GELDERSCHE GONSULTATIEN, A D V Y S E N E N D E ADVERTISSEMENTEN Van rechten. DERDE DEEL.   CONSULTATIEN A D V Y S E N E N D E ADVERTISSEMENTEN VAN RECHTEN B Y W Y L E N M*- MARTEN ALEXANDER van LAM ZWEERDE, EN ANDERE VOORNAME GELDERSCHE RECHTSGELEERDEN AFGEGEVEN. DERDE DEEL. Te ARNHEM, By WOUTER TROOST, Boekverkoper, MDCCLXXXII.  Solent Judices quandoque a decernvndo abjlïnerr ö9 vel ad injlantiam partium liügantium vel fuafponte, nunquam non tarnen bene ac toto decifionem caufarum in judicio ventilatarum prudentiorum conJïlio committere, quod & fapius rei difficultas ac momentum expo/eii. Confultisfim. Dominus Joh. Schrassert in Comment. ad Reform, Velar  VOORBERICHT ie hier het Derde Deel van de Gelder* fche Confultatien, Advyfen en Advertijjemeuten van RechtenX met genoegen ondervinden wy,, dat dit werk hoe langs hoe meer getrokken word , des wy ook te meer worden aangezet, om onzen voorgenoomen taak te vervolgen, en met allen: moogelyken fpoed het Vierde Deel te zien in 't ligt te brengen. Wy twyffelen geenzints, of dit Derde Deel zal met geen minder genoegen dan de voorigen ontfangen worden, vervattende in zig een aantal Advyfen, door voorname en bekende Gelderfche Rechtsgeleerden afgegeven ; terwyl wf de Lezers verzoeken, om de drukfouten, die echter niet veele zyn, zelve te verbeteren en den uitgever met hun gunft te vereeren.  REGISTER DER HOOFTSTOFFEN. /. ^ywtwee Vragen, uit Huwelykfe Foorwaarden refulteren- Eerftelyk, of een Zufter van een overledene de Moeijm van de . juccejjie excludeert? Ten tweeden, of de Leengoederen onder de gemeenjchap van Goederen behoren ? Hier in bet gantfche Proces tot in Appel toe Over het leveren van Staat en Inventaris van een Boedel, door een Stiefmoeder, aan de Voogden van haar en over leden Mans voorzoon. Over de refervatoire clauful in Huwelykfch» Voorwaarden. Over de lex hac Ediftali. , . Een gif te van hu gerede, hoe verre tn de Stad van /.utphen toegelaten. De affiniteit komt na regten te cefferen door de dood van den perfeon, welke die affiniteit indueeert; Dit metverfcheidene voorbeelden beveftigt. Advys over een Teftament, zvaar uit gefprooten zyn de volgende Vragen: Öf in V zelve een Fidei commis ts refiderende? Of een teftament in Holland gemaakt, zig uuftrekt over de goederen in Gelderland? Of een Groolvaderlyke dispo- tie ex vi pa&i feu contradtus inter liberos mui konde geoor- deelt werden te beftaati ? Of men over de Fideicommis- faire Goederen heeft mogen disponeren , en in fpecie, ever de Leengoederen, zonder obïroy, «f approbatie van den Leen- heerp Of iemand zig,in oppofttie feilende, daar aoor tn- surreert de penaliteit by het teftament geinfereert ?  HO.OFTSTOFFEN. V. Over de qualificatie en volmagt tot eent Gerigtelyke Procedure VI. Over de Lex Anaftafiana. VII. Wat vereifcht word, om tegent iemand Criminaliter te pronderen. VIII. Advys, waar ly word aangetoont, wat onder bet woor-d'keften begrepen is, wanneer een Beklaagde uit zyne detentie keft en fcbadeloos word gerelaxeert. IX. Over Prcefcriptie van Bottens, wegens bet fchouzven van een Dyck. X. Over dc Lex Anaftafiana, en dat die hier in Gelderland geen plaats heeft. Over de denuntiatie van een ceffie van Atlie, en de kragt van dien. Over een Kentmeefter van Geeftelyke Goederen, door 't Quartier aangeftelt, en of die met een Voogd vergeleken kan voorden? Geeftelyke Goederen niet te veralieneren, dan met confent, en approbatie van de Heer en Staten, en of buiten dien zulk een alienatie nul is ? Vicarie Goederen verfchillen van Geeftelyke Goederen. XI. Hoe zich een vervsinhelber omtrent de verwennen Goederen in Nederbetuive moet gedragen. XII. IVat in het Quartier van Veluwe Man en Vrouw mal* kanderen by teftament mogen maken. Over de Clauful Codicillair. Een Nieuws Wet verbreekt een Teflament, na een oude Wet gemaakt.  R E GIS TER der Ovir de kragt van de Clauful refcrvatoir ** de Huivelykfche Voorwaarden. Wat op een Inventaris te brengen. 1 XIII. Biding van retour in Huivelykfche Foorwaarden is voor geen revocatie van een Teftament te houden.. XIV. Over Kerkdievery, en wat dien aangaande in Gelderland by de wetten gevonden word; voorts over het inkomen tekens een banniffement. X V, Over de fuccelfte ab inteftato van een Grootmoeder aan haare Kindskinderen. XVI. Een Teftament, niet gemaakt fecundum requifita StatutiLocl, is ondugtig. * 6 XVII. Over fucceffie ab inteftato. J " XVUL AJvvs over drie voornaame Leenquaftien. XIX. Ovsr de kragt van eenen beëden Inventaris. X X. Een Inventaris kan by arreft gevordert worden. XXI. Over het inbrengen van Goederen, bevorens men tot fcheidinge en deilinse kan worden geadmitteert. XXII. Inventaris moet (binnen zes weeken) eer ft gemaakt worden, eer tot fcheidinge van een Boedel kan getreden worden. J XXIII. Ovet-Concurrentie en Pr deferentie. XXIV. Qver een zaak, daar de vraag was, of 'er Mynéed was U~ gaan? Ai  HOOFT STOFFEN. XX V. Advyfen, waar by Verft aan word, dat Ob ligatien en Pandfeiltge Brieven voor Gereed Goed te faudèn zw, XXVI. Een Vrouw is voor de fchulden van haaren Man aanfprakelyk zoo wel die ftaande Huwelyk , ah voor het zelve aemaakt zin. XX VIL h J ' Advys, waar by ver ft aan word, dat generaal Verband gaat voor jonger Speciaal. XXVII1. Advys, dat een Socius, ex contraétu Socii pro communi focietate, cui eft propofitus, gefto in folidura aanfprakelyk is, behoudens zyn regres op de Compagnie. ' XXIX. Over de Tohryheid, de Burgers van Ztitphen op dé ftröomen competerende. XXX. Bydeze Sentemie en Advys word een exceptie van Renvoy gcre* je&eert, ter oorzale zich iemand aan het invoeren van Beesten tegens het piacaat hadde fchuldig gemaakt; hier by word ook wyPhpig qehandelt over hn jus de non evueando XXXI. Exira& uit. zeker advys. van onbekende Advocaten, aangaande de Buurfchap Lakemond, dat die onder het Richterempt. en Schependom Wageningen gehoart, en niet onder de Betuwe, XXXII. Over Dyck-Zaken, XXXIII. Over verfcheyde-ne Quaftien tn den Text. XXXIV.. Misjjte aangaande een Procedure van een Leenheer tegens een Vafal, die Contumax is. XL XV. Iemand tot Vordel-goed beregtigt z^nde, kan zulks niet trekken-, vaanneer den boedel infolvent is,, en het zelve daar uit niet kan vallen,. . * * Over  REGISTER der. XXXVI. Over Toverye. XXXVII. Over Pei/idinge, en hoe de Acte van dien aan Erfgenamen Je inftnueren; wat dan te proberen, en of het defecl van het Zegei een nulliteit aan Huivelykfche Voorwaarden ii.fereert. XXXVIII. Over het feilen van Cautie in Procedures. Een generaal Verbind, wanneer de Goederen affe&eert ? In hoe verre een Vrouw aanfprakelyk is voor de fchulden van baren Man, ftar.te matrimonio gemaakt? XXXIX. Wanneer en in hoe verre eenBefaet tegens een Ingezeten plaats heeft. X L. Over bet ott (zetten van iemand melde fterke hand uit een gehuurd buys, X LI. De gemeenfchap van Goederen word gecontinueert, zo 'er geen Inventaris is opgerigt. XLII. Dat een Erfuyter in het geheel voor de Boedelfchulden aanfprakelyk is, en veel over het Rerht van BoedMouderie, en bet gntdoen van dien. XLUL Contraclen over Sollicitatien van Commisften, en Officien, Militair of Politica, nul verklaart. XL IV. Iemand tot Arnhem fiervende , zonder Erfgenamen natelaten , komt niet de Stad die erfenijfe toe, maar den Vorft van den Lande. XL V. Een Vader of Moeder, blyvende met hun Kinderen zitten in gemeenfchap, profiteert niet m 't geen de Kinderen aanferft. XL VI. Over Injurie. XL VIL Over de Borgtegt van een Vrouw, en ve&l over de renunciatie van het beneficium fenatusconfulti Vellejani. Een  HOOFTST0FFEN. XLVIIL Een Teftament in Holland gemaakt, en deTeftatrice met baar Man zich naderhand mtt ter woon na Arnhem begevende, in hoe verre dat Teftament daar van kragt is. Wat onder het woord van Gerede Goederen gehoort, X LIX. Over Proteft tegens een gerichtelyke Verkoop. L. Over het ontftaan van iemand uit de detentie tegens gepraefteer* de cautie. LI Over preferentie ten aanzien van een Schuur, die op verbanden Land geftaan, en naderhand op een ftuk Land, aan een ander verbonden, wederom gezet en geplaatft was. LIL In boe verre van gewysdens in zaken ten Erfhuisrtchten mag worden geappelleert. L III. Over bet privilegie de non evocando, de Burgers van Zutphen competerende, en over bet Recht van de Waag in den Ampte van Voorft. . LIV. Advys over verfcheydene Vragen, in den Text te zien. L V. Advys, zvaar in aangetoont word, hoe verre iemand van zfit pagt, door het niet kunnen genieten van bet gepagte Goed, ontflagen is. LVI. Advys waar by verfcheiden vragen nopens het doen ruimen van een Bouwman, en bet verkoopen van deszeifs goederen, wegens wanbetalinge van de pagt worden beantwoord, als mede bet regt van de Borgen in het Grasffchap Zutphen opgegeven, en ever bet Meftrecht. LVI 1. Advys, waar by gedecideert 1. dat in bet Graaffcbap Zutphen * * a vel»  REGISTER. volgens het Landregt aldaar TH. 5. art. 8. by Daplycq documnien gevoegt zynde, daar tegen by teg&npartby naakt en' hlood getripliceert en vervolgens a.b altera pane mede naakt en blood gequatirt/pliceert moet worden 2. Word daar by de praefcriptie over het falaris der Advocaten vuorbygegaan. J r , LVI II. Advys, waar by gede,cideert 1, d>t een volmagtiger niet anders verpligt is, zynt volmagt na het Landr. der Gr. Zutphen te produceren, als op verzoek van de Tegenparthy. a. Dat ratihabitió mandato requiparetur. L IX. jfègvL waar by wj)rd aangetoond, dat een Capitaal in een Leeagoei gevefiigt, daar door geen Leen word, en aar dus de fucceljie ab intdtato daar na niet nijet werden gereguleert. J LX. Advys over den Verkoop over eenige Molders Rogge en leverantie van dien, in den Jaare 1709^ L A L K-orte DeduitU van het Recht, den Heer Landrsfl der Graaffchap Zutphen, in en met betrekkinge tat en van de Richters ter leze Bancke van het Landroften Jmpt, competerende. ^ LXII. Over het zeltcn van Watermolens. L X111. Héiwehklche Voorwaarden hunnen niet verandert worden. ö 3 LX IV. Een Erfgenaam ab inteftato by teflament zeker legaat, m'.t ex'' clufte van verdere legitime en flatutaire fuccejfie, gemaakt zynde, kan te gelyk hit legaat ex teltamento nou obflante .claufwla poenali, en het goed cx legkima fucceffione, vi fta;tuti hem pro portione hertdimiy^peterende , genieten. Cmtrair het voorgaande. L X V L Advp, Cotrfirmatoir. C D N-  ' Pag. s CO^TSULTATIEN, ADVYSEN E ND E ADVERTISSEMENTER i. Over- twee Vragen , uit Huwelykfe Foorwaarden re filterende, Eerfelyk, of een Zufer van een overledene de Moeijen van de ficcejfie ex, eindeer t ? Ten tweeden, of de Leengoederen onder de gemeenfehap van Goederen behoren ? Hier in het gantfche Proces tot in Appel toe. CASUS POSITIE, J-£endrik Top en Hannisjen Dries, hebben op den 30 Juny ióyo. opgerigt Huwelykfche Voorwaarde!, waar van de A^opie hier nevens gaat. JU. Deel. A Bei^  CONSULTATIEN, ADVYSÊN Beide deze contrahenten zyn voor omtrent twee maanden l de een kort na de ander, komen te overlyden, zonder kinderen na te laten. Uit de Contenue van deze Huwelykfche Voorwaarden komen, twee quseftien te ontftaan, de eene tuffchen de Erfge»ainen van den man Hendrik Top: fuftinerende de Zufter van den. overledene, dat zy, als nader in den bloede, de Moeijen van de, fucceffie geëxciudeert.,. De andere qutóftie ontftaat tuffchen de Erfgenaamen varr beide de Contrahenten, uit oorzaak, dat de Bruyt Hannisje. Dries'voom. ten Huwelyk onder andere goederen ook mede aangebragt heeft Leengoed, 'twelk haare Erfgenamen nu fuftinéren, niet onder de gemeenfehap van goederen te behooren». maar op haar alleen te zyn gedevolveert; om dat die Huwelykfche Voorwaarden quafi by den Leenheer niet en zyn gcap- . probeert.... Qr.Ü'A ER I T U R Eefftelyk, of de Moeyen van Hendrik Top, uit kragt vaiï ' dat beding, in de Huwelykfche Voorwaarde geinfereert, niet zona tot deszelfs Erffeniflè zyn, als zyn Zufter, en of dezelve niet in vier delen egaal en even na moet genoten- en geprofrV teert worden % . Tentweden, of uit kragt van diebedongene gemeenfehap, in fubvirgulatis te zien, de Erfgenamen van Hendrik Top voorn, niet mede beregtigt zyn voor de halffcheid tot 't Leengoed, of fchoon in die Huwelykfche Voorwaarden geen mentie van Leengoederen gemaakt is, nog dezelve by den Leenheer zyn geapprobeeit? met dien verftande nogtans, dat inval de Erfgename- van de vrouw Hannisjen Dries het Leengoed in 't geheel aan haar wil behouden, zy als. dan gehouden is, de halffcheid van de waardye van dien, door onpartydigen t' seftimesrcn^ aan de Erfgenamen van den man uit te keren en te voldoen, waai op een onpartydig en regtmatig advys word verzogt. Go?  ende ADVERTIS SEMENTEN. 3 Gezien by ons ondergefchreevene Rechtsgeleerden de bovenftaande cafus fofuie en daar by gevoegde copie van de geallegeerde Huwelykfche Voorwaarde en daar uit geformeerde vragen ; > 0 Zouden wy van gevoelen zyn, omtrent de eerfte, dat uiti, kragt van de clauiule, in de Huwelykfche Voorwaarden gevonden wordende, bis verbis : de eene helft voor de Bruidegoms Vrienden, te weten een deel voor de Bruidegoms Zufter, of haren erven, en drie delen voor de Bruidegoms Moei jen, of haren erven; zoo dat de Moeijen hooft voor hooft, of hare Erfgenamen zo na m de deilinge zullen.zyn als de Zufter, de Moeijen van Hendrik f0p of haare Erfgenamen zoo na in de deilinge zullen zyn, als zyne nagelatene zufter, en die Erffeniüe in vier egale delen zal moeten verdeelt worden. Om redenen, dat Hendrik Top by zyne Huwelykfche Voor-, waarde, volgens coftumen van deze en andere naburige Pro- ~' vnicien, heelt vrygeftaan zodanig over zyne.goederen temogen dilponeren, als hem behaagt heeft. Moribus enim noftris in tabulis antenuptialibus ftmgÜUs non a' minus libera de rebus fuis permittitur difpofttio, quamjure Ro™#no mjeftamemis. Lamjs. Goris adverf. tr.\. p. 1. Cap. En dat zodane vryheid van difpofitie, of bedingen van retour, • by Huwelykfche Voorwaarden, niet alleen is gepermitteerd: ten 4' refpefte van iemands naafte Bloedverwanten of Erfgenamen ab mteftato maar ook vermag te gefchieden ten refpe&e van een derde of vreemde, die geen Erfgenaam ab inteftato wezen zou; zulks word geleert by Sand. ad conf. feud. Gelr. « ;< 2' caP' 5- § atque ita fucceditur ex patlis & i 3 „We5EL adnov. conftit. UltrajeéJ, ad art. 7. ». 1* & ibid. alleg. Lantr. van Ruermont p. 1. tit. 2. § 1. ». i4. Zo dat ons bedunkens notoir en .buiten eenige controverfie aT  4,1 CONSULTATIEN, ADVYSENr is, dat de Moeijen van Hendrik Top (alfchoon een graat verder denzelven als zyne Zufter beftaande, en wel na den Landregte-vanVeluwen van de fucceffie ab intejio wordende geëxcludeert) des niet tegenftaande in kragt en na den teneur van/ gemelde Huwelyks Voorwaarden in dezelve nalatenfchap zullen moeten worden geadmitteert, en alhier moet worden geappliceert die difpofitie rechtens, quod provifto hominis faciatcejfare provifonem, legis. - Aangaande'nu de twede vrage, in de cafus poftie geformeerd zyn wy van gevoelen,dat, dewyle by de aangetogene Huwelykfche Voorwaarde tulfchen Hendrik Top en zyne vrouw is bedongen, een.gemeenfehap van alle eri iedere wederzydfe -goederen, gerede-en .ongerede, a&ien en credit en, geene van allen uitgezorrdert NB: van wat aart, natuur, of waar ter plaatfe dezelve* gelegen zyn, daar uit notoir komt te volgen: dat die gemeenlehap mede is geftipuleert over de Leen en andere Heerlyke Goederen. £wf Zytide na rechten bekent, dat de Leengoederen , die an;'ders buiten de gemeenfehap blyven, door beding in de Huwelykfche Voor waarde mede daar onder getrokken konnen worden. - y En of wel by zommige Rechtsgeleerden word gefuftineertyi dat, om de gemeenfehap te bedingen over Leengoederen, in de Huwelykfche Voorwaarden mentie van dezelve moet worden gemaakt, en dat onder de woorden van alle goederen geen1 Leenen worden gecomprehendert. g ; Zoo zyn echter verfcheidene en vele Rechtsgeleerden ook' ' wederom van contrarie gevoelen, lerende: quod in omrii generali difpofttione, contratlu & focietate feuda comprehendantur: Burg. ad conf. Fland. tr. 3. n. 19. &. tr. 13. n. 44. Et quod fub generali appellatione bonorum mobilium & immo' ' bilium, als alhier de Leenen mede begrepen worden, getuigt.  en de ADVERTISSEMENTEN, 5 Christin, in fuis decif. alzoo by den Hoogen Ra-ad van Mechelen veritaan te zyn, vol. i; dec. 238. *. r; Wordende 't zelve al mede getradeert by Minsing. cent. 6. iaT vbf. 66. n. 4. ubi dicit; Qjioa fub bonorum appellatione ventant feudalia, tametfi plerique contrarium fenfer int, fed inadvertenter & male. Welk gevoelen nog nader word beveiligt by Pieter Bort- iï7 over V Hollands Leenregt p. 5. tit. 2. cap. 3. vrag. 5. Alwaar hy ex profejjb deze quïeuie verhandelt, en van de iil grond af ophaalt de redenen, waarom de oude Rechtsgeleerden in 't gevoelen zyn geweeft, dat onder de benaminge van alle goederen geen Leenen wierden begrepen; en dat die redenen hedendaags komende te celferen, met recht meelt alle onze hedendaagièhe Schryvers van dat gevoelen zyn afgeweken, en 't contrarie hebben geamplecleert. d. loc. n. 11. Dat ook de Doctoren, die van ander fentiment zyn, alleen-' 13J lyk zeggen: quod fub appellatione bonorum ftmpliciter prolata non fubintelliguntur feudalia. Garpzov. refp. lib. 4. tit. 6. refP- A$- »• 18. Idem part. 2. dec. 142. n. 14. - Waar uit dat met recht argumento a contrario fenfumzg wor- ÏT den befloten : quod fi appellatio bonorum non ftmpliciter, fed cum adjeclione epith'eti (als alhier) fit prolata, tune feuda comprehenduntur, voorn amen tlyk .in Huwelykfche Voorwaarden die moribus noftris zeer favorabel zyn. Waarom in dezen wel te letten Haat, dat in de geproduceerd r ^ de Huwelykfche Voorwaarden, niet alleen worden gebruikt firn- 5' phciter de woorden van alle goederen, maar wel duidelyk met dezeexprefïïeenbefchryvinge, geene van alle uitgezonden, van •'' xo at aart, natuur, of tv aar ter plaatfe de ze hen gelegen zyn. Welke woorden niet en konnen gezeid worden iets anders te?Téf£' betekenen, dan Leengoederen en Heerlyke Goederen, zo datf t een en t zelve is, of't woord van Leengoederen te gebrui- A 3 * k$ri^ •  4 CONSULTATIEN, ADVYSEN ken, of zodanige andere woorden, waar door 't zelve word gedenoteert, en nier anders en kan worden verihan. tjr. Zynde ten dezen ppzigten decifoir de leer van Sand. ad cotif. fcud. Gslr. tr. 2.. tit. 2. cap. 3. n. 6. in fin. l8. Wanneer hy zegd: quod tam iacite quam exprejje de feudis 'in paffis dotalibus poffit agi; hoewel wy meenen, dat in deze ■ Huwelykfche Voorwaarden fiatis exprejfe de feudis gehandelt is. Zg Waar by nog koomt, zo men die woorden van ivat aart, natuur &c. niet en zoude willen expliceren, en duiden op Leen- en andere Heerlyke Goederen, dezelve alsdan ten eenemaal onnodig, en als nergens toe dienende, in de Huwelykfche Voorwaarden zouden moeten verdaan worden, gefteld te zyn; daar nogtans rechtens is: quod verba alicujus ailus ita fint intelhgenda & interpretanda , ut aliquid operentur, quod in tantum procedit, ut nee fillabam quidem otiofam ejfe oporteat, vel fine virtute aliquid operandi. Cravett. confil. 796. n. 12» Carpzov. part. 1. dec. 10. n. 16. 20# Dit dan valt ftaande, dat by de geproduceerde Huwelykfche Voorwaarden mede de gemeenfehap over Leengoederen bedongen is, zoo oordelen wy ook notoir rechtens te zyn, dat, alhoewel die Huwelykfche Voorwaarden door den Leenheer niet en zyn geapprobeert, evenwel de Erfgenaamen van Hendrik Top bevoegt zyn, uit kragt v,an die Huwelyks Voorwaarden , tanquam ex contra&u & p'a&o tegens de Erfgenaame van Hannisje Dries, (indien die hetLeengoet zelfs in deilinge van de nalatenfchap niet en zouden willen gedogen) te ageren, en de halflcheid van de waardye van 't zelve te vorderen. 'SI> Want of wel de Rechtsgeleerden leeren: feu da per conventionem mmuam in pactis antenuptialibus, nulh adhibito domini confenfu inter conjuges non communicari, hoe eatenus tantum verum efi, ut ipfa corpora feudorum communionem ejfugiant, ce- ï. terum conjuges utrimque aclione perfonali ad id, quod int er efi, pacla conventa impleri c&nvenéantur. Goris. -adverf. tr. 1. cap. 3. n. 8. Ze  knde ADVERTISSEMENTEN. 7 Zo dat 't defecT: van de approbatie en conftnt van don Leen- uzi Röer, over en tot de voorfz. Huwelyks Voorwaarden , van geen ander effecT: of voordeel voor de "Erfgenaamen van HannisjeDries wezen kan, dan aüeenlyk, dat dezelve niet verobligeert'zyn, om het Leengoed & ipfum corpus feudi in de deilinge te brengen. Maar nogtans na 'rechten verpligt zyn, ert niet en konnen 23; ontgaan, om de halve waardye van 't Leengoed, dat het zelve ten tyde der deilinge waerd is, aan de Erfgenaamen van Hendrik Top te moeten uitkeeren. Ende by onwilligheid ten dien einden a&ione perfonalï ad id24.; quod intereji ex promijjb confenfum domini interceljfffe conveniri pojjiint, volgens de eenparige leer 'der Rechtsgeleerden van deze en de naburige Provinciën.;- als te zien by Lamb. Goris. dicl. loc. & adverf. tr. 1. cap. 1. n. 33. Sande. ad conf. feud. ' Gèlr. tr. 2. tit. 2. c. 3. «. 5. Abr. van Wesel. trah. de pacl. dotal. cap. 1. n. 97. & 98. & ibid. alleg. au&or. Aldus by ons onderfz. onder verbeteringe ' geadvifeert binnen Arnhem den 10 Juny 1704. OrJct Jlond A. van D A M.' GERIL PRONK. Extraö; uit het Protocol vm 't gepleydoyeerde der Stad Elburg. Het Gerigt gehouden den 16 Auguft. 1704, Jjrent Fxederix Waterbeek nomine uxoris Jannet jen Tqp£ ' 'Bartold Hermfen van de Hege, getrouwd aan Danen 2op, en jannet jen van der Hor ft, z© voor haar zeiven, als het recht  8 CONSULTATIEN, ADVYSEN hebbende van haar Broeder Peter van der Hor ft, in dezen gé* aflitleert met Hannis Btertftn Droft haaren gekoren Momber, alle te famen pro quota hereditaria gequaliiiceerde Erfgenaamen uit kragt van Huwelykfche Voorwaarden, tot de erffeniffe en nalatenfehap van Zalig. Hendrik Tjp, fpreken na voorgaande „daglegginge aan Styntje Lamberts, Wed. van Aart Luycajfen 'jBolth, zig gedragende als Erfgenaame van plannisje Driesen den B3edel van Hendrik Top voorn., deszelfs Eheman Zalig, aangevaart, en onder haar geflagen hebbende, teneinde om te horen verklaren, dat zy aan de zamentlyke Aanl. in haare qualiteit niet alleen gehouden is, te leveren, een pertinente en beëdigde Staat en. Inventaris van alle .de nagelatene Goederen, zo gerede als ongerede , van wat aart of natuur dezelven zyn, of waar ter plaatfe gelegen , zo als Hendrik Top en Hannisje Dries Echtel. te faamen bezeten, en met de dood nagelaten hebben; maar ook vervolgelyk, dat zy Wed. na rechten gehouden is, uit kragte van de ttipulatie , en dat beding, in de Huwelykfche Voorwaarden van voorn. Echtel. geinfereert, niet alleen,"om een ieder van de Aanl. uit te keeren hhv quota in de gerede en ongerede allodiale Goederen, maar ook in fpecie mede , aan een ieder van dezelven pro quota uitgoedinge te doen , van de Gerechte waardvevan het Leengoed, den Bock genaamt, gelegen in'tAmpt van Doornfpyk, en leenroerig aan den Adeiyken Huize Putten, zo en als het zelve by onpartydigen zal worden geïeltimeert; by verweigeringe van 't een en 't ander rekenen de Aanl. q. cj. daar by, de fchade van iooo Ryxd. judicii maderamine falvo, alles omni meliori modo, en word ex diclis in conformitè vari bovenftaande aéte geconcludeert, tot een goede aanlpraak en kwade tegenweer, met expres beding van koften> JUSTIFICATIE Hendrik Top en Hannis jen Drieffèn , Anno 1690. in den Echten Staat getreden, en by Huwelykfche Voorwaarden geftipuleert, dat aanftonds na 't voltrekken van dat Huwelyk,tuflbhen de toekomende Echtel. volkomen gemeen,fchap zal wezen, van alle en eenieder wederzydfe Goederen, gerede ca  ende ADVERTIS SEMENTEN. $ ■ en ongerede, actiën en crediten, geene van alle uitgezonden, NB. van wat aart, of natuar, of waar ter plaatne dezelve sok gelegen zyn, als fub A. ■No. i. De Wed. neemt aan te compareeren£/éw-g detj. , 15 Aslg. 1704. B. 't Advys. DeWeA. Bolt heeft, hiettegeriftaande de ■gerigtelyke infinua-' tie van den 28 Juny 1704. fub C. tot dato dezes geen Inventaris overgegeeven, en alzo in mora gebleven, zulks dat de Aanleggeren genoodzaakt zyn geworden , dezelve by deze bodinge mede. .te. vorderen. C. Antwoert, dat haar nog niet als Erfgenaam heeft veri klaart, en over 't inlaten van de Zufter van'i/. Top, dat zv daar mede niet te doen en heeft. A NT W O O KT. Voor Styntjen Lamberts., Wed. 'van 'Arent L. Bolt Gerequireerde. TEGENS _ Ar ent Fr ederiks JFaterbeek cum fais, ; zig noemende geqtialificeerde Erfgenaamen ab inteftato van wylen i Hendrik Top Requiranten. Art. 1. Zullende dienen van antwoord op en tegens derRequiranten gepretendeerde uitgoedinge van de geregte waardve van t Leengoed den Bofcb gznwmt, in den Ampte Doornfpyh Siwrende211 ^ NaIatenIi:haP vaB wylen Hannisj* JDriefep Art. 3. Dat zy (eerft) als Erfgenaamen van Top zie «ragende, cn alzo deszelfs perfoon reprefentereade, geen anneefr|tehadnnenPreI:enderen? ^ wclke?e O^dene evident ■^LJJeeL ' * pa?  CONSULTATIEN, ADVYSEN Art a Dat 't recht van den Overleden, door Huwelykfche Voorwaarden zynde geaequireert, geen ander dan een eigendom op des Vrouwen aangebragte Goederen , voor de hajffcheid, dat is . een gemeenfehap van eygendom heeft koontèiï te maken.. Ar' ■ K Dat dit recht van eygendom alzo privativé uit een daad van de vrouw refulteren.de, geen andere Goederen heeft konnen affecteren, als waar op de vrouw een regt van eygendom en alienatie hadde. ■ Art t-~ Dat den eygendom den Leen-Heer competeert, alzo "zeer', als dat geen Vafal, buiten confent des Leenheers daar over bevoegt alienatie te maken, en anders gelchied tpjo«uro nul. L. S- c- & Art o •' Zonder dat een actie tot de waardye konnen pieten*deeren, alzo nog van zyne of der vrouwe intentie conftsert^ en gelden daar toe geene conjecturen of prafumptien. Art i%: En alle beide geweten hebbende, dat 't Parceel of Erve Leenroerig wa?, -daar over, buiten cöirfent en approbatie desLeenheers,1het hebben mogen disponeeren , en dies aangezien, tot hun dood toe zyn blyven zitten, en zig alzo aan de prohibitiveWet hebben willen houden, alle andere prajfumpticn van die Wet, zo niet directe, ten minlten indirecte te willen tegengaan, vernietigd pro primo. * Art/14. (2) Dat-uit de Huwelykfche Voorwaarden nietconfteert, dat de Contrahenten het quseftieufe Leengoed in gemeenfehap hebben willen zyn, met die door parthy advers ge~ allegeerde periode, geen van alle uitgezonden &c. Art. 15." Dèwyl dezelve notoirlyk fpreekt van Goederen, in des. een of des. anders eygendom zynde, hoedanig als voorfz. de Leengoederen niet gehouden konnen worden te wezen. Art'. 16. En dan nog van zodanigen eygendom, waar over. dè alienatie in haar magt is, terwyl die van 'tLeen den ValaJ gieï'competeeiti» c- , m  ende ADVERTISSEMÈNTEN. m Art. ro. En obfteren niet de geallegeerde Rechtsgeleerden, vermits meteen van dezelven een geval verhandelt, waar over hier de quasitie is. En is Sand. tr. 2. t. 2. c. 3. n. 5. van een contrarie gevoelen. En Goris fpreekt van eea cafus, waar by fpecialyk over een Leengoed is gehandelt, en niet in eea geval als dit, alwaar parthy ex conj&Siuris wil, over Leengoederen gehandelt te zyn. Art. 22. (3) Zo ex conjeiluris der Contrahenten inteitie al Konde bewezen worden; . Art. 23. Egter dan nog niemant, volgens deigen Jlellinge van parthy adv er s ,meteenaïïie over de zvaardye heeft mogen geconvenieert zvorden, zo lang hem 'tgepretendeerde Leengoet niet geweygert is. Gelyk zodane weygeringe van 't quaaftieufe Leengoed nog riooit is gelchied, en echter de Requiranten tot adjudicatie van de waardye al contenderen. Art. 25. (4) Mitsgaders eyndelyk pro quarto, om dat alhier fub. A. iemand nader in den bloede to; de nalatenfchap van wylen //. Top ftulinerende beregtigt te Zyn,.dan de Requiranten in dezen Art. 26. De Gerequireerde nog nergens zy gebleken, dathy Mi Top over zyn ca/u quo verkregen regt, nopende het qua:sticufe Leengoed buiten confent desLeenheers, op die hem verder in bloede beftaande, heeft mogen difponeren, sn aizo weder by uiterlte wille "t zelve te vermaken. A. Styntje LamhertsVJcduwe Bolt, maakt bekent, dat«ïen 7 April de geëifte Inventaris by 't Ed. Gerigt dezer Statit zal .te vinden zyn, en praefenteert, ingevolge de fententie van - den 14 Maart 1705. aanftonds daar op met d'Erfgenamen , . zo verre als men delen'kan, tot de deilinge zo van de gerer de als ongerede allodiale Goederen te treden 4 April 170$. Hendrik 'Nejl zeid, dat hy vaerdig is, den geprcefenteerden Inventaris te ontfangen van de Weduwe Bolt, dog „aiet van't Raadhuis te halen, als mede, dat hy niet accorB ft deejg  Si ;CONSULTATIEN , ADVYZEN deert in een deilinge van den boedel van H.Tepm Hannis jen Dri effen met Jannet jen Willems van der Horfl, cirm fa is, als qua ft gepretendeerde Erfgenamen, uit kragt van Huwelykfche Voorwaarden, alzó hy haar voor geen MedeErfgenamen erkent; den 16 April 1705. Concl. dat de Requiranten in hunnen eyfch en conclufie, zo > en in diervoegen als alhier procederen, verklaart zullen worden, niet te-zyn ontfankelyk, en by ordre totkoft en fchadelofc. abfolutie. Ofte &c. .- R E P L Y C Q. Art,: i r. - Mogen haar noemen Mede - Erfgenamen ah intefia- • to j om dat de fucceffie, die uk kr*gt van Huwelykfche Voor- waarde gepretendeert word,, niet minder voor een fuccelïïe ab; intefiato-most worden gehouden, als die geene, dewelke vervalt na de Lantrechten op dea naaften in den bloede. Ex] conventioriihus ehirn antemrptialihus baud fecus quam ab inteftato fuccejfiones. bonorum transferuntur in Gelria. Sand. in fua.defcr. Gelr. c. leges, § jura, fere in fine. Et idco - cequiparantur. taks .fuccejfiones.. ex- pa&is dotalibus fuccejfionibus ex legibus:publicis.. Sand. tr. 1. tit. 1. c. 3. n. 2.x ■ Art. 14. By een gerigtelyke Infinuatie fub A. erkent voor Ergenaamen :uit kragt van Huwelykfche Voorwaarden. Art. 22. Is bedwongen een generaale gemeenfehap van alle wed-erzytfc Goederen j gereede en ongereede, geene van allen uitgezonden, van.wat .aart, nature, of waar terplaatfe depthjen gelegen zyn. .. • Ark 24- .„ Die woorden van wat aart en natuur, zyn nergens anders op applicabel, of konnen op gean andere manier verftaün worden, nog ook in iets anders geverifieert worden, als in Leen .of andere Heerlyke Goederen... (Konnen geverifieert worden in allodiale eigendomsaelykcen pantgoederen, m daarom nietpnnodig.) En:  ende ADVERTISSEMENTËN. rg En zoo alleen op d'allodiale Goederen zagen, zo'waren die woorden in de- Hmvelykfcke Voorwaarden onnodig. Verba patiorum ita debent intettigi, ut aliquid operentur Pref. Everh. conf.SZ. Ji. 6V ' Et verba Ha funt explicanda, ne videantur fruflra appofita Carfz. part. i. dec. 10. n. 16. ■ Art. 49. Ment potius quamverba funt attendenda. Brunnem.1" ad L. 7. § fin. ff. /^g. Et de verbis non multam efi laborandum, qüando de voluntdte & menu contrahentium confiat. Garpz. jö.i. dec. 14. n. 24. Art.' 52. Die woorden wat aart en natuur, moeten noefjS zakelyk op Leen en andere Heerlyke Goederen geduid worden,.om datze anders nergens toe gereferecrt, of op geappliceert kunnen werden. ■■> Qjiando enim non efi nifi unum, ad quod verba referri pèffuM ad Mud necejjdrio referuntur, quamvis tak fit, quod alias nm veniret. ■ Et ubi' verba non pojfunt intettigi fimpliciter, ut bic, iateffiL genda funt fecandum quid. Brunnem. ad L. 24. ff. de: inJfa vel infir. kg.n. 3...ö?. 4. ,-• Art. 59. - Hier moet plaats • grypcli 't axioma juf is, ft quoS ago non valet, ut ago, vakt tarnen, ut valere poieft. In zo verre, dat of wel d'Erfgenamen ob non 'adhibUum cohfenfum domini feudalis adpa&a bac- antenupialia - niet en köhi nen vorderen, uit kragt van de Huwelykfche Voorwaarden een gemeenfehap van 'tLeengoed Zelfs, by' de Vrouw van IL Top ' pmtmatrènonió, bezeten, en-mét de dood nagelaten, oia&ione realt t Leengoed vindiceren, pro portionibus.' ■ Evenwel na regten bevoegt zyn , orrï de weerdyé van 't'gen^ Leengoed te vorderen, om [daar door te bekomen alle fchader i» 3 §g'-';  *4 CONSULT AT [EN , AOVYZEN en interelTe, die zy daar by komen te lyden, dat die Hu#elykfehe Voorwaarden by den Leenheer verzuimt zyn, te latew approberen. En derhalven de Verw. verpligt is aïtione perfonali ad intr ttlj'e, als by't advys te zien, en voorts ook nog uit Goris tr. l.'C. 3. H. 8. in verb. Heet enim ratione rei aut materies irrita' fit conventio, vakbit tarnen ut b. f. contraelus, & pree ceteris apud nas favorabilis, quem ctquum fuerit fervari. Aclde Wurm.Sbr prak. obfierv. tit. 51. obf. 6. n. 4. Sand. tr. 2. t. 2. c. i„ n. 9. Art. 66. Huwelykfche Voorwaarden worden moribus nofiris zeer favorabel gehouden, & quorum fidem fallere grave efi. Wesel de pact. dotal. c. 1. n. 1. Et a moribus nofiris alienum decipi contrahentes matrimonium, qui aliis legibus contratluri non fuijjent. Sand. tr. 1. tit. a. cap. 3. «. 8. Art. 81. Tegen deerfie objeStieby antwoart. Dat men in rechten moet diftingueeren, voor eerll tuffen 't dominium directum & ut He, dominium dïre&um competit domino feudaii, utile verq Vafalh. Et quia vafallus in re feudaii habet utile dominium, ideo ejus vi habetur pro domino, & multa in re feudaii facere ^otefi invito domino & inconfulto. Sand. tr. 2. t. 2. c. 1. n. 1. Maar daar en boven, zo is dat dire&um dominium, dat in •oude tyden de Leenheeren gehad hebben, van dat effect- en die kragt niet meer in onze hedendaagfche Leenen.. , Quia fcuda mfitatia funt redatla ad infiar patrimofiiali' uiri, pront hodie funt f ere ad infiar patrimonialium, en fpecia* lyk ook in deze Landen getuigt Coren. obf. 32. n. 21. & 22. Adde Christin, ad 11. Mechl. t. 10. in pr; der eeden niet zullen ontkennen, dat andere Regrsgeleerden, niet van de minften in dezen Quartiere, over deze zelfde quaïftie gevraagt, zynde, alle van een contrarie feutiment zyn geweeft. Dat d'Aanl. die ook wel onder haar hebben, maar fudi'u achterhöudan, en die niet te voorfchyn durven brengen. Of uit de claufule, in de Huwelykfche Voorwaaiden geinfercert, gene van alle uitgezonden, van zvat aart, nature of xvaar ter plaatzen dezelven gelegen zyn, koomt te volgen, dat de Leengoederen tuiten de Contrahenten mede gemeen zouden zyn, ten minfte of aclione perfonali ad interejfe & aflimationem bonorum feudalium zoude konnen gear jj geert worden? Neg. Dat  ende ADVERTISSEMENTEN. 21 Art. 1.8. Dat de Heeren Advifcurs, uit kragt van de woorden , de Huwelykfche Voorwaarden geinfereert, namentlyk genen van allen uitgezonden, van wat aart, nature of waar t»r plaatzen, dezelven gelegen zyn, wel hebben geoordeelt. Dat daar uit notorie zoude komen te volgen, dat de gemeenfehap tuffen de gewezen Conthoralen, zelfs ook ten "aanzien van de Leen en andere Hceriyke Goederen, zouden wezen geftipuleert. Om dat de Leengoederen, die rniders buiten de gemeenfehap blyven, door beding by de Huwelykfche Voorwaarden mede daar onder konnen getrokken worden. Dog als men deze Iaatfte ftellinge aan de Requiranten al eens, komt toe te geeven, dat by pacten antènuptieel, zelfs ook' over de Leenen zoude kunnen en mogen werden gedifponeert. Zo is 't echter mede notoir, dat zulk een beding geen ftant kan grypen, of voor eerft moet by zodanig beding mentie worden gemaakt van de Leengoederen. En voor 't twede, dat zodane Huwelykfche Voorwaarden van den Leenheer werden geapprobeert, en door deszelfs confent geconfirmeert. En dat, buiten deze beide reqm'fiten over Leengoederen, ëe- ' nige obligatoire conventie zoude kunnen worden gemaakt, hebben de Heeren Advifeurs nergens by haar advys gedemonftreert, en zal ook nooit met eenig beftendig fundament, na de grond van de feudale regten beweert kunnen worden. > Zynde ten dien opzigte aanmerkelyk, dat haar Ed. zelfs moeten confeflèren, dat by fommige (met redenen mag men zeggende meefte) Rechtsgeleerden gefuftineert werd, dat, om de gemeenfehap over Leengoederen by Huwelykfche Voorwaarden te introduceren, daar van by de Ehepacten mentie C 3 snoes  22 CONSULT AT IE N, ADVYSEN moet worden gemaakt, om dat onder de woorden van alle Goederen, geen Leenen werden gecomprehendeert. Maar om dezen generalen Regul en Maximen te eluderen, zo gaat men in 't vervolg pretexten, dat 'er verfeheidene en vele Rechtsgeleerden zyn, die ook wederom 't contrarie komen te leren, quyd in omni generali dijpofittone, contraclü Cs fócietate feuda comprehendantnr. Ten dien einde Burgund. ad conf. Flandr. Christin, in fuis decif. Mynsing. en Bort allegerende, en haar opinie daar mede zoekende te fouteneren. Maar alles in der daad zeer abufivelyk, en ad bunc noflrum cafum, gantfeh inapplicabel. Want als men de gem. Au&euren maar eens als van verre inziet, zo zal aanftonds ter eerfter opflag van een oog zig manifefteren, dat die fpreeken van andere Leenen, als die er zyn in onze Provintie. Namentlyk van zodanige , dewelke zonder confent & irrequifito domino konnen werden gealieneert & injlar allodiahum daar over gedifponeert. Want voor eerft Burgund. loc. all. tr. 3. n. 19. die zeid wel ex quibus conftat in omni generali difpofttione, & contraclü & focietate feuda comprehendi, quidquid fcribant D. D. Maar voegt'er immediatelyk by, quorum fundamentum, id ejl, confenfus domini, apud nos intercidit. En van zodane Leenen moeten ook geoordeelt worden Christin,eus en d'anderen, aldaar aangetrokkene Rechtsgeleerden, te fpreken. En dit toont zo klaar aan de Heer Bort, op de bygebragte plaatzep. 5. t. 2. c. 3. vrag. 5. Dat het te verwonderen is,  endë AD VERTIS SEMENTÈN. 23 dat de Heeren Advifeurs, een regtzinnig Advys zullende geeven, over de Leenen, in deze Provincie van Gelderland gelegen, nochtans zo directe, tegens de natuure derzelver zig durven fundeeren, op Auéteuren, die van gehccle andere 'Leenen als Gelderfche komen te handelen. Want na dat gem. Bout van n. 2. tot ti. inclufive, aldaar hadde zoeken te beweeren, dat de Leengoederen in Holland fub generali difpofttione, mede moeten worden begrepen. En zulks uit de redenen, aldaar wytlopig by hem geallegueert, getragt hadde vaft te maken , en principaryk als n. 9. quod bona feudalia in generali difpafitiont comprehendantur, ft generalis ille aclus talis ft, in quo dmnini confenfus non requiritur, Zo gaat hy «.13. aldaar oploflën d'objectie, die tegens zyn voorverhaalde gevoelen koude werden gemoveert, uit de leere van Profes Everhardus , Sande ad confi feud. & L. Goris in zyn Adverfar. alle tradecrende, quod bona feudalia per matrimonium feu contra&um antemiptialem, ideo inter cónjuges non Comtnunicentur -, quia in generali difpofttione feuda nbts veniunt. En zegd met uitdrukkelyke woorden, dat alle die Schryvers wel nagezien zynde, men bevinden zal, datze alle te faamen fpreken, in zodane gelegentheid, daar de Leenen femndum regionis confuetudinem nieten kunnen werden, fonderconfent van den Leenheer, by den Leenman veraliëneert, gelyk als in Gelderland, ubi feudi alienatio fine confeufu domini facta irrita eft ac nulla. Bygevolge is 't Immers onwederfprekelyk, en inconteftabel,, •dat de Heeren Advifeurs, Rechtsgeleerden en Praérifyns zynde van Gelderland, en wel fpecialyk voor den Wel Ed. Hove van Gelderland, en wetende, dat alhier geen difpofitie over Leenen kan gefchieden , fonder confent van den Heere des Leens, rraet den geallegeerden Heer Bort, van haare abufive ftellingen werden overtuigt > dat nofraüa feuda fub generali  CONSULTATIEN, ADVYSEN daufula omnium bonorum met geen gedagten begrepen konnen worden. Zo dat, men hier moetende inzien, niet wat uitheemfcheSchry ■ vers van haare Leenen, van andere natuur zynde als de Gelderfche, komen te handelen, maar wat in deze Provincie, rechtens en collumierlyk is, dan ten eenemaal vervalt, al 't broife fundament, dat de Heeren Advifeurs, en de Requiranten met haar, by de refpective Schriftuuren , op zulke uitheemfche Schryvers hebben komen te bouwen. Als mede het geene men al verders ex Carpz. refponf, tot beweeringe van haare fuftenue, heeft pogen te borde te brengen. Dat namentlyk de Aucteuren , zo van fentiment zouden zyn , quod fub generali bonorum appellatione feuda non contineantur, alleenlyk zouden fpreeken de appellatione fimplicit&r prolata. Want wat Haar Ed. daar mede willen zeggen, en tot Standhoudinge van haar futtenue infcreren, is geheel obfcuur en byna een raadfel. Gereguardeert, dat daar uit a contrario fenfu zoude mogen worden geargumenteert, quod fi appellatio bonorum non fimpliciter, fed cum adje&ione epitheti (als alhier) fit prolata, tune feuda etiam comprehendantur, voornamentlyk in Huwelykfche Voorwaarden, die moribus nofiris favorabel zyn, is een ratiocinatie, waar van in den geheelen Carpzovius, noch in zyn Refponfa, noch in de aangetrokkene iets te vinden is. Want dat, door dit pretenfe epitheton, aaa de eenvoudige benaminge van goederen zoude konnen worden toegebragt, eenige veranderinge, in zo verre, dat daar door de Leenen zouden moeten worden geoordeelt, mede onder de appellatie van goederen te moeten zyn begrepen, is een handtaitelyk erreur. Gecoufidereert, dat de appellatie cfer goederen zelfs cum epitheta omniumbonoru;n)& cujufcunque conditionis is, enblyft een appel-  ende AD VER TIS S EMENTEN. ^ appellatio ftmpliciter prolata, zo lange niet mede mentie word gemaakt van Leenen. Hoedanig expres gewag van Leengoederen, alhier niet te vinden zynde, in deze Huwelykspaéten, dan ook met geen gedagten ooit zal konnen worden gejuftificeert, dat over dezelve mede zy gecontraheert ende gehandelt. Niet doendt daar tegen, dat in de meergemelde Voorwaarden niet alleen gebruikt worden fimpliciter de woorden van alle Goederen, maar ook deze expreflïe van wat aart, natuurt of waar ter plaatze diezelven gelegen zyn, en dat die niet anders zouden konnen denoteeren, en haar opzigt -hebben op de Leengoederen. En een en 't zelfde zoude zyn, of het woord van Leengoederen werd gebruikt, of deze Claufule, waar door niet anders als de Leenen zoude konnen worden verftaan. Want als de Heeren Advifeurs en de Requiranten zullen hebben aangetoond, dat 'er onderfcheid zoude moeten worden gemaakt, tuftchen de Claufule van alle Goederen, niet uitgezonden, en die, van wat aart, en nature, en waar ter plaatfen gelegen, en 'c eene of 't andere een meerdere of mindere generaale appellatie kan uitbrengen, In zo verre, dat de laatfte zoude moeten gehouden worden, voor geen generaale, maar fpeciaale benaminge, die de Leenen mede zouden influiten, zo zal men aan haar zeggen eeni<* crediet toefchryven. ö Maar zulks niet met een eenigen Auéfceur kunnende goet maaken, is t ook ten eenemaal overtollig, zig met een debat moede te maaken. De Heeren Advifeurs meenen wel dit met de leere van Freder. a Sande tr. 2. t. 2. c. 3. n. 6. te konnen ftabilieren, wanneer hy zegd: Quod tam tacite quam exprefe de feudis in pattis dotahbus poflit agi; in. Deel. D Uw  16 CONSUL TA TIEN , ADVYZEN* Maar de HeeT Sande eens wel ingezien zynde , zo zal meri bevinden, dat dezelve vaftgettelt hebbende, quod focietas omnium bonorum non conrprebendat feuda, en daar op de quaeftie moverende, anne falttm boe cafu in commumoms feparatione , aken coniugi rerum feudalium, a quibus excluditur, debeatür afiimhio f die vrage negative decideert, nimirum quod aftunatio non debeatur, nifi inter contrahentes exprefe vel tacite de feudis aclum fit. Zulks dat de Heer Sande niet en wil, dat door zo een generale Claufule, als alhier te vinden rs, de gemeen ichap van Ken mede zoude worden geintroduceert, en by 't fcheiden vim den Boedel, voor de halffcheid, vergoedinge van de waardye van \Leen, zoude kannen worden gepretendeert. Maar hy fchryft uitdrukkelyk, dat van en over de Leengoederen fpeclalyk moet zyn gehandelt, het zy dan' exprefe of. tacite. Te we-eten ltilfwygende, zodanig, en door zulke ftipulatien, waaruit neceprio kan en moet worden geconcludeert dat Ibecialyk over de. Leenen mede is geconvenieert, en met generalyk over alle Goederen, als alhier is gefchied. Alzo 'er in effeéte een groot onderfcheid moet worden gemaakt tuifchen een generaale conventie over alle Goederen, cu^^onditionu, en een ftilzwygende fpeeiaale handeling* over de Leenen. Want of fchoon de m tacite agatur , zo is 't echter zeker, mod a&us Me tacitus, fit a&us fpecidis de feudis maar Clau%la illa generalis de omnibus bonis [me mentione feudorum, tot de Leenen niet en kan worden geextendeert. Veel minder, dat die zoude konnen gehouden worden, voor eenexpSfe handelinge over dezelve, als de Heeren Gonfulenten UW ÏEd en Achtb. nochtans zoeken te perfuadeeren „ S de woo den, van wat aart, natuur, of waar ter plaatfcn  ende AD VERTIS SEMENTEN. gelegen, als of die niet anders als tot de Leenen. haar- opziet konnen hebben. ö Want als men eens confidereert, dat men hier verfeert in genere prohibitorum, zo kan geen generaale difpofitie werden getrokken ad probibita, en zelfs tot een alienatie, quae fine do■mini confenfu fieri non potefl. Nemo enim prafumitur Mud fub generali difpofttione comprebeftdere veile, dequo difponere nonpotuijfet, utihancmateriam lativs profequitur. IJort. de feud. d. p. 5. M. 2. cap. 3. vrag. 5. n. 4. En dat nu zodane Claufule, van tv at aart, of nature de Goederen mogten zyn, niet anders opgevat kan worden, als voor een generaale difpofitie over de aüodiaale Goederen, en niet fpecialyk mede toe de Leenen, is zo klaar uit Lamb. Goris, en Christeniüs de Matrimon., beide voornaame Gelderfche Rechtsgeleerden, af te neemen, dat hier omtrent geen de minfte fcrupel meer overig wezen kan. . Want de eerfle zegt Adverfar. tr. r. cap. t.~n, 32. Caterum fallit generalis confuetudinaria nofira inter conjuges omnium bonoruni communicatio , non tantum, fi pa&is dotalibus alitcr cmvenerit, fed & in bonis immobilibus, cum in fuperiori Tetra: chia Ruremundenfi ,tum in imperio Noviomagenfi fit is, de quibus pro- - bata efi regula res foli avitas vel patrimoniales contraclü matri- ■ monii non communicari, fed adfipitem, unde originem trabunt, feparata focietate conjugali ,rtverti. En vervolgt «.33- Fallit idem in feudis nofiratibus, qua fine affenfu Domini aut ejusdem vicarii nee alienari nee gravari posfuni. Dog n. 34. het voorgaande reflringerende, zegt hy, quod fupra tradita excepfio de bonis, qua per confuetudinem non commUnicentur, non jit tam firma, quin quoad bona immobilia in imperio Noviomagenfi fita, per contraria paclaantenuptialia infringi pojfit. En toont vervolglyk n. %$. aan, in wat voegen, en in wat D 2, Ibe-  23 CONSULTATIEN, AD VYSEN' fpeciale termen zodane Conventie moet worden gemaakt, en ingegaan , wanneer hy met uitgedrukte woorden daar by voegt-r Ubi tamm. ftngulariter notandum efi, non aliter bas conventio-nes fo're utiks, quam NB. fi fpecialiternominatimin iis exprimaturbac vel.fimi.li forma. Eh is bevoorwaard, dat al de Goederen, zo wel de Rykfe in 't Ryk van Nymegen gelegen, als. anderen, zullen deilbaar zyn. . Nam (fuod'itert/m not.~) fi generalis tantum h&c inferatur, quod omnia bona cujuscunque conditionis vel gen er is velint haberi divifibiïia, nequaquam comprehendentur imperia.'ia, (vulgoryk- ■ fe Goederen) uti ab antiquo obfervatum tr.addnt Pragmatici. Eén infallibile preuvé, dat de Claufule van wat aart, en nature, of' cujuscunque conditionis -vel gener is, alleen maar is generaal, en niet fpeciaal, en by gevolge fubdlla generalitate geen Rykfe. Goederen made begrepen zyn. Het welke dan ook propter idehtitatem ratiouis tot deze • Claufule, in -de meergam. Huwelykfche Voorwaarden' geïnfereert , ten aanzien van de Leenen, .noodzaakelyk mede moet r worden geëxtendeert... GeJyk oQk germ Gqris «..36." wel düidelyk zegt , in verbis.' • qu.od.a fimili comprobatur in feudis, quce generali obligatione ba- ■ nbrum.non afficiuntur., &. fi.qua talts difpofitio verbis generali- bus fuerit concepta ad allodia reflringi fokt, de quibus non «■> • (peet at j alt er lus ajfenfu libera folum permitiitur difpofitio.. Eh hier mede'voegt zig ook. Christen, dijfert. \.;de commu* nione-bonor. quafi. 9. verf. 4.6. bac gener. lege. Wanneer hy aldaar aantoont, quod communio illa omnium ba- norum non trahatur ad feuda, cum illa diverfojure cenfeantur-y . èê de iis probibita fit omnis difpifitio, qualifcunque-ea fit.' Nu'Ha enim eft eorum alienatio vel partitio, nifi domini cotkfefifus-.accefierit, etiamfi in doialibus infirumentis, quorum tarnen tnaxi^r  eTnde AD VER TIS SE MEN TEN. a^ maximus efi favor, communio in quibufcunque bonis confiituatur: welke laatfte woorden immers al mede van dezelfde beduiden ifle en kragt zyn, als die hierin de Huwelykfche Voorwaarden worden gevonden. Want of ik zegge, dat'er gemeenfehap zal wezen in alle Goe^ deren, van zvat aart en nature zy ook zyn, dan dat de communie plaats zal hebben in quibufcunque bonis, belgice, in allerlei Goederen, is in der daad, zo men maar niet wil cavilleren,unum & idem. En zyn dan de Chufulen cujufcur.que conditionis & generis, als mede in quibufcunque bonis, zonder fpcciale mentie te maaken van de Leengoederen, volgens de Leere van de vooraangetrokkene Rechtsgeleerden en Practifyns, niet anders op te neemen , als generaal, eo tot de feudale Goederen niet extenfibel-, Zo volgt van zelfs, dat de Heeren Advifeurs geabufeert zyn, dat zy dit generale beding komen op. te vatten, niet alleen voor " een fpeciale ftilzwygende., maar zelfs een expreffe handelings over het. Leengoed. ■ Invoegen, dat dan vaft ftaande, dat alhier in deze Huwelyk- fche Voorwaarden nog fpeciale mentie van Leengoederen is • gemaakt-, noch ook die generale Claufule zulks kan uitbrerv gen, en daar toe worden geëxtendeert; Zo blyft voor als na* ineonteftabel', dat niet gézegt kan wor- ■ den, dat alhier over 't aangebragte Leengoed van Hannisje» ' Dries Zal., eenige conventie is gemaakt, confequentelyk, 'dat ; hetzelve extra pa&um zynde, zonder eenige vergoedinge op ' de Verw., als naafte en oudfte Erfgenaam, is gedevolveert en l" vervallen. - En ofwel de Heeren Confulehtén, al voortgaande, komen ter ' neder te ftellen, dat, indien de woorden van zvat aart en natuur niet en werden geappliceert, op de Leen- en Heerlyke ! Goederen, dezelve dan zonden wezen overtollig, en nergens ; toedienen, daar nochtans na rechten, de woorden van deze ofl' D 3 géev  p CONSULTAT IE N , ADVYZEN geene handelinge, zo moeten verftaan worden, en uitgelegt,' ut aliquid opsrentur, in zo verre ook, ut nee fyllabam oportet ejje otiofam, vel fine virtuie aliquid operandi. Zo kan dit al mede tot hare intentie geenzints iets opereren, vermits dat generaale en gemeine .broca-dicum juriszo veele exceptien en limitatien lyd, dat het zelve in hypotheü, \n geenen deelen kan worden geappliceert. En 't een conftant en eenparig gevoelen is, van.alle Rechtsgeleerden, quod quamvis verba univerfalia & generalia aliquid debeant op er ar i, omnis tarnen gener alit as reftringi debeat ad babilitatem & fecundum jubjeclam materiam, Ita ut verba quantumcunque generalia pofita in contraclü debeant operari tantum fecundum naturam contraclus & fecundum naturam rei in contraclü deduclce. Verba enim talia generalia funt croiliter rationaliter interpretanda, ut in terminis docet. Mascard. de probat. vol.%. co nel. 1131. n. 17. 18. 19. e? 20. & concl. H57. n. 49. & D. D. ibid. En wat is 'er in jure meer bekent, quam quod verba contra■hentium non pof int operari contra difpofftionem juris & confuttudinis. Zulks dat al wilde men toeftaan, quod generaliter verba non debeant effe otiofa, zulks nochtans geen plaats kan hebben in zulken cas, daar de interpretatie en operatie zoude komen aan teloopen, tegens de notoire Coftumen van den Lande, als alhier omtrent de Leenen, die onder zulke generaale termen, als in deze Huwelykfche Voorwaarden zig bevinden, na de feudale rechten en conftitutien niet geinterpreteert konnen worden, mede te zyn begrepen. En wat dan eindelyk al verder concerneert, het geene de Heeren Advifanrs, ten aanzien van de perfoneele. actie, die de Requi»  EN'n'E AD VERTISSEMENTEN. 3ï Requiranten alhier zouden competeren , ad interene ter neder Hellen, daar over behoeft men zig niet eens te elargeren. Want of v/el, na 't gevoelen van Lamb. Goris, en andere Schryvers, de kugfflevende der Conthoralen of haare Erfgenaamen het recht hebben, om, atitone pérfonali, vergoedinge te eifc'heri van de Leenen, waar van gemeenfehap "by Huwelyks-Pacten is bedongen, en nochtans propter defectum confenfus domini, quoad ipfa corpora, geen effect kan hebben. Zo is 't echter notoir, dat zulks geen plaats kan forteren als wanneer de ipfa feudis commuuicandis fptciqlïtfr is gehandelt, fve exprefe, Jive tacite, als voor heen wydlopig en ner- vcufclyk bereids is gedemonftreen. Maar geenzints, als 'er van geen Leengoederen eenige dé minfte mentie word gemaakt, cn alleen zo een generale Claufule, tot de Leenen niet cxtenfibel, is gebruikt. Turn enim ctflimatio non debetur, als Freder; a 'Sandè zegd: tr. 2. t. 2. c. 3. /;. 6. in fin. Daar in over een komende met Nicol. Everhard. conf. 53. n. 11. expreffelyk traderende : Qiiod cam feuda in pa&o antenuptiali non fuerunt cómprehenfa, ideoque quis expacto huMufif'jut fit confecmus, hy ook geenzints bevoegt is, met eenigen fchyn een ïecompens of vergoedinge daar van te pretenderen. Adde Christen, d. I. diff. 4. Ulpote cum feuda veniant fub generali difpofitione, quoties ' lienatio eorum efi permiffa, de hisce. Cravett. torn. 5. conf 2.56. n. 5. & feqq. > ■ Voornamentlyk geconfidereert, dat die inftitutie niet alleen is generaal, maar ook uit meerder effect univerfeel, als daar' by te zien is, en in fpecie met deze woerden (niet van alles uitgezonden,) 't welk na rechten zodanen efféct heeft, ut Heet glia renuncians paterna bereditati talk remmiiaHo extendatur ad  3* CONSULTATIEN, ADVYSEN ad feuda, boe tarnen non proceder e, ft filia hereditati atque bonis pas e mis non tantum generaliter, fed omnibus bonis un iverfaliter renunciet, at talis reuunciatio extendatur etjam ai feuda. Rosenth. de feud. c.j. vond. 22. n. 9. & feqq. item n. 16. Carpzov. llb. 6. rejponf. t. 2. refp. 16. leert, dat of fchoon iemant toegelaten is, over zyne Leengoederen te difponeren, regularitcr fub generali difpofttione bonorum, Jive in tefamento, Jive inter vivos facla jutrit, feuda non comprehendi, nee difpoft-tionem generalem ad ea extendendam ejfe. ■fCerti namqus juris eft, quod appellatione bonorum ftmpliciter prolata, nunquam comprthendantur bona feudalia, prafertim quando inter feuda & alia bona diverfuatis quadam ratio miiitat. 'Ergo nee difpofitio tefiamzntaria ayiter erit 'intelligenda, cum teftator ad id, quod juris eft, fe conformare voluife cenfatur, ■cumque facillimj negotio, & unico faltem verbulo ambiguitatis caufam pracidere potuijfet, nettamtn hocfecerit, reljcla eft utiqus decifto juri communi. Etft quoque facultas de feuda teftandi quandoque conceditur Vafallo per id tarnen ftmpliciter qualitati feudaii non derogatur, fed remanet nibilominus fcudum ita qualificatum, ut bonis allodialibus non accenfeatur, fed etiamnumpro feudo babeatur: Quia feuda etiam impropria feudi naturam retinent in iis, in quibus per pacla inveflitura, natura feudi exprejfe derogatum baud eft. Atque juris eft notijfimi, quodregulanter de feudo teftari vafallus nee pofftt nee veilt. ■ Ergo fi contrarium verbis difertis non exprejferit, nunquam voluntas ejus ita erit interpretanda, ut a feudi natura propria recefiijje videatur, quautumvis boe ipfi ex Jpeciali pacto licuerit, quia nempe in generali difipofitione non continentur ea, qua per fe diverfa funt natura, vel qua diverfam babet rationem. Eftque hec ipfum quod vulgo dicitur, fub generali dijputatiotit non comprehndi res jpecialiter privilegiatas. Quia  ende AD VER T IS SE MEN TEN. 33 Quia feil. omnes dispofttiones a jure communi interpretationtm recipere, ac in dubio fecundum Mud rejlringi debent. Wames. cent. 5. confil. jur. civ. 11. n. 7. Quemadmodum generaliter in generali jermone 6? mentiont omnium bonorum feuda nee alia, quacunque probibita funt, venire cenfentur. Et No. 29. in fin. Sed verlor eft eorum ftntentia, qui exifiimant, neque in generalitate neque in univerfalitate bonorum vel bereditatis contineri feuda. N. 30. Nam principto ut feuda in dispofitione contineantur, necejfaria efi eorum exprcjfa mentio, aut J'altem indubitata fub generalibus aut univerjdlibus verbis eorum comprehenfio, aiioqui rcgula eft in generali firmone bonorum fiuda non conttneri, Indubitatam autem comprehenfionem duo conjunclim faciunt, potefias & voluntas, fic quod, altero deficiënte, non ptjfint videri feuda, qua ab aliis bonis feparatam naturam habent in quantumlibet generali vel univerfali dispofitione comprehenfa. N. 31. Pot efi at cm facit domini dire&i confenfus, fine quo etiam adpiam caufitm valere non pot efi de re feudaii teftatio. Quem confenjum jeu concejfionem principaliter impetratam ejfe A principe etiam requirunt fiatuta oppidi & diclionis Lovanienfis (cui feuda controverj'a fubjecla funt) cum coram locum tenente & paribus Curia teftamentum non fit. Cum ergo eo tempor e, quo Adolphus tefiamentum fua mant» conferipfit, fi~ tioties juri & Legi conformare. L. quaro §. inter locatorem ff. heat.. Quia neque exprefie feu Jpecifice {quod demonftrant teflamsnli verba) neque tacite, implicite aut comprehenftve (propter prcedi&am juris prajumtionem contrarice voluntati hominis repugnantem) de bonis feudalibus quicqaam efi dijpofitum, necesfarium omnino eft, ut dicatur j'ubjequentem licentïam teflandi 7iihil per fe pertinere ad extendendum aut ampliandum hoe te~ ftamentum extra verba & voluntatem, qua tune er at, cum ' fcriberetur. Voluntas in menteretenta nihil operatur. L. fi repetendi. ff. de send. ob cauf. Difponat, inquit Juflinianus, unusquisque ut dignum eft , at fit Lex ejus voluntas. in Auth. de nupt. §. difponat iteque collat. 4. iW 37. in med: Quod igitur dicitur, fub univerfali fermone ' omnia couiineri,, ita'obtinet, fi rei natura idonea efi,_ ut iufuo gener e Übere contineri pojfit, quod de feudo dici nequit. Et qui fub univerfali fermone feuda comprehendi voluit, bic fat is requirere videntur, ut aliunde, quam ex fola univerfalitate Jermonis confiet, teftatorem de feudalibus bonis cogitaffe. De- • cius confil. 389. n. 11. - Vel quod in prcefatione eorum fit fa&a mentio, vel quod in te- • ftamento univerfaliter heredes inftituerit eosdem, qui ab intefta$0 jure feudi in bonis feudalibus fucceffuri erant. At vero in utraque bdc fcripta voluntate, ne umbra quidem aticujus verii extat 9 quod de feudo meminerit-, ij praterea^  ende AD VERTIS SEMENTEN» SS flituti funt hl, ad quos ex providentia Legis vel flatuti ceffante teflamento bona non erant perventura. Feuda cum allodialibus fere adaquata funt, quod non fujficit, cum confenfus Domini requirifur, &c. Quod quidem perquam durum eft , fed ita lex fcripta eft. Add. L. profpexit. 12. § 1. ff. qui &> a quib. man. lib. non fi. Jas. ad L. 5. C. de 11. Ut & praf. Everh. in Ju. loc. legal. a rattone legis ad refijiciionem ipfius Legis, loc. 78. n. 7. & 8. Bus. ad k in ambigua 19. ff. de 11. Brunnem. addi&.l. 12." qui & a quib. manum. &c. Nicol. Everhard. confiL X2.9. n. 5. m med. & n. 6. 7. 8. ait. Nonobfiat, etiamfi dicatur, quod di&us Johannes Verbeken Pater non potuit dijponere de feudo fine confenju domini. c. deprolr.b. feud. alien. per Freder. in ufib. feudal. cum firn. quia in caju prafenti in contraclü Jacobi a.'terius agent is , diclus Johannes Verbeken non difpofuit de feudo, fed duntaxat de recompenfa, quod ei licuit: cum etiam de jure communi cesfante difpofitione paterna, filius habens feudum teneatur aliis recompenjam dare, juxta notat. per Jo. And. Panorm. & Do&. in e. Heet, de voto. Deinde licet verbis expresfis in feudis de hac tacita bypotbeca nihil effet expreffum, per bonam tarnen conjequentiam & raüonem & illud ehcitur. Non autem minus ea, qua per bonam conjequentiam colliguntur, quam ea qua fingillatim legibus vel conftitutionibus funt comprebenfa, in jure pro expresfis babentur. jtext. in l. non poffunt 12. & l. feq. ff. de 11. Et licet in alio traBatu nihil dixit exprejfe de recompenfa, tarnen in effe&u etiam voluit recompenjam fieri. cum dixit bona omnia & fint*ula aqualiter ejfe dividenda, & ita videtur vo- luiffe, quod habens feudalia faciat recompenjam aliis, five tanto minus in aliis bonis non feudalibus percipiat, quod etiam confirmatur: quia in omni difpofttione, qua fit inter liberos, femper Jubintelligitur ckufula, quod eo modo valeat talis difpoE 3 ftth;  3$ CONSULTATIEN, ADVYSEN ' fith. quo mtlius valere poteft, ui efi Glos. ordina. relata ad tex. in l. cberedi §. cumfilia ff. de vuig. & pup. & ibi eam notant, & valde exclamant Jo. de Im. cs5 Alex. & Jas. m Jutten. Növhfima, in 6. col. C. de ihoffic. tefiam. Praterea hoe confirmatur exalio capite, quia difpofitio praditla feu paBum hujusmodi vim habet extremavduntatis s quando aïiter non eft per putrem difpofitum, ut cfi^ dictum fupra, fed extrema voluntate legato feudo debetur aftimatio, ut vult notabiliter. Joan. Fab. in \. non folum, in fine Infiit. de legat. ergo &c. Hete funt verba Fabri. Ubi non eft commercium, faltem aftimatio debetur. L. 41. §. 4 ff. de legat. 1. Sed die, quod ibi efi rei illius commercium, ver urn tarnen prnpter caufam aliquam prohibetur, quo cafu nonobtinet, quod hic n:,t. imo debetur aftimatio, ut ibi patet. Quid ergo fi legetur res feudalis, qua non poteft aliènari. in feud. quali. feud. olim. po. ali. cap. 1. §. donare. Videtur, quod debeatur aftimatio: quia res de feeft alienabi-lis: verum tarnen propt er quandam caufam extrin/ecam prohibetur, ne alienetur, feu detrahatur dominls invitis, ut d. §L 4. /. 41, ff. de leg, l.. Alftimationem autem tlgnorum vel marmnrum ihdiftin&e legat ar io flvendam. per ditl. §. 4. vult Man tic. de conjecl. uit. volunt. I. 9. t. 9. n. 7. L. 11. § 16 ff. de legat._ 3. ubi militia fervo alieno legata, licet is militia commercium non bdbeat, domino tarnen aftimatio militia debetur. L. 114. §5. ff. de legat. 3. ubi Marcianus refpondet. aflimationem deberi,, fi res legat a fir aft ar i legataiio nequeat. ICtus ibi expreffe loquitur de re, qua licit: (i. e, qua er at in commercici) alicui legat a efi, fed oh caufam quandam legatario praflari (E. G.. fèudum ob non requifitum confenfum domini dire&i) non poteft.. El feudum poteft legari mi rem alienam, ut debeatur vel' esfti^  ende ADVERTISSEMENTEN. 37 aftimatio, velfeudum ab herede praftandum, argam. L. illud quafitum %placet Sand, t. 2. c. 3 n. 5. Goris d.c.i. n. 26. Christin, v. 1. dec. 2q8. • Mean.^>. 1. obf. 13. n. 11. 12. J*> l0}' plftne/1'praefato cafu conjuges pa&is firmandis adttbumm confenfum domini, evidens eft generali ijle enunciato'  4ö CONSULTATIEN, ADVYZEN tos & de feudis pepïgijfe, cum alium in finem adhibitus ille asfenfus trabi non pjjfit. Grivell. dec. 105. n. 24. Mean. p. 3. obf. 324. n. 4. N. 102. Indevideas DD. qui in divexafa illa quafiione, an conc'ejfa vafillo teftanii licentia, fub generali dispofitione bonorum contineantur feuda, cum eorum non fit facta mentio, negativam tuentur- contrarium respondere, quando ea difpofitio alio qu im ad feuda fleèli non poteft, puta cum non alia, quam feudalia bona extant. Ghristin. d. dec. 238. n. 6. Vinn. ad § 4. J. de legat. n. 7. Qjiid fi feudum legatum fit? Htc. aflimationem deberi neganC Gail. 2. obf. 154. n. 13. Fachin. 5 controv. 37. Vult. 1. de feud. c. 9. n. 72. Petr. Greg. 42. byntagm. 32, Ajunt. Pek.egr. de fideic. a. 11. n. 103. & Jeq. Matheac. lib. 2. epit. legat. c. 19. «. 4. Qjtorum f ent ent ia probabillor videtur. Bacchov. in Treuth vol. 2. disp. 13. //->. 5. Sed prior apud nos obtinet, five teftator de fuo feudo dispofutrit non interveniente Domini confenfu. Grot. 2. manud. 42. Sive de alieno, nifi aliunde lïquido conftet, tefiatorem & cefiitnitionem praftari voluijfe, uti fupremam apud Mechlmienfis Curiam cenfuiffe refert. Christin, vol. 6. dec. 28. vide decij. 27 Jon. Voet. ad tit. de R. N. n. 71. In Hollandia quidem feuda alterutrius conjugis per matrimonium non fieri Cmrnuma., fedcujusque propria mmere, fruclusque folos feudi communiont ceder e recept urn eft, tefie. Grot. manud. ad jurifpr Holl. I. 2. e. 11. «• 8. Güoenew. ad t. I. quib, al. lis. vel non n. 2. Refp. I. C. Holl.p. 3, v. 1. conf. 92. Quod tarnen ad feuda re&a, qua fine domini confenfu, inter vivós alienari nequeunt, non perperam forte refirinxens, cum in bis folis ex communione lafio domino diretlo videatur wferrt, ium ei non confentienti alius pro parte Vafallus obtruditur. Si enim feuda hereditaria fint (vulgo oaverfterffelyke erflenen) nuf-  ende AD VERTIS SEMENTEN. 4s miïïa prorfus domino direclo injuria fieri intelligitur, ft ex comtnunione alium pro alio Fafallum ex parte nanciscatur; cum expeditum Jh, omnem inter vivos alienationem de feudis 'hujusmodi hereditariis, jine ulh domini direcli confenfu vajfallis in Hollandia permijfam efj'e. Firmaturque hac refiri&io etiam ex eo, quod a var iis etiam generaliter tradilum videas, feuda etiam in Jlatutariam venire communionem, quoties fine domini direcli confenfu eorum alienandorum facultas vafallo ex more regionis confeffa apparet, Burg. ad conf Flandr. tr. 3. n. 19. L. Goris. adv erf. tr. 1. c. 3. n. 7. A. Matth.par. 2. n. 23. In Gelria quoque feuda non communicari, docet. L. Goris. etdverf. tr. 1. c. 1. n. 33. & c. 3. n. 4. Freoer. a Sand. de feud. Gelr. tr. 2. t. 2. c. 3. «. 4. 5. 6. Ft de moribus Ultraje&inis hoe ipfum quoque probantibus extat rejponfum, inler. ReJp. IC. Holl. p. 3. v. 2. conf 25. in pr. &p. 3. § 1. conf. 34. c? xZ/\..poft med. Quodvix dubium habere poteft, cum & Ultraje&i & in Gelria non recta tantum, fed & her edit aria feuda non magis aclu inter vivos, quam ultima voluntate, fine domini dire&i confenfu alienationem recipiant, ut in explicanda feudorum materia ex profejfo traclabitur. Ufque adeo autem feuda fecundum ante dicla ftatutaria fubducla cenfentur communione, ut nee aftimatio eorum foluto matrimonio prius ex allodiis, ante divifionem pracipienda fit per eum, eamve, qua feudi ad conjugem pertinentis .&per eundem retinendi expers eft. A. Matth. d. par. 2. n. 23. „Abr. a Wesel de connub. bon fociet. n. 62. Joh. Voet lib. vfi. fif. in digreff. de fuud. n. 56. -Quod ft fine venia impet ratione vafallus de feudo teftatus fuerit., difpofitio ipfo jure nulla eft '; Mdeo ut neque inter lib er os, neque pia eau fa favore fuftineatur■■• cum favor ille tanti non fit, .ut propterea honor domino direclo debitus, ac in confenfu petendo confifieus, cidem periret. argi lib. 2. feud. tr 9. § donare, J. Rojdenb. ae jur. conjug. tr. pralim. de flatut. diverfittr. 2. c. 4.». 13. III. Deel. F JV*.  4.a CONSULTATIEN, ADVYSEN Neque infuper voluut ad Fafalli deru.nfti par ere per feudv praftationem teneantur,quiadipfiushereditatem-exteftamentovel 4 leve vocati, eandem adlverunt Nam.etfi vu/go tradttum fit;' hertdes fablum defunctiprafidré, voluntatem ejus implere -debere. ar* L. cuma Matre C. de rei vindic. fallit tarnen id, quolies faetumdèfuncli ipfo jure nullum~efi;legibufqueprohibentibus.refragatur Refp. J. C. Holl.p. i. conf 143. mpr.&p. 2. conf. 71. pa?. 152. 153. &P- 5- conf. 123. Rodenb. d, n. 13. in fin.. Bort de feud.. PIoll.p. $. t. z. c.n. 40. Quid quod nee feudi ita fine confenfu domini reli&i aftimatioTlemheres irafalli praftare obftri&us eft. Licet enim rei alienaetegatum ha&enus fub fi flat, ut ad eam redimendam aut pretium ejus legatario folvendum her es .teneatur § non folum. 4. J. de legat. tarnen ad feudi legat um id pvrigendum non eft. Cum enim y~arallus feudum legat, non tam rem alienam, quam potiusproprium , jus nempe utilis dominii legat. fed nullem eft legatum, quja ipfe legandi poteftate defiitutus eft lib. 1. feud. tit. 8. in pn Mfitiusf. frufira ex jure civili fuum legat piculium- adventitium, five'plenum, five -nonplenum, &, fifecerit, neque res neque-aefiimatio ejus a fucccjfore debetur, quia de eo teftari non po-tuit; licet de caftrenfibus e? quafi caftrenfibus tefiamenti fa&mneni habuerit, utivafallus.de aUodiapus.. Sed - ttfi jeulum - velut rem alienam ■ confideratum velis, in 'qimntum mortuo vafallo id ad dominum direflum revertitur, inveHUurae renovatone rurfus fucceffori feudaii concedendum, non ineple Mud bic applicueris? quod de legatopradii Caefaris^ in formam patrimonii; redaêli fub procuratare, Ulpianus fcripfit, nee aefiimationem ejus debere praefiari^ quoniam- cemmercium ejus, nifi juffa Principis, non efi l. cumfervus legatus, 39. S iil. ff- de legat 1. nam nee commercium feudi j ratione tefiamenti, vafallo fine domini qfenfu ullum efi. Vültej de feud. lib. i„ cr 9. n. 152. Fachin. controv. lib: 5. c 0,7. Andr, Gail,2. obf. 154. ». 13.' 14. Grot. manud. ad jurifpr. HolL lib. 2, c. 42^ £ ^.ScüradeBv de feud.p.j. c. 2, n. 9, Rxtte^sh de-feud*  ende ADVER TISSEMENTEN. 43 lib. 1. c. 12.n. 7. Leeuw ctnf. for.p. 1. lib. 3. c. 8. n. 26. P. 'Bort. d. p. 5. t. 2. c. 1. «. 40. & feqq. Et n. 95. Et Ultrajecli quoque, & in Gelria adhuc obtinet, feuda fine domini direèli confenfu neque alienari neque oppignorari poffe ,utcunque confenfus ad id a Vafallo petitus non jbleat Mis in locis denegari, nip juftijjimam denegandi caufam dominui habeat; nee agnatorum conjènfus requiratur Freder. a Sande de feud. Gelr. tr. 2,. t. 2, c, 1. u. 7. 8. & feqq. Gorïs adverf. tr. 3. c, 11. n. 1. A. Math. de au&. lib. 1. c. 19. n. 23 & 24. &. lib. 2. c.\.n. 16. fere inpr.& par 8. n. 6. poft. mcd. atque infuper fubinfeudatia feudi vel in emphyteufin concejfio fine voluutate domini fieri pojfit. Radelant. Cur. Ultra]. aecif. 17. n. 10. Méan ad jus civ. Leod.p. 1. tr. l. obf. 13. n. m. & 12. Nee cenfetur fub generali dispofitione acquacfiuum per pacta do.talia comprehendi feudum acqüifitum conflante matrimonio, quia prohibetur paclis dotalibus alienari & de eo difponi fine conj'enfu .domini direcli.: ideoque generalis difpofitio non fe extendit ad probibita. Cravett. conf. 256. n. 5. & feqq. text. in cap. 1. § in generali fi de feud. def. controv. fuer. t. 26. I. 2. in ufib. feud. Et pofi quaedam alia. Qjiia de feudis Leodienfibus tam acqui» Jilis, quam aliis, patio doiali difponi non poteft fine licentia domini direcli, ideoque generalis difpofitio tabulis dotalibus facla, ad feuda non porrïgitur. Cravett. conf. 256. n. 5. <2? feqq. nee fub tacita alienatione comprehenduntur. Nee refert, quod natura feudi individtia non muletur hoe paoto cum illa indivifibili manente praefiari poffit aefiimatio': feudi enim, cujus difpofitio fine licentia domini ditecli vet ita efi, non debetur aefiimatio Schrader. de feud. p. 7. c. 2. n. 9. Rosentiï. c. 7. concl. 2. n. 18. & 19. Qjiam opinionem cum Schradero fupra relata dicit communem, prafertim fi non fit facla mentio, nee expreffa difpofitio feudi, 'imo nee impttrata domini direcli eum in finem licentia: cum turn de feudo non cogitaverint contrahentes; nee rei-quae in difpofitiF a wem  44 CÖNSÜLTATTEN, ADVYSEN onem non venit, aefiimatio debita cenfieri pofiit. Ita judicatum per curiam feudalem fereniffimi Principis & Episcopi Leodienjh 12. Jan. 1646. Admittendum quidem efi, utp-ovifio hominis tollat provifionem hgis nafcituram, fed non utnatarn evertat. fic at i vero exprejfa 'dt feudis difpofitio non valet, ita multo minus credendum, quod Vafallus, qtiamvis de omnibus fuis bonis tefiatus fu-erit, etiam de feudo fi mul tefiatus een featur. Feuda enim füb generali: difpofitime non veniunt Pruckmann. conf 32. «.-8. vol, 1. Wesemb. conf. 13. n. 16. Conferatur 2. feud. 26. § in generali : qui textut. licet loquatur de generali alienaüone, tarnen procedit in quacunque alia difpofttione. Teftamentum enim fpecies alienationis eft : feüdum itaque quod alienari prohibetur, in generali difpofttione aut alienatisne non continetur Jacob Menoch. confil. 519. n, 29. fequitur' ergo feudum nee in generali infiitutione venire Bur£at. conf. 295. n. 29. non compreljenditur fub nomine hereditatis Vil bonorum Ludqvic. de Casanate conf $7.'n. 12. nëc in generali difpofitierrre fatla de hereditate vel bonis continetur Jas. vol. I. conf 96. 71. 2. nifi de feudo expreffe dicaturBüRSAT. die. loc, Affertur quidem a Menoch. cit. loc. limitatio, contineri tune in difpofttione generali, fi feudum alienari libere pofiit. Putamrn tarnen nihilominus illum, qui feudi difpöfitionem habet^ intelligi tune de- feudo difpofuiffe, ft in jfizcie hoe exprimal. Nee enim fub verbis gener alibi! s illa comprehendi folent, quie fpeci'ilem rationem continent, & hinc non nifi expreffe transferuutur. Confer Jon. Baptist. Laderchius. conf. 73. n. 9. bic enim refpiciendum quid tefiator voluerit: Cfeditur. autetn in dupi® id quisque voluijfequod aquijfimum & honeflijfimum eft, in hocautem genere prima eft eau fa ejus, quod debetur, proxima ejus, quod etfi nondebeatur, officio congruit. Grot. lib. 2. cap. ■fr-lh, 3. . V-oliuffe ergo pracfumitur, -ut naturam intefiati retinerent feuwa9.:ireredibvs$ue feudalibuss adeogue f-aimlüe pradeffint, vel ex*  ende AD VER TI S SE MEN TEN, 4$ extin&a hac, noluiffe eum per der e beneficii mater iam; ordo nero maxime naturalis in beneficiis eft , potius gr at iam referre ei, qvi benefecit, adeoque ad dominum dire&um redire voluijfe feudum, exiftimandum eft. Qua alienari prchibita funt in generali hypotheca bonorum nónveniunt. L. Lucius. 88. §. inftituto 15. ff. de leg. 2. Di&iones univerfales plerumque reftringuntur. Tiraquele. ie retracl. lignagier §. 1. gloff. 7. n. 26. nee di&io omnia, tam late pat et, quam di&io quecunque, cum illa tantum gene- ' ralis ft, hac univerfalis. ■ Et forte etiam non femper procédéret, ut hac di&io qujecurique aClicnes comprehenderet ,cum bujusmodi di&iones , quantumvis univerfales & pracifa, fape re- ' ftringantur °, ■ utpergloftl in l. promittendo m pr. in verb. conditionis in f. ff. de jur. dot. & in l. emancipati & ibi etiam. Bartol. ff. de adopt. qua interpretatur verbum quocumque feil. iuoneo <£? g'ojf. etiam, qua ad idem facit in l. 2. C. ubi ■ 4e ration. agi oport. & in l. 2. C. de fid. injlrum. & in l. • I. C. de SS. ïiccl. qua etiam in:erpretatur diciionem unns- " quisque, babilis ad teftondum; cum concord. ibi aretentioribus"' colle&is , & ab Alex. Socin. & Jas. in ï. 2. §. Prator alt, • ff, qui fatisd. cog. & Socin. in conf. 26b. in caufa nanutcnfis col. X. verf fed ad ïfla lib. 2. ubi probat non femper pro- ' vedere, quod diximus, univerfalem includere majora expreffis. ' Nam ea di&iones limitaniur & reftringuntur fecundum natu- ' ram aclus, otu attribuuntur, at pulchre dicii. Baedus. /o'" quens de di&ione quandocunque, confil. 67. ■ Et N. 27. Et idem voluit ipfe Baedus. ioqueni de di&ione'1 quibuscunque ine. 1. %.donare ad f. tit. quall. olimfeu.ali. pot,. ■• N. 29 Sed& illud obtter dicere voluimus, antequam ulterius progrediamur, muitos ex nofiris in ea effb Jententia, ut inter fit, utrnm h,v di&iones univerfales proferantur a Lege ansb homine. Nam fi primum, eam recipiunt reftri&ionem de"" kabilitate, ut nnftri loquuntur, & ita loquitur. BartoLo ifs4, 1. %..nuntiatio. ff. de op. nov. nuncz. F 3, SSp  4& CONSUL TA TI EN , ADVYSEN Secus fi ab homine. Ea enim fuit ftnttntia. Baldi. /. til. col.'i. C fin. conf'. vel relig. nam non efi hominis ea verba reflrlngere, fed debet fieri per alias leges, & bjc ut evitetur legum & fiatutorum corre&lo. N. 30. Nam & Baldus. conf. 77. tradit huns fermonem, hic & ubique terrarum intelligi de loco idoneo per jura ibi allegata: ut inteüigat eas di&iones non ita generaliter intelligendas, & facit text.in l. fi mihi §. \. ff. de leg. 3, & intelligent ea verba {fiuolibet loco) feil. idoneo, & Francisc. Aretin. in l. 1. col. antep. ff. fi eert. pet. dicit di&ionem hanc (ubique') non ita pradfam ejfe, quin eandem interpretationem recipiat. Richter, de fignific. adverbior. ad verbum ubique, ubicunque dicit. Deinde etiam adverbia noftra non ita late accipi■untur, ut qucelibet loca per illa fignificentur ubicunque etiam fint, fed int er du :n ai certa & fpecialiora loca applicantur, ut ubique & ubicunque idem fit, ac quilibet loeus in boe territorio, in hoe fundo. Et ita legitur in l. 77. ff', de contrah. emt. in quat fundus venditur exceptis lapidicinis, ubique cjfet feil. in Ulo fundo. Sic etiam fiatutum, quodfibi Princeps facit, in fuo territorio quidem ubique valet, è? fubditos fuos firingit ubicunque funt, non vero extra Mud. Ubique, quocunque loco , verba bacrefiringendaad terminos babtles & interpretandè civiliter de loco apto & idoneo tribuente ■competentiam. Coler. deprocejf. p. 2. c. 1. n. 57. Cum Leges femper idoneos ac habiles terminos fupponant, l. qui teflamento 20. ff', qui tefi. fac. poff'. Pinell. in l. 1. C. de ■kon. matern. p. 3. n. 85. Verba Nichts uber al aus befchyden, Hcec verba oflendunt liberam & enixam voluntatem firmumque propofitum tefiatoris, & infinitatem univerfe rei, queecunque fub illa generalitate ca.ierepoteft. Goedje, conf Marpurg, vol. 1, conf. 28. n. 180. Exprejfa provifto teftatoris facit ccffkre tacitam provifionem legis. I. cum ex filio §. 