemaakt, en over welke, zonder onderfcheyt, waar die ook gelegen zyn mogten , nooit gedifponeert mag worden abfque prcevio confenfu aut fibfecuta comprobationt Domini Diretti, waar van ik ook niets by de ftukken bevinde. In voegen dat, indien de Teftateur een of meer LeenGoederen mogte hebben naargelaaten, die zelve niet na den inhout diens Teftaments, maar na haren eigenen aart en nature , zouden wezen verftorven ende gedevolveert. Aldus by my geadvifeert binnen Doesborg op den 29 July 1749. Was ondertekent: M. A. van LAMZWEERDE.. XVIIL ADi  xkde AD VERTISSEM ENTEN. 291 XVIII. ADVYS. Over het ingaan van een koop 9 en daar uyt gevolgt difpuit, of de Koops-penningen voldaan waren. Tn zaake van Baadinge, voor den Gerigte der HeerlykheI den Genderingen en Etten ongedecideert hangende , tulrchen Henric Hulfeker , Impetrant ter eenre , en Derk Thuvs Gedaagde ter andere zyde. Gezien , 'geleezen, en geëxamineert de Aanfpraake , Antwoort, Replicque en Duolicque, op den 6. Oftober 1749. des voor en namiddags tpn Prothocolle gedifteert, ende de Documenten fub A. B. C D E F. G, H H.1.H.2.& H. 3. by de Aanfpraake, en fub Num. ï.ac. Num. 2. by de Antwoort, overgelegt; voorts het daar agter ftaande Gerigts Decreet van den 6. voorfchreven , en eene daar op gevolgde interlocutoire Sententie, op den 25. diens zei ven Maants by geasfumeerde onpartydige Rechts-Geleerden verleent, en op den 27. daar aanvolgende in den Gerigte gepronuntieert j als mede de Prothocollana op dienzelven datum zoo naa als voor die pronunüatie jlncinde gereceffeert , alles conform dien door den LantSchryver onderteekenden Inventaris, by die ftukken crvmtlyk. Welgemeld Gerigte , alles overwogen en op alles gelPf hebbende , 't geen in dezen te overwegen en waar o, u letten ftonde*, met Advys van onpartydige Rechtsgeleerden, doende recht, verklaart den Impetrant, in zyne 't eindens in zyne'Citatie ende Aanfpraake gedaan, heh Eyfch en genoomene Conclufie , voor alsuog niet J O o 2 fó  ap* CONSULTATIEN., ADVYSEH te zyn ontfanklyk nogte gefundeert, den Gedaagden overzulks daar van in zoo verre abfolverende , edog niet te min Parthyen hinc inde ordonnerende, om ten allerfpoedi^ften met malkanderen, over het geene op den gelibelleerden koopspenning ad 250.Guldens reets betaalt is, en daar op alnog te betaalen ftaat , onderling , en in van ftoot, ten overftaan en ter moderatie van den Gerigte , te liqui' deeren, en zulks voorgegaan zynde, het gelibelleerde KoopsContract, aan de eene kant, door betaalinge van het als dan liquid geworden zynde reftöir derkoopspenningen, en aan de andere zyde , door het Gerigtlyk doen van. Lantrechtlyke Opdragt van het verkorte Lant den Vogelzang , ten, eerften pari pafu te adimpleren ; Condemnerende den Impetrant in de koften dezer Procedure, zoo in Exceptivis als ten principalen gevallen , ter taxatie en moderatie van dezen Weiedien Gerigte. Aldus by ons ondergefchrevene geadvifeert binnen Zutphen op den 23 Dec. 1749. Was ondertekent M. A. vam LAMZWEERDE. F. R. V. LATHUM. Redenen van het voor• ftaande Gewysde, zyn onderraderen de voh gende. Dat ons sx Actis is gebleken , dat Parthyen het met malkanderen hinc inde eens zyn, daar inne , dat de Gedaagde aan den Impetrant, voor eene fumme van 250. Guldens heeft verkoft een ftuk Lants, den Vogelzang genaamt,  ende ADVERTISSEMENTEN. 293 naamt, in het Ourfche velt, onder de jurisdictie van dezen Gerigte gelegen. W aar van zy wel geen van beyden den prascifen tyd van jaar, 2. maant en dag, vermelden , maar egter de Gedaagde zoo naby koomt, dat hy zegt, dat zulks in den voorfomer des jaars 1748. is gefchiet. Zoo dat in dezen de tribus emptionis venditionis fubm3ftantialibus, confenfu nempe, merce ac pretio , adeoque ad mi' nimum de iftius contraStus perfeftione, licet nondum de ejus* dem implemento, koomt te confteren. Edoch, dat zy het met malkanderen zeer oneens zyn , in4. hoe verre de gemelde koopspenningen zyn aanbetaalt, of n iet. Als koomende daar omtrent de Impetrant wel by zy- 5. ne Aanfpraake te zeggen , dat hy, voor dato diens contracis, aan den Gedaagden in May 1748. eens 30, en tot voldoeninge van eene fchult, aan een derden te doen, eens 50 , en dus te zamen 80. Guldens , ter leen heeft verftrekt , en dat hy, naa dato van het zelve, die 80. Guld. voor Jacobi 1748. tot 200. Guldens toe, heeft gefuppleert, en op de overige penningen daarna, dan eens tien Guldens, en dan eens meerder of minder, aan den Gedaagden zoude hebben betaalt, tot zoo lang dat den zeiven. byna was voldaan. Welk byna hy in het vervolg in dier voegen expliceert •. 5, dat 'er aan den koopspenning maar 12. Guldens en 1 Huiver, dog, onder aftrek van de halffcheyt des vyftigffen penning, in 't geheel door hem fub E. op den 1. Augult. 1749. met eene fumme van 5. Guldens in Judicio gedeponeert, maar 9. Guldens en 11. Huivers, welke hy te bevorens fub D, op den 16 July aan den Gedaagden Judicialiter geoffereert, en by non acceptatie van de zelve, on- O 0 3 der.  294 CONSULT ATI EN, ADVYSEN der den Gerigte geconfigneert hadde, meer zouden hebben gemanqueert. 7. Zonder dat hy egter, van eene van alle die door hem gepoleerde fucceffive .leeningen en betaalingen , eenige de minfte quitantie of fpeciaal bewys te voorfchyn brengt. gf Maar koomende de Gedaagde in zyn Antwoort die facïa, in dier voegen, alsze door den Impetrant gepofeert zyn, te ontkennen , en daar tegens onder praefentatie van eede te zeggen, dat hy wel, voor dato van 't fluiten des Contraéts, van den Impetrant heeft ontfangen eenen Quadrupel , en vervolgens in koorn of zaat tot 80. Guldens toe, ('t welk nogtans met des Impetrants zeggen , van hem eens dertig, en tot betaalinge van fchulden, eens vyftig Guldens geleent te hebben, niet over een koomt) maar dat hy niet voor laat in den Herfft, en dus lang na Sint Jacob , in verfcheidene reyfen, tot 160. Guldens toe; ('t welk van des Impetrants zeggen', van voor Jacobi tot 200. Guldens toe gefuppleert te hebben, insgelyks difcrepeert) en allereerft naa Kersmis 1748. eenige weynige penningen , ontfangen heeft , dog tot nog toe de volle voldoeninge der koopspenningen daar op nog niet is gevolgt. \ 9. Zoo dat, daar Parthyen het ten opzigte van de quantiteit der gedaane betaalinge niet onderling eens zyn , en daar van*die zelve ook geen eene quitantie voor handen is, 11, Aldaar ook nog nooit liqüido heeft konnen conftcrcn, hoe groot het onbetaalt Reftant der koopspenningen nog is, ofte was; j 2> Zoo lang naamentlyk,'als Verkooper en Kooper daar over met malkanderen nog niet hadden afgereekent ofte geli. quideert, waar van egter ons nergens uyt iets het minfte bjykt, dat zulks ooyt zoude zyn gefchiet. Maar  ende ADVERTISSEMENTEN. 295 Maar in tegendeel wel , dat Impetrant by zyne Replicjque zulks te doen declineert, op hec onbewezen pretext, Ials of het aireets, en zelfs verfcheidene malen (daar nogitans eenmaal genoeg wezen konde en moeite) zoude zyn Igefchiet. En dus doende zelfs koomt te geftendigen , dat, eer en 13, r bevorens ad implementum Contractus te mogen ageren, zoo< daane praallable Liquidatie nodig was ; Waar uyt dan zelfs j ook proflueert, dat den cas nog niet geëxteert heeft, van : eenige penningen, als quafi eenliquid Reftant des Koopspenrnings, aan den Gedaagden gerigtlyk te konnen offereren, met dat effect , dat dezelve verpligt geweeft zoude zyn , die zelve te accepteren , en daar door des Impetrants gedreygde 1 confignatie van die zelve voor te koomen. Doordien nooit iemant by zig zeiven alleen, ac c/am parte altera, eene te doene Liquidatie houden en het Slot of Reftant van dien opmaaken kan : Cum id, quod plures concernit , ab uno folo perfici nequeat; Atque ad id , ad quod plures requirantur unus non fufficiat. f. 129. ff. de verb. obl. £ 5. ff. de conduct. injlit. Ten ware dat zodanig Slot of Reftant zig zelve kwa-15-> ame op temaaken, uyt des abfentens afgegevene quitantien, 1 van aan hem gedaane betaalingen. Hoedaane 'er nogtans in dezen geen eene te voorfchyn koomt. Dat derhalven ook de Impetrant voor alsnog den Ge-j^ 'daagden, op prsetext hy aan zyne zyde reets den vollen koops- * penning voldaen hebben zoude, niet tot adimpletie des Contraóts heeft mogen laaten citeren, zoo als hy nogtans fub H. op den 11. Auguftus 1749. tegens den zei ven by den Gerigfte heeft verzogt ende geobtineert, en op den 21. diens zelijjven Maants aan den Gedaagden heeft doen exploiéteren. Aangezien dat, daar de Gedaagde het aan het gedaan fupajplement des koopspennings maar tot 160. Guldens, en daar-1?Inaa nog eenige weynige in diverfe reyfen onfangene pen- ain-  i<}6 CONSULTATIEF, ADVYSEN. ningen toe, koomt te confelferen, en daar uyt geene qui. tantien of quitamie blykt, hoe veel zig zoodaane weynige penningen hebben bedraagen; 18. wy al daai' °°k 5 uyt des Impetrants onbe wefene pofitien en daar omtrent door den Gedaagden gedaane confeffie, niets anders of naaders hebben konnen opmaaken, aJsdat, aan den koopfchat van 250. Guldens , nog onbetaalt gemanqueert hadden eenige weynige penningen minder als 90. Guldens. 19. En gevolglyk ook niet hebben konnen of mogen oordeelen, dat de Impetrant aan zyne zyde het Koops Contract geadimpleert ofce den vollen koopspenning voldaan hebben zoude , door , zonder voorgaande tuffchen hem en den Gedaagden gehoudene afreekeninge, maar flegts naa zyn welgevallen te poferen , dat den koopspenning op 12. Guldens en 1. ftuyver naa , door hem betaalt zyn zoude , en daar op van zoodaane 12. guld. en i.ftr. eerft op den 25 July 1749. fub D. maar 9. guld. en 11 Jlr. aan den Gedaagden Gerigtlyk te laaten offereren en by non acceptatie configneren, en zes dagen daarna op den 1. Augufti fub E. 5. gul. dens, voor 's Lants geheelen Impoft van vyftigften Penning, in judicio te deponeren, daar in dezen egter nergens uyt iets het minfte blykt, jaa zelfs ook door hem nergens gepofeert wort, dat de Gedaagde hem ooit zoude hebben gerequireert gehad, om zyne halffcheyt van dien Impoft voor hem te betaalen of te verfchieten. ft0> Dat des onaangezien de Impetrant hebbende konnen geet' vinden, van tegens den Gedaagden op den 1 j. Auguftus daar aan volgende te verzoeken, en op den 21. diens zeiven Maants aan hem te laaten exploicteren de Citatie fub H. , en daar by te eyffchen , dat dezelve zoude hooren verklaaren , dat hy fchuldig en gehouden zoude zyn, om tegens NB. reets gedaane betaalinge, het Koops Contract in fcriptis te celebreren, voorts het zelve (meynende naa alle ap- pa-  E "N D E ADVERTISSEMENEN. 297 parentie bet verkofte Lant den Vogelzang) ten profite van hem Impetrant en zyne Erven op en over te draagem En daarnaaop den 6. Oétober by de Conclufie, 't eindens 2r> zyne Aanfpraake, wel^het eerfte Lidt van dien Eifch, te weeten, om het Contract in fcriptis gecelebreert te hebben, te omitteren, maar egter het tweede Lidt van dien alnog te eiifchen, door aldaar te concluderen , dat de Gedaagde zoude worden verklaart, fchuldig en gehouden te zyn , om tegens NB. volle betaalinge der koopspenningen, NB. door den Impetrant gedaan, aan en ten profyte van den zeiven, hetgelibelleert Lant den Vogelzang op en over te draagen , wy om voorgeallegeerde redenen hebben vermeint, dat den Impetrant indien zynen Eyfch én Conclufie voor alsnog niet ontfanklyk verklaart worden konde , maar den Gedaagden daar van in zoo verre geabfolveert worden moefte. Aangezien het in omnibus contrabïibus bilateralibus Jive ultro22. citroque obligatioriis , tam innominatis quam nominatis, qualis vel maxime eft emptio venditio, naa Regten altoos extra omriem dubitationis aleam is, quod aiïcr ad implementum Contractus agens, quamdiu in aliqua adhuc Jaltem ccntraclvm afua latere adimplendi mora eft, in fiua petitione non eft audiendus , fed ab ea repelli debet. I. julianus 13. §. offerri 8. 6? /• 25- ff acl. empt. I. 78. §. penult. ff. de contraSt. empt. I. 25. §. uit 6? l- 57- ff- de ctdil. edicl l. 5. in fin.. Cod. de evitt. 'tWelk ook, met allegatie-van ten vollen doorflaande re-jj. denen , getuygt word onder anderen by Gail lib. 2. obferv. 17. per lot. Groenweg, in not. ad Grotii intr. ad jurifpr. Holl. lib. 3. part. 15. num. 8. Refponfi. juris confi. Holland, part. 2. Confiü.ïii. Sanger. de Except. part. 3. cap. 22. per tot., ex cap. 26. n. 89. Sande in decifi. Frifi. lib. 1. lit. 8. de fin. 3. verf. fimiliter. Voet ad tit. ff. de aft. empt. n. 23. Schrass. in Cod. Gelr. Zutph. rulr. van verkoopinge en Tranfport art. 8. Cra- P p vett.  sp8 CONSUL TA TI EN , ADVYSEN xvTT.confil iy.n. 14. Coler. de proceff.execut.part..*, cap. i. n. 93. & feqq, ufque ad 105. 24. Zeggende daarvan zelfs ook , dat zulks ex ipfa contraüus reciproci naturae , fua fponte Proflueert, en dat daarom ook met den Keus aut Excipient, diem nuda negatione verfeerc , het non Implementum a parte acloris , maar den attor zelfs het Implementum afuo latere, verpligt is, te proberen: cum negatioms per rerum naturam nuila fit probatio, 't welk nogtans de Impetrant in dezen, die maar flegs zegt, dog niet bewyft, den vollen koopspenning aan den Gedaagden , welke zulks egter ontkent , voldaan te hebben , gantfch niet doet. 0 25. Maar in tegendeel het concrair van dien, ac quidem volun* totem fuam non adimplendi , ipfio faclo aan den da? brengt. * 26. Door naamentlyk niet alleen by zyne Replique te weygeren, om met den Gedaagden over die op den koopspenning gedaane en niet met quitantien geverifieert wordende betaalingen , in Liquidatie te treden, en daar door des zelfs Re. ftanc tot liquiditeit te brengen, ten eynde zy lieden , die dog beyde zeggen , dat zy ad contraftum adimplendum willig en gereetzyn, het zelve ten eerften van weerkanten te gelyk five pari pafifu, zouden konnen adimpleren. \ 27. 't Welk ook de reden is, waarom wy haar beydegader daar toe, en om ten dien eynde vooraf onderling, en in cas vare ftoot, ten overftaan en ter moderatie van den Gerigte , met malkanderen te liquideren, hebben geordonneert. 28. ^ue ad amputandam inter illos litem five ut litis kujus finis acceleretur , ac ne ulterior inter eos lis oriatur ut necejfaria fit.. 2p# Maar ook, door al lang voor dato van de citatie, den Ge. daagden, boven en behalven het doen van tranfport, ook nog kosten, zoo van kondfchappen, als anderzins, (apparent we*-  ende ADVERTISSEMENTEN. 299 utreeens het emploijeren van Doftor A. F. Loderus , als zy^Bedienden en coram Judicio doorgaans Adliftent,) te laaten ■afvorderen. ' ' En dus doende zelfs aan den dag te brengen, dat hy al, an- so. L inftitutam aüionem , met het doen van tranfport a leen, roe niet te vreeden was, waar omtrent wy uyt de ftukken en wederzyds overgelegde kondfchappen bevinden het vol- geï)tt'wel aan de eene kant fub B. de getuygen Johan-zu Les Hafkenfcheyt en Henric van Aken , ad art. 2. ef 9. verhJaaren, dit zy naamens den Impetrant op Donderdag den Tulv 1740 zyn geweeft aan het huys van den Gedaagden en by dés zelfs abfentie aan zyne Vrouw hebben afgevraastT of zy-lieden het bekende Koops- Contrad van den Vogelzang morgen of overmorgen , of binnen drie daagen , wilden onderteekenen. Zonder dat daar egter by gezegt wort, datzy ookgevraagt32t zouden hebben , of de zelve het lant aan den Impetrant wilden opdragen, 't welk nogtans niet een en 't zelve met het SdSS™ des contraóts is, maar 't welk twee differente attus zyn. En zonder dat het'er ook op aan koomen kan, wat voor33. Wvverpraat die vrouw , welke fub tutela Manti ftaat, op ^eCoffchr. vraage , buyten kennifle van haaren abfenten Man, mogte hebben tot antwoort gegeven. Maar dat daar tegens aan de andere zyde fub eadem Lit. B. ^ de Getuygen Bernhardus Knippenborg, en Jan Beekman, art. 7 r ™ en 7- OP des Impetrants eigene aan haar gedaane vraaêen, welke overzulks ook propria confejjiones van Szïn . ondereede verklaaren , niet alleen, dat zy des daags daaraanvolgende, zynde geweeft vrydag den 25. July, mamens den Gedaagden zig hebben vervoegt by den ImpemnT en aan den felven uyt des Gedaagdes laft en ordre Zlln lZ , dat de Gedaagde hem des anderen daags^ . JT p 2.  Soo CONSULTA TIEN, ADVYSEN zynde den 26. July, 's morgens om acht uuren, het verkofte Lant den Vogelzang wilde opdraagen, indien hy nog de refterende penningen medebragte. «r Maar dat Do£tor Loderus > als des Impetrants bediende, daar 'op aan haar Getuygen , in praefentie van den Impetrant, hadde geantwoort, dat zulks goed was, NB. indien de Gedaagde aannam, de koften die 'er reets op geloopen waren , ende de reets geciteerde kondfchappen , te voldoen , en dat zy Getuygen zulks aan den Gedaagden moeften gaan zeggen. 3(5i En dat zy-lieden zulks gedaan hebbende , de Gedaagde 'haar daar op andermaal naa den Impetrant hadde gezonden , aan welken zy uyt laft van den Gedaagden hadde» geantwoort , dat de zelve geene koften hadde aangewendt, en daarom ook met geene koften wilde te doen hebben , dewyl hy willig en bereyt was , om tegen de beloofde koopspenningen het Lant op te draagen 5 zonder dat wy ergens bewezen , of zelfs ook door den Impetrant gepo. feert vinden, dat hy daar op aan den Gedaagden heeft laaten weeten , dat hy van zyne voorgemelde vorderinge van kosten wilde afzien. 't Welk, zoo lang als hy niet dede, was het ook ver37'geeffche moeite geweeft, dat de Gedaagde met zyne Vrouw des anderen daags op den 26 July aan den Geregte zoude koomen, om, tegen ontfangderrefterendeKoofspenningen , transport te doen: ,0 Doordien dog de Impetrant, zoo lang als hy tegen den 'Gedaagden nog geenen ingang Regtens, ('t welk allereerft na dato op den 21 Auguftus fub H. gefchied is,) hadde werkftellig gemaakt , den zeiven ook nog niet tot betaalinge van koften konde obligeren ; En daar en boven ook nog zelfs de Geda3gdeop dien zeiven 26. July, des 'smorgens tuifchen acht en negen uren , de Getuygen Gerrit AaXderts en  knd£ ADVERT ISSEMENTEN. 30S en Lambert Scholten, uycwyzens der zeiver eedelyke depo! fitien, fub Num. 1. ad art. 8. ff 9., aan het Huys van den I Impetrant heeft gefonden, en aldaar by des zelfs abfentie , j eerft aan zyne Vrouw, en daarnaa ook aan zynen Vader, door die Lieden laaten zeggen, dat hy willig was, cm den Vogelzang aan den Impetrant op te draagen , mits dat aan deKoops-Conditien voldedc, door de nog refterende Koopspemiingen met den Gedaagden liquid te maaken, en aan hem te betaalen. Dogh dat die Getuygen daar op tot anwoort heb- 39. ben bekoomen , dat zulks haaren Doftor moeite wee< ten. 't Welk in der daad maar was een renvoy naa dien zei-40. j ven Gepromoveerden Doctor, buyten welken m toto Pro1 cejfu nergens eenig ander Doctor voor des Impetrants !; Adfiftent en Bediende bekent is , en welke in des ' zelrs prsefentie, nog des naasten daags te bevorens art. 6. fub.B. boven het aangebodene tranfport, ook nog voldoenini ge van onkoften hadde gevordert, Met hoedaanen Eyficher van koften , zig egter gantfch geene apparentie konde opdoen , dat de Gedaagde , die nog ' aan geene koften verpligt was, zoude hebben konnen te regt geraaken. Door wiens daarnaa in Procefu, zoo over eenen naqderen^j. I verkoop van den Vogelzang , aan eenen Frederic Drytshof, \ als over de verweygeringe van onderteekeninge eener Koop] Cedulle , gedaane veelvuldige allegatien, en ten dien eyn*• de fub A. ac C. getrokkene Kondfchappen, den Impetrant : ook nog niet a temeritate Litigii kan worden geëxcufeert. Aangezien dat , daar de Gedaagde hem al op den^, : 25. en 26. July tot twee maaien 10e het doen van Op,| dragt, en eens het houden van Liquidatie , hadde doen i aanbieden; P p 3 Ak  S02 CONSULT ATI EN, ADVYSEN Aldaar niet te pas koomen , veel weyniger nootzaaklyfc wezen konde, nog naa dato, eerft op dien zeiven 26. July fub. D. aan den zeiven eene ongeliquideerde geringe fumme te laaten offereren ende die in den Gerigte te configneeren, en daarna in 't midden van Auguftus den zeiven fub H. ten fine van onderteekeninge eens Koops-Contraéls , en tot het doen van Opdragt, tegen quafi aireets gedaane be- aalinge des geheelen koopspennings, voor den Gerigte te doen citeren, uyt vreeze quafi, als of het ver kof te Lant aan Frederic Duytshof , zoude worden getranfporteert. 44*. Want, of fchoons wel uyt de kondfchap van dien Duitshof en van Jan Beekman en Jan Koek fub C., in genere koomt te blyken,, dat de Gedaagden op Maandag den ii. July J749. , en aldus weinig min of meer als een jaar naa dato van den , met den het Reftant des Koopspennings niet betaalendenImpetrant, ingegaanen Koop, den Vogelzang aan den zeiven Duitshof voor eene fumma van 274. Guldens en een zilvere Ducaton heeft verkogt; 45. Zoo is het egter tuffchen Parthyen hinc inde in confeffo , dat by het celebreren van het Koops- Contract, tulfchen haar-lieden in den voorfomer des Jaars 1748. by monde gefchiet , geconvenieert was , dat den Koops penning voor af op Sint Jacob des zeiven Jaars , geheel moefte wezen betaalt. 46. Naa verloop van welken Jacobi dag , koomende Jaarlyks op den 25. July , den Impetrant die zyne telle quelle Oblatie allereerft op den 26. July 1749, » en aldus een volkomen Jaar na dato, fub D. aan den Gedaagden hebbende laaten doen, immers niet fuftineren ofte gezegt worden konde, extra omnem folvendi moram te wezen , cum dies ijle Jacobi interpellet pro homine, Waarom het dien emptor morafus ook geenfins raakte, wat zynen venditor op den 21. July 1749. , en aldus naa ver-  inde ADVERTISSEMENTEN. 303 verloop van byna een geheel Jaar na Jacobi 1748, kwame te doen , zoo lang als de zelve het verkogte Lant niet aan een ander , dat is aan Fredric Duitshof, als tweeden I Kooper , kwame te tranfporteren, cum non paEtis aut con■ trattibus , fed traditionibus , dominia rerum ab uno in alium tranfeant ; Om hoedaane traditie niet aan dien Duitshof, maar na4s voorgaande over het reftant des Koops-pennings te houdene Liquidatie aan den Impetrant te doen , wy I den Gedaagde in diclo Sententies hebben geordonneert. 't Welk wy vermeynt hebben , ten opzigte van den voorfchr. tweeden verkoop genoeg te zyn , om dat de . 5 j Impetrant by zyne Interrogatoria fub ditt. Lit, C. heeft gel emitteert gehad, Frederic Duytshof en des zelfs mede Ge| tuygen , (welke inmiddels niet ultra rogata hebben behoef ven te refponderen,) mede in fpecie te laaten vraagen na •• dat geene, 't welk verftrekken konde, om te doen zien, of dien tweeden verkoop wel zoo vaft en ongelimiteert was ; ingegaan , dat- den Gedaagde in allen gevalle en zonder i eenigerhande Exceptie geöbligeert was , om het Lant s den Vogelzang aan den zeiven Duytshof te moeten tranfpor\ teren. Waarvan ons nogtans het tegendeel blykt, uyt eene an-Co 5 dere Kondfchap van dien Duytshof zelfs , en van Jan Koek,"' 1 welke als ab utraque parte geproduceert wezende , in dei zen tejles Communes zyn , en fub Num. r. ad art. 5. 6. ff i 7. Getuygen, dat den Vogelzang op Maandag den 21. July 5 17*9. aan Frederic Duytshof niet anders verkogt was, I als op beraat tot op Vrydag den 25. daar aan volgende toe , maar dat de Gedaagde inmiddels op Donderdag den 24. dien Koop aan Duytshof hadde opgezegt, en tot reden van zulks geallegeert, dat hy van den Impetrant niet konde afraaken, en dat nu, volgens het gemaakt accoord , den  3o+ CONSULTATIEN, ADVYSEN den Koop met hem Duytshof ingegaan, was nul en van geener weerde. 51. En, voor zoo veel als die Mies geallegeerde verweygeringe van onderteekeninge eens Koops-Contracts betreft ; zoo wille den Impetrant wel , dat den verkoop en koop aireets mondeling gecelebreert was in den voorfomer des Jaars 1748. 52. En vinden wy nergens mede bewezen, of zelfs ook door den Impetrant gepofeert te zyn, dat by het ingaan diens Contraéts , inter Partes zoude wezen geconvenieert, ut Contraclus ifte in fcripturam redigeretur. $3. Dienvolgens konde of mogte de Impetrant of zyn Bediende niet ignoreren , quod emptio venditio eft contrattus confenfualis , qualis folo confenfu perftcitur. Adeo ut fcriptura ad ejus perfettionem non requiratur : cum non fit de iftius con. trabïus effentia , fed ad ejusdem foüummodo probationem fpectet, <4. Qjodque juxta princip. Inft de Empt. vende l. 2. g. 1. ff. ' de contrah. empt. I. 8. ff. de per. ff comm. rei vend. ac l. I. §. 2. ff. de rer. permut. Emptio venditio nuda confentienlium voluntate contrahitur, ac quam primum de pretio convenerit, Heet fine fcripto , perfecta eft, adeo, ut ab eo memento rei venditce periculum ad emptorem fpettet. 55. 't Welk zeer verre van daar is , dat de eenen Contrahent den anderen zoude konnen nootzaaken , om nolens volens een Inftrument bf gefchrift van dac contract te moeten onderteekenen. 36". Ten welken eynde de Impetrant nogtans fub H. heeft konnen goetvinden, den Gedaagden mede, enwelprimarie, te doen citeren. En zulks niet tegenltaande dat daar toe zelfs nog geen 57'van de Contrahenten bevoegt is in iflo cafu ft inter Mos ab  ende AD VERT JSSEMENTEN. 3^5 eb initio convenerit, ut Contractus in fcripturam redigeretur: Quoniam ijlo cafu non aliter perfecla eft Venditio ff Emptio, nift ff ejusdem Inftrumenta fuerint confcripta , a Contrahentibus autem fubfcripta , ff omnibus partibus alfoluta: Donec enim aliquid deeft ex bis, zegt het zelve, princip. Inft. de empt. yend. ff pcenitentice locus eft, ff poteft Èmptor ac Venditorfine pmia ab Emptione ff Venditione recedere; Nifi recedere feu refilire volens jam arrham aut pretium ejufve partem acceperit. Quo tarnen cafu non refilienti ne quidem alia adverfus eum competit Atlio, quam ad' reftitutisnem dupli ejus , quod ipfi de dit. Oui autem a contractu impune vel fi quid acceperit duplum 59. reftituendo, recedere poteft, is ad eundem fubfcribendum conveniri nequit. Zoo dat , offchoon in dezen de Gedaagde zig wel van 60. de difpofitio di£t. principii Jnftit. niet koomt te bedienen , en niet a ContraStu zoekt te recederen, maar in tegendeel zig by en aan het zelve koomt te houden , en tot de adimpletie van dien zig gewillig toont; Het 'er egter nog nooit op aankomen kan, maar altoos is indifferent, of een Kooper of Verkooper , tot die fubfcriptie onwillig zynde, tot zoodaane verweigeringe eenigerhande, 't zy dan wettige , of onwettige reeden, of redenen heeft, of niet. Doordien dog van 't geene impune, aut fub dupli refti-62tutione, gedaan of gelaaten mag worden, niemant ooit redenen van verweygeringe kunnen worden afgevordert; En in dezen de Gedaagde, offchoon wel met de onder-63. teékeninge van een allereerft op den r. July 1749. , en aldus ongeveer een jaar naa dato van het ingaan des Contracfs, gemaakt gefchrift van Koop, niets te doen hebben willende, U Deel Q q En  3o£ CONSULTATTEN, ADVYSEN. 6±. Zig des niet te min, ad evitandam partis pretii jam accepti reftitutiomm dupli, kan en mag houden aan het KoopsContract zelve, zoo en als dat zelve reets al in den voorfomer des jaars j748. mutuo contrahentium confenfu, by monde is geperfeóleert geweeft, 65. En gevolglyk ook den Impetrant zelfs aan zyne zaake meer nadeel als voordeel toebrengt, door zyne iterative allegatien, van dat 'er op den 1. July 1749. door eenen Frederic Hafkenfcheyt (welken wy ex Actis verneemen, dat Borg-Greve genoemt wort) ten huyze van denzelven, op verzoek van wederzyds Parthyen, zeekere Koop-Cedulle van den Vogelzang, zoo de Gedaagde aan den Impetrant hadde verkogt, gefchreven was geworden, en om wat reden de Gedaagde die hadde geweygert te onderteekenen , en wat voor extenfien of circumftantien daar over, zoo uyt, als buyten de Kondfchap fub A. al verder zyn bygebragt. 66. Waar omtrent wy egter ook nog bevinden, niet alleen, dat de Gedaagde , offchoon wel bekennende , ter zeiver tyt en plaatle mede praefent geweeft te zyn, egter ontkent, dat hy dien Borg-Greve tot het Schryven van zoo eene Koop-Cedulle verzogt heeft, maar zegt, dat alleen de Impetrant zulks hadde gedaan, en dat hy Gedaagde die KoopCedulle te onderteekenen geweigert hadde, om dat dien Hafkenfcheyt daar inne niet alles, en ten deele ook anders, als te bevorens by het ingaan van den Koop geconvenieert was, zoude hebben gefchreven gehad; 67. Maar ook, dat fub A. dien zeiven Scribent en zyne drie mede Getuygen op inftantie van den Impetrant wel gevraagt zyn, en daar op ook affirmeren , dat dezelve doen ter tyt ten zynen huyze zoodaane Koops-Cedulle heeft gefchreven, en dat daar by de Impetrant met zyne Vrouw Eva Baers, en de Gedaagde met zyne Vrouw Helena van Bayen zyn praefent geweeft, gelyk ook, dat de Gedaagde die te onderteekenen heeft geweygert; Edogh  ende ADVERTISSEMENTEN. 307 Edogh niet gevraagt zyn , veel weyniger geantwoort hebben, op wiens verzoek of inftantie die mede Getuyge Hafkenfcheyt zulks heeft gedaan; En dat die Scribent Hafkenfcheyt, daar over door den Ge- O'S, daagden naderhant gereproduceert zynde , eerft op den 27. September fub num. 1. is uit den Gerigte abfent gebleven, maar daar na op den 29. diens Maants fub num. 2. eyndclyk gecompareert zynde, aldaar ai art. 2. heeft verklaart» dat hy de Koop-Cedulle van den Vogelfang, ter inftantie van den Impetrant, en ter praefentie van den Gedaagden heeft gefchreeven. Zoo dat des Impetrants zeggen, van dat dezelve zulks69. op verzoek van beide de parthyen gedaan hebben zoude, gantfch niet met de waarheid fchynt overeen te koomen. Wy hebben den Impetrant, propt er temeritatem litigandi,jo. ook moeten condemneren in de koften, En zulks niet alleen in die van de Procedure ten principaal, len , maar ook in die by de interlocutoire Sententie van den 27. Oótober 1749. ad finetn litis gereferveerde koften van de exceptive Procedure: Om dat wy ex actis bevinden, niet alleen, dat de Impe^a. trant, op den 6. Oftober 1749. na reeds voltrokkene Aanfpraake , Antwoordt, Replicque en Duplicque ten principalen , en dus poft Conclufionem in caufa, heeft kunnen goed vinden , te willen objicieren eene Exceptie, en dat hem daar toe aanftonds by Gerigts Decreet is dagh geftelt, tegen den 13. des zeiven Maants, Maar ook, dat die Exceptive Procedure op dien 13. 0610-73, ber, uitwyzens de prajmiifen van die zelve Sententie, tusfchen den Impetrant, als NB. Excipient ter eenre, en den Gedaagden, als NB. Geëxcipieerde ter anderen zyden, haaren werkelyken voortgang gehad heeft, en door het proponeren van de Exctptio informalitatis agendi five eo modo quo agis male agis, voorts antwoordt op die Exceptie ende Replicque Qq 2 en  3o8 CONSULTATIEN, ADVYSEN en Duplicque Exceptionel, is begonnen en hinc inde voldongen. 74. Hoedaane des Impetrants maniere van handelen of procederen , ons zoo verwonderens waerdig is voorgekoomen, dat onzes eragtens, op zulk een exempel zonder weergade, nooit iets anders, als eene totale rejeófie van zoodaane Exceptie (welke dan ook by die Sententie gerejeóteert is) hadde konnen volgen: Want eensdeels een Aanlegger nooit kan excipieren ofte Exceptien proponeren : Cum excipere fit reorum, non actorum, qui excipere non indigent, fed reorum exceptiones refiutent. 76. En anderdeels is het notorie contradiótoir, dat een Impetrant, qui ipfie eft is, qui agit, over de forma five modus agendi zal Exceptie proponeren tegens zynen Gedaagden, qui non agit, fed fe folummodo contra actionem defendit, cuique fua def enfio, adverfus quam actori non except io , fed replica competit, omni Jure eft licita ac permiffa. 7jt Weshalven wy dan ook op zoodanen infolitum quid, quod fundamentis Juris ac conftanti praxi e diametro contrarium eft, niets beters hebben weeten toe te pallen, als eene welverdiende condemnatio in expenfas a tali excipiente cavfatas, atque per Sententiam interlocutoriam haud compenfatas, ad litis varo principalis finem refervatas. XIX. AD-  ende AD VERTISSEMENTEN. $op XIX. ADVYS. Over de Misdaad van Defertie van een Militair, die daar van wordt vry gefproken. By ons ondergefchrevene Rechtsgepromoveerde, en voor den Provintialen Hove des Furitendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen praétiferende Advocaten, gevifiteert zynde de hier na benoemde , aan ons, als onpartydige Rechtsgeleerden , door den Wel Edelen Gellrengen Krygsraad des Guarnifoens der Stadt Zutphen, ten ƒ ne van Advys, gecachetteert toegezondene, en door ons geopende procedure. Zouden wy, in cas in die zaake Richters waaren , daar inne decideren in voegen en maniere hier na volgende. In zaake voor den Krygsraadt des Guarnifoens binnen Zutphen ongedecideert hangende, tulfchen J. van As, Ca* pitein in het Regiment van den Generaal vanDorth, Guarnizoen houdende aldaar, dog met zyne Compagnie in Guarnizoen liggende binnen Doetinchem, Klaager ter eenre,' Ende dien, by den Geweldigen Provooft tot Zutphen gevangen zittende , en in de qualiteiten van Soldaat, Corporaal en Capitein des Armes, verfcheidene Jaaren in die zelve Compagnie gedient hebbende, maar van dezelve in September des Jaars 1741. zonder Verlof weggegaan wezende Johannes 'Weffelius, Beklaagde ter anderen zyde. Qq 3 Ge-  »fo 'CONSULTATIES, ADV VS EN : Gezien, gcleezen en geüxaraineert. i. Klagte met vier j da..r by geannexeerde Documenten, door den Klager, by forme van Requefte en daar by gedane Deductie, aan den Krygsraadt ingedient. 2. Het verhoor van den Klager, j door den Auditeur Militair, ten overftaan van eenen Ritmeefter en een Capitein van dat Guarnifoen, op den 16 Juny , 1742. gedaan, met twee geannexeerde verklaringen van den , Klaager in datis den 26. Juny en 16. July deszelven Jaars. j 3. Examen van den Beklaagden, door den zeiven Auditeur, ten overftaan van denzelven Ritmeefteren Capitain , op den 28 en 30. July voorfr. gehouden , met eene Inlaage fub A., 4. Interrogatoria en daar op onder eede gedane Depofitien | van Jan Willem van Voorft en Willem Thomas, Sergeanten, j ende Henric, Carel Capitaine des Armes van des Klagers | Compagnie, mitsgaders het nader verhoor van den Klager : zelfs, door dien Auditeur op den 10 Augufti daar aan volgende» ten overftaan van die twee Gecommitteerde Officie- 1 ren afgehoort. 5. Vraag-articulen en daar op door den Vaandrig van Dorth, ende den Sergeant Bowman onder eede af- I gegevene Getuigeniffen , op den 28 diens zeiven Maants I door enten overftaan als voorgemeld, verhoort, 6. Defenfioneel Antwoord van den Beklaagden, op den 5. September 1742. cum annexis fub A. B. C. ff D. aan den Krygsraad I ingedient. 7. Deductie loco replices van den Klaager , by forme van Requefte op den 15. daar aan volgende aldaar t" ingezonden, met de Documenten, fub Num. 1. 2. 3.4. 5. h 6. 7. 8 c5* 9. en 8. lnhtefyf Antwoordt of Duplicque van |l den Beklaagden, cum Adjunctisfub E. ff F., Alles ingevolge | eene lyfte van Proces-Stukken, by die Acte ervintelyk ,• voorts | alles overwogen en op alles gelet, 't welk in dezen te over-| wegen en waar op te letten ftonde, en fpecialyk mede gelet | op des Beklaagdes langduirige detentie en gevangenifle. Wel- Ij gpmelden Krygsraat, na ingenomen Advys van onpartydige! Rechtsgeleerden, doende regt, verklaart den Klaager, inzy-I nen tegens den Beklaagden gedaanen eifch en genomene Con-I clu-ll  ende A D VERT'ISSEMEN EN. 3U clufie, ende alle Leeden en deelen van dien, niet te zvn ontfankelyk nogte gefundcert, den Beklaagden daar van abfülverende , ende den Klaager, meede condemncerende in de koften dezer beleeringe, met den aankleven van dien ; voor hec overige de koften van de Proceduire zelve niet te min om redenen compenferende. Onverkort nogtans zodaane Aftie, als de Beklaagde fuftineren mogte, tegens den Klaager alnog, uit hoofde van vermeynde Injurie te hebben , om geinflitueert te kunnen worden daar, dan, en zoo als zulks behoord. Aldus hy ons Ondergcfchrevene geadvifeert binnen Doesborg op den 30. October 1742. Was ondertekent: M. A. van LA MZ WEER D K J. C. COPES van HASSELT. Redenen van 't voorftaande gewysde, zyn onder anderen de naarvolgende: Dat wy ex Actis bevinden, dat zig in dezen als Klaager ï opdoet, niet den Auditeur Militair ratione officii ofte als Militair Fifcaal, welk in deze zaaken wel dc Informatien heeft genoomen, edog tegens den Beklaagden geene Klagten of Conclufie heeft geformeert of overgegeven. Maar dat alhier niemant anders Klaager is, als Capitein 2 van As, welke op zyn eigen naam , tegens den zeiven, aan den Krygsraad heeft ingediend eene ampele klagte van negen comprefle bladeren , behalven derzelver bygevoegde Documenten, groot, by welke-hy doorgaans zig zeiven Klaager, en den Gevangen Johannes Wejjelius t'elkcns Beklaagde,, heeft koomen te noemen , We,k  £H CONSULTATIEN, ADVYSEN 3. Welke qualiteit van Klaager , die Beklaagde Wejfelius 'hem ook niet heeft gecontefteert, maar in tegendeel hem by zyn Antwoort werkelyk heeft erkent, door zoo wel aanftonts by die Antwoord, als daarna by zyne Duplicque, insgelyks hem telkens Klaager, en zig zeiven Beklaagde, te noemen. 4. En van welke door hem van zelfs of vry willig' tegen den Beklaagden aangenomene en daar op door den zeiven aan hem geagnofceerde qualiteit van Klaager, hy zig zei ven daarna , in weérwille van zyne tegenparthye, niet anders heeft kunnen ontflaan ofte ontdoen, als door middel van in for ma debita} van die zyne , tegens den zeiven by klagte en teindens die zelve genoomene Conclufie , aangehevene Inftantie, te renuntieren, en ten dien eynde mede, die daar door aan den Beklaagden veroorzaakte kollen , aan den zeiven te refundeeren, ofte ten minften behoorlyke Bankzuiveringe deswegen te doen. 5. Welk middel wy nogtans nergens bevinden, dat ooit of in eenigen deele door dien Capitein is geamplefleert. 6. En van welke ultro geaffirmeerde en ab ipjius adverfario aan hem reeds geagnofceerde qualiteit, queeque adeo ipji in~ hcefit, hy zig derhalven ook ex pof niet zelfs heeft kunnen ontlaften, door middel van daarna, by zyne Replicque, zig zeiven niet meer Klaager, maar telkens Remonftrant of Requirant, en Wejfelius niet meer Beklaagde, maar telkens Gevangene of Gedetineerde te noemen: Cum qualitas, quce' femel inhcefit, five ea naturalis fit, five accidentalis, toliipostefl nequeat, nifi certis ac legitimis modis, Fab. in Cod.fab. lib. 7. tit. li def. 8. n. 4. in not. Et qualitatem, quam quis afifumpfit, judex fiequi debeat, fi nempe altera pars eam non contradixerit, Mev. part. 2. decif. 318. n. 4. in not. 7. Zonder dat ook die Capitein zig zelve , van die door hem ultro ac nulla lege cogente geafifumeerde qualiteit van Klaager, heeft kunnen ontdoen, uit hoofde van dien door hem by  ende ADVERTISSEM ENTEN. .313 by Replicque geallegeerden ó^ften art. van den Articul Brief ofte de Ordonnantie op de Difcipline Militair, zeggende: Dat,-als eenig Soldaat eenig misbruyk of faulte zal gedaan 'hebben, zyn Capitain, (op poene van drie Maanden lang van zyn Ampt gefufpendeert te zullen worden,) niet alleen, binnen den tyd van tweemaal 24 uuren denzelven zal moeten Hellen in handen van de Juftitie Militair, maar ook, binnen dien zeiven tyd, en op die zelve poene, zal moeten overgeven eene fcbriftetyke Accufatie, vervattende het misbruyk , of faulte, welken die Soldaat mogte hebben begaan. Aangezien dat, offchoon het wel in dit geval, daar de 8. Beklaagde zig zelf abfent gemaakt hadde, op dien, by den voorfr. art. geftelden tyd van tweemaal 24 uyren, niet konde aankoomen, zoo lang als men denzelven nog niet wederom magtig worden, en in handen van de Militaire Juftitie ftellen konde, Adeo ut iftud tempus quadraginta ff otlo herarum, non ftatim a moment0 delicti five fatïi perpetrati, fed demum a tempor e, quo abfiens prcefsns fiactus aut redditus eft, computari queat: Cum inpojfibilium intermedio tempor e nulla potuerit effe executie aut obligatio, juxta leg. 3. pr. ff ,§.4.ac 6. f. ad JCtum. Sylan. /. 