ONDERZOEK DER OORZAAKEN van d e 0 P K O M S T, ti e T VËR V A L en HERSTEL, der voornaamste OUDE en HEDENDA A GSCHE VOLKEN door CORNELIS ZILLESËN, I. D E E L Te UTRECHT, Bij G. van den BRINK, 'JanszStads-drukkcr en Boekverkoper. m d c c h X x X i,   OPDRAGT AAN DE WEL EDELE HEEREN DIRECTEUREN VAN DEN OECONOiMISCHEN TAK, i e N HOL LAND SC HE MAATSCHAPPIJ DER WEETENSCHAPPEN HAARLEM, E N aan alle verdere DEPARTEMENTEN van denzelven TAK binnen de Zeven Vereenigde Provinciën en onderhoorige Landen. WEL EDELE HEEREN! Jaarlijks, binnen Haarlem, een algemeene vergadering te befchouwen, daar Burgervaders , Regenten , Leeraars. , en de  iv O P D R A G T. bloem der mindere Standen des volks zaam vergaren uit den kring van ons Gemeenebest, om, indien mogelijk, hulpmiddelen te beraamen, ten einde de Landbouw tot meerder volkomentheidgeraake, _ de vervallen Koophandel en Colonlenherfteldworden, - Handwerken en Fabrieken tot voorigen bloei komen, - Werktuig-Scheikunde grooter volmaaktheid, - en de Zeevaart en Visfcherijen een nieuw lecven erlangen: - daar over vrijmoedig te hooren raadplegen, zonder voor den meerderen rang van zijne medeleden te fchroomen,met een milde hand te zien bcloonen het vindingrijk vernuft van zulken, die uitmunten in arbeidzaamheid, — en dat uit een Fonds , het geene, zonder beooging van eenig eigen- belang, tot een vrijwillige gift, ten nutte van het lieve Vaderland, gegeeven wordt.  OPDRAGT. v Wat rcgtgcaart beminnaar zijnes lands kan zoodaanig een vergadering bijwoonen, zonder aandoening aan zijn Vaderlandslievend hart te gevoelen. — De oudheid mag roemen op het nut der openbaare maaltijden van Lycurgus, daar men zonder ffcaat of rangfehikking aanzat, en handelde over zaaien, die tot aanprikkeling dienden van roem en dapperheid. • Hier dist men geen mindere banketten op! ja! men doet noch meer! men ftrijd met wapenen van vernuft! niet om door het oorlogszwaard het menschdom te verwoesten ! — maar om den kring van werkzaamheid te vergrooten, in evenredigheid , dat de behoefte onder den burgerftand vermeerdert. — Een bedoeling! die een Volk of Gcmeenebest kan leiden tot den hoogst mogelijken trap van volkomentheid. Tot wien zou ik mij dan beter kun* 3  vi O P D R A G T. nen wenden, dan tot dit aanzienlijk Genootfchap van waare Patriotten, om een werk, daar ik de Opkomst, het Verval en de middelen van Herjlel van ons Vaderland in behandel , er aan op te draagen. - Een verhandeling , die, wat het gefchiedkundige belangt, niets nieuws behelst , maar eeniglijk en alleen ten doelwit dient, om de in- en uitwendige oorzaaken naa te fpeuren, welke in bijzondere tijdvakken tot onze Opkomst, en Verval hebben mede gewerkt. — Wat voordeel, of fchade, wij uit onze voorigc verbintenisfen-, met andere Volken, getrokken hebben. ■— Door welke middelen wij, eertijds , bij onze nabuuren gevreest, ontzien, gezogt, — ennamaals, veragt, verfmaad, of bef pot zijn geworden. — Waar, en in welke tijdvakken, onze werkzaamheid vermeerdert, of ver-  O P D R A G T. vu mindert is, haar Aanwas of Verval verkregen heeft. — Ten einde uit dit een en ander , zoo verre doenlijk is, middelen van Herflel in het vervallene te zoeken, en onder welk Herflel , zoo verre den Burgerftand betreft, ik zal aantoonen, dat wel voornaamentlijk de (Economie behoort. — Hierom zal ik , zoo in den Landbouw, Koophandel, Colonien, Handwerken, Werktuigkunde, Zeevaart en Visfcherijen, langs zekere grondregelen tragten aan te wijzen, waar, en in hoe verre alle aanmoediging nuttig , en wanneer dezelve wederom fchadelijk kan worden. Een ftoffe, welke ik vertrouw, dat aan alle regtgeaarte Vaderlanders zoo in hooge als laage Standen, bijzonder in deeze droevige tijdsomftandigheden, niet ondienftig wezen kan. Dit tweede Deel bevat de gefchiede* 4  vin O P D R A G T. «isfe onzes Lands, - voor ~ en onder de graaflijke regeeringe , —■ met Aanmerkingen op de bijzondere gebeurtenisfen dier tijden. — Wijl de volgende Deden, tot de Gemeenebest regeeringe behoorende, tot de tegenswoordigc tijdvakken zullen loopen , en fluiten met de middelen van Her ft él, en grondregelen van (Economie. Ik eindige deeze Opdragt met die hartgrondige wenfch! dat de Opperzegenaar, de God onzer voorvaderen, de roemrijke poogingen van dit aanzienlijk Genootfchap met zijne gunstrijke zegenigen zal bekroonen, ten nutte van het lieve Vaderland. —■ Ja! vervult verder de hemel mijnen wensch, en dien van alle waare Patriotten, dan zij God met onze wapenen ter verdeediging onzer regten, enbewaare het Vaderland, in deeze haggelijke  O P D R 'A G T. ix tijden , bij zijne diergekogte vrijheid en vastgeftelde regeeringsvorm. Eendracht, gepaart met wijs beleid, beziele de hooge Magten, Vorst , Regenten en Volk. Tweedracht, dat monster, dat de Gemeenebesten verfluit, zij verbannen uit den Staat, Raad, en Burgerïiancl. Oprechte Vaderlandsliefde geeve vuur , leeven en voortgang aan de raadsbefluiten, tot befcherming van ons land en bezittingen; vooral! daar thans roofgierige vijanden de zenuwen van onzen Staat aanvallen en tragten te verwoesten. — Onze beroemde Zeehelden, die getoond hebben, voor geen Britfche overmagt te vreezen, beteugelen vervolgens 's vijands euvelmoed, op dat eindelijk , door een roemrijke en beftendige vreede, ons lieve Vaderland zich van zijn geleeden verliezen herfteile, en in welvaart aanwasfche , groei-  x O P D R A G T. je en bloeije, ten fpijt zijner vijanden, tot aan het laatfle nagedachte. CORNELIS Z1LLESEN. Schiedam den 31 Augustus 17.81.  VOORBERIGT VAN DE N S C H R IJ V E R. M ij dunkt, ik hoor meenig een al zeggen hoe! wederom een Gefchiedenis van Oude en Hedendaagfche Volken, is die ftoffe niet door geleerde pennen genoeg uitgeput? Ik antwoorde ja! het oogmerk van dezen was een naauwkeurige Gefchiedenis te fchrijvcn van alle de lotgevallen der Volken, en dit bedoel ik niet, neen! Ik zoek iets anders , en wilde wel gaarne opfpeuren, door wat voor gelukkige in- en uitwendige omftandigheden de voornaamfte Volken zijn opgekomen en weder tot verval geraakt: om dit nu niet beredeneerd alléén, maar teffens proefondervindelijk naa te gaan; zoo neem ik een gedeelte der Gefchiedenisfen van die Volken over, en wel dat gene er van, het welk ik oordeel, dat tot hun Opkomst en Verval heeft medegewerkt, dus is, wel be. fchouwd , mijn verhandeling nieuw in haar * s  n V O O R B E ' R I G T, foorfc, en van een geheel andere natuur dan ee.i bloote Gefchiedenis ; het is mij te doen om nuttige gevolgen te trekken uit het voor, ledene voor het tegenwoordige, om daar door het fchaadelijke te vermijden en van het voor, deelige gebruik te maaken. Dit eerste Deel bevat de Opkomst en liet Verval der oude Volken , en fchoon de Tijtel van dit Deel is Opkomst, Verval en Herftel der voornaamfte Volken, zoo heeft 't Herftelmaax zijn betrekking op deHedendaagfche Volken en wel tot die Deelen welks volgen moeten» Of deeze ftoffe waardig is onderzogt te worden, laat ik aan het oordeel van verftandige'Lezers over, die liefhebbers van denken zijn. Het tweede Deel zal niet minder van aanbelang wezen, om dat hetonslieve Vaderland betreft, daar de Opkomst het Ver' val en de middelen van Herftel voor het vervallc-, nein op te zoeken, zal, vertrouw ik, alleregtgeaarte Nederlanders behaagen , vooral in de tegenwoordige netelige tijdsomftandigheden 5 waaromme ook de uitgave van het zelve met alle mogelijke fpoed zal verhaasten. Meer acht ik niet noodig in mijn Voorfeeligt te mdden, om de Inleidings wille.  I N H O U D DER. HOOFDSTUKKEN van dit EERSTE DEEL. Inleiding - - Bladz. i t. HOOFDSTUK. Over de Zêlfskennis , zoo verre deze dienstbaar is ter befchouvving van s menfehen eersten onaf hanglijken ftaat van vrijheid, zoo voor zich zeiven , als met opzicht tot zijn evenmensch , en den noodzaaklijken en daadlijken oorfprong der burgerlijken- Maatfchappije. , . 3 '* 3  INHOUD. II. HOOFDSTUK. Nafpooring van de opkomst, den bloei en het verval der voornaamfte oude Volken, volgens een kort begrip . der oude en hedendaagfche gefchiedenisfen. - . , Blaciz. 29 Egypte , opkomst en bloei. , 30 verval. , 45 III. HOOFDSTUK. China, opkomst en bloei. . 49 IV. HOOFDSTUK. Monarchie van Babilon , opkomst en bloei. - " . * . - 57 verval. - 65 V. HOOFDSTUK. Monarchie van Assirie, opkomst en bloei. 67 verval. - 72 VI. HOOFDSTUK. Monarchie van Medie, opkomst en bloei, 74 verval. - 77  INHOUD. VH. HO O FDSTÜK. Manarchie van Pers jen , opkomst en bloei. 7 8 verval. - - 83 VIII. I HOOFDSTUK. Hebreeuwen of Jooden, opkomst en bloei. 91 verval. - 101 IX. H O 'O F D S T UIK. Phinicie, opkomst en bloeL - 112 verval. - - . nj Carthago , opkomst en bloei. - 117 verval. - - 120 X. HOOFDSTUK. Griekenland , opkomst en bloei. - 124 Sparta, opkomst en bloei. 128 verval. . . . 139 Athene, opkomsten bloei. - 151 verval. - - . 164 Thebe, opkomst. - . - 174 verval. - , 182  I ® H O U .D. XI. HOOFDST U K. Macedonië, opkomst. . ij . sggj SS i - verval.':. - - XII. HOOFDST ÜjjKLV Romeinen, opkomst. - - . anr - vervaL • . - 232 XIII. HOOFDSTUK. Barbaaren. «isoJ - |< 9,77. V 1 - .feold as ^modco ,ooahtsüu)  OORZAKEN van de OPKOMST, 't VERVAL en HERSTEL der VOORNAAMSTE V O L K E. H at u't ^et misbruik van het goede veel $ ^ kwaad gebooren worde, is eene waarjf^ heid , zo oud als het kwaad zelf, en v^wy*^* dus een vafte ftelregel, overeenkom- ftig de bevinding van alle tijden. Hierom ftelde de Slange (V), om Eva te verleiden, aanhaar een' nog volkomener' ftaat van geluk voor, dan zij al rede bezat, naamelijk om Gode even gelijk te worden, kennende het góede en het kwaade, waardoor Eva uitgelokt wi'crd, om met en benevens haar' Man Adam, het Gebod Gods te overtreeden, waar door zij beiden het genot van den hoogften gelukflaat, voor zig zeiven en voor hunne nakomeling gen verlooren. (_a~) Gen. 3: vers 4. 5. A  Inleiding * ## > Ja! de waarheid van deezen ftelregel blijkt zelfs uit het misbruik der blinkendfte Deugden, daar deezen zelfs, indien ze door de gezonde reden niet beftuurd worden, in fnoode ondeugden kunnen veranderen , om dat de uiterfte grenspaalen van deugd en ondeugd, in veele gevallen niet dan door een verligt oordeel zijn te onderkennen.—— Want hoe naa komt het geoorloofd vermaak, door het minfte misbruik,aan eene dartele losbandigheid; ■ en de geoorloofde ruime levenswijs, bij eene fchadelijkc overdaad ? Mikldaadigheid wordt verkwisting , zo dra zij buiten de evenredigheid der -inkomften gaat,daar te groo.te ipaarzaaróheid overflaat tot gierigheid. Schraapzugt, ijverige arbeidzaamheid , : geoorloofde uitfpanuing, —r- enVerwaarlpozing van tijd, fmeken op haare eindpaalen als in een. ■ Vroomheid en geveinsdheid gelijken uitwendig zo naar eikanderen , dat .de opregtfte en verftandigfte mensch door de fchijnheiligheid kan bedrogen worden. . Rijkdom en eere, zo hoog gefchat onder het menschdom, verpesten door een misbruik van weelde en overdaad, 's menfehen zeden, en vermogens van ■ziel en lichaam; wijl de eerzugt, enkel door eigen.baat beftuurd, en op geen deugd gegrond, den .mensch overlaadt met fchande en oneer. Is deeze ftelregel dus overeenkomftig de bevinding, en zal de waarheid van dien uit de algemeene gefchiedenisfen der voornaamfte volken "nog nader bevestigd worden; geen wonder dan, dat alle vol-  ## . ,3 ken of gemeenebesten aan zo veele veranderingen en bijzondere lotgevallen van op- en ondergang zijn bloot gefield geweest, en dat alle ftatehdommen beurtwisfelende omwentelingen Van Voor- en tegenfpoed, zonder ophouden, zullen blijven ondervinden, tot aan de einden der geflachten. Want zeden, godsdienst, gewoonten, regeeringe gefteltenis der lucht, gelegenheid deslands, meer, of mindere befchaafdheid, rijkdom, of armoede, fpruitende uit den trap van vordering in kunften en wetenfchappen, zijn als zo veele inwendige bronnen, waar uit het goed en kwaad, deugd en on? .dsugd weeldig ontfpringen , en waar uit de welvaart of tegenfpoed der volken geboren worden. Met alle deeze inwendige zaamenlopen- de omftandigheden, vereenigen zich nog een menigte, van uitwendige oorzaaken, door den omgang met nabuurige of verder afgelegene volken, zo in den koophandel ter zee en te land, met overneeming hunner zeden, gewoonten, moden en onderh'nge verbintenisfen zo in koophandel als. anderzins. Welke volken wederom allen naar hun eigenbelang werkende, ftaatkundig zich bedienen van de wel- of kwaalijk-gefteldheid der inwendige oorzaaken, van die volken, met welken ze uit eeni- gen hoofde handelen. Uit deeze in- en uit- - wendige oorzaaken, die allen als in één punt zaamen koomen, éven als twee of meerdere magten inde werktuigkunde, ontftaat dan één zaamengeftelde werking, die naar haare grootte en rigting» A 2  Inleiding. de uitkomst wijzigt en den trap van voor- of tegenfpoed bepaalt. • ■ Langs dit wijsgeerig oogpunt befchouwd, kunnen we uit de voorbeelden der gefchiedehisfen, alléén op deeze manier, dit gewigtig ftuk ontbinden; daar we anders, de zaamenftelling of veréénigde werking der in- en uitwendige oorzaaken uit het oog verliezende, over den op- en ondergang der volken, in twijfelingen zfwden vervallen, wijl, één der in- en uitwendige oorzaaken verwaarloosd , of derzelver trap van werking en rigting niet net bepaald zijnde* noodwendig een ander zaamengefteld uitwerkzel daar uit voord moet komen, wiens uitkomst zo verfchillende is , even als wanneer in de werktuigkunde de magten enrigtingen veranderen. Door welke orde in het onderzoek, men dan bevestigen, en meer licht zal bijzetten , aan der wijsgeeren grondregel, dat elk Volk tot zekeren trap van rijpheid komt, en, dien bereikt hebbende, natuurlijk weder vervalt. Mogelijk zal meenïg ongeoéffend verfijnd in de wijsbegeerte deeze manier van redeneeren duister voorkomen; doch, die genen, welke des kundig zijn, en de uitwerkzels der gewrochten uit derzelver zaamenftelling tragten op te fpeuren, weeten, dat er geen andere weg is om tot grondige kennis van zaaken te koomen, dan deze. Want hier doorkomt men tot denfchakeldergebeuitenisfen, eh ziet men in welke gevallen debefpiegelingen van den wijsgeer, al, of niet, voor grondregelen kunnen aangenomen worden. 'T is waar!  we zullen in onze nafpeuringe wel eens hindernisfen ontmoeten, die fchijnen zullen tegenftrijdigheden tusfchen ftaatkunde en wijsbegeerte op te leveren, maar wij vertrouwen, dat, indien we onze voorgeftelde regels volgen, al is 't, dat in zommige gevallen de volkomen zekerheid twijfelachtig word, egter onze dooling minder zal zijn, en de waarfchijnlijkheid ons nader aan de waarheid zal doen koomen, dan langs een' anderen weg. Uit den titel van deeze verhandeling kunnen verftandige leezers genoeg zien, dat, indien men over dit onderwerp, in dit ruime veld van zaaken niets wilde overflaan, zulks tot eenige boekdeelen zou kunnen uitgebreid worden. Neen! dit is mijn voornemen niet, ik zalmaar in alles zaaklijk het voornaamfte aanftippen , en mij met zulke ftaatkundige befpiegelingen niet ophouden,die, wel ingezien, onzeker in hun gevolgen zijn, maaralleen bepaaldelijk mijne aandagt tragten te vestigen op de hoofdzaakelijke beginzels waar uit alle in- en uitwendige veranderingen, mitsgaders de op- en ondergang, en voor- of tegenfpoed der volken hunnen oorfprong neemen; te meer, wijl een te groote uitbreiding over deeze ftof ons geheugen zou bezwaaren, en onze denkbeelden verduisteren , waar door ons oordeel die klaarheid der voorftellinge in deezen zou misfen, welke nooclig is , om juist en regelmaatig te oordeelen : daarom aan verftandige leezers en liefhebbers van denken, genoegzaame ftoffe ter verdere uitbreiding A3 [iNLËlDINGr  6 #< o ># mm*, over'atrnde, verzoek ik maar alleen van dezulken, dat z j hun oordeel over deeze verhandeling zo lang opfchorten, tot datze den fchakel en zaamenhang tot aan het einde toe ingezien hebben. Met ge- fehilftukken zal ik mij niet ophouden , en ik zal vermijden iets te ftellen dat ik niet uit mijn gelegde gronden bh betoogen. Waarom ik ook zulke gronden zal verkiezen, daar waarheid en ondervinding onze gidzen zijn, die ons verzeilen en in het duistere als bij de hand vatten om ons, daar we twijfelen, 1 et regte fpoor te doen houden. • De zelfskenn3s,zo verre deze dienstbaar is tot befchouwing van 's menfehen eerften pnafhanglijkefl ftaat van vrijheid zo voor zich zeiven als met opzicht tot z'jn' evenmensen, en de noodzaaklijke en daadlijke oorfprong der burgerlijke maatfehappije, zullen het onderwerp van 't eerfte Hoofdftuk uitmaaken. Wanneer ik vervolgens , langs een kort begrip der oude en hedendaagfehegefchiedenisfen der meest bekende volken, in de Volgende Hoofdftukken zal onderzoeken, en met aanmerkingen aanwijzen, de voornaamfte zaamenloopende omftandigheden,die tot derzelver opkomst en verval hebben medegewerkt; en we! zo, dat ik eerst de opkomst, dan het verval, en bij de hedendaagfe •gefchiedenis de middelen van herftel van ieder volk in het bijzonder zal opgeven. Deze fplïtzing der gefchiedenisfe acht-ik noodig, om onze denkbeelden langs de gelegde gronden, bij het eerfte Hüofdftuk, te 'leiden tot de oorzaaken en uitwerk-  aels, die de gefchiedenisfen ons opleveren , ten einde daar uit te leeren, waar voor de volken zich hebben te wagten, en wat middelen ieder in het bijzonder, langs grondregelen van een goede ceconomie, moet aanwenden, om een beftendige welvaard te behouden, die zonder nadeel van andere volken, de toets der rechtvaardigheid, als de ziel van alle regeeringen, kan uitftaan. Ik zal mij aan geen rang der volken binden, zo in de oude als nieuwe gefchiedenisfen, wijl ditniets ter zaake doet, en zelfs in de hedendaagfche gefchiedenis bij het 2. Stuk, het eerst met ons vaderland beginnen, wijl de liefde tot het zelve mij aanfpoort, om haar in dezen den voorrang te geven. Dit dan om een goed denkbeeld van deeze verhandeling te verkrijgen, noodzaaklijk hebbende geoordeeld , vooraf te laaten gaan, zo wensch ik, dat ons vaderland nut, en de lcezer zo veel vermaak en voordeel daar uit moge trekken , als ik inwendig genoegen heb gevonden in het zaamenftellen en overdenken van deeze gewigtige ftoffe. A 4 Inleiding.  I. HOOFDST. Over di 2ELFSKEN- Ms. 9 OPKOMST, VÈRVAL EN HERSTEL EERSTE HOOFDSTUK. Óver de zelfskennis , zo verre deze dienstbaar is ter befchouwing van ':s menfchen eerften onafhanglijken ftaat van vrijheid, zo voor zich zeiven, als met opzicht tot zijn' evenmensch, en den noodzaaklijken en daadlijken oorfprong der burgerlijke maatJchappije. §• !• r70 verfchillend de onderwerpen in de natuur zijn, waar door er niets volmaakt naar eikanderen gelijkende gevonden word, even zo verfcheiden zijn ook de denkbeelden der menfchen in de verkiezing van dat gene, welk tot hun geluk dient; de meeften volgen daar in flegts de onberedeneerde voorftellingen, zo als die zich aan onze uitwendige zinnen voordoen , verkiezende zelfs in de ■ goederen des lichaams veeltijds het kwade boven het goede , het fchadelijke boven het geen hun ftaat konde verbeteren, en het redenlooze boven het redelijke. Andere, hoewel meer prijzelijke goederen, als eer, rijkdom, en magt, worden weerzo driftig van zommigengezogt, dat ze de verftandelijke vermogens van kennis , geheugen, en oordeel, zo wel als de zedelijke goederen der ziel, 'wier waardije de eerstgenoemdën ZQ oneindig overtreft, geheel verwaarloozenj blijk  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. '9 Jcens het gene de gefchiedenisfe, en ervaaring ons I. dienaangaande overvloedig leert. Hoofdst. §. II. Naar maate dat de kring van 's menfchen Over de werkzaamheden zich eng beperkt, of wijd uit-^FÏKEN" ftrekt, zijn hunne begrippen duister, of meer, of min, verlicht. §. III. Duister zijn ze, indien de nevels van onkunde , hun als uit den ftaat van redelijke weezens verlaagen, tot aanvulling van den fchakel der menfchelijkheid, met dien van het fchrandere dierenrijk , waar door deze zwakke en bekrompene : zielen zeer naauw beperkt zijn in hun begrippen, en niet dan zinlijk denken , en overéénkomstig zulk eene denkwijze hun daaden beftuuren. §. IV. Meer of min verlicht is de mensch, naar dat de trappen van kennis bij hem tot de grootfte volkomenheid naderen. Doch deeze ladder der menfchelijke kundigheeden is van ontelbaare kleine fporten ; ieder trede op dezelve vergroot den omkring onzer begrippen; weinigen, die zo gelukkig zijn, om altoos, uit de hoogte waar toe ze geklommen zijn, zonder dejninfte duizeling in hun verftand, of fchemering van hun gezicht, alle de rondom zijnde voorwerpen met de vereischte klaar- en duidelijkheid te befchouwen, en den fchakel en zaamenhang der voorkomende dingen naauw- keurig te kunnen doorgronden. Hier van die verfchillende gedagten onder de geleerden over een en 't zelfde onderwerp. §. V. Zijn dan de trappen van kennisfe zo verfchüA 5  IO OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL i. . HOOFDST. Over de ZELFSKENN1S. lende onder de menfchen ; zo moet ook volgen, dat hun daaden, voordkomende uit hun manier Van denken omtrent de pligten nopens God, zich zeiven, en anderen, daar aan geëvenredigd moeten wezen. §. VI. Om nu geregeld voord te gaan, moet men den mensch als een redelijk wezen, eerst op zich zelvcn, en dan vervolgens in demaatfchappij leeren kennen , om dat alle zedelijke daaden haar' grond uit de redelijke zelfskennis ontkenen ; wijl het toortslicht der reden, voor al indien de Goddelijke openbaring er bij gevoegd word, hem alleen leeren kan , wat goed of kwaad , en prijsfeiijk of fchandelijk in zijn bedrijven is. Den mensch, het volmaaktfte wezen op onzen Moot, dien wij bewoonen, zijn door zijnen Schepper zo veele vermogens gefchonken, gefchikt naar de wereld, die wij thans bewoonen, dat hij overeenkomstig zijnen ftaat, en verkregen heerfchappij over alle gevoellooze, en gevoelig levende fchepzelen, onder hem geplaatst, niet, als de dieren, naar een inftincl der natuur behoeft te leven, maar naar redelijke doeleinden, om zijn' Schepper te verheerlijken , en het hoogst mogelijk geluk van zich zeiven en zijn evenmensen te verkrijgen. Zijn werktuiglijk lichaam is daar toe zo wijslijk geordend, door zijnen maaker,tot bewooning voor zijnen redelijken geest, dat door middel van het fijn zaamenweefzel der vezels van het zintuiglijk geftel, de ziel de nodige gewaarwordiiage van bui-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. II ten verkrijgen kan, om als een werkzaam wezen die deelen, welke haar' wil onderworpen zijn, zodanig te regeercn, en te beftuareh als ze goedvind tot bereiking van haar voorgefteld oogmerk. Als een gemengd wezen, beftaande uit ziel en lichaam, zo heeft de mensch en louter lichaamelijke of natuurlijke doeninge, waar van veelen, als enkel werktuiglijk geheel, en zommigen ten deele, zijn' wil onttrokken zijn , en ook weer anderen, die in 't bijzonder van de ziel haar' oorfprong neemen, en welken vrijwillige daaden genoemd worden, en overzulks alléén het onderwerp onzer nafpeuringe in dezen zullen moeten wezen. §. Om te weten , welk een wezen 's menfehen ziel is, en hoe die op, en met "het lichaam veréénigd werkt ; daar toe wijs ik den leezer tot den grooten Geneeffchen wijsgeer C. Bonnet, in zijne ontledende proeve over de ziel, en meer andere geleerde fchn'jvers, welken over die ftof breedvoerig gefchreven hebben.. Ik zal mij alleen be- paalen tot die vermogens en werkzaamheden van de ziel, die a!s zekere wijziging van haare geheeloorfpronglijke voorftellings kracht, onze vrije daaden of bedrijven , in doen en laaten, befluuren en regelen, cvereenkomftig de denkbeelden , die ze van liet goede en kwaade, door middel van haar redelijk verftand verkregen heeft, en welke als het redelijk roer, naar het natuurlijk compas of orde der dingen 's menfehen geluk, tot de grootfte volkomenheid, die men hier kan bereiken, bepaalen. I. HOOFDST. ' Over da ZELFSKENNIS.  I. ■HOOFDST. Over de 2ELFSK.EN- ms. Ï2 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL §. IX. Het eerfte beweegrad van de werkzaamheid onzer ziel is eigen liefde, of dat aangenaam gevoel van geluk en vermaak, met het welke wij, naar onze begrippen, onzen ftaat verbeteren , en volkomener maaken; afkeerig zijnde van ai dat geene wat daar toe hinderlijk is, De drijfvee- ren, die deze eigen liefdein beweging helpen, zijn de driften en hartstochten , die, wèlgefteld, als uitvoerende magten onder het opper-beftuur der reden, de ziel van de gevoelende wereld uitmaaken, en de juiste graaden van fnelheid aan den omloop van het beweegrad der eigen liefde bepaalen. ■ Is het vuur der hartstochten fterk , en bepaald tot eer, roem, als anderzints, dan worden er helden of andere groote mannen uit geboren, die met een' onverfchrokken moed, zonder in hun hartstocht te verzwakken, een ieder tragten voor bij te ilreeven, ten einde de genieting van hun voorgefteld doel te erlangen. Maar onttrekken deze drijft .veeren , of hartstochten , zich het opperbeftuur der reden, zo dat die magten, welke gefchikt zijn te dienen, de heerfchenden worden, dan verandert de mensch van een redelijk wezen, in een redeloos fchepzel, dat fchadelijk wordt, voor zich zeiven en anderen, in evenredigheid van den rang, dien hij in de maatfchappij bekleedt. Doch zijn integendeel deze drijfveeren flap, doordien het vuur der driften gering is, dan wordt het be"weegrad van eigenliefde, in die zelfde evenredigheid, traaglijk bewogen, waar uit dan logge ea  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 1$ werkelooze zielen voordkomen, die onlcundige doennieten , en nuttelooze menfehen in de maatfchapp'ij worden. §. X. Deze eigenliefde is het dan, die alle onze doeningen bepaalt, die den kring onzer werkzaamheid uitbreidt, de aandoeningen doet vermeerderen , van voorwerpen veranderen, en met een beftendig verlangen werkt, om onzen ftaat van vermaak, en geluk, beeter en volkomener te maaken. §. XI. Volgens de onderfcheiden rigtinge, die deze eigenliefde ontvangt, van de vrije bepalinge van onzen wil, geevenredigd naar dekragt zijner driften , ontftaat het heerfchende van goed en kwaad, deugd en ondeugd, welk wij in ons gedrag, laatcn zien. XII. Door middel van het redelijk verftand %. oordeel en wil, als de voornaamfte'vermogens der ziel, word déze eigenliefde door den wil, als ondergefchikt aan het verftand en oordeel beftuurd en geregeld; verftand en óórdeel zijn de zuiverfte toetsfteenen der waarheid, om de zaaken te begrijpen zo als ze overeenkomstig haar natuur zijn; zij ftellen met de verdere vermogens der ziele, den mensch in ftaat, om meer en meer in de inziende, befchouwende , en redelijke kennisfe toe te nee. men, en een genoegzaamen fchat van denkbeelden te vergaderen, om recht, uit onrecht, waarheid, uit dvvaaling , goed , uit kwaad , en dëugd , uit ondeugd, te onderkennen. Mits de mensch, als een redelijk wezen, all' zijn vlijt en aandacht ï. HOOFDST. Over de ZELFSKENNIS.  I. HOOFDST. , Over de XELFSKEA'- 1 I ( i 3 t 1 i -Ï4 OPKOMST, VERVAL ËN HERSTEL befteedt, om daar in tot den hoogst mogelijken trap van volkomenheid te naderen. En, omgekeerd, hoe minder vlijt en aandacht de mensch befteedt, om tot kennisfe der waarheid te komen, hoe verder hij van zijn grootfte volkomenheid afwijkt en blootgefteld raakt, om, door onkunde, dwaaling, voor waarheid, onrecht, voor recht, kwaad, voor goed, en ondeugd, voor deugd te verkiezen. * Hier van alle die bijgeloqvighce- den, verkeerde begrippen, volksdwaalingen, en heerfchende gewoonten der volken, in zeden, godsdienst en regeering, onder alle bijzondere ordeningen des volks. §. XIII. Schoon nu alle menfehen deze vermogens van de ziel gemeen hebben, zo is de graad of :rap daar van bij ieder mensch zo verfchillende als de wezens, en ze hebben ook bij elk haar aanwas, volkomenheid, verzwakking en verval, even en Dijkans als de werktuigen van het lichaam. Want een vlugge levendige verbeelding, met een lerk geheugen, bondig oordeel, en fijn ver- mft, behoedzaamheid met ftoutheid ■ en ïdelheid met eenvoudigheid, ziet men zelden in ;én mensch vereenigd. Neen : deeze ziels- 'choonheden zijn meer verfpreid in de natuur, en rertoonen zich des te bevalliger, naar maate der;elver zeldzaamheid en fchitterende luister grooer is, in vergelijking van het gemeene gros van nenfehen, die meest oppervlakkig denken, en wier :ring van werkzaamheid zeer eng beperkt is. —-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. I£ Doch de opvoeding, voorbeelden en gelegenheden tot oefening der vermogens doen hier veel toe; Want uit de geduurige oefening ontftaat de hebbelijkheid en fmaak tot uitbreiding der zielstalenten. —- Van hier die onderfcheiden rangen van geesten en vernuften. —- Deze verscheidenheid in 't algemeen bezien, heeft, wel verre van nutteloos te zijn, haare grootfte gebruiken in de oogmerken ,der voorzienigheid. • Want hier uit ontftaan alle die geduurige veranderingen op 's werelds toneel. Door de bijzondere geniën worden de werkzaamheden tot verfchillende beroepen bepaald, de zielsaandoeningen, die door de eenzelvigheid zouden verminderen, en het vermaak doen ophouden, verkrijgen door de verfcheidenheid van onderwerpen geduurig nieuwe ftof tot werkzaamheid. §. XIV. Is de mensch dan als een redelijk wezen, door den Schepper der natuur, met zo veel uitmuntende vermogens begiftigd, dat hij, die wel gebruikende, bekwaam is , het goede boven het kwaade, en deugd boven ondeugd te verkiezen, zo volgt daar uit, dat hij ook verantwoordelijk moet wezen voor de beftuuring van zijn gedrag, en daarom, al zijn vrijwillige daaden aan hem als den Aucteur daar van, met recht mogen toegereekend worden. §. XV. Om dat nu de mensch volgens zijn' eerHen ocrfpronglijken ftaat zich alléén door Gods hand zonder eenig menfchelijk geval geplaatst I. HOOFDST, Over de JELFSKEN-  l6 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL ï. HOOFDST. Over de ZELFSKEN- vind, ■ zo is hij van het Opperwezen, wiens wil in het boek der natuur of orde der dingen te 'Ieezen is, volftrekt afhanglijk, en uit dien grond volgens de eerfte wet der natuur, verpligt, Gonlief te hebben boven al.: de tweede wet, daar aan gelijk, leert hem zich zeiven te beminnen, ——■ en de derde wet der natuure toont hem de verpligting om zijn' evenmensch lief te hebben als zich zeiven. Aan welke natuurwetten, oorfpronkelijk uit de orde der gefchapene dingen, door het licht der reden kennelijk, alle menfehen hoofdeling verpligt'zijn te gehoorzaamen, zo dra ze maar eenigzins tot jaaren van onderfcheid komen. §. XVI. Doch om dat naar §. XIV. 's menfehen wilsdaaden hem als den aucteur daar van worden toegereekend, zo zijn alle menfehen, die tot jaaren van onderfcheid komen, door natuur en fchepping, ftaatkundig gelijk, aan, en onafhanglijk van eikanderen, en dus bezit ieder mensch eene natuurkundige vrijheid, of magt van zelf befhiur, of zelf- regeering. Ja zonder deeze natuurkundige vrijheid, zo in 't zedelijke als burgerlijke, konden hem zijn vrijwillige daaden naar §. XIV. niet met recht worden toegereekend, om dat hij, deze vrijheid misfende, volftrekt lijdelijk wierd, waardoor de werkzaamheden van zijn ziel, niet naar het beweegrad der eigenliefde, en drijfveeren zijner driften en hartstochten §. IX., maar even als een werktuiglijk konstftuk zich zouden beweegen; dit zo zijnde, konden zijne daaden geen' invloed hebben  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. \J ben op den fchakel der gebeurtenisfen, en niet vatbaar zijn of worden voor deugd of ondeugd en ftraf of belooning. §. XVII. Is, naar §. XV., de mensch volftrekt afhanglijk van het Opperwezen, zo is hij dien volgens, in het ftuk van inwendigen. godsdienst, enkel en alléén onderworpen aan liet gezag van God, als zijn eenigen wetgever in dezen, wijl het tot oneer van den Almachtigen zou zijn, indien hij het beftuur daar van aan den wil van eenigen zijner fchepzelen overgaf. Temeer, omdat al wattot deninwendigen godsdienst behoort geestelijk is, en in afgetrokkene denkbeelden beftaat, welke aan geen menfchelijk gezag, metbetrekking tot hun geloof, kunnen onderworpen worden, wijl zulks alléén tot den eigendom van het Opperwezen behoort. Hierom mag geen mensch deze zijn inwendig godsdienstige vrijheid in zaken van geloof en godsdienstoefening aan cenig menfchelijk gezag overgeven, omtegelooven wat die gebieden , maar moet daar in alleen volgen de voorfchriften der goddelijke openbaaring, en het licht der reden. §. XVIII. Doch met de burgerlijke vrijheid is het gansch anders, daar in vermag de mensch,uit hoofde van zijn natuurlijke vrijheid, termeerdere beveiliging en befcherming zijner eigendommen, zo veel van zijn magt of zelf beftuur aan anderen over te geven, als hij oordeelt overeenkomftig zijn belangen noodig te weezen v met vrije keuze vaa B r. Over'de IRLFSKjü*-  l8 OPKOMST j VERVAL EN HERsEEE li HoOFDST. | Over de ZELFSKENNIS» zodanigen regeringsvorm als hem het beste toe* fchijnt, en die , naar zijn gedagten, de minste misbruiken heeft. §. XIX. Het is genoegzaam ondoenlijk , den eerften oorfprong der burgerlijke maatfchappije met zekerheid te bepaalen, en dit onderzoek komt meest uit op bloote gisfingen en waarfchijnlijkheden, die weinig nut kunnen doen. Hierom zal ik, liever, het oog vestigen op de noodzaaklijkheid der regeringe, hoe die, .wel beftuurd, dienstbaar zij, om des menfehen waar geluk, alléén op deugd gegrondvest, te vergrooten , als best gefchikt om aan zijn behoefte te voldoen , zijn eigendom te beveiligen, zijne zeden tebefchaven, zijne zielsvermogens uit te breiden door vermeerdering van kundigheden, en hem voor zijn' magtiger', zo in- ïls buiten 's lands, te befchermen. 't Is waar, had de mensch, in zijn' onafhanglijken natuur[taat, naar de natuurwetten, overeenkomstig het geen hem de reden daar van leerde, met zijn'eventnensch geleefd, het zou hem aan geen geluk ontbrooken hebben. Gelijkheid zonder naijver, en eenvoudigheid zonder heerschzugt of praal, zouden alsdan aller waare en wezenlijke ijelangens vereehigd hebben, om dat de deugd hen als rechter en wetgever zou beftuurd hebben, en de ftaatzugt zich in dien ftand niet anders dan belangeloos en edelmoedig kon vertoonen. Maar door het vergif der zonden de edele vermogens van 's menfehen ziel zo verre bedorven zijnde, dat  DER VOORNAAMSTE VOLKEN, 19 de natuurlijke wetten verzwakt wierden, en 't vuur der befmette hartstochten en driften 's menfehen daaden beftuurden, zo moest volgen, dat uit het zaad van hoogmoed, welk zijn hart vervulde, ongelijkheid en naijver geboren moest worden, waar door de natuurlijke eenvoudigheid verwisfeld wierd voor heerschzugt en praal. Hier uit onftond geweld , en onderdrukking , zo dat de magtiger den minderen voor zig deed buigen, wijl de deugd -haar wetgevend gezag verloor, en vervangen wierd door wanorde en verwarring, en de ftaatzugtzig onder de gedaante van eigen belang, heerschzugt, en geweld openbaarde. . Hier door veranderde voor den zwakkeren en minderen, de natuurlijke vrijheid in flavernij, en hun eigendom moest een roofgoed voor den heerschzugtigen en fterkererj, ■wórden. . Dusdanige ongemakken in den ftaaf der natuure deeden noodwendig de menfehen naar hulpe uitzien, om deze gebreken te verhelpen, tot dat einde verkiezende onder een bekwaam opperhoofd of geleider, die magtig was hen te befchermen,zich met en benevens anderen in maatfehappij te begeven, om dus door opoffering van een gedeelte hunner natuurlijke vrijheid aan een wetgevend gezag, hun onderling eigendom te verzekeren, om voor geweld en onderdrukking befcherming te vinden, door algemeene wetten den wil en welvaart des volks bepaalende, en rechters verkiezende, die uitfpraak over hun onderlinge verfchillen deeden. ■ Door welke befehikking mids we] B 2 r. rïOOFDST* Over da ZELFSKENNIS,  tO OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL L HoOFDST. Over de ZELFS KENnis. geregeld en wijzelijk beftuurd, zij dan, welverre van in hun natuurlijke vrijheid verkort te zijn, in tegendeel grootlijks bevoordeeld wierden, omdat ze daar door afftand deeden van al dat gene, welke in de natuurlijke vrijheid hun fchadelijk was en tot flaaven van hunne driften maakte, behoudende van deze vrijheid maar alléén zo veel als één ieder mensch noodig had om een vast en beftendig geluk te genieten, zonder nadeel zijner medeburgers. Waar uit men dan ziet, dat een welgeftelde burgerlijke maatfchappij, beftuurd naar rechtmaatige wetten, de volmaaktfte ftaat op aarde is, en verre overtreffende de onafhanglijke natuurlijke vrijheid , zo als ze na den zondenval heeft plaats gehad. Het blijkt ook zelfs uit 's menfehen na- tuurftaat, dat hij, van zijn geboorte tot aanzijn' dood , noodzaaklijk gefchikt is om in afhanglijkheid van zijn' evenmensch te leven. •—- De ouderlijke magt toont hem al in den dageraad van zijn leven , zijn onbekwaamheid tot het zoeken van zijn nooddruft, en , zo dra de vermogens van zijn geest zich meer ontwikkelen, ziet hij , dat hij dóór zijn' Schepper niet gefchikt is, om alleen, maar in gezelligheid en zaamenleving met zijn' evenmensch te verkeeren, ten einde zij, onder een' gefchikten regeringsvorm, best beantwoorden zouden aan alle de einden en oogmerken s welken het God beliefd heeft in zijn eeuwig verftand Dver het menschdom te bepaalen. Ja , wac neer is, de liefde, het heerfchend beginzel van  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 21 het heelal, bezielt zo wel redenlooze als redelijke wezens met een' trek ter vereeniging; want de vogels, die in de lucht zweeven , de dieren, die de aarde bewoonen, en de visfchen, die in de wateren zwemmen, leven allen in hunne foort en maatfchappij; een blijk, dat zulks, naar de wijze beftuuring Gods , de volmaaktfte ftaat op aarde moet zijn. §. XX. Naar onze gelegde gronden , befchrijf ik dan de burgerlijke vrijheid als dien ftaat, waar in men het vermogen heeft, om over zijn' perfoon, goederen, en vrijwillige daaden zodanig beitel en beftuuring te oeffenen, als tot zijn geluk, overeenkomstig de zedelijke regelen van recht, reden, en billijke's landswetten, zonder krenkinge van eens anders vrijheid dienende is , om zijn' ftaat volkomener te maaken. §. XXI. Dus is er , in een' ftrikten zin genomen, geen volftrekte vrijheid, wijl ieder natuurwet §. XV. en elke wet, waar naar een land geregeerd word, door de opgelegde verpjigting een gedeelte van onze natuurlijke vrijheid wegneemt. §. XXII. Slavernij, het tegengeftelde van vrijheid , is dan, naar onze gelegde gronden, die ftaat, waar in den mensch het vermogen benomen is, om over zijn perfoon, goederen, en vrijwillige daaden, zodanig beftel en beftuuring te oefenen, als hij zonder krenking van eens anders vrijheid, overeenkomstig de zedelijke regelen van recht, reden, en billijke 's landswetten vermogt te doen. — Want B 3 vogels, die in de lucht zweeven , de dieren, die Over de I. HOOFDST. Over de 2ELFSKEN* NIS.  22 . OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL I. HOOFDST. Over di JÏELFSKENHiS, 1 < alle vrijheid, die niet op zedelijke verpligtinge gegrond is, noem ik flavernij, om dat als dan de eigenliefde van §. IX. door pligtverzuim haare vrijheid overgeeft aan ongeregelde driften en fchadelijke hartstochten , die nadeelig zijn voor den mensch zeiven, en zoor zijn' evenmensch. §. XXIII. Volgens deze befchrijving van vrijheid en flavernij moet men dan door een burgerlijke maatfchappij verftaan een vereeniging van huisgezinnen , die zich onderling zaamenvoegen, en een' regeringsvorm bepaalen, in welken aan éenig opperhoofd, 't zij voor zijn leven, of erfrijk , of aan eenige andere foort van regeerders, zodanig een bepaalde of onbepaalde magt geven, als zij oordeelen tot nut van het algemeen welzijn noodig te wezen , en tot welker naakoming , de vorst, of de regeerders, en het volk, zich onderling , zedelijk, of wettig verbinden. Doch alle verband tot flavernij zo als ik die §. XXII. befchreven heb, is van zelfs kragteloos, om dat ze ien mensch verlaagt beneden den kring van redelijke wezens, daar toch de .mensch zich zeiven, noch zijn naakomelingen, niet beroven mag van de onafhangijke vrijheid, zoodanig dat daar door zijn ftaat on/olkomener worde,ftrijdig tegen de tweede en derIe natuur met §. XV. en alle zedelijke verpligtinge. §. XXIV. Van deze burgerlijke maatfchappij is le fouverein het hoofd, en de Burgers of ingezeeenen zijn de leden , maakende met malkanderen lén lichaam van ftaat uit, bezield als door éénen  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 2j enkelen geest, die de onderlinge leden tot algemeen nut doet zaamen fpannen en wérken om den ftaat volkomener te maaken. Verder heeft de fouverein of oppergebieder , in een eenhoofdige regering, en de gebiedvoerende overigheid in een gemeenebest, de hoogfte magt in de maatfchappij, om te regeerenente gebieden, fchattingen tot onderhoud van den ftaat te heffen , met of zonder toeftemminge des volks, doch alles ter bevordering van het algemeene welzijn des volks, als de eerfte en noodzaakelijkfte grondwet, of arïders volgens de overeenkomft tusfchen den fouverein en onderdaan daar van zijnde ; ook heeft de fouveïein het hoogfte recht, om uitfpraak te doen, in perfoon, of door zijne gemagtigden, over de gefchillen der onderdaanen, en dat alles volgens de' regelen van rechtvaardigheid, gefchikt naar de voor-* fchriften van deugd. ■ Hier in nalaatig zijnde, en ftrijdig daar tegen handelende, zo word hij eenvijand van den ftaat, en verbreekt de zedelijke of Wettelijke (a) overeenkomsten §. XXIII., waar Door zedelijke overeenkomften , verftaa ik zulke verpügiingcn , die regtftreeks uit de natuurwetten en regelen van zedekunde voortvloeien , daar de wettelijke haai' grond hebben in de gemaakte overeenkomften, wetten, of Privilegiën , die door den fouverein alleen , of met het volk te zaamen bezwooren worden. — De eerften hebben alleen plaats, wanneer een volk zich zonder eehige vaorwaarden onder de beftuuring van een' eenhoofdigen of ai* deren regeringsvorm begeeft. B 4 r. rlOOFDST. - Over de ZELFSKEN» NIS.  H OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL Hóofdst d°°r h,j d3n °phOUdt fouverein te wezen, en als een tiran en onderdrukker der menfchelijke vrij2ESSieheid gCen Sehoorzaamheid verdient, maar door de m. onderdaanen met recht verftooten mag morden. §. XXV. Alle onderdaanen zijn zedelijk of wettelijk verpligt, den fouverein of de hoogfte magt te eerbiedigen en te gehoorzaamen, zonder tegens dien regeringsvorm of de wetten zich te verzetten. Voor al zo lang de ftaat volgens zedelijke, of bepaalde wettelijke overeenkomften word beftuurd. Want ik eisch hier door geene blinde gehoorzaamheid, om te moeten doen dingen, welke tegen de wetten der nature aanloopen. —- Neen, zo dra dit bevolen wordt, houdt de yerpligtirig tot gehoorzaamheid op. Die nu de vastgeftelde wetten niet naar zijn' fmaak vindt, kan zich volgens zijn vrijheid naar elders begeeven , daar de wetten beter overeenkomstig met zijne denkbeelden gefield zijn. §. XXVI. De wetten, waar naar de ftaat wijzeujk beftuurd wordt, moeten gefchikt zijn naar de gelegenheidder 's Jands middelen van beftaan,en overeenkomstig de fchuldelooze zeden, en aart des volks, tot opwekking en betragting van deugd, en weering van ondeugd. En weï zo, dat even als in de zede- kunde, de ftraffen alleen niemand verpfigten tot gehoorzaamen, maar de verpligting ontftaat uit de overtuiging , dat de rechtvaardigheid, als de ziel derregeringe, en der onderdanen eigen belang die gehoorzaamheid vordert. Wijl het oogmerk van  DER. VOORNAAMSTE VOLKEN. 