1. ff. de vulg.'& pup. fubfi. & l. ul. , C de  e*de ADVERTISSEMENTEN. A7 C. de paB. convent: qua, regula precedit, quando tacitum & txpreffum efi circa idem. Taciti & exprefji eft idem judicium, quando tacitum includitur in natura exprefji, fecus eft, ft non fit de ndtura exprejfi nee inducatur fub exprejfo. Mari. Antonin. var. refol. lib. 2. reSol. $7. n. 72. Et ubi agitur de cfft&u exclufionis & privationis, tune par non eft virtus taciti & exprejji. Curt. Jun. in l. cum quid n. 15. verf. o&avus cafus ff', fi eert. pet.. In prohibitis tacitum non operatur quantum exprejfum, quia ex taeito non infertur confenfus circa probibita. Castrens. conf.. 259. circa primum in pr. lib. 2. Cravett. conf. 20©. n. 7. Tacitum.refultans. ex exprejfo ceffat, ceffante exprefib. I. komen,. ^.  56 CONSUL TA TIEN, ADVYSËN 50. Alle welke eenparig leren, dat onder een generale benaminge van goederen, geen Leengoederen worden gecomprehendeert. ki. Qjiia ia generali difpofttione non comprebenduntur ea> de quibus Jpecialiter efi provifum. g2. En dat iemand, een handelinge willende ingaan over Leen'goederen, fpeciiice en expreife moet mentie maken van.de Leengoederen, of dat anderzints die generale claufule word gereftringeert tot de allodiale goederen, als te zien by L Gor.. in fu.adverf.p. 1. c. 1. n. 35. & 36. Joh. Christen, de cai/f. matrimon. diff. 4, q. 29. 53- Of ten minden, dat uit die handelinge, en daar by en in vervatte claufuien klaar koomt te geblyken, dat^over de Leengoederen mede gehandelt is, als te zien by Fr. a Sand. de feud. tr. 2. t. 2. c. 3. n. 5. 54. En 't een of ander niet blykende, te weten, dat over die Leengoederen, 't zy expreife, 'c zy tacite gehandelt is, zo kan ook zelfs geen aeftimatie van die Leenen, en intereffe van dien geëill worden, ais by Sand. d. l. te zien. 55- Dat nu niet fpeciiice en expreife over dit quseftieufe parceel Leengoets in die Houwelykfche Voorwaarden gehandelt is, Dat is manifeft uit dien klaren letter van die Houwelykfche Voorwaarden, want in dezelve de minfte mentie van Leengoederen word gemaakt. <6 En dat over 't zelve parceel ook niet tacite gehandelt is, dat 't zelve in de gemeenfehap zoude komen, dat isby de Duplycq aangetoont, en zal hier ook nader gededuceert worden. £7. Zodanig, dat d' Aanl. niet bevoegt zyn ailione perfonali ad fifiimationem & intercjfe te ageren. 58. ,-Qm 't welk wat-nader 't elucideren, zo dient aanvankelyk,  ende ADVERTISSEMENTEN. $f. dat onzes oordeels hier moet cefleren de leer van Burgund. ad conf. Fland. tr. .3. n. 19. & tr. 13. n. 44. Christin, vol. 1. dcc. 238. n. 1. Minsing. cent. 6. obf. 66. Bort van de Holl. Leenenp. 5. /. 2. c. 3. yr.'g. , Eensdeels, om datdieAucteuren handelen van Leenen, om- 59' trent welkers alienatie "t confent van den Leenheer niet o-erequireert word : van hoedane natuur de Geïderfche Leenenrdet zyn, alzo omtrent derzei ver alienatie 't confent van den Leenheer moet concurreren, als uit Sande, Goris en Bort, door 3 d Aanleggeren zelfs geallegeert, op de aangetogene plaats te Zien is. En anderdeels, om dat die Leer van die Aucreuren, tegen 60: de Geïderfche Leenregten, oude gewoonten en gerecipieerde > praétycq koomt aan te lopen, en daarom in het decideren van deze quaeüie 111 geen confideratie konnen of mogen komen. Alzoo 'er in rechten niets bekender is, dan dat een RMeiW: met anders mag oordelen, als by de wetten en oude gewoonte ' is vaugeilek, en m praxi gerecipieert pr. J. de off.jud. I. 1 I z.jf. quaefent. fin. appell.refc. S JDat Voorts geheel abufyf is het voorgeven van de Aanleggeren, als dat die Rechtsgeleerden, die van een contrarie Ivoelen zyn, te weten, dat geen gemeenfehap in Hu wel v Mie Voorwaarden over Leenen kan geintroduceen worden , zonder expreife mentie van de Leengoederen te maken,en datZ Se- * LCenen ^-gecomp'rehendee^/at JDat onder de benaminge enkelyk of fimplieiter van goederenW geen feudale goederen zouden gecomp/ehendeen worden 3 En dat met recht a contrarh fenfu zoude mogen geanrnm™ 6a teert.worden, als dat in een ge/al ƒ waar in n^ZSTZ %DeeT befehrWe ^ van alkn uitgeLdkrt^:^ ** van ' '  58 CÓNSULTATIEN, ADVYS.ENr van ivat aart, natuur, of waar ter plastfe dezelven gelegen* ss\n, als in dié Huwelyklche Voorwaarden, dat als dan daar onder die Leengoederen mede begrepen zouden zyn. 65. Alzo die dutinélïe by Carpzov. op de aangetrokkene plaatzen, ja in alle de Werken van Carpzovius niet te vinden is, maar alleen door de' Aanleggeren geinventeert, om 'tfundav s ment van haar intentie zo veel mogelyk te bevveeren. 66. ■ En dat Carpzov. en die andere Regtsgeleerden, die met de ' Geïderfche Wetten en Regtsgeleerden overeenkomen, als dat. onder die generale claufule geen Leengoederen begrepen wor. den, I2. ubi ait. -Nec rd .qua m dijpo/itionem non venit, aftimatio debita cenferi pöffit & -ita judieatum per euriam feudalem ferenijfimi Principis &Epis,copi Leodienfis 12 Jann. 164.6. Weshalven de leer van Goris tr. 1. c. 3. n. 8. en de an-n©, .dere Regtsgeleerden, door de Aanleggeren gcailegueert, in de . * ,£enkwalyk geappliceert Word» Al-  64. CONSUL TA TIEN, ADVYSEN ui. Alzo Goris en die andere DD. leren, dat het zelve dan plaats zoude hebben, zo fpeciüce over de Leenen in de Huwelykfche Voorwaarden gehandelt was, en een van beide de Contrahenten poft datam fidem het confent van den Leenheer niet en hadden willen uitwerken. 112. Waar van in dezen uit de Huwelykfche Voorwaarden niet en coniteert, en vervolgens inapplicabel. 113. ■ En maakt in dezen geen veranderinge, dat de Huwelykfche Voorwaarden moribus nofiris- zeer favorabel zouden zyn. 114. Cum favor ille tantl non fit, ut proptèrea honor domino direclo debitus, ac in confienfium, petendo confifiens eidem periret, als zeer aardig raifonneert Joh. Voet lib. 38. ff. in digreff. de feud. n. 56. 115. Alwaar hy 't poinéi alhier in quEeftie in voordeel van de Verweerderfe ook verhandelt. 116- Als ook, om dat die faveur van die kragt niet is, dat dezelve een prohibitive wet zoude te niet konnen doen. 117. Te minder in dezen, om dat in die Huwelykfche Voorwaarden , nog tacite nog expreffe,. over dat qureiïieufeLeen gehandelt is. 118. Waarom in dezen niet kan gezegt worden, dat de goede trouw anders zoude gefchonden worden. ÏI9- Mede is irrelevant, dat jde feudale goederen moribus geredigeert zouden zyn ad infiar allodialium. jiao. Om dat dezelve niet abfolute, maar fiere daar toe geredigeert, en alzo niet in omnibus, en voornamentlyk niet de Geïderfche Leenen, alzo in de dispofitien over dezelven altyd 't confent van den Leenheer gerequireert word. 621. Waarom in dezen Goris en Christhnmius , door de Aanleggeren ten dien einde bygebragt, geen comideratie ineritee- ren,  ende ADVERTISSEMENTEN. 6g ren, als fprekende van andere Lenen, als van de Geïderfche» te weten van zodane, omtrent dewelke het confenfus domini in alienationibus niet gereqnireert word. En is voorts het zelve argument al mede van geen belang, lm.. alzo het zelve op een praeiumtie is beruitende, alsook om dat de contrahenten geen boeren, maar borgers van Elburg ■zyn geween-, als uit de fubfcriptie van de Huwelykfche Voorwaarde, als binnen Elburg op den 31 Juny 1691. gefchied, en zelfs ook mede uit deze procedure, die voor 't Gerigte der Stad Elburg hangt, is af te nemen. En of fchoon die conthoralen zig met Landbouweryèn zou- 12a den mogen beholpen heboen, en alzo voor Landluyden zouden konnen gerekent worden, als neen, Zo zoude haar het zelve evenwel in dezen niet konnen I2o' te ftade komen, alzo zy daar over Regtskundigen hadden en moeten conluieren, als te.zien by Renat. Ciioppin, de privil. ruflic. lib. 1. cap. 5. En is hét zevende argument van het zelfde alloy, als con- 122r ditioneel zynde, zo zy het geweten had; van,welke conditie, te weten, dat zy het geweten heeft, nu niet en conheert, en derhalven daar uit geen argument tot nadeel van de Verweer» derfe kan getrokken worden. Maar genomen zy hadde het geweten, dat het confent van een Leenheer, om over Leengoederen te disponeeren, vereifcht word; Zo zoude dat evenwel in dezen niet obfleren, gelet nog mg; exprefe nog tacite, als hier voren is gededuceert, overliet qu£eftieufe Leengoed in die Huwelykfche Voorwaarden niet is gehandelt, veel weyniger belooft, het confent van den Leeniheer daar omtrent te zullen uitwerken. Waarom al wederom te onrecht door de Aanleggeren aan-tafgetrokken is, de leer van van Wesel depacl. dotal. n. 97. JU Deel I ^  m CONSULTATIEN, ADVYZEN 128. Aangezien van .Wesel daar handelt over een geval, waarin expreffe over Leengoederen gehandelt was, het welk hier cesfeert. tgtpi En dan, nog expreffe, nog tacite, over de Leengoederen in de Huwelykfche Voorwaarden gehandelt zynde, zoo_ hebben wy om deze en andere redenen ,'behal ven die geene, die by de Antwoord enDuplycq verder gededuceert zyn, onder correctie moeten oordelen;. 130. Dat de Regteren in hunnen eylch en conclufie, zo en in ' diervoegen, als alhier procederen, verklaart zullen moeten worden, niet te zyn ontfankelyk. 131. De kollen dezer procedure zouden wy niet te min om " verfcheide redenen compenferen, voornamentlyk, om dat 'etvele Rechtsgeleerden zyn,die de opinie der Aanleggeren fchynen te favoriTeren, zulks dat de Aanleggeren onzes oordeels zeer ligt a maiitia & calumnia te excuferen zyn. 7«2> Ubi autem quis probabilem litigandi caufam habet, in expen~a' ' fas non efi condemnandus Brunnem. ad L. 79. D.dejud.&~ uileg, ibid Coyarr. Fabr. , Gail : & al. Kort Recueil in de zaak van Aart Frederix Waterbeek, cum fuis, Aanleggeren en Appellanten. Contra Styntjén Lamberts, Weduwe Aart Lucas* fen Bolt, Verw..en Geappelleerde. Dat parthyen het ten wederzyden in fa&o eens zyn, dat wylen Hendrik Top en Hannisje Dries, in leven Echteluiden ih Veluwen, na de forme Lantrechtens hebben opgericht, een Huwelykfche Voorwaarde, by het proces te vinden». Eh daar by bedongen een generale-gemeenfehap van. alle Goederen,.bis verbis; een\ gemeenfehapvan alle.en ieder ive* ' der-  ende ADVERTISSEMENTEN. 6> derzyts Goederen van gerede en ongerede, a&ien en crediten, gene van alle uitgezonden, NB van wat aart, natuur, of waar ter plaats dezelve gelegen zyn. Dat vorder tuffchen partyen in confejfo is, dat onder de nalatenfchap der voorfz. Echteluiden zig bevind een Leengoed, op Veluwen gelegen, het welk heen gekomen is van Hannijfs Dries, waar van Geappelleerde Erfgename is. Die daarom fufcineert, het zelve op haar alleen na Leenregtenvervallen te zyn, om dat die generale gemeenfehap, in de Huwelykfche Voorwaarden bedongen, tot de Lenen niet extenfibel zou zyn', om dat nominatim en in fpecie van Leenen niet gefprooken word in de Huwelykfche Voorwaarden, nog dezelve by den Leenheer zyn geapprobeert. Hier tegens fuffineren de Appellanten, dat of wel het Leengoed propter defe&utr, confenfus Domini feudalis zelfs met gemem is, egter daar van de waardye aan haar moet uitgekeerd worden, want dat de goede trouwe, die in de Huwelykfche. Voorwaarden moet gepneiteert worden, & quae in iis exuberare debeat, zodane chicanes en critiques, van dat niet in fpecie & nominatim het woord van Leen zoude hebben moeten gebruiken , in de Huwelykfche Voorwaarden niet en kan gedogen. Voornamentlyk hoe cafu, daar zig de Contrahenten omtrent de Leenen zoo efficacieus komen te expliceren, met die woorden, hier vooren aangetrokken, en dat de Contrahenten, om hunne meninge uit te drukken, daar toe zo wel zodane bequame benaminge van woorden hebben mogen gebruiken, die Leenen beduiden, als datze in fpecie het woord van Leengoed hadden gebruikt. s Te meer, dewyl dat de voorfz. woorden nergens anders, als op Leen en Heerlyke Goederen toegepaft konnen worden, want, zo de Contrahenten gene andere intentie hadden gehad, aljs alleen over allodiaal gemeenfehap te bedingen, behoefden Ia fe  a. CONSULTATIEN , ADVYrEN fe'. gantfch gene Huwelykfche Voorwaarde, ik zwyge, zo eenfpecieufe, gemaakt te hebben, dewyl zodane gemeenfehap over allodiaal ipfo jure na Lantrecht vaft ftonde, ook, quod maxime notandu/n, in onze Lant en Stad-regten zelfs Leengoederen worden betckenten gedenoteert.. Galyk dat blykt uit het Lantr. van Veluzv. cap. 33. art. 21» in verb.: Dat men alle verf orven goed, rede of onrede, ruirendevf onruirende, zoo zvaar dat gelegen is, undt tot zvat recht die fi aan zal berigten in ;4i 'Erfhuis. Dat nu door-déze-woorden in 't Lantrecht verftaan worden, zo wel Leenen als Allodiaal, fchoon nomi?iatim het woord van Leen niet word gebruikt-, zulks is notoir, om dat onder een Erfhuis - proceduire mede gehoren de Leengoederen, en ook; by.Sandï ad conf feud. Qelr. tr. 3.c. 1.J 3. n. 20. expreffe, uit kragt wan die woorden, daar onder gerekent en getrokken worden... In gelyke woorden en zin fpreekt al mede het Lantr. der Graajf. Z. t. 3. ar. 8. Stadr. van Zutph. t. 6. ar. 16, Stadr* van Arnh. ar. Uit welke allegatien der voorfz. Lant- en Stad-regten, dit. peremptoir argument voor de Appellanten koomt te volgen, dat de contrahenten van die quaeftieufe Huwelykfche Voorwaarden, die ingezetenen van Veluwen zyn geweeft, hebbende willen contraheren of disponeren over Leengoederen , 'In hare handelinge, en om- hare meninge uit te drukkeny datze mede over Leengoederen handelen wilden, daar toe hebben gebruikt zodane woorden, als haar in de Lant- en Stadr rechten waaren voorgefchreven, en daar mede men expreffe "Leengoed beteykende; zonder. dat daar van noden was nomi■nat/m.het woord van Leen te gebruiken, gelyk dat ook nomimmm in die Lant- en-Stad-regten niet gebruykt en word.-' Welt:  'ende ADVEKTISSEMENTEN. 69 Welk argument op het kragt igfte nog mede word gecorroboïecrt met het Lantr. der 4 Boven - Ampt. t. 24. ar. 4. Lantu■van Overyfielp. i.t. 4. ar. 6. alwaar in fpecie gebruikt worden dezelfde woorden, als in deze Huwelykfche Voorwaarden liaan, te Weten, goederen, van zo at natuur■, waar doorbuiten allen tegenfpraak aldaar gedenoteert worden Leen- en alle Heerlyke goederen. Van gelyke worden deze woorden van goederen, van zvat na-tuur in dien zin al mede geilek bevonden, in de ordonnantie van den 50. en 25. peun. by 't Quartier van Veluwen geèmaneert art. 32. Is voorts geordonneert, dat alle die geene, die eenige onroerende goederen NB. van wat natuur die ook zouden mogen zyn enz. Dat nu aldaar door die woorden mede verftaan worden Leunen en alle Heerlyke Goederen, is hier uit openbaar, om datvan die alle 't regt van de collaterale fucceffie, alwaar in die»art. van gehandelt word, moet betaalt worden. Uit al het welke dan overvloedig confteert, dat deze woorden, goederen, .van zvat natuur; na onze dagelykiche manier van ipreken, in fpecie betekenen Leengoederen; En het derhalven daar voor te houden is, als of men nomi. natim het woord van- Lenen gebruikte, nam verba valent ufu. De Voornaamfte objectie van de •Géappell. beftaat hier in, quod fub appellatione omnium bonorum feuda non- comprehendantur, fed quod dedis expreffe debeat fieri mentio, daar"toe onder ' anderen by het advys mede word geallegeert deze paffage uit Wamesius : Nam principio ut feuda in dispofitione c-ontim* mtur, tiecejfaria eft eorum exprefia mentio. ■ Dog het is zeer remarquabel, het geen daar by ftaat: aut j&ïtem indubitata fub genetalibus aut univerfalibus verblssorum -I -3:- som^-  7° CONSULTATIEN, ADVYSEN comprehenfio, welke laatfte woorden op dit geval volkomen decifief zyn, ten voordeele van de Appellanten. En of wel de Heeren Advifeurs voor de Gcappell. de-» ze laatfte woorden uit Wamesius zelve aldus gaan expliceren-: Dat een indubilata comprehenfio duo conjun&im zoude begrypen, poteftatem & voluntatem, Et quod Domini confenfus faciat poteftatem, quo deficiënte, als-alhier, deficit quoque voluntas; Zoo kan dog zodane explicatie van Wamesius zelve niet doorgaan, om dat daar onwcderfprelyk uit volgt, dat dan, wanneer iemand expreife of nominatim met het woord van Leen gedisponeert had over Leengoed, en geen confent van den Leenheer had bekomen, alzo weinig 'verftaan zou moeten worden, na de ftellinge van Wamesius", ook geen wil te hebben gehad, om over zyn Leengoed te disponeren. Weshalven die explicatie van Wamestos over die laatfte woorden van indubitata comprehenfio isinutil emconfuis. Om dat het dan, cafu quo confenfus Domini deficeret evenveel zou zyn, of iemand met uitgedrukte woorden, of met andere generale, over zyn Leen gedisponeert had, dewylhet beide niet en deugt. Dog is het heel wat anders in een Huwelykfche Voorwaarde, daar, zonder confent van den Leenheer, gemeenfehap over Lenen is bedongen, als alhier, zo moet daar van evenwel de seftimatie goed gedaan worden. Maar een Teftament, over Leengoederen gemaakt, buiten confent van den Leenheer, is zelfs in zo verre onbeftendig, dat daar geen refthnatie voor word goedgedaan. Waarom dan ook alle die argumenten uit Wamesius en anderen, fprekende van Teftamenten over Lenen, geheel en al dezen cas van Huwelykfche Voorwaarden inapplicabel zyn. Ten  ende AD VERTIS S EMENTEN. ft Ten tweden, zo is voor de Geappell. fterk geurgeert op een paflage uit Go ris in adve> f.: quod fub claufula omnium bonorum cujuscunque conditionis aut generis in paclis dotalibus feuda non comprehendantur. Waarop dient ia dat de blote tuftenue van Goris, buiten eenige andere auétoriteit, geen wet is, of rcflexie meriteert. 2S Dat deze woorden, van aart en natuur, ook kragtiger zyn, dewyl die na onze Lant- en Stad-rechten denoteren Leengoederen, en te houden, als of expreife van Leenen mentie was gemaakt.. 32 Zoo fchynt Goris zelfs in annot. ad d. I. n. 36. van dat gevoelen af te gaan, en bekent, quod non improbabiliter van anderen het contrarie word geleert, recommanderende den Lezer, na te ziern Christin, decif. -238. vol. 1. lerende aldaar, dat, alsmen gebruikt dc woorden van alle zoort van goederen, daar onder Lenen begrepen worden, en alzo by den Raad van Meubelen verftaan te. zyn.. 4a Word de Leere van Goris wederlegt door 't gene Sande: tradeert ad conf. feud. Gelr. tr. 2. t. 2. c. 3. n. 6. Dat zo wel tacite als expreffe over Lenen kan gehandelt worden in Houwelykfche Voorwaarden. Tegens die peremptoire lere van Sands is geallegeert, dat die te verftaan zou zyn, cafu quo in generale termes gehandels zynde, by Houwelykfche Voorwaarden, by die generale handeling verkregen was 't confent van een Leenheer, en doordat obtineren van't confent, dan zou verftaan worden mede' over Lenen gehandelt te zyn, en dat dat zou wezen tacite over Leengoederen te handelen» Waar tegens dient, dat Sande aldaar ter plaatze niet era fpreekt van het geval, daar confenfum domini feudalis adaliquem a&um is verkregen, maar notoir van 't geval, daar de mnfenfus deficieert, als in.koe nofro cafu, Waasc  72 CONSULTATIEN, ADVYSEN Want anders kon hy niet leren, gelyk hy aldaar doet, vaft •een ajlliniatie van 't feudum-goedte doen. Om dat bekent is na rechten, dat by Huwelykfche Voor-i waarden, onder de benaminge van alle goederen, gemeenfehap bedongen, en daar op approbatie van den Leenheer bekomen zynde, 't ipfum corpus feudi en niet d1 éeflimatie in communione komt. Wesel. de paB. dot. c i. n. 101. daar mede dan vaft itaande, dat niet alleen in de voorfz. Huwelykfche Voorw. tacite, maarfatis expreffe de. feudis a&um.fit, .en -overzulks mede gemeenfehap daar over bedongen, So en obiteert niet, dat hier deficieert confenfus Domini feuêalis. Dewy'1 dat in zo een geval dan evenwel d' asftimatie, tan~ teivoverftaan van beiderzyds naafte vrienden, binnen Zutphen den 24. AugufH 1724. opgerigt, gededingt en betekent; waar by diezelve" Egtel., haar tydelyk hebben gereferveert, in cas kind of kinderen, uit dezen Echt geprocfeëert, komen na te blyven, ofte niet, om malkanderen en de een den anderen reciproqueiyk, in gezontheid en krankheid te mogen begiftigen en betuchtigcn, te zamen, of-een van beiden, zo hoog, en zo laag, zo'duk en zo menigmaal, als zy zulks zullen komen goed te vinden, welke gifte of tucht, of beide tezamen, zo kragtig zal gehouden worden, of alhier van woorde tot woorde geinfereert ware; Als mede copie van de mutuele Teftar mentaire difpofitie, tutfchen dezelve Egtel., uit kragt van de' voorgemelde Claufule refervatoir, den 28. Juny 1725.. opgerigt, waar by dezelve malkanderen begiftigen, met alle' xodanc gerede goederen, geene van allen uitgezonden, als zy Teftateur of' Teftatrice, ftervende, zullen komen na te laten,, -om by de langftlevende eeuvviglyk en erffclyk, zonder bekreun harer Erfgenamen,..geuoten en geprofiteert. te worden; Difponerende verders, in cas deze gifte in 't geheel ofte: ten dele niet mogte konnen beftaan, dat zy als dan malkanderen, ende de een den anderen, aar. dat gedeelte,, waaraan onvermoedelyk- de.gifte niet zoude konnen beftaan, maken het volkomen tugtgebruik, malkanderen verder tugtigende aan alle de ongerede, hebbende ende verkrygende goederen-, die zullen komen na te laten, om by den langftlevendcn deszelfs leven lang tuchts wyze gebruikt te worden; Eh op dé twee pointen, my-daar uit voorgeftelt,. zullendedienen van advys, aan voorgem. Vrouwe Wéd. Hafebroek, zozoude.ik, (voor zo veel *t eerfte point aangaat) falvo Mtliori van, gevoelen wezen, dat Haar Ed.ua Rcgten kan beftaan,, met hu leveren, van, Staat.en.Inventaris, van.den Boedel, aan, dB:  ende AD VERTIS SEMENTEN. 75 de Voogden van Haren overleden Mans Voorzoon, en Haar Ed. Stiefzoon, zo en als den Boedel, tyde van het overlyden van Haren Eheman, geweeft is, zonder dat gehouden is, daar op te brengen, de Goederen, Haar door dode van Haar Moeder, Mevrouw Eiifabeth ten Bebm, Wed. Wylen den Borgerrar. en Raadfecret. Amold Wentholt, als zynde gera. Vrouwe Moeder eerft een jaar na overlyden van den Heer Borgermr. en Secret. Johan Hafebroek Junior, afgeftorven. Aangezien het na de regten ende coftumen dezer Provincie bekent is, dat een Erfuitter, of Erfuitterfe, geen anderen Staat en Inventaris van den Boedel behoeft te geven, als zo en als dezelve geweeft is ten tyde, als de verftorve perzoon levendig en doot was, Stadtr. van Zutphen tit. 7. art. 5. Landr. der Graaffchap Zutphen tit. 3. art. 5. Lantr. van Peluwen tit. 34. art. 5. conform 't gemene regt in L. uit. §. 3. in verb. fuper hts rebus, quas defun&us tempor e mortis habebat C. de jur. delib. Christin, ad 11. Mechlin. tit. 16. art. 40. num. 8. Waar uit dan van zelfs komt te proflueren, dat daar niet op konnen komen die goederen, dewelke gem. Vrouwe Wed. Hafebroek, eerft een jaar na haar Ehemans overlyden, door dode van Haar Ed. Vrouwe Moeder zyn aanbeftorven, en voor dato by dezelve Moeder zyn bezeten geweeft, ende alzo met geen imaginatie konnen geweeft zyn, nog ook zelfs met de minfte fchyn kunnen gefuftineert worden, geweeft te zyn in den Boedel, tyde van 't affterven van welgem. Heer Hafebroek. Gelyk dit ook genoegzaam klaar blykt uit de definitie van -een Inventaris, dat het is een gefchrift, in 'twelk zyn opgetekent de goederen, die gevonden worden, in den B >edel van den overledenen, te vinden by Al var, Valasc. inprax. portit. & collation. cap 8. num. 4. En ook getradeert word by den Heer Schrassert. in comment. ad reformat. Velav. cap. 34. art. 5. num. 9. K % Soa*  76 CONSULTATIEN, ADVYSEN Sonder dat hier tegens 't minfte ofce geringfte kan opereren^ die fuftenue van de Heeren Momberen, van den Voor- of Stiefzoon, van Mevrouw de Wed. Hafebroek, dewyl Welgem. Wed. zonder verdelinge ofte oprigtinge van Magefcheit tot hier toe in een onverdeelden Boedel was blyven zitten, dat daarom eene volkomene gemeenfehap van winti ende verlies, tot den huidigen dag toe, tuflehen Haar Ed. ende derzelver Stiefzoon plaats zoude hebben, en gevolgelyk, den Boedel, zo als zig nu kwame te bevinden, zoude moeten geinventarifeert worden. Want of wel zulks word bewaarheid, omtrent de kinderen van een en denzelven Bedde, en Vader ende Moeder, als getradeeit word by Wesel. de Connub. bonor. fociet. tracl. a* cap. 4. num. 55. & feqq. Zo komt het zelve echter zyne exceptie te lyden, omtrent Stiefkinderen, 't welk de onderfz. vermeent, in dezen zo veel te meer te moeten aangaan , daar dezelve is geinformeert, uit de Huwelykfche Voorwaarden, in 't hooft dezes gemelt, dat wylen de Heer Hafebroek, zelfs by ingank van dit twede Huwelyk, aan zynen Voorzoon deszelfs Moeders goed bewezen heeft, ter weeskamer der Stadt Zutphen, en alzo hier geen communie ter wereld kan gefuftineert worden, meerder te fubfiileeren, tuflehen deze Stiefzoon ende Stiefmoeder. Parente enim mortuo ilico fociet as intercidit, nee ea cum vltri#o aut noverca continuatur, licet a par ent is obitu parem in culpam inciderit neglecli repertorii bonorum, cum enim focii mei focius, meus focius non fit, nullumque unquam intercefferit liberis cum vitrico, aut noverca facultatum fuarum confortium9 deficit fubje&um confirmandce focietatis. Igitur cum vitrico, novercave agendum, ut cum quovis allo extraneo hereditatis pos~ 'feffore, petendo bona paterna, maternave utia cum ufuris & fruclibus a die mortis. Wesel. dici. tracl. 2.. cap. 4. num. 85. Dog welke repetitie van des Stiefzoons Moederlyke goedejren, met de renten en vrugten, ïn dezen niet kan aangaan of-  ende ADVERTISSEMENTEN. 77. te plaats vinden, om dat die Moederlyke goederen, al by't leven van deszelfs Vader, ook voor het aangaan van dit tweede Huwelyk, ter Weeskamer der Stadt Zutphen aan hem zyn bewezen, en waar onder diezelve ook alnog heruiten. En nog veel minder kan 't zelve plaats grypen, omtrent de Vaderlyke goederen, dewyl uit het hier voorftaande mutueel Teftament blykt, dat de Egtel. malkanderen daar by reciproce hebben gemaakt, de tucht van alle hare goederen, ende zulks uit kragt van beding, in fine der Huwelykfche Voorwaarden gemaakt, om 't zelve ten allen tyde, zo hoog en zo laag te mogen doen, als zouden goedvinden. 't Geen gepcrmitteert is in dusdanen val van refervatoir "beding, by Huwelykfche Voorwaarden tydig gedaan, volgen» 't Stadtr. van Zutphen tit. 27. art. 1. Lantr. der Graaffchap Zutphen tit. 15. art. 1. Zelfs in fecundis nuptiis, om dat de L. hac Edi&ali C. defecund. nupt. in deze Landen geen kragt heeft, nog geobferveert word, Abrah'. van Wesee. ad Novell. Ultraj. art. 10. num. 9. & feqq. Waarmede dan overgaande tot het twede point, zoude ik onder correétie van gevoelen wezen, dat de gifte, van het gerede, immers voor de helfte, beftendig is, zo, ende in diervoegen, als dezelve by de teftamentaire difpofitie van den 28 Juny 1725. aan de langftlevende is gedaan, als wordende tot die quantiteit toe, de gifte by het Stadtr. van Zutphen di&. tit. 27. art. 5. en 8. en Lantr. der Graaffchap Zutphen di&. tit. 15. art. 4. en 8. toegelaten, en dat wel, met die nadrukkelyke expreffie: niet hoger, dan wel daar onder. Waar omtrent die Echtel. Teftateuren, by die vooraangetogene uitterfte wille, hare bedenkelykheid zelfs gehad hebben, zo 't fchynt, dewyl uit cauteleusheid malkanderen maken, de tugt aan dat gedaelte, waar aan onvermoedelyk de gifte niet zoude mogen beftaan. Hoedane fignificante woorden van het flatotaire Stadrecht^  7$ CONSUL TA TIEN, ADVYSEN immers geen andere explicatie kunnen lyden, nog tegens dienklaren letter verder geèxtendeert worden, op fundament, dat by Huwelykfche Voorwaarden bedongen zynde, zodane gifte ten allen tyden zo hoog en zo laag te mogen doen, als zy zullen komen goet te vinden, en die gifte, jofte tucht, ofte byde te zanten,.zo kragtig zoude gehouden worden, als of die de Huive-. lykfche Voorwaarden van warde tot woorde geinfereert ware. Dewyl dog in dezen die gifte niet anders is te eragten, als gefchied by Teftament, en op een tyd, als't d'Echtel. niet toeitond, om malkanderen te geveii en te tuchtigen tegelyk, ende echter by het Stadtregt d. I. 'toegelaten, tot die quantiteit toe, om dat die Echtel. Teftateurèn, zulks te mogen doen, tydig by Huwelykfche Voorwaarden zig hadden voorbehoud*en, maar geenziuts hoger, Lamb. Gor. adverfur. tratl. i. cap. 6. in not. ad num. 20. Wesel. de con nuk bonor. fociet au traQ. 2. cap, 1. num. 112. 't Welk ook alzo in judicando is worden gevolgt, .voor 't .Stadt Gerigt van Lochum den 23 Jan. 1660. in zaken van ElsJienvan Eps, C. Dr. Umbroge, en by den Hove Provinciaal van Gelderland, in zaken van Joh. Bapt. Bartholotti van den Heuvel, Appellant, C. Willemina van Balveren, Douariere Cock, op den 20 Decemb. 1690. gelyk die beide prajudicaten ook alzo worden geallegeert, in da aantekeningen van Dr. Rolder over 't Landrecht der Graafjchap Zutphen tit. 15. art. 4. Ende nog te meerder moet aangaan, om dat de wet expresfe is verbiedende, dat de gifte niet hoger, maar wel lager mag gefchieden, Nemini enim licetprivata cautione refragari publicce. legi negativce ac prohibitorice L. 2. C. ne fidejujf. vel mandat, dot. dent. Choppin. de morib. Parif.lib. '1. tit. 2. num. 3.2. in fin. Dat dus die gifte, na Stadt en Landregte, voor de helfte van't gerede gepermitteert zynde, immers daar door als van zelfs komt te volgen, dat ook die alzo met permilUe van de wet  endjs advertissême'nte'n: 7$ wet vermaakte gerede goederen niet konnen nog mogen' voorde fcMildeh worden verkoft, maar moeten die fchulden uit andere Boedels effeclen voldaan worden. Dewyl dat axioma, dat uit de gerede goederen, voor eerft. ende voor al, de Boedels fchulden moeten voldaan worden wel plaats heeft omtrent Crediteuren, die, voorde betaling van haar féhulï, gerigteiyk komen te ageren, ofte ook wel, als 'er over de gerede goederen niet gedifponeert is, in ymants faveur;- dog geenfints, als de gerede goederen, by een finguheren titul ofte anderzints, aan ymant vermaakt zyn,als alhier is gefchied by die Tcftamentaire difpofitie. Joh. SchrasIert m comment. ad Rtfirmas. Velav.-cap. 13. art. 3. nalSk 4'. in fin. & num. 5., 't Geen te meer in dézen moet aangaan, daar de Stad- en Lantregten van Zutphen dusdane makingen van 't gerede nadrukkeiyk permitteren, ende dienvolgens dezen cas van dien algemenen.regel komen te excipieren.. ^ Cum perfpeciem generi derogetur. L. in toto. ff. de Reg.jur.. & ubi fpecialiprovidentia quid ordmatum, intdligitur a generali exceptum l. antiquitas 14. C. de ufufru&. Mev. in dec/f. part*, j,. decif. 81. in not. num, 9,. . Sonder dat m dezen enige de mmfte confideratie kan ver* dienen, die queftie, of en voor hoe ver een Erfgenaam van 1 gerede tot betaling der fchulden gehouden is ?. dewyl dezelve fchulden, uit kragt van Huwelykfche Voorwaarden, half' en half moeten gelaft worden, tuflehen den langftlevende ter eenre, en de Erfgenamen des eerft afgeftorvene ter anderenzyde, ingevolge den klaren letter, der Huwelykfche Voor» waarden.. Aldus falvo meliori geadvifèert binrreta Arnhem den 9 fvoveaibv i7'?7^ -Gi.op TEN-NOOaXEC. mÈfc  Sa CONSUL TA TIEN, ADVYSEN III. De affiniteit komt na regten te cejferen door de dood van den perfoon, welke die affiniteit induceert; Dit met verfcheidene voorbeelden bevefigt. Gezien by my onderfz. Rechtsgepromoveerde, practifèrende voor den Hove Provinciaal van Gelderland, voorftaande Cafus pofitie, en daar uit geformeerde vrage, benevens het advys, daar op afgegeven, door de Heeren^DD. G. en J. R. Pronk , zoude my daar mede conformeren; als zynde den regten conform, dat de affiniteit door de dood van dien perfoon, welke die affiniteit induceert, komt te cefferen; gelyk hier is voorgevallen, door doode van Adriana Elifdbeth Schuil. gewezene Ehevrouw van Dr. Steven Budding, en gewezene Zufter van den Borgerm. Peter Schul. Ende dienvolgens kan en mag gem. Dr. Steven Budding, door de Gildens en Borgerye der Stad Thiel, tot Schepen derzelver Stadt, offchoon de Borgermeefter Schul den naam van zyn zwager alnog voert, verkoren wordec, en met en nevens denzelven den Schepenftoel bekleden. .Zynde daar omtrent mede decifoir verfcheide exempelen ^ die men zoude kunnen allegeren, tot bewys, dat de affiniteit, door dode van de Vrouw, dewelke dezelve veroorzaakt, komt te ceflèeren, ende ten eenemaal op te houden; waarom men alleen maar tot bewys van dien zal bybrengen, dat by de Cantzlerye Ordonn. van den Hove Provinciaal van Gelderland, art, li expreffe is geflatueert, dat de Raden malkanderen niet mogen beftaan, nog inden bloede, nog in fwagerfchap, tot in den vierden grade inclufive, na die Keizerlyke regten, te ^sreten regte Neven.  ende AD VER TIS SE MEN TEN. 8-2 Nu is het kennelyk , dat de Heer Prefident van HajJhZt voor deszelfs twede Vrouw in Huwelyk heeft gehad, eene jnffer Catharina Engelen, zynde geweeft Moey van Vrouwe Mar gr ita Engelen, twede-Vrouw van wylen den Heer Raadsheer Lambert van Eek, zo dat die Oom moeite zeggen tegen gem. Heer Prefident van Haffelt, welkers twede" Vrouw al lang overleden zynde, eer de Heer L. van Eek in den jare 1715. tot Raadsheer wierd verkoren, zo hebben de Ed. Mog. Heeren Staten dezes Furftendoms ende Graaffchaps, als zynde de affiniteit daar door geëindigt, ook geen de minfte difficulteit gemaakt, om gem. Heer van Eek als Raadt in 't Hof Provintiaal te admitteren. Insgelyks is het gelegen geweeft, met de aanftelling tot Raden in Opgem. Hof Provintiaal, in den jare 1733. van den Heer Raadsheer Menthen, wiens Moeder Lucretia Engelen, een heele Zufter, en in 1736. van den Heer Raadsheer Engelen, wiens Vader, wylen den Secretaris der Stad Nymegen Willem Engelen, een heelen Broeder was van de twede Vrouw van wylen den Fleer Raadsheer L. van Eek, nog geleeft hebbende tot in Dec. 1735. dewelke beyde, om voorverhaalde redenen, Oom moeften zeggen tegens gemelde Raadsheer L. van Eek, dog egter zyn tot Raden aangeftelt en geadmitteert geworden in Opgem. Hove Provintiaal, om dat de affiniteit al van te voren was gediifolveert, door overlyden van de twede Vrouw van wylen meergem. Raadsheer L. van Eek. Aldus falvo meliori geadvifeert binnea Arnhem den 29 April 1757. III Deel: L jgyi  «2 tC ON SUL TA TIEN , AD VYZEN' I V. Jdvys overeen Teftament, waaruit gefprooten zyn de volgende Vvagen: — Of in V zelve een Fideicommis is ref derende. — Of een Teftament in Holland gemaakt, zig uitftrekt overde goederen in Gelderland? — Of een Grootvaderlyke dispoftïe ex vi pacri feu contractus inter liberos mva konde geoordeelt worden te beftaan? — Of men over de Fideicommisfaire Goederen heeft mogen disponeren,, en in fpecie, over de' Leengoederen,, zonder oïïroy ^ of approbatie van den Leenheer ? — Of 'ymand zig in op* poft ie feilende-, daar door incurr eende po enaliteït by het teftament geinfe~ reert ? €^rnelis Piet ers van Rysoord, op dén 2 Növemb. 16*35. tot Amfterdam voor Notaris en Getuigen over zyne tydelyke Goederen gedisponeert hebbende , heeft onder anderen> by S€wilt5 en uitdrukkelyk geftatueert gehad; • - -  inde AD VERTIS SEMENTEN. 83 Dat zyner nagcnoemde Kinderen en Erfgenamen Goederen , zouden fterven van den eenen op den anderen, tot op den leften toe, zonder dat, zoo lange eene van zyne Kinderen, of Kinds - Kinderen, m 't leven zoude zyn, zyne Huisvrouwe Erfgenaam zoude mogen wezen, van haar Kind, Kinderen, of laagere defcendenten. Voorts, dat die Goederen, in eiken ftaake zouden fterven,' van het eene kind, zonder wettige geboorte overlydende, op het andere, met byvoeginge, dat het Capitaal, of de vrugten, niet zouden mogen werden aangefproken, of uitgewonnen voor eenige fchulden, laften, ofte kommeren, 't zy by wien gemaakt, ofte na dezen te maaken, ofte voor eenige actiën daar uit geprocedeert, of ook dat de voorfz. Goederen anaerzints by fuccejfie ab inteftato zouden wogen verf erven, of by forme van eenige uiterjle zuillen ofte giften gemaakt ofte vervreemt werden. Onder alle welke Conditiën, en anders geene, hy Teftateur tot zyne Erfgenamen heeft geinftitueert gehad, zyne des tydes in leven zynde Kinderen, met naaraen Pieter, Hillegond, Aeltjen ende Cornelis van Rysoord, met nog alle de andere Kinderen, by hem Teftateur wettelyk meer te procreëren, en de Kinderen by reprafentatie, by iemands vooraflyden, in de plaatze van haare Ouderen, en dat in de eene helfte van de Goederen des gemeenen Boedels, en verder niet, alzo hy in cas voorfz. (welk cas nogtans nooit en heeft geëxteert gehad, neen, maar zyn alle de Goederen van den Teftateur, en zyne Huisvrouwe Geertruyd van Noeften, op haare Kinderen in het geheel jure fuccejfioms ab inteftato gedevolveert geweeft) de andere helfte aan zyne Huisvrouwe uit kragt van gemeenfehap was gevende, of latende, zoo als blykenkan, uit dat Teftament, tot meerder elucidatie en informatie der Heeren Confulenten hier by gevoegt, fub. A. quorfum relatio. Dat nu naa die. dispofitie. nog uit dat Huwelyk is geboet -ien geweeft, eene Dogter, met naame Geertruyd van Rysoord. L a Dat  S4 CONSULTATIEN, ADVYS E N" • Dat vervolgens twee dier Kinderen, met naame Pieter en Aeltje van Rysoord, dezer Wereld zyn overleden. Dat tuflehen de andere drie overgeblevene Kinderen, Cornelis, Hilkgond en Geertruyd van Rysoord, in Juny 1675. is opgerigt, en geflooten geweeft, een formeel accoord, waar by beflooten, geconvenieert, ende overeengekomen is: Dat dewyl haaren Vader, Comelis Pieters van Rysoord, by zyne voor aangetogene dispolitie, op alle zyne goederen en aiinge nalatenfchap, een notoir verband van Fidcicommis gelegt hadde, dat zy dat Teftament, in alle deszelfs leeden en deelen, zouden agtervolgen ende na leven, zodanig, dat het plaats grypen, en effect, forteren zoude, Zoo wel ever die- Geïderfche als andere Goederen, zonder dat by haar iets ter contrarie zoude werden ondernomen, alles onder, verband van hare Perfoonen en Goederen.. Gelyk zulks nit dat Contract (waar van het origineel berustende is, onder den Iieere Johan Paol Wolf fan) hier by ge? voegt fub li, met meerderen eonfteren kan, Dat nu Comelis van Rysoord, ende zyne Zufter Geertruid van Rysoord, getrouwt zynde geweeft, aan den Heere G. de 'Haas, byde dezer wereld overlydende, ieder hebben nagela* ten eene Dogter, waar van de eene aan den Heer Johan Paol 'Wolffon, en de andere, aan den Heere Colonel Van Lawick . zyn getrouwt geweeft. Dat hier-op haar beider Tante, Juffer Hillegond van Rysoord, mede dezer wereld overleden zynde, by dispolitie van den 22 Augufty -1703. aan haare Nichte, Jvlevrouwe van Lawick heeft gepraalegateert.en vooruit gemaakt gehad, alle het .gereede, invoege daar by vermeld ut fub. C. pat Mevrouw van Wolffon, des tydes haar funderende op iie.:Grootvaderlyke fideicommisfaire dispofitie, en de approbatie<; daar op expofl gevolgt, geoordeelt heeft:. ©at.  'enpe ADVERTISSEMENTEN. 85- Dat hare Tante gene faculteit gehad hadde, om de eeneboven de andere te kunnen ofte te mogen beneficeren, eysfchende aizo Staat en Inventaris ..van hare alinge nalatenfchap, om, dezelve gezien en geëxamineerd zynde, verder te doen, zoo als na Erfhuisrechten bevonden zoude werden te behooren, ut fub D. Dat vervolgens naderhand wei aan de Vrouwe Van Lawick is geprafentcert geworden, dat, inval zy van het voor aangetogene lideicommis, in het Grootvaderlyke Tefament begrepen, wilde renuntieren en afzien, zy als dan van alle de voordeden v by uyterfte wille van haare Tante, Juffer Hillegond van Rysoord, aan haar geprjelegateert, zoude blyven -puifferen. Dog heeft-dezelve, zulks abfolut verwygerende, dieswegen hever aan haare Nigte genoegen willen geven, dan van die urootvaderlyke dispolitie af te zien.. Dat het nu al verder zulks is, dat zy Mevrouwe Wolffon,by een mutueel Teftament, met haare Eheman binnen 's Hageopgencht en gepaffeert, in dato den 20 Novemb. 1735. heeft kunnen goedvinden, over die Grootvaderlyke Fideicommiffaire Goederen te disponeren, en haare Nig'e van Lauwick daar van te excluderen, aan dezelve alleen maar makende een Legaat. Onder deze Conditie nogtans, ende anders niet, dat zv LegatanfTe, nog haar Teftatrices Man, nog haren Erfgenaam, zoude heboen te ontruften. Waar van zy binnen zes weeken, na haar Teftatrices overlyden, by.een Notariële of Scabinale acte, verklaringe zoude nebben te doen, onder renunciatie aan alle a&ien en prtetenfien, geene uytgezonden, die zy op des over ledenes Boedel mogte JuJtineren te hebben, ofte te kunnen maken, onder willige condemnatie van den Hogen Rade in Holland, gelyk uit die lan ° B" hlCr by sevoe2d> met nieerderen conftereri L 3 AIi  «J CONSULT A TIEN, ADVYSEN Al het welke dan in faclo dusdanig zynde, zoo word g vraagt. is Of in dat vooraaugetogene Grootvaderlyke Teftament fub A. en de daar uit geëxtraheerde claufulen, niet een notoir Fideicommis is.reliderende? 2? Zoo jaa, of dat Teftament, in de Provincie van Holland binnen de Stadt van Amfterdam gemaakt ende gepaffeert, ook komt te afficieren., de -Goederen, in de Provintie van Gelderland gelegen 9 Zodanig, dat het Fideicommis daar omtrent mede zoude moeten geoordeelt worden, geintroduceert te zyn. 32 Zoo neen, of egter die Grootvaderlyke dispoiitie, uit hoofde van de conventie, tuflehen de Kinderen in den Jare 1675'. opgericht en gefloten, niet zoude moeten geoordeelt worden ex vipa&i, feu contraclus, inter liberos initi, valide en beftendig te wezen, immers te moeten blyven fubiifteren ? 42 Zoo ja, of de Vrouwe van Wolffon alzoo wel :bevoegt is geweeft, in prejudicie van haare Nigte, de vrouw van Lawick, over die Fideicommijfaire ■Goederen, (waar van zy by voorafly vigheid van hare Tante, Hillegonda van Rysoord, zelfs hadde gejouifleert) te mogen disponeren , invoegen als in dezen by haar gefchied is geweeft? En in fpecie 52 Of zy Teftatrice wel by magte .geweeft is, om daar by over eenige Leenen, zonder voorgaand Oétroy, of opgevolgde Approbatie van den Leenheer,, valide te kunnen disponeren, tot prejudice van den naaften Leen-volger, op wien,  ende ADVERTISSEMENTËN. 8f wicn, naa nature des Goeds, dezelve jure fucceffionis ab inteftato gedevolveert waaren?. En dan laaftelyk 6a Of de Vrouwe van Lawick ofte haare Erfgenamen, zich daar tegens in op« pofitie hellende, zonder die notariële of fcabinale aéte, met allen aankleven van dien, te pafleren, daar door ook zoude koomen te verliezen het legaat, aan haar vermaakt, en alzo incurreren de poenahteit, by die dispofitie daar op geftatueert? Gezien by ons Ondergefchtevene Advocaten, voor den Hove Provintiaal van Gelderland poftulerende, die bovenftaande Cafus, met de Vragen daar uit geformeert, en rypelyk oVerwogen, en gelet hebbende, op die ftukken en bewyzen, daar toe relatif, zouden wy (onder correctie van beter gevoelen) geene zwarigheid maken, van op die eerfte Vrage, affirmative te refponderen; Teroorzake, ons uit die Grootvaderlyke dispofitie, fub Ai en alle leeden en deelen van dien, handtaftelyk gebleken is: Dat die Teftateur, by het oprichten en pafleren van dien zynen laaften Wille, geene andere intentie gehad heeft, quam,, ut eo ipfo familia Jitie fwoviderit,. Waaromme dezelve, (zeer wel geweeten hebbende, datde tydelyke Goederen doorgaans de fterkfte zuylen zyn waar door de aanzienelykfte Familien voornamentlyk moetenonderfchraagt worden,) voor zyne aflyvigheid daar inne op eene nadrukkelyke wyze zal hebben willen voorzien,. Dat, zoo lange 'ereene van zyne Kinderen, Kinds-Kinderen of lagere Defcendenten, voor handen en in wezen zyn mogte, die zyne nalaatenfchap niet aan vreemden, in het geheel of ten deeie, by eenige alienatien, dispofitien , of andcW aoude werden overgebragt..  88 CONSULTATIEN, ADVYZEN Cum nihil antiqua alicujus Familice fplendida agnatis aique fiofleris evenire pojjit gravius, quam bona prcediaque Majorum ad nominis fui illufirationüm, ac totlus Familiee Jplendorem, amplitudinem, dignitatem, gloriam & utilitatem comparata, ad extraneus tranfivijfe familias, experiri. als te zien in L. 38. pp. de rei vindicat. L. 35'. pp', de minorib. L. 22. vs. nee vero cod; de adminijir. tut. jun&. Gaïl 2. obf. 19. inpr. Maar dat dezelve in zyne Familie, by zyne Kinderen, Kindskinderen, en derzeiver Defcendenten, zoude moeten blyven geconferveert, tot den lellen toe; Zodanig zelfs, dat die zyne naatelatene Goederen niet zouden mogen vermindert, aangefprooken, ofte uitgewonnen, werden voor eenige fchulden, lallen ofte kommeren, 'tzy by wien gemaakt, ofte naa dezen te maaken, ofte voor eenige actiën daar uit geprocedeerd Of ook, dat de voorfz. Goederen anderzints by NB. fuccesfie, ab inteftato zouden mogen verfierven, of by forme (quod irerum nota) van eenige uiterfle willen ofte giften vermaakt ofte vervremt mogen werden. Uit alle het welke, naa de gronden en fundamenten van rechten , onzes exaatens luce meridiana clarius komt te evideren: Dat in die Grootvaderlyke Dispofitie een notoir Fideicommis is refiderende, Geconfidereert alle R. G. het daar omtrent unanim eens zyn: Quod .fideicommijfum fimplex 6? xtbfolutum eo ipfo de jure indublum cenfeatur, fi 'Feftator per .modum prinapalis difpfitionis ordinaverit, bona fua in familia vel in defcendentibus fuis confervari debere. als te zien by Socin. conf. 22.7. col. 4. inpr. en by Petrus Ant. De Petra de fideicommijf. queeft. 5. n. 2. & feqq. ubi aliquot exemplis-id declarat. Fel fi tefiator mandaverit} ut bona fua non exeant de Familia^ fed  ende ADVERTISSEMENTEN. 69 fed in ea remaneant, ut tradit idem Socin. conf. 251. col. 3. vol. 2.juncl. Cürt. Jün. conf. 43. conf. 114. &. 145. n. 9- & cit. Petra d. qucejl. 5. n. 28. «2? feqq. Vel etiam fi Tefiator bona fua, ut de her ede in heredem tran~ feant, alienari, prohibuerit, uit eft communis D. D. conclufio vid.. Mantic. de conjeêl: Ultim. volunt. lib. 6. tit. 14. n. 24. vs. fed contrariam opinionem Menoch. conf 95. n. 120. Besold. conf. 33. num. 30. Dec. conf. 481. n. 3. Hering. de Fidejusf. c. 1. n. 93. cum quib. conf. Grass. recept. Sent. lib. § fideicommijf. qucejl. 5. num. 7. Fusarius. quceft. 277. num. 6. &Jeqq. Alle welke Autheuren, evprofeffb over deze materie handelende, diBis locis eenparig komen te traderen, dat dit een gemeen gevoelen is, in foro gerecipieert, en zodanig in rechten geradiceert, dat daar aan in het geheel geen twyffel kan of vermag geflagen te werden. Waar uit vervolgens ligtelyk is op te maken j Daar die Grootvaderlyke dispofitie, niet alleen in evengelyke, maar zelfs nog in vry fortioribus terminis is leggende, gelyk uit die geëxtraheerde claufulen, aan die voorfz. Regtsgronden geteetft werdende, met meerderen appareren kan, - Dat daar in respeclu ipfius bonorum liberis caterisque fuis defcendentibus gradatim & ordine fuccefiivo dereli&orum een abfolut Fideicommis legt opgefloten; En dat zo wel in cafium mortis, als in cafum alienationis inter vivos, gelyk dat zeer omflandig en breedvoerig beweert word, by den geleerden Knipschild. in zyn tra&at. de Fideicommijf. Famil. Nob. c. 11. num. 154. & feqq. Alwaar hy, na alle de argumenten en redenen, voor en tegen, wel overwogen en gepondereert te hebben, eyndelyk num. 21$. concludeert, UI Deel. M - • Quod  c*y CON SUL TA TIEN , ADVYSEN ■ Qimd neqiiidem ipfe Princeps concedere po fit, ut. res Fidele éomnifibJubjecla, & alimari probibita, extra familiam alienetur adferem. Gail. 2. obf. 137. «. 1. 6? Ernest. Cath-, man J, «w/ 8. «. 109- ■ En waarlyk niet buiten reden, want de Fideicmmniffaire. Erfgenamen, in diergelyke Goederen, een geradiceert en verkregen regt nebben; Het welk haar door den Vodf van den Lande zelfs- rist kan? nog vermag ontnoomen te werden, gelyk refolut in rechten is, en onder anderen te zien by Gail. 2. obf. 56. en by Mynsing. 5. obf. 97. En hier mede die eèrne Vrage kortelyk voor beantwoord houdende, ■:Zoo zouden wy omtrent die twede van gevoelen zyn: Dat ten opzigte van de Geïderfche Goederen, geen fidekont' mis door die Grootvaderlyke Dispofitie, heeft kunnen geiutroduceert worden. c Geconfidereert, in den jare 1635. binnen de Provintie .varï Gelderland, in het geheel geen teftamenti fatlis over onroerende allodiale Goederen plaats gehad hebbende, daar over vervolgens ook niet elders validelyk heeft kunnen, ofte moogen geteileert worden. Ter oorzake die Goederen eertyds binnen deze Provintie altoos hebben moeten verblyven aan de naafte in den bloede , in navolginge van de oude Dnitfchers, waarvan Tacitus zeit: c. 20. Iteredes fuicuiqus lib.eri 6? nullam Teflamentum : fi liberï' nonjitnt, proximus gradus in pojfcfione, fratres, pat rui, aziunculi; Tefle Sand-io. ad confuit. feudal. Gelr. 1. tit. 2 c. 2. 54. 4. jun&a Goriiio, qui fimiles tnores refert adv erf tr. 4. cap. agnitionis Volant at is leflatorice abfolutverphgtgeweeft, haar daar na, zo wel ten -aanzien van die Gelderiche, als alledeandere Goederen, ftiptelyk te moeten gedraagen arg. L. uit. cod. de Fideicommis. add. J. Schomaek.% 'conftl. Gelr. nuf er. edit.part. 1. conf. 56. n. 1. 10. 14. & prafertim n. $1. in verbis, nifi fe foluturum promiferit. Immers ende ten minften Mevrouwe Wolffon, ter oorzake dezelve na het overlyden van haare Tante, Hillegondavan Rysoord, daar van zelfs heeft gejouiifeert gehad, gelyk hier vooren in de deduclio fa&i met meerderen is gepofeert, quorfum bnvitatis amore relatie. M 3 Aani  94 CONSULTATIEN, ADVYSEN ■ Aangaande de vierde Vrage, agten wy het onnodig,/ons breedvoerig te elargeren; " Aangezien de zaake onzes eragtens van zelfs fpreekt: quod Fideicommijfi pojfejfpr bona FedekommiJJb fubje&a non tantum inter vivos alienare nequeat, fed nee, quod de iis pei\ teftament urn vel uit imam volant atem difpouere pofiit; Zodanig zelfs, ut fi heres gravatus rem Fideicommijfo fub jeetam ficiens alienet, dolo id feciffe prafumatur, ficuti rejpondit Cravetta conf 193. n. 5. Menocii. 5. prafiumpt. 3. «.91. & Rosentiial. de feud. c. 9. concl. 70. num. f. Waarom ook die alienatie invalida en ipfo jure nulla is, in •tantum ut, nequidem dominium transferat, als te zien in L. 69. $ 3. L. 77. § 2-7- L.pen. § i$.jf. de legat. 28 Waar mede overeenftemt de lere van Tiraquell. de.retratl. convent. § 1. Gloss. 7. n. 10. en 11. Petra de Fideicom. ■quafi. 4. «. 2. Fufiar. dici. tr. qua ft. 553. n. 2. Mantic. de conjecl. Uit. vol. lib. 7. tit.f. n. 7. Siciiard. in L. 3. num. 3. cod. de condicl. ob caufi. dat. Uit welk gededuceerde dan van zelfs komt te proflueren" ..dat Mevrouwe Wolffon over die Grootvaderlyke Fideicommisfaire Goderen gene dispofitie gehad heeft; Maar dat zy dezelve abfolut, by hare aflyvigheid, aan den naaften Fideicommiffairen Erfgenaam, en alzo aan hare Coufi'He Germaine, de Vrouwe van Lawick, heeft moeten overlaten. Te meer, daar by het Groorvaderlyke Teftament geordineert, en vaftgeftelt was, dat die Goederen anderzints by fuc.ceffie ab inteftato niet zouden mogen verfterven, ofte ook by forme van eenige uitterfie wille ofte gifte anderzints zouden mogen gemaakt, ofte vervreemt worden. Onder welke Conditie en anders gene, hy Teftateur tot zy- nè  É n d e A D VE R TIS S E M E|N,T E N. 05 i>e Erfgenamen hadde geinftttueert, zyne1 des'tydes in leven zynde 'Kinderen, waar van Mevrouwe Wolffon hare Vader,' Comelis van Rysoord, 'er mede eene geweeft is, En onder welke conditie dezelve die Erffeniue niet alleen aanvaart hebbende, maar daar en boven, zig nog ex poft met ende neffens zyne Zufters verbonden hebbende, om die in alle deszelfs leden en deelen te oblërveren, en na te leven; Zoo moet daar uit immers inconteftabil volgen, dat die zyne Dogter en Erfgenaam ook alzo abfolut verpligt is geweeft," zich na den wille van dien haren Grootvader en Vader te fehikken. . ■ . Temeer, daar een Erfgenaam altoos na rechten gehouden' en verpligt is, het faclum defun&i te moeten pnefteren. Voor al, zo wanneer hy uit dien hoofde, gelyk de Vrouwe van Wolffon, in deze eenig voordeel heeft genoten ende geprofiteert gehad. ' Wat nu betreft die vyfde Vrage, daar omtrent zouden wy van gevoelen zyn: Dat niemand validelyk over zyne Leen - Goederen absgue confenfu Domini direcli kan of vermag te disponeren, ingevolge de getuigenis niet alleen van Elburtus Leoninus, Ducatus quondam Gelrice Cancellarius confil. 90. num. 4. & 11. | Maar ook van Sanjd., tr. 1. tit. 2. cap. r. num. 3. & feqq. Waar mede in terminis overeenftemt de lere van L. GoRis in adv. tr. 1. cap. 3. n. 4. & 5. item, tr. 2. 3. n. 15. cV tr. 3. part. 1. c. 11. num. i. junEl. Schrass. Manip. feil.. feud. c. 4'. n. 1. & feqq. Conform het Landr. van Overyfjel part. 2. tit. 2. §. 2. van het Graaffchap Zutphen tit. ig. §. 2,, & 5. tit. 17. §. 9. en u, En van Ruurmund part. 3. tit. 6; §. sik ». i7. t ....... Zyn-  96 CONSULTATIEN, ADVYSEN Zynde dit ook meermalen , dan eens, in dervoegen gedeci-' deert geweeft, dqor verfchevde voorname Couftumiers en Rechtsgeleerden. Als door Wilh. Water, den 2. Aug. 1670. Voorts E Everwyn en H. van Ryswyck den 5. May 1651. te zien in t Nederl. Advysboek part. 3. cons. 33. &> cons. Ï46. pas:. 388 circa pin. £ 0 D En nog nader by de DD. Joh. Verstege. en Toh. van ,1riest. den 25 Feb. 1682. en andere meer. ' Waar uit vervolgens alzo van zelfs komt voort te vloeyen ; dat, inval Mevrouwe Wolffon over eenige Lenen absgue Domim^dire&i confenfu mogte gedisponeert hebben, die dispofitie in zo ver zoude zyn onbeftendig, kragteloos en van gener waarde, ° > Dewyl des niet te min die Lenen op den naaften Leenvofger, jure fuccejfionis ab inteftato abfolut zouden moeten devolveren. Behalven dat ons ook uit die dispofitie fub E. niet gebleken iS', dat zy daar by over eenige Lenen zoude hebben gedisponeert gehad. 'f Dewyl iemand in het generaal over zyne ^Goederen disponerende, niet geoordeelt kan werden, daar door alzo mede fpeciaal over zyne Lenen gedisponeert te hebben. Cum fub generali bonorum denominatione feuda non comprehendantur, als notoir en te vernemen by Jac. Schultes ad Mgdeft. Pift, part 3. quceft. 122. n. 25. & ED. ibidem aleg. Waar mede geconfereert kan werden Kinschot, in tr. 7. de' licentia teftandi de feud. cap. 1. «. 5. Carpz. jurispr. forf" fart. c. cons. 3. def. 4. en in fpecie de Heer Joh. Schrass! aicl. tr. c. 6. num. 4. & 6. En hier mede tót die 6. of laatfte Vrage overtredende, zoo zouden wy daar omtrent van gevoelen zyn : Dat  ende AD VER TIS SEMENTEN. 97 Dat de Heer van Lawick tegens het Teftament fub. E. in oppofitie komende, zonder die notariële of fcabinale acte te paneren, daar door niet verliezen zoude het legaat, daar by aan wylen Mevrouwe zyne Moeder gemaak; per ea, qua late . tradit Joh. Voet. ad tit. ff. de hls, qua poena caufa tellnq. num. 3. Gelyk dit ook alzo, zelfs binnen de Provintie van Holland, by verfcheydene voorname R. G., meer dan eens is verftaan geworden, als te zien in de Hollandfe Confult. part. 2. conf. 55. in fin. & part. 3. vol. 2. conf. 116. n. 5. & part. 5. confil. 123. in fine. Waar mede geccnfereert kan worden deLeere van Ph. Knipschild dici. tr. c. 16. n. ly^. Aldus kortelyk by ons Ondergefchrevene (falvo tnelim fcntictitium judicia) geadvifeert binnen Arnhem den 23 February (was getekent) G. op ten NOORTH, R. van BRIENEN. V. Over de qualijicatïe en voïmagt tot eene Gerigtelyke Procedure. QUALRITUR. i« Ofbyde te doene antwoord tegens de peinding, aan zyde van Dootzem gedaan, by de aanftaande Gerigtsdag tot Millingen, na de Geïderfche Lantregten, nootzakelyk vereift word, III Deel. N dat  58 CONSULT ATI EN, ADVYSEN dat van de Fridebornfe zyde, Volmagten, naar ftyle locaal, moeten overgegeven worden? as Of uit die confideratie en redenen, dat de Erfgenamen van Friedeborn, in verlcheide vergelegene Landen zig ophouden, en in denPruiffifchen dienft zyn, dewelke men nu niet kan we- ' ten, waar zy zyn, om dat het volk nu zoo in beweging is, zynde het alzo onmogelyk, van yder voorhoofts, by de aanftaande Gerigtsdag tot Millingen, de verfcheidene Volmagten by te brengen, na Lantregten geen behoorlyke dilatie kan worden verzogt, en gegeven? Gezien by my onderfz. Regtsgepromoveerde, en praétiferende Advocaat voor den Hove Provintiaal van Gelderlant, deze twee voorftaande vragen, zoude omtrent de eerfte van gevoelen wezen, dat de Erfgenamen Friedetorn, willende > ingevolge van hare gedane pandkering, dienen van antwoord, op de Aanfpraak, by die van Dootzem te doen, voor het aani.ftaande gerigt tot Millingen, naar de Geïderfche Landregten,, nootzakelyk moeten voorzien zyn met een volmagt, na ftyle locaal gerequireert^ gelyk dat wel met uitdrakkelyke woorden is geftatueert, by het iJintr. derlVBov.Ampt. des Nym. Oiiart. tit. 8. art. 3. in verbis: die voor een ander, die abfent is, in 't Gerigte wil verfcheinen , moet voorzien wezen, van een behoorlyke procuratie ofte volmagt, gepapfeert voor de Magiflraten van de Steden, onder des Stadts zegel, of voor Rigter ende Gerigtsluiden, of. voor twee Schepenen, naar de conflitutie van ds plaatze, daar ynumt gemagtigt word. Waar mede overeen ftemmen, de naburige Land-en Stadtregten, als'tLandr. van Thiel en Bommel. IVeerd. cap. 10. art, 5. Stadtr. van Bomm. cap: Q: art. 5. Landr. van Zutphen tit. 5. art. 4. Landr. van Vel. cap. 16. art. 1. en 5. Stadtr. van Zuiplien tit. 16. art. 15. . Gelyk. ook de gemene Keïzerlyke -regten, als te zien iri L. i. jpr. & i.pf. deprocurai'. L. 3. §. 3. ff. mandat. foltf. ----- Som-  ende AD VER T IS SEM EN TEN. 99 Zonder dat zelfs ook een nabeftaande, of een participant 2. van het proces, alhier in Gelderlandt word geadmitteert cum cautione de rato, als geleert word by Gor. in comment. ad con* fuet. Velav. cap. 16. art. 5. gloff. 2. num. 3. Alhoewel dezelve dici. loc. num. fin. zegt: dat hy wel ge- 3. zien heeft, dat elders in Gelderland een nabeftaande, geen volmagt hebbende, cum fiatisdatione rati9a\s zyns verwants Volm., is worden geadmitteert. Ja dat tot Ede in Veluwen verftaan is, dat in re individua 4,« de tegenswoordig zynde Geinterefleerde, voor den abfenten Mede - Geinterefleerden zonder volmagt fub cautione de rato injudicio mogt ageren, als de Heer Joh. Schrass. aanmerkt in comment ad reform. Velav. cap. 16. art. 1. num. 2. Egter zoude liever raden, om alle devoiren aan te wen-5, den, ten einde die vereifte Volmagten mogten bekomen worden. Welke eifch van Volmagt is gefundeert op deze welgegronde 6'. redenen, ne judicium retro reddatur nullumCarpzov.in procejf. jur. tit. 5. art 1. num. 56. Want 't geen ymant zonder Volmagt in 't Gerigt komt te 7. doen, voor een ander die afwezende^is, is nul L. 27. pr. ff', deprocurat. L. 24. C. eod. <5? ibid. Brunnem. num. 13. Welke Volmagt moet wezen gepafleert gerigtelyk, en con-8. form den voorgeallegeerden 3. art. van den 8. tit. van 't Landr. der IV Bov. Amt. des Nym Quart. dewyl in deze Provintie gene notariële actens gelden, als te zien in dienzelven 8. tit. art. 4. Landr. van Tiel en Bomm. tveerd.cap. 10. art. 11 Stadr. van Bomm. cap. 8. ar. 11. Waar mede overgaande tot de twede Vrage, zoude vermei- 9. nen, dat, uitconfideratie en redenen, dat de Erfgenaamen van Friedeborn in verfcheide vergelegene geweften zig ophouden, Na ea  ioo CONSULTATIEN , ADVYZEN en in denPruiffifchen dienft zynde, door de regenswoordige beweging van dezelve Militie, gedurig van plaats veranderen, zo dat°men niet kan weten, waar dezelve zyn, en onmogeiyk in zo een korten tyd de nodige Volmagten kan bekomen, een behoorlyken termyn van uitftel mag geimpetreert worden, naar Lantregten, by requefte, vervattende de redenen, waarom't uitftel nootzakelyk is, kan verzogt en ook mag geaccordeert worden; wanneer het zelve verzogt word, eer den termyn daar is, als te zien by het zelve Landr. der 4. Bov. Ampt. des Nym. Qjiart. tit. 10. art. 27. 10. Welke termyn , na Lantregten dici. tit. 10. art 14. ten "langften is van zes. weken, en dewelke dan voort aan party advers moet geinfmueert worden, dici. tit. 10. art. 28. 11. En ofwel die 27. art. zyne reflectie alleen fchynt te hebben op fchriftelyke proceflen, en dat vervolgens den 1. art. van dien 10. titul. uitdraagt, dat deze zaken, tuflehen peinding en pantkering, mondeling moeten worden bepleit, zoude ik egter vermeinen, dat om deze erheffelyke redenen, en de geIvkheid van dien, 't zelve daar toe mede behoort gebragt te worden : nam ubi eadem ratio eft, ibi debet etiam ejfe eademjuris dispofttio. l2 Hoedanen uitftel, na de gemene regten, zelfs kan en mag 'gegeven worden, als dat verzogt word. Carpzov. in procejf. jur. tit. 13. art. i. num. 141. & feqq. 15. En dat nog wel om de afwezentheid van verfcheidene der Erfgenamen L. 2. §. i.jf. fi ex- noxal. cauf. agat. L. 28. pr. ff', ex quib. cauf. major. 4. 'tWelk voornamentlyk plaats heeft in Verweerders, quorum partes femper funt favorabiliores quam acloris, ert dat wel ob favorenr defenfionis, qua eft juris naturalis, & qua nemo faciie eft privandus. Ten ware dat deze zaak zo lang geftaan had, dat het jaar 5 - en  ende ADVERTISSEMENTEN. lof en zes weken, of jaar en dag, geftatueert tot de prafcriptie van de ingangen regtens, by het Landr. der 4. Bov. Ampt. tit. 33. art. 6. genoegzaam ware verlopen. Wanneer myns oordeels de Heer Officier geen uitftel zou-16. de konnen geven, om die prafcriptie, by 't Landregt vaftgeftelt, te ftremmen, om redenen, dat hy niet boven de wet is, en daar in geen verandering kan maken; en dat ook in zo een val de Erfgenaamen Friedeborn haar zelfs zouden hebben te imputeren, waarom zy zo een geruimen tyd hadden laten verlopen, zonder haare Volmagten over te zenden: Jura enim vigilantibus fcripta funt. Aldus by my onderfz. fafoo meliori geadvilèert binnen Arnhem den 22. April, 1717. (getekent) G. op ten NOORTH. V I. Over de Lex Anaftafiana. CASUS POSITIE. j£ heeft aan B. tot verfcheide tyden verltrekt gehad eeni* ' gé Gapitalen, ad 5 per cent. Tot betahnge en voldoe» ninge dan van welke, en andere verfchotene en verfchuldigde penningen , B. eenigen tyd daar na aan A. cedeert en transporteert een Obligatie van c. c. 14000 Guldens Capitaal, op het Comptoir van Veluwen ftaande, en tegen 4 per cent lopende; caverende A. daar by pro Evicïioue, onder fubmiffic aan den Hove Provintiaal van Gelderlandt, en renuntiatie van de Adelyke Privilegiën in 't Land van Cleve, voorts mede van alle Privilegiën en Exceptien van Rechte, fpecialyk LafioN 3 m  M.o2 CONSULTATTEN, ADVYSEN ms enormh, & beneficii reluitiunis, als uit bygaande Copielyke Acte van Ceffie te zien. In dezen nu vooronder/lelt wordende, dat die gecedeerde Obligatie, ten refpecte van de capitale fumma, iets furmonteert boven die vorens [verltrekte capitalen en verfchuldigde penningen; hoewel, ten reguarde van de Intereffe, de Ceiïïonaris alnu minder als voor dezen is trekkende. Voorts bericht in faclo, dat B. als Cedent alnu, na verloop van 12. a 13 jaren, tot refcisfie van deze Ceffie, of redu&ie per hgern anaftafianam, tegen den Ceffionaris^. komt te ageren, en denzelven uit dien hoofde aan den Fiscaal van 't Cleefsknd, alwaar zy beyde woonagtig, te denuntieeren. HU A E R 1 T U R. i« Of de Lex Anaftafiana in Gelderland, fpecialyk in den QuartierevanVeluwen, plaatsheeft, omtrent Obligatien, aldaar op 's Lands Comptoir ftaande ? Dan of niet dezelve dagelyks onder de waardye van het Capitaal worden, en validelyk konnen worden verkogt, en overgegeven ? aa Of (die Lex in 't Cleefsland plaats hebbende) de Cedent B. zig daar mede kan behelpen, en alnu tot voorfz. refciffie of reductie, en alzo centra proprium faeium tegen'den Ceffionaris A. ageren? 3° Of deze wet (non obftante de obfervantie van dien in 't Cleetsland) echter in dezen ook aan den Ceffionaris A. kan obfteren, zoo ten refpecte van alzulken atlio Fiscalis, als privata cedentisB.; In confideratie, dat alhier zo zeer geen Koop en Verkoop , maar werkelyk een datio & acceptatio in folutum hujus obhgatioms Jeu nominis inter partes is geintervenieert en gecelebreert; waaromtrent dan die Lex Anaftafiana ejusque Jan&io geen plaats heeft, na de lere van den Raadsheer Toh van de Sande in TracJ. d. a&ion. Cejfi. cap. n. n. 20. & per L. 17. f. d. Fidejuff. &>■ L. per dïverfias cod. mandat. in vet-  .ende ADVERTISwSEMENTEN. 1-03. verbis: Exceptis bis cejjionibus, -quas 'creditor pro debito acccp'u? 4« Of den Ceffionaris ook bevoegt, den Cedenten (fchoon beyde ClevenaarsJ uit kragt van gezeide fubmiflie voor den Hove van Gelderland, cafu quofuperEvictione te conveniëren? Gezien by ons onderfz. Rechtsproraoveerden en practiferen.de Advocaten , .voor 't Hof Provintiaal van Gelderland, voorftaande Cafus poft ie, en daar uit geformeerde vragen, zouden facli veritate prcefuppofita daar op falvo meliori van advys zyn: Omtrent de 1. Vrage. Dat de Lex Anafi'afiana in Gelder-1 land, fpecialyk in dezen Qtiartiere van Veluwen, geen plaats heeft, nog omtrent Obligatien, alhier op 's Lands Comptoir ftaande, nog omtrent andere obligatien, actiën en crediten, als te zien by Goius. in adverf.part. 1. tracl. 3. cap. 4. num. •9. & in not. Gu©enew. de legib. abrogat. ad L. 22. & 23. C. mandat. num. 4. Tulden. in cod. tit. de litigiof. num. 2. En is ook alzo by 't Hof Provintiaal verftaan , in zake van Simou WHierna Imp. en Adriaan pyg, Ged. op den 22. Jun. t6g£ En dat overzulks dezelve obligatien, actiën en crediten,' onder de vvaardy van het Capitaal konnen en mogen validelyk verkoft worden, en in vorige tyden ook validelyk alzo ver-' koft en overgegeven zyn geworden. Wat de twede vrage aanbelangt, zouden wy vermeinen, dat die Lex Anaftafiana, in Cleetsland.plaats hebbende, den Cedent B. als het al een ceffie was, by de Lex Anaftafiana verboden, zig daar mede niet zoude konnen behelpen, nogtot de voorfz. refcifïie of reductie, en alzo contra proprium fa&um tegens dien Ceffionaris A. mogen ageren; want of wel iil dezen de wetten van Cleefsland, als zynde de heus contraBus, moeten agtervoigt worden, zo is egter in regten kennelyk, quodnemo fd&umproprium contravenirepoteft L. 25. de a-.$* dop-  104 CONSULTATIEN, ADVYSEN dopt ion. L. n: f. de fervit. prad. ruftic. L. 5. C. de obligat. ff act. te meer, daar de Lex Anaftafiana zodane handeling niet annulleert, maar expreffe ftatueert, dat de Ceffie bellendig is, en dat de Ceffionaris alleen kan en mag ageren, voor zo veel foms, als hy daar voor uitgetelt heeft, L. 22. L. 23. C. mandat. komende de reft den Debiteur toe, volgens het gevoelen van Brunnem. ad d L. 23. num. ui. Alphons. de OLZA.de cejfion.jur. & aclion. tit. 6. quaft 10. n. 70. è? 71. 4. Waar uit dan mede proflueert de folutie, omtrent de derde Vrage: dat deze wet, mettegenilaande dezelve in Cleefsland geobferveert wierd, egter in dezen aan den Ceffionaris A. niet kan obliereu, ten refpecte van alzuiken a&io Fiscatis, als zynde daar geenzints toe beregtigt, maar den Debiteur, Brunnem. & Olea id. II. nog ook de aclio privata Cedentis B., als geen regt nog actie tot dat reftduum hebbende, volgens de antwoord op de twede vrage. 5. Inzonderheid, daar volgens de Cafus pofttie alhier zo zeer . niet in confideratie komt een Koop en Verkoop, maar dat 'er werkelyk een datio c? acceptatio in folutum bujus obligationis &■ nominis inter partes is gecelebreert en aangegaan, waaromtrent dan de Lex Anaftafiana ejusque fanciio geen plaats heeft, volgens de lere van Joh. a Sande, en de wetten, by deze derde vrage zelfs aangehaalt. Waar mede overeenftemmen Mev in discujf. levam inop. debitor cap. 7. num. 25. a? feq. Joh. Phild?p. decif. 28. obferv. 2. num. $. Ten ware in Cleefsland een contrarie wet vigeerde. (5 Belangende de vierde Vrage, zouden wy fuffineren, dat 'de Ceffionaris niet bevoegt is, den Cedent, als byde Clevenaars of Cleeffche Ingezetenen zynde, uit kragt van die gezeide fubmiflie, voor den Hove van Gelderland cafu quo fuper evictione te conveniëren, dewyl 't zelve zoude wezen een evocatio van den eenen Cleeffchen Ingezeten tegens den anderen, voor een vreemden Rigter,'t Hof Provintiaal van Gelderland, 't geen niet gepermitteert is, en konnen de Ingeze- te*  'ende AD VERTISSEMENTEN. ;io$ stenen daar van ook niet renuntieren tot nadeel van haren Souverain. Alhoewel 't Hof Provintiaal, die citatie verzogt wordende, uit kragt van de clauful van fubmiffic, dezelve zekerlyk zou accorderen, en ook over die zaak erkennen. Aldus falvo meliori geadviieert binnea Arnhem den 22 Nov. 1724. (Gctekm) G. op ten NOORTH. V I t Wat ver eifch word, om tegens iemanB Criminaliter te procederen, CAS vs POS i r io. Iemand ergens een ongeluk gehad hebbende, waar van egtér niet kan overtuigt worden, als door de depofitie van twee perfonen, die uit de mond van deszelfs vrouw zulks zouden gehoort hebben, word gevraagt; Tot hoe ver zodanigen bewys Zoude ftrekken ? En of daar op perfoneel zoude kunnen geciteert, in een andere Provintie vervolgt, en prife de corps verzogt ende verleent worden? Wat tot voorkominge van het een en ander zoude dienftiff géoordeelt worden ? Gezien by my onderfz. Regtsgepromoveerde, ènde practi* ferende Advocaat voor den Hove Provintiaal van Gelderland, voorgaande Cafus pofitie, ende die daar uit geformeerde vragen , en myn advys daar over verzogt zynde, zoude falvo meliori, om 't fundament tot beantwoording dér eerfte vrage te leggen, van gevoelen zyn, dat vooraf geconlldereert be- M1- O ' ' hOOXÏ  *o6 COIfSULTATIEN, ADVYSEM hoort te worden j dat men hier zoude verferen in een crimineel geval, uit welkers hoofde criminelyk tegens den ongclukkigen Dader zoude geprocedeert mogen worden, in hoedanen cas,. om zulks met eenig effect en kragt te konnen doen, worden gjrequireert probationes luce meridiana clariores, immers en in allen val, eer men tot de condenjnatie zoude konnen komen L. 14. C. de accufat, L._i6. C. de poen. Gomez. tosn. 3. vartor. refilut. cap. 12. num. 25. Carpzov. in pra&ic. criminal. part* 3. quaft. 114. num. 5.. Ende of wel tot de inquifitie, citatie in perfoon, ofte andere gevolgen, in het crimineel zodane volkomene preuven niet vereift worden, zo is het egter zeker, dat daar toe niet ligtelyk kan of mag getreden worden door een Rigter, zonder dat fen minften, by behoorjyke informatie, denzelven daar van gebleken zy by een halve preuve, ofte grote ende vehemente iufpicie, .gelyk zulks geftatucerr word inde Ordonnantie van Koning Philips de II. op de criminele juftitie in de Nederlanden art. 30. te vinden in't Groot Geld. Placaatboek part. j. col. '4-77. Landr. van Roerm.. part. 6. tit. 4. art. 3. & 9. Landr. der Vier Bov. Ampl. des Nym. Quart. tit. 34. art. 23. Landr. van Thiel en Bomm. IVeerd cap. 39. art. 23. Stadr. van Zalt Bimmel cap. 37. a't. 1. & 28. Ordonn. op de manier van Proeed. pinnen .Arnhem art. 100. Staar, van Utrecht rubr. 34. 'art. i„ & -3, ibique D. van oer Muel. num. 5. Ende, waar op het.hier voornamcntlyk aankomt, alzo hetfaclum in Overyffel zoude voorgevallen zyn, Landr. van Overyff. part. 2. tit.; art. I. in verbis: De Droften, Schouten nog Rigters dezer .La ndfehap, zullen niemand ligtveerdig bef'chuidigen, nog. gevangen nemen, zonder eerft te hebben erheff'elyke indiciën, goede vafte prtefumptien ende informatica, by zonder gene beken4e perfonen, by den gentenen man fiaynde ter goeder naam ende faam, ten waar zy over eenig zwaar delicl, in iemand dodelyk te wonden, ofte in andere treffende aan 'l leven, betrapt 'ofte bevonden worden. En '/ zelve Landr. dici. part. 2. art. 5'. irt deze woorden: Zo Ook over ecu doodflag &c. geen Klager voor handen was &c. zal als dan den Drofl een Klager lm  ende ADVERTISSEMENTEN. do; fielten, »m NB. na genomen behoor lyke informatie ende citatie voor 't Gerichte, zodanigen misdadiger te beklagen &c. Dit dan geprtemitteert zynde, zo ftaat te onderzoeken voor eerft, de natuur van het bewys, by de calus pofitie vermeit, en dan ten anderen, hoe verre de kragt van zodanigen bewys zig zoude uitftrekken. Belangende het eerfte, zo ftaat te Ietten, dat het gezegde van des Daders vrouw met twederley benaminge zoude konnen gedeilgneert worden, het zy met die van een confesfie, of met die van een verklaringe. Zo men het confidereert als een confeftie, zo zoude dezelve alleen extrajudicieel zyn, ende alzo in regten niets bewyzen, immers niet in criminele zaken, gelyk deze zoude zyn, al» zynde die confeftie niet gedaan door den Dader zelfs, maar. door de Ehevrouw van denzelven : Nadien dit conftant is by de Regtsgeleerden, dat de confeftie van den eenen, niets kan bewyzen tot pra^judicie, fchade ofte nadeel van eenen anderen of derden. Mascard. de probat. c)nclufiofi6. Harprecht confilior. Tcjbinc vol. 1. confÉ. 12, num. 23. confil. Marpurg. vol. 2. confil. 30. num. 150. Guazzin de defenfion. reor. defenf. 32. cap. 8. num. 1. al was zelfs zo een confitent een onwraakbare getuigen, waar tegens gene reproches konden ingebragt worden. Güazzin dibl. loc. En dat dezelve waseen Medemakker ofte Mede-Erfgenaam. Berlich. part. 1. iecif. 39. num. 3. & fecp. Carpzov. in proceff. tit. 5. art. 2. num. 41. Ja zelfs niet van een man, tegens eene vrouw, en mee verfia. Hend.Kinschot refponf. 32. num. 13. En dit, zelfs in civile zaken, voor geen bewys gehouden wordende, zo kan het zelve nog zo veel te wyniger plaats hebben in criminele zaken; hoedane argument na regten aangaat en word gehou-. den, te zyn kragtig, veelvoudig ende voordeelig. Everhard loc. a Civilibus ad Criminalia 114. Farinac. in prax. crimin* fpiaft. 81. num. 64. Maar tot zo eene extrajudiciele confeftie, om eenige kragt O 2 van  CONSULTATIEN, ADVYSEN van bewys te konnen hebben, word gerequireert na regten deeige confeffie van die gene, die iïts gedaan heeft, niet aileen in Civile, maar ook in Criminele zaken. Joh. Voet. ad tit. ff. dé conf ff: num. 3. Cónftit. Crimin. Caroi. F. Imperat. art. 3a. & ibid. Clasen en doorgaans by alle Regtsgeleerden, die eenparig fchryven van een'eigene confeffie. Dewelke eigene extrajuiiciele confeffie (zo die alhier was1,/ als neen) dan ook zoude moeten bewazen worden, door twee geloofwaardige en irreprochabile getuigen, verklarende beide te gelyk, ende als medegetuigen, van de plaats, tyd, ende oorzake van dien, nademaal iinguliexe Getuigen niet voldoenende zyn. Guazzin de defenfion. reor. defenf. 32. cap. 34. num. 13. & 14, Stephan. Gratian. in difceptat. foren/., torn. 5. caf. 909. num.. 2. Hierqn. Magon. in decifion. Lu$enf 46. num. 23.. Ende dienvolgens, zo de eene Getuige deponeert, van zodane extrajudiciele confeffie gefchied te zyn, op de eene tyd ende plaatze, ende de andere verklaart van eene andere tyd enplaatfe, zo konnen die zelve niet te zamen gevoegt worden,, maar zyn en blyven finguliere getuigen, en bewyzen de extrajudiciele confeffie niet. Guazzin. di&. cap: 34. num. 13. Gratian. dici. ca/. 909, num. 1, 68. Manz. ad Ordin. Criminal. Car. V. art. 25. num. 53. e?54. Maar alleen getelt wordt onder de verre gezogte en onzekere bewyzen, als te zien by Carpzov. di&. quaft. 120. die vervolgens aldaar num. 63. pofeert, dat aan het oordeel van een Richter moet overgelaten worden, hoedanigen indicie de, vlugt van een Dader komt te maken, waaromtrent voornarnentlyk in confideratie moeten komen, de omftandigheden van zaken, en de perfoon van den Dader, ais zynde het point van indiciën ten eenenmaal arbitrair. Dog dewyl hier niet kan gezegt, veel min bewezen warden, dat de géne, $ie 't ongeluk begaan Jjggft, zaude vlug- m  ende ADVERTISSEMENTEN. 115 tig zyn; alzo dezelve is geweeft by deszelfs ouders, in eene andere Provintie wonende, en dat hy ook naderhand wederom opentlyk in de Provintie van Overyftel is geweeft, in zyne ordinaire wooning, en aldaar geftaan en gegaan heeft, en zelfs nog naa dato tot op den huidigen dag toe, alseen Lid van de Ridderfchap van Overyftel, op de Landdagen is verfchreven geworden, waar door alle prasfumptien, die door dat eerfte weggaan tegens hem mogten gemiliteert hebben, zyn gezuivert. Menoch. de prafumpt. lïb. 1. prcef. 89, num. 38. Manz. d. loc. num. 59. Mascard. de probat. concl, 820. num. 11. art. 2. tit. 19. art. 1. hier voor ge» al-legeert, requirerende wel duidelyk en met deze expreffe woorden, dat niemand ligtveerdig mag befchuldigt nog gevangen worden, zonder eerft te hebben erheffelyke indiciën, goede vafte prafumtien, ende informatien, w?ar mede over eerfftemmen de Ordonn: van Kon. Philips, de II. op de crimin. Jufiit. 'in de Nederlanden art. 30. & 50. ende de verdere Land- ende Stadtregten, in 't begin van dit Advys geallegeert add. Bort. in zyn tra&. van criminel. zaken tit. 4. art. 40. Dat die reden van de negative in dezen zo veel te fterker i,. . .. L door-  ende ADVERTISSEMENTEN. 117 doorftaat, daar het Landr egt dd. II. tot de befchuldiging of perfonele citatie komt te vereifchen erheffelyke indiciën, goede vaiie prafumtien ende informatien, tezamen omtrent bekende perzonen, by den gemenen man ter goeder naam ende faam ftaande; doordien het koppelwoortje ende het voorfte en agterfte zamenvoegt, en dezelve uitgedrukte pointen te zamen requireert, inzonderheid in criminele ende poenale materiën: als te zien by Gratian. in March. decif 175. num. 7. & 8. Fr. Nigi Cyriac. controverfiar. Forenf. controverf. 