185. ff. de reg.jur. cap. 6. eod. in 6. Richt. reg. 4. n. 1. ff 4. Egter die zelve artykel nog den Capitein, wiens Soldaa' 9. eenig misbruyk of faulte koomt te doen, geenzins noodzaakt, om zelfs de functie van Klaager in den Procelfe tegen zoodaanen Soldaat te moeten aan en waarneemen. Om 't welk. te doen, het Landt in alle Guarnifoenen zelfs j©. heeft eenen Militairen Fifcaal, 't welk is den Auditeur Militair , welke in Militaire zaaken niet alleen de functie van Secretaris, maar ook mede, die van Fifcaal waarneemt, endaar toe door 's Lands hooge Overigheid aangeftelt is, dog wiens laaftgemelde qualiteit ten eenemaal voor den Lande onnodig wezen zoude, in cas de Xapiteinen zelve genoodzaakt waaren, om tegens haare Soldaten Klaagers in lite-te moeten //. Deel R r wee-  314 CONSULTATIEN, ADVYSEN weezen, en aldus de funttie van Fifcaal te moeten zelfs waarneemen, 11. Maar wil de meergemelde art. alleenlyk maar, dat de Capiteinen, in gevallen, als aldaar vermeld, tegens dusdane haare in handen van de Militaire Juftitie geftelde Soldaten, in tyds zullen aan die Juftitie in fcriptis overgeven eene zoodaane Accufatie, die NB, vervat het misbruyk ofte de faulte, het welk zulk een Soldaat zoude mogen hebben begaan. 12. Zonder dat daar by gezegt word, dat de Capitein zelfs in Procejfu zal moeten tegens dien Soldaat partes atloris fustineren, en by zoodanen gefchrift, 't welk aldaar Accufatie genoemt wordt, tegens denzelven het jus allegeeren, conclufie formeren, en zig zelf Klager noemen moeten, al't welk nogtans de Capitein van As, by zyne Klagten in dezen, heeft gedaan: 13. In voegen dat, het geene aldaar Schriftelyke Accufatie genoemt wordt, niets anders behoeft te behelzen, als eene fchriftelyke Narratio facti, of Denuntiatie van het crimen> over 't welk de Capitein zynen Soldaat in handen van de Juftitie heeft doen ftellen, en zoo veel moogelyk meede. aanwyzinge of vermeldinge van de middelen, om daar van bewys te konnen trekken; 14. Op dat aldus den Auditeur, als Militairen Fifcaal, in ftaat gefteldt mooge worden, om daar op te kunnen inquireren, informatien neemen, op het fattum het jus en zyne te neemene conclufie appliceren, en vervolgens zyne Klagten of Accufatie inftitueren, jS, Maar niet, dat de Capitein by zyne fchriftelyke Accufa'tie zelfs mag Klager worden, conclufie neemen, en dus doende den Auditeur praevenieren, en deszelfs publicque funttie van Fifcaal, in zoo verre onnodig maaken , 26. 't Welk het woordt Accufatie, in den gemelden beften art. ervintelyk, in geenen deele na zigfleept: 27. Accufationis emm fignificatio duplex eft, lata ff arStafive Jlric-  ende ADVERTISSEMENTEN. 315 ftritta. Lata, quce continet non folum delationem criminis, fed etiam folennem accufationem de crimine, qua olim per infcrip- I tionem in crimen, quce fub pcena talionis fiebat, ac cuique ex populo competebat, aft hodiefoli Fifco, quia talionis pcena immunis eft , competit. Artla vero quce folam ac ftmplicem criminis Denuntiationem , absque folenni Accufatione, continet, als onder anderen te zien is by Matth. de crimin. ad tit. ff. de accufat. cap. 1. n. i. Voet. ad eind. tit. n. ï. & 2. Groeneweg. ad l. i. ejusd. tit. é? ad Rubr. Cod. de his qui accuf.non poff. en by de Lexicographi Juris, in fpecie Brisson. Calvin. I ■ en SpiEOi l. in vocibus Accufare, Accufator, Accufatio, Deferre, Delator, Delatio, Denuntiare, Denuntiator & Denun- |' tiatio. In welke laatftgemelde of nauwe beteekeniife dan ook 18. het woordt Accufatie in den voorfr. 6sften art. kan en moet worden verftaan, te weeten, van de bloote denunciatie of aangifte , maar niet in de eerft gemelde of ruime fignificatie, dat is mede van de Klagten zelve of folemnele Accufatie: Doordien de Wetgever, in dien art. zelvs aan de Capi-19» teinen fpecialyk voorfchry vende, wat zoodaane haare fchriftelyke Accufatie vervatten moet, daartoe niets anders, als bloot en alleen de Delatie van het misbruyk of faulte, koomt van die zelve te requireren, En tot de verrigtinge van het overige, te weeten, het 20. doen van de Klagten zelve, eenen daar toe geftelden Fiscaal hebbende, de Capiteinen , om zulks te doen, niet nodig heeft, Ende de Capitein ook geen het allerminfte gevaar van2r, die by dien art. geftatueerde pmaliteit heeft konnen loopen, door eene omiffie of non adhibitie van iets, 't welk de Wet niet van hem, nogte van eenig Capitein, eyfcht. Weshalven wy dan ook hebben vermeynt, dat in dezen, 22# daar de Capitein van As, ultro ac mlla lege cogente, quaR r 2 ntUm  3i5 CONSUL TA TIEN, ADVYSEN. litatem Accufatoris heeft aangenomen , en in die zelve qualiteit ook door den Beklaagden doorgaans erkent is, tuffchenniemant anders kan worden regt gedaan, als tuffchen dien zeiven Capitein, als Klaager ter eenre, en Johannes Weffe. lius, als Beklaagde ter anderen zyde. 23, Om 't welk na ordre Regtens te doen, wy eensdeels geen réguard hebben konnen flaan, op den inhoudt van zoodaane Ordres, als den Klaager verfcheidene maaien allegeert, dat], ten aanzien van dezen Beklaagden, door den Raad van Staaten der Vereenigde Nederlanden verleent en overgezondenzouden wezen; nogte op den teneur van dusdane Informaticn, als over den Beklaagden tot Duffeldorp, terwyl hy aldaar gedetineert wierde, zyn genomen, en welke den Klaager meer als eenmaal zegt, dat van daar na Zutphen zouden zyn overgezonden ; gelyk ook niet, op eenige beroepinge tot ofte op het Regiments of Compagnies-Boek; nogte op die ten deele door den Klaager, en deels door den Beklaagden , gedaane bloote beroepinge op of tot de kenniffe van verfcheidene, zoo Hoofd-Officieren, als Officieren en Subalterne of mindere van het Regiment: 24, Aangezien wy al immer zoo min dusdaane ordre van den " Raadt van Staaten, als zoodaane tot Dufleldorp getrockene Informatien, nogte ook eenig Extract uit het Regiments of Compagnies-Boek, ofte ook eenige Kondfchap of Verklaaringe van ymant van die Militairen, tot of op welkers kenniffe die voorfr. bloote beroepingen aan de eene of aan de andere zyde gedaan zyn , en welkers getuygeniffe egter Parthyen ieder, indien zy hadden gewilt, hadden konnen ligten en in den proceffe fourneren, by de ftukken koomen te vinden, 25, En het ons derhalven eene onmooglykheid geweeft is, eenige reflexie te konnen flaan op iets, 't welk ons niet is toegezonden, en 't welk , voor zoo veel als wy uit de aan ons gezondene ftukken ervinden konnen, maar in nude pofitien van de een of de andere parthye beftaat, En  ende A D VERTISSEMEN EN. 317 En andersdeels ook niet nodig konnen oordeelen, de de-26. cifie der zaake zelve op te houden , door middel van een praallabil Decreet of Interlocutoir, ten fine van eerft en vooraf aan den Klaager, ten fine van deszelfs beking of Debath, te doene handftellinge van des Beklaagdes twee duplicale Documenten fiub E. fjf F, ende de articulen, daar uit by zyne Duplicque geinfereert, zoo als anderzins, wanneer het zelve eenpoinét, over 't welk Parthyen het quoad fattum onderling oneens waaren , geweeft hadde , de ordre en practicque wel zoude vereyfcht hebben gehad, dat vermits de Klaager dies aangaande in auditus ac indefenfus was, prczallablement moefte gelchieden: Aangezien die zelve Duplicale Documenten, met derzelver^. daar by gevoegde Tranflaten uit het Hoog in het Nederduytfch , en het geene uyt die zelve by Duplicque geinfereert is geworden , nergens anders toe tenderen , als bloot en alleen tot bewys van des Beklaagdes te bevorens by de Antwoordt gemaakte pofitien , en daar van in fine van den 118. art. van dien inbedongen bewys, van dat hy in den Jaare 1742. tot Oet in het Ceulfche gebied, in de Herberge de Wildeman, op de paftage, om na het Hollandfche toe te gaan, op den r. May uyt fufpicie en giffinge , dat hy, vermits voor anderhalf Jaar te vooren aldaar met eenige Hollandfche Recruten gelogeert hadde, eenen Hollandfchen Spion zyn zoude, is gearrefteert, en van daar verder met een Commande na Dulfeldorp gebragt geworden. 't Welk alzoo een poinéf is, dat door den Klaager, die28. fol. 25 verfi. van zyne Replicque, zelfs affirmeert en geftendigt , dat de Beklaagde door de Franfche Troupes is aangehouden geworden , nergens gecontradiceert wordt. Zoo hebben wy gantfch niet oorbaar kunnen oordeelen, 29. in eene zaake tuffchen Parthyen, van welke de eene in de Gevangenilfé zit, en by welkers afdoeninge de/halven grooten haaft is, de decifie ten principalen door eenig Interlocutoir te dilayeren of op te houden, R r 3 En,  3iS CONSULTATTEN, ADVYSEN 30. En zulks vooral niet door eene vooraf te doene handftellinge over een poincr., waar omtrent parthyen het onderling niet in facto oneens zyn, en over 't welk gevolglyk ook zoodaane ter handftellinge onnodig is. 31. Dit dan voorby gaande , zoo hebben wy vorders, ten aanzien van de zaake ten principale zelve, ex attis bevonden: 32. Dat de Klaager , by zyne geexhibeerde Klagten, in plaatze van maar blootlyk het fattum , en wat bewys daar van te krygen was, daar by op te geven, niet alleen den Beklaagden wegens drie byzondere Delicten, te weeten i. over Defertie, 2. over Falfiteit in het opgeven van zyn Naam en Geboorte plaatze, en 3. over het op des Klaagers naam doen fchryven en afzenden van eenen valfchen brief van den 5. Juny 1742. aan den Opperfchouc van DulTeldorp, heeft aangeklaagt, 33. Maar ook, op die zyne Aangifte en Klagten, het jus heeft geappliceert, en met relatie tot het zelve , ook tegens den Beklaagden ook tegens Beklaagden heeft Conclufie genoomen: 04. Door naamentlyk aldaar fol. 1. re&. ff fol. 5. verf. tegen denzelven te allegeeren den 16. 2T. en 69. art. van den Articul-Brief, van welke de twee eerftgemelde, op de Defertie, de ftraffe des Doods , ende de laatftgemelde, op het zig met eenen verkeerden naam op de Monfteringe laaten in. fchryven, eene ftraffe aan den lyve koomen te ftatueren; 35. Voorts niet alleen fol. 4. reti. aldus te zeggen: Weshalven men niet en twyffelt, of de Wel Edele Geftrenge Krygsraat zal den Gevangenen, als Deferteur, doen ondergaan de ftraffe, by de Wetten tegen de Defertie geftatueert; 3G. En alleg. fol. 5. verf. over het gefuftineert opgeven van een verkeerden naam en geboorte plaatze, te gebruyken deeze woorden: En alzoo zig aan openbare bedriegerye heeft fchuldig gemaakt, een ftuk, dat by den geamplieerden Arti- cuU  ende ADVERTJSSEMENTEN. 3V9 cul-Brief van den Jaare 1705. art. 69. by poene van aan den Lyve gejlraft te worden, is verboden; Ende fol. 9. rett. ten opzigte van den gefchrevenen val- 3 7. i fchen Brief, den Krygsraad te verzoeken, om den Beklaag! den op het nauwkeurigfte te willen onderzoeken , ten eynde hy moge ontdekken den Autheur van die gecommitteerde Falfiteit, op dat ook dat fchelmftuk niet ongeftraft moge verblyven ; Maar ook in fine van die Klagten, ex dittis five deduÜis38-, te Concluderen, door van den Krygsraad te verzoeken, dat de Gedetineerde , wegens zyne gepleegde defertie en anI dere gedetailleerde misdaden, zoodaanig zal worden gellraft, | als die van den Krygsraad, na bevind van zaaken, conform l( de Wetten van den Lande, in goede Juftitie zullen oor» deelen te behooren. In voegen dat die, door. den Klaager alleen, en zonder gn : toedoen van den Auditeur of Fifcaal Militair, onderteeken1 de en alleen op zyn eigen naam aan den Krygsraad, overgegevene Klagte, niet is eene fimplex delatio five denuntiatio, hoedaane nogtans van de Capiteinen by den 65. art. van den Articul-Brief maar alleen vereifcht word, Maar te gelyk meede is eene folemnis accufatio: Dewyl *Qv de Klaager daar by te gelyk mede het werk van den Fiscaal heeft verrigt en waargenomen, en aldus ultro een privatus accufator is geworden, ende dus doende den Militairen en Ptiblicquen Fifcaal, offchoon wel niet in het neemen van Informatien, egter in accufando, five in ipfa aftione criminali inftituenda, heeft geprasvenieert; Ja dat zelfs de Klaager, by die zyne fchriftelyke Klag-iJ? Ij ten, nog verder heeft gegaan, als eenen Fiscaal zelfs, die, (ne innoxius fanguis fundatur, aut Innocens ad posnam Criminis) (ondemnetur) zo wel dat geene, 't welk tot verfchooninge «van eenen Gevangenen , als 't geene tot bezwaar van denzet  3*a CONSULTATIEN, ADVYSEN zeiven verllrekken kan, aan de Juftitie moet opdiffchen, behoeft of behoort te doen: 42. Aangezien de Klaager , by die zelve Klagten , aan de eene zyde heeft opgezogt en op zyn allerzwaarfte voorgeftelt alles, wat maar eenigzints tot bezwaar van den Beklaagden, en om den zeiven eene zwaare en fchandaleufe ftraffe, ja zelfs de ftraffe des Doods, zoo niet in fpecie die van de Galge, te doen ondergaan, kan verftrekken. 43. In zoo verre zelfs, dat hy, na aanltonds, in den beginne dier Klagten , eerft en vooraf pojitive atque abfolute gezegt te hebben , dat Pieter Wejlen , Gevangene by den Provooft tot Zutphen, in zyns Klagers Compagnie, onder den naam van 'Johannes Wejfelius., als Capitein des Armes tot den 5. September 1741.toe gedient hadde, 44. Aldaar verder fol. 3. den Beklaagden by eenen Pieter Westen, die in den Jaare 1730. tot Doetinchem, over begaane Diefftal, publyk gegeeifclt wezen zoude, heeft gaan vergelyken , met .byvoeginge zelfs, dat, uyt aanmerkinge van eene genoegzaame overeenkomfte van naam, geboorte plaatfe , ftature, religie en hanteeringe, gepraefumeert zoude kunnen worden, deze Beklaagde of Gedetineerde zulks geweeft te zyn,' voornamentlyk, om dat dezelve geconfesfeert hebben zoude, dat hy, om gepleegde Friponnerye en kwaad gedrag , uyt Duffeldorp zoude weezen verbannen, 't welk daarna fol. 5. verf. gezegt wordt, om kwaad gedrag en bedriegeryen geweeft te zyn. 45. Waar over de Beklaagde, zoo by zyne Antwoordt, als by de Duplicque, zig heeft gereferveert, Actie van Injurie, welke, of daar mede door dezen Klaager werkelyk gecommitteert is, of niet, wy in hac caufa, in welke de Altia Injuriarum nog niet geinflitueert is , niet hebben mogen decideren, maar zulks, om geene van beyde de parthyen dies aangaande eenige prejudicie toe te bréngen, moeten overlaten  ênde AD VERTISSEMENTEN. 3ar ten aan de decifie van die geenen , die 't zyner tyd, in tali caufa injuriarum, Pügters mogten wezen, of moeten worden. En ondertuffchen, alleen, om dat de Beklaagde fuftineert,46. geinjurieert te zyn, en zig deswegen a£tie voorbehoudt, hem die zyne fuftenue niet hebben mogen affnyden, maar hem zyne vermeynde actie van injurie maar blotelyk moeten referveren-: Doordien de Klaager alhier niet is de Publicque Fiscaal 47. zelfs, die (om dat hy een Accufator Necefftrius is) in het exerceren van zyne Bedieninge niet, of ten minften met ligt, injurieren kan , maar een Privatus ac Voluntarius five Spontaneus Accufator, - En ondertuffchen , zoo wel door Ritmeefter of Capitain48. zelfs, aan of tegens zynen Ruyter of Soldaat, als dooreen ander, kan worden injurie gecommitteert, gelyk onder an. deren te zien is, by Feitman over den Articulbrief ad art. 16. lit. e. n. 7. Ende aan de andere zyde, al 't geene tot des Beklaagdes49ontlaftinge of verligtinge verftrekken konde, en onder anderen in fpecie het Verlof, 't welk de Generaal van Dorth , als Collonel van het Regiment, op eenen daarover door den Klager zelfs aan hem gefchrevenen Brief verleent hadde, t welk hy, ter oorzake van de eedelyke Kondfchap van zyn eigen Lieutenant en Vaandrig, en zyne eigene gefchrevene Brieven fub B. C. ff D. ter Antwoort, ex poft fub Num. 6. by Replicque heeft moeten voegen, en wat voor Brieven hy zelfs al, aangaande den Beklaagden gefchreven en aan denzelven door zyne Onder-Officieren doen fchryven heeft, by die zyne Klagte heeft verfwegen, en voor den Krygsraad verdonkert ofte verborgen gehouden; In voegen dat, in cas de Beklaagde tegens zodane Klag-50. te geen Antwoort hadde mogen indienen, en daar en boven , binnen den termyn van dien, geen occafie gehad had- ÏI. Deel. S s de,  5*2 CONSULTATIEN, ADVYSEN de, om die zelve Kondfchap, en twee Brieven daar by, door middelen Regtens, van elders te konnen magtig worden, Zulks alles alsdan gefiipprimeert gebleeven, en de Juftitie dies aangaande geblinthokt geweeft zyn zoude: Dewyl de Klager alsdan daar van al immer zoo min by zyne Re~ plicque hadde behoeven te confelfeeren, ofte te voorfchyn te brengen, als hy 'er by de Klagte van gemelt ofte gerept hadde. 52. Tot hoedane manier van doen of behandelen, wy nogtans, ne per millcfimam quidem confequentiam, uit den 65. arr. van den Articulbrief konnen zien, dat die Articul hem qualificeren, veel min, dat hem die daar toe noodzaken zoude. 53. Dat , voor zoo veel verder aangaat, de drie Feyten, over welke de Beklaagde door zynen Capitein is aangeklaagt geworden, j4. En wel in fpecie, het eerfte en voornaamfte, dat is, het crimen defertionis, 55. Wy wel ex Atiis bevinden , dat het tuffchen Parthyen hinc inde doorgaans in confejfo is, dat de Beklaagde op den 5. Septemb. des Jaars 1741. zig uit Doetinchem, (alwaar des Klagers Compagnie, die van het Regiment af, daar heen gedetacheert is, alleen in Guarnizoen ligt,) zonder eenig Verlof verkreegen, of zelfs ook gevraagt te hebben, en aldus van zig zelfs, na Weel, (zynde een Heerlykheid en Dorp, geen twee uuren van Doetinchem af, op den Cleeffchen Bodem gelegen, en onder de Jurisdictie van den Koning van Pruyfchen als Hertog van Cleve gehoorende,) heeft begeeven, en daar door, op eene wyze, by Deferteurs gebruykelyk, zyn Vaandel of Regiment en Compagnie heeft verlaten. $£. Door 't welk te doen, offchoon wel de Beklaagde heeft: geverfeert in re illicita,, als hebbende ondernomeniets te doen „  ADVERTI'SSEMENTEN. 323 doen, 'c welk by den Articulbrief fcherpelyk is verboden, Zoo hebben wy egter niet daarom alleen , of uyt dien 57. hoofde , konnen oordeelen , dat de Beklaagde aan die by den Articulbrief op de Defertie geftatueerde, en by de Klagte in dezen geëyfchte Straffe, zoude onderhevig wezen; Maar vermeynt, dat dezelve deswegen, door zyne lang^S. durige Gevangeniffe van over de vyf Maanden tyds, reeds zoo veel heeft uytgeftaan, dat hy daar door meerder, als door het ondergaan van eenige Regiments Straffe, geleeden heeft, en daaromme ook van den Eylch en Conclufie door den Klager, (die door het moveren, en door eenen Advocaat doen intlrueren van'eene Ordinaire Procedure, den tyd van deszelfs Gevangeniffe des te langer heeft doen duren), tegens hem gedaan ende genoomen, al nu behoort te worden geabfolAeert: Aangezien zig geen ééne, maar eene menigte voor dezen 59. Beklaagden militerende circumftantien, omtrent welke Parthyen het hinc inde in fatto eens zyn, uyt de Proces-ftukken koomen op te doen. Als 1. Dat de Beklaagde te bevorens nooit meer heeft ge- 60. deferteert gehat. 2. Dat hy geene andere Soldaten heeft opgeritft, of by zyn gj. vertrek uit Doetinchem met zig genoomen. 3. Dat hy zyne Monteringe den Klaager niet heeft getragt^, te ontvreemden, maar dezelve, binnen eenige dagen daarna, franco in zyn Guarnifoen heeft te rugge gezonden. 4. Dat dezelve op den 5. Septembr. 1741.5 voor dato van £s, zyn'vertrek uyt Doetinchem, zig by den Lieucenant en Vaandrig van des Klagers Compagnie, eerft over zynen Capitein (die niet binnen Doetinchem, maar tot Zutphen, zyne huishoudinge hebbende, uit het Guarnizoen vertrokken was) over gefuftineert hem door denzelven aangedaan J S s 2 on-  32+ CONSULTATIEN, ADVYSEN ongelyk heeft gaan Beklagen, en, na daar op van die Officieren een dilatoir Antwoort ontfangen te hebben , allereerft van daar vertrokken is, en des anderen daags zyne gefuftineerde redenen van dat vertrek, by eenen Brief, zoo . fub Num. 2. ter Replicque geappliceert is, per Expreflen uyt Weel aan dien Lieutenant, als doenmaaligen Commandant van die Compagnie, heeft bekent gemaakt. 64. 5- Dat hy niet onder een ander dienft genomen, nog zelfs zig ook verfchuilt of verborgen gehouden, maar in tegendeel de Correfpondentie met den Klaager of deszelfs OnderOfficieren , nog door wiffelingen van Brieven onderhouden heeft. 65. 6. Dat de Beklaagde, in des Klaagerstegenswoordige Compagnie, eerft in den Jaare 1733. als Soldaat, voorden tyd van zes Jaaren , dienft genoomen, en na verloop van die zelve zyn affcheit bekoomen, ende zig daarna op den 14. September 1740. van nieuws wederom onder den Klaager in dienft geëngageert, en tot op den 5. September -.741. toe in de Compagnie gedient hebbende, altoos zoo trouw en eerlyk heeft gedient, dat de Klaager zelfs, fol. 17. verf. fol. 18. reet. &f verf. en fol. 24. reti. van zyne Replicque , zegt en bekent, dat dezelve altoos eerlyk en wel gedient hadde, en dat hy, uit aanmerkinge van deszelfs getrouwe diensten en betoonden yver,, en , om hem,deswegen te bevorderen en voor die zelve te beloonen, en hem van den Snaphaan te verloflchen , hem Beklaagde, uit eygene beweeginge, en zonder dat dezelve daarom gefprooken hadde, weynige Maanden na dat hem tot Corporaal aangeftelt hadde, heeft aangeftelt tot Capitein des Armes, op een traórament van een Ryksdaalder des Weeks, en hem niet alleen, by de aanfteb linge tot Corporaal, eenen Corporaals hoed met een Gout Galon, en eenen Stok of Rotting, maar ook byde aanftelünge tot Capitein des Armes , eenen nieuwen Hellebaart hadde vereert. Met een gedeelte van 't welk ook over een koomt, de eedlyke verklaaringe, door den Sergeant Bowman ge-  ende ADVERTJSSEMENTEN. jij gedaan op den ir. are. van de Informatie van den 28. Aug. 1742. in dorfo geteekent Nam. 5. 7. Dat Beklaagde zelfs door den Klaager diverfe maaien,^ tot het aanwerven van Recruten, is uytgezonden geweeft na het Land van Gulich, en aldus onder de Jurisdictie van den Keurvorft van de Paltz, als Hertog van Gulich, alwaar dezelve nogtans geen Volk tot den Krygg-Dienft voor den Klaager engageren konde , zonder gevaar te loopen, van,. of als eenen Spion, of als eenen vreemden Werver , al. daar agterhaalt, en in hegteniffe gezet te worden, En de Klaager fel. 13. 14. 15 ff 16. Replices , zelfs 67». bekent, dat dezelve hem, tot verfcheidene reyzen toe, en zelfs ook gedurende den hoogen Watervloed van den Jaare 1740. telkens eenige Recruten van daar heeft koomen in 't Guarnizoon brengen. 8. Dat, offchoon wel de Beklaagde het geval, van dat^g. het eens, als hy eenige Recruten gebragt hadde, gebeurt ware, dat de Klaager eenen Rotting gei;reegen hadde, en dreigende daar mede na hem toegegaan, maar hy het, door daar op heen te gaan, ontkoomen was, niet bewyft, in allen deelen zoo, en in alle zoodane circumftantien te liggen, als hy dat zelve geval koomt op te geyen ; Egter de Klaager fol. 16. verf. ff 17. reet. ter Replicque, ^ zelfs bekent, dat hy 't onvreeden geweeft ware, om dat dén zelve hem twee flegte en kleine Recruten kwame te brengen ; dat hy hem door zyne Domeftiquen hadde laaten weeten, dat hy hem niet konde of wilde fpreeken; dat, in plaats van daar op weg te gaan , de Beklaagde in het Voorhuys was blyven ftaan, en raifonnementen, die met de agtinge , welke een Corporaal aan zynen Capitein verfchuld is, niet over een kwamen, gevoert hebben zoude; en dat hy daar op met den Rotting tot voor de deure gegaan, maar de Beklaagde doen, zonder verdere raifonnementen wegge-? gaan was; S-s 3 2ön^  3a6 CONSÜLTATIEN, ADVYSEN 7°. Zonder dat nogtans de Klaager aan zyne zyde ook in eenigen deele bewyft, dat de Beklaagde zodaane irreverente raifonnementen, (welke dezelve ook art.1%6. & feqq. van zyne Duplicque, onder eedes oblatie ontkent,) gevoert hebben zoude; 71. Nog zelfs ook, dat deeze twee Recruten, (van welke de Beklaagde art. 190. Duplices zegt, dat de eene Trils, en de andere Camphuyfen, zoude heeten, en dat die beyde alnog in des Klaagers Compagnie wezen zouden) werklyk te flegt ofte te klein waaren; 72. Daar ondertuffchen dat voorval van den Rotting, de ' Beklaagde genoegzaam konde affchrikken, van daar na zynen Capitein, die zelfs weygerde, hem te willen fpreeken, fterk om geld aan te maanen. 9. Dat de Klaager des Beklaagdes by Antwoort en des3'zelven Document fub A. gedaane Pofitien, van dat die hem, voor Aanbrengers geld van yder Recrut, die hy in 'c Guarnizoen zoude koomen te brengen , eenen Ryksdaalder te betaalen, belooft hadde, nergens koomt te ontkennen, en gevolglyk die zelve taande confelfeert, En dat, of fchoon wel de Beklaagde niet bewyft, dat hy 74' eens voor twee Recruten, die hy uyt het Land van Guhch medegebragt hadde, en welke hy , boven en behalven zyne eygene reiskoften, onderweegs zo op de Veeren, als in Logys, koft en drank, hadde moeten defroyeren, twaalf Guldens van den Klaager geëifcht hadde; 7c Egter de Klaager zelfs nergens zegt, dat hy denzelven daar voor meer, als dezelve zegt, deswegen ontfangen te hebben te weeten , zes Guldens , zoude hebben betaald, of door den Sergeant Jan Willem van Voorft doen betaalen, 7 konnen, in cas den Beklaagden niet was gecommandeert geworden, om wagt te doen als Corporaal. Waar uit, al dat daar by zelfs geen één woort van de9*Snaphaan was gerept geworden, Al evenswei nog van zelfs volgde, dat de Beklaagde, 93. onaangezien dat hem den Capitein, om hem van 'c voeren van een Snaphaan te bevryden, albereits tot Capitain des Armes aangeftelt, en ten dien einde eenen nieuwen Hellebaart en Stange, om daar mede zynen dienft waar te neemen, vereert hadde, al evenswei naderhant die voorfchr. II. Dtei. Tt vragt  33o CONSULTATIEN, ADVYSEN wagt. tot welke hy in de plaatze van één van de Corporaals gecommandeert wierdemoeite doen met één Snaphaan : r 94 Doordien het geweer vaneenen Corpóraal, niet den Hellebaart, maar de Snaphaan is; Vooral , daar de Wagt door eenen Sergeant of Capitain des Armes met eenen Hellebaart voor aan op^evoert en agter door eenen Corporaal gefloten wort, alwaar het den lluytenden Corporaal niet voegt, zoo wel als den opvoerenden Sergeant of Capitain des Armes voor dien tyd eenen Hellebaart te gebruyken , 95-". En of fcho°ns wel Htnrik Carel, zynde den genen,, die in des Beklaagdes plaatze tot Capitain des Armes aengefteld is, zoo by z}me mede agter de Klagte geappliceerde verklaaringe van den n. July 174.2., als by de voorfchr. Inlormatie onder de Nommer 4. ad art. 7. koomt te zeggen dat, toen de Beklaagde op den 3. Septemb. 1741. op de Wagt gecommandeert wierde, aan den zeiven door den Sergeant Voorft gezegt zoude wezen, dat hy met zyneiv Hellebaart konde optrekken; , 5fj. Soo is nogtans die nieuwe Capitein des Armes, in dat zyn zeggen, ten eenemaal fingulier en zonder eenig Mede Getuyge, en gevolglyk ook dst zvn fingulier zeggen niet in Regten aanneemlyk: Unicus enim Teftis, nullus Te (lis ■. juxta notoria-. 9 En is ook dat zyn zeggen niet prsefumptyf of waarfchynelyk , om dat den Sergeant Voorft zelfs, zoo wel als den Ser geant W. Thomas, nogte by haarlieder voorfchr. ample Atteftatie, nogte by de Informatie onder de Nommer 4. zulks een van beide ergens komen te zeggen, 8 En kan gevolglyk ook het zeggen, van dat de Beklaagde buyten ordre, uyt zyn eigen zelfs, met den Snaphaan, in plaats van met den Hellebaart, op de Parade gekoomen zyn zoude, in judicando niet aanneemlyk voorkoomen, 12. Dat  endie ADVERTJSSEMENTEN. 331 12. Dat de Beklaagde by eenen fub Num. 5. ter Replic- 9*. ^ue geappliceerden brief of refcriptie van den 2. April 1742 aan den Sergeant Voorft heeft gefchreven, dat hy, indien het hafardeeren dorrte, geerne wederom by de Compagnie, alzoo hy 'er liefde voor hadde, wilde koomen, maar dat hy vreesde, dat het te laat was, En dat de Klaager fol. 24. et 27. Replices zelfs zegt,ioa. niet alleen, dat hy daer op, uyt genegentheid voor den Beklaagden, aanftonts aan den Generaal van Dorth hadde gefchreven , en verzogt, te willen accordeeren, dat de Beklaagde wederom by het Regiment mogte koomen 4 Maar ook, dat dien Generaal, ofdoenmaalsnogLieutenantior, Generaal, op den 15. diens zeiven Maants, by refcriptie, aldaar fub Num. 6. geappliceert,. aan hem hadde geantwoort, dat hy dat verzoek van den Beklaagden accordeerde, onder die limitatie, indien den zclven nog niet als Deferteurop het Regiments Boek ftonde-; Voorts, dat denzelven toen ter tyd op dat Bock nog niet 103. als Deferteur ftonde aangetekend, En dat hy Klaager derhalven den Sergeant Voorft aan-i03. ftonts hadde gelaft, om aan den Beklaagden die van dien Lieutenant Generaal bekoomen permiffie te communiceren, en hem te fchryven, dat alnu voor den 1 Mey m het Guar«izoen zoude koomen, 't welk dien Sergeant ook op 19 April gedaan hadde by eenen brief, die by den Beklaagden op den 22. diens Maants was ontfangen. Waar by nog koomt, niet alleen, dat de Beklaagde zig ,04, daar na om na zyn Guarnizoen weder keeren, op de reize begeven hebbende, het ongeluk heeft gehad, van op den 1. May onderweegs door de toenmaals in hetGuhchfche, Ceulfche Bergfche en Munfterfche gecantonneert liggende Eranfche Troupes, als eenen Hollandfchen Spion te worden gearrefteert, met eene Commando na Dufieldorp gebragt, en aldaar gevangen gehouden, en dus doende per nm mttpêTt ï rtm  33* CONSULTATIEN, ADVYSEN rem , tui refifli non poterat, door een derden te worden belet, om van zelfs te konnen in zyn Guarnizoen te rtigge koomen. 105. Een fehynbaarlyk ongeluk, tot of aan bet welke, ende de gevolgen van dien, de Beklaagde (die daar door in zyne privele perzone, de miferien van de gevangeniffe uytltaan moefle) al immer 200 weinig fchult hadde, als den Klaager zelfs. 106. En welk dus ongelukkig impediment, derhalven ook, ten aanzien van het niet van zélfs weer in het Guarnizoen koomen, in geenen deele tot bezwaar van den Beklaagden kan, maar veel eerder tot des zelfs verligtinge behoort te verftrekken: Cum tale impedimentum notorium re/peau Rei fit jufium, eumque quandiu ifiud durat, nb omni contumacia excufiet. Mev. part. 6. decif. 90. et part. 8. decif. 195. 107. Maar ook, dat de Klaager, na dat de Beklaagde albereits door de Franfchen gearrelteert was, en terwyl hy al binnen Duffeldorp gevangen zate, aan die fiub B. agter de Antwoort benoemde Officieren van zyne Compagnie, twee fucceffive brieven, ten aanzien van den Beklaagden, welken hy toen ter tyt alnog geerne wederom by de Compagnie hebben wilde, en van wiens voornoemt Arrelt hy nog niets wille, heeft gefchreven. 108. Den eenen fub C. aldaar op den 7. May 1742. aan den Lieutenant Jamin, tot bekentmaakinge; dat de Generaal van Dorth den Beklaagden gepardonncert hadde, en ten einde om den Sergeant Jan Wilhem van Veorft nog eens, hoewel niet uit des Klaagers naam , maar quafi uyt zyn zeiven, aan hem te doen fchryven, dat hy moefle maaken, op den toenmaals aanltaanden Zaturdag, of ten langflen Zondag, tot Zutphen te zyn, dewyl als dan des zelfs monteeringe nog konde veerdig weezen, voor dato, dat het Regiment campeeren moeite; hoedanen brief ook den Sergeant Bouwman op den 5. en 7. art. van de Informatie ouder de Nom,  ende ADVERTISSEMENTEN. 333 Nom. 5. verklaart, met en nevens den Sergeant Voorjl aan den Beklaagden te hebben gefchreven. Ende den anderen fub D. op den 21. des zeiven Maants 109. aan den Vaandrig Pieriing, waar by hy aan den zeiven eenen brief aan den Graaf van Efferen , over den Beklaagden , en een Copie van den Pardon-brief van den Generaal van Dorth ('t welk eene Copii van den Brief fub dict Num. 6. geweeft zyn moet) fchryft toe te zenden, en niet te twyffelen, of zal op des Klaagers verzoek, daar over des volgenden daags met de Duytfche Poft fchryven, verzoekende mede, dat de drie door den Beklaagden aan hem Klaager gefchrevene brieven, aan zyn Hoog Wel Geb. beliefde te vertoonen. Waar uit wy niet anders konnen befluiten, als dat de no, aanteekeninge van den Beklaagden, alsDeferteur op het Regiments Boek, ook op den voorfchr. 7. en 21. May nog niet gedaan geweeft zyn zal: Dewyl het anderfints op die tvden albereits te laat geweeft hebben zoude, om dusdane brieven over den Beklaagden te fchryven , en door de Sergeanten aan den zeiven te laaten fchryven. By 't welke, wanneer in aanmerkinge genoomen wortjnr. dat zoodaane brieven, volgens welke men zelfs voor den Beklaagden wilde doenmonteeringemaaken, gefchreven wierden , om dat den Klaager hem geerne wederom in zyne Compagnie hebben wilde; ^ Zoo moefte den Klaager, tegens zoodane gefchrevene brieven aan, geene inftantie doen, tot alzulke op het Regiments Boekte doene aanteekeninge; 113. Maai in tegendeel hadde by, tot bereikinge van zyn voorfchr. oogmerk, moeten infteren, ten einde dusdaane aanteekeninge nog niet op dat Boek gedaan wierde, en ten dien einde die door den Generaal van Dorth fub di£t. Num. 6. verleende permiffie, en die door den Beklaagden gefchrevene brieven, van wel wederom, indien hy het hafardeeren mogTt 3 te»  334 CONSULTATTEN, ADVYSEN. te, in het Guarnizoen te willen koomen, ter noodiger plaatze moetwi vertoonen. ï 14. Van welk nogtans den Klaager zelfs niet zegt, iets te hebben gedaan, ij5. Daar het egter niet praïfumtyf is, dat, indien hy dusdaane vertooninge en inftantie aldaar gedaan hadde, als dan nog grooten haart met het aanteekencn van dat geene, 't welk al over de acht Maanden lang in 't Regiments Boek onaangeteekent gelaaten was, zoude zyn gemaakt geworden , tegen de begeerte van des Beklaagdes eigen Capitein aan. jiö. In voegen dat zoodaane aanteekeninge, die allereerft na dato , dat de Beklaagde al werklyk na zyn Guarnizoen toe op reize geweeft ware, maar onderweegs door de Franfche was opgeligt, en terwyl hy door dezelve binnen Duffeldorp gedetineert gehouden wierde, gedaan is, in allen gevalle niet aan den zeiven geimputeert worden, nogte tot bezwaar van hem verftrekken kan. 3,7. En over zulks ook de anterieure permijpe, om wederom by bet Regiment te moogen koomen, door den Generaal van Dorth, als Collonel van het Regiment, voor dato van zoodaane aanteekeninge, aan den Beklaagden verleent, haar behoorlyk effect hadde behdoren te hebben , in plaats van daarna die pofierieure aanteekening te laaten doen, en daar door de zaake in eenen ftaat, of ten minften ingevaar, van onherftelbaarheit te doen geraaken. *iS. Waar by nog koomt, dar, inval alle die circumftantien ten deezen reguarde niet concurreerden , het voor den Beklaagden niet te min de uitterfte hardigheid zoude wezen, hem door brieven van den Sergeant, op voorweten en ordre van den Klaager gefchreven, irapuniteit, immers van de ordinaire ftraffe, te belooven, en denzelven des onaangezien, wannneer hy bezig was, op fundament- van die brieven, te  ende ADVERTISSEMENTEN. 335- te retourneren, en ongelukkig geapprehendeert wierde, met de ordinaire poene der defertie te willen ftraftèn. • Immers, indien een gegeven fianf conduit na regten hei-rif, lig is, en fi fiecuritatis Promijfio fit bonce fidei, ff verba falvi conductus fint verba fidei data fiapiuntque naturam paiïi, en zoo het waar is, quod bonce fidei congruit ff de natura pacti fit, ut .promijfum prcefietur, per L. 1. D. de pact. en de uit» drukkelyke leer van Carpzov. in pr. crim. p. $.quccft. 112. n. 57. 71. 74. en-77. , Hoe veel te meer zal het vaft moeten gaan, dat, daar 129. deezen Beklaagde de impuniteit der ordinaire ftraffe beloofd was, hy dienvolgens contra fidem datam ff pactum fubfijkns, niet pozna ordinaria ftrafbaar is, Dienvolgens, vermits het ons dangereus voorkoomt, rwi-ms tra fidem datam in alle materie, voornamentiyk in gevallen ubi agitur de vita hominis iets te decerneren, conform de leer van Capzov. di£t. loc. 74. ff feqq. Zo hebben wy den K;ygsraad in gemoede verpligt gere-122, kent, deezen Beklaagden van de ordinaire ftraffe van defertie te moeten abfolveren , voornamentiyk, wanneer daar hy gevoegt worden de reedenen, hier na met meerderen te allegeeren. En 13. Dat het verlaaten van de Compagnie, door den Ia-; Beklaagden niet in Oorlogs tyt, maar by tyde van Vreede, s" welke ook alnog duurt, is begaan. Alle welke poinéfen, en omftandigheden, of fchoons wel die, ieder apart en op zig zelfs alleen aangemerkt worden-124' de, geene van Dertien van zoodaane uitwerkinge konnen tyn, dat daar door aan eenen Krygs knegt volkomen zoude wezen vry geftelt, om impune te mogen deferteeren. En vooral niet om dat bet zelfs de geene, die fuftineeft, ]2„ 3at hem zynen Capitain verongelyken ofte te kort doen wude, vry ftaat, om, in plaats van zig zelfs te rigten, zig daar.  336 CONSÜLTATIEN, ADVYSEN daar over by den Commandant van het Regiment te beklaagen; i4ö. Zoo verfeert men egter alhier in een geval, in 't welk die alle concurreren ofte te zaamen koomen, AAeo ut, quae non profunl Jingula , multa juvent. ut7. En koomen die alle, geconjungeert of met malkanderen te zaamen gevoegt wordende, niet alleen dezen Beklaagden van de Ordinaire ffraife des Doods, maar ook hem van alle extraordinaire^ ffraffen, die zwaar zyn, te bevryden, 128. Ja zelfs zoo zwaare ftraffe, als hy door zyne langdurige gevangeniffe reets mtgeftaan heeft, niet voor hem over te laaten blyven: 129. Want, of wel fchoons die fub Num. 6. door den Collonel van het Regiment verleende permiffie, om waderom by het Regiment te moogen koomen, niet van zig zelfs en abfolute alle Regiments Straffe of correctie, 't zy dan van eenige dagen of weeken in Arreft of by den Provooft te zitten, of iets anders, koomt uit te fluiten, waar op ook ziet, 't geene den Sergeant Bouwman op den 5. art. van de Informatie onder de Nommer 5. zegt, dat de Sergeanten onder malkanderen gediscoureert hadden, dat zy wanneer de Beklaagde weeder by de Compagnie kwame, haar beste doen wilden, om voor hem te fpreeken; 130. Zoo zyn nogtans de Krygs-articulen beraamt ende geftatueert, alleen ter contemplatie van, en met betrekkinge tot den Oorlog, en onder anderen voornaamentlyk, om het overloopen, na den Vyant toe, zoo veel mogelyk te beletten. j3l. En is derhalven ook eene defertie, die door iemant, die te bevoorens nooit meer gedeferteert, maar altoos trouw en eerlyk gedient heeft, en die by zyn vertrek, nog monteeringe nog wapenen, aan zynen Capitain ontvreemt, nogte ook eenig ander Zoldaat opritft of met zig neemt, en  ende ADVERTISSEMENTEN. 337 en zig daar en boven ook niet onder een ander in dienft zoekt te engageren, in vreedes tyt begaan wort, veel ligter en minder, en by gevolge ook lang zoo zwaar niet ftrafbaar, als eene defertie van een overlooper, die by tyde van Oorlog weg en tot den Vyand overgaat, 't welk zelfs dikwils met vervoeringe van anderen en met wapenen en monture te gelyk gefchiet: Defertor enim proprie eft, quisquis Belli tempore a ftgnis abe-132, rit, juxta L. 1. C. de defertor. et ad eam Mornac. ac Perez. n. I. Welke laaftgemelde Autheur num. 2. 