2£ wijze wetten, die het leven en de fpreekende ftera der rechtvaardigheid zijn, is om de algemeene welvaart volkomener te maaken, waar in ieder lid zijn belang moef. ftellen, om dat hij zonder dat van zijn bezittingen niet verzeekerd, noch tegen verdrukking , geweld j of overlast beveiligd zou kunnen zijn. §. XXVII. Naar maate dat een volk zagt of ruw in zeden, befchaafd of onbefchaafd en meer of min verlicht in kennis is,moeten de wetten in het ftraffen zagter, of harder, en wel in evenredigheid van de misdaad gefchikt worden, ten einde men door het minst mogelijk lichamelijk» kwaad het grootfte zedelijk goed moge erlangen. §. XXVIII. Voor de uitvoering van deze wijzelijk gevormde wetten , moet de hoogfte mSg't zorg dragen , dat dezelve wetten worden gehoor* zaamd; want dit niet doende , verwaarloost zij haar gezag, ftrijdig met de goede orde, tot nadeel van het algemeen belang. §. XXIX. Daar zijn twee hoofdfoorten van regeringe , een volstrekt , en een bepaald oppergebied. Volstrekt, wanneer uit hoofde van de natuurlijke vrijheid, naar §. XVI., het volk zonder eenige voorbehouding, of voorgefchreven voorwaarde, dan alleen die ftilzwijgende uit de natuurwetten, en zedelijke verpligtinge voordvloeien , zich aan eene fouvereiniteit' overgeeft, om haar zodanig te laaten regeren, als de toeftand van zaken vereischt. Welke volftrekte B S r. '-loOFDST. Over de ZEI/FSKENN1S.  16 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL I. hoofdst. Over de zelfsken3nis. i [ i i i 1 J < magt nooit verder gaat dan §. XXIII. getoond is. ; ■ Stellen dan de natuurwetten en zedelijke pligten aan deze magt en vrijheid van ieder mensch paaien, zo vermag geen vorst of oppergebieder, uit hoofde van zijn volftrekte magt, iets te onderrieemen tegen de onderdaanen, dat ftrijdig is met deze natuurwetten §. XV. en XXIV. Ja, het zij met eerbied gezegd , het Opperwezen zelfs, voert zijn' heiligen en volftrekten wil niet uit, dan naar de onveranderlijke regels van wijsheid, rechtvaardigheid, en goedertierenheid En bij gevolge kan geen aardsch vorst, of Opperhoofd, zich een recht aanmaatigen, of gezag oefenen, ftrijdig tegens onze opgegevene bepaling. §. XXX. Door bepaalde magt verftaa ik die magt, waar door de volken aan hunne fouverei-. ■ nea, of oppergebieders, regels of wetten hebben voorgefchreven, langs welke zij geregeerd willen tvorden, en die de vorsten of fouvereinen ook verpligt zijn heilig naar te komen, willen ze zich aan ' ;een meineed en ontrouw fchuldig maaken. §. XXXI. De regeringsvormen verdeelt men n tweeërlei hoofdrangen : eenvoudigen en saamengestelden uit de bijzondere foorten der envoudigen. Tot de eenvoudigen behooren, lerftelijk, de eenhoofdige, hetzij de opperhooflen eene volftrekte , of eene bepaalde magt heb>en, zo die magt maar eeniglijk en alleen in 's vor- ten handen is. Ten tweede, de edelregering, )f die der besten genaamd, genomen uit de rijkfte^  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 27 en aanzienlijkften des volks.. Ten derde, de tl volksregering, zonder acht te geven op rang of ge-IIooFDTS' boorte. • Over de §. XXXII. De zaamengestelde regeringen zijn ™^ " die, waar in de fouvereiniteit of magt verdeeld is, in de twee of drie foorten der eenvoudige regeringe, welke zaamenvoeging op verfchillende wijze kan gefchieden, gelijk men in het meerendeel der republijken of gemenebesten ziet. §. XXXIII. Behalven deze wettig verkregene regeringsvormen, zijn er noch anderen, welker oppergebied men door overwinning verkregen heeft. Waaromtrent men moet aanmerken, dat offchoon de overwinning wel de aanleiding tot de fouvereiniteit geeft, ze nogthans den overwinnaar niet ontflaat van de natuurwetten en zedelijke verpligting, zoo dat hij met de overwonnen volken zou kunnen handelen naar zijn willekeur en welgevallen. Neen: het eenig onderfcheid is maar, dat als dan de wettelijke, door de zedelijke verpligting vervangen word, waarom deze overwonnenen cok even als de wettelijken moeten beftuurd worden, overeenkomftig de algemeene welvaart des volks. §. XXXIV. Al wat dan plaats heeft in het zedelijke, nopens de algemeene en bijzondere pligten, die een ieder met opzicht tot zijn evenmensch gehouden is in acht te neemen , heeft ook plaats omtrent alle ftatendommen ; om dat in ieder van die, maar écu lichaam, bezield met éénen vcréé-  I. ÜOOFDST. Over de ZELFSKEN- 28 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL nigden volkswil, zich vertoont. Waarom ook alle onwettige overheerfching en veróveringe, even als in de maatfchappij het geweld en ontvreemding , voor openbaaren roof, ■ en, zo z.e met bloedflortinge vermengd zijn,. voor volksmoorderij mogen gereekend worden. §. XXXV. Doch wat aangaat de wettige overheerfching, of veróveringe, om dat de fou- vereinen geen hooger magten op aarde boven zig kennen, zo vermogen zij hun recht door het zwaard te vervolgen, en zodanige landen te overmeefteren , waar toe zij gegrond recht hebben , of ten onrechte aangevallen wordende, hun rechten met het zwaard te verdeedigen. Doch zij zijn en blijven des niet te min verpligt, om zich zo wel in deze, als andere gevallen , overeenkomstig de natuurwetten, en zedelijke verpligting te gedraagen. I §. XXXVI. Hier ■ mede acht ik tot mijn oogmerk gronden. genoeg gelegd te hebben om dit eerfte hoofdftuk te kunnen befluiten : te meer daar deze ftof door anderen breedvoerig is verhandeld.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 2$> TWEEDE HOOFDSTUK. Nafporing van de opkomst, den bloei en het verval der voornaamfte oude volken: volgens een kort begrip der oude en hedendaagfche- gefchiedenisfen. §. I. Het is bekend, dat de berigten der oudheid duister , en met veele onzekerheden vermengd zijn; om dat de eerfte volken woest,' onbefchaafd, en veelen hunner overleveringen van mond tot mond gefchiedden , of door hunne priesters zeer gebrekkig befchreven , en met fabuleufe wonderen verfierd wierden: welke fchriften zelfs nog door binnelandfche beroerten en verwoestende oorlogen veel zijn weggeraakt, waar door de volgende geflachten , die kundfchap en zekere berigten misten, die de laatere en meer verlichte eeuwen, bijzonder naa dat de drukkunst is uitgevonden, aan de hand gaven. Hierom zal in deze eeuwen der onweetenheid het onderzoek over de in- en uitwendige Oorzaaken van de opkomst, en het verval der meeste volken, hier en daar, de noodige klaarheid ontbreeken; doch ik zal met ter zijde ftelling van het verdigte, zo veel van het geloofwaardigfte van dien melden , als ik tot mijn onderwerp noodig oordeele, waarom - ik ook maar de voornaamfte lot- ir. rIOOFDST. JPKOMST CM BLO tl»  ir. •hoofdst. Egypte, opkomst SN bloei. (ei) Gelegen tusfchen den 48. en 53. graad lengte, en 24- en 33- graad Noorder breedte. Het ligt ten oosten aan de Arabifche golf, of Roode Zee , en de landengte van Suez, ten zuiden aan het koningrijk Sennar, en aan de watervallen of fluizen van den Nyl, ten westen aan Li bye Mannarica geheeten, en ten noorden aan de Middelandfche Zee. • Het oude Egypte wierd bij zommigen in opperen neder-Êgypte verdeeld, maar bij anderen in drieën, naamelijk het opper-Egypte of Thebais, het mk\M-Egypte, of Ileptanomis, en het neder-Egypte, waar van het beste gedeelte de Deltha was. De meeste hedendaagfche Hellen de uicgeftrektheid van het oosten naar het westen, op ioo, en van het zuiden naar het noorden, op 180 mijlen. ■ , De lucht is zeer ongezond, ter oorzaake van de groots hitte, waar uit dikwijls zwaare ziektens ontihan. SO OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL gevallen zal nagaan, zonder mij in een algemeene gefchiedenis in te laaten. EGYPTE (*)• §. II. Dit uitgefh-eïcte Rijk is in de oudheid zeer beroemd. Uit de natuur en door dejaarlijkfche overflrominge van den Nyl, die het gebrek aan regen rijkelijk vergoed , is dit land zeer vruchtbaar , en het was ten tijde van Abraham al een koningrijk en een bloeiend rijk, eer noch de andere landen in eenig aanzien waren. Waarschijnlijk zijn de Egyptenaaren aframmelingen van Cham, een' van Noachs zoonen.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 3* §. III. De Egyptenaars oordeelden, dat Osiris de eerfte befchaaver van hunne zeden is geweest, en vergoodden hem daarom , gelijk ook meer andere vorsten, van wie zij fielden hunne kunsten en weetenfchappen verkreegen te hebben: beuzelende hier een meenigte fabelen van , waardig aan de vergeetenheid opgeofferd te worden. De geletterden Hellen tusfchen Menis , den eerflen koning over Egypten, welke zij houden voor een* kleinzoon van Noach , tot den wijdberoemden Sesostris eenen grooten tusfchenftand van tijd, in welken zij de Arabifche herders - koningen plaatfen. §. IV. DezeSEsosTRis vermeerderde zijn rijk door magtige wingewesten, en was voorneemens de geheele wereld te bemagtigen; doch hier in werd hij te leur gefield door de Scythen, Colchiërs en Trachiers; en bij zijn te -rug komst ontdekte hij de zaamenzweering tegens zich , van zijn broeder Danaus of Armaïs, welke hij verijdelde. Dit gedaan, en zich tot rust begeven hebbende, bouwde hij pragtige Tempels, kunstige waterleidingen en maakte hoogtens, op welke hij fleden bouwde, om voor de overflrominge van den Nyl beveiligd te wezen. Het volk was onder zijn regering gelukkig, en men wil, dat zijn ftaatkunde, en weN fen , voorbeelden van wijsheid waren. —Egypten w:'erd door hem in 37 landfchappen verdeeld , en beftuurd door de waardigfte bevelhebbers. it. HOOFDST. Egypte. opkomst en bloei. Regering ran Ojtrii en Menis tot Sefto-tri legering" ran Sejis» tris.  IL Hoofd 1 Egypte. opkomst en bloei. Egyptertaaren drij ven hande met vreem de, en zet ten hun rijk daar voor open Koninglijk ftaatsbe- ftuur en deugdzaa- me verrig tingen daarin. 32 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL §. V. Onder Psammeticus, 670 jaar voor Chris'tus geboorte, vind men dat de Egyptenaaren met de Grieken al handel begonden te drijven, en hun rijk voor vreemdelingen openzetten, het genen onder de regering van den vermaarden Amazis toejnarn: en onder welke vreemdelingen de wijdbe. roemde Solon en Pythagoras waren. Door zijn wijze regering won hij de achting des volks. §. VI. Het koninglijk ftaatsbeftuur van Egypte • was in het begin verkiezelijk, maar vervolgens erfelijk. —— Zijn hofgezin beftond uit perfonen van bekende verdienden. Daar waren wetten op de fpijzen zijner tafel, en verdeeling van tijd. ■ De opperpriester deed eiken morgen een redevoering in den tempel, in welke de koning verfcheen; en alwaar hij de misflagen toonde waar toe één koning , door onkunde, of onbedagtzaamheid, kon vervallen: vervloekende dezulken, die door hun raad, den koning tot het kwaden verleidden. Naa de offerhanden las men nuttige ftaatslesfen en gefchiedenisfen, om de deugd door voorbeelden in het hart te prenten. De godsdienst, voor welken zij grooten eerbied hadden, was m*:de dienstbaar tot dat einde. -— Om een flegtennaam naa te laaten, en daar door van de eere der begravenisfe te worden verftooken, was bij hun een der grootfte fchanden. Het onderzoek deswegens naa riet overlijden kon niemand ontgaan; zelfs had sik onderdaan recht om tegen den overledenen vorst zijn befchuldiginge in te brengen, welke vol-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 33 volleedig bewezen, hem onftak van de eer der begravenisfe. g. VII. De landerijen wierden bij hun verdeeld, tusfehen den koning, depriesters en defo!daten,hiei doorhadden delaatsten belang inde verdediging van hun vaderland; fchoon de Egyptenaar s teffens te boek Haan, voor een lafhartig volk. —i— De priesters zaaten voor in den raad , en door hun aangemaatigd godsdienstig gezag en uitwendig vermogen beheerschten zij den koning en het volk. Het overige volk hield zich bij hun beroep , en de kinderen traaden in het beroep hunner ouders, als niet vermogende iets anders bij de hand te neemen. De landen van den koning, depriesters, en de foldaten werden door de landbouwers tot een maatigen prijs verpagt. De Egyptenaar en liaan bekend voor de beste landbouwers der wereld. Ieder moest ook wel kundig in zijn beroep worden, om dat de gelegenheid van tot een anderen Hand te komen , hen door de wetten verboden was. §. VIII. Het recht wierd ongekreukt bij hun gehandhaafd; de dertig regters uit de drie hoofdfteden Heliopolis , Memphis , en Thebes moesten bij den aanvang van hun regterampt zweeren, den koning niet te zullen gehoorzaamen, wanneer hij een onregtvaardig vonnis ftreek: en om niet verleid te worden, door welfpreekenheid van den fchuldigen, moesten de gefclrilltukken fchriftelijk ingeleverd worden, en bij uitfpraak, raakte de voorzitter met C II. hoofdst. Eg ■ pte. opkomst en bloei. Verdeeling der landen. rïandhanng des ■echts.  II. hoofdst. Egypte. opkomst jen bloei. Wetten. Straffe op meineed. Op overfpel. Op den krijgsdienst. Op valfche befchuldigingOp bedrog. Op man- 34 OPKOMST j VERVAL EN HERSTEL het beeld der' waarheid , den genen aan, die de zaak gewennen hadt. §. IX. Aangaande hunne wetten, deze bragten, in die tijden der onbefchaafdheid van andere volken, veel toe tot hunne welvaard. -—Memis, zegt, men, was de infteller van het huwelijk, en broeder en zuster mogten met eikanderen in den echt treeden. De veelwijverij was allen , uitgenomen den priesteren, verboden. De mein- eedigheid wierd met den dood geftraft. Een overfpelige man wierd tot icoo roe -flagen verwezen, en der vrouwe de neus afgefneden. De misdrijven van den krijgsdienst wierden met fchanden en verlies van bediening geboet; welke ftraf van oneer bij hun fchrikkelijker dan de dood was, en niet dan door dappere bedrijven uitgewischt konden worden. De valfche befchuldiger wierd veroordeeld tot de ftraf van de aangetijgde misdaad van den befchuldigden. —— Die bedrog pleegden , met maaten , gewigten, of valfche munt, wierden beide de handen afgekapt. De man- flag, al was het aan een fiaaf, wierd met den dood geftraft, gelijk ook die een mensch, door moordenaars overvallen , niet hadt gered, indien hem zulks mogelijk was geweest. De daader van moord of manfiag moest door den genen, die zulks wist,: worden aangebragt op ftrafFe van geesfeling. Ouders , die hun kind hadden omgebragt, verwees men, om drie agter een volgende dagen en nagten, liet vermoorde kind te omhelzen : doch vader-  BËR VOORNAAMSTE VOLKEN. 35 flioord wierd op de wreedfte wijze geftraft. Zwangere, vrouwen , des doods fchuldig, ontvingen geen ftraffe , dan naar de verlosfing; en haare kinderen wierden bewaard en opgevoed. —— Iemand fchulden hebbende, zo wierden uit zijne goederen de fehulden betaald, zonder verder rcgt op den perfoon; doch in het vervolg wierd door Abychis vastgefteld, dat de opneemer van geld, tot pand zijn vaders gcbalzemd lijk moest overgeven; onder verband, van, zo hij dit pand niet loste, ftervende van de eere der begravenis verftooken te zullen blijven. Amazis, had door een treffelijke wet tegen den lediggang bevoolen, dat ieder jaarlijks aan de landvoogden, op ftraffe van den dood, moest opgeven , wat beroep hij hanteerde, en of hij in ftaat was, den kost daar meê te winnen. §. X. Omtrent den godsdienst hadden de verlichtfte verftanden in Egypte wel het denkbeeld Van een éérst Opperwezen, doch waren over het geheel genomen, zeer afgodisch godsdienstig, bijgeloovig, en zeer verdeeld in hunne begrippen omtrent den godsdienst. ■ De priesters hielden het volk dom, en bedekten, uit belang voor zig, de gewigtigfte waarheden van den godsdienst; zij kluisterden vorst en volk aan de llaaffche ketenen van bijgeloof. §. XI. De zeden der Egyptenaaren waren van gelijke met veele grilligheden befmet. Hunne grootfte deugden waren eerbied voor hun ouders, en grijsaarts; verder betoonden zij dankbaarheid C 2 IL hoofdst. Egypte. opkomst en bloei. Op fehulden. Op den !e< diggang. Egyptifche godsdienst» Hun ze« den»  II. HoOFDST. Egypte. opkomst en BLOEI. Kunsten en weeten- fchnppen. j Landbouw. Weelde. ) 36 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL voor genootene weldaaden , en waren vreedzaam, in hunne begrippen ; maar boven al zeer gehegd aan oude volksgebruiken, achtende ook niets voor goed, of fchoon, dat daar niet meê overeenftemde. Doch de mannen waren lui en lafhartig. De vrouwen fpeelden den meester en dreven den handel. Vreemdelingen behandelde men met verachting. „ Een nieuwe ge- woonte was een wonder in Egypte, men hield „ zich daar altoos aan het oude, en de Itiptheid, „ gebruikt omtrent geringe en beuzelachtige za„ ken, deedt de groote en gewigtige in ftand blij- „ ven. Dus is er nooit een volk geweest, „ 't welk zijne zeden en wetten zo lang be„ waarde." §. XII. Wat betreft de kunsten en weetenfchappen der Egyptenaaren , Europa is zijn vordering en bloei, in dezelve aan hun verfchuldigt. Schoon deze natie geen finaak betoonde naar iets aieuws, of om de weetenfchappen tot grooter trap ,-an volmaaktheid te brengen; zo blijkt nogthans, hun vermaardheid dezen aangaande zelfs uit de heiige fchrift, want tot Mozes lof word gezegd, Hand. VII. 22. dat hij onderwezen was in alle wijsheid der Egyptenaaren; en bij vergelijking van de wijsheid Salomons 1 Kon. IV. 30. datze grooter was, lan alle de wijsheid der Egyptenaaren. Al vroeg varen zij de uitvinders van den ploeg. In de deedij en dat tot de weelde behoorde, muntten zij lit in fijne ftoffen, geflikte klederen, en kostbaare  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 37 vaaten, en wat verder tot betoon van grootheid diende. In de bouwkunde maakten zij werken , die de vernieling des tijds hebben doorgeftaan,en waar van zommige Piramiden, zo defchrijvers aanmerken, al voor den Zondvloed zijn gebouwd. Van de drie Piramiden,v/aaï eertijds Memphis ftond, en die nog in wezen zijn, beflaat de grootfte in zijn vierkanten omtrek 2640 voet, elke' zijde van de grondvlakte 660 voet, en de regtftandige hoogte omtrent 500 voet , het vierkante plat boven opdenzelven, is ieder zijde 16 voet; verfcheiden fteenen van dit gevaarte zijn 30 voet lang , 4 hoog , en 3 breed. Waarfchijnlijk zijn veele Piramiden gefchikt geworden voor begraafplaatzen hunner vorsten en om het volk bezigheid te verfchaffen, waar toe zij meest vreemdelingen en gevangenen gebruikten : doch hierom wierden hunne vorsten van het volk ook zeer verfoeid, om den zwaaren arbeid dien ze hun daar door opleiden, met gevolg, dat meenig koning daar door moest rnisfen zijn bedoelde begraafplaats te erlangen. ■ In het balzemen hunner lijken heeft geen volk hun ooit geëvenaard. Vermaard is ook geweest hun Labyrinth, door 12 koningen omtrent 550 jaar voor Christus geboorte gebouwd, gelijk ook hun Obelisken, of Naalden. In het vervoeren, of over eind regten van zwaare fteenen, waren zij vernuftig, als kennende de beginzelen der werktuigen landmeetkunde. Zij zijn de eerste geweest, die het jaar in 12 maanden en naar gedaane waarC3 II. HOOFDTS. Egypte, opkomst en bloei. Bouwkunde. Balzemen. Labyrinth. Werktuigkunde. ■Tijdrekening.  II. hoofdst. Egypte, opkomst en bloei. Hemel- loopkun- de. Geneeskunde. Geleerdheid. Phllofophie. 3§ OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL neeminge vervolgens in 365 dagen verdeelden.— Den dierenriem, met zijn verdeding , den loop der dwaalfterren, de oorzaak der eclipfén,en zonsverduisteringen kenden en rekenden zij uit. Blijkende hun bedrevenheid in de hemelloopkunde aan de naauwkeurige rigting hunner groote Piramiden, naar de vier hoofdftreeken der wereld. In de uitvinding der geneeskunde waren zij al vroeg vermaard, en dezelve word aan Eskülapios, een hunner koningen, toegefchreven, die voor de Griek- Jche Eskulapiüs geleefd heeft. Hun zucht voor de geleerdheid blijkt uit algemeene boekerijen, welke zij hebben aangelegd, en die zij niet onaartig den naam gaven van fchatkamers der geneesmiddelen voor 'de ziel. De gefchiedenisfen melden, dat één van deze boekerijen, te Alexandrie in- den jaare 642 van ónze tijdrekening, op last van den Kalif der Saraceenen wierd verbrand , en uit meer dan 700000 boeken beflond. Uit de philofophie der Egyptenaaren hebben de Griekfihe philofophen hun grootfte geleerdheid gehaald; zij trokken tot dat einde naar Egypte; Pythagoras en Plato, en bijzonder de laatste, heeft van daar die treffelijke denkbeelden van de godheid verkreegen, welke in zijne zedelijke fchriften zo uitmunten, ivaarfchijnlijk zijn ze oorfpronglijk uit den Mozau fchen godsdienst der Jooden, wier lang verblijf iq Egypte gelegenheid daar toe heeft gegeven, om in dat land die denkbeelden voort te planten. —-■■ De priesters bezaaten alleen deze weetenfchap, eg  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 39 hielden de philofophie zeer geheim voor het volk. Doch men moet hier wel acht geven op de bijzondere tijdvakken, waarin zij gebloeid heeft. De ftaatkunde en wijze wetten der Egyptenaaren lokten ook de wijsgecren van Griekenland uit, om die in Egypte van nabij te leeren kennen. Door bijgeloof hadden de Egypte¬ naaren onder hunne eerde koningen een fchrik vooi de zee, en verfoeiden de zeevaart, vaarende maai met kleine fchepen op den Nyl. Hun koophandel beftond ook in die tijden alléén uit voortbrengzeis van hun eigen land, en zij waren toen no£ zulke vijanden van uitheemfche koopmanfehappen datze alle vreemde fchepen verboden in hunne ha> vens te komen. Doch ze raakten wel dra uii deze dwaaling, en werden vervolgens meeste van den Oosterfchen handel, door het Roode Meir zij handelden ook op de westerfche havens doof d< monden des Nijlflrooms; zo dat één der havenei van Tyfus naderhand de Egyptifche rede genoemi werd. „ Volgens de gewijde bladeren , wa bij hun de veehoederij in veragting; fchoon nog thans de kudden bij hun in overvloed gevonde: wierden. Het geld moet al vroeg bij hun beken zijn geweest, omdat de kinderen van Jacob, hu broeder Joseph voor geld aan de Egyptifche koop lieden verkogten, en in den hongersnood voor hc zelve koorn.in Egypte haalden. C4 n. hoofdst. Egypte, opkomst en bloei. Staatkunde. Koophandel en zeevaart. r > I [ 5 1 I 1 t  n. HoOFDST. Egypte, opkomst EN bloei. ; 1 1 ] c 1 I t f d \ t k g d 40 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL AANMERKINGEN. §. XIII. Uit deze korte befchrijving van het Egyptifche rijk, is genoeg af te neeraen, dat dit volk, zo lang zij uitmuntten in hunne wijze regering, kunsten en weetenfchappen, boven andere volken van die befchaafde tijden, zij ook in magt boven hunne nabuuren moesten toeneemen. Inwendig had hun land veele natuurlijke voordeden uit de overftrooming van den Nyl, veroorzaakt door den regen, welke vijf maanden van een jaar n Ethiopië valt, en den Nyl afkomende, als dan iun anders droogen en zandachtigen grond, tot de /ruchtbaarfte bouwgronden der geheele wereld naakte. Waarom de Romeinen het overwon- ïen hebbende, Egypte de koornfchuur van hun ijk noemden. De Egyptenaaren hadden dus det noodig, bij ervaarenis te leeren, hoe de Ianlerijen gemest, of op een zekeren tijd braak moesen blijven liggen, om in het vervolg niet uitgeput, of onvruchtbaar te worden. Neen, de nauur wees hun den weg, hoe nuttig deze dierbaare ibbe van den Nyl ware , om hun land tot een er vruchtbaarfte vlaktens , bedekt met kudde en ervult met de fchoonfte oranje en citroenboomen ;maaken. Geen wonder dan, dat de landbouwende bij hun tot die achting en volmaaktheid sraakte. §. XIV. Hier kwam bij de befchaaving des volks, 3or de wijze wetten, en gefchikte beftuuring van  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 41 dat uitgebreid rijk door hun koning Sesostris,- De ftraffe op den lediggang, en dat een ieder genoegzaam middelen van beftaan kon vinden, deedt de huwelijken en daar uit voortkomende aanwas der inwoonders van tijd tot tijd vermeerderen. Het gevolg van dit een en ander moest zekerlijk de welvaard van dit volk doen toeneemen, voor al toen zij den handel met de Grieken, onderkoning Psammeticüs begonnen , en hun rijk voor nuttige vreemdelingen openzetten , die zij te vooren met groote minachting behandeld hadden, §. V. waar onder ten tijde van koning Amasis, de groote Solon en Pythagoras waren. §, XV. Maar niet minder was hun ftaatsbeftuur gefchikt, om den anders luien en traagen aart der Egyptenaaren tot arbeidzaamheid en naarijver aan te zetten. Want zodra aan het hof verdiensten beloond wierden, moest het beweegrad der eigenliefde. §. IX. de werkzaamheid van vlugge geesten gaande maaken , om eikanderen dsar in voor bij te ftreeven. Ja de openbaare redenvoeringen der priesteren dienden regt om het befmettend onkruid van vleijerij, dat de harten der vorsten zo zeer verpest, geheel uit te roeien; en om in plaats van dien door wijze lcsfen, de deugd in het hart te prenten, ten einde vorst en volk voor wangedrag te behoeden. Hierom moest Egypte^in die tijden wel uitmunten in kunsten en weeténfchap, pen boven andere volken; en in 't bijzonder kwam hun de landmeetkunde zeer te ftaade, om zo dra C5 II. HoOFDSTk Egypte. 3pkomst m bloei,  II. HoOFDST. Egypte, opkomst EN BLOEI. 42 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL de landen boven kwamen van de ovcrftroming hunne eigendommen weer te vinden. • Hun wijs ftaatsbeftuur was regt dienstbaar tot aankweeking van verftand , om dat groote geesten onder een zagte regeering den omkring hunner begrippen , zonder vreeze, in een meerdere ruimte kunnen uitbreiden. §. XVI. Het recht zo ongekreukt te handhaven zonder den vorst te ontzien, die even als zijn onderdaanen aan de wetten verbonden was , diende tot een uitfteekend middel ter beveiliging en befcherming der ingezetenen. De ftraffen bij de wetten, op misdrijven bepaald §. IX. waren regt gefchikt, om de ontrouw in de zaamenleving te verbannen , en het bloed en goed van een ieder burger voor moord en roof te behoeden. §. XVII. Het is waar, hunne wetten verdienen in alles die toejuiching niet, welke veelen wel daar aan geven, want de verdeeling bij §. VII. gemeld , was niet evenredig gefchikt, om de onderfcheide Handen in de burgerlijke maatfchappij, hun onderhoud te bezorgen ; neen ! des konings en der priesteren deel was te groot, in vergelijking van een talrijk volk ; bepaalingen van dien aart zijn niet gefchikt , om de algemeene welvaard beftendig en duurzaam te doen blijven. §. XVIII. Het gezag der priesters was ook te aanzienlijk, en moest van fchadelijke gevolgen voor het volk worden , te meer om dat zij maar  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 43 tot oogmerk hadden, om de regeringen te onderfteunen, en aan het priesterdom aanzien en voordeel te verfchaffen. ■ Hierom hadden zij ook over de voornaamfte ampten en bedieningen des rechts, ftaatspapieren , en jaarboeken befchikkingen. §. XIX. Het huwelijk tusfchen broeder en zuster §. IX. ftreedt tegen alle eerbaarheid. ■ De veelwijverij liep ook aan tegen de wijze ordonnantie Gods, want de genoegzaame gelijkheid in degeboortens der beide kunnen, toonen, dat ieder man maar eene vrouw kan hebben. In de anders wijze wet van Amazïs op den lediggang, en meer andere hier aangehaald, §. IX., was de ftraffe te groot in evenredigheid van de misdaad. §, XX. Hun godsdienst ftrekte tot oneer van het Opperwezen, die van zijn fchepzclen gediend wil worden in geest en waarheid; deze waarheid, fchoon bij hun vervalst, hielden de priesters om eigen belang bedekt voor het volk, hunne geesten vervullende met bijgeloof, afgodendienst en twijfelarij, wijl zij als priesters zelfs verdeeld in hunne begrippen noopens den godsdienst waren, hierom moesten zelfs hunne anders in veelen opzichten goede zeden, van gelijke bevlekt raaken. §, XXI. De gehegtheid aan hunne oude volksgebruiken , en de vijandfchap tegens nieuwigheden, was in zekeren opzicht wel goed; mits men veronderfteld, dat zij volmaakt en geen gebreken in hun gebruiken hadden; -— het geen bij alle vol- II. lOÜFDST. ÏGYPTE. 3PKOMST ÏJJ BLOEJ.  II. HüOFDST. Egypte. OPKOMST EN BLOEI. 44 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL ken het tegendeel blijkt: dit laatste dan van gelijke bij hun een onbetwistbaare waarheid zijnde, zo moest volgen, dat zij van de middelen tot verbetering in hun wetten , zeden, gewoontens, kunsten en wetenfchappen 'i voor altoos verftoken moesten blijven. Zekerlijk moet men wel bekennen, dat alle nieuwigheden en gebruiken , welke men van andere volken overneemt, niet alle tot verbetering ftrekken, maar dikwijls de meesten van dien fchadelijk en zede bedervende zijn; doch hier toe hebben wij als redelijke wezens de vermogens om keus te doen, tusfchen het goede en kwade §. XIV. en zijn wij verpligt het beste te kiezen, met verzaking van al het gene ons fchadelijk is; bijgevolge ziet men hier uit, in wat opzicht dit Platonisch ftelzel voor- en nadeelig kan wezen. §. XXII. De bepaling, dat de kinderen de handteering van hun ouders moesten oefenen, is mede niet overeenkomstig het gene ons de bevinding bij laateren tijd heeft geleerd. Neen ! de natuur leert ieder mensch, volgens de bij hem heerfchende genie, waartoe hij best gefchikt is; gaat men die tegen , en brengt men de vruchten van zijn geest onder llavernij, zoo komt hij nimmer tot regte rijpheid , om nuttig voor zich zeiven en de maatfchappij te worden. §. XXIII. Doch uit dit een en ander aangehaalde is genoeg blijkbaar, dat of fchoon dit rijk, gelijk alle andere volken, verfchillende lotgevallen van voor- en tegenfpoed heeft ondergaan , zij na  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 45 maate hun ftaatsgefteltenis wel of kwalijk gefield was, ook in evenredigheid de voordeden daar van genoten ; vooral zoo lange de uitwendige oorzaken tot hun voordeel mede werkten, en andere volken hun waar belang verwaarloosden door onbefchaafdheid, kwade zeden en gewoontens. Maar leeren ons de gefchiedenisfen der Egyptenaaren, en andere . volken, dat alle rijken , hoewel gevestigd, door inwendige misbruiken verzwakken, en eindelijk ten val komen, zoo zal ook de ordre vereifchen, dat wij hun verval nafpooren. AANMERKINGEN. §. XXIV. Bij §. IV. zagen wij het Egyptische rijk, onder hun koning Sesostres, in magt en vermogen toeneemen, en zijn rijk door magtige wingewesten uitbreiden. -— Dit rijk dus in vermogen toegenomen en door een verfcandig vorst geregeerd , en in landfchappen verdeeld, welke door waardige bevelhebbers wierden beftuurd , voorfpelden niet dan een duurzaame en algemeene welvaard. Maar het zelfde zwaard, waar me- . de hij onregtvaardig andere volken had overwonnen 5 hunne koningen ontkroond, en tot flaven voor zijn wagen gebruikte, wanneer hij na den tempel reedt, dreigde hem bij de te rug komst van zijn overwinningen, de hartader af te fteken. . Hier uit ziet men al het fpreekende voorbeeld, wat de gevolgen zijn, indien een vorst andere on« Et HOOFDST. Egypte. ervai*  II. IfoOFDST. EGYPTE. VERVAL. 46" OPKOMST, VERVAL. EN HERSTEL regtvaardig van hun bezittingen berooft; gemeen-' lijk valt den dwingeland dan het zelfde lot te beurt* dewijl hij door zijn voorbeeld zulks heeft gewet* tigd. §. XXV. Naa den dood van Sesöstris, nam omder zijn opvolgers het Egyptisch rijk af, het welk cok het gevolg is van alle diergelijke overmeesteringen wijl de overheerden altoos maar naar gelegenheid wagten , om zich van het juk der flavernij te ontflaan; hier komt bij dat de inwendige magt van groote rijken door de uitgebreidheid tè veel verdeeld en verzwakt raakt; vooral wanneer 's vorsten geest niet geë.venredigd is in bekwaamheden , naar de uitgeftrektheid van zijn rijk. De landvoogden of gebieders over de landfehappen maatigen zich dan het recht der vorsten aan, en ontflaan zich eindelijk van hun wettigen eed, waar van wij op zijn piaats verfcheiden voorbeelden zullen toonen. Ja ! de gefchiedenisfen leeren , dat juist die zelfde middelen, waar door de rijken hunne magt vergröoten, en wijd en zijd uitbreiden, ook wederom medewerken tot hun val. §. XXVI. De voorfpoed en welvaart, die de Egyptenaai en genooten , en de rijkdommen , die zij verkreegen , deeden vervolgens hunne zeden verbasteren ; hier door verloeren hunne deugdzaame wetten haar kragt. De deugd raakte verbannen , en wierd vervangen door de ondeugd. Vleijerij en een onbepaalde willekeurige magt, maakte de vorsten door weelde verwijft, of door misbrui*  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 47 ken hunner magt, tijrannen van hun volk. —— De verdeeling der landerijen §. VII. moest de foldaten der Egyptenaaren noodwendig verwijft maaken, want dezer belangen moesten meer voor de vrede , dan voor den oorlog wezen; te meer daalde Egyptenaaren van een luien en traagen aart waren §. XV., veroorzaakt door dien zij een groot gedeelte van het jaar, dat de landen overftroomd waren , werkeloos nederzaaten , en een warme Iuchtflreek bewoonden , die hun loom van aart maakte. De kunsten en wetenfchappen, bij hun geboeit onder het llaaffche juk van oude volksgewoonte , vlooden naar de vrije lucht van Griekenland. De Egyptenaaren waren hier in niet meer de leermeesters van andere volken. . Het bijgeloof in godsdienst maakte hun tot flaven van hunne priesters, en deze beoogden niet anders dan hun eige aanzien en voordeel en om de regeringen in hunne dwingelandijen te onderfleunen; zoo dat alles van hen op bedrog uitkwam. ■ Hierom veranderde de vaderlandsliefde in een dwaazc volkswaan, en de weelde maakte hen lafhartig. • Er ontbrak dus maar een dapper oorlogzugtig vorst, die van de zwakheid des Egyptifchen rijks gebruik maakende, hen overwon. ■—- Dit lot ondergingen zij ook onder Psamnitus , zoon van den grooten Amazis, wanneer Cambyzes, zoon van Cykus, Egypte veroverde, omtrent het jaar van 525. voor onze gemeene telling. §. XXVII. Men zegt, dat Cambyzis , om II. rloOFDST. Egypte. fERVAL  ÏL hoofdst. Egypte. verval. 48 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL Pelujïum, een 'fterke ftad, te veroveren, in het fpitS van zijn leger kattenbonden, fchapen, eft andere bij hun heilige dieren plaatfte ; de Egyptev,aars dit ziende, durfden toen geen pijlen op de Perzen ichieten, uit vreeze van hunne goden te treffen. Dit bijgeloof was dus oorzaak, dat Egypte een wingewest der Perzen wierd. §. XXVIII. Naa 194- jaaren onder de Perzen te hebben gedaan, werd Egypte door Alexander den Grooten overwonnen, waar door zij onder de magt der Grieken 301. Jaaren bleven , wanneer keizer Augustus hen afhanglijk van het Roomfche rijk maakte, onder het welke zij 369. jaaren donden , vervolgens zijn zij 298. jaaren cijnsbaar aan de Oosterfche Keizers geweest. De Saraceenen hebben onder hun Kalifen het 527. jaaren overheert, daar naa is het 352. jaaren onder de magt der Sultans geweest, en eindelijk is het door de Turken veroverd, die Egypte noch in hun magt hebben. TWEE.  der Voornaamste Volken. 4c DERDE HOOFDSTUK. C H I N A '($1 |» XXIX. 2reer veiTchillencie zijn de befchrijvingcn,die men van dit uitgcftrekt keizerrijk heeft verkregen. Ik zal mij niet in laaten, om de echtheid dier verhaalen te onderzoeken, maar alleen datgeene er van opgeven, het gene de meeste gronden van waarfchijnjijkheid heeft. §. XXX. De Chineezen, welke zeer veel overeenkomst hebben met de Egyptenaar;, roemen op de oudheid van hun rijk, en verhaalen daar zoo veel fabelen van, die niet waardig zijn op te noemen. Doch dit is zeker, dat men den ouderdom van dit rijk wel op 4000 jaar mag {tellen. §» XXXI. De Chineezen merken Cjiina aan, als ] één geflacht, waar van de keizer het hoofd is. Hij regeert in de höedaanigheid van Vader, het geene hem meerder magt geeft, dan eenig vorst in Eu- (V) Het ligt in het oostelijk gedeelte van Afie naar den kant van het zuiden in de gemaatigde luchtftreek; ten.noorden word het bepaald door het Chineesek Tartarije, ten oosten en zuiden door de C'hneefche Zee, en ten westen door een gedeelte van Tartarije en lndiëu. D 1 fff. HoÓFDSfi China. opkomst en bloei. Oudheid, legaringi  III. HOOFDST. China. OPKOMST E;1 BLOEI. Volkrijkheid. Werk*iaiaheid. 50 OPKOMST, VERVAL. EN HERSTEL ropa door geweld van wapenen of overheerfching kan verkrijgen , om dat de ouderlijke magt in China volftrekt en onbepaald is over hunne kinderen, wat jaaren zij mogen bereiken; hierom is de keizer de afgod der natie. Bij zijn overlijden word niet de oudfte zoon , maar de waardigfte zijner kinderen tot keizer verkooren. ■ De mandarijns óf onderkoningen hebben een greote magt, die ze zekerlijk wel eens misbruiken. De gunstelingen of gefnedene doen op 's keizers naam recht, het gene mede niet altoos de toets der rechtvaardigheid kan üftftaan; doch de Chineezen zijn aan de onderwerping zoo gewoon, en bezitten geen dapperheid genoeg om zich tegen onderdrukkingen te verzetten. ■ Adeldom heeft men niet in China, verdiensten is de weg ter bevordering tot hooge amptcn, zoo dat zelfs een landbouwer, die uitmunt in bekwaamheden, daar toe bevorderd word. §. XXXII. China is zoo volkrijk als een land in de wereld , bij de laatste telling bevond men in het zelve J9'798364. mannen bekwaam om de wapens te voeren; doch in de krijgskunde zijn ze het minste ervaaren. De ftreeken voornamentlijk, die niet verre van de rivieren leggen , zijn om zo te fpreekenmet fteden, vlekken en dorpen als bezaaid ; en in zommige Provintien de landftraaten zoo vol van menfehen als of men op een Europeefche jaarmarkt was. Hun volkrijkheid fchrijft men voornamenlijk* toe, aan den geest van werkzaamheid, die. de Chineezen bezielt in het'  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. gt bebouwen hunner landen, waar door elk Hjn beftaan kan vinden. Ieder is daar even werkzaam en ijvrig in zijn handwerk öf beroep en fpaarzaam in zijn levenswijze, waarom zij zich ook al vroeg in huwelijk begeven , om datze weinig nooddruft hebben door hun zuinigheid.—- De Kinderziekte daar onbekend, en de pest vreemd zijnde, zo kan men, wijl zij bij dit alles altoos in Vrede leven» met grond in eene eeuw wel een verdubbeling van menfehen tellen. —— En was het niet dat zomtijds door misgewasfen, er veelen door den honger omkwaamen, zo zou China, naar dien zij geen verzendinge naar volkplantingen hebben, al fpoedig meer inwoonders hebben dan hun land kon voeden. De geest van vaderlandsliefde be-, heerscht de Chineezen zoodanig, dat zij al het uit-I Iandfche veragten , en niets beminnen dan dat voortbrengzels van hun land , of van den arbeid van vernuft hunner landsgenooten zijn; zoo dat hun koophandel meest beftaat in eige producten, waar f toe de door kunst gegraven, of uit de natuur daarc zijnde kanaalen en rivieren , de vervoering zeer gemakkelijk en onkostbaar maaken. —- Hunne voornaamfte rijkdommen beftaan in mijnen van goud, zilver en andere metaalen, fpecerijen, zijden en allerbest bewerkt katoen, de beste thee, 't allerfchoonfte vernis, en de geachtfte porfelei- ncn. De binnelandfche handel naar de groote fteden is zo aanmerkelijk, dat de fchepen,wanneer zij bij eikanderen leggen, eene bijzondere Had D 2 ïrr. HoOFüdT, China, opkomst EN BLOEI» /aderindsliefde. ioophanel.  IL hoofdst. China. opkomst en bloei. Kunsten er wetenfehappen. Geleerdkeid. Landbouw. 52 OPKOMST, VERVAL EX HERSTEL fchijnen te vormen ; en een groote meenigte van menfehen leeft bij aanhoudenheid op dezelve. ■ De Europeaanen mogen alleen te Canton handelen, en waar in de Engelfchewel het meeste deel hebben. ■ Doch zij zijn vermaard van zeer bedrieglijk in den koophandel te zijn. §. XXXIII. In kunsten en wetenfehappen zijn zij even als de Egyptenaaren tot een zekeren trap gekomen, op welken zij blijven Uil liaan, naar dien zij geen fmaak tot nieuwigheden of ter verdere volmaaking daar in hebben. —— Voor den geleerden of geletterden is de leeftijd te kort, om alleen de fchrijfbeelden of caraclers te leeren kennen, die zij in hunne fchriften gebruiken, waarom ze ook niets nuttigs ter verbetering in litteratuur, kunsten of wetenfehappen kunnen voortbrengen. §. XXXIV. De landbouw is bij hun tot zo een groote volmaaktheid gekomen als' ergens. De keij zer gaat hun jaarlijks daar in voor, door zelfs op een zekeren bepaalden dag den ploeg te drijven, en op welken dag iri het gantfche rijk de onderkoningen in alle landfehappen het voorbeeld van den keizer daar in volgen. Al die in den landbouw eenige goede en voordeelige uitvindingen doet, krijgt treffelijke belooningen van den keizer. Men legt zich veel toe op koornvruchten en de rijst word aldaar meest geteeld, als noodzakelijkst tot voeding van de menigte des volks in China; waarom men ook geen boomen plant dan. op bergen, die niet bebouwd kunnen worden.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. SS Weilanden zijn er weinig, en met de ftoppels der koornvelden voeden zij dé beesten. Het land word met de grootfte voordeden aangelegd , en het gene uit den vruchtbaaren grond voortkomt, keert derwaarts weder, om hem op nieuws vruchtbaar te doen worden. —- Al wat uit zijn aart niet kan verdeeld worden als zee, rivieren en kanaalen, is algemeen. De fcheepvaart, visferij en jagt zijn voor een ieder vrij. §. XXXV. De belastingen komen uit de landen , en beftaan in het 10. tot het 30. deel der inkomften , naa maate dat de grond vruchtbaar is. Het overvloedige bergt men in magazijnen, en bewaart het voor tijden van gebrek, om dan uit te deden, want bij misgewasfen komt er door de volkrijkheid hongersnood, waar uit zulke oproeren ontflaan, die een meenigte van menfehen doen omkomen. In China geen dwingeland- fche leenwetten zijnde, zoo heeft men geen weezenlijke noch perfoonlijke flaverij. §. XXXVI. De beroemde zedekunde van den grooten Confucius, is door verregaande bijgeloovigheid bedorven, daar anders dezelve leer onvervalscht gevolgd, dit volk, in veele opzichten, boven anderen volken zou hebben doen uitmunten, om met en benevens hun ftaatsbeftuur tot een voorbeeld van naavolging te dienen. Maar fchadelijke misbruiken in dezen doen veel van hun roem hier in bezwalken. Ja der Chineezen ganfche phüofophie komt meest uit op het dwaa* D3 ir. hoofdst» China. opkomst en bloei. Belastiagen. Zedekim» de.  III. HooFDST. China, Oj'KOMST E>" BLOEI. 'Door de Tartaaren Veroverd. Geen aan» was of verval. j ] 1 J t I 1 54 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL lend gevoelen van een algemeene wereld-ziele, waar bij zij geen anderen god erkennen, dan de ftoffe, en derzelver inwoonende kragt, dat is, de wereld-ziele, of met den geest voorziene deelen der wereld. §. XXXVII. Schoon dit magtig rijk twee maal door de Tartaaren is veroverd, eerst in 1278. door de Mongaalfche Tartaaren, en naaderhand in 1640. door de Mantchionfche Tartaaren, wier geflacht noch regeert ; zoo gaf dit geen andere verandering, als of er door fterfgeval van den keizer een nieuwe in deszelfs plaats kwam; wijl regeringsvorm, godsdienst, zeden en volksgebruiken, in allen deele onveranderd bleven. §. XXXVIII. Hierom kan men ook zeggen, dat sr bij dit volk geen merkelijk verlchil van aanwas of verval befpeurd word; en hun rijk in beftendig. ieid van regeringsvorm, godsdienst en gewoon» ;ens een voorbeeld buiten weerga oplevert. - AANMERKINGEN. §. XXXIX, De beftendigheid van dit rijk kan nen wel meest aan de volgende oorzaaken toechrijven. -— Het gantfche rijk van China is 'an alle kanten door wateren en wildernisfen in;eflooten, zoo dat het door de natuur verfterkt, iet zeer de invallen van vijanden te vreezen lebbe, §, XL, De keizer heeft onnoembaars fchatten.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 5$ Zijn rijk is uitgebreid genoeg om hem alles op te leveren, wat hij komt te willen, ofte begeeren.— Hij heeft even ais het volk, een vijandfehap tegen de weelde , zeden , en gewoontens van vreemde natiën , en van alle nieuwigheden ftrijdig tegens de volksgebruiken ; waarom hij ook geen trek of begeerte , gelijk andere vorsten, kan hebben om zijne landpalen verder uit te zetten , of de rijkdommen van andere volken te bemagtigen. De aanhoudende, vrede maakt hem verwijft, en niet oorlogzuchtig. Maar voor al dient tot in ftandhouding van hun rijk, hunne vaste grondregelen inzedeleer en ftaatkunde, die of fchoon niet geheel vrij van misbruiken , nogthans zoo veel goeds nalaaten , dat er geen zigtbaar verval uit voortkomt. Neen , zoo lange verdiensten en bekwaamheden de eenige weg ter bevordering zijn , en gierigheid en andere onrechtvaardigheden-hun ftraffe vinden, wijl de vorst zelf een waakend oog daar op houd, kan het niet anders wezen, of het Chineeze rijk moet met al die gunstige omftandighedeoBwankelbaar het zelfde blijven. XLI. De geleerden kunnen ook van gelijken geen ontwerpen fmeeden, en zijn als afgefcheiden van het gemeen, door dien ieder een bijzondere taal heeft. Het volk zich alleen generende met den landbouw, handwerken, en binnenlandfchen koophandel, heeft een afkeer om andere landen te gaan bezoeken ; de minachting voor vreemde en verüaafdheid aan hun èige volksgebruiken, raaaken D 4 III. FIoOFDST. China. opkomst en blow.  III. hoofdst. China. opkomst fi.n bloei, 56 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL dat de Chineezen onveranderd dezelfde blijven - zoo dat de vreemde zeden of gewoontens, die andere volken verbasteren , bij hen geen de minste uitwerking doen. §. XLII. De fchoone fexe, welke door haaren mmzaamen omgang, de zeden verzagt, is hierin bedwang en dient maar om de dierlijke wellusten te voldoen. , Dit maakt dus dat de Chineezen van die verkeering geen voordeel trekken, ter befchaving van hun verftand en zeden. En eindelijk hunne llaaffche onderwerping aan de volksgebruiken, en vijandfchap tegen nieuwigheden maakt hun voor ontelbaare verbeeteringen onbekwaam , en doen hun gewoontens als in een mftmct. der natuur veranderen, waar door zij in dat opzicht aan deredenlooze dieren gelijk worden,  der voornaamste volken. 41 MONARCHIE van BABILON (». %. XLIII. De ftigter van dit Koningrijk zegt men, dat Nimrod geweest is, dje de ftad Balei . bouwde, kort na den zondvloed, en naar welken naam van Babel, de Monarchie van Babylonie of Babihn zijn naam ontleent. Het was in de eerste tijden een klein koningrijk, en is vervolgens door de Asfirïèft tot die hooge magt gekomen, en eerst beroemd geworden , gelijk we vervolgens zien zullen. §. XLIV. Dit rijk is naar het gevoelen dér beste fchrijvers tot een tak van het Asjlrifche rijk gemaakt door Pul, wiens oudftezoon Tiglat-Pilezer1 het Asfirifche , • en Nobanasser Babüon verkreeg De Tigris fcheidde deze rijken van één. Aan de noordoostzijde van die rivier lag Asjïriën, en aan; de zuidwestzijde Babiion; welk van een jonger tak afkomstig, in een volmaakte eendragtigheid,waarfchijnlijk eenigzins van den oudften tak afhanglijk zal zijn geweeft. Want dit niet Hellende, vind men onoverkomelijke zwaarigheden in de oorloos Babylonie lag ten zuiden van Mefopotmnie , iTrekkende zich uit tot aan de Pcrfifchc zee. Ten-oosten grensde net aan dat gedeelte van Perfie, dat Elam wierd genoemd, en, waar van het door den Tigris wierdt afgefcheiden, en ten westen grensde het aan woest Arabkn , iv. HOOFDST. Babilqn. OPKOMST EN BLOEI, Strekking rm hec ijk,  IV. hoofdst, Babilon. opkomst en bloei. Wie Sem r.vmis waf 681 Jaar voor Chris tus gebooi te. Regeering 5.8 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL gen van Asfirien met de Westerfche volken, omdat Babiion tusfchen beiden lag, en Asfiriïn van. deze volken fcheidde. §.XLV.Semiramis, die men zegt, dat Babiknge-ftigt of grootelijks verbeterd heeft, is waar chijn• lijk de vrouw van Nobanasser, Koning van BabiIon geweest. Een zijner opvolgeren Mardok- Eïipad , Was zekerlijk de Merodach-ealadan van de fchriftuur, aan wiens gezanten koning Hiskia zijn tuighuizen en fchatkamers liet zien. Deze koning zogt Hiskia in een verbond te trekken tegen Asfirien. §. LXVI. Assar-adden, of volgens de fchriftuur Esar-haddon, koning van Asfirien, verkreeg het koningrijk van Babiion, waar door deze twee #magtige rijken onder één koning kwamen. Het wierd vervolgens geregeerd door koningen, die zo veel als landvoogden van de Asjirifche keizeren te JVineye waren , tot den tijd dat Nabopalassar, krijgsoverfte der Asjirifche troepen in Kaldea, tegen zijn vorst Sarak opftond, en met behulp dér Meders het koningrijk van Balilon veroverde, en het Asjirifche rijk verdelgde. Men meent dat Nabopalassar een afftammeling van Nabonassar, den jongden zoon van Pul was, van wiens ftam in het vervolg het rijk van Babiion door den oudften Affirifchen ftam was veroverd. Hij nam de gelegenheid waar, om zijn recht te doen gelden ,-• in een tijd dat de Meders onder hun koning Astiages tegen Asfirien opftonden.