21. num. 66. Phil. Dec. confil. 417. num. 2. Want wanneer verfcheide pointen te zamen copulative gerequireert worden, zo moeten dezelve alle te gelyk worden geoblerveert, en is niet genoeg, dat één point alleen worde in agt genomen. Gail. lib. 2. Obferv. 19. num. 17. Cothmann. ml. 1.. refponf. 5. num. 87. FIari-recht. Confilior. Tubingenf confil. 8. num. 25. & 26. Staande het daar en boven aan de ftatuten te preftgeren, dat ge'en inquifttie of citatie perzoneel tegens iemant mag ondernomen worden, als na voorgaande erheffelyke indiciën, goede vafte praefumtien, en informatien. Bertazzol. lib. i/Co«fultat. decifiv. CrhttinaL conf. 150. num. 13. , Welke indiciën, prafumtien en informatien, in dezen y daar zoude geprocedeert worden, tegens een man van geboorte, zynde een Lit van de Ridderfchap van Overyjfel, en ftaande ter goeder naam ende faam, vry dringender en kragtiger moeten zyn, als de andere, dewelke omtrent andere perzonen wettig ende genoegzaam geoordeelt worden. Zanger, de quefiion.feu tortur.reor. cap. 1. num. 81. Christin, vol. 4. decif, •204. num. 34. Nadien zodane citatie in perzoon infameert, en den geciteer- ' den bezwaart, meteen wettige fufpicie, van het feit begaan te hebben. S. van Leeuw, in Cenfiur. Forenf. part. 2. lib. 2. cap„6. num. 2. Mev. Confil. 74. num. 3. <5f feqq. multis Brunneman. confil. 175. num. 9. 10. <3? 13. P 3 Waar»  ji8 CON SUL TA TIEN , ADVYZEN Waarom dan ook geen citatie in perzoon kan of mag worden verleent, wanneer de Informatien eenigzints zulks zyn, dat'er geen torture, corporele ftraffe, of banniflement zoude mogen vallen. d'Hee>' van der. Muel. in zyne Annoiat. over de Ordonn. van den Hove van Utrecht ad Riibric. van Proces Crimin» art. 2. & 3. num. 4. 't Geen in dezen cas zo veel te eerder moet aangaan, daar het Landr. dici. tit. 19. art. 1. egale indiciën, prafumtien ende informatien requireert, zo tot het befchuldigen, als gevan* gen nemen, in verbis: De Droften &c. zullen niemant befchuldigen nog gevangen nemen, zonder eerft te hebben erheffelyke indfcien, &c. Doordien het woordje nog, wel is negatif, maar ook te gelyk in zig vervat een zamenbindende kragt. Azevedo. lib. 4. nova recopilat. tit. 1. L. 10. num. 40. vervolgt het even van te voren gezegde, en word daar mede zamengevoegt, en komt by wyze van verklaring tot 't voorgaande. Paris. vol. 1. confil. ui. num. 25. Rol. a. Vall. torn. 3. refp. 80. num. 56. Honded. vol. 2. confil. 14. num. 81. Rebuff. in repetit. c. i. de caufipoffeff. & propriet, num. 2. ■Want dit point buiten alle conteft is, dat, om tot de apprehenfie, (by de Regtsgeleerden genoemt een reële citatie,) te konnen komen, worden vereifchtzodane erheffelyke indiciën,goede vafle prïefumtien en informatien, waar op iemant tot de tortuur kan gebragt worden. Granz. de defenf. inquifitor. cap. 4. membr. 2. feil. 1. num. 6. & feqq. & cap. 5. membr. 2. art. 4. num. 422. & 423. Immers ten minften zodane indiciën en prafumtien, die een halve preuve uitmaken, Mev. confil. 83. num. 23. & 24. Cothmann. vol. 3. refponf 30. num. 59. & feqq. Bort. m zyn tracl. van crimin. zaken tit. 5. num. 16. Inzonderheid in zodanen cas, als dezen is, daar alhier zoude geproeedeert worden, tot het gevangen nemen ,van een Adelyk |erzoon, in de Ridderfchap van Overyffel, ende aldaar confi-  ende AD VER TIS SEMENTEN. u9 derabel gegoed zynde, wanneer nog zo veel te kragtiger indiciën ende praiumrien worden gerequireert. Mev. dik. confil. 83. num. 101. & feqq. & 142. Farinac. in pratlic. crimin. qucejl, 27, num. 126. Waar uit dan al wederom van zelfs de folutie komt te volgen op het twede Lit van de twede Vrage, namentlyk, dat op zo een zwak bewys, als hier is, den Dader in eene andere Provintie niet kan vervolgt, nog prife de corps tegens denzelven verzogt en verleent worden; Maar zouden in dezen cas zo wel erheffelyke indiciën, goede valte pra:fumtien en informatien nodig zyn, als omtrent de apprehenfie en befchuidiging worden gerequireert, by het Landr. van Qveryff. part. 2. tit. 19. art. 1. Doordien de Regtsgeleerden tot diergejyke nafohryving vereiffchen zodane indiciën , prafumtien en informatien", dewelke nodig zyn tot een fpeciale inquifitie of citatie in perzoon. Brunnem. in procejf. inquifit. cap. 8. membr. 1. num. 11. & 12. Dan. Clasen. ad Conftüut. Criminal. Caiol. V. art. 156". verf. Coeterum falvus condu&us &c. Boven dien zoude de onderfz. vermcincn, dat diergelyke nafchryving, en verzoek vunprife de corps, in de Provintie van Overyflel geen plaats kan hebben, nog mag gepra.étifeert worden, immers voor als nog; en dat Wel om deze reden, dat het Landr. van Overyff. part. 2. tit. 22. art. 8. zeer klaar itatupert: Dat niemand Vredeloos zal worden, die niet alvoiens peremptoir lyk tot zyne defenfie geciteert, ende zulken perzoon te wezen, met fententie verklaart is, welke citatie aan des Delinquants laatfte woonplaats alleen gedaan zal worden. 't Welk ook byna op diezelve wyze is te vinden, in. het Stadr. van Lubek,part. 4. tit. 14. art. 1. alwaar Mev. in addit. ad num. 10. verklaart, dat de kragt van de fententie, waar by iemant vredeloos verklaart word, onder anderen ook daar in beftaat, dat de Beklaagde en peremptoirlyk Ingedaagde nieter-  ïflb CONSULTATIEN, ADVYSEN erfckynende, de Richter van de plaats hem op allerley wyze kan vervolgen, en nafchryven, ende prife de corps tegens denzelven verzoeken. Ende dienvolgens, zo lang'er gene citatie tegens dén Dader van het ongeluk is afgegaan, en denzelven by lèntentie niet vredeloos verklaarc is, zo mag ook, volgens den klaren letter van 't Landr egt, geen vervolg tegens denzelven in eene andere Provintie gedaan, en prife de corps verzogt en verleent worden. Want het kennelyk is, dat in die zaken, dewelke tot de forme en manier van procederen fpeéteren, men moet volgen en naleven, de wetten van de plaats, daar het proces gevoert word. Goris. in adverfar. tratt. t. cap. 6. num. 2. & in not. Coler. de procejf. Execut. part. 1. cap. 3. num. 210. & feqq. Mev. ad jus Lvbecdin quaft. prcelim. 6. num. 35. & 36. 't geen zelfs ook in criminele proceduren plaats heeft, wordende by manquement van de obfervantie der forme van procederen, door de ftatutaire wetten voorgefchreven, de heele procedure Zodanig vernietigt, dat daar uit geen condemnatie tegens den Beklaagden kan vallen. Bertazzol. in lib. 1. confultat. decifiv. Criminal. conf. 79. num. 10. Idem lib. 2. earund. Confultat. confil. 462. num. 9. & fieqq. & in addit. Ut. A. Farinac. quaft. 1. in prax. crimin. num. 5. Oldekop. criminal. obfier* vat. tit. 2. obf 8. num. 4. & feqq. Grantz. de defenfion. in* quifit. cap. 5. membr. 2.fect. 3, art. 4. num. 392. «2? feqq. Zonder dat tot zodane nafchryvinge de Officier zig zoude konnen beroepen, op, of bedienen Van den i.art. van dien 22 tit. Landr. zeggende: dat Dootflagers met opzet ofte voorlage vredeloos des Lants zullen zyn. Want als dan zoude dezelve den regten genoeg moeten bewyzen die qualiteit, namentlyk, dat dien ongelukkigen nederilag met opzet ofte voorlage geperpetreert was, want iemant in het inftitueren zyner actie zig funderende op een zeke-  ende [AD VER TI$ SE MEN TEN. 121 re qualiteit, dewelke by een geval kan by of af zyn geweeft ' moet. die qualiteit altyd bewyzen, als het'fundament zyner intentie. Mzv,part. 8. decif. 236. num. 5. & 7. T-iraquell. de retraB.lignag. §. 8. gl. 7. num, 1. & 2. Casp. Klock. torn.. 3. confil. 187. num. 116. & feqq. Inzonderheid in dezen cas., daar het Landregt requireert een zekere gequalificeerde daad, want dan is het niet genoeg , dat die daad bewezen word, maar word te gelyk vereifcht, dat die qualiteit, welke in de wet is uitgedrukt, daar gedaan word. Carpzov. in refponf. ElcBoral. lib. 1. refp. 37. num. \A. Klock. invot. Camera/', relat. 134. num. 33. Besold. Co;:fiHor. Tobing. part. 2. confil 77. num. 10. & feqq. En dat nog wel zo veel te meer, wanneer de dispofitie van de wet i» odieus, ende een itraffe in zig vervattende, welke dispolitie daarom ook eerder moet bepaalt, als uitgebreid worden. Carpzov. in refponf Ele&or. lib. 5. refp. 87. num. 9. & 10. Msnoch. confil. 132. num. 23. Waarom dan ook generalyk de Doctoren dit befluit opma»~ ken, dat iemand, die befchuldigt word van een gequalificeerde misdaad, by aldien van die qualiteit niet blykt, moet eeabfolveert worden van die intentie, offchoon de misdaad bewezen was. Matth. Wesembec. confil. 123. num. 47. Ernest Cothmann. vol. 3. confil. 43. num. 14. & 15. Klogk. votor. Cameral. relat. 134. num. 34. Jüst. Oldekop. obfervat. crimm. tit. 2. obferv. 37. num. 3. <& 4. Waar mede dan de twede vrage ook volkomen beantwoord houdende, zo zoude vermeinen onder eorre&ie, dewyl uit het gededuceerde op de twee vorige vragen genoegzaam is aangetoont, dat alhier, zo als, ingevolge het Overyfièls Landregt, diB. tit. 19. art. 1. word vereilcht, gene erheffelyke indiciën, goede vafle praifumtien, nog informatien, om tot een befchuldigmg ofte apprehenfie te konnen of mogen procederen, zyn, en dat ook almede, om die redenen, en om den voorfz. tiart. van den 22. tit.van't zelve Landr.., den ongelukkigen Ml Deel. Q  m CONSULTATIE**, ADVYSEN Dader niet perfoneel zoude konnen geciteert, in eene andere Pro vin de vervolgt, en prife de corps tegens denzelven - verzogt én verleent worden, dat men by provifie behoorde ftil te zitten ende af te wagten, wat door den Officier in dezen zoude ondernomen worden, 't geen dient tot folutie op de derde vrage. En by aldien den Officier op die infuffifante indiciën mogt komen voort te procederen, tot een perfonele citatie, ofte iets anders uit dien hoofde te ondernemen, zo zoude den onder fz, vermenen, dat men zig zoutte konnen bedienen van eenige van deze volgende middelen. Te weten, dat men een Volmagtiger zoude konnen zenden, om te allegeren de abfentie van den Beklaagden, welke abfentie dan voort°zoude moeten bewezen worden, Jqst. Oloekdp. obfervat. criminal. tit. i. obf. 13. num. 2. & feqq. & num. 10. Ant. Matth. de criminib. lib. 48. tit. 13. cap. 4. num. 6. Beumblach. ad Conftitut. criminal. Carol. V. art. 88. num, 2,. S. van Leeuw. cenf. forenf. part. 2, lib. 2. cap. 2. num 7. Edo lutie op de twede vrage, dat namentlyk den Heer Klager, by de bovenftaande fententie, niet kan gefuftineert worden, mede in de koften van de procedure gecondemneert te zyn, alzo daarvan in de fententie niet mede vermeld word, in hoedanen val de meefte en voornaamfte Regtsgeleerden van gevoelen zyn, dat het daar voor moet gehouden worden, dat den Rigter de koften van den Procefle heeft gecompenfeert, als getradeert word by Temmen de Ut. expenf. cap. 8. feil. 4. num.  ende ADVERTISSEMENTEN. 127 num. 53. & 54. Casp. Klock in 'vot. Cameral. vot. 19. num. 66. & in confil. torn. 2. confil.- 96. num. 15. & feqq. Mev. in cod. lib. 7. tit. 51. decif. 19. vel part. 8. decif. 489. Brunnem. in L. 3. C. de f ruft. & lit. expenf. Aangezien de condemnatie in de koften, of de compenfatie van dien, moribus nofiris, zeer veel dependeert ab arbitrio judicis. Groenew. de 11. abrog. ad L. 13. % 6. & L. 15. C de judic. , 1 En dat daar uit komt te refulteren een prsfumptie, in faveur van den fuccumbant, quod probabilem liiigandi caufam habuerit, Mev. dici. decif. 489. in not. num. 1. In welken cas, zelfs in criminalibus, de compenfatie der proceskoften plaats heeft. Joh. Ott. Tabor in tra&. de confrontalione difiput. 5. cap. 4. in exempl. confrontat. quaft. 3. Mev. in cod. lib 7. tit. 51. decif. 35. num. 3. & 4. vel part. ,5. decif. 30. .Clasën ad art. 99. Conftit. Crimin. Carol. 5. & ad art. 201. diSt. conftit. num. 3. 't Gene moribus nofiris zo veel te meer plaats moet gry-peu, daar de bcfchuldigingen en aanklagten niet gedaan worden door particuliere perfonen, neen maar door de Officieren of derzelver Fiscaals , in name van de Floge Overigheid, die haar zulks wel expreife geinjungeert heeft. Groenew. de II. abrogat. ad tit. C. de his qui accufare non poft', num, 4- * 5- ' Nulla enim omnino expenfarum litis condemnatio irroganda e/i, fi nihil fit, quod accufatori publicopofiit imputari, ALquius enim efi judici & a&uario lucrum, quod ex operis fperarant, fubtrahi, quam vel eiim, qui ex ofiïcio fuo accufationem infiituere debuit, vel innocentem reum, in minimum quadranSem condemnari. Fab. in cod. Sabaud. lib. 7. tit. 18. defin, .30"- & 33- Aldus by ons onderfz. faïvo meliori gead« vifeert binnen Arnhem den 31 Aug. 1726.: (toss getefanQ G. op TE2J NOORTJE»  ■ïa8 CONSULTATIEN, ADVYZËN I X. Over Praefcriptie van Boetens, wegens het fchouwen van een DycL Gezien by my onderfz. gepromoveert Regtsgeleerden en practiferend Advocaat voor den Provincialen Hove van Gelderland, een fpeciflcatie van zekere boetens, over het fchouwen van den Dyk en Ruwaerden, van de jaren 1698. 1701.1717. en 1718. en gevraagt zynde, of, en hoe verre die" boetens nu indezen jare 1724. . allereerft: zouden konnen gevordert, en. betaalt moeten worden ? Zoude (Jalvo méliorf) van gevoelen wezen, dat die boetens van de jaren 1698. en 1701. na regten niet zouden konnen of mogen gevordert, en bygevolg ook niet betaalt behoeven te worden, om dat zedert die twee jaren, van 1698. en 1,701. tot dezen jare 1724. meer als den tyd van twintig jaren zyri verlopen, waar door zelfs alle misdaden worden geprcefcribeert, niet alleen volgens de gemene regten in L. 12. C. ad L. Carn. de j'alf. L. 3. ff', de requir. vél abfent. damnand. L. x^.ff. de div. & tempor, prcefcript. en bygevolg ook da ilraffen en boetens, daarop geftelt, gelyk mede alle andere boetens, d. L. 3. & d.L. 13. Wesemb. in paratitl. ad-tit. ff', de ■poen. num. 10. Zj.lles, de mulei. & mulei. jur. cap. j.2. num, 129. Waar mede oök overeenflemmen de gewoontens dezer Landen. Lamb. Gqr. in adyerf. traèt. 3. part. 1. cap. 9. rium. 32. & in not. Landr. der Vier Bon. Jmpt. des Nym. Qjtart. tit. 33. art. io. Zo dat die boetens dan, door den laps van 20 jaren, ten eenemaal zyn gepra;fcribeert en geëxtingueert, zonder dat eenige Aclie, die van den Dykltoel van Ovcrbetuwe, uit hoofde van dien  ênde advertisseme;nten. dien kan competeren, dewyl zodanige en andere breuken moeten ingevordert worden, gelyk van otids in ieder Ampt, ea tot nog toe gebruikelyk is geweeft, zulke en gelyke breuken in te vorderen. Dykregt van de 4. Stoel, des Nym. Quart. cap. 4. art. 4. Ten ware die van den Dykftoel zouden konnen aantonen, dieprafcriptiegeinterrumpeertte hebben, door een gerigtelyka aanmaninge, met de een of ander ingang van Rechten. Landr. der IV Bov. Ampt. tit. 33. art uit. Dog de boetens van de jaren 1717. en 1718. zullen moeten betaalt worden, als niet geprasfcribeert zynde. Aldus (faho meliori) geadvifeert binnen Arnhem den 12. Aug. 1714. (was getektnt) G. op ten NOORTH. X. Over de Lex Anaftaiiana, en dat die hier' in Gelderland geen plaats heeft. Over de denantiatie van een ceffe van Adlie, en de kragt van dien. Over een Rentmeefer van 'Geeftelyke Goederen, door V Qiiartier aangefelt, en of die met een Voogd vergeleken kan worden ? lil Deel. r Gee*  i3o CONSULTATIEN, ADVYSEN Geeftelyke Goederen niet te veralieneren, dan met confent, en approbatie van de Heeren Staten, en of buiten dien zulk een alienatie nul is ? Vicarie Goederen verfchillen van Geeftelyke Goederen. Gezien by ons onderfz. Regtsgepromoveerden, en Practiferende Advocaten voor den Hove Provintiaal van Gelderland , deze navolgende Proceduren, zouden, indien wy Kigters waren, daar inne fen tentieren, als volgt: In zaken voor den Edelen en Hogen Gerigte van Driel, ongedecideert hangende miïchei\'Maubeas van HaaJJ'elt, Schepen dezes Gerigts,"Requirant en Gedebatteerde .in cas van Koopvorderinge, ter eenre, en Gysbert van den Berg, Rentmecfter der Vicarye Goederen, in den Ampte van Thielre en Bommelreweerden gelegen, als daar toe by fpeciale Refolutie van die Edele Mogende Heeren, die Ordinaris Gedeputeerde Staten dezes Quartiers, fpecialyk gelaft, Gerequireerde en Debattant in 't zelve cas,ter anderen zyde. 'Het Gerigte gezien ende verlezen de Schrifturen van Debath, Contradebath, ende Soiutien, met wederzyts hinc inde bygevoegde bewys, fchyn, ende befcheid, in corformitê van den Inventaris, op den 2 Jun. 1724. betekent, ende vvoorts gelet, waar op in dezen eenigzints te letten itonde, doende regt, met advys van twee onpartydige. Regtsgeleerden, voorbygaande het eerfte lid van des Gerequireerdens en Debattants conclufie, tot nulliteit van de gelibelleerde GesÜe, als ook van den Schepensbrief, genomen, verklaart, dat  ende AD VER TIS SEMENTEN. 131 de Requirant en Gedebatteerde , kwalyk , ende te onregt, tegens Gerequireerde en Debattant, als Rentmeefter der Vicarye Goederen, heeft geprocedeert, en overzulks, zo alhier is agerende, te wezen, niet ontfankelyk ofte gefundeert, en den koop met het ingekomen Debath genoegzaam wederleid te zyn, en geen effect 'zal forteren, den Requirant in drie vierde parten van de koften van den Gerequireerden en Debattant mede condemnerende, het andere vierdepart om redenen conlpenferende. Aldus Qjaho meliori) geadvifeert binnen Arnhem den 16 Aug. 1714- Cgetekent") G. op ten NOORTH. enz. De redenen waarom wy aldus zouden wyzen, zyn onder anderen deze navolgende: Het eerfte Lid van des Gerequireerdens en Debattants q. q. conclulie, om te verklaren, de gelibelleerde Ceffie, als ook de Schepenbrief, te wezen ipjb jure nul, zouden wy vermenen, dat behoorde voorbygegaan te worden. En zulks wel, om dat het eerfte point, namentlyk, het kopen van die Schepensbrief, ad agt honderd tagtig Guldens, voor een geringe fomme of bagatel, in genen deele is worden bewezen. En of al bewezen was, zo zoude egter zulks hier te lande van geen effeétzyn, om dat het kennelyk is, dat de L. 22. C. mandat.'m deze Provintie geen plaats heeft, als de Requir. by zyn Contra-debat heeft aaiagetoont uit Lamb. Gor. adverf. tracl. 3. part. 1. cap. 4. num. 9. & 13. & in not. ibid. en Groenew. de legib. abrog. ad L. 22. met recht ook mogen gesequipareert worden met Momboiren en Voogden, juxta L. 32. C. de Episcop. & Cler. En by verder gevolg komt daar uit te proflueren, dat zy ook geen ceffie van actie tegens de Goederen, welke zy onder haar beftier en regering hebben, mogen nemen, alzo weinig als een Momboir óf Voogt, tegens zyn Pupil ofte minderjarigen;  ende ADVERTIS SEMENTEN. J3£ gen; gelyk omtrent de laatften expreffe geftatueert is, in Novèll. 72. en getradeert word by Sand. de cejjion. aclion. cap. 4. num. 22. & 23. by Debath geallegeert, waar mede overeenstemmen Alphons. de Olea. de cefjion. jur. & a&ion. tit. 2. quetji. 6. num. 3. &-feqq. Parlad. lib. 3: rer. quotid. differ. 50. num. 6. Matth. Stephan. ad d. Novell. 72. num. 19. En omtrent alle Adminiffrateurs in 't generaal, datzelfde komt te leren Menoch. conjil. 122$. num. 3. 8. 9. & Alphons. de Olea.dici. qucejl. 6. num. 15. in med. ja ook,omtrent een Procureur en Mandataris van iemand, Giurb. obfervat. 58. num. 1. & 4. Maar wy zouden die ceffie niet ipfo jure nul verklaren, om dat ons nergens uit de acfens gebleken is, dat de Requir. zelfs Rentmeefter is, en alzo die Regtspaffagien op hem niet applicabel zyn. En zoude hem ook, onzes eragtens, niet konnen obfteren, dat zyn Zoon Rentmeefter van de Geeftelyke Goederen zoude wezen,'om dat nergens in rechten verbooden is, dat de Vader van een Momboir of Voogt geen ceffie van actie zoude mogen nemen, tegens den Pupil of Minderjarigen, waar over zyn Zoon Momboir of Voogt is. Voornarnentlyk, geconfidereert wordende, dat de jure antiquo het nemen van ceffie, tegens zyn Pupil of Minderjarigen , den Momboir of Voogt is toegelaten geweeft, per. L. 12. ff. de rcb. eor. qui fub tutel. vel. tur. funt. En dienvolgens, dit een corre&io juris antiqui zynde, kan niet verder geëxtendeert worden, als die wet, die gecorrigeert word, vermeit. Cardin. Tusc. Ut. C. concl. 1038. num. 1. Lex enim corrigens intelligi debet fecundum terminos legis correcla. Menoch. rem. 4. de Adipisc. pujfeff. num. 142. En daarom die oude wet alleen fprekende van Momboiren en Voogden, zonder te melden van derzelver Ouders, zo kan ook die nieuwe wet niet verder geëxtendeert worden.  i35 CON SUL TA TIEN, ADVYSEN Inzonderheid, daar dezelve alleen komt te melden van Momboiren of Voogden, zonder derzei ver Vaders te noemen, en alzo die omitteert, quod enim in nova hominis difpofttione omiffum,relinquitur anteriori juftceprovifioni L. 6. ff. de condicl. cauf. dat. L. 22. ff. folut. matrim. Mev*. confil. 63. num. 60. Voor 't vierde, om dat ons ook nergens uit is voorgekomen, dat die aankoop of ceffie, van die gelibelleerde actie vexandi animo, door den Requir. zoude geacquireert zyn, om dat Gereq. nergens mede heeft bewezen, veel min, eenige de minfte fchynreden geallegeert, waar uit zou af te nemen zyn, dat den Requir. zoude hebben animus vexandi, quippe qui ex verbis & fa&is illicitis elicitur Chrlstoph. Besold. Confil. Tubing. vol. 4. confil. 157. num. 29. Bertazzol. lib. 1. confult. decifiv. crimin. confil. 207. num. 9. Maar in tegendeel, regulariter nemo jorafumitur veile delin* quere. Bertazzol. lib. 2. confult. decifiv. crimin. conf. 515. num. 8. Et facla, quando dubium eft, quo animo fiant, in meliorem partem interpretari oportet. Christoph. Besold. dici. soufil. 157. num. 35. & feqq. Hoe veel te meer moet in dezen een goede intentie van den Requir. gepnefumeert worden, omtrent deze ceffie geweeft te zyn, als verlerende in re licita & moribus peimiffa, volgens het hier voor gededuceerde: Qui enim in re licita verfatur, optimum pro fe habet prafumtionem eamque delicti exclufivam. Mev. confil. 74. tium. 62. Et quod lege permififum efi, reprebenfionem nullam meretur L. 4. C. ad L. Jut. de adulter. I. ul. ff", quod quifque jur. in al. fiat. Bocer. de inveflit. feud. cap. 3, num. 83. Inzonderheid zoude de Gerequireerde klaar hebben moeten aantonen, door ontwyffeibare preuves, of immers zeer fterke praafumtien, dat dezen aankoop, of ceffie van die actie, ware gefchiet en geacquireert animo vexandi, om dat dezelve cesiie is gedaan publicq en Gerigtelyk voor uvee Schepenen, als con-  ende ADVERTISSEMENTEN. i%? eonfteert uit die acte van ceffie fub. B. by Contra - debath. Nam qua in prafentia judicis funt, bona fide & absque ui la fimulatione aut fallacia geri prafumuntur, nifi evidentijfimis probationibus contraria fimulatio & fraus detegatur. Cejfat enim omnis finiftra fiufpicio in bis, quce palam aguntur L. 54. ff. de adrninifir. tutor. L. 3; junSt. L. 40. ff. de jur. fisc. Lamb. Goris, tdverfi tratl. %.part. i. cap. 4. num. 13. Zo dat wy, om deze vooraangetogene redenen, zouden vermenen, dat die ceffie niet zou konnen verklaart worden ipfio jure nul te zyn, en daarom zouden wy dat point voorbygaan. Gelyk wy mede zouden paiTeren, 't verklaaren, dat dié Schepenbrief ipfio jure nul zoude zyn. Want of wel waar is, dat, ingevolge de Placaten en Refolutien, by de Ed. Mog. Heeren Staten dezer Landfchap doen emaneren en genomen, en by Debath geallegeert, geene Geeftelyke Goedeien mogen worden verkogt of veralieneert, dan met fpeciaal confent en approbatie van Hooggem. Heeren Staten, by poene van nietigheid en onwaarden. Zo zouden wy ons egter niet in ftaat bevinden, om daar uit de nulliteit van 'den Schepenbrief in qiueftie voor als noch te konnen infereren, als zynde dat point zodanig niet tuffchen parthyen behandelt, dat ons het zelve klaar, maar ter contrarie , zeer duifter en twyffelagtig voorkoomt, wezende by parthyen ten wederzyden wei in confeffb, dat de betaling van den thyns vele jaren is gedaan, en in de refpective rekeningen der Rentmeefters van de Geeftelyke Goederen, door de Extraordinaris Heeren Gecommitteerden, en Ordinairis Heeren Gedeputeerden des Nymeegfchen Quartiers, in uitgave geleden, en ook blykt by het Contra - debath fub. E. en de Solutien fub. A. Dog discreperen dezelve ten eenemaal, omtrent het confent en approbatie van de Ed. Mog. Heeren Staten des NymeegIII peel. S- fche»  13* CONSULTATIEN, ADVYSEN fchen Quartiers, tot zodane hypothecatie nodig, of die ver* leent zoude wezen, of niet; als mede, of door die gedane betalinge geacht zoude moeten worden, dat confent en die approbatie verleent te zyn of niet; het zelve point alzo zeer twyffeiachtig en onzeker makende, ende geenzints daar toe applicerende de nodige bewyzen, nog! ook ten wederzyden de zake zodanig over dat point inftruerende, dat wy daar over zonder haifitatie zouden konnen regt doen. Waarom wy liever dat point mede zouden voorbygaan, en Parthyen daar omtrent in haar geheel laten,, als iu'deze dubieufe, intricate, en niet behoorlyk geèlucideerde zaake, een onzekere decifie te geven : difficile enim eft judici term-nare aliquid, antequam termini quaftionis intelligantur L. 27. ff., qui teftam. fde. pojf. Carpzov. in praclic. cr.imin. part. 3. quaft. 106. num. 10. Inzonderheid mede confidererende, quod judex in. dubio dehet eligere partem minus prajudicialem utrique parti Casjv Klock. de arar.lib. 2. cap. 123. num 36. 't Geen wy vermenen, dat zoude konnen en mogen gefchieden, door te admitteren de eventuele conclufie van den Gereq.. en Debattant.. En om die redenen zouden wy verklaren, dat de Requir.. en. Gedebatteerde, kwalyk ende te onregt, tegens Gereq. en Debattant, als Rentmeefter der Vicarye Goederen, heeft geprocedeert, ende overzulks, zo alhier is agerende, te wezen niet.ontfankelyk ofte gefündeert, en de koop met het ingekomen Debath genoegzaam wederleid. te zyn, en geen effect; zal forteren.. Waartoe ons zoude moveren, den teneur van den vSchepenThynsbrlef, van den 4. July i6>i. by. Debath fub. C. en by Contra - debath, fub. Ai, Waar by Willem. Clots, Rentmeefter van de Geeftelyke Goede»- . ren.  enbe AD VER TI SS EMEN TEN. 13$ ren in Thielre en Bommelreweerden, gelooft aan D8 Jfaaco Lu* f«,thyns,een hondert Caroli Guldens, ad xx Huivers het ftuk, op den 4 Juny Jaarlyks vrygeld te beuren ende te betalen, utt olie ende eenen y deren zyne -principale, te weten, Geeftelyke9 hebbende, ende verkrygende Goederen. Ende dienvolgens, zo die thynsbrief en dat verband al, na voorgaand geobtineerd confent, en geimpetreerde authorifatie, was gepaifeert en gefchied, en dat daar van ex aclis bleek, zouden wy echter vermeinen, dat, die Geeftelyke Goederen alleen daar by verbonden zynde, het geenzints den Requir. en Gedebatteerden vrygeflaan heeft,om, voor een gedeelte van dien thyns van 880 Guldens hooftzoms, die Vicarie Goederen te executeren, of daar over tegens den Rentmeefter van die Vicarie Goederen, by koopvordering, te procederen. Aangezien de Gereq. en Debattant met zeer veel fundament heeft gedemonftreert en daargedaan, in deszelfs folntien, uit Sim. van Leeuw, in cenfur. For. part. 1. lib. 2. cap. 25. en in 't Rooms - Holl. Recht lib. 2. cap. 18. en uit Coren. obfervat. 33. dat de Vicarien Goederen, zo ten aanzien van haaren oorfpronk, als van het einde, waar toe zyn geftigt, feparaatzyn van de Geeftelyke Goederen, en altyd,buiten dezelve Geeftelyke Goederen, op zig zelfs zyn geconfidereert geworden. Gelyk die feparatie en diftinctie, tuffchen Vicarie Goederen en Geeftelyke Goederen, ook zelfs zo is te vinden in 't Placaat, op naam van de Ed. Mog. Heeren Staten dezer Landfchap, by Stadhouder, Cantzeler en Raden, op den 2a Oétob. 1595. doen emaneren, wordende daar by eerft gedisponeert over 't begeven der Vicarien, en 't uitkeren der tertien , en naderhand, over het verdonkeren der Geeftelyke Goederen. Groot Gelders Placaath. vol. 2. col. 49. Behalven ook nog, dat in vorige tyden, en ook nu nog,' in zommige plaatzen, die Vicarie Goederen by de alumni zyn bezeten geweeft, en bezeten worden, waarom dezelve,by $e Sa Pi*;  ï4o CONSULTATIEN, ADVYSEN Placaten van den 2,6 Oélob. 161$, en van den 26 Octob; 1035. worden geordonnert, dat zy gehouden zyn uit te keeren, te Jaren volgen, ofce zig niet te onderwinden, het derdendeel van de zuivere inkomften derzelver Goederen. Groot Gelders Placaatb. vol. e. col. 143. & 274. Welk derdendeel zy niet konden uitkeren, by aldien zy de adminiltratie van de gehele Vicarien niet hadden, of dat die door anderen geadminiftreert wierden. Dat, daarom in dezen gene verandering kan geven, of de Vicarie Goederen mede adpios ufus beftedet worden, en dat dezelve daarom to/or/ figiiificatione Geeftelyke Goederen zouden mogen gcnaamt worden , nademaal, zo als Gereq. en Debattant wel heeft gededuceert, dat Vicarie Goederen wel Geeftelyke Goederen zyn, doch, dat alle Geeftelyke Goederen geile Vicarie Goederen zyn. Zoo dat, dezelve verfcheidene benamingen hebbende,daar lult ook volgt, dat het verfcheidene Goederen zyn, quia diverJitas nominum diverjitatem rerum inducit. L. 7. C. de codicil'... Mev. confil. 49. num. 2. Ja, dat ook verfcheiden zyn in derzelver gebruiken, als wordende de eigentlyk genaamde Geeftelyke Goederen aangelegt, tot onderhoud van Predikanten, en Schooldienaren, en andere, Geeftelyke gebruiken, maar de Vicarie Goederen, om bekwame behoeftige jonge gezellen, tot voorzetting van den Godsdienft, te laten ftuderen; en alzo hebben die Goederen ook een diverfe qualiteit, qua diverfitas in qualitate facit unum ab altero differre. Caretn. Tusc. Ut. D. concluj'. 517. num. 28. Weik onderfcheid ook nog zo veel te meer hier uir blykt, om dat die zelfs by de refpective Rekeningen onder byzondere Capittels zyn geftelt geworden, en nooit vermengt met de andere Geeftelyke Goederen; Ja dat zelfs, in 't hooft van die Rekening,'de Vicarie Goederen apart, en voor af worden geuoemt, en vervolgens de Paftorye en Geeftelyke Goederen ^  ende ADVERTISSÊMENTEN. 14* gelyk ook in een apart capittel verantwoort worden, de twee derden, aan de refpecïive Vicariffen uitgekeert, welk alles te vernemen is, uit dat Extract fub E. by Contra- debat'. Waar by nog komt, dat de Vicarien by na meeft alle aan particulieren Patronen toekomen, die daar over het recht van collatie hebben, en zekere bekwame perzonen aan 't Hof Provintiaal prsefenteren moeten, om daar mede begiftigt te worden, en alleenlyk maar een derdendeel, van de zuivere opkomften derzelver, moet komen ter dispolitie van de Heeren Gedeputeerden der refpeélive Quartieren, volgens de vooraangetogene Placaten, van den 26 Oéfob. 1615. en 26 Oélob. 1635. Groot Geld. Placaatb. vol. 2. col. 143. & 274. Dienvolgens is 't geenzinrs te denken, dat de Rentmeefter der Geeftelyke Goederen, Willem Clots, zoude hebben willen of konnen verbinden, Goederen, die zyne principalen niet in eigendom toekwamen, en waar toe dezelve geen recht hadden. En komt dan daar uit by verder gevolg te vloeijen, dat veel eer door die Geeftelyke Goederen, waar uit hy dien thyns belooft te betalen, moeten verftaan worden, de eigentlyk genaamde Geeftelyke en Paftorye, dog geenzints de Vicarie Goederen. Gelyk ook genoegzaam blykt, uit 't Extract van de Rekening van dien "Rentmeefter Willem Clots, by de Solutieny»*' A. alwaar dezelve Rekening doet, van de Canonniken Goe« deren in Rojfem , mitsgaders van de Geeftelyke Goederen tot Heliou, en in dezelve voor uitgave inbrengt, een jaar thyns, ad hondert Guldens, betaalt te hebben aan D2 Jfaak Leucken, van een Capitaal van 2cco Guldens', waar van dit Capitaal ad 38o Guldens een gedeelte is. Tot een notoir en doorflaand bewys, dat die daar in gcmclte' Geeftelyke Goederen daarvoor verbonden zyn, en niet de Vicarie Goederen, als _.. i„ „.... - j 1 j— n.„n„/.,z.„ T>r.rr.imfc J UUV WAV. , tUt HUL Vil V*J*J1L1VV1 UVt \*i *t*J* V'J i\v *"JJJ " "V ** . S 3 Glgf*  «4* CONSULTATIEN, ADVYSEN 'Goederen, en niet tot nut der Vicarie Goederen .hefteed ei .aangelegt, volgens't geene door den Gerequir. en Debattant, by zyne fchrifture van Debath,aangehaalt, en door Requir. en Gedebatteerde niet tegengelproken, en overzulks geconfesfeert is. Waar mede wy dan ook vermeenen, dat genoegzaam is aangetoont, de ongegronthcid van die verkeerde explicatien, die Requir. en Gedebatteerde komt te maaken, omtrent die woor-den, Geeftelyke Burjdle. Goederen, in die refolutie of notificatie fub D. by Contra-debat. Behalven, dat hy een verkeerde explicatie uit zyn Product fub E. zynde een extract uit des Gerequir. en Debattants rekening, tragt te maken, argumenterende art. 88. en 89. abufivelyk uit dat gemutileerde product, dat in capite ftaat Geeftelyke Roffumfe Goederen, en vervolgens gefpecificeert worden, deze Goederen onder Rojfum, als Canonicale, Cofierie, en Lieve Vrouvoe Vicarie Goederen, en daar op befluit: ergo, Vicarie 'Goederen zyn Geeftelyke Goederen, Want, dat Extraét. fub E. heeft in capite die Goederen aldus geftelt, dat eerft de Vicarie Goederen worden genoemt, en vervolgens de Paftorye en Geeftelyke Goederen,en alzo,de Vicarie Goederen in de eerfte plaatfe geftelt zynde, lyden dezelve geenzints de explicatie van den Requir. en Gedebatteerden, om de Vicarie Goederen te willen comprehenderen, onder de eigentlyk genoemde Geeftelyke Goederen, om dat zyn diva-fafpecies, als hier vooren aangetoont is. Waarom dan ook, zoo die Vicarie Goederen al het Quartier toegekomen hadden, dezelve met name mede hadden moeten geëxprimeert worden, in dezer voegen : te betalen uit alle ende eenen lederen zyne principale, te vceten, Geeftelyke, en Vicarie Goederen. Nam qua fpeciali nota indigent, nifi fpecialiter exprimantur, pro negle&is cenferi debent cap. 4. de fentent. excomm. in6a L. 15. § 26. ff. de injur. Et qua fpeciali msntione &gna funt, fpecifice exprimi debent Carpzov. lib. 6. refponf. Elec  ende ADVERTISSEMENTEN. 143 Eletlor. re/p. 30. num. 22. Casp. Klock torn. 1. confil. 7. num. 440. Zoo dat dan, hier zynde een fpeciaal verbant, van de Geeftelyke Goederen alleen, zonder melding te maken van de Vicarie Goederen, die per fe en op zig zelfs beftaan, onderfcheiden zyn in name, gebruik, qualiteit en adminiftratie, en alzo fpeciaal hadden moeten geëxprimcert worden, immers den Requir. daar op geen executie heeft konnen of mogen dirigeren, als niet onder zyn verbant begrepen zynde: Cum tarnen obligationis natura fit, ut veniat ftricle interpretanda L. 54. L. 6Q.fi'. de fidejujf. Idem efi dicendum de hypotheca, qua efi obligatio , unde in ea locus non erit éxtenfioni. Merlin. de pign. & hypoth. Ubi 4. tit. 5. quaft. 147. Imo jus pignoris ad alias res, quam quas quis fibi de rebus aut bonis fecit obnoxias, non extenditur, L. 2. C. fi alien. res pign. oblig. fit. L. 6. C. qua res pign. oblig. pojf. Dat nu hier is een fpeciaal, en geen generaal verbant, blykt hier uit, dat-alleen verbonden zyn alle ende een ieder en Geeftelyke, hebbende ende verkrygende Goederen. Generalis autem hypotheca expreffa & conventionalis eft, quando certa res, vel res certa & denominata nou obligantur, fed vel fimpliciter bona vel' omnia bona obligantur L. 1. ff. de pignor. L. 6. ff. eod. Merein. . de pignor. & hypoth. lib: 1. tit. 3. quaft. tr. num 8. Mantic. de tacit. & ambig. convent, lib. 4. tit. 30. num. 17. Dat ook nog daarenboven hier vooren is aangetoont,dat de Vicarie Goederen, zo niet alle, immers by na alle, aan particuliere Patronen toebehoren, die daar over het regt van collatie en praefentatie hebben, wordende alleen een derdendeel der zuivere inkomften,onder den naam van tertien, gelaten ter dispofuie van de Heeren Gedeputeerden der refpective Quartieren, zo komt daar uit, onzes oordeels, ai mede te proflueren, dat die, voor die jaarlykfche thyns van 100 Guldens, en de hoofizommc van dien, ad twee duizent Guldens, niet verbonden zyn,.en ook immers met effect-zouden hebben kon-  144- CONSUL TA TIEN , AD VYZEN nen verbonden worden, quia rei aliena obligatio non valet. L, 41. f. de pignor. act. L. 6. C. fi allen, res pign. dat. fit. L 6. C. qua res pign. oblig. pojfi. _ Waar by eindelyk nog komt, dat die twee duizent Guldens «iet bewezen worden, te zyn aangeleid tot nut en voordeel der Vicarie Goederen, neen, maar alleen tot nut en voordeel der liojfiumfie en andere Geeftelyke Goederen, als tuflehen parthyen genoegzaam in confiefib is, en daarom zouden ook die Vicarie Goederen daar over geenzints geëxecuteert konnen of mogen worden, ad exemplum civitatis, qua mutui datione aliter non obhgatur, quam fit conftet, pecuniam ejfie verlam in uii htatem ejus L. 27.jp. de rep. credit. Qjiod ob ïdentitatem ratio* nis extendttur ad mmorem, Ecclefiam &> alias Univerfitates qihe alw regimine indigent. Hartm, Pist. lib. 1. quaft %7 num. 24. & 2,6, ' 01' Vervolgens zouden wy den Requir. en Gedehatteerden condenmeren, in drie vierde parten van de koften, van den Gereqiureerden en Debattant, als zynde uit al het hier voor gededuceerde klaar gedemonftreert, dat hy in dezen ten eenemaal onregtmatig geprocedeert heeft tegens Gereq. nu alleen Rentmeefter van de Vicarie Goederen, die in Req. SchepenThynsBnef niet zyn genomineert, nog daar by verbonden en alzo des Requir. en Gedebatteerdens actie en fuftenues zodanig ongefundeert zyn, dat meerendeels a poena temere litigantium met zyn excu{hbd,juxta l. 79. ff & l. iq S 6 cod dejudic.L.^.C.defiruSt.&lit.expenfi. ' Dog het overige vierde part zouden wy compenferen, om dat de Gereq. en Debattant, door zyne ongefundeerde fuftenue dat de-ceffie ipfio jure nul zoude zyn, oorzaak is geween:, dat daar over zo veel meer koften zyn gevallen, en de Requir. en Gedebatteerde, dien aangaande, rcgtmatige redenen, van dat point by deze procedure te vervolgen, heeft gehad, m hoedanen val een gedeelte der koften kan en mag ge- com-  ende ADVERTISSEMENTEN. 145 compenfeert worden. Carpzov. in jurisprud. Forenf. part. 1. con fit. 31. def. 25. per tot. Bocer. Claff. 6. difput. 30. num. 55- X L Hoe %ich een verwinhebber omtrent de verwonnen Goederen in Nederbetiswe moet gedragen. casuspositie j is bezitter van een Goed, in Nederbetuwe gelegen,' jLX. waar in geveftigt is een zeker Capitaal, ten behoeve van b. en dewyl a. eenige jaren renten ten agteren was, zo komt b. het zelve Goed in te winnen; verpacht het zelve van jaar tot jaar in parcelen, met confiderabeien onraat op yder parceel te {lellen; verkoopt den Ryswaerd jaarlyks; draagt geen behoorlyke zorge voor de reparatien, zo aan 't Huis, den Ryswaerd, als anders, waar door niet alleen de jaar* lykfche pagten merkelyk minder hebben gedaan, maar ook het Goed zeer veel vermindert is in waardye. £) u ae r i t u r. i8 Of a. over die extraordinaire verpagtingen en adminiltr*tie van dat Goed, en merkelyke verilimmering van dat Goed, geen actie competeert tegens b. over de fchade, en het zeer groot nadeel, dat hy a. daar door komt te lyden? 29 Zo ja, met wat voor aélie a. het alderbeft, voor zyn geledene fchade tegens B. zal moeten procederen, en waar die' te inftitueren? Gezien by my onderfz. Regtsgepromoyeerde, en practize* rende Advocaat voor den Hove Provintiaal van Gelderland, III Deel. ' T , * 'voor-  i46 CONSULTATIEN, AD VYSEN" voorftaaude cafus po fit ie-, en daar uit geformeerde vragen-, Zoude, belangende de eerfte vrage, van gevoelen zyn, dat B. de bouwing, door hem in verwin genomen, had behoren te verpagten op dien voet, als A. altyd gewoon was geweeft, of, zo hy dezelve al op die wyze"niet had konnen verpagten, dat B. ze dan ook wel by parcelen had konnen en mogen verpagten, dog dat hy die verpagtingen publyk, en aan de meeftbièdende had moeten doen, en daar maar een geringen onraat opftellen , volgens "t 'Landr. der IV. Bov. Ampt. tit 13. art. 3.. Landr. der Bened. Ampt. des Nym. Qjiart. cap. 18. art. 3. Stadr. van Bomm. cap. 15. art. 3. Want een VÖrwmhebber, door diergelyke exorbitante en ongewone onraatspenningen daar op te itellen, oorzaak is, dat de pagt, of koopspenningen, zo hoog niet komen te lopen, als anders wel zouden doen, ende zoude zig alzo verryken, met de fchade ende het «nadeel van zynen verwonnen Debiteur, daar nogtans de regten willen, quod nemo cum alterius jaclura locupletari dêbeat. Dat daarenboven een Verwinhebber, na Landr. van de IV. Bov. Ampt. des Nym.. Qjiart. tit. 13. art. 2. verplicht is, om alle de vrugten ende opkomften, van 't verwonnen Goed, op te beuren ende te genietenT zo nochtans, dat hy die aan den Eigenaar en Crediteuren moet verrekenen. 't Geene al mede zo geftatueert is by V Landr. der Bened.. 'Ampt. des Nym. Qjiart. cap. 18. art. 2. Stadtr. van Bomm:. (sap. 15. art. 2. En gevoigelyk is dezelve, tanquam adminijirator rei aliena , niet alleen verpligt, tot het doen van .rekening der vrugten, qui percepti funt, fed etiam qui per confuetudinem contmu* mm ex re adminiftrdta. pefcipi potuèrunt. Casp. Klock. tan. 3>. confil. 148. num:. 32». Waar by nog komt, dat een Verwinhebber gehouden is,, 4?m een yerwonL§n. Goeda nergens- in te verergeren „ volgens:  ende ADVERTISSEMENTEN. 147 't Landr. der Graaffchap Zutph. tit. 8. art. 12. Landr. van 'Vel. tit. 15. art. 2, Maar dat hy het zelve behoorlyk moet onderhouden, zo omtrent de Dyken, Behuizingen, als anders, Landr. der IV. Bov. Ampt. des Nym. Quart. tit. 13. art. 8. en 9. Landr. van Thiel, en Bomm. IVeerd. cap. 18. art. 5. en 6. Stadtr. van Bomm. cap 15. art. 5. En zulks niet doende, en de Verwonnene Debiteur het zelve den regten genoeg konnen de bewyzen, is de Verwinhebber daar voor refponfabel, volgens 't Geallegeerde Landr. van Thiel en Bommekvecrd. cap. 18. art. 6. Stadr. van Bommcap. 15. art. 5. Landr. van Vel. cap. 15. art. 2. 't Gene, zo ten aanzien van de vrugten die genoten zyn, of genoten hadden kunnen worden, als mede ten reguarde van de verergeringe van 't ingewonnene onderpant, ook is juris communis : Immiffi enim creditores refarcire tenentur omne id, quod in rebus pignori captis omtjfum vel negle&um fuerit. L. 3. 6? 7. C. de pignor. a&. L. 65. ff. de ufufr. L. 5. §. 2. jf. commod. L. 9. §. 5. ff. de reb. author. judic. poffid. Brunnem. confil. 17. num. 13. 14. 15. & 16. Berlich. part.i. concl. 81. num. 138. Ó? 139. & part. 2. concl. 33 num. 1. Brunnem. ad L. 9. §. 5. ff. de reb. autor. jud. poffid. num. 12. & feqq. Om welke fchade nu te bekomen, 't geen dient tot beantwoording van de tweede vrage, den Verwonnen debiteur competeert, een aéHe van fchade en intereife, zo wegens die ongehoorde onraatspenningen, het mindere provenu der vrugten en pagten, vergoeding der vrugten en pagten, die den Verwinhebber meerder had konnen profiteren, verergering van het Goed als anders, tegens den Verwinhebber voor het Landgerigt te inftitueren, by arreft op het Capitaal, dat den Verwinhebber zal worden geadjudiceert, uit de Koopspenningen van het ingewonnen Goed, of zo de Verwinhebber zelfs koper mogt worden, op het Goed zelfs, om daar aan te verhalen die voorgeroerde fchade. T 2 'tGcen  148 CONSULTATIEN, ADVYZEN 't Geen niet anders kan gefchieden, als by arreft of befaat, naderaaal deze aétie van fchade is meer perfoneel en ook illiquide, volgens 't Landr. der IV. Bav. Ampt. des Nym. Quart. tit. 3. art. 1. Met befatonge werden aan den Gerigte gebragt allerhande vorderingen, ende pretenfien van fchade m fchuld. dewelke niet peinbaar zyn.' Konnende deze actie, in prima inflantid geenzints voor den Hove Provintiaal gemoveert worden, naardien het gem. Hof maar een gelimiteerde jurisdictie heeft, over zeker zoort van zaken, by de Cancelery Ordonnantie geëxprimeert, of ook wel over zaken, die door fubmiflie van parthyen aan het zelve gebragt worden: zynde deze zake niet van die natuur, dat het Hof, volgens de Cancelery Ordonnantie, daar over kan erkennen , en de fubmiflie ook deficierende. Aldus faho meliori geadvifeert binnen Arnhem den 14 April 1727. (getckent} G. op ten NOORÏH. X I I. Wat in het Ouartier van Veluwen zich Man en Vrouw malkanderen by Tejla^ ment mogen maken. Over de Clauful Codicillair. Een Nieuwe Wet verbreekt een Teftament , na een oude Wet gemaakt. Ovêr  ende ADVERTISSEMENTEN. 14$ Over de kragt van de Clauful Refervatoir in de Huwelykfche Voorwaarden. Wat op een Inventaris te brengen. Gezien en geëxamineert by my onderfz. Regtsgepromoveerde, en praélizerende Advocaat voor den Hove Provinciaal van Gelderland, de Huwelykfche Voorwaarden, tus-» fehen Arent Pérthinck , en Geertruid Beunink, den 1 Septemb. 1699. opgerigt, waar by dezelve toekomende Echtelieden zich voorbehouden hebben, de vrye wille ende macht, om malkanderen ten allen tyden nader te mogen begiftigen. Mede gezien ende geëxamineert de dispofitie, uit kragt van die Huwelykfche Voorwaarden, op den 30. April. 1709. voor Schepenen der Stadt Harderwyk gemaakt, waar by die zelve Echtelieden verklaren, te inhereren, van waarden te houden, én te confirmeren, hare Huwelykfche Voorwaarden voorgemeld , en maikanderen, uit kragt der macht van nadere begiftiging, by die Huwelykfche Voorwaarden zig gereferveert, eeuwiglyk en erffelyk gaven, alle des eerft afftervende gerede Goederen, en tugtigden in het ongerede, omme, na dode van den eerft overlydenden, het gerede erffelyk, en het ongerede, tuchtens regtens, by den langftlevenden zyn leven lang bezeten te worden. En vervolgens in facto geinformeert zynde, dat Geertruid Beunink in den afgelopen jare 1727. eerft is komen te 0verlyden. Ende gevraagt zynde, eerftelyk, of die gifte van het gerede , door Geertruid Beunink aan haar Man Arent Pennink gedaan, na Regten en Coftumen van Veluwen kan beftaan? ,..Ten tweden, en by aldien dezelve niet zoude konnen of T 3 mg-  t§o CONSULTATIEN, ADVYS EN mogen beftaan, of dan niet Arent Pennink gehouden is, diegerede Goederen mede op den Inventaris te brengen, en aan Willemina Beunink, Wed. van Albert Janfen, ais eenige Zufter, en alzo Erfgenaam ab inteftato, uit te keren en te laten volgen ? Wat nu de eerfte vrage betreft, zoude falvo meliori vermeinen, dat die gifte van alle het gerede, door Geertruid Beunink aan haar Man Arent Pennink gedaan, na Regten en Coftumen van Veluwen, geenzints kan beftaan, en zulks om den klaren en duidelyken letter van de Ordonn. op de teftamentifa&ie, in Veluwen geëmaneert, in 1711. art. 8. Man en Vrouw zullen malkanderen by uitterfte Wille het vrugtgtbruik van hare refpeclive gerede en ongerede Goedenn mogen vermaken, en NB. verder niet. Welken art. ik oordeele, op dit Teftament, in 1709. gemaakt, mede zyn applicatie te moeten hebben, inzonderheid, geconfidereert en daar by gevoegt wordende, den volgende 19 art. ftatuerende: dat alle Tejiamenten en Dispofttien op dezelve wyze zullen kunnen en moeten zuorden gerevoceert en gebroken, als dezelve gemaakt zyn, onvermindert daar mede de vervallen der Teftamenten, die by de gemene regten zyn gerecipieert. Volgens welke gemene regten het conftant is, dat niet alleen de Teftateur moet hebben de macht, om een Teftament te konnen maken, volgens de L. 4. f. qui tejlam.fac. pot & ibi Faber. in rationalib. maar dat ook daarenboven de Erfgenaam de macht moet hebben, om uit het Teftament yets te konnen trekken, genoemt de Teftamenti fa&iopasfiva; waar omtrent drie tyden worden gefixeert, om in agt genomen te worden, als eerft, de tyd dat het Teftament gemaakt is, ten anderen, de tyd als de Teftateur overlyd, en ten derden, de tyd als de geinftitueerde Erfgenaam de erffenis aanvaart. L. 49- § i- ff- de hered. injlit. §. 4. Juft. de hered. qualit. & differ. Manz. de Teftam. valid. vel mvalid.  ende AD VERTIS SEMENTEN. 151 tit. 6, quaft. 9. per tot. & Harprecht. ad di&. § 4. lnjl. de hered. qualit. e? different. Zoo nu de geinftitueerde Erfgenaam na de wetten niet en kan erven, zo vervalt de erifenis aan den Erfgenaam ab inteftato per L. f. C. de hered. inftit. Hereditas enim tune in ea caufa eft, in qua effet, fi fisripti non fuijfent. Quia paria funt non inftituere heredern, vel incapaccm infiituere, iaeoque balein r pro mortuo, perinde atque fi nemo fcriptus effet her es. Manz. dici. tr. de teftam. valid. vel. invalid. dici. tit. 6. quaft. 10. Brunnem. ad d.l. 1. C. num. 5. Welk verval van zodanen Teftament niet kan worden verhindert, door de claufule codicillair: quippe qua defeclum faltem folemnitalum fupplet, non inhabilitatem heredis aut Tefiatoris. Stryk. de cautel. Teftament. cap. 16. §. 14. ! Waar uit dan komt te elucesceren, dat de Teftatrice, in 17270 overleden, volgens de Ordonnantie op de2'efiamentifacJie, in -1711. al geëmaneert, niets op die tyd heeft konnen nalaten, -aan haren Man Arent Pennink, nog dezelve ook iets heeft, konnen trekken, uit het Teftament van zyn Vrouw, Geertruid Beunink, als alleenlyk de tucht.. 't Geen in deezen zo veel te meer moet aangaan, om die1 energique woorden, in dien 8. art. der Tefiamenti fablie er.vintelyk, en verder niet, fi enim confiitutio utitur diclione riterats : verbi gratia ne quis ulterius id faciat: turn illud cenfètur ejfe ipfio jure fublatum Tiraquell. in L. fi unquam, glojf.in verb. revei tatur. num. 129. C. de revocand. donat. Waar by komt, dat Jas. in l. Jubemus 27. C. de teflaml num., 8. dit kragtig komt te herken, alwaar hy maar alleen1 fpreekt over de förm van een Teftament, gemaakt na de gewoonlyke wyze, en zulks voor een nieuwe wet, een andere ïbrm praefcriberendë, en egter zeit: fi aliquis feciffet Tefiamentum ante ifiam legem., vel antequam effet conditum fiat uturn novum, in quo difponeretur, quod- in tcfiamtntis fervetur certa for-  152 CONSULTATIEN , ADVYSEN ma, alias non valeant, & poft iftam legem vel popi ftaiutum novum teftator fupervixit tanto tempore, quod pot uit Tty?'amenturn mui'are, & adhibere novam formam, certe, fi non peelt, testamentum eft nullum. Gevende daar van deze reden: Quia, cum voluntas teftatoris fit ambulatoria usque admortem. I. 32. §. ^.ff. de donat. int. vir. & ux. certe infpeSlo tempore mortis tefiatoris, quod f uit poft fiatutum conditum. videtur quodammodo l^efiamentum pofiea conditum. Zoo dat immers die nieuwe wet, in 1711. gemaakt, mede extenfibel moet zyn, tot en op die dispofitie, in 1709. voor Schepenen der Stadt Harderwyk opgerigt, om dat gebleken is, dat.die Teftatrice tot in 1727. geleeft heeft, en alzo over de zeftien jaren, na het emaneren van die wet. ' Temeer, om dat die dispofitie in fiufipenfo is gebleven, en niet eer haar effedt heeft konnen hebben , als ten tyde van de dood van de Teftatrice: Tefiamentum enim omnem fuam perfe&ionem recipit a die mortis tefiatoris, cum usque ad tempus illud fit ambulatoria voluntas tefiatoris l. 4. ff. de alim. legat. Menoch. confil. 329. num. 5. En daarom te meer die nulliteit van dat Teftament alhier moet plaats hebben : Namfi lex quid in futurum fimpliciter vetat, inprateritum quidem indulgere videtur: at prafentem cafum jamjam progredientem, nifi eum expreffe etiam excipiat9 prohibuiffe & eomphcli voluiffe creditur. Goedd. ad L. 8. ff. de V. S. num. 5. Dat die wet, in den jare 1711. geëmaneert, ook betrekkelyk is, en moet zyn, tot die dispofitie, in 1709. gemaakt, word nog nader beveftigt, door de Leer van den Heer Joh. Voet. in tit. ff. de lib. & pofi. hered. infiit. num. 12. alwaar dezelve vaftftelt, dat, ofwel decapitis demunitiones moribus nofiris geen wettig gemaakt Teftament infringeren, en te niet doen, echte»  inde ADVERTISSEMENTEN. 153 ter zulks word geëffeétueert, door de verandering van 't domicilie, volgens de exempelen, aldaar geallegeeit. Want word door t fimpel faButn privati, als daar isUe verandering van een woonplaats, een Teftament, dat van te voren wel en wettig is gemaakt, verbroken, en van alle effect gedeftitueert, zo moet immers zulks zo veel te meer aangaan, wanneer de Staten van de Provintie, door een expreffe prohibitive wet, lang voor dato van 't overlyden van de Teftatrice geëmaneert, komen te ftatueren, dat Man en Vrouw malkanderen, by uitterfte wil, het vrugtgebruik van hare Gerede en Ongerede Goederen mogen vermaken, en verder niet. Voornarnentlyk, daar dit point alleen raakt 't jus pofitivum ac mere civile, en dat daarenboven des Teftatrices Man, Arent Pennink, nog geen volkomen regt verkregen had, uit die Huwelykfche Voorwaarden, en zelfs niet uit dat Teftament: In hoedanen val, om de publique utiliteit , de Vorft van den Lande ymant zyn verkregen regt kan en mag benemen, fgelyk dit kragtig geadftrueert word by den Heer Schrassert in comment. ad jus Velav. in Ordin, Teftam. dicJ. art. 7. num. 11. Die ook aldaar uit Goris, Rodenburg en Wesel. aantoond, of fchoon diergelyke ftipulatien in Huwelykfche Voorwaarden gedaan zyn, dat echter diergelyke Teftamenten zyn handelingen, op zig zelfs beftaande, en geheel afgefcheiden van de Huwelykfche Voorwaarden, en daarom ook op zig zelfs buiten de Huwelykfche Voorwaarden, moeten geconfidereert worden, als zynde in de Huwelykfche Voorwaarden alleen opgeiloten een belofte ofte refervatie, om malkanderen ten allen tyden nader te mogen begiftigen, en in 't Teftament alleen, de begiftiging zelfs, en alzo maar te letten is, op het Teftament alleen. Nu is ookkennelyk, quod nemo cavere poteft, ge leges in Testamento fuo babeant hcum. L. 55. ff. de legat. 1, flIDeet. V Dat  x'54 CONSULTATIEN, ADVYZEN Daf ook op deze gronden van Regten, by h Hof Provintiaal van Gelderland, op den 24 Febr. 1717. in Appellation* «ken, tuflehen den Heer Dr. Johan Schrapper t, als Volra. van de Erfgenamen van Gooffzn Aartfen ter eenre, en EUfabeth Wynen-ideszélfs Wed. Geappelleerde ter anderen zyde, de fententie, by de Heeren van ie Magiftraat der Stadt Elburg, met advys van onpartvdige Regtsgeleerden, gewezen, het Teftament tuifchen voorfz'. Egtel., ten aanzien van de mutuele makinge van het Gerede, is worden geannullcert. Zynde mede notabel, dat in die zaake de elauftil dor Huwelykfche Voorwaarden,'omtrent de gcreferveerde magt, van de begiftiging -van 't Gerede, m vry fterker bewoordingen wa* geconcipicert, alzo daar by geftipuleert was, dit 3k gerefetvcerde begiftiging van «ödaüc kragt en effect zöude wezen, als of zulks by de Huwelykfche Voorwaarden geichict ware, hoedane uitdrukkingen by de tegenwoordige Huvclykfche Voorwaarden geeuzira-s te vinden zyn. Waar uit dan verme'me, dat van zelfs komt té profl neren, de folutie op de twede vrage, dat die gifte van "t Gerede, om voorgeallegeerderedenen, niet konnende nog mogende beftaan, Arent, Pennink gehouden is, die Gerede Goederen mede op den Inventaris te brengen, en aan IVillemina Beunink, ais eenige Sufter, en alzo'Erfgenaam ab inteftato van Geertruid -Beunink, uit te keren en te laten volgen. En zulks wel ten aanzien van het eerfle point, te weten, om die Gerede Goederen op den Inventaris te brengen, zoude ik vermeinen, in dezen ten eenemaal decifbir te wezen, het locale Lzndrert van Fel. cap. 34. art: 5. ais wel in fpecie requirerenie: dit een erf uit er gehouden is, alle und ydere des Verftorvens nagelatene Goederen, rede und onredi &c. als de verjhrvene levendig und doos zvas ordent elyk &*c. te inventariferen, und 't zelve, Inventaris op gezinnen van de Erfgenamen by Ede bécreftigen und uit te geven.  ende ADVERTISSEMENTEN. 155 Tot welke fpecifique opgeving van 't Gerede, en beëdiging van den Inventaris, ik zoude vermeinen, voorn. Arent Pehninck zo veel te meer verpligt te wezen, om dat uit het gededuceerde op de eerfte vrage is gebleken, dat hy incapax zynde geweeft, ten tyde van het overlyden van zyn Vrouw, de Teftatrice in dezen, om den eigendom van het Gerede uit haar Teftament te konnen genieten, tén dien opzichte, het Teftament vervallen en geëvanesceert, en dat point is worden geredigeert, ad caufam inteftati. Waaruit dan, ten aanzien van het twede lid, van die twede vrage, by verder gevolg komt te proflueren, dat hy Arent Pennink gehouden is, adie de Gerede Goederen, geene uitgezondert, "uit te keren en te laten volgen aan voorfz. IVillemina Beunink, als eenige Zufter, en alzo Erfgenaam ab inteftato van zyn overledene Htiysvrouw, Geertruid Beunink. Gelyk 't zelve alzo by den Proyintialen Hove van Gclderlant, op den 24 Febr. 1717. in de vooraangetogene Appellations zake is worden verftaan, en dat wel in dezer voegen: dat de Verzveerderfe in prima in (lant ia (zynde geweeft de Wed. van Goojjèn Aartfen) na voorgaande Maaggefcheidinge gehoif* den is, aan de originele Aanleggeren te extraderen, ende over te geven, de Gerede Nalatcnfchap*, by haar overleden Man Zal. Gofen Aartfen door dode ontruimt, met al het gene tjot het Gerede eenigzints gerekent kan zvorden. En of wel de zaak daar door vervalt tot dien cas, dat die Teftatrice pro parte teftata & pro parte intefata zoude zyn overleden, kan zulks in dezen geen verandering geven, dewyl 't zelve moribus noftris kan en mag aangaan, als getradeert word by Groenew. de legib. abrog. ad tit. In ft. de hered. inftit. §. 9. num. 3. & DD. ibid. allegg. Aldus by my onderfz. falvo meliori Jèntiemium judicia geadvifeert binnen Arnhem den 5 Jun. 1728. (uBas Reteltni) G. op ten NOORTH. Va . 4d'  i$6 CONSULTATIEN, ADVYSEN XIII. Beding van retour in Huwelykfche Voorwaarden is voor geen revocatie van een Teftament te houden. CASUSPOSITIE. H/fciria van Geyn, hebbende een heelen Broeder, genaamt lVl Dieder ik van Geyn, en nog twee halve Broeders, maakt voor eenige jaren by Teftament alle hare Goederen aan haaren heelen Broeder, Dieder ik van Geyn; Eenige jaren daar na, komt voorn. Maria van Geyn zich in den Huwelyken Staat te begeven met Jan Mooyen, den Jongen, tot Harderwyk, en bedingt by de Huwelykfche Voorwaarden, den 24 Jan. 1738 binnen Harierwyk opgerigt: Dat de Conjugale gemeenfehap der aangebragte en aan te ervene Goederen worde uitgefloten, en alleen winlt en verlies zal gemeen zyn; voorts, dat, geen Kinderen uit dit Huwelyk geprocreëert wordende, de wederzydfche aangebragte ende aan te ervene Goederen retour fubject zullen'wezen, en ten wederzyden keeren en gaan, daar die van heen zyn gekomen. En kinderen uit dit Huwelyk geprocreëert wordende, dat 't van't eene Kind op't ander zal verlterven, ende het laatfte mede zonder Lyfsgeboorte overlydende, na de diflolutie dezes Huwelyks, als dan de Goederen, van weerkanten aangebragt, zullen gaan en devolveren, na die kant,'waar van daan derzelve zyn gekomen. , Maria van Geyn alnu voor eenigen tyd overleden zynde l zonder Kinderen'na te laten, als mede, zonder eenige nadere dispofitie over de fucceflie van haare Goederen gemaakt te hebbeu, ZOO IFO R D GEDRAAGT: Wie tot derzelver Goederen en fucceflie beregtigt is, of den  ende ADVERTISSEMENTEN. 157 den heelen Broeder van de overledene, Diederik van Geyn genaamt, in het geheel, ofte te zameu, den voorfz. heelerï Broeder, met de twee halve Broeders, yder voor een geregt derde part ? Gezien by my onderfz. Regtsgepromoveerde, en Practiferende Advocaat voor den Hove Provintiaal van Gelderland, bovenftaande cafus pofuie, en die daar uit voorgeftelde vrage, zoude, onder correctie van beter gevoelen, van opinie wezen, veritate fa&i prcefuppofttd, dat tot de fucceflie en nagelatene Goederen van Maria van Geyn, getrouwt geweeft aan Jan Mooyen, denjsngen, en nu onlangs overleeden, alleen beregtigt is derzelver heele Broeder, Diederik van Geyn, uit hoofde yan het Teftament, voor eenige jaren gemaakt, by haar Maf ia van Geyn, alzo het tegens woord ig na de Ordonnantie op de Teftamentmakinge, in 't Quartier van Veluwen geëmaneert, toegelaten is, over alle zyne Goederen, zo Gerede, als Ongerede, te telleren en disponeren, als te zien by die Qrdsnn. art. 1. 1 Hoedane Teftament, na de coftumen en wetten dezer Landen gemaakt, volkomen effect moet forteren en nageleeft worden, en van die kragt is, dat het zelfs niet door een refcript van den Vorft van den Lande kan worden vernietigt ofte verandert, L. 10. C. de Teflam. Joh. Voet. ad tit ff. dt ka's qui Teftam. fac. poft", num. 30. Maar word daar toe een expreffe revocatie vereifcht, Ordonn. op de Teftam. making op Vel. art. 19. ö5 ibid. Joh. Schrass. mm. 1. & 2. Van hoedane revocatie, door een nader Teftament gedaan, byde cafuspofitie geen woord gemeld word, en dienvolgens is en blyft het zelve Teftament fubfifteren, alfchoon dat by de Huwelykfche Voorwaarden van den 24 Jan. 1738. retour van Goederen bedongen is, in de gevallen aldaar geëxprhneert, en waar van de eerfte is komen te exteren. Hoedane beding van fimpel retour eeenzints voor een V 3 Te>  158 G ON SUL-TA TIEN , ADVYSEN Teftament kan paneren, neen maar komt alleen uit te dragen een ordre van fucceffie ab inteftato, dewelke door Teftamentaire dispofitien kunnen en mogen verandert worden, zo door de Conthoralen zelfs, als door hare kinderen Joh. Voet ad tit. ff. de paclis dotalib. num. 63. Joh. Schrass. in zyn Comment. ad Reform. Vel. cap. 27. art. 1. num. 4. ê? 5. Waarom dan ook door diergelyke Huwelykfche Voorwaarden als deze, die niet anders als een fimpel retour komen te behelzen, van de Goederen , aan die zyde, daar dezelve van heen gekomen zyn, niet kan gefuflineert worden, de Teftamenten, voor dato, door de Conthoralen of eene derzelver, in faveur van een derden, gemaakt, herroepen te zyn; want immers voor de fucceflie ab inteftato geen plaats kan wezen, zo lang een Erfgenaam uit hoofde van Teftament kan zyn , en daarom moet die generale ordre van iuccefïïe ab inteftato wyken, voor die Teftamentaire dispofitie, offchoon ouder, en is in genen deele te prsefumeren, dat de Teftatrice zoude hebben willen afwyken van haare vorige uiterfte wille, daa Dat mede een ftatut, iets pro folennitate aclus requirerende, firacipue in mater ia teftament i, ad unguem moei worden gcobferveert, Gail d. loc. & ibid. allegat. Zoo volgt van zelfs, dat nademaal, by het overgeven en 't palTeren van die quaeftieufe difpofuie, de Gerigtichryvcr of zyn Gefubftitueerde niet is praefent geweeft; Dat mede het certificaat (ftaande in dorfo van die difpofitie) door denzelven niet is gefchreven, gelyk het bovengemeltc Statut in terminis gebied. Het gemelte Teftament is te houden voor nul, kragteloos en van geender waarde, en te eragten als niet gemaakt. Cum paria fint quid non fteri, vel minus rite fteri, als te zien by Damhouder in Erichirid. parium aut fmilium juris, in verb. facere indebit e & fieri indebite. En dat vervolgens de Aanleggerfe daar uit zonder eenig fundament heeft geageert, gelyk dit in regten notoir is, en onder anderen word geleert by Voet ad tit. f, qui teftam. fac. poff. num. 28. wanneer hy zegt: Qiiocl fi vel minima defit in fcripfo vel nuncubativo tefiamen* 'to jülemnitas, qua vel lege vel NJ3. mere defideratur,inutile e(lt quicquid eo comprehenfium fiuerit. Kunnende in dezen geen veranderinge geven, dat de Stadhouder Johan van Santen, binnen de Heerlykheid Gent, fomtyts het Secretariaat mede zoude bekleden en waarnemen. Voor eerft. om dat nns hv rte ar%>n is jrehlekpn . Aot °ïr>U/in Houkens is Secretaris of Gerigtfchryver der Heerlykheid Gênt, - En nergens bewezen is, dat Gem. Secretaris ooit eenige fubftitutie op voorn. Johan van Santen [zoude hebben gepas■feett, of dat denzelven van ymand, op eenige andere wyze, wettig töteenSubftkut van denzelven Secretaris aanirefteid zou- rde zyn. Ea  i63 CONSULTATIEN, ADVYSEN En dienvolgens niet is voldaan aan de dispofitie van het bovengemelte Landregt. Willende, dat alle Teftamenten en Uiterfte Willen zullen moeten gefchieden en gepafl'eert worden, ten overftaan yan den Gerigtfchryver of deszelfs Subftituit. Voor het tweden. Om dat het Landregt di&. tit. iz. art. 5. en 9. in terminisgebied , dat alle Uyterfte Willen zullen gefchieden voor den Rigter of deszelfs Stadhouder, twee Schepenen, en den Ge* rigtfehryver of zynen Gefubflitueerden. Requirerende alzo de prsefentie van vier perfonen , dewelke overeen Teftament of andere Uyterfte Wille moeten ftaan. Welk getal niet heeft konnen verandert worden, of fchoon de Stadhouder met eenen de qualiteit van Secretaris of Gerigtfchryver hadde aangenomen of konnen aannemen. Nademaaï gemelte Stadhouder niet by magt is geweeft, om in die klaare difpofitie van het Landregt eenige verandennge te maken, maar het zelve ad literam moeft opgevolgt worden, als boven bewezen. Behalven, dat Jan van Santen, alleen in qualiteit als Stadhouder, en niet mede als Gerigtfchryver of deszelfs Gefubftitueerde, over het qua:ftienfe Teftament hebbende geftaan, en het zelve ook in geen andere qualiteit hebbende getekent, daar mede genoegzaam heeft te kennen gegeven: 5 Dat hy de qualiteit als Gerigtfchryver ofte zynen Gefubftituperden in deze gelegentlieid ook zelfs niet aangenomen, of geëxerceert heeft gehad, ook fchoon hy zulks hadde konnen doen, als neen. En dat dienvolgens deze dispofitie van Capitain Anthony Men*  ende AD VERTISSEMENTEN. 169 Rfenthen by defect van die aangetogene requifitie moet vervallen. Zynde verders van geen confideratie, dat, de Secretaris Roukens abfent zynde, die fuperfcriptie van het Teftament door Dominus Jacobus Knipping was gefchreven, vermogens deszelfs verklaringe ter replicq. fub. B. Overmits Dominus Knipping geen Secretaris of Gerigtfchry-ver, nog ook geenzints Subftituit van denzelven is. Dat daar en bovengemelde Dominus Knipping, by het paflerên van dit Teftament, op den negenden Novemb. 1704. al mede niet is prajfent geweeft, als uit deszelfs verklaringe fub B. hier voren aangetrokken, te vernemen is. En by gevolg daar mede aan het Landregt der Vier Boven Ampten, requirerende in fpecie, de prsefentie van den Gerigtfchryver of zynen Subftituit, by het pafferen van een Teftament, als mede NB. deszelfs eygenhandige fuperfcriptie of certificatie op het Teftament, niet is voldaan. Gelyk zulks niet alleen uit het vorige klaar is te zien, maar ook in het breede gededuceert word by Voet. ad tit. ff. qui testam. fac. pojf. num. 28". Alwaar hy aantoont, dat een Teftament, na de Hollandfche wetten moetende gemaakt worden voor Notaris en twee Getuygen, of voor twee Schepenen en den Secretaris, niet kan beftaan, Wanneer het zelve voor een Secretaris, geen Notaris zynde.,' of voor vier Getuigen zonder Notaris, was opgerigt. Zodanig, dat nog de Stadholder Johan van Santen, nog Dominus Knipping, de plaatze van den Secretaris of Gerigtfchryver tot Geniet hebben waargenomen, nog ook in dezen hebben konnen waarnemen. B.£>eel Y Ea  i7o CONSULTATIEN, ADVYSEN En overzulks dit Teftament, zynde van die getuigen ged'eftitueert geweeft, welke, volgens het meergemelte Landregt, .by het oprigten van dien, hadden prafent moeten wezen, van geen effect kan zyn, nog voor valide in regcen paiïèren. Gelyk zulks by dte Schrifturen van den Verweerder verder e$ breder geëxtendeert bevonden word, waar toe-wy ons kort* heidshalven refereren. De koften van dit proces zyn by ons gecompenleert. Om dat de Aanleggerlè, voor zig hebbende een Teftament, voor den Stadhouder der Heerlykheid Gent en twee Schepenen opgerigt, eenige redenen voor zig heeft gehad, om, tot uaarkominge van die dispolitie, den Erfgenaam te konnen aCtioneren en aaufpreken.. Dat zy vervolgens als een Vrouwsperzoon pro bal Hem ignotantiam heeft gehad van die verdere requiliten, welke" tot Standhoudinge van een Teftament by 't Statuit worden veiseyicht, €um famink jus ignorare fitptrmiffum, al,s te zien in L. Cf,, in pr. ff. de jur. & faSl. ignor, i En overzulks niet kan gezegt worden, dit proces ten eene maal buiten redenen 'aangevangen te hebben. . Waarom ook dezelve in poenam temere Utigamium, qua efi' condemnatio irr expenfas, onzes oordeels niet gecondemneers zoude behoren te worden. Gelyk zulks onder anderen te zien is by Carpzov.. defin^. for.part. i. confi.. ^i.dgfin. 26. per tot.. (onderpont) Accordeert met zyn origineel, tentny-nen Comptoire als Secretaris van Cent berullende. -{mat getekeftt} JOHAN MOOR £ ES. Secr.  ende ADVERTTSSEMENTEJM. jfl XVII. Overfnccejjie ab inteftato. j Getrouwt zynde met B. verwekt by haar drie Kindere%,' jOL, en B. komende te fterven, laat na, neifens de drie Kinderen, haar Moeder C, waarna A. zig m de tweede echte begeeft met D. waar by hy verwekt een Kind, waar na A. ook koomt te overlyden, en na hem A. ook zyne drie Kinder ren, by zyne eerfte Vrouw B. verwekt zynde, als doen ter tyt nog in 't leven, zyn eerfte Vrouwe Moeder C. en zyn Kind by D. Verwekt. Nu word ge vraagt, wie dat Erfgenaam is van die drie VoorKindcren, of derzelver halve Sufter of Broeder in 't tweede Huwelyk, by D. verwekt, of C. de Beftemoeder van die VoorKinderen § Gezien en geëxamineert by my ondergefchreven, die boven ftaande cafuspofitie en daar uit geformeerde vrage, zoude, onder correctie, van gevoelen wezen : Dat, offchoon de civile wetten en regten mede brengen, dat de adfeendenten de heeleSusters en Broeders van eenm overledenen niet excluderen, maar met dezelve concurreren, en te zamen in capita fuccederen, per Authent. Defun&o Cod. adfcium Tertuelian. & Novell. ii 8. cap. 2. waar mede ook nog accordeert Het Landregt van Overyfelp. 2. tit. 6. art. 5. als ook, dat in een geval als dit, in 't welk die gene, die gaern Erfgenaam van de overledenen ware, de overledenen maar van eene kant, te weten van de Vader, en niet van derzelver Vader en Moeder te gelyk, beftaat, de Regtsgeleerden discreperen, en het niet eens zyn, hoe die lucceflle verdeelt zoude moeten worden, en op wien die zoude moeten fuccederen, als te zien by Johan. a Sande. in fu. decis. frific. lib. 4. tit. 8. def. 4. Dat evenwel in dezen die dispuiten der DD. en die civile Y 2 wet-  rri CONSUL TA TIEN, ADVYZEN wetten komen te ceiferen, doordien na de gewoonten en coftumeri van dezen Furilendom Gelre en Graaffchap 'Zutphen word geobferveert en gebruikelyk is, dat een Bellevader of Beilemoeder in een hserediteit of nalatenfchap van haar Kinds Kind fuccedeert-, met exclufie van des Kinds Kinds Broederen en Sufleren, als te zien by Frederic. a Sande. ad cons. fkid. gelr. tr. i. tit. 3. cap. 1. §. 10. part. 2. n. 19. «5? 20. lubt alt:' In allodiali patrimonia non extantibus descendentibus fuccedunt nfcendentes, ita quidem ut moribus nofiris, qui hac in re juri 'quoque romano derogant, nequidem defiun&i j'rater cum aj"eenden* te ad fuccefiionem admittatur. Zynde hier mede conform het Landr. van de IV. Boven Ampten des Nymeegfchen QjiartIers tit. 23. art. 8. Landr. van de Graaffchap Zutphen tit. 17. art. 1. Landregt van. Veluwen cap. 31. a. 2. Stadtrechtvan Zutphen tit. 31. art. 2. en 3. Ant; Mattilei. in fu. disputat. de fuccejf. in auctar. de divort. leg. & ufusart. 61. deficientibus defcendentibus afcendentes ad juccesfionem defiunSti ab mtefiato vocantur, & afcendentibus extantibus collaterales a fuccejftone excluduntur. Colerus. part. 1. deels. 47. n. 3. Het zelve is ook alzoo diverfe reizen aan 't gericht der Stad Arnhem, insgelyks aan 't Landgerichte van Veluwen in conformité van de voorgeall. plaatze, ex 11. reform. Velav.genomen, veritaan, koomende hier meede ook overeen de Saxifche Rechten en Coftumen, wel uitdrukkelyk docerende, dat een Beiievader of Beilemoeder de Broeders en Sufters van den overledenen, in 't fuccederen van deszelfs herediteit, uit fluiten. Colerus. alleg. loc. n. 4. Carpzov. in def.for.p. 3. conft. 17. def. 3. n. 4. ef def. 7. En word alzo ook geobferveert in geheel Nederland. Christin.eus. vol. 1. decif. 381. n. 10. Confequentelyk vermeyne ik ondergefr. dat, in cas fubject, de nalatenfchap van de overledene Voorkinderen van D. op der-  ende AD VERTTS SEMENTEN. 173 derzelver Beftemoeder C. alleen, me; exclufie van derzelver nagelaten Broeder of SLifter, door A. by D. verwekt, is verftorven en vervallen. Aldus by tny ondergefr. falvo aliorum judicio geadvifeert binnen Arnhem den 16 Feb. 17co. (geteèent) JOHAN van BRIENEN. XVIII. Advys over drie voornaame LeenquaeJlien. CASUS POSITIE. J bezittende een Leengoed aan den Furftend. Gelre ende jfl» Graaffchap Zutphen, ten Zutphenfen Regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, Leenroerig, waar mede ook beleent is, krygt van de Heeren Staten van Gelderland Refolutie van den 17 Aug. 1691. waar by verftaan word, dat eenige perceelen van het zelve,'in gem. Refolutie gefpecificeert, by alk verval, verf erving ende fucceffte quocunque cafu, zo zvel van Defcendenten als Adfcendenten, Cellateralen en alle andere gevallen, in zyn geheel en by den anderen ongefplit geconferveert zullen blyven, zonder dat daar van den derden voet zal uitgekeert ivorden, maar in 't geheel overgaan, als zvezende daar by, vêor zo verre de natuur van een Leen, ten Zutphenfen Regten geallereert, en by Hooggem.Heeren Staten daar t>ver gedisponeert, ordonneerende den Stadhouder van de Lenen, daar van Regifratie te doen maken, en op dien voel in het toekomende die beleninge te doen. A. komt hier op te fterven, zonder deze Refolutie ter Leenkamer te hebben doen regiftreren, ofte zig met het Leen, conform den teneur der Refol. te hebben laten belenen, nalatende een Erfgenaam, B, Y 3 R,  m CONSULTATIEN, ADVYSEN B. lant zig den 5 Juny 1695. met het zelve Leen belenen als voorheen, ten Zutpheiifm Regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, zonder gewag te maken van gez Refolutie, en fterft alzo daar op, nalatende kinderen. De oudfte Zoon C. laat de vorengcm. Landfcliaps Refolutie van den 17 Aug. 1691. ter Leenkamere in forma regiftreren, en conform dezelve, zig met het Leen belenen, den 15 July 1720. QUMRITUR. i6 Of C. gehouden is, van die pareden den derden voet aan zynen Broeder en Zufter uit te keeren ? Word nog varder gevraagt: s>B Byaldien B. ofte wel deszelfs Predeceffeuren mogten hebben verzuimt, eenige. Lenen te verheffen,'of die in de> fcheydinge des boedels van B. tuffchen C. en zyne Broeders en Zufters moeten worden geconfidereert als Lenen, en dienvolgens C. als oudfte Zoon/daar van kan genieten zyn voorregt of niet ? 3* Of een Leenheer, komende te worden eygenaar van een Leen, verheft werdende van zyn eygen Leenkamer of Leenhof, en dat by overlyden komt na te laten, het zelve als een Leen geconfidereert moet worden of niet? Gezien en geëxamineert by ons onderfz. Regtsgepromoveerden, en praétiferende Advocaten voor den Hove van Gelderland, de vorenftaande cajbs pofa-ie, en de daar uit geformeerde Vragen, zouden onder corre&ie van advys zynr omtrent de eerfte Vrage, dat C. niettegenftaande die gementioneerde Landfchaps Refolutie van den 17 Aug. 1691. gehouden is, van die daar by gefpecificeerde parcelen, den derden voet aan zyne Broeders en Zufters uit te keeren. Aangezien ons uit de cafus tojiiit gebleken is, dat die par-  ende ADVERTISSEMENTEN. 173 .parceelen uitmaken een Leengoed, aan den Furftend, Gelre ende Graaffchap Zutphen, ten Zutphenfe Regten met een pond goot geks te verheergewaarden, Leenroerig. Van hoedanen Lenen ten Zutphenfen Regten, door de outfte Zoon, of by gebrek van Zoons, door\ie outfle Dogter, aan de jonger Broers cn S lifters, den derden voet moet uit bekeert worden, Landr. der Graaf f. Zutph. tit. 17. art. 9. & fo, Sasd. adconfuet. FeuaaL Gek. tracH. 1. tit. ede niet deszelfs Erfgenaam B. die zig., volgens de Cafus poftk, op den 5 Juny 1695. alleen na de oude form en manier van beleninge, met die parcelen heeft laten inve'fteren,, ■zonder 't minife gewag te maken van die voorgeroerde refolum3 of zich daar van te bedienen. Wag£  -t76 CONSULTATIEN, ADVY&EN Waar uit wy zouden moeten befluiten, dat nog A. nog B« zig hebben willen bedienen van die refolutie, als mede niet van de verandering, omtrent de natuur van het verderf en fucceflie van die Leenparcelen, daar by gemaakt, immers zulks is niet gefchied. Niet alleen, om dat een privilegie ofvoorregt, aanymand gegeven , door het niet gebruik van 't zelve komt te vervallen, inzonderheid den laps van tien jaren, daar by komende Gail. lib. 2. obferv. 60: num. 1. Mev. confil. 2. num. 26. 6? 27. Besold. Confil. Tubing. torn. 1. conf. 4. num. 22. Christin, vol. 3. decifi. 99. n. 14. Maar wel inzonderheid mede, om dat, in de natuur der fuc•cefiie dezer Leenparcelen, in zoo verre een notabile en wezentlyke verandering is gemaakt, tegens den teneur van de vorige en oudere beleningen. In hoedanen val daar van in de nieu,we beleningen mentie moet worden gemaakt, en door den Leenman van der vorige beleninge nfftant gedaan, en in handen van den Leenheer gerefuteert, als daar van de lere te vinden is by Bort. in zyn traB. van de Hollandfiche Lenen, fiart. 5. tit. 1. 7ium. 32. & feqq. & pracipue num. 37. Schoon het na de praétycq aan de Leenkamer des Furftend. Getre ende Graaffchaps Zutphen" genoeg is, dat de Vafal zig op nieuw late belenen met het zelve, met zodane verandering, als van den Leenheer heeft geobtineert, en die verandering in de nieuwe belening doet influeren, zonder dat 'er voor af nodig is een refutatie of afitand van het leen, tn manus domini. Immers ten minften moet van zodanige notabile veranderingen mentie gemaakt worden in de brieven van inveftiture, op ' dat daar van kan coniferen, als mede van de toeftemminge en approbatie van den Leenheer en Leenman in die verandering Bort. dici. loc. Rosenth. de feud. cap. 6. coml. 60. num. 16. ■ Te  ende ADVERTISSEMENTËN. -77 : Te meer, dewyl door zodanige veranderingen een oud Leert tot een nieuw gemaakt word, als Christin, getuigt in decif. Belgic. vol. 6. decif. 