3. ibid ff ad tit. C. '33de tyron. n. 8. daar nog by voegt, quod non omnes Defertores fint fimiliter puniendi, fied ratio tam temporis, quam Perfonarum ac qualitatis Delicti habenda fit, utrum nempe quis BeV.i, an vero Pacis tempore emanfierit, item qualis fuerit Defertoris anteaÜa vita, et num fiolus, an cum pluribus. num femel, aut iterum definuerit, num Defitrtioni Furtum aliudve Crimen adjunxerit, num fiefe poft Defertionem in aliam Militiam dederit et legi pajfius fit, vel non, ac complura alia, adeo ut et Tyronibus prima vice deferentibus plane'parcendum atque ignofcendum fit. Idque juxta Leg. 3. §.9. /. 4. §. 9. 13. ff 15. ac. I. $.pr. 1.2. 3. 4- 5- & 6. ff. dere milit. Waar mede ook over een koomt niet alleen de Leere van 134V. Pappus over den Articul Brief ad art. 16. in med. ac fin. welke daar en boven ook wil, dat men, ten aanzien der Straffe van Overloopers, mede in agtinge moet neemen, wat traftement de Capitains hunne Soldaaten aandoen: Dewyl 'er zomtyds wel gevonden worden, die tot het verloopen groote oorzaake geeven; Maar ook'de Leere van den Profeffor Feltman, overi3jï, dien zeiven 16. art. Lit. f. n. 2. 3. 4- 5- 6. 7- 8. 9Iz 13 6? 14. en over den 21. art. Lit. d. Die daarenboven ook wil, dat in aanmerkinge moet 135. genomen worden , of een Capitain ook aan den Soldaat 5 U.Dcri. Vv eem-  338 CONSULTATIEN, ADVYSEN eenige oorzaake tot defertie heeft gegeven, 't zy door hern iets onbetaalt te laaten, ofte het geven van eene bedieninge of charge, die hy hem belooft heeft, te dilayeren , of anderzints. W- En, in cas die door den Soldaat geallegeerde redenen van gepleegde Defertie niet fufficient genoeg bevonden 'worden , alsdan by tyden van Vreede niet tot de Ordinaire Straffe des Doodts, maar tot eene Extraordinaire en mindere Straffe , 't zy van fpitsroeden of anders , concludeert. 138. Waar om dan ook , of fchoons wel (om van andere by des Beklaagdes Antwoort ende der zeiver Document fub A. door hem geallegeerde, edog quoad facïa niet beweezene redenen, niets te melden) zyne verdere geallegeerde redenen, zoo van, dat hem de Capitain, wegens zyne voor den zei ven gedaane recruteringen, geene genoegzame betaalinge gedaan zoude hebben, als dat de zelve met den rotting na hem toe gekoomen was; dat hem die te lang na de aan hem beloofde Corporaals plaatze hadde laaten wagten, en dat hem, toen hy *al Capitein des Armes was, 't onregt als Corporaal op de wagt hadde doen commandeeren, hem geene genoegzaame redenen , om zyn Vaandel of Compagnie de fafto te moogen verlaaten, hebben gegeven; 139. Die zelve hem egter van alle zwaare Straffen vry fpreeken. 140. Doordien hy zig zei ven heeft ingebeelt, daar door in dier voegen door zynen Capitain verkort en verongelykt te zyn, dat het hem, na daar over by den Lieutenant en Vaandrig fub. B. te vergeefs geklaagt te hebben, vryftonde, te moogen vertrekken, en dat hy wettige oorzaake zoude hebben, om zig zelfs te mogen rigten. 141. Welke zyne fuftenue of fchoons wel abufyf was; ï42- Soo exulèert hem egter diezelve a dolo: Cum auavh, etiam fatua ac injujia caufa, pnefertim ft ex ignorantia procedat, a  ende ADVERTISSEMENTEN. 539 « dolo excufet, atque ex illa is, qui fecit id, quod fibi lieert credidit, panam non incurrat, Alt-hijs. dicceolog. Lib. f. cap.gy. n. 18. 6? 19. Bajabd. ad Jul. Clar. quafi. 60. n. 78. Cravett. confil. 4-rg. n. 7. Tiraq. cauf. 43. n. 4. Invoegen dat de Beklaagde, dies aangaande citra dolum 143, verferende, maar alleen propt er culpam konde Strafbaar wezen , en overzulks niet de Ordinaire, maar alleen eene mindere of ligte Straffe verdient hadde. Hoedaane mindere Straffe, eensdeels niet zoo gevoeglykH4aan eenen Capitain des Armes of Onder-Officier, als wel aan een gemeen Soldaat, door middel van Spitsroeden of Cordons, konde worden geappliceert, En anderdeels daarna ook nog door die aan hem door denMSCollonel zelfs verleende permiffie, om wederom by het Regiment te moogen koomen, nog des te meer verligt ofte vermindert kwame te worden. Soo dat 'er, na zoodaane verleende permiffie, en na dat 146. de Beklaagde zig daar op werklyk na zyn Guarnizoen cp reize begeeven hadde, op zyn ergfte genoomen, geene andere Staffe, als maar eene Regiments Correctie, meer voor hem konde overig blyven. Hoedaane Regiments Straffe zig nogtans op verre na niet M7zoo hoog of zwaar hadde konnen extenderen, als de ongemakken van de gevangeniffe, welke hy, van den 1. May af tot nu toe, eerll tot Duffeldorp by de Franfchen , die hem van den weg na zyn Guarnizoen toe met gewelt opgeligt hadden, en naderhant tot Zutphen by den Provooft, bereits geduerig uitgeltaan heeft, hem albereits zyn zwaar en laftig gevallen : Car eer enim, licet propie cuftodice caufa exerceatur, attamen 148. haud leve eft fupplicium fed continuus cruciatus , propter fiquallorem nempe, inediam, frigus ac tenebras, Ideotue in jure Car eer Mala Manfio, Mala Habitatio appel-149. 7 Vt2  34-0 CONSULTATIEN, ADVYSEN latur, ac non folum tortures, fed ff pcena, fpecies eft atque fervituti, imo ff, morti, tequiparatur, l. lf. §. 41. ff. de injur. I. 2' C. de cuftod. reor. I. 23. C. de peen. Carpzov. prax. crimin. part. 3. queeft. 111. n. 1. Gail de pac. publ. lib. cap. i.n. 22. Wesenb. confil. 30. n. 23. ff confil. 43. n. 76. Tholosan. Syntagm. lib. 31. cap. 33. n. 5 ff 6. Ant. Sola ai Confuet. Sabaud. rubr. de procejf. inquifit. gl. 2. «. r. pag. 272. Hyppol. de Marsil. pratt. crim. §. Expedita n. 11. 410. §. At. tingam. n. 28. pag. 524. 150. Waarom wy dan ook vermeynt hebben , dat op de langduerigheit, van die des Beklaagdes gevangeniffe, zoo fpeciale reflexie gemaakc worden moefle , dat den zeiven, propter iftum perpetuum cruciatum, quem jam per fex fere Menfes perpeffus eft, zelfs ook van de mindere of ligte Straffe, ofRegiments correctie, behoort te worden vry gefprooken: 151\ Doordien zelfs eene tot een enorm Delict ftaande zwaare, ja Doods Straffe, propter diuturnitatem Carceris mag en veel. tyds moet worden vermindert ofte gemitigeert en in eene extraordinaire en ligtere poene verandert, adeo ut a pcena, quam Incarceratus pati debuiffet , detrabatur id, quod ob diuturnum Carcerem pasfus eft, juxta leg. 23. C. de peen.TiR.A~ qüell. depten, temperand. cauf. 41. Carpz.prax. crim. part. 3. qua.ft. 149. n. 43. ff feqq. ufque ad 49. TnoLOS.fynt.jur. univ. lib. 31. cap. 6. n. 19. ff cap. 33.^. 6. ff 7. Althus. dicczol. lib. 1. cap. 100. n. 13 ff 14. 152. Sicuti etiam propter ignorantiam, ff ob frattionem inconfultam, pcena minui poteft, quia tune dolus non adeft, l. 2.in fin. ff. de term. mot. I. 5. §. 2. ff. l.i C.ad Leg. Corn. de Sicar. de peen. temper, cauf. 43. Claud. de Battandrier prax. crim. reg. 94. n. 4. et 5. Gundissalv. de Villadiego tratt. de het' ret. queeft. 17. ». %. circa fin. Guid. Pap. in dicif. Gratian. qucefl. 206. n. 14. 153. En by gevolge nog des te meer eene pcena levis aut Ieviffima, zo als eene Regiments correctie maar is, ob diuti. nam in Carcere retentionem, geheel en al kan en mag weggeruimt ende den Gevangenen daar van vry gefprooken worden.- Tali  bnde ADVERTJS^SEMENTEN. 341 Tali enim cafu fatis eft, immenforum cruciatuum femel 154luiffe fupplicia, ne is, qui diu privatus eft aurce communis hauftu ac lucis afpettu, intra non breve tempus catenarum ponderibus prctgravatus, etiam ulteriorem pcenam iterum fuftinere compellatur, juxta alleg. Leg. 23. C. de peen. 't Welk te meer gefundeert is daar op , quod Car eer, t55quamdiu durat, perpetuus eft cruciatus, 'quia in Ulo occlifus indies ac continuo gravatur, ideeque Carceratus inter Perfonas miferabiles connumeratur, ac Caufa ejus Pia caufa eft, Hipp. de Marsil. in §. Attingam n. 19. p,ag. 522. Ant. Sola ad Conf. Sab. rubr. ad quos judices tit. 30. ». 8. pag. 479. Cravett. confil. 3. n. 9 et 10, Dat, voor zo veel het tweede Crimen, van 't welk'5(5. de Beklaagde beichuldigt wort, te wceten het opgeeven van een valfchCn naam en Geboorte-plaats, betreft, Wy uit de Antwoord en Duplicque bevinden, dat deWBeklaagde fort ff ferme daar by blyft, dat hy zynen Naam en Geboorte-plaats nooit anders heeft opgegeven, dan als johannes Wejfelius, geboortig van Erckraat, 't welk in het Bergfche, en aldus onder de jurisdictie van den Keur-vorfr, van de Paltz, als Hertog van Berg, van welk Hertogdom, DuiTeldorp de Hoofd-Stadt is, zoude zyn geleegen; Met byvoeginge zelfs, dat, indien dies aangaande ergens 158. mogte anders aangeteekent wezen, zulks door eene mal entendue , aut per lapfum calami van den Schry ver , moet wezen veroorzaakt. Immers vinden wy nergens in eenig het minlte gedeelte 159, of met eenigerhande fchynbaarheid uit, dat zynen Naam zoude zyn Pietet Weften , zoo als de Klaager hem prin. cipio van zyne Klagte noemt, nogte ook dat zyne Geboorteplaats Dusfeldorp zoude wezen, Veel weiniger, dat hy zoude wezen zoodaanen Pieter^ Weften, als de Klaager zegt, dat van DuiTeldorp Geboortig, en in den Jaare 1730. binnen Doetinchem, over beVv 3 gaa-  34* CONSULTATIEN, ADVYSEN gaane Diefftal, publicq gegeelfelt wezen, en met welken de Beklaagde zoodane en in verfcheidene opzigten genoegzaame ovéreenkomif. hebben zoude, dat daar uit geprafumeert zoude konnen worden, de Beklaagde die zelve geweeft te zyn. 161. JVaar van wy wel konnen begrypen, dat de Klaager uit zig zelfs geene weetenfchap zal hebben, maar zulks alleen van een ander zal moeten hebben hooren zeggen : Doordien hy nogte een Gelders-man is, nogte op een van de drie Quartieren dezer Provintie gerepartieert ftaat, en het Regiment van den Generaal van Pallant, 't welk alnu de Generaal van Dorth heeft, in den Jaare 1730 nog niet in Gelderlant, veel weiniger de Klaager binnen Doetinchem, zyn Guarnizoen heeft gehat; • 163. Maar'koomt het ons egter van den Klaager vry wat onvoorftchtig voor, zulks alles, op een bloot hooren zeggen, maar flegts, zonder eenig het minfte bewys of fchyn van dien, nudis verbis daar heen te ftellen, daar 'er nogtans van iets, 't welk zig in den Jaare 1730. ter occafie van eene publicque geeifelinge geopenbaart hebben zoude, alnog Getuigen genoeg zouden te bekoomen weezen, 163. En vinden wy overzulks in dezen ne gru quidem, uit het welk iemand, zelfs by giffinge, zoude konnen befluiten, dat de Beklaagde zig tegens den inhout van dien ten dezen opzigte door den Klaager tegens hem geallegeerden 69. art. van den Articulbrief, welken articul ook zelfs nog geene de minfte mentie van de Geboorte plaats maakt, zoude hebben vergreepen, 364. En nog te min, om dat de Klaager zelfs nergens zegt, dat de zelve zig op de Monfteringe zoude hebben doen uitroepen met eenen anderen naam, als by of met welken hy op het Regiments Boek zich heeft aangegeeven: 165. 't Welk nogtans, indien hy zulks gedaan hadde, eigent-  ende A D VERTISS EMENTEN. 543 gentlyk eerft het geval zoude wezen, op "t welk dien articul quoad Nomen appiicabel zyn konde: Doordien, voor zoo veel als het poinct van eens Sol- !<5<5. daats naam betreft, het oogmerk van dien 69. en van den daar op volgenden ?«. art. geen ander is, als om te beletten , dat het Lant en deszelfs Dienft benadeelt ende verkort, ende de Monfter Heeren bedroogen werden, door middel van zoodaane, die in de wandelinge Paffevolanten genoemt worden, die of geene Soldaaten weezende, egter de Monfteringe gaan pafferen en ten dien einde zo lang eenen blinden of valfchen naam aanneemen, of werklyk Soldaat zynde, zig met diverfe naamen (van welke 'er alsdan ten minften een valfch weezen moet) onder twee of meer byzondere Compagnien laaten monfteren, gelyk ook uit de Aantekeningen, zo van Feitman, als van Pappus, over die zelve twee Articulen, is te verneemen. 't Welk nogtans zyn zaaken , die tot deezen Beklaagden , 167, en tot al 't geene niet fpeeialyk het poinél: van de Monfteringe eoncerneert, zoo weinig relatie hebben, dat den meergemelden 69. art. niet anders, als, par maniere dedire, by de hairen hier by gefleept heeft konnen worden: Want, indien 't al werklyk zoo was, dat den zeiven niet 168. Johannes Wejfelius alleen, maar Jan Pieter of Jean Pitrre Wejfelius hiette; Zoo zoude egter de geene-, die, vreemt zynde, en hier ,6ps te Lande onder den naam van Johannes Wejfelius, dienft geliomen hebbende, van Jaar tot Jaar niet anders, als onder den naam van Johannes Wejfelius, de Monfteringe paffeert, daar door nog in genen deele tegen dien 69. art. peccercn: Doordien, nogte het Lant of des zelfs Dienft , nogte de i70,. Monfter Heeren, daar by eenig voor of nadeel konnen hebben, of de zelve in zyn eigen Lant, twee Doop-Namen , of maar een heeft, zoo lang als hy dien Doop en Geüagt-Naam, by welken hy in de Compagnie altoos bekent ge*  3U CONSULTATÏEN, ADVYSEN. geweeft is, niet koomt dolofe te veranderen, ja, kan iemant, die twee byzondere Doop-Naamen heeft, zelfs, absque omni falfo omnique dolo, een van die beide negligeren en zig maar van den eenen alleen bedienen. 171. 't Welk de daaglykfche ondervindinge leert, dat zelfs veele eerlyke Lieden wel doen; 172. En in welke enkele daad ook geen het minfte bedrog, veel weiniger een Falfum , refideert: 173- Dewyl zulks maar is een modicum quid, quod non attenditur, cum ex eonulla committatur veritatis mutatio aut fuppreffio. Cravktt. confil. 56. n. 13. in fin. confi. j$. n. 15. et 16. confi. 857. n. 16. in fin. et confil. 981..w. 5. 174. Want by Exempel, die by den Doop Johannes Petrus genoemt is, die hiet ook in der waarheit Johannes. 175. En leert zelfs ook Pappus ad dift. art. 96. in med. dat men, wanneer 'er niemant by geïntereffeert is, en 'er overzulks geen bedrog in refideert, zig zeiven wel eenen anderen naam vermag te geven. 176: 't Welk ook conform is aan de difpofitie Leg. un. Cod. de mutat. nom. ende de Leere van Perez. ad eund. tit. n. 2. Matth. de crimin ad tit fi7. ad L. Corn. de fialfi. n. 17. en Caroc decif. 66. n. 5. welke eerftgemelde Autheur nog zelfs daar by voegt, quod exinde nemini ulla competat Actio, ende de laatftgemelde, quod nemo debeat de Falfo Querelam infiituere, fi fibi prcetenfia Falfitas non noceat. 177- Om alle welke redenen wy dan vermeinen, dat de Beklaagde van het tweede aan hem te lafte gelegt Deliiï insgelyks moeite worden geabfolveert; Quoniam Falfum absque dolo ac Veritatis mutatione committi nequit, Radelant. Cur. ultr. decif. 105. n. 7. Cravett. Confil. 981. n. 5. 178. Dat, aanbelangende het laatfte of derde aan den Beklaagden te lafte gelegt Crimen , van het, op des Klaagers naam, aan den Opper-fcholt van DuiTeldorp fchryven, of doen fchryven van  ende ADVERTISSEMENTEN. 345 van eenen valfchen Brief , Zo moeten wy daar omtrent vooraf remarqueren , datwy by examinatie van dit delict, in zo verre het zelve den Beklaagden te laft mogt worden gelegt, het zelve niet alleen ; als eene caufa incidens van het principale poinél van gefuftineerde defertie, maar veel eer als een caufa incidens daar van in 't geheel dependerende en daar van infeparabil 3 hebben aangemerkt, Geconfidereert het ons zodaanig is voor gekomen, datj'8®i inval de Beklaagde zo een Brief, als apud Aiba is vermeit, • hadde gefchreeven of doen fchryven, dezelve alleen uit die - vermeynde gepleegde defertie haren oorfpronk zoude hebben | gehad; Waaromme dan dat gefuftineerde falfum van die natuur is, 181. dat het zelve quoad accufationem meede in het hoofd poinct ( dezer querele, namentlyk in de praetenfe defertie, koomt in te ! lopen. Dat dus, over die vermeynde defertie erkent wordende, 132. j niet alleen incidenter over dien brief, als daar toe ten eenemaal relatief, maar ook primo loco als daar van volkomentlyk dependerende, behoort te worden gedecideert; Alzo zich daar door dat crimen falft als een delictum milita-1%2. re koomt voor te doen, even gelyk het een deliclum militare is, wanneer iemand in falfo verferende, zich by de ! monfteringe een verkeerden of valfchen'naam koomt toe te 1 fchryven, Conform den 69 artieul van den articulbrief en de explica-i84tie, daar omtrent by de redenen op het tweede poinél der accufatie geallegeert. Dat vervolgens om niet te zeggen, dat de Rechtsgeleerden l85 leeren, quod judex, qui cognofcit de caufa principali, etiam I cognofcit de incidienti, Bartol. in L. 2. Cod, de jurisd. om. j jud. ILDtri. Xx Zo  346 CONSUL TA TIEN, ADVYS EN 186. Zo is het zeeker, quod Judex feu arbiter, qui habit cognitionemin caufa principali, habet etiam in dependenti de ea; cum dependentium idem fit judicium, P. Barbosa ad L. venditor n. 155. D. de judic. N. Rodrigueq Fermosin. ad C. Tuam 3. x. de ordin. cogn. quefi. 2. n. 28. 187. Dependens autem eft, quod quo quo modo negotium principale refipicit ff ab eo originem trahit, ita ut pendente negotie principali, dependens tractari debeat, Carol. Ruin Confil. n. 9. Fermosinus ubi fiupra. 188. Gelyk met meerderen is te zien by Stryk. disfi. Hall. vol. i. disp. de Caufia incidente 9. §. 10. jg9. Het geene dan geprasmitteert zynde, zo dient omtrent de zaake zelf, jgo. Dat wy wel uit de genomene Informatien bevinden, dat dusdanen Brief, gedateert Zutphen den 5 Juny 1742. offchoons wel die niet mede by de ftukken aan ons is toegezonden geworden, egter werklyk gefchreeven, en door den Krygsraat, zoo aan den Klaager en aan deszelfs Sergeanten en Capitain des Armes, als aan den Beklaagden, vertoont is, en zy alle daar over zyn verhoort en ondervraagt, maar de een zo wel als de ander daar van betuigt, onpligtig en ignorant te weezen. 191. In voegen dat ons dies aangaande wel de Corpore iftius De. 'litii, maar gantfch niets de Delinquenti ac Falfario Perjona, confteert; I02 Terwyl ondertulfchen de Klaager ook nergens zegt, dat 'de Beklaagde zelfs dien Brief zoude hebben gefchreven, Waar van anderfints ook, uit collatie en comparatie van ï93'den zeiven, tegen wel vyf van die door den Beklaagden gefchrevene by de Klagte en Replicque geappliceerde brieven, genoegzaam zoude hebben konnen blyken, sps- Maar alleenlyk tracht, den Beklaagden op te dringen, -dat die dezen Brief zoude hebben of iageftelt of gedi&eerc, » of  ende ADVERTISSEM ENTEN. 347 of een ander, om die te fchryven en af te zenden, gelaft ofte verzogt. 't Welk nogtans de Beklaagde , zo by de iterative Infor- 19S. maden, als by zyne Schrifiuuren, fort et fermeblyït ontkennen , met inhcefive verklaaringe, dat hy 'er gantfch niets van weet, en iyden kan, dat de Krygsraat zig daar over naauwkeurig informere , op dat den Autheur van dat Schelmftuk ontdekt, en het zelve na verdienfte geftraft worden moge; Zonder dat de Klaager eenig het minfte bewys, of fchyn 196. van dien, heeft te voorfchyn gebragt, van dat de Beklaagde, iftius Falfi confeius aut particeps, direct of z'ndirect zoude wezen, En zonder dat dies aangaande zig ook eenigerhande cirCum-19-. ftantie, indicie of praeftimptie, tegens den zeiven koomt op te doen; Maar in tegendeel voor hem militeert, dat hy op den 5.i9itJuny, zynde den datum van dien valfchen Brief, al tot DuiTeldorp by de Franfchen gévangen zate, en overzulks, van het konnen houden van correspondentie met iemant anders, ware gefecludeert. Waarom wy dan ook, ten reguarde van dit Falfum Lite.^99rarium, niet anders konnen oordeelen, quam quod, Attor e nihil probante, Reus fit abfolvendus, juxta notorio notiera. Wy hebben vorders, ten aanzien van eene referve vanaoo. die door den Beklaagden gefuftineerde Actie van Injurie^, onnodig geagt, daar omtrent nog, iets op nieuws weer te melden : dewyl wy daar van albereits in antecedentibus, de reden hebben gegeeren ; Maar, wat eindelyk het poinót van de koften aanbelangt: 201. Zo weeten wy wel, dat eenen Fiscaal, die nomine publico 202. ageert en ageren moet, niet ligtlyk in eenige koften gecon-: demneert worden kan, i,'. Xx a Edog,  34§ CONSULTATIEN, ADVYSEN 203. Edog, wanneer daar tegens word in aanmerkinge genomen: 104. 1. Dat deze Klaager niet is en Fifcaal zelfs, maar een Privatus Accufator; 2e5. 2. Dat dezelve , niet tegenftaande, dat hem die fub Num. 6. door den Collonel verleende permiflie, en zyne ei. gene gefchrevene brieven, bewuft waren, al evenswei deze Criminele Accufatie nog heeft gaan inftitueren, en by zyne Klagte die zaake op zyn allerhoogfte opvyzelen, ja om die des te zwaarder te maaken, daar by van zodaane permiflie en meer andere circumftahtien, die den Rigter weeten moesfte, gantfchelyk heeft ftil gezwcegen; 106. En 3. Dat hy, voor zo veel als het door hem gefuftineerd opgeven van een valfchen naam en Geboorte-plaats betreft, direct tegen de doctrine van Caroc. alleg. decif. 66. n. 5. aan, is zulk eenen Querelator de Falfo, cui preetenfa falfitas non nocet," 207. Zo vermeinen wy, dat hy niet abfolute alle koften ontgaan kan, maar een gedeelte van die zelve, ofte ten minften die van de beleeringe, dat is die van het innaaien van Advys, met den aankleeven van dien , (welke dog, volgens conftante Practicque van het Graaffchap Zutphen , altoos door den Aanlegger alleen en in 't geheel gefourneert worden moeten) tot zyn priveé lafte moet houden, 2c8. Zonder daar van de halffcheid te konnen van den Beklaagden repeteren, uit hoofde van compenfatie der overige koften, te weeten die van de procedure zelve, in abftracto en buiten de gedaane beleeringe aangemerkt. iog. Welke wy vermeint hebben, gecompenfeert te moeten worden, om dat de Beklaagde , door de fa&o van zyne Compagnie weg te gaan, werklyk heeft geverfeert in re illieita, 210. En na den 22. Aprilis op den Brief van de Sergeanten, om op reets door den Collonel verleende permiffie, terftont of voor  bndi ADVERT JSSEMENTEN. 349 voor dato van den 1 May weer in zyn Guarnizoen te koomen , zig ten dien einde niet aanftonts heeft op de reize begeeven, Maar zulks tot zo lang toe heeft uitgeftek gehad, dat hy211 zelfs op dien eerften May nog niet gantfch door her. Ceulfche Gebied heen was gepalTeert, En door dat zyn genomen uitftel aan zynen Capitain wet-212 tige reden van misnoegen heeft gegeeven; Daar hy, wanneer zig op den 22. of 23. Aprilis alop2,3> reize hadde begeeven gehad, ten minften geen nood gehad hebben zoude, van nog opden 1 May inliet Ceulfche gearrefteert en vaft gehouden te worden. En of fchoons wel al immer zo min op den 23 April, als214, daarna, voor gevaar van zulks bevryd zynde; Zig nogtans veel beter hadde konnen excuferen, wanneer 215. hem 't zelve al op den 23 April wedervaren was, als nu het hem allereerft op den 1 May is overkoomcn. XX. ADVYS. Inquifitoire procedure tegens eenige gevan% gens binnen Borcnlo. In zaake Crimineel en procedure Inquifitoir, voor den LandGerigte der Heerlikheid Borkulo ongedecideert hangende, tuffchen Doctor Herman Schomaker, als Advocaat Fiscaal derzelver Heerlykheid, ratione Officii Klaager ter eene , ende Derk Stomp, en deszelfs Zoon Jan Stomp, en Dogter Jen- Xx 3 ne  350 CONSULTATTEN, ADVYSEN ne Stomp, en Henrik Rooffink en des zelfs Vrouw Effele te Defieke, Beklaagdens en binnen Borkulo gevangen zittende, ter anderen zyden ; door den Heer Jooft Schomaker, Droifart der Heerlykheid Borkulo, aan ons ondergefchrevene ten fine van decifie overgebragt ende ter handen geftelt. Gezien, gelezen ên geëxamineert die a parte Fifici op den 14 January 1749. aan den Gerigte geëxhibeerde Klagte ofte Eyfch Crimineel, en die daar by geappliceerde Documenten fub A. B. C. enz. met des zelfs, Bylagen fiub Num. 1. num. 2. n. 3. n, 4. n. 5. 1. n. 5. 2. &f num. 6., en daar by mede gevonden een befloten en op negen byzondere plaatzen meteen cachet in roodenlakketoegezegeldpacquet, op welks couvert buyten op gefchreven ftont: Deze Gejlotene ftukken, gehorende tot de Requefte van Henrik Everts en Derk Roofink. Alles conform dien door den Secretaris ten overftaan van den Gerigte, op den 14. January voorfchr. geformeerden en onderteekenden Inventaris, by die Stukken ervintlyk. Welgemelde Gerigte, hebbende alles overwogen en op alles gelet, 't welk in dezen te overwegen en waar op te letten ftonde , met aifumptie van Onpartydige Regtsgeleerden doende Regt, eer en bevorens ten Principalen, ofte ook over dat by de Conclufie 't eindens die Klagte mede gementioneert poincf van preliminair fcherp Examen, te erkennen , af flaande, dat door Hem ik Everts, als in Huwelyk hebbende Henders Stomp, en dienvolgens Schoon-Zoon van Derk Stomp en Schoon-Broeder van Jan en Jenne Stomp, en door Derk Rooffink, als Vader van Hendrik Roojfink, en Schoon-Vader van Effele te Defieke, by haer-lieder op den 6 January 1749. aan den Gerigte geprsefenteerde Requefte gedaan verzoek, om de Beklaagdens, onder verbant van derzelver Perzoonen en Goederen, en Eedes prseftatie, van zig op requifitie wederom in de gevangeniffe te zullen filteren, verborgt ende der haftinge ontleedigt te moogen hebben , verftaat, dat het voorgemelde door die Requiranten by haar  ende ADV E RTTSSEMENTEN. 351 haar voorfr: Requefte ingedient beflooten Pacquet, aan haarlieden zal worden uitgelangt, ten einde haare gevangen zittende Vrienden , ofte der zei ver Advocaat, zig van 't geene in dat zelve wezen mogte, fi velint, zullen tot haare defeafie konnen ex carcere bedienen. Accorderende ten dien einde aan die gemelde Requiranten, haar by die zelve Requefte gedaan verzoek, om voor gebemte mogen erlangen, Copie van des Fiscaals Klagte, ofte Eifch en Conclufie, cum adjunclis documentis, uitgezondert alleen van de Inquifitionele Aélenzelve, fub G. G. H. H. I. I. K. KL. L. & M. M. ageer die Klagte geappliceert. Voorts aan die Gevangens zelve vergunnende den tyt van een Maand, om zig daar tegens binnen diezelve tyt ofte ook eerder, fi velint , ex carcere te defenderen, door eenen Advocaat, welke, dog niemant anders, ten dien einde vry acces tot de Gevangens zal genieten. Zonder dat hier door egter deze Inquifitoire Procedure in eenigen deele in eene Ordinaire Procedure gedegenereert, verandert ofte vervallen wezen zal. De koften, hier over gevallen, ad finem Litis refervcrende. Is ondertekent door! Aldus by ons Ondergefchrevene geadvifeert binnen Doesborg op den 22. February 1749- M. A van LAMZWEERDE. tn HERM. HENR. van LAMZWEERDE. Rt.  352 CONSULTATIEN, ADVYSEN. Redenen van 't voorftaande gewysde, zyn onder anderen de naarvolgende: 1. Tpvqt ons, by examinatie van die door den Advocaat Fis- 8 J caal aan den Gerigte overgegevene, met drienveertig Documenten, waar onder drie en twintig meerendeeis proHxe Kondfchappen , en nog zeven Bylaagen des laatften Documents bekleedde geëxtendeerde Klagte of Eyfch Crimineel , groot negentig articulen, is gebleeken : 2. Dat de Beklaagdens in deezen worden geaccufeert van niet één Crimen alleen, maar van verfcheidene Delicten. 3. En onder die zelve mede eenige, die tot flooringe-der publicque rufle, en van de fecuriteit in de zaamenwooninge, ftrekken, en op welke, voor zo veel als 'er reets de Delitii Cerpore conlteert, zomwylen, indien al niet eene Levens, ten minflen eene Lyfs Straffe, zoude konnen plaats hebben, en over de hoedane by gevolge ook, indien 'er zig fufficiente Indiciën , (waar omtrent wy ons egter in dezen neqite pro neque contra zullen expliceren , 0$ 'er die zyn, of niet zyn) kwaamen op te doen, zomtyds in gevolge van de Leere van Carpzov. criminal. part. 3. quaeft. 116. n. 84. 85. ff 86. quxft. 117. n. l. ff 2. ac queeft. 119. n. 3. 4. 5. 6. 7. 18. ff 19. Wesemb. paratilt.ad L.ad 48.jf.rit/18 de poen* Num.4 5. een prfeallabil fcherp Examen, zo al niet tegen alle de Gevangens , ten minlten tegen eenige van de zelve, zoude konnen nodig wezen. ^ In hoedaane Delicten de relaxatie van Gevangens, onder Cautie of Borgtogt, geen plaats heeft, ne ceeteroquin judicium Criminale fallatur atque eludatur , adeoque Delicla maneant impunita: cum Fortura neque contra abfentem, licet jurato de fi i  ende ADVERTISSEMENTEN. 353 fe fiftendo promittentem, locum habere queat, neque fidejufiori aut etiam bonis hypotbecce ab accufato ipfo vel ab alio pro Ulo fubjeÜis, po fit applicari. Damhoud. prax. crim. cap. 19. n. 5. ff cap. 20. n. 4 ff 5. Hippol. de Marsil. in §. Exami'nanda n. 12. ff in §. Attingam. n. i.fin. ac n. 2. Matth. de crim. ad lib. 48. tit. 14. ff. cap. 2. n 14. 15 ff 17. Carpzov. crimin. part. 3. quafi. 136. n. 83. Waarom wy dan ook aan Henric Everts en Derck Rofink , 5. in haare qualiteiten , haar gedaan verzoek, van haarlieder gevangen zittende vrienden, onder verband van derzelver perfonen en goederen, ff fub juramento de fe fiftendo, uit de gevangenifle ontflagen te hebben, niet hebben konnen accorderen , maar 't zelve moeten rejecTeren : Cum ifiud fo. lummodo locum habere queat fi civiliter , non vero fi criminaliter agatur, Coler. decifi. German. part. 1. dec. 107. n. 30. in fin. Waar tegens dat door die voorfchr. Requiranten by haa- 6. re Requefte van den 6. January 1749. fub num. 1. agter het Ducument fub R. R. geallegeert Landregt des Graaffchap Zutph. tit. 11. art. li. ff 12. niet kan koomen in confideratie. Doordien die twee articulen Landregtens alleenlyk tot^ een onderwerp hebben eene private gewalt Klagte, dat is, wanneer een particulier attione civili over gewelt ageert. In hoedanen val het Landregt aldaar van weerkanten , en zoo wel a parte accufatoris, als a parte accufati, verborginge vereifcht. Maar niet de publicque gewalt Klagte of Criminele accu- fatie, die geinflitueert is door den Fificus, qui nunquam fatisdare cogitur: quia femper cenfetur locuples. Hering. de fidejuff. cap. 5. n. 300. cap. 7.w. 281. ff cap. 20. §. 14. n. 12. Peregr. de jur. Fisc. lib. 1. tit. 1. n. 34- & 35« Voet. ad tit. ff. de jur. Fisc n. 2. in fin. II. Deel. Yy Wy  354 CONSULTAÏIEN, ADVYSEN 9' Wy hebben des niet te min, en niet tegenftaande, dat wy uit de Documenten, fub G. G. H. H. I. I. K. K. L. L. en M. M. bevinden, dat de Gevangens niet meer zyn inauditie, maar reeds al in Augufto 1748. en in Januario 1749. over het geene haar te lafte gelegt word, en tegens haar getuygt is, door den Gerigte verfcheidene maaien verhoort, en in Augufto voorfchr: ook tegen eenige ven de Getuigen geconfronteert zyn, 10. Niet alleen verftaan , dat aan de Requiranten Henric Everts en Derck Rofink dat door haar by Requefte van den 6. January 1749. fub Num. 1. ingedient befloten Tacqnet zal worden te rugge gelangt, ten eynde haare Vrienden, of derzelver Advocaat, zig van 't geene daar in liggen mogte, tot haare defenfie ex carcere, zullen konnen bedienen , fi velint. Ir. Maar ook die zelve Requiranten ten zeiven eynde toegedaan , dat door haar voor gebeur gedaan verzoek van Copye van des Fifcaals Klagte ofte Eyfch en Conclufie met de Documenten daar by geappliceert : 12. Het eerftgemelde , om dat, offchoon zy by hun Requefte wel zeggen, dat in dat Pacquet eene met negentien by haar genoemde Documenten bekleedde Memorie of Deductie tot defenfie van de Gevangens, zoude zyn ingelloten; 13. Het egter eene nooit meer gehoorde maniere van doen is, in. criminali caufa, ac quidem procejfu Inquifitorio, de defenfie van de Geinhafteerdens niet opentlyk, maar verfloten, in te dienen, en dus den inhoud van dien , voor den Gerigte zelve, 't welk nogtans tot het doen van de noodige Examina, ontegenfpreeklyk bevoegt is, verborgen te houden. 14. Waarom wy , die geene Leeden van dat daar door als verdagt gehouden wordende Gerigte zyn, ons zeiven ook niet bevoegt hebben konnen agten, om zoodanen, contra omriem Jlylum ac praxin, icgefchoven Pacquet te mogen opeten en los breeken, Maar  ende ADVERTISSEMENTEN. 35? Maar alleen, om dat zelve , om de Beklaagdens haare de-15. fenfie in geenerley wyze af te fnyden, aan de Requiranten te laaten reltitueren, op dat zy daar uit aan de Gevangens of derzelver Advocaat zullert konnen fuppediteren dat geene , 't welk zy vermeinen zullen, tot derzelver defenfie te konnen verftrekken; Te meer nog, om dat zy by hun Requefte de admilliei£. van dat beflotcn Pacquet niet abfolutt ac primario , maar alleen cafu quo, ac quidem in cafum jam non exijïentem, hebben verzogt, Als hebbende daar by vooraf gedaan verfcheidene verzoe-17. ken, en onder die zelve in fpecie mede, dat van defenfie door eenen Advocaat, en dat van genot van Copye voor gebeur en van eenen convenablen termin, En allereerft daarna, in den cas, wanneer het Gerigte 18. in alle de aldaar voosaf gemelde verzoeken kwame te difficulteren, dat Pacquet ingedient, met verzoek, dat als dan op het zelve in judicando zoude worden gerefkcteert; Daar zy nogtans, indien zy met het indienen diens be I9« floten Paquets niet iets anders beoogt hadden , die daar in liggende papieren open hadden konnen aan den Gerigte indienen, in plaats van een onnodig verzoek, van admiflie tot defenfie per Advocatum , vooraf te doen : Quoniam def enfio cuilibet eft permijfa , ac pro Incarcerato 20. etiam per ipfius propinquos licite fieri potefl Carpzov. crim. p. 3. queeft. 195. n. 1. & multis feqq. En het laatftgemelde , om dat wy uit het Document,2f, fub R. R. en deszelfs Bylaagen bevinden, niet alleen, dat den eerften Requirant Henric Everts, als conjuntta perfona Van de drie eerfte Beklaagdens , al te bevorens op den 6. Augufti 1748. by zyne Requefte fub num. 2. onder anderen mede heeft verzogt gehadt, dat aan die zelve gepermitteert worden mogte, om zig tegens die tegens haar te neemene Eyfch en Conclufie, door eenen AdvoYy 1 caat  356 CONSULTATTEN, ADVYSEN caat te mogen defenderen uit de gevangeniffe, en dat ten dien eynde aan dien Advocaat vry acces tot de Gevangens zoude worden verleent; 22. Maar ook, dat de doeumaalige Advocaat Fifcaal, Doctor Cornelis Ravensberg, by zyn daar op fub num. 3. gedaan berigt van den 15. des zeiven Maands, zelfs heeft gezegt, dat hy tegen dat verzoek niets tegen heeft , quia defenfio eft Juris Naturalis ac nemini auferenda\ 23. Daar omtrent alleen maar zeggende in Subftantia, dat zoodaanen verzoek nog te vroeg gedaan wierde , zoo lang als 'er tegen de Gevangens nog geenen eyfch was ingedient, en hy de daar toe noodige bewysdommen nog niet hadde konnen trekken, ai. En op dat fundament, in fine heeft verzogt, dat dien Requirant voor als nog met zyn gedaan verzoek zoude worden van de hand gewezen. 25. En dat by daar over op den 17. diens Maands, met asfumptie van onpartydige Regtsgeleerden, ergaan Decreet of Interlocutoir fub num. 4., by 'c welk nog eerlt het ti\kken van verfcheydene bewysdommen , aan den Advocaat Fiscaal geordonneert is, aan Henric Everts zyn by die Requeften vervat verzoek niet abfolute, maar alleen voor als nog, is ontzegt. 26. Voorts dat al binnen zeven daagen daarna, te weeten, op den 24. des zeiven Maands, en aldus voor dato den doenmaaligen Advocaat Fifcaal , die te gelyk Clercq ter Griffie van den Hove is, en, om te moogen na elders reyzen, en zig ten dien eynde zoo lang van de Griffie abfenteren, eerlt en vooraf van den Heer Griffier permiffie vraagen en verkrygen moet, tot het trekken van die fub num. 4. gemelde bewyzen , nog den daar toe noodigen tyd genoten hadde, 27. Niet alleen dien Henric Everts en Derck Roofmk, als con'iitufta Perfona van de Gevangens, ieder by eéne afzonder- lyke  ende ADV E RTIS S EMENTE N. 357 lyke. Requefte fub num. 5. t. êf wmot. 5. 2. op nieuws aan den Gerigte hebben verzogt Decreet, ten eynde de Geinhafteerdens, na dat de Informatien genomen, ende de examina gedaan wezen zouden, zig ex carcere tegens den Eyfch en Conclufie, door den Fiscaal te neemen, door eenen tot haar vry acces hebbenden Advocaat zouden mogen defenderen, en zulks onder bedreiginge , in fine'van die beide Requeften ervintelyk, van zig anderzkits, ten fine van redI res, elders te zullen addrefleren ; Maar ook die Fiscaal by zyn op die twee Requeften-ge-28. daan Berigt van den 28. diens Maands, fiub num. 6. al wederom zelvs heeft gezegt, en ook met allegatie van Rcgtspaffagien beweezen , quod defenfio eft Juris Naturalis, ac nemini denegando aut aufsrenda, En dat door die Requiranten gedaan verzoek maar alteen 2g. tot dien cas , over welken zy zelve de defenfie verzogt hadden, heeft gereftringeert, en op fundament van zulks in fubftantia gezegt heeft, dat by provifie voor alsnog, dat is ante exiftentiam ejusdem cafus} het doen van defenfie nog geen plaats hebben konde. Waarom wy ook niet hebben konnen zien, dat van eene 30. abfolute noodzaakelykheid geweeft zyn zoude , op nieuws wederom by Regtsgeleerden Decreet te gaan innaaien, over een door die Requiranten bloot en alleen in cafium nondum exiftentem fed demum exfliturum gedaan verzoek , 't welk den Fiscaal quoad eundem cafum niet kwame te contradiceren, En overzulks alles dan ook nog des te minder zwarig-3i„ heid hebben konnen vinden, om op die door dezelve Requiranten op den 6. January 1749. op nieuws gepraefenteerde Requefte, fub num. 1. en daar op door den tegenwoordigen Advocaat Fiscaal op den 13. des zei ven Maands gedaan Berigt fiib R. R., alnu die a parte Fifcïzl te bevorens geaccoordeerde defenfie ex carcere, tegen des Fiscaals Eyfch en Conclufie, te doen door eenen Advocaat, die tot de Gevangens vry acces hebben zal, aan die zelve toe te ftaan, Yy 3 En  35* CONSULTATIEN, ADVYSEN j2. En ten dien eynde aan de Requiranten mede te accorderen , haar fub di£t. num. i. gedaan verzoek van voor gebeur Copye van des Fiscaals Klagte ofte Eyfch en Conclufie , cum annexis: 33- Want offchoon wel Simojï van Leeuwen, in zyn proces crimineel, part. 3. n. 15. en Carpzov. aïlegat. queeft. 115. n. 99. & feqq. usque ad 105. zeggen: quod Inquifito quidem actorum Inquifitionalium infpettio concedenda fit , non vero illorum copia concedi fioleat: quia Ulorum defcriptio multum temporis confumeret, ac per id non parum deductio defenfionis, ac Proceffus Inquifitorius, procrajlinaretur; 34- Zoo koomt nogtans dien laaft geallegeerden Autheur , eod. num. 105. five in fin. num. 104. daar by te voegen deze woorden: Cccterum quod dixi, Inquifito copiam attorum exhibendam non effe , Mud Jolummodo de atiis Inquifitionalibus accipi volo: Etenimfi, Reus atteftationes uftium examinatorum petat, har urn copia ipfi haud deneganda eft, ffc. 35- 't Welk dan ook de reden is, waarom wy van die aan de Requiranten uyt te langene copye der Klagte, cum annexis, hebben geëximeert, of uytgezondert, de atla Inquifitionalia ipfiafiub G. G. H. H. I I. K. K. L. L. ff M. M. aldaar geappliceert : 36. Orn dat anderzints de Beklaagdens uyt de copye vari die zes ftukken zouden konnen zien , alles wat haar, by het gedaan verhoor van haar-lieden, een voor een is afgevraagt, . en wat daar op door een ieder van haar geantwoord is, en zig zeiven, na advenant van zulks, zouden konnen prcemeditate prepareren, om , by een naader te doen examen van haar, niets te antwoorden, 't welk met haare voorigegedaane refponfiven ftrydig is: 37* Cum tarnen judex in examinando diligenter ff cacite aflendere ' debeat, an Reus in refpendendo fibi ipfi conftet, an vero variet, ac fibi contradicat. Carpzov. alleg. part. 3. qua ft. 120. n. 71. ff  inde AD VERT JS SEMENTEN. 359 I ff feqq. usque ad 77. Hipp. de Marsil. in pratl. cauf. crim. §. Dixigenter. n. 74. Zanger, de queft.feu tort. reor. cap. ! 2. n. 96. ff feqq. usque ad 101. Wy hebben aan de Gevangens zelfs vergoff. den tyd van 38. ', een Maand, om haare defenfie ex carcere tegens des Fiscaals I Klagte te doen door eenen Advocaat, welken, dog ni?f mant anders, ten dien eynde vry acces by dezelve zal gef nieten; Om dat niet alleen, a parte Fifci by geen een van de drie39Bengten, fub num. 3. num. 6. ff R. R. is tegengefproken, dat, wanneer de defenfie van de Geinhafteerdens gedaan I worden zal, die zelve door eenen Advocaat zal mogen gefchieden, en dat den zeiven daar toe alsdan vry acces tot haar lieden moet hebben. Maar ook, Carpzov. ditt. part. 3. queeft. 