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 53 §. XLVII. De groote Nebitkadnezar , zoon en opvolger van Nabopalassar, bragt het overfchöt van het Asfirifche rijk geheel onder de gehoorzaamheid van den troon van Babilon. Hij mag met recht de eerde Babilonifche monarch genaamd worden: naa dat hij zijn magt in het westen gevestigd , en zijn dad Babilon grootelijks vercierd en vergroot had, droomde deze vorst dien droom, welke wij bij Dan. 2. vinden. §. XLVIII. Ik zal mij niet ophouden, om alles op te haaien, het gene in de fchriftuur van dezen grooten monarch, en zijne overwinningenis aan. geteekend. Bij Dan. IV. 10—17. vind men dien bekenden droom, en daar opvolgende vernedering van dezen grooten vorst; naardien hij door trotsheid vervoerd, zijne uitgebreide heerlijkheid van zijn paleis aanfchouwende, uitriep, „ is dit fi niet het groote Babilon, dat ik gebouwd heb tot een „ huis des koningrijks, door de fterkte mijner magt, „ en ter eere mijner heerlijkheid (V). §. XLIX. Doch hij had naauwlijks deze woor-1 den uitgefproken , of daar viel een dem uit denr hemel, zeggende; u o koning Nebukadnezar word] gezegd , het koningrijk is van uw weggegaan (b). Hier op wierd hij verdooten van onder de menfehen, en woonde bij de beesten des vëlds, „ en „, at gras gelijk de os/en, en zijn lichaam wierd naf (,7) Dan. IV. 30. .#>) Dan. fTs 3?. IV. HoOFD'sx. Babilon. opkomst én bloei. 605 Nebukadnezar, ferncdeing van Iebukad- EZAIU  IV. KoOFDTS. Babilon. opkomst en bloei. Regiering. 6b OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL 5, gemaakt door den dauw des hemels, tot dat zijn hair wiesch als der arenden vederen. In dezen ftaat bleef hij volgens de h. fchrift zeven tijden, of zeven jaaren , wanneer ten einde dier dagen, zijn verftand weer in hem kwam, en hij den allerhoogften loofde en verheerlijkte; zo kwamen zijne raadsheeren en geweldigen, en zetteden hem op zijnen throon. Hij regeerde noch een jaar met zeer veel roem, cn zettcde zijn zoon Evilmekodach,. of Belzazar gevangen > omzijn, geduurende dien tijd gehoudene , ïlegte rijksbeftuuring. Naa den dood van Nebukadnezar verviel het rijk, ge» lijk we op zijn plaats zullen zien. AANMERKINGEN. §. L. De regeering van dit rijk is zekerlijk oppermagtig geweest; hun koningen waren eigendunkelijke vorsten , en die zich zelfs, naa dat hun rijk zo gedugt wierd, als goden lieten eeren , om daar door het volk met vrees en fchrik voor zich te doen vervullen. ■ Hierom lieten de groote overheerfchers van het oosten zich zelden aan hunne onderdaanen zien, zich .te heerlijk achtende om van gemeene oogen aanfchouwd te worden. Deze trotze vorsten beftuurden het rijk door amptenaars van verfcheidene zoorten, zo die tot het; burgerlijke , als tot den oorlog behoorden. De mindere overheden waren wederom verdeeld in vorsten, landvoogden, oversten , regters, fchat*  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 6l bewaarders , raadsheeren en amptlieden , zo dar hun niets ontbrak om het rijk in goede rust en orde te houden. De huishouding van den vorst was overeenkomstig zijn verheven ftaat. Zijn voornaamfte bedienden waren de oversten zijner trawanten , aan wien bevolen was de uitvoering zijner willekeurige beveelen. De overfte der gefnedenen had het beftuur over de opvoeding, en het onderhoud der jongelingen van het paleis. ■ Zijn eerfte ftaatsdienaar was even als deTurkfe vizier, en zat in de poorten deskonings, om -Magten te hooren en vonnisfen te vellen ; ■ verder had de vorst nog oversten van de tovenaars, die hem alles moesten zeggen, wat hij weeten wilde. ' Zijn bedienden moesten altoos uitfteeken in fchoonheid, volgens gewoonte bij de oosterïchë volken in gebruik. §. LI. Hunne wetten waren gefchikt naar die eigendunkelijke regeringsvorm, en de ftraffe wreed en tirannig: want onthoofden, in ftukken houwen, het huis van de fchuldigen tot een drekhoop maken, en het branden in een vuurigeft oven, blijkt uit de gewijde en ongewijde' bladen , hun ge* woone ftraffen te zijn geweest. —— Eenewetwas er die bijzonder ftrekte tot voortplanting van het menschdom , naamentlijk dat niemand zijn eige dogters mogt uittrouwen , maar dat zulks op ordre des konings gedaan wierd , die altoos zorgde dat de fchconften zoo wel als de Ielijkften uitgehuwelijkt wierden, welke laatsten dan zoo veel geld IV. flOOFDST. Babjlön. OPKOMST EK BLOEI. iVetten.  IV. hoofdst. Babilon. opkomst en bloei. Godsdienst , en geleerdheid ondei de Priesters. Óngebonde zeden. •1 62 OPKOMST, VERVAL EN HERSTËL ten huwelijk verkregen, dat ze alzo greetig wierden gezogt als de fchoonften ; door welk middel er genoegzaam geen ongehuwden konden overblijven. In hun godsdienst waren zij bijgeloovig, en afgodendienaars, en de grondleggers van den Sabeifen godsdienst. De Kalleen waren hunne priestersen geleerden, zoo in ftaatkunde, godsdienst, meetkunde en ftarrewichelarij , en daarom zoo hoog geacht bij den vorst en het volk, even als deEgiptifchepriesters in hun land; doch hunne philofophie kwam meest uit op afgoderij , bijgeloof en bedrog. Het geheime hunner leer bedekten zij door eene verbloemde leerwijze voor het volk, dus was hun oogmerk niet om het gene waar en goed is te zoeken, maar om vorst en volk te bedriegen. Ja, wat men ook van hunne philofophie roemt, zo fteunt zulks op onzekere verdagte en meest al verfierde berigten. ■ §. LUI. Hun zeden , voor al toen zij tot die grootheid liegen, waren ruw. Ter eere van V.enus moest ieder Babylonifche vrouw eens in haar leven zich in den tempel van Vernis aan vreemdelingen ten beste geven. Het geld datze daar voor genoten moest door haar niet verfmaad, maar voor leilig gehouden worden. Op het voorbeeld hunner vorsten waren zij zeer wellustig en ongebonden; ouders en mans gaven om een ftukgelds, lunne vrouwe en kinderen aan hunne gasten ten >esten. Door drank verhit, wierden de vrou.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. CrA wen bij hunne ongebondenheid toegelaaten , alwaar ze zich uitkieeden, en geheel naakt vertoonden. -—— In hun kleeding waren ze boven maaten buitcnfpoorig, pragtig en verwijfd. §. LIV. Uit de puinhoopen van Perfepolis op de Babilonifche wijze gebouwd, is genoeg te zien, fchoon ze daar in beneden de Grieken gefield moeten worden, dat zij goede kunstenaars en werklieden onder hun gehad hebben, blijkens ook hec berugte Babilon door hun gebouwd. In kostelijke borduurwerken, pragtige kleederen, heerlijke tapijten en fijn linnen, waren zij zeer beroemd. De fterrekunde is van de Babyloniers en Chaldeemven oorfpronglijk, en wel uit de Astrologie of ftarrewichlaarij der priesters, waar toe zij een verbaazenden hoogen toorn in den tempel van Jupiter hadden, dienende tot flerrekundigewaarnemingen. Schoon men van hunnen koophandel niet veel kan \ zeggen, is het evenwel waarfchijnlijk, dat die1 zeer onder hun gebloeid moet hebben , wijl hun land daar zeer toe gelegen , en door de rivieren den Eufraat en de Tigres zeer gefchikt toe was, om met de nabuurige volken handel te drijven, blijkens ook het gene ons de H. Schrift, zoo in de Profeten als in de Openbaaringe (a) daar van zegt, Babilon word aldaar befchreven als gevallen, • en verder ■ „ en de kooplieden der aarde zul- *, len ween en, en rouwe maaken over haar, om 00 Openb. XVIJJ. 2, 11-19» IV. hoofdst. Babilon. opkomst en' bloei. Goede kunstenaar». foophan» lel.  IV. hoofdst. Babilon. opkomst en bloei. 64 OPKOMST, VERVAL EN HERSTÉL dat niemand haar waaren meer en koopt, waarefi „ van goud, ende van zilver, ende van kostelijk: ,-, gefteente, ende van peerlen, ende van fijn lijn'. ,, waat, ende van purper, ende van zijde,ende „ van fcharlaaken i ende allerlei ijvoren vaaten, „ ende allerlei vaaten van het köstelijkfte hout, ,, ende van koper, ende van ijzer, ende Van mar„ merfteen ende kanneel, ende reukwerk, ende „ welriekende zaive, ende wierook, ende wijn, si ende olie, 'ende meelbloemen, ende tarwe enz." §. LV. Uit het gene we maar kortelijk van deeze gróóte monarchie gezegd hebben, is genoeg te zien, dat zij haare grootheid gevestigd heeft op de puinhopen van het Asjirifche rijk, en het welke zij met de Meders vereenigt overmeesterde. Zo lang deze gedugte monarchie geen magtige mededinger kreeg, wist ze zich door vrees en geweld .{taande te houden , maar we zullen vervolgens zien, wanneer wijsheid, als de grondzuilen van zulke magtige monarchien , ondermijnd worden, door tijrannij , dwaasheid, weelde, en verwijfdheid ; dat dan deze groote gevaartens door hunne eige zwaarte fpoedig vallen , om dat het inwendig bederf daar dc gelegenheid toe geeft. §. LVI. Nebukadnezar geftorven zijnde, beklom zijn zoon Evil-Merodach , waarfcbijnlijk Belsazar, den throon, deze vorst, onder voorwendzei van een jagtpartij , de Meders aangevallen hebbende , zo trok deszelfs koning , dit geweld hoorende , tegen hem op , en verfloeg hem met  DÈR VOORNAAMSTE VÓLKEN» 6$ behulp van Cyrus, coen noch maar i<5 jaaren oud, en dreef Ijelsazar tot zijne grenzen te rug. Deze Babilonifche vorst was om zijn lui- en boosheid Ondragelijk in de oogen zijner onderdaanen , hij Werd door zijn zusters man Nericlissar, die meri met grond meent Darius de Meder te zijn geweest, verraderlijk vermoord. Deze vorst , ziende ' dat de Meders en Peifianen hem zogten te ontrusten , zond gezanten naar de koningen van Lidie, Kappadocië , Fiigië, Karii, 1'aflagonii, de Indien en Cilicië) hun ophitzeude, dat de Meders en Perfianen naar de opperheerfchappij van alle deze koningrijken ftonden. Hier op begon de oorlog tegen de Meders en Perfianen, welke Daruts met zijn bondgenooten vevfloegen. Darius fneuvel- E de in den (lag, en zijn zoon en ^rijksopvolger v Laboroarchod wierd na een korte regering door Nobonadius , kleinzoon van Nebukadnezar, omgebragt; waar door de fcepter weer in het oude Asjirifche of Babilonifche ftamhuis overging. —— Men zegt, dat door de fchrandere regeringe van zijn moeder , Js'itokris, Cyrus genoodzaakt was, zijn vijandlijkheden tegen het Babilonifche rijk zoo lang te ftaalcen, tot dat hij eerst door zijne wapenen de nabuurige koningrijken had te ondergebraut. Deze koninginne verfterkte Babilon met muuren. Naa haar dood is dit rijk door Cyrus C\ overweldigd. Ik zal mij niet inlaaten over de ge °v fchillen. die men heeft over den naam hunner laatste ^ koningen, 't zij genoeg dat de H. Schrift zelve £ FlOOFDSTi Babilon» r'ERVAL. ARIÜS :rllage!h rus invet t Babi'  IV. hoofdst. Babilon. verval 66 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL zegt, dat de Meders dit rijk hebben ingenomen. AANMERKINGEN. §. LVII. Het is opmerkelijk, dat alle magtige Monarchven,.uit overmeesteringe geboren, door dezelfde middelen ten val komen; en hoe fchielijker haar opkomst is,hoe fpoedigerzij weder ten val naaderen, om reden dat derzelver troon op geweld en heerschzugt gevestigd, haar vorsten de vastigheid van dien Hellen in hun overwinnende wapenen : zonder op te merken dat zij zelve door hun voorbeeld het zaad van oproer en verdeeldheid zaaien, het geen weelig opwasfende in eenen bedurven zedeloozen grond, zoo veel verraders, tijrannen en vorstenmoorders voortbrengt, als er helden geboren worden, welke laatsten, als dan het meest te dugten, door eige, of geleende magt, al veeltijds den val dezer rijken bewerken , en die zelve overmeesteren, of om eigen belang ter verkrijging van meerdere magt aan hunne vijanden overleveren; welke waarheid ons de gefchiedenisfen Overvloedig bevestigen. Ja ! dit Babyion is naa verloop van tijd zo vervallen en verwoest, dat tegenwoordig naauwlijks de plaats meer te vinden is, daar het gebouwd is geweest. Gelijk dc Propheten voorzegd hadden.  DER VOORNAAMSTE VOLKËN» 6? VIJFDE HOOFDSTUK. MONARCHIE van ASSIRIE (*> §. LVIII. De nette tijd der ftigting van deze magtige monarchie,is niet wel te bepalen, zoo min als haar juiste uitgeftrektheid. Men meent , dat zij haar naam ontleend heeft van Assür, den zoon van Sem. Volgens de H. Schriftuur, is zij het tweede öu'dfle koningrijk na Babel of Babilon; en met dit laatste rijk in het vervolg door overheerfchingen als in een gefmolten. -—• Onder haar koning PuL; begon deze monarchie eerst gevreest en ontzag-' • Üjk te worden. Nineve was er de hoofdftad van,! zijnde een der grootfte fteden, die in de gantfche1 wereld zijn bekend geweest. \ §. LIX. Degeachtfte fchrijvers ftellen, dat tenz dezen tijde de Meders en Babyloniers onder haarV Cijnsbaar warén. Menahem, die door het ombrengen van SaLLüim, koning van Israël was geworden , kogt voor iooo. talenten zilvers den hertogt der Asfiriërs, die in zijn land gevallen waren. O) Het gene van ouds Asfiriè' genoemd wierd, ligt ten noordoosten van den %rMröötn , die het zelve affcheid van Mefopotanuè, ten noorden grenst het aan Armenië, tc& oosten aan Meden en ten zuiden gedeeltelijk aan Perfii, E 1 % hoofdst» \ssirie. )pkomst bloei» 7f» vöö* Christus mder den :oning 'ul begöri isfiri'é erst oncaglijk te morden.  V. iioofdst. Assiiue. opkomst en bloei. TlGLATPlLESAR voert Israël gevanglijknaa Asfirië. 740. V001 Christus. De koning van Asfirien helpt den koning van 'Juda tegen den koning van Damaskus en Israël. 728. Voor Christus. 721. 7*7- 713. Juda onder fchatting van Asfirië. 68 OPKOMST , VERVAL EN HERSTEL §. LX. Tiglat-Pilesar , opvolger van Put, zette zijn overwinningen verder voort, viel in het koningrijk- Israël, nam Ton in , en verfcheidene lieden in Gihad en Galilea met het gantfche land Nafthali, en voerden deszelfs inwoonders gevankelijk naa AsFiriën, om hen dus door verzwakking des te beter cijnsbaar te houden. §. LXI. Achas, koning van Juda, door Resin koning van Damaskus, en Pekah koning van Israël aangevallen zijnde, verzogt de hulp van TiglatPilezar j met aanbieding van hulde, en èen gefchenk van al wat hij had, om uit de handen der koningen van Damaskus en Israël gered te worden. Op welk verzoek, gefchenk, en erkentenis, de koning van Asfirien naar Damaskus trok, die Had innam , Resin hun koning verfloeg , en het volk na Kir vervoerde , en maakte dus een einde van dat oude koningrijk. Gelijk ook Salmanasser zijn opvolger, het koningrijk Israël veroverde en hun gevanglijk wegvoerde na Asfiriën, hun land vervullende met vreemdelingen uit Babel, Kuta, Ava, Haniat en Sefarvajem. Dezelfde vorst breidde zijn magt ook over Sirië en Fenicië uit, deed Tirus den oorlog aan : de lieden Sidon, Arke, Pale-tirus vielen den Tiriers af, en gingen tot hem over. §. LXII. Sennacherib , opvolger van Salmaneser , beflooten hebbende het koningrijk Juda onder fchatting te brengen, verfcheen aan het hoofd van een talrijk leger, nam alles weg, wat  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 69 hem voorkwam. Hiskia koning van Juda bood hem fchatting aan , en betaalde voor den aftogt 300. talenten zilvèrs en 30. talenten gouds; maar de koning van Asfirië handelde trouwloos met Hiskia, en zond zijn drie bevelhebbers, Tartan, Rabsaris en Rabsake, met een groot leger naar Jerufalem. Rabsake gaf aldaar ten aanhooren van de Jood/die gemagtigden, en het volk dat op de ftadsmuuren ftond, groot op van de magt zijns konings , hun aanmaanende, zich van Hiskia niet te laaten bedriegen, noch op hun God te betrouwen, wijl de goden van andere volken niet in ftaat geweest waren om de Asjirifche magt te weerftaan. - Doch berigt ontfangende, dat Tirhaka, koning van Morenland,hem met een flag en inval dreigde, trok hij af, maar Rabsake keerde andermaal weder te rug naar Jerufalem, hoonende eerst bij monde, en vervolgens bij een brief den God Israèls en hun koning Hiskia. De Schrift zegt dat een Engel des Hceren 185000 Asfyriërs in hun legerplaats ver-, doeg. Sennacherib vertrok weder naar As¬ firië, en nam zijn verblijf te Niiieve , alwaar hij van zijn volk met veragting behandeld wordende, nors en tirannig werd; laatende in het bijzonder zijn woede vallen op de Hebreen, waar van ] hij er meenig onbarmhartig ter dood liet bren-1 gen. Eindelijk maakte hij zich zoo gehaat, date zijn twee zoonen Adrammelech en Siarazar2 hem om 't leven bragten. Zij naamen daar op de f vlugt naar Armenië, en zijn derde zoon Esar-ï E3 V. HOOFDST. ASSIRIE. OPKOMST EN BLOEI. R-A^SAICE ïoonjt den 3-od ls•a'dls, en ;en Engel les lleerc 'erilaat ïera. )e koning ■an Jsfiië word oor zijn oons omebragt1 den teiael.  V, Hqofdst, assirie. opkomst JSN bloei. /•io. , 081, 6d8, «48, 70 OPKOMST } VERVAL EN HERSTEL haddon werd koning in zijn plaats. Hij was een dapperen gelukkig vorst, en verkreeg het Babilonifche koningrijk, door dien hun koningen uitgeftorven waren, en hij daar aan vermaagtfchap was; ten minsten het is welzoo waarfchijnlijk,als dat hij zulks door geweld zou verrigt hebben , om dat onder zijn vader Sennacherib het Asjirifche rijk al fterk verviel, en de Meders hen afgevallen waren, §, LXIII. Door de vereeniging van deze twee magtige rijken, wierd deze vorst in ftaat gefteld, zijn magt verder uit te breiden; hij overwon Sim en het overfchot van Israël en 't koningrijk van Juda , en voerde hun gevankelijk met Manassë , koning van Juda, naar Babel. ■■ Egypten en Moorenland bragt hij van gelijken te onder, en voerde hun mede gevankelijk weg; hij breidde zijne heerfchappij door nog meerdere overwinningen wijd en zijd uit, en ftierf naa een lange en roemrijke regeering. Onder zijn zoon Saosduohinus of Saqsducheus meent men met groote waarfchijnlijkheid , dat Manasse in zijn koningrijk herfteld werd, en Egypte zijn vrijheid weder kreeg. §« LXIV, Zijn zoon en opvolger Chiniladan word op goeden grond veronderfteld Nabüchodonqüqr te zijn, waar van in het boek van Judith gewaagd word. Hij overwon de Meders, verwoestte hun hoofdftad, en doodde in een gevegt hun ko* ping Arfaxad, Vermeeten op zijn magt, be, raadflaagde hij met zijn Edelen en dienaars, om de pntfche- aarde te verdrukken, en alle vleesch tg  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 71 vernielen dat hem tegen ftond. Holofernus t zijn overfte kreeg last, deze zijn beveelen uit te voeren, en wendde zijn wapenen naar het westen,1 daar hij alles overwon, of cijnsbaar maakte, datj hem voorkwam. Naar deze gewesten onder gehoorzaamheid te hebben gebragt, trok hij naar de vlakte van Esdrelon en Judea; alle volken van fchrik voor zijne wapenen doende beeven. Bethulië, een fterke plaats, den Jooden toebehoorende, belegerd hebbende, verfcheen voor Holofernes de fchoone Judith , welke door haare redenen zijn hart wist in te neemen. Op den tijd dien hij tot vervulling zijner begeerte gefield had, toonde Judith zich bereid, en Holofernes zeer veel wijnsj gedronken hebbende, floeg zij hem 's nagts met zijnè eigen zwaerd het hoofd af, en nam het in flilte met zich naar de belegerden. De Asfiriers hun veldheer gedood vindende, vlugten met agterlaating van al hun fchatten en verdere goederen. . §. LXV. Na den dood van Nabuchodonosor, zullen we op zijn plaats zien, het verval van deze gedugte eerfle Monarchie. AANMERKINGEN. %. LXVI. Wat hun regering belangt, hier vani kan men met grond weinig zeggen. Dat het erfelijk was, is gebleken, en om dat hun gezag willekeurig was , zullen hun wetten in dien fmaak gerigt waarfchijnelijk van 't beste zoort niet zijn gc. E 4 v. loOFDST. LSSIR1E. '1'KOMST N BLOEI. UDITH ood Ho- OFERNES. .egeering.  V. iioofdst Assirie, OPKOMST EN BLOEI, Godsdienst, VSÜVAL, 00 JeH |( 19, fZ OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL weest. In hun godsdienst waren zij afgoden die. naars, In hun gewoontens, kunsten, geleerd, heid en hanteringe, is het denkelijk dat zij weinig met de Babyhniers verfchilden, om dat deze rijken als in een waren gefmolten. §. LXVII, Om nu alle de in en uitwendige zaa, menloopende omftandigheden, van de Asfmfche Monarchie naauwkeurig op te geven, is genoeg, zaam onmogelijk, om de nevels van duisterheiden verfchillen, waar mede hunne gefchiedenisfen om, zwagteld zijn, Waarfchijnlijk zijn ze hunne grootheid aan hunne eige dapperheid verfchuldigt. Hier kwam bij , dat God hun tot een roede ge,' br.uikte om zijn volk, en meer andere in hun zeden bedorvene natiën, te ftraffen; volgens de voorzegging van den profeet Jefaja f», Hoe lang hun heerfchappij geduurt heeft, kan met geen zeker, heid bepaald, worden, wijl de geleerden nopens het begin dezer monarchie het niet eens zijn, §. LXVIII. Deze magtige monarchie, onder Nabüchodonosor tot die hoogte zijnde geklom, men, dat alles voor zijn overwinnende wapenen, bukte, verviel in eens plotzelijk ter neder, onder zijn opvolger Sarak. Deze Asjirifche vorst gaf het Dpzicht zijner troepen in Kaldea, aan NqbopoeLAssar, welke tegen hem opftond en van het ko, aingrijk van Babilon zich meester maakte. Hij fpapde zaamen met Astiages koning der Meders,  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 73 en verzogt dezen zijn dogter voor zijn zoon Nebucadnezar ten huwelijk; waar na zij vereenigd door een verbond den Asfirifchen koning den oorlog verklaarden, die bevreesd voor het onheil dat hem dreigde, de uitkomst niet durfde afwagten, maar, zoo men zegt, zijn palcis, en te gelijk zich zelve verbrandde. Dit is ten minsten zeker , dat door de wapenen der Bakiloniers en Meders, het Asjirifche rijk verdelgd werd , overeenkomstig de voorzegginge van den Profeet Jefaja Cap. 5: 19. 14: 05. en 30. 31: 8-9. en van Ezech. 31; 3—17. cn Nahum 3: 18—19. waar door deze groote monarchie, na dat God ze tot een roede voor anderen gebruikt had, in eens wierd verdelgd. Een blijk, hoe ras de magtigfte rijken kunnen ten val komen, als maar de in- en uitwendige omftandigheden daar toe zaamenloopen , het zelfde zwaard dat dit Asfidsch rijk met geweld had doen heerfchen, en andere volken tot flaven gemaakt, ftak het in eens de hart-ader af. Een lot gemeenlijk eigen aan alle overheerfchende vorsten; hun voorbeeld wekt anderen tot navolging op; dezelfde oorzaken brengen dezelfde uitwerkzels voort; de overheerde volken of magtige en oproerige rijksgrooten wagten maar naar gelegenheid om hun juk af te fchudden, en brengen dan op hun beurt hunne overheerfchers tot dezelfde flavernij, waar onder zij gebukt hebben gegaan, HOOFDST. ASSIRIE. VERVAL.  VI. hoofdst. Medie. opkomst. Ligging van Medië. I 74 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL ZESDE HOOFDSTUK. MONARCHIE van MEDIE. §. LXIX. Dit eertijds magtig keizerrijk ontleent zijn naam van Madai, den derden zoon van Jafet. Het grensde naar het noorden aan de Kafpifche zee , ten zuiden aan Perfis , Sufiane en Asfirië, in't oosten aan Parthië en Hircanïê, en in 't westen aan groot Menie. Volgens de laatste verdeeling, was het eene groot Medie', en 't ander Atropatisch Medië, welk laatste tusfchen den berg Kaukafus en de Kafpifche zee lag, en een koud, bar en woest land was, en daarom gebruikt werd tot een' woonplaats voor veele gevangene Jsraëliten, na de verovering van dat koningrijk. De hoofdftad van dit gedeelte was Gaza of Gaztz. De Kaotufiërs en Kafpiërs, bewoonders van dit gewest, waren woeste menfehen , oorfpronkelijk van de Skithen. Het groot Medie grensde aan Perfis, Parthië, Hircanië, de Hirkanifche zee en Atropa- tene. Ekbatana was de hoofdftad van deze wijd uitgeftrekte Medifche monarchie, en door Dejokes geftigt, welke de eerste vorst was, die in Medië regeerde, toen de inwoonders het Asjirifche juk hadden afgefchud. Deze ftad was berugt doer zijn hooge muuren. Het noordelijk ge-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 75 dcelte van Medië is koud en onvrugtbaar, maar het zuidelijk vrugtbaar en vermaakelijk. §. LXX. Hun regeering was eenhoofdig en zij zijn door Pol onder het Asjirifche gebragt; doch ten tijde van Sennacherib, koning van Asjiriën, wierpen zij dat juk weer af, en vielen in een zoort van regeeringloosheid, tot aan de regeering van Dejokis , die hun als een oppermagtig vorst rcgeerds. Om zijn ontzag te doen gelden, liet hij niemand toe om hem te zien , dan zijn dienaars: hij liet zich als een god eeren, en maakte op alles zeer wijze befchikkingen, en ftelde op overtredinge zwaare ftraffe, die deMeders ook nodig hadden, om hun woest en ongebondenheid door de regeringloosheid veroorzaakt. §. LXXI. Zijn kleinzoon Kiaxares , bragt het Perfifche rijk niet alléén te onder , maar nam de Asfiriërs ook weer af, al het gene zij van zijn vader Fraortes hadden gewonnen, en belegerde vervolgens hun hoofdftad Nineve; doch welk beleg hij moest opbreekcn, door dien de Skithen in zijn rijk vielen, en daar veel verwoestingen aanregtten. Na dat deze volken 28 jaaren een groot gedeelte lands in zijn rijk hadden bezeeten, liet hij deze natie, na hun op een groot feest eerst dronken te hebben gemaakt, meest vermoorden ; waar door Kïaxares zijn land verloste van de onderdrukking der Skil'hen. Eenige jaaren laater vereenigde hij zich met Nebucadnezar koning van Babihn , en verdelgde het Asjirifche rijk met de ftad JSin?, VT. HoOFDTS. Medie. OPKOMST. Regeering. Kiaxares bragt bet Perfifche rijk te onder.  ■ IV. hoofdst. Medie. opkomst. Zeden en gewoontens. i ] i 1 7$ OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL w' vo!gens de voorzegging van den profeet Nahum (a). §. LXXII. Zijn verdere overwinningen vind men bij Ezech. 32: 22-30. hier door werd het koningrijk van Medië tot een magtig keizerrijk Verheven. Astrages, in de fchriftuur Ahasueros, opvolger van zijn vader Kiaxares , gaf zijn dogter Mandane aan Kambtses een Perfiaan, uit welk huwelijk gefprooten is Cyrus, ftigter van de Perfiaanfche monarchie. Astrages wierd opge¬ volgd door Kiaxares, oom van Cyrus, die met dezen laatsten het Babylonifche rijk overwon, en met hem in gemeenfchap deze wijd uitgeftrekte heerfchappije regeerde. Op dit tijdftip beginnen de Medifche en Perfifche heerfchappijen zich zodanig in een te fmelten, daowe om in geen gefchillen te treeden , het verdere zullen fpaaren tot de Perdaanfche regering. AANMERKINGEN. §. LXXIII. Wat nu noch kortelijk hun zeden m gewoontens betreft, zoo waren zij, fchoon wel :er oorlogzugtig , vervolgens een der verwijfdfte latien van Afië. Zij gebruikten in den oorlog vergiftige pijlen. De veelheid van vrouwen was hun )ij een wet verboden. Men zegt ook, dat zij de O) Nahum 3: 1. 2: 1. 3: 2. 3. 2: 3. 4. 3, $ e„ & ; 5. 11. ia. 3: 6. 7, o. 10. xi en 12.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 77 eerfle geweest zijn, die gefneedene gemaakt hebben, het gene ook zeer waarfchijniijk is, om dat het anders onmogelijk was , dat ieder man zeven vrouwen kon hebben, indien zij geen gefnedenen maakten, of uit andere landen hun vrouwen toegevoerd wierden, §. LXX1V. Hun wetten en godsdienst, hadden veel overeenkomst met dePerfiaanfche. Volgens de h. fchrift mogt de wet der Meders niet herroepen worden (a). Hunnen koningen bewezen zij godsdienftige eere, noemden hen groot en koning oijioning der koningen. §. LXXV. Omtrent hun kunsten, geleerdheid, en koopmanfchap, zijn wij in groote duisterheid, en zulks is zoo vermengt met dat gene, welke wij omtrent de Perfiaanen noch moeten verhandelen, dat wij het verdere dezen aangaande onder dat articul zullen plaatzen. AANMERKINGEN. §. LXXVI. Deze monarchie heeft op zich zelfs niet lang gellaan. Ongebondenheid, verwijfdheid en geheel bedorven zeden maakten hen niet befland om lange ftaande te blijven. Onder Cyrus, heeft deze monarchie een einde genomen , en is onder de Perfifche regeering overgegaan. • ;(a) Dan. 4; 9. vr. hoofdst. Medje. OPKOMST. Wetten. Kunsten en weten-, fchappen. fEKVXIt»'  vil /HoOFDST. Persien. opkomst en bloei. Naam van Perjien. Regeering van Cyaus. i 78 OPKOMST, VERVAL EN HËRSTËL ZEVENDE HOOFDSTUK. MONARCHIE van PERSIEN Qa). §. LXXVII. De oudfte naam van Perfien is na Elam, zoon van Sem. Zoo dat, volgens het gevoelen der beste uitleggeren der h. fchrift, de ElamU ten de voorouders van de Perfiaanen waren. Dit is ten minsten zeker , dat zij een der oudfte volken zijn , en volgens het gevoelen der geleerden, al magtig waren ten tijde van Abraham: maar hün naam werd eerst beroemd onder Cyrus. Het geen men van dien grooten vorst verhaald, en met de h. fchrift daar van over een wil brengen, vind bij alle geleerden niet denzelfden ingang; doch hier in ftemmen ze overeen, dat hij de grondlegger en uitbreider is geweest, van een magtig rijk door (a) Het oude Perfiaanfcht rijk, rekende men zijn lengte van de Helle [pont, tot den mond van de rivier Indps, op omtrent 2800. Engeliche mijlen, en zijn breedte van Pontus tot den mond van de Arabifche golf, omtrent 2000. mijlen. Het ligt in de gemaatigde luchtftreek, tusfchen de 25 en 37. graad van breedte. Het gebergte Taunts loopt midden door liet land en veroorzaakt een, heete aan de zuiden een gemaatigde luchtftreek aan de noordzi'de der berden. Waarom ook de oude koningen van Perfien hun verblijf veranderden naar de faifoenen.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 79 zijne overwinnende wapenen verkreegen. •—— Babilon vermeesterde hij na een langduurig beleg, door de wateren van den Euphraat af te leiden, alwaar hij met zijn volk door het bed der rivier, zonder tegenftand, in het hart der ftad kwam; op een tijd, dat de Babiloniers bezig waren, in overdaad en ongebondenheid hun jaarlijks feest te vieren. Hij heeft vervolgens door behaalde overwinningen, zijn keizerrijk tot een der magtigfte, der toen bekende alleenheerfchigen gemaakt. Deze groote vorst vergunde in het jaar 536. den Jooden, na hun 70. jaarige gevangenis,vrijheid om naa Jerufalem weder te keeren. §. LXXVIII. Cyrus heeft 30. jaaren, met roem, zijn uitgeftrekt rijk geregeerd , en bezat, zijn heerszucht en onrechtvaardige overmeesteringen uitgezondert, zeer veele vorstelijke deugden, en aan zijn krijgstugt in de legers, en vinding van nieuwe wapens voor de krijgslieden, fchrijft men het meest van zijn overwinningen toe. §. LXXIX. Doch Cambyses zijn zoon, was het tegengeftelde van zijn beroemden vader, en vertoonde zich in zijn regeering als een monster. Hij was de overweldiger van Egypte. Maar Ethiopië, een land der Barbaaren willende overwinnen, \ zonden deze hem een boog, hem raadende, hen niet te beoorlogen, voor dat de Perfen dezen boog konden fpannen, en dat hij zich te vreden moest houden, met zijn eige landen , zeggende „ hoe », zij redca hadden de goden te dauken, dat zij VIL hoofdst. Persien. opkomst en bloei. Hegeering vm Cambyses,zoon van CYRus,een vreed 'om.  8o OPKOMST, VERVAL EN HËRSTÉL VII. HooFDST. Persien. opkomst EN BLOEI* „ nooit den Moor en een begeerte hadden ingeftórt,„ om hunne heerfchappij buiten hun éigen land „ uit te flrekken. Deze tocht liep ook ongelukkig , met fchanden en fchaden voor hem af, bij gebrek van levensmiddelen en noodwendigheden. §. LXXX. Zijn wreedheid ging zo vérre, dat hij Smerdis, zijn broeder, deed van kant maaken, om dat hij op twee vingerbreed naa den Ethiopi- fchen boog kon fpannen.- ■ De zoon van Prexas- pes zijn fchenker, fchoot hij, in bijzijn Van zijn vader , enkel om in dronkenfchap zijn bekwaamheid in het fchieten te toonen, met een pijl in het hart, vraagende toen aan den vader met een fchampere lag: is mijn hand wis genoeg? de laffe hoveling antwoordde als een ongevoelige: Apolló zou het niet netter getroffen hebben. Waarlijk een voorbeeld van de laagst kruipende onderwerping, welke men ooit kan bedenken; en daar men met Seneca van moet zeggen, dat het ruim zoo ondeugend was, dien pijl te prijzen, dan te fchieten. —— Dit monster zich kwetfende en van wraakzugt brandende, op het hooren, datde zaamgezwoorenen zijn troon met een ander vervuld hadden , fïierf aan zijn verkregen kwetzuur. Doch de gewaande ' sMERdes zijn opvolger, welke men uitgaf voor ien broeder van Cambyzes, hier boven gelijk we gezien hebben omgebragt, onderging het gewoone ot der zaamenzweerders , en Darius , zoon -van rlvsTASPts, kreeg het rijksbewind,welke men zegt, de-  T)£R VOORNAAMSTE VOLKEN. 8l dezelfde te weezen, die Bdbilonie tot een wingewest der Perfen maakten. Maar zijn togt liep zo gelukkig niet af tegen de Scythen, thans de Tartaaren, één arm, dapper en onbedwingbaar volk: waaruit men ziet, dat het zo gemakkelijk niet v alt vrije menfehen te onder te brengen en tot Slaven te maaken, als de Babyloniers, welke door weelde verwijfd, lafhartig waren geworden. §. LXXXI. Het flaatsbeftuur der Perfen was een willekeurige opperheerfchappij', in de welke het goed en bloed der onderdanen volftrekt van de wil van den vorst afhing ;zïj lieten zich koning der koningen noemen; en de onderdanen voor den vorst verfchijnende, moesten zich als voor een Godheid neer buigen. De prinfen tot den throon gefchikt, zegtPLATo, wierden opgevoed om groote koningen van te vormen. In hun vroegste Jeugd bragt men ze op in de manneiijkste lichaamsoeffeningen, naa dat de voornaamste gefnedene over hun opvoeding gefield, de zaaden van zeedeleer in hun teedere gemoederen hadden gezaaid, wanneer ze vervolgens verkregen leermeesters van uitfteekende wijsheid, die hun in Godsdienst, Regeerkunde, handhaving des regts, voorfchrif- ten der maagtigheid, en om hun barte met moed te bezielen , onderweezen. —- Gelukkig, indien deze vorsten naar die geleerde gronden regeerden; maar dit goede zaad wierd wel dra verflikt, door het onkruid van weelde en verwijfdheid, waar toe zij door een bedorven alleenheerfching vervielen, F IV. HOOFDST. Persjen. opkomst en bloei. Staatsbeïtuur. Opvoeding der vorsten.  vir. hoofdst. Persien. ópkomst en bloei. Wetten op het flaatsbeftuur. I Belastinge. i < i Landbouw. 5 S2 ■ OPKOMST, VERVAL' EN HERSTEL Want door hoogmoed vervoerd,befchouwden ze hun paleis als het middelpunt van'theel-al te wezen. §. LXXXIT. De wetten en inrigtingen naar het Staatsbeftuur, waren uitfteekend. Xenofon getuigt er van, datze de gefchiktste waren, om de menfchenliefde tot de deugd, en een afkeer van de ondeugd in te boezemen: het gantfche rijk was verdeeld in Landfchappen, beftierd door landvoogden die regtstreeks de beveelen van den vorst kregen, en hem van alles rekenfchap moesten geven , welke landfchappen door den koning of zijn gemagtigde, als vorsten oogen en ooren genaamd, bezogt wierden. Om den koning zijn pligt te herinneren, moesteen der hovelingen den koning bij zijn ontwaken zeggen: Vorst ftaa op en denk om de verrigting tot welker volvoering God u op den troon geplaatst heeft. Waarlijk fchoone lellen, maar die zonder opvolging niets beteekenen. 'iet ganfche rijk door had men posten, die dag e.i mgt de berigten aan en af bragten. §. LXXXIII. Onder de regeering van Cyrus :n Cambyses, bragt het volk gewillig, zonder beafting, het onderhoud voor den koning en zijn legers op, maar in het vervolg had ieder landfchap >f wingewest zijn fchatkist, waar in de belastinjen wierden opgebragt. Darius vorderde dezelve iaariijks.in geld of koopmanfchappen doch :ijn eige landen waren vrij van deeze fchattinge. -(Delandbouw als de voedflerinne van het menfch-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 83 dom, wierd bij de Perfen zeer geëerd en aangemoedigd, en ais een Godsdienftig werk befchouwd. Den koning wierd er rekenfchap van gegeven, en de vlijtige daar in met ruime vergeldinge beloond, doch daar en tegen de luie en traage zwaar geftraft. Zij zaaien gemeenlijk niet dan Rijst, Tarwe, Gerste, Giers, Linzen, Erweten en Boonen: hun vruchten zijn heerlijk, en daar is geen Provintie, die geen overvloed van Katoen en Boomwol voortbrengt, , doch bijzonder trekken zij groot voordeel van de rode en witte moerbezieboomen, waar van de bladen tot voedzel voor de zijdewormen dienen, die zij in groote menigte hebben, en hun zoo veel zijde leveren, dat zulks haar voornaamsten Tak van Koophandel uitmaakt. §. LXXXIV. De Staatkunde der Perfen, door< den Godsdienst onderfchraagd, zag een talrijke d naakomelingfchapvoor een zegen des Hemels aan, en beloonde daarom jaarlijks de zodanige die veelen kinderen hadden. §. LXXXV. De Perfen waren dappere krijgs- : lieden, van der jeugd af daar aan gewoon en altoos p' in dienst zelfs in vrede; een gewoonte onbekend bij de Grieken en Romeinen, en door de Barbaren uit Duitfchland in Europa 'ingevoerd. • Zij hadden een heerfchend denkbeeld,dat elk,die in een veld- flag fneuvelde, de gelukzaligheid erlangde. Denkbeelden die door het bijgeloof onderfchraagd, regt gefchikt zijn voor een oorlogzugtig volk, om dapperheid onder het krijgsvolk te verwekken. F 2 VIL hoofdst. Persien. opkomst en bloei. taatkuae. ;Iun dap. irhéid,  VII. Hoofdst. Persien. opkomst EjM bloei. Handhaving des rechts, Opvoeding der- kinde ren. 84 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL §. LXXXVI. Het recht fchijnt ten minsten bij hun voor een zekeren tijd zeer gehandhaafd te zijn geweest. Want Cambyses liet het vel van een omgekogten regter, over den regter ftoel fpannen, en zijn zoon in deszelfs plaats verkoren, daar op zitten om recht te doen. Aan mannen van jaaren wierd alleen de regtsoeffening toevertrouwd, en partijen beide gehoord, en de valfche befchuldiger tot de ftraffe verwezen, die de befchuldigde, des bewezen, had moeten ondergaan. Geen doodftraf wierd geveld over een eerste begaane misdaad, maar de goede en kwaade bedrijven van \ den befchuldigde naauwkeurig onderzogt, en naar bevinding van dien de ftraf verzwaard of verligt. §. LXXXVII, Volgens een ftaatsinrigting ver* kregen de kinderen tot hun 17. jaar, buiten hun ouders huis, door wijze leermeesteren een openbare opvoeding, om hun tot nuttige burgers voor den ftaat te vormen. , De kinderen welke hier in piet opgevoed werden, oordeelde men onbekwaam tot bedieninge of eerampten, — De ouders moesten hun kinderen deugdzaam opvoeden, volgens de taal hunner heilige boeken, waar in men die nadrukkelijke woorden vond: —- Indien gij heilik gen wilt zijn, onderwijst uwe kinderen, dewijl alle hunne goede daaden u zeiven worden toegerekend De ondankbaarheid wierd bij hun zwaar geftraft,— en om de eerbied, welke de kinderen hun ouders toedroegen, kwam het recht van leven en dood dae de ouders volgens de gewoonte der oude voikep  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 8^ over hun hadden, bij hun weinig te paffe. Liefde tot waarheid was bij hun een blinkende deugd, en integendeel leugens, en om van het geleende te leven, fnoode ondeugden. §. LXXXVIII. In hun godsdienst kwaamen zij zeer na bij de waare godsdienst: bij deGu'ébres hunne afflammelingen word dezelve nog gevonden. — Zij wilden geen tempels of beelden dulden, en aanbaden eenen God-, en fielden twee beginzels, een van goed en een van kwaad. > Hun heilig boek Sadder genaamd, behelsde verheve denkbeelden, ge^paart met uitmuntende voorfchriften van zedekun- de. ■ Hunne Priesters onderhielden een flren- ge levenswijs; doch hun magt was even als bij de Egijptifche en Chaldeuwfche priesters zoo groot, dat zij over alle beflisfingen flonden en zelfs over de Perfifche koningen, als koning der koningen genaamt,heerschten.DeM3g£ of priesters maakten me» de van hun godsdienst een verborgentheid; * doch zij verlooren hun magt en gezag toen het bedrog van Swerdes naa de dood van Cambyses ontdekt werdt , bij welke gelegenheid er een fchrikkelijke flagting onder de Magi gefchiedde. AANMERKINGEN. §. LXXXIX. Zodaanig eeninwendige welgeflekk heid van het Perfifche rijk moest dit volk Verheffen in magt en vermogen boven andere volken. ——* Om hun onbepaalde heerschzugt te fluiten, waren ' F 3 vit Hoofdst* Persien. opkomst. en bloei. Liefde tot waarheid. Godsdienst,  VIL HoOFDST. Persien. opkomst en BLOEI. i j 1 j i i i 86" OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL toen geen volken bekent, tegen hun gelijk. Want krijgstugt, dapperheid, en talrijkheid van krijgsvolk deed alles voor hun bukken. De liefde tot den land-bouw, de eer aan de werkzaamheid, en de ftraffe op de lui- en traagheid gefield, waren fpooren en prikkels omdewelvaard te doen bloeien. §. XC. De opvoeding der jeugd, ftaatsbestuur, regtsoeffening en wijze wetten, liepen alle als op een middelpunt zaamen, om het Perfifche rijk inwendig gelukkig, en uitwendig gedugt voor zijn vijanden te maaken. §. XCI. Het is waar,de eigendunkelijkeAlleenheerfching maakte dit volk tot flaven, en laagkruipende aanbidders van hun vorst, wiens wil de wijste wetten, en inrigtinge te leur kon ftellen, en die de magt had hun op zijn wenk van goed en bloed te beroven; maar zij onder dit Juk geboren, de dierbaare vrijheid niet kennende, hadden daar! )m ook geen gevoel van dit gemis: boven dien, roe flegt hun vorsten waren, betoonden zij uit loofde van hun opvoeding, en het gezag der pries- ers noch een fchaduw yan deugd. De naar- cooming der wetten was bij dit volk, door ilaafche oeffening, tot een hebbelijkheid geworden, soo dat, zoo lange deze wetten wierden in agt geiomen, en zij zich hielden aan de regels der op'oeding, en werkzaamheid, zonder door weelde 'erwijfd tot lui-en traagheid te vervallen, moesen de Perzen èen bestendig welvaaren genieten.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 8? §. XCII. Doch wij zullen zo zien, hoe dit volk door overmeesteringe van andere volken groot en magtig geworden, vervolgens door weelde als een gevolg der welvaard verwijfd, eindelijk voor de alles overheerfchende wapenen van Alexaniterden Grooten zal moeten bukken. Een lot ge¬ meenlijkeigen aan alle die rijken, welker grootheid uit geweld en onderdrukking gebooren is. §. XCIII. Dit Perfiaanfche rijk heeft van het eerste jaar van Cyrus af, 209 jaaren geftaan onder ] de regeering van de naarvolgende dertien koningen, naamentlijk Cyrus, Cambises, Smerdis, Darius Hestaspes , Xerxes den iften. Artaxerxes Longimanus, Xerxes den 2den., Sogdianus, Darius Nothus , Artaxerxes Mnemon , Artaxerxes OgHus, Arses, en Darius Kqdomannus. F4 Vir. hoofdst. Persien. opkomst en bloei. rijd dat iet Per- iaanfche •ijk heeft geftaan. I  VII. hoofdst. Persien. VERVAL. i §8 OPKOMST, VERVAL'EN HERSTEL AANMERKINGEN. §. XCIV. Deze monarchie zijn hoogste toppunt bereikt hebbende, zo floegen de Perzen door hunne verkrege rijkdommen, tot een buitenfporige pragt en weelde over, het laatste inzonderheid bedierf hunne zeden, en maakte hun lafhartig en verwijft, waar door zij hunne oude dapperheid verboren. — Het bederf was algemeen bij vorst en volk. §. XCV. De verbaazende uitgeftrekheid van dit magtig rijk, maakte het zelve zwak, en bragt het tot verval. Veelen hunner koningen waren verwijfd, Alleenheerfchers, hun Hof door weelde bedorven, een broeinest van fnoode misdaaden, het gene maakte dat dit uitgebreid land flegt beftuurd wierd. Het volk maar flaven zijnde , zo regeerde de gouverneurs of landvoogden als onafhanglijke koningen, naardienze te verre van het Hof verwijderd waren, om daar ontzag voor te behouden. De meenigte van overwonnen volken in flaaffchê ketenen geboeit, maakte onder deze Perfifche alleenheerfchingeen kwaalijk gefteld lichaam uit, daar ieder maar wagtte naar gelegenheid om zich van een te fcheuren. -— Cchlts de zoon van Artaxerxes Mnemon had in'het jaar 361. voor onze telling zich bezoedeld met het bloed zijner twee broederen, zuster en voornaamfte des rijks. In Egijpte, dat hij te onder bragt, regte hij verregaande wreedheden aan, maar verworf eindelijk het loon der tijrannen, want hij werd door een zijner ver-  Der voornaamste volkeït. 80 trouwfte Staatsdienaars omgebragt, gelijk ookzijn zoon Arses, in wiens plaats kwam Darius CodoÏiokannüs ,; die fchoon hij een zagtmoedig en vreedzaam vorst was, welke het zelfs aan geen dapperheid ontbrak, egter bezweek voor de overwinnende wapende van Alexander den Grooten, die met een leger van 30000 voetknegten en 5000 ruiters, deze magtige Monarchie overwon; het gene in den eersten opflag genoegzaam ongeloovelijk voorkomt, als men de krijgsmagt van Darius daar tegen overftelt: maar als men de gefleltenis der beide heirmagten meer van na bij befchouwd, zoo verdwijnt het onmogelijke ; want de heirtogc van Darius was meer gefchikt om door het blinkend goud en fchitterende edele gefteentens, gepaart meteen vertoon van grootheid en verwijfdepragt, de Macedoniers te doen verblinden, dan hun te overwinnen; het ontbrak den Penmbovendienaan goede generaals, en van die bij hun noch goed waren, gelijk de Griekfche bevelhebbers, werd deraadverfmaad. Had men Alexander in een ruime vlakte afgewagt, dan had de Perjïaanfche overmagthun te ftade gekomen,en zij haddehet leger van Alexander kunnen omfingelen, maar nu zij dezen groten held, met zijn overwinnende troepen, in het enge gebergte aanvielen, misten zij het voordeel van hunne overmagt, en vertraaden al vlugtende eikanderen. Dit rijk wierd vervolgens naa herhaalde overwinninge met al zijn onnoemlijke fchatten, door Alexander den Grooten overmeesterd, en F j vir. hoofdst» Persien. verval  VII. HoOFDST. Persien. verval. 