3. num. 27. & 20. En ook, om dat uit de brieven van inveftiture, de kragt en natuur van 't Leen moet blyken. Paris de Put. de redinte- frat. feud. in prooem. num. iï'. Bort. dici. tit. 1. num. 18. Ienr. Kinschot tracl. 7. de licent. teftand. de feud. cap. 8. num. 3. En gelyk een beding de natuur van een contraéi: verandert,' alzo verandert ook de inveftiture de natuur van de Leenen, Paris. vol. 1. confil. 12. num. 10. Hartman. Pist. lib. 2. qucejl. 1. num. 3. Besold. confil. Tubing. vol. 6. confil. 265. num. 1. Zoo dat zonder dezelve geen reëel regt tot eenig Leengoed verkregen word, als zynde ten hoogften nootzakelyk, en van de wezentlykheid, zo wel van een oud, als van een nieuw Leen. Gothofred. Anton. jus fcudal. difput. 8. thef. 1. lit. C. & ibid. alleg. Christin, vol. 6. decif. 3. num. i.Bort. van de Hollantfe Leenen tra&. 5. tit. 1. num. 8. Hallam f. Confult. 3. deel. confil. 99. num. 2. 3. en 4. Ulrechtf. confult. part. 2. conf. 3. n. 8. & 9. - Waarom ook de Feudiften leeren, dat, offchoon den vorderlyken eigendom van een Leen ook door de fucceftie alleen' fchynt over te gaan op den Erfgenaam, egter dien eygendom als dood word geagt, en zonder werkinge, zoo lang het Leen piet verheft is, ja dat het zelve vergeleken word hèreditati jacenti, die niet aanvaard is, waar over niemand kan disponeren, Hollantf. Confult. dici. confil. 99. num. 5. & 6. Dat ook nog daarenboven zodane beleninge, en regiftrature van die refolutie, in de Regifters der Vorftelyke Leen Kamer ten hoogften noodzakelyk is, om te konnen weten, van wat natuur en hoedanigheid die Lenen zyn, en hoe de fucceflie van dien moet gereguleert worden, eh on dat die Regifters haara -% Z ' vol-  i?8 CONSULTATIEN, ADVYSEN volkomentheid in allen delen erlangen, tot narigt en feenriteit van een yder, en in fpecie van den Leenheer zelve. Waarom ook de Ed. Mog. Heeren Staten dezer Provincie; by het accorderen van die privilegie , omtrent de fucceflie van die parcelen, wel expreife den Stadthouder van de Leenen hebben geordonneert, daar van regiftrature te doen maken, en op dien voet in het toekomende de beleninge te doen; 't welk met deze moderatie moet verftaan worden, te weten, als A. als Leenman zulks kwam te requireren, en die refolutie en daar by geaccordeerde privilegie kwam te vertonen, en de belenii;ge in conformité van dezelve te verzoeken. Doe nog A. nog deszelfs fuccefleur B. dat niet gedaan hefc bende*, zo fchynt het ons toe, dat zy haar van die privilegie niet hebben willen bedienen, maar daar Van hebben afgezien. 't Welk zy hebben konnen doen, als zynde ten haren verzoeke en gunfte verleent, Rosentii. de feud. cap. 6. coach 69. num 24. & feqq. Zo dat die parcelen gebleven zyn van diezelvenatuur, als van Ouds,enals alle de Lenen ten Zutphenfen Regten zyn, en alzo door overlyden van B. gedevolveert, als van ouds, te weten het gehele Leen op C, mits aan derzelver Broeders en Zufters uitkerende den derden voet, of behoorlyke verftoringe daar voor doende. Welk jus quafitum C. door die regiftrature van die refolutie van den jaare 1691. in den jare 1720 bezorgt, en de belening in conformité van dezelve als doen mede geobtineert, nieC heeft konnen benemen, quia ncmini jus quafitum aufevri potefi^ ne quidem per. Principem Mev. confil. 49. num 18. & 10, Schracer. part. io.fe&. 10. num. 97. & 106. Inzonderheid, daar de beleningen altyd gefchieden, voorbehoudens een yder zyns goeden regtens, welke claufule van dat effecï is, dat een Leenheer, ook in zodane vallen, waar in hy een derde zoude konnen.prsejudiceren, verftaan word, dezel»  ende AD VER TISSEMENTEN. i?$ ve geen nadeel te hebben toegevoegt, Schrader. de feud, part. 5. cap. 2. num 48. & 49. Belangende de twede vrage, vermeinen wy, offchoon B. ofte deszelfs Prasdeceffeuren mogten verzuimt heÉben, eenige Leenen te verheffen, dat die zelve Leenen egter, 111 de fcheidinge des boedels vanZ?. tuflehen C. en zyne Broeders en Zufters, als Leenen moeten geconfidereert worden, en dat dienvolgens C. als oudfte Zoon zyn voorregt daar aan competeert. Want, of wel by de gemeene Leenregten is geprsferibeert den tyd van een jaar en zes weken, om binnen dezelve, na openvalling van't Leen, vernieuwing van inveftituur te verzoeken , by poene van verval van het zeive Leen, zoo is nochtans die ftrengheid van dat regt door onze gewoontens zeer gematigt, zodanig, dat een Leenman of deszelvs voorzaten, door een fimpele nalatigheid verzuimt hebbende, de vernieuwing van de belening te verzoeken, derzelver Succefteur volftaan kan, met het betalen van een dubbelt Heergewaad, voor yder verzuim en fterfval, Sand. ad confuet. feudal. Qelr. trabt 2. tit. I. cap. 3. num. 9. & 10. & cap. 5. num. 8. Bort in zyn tracl. van de Hollandfche Leenen part. 6. tit. 4. cap. j. art. 4. num. 2.6. . , als mede uit des Verweerders produéten ter Antwoord fub A. en B en ook nog uit het produft ter Aanfpraak, van den Impetrant zelve overgelegt fub A., bevonden hebbende dat cue oblatien en prefentatien des Verweerders daar in hebben beftaan : Dat hv Verweerder niet alleen fimpliciter en vrywillig verklaart, om dien Inventaris naar vereifch van het Landregt der Graaffchap Zutphen tit. 3. art. 5- met eede te wftlen corroboreren, Maar nog daarenboven, tot een blyk van goede trouw en eerlykheid; en uitfiuitinge van allen bedenkelyk bedrog oftereert, Dat de Impetrant (indien zig gemakkelyk betonen wilde)  ende ADVERTISSEM ENTEN. 1&3 in het fterfhuys konde komen, om alles, wat den boedel en deszelfs effecten aangaan mogte, te helpen nazien en reguleeren, ten einde om door znlken middel tot een voillagene ken* niffe van den gehelen Staat des Ouderlyken Boedeis te komen; Gelyk ook nog, dat hy Verweerder wei lyden konde, indien'er nog iets aan zynen Inventaris ontbreken mogte, dat 'er een tertia perfona met beyder parthyen believen mogte verkoren worden, ten eynde, om op gemeene kollen den" geheelen boedel na te zien, en des boedels effecten fpeciliquer tc vertonen, defcribcren, en in 't ligt te brengen. Zoo hebben wy vervolgens ex atlis, en wel fpecialyk uit het product ter Aanfpraaky«£ A.> bevonden, dat, (na dat de voorfchrevene fententie fub D. in judicia rite geprommticerr, en by, manquementof omiffie van Appel, in térmim ad introducendam appellationem prafixo, in rem judicatam ergaan was) de Impetrant den Verweerder voor dit WelEdele Stadgerigte heeft doen citeren, en op den io Maart 1719. of een maand na de pronunnatie gemelter fententie van denzelven judialiter geëyfcht, om behoorlyke aliegginge, en belledinge van zynen overgeleverden Inventaris niet eede te doen, om, zulks gefchiet zynde, met den anderen, tot behoorlyke fcheidinge en deilinge te konnen treden, alles ingevolge het Landregt tit. 3, art. 5. en zyns Verweerders gedane oblatien in aclis. Dat ook de Verweerder zig daar op vaardig geftelt heefr, en //lico gerefolveert is, om dien in aclis van hem geöffereerden, en nu van den Impetrant gerequireerden boedel-ëedt, folernneelyk coram facie hujus Judicii, en ter praafentie van denlmpetrant, en beiderzyts Advocaten, af te leggen ; Gelyk hy die, uitwyzens het extrafi protbocoUair ter aan* fpraakya^ A.3 dan ook afgekgt heeft, onder deeze ampie betuiginge: Dat zynen overgegeven Inventaris, als een eerlyk man, ter  04 CONSULTATIEN, ADVYS EN goeder trouwe, na zyn befte kenniffe en wetenfchap, ende zonder arg ofce lift, heeft ingeftelt, en dat ook nog in allen deelen aan de Sententie van den io February 1719. wilde voldoen, en alle zyne , zoo by den Inventaris, als de Antwoord en Duplicque der vorige procedure gedane offertes , adimpleren. ■ Dat dezen boedel-ëedt, invoegen en manieren als voorfchreven, afgelegt zynde, zondereenig conteft, of die wel en na behoren, en conform de requifiten regtens, afgelegt was, en dienvolgens den weg gebaant zynde, om tot fcheydige en deylinge van den ouderlyken Boedel te konnen overgaan, vid.'t Landr. van de IV. Boven Ampten van 't Qjiart. van Nymeg. tit. 16. art.^ 6. Qjioniam conf ebt io inventarii, ejusque confirmatie per juramentum, efiprceparatoriumjudiciifamilice ercifcunda. Joh. Voet. ad tit. ff. famii. ercisc. n. 3. cj? in fuo tracl. defam. ercifc. cap. 3. Chïust. ad Leg. Mechlin. tit. 16. art. 40. n. 3. Hebben wy nogtansniet bevonden, dat de Impetrant iets ondernomen heeft, 't welk tendeerde, om tot die fcheydinge en deylinge te geraken, niet tegenftaande, dat hy den boedel-ëed na zyn voorgeven op den 10 Maart gerigtelyk geëyfcht, om, die afgelegt zynde, daar na tot fchiftinge en deilinge des Boedels over te treden; Ook zoo en hebben wy niet bevonden, dat hy Impetrant^ naar 't afleggen van jmeergemelden eedt, zyn devoir heeft gepleegt, om (indien hypofi latam fiententiam, ac praftitum juramentum met de geinventarileerde Goederen en effecten nog niet vergenoegt wezen konde, of wilde) 't een of ander judi* CiaUter te ondernemen, om te geraken tot het effect, en de actuele daarftellinge, van 't geen de Verweerder by zynen Inventaris, de Schrifturen der voriger Procedure, en laaftelyk, by 't afleggen van zynen boedel-ëedt, iterativelyk had geoffereert; • Zynde te noteren, dat hy Impetrant 't effect van die offertes  ende ADVERTISSEMENTEN. rfg ftès alzo wel heeft moeten bevorderen, als de aflegging van dien meer gementioneerden boedel-eed, welke een Erfuitèr, na Landr egte tit. 3. art. 5. in verb. op gezinnen der Erfgenamen enz. niet eerder behoeft te prefteren, als wanneer die door de • Erfgenamen of Geintereffeerden gevordert word. add. 't Stadtr van Zutph. tit. 7. art. 5. Landr. van Veluio. cap. 34. art K. ibidemque Schrass. in fuis comment. num. penult. & uit QiRisT. ad Leg. mechl. tit. 16. art. 42. num. 2. Voet de \ fam. ercifc. Cap. 3. n.,"p. -En zulks om redenen, dat de Verweerder, door zynen eed fecuur zynde, tegens alle bedenkelykheden van bedrog en kwa- • dentrouw, de quo mferius plura, niemand als hem Impetrant \ daar aan gelegen was, dat de voldoening van die offertes wierde geëxequeert; Want, hy alleenig de man zynde, dewelke querélleerde ovet de incompleet en onvolmaaktheid van den Inventaris, en welke 1 by fententie, uit kragt van des Verweerders offertes, in aclis open gelaten was, om, fi vellet, of door hem zeiven, of door , een derden te onderzoeken, of doen onderzoeken, of'er meer Goederen van den Boedel voor handen waren, e\\ in r er um natura, als erby den Verweerder geinventarifeert waren, heeft dienvolgens 111 zyn eigene vrye dispofitie en willekeur gehad,'om in het fterfhuis, agtervolgens de oblatie des Verweerders, ter Antwoord ^ ^.en B. ervintelyk, te compareren , en aldaar te ondernemen , wat tot eene verdere en volkomener ontdekkinse van den Staat des Boedels, en de uitvindinge van meer Boedel Goederen., oordeelde te kunnen ondernemen; _ Gelyk 't ook alleenig aan hem geftaan heeft, om aan zyn .Zwager, dezen Verweerder, een ander eerlyk perzoon voor te ftellen, of denzelven te reqmreren, dat .'er een zodanig oerzoon,met beiderzyds aggreatieen goedvinden, genomineert en ^igeert wierde, dewelke in het fterfhuys mogte komen , om' :aldaar ipecifiquer en pertinenter de Boedel effecten op te -ne^rrr'^6 fchryven> en in't ligt te brengen ; {II Deel ! AV^ ' 5 w  ï86V C0NSULTAT1EN, ADVYSEN Immers, zoo hy Impetrant, den Verweerder, tot het eene of andere als voorfehreven, gerequireertt hebbende, daar omtrent floot, of een repulfam geleden hadde, zou onzes oordeels dezelve veel beter gedaan hebben, zig eo cafu aan een WelEdelen Gerigte te addrefferen, en refpectueufelyk te verzoeken, om daar omtrent, ingevolge 's Verweerders offertes in ante, aclis, en de daar op gehomologeerde en in rem judicatant ecgane fententie, te mogen voorzien en ordonneren na behoren; Als zig,* naar verloop van meer als anderhalf jaar, dat de meeraangehaalde Sententie is gepronuntieert, en den Bnedelëed door den Verweerder gepraïiteert, tegens dezen Verweerder, (welke ratione affinitatis zoo na aan hem verbonden en verknogt is, dat zig zelfs Broeders kunnen noemen, ) van een nieuwe actie, alleenlyk tenderende, om denzelven by zynen territorialen Heer, en d'Overigheid, in de uyterfte ongenade, en by alle eerlykemenfchenin oneer, te brengen, te bedienen; Voornarnentlyk, dewyl wy niet geloven kunnen, overmits •ons daar van niet de minfle fchyn of bewys is voorgebragt, dat het waar zoude zyn, dat de Impetrant, poft latam fententiam, ac praftitum folenne juramentum, veeleminlyke, zoojudiciele, als extrajudiciele aanmaningen, by den Verweerder vrugteloos zoude gedaan hebben, om tot behoorlyke fcheidinge en deilinge des Boedels te geraken, gelyk hy nogtans zyne Citatie van den 11 Oétob. 1720. op dit fpecieufe, dog onbewezene, en onwaarfchynlyke prsfuppoofl heeft weten te ïmpetreren, en daar door, als mede met het allegaat van den 5 articul van den 3 titul onzes Landregts, zynen toeleg , die allereerfl met de overgifte van zyn Aanfpraak is ontdekt geworden, tot daar en toe heeft weten te verbergen. Wy hebben dit kortelyk moeten pramiitteren, om dat het ons bekwame occafie en ruyme floffe geven zal, om den geheelen handel van den Verweerder, in 't inventanferen van de Boedel Goederen gepleegt, te juflificeren, immers van alle kwaad nabedenken ofte argwaan te punlieren) ook zodanig,  ende ADVERTISSEMENTEN. tZf dat die nieuwlyks tegens hem gefabriceerde actie daar door heeft moeten vervallen ; Aangezien voor een Inventarifant, immers die altyd ter goeder naam en faam geftaan heeft, alle prafumptien van regte zyn militerende, gelyk de vorige Heeren Continenten ex Berlich. deck. 160. num. 15. & Carpzov. def.for. part. 3. confi. 33. def. 8. num. 8. ook te regte hebben aangetekent; Zoodanig, dat een Erfgenaam, ofymant anders, daar by belang pretenderende, den uitgegevenen inventaris moet aannemen, of bewyzen, dat de Inventarifant in descriptione, five annotatione bonorum bcsr.editatis dolo molo geverfeert heeft, Schrass. ad Reform. Velav. cap. 34. art. 5. num. 13. Landr. van Nymeg. tit. 16. art. 5. juncl. art. 8. Voornarnentlyk, zoo wanneer den Inventaris met eede is gefterkt, Bere. & Schrass. dd. II. Christ. ad leg. Meche. tit. 16. art. 42. num. 3. Om dat, door 't afleggen van dien eed, den Inventaris'gezuivert word van allen kwaad nabedenken. Voet de fam. erciscund. cap. 3. num. 7. En om dat die Boedel-ëedt nergens anders toe geëxcogi teert, en van den Wetgever geinftitueert is, als, om daar door te excluderen en te pra;caverenalle bedrog, en kwade Hukken, met 't verbergen, verdonkeren, en verbrengen van de Boedelgoederen. Voet d. I. num. 1. Wissemb. ad tit. ff. expilat. hared. num. 28. Invoegen dat, naar den afgelegten boedel-ëedt, hetparthyen vryftaat, om tot fcheidinge en deylinge des Boedels te progredieren. Landr. van Nymegen tit. 16. art. 6. Zoo dat dan den Verweerder in dezen, door zyne depofitie van eede, op den overgeleverden Inventaris gedekt moet worden tegens alle prsefumptien, die voor heen tegens-hem A a 2 zou*  M88 CONSULTATIEN', 'ADVYSEN "zouden hebben kunnen ingebragt worden, dat hy in Inventdrifando niet ter goeder trouwe zoude gehandelt hebben; ••- En daar door re meer, zo-) niet ten vollen, moeten verfterkt : worden zy-ns Verweerders aftertien en herhaalde betuigingen 'tri aclis prioris proceffus(voor zo veel ons die uit de redenen van .'t ad vis fub D. ter Antwoorde van dezen proceiïè geappliceert, openbaar geworden zyn,) dat namentlyk zynen overgeleverden Inventaris comprehendeerde de gehele ouderlyke nalatenfchap. Creditor enim ad har&dem^ qui confecit inventarium, alia bo' rut iefünbfi non perveniffè, nifi deferrpta in inventario, & propterea fe rem aliquam prater defcHplas non habere, uti per aucto- • ritató/n.:BALi>i. daoet, Menoch. deprafumpt. lib. 6. praf. 61. num. 6... -; * Voornarnentlyk, om dat wy niet konnen geloven, dat een, ■ man, ter goeder naam en faam ftaande, (gelyk dit van den Ver- • wcerder gepofeert, en van den Aanlegger niet gecontradiceerr, .maar genoegzaam geftendigt zynde, voor. waaragtig moet gehouden worden,) zig, door ,'t te rug houden of occuiteren van . eenige Boedelgoederen , aanmeyneed, of een valfchen eed zoude willen Ichuidig maken, en zig zeiven, om een broksken goeds te min of te meer, beladen met Godesregtveerdige ftraffe,. tegens de fchenders van zynen allerheyligften naam, in zyne -wet op Sinai, en doorgaans in de heylige bladeren, uitgefpro* rken,.waar van ook te zien by het Landregt tit. 6- art. q. Quilibet enim prafumitur bonus, ac memor falutis aternet. arg. L. uk. Cod. ad Leg. Jul. repetund. cap. liter as. X. de pra'Juinpt. Aimon Cravett. conf. 17%. num. 6. Escob. de ratio''«/.. adminftr. cap. 11. num. 31. Fab. in Cod. Sabaud. kb. 9. tit. 13. num. 2. & 4. in not. alkg. L. 5. §. 6. ff. de re mikt, Ita ut jurans fciens prudensque veritatem magis quam falfita'tem dicere pafumatur. Idem- Fab. lib. 1. tit. 3. num. 20. Ma» 'noch.' de prat. lib. 1. quaft. 77* num. 16. • « i K Nam  I ende ADVERTTSSEMENTEN. rS*> | Nam jusjurundum efi aliquid mere jpirituale, cum fit vincw turn religwnis. cap. heit. de jurejur. in 6. ■ • Inzonderheid, zoo wanneer in dezen gelet word, dat de Verweerder den eedt tot confirmatie van den Inventaris apud «ff* wel vry willig gepnefenteert, dog de aflegginge van dien «venswei met eerder gepraefteert heeft, als wanneer hy daar toe van den Impetrant geciteert, en daar toe van wegens denzelven nader en gerigtelyk gedongen was; ' Waar uit profluerende eensdeels zyns Verweerders bereydwilligheid, om zyne goede trouw, in deficribendis bonis hteredi* tartis aangewend, meteen duren en dieren eed te beveiligen tot weguemmge van alle hamutie, en kwaad vermoeden ter contrarie; En anderdeels deszelven fmceriteit, omtrent de daarftellinge : en adimpletie van zyne oblatie tot beëdinge des Inventaris, die hy nooyt met pracipitantie en lolligheid heeft willen onderne» men, dog zyne belofte daar omtrent ook nooyt willen intrekken, wanneer tot de daarftellinge en voltrekkinge van dien ip: rei fideliter gefit a fidem jufté gevordert wierde ; . Invoegen dat, op zyns Verweerders eed moetende geftaan 1 worden, dienvolgens ook voor waaragtig moet worden aangenomen, het geene hy op den io Maarc. 1719. plegtelvk be> zworen heeft 5;, ■'■:>?? Om dat den eed onder de menfchen is ingevoert, tot bevefti-'ging van waarheit en trouwe, en uti habet DivinusScriptor ad' ILebreos Cap. 6. vers. 16. een eynde maakt van alle tegenfpre-ken. add. L. i.f. de jurejur. §. 11. Infl. dt uBieïeden£°Uden ^ ^ **** Van '£ ^~riI den .JlI?e5a;rechi-n notoIr ende fa* expediti' omnem rdlicee mdefun&i hareduatem occupat éel aliudquid aalSJS^L C quibus & quando quarta par. Baedus in L 1■ r 5 f *» * ^ de nolerc, in tmti '  %o6 CONSULTATIEN, ABVYSEN . n 47. Hartmann. Pist. obf 133, «• I- CoLER' * procejf. execut. p. 1, c- 2- *• 233- rnnfeauentelvk, zo hebben wy deVerweertieren, tot 't overwSïigen Inventaris binnen den tyd van zes weeken SS^coSnegren, als zynde denzelven termyn conform * Veluwen tit. 34. öff. 5. * 7onder dar ons op eenigerhande manieren heeft kunnen moveS de contSe a'ilegatfen van de Verweerderen, uit kragt van 't aangetogene Teftament van haren zal. Broeder. Dewvltfy geoordeelt hebben, dat 't poinét. van leveranUewyt wy s inventaris, een preliminair poinct was, het ^IS^ÏÏIl vvordèn geprefteert door eenen Erfuiter. Nietall-en, om redenen, dat zelfs geleende Goederen in den JNietaueen, um ^ » i1PCificeert. cum res alience depoji- toont. „verleden ^«J^'^L™ Inventaris eerft voor al onderzoeken geftaai, evenwel au men Goederen de be- 7onder dat hier tegens doen konnen de allegatien der twee fememlen, t'eyndens'de Duplicque der Verweerderen geanne&eert. Want boven dien, dat wy geenzins geloven konnen dat de aZ in die zaken van dezelve natuur geweeft is, als in dequeftie m die zaK.r. van uc* inwilligmge van par- zen, en dat ODge^t-t ^oor^ rejenen, K^odSg^oS J geworde/te fententieren , gelyk by de gemelte fententien is vermeit * ^  ende ADVERTISSEMENTEN. 207 _ Ende na rechten ook notoir en kennelyk is: quod diverfitas circumftantiarum dtverfas quoque definitiones defideret, cum jus in cauja id eft fa&o & fa&i cognüione pofitum fit, ut Alfenils aut hor efi, fip ex fa&o diverfo diverfum jus oriatur uti p. I. 52. ff. §. 2. ad l. AquiL docet. Sande in prcefat. def. Frik. Zoo is ook het contrarie doorgaans in deze Provintie pra&icabel, gelyk overvloedelyk aangewezen is, door de Impetranten, en zulks niet alleen door de fententien, het Requeft van den 26 May laan-leden geannecteert, gelyk mede de twee andere, de fchnftuur van Triplicq fub D. & E. annex, als wel pnncipalyk door de fententie, hetgemelte Triplicq bygevoegt/?^. L.A. Volgens dewelke den Verweerder, tot leverantie van Staat ende Inventaris, gezegtword, gecondemneert te zyn, ingevolge van den Willekeur, en niettegenftaande de gedane gifte. Hoedanige Willekeur, van dewelke de Schepenen by dezelve fententie komen te getuigen, als conform de pra&ycq ende gewoonte, by ons heeft moeten worden in judicando achtervolgt Ende dat te meer, dewyl de voorfz. Willekeur het Landregt van Veluwen cap. 34. art. 6. is conform, welk Landrecht van Veluwen, in cas waar geen .fpeciale Willekeur van is, tot Harderwyk, gelyk in alle andere Steden op de Veluwe, voor een wet word gehouden, en de cafus daar in gedecideert in judicando achtervolgt. I WY hebben dan om redenen voorfz. het dispuyt over het aangetogene teftament, mitsgaders de fcheydinge en devlinge desLoedels, tot die tyd toe in ftaat gehouden, Tot dat de leverantie ende beediginge des boedels eerft en voor al zoude wezen geprsemitteert ende voorgegaan, na dewelke, als het fundament des boedelsfcheydinge zynde, alle onverhoopte qu*ltien en geichillen zullen konnen worden gereguleerL Ende aanbelangende de koften dezer procedure, en de con- üib»  ao3 CONSULTATIEN, ADVYSEN fultatie, met allen den aankleven van dien, dezelve hebben wy niet alleen gecompenfeert, om redenen van de Naverwantfchap van deze litigerende parthyen, door dewelke een Richter behoorde bewogen te worden, tot compenfatie van koften, uti p. I. put. ff. de jur. dot. & l. 22. ff', de re jud. docet. Fab. ad l. 7. c. de f ruft. & Ut. expenps def. 63. Neen maar ook, dewyl de Verweerderen, door productie van het teftament ofte aéte van gifte, mitsgaders de twee fententien, de Duplicq annex, aliqualem habuerint juftam caufam litigandi, quam juftam caufam non folummodo parit quccftionis obfcuritas & probabilis ignorantia, fed cV ambigua juris controverfi interpretatio, difcrepantibus fententibus. Guid. Pap. quaft. 277. Rbbuff torn. 3. reg. conf. tit. de expenf. art. 1. n. 30- XXIII. Over Concurrentie en Praeferentie. Ïq zaken concurfus & praferentia, voor dezen Ed. Scholten Gericht van Lochum, ongedecideert hangende, tuffchen de Crediteuren des Boedels van Zal. Lambert Janft'en en HendrixkenHayinckEhémdtn; Gezien ende geëxamineert de mondelyke Dingtaie van den i7Novemb. en 4.Decemb. 1677. Het Decreet des Gerichts; De Juftilicatie van Willem Hoefman; De intarlocatoire Sententie van den 18. Dec. 1677. De ediclaie Citatie van den 13. Dec. 1677. Voorts de mondelyke Dingtaie van den 29 Jann. 12 en 16 Febr. 1678. De Juftiilcatie van Adolph Saekers, endeConforten, ende andere ingebrachte fchulden, met alle overgelyde fchyn ende befcheid, ende gelet, waar op te letten ftonde; 't voorfz. Gerecht, met advys van onpartydige Rechtsgeleerden, verklaart, dat alle Crediteuren ende Pretendenten, die op die gepubliceerde ediftale Citatie nietcompareeren, ende haare actie gerichtelyk bekent gemaakt hebben, daar van ver- ftee:  ende ADVERTISSEMENTEN. aoo fteeken zullen zyn en blyven, denzelven opleggende een eeuwig ftilzwygen, ende doende recht tuflehen de andere Crediteuren, verltaat, dat uit de Koopspenningen ende effecten van den voorfz. Boedel zullen worden voldaan ende uitgerykt, de naar benoemde fchulden, in ordre ende rang als volgt: Eerllelyk, de koften, aangewent op de inventarifatie, verkopinge ende beflichtinge van den Boedel. Ten tweden, dat aan Hen* ryck Lamberts zullen gevolgt en gelevert worden, die in aclis 24 Schapen, twee gulle Koey-Beeften, en een Paart, en aan Jenneken Lamberts hare Koeyen, ofte wel die Koopspenningen, van deze beftialen geprocedeert zynde; mits dat zy beide met eede zullen verklaren, dat deze Beeften hun beiden refpeétive toeftendig en den boedel daar aan niet berechticht zy. Ten Derden, aan Jenneken Lieftinck , haar Dienftloon ad 4 Gulden, een Schorteldoeck, een nieuw Hemt, en een paar Schoenen of de waardye van dien. Ten Vierden, de Doodfchulden, namentlyk aan Hendrik Bolderman, wegens twee Doodkïften, ende in de krankheid geleverde Bieren 13 Gulden, Rutger Mafier ende Willem van Mamel, wegens die groeven bieren, ieder 12 Gulden. Ten 5. die achterftendige Verpondinge ende LandsMiddelen, gefpecificeert by de Reekening van Sweer Jo* lingh, en de Richter Jan Te Winkel, de eene ter fomme van f59 — l7 — 2 endede andereter zommevan ƒ26 — 2. alle welke fchulden, zoo wel van de Vruchten en het Gewarch des Goeds, als ook van de andere Goederen ende effecten des Boedels , proportionelyk gededuceert ende aangenomen zullen worden, dienvolgens ten 6.amJdolpt>Saekers en Con forten, eygenaren van het Erve Wolterlingh, uit de Koopspenn. van die in den Boedel bevondene Vruchten ende Gewafch, zoo verre die zelve ftrekken zullen, jure praferentia betaalt ende uitgekeert zullen worden, den achterftant van de pachten tot Petri 1677. verfchenen, gelyk by Gerichtelyke afrekeninge van den 21 July 1676. gefpecificeert is, en dan nog de pacht des jaars 1677. op Petri 1678. verfchenen, ingevolge van de PachtCedulle, dejuftificatie fub ver bo Patet byge voegt, mits dat daar aan gekort zullen worden de fomma van danig Ryxd.» op III Deel. Dd ai  £t% ' CÖNSÜLTATIËN , ADVYS EN afli-matie van Lambert %anfen door Beer ent Muller betaalt, en darTnoch 45 Gl. aan Adolph Saekers betaalt, by Quitantie van den 21 July 1676. item 3 Gl. 3 St. wegens oude Verpondinge aan de Cromwclfche betaalt, ende 12 Gl. 16 St. wegens een Extraord. half jaar den Anno 1675. op de eygenaren gezet, by aldien die betaliuge van deze twee poften op het Boek van de Ontfangers of anderzints komt te blyken, ende dat vorders de voorfz. eygenaren met eede zullen verklaaren, op deze pachten boven de afgetoogene koften niet meer ontfangen te hebben. Dat ten 7. aan den Voorzoon van IVillem Hoefman, uit de Goederen des Boedels, ook jure pmferentia uitgereykt zullen worden 75 Daalders voor zyn Vaderlyk Goed, en dan nog 50 Daalders, zoo de Moeder ende Stiefvader uit het Beftevaders Verfterf van Tonis Hoefman ende Plermen Wisfink opgebeurt hebben, mits al mede onder eede verklarende, dat hy op deze fchuld nooit iets ontfangen of genooten heeft. Ten tf. nog aan Adolph Saekers en zyne Conforten, het reftoir van de pachten, by aldien ende voor zoo veel uit de vruchten niet heeft konnen vervallen, ende dan eyndelyk de andere in aclis benoemde Crediteuren, uit het geene naar deductie van de booven geprefereerde fchulden bevonden zal worden, over te wezen, hare betaliuge ieder pro rato zullen genieten, de kotten om redenen Compenferende. Onderpont Aldus geadvifeert by ons onderfz. birts' Herenberg den 8 Maert 1678. CenwasgetekenO WILLEM van HOLT. dodl Pronuntiatum den 0 July WILH. GOSEMAN. docf. 1678. De redenen van 't gewysde zyn kortelyk deze: Het verfteck der genen, zoo haare actiën niet hebben overgegeven, is gefundeert op de edictaie citatie, feP^D^  ende ADVER TIS SEMENTEN. 211 ceertden 23 Decemb. 1677. cujus ea efi vis& efeclus, ut Credi, toribus non propon entibu s acliones fuas perpetuum imponat filentium vid. Gail. lib. i. obs. 57. num. 6. & 7. Wy hebben voor al van den Boedel gededuceert de koften van Inventarifatie, Verkopinge ende Beftichtinge des Boedels, om dac dezelve acien ftrekken rot gemeenen behoef van alle Crediteuren, en 't zy Pretendenten of Proprietarien. Christin. ad L. L. Mechlin. tit. 13. art. 15. en Jan. Sapon. lib. 10. Tit. 3. arreft. 4. Aan Hendrik Lamerts hebben wy geadjudiceert 24 Schapen, twee gufte Koey-Beeften en een Paart, ende aan Jenneken Lamerts eeneKoeye, of wel de penningen, uit dezeBeeften procederende, om dat alle dezelve by Inventarifatie en verkopinge des Boedels aldaar reëlyk bevonden ende gereclameert zyn, en die reclamenten ook door beëdigde kondfchappen die eygendom zus verre bewezen hebben, en het defect van volkomen bewys per juramentum naar rechten heeft mogen bewezen worden, gemerkt voor yder ftuk ten wynigften een beëdigde kondfchap, en alzoo femiplena probatio geproduceert is , -quo cafu quidem non folumpetente parte, fed etiam ex officio ia fupplementum deferre juramentum tenetur Bart. & D. D. per l. in bona jide 3. Cod. de Reb. Cred. & l. admonendi ff. de jurerur. cap. opurtet. 12. caus. 8. queft. 1. quopravio de perfonen ook, als aantalende haar eygen goed, voor andere moeten gepnefereert worden, quotiescunque enim in bonis debitoris invenit quts id, quod jure domini i & proprietatis ad fe per tin ere probat, five mcbile ft jive immobiie, id ei pree aliis Creditoribus reftitui debet. L. 39. vers. hanc enim & feq.ff. de pecul. I. 31. §. i.jf. de reb. credit. I. 7. §. 2.. ff. depofiti l. ft res 8. Cod. de Exhib. Vervolgens hebben wy Jenneken Lieftinck geprefereert in den eyfch van haar loon ad 4 Gl., een fchorteldoek, een nieuw hembt en een paar fchoenen, of de rechte waardy van dien, om d^t ex aclis is gebleeken, dat die zelve op het Goed D d a WoL  ■fra CONSULT ATI EN, ADVYSEN Wolterinck, tempore concurfas Creditorum & mortis Debitoris, cis dienftmaagt gevvoont heefc, nam operis famulorum teta debitoris familia, eiusque bona & facultates, unde Creditoribus fatisfieri poteft Confervantur. Carpzov. ad confiitut. Eletlor. part. i. conftitut 28. defin. 24. 25. & defin. 36. num. 5- qut diSii locis famulos tempore mortis debitoris vel concurfus creditorum in domo & couvi&u debitoris exfientes omnibus aliis debit.is, etiam funebribus expenfis cjf collectis prafert. De vordering van Hendrik Bolderman, Rutger Mafier en WiUem van Wamel, hebbende al mede als gepreviligeerde fchulden, voor de navolgende crediteuren geftelt moeten worden, om dat dezelve zyn Doodfchulden & expenfa funebres, waar mede het doode ligchaam des Debiteurs, en zyn Huisvrouw ter aarde beftedet zyn /. 37. ff. de relig. & fumpt. notijfimi autem juris c? expenfas funebres ante omnia aha deduct, & omnibus aliis debitis etiam exprefam anteriorum hyporbecam habentibusprcsferri. I. 14. § fi colonus.. I. 18. 19. 38 & 47. ff. de relig.. & fumpt fun. I. quafitum 17. ff. de bon autcor. jud. pojfidend.. Gelyk al mede naaft deze voor andere fchulden geprcfereert worden, die achterftendige Verpondinge, en Landsmiddelen, gefpecificeert by de Rekeninge van Siveer Joltnck en Lichter Johan te Winckel, nam colleSta & tnbuta pofi tmpenfas funebres omnibus aliis pref er untur l. fat is notum 4. Cod. m qmb. caus.. pign. I. 1. Cod. fi propter penfit. quib. vendit. celeb. fuertt. TaiïcmnAdo/pbSaekers met zyne Conforten, mlFillem Roelofs oï Hoefman, hebben wy in zulker voegen, als by't advys vermeid is, den ranggebrdonneert, om navolgende redenen: Eerftelyk heeft óns die peindinge en verwin , 't welk Adolph Saekers en Conforten op de Goederen van Lambcrt Jarffèn te werk gefteld hebben, niet konnen bewegen, om denzelven uit dien hoofde op den alingen Boedel eenige pr illata in prcedium rufiicum tacito pignor e obligata teneat Landr. van Rueremonde part. 4. tit. 7. num. 2. Landr. van Veluwen cap. 26.% 11. Landr. van Overyff. part. 2. tit. q c jo Christin, ad LL. Mechlin. tit. 8. art. 14. Groenwegen deLL abrogat. ad L. 5. § certi f. locatl (in welken opzichte wy de Eygenaren naait den Voorzoon wederom pro refiduo hebben geprefereert voor andere Crediteuren.) Zoo is nogtans daar tegens ook zulks , quod liberi prioris matrimoni in bonis paren turn non unius quam locator gaudeat tacito & legali bypotbeca, ut docet Berlich.^. i. concl. 67. num \%.pcr L. Cum oportet § uit. cod. de bon. qua liberts ts? /. fi 'quis prioris $ 5. in Ulo cod. de fecund. nuptus. Waar by komt, dat de Stiefvader, neffens de Moeder, in de minderjarigheid van Willem Hoefman die admimftratie van deszelfs Goederen, en die voor Momboirfchap zich hebben ondernomen, zonder denzelven andere Momboirs van de yerftorvene zyde te doen nellen, en zyne penningen hier en daar ono-ebeurt, als te weten a$ daalders van Tonis Hoefman, ende ^ daalders van Hermen Wifinck, als by deQuitantie derzelven ina&is gebleken is, ende derhalvenhyfothecatamprefentium auamfutuorum bonorum gehouden waaren, haares Zoons Vaderlyke Goederen, en die hem van Vaders zyde aangeitorven waaren, wel ende getrouwelyk te bewaren, en te conferveren, text. exprejf. in d. I. 8. § 4- cod. de fecund nupt.. Fnde dewyl dan deze legale hypotheca des Voorzoons buiten Contradictie veel ouder is, als het recht van de grondheeren, •zoo  end'e ADVERTTSSEMENTEN. 215 zoo-.hebben, wy dezelve in de Góederen des Boedels, póft deduclumpratium fru&uum, voor dezelve grondheeren na rech' ten moeten prefereren, nam inter crediiores exprcjfam vel tacitdm bypothecam babentes is jure pot lor ejl, qui prior ejl tempore, ut docet Matth. Berlich. prabl. concluspart. i. concius. 66. num. i. 2. & 6. var iis legibus & DD. aucloritatibus id confirmans. I. 2. cod. de privileg. fisci. I. 12. § duabus ff', qui potioresinpign. Cornel. Neostad. Cur Holland, decis. 35. Wy hebben Adolpb Saekers'^endc Con forten geinjungecrr, zich niet eede te purgeeren, dat zy op de gelibelleerde pachten niet meer, als die by ons advys afgetogene poften, ontfangen hebben , om dac dezelve in defalcatie en voor ontfank niet meer ingebracht hebben, als dertig Ryxdaald. ende nochtans in 't fterfhuys van Lambert Janffen bevonden is een fpecificatie van verfcheyde betaalde poften, ter fom'ma van 227 Guldens 9 ftuyvers, waarvan eene ter fomme van 45 Guldens by quitantie van Adolph Saekers bewezen is, dat ook den Debiteur Lambert Janffen pendente litè overleden, ende dia huysluiden haar quïtantie lichtelyk verleggen ende verliezen. Gelyk ook mede die betaalde oude verpondinge ad 3 Gulden 3 Stuivers, en dan noch 12 Gulden 16 Stuivers voor het extraordinair halve Jaar 1675. by de voorfz. fpecificatie begrepen, mede behoort gekort te worden, by aldien op het boek van den Ontfanger ofte anderzints blykt, het zelve betaalt te zyn, om dat zulks tot lafte der eygenaren geftelt en uitgefiagen is, en ook een pachter met oude verpondinge geenzints kan bezwaart worden. Om welke redenen ook, en om dat het Magefcheid van/F//lem Hoefman voor 40 jaareu is opgericht, binnen weiken zoo geruimen tyd veel licht 'teen of't ander daar op konde voldaan wezen, & inter conjun&as perfonas facilis fit fufpicio fraudis9 hebben wy goedgevonden, om alle zwymel v/eg te nemen, en ten eynde met veel licht de een of de ander mochte te kort komen, beyde paxihyenhat juramentum purgationis op te leggen 9  aiö f.: CON SUL TA TIEN, ADVYSEN gen, per tradita Carpzov. inprocejf. jur. Saxon. tit. 12. art. 3. § 1. num. 7. & feqq. 6? § 3. <5? § 4« Na deductie van alle welke gepriviligeerde en gehypothifeerde fchulden is notoir rechtens, by aldien nog iets overig mogkte wezen uit den Boedel, dat daar toe de andere Crediteuren, met geen privilegie of hypotheecq voorzien wezende, zamentlyk en yder pro rato debiti geadmitteert moeten worden, /. cum tibi 10. cod. 10. qui potior. in pign. &7. i2.§ 2. ff. eod. tit. De koften zyn gecompenfeert, om dat de principalen parthyen, dewelke alleen zouden konnen gezegt worden eenige kosten gedaan of veroorzaakt te hebben, yder eenig regt ad aliqua* km litigandi caufam hebben gehad, quo cafu de jure compenfantur expenfa Gail. lib. 2. obf. 52. num. 3. per text. in l. qui foltdum § etiam ff. de legat. 2. XXIV. Over een zaak , daar de vraag was-, of 'er Mynëed v:as begaan ? 4$an den Hove Provintiaal van Gelderland, Ed. Mog. Heeren! D» onderfz. fubfiftuit Momboir, in de afgelopene maand Juny ontfangen hebbende UEd.Mog. hoogftgeëerde ordres, met bygevoegde miffive van den Heer van Rofendaal, alsLanddroft van Veluwen, hebbende tot bylagen, eenige kondfchappen van twee perfoonen, dewelke yder, op diverfe tyden, regtsdraats tegens den anderen ftrydende verklaringen zouden'afgegeven, ende zig alzo aan myneedigheid fchuldig gemaakt hebben, om dezelve te examineren, enUEd. Mog. te  xnde ADVERTISSEMENTEN. 217 b,erigten, hoe hy deze zaak gefchapen vind, en verders daar omtrent te dienen van zyne confidexatien, en of zoude vermeinen, dat zig daar by genoegzaam fundament ter zake van begane meyneedigheid voordoet, om daar over aftie voor dezen Hove te inftitueren en te procederen; Vind zig verpligt, om aan UEd. Mog. ordres te voldoen * te zeggen, dat by examinatie dier Hukken heeft gezien, dat die twee perfonen, welke die twederly verklaringen yder hebben afgegeven, zyn genoemt Peel Hendrikfen en Gerrit Jat fin. Dat de eerfte, namentlyk Peel Hendrikfen, door Carel van Es/en tot Helbergen, Jagermeefter van Veluwen, op den 13 Maart 1738. gengtelyk geproduceert zynde fub A. ouder foiemnekn eede; verklaart heeft: ïs. Dat op het Erf en Goed de Peppelebomen op een avond (zo volgens de 3de Vraag Articul zou geweeft zyn in 't laaft van July 1737.) met hem zouden gekomen zyn Geurt Noeyen, Melis en Aart Gofmfen, en Comelis en Beert Jacobfen van Polen, maar dat niet wift, of dezelve yder een fnaphaan by haar hebben gehad of niet, om een wild zwyn te fchieten, zo als zy zelfs gezegt hadden, fub A. art. 3. 2«L Dat zy met de fnaphanen, zo by zig hadden, ten dien eynde uytgegaan waaren, maar weet niet, waar zy zyn gaan zitten K om dat in huis is blyven zitten A. art.. 4. 3°. Dat hy, by het vuur zittende, een fchoot heeft gehoord, maar met weet, door wien dezelve is gedaan, of waarop, en ook niet, of zy wat gekregen hebben A. art. 5. 4a. En -dat de Zoons van Gofen Mtliffen en Comelis Jacobfen nog eens met hem Deponent daar zyn geweeft, om op een wild zwyn te pallen. A. art. 6. r Waar na dienzelven Deponent op den 2 Juny daar aan volgende fub No. j. verklaart heeft, hoewel extrajudiciëel, nogtans III Deel. Ee *ma  ai8 CONSULTATIEN, ADVYSEN met prsefentatie, om't verklaarde ten allen tyden op requifitie met folemnelen eede te Herken. ia. Dat hy niet en weet, dat Geurt Noyen, Melis en Aart Gofenfen, en Comelis en Beert Jacobfen op 't Erf en Goed de Peppelebomen in't laaft van July zyn gekomen, veel min dat zy yder een fnaphaan by haar zouden gehad hebben, of dat die perfonen gezegd zouden hebben, dat zy op een Wild Zwyn zouden hebben willen fchieten; welke woorden hy niet gehoord heeft. a*. Dat hyby geval eens een fnaphaan in voorfz. huys heeft zien ftaan, zonder te weten, wien die toebehoorde, of wie dezelve in handen heeft gehad. 3S. Dat hy niemand uit voorfz. huis met een fnaphaan na buiten heeft zien gaan, veel min, dathy iets gehoord heeft, dat voorn, perfoonen voornemens waaren,, op de loer te gaan zitten , 't welk hy nooyt gezien heeft. 4°. En dat hy de voorfz. perfoonen op't voorn. Erf nooyt nuer gezien heeft, als of zy aldaar gekomen waren, om- op een Wilt Zwyn te paffen, waar van hy geen kennis, heeft, en ook onbewuft is. Dat den tweden Getuigen Gerrit Janffen op den 25 Maart ïaaftleden, ter inftantie vanwelgem. Jagermeefter van Veluwen, Gerigtelyk en onder Eeden verklaart heeft fub B. ad art5. en 6. Dat hy te bedde leggende NB. geboort beeft, dat 'er twee fcheuten des tydes gedaan zyn, en dat hy daar na, als zy weer binnen kwamen / geboort heeft, dat een van allen tegen Peel zeyde, waarom kon je zo lang niet wagten, dat het Zwyn wat digter by my kwam &c. Dat Peel en nog een van de voorn, vyf perfoonen die hem wel bekent en te Huynen woonagtig is, dog welkers naam hy niet te regt weet, te voren nog twemalen gekomen zyn aan 't zelve huys, daar zy haare fnaphanen hadden ftaan, om een " Wüd  ende ADVERTISSEME.NTEN. 215 Wild Zwyn te fchieten, en dat alle die genoemde vyf perfonen te vorea ook nog eens daar gekomen zyn, om een Zwyn te fchieten, waar toe zy al mede haare maphanen aldaar hadden ftaan. En daar en tegens mede Gerigtelyk en onder Eede fub No. 2.' ad art. 4. op den 20 May dezes jaars, ter inftantie van Melis Gofenfen cumfuis, gedeponeert heeft, dat hy die vyf perfonen met hare fnaphanen ook heeft uit dat voorfz. huis zien gaan, waar na toe hem onbekend, en des tydes geen van haar vyven op de loer zien zitten, nog ook NB. hooren of zien fchieten, maar dat Peel uit de Blauwe fchuyt en Barent (een nagt twee k drie, voor dat zy met haar vyven aan 't zelve huis geweeft waren) heeft op de loer zien zitten, en Peel uit de Blauwe fchuyt op een Wild Zwyn heeft horen en zien fchieten. Dat uit die verklaringen van Peel Hendrikfen fub A. Gerigtelyk en onder eede, en fub No. 1. extrajudicieel, dog met prefentatie, om dezelve ten allen tyden, op requifitie, met folemnelen eede te bekragtigen, met malkanderen vergeleken wordende, het den onderfz. voorkomt, dat die vier pointen zodanig tegens malkanderen ftryden, dat dezelve in genen delen met malkanderen konnen geconcilieert worden. Want in de Gerigtelyke beëdigde kondfchap fub A. ad 1. verklaart hy pofitive, dat die vyf perfonen met hem Getuigen aan dat huys zyn gekomen, om een Wild Zwyn te fchieten, zo als zy zelfs gezegt hadden. En ad 2. dat zy ten dien einde met de fnaphanen, die by zig hadden, uitgegaan waren. Daar hy in tegendeel, in die ongerigtelyke atteftatie, onder prefentatie van Eeden afgegeven, attefteert'ö^ 1. dat hy niet weet, dat die 5 perfonen op dien tyd met hem aan dat huis gekomen waren, veel min, dat zy gezegd zouden hebben, dat zy op een Wild Zwyn zouden hebben willen fchieten, welke woorden hy niet gehoort heeft. Dat hy ook pofitive fub A. art. 4. verklaart, dat zy met de fnaphanen die zyby zig hadden, ten dien einde (te weten om E e 2 een  aao CONSULTATIEN, ADVYSEN een Wild Zwyn te fchieten) uytgegaan waren, en art. 5. Dat hy by 't vuur zittende een fchoot heeft gehoort. Welke beide articulen by hem fub No.. 1. op 't 3 point worden genegeert. En fub A. art. 6. dat hy nog eens met de zoons van Gofen Meliffen en Comelis Jacobfen op dat erve was gekomen , om een- Wild Zwyn te fchieten. 't Geen hy al wederom fub No. t. op 't 4 point regtsdraats tegen (preekt: Teflis enim eohtrarius ejl, qui contraria tenaciter a/ferit. Farinac. de tejiib. quaft* 66. num. 9. Ende of wel Farinac. dici'. quaft. 66. num. 85. tradeert ex Tyndar. de teftib. lib. 2.part. 2. num. 3. dat een Getuige, die, eerft gerigtelyk geëxamineert zynde, 't eene verklaart, en naderhand ongerigtelyk't contrarie van dien, om die variatie en contrarieteit niet kan geftraft worden over falfiteit.. Zo neemt nogtans zulks de ftraffe in 'tgeheel niet weg, neen maar zoude dezen Getuigen Peel Hendrikpen over 't gunt voorfz. konnen en mogen geconvenieeTt worden, ten einde hy zoude worden gecondemneert in zodane extraordinaire ftraffe., als na omftandigheid van zaken en perfonen zoude worden geoordeelt ende bevonden te behoren. Zynde zulks ook conform de lèere van Menoch. de Arbitr. Judic. Quaft. lib. 2. caff. 31a. num. 3. alleg. Covarruv.z'» cap. quamviS, 1. part. § 7. num. 5. prope med. de pa&. in 6. Van welk gevoelen ook niet alleen fchynt te wezen Farinac. de teftib. dict. quaft. 66. num. 87. alwaar hy in byna ger lyken geval tradeert: punitur tarnen criminaliter poenaflellionatus; & etiam ctviliier ad damna & intereffe, 0 ifte teftis pjteft puniri de folo mendacio levi poena. Bshalven dat diezelve Farinac. feq. num. 90. expreffe öëlt: quando primum (vel uti bic fecundum) extrajudiciale dic- tum  ende ADVER TIS SEMENTEN. 221 turn tjfet juratum, tune, fi te (lis ijle contrarium deponat, examinatus in judicio punitur, utique de fi-dfo. Ende of wel in dezen niet werkelyk den eed door voorfz. Peel is afgeleit, alsnogtans Farinac. ibid. num. ai. requireert' 20 menteert egter die temeraire ecdes prefentatie een zwaarder correctie, als of maar fimpelyk. 't contrarie van A. had verklaart. Ende belangende den laatften Getuvgen Gerrit fan/Ten, zo verklaart dezelve heel diftinct. met betrekking tot 't gevraagde geval fiih B. ad art. 5. dat hy te bedde liggende gehoort heeft, dat er tw.ee fchooten des■■tydes gedaan zyn. Dog fub No. 2. ad art. 4. verklaart hy met betrekking tot 'c zelrde geval en tyd, dat hy tydes geen van haar vyven op de loer heeft zien zitten, nog ook NB. hoor en &c. fchieten. Beyde welke verklaringen zyn gerigtelyk, ende onder eeden -atgegeven,. van een en denzelven perfoon. /Hoedanen .Getuigen;na regten over gepleegde valsheid Hrafbaar is : Teftts enim fibt ipfi varius &> contrarius punitur de faU Jo. Farinac, de teftib. quaft. 66~. num-. 56. etiamfi varius& contrarius fit m diverfls depofitionibus, in diverjb judicio. Farinac ibid. num. 60. Waaromtrent de onderfz. geen uytviugt ten aanzien van dien laatften getuygen kan vinden, nadien dezelve van een en denzelven tyd verklaart, te hebben horen fchieten, en wel tweemaal, en niet te hebben horen-fchieten,- wetende alle de gevallen heel wel te diftingueren.. - Gebruikende daar benevens gene de minfte reden van verandering of corredhe. 1 Zo dat de onderfz. vermeenen zoude, onder correctie,- dat zig-daar by genoegzaam fundament van actie, ter zake van be^ e & gane  2&2 CONSULTATIEN, ADVYSEN gane myneedigheid, voordoet, om die voor UEd. Mog. te mftitueren, dewyl het Land-Gerigt van Veluwen geen criminele jurisdictie is exercerende, maar alle die zaken in criminalibus aan dezen Hove moeten komen. Op dat diergelyke veragters van eeden hare condigne ftraffe mogen ontfangen, en de Rigters en goede In en Opgezetenen fecuur geftelt worden, van niet te zullen worden geabufeert ende misleid, nogte benadeelt in haar Eer, Leven, Goed en Bloed. Verhopende de onderfz. fubfiftuit Momboir hier mede aan UEd. Mog. ordres ende intentie voldaan te hebben, zo zal dezelve dit zyn berigt ende confideratien met behoorlyk rcfpeél aan UEd! Mog. hoogwys oordeel en beter gevoelen fubmit teren. 't Welk Doende (was getekent) v b ' G. op ten NOORTH. X X V. Advyfen, waar by verftaan word, dat Obligatien en Pandfeilige Brieven voor Gereet Goed te houden zyn. Gezien ende geëxamineert by ons Onderfz. Samentlyke Procuratores der Stadt Nymegen, zekere Schukbrief, ter fomme van thien hondert Guldens Capitaals, op den Zevenden Maert Anno 1654. voor Johan van Bommel ende Jacob Egberts van Hobberyck, Schepenen der Vryheid Maasbommel, by Alert van den Kerckhoff, Oom ende Momber van de nagelatene Kinderen van Zal. Maria van Kerckhof ende Jacob van Beeft,  ende ADVERTISSEMENTEN. 223 Beeft, als Momber van zyne halve Zufter, Roelofken van Kerk~ hoff, verleden ende gepaïfeert; Endegevraagt zynde, ofzodanen fchuldbrief, vermits daar in bedongen, dat 't Capitaal van Jaar tot Jaar zal mogen afgeloft worden, ende ten dien einde tot onderpand gefield word, eerftelyk, eenen Rysweert met een Weertjen daar aan leggende, ende al nog de helfte van eenen Camp, genaamt de Bornmelfe Wey, breder in den voorfz. Schuldbrief bepaalt, te houden is voor Gereed of voor Ongereed Goed? Verklaren ende verftaan, dat den voorfz. Schuldbrief te recenferen ende te houden zy onder en voor gereed Goed, om redenen, dat die voorfz, onderpanden alleenlyk worden gefteld tot fecuriteit van den Crediteur, ende om, by gebrek van betaliuge van 't Capitaal ende Intereffe, 't zelve daar aan te konnen verhalen, zynde zulks niet alleen notoiren Stadrechtens van Nymegen, heen maar word ook het zelvige ten reguarde van zodanige ende diergelyke Schepenen Schuldbrieven (die men ook anders Pandfeylige brieven noemt) doorgaans in den Ryke van Nymegen, Ampte van Overbetuwe, Stad en Heerlykheid Gent, mitsgaders in alle hier omtrent leggende Heerlykheden gepractifeert ende verftaan, gelyk daar van verfcheyde fententien, in Judicia Contradi&orio gewezen, des nodig byons bygebragt zouden konnen worden. Wordende e contra voor Ongerede Goederen gehouden, zodane Schepen of Gerigtelyke Blieven, by dewelke een Debiteur aan zynen Crediteur uit zeker onderpand verkoopt, veftigt, ftedigt ende opdraagt, een Erf, Jaar of andere Renthe, om die, zo nodig, jaarlyks uit het zelve onderpand te mogen uitpeinden, gelyk men 's Heeren Thins uit te peinden gewoon is &c, Aldus by ons (onder Corredie) geadvifeert in Nymegen den. 3 Maart 16(53. JOH. rouke'NS, ADR. roukens, lamb. de haert, JOH van brecks0m, freder1k tyssen, [-jerm. daken, Jacob pels, derck roukens.. Ju  fl24 CONSULTATIEN, ADVYSEN In zaaken van Juffer Jacaba Sprontfe, Wed. van Zal. Heere Commandeur Rysivyck, Requir. ter eenre, ende Aart deReuver , voor hem zei ven, ende als Man en Voogt van Juffer Catbarina- van Berrick, eenige Dogtcr .ende Erfgenaam van Zal. Antbonis van Berrick, Gereq. ter anderen zyde: Gezien Requeft 'Bericht, Replicq, Duplicq, en beiderzyds advertiffementen van Rechten,, met allen daar by gevoegd Schyn en Befcheid, en op alles rypeiyk gelet, waar op in dezen eenigzints te letten ftonde, vermeenen wy, dat behoort te worden voorrecht erkent, dat die Requir. op de Obligatie van drie dnyzend Guldens ende verlopene Renten of ïntereüè van dien, ftaande tot lafte van dezen Quartiere, niet bevoegt is, te doen eenig arreft of bezaat, verklarende 't zelve te zyn ongefundeert, met compenfatie van koften. Redenen van dit ons Advys zyn: Dnt, volgens notoir gebruiken praétycq dezer Landen, alle zodane Obligatien van penningen, die by de refpective drie Quartieren van Nymegen, Zutphen en Arnhem, zyn genegotieert en opgenomen, tot dienfte van die Quartieren, gehouden worden voor gereed Goed, doordien dezelfde Capitaien 't allen tyden konnen en mogen worden gerepeteert, zonder eenige Contradictie; gelyk zulks van den Ed. Hove van. Gelderland verftaan ende gewezen is, tuflehen de Heeren Gedeputeerden , ende den Ritmeefter Alexander Schimmel' penninck van der Oye, voor eenige korte jaaren de Heeren Gedeputeerden bekent, 't Welk in geene reële Rentverfchryvingen geenzints kart nog mag gefchieden, daar van het Capitaal of fonds in perpetuum word veralieneert, zonder eenige repetitie per jura Vul- garia. En gelyk zulks ook zoo verftaan ende gewezen is van de Ed.  ende ADVERTISSEMENTEN. 225 ED. Magiftraat der Stadt Nymegen, in den jaare 1638. als te zien by Goris. tr. 2. cap.%. num. 7. in notis. En daarom ook by ons altyd voor Gereed Goed, en onder den naam van Obligatien zyn, ende worden gecomprehendeert; hoedanigen ufus ende gewoonte daar in moet worden gevolgt. Gail. lib. 2. obf. 10. num. 6. Mynsing. i. obf. 69. Cum & omnispecunia, fve fimpliciter jive fubpiignore vel bypotbeca fuerit creatta, gelyk deze penningen zyn, j'emper mobilis cenfeatur. Matth. Berlich. part. 3. conclufi. 33. num. 15. 't Welk dan vaft ftaande, dat alle zodane Obligatien des Quartiers, Gerede Goederen zyn, zo volgt daar uit dan ook onfeylbaar, dat gelyk alle Gereed Goed ymand onder zyn eygen hand alleen overgeven kan, alzo dan ook veel meer onder zyn eygen hand, ende voor Notaris en Getuygen te gelyk, als in dezen is gefchied. Ende gelyk ieder een, onder zyn eygen hand, zyn Perfoon en Goederen obligeren kan, ook met verband van zyn Perfoon en Goederen, alzo vermag ook die Crediteur, zyne verkregene Obligatien onder zyn hand alleen een ander over te geven, zonder dat daar toe Gerichtelyke Ceffie of Transport word gerequireert, of van noden is. Zynde de koften gecompenfeert proptcr authoritatem. Rodenburgii. in tr. de jure conjug. tit. 2. cap. 2. num. 3. 4. & feqq. daar die probabiliter argumenteert, en ligtelyk zoude konnen worden gevolgt, indien het contrarium by ons alhier niet ware gerecipieert en geobferveert. Aldus onder verbeteringe geadvifeert by ons onderfz. binnen Arnhem den %% September 1654. (was getekent) EVERH. EVERWYN. HERMAN van RYSWYCK? REY. BUY& IIL Deejl. F f ïa  3.26 CONSULTATIEN, ADVYSEN In zaken, hangende voor den Hove des Furftend. Gelre en Graaffchaps Zutphen, tuffchen Jacob Lenards en de Erfgenamen Comelis van Blenkvliet, Erfgenamen ab inteftato van Wylen Johan van Blenkvliet, der Med. Doétor, Impetrant. tei eenre, ende Johan van Bleiswyck, Oud Burgermeelter tot Delft, enMartenHogenhoek, der Rechten Doétor, Executeurs van den Teftamente1, by Doétor Johan van Blenkvliet opgericht, Gedetineerdens ter tweeder, en Adrtana van Geeldorp Wed. van Zal. Dominicus van Blenkvliet, voor zig zeiven, en als Moeder en Momberfche van hare onmundige Kinderen, Jnterveniente pro fuo interejfe ter derden zyden; De Impetrant. by haaren Inventaris concluderende , dat by Sententie van dezen Hove zoude worden verklaart, die Rentebrieven in quceftie, fpeciale gerigtelyke onderpanden, tufchen Maas en Waal gelegen, inhebbende, ende diergelyke meer, op dezelve forme en maniere gemaakt, voor zo veel daar in dezen Boedel Gevonden mogten worden, te zyn zodane immobile Goederen, dat daar ever, zoo wel als over die Landeryen, tuffchen Maas en Waal gelegen, by wylen Doctor Blenkvlietr nagelaten, geen Teftamcntmakinge hadde kunnen gefchieden, vervolgens, dat Gedetineerdens qq. zouden worden gecondemneert, van alle dergèlyke Rentebrieven meer , ter gezeider plaatzen ende elders, daar geen' Teftamentmakinge plaats heeft, ende geregtelyke onderpanden hebbende, S aat en Inventaris te leveren, en Copie authenticq daar van , op koften van de Impetrant. te laaten volgen, cum expenfis: Ende by het proteft tegens de Interveniente, dat dit Hof die gelibelleerde qmeftie voor als nog geliefde Vóór by te gaan,, tot ter tydt dezelve met behoorlyken mgank van regten zoude zyn gèintroduceert, ut ftili ac moris., met expres proteft van deze onnodige koften. Die Gedetineerdens by haaren Inventaris contenderende, dat de Impetrant. in haaren Eifch en Conclufie zouden worden verklaart, niet te zyn ontfankelyk, ende dat ter contrarie, by Sententie van den Hove, zoude worden verklaart, die Rentebrieven in quseftie te moeten geagt worden, voor zodane mobile gerede Goederen, dat daar ovet inZwro Domicilii, na Coftume Locaal, Tes-  ende ADVERTISSEMENTEN. 227 Tefiamentaire difpofitie hadde mogen gefchieden, cum expenfts. Ende by de folutien tegens de Interveniente perfiflerende, by de Conciufie, by Inventaris genomen, dezelve mede tegens de Interveniente employerende; ende dat dezelve Interveniente in haare Contrapetitien, invoegen als dezelve alhier extraordinarie en impertinenter ingebragt, en daar toe geprocedeert wierde, zoude worden gerenvojeert ten ordinairen Rechten, daar en zoo zulks dat gehoorde; Ende de Interveniente by haaren Inventaris concluderende, eerftelyk tegens d'Jmpetranten, dat dezelve zouden worden verklaart, geene Erfgenamen ab intesto van Zal. Doétor Johan van Blenkvliet, en dienvolgens in haren eyfck tot editie van Inventaris, nier ontfankelyk te zyn, maar dat deszelfs herediteit, van de gevorderde verfchryvinge in Gelderland, op der Interveniente Zal. Man, privativelyk met exclufie van de Impetranten en Gedetineerdens was gedevolveert cum expenfts; Ende vorders tegens de Gedetineerdens, dat zoude worden verftaan, dat die gelibelleerde verfchryvingen niet voor gereed, maar voor ongereed Goed, te houden zyn, ende derhalven daartoe het notariëele Teftament in Holland, door den voorn. Doétor Blenkvliet gemaakt, niet en konde worden geëxtendeert, nog plaats hebben, al mede mette kosten ; ofte &c. Gezien dezelve driederhande Inventarifen, mitsgaders die refpeétive folutien en proteft, met allen bygevoegden Documenten, fchyn en bewys ingedient, zoo vermogens het reces van den 1 Oétob. 1662. als d'Interlocutoire van den 26 Novemb. deszelven jaars 1662. insgelyken die Requeften en Berigten, neffens het geappliceerde bewys, naderhand overgegeven, na dat in de zaake geconcludeert, van vordere productie gerenuntieert, en recht begeert was, alles met rypen rade geëxamineert en overwogen, 't geene in dezen eenigzints te examineren en te overwegen ftonde: 't Voorfz. Hof, doende Recht, verklaart de Impetrant. geene Erfgenamen ah inteftato van Zal. Doétor Johan van Blenkvliet, en dienvolgens in haaren Eyfch, tot editie van Inventaris, niet ontfankelyk te zyn, ende dat de herediteit van voorn. Doctor Johan van Blenkvliet op der Interveniente Zal. Man Dominicus van Blenkvliet priE f a va-  aaS CONSULT A TIEN , ADVVSEN vativelyk, met exclufie van de Impetranten en Gedetineerdens, gedevolveert zy: Ende wat die gelibelleerde Rentverfchryvingen belangt, erkent en verklaart 't zelve Hof vorder, de Impetranten en Intervenienten dien aangaande in haarer beider Eyffchen en Conclufien niet te zyn ontfankelyk, Ende dat overzulks dezelve Rentebrieven in quctftie moeten geagt worden voor mobile Gerede Goederen, die korten van deze procedure om redenen compenferende. Gedaan en gepronuntieert in den Hove Provintiaal van Gelderlandt den ai Martii 16*63. X X V I. Een Vrouw is voor de fchulden van haaren Man aanfprakelyk, zoo wel die fiaande Huwelyk, als voor het zelve gemaakt zyn. In zaaken van Peindinge ende Paiidkeringe voor dezen Hoogadelyken Landgerichte van Veluwen, in de Bancke tot Voorft ongedecideert hangende, tuffchen Peter van Hamel qq. Impetrant ter eenre, ende Juffer JohannaHerders, zig qualiticerende, als gewezene, maar nu gefepareerdeHuisvrouwe van den Factoor iWr van Ham, Verweerderfe ter anderen zyde; Gezien en geëxamineert ingevolge gemaakten, en by byderzeits bediendens getekenden Inventaris, Aanfpraak, Antwoord, Replicq, en Duplicq, met allen hinc inde bygevoegden Schyn en Befcheid, ende gelettet, waar op in dezen eenigzints te letten ftonde; Den Welgeboren Heer Peter Reinier van Stepraed, Heere tot den Doddendael en Duyft ervoor de, in dezen verkoren Ordelwyzer, na gepleegd advis van onpartydige Rechtsgeleér-  ende ADVER.TISSEMENTEN. 229 den, met gevolge des HoogadelykenLandgerigts, wyzet voor regt, dat de Verweerderfe fchuldig en gehouden is, die by a&e van peindinge gefpecificeerde fuinmen van 125- Gulden, van 315 Gulden, ende van 150 Gulden, namentlyk, de twee eerfte capitalen met den intereife van dien, a die data obligatio/iis, ende het laafte capitaal van 150 Gulden, met den intereife a tempore litis oonteftata, aan den Aanlegger qq. te voldoen, dienvolgens de Verweerderfe daar in mits dezen condemnerende, ende dat overzulks voor dezelve fommen ende intereife, ende voor het geene, mits van dezelve of diergelyke natuur zyr.de, den Aanlegger d. q. by zyne peindinge binnen Arnhem gedaan, mogte te kort komen, gedaan is een goede peindinge, ende daar tegens een quaade pandtkeeringe, de koften om redenen compenferende, met verdere condemnatie van de Verweerderfe, in de halve koften dezer Procedure, tot taxatie en moderatie van den Hoogadelyken Landgerigte, en de andere halffcheid om redenen compenferende. Aldus by ons ondergefz., onder correctie geadvifeert binnen Zutphen den 23 Augulh' 1687. was getekcnt J. B. HAACK. B. CREMER. Redenen van het Gewysde, Dat het na conftumen dezer Landen buiten eenig difpuit,' }zvelipjïs lippis & touforibus, uti communiter dicitur, "o^m efi, dat een Vrouw niet alleen voor de fchuld, by haar Man ftaande Huwelyk gemaakt, kan aangefproken , ende haare Goederen daar voor geexëcuteert worden. Neen maar ook zelfs voor die geene, welke denzelven voor het fluwelyk gecontraheert heeft, het zy dat, by ingaan van 't F f 3 zei-  ft3o CONSULTATTEN, ADVYSEN relve het by de ftatutaire gemeenfehap gebleven, of daar door per pacla antenuptialia afgeweken, ende retour van Goederen bedongen is. Het welk ook van zeer vermaarde Regtsgeleerden ende Couitumiers zelfs word geéxtendeert ad cafum, daar daarenbovenTg lyk nogtans in dezen niet gefehiet is) by de Huwelykfche Voorwaarden noch wel exprelfelyk geftipuleert is : Dat de Vrouw met des Mans voorfchulden, ofte die denzelven ftaande Ehe nog mogte komen te maaken, met zal te doen hebben, als van Lamb Goris in advetf. trad. i. cap. 4. n Sc lbldemprcegnantibusratiombus&tn anmattsaddiSf. num1\ etiam variis%erum judicatarum exemphs propugnare le confirmare conatur. ende Matth. in tract. de auClton. hb. 1. cap. 11. n. \$&cap. 19. n. 30. En is deze extenfie van de voorgeroerde conftume, in cas van voorfchulden, nu nog onlangs «confirmeert, door een ItxmdicMtincontradiclorio, aan net Lantgengte van Doesborg op den tvveden July dezes jaars uitgefproken, m zaken van SibiUaSelinckeJ, Weduwe en Boedelhouderfe van wylen haren Eheman Jacob de Wit, Pandtëyferfche ter eenre, en de Vrouwï Maria van Enfe, haar qualificerende als gefepareerde Knwe van Joncker Hendrik van de Pol, Pandverweerderfe ter anderen zyde. Waar by in terminis verftaan, dat de Vrouw Pandtverweerderfe, de fchult, by haren Eheman met zyne eerfte Huisvrouwe gemaakt, nie tegenftaande by haar Huwelykfche VoorwaarlenSongen was, dat de een met des anderens fchulden niet zoude te doen hebben, fchuldig ende gehouden is, uit haar goederen, zoo tot dien einde ook geaffeéteert waaren, op te leggen ende te betaalen,' Wordende ook zodanig Statut, ex quo vi communionis bonorum, uxor xri alieno mariti fubjiciturby alle/egumnrge Praftifyns voor valid gerepuceert, als te zien apud Christin.  ende ADVERTISSEMENTEN. 231 ml. 3. Decif. 17. n. 2. Mev. part. 3. decif. 123. ubi late& eleganter boe probat. Gail. lib. ï. obf. g6. n. 2. & lib. 2. obferv9. num. 1. Mynsinger. Centur. 1. obf. 29. Coler. Decif. 131. Petr. Freb. Mindan. de mandat. lib. 2. cap. 6. n. 6. 7. ubi dicit, conjuetudinem muiierem oneri ceris maritalis implicantem ■per totam fere Germaniam invaluijj'e, idque mtltorum locorum enumeratiene probat. Ant. Hering de fidejuffor. cap. 7. n. 407. 408 & 409. & Mi DD. relati a Johanne Hefer in fuis loci 's communibus de bonorum ac acquaftium conjugalium communione & diviftone part. 2. Loc. 23. n. 184. Ende is deze validiteit kragtig verfierkt door alle de pra^judicaten, die daar over ergaan zyn, gelyk alle Pra&ifyns genoegzaam bekent.. ba ut fam plane inutilis ftt talis flatuti impugnatio, nee amplius de tfto difputandum, pof quam certa & invet er at a ejusviget obfervantia, & omnino dicendum, quod qui fecus pro fteri conantur, fingulari opinioni ftudeant, qua in judicando poft babenda eft, pro ut dijferit Mev. d.part. 3. decis. 123. Dat wy dienvolgens ook niet anders hebben konnen verftaan, als dat de Verweerderfe is gehouden, die by de acte , Van peindinge gefpecificeerde lommen, niet de refpe&ive intereifen van dien, a die data obligationis & tempore litis conteftata, fcilicetvande twee eerfte fommen, de intereflen a die data obligationis te voldoen. Om dat volgens de overgelyde handfehriften intereiTen ab Ulo die belooft is, ende van de laafte ad 150 Gulden, alleen de interene a tempore litis conteftata, om dat by het handfehrift, daar van afgegeven, interene belooft te zyn, niet bevonden word. In contra&ibus autem ftricli juris, qualis bic eft, ufura non debentur, nee currunt nifi a tempore litis conteftata L. 3. §. in bis quoque L. 35./. de ufur. Carpzov. defin. formis Part. 2. confi. 30. defin. 17. Groenew. ad L. 12. Cod. de contrab. &' comir  s32 CONSULTATIEN, ADVYSEN eommitt. fiipulat. generali confuetudini,donea de contrario aut fipecialitate docetur L ab ea parte ft. de probat. & L.fuum § puto ff. de hared. tnft. Everh. in Loc. legal. Lo«, ab exceptione ad regulam n. is. inpr. Suid. decif. 75- »• Cail de Arreft. Imfer. cap. u. n. %i\ Mascard. de probat concl'fin. 3Breder. a^Sande. ad Confuet Feud. Gclr.tr. 1. tit. 3- § f. n. AfS.pag. 125- uhi ftc Hmtui'■' Quod ergo fub regula comprehenditur frufira in controverftam vofatur, qui non dicitur res obfcura nee ambigua, fed clara & certa pro eo, qui fit fundat in regula neceffeque efi adverfarto probare, quare in cafu, quem in controverftam vocat, non fit locus regula. Het is wel zoo, dat belangende andere contracten word geleerd, dat dezelve nul en van geender weerden zyn, quando dolus dedit caufam contraclui L. 7. § x. ff. de dol. Gail. a. obf tn. 6. Mynsing. cent 6. obf 38.*. 3- Carpzov. defin. for. part. a. eonft. 34- defin. 9. 11. 3. Maar dat daarom een matrimonieel contraft ,  ende AD VER TIS SE MEN TEN. van 't regt ofte de actie, welke zy eens tegens de Verweerderfe na couftumen dezer Landen door het Huwelyk verkregen hebben, niet en konnen gepriveert worden. Jura enim femel acquifita deinceps nobis invitis vel igru.ranti' lus alieno fa&o auferri non prffunt L. 71 §. pen. ff. de fidejuffor. L. 11. ff. de Reg. jur. L. 1. ff. Quod vi aut dam L. uit ', ff. de jpacJ. Burgund. de duob. Reis cup. 63; n. 7. verf. jura autem. Wordende dit ook in fortioribus terminis geconfirmeert , met het hier vorens geallegeerde prsjudicaat, aan het Landgerigt van Doesborg, alwaar Pandverweerderfe, niet tegenftaande zy by volkomene fententie van het Hoff, lange voor dato van de alinge aangevangene procedure, van den Man was gefepareert geweeft, evenwel gecondemneert is, de Mans vorige fchulden te betalen. , Ja egter dezerzyds geallegeerde feparatie maar by provifie gefchied is, als blykt uyt de documenten fub C. is. & C. 2*. ag» ter de Antwoord, en ookgeimpetreert, eenigen tyd na dato van de aangevangene procedure, voor dezen Hoogadelyke Lantgerigte, zo uyt de collatie van den datum van de Acte van peindinge , in dato den tweden April, met die van de voornoemde documenten, in dato den 12 May en den 5 Juny 1686. klaarlyk maaifefteert» . By welke documenten al mede duydelyk te vinden, da» het ante of hare Goederen met fchulden te kunnen bezwaren, gelyk de woorden alzo klaarlyk fub C. i8 uitdragen, blyvende alzo het voor gepalfeerde van haren Eheman in zyn geheel, volle vigeur, kragt en waarden. Nam inclufo unius ejl exclufio altcnus. Nopende nu de derde objectie, is al mede van dea kant vag- ■ ae Verweerderfe abufivelyk voorgegeven : Dat-  04ö CONSUL TA TIEN, ADVYSEN Dat de Aanlegger zoude moeten.bewyzen, dat de gemeenfehap tuffchen Man en Vrouw binnen Arnhem ook voor het verloop van Jaar en Dag, na de folemnilatie van het Huwelyk, zyn aanvang neemt; Want aangezien dat, na de generale couftumen dezer Landen , de voorfz. gemeenfehap haar beginzel neemt, zo haaft of baldtde Eheluyden opentlyk te zamen gegeven ende in den Echten Staat beveiligt zyn* Gelyk dit al mede zo notoir is, dat men nooit daar aan heeft horen tvvyfelen, ende dit funften ook by verfcheiden ■Statuten dezer en der nabuurige Provintien met duydelyke woorden geëxprimeert ftaat, als by dat van Veluwen, waar van Jrnljem de Hooft- of de Eerfte Stad is, Tit. 27, art. 2. van Zutphen, tit. 26. art. 2. van Nymegen, uti teftatur Lamb. Goris. in adverf. tra&. 1. cap. 2. n. 3. van het Quartier van Nymegen, nu onlangs geëmaneert, tit. 14. art. 1. Van Ooeryffel part. 1. tit. 2. art. 2. Stadr. van Deventer, part. a. tit. 2. art. 3. van Holland, uti iradiderunt Grot. in zyn Inleydinge tot de Hollandfche Regtsgeleerdheid lib. 1. cap. 5. v ' i. het Huwelyk word gehouden, en Nsostad. de paft. an* ttnuto. obf. 15. 16. & 17. late Lamb. Goris. tot. di&. cap. 3. Z 10 volgt ook uit de Reden ende Regten, hier boven aangetrokken, genoegzaam van zelfs, dat men zich ook aan deze generale couftume.doorgaans, in alle de plaatzcn van deze Provincie , en dienvolgens ook binnnen Arnhem, moet houden, ende na dezelve reguleren ende ook wyzeh, zo lange niet den Regten genoeg daargedaan ende bewezen word, dat dien aangaande binnen Arnhem, ofte waar zulks in controverfie mogte getrokken worden, eene andere obfervantie ende gebruik is. Attento etiam, quod ftatulum five confuetudo alicujus Provin* tia dicatur. ejusdem Provintia jus commune Lamb. Goris. d. tr. 1. cap.'?,'. n. 3. in pr. Gaix. l. obferv. 36. %. 13. Coreh obf. 30, n. 63. 64. &4g.  ende ADVERTISSEMEjNTEN. 241 "Jam autem in dubitati juris eft, quod is, pro quo ft at jus commune, transfer at onus probandi in adverfarium. Mascard. de probat. vol. 1 Concl. 17. n. 9. Ende dat het overzulks voor de Verweerderfe in dezen niet genoeg is, dat van haarent wegen geallegeert word, dat fape laudatus Lamb. Goris. d.cap. z.n. 2. mede tradeert, dat elders de voornoemde communie niet eerder begint, als na een te zamen woninge van jaar ende dagh. ' Maar dat daar en boven van hare kant, indien zy met de auétoriteit van dezen zo vermaarden Regtsgeleerden ende Couftumier dienaangaande iets hadde willen proberen ende confirmeren, mede expreffelyk hadde moeten daargedaan worden, dat hy zulks ook in fpecie attefteerde van de Stad van Arnhem. Ja, dewyl hy, zynde geweeft eerftProfeffor tot Harderwyk, en daar na Syndicus van Nymegen, ende een groot onderzoeker niet alleen van de Couftumen generaal dezer Provintie, neen, maar ook van de principaalfte Steden van dien, in het' particulier, gelyk'doorgaans in zyne Adverfarien ende Commentarien ad Confuetudines Felavice, ende fpecialyk mede fiepe d. cap. 2. quoadfubje&am materiam is blykende, evenwel quoad civuatem Arnhemienfem daar van de geringfte of minfte mentie niet en maakt; Zo ftaat daar uit ook veel eerder te prtefumeren, dat 'er zodanigen contrarie obfervantie, als van de kant van Verweerderfe gefuftineert word, binnen Arnhem ook nieten is, om dat hy anderzints dezelve wel mede zoude ondervonden, en als dan d. cap. 2. mede geannoteert hebben. Wat nu aanbelai^t, dat de oude Doétoren Gooswvn van Steenler ende Everhard van Sta verden zulks iets onder haare obfervantien zouden geannoteert en naargelaten hebben, daar van en is niet gebleken, ende heeft overzulks in judicando daar op al mede niet konnen gelet worden, juxta vulgatum Mud; Non apparentis & non ent is idem eft judicium. UI. Deel. /r Hfa De  *4« CONSULT ATIEN, ADVYS EN De vierde objeélie hebben wy van al zoo geringen belang gevonden, als de drie voorgaande. Want of wel van de zyde van de Verweerderfe dezelve met veele fpecieufe woorden word op het tapyt gebragt ende fterk geurgeertj Zoo hebben wy evenwel na vlytige examinatie, ende onderzoekinge van 't fundament van dezelve, niet anders konnen ondervinden, als, dat dezelve zeer kwalyk gegrond is, op dit abufif prasfuppooft: Dat te weten, voor die in dezen geëifchte fommen, de Erfgenamen van Verweerderfes Ehemans eerfte Huysvrouw zouden konnen, en dienvolgens ook moecen aangefproken worden, Als zynde van de kant van de Verweerderfe nergens mede -bewezen, waaromtrent de voorfz. Erfgenamen daar voor zouden konnen convenibel zyn, Ende ons, uyt de datums van de handfehriften van dien, eerder ter contrarie gebleken, dat dezelve daar voor niet en konnen geacfioneert worden. Wel gelet, gelyk hier boven al bereits is aangewezen, die principaalfte van dien, ad 1250 Gulden, van den 1 Oétober 1685. ende dienvolgens ftaande het laafte Huwelyk gepaffeert, ende by nader confequentie die voorn. Erfgenamen in het nainfte of geringde niet rakende. En de twee anderen, refpeétive van den 3 April en den f Maert 1684,. ende confequentelyk niet ouder dan omtrent een, jaar, als het fluyten van het laafte Huwelyk, zynde gefchied 4en 19 .Maart f685. Ende derhalven na alle apparentie by den Weduwelyken Staat van Verweerderfes Eheman gepaffeert, ende dienvolgens, de gemelte Erfgenamen al mede niet aangaande \ Of  ende ADVERTISSEMENTEN. S43 Of, indien het anders ware geweeft, dat te weten deszelfs eerfte Huysvrouw toen ter tyd nog in her leven ware geweeft, hadde Verweerderfe het zelve, als het fundament van hare defenfie, moeten bewyzen juribus jupra allegatis. Zonderling, daar de Aanlegger al ter Replicq art. 63. GP quilusdamfiequentibus hadde gefuftineert: Dat de Verweerderfe dit haar voorgeven niet en konde rele' veren, als zynde de jure term. En de Verweerderfe dit ftiettegenftaande by deDuplicque, met zoo veele andere documenten gemunieert, evenwel niet en heeft by gebragt, waar uitblykt, dat die voorfz. twee fchulden gedimrende het eerfte Kuwelyk gemaakt zyn; Het welk, indien gefchied ware, als ligtelyk met een attestatie van den tyd van het overlyden van de eerfte Huysvrouw hadde konnen gefchieden, zoo hadde men daar op in judicando konnen reguard nemen, of namentlyk meergemelde Erfgenamen daar voor mede, of ook alleen ende infiolidum convembel waren geweeft; Waar door dan ook al mede tanquam fundamento fiublato van zelfs komt te corrueren, 't geen Verweerderfe de collufions d&oris met haar Eheman, tot verfchoninge vao die Erfgenamen, heeft te berde gebragt. Want gedaan, door den Aanlegger ex tali collujione dezelve voorby zyn gegaan, om de Verweerderfe te obrueren ende te overvallen, (gelyk van hare kant word voorgegeven) daar hy dezelve, fchoon hy gewilt hadde, voor deze fchulden met heeit konnen aanfpreken, immers niet volgens het geen ons is voorgekomen, uti jam demonfiratum efi. Praterquam quod etiam dolus non prafumatur L. 18. $ ij. f de probat. L. dolum cod. de dolo L. non omnis § a. barbarts ff. de re Militari. Mascard. de probat. vel. 2. concl. 532. ». 1. Menoch. deprafiumpt. lib. 4. prafiumpt. 3. n. 14. Hh 1 im'  «44 CONSULTATIEN, ADVYSEN Minime in eo, qui uti hic jure fuo utitur Menoch. d. lib. 4. prafumpt. 388, n. 15. fed ex indiciis claris & perfpicuis probari debeat. Mascard. d. vol. 2. concl. 531. n. 9. jive ex conje&u/is urgentibus & concludcntibus Menoch. de prafumpt. 3. 44. Hoedanigc indiciën ende conjecturen wy in dezen, immers den Regten genoeg bewezen, niet en hebben bevonden. Waar door dan ook al mede word gefolveert de vyfde objectie, daar inne beftaande, dat de Verweerderfe de dukge» noemde handfehriften van haar Man niet zoude behoeven te ugnofceren ofte voikomentlyk te geloven, om da'tzy by zo een folemneel contract, als daar zyn de Huwelykfche Voorwaarden , van denzelven zo billyk bedrogen is; 1 Want het dienaangaande daar niet op aan komt, of de Verweerderfe by het oprigten van die Huwelykfche Voorwaarden door haar Man bedrogen is ofte niet, ais rakende dit immers in het minfte of geringfle niet die Handfehriften, Nogte op de meyninge , die dezelve, by 't opnemen van voorfz. fommen ende het pafferen daar voor van zyne Handfehriften, mag gehad hebben. (Alhoewel het ook al mede niet en blykt, dat dezelve daaromtrent toen ter tyd eenig kwaad defïein gehad heeft) Want de Aanlegger ofte zyne Cedenten, by het verftrekken van de penningen, niet gehouden zyn geweeft, curieufeiyk te onderzoeken , tot welken eynde hun Debiteur dezelve opname, ende waar toe hy dezelve wilde gebruyken, per textum expreffum in L. 19. verf. ideo autem ff. de Novat. & delegat. facit L. 27. ff. ad fenatus C. Veile]anum Gothofr, in not. ad d. L. 19. lit. M. in princip. Neen maar daar op, dat de Aanlegger ofte zyne Cedenten toen ter tyd in necem Rea met haren Eheman hebben gecolludeert, ende aan eenig bedrog mede deelagtig geweeft zyn. Het  ende ADVERTISSÈMENTEN. *44 Hetwelk, doordien het niet en ftaat te prajfumeren, derhalven ook metfterke, klare, urgente ende concludente indiciën ofte conjecturen hadde moeten bewezen worden, juribus fupra allegatis. Ende zulks niet gefchied zynde, ja ook met geen gedagten van eerlyke luyden konnende, men wil niet zeggen, gepraefumeert, neen maar alleen fimpelyk gefufpicieert worden: Dat dezelve ofte haren Ceffionaris, den Impetrant in dezen, zulke valsheden tot nadeel van de Verweerderfe zouden hebben gepractifeert, ofte nu met valfche ofte ook gecontrafeite handfehriften zouden durven voor den dag komen, Zoo blyven dan ook de dukgemelde in haar volle vigeur , kragt ende geloofwaardigheid; Zonder dat daaromtrent ook eenige alteratie kan maken, dat de jure Romano een confeffie vaii ontfangene penningen ex caufa tnutui den Confitent of Debiteur binnen de twee eerfte jaaren naar dato van dien niet en zoude verobligeren, juxta traciita a Zanger de except. part. 3. cap. 14. n. 37. Want dit alleen te verftaan is van zodanigen cas, daar de Confitent ofte Debiteur fuftineert, zodanige confeffie gedaan, ende daar van zyn Handfchrift gegeven te hebben, bona fide, ende op hope, van de penningen, daar by vermeld, te ontfangen, zonder dat hy die evenwel daar na ontfangen heeft. Turn enim habet fi intra biennium conveniatur exceptionem non nu* meratcc pecunia, qua transfert onus probandi pecuniam ejfe nu» meratam in adverfarium. ■ Maar geenzints in zulken cas, als dezen, daar de Debiteur nooit de tellinge van de penningen, by de handfehriften uitgedrukt, heeft genegeert, ende confequentelyk genoegzaam geconfeffeert, gelyk dit met meerderen te zien is, fubtit.Infi.de litter. obligat. & cod. de non numer. pee. ende by Zanger d. cap. 14. ende andere Aucteuren, daar over commentariërende. H h 3 Zynde  a46 CONSULTATIEN, ADVYSEN Zynde ook funften, het geen dienaangaande by de Roomfche Wetten particulierlyk geftatueert word, moribus noftrh geabrogeert, uti teftatur Groenew. de Legib. abrogat. ad rubric. cod. de non numer. pecun. Dat nog wegens de Verweerderfe by de Antwoord mede is geobmoveert geweeft, dat de Impetrant niet zoude hebben konnen bewyzen, dat hy in het point van jurisdictie regt heeft, haar voor dezen Hoogadelyken Gerigte te conveniëren, het zelve is van ons voorbygegaan. Om dat van den Impetrant daar tegens by zyne Replicq art. 46. 