115. n. 88. 89.40. 90. 91. ff 92. tradeert, quod ex parte Inquifiti, ad deducendam ac prdbandam ejus innocentiam, intervenit e queat non quidem Procurator, fed tarnen procul dubio Advocatus, cujus ope ff auxilio Me utatur , modo tarnen is fit vir probus, honeftus ac dottus , non vero ex numero talium Advocatorumy quales ibidem num. 93. 94. 95. 96. 97. ff 98. ample deficribit. Waar uit dan ook het vry acces wel voor den Advocaat,^* by deszelfs in de Gevangeniffe zittende Cliënten, van zelfs vloeyd, maar niet mede voor iemand anders, hy zy dan nabeftaande aan de Gevangens of vreemt: Om dat den Advocaat die defenfie niet inrigten kan,42. zonder de Gevangene te fpreeken, en met dezelve in conferentie te konnen koomen, maar anderen, in het overleggen van de te doene defenfie, den Advocaat mede willende behulpzaam weezen, zulks in abfentie van de Gevangene genoeg konnen doen, en daar toe extra carcerem de vrye faculteit hebben, Zonder dat, onder prastext van zulks te willen doen,43. den Cipier of Stok-bewaarder, aan welken bet wel bewaa- ren  S6o CONSULTATIEN, ADVYSEN. rén van die by hem gevangen gebragt wordende Geinhafteerdens toebetrouwt, en dier aan bevolen is, die bewaaringe behoeft te worden difficiel, en zomtyds miflchien impoffibil gemaakt, door een vry acces van anderen, buyten en behalven den Advocaat, en vooral wanneer de Gevangens met een zoo groot getal van Verwanten, en Verzwagerde zyn voorzien , als wy ex attis bevinden , dat de tegenswoordige Beklaagdens hebben. 44. Den tyd of termyn, tot het doen van defenfie, hebben wy op een Maand gefteldt: Om dat Carpzov. ditt. queeft. 115. n. 84. 85. -ff 86. leert, quod ad deducendam ff probandam Inquifiti innoctntiam fpatium unius menfes regulariter fiufficit. 45. Waar door egter aan de Beklaagdens, indien zy daarmede eerder vaardig mogten konnen raaken, geenzints benoomén is de faculteit, van zulks eerder te mogen doen , *t welk wy egter niet vertrouwen, dat zy in deze prolixe zaake zullen doen; 46. Gelyk ook niet, om, in cas haar dien termyn daar toe te kort vallen mogte, als dan van den Gerigte prolongatie diens Termyns te verzoeken , en te mogen impetreren: 47. Alzoo dien zeiven Autheur ditt. n. 85. in fin. nee non 87. daar by voegdt: Ojiod judex, pro qualitate Criminis ac ratione eïreumftantiarum , certum tempus definire poterit. Quodque aliquando iftud unius menfiis fpatium duplicari aut triplicari queat, Heet illud, fecundum Fori, Saxonici Pratticam, ordinario fit fipatium fex feptimanarum ac trium dierum. 43, Hoe langen tyd wy egter in dezen niet hebben mogen " ftellen, maar liever hebben willen inclineren tot den kortften termyn , by den zoo even gemelden Regtsgeleerden loc. alleg. gementioneert: 49* Eensdeels, om dat wy fub P. P. agter de Klagte vinden ééne authenticque copye van eenen door den Hove Provin-  ende ADV ER TISSEMENTEN. %6i vintiaal, op den 10. December 1748. aan den Droft en die van den Landgerigte van Borkulo gefchrevenen brief, by welke dat zelve Gerigte in de eerfte plaatfe word gefonnen , om ten aanzien van het afdoen der zaake van deze Gedetineerdens, alle fpoed te maaken , die moogelyk zal zyn, ende de nature van dien eenigfints zal permitteren, En andersdeels, om dat wy uit de Documenten, fubN.N.So. O O ff P P- agter die Klagte, ook bevinden, dat de Rectiiranten Henric Everts en Denk Roojftnk , als conjunÜa Perfona van die Gevangens, reeds al intermedia tempore tuffchen het indienen van des voorigen Advocaat Fiscaals Berigt van den 28. Augufti 1748. fub num. 6. en het praefenteren van haarlieder Requefte van den 6. January 1749fub num 1 het Gerigte over wel zeftien byzondere pometen van prtetens exces en bezwaar, mitsgaders protracne van Juftitie in en door deze Inquifitoire Procedure quafi genlecet, en om zig te wagten, van diergelyks in het toekomende meer te doen, hebben geciteert voor welgemelden Hove; Ten eynde zy geen occafie mogten capteren, om zulks 5I nog eens weer te doen, indien den termyn na haaren zin te lang ware gefteld; En zulks niet tegenftaande, dat zy in die haare Procedu-52 re hebben gefuccumbeert, en by 's Hoves Sententie , van den 10. December 1748. fuo O. O. in haaren Eyfch en Conclufie , in cas van exces en bezwaar, mitsgaders protrache van Tuftitie genoomen , niet ontfanklyk ofte gefundeert verklaart zyn, en die van den Gerigte daar van zyn gcabfol- veerC' , 1 -IX Zoo dat zy, door het verzoeken, en doen exploderenJ3 van die haare Citatie , voor haare inmiddels pendente tfta lite gevangen zitten blyvende Vrienden , m der daad niet anders of meerder hebben uytgerigt, als of zy tegens dezelve eene ordre of Mandament, van zoo veel te langer m carcere te moeten blyven, hadden gaan uytwerken : II. Deel. Z z Door-  36z CONSULTATIEN, ADVYSEN. Doordien het Gerigte, van den dag des exploicfs van die Citatie af, tot den dag op welken 's Hoves Sententie, fub O. O. tot deszelfs kenniffe gekoomen is toe, met het vervolg van deze Inquifitoire Procedure heeft moeten ftille ftaaa, en gedurende dien gantfchen tuffchentyd van verfcheidene. Maanden lang, alles m ftatu quo heeft moeten laaten, om zig zeiven aan eene Procedure over Atentaten, 'tzy dan tegen een Mandament van Stateringe, of't zy tegen de Litispendentie van die zaake, niet voor dien Henric Everts en Derck Roojïnk blood te ftellen of onderhevig te maaken ; 55. Zoo dat het aan die van den Gerigte geenfints is te imputeren, dat de Beklaagdens , welke , indien die voorfr. Hoves Citatie niet verzogt geweeft waare, nu al voorlang finaal afdoeninge van haare zaake hadden konnen hebben, toto ifto intermedia tempore te langer in de gevangeniffe hebben moeten zitten, als zy anderfints zouden hebben behoeven te doen; 56. Daar óndertuffchen Carpzov. alleg. part. 3. queeft. 149. n. 43. 44. cf 48. leert, quod id, quod citra omnem judicis moram contigit, computari nequeat tamquam ratio five caufa ad pcenam propter carceris diuturnitatem mitigandam. 57. Wy hebben vorders mede moeten verftaan, dat door het accorderen van copye en verleenen van eenen termyn tot het doen van defenfie, per Advocatum liberum accejfum habentem, deze Inquifitoire Procedure niet in Procefifum Ordinarium zal wezen getransformeert : 53. Om dat geen een. van die Autheuren, qui Inquifito Copiam Actorum ac defenfionem per Advocatum concedunt, daar by voegt, dat daar door den Proceffus Extraordinarius in een Ordinair Proces koomt te veranderen. 59. Dat ook de Requiranten, als conjuncte Perfente van de Beklaagdens, het Gerigte over en ter zaake van deze Inquifitoire Procedure , voor den Hove geciteert hebbende, in die haare aftie reeds by Sententie, by welke het Gerigte zelfs is geabfolveert geworden, hebben gefuccumbeert. En  ende ADVERTISSEMENTEN. 363 En dat zelfs ook het Hof by den Brief fub P. P. het 64. Gerigte niet gezint, om voortaan niet meer Extraordinarii modo by Inquifitie, maar modo Ordinario, tegen de Gevangens te laaten procederen, Maar alleen, om in ijïo Procejfu Extraordinario, zoo wel65. zorge te draagen , dat onderzogt werde, 't geene tot disculpatie en tot betooninge van de innocentie van de Gedetineerdens, als tot haar bezwaar, zoude konnen dienen. 't Welk wy ook niet twyffelen, of zal door die van den 56. Gerigte worden gedaan , voornamentiyk, zoo ras als dezelve, uit die door de Gedetirieerdens te doene en door haaren Advocaat te exhibcrene defenfie, zullen konnen zien en verneemen , Wat het voor poincfen zyn, die tot discu'patie en be-67. tooninge der innocentie van haarlieden, dienen konnen mogten , waar van zy uit dat aan haar open, maar befloten e.n toegezegeld, overgegeven Pacquet, tot nog toe niets hebben konnen weeten. Koomende het ondertuifchen ons in dier voegen voor, 68, dat de Requiranten en haaren Raatgever, zoo met het verzoeken van haare Hoves Citatie, als met het iucceiïivelyk jprtefenteren van haare Requeften, fub num. 2. n. 5. 1. n. 5. 2. & num. i., niet anders beoogt hebben gehad, als om deze Inquifitoire Procedure, zoo moogelyk, niet alleen aan die van den Gerigte difhcil te maaken, maar zelfs in een Ordinair Proces te doen veranderen : Doordien de daar by gedaane verzoeken, om' verligtinge 69. van Gevangeniffe, en om voor de Requiranten zelve, ten opzigte van den eerften (van welken zelfs, fub P. ad art. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12 &f 15. Qj ad art. 8. & W. 2. ad art. 7. in fpecie iets getuygt, offchoon wel nog niet plene geprobeert is) vry acces tot haare Gevangene Verwanten te doen hebben, indien die geaccordeert wierden, Zz 2 no-  364 CONSULTATIEN, ADVYSEN notorie zouden verftrekken, om delnquificie difficil te maaken , Ende de verzoeken, om de Gevangens der haftinge ontle^°'digtte hebben, en om de Requiranten mede by het Inventariferen van de ftukken, en tot het helpen nomineren van eenen Ordeldrager ('t welk maar alleen in Ordinario , en nooyt in Jnquifetorio Procejjupteats heeft) te moeten admitteren, gedaan, nergens anders toe ftrekken konnen, als om Extraordimrium Proceffum te doen degenereren in Proceffum Ordinarium, 71. En dus doende alle redenen, welke 'er zig zomtyds na vereyfch van de Juftitie opdoen mogten, om haarlieder geincarcereerde perfonee conjunStee, ofte een, of eenige van dezelve, een fcherp Examen, of zelfs ook errorem Jive territionem, te moeten doen ondergaan, eens vooral af te fnyden of inutil te maaken: 72. Cum tortura, uti ff territio, nunquam in Ordinario, fed folummodoin Inquifitorio Procejju, adhiberi queat. Ac fuper uno eodemque Crimine bini diverfi Proceffus, Ordinarius nempe ff Extraordinarius, locum Jimul habere non pojint, fed Remedium Ordinarium femper Extraordinarium Remedium ceffare faciat. •Carpzov. dict. part. 3. queeft. 107. n. 38. ff feqq. usque ad 45. & queeft. 117. ti. 42» ac feqq. usque ad 58. 73. Ten laatften hebben wy de koften, hier over gïvallen, ad finem litis gereferveert: Om dat die geene, welke in pofterum, over de zaake ten principalen zullen koomen te erkennen , zoo wel over alle de nog nooit gecompenfeerde koften, als cafu quo over de mifen van Juftitie, het allerbeft zullen kunnen oordeelen, tot wiens lafte die behooren te worden gebragt.. XXI. AD-  ende ADVERTISSEMENTEN. 365 XXI. ADVYS. Advys en Sententie over het ftelen van Hout en andere Goederen. Gezien ende geSxamineert by den Gerigte der Heerlykheid Didam, de Klagte of Eyfch Crimineel en die fub A. B. C. D. & E. daar by geappliceerde Kondfchappen en genomene Informatien, door Doétor Albert Muys, als Advocaat Fiscaal der zeiver Heerlykheid, op den 21 February 1750. aan den zeiven Gerigte geëxhibeert, tegens de aldaar gedetineerde Beklaagdens Henric Boff, jan Bofferye en Bernhardina Egberts, Huisvrouw van den zeiven Jan Bofferye, als mede de Prothocollaria van dien zeiven datum. Uit welk een en ander koomt te blyken: Dat den eerften Gevangen en Beklaagde, oud veertig Jaaren en in Didam gebooren, omtrent te een uren des nachts, tuffchen den 15 en 16 February 1750. van eene Houtmyte , voor het huis van Gerrit Teuniffen, brouwer tot Didam, ftaande, heeft geftolen drie Eyke Schanffën of Takkeboffchen, en op die diefftal in fiagranti delifto is geattrappeert door gemelden Brouwer, en den Scholtus Derck Teuniffen, welke hem die drie Schanffën hebben afgenomen, en hem in bewaringe gebragt. Dat den tweeden Gevangen en Beklaagde Jan Bofferye, vyf-en-dertig Jaaren oud en uit Vlaanderen geboortig, maar tot Didam aan Bernhardina Egberts getrouwt, in dien zeiven nacht van eene Myte Hout, agter het huis van dien zeiven Brouwer, by de Schuur op eene binnenplaatze ftaande, vier Schanffën heeft geftoolen, en op dien Diefftal insgeZz 3 lyks  366 CONSULTA TIEN, ADVYSEN lyks in flagranti delicfo betrapt is door gemelde Gerrit en Derck Teuniffen , welke hem die vier Takkeboffchen ook hebben afgenoomen, en hem in bewaaringe gebragt hebben. En dat de derde Gevangene en Beklaagde, Bernhardina Egherts, oud negen en-twintig Jaaren, in den Herffl des Jaars 1748. in of op zekeren nacht, terwyl dc Knegt van den Huyze Schaedewyk abfent en na Arnhem was, met haaren Broer Henric Egberts, tot Didam gewoont hebbende, maar nu na Ooft-Indiën vertrokken zynde, is gegaan na Schaedewyk, en by dat Huys heeft ifaan wagten , terwyl haar Broer aldaar in de Schuur uit eene Beddeltede, in welke de Knegt te flapen gewoon was, eene Peluwe, eene wolle Deken en een paar Beddelakens heeft geftoolen, welke ge. lloolene Goederen door haaren Broer, als die by haar kwame , aan haar zyn overgegeven, en door haar aanffonds in haar Huys verborgen, te weeten, de twee Beddelakens in haare Camer, ende de Peluwe en Deken in de Schuur onder het Hout, alwaar de Frawlyn Anna Bernhardina van Voor ft, en derzelver Meid Everhar dina Hageman, haar op den nagang koomende, die Peluwe en Deken ook aanftonds hebben gevonden en dezelve weer na zig genoomen, en haar vorders gedwongen, om aan haar die linne Lakens ook wederom te moeten geven. Voorts dat alle drie die Beklaagdens tot twee maaien toe op den 17 en 21 February 1750. elk over zyne of haare gepleegde Delicten of Delict, in den Gerigte ondervraagt en articulatim verhoord zynde, t'elkens een ieder het zyne of haare alzints, in voegen als hier voor vermeldt is, ronduit hebben bekent, En dat zy lieden, na dat haar des Fiscaals Klagte vervolgens ook op den zeiven 21. February van woorde tot woorden in den Gerigte was voorgelezen, zoo wel als den Fiscaal hebben verzogt, dat die Procedure door het Gerigte aan  bnde ADVERTJSSEMENTEN. $6? aan onpartydige Regtsgeleerden mogte worden afgezonden, alleenlyk biddende om eene genadige Sententie. Welgemelde Gerigte , alles overwoogen hebbende , 't geene in dezen te overwegen ftonde, en gereguardeertniet alleen in fpecie 's Lands Placaten op den 17. October 1715. en 18. Ocfober 1721. zoo tegens het Steelen, als tegen het bederven van een anders Hout geëmaneert, maar ook in genere de dispofitie Regtens tegens Diefffallen, met Advys van onpartydige Regtsgeleerden, doende Regt , condemneert de twee eerfte Beklaagdens, elk over zyne voorgemelde gepleegde Diefftal, ieder in eene boete van vyf hondert Guldens, binnen den tyd van veertien dagen te betaalen , of daar voor fufficeante Cautie te ftellen , eer en bevorens uit de Gevangeniffe te worden gereJaxeert; By manquement van zulks, de daarin gebrekhaftige na verloop van die veertien dagen bannende voor altoos uit de Heerlykheid Didam, zonder daar ooyt weer in te moogen koomen; De laatfte Beklaagde, om die door haar Gepleegde Diefftal, insgelyks voor altoos bannende uit die zelve Heerlykheid, zonder dat een van haar dryen tegens zoodanen Bannifiement ooyt wederom in die Heerlykheid zal moogen koomen, by poene van andere ten exempel publyk te zullen worden Gegeefield, en evenswei dat Bannifiement nog te blyven onderworpen. De Beklaagdens alle drie mede condemnerende in de koften dezer Procedure en Mifen van Juftitie , ter taxatie en moderatie van dezen Wel Edelen Gerigte. Aldus by ons Ondergefchrevene geadvifeert bfnnen Doesborg op den 23. February 1750. Was ondertekent: M. A van LAMZWEERDE. J. V. GESSELER. XXII. AD-  S€8 CONSULTATIEN» ADVYSEN XXII. ADVYS. Advys over een Inleidinge in Goederen, die den Impetr: niet kwam te bewyzen allodiaal te zyn, en daarom ver ft aan, een kwade Inleidinge gedaan te zyn. Hendric Meynts Impetrant van Inleidinge. Contra. Wilhelmus Ignatius Chrijlians Gedaagde in Cas van uytleidinge voor den Gerigte der Heerlykheid Didam. Het Gerigte, eer en bevorens het Advys over deze zaake ingehaald, en apart tuffchen de Proces ftukken veriloten in liggende , te laaten openen en pronuntieren , ordonneert Parthyen, met Advys van onpartydige Regtsgeleerden , vooraf coram judicio te erfchynen , ten fine van accommodatie , die zelve hinc inde de gemakkelykheid daar toe recommanderende. Konnende niet te min, na door den Gerigte te vergeefs inter partes gedaan tentamen concordice, met de openinge en pronuntiatie van dat veriloten Advys worden vervaaren als Landregtens. Aldus by ons Ondergefchrevene tuffchen Parthyen , welke ons ex a&is toefchynen, malkanders Neeven te zyn , prseliminarie, geadvifeert binnen Zutphen op den 20. .April 1750. Is ondertekent? M. A. va» LAMZWEERDE. ARNOLD PRONCK. In  ende ADVERTISSEMENTEN. 369 In zaake van In en Uytleydinge voor den Gerigte der Heerlykheid Didam ongcdecideert hangende tuffchen Henric Meints Impetrant ter eenre, en Wilhelmus Ignatius Christians , Gedaagde ter anderen zyden. Gezien, gelezen en geëxamineert Juftificatie van Inleydinge in dato den *8. November 1745. cum Documentis, fub ' A. A. 1. B. C. D. E. F. G. H. I. K. L. ff M. Antwoord van den 15. Auguftus 1749. cum adjunclis fub num. 1. num. 2. n. 3. 4. n. 5. n 6. n. 7. n. 8. n. 9. n. 10. n. 11. ff n. 12. met het Origineel van num. 7. Replicque van den 10 Ofiob. 1749. cum adnexisfub N. N. O. P. O, R. S. T. T. 1. U. V. V. 1. ff W., en Duplicque van den 5. December 1749., absque ullo Docimenio, als mede de Prothocollaria van de n 18. November 1745- en den 28. April, 20. Juny, 10. July, 15. Augulli , 10. Oclober en 5. December 1749. Alles conform den daar van gemaakten Inventaris, door wederzyds Bediende Volmagtigers op den 16. Augulli 1749. onderteekent en by de Procesftukken ervintelyk. Welgemelde Gerigte, alles overwogen en op alles gelet hebbende, 't welk in dezen te overwegen , en waar op te letten llonde, met Advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verklaart, den Impetrant in zynen gedaanen eyfch en genomene Conclufie , by gebrek van bewys van Allodialkeit van die onder den feudalen Hof tot Holthuyzen ofte Laakhuyzens Hofftedetjen gehoorende ende gebouwt en gebruikt wordende Parcelen, in welke hy op den 27. September 1745. zyne Inleydinge fub L. heeft gedaan, niet te zyn ontfankelyk nogte gefundeert, den Gedaagden daar van in zoo verre abfolverende; en dat overzulks in dezen door den Impetrant eene kwaade Inleydinge , en daar tegen door den Gedaagden, op den 27. Oclober des zebren Jaars, fub M. eene goede Uytleydinge is gedaan. De koften dezer Procedure, en die van de Belehringe over die zelve gedaan, om II. Deel. . Aaa .aan  37o CONSULTATTEN, ADVYSEN. aan iedere zyde voor de halffcheid gelaft t» worden, niet te min om redenen compenferende. Aldus by ons ondergafcbrevene geadvifeert binnen Zutphen op den 20 April 1750. Js Onder-i'eekent: M. A. van LAMZWEERDE. AR1NOLD PRONCK. Redenen van voorftaande Gewysde', zyn onder anderen de navolgende. Dat ons ex aciis procejfus is gebleeken : Dat wel des Impetrants Zufter Dina Meynts, bejaarde Dogter tot Gouda in Holland woonagtig , aldaar op den 27 January des Jaars 1727. ten overftaan van eenen daar ter plaatfe .refiderenden Notaris en twee ad ijium attum gerequireerde Getuygen, en aldus juxta ftatuta five Confuetudmem Pronntice ac loei Domicilii, heeft opgerigt eene Tejlamentaire Dispofitie, By welke zy , na te doene uytkeeringe van die daar by door haar vooraf gemaakte Legaten, in alle haare verdere roerende en onroerende Goederen, actiën en crediten, heeft genomineert, en tot haaren eenigen en univerfelen Erfgenaam geinflitueert, haaren Broeder Henric Meynts, woonende tot Amfterdam, zynde den Impetrant in dezen, Waar van wy het bewys vinden, fub A. ff A. 1. ter Juftificatie, en fub S. ac T. j. ter Replicque. Dat ook wel tuffchen Parthyen hinc inde doorgaans is  ende ADVERTISSEMENTEN. 3?r is in confeffo, dat die Teftatrice insgelyks eene Zufter van Theodorus Meints , woonagtig tot Utrecht, geweeft zynde, acht daagen daar daarna op den 4 February des zeiven Jaars is overleden. Edog, dat eensdeels dat Teftament, offchoon wel in 't generaal van alle zoo onroerende als roerende Goederen, met byvoeginge zelfs van de woorden : Niets ter Wereld uytgezondert, koomende te melden; Egter geen het allerminfte gewag maakt van Lehnen, zy dan in genere , of van eenig Lehngoet in fpecie, En gevolglyk ook by dat zelve niet mede over eenig Feudaal goed of parceel is gedisponeert: Cum fub generali omnium bonorum appellatione nunquam comprthendantur feuda aliave bona non ordinarium, fed fpecialem ac ab aliis bonis diverfam naturam habehtia. Landregt van de 4. Bovenampten des Ouart: van Nym. tit. 15. art. 6. 7. &f 8. Schrass. in ma-' nip. feil. feudal. cap. 6. per tot. Sande conf. feud. Gelr. tract. 2. tit. 2. cap. 4. 6. 2. n. 2t. En dat wy anderdeels door den Impetrant zelfs nergens gezegt, veel min beweezen vinden, dat die Teftatrice vooraf confenfum Domini Feudi ad teftandum geimpetreert hebben zoude, of by gebrek van 't zelve, ex poft haar Teftament door den Lehn-Heer zoude hebben laaten approberen, En by gevolge ook de dispofitie diens Teftaments gantfch geen effect zoude konnen hebben op eenig Lehngoed , al dat het zelfs ook mede van Lehnen kwame te vermelden: Quoniam de feudis neque inter vivos, neque per modum ultimte voluntatis, unquam valide disponi poteft, nifi aut pravio Domini confenfu, aut fubfecuta ejusdem comprobatione. Schrass. alleg. cap. 6. §. 2. acacap. 7. per tot. Sande ad Conf Feud. Gelr. tracl;. 1. tit. 2. cap. 1. 2. & $.per tot. En zulks niet tegenftaande, dat het zelve Teftament heeft konnen ftant grypen en effect forteren, niet alleen ten aanzien van der Teftatrices gereede en Allodiale goederen en Aaa 2 ef-  3/2 CO NS UL TA TIEN , ADVYSEN effe&en, tot Gouda of elders in de Provintie van Holland, in welke de Teftamenti fatlio fuper Allodia, adeoque Domini Feudalis confenfu non indigtntia , libero is gepermitteert, Maar ook ten aanzien van de halffcheid eer Allodiale Goederen of Parcelen, zoo die Teftatrice mogte hebben gehad en nagelaaten tot Didam in het Graaffchap Zutphen, volgens welks Landregt tit. 13. art. 1. aan de zodaane, die geene Bloedverwanten in op of afftygender Linie hebben, de Teftamentmaakinge is toegelaaten tot der helfte toe. In voegen dat den Impetrant, in cas Dina Meints eenige Allodiale Goederen of Parcelen, tot Didam of elders in het Graaffchap Zutphen gelegen, mee de dood ontruimt hebben mogte, daar inne alsdan wel ex Teftamento zoude fuccederen voor de eene halffcheid, maar tot en in derzelver andere helfte, met zynen Broeder Theodcrus Meints ab inteftato moefte concurreren. Dat wy ook wel bevinden, tuffchen Parthyen over en weder doorgaans te wezen in confeffo, dat die Teftatrice Dina Meints in het meergemelde Graaffchap by haar leven bezeten en ftervende nagelaaten heeft, een Erve of Goetjen den Hof tot Holthuyzen, of Laakhuyzens, ook abufive Lakemonds Hofftedetjen genaamt, in de. Heerlykheid Di. dam, Boerfchap Holthuizen gelegen, en haar door doode van Johan Bernhard, van Laakhuyzen aangekoomen geweeft; Edog uyt de ftukken niet te minder bevinden, dat dien zeiven Hof of Hofftedetjen niet is Allodiaal, maar Lehngoet , en cum fuis appertinentiis is aan de Praabsdye van Emmeric Lehnroerig ten vyfmarkfchen Regte: Doordien ons uyt een authenticq, en met het Zegel van gemelde Praabsdye gecorroboreert Extract uyt het LehnProthocol van die zelve Praabsdye fub num. 1. ter Antwoord, het volgende koomt te confteren : ï. Dat Gysbert Stryck, Borger tot Xanten, op St. Matthys avond des Jaars 1529. door den Praabft tot Emmerik , Ja~  ende ADVERTISSEM ENTEN. 37.3 Johan Ingemvinkel, of deszelfs Stadhouder en gevolmagtipt Amptman Johannes Bowman, en Mannen van Lehen, met den Hof tot Holthuyzen , en allen zynen toebehoorige tot Didam gelegen, zoo als dat Gooffen Momme tot Didam hadde te Lehn ontfangen, tot een regt vyfmarks Lehen is belehnt geworden , en daar op Eedt en huldinge van trouwe aan dien zynen Lehn-Heer heeft gedaan, En dat immediate op die aóle van Inveftiture volgt een de" nombrement, aldaar genaamt verticheniffe de?- Landeryen, zoo in den Hof to Holthuyzen , in Kerfpel Didam gelegen , gehoor en, welk denombrement behelfl elf byzondere PareeJen Bouwlants, volgens derzelver aldaar befchrevene grootte te zamen 48 Schepels of 12 Molder gezaays uytmakende, boven en behalven nog ééne geregtigheid, in den Lohelfchen of Loelfchen Bofch. 2. Dat met den zei ven Hoff en allen zynen toebehoor op den 26. Juny 1553. is belehnt Rutger Kuyper. 3. Dat op den 4 Maart 1586. B er ent Laakhuyzen genaamt Kuyper met eenig Erfgoed uud land, zoo hem van zynen Vader Rutger Laakhuyzen genaamt Kuyper was aangekoomen, aan de Praabsdye van Emmerik tho Lehn beroerende, gelegen in de Boerfchap Holthuyzen in den Kerfpel Didam, met allen zynen regten, toebehoor und ingehoor, und in aller maaten , und met dien befcheide, als zynen Vader daar mede te voren-belehnt geweeft was , van Godert van Ryswyk, als Officiaal van Johan Wilhelm van Wagtendonk, Praabft tot Emmeria , en Mannen van Lehen , heeft tho Lehn verzogt, en tot een vyfmarks Lehen bekoomen , ende daar op den Lehn-Eedt geprasfteert. 4. Dat Johan Bernhard de Laakhuyzen op den 5. December 1662, na doode van zynen Vader Wilhem Laakhuyzen, door des Praabften Verwalter Andries de Clericq, met den Hoff tot Holthuyzen is belehnt geworden. En 5. Dat den zei ven, na dat den Praabft Frans BernA aa 3 ]mi  S?4 CONSULTATIEN, ADVYSEN hard Furft van Naffau overleden , en in deszelfs plaatfe Carl Frans, Vryheer van Wachtendonk en Germenfeel, Praabft geworden was, renovationem Inveftituns heeft verzogt en ontfangen op den 24. Augufti 1696. En doenmaals door Regnerus a haer, Officialis en Stadhouder van die aan de Emmerikfche Praabsdye gchoorende Lehnen, als eenen Eramerikfchen Praabsdye Vafal op nieuws met den Erfgoed, Hoff und Land tot Holthuyzen, aan de Praabsdye van Emmerik Lehnroerig, hem van zynen Vader Wilhem van Laakhuyzen aangekoomen, in de Bouwerfchap van Holthuyzen in den Kerfpel van Didam gelegen , met allen zynen regt en toebehooren, und met den befcheid allermaten hy te voren daar mede belehnt was, tot een vyfmarks Lehn is belehnt geworden , en daar op den Lehn-Eedt heeft afgelegt, met belofte zelfs, van die daar onder gchoorende ftukken ten eerften fpecifice ten Lehn-Prothocolle te zullen leveren. 6. Waar by dan ook nog koomt, dat wy fub num. 4. ter Antwoord, uit eene door den Subftitut Griffier van den Hove Provintiaal van Gelderland geauthentifeerde, en door den Impetrant ook nergens gecontradiceerde copye van eenen Leenbrief bevinden, dat zelfs ook de Teftatrice Dina Meints, by haar leven, de Feudaliteit des gemelden Goedes cum appartinentiis heeft geagnosceert, en het zelve niet als Allodiaal , maar als Lehngoet, door eenen Huider heeft bezeten gehad: Doordien dat zelve Document uitwyft , dat na doode van den gemelden Johan Bernhard van Laakhuyzen , Dina Meints, of in haaren naam den Kerkmeefter Johan Antoni Goofens, als haaren Huider, op den 15. May 1714. van Petrus Rosmeule in naame van Praabft Carl Francais van Wachtendonk voornoemt, tydelyken Officiaal en Stadhouder van Leenen, tot de Praabsdye van Emmerik gehoorende, en Mannen van Lehen , heeft verzogt en verkregen Beleninge met het Erve en Goed tot Holthuyzen, in den Kerfpel van Didam  ende AD VERTISSEMENTEN. 375 dam gelegen, met alle ap- en dependentiën van dien, als een Lehn ten vyfmarkfchen Regten , in dier voegen ais Johan Bernhard van Laakhuyzen met het zelve beleent geweeft was, en dat dien Huldcr daar op voor gemelde Dina Meynts Eedt en Hulde van trouw heeft afgelegt; 't Welk zelfs ook den Impetrant art. 5 Éf 6. ter Juftificatie koomt te confefferen, offchoon wel vooraf a>t. 4. gezegt, maar egter nerger.s mede bewezen hebbende, dat dit Goed maar voor een klein gedeelte Lehnroerig, en voor het overige Allodiaal, wezen zoude', Daar ondertuffchen uyt die voorgemelde zes In vefti turen ,• zoo wel door Dina Meynts zelve, als door andere voor haaren tyd, in den tyd van meer als twee hondert Jaaren herwaarts, van of by de Praabsdye van Emmerik fucceffive geimpetreert, ten overvloed blykt, dat den -Hoff tot Holthuyzen met alle zyn ingchoor, toebehooren, regt en geregtigheden , id eft, cum omnibus fuis appertinentiis f is Lehnroerig aan de Praabsdye tot Emmerik, Als wezende aldaar, uitwyzens die zelve Belehningen, al voor datö van'den Jaare 1529. door Goojfen Momme, in dien zeiven Jaare, door Gysbert Stryck als Man en Moratoir van Mechtelt Momme , ende daar na fucceflivelyk , door Rutger, -Berent, Wilhem, en Johan Bernhard van Laakhuyzen genaamt Kuyper, als mede door Dina Meynts zelfs, als een Lehen ten vyfmarkfchen Regte verzogt en ontfangen, En hebbende na de gemelde Laakhuyzens, als vier fuc^ ceflive Vafallen en Bezitters diens Goedes, na alle apparentie communi loquendi ufu den naam van Laakhuyzens Hofflede of Hofftedetjen ontfangen. Gelyk dan ook, na overlyden van Dina Meynts, derzelver en des Impetrants oudften Broeder Theodorus Meynts, ofte zyne by eene voor Mannen van Lehen geconftitueerde Volmagtigers, Do&or Jooft Zolntr en Theodorus Chriftians, zig  376 CONSULTATIEN, ADVYSEN zig, als zyner Sufters naaften Lehn-Erve, al op den 25 Maart 1727. aan die zelve Lehnkamcr , met het Goed tot Holthuyzen in den Kerfpel van Didam gelegen, met allen zynen regten en geregtigheid, tot een vyfmarks Lehen heeft laaten bclehnen, en daar by te gelyk mede van die Lehnkamer verzogt en verkregen confent, om dat Lehen Goet te mogen veralieneren, zoo als fub dict. num. 1. al mede koomt te confteren. Van welken Theodorus Meynts ons ook, uit de Eedtlyke kondfchap van drie confonante Getirygen , ad art. 5. ef 6. fub num. 5. ter Antwoort, koomt te blyken , dat .hy den oudften , ende den Impetrant den jongden van die twee Gebroeders is geweeft. En welken Theodorus Meynts, niet lang daar na op den 1 May des zeiven Jaars 1727. uit kragte van den voorgemelden geimpetreerden confenfus ad dlienandum, dit aan de Praabsdye tot Emmerik te Lehn gaande Lehngoet, voor eene zomme van 2025. guldens aan zynen JXeef, den Gedaagden in dezen, heeft verkogt, vermogens het Document, fub num. 7. ter Antwoort, en deszelfs daar by liggend Ori. gineel. Dat, niet tegenftaande alle die hier voor gemelde Belehningen, wy egter uit het Document fub Lit. B. ter Juftificatie ac T. j. ter Replicque bevinden, dat den Impetrant, niet als gefulf meerden Lehnvolger van Dina Meynts, maar als derzelver hceresuniverfalis ex Teftamento, eenige Maenden na dato op den 25 Augulli 1727. voor den Gerigte van Didam heeft verzogt en geobtineert Immiflie in en Apprehenfie van Posfesfie van Laakhuyzens Hofftedetjen, in de Heerlykheit Didam, Boerfchap Holthuyzen, gelegen, en door die zyne Sufter naargelaaten, laatende daar van infinuatie, en ten opzigte van de betaalinge en uitkeeringe van deszelfs pagten en vrugten, de na zyne fuftenue noodige interdict ie doen aan den Pagter, en doende ook dat Teftament aldaar ten Prothocolle verbotenus regiftreren. Maar  ende AD VERTISSEM ENTEN. 377 Maar dat daar tegens de Gedaagde , of deszelfs op den 10. Maart 1727. binnen Zutphen, voor twee Mannen van Lehn, geconftitueerde Volmagtiger, Theodorus Chrifiians, op den 25. NoVember des zeiven Jaars voor den Didamfchen Gerigte heeft gedaan Oppofitie en Uytléidingé, als blykt fub D. agter dc Juftificatie, Dog dat de Impetrant die Procedure , tuffchen In en Uytleidinge , heeft onvervolgt gelaaten , En eyndelyk , na verloop van ongeveer achtien Jaaren , op den 29. September 1745. door Doftor Alben Muys, als zynen, op den 3. Augulli des zeiven Jaars, voor den Gerigte van Didam , géftitueerden Volmagtiger, van zyne voorgemelde in Laakhuyzens Hofftedetjen gedaane Immiffie van den 25. Augulli 1727. fub B. ac T. 1. met confignatic van eenen dubbelden, ftuyvcr cum ablationt ce augendo, tot refufie van koffen, heeft gerenuntieert, eh yorders, uyt hoofde desmeergemelden Teftaments, verzogt en geobtineert Immisfie en Inleydinge in alle de Allodiale Parcelen, onder het voorgemelde Goed, Lakemonts Hofftede, behoorendc, en volgens zyn zeggen in achtien byzondere, aldaar by haare naamen, "grootte en bepaalinge, gementioneerde Parcelen beftaande, ten eynde, om dus remedio ordinario Landregtens te vindiceren de pofleflie vel quafi van zoodaane Allodiale Parcelen , als op hem, uit hoofde van Teftamentaire Dispofitie van zyne Sufter Dina Meynts, of funften na Landregte des Graaffchaps Zutphen , zouden zyn gedevolveert en verftorven, en zulks onder referve van Actie op het Feudale, uytwyzens het Document fub L. agter de Juftificatie van Inleydinge geappliceert. Welke des Impetrants tweede of nieuwe Inleydinge allereerft gedaan is , ongeveer dertien Jaaren na dato , dat de Gedaagde als Kooper, of in zynen naam de Heer Bucker , als zynen op den 3. December 1732. tot Overveen voor Mannen van Lehn geconftitueerden Volmagtiger, zig ondertulfchen, by de Lehnkamer van de Emmerikfche Praabs- II. Deel. B b b dye,  3;8 CONSULTATIENj ADVYSEN dye, al op den 17. December 1732., met vcrtooninge van de Koopcedulle, fub num. 7., met het Goetjen tot Holthuyzen , Laakhuyzens Hofftede genaamt, in de Boerfchap Holthuyzen, in den Kerfpel van Didam, gelegen, en aan de Emmerikfche Praabsdye ten vyfmarkfchen Regte Lehnroerig, in aller maaten, als Theodorus Meynts daar mede op den 25. Maart 1727. is belehnt geweeft, hadde laaten belehnen, en daar van op den 29. December 1732. ontfangen hadde, de Brieven van Inveftiture, fub ftepius alleg. num. 1. in fin. ter Antwoort ervintlyk; En tegens welke tweede Inleydinge, van den 29. September 1745. fub L , de Gedaagde, ofte deszelfs op den 13. O&ober des zeiven Jaars, voor den Gerigte der Stad Zutphen geconftitueerde, Volmagtiger, Doctor Bernhard Huinink, op den 27 diens zeiven Maands voor den Gerigte van Didam is gekoomen in oppofitie, en Uytleidingegedaan heeft, uti fub M. ter Juftificatie. Parthyen, dan hier op met malkanderen in een ordinair Proces getreeden Z3*nde, en het zelve volfchreven hebben» de, bevinden wy by examinatie van het zelve, dat het voornaamfte en genoegzaam eenigfte fubjecT; van decifie in dezen beftaat, in het tuffchen haar-lieden total controvers poinót, of de Parcelen , in welke de Impetrant zyne Inleydinge fub L. gedaan heeft, zyn Allodiaal of niet ? Waar van de Impetrant, als Univerfeel Erfgenaam ex Teftamento, de Affirmative, ende de Gedaagde, als door middel van Koop, en daar op gevolgde en by hem bekoomene Lehn Inveftiture, het regt van den Oudften op der Straate, en overzulks Lehnvolger ab inteftato , welken uit dien hoofde ook zelfs al belehnt was, verkregen hebbende, de Negative fuftineert; En waar van wy, by gebrek van bewys van de Affirmative in dezen, vermeynt hebben > de Negative te moeten amplecteren: Om  ende ADVE RTJSSEMENTEN. ^n Om dat de Gedaagde, in qualiteit als Verweerder, ontkennende, dat die by Immiffie befprokene Parcelen Allo diaal zyn , in die zyne pofitie is pars negans. Negationis autem per rerum naturam nulla eft probatio, En de Impetrant, in qualiteit als aclor, zyne intentie daar op unice funderende, dat die zelve Parcelen Allodiaal wezen zouden, in die zyne ftcllinge is pars affirmans. Affirmanti autem femper incumbit probatio. Atque attor'femper intentionem fuam probare tenetur; Waar van nogtans de Impetrant in dezen geen het minfte bewys heeft te voorfchyn gebragt, En wélke regulen Regtens, vooral tuffchen deze Parthyen , moeten ftant grypen: Om dat zig in hoe Procejfu koomt op te doen , en contra Allodialitatem Fundorum Immifjioni fubjeclorum te concurreren, het naarvolgende: Dat namentlyk de Impetrant zelfs, niet alleen by zyne acte van Inleydinge fub L. in verbis: Immiffie en Inleydinge -in alle de Allediale Parcelen, NB. onder gemelde Goed Lakemonts Hofftede NB. behoor ende, beftaande in volgende Pareelen &c. gelyk ook 't eyndens zyne Juftificatie in ipfa Concluftone, in verbis: Onder het Goed Lakemonts Hofftede behoovende en gebruykt wordende, koomt te confelferen , dat de aldaar door hem gedenombreerde achtien Parcelen zyn gehoorende, onder het meermaals gemelde Erve en Goed, by hem aldaar en elders wel by abuys Lakemonts Hofftede , maar fub eadem lit. L. in prcemiffis, gelyk ook by zyne voorige Immilfie van den Jaare 1727. fub B., en op verfcheidene andere plaatfcn, Laakhuyzens Hofftedetjen genaamt, Maar ook, by zyne Schrifturen van Juftificatie en Replicque , menigvuldig maal van deze zelve Parcelen, met relatie tot dat zelve Erve, fpreekende, byna telkens gebruikt de woorden: Daar onder behorende, ofte gehoorende, of dicrgelyke in fubftantie, En overzulks ook zelfs confeffëert, dat die zelve ParceBbb i len  3&o CONSULTATIEN , ADVYS-EN len zyn appertinentien diens zeiven Goedes: Doordien Gehcongheeden, Toebehoor, Ingthoor en diergelyke Woorden , in hét Duitfch, ende Pertinenticc five Appertinentice aut Dependenties in het Latyn, met betrekkinge tot het geene, waar van het toebchoorigheden of appendentien zyn, in der daad ununi idem.jue beteekenen. Waar by dan koomende, dat het Goed zelfs, onder 't welk de meergemelde Parcelen behooren , uitwyzens het Legal Extraéf fub num. ï. ter Antwoort, eh ook volgens de eygene Confeffie-.ajt. 4. 5. 6 ff 7. ter Juftificatie, dooiden Impetrant zelfs onder referve van Aftie over het Feudale gedaan, een Feudaal Erve ofte een Lehngoed is;' Zoo konnen ook zodaane Parcelen geenzints als Allodiale Parcelen worden aangemerkt, zoo lang als niet en is bewezen, dat dezelve zyn van eenen anderen aardt of nature, als het Lehngoed zelfs is , van 't welk het appertinenden zyn: Nam verbum: Pertintre, latiffme patet, ac non folum expreJJ'a, fed ff non expreffeeomprehendit. I. 181. ff. de verb. fignif. Atque accefforium fiequitur naturam fui Principalis l. I20.§. r. ac l. 178- ff' der eg.-jur. Richter reg. 4. n. 7. .Schrassért alleg. cap. 8. n. 3. 't Welk vooral moet plaats hebben m zulk een geval, als dit, daar Dina Meynts en haare Voorzaten, ten aanzien van den Hof tot Holthuyzen' of Laakhuyzens Hofftede , niet zyn geweeft Feudatarii fimphees , quales funt ii, quibus aliquod cajtrum, villa, aut fundus Jive prcedium, fimpliciter ac fine aclp-ctione pertinentiarum alteriusve vocabuii attquam univerfitatem ejusve fpeciem fignificantis, in Feudum datum eft, Mi ar Feudatarii generales five univerfales, ut ita lopui ÏÏceat: Doordien zy fuccelïïvelyk van Gooffen Momme, voor dato van den Jaare 1529 af, tot Johan Bernhard van Laakhuyzen, in de Jaaren 1662. en rfioó., en Dina Meynts in den Jaare 1714. incluis, zoo wel als daar na in den Jaare 1727. 'Theodorus Meynts, en in den Jaare 1732. den Gedaagden in dezen, zyn belehnt geworden, met den Hof tot Holthuyzen, e»  ende ADVERTISSEMENTEN. 3gj en alle deszelfs ingehoor, ondenhoorigheden, regt en geregtigheden , ofte ap- en dependentiën van dien, Qjto cafu pertinenticc funt atque feudales , ac Caftrum five villa ipfa feudalis «ft, Adeo ut fi fub Caftro Jurisdittio, Molendina ac prcedia , aut fub villa fundi pertincant, ifta omnia, fub verbo pertinentiarum, eeque ac caftrum ipfum five villa, in feudum fint concefia: Cum verba jurium ff periinentiarum nunquam fruftra , fed femper propter aliquid fint sdpofita Joh. Fhilipp. refponfi. 10. n. 27. 28 ff 29. refp. 14. 0. 21.. 