331. Voor onfe telling 1 1 1 90 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL nam dus de Perfifche monarcliie met Darius Ko« domannos , die op het laatst door zijn eige bevelhebbers vermoord werd, een einde. §. XCVI. Naa de dood van Alexander den Grooten, wiens rijk door zijn bevelhebbers wierd van eengefcheurd, is het omtrent een eeuw onder de aeerlchappij der Parthen gebleven, wanneer het lat Juk affchudde; door eige koningen verfchei3e eeuwen geregeerd werd, en bloedige oorlogen :egen de Romeinen voerde, verzeld van voor- en :egenfpoed, doch eindelijk is dit magtig rijk door ie Arabieren geheel te onder gebragt, en heeft, wat sooginge het meenigmaal gedaan heeft, nimmer ot zijn oude magt en luister kunnen koomen, naar is telkens van de eene overheerfching ea iwingelandfche regeering in de andere gevallen.  der voornaamste volken. 9! ACHTSTE HOOFDSTUK. HEBREEUWEN of J.OODEN(*> S- xcvii. de opkomst der Jooden of He¬ breeuwen kunnen ons de gewijde fchriften best onderregten. — Deze natie uit hunftamvader Abraham tot een groot volk geworden, waren zedert twee eeuwen in Egypte zeer vermeenigvuldigt, doch wierden aldaar gelijk alle vreemdelingen dooide koningen en het volk zeer hard geplaagd en mishandeld ; tot dat eindelijk God , niet dan door magt en wondertekenen, door de handen van zijne knegten Moses en Aaron gedaan, dit volk door de woeftijne van Arabie, op een wonderdaadige wijze Palestina voorheen Kanaan geheeten, was het land dat de lieer den Israëli ten ten erfenifle befchooren had, en was om zijn vruchtbaarheid zeer beroemd. Het is op verfcheide tijden,op veelerleiwijzen verdeeld geweest,doch de laatste verdeeling is de gemeenste , waar door het onderfcheide wierd, wat het binnen JordaanfchebetKfc, in Ju- d.ea, Samaria, en Galliltea. Judjea was oudtijds den Hammen Juda , Benjamin , Simèon, Dan en gedeeltelijk ook Epiiraim, totjh'un erfportien gegeven. Samaria was tuflehen Judea en Gallilea ingeflooten , en hier in hadden de (lammen Ephraims , de halve ftam Manasse en Isasciiar hun erfdeel. Gallilea was het noordlijk'fte van de drie gemelde deelen des joodfchen lands, paaiende vnr. Hoofdst. Hebreeuwen of Jooden. opkomst en bloei. Opkomst der Jooden  VIIL hoofdst. Hebreeuwen of Jooden. opkomst bloei. Hunne Wetten. Regeering, 9a OPKOMST, VERVAL EU HERSTEL bragt in het land Kanaan, het geen zij als aan hun beloofd, en alree door hun voorvaderen bewoond in bezit naaraen, verdelgende en verjaagende op het bevel Gods de Kanaaniten uit het zelve. §, XCVIII. In hun 40 jaarige omwandeling door de Woestijne, gaf de man Gods Moses hun Wetten en inzettinge. ■ De Staatkunde en wijsheid der Egyptenaaren, waarin MozEs onderwezen was, als aan het Hof van hunnen koning opgevoed zijnde, kwam hem hier in zeer veel te ftaade, waarom ook deze Wetten en inzettingen, voor de Jooden in die tijden, best over eenkwaamen met hun zeden en gewoontens, fchoon veele gebruiken in landen van een ander luchtgeftel en aart van volk, zeer ongefchikt, en nadeelig zouden bevonden worden. §. XCIX. Hun regeering mag met regt een aan het gebergte Libanon: het wierd in opper- en neder- Gallilea verdeeld , en door de Hammen Zebülon, Azer en Neph. tali bezeeten. Perea, het resceerende erfdeel der Israe- titen, lag aan de-overzijde van AeJordaan,enwas beflooten tuiïchen deze rivier, en het gebergte Gileads, wordende oudtijds bewoond door de Hammen Ruben , G.\ü , en de halve ftam Manasse. Dit joodfche land was maar tus- fchen de 50 en 60 gemeene mijlen lang, en omtrent 30 breed dus omtrent van uitgeftrektheid als onze Vereenigde Neder" landen,en zo volkrijk dat het volgens 2 Sam. 24: 9. 1300000 ftrijdbaare mannen opleverde en evenwel kon het land 0111 zijn vruchtbaarheid noch jaarlijks 20000 ton tarw en even zo veel olie geven aan Hieram, den koning van Tyrus i Kon. 5:11.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 93 Godsregeering genoemt worden, naar Deut. 33:5. Ten tijde van Mozes vertoonde die zich op een^ uitfteekende wijze, in het geven der Wetten, be-; flisfen der regtzaken door Godsfpraaken , en door^ de verbeelde tegenwoordigheid in de wolk en vuur-1 colommen. §. C. Bij vervolg van tijd gaf God hun zijn, Propheten , die ten blijke van hunne Goddelijke' zending, de lotgevallen van dit volk voorzijden, en wat in de volgende eeuwen voor zegeningen of oordeelen hun zouden overkomen, om hen dus van de algemeene neiging in die dagen, om het toekomende te weeten, te rugge te houden: het bijgeloof, waarzeggerijen , duivelskonstenaarijen enbezweeringe hun met en benevens den Afgodendienst op levensftrafFe verbiedende. §. CL De regeeringsvorm door Mozes op raad van Jethro ingefteld, had zeer veel overeenkomst met een volksregeering, het opperhoofd daar van was veranderlijk. Josua had om zijn dapperheid en oorlogskunde wel de hoogste magt: doch wij lezen niet dat naa zijn dood de kinderen Israëis een andere in zijn plaats verkoozen. — Temeer, wij] de Hoogenpriester, wanneer er geen koning ol regter in Israël was, dien aanzienlijken perfoon verbeeldde. §. CII. Wat hun wetten belangt, de meesten van die zijn op Sinais berg door God aan Mozes gegeven, en de overige op veffchcide tijden, als het de gelegenheid vereischte: behalven deze VIII. IOOFDTS. Iebreeu» VZN of ooden. )pkomst sn bloei. ^ropheten Lie God mn gaf. Hun eerste volks regeering. Hunne Wetten.  VUL HpOFDST. Hebreeuwen of Jooden. opkomst en bloei. Deregters die hun eerst regeerde. i ] Koninglijke regeering. 1 ( t ( i d v z 11 Hunne priesters, i ©4 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL hadden zij noch andere wetten, die zo zij voorgeven mede van Mozes afkomstig, en door hem van God ontvangen waren, en van het eene tot het andere geflacht onvervalst zijn overgegaan, onder den naam van Kabbala of overlevering; het gené naderhand door verfcheide handen in een boek gebragtis, het welk zij den Talmud noemen, en uit 2 deelen beftaat. §. CJIL De regters die in het vervolg van tijd genoemt worden, waren dappere mannen, die bij onderdrukking van-nabuurige volken, hun uit de (lavernij verlosten, zij regeerden hun leven lang )ver Israël, of zommige van die maar over enkele Mammen, die zij gered hadden. Samuel was ie laatste die deze waardigheid bekleed heeft, en omtrent 300 jaaren heeft deze rechterlijke regee'ing plaats gehad. §. CIV. Doch dit/volk wispeltuurig van aart, verkoos naderhand de eenhoofdige of koninglijke egeering. Drie koningen hebben naa den an- leren 120 jaaren hetgeheele rijk van Ismël beftuurt, s weeten, Saul, David, en Salomo, doch naa iezes laatsten konings dood, fcheurden zich 10 :ammen van het huis Davids af, naamen een ancr koning, wiens rijk zij den naam van Israël gaen. Maar Juda en Benjamin bleven bij den Huie Davids, uitgezonden Bethel, Ramaen andere eden, in het noordelijke deel van Benjamin. §. 'CV. Hunne priesters waren de Leviten, en 1 navolging van de Egyptenaaren hadden zij een  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 95 groot aanzien en inkomsten, zij waren die genen, welke zich bijzonder op allerlei geleerdheid en wetenfehappen moesten toeleggen,en den godsdienst bedienen, zij bekleedden het Ampt van fchrijver: op hunne naauwkeurigheid daar in, rustte de zekerheid der geilachtregifteren, en de bezitting aller vaste goederen in het Joodfche land; en waar van de affchriften voor de vaderen des huisgezins noodzaakelijk waren. Zij moesten over de me¬ laatsheid oordeelen, hadden het opzicht over maaten, ellen en gewigten, en bekleedden het Ampt van regters. Het hoofd van hun was de hoogen. priester, die denhoogstenrang bekleedde, en wiens gezag van veel invloed op den ftaat was. §, CVI. De vastgeftelde inrigting van Mozes , 1 op de door het lot verkregen eigendom der ver-c overde landerijen was zeer nuttig, naardien^ geen rijk burger zijn medeburger of ftaat te magtig kon worden : ■• Want bij het bepaalde Jubeljaar, kreeg de verarmde burger, zijn door armoede verlooren eigendom weerom, waar door ze door onmagt niet genoodzaakt waren hun vaderland te verlaaten, maar met meer gehegtheid dezen onvervreembaaren Akker bebouwden, en in nood met meer liefde, door eigen belang gedreeven, voor het vaderland ftreeden. §. CVIL Het zevende jaar, het Zabbath jaarZ, genoemt, lag alles braak, of onbebouwd, ten ein-ja; de den vrijgeworden Hebreeuwfchen knegt, voor zich en zijnfehapen ten uitzet mee gegeven, onder- VIIL HOOFDST. Hebreeuwen en [ O ODEN. OPKOMST EN BLOEI. "ïrigting mtrent de eroverde nden. bbarh ir.  VIII. hoofdst. Hebreeuwen en Jooden. opkomst £n bloei. Koophandel. Veelwijverij. 96 opkomst, verval en herstel houd zou vinden. ■ En om hongersnood in dat 7 jaar voor te komen, zegende de Allerhoogste de voorige 6 jaaren zodaanig, dat ieder verftandig huisvader zich van genoegzaame voorraad kon voorzien. §. CVIII. Den koophandel met vreemdelingen, had Mozes hun verbooden, om de aedebefmetting, Afgodedienst en vermenging met vreemde volken voor te komen; tot dat einde eenige vasts ftellinge maakende, omtrent reine en onreine fpijze, zo ftrijdig met de gewoontens van andere volken. Doch ten tijde van Salomo is dit iT.uk zeer verandert , en heeft- die wijze vorst, die nieuwe bron van rijkdom voor zijn land geopent, zonder dat de gewijde fchrijvers zulks laaken of prijzen. ' De binnelandfche handel gefchied- de voornaamentlijk op de drie bekende feesten. — Doch zo lang het verbod om woeker te neemen ftand hield , wierd hun handel niet wijd uitgezet, naardien weinig kooplieden den handel alleen met hun eigen geld kunnen doen, maar genoodzaakt zijn tot uitbreiding van dien geld op interest te neemen. Ja de woeker heeft, zo dra de koophandel begon te bloeien, niet meer uit dezelve geweerd kunnen worden. De Hebreeuwen bedienden, zich in den koophandel van zilver, het gene niec gemunt, maar gewogen wierd, en ten tijden' van David leest men eerst, van goud geld. §. CIX. De veelwijverij was volgens de burgerlijke wetten van Mozes geoorlofd, — De vruchti baar  ÖER VOORN AANSTE VOLKEN* gj baarheid was bij hün een uitmuntende eere,en veel kinderen de grootste zegen. §. CX. De Jooden hadden ook vrijplaatzen, daar iemand, die ongelukkig een mandag begaan had, naa toe kon vlugten, om Voor den bloedwreeker bevrijd te zijn; want het was volgens een Arabifehe oorfprong, voor het naaste bloed een groote oneer, het bloed ongewrooken te laaten. g. CXI. Het hoofdoogmerk der Mofaïfche bedeelinge was de dienst van den éénen God, in! tegen overftelling van het veel Godendom der Hei-i denen, doch hun begrippen daaromtrent, waren niet volkomen eensgefind,maar in fekten verdeeld. §. CXII. Bij de Jooden, afgezonderd vanande-j re volken en wier hoofdzaak de oorlog, akker-1 bouw, dicht- en zangkunde was, zag men in de\ eerste tijden weinig vorderinge in kunsten en wetenfehappen, door dien de akkers erfelijk en onvervreembaar waren en hun beftaan genoeg opleverde, zo dat ze niet genoodzaakt wierden tot kunsten of handwerken hun toevlugt te neemen, en in welken land- of akkerbouwzij ook allevolken overtroffen, te meer doordien zij het vruchtbaarste land bewoonden, dat bekend was. §. CXIII. Uit het gene Salomo in zijn fpreuk-jj boek van een deugdzaame huisvrouwe fchetst,ki fchijnende vrouwen het bedrijf Van handwerken ge-te oeffend te hebben. -— De weinige vorderinge iöpt kunsten onder hün, blijkt ook noch verder Uit SALomoos Tempelbouw, naardien hij daar toe vaa G vriL HOOFTS. Hebreeuwen of [ooden. opkomst :n bloeu Vrijplaatsen. 3 o gin ede Ier' Mofaïchebedeeinge4 ikkerouw, hu'rl oofd be« :aau. andwer:n, kuns» ti en weé* sfehapn4  VIII. HoOFDST. HEBREEUWEN OF Jooden. OPKOMST en BLOEI. Dicht , zang, en Ipeelkunst. De Jooden leiden zich niet zeer op vreemde taaien reken ftarre- of zeevaartkundetoe. Bekwaam ten oorlogen. 98 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL Hieram koning van Tyrus werklieden en kunstenaars verzogt. Maar de'rijkdom, door de veelvuldige overwinningen van koning Da vin, en de aankweeking der kunsten door Salomo, vermeerderde de kunstenaars en werklieden, zo dat men in het boek der kronijken leest, van een Dal der werklieden, dus geheeten, om dat het alléén door hun bewoond wierd. — Uit welken aanwas van rijkdom en kunsten, de weelde en hovaardij zo hoog in top fteeg, dat Jesaia genoegzaam een. geheel Capittel hefteed tot het optellen der fieraaden, waar mede de fchoone Sexe zich oppronkte. §. CXIV, In dicht- zang- en fpeelkunst, muntte dit volk uit, zo dat alle de gedichten der Heidenen laag en kruipend zijn , bij het berijmde deel der gewijde bladeren. — Maar van fchoolen vind men niet, zo men die der Propheten daar van uitzondert, om dat hun zoonen tot den krijgsdienst en akkerbouw, en hunne dogters enkel tot huifelijke bezigheden wierden opgebragt. §. CXV. Om dat zij andere gefchiedenisfen, dan die in hunne heilige boeken befchreven waren, voor overtollig hielden, zo leiden zij zich op gene vreemde taaien toe, zo min als op reken- ftarreen zeevaartkunde; Doch daar en tegen hielden zij hunne heilige boeken ook zeer verborgen voor andere natiën. §. CXVI. Ten oorlog waren zij zeer bekwaam, en door ondervinding geoeffend; maar voor Sauls tijd leest men van geen geregelde krijgsbenden.  VÉR VOORNA AMS TE. VOLKEN. 9$ Bij oorlog'wierden zij opontboden uit alle Hammen, ieder man bragt zijne wapenen mede, en voorraad voor één maand, om van te leven: de veldtogt gedaan zijnde, keende ieder weder naa huis; maar in vervolg van tijd hielden de koningen een in dienst biijvende krijgsmagt. AANMERKINGEN» §. CXVII. Ik zal mij niet inlaaten om de He* breeuwen in hunne overwinninge onder David, en het verkregen aanzien ten tijde van Salomo te volgen; Neen, dit is uit de gewijde bladen genoeg bekent. —-— Naa den dood van dezen wijzen koning bezogt God de Heer aan zijn nageflacht dé zonden van afgodendienst, die hij in de laatste dagen van zijn leven had gepieegt, en fcheurde 10 Hammen van zijn koningrijk af. ; Zo dat met de dood van dezen vorst het rijk der Hebreeuwen van langzaamerhand tot verval gekomen is. §, CXVIII. Uit dit kort gefebetste ziet merJ, dat hoe dit volk, afgezondert van alle natiën der aarde, de geliefden des Heeren waren. Uit één hunner Hammen moest volgens de beloften de .Messias komen. God had hun zelfs zijn heilige wetten en inrigtingen gegeven, het gene hij aan geen een volk gedaan had, en een der vruchtbaarste landen van den aardbodem doen bewoonen , waar zij niets gebrek hadden. • Hierom hadden zij ook niet noodig de hulp der vreemdelingen. Alle vee* G 2 VIII. HOOFDST* Hebreeuwen of [doden. . DPIiOJIST sn bloei»  VIII. hoofdst. Hebreeuwen .of Jooden. opkomst en bloei. IOO OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL keering en vermenging met dezelve had hun God verbooden, om dat zij geen gelegenheid zouden hebben van af te hoereeren van agter den Heere, en vreemde Goden dienen.' Zo lange nu alszij de "geboden des Heeren gehoorzaamden , ftreed God voor hun, en verdreef alle hunne vijanden van rondsomme. §. CX1X. Daar zijn zekerlijk veele van hunne burgerlijke wetten, als de veelwijverij, herkomstig van hunne ftamvaderen, en eenige overblijfzelen van de oude gewoontens der Egyptenaaren, welke Mozes zekerlijk zelf niet voor de beste zal hebben ihgezïen; Maar hij een goed ftaatkundige zijnde, wist wel dat de wetten gefchikt moesten worden, naar den aart des volks : nu waren zij aan die volksgewoontens zo verflaafd, en murmereerent van aart, dat hij deze ingewortelde gebruiken hun naar het zeggen van Christus van wegen de hardigheid hunner harten heeft toegelaaten. §. CXX. Mozes ftond hun in het eerst ook daarom toe, de jonge dogteren der overwonnen volken tot vrouwen of bijzitten, te neemen; (a) mits zij de getrouwde mans en vrouwen door het zwaard deden fneuvelen; — doch hij wist wel, dat dit gebruik van veelwijverij van zelf zou vervallen, zoo dra zij die volken hadden uitgeroeid, om dat de O) Num. 31: 15, 18, 35. Dein. 20: 13, 14. 21: 10, 14.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 101 verdere vermenging met vreemde vrouwen hun was verboden; zoo dat dus bij het navolgend genacht ieder man maar eene vrouw kon hebben, — om dat in alle landen gemeenlijk 13. knegtjes tegen 12. meisjes, of 21. tegen 20. geboren worden, — welk gevolg noch des te zekerder bij hun doorging, doordien de ongehuwde ftaat bij hun in veragting was, en zij geen gefnedenen vermogten te hebben. §. CXXI. Aan dit volk, als het volk des Heeren, had God een beftendig geluk en welvaaren beloofd, zoo zij zich maar wagtten voor de Afgodendienst en alle de grouwelen der Heidenfche volken, welke om hunnent wille waren verdreeven, en uitgeroeit; doch zo dra zij afweeken van denwaaren God te dienen, dan hadden zij integendeel niet dan vloeken en ftrarfen over hun gedreigd te wagten. — van deze inwendige omftandigheid hong nu alleen hunne gantfche welvaard af, wijl God alle vijanden voor hun aangezichte verdreef, zo lange zij zijn geboden en inzettinge bewaarden; maar weeken zij daar van af, dan mengde met de inwendige nadeelige omftandigheden, zich ook de uitwendige, en wierden zij ten rove van andere volken, het gene vervolgens blijken zal. §. CXXII. Hier voor gezien hebbende tot wat voor een magt het Hebreeuwfche rijk onder hunne koningen gekomen was, en wel voornaamentlijk onder Salomo den laatsten vorst, die overgantsch Israël regeerde, zoo zullen wij nu vervolgens G 3 viir. HOOFDST. Hebreeuwen' of Jooden. hun verval.  vnr. KoOFDST. Hebreeuwen öf Jooden. hun verval. Salomo vervalt tol afgodendienst; iKon. it: ii, 13. verg, 5: 25-35), ^,fchoon ij behoorde geleerd te hebben uit 't geval van ERAHden Cüschieter, dat die op den Heere v-r rouwen niet befchaamt worden,rokkende uit vrees oor Eaesa koning van Israël, Benhadab iftekomg van Syrië en Damascus, die tot hier een va d van Israëls rijk geweest was, tegen Baesa op, n koste van de fchatten des Tempels, die hij ié dat einde ten gefchenke weggaf, en waaier hij door den Profeet Hanani hartelijk beftraft ierd. (b~). §, CXXVII, Deze haat tqsfchen de koniagc» O) aChron. 13: 3 20j O) 5 Chron, ify  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. Ioj" van Israël en Juda, duurde tot ten tijde van Jobaphat en Achab, die vrienden en bontgenooten wierden, door het huwelijk van Joram, zoon van den koning van Juda met Athalia dogter van den koning van Israël. §. CXXVIII. Joram, klein zoon van Achab, koning van Israël, zich met Ahasin koning van Juda verbonden hebbende, om Hazael koning van Syrië te beoorlogen, en door dezen laatsten geflagen zijnde, zo-werden zij beide in hun vlugt door Jeho, veldoverste des konings van Israël, die God zelf tot koning over Israël verkooren hadt, omge-, bragt, ter uitvoering van de wraake over Achab's huis gepropheteerd. §. CXXIX, Jehus huis leverde vier koningen < uit aan Israël, delaatste wierd vermoord door eenenj Saixem, die zich op den troon ftelde, en naa eene maand geregeerd te hebben, wederom dooiden krijgsoversten Menahem werd omgebragt, die hem opvolgde. Deze Menahem was een monster in wreedheid, fals bleek inzonderheid aan de mishandeling der inwoonders van Tephsag, of Tap. Jacus, O) welke ftad ftond onder de befcherming des konings van Assirie, en het gene daarom als de eerste oorzaak tot de verwijdering tusfehen de koningen van Israël en Asfirie moet worden aangemerkt. §. CXXX. Resin koning van Syrië, aangehitst,! OQ i Kon. 16: 6. 1 n vur. HOOFDST. Hebreeuwen of foODEN. hun ver* [ehu word toning, en wengt , \.chabs mis onder. . Koningen n Jeiius mis. ) verwin, ing van JiSINko- ing van "i'ie, op 'uda.  VIII. ■hoofdst. Hebreeuwen of Jooden. üvn verval. Israël word na Asfyrien gevanglijk wegge- voert. ÏOÓ ■ OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL door den koning van Israël, nam Achas koning van 'Juda, die mede agter den Heere zijnen God was afgeweeken, de ftad Elath of Eloth af, waar door de rijke handel, op Ophir en Tharjis door Salomo aangelegt, en welke zoo veele fchatten in het rijk hadt gebragt, te gronde ging. Pehah koning van Israël, behaalde mede verfcheidene voordeden op Achas, gelijk ook de Edomieten en Philiftynen deeden; dit veroorzaakten, dat Achas zich wendde tot Tiglath Pilezer koning van Asfyrie, die hij door gefchenken tot zijn belangens overhaalde. Dezen koning van Asfirie viel daar op Resin koning van Syrië met een magtig leger op het lijf, dien hij ombragt, zijn rijk innam, en veele onderdaanen gevanglijk naa Kir. vervoerde.— Hier in wel gedaagd zijnde, overweldigde de koning van Asfyrie het grootste gedeelte der landen van Pekah koning van Israël, en voerde een meenigte des volks gevanglijk naa Asfyrie, waar door Israëls rijk zo inkromp, dat Juda voor het zelve niet meer te vreezen hadt. ■ §. CXXXI. Hosea, Pekah koning van Israël', vermoort, en den thróon beklommen hebbende,, zogt hulp bij So koning van Egypte, om zich van ( het Asfyrifche juk,waar aan hij fchatting fchuldig ; was, te ontdoen; doch Salmezer de opvolger van i Tiglath Pilezer nam de hóofftad Samaria , naa i een driejaarige belegering in, en voerde den ko- ■ ning met alle de aanzienlijksten des volks gevanglijk : naa Asfyrie, waar door dan dit gantfche rijk van Is-.  BER VOORNAAMSTE VOLKEN. 7CJ rail naa 242 jaaren van 't rijk van Juda afgefcheurt te zijn geweest, een rampzalig einde nam , (V) Éaa deze gevanglijke wegvoering is het rijk van Ir-, raïl, zoo het fchijnt, als een leen van het Asfycifche rijk aan Juda onderworpen geweest, en Juda\ zelf is naa Manasfes herftelling mede cijnsbaar geworden aan de koningen van Babel, die in dezen tusfchen tijd héb Asfyrifcfo rijk hadden overhecrt. §. CXXXI1. De volgende, en bijzonder de laatste kohingen van Juda van den Hcere haaren1 God afwijkende, en rebelleerende tegen Nebucad-v nezar koning van Babel, en zich voegende aan de'v zijde der Egyptifche koningen, onder welke zij cijnsbaar waren, zoo wierd na de inneeming en verwoesting van Jerufalem,;.JiunJkoning Zedekia, met de voornaamsten des volks en alle hunne fchatten, in ketenen geboeit, gevanglijknaBabelgevoert; waar mede dan dit gantfche koningrijk van Juda te gronde ging. §. CXXXIII. Deze gevanglijke wegvoering was] in die tijden een gewoonte, om de onkosten te ver-1 mijden, die de overheerde landen den overwin-, naar veroorzaakt zouden hebben, wanneer hij door'1 fterke krijgsbezettinge dezelve bewaren, en tegen" baare landftreek aan den oever van de middelandfche zee gelegen bewoonende, waren het eerste, volk, dat over de baaren der zee zich een weg baande, om het gene haar de natuur geweigerthad, bij afgelegene volken te zoeken door middel van den koophandel. §. CXXXIX. Hun voornaamste lieden waren Sidon, Tyrus (b~), Ariades, Tripoli, Byblus en Berg- tus, > en haar voornaamste volkplanting Car~ thago. §. CXL. Qa) Dit;Phenicie is het noordelijkste gedeelte, dat aan de middenlandfche zee lag en waar in de lieden, hier boven genoemt ,laagen. (b~) Daar is een oud, en een nieuw Tyn/s geweest, het oude is door Nebukadnezar koning van Babilon, naa een beleg van 13 jaaren overwonnen, en tot een puinhoop ge. maakt, doch (taande de belegering, bergde de ingezetenen hun kostelijkfte goederen in het naast bij gelegen Eiland,al-: waar ze vervolgens het nieuwe Tyrus bouwden, dat het oude in aanzien en magt overtrof.  Dér voornaamste volken. ii; §. CXL. Een arbeidzaam volk als de Phenkiers fchrikte niet gelijk de Egyptenaaren, voor de gron delooze waterkolken der zee. Neen ! de rijkdon die de zeevaart en handel met andere volken hurJ aanbood, deed hun voor geen gevaaren vrezen: eerst ondernaamen zij het langs de kusten te varen. De bosfchen van het gebergte Libanon verfchaften hün timmerhout, —— op de Eilanden Cyprus en Rhodus in Griekenland, gelijk ook in Silicie en Sardinië, zetten zij volkplantingen, zij bevoeren de zuidelijke kusten van Spanje, trokken de Straat door; Cadix was hun verzamelplaats. — Zij-haalden uit, deze landen, Honing, Wafch, Pik, Teer, Tzer, Lood, Koper, Tin, enz:, het gene hun groote rijkdommen opleverde; voor koning Sa- Lomon haalde zij van Ophir en Tarfis, Goud, Zilver en andere kostelijkheden. §. CXLI. De ftarren waren hune leidslieden. In. ' den beginne bedienden zij zich Van den grooten' Beer, vervolgens van den kleinen Beer, als de ftar digter bij de Pool gelegen. §. CXLII. Hun fchepen waren niet diep gaan- j de, maar rond en wijd, om des te gemakkelijker! langs de kusten te kunnen vaaren. Op verre zeetogten bedienden zij zich van langwerpige fchepen. De zeehavens van Tyrus en Sidon zijn de beroemste in de oudheid. §. CXLUI. Kunsten enweetenfchappen bloeiden k onder hun, ■ van haar is het wereld vermaart w fc Purper toevallig ontdekt, en de letterfchrijfkunst b] H d< , IX. HOOFDST. Phenicie. OPKOMST. EN BLOEI. Geoeffenc in deZee* vaart. Jtarrekunle. ïvm fcheen. unsten ea eetenïappenoeien oair hun.  IX. HOOFDST. Phenicie. OPKOMST EN BLOEI. Zeden en Godsdienst. t 114 OPKOMST j VERVAL EN HERSTEL afkomstig. Zij waaren veel vindingrijker, en gelukkiger in de weetenfchappen te volmaaken,dan de Egyptenaars; om dat ze meer omgang met vreemdelingen hadden, en zo verflaafd aan hunne gewoontens niet waren. -—- In de meet- werktuig- aard- en hemelloopkunde moesten zij om hunne uitgebreide zeevaart, en koophandel, met vreemde volken,groote vorderingen maaken, te meer wijl hun ander onvruchtbaar land hun wel noodzaakte om door den arbeid van vernuft hun beftaan te zoeken. §. CXLIV. Doch in hun zeden en Godsdienst bebehaalden ze dien roem niet; inzonderheid toen de rijkdommen bij hun vermeenigvuldigden, en de pragt en weelde fterk toenamen. Want kwaade trouw beheerschte hen maar al te zeer, zo dat zelfs hun Godsdienst met fchandelijke ontugtigheden, en Jijkpligtige offerhanden verzeld ging. AANMERKINGEN. §. CXLV. Deze Pheniciers leeren ons, hoe een naarstig arbeidzaam volk, al fchoon zij een onvruchtbaar land bewoonen, nogthans door middel van werkzaamheid, en koophandel, de fchatten en rijkdommen van andere volken tot zich trekken; voor al wanneer andere natiën verzuimen daar gebruik van te maaken: Want daar door loopen dan alle in- en uitwendige omftandigheden als in een middelpunt zaamen, om hun groot te maaken.—?  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. U5 De eerlijke ovtrwinninge, die de koophandel behaald, met de wapens van een fchrander vernuft, kunnen de toets der zedekunde beter ui titaan, dan de roemrijkfte krijgstogten der grootste helden. — Zij is het, die den overvloed doet gebooren worden, het gebrek vervult, die kunsten en weetenfchappen doet bloeien, en de volken befchaaft. Ja? zij doet het ganfche menschdom als met vereende kragten werken, om den omkringvan ons geluk te vergrooten. §. CXLVI. Maar ongelukkig dat het misbruik der zegeningen het zaad is van het bederf, waar uit onkruit voortkomt dat de gevestigfte rijken, en bloeiendste gemeenen bitter ten val brengt, gelijk inzonderheid bij de Pheniciers met het volgende zal blijken. AANMERKINGEN. §. CXLV1I. Dé Pheniciers, rijk en magtig geworden , waren niet berland tegen het zeden bederf, dat uit de pragt en weelde gebooren word,— hun onverzadelijke gelddorst kende geen paaien, een drom van ondeugden verftiet het recht en goede trouwe; de pragt en weelde deed hun nooddruft vermeerderen, intusfchendat hunne winningeverminderde, om dat hunne volkplantingen de koophandel tot zich trokken. : De oude iever en werkzaamheid verflapte en maakte plaats voor lui- ea vadzigheid, ~ maar bij dit inwendig bederf paai» H 2 IX. HOOFDST. Phenicie. 5PKOMST EK BLOEI.  IX. Hoofdst. PlIENICIE. VERVAL. Il6 OPKOMST, VERVAL, EN HERSTEL de zich de jaloufie van vreemde vorsten, het goud van Tyrus blonk hun te zeer in de oogen. Nebukadnezar verwoeste eerst het oude Tyrus, het nieuwe als uit de puinhopen van het oude gebooren , verlokte vervolgens Alexander den Grooten om het te onder te brengen, zo dat van dit beroemde Tyrus en Sidon naauwlijks overblijfzels te vinden zijn. Hun land is vervolgens onder de Romeinen, en eindelijk onder de Ottomannen geraakt, die het noch in bezit hebben. §. CXLVIII. De Pheniciers ftrekken tot een voorbeeld , vooral voor handeldrijvende gemeenebesten, hoe fchadelijk het is te veel uitgebreide volkplantingen aan te leggen, de magt raakt te veel verdeeld, 't gemeenebest verzwakt, en de volkplantingen fchudden het Juk af, en bederven het moederland. Pragt en weelde zijn voor ge- meenebesten ook noch fchadelijker als voor koningrijken, om dat de werkzaamheid vermindert en de nooddruft toeneemt, de minste mededingingen doen d>~ ' §. CLXV. IVÏet degefchiedcnisfe der Indiaanen,: woeste Scythen en Celten, gelijk ook met de volken van klein Afie, de Phrygiërs, Trojaanen, de. Lyciërs, Lydiërs, Myfiërs enz. zal ik mij niet ophouden, wijl de Griekfche gefchiedenis ons ftoffe; van overdenking in overvloed zal verfchaffen. j Daar ontmoeten wij helden wier naamen aan de onfterfelijkheid geweid zijn. Geleertheid, kunsten; en wetenfehappen zullen ons hier ftoffen van verwondering baaren. De dierbaare vrijheid bij deAzia- (a) Met eigentlijie Griekenland heftond in Epirus, Pelo-ponefis, Thesfalië en Macedonië, mitsgaders Hellas, of Y eigentlijke Gracia. . Het zogenaamde Aziatisch Griel kenland begreep in zich Mycië, Phrygie, Eolië, Joniêï Doris, Lydië, en Karie, en groot Griekenland beftond int Kalabrie en Sicilië. . Macedonië, Thesfalie en Epirus,,, voerden den tijtel van koningrijken, en de andere Staaten wal reu vrije Republijken , of Gemeenebesten, waar onder AtheX ne en Lacedemon de voornaamste waren. Dit Grieken* land is door Alexander den Grooten , en door de Romei-'«en overwonnen, en naderhand meest onder de Turken ge-komen, die de voornaamste fteden onweerbaar, en veelee derzelver verwoest hebben: het ligt geheel onder de gemaatigde luchtftreek.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. Ï&5 tifche volken zo onbekend, zal uit de'ketenen van flavernij hier zijn hoofd opbeuren, en beurteling zich weder onder dit Jük moeten krommen. Wijl de Staatkunde bij deze omwentelinge, zich in verfchillende gedaantens vertoonen,en nuttige lesfen tot leeringejzal opleveren. §. CLXVI. De Grieken doet men afflammen van Javan zoon van Japhet, zij waren woeste menfehen, maar vervolgens, waarfchijnlijk door een Egyptifche volkplanting, tot befchaafdheid gebragt. Deze verzaamelden de omzwervende gezinnen der Grieken, doende hen van langzaamerhand de voordeden van een geregelde zaamenleeving fmaaken, , zij bouwden eenige (leden of vlekken,uit welke namaals de beroemde koningrijken van Athene, Argos, Sparthe, en Thebe geboren werden. §. CLXVII. Omtrent 1582 jaaren voor Onze telling rekent men dat door Cecrops, een Egyptenaar gehuuwd aan dé dogter van koning Acteus , de ftad Athene gettigt is. DezeCECROPS volgde zijn fchoon vader op in 'trijks bewind; hij word geacht de eers te befchaver van dit volk té zijn geweest. — Zijl naam is beroemd, door den Areopagüs of regtbanl dien hij opregtte om moordenaars te ftraifen. —Een regtbank daar geen welfpreekende voorftellei gehoord mogten worden , maar daar altoos naar regt vaardigheid, en billijkheid wierd geoordeeld. §. CLXVIII. De Egyptenaar Danaus beftuurder van het koningrijk Argos, voerde den landbouw en de kunsten der Egyptenaaren in. X. [iOOFDST. Griekenland. 5PKOMST EN BLOEI. Van wie de Grieken afttammen. Wie Athene geftigc heeft. L l Danaus voert den 'landbouw in •  X. hoofdst. Griekenland. opkomst en bloei Wie Thebi bevolkte. Oprigting van het Grieks Bondge- nootichap. Thebaanfehe oorlog enz. Heldeneeuwen. 12(5 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL §. CLXIX. Een Phenicier Cadmus genaamt, had zich in Beotie neergezet, en bevolkte Thele, hij leerde hun den wijngaard behandelen, metaalen te bewerken., ende fchrijfkunsc met letteren, i §. CLXX. De kleine koningen der Grieken altijd in oorlog, de nadeelen daar van inziende, rigte Amphyction, ter bevordering van hun algemeen belang, met 12 lieden een verbond op, dat een meesterftuk van ilaatkunde werd. Hunne afgevaardigden moesten zich twee maal in het jaar naar Thermopyles begeeven, alwaar zij het zo vermaardeGerigtshof derAmphyctionen uitmaakten, over alle zaken der Bondgenooten vonnisten deze vergaderde leden, zonder herroeping, en de wederfpannelingen wierden met de wapenen gedwongen- De verdediging van den Tempel te Del- phos, alwaar men met de godfpraakvan Appollo raadpleegde, was aan dezen raad aanbevoolen. Het gene op dit bijgeloovig volk de grootste invloed moest hebben. §. CLXXI. De Thebaanfche oorlog, de togt der Argonauten, en het beleg van Troye, is met zo veele verdigtzelen omzwagteld, dat wij niet nodig vinden daar van iets te melden. §. CLXXII. In de zogenaamde helden eeuwen, of tijden van barbaarsheid, had de koningiijke magt een weinig beduidend gezag over de onderdaanen, zij Helden de zaken maar voor aan de algemeene vergadering, die dezelve bekragtigde of afkeurde laar goedvinden. Zij waren verder in.alle*, de eers-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 127 ten, zelfs in zaken van godsdienst, en geboden de legers. Hun llaatsbeftuur ruste voornaamentlijk op gevestigde gebruiken, in navolging der meeste barbaarfche volken. De Grieken hadden geen kennis van het regt der volken, gegrond op natuur en zedekunde. Neen! bij hun gold het regt van de Ca?mibaalen ontleend, en ftrijdende tegen alle menfchelijkheid. Deugd was bij hun dapperheid. De overwonne gevangenen heiligden ze aan hun bloeddorst op, en klonken dezelve in Haaffche ketenen,waar in zebloodHonden voor mishandelingen , die erger waren dan de doodlf raffezelfs. — Hunne helden, en zo vermaarde veldheeren dei Made verftonden geen krijgskunde, vogten ongeregeld, wisten van geen omfchanfingen of andere oorlogs werktuigen. Hun groot oogmerk tot den oorlog was rooven, de behaalde buit was het foldij3 en wierd als bij de Germaanen onderbevelhebbers en foldaten verdeeld. Hunne fchepen waren te vergelijken met de barken der wilden. Irj de ftarrekunde waren zij te dier tijd onbedreeven.— Hunne zeden waren ruw. De wetten bevat ten eenige goede inrigtingen voor den landbouw, welke zij waarfchijnelijk van de Egyptenaaren, en andere volken geleert hadden. Op overfpel en mandag waren ftraffen gefteld; doch hunne zeden wierden vervolgens merkelijk verzagt, door de wijd beroemde verborgentheid van Eleusis. Met godfpraaken uit bedrog en bijgeloof geboren en met >erdigtzels des veelgodendoms zijn hunne X. rloOFDST. jRJEKENL.AND. OPKOMST EN BLOEI.  X. HoOFDST. Sparta. opkomst en bloei. Regeering van Sparta. LüCURGUS 128 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL historiën vervuld. Hunne openbaare fpeleri dienden om oorlogs heiden te vormen, en de Grieken door deze bijeenkomsten onderling te \e. eenigen. De Olympifche fpelen door Felops in- gefteld in het jaar 884. voor onze telling, wierden om de 4. jaar gehouden. Tot dus vene de heldeneeuwen. SPARTA (a). §. CLXXIII. De Grieken onrustig van aart, en de onderdrukkinge der koningen moede zijnde, zo begon de géést van vrijheid zich bij hun te vertoonen. Sparta (_b~) of Lacedemon (c) leverde het voorbeeld daar van op. Zedert 900 jaaren werden: zij door 2 koningen geregeert, onder wiens willekeurige regeeringe zij veel fchokken en onweers-' buien hadden uitgeftaan, om dat hun wanfchapen: wetten het gezag niet bepaalden, en haar regerings i vorm een altoos duurende fpringbron van gefchil-len opleverde. • §. CLXXIV. Eindelijk kwam Licorgos tevoor-fchijn, om zijn vaderland te verlosien uit de drukken-- («) Of Lacedemon ligt in het landfchap Zuconia, in het! half Eiland van ouds Peloponefus genaamt, aan de rivier 1 Eurotus. (b~) De inwoonders der ftad noemden zich Spamanen en) waren 900 fterk. (ji) De inwoonders van het land Lacedemon maakten een 1 getal van 3000 uit*  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. I2g kende flavernij, en tot dien trap van grootheid te verheffen, welke haar het voorwerp van nijd, en fchrik haarer nabuuren maakte. §. CLXXV. Lucurgus was de zoon van E uno mus koning van Sparta, in een oproer gedood. Zijn ouderbroeder Polyd ectes liet geen kinderen, maar wel een zwangere vrouw naa, welke hem haare hand aanbood met belofte van de vrugt te zullen afdrijven; doch Lucurgus was te grootmoedig van ziel, om dien voorflag aan te neemen. ■ De koningin verloste, en bragt een zoon ter wereld, aan welke Lucurgus de regeering overgaf, zich vergenoegende met de zedige titul van Voogd over den jongen Prins aan te neemen. §. CLXXVI. De Spartanen deze edelmoedigheid ^ ziende, zoo wierd hij de afgod van het volk, het ^ geen gelegenheid gaf, dat laage zielen als onbekwaam tot zulke verhevene gevoelens, zijn daaden verkleinden, en onderfteund door den aanhang van de koningui, maakte men hem verdagt als of hij onder dezen fchoonfchijnenden dekmantel, zijn ftaatzugt om te regeeren, verborg. Om nu dit geroep der kwaadfpreekenheid te verftommen , zo verkoos deze groote man geen hulp bij de gunst des volks, die hem als hun afgod zouden befchermd hebben. Maar neen! ter regtvaardiging van Zijn doen, lei hij de regeering neder en verkoos in Crete, Jönie, en naar de gedagten van zommigen in Egypte als een balling om te zwerven. -—r- Men I X, hoofdst» Sparta. opkomst en bloei. Pord de ,fgod van ■-'t voik.  X. hoofdst. Sparta. opkomst en bloei. Lucurgus te rug geroepen. Rijks beftuuring.van Lucurgus. 130 opkomst, Verval en herstel zegt, dar, hij in deze uitlandigheid zich het plan van hervorming heeft ontworpen. §. CLXXVI7. De toeneemende wanorde, door zijn afwezen veroorzaakt, deede zowel de koningen, als het volk, om Lucurgus als hun verlosfer denken, en verzogten door afgezanten op het ernftigstedathij zijn vaderland te hulpmogt komen. —Lucurgus gaf aan deze roepftem van vorst en volk gehoor, het gene bij zijn komst te Sparta ook veel toebragt tot zijn ontworpen hervorming, wijl alle harten als eensgezind waren, om naar zijn raad te luisteren, van het welke, gelijk ook van degodsfpraak van Delplws op het voorbeeld van Minos , hij in dezen zeer goed gebruik wist te maaken. §, CLXXVIII. Om dé verdeelde koninglijke magt te breidelen, die om hun gelijkheid van gezag, tegen eikanderen naar de opperheerfchappij dongen, Helde Lucurgus niet voor, het koninglijk gezag geheel of van een van beide te vernietigen.' Neen! hij was te verflandig, om de onheilen daar uittewagten, niet te voorzien. Der konin¬ gen aanhang was te groot, en de afgezette koning moest noodwendig een gevaarlijk burger voor den Haat worden. Hierom vergenoegde zich Lucurgus,met een tegenwigt van magt op te werpen, genomen uit het volk, en beftaande uit 30 Raadsheeren, die met en benevens de koningen op goedkeuring des volks, het volkomen gezag over het rijksbeftuur hadden, maakende dus deze nieuwe regering een gemengde regeeringsvorm uit.  DER VOORNAAMSTE VOLKE:NS IgJ §. CLXXIX. In die zaamenloopende omflandigheden ging zulks vrij gemakkelijk," te meer, wijl de toen regeerende koningen tveinig verhevenheid van geest bezaaten, om de groote vermindering Van hun gezag te bemerken, doordien zij doch de tijtel, en koninglijke cieraaden, en het bewind van oorlog en godsdienst behielden. §. CLXXX. Naa dezen eersten flap,'ondernam Lucurgus een werk, waarbij de fabelagtige bedrij-: ven van Herculus als rook verdwijnen,en dat zon-: , der het bijgeloof en godfpraake van DEiinos onuitvoerbaar was; ■ want hier moest de rijke gierigaard, hóe zeer aan het geld ver kleeft, zijn fchatten met den nooddruftigen zienverdéelen, 'ten einde met hem tot eene gelijkheid van bezittinge te komen. De man met gezag bekleed,'kwam hier vart waardigheden beroofd, naast den armen burger aan ééne tafel te zitten, om in plaats van lekkernijen, zich te behelpen met een' zober geregt van fpijze. Een hervorming waar door s'menfchen hart als omgekeerd werd, en zijn 'heerfchende driften voor altoos beteugeld wiei den. §. CLXXXI. Aan deze Openbare maaltijden,C handelde de disgenooten over al dat gene,' welke" tot aanprikkeiing van möed, dapperheid, en tot bevordering van kennis en deugd diende. Dus waren deze tafels leerfcholen van maatigheid voor het lichaam, en kostelijke ziele fpijze voor den geest.' —' In de' vertrekken, zo wel als in de klederen, heerschte niet' dan eenvoudigheid en gelijk^ I a X. HoOFDSTp Sparta. De konia?eh be- ' ïielden, iun tij tets ;n cieraalen. Plan van gelijkheid ran bezitinije, penbaara ' aaltijden?  X. hoofdst. Sparta. opkomst en bloei. Verdeelin| der landerijen. Sparmanen moge niet uitlai dig gaan. JUVettea. Onderwi; ïn ftaatszedekuncen wijst gecrte. 132 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL heid. Alle ongelijkheid u magt of middelen vernietigde Lucurgus. §. CLXXXII. De landerijen wierden verdeeld, het gene niet zonder ftribbeling ging, doch de groote en gegoedfte burgers, meerder gezag verkrijgende door tot Raadsheeren verkooren te kunnen worden, en het gemeen in vermoogen toeneemende door het verkrijgen van landerijen diehet te vooren miste, zo konden de bezitters van rijkdommen zulks niet keeren, om dat hun magt te zwak was om evenwigj; te houden tegens Lucurgus; welke als een afgod van het volk geëerbiedigd werd, het goud en zilver geld wierd verbooden* en in plaatfe van dit een lompe yzeren munt ingevoerd. «. CLXXXIII. En om alle zedebefmettende omgang met vreemdelingen te weeren, verbood men de Spartaanen uitlandig te gaan of met vreemdelingen te handelen; tot dat einde de voordeeli- ge zeehavens der Lacedemoniers flegtende, en de fcheepvaart verbiedende. §. CLXXXIV. De wetten van Lucurgus waren niet befchreven, maar onuitwisbaar en duurzaam in de harten geprent. §. CLXXXV. Kunsten en wetenfehappen, die tot iets anders als nooddruft dienden, werden verbannen. s §. CLXXXVL In ftaatkunde, zedekunde, wijsbegeerte en godsdienst wierden de Spartaanen van e.jongs af geoeffent, gelijk ook in het uitftaan van koude, honger, en andere ongemakken.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 13? §. CLXXXVII. Tot de landbouw en handwerken, gebruikte men de Bloten en gevangen Haven. : - §. CLXXXVIII. De krijgstugt van Lucurgus vormde helden, die van jongs af de vrees veragten, en in den krijg moesten flerven of overwinnen. — Het oogmerk was niet om hunne landpaalen uit t« zetten, of rijkdommen te verkrijgen. Neen, vrijheid was het eenige doel, en het voordeel daar var alleen glorij. —— Sparta moest ook zonder vestingwerken wezen als overtuigd zijnde dat de waare Heldenmoed, beter dan de beste verfchanfing is. §. CLXXXlX. En om nu dit een èn ander meerder gezag bij te zetten, vroeg hij het Orakel raad, of er nog iets aan zijn wetten te verbeteren was, waar op het Orakel antwoordde, dat Sparta dc voornaamste ftad der wereld zou zijn , zo lange zij Lucurgus wetten heilig gehoorzaamde. —- Hier op deed hij het volk zweeren, geen verandering in regeering of wetten te maaken tot dat hij wedergekeert zou zijn. §. CXC. Men verhaald van dezen groote man, dat hij te Deephos fjierf door zich van eeten te onthouden , en andere zeggen dat hij op het eiland Creta zijn dagen eindigde, met bevel zijn asfche in zee te werpen, ten einde de Spartaanen zijn .overblijfzelen niet naar Sparta zoude voeren om' van hun eed ontslagen te mogen worden. Plutar- chus berigt ons, dat Lucurgus wetten 500 jaar in volle kragt gehandhaafd-zijn. 0 13 X. . Hoof ds t. Sparta. opkomst en bloei. Krijgstugt." nan&bsJÏ n Het Orakel raad gevraagd. Lucurgus fterft.  X-, üoofdst. Sparta. ofkomst EN bloei.' Aanftelling der Ephortn, . Redenen waarom Sparta gevreesdWeef., i i 1 I i < J|4 pPKQMST, VERVAL EN HERSTEL §, |CeXCI. Naa ds dood van Lucurgus, en wel onder de regeeringe zo zoramige meenen van TheoroMFüs en Polydorus werden de Eplwren aangefteld, welke zo. veel-al$ toezienders, of opzienders, ten getalle van vijf jaarlijks u;t het volk verkoren werden. •—~ Hun raagt ftrekte zich u\z, om Raadsheeren af te, zetten, in de gevangenis te werpen, en zelfs met.de dood te ftraffcn. — De koningen waren van gelijke onder deze magt anderworpen, , wat nadeelen zulks vervolgens heeft veroorzaakt, zal op zijn plaats.blijken. §. CXCJI. Schoon nu Lacedemonie- een dor en onvruchtbaar land was, kon het nogthans genoeg toe•eiken, om inwoonders te voeden,welke zo fpaarzaam en maatigin hunne nooddruft waren. —, Zo ange zij bij de wetten van Lucurgus bleven, moest hun ftaat, daar niet dan dapperheid en goede zede aeers'chten, door andere voikeren geyreest, ontzien, :n tot bondgenoot gezogt worden;— Temeendaar le Spartaanen hun rijkdommen verbannen en hun ahd niets begeerlijks had om van andere volkeren er overheering gezogt ,te worden; ■ doch zo ïra dit volk Lucurgus .wetten verliet, en-zij door mn overwinningen de rijkdommen van andere lanlen magtig en daar-op bekoord wierden, yermeer.ierdèhuri nooddruft, en was zujks,gelijk we.yejv rolgens zien zullen,, de grond van hun bederf, . tfj&cti-A .ttsfiiow t&géftt ! I i.->3öU3so-b99 netter//' VK'^troTiJ 3to 3gii-d Va I > • iytzsArjSi'i JgiKSl nik; / ni iss{  der voornaamste voxken. 