76. 77. & 78. geregereert zynde, dat hem daar toe by appoinctement van de Magiftraat van Arnhem pcrmisfte verleent is, dat hy dit appoinctement ook by de Pleydoye heeft geëxhibeert, als aan de Heeren van dezen Hoogadelyken Gerigte bekent is, . - En dat Verweerderfe daar op heeft geacquiefceert, zonder allegatie van eenige declinatoire exceptie, die zy anderzints eerft en voor al, en onder poene van verftek, volgens Landregt van Veluvaen tit. 18. art. 10. hadde moeten objicieren, De Verweerderfe by haar Duplicq al het zelve in het minste ofte geringfte niet gecontradiceert heeft, ende dienvolgens tacite geconfïteert, per ea qua tradit WesENBEC. in paratit. pp. de confejf. n. $.Jub pin. De Ralffcheid van de koften is gecompenfèert, om dat de Verweerderfe uit haar eigen hoofde niet en is convenibel geweeft, Neen maar alleen uit kragt van het ingegane Huwelyk met haren Eheman, die de Obligatien ende Handfehriften ten deelé voor dato van dit huwelyk, en ten deele ftaande het zelve, égter buyten kenniffe en weten fchap van zyne vrouw gepaffeert heeft, die daarom, als wezende in Regten facli alieniprobabi. Ut  ende ADVERTIS SEMENTEN, lis ignorantie, apparent regt gehad heeft, om ia oppofitie te komen. Even dergeftalt als een Erfgenaam, qui in alterius locum fuccedit, veelmaals in goeder voegen in oppofitie komt, wanneer in Regten word befproken over fchulden, by oen Overledenen gemaakt. Ex eo quod juftam habet caufam ignorantie, anid, quod peteretur,deberetur L. 4*-ff- & reg. jur. qui id circo etiam in expenjas condemnari non debet Bronckh. ad d. L. 42. fub princip. En in de andere halffcheid is de Verweerderfe gecondemneert, om dat haar pligt was geweeft, poftquam et de debtto fides fa&a fuif, a lite af te ftaan, ende alzoo geen oorzaak «e verfchaffen van meerder koften. Het welke, alzo niet gedaan is by de Verweerderfe, maar liever tot den uiteinde heeft willen perfevereren, heeft zy ten minften in de halve koften moeten gecondemneert worden. In reguard, quod ab eo tempore, poftquam fides de debito fa&a eft videatur Rea dok malo & per calumniam litigaffe, Christin, vol. 4. decif. 09. «. 5- circa finem. XXVII Advys , waar by verftaan word, dat generaal Feiiand gaat voor jonger Speciaal Gezien by den ondergefchreeven Copie authemicq van den Proceffe, behelzende Aanfpraak, Antwoord, Per-  248 CONSULTATIEN, ADVYSEN fiftit ende Contra Perfiftit, mitsgaders de Stukken en Munimenten, volgens Inventaris, daar toe-geappliceert, uitftaande voor den Hoogadelyken Land-Gerigte des Ampts Overbetuwe tot Elft, tuffchen Dr. Johan Verftegen, Aanlegger in cas van preferentie ter eenre, Op ende Tegens den Heer Fran~ cois van der Linden, Verweerder in het zelve cas ter anderen zyde, ende gevraagt, hoedanig in die zake behoord te worden gejudiceert ? Dunkt onder correctie, dat die van den gemelten Hoogadelyken Land - Gerigte by derzelver Vonniffe, in de voorfz. zake te wyzen, Den Aanlegger, uit kragt van zyn ouder generaal Verband, voor Erfpagteren des Ampts Overbetuwe den 25 April 1667. gepaffeert, ende ten Prothocolle van bezwaar geregiftreert, op de penningen, by Gerigtelyke diftraétie geprocedeert, van de perceelen Lands, gelegen onder Elft, ende by conclufie van eyfch nader gementioneert, behoren te pratfereren, voor des Verweerders jonger fpeciaal verband, ende mits dien te verklaren, dat 'er een goede Bezatinge, en daar tegens gedaan is eene quade Öntzatinge, met compenfatie nogtans van koffen. Eerftelyk, om dat, volgens de duidelyke conftitutie der gemene Roomfche Regten, generale verbanden der goederen, dezelve zo wel affecteren ende belaften, als fpeciale. In diervoegen, dat zonder onderfcheid daar inne moet worden geobferveert den gemenen ende bekenden regul, qui prior eft tempore, potioreft jure, gelyk de regten daar van uitdrukkelyk fpreken, onder anderen in L. i.ff. 6? in L. 6. Cod. qui potior. in pign. Gelyk die conftitutie van de voorfz. Roomfche Regten-ook by den Verweerder moet worden erkent, en niet kan tegengé fproken wordsn.  ende ADVERTISSEMENTÊN. 249 Wezende ook ten eenemaa! notabel, dat de gemelte texten hunne voorfz. dispofitie uitdrukkelyk extenderen tot Immobile of Ongerede Goederen. In diervoegen, dat de voorfz. L. 6. Cod. niet alleen in het generaal fpreekt van alle goederen, waar onder de immobile meede begrepen zyn, Maar dat ook de voorgemelte Z. 2. ff. expreffelyk zegt: qui •generaliter bona debitoris pignori cepit., eo polier efi, cui pojlea pradium, het welk immobil of ongereed goed is, ex bi$ bonis datur. Ten anderen, om dat niet alleenlyk generalyk in Belgio, maar ook particulier in de Provintie van Gelderland, de gemene Roomfche Regten, in het decideren ende^uifwyzen van Recht zaaken, zodanigen autoriteit, kragt ende vigeur hebben, dat derzelver dilpofitie moet worden gevolgt. Wanneer men niet kan aanwyzen, dat de oude geapprobeer» de Couftumen, ofte de Ordonnantiën ende Placaten van den Souverain, het contrarie van dien zouden mogen medebrengen. Gelyk daaf van in het generaal over gantfeh Nederland getuygen, Groenew. de Legib. abrog. ad Procem. inft. n. 3. & feqq. Christin. Decis. Vol. i. Decis. 343. Ende gelyk daar van in het particulier, in reguard van de Provintie van Gelderland, getuigt, Goris. olim Syndicus Noviomagenfis, in adverf. traB. 4. % 1. alwaar hy zegt', in de voorfz. Provintie zodanigen ordre te moeten gehouden worden. Ut primo fit infipicienda confuetudo ,fi qua in fcriptum rcdaÏÏa, Secundo, Ea, qua non fcripto con fiat. Tertio, Analogum confuetudinis. Qjiarto, Jus Civile Romanorum comité jure Canonico. " „ ll£ Deel. I i Qli!ti'  &5o CONSULTATIEN, ADVYSEN Quinto, Dinique mores populorum, regionumque vicinarum. En dat de Verweerder in het allerminfte niet heeft konnen aantonen of bewyzen, dat de voorfz. difpofitie der gemona Roomfche Regten, of in het generaal in de Provintie van Gelderland, of particulierlyk in den Ampte van Overbetuwe , in zyn faveur, door eenige Ordonnantie, Placaat of valabele Couftume, zonde wezen verandert. Want als men eens wil gaan inzien, het geen van wegen den Verweerder ten dien eynde zou mogen wezen bygebragt, zal men bevinden : Dat .'er geen het minfte Placaat of Ordonnantie heeft konnen geallegeert of voor den dag gebragt worden, waar by in het generaal over gantfch Nederland, ofte over de Provintie van Gelderland, ofte particulierlyk in den Ampte van Overbetuwe j aan jonger fpeciale Verbanden regt van prseferentie zou "wezen gegeven voor ouder generale; Maar dat men zig van wegen den Verweerder alleenlyk heeft beroepen gehad, op een generale couftume, waar by de voorfz. difpofitie der gemelte Roomfche Regten ook in den Ampte van Overbetuwe zodanig zou wezen verandert: Dat jongere ipeciale Verbanden op vafte goederen, ofte op de penningen, daar van by verkopinge geprocedeert, zouden moeten worden geprsefereert voor ouder generale. Waar uyt dan van zelfs volgt, dat de Verweerder de gemelte'generale couftume, den Regten genoeg zynde, moet bewyzen, of anderzints in zyne fuftenue gezegt worden, volgens zyn eigen toeftemminge, te fuccumberen. Van welk bewys of genoegzame preuve het zeer verre kan gezien worden, van daan te zyn, als men maar in agtinge neemt: Eerftelyk, dat men daar toe wil employeren ofte bybrengen, Wetten, Ordonnantiën ofte Couftumen van eenige Provintien of,  ende ADVERTISSEMENTEN. &$t ofte particuliere Steeden, gelegen buyten de Provintie van Gelderland, dewelke immers notoirlyk, zelfs volgens de eygen redeneringe van den Verweerder art. 88. 89. en 90. van zyn Antwoord, hunne txtenfie niet konnen hebben tot de Provintie van Gelderland , die, onder een ander Souverain zynde, een* anders Wetten of Couftumen, niet behoeft of kan gezegt worden, te moeten volgen. Konnende de Wetten of Couftumen van andere Provintien of Plaatzen, buyten de Provintie van Gelderland, ook alhier in dit geval in geen confideratie komen. Tanqnam leges & mores populorum, nationumque vla'narumt om dat die, volgens-het getuigeniüë van voorfz. 3. §. hunne applicatie, ineen andere Provintie, van Gelderland niet anders konnen hebben, dan wanneer het cafus in quajlione by de Roomiche Regten niet zou mogen zyn gedecideert, waar van het contrarie hier voren is gedemonftreert. Zulks, dat dan daar mede ten eenemaal komen te vervallen de preuven, die men aan zyde van den Verweerder heeft willen haaien, uit de Politique Ordonnantie over Holland, van den jaare 1580. uit de Statuten van MecMen, de Couftumen van Antwerpen, uitGroenewegende legibusabrogatis, Grot. introdu&io, van Leeuwen Roomfcb Hollands Regt, en diergelyke Aucteuren meer,"'dewelke alleenlyk getuygeh van de Wetten en Couftumen eeniger plaatzen, buyten Gelderland. Ten anderen, dat men ook verkeerdelyk van wegen den Verweerder heeft bygebragt, de locale Statuten of Wetten van het een of ander Quartier van Gelderland, als dat van 't Quartier van Roermond, mitsgaders van de Stad Thiel en den Geigte van Sandwyck. Want, behalven dat alle locale Wetten ofte Statuten hunne extenfie niet verder hebben dan binnen haar territoir: Cum extra territorium jus dicenti impune non paretur. . Ii» 2o©  *52 CONSULTATIEN, ADVYSEN Zoo kan ook uyt de voorfz. locale Wetten ea Statuten met reden werden geinfereert, Dat in de vordere Quartieren of Diftrieten van Gelderland, alwaar zodanige fpeciale Lantregten öf Wetten niet uitdrukkelyk gevonden worden, het voorfz. gemene regt moet worden gevolgt,.alzo het anderzints onnodig zou zyn, zig daar tegens met fpeciale Land of Stadregten te doen voorzien.. Ten derden, dat al het verdere pmens bewys van de voorfz. geallegeerde generale Couftume, het welk men van wegen den Verweerder heeft bygebragt, nergens anders in beflaat, dan in eenige Advyfen, gegeven op eenige voorgefielde cafus, mitsgaders twee Sententien, de eene van de Stad Zutphen, endede andere van.de Heerlykheid Diedara. Maar hoe weynig daar mede eene generale Couftume zou konnen bewezen worden, kan men ligtelyk afneemen, als men voor eerft tegens de twee fententien agt geeft: Dat men uit den context van dien niet kan zien, dat daar innehetctf/iw, alhier 'mcontroverfo, zou wezen gedecideert, en dat dezelve ook boven dien weynig zoude konnen opereren, tot het bewys van eene generale couftume, over de gantfche provintie van Gelderland, welkers regt niet zou konnen wor^ den verbroken, ofte gereguleert, door twee particuliere Sententien van Subalterne Gerigten. Ende dat ten anderen alle des Verweerders Advyzen zodanig- met zyn belegt, dat daar uit bewys van eenige, men laat ftaan, van eene generale, couftume, zoude konnen gchaak worden; Behalven dat die ook in hunne materie daar t«e niet zoude»: konnen dienen. Want, wat aangaat de Advyzen, agter das Verweerders Ant« woord onder de Letters D. en C. overgelegt, daar inne werd tn:het minfte niét gefproke»,-van eeuige generale couftume, veel  «nde ADVERTISSEMENTEN. &$$ veelmin van eenige particuliere, in den Quartiere van Overbe* tuvve. Maar daar inne werd allcenlyk, zonder egter eenige redenen' by te brengen, gezegt, van wat gedagten de Advifeurs zouden zyn, omtrent de pradiycq van hunne Quartieren, waar over zy egter niet gevraagt wierden. Zonder dat zy hebben durven zeggen, van wat gedagten zy zouden zyn in den Quartiere van Overbetuwe, waar inne het geval wierd gepraefupponeert, voorgevallen te zyn, ende waar over zy eygentlyk wierden gevraagt. En wat aangaat de Advyzen, onder A-. agter des Verweerders contra perffit gememïoneeit, ofwel daar inne iets zoumogen gemelt worden van een couftume over gantfch Gelderland, zoo Haan egter dezelve meeft op den Graafïchappe van Zutphen, ende konnen ook de redenen en allegatien van dezelve gezien worden, genomen te zyn, van de Wetten en Couftumen van naburige Volkeren, dewelke nu hier voren zyn getoont, ende noch nader zullen getoont worden, alhier vermits de voorfz, difpofitie der Roomfche Regten, in geen confideratie te konnen komen. Ende wat dan Iaaftelyk mag aangaan het Advys *van den Verweerder, agter zyn voorfz. contraperftftit, fub Ut. B daar uit mag met reden een kragtig argument tegens den Verweerder gemaakt worden. Want, al zo wel voorname Regtsgeleerdens, als daar inne -zyn gemelt, met hebben konnen zeggen, gezien te hebben dat 'er, ofgeneralyk in gantfch Gelderland, of particulierlvk m den Quartiere van Overbetuwe, verfcheyde malen zou zvn verftaan en geoordeelt: 3 Dat jonger fpetiale Verbanden zouden moeten gaan voorouder generale, en dat zy alleen verklaren nooit gezien te 11 a hsb*  £54 CONSULTATIEN, ADVYSEN hebben , dat ouder generale zouden hebben gegaan voor jongere fpeciale Verbaaden. Zo volgt immers uit de nu voorverhaalde redenen, dat het voorfz. Roomfche Regt moet worden gevolgt, wanneer tex dier zake quseftie mag komen te ontftaan, Inzonderheid, als men tot een derde reden van ons ondergefz. vorenftaande Advys confidereert, dat by de Gereformeerde Landrechten en Gewoonten van het Ryk vanNyme* gen, van de Ampten tuffchen Maas en Whaal, Over en Nederbetuwen, mitsgaders van de Heerlykheden ende Gengten, daar onder refforterende, geëmaneert en met den druk gemeen gemaakt in den jare 1686. niet alleen zaL bevonden worden, geen de minfte verandering, omtrent het voorfz. point, in de gemelte dispofitie der Romeynfche Regten gemaakt te zyn, Maar dat ook particulierlyk aldaar tit. 27. $ 23. zonder eeaig onderfcheid van Speciale of Generale Verbanden, word gezegt, Crediteuren, dewelke by Verfchryvinge, ofby Huwelykfche Voorwaarden, of by Magefcheid, of by een Gerigtelyke Procedure , of in kragte van de Wet of Landrecht, of anders, regt van expreffe, of anders ftilzwygende hypotheecq hebben verkregen', gaan de een de ander voor op haare onderpanden , na den ouderdom van haare hypotheecq; Invoegen, dat die geene, welke voorgaat in Tyd, ooit voorgaat in Regt, en, mits dat daaromtrent ook voldaan is de Ordonnantie, gemaakt op de Regiftrature, En dat dan in paragrapho penultimo nog wyders is geordonneert, dat nopende het geene, waar over in de gemelde Lantregten niet en is gedisponeert of geftatueert, ende daar van (nota) geen zekere Couftume ofte Ordonnantiën voor handen en zyn, gevolgt zal moeten worden, zo wel in Civile als Criminele zaaken, de difpofitie van de gemene regten. Ende boven dat dan nu den Verweerder de voorfc. zyne gealle- geer-  ende ADVERTISSEMENTEN. 255 geerde generale Couftume getoont is, met geprobeert of bewezen te hebben, Zoo eonfteert nog ten vierden, tot fundament van dit ons advis, dat het contrarie van dien genoegzaam kan worden aangetoont. Want, als men van wegens den Verweerder heeft willen bybrengen, de Wetten en Conftitutien van eenige naburige Provintien ofte plaatzen, buyten Gelderland gelegen; Zo kan men ligtelyk bewyzen, dat 'er ook veele andere naburige Provintien ofte Plaatzen, omtrent het voorfz. point, de gemelde dilpofitie der Roomfche Wetten volgen. Want behalven de obfervantie van Saxen, fecundum CarjpI zov. part. i.'confi. 28. defin. 128. ende meer andere plaatzen j: inDuytsland, die het niet nodig is, aan te toonen ; Zo kan het zelve ook gezien worden, tot Utrecht gevolgt te worden, by Wassenaer inpraxi judiciaria cap. 22. n. 65. & feqq. en zo werd zulks ook genoegzaam getuigt, geobferveert te werden, by Nicol. Everh. een Brabants Schryver, in conC. 204. by Grivell. decif. 79. en zo werd de voorfz. dispofitie der Roomfche Regten ook tot Amfterdam, ten reguarde van Schepen Verbanden, en over de Goederen, in de Jurisdictie van Amfterdam gelegen, gevolgt. Zynde ook ten eenemaal notabel, gelyk men van wegen den Verweerder heeft geallegeert, dat 'er eenige Quartieren of Diftriéten van Gelderland, door fpeciale ftatuten van het gemelte Roomfche Regt, omrrent het voorfz. point zouden zyn geëxiraeert. Dat ook alzo voor de veranderinge van den jaare 1684. agter des Verweerders Antwoord fub lit.E. gementioneert, de I' ?udT?hiel en den GeriSte van Sandwyck het gemelte RoomI fche Regt hebben gevolgt, ende dat zulks in reguarde van de yt*  S56* CONSULTATIEN, ADVYSEN Veluwe ook word getuygt by Goris, een Gelders Regtsgeleer» den en Schryver ad Conf. Velav. cap. 14. gloff. \. n. 3. Ende kan dan ook nog wyders gezien worden, gelyk den Verweerder zyne praïtenfelyke geallegeerde Couftumen mee Sententien en Advyzen heeft getragt te beweren, dat dezelve ook wederom van den Aanlegger met contrarie Sententien pa Advyzen zyn gedeftrueert, Zynde ten dien refpecte des Aanleggers geproduceerde, agter zyne Aanfprake fub litt. K. immers van zo veel kragt ende gelove te houden, als de voorfz. geallegeerde fententien van den Verweerder, en konnende uit de refpective geauthentifeerde extracten van verfcheyde Advyfen, by den Aanlegger agter zyn voorfz. Aanfprake fub litt. L. M. en N. genoeg* zaam werden gezien en befloten: Hoe dat verfcheyde voorname Regtsgeleerden van allen ty* den hebben geoordeelt, dat in de Provintie van Gelderland, op zodanige plaatzen, daar het contrarie by fpeciale Landregten niet kan aangetoont worden, geftatueert te zyn, de voorfz. dispofitie der Roomfche Regten moet worden geobferveert, Zynde omtrent de gemelde extracten geen fufpicie van gefabriceertheid te prcefiimeren, en moetende dezelve in allen gevalle, om haare redenen ende geallegeerde motiven van Regten, in agt en confideratie genomen worden: Dat den Aanlegger, met Advyfen van verfcheyde hedendaagfche Geïderfche Pract'.fyns, agter zyn per f fit fub litt. B. (welke Advyfen, voor zo veel hun forme en kragt aangaat, immers zo veel geloof verdienen, als de Advyfen, van wegen den Verweerder bygebragt,) Dat (zegge) den Aanlegger, door het Advys van 12 &13 der voorfz. Practifyns, die ïpecialyk omtrent de obfervantie in den  ende AD VER TIS SEMENTEN. 257 den Quartiere van Overbetuwe zyn ondervraagt, komt te be-, weeren. Dat volgens haar gevoelen in voorfz. Quartiere van Overbetuwe, anterieure geregiftreerde Hypotheecquen van Ongerede Goederen preferentie hebben voor jongere fpeciale, ende dat zy lieden niet weten, dat daaromtrent de dispofitie der voorfz. Roomfche Regten door contrarie Landregten of Couftumen in den gemelde Quartiere van Overbetuwe zou wezen geabrogeert. Hoe zoude het nu mogelyk zyn, dat 12 è. 13 Practifyns,' wonende tot Nymegen en"Arnhem, geen kennifie zouden hebben van dat geen, het welke, indien waar zoude mogen zyn, door verfcheyde exempelen zou moeten geintroduceert wezen. . Komende dan ten vyfden daar nog by, dat het discoureren, en het allegeren van eene generale Couftume, aan den Verweerder weynig voordeel zou konnen toebrengen; Maar dat hy tot fundament van zyne intentie zou dienen te bewyzen een particuliere Couftume van den.Lande of Quartiere van Overbetuwe, die zyne fuftenue zoude favorifeeren, uit inzigt niet alleen, dat de jurisdictiën alhier in de Nederlanden aan hunne particuliere plaatzen en diftriéten zyn geattacheert, Burgund. ad confuet. Fland. tracl. 9. n. 1. Groenew. ad tit. Cod. ubi conveniat qui eert. loc. dar. maar ook, dat het een evidente zake is, dat zeer dikwils verfcheyde Steden, Plaatzen en Diftriéten, in een en dezelve Provintie, zeer verfcheyde en contrarie Couftumen en Obfervantien hebben, in diervoegen, dat wanneer iemand voor zig heeft het een of het ander gemeen Regt, men daar van zelfs quoad pojfefftonem, men laat ftaan, tot het introduceren van een contrarie Couftume, niet zou konnen worden ontzet, Ten zy 'er kan bewezen worden, dat men het contrarie van het gemeen Regt in den zynen zou mogen hebben gedult, UI. Deel. K k ge-  && CONSULTA TIEN, ADVYSEN gelyk daar van eleganter getuigt, met byvoeginge van redenen , Petr. Bort in zyn Tra&aat van Complainte . tit. 5, num. 30. Wezende ook na Regten fecundum L. 34. ff. de legib. ten' eenemaal refol uit, quod fi quis de confuetudine civitatis alicujus confidere videatur, Mud firimum fit explorandum, au etiaffl contradiEio a'iiquando judicio firmata fit confuetudo. Het welk dan in het generaal zoo wezende geordonneert, nog des te meerder moet geappliceert worden, wanneer men zig tragt te funderen op eene couflume, ftrydende tegens het gemeene Regt. Edog hoe den Verweerder in zodanigen bewys, cn het geen voorts tot het introduceren van een cöuirame kan gezien worden vereyfcht te worden, by Merux. PraSt. Civil. lib. 1. tit. 5. cap. 1. ten reguarde van den voorn. Quartiere van Overbetuwe, komt te deficieren, meinen Wy Ondergefz. uit het voorverhaaide genoegzaam evident te wezen, ende mitsdien alhier niet noodzakelyk te repeteren. De zesde, reden, die ons Ondergefz. tot het bovengaande Advis heeft bewogen, beftaat daar inne: Dat (zoo als wy niet anders weten) het Placaat, geëmaneert op de Regioraden derHypothecquen van vafte Goederen, geen onderfcheid maakt tuffchen Generale'of Speciale Verbanden; Maar zonder onderfcheid ftatueert, wie zyn Opdragt, Vesteniffe of Realifatie het. eerfte doet aantekenen ende prothocolleren, dat die tot en uyt het Erf en Onderpand het eerfte verzekert, en daar aan het naafte zal wezen. Waar. uit van zelfs volgt, dat niet alleen de voorfz. difpofitie der Roomfche Wetten, maar,pok den duydeiyken text van het voorfz. placaat, de Generale, zoo wel als de Speciale Verbanden, voor zoo veel het regt van preferentie aangaat, heeft wil-  £ni>e ADVERTTSSEMENTEN. 259 willen gereguleert hebben, volgens de ordre van de tyd, die ten prothocolle van bezwaar zullen wezen aangetekent. Generalis enim lociltio comprehendit omniet & generalis mentio idem operatur quod omnia, quod Jpecialis, quoad fingula L. cum quarebatur ff. de verb.figmficat. L. 79. ff. de Legat. 30. Waar uit dan ten zevenden van zelfs volgt, dat den Aanlegger , of wel deszelfs Voorzaat, zyn voorfz. Generaal Verband wettelyk ten prothocolle van bezwaar, over den Scholtampte van Elft, hebbende doen aantekenen, voor het Speciaal Verbandvan den Verweerder, volgens des Aanleggers geproduceerde agter zyne Aanfpraak fub literis D. en H. ook om redenen nu gemelt, moet worden gepraafereert voor den Verweerder, op de penningen, geprocedeert van de voorfz. vafte Goederen, onder den gemelten Scholtampre gelegen. Zonder dat daar tegens in het minfte ietwes zou konnen doen, als men aan de zyde van den Verweerder heeft tragten te ontkennen, dat de voorfz. regiftratie van des Aanleggers Generaal Verband ten gemelten Prothocollè zoude zyn gedaan. Want, behalven dat de voorfz. extraéren van den Aanlegger fub. D. en H. zyn geauthentifeert, en mits dien in zig zelfs geloof zouden moeten meriteren, Zo zyn wy ondergefz. onderrigt, dat 'er in den voorfz. Scholtampte van Elft maar één prothocol van bezwaar is, daar des Aanleggers gemelte-Generaal Verband na behoren is geregiftreert, en dat het door eenig abuis of omiffie moet tóegekomen wezen, dat het zelve in des Verweerders Product, agter zyne Antwoord fub Ut. A. 2. loco, nieten werd gevonden. En zonder dat daar jegens ook in het alderminfte ietwes zoude konnen doen, dat men van wegen den Verweerder heeft voorgegeven gehad, als of het een onnutte en onnodige zaake zoude zyn, eenig Generaal Verband te doen regiftreren, en K k 2 *ls  aoo CONSULTATIEN, ADVYSEN •als of Generale Verbanden geen vafte of ongerede Goederen zouden konnen affecteren; Want boven dat den Verw. daar toe geen 't minfte bewys kan bybrengen , en boven dat, volgens de nu gementioneerde Roomfche Wetten en Regten, Vafte Goederen zoo wel door Generale als Speciale Verbanden worden geaffecteert, Zoo zal ook bevonden worden, dat zelfs in die Landen en Plaatfen, alwaar door particuliere Wetten de jongere Speciale Verbanden moeten gaan voor ouder Generale, egter aan Generale verbanden hun gantfche regt van affectatie niet en is benomen ; Maar dat men ook zelfs in die Landen, uit kragte van Generaale Verbanden, behoorlyk geregiftreert, regt van preferentie op vafte Goederen heeft, voor perfonele Crediteuren. En dat men daar uit ook jouiffeert van alle voorregten, aan Generale Verbanden by de Roomfche Wetten competerende, voor zoo veel die by de duydelyke Wetten of Ordonnantiën niet fpecifice zyn befnoeyt. Gelyk dan ook de voorfz. Gereformeerde Lantregten van den jaare 16Z6. ook onder anderen over den Quartiere van Overbetuweefit. 20. art. 7. aldus zeggen. „ De Opdragten, Hypotheecquen en Verbinteniffen van on„ gerede Goederen, konnen beftendelyk gedaan worden, voor „ den Regter en twee Schepenen, of Gerigtsluiden, ende daar „ en boven nog in het Ryck van Nymegen, in den Ampte van tuffchen Maas en Waal, van Over- en Nederbetuwe, „ voor twee Erfpagteren, of twee Getuigen, geërft in den Ampte, daar de Goederen gelegen zyn." Tot een evident teken, dat, daar de ongerede Goederen in diervoegen gezegt worden, beftendelyk te konnen verbonden worden, zonder eenig onderrdi-ïid van Speciale of Generale Verbanden, En  ende ADVERTISSEMENTEN. 261 En daar men nog boven dien in cafibus ibi non exprejfts moet volgen de gemeene befchreven Regten, Dat dan ook zodane beiïendelyke Verbanden op ongerede \ Goederen, behoorlyk ten prothocolle van bezwaar wezende geil regiftreert, niet alleen dezelve moeten affecteren; Maar ook, om redenen nu gemelt, daar op geen Regt van I preferentie plaats heeft, inzonderheid, daar niet alleen uit des j Aanleggers geproduceerde agter zyne Aanfpraak fub. Ut. D. f maar ook agter zyn perftftit fub. Lit. O. evidenteiyk blykt: Dat 'er veele en verfcheide Regiftratien van Generale Verbanden op' ongerede Goederen, in den Gemelten Ampte van Overbetuwe, zoo uit kragt van Bezatinge, Pandinge, als ook Vefteniffe, na ordre des tyds worden gedaan, dewelke dan alle zeer onnut en onnodig zouden zyn. Het welk, vermits het dagelyks gebruik, niet te prefumeren is. Konnende in het minfte niet ten voordeele van den Verweerder doen, dat 'er verfcheide Generale Verbanden in Erfpagters j ende andere Verbants - Brieven zouden influeren, zonder dat die ten prothocolle van bezwaar zouden wezen geregiftreert; Aangezien de Houders of Eygenaars van zodanige Erfpagters- of Verbant-Brieven zig zeiven zouden moeten imputeren, datzy, door haar verzuim van non regiftratie, in haar regt, uit kragt van een geregiftreert Generaal Verband fpruytende, zouden worden gaprejudiceert. Als men heeft willen zeggen, dat den Aanlegger zelfs zoude ■ hebben te kennen gegeven, van die gedagten geweeft te zyn, dat Generale Verbanden de Ongerede Goederen niet zouden | affecteren, En dat hy Aanlegger daar en boven, behalven de Speciale f; Verbanden, in zyn Erfpagters Brief gementioneert, nog andeK k 3 r$  Ï6z CONSULTATIEN, ADVYSEN re drie mergen naderhandt in fpecie aan hem zoude hebbm doen verbinden, ' Zoo kan zodanigen manier van argumentatie ligtelyk worden opgeloft, daar uit: Dat voor eerft generalyk na regten ahmdans oautela non noceat, en dat men wel dikwils, om in geene moeijelykheden te vervallen, tot meer verzekertheid twee remedien, in plaatze van eene, tragt te bekomen. Maar dat ook particulierlyk iemand, hebbende regt van legaal verband op een anders Goederen, daar van niet werd( verftaan, aftegaan, als hy zich fimpelyk, tot meerder zekerheid, eenige van dezelve Goederen fpecialyk doet verbinden, en als hy van het voorfz. regt van legaal verband niet uitdrukkeiyk renuntieert. ' Aan een ieder genoegzaam kennelyk wezende: quod novatio non fiat, nifi expreffe & nifi de animo novantiumplene conftat, ende dat het zelve inzonderheid niet en is gefchied per adje&ionem pignor um L. uit. Cod. de novat. & DD. ' Eene ongemakkelykheid, in het houden van de prothocollen van bezwaar, en in het uitzetten van zyne penningen, te willen van eenige operatie maaken, tegens een nu genoegzaam gedemonftreerde difpofitie van regten, Meinen wy ondergefz. van geen de minfte valeur te konnen zyn, zoo, om dat na regten, lex quamquam dura tarnen obfervanda fit, als, om dat de pratenfe ongemakkelykheid, tri het hóuden van de Prothocollen van bezwaar, niet anders dan een prtetext en vercierde zaake is; Nademaal het zélve kan gaan ende gefchieden op dien zelfden voet, wanneer Generale Verbanden regt van preferentie geven, als wanneer zy die niet zouden mogen geven, gelyk de natuur van de zaake zelfs, en uyt het houden van de Pro- * fuo-  ende AD VER TIS SE MEN TEN. *6a : thocollentot Amfterdam , ende andere plaatzen in Holland, ge; noegzaam is af te nemen. En om dat de moeyelykheid, om zyne gelden uitte zetten, I in het een nog in het ander geval niet faciler of difficiler zou ij konnen gezegt worden te zyn, Om dat men, de conftitutie van Regten wetende, zig daar :j na kan en mag reguleren, En om dat ook uyt het aantekenen van de bezwaren, gelyk il die, volgens des Verweerders voorfz. refpeétive producten onI der D. eiiH., in den Ampte van Overbetuwe worden gehouden, alzo ligteiykkan gezien worden, met wat penningen en| de rnét wat Generale Verbanden ymant mag zyn bezwaart, als ' man het zelve omtrent Speciale Goederen in eenige andere I Quartieren of Landen zou konnen navorfchen. Kennende uit het honden van de gemelde Prothocollen van ! Bezwaar in den voorfz. Quartiere van Overbetuwe in dier voeI gen, dat niet in 't byzonder van Erf tot Erf en werden geparticularifeert alle de Landeryen, in den voorfz. Ampte gelegen, neen maar, dat de afFeclatien aldaar op den naam van den I Debiteur ftaan aangetekent, fuccefïivelyk ende na ordre van I den tyd, dat die ten Comptoire, om te regiftreren, gebragt zyn , § niet duifterlyk. worden afgenomen, dat-die geene/dewelke het i houden van de voorfz. Prothocollen zodanig hebben geregu'. leert, van die gedagten en dat verftant zyn geweeft, dat GeI nerale, onder Geregiftreerde Verbanden, regt van preferentie hebben voör Speciale, die jonger zyn. Want het anderzints veel gemakkelyker zou zyn geweeft, | op yder fpeciaal ftuk Lands te doen aantekenen, waar mede het : zou mogen bezwaart ofte belaft zyn. Het welk nu anders en invoegen bovengemelt gedaan wor| dende, moet geoordeelt Worden te gefchieden, op dat een y- der  264 CONSULTATIEN , ADVYSEN der van 't affecteren der geregiftreerde Generale Verbanden bekwamelyk zou konnen geinformeert ende onderrigt worden. Dat den Aanlegger van het voorfz. regt van preferentie, hem uyt kragte van zyn voorfz. geregiftreerde generaal Verband, invoegen nu gemelt, competerende, zou worden ontzet, uitreguard van de penningen, geprocedeert van de zes mergen, zoo Bouw als Weylant, gelegen onder Rayen, uit oorzaake, dat die zouden hebben een Overthins Heer, en dat de gemelte Overthins Heer in het gemelte Generaal Verband niet zou hebben geconfenteert, Meinen wy ondergefz. (onder coare&ie) niet te konnen gefchieden, uyt oor zake, dat, ongeprejudiceert de waarheid ofte onwaarheid van des Verweerders voorgeven, dienaangaande genoegzaam kennelyk is: Eerftelyk, dat generalyk in reguard van Erfpagten, alwaar het dire&um dominium blyft by den Erfpagtsheer, egter de Erfpagter zyn regt aan een ander mag overdoen, behoudens den Eygenaar binnen een zekeren tyt zyn naaftinge, uti tefiatur Grot. Introd. Ub. % part. 40. n. 9. Wesenbec. paratit. B.fiager vectig. in fin. Tiraquell. de retracl. Lign. § 21. n. 3. 4. Christin, vol. 3. decif. 123. en andere meer aldaar geallegeert. Ende gelyk daar van, buyten fpeciaal contrarie beding, ook alzo is geftatueert in de voorfchreven gereformeerde Landregten van de Vier Boven Ampten des Quartiers van,Nymegen ut. 3i- § 34- Ten anderen, vermits een verband of hypothecatie nieteygentlyk een alienatie is, per L. li. Cod. de pign. En vermits een Erfpagter in alle zyn regt in het geheel blyft, wanneer het Erfpagt-Goed by executie zou mogen worden verkogt, n t  ende ADVERTISSEMENTEN. Dat daaromme des te meer een Erfpagter het Erfpagt-Goed buyten kenmfie of confent van den Heer vermag te verpanden of met hypotheecq te bezwaren, ende dat daarom ook in een generaal Verband van Goederen die Erfpagt - Goederen zyn begrepen, gelyk communiter geleerd word by de DD. ad L.^i.ff. de pignor. & hypoth. L. 16. § fin. ff. de pignor. a&. En gelyk daar toe een groot aantal Doctoren word <*ealkgeert in de gedrukte Confultatien en Advyfen van de&Utrechtfe Regtsgeleerden confult. 27. num. 15. en 16. waar toe om kortheids wille word gerefereert. Ten derden, dat de tegenwoordige Chyns, Thyns, OverThins en andere klyne Regten, waar van in deze Nederlanden verfcheyde foorten onder verfcheyde benamingen zyn bekent, eygentlyk van die natuur zyn, als deErfpagten, die by de Roomfche Regten zyn geintroduceert geweeft; Maar dat integendeel van dien, in zodanige handelingen en zaken werd opgedragen en overgegeven utrumque dominium tam dire&um quam utile, behoudens alleen een klvne ro CONSULTATIEN, ADVYSEN Advys zyn voornarnentlyk deze: Om dat in dezen in confejfo is, dat dé Verw. met wylen Jan de Breul in compagnie heeft gepacht gehad het Monopolie van Brandewynen ende Gedifteleerde Wateren, onder het Quartier van Veluwen, gelyk zulks uit de Acfe van den 2.6 Maart 1696. by de ftukken in copia authenth. bygevoegt, confteert, en uit de wederzydfche fchriftuuren ook genoegzaam is af te nemen; ende dat van gelyken ten vollen word geprobeert, dat de leverantie is gedaan aan het Monopolie, ofte wel zmjan de Breul, als mede-Monopolift, dewelke het bewind daar van heeft gehad; dat vervolgens ook de Brandewynen, van den Arreftant gekocht, in het Monopolie zyn gefleten; waar by nog komt, dat de Verweerder by het aangaan van de Koop heeft geasfifteert; en laaftelyk, dat de Verw. de adminiftratie en effecten op asfignatie van den voorn, de Breul heeft overgenomen, met den laft van de fchulden van het Monopolie, omme die af te maaken; alles omftandig confteerende uit de refp. befcheiden, de Aanfpraak ende Replycq van Arreftant ende Eysfcher, annex, te lang omme daar van alhier van elks een particuliere applicatie te maaken. Uit welke alle geverifieerde pofitiven, de juftificatie van Eyfch ende Conclufie, by den Arreftant gedaan ende genomen, dan van zelfs is prolluerende; naar rechten kennelyk zynde, quod foetus ex contraclü focii pro commum focietate, cul eft prapofitus gefio teneatur in folidum per ta, qua trad. Mantica de tacit. ö? ambig. convent, lib. 6. tit. 22. num. 7. Carpzov. jurisprud. forens, lib. 2. tit. 17. defin. 12. En zoo diéteert de Coftume van Antwerpen, dewelke in materie van Koopmanfchap doorgaans in de Nederlanden zeer veel werd agtervolgd: Dat die gene , die 't zamen ftaan in compagnie van Koopmanfchap, een voor al gehouden zyn voor de fchulden van de Compagnie, en een iegelyk in fididum daar voor aangefproken mag werden, behoudelyk hem zyn verhaal op zyne Compagnie, add. art. 235. Advys v m 't 11. Deel van Holl. confult. en Advyzen. Ron- w che*  ende ADVERTISSEMENTEN. 271 ghegall. ad l. 9. ff. de duob. reis. adprincip. mttn. 143. & I ita quamvis focius focio tantum teneatur pro poriione, quam ha\. bet in focietate, aliis tarnen creditoribus tenetur in fclidum. & | fi unus folvendo non fit, cateri onerantur, per tact. expreff. inL. I fi unus 67. ff. pro focio. & l. aufertur 46. § uit. ff. de jure fifici | vid. Ant. Matt. de au&ion. lib. 2. cap. 6. num.,5 in fin. Het | welk in cas fubjcci: te minder bedenkelykheid kan hebben, I daar uit het prodnét, de Replycq van den Arreftant annex fub. \ num. 5'. manifeft is, dat het Monopolie daar na in den jaare 1698 aan den Verw. is overgedragen, op die condi ie, dat de f Verw. daar uits niet alleen s'Landfchaps Comptoir zoude betalen, maar nominatim mede, omme de andere fchulden van't j Monopolie af te maaken. Welke overdrachten en de conditie, I daar by gevoegt, de Verw. ook niet heeft ontkent, aangeno| men ende geaccepteert te hebben, maar ftaat die by zyne fchriftuuren toe; zonder dat hem daaromtrent kan patroeineren ofte verfehonen, dat hy, by quadruplycq, de voorfz. fchulden poogt te reftringeeren tot die fchulden, die eerft naar dezelve overdoeninge zouden werden gemaakt, alzoo het zelve gantfch niet over een is te brengen met den context van de voorn. Acte, meldende, dat de Verweerder voorts de andere fchulden van het Monopolie, ende den voorn. Jan de Breul, ende den Verw. onderden anderen concernerende, zouden afmaaken ; het geene immers niet anders kan zien, als op fchulden, als op dien tyd, als die overgifte van het Monopolie gefchiede, alreeds gecontracteerd waren, dewyle het ongerymd zoude zyn gel weeft, te conveniëren over fchulden, die naar dezelve fcheyI dinge ende overdragte eerft zouden werden gemaakt, als wanneer den voorn, de Breul aan het Monopolie voor 't toekomende geen belang of intereft meer hadde, ende hy met den Verweerder daar omtrent geen handelinge meer ftond te heb- j ben ende geen onderlinge fchulden, in opzicht van het toekomende, zouden werden gemaakt; Obfterende hier jegens ook niet, dat aan de zyde van den Verw. is gepratexeert, dat de Brandewynen aan Jan de Breul quafi in 'c particulier buiten den Verw. zouden wezen ver- - kocht-:  172 CONSULTATTEN , ADVYSEN kocht, naardemaal met de bewyzen, aan de zyde van den Arreftant overgeleid, klaarlyk confteert, dat dezelve Brandewynen aan denzelven de Breul, des Verweerders gewezen Compagnon, zyn verkocht, als Monopolift, en gezonden ende gelevert op de plaatzen, onder het monopolie gehorende, alwaar geen brandewyn gebragt ofte verkogt mogt werden, buiten het Monopolie; blykende overzulks ook uit alle evidentie van zaken, dat de voorfz. leverantie, als mede de confumtie van de waaren, heeft gefpeéteert tot de Societeyt van de Monopolie , res enim ad focietatem fpe&are ■ videtur, fi negotium ad folum contrabentem pertinere non poteft. Hect. Felic. dn fociet. cap. 3. num. 57. cum et alias eonjecluris, & prafumtionibus probari pofiit rem pro communi focitate fuijfe emtam. Felic. d. tracl. c. 30. n. 14. behalven dat het een Compagnon jegens een derde niet zoude hbereren, als zyn Mede Compagnon rem pro focietate emtam tn proprios ufus hadde geconverteert Felic. d. c. 30. num. 11. 12. & het gene .egter in dezen niet geprobeert word, gefchied te zyn, ende het welke ook te minder zoude hebben konnen werden gedaan , dewyle de Verw. over den Koop aan ende praïfent is geweeft. Gelyk met de verklaringe onder Eede van twee confonante Getuigen, aan des Arreftants Replycq geannexeert, werd geprobeert; accederende daar nog by de prtefentatie van Eede, by den Arreftant ende Eifcher by zyne Triplycq gedaan, waar by hy overbodig is, onder Eede te verklaren, de Brandewynen in quapftie niet' aan Jan de Breul in zyn privé, maar aan de Compagnie ende het Monopolie, gecrediteert te hebben 5 gelyk het te boek {tellen van Verkoop, met byvoeginge van de qualiteit van Monopolift achter des Koopers naam, ende het verzenden van 't Goed naar de geaffigneerde plaatfen, onder het reflbrt van de Monopolie, aan den voorfz. Monopolift, ook evidentelyk moet doen befluiten, exprefiim in caufam focietatis èffe credttum, quo cafu fiocii, ut qui fefe invicem negotiis prafiofuijfe videntur, creditoribus in folidum tenentur, Neostad. de* cis. fupr- curice PIoll. &c. meriterende geen oplofting, dat by den Verw. mede is aangehaalt, dat eenige Brandewynen zelfs zouden wezen gekocht, voor het ingaan van den termyn van 't Mo-  ende AD V ER TIS S E ME N TEN. 273 '. Monopolie, geconfidereert, dat, de Monopoliften met den dag van het ingaan van 't Monopolie moetende wezen voorzien van Brand.wynen tot ieders geryf onder het gehele Quartier, het j niet vreemd, maar noodzakelyk is geweeft, dat zy daaromme, 1 ende wel byzonderlyk mede tot waarneming van haar eigen ini tereft, hun eenige dagen te voren van die waaren hebben moej -ten voorzien; Zoo als dan al mede niet obfteert, dat, zoo s 'voorgegeven werd, de Socii of Monopoliften onderling met ;i den anderen zouden hebben afgerekent, dewyle , dit waar zyni de, de een in opzigte van de andere wel kan libereren, maar i niet in reguarde van de gemeyne crediteuren, vel contra tertium, etiamfi foluta fn fociet as. Mev. ad jus Lubecens. lib. 3. tit. 0. art. 5. num 16. Doende ook hier jegens laafielyk niet, dat de Aanl. vooril heen den meergem. Mede - Monopolift Jan de Breul in folidum ! mag hebben geconvenieert gehad, zonder referve; dewyle door ; dusdanige electie, ende het inftitueren van actie van een van , de corret in folidum, den anderen niet werd gelibereert, per text. expr. in l. reos 23. C. de fi-iejuffor a DD. Ronchegall. ; ad l. 3. § ubi duo jf. de duob. reis num. 34. & Brunnemann. I ad d. I. reos. num. 1. 2. & 3. waar by nog werd gevoegd, dat I aan de Heeren Advifeurs, welkers Advyzen fub 'litt. G. ÏI. en \ J. aan des VerweerdersDuplycq zyn gehecht, het cafus in deI zen controvers niet geheel en al oprechtelyk, als het als nu by I de befcheiden werd bevonden, is voorgefteld, maar dat eenige M abulive pofitiven daar by zyn onderfteld geworden, dewelke I met de waare toedracht van zake niet en quadreren, weshal- ven de gem. Heeren voor zoo verre zyn te excuferen, als zy daar door misleyd mogen zyn geworden. Nopende de adjudicatie van de intereft hebben wy ver- I meind, dat deze zake, nopende het zelve poinct, behoort te I worden beflift, naar de Regten binnen de Stad Zwolle, als locus i contra&us vigerende, zoo als by dit Ed. Achtb. Gerigt in de I voorn, zaake, by den Aanlegger, in een vorige inftantie jegens j Jan de Breul, over de leverantie van de Brandewynen in qute- 1 III Deel, M m fti*  »74 CONSULTATIEN, ADVYSEN flie geëntameert, het poinét van de intereften mede, naar de Ordonnantie derzelver Stad, by Vonniffegereguleert is gevonden, uitwyzens de Copie van het zelve voónhTe, des Verw. Duplycq annex fub Ut. A. De kollen hebben wy geoordeelt, dat, onder correctie, behoorden gecompenfeert te worden, quia reus viclus aliquam tarnen probabilem litigandi. caufam habuijfe videtur, propt er li tent fuper eodem negotio, ab actore jam antea adverfus tertium in folidum motam, & difcrepantes Do&orum fententias, eorumque confilia juris, qua incertitudmem juris aliquando pariunt, & viBum a candemnatione in expenfas quodammodo excufant. DD.. ad tit. cod. de fru&ib. & Ut. expenf. & inter hos Perez. ad d„ tit. num. 7. & Frisius Temmen tra&. de litéum expenf. cap. '9. fect. 3. num. 51: & feqq. Aldus geadvifeert in s'Gravenhage den 29 Maart 170Z. M. de HERTOGHE. FLOR. P. PIÏTEISIUS. XXIX. Over de Toïvryheid, de Burgers van Zutphen op de Jlromen competerende» Tjlvryheid op de droom competeert een Burger van Zutphen , uit kragt van het privilegie, door Willem en Maria , Hertog en Hertoginne van Gulick, als Momboiren over haren minderjarigen Zoon, Willem, Hertog van Gelre en Grave van Zutphen,-in der. jare 1372 aan die van Zutphen verleent ; Waar omtrent egter dient te worden geconfidereert: •■ . ' .... Dat  ende AD VER TI S SE MEN TEN. 275 Dat de Borgers, willende van die vrydommen op de Tollen jouiflëren, verpiigt en gehouden zyn, met het fchip zich in i den Tol te begeven, en te verklaren op haar Burger Eed, dat hen die aangegevene Goederen privative en in vollen eigendom toebehoren, en vry en onverlooft zyn; en ten tweden, op de Goederen te Hellen dezelve merken, die op hunne Burger I brieven ftaam Welk requifyt, van een teken of merk, ook by een gepubli] ceert Placaat binnen Brunei, van den 23 January 1560 door l Philips de II Koning van Spanje, als in zyn tyd Hertog van :/j Gelre, en Grave van Zutphen gemaakt, nader is vaftgeftelt, I welk Placaat te vinden is in het Gelders Placaatboek p. j. Col. j 271 & 272. quod omnino vide. Dat ook, na dat door verloop | van tyden verfcheidene abuizen ingeftopen waaren, zulks | nog nader op den 7 Augufti 1688. volgens des Landfchaps !, Reces, van den 24 Oélob. 1685. binnen Arnhem, op de grote I Zaale van Gelderland, in contradiclorio is geconfirmeert en vaftgeftelt geworden, by fententie van geëligeerde Richters, op eene befchreevene proceduire, tuflehen den Momboir dezes Landfchaps, Requirant ter eenre, en de Steden Nymegen, Th iel, en Bommel, waar mede de Stad Arnhem zich gevoegt hadde, ter anderen zyde: ziet hier over de Lantfchaps Refo;. lutie, van den 15 Oiftob. 1708. en 21 Octob. 1709. over het | fubjecf, van alle de vry Burgeren, en derzelver Burgerbrieven, Ogenomen, en wel in het generaal, en zonder uitzonderinge «van iemand; Welke Refolutien die hier vorens gelibelleerde fententien, geenzints contraire, maar veel eer het vorens gezegde confirmeren; Ziet hier over mede een Advys, op den 10 Juuy 1735 door den Hoves Advocaat M. A. van Lamzweerde ter infiantie van Rutger HiJJink, edoch op koften van de Stad van Zutphen afgegeven, en in het voorgaande ider Advyzen te vinden. M m .a  *76. C O N S U L T A TI E N , AD VYSEN XXX. By deze Sententie en Advys word een exceptie van Renvoy gereje&eert, ter oorzake zich iemand aan het invoeren van Beefien tegens het placaat. hadde fchuldig gemaakt; hier by word ook wytlopïg gehandelt over het jus de. non evocando.. In zake Exceptioneel, voor den Hoogadelyken Landgerichte van O/erb-'tuwe, ongedecideert hangende, tuflehen de Hooggeborene Vrouwe G. G. Gravinne van Weideren, de arrementen deezer Procedure, als Douariere en Getuchtigde Boedelhouderfche van Wylen den Hooggeboren Heer S. Grave van Randwyck, in leeven Amptman, Richter enDyckgraaf des Ampts Overbetuwe, ratione officii Klager, gereafïumeert hebbende, en in deezen geadfifteertsmet haaren Bedienden Advocaat, J. HL Dietz. geëxcipieerde ter eenre,, E N Peter Walraven Engelbertz Burger en Inwoonder der Stad Arnhem, Beklaagde en Excipient ter andere zyde. Gezien, geleezen en geëxamineert, de Afte van Citatie," van den as en agNovemb. 1768. voorts de Aanfpraak, cum annexis, in dato den 16 May 1769. en daar op gevolgde wacht, mitsgaders Eyfch en Conclufie, neffens de daar tegens, door den Beklaagden en Excipient, in dato 14 ,Augufti 1769. gepro-  ende ADVERTTSSEMENTEN. 277 poneerde exceptie van incompetentie en renvoy, mede cum annexis, Antwoord op dezelve, van dato 27 November 1769. mitsgaders Re en Duplycq Exceptioneel, in datis 16 Maart en 12, April 1770: door parthyen ten wederzyden fchriftelyk gehouden en gcè'xhibeert, en gelettet,-waar op indezen eenigzints te le;ten ftonde, welgemdte Landgerigt, na ingenomen Advys van neutraale Rechtsgeleerden, doende recht, rejecteert de geproponeerde exceptie van Incompetentie en Renvoy, ende ordonneert den Beklaagden en Excipient, op de overgegevene fchriftelyken Eyfch en Aanfpraak ten naaften te dienen van Antwoord, zoo en als naar ftyl en gewoonte van deezen Hoogadelyken Landgerigte, en volgens deszelfs decreet, in'dato 16May 1769. gepronuncieert, is behorende; con- . demneerende den Beklaagden en Excipient in de korten deezer Exceptive Procedure, tot taxatie en moderatie van deezen Hoogadelyken Landgerichte. Aldus geadvifeert binnen Arnfteldam den 31 December 1770.- By my (getekent) ALBERTUS PLOOS van AMSTEL^ J. U. D. & Adv. Gezien, geleezen en geëxamineert hebbende bovenftaande' Advys, Citatie, Conclufie, fampt verdere exceptionele Middelen en Bewyzen, waar uit het zelve is geformeert,verklaare my in allen deelen met het zelve te conformeeren, . om reedenen beneden geitllegueert. {Salvo aUorum judicia :) Amflerdam den 31December 17.70. ■ By my (getekent) JOH. MUNNINKS. J. U. D. & Adv. M m 3 fbfi'  fl78 CONSUL TA TIEN, AD V Y S EN Reedenen van het voorenftaande Advys en Gewysde,. zyn kortelyk deeze navolgende: T"\it het aanvankelyk, eh tot een duydelyke onderfcheiding van het gecontroverteerde en gedecideerde poinct, in exceptivis niet ondienflig zal zyn, ex a&is en de daaromtrent gefundeerde gemaakte raifonnementen te affumeeren: . Dat naa regten, uit een en het zelfde fait of deliét, aan onderfcheidene Rechters geboren wordt, recht van judicature, en macht of auctoriteit, om het zelve fait of delict naa behoren te doen berichten en ftraffen, namentlyk: voor eerft, de Rechter van de Plaats, daar de Perpetrant zyn domicilie of woonplaats heeft; Ten tweeden, de Rechter van de Plaats, daar het fait of crimen is begaan, nademaal deszelfs jurisdictie door zodanig delict is geltedeert, en ter zaake van dien, den zei ven de ftraffe daar over wel voornarnentlyk competeert; en eyndelyk, Ten derden, de Rechter van de Plaats, daar de Delinquant wort bevonden, gefupponeert, dat het crimen zy van die atrociteit, dat dezelve bevoegt zy, hem aantetaften en te apprehenderen; Dat, onder deeze diverfa fora, ten opzichte van de delicten, competent zynde, by de meefte en gerenomeerde Rechtsgeleerden, het forum deli&i commisfi word gehouden en genoemt, te zyn , princtpalius, forum prafiantius, magis privilegiatum& majoris ejficacia cateris foris ö? proinde omnia alia fora fuperare Careeval difput. jur. lib. i. tit. i/difip. 2. quaft. 7.fe&. i.. num, 782. waar van de redenen zyn: Quia ibi caufa agenda eft, ubi crimen eft admtffum turn ut ubifacinoris ibi & fupplicii fit exemplum L. 23. § pen. D. de poen. turn ob facilitatem teflium, nee non quia certiore's probatiotïes, judice quafi in re prefenti cognofcente, baberi posfunt Novell. 69. cap. 1. num. I. tit. cod. ubt de crimin. Morwao. ad dici. tit. Carpzovius in prax. crimin. p. 3. quaft. 119  ende AD VER TI 5 SE MEN TEN. 279 iio. .num. gi. & $z. het welk, niettegenftaande by ons de rernisfien geen plaats hebben, echter nog hedendaags obtineert, in gravioribus deli&is, ubi publica difciplina lafa eft &> Respubüca, ten dien effedte, dat de Officier den Delinquant kan doen overdagen, ja zelfs by kiokkengeflag publiquelvk inroepen, en by preventie tegens den voortvluetigen eh niet comparerenden Delinquant voort procederen by contumacie, tot bannilfement en confiscatie van Goederen, daar die plaats heeft. Bort Traclaat van Criminele zaken 1 D. tit. 1. num. 29. al het welk zyn rechtelyk fundament daar in is hebbende, dat de Delinquant ipfo deliclo een quaft contractus aangaat, uit kragt van het welke dezelve verftaan word, zig aan de judicature van den Regter loei, ubi deli&um commiffum eft, te hebben gefubrnitteert, vide Zanger, de Except. part. 2. cap. 1, num. 169 c/ 197.. Dit zoo zynde, is dan ook notoir: dat, gemerkt de Heer Klager fuftineert, den invoer van het Vhee in quteftie op een ongepermitteerde wyze, tegens de Placaten van de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, m het Ampt van Overbetuwe gefchied te zyn, de Beklaagde en Geèxcipieerde ook aldaar zyn forum forteren moet, en m dien gevalle het Hoog-Adelyke Land-Gericht wel degelyk ten zynen opzichte is competent; al het welk te meerder ftnngeert, als men in aanmerking neemt, dat de Manier van Procederen, ten dezen gehouden, quadreert en conform is methet Landrecht locaal tit. 35. art. 20. en het geen den Souveraiu daar by bevolen heeft: dat namentlyk de breukhaftige, die buiten het Ampt woonen, by Publicatie, dog met toezendinge van de Acte van Citatie, ter har er woonftede zullen worden geciteert; en zouden ook, ingevalle men hier omtrent eene andere doctrine wilde admitteeren, de Placaten van den Souverain, omtrent den invoer van het Rundvee geëmaneert, welke ten dezen de bafis van de befchuldiging des Heeren Klagers K. O. uitleveren, byna nimmer ter executie kunnen gelegd, maar altoos illufoir gemaakt worden, zoo de Officier, onder wiens-:  a8o CON SUL TA TIEN , ADV YSEN wiens diftrift die invoer gcfchied, niet die geene was, die daaromtrent R. O. ageren konde, maar zodanig Invoerder alleen voor zynen domiciliairen Rigter te regt konde ftaan, welke gemeenlyk van het begaan van zodanige exceffen ignorant zoiïde zyn, ten zy de Fiscus kei, ubi delittum commiffum eft, de perfoon van delateur wilde aandoen, het welk een abiurditeit involveren zoude; gelyk zulks ook wynig zoude voldoen aan de foigneufe en ftricte ordres aan alle Officieren, by dezelve Placaten gegeven; en voor zo verre men al eens zoude avoueeren, dat hier een concurrentie van jurisdiélien plaats hadde, en de cognitie der zaake, zo wel by den Gerigte der Stad Arnhem, als by dit Hoog-Adelyke Land-Gerigte, zynde de eertte judex domicilii , en de twede judex delicti commifft, hadde kunnen by de hand genomen worden, zoo is het danjook zeker, dat, dewyl niemand, over een en het zelve fait, by verfcheidene Rigters te regt kan gefteld worden, de Heer Klager R. O. als geprevenieert hebbende, alleen ten dezen bevoegt is, in dezen voort te procederen, zynde het te over bekend, dat in materie van criminele procedures, ingevalle dat 'er meer dan een Rigter competent zoude kunnen geconfidereert worden te zyn, die gene, welke geantidpeert, en door het beleggen van informatie, en voor al, door het doen van behoorlyke Citatie, den breukigen het allereerft heeft geconveuieert, daar door competent word, in zoo verre, ut cateris etiam competentibus preferri debeat poftitque eos itihibere, ne in ea caufa ulterius fe intromittant, het welk dan eigentlyk •preventie word genoemt Decian. Trafiat. Crimin. cap. 20. 21. & 22. Th. Carleval. difput. jur. lib. ï. tit. 1. difp. 2. quaft. y.fect. 1. & poft alijs Bort Traclaat van Crimiueele Zaakeni Deel cap. 2. num. 1. 45. Zonder dat den Beklaagden in dien gevalle naderhand eenig verzet of exceptie van incompetentie kan objieieren, Cum ubi femel eft incoeptum judicium , ibi e? finem accipere debet. En heeft ook de Ondergetekende niet ter contrarie kunnen moveren, het by den Beklaagden ten dezen geallegeerde, dat ten minften dan alleen dit Hoog- Adelyk Gericht, met opzicht tot een poincl: der ge-  ende ADVERTIS SEMENTEN. £8r formeerde accufatie, den invoer van Beeften namentlyk, competent zoude zyn, maar dat men dezelve ook nog cumulerende met andere poincten: zoo ter zake van ongepermitteerde en desrefpectueufe doleances, aan een vreemd Mogendheid gedaan; het decriëren van 'sLands Wetten en Placaten by dezelve; wegens verregaande injurieufe expreffien, met opzichte tot wylen den Heer Klager gebruikt; ten minften omtrent deze twee laatfte capita accufationis, de incompetentie dezes Hoog - Adelyken Gerigte notoir zoude zyn: als zynde den Ondergetekenden (onder verbetering) van begrip, dat by de gehbelleerde fchriftuure van Duplicq art. 128, en veele volgende, zodanig te rechten en ad fufficientiam juris word aange; toont, dat tuffchen die geperpetreerde delicten (zoo zy ge1 nöemd worden; en de diverfe poincten van accufatie ten de,; zen occurreertzoddnige connexiteit, dat alle dezelve, als de een uit de andere zynde voortgefproten, en door een en dev zelve perfoon pratenfelyk gecommitteert, um eodemque judi* : «0 moeten behandelt worden; Cum fecundum L. 10. cod. de yudic.juncl. L. 3. § 8. D. de contrar. tutel. aclion. connexorum idem fit judicium; dat de Ondergetekende volftaan kan, met zig, tot het daaromtrent met veel oordeel en discernement geallegeerde, mitsgaders de juridicque adftructie, ten dien opzigte gedaan, kortheids halven te refereren. Nog zal ook den Beklaagden en Excipient kunnen te ftade i komen, de uyt vlugt, dat men in allen gevalle, door een Arreft of Befaath, fpecialyk gedaan om Jurisdictie te funderen, hem hadde behoren bankvaft te maken, en geenzints by fimpele citatie hadde kunnen procederen. Want hoe zeer de ondergetekende wel wil avoueren, dat 1 noch de keus rei fitce in a&ionibus perfonalibus competentie 1 maakt, maar alleen de acliones perfonales en die acliones, qua | rei per f ecutor ia funt, en dat ook het befaath, tenderende alij , ieen in jècuritatem futura muleta gedaan, zig daartoe niet kan I extenderen, zoo is het egter zeker, dat deze uytvlugt in resi jen niet kan beftaan: N n 1» Om  s82 CONSULTATTEN, ADVYSEN is. Om dat 'er conform het Landregt is geprocedeert. 2= Om dat, door het committeren van een deliét, een qtiafi contra&us word geintroduceert,. het .welk den Delinquant of Breukigen.fubject mankt, de judicature van den Judex loei delicli coinmiffi; En eyudelyk: 3S. Om dat den Excipient door zyn comparitie zelve die citatie heeft geobtempereert, en het een gemeen zeggen en regul der Rechts - geleerden is, dat alle fauten, die in een Citatie begaan zyn , worden weggenomen door de verfchyningé van den Gedaagden, Schoon hy'met geen ander oogmerk tvaare gekomen, als om exceptie te feilen tegens'de informele Citatie, ÏIüber. Hedend. Regtsgel. 5. Boek 1 cap. num'. 28.. En dus dan in het algemeen niet kunnende gedubiteert worden , of dit Hoogadelyke Landgerigt is waarlyk en in der daad competent, met,opzicht tot de'zaake, by dezen gedeci.deert, zal nu nog in aanfehouw moeten komen, of'er eenig meerder fundament voor de geproponeerde exceptie zoude rej fideren, in de zoo generalyk geallegeerde, als byzonder aangevoerde, en by Antwoord exceptioneel ingediende Privilegie, Waar omtrent de ondergetekende echter al mede de negative heeft gemeent te moeten amplecteren, want, wat betreft die Privilegiën de -non evocando, welke men 1 met veel ophef by de fchrifturen van den Excipient mentioneert, moet daar omtrent geobferveert worden, dat alle dezelve, by differente Steeden of ingezetenen, van dezelve dillriéten verkregen zyn, in die tyden, dat de Landen onder byzondere Heeren, Hertogen of Graven ftonden, welke, al dikwils, hunne refidentie buiten deze Landen houdende, gewoon waaren, de zaken na hun goedvinden te evoceren, en dezelve dikwiis door Buyten Ltndfche en Vreemde Regters te doen berigten, van welk regt van evocatie, na het gevoelen van alle Rechtsgeleerden, den Souverain competerende, door hun dan by die privilegiën isgerenuncieert en afgezien geworden, en dat dus alle de privilegiën  ende ADVERTISSEMENTEN. 283 de non evocando niet anders kunnen opgenomen worden, te {preken, dan van zodanige evocatien, die buyten de paaien enlimiten dezer Provintie, of ten minften van de Provintie, waar in het quaeftieufe cas oborieerde, gefchieden, en word 'er daarom al meeft al by gevoegd de reden, te weten, om onbehoorlyke koften, fchaden en moeieniffen, daar door gecaufeert, te ver* myden. Behalven, dat die privilegiën dan ook nog al worden gèlimiteert met verfcheidene exceptien, onder dewelke meede een is: zoo wanneer in de Landen ontftont onruft of onordre, of dat het waaren zaaken, die der Hertogen of Graven Heerlykheid aanginge, zynde het zelfs problematicq, en by veel voorname Regtsgeleerden en Staatkundigen ontkent geworden, dat door het privilegie de non evocando, en andere diergelyke privilegiën, die by de Steeden zyn verkregen, ieder particulier eertig eygen recht zoude zyn aangekomen. Immers zegt de Heer de Groot in zeeker beraifoneerd Advys inhei $ Deel der Hollandfche confult. conf 326. voorkomende, is zulks niet accorderende met het verft and van onze Voorvaders, en defraclique van deze Landen. N. i$. en 20. leerende nog den zelvèn Heer de Groot, wiens aangehaalt Advys op dit fubjedt. meriteert te worden nagegaan van N. 1. tot N. 25. dal privilegiën althans niet kunnen worden gebruykt tegens de Staten (nog gevoigelyk tegen der zeiver Wetten en Placaten) als by de Staten zelve verkregen zynde tegens den Prime van den Lande, en niet tegens de Staten. ' Nog is ook den ondergefchreven niet voorgekomen dat Ervoor de geproponeerde exceptie van incompetentie meerder fundament zoude te vinden zyn, in het fpeciaal geallegeerde privilegie van Hertog Ëduward, op St. Luciendag der JonJcvrouvve, in den jaare 10,62. aan die van Arnhem gegevea, en copielyk aan de Schrifture van Antwoord geaunexeert, om redenen, dat voor zoo verre men al eens zoude willen lupponeren, dat het privilegie in der daad exteerde, waar van eenter niat dan een gebrekkelyk en geen legaliteit hebbend atfchrift word overgelegt, en dat het teut minften met. geheel »m N n 2 ilJu>  a84 CONSULT ATI EN , ADVYSEN ufu, en door de namaals veranderde Manier van Procederen, geabrogeert waare, neen, maar dat hetzelve al eens wierde gefupponeert, m viridi obfervantia te zyn, het zelve dan egter nog niet van applicatie kan gemaakt worden, op het gedecideert geval, vermits het zelve pra?cies legt in de termen van de exceptien en hmitatien,daar by gemaakt, en zynde het blykbaar, dat het geallegeerde privilegie alleen fpreekt van zodanige gefchillen en quaeftien, die tuflehen Man en Man voorvielen , en geenzints van zodanige zaaken, welke het regt van de Hooge Overigheid toucheerden, en die by den Officier of Fiscus wierden aangelegd, hoedanige zaaken ter contrarie fpecialyk worden uitgezondert. Immers, na dat den Hertog, ten faveur van de Poorteren van Arnhem, hadde overgegeven, dat men haar goed noch haar M tn Betue boetten noch bekommeren en zal, noch en mach om tn geenerhande betichten noch niet in geenerhande zaken word onder andere uytzonderingen-ook deze gemaakt, zonder al een, die over hem gefciet iveer voer gerichte ofte doelft'as of eemger bande gheiveldelicke zaaken, die onzer heerlykheid aanghmge. Nu is niets zekerder, dan dat men door die woorden gheweldelicke zaaken, die onzer heerlickheid aanginge mets anders verftaan kan, dan alle zodanige zaaken, waarin tot vindicatie van publica delicta geageert word, en waar in door den Fiscus het recht van de Hooge Overheid, of van den Heere van den Lande word waargenomen, welke oudtyds genoemt wierden geweldige zaaken, die de Heerlykheid des Princen aangongen; zoo als uit Kilianus en anderen blykt: zynde dus de explicatie, die de Excipient aan die woorden tfagt te geven, als of daar door alleen verftaan zouden moeten worden, zodanige groote en enorme misdaden, welke met doodff &> geeqmpareert worden, en tegens welke poena atrociores & acerbijfima worden geufeert, geheel en al van den waaren zin en meemnge deficieren, en den zin ten uiterften getorqueert, Kunnende niemand, die met bedaartheid het gemelde Privilegie van Hertog Eduward doorleeft, twyfelen, dat het zelve alleen  ende AD VERTTS SEMENTEN. 285 alleen zyne reflexie heeft, op qua:ftien, tulTchen byzondere en particuliere perzoonen geoborieert, en civiel zynde, met uitzondennge zelve van delicten, poenen of'sHeeren breuken. Wanneer men ook in het vervolg, uit de manier van procederen, de Ingezetenen van Overbetuwe daar by aangezegt heeft, om namentlyk zig na Arnhem te begeven, en zyne parthye aan zyne monde te doen dagvaarden, ten einde hem gulde en regt te doen, is manifeft, dat zulks niet kan voorgeschreven worden aan Officieren, de Hooge Overigheid reprefenterende, maar alleen aan byzondere private perzoonen, wordende ook alleen gezegd, dat zodanig gehandelt moet worden, by onze goede Luiden van Betuw, met welke benaminge zekerlyk geene officieren kunnen worden gedefigneert: Ook is aanmerkelyk, dat diergelyke Exceptien, in meelt alle zoortgelyke Privilegiën, 200 in deze Provintie, als in die van Holland vigerende, gevonden worden; waarom ook de geleerde J. Schomaker in zyne Confultatien part. 5. conf. 19. num. 77. 78. 79. remar' queert omtrent een zoortgelyk Privilegie , die van Zutphen gegeven, dat het zelve is een Burgerlyk voorrecht, van fchulden f prekende, en overzulks in deli&en en poenaliteiten cefferende, tevens annoterende, dat een diergelyke exceptie declinatoir, als hier geproponeert word, en meede uit een Privilegie de non evocando gededuceert, op dit fundament, by de Magiftraat van Doesburg gerejeeteert is; en dat in een gelyke zaak, zulks alzo by den Hove Provintiaal van Gelderland is .verftaan geworden; uit al het welk dan blykt, dat ook dit privilegie den Excipient niet zal kunnen te ftade komen, aangezien het hier evident is, dat'er eene publica accufatio is geëntameert, en dat de Excipient befchuldigt word van zodane delicten , welke de Heerlykheid des Princen van den Lande aangaan, namentlyk contraventie aan deszelfs placaten , en zelfs een fpecies van het crimen majeftatis. Eyndelyk heeft nog den ondergetekenden tot deze decifie bewogen, dat de Excipient by infinuatie, aan den Hoog Ed. Heer Klager gedaan, aan de aanfpraak geannexeert onder letter fs n 3 0. a.  i%6 :CONSULTATIEN, ADVYSEN S. S. zich niet op dit privilegie beroepen heeft, maar op zekere -prtetenfe conceffie, hem by de Hoogmogende. Heeren Staaten zelve, zoo hy voorwend, gegeven, endusreets ter dier tyd op de zake zig zelve eöniger maten ingelaten, zonder van deze exceptie gewag te maken. Al het welke den ondergetekenden dan gepermoveert heeft, om in deze zodanig decifoir te adviferen, als boven gedaan is geworden. Kunnende wyders over de condemnatie van koften geene haefitatie vallen ,* of de zelve behoord te zyn een gevolg eh natuurlyke fequele van de rejeéfie der geproponeerde exceptie: zynde het een v an de zeekerfte regels in Rechten, en een generaal rigtfnoer in alle decifien, dat een temer arius litigator, het zy hy een Gedaagde of Eyfcher zy, of anderzints per modum exceptionis zyn defenfiê inricht, in de koften van den proceffe behoort te worden gecondemneert, ais dewelke door zyn ongefundeerde tegenfpraak en nuttelooze dilayen en uytvluchten alleen gecaufeert zyn geworden. Wordende zulks onder anderen uitdrukkclyk by den Keizer L. 13. § 6. C. de judic. gepraecipiëert; omnes judices, qui fub imperio noftro conjiituti funt, fciant, vi&um in expenfdrum caufa vi&ori effe condemnandum, quantum po folitis expenf s litium juraverit; het welk ook alzo unaniem in de practicque is aangenomen; gelyk onder meer anderen getuigt. Anth. Matthüeus. de judic. disp. 11. thes, 34. en Voet. ad Tit. D. de re judic. tit. 24. zynde het 'er zeer verre van daan," dat den ondergefchreven zoude zyn voorgekomen, eenige gronden by den Excipient te wezen geSilegeert, welke zodanige probabiliteit zouden behelzen, dat van dezen algemeënen regul kan Worden gegliffeert, te minder, daar men in exceptione verfeert, in welken gevalle de admiffie" of rejeétie altoos door een condemnatie in de koften word opgevolgd, om redenen, dat het decifoir fententieren daar omtrent altoos- aan de zyde der fuccumberende parthy involveert eene notoire ongefundeertheid in zodanige exceptien, als meesiyds worden uytgedacht, om door. trairiiffement Van procedures  ende AD VER TI SS E MEN TEN. 287 res de panhie. te matteren, en, is het mogelyk, het'onderzoek omtrent de zaak ten principalen, zoo al niet te ontgaan, ten minden te dilayeren, en op den langen baan te fchuyven. 1 NB. De Heer Engelberts van deze Sententie appellerende aan den Hove van Gelderland, is dezelve geconfirmeert, gelyk ook daar van reviderende, heeft hy die reviiie ook verloren. XXXI. Extraïï uyt zeker advys van onbekende Advocaten, aangaande de Buurjchap Lakemond, dat die onder het Richterampt en Schependom Wageningen gehoort , en niet onder de Betuwe. In zaken voor den Gerichte van Wageningen;hangende, tus« fen Jacob van Randtwyk &c. Dié decifie van deze zaak komt principalyk aan op die qua?? die: of over het contentieufe goed behoren ingezien, ende in het oordelen gevolgt te worden, die Rechten en gewoonten, van den Schependom van Wageningen, mitsgaders vari't Quartier van Veluwen ? De Aanlegger fudineert neen, zoo uit de Situatie van Lakemondt, als doordien het noch tegenwoordig met die Betuwe in Schattingen en Middelen word aangedagen, ende den Dykfchouw onderworpen is; dies nochtans niet tegendaandé zouden wy van gevoelen zyn, dat in cas fubject die decifie van de zake moet genomen worden van die regten ende gewoonten van dezen Gerichte; en dat overzulks alhier zoo nauw;  a88 CONSULTATIEN, ADVYSEN nauw niet en ftaat te examineeren die gebruiken en gewoonten , die daar zouden mogen zyn in Betuwen, of den anderen Quartieren van Nymegen; doordien in Regten notoir is: Quod confuet udo Civitatis etiam locum habeat in Villis &'Locis, Civitatifubje&is Gloss. & Bart. in L. Ex ea jf. de Poftul. Boerius. ad confuetud. Bitur. Tit. z. § io_ gl. l. Et quod extenfo territorio extendantur etiam ftatuta éjp leges territorii Principalis; unde Alexander. dicit. vol. 4. conf. i\ 4. num. 19. Cum aliquod territorium unitur alteri atque incorporatur, quod territorium incorporatum naturam, privilegium & confuetudinem asfumat ejus territorii, cui incorporatur, adeo ut confuetudines ac j'ura territorii, quod unitur, perire cenfeantur: zynde in effréi die meinonge, dat die gewoonte vaneen Stadt ook plaats heeft over Boerfchappen ende plaatzen, daar onder reflbrterende, ende dat de verbreidinge van 't Schependom, ook doet verbreiden deszelfs wetten ende gebruiken, invoegen, dat die plaatze, die een ander ingelyft ende bygevoegt word, deszelfs nature en gewoonten, die te voren daar plagten te wezen, aannemen; niet doende overzulks, dat gezeit zoude mogen worden , die plaatze hare vorige gewoonten, zoo daar in cas fubject eenige andere zouden mogen zyn geweeft, behouden te hebben, & quod tranfurit cum fua lege&caufa: want offchoon het zelve eenigzints plaats zouden mogen hebben, byaldien Lakemondü ware gebleven appart ende afgezondert in 't ftuk van regten en jurisdictie van het Schependom Wageningen, zoo blykt nogtans het contrarie genoeg uit des Vorften Brieven van den jare 1539, by de AlingeLandfchap geconfirmeert, en 't zeder't zonder contradictie van ymand gefterkt; waar by die Buurfchap Lakemondt den Richter ampte en Schependom van Wageningen wort toegelegt; ende overzulks accefforie daar by gevoegt ende genniëert, om de Regten, Privilegiën ende Vryheden met ende onder dezelve te gebruiken, ende dat daarom de Unie ende incorporatie van de voorfz. plaatze moet verflaan worden : quoad unam & omnimodam jurisdiclionem & confuetudinem cum communitate Wagen fi; in welken cas die Doctoren uytdrukkelyk ftatueren, dat zodane plaatzen moeten wor-  ende AD VERTISSEMENTEN. 2S9 worden gereguleert, na die Statuten en Gewoonten van 't -Principaal. Bart./» L. fi convenerit% Jïnuda pf. de pign. aftion. ook te meer, dewyl by die Furftelyke Brieven alieenlyk worden geëximeert die Dyckregten, ende confequentelyk geen andere, unde exceptie confirmat. regulam in cafibus non exceptis: Zynde die Collecten en Schattongen marquen van Hoogheid, niet gemeen hebbende met die Jurisdictie, ende komen overzulks alhier in geen confideratie^ Ende terwylen bewezen is , het gebruik van dezen Schependom ende den Alingen Quartier van Veluwen zulks te wezen, dat die Thins - Heer geen regt heeft van voorkoop, om die Thinsgoederen aan zich te behouden: behalven dat die rigoureusheid van de olde Thins regten met ftilzwygen ook in andere plaatzen van dezen Vorftendom in vele poincten zyn gederogiert, ende dat de Aanlegger dienvolgens ook is kennende voor Competente Rigters, zoo zouden wy gevoelen, dat 't zelve Gerigte niet kan of mag anders oordelen, dan na ende conform deszelven regten en gewoonten. Extraét uit het Reces des Quartiersdag in Juny 1722. bjnnen Arnhem gehouden, rakende het different over Lakemonu Mercurii den 10 Juny 1711. Gehoort het rapport van Godert Adriaan van Rheede toï Herreveldt, en andere, Haar Ed. Mog. Gecommitteerdens, tot befliffinge van het different over Lakemond, met het Quartier van Nymegen, ingevolge en tot voldoeninge van derzelver Refolutie Cómmifforiaal van den 11 Juny 1721, 22 April laaftleeden en 5 dezes, met Heeren Gecommitteerden uit het Quartier van Nymegen in nadere Conferentie geweeft zynde, ende daar in verftaan, dat de verfclullen onderling hadden III Deel. O 0; 2e:  aoo CONSULTATTEN, ADVYSEN gevonden ende weggenomen, op approbatie van wederzyds Quartieren, volgens de ontworpene Conventie, 't eynde dezes geinfereert, ende daar over gedelibereert, hebben Haar Ed. Mog. zig dezelve laten wel gevallen ende geapprobeert, gelyk gefchied mits dezen, ende de Heeren Gecommitteerdens voor hare genomene moeyte en gedaan rapport bedankt. Different ontffaan zynde tuffchen de Quartieren van Nymegen en Veluwen, over het trekken van den Impoft, wegens het Collateraal, Alienatien, Hypothecatien en diergelyke handelingen, mitsgaders den Impoft van het Klyn Zegel in de buurtfchap Lakemond, fuftinerende het Quartier van Nymegen daar toe privative beregtigt te wezen, en het Quartier van Veluwen het contrarie, ende daar over vericheydene conferentieii gehouden, en de redenen van ieders fuftenue reipeclivelyk gecommunieert zynde, is eindelyk tot confervatie van Vriendt nabuurlyke eenigheid en correspondentie, het voorfz. verfchil uit den weg geruimt, in maniere als volgt: Dat het Quartier van Veluwen zal afzien, gelyk het zelve verklaart te doen mits dezen, van het trekken en genieten van de voorfz. twee Middelen in Lakemond, en dezelve zal overlaten ten profyte en behoeve van het Quartier van Nymegen, met den i January 1721. te beginnen. Met dien verftande, dat den tydelyken Secretaris van Wageningen, als Secretaris van Lakemond, gelyk doorgaans practicabel is, den Impoft op alle Alienatien, Hypothecatien en Collaterale Succesfien zal ontfangen op zynen Eed, na de Ordonnantie des Quartiers van Nymegen, alwaar hy, zoo veel dezen Ontfangft aaugaat, zal ftaan onder de ordres van het zelve Quartier, of deszelfs Gedeputeerdens, ook dat in cas tegens den Ontfanger eenige Executie zoude moeten worden gedhïgeert, de Magiftraat van Wageningen, behoorlykgerequireert, daar in geen difficulteit zal maken. Ende zoo veel betreft het gepaffeerde, dat het geen by ieder der relpecliive Quartieren getrokken is, getrokken zal bly- ven  ende AD VER. TT SS EMEN TEN. 291 ven, zonder dat daar van eenige uitkeringe zal worden gedaan, dog dat het Quartier van Nymegen, ten opzigte van de gepaneerde tyd, ook niemand verder eenige moeijelykheid zal aandoen. Dat tegens de voorfz. overgifte van het Quartier van Veluwen, het Quartier van Nymegen verklaart aan te nemen, en zig te engageren, doende zulks ook mits dezen, om jaarlyks, conform de openinge aan 's Landfchaps Tafel gedaan, tot onderftand van de Academie tot Harderwyk, in plaats van twaalfhonderd Guldens, die by de verdeelinge van den Staat van Oorlog ten lafle van 't Quartier van Nymegen zyn gerepartieert, en zes honderd Guldens by Refolutie van 't Quartier van Nymegen den 29 Oef ober 1716". en 22 Oef ober 1717. ten Landdags Receile geinfereert, ten behoeve van de Academie van Harderwyk geconfenteert, te betalen, eene fomme van twee duyzend agt honderd Gulden, te beginnen met den jare 1721. Waar mede het gemelde verfchil, op approbatie van wel gemelte Twee Quartieren, is geaffopieert en uit den weg genomen. Aélum te Arnhem den 10 Juny 1722. Was met diverfe handen getekent OTTO van BYLAND, P. VERSTEGEN. A. J. VYGH, J. van LI TH. G. A. van RHEDE, L. van E C K. A. van DEDEM, N. POTGIETER. O 0 2 Over  «9*. CONSULTATTEN, ADVYSEN XXXI I. Over Dyck - Zaken., Ïn zaake voor den Hoog- Adelyken Gerigte des Ryks van Nymegen, ongedecideert hangende tuflehen de Gecommitteerdens des Kerfpelen, of wel de Geëïfdens van Uien en Dodeweert, Aanleggeren ter Eenre, en den Heer Prior en Gon- ventualen des Uonvents van Lraesdonk, verweerderen ter andere zyde, Gezien de Aanfpraak, Antwoord, Replicq en Duplicq, met allen byvoegden Schyn en Befcheidt, ende gelet, waar op in dezen eenigzints te letten ftonde; 't Voorfz. Gerigt, met advys van onpartydige Regtsgeleerden, doende regt, verklaart de Aanleggeren in haaren Eyfch ende Gonclufie niet te.zyn ontfankelyk, ende desvolgens, by de Aanleggeren een kwade bezatinge, en by Verweerderen daar tegens een goede öutzatinge gedaan te zyn; de kollen hier over gevallen, niet te min om redenen compenferende,. Aldus by ons ondergefchrevenen gead- vueert Dinnen Arnnem den o juni 1711. 'varen getekent, J. C O ETS. H. B.RA3NTSEN. De redenen van voor* ftaande Advys zyn kortelyk de volgende: Dat ons ex a&is is gebleeken, dat tuffchen deze parthyen yin confeffo is; Dat deze Verweerderen lange Jaaren aan zig gehad hebben 24 Morgen Weyland, met 24-Roeden Dycks, gelegen tot Doo-  ende ADV E R T13 S E M E N T E N» 293 Doodezvecrt, en. dat de Verweerderen ook dien dyck altoos behoorlyk gerepareert, en onderhouden hebben. Tot dat dezelve in Juny 1698. gezonken, en door Verweerderen verlaten zynde, de Biuumeefleren, uyt kragte van geöbtincerde Landfchaps Refolutie van den & April 1(395, waar by aan de Geërfdens van Hlen en Dodeweert geaccordeert is, om in cas eenige Dycken mogten koomen verlaten te worden, de opneeminge en boefem regt van dien te dóen, volgens het Dyck-Recht van Tbiel en Bommelre Weerden, de Geërfdens hebben doen convoceeren, welke, na gemaakte Comnïifue, goedgevonden hebben, door haare Gecommitteerdens dien Dyck te doen opnemen, gelyk zy dan ook dezelve op genomen hebben, met inbeding van boefem en andere Regten, de Zeven - geveren competeerende..