22 ff 23. ac refp. 39. n. 16. ff 20. Gail. lib. 2. obf. 62. n. 2. 3. ff 6. 7. 8. 9. 10 ff 11. obf. 63. n. r. 2. 3. 4 ff 5. of/. 6;. 72. 4. 5. 6". 7. ac obf. 129. rc. 7. Schrass. in manip. fiicil. fcudal. cap. ! 8. §. 3. . In voegen dat, in een eas-, als dit is, ubi nempe villa, ctiin omnibus fuis pertinentiis, non ultimo vafallo fóli, fed omnibus fucceffivis vafallis in feudum data eji , nooic kan in conté ft getrokken worden , an ifice pertinenticc una cum villa ipfa fint feudales, nee ne, 't Welk een poinél is, welks affirmative nooit eenige lia:fitatie kan' fubjeét wezen : Cum femper accefforium fequa■ iur fiuüm Principale , eademque fit ratio partis , quce eft totius, atque una eademque res diverfb jure cenferi nequeat : Gail. alleg. obf. 69. n. 7. Maar alleenlyk, utrum in fpecie hinc iltt fundi, qui fub villa feudali diu atque ultra hominum memoriam femper culti funt, revera de pertinentiis ejusdem villes fint, an vero non ? Hoedanen difput egter den Impetrant alhier niet eigentlyk heeft gemoveert, maar't zelve heeft afgefneden, door, zo by de Aéte van Immiffie fub L., als byna doorgaans by zyne Schrifturen, imo ff in ipfa conclufione, zelfs te zeggen, dat die, door hem met Inleydinge befprookene Parcelen, behooren onder de meergemelde Laakhuyzens Hofftede, en dus B b b 3 doen-  38i C0NSULTAT1EN, ADVYSEN. doende zelfs te confeffëren, dat die zelve zyn Appertinentien van die zelve Hofftede; Daar 'er andcrfints, wanneer hy zulks niet gedaan, maar in tegendeel gezegt hadde, dat die Parcelen, offchoon wel fey en met dat Erve gebouwt ofte gebruikt wordende, egter niet onder het zelve gehooren, maar eigentlyk byzondere Parcelen op haar zeiven zyn zouden , Als dan, tuffchen de Affirmative en Negative van de QueStie , utrum ifta Parcella de pertinentiis ejusdem feudi five villes fint, nee ne, een zeer groot en gantfch merklyk onderfcheid wezen zoude, ten aanzien van derzelver aard en nature: Want in cas van ja, dat is, wanneer die Parcelen zyn Appertinentien van die Lehen Hofftede, zoo zyn ze ook cum ipfa Villa mede Feudaal, juxta jam ante probata; Maar in cas van neen, dat is, indien deze Parcelen geene Appertinentien van die Feudale Hofftede, maar op zig zelfs byzondere ftukken Lants zyn, Zoo zoude het 'er, ten opzigte van derzelver aart en nature , op aankoomen, of dezelve te bevorens, wanneer ze by die Hofftede , om daar by mede gebowt of gebruikt te worden, gelegt waren, een ïeparat Lehn , dan of ze doenmaals Allodiaal waren geweeft. In den eerften cas zouden ze, niet tegenftaande zoodaane vereeniginge met die Hofftede zelve, al evenwel nog een afzonderiyk Lehen zyn gebleven: Cum vafallia nunquam plu* ra ac feparata fieuda ullo modo ita unire queat, ut ea in unum folummedo feudum convtrtantur: Quoniam iftud femper tmderet in non leve fed ingens preejudicium Dominorum direclorum} qui ideo tale quid nunquam funt paffuri. En in den laatften cas zouden dusdane Parcelen, non obJlante tali unione a fiolo vafiallo tanquam patre Familias fatla, al evenwel nog gebleven zyn Allodiaal: Qiiia in vafialli polejlate non efiy per fuam deftinatitnem Allodia fiua ita cum Feu-  ende ADVERTISSEMENTEN. 3g3 Feudo mirt, ut etiam Feudalia, five ejusdem feudi pertinentia fiant , nifi prius per folennem efefiucationem ifia AlLodia coram Municipali eum in finem infuum Dominum feudi transfierat, iftoque prcevio ea ab eodem in feudum recipiat, Schrass alleg. §. 3. Sande ad conf feud. Gelr. tratt. 1. tit. j. cap 1 n. 13. 14. 15 & 16. Welk laatft gemelde voor den Impetrant niet weinig gemiliteert hebben zoude, in cas dat hy, in plaats van te zeggen , dat de gelibelleerde Parcelen onder Laakhuyzens Hofftede behooren, gezegt hadde, dat die zelve wel by en door een en den zeiven Pagter met dat zelve Erve gebowt en gebruikt worden, maar egter nooyt eygentlyke aan of toebehoorigheden van dat Erve waren geweeft: Want, indien hy dus te werk gegaan hadde, zoo zouden hem zyne eygene, zoo by zynen Ingang Regtens en genomene Conclufie, als elders by zyne Schrifturen , gemaakte pofitien, en daar door gedaane confefiie , niet hebben geobfteert, om te konnen allegeren, dat de Lehn-Bezitteren van den Hof tot Holthuyzen of Laakhuyzens Hofftede, die by de Inleydinge fub L. by haare naamen en bepaalinge befchreevene Parcelen nooit als werkelyke appertinentien of onderhoorigheden van dat Lehngoet, maar die zelve daar by alio titulo, hadden bezeten, En ten dien eynde zoude het hem alsdan hebben vry geftaan, om, fi poffit, te bewyzen, dat die Parcelen aan Du m Meynts, of aan Johan Bernhard van Laakhuyzen, ofte aan een van de voorige Vafallen haar-lieder PradeceiTeurs, almnde citra titulum five caufam feudi, ex empto nempe, donatione, fiuccefifione legitima aut teftata , aliove juflo titulo, apart waren aangekoomen , en door zoodanen Vafal maar commoditatis ergo by dat Lehnpligtige Erve gelegt geworden , om te gelyk met het zelve door één en den zeiven Pagter te worden gebowt en gebruikt. Van welk alles de Impetrant nogtans niets het allermin- fte  3*4 CONSULTATIEN, ADVYSEN fte heeft gepofeert, veel weyniger geprobeert , of zelfs ook te bewyzen getentecrt, Daar egter, wanneer hy zulks gepofeert en geprobeert hadde, hy alsdan met volkomen fundament zoude hebben konnen voor zig allegeren en mogen fuftineren: quod per talent iftorum Paicelloium cum villa feudali unionem ab hoe vel Ulo ex vafallis fiattam, eadein Parcella priorem fuamnaturam non muiaverint , adeoque non fuerint facta pertinentics aut dependenties ipfius feudi, ' [ed ifla unione minime obflante adhuc eandem retinuerant naturam , quam antea habuerant, ideoque pro feudalibus haberi nequeant , fed pro Allodialibus fint habenda, Idque propter fiepius ab hoe ipfio attor e allegatam preefumptiqnem juris Naturalis ac Primcevi , fecundum quod in dubio femper omnes res, ac qucelibet prcedia, prcefumuntur effe lijera, nullique oneri aut fervitio obnoxia : Qjiia nempe in initio, five fiatu primcevo , omnia fuerunt libera; Ac qucelibet res femper in todem fiatu manfiffe prcefumitur, quamdiu de mutationt non covftat: Qjtoniam mutatie eft fatti, ideoque nunquam prafumenda, fed ab eo, qui eam alle gat, femper probanda. Maar, hoe fterk ook die ex primcevo fiatu dedutta prcefumptio voor den Impetrant gemiliteert hebben zoude , in cas dat hy op de hier voor gemelde, wyze hadde te werk gegaan, en die ten dien opzigte in aanmerkinge koomen moetende fatta als dan hadde konnen bewyzen; Zoo kan hem egter die zelve prfefumptie al nu niet behulpzaam zyn, nu hy daarvan zulks gantfch niets heeft getenteert, maar, direct tegen den teneur van zulks aan, zelfs iterativelyk heeft gepofeert, dat de gelibelleerde Parcelen zyn onderhoorigheden van de meergemelde Hofftede. Behalven dat ook de Impetrant , uyt hoofde van die preefumptie, gantfch kwalyk op de fchouderen van den Gedaagden heeft getragt te leggen het onus probandi, eadem Pantlla efft feuMia.: Quo-  ende ADVERTJSSEMENTEN. 385 Quoniam ifta prcefumptio folummodo durat quamdiu res in ftcu tu Primcevo permanfit, ac quam primum de ejusdem mutatio. ne conftiterit, ftatim ceffat, atque in ejusdem locum fubintrat alia prafumptio, per quam res in eo ftatu, quem per mutationem adepta eft, manfijfe prcefumitur', quamdiu de fecunda five ■itlteriori mutatione non conftat : Qiioniam fecunda vel ulterior mutatio, atque ac prior, eft facii, ideoque ceque ac prima mutatio, non prcefumenda, fed probanda eft. 't Welk eens overgebragt wordende ad cafum hic fubjettum, in welken den Hof tot Holthuyzen , of Laakhuyzens Hofftede , niet in Primcevo fiatu libertatis is verbleven , maar met alle deszelfs onderhorigheden al over de twee hondert Jaaren lang Lehenphgtig geweeft, en alnog is, ende den Impetrant zelfs confelfeert, dat de gelibelleerde Parcelen, onderhoorigheden van die zelve Hofftede zyn ', Zoo koomt daar uit van zelfs te proflueren , dat niet aan den Gedaagden de Feudaliteit, maar aan den Impetrant, die door den zeiven geaffereerde Allodialiteit van deze Parcelen te proberen, incumbeert. Vid. Schrass. alleg. cap. 8. n. 3. Gail. lib. 2. obf. 62. n. 8 c5* 9. Menoch. lib. 3. prcefumft. 91. n. 69. 70 & 71.. Hoedaane Allodialiteit den Impetrant egter niet heeft bewezen , door dat te bevorens door hem in eene Procedure voor den Hove Provintiaal pro Documento gebruikt en alnu lub N. agter de Replicque geappliceert klein Boekjen, door B er ent van Laakhuyzen, van welken fub num. 1. op den Jaare 1586. gementioneert word, eygenhandig gefchreven en in front e gerekent, ende geinticuleert: Leenboek des guit tot Didam gelegen, En waar op aldaar aanftonts volgen deze woorden: Item dit nabefchrevene' ys des befyres lant dat tot fyner bowinghe to Dydam hort und Harmen Suytwyk in pacht heft. Niet anders als of den Autheur van dat Boekjen, welken fub num. 1. in den jaare 1586. met den Hof tot Holthuyzen belehnt is, II. Deel. Ccc in  $S6 CONSULTATIEN, ADVYSEN in ipfo principio van het zelve niet fpraake van een eygen Goed, maar van dat van een derden , die een Beüender was, En op welke woorden dan immediate volgt een denombrement van een en twintig Parcelen, alle te zamen by haare grootte en bepaalinge of fituatie gedecifereert, dog opeene gantfch andere wvze, als by de Inleydinge fub L. ten opzigte van de bepaalinge der aldaar gemelde Parcelen is gefchiedc. Om welk een en ander men dan ook uyt dat Boekjen niet zien kan, of het Goed, tot Didam gelegen, en des Befienders Bouwinge, aldaar gemeldt, zyn een en den zeiven, of twee byzondere Bouwhoven, veel weiniger of die, 't zydan beyde of een van beyden, een en het zelve met den Hof tot Holthuyzen of Laakhuyzens Hofftede zyn , of niet, gelyk ook niet, of de aldaar gedenombreerde Parcelen en die fub L. een en dezelve Parcelen zyn of niet zyn. Maar pofito dat niet alleen dit Boekjen al was een egat en irrepróchabil Document, waar voor , en by gevolge ook voor een formel cataftrum bonorum , den Impetrant het zelve dog abfolute wil doen doorgaan, en zig anderftnts ook van dat zelve nooit te Hove pro Documento zoude hebben bedient gehadt, Maar dat zelfs ook het Goed tot Didam, aldaar generali yocabulo genoemt, ofte des Bezienders Bouwinge, was den Hof tot Holthuyzen of Laakhuyzens Hofftede zelvs, ende de Parcelen aldaar gedenombreert, ook al waren die zelve, in welke fub L. de Inleydinge gedaan is , zoo als den Imptr; insgelyks pofitive wil, dat het zyn zal; Zoo zoude dat Boekjen fub N. al evenswei nog niet konnen voor een Cataftrum Bonorum Allodialium, maar voor een Ca-tajlrum bonorum feudalium, moeten palferen: Doordien het zelve niet alleen in fronte den naam van «en  ende ADVERTISSEMENTEN. 3f7 een Lehen-Boek voert, maar ook-in het vervolg agter het voorgemelde Denombrement verfcheidene aclens van LehnInveftiture contineert, en nergens iets van Allodiale Goederen vermeldt; En zoude by gevolge dan ook door dat Boekjen wel de Feudaliteit, maar geenfints eene Allodialiteit van de meergemelde Parcelen, konnen wordtn bewezen: Qiwniam res feitdalis prcefumitur fi in Cataftro bonorum feudalium fit regiflrata. Jic rem effe feudalem prcefumptionibus (f conjecluris probari poteft. Menoch. lib. 3. prcefumpt. 91. n. 39 ^5*- 't Welk ook wel zal geweeft zyn de reden, waarom de Gedaagde ter Griffie van deri Hove eene Copye Authenticq van dit Boekjen heeft zien magtig te worden, en die zelve fiub num. 3. agter zyne Antwoordt geappliceert, uyt vreeze mogetyk, dat den Impetrant, het Origineel niet by de Juftificatie gevoegt hebbende, het zelve ook van de Replicque te rugge houden mogte. Wy vinden in het vervolg van dat zelve Boekjen ©ok wel de verbo ad verbum gefchreven of gecopieert te ftaan twee Aclens van Inveftiture, door Gysbert Stryck, als Man en Momboir van Mechteld Momme, en in die qualiteit Lehn-Heer, beyde in den Jaare 1529 verleent, By welker eene hy Henric Tentink heeft belehnt meteenen Camp Lants, gelegen in den Kerfpel van Didam, geheeten Momme-kamp, in Loolre-broek gelegen, en ook met dat kleyne Momme-Kempken ook ald.ar gelegen, en zulks als een Lehn ten Vyfmarkfchen Reghte , En by welker andere dezelve insgelyks ten Vyfmarkfchen Reghte , Jan Haefken belehnt heeft, met den flag Landes, geheeten dat Byfchlag of Biefeslagh, zoo dat gelegen is in Loolre-Broek, met torf und twyge, water und weyde, aan beyde zyden naaft Erve van Henric Tentink, met welk Byfchlagh, hy ook daarna in den Jaare 1533. GerCcc 2 rit  388 CONSULTATIEN, ADVYSEN rit ten Haeff, moogelyk Zoon van gemelden Jan Haefken, by eenen derden daar op volgenden Lehn Brief heeft betehnt; Zoo dat dien Gysbert Stryk aldaar aU, ntmint wtórit Mechteld Momme, dominus feudi bekent ftaat, ten aaozion van twee afzonderlyke Lehnen , het eene Moinme-Kamp met het kleyne Momrac-Kempken, en het andere het Biefcnflagh genaamt, beyde gelegen in het Lohler-Broek , en by gevolge in het Boerfchap Lohel of Looi, in 't welk het Jonkeren Huys Looi of Lohel is gelegen, en 't welk onder de gefarneritlyke Boerfchappen des Kerfpels Didam, een feparaat Boerfchap is, en van het daar naaft gelegen Boerfchap Holthuyzen , in 't welk den Hof tot Holthuyzen of Laakhuyzen Hofftede gelegen is, is onderfcheiden. Ten aanzien van welken Hof tot Holthuyzen, cum appertinentiis, dien zei ven Gysbert Stryck egter nooyt Dominus feudi, maaralleen Vafallus, is geweeft: Als zynde daar mede fub num. i. na doode van Gooffen Momme, in den voorgemelcen Jaare 152;- belehnt geworden ter Camere van Lehnen van de Praabsdye van Emmerik, welke derhalven in dien opzigte zynen Lehn-Heer is geweeft. Maar konnen wy uyt het meergemelde Boekjen al immer zoo min, ten aanzien van den Momme-Kamp, met het kleyne Momme-Kempken, als ten aanzien van het Biefenflag zien, dat het zelve een onderhoorig Parceel van den Hof tot Holthuyzen of Laakhuyzens Hofftede zoude wezen : Doordien een in Lohler Broek gelegen ftuk Goeds, 't welk een feparaat Lehn is, en over 't welk Gysbert Stryck zelfs Lehn Heer was , onmoogelyk konde wezen eene appertinentie van eene andere, met al haar toebehooreninhetBoerfchap Holthuyzen gelegene, en insgelykseen byzondereLehn wezende Hofftede, over welke den zeiven maar alleen Vafal was: Nemo enim ejusdem feudi fimul poteft effe Dominus ac Vafallus : Quia feudalitas eft fpecies queedam fervitutis. Nemini au-  ende ADVERTISSEM ENTEN. 389 autem res propria fervit. Menoch. lib. 3. prafumpt. 91. n. 2. Gail. 2. obf. 69. n. 4. Ter oorzaake van welke redenen den Impetrant zig dan ook op verfcheidene plaatfen van de Replicque zeer verre koomt te abuferen , wanneer hy uyt hec Lehn-Boekjen fub N., by collatie van het zelve, met het denombrement van die onder Laakhuyzens Hofftede gehoorende Parcelen, door hem by de Acte van Inleydinge fub L. gedaan, telkens tracht te infereren, dat van die zelve maar alleen den Momme-Kamp met hec kleyne Momme-Kempken Lehenpligtig, en alle de andere Allodiaal, zou Jen wezen: Want, behalven dat het zelve Lehn-Boekjen nergens van eenig Goedt of Parceel zegt, dat het zelve Allodia .1 zyn zoude , maar in tegendeel van -wel vier of vyf byzondere Lehnen, hoewel ten opzigte van de laatfte vry wat confus, koomt te fpreeken; Zoo kan het ook geene de allerminlle confequentie geven, te willen zeggen: Den Mome-Kamp is met het kleine Momme-Kempken, volgens het Lehn Boekjen , fub N. feudal. Ergo zyn alle de andere Parceelen, in welke fub L. de Immiffie gedaan is, Allodiaal. Daar en boven zoo vinden wy zelfs ook nog fub ditt. lit. L. al immer zoo min , dat den Impetrant zig in den Mome-Kamp en het kleyne Momme-Kempken, als dat hy zig mede in het Biefenflagh , zoude hebben laaten immitteren: Want, of fchoon hy fub L. wel mede in den Bonnen of Monnen-Akker, van ongeveer drie Schepel gezaays groot, als in een tweede Parceel van de geene, die onder Laakhuyzens Hofftede gehooren, is ingeleydet geworden; Zoo kan 'er zig egter nooyt eenigerhande apparentie opdoen, dat den Bonnen of Monnen-Akker, van niet meer als drie Schepels gezaay groot, gehorende onder Laakhuyzens Hofftede, in Holthuyzen gelegen en aan de Praabsdye tot C c c 3 £m-  39o CONSULT A TIEN , ADVYSEN Emmerik Lehnroerig, een en het zelve zoude wezen met den Mome-Kamp en het kleyne Momme-Kempken, inLohler Broek gelegen en als een feparaat Lehen aan Gysbert Stryck, nomine uxoris, Lehnpligtig. . Hoewel het in dezen eygentlyk ook evenveel is, of de Parcelen, by de Verticheniiie van Landeryen fub num. x. by haare groote en telle quelle fituatie gemelde, en die, welke by het Lehnboekjen fub N. en het in principio van dien ftaande denombrement, insgelyks by haare groote en fituatie gementioneert, ende die geene, die by de Inleydinge fub L. by haare naamen, groote en bepaalinge ten Ooften , Zuyden , Weften en Noorden genoemt zyn, een en dezelve Parcelen zyn , of niet: Dewyl dog niet alleen de Gedaagde zegt, maar zelfs ook de Impetrant confelfeert, dat de Parcelen, in welke die Inleydinge gefchiedt is, onder Laakhuyzens Hofftede gehooren en worden gebruykt. En by gevolge ook die zelve Parcelen zyn onderhorigheden of Pertinentia van die zelve Lehn Hofftede, en overzulks ook met zyn Allodiaal, nogte onder de Teftamentaire Dispofitie van Dina Meynts begrepen, maar una cum ipfa ifta villa zyn Feudaal, En by verdere confequentie ook niet zyi ex Teftamento gedevolveert op dièr Teftatrices jongften Broeder, den Impetrant in dezen. Maar ab Inteftato zyn verftorven , en na Lehn-Regten vervallen op derzelver oudften Broeder Theodorus Meynts, Welke oók met dat Erve cum fuis Appertinentiis al op den 25 Maart 1727. is belehnt geweeft, en dat zelve, uyt kragte van daar by in curia feudali verkregen confent ad alienandum, op den 1 May des zeiven Jaars heeft Verkoft aan den Gedaagden in dezen, die met het zelve ook daarna op den 25 December 1732. in curia Domini werkelyk is belehnt ge-' worden, uytwyzens de Documenten fub num. 1. 5. êr'r*' quoad  ende A D VERTISS EMENTEN. 391 quoad fatt-a , en quoad jus de leere van Sande ad conf. Feud. Gelr. tratt. 1. tit. 3. cap 1. §. 2. £f 4. y^s. §. i9. K. 4 5. Weshalven het 'er in dezen ook niet op aankoomen kan, wat voor approbatie diens Teftaments , en afftandt van alle regt, actie en pratenfie, tot en op dc Nalatenfchap van Dina Meynts, en derzelver in Gelderlant gelegene ongereede Goederen, en in fpecie de Laakhuyzens Hofftede en daar onder gehoorende Landeryen , voorts belofte van guarantie dies aangaande, Theodorus Meynts daarna op den 13 December 1729. en aldus byna drie Jaaren, na. dat hy door zyne geconftitueerde Lehnmagtigers, by den Lehn-Heer al werkelyke Inveftiture, en te gelyk mede confenfum ad alienandum, hadde laaten uytwerken, en zelfs over de derde-half Jaar na dato, dat hy die Hofftede al aan den Gedaagden verkofc hadde, ten behoeve van den Impetrant by eene Notariale Acte fub lit. H. agter de Juftificatie geappliceert, binnen Amfterdam heeft gedaan, en wat Sententie den Impetrant daarna op den 8 O&ober 1738. fub J. voor den Gerigte der Stadt Utrecht, tegens den zei ven ten fine van nakoominge van zoo eene gedaane belofte, heeft geobtineert: Doordien dog zoodaane ratihabitie , renuntiatie en belofte , 't zy dan gratis of tegen gebeur gefchiet, door dien doenmaligen Vafal niet is gedaan met des Lehn-Heers confent of approbatie , en gevolglyk nooyt eenige influentie heeft konnen hebben op dat Lehngoed zelfs, of een van alle de onderhoorige Parcelen van dien, veel weyniger de nature daar van heeft konnen veranderen, ofte die zelve van Feudaal tot Allodiaal doen worden; Maar den Impetrant, doordien zynen ouderen Broeder, op die wyze bedroogen wezende, uyt kragte van dat Inftrument fub H. en die daar op gevolgde Sententie fub J. niets anders, als iets meer perfoneels, overig heeft, om namentlyk zyn daar door verkregen perfoneel regt , tegen dien Bedrieger, of alnu deszelfs Erfgenamen, te konnen profecmeren daar en zoo zulks zal behooren. Var-  392 CONSULTATIEN, ADVYSEN. Vorders hebben wy ook het Atteft van den Droflaart der Heerlykheid Didam , fub lit. P. ter Replicque geappliceert, met die daar toe geallegeerde Ordonnantie op het in het Graaffchap Zutphen houden van een goet Prothocol en Regifter art. 8. niet als bewys van Allodialiteit der gelibelleerde Parcelen, konnen aanmerken: Alzoo dat Atteft, zynde van den 29. Augufty 1749., alleenlyk vermeldt, dat het Erve en Goedt Laakhuyzens Hofftede, maar geenzints mede, dat den Hof tot Holthuyzen, op de aldaar ervintlyke Lehn-Regifters niet is geëxprimeert ofte te vinden, En nogtans den ouden of eygentlyke naam van dat Erve niet is Laakhuyzens Hofftede, welken naam het zelve allereerft in laatere tyden by geval heeft verkregen, na derzelver Lehndragers en Bezitters, van welke 'er vier fuccesfivelyk hebben Laakhuyzen geheeten; Maar den regten naam van dat Goedt, is den Hof tot Holthuyzen , zoo als uyt de fucceffive Belehningen fub num. 1. ff 4. ter Antwoort, en daar onder ook die van Dina Meynts zelve, is te zien. . Waar van , in cas den Impetrant al mogte in den beginne zyn onkundig geweeft; Zoo heeft hy egter, voor dato dat hy van dien Officier een Atteft geëyfcht heeft, zulks konnen weeten uyt des Gedaagdes Antwoord , welke , uytwyzens derzelver Exhibitum ende de Prothocolaria van den 15. des zeiven Maands Augufty, al veertien daagen voor dato van 't verleenen diens Attcfts, is in judicio geëxhibeert geweeft, En heeft gevolglyk den Impetrant dies aangaande zig zelf* te imputeren, dat hy aan dien Officier, die te gelyk ook Landtfchryver is, niet den ouden en regten naam van dat Erve heeft opgegeven , maar den zeiven heeft doen zoeken na eenen anderen en nieuwen naam, die op dat Regifter nog niet bekendt is. Of  ende ADVERTÏSSEMENTEN. 393 Of in cas al de Praabft van Emmerik verzuymt hebben mogte, den inhoud van den gemelden 8. Artykel te doen nakoomen , door geen Regifter, van zyne in de Heerlykheid Didam gelegene Lehnen , te hebben laaten overzenden ; Zoo zouden egter die Lehngoederen daar door nog geenzints van nature verandert of Allodiaal geworden wezen: Doordien de gemelde Ordonnantie of Reglement nergens zoo eene pcenaliteit op zulk een verzuym koomt te ftellen. Maar in tegendeel zelfs in fine ejusdem art. 8. ten dien opzigte zegt, dat zulks geen voordeel of fchaade aan de Lehn-Heeren ofte Vafallen en Eygenaren der Goederen, in het een ofte ander geven, nogte eenige veranderinge omtrent de nature van de Goederen toebrengen zal. Eyndelyk hebben wy ook de Aótens , door Theodorus Meynts en deszelfs Volmagtigers, ten aanzien van den Hof tot Holthuyzen of Laakhuyzens Hofftede, op vyf of zes byzondere tyden ten Landregte, en aldus coram Ordinario atque extra curiam Domini ff abfientibus paribus gepalTeert, geenzints voor een bewys van allodialiteit, maar alleen voor eene adminiculerende reden tot eene totale compenfatie der Proces-koften, konnen aanneemen; Hebbende die A&ens beftaan hier inne: i. Dat Theodorus Meynts op den 22. Maart 1/27. voor den Landgerigte des Scholt-Ampts Zutphen heeft gepasfeert Volmagt op Doctor Jooft Solner en Theodorus Christiaans, conjuntlim ff divifim, ten eynde om te compareren, voor den Landgerigte der Heerlykheid Didam, en aldaar te doen Immiffie en Apprehenfie van poffeffie van het Erve en Lehngoed Holthuyzen, aan de Praabsdye tot Emmerik Lehnroerig, en door doode van zyne Zufter, Dina Meints, op hem vererret en verftorven, voorts dat Goed te verkoopen, en van het zelve Opdragt te doen, &c. als met meerderen te zien is fiub num. 9. agter de Antwoord. II. Deel. Ddd 2. Dat,  394 CONSULTATIEN, ADVYSEN 2. Dat, na dat hy fub num. i. op den 25. diens zeiven Maands niet alleen met dit Goed belehnt was, maar ook des Lehn-Heers confent ad alienandum verkregen hadde, die twee Volmagtigers op den 26 diens Maants voor den Didamfchen Gerigte zyn gecompareert, en zig aldaar, uyt kragte van die zelve Volmagt, hebben laaten immitteren in zeeker Erve of Goed, onder Didam tot Holthuyzen gelegen , aan de Praabsdye tot Emmerik Lehnroerig, door Dina Meints naargelaaten, en op haarlieder Principaal, als derzelver oudften Broeder, jure fucceffionis ab Inteftato, naar Lehnregte gedevolveert, en met het welke den zeiven ook op den 25 diens Maants was belehn£, uti fub K. ter Juftificatie. 3. Dat, nadat hy Tlieodorus Meints, fub num. 7. dit Erve en Lehngoed, met vermeldinge nogtans niet alleen, dat het zelve aan de Praabsdye tot Emmerik Lehnroerig is , maar ook, dat hy Lehn-heerlyk confent ad alienandum hadde verkregen , op den 1. May deszelven Jaars 1727. aan den Gedaagden verkogt hadde, Doélor JooftZolner, op den 28 May des daar aan volgenden Jaars 1728. uyt hoofde van dezelve Volmagt coram eedem judicio is gecompareert, en aldaar by handtaftinge verklaart heeft, vermogens confent van den Lehn-Heer aan den Gedaagden verkogt te hebben, en overzulks aan denzelven te tranfporteren, op en over te draagen, zyns Principaals Erve en Lehngoet, tot Holthuyzen in de Heerlykheid Didam gelegen en aan de Praabsdye tot Emmerik Lehnpligtig, met alle ap en dependentiën van dien, gelyk fub lit. E. ac num. 8. met meerderen is te vinden. 4. Dat des niet tegenftaande des Gedaagdes Broeder, Theodorus Chriftiaans, insgelyks uyt hoofde van de meergemelde Volmagt, nog tot twee maaien toe in den Jaare 1730. en aldus ongeveer drie Jaaren na dato van den Verkoop fub num. 7., en over de twee Jaaren na het Landregtelyk Tranfport fub num. 8. five lit. E., coram eodem judicio is erfchanen, en aldaar ten behoeve van den Verkoper, Theodorus Meints- eerft op den z6. January hetft gedaan, In- ley-  ende ADVERTIS SE MEKTEN. 395 leydinge in het Erve en Goed Holthuyzen of Laakhuyzens Hofftede, en daarna op den 7. Juny die zyne Inleydinge aldaer heeft koornen inhaereren, en tot verder vervolg van die zelve, vermits daar tegens geene Uytleydinge gefchied .was, heeft verzogt en gebooden de terite, tweede en derde Ruymingen, uti fub F. En 5. Dat diezelve Theodorus Chriftiaans, apparent dien zynen voor deszelfs Broeder, als Kooper, zoo contradict oren handel ex poft willende remediëren, byna twee Jaaren daarna op den io. April 1732. wederom voor het zelve Landtgerigte is gecompareert, en vi ejusdem mandati vooraf heeft geinhtereerc zoodanen Lantregtelyk Tranfport, als zyn Prin- ■ cipaal op den 28. May 1728. en aldus byna vier Jaaren van te voren, fub lit. E. five num. 8. door zynen Volmagtiger, Doctor 'Jooft Zolner, aan den Gedaagden hadde laaten doen , en vervolgens by handtaftinge alnog heeft bekent en verklaart , vermogens confent van den Lehn-Heer aan den Gedaagden verkogt te hebben, en overzulks aan denzelven te cederen, op en over te draagen, zyns Principaals Erve en Lehngoed tot Holthuyzen met alle ap en dependentiën van dien, in de Heerlykheid Didam gelegen en aan de Praabsdye tot Emmerik Lehnroerig, als met meerderen, G. Door alle welke door en op ordre van den Verkooper Theodorus Meints (tegens welken de Impetrant anderfins deze Procedure zoude hebben moeten voeren, dog in wiens fchoenen de Gedaagde, door zynen met den zeiven ingegaenen Koop, vrywillig is gaan ftaan, en zig fiub num. 1. in December 1732. ook van dat fiub num. 8. five E. door Doctor Zolner qqa. aan hem gedaan Landregtelyk Tranfport, 1 ter Camere van Lehnen bedient heeft) van tyd tot tyd ten Landregte gepaffeerde Aflens , offchoon wel de Laakhuyzens Hofftede , nogte ook eenig onderhoorig Parceei van dien, niet van nature heeft konnen veranderen, ofte van Lehn tot Allodiaal Goed worden: Doordien zulks niet gefchieden kan, zonder dat de LehnDdd 2 Heer  396 CONSULTATIEN, ADVYSEN Heer expreffe ac folenni modo zynen Vafal den Lehnpligt kwytfcheld, hem van den Lehn-eedt ontflaat, en het Lehngoed vry verklaart, En overzulks ook alle die Landregtelyke en ten deele malkanderen contrarierende A6lens zyn geweeft atlus plane inu* tiles , ac folummodo abundantes cautelce, quce, Heet quidem non noceant, attamen omni virtute aliquid operandi carent. Invoegen dat de Gedaagde aan beyde die ten Landregte aan hem gedaane Tranfporten, al immer zoo weynig hadde, als of geen een van beyden ooyt gefchiedc was: Dewyl geen Lehngoed met eenig effect, kan ten Land of Stadtregte worden getranfporteert, maar zulks moet gefchieden ten Lehnregte, id eft in Curia Domini, alwaar het, om het Dominium utile a venditore in emptorem te doen overgaan , genoeg is, ut Vafallus venditor defeudetur, inque ipftus locum emptorrurfus ut novus vafallus infeudetur; Zoo zyn egter dusdane fucceffive Lantrègtelyke handelingen, vergeleeken wordende met den gedaanen Verkoop en allereerft over de zeftehalf Jaar na dato van den zelven verzogte Belehninge, volkomen in ftaat geweeft, om in den Impetrant te verwekken eene fufpicie of ergwaan , als of 'er onder dat werk 't een of 't ander fchuylt, en daar aan hapert, En dus doende aan den zelven te verfchaffen anfam disfutandi, atque ad minimum fpem compenfationis expenfarum. Want, offchoon wel die Attens, gelyk ook de KoopCedulle, den Lehnpligt des verkoften Goedes geenzints verzwygen, maar daar van , gelyk ook van het Lehn-confent ad alienandum, expreffe meldinge doen ; k Zoo konde egter dat werk, in zynen zamenhang aangemerkt wordende, niet wel manqueren, dusdanen vermoeden te cauferen: Eensdeels, om dat van een Lehngoed nooyt een Transport ten Landregte kan nodig of van eenig nut wezen, wan-  ende ADVERTISSEMENTEN. 39? Wanneer 'er niet by het zelve gelegt is en uyt dien hoofde daar onder mede gebouwt ofte gebruykt word, het een of 't ander parceel dat allodiaal is en daaromme ten Lehnregte niet getranfporteert worden kan. Andersdeels, om dat, wanneer dit zelve Erve al niet feudaal maar allodiaal was; alsdan evenswei nog nimmermeer zoude konnen noodig zyn, dat van een en het zelve Goed, door een en den zelven Verkooper, aan een en den zelven Kooper , voor een en het zelve Gerigte twee byzondere Tranfporten in eene en dezelve bewoordigen, op twee diverfe tyden, over de twee Jaaren van malkanderen verfchillende, wierden gedaan, zoo als egter in dezen is gefchied, fub Lit. E. Jive Num. 3. rjf G. Voor een derde, om dat beyde die Tranfporten gedaan zyn door Volmagtigers, die fub num. 9. ten Landregte geconItitueert waren , door Theodorus Meints alleen, en zonder toedoen van zyne Vrouw Jacomina van den Eynde, welke egter doenmaals in leven geweeft is, en nog op den 1. May daar aan volgende de Koop-Cedulle fub num. 7. zoo wel als hy zelfs, heeft helpen onderteekenen, Daar nogtans, offchoon wel eenen Vafal alleen, en buyten toedoen van zyne Vrouw , eene Lehn-Volmagt ad alienandum fua bona feudalia , voor een paar Lehn-Mannen valide kan pafferen: Om dat des Vafals Vrouw niet mede is, fub fide aut clientela Domini feudi, ende de ftatutaire communie van Goederen tuffchen Man en Vroutr ook volgen* het Lantr. des Graaffch. Zutph. tit. 16. art. 3. , omtrent Lehngoederen geen plaats heeft; Egter eenen Man, zelfs ad alienandum immobilia allodialia, geene dugtige Volmagt palfeeren kan, zonder toedoen van zyne Vrouw : Doordien volgens dat zelve Landregt tit. 18. art. 11. Man en Vrouw de een buyten de andere geen ongereed Goed konnen alïeneren ofte bezwaaren, en zulks evenwel doende, dat zelve is nul, kragteJoos en van onweerde. Ddd 3 Ten  39* CONSULTATTEN, ADVYSEN Ten vierden, om dat de Volmagtigers fub ditt. num. 9. geconftitueert, uyt kragte van die Landregtelyke Volmagt geen van beyde hebben magt gehad, om dat daar by fpecialyk gementioneerde Lehngoed te konnen tranfporteren, Maar daar toe gerequireert word eene Volmagt ten Lehnregte, Jive coram paribus curies gepaffeert. En voor een vyfde, om dat, in cas een Contracf. van Verkoop en Koop van een Immobil Goed wel en wettig is ingegaan; alsdan den Verkooper niet behoord, nog ongeveer drie Jaaren na dato van dien Verkoop, tot zynen eygenen behoeve, zig in het verkofte Goed te laaten immitteren, en na verloop van den termyn tot het daar tegen doen van Oppofitie, die zyne Immiffie met drie Ruymingcn tedoen vervolgen, Gelyk nogtans den Verkoper Theodorus Meints op den 2.6. January en 7. Juny des Jaars 1730. uytwyzens het Document fub lit. F. heeft gedaan, zelfs met verzwyginge, van dat hy reeds al op den 1. May 1727. fub num. 7. dat Goed aan den Gedaagden hadde verkoft. Hoedaane wyze van doen ook zelfs aan den Impetrant heeft gelegentheid verfchaft, om niet alleen te prasfumeren, maar ook by zyne Replicque, hoewel zonder eenig bewys, te poferen, als of de Gedaagde en zyn Verkooper de KoopCedulle fub num. 7. zouden hebben geantidateert. By al 't welke dan ook nog koomt voor een zesde, dat de Gedaagde, als Kooper, allereerft over de derdehalf Jaar , na dat alle de voorfchr. Landregtelyke Acfens gepalTeert waren, en over de zesdehalf Jaar, ha dato van het ingaan van zynen Koop, fub num. 7., op den 17. Decemb. des Jaars 1732. fub. num. 1. ter Camere van Lehnen door eenen LehnVolmagtiger heeft laaten verzoeken Belehninge met dat gekofte Lehngoed cum appertinentiis, en daar van op den 29. diens zelven Maands de Brieven van Inveftiture heeft ontvangen , Eri  inde ADVERrTISSEMENTEN. 399 En dus ten dien opzigte is werkelyken Vafal geworden, zonder dat zelfs zynen Verkooper Theodorus Meints, welken fub ditt. num. i. al van den 25. Maart 1727. aften dien zeiven opzigte was Vafal geweeft, nog ware gedefeudeert of van den Lehnpligt ontflagen, ofte ook immermeer in Perfone of door eenigen Lehn-Volmagtiger die defeudatie hadde verzogt; Zoo dat die Lehn-Heer , door de Infeudatie van dien Kooper, zonder den Verkooper te defeuderen , ten aanzien van een en het zelve Lehngoed, te gelyk twee Vafellen in plaatfe van één kwame te hebben. Ende de Gedaagde aan den zelven eenen zoo facilen LehnHeer kwame aan te treffen, dat alle andere Lehn-Heeren en Vafallen zig over den zelven wel moogen verwonderen. En, of wel dit alles niet tot bewys van allodialiteit van die fub L. door den Impetrant by Immiffie befprookene Parcelen , kan verftrekken, waar op het nogtans in dezen unice aankoomt; Zoo hebben egter de meriten van alle die aan des Gedaagdes zyde ten Landregte gepaffeerde Acfens, en het geene daar toe relatyf is, ende de Documenten, daar over geappliceert , de Procedure gantfch merkelyk doen geëxtendeert worden, Gelyk zulks ook meede gedaan hebben de menigvuldige irrelevante critiques, door den Gedaagden over de Copyen des Teftaments van Dina Meints gemaakt. Weshalven wy dan ook nog des te minder reden hebben konnen vinden, om den Impetrant, offchoon in dezen by gebrek van het noodige bewys fuccum'beren moetende, in de koften of eenig gedeelte van dezelve te condemnéren; Hoewel wy buyten zulks ook niet konnen zien , dat de Gedaagde by deeze compenfatio omnium expenfarum veel verHeft; Al-  4oo CONSULTATIEN, ADVYSEN. Alzoo hy dog alhier geen verhaal kan hebben aan eene Tegenparthye, die buyten deeze Provintie woonagtig, en in die zelve neque mobilium neque immobilium pojfefor is: Doordien wy by de Prethocollaria van den 18. November 1745. bevinden, dat dezen Amfterdamfchen MeefterKleermaaker, in termino exhibitionis van zyne Juftificatie heeft ver. klaart, geene ongereede Goederen alhier te pofïïderen ook geene Perfonele Borgen te hebben konnen vinden, en'daarom pro litis expen/is juratoire cautie heeft geoffereert. XXIII. Advys over het Erfhuis-recht 9 met den aankleven van dien. CASUS POSITIE. Johan Tempel, voor eenigen tyd geleden van de Caap dc Goede Hoop gerepatrieert zynde, heeft zyn woonplaats in den Jaare 1733. genomen binnen Zutphen. En aldaar den 1^. Novemb. des zelven Jaars een Teftament gemaakt. Waar by tot univerfele Erfgenamen heeft geinflitueert gehad die vier Kinderen van Jan Hendrick Aghtienhooven, by Maria Schryvers Ehelyk verwekt, als met namen , Paulus, Hendrina, Ja cola, Maria. En daar en boven tot Executeurs van zyn Teftament aangefteld Jan Gyjfen, fub A. Hier op is het gebeurt, dat de Teftateur, Jan TempeUkortna zyn gemaakte Teftament, overleden zynde, Dr u •Executeur teftamentair, om zyn recht van executeurfchap met effect te kunnen exerceren, en om de pos. feffie  ende ADVERTISSEMENTEN. 401 {ëffie van den gehelen Boedel te erlangen , zig in het Erf en Sterfhuis van den Overledenen, op den 18. des gezeyden Maants November heeft doen immitteren. En uit dien hoofde niet alleen den Overledenen doen begraven , maar ook zig werkelyk in de poffeffie van alle, die in den Erfhuyz-e voor handen zynde, gerede Goederen heeft gefield, fub B. Hier op is het gebeurt, dat de Heeren van de Magiftraat der Stad Zutphen, op den 27. November dito Jaars voorfchr. by Refolutie hebben verftaan: Dat die alhier van den Overledenen voor handen zynde Goederen zouden worden geinventarifeert, ter Cantzellerie gefequeftreert, en onder die fequeftratie verblyven, ter tydt en wylen zoude gebleken, en by Haar Ed: en Achtb. erkent zyn, welke de regte en naafte Erfgenamen zouden wezen. Dat ten dien eynde die nodige AdvertifTementen in die Couranten zouden worden gedaan, met pra?fixie daar by van een termyn van zes Maanden, binnen welke de Erfgenamen haar met hunne bewyzen en befcheyden hier ter Cantzellerie zouden hebben aan te geven. Ten eynde dezelve gezien en NB. parthyen gehoord, over de extraditie der gemelde nalatenfchap zoude konnen worden erk?nt, zoo en ah bevonden zoude worden te behoren, fub C. Den Executeur teftamentair Jan Gyfen in zyne qualiteit, en Dr. jfooft Schomaker, namens eenen \Jan Theodoor Agktienhoven, fuflinerende uit hoofde van voorfchr. Teftament, dat zyne kinderen de Erfgenamen van den Teftateur waren, prasfenteren te zamen een Requeft aan de Magiftraat der Stad Zutphen, verzoekende daar by, dat de Goederen onder den Executeur mogten verblyven, dog de Heeren van de Magiftraat zyn tot hier en toe by haare Refolutie verbleven, fub D. Hier op is het nu gebeurt, dat Dr. J. Schomaker, namens //. Deel. Eee Jan  402 CONSULTATIEN, ADVYSEN Jan Theodoor Aghtienhoven, a's Vader en wettige Voogt zyner vier Kinderen, by Maria Dorothea Coesvelt Ehelyk geprocreëert, In abftracto buyten kenniffe des Executeurs op den 6. December 1733. zig by Requefte aan de Magiftraat heeft geaddreffeert en verzogt, dat vermits zyns Principalen vier onmundige Kinderen niet alleen ex Teftamento , maar ook ah inteftato de naafte Erf gen. van, den Overledenen waar en, dat aan hem prced. qual. die gefequeftreerde Goederen onder borgtogt als daar by mogten uytgereykt worden. Waar op by Haar Ed. en Achtb. op den 16. Oétober 1733. is verftaan, dat de uytreykinge, als verzogt zoude worden gedaan, mits dat hy Dr. Schomaker ff. genoegzaame Cautie quame te ftellen, fub E. Ingevolge deeze Refolutie nu, heeft Dr. Jooft Schomaker prced. qual. op den 18. December 1733. na voorgaande Erfhuyzes verburginge, ten Erfhuyzes Regten zig doen immitteren, ten eynde om daar door die fummiere poffeffie van den gehelen nagelaten boedel te erlangen, fub F. Op welke Erfhuyzes Inleydinge en Erfhuyzes verburginge hem die gefequeftreerde Goederen zyn uytgereykt. Dit alles zoo tot hier toe gepaffëert zynde, zoo is het daar en boven gebeurt: Dat eenen Michael Tempel voor hem zelve, en Dr. Herm. Hafebroek Junior, Volm. van Johan Tempel, gebroederen van den Overleden Jan Tempel zyn Vader, en dus als Oomen Paternel, den zelven in dien derden graat als die naafte Erfgenaamen ab inteftato beftaande, op den 5. Mey 1734*. en dus intra terminum, by de Couranten (als voorfr.) gefteld, en funften ook binnen Jaar en dag in den Erf en Sterfhuyze van den Overledenen Jan Tempel, na voorgaande Erfhuyzes Verburginge, ingevolge het Stadrecht van Zutphen, tit. 6. §■ 1. 