135 AANMERKINGEN. §. CXCIII. Ik zal mij hier niet inlaaten, om de Spartaanen in hun heldhaftige krijgsverrigtingen te 'volgen, en hoe ze daarom lang de vraagbaak van Griekenland zijn geweest. Neen! dit is buiten mijn bellek; 't .is genoeg, dat we de zaamenloopende omftandigheeden van hun toeneemende magt kortelijk hebben aangetoond. g.CXCIV. Maar bij verftandige lezers zal nu in bedenking komen, of deze wetten van Lucurgus, in allen deelen zo vvijsüjk waren,, en zijn hervorming tot een voorbeeld van navolging voor andere volkeren nuttig zoude'wezen. §. CXCV. Daar zijn zekerlijk veele voornaams" fchrijvers, die hemelhoog deze wetten en hervorming verheffen, om dat Lucurgus daar door dezer den des volks verbeterde, en' de bronnen van het bederf flopte.. Want door de gelijkheid, van ftaat,' verbande-hij hoogmoed, weelde, en alle kunsten, en handwerken, die onder voorwendzel van de naarftigheid op te wakkeren,de moed ontzenuwen en de zeden bederven, waar door het zaad van gierighied verflikte, de gefchihen ophielden, en de meerdere niet meer magtig was den minderen'te* verdrukken. . " §. CXCVI. Schoon Lucurgus zekerlijk een man is geweest, wiens edelmoedig beftaan buiten weergaa, en zijn doeleindens zeer prijzelijk waren ; zb -fan men evenwel op de gelegde, gronden van- zelfskeïr 14 X. ÜOOFDST. SPARTA. ■ OPKOMST: '  X. HoOFDST. Sl'ARTA. OPKOMST EN BLOEI X36 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL I nis bij het ifteïioofdituk, aan de middelen welke hijtot die hervorming gebruikte, dien grooten lof niet geven, welke anderen daaraan toezwaaijen. , §. CXCVII. Want uit §9. is blijkbaar, dat dé drijfveeren, zo wel als de werkzaamheden en Ge. nien, bij alle menfehen, zo onderfcheiden zijn als de wezens, en dienen tot wijzingen der onderfcheide rangen of ftanden onder het menfehdom, naardien onderfcheid* werkzaamheden veronderftel- len, een daar aan verknogt evenredig kon. Het yerfchillend loon geeft ongelijkheid van eigendom,en uit deze ongelijkheid, worden wederom bijzondere rangen, meerdere en mindere, rijke, en arme gebooren. Dit alles overeenkomende met s'menfchen natuur, die altoos onophoudelijk werkt, om haar ftaat te verbeteren, en haar geluk te vergrooten, word ook door de gewijde bladeren, gezondereden, en ondervinding in allen deelen bevestigd; en is best dienstbaar om de drijfveeren van het beweegrad der eigen liefde, §. ïo. gaande te houden, wier bronnen van werkzaamheid, Cn geduurige neiging tot verandering, door naaievcr, en daar uit voortkomende ongelijkheid van bezitungen, meer en meergeopent en verwijdert worden, daar in tegendeel door een vastgeflelde gelijkheid van bezittingen, noodwendig deze bronnen van werkzaamheid vernaauwd, en verftopt moesten r.aaken. §. CXCVIII. Ja! heeft de menfeh als een redelijk wezen, door zijn Schepper een wettig recht  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. I37 op alle fchepzelen verkregen, om die tot nooddruft, vermaak, en verheerlijking van zijn Schepper te gebruiken, hoe gebrekkig zou de mensch dan aan dat einde kunnen voldoen, indien hij maar enkel voor zijn noodzaakelijke nooddruft zorgde.— Want doof de kunsten word hem nu de weg gebaand, om niet alleen in'zijn eigen, maar o'ok ver afgelegen landen, de wonderen der natuür te be- fchouwen. De hemelen doen hem Gons ëei vertellen, als hij doorzijn kunst-inftrumenten, de loop der hemellichten nagaat. — Het bruisfchen dei golven, noch de grondelooze diepte der zee fchrikkenden zeeheld niet af, om zich een pad door de wateren te maaken, om de fchatten der zee eh voortbrengzels der natuur uit vergelegen gewester të haaien. Hij treed met een onverfchrokkcn moed tot in de afgronden der aarde, om aldaar de Metaalen te delven. ' Zijn werkzaamen'geest niet vergenoegt met de hoofdftoffe, vermengt dezelve door arbeid van vernuft,' maakt er klëeding en andere noodwendigheden van, die dienen om door arbeidzaamheid 5-de fchakel van werkzaamheid te vergrooten, in evenredigheid dat het menschdom vermeenigvuidigt. §. CXCIX.'Het verbod vam met vreenkléh'ngei om te gaan § 183., veronderftelt als of alle zaamenleving onnut, en andere volken geen redelij» ke wezens, maar monsters waren. ■ Hoe flrookrdit met de zedeieer, en liefde tot zijns W lijken? ■ ■ I s X. hoofdst. Sparta. opkomst en bloei»  Xv KpOFDST. Sparta. OPKOMSTEN, BLOEI. I3S opkomst, verval lm herstel §. CC. Als de. mensch geen andere kunsten mag oefenen als die tot zijn nooddruft dienen §. 185, wat onderfcheid is er dan in deze tus- 'fchen de werkzaamheid van een redelijk wezen en een redenloos dier ? De laatsten: hebben ook 7.0. veel .vermogens, om kunsten te oefenen die tot haar nooddruft, dienstbaar zijn , maar meer ook *i«"V-;!i;.<2Ba jib jfefi3f$?* .rtabrtsi CCT. Het is waar, men werpt hier wel tegen in, dat door die weg Lucurgus , het zedebedervende uit rijkdom en weelde fpruitende wegnam, dooide bronnen van het-bederf te ftoppen-, waar door zij 500 jaaren lang, een gelukkig,en inwendig gerust ftaatsbeftuur genooten, het gene-voor andere volken-gedugt en gevreest was. ^— Doch ik antvvoorde hier op, zullen de wetten en inrigtingen beantwoorden aan hun eindtns, dan moeten zij overeenkomstig den aart- des volks , en.met de wijzing van s'menfqhen •natuurftaat overeenkomen, daar immers de wetten van Lucurgus tegen ftreeden ? §. 197. Hun land \yas bovendien-dor en on¬ vruchtbaar, dus hun behoefte grooter moest wezen dan van andere volken,daar de vruchtbaarheid der landerijen overvloediger behoeften -verfchafte, waarom dan deze -inrigtingen:., al-Helde men ze wijzelijk in een vruchtbaar land, haar waarde verliezen als dc omflandigheden veranderen. §. CCII. Genpoten de Spartaanen , zo lange zij de wetten van Lucurgus in ifand hielden, zo eeg langduürige rust: Geen wonder! —— want allg  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. l^f oorloogen fpruiten meest uit een vooruitzicht van winst of voordeel: pm nu een dor land, daar dapperheid en armoede heerschten te overwinnen-, ftreed tegens de belangens van alle vorsten. Hier(kpmt noeh bij, dat volgens onzen.ftelregel bij de inieiding.gebruikt, dat naamentlijk uit liet misbruik van., het goede veel kwaad gebooren word, — men om dit laatste voor te komen, daarom het goe-, teniet .moet. verbannen. Neen! de misbruiken van het goede zijn't, die het kwaade .voortbrengen. —- Ergo! wil men de bronnen van het bedervend kwaad .floppen, zomoet men de misbruiken van het zelve-tragten te keerenden niet het goede. . daarom .wegneemen.—— En dit was juist de dwaaling, yan Lucurgus-, hij mm het. goede, en de .regeringen der natuur weg, op dat er geen kwaad uit; voort-^oude komen, daar hij volgens de wijze inrigtinjfder natuur de misbruiken van het goede maar had moeten tragten te weeren. ■—p Wat nu vervolgens tot hun verval heeft medegewerkt,, zullen wij nu zien, _ ;. _ . ,;. . ,r; . §. CCIII. Of fchoon wij het verval van de republijk Sparta. niet ftellen te beginnen met de Thi-j rannifche regering der Ephoren, zo is dit nog- thans -bet tijdftip-, daar aanvankelijk de fondamenten der Spartaanjuie regering wierden ondermijnd-, en hun wetten- vervolgens met ;meerrf«- jen uitf wendige zaamenioop.ende omftandighedep^reipd^i lijk dit.- ftr-ijdbaar yplk tot -flaycrj yan andere vpJr ken maakten. , ^ , ^9 ,, x. HOOFDST. Sparta. verval. tutv .ij'-ivf .a»]toid9]  X. Hoofd» t. Sparta. verval. De Ephor §. CCX. Agesilaüs zijns moeders broeder, een man listig en behendig, die rijk in landerijen, maar door verkwistinge diep iri fchulden zat, hielp orh eigenbelang Agis in zijn voorneemen, hij haalde Agis moeder, een rijke Princes in zijn belangen over, welke met haar aanhang gefterkt,de hervorming algemeen maakte. —— Koning Leonilas flond bun nu maar in den weg, -—- doch Agis daagde gelukkig door zijnen vriend Lysan'der tot Ephoor te doen verkiezen, en ftelde toen aan den Raad voor „ dat alle fchulden zouden vernietigd „ worden, dat de landerijen in gelijke deeleh ón* ,, der de burgers zouden verdeeld worden, en dat „ eindelijk alle de wetten van Lucurgus in haar „ eerste kragt zouden hersteld worden." De volksvergadering bij een geroepen zijnde", zo deede Lysaneer, Mandrochidasi, en Agesilaüs kragtige redevoeringen tot het volk; tot bewijs de oude godfpraaken van Delphos, en het onlangs gegeven antwoord van het Orakel van P^/Mëaanhaalende,dit gevoegd bij de redevoering van Agis en de opoffering zijner fchatten, met de aanbieding van die van Zijn Moeder, grootmoeder, naastbeftaanden'en vrienden, zou de zaak op die vergadering zijn beflag gekregen hebben, indien Leonidas, door de rijken onderfteund, zich niet met geweld daar tegen gekant had. —- Lysander de overmagt vaa Zijn partije merkende, daagde Leonidas voor de'. X. hoofdst. Sparta. verval.  X. hoofdst. Sphrta. VERVAL. 1 144 opkomst, ver.val EN HERSTEL regtbank van het volk, ornaat hij de wetten ge? fchonden had, door een buitenlandfche vrouw te trouwen, en aan een buitenlandsch Hof zijn verblijf had genomen, het welke bij die wetten op ftraffe van de dood verboden was Het gevolg hier van was, dat Leonidas in den tempel van Minerva vlugtte, en zijn fchoonzoon Cleombroti'S wierd in zijn plaats koning. Lysander zijn tijd verftreken zijnde, dreef bij een nieuwe verkiezing de partije van Leonidas boven, en hij, eerst als aanklager, wierd toen zelfs van den kant van Leoniqas aangeklaagd, doch voorzigtigheid- en beleid redden hem daar uit, door de koningen in ?ijn belangen te krijgen, tegen de magt der Ephoren; zij wapenden' de jonge Spartaanen, en de burgers die wegens fchulden gevangen zaaten; en met die magt gefterkt, bewerkten zij bij de vergadering des volks,dat de Ephoren afgezet, en in hun plaats voorftanders der hervorminge aangefteld wierden, onder welker getal Agesilaüs was. §. CCXI. Agesilaüs, wiens caracter wij hier. iroor al befchreven hebben , had tot de hervorminge tot dus verre mede gewerkt; doch hij een baatsugtig ftaatkundige zijnde, wist door behendigheid ie koningen te overreden, dat de hervorming niet in eens, maar bij trappen moest gefchieden, verzekerende, dat zo men maar in het eerst de rijken tot de vernietiging der fchulden konde overhaalen, ■ le verdeeling der landerijen dan naderhand gemak;elijk zou volgen: door deze list hun verfchalkt heb.  . DER VOORNAAMSTE VOLKEN. I45 hebbende, bereikte hij zijn oogmerk, om zich zelve van zijn groote fchulden te ontdoen, en in 'C bezit van zijn landerijen te blijven; de verdeeling der landerijen, als vruchtbaar in uitvlugten zijnde, wist hij te verfchuiven, tot dat Acis met een heirleger de Achajers te hulpe 'gezonden wierd, en daar hij den roem der Spartaanen herftelden, §. CCXil. Intusfchen was Agefilaus een dwin-j geland van zijn volk geworden , waar doore Leonidas zijn hoofd uit de onderdrukking des volks v weer opheffende hun afgod werd. De roof-^ zugt van Agesilaüs werd optekening der beide ko-] ningen gefield. , Agis de weldoender van zijn vaderland, moest van vrienden verlaaten, in den^ Tempel van Mnervavlugten, terwijl Cleomerotus8 door de voorfpraak van zijn vrouw, met een ballingfchap er afkwam. Agis wierd vervolgens met veele van de zijnen aan de bloeddorst van Leonidas opgeoffert, en zijn vrouw Agiatis , de eerste fchoonheid van Griekenland, wierd met geweld gedwongen Cleomenes,'zoon van Leonidas te trouwen. §. CCXIII. Cleomenes fmoorlijk op deeze C vrouw verliefd, hoorde telkens met medelijden,N het ongelukkig lot van haar eersten man, en ver-p borg in 't binnenste van zijn hart zijn gemaakteh' ontwerp. Hij, naar zijn, vaders dood koning ge-m worden, zag in allen opzigten het bederf van den ftaat, raadpleegde daar over.met zijn vrienden, maar vond daar geen hulp. De Ephoren zonden Cleomenes met een heirleger de Achajers te hulp, K X. ÏOOFDST. Sparta. 'erval. Vgesilaüs en dwineland geworden , /erd Leoüdas de Lfgod de3 ?olks. lGis om. ebragt. LEOMEr is onterpt het an der :rvoring.  X. hoofdst. Sparta. verval. CleomeKes de Af god der ibldaten. Ephoren afgezet. I4Ö opkomst, verval en herstel maar in den loop van zijnzegenpraalenden voorfpoed wierS hij te rug geroepen; hier door verbitterd, riep hij den gevlugten Archidamas, broeder van Agis terug, om met hem de kroon te deelen, en won vervolgens de Ephoren als baatzugtige zielen met gefchenken. §. CCXIV. Cleomenes zijn vijand Aratos in 'een veldflag tot hulp der bondgenooten overwonnen hebbende, verwierf daar door de liefde der foldaten, wier afgod hij werd; doch Sparta riep hem weder te rug, bedugt dat deze liefde der foldaten voor hunnen veldheer, nadeelige gevolgen voor het vaderland konde hebben. Cleomenes gefterkt met den raad en het gezag van zijn fchoonvader Megrston, wederom moetende optrekken tegen de vijanden, nam alle die hij meende, dat bij afweezigheid zijn oogmerken konden dwarsboomen met zich in den krijg. Bij te rugkomst van zijne overwinninge, en ontflagen van veele zijner partijen, trok Cleomenes op Sparta aan, alwaar hij onverwagt 4 der'Ephoren, en 10 der gene welke hun kwaamen helpen,deed ombrengen, doch Agesilaüs ontkwam het door zich voor dood op den grond te werpen. §. CCXV. Hij verbande daags daar aan 24 der gevaarlijkfte burgers. — Het geftoelte der Ephoren liet hij wegnemen, en voor een volksvergadering, rechtvaardigde hij door een welfpreekende redenvoering zijn gedrag. Zijn zuivre oogmerken toonde hij door zelfs, en gevolgd door Megeston  DES VOORNAAMSTE VOLKEN. 14^ en zijne vrienden, hun goederen in 'sLands fchat-. kist te geven. -— De verdeeling der landerijen; volgde daarop, hij deed de oude tugt herleven, en [ nam zijn broeder Euclidus tot troongenoot. §. CCXVI. Lacedemon Werd dus hersteld, en gaf \ wel haast wetten aan geheel Peloponnefus, ■ - - De* Achajers maakten vrede met hem, en de edelmoedige overwinnaar, bedong niet anders dan de eer van tot hoofd van het bondgenootfchap verkoren te worden. -— Aratus O) die geduurende 30 jaaren deze titul had gevoerd, offerde het welvaaren van zijn vaderland aan zijnftaatzugtige oogmerken op, en wierd van de ijverigffe verdediger van de algemeene vrijheid, een onverzoenbaare dwingeland. -— Hij riep de Macedoniers zijne vijan* («) Aratus , beroemd door dien hij het onder de Mas* cedonifche overheerfching verbroken Achaifche verbond weder hersteide, werd tot Pretor daar van verkoren; een waardigheid die te voren door 2 perfoonen bekleed wierd, en jaarlijks verwisfelde, doch die hij bij aanhoudendheid alleen hield. In dit verbond waren verfcheiden Griekfehe lieden, gelijkheid floot daar in alle naijver uit, een algemeene raad 'regelde de ftaatszaaken, en aan deze werd 'noch een raad Van lo perfoonen toégevoegd, zonder welke ze niets konde on'derneemen. — Aratus was een man kloek vart verftand, grootmoedig en levendig van aart, die' veel diensten aan zijn vaderland heeft gedaan, tot inftandhouding van dit verbond, ~_ doch eindelijk door vleiers bij Philifpu* haatelijk gemaakt, moest hij Iterven door den vergiftigeö beker te drinken. K 2 X. IoofdsTs Iparta. herval, '.acedemon ersteld.  I48 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL hoofdst. Sparta. verval. Cleomeni fneuvelt ii wanhoop, eh met ziji dood verloor Spat ta zijn vri; heid. den te hulp, — tegen deze, en de Achajers bood Cleomenes een moedige tegenftand, maar door zijn onderbevelhebber Damoteles verraaden, viel hij in de hinderlaage der vijanden, alwaar hij en niet meer dan 200 Spartaanen ontkwamen. Cleomenes vlugte naar Sparta, en daar met veragting aangezien wordende, naar Egypte bij Ftolomeus Euergetes; doch deze onverwagt ftervende, deed zijn opvolger Ptolomeos Philopator, op raad zijner shovelingen, den grooten Cleomenes, met 22 zij1 ner veldheeren gevangen zetten; de wanhoop deed [hun de deuren der gevankenis openbreken, en Alexandrïe van fchrik voor deze helden beeven, wijl [al die tegenftand boden door hun geveld wierden; hij beloofde zoo de burgers hun hielpen, hun van de dwingelanden te verlosfen , maar geen gehoor bij hun vindende, neemen zij om niet overwonnen te worden, het beftuit in elkanders fwaarden te vallen. §. CCXVII. Met welke doodelijke flag voor Sparta, de even opgegaane zon der Lacedemonifche vrijheid voor altoos onderging, want hun volgende vorsten wierden dwingelanSen. Zij begaven zich onder de Achajers, die de wetten van Licürgus affchaften; doch zij te hoogmoedig om *te gehoorzaamen , riepen de Romeinen te hulp: hetbondgenoodfchap der Achajers liep te niet, en,geheel Griekenland kwam onder het geweld van hunne geaneende verdedigers.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 149 AANMERKINGEN. §. CCXVIII. Dit Sparta levert dus een voorbeeld op, hoe weinig wetten helpen, indien men dezelve verwaarloost; dit volk gewend aan een fpaarzaame levenswijze, verbasterde fchielijk, zoo dra hun dapperheid in heerschzugt veranderde, en zij onderdrukkers van andere volkeren wierden, en zich wingewesten maakten; toen ondervonden zij, dat hun inrigtinge en wetten van Licurgus niet gefchikt waren, om aan hun heerschzugtige oogmerken te voldoen ; de gemaakte veranderingen iiï hun wetten,'met den buit der overwonnen, was het zaat dat in hun boezem wortelen fchoot, en hun zeden bedierf; de fprong van de armoede, waar in Ze opgevoed waren, tot de rijkdommen door de overwinningen behaald, was te groot, om geen heil - looze gevolgen bij hun naar te laaten. Zoo dra het evenwigt van magt verbrak, fmeedde de baatzugtige ftaatkunde ketenen voor de vrijheid, de fchielijke overvloed van goud en zilver maakte de bezitters trots, ende armen tot veragte fchepzelen in-de oogen der rijken; want Sparta geen koophandel voerende, en alle beroepen, handwerken, en konsten veragtende, die alléén overlaatende voor hunne Haven, zo kon Sparta niet wel anders dan maar tweederlei zoort van Inwoonders hebben, naamentlijk rijken, of armen, het gcene voor een Staat niet dan fchadelijke gevolgen kan hebben; -— want door de onderdrukking der rijK3 x. hoofdst. Sparta. verval.  X. hoofdst. Sparta. verval. I50 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL ken, moesten de armen gewillige Haven zijn der rijken , of anders gevaarlijke burgers voor den Haat worden, welke niets te verliezen hebbende, tot ontvolking van den ftaat, of oproer en wraakneeming altoos gereed waren. §. CCXIX. Sparta. leert ons dus, met wat gevaar alle veranderingen en regeering gepaard gaan, en hoe de deugd meenigmaal tot een flagtoffer voor de ondeugd ftrekt. Ja! uit het geval van Cleomenes ziet men, hoe een deugdzaam hart zich met bloed kan bezoedelen, om zijn voorge. fteld doel te bereiken. §, CCXX. Eindelijk Sparta op het toppunt van het krijgsgeluk verheven, verliest in eens zijn luister, door het zelfde zwaard, waar mede het andere overwonnen had: hunne dierbaare vrijheid bij hun het hoogst gefchat, veranderde in flavernij, en de glorie als het eenigste voordeel waarom zij hunne zwaarden ten ftrijdegordden, verdween met de vrijheid, en maakte hunne nageflagten even als alle andere volken flaven van hunne overwinnaars. Een fpiegel voor alle volken, die op menfehen bloed hunne rijken grondvesten,  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 151 ATHENE (>> §. CCXXI. Attica waar van de Hoofdftad Athene was, zal ons wederom een geheel anderen aart van volk en ftelzel van ftaatkunde opleveren. Theseus was de eerste die van Attica een gemeenebest vormde, zijn ftaatsbeftuur hield ftand tot den tijd van Codfrüs. In de drie rangen van Edelen, werklieden, en kunstenaars, verdeelde hij de burgers, de eerste fchoon minder in getal, hadden de meeste magt en waardigheeden in handen. Op onafhankelijkheid waren zij meer dan eenig ander volk gefteld. §. CCXXII. De Archonten hadden het ftaatsbeftuur op hunne fchouderen, en tot den tijd van Draco, regelden ze zich bij gebrek van befchreven wetten, in hét recht, naar hun begrippen, die zonder regels beftuurt, hun aan veel dwaalingen blood ftelden. §. CCXXIII. Ik zal hier die wetten van Draco als met bloed gefchreven, en die zich zelve vernietigen niet ophaalen. §. CCXXIV. De Atherien hun regeeringsvorm verandert willende hebben, zo verkreeg de groote Wijsgeer Solon de eer, tot wetgever gekozen te worden. ■ Deze man diepdenkend en beminlijk van aart, zou, indien hij niet te veel infchikkelijk- («) De luchtstreek is door de noordewinden zeer getemperd, en het land vruchtbaar in wijn en olijven. K4 X. hoofdst. Athene. opkomst en bloei. Staatsbe[hiur. 50lons wetten.  X. hoofdst. Athene, opkomst en bloei. < 152 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL heid voor dit volk had getoond, zijn eigen inzigten volgende, zekerlijk beter wetten hebben kunnen geven, want volgens zijn eige verklaaring, waren zijn wetten niet de beste die gegeven konden worden; maar de beste die de Atheners konden ontfangen. — De oppermagt ftelde hij het volk in handen, en de bediening van het ove/heidsampt droeg hij de voornaamsten op: de Scytifche wijsgeer Ahacharsis zeide daarom tegen Solojm, bij gelegentheid dat hij een zaak in de vergadering" des volks zoubeflisfen, die in den Raad onderzogtwas :— dat het alleen te Atjiene was, waar wijzen de zaaken onderzogten, en de dwaazen het vonnis velden.— Om dit misbruik, zoo veel mogelijk voor te komen, heritelde Solqn den Areopagüs In zijn oude luister, aan dezelve het toevoorzicht der openbaare zaken, en van de opvoeding der jeugd overgevende; de Leden daar van veikoor hij uit die genen, welke te vooren het ampt van Archonten bekleed hadden, doch deze vergadering,hoe zeer geëerbiedigd,kon nogthans niet altoos.de Hem des volks dwingen. §. CCXXV. Solon vernietigde de meeste wetten van Draco. —_ Schuldenaars magten om hun fchulden niet vastgefet worden, — de verongelijkte burger, kende zijn verongelijkte in regten betrekken, en bij oproer nloest ieder partije kiezen, iemand geen kinderen hebbende, gin- gen de goederen tot den naasten erfgenaam, - een man 3 maal van luiheid aang'eklaagd, wierd -erloos verklaard, de Areopagüs moest toe-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN; 153 zien op. de middelen van bestaan van een ieder, — een-zoon zijn ouders goederen doorbrengende, of hun weigerende te onderfteunen, wierd daar door voor eerloos gehouden, ten ware hem zijn vader geen kostwinninghad laaten leeren, een bur¬ ger met flegte vrouwen zich ophoudende, verloor zijn recht tot de volksvergaderinge, .—- een Archont of Regter was de dronkenfchap op ftraffe van de dood verbooden. De kinders onder de 20 jaar, wier ouders voor het vaderland fneuvelden, wierden op kosten van den ftaat opgevoed. •■ Op de blooheid, ftond eerloosheid. Naderhand beval Pisistratcs, de verminkte in den krijg op s'Lands kosten te onderhouden. Alle aanklagers, die het vijfde deel dcrftemmen niet voor •zich hadden, waren tot een groote vergoeding gehouden." Tot het Ostracisme of Rannisfe- ment voor 10 jaaren waren 6oco ftemmen noodig.-En vreemdelingen wierden van het ftaatsbeftuurjuitgellooten, en op ftraffe des doods verboden, inde volksvergaderinge te verfchijnen. §. CCXXVI. Schoon Solons wetten, hoe wel ingerigt naa den aart des volks,altoos zijn oogmerk, naamentlijk de rust en het geluk der burgeren niet bereikten; verftond hij nogthans de waarc heginzels daar van, gelijk bleek uit zijn gezegde tegen Anacharsis.—- De menfehen, zeide Solon, komen de gemaakte voorwaarden, en de aangegaane verbintenisfe naa, wanneer zij geen belang hebben, om Jietgegeve woord te fchenden; evenzo zal het met K 5 x. hoofdst. Athene. opkomst en bloei;  X. HOOFDST.' Athene. OPKOMST EN BLOEI. SOLON verliest Athene. Pisistratus verkrijgt het oppergezag. HlPPAR- chüs en Hippias regeering. 254 OPKOMST, VERVAL. EN HERSTEL mijne wetten gaan. Ik fchik ze dirmaaten, naar het belang der burgeren, dat,ze allen zullen bemerken, hoe 'het veel beter is, die op te volgen, dan te overtreeden. Een gezegde- dat wel deegelijk de op¬ merking bij alle wetgevers verdient. • CCXXVII. Solon verliet Athene, om dat het volk hem dagelijks lastig viel, verandering in de wétten te maaken. —— In zijn tien jaarige reis buiten s'Lands, leide hij een fchat van kundighe- len op. Doch bij zijn te rug komst, vond hij den ftaat in eenonherftelbaare verwarring: door dien zijn bloedverwant Pisistratus, een rijk en sdelmoedig man, het oppergezag wist te verkrijgen. Twee maal moest Pisistratus, óm verdeeld- aeden en ballingfchap, vlugten. Maar door ist ten derdemaal de oppermagt in handen krijgende, volgde hij een beter ftelzel van ftaatsbeftuur, vant hij voerde zeer voorzichtig bij hun het beharr :igen van den Landbouw in. De onaangeroerde anden wierden ontgonnen, hij begunstigde de kuns:en en wetenfehappen, en trok door dien weg ongevoelig het volk van de openbaare plaatzen, wijl ieder maar bedagt was op het wel Hagen van zijn ikkerarbeid, werk, of beroep, hij fligte heerlijke gebouwen, en leerde met zijn voorbeeld de vorsen regeeren, en met zijn inschikkelijkheid maakte hij het volk hun opgelegt Juk draaglijk. §, CCXXVIII. Zijn zoons Hipparchus, en Hiptas, waren zo gelukkig niet,fchoon de eersten,zijn vaders verdiensten had, wierd hij nogthans afge-  DER VOORNAANSTE VOLKEN. I55 maakt, en Hippias verdreven zijnde, werd bij de Atheners de volksregeering herfteld. §. CCXXIX. In den oorlog van Darius , koning der Perzen, welke Griekenland, wilde bemagtigen, verrigten de Atheners wonderen van dapperheid, wijl hun bondgenooten ftil zaatcn van verflagentheid, en Platea hun alléén 1000 ftreidbaare man-1 nen tot hulp zond. —7 Doch de Athenejs behandelden Miltiades , den behouder van hun vaderland, om de mislukte krijgstogt tegen het Eiland Paros, met de grootste ondankbaarheid, en lieten hem in de gevangenis fterven, om dat hij de geld boeten, waar toe hij verwezen was,niet konde betaalen. §. CCXXX. Xerxes opvolger van Darius koning van Perzen, kwam met een ontelbaare krijgs- j magt op Griekenland af. Athene en Sparta-, vereenigden zich, en Xerxes vermeesterde Atheve, wijl het krijgsvolk zich op de vloot geborgen had. Doch in de ftraat van Salamis, werd de Perfifche vlood overwonnen, door het beleid van Themistocles, die zich van het naauw dezer ftraat bediende, ten einde de Perzen van hun overmagt geen gebruik zouden kunnen maaken. —- Hier op volgde de flagVan Platea, en de fcheepsftrijd bij Mycale in Afie, alwaar de Grieken volkomen zegenpraalclen over de overmagt der Perzen. —— In deze zee en landdagen, zag men wat beleid en dap* perheid vermag, boven een overmagt die liegt beftuurd word. X. Hoofdst. •; !\thene. k 3pkomst. > ïn bloei. 1 Dorlog te-* im den kop Grie:enlandlan.  X. HoOFDST. Athene, opkomst en BLOEI. De Perzen verdreven uit Griekenland, Atïiene word de heerschende over de Bondgenooten. Cimon vergrootAthenes roem. Pericleï krijgt de regeering in handen (e Athene. I56 opkomst, verval en herstel §, CCXXXI. De Grielen, de Perzen uit geheel Griekenland verdreven hebbende, zo geraakte de twee Griekfche gemeenebcsten Athene en Sparta oneens over den voorrang. Het weder opbouwen en verfterken van de ftad Athene lei daar den grond toe. De Spartaanen zogten de Thesfaliers, de Argiërs, Thebaners, en alle die tegen Xerxes de wapens niet opgevat hadden, uit de Raadsvergadering der Amphictyonen te fluiten, om dus aan twee of drie voornaame fteden alles te Onderwerpen, en met een volftrekt gezag te gebieden. §. CCXXXII. Themistocles kantte zich daar tegen aan, hebbende met Athenes grootheid te bevorderen, teffens het welzijn van Griekenland irf het oog, wijl het verlies van Leden uit hun bondgenootfchap niet dan nadeelige gevolgen kon hebben. 1 §. CCXXXIII. Eindelijk raakten de Spartaanen, doordien Pausanias, als voogd en regent, over den minderjaarigen koning, naa den flag van Platea hen geheel in zeden bedorven had, hun oppermagt kwijt, en Athene wierd de heerschende. §. CCXXXIV. Cimon, een waardig kweekeling van den deugdzaamen en belangloozen Aristades , vergroote Athenes roem. De onrustige woeligheid der burgeren keerde hij tegens buitenlandfche vijanden , ohtneemende de Perzen verfcheide plaatzen, en hunne fcheepsvloot,enlandmagt overwinnende. §. CCXXXV. Pericles een doorflepe ftaatkundige van een uitmuntende fchranderheid, en  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. I57 groot redenaar, wist vervolgens het roer van regeering in handen te krijgen. Om aanhangeren te Krijgen, verfpilde hij de ópenbaare inkomsten, hij gaf, en wekte de Atheners op , tot fpelen en Schouwburgen, door welke vermaaken, de werkzaamheid verminderde, en het zedebederf hand overhand toenam. De luiheid te vooren-zo onbekend, verkreeg daar door voedzel, de achtbaarheid van den Areopagüs wist hij te verminderen , door het volk er tegen op te hitzen. — De wetten raakten in vergetenisfe., met uitbreiding van zijn gezag. Hij verfierde Athene met kostelijke Gebouwen en Standbeelden, die noch veele eeuwen daar naa hunne fchoonheid bewaard hebben. ■ De klagten der Bondgenooten wist hij door zijne welfpreekenheid te verdommen; maai eindelijk gene uitvlugten meer hebbende, wist hij zich door middel van den Peloponnejïfchen oorlog daai van te ontilaan, die 27 jaaren duurde. En met welken oorlog de magt en luister van Atheni verminderde. AANMERKINGEN. §. CCXXXVL Dewettenenzedender./Me«m, verfchilden veel van de Spartaanen, en om dal zij zich op alle kunsten en weetenfchappen naa welgevallen mogten toeleggen, waren zij bij hun dapperheid meer befchaafd en zagter in zeden dan d< Spartaanen, —-— hun Haven zelfs behandelden zij X. hoofdst. Athene. opkomst en bloei.  x.--. hoofdst»- Athene., opkomst en bloei. Ï58i .OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL edelmoedig, en bij mishandeling hadden ze het recht hun heeren voor den Rechter te roepen; het gene zijn oorfprong had uit de befchaaftheid van hun verftand en onderwerping aan de ftem der reden ; doch hun wispeltuurige aart verbasterde veel hun zeden. §. CCXXXVII. Hun wetten waren zeker gefchikt naa den aart en zeden der Atheners; het hoofdoogmerk om de werkzaamheden te doen aanwakkeren, en de luihèid in veragting te brengen tot geluk des volks, blonk in dezelve uit. Ja! ze waren in de meeste opzichten zo wijzelijk gefchikt, dat het ieder burger zijn belang vorderde, dezelve te ge* hoorzaamen: 't is waar de ingeftelde volksregeering had zekerlijk groote gebreken, doch die kwamen niet zo zeer uit de wetten, als wel uit het misbruik der wetten voort. De Atheners waren te wispeltuurig,en maakten geduurig te veel verandering inde wetten, waar door dan de wetten haar kragt verboren. Dit gebrek heeft altoos bij alle volken zeer nadeelige gevolgen. §. CCXXXVIII. De vrijheid floeg veeltijds bij de Atheners over tot losbandigheid en grilligheden. Het gezag van overheid en wetten wierd door de yolksvergadering zo dikwijls misbruikt, als het hun beliefde. Een blijk hoe nadeelig de volksver¬ gaderingen zijn; de driften regeeren daar meer dan reden, en onkunde doet1 hun in dwaalinge vallen. §. CCXXXIX. In de Wijsbegeerte mogen zij roemen, van de grootste wijsgeeren te hebben ge-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 159 had, welke toen ter tijd bekend waren, —- gelijk j ook in de Wis- Starre- Aardrijk- en Geneeskunde , Griekenland groote mannen heeft voortgebragt. — < Doch het geleerd Athene fchijnt altoos het fchitterende, boven het bondige en nuttige verkooren te hebben, een bederf dat meest zijn oorfpronk van de Digters en openbaare redenaars had, die het maar om de toejuiching des volks te doen was. Jaï Zo lange zij door gebrek aan nooddruft niet genootzaakt wierden om beroepen en handwerken te oefenen, zo vermogt geen burger den landbouw, koophandel of andere middelen van beftaan bij de hand vatten, neen! de overwonnen volken waren verpligt de burgers hun onderhoud te bezorgen, waar« om zij ook maar een bepaald getal vrije burgers hadden. ■ Doch vervolgens de nadeelen daar van ziende, kwamen zij tot andere gedagten. §. CCXL. Kunsten, wetenfehappen en geleert?. heidbloeiden 'm Athene meer dan elders, en ze wierden daar in de leermeesters van alle volken. Ja! dat bij de Grieken de fraaie kunsten zo hoog klommen , moet men mede veel toefchrijven aan den heerfchenden fmaak omftandbeelden op teregten ter eere van waardige Veldheeren, Magiftraatsperfonen en andere, die uitmuntten in takken van geleertheid, tot het welke zij de grootste kunstenaars opzogten en rijkelijk beloonden. .De digtkunst was bij hun in hoogachting, om dat voor al in de eerste tijden, de boeken daar van alles bevatten, wat tot hunne Godsdienst en gefchiedenisfen behoorde. .De X. HooFD&T* Athene. opkomst en bloei.  x. hoofdst. • Athene. opkomst bn bloei. ï6o opkomst, verval en herstel ' Muzijk enwelfpreekenheid Itond bij hun op een grooten prijs, om de zugt en genegenheid die zij voor de openbaare fpeelen hadden: die in de welfpreekenheid uitmuntte, wierd geëerbiedigt, zelfs boven Regters en Wetten. OphetTonèelfpel, door Theopes ten tijde van Solon uitgevonden, wierden zij vervolgens zo verflingerd, dat zij da3r alles voor opzetten. De Atheners waren ook de uitvinders van de Dorifche en Jonifche bouwor-. des. In Bouw- Beeldhouw-en Schilderkunst,munten zij bovenalle volken uit, doordien zij het hielden voor eenen pligt omtrent de Goden, hunne onderdaanigheid door fchoone Tempelen en Standbeelden te kennen te geven, daar van daan dat de Bouwkunde bij hun zo hoog in top fteeg. §. CCXLII. Koophandel beminden zij om het vooruitzicht van rijkdommen daar aan verknogt; en fchoon Attica niet zeer vruchtbaar was dan alléén in wijn en olijven, zo waren om de fchaarsheid van geld, de levensmiddelen tot een lage prijs te bekomen: uit Byzantium hun volkplanting kregen zij in overvloed koorn, hunne openbaare fpeelen. gaven ook gelegenheid den koophandel voort te zetten, wijl die zo veel als Markten waren daar zij alles verkogten. Doch op den raad van Xe- nophon, naa de tocht van Xerxes, leiden de Atheners zich meer op den koophandel toe, de voortzetters van dien begunftigende, ■ en Corin- the gaf een voorbeeld van zeehandel. Wanneer zij meerder inwoonders hadden dan zij oor- deel-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. l6 deelde den ftaat kon voeden,zo zonden zij die na; hunne Colonien, of verkogten zich ten oprlog evei als hedendaags de Zwitztrs doen. §. CCXLII. Hun ftaatsbeftuur was ongeftadig en ftond geduurig aan veel veranderingen blood, on dat hunne grondbeginzelen daar in onbeftendig, niet naar de wetten,maar naar een dwaalende volkswil beftuurd werden. Daar het volk zich wederom liet regeeren, door de welfpreekende tong vau deze of gene redenaar. Bij voorfpoed zelfs, waren zij onftandvastig, trots en opgeblaazen, en bij tegenfpoed dikwijls laag en lafhartig. "DeAtheners hebben zekerlijk groote daaden uitgevoerd, maar ook teffens zulke misdagen begaan, die huu vaderland in gevaar ftelden van overmeesterd te worden. Ja! hun verlosfers en grootste Helden van het vaderland, offerden zij meenigmaalen aan de wraaklust van den berokten haat der redenaars op.— Hun befpiegelende ftaatkunde levert zekerlijk goede lesfen op. Plutarchüs verhaalt ons het^ antwoord op de gewigtige vraag, welk ftaatsbeftuur het beste is? Solon antwoordde, dat, waarin het ongelijk een bijzonder lid aangaande, alle burgers raakt. Bias, dat, waar de wet de plaats des konings bekleedt. Thales, dat, waar de Ingezetenen noch te rijk noch te arm zijn. Anacharsis, dat, waar de deugd geëerd, en de ondeugd gehaat word. Piïtacos, dat, waarin de braayen altoos, en de Jlegten nooit de ampten verkrijgen. Cleo bolus, dat, waar de burgers meer ds fchande dan de wet vree. L t t x. hoofdst. I Athene, opkomst 'en bloei.  X. HOOFDST. Athene. OPKOMST EN BLOEI. ï<5"2 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL zen; Chilon, dat, waar del wetten gehoord worden, en gezag hebben, maar de redenaars niet. §. CCXLIII. In de Huishoukunde, zo noodzaakelijk voor een goed Staatsbeftuur, waren de Grieken en Atheners niet zeer in verlicht. Xenophon onderregt hun wel in zijn twee verhandelingen over de Huishoukunde en inkomsten; maar doet zulks niet grondig en naauwkeurig genoeg; om de voordeelige ligging van Athene, en de onvruchtbaarheid van Attica-,bepaald hij zich wel tot den koophandel, en merkt dien aan als de bron des welvaarts, doch omtrent het uitlokken van vreemdelingen is hij te algemeen, zonder onderfcheiding, welke van die nuttig, en fchadelijk kunnen wezen. De voorftellinge door hem gedaan om alle hindernisfen in den koophandel weg te neemen,en dezelve meer en meer gemakkelijk te maaken , is in allen deelen prijzelijk,|— 't is ook niet te verwonderen, dat zij geen groote vorderinge in de huishoukunde gemaakt hebben, naardien de geldmiddelen, thans noodiger, en een uitgebreider kundigheid vereisfchen, als toen ter tijd, wanneer het onderhond van den ftaat gering, de oorlogen onkostbaarder, de legermagten kleinder, en zelden gehuurde krijgslieden gebruikt wierden. Wijl zelfs te Athene de fcheepsvlooten door de genootfehappen der rijkste burgers wierden uitgerust, in evenredigheid der bezittinge van ieder genootfehap. i §. CCXLIV. Tot den krijgsdienst verbonden zich de Atheners op hun 18. jaar, om tot hun 60. jaar  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 16*1 de wapens voor hun vaderland te draagen. Teri ci.es ftelde het eerst de bezolding voor de foldaaten vast. In het voetvolk beftond de grootfte fterk te des legers, zij waren voorzien van allerlei oorlogstuigen. Strengheid van krijgstugt, belooningen op roemrijke daaden, en ftraffe op bloheid maakte hun tot helden, hier dee ook veel toe, de noodzaakelijkheid waar in zij zich geduurig gefield vonden, om zig zeiven te verdedigen tegens onderdrukkers hunner vrijheid van binnen, en vijanden van buiten, maakte hun dapper. — De fmaak tot vrijheid, en zugt tot overheersching over hunne vijanden en bondgenooten, dienden ten fpoorflag van hunne uitmuntende heldendaaden. — Ende OlympiJche en Isthmifche fpeelen ontftaken den moed, door de zegenpraalende verdiensten der overwinnaars met de openbaare lof en goedkeuringe van het vaderland te vereeren. §. CCXLV. Alle deze zaamenloopende omftandigheden naagaande, moest Athene wel als een fier van de eerste grootte onder andere volken uitblinken. -»— Maarnaar maate hun inwendig ftaatsgeftel wel of kwaalijk beftuurd wierd, kreeg Aihene fchokken van voor of tegenfpoed. De uitwendige omflandigheden, fchikten zich altoos naar de gefteldheid der inwendige. Had Griekenland inwendig eendragtig zonder verdeeldheden gebleven, en zich zelve niet verzwakt door burger en bondgenooten bloed te vergieten: geen Afiatisch vorst, Pwxiprus van Macedonië, of Alexandrr L 2 f X. HüOFOSTé Athene, opkomst bn uloei.  X. HOOFDST. Athene. verval» Athene verwekte zich vijar den. Attica verwoest, I64 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL de Groote, zouden met bun zegenpraalende wapenen, deze Griekfche gemeenebesten onder het Juk van flavernij hebben kunnen brengen. Neenlzo lang in^AewedewettenvanSoLON haar gezagbehielden, het recht en vrijheid gehandhaafd, de verbonden naagekomen wierden. en hun heerschzugt binnen behoorlijke paaien bleef, wierden zij gevreesd en geëerbiedigd, om dat de koophandel hen verrijkte, en zij om hunne zeehavens en groote vlooten, met bevaaren manfchap, de fchrik der Perzen, en andere oorlogzugtige volken waren. • Doch hoe nu deze grootheid en luister verminderde zal ik nu toonen. §. CGXLVI. Athene was te trots geworden, op zijn behaalde voordeden, en verkregen oppergezag, en had zich te veel vijanden gemaakt, door de Samërs te verwoesten, de Egineërste onder te brengen , aan de Megareërs het inkomen in de havens, en het ter markt brengen hunner goederen verbiedende, met de vijanden der Corinthers zaamen te fpannen,en Potidea hun volkplanting tot opftand te verwekken. Deze misnoegden voegden zich tot Sparta, en daar geen voldoenend antwoord verkrijgende, vatten de Bontgenooten de wapens tegen Athene op, welke vervolgens met de Spartaanen vereenigd, met een leger van 60000 man, de Atheners komen beoorlogen, die flegts 15000 ter verdeediging van hunne ftad hadden. §. CCXLVII. Attica wierd verwoest, doch de Atheenfche vloot, waar in hun grootste fterkte ai-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 165 toos gelegen was, deed in liet land van Peloponnefus geen minder nadeel. — Pericles ftierf in dien tijd aan de pest te Athene, welke daar zeer fterk woedde. • De oorlog wierd 10 jaaren lang met de uitterste woede gevoerd, wanneer men een wapenfchorfing, en vervolgens een befland voor 50 jaaren floot. §. CCXLVIII. Doch deze flikkeringe van eendragt duurde niet lang, wijl Alcibiades, die naa het beftuur van Athene dong, geen fmaak in deze1 kalmte vond. Hij fmeedde het ontwerp om Sicilië te veroveren, en vervolgens van Carthago zich meester te maaken, dewijl de Leontiners en Egistiners, volken van Sicilië, wegens onderdrukking der Syraccjsers , de Atheenfche hulp verzogten- Alcibiades, Nicias, en Lamachus werden tot dezen krijgstogt benoemd,en voorzie* met de onzaggelijkste vloot, die ooit uit de havens van Griekenland gevaaren was, en waar toe Athene zijn fchatten had uitgeput. §. CCXLIX. Alcibiades, met deze gedugte vloot naa Sicilië vertrokken zijnde, wierd te rug ontboden, om zich te zuiveren over de befchuldiging van de omvergeworpen ftandbeeldcn van Mercürios te Athene. Hij, vreezende voor de bijgeloovigheid van. dat volk, vlugt naa Sparta, en verklaard zich een vijand van Athene, met gevolg dat de Spartaanen en Siracufers komen helpen , de Atheenfche land en zeemagt overwonnen, en Sicilië ontzetten. L3 x. hoofdst. Athene, /erval Dntwsrp 'an AlgiüAdes.  X. Hoovdst. Athene. VÜRVAL. Athene verdeeld. Oorlog te. gen de Spartaatienexi verliezen der Atheners. De Athetien komer pnder het Spartaan/fJuk. l66 ■ OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL §. CCL. Alcibiades zich zwart gemaakt hebbende bij Ag s koning van Sparta, wegens gepleegd overfpel met zijn vrouw, vlugtenaa Perzen. ► Daar leerde hij de Perzen, hoe zij de Grieken verdeeld onder eikanderen moesten houden, en hun kragten doen verfpilleu, ten einde ze vervolgens des te gemakkelijker te overwinnen. §. CCLL Athene was inwendig verdeeld, om dat men de volksregeering wilde affchaffen, en Alcibiadis te rug roepen: 400 der gegoedste burgers wierden verkooren met volftrekt oppergezag, dié als dwingelanden den Raad afzetten, en de wetten met voeten traaden. —— Het leger te Samos weigert de toeftemming, roept Alcibiades tot legerhoofd terug, verdelgt de dwingelanden, en hij verflaat de Lacedemonifche vloot, en word weder de Afgod der Atheners, §. CCLII, De oorlog tegen de Spartaanen word voortgezet, en bij de laatste Lysander tot veldheer verkooren, een man waardig om met Alcibiades te ftrijden. Alcibiades in Jönie bezig zijnde geld op te zaamelen, levert de onbedagtzaame Antiochüs, tegen het bevel van Alcibiades, die geduurende zijn afwezen het bevel voerde, flag, en word geflagen, Dis verbitterde de Atheners zodanig dat zij Alcibiades afzetten, en 10 legerhoofden in zijn plaats neemen. §, CCLIII. De Atheners wierden vervolgens door denzelven Lysander bij Ego-Potamos geheel verflagen, en 3000 gevangenen wier den ter dood  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. j6j verwezen. < Hier op werd Athene belegert. en de vrede getroffen, op voorwaarde, dat de wallen van Pyreum, en de muur welke die haven aan de llad hegte, zou geflegt worden, en dat zij op 12 naa, hun Galeije overleveren, het gezag van Sparta erkennen, afftand doen zouden van alle plaatzen onder hun bewind,en de ballingen t'huis roepen. Waar mede die fchrikkelijke Peloponne- Jifche oorlog eindigde. §. CCLIV. Athene ontfing van Lysander 30ftedehouders, in de historie bekend voor Tijrannen, welke geduurende 3 maanden driemaal meer Atheners \ deeden fneuvelen, dan in 1 o jaaren in den oorlog waren weggerukt. Thrasybulus om zijn vaderland te verlosfen, verdrijft deze Tijrannen , die daar op hulp zogten en verkreegen bij Lysander , doch de koning van Sparta nijdig op den roem van Lysander, bewerkte door 2 Ephoren de vrede,en Thrasybuxus bragt door list deze dwingelanden om het leven: doch Athene was vervolgens niet meer ontzaglijk, dan door de hulp der Perzen. §. CCLV. Canon onderrigte de Perzen, hoe hun belang was om Sparta te vernederen. Veele Griekfche Republijken door het Perfisch goud verleid, maakten een bondgenootfchap tegen Sparta.— Athenes muuren werden opgehaald, en deze ftad verkreeg weer adem togt, en begon met luister uit haar puinhopen op te rijzen. §. CCLVI. De Spartaanen floegen de Perzen aanneemelijke voorwaarden tot vreede voor, die L4 x. HOOFDST. \thene. De 36 Tij■annen die 4thene rerkreeg.  X. hoofdst. Athene, verval. Athene or der het Ju van Phii-ippus var Macedovien. Demosthe nus en Phocion zijn door een goud van Philippus te verleiden. 