- Dat uit kragte van die gedane opneeminge, Aanleggeren ook in poffeiïie hebben genomen, alle de Goederen, welke de Verweerderen onder de fchouwe van Neder Betuwe bezaaten, dog die niet fuffifant oordeèlende voor de gedane onkoflen, en vot> der onderhoud van dien Dyck, vorder by befatinge hebben geprocedeert op Zodane Goederen, als Verweerderen in den Rycke van Nymegen poffideren. Zoodanig, dat 't poinct in dezen queeflicus daar in befïaat,of de Aanleggeren in dezen , fuftinerende, die der Verweerderen in poflèffie genomen 24 Morgen Weyland, in Nederbetuwe gelegen, tot reparatie ende onderhoud der verlatene 24 roeden Dyck, niet fuffifant te zyn, bevoegt zyn geweeft, by befaat ten Landregten te procedeeren, op der Verweerderen Goederen in den Rycke'van Nymegen gelegen, en zulks teneinde dat de Verweerderen zouden worden verklaart, dien verlaten Dyck weder te moeten opneemen, en die in den Rycke van Nymegen gelegene Goederen, voor den onderhoud van die aangetogene 24 roeden verlaten Dyck, in Nederbetuwe geleegen, pligtig ende exëcutabel te zyn. \ Waar omtrent wy vermeen en , dat of wel waar is, dat het O 0 3j pu-  m CONSULTATIEN, ADVYSEN publicque welweezeu, tot confervatie van de Dyken, occafie gegeven heeft, dat 'er omtrent de materie van Dycken en Dyckzaaken, veele finguliere en van de gemeyne regten divierende middelen en regten zyn gerecipieert, en geftatueert, gelyk daar van alzo getuigt Hackman in tracl. de Jure agger Cap. 16. N. 42. m Verbis: neque efi quod quis hofice mores rigerofia cenfurce fecundum Regulas juris nofiri Jufliniani fubjicere veilt; Bene enim hi ex publica utilitate fiufiinentur, propt er quam plura etiam alia circa rem aggeralem eodem modo introducla ejfe non uno fupra Loco notavimus. En dat ook by 't Dyck-Recht van Tielre en Bommelre Weerden, waar op de Aanleggeren haar meefte fundament maken, byzonderlyk omtrent ongeheerde en ongemaakte Dycken, gcintroduceert en geftatueert isdat in cas die geene, welke tot het maaken van zodane Dycken verpligt zyn, of onwillig of onmagtig zyn, om den Dyck te maaken, en dat'er alzo meerder zwarigheid en een gaave te vrezen ftonde, dat als dan, den Schout en Buurmeefteren de Geërfdens kunnen doen convoceren, en met derzelver goedvinden den Dyck mogen en moeten, onder proteftatie of anderzints, opneemen en maken, en dat zoodane opneemers gequaliliceerd zyn, om ten overftaan van Dyckgraaf enlleimraaden in polfeiïie te neemen, alle des lefte Herbrengers Gereede cn Ongereede Goederen, zonder eenige andere folernniteiten daar toe te gebruiken, als te zien by het Dyck-Recht van Tiel en Bommelre Weerden Cap. 7. Art. 2. Cap. 8. Art. 1. 3. 4. . , En dat derhalven, na gedaane Convocatie der Geërfdens, de Aanleggeren wel bevoegt zyn geweeft, dien verlaten quteftieufcnDyck op te neemen, en vervolgens ook te regt gequahficeert zyn geweeft, om voor Dyckgraaf en Heymraden van Nederbetuwe, in pofïeilie te neemen zoodane 24 Morgen Weyland, als de Verweerderen onder de fchouwe van Nederbetuwe bezeeten hebben; Egter der Aanleggeren vorder gehoudene maniere van procedeeren, waar by dezelve voor deezen Gerigte de Verweerderen  ende ADVERTISSEMENTEN. 295 ren komen aan te fpreeken, tot prseftatie van een perfoneel facturn,, namentlyk de opneminge van een Dyck, in Nederbetuwe verlaten, en vervolgens, die in den Rycke geleegen Goederen, onzes oordeels, na regten nog reeden niet kan beftaan, of in eenigerly wyze gefundeert is; Geconfidereert voor eerft, dat of wel by examinatie der I. Dyck-Rechten bevonden word, buyten de Regten van inboefeminge, een perfonele Criminele actie geftatueert te zyn, tegen dfe geene, welke verklaart is een Dyck malitieufelyk verlaten te hebben, dat egter buyten dien niet gevonden word eenige perfoneele obligatie of civile actie, gelyk in deezen tegen de Verweerderen alhier geinten teert werd, gerecipieert of geftatueert te zyn, om buyten den Polder, daar den verlaten Dyck in legt, geinftitueert te mogen worden, tegens die geene, die zynen Dyck blootelyk verlaat, zonder van eenige malitie overtuygt te zyn; Maar in tegendeel, dat het repareeren en onderhouden der Dycken, zoo naa de gemcyne, als naa deze hedendaagfe Dyck-Rechten, niet anders geconfidereert word, als een pure reële laft, waar mede de Dyckpligtige Goederen, zonder rellexie van de perfoonen, privativelyk zyn geaffecfeert, gelyk dit in 't breede aan zyde der Verweerderen, by haare Duplicq Art. 47. & feqq. art. 70. & feqq. Soo met de leere van Klokkius, Brunnemannus, als met allegatie van de paffao-ien uyt de Dyck-Rechten, is geüdftrueert, waar toe men zig in dezen kortheids halven gedraagen zal, en fpecialyk ook alzoo geleerd) word by Jod. Hackman in alleg. tracl. Cap. 10. n. 1%. in Verbis: Ejiverohoc reparandorum aggerum munus merc realefeu patrimoniale, quod citra tujuscunque perfona intuitum, ipfee rei propter ipfam rem imponitur (Sequitur namque hacpraftationis aggeralis obligatio non perfonas fed fundum) ita ut ipfi agri feu fundi ad unum indiftin&e omnes qua inundationis calamitati fuppofnain &per fe nullo prorjus ad conditionmperfonarum ha  CONSULTATIEN, ADVYSEN bito respe&u aggmtm oneribus obmxii fint , & cum Mis adquoscunque pofieffores tranfeant. II. Ten tweeden, zoo kan ook deze actie, op de Goederen in den Rycke van Nymegen aangevangen, niet beftaan, want aangezien, dat door het bevangen van een gemeyne polder, ■op gemeyne koften met een Dyck, welke alle Goederen, onder dezelve bedyckinge gelegen, conferveert tegen alle overloop van water, tuffchen zodane ingelanden re ipfia een particuliere focietyt werd gecontraheerd, ten reguarde van die Goederen , welke onder dat diftrict of Dyckagie begreepen zyn, gelyk daar van alzo getuygt Hackman in alleg. tracl. Cap, 6. n. 126. 127. c? Cap. io. n. 20. En dat nu, volgens de leere der Regtsgeleerden, ymant, welke zodane particuliere focietyt heeft ingegaan, uit dien hoofde niet verder aanfprekelyk is, als voor zo veel die Goederen aangaat, waar over die focietyt is ingegaan, en in geen andere Goederen, gelyk daar van de leere is by Cacheran. de«/.Pimont. decif. 150 Moss. de Contract. Tit. de focietate Cap. de naturali focietate n. 19. in Verbis. Et confequenter quaro, an ex natura hu jus contratlus in folidum & po toto debito, an vero usque adfummam fortis pofitce in focietate duntaxat teneatur focius ? Et videtur crebior ambig. convent.- lib. 6. tn. 22. n, 8. JVLevius ad Jus Lubec. lib. 1. tit. k. Art 7 tr. 54, Zoo volgt dan ook van zelfs, dat deze Aanleggeren, na dat zy nu alle de Goederen der Verweerderen, onder de bedyckinge van Nederbetuwe, aangeveert, en in poffeffie genomen hadden, niet vermogt hebben, buyten het diftrkt van de focietyt te gaan, en der Verweerderen Goederen, i« den Rycke van  ende AD VER TIS SEMENTEN. 297 van Nymegen geleegen , en met deze -focietyt geen de minfte gemeenfehap hebbende, voor de verdere vergoedinge van fchaden en onderhoud der Dycken, in Nederbetuwe gelegen, aan te, Jpreken; Al het welke ook nog te minder heeft konnen en mogen gefchieden, als daar by in confideratie genomen word, dat de Verweerderen alle hare Goederen, welke zy in de Nederbetuwe hebben gehad, en alzo uit kragte van die ingegane focietyt , voor den onderhoud van dien, privativélyk geaifecteert waren, ipfio fa&o komen over te geven, en te abandoneren, ende dienvolgens daar door, van alle vordere vergoeding van fchade en intercffen, uit dien hoofde veroorzaakt, moeten worden gehouden volkomentlyk gelibereert en bevryd te zyn : aangezien na de dispofitie van Regten refoluit is, dat wanneer iemand niet: perfonaliter, maar alleen tot een grondlafr. van zeker Goed verbonden is, en dat daaromtrent, niet door zyn toedoen of fchuld, maar door een derde, velvimajore, als alhier door het hooge Water in de Zomer, eenige fchade veroorzaakt werd, dat-ais dan denzelven vry ftaat zodane Goed te verlaten , om daar door van deszelfs grondlafïen bevryd te worden, gelyk, behalven dat dit met allegatie van vele Regtspasfagien en exempelen in a&is aan zyde der Verweerderen, by Duplycq' art. 54. & feq. geiidltrueert word, waar toe men zig in dezen refereert, Onder anderen ook geleerd 'word by Cepolla tra&. de fiervitut. prad. urban. cap. 59. è.\ 8. Cu jus verba ita fe habenf: -Circa iftam fervitutem oneris ferendi, pone murus vicini debet fervitutem oneris 'ferendi & fuftinendi onera domus, fi corruit vel refe&ione indiget, vicinus tenetur onera reficere, non ego'; quid fi vicinus non vult reficere, fed ei ceder e & mihi re* linquere, an pos fit i & dicat quod fic, quia ita eft obltgatio in rem non in perfunamper text. L. 6. § 2. in fine jf. de fer.vit. vindic. lil Deel. P p Huc  üq8 CONSULTATIEN , AUVYSÜN Huc facit etiam Mud, quod in fimili word getrsdeert by Joh. Voet ad tit. Pande&. de Exercitor. Act. n. 5. in verbis: Cui & Mud infuper acceffit, quod exercitor es in univerfum liberari pijfint a debitis ex magifiri contra&u natis: Si totam partem fiuam totumque jus, quod in navi ejusve apparatu habent derelinquere, ac creduoribus ceder e parati fint, dum durum nimls creditum ex alieno alium contra&u fa&ori teneri ultra id, quodem Jus fidei curaque per.mifit quod fuprema Hijllandia Curia arreftis confirmatum teftatur Jacob Coren. obferv. 40. [II Ten derden, zoo is deze adtie op de Goederen, onder de'zen Gerichte geleegen, niet gefundeert: Om redenen, dat niet alleen de Dyck-Rechten van de Fier (loeien des Nymeegfen Quartiers Cap. n. Art. 3. 4. 5. 6. 7. en 't Dyck-Recht van Thiel en Bommelre Weerd Cap. 8, Art. 3. 1 < 6 7. & Cap. 9. Art. 7. <3? 8. een order voorfchryven, . hoedanig geprocedeert zal worden, in Cas van verlate Dycken namentlyk, dat in den verloren Dyck eerft zullen gegeven worden des laatfteh herbrengers tegenwoordige Goederen, daar na zyne gewezene Goederen , dan den regten Ouden boefnn, daar den verloren Dyck van heen gekomen is, en zo wanneer die Goederen niet genoegzaam zyn, dat als dan moet worden onderzogt, tot wat Dorp den verloren Dyck oorfpronkelvk gehoort heeft, en zulks niet konnende ondervonden worden, het Dorp daar in den Dyck gelegen, en by infulELce van dien, op het alinge Ampt, al het we ke fiano fenfu niet anders kan worden opgevat, als te moeten blyyen binnen AuiDts- maar dat ook het zelve Dyckregt van Pielre en Bommelre Weerdt M cap. 8. art 1. Deze order yan procederen of reenfarum judicis religioni & prudentia relinquatur Groenew. r Qq a ad  3o3 CONSULTATIEN, ADVYSEN ad Leg. 18 § 6. codic. de judic. Gudelin de jure noviff. tih 4.' cap. 13. XXXIII. Over verjcheydene Qtmejïien in den rik 1 exL 1. Of de Confuetudo loei, daar het Teftament is gemaakt , quoad formam moet ingezien worden ? 2. Over de Clauful van retour, en of die een commis importeert ? 3. Daar een Officier door de Confuetudo domicilii belet mogte zyn, iets aan zyn vrouw te maken, of als dan de locus originis niet moet worden ingezien ? 4. Of onder de woorden Gerede Goederen de reële of perfonele Actiën of Crediten van een disponent gecomprehendeert zyn ? 5. Of de fchulden van een Overledene, uit het Gerede alleen, dan ook uit het Ongerede moeten betaalt worden? - 6. Waar uit de Morgengave moet voldaan worden. Jdian van Effen, Capitein en Commandant van Burick, hadde by teftamentaire dispofitie, of donatie, mortis caufa, $ aan zyn Huysvrouw Odilia van Bronckhorft gegeven Anno 1661. al het Gerede, en voor haar leven getugtigt in een Obligatie ad 1000 Guldens, op de Ooftindifche Compagnie ftaande. We*-"  ende ADVERTISSEMENTEN. 309 Weshalven eerft gevraagt word, quoad formam teftamenti, vermits het zelve tot Burick 'gemaakt is voor twee Schepenen enden Richter, zonder ondertekeninge of pitfchaifinge, of het zelve valide is? En is by den Ondergetekenden geantwoord, confiuetudinem localem teftamenti fiacli effè infpiciendam; conform de gemene opinie van de voornaamfte Regtsgeleerden en Couftumiers, by illuftre Judicaten meermaals geconfirmeert, uti videre efi apud Joh. a Sande decif. Frïfic. lib. 4. tit. 1. def. 14. Mynsing. cent. 1. obf. 20. Rodenburg de jure conjug. tracl. 2. cap. 9. Et fatetur Burgund. ad confuetud. Flandr. tracl. 6. num. 1. Eo fiere omnium Doctorum cal' culos vertere. En al is 't, dat Burgundus volgens Ravenn. Peck. Masuer. diclo Traclat. van de gemene opinie afvvykt, willende, dat in het point van folemniteit, fpecialyk zoude priedomineren, ende moeten vastftaan, het Statuit van de plaats, daar de goederen gelegen zyn, om dat by teftament den eygendom zonder transport overgaat, ende alle alteratie van den eygendom, na het zelve Statuit, nadegemene opinie zelfs moet gefolemnifeert ende gereguleert worden, zonder dat eenige uitheem fche Statuiten in coniideratie komen, of iniluerenkunnen, zo ftaat nogtans in dezen te letten, dat Burgundus.zulks alleen verftaat van de dispofitie der Ongerede Goederen, gelyk hier ten uiterften genomen alleen zoude zyn de lyftugt, in de Actie van de Óoftindifche Compagnie, volgens de ajftimatie van den Heer Disponent, ren ware dezelve voor een derde fpecie aan Goederen na rechten wilden rekenen, als hierna breder gediscutieert zal worden, en derhalven, dewyl deze dispofitie 'principalyk concerneert het Gerede, zo is ten reguarde van dien, Burgundus zelfs niet discrepant van de gemene opinien; en behoren alzo, ten reguarde van de dispofitie 0verhet Gerede, de folemniteiten van dien gereguleert en geoordeelt te wörden ex lege vel fiatuto condit. teftamenti. Ten tweden, moet'er in confidentie komen, de habiliteit der perfonen difponenten, te weten, of dezelve, niet tegenQ q 3 ftaan-  3io CONSULTATIFN, ADVVSEN ftaande by Huwelykfche Voorwaarden, retour van goederen bedongen is, zig invoegen als boven, hebben mogen begunftigen? en is verftaan, dat het beding van retour niemand inhabiliteert, om daar van te mogen disponeren, noch fideicommis' fium introduceert, maar alleen ordinem fiuccedendi ab inteftato conventionalem defigneert, wanneer van de goederen niet gedisponeert is, ten ware, dat het fideicommis met fpeciale en pnegnante woorden geëximieert ware Peck. de tefiament. Conjug? lib. i. cap. 6. n. 2. Coren «.49. 5o.Neostad. obf.i.&> 2. Hott. Confi.p.%.p. a. confi. 185. num. 1. &> 2. En hoewel in Gelderland van ouds her, by vermaarde en oude Praélifyns, defererende altyd aan het beding der Huwelykfche Voorwaarden veel meer, als aan Teftamenten, en de faculteit om die te maken, wel contrarie is gefuftineert, zoo prevaleert nogtans hedendaags de invoeringe van de naburige Hollandfche, Stichtfche en Brabantfche Couftumen en Leeren, voren aangetogen , als te zien by Goris in adverjar. tr. 3. p. a. cap. 2, in fin. Sande ad confi. Feud. tr. 1. & 2. cap. 3. num. 6. en is zulks op den 17 May 1615. al mede geadvifeert by de Heeren Antoni Huigens, Everh. van Sta verden, Otto Schrassert en L. de Sylla in zake van Berent Covsntrey en Gerrit Bamer Aanlegger qq. en Thomas van Buurlo Verw. en by fententie van het Land Furftelyke Appellations Gericht tot Nykerk alzo geconfirmeert. Daar uit dan te befluiten, dat de Disponenten, ten reguarde of in rigeur van Huwelykfche Voorwaarden, niet belet zyn geweeft, "zodane makinge in het werk te ftellen, maar daar toe ook fpeciale permiiïie hebben gehadt, vermits bedongen was, malkanderen, of de een den anderen te begiftigen en betugtigen &c. zoo datfalleen te examineren zal ftaan, of de Disponenten door couftumen van haar dmicilium mogten belet zyn, zich malkanderen te mogen beneficeren, het welk keus originis moet zyn, alzoo een Officier, ten reguarde van zyn Guarnifoen maar peregrineert, vermits alle dag, door de Generale Stagen, kragt laafte Unie art. ZX. kunnen verlegt worden j adde Al- cia-  ende ADVERTISSEMENTEN. 3" ciatum resp. 55. num 8. Menoch. de arbitr. judic. quafiionib. cas 86. num. 2.7. Paris, Cravett. Vasq. Surd. Belangende het iubject of materie van deze dispofitie; alle beiderzyds Gerede Goederen, welke Disponenten bisher inliet bezit en gebruik gehadt of bekomen zullen, Zilver en Goud, gemunt en ongemunt &c. zoude verftaan, dar, naa dispofitie der befchreven Rechten, hoewel zeer favoriferende de teftamenten, dat onder zodanige wöordeu van Gerede Goederen diftinételyk geftelt, de reële of perfonele actiën of crediten van den Disponent niet gecomprehendeert zyn; want of wel | in o-enerale wetten, over univerfiteit van alle Goederen, de AcI tien en Crediten begrepen worden, zodanig, dat in cas alleen ij dispuit overblyft, of en wat Actiën onder of by de Gerede i Goederen, en welke ter contrarie onder of by de Ongerede ! Goederen gerekent zullen worden ; dat aétien op gereed Goed, | ook van gerede natuur, en actiën op het ongerede, voor ongeJ reedt gerekent worden, Bartolus in L. fi fic. \Jin fi. de le* | gat. 1. Chassan, ad confi. Burg. rubr. 4. § 2. vs. omnhim num. ij 9. Christin, ad LL. Mechlin. tit 9. art. 8. num. 16.  320 CON SUL TA TIEN , ADVYSEN XXXV. Iemand tot Vordel-goed beregtigt zynde, kan zulks niet trekken, wanneer den boedel infolvent is, en bit zelve daar uit niet kan vallen, A Komende dezer werelt te overlyden, heefteenen defolaten JOL boedel nagelaten, dies onaangezien heeft B. zynen oudften Zoort, het Vordel uit den boedel getrokken; nu wordt gevraagt, of B. niet gehouden is, het voorfz. Vordel te laten komen tot profyt van de Crediteuren ? Gezien by my ondergfz. die voorgeftelde cafus pofitie, ende gelet op die vragen, daar uit geformeert, zoude van formeel Advys ende Refolutie wezen, dat of wel B. provifione five bette ficio legis & confuetudinis beregtigt is tot het Vordel, zoo is echter zulks te verftaan, indien het zelve uit den boedel kaa vervallen, maar naardemaal in fa&o wordt gepraifupponeert, dat den voorfz. boedel van A. infolvent is, zoo magi?. zodanig Vordel niet genieten, ende fuccesfionis jure atque ex caufa lucrativa geacquireert hebbende, is gehouden, het zelve wederom aan de Crediteuren van A. onerofam caufam fuftinerende, te reftitueren; uit oorzaak, dat niemand bevoegt is, uit zoda.nen boedel ietwes te trekken, voor ende aleer, dat alle de fchulden zyn voldaan ende betaalt, bona enim non dicuntur, nifi dedu&o are alieno L. fiubfignatim § bona D. de verbor. fignificat. hetwelk zo vaft gaat, dat een Zoon zyn legitimam niet kan genieten, dan na aftrek der Vaderlvke fchulden, L. Papianus § 4. D. de inojfic. tefiament. Gail 2. obf. 119. num. 1. Wurmser^. 39. obf 8. «. 2. ende moet die voorfz. Deductie gefchieden van den gehelen boedel, ende kan niet op een  • ende AD VER TI SS EMEN TEN. 321 £tn gedeelte van dien gefchoven werden; quia as alienum fequitur univerfum defunSti patrimonium nonfundum, vet Iocicerti facultates, nifi ft alicui rei onus impofitum L. fi fiundum § tra&atum & ibi DD. marginales D. de judic. Plinc dicit. Bened, Carpzov. part. 3 confi. 28. def. 41. Etfi regulariter de rebus expeditofiis haut fatisfieri debeat creditoribus, at tarnen fi defun&us tanto are alieno fit gravatus, ut de reliqua hereditate debita plane folvi haut valeant, aquum efi agnatos de rebus expeditoriis. (dat in Saxen het Mansvordel genoemt wort) tn jubfidium tantum teneri Modest. Pistor, fi. ï. quafi.^.num. l.Prcpterea, quod de lucro captando, crpeilteres vcro de damtio vitando certent, adeoque hi merito illis prafbruntur arg. L. uit. §fin. C. de jur. deliber. Qjta de cauja etiam cognata alpiens geradam (dat is het Vrouwen Vordel) debita mulieris defuncla tn fiubfidium de gerada exfolvere obftrt&a efi Hartm. Pistor/*, i. quaft. 31. num. 38. Andr. Golob de Gerada cap. 9. num. 04. Andr. Racjchb. p. 2. quaft. 17. num.g. Freder. Gensold in additam ad Matth. Coler.-jö. 2. dec;0,86. num. 3 86. Et fic refert ibi quoque judicatum füiffe in' caula Gabnel Fygens Zufianna Berck menfe Martii 162,7, verba fententia]: ob hun welbemelte Chriftojf Rabe &c. fó58S geadvifeert tot Arnhem Wienvolgens wy tn judicando op de dugtigheid ofte ondugtigheid van de Huwelykfche Voorwaarden, in aanzien die zelve niet en is gefchreven ende betekent geweeft, conform 's Lands Placaat, op eenbehoorlyk bezegelt papier, hebben moeten letten; En byzonderlyk mede, om dat in dezen conftant ende buiten alle contradictie is, dat Impetrante ende haren overledenen Echteman haar pacta antenuptialia niet Gerichtelyk voor het Stad-Gerichte van Grolle hadde willen paneren, maar met convocatie van Vrienden en Getuygen, ten overftaan van die zelve, na het dagelyks gcbruyk. Nam fi manifefio tam ex verbis obligationis quam ex mente 6? intentione contrahentium celebrare voluerunt, tune Me contracïus merito erit fiervandus nee ei alienum nomen affurgenduin, üerlich. praci. conclufi. part. 2. u. 2. conclufi. 10. mm. 6. Kegulariter enim omnes contraclus afiimandi funt ex modo ineundi Carpz. definit. forenf. part. 2. conflit. 33. definit. 10. n. 7. Et ex mente contrahentium initium cuj'usque contra&us 0 conventionis fpe&andum efi ad dignofcendam ejus naturam Pi qualitatem Leg. 8. in princ.fi'. mand. leg. 1. § 19. ff. defiofit. Leg. 1. ff. de origin. jur. Fab. in cod. lib. 4. tit. 16. defin. l/\.. n. 5. Carpz. defin. forenf.part. 2. confi. 33. defin. ia. n. 7. Gail lib. 2. obj'erv. 28. n. 5. En geenzints op de regiftrature van de Huwelykfche VoorT t 3 waar^  334 CONSULTATIEN, ADVYSEN waarden, als zynde een a&us confecutivus, ofte een Accefibir, quia ab origine contraclus omnis pojierior exitus firmatur & dijudicatur, & a&us confecutivus a prima caufa regulatur , <5? gubernatur, tefte Carpz. definit forenf. part. a confi. 39. definit 17. n. 6. & 7. Et quando principalis contraclus efi nullus & invalidus, turn quoque ejus accejforia nulla & inutiliafunt; defirutlo enim antecedente tanquam fundatnento, neceffe efi confequens collabi. Gail. Lib. 1. obferv. 4. n. 10. per L. L. ibid. En heeft bygevolge de regiftrature van de Huwelykfche Voorwaarden het defect van het Klyn Zegel, en de daar door begane nulliteit, niet kunnen purificeren. Behalven dat dusdane practique ende maniere van doen zoude wezen een middel, om het provenue van het Klyn Zegel, ende de Ordonnantiën daar over, ten dienfte van de Finantien beraamt, te illuderen ende te fchande te maken, het welk in de magt van particulieren niet en ftaat, leg. 2^'ff- <^e % pacl. Ende nopende het twede, om dat Ridderfchap ende Steden van de Graaffchap, by een nader Placaat, tot moderatie van 'den 14 art. van de laatfte Ordonnantie op 't Klyn Zegel, op den 10 Mey 1680. geëmaneert, verklaart ende verftaan heboen, dat de poene van nulliteit, ende de geldboete over Contracten, Acten, en Inftrumenten, op ongezegelde papieren, in weerden zullen blyven; Edog, dat parthyen zodane nulliteit, met een fumma van 50 Gulden, ofte een achtfle part van 't beloop, ofte den inhoud van 't Inftrument, omtrent het welke de fraude ofte omiffie mogte wezen gefchied, zullen konnen of mogen afkopen. By gevolge daar ait refulteert, gelyk ook in de practycq gerecipieert is, dat, zo lange zodane afkopinge ofte redemtie -van de nulliteit niet is gefchiedt, het Inftrument ook zo lange, Wde tot daar en toe, voor nul en van geender waarden wordt ge-  ende A D VER TIS SEMENTEN. 335 gehou.len, ende dat een Magiftraat, Officier of Richter, daar op geen recht mag doen. Zodanig, dat Verweerderen, zich op dit Placaat beroepende, aiet konnen worden gezegt, zich re behelpen met een zake, die alleen 't gemene Landt zoude raken, veel min, dat zy zig in dezen zouden bedienen de jure tertii; Nademaal de Ordonnantie, over 't Klyn Zegel gemaakt ende geëmaneert, alle de Ingezetenen in deze Graaffchap, zo wel Hooge als Lage Standsperfonen, niemand uitgezondert, verobligeert, die zelve in alle hare poinclten ende articulen onverbrekelyk te onderhouden, gelyk daar by wel expreife is geftatueert, ziet de Ordonnantie van den 2 Augufty 1676. art. 18. Behalven dat het mede gemeen Regtens is, quod ad legis preej'criptum omnes qui in republica junt vitam injlituere; Et generales leges ab omnibus tequaliter obfervari p'jjint & debe* ant Leg. 2 jf'. de Leg. leg. 3 & L. Leges facratiffma. Cod. de legib. Wesemb. in parat. jf. de leg. n. 7. vid. Merul. loco fu* pra allegato. Vorders zoo hebben wy de Impetrante ook 't twede lid van hare conclufie, tegens Vrouw Maria ter Mathen, Weduwe van wylen den Heer Borgemeefter en Richter Costheren, tot extraditie ende beëdinge van een behoorlyken Inventaris van de aangetogen Mobile Goederen, genomen, ontzeit. • Om dat de Weduwe van wylen den Heer Borgem. en Richter Costheren, met de documenten, haar Duplycq fub n. 1. & 2. geappliceert, daar gedaan heeft, dat zy op den 7 February 1679. jaar en dagen voor des Impetrantes Peindinge ende Aanfpraake, een Staat ende Inventaris, van de Mobile ende Immobile Goederen van haren overledenen Eheman, aan het Gerichte der Stad Groenlo overgegeven, Ende dat zy denzelven voor het zelve Gerichte, ter pra»- fen-  33Q- CONSUL TA TIEN , ADVYSEN fentie van de Volmagtigers van haren {overledenen Echternans Kinderen, folemneelyk bezworen heeft. Waar beneffens nog by de procedure.gebleken is, dat Nicolaas Hillebrant, Vader van de Impetrante, ende dewelke deze procedure op zynen naam als Vader, en conjunEta perfona van haar voert, by het nazien en examineren van den Inventaris , is aan en over geweeft; Dienvolgens, dat hy en zyn Dogter, deze Impetrante,. van 't overgeven ende beëdigen van dezen Inventaris niet hebben konnen ignorant wezen, En dat de Impetrante daarom ook zelve, by haar Triplycq van het twede Lid van hare conclufie, tegens Vrouwe Maria ter Mathen, Weduwe van den Borgemeefter en Richter Costheren, genomen, genoegzaam gedefifteert heeft, Wy hebben de Impetrante mede in de koften van de procedure gecondemneert, na den gemenen regul rechtens: vibHus vi&ori &c. in leg. properandum 13. § fic autem cod. de judic. het welke voor al in cas fubjecf. heeft moeten gefchieden, daar de Impetrante in dezen heeft geprocedeert, uit een Inftrument, het welke, volgens de Placaten van 't Landt, nul was, ende waar op geen recht konde gedaan worden, daar zy 't fundament van haar intentie, te weten de qualiteit van de Verweerderen, dat zy zich als Erfgenamen van des Impetrantes overledenen Echteman zouden hebben gedragen, niet bewezen, ende daar zy, wegens het ongelyk van haar twede Lid van hare conclufie , tegens de Wed. van den Borgemeester ende Richter Costheren genomen, overtuygt zynde, van zeiven daar van, zo veel als gedefifteert heeft. Over  ende ADVERTISSEMENTEN. 337 XXXVIII. Over het [lellen van Cautie in Proce* dures. Een generaal Verband, wanneer de Goederen officieert? In hoe verre een Vrouw aanfprakelyk is voor de fchulden van haren Man.,., ftante matrimonio gemaakt ? In zaken voor dezen Ed. Stad-Gerigte van Groenlo, ongede= cideert hangende tuffchen Herman Coppers, Pander der Stad Zutphen, Geëxcipieerde ter eenre, ende Maria ter Maet, Wed. van wylen den Heer Ludolph Costheren, in zyn Leven Rigter der Stad Groenlo, Excipiente ende vervolgens Verweerderfe ter anderen zyde. Gezien de Aanfpraak, en daar op gedicteerd Reces exceptioneel, voorts Nooddruft ofte Replycq van den Impetrant, ende daar tegens ingediend Prothocollair Reces van de Excipiente; Item Reces in fcriptis loco oralis voor den Geëxcipieerden, en daar tegens gedane Dictamina van den 6 en 20 February loco Antwoord ten Principalen, als mede Schriftelyk, in plaats van Mondelyk Reces van den Impetrant, nopens het contra fcnriftelyk Reces van de Verweerderfe, mitsgaders Finaal en contra Finaal Receifen^ met allen bygevoegden Schyn en Beicheyd ende Didramina hinc inde gevallen, ende geiet, waar op in dezen eenigzints te letten ftonde, 't voorfz. Gerigte, met advys van onpartydige Regtsgeleerden, voorbygaande de geproponeerde excep*' lil Deel. V v • ti-  33* TON SULTA TIEN, ADVYS EN -^en non prcefiita. cautionis, & non probatee intentionis., alleen: in vim dilatoria geobinoveén, en' doende ten Principalen regt , condemneert die Vrouw Verweerderfe, die géregte halffcheid van die in ##/'f gelibelleerde fomma, ad driehonderd zeventien Guldens, met deiv In téreffen van dien, na Landregten a dit juridica petitionis verlopen, aan den Impetrant op te leggen en te betalen, den Impetrant zynen verderen Eyfch, nopende die wederhdfte der geiibelieerde fömeie, ontzeggende, die denzelven word geprefcrveert, tegens de Erfgenamen van Wylen Ludolph Costheren na rade te iniutucreii, die Verweerderfe niet te min colidemnerendè in de kollen dezer Procedure, tot,, iaxstie-en moderatie van dezen Ed. Gerigte. Aldus by ons ondergefz. geadvifeert binnen, Doesborg den 22 November J682, imdtrJÏ9nd\ GERHARDT RE NS ER". ARNOLD van DAM. Redenen van 't voorfz. Advys zyn onder anderen deze: anvankeiyk nebben wy het pfliaófc van cautie voorby geX.M. gaan, om dat oi;s ex aclis is gebleken, dat, zo haaft die Verweerderfe daar op heeft gedongen, de Aanlegger met die perfoon. van llendrick Coppers, Rentmeefter der Stad Groen* lo, pro litis expenfis heeft gecaveert, als by de aéfca van den ao Juny en 4. July 1681 refpe&ivelyk te vernemen, .en waar mede de Verweerderfe zig hadde moeten laten vergenoegen: In opzigte het na Regten genoeg is, quod cautio pr. i. decif. 135. n. 15. Na expiratie van de Erfuytinge is de Langftlevende niet V v 3 ver-  3*a ' CONSULTATIEN , ADVYSEN verder als voor hare quote convenibel, qua expeditio colligitur ex var iis actibus nempe, aut ex inventarii confe&ione, licet imperfe&a, uti judicatum refert Peleus. act. forenf. lib. 3. art. 3 2. aut ex divifone bonorum Christin, ad LL. Mechlin tit. 16. art. 34. Van hoedane divifie ons by de acte, t' eyndens contra fchriftelykReces geappliceert, fub verbo, vides, is gebleken, alwaar de Veiweerderfe, ende de Erfgenamen van wylen haren Eheman, met malkanderen op den 10 January 1681. Magefeheid hebben opgerigt, zynde geweeft drie maanden voor dato van die gerigtelyke Interpellatie, by den Aanlegger gedaan. By welk Magefeheid ook uitdrukkelyk is geconditioneert en bedongen geworden, dat de fchuld van Herman Coppers, tysfehen de Verweerderfe, ende de Kinieren van wylen Ludolph Costheren, in 'tgemeen zouden worden gedragen; niet doende hier en tegens het regereren ab adverfu, als dat de acte divifoir' in eenige deelen zou wezen defectueua. Gemerkt de couftumiere gemeenfehap tuffchen de langftlevende , ende de Kinderen of Erfgenamen der eerft afftervende, werd opgeheven, zelfs door exhibitie van een imperfecten «n vitieufen Inventaris, ofte andere acte a?quipollent, daar uit men eenigzints de meeninge van den langftlevenden kan afneïöen, als te zien by Brodeau ad Louet en fon recueil Ut. C. num. 30. quia nuda voluntat.e, qua etiam ex a&u iuvallido colligitur, focietas qualibet dijfolvitur, pzr text. exprejf. in L. •serum 63. § Jbcietas ff. pro focio Surd. decif 205. num. li. En of wel den ICt. aldaar fpreekt de focietate eonventionalï, zoo moet nogtans zyn zeggen ook plaats grypen in focietate €onjugali, cum leges de fcietate conventionali agentes ad mate' riam covftetudinaria noftra fociet at is recle adduci poffunt per ea, qua tradunt Gomez. ad L. tauri 50. n. 69. Johan Lopez. tract. de cura marit. cap. 5'. n. 1. 2. quotfum etiam collimat. Oöris adverf. tra&. 1. cap. 9. Staat  ende A D V E R TIS S E M E NT E !n. 34.3 Staat dan vaft, dat, door de voorfz. divifie der gemene Goederen , des Verweerderfchen Erfuyterfchap is komen te cederen, en derhalven voor die geltbolleerde fchuld niet in folidum, neen maar voor hare' quota alleen, convenibel, 't welk op goede reden gegrond is, als zynde door 't opiigten van het voorfz. Magefeheid die Verweerderfche de middelen benomen, om uit dezelve in folidum niet te kunnen voldoen dicJ. Tit. 3. Landregt art. 5. Zonder dat hier tegens kan doen, dat de Verweerderfche die gehbelleerde fchuld zoude aangenomen hebben, te betalen, hoedane aanneminge haar in verfcheyden opzigten niet en zoude konnen nadeelig wezen. Eerftelyk, omdatze is gefchied, gedurende de Erfuyterfchap^ tot welke tyd die zelve, volgens Landregt, zoude moeten gereftringeert, en, gedurende die tyd, dezelve fchuld ingevordert, en de Verweerderfe als Maffaria daar voor hadde moeten beiproken, ofte ki Regten betrokken worden; Geenzints averft na verrigte Erfuytinge, f quidem omnibus: aclibus, promifiionibus, contr aclibus, furamentts, ea femper ineft claufula rebus fic ft antibus, cujus rei ea potiftimum ratio, quod in novo ftatu feu caufa mens & mtentio aifponentiutn ccffet^. GAKPZOv.part- 2. confi. 53. def. 23. Ideo aclor ftbi ipft imputet, quod in exigendo debho ce]favitr. usque dum bona communia fint divifa & propterea juxta doclrinam Lamb. Goris. adverj. tracl. 1. cap. 4. ratione alterius Js» 'iiiftis remittendus ad defuneli conjugis èaredes. Waar mede dan bewezen zynde, dat de Verweerderfe voor dewederhelfte niet convenibel is vi obligationis, refteert te onderzoeken, utrum teneatur vi difpofitéonis, by wylen Ludolph Costheren, op den 17 May 1678» gemaakt. Waar by de Vérweerderte Es gebenefieeert geworden mereen: #aar jaren opkomften, mits daar uit betalende, die als'-' dan\ ftaan*-  344 CONSULTANTEN, ADVYSEN ftaander Ehe, tuffchen hun beyden Eheluyden, en tot fiares huyzes befte lopende gemaakte fchulden ende boedelslaften; Welke dispofitie te regt ingezien, konnen uit dezelve geenzints elicieeren, de meninge van den Teftateur geweeft te zyn, zyne Ehelieffte te graveren, neen maar ter contrarie te benificeren; dat ook de woorden: mits betalende die als dan ftaander Ehe, tuftchen hun beyden Eheluyden, en tot har es huyzes befte, lopende gemaakte fchulden, niet' rot des Verweerderfen nadeel, neen maar tot haar faveur, zyn liggende, en alzo ook moeten uitgelegt worden. Kunnende de woorden lopende fchulden tot de gelibelleerde fchuld geenzints getrokken worden, die in allen gevalle niet en kan "gezegt worden, tot des huyzes befte gemaakt te zyn, wordende zulks gezegt tot des huyzes befte te gaan, quod in rem families vertitur, waar voor die gelibelleerde fchuld niet en kan gerekent worden, die de Vader voor zyn Zoon op zig heeft genomen , en voor zo veel den boedel daar door bezwaart, en vermindert; wordende ook nergens bewezen, dat de Verweerderfe zodanig Legaat cum onere adjeclo heeft geagnofceert, in tegendeel, is ons uit het Magefcheyd fub verbo vides gebleken, dat de gelibelleerde fchuld, tuffchen Verweerderfe, en de Erfgenamen van wylen Ludolph Costheren, in het gemeen zouden worden gedragen, overzulks en Prajfumptie en Magefcheyd voor de Verweerderfe is militerende, datze niet verder voor de gelibelleerde fchuld, dan^re femiffe is refponfabel en convenibel; Maar daar uit volgt evenwel niet, dat, gelykze in de helfte van de gelibelleerde fchuld is gecondemneert, ook alzo in de halffcheyd van de koften dezer Procedure zoude moeten worden verdamt. Licet enim plus petitum fuerit, & ad mmus eondemnatum-, reus tarnen tenetur ad expenfas, quia eft temerarius litigator in eo, quod debet, ft non of er at, quod inFraneice Cr iis praclica- tur  ende AD VERTIS SEMENTEN. 34$ I tür & obfervatur, tefte Rebuffo ad confiion. reg. torn. 3. tit. I de expenj. num. 2. Zonder dat hier een telle quelle oblatie in confideratie kan komen, by de Verweerderfe w medio fere litis gedaan, die •in cas fubjeét^o folutione niet en kan worden gereputeert; Solutionis enim vice fungitur folemnis oblatio, obftgnatio & depofitio, quce tarnen quamvis juris pot eft at e pro folutione & li■ liberatione habeatur, vera tarnen Jölutio aut hberatio non eft, antequam debite facla per judicis fententiam confirmatur. neque ipfo jure debitorem lib er at $ Hac quamvis alia res ft oblatio alia conftgnatio, alia depofitio, arg. L. 6. L. 9. & L. 19. cod. de ufur. cumulatione tarnen fumifolet pro rei vel pecunia folemniter oblata & obfignata apudjudicem legitima depofitione, vulgo confignatie, L. 1. § 36. ff. depof. L. uit. ff. de leg. commiff. L. 7.princ. ff. L. 6. L. 19, cod. de ufur. Hoe ut debite & folemniter fat requiritur, debite quidemj ut id ipfum & totum, & eo, quo debetur módo, offeratur. d. L. & L. 19. cod. de ufur. L. 41. § 1. ff. tod. L. 9. cod. de folut. L>}2- § de acl.empti. Eadem enim oblationis, qua fiolutionis requifüa funt, fic ut quemadmodum nee pars debiti, aliud pro allo alteri, quam ipft creditori vel ei, qui pro creditore habetur, aliove quam congruo loco, & tempore folvi, ita nee offerripoteft, quin juftam recufandi caufam habeat crediter Zang. tr. de except. part. 3. cap. 2. n. 63. & feqq. Anthon. Fab. ad cod. Sabaud. lib. 8. tit. 30. def. 7. n. 1. Solemniter & Legitime, ut fcilicet ipftus debiti oblationem parata pecunia teftato faclam, vulgo met openen beurfe en klinkenden gelde. Legitima obftgnatio & apud judicem, creditore ad hoe citato facla depofttio fequatur L. 9. L. 19. cod. dé ufur. Ant. Fab. ad cod. lib. 8. tit. 30. defin. 6. & def. 53. & feqq. Zang. de except. part. 3. cap. 2. n. 79. & 83. qua nifi III Deel. ■ ■ X x con-  34&- CONSULTANTEN , ADVYS EN concurrant, nee creditor pecuniam ex depoftto accipere cogitur, neque liberattonem debhori parit, fed condemnari, & ad folutionem urgeri poteft debitor, ac ft nulla confignatio fa&a fit, cum paria fint, quidfaclum non ejfe, aut minus legitime factum L- 6. ff', qui fatisd. cog. L. 2. ff. de autor. tutor. uti in terminis concinne ac 'eruditz tradit & docet Simon van Leeuwen in cenf. forenf part. i. lib. 4. cap. 35. Daar beneffens heeft het de Verweerderfe by de illegitime oblatie laten verblyven, en de Procedure haren voortgang laten gewinnen, quo circa rationis eft, ut in fumptibus litis damnétur L. tuin quem temere 79. ff. de jud. Conf er. hic Carpzov. refp. Elecl. lib. 5. tit. 9. refp. 99. a num.pracipue 4. usque ad num. a8. incluftve. XXXIX. Wanneer en in hoe verre een Befaet tegens een Ingezeten plaats heeft. In zaken voor den WelEd. Land-Gerigte der Heerlykheid Bredevoort , tot Aalten ongedecideert hangende , tuflehen Berent Arentfen en Dirk Prins, in qualiteit als tydelyke Proviforen tot Aalten voorfz., Arreftanten en Geëxcipieerdenster eenre, ende wylen Jan Coppers, modo deszelfs Wed. en Boedelhouderfe Aleyda van Elvervelt, Arreftverweerderfe en Excipiente ter anderen zyde. Gezien en geëxamineert de acten van Arreft en Ontzate, de datis den 8 en 20 Augufty 1720. Tuftiflcatie van Arreft cum annexis van den 29 January 1721. Antwoord exceptioneel van denzelfden dato. Antwoord op de exceptie, toenmaals en vervolgens op den 21 May afgehouden, met de Bylagen daar toe reflectief, fub verbo Protocol-, lum, als mede een Requeft geapoftileert den n February $J Replycq, fubmiflyf Reces of Duplycq exceptioneel, iefpective van den 6 Auguftus en 3 Sept. daar aan volgende,  ende ADVERTTSSEMENTEN. 347 neffens alle verdere wederzyds protocollaire Aéten en Receüen tot den 8 February dito jaars 1721. incluys, ende gelet, waar op in dezen eenigzints te letten ftonde. Het Welgem. Gerigt, met advys van onpartydige Rechtsgeleerden , doende regt, admitteert de geproponeerde Exceptie van informaliteit, de Arreft verweerderfe en Excipiente overzulks van deze inftantie abfolverende, met compenfatie van koften, om reden. onderpond Aldus geadvifeert by ons ondergefz. in Bredevoort den 22 April 1722. (was getekent') V S H. J. tenHAGE. H. C. STUMP H. Redenen van Admisfie der voornoemde exceptio in* formalitaïh. zyn onder anderen kortelyk de navolgende : Het is in confejfo, dat deze parthyen woonagtig tot Jatten, en by gevolge onder een Gerigte of de Jurisdictie der Heerlykheid Br edevoort zyn domicilierende; Het is ook zulks , dat het Landr. dezer Graaffchap Zutphen tit. 4. art. 1 uitdrukkelyk is ftatuerende : dat men met badinge zal procederen op die perfonen in den ampte wonende, und die uitheemichen met befathe aan oere Perfonen of Goederen in rechte trek» ken. Het Stadrecht van Zutphen tit. 9. art. 1. dezen aangaande, expliceert zig in bi fee terminis, dat de Burgers van Zutphen en mogen des anderen perfonen of goederen, Gerede ofte Ongerede, buyten ofte binnen des Stads Schependom ende Jurisdictie, voor generhande fchuld niet bezetten; met welke J Xx % voor  348 CONSULT ATI EN, AD.VYSEN voor geallegeerde Zutphenfe Statuiten ook de naburige Stad en Landregten genoegzaam en openbaar een harmonie maken-* als, het Landregt van Veluwen tit. io. art. i. ibidemque Goris, Stadr egt van Arnhem art. 3. Gereformeerde Landregt. der Vier Boven Ampten des Nymeegfchen Quartiers tit. 3. art. 7. Land en Stadregten van Ruermoude part. 5. tit. 4. § 1. art. 7. Landr. van Overyjf. part. 1. tit. 5. art. 1. Stadr. van Deventer part. 2. tit. 3. art. 2. Gelyk ook Simon van Leeuwen in not. ad Pekk. de jur. ff end. cap. 16. ad num. -1. met diergelyke concordante Rechten en Couftumen in de Provintien van Holland, Utrecht en elders, komt aan te tonen; noemende dezelve een algemeen gebruykof ufance, videaturpraterea. Wassenaar in zyn Praktyk Judicieel cap. 1. 20. Invoegen dat hst pro generali regula vaft moet ftaan, dat arreften aan perfonen of goederen niet mogen gebruykt worden by die gene, dewelke, als in cas fubjecl, tot Aalten onder eenen dagelykfchen Richter woonen. Ten ware nogtans, gelyk het Stadr. van Zutph. tit. praalleg. 9. art. I. vervolgens fpreekt: dat die gene, zo aldus aan zyn perfoon ofte goederen befatigt zvord, op zyn vertrek ftonde, ende alzo vlugtig of fugityf waere, dat is, zo wanneer deze woorden al op het ruimfte genomen worden, nifi debitor ejfet fufpe&us de fuga, adsoque, uti loquunturDD1., periculum in mora Voor een twede limitatie van opgemelten regul, alhoewel dezelve in de voorgaande tacite legt opgefloten , zoude men konnen ter neder ftellen: ten ware des Debiteurs boedel mogte wezen infolvent ofdefolaat, hoe efi, ubi debitor non eft ampiius fiolvendo vel Jolvendo efiedefiit; In hoedanige noodgevallen alleen het een ingezeten Crediteurgeoorlooft is, om zig, ten fine van alfecuratie en preferentie voor anderen, tegens zynen mede ingezeten wettigen Debiteur, van het middel van arreft of befathe te bedienen, zo en als by verfcheidene der boven gerangeerde Land - en Stadregten fub allegatis titulis als elders te zien. En waar op dan ook ordinarie het judicim vel tbeatrum con- curz  ende ADVERTISSEMENTEN. 349 curfus creditorum is volgende, de quo in het Landr. van het Ryk van Nymegen voorfz. tit. 26. en 27. per tot. &, tot. tit. f. qui potior in pignor. vel hypoth. Neen, maar wy vermeinen het met den Regten overeen te komen, dat het'niet genoeg is, dat de Arreftanten en Geéxcipieerdens in dezen, tot ftandhoudinge van haar geinterponeerde arreft en befathe, eerft den originelen Gearrefteerden, wylen 'Jan Oppers, ende alnu deszelfs Wed. en Boedelhouderiè, Arreft verweerderfe en Excipiente, met blote onbewezene dicenten een fuga fufpicionem of infolventie hebben zoeken tot lafte te leggen, Non au' tem fola creditoris allegatio fufpicionis de fuga Jujficit, fed evidentibus & claris indiciis probari debet Berl. praEt. concl. part. 1. concl. 73. n. 29. Carpz, defin. foren/'.part. 1. confi. 30. defin. 17. n. 5. & 6. Ibi aus erheblichen urfache verdagtig ware. Quin etiam ereditor contra debitorem fuum uti de fuga fiufpectum arrepium impetrare volens fuga /üfpicionem anteomnia probare debet IVLevius de arrefi cap. 5. n. 19. Het welke ook fatis aperte word geindigiteert by het vooraangetogene Stadr. van Zutphen, inzonderheid by het Nieuwe Gereformeerde Landr. van het Ryk van Nymegen tit. 3. art. 7. in verbis: ten zy dat daar zyn NB. genoegzame fufpicien, dat denzelven zyne Goederen zal verbrengen: alle het welke by provifie ftaat tot het goedvinden van den Richter, om verder by het Gerigte ten minften koften daar over te worden erkent, videatur & Simon van Leeuwen ad Pekk. fupra allegat. Nog nader by het Landr. van het Over - Qjiartier van Ruermondepart. 5. tit. 4. § r. na dat aldaar art. 17. al mede geftatueert was, dat vafte ingezetenen , onder een Gerigte, malkanderen met geen kommer, regt of arreft mogen voornemen, dan moeten by dagement aanvangen, daar op art, 8. word gedecideert, niet te min zo verre iemand vlugtig ware &c., of anderzints NB. met goede redenen fufpecl of bedagt ware, van banqueroet te maken, als dan mag tegens hem, ende zyne Goederen, by kommer, arreft of verbod worden geprocedeert j Gelyk ook de Arreftanten en Geéxcipieerdens haar aanbrengen, Xx 3 en  35o CON SUL TA TIEN , ADVYSEN en doorgaans gepofeerde, als dat den boedel van Jan Coppers, tnodo de Arreftverweerderfe, ware infufficient en infolvent, als de twede vooraangetogene limitatie, alhoewel in de eerfte opgefloten , in allen gevalle al mede met behoorlyke indiciën en preuves hadde moeten bewyzen, en daar doen: Creditor namque probare debet, quod debitor multo are alieno fit obftri&us facultatibus labatur & definat effe folvendo , Berl. pratï. concl. i. part. i. concl. 74. n. 84. cum allegat. late ibidem: videatur prater ea het Nymeegfche Landr. tit. pradict. 3. art. 7. in verbis: ten zy denzelven NB. notoirlyk infolvent is; voorts de aangehaalde woorden uit het Landr. van Ruermonde voorfz.met goede redenen, fufpecl van Banqueroet; maar nu is het zulks, dat wy by de Proces-Aften nergens hebben bevonden, zodane behoorlyke indiciën of redenen, waar door wy deze Debiteuren een fuga Jufpicionem, infolventie of fallifement, zouden hebben konnen of mogen toefchryven; want, dat de Arreftanten, by haar Antwoord op de exceptie, wylen den Gear7 refteerden Jan Coppers voor fugitief willen hebben te boeke ftellen, om dat hy ruym een vierde deel jaars van huys, en in Vriesland was geweeft, en dat daarop quafi de Crediteuren de hoofden by malkanderen hadden geftoken, zulks is ten eenenmaal irrelevant en onaannemelyk; daar immers aan zyde van de Arreftanten zelve, zo ter Antwoord voornoemt, als Duplycq, openbaar word geftendigt, dat hy Jan Coppers zig doenmaals in Vriesland heeft opgehouden, ter oorzake van Zekere Procedure, zo aldaar tegens zyner Vrouwen vrienden hadde uitftaan, en dienvolgens tot verrigtinge zyner affaires abfent; nu kan immers met geen gedagten voor vlugtig gedebiteert worden den genen, die men weet, waar hy is, en zulks om zyne zaken voor te nemen, ende te bevorderen, debitor namque turn demum de fuga fufpeclus prafumitur, ft latilet vel aliter ft vagabundus & qui animum ad fugam adjecit caufa latitandi Coler. de procejf. execut. part. 1. cap. 2. n. 123. Arnold Corvin. ad leg. fugitivus ff. de verb. fgnif. zonder dat wy op het blote discours van den profitabelen of fchadelyken uitflag van die Procedure in Vriesland, nog ook op  ende AD VER TI SS ËM EN TEN. 35* op alle die verdere en meenigvuldige onbewezene raifonnementén der impetranten, eenig reguard hebben konnen maken; Immers oordeelen wy, het gantfch niet na een fuga fufpicio of banqueroet te fmaken, daar deze Wed. Arreitverweerderfe, na dat haar den bedroefden flag van haar mans dood in Vriesland, met agterlating, uti in aftis, van negen meeit klyne kinderen , overkomen, dezelve daar op tot hier toe, in het huys tot Aelten, en verdere Gerede en Ongerede Goederen, of den gehelen boedel met goede order is blyven zitten, zonder dat dezelve kan worden verdagt gehouden daar door, dat zy 2ig tegens informele, dog ruineufe proceduren, of fchoon van wegens den Armen of Proviforie ondernomen, komt te bedienen van haar competente Landregt, in dezen Graaffchap Zutphen; hier by komt de notoire Regtslere, quod nempe rt~ quiftta quibusquis prafnmitur de fuga fufpe&us faltem obtinent in debitor e, qui mobilia poftklet,fi enim debitor poftidet bona immobilia de fuga fufpe&us dici non poteft, adeo ut nee tali cafu juramento creditoris locus effe poffit Berlich. pra&. concl.part. li concl. 73. n. 40. & 41. Sneydew. ad § actio 1. inftit. dt actionib. n. 16. Zo wanneer nu maar eens geconfidereert word, dat de Arreftanten en Geéxcipieerdens, by haar Antwoord op de exceptie, eerft zelve aannemen, om, doorgerigtelyke aeltimatie der Goederen, en daar tegens deze en verdere byde aétevan peindinge ervintelyke en overgelegde fchulden , fub verbo protocollum, den Regten genoeg, uti fonant verba , te bewyzen, dat dezelve Goederen de fchulden niet zouden konnen toereyken, met deze aldaar volgende formeele woorden, welke a?flimatie en bewys cafu quo hier by word inbedongen; voorts dat de Arreftverweerderfe, by Replycq, de opgemelte Gerigtelyke aeftimatie, door onpartydige te doen, accepteert, en gewillig is te ondergaan, met verzekeringe, dat by den uitflag of calculatie zoude bevonden worden, dat zy Excipiente in deze Heerlykheid meer als driemaal zo veel goederen was bezittende, als alle hare fchulden bedragen, ende gereguardeert, dat de Geéxcipieerdens daar op, by Duplycq , van de voornoemde jeftimatie, tegens haar eygen beding, id quod  $5* CONSULTATIEN , ADVYSEN quod notandum, niets komen te reppen of roeren, veel min,: dat dezelve zouden hebben werkftellig gemaakt, of geappliceert, het welke nogtans hadde behoren te gefchieden, zo komen de Geéxcipieerdens zig omtrent deze voorgedragene boedels infolventie wonderlyk te confunderen, en zig in hare eigene garens toe te trekken, als die gene, dewelke zelfs tacite en genoegzaam de fufficience van dien moeten geftendigen en confefferen, waarom wy dan ook de Goederen en Parcelen, tn denzelven boedel, niet anders als voor fufficient en folvent hebben konnen aanmerken, Te meer, daar het een bekende Regtens Leere is, quod unusquisque folvendo prafumitur usque dum contrarium probetur & quod quis fundamentum fua intentionis probare teneatur ad notor. Ja, daar alhier de fufficience dezes boedels aan alle onpartydig oordeel moet elucesceren , al mede en nog nader, uit de eigene calculatie, zo de Arreftanten wegens deze, als fub verbo protocollum, geblekene fchulden en capitalen, ad ongeveer vyftien honderd guldens, zelve komen op te maken , videatur ter Antwoord fub periodo de inter effen NB. van vyf tien honderd of veertien honderd guldens capitaal', Want, daar tegens maar nagezien wordende, die Gerede , en inzonderheid alle die gefpecificeerde Ongerede Effecten en Parcelen, te zamen in deze Heerlykheid ervintelyk en gefitueert, zo kan het niet anders, of dezelve moeten de blykende fchulden ook cum omni caufa vry verre furmonteren, en welk poinct ook 'tn aclis zodanig aan den dag komt, dat wy voor het overige, en kortheids halven, ne agamus fuperflua, ons daar toe zullen gedragen, tot een befluit, dat alhier geen fufpicio fuga neque infufficientia bonorum, nog een banqneroet, defo: laten boedel of failliffement & confequenter. neque periculum in mora voorkomende, of naar behoren blykende, de Arreftanten in dezen, tegens haren medeburger en Ingezeten, met Toeflag, Befaethe of Arreft, plane infor mali ter & nulliter hebben geprocedeert: verba namque ftatuti vel confuetudinis ftri&e funt accipienda nee interpretatione ultra proprium ac ge* 1IU*  ende ADVER TTS SEMENTEN. 353 rtüinam ftgnificationem extendenda, quin imo & forma ftatuti, ne pariium quidem confenfu, aliquid adat vel detrahi poteft text. & DD. in L. 55. ff', de legat j. Gail. lib. 2. obf. 33. n. 2. & proinde minima qualitate ftatuti non obfervat a3 aElum corruere, tradit idem Gail. lib. 2. obf. 19. n. 17. Evlrh. confi. 15. n. 38. 39. & 43. alhoewel wy in dezen ook niet hebben voorby gezien, de liquiditeit van de fchuld, ter Aanfprake/^^. en uit wat hoofde dezelve is fpruitende, als mede., dat de inmaninge van dien, uit de fpeciale ordres van den Heer Officier dezer Heerlykheid, is voorgekomen, maar alzulks heeft niet konnen effectueren, dat de Geéxcipieerdens en Armenbezorgers zich niet zouden behoeven te reguleren, na de forme en ftyl van procederen, by het Landregt dezer Graaffchap Zutphen aan alle parthyen in het generaal geprafcribeert en vallgefteld, Mjïvius ad jus Lubec. quaft. pralim. %.pertotum; konnende ook niet in confideratie komen, het gene de Arreftverweerderfe, ten tyde als haarman abfent en in Vriesland was, aan den Schoolmeefter Muller, en Voogt Coenen qq. op derzelver gezinnen, van verband te doen , mogte hebben geantwoord; doordien de Vrouw, in abfentie van haren Eheman, en buiten denzelven, geen obligatie en verband ten Gerigte palieren konde; en ook al deze of gene vrouwelyke explicatie in allen geval dog niets te beduiden heeft, als zynde bekend, dat hier te Lande de vrouw ftaat onder de. voogdye en tutele van haren man; gelyk het al mede gantfch. niet te paffe komt, maar ten eenenmaal hors de propos is, dat Arreftanten by Antwoord op de exceptie willen zeggen, als dat zy deze Befaethe zullen opheffen, zo wanneer deze Wed. al nog fecuire borgen of onderpand zal komen te ftellen, om op zékeren termyn Capitaal en Intereffen, al was het nog over eenige jaren, te betalen; Want wy niet anders als voor waarheid konnen aannemen, de doleance dezer Weduwe en Excipiente, terReplycq, als dat haar,Credit, door deze Befaethe, aanftonds by, of datelyk na het verlies van haren Eheman, haar op het dak gekomen, UI Deel. Yy zo-  354 CONSULTATIEN, ADVYSEN zodanig is verzwakt, dat zy rebus fic f antibus te vergeefs alle vlyd zoude aanwenden, om iemand tot die Borgtogt te bewegen; impojfibilium nullaeftob/igatio ■ imo afflicïis non eft addenda ajftictio. Dat hu vervolgens de Arreftanten haar Arreft en Befaethe ook zoeken te embelleren, door het zelve al mede te noemen een toellag, dewelke, ingevolge derzelver prafuppooft, in de Heerlykheid van Bredevoort zo zeer gerecipieert zoude wezen, zo kan het contrarie van dien gezien worden, by die in aclis geallegeerde fententie in rationibus decidendi, voor het Landgerigt van Wenterswyk, den 7 May 1691. tusfchen Davidvan Sontsvelt, en Jacob Scholten gepronuntieert, en in cas d' Appel by 't Hof Provintiaal van Gelderland geconfirmeert; als mede nog onlangs by zeker prasjudicaat, en afgegevene redenen, by de Heeren DD. G. Altetus en H. .Pleger., tuflehen Arnold Peters, eu Mattys Wallen gepubliceerd By welke pnejudicaten al mede optimo jure gecarpeert word, het exces en misbruik, zo veelmalen, gelyk ook alhier , op pretext van den toellag, word te werk geftelt, gelyk ook by de redeaen van zekere Sententie, op den 9 Feb. 1693. voor gemelten Landger. tot Wenterswyk, tuflehen llendrick ten Bengevoort, en de Wed. van Abraham Wallen, ergaan, fatis evidenter is aangetoont, dat men den toellag, tanquam fèparatum quid ab arrejte, te vergeefs tragt te defenderen uit den iö art. tit. ï 1. van 't Landregt dezer Graaffchap Zutphen ; als wordende aldaar van criminele zaken gehandelt, en vorders, als by die reden te zien is, en welke voorfchreven advyfen by de fignaten dezer Heerlykheid bekend zyn, Waar mede wy vermenen het niet nodig te hebben, om ons over de verdere fpeculatieii, die de Advocaten, in de Graaffchap Zutphen, over den voornoemden Toellag maken, alhier verder te elargeren. Ende nademaal dan uit dit kortelyk gededuceerde is manifefterende, dat het gelibelleerde Arreft, op de Gerede en On-  ende ADVERTISSEMENTEN. 355 gerede Goederen, van wylen Jan Coppers, modo deszelfs J Wed. en Boedelhouderfe, extra & prater necejjttatem, is ondernomen, en overzulks, alwaar ons geen verlaten of defolaten I Boedel is voorgekomen, voor geen Noodarreft, Befaethe of Toeflag, of wat name het zelve hebben mag, kan paiferen of ftandgrypen, Zo vervalt van zelfs al het bygebragte der Arreftanten, op derzelver praifuppooft, als dat dit Arreft alleen in fecurita* tem eredili, datis fidejufforibusvelpigncribus zoude wezen geintenteert, nam/ublato fundamenlo corruant ades. En ofnuwelde j condemnatie in de koften gemeenlyk is een fequele van de I admiffie der exceptie informalitatis, zo hebben wy nogtans ! geoordeelt, het beft te zullen konnen verantwoorden, indien wy, als by het diclum fententia, de koften compenfeerden, Niet alleen, om dat der Impetranten Arreft en Toeflag nog al eenigen [fchyn van ufance en praktyk heeft gehad, neeh maar, voornarnentlyk ten reguarde van de qualiteit der Arrestanten, als Proviforen en Armenbezorgers, op dat (uti loquitur Meruea in prax. Civili hb. 4. tit. 15. cap. r.) de armen in het ongeluk van pleyten gevallen zynde, daar en boven niet overvallen worden met de onkoften van het Proces, Mynsing. obferv. cent. 1. obferv. 81. X L. Over het ontzetten van iemand met de Jierke hand uit een gehuurd huys. IBv ons ondergefz. Rechtsgepromoveerdens, Gezien, gelezen, en geëxamineert de Requefte of Deductie, door dlurmen Hejfelinck, aan den Heer Derk Hoppenbrouwer, VerwalterDroffard, en Richter derHeerlykheid Br edevoort, everY y a ge-  ï$6 CONSULTATIEN , AD VYSEN gegeven, cum annexis documentis fub A. C. D. E. F. G. HI. & K. inhoudende verzoek onder anderen, ten einde Hendrick Amrkempinck mogte worden van Gerigtswegen vermaant, en geordonneert, om 't gebruik van \ Thffen Plaatsje onder Dinxperlo, m de Buurfchap Huyrne, als daar aan, uit hoofde van verwillekeunnge en overgifte, by contract van den 16 April 1736. ervintelyk, geen beltendigelduur of Pagt 'm;er hebbende,"conform 't Landr\ tit. 11. art. 9. en uit kragte van tempeftive gedane denunciatie te moeten verlaten, en aan hem Requirant, als Eygenaar, inruimen, met 't appoincte'ment en pienale ordere, fub dato den 11 Maart dezes jaars 1738. daar op ten fine, als verzogt, gevallen; Verder gezien de nadere inftantie van den Requirant, en daar op geobrineerde inhreüve Gerigtelyke ordre, en poenaal Mandement van den 18 deszelvigen maands, met die daar onder ftaande Relatien van de refpeétive gedane Infmuatien van dien; Eindelyk het finaal verzoek, en conclufie van den Requirant, ten einde den refraétairen Gerequireerden gerigtelyk, en met de fterke hand, van 't voorfz. Plaatsje moge worden afgezet, met het daar op gevallene marginale dispofityf, van den 28 deszelvigen maands Maart, ten fine van beleringe voor dezen WelEd. Gerigte: Wyders by ons geëxamineert en overwogen zynde , 't geen indezen te examineren en te overwegen ftonde, zouden wy ondergefz. van advys zyn-, dat een WelEd. Land. Gerigte van Br edevoort, ter requifitie, en in maniere als voorfz, naLand,regte dezer Graaffchap, bevoegt en verpligt is, om den wrevelmoedigen Gerequireerden, "Hendrick Averhmpinek, gerigtelyk , en des noods met fterker hand, van 't gelibelleerde Thyjfeh. Plaatsje te ontzetten, en hem het zelve miet 'er daad ie, doen evacueeren, en aan den Requirant, als Eygenaar, in te' ruimen; alles onder referve van des Requirants recht tot de i'nve&a & illata, op 't zelve plaatsje gevonden wordende, en onvermindert 's Fiscaals acTzie, in aanzien van de gedicteerde en verwerkte Landregtelyke breuken, den Gerequireer-  ende AD VERTISSEM ENTEN. 357 den daar benevens condemnerende in de koften, hier over gevallen. Aldus by ons ondergelchrevene geadvifeert binnen Zutphen den 10 April 1738. (getefant~} A. HOPPENBROUWER, R. LATHU M. XL I. De gemeenfehap van Goederen word gecontinueert , %o 'er geen Inventaris is opgerigt. CASUS POSITIE Dat in levenden lyve geweeft zyn, Jan ter Hoeven, en N. Echteluiden, gewoond hebbende binnen Arnhem, dewelke met den anderen geprocreëert hebben een Zoon, gènaamt Hannen. Dat tuifchen die voorn. Echtel. is geweeft gemeenfehap van .Goederen. Dat die Huysvrouw van Jan ter Hoeven is komen te overlyden, ende naderhand, na deszelfs overlyden, Ilarmen is getrouwt, met confent zyns Vaders, aan Judith, zonder opgerigt te hebben eenige Huwelykfche Voorwaarden, confequentelyk mede geweeft, gemeenfehap van Goederen, tuflehen Hermen ende Judith. Dat ook Judith is komen af te fterven binnen Arnhem, Y y 3 waar  358 CONSULTATIEN, ADVYSEN waar de Echteluyden hebben gewoont, zonder Kind ofte Geboorte na te laten, ende ook een geruimen tyd daar na, Jan ter Hoeven, Vader van Har men, welke in den vollen boedel is blyven zitten, zonder eenige Staat of Inventaris aan de Erfgenamen van zyn Zal. Vrouw Judith overgelevert te hebben. Word gevraagt, of niet verftaan moet worden, dat Harmen voorfz. die communie met de Erfgenamen van zyn Vrouw Judith heeft gecontinueert, ende zo ja, of niet die Goederen, hem van zyn Vader aanbeftorven, mede moeten komen tot profyte van zyn Zal. Huysvrotiwe Erfgenamen ? Gezien by den ondergefz. de bovenftaande Cafus Pofitü, ■ende gelet op die vrage, daar uitgeproponeert, zoude (onder correctie van beter gevoelen) verftaan, (of wel fchoon, naKeyzerlyke Regten, die Sociëteit of Gemeenfehap, by het affterven van een van beyden, word gefolveert, v. L. 59. D. pro ficio') die gemeenfehap ofte communie, boven verhaalt, is gecontinueert, naUfantie en Couftume, niet alleen van verfcheyde Steden ende Landen, neen, maar ook in fpecie in die Provintie van Gelderland, waar onder die Stad Arnhem gelegen is, Sande lib. 2. dec. tit. 5. def. 9. ubi inquit, apud Galles ex confuetudine diverfarum Provinciarum obtinuit, ut fociet as conjugalis continuata cenfeatur usque dum fuperfies inventarium vel defcriptionem omnium bonorum fecerit allegando Christin. 'Bacqcit. Argentr. & plures alios, daar by doende hanc confuetudinem in patria fua vigere tefie'L.A'HB. Goris in fins adverfar. tra&. 1. cap. 9. n. 3. 4. & pajfim. Welke Communie niet alleen tuffchen Ouders en Kinderen, neen, maar ook tuffchen andere Erfgenamen van den Overledenen, zo lange geen Staat ofte Inventaris gemaakt is, gecontinueert blyft, Confuetudinetria enim inter conjuges focietas cum alterius vita finem non accipit,fed in liberos usque aut ei*» teros defuncli haredes cum fuperfiite continuatur, donec bona .legitime defcripferit Gor. d, l. 't Welk  ende ADVERTTSSEMENTEN. 359 'tWelk ook met verfcheyde judicaten in deze Provintie i van Gelderland is gecontirmeert, en daar inne genen zwymei l word gemaakt. En dewyl Harmen nooit behoorlyk Staat ofte Inventaris i van den gemenen Boedel gelevert, en het zelve verzuimt | heeft, zo word daar door verftaan , die communie gecontinuI eert te zyn; fuperfies enim fi negligat inventarium conficere in* itelligitur tacite foiietas continuata arg. L. item quaritur 13. | § qui impleto D. locat. en moet derhalven die erfenillè, van dien Vader Jan ter Hoeven, mede in die gemeenfehap van den Boedel van Harmen en zyn Zal. Huysvrouw Judith komen , hebbende Harmen zig zelfs deze fchade te imputeren , als door zyn eygen fchuld ofte onagtzaamheid gecaufeert; damnum au* tem quod quis culpa fua fenlit fibi imputare debet L. 203. de R. J. Aldus geadvifeert binnen Arnhem den 19 Apnl 1672. (was getekent') A R N. PAUW. XL II Dm een Erfuyter in het geheel voor de Boedelfchulden aanfprakelyk is , en veel over het Recht van Boedelhoüdeder ie, en het ontdoen van dien. Tn zake van Peindinge ende Pandkeringe, voor dezen Hoog» |JL Adelyken Landdroiten Gericht der Graaffchap Zutphen, on- SP:  |6b CONSULTATIEN, ADVYSEN eedecideert hangende tuffchen Dr. Jacob Hafenbroek, iVoimafrtiffer van Vincent Buecktr, als Man en Momber van Jojt„aDerkfen van den Blankenburg, Pandeyfcher en Geëxcuseerde ter eenre, ende den Hoog Welgeb. Heere Wigboltds Roodevan Hekeren, tol Ruurloe, Pandverweerder en Excipient ter anderen zyde; Gezien de Acte van Peindinge ende Pandkeringe, Justificatie van Peindinge, Antwoord Exceptioneel, Antwoord op de Exceptien, Replycq en Duplycq Exceptioneel, nevens de Prothocollaire Dictaten, met allen bysevoegden Schyn en Befcheyd, ende gelettet, waar op in delen te letten ftonde. 't Welgem. Gericht, met Advys van onpartydige Rechtsgeleerden, doende regt, rejecteert de geobiicieerde Exceptien, Eo mido, quo agis, tibi adverfus me non comp-lit aciio & male agis, conderanerende dan Heer Pandverweerder ende Excipient litem te conteiteren, ende ten Principalen te antwoorden, als mede in de koffen van dezen Procedure, tot taxatie en moderatie van dezen Ed. Gerichte. Aldus by ons Ondergefz. geadvifeert binnen Zutphen den 13 SepL 16S8. jljf**) JAN van ESSEN. B. PLEGER. De Redenen, die ons tot voorfz. Sententie moveeren, zyn onder anderen deze : Du conftant is, en uit het document, fub verbo patet bv den Heer Excipient geproduceert, blykt, dat Zyn Hoog Ed., als oudfte op de jlraat, van de Erfgenamen van Wvlen Vrouwe Everbardina van Hekeren, VYed. Hoef ten , Zyn Hoog Ed.M^eije, deszelfs Boedel fub beneficia wventa-  ende ADVERTISSEMENTEN. 36* rii heeft geadieert, Kiften, Kaften en Kamers laten verzegelen, ook in qualiteit als Erfuyter, vele koften en ongelegentheden geftipporteert, ende aliezints zig in die qualiteit gedragen, ja zig dezelve in gem. acte wel tot drie a viermalen zeiven geadfcribeert. Dat 'er ook , na de inconteftabele Practycq, gefundeert op den expreflen text van ons Landr. tit. 3. art. 5. in fine, niet gemeender is, als dat zo eenen Èrfuiter, gelyk hy in folidum de 'hereditaire Debiteuren mag conveniëren, ook alzo, en niet pro portione hareditaria, van de hasreditarre Crediteuren wederom geconvenieert mag worden, dicterende 't gezeyde Landregt exprejfis verbis': dat eenen Erfuyter, 'tv es den Erfhuyzt aankleeft, met Regt zal invorderen, zvoe insgelix andere, tegens hem oere a&len op den Erfhuyfe in flidum, und met voor zyn quota alleen, zullen inftellen mogen, und zulx tot die tyd der comfiige Erfuitinge. Invoegen 't gantfch alliëen is, 't geen de Heer Excipient hier tegens heeft laten fchryven by zyn Repl. art. 38. & fieq. quod L. 12. tabb. cautum fuerit haredes in ebligaiionem, qua a defun&o vel contra defun&um ccepijfent non ulterius quam pro portionibus hareditariis teneri, & quod illa jure Civili inter eos ipfio jure dividentur. Aangezien hier de qna?ftie niet is, wat L. 12. tabb. of wat jure Civili in dezen hebbe geobtineert, maar wat onze conftante praétycq, en den exprelfen text Landr. diéteert , ende wat den Heer Excipient, ingevolge het zelve, zelf heeft ge-, pracftifeert, als uit het Document fub A. by Aanfpraak te zien. Zulks dat hier ten propoofte wel quadreert, quod Celjus adoleficens reficribit in L. 91. § 3. D. de V. O. pierumque fub au&oritate juris fcientia pernitiofie erratur, ab iis, qui fola Romani juris cognitione inbuti, fecundum ea clientibus confuill Deel. Zz  S62 CONSULTATIEN, ADVYSEN lant, qua ufus dcmmavit, Groenew. de 11. uur. in pr af at, vid. M/ev. ad J. Lub. quaft. 2. num. 57. Kunnende tegens die gepraall. dispofitie Landregtens geen, de allerminite verauderinge maken, de renunciatie van deze gementioneerde Erfuiterfehap, by de Acle van den 4 Maart 1680. voor 't Landgerigte van Zutphen gedaan, ende de Antwoord Exceptioneel fub verbo patet bygevoegt; Want poftto dezelve was al na behoren gepaffeert, ende alle de Crediteuren, om zig daar na té rigten, geinfinueert, als nogtans niet gefchied is, maar alleen, zonder aan iemand wethe daar van te doen, op verzoek en periculo parus van een Rigter, oogen ende ooren verlenende, laten regiftreren; Poftto ook de Heer Excipient die was al in Regten bevoegt, zodanige renunciatie te kunnen doen, en zyn Hoog Ed. konde vry re non amplius integra, ende na dat ztg door menigvuldige aften als Erfuiter hadde gedragen, zonder opngtm 1 beloofde 1000 Guldens 'sjaarlyks belooft zyn uittekeren uit ; deszelfs ordinaris Traélament, als Gecommitteerde ter Gene-- : raliteit, En zulks onder conditie, en inval gemelde Heer Raasvelt Commiffie zoude wezen geprolongeert; en dat verders tot zo- I dane uitrykinge van 1000 Guldens zoude zyn verobligeert, zo 1 lange zyn Wel Geb. by dezelve zoude worden gecontinuëert. Zonder, quod notandtim, dat by gemelde Afte eenige andere oorzake, ofte waarom gemelde 1000 Guldens 'sjaarlyks uttgekeert zoude worden, geëxprimeert is; En zonder dat ook by eenige der geapphceerde qnitantien, y zo van den Heer Aanlegger, als de Heeren Verweerderen geproduceert, van eenige andere caufa debiti confteert, of ook 1 van den Heer Aanlegger geallegeert wort. Onder welke quitantien, die van den 9 December 166Q. fub C.des Heeren Aanleggers, en fubB. des Heeren Verweerderen memorien annex, gegeven en gepaffeert is, met 't woort van Confideratie, notoir, om daar mede zo veel mogelyk, de regte oorzake van die fchult te bedekken. , En  ende AD-VER TI SSEM EN TEN.. En dat ook de quitantie van den 27 Jan. 1671, mede hy den Heer Aanlegger fub C. by deszelfs Memorien, en by de Heeren Verweerderen f'b geproduceert, zegt, dat dezelve ontfangen zyn, in minderinge van die beloofde 1000 Guldens 'sjaarlyks, uit't ordinaris Traétement van de Commiilie ter Generaliteit. Zo datwy uit de Continue van gemelde Inftrument, continerende, dat gemelde 1000 Guldens jaarlyks uit't ordinaris Traélement van de Commiilie in de Generaliteit zoude worden uitgekeert, en uit 't conditioneel beding, by.'t zelve gemaakt,, te weten, dat de Heer van Raasvelt die 1000 Guldens alleen aan den Heer Aanlegger zoude mtkeercn , zo wanneer, of indien deszelfs Commiilie in de Generaliteit zoude wezen geprolongeert, en dat zo lange dezelve zoude continueren, hebben moeten oordeelen en vaftftellen, dat gemelde 1000 Guldens jaarlyks belooft zyn, om de continuatie van die Commiffie te mogen obtineren. Te meer, om dat dat fonds of fubjeet, waar uit zulks uitgekeert zoude worden, is ft Ordinaris Traétement van de Commiffie ter Generaliteit, en om dat die beloften, van te zullen uitkeren, aan en omtrent de prolongatie van dien zyn gebonden, en ook niet langer zouden duren, als die Commifiie, ende dat gemelde Inftrument en Commiffie is gepaffeert op den 17 December 1666, wanneer des Heer Raasvelts Commiffie in May 1667 daar aan volgende was geeindigt, en alzo even voor dato, dat dezelve op nieuw ftonde vergeven te worden; En om dat de Heer Aanlegger doorgaans by zyne folutien zelfs pofeert, dat die handelinge en belofte tuflehen die refpective Contrahenten is geweeft, in en over 'tpoiuél van de Commiffie ter generaliteit. Dewyl daar by duidelyk en doorgaans zegt, dat zulke beloften zrudeu gedaan zyn, op dat de Heer Aanlegger, in abfentie vin den Heer Raasvelt, het intereft van de Provintie of 't Ocrsrtrer zoude waarnemen 3 w u>  3^8 CONSULTATIEN, ADVYSEN Welk poinét nogtans by ons, als buiten eenig bewys, in geen confideratie heeft kunnen komen. Zoo dat ons uit gemelde Inftrument niet anders blykende, nog uit de quitantien of eenige andere documenten, en dat ook gemelde Inftrument geen caufa debiti is continerende, hebben wy uit den teneur van dien, niet anders als voorzegt, kunnen oordeelen. Te riieer, om dat de Heer Aanlegger, agerende uit een Contract of Inftrument, als in dezen, waar in zyn Wel Geb. wort geobjicie'ert, dat hetzelve niet zoude contineren een caufam debiti; en dat de caufa debiti niet uitgedrukt is, om dat de handelinge gefchied zoude zyn, over een ongepermitteerde en verbodene oorzake; en dat zulks de letter en 't contenue van *t contract mede brengt, 't contrarie van dien, met niet 't minfte in regten fuffifant en aannemelyk bewys, heeft kunnen daar doen, of eenige de minfte legitime oorzake van fchult kunnen verifiëren. Het welk zyn Wel Geb. nogtans, om dat de letter en teneur van 't Inftrument ganfch tegen hem ligt, geincumbeert hadde; Gm dat aan zyde van de Heeren Verweerderen, uit de letter, en uit 't Con tracl, en andere Circumftantien bewezen zynde, de ongepermitteerde oorzake, het contrarie van dien, door den Fleer Aanlegger, namentlyk , een gepermitteerde oorzaak, had moeten aangetoont, en klaar bewezen worden, 't welk door den Heer Aanlegger nogtans niet gedaan is. .Zo dat, vaft ftaande, dat gemelde beloften, yan-rooo Guldens 's jaarlyks aan den Heer Aanlegger uit te keren, door den Heer van Raasvelt gedaan zyn, om de continuatie te mogen obtineren^, van de Commiffie in de Generaliteit, per fe daar uit komt te volgen, dat die zelve beloften gedaan zyn, over ,en wegens een ongepermitteerde, en zo by de Civile, alsWet,teu dezer Provintie, verbodene zaken, en dat by confequens zo-  «nde A-DVERTISSEMENTEN. g£5 Eödanen belover, nog deszelfs Erfgenamen, met geen middelen Regtens, tot de betaliuge van dien, kunnen ge'conftringeerf worden. Wat aanbelangt de Civile Wetten, het zelve is gedefinieerc en verboden in L. an. D. ad L. Jul. de Amb. Nov. 8. cap. i. En vorders by twee generale Refolutien van deze Provintie," de Eerfte in dato den 19 Juny ïtfio. en de andere van den 29 January 1671. op een Landelyke Vergaderinge binnen Nymegen gehouden, genomen; de Heeren Verweerderen Memorie Jub C. i- en C. i9 annex. ■By welke Eerfte Wel expreffe is gecaveert, dat men in 't ambiëren van eenige Officien, zo Militair als Politica, niet en zal mogen procederen met onbehoorlyke foilicitatien, na de Gemene en Civile Wetten verboden; En de Twede, fpecificereude wat nader, geeft genoegzaam het vorige te kennen, doordien daar fpeciiice is vaftgeftelt dat alle die gene, die eenige Commifiien en andere, zo Politicque als Militaire Charges, gegeeven zullen worden-, eerft en vooral by eede van zuyveringe, zullen hebben te verklaren, datze direct-elyk, nog indireételyk, onder wat naam ot pretext het zoude mogen wezen, niet gegeven of belooft hebben, ook met geven of beloven zullen; In dat ?t Hof Provintiaal, en alle andere Gerigten, geen regt op Obligatien., Beloften als anderzints, dieswegen voor dezen gegeven en nog te geven , doen zullen mogen, maar die voor nul en van •onwaarde verklaaren. l^nka Rrf?1Utie d,an in Jdezen 00k ten éenenmaal peremptoir en decifoir is, als zynde aprincipe gegeven. Te meer, omdat zo voor als na, in deze Provintie hv V A a a ^  57. , CONSULTATIEN, ADVYSEN: gemanen regul, en die gemene Landfchaps Refolutie gevolgt is, Gelyk de Heeren Verweerderen met drie diftincle judicaten van den Hove van Gelderland, de Eerfte in zaken van. Jacvan Ommeren, contra Everbard Everwyn, in dato des 22 Nov. 1661. De Twede, in zake van Vrouwe Elifabetb van Waff&naar van Duivenvoorde, Douariere van Wylen den Heer Cufyn van Bemmel, in Leven Raad én Rekenmeefter in Gelderland, contra de Erfgenamen van Wylen Corn. van Bronkhorft tot de Pol, in Leven Amptman in Overbetuwe,, in'dato den 4 Novemb. 1671. en de Derde, in zake van Wollef van Beefl Impetr., contra de Heer Pieter Noyen, Raad des F. G. en Gr. Z. den 18 Maart 1678. hare memorien geap- J pikeert, fub D- E. 1» en E. 23 en F. bewyzen. En datconftderabel, dat of wel het Inftrument fub E: vin > l den Heer Amptman Bronckborft, ten profyte van den Heer - •! Raadsheer Bemmel gepaffeert, niet contiueert, dat die beloften zouden gedaan zyn, ten reguarde van de follicitatie van de Amptmaus plaatze van Overbetuwe, en dat daarop ook, ) fimpel de Aanfpraak gedaan is, op het Fundament, dat daar. 1 van de hand van den Heer Bronkhorft gepaffeert was,, en alzo genoegzame confeffie, en als of zulks alleen genoeg was tot: tondemuatie-, egter op de allegatie, dat die beloften gedaan , 1 waren, om nier van 't fucces van de follicitatie van de Amptsmans plaatze gefruftreert te worden, en op dat de HeerRaads- '; heer Bemmel daar van afftand zoude doen, en dat de Heer h Bronckborft uit geen anderen hoofde ooit iets fchuldig was ge- , wéeft aan den Heer van Bemmel, by 't Hof Provintiaal de lm- !1 petr. in haren Eyfch en Conclufie niet ontfankelyk verklaart "hf.u ^ Hier tegens ebfteren niet de allegatien van den Heer Aanleg-, j Da| .genoegzaam zyne intentie geverifieert zoude hebben, :  ende ADVERTISSEMENT.EN. 371 het Inftrument fub A. zyne Memorien geappliceert, en liat niet gehouden zoude zyn, meerder te bewyzen, of een cttufa debiti, na de Regten van de Provintie van Gelderland te allegeren, ten dien einde allegerende Goris adverf. lib. 4. n. 19, n. 2. & ad Confuet. Velav. cap. 2. art. 3. Gloss. s. «.-4. zonder eem'ge andefe' Wetten of Allegatien van Landregten, of Rechtsgeleerden. Welke nagezien, loco i* alleg. fpreekt van Gerigtelyke fchuldbekenteniflen, geenzints applicabel zynde tot 't Inftrument alhier in quxftie, 't welk fimpel onder de hand, en extrajudicieel gegeven is, en immer zo weynig applicabel is de twede pafi'age, als niet in cas fubjeél iprekende. Zo dat 't Inftrument fub A. waar uit de Heer Aanlegger'in dezen is agerende, geen Gerigtelyk gepalfeert Inftrument, of geen Gerigtelyke fchuldbekentenifle zynde, of daar voor óp eeniger maniere pafieren konnende, de Heer Aanlegger in dezen niet teftade komen de allegatien, dat in Gelderland'Ge-rigtelyke fchuldbekenteniflen niet zouden behoeven te contineren een caufa debiti. Waarby komende als voorzegt, dat het voorfz.Inftrument, zig in alles refereert tot de Commiffie van de Generaliteit, namentlyk, dat uit dat Traélement de 1000 Guldens jaarlyks zouden worden betaald, en dat zulks eerft obligatoir zoude zyn, zo de Heer van Raesvelt continuatie van zyne Coramisfié bekwam, en dat zulks ook zo lange zoude duuren als die Commiffie, en langjr niet, zo hebben de Heeren Verweerderen, uit den teneur van dat Inftrument, te regt onzes oordeels geallegeert, en gelyk gem. Inftrument duydelyk medebrengt, dat dukgem. belofte van 1000 Guldens 's jaarlyks gedaan is over een follicitatie, en namentlyk, om te bekomen de continuatie van de Commiffie in de Generaliteit. > Te meer, om dat de Heeren Verweerderen by hare Memorien art. 2. den Heer Aanlegger fommeren, dat niet zal konAn 2 nesi  m CONSUL TA TIEN , ADVYSEN, n-en bewyzen, dat de belofte van de gelibsüeerde iooo GuU dens jaarlyks oorfpronk. heeft genomen, uit een by de gem er ne Regten of • Landgewoonte geoorloofde en geappreteerde oorzaak.. Zoo dat den teneur van 't Inftrument ten eenenmaal voor den Verweerder liggende, 't de pligt is van den Heer Aanlegger, zyne intentie'en zyn Inftrument den Regten te verifiëren, en te bewyzen, dat die belofte, van iooo Guldens jaarlyks, zynen oorfpronk heeft, uit een wettige en gepermitteerde oor-, zaak, juxta regul. gener alem, quod aclor debeat probare fua& inlcntiönem. Te meer, om dat buiten al het voorzeide, en fchoon by gemelte .Inftrument niet een woord mentie gemaakt wierde, van de Commiilie ter Generaliteit, of iets van die natuur, het. genoeg zoude zyn voor de Heeren Verweerderen, te allegeren dat gem. Inftrument geen caufa debiti contineerde, 't welk een vitium vifibile is, En van die natuur,- gelyk Goris conform alle andere Regtsgeleerden, loco all. in adverfar. lib. 4. n. 19. ó? ad Conf. jPGM lav. cap. 11. n. 2. gl. 2. «.,4. tradeert, dat na de gemene Regten zelfs geen Gerigtelyke fchuldbekanteniilèn, zonder uitgedrukte oorzaak obligatoir zyn. -Gelyk zulks-ook klaar gedefinieert is in L. 25. § uit. f. de. probat. L. 13. C. de non num.pecun. S.