4 6? 5- ten Erfhuys-Rechte hebben doen immitteren, en daar van Dr. Schomaker qq. de nodige denuntiatie gedaan, fub G, Die  ende ADVERTISSEMENTEN. 403 Die cla n- tegens in dato den . . . Erfhuis uytleidinge heeft ondernomen , als in facie- waar is. De zaake tot hier en toe in ftaat zynde, ende den Executeur Jan Gyfen vernemende, dat deeze Erfgenamen zig luddcn opgedaan , en fuftinerende door die Conduite van Dr. Schomaker, merkelyk benadeelt te zyn in zyne qualiteit voorz. Ja dat niet anders konde verftaan worden , dan dat Do. Schomaker qq. die Refolutie van de Magiftraat fub ff obreptif verkregen hadde. Geeft tegens Dr. Schomaker , als die het Erfhuys verburgt hadde , Requefte van Citatie over, waar mede Michael Tempel en Dr. Herm. Hafebroek Junior qq. ratione intereffe haar kwamen te voegen. Concluderende daar by, dat hy fchuldig en gehouden zoude zyn, die by hem onder Burgtogt geligte Goederen wederom onder die fequeftratie te brengen , als uit de Requefte van Citatie confteert fub H. Ten dage dienende objicieert Do. Schomaker qq. die Exceptie van Renvoy aan die ordinaris Gerichtsbanke. Die zaake in exceptivis afgepleit zynde , zoo hebben haar Ed. en Achtb. by Decreet deeze procedure, by Requefte aangevangen , opgeheven en verftaan, dat de zaake, ten Erfhuys-regte ondernomen , na Stadregte zoude vervolgt worden , als blyken kan uit het decreet zelven fub I. Terwyl dat nu Dr. Schomaker qq. zig het eerfte in het Sterfhuys ten Erfhuysrechte hadde doen inmitterea. En Michael Tempel en Dr. Hermen Hafebroek, als VolraV van Johan Tempel het laatfte. En overzulks conform het Stadrecht van Zutph. tit. 6. §. 5. partes aStorum in dezen moeften foveren. Zoo hebben dan dezelve in dato den . .. gedient van Juftificatie van Erf huys-Inleydinge, fub K. p. Copiam. E e e 2 Waar  4o4 CONSULTATIEN, ADVYSEN Waar tegens Do. J. Schomaker qq. in dato den 18. Aug. 3734. heeft gedient van antwoord. En daar by geconcludeert. Dat by Sententie van Haar Ed. en Agtb. de fmpetr. procedure zal worden opgeheven, en die zelve overzulks in haren Eyfch en Conclufie verklaart, niet te zyn ontfankelyk nog gefundeert; Den Verw. daar van kolf en fchadeloos abfolverende, en dienvolgens by zyne gedecreteerde polfeffie maintinerende, cum exp. onder voorbehoudt nogtans , van der Impetranten gepraïtendeert regt ten principalen na Stadtregte te mogen deduceren en vervolgen fub L. QUjERITUR. L In getier e, of wel Dr. J, Schomaker, als Volm. van Jan Theodoor Agtienhooven, door zyne Conclufie, ten eindens van zyn Antwoord genomen, indireólé aan die Impetranten fchynt geöpponeert te hebben, de exceptie van informaliteyt, five eo modo, quo agis, male agis, vermits hy Concludeert tot calfatie en opheffinge der procedure, en uyt dien hoofde tot niet ontfankelykheid, onder referve, van haar regt ten principalen na Stadrechte te vervolgen, evenwel niet na regten moet verftaan worden, vermits zyne geimagineerde Exceptien niet nominatim heeft uitgedrukt, met de Impetr. ten Erfhuys-regte litem gecontefteert, en deze Erfhuis-zake ten principalen behandelt te hebben. II. In fpecie, fchoon of Dr. J. Schomaker qq. in dato den 6. December 1733. by Requefte extraditie van die gefequeftreerde Goederen onder Burgtogt heeft verzogt; En dat hem op den 16. dito. Maands Decemb. zyn verzoek is veraccordeert, mits dat hy genoegzame Cautie kwade te ftellen; En dat hy ter gevolge van die Refolutie zig in dato den 18. October 1733. na alvorens het Erfhuys na Stadrechte tit, 6. §. 5. te hebben verborgt, zig in het Sterfhuys heeft doen  ende ADVERTJSSEMENTEN. 405 doen immitteren, en uyt dien hoofde de gefequeftreerde Goederen geligtet, en zig daar van werkelyk in die poffeffie gefteld; Ja fchoon of de Heeren van de Magiftraat der Stadt Zutphen de zake tuffchen den Executeur Jan Gyffen, waar meede die Impetr: haar hebben gevoegt gehad, hebben opgeheven, en dus hem Dr. Schomaker, ten aanzien van den Exe. cuteur , tot nog in poffeffie gelaten; Of die Refolutie en daar op gevolgde reële apprehenfie ! van poffeffie der gefequeftreei de Goederen, met dat daar op gevolgde Decreet, van dat effect zyn: Dat het deeze Impetranten in cas van Erfhuys-Inleydinge, welke haare Inleydinge niet alleen hebben ondernomen binnen den termyn, by de Couranten gerteld , maar ook wel en voornamentiyk binnen den Termyn van Jaar en dag, by het Stadrecht van Zutph. tit. 5. §. 1. gepreeflgeert, niet waare gepermitteert, haar van het Erfhuys-recht te mogen bedienen, maar verpligt en gehouden geweeft petitione hareditatis, of zoo Dr. Schomaker het noemt, haar recht ten principalen na Stadrechten te deduceren en vervolgen ? Zoo neen, of zy Impetr. in cafu fubieüo ter contrarie niet welen te regte, na de ftatutaire Wet van de Stade Zutphen, en vervolgens de wetten, hierin Gelderland vigerende, ju~ i dicio univerfali ten Erfhuyzes rechte met Erfhuyzes-Inleydinge hebben geprocedeert, en ook vermogen te procédé. i ren , zonder verpligt of gehouden te zyn geweeft, met by. I zondere Actiën petitione hecreditatis haare vervallene Erffeniffe te zoeken ? Gezien en geëxamineert by ons Ondergefr. voorftaande < Cafus pofitie, met de daar inne aangehaalde bewyzen en documenten , voorts de vraagen, daar uit geformeert, Zouden wy, falvo faniori judicio, omtrent de eerfte van gevoelen en Advys zyn. E e © 3 Dat  4o6 CÖNSULTATIEN, ADVYSEN. Dat de Volm. van Jan Tkeodoor Aghtienhoven moet gehouden worden, met de Impetr. ten Erfhuys-rechten litem gecont.fleert, ende de in de Cafus pofitie vermelde Erfhuyszake ten principalen behandelt te hebben. Om redenen, dat het conflant is, en buyten eenige hacfitatie vaft ftaat, dat yemand, dewelke tegens een ander, gebruykende een behoorlyken ingang regtens, wil in oppofitie komen , den zelven maar met tweederley middelen te keer kan gaan, namentlyk , of met exceptien, of met andere middelen van defenfie ten principalen , en dus doende verpligt is, om litem, 't zy in exceptivis of ten principalen, met een Aanlr. te contefteren. Dat, zoo hy het eerfte verkieft, het niet min refoluit is, dat hy die exceptien ordentelyk moet proponeren, indien hy die als een objecT; van de Juftitie, en als iets , waar over decifie moet ergaan, eer en bevorens ten principalen in de zake voort kan geprocedeert worden, wil hebben geconfi* dereert. Zynde ten dien opzigte ten eenemaa! decifoir, het Stadrecht van Zutphen, tit. 14. art. 15. Stamerende: dat, wanneer dié Verwr. eenige exceptie declinatoir of ddatoir woude voorwenden, hy dat zal vu gen doen, eer hy ter principale zaeke regt antwoord geeft, of hy zal daar van verfteeken zyn, waar op ook eerft zal worden recht gedaan, alvorens in de zaake wyders te procederen. 't Welk, gelyk omtrent alle proceduiren zonder onderfcheid , met wat voor een Ingang-regtcns die zyn begonnen, ter geallegueerde plaats word geordonneert , zoo kan 'c zelve uit dien hoofde dan niet alleen applicabel gemaakt worden , op eene procedure ten Erfhuis-regte, maar vloevt dit ook genoegzaam van zelfs uyt den ii. art. van den 6 tit. deszelvigen Stadrechts, alwaar in het byzonder van het Erfhuis-regt word gehandek. Dewyl dien art. exprejfis verbis willende: dat, by aldien, in plaats van antwoord 3 eenige exceptien geopponeert worden, men  ende ADVERTISSEMENTEN. 407 men daar op eerft regt zal doen, eer dat men in die Principale zake zal voortvaar en, daar door notorie voor af koomt vaft te ftellen , dat die Exceptien moeten vverden genoemt en geöpponeert, en dat zonder 't zelve daar op geen regt kan li worden gedaan. Al het welke toegepaft wordende op de defenfie, zoo ji den Volm. van Jan Theodoor Aghtienhoven, tegens de vermelte gedaane Erfhuis-Inleydinge en de Juftifica ie van dien , heeft komen te gebruyken, zoo bevind zig, dat of wel den ; zelven fchynt te fuftineren , dat kwalyk en tc onregc alhier I by Erfhuys-Inleydinge is geprocedeert , terwyl den Aanl. i verpligt zou zyn , om thans zyn recht ten principalen , waar I door men niet anders kan verftaan, als zyn recht ten petij toiren na Stadrechten te vervolgen, en dat dus uit hoofde i van dien zoude hebben kunnen proponeren eene exceptie j van informaliteit, vel eo modo, quo agitis, male agitia, of ; diergelyke diïatoire, en uit die promillen eene Conclufie tot !j Admiflie van zoo eene Exceptie formeren ; eg:er den Volm. zelve geenfints heeft gedaan. Maar in tegendeel eene Conclufie genomen , dewelke, hoewel in eenige ongewoone termen, gelyk die zyn, welI ke tenderen tot ophevinge van deeze Erfhuys-procedure, ! zyn influerende, niet anders kan opgenomen worden, dan i als eene Conclufie ten principalen in deeze Erfhuys-proce- dure, want, terwyl den Verw. zelfs niet eens geconcludeert ! heeft, dat den Aanlr., invoegen hy in cas van Erfhuys-In1 leydinge ageerde , zoude worden verklaard, niet te zyn ont- fankelyk , onder welk woord by zommige Gerichts banken , i malo tarnen more, is ingekropen, dat men alle diïatoire Ex: ceptien^ en byzonder die van informaliteit, kan begiypen, : hoewel t ook niet zwaar zou vallen, aan te toonen, dat j dit met de geallegeerde Articulen van het Stadtrecht van Zutphen, die egter de decifie in deezen moeten geeven, ! niet enkan beftaan , zoo kan voor eerft uit de omiffie, : om eenige Exceptien nominatim te proponeren, en om tot admiffie van dien, volgens de gewoone ftyl en maniere van pro-  4o8 CONSULTATIEN, ADVYSEN procederen , te contenderen , genoegzaam vaftgefteld worden, dat hier geene exceptive middelen zyn gebruykt, maar ten 'principalen Conclufie is genomen, en dus daar over lis is gecontefteert. Kennende wy, buyten de hier voorens gefielde tweeder. ley zoorte van Wapenen, waar van een Reus, om een Actor af te landen, zig kan bedienen, en die beltaan, of in exceptive middelen, of middelen van defenfie ten principalen, geen derde zoort; waar uyt per neceffiariam confequentiam koomt te volgen, dat een Reus, niet bevonden wordende die van de eerfte zoorte, te weten de Exceptien , gebruykt te hebben, als dan 'er niet anders kan overblyven , als die van de tweede zoorte , die de zaake ten principalen zyn concernerende. Ten tweeden, zoo kan deze litis Conteftatie ten principalen des te minder twyffeling fubjeól weezen, om dat den Volmr. van jan Theodoor Aghtienhooven de rubricque zyner Schrifture niet alleen niet qualificeert, als een antwoord in Exceptivis , maar fimpel als een antwoord, het geen dienthalven niet anders dan van een antwoord ten principalen kan opgenomen worden, maar zig zelfs, zoo in de Rubricque, als pajfim, in de antwoord zelve, als Ferm. en Oppofant NB. in cas van Erf huys recht, en niet als excipient, cn den Aanlr. als Impt. in *t zelve Cas, en geenzints als Geëxcipieerde, qualificeert en koomt te noemen. 't Geen met uytgedrukte woorden aantoond , dat den Volmr. van Jan Theodoor Aghtienhoven op de zaake ten principale ten Erfhuys-rechten zig heeft ingelaten, en dus daar over litem gecontefteert. Gelyk dan ook voor een derde, tot Confirmatie van het voorgaande, hier by koomt, dat de woorden in de Conclufie , dat de Implr. in haaren Eyfch en Conclufie zullen werden verklaard niet te zyn ontfankelyk, nogte gefundeert, den Verw. daar van (dat is van dien Eyfch) koji en fchadeloos ahfolvercnde , zodaane termen zyn , die gewoonlyk worden ge-  ende ADVERTISSEMENTEN. 409 geëmployecrt, om eene fuccumbe van eenen Aanïr. tea principalen uyt te werken. \ Geen dan ook de reden is, waarom zodaane expreifien in eene Sententie , die ten voordeele van eenen Verwr. gaat, wordende gevonden, 't zelve importeert eene abfolutie van den Verwr., non ab inftantia ff obfervatione judieii , fed a petitione eüoris, en dus heeft vim def 'nitivce volgens de leere van Corem obf. 26. n. 12. ff feqq. en Voet. ai tit. ff. de re jud. n. 5. 't Welk onmogclyk zoude kunnen plaats hebben, indien ten princip. len tuffchen parthyen, door het neemen van zoo eene Conclufie, niet wierdt gehouden gelitiscontefteert te zyn. En of wel den Verwr. eerft en vooral Concludeert tot ophevinge deezer Erfhuys-procedure , en overzulks tot niet ontiankelykheid van de Impetr. en daar uyt miffchien zal tragten te infereren, dat die verzogte ophevinge , alleen fteunence op zyne fuftenue , dat thans geene Erfhuys-procedure meer plaats zoude konnen hebben , en hy uyt dien hoofde wederom alleen contenderende tot niet ontfankelykheid, ook dezelve niet ontfankelykheid gebonden zoude zyn aan dat een eenige poincf, of 'er nog materie van eene Erfhuys-procedure in deezen voor handen , dan of niet an. ders, dan eene petitoire procedure , voor Impetr. overig is; Zoo kan dit alles , onzer eragtens, niet beletten, dat die Conclufie ten principalen niet is genomen, en over den Eyfch van Impetr. de lis niet is gecontefteert. Aangezien zoo een raifonnement wel zou aantonen, dat den Verwr:, om de Imptr. haar Eyfch ten pricipalen, by Juftificatie van Erfhuys-Inleydinge genomen, te doen ontzeggen dat eene middel van defenfie, beftaande in het voorgeroerde poinét, dat geene Erfhuys-procedure, na dat by de Refolutie van den 16. December 1733. fub E. by de Cafus pofitie aangehaalt, is verftaan, dat de gefequeftreerde Goederen van Johannes Tempel aan den Verwr. qq. zullen worden uytge- }I. Deel. Fff volgt,  4lo CONSULTATTEN, ADVYSEN volgt, mits {lellende genoegzaame Cautie, maar heeft gebruikt , dog geenzints dat dat middel ten principalen niet is geëmployeert. Waar van het contrarie uit de bewoordingen , die den Verwr: gebruykt, volgende, zoo ftaat het ook na onze opinie vaft, dat, offchoon den Verwr: het gededuceerde in vim dU latoriam hadde kunnen objicieren en daar uyt eene Exceptie proponeren; des niet tegenftaande, dewyl hy zulks niet heeft gedaan, maar liever het zelve als een middel van defenfie ten principalen heeft willen gebruyken, hy, 't zyop goede, *c zy op kwade gronden, litem ten principalen heeft gecontefteert. Zullende wel door de Heeren Richteren by het decideren dezer Erfhuys-procedure in behoorlyke Confideratie moeten werden genomen , namentlyk of en in hoe verre het zelve gebruykte middel van defenfie in ftaat zal zyn, om den eyfch van de Impetrant te doen vervallen. Edog heeft den Verwr: in allen gevalle , indien vermeent hadde , meer middelen van defenfie, om den Eyfch van de Impetrant ten principalen tegen te gaan, te hebben, zich zelfs te imputeren, dat zich daar van niet heeft bedient, en zoo zeer op dit eenigfte geëmployeerde middel heeft gefieert, dat alle andere vrywillig heeft genegligeert , 't geen wel kan effe£lueren , dat een Rigter op zodaane andere niec geallegueerde middelen in decidendo geen reguard kan neemen , dog geenzints van die uytwerkinge kan zyn, dat de decifie ten principalen daar door kan worden opgehouden. Aangezien die niet dependeert van de veelheid van de gebruykte middelen van defenfie, maar van de litis comeftatie ten principalen , welke door eene gedaane antwoord , en daar by genomens Conclufie ten principalen wordt gehouden gefchiedc te zyn, offchoon die Conclufie maar enkel uit een eenige reden is opgemaakt. By  ïnöe ADVERTISSEMENTEN. 411 By al 'c welke voor het laatfte nog accedeert, dat geene bedenkinge kan overblyven omtrent de litis conteflatie ten principalen, wanneer de volgende woorden in de Conclufie ■van den Verwr:, namentlyk, waar by hy Concludeert tot mamtenue by zyne zoo genoemde gedecreteerde poffeffie , na behoren worden geconfidereert. Doordien dezelve notorie de materie van de Zaake ten principalen, te weeten de poffeffie des Boedels, (gelyk ook daarom den Verwr. paffim en fpeciaal art. 5. (f 35. by zyn antwoord zegt, dat men hier verfeert in pofefferio fummario') in zig befluytende, en den Verwr:, die wei ten zynen faveure willende hebben gedecideert, ook moet lyden, dat daar over werde erkent, zo wel ten reguarde van de Impetr. als van hem zelfs, na mate dat de Heeren Rigteren de redenen voor ieders fuftenue, omtrent de poffeffie des Erfhuys militerende, gefundeert of ongefundeert zullen vinden. II. Belangende de tweede aan ons geproponeerde Vrage, zouden wy onder Correctie van opinie zyn, dat de Impetr, in cafu fubjeüo wel en te regte na te ftatutaire Wet van de Stadt Zutphen, en de wetten hier in Gelderlandt vigerende, judicio univerfali ten Erfhuys-rechte met Inleydinge hebben geprocedeert, en vermogen te procederen, zonder verplicht of gehouden te zyn geweeft, met eenige actiën ten petitoire haare vervallene Erffeniffe te zoeken. Om het welke wat nader aan te toonen, men het volgende tot beeter verftandt van dien nodig acht te prtemitteren, als voor eerft, dat het fubject van eene Erfhuys-procedure na onze ftatutaire wetten is een binnen Jaars verfterf, waar in yemand contradictie lydt; 't Geen niet alleen evident is, uit 't Landregt der 4. Bo* ven-Ampten des Nymeegfchen Quartiers, tit. 5. art. 6. van Thiel en Bommelre-weert tit. 28. art. 4. Landregt van Veluv/en> tit. 33. art. 1 Van de Graaffchap Zutphen, tit. 3. drL 3. Stadrecht van Arnh. art. 28., maar ook 't locaele Stadrecht Fff 2 yan  412 CONSULTATJEN, ADVYSEN van Zutphen, tit. 6. art. i., als ftatuerende met uitgedrukte woorden: Dat men een binnen Jaars verfterf met Erfhuys-recht, by aldien ymand daar in contradictie of oppofitie gefchiede, vorderen zal. Dat dit nog nader geëxpliceert wordt, in den zelven art. Stadrechtens , overeenkomftig mee voor geallegueerde Land en Stadrechten door de volgende woorden: dat zo. daans vorderinge moet gefichieden binnen jaar en dag na het Overlyden van den afgeftorvene, te weten binnen een jaar, zes weken, en drie dagen, en dat na verloop van dien tyd den Eyfcher van Erfhuysrecht zal verfteken zyn , voorbehoudens nogtans hem zyne Attie, ter plaatfe daar die Sterf goederen ge~ legen zyn , na Land en Stadrecht , of fiunfte na aard en natuure derzelver Goederen. Dat daar uyt koomt te refulteren , dat de natuure van eene Erfhuys-procedure aan de eene kant, conform ook de dispofitie van den 12. art. d. tit. 6. van 't Stadr. van Zutphen, is mere poffeffoir, wel gebonden door de wet aan een zekere bepaalde tyd, te weten van Jaar en dag, dog niet te min in die tyd altyd aan een Eyfcher vry ftaande te beginnen, zonder eerder, als na laps van het Jaar en dag, welkers verloop een detenteur van een Sterfhuys eerft maakt eenen gequalificeerden bezitter , die zonder behoorlyk Stad- of Landregt ten petitoiren uyt die zyne begroeyde polfeflie niet kan gefloten worden, daar van verfteken te zyn. En aan de andere zyde, dat is een univerfale judiciumt begrypende onder zig alle verftorvene Goed, rede en on, rede, roerende en onroerende, zoo waar dat gelegen is, binnen of buyten Steden en tot wat regt die Goederen •ftaan , daar inne die Luyden beftorven, en als zy hadden op den dag, als die Luyden levendig en dood waren , zoo als den text van den 16. art. d. tit. 6. is luydende. Gelyk ook daarom Sande ad confuet. feud. Gelr. tr. 3. cap.  ende ADVERTJSSEMENTEN. 4r3 eap. i. §. 3. n. 1. eene defcriptie van een Erfhuys, met relatie tot eene Erfhuys-procedure, gevende , zegt: Mor* tuaria domus eft univerfa defuntti hcereditas civili quodam modo reprcefentata per domum ac iocum, ubi defunttus poftremum habuit domicilium. Invoegen dan, dat uyt allen deezen volgende, dat die geene, welke fuftineert een Erfgenaam van den Overledenen te zyn, en de poffeffie van den alingen Boedel, die hem door een ander van zyne kant, mede fuftinerende Erfgenaam te zyn , word onthouden, gedenkt te acquireren, daar toe geen ander middel kan nog mag gebruyken, als dat geene, het welk ons de Land en Stadrechten daar toe per verbum imperativum, zal, ordonneren, te weten, het Erfhuys-regt, beginnende met Erfhuys-Inleydinge , ook de vrage maar zal zyn, of alle die requifiten van dit Erfhuys-recht in cafu fubjetto gevonden worden, door welkers affirmative Refolutie, gelyk wy vermeenen, dat die daar op moet volgen, ook met eenen ons Antwoord op de tweede aan ons geproponeerde quasftie zal worden gejuftificeert, namentlyk,'dat te regt hier by Erfhuys-Inleydinge is geprocedeert. ■ Om 't welk dan te doen zien , zoo is 't voor eerft zeker , dat hier een zeker verfterf is voorgevallen in de Stad van Zutphen, te weeten de haerediteic van Johannes Tempel. Dat ten tweeden dat verfterf alnog is een binnen Jaars verfterf, te weeten, dat nog geen Jaar, zes weeken en drie dagen, na de dood van dien Johannes Tempel, voorgevallen in Novemb. 1733., zyn vervloten. Dat ten derden deeze Impetr. fuftineren, de naafte Erfgenamen ab inteftato van dien Johannes Tempel te zyn. Dat ten vierden deeze jmpetr: de pofieffie van deezen gant.chen Boedel, civili quidam modo in domo mortuario reprcefentata, hebben tragten t% acquireren. Dat ten vyfden, dezelve, uit dien hoofde zig in dat Sterf. Fff 3 huys,  4T4 CONSULTATTEN, ADVYSEN huys, na voorgaande verburginge, hebbende laten inley* den, daar in oppofitie ontmoeten door den Verwr. qq. zig voor dato daar in ook hebbende doen inmitteren, ter oorzake fuftineerende, dat zoo ab inteftato, als ex teftamento, zyne Kinderen Erfgena-nen van de Overledene waaren , gelyk dan die oppofitie en contradictie dadelyk heeft komen te bekragtigen, door het doen van uytleydinge volgens het gcnarreerde in de Cafus pofitie. Al het welke geconfereert zynde met het voorgaande, uit de Land en Stadregten deezer Provincie, nopens het Erfhuys-regt, gededuceerde, en door de aangehaalde Commenta» rien van Sande d. I. geilluftreerde , zoo verbeelden wy ons, dat 'er geene haffitatie in dezen kan overblyven, of in cas fubjeft concurreren alle de nodige requifiten van eene Erfhuysprocedure, en dat dienvolgens de Impetr. aan den Verwr. qq. niet gedenkende over te laten de poffeffie van den alingen Boedel van Johannes Tempel, te regt het middel van het Erfhuys-recht niet alleen hebben gebruykt, maar zelfs, om zodaane poffèflie te acquireren , en zig daar by te doen maintineren, geen ander middel vermogen te gebruyken. 't Welk vooraf valt ftaande , zoo valt verder te inquireren, of 'er in cafu fubjecto ook, voor dato van 't entameren deezer Erfhuys-procedure, iets is voorgevallen, waardoor de materie voor eene Erfhuys-procedure in deezen zou kunnen gehouden worden weggenomen te zyn, 't geen wy al meede door 't in de Cafius pofitie vermelde niet kunnen vinden gedaan te zyn. Want, betreffende de Refolutie van den 6. December ï733. by de Magiftraat der Stad Zutphen, op Requefte van den Verwr. genomen , de Cafus pofitie annex , fub lit. E. welke denzelven Verwr. met de naam van een Decreet baptifeert, zoo kan in veelerley opzigte dezelve niet beqüaam geöordeelt worden, -om deeze Erfhuys-procedure te kunnen affnyden. Gereguardeert in de eerfte plaats, dezelve voor geen Decreet,  bnde ADVERTISSEM ENTEN. 415 creet, veel min eene Sententie, ten Erf huys-rechten gewezen , kan worden aangezien , behoevende men daar toe het oog maar te flaan, zoo wel op de uyterlyke forme, als den inhoud van dien, die beide aanftonds zullen aanwyzen, dit hec is eene Refolutie, genomen op eene Requefte, waar op geene Parthye in hec geheel is gehoord, nog over web kers inhoud eenige litisconteftatie is gevallen , veel mki zoo eene, waar by de materie van eene Erfhuys-procedure ordine is verhandelt; 'c geen nogtans alles noodzaakelyk is, wanneer dit een Decreet of Sententie genoemt zou kunnen worden : Sententia et enim eft litis controverfa inter partes litigantes per judicem declaratie fi? definitie-, abfolvendo, vel condemnando facla, Speid.fyll. queeft. lit. S. verb. S ntentia. Waarom ook de fubferiptiones judicum, cum libello fimplki fubfcripftt, v. g. fiat fiecundum petita &c. volgens het jus cl. vile gediftingueert worden van Sententien , en aan dezelve geene vis Sententice word geattribueert, B run nem'. ad l. 2, & 3. Cod. commin. epiftol. program, fiubfcriptiones autorit at em rei judicatce non habere, Voet. ad tit. ff. de re jud. n. 3. . Zynde ten dien opzigte zeer remarquabel en ook eenigzints applicabel op ons geval de l. 5. Cod. eod houdende , judex , qui dificeptationi locum dederat, partium allegat'ones audire & examinare debuit , nam fubferiptionem ad 'libellam datam talem, quce adverfiam partem in poffionem fundi mitteret, vtcem rei judicatce non obtinere, non ambigitur. */rInrt0egen' dat dan notorie het gedisponeerde door de Magiftraat fiub E. voor geen üecreec of Sententie zynde te eragten,,en dus doende nog nooyc eene Erfhuys procedure ten reguarde van dit binnen-jaars Verfterf zynde geventi. leert nog getermineert; Maar op zyn hoogft deeze Refolutie niet anders dan eene provifionele voorzieninge omtrent de bewaaringe van de voor deezen gefequeftreerde gerede Goederen, die aan den Verwr. tegen 't ftellen van genoegzaame en behoorlyke Cautie, is overgelaten, kunnende wor. den  4i6 CONSULTATIEN, ADVYSEN. den geconfidereert; zoo kan ook daar door niet gehouden worden de materie voor eene Erfhuys-procedure nopens dit binnen-jaars Verfterf te zyn weggenomen. Voornamentiyk daar in de tweede plaats hier by komt» dat by naauwkeurige examinatie van die Refolutie, de materie zeifs, waar over in dezelve word gedisponeert, niet is dat geene, 't welk 't fubjeéf. van eene Erfhuys-procedure uitmaakt; als in welke laatfte over de bonorum poffejfio, quce denotat civilijfimam vel ficlam qv.andam pofiefifiionem , vel potius merum jus hareditatis per prcetorem apprehenfie, fecundum Sande d. I. n. n. wordt gpfiandelt; Daar in tegendeel in die Refolutie word gedisponeert over de gerede Goederen in deeze haerediteit tot Zutphen gevonden, quarum rerum hcereditariarum pojfejjio als meri facli zynde, opgemelden Heer Sande d. I., als alieen zynde van ons Erfhuysrecht, daar van ook wel duydelyk onderfcheid. Ten derden is ten aanzien van die Refolutie te remarqueren, dat de Cautie, daar by aan deezen Verwr. geinjungeert, en die vervolgens by hem op den 18. December daar aan volgende fub F. by de Cafus pofitie aangehaald, is ^eprtefteert, genoeg doet zien, dat de Intentie, nog van de Magiftraat, nog van hem zelf-, doen ter tyd is geweeft zodanig, dat met die Refolutie alle poffeiToire proceduiren ten Erfhuys-rechten waaren weggenomen. Dewyl die Borgtogt fub F. gefteld wordende ten zulken effeéte, als by den 4. art. tit. 6. van 't Stadr. van Zutphen is geftatueert, zulks onder anderen wordt bevonden, daar voor meede gedaan te zyn, dat geen ander of naeder Erfgenaam zy, waar door notorie het recht van die geene, die fuftineren nader Erfgenaam te zyn , in 't geheel zonder diftinétie, zoo ten poifeifoiren intra legitimum tempus, a's ten petitoiren poft illiüs lapfum, ten eenemaal ongekrenkt wordt bewaart, 't geen niet zoude kunnen zyn , indien door die Refolutie al die geene, die aantoonde binnen den tyd, door 't.Statuyt geprasfigeert, naader Erfgenaam te zyn, van  ende ADVERTISSEMENTEN. 417- van 't commodum pojfefionis moeft blyven gepriveert, en daar toe legitimo juris ar dim niet zou kunnen afpireren. Extenderende wel zommige Landregten, als, dat van de 4 Boy.Ampt. des Ouart. van Nym tit. 5. art. 9. en van Veluw. cap. 33. art. 6., zoo verre niet deeze Cautie, als het Stadregt van Zutphen, volgens welke zodaane Cautie indiftinételyk werdende geprtefteert, ook indiftinéfelyk moet werden verftaan, en dus zoo wel te fpe&eren tot een nadere Erfgenaam , die ten poiTefibire, als die ten petitoire , zjm regt komt te vervolgen, dog includeren dezelve ten minften 't poffeflbire geval, 't welk in dezen genoeg is, om te betonen , dat geene Exclufie van eene Erfhuis-procedure met zoo eene Cautie te compafieren is, doende met uitgedrukte woorden zoo eene Cautie niet verder gaan, als dat ymand binnen Jaar en dag qüame, die mede of nader Erf genaam waars. Voor een vierde is by dit alles accederende , dat den Verwr. na dato van die Refolutie, genomen op den 16. December 1733., op den 18. daar aan volgende eerft Inleydinge in 't Sterf huys heeft gedaan , om daar door te verkrygen de fummiere pofieffie van de alinge nalatenfchap , gelyk hy zelfs zodanig zig in die Afte expliceert, welke Inleydinge aan de eene kant wel als ten eeneraaal fuperflus zou moeten worden geconfidereert, indien door die voorgaande Refolutie aan den Verwr. qq. deze fummiere pofieffie al zou zyn geadjudiceert; dog aan de andere zyde, als pofterieur aan die Refolutie zyude, immers in allen gevalle klaar te kennen geeft, dat over de Inleydinge by die Refolutie by mogelykheid niet kan zyn erkent, veel min die daar by eerft geapprehendeerde pofieffie daar by voor dugtig verklaart. : Zulks dat dan, die aéle van Inleydinge alnog op zig zelfs fubfifterende, ook dezelve, volgens deszelfs aart en natuur, aan den Verwr. qq. geen verder regt kan geven, als dat hy deeze Impetr. met die zyne Inleydinge geprsvenieert heb- II. Deel. Ggg ben-  4i8 CONSULTATIENj ADVYSEN bende, daar door heeft geefteétueert, dat zy de partes Actoris moeten bekleeden, en in tegendeel hy die van een Keus. Gelyk dit niet alleen 't locaale Stadtrecht tit. 6. art. 5. die- teerc, in verbis, zoo zal op verzoek van Parthyen een dag van regten gelegt en aangefteldt worden, alwaar van twee Parthyen , die zig voor en na in den Erf huyze hadden lasten ïnleyden,. Aanlr. zyn zal, die ,t lefle daar in geleid waar, en op den eerften te fpreeken hadde. Maar ook ten eenemaal over een komt met de leere van den reeds meermaalen geallegueerden S^nde ad confuet. 'feud. Gelr. d. I. n. 10 ubi ait: Poft immifionis denuntiationem faCtam, ft vel ufufruEtuarius, vel prior poffeffionis occupater vel impeirator, intra conftitutum tempus inter oefent, datur interdiStum retinendce poffeffionis domus mortuaria : in quo inter dicto pofterior impetrans aÜoris3 impetrationi qui intercefjit rei partes, fuftinebit. Alles tot eene evidente prcuve, dat, daar twee byzondere perfonen Inleydinge in een Erfhuys binnen Jaar en dag hebben gedaan, zoo lang over die Inleydinge niet is erkent, geene Erfhuys-procedure kan worden gehouden afgefheden te zyn, maar in tegendeel, dat zulks een klaar teken uitlevert, dat 't judicium domus mortuaria daar over nog eerft moet worden geëxerceert. Boven en behalven dat, zoo men al eens toeftonde, dat deeze Inleydinge van den Verwr. q-\. eenigzints berrekkelyk kan worden gemaakt op de antererieure Refol. van den 16. December, gelyk wy nog:ans geen woord van die Refolutie in de Acte van Inleydinge vinden gemeld, en om voor geailegueerde redenen ook niet kunnen zien; en dat men meed al eens concedeerde, dat eenige fummiere cognitie van zaaken omtrent 't gefuftineerde regt van den Verwr door de Magiftraat was genomen, zoo zoude dit nog al nietprajcluderen de weg tot eene Erfhuys procedure, maar in tegendeel nog niet verder als iets provifioneels kunnen worden  ende AD VERTISSEMENTEN. 419 den aangezien, 't geen tfiet en prsejudiceert aan een nader examen van ieders regt te houden in het judicium domus mortuaria zelve. 't Welk alzoo zodanig duydelyk en klaar leerd, de Heer Sande d. I. n. 7. Zoo zal men tot confirmatie van dien deszelfs woorden hier adferiberen: Impetratur h.ec bonorum poffeffie plerisque locis fine caufce cognitione: Alibi vero fi coniroverfia fiat vel videatur fiutura ab adverfiirio, fiummariffima intervenit caufics cognitio ac probationum examch , exemplo juris Romani in 1. 3. ff. fi, caufa cognita ff. de bonor. po ff. I. ferv. in prine. ff. eod. I. 1. in princ. I. * Carbonianum 13. caufce ff t* cum muiier de Carbon, editt. ff l. 1. §• fi ea ff ubicunque §. interdum ff. de ventr. in poff. mitt. I. 1. §. ii ff. quis ord. in poff. ferv.: Quce tarnen probatio ac cognitio NB. non prajudicat meliori probationi atque accuratiori cognitioni, quce requiritur in ipfio Judicio domus mortuaria inter contradittores conjlituto. Uit welk gededuceerde, ut hoe obiter hic addamus, ai meede onzes cragtens volgc, hoe qualyk en tegens de nature van eene Erfhuys-Inleydinge, den Verwr. in fine van den 39. art. van zyne Antw. komt te pofcren , dat in eene Erfhuys-procedure non de jure, fed. de fatto poffidentis, disceptatur. Dewyl omtrent eene bejaarde pofleffie, waar inymandt geturbeert wordt, dit wel aangaat, -dog geenzints in eene 'Erfhuys-procedure, waer in wel degelyk over 't recht van de parthyen wordende gedisputeert, aan die geene de pofiesfie worde geadjudiceertT, die het apparenfte regt voor zig heeft, en't fattum poffeffionis, of liever detentionis, geen meerder avantage aan zoo een prior occupator illius poffeffionis binnen Jaar en dag kan geven, als dat hy daar door een ander, die ook zoo een Erfhuys komt aan te talen, door 't doen van Inleydinge in 't zelve noodzaakt, 015 de partes a&oris Ggg % in  4*o CÖNSULTATIEN, ADVYSÉN. in Ulo Judicio te moeten fuftineren, zoo als uit het 'Stadrecht en Sande hier voren is aangetoond. Voor eene vyfde reden in dezen is dienende, dat, zoo de dispofitie van de Magiftraat fub E. al voor een Decreet of zelfs Sententie kan worden opgenomen, als nogtans na onze Opinie geenzints, egter dezelve geen recht aan den Verw, qq. zoude kunnen geven ten aanzien van zodanige, die doen ter tyd nog niet eens bekend, men gezwyge, met hem in lite geweeft zyn , gelyk zyn deeze Impetr., die wel naderhand, dog egter tydts genoeg, om eene Erfhuys-procedure te kunnen entameren, zyn opgekomen. , Dewyl \ notijfimi juris is, quod fententia quidem jus fa. ciat inter litigantes, non vero inter alios, convenienter inficriptioni ff toti titulo codicis inter alios aita vel judicata aliis non nocere ff regulce propofita l. 2. C quib. res Jud. noc.puta> res inter alios judicatas, neque emolumentum ojferre his, qui in judicio non interfuerunt , neque preejudicium fclere irrogare% vid. Voet. in comm. ad tit. ff. de re Jud. n. 29. # Eyndelyk en voor het laatfte koomt hier nog by, dat het niet te denken of te prasfumeren is, dat het dc intentie van de Magiftraat van Zutphen by die meermaals genoemde Refolut. van den 16. Decemb. 1733. is geweeft, om daar door zodanig de pofieffie van de alinge nalatenfchap van Johannes lampei aan den Verwr. qq. over te geven, dat alle polfeflbire proceduiren van alle en een yder daar door zouden weezen afgefneden , en dezulke verpligt, om aïtione petitorid baar gefuftineert regt te vervolgen. Gereguardeert, dat in zoo een cas wy onder correctie niet kunnen zien , quod turn, pace Magiftratus, fit dittum, hoe Haar Wel Ed en Achtb. van notoir bezwaar boven haar Stadrecht zoud.n zyn t'excuferen. Want 't zelve Stadrecht, over een komende met de Leer Van Sande alleg. loc. en Gor. in adv. tr. 3. p. 1. c. 9. n. 39., en de daar t>y aangehailde verklaringe van de Edele Mogende Heeren Staten dezer Landfchap de Ao. 1530., een ter.  snde ADVERTISSEMENTEN. 42I termyn van jaar en dag gevende, om met Erfhuys-recht te procederen , en niet eerder yemand daar van verftekende, als na laps van dien tydt, zoo zoude aan deeze Impetr., zonder gehoord te zyn, dezen termyn door die Refolutie, zoo weynig weken na de voorgevallene dood van Johannes Tempel genomen, de faüo zyn afgefneden , en tegens haar een verftek gedecreteert, na het verloop van zoo een geringen tydt, waar toe de locaale wet en de gewoonte deezer Provintie een veel langer hebben gegunt, en eene pars inaudita gepriveert van de hope, om per legitimos jwis iramites 'i commodum poffeffionis , hoe zeer ook daar toe beregtigt mogten zyn, teobtineren, en eyndelyk verpligt, om eene petitoire procedure, na den aart van ieder goed in de Erffeniffe gevonden, in 't particulier te inftitueren , nog binnen Jaar en dag dat die Erffeniffe is vervallen , waar toe 't aangetogene Stadrecht en de generale gewoonte van ons Land niemand obligeren, als na Laps van 't zelve Jaar en dag. Hoedane gedagten by ons omtrent de Magiftraat,van Zutphen niet kunnende vallen , zoo hebben wy ook des te meer de explicatie, die den Verwr. qi. aan die bekende Refolutie tragt te geven , moeten rejeóteren, en in tegendeel des te gereeder moeten amplecferen die geene, welke hier voren gemeld is , als dat niet anders dan eene provifionele bewaringe van de gerede Goederen, tegens behoorlyke Cautie, aan den Verwr. qq. daar by is overgegeven. Waar door aan dezelven een convenabilen zin , niet ftrydende tegens de S ad en Landregten, wordt geattribueert, en 't notoire bezwa r , 't welk anderzints daar in zoude leggen, en 't geen men niet kan zien , dar men buyten een evidente noodzakelykheid behoeft te ftellen, word geëviteert. In voegen dat uit allen deezen , na wy vermeenen, komende te conlteren , dat den Verwr. te onrecht in deete Erfhuys procedure, tot verval en affnydinge van dien was 't mogeljk , zig van de Refolutie fub É. tragt te bedienen, Ggg 3 zoo  42i CONSULTATIE N, ADVYSEN zoo corrueert ook van zelfs de interpretatie , die hy uit dien hoofde aan de eerfte Refolutie van den 27. Nov. 1733. fub C., (waar by geördonneert is, om dit Sterfval in de Couranten bekent te maaken, ten eynde die geene, welke fuftineren mogten daar toe beregtigt te zyn, zig binnen zes Maanden ter Canzelarye zouden aangeven , met hare befcheyden , om , die gezien , en Parthyen gehoord zynde, over de exlraditie der gemelte nalatenfchap zoude konnen worden gedisponeert en erkent, zoo en als zou bevonden worden te behoren) art. 35. van zyne antw. zoekt te geven; En die daar op uitkomt, dat de Impetr. zig met haare befcheyden ter Canzelarye hadden moeten addreiTeren, en daar van haar recht tot deeze gelibelleerde erffeniiTe actione diretla (waar door men gelooft, dat verftaan werd p(titorid) contra pofidentem pro harede Inftituta te doceren. Aangezien 't praefuppooft, dat hier yemand deeze hsereditcit pólïïdeert, ten zulken effefte, dat alle pofTefToire proccduiren zyn afgefneden , vervallende, ('t geen wy daarom eerft hebben vermeent te moeten aantonen , fchoon anderzints de Refolutie, daar toe door den Verwr. qq. geallegueert, in tyd pofterieur is aan deeze Refolutie, omtrent het geven van Advertentie in de Couranten genomen,) ook noodzakelyk die explicatie van die eerfte Refolutie van den 27 Nov. 1733. waar doormen eene inftitutie van eene petitoire a£tie contra poffidentem, die 'er nog nooit als zodanig is verklaart, wil hebben, moet corrueren. Behalven dat die explicatie ons zoo getorqueert voorkoomt, dat men dezelve Refolutie geweld aan zoude doen, indien men die kwam aan te neemen; Doordien eensdeels die geheele periode , van aUicne directa contra pojfidentem pro har ede inftituta, dewelke de gantfche force van Verwrs.'argufiient is uytmakende, in die Refolutie niet te vinden is. En anderdeels geen reden te bedenken is, waarom door die bekentmaking meerder de poifeflbire proceduren zouden \. u- . zyn  ende ADVERTISSEMENTEN. 