168 OPKOMST, VERVAL £N HERSTEL deze Afiatifche Monarch aannam, om dat hij volgens zijn ftaatkuhde, altoos den zwakste tegens den fterkere hielp, met deze omkeering van zaakennam Athenes roem weer een einde, tot op den tijd van Demosthenes en Phocion. Hun heldhaftige neigingen verzwakten in evenredigheid dat deleden verbasterdenen de weelde bij hun toenam. - §. CCLVII. Philippos van Macedonië, een kwee1 keling van Epaminondas, bezield met moed en krijgskunde, en doorflèepen in ftaatsz^aken, verfcheen met luister, en lag doorzijn wapenen hun onder het Juk van dienstbaarheid. Zijn ontdekte goudmijnen in Macedmie gebruikte hij om door dit aanlokkend metaal aanhangers te verwerven, en verraders te vinden. - §. CCLVIII. Doch van alle de hoofden van Athene, waren er gene dan Demosthenes en Phocion, op welk dit metaal geen vat had, de eerste, als een groot redenaar, toonde zijn medeburgers de bronnen van het bederf; de heldendaaden hunner voorvaderen bragt hij met de verhevenste welfpreekentheid hun te binnen, hoe iedere Griek een foldaat en zij over te Perzen en andere volken zegenpraah den zoo lange zij de gefchenken van uitheemfche vorsten op ftraffen van de dood verfmaadden, en op hun eigen dapperheid vertrouwt hadden, de verpligting om de Olyntiers hunne bondgenooten te helpen, de geldmiddelen tot fchouw- en toneel-fpeelen gebruikt zedertPERicLES tijd, tot welzijn van den ftaat aan te leggen, ftelden hij hun met zoo  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. IfJO veel kragt van zeggen voor oogen, dat de gemoederen van veelen aan het wankelen raakten, — maar de partije aan Philippüs verknogt met het volk, wier zeden geheel door de vermaaken bedorven waren, deed deze patriotfche oogmerken Van Demosthenes verijdelen. Ja! men zond zelfs Chares, een verkogte veldheer, de Olytiers tot hulp. §. CCLIX. De ftad Olynthus viel door verraad in Philippüs handen. Die ftaatkundige oorlogzieke Monarch, won meer fteeden door zijn goud, dan door zijn degen. Hij wist behendig de glorie der Atheners te ftreelen, zoo dra ze hem gedugt wierden, en was verfchrikkelijk in 't bedrijgen van wraak, als hij hun door fwakheid niet te vreezen had. §. CCLX. Pirynthus en Byzantium de koornfcl ïuuren der Atheners door Philippüs aangetast wordende, maakte het gefchreeuw des hongers hun wakker, en zij zonden Chares een verwaand laaddunkend veldheer, dien het aan beleid en moed ontbrak tot hulp, doch zijn hulp te Byzantium afgeflagen wordende, plunderde hij der bondgenooten bezittingen, waar op hij door de Atheners wierd te rug geroepen, en Phocion (a) in zijn plaats ver-; (V) Phocion, fchoon arm, was door het aangebode goitdl van Philippüs, of Alexander niet om te koopen, . de' afgezanten van den iaatsten zeide hem, Alexander bemind u als den eenigen braven man; doch hij antwoordde daar op, dat hij mij dan dien laate blijve, en ik zulks betonen. Maar eindelijk Phocion met roem wegens zijne L 5 X. HOOFDST. Athene, herval. Olynthus raltin Philippüs han3en. 3hocioN :ot vcldicer veruren.  X. iïoofdst. Athene. VERVAL, Phocion van het be velhebberfchap ontzet. I70 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL kooren, een veldheer bekwaam, oprecht, verftandig, onbaatzugtig,en bemind bij zijn volk en bondgenooten, en om zijn beleid en dapperheid gevreesd voor zijn vijanden. Hij verjoeg Philippüs uit al zijn bezittingen, en dorst hem zelfs verontrusten in zijn eige rijk. §. CCLX1. Deze moedige vorst rukt met een nieuw heirleger tegen de Atheners op, met oogmerk om wraak te neemen; 1 doch de Atheners in bondgenootfehap met de Thebaners getreden zijnde, veranderde die vorst van denkbeelden, en verzogt den vreden. Phocion ried het volk de voorftellinge van Philippüs te hooren, — maar zijn raad wierd door Demosthenes en zijn aan-hang verworpen, en hij zelfs van het bevelhebberfchap ontzet, het welke aan Charis gegeven werd, wiens caracter wij hier voor al befchreeven hebben. Lysicles was zijn amptgenoot, een man beter bekwaam om te gehoorzamen dan te gebieden. §. CCLXII. Zoo dra Philippüs hoorde, dat Phocion niet meer aan 't hoofd des legers was , werd hij onverwinnelijk, en befchikte alles naar zijn goeddunken, de flag van Cheronis leerde de Atheners, hoe zij door Phocion te verliezen al hun kragten en roem verlooren hadden. gedaane diensten, oud en grijs geworden, moest van dit ondankbaar volk noch het flagt-offer van wraak worden, om dat hij voor de regeering der besten was. —— Naa zijn dood regtte de Atheners,van hun dwaasheid bekomen, —- ter •eren van dien Held oen Standbeeld op»  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 171 V §. CCLXIII. De uitflag van deezen flag was lang onzeker, maar het beleid ontbreekende, werden de Atheners op devlugt gejaagd, en verloor Grieken- land met dezen flag voor altoos zijn vrijheid. Athenes gefchiedenis levert naar dien tijd niets meer op, dan aanftootelijke befluiten, en voorbeelden van laage vleierij, en kleine flikkeringen van voorfpoed. §. CCLXIV. Eindelijk wierden zij een wingewest van het Roomjche rijk: met hunne kunsten en weetenfchappen befchaafden zij wel die natie, maar met de genegentheid tot toneel-vertooningen wreekten zij zich over hun overwinnaars, door die zo bedorven te maaken als zij zeiven waren. AANMERKINGEN. §. CCLXV. Weinig volken zijn er, wier gefchiedenisfen zulke leerzaame trekken opleveren, dan die van de Atheners. Z,:j warende leermees¬ ters, en befchavers van alle natiën, de voimaakers van alle kunsten en wetenfehappen, met eèn woord, de kweekfchool van goed en kwaad. §. CCLXVI. Naarmaate Athenes grootheidtoenam in rijkdom, verzwakte hun heldhaftige neiginge, door den voortgang der weelde,en verbasteringe van zeden, geholpen door de infchikkelijkheid, en verwaarloozing der wetten. —«- Hun heerchszuchr, over haar bondgenootcn'Jei den grond tot hun verval, zo wel als dat van geheel Grieken-. X. Hooi'üst. Athene. verval. De Athen'ers verliezen den flag.  X. HOOFDST. Athene, verval. I7i OPKOMST , VERVAL EN HERSTEL land. De ondankbaarheid omtrent hun veld- heeren, de wraak waar mee men dezelve vervolgde, maakte hun tot verraders, zij leerden de vijanden, hoe zij Griekenland, door het zaad van oneenigheden,konden verzwakken, en eindelijk overwinnen. §. CCLXVII. Alle veranderinge, die zij in hun regeeringsvorm ondernaamen , was meerendeels maar om hun Van nieuwe dwingelanden te voorzien. De redenaars, hadden het volk zo ingenomen, dat ze aan deze hunne redenvoeringen meer gehoor gaven, dan aan hun wetgeveren. Het misbruik dat men maakte van de leer der Epikuristen, om de opkomende neigingen en driften op te volgen, bedierf in den grond hun zaamenflelzel van zedekunde,met gevolg, dat de waare deugd verbannen raakte, en in plaatze van die, door een bedorve wijsbegeerte, de ondeugd den throon van s'menfchen harte innam. §. CCLXVIII. De toneel Poëzij werd de nationaale fmaak, aan de fchouwburg verfpilde ze hun geld en tijd. Een uitmuntend Acteur wierd meer toegejuichd dan de bekwaamste veldheer, wiens moed geen achting meer verwekte. Hunne oude dapperheid was niet meer. en lediggang vervong de plaats van werkzaamheid; als een gevolg van weelde en bedurven zeden. Hier kwam bi], dat Athene meer gefield zijnde op fchitterende wetenfehappen dan bondige kennis, daar door verwaarloosde het gene aan hun nooddruft kon vol-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 'I73 doen, hierom moesten zij aan alles gebrek hebben, zo dra de rijkdommen haar verlieten, en zij geene Haven of overwonne nabuuren meer hadden , die voor hun den landbouw en nodige handwerken oefenden. §. CCLXIX. Bij deze inwendige nadeelige zaamenloopende omftandigheden, voegden zich verfcheide uitwendigen. Philippüs van Macedonië eea ltrijdbaar held, en verligt in ftaatkunde, bediende zich van deze volksdwaalinge, om Griekenland onder zijn Scepter te onderwerpen, want met het blinkend goud, en door oneenigheden onder de bondgenooten te zaaijen, deed hij grooter. overwinninge dan met het zwaard. §. CCLXX. Deze in- en uitwendige zaamenloopende nadeelige omftandigheden, hadden dan ook het gevolg, dat Athene inwendig verwijfd, in zeden verbasterd, en van hunne meeste bondgenooten veriaaren, ten prooi van hunne vijanden wierd. §. CCLXXI. De Turken bezitten noch heden dit eertijds zo beroemd Griekenland, en dieleerfchool der volken en zetel der wijsheid is met de verwoesting haarer fteden naa andere volken gevlugt, en onkunde en barbaarsheid hebben thans die plaatfe des roems ingenomen. . X. HOOFDST. Athene. VERVAL.  X. HOOFDST, Thebe. OPKOMST Thebe ve: Qa) Thebe legt in Beolie, is nu onder den Turk, Ï74 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL THEBE (a). §. CCLXXII. Th ebt, eerfjds een koningrijk, veranderde naa den dood van Xantos, de aileenheerfchinge moede, zijne regeringsvorm en rigtte eene republiek op* —— De Thebaaners ftaan voor den tijd van Epaminondas en Pelopidas in de historiën bekend voor lompe en domme menfehen, te veragt om de ftaatzugt van andere volken gaande te maaken, en te arm om de begeerlijkheid te ont- ftceken. Maar naa de vreede van Antalu- düs moesten de Thebaaners zoo wel als alle Griekfehe Staaten zich onder het Spartaanfche Juk buigen, en de oppermagt van Beotie verliezen. '- §. CCLXXIII. De Thebaaners hadden 'sLands beftuur toevertrouwd aan Ismenias en Leonidas, hoofden van 2 bijzondere parthijen, de eerste was voor de verdediging der vrijheid en voorregten des volks, de andere wilde met zijn vrienden het gezag alléén in handen hebben, en dit niet kunnende verkrijgen, had hij de laagheid om zijn ftad en volkaan Phoètidas, veldheer van Sparta, te verkopen , en Ismenias wierd als een oproerige door de Spartaanfche regters ter dood veroordeeld. §. CCLXXIV. 400 der aanzieneljkste Thebaners, vlugtten naar Athene en verzogten hun bïjftand, het gene de Spartaanen vernemende, geboden zij de Atheners, de Thebaanfche vlugtelingen uit hun ftad  DER VOORNA ANSTE VOLKEN. 1/5 en rechtsgebied te doen vertrekken, het welke de Atheners hun weigerden,om de gastvrijheid niet te j fchenden. Onder deze vlugtelingen was Pelopidas, die de Thebaners zaamen riep, en vermaande omc alles te waagen om hun vaderland van de flavernij te verlösfen, waar toe zij zich alle bereid toonde. Epaminondas een wijsgeerig held, bekwaam om te overwinnen en te regeeren, zette de jeugd in Thebe van gelijke daar toe aan. Hij was in die ftad gebleven en de vijanden zijn armen toeftand weetende, hadden geen vrees voor dezen ge* matigden wijsgeer. De historiën leveren geen voorbeelden op van zulke twee vrienden als Epaminondas en Pelopidas: die, helden geboren, nooit ftaatzugt noch jaloezij omtrent eikanderen lieten blijken. Pelopidas was rijk, en wilde daarom met den armen Epanimondas zijn bezittingen deelenom daar in ook gelijk met hem te wezen, maar deze edelmoedige wijsgeer wees dit aanbod van de hand. §. CCLXXV. Deze twee helden, de Thebaaners tot een omwenteling toebereid hebbende, kwam Pilopidas met 12 vlugtelingen bedekt in de ftad, bij wien zich nóch 48 burgers voegden, op een tijd dat Philidas, een van hunner bondgenoten, de hoofden van de heerschende partijen tot een groot gastmaal genodigt had, om minder oplettend te zijn, op het gene er voorviel. Pelopidas enl Epaminondas ieder met een bende zaamenfpan-^ nelingen viel de eerste op Leonidas aan, en dev tweede drong in de zaal van het gastmaaj, alwaar7 X. lOOFDST. [UEBE. PKOMST ELOPIDAi n Epami- ONDAS erlosfer* 'keie-.  X. hoofest. Thene. opkomst Pelopidas en Epamiivondas bevelhebbersover de Tkebanniers, teten de Spartaanen. i I 3 1 »■ ■ 'l C 1 i ï?6 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL Archias en de andere hoofden in dronkenfchap gedompeld het loon der dwingelanden ontvingen. De gevangene'burgers wierden verlost, en men fchreef aan de uitgebannenen om hunne te rugkomst te verhaasten. De Spartaanen ten getale van 1500 hielden zich in het kafteel opgeiloten, maar hun wierd van Pelopidas en Epaminondas toegedaan, de wijk naar Sparta te neemen, alwaar hun bevelhebbers om hun lafhartigheid door beuls handen moesten fterven. §. CCDXXVI. De Thebaaners droe gen aan]Pelopidas. en Epaminondas het bevelhebberfchap in gemeenfchap op, bij hun voegden zich de bannelingen met 5500 Atheners onder bevel van Demophon. De Heden van Beolie bragten van gelijke het hunne toe om de Spartaanen, die met een gedugt leger, onder hun koning Cleombrotus tegen de Thebaaners optrokken, het hoofd te bieden. §. CCLXXVII. De Thebaanfche veldheeren varen te voorzigtig om ten eersten met hunne ongeoefende krijgsmagt tegen geregelde troepen, die niet dan van overwinnen wisten, een veldflag e wagen, hierom matten zij de Spartaanen geduuig af, met kleine fchermutzelingen, om dus hunïe foldaten te leeren ïfrijden, zonder hun vijanlen te vreezen, en waar bij de ondervinding hun leed zien, dat de Spartaanen niet onverwinbaar waen, want de veldflagen van Plale.a en Thispie verlooende Spartaanen,alwaar hun veldheer Pheotidas feeu-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. I77 fneuvelde die Thebe door verraad had gewonnen. §. CCLXXVIII. In het gelukkig gevegt, van Tegera, had Pelopidas driemaal minder troepen dan zijn vijand. De geheiligde benden, fterkj 300 man, en die zich onderling verbonden hadden' te overwinnen of te fterven, deeden wonderen van' dapperheid, hun veldheer fneuvelde door de hand van Pelopidas zelve. —Dit was de eerste flagwaarin de Spartaanen door een minder tal overwonnen werden, wijlze nooit door een gelijk getal gellagen en zelden voor de meerderheid bezweeken waren. §• CCLXXIX. Der Thebaanhen voorfpoed wierd benijd door hun bondgenooten, zoo dat de Atheners en meer anderen niet alleen hun hulp introkken, maar dezelve aan het verneedert Sparta aanboden, welke met de koningen van Sparta, Cleombrotus en Agesilaüs in Beotie rukten,met een der talrijkste leegers, welke ooit Griekenland op de been had gebragt. §. CCLXXX. In dit haggelijk tijdsgewrigt voor de Thebaners, verfcheen op het oorlogstoneel de groote Epaminondas, die tot dezen tijd toe zijn vaderland maar met raadgeevinge gediend had: van een wijsgeer wierd hij ogenblikkelijk een bekwaam veldheer, wiens grondbeginzelen in de eenzaamheid overdagt, bij de uitvoering toonden, dat een verheve vernuft tot alles in ftaat is. Met Pe¬ lopidas, zijn boezem vriend, deelde hij het bevelM X. Hoofd st. Thebe. dpkomst 3verwin- lihge op le Spar* aanen.  X. hoofdst. Thebe. opkomst De Thebaanersverfch'einen voor Sparta. De Thebaanersom hun beroemdheid tot Scheidsmannenverkooren bij deMs cedoniers. I78 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL hebberfchap zonder dat zulks nadeel aan de algemeene zaak gaf, wijl zij beide altoos als een hart- en ziel waren. §. CCLXXXI. Het Spartaanfche leeger beftond, behalve hunne bondgenooten, uit 10000 man voetvolk, en 1000 paarden, hier tegen hadden de Thebaners maar 6000 man, met de welke Epaminondas in de vlakte van Lucira het gevegt aanbood, daar de Spartaanen 4000 man op het flagveld verlooren, met hunnen koning Cleombrotus. Het verlies der Thèbanevs was maar 300 man. §. CCLXXXII.Het gevolg van dezen flag was, het gedugt bondgenootfchap der Thebaners met de Locriers, Phoceenfen en Eubiers, waar door zij in ftaat werden met een leger van 60000 man, onder bevel van Epaminondas en Pelopidas, voor Sparta te verfchijnen. —— De moed der Spartaanen was door deze, nederlaag van Luctra zoo opgewakkerd, "dat-Agesilaüs. al zijn wijsheid nodig had, om hun, daarze door de vlam hunne landen zagen verwoesten, binnen de ftad te houden, wijl hij wist,als een bekwaam veldheer zijnde, dat Epaminondas niets meer zogt, dan hun in een algemeen gevegt in te wikkelen; — hier in te leur gefteld door Agesilaüs, moest Epaminondas weer aftrekken, naar dat hij de Mesjeniers in hun regtsgebied herfteld had, welk de Spartaanen hun hadden afgenomen. §. CCLXXXIII. De Thebaners, door deze overwinninge zoo beroemd, wierden zelfs door de Ma-  DER VOORNAAMSTE VOLKËN. 179 cedoniers tot Icheidsmannen verkoren ,• over de gefchillen onder hen ontflaan, over de opvolging op den throon: gevende aan de Thebaners gijzelaars mede, tot onderwerping en verzekering van de uitfpraak, die zij daar over doen zouden. Onder deze gijzelaars was Philippüs, vader van Alexander den Grooten, welke jonge prins in de krijgsfcholen van Epaminondas en Pelopidas die groote bekwaamheden leerden, die vervolgens zoo fchadelijk voor Griekenland wierden. §. CCLXXXIV. In dezen tijd wierp zich Alex-. ander van Pheres aan het hoofd van 20000 man ' tot dwingeland van Thesfalie op waar in Pelopidas hem tot reden dwong, doch dezen dwingeland zijn verdrag gefchonden hebbende, wilde Pelopidas, eer hij geweld gebruikte,zich van onder' handelingen bedienen, en begaf zich daar toe met een vriend bij hem alleen. • De dwingeland, hem zonder gevolg ziende, zette hun beide in de gevangenis, waar zij bijnaa naakt, maar even zo veel voedzel kregen om het leven te behouden. — De Thebaners gevoelig over dezen hoon,zonden onder twee onbekwaame veldheeren, een leger tegen Alexander, met het welke ze niet veel uitvoerden , en in het welke Epaminondas van het bevelhebberfchap ontfteeken, met dezelfde ijver en onderdanigheid diende, als of hij aanfpraakelijk voor alle misflagen was: de foldaten hier over te onvreden, baden Epaminondas zich aan hun hoofd ta willen Hellen. De fchrik van dezes helds naam, M i X. Hoofdst. Tiif.be. OPKOMff llexander 'an Phet.ES dwingeland van "hesfalie.  X. hoofdst. Thebe. opkomst EphamiNondasfmeed het ontwerp om Spart, te vermees xcrea. l8o OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL beweegde Alexander ten eersten , Pelopidas , en Ismenias hun vrijheid weder te geven, maar zoo dra hij meende van hen niets te vreezen te hebben, drukte hij den Tkesfaliers zijn Juk noch zwaarder op, het welke de Thebaners vernemende, zoo wierd Pelopidas met een leger tot hun hulp gezonden. De twee legers ontmoetten eikanderen in de vlakte van Cynoscephalüs, alwaar Pelopidas met eigen handen zich willende wreeken aan Alexander, zoo verre in s'vijands leger door drong, dat hij onder een hagelbui van pijlen met een werpfchigt doorfchoten wierd. De Thebaners dit ziende, wierden verwoed, en wreekten de dood van hun hoofd door 3000 vijanden aan zijn fchim op te offeren. §. CCLXXXV. Epaminondas fmeedde vervolgens het ftout ontwerp, om Sparta te overmeesteren , hij trok met een leeger van 30000 man te z voet en 2000 te paard op deze ftad aan, die door 20000 Spartaanen verdedigid wierd, en was zoo gelukkig in het aantasten, dat hij tot op de markt doorgedrongen was, doch door den dapperen tegenweer van Agesilaüs, moest hij van deze ftad gelijk ook van Mantinea, welk door 6000 Atheners verdedigd wierd,afzien. Hij was nu op niets meer bedagt, dan om een algemeen gevegt aan te gaan. Nooit waren er in Griekenland twee legers gezien , zoo talrijk en vol moed om te overwinnen. De manier waar in Epaminondas zijn leger in flagordre ftelde, word voor een meesterftuk van krijgs-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. l8l kunde aangemerkt. Het gevegt begon met de Lans en toen met den Degen, in een ogenblik was de grond met lijken overdekt; ■ maar Epaminondas door moed te zeer vervoerd, drong te verre in zijn vijanden, alwaar hij met zijn fchild een ftr.oom van pijlen afweerende, een Spartaan hemde Lans in den boezem boorde, en zieltoogende ter aarde deed vallen. ■ De Thebaners hier door verwoed, bevogten den zegen en bragten hun held in zijn tent, alwaar hij aan zijn bekomen wonde overleed. AANMERKING. §. CCLXXXVI. Uit dit voorbeeld der Thebaners ziet men, hoe een veragt dom en lafhartig volk, daar maar eenige zaaden svan vrijheid in zijn overgebleven , door groote mannen geleid, tot heldhaftige foldaten kan hervormd worden; het gene in die tijden eerder dan nu mogelijk was, om dat thans de Europifche vorsten genoegzaam alle even veel kundigheden, en dezelfde wapenen en krijgstucht voeren, dus thans een gering volk door den oorlog zonder beftand van magtige vorsten niet wel tot die magt zou kunnen, opklimmen gelijk de Thebaaners. Tys^^eendragt en wijze beftiering van Pelopidas en Epaminondas , maakten hun magtig en onverwinlijk, zo lang deze helden leefde, zoo dat zij gevreesd voor hun nabuuren, en tot bondgenooten van een ieder gezogt wierden; M 3 X. HOOFDST» Thebe. opkomst Ephami- nondas fneuvelt.  X. HOOFDST. Thebe. - verval». i 182 ..OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL doch deze grootheid duurde niet lang, gelijk we vervolgens zien zullen. AANMERKINGEN; §. CCLXXXVII. Van §. 271. tot §. 286. zaagen wij, tot wat magt de Thebaners, onder geleide van Epaminondas en Pelopidas opftegen; doch naa de dood van deze twee groote mannen, die geen Erfgenaamcn van hunne bekwaamheden nalieten , wierden zij door blinde leidslieden zonder regels van goede wetten beftuurd; wijl deze twee groote mannen door hun zeden en bekwaamheden, het gebrek der wetgevinge vervuld hadden, maar het is te verwonderen dat een Wijsgeer als Epaminondas, die zoo een beroemd voorvegterder vrijheid was, een ontwerp ftneed de om Sparta aan te vallen en te overmeesteren §. 284. Leerde hem dit de wijsbegeerte? Een blijk dat groote mannen door heerschzugt vervoerd, mee üaven hunner driften kunnen worden. §. CCLXXXVIII. Thebe keerde, Epaminondas verlooren hebbende, weder tot zijn voorigen ftaat vari veragting, en wierd door Alexander den jrooten verdelgd, en geraakte Beotie, zoo wel ds gantsch Griekenland, vervolgens onder de heerrchappij der Romeinen en is thans onder demagtdef Turken.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. I83 M A C E D O N I E 0> CCLXXXIX. Macedonië, een koningrijk bij de Grieken niet meer geacht als barbaaren, en dat zedert meer dan 400. jaaren de befcherming van Sparta, of Athene telkens noodig had, zullen we ten tijde van Philippüs zien naderen tot die hoogte van magt en gezag, dat het zijn befchermers de wetten voorfchrijft. Deze vorst bezat behalven zijn moed en krijgskunde in de fchool van Epaminondas geleerd, een diep doordagte ftaatkunde, die de middelen met de hinderpaalen wist te vereenigen, en de gevaaren door beleid te ontwijken. Hier kwam noch bij, dat zijn land door de natuur verfterkt met ontoeganglijke gebergtens,zijn volk gefchikt ten oorlog, vol moed," en onderdanig aan hun koningen, hem onverwinnelijk maakten. Athéne liet zich door de belofte van Philippüs misleiden, en floot met hem een verbond; doch zag wel dra, hoe hij zich van Amphipölis meester maakte, en het als een bolwerk tegen Griekenland gebruikte. Verbonden te maaken en te breeken als hem zulks goeddagt; door geoorloofde en ongeoorloofde we- (V) Macedonië, een groot landfchap in Griekenland, 't welk onder zich had Thesfalie, Epirus, en zelfs Traciè'.-— De Egeefche zee befpoelde het ten Oosten ,ten Zuiden hadt het Thesfalie en Epirus, ten Westen de Jönifche en Adriaiifche zee, en ten Noorden het gebergte van Mazmaij!,en de rivier Stromona. M 4 XI. HOOFDST. VÏACEDO«E. DPKOMST»  XI. HoOFDST. Macedonië. opkomst. Phimppus verlost Thtsfaki. 184 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL gen van list en geweld, zijn oogmerken te bereiken, was het heerschend Caracter van Philippüs. — Daar hij meende , dat zijn wapens te kort zouden fchieten, gebruikte hij het kragtig metaal van goud om daar door aanhangers te verwerven en verraders te vinden. Zijn zeggen was, geen fterkteis onverwinnelijk als een Muilezel met geld belaaden er kan in komen. §. CCLXL. Thesfalie verloste hij van de tijrannen, en trok dit volk aan zijn zijde, om dat de Thesfalifche ruiterij beroemd was, welke gevoegd bij zijn uitgevonden Macedonifche Phalanx, in veele gevegten hem de overhand deed behalen. Tot dekking van zijn rijk vermeesterde hij verfcheide fteden in Trapie, gelijk ook Olynthus een Alheen- fche volkplanting. Philippüs aanfchouwde van verre den zogenaamden heiligen oorlog tegen de P/zoczm, waar in bijkans geheel Griekenland partij koos; onzijdigheid voorwendende, liet hij de Grieken maar onderling zich zeiven afmatten, wel weetende dat hij hun vervolgens dan des te gemakkelijker onder zijn Juk kon brengen. §. CCLXLI. Eindelijk door de Thebaaners als de zwakste aangezogt, koos hij hun partije tegen de Atheners, die daar op afgezanten om vrede tot hem zonden, doch welke hij omkogt,en onderweg ophield met vermaaken, tot zoo lang hij zijn beoogde overmeesteringe verkreegen had; toen tekende hij het verdrag, bedwong de Phociers, en eindigde den heiligen oorlog,met den roem vaneen  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 185 godvrugtig vorst, een eer naar welke hij zeer ilond, om onder dien dekmantel des te beter zijn oogmerken te bereiken, want door het ftraf- fen der Pkociers als heiligichenders, wist hij te bewerken om hun plaats in den Raad der Amphic- tyonen te bekleeden. Ja, geen vorst heeft •zich ooit beeter van de bijgelovigheden der volken weeten te bedienen, dan Philippüs. §. CCLXLII. Lidin den Raad der Amphictyonen, was Philippps niet langer een vreemdeling onder de Grieken, zij begonden hem ontzag en gehoorzaamheid toe te brengen, en als een fchrander vorst wist hij daarvan op zijn tijd gebruik te maaken. ■ §. CCLXLIJI. In Macedonië wedergekeerd , voerde hij zijn wapens in Illyrie, Thracie en CherJonnefus, en beleegerde Perinthus en Byzantium, met oogmerk om Athene uit te hongeren,wijl die hunne levensmiddelen rneest van Thracie verkregen. Zijn grootste vijand was de groote redenaar Demosthenes, die de Atheners hun oogen opende, en de wapens tegens hem deed'opvatten, onder den wijsgeerigen veldheer Phocion, leerling van Plato , en een der voornaamste helden van Griekenland, tegen dewelke Philippos niet beiland was, waarom hij het ook raadzaam oordeelde af te trekken. De Perintheers, Byzanti'êrs, en de volken van Cherfonnefus zonden daarom tot dankerkentenis goude kroonen aan de Atheners. §. CCLXLIV. De Locriers van Amphesfa door dengewijden grond bij den tempel van Delphos geM 5 XI. dpkomst Macedonië. opkomst. Philippüs als lid der Amphictyonen. IleiÜTetï oorlog tegen de Loeiers.  XI. Hoofdst. Macedonië. . i opkomst Philippüs vormt het plan om de Perzen aan te tasten, i8r5 opkomst;, verval en herstel arbeid hebbende, zoo wierd dit ais een heiligfchen* nis opgenomen, en Philippüs door den raad der Amphiayonen tot veldheer van Griekenland verkoren, om de heiligfchenders en alle die het met hun hielden teftraffen. Hij veroverde Elatea, de gewigste plaats van Phocie, waar door hij naar het oordeel van Demosthenes , Thebe bedreigde, en hierom dit volk overhaalde, om met de Atheners in bondgenootfchap tegen Philippüs te treeden, ftrijdig met zo wijzen.raad van Phocion, welke ook daarom van het bevelhebberfchap wierd uitgeflooten en in zijn plaats aangefteld, veldheeren, die het aan beleid mangelde, waar dcor ze den flag bij Cheroviea verlooren, doch. de overwinnaar toonde zich hier zeer gematigd, door de gevangene Atheners zonder losgeld te rugge. te zenden, het oude verdrag met hun te vernieuwen, en de Beotiërs de vrede te fchenken. De bondgenooten moesten ook erkennen, dat Philippüs wel een gevaarlijk ftaatkundige, maar nogthans geen barbaar was, Ja, men mag zeer twijfelen, of zijn vijanden wel die menfchelijkheid zouden betoond hebben. §. CCLXLV. Philippüs door listen geweld, de meeste magt in' Griekenland verkregen hebbende , had tot uitbreiding zijner heerfchappij en om zijn naam onfterfelijk te maaken, het groote plan gevormd, om zijne wapens tegen de Perzen te wenden, en dat rijk te overwinnen, waar toe hij zich tot algemeen veldheer der Grieken in dezen heirtocht had laaten benoemen, doch eer het er  DE VOORNAAMSTE VOLKEN. I87 toekwam, werd hij in de voorbereidzelen tot het bruiloftsfeest van zijn dogter Cleopatria, door Padsanias vermoort, om dat de koning hem geweigert had regt te doen over de belediging dien Attaltis, de oom van Cleopatra hem had aangedaan.— Demosthenes zond den moordenaar een kroon tot vergelding van deze daad. Eenblijk hoe ver¬ regaande de driften een zoo grooten wijsgeer en redenaar hebben kunnen vervoeren, om de vuilste ondeugd dus met eer te bekroonen. §. CCLXLVI. Schoon Philippüs heerschzugt, en eigenbaat de paaien der redelijkheid te buiten gingen, was hij nogthans zoo eenflegt vorst niet als veele hem befchrijven. Hij had van gelijke veele daar tegen overgeftelde deugden, beminde de waarheid, vergaf de belediginge hem aangedaan, betuigende dat de verwijtinge zijner misdagen door de Atheenfche redenaars veel hadden toegebragt ter verbetering zijner gebreeken. Een arm man hem Iterke verwijtinge doende, en andere hem willende wegjagen, zeide Philippüs: wij zullen eerst zien of wij hem geen reden gegeven hebben, en de berisper kreeg in plaatze van ftraf beloning. Deze en meer diergelijke gevallen'in de hiftorien bekent, toonen dat Philippüs ook zijn goede zijde had, om bezien te mogen worden. §. CCLXLVII. Zijn opvolger was zijn zoon Alexander, bijgenaamd de Groote, bedeeld met de gelukkigfte natuurlijke bekwaamheden, door zijn vader gevormd tot een oorlogsheld en opgevoed XI. Hoofdst. Macedonië. opkomst Dood van Philippüs. Zijn deugden en ondeugden. Alexander de jrooten.  XI. hoofdst. RIacedo- nie. OPKOMST Alexander , koning gewordenzijnde , zo beteugelt bij de weerfpannelingen die zijn Juk wilden sfichudden Togt van Alexanï>er tegen de Perzen. 188 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL [ door Aristoteles, den grootsten wijsgeer dier eeuw, verwagte men van hem niet dan alles goeds, bij het leeven van zijn vader: de andere kinderen van Philippüs, den jongen held ontrustende, verkreeg hij van zijn vader deeze raad: Weest gerust mijn zoon. en gedraag u in dier voegen in 't oog uwer broederen, dat de kroon u uit hoofde uwer verdiensten, veel eer dan door mijne willekeur toekome.— Alexander ontveinsde zijn heerschzugt niet,en zeide zelfs regens zijn vrienden, wanneer Philip pus een roemrugtige daad verrigt had: mijn vader zal alles afdoen; enyoor ons niets overlaaten. •§. CCLXLVIII. Ten troon geklommen, meenden de onder het Macedoniefch Juk gebragte volken, om de jonkheid van den vorst nu vrij te wezen, en vatten ten dien einde de wapens tegens hem op; doch de Tribballers, de Illyriè'rs, de Thraciers, de Geten en andere barbaaren, met de Thebaaners en Griekfchegemeene besten, die hij inéénen veldtogt vermeesterde, werden wel dra over hun afval geftraft. Vervolgens ftelde hij te Corinthe, den afgevaardigden der Griekfche fteden het ontwerp voor, om het Perfifche rijk te onder te brengen, en doet zich tot algemeen legerhoofd van Griekenland in dien krijgstogt benoemen, onder voor- wendzel van Griekenland te wreeken, over den hoon hun meenigmaale door de Perzen aangedaan. Hierop trok Alexander, naar onder Antipater 12000 man ter bewaring van Macedonië te hebben gelaaten, met een leger van 35000 bekwaame  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. iZf krijgslieden, zonder meer dan 70. talenten tot betaling der krijgskosten en llegts eene maand levensmiddelen mede te neemen , naar Afie, om het zelve te overweldigen. §. CCLXLIX. Indien dezen vorst het geluk niet meer dan de voorzigtigheid in zijne togten verzeld had, zou hij tot loon van zijne roekeloosheid deze geringe magt, met verlies van zijn koningrijk fpoedig vcripild hebben. §. CCC. Darius , zonder acht te geven op den goeden raad,om in de wijd uitgeftrekte vlakte van Asfyrie Alexander af ta wagten, alwaar hij zich van zijn overmagt ten Voordeele had kunnen bedienen, trok in Cicilie, na de engte van den Berg Amanus, daar zijn groot leger hem tot overlast diende. §. CCCI. De flag bij Jsfus deed Darius te laat zijn misflag zien, de 30000 Griekfche huurlingen waren de eenige, welke Alexander de overwinning betwisten; het verlies van den Perjifchen monarch word op 110000 man begroot, en dat van den overwinnaar op flegts 536 gewonden, en 50 dooden.— §. CCCII. Naa dezen flag toog Alexander naa Syrien, vermeesterde Damascus, werwaarts de groote fchatten en kostbaare toestel van dezen veldtogt,met de bijwij ven van den Perfifchenmonzxch waren heen gebragt. Om meester ter zee te worden, en daar door Egypte te overwinnen, ende Grieken te bedwingen, trekt de overwinnaar na Tyrus, welke ftad op een eiland gelegen, zonder vloot oiy xr. hoofdst. Macedonië. opkomst Darius geeft geen acht op goeden raad. Darius word geüagen. Overwiud Syrien* Tyrvs.  XI. hoofdst. Macedonië. opkomst Darius word met Zijn groote magt andermaal geflagen. Alexander word door zijn ve.kregen overwinninge de gedugtste Monarch der wereld Schandelijk gedrag van Alex ander. Ï90 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL verwinbaar was, doch deze zwaarigheid kwam Alexander te boven, door het vaste iand en eiland met een dijk te vereenigen, door welk werk en de hulp der Sidoniers met fchepen, hij na een beleg van 7 maanden deze ftad ftormenderhand overmeesterde; 8000 Tji 'iers fneuvelden, en 30000 gevangenen wierden verkogt, hierop verloste hij de Egyptenaren van het juk der Perzen, hun toeflaande naar hun landsgebruiken en wetten te leven, en ftigte aldaar het vervolgens zo beroemde Alexandrie. §. CCCIII. Darius bood door een Gezantfchap, Alexander het huwelijk met zijn dogter aan, met 10000 talenten, en alle de landen tusfehen den Eu- phraat, en.de PleHespo?H. gelegen. Doch.de overwinnaar verwierp deze aanbieding, en toog zonder tegenftand te ontmoeten, den Euphraai, en den Tygris over, dén vijand onder de oogen,wiens leger.magt van 7 of 8 maal 100000 man hij ver- floeg. Darius vlugtende, wierd door verraad van Bessus , een zijner landvoogden, vermoord. §. CCCIV. De overmeesteringe en rijkdommen welke Alexander verkreeg, maakten hem den gedugtsten monarch der wereld, maar deede hem teffens tot buitenfpoorigheden vervallen, die al zijn zogenaamden verkregen roem bezwalkten. — Het pragtig paleis van Xerxes te Perfepolis liet hij in brand fteeken. Philotas, .zoon van zijn be-' velhebber Parmenio, wierd omgebragt, om dat hij van de zaamenzweering, die hij voor een valsch gerugt hield, verzuimt had te fpreeken. — Par.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. . 191 MENio, aan wien hij al de roem zijner overwinninge verfchuldigt was, wierd op zijn bevel van kant geholpen, uit vreeze dat hij de dood van zijn zoon mogt wrceken. Elitus zijn vriend en redder van Alexanbers leven in een veldflag, doorftak hij in dronkenfchap met een werpfpiets, om dat deze niet kon hooren, dat hij de heldendaaden van zijn vader Philippüs zoo verkleinde, den wijsgeer Callisthen.es offerde Alexander aan zijn wraakzugt op, om dat hij manmoedig de goddelijke eere van aanbidding tegenfprak, die Anaxarchus een vieient hoveling wilde invoeren, in navolging van het gebruik der Perfifche vorsten. §. CCCV. Alexanders leven wierd vervolgens een zaamenknoping van ongeregtigheden. Wellust, wreedheden, ondankbaarheid, brasferijen, ontugtigheden, dronkenfchap, feesten en gasterijen waren zijn dagelijkfche uitfpanningen. Zijn heerschzugt noch niet voldaan hebbende, overwon hij de Scythen en ondernam de Indien voor hem te doen bukken. §. CCCVI. Volgens Plutarchus opgave, zou merkwaardig zijn de ontmoeting, die hij had met Taxeles , een der koningen dezes lands, die den overwinnaar op deze zonderlinge wijze aanfprak : waar toe zullen wij elkanders onderdanen vernielen, zoo het uw oogmerk niet is.ons van onze vrugten en va% het water te beroven, die eer.ige dingen tot het leevei noodig, en dus ook de eenige waardig om dus te oorlogen. V/at de dingen betreft, diedewereldrijkdomnoemt- XI. hoofdst* Macedonië. opkomst Merkwaardige ontmoetingmet Tuxe-, les.  XI. hoofdst Macedonië. opkomst Alexander genoodzaakte rug te keeren. Alcxandei fterft. 192 • OPKOS,M TXrERVAL EN HERSTEL b ezit ik hier van meer dan gij, gij zult met al mijn iüart daar aan deel hebben,ben ik des min voorzien, ik wilzeer wel aan uw verpligt weezen, en zal niet ondankbaar zijn om uwe gunsten te erkennen. — Alexander verklaarde hier op: denk 'niet Taxeles, dat gij door deze fraaije woorden, het twisten met mij zult ontgaan, ik wil mij zoo min door beleef theid als\ door oorlog laaten overwinnen, doet derhalven wat gij wilt en ik zal u noch meer verpligten, hier op aanvaarde hij de gefchenken van Taxeles, deed hem groote wedervergeldingen en nam hem onder zijn vrienden. §. GCCVII. Naar in de Indien zijn overwinninge voortgezet te hebben, was Alexander genoot' zaakt te rug te keeren, om dat_ de krijgslieden in die vreemde en onbekende gewesten hem weigerden langerte volgen. In Perzien wedergekeerd, vond hij werk, om de wanorders door zijn afweezigheid veroorzaakt,te herftellen,hij trouwde tweePerJifchepr'mcesfen, deed nogmaals een togt naar den Oceaan, langs de rivier Euleus , en vormde nieuwe ontwerpen, maar eer hij ze uit kon voeren, fmoorde hij eindelijk in de wellusten, naa maar den ouderdom van 33 jaaren te hebben bereikt. §. CCCVIII. Men zegt, dat hij aan zijn legerhoofden op de vraag, wienhij zijn rijk naliet,antwoordde, den waardigsten. Had hij de ftaat-' kunde en voorzichtigheid van zijn vader bezeten, hij zou zekerlijk meer geftaan hebben, om zijn magtig rijk te bevestigen, dan het zoo verre uit te brei- ; den,  Ï)ER VOORNA ANSTÉ VOLKEN. I93 tien, dat de menfchelijke vermogens te kort fchooten om het teregeeren, het zal-ook vervolgens blijken , dat 't zelve om die reeden na zijn dood noch fpoediger van een fcheurde, als hij het door zijn overwinnende wapenen vereenigt had. AANMERKINGEN. §. CCClX. Het is in den eersten opflag genoeg* zaam ongeloofelijk , hoe Alexander de Groote, in zoo een kort beftek van tijd, zulke groote overwinningen heeft kunnen behaalen; —*- doch met meeraandagt den zaamenloop van in- en uitwendige Omftandigheden inziende, zoo leeren wij daar uit, dat het in 'die tijden niet onmogelijk was zulke Overmeesteringen te maaken. §. CCCX; Het koningrijk van Macedonië, was onder Philippüs , vader van Alexander den Grooten , 'een kweekfchool van krijg en ftaatkunde geworden* Griekenland hadt hij overwonnen door list, geweld en met verdecltheden onder de bondgenooten te zaaijen, waar door zij eikanderen beoorloogden, hier door matten zij zich zelve af, en vielen eindelijk ten prooi van den overwinnaar, die hen wijzelijk regeerde, naar hunne eige wetten; niet als Haven, maar als vrije volken, wel weetende, dat hij anders zijne wijd uitgeftrekte oogmerken ter overmeesteringe van het Perfifche rijk niet kon- debereiken. Alexander, zijn zoon, doorzijn vader tot een oorlogsheld gevormd, en onderwee N XL hoofdst) Macedonië. opkomst  XI. hoofdst. Macedonië. opkomst 194 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL zen door den grootften wijsgeer zijner eeuw, wist van dit alles het regte gebruik te maaken. Hij kende s'menfehen hart, lag er zich op toe, om zijn volk dat in den krijg als was opgevoed, meer en meer door eer en roemzucht tot overwin- ninge aan te fpooren. Het waren alle helden, die eer en roem boven goed en bloed fielden. De Grieken, die roemzuchtig en geboren vijanden der Perzen waren, zagen met blijdfehap het ontwerp van Alexander. Hij kittelde de eerzucht van het dapper Griekenland , en hitste hun wraaklust op , om een door weelde verwijfde natie te overwinnen. • Door dit beleid van flaatkunde , kon Alexander gerust zijn Rijk en Griekenland verlaaten. § CCCXI. Befchouwen wij verder den toefland van het Perfifche Rijk, zoo leeren ons de gefchiedenisfen, dat dit Rijk zedert lange tijd ten val neigde; verzwakking, door te groote uitgeflrektheid, flegt beftuur der landvoogden, verwijfde vorflen, wier hof een moordtoneel, en kweekfchool van ongehoorde misdaaden was; onderdaanen die in wellusten verzoopen laagen, en overheerde volken gelijk Egypte, en meer andere, die maar wagtten naar gelegenheid om het Perfifche juk af te fchudden; — alle deze uitwendige omftandigheden liepen dus zamen , om Alexander zijn voorgenomene overmeesteringen gemaklijk te maaken. Te meer wijl Darius den wijzen raad van Memnon om het Griekfche leeger "te doen uithongeren , of in wijduitge-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN.. Ip| ftrekte vlaktens met zijn overmagt te omfingelen verwierp, § CCCXlI. Alexander ziende de misflagen zijner vijanden, werd ftout op zijne kragt, en vervolgde zijne overwinninge met een groot beleid. — Want Tyrus door zijne fchrandere dapperheid en hulp der Sidoniers met fchepen, overmeesterd hebbende, was hij meester van de zee en had dus gelegenheid om de Grieken te bedwingen en te befcher■ men, en Egypte des tijds een Perfiscli wingewest, dat Darius zonder manfcbap gelaaten hadt, te veroveren. Te meer wijl hij de Egyptenaaren genegen vond om het Perfifche juk af te fchudden. § CCCXIII. Naa den flag van Jjf^} liet hij Da« rius zonder hem fterk te vervolgen vlugten, regelende en verfterkende de overwonnen landen , hun latende haar zeden, wetten en gewoonten, en dikmaals hunne eigen gouverneurs behouden. Hij bouwde veele bemuurde fteeden, en ftelde de Ma* cedoniers aan het hoofd der regeering. Alexanders oogmerk was om de Perzen en Grieken tót eeq volk te vereenigen, tot dat einde nam hij de zeden der Perzen aan , en deze weder die der 'Grieken. Hij zelfs nam vrouwen uit de overwonne volken, en wierd daar -in door de Macedoniers gevolgd. Zoo dra Alexander een land overwonnen had, waaren zijn eerfle denkbeelden om dat volk door voorfpoed en welvaard gelukkig te maaken. —*-. Dit maakte dat Alexander naa den flag vaaArbeli? N 2 XI. OPKOMST' Macedq» nie. opkomst.  XI. HoOFDST. Macedonië. opkomst I96 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL overwinnaar was, overal waar hij zijn ftandaart plantte. § CCCXIV. Uit dit voorbeeld van Alexander den Grooten ziet men, hoe fchadelijk voor het menschdom zulke helden zijn, wier heerschzugt geen paalenkent, daar hij onderwezen door dengrootften wijsgeer dier eeuw, vercierd met uitmuntende vorftelijke bekwaamheden , zijn naam bij de beminnaars der deugd onflerfelijk had kunnen maaken, daar nu in tegendeel de betoverende kragt des voorfpoeds hem verleidde tot opvolging zijner driften. § CCCXV. 'T is te verwonderen , dat groote mannen zijn oorlogsdaaden zoo roemrijk kunnen verheffen, daar al zijn overmeesteringen onrechtvaardig waaren en de uitbreiding van zijn Rijk enkel door geweld en met onfchuldig menfchenbloed gekogt was, te recht zeide daarom de zee- roover teegen deze Macedonifche held, dien hij vroeg, welk recht hij had om de zee-te ontrusten. Het zelfde als gij om de weereld in rep en roer te ftellen. Ik hijgden naam van een kaper, om dat ik het doe niet een klein fcheepje; en gij word een overwinnaar gehe'eten, om dat, gij het doet met een vloot. — Alexander had zekerlijk zijn deugden, maar het is blijkbaar, uit de hiftorie, dathij meer kwaad dan goed gedaan heeft, niet alleen aan de overwonnen volken , maar ook aan zijn eigen onderdaanen, die hij~ aan de 'tweedragt ten prooije liet gelijk we bh zien zullen.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. I97 § CCCXVI. Dit Macedonië, eertijds ongeagt bij de Grieken, vervolgens door Philippüs ontzaglijk geworden, werd onder zijn zoon Alexander deis grooten, door de overmeesteringe van dezen vorst de gedugtfte heerfchappij van de wereld. Doch deze grootheid door overwinning verkregen, was maar van eene korte duur , en bedierf dezen grooten vorst, en deed hem uitfpatten in overdaad en veele ondeugden. Want daar hij te vooren de koks en zuikerbakkers van Ada koningin van Kari'è te rug zond met dat antwoord, dat zijn zede beftuurder Lionidas hem al over lang van beter koks had voorzien, dan dezen, te weeten lange morge-wandelingen, om hem op zijn middagmaal eetlust te verleenen , en zobere middag maaltijden, welke zekerlijk eetlust genoeg voor de avond maaltijd zouden laaten; zoo wierd die vorst bekoord op de wellustige levenswijze der Perzen, waar door hij op zijn beurt overwonnen, door het bezmettend vergift der rijkdommen verviel tot de uiterfte buitenfporigheden, zoo. dat zijn hof een broeinest wierd van moord, overfpel, bedrog, óntugt, en bedorven zeden. § CCCXVII. Zijn krijgsvolk van gelijken door de overdaad en weelde verbasterd , wierd muitziek. 1 Ja! veele ontzagen zich niet, om zaamenzweerin-1 gen tegen hun vorst aan te regten. ! § CCCXVIII. Eindelijk wierd die groote over-1 meesteraar der wereld, in de kragt van zijn leye.n\ het flagtoffer der ontugt en brasferijen, en liet eenl N 3 XL HOOFDST. Macedonië. verval. Korte voorfpoed van dit rijk onder A- lexander den grooten. ' Dngeluk:ig uitein. ie van het [eflacht ran Alexander den. rooten en ijn veldheren.  XI. hoofdst. Macedonië. verval. I98 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL uitgeftrekt rijk naa, daar goede wetten , orde en zeden ontbraken, en dat op roof, geweld en menfche bloed geftigt, — van gelijke weer fpoedig verviel, ja! door het zelfde bloedig zwaard, dat zoo veele duizenden had doen fneuvelen, kwam het geheele geflacht van deezen vorst moordaadig ,om het leven. De jonge koning Alexander naa zijns vaders dood geboren, wierd met zijn moeder Roxana des overwinnaars gelieffte echtgenoot van kant geholpen. Olympia moeder van Alex¬ ander den Grooten wierd om de wreedheden die zij in Macedonië pleegde bij bemagtiging der Had Sydna, werwaard zegevlugt. was, vermoord. > Hercules de halve broeder van onzen held, wierd van gelijke omgebragt. —- Een blijk hoe het opperwezen meenigmaal door de wet van wedervergelding, bloeddorst met bloeddorst ftraft. §. CCCXIX. Met de meesten der legerhoofden, die al des overweldigers landen door het zwaard onder zich verdeelden of vermeesterden,ginghetniet veel beter. —— Antigonis verloor in den flag bij Ipfus in Phrygie zijn leven; zijn zoon Demetrius Pcliocreius vlugtte naar Athenen , dat eerst dé poorte voor hem floot, doch vervolgens hem innam, daar hij zig beroemd maakte door het beleg van Rhodes, en verkrijging van Macedonië , naardien Cassander, overweldiger van Griekenland, en zijn zoonen naa zijn dood over de erfopvolging twistfëli, én een hunner Demetrius tot hulp riep; welke in plaats van hulpe te bewijzen, hem om het  der voornaamste volken. ioq leven liet brengen, en zich zelve tot koning deedt uitroepen. Maar hij had hier niet lang genot van, •wijl hij van Syrrhus en Lysimachus onthroond werd , en van hartzeer ftierf. Lysimacus overweldiger van Thracie, Bythynie, en eenige andere landfchappen, fneuvelde in een veldfiag tegen Seleucis, overweldiger vanAfie, tot aan de rivier Indus, welke zijn ftaaten bemagtigde. Deze Seleucüs is de grondvester van het wijd uitgeftrekte Syrijche rijk, waar van Antiochie de hoofdftad was, Doch Seleucus werd naderhand , door Ptolemeus Ceraunus broeder des konings vznEgypten vermoord, welke Ceraunus, om zich van de opvolging van Lysimachus te verzekeren, met deezes laatftens tweede vrouw Arsinoe, die zich aan de moord van Agathocles had fchuldig gemaakt trouwde. Hij bragt haare kinderen om, en bande haar naa Samothracie, maar moest eindelijk fneuvelen in een veldfiag tegen de Gaulen, die welhaast Griekenland overftroomden. Astigonus Gona- Tus,zoon van Demetrius Poliorcetus werd koning van Macedonië. Ptolemeus de agtenswaardig- fte en de gelukkigfte van de overwinnaars , kreeg Egypte, Lybie, Arabie, Palejlina, en Selo Syrië.