- van Leeuw, in cenf. fór. lib. 4. cap. 16. n. 6. en voorts alle andere Auteuren, by de' 'Heeren Verweerderen ab art. 11. der folutien tot art.. 13 gealle?eert. Zo dat door de Heeren Verweerderen zodane vitium inftru*. menti daar gedaan en bewezen zynde, het notoir de pligt van den Heer Aanlegger is, de Wettigheid van dien, en de caufa, debiti, tot ftandhoudinge van gem. Inftrument, te bewyzen..; Welk anus probationis; den houder van .zodane Inftrument • CR:;  ende AD VER TIS SEMENTEN. 373, en die uit zodane Inftrument ageert, inall.L. ac S uk D de probat. met uitgedrukte woorden opgeleid word, in verbis t Sin • autem cautio indebite expofita effe dicatur & indiscre- te loquitur : tune creditor debet debitum oftendere, quod incautionem deduxit ö5 Groenew. de 11. abrog, ibid; Si cautio five chirographum debiti caufam non continet, tune is in quem cautio expofita eft, debitum effe oftendere defet. &> Mor-* nac. ad d. L Fulgatus bic heus, pour les obligations & prornefles non caufees , cur autem caufa in obligatknibus, qualejcunque Mee funt, explananda fit, rationem hanc temper didici, quia mmirum fi-fiecus f asemt, qui contrahunt, in fit. fpicionem incidunt tacitce aiicujus turfiitudinis, qua cum obligationi caufam, initiumque dederit, evulgare eam nee put pudore aufi funt: flipulatio igitur quafi in poenam ex eo filentto nudi tantum pacli infiar eft, eoque citra controverftam, , quotidiano jure utimur. - J ' ' Waar mede overtredende tot *t poinct en de allegatie van ' den lieer Aanlegger, namentlyk, dat gem. iooo Guldens jaarlyks door Wylen den Heer Raasvelt zouden belooft zyn, om dat de Heer Aanlegger in zyn abfentie die plaatze in de Generaliteit zoude waarnemen, het welke. de Heer Aanlever (als wel wetende, dat blote dicenten in Regten van geene 0peratm zyn,) tragt te bewyzen, met het document lub C. deszelfs Memorie annex. 0 Welk Inftrument nogtans, wel ingezien zynde, wy niet bevonden hebben , te zyn van die kragt of operatie, eerftelyk ■ om dat het zelve niet is ondertekent, en ten tweden, dat of lchoon het zelve al ondertekent ware, in Regten met aannemelyk is, als van een Vader, ten profyte van zyn Zoon gegeven ; quia parentes utriusque fexus pro liberis juk tefiificari prohibentur. Mascard. de probat. concl. 1363. n. 44 L 9 D de teftib. S. van Leeuw, in Cenf for. part. 2. libr.- zTcap, ■ Zoo dat, hét zelve niet bewèzen zynde, en ons nergensuit A a » 3 ' con- ■  374 CONSULTATIE-N, ADVYSEN m confterende, wy ook na rechten daarop gee» reflexie hebben kunnen nemen; * Zynde gemeen Regtens , quod alleganti incumbat probatio & fe fundanti in aliquo fa&o probare teneiur fa&um L. r. Z» 2. L. 4. /o?. jT/fc £>. probat. L. 6. C. de fid. injirum. Den Heer Aanlegger kan al mede in dezen niet te ftade komen , de geallegeerde extraordinaire Commiffie in de Generaliteit, deszelfs Memorien fub F. annex, om dat dezelve niet 't minfte contineert, dat dezelve door 't Quartier op Zyn Welgeb. zoude gegeven zyn, ter caufe, dat de Heer Raasvelt veeltyds abfent zoude geweeft zyn, en alzoo deszelfs plaats waar te nemen. En by aldien zulks zo was, als nogtans niet en blykt, en indien die Commiffie in dier voegen en op dat fundament by 't Quartier gegeven was, by den Heer Aanlegger, zo zoude Zyn Welgeb. dat poimft genoegzaam door eenige Verklaringen van de Leden des Quartiers kunnen verifiëren, alzo die zaak zolange niet geleden, en die Commiffie gepaffeert is den 15. Juny 1667, en nu omtrent 24 jaaren verlopen, van welke zake veele leden van't Quartier, die nog in 't leven zyn, goede kennifle zouden gedragen. En om dat de Heer Aanlegger, tot bewys zyner allegatie, zodane verklaaringe niet geproduceert heeft, en zig in dezen zoekt te behelpen, met de verklaringe van Wylen Zyn Heer Vader, zo kunnen wy niet anders oordeelen, of die zake is tuffchen den Heer Raasvelt, ea Wylen des Heer Aanleggers Vader, int fecreet, en tuffchen haar byden, -buiten kennis of weten van 't Quartier, of de Ridderfchap verhandelt, te weten in dier voegen, dat Wylen de Heer Landroft zyn devoir zou doen, voor den Heer van Raasvelt, tot de prolongatie en continuatie van zyne Commiffie, en dat alzo dat traélement onderling zouden deilen, of dat de Heer Aanlegger, in zodanen val, daar ait zoude trekken io©o Guldens jaarlyks.  ende ADVERTIS SEMENTEN. 375 Gevende de geallegeerde Verwantfchap, tuffchen Wylen den Heer Landroft- van Veluwen, en Wylen de Heer van Raasveltt te meerder prajfumptie van gemelde handelinge.- En wat aanbelangt de geproduceerde Quartierlyke Refolutie,. van den 10 Oérober 1653. fub D. des Heer Aanleggers Memo-rien annex, daar op dient: Dat dezelve geenfins is medebrengende, dat particuliere Leden van 't Quartier, over 't vergeven en folliciteeren van die ' Commiffie ter Generaliteit, eenige beloften van geld of anders onder malkanderen zullen mogen doen, die van weerdenzyn; Maar gem. refolutie, wel ingezien zynde, zegt alleen, dat 't de Steden, die doenmaals twee Gecommitteerdens ter Generaliteit hadden, en de Ridderfchap, die zomtyds éc'n en zomtyds twee hadden, vry zoude ftaan, yder haare Commiffien apart te vergeven, te .weten, de Ridderfchap de hare, er. zo ook dg Steden;. Eu dat gemelde Ridderfchap en Steden, yder in den ha«" re, zo over de Tradementen, en de verdelingen van dien, zouden mogen disponeeren na haar welgevallen; ■ En dat alzo die Gecommitteerdens, om dat zommige ganfch geen traclament genóten, maar 't zelve volkomentlyk overlieten aan de Steden, wiens tourbeurten het waren, geëximeerr 'zouden zyn, van den eed van fuiveringe.. Spreekende alzo van zaken, die verhandelt wierden by ge* hele Collegien, en van publyke zaken, en die by den Quartiere en by ieder een bekent waren, maar geenfins van fecre» ■ te en particuliere handelingen, tuffchen eenige Particuliere Leden. 1 van dien» . Op hoedane manier de Heer van Ommeren, diè wegens de kleine Steden van Veluwen de Commiffie in de Generaliteit .bekleedde, met volkomen tolerantie en aggreatie vandie Steden,, e»u  ?8g5 -CONSULTATIEN, ADVYSEN en ook van 't gehele Quartier,-of immers publyk, en met kennis van 't gehele Quartier, continueel van tyd tot tyd in ■ die Commiffie ter generaliteit geconftitueert is. Ook zodanig, dat 't Quartier en alle de Leden van dien geweten hebben, dat gemelde Heer van Ommeren niet een duit profiteerde van zyn Tractement, maar ter contrarie, dat zulks wierde geprofiteert en gedeelt by die Stad, wiens tourbeurt 't was, cm door een van hare Leden die Commiflie in de Generaliteit te mogen bekleden, en wiens plaats de Heer van Ommeren als dan waar nam. En in dier voegen zo is 't, dat gemelde Quartierlyke Refolutie zodane Gecommitteerdens vryftelt, van den eed van fuiveringe. Zo dat de atteftatien fub I. ia van Burgemeefier Amolt Wolffen, en fub I. o* van den Heer Haarjdte, Heer van Trjl, niet kunnen dienen ter intentie van gemelde Heer Aanlegger. Om dat die alleen fpreeken van de Commiffie van den Heer tmn Ommeren, en alzo van een zaak, die publyeq en by t' geJe Quartier bekent geweeft, en getolercert, en met weten van een geheel Collegie gefchiet is, daar ter contrarie de handelinge tuffchen den Heer Aanlegger, of deszelfs Heer Vader, en Wylen den Heer Raasvelt, tuffchen twee particulieren en in 't feereet gefchiet, en by de Leeden van 't Quartier niet bekent geweeft is. • Tuffchen hoedane handelingen notoir groot onderfcheid is, en de eerfte., in conformité van de Quartierlyke Refolutie, notoir getolereert, en de twede notoir, om dat gemelde re fo4utie in zodanen Gas niet fpreekt, geprohibeert is. Om dat gemelde Refolutie is ftrlïiljuris, en geenfins exten» ftbel Je caj'u ad cafum. .Boven welk alles, .uit de vooraangetogene Atteftatie van Bur- ge*  ende AD VER TI SS EM ENTEN. 377 gerneefter IVolffen, fub J. 1". niet duifter aftenemen is, dat dc Heeren van de Magiftraat, wiens tourbeurten het dan waren, de penningen van 't Traftement, per fe en zelfs uit handen van den Ontfanger Generaal ontfangen hebben, en geenzins uit de hand, of door de hand van den Heer van Ommeren, Van hoedane continue al mede genoegzaam is, de Verklaaringe van den Heer van Trfi, fub ff. Daar ter contrarie de Heer Aanlegger deze penningen vordert, ais ontfangen van den Heer van Raasvelt, En dat vörders ten eenenmaal refoluit, en in dezen decifive is, de vooraangetogene Landfchaps Refolutie van den jare 1671. waar by alle zodane beloften, over of wegens Soliicitatien van Officien gedaan, ten eenenmaal nul en van onwaarwaarden verklaart worden. Welke Landfchaps Refolutie genomen is, in 't by zyn, en zbnder proteft of tegenfpreken, en met 't Quartier van Veluwen, en vervolgens die Quartierlyke Refolutie van den ï'are 1653. derogerende, Dat, ter zyden geftelt 't poinél:, of een Quartier bevoel is en magt heeft, om Refolutien en Wetten te maken, zonder approbatie van de volle Landfchap, Wy menen, dat geen Quartierlyke Refolutie langer voor een Wet kan verftrekken, wanneer by de Landfchap contrarie ! van dien en anders gerefolveert is. En nopende de allegatie, dat gemelde Refolutie niet in *t Landregt zoude zyn geinfereert, of gepromulgeert, en daarom geen kragt van een Wet hebben, bevinden wy kwalyk weerdig aanteraaken, Om dat 't is een Wet van den Souverain, ex plenitudine potejlatisgegeven, en in 't Landags Reces geinfereert, by formê van Refolutie; hoedanige Refolutien, in dier voegen genoi B b b meri.  373 CONSULTATTEN, AD V YS EN; men, en in de Receffen geinfereert, by yder der Onderdanen: voor een Wet, en voor een Regt moeten verftrekken.. Welk Souverain niet gewoon is, zyne genomene Refolutien, de Recelfen geinfereert, te doen publiceren en affigeren, en nogtans, gelyk de dagelykfche practyk leert, wil, dat dezelve van de Onderdanen nageleeft, en nagekomen worden, als ook particulier in dezen blykt, uit de Drie Geallegeerde Decificn.. Dat nu dezelve in den jare 1671. eerft zoude genomen zyn,, en dat dezelve alzo^iiet decifief zoude zyn, in zake voor dato,, en,in den jare. 1666", gepaffeert,. En dat ook. door, die Quartierlyke Refolutie niet kan verftaan worden, eenige verandering gemaakt te zyn, in de Landfchaps Refolutie, van den jare 1619. Het welk te meerder onze opinie confirmeert, dat gemelde. Quartierlyke Refolutie 'niet exteniibel is, tot eenige Leden van 't Quartier, in 't particulier, of tot eenige fecrete handelingen, En dat by die Refolutie van den jare 1671. abfolute verftaan en vaftgeftelt is, dat geen regt zal gedaan worden, zo wel op zodane beloften en obligatien, die voor heen, of voor dezen gegeven waren, als die nog gegeven zouden worden, Zo is dezelve notoir extenfibel tot den Cas fubjecl:^ principaal, om dat dezelve niet verder gaat of verder prohibitief is, als de gemene Regten,.by welke alle zodane handelingen verboden zyn.. - Zo dat in dezen niet kan geallegeert worden , dat Anno 1666. zodane handelinge gepermitteert zoude geweeft zyn; zoo dat nemelde Wet in dezen, als by de Heeren Verweerderen quoad %r.at>ritum tempus, niet anders is te confidereren, zo ten reguarde van de Civile Wetten, als de Refolutie van den jare 16x9 , als een interpretatiye en confirmerende Wet., ^ '  ende ADVERTISSEMENTEN, 379 En van immer zo weinig gewigt zyn de objeclrien van den Heer Aanlegger, dat die Refolutie niet in de Land-Regten zoude zyn geinfereert, en dat de Geallegeerde Judicaten by 't Hof Provintiaal ergaan zouden zyn, En dat de Heren van den Hove alleen gebonden zouden zyn, aan de Lantlyke Refolutien, en de Heeren van den Gerichte ter contrarie aan de klare gedrukte Lantregten, en of alzo quaft de Heeren van den Gerichte geen Landfchaps Refolutien zouden behoeven te erkennen, of"nateleven. Immers niet applicabel in Cas fubjecr, eerftelyk, om dat gemelde Refolutie niet contrarie de Landregten is, en om dat geen Landregten leren, dat zodane handelingen, als waar van hier getracteert word, van weerden, en bundig zyn. En ten tweden, om dat by gemelde Refolutie niet alleen in genere bevolen word, dat geen regt op zodane handelingen, beloften, of obligatien zal gedaan worden, nog ook zulks alleen aan 't Hof Provintiaal gedemandeert, neen maar ter contrarie, ook aan alk andere gerigten, welke woorden van alle andere generaal zyn , en alle Gerigten van de gehele Provintie concerneren, en per cotifequens mede die van Veluwen. Ook kan hier onzes eragtens niet in confideratie komen, dat deze beloften, door wylen den Heer van Raasvelt gedaan zouden zyn, in abfentie, en buiten weten van den Heer Aanlegger, aan deszelfs Heer Vader, en dat alzo quaft den Heer Aanlegger niet zoude kunnen geöbmoveert worden, eenige zaak of handelinge over die Sollicitatie. Geconfidereert, 't in dezen met aankomt, door wien dezelve beloften of obligatie is geacquireert, of tot wiens profyt, neen maaralleen op dezaaken 't fujet van de beloften, die, als vaftgeftelt is, is geweeft de Sollicitatie, om de continuatie van de commiffie in de Generaliteit. Het welk geweeft is 't fundament en iajïsv&n deze obligatie, B b b 2 ea  38o CONSULTATIEN, ADVYSEN en vervobens over een verboden en niet gepermitteerde oor-, zaak, zo°dat hier een kwaad fundament liggende, al wat daar op gebouwt is, van zelfs vervalt, Al mede kan de Heer Aanlegger voor zig geen voordeel, trekken, uit de betalinge,, die wylen de Heer Raasvelt ee-. nicre jaaren zoude gedaan hebben, per regulam, quod ab initio vHofitim ejl tractu temporis convalejcere non pojjit, voornarnentlyk in een zaak als deze, daar een prohibitive Wet ligt, Zo dat zulks niet kan obligeren, om-daar in te continueren, waaromtrent de Heeren Verweerderen ook wel geallegeert hebben Nicol. Everh. Confil. 229. als mede de Sententie van 't Hof Provinciaal, in de geallegeerde zake van de. VrouweDouariere. van Bemmel, contra de Erfgenamen van "wylen den Amptman Bronckborft. Vorder is by den Heer Aanlegger in confiefib, dat de Heer Aanlegger wylen den Heer van Raasvelt, van tyd tot tyd, mondeling en fchriftelyk, voor deze actie gemaant heeft; Dat uit de peindinge en deze procedure, en- den Eyfch van den Heer Aanlegger, evident is, dat gemelde Heer van Raasvelt die betalinge gerefulèert, immers, niet gedaan heefc, en dat alzo het lang ftilftvygen van den Heer Impetrant, op zodane refufc, en 't ftilfwygen, tot na de dood van Raasvelt, doet prjefumfen,, zulk ftilfwygen, by,'t leven van gemelde Heer, ftudio gedaan te, hebben., Het voMere poinér., aangaande de quantiteit der fumme, en . of de Heeren Verweerderen gehouden zouden zyn, wegens de jaren van 1672. en 1673. jaarlyks made iooa Guldens te betalen, komt hier niet te pas , om datwe den Heer Aanlegger in 't geheel zynen Eyfch ontzeit hebben. " En de koften dezer Procedure hebben wy gecompenfeert, ten reguarde, dat de voorzaat van de Heeren Verweerderen, dqqr zyne ongepermitteerde handelinge ende ondertykeninge, oorzaak tot deze Procedure gegeven heeft,. .  ende AD VER TTS SEMENTEN. 381 En om dat 't Hof Provinciaal tot nog de koften tuflehen parthien, overeen Cas als deze procederende, heeft gecompenfeert, Mede dat de Heer. Aanlegger de geconfefleerde hand ,van dén Heer Raasvelt, en de daar op gedane betaliuge, voor zig fchynt te hebben. x l 1 v: Iemand tot Arnhem ft ervende, zonderErfgenamen na te lat en, komt niet de Stad die erfenisfe toe, maarden Forft van den Lande.. De Momber dézer Landfchap, hebbendé geëxamineert' - de Requefte,aan de Heeren van deRekeninge in Gelderland, op den 22. Augufti 1694. gepnefenteert, uit de naam van de Kinderen en Erfgenamen van Wylen dén Héér Admiraal van Gendt, waar by vertoont word, dat by tyde van Wylen Haar Welgeb. Heere Grootvader, Heere Frederick van Èsfen, in Leven geweeft, Richter van Arnhm en in Veüwenzoom, binnen Arnhem overleden zynde, Peter Forbes, zonder natelaten Kind of Erfgenamen, dan alleen een Weduwe, dié, in de Goederen getogt zynde, hadde Staat en Inventaris van des Mans nalatenfchap ter Secretarie derzelver Stad gelegt, , tot behoef der genen, die daar toe geregtigt mogten zyn; En dat aan haar Welgeb. Heere Grootvader, als Richter, in name van de Lantvorftelyke Hoogheid, fuftinerende de naafte tot die Nalatenfchap te zyn, van dien Inventaris Copie medegedeelt zynde, met expiratie der Togt, door de doot der Weduwe, de Magiftraat van Arnhem, zig dien Boedel zoude becroedigen, Verzoekende de Heeren. Vertooaderen maintenue van 't B.bb.3, Re£tc  333 CONSULTATIEN, ADVYSEN Regt der Lantvorftelyke Hoogheid, door Refolutie van Welgem. Heeren van de Rekeninge, Zoude de Voornoemde Momber; onder verbeteringe, verftaan, de Landvorftelyke Hoogheid, en niet de Magiftraat van Arnhem, tot de vooriz. Nalatenfchap, geregtigt te zyn, Om redenen: Dat na gemene Landsgewoonte de vacante Erfhuizen^, waar van zig niemandt Erfgenaam verklaart, verftaan worden', te vervallen aan den Fiscus van de Lantvorftelyke Hoogheid, en mitsdien toekomen alleen aan die gene, dewelke hebben het ius Fisci, als Souveraine Vorften, waar onder mede gerekent worden, de Keizerlyke rvks Steeden, immediaar onder_ t Roomfe Ryk reforterendemaar niet aan andere, als Provinciale Steden, dewelke ondereen Provincie, die het jus Fisci heeft, en niet immediaat onder 't Ryk reforterende; Ten ware die, Provinciale Steden door een byzonder Privilegie daar toe geregtigt waren, als getradeert word by Rosünth. de feud. Cap. 5. Concl. 52. Knipsc. de jure & pnvtl. Civ. Imper. lib. 2 cap. 5. num. 1. hebbende, zoude de eene of andere Stad, dewelke in den oorfpronk zyn Vrye Keizerlyke Ryks Steden, en die by.de inlievinge in deze Provintie dat regt hebben behouden, uit oorzake van dat regt, kunnen hebben het regale van Heerloze Erfhuizen, maar niet uit oorzake van pnefcnptie. En dat ook het byzondere regt van de Stad van Arnhem medebrengt, dat vacante Erfeniflen aldaar vervallen aan den; Vorft van den Lande;. Dewyl hetzelve bewezen word, vooreerft met den Fundatie-Brief der Stad Arnhem, van den jare 1233. waar by Otto, Comss Gelrjenfis &Zutphamenfis, verklaart: quodaucloritate imperiali & regia & fpeciali licentia de oppido Arnhem cendiderit civitatem & el omnem libertatem cum integritate rerum fuarumt contulerit, ut. gaudeat eadem libertate, qucefiüitur libera Civitas Zutphanienfis, Judicio folum excepto. Et poft quadam alia: Qjiod fi advene decesferint, qui gec dominos. nee pare;.!, i  st$4 CONSULTATIEN , ADVYSEN habent, nee ego nee villicus mens hereditatem invadet, fed fcabini inter fe occupatam detmebunt ad annnm & fex feptimanas, Quod fi intra annum vel dominus vel heer es ipforum comparuerit qui de hereditate propofuerit atlionem, feabini omnem fibi jufiitiam facient, ft vero nee dominus nee hezres infra annum venerit, qui jus habeat in hereditate illa, tune libere Comes percipiat. By welken brief de Vorft het regaal der vacante en Heerlofe Erfeniffen, binnen de Stad van Arnhem, aan zig gehouden hebbende, en de Stad van Arnhem geen byzonder Privilegie van Conceffie tot dat regaal van den Vorft verkregen hebbende, zo kan het zelve regaal aan de Stad van Arnhem niet gecigent worden. Ten tweden word het zelve bewezen, door de InftrtidUe van den Heere Rigter van Arnhem en Velum ficii, Aanlegger ter eenre, en de Weduwe des Afgeftorvene, ter andere zyde; de voorfz. Weduwe pretenderende, volgens de dispofitie van 't Jus Civile, de fuccesfie met exclufie van den Fiscus, in welke zake Lamb. Gor. adverf. tracl. 3. part. i. cap. 12. num. 20. heeft geadvifeert voor de Weduwe, en tot exclufie van den Fiscus, dog't voorfz. advys niet zynde conform het Provinciale Regt, en waar over in dezen geen quraftie is, dewyl de Erfgenamen der Weduwe van Peter For* bes, zoo veel men verneemt, zig d'erfenisfe van Peter Forbes zelfs niet aanmatigen. En verhaalt Lambert Goris aldaar num. 25. verder een voorgaande exempel ende cafus, van dat de Officier of Ri>. t,r, de Erfeniffe van een Overledene Vrouwe, aan den Langstlevenden Man hadde getransporteert voor Schepenen van Arnhem. Daar nog by komt, dat in de Mombers Cafie voor handen is, een advys van Wylen den Momber Everwyn, ^tekent m dato den 31 January 1626. over eenen Inventaris,"van de nalatenfchap en Sterfhuis binnen Arnhem gevallen, na een voorgaande reciproque Tugt, voor Schepenen van Arnhem opmaakt, door de Weduwe en Boedelhouderfe overgelevert *en door den Rigter van Artihem met eenige Hukken aan de Rekenkamer geëxhibeert, alwaar gepofeert wort, dat den Heer tot degeregte helfte van alle Goederen, die in den Sterfhuife bevonden, en by de Echteluiden zamentlyk bezeten zvn geweeft, buiten allen twyfel is bevoegt, en ook gementioneert word, van de erkenteniife by den Gerigte te doen, over 't poinct van de Ampliatie van dien Inventaris. De voorlz. drie gevallen, 't eene van voor den iare 16^' waarin een Officier de Erfeniffe van een afgeftorvene Vrouw had! de getransporteert aan den Man, voor Schepenen vm Arnhem m den eerften geval, van voor den jaare 1633. En in den tweden geval van den Jare 1633, en in den derden geval van den ialüDe i dS vacante Erfe"isfen van afgeftorvene, zonder ! eV c c Erfge-  386 CONSULTATIEN, ADVYSEN Erfgenamen, niet hebben gepmendeert, maar hebben toegelaten den Officier daar op vervolg te doen. En mitsdien de drie voorfz. gevallen, boven het voorfz.. bewys, van het regt tot de vacante Erfeniffen, binnen de Stad van Arnhemtot profyt van den Vorft van den Lande, mede vaftftellende, dat de Vorft van den Lande, met kennisfe en advenu van de Magiftraat van Arnhem, van dat regt in. de voorfz. jaaren. heeft gepleegt Acte posfesfoir, Tot zulken effecte, dat de Lantfchap ook by de voorfz. Posfesfie gemamtineert zoude moeten worden.. Voor 't vierde en laaftelyk komt daar nog hy, dat 't gebruik is geweeft van outs, dat de Vondelingen, binnen de Stad en Schependom van Arnhem zyn verpleegt van den Heere Rigter in der tyd, en dat dezelve de koften van dien van. outs heeft ingebragt in zyn Rekeninge, aan de Provinciale Rekenkamer, als. daar van eenen Cafus wort voorgebragt, van eenen Vondeling, op den 27 Maart 1670. gevonden omtrent St. Theimisy hoedanige Vondelingen in andere Steden van outs niet zyn gebragt tot lafte van de Domainen, Dewyl uit het brengen der Vondelingen, binnen de Stad van Arnhem, van outs tot lafte van de Landfchap, befloten kan worden, dat aldaar van outs, tot voordeel der Landfchapmede zyiv gekomen de Hserlofe Erfenisfen, door den regel, dat de voordelen moeten volgen den genen, die me,t de laften wort tyezwaarfi. Ook Conform de lere der Regtsgeleerden, tra derende; dat de Vondelingen ftaan tot lafte van den Heer der hoogfte Jurisdiétie, om dezelve te onderhouden voor de vrugten en 111komften van dezelve Jurisdictie, als by Carpz. in praU. Crimin. part. l. qucejl. 10. n. 56. Bürlich.part. 1 concl. 1. no. 14. Phil, Knipschildt. in tracl. de jur. & priv. Civ. Imp. lib. 2» cap. 6. num. 100. lerende ook de Nederlandfche- Regtsgeleerden, dat ter plaatze, daar de Vondelingen dooreen by- ' «tnn..  enjde ADVER TIS SEMENTEN. 387 zondere en ftatutaire dispofitie niet onderhonden worden, van de Magiftraat of Gemeenten, het onderhoud derzelver moet komen aan den Heer van de hoogfle Jurisdictie, adprincipem vel dominum territorii, als by Christin, ad LL. Mechlin. tit. 1. art. gi. in additam. libr.- 2. tit. 8. def. 4. gelyk dan ook Simon van Leeuwen, in cenf. for. libr. 1. Cap. 10. n. 7. relatis diverfes doclorum opinionibus fentit, quod magis retepta & conveniens videatur fententia, ubi non Junt hospitalia ad alendos infantes expoftos, ut illorum educatio & alimenta* tio pertineat^ad principem five fiscum, eo quod ad Mum fpecie*, commodum & emolumentum fuccesfionis bonorum vacantium. _ Waar uit volgt, dat van ouds het onderhoud van Vondelingen binnen Arnlxm zynde geweeft tot lafte van den Vorft van den Lande, Tot deszelfs profyt aldaar ook zyn geweeft, de Vacante Erfenisfen, en dat dezelve aldaar ook tot des Vorften profyt zyn gebleven, Dewyl dezelve door eenig gevolgt regt van den Vorft niet zyn afgenomen, en aan de Magiftraat van Arnhem gegeven. Aldus onder verbeteringe geadvifeert bianen Arnhem den 30 Oclober 1694^ •was ondertekent. D, tknHOVE» C c c a  333 CONSULT ATI EN , ADVYSEN- X L V. Een Vader of'Moeder, blyvende met hun • Kinderen zitten in gemeinfchap, profiteert niet in V geen de Kinderen aanflerft. Wordt gevraagt? alzo Jan van Kenfeler heeft eenige' Voorkinderen gehad, mirte welke hy ongefcheiden is. blyven zitten, en datte voorfz. Kinderen, gedurende de voorfz.. Gemeinfchap,van hare Beftemoe Ier, van s' Moeders zyde, eenige Goederen aangeirft zyn, of dezelve Goederen, tot voordeelvan hens vanRenfelcr-, mede behoren te komen in 'tgemein, tot profyte des Boedels?; Nopende deze qucrftie zouden verftaan, dat 't verfterf van der Voorkinderen Beilemoeder,,aan haare Kinderen alleen moet en behoort te blyven, zonder dat de Vader iet daar van profiteren, of na fegtéh pretenderen kan-,, fchoon hy ongefcheiden met haat is blyven zitten, door dien hy, door zyn tergiverfatie, ende trainiffament van fcheidinge, geen voordeel, maar alle?n fchade hebben kan, end; zulks alleen in faveur ende voordeel wan-, de. Kinderen is geftatueert, ende geenzins tot hare nadeel of fchade. Zo dat alles, wat den Olderen ondertusfchen aanerft, medetot voordeel van de Kinderen komen moet, maar wat de Kinderen aanerft, dat kunnende Olderen niet medegenieten, ut tradun^ in terminis, Argentr. ad Cönfi Brittann. art. 418.. num] Char, in additam.- ö^Papon; i. tit. 2. art. 6. en .is zulks ook ten eenemaal in deze termen verftaan van een E. Magiftraat der Stad Nymegen, ut refert Goris. tracl. 1. cap,.  'ende AD VER TIS SE MEN TEN. 380 M'ftkÈ 0(* ™n «*n E' Magiftraat te Arnhem, op den 21 Maart 1638. tuffchen Geurt Otters, en Claerken Munters. Aldus onder verbeteringe geadvifeert by ons ondergefz. binnen Arnhem den 19 Juni 1639. ' ".vas betekent WILH. de VREE. EVERHA RD E V E R W YN. XL VI. Over Injurie. In zake van Injurie, voor den Ad. Lant-Gerichte van Veluwen, tot Ermel, ongedecideert hangende, tuffen Hartgtr Kentftn,. Cleger_ende Geiujurieerde ter eenre, en Lubbert Aertjen Droft, Beklaagde ende Injuriant ter andere zyden ■ Gezien klachte ,. Antwoort in plaats van Replica en Duphcq met allen bygevoegden menigvuldigen Documen' ten en Befcheyd, alles rypelik geëxamineert ende overwogen t geen daar in te examineren, en te overwegen ftonde:Jr Johan van Delen, m dezen geconftitueerden Ordelvvvzer, na genomen Advys van onpartydige Rechtsgeleerden, met gevolge van dezen Ad. Gerichte, doende recht, erkent endl verklaart, dat de Beklaagde den Cleger 't onrechr heeft geinjuneert, hem Beklaagde derhalven condemnerende, om in prrelentie van Cleger voor dezen Ad. Gerichte te compareren en aldaar te verklaren, dat hy van den Cleger niet anders weet, als Eer, Deugt en Vromigheid, voorbehoudens den Heere Landroft van Veluwen, dezen aangaande zyne A&ie den Beklaagden meede Condemnerende in die koften dezer c c c 3 - 2i0r-  39o CONSULT ATI EN , ADVYSEN - Procedure, tot taxatie ende moderatie van dezen Ad. Gerichte. Aldus onder verbeteringe by onderfz. geadvifeert te Arnhem den 7 July 1657. •was getekent H. TE MM INC K. JOSIAS van HA RN. De redenen, waar op die voorfz. Sententie is gefondeert, zyn kortelyk deze: Dat,tot wettige Inftitutie van eenige actie van Injurie, deze drie navolgende Requifiten nootzakelyk moeten concurreren, i2 ut Injuria ex afi'eclu, & malo propofito fit facla, dolusque & animus Injuriandi adfit 1. 3. § fane & l. feq. D. de Jnjur. 2s ut fit revocata ad animum, & 3a ne fit aliquo modo extincla, ut late Math. Berlich. pra&icar. conclufi. lib. 5. conclufi. 60. Dat die voorfz.drie Requifiten, in cas fubjeél, ex aclis coniferen, want boven dien, dat die revocatio ad animum, uyt die gedane af vrage pub M. de Aanipraak annex, ende het gevolg van de Procedure genoegzaam blykt, ende dat Beklaagde nergens in zyne fchrifturen heeft voorgegeven, veel min bewezen, die voorfz. aéKe van Injurie geëxtingueert te zyn, zoo dat die voorn, laafte twee Requifiten zyn in confejjb, zoo openbaart ende eluceffeert het eerfte en principaalfte Requifuum, uit die menigvuldige Documenten, die Klachte bygevoegt, en principalyk fub A. art. 1. 7. 8. 9. & 10. fiub E. interrog. 3. fub F. art. 3.fub H. interr. z.fub.y.interr. 1. fub K.interr. 4. en fubL.interr.L, waarby bewezen wort, dat den Cleger van Beklaag-  ende AD VER T IS SE MENTE N. S9f klaagden, opverfchyden Honden ende plaatzen, tegens diverfe perzonen, is gefcholden, dan voor een Schelm, Leugenaar, Villers, dan voor een Schelm endeOnman &c. welke iterative mjuneufe woorden, zo menigmaal verdubbelt, niet anders kunnen geagt worden als ex malo propofito, & enixa injuriandi voluntate gelproten te zyn; Hoewel bovendien, na Rechten, in dubio omnis injuria dolo & animo mjuriandiprafumitur fa&a, nee quis excufatur dicens fenon sdhibuiffe injuriandi animum ('t welk van Beklaagde niet eens is gedaan) nifi hoe manifefto probet L. fi convitii $7'cod. de Injur. Andr, Gail. lib. 2. obf 106. Damhoud. in pracl.fua erttmn. cap. 137. n. 14. &Math. Berlich. d. concl. 60. n. 3. Bened. Carpzov. definit. forens, part. 4. concl. 43. defin. 7. Zoo dat den Beklaagden, ten aanzien van die dikmalige reiteratien der Injurieufe woorden, op verfchydeu plaatzen, tegen dezen ende genen gedaan, met een dubbelde mul£la op de Aanfprake van den Officier, denwelken dienthalven zyne actie is gereierveert, behoort gecorrigeert te worden. Si enim Injuria eodem tempore fiepius iterata non nifi una muleta pleili debeat, per confequens duplici mulcla, ft diverfis temporibus jit repe.lita Johan a Sande. decif. f rif. lib. 5. tit. 8. defin. 1. Des Beklaagdens kwaden wille, ongenegentheid tot den Cleger, mitsgaders deszelfs kiftende vermaak, zoohyin't inju.rieeren gehad heeft, openbaart zich te meer daar uit, dat hy uit zyn eigen drift en paffie, zonder daar toe van den Cleger, ofte van eymant anders geprovoceert te zyn, die in aclis gemelde in jurieufe woorden uitgefprooken heeft, Et gravius, ■offendit, qui fine caufa, quam qui prior lacejfitus injuria, jufio* que dolore offendit Jul. Clar. § injuria. "quafi. 60. Anton. tAB. in fuo Cod. lib. 9. tit. 20. defin. 6. u.5. Carpzov. d.part. 4. conclufi. 43. defin..2. n. 6. Daarenboven, dat Hy nog ante litis contefiationem, nog ten* dieui  392 CONSULTATIEN, ADVYSEN tyde van zelve, nog ook by 't vervolg van deze Procedure, de gemelde in jurieufe woorden ontkent, gerevoceert, ofte zig daar van geëxcufeert heeft, waarom wy hem ook ad palinodiam, voor zo veel dat hy gehouden word, contrarie van den Cleger in dezen Ad. Gerichte te verklaren, als hy van hem ignominieufelik gezeit hadde, hebben moeten condemneren. Etepim palinodia locus eft, fi verba injur ma, qua animi commot tune proferuntur, ante litem conté ft atam non remcantur a contrario Johan. a Sande. decif. Frij\ lib. 5. tit. 8. defin. 7. Bened. Carpzov. defin. forens, parte 4. conftit. 42. defin. 11. & tali modo ex poenitentia, & contraria vocis declarationt Reus judicio injuriarum potuijfet fe eximere ante litem conteftatam. L. 48. D. de reg. jur. Papon. lib. 8. tit. 3. arreft. 15, Christin, ad II. munic Megl. tit. 2. art. \.num. 17. & 18. Jul. Cear. recept, fentent. lib: 5. % injuria. ad verbum poznitere. 't welk dan van hem niet gefchiet zynde, en dat die injnrien, by hem gezeyt te zyn, niet animi commotione, autjufto dolore, fed petulanti garrulitate abundanter worden bewezen, heeft niet anders als deze condemnatoire Sententi» kunnen vallen. Zonder dat hem daar van konde releveren, zyn voorgeven , aangaande, dat die af vrage niet behoorlyk ware gedaan, want behalven dat van den Beklaagden niet is bewezen, dat de afvrage door een gezworen moet worden gedaan, zoo dunkt ons even veel te zyn, wie die afvrage doet, als den Gevraagden die injurieufe woorden niet ontkent, gezeyt te hebben, nog diezelye aliquo colore excufeert, gelyk Beklaagde nergens in zyne Shrifture gedaan hebbende, daar mede dezelve bekent, ende geitendicht. Ende eindelvk, om dat den Cleger voor een eerlik Man gaat ende ftaat, en" dat niemant, tegens hem eenige adie van injurien gefufciteert hebbende, hem zyn eer heeft konnen krenken, 't welk, indien anders ware, licet veritas convicii non excufèt? zouden den Verweerder ende Beklaagden ad talem paliuodiam niet hebben konnen condemneeren, Excufat namque con-  ende ADVERTISSEMENTEN. m vicii veritasa palinodia Didac. Covarr. lib. i. refol. ca* ir n. 6. vers fextum& verf. 8. Anton. Gomez. variar.refol.'torn', i. cap. 6. n. 2. Johan a Sande. lib. i.tit. 8. defin. 6. Den Klager is geene profitable beteringe toegeleid om dat' na die gedane verklaringe van den Beklaagden, zyne geledeerde' naam en faam ten vollen is gerepareert, nam fier recantationem fivepahnodtamfamce exiftimatio réftiiuiiur, & refiituta exiftitnatione mpofiibile eft Injuria afiimari, quct fublata eft, nee amplius fubfifiit; & non entts nulU funlqualltates l i f I. n, comm. prad. Et jura non admittunt duplex interim'ft mul pen aut unumidemque bis exigi,fid una petitie alter am confumit L. 6. fub fin D. de mjur L.jt.fi. £d. nee bona fi- t'A Z' Ut r exffurJ- 57- D. de R. Admodum pulchre Bened. Carpz. defin. for. part. 4. conftit. 47 defin x6. waar in nogtans, indien Beklaagde zig mogte weveeriê toonen, en door de executie niet konde worden Jebragt, den Klager zyne fchade, daar door te lyden, by formefvanDeclaratie kan vervatten, om daar op nader gedisponeert te worden na behoren. 4 XL V ï l Over de Borgtogt van een Vrouw , en veel over de renunciatie aan het beneficium fenatusconfulti VelJejani. CASUS POSITIE. Azynde een Vrouw, heeft zich ih deze Stad van Am. hem voor een derde, tot verzeekeringe van eenige oogenomen penningen, als Borge ingelaten, met deze claufule dat zy by handtaffinge, in plaatze van Eede beloofde, in cal 111. ueet. D d d van  m CONSULTATIEN, ADVYSEN. van misbetalinge, wegens den princip Jen Debiteur, het reftoir te zullen voldoen, uit welke voorfz. woorden ende clau-; fule geformeert word, deze quaifiie, Ter-weeten: Of de Erfgenamen van de voorfz. Vrouw gehouden zyn, zo- . danig contract van Borchtogt na te komen, en den Crediteur ■ weegens zynen principalen Debiteur te voldoen ? dan, of met ter contrarie die meergemelte Erfgenamen, ten reguard van haare Voorzaat, moeten geabfolveert worden, door het beneficium SCti. vellejani,. en confcquenter zodane acte van Borchtogte kragteloos en van onwaarden is ? ■ Gezien by ons onderfz. die voorfz. Cafus Pofitie ende Vra de Teftatrice, met haar Man, zich naderhand met ter woon na Arnhem begevende, in hoe verre dat, Teftament daar van kragt is,. JjPat onder het woord van Gerede Goederen gehoort. CAS U S. a Jonkman, wonende in Holland, bekomt een beroep iu j!X% Gelderland tot Arnhem, ende komt. voorts daar aan te trouwen met een verftorvene meerderjarige Dochter, mede in Holland wonende, welke A. en B. voor het ingaan van haar Huwelyk, oprichten Huwelykfche Voorwaarden, by welke zy de gemeenfehap van Goederen uitfluiten, .ende alleen wjnfte en verlies, ftaande Huwelyk te vallen, bedingen; Agt a veertien dagen na den Trouwdag, maakt, de voorn. B. noch in Holland zynde, alleenig haar Teftament, en inftitueert daar by de voorn. A. haaren Man, tot univerfeel Erfgenaam van alle haare natelatene Goederen, ende vertrekt daarop voort met hem na Arnhem ter woon, komt aldaar binnen 's jaars te fterven, zonder Lyfs-erven: Ende aangezien binnen Arnhem by Statuit verboden is, dat Man ende Vrouw, zy hebben Kinderen of geen, malkanderea by Teftament niet mogen maaken of begiftigen.  ende ADVERTISSEMENTEN. 397 & U Al R I T U R. Of het Teftament, by B. in Holland, ten behoeve ende profyte van haar Man A. gemaakt, wel kragt ende effect kan forteeren over B. haare Goederen, Actiën en Crediten fchoon in Holland zynde, dan of ter contrarie dezelve aere- forenf lm" ^ BJ \d°°r,rhQt contraheren van Domicilium tot Arnhem, met A. haar Man, ende het overlyden aldaar met zyn komen te vervallen, uit kragt van het bedongen retour harer Huwelykfche Voorwaarden, op de naafte Erfgenaamen ab inteftato van B., met exclufie van A. haar Man, ingevolge vaa het aangetogene Statuit van Arnhem ? Wat binnen Arnhem of in Gelderland onder gerede Goederen gerekent word? 6 «ueae De ondcrgefchrevene, hebbende gezien en geëxamineert dé voorftaande Ca/as, en de vragen, daar uit voorgeftelt, zouden onder correctie van gevoelen wezen, omtrent de eerfte Vrage :. Dat het Teftament, byB. in Holland, ten behoeve ende profyte van haar Man, gemaakt, geen kragt ende effect kan forteeren over haare gerede Goederen, neen, maar dat dezelve Goe- • deren, uit kragt van het bedongene retour, moeten vallen op ■ den naaften Erfgenaam, die B. ab inteftato, of in kragt van : Huwelykfche Voorwaarden, Magefcheiden, of dergelyke Aften heeft nagelaten. 0 ' >' Om redenen, dat hét Statuit der Stad Arnhem, alwaar B haar laatfte Domicilium gehad heeft, ende overleden is gely^ kerwys zulks in fado word geprafnpponeert, klaarlyk' mede brengt, dat Man en Vrouw, zy hebben Kinderen of geen malkanderen by Teftament niet mogen maken noch begiftigen! , Aan welk Statuit A, en B. haar.hebben onderworpen, door. t verkiezen ende aanneemen van haar Domicilium tot Arnhem, per text l. incola. 29, ad municip. Gail. lib. 2. obferv. 35 ; per mum ; ende komt het zelve Statuit ook over een met de generaale gewoonte van Gelderland,, volgens het getuigenis van D d d 3 * San?,-  $Q8 CONSULTATIEN, ADVYSEN Sande ad conf. feud. Gelr. tra&. i. tit. 2. cap. 1. num. 9. fub qua prohibitione etiam contineri docet bona feudalia, eaque inter conjuges Legari vel mortis caufa donari non poffe, cum donationes illa invalida non funt ratione bonorum,qua douantur, fed ratione perfonarum. Zonder dat A. kan helpen, dat het Teftament is gemaakt in Holland, alwaar Man ende Vrouw malkanderen, of de een den anderen, by Teftament of andere uitterfte Wille, mogen beneficeeren; Si quidem in extraneis haredibus illa adfervantur, ut fit cum iis teftamenti fa&io, five ipfi baredes infiituantur, five fi qui in pot eft at e eorum funt, & id duobus tempor ibus infpicitur, tefiamentifaèti, ut conflit erit infiitutio, & mortis tefiatoris,ut ejfetlum habeat, hoe amplius, & cum adibat bareditatem, effe debet cum eo teftamenti fa£lio, five pure five fub conditione har es infiitutus fit, nam eo tempore jus haredis vel maxime infipiciendum efi, quo adquirit hareditatem l. 49. 31. ƒ. de bared. inflit. & §. 9. inflit. de bared. quulit, & diff'er. Welke redenen Ritt er.hu sius ad d. §. 9. wat verder extendeerende, zegd: quia in tefiamento non pot efi infiitui hares, qui non fit capaxcum inftituitur, nam teftamentum ab inïtio vires habere debet, nonexeventu incertopendere, deinde quia^ tefiamentum confirmatur morte & tune demum efe&um haberi ut & Paulus Apostolus admonet; tertio, aditionis tempore bares maxime fungitur fuo munere,& teftamentum vel extinguitur ac confirmatur adcundo vel repudiando nec^ ante opeftet de cujusque conditione quari, quam ad eum pertineat hareditas vel legatum. Verba autem illa, cum quibus teftamenti fa&io efi, hunc habet fenfium, qui baredes poffunt infiitui. Barry de fucceffionibus lib. 1. tit. 8. n. 4. Schneid. ad d. §. 9. inflit. de bared. qualit. & different. Vinnius ad d. §. 9. Zulks dat 'er ten tyde van 't overlyden van B. geen teftamenti faclio geweeft zynde, tuffchen haar ende haar Man, dat is, dat zy haaren Man op de uure van de dood niet hebbende kunnen  ende ADVERTISSEMENTEN.' 399 nen inftitueren tot haaren Erfgenaam, hem niet te ffade kan komen, dat hy, ten tyde van' het maken van het Teftament, bekwaam was, om in alie de Goederen van zyn Vrouw te konnen fuccederen ; Non oportet enim prius de conditione cujtisquam queeri, quam bareditas legatumve ad eum pertineat l. 52. ff. de legat. 2. at tantum, ut in mortis caufa donationibus non tempus donationis fpecletur, ut quis capere popi l. 52. ff. de mort. cauf. donat. I. 3. §. 2. de jure fifc. 't Is waar, dat eenige Rechtsgeleerden, en onder die Peckius van een contrarie gevoelen zya; Want, behalven dat haar gevoelen aanloopt tegens de aange-' togene gronden van de gemeine Rechten, zoo word het zelve kortelyk ook wederlegt /door de Leere en de Argumenten van zeer vermaarde Rechtsgeleerden, mitsgaders door Judicaten over gelyke quseftie ergaan. Ita tradit Carpzov. ad confuet. Saxon. part. 2. conf. 14^ defin. 4. quod licet muller extra Provinciam Saxonicam in loco ubi jus civile viget & gerada inccgnita eft, teftamentum fecerit, ineoque de omnibus indijferenter mobilibus fiuis dijpojuerit, attamen fi muiaio domicilio m Provinciam aliquam Saxonicam fe con- ferat, ibique vita fungatur, Tefiamentum Mud alibifa&um, quoad res ad geradam pertinentes, baud validum ent, Etemm ftatuturn Saxordcum quod jpedebus ad geradam pertinentibus aliam acpeculiarem naturam tribuit, ligatperfonas interritorio Saxonirj repertas, 0 una cum bifce res iisdem cobecrentes afficit, ut maxime ergo alibi tefiamentum conditum fuerit, attamen ft tefiatrix domicilium pofiea mutet, illudque in Provincia Saxonica conjequatur,ibique moriatur, utique& nonniji ex juribus ex con- fueludine novi domicilii Teftamentum vires recipit, irrita facla prieri difpofttione ex quafi^ fubfecuta quadam capitis diminutione Sicuti & ipfa bona mobilia ex novo domicilio defun&a teftatricis immutata fuere, quippe qua affixae intelliguntur ofiibus & perfonee dominorum in loco ; Nee magis feparari queunt a perfona domini, quam anima a corpore, ubi etiam ita judicatum re- fert. -  4oo CONSULTA'TIEN, ADVYSEN Gelyk ook dezen cas in terminis word voorgeftelt by Rodenb. de jur. conjug. tit. 2. part. altera, cap. 4. n. Bonorum liberalitate, inquit fe invicem profecuti funt, conjugis Hollandi, verfo fok concedunt Ultrajectum, ibique alter, excefftt e vita, dicemus ne confiftere Tefiamentum, nequicquam, repugnante Trajeclinai lege talis munificentia prohibttoria (de mobilibus loquor , res enim jbli tradunt leges a loco, quo continentur, ubicunque terrarum collocetur domiciliumj Tria tempora fpe&ari jura voluni ut relicli capaxfit har es, conditi tempus Teftamenti, mortis taftatoris & adeundce hareditatis, Ulo autem mortis tefiatoris tempore ([quod maxime omnium attendendum videtur) cum fuperfies fubje&um incapax fuerit., rei reltcia negaverim liberalitatem effe validam. Alwaar hy de contrarie opihien, ende de argumenten, tot beveftinge van dien bygebragt, met meerderen wederlegt. Ende in het eerfte deel van de Confultatien van Utrecht vind men een Inftrnftie van Rechten, namentlyk de 73fte in ordre, waar in verhandelt word deze cas: Ter Veer in Zeeland had een Vrouw haren Man geinfiitueert tot Erfgenaam, naderhand zyn zy komen te woonen binnen Utrecht , alwaar Man ende Vrouw malkanderen geen Goed mogen maken, de Vrouw aldaar overleden zynde, ontftaat difiput, of het Teftament valid is of niet, over de Goederen, zoo roerende als onroerende, in den Geflichte van Utrecht bevonden; Ende word by dezelve Inftruclie in'tbreede, met recht en redenen, ende authoriteiten van Doctoreh beweert, de negative van dien, namentlyk, dat de voorfchreve difpofitie niet valid is, ten refpe&e van dezelve Goederen ; Voorts worden daar by gefolveert, die argumenten en objeélien, die by PeckiCts ende eenige andere Doóroren tegens dezelve negative worden bygebragt, tot welke InftruéHe wy ons kortheidshalven gedragen. Ende is daarop het voorfz. Teftament, ten aanzien van die zelve Goederen, op den 21 Maart 1611. door de Staaten van den Lande van Utrecht invalid verklaart, in zaake van Roelant Gerobulus cum focio Impetranten, in cas van Revifie ter eenre, en-  Ende AD VERTIS SEMENTEN. 401 eude Walraven van Braemftoot, gedaagde ter andere zyde, als te zien by Anth. Matth. Obfervat. rer. judicat. d Supren>.$ Ultrajecli revifionis conceffu. 36. & part. 2. conf. ultrajecl. 136. Wy menen vorders, dat het Teftament by B. in Hollant gemaakt, geen effect kan forteeren over de Aétien ende Crediten, mitsgaders andere Gereede Effecten, die zy in Hollant heeft nagelaten, Want of wel eenige weinige Doétoren van gevoelen zyn, quod bona mobilia eftimari debeant ex loco, quo tempore obitus defun&i reperiuntur, ende dat dienvolgens inde praétycq gerecipieert is , ut fi patrimonium damnati diverfis territoriis difperfum fit, fiscus cujusque territorii occupare foleat quicquid in eo territorio reperit Anth. Matth. de criminib. lib. 48. tit. 20. cap. 3. 18. Zo is nogtans die contrarie opinie de gemeinfte, ende in' dezen Lande aangenomen, zelfs van gemelde Anth. Mattheus, na dat hy het vöorfz. Traétaat de criminibus gefchreven hadde, als de welke paroem. 7. n. 8. in formele woorden zegt: ficui beer es fit ab inteftato <3P bona defun&i in diverfis Provintiis funt, mobilia nullam babent ftquelam, fed fequuntur ipfia leges ejus loei,, ubi defun&us domicilium in ea civitate, in qua mobilia deferuntur conjugi fuperfiiti, res autem mobiles reperiri in civitate contrario jure utente non bujus, fed illitts civitatis leges ac mores fequemur; Eft enim hac vulgatifiima Do&orum regula, res mobiles ibi cenferi ejfe , ubi domicilium defun&us habuit, quam tarnen regulam in confiscationibus ufius repudiajfe videtur, nam fi Patrimonium damnati in diverfis territoriis disperfium fit, Fiscus cujusque territorii occupare folet, quicquid in eo territorio reperit, uti alibi annotavimus. Ende" gelyk zulks met meerderen te zien is, by Grotius.1 Inleid, tot de Hollandfche Rechtsgeleerdheid lib. 2. part. 26. in fin. Argentr. n. 3. 30. & art. 447. Gloss. 2. n. 18. Voet. tracl. de Statut, fee. 4. cap. 2. n. 8. Wesel. ad Novell, conplit. Ultraj. art. 1. num. 13. Burgund. ad conftit. Fland. tracl. 2. III Deel. E e e  49l CONSUL TA TIEN , ADVYSEN n. 20. & fieq. ende by Simon van Leeuwen, lib. 3. cap. lil num. 4. & 5. ende een menigte van Doétoren, aldaar aangetogen. Wat belangt de twede voorgeftelde quxftie, zyn wy van Advys, dat in Gelderland, onder Gereede Goederen worden gereekent, by exempel, Gemunt ende Ongemunt Goud ende Silver, voorts den gehelen Imboedel, verfchenen Pagten ende Huurpenningen, als meede Rentebrieven ofte Obligatien, tot Lafte van 't gemene Land, als te zien by Goris. in adverf, tracl. 2. cap. 3. num. 7. tn annot. mitsgaders particuliere perfonele Obligatien, met acceifoire hypothequen in majorem erediti fecuritatem gepaffeert, ft quidem debitum pecuniarium fui natura efi mobile, cum-hypotheca obllgatlonem non ihnovet, neper fe autprincipaliter fub fi ft at ,fied perfionali accedat aut cum ea conjungitur ad fecuritatem acfionis, Arcent. ad\conf. Brilt, art. 219. Gloss. $. n. 9. 10. Anïh. Fab. Cod: de verb.fign. defin, 1.1. n. 5, 6. 7. Berlich. part. 3. conclufi. 33. num. 15. Zynde daar en boven by het Statuit der Stad Arnhem dui» delyk uitgedrukt, dat losbare renten, en pandpenningen, mede voor Gerede Goederen worden gehouden., Alles, te exprimeren, wat na de generale gewoonte van Gelderlandvoor Gereed Goed gehouden word, zoude te lang vallen.. Maar indien ons eenige Speciën van Goederen worden voorgeftelt, zullen wy geern verklaren onze opinien, of die onder de Gereede Goederen moeten gerekent worden. Aldus by de ond«rgefchrevene onder correctie geadvifeert binnen Nymegeo * . den 10 Nuvemb'. 165)3, Ende was ondertekent. JOH. van TRIEST. JOHAN VERSTEGEN* WIL li ROUKENS. Qvef  eniïb AD VER TIS SE MEN TEN. 403 X L I X. Over Proteft tegens een gerichtelyke Verkoop, CASUS POSITIE. A laat, na voorgaande Gerichtelyke Immiffie", door het Gericht diftraheeren het huis van B. — De Voorwaarden voorgelezen-zynde, zoo protefteert B. tegens deza diftraétie, omdat die niet na behoren zoude zyn aan al de wereld bekend gemaakt. — A. negeert dat, en verzoekt des onaangezien voortgank van de diffractie. — Het Gericht, ondervonden een yders recht, verftaat, dat men met die diffractie zal voortvaaren. A. mynt het huis aan zig. — B. blyft in 't huis — A. fpreekt hem daar over met recht aan, ende dat proces word" zoo groot, dat het eerft jaren na die oppofitie en diffractie word afgedaan, ende verklaart een kwade oppofitie gedaan te zyn. — B. wil doen eerft beginnen te rekenen de jaren van redemptie, en dat huis nog inlosfen. —A. zegd in geenen deele, quia quod abinitio non valet, traclu temporis non pote/l convalefiere, ende dat alfchoon in 't jaar 1683. eerft verftaan is, dat de frivole en ongefundeerde oppofitie, in 't jaar 1671. gedaan, niet deugt, maar kwaat is, dat te verftaan is, tempore oppofitionis, die kwaat geweeft is, ende byzonder, daar B. directelyk of indiredtelyk eafu quo, in de procedure zig niet gereferveert heeft het Jus redemptionis, of bedongen, dat in falvo zal blyven. Jam quaritur, quid juris fecundum jura flatutaria in Comitatu Zutpha* nice ? Gezien by ons onderfz. de bovenftaande Cafus pofitie, endede vrage, daar uit geformeert, zouden (onder correcE e e a tie  404 CÖNSULTATTEN, ADVYSEN tie van beter gevoelen) van aclvys zyn, dat, naar Landrechte: ende couftume der Graaffchap Zutphen, B. tot de inlosfe van het verwonnen huis by A. niet kan of mag worden geadmitteert, en dat om navolgende reedenen. Als eerftelyk, om dat het fundament, waarop B.'zyp oppofitie heeft genomen, gelyk by decafius pofitie geftelt is, is geweeft een voorgeven van een defect van formaliteit, als of de diftraftie, by A. ondernomen, niet na behoren de Wereld zoude zyn bekent gemaakt,, welke oppofitie, zoo al eenigzints was gefundeert geweeft, als naderhand» by uitflag ende terminatie van zaaken, by fententie het contrarie gebleken is, zoo zoude nogtans daar door den cours van prsicriptie. met konnen of mogen worden gefteurt en opgehouden. Secundum enim meres Comitatus Zutphanienfis, quod minimum in folutione defideratitr, prafiandum efi, antiquam redimens, fi v-elit, admitti pofiit ad quafiionts refpe&u perfonarum folemnifatum in evictione & fiubhaflatlone obfiervandarum alioquin jure ■ zompttentes; debitori enim. debitum cum legitimis acceffionibus non oferenti praclufa via efi impugnanda evictionis & fiubhaflationis facla.vel fa'cienda, modo ea pro debito faclam vel f adendam effe apparent, gelyk zulks blykt, altoos het gevoelen geweeft te zyn, van de oudfte en ervarenfte Praétifyns dezer Graaffchap, en gefundeert.is, in den 5. en n. art. van den 8. tit. van de Landrechten der Graaffchap Zutphen. Hier tegens kan.niet obfteeren , quod forma ftatuto prafcrip*ta ad minimum debeat obfervari fub poena nullitatis, Berlich. in aur. decifiönis fuis decif. 95. hoe enim prafidium tertio prodefi , non debitori prius of er at.. Alle 't welk nogtans niet te verftaan is de omni vitio, quod credUor committit, fied de ea tantum jblemnttate, qua. contraformam fiatuti efi Fab. in cod. fab. L. 7. tit. 7o. def. 76. ubi cafus re'fert, quibus debitor ante oblationem recle intercedit; ratio different&b«9ii quod frufira legis vel fiatuti auxilium implorat, _ con-  ende ADVERTTSSEMENTEN. tra non obfervatam folemnitatem fiatutariam, qui non offerendo illud, quod liquidum eft, contra fiatuti nititur voluntatem Cap. ex eo de R. J. in 6S ejus enim caufa parata executio eft Landregt tit. i. art. 6. Maar als hier. by komt, dat zelfs de gedane oppofitie is gefejcéteert, en voor onduchtig verklaart, zoo vermeent men,, dat alle reedenen van twyfelinge komen te ceifeeren; gemerkt het een zaake zoude zyn', van kwaden gevolge, ende teneenemaal teegens alle sequiteit en billikheid firydende, dat een debiteur, door een nietige of ongefundeerde oppofi ie, een Crediteur zoude konnen frufireren van het volle genot, en volkomene dispofitie over.zyn verwonnen onderpanden, ende daar door erlangen meerder tyd van redemptie, als de Landregten permitteren ende toeftaan, nullius enimunquam favore moratorit five fit debitor vel creditor, ne fiua ei mora velfrufiratio pro fit. . Dienende mede gereguardeert, dat a contrario deze abfurditcit zoude proflueren. Als namentlyk, dat het Statuit indirectelyk,* door een nul protefi en frivole oppofitie, zoude konnen worden geëludeert id que contra juris Regulam, quod uua via prohibetur alicui' ad id alia via non debet admitti. Want, om tot redemptie tyd te gewinnen, zoude van moreule Debiteuren xonnen worden gepractifeert, proteft en oopohtie, itrekkende tot praijuditie van Verwinhebberen. ^Waarom dan ook (als al mede de cafuspofitie vervat) bv een Gerechte de verzogte diftradtie by A., ongeprejudicieert een ; ieders recht, ïsgeaccordeert, en naderhand gebleken zynde, dat B. geen wettige redenen nog recht van oppofitie gehad heeft y Zoo kan de voorn. B. uit dien hoofde, tot eenige vordere redemptie, als by de Landrechten geftatueert, niet geadmitteert of toegelaten worden, non ent is enim nulU funt qualita» E e e s tets  4o6 CONSULTATIEN, ADVYSEN tes vel accidentia, als mede, quod nullam efi, nuLlum poteft producere eff'eclum ad vuig. Dat hier tegens nu zoude kunnen gemoveert worden, dat het Jus luendi'pignoris na Rechten favorabel is, en dat een Verwinhebber, naar Lantrechten der Graaffchap Zutphen, met genot van vrugten genoegzaam verweert is, en fecuur geftelt , als mede dat zodane oppofitie vim fiufipenfivam behoren te hebben. Dan hier tegens aangemerkt, het geen hier boven al bereets is aangeroert, dat zulks wel plaatze zoude konnen hebben, inval de oppofitie uit anderen hoofde kwam te gefchieden, als indezen gedaan, & nilifruftrandi caufia intercejfium velprovocatum effe aparet, als in dezen de condemnatoire fententie, tot bezwaar van B., heeft daar gedaan, ende voor al niet, als onaangezien de gedane oppofitie de verkopinge zyn voertgank heeft genomen, ende naderhand gebleken zynde, dat den Oppofant geen duchtige reedenen van oppofitie gehad heeft, Zoo volgt ncotzakelyk, dat zig B. naar het aangetogene Landr. alleg. tit. 8. art. & tl. prascifè zal moeten conformeren , ende dat de drie ofte fes jaren, tot de redemptie gedeftineert, in cas fubjecT: komen te lopen, datehk naar het Verwin , id efi a die plenaria, ut ita dicam, executionis. Binnen welken tyd den gewefen Eigenaar, pietati's intuitu, in rem Juam habet humanum regrejfium pro fioluta tota debiti quantitate, cujus refipeclu ante evi&ionem & addiclionem fuit procefium. Quod confiuetudinl Comitatus Zutphania item Juri quoqise concentanenum effe, ficribit Lamb. Gor. Tetterende denzelven Autheur ibidem &. Quod tempus redemptioni prcefinitum ex caufia prorogart nequcat, quia ita ab ërdinibus ipfis circa confiuetudinem comitatus Zutthania definittm extat. 6b-  ende AD VER TI SS EMEN TEN. 407 ,,JPiferenV*gT v?°5dig B- den re§eI van Rec^n, ad tempus concefta poft illudjempus cenfentur probibita. Konnende het gedane proteft en gepleegde oppofitie van P. als een affus tnvalidus niet langer ftrekken tot confervatie van den tyd der redemptie, als na Landrecht is gepramgeert, non enim firmatur traclu temporis, quod de jure ab initio non propt. Te min, daar in dezen geen adminiculum alterius caufce zie openbaart, maar een nul proteft en ongefundeerde oppofitie, in welke B. gezegt wort, by fententie gefuccumbeert te hebben • Jam autem notum eft,folum tempus [me alterius caufce admin'iculo ab tnttto wva idum confirmare non pofte, non enim efi modus indicendee vel tollendce obligationis. - Waarin het per juris fiStionem zodanig in dezen moet worden genomen, als of het gemelte proteft?en daar op gevolgde oppofitie, m effefte met gefchied waare', Jura cnimgqu mvt aelum civtlen ex tempore prafenti aftimant, nee ipfusftatumZ tempore futuro, temporis eventu pendtre volant. Geftelt dan, dat zoo dien tyd van redemptie, door het eedane proteft, en gevolgde oppofitie waare geconferveert faL wy zouden oordelen met te konnen gefchieden, nifi perfolutl debat quantitate) het eerft en vooral in dezen hadde moe?en, volgen, dar de voorfz. proteftatie en oppofitie duchti^nS legaal geweeft waare, Catoniana enim Yegula baèet 0%um Vn t&iïu&Z Va/£re> & mllüm Zent Aldus geadvifeert by ons onderfz. (ja/Vo alkrum. judiQio) tot Zutphèn den z8 Mey. 1685. a"orum' was getekent j. van munster; b. pleger. Qve;.  '4ot CONSULTATIEN, ADVYS EN Over het ontjlaan van iemand uit de detentie tegens geprae/Ieerde cautie, In zake incidenteel, voor dezen WelEd. Stad - Gerichte van ter Borgh, ongedecideert hangende, tuffchen Dr. F. G. Plegher, in qualiteit als Volmagtiger van Dr. J. P. Schikhart, Schepen en Subftituit Secretaris dezer Stad Borgh, voorts Opzigter ter Recherche van de Admiraliteit van Amfterdam, in hoe punSto incidentalt Impetrant ter eenre; Ende Dr. J. Bruynts, in qualiteit als Advocaat Fiscaal van Gemelte Stadt Borgh, Gedaagde ter anderen zyde; Gezien, geleezen en geëxamineert de Citatie van den Impetrant, dato den 24 February dezes jaars, en het Reces van denzelven, met de overgelegde Documenten, fub A. B. B i8. B. 2a. B. 3a. & C. mitsgaders het Reces van den Gedaagden, op den 17 dezes Maands April aan dezen WelEdelen Gerigte overgegeven. Voorts gerefumeert en geëxamineert de Citatie van Dr. Bruynis pq. tegens Dr. Schikhart, en deszelfs zonen, dato den io July 1740 en den 23 dito] daar op gedane Klagte, en genomen eifch, met eenige wederzydfe Receffen, en overgegeve Requeften, tot den 4 Oétober 1740 incluis; De contumaciele Sententie, tuffchen Dr. Schikhart en deszelfs Zoon Hub. ■Schikhart, ter anderen zyde, gepronuntieert denzelven 4 Oétober ; — Sententie tuffchen Dr. Schikhart, pro fe & nom. filii Impetrant ende de Heeren Af. Bosboom, j. H. Bogel en S. Htllebrandt, Gedaagdens voor den Flove Provinciaal van Gelderlant, op den 3 Maart 1740 gepronuntieert; — Inftantie van den Advocaat Fiscaal, tegens Dr. Schikhart, tot Civile detentie,  entie AD VERTISSEMENTEN. 409 tie, met het Gerichte Decreet, beide van den9Novemb. 1741. Acte van Verburginge, door Dr. Plegher op den 28 dito gedaan. — Nadere initantievan den Advocaat Fiscaal cum annexis fub A.&B., met het daar op volgende Gerichts Decreet, beide van den 6 December deszelven Jaars. — En eindelyk het Advys, op den 8 Octob. dito Jaars daar op afgegeven; Ende gelettet, waar op in dezen eenigzints te letten flonde," welgemelte Gerichte, met aifumptie van onpartydige Rechtsgeleerden, doende recht, verftaat, dat Dr. Schikhart, met die by hem en zyn Ehevrouw, in dato den 28 November 1741. gefielde Cautie, van haare Perfoonen ,• gerede en ongerede Goederen, en daar by gevoegde Claufulen, de Judicio fifli & Judicatum folvi, en met die Acte van Citatie, gepraïfenteerde 'juratoire Cautie, ad inftantiam Fifci, werkelyk in forma af te leggen, kan volftaan, mits en onder conditie nogtans, dat Dr. Schikhart, en deszelfs Ehevrouw, haare ongerede Goederen, zoo haar Wel Ed. buiten de verbondene Goederen , in de Hoogheid Wifch en elders in deze Graaffchap mogten hebbes leggen, coram judice loei, fpeciaal ten fine voorfz., mede na rechten zullen verbinden, en dat als dan die by Sententie van den 15 Septemb. 1740. in Contumaciam gedecreteerde civile detentie, tegens Dr. Schikhart, zal zyn opgeheven, denzelven daarvan abfolverende, en dat hem wyders zal vryflaan. tegens de klagte van den Advocaat Fiscaal ordinario modo in oppofitie te mogen komen, de korten dezer Proceduure tot uitdragt van de zaake ten Principalen referverende. Aldus by ons ondergefchrevene ge? advifeert binnen Ter Borgh den 25 April J742. was getekent A. N. BOM. J. H. van BASTEN. accordeert met zyn orgineel H. BOSBOOM. UI Bttl Fff De  4io CONSULTATTEN, ADVYSEN De voornaamfle Redenen van voorflaande Decifie zyn 4e navolgende: Dit of wel in Fiscaals zaken, na het Nieuw Gereformeert Reglement dezer Graat'lchap art. 72. den Beklaagden 0ver het ftük van klagts Verburginge veilig zynde, (indien de gevorderde boete zig ten minften 25 a 30 Guldens komt te bedragen,) denzelven als dan gehouden is, zyneige zelfs bor«e te blyven, en in een civile detentie moge worden gefield, om zich daar uit tegens des Fiscaals klagte te defendeeren; Zo is het echter niet te min zeker, dat den Beklaagden fuftinerende wettige en in rechten gefundeerde redenen tegens zodane detentie te hebben, volgens .dien geall. art. gepermitteert is, dezelve te mogen allegeren, om daar over met aifumptie van Rechtsgeleerden erkent te worden. Zulks dat hier in onderzoek heeft moeten komen, of die by den Beklaagden, en in hoe pun&o incidentali Impetrant, by deszelfs Reces cum annexis van den 17 dezes maands April geallegeerde redenen en motiven fuffifant zyn geweeft, om deze 'detentie te eviteren. Waar van ons de affirmative zoo plaufibel is voorgekomen, iat wy zulks aan den zeiven, als by het diclum fententia, hebben moeten accordeeren. Aangezien voor eerft, dat het in rechten en praétycq refolut is , dat een Beklaagde en Gecondemneerde, gelyk wy volgens de; contumaciele Sententie by het Reces fub A. den Impetrant zullen aanmerken, zonder tegenfpraak, ten minften in zaken, waar van de gevorderde boete civiel of pecunieel is, gelyk in cas fubjecl:., de klagte mag verburgen, in welk geval hy tegens genoegzame Verburginge der haftige word ontflagen, Landr. dezer Graaffchap tit. 11. art. 12. ; Het:  ende ADVERTTSSEMENTEN. 4ir . Het welk dan ook in alle Fiscaals zaken zodanig geobferveert word, als den Impetrant by zyn Reces, met vier Sententiën in contumaciam ergaan, fub B., B is, B 29 , ö? B 3a,aangetoond heeft, het welk buiten dien genoegzaam bekend was; Item adde, inquit Go mes. quod eft pulcbrum, & quotidianum dubium in materia, an reus captus ex deli&o poftis fub Fidejusforibus relaxari, tn quo articuio breviter & refolutive dico, quod fi ex tali deli&o, pro quo eft captus, veniat imponenda tantum poena pecuniaria, & non corporalis licite & ju/te poteft fub fidcjufforibus relaxari, & boe in tantum efi verum, quod fi judex hoe cafu nolit recipere pradi&os fidejujfores, fed reum in carcere detinere, committit contra eum crimen injuria, &tenebitur ei in fyndicatu a&ione inyuriarum. Var. Refol. torn. 3. cap. 9. n. 8. Ferrar. in pra&. pap. tit. 52.11. 19. per LL. & auihor. Ui alleg. Het welke nog opgeheldert word, wanneer men aanmerkt, dat een Beklaagde by Claringe, op fubmiflie en verzoek van 'sHeeren gemoed, of ook by formeele Sententie, tot zekere boete gecondemseert wezende, daar voor fuffifante Cautie, tot genoegen van den Fiscus, en ter erkenrenifle van het Gerichte mag Hellen, en alzo de detentie nog kan ontgaan, Nieuw Ge* reform. Reglement, art. 79. Kan nu een Gecondemneerde, met leiftinge van Cautie, de detentie nog ontgaan, hoe veel te meer dan een Beklaagde, die men nog niet weet, of gecondemneert of geabfolveert zal worden, in welken laatften val nog minder redenen tot de detentie, als in den eerften zyn, idque argumento a majori ad minus quod in jure forte, & frequens efi Everh. Loc. leg. loc. 25. Zulks, dat alhier verder heeft moeten worden onderzogt, of den Beklaagden, met die hem op den 28 Novemb. 1741. gefielde, en nader by de Citatie van den 24 Febr. 1742. geoffereerde juratoire Cautie, ad inftantiam Fisci, werkelyk in forma te prsefteren, heeft kunnen volftaan. F f f 2 Waar  41* CONSULT ATI EN , ADVYSEN Waar van wy de affirmative mede hebben moeten amplecte» ren , edoch, dat acrochement daar by gefteld, dat den Beklaagden en deszelfs Ehevrouw haare ongerede Goederen, zoo haar Wel Ed. buiten de verbondene Goederen , in de Hoogheid Wifch, en elders in deze Graaffchap Zutphen, mogten hebben liggen, fpeciaal coram judice loei, ten fine voorfz., mede na Landrechten zullen verbinden; Dewyl het in de Civile Wetten, onze Landrechten, & ubique locorum, practicabel is, dat iemand, by onvermogentheid van perfoneele borgftellinge, met de juratoire Cautie, en hypothecatie zyner Goederen, zoo als hy bezit, kan volftaan, Landr. dezer Graaffchap. tit. 4. art. 8. Zanger, de Except. part. 2. cap. 21. n. 23. & 48. Berlich.pra&. Concl. part. 1. concl. 20. n. 52. Groenew. de LL. abrog. lib. 4. inft. tit. n. %. 4.11. 2. Cautio enim juratoria fuccedit fidejujf.ria Damh. in prax. Civ. cap. 99. n. 8. in fine. Et lalis exigiiur Cautio, qualis prafiari poteft. Zanger, d. L. n. 24. Want wie gedaan heeft, wat hy heeft kunnen doen, die heeft de Wet vervult; aangezien de wil word genomen voor de daad, in die gevallen, als de noodzakelykheid de daad uitfluit, ende in het algemeen moet een rechtmatige verontfchuldinge in alle zaken plaats hebben, ut ex Peck. notat. Vrom. de foro Comp. lib. 1. cap. i.n. 24. Hucilludantiquum, ultrapoffefuumnullum lex jafta coegit. Nee putat effe reum, qui toto corde peregit. Te meer, geconfidereert wordende, dat den Impetrant is een perfoon van fatzoen, en een gepromoveert Rechtsgeleerden &c. cujumodi perfonce vere nobiles funt & privilegiata, ita ut nèquidjm pro deli&o levt aut pro debito Fiscali perfenaliter detineripojfint. Vid. Berlicu. pr. Concl. p. 2. concl. 28. n. 38. ó? 59. Coler. in procefi. Execut.p. 2. cap. 3. n. 153. & feqq. & Jul. Clar. recept, fentent. lib. 5. § fin. n. 4. Ten minften dit is zeker, <|at men voor luiden van qualiteit « en  ende AD VER TI SS EMEN TEN. 41S: en eere zoo veel regard moet hebben, dat niet, zonder grove en notoire erheffelyke redenen, in haare goede naam worden gekrenkt: Detentio autem perfona magna injuria injiar habeti/r, 6? ejl ignomini' ja & irretra&abilis, vide Jason inL. 4. %. qui condemnatum. n. 22. 23. & 24. Om welke en andere redenen meer wy dan hebben moeten oordelen, dat die tegens den Impetrant en Beklaagden gedecreteerde Civile detentie heeft moeten opgeheven, en den zeiven daar vari geabfolveert worden, en dat het zyn WelEd. wyders zal vryftaan, tegens de klagte van den Advocaat Fiscaal ordinario modo in oppofitie te komen. Zonder dat daar tegens kan obfteeren, het Advys van den 8 Decemb. 1741. by deze WelEd. Gerichte ingenomen, alzo het zelve, nooit gepronuntieert zynde, daarom tegens den Impetrant en Beklaagden geen effect kan hebben; Behalven dat het ook door de redenen, by des Impetrants Reces, van den 17 dezes maands April aangevoerd, en 't hier vorens gededuceerde, genoegzaam in zyn onkragt geftelt word. De koften van dit incidentele poinct, hebben wy ad deftnitivam usque fententiam gereferveert, om als dan daar over beter te kunnen worden erkent, volgens de gewoonte niet alleen in meris interlocutorUs gebruikelyk, maar ook gegrondveft op de leere van Rechten, waar van onder andere Temmen, de fruSt. & Ut. Expenf. cap. 8. Jecl. 6. n. 21. kan nagezien worden. L I. Over praeferentie ten aanzien van een Schuur , die op verbonden Land gef f f 3 liaan,  tr4 CON SULTA TIEN , ADVYSEN. ftaan, en naderhand op een Jhtk Land aan een ander verbonden , wederom gezet en ge plaat ft was. Bericht aan de Heeren van de Magiftraat der Stad Arnhem, overgegeven en geëxhibeert, door en van wegens Rutger Tulleken, als de eerfte en eenigfte geveftigie Crediteur, in de Schuur van de Wed. en Erfgenamen van Wylen AdolphMuller, ftaande op het Land den Blaasbalk, in de Holleweg, toegekomen hebbende Wolter van Keil, modo den Commiflaris van de Wart, ter eenre, Op en Tegens j£rent Rongerts, te onregt requirerende, dat de preferentie op de penningen , geprocedeert van de voorfz. Schuur, zoo by Executie, ter inftantie van den Rentmeefter der Commanderye van St. Jan, is verkogt geworden, ter andere zyde. Wel Edele en Achtbare fleer ent "Dutger Tulleken, door een der Stads Roeidrageren ter hand «*-v gefteld zynde, nevensgaande Requeft of Deduétie, door Arent Bongerts, aan U WelEd. en Achtbare geëxhibeert, bedankt y»ar af voor de gunftige Communicatie van dien ,- ? ■ >V ■ —  ende ADVERTISSEMENTEN. 4i| Nemende de vryheid, om, ingevolge het appoinctemeat, tegens en op het zelve voorbericht, onderen met inhfefievan hes geen by dezerzyds Deductie van preferentie bereeds is gepofeert en bewezen geworden, kortelyk te zeggen: Dat gemelte Artnd Bong&rts, nochte zyn Praxlecefleur Johan Jrjaeck, geen het alderminite recht van een reëel Verband, na Rechten en Conftuime dezer Landen, aan den Schuur, in de Rubrique dezer vermeld, is hebbende, ende vervolgens in genen delen tot de geëifchte preferentie tegens den Berichtgever bevoegt is. Geconfidereert, dat hy zelfs moet geftendigen, gelyk men pro irrevecabili confejfione is accepterende, eensdeels, dat den Berichtgever wel en wettig, op den io Novemb. 1730. verkregen heeft een gerichtelyk en reëel Verband, onder andere op de gelibelleerde Schuur, voor een capitaal van vier hondert Guldens cum interejfe ad vier percent. Anderdeels, dat het zelve Verband ten prothocolle van bezwaar bekend is, en den 50 penning daar van, als mede de jura zyn betaalt geworden, als ook te zien is fub A., en zyne prat.enfie ter Secretarie dezer Stad in tyds heeft overgegeven. Ten derden, dat van alle die verhypothecqueerde Goederen,., tot fecuriteit van het Capitaal en Interëffëfub A. gefield, voor. den Berichtgever niets anders overig is, dan die eene gemelte Schuur*. Ten vierden, dat de Schuur by de Gerichtelyke Verkoping in Junio 1737. niet meerder heeft kunnen gelden als vier han- dert vyf- en zeventig Guldens, en dat den Berichtgever, wegens het gemelte Capitaal, en daar op verfchene Renten, is aankomende vier hondert en tagchentig Guldens, zoo dar die Koopspenn., tot betaling van zyn geveftigt Capitaal en Ren- ten, niet voldoende zyn.. Ter contemplatie . van al het welk;.den Berichtgever, alss •; , de^i  416 CONSULTATIEN, ADVYSEN ' den eerden en eenigften geveftigden Crediteur in die gelibelleerde Schuur, vermeent, met fundament te mogen fuftineren, ten opzichte van dat Parceel ofte de Koopspenningen van dien te zyn geprefereert, voor alle andere Crediteuren van den voornoemden Boedel, geen eerder Verband of beter recht hebbende ; Want omtrent Hypothecatien niets bekender is, als dat een Gerichtelyk Verband, volgens rechten en notoire praéticq, op verhypothequeerde ongerede Goederen, heeft een reëel recht van affectatie, en dat die geene, welke met zyn Verband voorgaat in tyd, ook voorgaat in rechten. Dat overzulks den Berichtgever nooit met reden had kunnen denken, dat Arend Bongerts, als Erfgenaam van Johan Haeck, alzo geen het minfte reëel Verband op en aan de quseItieufe Schuur is hebbende, tegens hem de preferentie zoude bedisputeeren. Dat fub B. tegendeels wel blykt, dat op den 14 Maart 1726. 'Adolph Muller en Adrlaentje Ollemans aan Jan Haeck en zyne Erve, voor een Schultbekentenifle, (zonder expreftie echter van a\t Caufa debiti,) ter fomma van 250 Guldens, te verrenten tegens zes percent, edoch binnen twee maanden voldaan wordende, met vyf ten hondert te kunnen volftaan, fpe•ialyk hebben verbonden, eerftelyk het Land van Willem Sanders, te Alteveer gelegen, en ten anderen NB. het recht van Erf pagt, van het Land buiten de Velperpoort, met de tzvee Schuuren daar op ftaande. In kragte van welke Schepen Acte Arent Bongerts, of zyn Predeceffeur, wel recht hebben, onder anderen aan het gemelte Recht van Erfpacht van het Land, ende de twee Schuuren daar op ftaande, het welk den Berichtgever in zyn waarde en onwaarde laat, als daar niets mede te doen hebbende; Aangemerkt, dat nochte die prstenfe Erfpagt, nochte die Schuuren fub B. gemeld, b,y de gedane Executie, en gerichte- lyke  ende ADVERTISSEMENTEN. 417 lyke Verkopinge in Juny 1737. niet verkogt 'zyn geworden, en vervolgens daarover in dezen, in cas van preferentie, geen difpuit wezen kan. Het is wel waar, dat den Requirant voorgeeft, dat die Schuuren, zo aan hem fubB. verbonden waren, zouden zyn afgebroken, geremoveert en één daar van weder geplaaft op de Blaasbalk in de Holle Weg, op het Land, alnu toekomende den Commilfaris van de Wart, waar inne den berigtgever gevestigt is. Dat den Requirant, om het zelve te proberen, produceert de verklaring van Adriana Ollemans, fub D. dewelke niet* anders te agtenis,als een voorgefchreven Chartabei, onbeëdigt, fingulier, en om andere reden meer in regten niet aanmerke- lyk, Dat dienvolgens aan den Requirant deficieert het bewys van het eenigfte fundament, waar op zyn wettig regt van preferentie quafi gegrondveft wezen zoude. Maar boven en behalven dien, zo zoude een verbandt aan die Schuuren, fub B. vermeld, geen regt van reëel verbandt kunnen geven aan de Schuur in queftie, op een gantfch andere plaats ftaande. Geconfidereert, dat een Schuur of Huis, tot de grond toe afgebroken, of fchoon van dezelfde materialen weder word opgetimmert, egter dezelve Schuur niet en is, maar voor een nieuwe Schuur na regten gehouden word. Gelyk zulks in terminis van een verbandt tradeert Salgado in Labyrinth. Credit, concurpart. 12. Cap. 27. n. 50. Quod ft (inquit) molendinum fuit hypothecatum & reperitur dirutum , bypotbeca dijfolvitur, etiam fi ex iisdem Ccementis aliud novum fuerit conjïruclum, NB. quia hoe efi novum molendinum, non idem, fed alterum diverfum a diruto; Per jura fingularia hoe idem probantia ibique allegata. Ül Deel, G g g ^t Welk  4i8 CONSULTATIEN , ADVYSEN 't Welk ter applicatie gebragt zynde, op 't cas fubjecl:, zoo 7al zulks ra dezen dccifoir moeten zyn, daar de qmeftieufe Schuur na evgen opgeven, door des Requirants Debiteuren ïgeb oken zyfide, nfe weder opgetimmert is op de zelfde plaatfe, nogte op een ander Lant, aan den Requirant verbonden ; Maar in tegendeel, verre daar van daan verbragt, op 't Land, of gedeelte van dien, by de remotie toegekomen hebbende Wolter van Keil. Invoegen dat het reëel verband, *t welk den Requirant, ofTzyn Pnedeceffeur, aan die Schuur op het Land, even buhe/ de Velper Poort ftaande, mogte gehadt hebben, door derzelver remotie vernietigt is geworden. Om het zelve fundament aliterte vertonen, zo dient in aanmerkinge genomen te worden: Dat een Schuur, die afgebroken werd, geen Schuur meer ea blyft, alzo geen gedaante meer van Schuur heett; Forma autem dat effe rei ipfamque exiftentiam L. Julianus o ^ fed ft quis in fin. ff. ad exhibend. unde in jure abeffe res diculur quarum forma mutala efi, manenteeprporefivematerta per text, apert in L. 13. $i.ff. de verb. figmfie. sbique Wis- SENB. Zo dat, zo dra een Huis ofte Schuur is afgebroken tot de ; fiaan. Gelyk. den ondergefz. daar van in oude aantekeningen nog vind aangetrokken een fententie, zo ten Hove gewezen zoude zyn op den 12 May 1663. tegen eenen Daniël Adrianus, Onderfcholt tot Rheden. Ende of wel fchoon verfcheyde Gewysdens tèr contrarie gevonden worden, zo zyn dog dezelve ingevallen , dat den Heer Landdroft van Veluwen, of Richter van Veluwen-Zoom, tegens deze of gene Borgers van Zutphen hebben geprocedeert, waar uit men meent te mogen befluyten, dat het over breuken zal zyn geweeft, wegens begane delicten, dewelke tot dezen cas geenzints behoren, en dienvolgens daar uit geene nadcelige conlequentie omtrent 't Jus de non evocando, denburgeren van Zutphen competerende, te elicieren is. Zullende zonder twyfel nog wel nieuwere fententien gevonden worden, waar by de Burgers van Zutphen, in cas van fchade ende fchuld gearrefteert zynde, ende dat privilegie allegerende, koft en fchadeloos zyn ontflagen uit den arrefte, waar van men zig in cas van dispuyt zoude kunnen bedienen. Ende dienvolgens zoudè den onderfz. oordelen, dat dit quceftieus arreft te onregt ende gantfch nulliter ondernomen is, ende daarom tot affchaffinge en caiTering van dien , door Haar WelEd. Groot Achtb. behoorde geyvert te wordeny.'t' zy door een geraifonneerde brief aan de Heeren Gedeputeerde Staten des Quartiers van Veluwen te fchryven, met allé-gatie van het zelve Privilegie, en die daar op gevolgde fententien van den jare 1613. en verzoek, om dien Arreftant van dc hand t« wyz.en, en 't arreft te cafleren?  