423 zyn afgefneden, als depetitoire, die den Verwr. wel fchynt -te willen admitteren. Schynende het ons in tegendeel toe, dat zodaane .advcxtentien niet beletten de behoorlyke ingangen rechtens, na ordre van Stadt- en Landregten, zoo ten pofleflbire als petitoire te entameren; Waar toe zelfs parthyen, indien die al gehoordt worden, uit hoofde van zoo eene advertentie, gelyk hier nogcans volgens de Cafus peftie niet fchynt ge■daan te zyn, om dat mogelyk aanftonds van zelfs den weg regtens hebben ingeflaagen, m cas van defpuit, onzes oordeels , dienen gerenvoyeert te worden. Waar meede dan overgaande tot de geventileerde procedure tuiTchen den Executeur ;f. Ghyfcn, en deezen Verwr. f tb H. en de daarop gevolgde Sententie of Decreet , fub j., zoo kunnen wy al meede niet zien, dat die in ftaat zyn, om te beletten deeze Erfhuys-procedure. _ Want zelfs gefteld zynde 't nadeligfle geval, 't geen op die procedure hadde kunnen volgen , te weeten, dat den Citant was verklaart geworden, in zynen Eyfch en Conclufie niet te zyn ontfankelyk , als nogtans niet is gebeurt, zoo zoude dit deeze Impetr. in deeze haare Erfhuys-procedure niet kunnen obfteren. Ter oorzaake dezelve niet als principale parthven daarin hebben geageert, maar niet anders dan ftmpele Gevoegdens, uit hoofde van 'tinterefiè . dat hadden daar by, dat de geligte Erfhuys-goederen fecuurder onder een derde, als onder die geene, die zig vermate , dat dezelve hem toekwamen, in bewaringe wierden gefteld, als waar van die, in cas Erfgenamen verklaard wierden, faciclder konden magtig worden. Zulks dat by de decifie van de zaake ten principalen, aldaar ook eygentlyk het regt van den Executeur en van deezen Verwr. qj. met relatie tot dien Executeur, in discuffie hadde moeten komen, en,geenzints \ recht, 't welk deeze lm-  .494 CONSULTATIEN, ADVYSEN Impetr. in haar particulier was cpmpeterende, en veel min 't Erfhuys-recht, 't geen door deeze Impetr. althans by die particuliere Aótie van den Executeur, niet in judicium gededuceert zynde, ook by die procedure met geene mogelykheid koride getermineert worden. Nam ille , qui acceftbrie, ff confequenter ad adjuvandum pnum ex litigatoribus intervenit, caufam in eo Jlatu, in quo reperüur, ajfumere debet, ff non plus juris in ea habet, quam principalis, cui affijlere vult, Berlich pr. concl.p. i. concl. 25. n, 28. Dog deeze onderftellinge niet eens behoevende gemaakt te worden, dewyl de Sententie of Decreet fub J. uytwyft, dat die zaake niet tot faveur van den Verwr. qq. is uytgeweezen , maar dat daar inne in exceptivis geantwoord zynde , by dezelve Sententie of Decreet die gantfche procedure is opgeheven, en aan de refpective parthyen is geó>donneert, om de zaake ten principalen, by Erfhuys-recht aangevangen, na Stadregte te volding en , zoo is het 'er zoo ver van daan dat die Sententie of Decreet nadeelig voor de fuftenue van de Impetr. in deeze Erfhuys-procedure zou zyn, dat in tegendeel veel meer daar uyt een argument tot Straffe van des Verwr. qq. fuftenue is te haaien. Dewyl het niet te denken is, dat het Gerichte, indien der Magiftraats intentie by de Refolutie fub E. was geweeft, alle de Erfhuys-proceduiren af te fnyden, en de poffeffie van den alingen Boedel daar by aan den Verwr. qq. te adjudiceren, ex poft door dit-Decreet aanleydinge tot het vervolg ■ van zodaane als dan, hoe wel nulliter, reeds afgedaane proceduiren, zoude hebben willen geven. Voor 't laatfte zullen wy tot befluyt deezes, en verval van alle objectien, die men tegens dit ons hier vorens geftelde fentiment, uit buitenlandfche Aucteuren, zou willen haaien, hier by voegen , dat het Erfhuys-recht ten eenemaal confuetudinair in deeze en de naburige Provintie van Overyffel is, en dat dienthalven 't gevaarlyk is, in cas van di-  ende ADVERTISSEMENTEN. 425 difpuit daar over vreemde Aufteuren , die de natuur daar van niet kennen, in confilium vocare. Tonende onder anderen dit aan Sande in de duck aangehaalde plaats n. li. om tegen te gaan die geenen, dewelke zig verbeelden , dat het inter dittum domus mortuaria is het int er dittum quorum bonorum, wyzende hy die insgelyks af met die reden, quod illud eft novum quoddam interdittum, moribus municipalibus introduttum. 't Geen men op alle andere paffagcs uit vreemde Auóteuren applicabel kan maken; als by exempel ook op die van Gail. lib. 2. obf. 129. n. 8. houdende, quod non poftum contra poffidentem aliquo interditto retinendce vel recuperandce experiri, fed quod petitorio judicio agendum erit petitione hareditatis vel rei vindicatione , indien mogelyk ymand zig daar van ten reguarde van de quasftie in cas fubjeét zoude willen bedienen. Aangezien men maar op de vorige redenen van Gail. n. 6. ff 7., waar uit hy deeze ftellinge elicieert, behoeft't oog te flaan, om aanftonds overtuygt te worden, hoe ongelukkig die pofitie op eene quaïftie ten Erfhuys-regten , in deeze Provintie, zou te huys gebragt worden. Als waar uyt koomt te blyken, dat hy raifonnecrt uyt dat principe, quod apprehenfa pojfejfione unius rei hareditaria, caterarum rerum ejusdem hareditatis non fit apprehenfa pofifefijio , quod moribus in domo mortuaria fallit. Cum mortuaria Domus apprehenfione, auttore Magiftratu folemniter fatta, cenfetur acquifita omnium bonorum pojfejfio s Staar, van Zutph. tit. 6. art. 16. per quam intelligendum merum jus hareditatis per pratorem apprehenfa, diftinttum a posfefifiione rerum hare dit ariarum, gelyk Sande n. 11. om ymand eene idee te doen hebben van de eygentlyke natuur van ons Erfhuys-recht, daar over raifonneert; Van welk laatfte, te weten de pojfejfione rerum hareditariaII. Deel. H h h rum ,  4*6 CGNSULTATIEN, ADVYSEN. rum, alleen Gail, aan wien onbekent is geweeft nofirum univerf.le jus hareditatis, waar in het Erfhuys-recht beftaa* handelende, zoo ziet yder een wel, hoe zeer men dwalen zou , indien men die zyne leere op 't Erfhuys-recht zoude wülen toepafien. Aldus by ons ondergefchrevene, falvo Jamori judicio, geadvifeert binnen rrr ^ , Arnhem den 28. Aug. 1724. Wat G'ei'eekent: 8 '•***', M. A. van LAMZWEERDE W. R. BRANTZEN. XXIV. ADVYS. Over verfcheidene quajiien in den text te zien. CASUS POSITIE. Den Hoog Wel Gebooren Heer, Anthony van Haarfolthe, Droft des Landes Vollenhoven, ende die ook Hooeh Wel Geboorne Vrouwe Johanna van Haarfolthe, Eheluyden m leven Heer en Vrouwe van Staverden, Elfen Bredenhorft en Swaluwenbergh &c. Hebben, by haar Teftamentaire pispohtie en divifie over en van haare na te laatene Leen en Allodiale Goederen, onder Haar Hoog Wel Geboorne Kin deren, den 18. May 1699.opgerigt, aan den oudften Zoon Jonker Widem van Haarfolthe gemaakt de Heerlykheid Staverden met verfcheydene andere daar onder gehorende en toegedeylde Goederen, Thiendens &c. Zoo en als die in 't Quartier van Veluwen onder Gelderland gelegen, en voor een gedeelte ten Zutphenfchen Rechten Lheen-roerig zyn. En daar by, onder die aldaar ervintelyke in en fubftitu- tien,  ende ADVERTJSSEMENTEN. 427 tien, uytk'eeringen en andere praeftatien, gewilt, dat niet alleen generhande detra&ie van de legitime en trebellaniique portie zal plaatfe hebben, maar dat Haar Hoog Wel Geb. Kinderen (wier agnate fucceffie allenthalven daar by gerefleéleert is) tot haare mundige Jaaren of Huwelyks-ftaat gekoomen zynde, zullen gehouden zyn, tot meerdere verzekeringe van deeze haare dispofitie , fchriftelyk te beloven, van dezelve na te koomen. Met magt aan de Langftlevende van haar Heer Teftateur of Vrouw Teftatrice, om de voorfr. dispofitie na goedvinden in 't geheel of ten deele te veranderen; Zoodanig ook en met deeze finale Claufule ,, Dat, indien „ een of meer van onze Kinderen zoude onderneemen, de„ ze gezamentlyke dispofitie, of ook wel die de langftlevende ,, zoude koomen te maaken, te impugneren, of yts daar „ tegens te onderneemen , zal of zullen die zelve alleen ,, hebben te genieten, zyn of haar legitime portie, dezelve „ in zulken Cas daar inne ende niet verder inftituerende, „ zonder dat zy of haare Kinderen yts verders, uit kragt van „ voonge inftitutie of fubftitutie, konnen genieten, alles „ breder te verneemen hier by fub lit. A". De Heer Teftateur daar na, en vervolgens na zyn Hoog Wel Geb. dood de tweede Zoon en eene Dogter, dezer Wereld overleden zynde, heeft de Vrouw Teftatrice uyt hoofde en Confideratie van dien vermeynt, dat 'er eenige veranderinge in die voorfr. gemeyne dispofitie behoorde gemaakt te worden , en is derhalven, zoo uyt eygen macht, als fpeciale wille van haaren Ehe Heer, daar by vervat, op den 7. May 1720. getreeden tot een nader Teftament: Waar by aan Welgem. oudften Zoon onder anderen de voorfr. Heerlykheid Staverden, boven die aan hem gemaakte Havefathe Bredenbroek, vei blyven, en, Haar Hoog Geb. jongfte Zoon, Jonker Anthony Swier van Haarfolte, de Havefate Elfen cum annexis verfprooken zynde, gewilt heefc, dat yder van Haar Hoog Wel Geb. vier Vrouwlyns DogHhh 2 ters,  428 CONSULTATIEN, ADVYSEN ters, boovenen behalven de Lyfrenten en ïuweelen, daar tegens zal hebben 34000. Guld. en alzoo 6000. Guld. meer als by de voorige ouderlyke dispofitie van den 18. May 1600 aan haar geadjudiceert was. y' Stellende voorts in alle haare vordere nalatenfchap tot Erfgenamen welgemelte haare twee Zoonen en vier Dokteren in gelyke portien , en vervolgens ordonnerende, „ dat by voorfr. afflerven van een der voorn. Zoons, des„ zelrs wettige defcendenten in zyne plaatfe zullen fucce „ deren, en in cas zonder defcendenten kwame te Over„ lyden , voorfr. Haar Hoog Wel Geboren Zoons elkande„ ren lubftituerende, zonder des weegens eenige uytkerinee „ aan die Dogters haare Zufters te doen". ^^inge Onder deeze finale wil en begeerte, dat het voorde Testament, voorzoo verre daar in by deezen geen verandering is gemaakt, in zyn volle kragt en waarde zal zyn en blyven! als Jub lit. B. J y Het voorfr. moederlyk Teftament aldus gepafleert , en door Haar Hoog Wel Gebooren 2 Zoonen en meerderjarige 4 Dochteren, de gehuwde met haare refpe&ive Ehe Heeren gealfifteert, door derzelver ondertekeninge, om in alle zvne deelen ftiptelyk te zullen agtervolgen, beveiligt, en kort daar aan de Vrouw Teftatrice overleden zynde, hebben alle deeze Kinderen en Erfgenamen, by een vaft en onverbrekelyk Magefcheid van den 7 July 1720., ten overftaan van Dedings-luyden opgerigt, aanvankelyk verklaard: ; Dat. Haar Hoog Wel Geb. tot nakoominge van de goede intentie en meyninge van voorfr. haare Ouders, vervattet by voorens gemelte gemeene en particuliere Teftamentaire dispofitien van de Jaaren 1699 en ^720. en door haare za, mentlyke onderteekeninge gelaudeert en voor goed erkend, zulks nogmaals op de kragtigfte wyze van regten voor vaft* bondig en onwederfprekelyk, door dit haar ouderlyke contract houdende; die ouderlyke Goederen en Obligatien aan mal-  ende ADVERTISSEMENTEN. 429 malkanderen daar by, ingevolge die voorfr. Vader en Moederlyke dispofitie en diviiie hadden geadjudiceert en overgedragen. „ Met en onder die folemneele verklaringe en renuntiatie, van geene de minfte actie of prastenfie op die boe„ dels Goederen , daar by de eene of de andere toegedeeld, „ te referveren, maar dezelve in volkoomen eygendom aan „ die, welke dezelve toegedeeld zyn, te cederen en over te ,, draagen". 't Zelve met deeze kragcige woorden fluytende. „ En ge,, lyk dit alles, volgens de goede wille en intentie van onze „ Ouders Zalr. in liefde en Vriendfchap is verrigt, verhoo„ pende met dezelfde liefde en Vriendfchap by onze pofte„ riteyt zulks agtervolgt te zullen worden, als met meerde„ ren, fub lit. C". De Heer Willem van Haarfolte, Droflaard des Landes Isfelmuyden, eenige Jaaren, na dat dit Magefcheid opgerigt en die Heerlykheid Staverden &c. hem daar by in 't geheel, volgens 't ouderlyke Teftamenten daar by gereguleerde Boedels verdeylinge, toegedeylt en bezeten was, zonder Kindeten overleeden en dukgemelte Heerlykheid &c. onder anderen kragt voorfr. dispofitie op zynen tweeden Broeder, den Heere Anthony Swier van Haarfolte, gedevolveert, en van de Leenen de refpective inveftituren verkregen zynde, hebben zyn Hoog Wel Geb. Vrouwen Sufteren gefuftineert: Dat den derden voet in de Staverden fe Leenen en Tienden , door den oudften Broeder nooyc aan Haar Hoog Wel Geb. uytgekecrt, tans door den tweeden, en alnu na des. zelfs Overlyden (in 1733. voorgevallen) door zyn Hoog Wel Geb. eenigfte Zoon enfucceffeur feudaal, den Heer Coenraad Willem van Haarfolte, nog zou moeten voldaan en uytr gekeert worden. Om redenen, dat die voorfr. dispofitie en divifie, door den Lheen-Heer niet geapprobeert zynde, dezelve ten refpecte van het Leen daarom zou nul en onbeftendig zyn; Hhh 3 QUM.  450 CONSULTATIEN, ADVYSEN Q^UyERITUR. Of deze fuftenue in Rechten gefundeert, en de Vrouw Douariere van Wylen vorens Welgem. Heer Anthony Zwier van Haarfolte, als Moeder en wettige Voogdeffë van Haar H. Wel Geb. minderjarigen Zoon voorfr. (alvorens beleeninge, en ratificatie van bovengen. Magefcheid, bekomen hebbende) niet na rechten bevoegt en verpligt is, tegens deeze bedreygde actie en eventuele petitie in oppofitie te komen ? Om de voorfchr. quaeftie na behoren te decideren, zal het niet ongevoeglyk zyn, alvoorens, tot meerder begrip en ordre van eenige ondergefchikte nadere poincten, imo. Te onderzoeken in 't gemeen, den aart en kragt, zo van ouderlyke dispofitie en divilien tuffchen haare Kinderen, als van ouderlyke fuccefïïen tuffchen Erfgenamen, tot confervatie van Stam en Familie gereguleert; En 2do. In 't byzonder na te fpeuren, of, na de oude Gelderfche Couftume, de Magefcheyden en Trans-actien over Leenen, buyten confent des Lheen-Heers ter goeder trouwe opgerigt, even gelyk de Huwelyks Voorwaarden in Cas van nulliteit van zodane Leen Adjudicatie zelfs, ten minftea dan niet produceeren tegens den Condivident, zig uyt dien hoofde oppoferende, een perfonele Actie ad interejfe ? 3«o. Of, en in hoe verre het Leen-confent over die gcfuftineerde uytkeringe van den qiueftieufen derden voet in deezen noodzalyk geweeft zy ? 4to. Of het ouderlyke Teftament, in abftraSlo buyten 't Maaghefcheid geconfidereert, voor zoo verre daar by die Leen-portie aan den oudften Zoon, citra confenfum domini, en alzoo nulliter gemaakt en geagnofceert is, niet behoorde te fubfifteren onder deeze illuftre Bloedverwanten, non tam vi teftamenti, quam virtute patti? 5">. Of in allen gevalle die poenale Claufule, by de ouder-  eüde A D VERTISS EMENTEN. 43ï derlyke dispofitie tegens den Contraventeur van dien vervat, moribus gepermitteert en van efficacie zou zyn ? <5to. Of de Dogteren, uyt hoofde van een voorgewende ignorantie van Haar Hoog Wel Geb, regt in en tot den derden voet der Leenen , tegens haare gedane iterative renunciatien, alnog zouden konnen relyf en herftellinge in haar geheel pretenderen ? 7™. En eyndelyk, of dezelve in zulken cas, £f omnem eventum impugnationis, dan niet alvoorens zouden moeten reftitueren en in Collatie brengen, 't geen Haar Hoog Wel Geb. uyt kragt van die gearticuleerde dispofitie en divifie reeds hebben genooten gehad ? Bevoorens tot een particuliere Refolutie van de voorensgemaakte vraagftukken te koomen, zouden wy, de zaake met behoorlyke en onzydige attentie overweegende, falvo femper faniori judicio, van Advys zyn, dat de fuftenue van de Vrouwen Dogteren ten eenenmaal in rechten ongegrond, en de Vrouw Douariere van Haarfolthe qp. dien volgens ten hoogften bevoegt en verpligt is, zig nomine filii, cafu quo daar tegens in een rechtelyke Oppofitie te ftellen. Om v/elk ons gevoelen, tam ex jure, quampraxi, & re* bus judicatis, de nodige kragten by te zetten, zullen in de eerfte plaatfe generaliter moeten in eene decifoire aanmerkinge koomen, niet alleen zodane ex unanimi DD. voto vaftgeftelde faveuren, welke aan ouderlyke dispofitien tuflchen haare Kinderen , fchoon inaequaliter geinflitueert, geattribueert worden , ut plur. DD. authoritate firmat Joh. Heeser in loc. Comm. p. 2. loc. 19. n. 42. cum feqq. Alleen nodig zynde, ut unus quisque liberorum tantum caplat, quocunque etiam titulo, quantum ipfi ratione legitima de-betur, id. d. I. n. 44. per DD. ibidem citt. Maar ook de verbindende kragt en uitwerkinge, welke de rechten aan alle reciproque flipulatien de fuccedendo verleenen,ut inter alios DD. tradit Gail. lib. 2. obf. 126. Xn  432 CONSULTATIEN, ADVYSEN In tantum, ut prattum Nobilium de non alienandis rebus, agnationis confervandce gratia fattum, valeat, ut modo laud: author ex Bo'èr. ibid. n. 9. ff feqq. obferv. 127. probat. Ter contemplatie van welke alle renunciatien , die by Contracten ten refpecte der Agnaten, tot bewaringe van de ouderlyke Goederen in de Familie , gefchieden , dermaten met ampliatie favorabel gehouden worden , ut extantibus masculis, filiorum appellatione etiam veniant nepotes, Heeser d. p. loc. 20. n. 7. Daar van is het ook, dat in zommige Landregten by expreiTe Statuten , ad confirvandam familice dignitatem ff fplendorem, is geintroduceert, dat de oudfte Zoon, alleenlyk de immobile Goederen blyvende behouden, aan zyne overige Broers maar een zeker fomme Gelds loco legitimcs betalen , of met andere effecten appanageren, boven welke zy niet bevoegt zyn, meer te vorderen, per DD. n. 86. all. Waarom ook, na de traditie van Knipsch: de fidele, fam. nob. cap. 6. n. 206. ibid. n.feq. 87. ab Heeser aangetogen, doorgaans de illuftre en adelyke Familien gewoon 'zyn, een zeekero bepaalde dote aan yder Dogter te conflitueren, ne dotium magnitudine domus exhauriatur, waar tegens dezelve geene oppofitie of doleance vergund word, etiamfi dos minor legitimd, aut ejus quantitas incongrua fit, pront hoe multis adduttis autoritatibus, per partes probat H. Vultej. vol. 2. conf. 29. n. 40. add. Grev. lib. 2. in concl. 147. conf. 1. in fin. Te minder , als de renuntiatien der Dogters, quv v Op welk fundament dan wyders zoude moogen betoogt en beflooten worden , dat vermids onze Gelderfche Leen•goëderen, tanquam allodialis in commercio zynde, coram domim feudi ff' paribus, alienabil zyn, over derzdver utilen, en als het waare allodialen eygendom van den derden voet, dan ook tuiTchen Broeders en Zufters , falvo jure domini diretti,' zodane verdeilinge en Tranfa&ie by wyze van uytkoop heeft moogen gemaakt worden , die of re ipfia^ of ten minften in eftimatione ,. altoos tuiTchen de Condividenten moet ftand grypen , per ea quce ficepel.. Gor. d. I. ad n. 8. m annot. ex Wcrms. ff Rosesth.'de feudo, absque confenfu domini vendito, notat. Weshalven geene der Contraherende parthyen, ob defectum confenfus Domini, nulliteit daar van zou moogen alle. geren. • - • :-:' " Cum juxta vulgarem DD. affertionem contrattus fuper feudis jure communi ,non fint prohibiti, fed tantum eorum traditiones,, quia obfervante Baldo, nulla realitas in feudo acquiri .poteft fine confenfu &. inveflitura domini. En of wel na Rechten aan de verklaringe van den Heer Goris, wegens deeze aloude Couftume, de fuo tempore ff regione, in qua cum fumma integritatis laude foro navavit operam , éf in ea percelebri munere publico funttus fuit, alle credyt mag gegeven worden, per ea quce tradunt Gabr. comm. concl. lib. 1. de probat. concl. 4. Fontan. de patt. nupt. cl. 7. el. 2. p. 9. n. 8. Wesenb. i. concl. 52- «• 2I- Gr2evje ad Gail. concl. 1. 2. q. 4. 5. 6? »• cum feqq. Stryk. uf. mod. ad ff. tit. de LL. §. 13. add. DD. cit. in Bibl. jurid. Speid. voc. confuetudo §. 5« Zoo  ende ADV E RTTSS EMEN TEN. 441 Zoo is zyn Wel Ed: daar omtrent niet fingulier , wanneer hy d. tr. i. cap. 3. n. 8. bebalven die aldaar in annot. ad n. 5. bygebragte Sententie , zyne opinie met andere Gewysdens nader komt te beveiligen , in verbis: In quibus Jingulis rebus judicatis, irritce pronuntiantur dispo/itiones in feudis, quibus domini direSti confenfus aut comprebatio non acceffit , jive ey ons ondergefchrevene gezien engeëxamineert voorftaande Advys by de Hr. DDr. Schomaker, Vader en Zoon, afgegeven, zou ons, falvo meliori judicio, bedunken, by die II. Deel. Mm ra zei-  458 CONSULTATTEN, ADVYSEFT zelve, wegens die ter deezer zaake zig op doende particuliere Circumflantien, voorts folemnele en kragtige approbatoire en renuncierende claufulen en verbinteniffen , conform de Reden, a?quiteyt en Rechten wel.te zyn geadvifeert; dat namentlyk de Vrouw Douariere van Haarfolthe als Moeder en wettige Voogdeffe van haaren minderjarigen Zoon (beide in de Cafus en vragen van 't Advys breder benoemt) bevoegt ende verpligt is, haar tegens alle gedreigde aanfpraak in regtelyke oppofitie te Rellen. Ons over zulks met het gef: geadvifeerde in fubflantie, zonder in detail der b}'zondere4 argumentatien te treeden , mits deezen conformerende. Aldus by ons Ondergefchrevene geadvi' feert binnen Zutphen den 3. Novemb. 1.740. Was ge tekent: G. VERSTEGE R. V. LATUM. Nog lager Jlondt'. "VTa dat het vooren llaande geadvifeerde by my ondergefchreven geëxaminecrt en den Rechten conform bevonden was, hebbe geen fwarigheid kunnen vinden, my daar mede te voegen, zulks doende in en vermits deezen , Zwol den 26. Jannuary 1741. Was gelekent: A. V. MÜYDEN. Lager ftondt: WTy ondergefchrevene , geëxamineert hebbende het hier " voorflaande Advys, maaken insgelyks geene zwarigheid , ons met dat zelve mits dezen in fubflantie te conformeren, aélum Arnhem den 28 Martii 1741. Was iet eekent: M. A. van LAMZWEERDE R. van BRIENEN. XXV.  ende ADVEIITISSEMENTEN. 459 XXV. A D V Y S. Over het Teftament, voor een gefubftitlieerden Amptman in Overbetuwe , die profetie dcde van de Roomfche Religie, gepafjeer-t, en dat het zelve niet kan beftaan. Gevraagt zynde, of het Teftament van Cornelis Antoniffen, op den 28. Maart 1739. gepalTeert voor den Heere A. L. Hakfort , zig qualificerende als gefubftitueerden Amptman en Rigter des Ampts Overbetuwe, en Gerigts-Luyden, mitsgaders den Landfchryver, ende by dezelve geteekent, na Regten dezer Provintie beftendig is, in reguard genomen , dat dien Heer Hackfort profeffie doet van dc Roomfche Religie? Zoude ik ondergefchreeven daar op Adviferen van Neen, maar dat het zelve Teftament is ten eenenmaal informeel, nietig ende ondugtig. Om redenen: Dat men, om te oordelen over de beftendigheid van een Teftament volgens de ordre van Regten in l. 4. ff. Qui teftam. fac. poff. allereerft moet onderzoeken, an is, "qui fecerit teftamentum, habuerit teftamenti faciionem : ende dien na in betragtinge neemen, an fecundum regulas Jur. Civilis teftaius fit. Dat omtrent het eerfte, de Tefiamenti fatiie, bekent is, dat eertyds in deeze Landen, volgens eene generale Obfervantie , de Teftamentmakinge in 't geheel niet gerecipieert nog gebruykeJyk is geweeft, maar plaats heeft geM m m 2 hadt,  46b CONSULTATIENj ADVYSEN hadt, 't getuygenis van Tacitus de morib. German. haredes fut cuique liberi, ff nullum Teftamentum ; ft libert non funt, proximus gradus in pofifejfione , fratres, patrui avunculi. Dog dat in vervolg van tyden, onze Voorouderen van dat oude regt verfcheidentlyk zyn afgegaan, de eene wat meer, de andere wat minder , als by de refpeclive Landrechten en opgevolgde Reglementen te verneemen. Öp praefuppooft dan , dat Cornelis Antoniften is geweeft een Opgefceten van het Ampt van Overbetuwe, is refoJut, dat hy gehad heeft tefiamenti faïiionem attivam, aangezien dat het Landr. van de vier Bovenampten des Nymeegfchen Ouartiers, en het daar onder begrepen Ampt van Overbetuwe , tit. 22. art. i. een yder toelaat, by teftament, of andere uyterfte wille, te disponeeren, zoo wel over ongereede, als gereede Goederen. Maar zoo, dat by 't zelve Landr. teffens werd gepra?fcribeert en geftatueert, wat den geenen te doen en te obferveeren zal ftaan , die zig van die gepermitteerde tefiamenti factie zoekt te bedienen ; ten dien opzigte zeer emphatycq zynde, dat de Wetgeeveren, cit. art. i. hebbende geftelt de generaale permiflie, om over gereede en ongereede Goederen te moogen tefteren, aanftonts daar op met den aanvang van den 2. art. gebruiken de woorden: Hier toe wordt vereyfcht, in geenen anderen zin, als om daar door aan de voorgegane permiflie, veluti certam qualitatcm ff conditionem te imprimeeren, namentlyk in wat voegen, en anders niet, men zig van die permiffie zal konnen en moogen bedienen. Cujusmodi qualitas, ab ipfa lege prceficripta, refertur ad effe rei, nee abeffe poteft citra totius fubjeÜi corruptionem, ut fi quis vel una fyllaba ab ea recefferit, cadat a toto, arg. I. 2. C. de fiormul. fiublat. add. Bartol. in l. I. §. fi quis fimplu citer ff. de verb. oblig. Innocent, in cap. Pifanis, de reftit.fpotiat. We  ende AD VERTISSEMENTEN. 46r Nee id mirum', fiquidem qualitas adveniens vel non adveniens enti, ens ipfum qualificat, ff reponit Mud in diverfam natu* ram ff fpeciem §. 5. injl. de inutil. ftipul. I. l.ff. de donat. Jason. in l. jus autem civile ff. de Ju/lit. ff Jur. Dum ex qualitate adjecla cegnoficatur, quid revera Veniat ■ in dispofitionem, Goedd. in confil. Marpurg. 26. n. 268. Ende om deeze waarheden is 't, dat in Regten doorgaans in alle zaaken, die by de wet aan zekere folemniteiten en formaliteiten gebonden werden, zoo geconftitueertis en geobferveert werd. Quod fiorma dat rei fiuum effe , five ipfiam effentiam, l. 9. §. fed fi quis, in fin. ff. ad exhib. I. 80. §. 1. ff, ad L. Falcid. /. 8. pr. ff §. ïffiff. de transact. I. 13. §. i.ff. de verb. fign. Gelet dan, dat men, quoad fiolemnitates cujusque negotii, moet inzien en volgen de leges loei, in quo aÜus celebratur, 6. ff. de evitJ. I. 34. ff. de reg. jur. I. 1. ibique gl. ff Gothofr. C. de mancipand. lib. I. 2. C. quemadm. teftam. aper. Ende de voorgemelde vraage alleenlyk gerigtet is tot de Perfoonen, waar voor dit Teftament zou gemaakt zyn, en in 't particulier met relatie tot den Perfoon des Heeren van Hackfiort■■, in zyne aangematigde qualiteyt van gefubftitueerden Amptman en Rigter des Ampts Overbetuwe, met reguard op deszelfs Religie; Zoo 'zal men in deezen moeten nagaan , voor wien zig ymand van die permiffie des 1. art. wil bedienen, daar over verklaren , en zyn voorgenoomen Teftament beftendig pasfeeren moet. Waar omtrent den 5. art. des voor aangetogenen 22. tit. Landrechtens aldus luyt: y, De voorfr. Teftamenten en andere uyterfte willen in een van de vier Boven-Ampten , of daar onder gehoorende Heerlykheden wordende gemaakt , zal zulks moeten ,, gefchieden in prafentic en byweezen van den Richter of „ deszelfs Stadhouder, en twee Gerichts Luyden of ScheepeMmm 3 „ nen,  4fo CONSULTATIEN, ADVYSEN. „ nen-, midsgaders Gerichts-Schryver of zynen gefubftimeerden, en zullen &c." In welken art. dan al wederom aanvanketyk te noteeren ftaat, dat de wet gebruykt het verbum Moeten , en daar mede aan de Teftamenten praefcribeert eene prcecifam neceffitatem, en teffens ftatueert eene geïmpliceerde nullitatem actus contrarii: Dum pro nota data forma habeatur, quotiescunque ftatutum utatur necejfitatis verbo teneatur Mevius ad jus lubec, prcelim. 9. n. 9. Ende alzoo werd hier meede buyten alle confideratie ge- field de vraage, welke ten reguarde van het zevental der Teftamentaire getuygen de Jure Romano inter interpretes iftius juris werdt verhandelt, utrum fc'üicet numerus ille-fieptem testium, qui de Jure Romatii requirebatur, fit de forma probatoria , an fubftantiali ipfius teftamenti ? ende alhier ten reguarde van 't vooraangetogen Statut, de affirmative van 't laatfte gebragt extra omnem dubitandi ff disputandi aleam; quam etiam de Jure Rom. legibus ff rationibus fiatis firmis adftruit Harppr. cd §§. 3 ff 4. infl. de Te/lam. ordin. n. 26. Zoo dat men ook in deezen met volle zekerheid zig by defecf van 't allerminfte geprzefcribeerde in deezen 5. art. zal moogen bedienen van 't commune doïtorum effatum: Non fiervata forma , vel in minimo , quod atlum eft, corruit. Goris ad confiuet. Velav. cap. 10. art. 2. gl, 1. n. 2. Gail. 2. obf. 19. n. 17. ff ibi alleg. Om daar meede dan over te gaan tot den 5. art., dewelke in de eerfte plaats vereyfcht, de praefentie en byweezen, en in 't vervolg de onderteekeninge van den Rigter of deszelfs Stadhouder, ende het daar omtrent te neemen reguard op de Religie , waar van dezen Heer, die als gefubftitueerden Richter over dit Teftament geftaan en 't zelve geteekent heeft, profeffie doet; Zoo dient daar omtrent in betracktinge genoomen, hoe dat poft exutum jugum hispanicum, ff paganismum ejeclum, het  end i AB VERTISSEMENTEN. 40-3 het niet anders heeft konnen zyn, of de Staaten dezer Provintie (zoo wel als die van andere thans geünieerde Provintien) moeiten haare eerfte gedagten laaten gaan , om haare vryheid en Godsdienft, de twee pylaaren van haaren Staat, te befchermen en te beveiligen. Ende tot dien einde zig te ontdoen van twee Heerfchappyen , waar onder zy ten opzigte van die beyde te vooren gedrukt wierden , namentlyk die van den Koning van Spanjen , en die van den Paus van Roomen. En ten opzigte van den eerften, den zelven niet alleenlyk allenthalven tegen te gaan, met hem geheellyk af te zweeren , ziet Land Reces de dato 5 Mey 1621., ende in tegendeel door de erfchynende Leden de Landfchap bypligtig te ftellen met den gewoonlyken eed van getrouwheid, volgens Reces van Maart 1597. Add. Quartiers Reces van Veluwen d. d. 10 Dec. 1602. maar ook uyt alle Landelyke Vergaderingen te weeren, alle die geene, welke maar verdagt waaren , den Koning van Spanjen eenigzints aan te kleeven , of daar van te dependeren, al was 't ook maar met het neemen van Sauvegardes van den zelven. Landdags-Rec. d. d. 18. Decemb. 1606. Ende met relatie tot den Paus, zig alle gehoorzaamheid aan den zelven of aan deszelfs Wetten te onttrekken. Öidd multa (ftelc daarom Goris tr. 3. part. r. adverf. cap. 9. n. 28. Vragender wyze als eene ontwyffelbare zaake voor.) An non plus quam certum eft, poft repudiatam religionem pontifi. ciam, fufceptam reformatam, turn poft exutum jugum hifpanicum parta libert&te, neminem fubditorum Gelria cogi parere vel legibus imperatorïts vel pontificiis , cujuscunque generis, illte ftterint ? Ende vervolgens ook uyt alle publicque Collegien te weeren alle. die geene, die den Roomfchen Godsdienft aankleefden,- maar in tegendeel alleenlyk te admitteren zulke, die profeffie deeden van de waare Gereformeerde Religie, by publicque aucloriteit aangenomen. Lantd. Ree. d. d. 14. Mey 162-1. gereitereert den 24. April 1624. DaC  464 CONSULTATIEN, ADVYSEN Dat deeze twee poinélen , de Vryheid en Godsdienft, gepaart in het gemeene devys , libertatem tuemur ff religione nitimur, als de twee hoofdzaakenen (gelyk voorzeidt) eenige middelen, by de gemeene Bondgenoten zynde aangemerkt, om deeze nieuwe Republicq te doen bloeyend en beftendig zyn, ten gevolge van dien Haar Hoog Mog. midsgaders den Heere Prins Maurits van Oranjen, by derzelver brieven aan de Heeren Staaten deezer Provintie, wel hebben willen voor oogen ftellen , dat men geene in de Landfchap , hooge Collegien van de Republycq in 't gemeen , en hooge of laage Collegien, Officien of Deputatien der Provintie in 't byzonder, behoorde te admitteeren, die maar eenigzints den Koning van Spanjen verdagt waaren, te zyn toegedaan, ende namentlyk meede geene Pausgezinden , als te vernemen uit het geallegeerde Lantd. Reces van den Jaare 1621. ut ff ibid. fub d. 14. Mey. Dat deeze gronden ook van dat noodzakelyk gevolg zyn geweeft, dat de Landfchap by de voor aangetogene RefoJutien van den 5. Mey 1621. en 24. April 1624. heeft gearrefteert, dat men de Papiften uit de Landfchap en alle hooge Collegien zou weeren, mits de tegenswoordige haar tyd uitzittende ; ende vervolgens op den 22. July 1651. 12. Oftob. 1652. 4 April 1663. 3. en 25. Maart 1664. abfolute heeft verftaan en vaftgeftelt, dat de Paapfche Arnptenaaren de faclo zouden werden afgezet. Gelyk men 't zelve ook vind gearrefteert by verfcheide Refolucien, op 't zelfde fubjeét genomen by de Staaten van Holland, als te zien by van Zurck. in zynen codex Batavus, yerb. Papijlen. ffc. §. 21. ff ibid. in add. lit. C. als mede by de Staaten van Utrecht en Haar Ed. Mog. Gedeputeerden. Utrechts Placaatb. 1 D. pag. 396. 403. ff 757. Dat alzoo tot eene effentiele en radicale "qualiteit van alle Amptenaren geftatueert zynde de profeffie van de waare Gereformeerde Religie, het wel van zelfs volgde, dat ook geene zodane Ampten by forme van fubftitutie mogten werden  inde ADVERTJSSEMENTEN. 465 den gebragt op zodaane, die dezelve waare Religie niet waaren toegedaan: Vermits het met de betrekking van een fubftituent tot zynen gefubltitueerden, en van den gefubltitueerden tot het ampt van den fubftituent, niet anders kan beftaan, als dat het geene tot de habiliteit van den perfoon van een Officier of Amptenaar word gerequireert, en als de radicale qualiteit, tot het waarnemen van een zodanig officie of ampt, geeyfcht word in den principaal, ook niet minder een noodzakeJyk vereyfchte is in den gefubltitueerden. Waar van men twee illuftreerende voorbeelden omtrent de qualiteiten van dezes Landlchaps-Officieren en haare gefubltitueerden vind, eene in het Gereformeerde Landrecht yan Zutph. tit. 1. art. 1. als aldaar in alle Officiers, tot hare habiliteit en radicale qualiteit, word gerequireert: dat zy in me bevolen Ampten , of immers in de Graaffchap refidiren, en Landzaten zyn ,* ende in 't vervolg insgelyks in derzelver Stadhouders werd vereyfcht , dat zy zullen moeten reftdiren, und Landzaten zyn als boven, Ende 't andere in de Reformatie der Landregten van Veluwen, alwaar cap. 1. art. 1. den Landdroft van Veluwen en Richter van Veluwenzoom, door geenen anderen Stadhouder , haar Ampt mogen laaten vertreeden, als door eenen Stadhouder , die Riddermatig en in zyn Ampt woonagtig is. Om dat ook die twee hoedanigheden in den Droft van Veluwen en Richter van Veluwenzoom zelfs gerequireert wierden, als zoo veele radicale qualiteiten, agtervolgens 't Traétaat tuffchen den Hertog van Gelre ende de Staaten des zelven Lands ter eenre, ende den Hertog van Gulich en Cleve, ter anderen zyden, de anno 1538. ziet Placaatb. 1. D. in pralimin. col. 13 verf. thom. negen ind twintigften, en andere Receffen meer. Egter nog daar en booven by de Staaten dezer Provintie tot meermalen uytdrukkelyk en fpecialyk op 'c fubjeft van gefubftitueerde Amptenaren is gerefolveert en gearrefteert, 11. Deel. Nnn dat  466 CONSULTATIEN, ADVYSEN dat alle Paipfche fubftitutien afgefchaft en geweert zullen werden, als onder anderen op den 9. Oftob. 1661. en 29. Maart 1664. ziet Placaatb. 2. D. col. 400. En ftaat nvy ondergefchreven nog Voor, dat voor eenige Jaaren van wegen den Heere van Cannenburg, als aangeftelden Dyckgreve van Veluwen, de Perfoon van den Ontfanger Yfendoorn zynde geprasfenteert tot zynen Verwalter Dykgreve, dezen by het Hof Provinciaal is afgewezen, om dat hy Paaps was- Invoegen dat uit allen deezen tot de Perfoon van den Heere A. L. Hackfort geen ander befluit op te maaken is, als dat zyn Hoog Welgeb., zynde van de Roomfche Religie en daar voor publycq bekent, ten eenemaal is inhabil, om de Amptmannie en 't Rigter-Ampt van Overbetuwen als gefubltitueerden Amptman en Richter te konnen waarnemen, ofte in die qualiteit zig eenige bedieninge, zoo in als buiten den Gerichte, te konnen of mogen aanmatigen. En by gevolge mede, dat dit Teftament, voor zyn Hoog Welgeb. in die zig te onregt aangematigde qualiteit gepasfeert, van geen de allerminfte beftendigheid kan worden geoordeelt te zyn. Gelet, dat aan den vooraangetogen 5. art. Landregtens , vereyfchen'de de pralende en onderteekening van den Richter , of Stadhouder, (waar door geen anderen kan worden verftaan , als eenen gequalificeerden Stadhouder) in geenen deele gedagt kan worden, voldaan te zyn , door eenen zoo genaamden gefubltitueerden Amptman en Rigter, die van de Roomfche Religie is. Vermits 'er geen peremptoirder ftokregel is, als quod actus non poteft celebrari, nifi perfona fint habiies, Wesenb. in paratitl. de Auct. tut. n. 5. Ut in omni inquifitione non ante Juris rationem, quam perfona, quarendam, non fruftra moneat jCtus in l. 14. ff. de jur. Codicill. En  ende ADVERTISSEMENTEN. 467 En mitsdien den Heer A. L. Hackfort, in en omtrent dit Teftament, niet meer of anders kan worden aangemerkt, -dan als een particulier Heer; conform des Landfchaps eygene verklaringe omtrent eenen Richter , die notorie incompetent is, by 't Land-ree. dd. 30. Jul. 1651. Vervolgens ook 't Teftament niet anders kan worden geconfidereert, als gemaakt zonder prtefentie en byweezen van den Richter of deszelfs Stadhouder, en zonder onderteekening derzelver. Ende dat daar geene weegens 't Gerigte overblyven als twee Gerigts-Luyden en den Landfchryver , waar van de twee eerfte insgelyks (volgens informatie) Paapsgezinden, en alzoo meede niet buyten reproche zyn. Ziet maar hec Landdags-rec. dd. 6. May 1655. Zullende, zoo men. vertrouwt, niemant gevonden worden, die zal willen ftaande houden, dat in Overbetuwen een beftendig Teftament, over gereed en ongereedt, kan worden gemaakt, voor twee getuygen en Landfchryver. Te min, als men rememorere het geene hier vorens gezeid is, dat de praefentie van Rigter &c. alhier word vereyfcht, niet ad formam probatoriam , maar ad ipfam formam fubftantialem ipfius Teftamenti, en men dienvolgens alhier niet ageert de vcritate probabili teftamenti, fed de ejus veritate legali. Miflchien mogt ymant alhier inwerpen de quseftie , welke by de interpretes Juris word getraéfeert, als dezelve disputeren , an inftrumentum confecium ab eo, qui non erat notarius, fed habebatur pro Notario, publicum Inftrumentum dici pojjit? Of, (quod eodem recidW) an valeant atla coram Judice, Magiftratu, vel Notario opinatis ? Tot folutie van welke queestie, de Regtsgeleerden doorgaans aannaaien de decifie die men vind in die bekende /. Barbarius Philippus 3. ff. de Offic. Pretor. , Dog waar omtrent de DDren het zelfs onder zig geenNnn 2 fints  458 CONSULTATIEN, ADVYSEN. fints eens zyn, zommige dezelve affirmative, zommige negative, en zommige wederom cum 'diftinctione folverende, als met meerderen te zien by de DDren pajfun ad d. L. Barbarius 3. en zonderling by Brunneman. & Tulden ibid. Maar, om my daar omtrent met geene vrugtelooze uitweydinge, als ter deezer zaake niets doende, op te houden , zal het alleenlyk genoeg zyn, daar omtrent aan te merken, dat, zoo men eenige gelykfórmigheid, tuffchen de aften voor deezen gefubltitueerden Rigter, en die, voor den abufiven Prcetor Romanus gepaffeert, zou willen ftellen, de Cafus en vraage in deeze termen zou moeten geformeert worden. Of, wanneer de Staaten van de Provintie eenen Paapsgezinden hadden aangeftelt tot Rigter van Overbetuwen, die in 't openbaar gereformeert te zyn gereputeert wierd, als dan de aften , voor dien Paapfchen Rigter gepaffeert, zou* den moeten gelden y als gerichtelyke Inftrumenten, en beftendig zyn? Want even zoo is de Cafus in d. I. Barbarius 3. Namentlyk, alwaar eenen Barbarius Philippus, die by 't Roomfche volk wierd gehouden pro ingenuo, daar hy in der daad een fervus fugitivus was, ab ipfo populo Romano, by 't welke des tydes het jus Majeftatis in zyne uicgeftrektheid relideerde, tot Schout van Romen was aangeftelt; en welkers con. ditio fervilis naderhand ontdekt geworden zynde, de vraage was, an, quce ab ipfo in officia ge/la erant, effent valida? En de zaak in die termen voorgeftelt zynde, zou ik vermeynen in de gelykfórmigheid van die L. Barbarius 3. en daar by te ervindene decifie , te moeten antwoorden Ja. Maar geheel' anders, ende abfolute neen, in deezen val, daar den Heer A. L. Hackfort tot een gefubftitueert Richter van Overbetuwen is geftelt, niet door de Staaten deezer Provintie, maar door den dagelykfehen Richter, wiens aanftellinge, zoo die al met erreur omtrent 't poinft van Religie had konnen vergezelt zyn, niet van dat belang kan worden  ende ADVERTISSEM ENTEN. 