— In Egypte zette hij de rede op den throon, deed hun een beter fmaak krijgen in her weezendlijke fchoone, verrijkte het met meerdere enuitfteken- der kundigheden. De tooren van Pharos ter beveiliging van de zeevaarende is door hem gebouwt, en Alexandrie is aan hem het oprigtenvan N 4 xr. ElOOFDST. Macedonië VERVAL.  xr. hoofdst. Macedonië VERVAL, I » 1 1 I i \ ( l 'ZOO OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL het Mufeum, een kweekfchool van geleerdheid, verfchuldigd. Zijn zbön Pt-olemeus Philadelphus trad in de voetftappen zijnes vaders , bevorderde den koophandel en weetenfchappen, het gene vervolgens zoo toenam, dat Egypte, en bijzonder Alexandrie de grootfte handelplaats der wereld, werd, waar door Carthago tot verval geraakte, AANMERKING. §. -CCCXXI. Hier uit ziet men hoe uitgebreide rijken, door de wapenen verkregen, van een kort(londige grootheid zijn. De bevelhebbers ziende loe hun vorst onrechtvaardig met het recht van ien langften degen zich alles , had aangematigd , ïö over deeze onrechtvaardige overwinning dan ïoch met iauwrcn bekroond was geworden,. dit sette hunraan, om op:.hun beurt in het zelve .v.oetfpoor te treeden. Moord, list en geweldfchaaniden ie niet om te .gebruiken tot bereiking hunner cinlens. Het zogenaamde recht des oorlogs deed hun (ngeftraffde ftoutfte gruwelen bedrijven, wijl zulks jedekt wierd niet het fchijn vernis van nodig te we:en om de rust van den ftaat te herftellen,. Waarijk! ongelukkig voor hetmenschdom, —; als enele heerschzucht helden vormt. — Ja! een oorloguchtig volk dat niet door wijze wetten beftuurd ?ord, is niet anders dan een ftroom, die zich over le gantfche vlakte, met verwoesting wijd en zijd .itbreid, gelijk ons de'gefchiedenisfe, bijzonder die er Romeinen, vervolgens za! leeren.'  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 201 TWAALFDE HOOFDSTUK. ROM E I N E N. §. CCCXXI. D e bouwirigvan Romen en ftigting van een ftaat, die bij vervolging van tijd, de grootfte heerfchappijen. verzwolg, fielt men op het 4 jaar der 6 Olympiade te zijn begonnen, door Romulus ' hoofd eener bende rovers, met omtrent 3000 man-; nen, die ter meerdere bevolking tot zich lokte allet fchelmen en pnverlaaten, die hem, maar wilden ge-1 hoerzaamen. Van de Sabynen nam, hij door fpeelen te geveri, de jonge dogtersgewaapenderhand tot vrouwen voor zijne krijgsknegten. . §. CCCXXII. Door zijn ftaatkuadige inzigten,< gefchikte wetten, bijzonder in de landbouw, en^ geweld der wapenen, wist. Romulhs zijn rijk-te' vestigen. Schoon de tijtel van koning hebbende, ftohd hij uit voorzorg san het volk'eengedeelte des bewinds af, en behield maar voor zich zelfs het bevel over de krijgsmagt , zaamenroeping des volks en raadsvergaderingen, de waardigheid van opperpriefter, en om over de-zwaaifte Hukken-te oordeelen. Hij fielden eep raad.van 100 per- fonenaan, om mee te raadplegen, op de-wetten echt te geven, en de voorft.ellingen aan de volksver-, XII. rOOFDST. loMEINEN )PKOMST '53 jaar 'OorChrisus geboor- taatkunde au Romu,vs..  2Ó2 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL XII. hoofdst. Romeinen opkomst. Verdeeling van Romei ia wijken. Vereeniging der Sabynen met de Romeinen. gaderinge te doen, die dezelve befliste, onder bekragtiging van dezen raad. §. CCCXXIII. Door deze drie magten onder een te mengen, gaf hij het volk genoegen, en had het middel om naar zijn eigen heerschzuchtteregeeren, wijl hij de verkiezing van de leden van den raad had, en dus heimelijk de meerderheid van Hemmen kon beftuuren naar zijn zin. -— Twaalf geregtsdienaars jverzelden hem, elk een bundel bijlen draagende, als het gewoone teken der opperheerfchap- pij. ■ Onder de nabuurige Hetruriërs maakten hij van'300 uitgelezen jongelingen een bende, waar van de Rcmêinfche ridders hun oorfpronk ontkenen. §. CCCXXIV. Romulus verdeelde het volk in !drie Tribus of wijken. Elke Tribus in tien Cwitz Of kerfpelen ; en deelde vervolgens zijn landgebied in drie ongelijke deelen, waar vart het eene geheiligd was voor den godsdienst, het andere om de inkomften van den ftaat goed te maaken, en het derde voor de burgers, die ieder omtrent 2 mergen lands bezaaten. §. CCCXXV. De Sabynen van wien de Romeinen hunne vrouwen geroofd hadden, vereenigden zich vervolgens met de Romeinen. Doch Ti- Tus Tatius hun koning verkreeg de helft van het bewind, en 100 der voornaamfte Sabynen wierden toegelaaten in den raad. Maar 6 jaaren daar naa Titüs Tatius omgebragt zijnde, was RomuLus alleen de bezitter van den throon, en breidde  DE VOORNAAMSTE VOLKEN. 203 zijn rijk uit door overwinninge van land en nieuwe burgers; zo dat hun aantal toen al 47000 man beliep. Van de genegentheid zijner foldaten verzekert, wilde hij zonderden raad regeeren, doch deze fpande zaamen en bragt hem om. §. CCCXXVI. Numa Pompilius een doorluchtig Sabyn, wierd door de Romeinen tot hun koning verkoren. Hij beminde de vrede , verzagte de zeden , gaf verftandige wetten, en in hem vereenigde zich Godsvrucht (V) en ftaatkunde. —Den landbouw deed hij bloeien, hij verdeelde dc aangewonne landerijen, en maakte er vlekken er dorpen van, hij ftelde opzienders aan om over de werklieden een waakend oog te houden, en de naar- ftige te beloonen, en de luien te ftraffen. D< ■veldheeren zelfs moesten van hun overwinning< wedergekeerd de hand aan den ploeg flaan. Numa was bemind én hooggeacht, bij vreemdelin gen en onderdaanen. §. CCCXXVII. Tullus Hostilus wierd naa zijr, dood tot opvolger verkooren. Bij den aanvang zijner regeering won hij de harten der Romeinen, doo: de landen die tot de kroon behoorden uit te deeler aan de zulke dienoch geen landen hadden. Hi. breidde zijn rijk uit, en verfloèg de nabuuren, dit zich tegen hem verzetten. (ci) De Romeinen van Celtifchè óoifpronk zijnde, n waarschijnlijk hun eerde godsdienst vèrfchiliêiKie geweeïc van die vervolgens ouder hün ftad greep. xir. hoofdst. Romeinen opkomst Numa Pompilius werd koning. Tullus Hostilus ovolger "van Numa Pompelius.  XII. HoOFDST. Romeinen opkomst Na deze zijn dood word Ancus Marcius koning Op ANCüé Marcius volgde Tarqui- Müs. 1 Servius 'TuLLIUS koning,waf geiukkig en bewind. 204 opkomst, verval en herstel §. CCCXXVIII. Naa Tullus dood ,' gaf het volk en de raad , de kroon aan Ancus Marcius kleinzoon van Numaj en.waardig afkomeling, die in dapperheid en vorftelijke hoedanigheden uitmuntte. Hij verklaarde den oorlog aan de Latijnen. en behaalde daar in veel roem, gelijk ook in zijn nuttige werken die hij aanlei. §. CCCXXIX. Tarquinius bijgenaamd Priscus, verkreeg na de dood van-Ancus Marcius door kuiperij de kroon. Hij Helde' noch 100 nieuwe raadsheeren uit de volkelingen verkooren aan; als mede de ftaatelijkezegenpraal, voor de veldheeren die groote overwinningen behaalden. DeLatynen, Hetruriërs en Sabynen ondervonden zijn dapperheid, de gevangenen lijfde hij onder de burgers in. Zijn gemaakte waterleidingen, en overheerlijke rioolen, waaren wonderen van kunst in eene noch zo onbefchaafde eeuwe. Deze ko¬ ning werd in een 80 jaarigen ouderdom door de zoonen van Ancus Marcius omgebragt, om dat hij fchikkingen maakte om Servius Tullius ten throon te heffen. Het geene ook door het beleid van Tarquinius egtgenoot, welke haar mans dood zo lang verborgen wist te houden, gefchiede. §. CCCXXX. Servius Tullius om van zijn anders wankelend gezag, zonder toeflemming des volks en des raads verkregen, verzekert te worden, verpligtte het gemeen, door uit zijn eige beurs de fchulden der armen te voldoen, en de landerijen die eenige burgers aangematigd hadden, te geven  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 205 aan dezulke, die geen landerij en bezaten. De raadsheer lijken beklaagde hij, datze een zaamenzweering op zijn leven gefmeed hadden, en betoonde zich gereed den throon te verlaaten , verzoekende, dat zij eenen koning zouden verkiezen. — HetVolk voor ingenomen met hem, liet de keus op hem vallen. — Servius was gelukkig, door het rijk met overwinningen te vergrooten en met nieuwe burgers te vermeerderen , maar boven al maakte hij zich be- | roemd , door de verftandige hervorming in den ; ftaat, want daar te vooren de lasten, om de gej lijkheid van bezitting ieder even veel gaf, zo ver : anderde hij zulks, wijlde bezittingen bij vervolg { zeer ongelijk waaren geworden; hierom liet hij ieder betaalen namaate hij bezittingen had, doch ore dat het gemeen bevoorens hoofd voor hoofd ftem i de, waar van men denadeelen al had ondervonden i zo verdeelde hij de 35 wijken des volks in 6 rangei of ordeningen bij Centurien. Onder de eerlb ordening behoorden de rijken, waar in waaren 9' Centurien, de vier volgende ordeningen, mede ge fchikt naai' hunne bezittingen, maakten met denan 'dere 95 Centurien; En eindelijk de armen fchoon wel de talrijkften wierden flegtsals eenCer. turie gerekent. §. CCCXXXI. De Hemmen nu vervolgens b Centurien opgenomen wordende, verkregen de ri. ken daar door de meeste magt, doch moesten ook d meeste lasten aan den ftaat betaalen. Om è 5 jaaren wierd deze fchatting niet zonder plegti| XII. hoofdst. . Romeinen opkomst 1 : Verdeeling jvan Romen in Centu-rien. > jDoor de verdeeling "in Centuerien kreeegen de rijV ken het bei-wind.  XIT. HoOFDST. R»MEIISEr opkomst Tarquini vsSuperbus krijgt het bewind. $06 OPKOMST, VERVAL EN «ERiTEL heid vernieuwd. —— De vrijelingen onder de fla' ven, werden fchoon minder in rang mee onder de burgers aangenomen. —- En om de Sabynen en Latynen te bevredigen, verbond hij deze volken, te Romen een tempel ter eere van Diana te bouwen, waar in zij jaarlijks offerden, en hun gereefene gefchillen ,in der minnen zouden bijleggen. Doch deze deugdzaame vorst wierd door Tullia. zijn dogter, na dat zij' haar man, en zuster door vergift omgebragt, en met Tarquinius haar zusters man getrouwt was,wreedelijk vermoord: overrijdende zelfs deze ontmenschte dogter met haar wagen het lijk haares vaders. §. CCCXXXII. Tarquinius bijgenaamd Superbus, dus door vadermoorden geweld, zonder tocftemming des volks of des raads koning geworden, verzuimde niet het krijgsvolk op zijn hand te krijgen en zich van eene talrijke lijfwagt van vreemdelingen te voorzien, ten einde zijn magt te verfterken, en door fchrik zijn dwingelandij uit te voeren. De raad was magteloos, — en het volk boog zich zonder te durven klagen onder' het flaaffche juk. Tarquinius bouwde omtrent dezen tijd het Capi- tool; maar zijn zoon Sextus, de kuifche Ln- cretia fchendende, ontwaakte de Romeinfche vrijhield op de welfpreekende redenvoering van Junius Brutus , en het deugdzaame lijk van Lucretia, die zich met eige handen had omgebragt. — Tarquinius die met het beleg van Ardea bezig was, wierd benevens al zijne nakomelingfchap, tot een  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 20? eeuwige ballingfchap verweezen met vervloeking van al die het mogte onderneemen om hem weder te herftellen. §. CCCXXXIIL Met welke ftaatsomwenteling, de koninglijke regering een einde nam, en in plaats van die de gemeenebest regering begon. §. CCCXXXIV. Schoon nu de zaam vergaarde Romeinen, hoofdeling, het onherroepelijk befluit tegen de koninglijke regeering hadden uitgelprooken, wisten de raadsheerlijke, het beftuur des gemeenebests aan de volksvergaderingen bij Centuriet te geven, waar door zij de meeste magt in hander verkregen, zo dat uithunlighaamBRUTOs, en Col latinus, tot Burgermeesters voor één jaar verko ren wierden. §. CCCXXXV. De raadsheerlijken, hun mag van tijd tot tijd toenemende, zogten meesters vai het gemeenebest te worden. • Derijkdommer kregen zij geheel in handen, wijl de burgers dk voor den ftaat ftreden, de behoeftigfte inwoonde ren wierden, die niets over hadden dan in den krijj van den roof televen. Er waaren geen dan rij ken of geheel armen te vinden; welke armoe vermeer derde, door de woeker van 12 ten 100, en nie meer kunnende betalen, wierden ze door de or barmhartige fchuldeifchers in de gevankenis gewoi pen, of tot Haven gemaakt. §. CCCXXXVI. Eindelijk het arme volk, de ze knevelarije moede, wilde niet meer ten ftrij XII. hoofdst. Romeinen opkomst Einde der koninglijke regeering. Begin der gemeenebest regeering. 1 -De raadsheerlijken zoeken 1 meester : van het ge- meene best 'te worden. t  X-II. HoOFDST. Romeinen opkomst Lartius eerfte Dictator. • i Tarquinius overle- ■ den en zijn _ zoon ge- ' fneuveld. -1 2Ö& OPKOMST, VERVAL ËN HERSTEL de trekken, dan naar vernietiging van fchulden. *» Valeriüs, broeder van-Piiblicola , ftelde dit ftuk aan den raad.voor; zommige raadsheeren keurden dit goed , maar de onbuigzaame Appius Claultüs een rijk Sdbyn, zette zich met alle geweld er tegen. Het volk blijvende weigeren op te trekken, wijl de vijand vast naderde, vond de geflepe Itaatkunde het middel uit, het gemeen te ftillen door voor te flaan een Dictator te verkiezen, welke het oppergezag voor 6 maanden verkrijgende in dien tijd volftrekt oppermagtig zou regeren. §. CCCXXVII. Tot dezen rang wierd voor het eerst Lartius verkooren; hij ftelde een bevelhebber aan over de Romeinfche ruiterij, wiens regering zo lang duurde dan van den Dictator, het gene ook vervolgens altoos in acht genomen werd. — DeLati jnen die Rome dreigden, verzogteneenwapenfchor(Ing, en intusfchen lei Lartius zijn bediening neer, en Posthumus werd in zijn plaats verkooren. Naar verloop van het beftand, trok deze laastgeloemde Dictator, tegen de vijanden op en overwon lezelve. Titüs en Sextus, zoons van den dwingeland Tarquinius fneuvelden, met de mee~:te Laynen, welk. volk zich vervolgens aan de Romeinen )vergaf. §. CCCXXXVIII. Tarquinius te Luma is Cammnie overleden, en zijn zoons gefheuveld zijnde, :oo was bij de raadsheerlijken de vrees voor dezelve geheel verdweenen, waarom zij hun geweldena-  £)ER VOORNAAMSTE VOLKEN. 20( r'jen hervatten, en ftrenger dan ooit de onmagtige fchuldenaars in boeijen flooten, of tot Haven verkogten. §. CCCXXXIX. Een grijfaart, de gevankenis ontkomen , vertoond aan .het volk zijn bebloeide rug, en wreede mishandeling; het volk verwoed, rot zaamen., om wraak te neemen; wijl Appius Claudius in den raad even onbuigzaam blijft, — en dat in een tijd dat de Volscen met een magtig leger tegen Romen optrekken. §. CCCXL. De burgemeester SeRvilius door zijn inneemende vriendelijkheid, en beloften van hun genoegen te geven , beweegt hun tot den krijg, verflaat de Volseen, en doet den buit onder de Soldaten uitdeelen; ■ naar deze overwinning bleef Appius even onverzettelijk. §. CCCXLI. Valerius door den raad totDifta* tor verkooren, haald de volkelingen over, om tegen de Sabynen, die in aantogt waren, op te trekken; dezelve overwonnen hebbende, en zijn beloften bij den raad niet kunnende verwerven, legt hij zijn rang als Dictator neder, — en het volk begeeft zich met hoopen na den heiligen berg. §. CCCXLII. Lartius , Valerius en Menenins Agrippa, worden tot hun gezonden, Junius (bijgenaamd Brutus) voer fterk tegen den raad uit, Cn zij eisfehen behalven de kwijtfchelding van fchulden, volks overheden om voor hun belangen te waaken. Naar veel tegenftribbeling des raads verkregen ze kwijtfchelding van fchulden en 5gemeensO xir. HoofdsTj Romeinen opkomst De onmagtige fchuldenaarsdoor de rijken wreed vervolgd» Serviliüs weet door vriendelijkheid de Romeinen ten krijg te bewegen. Het volk begeeft zig in oproer itfa den ïeiligen serg. Het volk krijgt iwijtfchelling van "chulden, en 5 gemeensmanïen des 'olk?.  xti. hoofdst. Romeinen opkomst. 2 Bouwmeestersverkoren. Doof de hongersnood en oproeren daar uit gerefen, worc bewerkt dat men niet meer bij Centurien, maa bij Tribus of wijken zou ftemmen. DeRomei nen gelukkig in hun ne overwinge. loMannei verkoren, en hunne magt. £10 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL mannen des volks; (in 't vervolg kwamen er iö.) Hun perfonen wierden heilig verklaard, en hun gezag nam zoo toe, als dat der Ephoren te Sparta, — De gemeensmannen verzogten aan den raad nog 2 bijftanders, die ze verkregen onder den naam van bouwmeesters, wijl zij het opzicht over de gebouwen hadden. §. CCCXLIII. Het volk hierdoor geftild, trok ten ftrijde met den Burgermeester Cöminius, verfloeg de Volscen, en bemagtigde hun hoofdftad Co- rioli. De oproeren over de hongersnood, en de verfchillen tusfchen den raad, en de gemeensmannen daar overgereezen, verbitterden de gemeens ■ mannen zodanig, dat zij om de raadsheerlijken hun magt te verminderen, bewerkten dat men niet meer bij Centurien, maar bij Tribus, of groote wijken de Hemmen zou opneemen, het gene ze naar hun 'zin kregen, en waar door de regeringsvorm ten voordeele der volkelingen veranderde. §. CCCXLIV. Hoe zeer nu de inwendige beroertëns bleven woeden, waren de Romeinen nogthans gelukkig in hunne overwinningen. ——i Doch -alzo het aan genoegzaame wetten te Romen ontbrak, en de burgeren maar vonnisten, overeenkomftig de natuurlijke billijkheid, gewoonten, of oude i wetten van Romtjlcs , —— zoo verwierven na veel twistens, de gemeensmannen, dat er tien mannen zouden verkoren worden, om wetten te maaken. -— Deze hun regering zou oppermagtig wezen, zo over vrede, oorlog of andere gefchillen, zonder  ftËR VOORNAAMSTE VOLKEN. 211 Op eenige andere magt zich te mogen beroepen. §. CCCXLV. Het begin hunner regering Was loffelijk, de door hun ontworpen 12 tafelen wierden door het volk goedgekeurd, en Op eiken hou-j ten tafelen openbaar ten toon gefield» De; groote lof die Cicero aan deze tafelen geeft, vermindert zeer , indien wij op de onevenredigheid der flraffen en misdaden daarin bepaald acht geven, de kortheid der regtpleginge en meer andere loffelijke inrigtingen , verdienden zekerlijk daarin geroemt te worden. §. CCCXLVL De tienmannen hoe roemrugtig; hun regering begon, ligtten wel dra het masker af,1 cn wierden tijrannen. Hunne wreedhedent veroorzaakten dat het volk zich naar den heiligen Zwg begaf. De tien mannen wierden afgezet, y de gemeensmannen herfleld, Valerius en Horatiüs k tot burgermeesteren verkoren, en deflemmen bij ^ Tribus bepaald, het geene zeer grievend voor dent raad was. —- Waar bij noch kwam, dat de vrijheid van huwelijken, tusfchenraadsheerlijken, en volkelingen (bij een der 12 wetten verboden), hun van gelijke wierd toegeflaan. §» CCCXLVII. De burgermeesteren, in burgert en krijgszaaken, hun handen te vol werk hebben-c de zoo ftelde de raad 2 nieuwe overheids perfonen aan, onder den naam van (CenJoris') of Schatmeefleren. De gemeensmannen fielden zich hier niet te* gen, om de raadsheerlijken dezen rang te betwis» O a XIL PIoOFDST. R.OMEINEN 3PKOMST De iomanlen maken roede weten. 3 e romanlen worlen tijranen. Vorden afezet en da emeensïannenerfteld» .anfrellmger fchatneestereB»  XII. HoOFDST. Romeinen opkomst Krijgen toeverzigt op de zeden. Het jaar van Rome 347- De foldaten krijgen 1'oldij, hei geen grooi voordeel in de overwinningedoet. 212 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL ten, naardien ze in den aanvang deze waardigheid zeer gering achtten ; doch binnen weinig jaaren, verhief zich deze rang tot de hoogte van de burgermeesterlijke waardigheid. Zij kregen toeverzigt op dezeden, en het recht, om ieder burger, zonder onderfcheid van rang, te ftraffen en te vernederen, waarom ze ook tugtmeestersgenaamt worden. Aan hun was ook toevertrouwt de geldmiddelen, en het toezicht over de openbaare gebouwen. De tijd hunner regering was eerst op 5 jaar, doch bij vervolg van tijd op 18 maanden gefield. ■ Hun toeverzicht op de zeden was het beste middel, om de grootfte 'befmetting te weeren, waar dooide meeste rijken te gronde gaan, meer dan door het verwaarlozen der wetten. Hierom moet men de meeste roem en voorfpoed van Rome aan deze wijze inrigting toefchrijven. §. CCCXLVIII. Tot dezen tijd hadden de foldaten den flaat op eige kosten moeten dienen; het gene veel had toegebragt, om de armoede, fchulden , en oproeren te vermenigvuldigen. Doch de raadsheeren veranderden dit , door hun bezolding te geven, inplaatze van landerijen, het welke ook van die uitwerking was , dat zij den raad beloofden gewillig den laatjién droppel blocds voor hun Vaderland te willen Jlorten. Door dit middel veranderde degeheele manier van oorlogen, die tot heden toe maar in flroperijen had beftaan, daar ze nu op kosten van het gemenebest de wapens voerende , de heerfchappij van Romen wijd en zijd  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 213 uitbreidden. — Naar een beleg van 10 jaaren naamen de Romeinen, in Hetrurie, de ftad Veji, digt bij Romen gelegen, in. De ftad was rijk, fterk, en een dood vijandin der Romeinen; het beleg was beroemd, door de nieuwe manier van belegeren door verfchanzingen. §. CCCXLIX. Ten tijde van Tarquinus Priscus, hadden de Galliërs (a) al een inval in Italiën gedaan, en zo men beweerd, zijn zijde grondvesters van Milaan, Como, Brescia, Cremona, en eenige andere fteden. Zij vielen op Italiën aan, en naamen Romen in, doch de veldheer Camiixus uit Romen gebannen, zijn burger pligt boven die van wraak ftellende, red Romen; wijl Manlitjs, oud burgermeester, het Capitool, doorde Galliërs overvallen, behoud. Binnen een jaar tijds wierd Romen herbouwd, doch zonder eenige orde, even als een dorp. §. CCCL. Lucinius en Sextus tot volks gemeensmannen verhey en, ftellendenraad voor, bij vervolg een burgermeester uit de volkelingen te kiezen, en dat, zoo een burger meer dan 500 akkers land bezat, hij het meerdere zou moeten afftaan, om aan den armen,die geen landerijënhad, uit te deelen.— De raad hoe zeer gebelgd hier over, moest eindelijk zwigten , en zulks toegeven. Tot ver- (a) De Galliërs waren inwoonders van Celtisch Gallie, tnsfchen de rivieren de Seine en de Garonne gelegen, en föekte zich uit tot het Alpifche gebergte. O 3 XII. hoofdst. Romeinen opkomst. Galliërs doen een inval in Italië en nemeiï Rqmen in. Voorftel om, zoo iemand meer dan 500 akkers had, iet meerdere aan ien arme te jeven.  XII. HOOFDST. Romeinen opkomst f Onder- ] fcheid in den adelGand. De Romeinen door , de aangenaamheden I van Capuabedorven, » j \ ' 1 214 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL goeding dezer gunstbetooning, verwierf Camillus van het volk, de inftelling van het hoofdfchoutfchap voor de raadsheerlijken. Als mede dat er 2 raadsheerlijke bouwmeesters zouden verkoren worden , om het opzicht te hebben over tempels, fchouwburgen, fpelen, markten, de geregtshoven, deflads muuren enz. Doch Lccinius fchond «vel dra zijn eigen wet, wegens de 500 akkers, want hij bezat meer dan 1000 akkers; hier door, en om dat de Romeinen zo veel landen aanwonnen, en bij uiterfte wille daar over hefchikking mogten maaken, zoo verviel deze wet van zelfs, §. CCCLI, De trotsheid, fchrander in het uiteinden van onderfcheidingen , verhefte de Burgerueesteren, Schatmeesters, Diófators, Hoofdfchou;en, en Raadsheerlijke Bouwmeesters, (als overleden van het Elpenbeenen geftoelten genoemt) met run aframmelingen tot den adelfland, Hierom onóerfcheiden zij de Edelen van de Raadsheerlijken, en le Edele Raadsheerlijken van de Edele Volhelingen, §. CCCLIL De overwinning der Romeinen over le Samniten, befmette hun zeden, de krijgskneg, en door de aangenaamheden van Capua verlokt, naakten een allerfchandelijkftezaamenzweering, om le Campaniers, die zich tot bondgenoten aan hun overgegeven hadden , uit hunne vrugthaare landen te verdrijven, — het gene de burgermeester Rutelius rerijdeld hebbende, zoo togen de muitelingen tegen lomen op. ■ Doch gelukkig ftilde de Dictator fALE,Rius, Corvüs, dit oproer, zonderhiqedftQrtin£,  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 2Ï5 §. CCCLIII. De Latijnen verwekten met de Campaniërs, en andere,eenen opftand tegen de Romeinen. Manluis Torqua'j os en Decjasmus burgermeesters van Romen blinken als groote helden in dezen oorlog uit; zij overwinnen, en brengen de Latijnen te onder, doch op de voorftelling van den burgermeester Camillus verkregen veele Heden der Latijnen, het Romeinfche burgerrecht, het gene veel toebragt tot bevestiging en uitbreiding der Romeinfche mogentheid. §. CCCLIV. In de oorlogen der Samniten , ei mishandeling den dapperen veldheer Pontius aangedaan , betoonden de Romeinen veel barbaarsheid.— Maar roemrijker was het gedrag van Curius Dentaxus, een behoeftig Romeinsch'bnrgermeester, to welke de afgezanten der Samniten kwamen , me. aanbieding van een groote fomme gelds, om me hem over de vrede te handelen, en in hun belan gen over te haaien. —- Doch hij antwoordde hui op dit aanbod. ~— Boezemt mijne armoede u d iioop in van mij om te koopen, dit is een vrugtehoz enderne erving, Ik zou liever over de rijken gebieden dan zelve rijk zijn; voert dit verderfelijk metaal nu ö te rugge, en zeg uwe landsgenooten, dat zij fit ruim zo moeilijk zullen vinden mij om te koopen, ai mij te verwinnen. - Een taal waarlijk, die nie dan uit een edele deugdzaame ziel kan voortkc men. —8* De Samniten, zo wel als de Senonifch ■Galliërs aan de Adriatifche zee, en de Equiërs bul ■ten onder het Romeinfche Juk. —— Het getal de XIT, Hoor ijst., opkomst. De hntif nen verwekkeneen opftand. . Roemrijk gedrag van Curius DentaTUS, l > £ • % ■ t s 't. e a t  XII. HOOFDST. Romeinen opkomst De Romeinen door de Tarèfitijnen geflagen. Fabricius weigerd het aangebode geld, van Pvr. mus, Pyrrhus ' door de Romeinen ' geflagen. j I £erlte zilvere munte te J Romen ge- c ilagen, z De Romelpen zetten v hunne overmees- ^ teringen .fc, buiten het, vaste land." VS9iti e; 216 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL ftrijdbaare burgeren beliep ter dier tijd 273000 man, een magt bekwaam om alles mee te onderneemen. §. CCCLV. De Tarentijnen, een Spartaanfche volkplanting, de Romeinen, en Posthümiüs hun gezant gehoont, en Pyrrhus, koning van Epirus, een der grootfte oorlogshelden van Griekenland ingeroepen hebbende , behaalden in den flag van He. raclea de overwinning over de Romeinen. Bij het nitwisfelen der gevangen, bood Pyrrhus , den deugdzaame doch armegézant Fabricius eenig geld Jan, het welk deze edele Romein met veragting weigerde. —- Pyrrhus , deed door zijn gezant Cyneas voorftellinge tot vrede, - doch de R0. meinen wilden hier over niet handelen voor Pyrrhus ut Italië vertrokken was. - Bij Benevente wierd Pyrrhus door Curius Dentatus geflagen, de Ele, éanten joegen de Romeinen niet langer fchrik aan, ran hen hebben ze geleert het aanleggen van leger. >laatzen. §. CCCLVI. Naar het vertrek van Pyrrhus is te lomen deeerfle zilvere munt geflagen, een blijk, at de rijkdommen toen bij de Romeinen noch niet eer bekent zijn geweest. §. CCCLVII. De Romeinen de kragt hunner «.penen buiten het vaste land noch niet beproefd ebbende, zo vertrok in den 1. Punifche oorlog de urgermeester Awios Ceaudius met een vloot door 2 ftraat naa Sicilië, en verfloeg daar Hier© 1 de Carthagers, die zaamen een bondgenoot:hap aangegaan hadden, doch het welke HiE~  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 21/ ro verliet, door een verdrag met de Romeinen aan te gaan. §. CCCLLVIII. Tot dezen tijd toe hadden de Romeinen geen noemenswaardige vloot gehad, zijnde hun vaartuigen eer barken dan fchepen, maar de Carthaagfche galei op hun kust vergaan, diende haar tot een voorbeeld, om hun fchepen daar naar te maaken. Polybius verhaald, dat de Romeinen, in2 jaaren tijd 100 galeien met 5 rijen roeibanken, en 20 met 3 vervaardigd hadden, om datze nu nog in maakzel of geoefendheid tegen een op zee heerfchappij voerende natie aan konden, zo verzon de burgermeester Ducuus, om aan ieder hunner galeien een werktuig corvus of rave geheeten te maaken, 't welk op'svijands fchip neerviel, en tot •een brug diende, om van het eene fchip op het an» dere te komen; de Romeinfche krijgsknegten, beter gewapend en bedrevender in den krijg, floegen' op deze vaste grond de Carthagers, boorende ïjjj fchepen in den grond, en fleepten er 80 mede, daar bleven van de Carthagers 7000 man, en een der-; gelijk getal werd gevangen genomen. §. CCCLIX. De Romeinen moedig op deze overwinning, zetten hun verovering voort; Corfica en Sardinië werden den vijand ontnomen. Cal- purnius een overfte van een Legioen, redde het leger op Sicilië. Door de zeeflag voor Heraclea gewonnen, alwaar ze meer dan 60 fchepen veroverden , wierden ze in ftaat gefteld op Africa een janval te doen, O? xir. HOOFDST. loMEINEN DPKOMST De Romei* 'ien bouwen voor het eerst :cn vloot. ïerfte werwiriüng voor ]e Romeiien met ïunne floot.  XII. hoofdst. Romeinen opkomst De Romeinen door .de Curtha- geflagen.- De Carthagersgedwongen Sicilië te verlaaten, met betaling van 2200 Talenten zilvers aan de Romei* tien. i De Romet-\ ■nen zetten de wet aan de magtigfte zeemogentheid, Sardinië ' aan de Romeinen on- ( derworpen, 1 218 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL §. CCCLX. De .overwinnende Regulüs voor de poorten van Carthago genaderd zijnde , ftelde onaanneemelijke voorwaarden aan hun voor : in ik hachlijk tijdftip kwaamen de Griekfche hulpbenden in Carthaagfche foldij genomen, regt te pasre tot hulp; het gene hun moedopwakkerde, en onder Xantippus de hacedemonier, een ervaaren veldheer, de overwinning deed behaalen over de Romeinen , met gevangeneming van hun burgermeester Regoxus. — Romen verdubbelde zijn poogingen, ruste een nieuwe en ontzaglijke vloot uit; eer ze gereed was, behaalde de voorburgermeester Metellüs bij Panormus, nu Palermo, een heerlijke overwinning; waar bij verlcheide Elephanten , en die hun beftuurden gevangen wierden genomen. — Met de vloot zeilden ze iwaSicilie, ondernamen het seleg van Lilybeum: ftaande dit beleg verlooren de Romeinen een zeedag, doch hun moed niet uitgeblust, vervaardigden, zij wel dra een andere vloot, laar ze de overwinning mee behaalden, ende Car. \hagers dwongen, om aan hun Sicilië af te ftaan, ;n noch 2200 Talenten zilvers te betalen in den ijd van 20 jaaren, met noch meer andere harde /oorwaarden. In welken 24 jaarigen oorlog, de Romeinen, zonder bedreventheid in zeezaken gelad te hebben, eindelijk aan de magtigfte zeemo;entheid de wet ftelden, §. CCCLXI. Sardinië oproerig geworden tegen de Carthagers, eisfehen de Romeinen het zelve voOr hun ran de Carthagers, met betaling der oorlogstoerus-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 2^0 tingen, het gene deze, niet in ftaat zijnde om Romen het hoofd te bieden, gedwongen waren over te geven. §. CCCLXU. De Carthagers, door de nieuwe vermeesteringe in Spanje, wel dra hun geledene verliezen vergoed hebbende, ontftond de 2. Punifche oorlog. — De groote Hannibal verfcheen toen op het oorlogs toneel in Italiën, en bragt Romen door de gewonne veldflagen van Triba , Trafimenus en Canne in het alleruiterfte gevaar. —— Hannibal bedagtzaam en ftaatkundig, behandelde de bondgenoten der Romeinen zeer vriendelijk, zelfs zonder 'losgeld hun gevangenen te rug gevende, om hun daar door aan zich te verbinden, en vanhet Romeinfche Juk te bevrijden. Doch hij vond geenhulpe, dan bij de Galliërs. §. CCCLXIII. Zonder de verkiezing van Fabius Maximus tot Dictator, was het Romeinsch gemeene best verlooren geweest. Zijn beleid doet Hannibals ontwerpen mislukken. Hij redde Minücius , welke het bevel overgaf aan Fabius , en met denzeiven vereenigd, bieden zij Hannibal den flag aan, doch deze ontwijkt den flag, De flag var Canne door het flegt beleid van Varro en Emilius verloren, zo waren de raadgevingen van den ftandvastigen Fabius het behoud van Romen, zijn nieuwe oorlogs toerusting, en dat Hannibal geen meerdere troepen kon verkrijgen, en hij en zijn krijgsvolk in het wellustig en verleident Capua, geheë bedorven wier den, was oorzaak dat de Carthagers XII. Hoofd sx. Romeinen opkomst Overwinninge van Hannibal»  XII. hoofdst. Romeinen opkomst Verliezen van Hannibal. Siracufe door de Romeinen bernagtigd. i j t Oorlog in Africa tc-t gendeGzr- . thagers. J 1 I 1 2jo opkomst, verval en herstel door Sempronius met een b;nde Romeinfche Jlaven verflagen wierden. §. CCCLXIV. Hannibal verloor een veldfiag tegen Marcellus , en de verovering van Se- racufe, door de Romeinen na een beleg van 3 jaar, verbreidde de fchrik en roem hunner wapenen noch meerder , doordien deze ïlad door den beroemden Archimedes verdedigt wierd, die allerhande werk:uigen uitvond om de Romeinen te befchadigen. Capua en Tarentium moesten van gelijke voor hun overwinnende wapenen bukken. —- Carthagena, m geheel Spanje wierd door den 'grooten Publius Scipio verovert, wijl hij door zijn deugd en vriendelijkheid, verfcheide bondgenoten der Carthagers )p zijn zijde trok. In Italië wierd Asdrubal ie broeder van Hannibal, welke met een magtig eger over de Alpen tot des laatften hulp was gekonen, (eer deze broeders zich konden vereenigen,) 3oor den Romeinfchen burgermeester geheel ver- lagen. Hier op fmeedde Scipio het groot ont- verp om den oorlog in Africa over te brengen, het ;een de raad, fchoon Fabius zulks.wederilreefde, oeltond. §. CCCLXV. Naauwlijksin Africa voet aan land ;ezet hebbende, verklaart zich Masinissa voor de lomeinen, en deze bragt Syphax, koning van Nu- lidie en bondgenoot der Carthagers te onder. Iet beevend Carthago riep intusfchen Hannibal lit Italië te rug, wijl bij hun alles in bloed en vlam.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 221 me gezet wierd, naardien zij het heiland van flilftand van wapenen fchandelijk gefchonden hadden. Hannibal field in een mondeling ge- fprek met Scipio, hem den hachlijken oorlog thans voor oogen, en doet aan hem voordeelige voorftellen tot vrede, doch die door dezen moedigen Romein verworpen wierden. §. CCCLXVI. Hier op werd de bloedige flag van Sama gelevert, waar in de Carthagers 40000 dooden, of gevangenen verlooren , en de Romeinen maar 2000. — Hannibal ontkwam ter naauwer nood. — §. CCCLXVII. De fchrik deed de Carthagers een zeer voor hun vernederende vrede aannemen; — want zij moesten Spanjen en al de eilanden in de middelandfche zee, hunne gevangenen met de overlopers, alsmede alle Elephanten en oorlog fchepen, (uitgenomen 10 galeien) overleveren; geen oorlog voeren zonder toeflemming van Romen, en in den tijd van 50 jaren 10000 Talenten aan hun opbrengen. —— Ja deze trotfche ftad Carthago moest zijr verbaazendezeemagt van 50ofchepen voor hun lieder oogen zien verbranden, en de burgers ondei een fchandelijke fchatting laten brengen ; wijl de overwinnaar met de grootfte eer bekroont, Romen fchatkist met 120000 ponden zilvers verrijktte. §. CCCLXVIII. De Romeinen trots op hunn overwinninge , en verrijkt met fchatten der over wonne volken, kenden nu geen paaien meer on hun heerschzugt te fluiten; Philippüs koning vai Macedonië, moest na herhaalde nederlagen,de vre xir. HoOFDST» Romeinen opkomst Hannibal geflagen. Vernederende vreden voor de Cartksgen. ;De Romeinen maken ' Philippüs i koning van (Macedonië Cijns-baar-  XII. I loOFDST. Romeinen opkomst Antiochus ©verwonnen. Romen bedorvendoor den voorfpoed. £24 ÓPKÖMST j VERVAL ÉS HERSTEL de met 1000 Talenten kopen, behalven de fchepen die hij genoodzaakt werd over te leveren. ■ De Griekfche fteden verkregen ieder op zich zelfs de vrijheid, zonder dat de een van den anderen afhankelijk was, hier door in kleine deelen verdeelt, konden zij des tegemaklijker te onder gebragt worden. De Etoliers voorzagen dit wel, en riepen daarom Antiochus den Grooten koning van Syrië (bij wien Hannibal gevlugt was,) tot hunnen verdediger. —Had deze vorst Hannibals raad gevolgd, en dien held vertrouwd naar zijn verdienften,de zaken hadden zekerlijk een andere keer genomen. * Maar de Romeinen ftrijdbaar en ftaat - kundig teffens, wisten Hannibal verdagt te maaken, en de Grieken op hun zijde te krijgen. §. CCCLXIX. Antiochüs , gebieder van eert magtig rijk, en bedorven door de aangenome zeden der Perzen, wierd in i veldflagen zo overwonnen , dat hij naa Antiochie gevlugt, van daar om de vrede moest verzoeken, die hem met afftand van geheel AJie, aan deze zijde van het gebergte raurus, en met betaling van 15000 Talenten wierd ioegeftaan. De Rhodiè'rs, en verdere bondgenooten , die de Romeinen in dezen oorlog geholpen hadden, wierden te vrede gefield, met eenige lanlen te geven, en aan de fteden hun vrijheden te Schenken. Hier door verblindde Romen hun, en werd in ftaat zijn gebied verder uit te breiden. §. CCCLXX. Doch alle deze overwinningen bedierven Romen inwendig, de eenvoudige en ftren-  DER VOORN AANSTE VOLKEN. 11% ge zeden verwisfelden vervolgens in ondeugden, welke de rijkdommen naar zich fleepten, zoo dat het zaad van hun bederf begon wortelen te fchieten , op den grond van het geluk. — Geen Caïo zelfs, hoe zeer met magt en gezag bekleed, kan de groei van dit zeden bedervend onkruid fluiten. Romen was tot die hoogte genaderd, dat de zwaarte van geluk het noodwendig moest doen vallen. — Zij breidden evenwel hun overwinninge noch verdei uit. Perses opvolger van Philippüs, zag men te Romen in rouwgewaad, voor den zegenwagen tree den. — De Etoliërs wierden onder fchattingen gebragt. Het Achaifche verbond door den dood van Philopemen zonder opperhoofd zijnde, wierper de Romeinen zich tot regters van Griekenland op. -*■ S"yrie ftelde ze de wet, floten Demetrius als regt< erfgenaam van de kroon uit, en zonden 3 leder van den raad, om over Antiochus Eupator, wel ke maar 9 jaren oud was , als voogden de krooi te beftieren. §. CCCLXXI. De derde Punifche oorlog uit breekende , moest Carthago eindelijk geheel ver delgt worden, zij genoodzaakt geweest zijnde, d wapens op te vatten tegens de invallen van den Nu midifchen koning, wierden van denzelven verflagen en naa de wapens voor dien overwinnaar neerge legt,te hebben, 98000 Carthagers door hem ver moord. Hier op verklaren de Romeinfche ge Zanten aan dit verdrukte volk den oorlog; —— zi gaven zich op befcheidentheid ten eerften over, ——- XII. h0ofdst0 Romeinen opkomst t l ■Carthagt .verdelgt, 1 i  XIL hoofdst. Romeinen . 01'komst. i é l 1 s \ t ] t t ( t i \ c I 'JD c 3 I 224 .OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL Marcius en Manilius burgermeesteren aan het ïoofdvaneen ontzaggelijk leger in Africa, eischten fan hün alle de wapens, geen vertoogen van dat zij van vijanden omringt die zelfs tot verdediging nolig hadden, mogten Mergelden, Romen fprak hij, '■al uwe verdediging op zig neemen, er is niets overbleven dan te gehoorzaamen, na hun wapens overjegeven te hebben, verklaarde Marcius , dat ze mn ftad moesten verlaaten, en 10 uuren van de ee een andere, zonder vestingwerken konden bouren , naardien de Romeinen Carthago zouden lieg- en- Deze wreede eisch was een donderflag tl hun ooren; het volk door wanhoop verwoed ; 'etmoorde de raadsheeren die hun tot overgeven Ier wapenen geraden hadden, flooten de poorten, :n werkten met vrouwen en kinderen dag en nagt tan andere wapens, en welke ze met een ongeloofijken fpoed klaar hadden. De Romeinen geen grooen tegenftand van een ongewaapende ftad verwagende, bedrogen zich in hun meening, en wierden lapper afgeflagen. Asdrubal, veldoverfte der Carhagers, zou het leger der Romeinen geheel verdaan hebben, indien Scipio Emilianus, kleinzoon an Scipio Africanus, toen overfte van een legien, den hertochtmet3ooruiteren niet gedekt had. )eze Scipio Emilianus , vervolgens als burgermester het bewind over dezen oorlog krijgende, verwind de ftad ftormenderhand, ftak den brand 1 de huizen, en velde alles wat hem voorkwam.— »it droevig fchouwtoneel van moord en brand, hei-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 22j Jigde ze noch ftaatelijker wijze door den Godsdienst, vervloekende deze ftad en alle die de wapens tegen d( Romeinen mogten opheffen. Schoon dit de moed dei foldaten deed aanwakkeren, —— moest dit gruwelijk gedrag alle volkeren met verontwaardiging er haat bezielen, om te eeniger tijd zich van deze tijrannen te verlosfen. §. CCCXXII. Naa Carthago, lei de burgermeesMummius de oude, de aanzienlijke ftad Corinthus in de asfche,en gantsch Griekenland wierd een wingewest der Romeinen, en Numantia verwoest: met de rijkdom en kunstftukken der overwonnen volkeren vercierden ze üowiw, en deden daar een heel anderen fmaak komen onder het volk ; hun zeden wierden verzagt, maar ook teffens geheel bedor. ven. — Wij zullen op zijn plaats dit gemeenebest, door het zelfde zwaard zien te gronde gaan, waar mede ze andere volken overwonnen, ik zal nu maar alleen eenige aanmerkingen uit het verhandelde opgeven. AANMERKINGEN. §. CCCLXXIII. Uit het hiftorieëele van de Romeinfche gefchiedenis zien wij, hoe de koningen de grondvesten van hun rijk, alle ftaatkundige en heldhaftige vorften waren; de landbouw was bij hun in de grootfte hoogachting, zij zorgden dat ieder burger een genoegzaam beftaan daar uit verkreeg , en ieder burger had niet meer land dan hij ter be« P XIL hoofdst. Romfinen" opkomst. Corinihus door de Romeinen in de asfclig gelegt.  xir. hoofdst. Romeinen opkomst. 22(5 OPKOMST, VERVAL EJ? HERSTEL bouwing voor zijn huisgezin nodig had. Door deze wijze jnrigting, vond ieder burger een goed beftaan, dit deed de- huwelijken vermeerderen, en de bevolking fterk toenemen. — Zij oorlogden altoos om meerder landerijen en inwoonders te krijgen. Hun vereeniging met de Sabynen maakte hungedugter. —- Naa het verdrijven hunner koningen, de vrijheid meerder ademtogt halende, wilden hunne hoofden de gunst des volks winnen door met roem te regeeren, en door hunne dapperheid het Romeinfche rijk uit te breiden, waar toe de wichelarijen en openbare zegenftatien veel deden , om een volk godsdienftig, bijgelovig , en op eer en roem gefteld tot den krijg aan te moedigen, en als onverwinnelijk temaken: hier kwam bij dat Romen zonder handel of konsten was, en dus door buit de burgeren in ftaat ftelde , om zich te verrijken; waarom ze ook altoos in oorlog warén, om dat hun ftaatkunde zulks mee bragt, en ieder burger een foldaat zijnde,zoo hadden ze nooit gebrek aanmanfchap, want zo hadden ze geen vrede, of ze wierden inwendig oproerig, om dit nu te keeren, was de raad altijd bedagt, hun buiten af tot den krijg te gebruiken, door het welke zij geoeffend moesten worden in de krijgskunde; zij floten ook geen vrede, of wilden overwinnaars zijn, hier toe werd hun de ftandvastigheid en kloekmoedigheid noodzaaklijk, te meer daar zij onder hun nabuuren de Latynen, de Hemiciërs, de Sabynen, de Equen en Vtlscen hadden; het welk volken waren die in  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 227 dapperheid hun evenaarden. . De andere volken van Italië konden ze gemakkelijker en met meer voordeel van buit overwinnen, om dat veele van die door hun fchatten zorgeloos, en door weefde Verwijfd waren. —— Maar vooral naamen de Romeinen in de krijgskunde veel toe, toen de raad hun bij het beleg van Vegentem fo.ldij toelei; van dien tijd af aan, was hun manier van oorlogen veal geregelder, en de aanwinninge van land en-volkplantingen grooter.' §, CCCLXXIV. De geregelde krijgskunde, en ftrikfte tugt'in dezelve, bragt zekerlijk veel toe tot Romens grootheid; zij fchikten hun leger in ligioenen, (a) zij hadden zwaar en ligt gewapende troepen, en bovendien ru;terij, boogfehuttersen füngeraars, en naamen alle verbeteringen in de krijgskunde van alle volken ten eerften over; hun tugd was zoo ftreng dat Manlius zijn zoon deed fterven , om dat hij zonder zijn bevel overwonnen had. De beloning over roemrugtige daaden, en de fchande over laffigheid, wekte hun dapperheid op , en vormde hen tot helden, —» Om overtelopen was een Romein te trots, om fpoedig en onverwagt te verfchijnen, voor het oog hunner vijanden , hadden zij de wegen gemakkelijk gemaakt, en kwamen bij mislukking zoo fpoedig weerom., dat ze den vijand daar door - konden verrasfen. — 'De meerder* (a) Een legioen beftond in het eerst uit 3000 voet knegten en 2000 ruiters doch naderhand uit éoeo man. P a XII. Hoofd st. r.omeinen opkomst.  XII. Houfdst.' ÏIomeiinef opkojisï'. 22'8 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL heid Van vijanden fchrikte hun niet af, wijl zij op hun moed vertrouwden, en in bedres endheid hunne' vijanden overtroffen ; lettende altoos op de voordeelen die hunne vijanden in het een of ander boven hun hadden, waar naar zij hun maatregelen naamen. Hierom bedienden zij zich van Nu- midifche paarden, Cretenfer boogfehutters, Balearifche llingeraars, en Rlwdifche fchepen. sh— Ter zee, alwaar zij in het eerst onbedreven waren, wisten zij door hun uitgevonden werktuig te ftrijden als op het vaste land. Ja! de oorlog was bij hun een oeffening van vefftand', zij ondernamen dezelve met beleid, en voerde ze met moed en ftouf "heid üit. Zoo dat zelfs de overwinninge van Hannibal hun moed niet deed verminderen, maar zij alle die gevaren, door hunne ftandvastigheid te boven kwamen. De eenige rijken in het oosten, welken aan de Romeinen het hoofd konden bieden, waaren Griekenland, Macedonië, Syrië en Egypte.