438 CONSULTATIEN, ADVYSEN 't Zy daar over Citatie te doen voor 't Hof Provintiaal in cas polfeffoir, om gemiintineert te worden by het privilegie de non evócando, ingevolge geallegeerde fententie. Want deze zaak als Finantieel te confidereren , ende dezelve op die voet terkenniffe van Welgemelde Heeren Gedeputeerden te willen brengen, komt den ondergefz. al vry wat vreemt voor, om redenen, dat of wel deze en gene, tot het houden van een Waag beregtigt, daar voorv by forme van Redemtie, aan 't Quartier een zekere matige fomme (zelfs onder den naam van pagt, als uit die Deductie of Klagte blykt fub A. en 5.) komen uit te keeren, zo volgt egter daar uit niet aanftonds, dat 't verdere provenue, of't gehele montant, van 't gene zodane Stad of Ampt daar van komt te profiteren , by particuliere verpagtinge, in de caiTe van 't Quartier zoude komen, ende nog veel minder dat 't zelve zo een Finantieel middel zoude wezen, waar over by de Edele Mog. Heeren Staten dezes Quartiers de Judicature aan de Ed. Mog. Heeren Gedeputeerden Staten deszelven Quartiers voor dit jaar zoude zyn overgegeven ; Om dat door die particuliere Verpagtingen, by de Jonkeren van eenige Ampten (gelyk fub C. by voorfz. Deductie ofte Klagte mede confteert van de Waag van den Ampte van Voorfl) of Magiflraten van Steden, van eenig middel gedaan wordende, die Middelen daar door komen te verliezen de naam van Quartiers Finantien, en worden alzo maar Finantien of particuliere Middelen van de refpective Anipten ofte Steden, die ook de cognitie,daar over exerceren, het zy ten Landregten of Stadregten; Immers, in de Stad van Arnhem dispuyt ontftaande, tuffchen dePagtersvan de Waag dezer .Stad, en een particulier, over het niet ter Waag brengen van eenige Goederen, de Waag fubject, word het zelve dispuyt niet gebragt ter cognitie van de Ed. Mog. Heeren Ordinaris Gedeputeerden des Veluwfchen Quartiers, maar van de Heeren van de Magiftraat dezer Stad, 't geen  ende ADVERTISSEMENTEN. 4.39 't geen niet zoude mogen gefchieden, zo het point van de Waag moert geconfidereert worden als een Quartiers Finamie, nadien de Stad van Arnhem, zo wel als de andere Leden dezes Quartiers, in 't generaal de Judicature over de Finantie van hetQuartier, zo Civiel als Crimineel, aan Welgemelde Heeren Gedeputeerden heeft gedem211 deert. Waar uit dan al wederom klaar volgt, dat dit point van de Voorfter Waag geen Quartiers Finantiemiddel is, en alzo niet gehorende tot de cognitie van de Opgemelde Heeren Gedeputeerden, maar fimpelyk moet geconfidereert worden, als een particulier Middel van 't Ampt, en dienvolgens, dat door dit arreft van dien zo genoemden Wolter Braskamp, niet anders ten Landregten kan geintroducecrt worden, als een fimpele actie voor fchade ende fchuld. Welke aétie in diervoegen geconfidereert moetende worden; zeer weinig, of wel geheel geen fundament is hebbende. Voor eerft, om dat den 5 art. der Ordonnantie op de Waag klaar voor Jan van Veelen is leggende, als Hamerende, dat men alle Goederen, de Waagh fubjcEt zynde, zal mogen transportéren in andere Steden, om den voorfz. Impuft van de Wage het aalt te wordai, ter plaatze, daar de Goederen NB. gewogen zullen worden, zo verre diezelve Goederen, in andere plaatzen dan die leggen, verkogt worden. Dat dienvolgens de Koop tuiTchen Jan van Veelen, en den Factoor Rutger Hisfinck, tot Zutphen gefloten en geperfecteert zynde, om aldaar op de Welle te leveren en te laten wegen, gene aétie ter wereld aan hem Braskamp is competerende; Wat anders zoude het fchynen te wezen, zo de Koop in den Ampte van Voorfl was gefchied, tyde die Eeck of Schors aldaar lag, dewyldan den 'import, volgens die Ordonnantie, in den Ampte van Voorfl zoude behoren betaak te worden* art. 5. v.erf. maar in gevalle cjrV.  440^ CONSULTATIEN, ADVYSEN Voor een twede, om dat diergelyk Regt, van de Goederen," en inzonderheid den Eeck of Schors, in den Ampte van Voorfl vallende, aldaar ook abfoluit te moeten laten wegen, zonder die, elders verkogt zynde, van daar te mogen laten transporteren , als na de Geregtigheid van de Waagh tot Voorfl betaalt te hebben, zoude fmaken na dwang, hoedanig Regt van dwang Biet kan ingevoert worden, als door den Souverain van den Lande, Hering. de Molendin. quafl. n . num. 7. & feq. & nunu 113. ofte ook wel door een prrefcriptie van dertig jaren, te weten, zo een Heer van eenig Diftrict zyne Ingezetenen had vérboden, ergens elders te gaan wegen of malen, en dat die dertig jaren, of een derden deel van honderd jaren, daar op geacquiefceert hadden, tefle eod. Hering dicJ. quaft. ii.num.ioü. Welke prsefcriptie dan ook maar alleen plaats zoude hebben, omtrent zodanen Heer zyne eigene onderdanen, en niet oniürent die van andere Steden of Heeren. Welke byde requifiten, tot het introduceren van een dwang wa*g, te weten deLandlyke conceffie, of de prasfcriptie, hier maaqueren, en dienvolgens kan die hier met fundament niet gefouteueert worden. Want of wel, volgens de bekende LandfchapsRefoIutie, de refpective Quartieren dezer Provintie malkanderen magt gegeven hebben, om over zaken van Finantien Wetten te mogen maken , even dezelve kragt hebben, als ofze Landelyk gearrefteert waren, zo bevinden zig nogegter gene zodane QuartierlykeOrdres \ daar uit een Dwang-Waagh, in het Ampt van. Voorfl opgerigt, zoude kunnen aangetoont worden. Ende dienvolgens is en blyft deze actie niet anders, als een fimpele actie voor fckade ende fchuld, en by verder gevolg is dat prsetenfe arreft ten eenenmaal nul en informeel, en direct ftrydig met het privilegie de non evocando, de Stad Zutphen en der^elver Burgeren competerende. Aldus ond«r corrtéuVvan beter gevoelen  enbe ADVERTISSEMENTEN. 44ï len geadvifeert bisnea Arsfaem d«n aö Otfober 1738. wo* getthnt G. oï tem NOORTÜ L I V. Advys over verfcheydene Vragen, in den Text te zien, CASUS POSITIE.. rFitius en Gaja, EchteJuyden , hebben geprocreëert eenen Zoon en verfcheyde Dogters, en dezelve by een open en mutueel Teftament, op den 26 December 1^09. voor dendagelykfchen Richter pro ftylo loei opgericht, tot hunne univerfele Erfgenaamen geinftitueert, in maniere, als met meerderen in die dispofitie te zien is, zonder daar toe omtrent de Leenen Oétroy of Approbatie van den Leenheer verzogt te hebben. Ook hebben dezelve daar in malkanderen, de eerft ftervende den langftlevenden betuchtigt in derzelver nalatenfchap, z» verre na Stadrechten eenigzints doendelyk was, met expreffe wille, dat van den langftlevenden gene Staat en Inventaris zal mogen worden gevordert; Waar by die Teftateuren nog verder hebben gewilt, „ Dat onder de Erfportien van haren „ Zoon wel expreflèlyk zullen zyn en blyven eenige Allodia„ le Goederen, aldaar gefpecificeert, en zulks niet hoger als „ voor den inkoopspenning, mits dat gemelten haren Zoon „ NB. als dan ook renuntiatie en afftand doe van alle Voor„ rechten van Leenen dezes Boedels, waar die ook gelegen „ mogtèn zyn enz." Waar na t' eyndens die acte een poeraliteit bygevoegtis, voor die genen, die haren willecontradiceren mogten; verders is ook door dien Zoon, in margine van III Deel. Kik «Ut  442 CONSULTATIEN, ADVYSEN dat Teftament, een verklaringe doen ftellen, dat inval hy het gemelte Goed kieft, als dan renuntteert van alle Leengoederen , en 't recht daar omtrent enz. gepaffeert zynde, alleen coram ordinario den aa November 1716'. Welk Teftament door die Echteluyden nader geinhsereert en geapprobeert is door een Codicil, op den 16 Juny 1711„ alleen coram ordinario opgericht, met die ampliitie: dat ingeval haar Zoon, zonder gemaakte dispvjltie of Lyfs-Erfgenamen na tg laten, m >gte komen te overlyden, alle de Leengoederen, op zyn perfoon gevallen, onder de Dogters in zulken val egualyk zullen moeten zvorden gedeelt, zynde weder een poenaliteit tegens de tontradicerende- bygevoegt.. Waarna 't gebeurt is, dat, Gaja korts daar na overleden zynde, Titius alle de Goederen, zo Leenen als Allodiale, van Gaja heen gekomen, zonder oprichtinge van Jnventaris heeft; bezeten en genoten, tot zyn fterfuur toe, ende van de Landen, ende Leen-parcelen, van zyner Ehe Vrouwe zyde aangebragt, ende in Gelderland in't Quartier van Veluwen gelegen, en aan den Huyze Clarenhek leenroerende, een menigte opgaande Eyken Bomen te doen vallen, en dezelve, neffens ook omgewaayde Ejonien,. te verkopen, en de penningen daar van te.genieten,, Zjpnd.ex den Zoon daar over te hebben gekent. NU WORD GE VRAAGT. ït .Of Onder de woorden betuchtigt in derzelver Nalatenfehapt in 't Teftament te vinden,, na Rechten ook; Leengoederen hebben konnen verftaan en begrepen worden, zondèr. van Leenen te melden?, en zo ja, of dié Tucht,zonder. Oclroy of approbatie van 't' Teftament,. door den Leenheer, en alleen coram. ordinario gemaakt, heeft konnen beftaan en va'idelyk opgericht zy? en zo diè Tu-htmakiig niet du.:htig mogte geweeft zyn, of dan die Leengoederen, ten Gelderfchen Rechten ftaande, t&t « die mortis Gaja h\ eygendom aan haren Zoon o- ver,-  ende AD VERTISSEMENTJEN. 443 vergegaan zyn, una cum fruclibus perceptis & pertipiendis, en by dien Zoon vooraf zouden konnen geëifcht ende genoten worden ? 2. Of ook die Tugt, zo die al hadde konnen beftaan, by Titius, door het wederrechtelyk omhouwen en verkopen van vele bomen, niet metter daad verwerkt zy? en of ook immers in allen gevalle de penningen, van die verkopinge gekomen, met den intereffe van dien, niet uit den gemenen boedel van Titius konnen worden vooraf gerepeteert by dien Zoon, op welke de Leenen zyn verdorven ? 3. Of door 't Codicil de Anno 1711, vergeleken met 't Teftament van 1709. niet word geconfirmeert, dat de Tugtmaking van 1709. alleen het Allodiale heefc konnen .concerneren, als ad Primum gevraagt is? 4. Of een conditionele renuntiatie der Leengoederen, . cum expreffa illa refervatione, als dan zonder ipecificatie van dien & ubi funt feta, voor een Ordinaris Richter, en niet voor den Leenheer, onder welke ter Leen gaan, valabel zy, en by afftant der Voorregten van Leenen, die Leengoederen niet vallen in de generale hserediteit, en de Zoon, zo wel als andere Erfgenamen,{daarinkeguaJyk kan en moet delen ? Gezien by ons onderfz. Rechtsgepromoveerden, en praeftiferende Advocaten voor den Hove Provinciaal van Gelderland, voorftaande cafus pofitie, neffens het Ouderlyk mutueel Teftament van den«2<5 December 1709, en onderftaande verklaringe van den Zoon, van den 22 Nov. 1716. als mede het Ouderlyk Codicil van den 16 Juny 1711. in diezelve cafus pofitie vermeld, gelyk ook de vragen, daar uitgeformeert, zouden fahomeliori fentientium judicio van gevoelen zyn, omtrent de eerfte vrage, ende wel in fpecie ten opzigte van 'de eerfte quseftie, daarin vervat: dat onder de woorden betmhtigt in Kkk a der»  444 CONSULTA TIEN, ADVYSEN derzelver nalatenfchap, te viiiden in het begin van dezelve Ouderlyke dispofitie van den 2,6 Dcc. 1709. geenzints naRegten ook Leengoederen hebben konnen verftaan of begrepen worden, zonder van Leenen te melden, om dat het notoir Regtens is, Quodfeudulia bona fine exprejfa mentione non continentur in generali dfspofitione Sand. ad confuet. feudal. Gelr. traB. .?.. tit. 2. cap. 4. § 3. num. 21. Schrader. de fud. part. lo.feci. 20. num, 177. & DD. ibid. alleg. Imo 11e quidem in legato ufusfru&us omnium bonorum (gelyk dezen vahühier is)- als te zien by Gall. de fru&tb. difput. 36, num. 77. Zelfs niet, offchoon de Zoon van Titius en Gaja, Teftateu-■ een in dezen , is Erfgenaam van dezelve, volgens de lere van iSand. ad confuet. feudal. Gelr. tra&. t. tit. 2. cap. 1. n. 5. en Gall. diil. difput. 36. num. 78. in verb. Didara fecundo, ut bona feuéalta contineantur in legato ufusfruFtus, quatenus her es adeundo cenfetur approbare volant at e tsflatoris: quod ego intelligo quatenus de iis bonts tejlator ex-. prejfe difpofuit. Nu is het zulks, dat in deze gantfche dispofitie, over de making der Lyftuchf, niet alleen gene de minde mentie van Leengoederen gemaakt word, neen, maar dat dezelve wal expreffelyk verklaren, dat zy malkanderen, de eerfi fiervende den langji leven den bctugtigen in derzelverNalatenfchap, NB. ze verre na Stadregten eenigzints doenlyk is. Daar door genoegzaam, te kennen gevende, dat haar intentie .niet en was, om over de Lyftogt of het vrugtgebruyk der Leengoederen te willen disponeren, omdat volgens 't Stadr. van Devent.part. 3. tit. 1. § 4. onder 't woord Goederen geen Leenen worden begrepen, als ook., om- dat volgens 't zelfde Stadr. van Devent.part. 3. tit. 8* § 8. wel word geftatueert,. da^-onder Lyf'tugt van alle goederen mede begrepen worden Ljfrenten, dog word aldaar van Leenen gene de minfte men-  e n d e] a d v e r t s s e m e n t e n. 445 tié gcimakt, tot een notoir b!yk, dat het zelve is gelaten ter dispofitie van de gemene feudale Regten, volgens 't welk Leengoederen fub g$nerali appellatione bonorum vel bareditatis (naarlatenfchap) niet vervat worden , eamb. Goris adveifi traèl. i. cap. 3. num. 3. Schrader. de fcud. part. 7. cap. 5. num. 48. Rosënthal. de feu d. cap. 4. membr. 1. concl. 40. num. 11. En dat-zy Egtel., verklarende, malkanderen alleen te willen tugtigen, zo verre na Stadregten doenlyk was, gene Leengoederen onder die tugt hebben willen comprehenderen, Qulafiatuta provinciarum vel civitatum generalia in feudts non obtinent. Rosenth. defeud. concl. 0. membr. 2. concl..87. num. 8. Waar mede overgaande tot het twede lid van die zelve eerste vrage, zouden wy fuflineren, byaldien onder die woorden, betugtigt in derzelver nalatenfchap, al eens de Leengoederen konden begrepen worden, als dog het contrarie hier voren is aangetoont, dat egter als dan die tugt, zonder voorgaand verkregen Oétroy, of opgevolgde approbatie van den Leenheer, ten opzigte van dat Teftament, alleen csram ordinario gemaakt, niet heeft konnen beflaan, nog validelyk opgerigt zy; aangezien het na de Gelderfche Leenrtgten (waar onder die Leengoederen gehoren, als zynde gelegen in'Gelderland, in dezen Quartiere van Veluwen, en aan den Huyze Claren-beek Leenroerig, gelyk dat in fine van de cafus pofttio vermeld word) confïant is, quod omnino nulla fit cujuscuvque generis circa feuda dispofitio, nifi domini dire&i- confenfus ititervenerit,. Lamb. Goris adverfar. dicl. cap. 3. num. 4. Freder. Sand. . ad confuetud. feudal. Gelr. tracl. n tit. 2. cap. n num. 2. 3. <3?" 4. & cap. j2. num. 4. & traiï. 2. tit. 2. cap. 1. vum. 12. Gelyk in fpecie omtrent de Lyftugt der Leengoederen, tott validiteit derzelver, het confent en approbatie van den LeenHeer vereifcht word, by Peck. de tefiam. conjug. lib. 5. cap, •agWaar uit dan van zelfs ook koomt te vloeyen de folutie Qp < K k k 3, d«j  44$ CONSULTATEN, AD VYSEIST. de derde of laatfte quajitie, vervat in de eerfte v?age, natnentlyk, dat. hier mede aangetoont wezende, dat die Tugtmakinge niet dugtig of valide ge weeft, die Leengoederen, ten Gelderfchen Regten rtaande, a die mortis Gajae in vollen eigendom aan haren Zoon overgegaan zyn, una cum fruBibus, en by dien Zoon voor af zouden konnen geë'üchtende genoten worden, voor zo verre hy, na den aard der Leengoederen, en het prerogatief hem daar in competerende, alleen tot dezelve, of een gedeelte van dien mogte beregtigt zyn. Nadien na Leenregten Dominium rei feudaiis ipfo jure tranfit in filium Vafalli. Tiraquell. in tracl. Ie mort faifit le vif, in preefat. declarat.\. num. 3. Zas. lib. 1. conjiL 10. num. Die dienvolgens ook alleen beregtigt is tot de vrugten van die Leengoederen, voor zo verre, na de natuur van dezelve Leengoederen, de Zoon, volgens het regt en prarogatyf, hem daar in competerende, van dezelve voor uit zoude komen te trekken en te genieten boven de andere kinderen, het welke wy op deze wyze hebben gelimiteert, om dat wy niet weten van wat natuur die Lenen zyn; Quia fruclus fundum fequuntur qua dominium L. imprint, ff. de fur. Et tanquam accefforium juum principale arg. § 26. Jnff. de rer. divif Tot welken eifch van vrugten, a die mortis Gajae, wy vermeinen den Zoon nog zo -veel te meer bevoegt te zyn , cum ipji fruclus, Vafallo e vivis nuigrante nee dum feparati, citra domini voluntatem difpofitioni. minime fubjetli fint Freder. a Sand. ad confuet. Feud. Gelr. tracl. i. tit. 2. cap. 1. num. 6. Fru&us enim pendentes funt pars fundi L. 44. ff. de rei vindie. Et ejusdem natur decif 387.. Waar mede overgaande tot de vierde of Iaat/te Vrage, zo zpnden wy oordelen.,,.dat een conditionele renunciatie der leengoederen, cum exprejfa ill» refirvatians, als dan'zónder fpe--  ende ADVERTTSSEMENTEN. 453 fpedficatie van dien, & ubifunt fita, voor een ordinaris Richter, en niet voor den Leenheer, onder weike die Góederen ter Leen gaan, gedaan, niet valabel zyn, als mede, dat, by afdand der Voorregten van de Leenen, die Leengoederen vallen in de generale herediteit, en de Zoon zo wel als de andere Erfgenamen daar in egalyk kan en moet deelen. Want,wat die renunciatie,coram ordinario & non coram Domino feudali van Leengoederen gedaan, aanbelangt, vermenen wy, dezelve na regten niet valabel ja geheel nul te zyn, om redenen, op het twede lit van de eerde vrage bygebragt, als ook, om dat het na Regten condant is, quod renunciatio fit alienatio. Galerat. tracl. de renunciat. lib. i. eap. z. num. 41. Kellenbentz. de\renunc.fucceff. quafl. 5. «.7. Jam fi Vafallm feudum citra permijfionem Domini alienaverit, atque aliter quam in atria Domini abdicaverit, irrita acnullaerit alienatio. C. Imperialem de probib. feud. alienut. per Frider. Sand. ad confuet. feudal. Gelr. Tracl. 2. tit. 2. cap. 1. num. 9.. Ook zodanig, dat al waarè het Leengoed fchoon wel en wettig verkoft, zo kan echter den Coper aclione ex emto den Verkoper, niet obligeren, dat Goed coram Domino feudali te transporterenr Imo erit licitumvenditori a contractu refilircyanttquam Domini confenfus intervenerit, juxta eund. Sand. di&. loc. Cacheran. decif. 67. num 2.. Gelyk het zelve ook arzo by 't Hof Provintïaal van Gelder* land verdaan is, over een Heeren Goed, (zynde een malum fe'u- dumj op den 8 July 1609. in. zaken van Kejfel Reysrffèn, en 1 Gerrit Janffen van Elfpeet. Waar by nog accordeert, dat die renunciatie van den- 2a1Nov. i^tó. niet pure, maar fub illa exprejj'a condilione door den .Zoon is gedaan, dat, als hy t' eeniger tyd, by de deylitige.van de Ouderlyke heredittit, de Allodiale Goederen j in Lil 3 .öéït  454 CONSULTATIEN, ADVYSEN het teftament van den 26Dec. 1709 vermeit, onder zyn Erfportie komt te nemm voor den inkoopspenning, als dan renuncieert van alle Leengoederen, en 't regt daer omtrent, zulks tn zulken val doende by dezen. Door welke woorden als dan en in zulken val, immers die Zoon zig voorbehouden heeft, de electie te doen op die tyd, als de Ouderiyke herediteit zoude verdeelt worden, of hy als dan (op die tyd als de deylinge ftond te gefchieden) wilde die Allodiale Goederen in zyn Erfportie nemen voor die inkoopspenning, en dat hy zulks komende te doen, in zulken val, te weten, als hy die Allodiale Goederen komt te verkiezen, en in zyn Erfportie voor den inkoopspenning aan te nemen , en niet anders, renuncieert van de Leengoederen en 't regt daar omtrent. En is de Zoon ook op die tyd eerft verpligt geworden, om zyne verklaringe of electie te doen, of hy zig aan de Leengoederen en het regt en prerogatief, hem daar in als Zoon competerende, wilde houden, dan of hy daar van wilde afzien en renuncieren, mies nemende die Allodiale Goederen, by het teftament vermeld, in zyn Erfportie voor den inkoopspenning. Di&io ent'm tune als dan denotat tempus, a quo debeat incipepere dijpofitio L. 2. § fin. ff. de condit. & demonftrat. Hartm. Pist. lib. 3. quaft. 29. num '9. Et extremitatem temporis a&ionis (vel ut bic ek&ionisj detnum nafcitura denotat, cum ad conditionis eventum trahatur. Klock torn. 2. confil. 42. num. 228. c? 229. adeoque omnia prcecedentia prius fa&a & completa effe oportet, quam bic articulus (tune als dan) verificari poffit Hartmann. Pist. lib. 2 fbferv. 27. num. 39. Unde & ante implementum nequt eeffit neque venit dies L. 213. f. de verb.fign. Gelyk ook de woorden, in zulken val, funt verba futuri temporis, & quamcunque difpofittontm, ttiamfavorabiltm, refirin- gunt  ende ADVERTISSEMENTEN. 455 gttnt dei h'- r Et  ende AD VER TI SS EMENTEN. 457 Et ideo nemo poteft in teftamento fuo cover ne leges in et /4 CONSULTATIEN, ADVYSEN Om redenen, dat uit het hier voorens gededuceerde zon/rienklaar is gebleken, dat een Pagter, door de totale ruine en ondergang van het verpagte goed, ipfo jure word ontflagen van de pagt. Nam non entis nulla funt qualitates, & ex nihik nihil fit. Daar en boven blykt om uit de cafus pofitie, dat haar Ed. en Achtb. de Heeren van de Magiftraat, neffensde Geeommitteerdens van de Gezwore Gemeente, den Doelen bereits weder aan een ander verpagt hebben. Waar door confteert, dat dezelve, zo wel als voorn. Jan van Duimen,van het contract hebben gerefilieert, en dienvolgens is het zelve geannulleert. Nihil enim tam naturale efi, quam eo nmdo quidque difielvere,quo colli gatum efi, ideo nudi confenfus obligatio contrario eonfenfu diffolvitur. L. 35. ff. de R. J. En fchoon genomen den Doelen al niet weder verpagt, en ook dezen Pagter door haar Ed. en Achtb. neffens die van de Gezwore Gemeente van de pagt niet was ontflagen, ais dog ja, zo zouden dezelven evenwel geen actie tegen hem kunnen inflituaren tot voldoening van de huur, of zo dat al deden, zoude haar obfteren de Exceptio non adimpleti contraBus. Want, zo als hier voor bereits is aangetoont, obligatio locatoris non reftringitur ad folam traditionem rei, prout obligatio vendhoris, fed refpicit traBum temporis fucceffivum, & ubt obligatio efi fuccesfiva & habet traBum temporis, nonfufficit abinitio adimplevififis, fed neceffarium adimplimentum durare, als te zien by Pacion. diB. traB. de locat. cond. cap. 44. n. 8. alleg. Socm.fen. conf. 133. n. 7. li. z. Surd. confil. 381. n. ij.edd. Pantschmann. pra&ic. quafi. q. 15. n. 16. & feqq. Men gezwyge dan, dat Haar Ed. en Achtb. neffens de Gecoranjitteerdens van de Gezwore Gemeente bevoegt zouden zyn, om dezen Pagter, daar niet eenen duit verfchuld is, op te  ende A D VER T IS SE MEN TEN. 465 te leggen en te doen betalen, buiten zyn kennis en tegen zyn wil een fommavan 125. Gl. Dewyl het in regten kennelyk is, quod alteriper alterum iniqua conditio inferri nequit, 't geen in dezen zoude gefchieden, ais die 125. Gi. door den Pagter zouden betaak worden, zonder daar tegens iets te profiteren. Waarom ook Wesel. in tracl. de remififi. merced. cap. 1. «• 4. met regt zegt: iniquum foret conduclorem pecuniam folvere pro nsn u/u. Ook ftryd het zelve teegens de natuur van het contract, volgens het welke merces aut annua penfio confiituitur in compenfa* tionem frutluumpercipiendorum. Wesel. d. tr. cap. 5. «. 2. Dewyl die 125. Gl. door voorfz. Jan van Duimen zouden betaalt worden, zonder eenige de minfte hoop van vruchten daar tegens te kunnen genieten. Ook zo zoude op deze wyze de Stad verrykt worden, met de fchade van dezen Pagter, en dubbelt voordeel of pagt van dezen Doelen trekken, te weten die 125. Gl. en dan nog de jaarlykfche pagt. Cum tarnen nemo cum damno alterius locupletari debeat; Et bona fides non patitur, ut bis idem exigatur. ad vuig. QjJod[non fólum procedit quando ab eodem, fed etiam quands ab alio, quicaufam ab eo haberet, exigetur. Pantschman. practical, quaftion. q. 16. n. 8. & 9. Jam autem in contraclibus bona fidei(uti efi locatio condu&io) maxime bona fides obfervari debet. Bald. confi. 434. prope fin. li; li' v..■:>.:}■: i'Lriv r,:\ i i V ■„ ten NOORTH. % V I. Atlvys waar by verfcheïden vragen np pens bet doen ruimen van een Bouwman, en het verhopen van deszelfs goederen,wegens wanbetalinge van de pagt, worden beantwoord, als mede bet regt van. de Borgen in bet Graafje hap Zutphen opgegeven , en over het Mejbecht.. Gezien, Gelezen, en Geëxaminaert by ons ondérgefchrei vene Rechtsgeleerden voorftaande Cafus pofitie, en daar uyt geformeerde vraagen, zouden wy, ten aanzien van de eerde vraage, vermynen, dat het aan den Heer Zumkley wel: nieten is gepermitteert geweeft, om op eigene authoritheit, & irrtquiftto judiee, voor den agterftant van vier jaaren verlopene en onbetaalde Pagtpenningen, het koorn van den Boer of Pagter * op zyne Bouwfteede in het vierde pagtjaar gewasftto, te gelyk mat de derde garve te verkopen, om redenen: 3- dat  ende AD VERTISSEMENTEN. \6j dat of wel na regten het gezaay en het gewas van een verpagt Erve, of verhuurd Koornland, jure tactti ptgnoris aan een Eygenaar en Verpagter verbonden is, per L. 4. & l. 7. in pr. ff. in quib. cciuf. pign. vel bypot. tac. contr. I. 4. ff. de paB. en hedendaags dit recht van ftilzwygend verband ook plaats heeft, omtrent alle Haave, Vee, en ander rilbaar Goed, dat op het verpagte Erf of Bouwgoed gebragt is, per L. 7. & 8. Cod. qua res pign. obl.poff. Stadrecht van Zutphen tit. 25. art. 3. Landrecht van Veluwen Cap. 26. art. 11. & ibidem Schraff. LL. Mechlin. tit. 8. art. 14. Ibidemque Christin. Leeuw. Cenffor. lib. 4. Cap. 9. tit. 3. Rooms Hollands recht 4de Boek 1 %de Deel num. 12. En uit dien hoofde een Eygenaar ook het regt heeft, om alle zulke Vrugïen, en andere Haave, en Goed, op zyn Erfgrond te behouden, en te retineren, tot ter tyd toe, dat hy weegens zyne pagt voldaan of bevredigt is, als in de bygebragte Statuyten mede gellatueert bevonden word, en ook by de aangehaalde Autheuren met meerderen te zien is; Dog evenwel een Eygenaar of Verpagter zodane verbondene en verpandete Goederen op zyn grond niet mag verkopen, als of het zyn eygen Goed ware, neen maar, indien hy daar aan zyne pagt verhaalen wil, het zelve met regt moet vervolgen en inwinnen, en vervolgens diutaheren naa hst praifcript der Landregten, met alle gerichtelyke en vereyfchte folemniteitem,naStyle en Coftume locaal, vide Landregt van Zutphen tit. 2. art. 3. . 10. num. o. cs 7. Edog by aldien den Heer Zumkley zig a dok velfaltem culpa zoude konnen exonereren door bewys of demorirarie, dat hy fua voluntate niets heeft gecontribueert tot de verbrenginee van zyns boers Goederen, waar door geëffeétueert, dat ireen verhaal meer op den zelven te verkrygen is, het welke naar ons begryp bezwaarlyk zou kunnen gefchieden, voor waarheid veronderfteld zynde, alwat in art. 7. gepofeert word; Zoo zal nogtans dan nog de ondernomene Verkoopinze dit moeten uycwencen, dat hy Heer Zumkley zal moeten aantonen aan de Borgen, wat hy van de verkogte effedten gemaft, Z wat hem, die yan zyne Crediten afgetrokken zynde r• als regt, en behoorlyk is:) wegens de Pagtcedulle nog zal refteren, en competeren, en by aldien zulks by toekomende fummatie ofte aanfpraak tegens de Borgen fjniet tegens ctnetlten, quia eocafuobftaret exceptio diviform:) mogte verwaarllL veel. O 0 o looft  m CONSULTATIEN, ADVYSEN looft, ofte verzuimt worden, zoo zouden wy fuftineren, dat hem eo ca/u moeit obfteren exceptio non probalcs intmtionis per regulam notor/ffimam: aclore non pnebante, Reus abfolvitur, eiiamfi nihil praftiterit. L. 23. Cod. de edend. Inzonderheid niet gelooflyk, nog te prafumeren zynde, dat van de verkoopinge niet zoude gekomen zyn, dat op deze fehuld, waar voor den Borge H. Schutt al nog in folidum befproken word, zoude moeten worden gedecorteert, het welke in allen o-evalle den Heer Zumkley te bewyzen ftaat, door iuzendinge* van een fpecificque Rekeninge, wat, en hoeveel hy aan'zynen gewezenen boer nog te goede heeft. Waar medt de eerfte vraage voor genoegzaam beantwoord agtende, en overgaande tot de tweede, of namentlyk den Heer Zumkley; doordien deze ftede buiten tyds, en voor expiratie der zes bedongene pagtjaaren, verpagt heeft aan een ander, en ook zelfs zonder behoorlyke opzaage den Bouwman Cornelis Schutt daar van geëxpelleèrt, immers door de meer aangetogene verkopinge van zyn Koorn genecefliteert heeft, om te vertrekken, en zyn Bouwland met het daarin hebbende Meft-regt te verlaten, niet zou kunnen gehouden worden, om aan Cornelis Schutt zyn Meft- regt in het land te vergoeden? als mede, of niet aan denzelven zal moeten vergoedet worden allen door dit ontydige vertrek .aan hem gecaufeerden fchade, na redelykheid?. Zoo zouden wy van meyninge zyn, dat ten opzigt van het Meft-regt vergoedinge, door den Heer Zumkley, of door den nieuwen Bouwman, zou moeten gedaan worden, te seftimeren, zoo als dat Meft- regt waard geweeft is, ten tyde als Cornelis Schutt van de Bouwirige van zyn Land, waar in het Meft-regt heeft, gefruftreert, en afgezet is geworden, als zulks uytvoeriglyk met aantoninge, hoe dit Meft-regt moetgeseftimeert, getaxeert, en geliquideert worden, & queznam inde promanent a&ionês, konnen adftrueren. Hoewel voor als noch by ons aan 't product van Verweerderen, onder deletter B. ter diminutie, loco Duplycq, geappliceert, ende waar uyt zy infereren willen, dat haar Vader en Schoonvader refpective aan Wylen Dr. Roller zouden hebben betaalt 251 Gl. 11 St. zoodanen credit niet konnen defereren, om Verweerderen intentie daar omtrent in te volgen. Want de authentifatie van dien is ter nootdruft, verf. aan welk extracl&c, door Arreftant in den hoogften graat getaxeert en gecenfureert, namentlyk, dat dezelve zoodanig niet en leid, dat deeze'reekeninge uyt het fchuldboek van Wylen IVillem Cremer, met deszelfs doode hand befchreeven, door hem ondergefchreven Secretaris der Stad Deventer geëxtraheert zy, maar, quod notandum, dat deeze reekeninge, geëxtraheert uyt het fchuldboek van wylen Willem Cremer, daar mede is accorderende. Waar door Arreftant onderfcheidentlyke bedenkelykheeden omtrent dezelve hand heeft gefuflineert, die Arreft verweerderen met zodanig een extract zouden pogen bedekt te houden, waa|»  488 CONSULTATIEN ADVYSEN. waarom hy tot editie van de originaJe dode hand van Wylen Willem Cremer ten hoogden heeft gecontradiceert, in vertrouwen, dat hy de reekeninge, hem bsdenkelyk voorkoomende, zoude konnen ftraften, zelfV-met de doode hand van Wylen Willem Cremer', Allegerende onder anderen daar toe, dat de poft van den Eandfchr. Jan Wijfelink, fub date den 30 Aug. 1655. ter reekeninge van Dr. Roller geftelt, door Wylen Willem Cremer op den gefpecificeerden datum aan Voornoemde Wijfelinck in verminderinge of voldoeninge van zyn fecretary jura gezonden Daar benevens, dat de meefte pollen van deeze rekeninge, niet op Wylen Dr. Roller, maar op eenen derden, dan deezen, dangeenen, reflecteren. Dat zodane poften niet aannemeïyk zyn buiten vertooninge van fpeciale affignatien van Dr. Roller, voorts om meer andere ter nootdruft gedane reproches. Alle welke tegenwerpingen en reproches, fampt, en een yder byzonder, Arreftverweerderen by haar fubmiflionfchrift hadden moeten debatteren, en haar product daar van ontlaften en libcreren, inval in judicando daar op zoude worden gereflecteert. Ter contrarie hebben Verweerderen dezelve by haar laatfte fchryvens niet formelyk beantwoord, maar de voorfz. bedenkelykheden zonderlinge gelaaten in animis Judicantium, en daar door haar gelyk als pligtich geftelt aan een ftilzwygende confeffie, fecundum ea qua Wësemb. in parat. ff. tit. de con~ feff. n. 5. in fine. Die condemnati; in twe derde parten van de koften dezer Procedure, hebben Verweerderen niet konnen echapperen, om dat door haren Volmagtiger Dr. Meyling, by Antwoord «ten 18 Maart 1689. anddel van prjefcriptie hebben gefufti- ncert,  'ende ADVERTISSEMENTEN. 489 «eert, en daar op haar fundament genoomen, ende geconcludeert, Ook by haaren tweden Volmagtiger den Licent. Elgershujen op den 3. Novemb. i6"uo. geconfelfeert, niet te konnen ontkennen , dat ter eerfter inftantie de exceptio prcefcriptionis tegens den Aanlegger zy geobmoveert geworden. Dat daar op aan Arreftants zyde zynde geapplieeert en aangewezen, met diverfe producten als anderzins, dat de prafcriptie verwerpeiyk en gantfch niet admiffibel was; Hebbende Verweerderen diezeive by haar diminutie loco Duplycqlaatenvaaren, en,de zaake anders aanziende, gearripi» eert het middel van compenfatie, ofte eygenrlyk van gefuttineerde betaalinge. Zonder dat echter Verweerderen haar voorgenomen defenfie in die tegens haar aangevangen procedure, ende opgaande tot een geheel ander middel van oppofitie , de minfte refufie van koften hebben gedaan, niet tegenftaande zy door haaren Volmagtiger voornoem;; daar toe oorzaak hebben gegeven. Dat zy ook verfcheyden poften van de reekeninge van Wylen Dr. Roller by haar diminutie hebben gepaffeert ende geagnosceert, ende' echter niets realiter vel vere geoffereert, als nogtans juris per ea, quce Fab. in Cod. Sabaud. Itb. 3. tit. q. def. i. Vinn. ad § 33. Infl. de aci. n. 3. c? ibid. alleg. DD. Dat zy ook haar contra reekeninge, die tot verminderinge en voldoeninge van de fchultvorderinge van Dr. Roller zoude ftrekken, niet behoorlyk hebben geadltrueert en geverificeert, 'veel wynigervan 'tgeene daar tegens zeer ampelgereprocheert, ontlaftet, of gelibereert. Dat zy ook die geene zyn, die litem.toties qmties hebben ge'retardeert, en haar tot handelinge doen compelleren, en daar -door koften caufexenj Htï Dtel. Q q q Mt  49* CONSULT ATIEN, ADVYSEN Et nótiffimi juris eft, qui dat caufam expenfs, is ■ itt eas con* demnari debtai l. 29. ff. de jud. I. 78. § 2. f. de legat. I. 9. § 6. de adminiflr. mei. Pek.ez. ad Cod. lib. 9. tit. 46. num. 9. poft m&d. Hét faatfte derde part van de fcoften is rechtmatig- gecompenfeert, om dat in den beginne van deze gededuceerde reedenen klaarlyk is aangetoont, dat des Arreftants fehriftelyk ReceS niet heeft mogen geadmitteert worden. \ Welk nret alleen zeer prolyx en ampel geëxtendeert is tot een meenichte van folien» waar door tot veele koften m deezen aanleydinge is gegeeven, maar ook over derzelver admisfie . pf rejedtie conteften en judiciele dingtalen afgehouden. Waar toe de discrepantie en contrarieteit tuslchen Arreftants reekeninge of defignatie, en tufichen zyne naderhand geformeerde declaratie, mede gecöoporeert heeft, ook ons van geene annotitie van falaris en verfchot, en wat daar tegens mag zyn ontfangeo, van Wylen Dr. Roller zy gebleekea by deszelfs eygen hand. Et notum eft in jure, quod condemnatio vel compenfatio expenfarum judicis religioni & prudentia committatur, Gudelin. de jur. nov. lib. i^.cap. 13. & alii DD. quos recenfet CmusTIN. ittaddit. ad Bcjgn. de 11. abrog. lib. 1. cap. 31.. L V I I I. Advys, waar by ge decideert i. da t een vühnagtiger niet anders v erpligt is, zyne volmagtna het Landr. der Gr. Zutphen  ende ADVERTISSEMENTEN. 491 phen te produceren, als op verzoek van de Tegenpartby. 2. Dat ratihabitio mandato sequiparetur. In zaaken van de Hoogwaerdige Welgeboorne Vrouw Agnies Anna van Kettcler, Abdisfinne des Hoogadelyken Kcy fetvry Weltlieken Stiffcs Metelen, Impetrante ende Geëxcipieerde ter eenre, ende EUfabeth Grievinck, Weduwe van Wylen Mat* (bias van Elvervelt, in zyn leven gewezen Voogt tot Aalten, Excipiente ter anderen Zyde, voor dezen Ed. Landgerichte tot IVenterswick ongedecideert hangende. Gezien de aéle van inleidinge, Juftificatie van inleidinge, Antwoord exceptioneel aan Wylen den Landfchryver Bronckborft, volgens deszei ven doode hand op den 3 April 1672. geëxhibeert, Recefum fubmijjivum, Perfifiit, voorts alle voorige ende volgende veelvoudige muntlyke recefTen ende dingtaalen, met alle documenten, fchyn ende befcheid, hinc inde van wederzyden geappliceert, ende alles geëxamineert ende overwogen, dat in deezen eenigzints te ëxamineeren en te overweegen ftonde, 't Gerichte met advis van Onpartydige Rechtsgeleerden doende recht, voorbygaande d'Exceptie van inqualificatie, als mede het beding over de rejeétie van het Antwoord exceptioneel, rejecleert, immers voor als nog, de voorgeworpêne Exceptie non praftita cautienis, ende ordonneert de Excipiente, in den tyd van zes weeken, naa pronuntiatie degzes, ten principaalen te antwoorden, de kotten over deeze interlocutoire gevallen, tot uitdracht der zaaken referveerende. Aldus geadvifeert by ons onderfz. binneB Bredevoort den 13. Oclober 1630. was gettkerit 2^J?, ri„,,„„T * GERH. van HENGEL. CASP. SÏUMPH. Q q q a R6«  49a CONSUL TA TIEN, ADVYSEN Redenen van voorftaande Advys zyn op yder refpective poinéi kortelyk deeze navolgende.. EerfHyk, noopende het voorbygaande van de Exceptie in* qualificationis, Dat het Landrecht deezer Graaffchap tit. g. § 4. wel fchynt imperativett fpreeken, dat die Volmagtigers ter eerller comparitie haare Volmachten ten fignaate bybrengen zullen, quod verbum necefitatem importare videtur. Ende dal, na de leere eeniger Rechtsgeleerden, een Procura* tor ofte Volmachtiger, qua talis, nietten Gerichte kan gehoort worden, ten zy die zelve voor heenen de legitimatione fua perfona. gedoceert hebbe, quia judicium in mandato fubflantia* tur 3 utiper Bald. & Felin. ait Carpzov. def. for enf. part. 1. conftit. 1. def. 26., Oak.in zoo verre,,dat een Richter ex offisio meede verplichtet is, eenen aangegeven mandataris tot het bybrengen der Volmacht aan te houden, als zegt Zanger, de Except. part. 2. cap< 3, n. 36. per Vant. g Dat  ende ADVERTISSEMENTEN. 49$ Dat of wel ten Protocolle geenzitus koomt te blyken1 in terminis procnratoriis van' eenige reële exhibitie ofte nel quafivaa 'het antwoord exceptioneel. Zonder welke voorgaande verbalifatien fj inflar rubri ad ni- ftttm 0 geene fchriftumrerr van coiütigame parthycn wettig onneu ingedient worden. Als draagende diezelve een onderling cfientieel, correlatyf ende ondeilbaar refpect, met ende aan maikanderen. Ook zoodanig gefchaakelt, dat die fchriftuuren zonder relatie ad protocotlum niet wel beftaan konnen, cum correlativorum eadem fit ratio, & uno correletivorum Jublato, etiam tollitur alte/um Nicol. Everh. loc. a correlativis 20. num. i.& 2, per exempfa ibid. Dat anderfins in coutrarien val hier uit zoude voortkoomcit eene ablurde confufie, waar door het Landr. tusfehen parthyen ntn fervata ordihis obfiervatione zoude overfchreeden werden, ende een Riclrer over de eerfte, tweede, en darde of andere gepneftribeerde ftatutaire terminen, tot verftek of con< txahandelinge geen recht konde adminiifreeren. Overzulks die Geëxcipieerde niet onbevoegt konde geoordeelt werden ia zyn fóffihaé, om in voornoemde cas te doen jugeren, dat zulken ingefchoven fchriftuur, waar van het Gerichte (waar voor parthyen quafi contraheeren} geen kennis van het indienen gehad hadde, geen pars integralis a&orum te wezen, konde verklaart worden. Invoegen dat allezints de fchriftuuren ofta materiën, ende die termynen gecombineert, ende na de praétycq op malkanderen relatief ende fluytende moeiten zyn, als deze concorsltantie mede beveelt bet Stadrecht van Zutphen tit. 16. art x2» in verb. alle die Advocaten ende Procuratehren &c. Zqq>  496* CONSULTATIEjN, ADVYSEN Zoo hebben nogtans het zelve mede gepraeterieert, cVn dat Geëxcipieerde (hoewel onder een vermeint proteft) zich daar op meede affu contrario ingelaten heeft, niet alleen tot bybrenjgirig van de afgeeyfchte qualificatie, Maar ook ad finem hujus litis het poincT: van cautie meede "heeftgeurgeert ende beweert, met het bygebrachte bewys dien aangaande, zonder fimpliciter over het incident van admisfie ofte rejeétie des voorfz. exceptionelen antwoords eerft ende voor al te laaten erkennen. Waar door diezelve moet verftaan werden tacite genoeg afHand gedaan te hebben van het gefuftineerde verfteck der Lsndtrechtdyke dilatoire termynen. Tacitum enim idem regulariter operatur quod exprejjum, & corundem par eft virtus Gail i. obferv, 116. «. 5. ' - Het welke in den rechten plaats heeft in 200* verre, wanneer het tacitum & expreftum uit de natuur ende ondeilbaaren hoofde van voorgaande ende navolgende handelinge (waar door iemands wille daadblykelyk aangeweezen wordt) van zelfs koomt te vloeyen ende te colhgeeren is, gelyk ditzdve per exempla koomt te beftedigen Nicol. Everhard. in loc. legal. loc. ab expreft'. ad tacit. 27. ri. 8. Dien ten gevolge dan over de Exceptie non praftita Cautk' nis, in maeten als in texiu fententia geëxprimeert is, gedecreteert is; Naamenlyk, dat dezelve immers voor als noch gerejeéteert wordt, kracht volgender motiven. Ter oorzaake, dat zyn Welgeboren, die Regeerende Oude Heer tot den P/eckenpoel, Adriaanvan Eerde, apud aëla pro li* lis expenfis, ende vorders in conformité Landtrechtens Tit. 4. 'art. 9. voor den anderen requifiten aldaar verbonden heeft, zyne Broekhuyzens Maethe, alhier voor Br edevoort geleegen. Waar  ende ADVERTISSEMENTEN. 497 Waar tegens niet doet, dat gedachte Heer van den Plee* kenpoel dezelve in den jaare 1673 den 16 maart met noch verfeheyde andere daar by genomineerde erftaalige parceelen ten dienfte van Zyn Hoogh. zoude geaffeéteert hebben. Aangemerckt dat by den teneur van d a&e aldaar uitdrukkelyktezienis, dat wel voorn. Heere dezelve aldaar geipecifi» ceerde immobilien heeft offereeren willen, ofte geoffereert, voor betaalinge van zeeker daar by benoemt debet, waar van nochtans door de amneltie (qua fus puUicum concernit) een gedeelte gemortificeert te zyn, ad a&a wordt gefuftineert. Ende dat in de gementioneerde acte tot twee maaien verhaak ftaat, dat Dr. Hoeingh. als zyn Hoogh. Volmagtiger, den teneur van dien ad referendum aan de Heeren Raden van zyn Hoogh. gelieven moge overtenemen. Het welk daarom voor geen abfoluit verband kan gehouden worden, zoo lange die Heeren Raden daar op haar advys end© ratificatoire Refolutie niet hebben ingezonden. Invoegen pendente dicla refolutwne men niet kan weeten, of voorn. Haar Edelmoogende d' Heeren Raden voor het geene Jr. Eerde liquido noch mochte fchuldig weezen, haare executie aan de verbintelyk voorgeflaagene parceelen willen dirigeeren, ofte met andere middelen ende aan andere goederen haare veel ligt nog agterftandige betaalinge willen zoeken. Daarom het een vulgare axioma juris is, quod deficiënte conditione, deficiat difpofitio conditionalis; & qued eonditionis proprium fit, ut fufpendat a&um conditionalem L. ceder e diem fi?. de V. S. & non potefi videri omnino impleta conditio, quam diu potefi deficere, é? ideo tam diu expe&anda eft l. bac conditio ff. de cond. 6? demonftrat. Boven dien in cas Jr. Eerde (nu al over derdehalf jaaren geverfeert hebbende in onzekerheid van venvagte Refolutie voor een kleiner fomme) niet meefter zoude weezen van zyne lil Deel. R r f goe«  49S CONSULTATIEN, ADVYSEN goederen, alwaar veel ligt die Heeren Raden aan zyn Hoog. Ed. voor den kleinen agterftand meede credit toefchryven. Zoo zoude zulks zeer hart weezen voor een genereus per* gooh, dat men denzelven pro madicitatt van omtrent nog geene duizend, gulden de handen deezen aangaande, zoude willen binden.. Te minder, om dat zyn Hoog Ed. daar voor verfcheidene erftalige Goederen, in ende voor Bredevoort gelegen, hypothecarie heeft genomineert, die van een Ed. Gerichte aldaar ter fomma van agtien hondert guldens geeftimeert, ende naa deezer Hechten tyden conftitutie getaxeert ftaan, waar van immers ende ra allen gevalle deeze maete buiten Executie ende onbezwaart zoude konnen blyven. Overzulks de verbintenis van dezelve voor als nog moet' aangenomen worden, immers ende tot daar en toe dezelve WQtklykpendenie ///eraiogte geëvinceert konnen worden. Als wanneer die Excipiente beeter bevoegt mogte weezen' willen, om nadere-ende andere cautie in deezen te eyfchen, hoewel meede in zonderlinge confideratie behoort te koomen , dat de Excipiente,saghoseeerende die Welgeboorne Vrouw Impetrante voor Leenvrouw, ende de feudalkeit van het gedeelte derbouwfteede Borg, voor zoo veel dien aangaande inleidinge gedaan is, tvtntualiter, in cas van adjudicatie der koften, het dire&um dominium zoude konnen inwinnen, ende haar deezen aangaande daar van, als meede over andere Leenroerige goederen, waar van in aütis mentie is gemaakt, fchadeloos mede konnen verhalen 9, Dè Excipiente is vervolglyk geordónneert, om binnen zes weeken ten principalen te antwoorden, vermits de juftiiicatfe van inleydinge met bewysdommen is bekleed, waar op de Excipiente haar niet heeft willen inlaten, ende daarom haar ad refpondendum den tyd Landrechtens ad zes weeken ni«e keeft verkort mogen worden...  ende ADVERTISSEMENTEN. 499 De koften zyn tot uitdracht der zaken gereferveert, om dat fuper mtris interlocutoriis het zelve ordinaris gefchied, ende kan daar over discuffa utrinque caufa principalt hier over fmul & femel als dan gedefinieert worden. l i x. Advys, waar by word aangetoond, dat een Capitaal in een Leengoed gevesiigt, daar door geen Leen word, en .dat dus de fuccesfie ab inteftato daar na niet moet worden gereguleerd. Q U A E R I T U R. Of een Capitaal van 1000 Guldens, geveftigt in een Leengoed in de Graaffchap Zutphen onder Seddam, door Reinier in de Betuwe by Magefcheid toegedeelt aan zyn Dogter Henrica EUfabeth in de Bstmv, tegenwoordig getrouwt aan den Heer Major Dolhof, en na dode van deze vrouw, alnu is vererft op den Heer Major voor de halffcheit, dan of die twee Kinderen van die eerfte vrouw 't zelve alleen zouden moeten erven, als van de Moeders zyde heenkomende P Gezien by ons ondergefchr. Advocaten, practiferende voor •den Hove des Furftendombs Gelre en Graaffchap Zurphen, de bovenftaande cafus, en daar uit gemaaktequaentur, zouden wy onder Correctie van Advys zyn, dat dit Capitaal in het Leengoet Grotenhuis op den 16 Juny 1699. m de Graaffchap Bemhe, Rigter-Ampte van Seddam, in deze Provwae van Gelderland gelegen, ten Zutphenfen Regten aan dezen *Furitendom Gelre en Graaffchap Zutphen Leenroerig, niet an£ 1 r ï der*  gco CONSULTATIEN, ADVYSEN ders behoorde geconfidereert te worden als een mere ferfonalit Obligatio of debitum ptrfonale. Ende dat het verband of hypotheecq van het Goed Grotenhuis niet anders als in feeuritatem debiti daar is by geaccedeert, ingevolge van die notabele decifie van Goris adverf. au Cap. 3,. n. 2. quia perfon-alis obligatio ad folutionem debiti pracipua & principalis habeatur, fundus vero pignoris vel hy. patbêcapure nominatim affignatus accefforie tantum, non fecus ac fidejuffbres pro fecuriore fblutione apponatur. L. 43. ff. de folution. & No. 3. idem in Annuis reditibus fuper fundo aut prcedio conffitutit per L. 25. ff. de pignor. hypothee. Dat zulks zoo verre gaat, dat alfchoon het hypotheecq of acceflbire onderpand Feudaal, of Leen was, dat daar door deze Obligatie van 1000 gulde geen Leen zaude zyn geworden, volgens de leere van Petrus Bort over de Hollandjche Leenen tit. 2. cap. i.p. 5. «- 57. tn mea\ in verb. dog/laat. Uitdrukkelyk traderende, dat in cas iemand aan een Leen» man eenige penningen op interefle verftreckt had, en tot verzekeringe van dien een onderpand geeft T dat dit Capitaal daarom geen Leen wordt. Gelyk ook daarom Capitalën> in Leengoederen geveltigt, de gemeenfehap van Goedt fubject zyn, en by Erfgenamen aigaal worden gedeelt,, volgens- de Nederlandsi-Confultat.p^ 1. conf. 102.. Zelfs zeidt Sande , alfchoon de Leengoederen in fecuritatem debiti waren verbonden ad conf. feudal. Gelr. tr. 2. tit. 3. cap. 4. % 1. n.. 12. & cap. 5. § 3. n. 3. &c. Aks- enim alienum defunSti fola municipali . 3* lta ut eam communionem non impediat bcnorum ab alterutro allatorum inaqualitas, volgens V Landr. der Gr. Zutpb. tit. 16. frt. 1. Imo etiam fi alter nihil attulerit. Christin. Vol. 1. dec. 216. n. 8.. Matth. obf. 5$. n. 9. Aldus falvo meliori judicio geadviTeert binnen Arnhem den a2Decemb. 1722. X X. Advys over den Verkoop over eenige Molders Rogge en leverantie van dien, in den Jaare 1709. 'n zaake voor den WelEdelen Stadgerichte van Boetichem, . ongedecideerthangende, tusfen Arnold Peters, Schepen tot Seve**  . ende AD VERTISSEMENTEN. 503 S'evenaar, Impetrant tér eenre, en die Hoog en Welgeboren Vrouwe Lucretia van der Hoeven, Douariere van Laer tot den Hardenfiey.n en Brantfenborg, &c. Verweerderfe ter anderen zyde.- Gezien de acte van fummatie van dén 30. January 1709, en' daar op gevolgde judiciele praefentane en confignatie, en daar by gevoegde' Citatie van den- agt en twintigften February; voorts wederzyts acten van conftitutie, de datis refpeetive 30 january en elfden Martii, en die daar op gevolgde Aanfpraak, van den dertienden Martius, en daar tuffchen gelopen decreet van den tweden Oétober, en Antwoord van denzelven dato; ook de Replieq van den 15 January en 1 May 1710, Duplycq van den 24 en 27' September, Conclufions fchrift loco triplicee, van den 10 en 27 December 1710, en die eerfte Deductie loco quadruplica van den 16 Juny 1711, met allen hinc inde, byge voegden fehyn en befèheid, ook de prothocellaria daar toe reflexif en op alles gelet, waar op in dezen eenigzints té letten ftonde, Welgenielte Stadgerigte , na wederzyts fubmisfie., met toegetrokken raad van onpartydige Regtsgeleerden, doende regt, verclaart, dat,.voorbygaande dé wederzydfche Eedes praefentatie, die Hoog en Welgeboren Vrouw Verweerfe fchuldig en gehouden is, die verkogte Rogge tegens vier en twintig Stuyver het Schepel tot Doesborg aan het water tfe leveren, mits "dat de Impetrant dezelve binnen Doetichem in > zyne zacken' ontfange, of doe ontfangen, en zulks tos zo; veel molders, als die Vrouwe Verweerderfe by adelyke eer en parool, of op ervorderen en aanhouden van den Impetrant by ' eede zal konnen behouden; Dat zy Vrouw Verweerderfe, ten tyde van de ingegaane coop, waarfyk aan rogge* op haar Solders, of' in haaar magt om te konnen leveren, gehad heeft, e»de zulks met erftadigen en vergoedinge van allen den fchaden : en intereffen, zo den Impetrant ter oorzaake van die non leverantie en Verwygeringe van dien, zedert die gedaane oblatie en confignatie der Cooppenningen, geleden heeft, en tot die' weikelyke leverantie quam plurimi mogte komen' te lyden, die Hooien Welgeboren Vrouw Verweerderfe daar toe, als mede  £ «. o- geleert word, quod rebus, quee ponder e. numero ,_r rüra onflanl, emptio ante adpenjion^m, adnutneratio;vi' admenftonem, perfecta non fit, adeo ut, ft menfura aut dppenfib opportuno. loco & tempere fabla nen ft, alter utri poenuerc, & ab emptione recedere pofit, turn quod conditio impleta non ft, turn quod temporis ratio mutationem juftipnetii i/.'dicat, quo ipfo jus emptoris aut venditeris vitiatur, ineo, quod res aut pratium pluris aut minor is fit, quam revera fuerit actum, cujus ritu mora purgari baud poteft, Vall. de rek dub. tracl. 21. n. 39. Hertman obf. tit 27. éjf. 16. n. 7. Jacob Camerar. variar. refol. tem. l. cap. 3. n. 6. Zoo prcefupponeert dog zulks alles een pracifen en determinativen dag van leverantie en ontfanck, en een fruftratio emptoris vel venditoris. Nu was het de pligt van de Vrouw Verweerderfe geweeft, te bevvyzen, eerft, dat'er een zekeren en determinativen dag van leverantie by het ingaan van den Koop vaftgeftelt was. En voor het twede, dat den Impetrant verzuimt hadde, dien dag het Koorn aftehalen, niet tegenftaande de Vrouw Verweerderfe óp dien dag met de leverantie was paraat geweeft. Maar  ende AD VERTISSEMENTEN. '515 Maar van dit beyde is ons niets beftendigs in de acten voorgekomen. Maar ter contrarie is ons gebleken , uit den brief van de Vrouw Verweerderfe, aan den Impetrant gefchreven, ter aanfpraak geappliceert fub B. en gedateert den 5 Novemb. 1709. dat de Vrouw deze pofitive woorden fchryft, UEd. (fciiicet den Impetrant Péters j heeftgezeit, ineen dagofnj., na dat 'er water waar, te Doesborg te leveren. Welke woorden immers dst importeren, en de Vrouw Verweerderfe daar door bekent, dat by het maaken van den Koop geen pofniven en determinativen dag van ontfang en leverantie geftelt is, Neen, maar dat in het generaal gezegt is, in een dag of veertieh, naar datter water te Doesborg was, te leveren. Het welke immers importeert een tyt, en zekere omflandigheden bepaalt, te weten, water op den Yftel, en welke dienvolgens maar generaal en niet zoo ftrictijfime & determinativs te neemen Maar zoo het waarheid was, als de Vrouwe Verweerderfe by haar brief gelieft te fchry ven, dat er op den 5 November water genoeg" op den Yfl'el waar, 0111 Koorn af te fchepen, argumento ejus, dat op die tyd aldaar Tabak afgelcheept wierde, En dat Mevrouw die veertien daagen, nadat arrivement van het water, zoo net hadde willen bepaalen, of die woorden zoo bepalender wyze verftaan, Zoo hadde de Vrouw Verweerderfe veertien daagen naden 5 Novemb. dien koop moeten afgebroken hebben, proper non adimpletam conditiontm na de voorfz. lecre van Simon van Leeuwen. T t t a Maai  gi6 C ONSULT ATIEN , ADVYSEN Maar wyl ons uit de aften gebleken is, en wel ter Duplicq art. 18. dat de Vrouw Verweerderfe des Impetrants voorgeven ter Replhq, datter in de gezeide maanden Oéfob. Novemb. en Decemb. geen bequaam water op den Ylfel is geweeft, palTeert, en alzo tacite geftant doet, en Peters die geftantdoeninge op den 19 Decemb. 1708. by miffive ter Dupli'q fub n. 5'. geapp'.iceert, geaccepteert heeft, en belooft, voort na 't hoogtyt te komen het koorn af te haaien; • Zoo is daar door openbaar r. Dat nooit geen praecifen en de* terminativen dag van leverantie is geftelt, maar dat zulks aan bet bequaame water geaccrocheert is geweeft, als uit den brief fub Bi. ter aanfpraak. En dan ten t weden, dat door brieven onderling die termynen verlengt, en by oblatie en acceptatie tot zekeren tyd voort na het Hoogtyt bepaalt zyn. Welke bepalinge dog die Vrouwe Verweerderfe na het Hoogtyt niet heeft gelieven op te volgen. Dienvolgens dc ïeere van Simon van Leeuwen de Vrouwe Verweerderfe in dezen geenlints kan te ftade komen, cum non tantum minima circumflantia jus mutat, neen maar ook in deezen geen eflemiele mora aSioris bewezen of kan gevonden worden Te min, óm dat de periode van den brief fub A. wegens de Vloglanden, en het antwoord daar op ter Duplicq fub N. 2. over dezelve Vloglanden, ons geen duiftere marqués van een Onderlinge goede harmonie en reciprocatie van beleeftheid gegeven heeft, en dus dat de Vrouw Verweerderfe aan het verzoek van den Impetrant by zyne miffive fub N. 5. om tot na Kerstyd het koorn te laaten leggen, niet hadde behoeven te difficulteren.. Mam ubi tempus limitative determinatum non ep7. aut deter* tninatum quidem, fedpoftea communi confenfu vel fafto daar we-  ende ADVERTISSEMENTEN. $17 der afgeweken, kan ook een wevnig tyt het contract niet annulleren, voornamentlyk, als by brieven die Koopmanfchap geftant gedaan en gecontinueert word, en den Koper niet in mora folvendi is, als alhier uit den brief fub A. den Impetrant geit by advance geoffereert heeft, ten waare, dat een van parthyen den anderen hgitimo modo in mora geftelt hadde. 't Welk tri dezen wel eenige confidentie zoude gemeriteert hebben, inval, na bequaara water tot Doesburg, die Vrouw 'Verweerderfe den Impetrant een determinativen termyn om te ontfangen geannonceert hadde, en daar van ex poft van zelfs niet weder afgegaan waare, waar van dog uit de brieven fub C. en D. en No. 5. 'tcontrarium gebleeken is. Want hier een brieven handel tot den 19 Decemb. 1708. zynde, om voort na Kerftyd het koorn te ontfangen, zoo konde den Koper, na Kerstyd komende, nietgerebuteert worden, cum venditi aclio, fi non ab initio aliud convenit, non facile ad refcindendam p erf etiam venditionem, fed ad pratium exigendum competat, L. 6. Codd&acl. empt. Ook niets doende, datden Impetrant folderhuur zoude ver' pligt zyn, Nam moram, qui allegat, officio niet excufabel is. vide Tont. 1. Hall. disput. XVI. Stryck. de obfeq. judic. inferior. cap. IV. & ibid. num. 27. 35. 36. &c. adde Ejusdem diputut. Francafurt. Tom. II. de jur. reverent. Om dat hy uit erkentenhTe van zyne van den Heer Landdroft bekomene aanftellinge hadde "moeten weten; quod qui potefi conflituere, etiam eleclum potefl confirmare , Myler. ab Ehrenbach Hyparcbol. cap. II. § 13. Te meerder, daar dtisdaane confirmatie, als een gevolg van het regt van aanftellinge, den fucceffeur in officio onbetwisbaar competerende, geen novum jus tribueert, maar alleen .het antiquum conferveert, zodanig, dat daar door geen pnejudicie aan het geimagineert recht, voormaals de Richters toekomende, toegebragt word, ex reguia, quiconfirmat, non dici* tor dare Schurf cent. 1. conf. 59. num. 12. 13. Het is daarom ook, dat de Rechten in het ftnk van voorregten voor een infallibel leerfluk hebben vaftgeftelt; QtJod eenfirmaiione non petita privilegia a fueceffore piffunt revocari vel fufpendi Perez. in Tit. cod. de immunitat. nemin. concedend, num. $. En offchoon den Heer Landroft al zoude mogen geoordeelt worden, tot deze confirmatie Verpligt te zyn, zoo is het in Regten en by allePubliciften eene zekere waarheid, dat een geconfirmeert Richter pof confirmationem niet zoude by magte zyn, zyne functie t' adminiftreren, voor en aleer hyt'het juratnentum fidelitatis werkelyk gepraefteert hadde, Idem Myler. eb Ehrenbach § 37. num. 107. cap. VI. JeB. 2. Waar toe dezen inferieuren Richter, ad exemplum ipftus boV v v a tna*  524 CONSULTATIEN, ADVYSEN" magii, welke een territoiren Heer (in dezen den Landroft, reprefenterende den Vorft van den Lande) van zyne ingezetenen kan vorderen, verpligt moet-geagt worden,, vide Stryck. ditl. difput at. XVI. cap. 2. num. 15. Schoon het wel waar is, dat de Richteren van de lage Bank niet als Vafallen in opzigte van en tot den Heer Landroft, als Leenheer, kunnen aangemerkt worden, (gelyk dus zyne fubordinatie daar op qualyk funderende, zyn L. verweigert) derzelver verpligtinge nochtans daar uit des te groter geinferecrt en geadftrueert word, Dat de Richters niet jure patrimonii in vim villis dominii hare Richter - Ampten poflideren, maar dat zy dezelve admiaisirationis titulo, alleen namens dén Landroft exerceren. Ten naderen gevolge en bewys, dat zyn Hoog Welgeb. in zyne Richter Ampten, als judex fuper ior, bevoegt is, zelfs, of door zynen Stadhouder, de bank ipannende, jurisdictionele actens infèiis & invitis judieibus inferioribus te plegen, en zelfs ïh alle de Ampten een Stadhouder aanteftellen, ut fub Qj quod alias non lieer et, jüxta ea, qua diftin&e obfervat. Reiner» dt Regimin. Secular. & Ecclefiaftic. lib. 1. Claff. V. cap. VIL num. 22. ^nr dat den Hëere Landroft, by de Refpeetive Acten der Richteren , nergens, tam quoad exercitium, quam quoad ipfam facultatemS jus, dusdane abdicatie gedaan, veel minder die hele jurisdictie van het Gerede aan haar, met deszelfs exclufte,.gedemandeert en gegeven heeft, quo cafu geene privative conceflie, waar door alle dependentie en gefubordineerde gehoorzaamheid zoude cefferen, imaginabel naa Rechten kan zyn; ut ita omni rejècta. difiintlione ratiocinatur Ziegler». allegato lib. 1. cap. 29 num. 12. 13. Qum princeps (ciyus vice Dominus fatrapa in territoria fungi-■ iur) non cenjetux alicui adeo plenam jurisdi&ionem concefjiffc,. % n9n.maj.Qrem penes £e refinverit, per ibidem cttatum Heig. noe.  en de ADVER TISSEMENTEN. 5ig Hoe zeer nu inferieure Richteren tegens haar pligt pecceren , wanneer dezelve haren fuperieuren Richter, door de fouveraine Staten aangeftett, met magt, als by de commiflïe te zien , verweigeren, op eene behoorlyke wyze te erkennen, e» Confirmatie te verzoeken, daar van kunnen uit aanmerkingè van deze dependentie, en fubordinatie, relatief tot den territorialen Heer, en gefundeert in de Goddelyke, Natuurlyke, en Civile wetten en Regten, breedvoerige Deducïien en Applicatien gevonden worden by Stryck. fape laudata difput, cap. 1. LXIL . Over het zetten van Watermolens* Gezien by ons ondergefz. het by gaande quaeritur, beiraan* de genoegzaam in twee poincten, als eerftelyk, of een particulier op zyn eigen erf en grondt, tot verbeteringe zyner Landen, niet zoude mogen zetten een of meer Watermolens? ende pro fecunde, of het nodig zoude zyn, ten reguarde van de wind, den Heer van den Lande te recognofceren? Zouden verftaan, voor zoo veel het eerfte poinél aangaat, dat een particulier wel geoorloft is, op zyn eygen grond ende erf zodane Watermolens tot beneficie ayner Landen te doen ftellen, ten ware ymand byzonder of fpeciaal regt hadde van hem zulks te beletten; Regulariter enim quilibet in fuo folo pro lubitu a-dificare potefi & talia opera extruere, qua ipfi neceffaria & uti~lia funt juxta lextus notabiles in l. fi in meofundo ff. de aq. & aq. pluv. are. & in L. Proculut ff. de damn. infetï. nee non per' textum in l.fatius e?' ibi Gloss. C. de fervitut. cV aq. & L. fi in adibm & eod. qualibet enim res five pradlum tam rufiicum quam urbanum ab omnifervitute liberum effe prafumitur L. cum eo ff. de fervitut. urban. prad. welke regul ook geamplieert word ende ftant grypt, offchoon ter zeiver plaatze nimmermeer eenig getimmer -ware geweeft per tevctum in d. I. cum ea é ibid. Angel, nunu 1. Jason. in § aque mm. 4,.. Inffim. y v v 3,  526* CONSUL TA TIEN , ADVYSEN de A&ionib. ja dat meer is, heeft dezelve regul in regten plaats, offchoon door zodanig nieuw gebouw een derden mogte befchadigt worden, t ex tut tiotabilis th L. Proculus de damnet infeSlo cum ftmilibus Ratio eft quia nemini injuriam facere videtur, qui jure fuo utitur L. nullus videtur D. de. R. jur. cV ibid. JDecius Hinc in fpecie tradit Gml,. libr. 2. obf. 69. num. 27.in terminis hu jus quaftionis, lieer e alicut molendinum in fuo 'conftruere, ft id non fiat ad amulatio-nem alterius, fed fui commodi & utilitatis gratia, allegans ad hoe varios textus nee non Salicet. Bart. Jason, ad quem brevitatis ergo remtfijfe fufficiat. Wat aangaat het twede poinét,, is ons gevoelen, dat ten reguarde van den wind, dienende tot zodane particuliere Watermolens, onnodig is, het confent van die Heeren Staaten dezes Furitendoms, of derzelver plaats repr Tenterende, te verzoeken; want of wel den wind generalyken onder des Furiten Regalia word, gecomprehendeert, zoo is zulks nogtans te reftringeren tot Mplens, daar meede Koorn word gemalen, of daar andere materialen op worden gebroken, ende niet ten reguarde van de particuliere Watermolens alleen, dienende tot droogmakinge of verbeteringe der Landeryen, gelyk die dagelykfclie experientie, zoo tulï'chen Maas ende Waal, als andere plaatzen dezes Furftendoms, ook genoegzaam meede brengt. Dit Advys gegeven tot Arnhem den 17 Septemb. 1632. by die Raadsheeren Kelffkfn endi Gltjmmer neffens Deélor Staverden. L X 11 I. HuweJykfcbe Voorgaarden kunnen niet verandert worden. Gevraagt zynde, of een Moeder, by 't uittrouwen van een Soon, in deszelfs Huwelykfche Voorwaarden iets tot voor:  ende ADVERTISSEMENTEN. 517 voordeel van de bruid, of haare Kinderen, nopende de fuccesfie van haare goederen, belooft, en met haarondertekeninge geconfiimeert hebbende, naderhand door een dispofitie of gifte uit de hand dezelve beloften kan revoceren of vernietigen? Zoude my onder correctie van beter gevoelen bedunken» dat een Moeder zodanige beloften en overgiften, in die Houwelykfche Voorwaarden, niet kan revoceren of vernietigen, doordien die Honwelykfche Voorwaarden niet zyn een blote dispofitie of Teftament, het welk den Teftateurpro lubitu kan revoceren, maar een Contract, tuifchen Haar, haar Soon, eti de Bruid en haare Vrienden, ingegaan en overkomen, hoedanige Contracten dooréén parthy niet vernietigt kunnen worden, contraclus enim, qui ab initio funtvoluntatis, pofieafiunt neces* fitatis L. 5. C. de obl. B!. Beding. Refervatoir beding: in Huwelykfche Voorwaarden gedaan y van wat kragt. 77, Beneficium. Beneficia prinpis quatenus latijfime funt interprctanda- Z°7> Betuwe. Ziet Lakemond. Boedel. Van dezelve in cas van preferentie en concur- X- $ V*H  R E G I S TER rentie vooraf te deduceren de koften van Inventarifatie, verfcopinge en Beflechtinge des Boedels. . - - 211. Indien iemand kan aantonen , iets j'irc dowi/iii & proprietatis hem toetebehoren, kan hy. zulks in cas van praeferentie en concur,.. jende eyffchen, dat hem zulks uit den boedel mag worden te rug gegeven Ibid. Borgen. Hoe en wanneer voor den principalen debiteur aan te fpreken. • 469.471. Wanneer omtrent dezelve de beneficia ordinis ac divifionis in Comitatu ZutphanUe plaats heeft late - - 471. 472. G. Causa Debiti. Wanneer een inftrument geen caufa debiti contmeert , wat zulks importeert. 372. Cautio. Nou petita non prafianda. - 338. Cautioni juratcrice quando keus. - 340. 412. Cautie Ziet Detentie. Cessie, Het niet doe» van de inntiatie van een gedane celfie maakt dezelve niet nul. 233. Adminiflrateurs -of Rentmeeffers van Steden, Kerken, Geefteiyke Goederen mogen geen h ceüie doen. '134. Gelyk ook niet in het géneraal eenige Adminiftrateurs van goederen. 135. Citatie in Persoon. In eric minali caufa infameert. 117. Citatie (edi&alej in cafu presferentia. ac concurrentie van wat kragt. 211. Codicil. De vi elaufula codicillaiis. - "l$ï. Confessie. Extrajudicieel. • - 107. Collatie. Over collatie van penningen ten Huwelvk medegegeven. 202. Conditio. fufpendit aclum, donec impletafuerit, & interim omnem ceffdre facit obligationem. - 455. Consignatie , Hoe moet gefchieden. 345. Constume. Wie bewyzen moet, een aanlegger of verwewder, dat een confluilfe in zeker geval zyn kragt verheft. 234. Criminele. Wat voor proba-  REGISTER. tien om regenteen criminelen te procederen en hem te condemneren vereifcht worden -'.'''*' io5 In criminele zaken hoe een Voimagtiger t' admitteren. 122. D. Debitum. Agnitum eenfetur, fi debitor de foiutione admonitus creditorem per litterns rogavit, ut exa&.onemifiius fumnics aliquamtisper velit di'fferre. - 482. Ziet caufa debiti. Delictum. De foro ejus. 278. Detentie. Over hetontflaan j v van iemand nit de detentie J tegens gepwiteerde cautie i 408. Dispositto. Omnes dispo/itiones a jure communi tnterpretbtïmem recipiunt. 33. Bycken. Het repareren en onderhouden der Dycken is een reéle lalt. 294. Omtrent de materie van Dycken en Dyckzaaken zyn vecle fingnheie en van \ de gemeyne Rechten devierendc middelen en Rechten gerecipieert. 294. { Moe te procederen in cas van verlate Dycken. 298 Dolus. Quando do lus iedit Erfpachts goederen. Ziet Hypothees, Si res tota perit liberatur emphyteuta a foiutione antiui canonis. - 4^3 • Erfuiter of Erfuiterfcbetol veldoeninge der fchulden van | caufam ctntr actui t.eum. reddit nullum. 23^ Quod tarnen nonproceditin contraïiu matrimoniali ibid. Nemini prodeffe debet. 436". j Non prafiimitur. 243.. Donatio. Gift van het Gere* de in de Stad van Zutphen voor de helft beftendig. - • - . - . 77. Dit met vcrfcheidene judicaten beveiligt. - 78. Duplycq. Een proces tot Duplycq geinflrneert zynde met bewys, word het proces met Triplycq en Quadruplycq in de Gerigtsbanken der Gr. Zutphen gefloten. - 478. Dwang. Kan niet worden ingevoert, als door den Souver ai n. - 440» E. Erfpacht, Een Erfpagter mag zyn regt aan een ander over doen , behoudens den Eygenaar binnen een zekeren tyd zyn naarling. 264. Erfpachts goederen. Ziet Hypothees. Si res tota perit liberatur emphyteuta a foiutione an-  R E G I S T E R. van den boedel, hoe aantefpreken. - 341 Hoe inventaris maken. Ziet Inventaris. Gf in het geheel vooi de boedelfchulden aanfprekelyk is en veel over het Recht van erfuiterfchap en boedeihouderie. 359. Evocatio. De jure de non evocando, - 276. Over het privilegie de non evocandoy de burgers van Zutphen competerende. 435- Executie. Oppofitie tegens executie. - 404. Expens^e. Qui non habet probabilem litigandi caufam, in expenfas efi cond&nnandus. 6$. 208. 216". . Om naverwandfchap de koften te compenferen. 208. Judex quomodo circa expenjarum taxationem verfari debet. - - 484• Probabilis error ab expenfis excufat. '- 307. Condemnatia in expenfas fulius temeritalis poena Ibid. ■ Condtntnatio vel cotnpenfatio expenftrum judicis religioni c-V prudentice relinqui tur Ibid. F. Familia. Zie t' Major ts, Favor. Quodfuvore ali ujus eonceditur, in ejus odium non eft retorquendum. 456". Fidei Commissum. Simplex & abfolutum quando inducturn eenfetur. 88. 89. I/fe princeps non pot eft con1 ceder e: ut res fidei commisfo fubjeSta extra familiam alienetur. - 90. Een fideicommis kan zoo wel per pa&um inter vivos als per teflamentum geintroduceert worden. 92. Een fideicommis eens geagnosceerthebbende, kunnen de defcendenten haar naderhand de Vaderlyke of Grootvaderlyke fidei commifiaire difpofitie niet ontrekken. - 93. Fidei eommifii pofiefibr de boms fideicommifib fubjectis difponere nequit. 94. Frater. Valet paclum inter fratres, ut bona illorum immobilia non alienentur, nee t^lamento, nep ulla alia ratione extra illorum defcendentes & familiam. " „ 931 Fructis. Pendentes funt pars \ fundi & ejusdem natura CU'  REGISTER cujus & ipfa res, ex quibus percipiuntur. 446". Pcrcepti & percipisndi, de bis agitur. - 447. Mala fidei poffeffor quatenus fruclus percipiendos re.fiituere tsneatur. 447. G. -Gemeenschap van Goederen, wanneer haar aan-1 vang neemt. 240. | Communio cenfugalis nihil pracipuum & nihil indivi-" fum relinqutt. 313. , Et ideo tollit effeEtum donationis propter nuptias Ibid. i Ge meert fchap hoe word opgeheven . .tuffchen langslevende en de kinderen of erfgenamen van de eerft •ftervende? Ziet Inventaris. Een Vader of Moeder blyvende met hunne kinde- \ ren zitten in gemeinfchap, J profiteert niet het geen de J kinderen aanfterft. 388. Genus. Gentri per fpeciem j derogatur. - 79. ] Goederen. Gerede Goede- i ren wanneer daar uit de j boedels fchülden te vol- j doen - 79. Geeftelyke Goederen en j vicarie Goederen onder- f icheiden. ; 139. | Wat in Gelderland onder Gerede Goederen gerekeut wort. - 402. Mobilia non habent fequelam. - 42I. Men mag een goed verlaten om van deszelfsgrondlaften bevrydt te worden. 297. Cyns, thyns en diergelyke goederen mogen fine confenfu domini veralieneert voorden. - 465* H. Heres. Men moet bewyzen, dat iemand een nalatenfchap heeft geadiëert of zig voor Erfgenaam heeft gedragen. 329. 330. Huwelykse Voorwaarden. By dezelve mag men vryelyk over zyne goederen difponeren. '3. '12. Beding van retour by Huwelykfe Voorwaarden, hoe verre mag gefchieden Ibid.- Zyn moribus zeer favorabel. - - I4. Hoe verre zig Echteluiden by Huwelykfche Voorwaarden de tugt mogen maken. - - '77. Ziet Beding. In Hmvelykfe Veorwaar' z dea  R JE G I S T £ Ri den bedrog zynde gepleegd, wat actie als dan competeert. - 236". Huwelykfe Voorwaarden voorraden in 't Gr. Zutphen op geen Zegel gefchreeven nul verklaart. - , 332. Moribus Gelricis in pactis dotalibus non minus liberode rebus fuis permittitur dispofitk quum jure Romano in teflameutis. ! Hypotheca. Stricte interprctanda. - 143 inter creditores exprcffam vel tacitstm hypotbecam .babentes is eft jure potior, ■ . qui prior eft tempore. 215. Generaal verband gaat voor fpeciaal. 247. In een generaal verband van goederen zyn de Erfpagt goederen niet begrepen., - '265* L Injuria. . In duUo omnis injuria dolo öf animo injuriandi prafunüïur fa&a. - ' - 391. Injuriu eod. tempore faepius ' itexata non nifi una ml lala plettende!, - Ibid. Gravius ojfeudit, qui fine caufa, quam • qui prior la- cejfitus mjuria juftoque dolor e 0ff en dit. Ibid. Pahnodia quando eft keus. ' ., ' . 392., a pannodia veritas convicn excufat. - 392. p.r palinodiam jive refantaiionem famce cefiimatk refiituitur. 393. Instruaientum, Ziet terti* torium. Invecta. et Illata. in pracium rufikum. Ziet preferentie en concurrentie. Inventaris. Na rechten en Coltuimen dezer Provincie wat voor een Staat en Inventaris den Erfuiter of Erfuitterfe van een boedel behoeft te geven. 75. ao6. Definitie van een Inventaris. - Ibid. Kragt van een beëdeir Inventaris. - 180. Confe&io inventdrii ejusque confirmatie per juramentum efi praparatorium ■ judiai familia erciscunda 184. Op den Inventaris behoeft den eed niet te gefchieden, als die niet gevordert is. 185 Qui hiventarium conficere tenentur, - 205. Kan  R E G I Kan by arreft gevordert worden. - 193. De gemeenfchap. tuffchen ■ de langslevende en de kinderen of erfgenamen der eerft afftervende werd opgeheven, zelfs door exhibitie van een imperfeéten en vitieufen Inventaris ofte andere ajquipollente acte. . 342-353. ÏNVESTiTURE. Of beleeninge, van wat kragt. 177. Wanneer vernieuwinge van inveftiture te verzoeken. 179. Judex. Unius territorii nequ'it vires tribuere inftrumento, ut alibi contra leges operetur. - 91. Ziet probatio. Juramentum. Ziet probatio meyneed. 216. Jus Romanum. Wanneer in Gelderland plaats heeft. 249. K. Kercken Dieverie. Hoe deeze misdaat te ftraffen. 160. j ** i Lakemond. De buurfchap \ Z z S T E R. -% Lakemond gehaort onder het Richterampt en Schependom van Wageningen en niet onder de Betuwe 287. Leengoederen. Leenen.ten Zutphenfen regten hoe fuccederen. -' 175. Indien eenige veranderinge omtrent een Leen gefchiedt, moet daar van in de beleeninge mentie vvorden gemaakt. 176. Wanneer een Leengoed aan den Leenheer vervalt, word het vrygoed. 180. Miffive aangaande een procedure van een Leenheer tegens een Vaf.il, die contumax is. 313. Leengoederen. Hoe verre in Huwelykfche Voor1 waarden gemeen kunnen gemaakt, en of onder de woorden van alle goederen gecomprehendeert worden 4- 33- 39- 5o- 444- 445Feuda per conventionem mutuam in pa&is antenuptialibus nullo adhibtto domini confenfu quatenus communicantur. 6. 14. 16.31. Dominium dire&um bonorum feudalium competit Domino feudali, ut ik vero vafallo. - *" 14* z a Feit-  R E GIS TE R. Fcuda noftratia funt redacta ad tnjlar patrimonialiusn. - - I4. Hoe dit te verftaan 22. Si legetur resfeudalis, quatenus afiimatio prallanda. Bona feudalia non veniunt in communionem. 37. Niemand kan over Leengoederen absque confenfw domini direcli disponeren. ~ 95- 9&- 445- Ln zodane dispofitie is hul. _ " - 453- Dit heeft in fpecie plaats omtrent de iyftugt der Leengoederen. 445. Hoe het confent van den Leenheer te verzoeken. " " 33. Sub generaii bonarum denosiunatione non comprehendnntur. • . q&. jyominium- rei feudalis ipfo ■jure tranjit in jitium. 446". Fruclus rei feudalis quatenus jequuntur heredem Vafalli. - , 445. 447. Pecunia ex feado vendito redacla pertinet adjjeredes allodiaies. - . 19. LgïGiTLMA. Legitime fiatutaria teftamento etiamfi in pi&m ufam fado prajudicari nequit. 535. in fine. • Legitime portie moet vry en 011 bezwaart gelaten worden. - 536. Weiniger als de legitime portie vermaakt zynde competeert de aclio ad fup. plementum, /bid. Lex.' Ad kgis prafcriptum omnes qui in republica funt vitam inflituere debent,. 335-- Lex Hac. Edi&ati cod. de fecund. nupt. is in deze Landen van geen kragt. Lex 22. Cod. Mandati. heeft in Gelderland geen pkats- - 13 Io Lex Publica. Nemini Heet i privata cautione refragari public e legi negativa' ac. prahibitoria. 78, Lites. Litiumeompendia qua-, renda. - 480. Locatio Conductio. Is een contraét ultro citroaue obli¬ gatoir. - 460.. Merces ejus debet ejfe certa Ibid De- Verhuurder in gebreken blyvende, den huur... der het verhuurde goed ' te leveren, wat aétie denf zeiven heeft,. 461. Non  REGISTER. Non fujficit, quod locator fündum utendum colono tradidcrit , nifi curet , ut apud eum fit toto kcationis tempore. - 46"!. 464. Indien het verhuurde goed per cafium fortuüum in het geheel of ten deele wort geruineert en te gronde gaat; wat den pagter als dan mag eyflehen. 462 Over het ontzetten van iemand met de fterke hand uit een gehuurd huys. 355. Aan den Verpagter of Eygenaar is na regten het gezaay en het gewas van een Verpagt Erve of verhuurd ICoornland jure taciti pignorh- Verbonden. 467. Ziet Preferentie en concur- 1 rende. Dit verband heeft ook plaats, omtrent alle Haave, Vee , en ander - tilbaar goed, dat op het verpagte Erf of Bouwgoed ge- j bragt is, en mag het zelve daar op, retineren, tot dat wegens zyn pagt voldaan is. - 467. i Mag echter die goederen op j zyn grond eigener auétori- 1 teit niet verkoopen, zoo daartoe geen permiffie van den pagter heeft, maar j Z z gaat; wat den pagter als | moet, indien hy daar aan zyn pagt verhalen wil^ het zelve met regt verhalen en inwinnen. 457. & . /m> M." Majores. Nihil antiqua alicujus familie fplendide agnatis atqtte pofteris evenire potefi gravius, quant bona prediaque majorum ad nominis fui illufirationem ac totius familie fplendorem, ampiitudinem, dignitatem, gloriam & utilitatem comparata ad extraneus tranfivijjè familias, exper iri. - 88, Mala Fides. Ad excufationem male fidei tanquam doli qualibet caufa etiam fatua facit. . 452. Man. Ziet Vrouw. Maritus. Absque uxore potefi fide- jubcre. 339. Mest-regt. Hoe verre daar van vergoedinge moet gefchieden. - 474, O. - Obligatio. Natura oiligationis eft, ut veniat firi&e interfretanda. 143. z 3 O bhv  REGISTER Obligatien wanneer onder de gerede goederen te tellen. 222. Q24. 2z6. ' Omne. Qui omme dicit nihil exclÜdit. - 457 Overyssel. Landr. van Overyffèl part. 2. tit. 22. art. 9. hoe te verftaan 1 113. P. Palinooia. Ziet Injuria Possessor. Mala fidei, vide Fruclus. Privilegie. Vervalt door het zelve niet te gebruiken. ' - 176. Preferentie en Concurrentie. Ziet boedel. Dienftboden met haar loon in de eerfte plaats, gepr