46p den geoordeelt, om eene zodane decifie contra communes juris regulas te konnen uitwerken. Behalven dat in nojiro cafu openbaar en alom kennelyk is, dat de Heer A. L. Hackfort de Paapfche Religie heeft en hout, en daar van publicque profeflie doet, en over zulks die communis error, waar in de caufa iftius. L. Barbarius 3. beruft, alhier geen applicatie vind. En nog minder de Heer fubftituent den Heer gefubftitueerden heeft konnen of moogen dispenferen, van zodane Refolutien der fouveraine Stacen , welke hem inhabil tot de fubftitutie maaken : Siquidem inhabilem habilitare folius fit Principis. d. I. 3. ibi. cum etiam populus rjfV. Gelyk dan ook, propter cejfantem illum communem errorem, alhier niet quadreren zou, quod valeat teftimonium fiervi in Teftamento, gui communi epinione liber cnfiimabatur , per L 1. C. de Teftam. Eindelyk zou Ik ver-trouwen, dat ten opzigte van de utilitas püblica, hetfubftituit Rigterfchap vanÖverbetuwen we}mig proportie zou vinden, in eene vergelykinge met het prcetura urbis Romce in die tyden, fchoon dat dezelve al eens in deezen ook van die confideratie gevonden werdende, dan nog dit Teftament, en verdere diergelyke Aden ,. voor deezen Heere gefubftitueerden Rigter gepalTeert, niet anders als by eene fpeciale dispenfatie van de Heeren Staten dezer Provintie beftendig verklaart zouden konnen werden, daar egter Haar Ed: Mog. niet gewoon zyn, door eene zodane dispenfatie, om 't particulier Intereffë van deeze of geene, teegens zoo bekende iterative Dispofitiven, Refolutien en Mandamentcn, aan Landrechtelyke Erfgenamen te ontzeggen een jus qucefiitum, als is 'c regt van fucceffie in ipfio mortis defuncti momento, op haar na de Rechten en Wettcn van den Lande vervallen. Aldus geadvifeert by my Ondergefr. binnen Harderwyk den 6 Mey, 1740. Wasgetekenti " JOHAN SCHRASSERT. Nnn 3 De  470 CONSULTATTEN, ADVYSEN TT\e ondergefchrevene Regts-gepromoveerde gezien en geexamineert hebbende de hier voorftaande Vraageen het Advys, daar op door den Heer Johan Schrajfert verleent, Maaken gantfch geen zwarigheid, zig met dat zelve Advys te conformeren, gelyk wy ons daar mede conformeren mids deezen. Actum Arnhem den 13 May 1740. 1 j ondertekent : M. A. van LAMZWEERDE. J. SCHOMAKER. xxvi. advys. Over Hoer erye en Ontugtigheden en de boete van dien. Tn zake van arreft , voor den Wel Edelen Gerigte des |_ Schout-ampts Zutphen ongedecideert hangende, tuffchen Mr: Tobias Cutberleth Plegher, als Advocaat Fiskaal deszelven Schout-ampts, ratione officii, Arreffant en Klager, ter eenre, en Jan Cr oef e, in den quartiere van Veluwe woonagtig, Gearrefteerden en Beklaagden, ter anderen zyden. Gezien, gelezen, en geëxamineert de Protocollaria van den 5. 8. en 17. Juny dezes Jaars 1748., voorts de Klagte van den 26 dier zelfde Maand, en het Gerigts-decreetoverhetin cident, wegens de cautie, judicio fifii & judicatum folvi, met adfumtie van Regtsgeleerden , ingehaald, en op den 5. July gepronuncieert, als mede de Juftificatie van klagte, cum documentis fub A. B. B. 1°. C. D. & £., ende op den 15. Auguftus geprsfenteerde en geëxploiteerde requefte en ap-  ende ADVERTTSSEMENTEN. 4?I appoinótementen van citatie, Antwoord met documenten, fub verbis veritas rjf patet, en Replyk, cum docümtnto fub F., alle op den 30. Auguftus dier maand gedaan, het incident ten fine van rejecfie van dat replicaat document op den 30. voorfchreven gemoveert, en op den 31. Auguftus tusIchen parthyen voldongen, en het Gerigts-decreet over dat zelve, insgelyks by adfumtie van Regtsgeleerden op den 7. September ergaan, en eindelyk de memorie, ten fine van fornmatie, tot het doen van Duplyk, op den 10. daar aan volgende aan des beklaagdens bedienden geinfinueert, en die Duplyk ten principalen zelve , op den 16. September geëxhibeert, alles conform den inventaris, by de ftukken ervintelyk. 't Welgemelde Gerigte, alles overwogen, en op alles gelet hebbende, 't welk in dezen te overwegen, en waar op te letten ftonde, met Advys van onpartydige Regtsgeleerden, doende regt, condemneert den Beklaagden, over en ter zaake van de door hem op diverfc tyden te Warnsveld, ten huyze van Maria Graffelmans, Weduwe van Jacob Lenting , met en by, ofte aan dezelve Weduwe gepleegde hoererye, en ontugtigheden, in eene boete van vyf en zeventig guldens; Denzelven Gearrefteerden en Beklaagden mede condemnerende in de koften deezer procedure, en in die geene, welke by het decreet van den 5. July dezes Jaars, over het incident wegens de cautie ergaan, tot uitdragt van zaken zyn gereferveert, alle ter taxatie en mo-deratie van dezen Wel Edelen Schouten-gerigte. Was Geteekent: Aldus by ons ondergefchrevene geadvifeert binnen Doesborg en Zutphen , den 20'en 24. September 1748. M. A. van LAMZWEERDE J. SCHOMAKER. Re-  472 CO NS ULTATTEN, ADVYSEN Redenen van het voorfiaande gewysde, zyn onder anderen de navolgende. Offchoon ons wel uit de kondfchap van zes byzondere getuigen , fub C. by de antwoord overgelegt, is gebleken , hoedanig de eerfte van dezelve, met name Maria Graffelmans , Weduwe van Jacob Lenting , Herbergierfche te Warnsveld , aldaar in fubflantie deponeert, ,, dat de „ Gearrefteerde en Beklaagde in den Jare 1747. op eenen „ Maandag, drie weken voor Kersmis, en by gevolg in „ de Maand van December deszelven Jaars, met eenen „ Jan Avercamp , ten haren Huyze te Warnsveld voor„ noemd was geweeft, en aldaar tot in den avond en nagt, „ en zelfs na het vertrek van den laatften, blyven zitten. „ Dat hy aan gemelde Weduwe had verzogt, om by „ haar dien nagt te mogen logeren, gelyk ook , na dat voor hem aldaar in de Kamer een bed gefpreid was ge„ worden, ook gefchied, en hy naar dat bed toegegaan „ was, terwyl daar na die Weduwe ook op haar bed in de „ Keuken was gaan leggen ; dat vervolgens alwyders de „ Gearrefteerde had kunnen goedvinden , van zyn bedde „ op te ftaan, en zig naar} en by haar onder de dekens „ te begeven. ,, Dat zy, daar van wakker en verfchrikt geworden „ zynde, hem hadde gelaft, van haar weg te gaan , maar „ dat hy, dies ongeagt, was by haar blyven leggen, en „ door hem, eerft door goede woorden, en beloften van ,, trouw, tot den byflaap aangezogt, voorts daar na, ver„ mits hy haar daar toe en door niet verleiden konde, door „ denzelven geforceert, en tegen haare wille en dank be„ kend waar geworden. 5, Dat de Gearrefteerde daar na nog op drie diftinófe « ty-  ende ADVERTISSEMENTEN. 4?3 „ tyden, en wel de laatfte maal op Pinxtermaandag, den „ 3. Juny dezes Jaars 1748., wederom was aan haar Huys „ gekomen , en op dien Maandag, aldaar des Avonds, en „ tot in den nagt toe blyven zitten, en, na dat de ande„ re, aldaar ook zittende, menfchen vertrokken waren, „ tegen die Weduwe weder hadde gezegt, dat hy haar trou,, wen wilde , en haar verzogt, om dien nagt wederom by „ haar te mogen Jlapen, maar dat zy hem zulks hadde ge„ weigerd: „ Dathy, aldaar by den haard blyvende zitten, eenigen „ tyd daar na was opgeltaan, en, na dat zyne Schoenen „ en rok had uitgetrokken, vervolgens by deze Weduwe, reeds te bedde zynde, op het bed onder het dek gaan „ leggen. „ Dat' hy haar , tegen haren wille en dank, wederom hadde willen bekennen , maar dat zy zig daar tegen aan„ gezet, hem van haar afgeweerd , en tegen hem geze°t ,, hadde, dat het wonder moefle wezen, dat zy geen vrede in ,, haar Huys hebben konde": Alles met nog veele andere by die, haare depoficie doorgaans ervintelyke , Circumftantien , welke, als tot de decifie der zaake niet noodzakelyk zynde, wy daarom onnodig geagt hebben , alhier fpecifice te vermelden. Zoo hebben wy nogtans op deze haare getuigenifie, in abftracto aangemerkt, geene Juridicque reflexie mogen neemen. Naardien dezelve afgegeven is door een Vrouwsperfoon, zelfs onder Eede bekennende, dat een Mansperfoon haar buiten echt vleefchelyk bekend heeft, en welkers finguliere, en zonder eenige medegetuige gedaane verklaringe, van dat dezelve haar ten dien einde eerlt trouw beloften gegeven , en daar na in haaren weerwille geforceert hadde , geen geloove, naar Regten, kan verdienen. II. Deel. O 00 Als  4f4 CONSULTATIEN, ADVYSEN Als iïrekkende, om in allen gevalle, zoo veel haar mogelyk is, haar eigene eere voorteftaan, en haare fchande te bedekken, waar uit geen bewys te infereren is, dat legaal en fatisfaótoir zy, om daar op iemand over Hoererye, ofte Ontugtigheid, fub promijfwne matrimonii, en verder met geweld , ofte force gepleegd, te condemneren , en vooral in eene boete van twee hondert Guldens, aparte Fisci, hoewel , falvo judicis moderamine, geëifcht. In voegen wy ons nader verpligt bevonden hebben, om het gedeponeerde van deze Waardinne met, en tegens dat van alle de andere getuigen , en de eigene pofitien, ofte confeffie van den Beklaagden te confronteren , en te vergelyken ,. ten einde wy door dat middel mogten geinformeert worden, of, en in hoe verre die, ten aanzien van de zaak zelve , ofte het poinót, van gepleegde, ofte niet gepleegde Hoererye, en Ontugtigheden, met malkanderen overeenkomen , en zig, ten fine van volkomen bewys, adminiculeren, dan niet ? Om vervolgens daar uit, naar bevind der zake , quoad factum, ofte den Beklaagden by gebrek van bewys te kunnen abfolveren , ofte anderzints de geëifchte geldboete, pro re nata, modereren. Quando enim in fiatu conjecturali verfamur, id eft, quando non de jure, fed de faclo, ambigitur, res plus difficultatishabet, cum jus femper fit, aut faltem debeat effe certum, facla vero plerumque fint incerta, ideoque probationibus veritas eruenda, ójf fecundum acta , ac probata judicandum fit, ac proin Reus conviclus condemnandus, non convictus abfiolvendus eft. V. L. 6. §. i.ff. de Offic. prceftd. L. 4. C. de Edend. L. 9. C. de obligat. &f attion. Vinmus in comm. ad princ. lnftit. de Offic. Judic.n. 4. circa finem. Wy hebben by zoodanige confrontatie, en"vergelykinge, nu ontdekt de volgende poinóten. .imo. Dat de Beklaagde by zyn antwoord ten principalen; zelfs  ende AD VERTISSEM ENTEN. 475 zelfs pofeert, waar te zyn , en aldus confeffeert, dat hy zig een en ander maal ten Huyze van de Weduwe Lentings heeft bevonden. ado. Dat Jan Averkamp, by de kondfchap fub D. ter Juftificatie overgelegd, ad art. 20. art. 30. art. 4°. art. 6°. art. 7°. art. 90. onder Eede in fubflantie verklaard. Dat ,, hy ter gevraagder tyd, zynde Maandag drie weken voor Kersmis van 1747, zonder egter prascies te weten, op ,, wat dag, dat is, of het Maandag, dan qf het eenen an„ deren dag van de week geweeft zy, met den Beklaagden aan het Huys van de Weduwe Lentings geweeft is, en met denzelven aldaar tot in den avond, en nagt is bly-e ,, ven zitten, latende den Beklaagden, na dat hy einde„ lyk weggegaan was, aldaar alleen". 3tio. Dat de Beklaagde de door den Advocaat Fiskaal op den 26. Juny 1748. tegen hem in den Gerigte gedaane, cn fub A. by de Juftificatie geëxhibeerdc , klagte niet abfolute, ofte in haar geheel, maar niet anders, als met de byvoeginge van de woorden, & narrata pront narrantur, heeft ontkend. Gelyk hy daar na op den 30. Auguftus by zyn Antwoord maar alleen genegeert heeft: Dat hy de Weduwe Lentings door belofte van trouw, ofte ook, in haaren weerwille, ofte door force, ofte geweld, zoude hebben beflapen, ofte bekend. Waar door hy dan ook zelve genoegzaam komt te openbaren , wat hy op den 26. Juny bevorens,! onder zyne voorfchrevene woorden , prout narrantur, heeft verftaan, dat is, dat hy niet in dier voegen, als de Fiskaal by zyne klagte gezegt hadde , (te weten , dat het in weerwille van dat Vrouwsperfoon gefchied was) ontugtige converfatie met de 'Weduwe Lentings gepleegd hadde. Door dien hy Beklaagde by zyn gantfche antwoord ten principalen nergens tegenfpreekt , dat hy die Weduwe beOoo 2 kenl,  476 CONSULTATIEN, ADVYSEN. kend, ofte vleefchelyke converfatie met dezelve gehad heeft, nog ook, dat hy by haar te Bedde gelegen hadde. Alleen maar tot zyne vermeinte onfchuld, fub implicita tarnen conf'effione, pra? exerende, dat, wanneer die byflaap al gefchied zyn mogte, zy hem daar toe hadde aanzoek gedaan, en de nodige occafie verleend. Dat ons, buiten en behalven het door de Weduwe Lentings zelfs gedeponeerde, uit de eedelyke kondfchappen van vyf andere Getuigen , ter Juftificatie fub C. ad art. i8c. art. 190. art. 20°. £f art. 210. fub D. ad art. 110. —art. 140. art. 16°. — art. 180. en , fub E. ad art. 2°. art. 30. . art. 40. hoofdzakelyk komt te blyken ,, dat zy lieden op „ Pinxtermaandag dezes Jaars 1748. des avonds zyn geweeft ,, ten Huyze van de Weduwe Lentings: „ Dat toenmaals aldaar ook geweeft is, en gezeten heeft „ de Beklaagde in dezen , welke, na dat die Getuigen 's ,, avonds weggegaan waren, daar alleen was gebleven, ,, Dat vier van de zes Getuigen fub C. tegens denzelven als ,, toen , in prasfentie van die Weduwe, hadden gezegt, „ dat hy by dezelve ge f apen, haar bekend, en bezwangerd had„ de; dat hy dus, als een eerlyk man wezen wilde, haar „ trouwen moefle; dat hy als dan daar in huis hospes konde „ worden, ofte diergelyke woorden meer; dat daarop de „ Beklaagde aan haar lieden bekend hadde, dat hy het had„ de gedaan , en daar by gevoegt de woorden: ik dede het gaarne , en zy hadde het gaarne'". Dat vervolgens twee van deze Vier Getuigen , naderhand by reproductie fub E. ook nog hebben verklaard ,, dat de „ Beklaagde op dien Pinxtermaandag, in haare praTentie, „ mede had geavanceert: dat hy die Weduwe tot drie kee„ ren toe bekend hadde, en dat het van drie reizen eens „ was blyven zitten", conform de depofitie van eene deizes Getuigen fub D. zeggende „ dat de Beklaagde gezegd „ hadde, dat van drie een had gehouden". Welk  ende ADVERTJSSEMENTEN. 477 Welk een en ander, alzoo de Beklaagde by zyn Antwoord niet ontkent heeft, zoo moet het daar voor, naar Regten , uit kragt van de volgens ons Nieuw Reglement art. 68. & art. 69. juncl. art. 1. rjf art.- 2. op zyn tyd vereifte, en verzuimde be- ofte ontkenteniffe , en fpeciale litisconteffaLie gehouden worden , dat hy de daar uit tegen hem veronderstelde bekenteniffe niet mag revoceren ; immers niet zodanig, dat, litisconteftatione omififa, vel contumacialiter protracta, zou mogen gelet worden , op het geen allereerft door hem by Duplycq ten principalen, tegen welke hy wel wiffe , dat den Klager geen verder zeggen compepeteerde, gepofeert is „ dat hy namelyk niet anders, als „ fcherflender wyze zulks hadde gezegd, v. Carpzov. defin. ,., forenf. p. I. conft. 10. def. 1. def. 2. ff def. 16". Zoo, dat alhier is ejus confeffo ipfa , van „ dat hy zulks ,, tegen die Getuigen werkelyk gezegt heeft", en ondertusichen eene adjetJa qualitas confeffionis , van ,, dat hy het „ fcherzender wyze gezegt zoude hebben" gantfch onbewezen blyft, en aldus deficieert, daar men nogtans alhier, ubi fiscus, non ad painam, maar alleen ad muliïam pecuniariam , agit, niet in caufa criminali, fed fiolummodo in Civili verfeert. Ac per confequens in cafu, in quo confeffo, licet qualificata fit, att amen eft, ac manet confeffo; adeo, ut ea absque probatione adjebïce qualitatis, ficindi, five dividi nequeat v. Faber in cod. fiabaud. lib. 7. tit. 24. def. 1. ff Gabriel concl. ccm~ mun. lib. 7. concl. 19. n. 3. En dat ons, boven en behalven het geen de meergemelde Weduwe fiub C. getuigd heeft, ook uit de kondfchappen fub D. C. art. 28. art. 34. nog verder in fubltantie is gebleken, en wel, uit het getuigenis van de vyf andere deponenten fub C., en van den vierden deponent fub D. „ dat 'er, na dat de Getuigen s'avonds op „ den voorfchreven Pinxtermaandag uit het huis van die „ Weduwe vertrokken waren, en den Beklaagden alleen „ daar gelaten hadden, 's nagts omtrent twaalf, ofte één O o o 3 „ uu~  47* CONSULTATIEN, ADVYSEN „ uuren, eenig gerugt in het huis ofte de keuken van deze „ Weduwe is gehoord. „ Dat daar op één van die Getuigen , twee van haare „ Mede-getuigen, en zy lieden nog verder drie andere Me- de getuigen hadden gaan roepen, en uitgehaald, dat de , eerftgemelde tegens de anderen gezegt hadde, daar trtkt ', zig Croeje uit, en gaat by de Vrouw te bedde liggen , en dat „ zy lieden vervolgens naar dat zelve huis toe, en in die y) keuken zyn gegaan: „ Dat, als zy in de Keuken omtrent 't bed kwamen, een „ van haar de Gordyn heeft opgefchoven, en als toen vyf „ van haar lieden hadden gezien, dat de Beklaagde aldaar „ by de Weduwe Lentings te bedde lag , en, door den „ genen , die de Gordyn opgefchoven hadde, gevraagd zyn„ de, wat hy by de Weduwe op het bedde dede ? daar op hadde ,, geantwoord; kaerel! dat raakt uw niet: ■ ,, Dat hy, van dat bed afgeklommen, zyn broek van ,, voren geheel los , en open zynde , vervolgens zyne „ fchoenen en rok wederom aangetrokken heeft, en verder „ by die zes Getuigen was gaan zitten. ,, En dat de Beklaagde, als hem de voorgemelde Ge.„■ tuige toenmaals wederom vroeg, waarom hy by de Vrouw „ te bedde ging, als hy haar tog niet trouwen wilde ? den„ zelven nogmaals tot antwoord gegeven heeft , wat het hem raakte, of aanging. Welk een en ander hy Beklaagde by antwoord almede niet heeft ontkend gehad , maar daar omtrent by Du£lycq allereerft gezegt, „ dat hy befchonken geweeft, ,, en op dat bedde gefmeten was, en dat hy, gemaks-hal„ ven , zyn broek van voren los gemaakt had gehad". Zulks, dat hy, ten opzigte van deszelfs legginge., zonder fchoenen en rok, en met eene van voren los, en opengemaakte broek, by dit Vrouws-perfoon op haar bed, insgelyks doet confejfionem qualificatam quidem, fed cujus ad-  ende ADV E RTIS S EMENTE N. 479 jetlas a fe qualitates nullo modo probavit, quoque ideo in hac caufa civili dividi non pote/L Voornamentiyk , om dat niet alleen in cafu , quo quis fe, propter ebrietatem, excufare vult, reo ebrietatem alleganti, pides non eft habenda, fed eam alleganti incumbit onus proban'di, quod, tempore delitli, tam immodice ebrms fuerit, utmentis, ac confilii alienatione, atque exilio fuerit correptus. v. Carpzov. d. defin. foren f. p, 4. confi. 1. def. 4. n. 1. 2. 3. ff 4. ff in pracJ. crimin. p. 3. qu. 146. n. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 60. 61. 62. 63. 64 éi? 65. Maar dat zelfs ook eene levis, aut modica ebrietas (van hoedanige egter in dezen ook nog zelfs niets bewezen is) geenzins excufabel is z. Carpzov. aleg. def. 4. n. 6. 7. ff 8. ac d. qu. 146. n. 4.8. 49. 50. 51. 52. 53 ff 54. Ebrietas enim talis, quce in magnam, levem, ff levijfimam dividitur tradente Menochio, de Jrbitr. judic. quceftion. lib. 2. cent. 4. caf. 326. nn. f,—10, non excufat d pcena ordinaria in delictis. imo. Quia principimn delinquendi in ipfs ebriis eft, cum in ipforum poteftate fuerit ebrietatem evitare, quce deliSli caufa eft, adeoque fua culpa ff propria voluntate deliquit, juxta Aristot. 2. polit. cap. 10. ffc. 2^0. Quia, ft deliquerit duplex committit delictum , primo quia fe inebriavit, nam ebrietas vitanda eft, per quam crimina pnecavere non poffumus. v. c. 7. pr. qu. 1. cauf 15. ff fecundo, quia deliquit. En fchoon andere Doctoren willen, dat een dronkaard, delinquerende, maar extraordinarie mag, en moet geffraft worden; zoo komen dezelve nogtans daar in overeen, quod licet fit fine culpa, tarnen non eft fine. caufa,• ita, ut ebrietas quidem deliüum minuat, non tarnen in totum excufet..v. Baldus ad l. 10. C. qui accus non poftitnt, ff Damhoud. inEnchir. rer. crimin. cap.. 60. n. 24,. Be--  48o CONSÜLTATIEN, ADVYSEN Behalven, dat die extraordinaire ftraffe alleen in ebricfitate vel in magna, ff iinmodica ebrietate, in qua , juxta Terentium , neque pes , neque mens fatis fiuum officium facit, zoude plaatze nebben z. Gaill. lib. 2. /)/ƒ. 110. «. 27. 2$. ê? 29. Dog niet, fi, <2af gerlyk, ligtvaardig , en oneerlyk levens gedrag zoude zyn geweeft, en zelfs eene gemeene Hoer zoude zyn, zoo als hy-ter Antwoord en Duplyk bynaar doorgaans beweerd, en, om het welk te bewyzen, hy by de Antwoord heeft overgelegt, niet alleen fub verbo patet, eene Atteftatie van den Predikant van Warnsveld , gedateert den 25. Aug. 1748. verklarende, dat hyhaar, wegens haar ergerlyk gedrag het gebruik 's Heeren Heilig Avondmaal heeft ontzegd, dog zonder byvoeginge van den tyd, wanneer, dat is, of hy zulks voor dan of hy het na dato, dat de Beklaagdcmethaar heeft converfatie gehad, heeft gedaan ; maar ook, fub verbo veritas, eene kondfchap van wel agt Getuigen , dewelke egter het meerendeel van de aan haar voorgehoudene vragen verklaren te ignoreren , ofte van derzelver inhoud niets gehoord te hebben. Want het zy, dat die Maria Graffelmans, ten tyde, als de Beklaagde de eerfte maal is by haar op het bed komen leggen, nog eene eerlyke Vrouw ofte Weduwe was, het zy dat zy toemaals reets al eene Hoere , ofte zelfs al een commune epkippium reipublicce waare, zoo en als de Beklaagde op eene indecente wyze uit de in zyne kondfehappen geproponeerde obfeane vragen, heeft tragten te proberen. Zoo  ende ADVERTISSEMENTEN. 483 Zoo kan zulks egter zoo min in het laatfte, als in het eerft gemelde geval, den Beklaagden van de, met, en by ofte aan dat Vrouw-menfch gepleegde Hoererye, en Ontugtigheden excuferen, dewyl het door hem begaane feit in bet eerfte cas een ftruprum, en in het laatfte geval eene fornicatio is, en dit een zoo wel, als het ander, is eene fcortatio, ofte Hoererye en Ontugtigheid; ftupri enim ac fomicationh delicta folummodo dijferunt in eo , quod ftuprum cum virgine aut vidua honefta; fornicatio vero cum meretrice Jïveea, quce ff pajfnn venakm formam exhibet ff proftitutam meretricio more vulgo fe prcebet, committur v. I. 22. ff /. 29. C. ai l. Jul.-de adulter. Carpzov. cl. pract. crimin. p. 2. qu. 70. n. 2. 3. 4 ff 5. Atque unum illorum, ceque ac alterum fub pcena, aut muleta eft prohibitum. v. Idem. d. p. 2. qu. 69. ff 70. Jon. Voet. in comm. ad tit. ff, ad l. Juliam de adult. coercend. §. 1. 2. 3 ff 4. ' Adeo ut ff violentum ftuprum meretrici publicce illatum, capitali pcena vindicatum fuift e , referat Groexewegen de 11. abrogat. D. L. 22. C. ad l. Juliam de adulteriis ff ftupro n. 3. de qua etiam videri poteft apud Voet. all. §. 2. paulo ultra medium. Wy hebben, om den Beklaagden te kunnen ablblveren, nog veel minder mogen reflexie flaan op het geen den 20 Auguftus fub D. voc. veritas ad art. 10., door drie van de vier eerfte deponenten, welke, gelyk aldaar ad art. 80. ff art. 90., te vernemen is, hem onder haar vier in de Kamer ten huize van de Weduwe Lentings in zyn arreft, en detentie bewaard hadden, getuigt is. Naamelyk ,, dat de Beklaagde, in haar lieder prafentie, ,, aan die Weduwe hadde gevraagd, of hy haar op dat pas, ,, als hy by haar op 't bedde gelegen hadde , en met het „ welk hy, by het voeren van het discours met de Getuigen, „ befchuldigd wierde, wel had aangeraakt ? en dat zy daar „ op hadde geiindwoord, neen, maar dat het wel zoude beb- ben aangegaan". Ppp 2 Zul-  484 CO NS UL TA TIEN, ADVYSEN Zullende, gedurende dien tyd , op welke zy lieden hem bewaarden , in dat gezelfchap ongetwyffeld gediscoureert zyn geworden over het geval, in den meergemeldcn nagt tuffchen Pinkfler-maandag en Pinkfter dingsdag voorgevallen , als wanneer zes Menfchen hem by die Weduwe vonden op het bed leggen. Want hy immers, voor zoo veel als ons in den proceffe voorkoomt, op geenen anderen tyd, als alleen op dien nagt, ofte op dat pas, (gelyk by het ïó. Artikel, fub verbo Veritas, op de vraage geantwoord word) door iemand by haar te bedde liggende is gevonden , na dat zyne met die Weduwe reeds al verfcheidene Maanden bevorens gepleegde vleefchelyke converfatie, clam ac remotis arbitris, gefchied was. Zulks dat uit dat zeggen, ofte antwoorden van de Weduwe Lentings, „ dat de Beklaagde haar op dat pas, ofte „ op dien tyd , niet aangeraakt hadde , maar dat het wel ,, zoude hebben aangegaan" nog in geenen deele volgd, dat zy (zoo en als de Beklaagde het hebben wil) gezegt zoude hebben , dat hy haar nimmermeer had aangeraakt, veel weiniger, dat hy haar niet voorhecnen op eenen anderen tyd vleefchelyk bekend hadde. • Zoo dat dit haar zeggen niet anders kan worden verftaan, als dat zy daar door heeft willen te kennen geven, dat op dat pas die andere Menfchen, byna immediatelyk, na dat hy by haar was op het bed gaan leggen , onverwagt , en te fchielyk waren van buiten in dit huis, en by haar beiden aan het bedde gekoomen , eer dat hy haar nog hadde aangeraakt , maar dat hy zulks , volgens de mynen , die hy reeds hadde begonnen te maken, wel zou he ben gedaan , en het zelve wel zou wezen aangegaan , in cas dat gezelfchap buiten het huis gebleven , en hem daar toe aldus tyd, en gelegentheid gelaten geweeft was, waar in hy toenmaals, door het binnen komen en verder aldaar verblyven van die Menfchen , ongetwyffeld was verhindert geworden. Door  ende ADVERTISSEMENTEN. 485 Door dien het nooit iemand gelooflyk kan toefchynen, dat een Mansperfoon, welke met eene Vrouwsperfoon bereids te voren al vleefchelyke converfatie gehad heeft, naderhand in den donkeren nagt met dezelve alleen zynde , en ontbloot van fchoenen en rok. met een loffe en opene broek , by haar op het bed leggende , geen voornemen zoude gehad hebben , met dezelve wederom rem veneream te cxcerceren. Dat derhalven , daar uit niet anders kan profltieren , dan dat de Beklaagde zig andermaal aan Hoererye ofte Ontugtigheid heeft pligtig gemaakt, en aldus wederom aan eene dubbelde boete van vyftig Guldens onderhevig gemaakt , cum in reüeratione delicti verfiatus fuerit, ac deliclum reitera. turn duplicem mulciam mereatur. v. Gomezius in comm. ad leges Tauri. I. 80. I. 81. 6? /. 82. n. 29. Confferende alhier de reüeratione delioti genoegzaam ex ipfis prcediciis aclibus, quoniam tam fornicatio, quam ftuprum ■aliaqus delicla, quce noclu plerumque, atque in obfeuro committi fiplent, ideoque dijficilis probationis funt , probari poffunt per conjtcluras, prcefumtiones ff circumftantias, veluti accefiionem noclumam, corporis denudationem, accubationem in lecto cum muliere aliaque indicia. v. Mascardus de probat. Vol. 2^ concl. 811. n. 1. ff ftqq usque ad n. 10. ff vel. 3. concl. 1344. n. 1 ff 2. Gomez. alleg. loc. n. 16. ff 50. Carpzov. in pract. crimin. p. 1. qu. 16. n. 20 ff ii. En fchoon in dezen wel de Beklaagde zyne voorgenomene rëiteratie des vorigen delict, niet ten vollen effecfe heeft kunnen- brengen, maar daar in door de onverwagte* en fchielyke aan en bykomffe van andere Menfchen is verhindert geworden; Zoo kan hem zulks egter , in hac caufia civili. a duplici muleta reiterati delioti, ab hujus Provincies ordinibus in precmemorato placito anni 168r. indicia, niet libereren. Naardien hy niet in de nagt, en na dat al het gezelfcliap Ppp 3 van  4S6 CONSULTATIEN, ADVYSEN. van te voren vertrokken was , zonder rok en fchoenen, welke hy tot dat einde uitgetrokken had, en met een van voren opene, en ten zelven einde door hem losgemaakte broek, by dat Vrouwmenfch heeftop haar bedde kunnen klimmen, en onder het dek gaan leggen, zonder van zyne voorgenomene Scortatie , en Ontugtigheid al met de daad een zeer groot en merkelyk begin te maken: in deliclis autem principium, non finis , five exitus, attendi debet. v. Carpzov. in pracl. crimin. p. i. qu. 30. n. 66. En dat het-beletzei, het welk andere Menfchen hem, ten aanzien van Jiet voltrekken en ten einde brengen van zyn voorgenomen en reets begonnen werk, onverwagt toegebragt hebben, geenzincs wegneemd, quod animum, ac propofitum iterato fluprandi, aut cum eadem fomicandi nonhabuerit, adeoque contra ailegatum placitum revaa deliquerit. In deliclis enim animus, ac voluntas, non autem exitus, at. tendi debet, quia alius hominum non ab eventu, fed ex confilio funt metiendi ff csftimandi. Adeo, ut voluntas deliclum a non delicto dijlinguat ff peccaturn a~ non peccato discernat. v. Carpzov. fcepe cit. pr. crim. d. p. i. qu. i. n. 17 6? 18. Zonder dat wy ons in hisce civilibus te bemoeyen hebben met het poinót, an ff in quantum pcena ordinaria alicujus criminis, quod jam de fado inchoatum, fed ab aliis, prater malef atloris intentionem impeditum eft, adeoque ab eo confummari non potuit, minui, ac mitigari queat ? welk eene quceftio mere criminalis is. Aangezien wy alhier niet verferen in criminalibus, maar alleen circa mulHam civilem, omtrent eene civiele, en peeuniele breuke, non vero circa poznas criminales, five criminum: Alia autem eft ratio, cum ciyiliter, ff alia quando criminaliter agitur, is de bekende leere van Regten. Eindelyk hebben wy gemeend, dat de gearrefteerde, en Be-  ende ADVERTI'SSEMENTEN. 4*7 Beklaagde mede moefle worden gecondemneert in de koster. : Niet alleen van de procedure, zoo om dat da condemnatio in expsnfas is een ordinair, en ook zelfs by den Hove Provinciaal altoos flandgrypend gevolg van de buiten egt gepleegde vleefchelyke gemeenfehap, wanneer over dezelve proces ontftaat. Als, om dat wy in hoe procejfu den Beklaagden aan begane Hoererye en Ontugtigheden pligtig en by zig zelven bewuft, en derhalven zyne , onder behulp van de claufule, prout narrantur tegen den fiscus gedane, en tot Duplyk incluis vervolgde, oppofitie, temerair hebben bevonden, maar ook van de, over het incident wegens de cautie gevallene, en by decreet van den 5. July 1748. ad finem litis gereferveerde koffen, om dat wy uit de protocolïaria van den 8. en 17. Juny 1748. ende fommatie fitb B. van den 3. Aug. bevinden', dat de Advocaat Fiscaal zelfs verfcheide malen heeft gepraefenteert, om hem, tegens prajflatie van genoegzame reële ofte perfonele cautie, uit het arreft te zullen ontflaan Dat hy Beklaagde ook niet onmagtig geweell is, om, in^ dien hy al geene perfonele borge bekomen Jeonde, als nog reële cautie te hebben kunnen ftellen, in'cas hy zulks maar doen wilde. Nademaal hy, uitwyzens het protocollair extract, fub A. op den 26. Juny 1748. na zyne gedane oppofitie , zig, ten opzigte van die cautie, heeft beroepen daarop „ dat „ hy niet alleen in Veluwe , maar ook binnen Zutphen ongerede Goederen hadde. Zoo dat hy, wanneer hem zulks maar behaagd hadde het één ofte het ander ftuk ofte parceel van dezelve in tyds, coram judicia rei fitce, ofte,- indien het zelve leenplig- tig  488 CONSULTATIE N, ADVYSEN tig zyn mogte, in curia feudali, pro cautione , hadde kunnen verbinden , waar toe hem de faculteit geenzints door dat arreft benomen was. Dewyl hy, ofte het Gerigte, ofte twee Mannen van Leen hadde kunnen by zig in loco arrefii verzoeken , en laten komen , en voor dezelve eene daar toe gerequireerde Volmagt, ofte Leen-procuratie, op den een ofte den anderen pafferen. RE-  REGISTER. Van de voornaamfte Zaken, die in bet Tweede Deel der Gelderfche Confultatien , Advyfen ende Advertiffementen van Rechten voor komen. A. . f Bladz.j Actio, de Attionum tranfitu 1 vide late. 193. 194 Actio ex lege Diffamari, waar toe tendeert. 171 Actio exLegeAquilia,^z«/ nosmere reiperfecutoria. 196 < Actio communi dividundo, cui competit. 126 Actio familie erciscunda. < cui competit. 126 Accusatio, eft duplex. 315 .Adulterium. Quando mart- ] tus uxori remijijfe cenfetur. 200 1 Alienatio. In alienatione Rei mobilis mores h lege Romana nullum fecerunt divortium 75 ] B. Bona, non funt, nifi dedutto prius eert alieno: Ita fffructus efifie nequeunt nifi deduttis oneribus. 278 I C. I Carcer, de effrattio carceris, hoe te ftraffen zy 190. 340 I Carcer eft malamanfiio. 339 Communio , bonorum inter conjuges, qaalis eft focietatisfipecies. 269 //. Deel. f pro partibus cequalibus ff incequalibus inire poteft. ibid. Zonclusio , tota iibelli vis in conclufione eft pofita. 90 de vi conclufionis in caufa ac renunciationis ab ulteriori firoduttione. 251 Zonfessio , de effettu judicialis confefiïonis, 188 de confejfione qualificata 477 Consensus, de requifitis ejus, 198 D. Defensïo , eft juris naturalis, ff cuilibet permijfa. 187.356" Delicta, quce notte atque in obfeuro committi fiolent quomodo probantur. 485 )elictum, reiteratum duplici poena plettendum. 485 In delittis animus ff voluntas non exitus att endendus. 486 )ependens , quid fit. 346 )esertor, miles defertor quis. 337 )evisio hjereditariarum rerum , ab ea non temere recendum. 267. 1^5. Dolus zie Fkaus. Do-  REGISTER. Dominium , dominii Jive proprietatis effettus quid. 241 Dykpligtigheid , is een algemeene laft , die communi lege ff ufu op de grond zelfs legt en daarom geprasfumeert wordt by een iegelyk kennelyk te zyn. 161 Dyklasten , van dezelve natuur en conditie ah de Heeren fchattingen. ^ 161 Ebrietas ,. cum quis fefe propter ebrietatem velit excufiare, eam probare debet 479. ff ibi plura de hoe vitio. Emptio Venditio, quid ad hanc requiritur. 105 antequam contrattus emptionis venditionis fit perfettus vettigal non debetur. 106 Emptor , ad implementum contrattus agere nequit, nifi d fiua parte contrattum impleverit. 297 Emptio, ff venditio eft contrattus confienfiualis ad cujus perfettionem fcriptura non requiritur. 3.04 quid fi inter contrahentes convenerit, ut ea fcriptura conficiatur.- 105.305 Erphuisregt , hoe en binnen nen wat tyd te inftitueren. 128, het fubjett van een Erfhuis- proceduire is na onze ftatutaire wetten een binnen jaars ver* fterf, waar in iemand contradictie lydt. 411 domus mortuarice apprehenfione , auttore Magiftratu fiolemniter fatta, cenfetur acquifita bonorum pofte/Jio. 425 Erfuitter. Het Erfuitter~ fichap hoe gecontinueert kan worden. 128 de Erf-uittinge gedaan zynde houd het Erf-uitlerfchap op eH kunnen dan geen actiën meer tegen den Erf-ui tt er worden geinflitueert. f29 Evictio. Juris eft, etfi venditor evittionem non promiferit, naturaliter eam prceftare teneatur. 79 Exceptio , deexceptione tibi adverfus me non competit attio. Exceptiones prajudiciales ,ff de earum qualitatibus late agitur. 140 Expensa , convittus in expenfas condemnandus. 192 F. Fama publica, menigvuldig zyn de requifiten, ad famam publicam probandam. 187 \ Fideicommissum , Een Fideicommiffaire of gefubftitueerde Erfgenaam hoe de Goederen , die aan den zelven per Fi-  REGISTER. Fideicommijfum aut fiubftitutionem gemaakt zyn, moet uitkeren aan den Fiduciairen Erfgenaam. 8. 9 FlDEICOMMISSUM PERPETUUM in de Provincie van Gelderland verboden en hoe ver die aldaar gaan. 13 Fiscus, femper cenfetur locuplex. 353 Fraus five Dolus. Fraudis, interpretatie non ex eventu, fed ex confilio defideratur. 106 In dubio non prcefumitur, fed ab allegante probanda- 107 ubi dolus non adeft, ibi non eft delicïum poena dignum. 108 Qucelibet caufa etiam fatua, injufia ac beftialis excufiat a dolo. 109. 339 Error juris, Heet fcepius latce culpce cequiparatur ; attamen srror Juris dubiifive implicati aut intricati non fecus ac error facli probabilis eft, atque a dolo excufiat. ibid. Ziet Gabella. Furta , parva quomodo plee-1 tenda. 189 G. Gabella. In materia gabellarum five veftigalium poe nee nunquam locum habent, nifi fraus five ddus fuerit commiffus. 109 Gevangen , relaxatie van een Gevangen onder Cautie of Borgtogt, wanneer plaats heeft I 352 Goederen , om aan onroerende Goederen verband te verkry- v gen, moeten die gerigtelyk verbonden worden, en ten aanzien van roerende Goederen, moeten die door den Debiteur worden geftelt of gelaten in de handen en magt van den Crediteur. 81 H. Hjereditas. Semel adita ac apprehenfa definit effe hcereditas rjf confunditur cum patrimonia hceredis 119 per hcereditatem adquiritur plenum rerum hereditariarum dominium. 234 Heeren Goederen, in Magefcheiden onder Kinderen, qui bona fide contraxerunt, mag over den Ouderdom of Zaal- w heer zonder den Heer fchikkinge gemaakt worden. 42 Hoererye , over de Straffe van Hoererye volgens het Placaat van 1681. 481 Huwelyksche Voorwaarden, na de Wetten en Conftumen opgerigt, hebben alhier de kragt van een gerigtelyk tranfport. 436 t *  R E G I S T E R. tf daar aan onbrekende de fubfcriptie van Dedings-luiden behouden dezelve de kragt van een perfonele Obligatie? 436 Hypotheecq , van roerende of onroerende Goederen hoe gefchiet. Z,et Goederen. Hypotheca , tacita competit pupillis ff minoribus in bonis tutorum ff curatorum, ff hoe jure hodie utimur. 84 E Inquisitus. Quatenus illi actorum Judicialium infpeclio concedenda, 358 Quatenus ex parte inquifiti ad deducendam atque probandam ejus innocentiam intervenire queat procurator, vel advocatus.. 359 Interesse , in omnibus faciendi obligationibus , fi non fiat id, quod fieri convenit, fiuccedit obligatie prceftationis ejus, quod inter eft. 435 Qui fine interefife agit, femper caufa cadere debet. 123 Interpretatio, in dubio benignior interpretatie fiacienda. u9 Et ea ampleüenda, quce quam maxime fieri poteft poenam ff deliclum excludit. 109 Interventie , ziet Voeginge Inventaris. Qui inventarium peter e po funt, 122 Jüdex , qui cognofcit de caufa principali etiam cognofcit de incidenii. 345 quomodo fiefie gerere debeat m examinandis reis. 358 Judex fecundum atla ac probata judicare debet. 474 Jura , ignorare nemini permisfum. 12 S Jus , femper eft certum „fedfacta incerta. 474. K. 7 Kosten, tot de executie en verkopinge van de gefubhafteerde Goederen aangewendt, worden voor alle andere geprcefereert. 86, L. Leengoederen. De uitkeringe van den derden voet in Zutphenfche Leenen heeft wel in linea defcendenti, dog niet in linea collaterali plaats. 7. 261 Hoe deze ie eyfehen. 261 Vrugten, als opgaand hout van een Leengoed, zyn niet langer feudaal of pars fundi, quam quamdiu fiundo feudali cohcerent , en zo ras als ze a folo feudali gefiepareert zyn, zyn allodiaal. 10: Leen, moet met confent van den Leenheer verkogt worden ' en kan daar over in het geheel niet gedisponeert worden buiten  REGISTER. ftn toeficmming van den Leen heer. 371.44c Teftamenten ever ftigtfe Le nen, tot het maken van diei Octroi te hebben. 217 Qjaftio utrum , ac quo modi five in quot aut quales partes. feudum dividi queat aut debeat ,-is een quceftio mere feudalis. 252 De feudo five caufa feudal, absque domini confenfu compromitti nequit. 252 an fub generali bonorum appellatione feuda comprehendantur. 371 Res feudalis prcefumitur, fi. in caftro bonorum fieudalium fit regiftrata. 3,87 L. Bararius Philippus , 3. ff. de offic. prator explicatus. 46 L.- 2. Cod. de re)"eindend, vendit'. quando locum habet. 86 M. Mens , ratio five caufa in legibus , ftatutis ac confiuetudinibüs in primis eft attendenda ff ea cejfante ceffat ff. ipfa Attio. . 97 Meretrix pubeica vide Stu- prum. Momber,, mag tranfport deen -van eenig goed, aan zyn pupil toebehorende, dat door de Ouders, nog in leven zynde, reets1 verkogt is , en zulks zonder > kennis en goedvinden van het Gericht of Magiftraat. t