— De> -eerften verzwakten zich zeiven door inwendige 'verdeeldheden. Macedonië had door zijn overheer■fehinge zich veele Griekfche gemeenebesten tot vijanden gemaakt. Syrië was zwak door zijn te groote uitgebreidheid, en de verwijftheid zijner vorsten,' en Egypte fchooh' het om zijn gelegentheid, vruchtbaarheid ," handel en getal van inwoonders ontzaggelijk had konnen wezen , 'verzwakte zich zelfs door de wreede regeering der koningen, welke om hun lafhartigheid, gierigheid en onbedrevenheid in den haat hunner onderdanen waren. —  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 229 Carthago was mede inwendig verdeeld, en in zeden bedorven; van dit een en ander wist Romen zijn gebruik te maaken, want fchrander in ftaatkunde zijnde, voedden zij de twisten tusfchen het een en ander volk, en deden zelfs telkens nieuwe oneenigheden tusfchen hun geboren worden, over welke gefchillen Romen zich het recht van fcheidsman aanmatigde , en onder dien fchoonen dekmantel van vrederechter bragten zij de door den oorlog afgematte volken gemakkelijk onder hun juk, het gene de Romeinen voor hun draaglijk maakten, naardien zij veeltijds hun haare vrijheden lieten behouden. -—- De overwonne volken hielden zij den voet op den nek, ontnaamen hun een deel hunner inkomsten, en gaven die aan hunne bondgenooten welke hun daar in behulpzaam waren geweest. Hier door verzwakten zij de genen daar voor zij te vreezen hadden, enverpligten de'bondgenooten tothunne hulp, of bragten hun vervolgens door list of geweld onder het zelfde juk van afhankelijkheid.— Den zwakken hielpen zij tegen den fterkeren, om dat dezes laatften vernedering hun altoos voordelig en nimmer nadeelig kon wezen. Ja! er waren mag men zeggen, geen vorsten ,;diezich tegen de Romeinen dorften verzetten, om dat zij overwonnen wordende verzekerd waren te moeten fterven, of tot het veragtelijk en eerloos werktuig eener triumph te zuilen dienen. —— Beledigingen verdroegen de Romeinen, zo lang het hun belang piet was die te wreken. ~-— In hun verbonden waren de Rojaefc - P3 xir. 'Ioofdst. .lojIEINEN JPKOMST  XII. hoofdst. Romeinen opkomst. 23° OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL neri listig en bedrieglijk. De vrede fchenkende, moesten de oorlogs kosten betaald worden; en om hun in bedwang te houden naamen zij tot gijzelaars de broeders of kinderen der vorsten. Alle volken welke zich van hun oppervorst ontfloegen, naamen de Romeinen tot hun bondgenooten, waar dooide magtigfte vorst, bij de minfte oneenigheid met zijn onderdaanen in gevaar ftond zijn throon te verliezen. De Romeinen hadden verfcheiden zoor- ten van bondgenoten , zommige als de Latynen en Herniciërs waren het door vereeniging, andere door inftelling, zommige door weldaden, gene door vrijwillige verbintenisfen, en eindelijk weer andere door onderwerping. Groote vorften mogten zich met der Romeinen bondgenoten niet verbinden, maar zij weigerden nimmer de hunnen aan te neemen hier door verzwakten en ontroofden zij deze vorften van bondgenooten. . Geen Afiaanfche vorst mogt voet in Europa zetten, of eenig volk aan hem onderwerpen. Waren er twisten over de opvolging in een rijk; de minderjarigen hielpen zij, en ftelden uit den raad voogden over de minderjarigen. -— In ver afgelegene landen oorlogende, zorgden zij altoos om een nabuurig bondgenoot; te hebben, waar bij zij hulp konden vinden. —Met de fchatten der overwonnen volken was Romen in ftaat onophoudelijk te oorlogen , te meer daar hunne bondgenooten met groote gefchenken zich ïn hunne bijzondere gunst moesten dringen. -—■ Dus onderworpen zij op een zagte manier, door  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 23 I een geflepe ftaatkunde, en overheerden volken en bondgenooten, die zij inwendig verzwakten en buiten ftaat ftelden tot tegenweer. Dit maakte dat naa de nederlaag van Perbes koning van Macedonië 's lands fchatkist zulke onmeetelijke rijkdommen had verkregen, dat de burgers van dien tijd tot den dood van Cesar, van alle fchattingen ontheven waren, om dat ze uit dit een en ander gebaart met het gene de goudmijnen in Spanje opleverden, als mede de regten op de koopmanfehappen der overwonne volken en fchattingen hun opgelegt, rijkelijk tot onderhoud van den ftaat konden vinden. — Romen dus wel befchouwt, was tot op dezen tijd van voorfpoed geen eigendunkelijke aU leenheerfching, wijl ieder volkzijn wetten en rechten behield, maar het hoofd van een groot lichaam, wiens deelen wijd enzijds door de bekende waereld uitgebreid waren. §. CCCLXXV. Indien wij nu de inwendige welgefteldheid des rijks, en doorllepe ftaatkunde van Romen zamen paren met alle de opgenoemde medewerkende uitwendige omftandigheden, is het niet te verwonderen, dat een krijgshaftig en oorlogzugtig volk tot die grootheid is opgeklommen. — Vooral zo lang zij vaderlandsliefde op dapperheid en ftandvas- tigheid gegrond, boven de rijkdommen ftelde. - Maarzo dra zij bij verwisfeling het laatfte boven het eerfte begonden hoog teagten, zoo vervielen zij tot lafhartigheid, weelde, ondeugd, verwijftheid, door het welke alle de in en uitwendige omftandigP 4 ,XH. hoofdst. Romeinen opkomst .  Xfï. hoofdst. Romeinen opkomst. verval, i 232 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL heden dan ook fpoedig ten kwade veranderden. — Want ik kan niet vinden dat der Romeinen ftaatkunde (zelfs in hunne roemrijkfte bedrijven) zoo zeer op deugd gegrond was, als veele er van willen opgeven; 't is waar men vind in hun gefchiedenis wel eens fraaie trekken van deze en gene hunner helden , gelijk ook prijfelijke inrigtingen ter handhaving van het recht en goede orde, maar wel ingezien is de bron, waar uit dit voortkwam, maar alleen vaderlandsliefde, die in het algemeen de Romeinen als geheel bezielde, en waar in zij door hun godsdienstig bijgeloof zeer verfterkt wierden, zoo dat genenatiebij haar in vaderlandsliefde te vergelijken is. Maar ik vrage eens, waarvindmen voetftappen van deugd in hun bedrijven omtrent andere door hun overheerde volken ; wie gaf er hun regt toe om dezelve aan hun heerschzugt te onderwerpen? Neen! hun overwinningen wel befchouwd, kunnen de toets van een ftrikte zedekunde op waare deugd gegrond niet uitftaan, en zijn ftrijdig tegens mijn opgegeven gronden op §. XXXIV. • ■■ Het was dus niet de deugd maar enkel heerschzugt en eigen aelang,die de Romeinen tot helden vormde en Romen tot die grootheid bragt. Doch die zelve middelen bewerkten vervolgens ook hun val, gelijk wij nu zien zullen. §. CCCLXXVI. De Romeinentot dat toppunt van loogte hebbende zien komen," dat zij overlaaden me? le rijkdommen der overwonne volken, den magtig-. Hen vorften dewetftelden j moesten eindelijk on,d.ey,  DER VOORNAAMSTE VOLKEN- 233 vinden dat hun grootheid zijn eindpalen had, en zij voor nadelige veranderingen, even als andere volleen bloot Honden. 'T is waar, hun magt verminderde noch niet ten eerden, maar nam onder Marcus Sylla, Antonius en Augustus, het driemanichap,noch merklijk toe, maar met dit alles verzwakte het Rómeinfch gemeenebest inwendig, door dien dandvastigheid, deugd van vaderlandsliefde en dapperheid verdikte, in evenredigheid dat de ondeugden toenamen, door het fchadelijk onkruid van weelde en verwijftheid; waar door de edele vrijheid, van langzaamerhand , onder de daaffche ketenen van een volftrekte dwingelandfche alleenheerfching gebragt werd. §. CCCLXXVII. De Graahusjen, ziende het nadeel welk uit de verbazende ongelijkheid van middelen voortkwam , wilde de verdrukte armoede tot hulp komen, door een plan van hervorming. — Doch met welke overtuigende drangredenen Tiberius Gracchus de voorftellinge daar toe deed, degedepe ftaatkunde der raadsheerlijken wist het niet alleen te verijdelen, maar zelfs zoo verre te brengen , dat deze deugdzaame Tiberius , (ten onrechte befchuldigd) met wel 300 van zijn vrienden de eerfte dagtoffers van het geplengd burger bloed moesten worden; — Ca jus Gracchus, broeder van Tiberius, vervolgens gemeensman geworden,wierd van gelijken tot loon van zijn volksijver, en om dat hij het gezag van den raad zogt te verzwakken . met wel 3000 zijner aanhangers omgebragt. XII. hoofdst. Romeinen verval, Gracchusfen ontwerpen een plan om de armoede te hulp te komen.  xir. HoOFÜST. Romeinen verval. De raad valt tot ondeugd. ' jurgur- tha bedekt zijn misdaden met geld. j Marcus verdrijft deCimèreït en Teuto- ' ven. | 1 Tollenaars j putten de tonden uit.* I ( Bloedige j burgerlijke oorlogen van Mari- , us en Syl- , la. I 234 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL CCCLXXVIII. Deze raad , eertijds zo beroemd, wegens óprechtheid, verviel vaniondeugd tot ondeugd. — Jügurtha, die het Numidifche rijk door moord en geweld verkregen had, wist door het blinkend goud den Romeinfche^ raad in zijn belangen te krijgen, endenthroon te behouden. —Zijn misdadige Dnderneminge voortzettende, ftelde de Romeinenzich :egen dezelve, maar in Romen verfchijnende , naa aldaar ongeftraft een zijner bloedvrienden, die zijn kroon eiste, omgebragt te hebben, en deze gruwelijke daad met geld bedekkende , betuigde dit monster , bij zijn vertrek , 0 Omkoopbaar e ftad! gij zult haast verloren gaan, zoo gijftegts een koper, die -ijk genoeg is, kunt krijgen. De fchaamteloos- :eid ging zelfs zoo verre, dat Scaurus, het hoofd der verraders, zijn medepligtige raadsheeren deed ïraffen over hun omkopinge. §. CCCLXXIX.' Schoon de Cimbren en Teutsten, door hun overwinninge, iJomffn deeden beven, ïerftelde Marcus door zijn beleid en dapperheid, leze geleden verhezen , en verjoeg deze barbaaen. -— Maar met dit al verbasterde Romen al neer en meer. De Tollenaars putten de lan- len uit, en door hun rijkdom wierden ze ontzaggeijk, èn boven alle ftraf verheven. -— De overladige pragt, en verkwistende weelde, gepaart met iet grootfte zedenbederf, overftroomde Romen. §. CCCLXXX. Hier kwam bij de burgerlijke >orlogen van Marius en Sylla , het Romeinfche inrgerbloed ftroomde langs de ftraaten, de afge-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 235 houwen hoofden van doorlugtige burgers fconden op daken tegen over het fpreekgedoelte. Rijkdom en aanzien waren regtmatige oorzaken genoeg om gebannen te worden ; wijl bloeddorst ei wraakzugt Romen vervulden. §. CCCLXXXI.Miïhridatus,koning van Pontus, bediende zich van deze inwendige beroertens. overwon Cappa'docie en Bithynie, en bematigdegeheel klein-^e en Griekenland. Doch de dapperen Sylla ontrukte vervolgens den overwinnaar zijl behaalde buit, en verrijkte daar mede zijn folda ten. Dit was het eerde Romeinfche leger, da door deze rijkdommen verleid, frnaak in wijn, en lus tot vrouwen kreeg; waar door-- hun krijgstugt be gon te vervallen. Maar Sylla wierd, tot looi van zijn dapperheid, als een vijand van het gemec nebest gebannen en den oorlog aangedaan, daarhi zijn vijanden overwint; doch hij liet dit niet onge wroken, verfchijnende met zijn omzwervend leger t> Romen. Het bloed dat hij in Romen plengde de wreedheden die hij daar beging, doen de men fchelijkheid ijzen om ze te verhaalen. To Dictator verheven , gaf hij prijslijke wetten, be paalde den tijd die tusfchen beide moest verlopen eer iemand weer burgermeester kon worden, be perkte de magt der gemeensmannen; en naa dit ge daan te hebben, lei hij zijn Di&taorfchap neder, le vende als een ampteloos burger, in zo veel weelde en vermaak, dat zijn lichaam hier door verteerd o zijn 60 jaar de tol der natuur moest betalen. XII. HONFDST. Romeinen verval. l Overwinninge van Sylla tegen 'Mii tiiridates» I I l ]" > t »  hoofdst. Romeinen verval. De partij van Marius fteekt het hoofd weer op. Mitiiridaxus geheel overwonnen. 1 Verfchrikkelijk ont- , werp van . Catilina. 1 1 ( i Ontwerpen van Julius > Cezar. ^ V 236 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL §. CCCLXXXII. Sertohus wekte in Spanje de partij van Marius weer op, deze bekwaame krijgsheld zou vreeslijk voor Romen zijn geworden,maar de Romeinen, ziende dat hun magt de kort fchoot, bedienden zich van het verraderlijk geld, om dezen held op een vrolijk gastmaal van kant te maken. — Een verfoeilijke laagheid; doch de Romeinen waren toen geen Romeinen meer. Pompejus eindigde dezen oorlog met de eer van de zegenpraal, gelijk ook den oorlog van de flaven en zeerovers. §. CCCLXXXIJI. Mithridatus , uit onverzoenlijken haat tegen de Romeinen, had al twee maaien naa het vertrek van Sylla, den oorlog aangevangen, maar wierd door Lucullus en Pompejus eindelijk geheel overwonnen. —- Deze laatfte maakte ook Syiie tot een Romeinschwingewest, en verkreeg de zegenpraal, naa zijn foldaten zo wel ils 's lands fchatkist met fchatten te hebben verijkt. §. CCCXXXIV. Catilina, ftoutmoedig en van ;en aanzienlijke afkomst, vormde het verfchrikcelijk[ontwerp, om al de raadsheeren van kant te ïelpen, en zich dan van de opperheerfchappij neester te maken ; doch de zamenzwering wierd mtdekt, de hoofden daar van gedood, en CatilirA fneuvelde in een gevegt tegen de Romeinen. §. CCCLXXXV. Julius C ezar , fchoonzoon an Cinna, vormde in fïilte zijn uitgeftrekte ont^ ra-pen. Omzijn opfchik, en wellustige levens, njs meende Romen niet van hem te hoopen of m  Ï)ER VOORNAAMSTE VOLKEN. 237 vreezen te hebben, doch het bleek wel ras anders, hoe zijn ziel geheel met eer en heerschzugt vervuld was. De onmin van Pompejus en Crasus, ftilde hij, en verzoende deze twee magtige mededingers met elkander ,iloeg een driemanfchap voor, waar bij zij onder Eede beloofden, niets te zullen ónderneemen, zonder eenparige toeftemming.. §. CCCLXXXVI. Door deze vereniging van dit driemanfchap, verloor Romen zijn vrijheid, naardien zij naar hun welgevallen over alle ampten en waardigheden befchikking maakten. Cezar tot burgerme/ster verheven, ftelde om zich bemint te maaken'bij het volk een wet voor, om zekere landerijen in Campanie, aan aoooo arme burgers uit te deelen, het gene ook doorging zonder veel tegenftribbeling, en om noch des te beter zijn oogmerken te bereiken, gaf hij zijn dogter ten huwelijk aan Pompejus. Clodius , een geflagen vijand van Cicero, verkreeg het gemeenmanfchap ; en eindelijk liet hijzich het bewind voor 5 jaren over Gailie en 4 legioenen opdragen. Pompejus en "Crasï,us verkregen het burgermeesterfchap, en bij het zelve voor 5 jaren ydeneerfte de landvoogdij van Spanje, en de tweede die van Syrië, Egypte en Griekenland. Zij verkregen ook volmagt om volk te werven, en zoo veel onderftand van geld te neemen, als zij nodig oordeeldeu. §. CCCLXXxVlI. Crassus in Afie zijn gelddorst hopende telesfen, bij de Parthers, die groote rijkdommen bezaten, wierd door dit volk gefla- XII. hoofdst. Romeinen verval. Driemanfchap. Crassus Cneuvek in rffie,  XII. ] iooFDST. romeinei VERVAL. Het evenwigt van het driemanfchapgebroken Overvvinninge van Cezar. Burgeroor log tusfchen Cezar, en Pompejus. 238 OPKOMST, VERVAL E.N HERSTEL gen, en fneuvelde met zijn zoon. —— Hier door , werd het evenwigtvan het driemanfchap gebroken, tweedragt begon te woelen, kuiperijen, omkopingen, en partijfchappen wierden levendig, en voorfpelden niet dan deerlijke opfchuddingen. En Pompejus wierd alleen tot burgermeester verkoren. §. CCCLXXXVIII. Cezar vermeesterde gansch Gallie. Onderzijn krijgsverrigtingenteld men 800 bemagtigde plaatfen, 300 overwonnen volken, en 3 milioenen menfehen in veelvuldige veldlegers gedood. Te Romen wist Cezar door geld een Herken aanhang te verkrijgen. —— Met Pompejus raakte hij in onmin, de tijd zijnes bewinds liep ten einde, men verklaarde hem voor een vijand des vaderlands , indien hij zijn bediening niet neerlei. — •Hier op barste de burgeroorlog met de grootfte woede uit. Cezar het bewind over Gallie aan deze zijde dier bergen zijnde opgedragen, konde Pompejus hem den overtogt over dezelven niet beletten, waarom hij ook ten eerften genoodzaakt was Italië te verlaten; daar zich Romen met 'slands fchatkist aan den overwinnaar overgaf. ■ Cezar, Pompejus legerhoofden in Spanje overwonnen-hebbende , ging hem in Griekenland opzoeken. Hier kon Pompejus de groote, Cezars leger door honger en gebrek hebben doen vergaan, indien hij zijn tijd had afgewagt,' maar Iuifterendennanr den raad van anderen, waagde hij het met nieuwe troepen te flaan, tegen een leger dat niet wist da« van overwinnen; zij werden ook wej  DER. VOORNAAMSTE VOLKEN. 23§ dra,fchoon magtiger in getal, van Cezar op de vlugl gedreven. Pompejus vlugtte naa Egypte bij' Ptolemeus Auletus, die hij ten throon verhevenhad; welke fnoode vorst om bij Cezar zich bemind te maaken, hem het hoofd van Pompejus zond. — Eer blijk hoe een ongelukkige weinig vrienden heeft.Cezar werd bij zijn terugkomst in Romen burger1 meester voor 5 jaren, DiStator voor een jaar, ei altoos blijvend hoofd der gemeensmannen , me magt om vrede en oorlog te maaken naar goedvin den. Vervolgens verflaat hij den zoon van Pompe jus, Cato en Scipio, en andere gemeenebest-gé zinden in Africa. §. CCCLXXXIX. Cezar, na zijnwederkomste werd bekroond met vierzegenpraalen in een maand Niets haalde bij de pragt die men toen te Romei zag, hij verkreeg het Dictatorfchap voor zijn leven hfj herftel de de goede orde, en zijn regeering wa wijsfelijk, Naderhand behaalde hij nog een over winning in Spanje, over de twee zoons van Pomfejus Als Dictator en Keizer, trok hij door zijn zagte re geering de harten des volks tot zich, overladend zijn vijanden zelfs met gunsten. . Eindelij verdagt raakende of hij naa de koninglijke waardig heid ftond, wierd hij door zamenzweerders in dei raad met 23 fteeken omgebragt. g. CCCLXXXX. Octavius, kleinzoon'van Ju lta, zuster van Cezar, verklaarde zich tot erfge naam van hem, en wierp om zijn einde te berei ken, met Antonibs en Lepidus een driemanfehaj XII. hoofdst. Romeinen verval. 1 1 t , Cezar verkrijgt 4 ze-> ' genpraien. 1 > i C Cezar. 1 word vermoord. ■ Octavius erfgenaam " van Cezar. " Drieman>fchap.  XII. Hcofdst. RoMJilNEN verval. Cassius en Brutus brengen naa de nederlaagzich zelven om. Octavius vormde het plan om alleen te heerfchen . Antonius brengt zig zeiven om. Octavius verkrijgt de oppermagt, en Romein ge-' mêenebest verandert in een eenhoofdigeregeering. Deze veranderingheeft zijn oorfprong uit het be^derf der zeden. 240 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL op voor 5 jaren. De laatfte zou te Romen blijven}' terwijl OctAvius en Antonius de zamenzweerders van Cezar zouden beoorlogen. 300 raadsheeren, en meer dan 2000 ridders werden omgebragt, en hun goederen verbeurt verklaard. —— Octavius en Antonius verllaan het leger der gemeenebest-gezinden , onder Cassius en Brutus ; weike twee veldheerenom de nederlaag niet te overleven , zich zei ven ombragten, en daar door den laatften doodfleek aan de vrijheid gaven. §. CCCLXLI. Octavius, laf hartig aan het hoofd des legers, maar doorkneed in ftaatkunde, had het plan gevormdom alleen te heerfchen. Lepidus een man zonder verdiensten, en van zijn vrienden verlaten, verzogt om lijfsgenade om ampteloos te mogen leven. —— Antonius een ftrijdbaar held,maar verwijfd geworden in de armen van|cleopatra, koninginne van Egijpte, verloor den zeedag van ^ch'um , tegen Agrippa, vlootvoogd van Octavius. Het landleger van Antonius liep tot den overwinnaar over. Egypte wierd te onder gebragt; en Antonius en Cleopatra bragten zich zeiven om. > Hier door verkreeg Octavius de oppermagt, en werd Romens gemeenebest verandert in een eenhoofdige regeeringsvorm, waar van naauwlijks een fchaduw der vrijheid overbleef. §.'CCCLXLII. Een ftaatsomwenteling, die zijn sorfpronk had uit het bederf der zeden, want zints :en klein getal burgers door hun rijkdom alles konIe koopen, wierd de vaderlandsliefde uitgedoofd, en  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 24I en door fnoode ondeugden en vleierij vervangen, wellust, overdaad, en ongebondenheid vertrapten de pligtsbetragting; wijl de gewapende heerschzugt, door moord en geweld, op de puinhopen van ftervende vrijheid zijn heerfchappij vestigde. §. CC.CLXLIII. Octaviüs liet zich door den raad vervolgens Augustus noemen. Maar zoo dra hij de oppermagt door fnoode list, geweld en menfehen bloed verkregen alléén in handen had; wierd hij een vreedzaam vorst. Onder zijn regeering haalden de Romeinen ademtogt. — Hij veinsde op verfcheide tijden zijn magt te willen neerleggen , doch hij: was wel verzekert, dat zij hem zouden fmeeken, het roer der regeering te behouden. Hij vergenoegde zich met den titel van keizer, (een eernaam toen ter tijd zonder gezagj),alsmede met dien van vader des vaderlands. §. CCCLXLIV. Omzijnalleenheerfching te Vermommen, behield hij de gedaante'der gemeenebest regeering. Hij h'erftelde de zoo genaamde goede orde, om dat ze diende tot een duurzaame flavernij. Alle bedieningen waren in hem- als vereenigt; naardien hij ze aan niemandgaf dien hij wist dat zijn wil zou wederftreven. Zijn uitwendige vriendelijke toegeventheid, zelfs tegens zijn vijanden , was een ftaatkundige trek , om onder fchijn van vrijheid al Areelende de oproeren voor te komen; en hun het nuttige van zijn zagte regeering te doen gevoelen; waar door hij hun de gelegentheid benam, om uit onvergenoegtheid zijn willekeurige XII. hoofdst. Romeinen verval. Octavius laat zig Augustus 'i noemen. VoorChri!tus 27. Om zijn heerschzugt te vermommenb'eefde gemeenebestregeering.  XII. hoofdst. Romeinen verval. Augustus regeerde zagt, hij fpiegelde zich aan Cezars noodlot. 242 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL regeering te laaken. Hij fpiegelde zich aan Cezars noodlot, bevreesd zijnde in vreede voor zamenzweeringe, en in oorlog voor den opftandder foldaten. Onder zijn regeeringe wierden de zegenvieringen niet dan aan de oppermogentheid gegeven. Den oorlog befchouwde hij, en de volgende keizers, uit een geheel ander oogpunt dan men bevorens had gedaan; hij oordeelde de dat overwinningen gelegentheden tot onlust gaven , en waar van de diensten op te hoogen prijs gefteld wierden, hierom ftelde hij als een grondregel, geen veldfiag te wagen of men moest veel te hopen, en weinig te vrezen hebben. Met het geven van het Roomfch: burgerrecht, en het vrijmaken der Haven was hij fpaarzaam, om dat hij zoo veel niet oorlogende, het verlies van burgers met geen nieuwe behoefde te herftellen; en terwijl zedert de burgerlijke oneenigheden de huwelijken zeer vermindert waren, zoo moedigde hij dezelve aan, door beloningen te geven aan de gene die veel kinderen kregen, en verbood de vrouwen,welke onder de 45 jaren noch mannen of kinderen hadden, eenige edele gefteentens te dragen. De land- en zeemagt bragt hij op eengeregelde voet, maar minder op 's volks zeden, dan op zijn perfoonlijkbelang gefield zijnde, hield hij hun beezig met fchouwfpelen, als best gefchikt om het gevoel der verdrukte vrijheid te verdoven, ja Augustus ganfche regering levert meer trekken van een geveinsde goedhartigheid, dan van waare deugd. Kort voor zijn dood liet hij een volks-  DER VOORNAAMSTE VOLKEN- 243 telling doen, en men bevond binnen Romen 4730000 inwoonders. J §. CCCLXLV. Tiberius, opvolger van AuGustus , was in veelen opzichte het tegenftelde van Augustus , daar de laatfte een zagte regeering had geoeffend, gebruikte deze verftand en bekwaamheid, om als een wreed, bedrieglijk, en bloeddorstig dwingeland te regeeren. Door zijn geveinstheid wist hij de grónden te peilen van ieders harte;' en ziende dat die tegen zijn oogmerken ftreden, waren zij de flagtoffers van zijnwraake, omdat hij agterdogtig, en in gedurige vreze leefde, tot zijn Veiligheid zulks nodig vond. Van dé wet vim gektoetfte Majefteit bediende hij zich om te ftraifen alle die hem tegenftonden, want één woord, één geestige flag, of beuzelachtig zeggen, wierd zelfs een Majefteits fchennis. Door dien weg was niet alleen de vrijheid in daaden; maar ook in woorden en gedagten geheel verbannen ; de eene vriend vertrouwde den anderen niet, om dat de openhartigheid met doodelijk gevaar verzeld ging. De rechters die Tiberius verkoos, waren zoo liegt als hun meester, de aanzienlijkfte raadsheeren wierden laagevleijers, en aanbrengers; — om datzeanders niets konden verkrijgen voor hun zelvenof hun vrienden. — Daar de raadsheerlijken te voren wierden aangebeeden, en met fchatten verrijkt, door dè gene die iets te verzoeken hadden, moesten ze nü als kruipende bedelaars tot den throon naderen, om het minste'gunstbewijs te erlangen, Q 2 XII. IOOFDST, llOMEINEI* HERVAL. riBERIUS iijn regee* •ing is ia iet eerst ',agt, maar /ervolgens vreed,  XII. hoofdst. Romeinen verval. 244 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL §. CCCLXLVI. Het was nu alles voor den keizer en zijn procurators of bezorgers. - De wetten liepen ook maar op het middelpunt van eigen belang uit, hierom gaf hij geen Igehoor om de verregaande buitenfporigheden der weelde te befnoeien. —— Sejanus, zijn vertrouwling,fmeedde een zamenzweering, doch die'door Tiberius ontdektwierd. Hij vleiden deze ftaatsdienaar metmerktekenen van vertrouwen, hij lokte hem in den raad, alwaar een ieder dezen geliefden ftaatsdienaar met eer en ontzag begroette, maar zoo dra de brief gelezen en zijn verraad ontdekt was, deeden de hofvrienden zien, hoe geveinst hun vrientfchap was. Zijn ontzielt lijk wierd niet gefpaart, maar met fmaadheden bejegent. Tiberius vervolgens overgegeven tot bloeddorst ging zijn wraaklust daar in zoo verre, dat hij verkoos de burgeren dewreedfte doodftraffe te doen ondergaan; en dat op de minfte aanklagte. Eindelijk de keizer door ouderdom verzwakkende en ziek zijnde, viel in flauwte, men meende dat hij dood was, en verkoor daar op Ca jus Caligula : Maar van zijn flauwte bekomende en een ieder voor hem vrezende, fmoorde men den ouden keizer onder fchijn van hem warm te houden: bij het laatst zijner regeering liet hij de zorg voor de Republiek geheel varen, de Provintien waren zonder beftuurders, Armenië raakte aan de Parthers, Moefie aan de Dacièrs en aan de Sarmaaten, en Gallien aan de Germaanen. Tiberius ontruste zich niet over de gevaaren, noch over  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 245 de fchanden van het Rijk. Onder zijn regeering hadden de rijkdommen, die van de overwonnen volken naa Romen waren toegevloeid, de inwoonders zoo dartel in lekkernijen gemaakt, dat men eenige looogl. voor een enkelde visch, en 50000of 100000 gis. aan eené maaltijd befleedde. §. CCCLXLVII. Caligula, op volger van Tiberius, zoon van den deugdzaamen Germanicus zoo bemind bij het Romeinfche volk, waszoo men zeide de beste flaaf, en flegtfte meester die er ooit geweest is, want voor zijn verheffing betoonde hij alle infchiklijkheid, ja zelfs in 't begin zijner regeering deed hij veele goede daaden, en herftelde de regten der overheden en des volks , om welke te behagen, hij onnoemelijke fommen verkwiste, tot fchouwburgen en andere fpeelen , doch hij wierd vervolgens een monster van geweldenarij. Zijn wreedheid was zoo verregaande, dat hij dorst zeggen hij wenschte, dat het Romeinfche volk maar een hoofd had, 't welk met eenen flag kon afgekapt worden. Deze dwingeland wierd in het 4de jaar zijner regeering vermoord. Dit monster liet zich Goddelijke eerbewijzingen aanmatigen. Ontugt, bloedfchande , verfpilzugt , en alle ondeugden vereenigden zich in hem. Romen was een bordeel geworden, en alle deugden raakten verbannen. §. CCCLXLVIII. In zijn] plaats kwam Claumus, die door vreze zich in een hoek verfchooleh had; wijl de raadsheeren weder het gemeenebest wilden oprigten. De foldaten hem vindende, rieQ3 XII. hoofdst. Romeinen verval. Naa Christus Ao. 41. Claudius opvolger van Caligula.  XII. IÏOOFDST. Romeinen Nero keizer, ] ] j - O j£ '" ... I OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL pen hem toe keizer uit. Hij was een man zwak en ftomp van.geest; doch van natuure goedaartig, hier door was hij vatbaar voor allerlei indrukzelen. Zijn fnoode vrouw Messalina, en de eervergeeten Narcissus en Pallas, met meer andere vrijgemaakte fchelmen, regeerden en beftuurdenalles, en voerden veel flegtheden uit, Onder Clao- dius verkregen het Overalpijche en Norbonnisch Gallie, behalven hun reeds bezittend Romeinsch burgerrecht, ook de vrijheid om leden van den raad te kunnen worden. Deze keizer beweerde dat de kragtcn des rijks geftijfd, en gefchraagd wierden met vreemdelingen tot de voornaamfte eeramptëH toe te laaten. — Hier door verbasterde Ro' nen, en verzwakte inwendig, doordien hun bondgenooten of cijnsbaare volken Romeinen wierden.-th'ndeiijk wierd deze keizer door zijn 4de vrouw net vergift omgebragt. §. CCCLXLIX. Nero door de maatregels van Igrippa, door de hof bende voor keizer verklaard, 3egon zijn regering met roem. Burrhcs en Sene- , tft deeden op 's keizers naam loffelijke zaken;, had bij de lesfen van zijn leermeester Seneca aange-. deefd, en zijn vleiers geen gehoor gegeven, zoo. tomen onder dezen keizer.gelukkig zijn geweest.— Vfaar.ziju aangenonie .levenswijs bragt hem van osfe buitenfborigheden, tot het bedrijven van hoode gruweldaaden. Zoo dat de geile Pofpea , ïem zelfs verleidde tot moedermoord;- Zijn knaaendgeweeten deed hem totbelaggelijke uitfpanni'n-  BER VOORNAANSTE VOLKEN. 247 gen vervallen, wanneer hij door moord en brand Romen verwoest had, deed hij op de puinhopen deivernielde ftad, een andere ftad met een allerkostei lijkst paleis voor hem bouwen. Ik zal hier niet verder melden wat gruwelen dit monster al bedreven heeft, 'tis genoeg dat hij qp zijn 30. jaar door zelfsmoord uit vreeze van de ftraffe, een einde van zijn gruwelen maakte, en van het geflagte van Augustus. §. CCCC. Gaeba, Otho, en Vitellius, door de foldaaten verkooren, verfchenen maar even op het toneel als keizers. De foldaaten waren meester, de generaals hadden geen gezag meer. Zonder order, gefchiktheid, of gehoorzaamheid, wapenden zij zich tegen het leven der burgers. De krijgstugt was verloren; en het gezag, orde, en wetten buiten kragt. Vespasianus was de eer- fte der zes agter een volgendende keizeren, die arbeidde om het keizerijk te herftellen, hij hield de krijgslieden in tugt; den raad hervormde hij, en gaf denzelvenzijn ouden luister weder. Op detafelpragt maakte hij bepalinge en bedwong de ondeugden, door het regt te doen handhaven, en doorzelfseen goed voorbeeld van navolging te geven.—- Hij was een groot veldheer, dempte verfcheide opftanden, en bragt Judea tot een wingewest der Romeinen. CCCCI. Titus de opvolger van Vespasianus, was een vorst die in deugden uitblonk, de zugtom goed te doen was zijn heerfchende drift, een dag verloren agtende, zoo hij geen blijken daar van geQ4 XII. hoofdst. Romeinen verval. Ao. 68. Galba , Otko, en Vitellius keizers. Vespasianus. Pitus , een waardig opvolger, ran den jravenVES- PASIANUS,  XII. iioofdst. Romeinen verval. Het monster Domi- TIAAN volgde Titus. Nerva en Trajanus deugdzaame vorsten. Ao. 117. Adrianus 248 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL geven had. Doch hoe deugdzaam Vespasianus en Titus waren, het kwaad was te groot, en het zede bedervend onkruit had te veel wortels gefchoten, om onder iiegte opvolgers niet weder weelig op te fchieten. §. CCCCII. Domittaan, dat monster, volgde op Titus. Wreedheid en dwaasheid zijn de hoofdtrekken zijns charaócers; zijn vrouw, vrijgemaakte en beste vrienden hem niet meer vertrouwende , ontfloegen zich door moord van dit fchrikdier van een mensch.,.," I .... §. CCGCIII. Zijn opvolger Nerva , een eerwaardig deugdzaam grijfaard, nam tot Rijksgenoot Trajanus, den volmaakftenvorst in de Romeinfche gefchiedenisfe; in wien alle deugden als vereenigt waren, en daarom door hun vereerd wierd met den Dijnaam van den besten. Hij verminderde de belastingen, herftelde den raad in zijn gezag, verrijkte ienftaat, liet de kinderen, welker ouders behoeftig ivaren, op zijne kosten opvoeden, hij eerbiedigde ie verdiensten, hij wekte die door beloningen op.— Plinius de jonge, Plutarchus, en de beroemde Tacitus waren zijn vrienden. Waarom jok de laatfte fchreef: „ gelukkige eeuw, waar in „ het vrij ftaat te denken wat men wil, en te zeg,, gen wat men denkt". Hij verbeterde de zeden, irx behaalde roemrijke overwinningen over de Par~ thers en andere volkeren. §. CCCCIV. Zijn opvolger Aorianus op rust jefteld, verliet de veroveringen van Trajanus, en  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 249 ftelde de grenspalen: 't is te verwonderen, dat de Romeinen naa zoo veel oorlogen en inwendige beroertens,' tot dezen tijd toe, noch niet meer verloren hadden, als zij wilden kwijt zijn.- — Deze keizer is beroemd om zijn wijze fchikkinge in het burgerlijke recht. • §. CCCCV. In Antonius, opvolger van Adrianus, ontmoet men'een regtfchape wijsgeer, bekleed met alle 'vorstelijke deugden. Hij gaf treffende voorbeelden van braaf heid;1 tot beftuurders der wingewesten verkoor hij mannen van beproefde opregtheid, en bedieningen gaf hij nimmer aan onwaard! gen. Hij gaf fchoone wetten en vastftellingen. zijn naam die hij naliet was zoo geacht, dat het zich de volgende keizers een eere rekenden, den naarr van Antonius te voeren. §. CCCCVI. Marcus Aurelius en Verus dooi Antonius tot zoons aangenomen, wierden beide door den raad , (wien dat recht door Nerva er Trajanus gegeven was ) tot keizers verkoren. — Verus was een flaaf zijner lusten , maar had tot amptgenoot èen der braaffte vorsten, die eer vriend der deugd was; en als wijsgeer de zwakheden der natuure kennende zoo was zijn heerlijke grondles: Naardemaal het onmogelijkis, de menfehen zodanig te maaken als wij ze wenfehen, moeten irz' hen verdragen zo als ze zijn , en eronsepdeb est mogelijke wijze van bedienen. Naar deze lesfehikte hij ziel om de Romeinen te regeeren. — Verus ftervende. bleef Marcus Aurelius vijf-jaaren in Pannonie, Q.5 XII. HOOFDST. RoMEfNEN verval. Ao. 138. Antonius een deugdzaam keizer. Zijn opvolgers Mar-cus Aurelius en Ve.rus deeer fte een deugdzaam Ivorst, en de -laatfte een flaaf zijner lusten.  XII. hoofdst. Romeinen verval. Ao. 180. Zijn opvolger ComiMuDus eer monster. PtRTINAX. 250 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL ] de grootfte moeilijkheden des krijgs doorftaande, en behaalde een wijdvermaarde overwinning op de Barbaaren, die het Romeinfche rijk geduurig begonden aan te vallen. Hij Verheftehet gezag van den raad, en 't was hier door, dat men van hem zeggen konde, dat hij twee voormaals onbeftaanbaare zaaken wist te vereenigen, naamlijk de alleenheerfching, en de vrijheid; even als Trajanus zeide hij tot den Prefectus van het Pretorium. „ Ik „ geef u dezen degen, om mij te verdedigen, „ zoo lang ik mij getrouwlijk van mijn pligt kwij,, te; maar hij moet dienen om mij Ite ftraffen, „ zoo ik vergeten mogt, dat mijn pligt vordert de Romeinen gelukkig te maaken". §. CCCCVII. Naa dus twee of drie brave vorsten den throon te hebben zien beklimmen, verfcheenin Commodus, zoon van Marcus Aurelius, een tweede Nero , niets verftaande als wagenmennen, en met zwaardfchermers te vegten. Eindelijk naa eenige vrugteloozezaamenfweeringen tegen dit monster, gelukte het eindelijk dat zijn gelieffte bijzit Marcia hem door vergift liet ombrengen. — Een blijk hoe de Romeinen bedorven waren, dat ze nog niet geleert hadden, onder hun braave vorsten voorzieninge te doen, tegen zulke wreede dwingelanden. §. CCCCVIII. Pertinax, een eerwaardige grijfaard, wierd tot keizer verkooren; in hem zoude men een tweede Antonius hebben zien herleven, maar de Romeinen waren te zeer verbastert, om.  der- voornaamste volken. 2$l zich aan zijn krijgstugt te onderwerpen, en maakten zich fchuldig aan de moord van dezen grooten man. Het krijgsvolk toen zonder tugt of breidel veilde het rijk aan de meestbiedenden. Didius Julianus werd koper, — doch de bevelhebber vair de legioenen in Illyrie , Septimus Severus , een heerschzugtig en verftandig man , liet zich door zijn volk van gelijken tot keizer verklaren; hij toog naa Romen, vond geen wcerftand, en Didius werd door den raad veroordeeld, en omgebragt. Seve-, rus was een tweede Tiberius in wreedheid. Zijn zoon Caracalla' wilde hem vermoorden ten aanzien van het leger; ontzet zijnde, liet hij dezen zoon in zijn tent komen, bood hem zijn zwaard aan, om de vadermoord in perfoon, of door Papinianis te bedrijven. Dit zeggen bleek maar weinig indruk op dezen zoon gegeven te hebben , om dat hij in hét volgende jaar. een zamenzweeringfmeedde, van welke ontdekt, hij andermaal vergiffenis ontving. g. CCCCIX. Severus overleden zijnde, had vol- i geus zijn befchikking , aanGETA en Caracalla zijn, rijk nagelaaten. Deze twee broeders verdeelden'heti zelve, de eerde nam het Oosterfclie, en de twee- de het IVesterfche; Doch de wreede Carac-. caxla, liet verraderlijk zijnbroeder Getaombrengen met zijn vrienden ten getalle van wel 20000, zoo men Dion Cassius hier in geloven mag. 1 Het munten van valsch geld, en het onderdrukken en uitzuigen der gemeente, waren maar kleinighe- xii. IoOFDST. lOMEINEip 'ER VAL. \.o. 192. /erfcheide ceizers. >E VERUS. fo. 211. jETa én ÜARAGAL.,A.  XII. hoofdst. Romeinen verval. Ao. 218. Ao. 218. Helioga- balüs. I 'l 252 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL den. Hij fchonk hetburgerregt aan alle de onderdanen des rijks, om meerdere belastingen te verkrijgen, door welke vermenging de onbefchaaffte bewoners der wingewesten Romeinen wierden. — Hij wierd naderhand vermoord door Macrinus, ep wiens leven hij toelei. Dit monster Ca¬ racalla wierd om dat hij bemind was bij de foldaaten, in navolgipg van meer andere gedrogten, die voor hem geregeerd hadden, vergood. Men mag hier wel vragen, als dit hunne Goden waren, wat moeten dan wel hunne booze geesten, of duivelen voor monsters zijn geweest? Macrinus de rijksoverweldiger, geen beloninge aan zijn foldaten genoeg kunnende geven, die alléén tot dien prijs gehoorzaamden, wierd eindelijk omgebragt. §. CCCCX. IiiHeliogaealus zijn opvolger, een jongeling van 14 jaren, zag men een tweede Caligula, Nero en Domitianus herleven, die in fnoodheid hun dagt te overtreffen. Zijn zedemeester Gannys, en alle de aanhangeren van Macrinus waren de flagtoffers zijner wraak. De Romeinfche kleding verfmaadde hij , en al wat de verwijfde weelde kostelijk oordeelde voerde hij in, waarom hij ook een raad van vrouwen aanfielde, die de op[chik en pligtplegingen der Romeinfche vrouwen regelde. Hij was in alle deelen een fchandvlek Ier menschlijkheid, en was de 13 keizer die vermoord werd. Het zedebederf was in Romen tot lie hoogte geflegen , als het immer kon komen, ïierom was de regeering zoo liegt, om dat de  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 253 ondeugd in alle orde en Handen was doorgedrongen. §. CCCCXI. Zijn opvolger Alexander Severus, was een deugdzaam vorst, tot een heerlijken grondregel gebruikende, de christelijke les: Doet een ander, gelijk gij wilt dat ü gefchiede: Hij had eerbied voor groote mannen, en droeg geen waardigheden op, dan aan mannen van verdienste. Deze brave vorst werd door zijn bevelhebber Maximus vermoord. §. CCCCXI. Nu komen wij tot tijden daar het zwaard alles regeert, de wetten verwaarloostwor- ] den, endemenfchelijkheidzich verliest in de woest- \ heid der Barbaaren, want naa de dood van Alexander Severus teldmen in 50 jaren meer dan 50 Cezars die door de foldaten tot keizers verkoren, en afgemaakt wierden. De Barbaaren vielen van alle kanten geduurig aan op de wingewesten der Romeinen, en zouden het Romeinfche rijk te onder gebragt hebben, zoo niet een zamenloop van omftandigheden hün had opgebeurt, want Odenatus, vorst van PaU myra, der Romeinen bondgenoot, verjoeg de Perfianen. Het ontelbaar leger der Scythen verging op zee door fchipbreuk, en naa Gallienus , volgden vier groote mannen , eerst Claudius van wien men zegt, dat de gemaatigheid van Augustus, dej dapperheid van Trajanus , en de godvrugtigheid5 van Antonius zich in zijn karacler vereenigden. Aurelianus regeerde met lof en verfloeg de vijanden des rijks. Tactus door den raad verkoren, be- XII. Hoofdst. Romeinen verval. Ao. 222. Alexander SeV£- ius. rijden daar1 iet zwaard illes re[eeru aar 268, 70» 275, 76.  XII. HOOFDST. RfJMEINEf VERVAL.' 2 Keizers en 2 Cezar verkooren Ao. 284. 254 • OPKOMST, VERVALEN HERSTEL toonde door zijn goede regeciing zulks waardig te I zijn , en de raad verkreeg door hem meerder gezag; en Prop.us fchoon door het leger verkoren, eerbiedigde tien raad, herfteldc de rust des rijks, en verjoeg telkens de Barbaaren die op het rijk aanvielen. Onder deze vier keizers werd het rijk uit zijn gevaarlijken ftaat herfteld. §. CCCCXIII. Het geduurig gevaar waar in de sde keizers leefden, deed hun naar hulpmiddelen omzien, door de magt te verdeelen, en in handen te ftellen van twee keizers, en twee Cezars, die vereenigt met eikanderen het rijk regeerden. —De hoofdlieden der lijfwagten, werden ook vaneen tot vier gebragt, door deze fchikkingen begon het leven der keizeren veiliger te worden. -—- De zeden verzagten hier door, maar de geheime kunstgrepen , en uitgezogte vonden vermeerderden in de hoven. De magt raakte te veel verdeeld , en de veelheid van vorsten vermeerderde de belastingen, en putten de fchatkist uit. Merkwaardig was [daarom het zeggen van DiocletiANüs. Niets zegt hij, ,', valt bezwaarlijker dan met wijsheid tCregeeren , „ vier of vijf menfehen vereenigen zich en fpannen „ zamen om den vorst te bedriegen , zij regelen „ zijn oordeelvellingen. De vorst in zijn paleis op„ gefloten , ziet de ware gefteltenis der zaken „ niet, hij weet niets, bchalven het geen zij wil„ len dat hij weet. Hij fchenkt de bedieningen ,, aan des onwaardige perfonen, en verwijdert zo» danigën, op welke hij zich moest verlaaten, van  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 2$$ „ 't hof. In 't einde word een goed vorst, die „ voorzichtig en braaf is, door trouwloozen verra3, den". Jammer is het dat] deze vorst door de verdeeltheden onder de Christenen genoodzaakt werd hun te vervolgen; fchoon zulks meest aan den wreeden Galerius moet toegefchreven worden. §. CCCCXIV, Constantyn de eerfte christen keizer, befloten hebbende een nieuwe ftad te bouwen, verkoos daar toe Byzantium, dezelve naar zijn naam Conjlantinopolenvemoemende, deninwoonderen dezer nieuwen ftad, fchonk hij groote voorrechten, lokkende van alle gewesten en zelfs uit Romen veelinwoonderendaar naar toe, waardoovltalieten deele van inwoonderen beroofd werd. Hij liet aldaar koorn uitdeden , en Alexandrien, dat Romen voedde, bragt toen zijn goederen naa deze nieuwe rijksftad. — Zij dreef ook den grootften koophandel van de bekende waereld, zoo dat zelfs de zijden weverijen der Perzen naar Conftantinopolen waren overgegaan; hier door verkreeg zij groote fchatten van rijkdommen, te meer wijl haar legging aan de zee tot voortzetting van den koophandel daar zeer gefchikt toe was, en haar meester van de zee deed worden. Romen verloor met de ftigting van Conftantinopolen zijn beste burgers, rijkdom en luister, een magt zoo nodig om de Barbaaren te fluiten. Uit deze twee hoofdlieden kwaamen vervolgens twee rijken voort, die door hun verzwakking den grond leiden tot den ondergang van het xir. hoofdst. Romeinen verval. Ao. 312. Constantyn deeerften Christenen keizer.  xil hoofdst. Romeinen Herval* Verdeeling des rijks naa den dood van Constan- tyn. 256 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL Romeinsch gemeenebest. ——'Dezelfde rangen van overheden die men te Romen had , waaren ook te. Conftantinopolen,- uitgenomen dat de laatfte meer, van 's vorsten wil afhingen, —— De eertijtels enwaardigheden vermenigvuldigden deze keizer ten nadeel van 's lands fchatkist. Zijn hofhouding was pragtig, en in den Afiatifchen fmaak, om weikuit te voeren hij drukkende lasten op zijn inwoonderen lei. Door de kerken rijk te maaken, en der geestelijken magt te vergroten , lei hij den grond tot die misbruiken, welke, de volgende tijden opleveren.. Dit een en ander verzwakte zijn rijk, daar het wegnemen der legioenen van de oevers der rivieren, zijn rijk voor invallen bloot zette, gevende hun, door zich in de wingewesten te. verfpreiden, gelegenheid om in de fchouwburgen en renbaanen verwijfd zonder krijgstugt hun leven te ilijten. Deze vorst als een heilig geëerd in veele kerken, had vlekken die zijn roem grootelijks verdonkerden. Want zekerlijk hebben hem veele Christen fchrijvers door vleijerij te hoog verheft, daar in tegendeel de lleidenfche fchrijvers door lastertaal vervoert, zijn gebreken vergroot, en zijn deugden te veel verkleint hebben. §. CCCCXV. Zijn rijk naa zijn dood onder zijn 3 zoons en twee neven verdeeld, was de weg om zijn rijk te verwoesten en zijn eigen gezin door het vuur des oorlogs te doen omkomen. De twee neven Dalmatiüs en Annibalianus waren de eerfte flagtoffers. Constantinus de oudfte zoon be  - DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 25? behield Gallie, en Grootbrittanje, Thracie en Conftantinopolen ftond hij aan zijn broeder Constantinus af, die meester was van geheel Afie en Egypte. De jongfte zoon Constans genaamt, had Italië, Illyrie, Africa, Macedonië en Griekenland.— Constantinus te onvreden met zijn deel, toog tegen zijn broeder Constans 'op, maar werd overwonnen , waar door de laatfte geheel het Westen verkreeg. Hij wierd doorzijn flegte regeering door Magnentids een vrijgemaakte flaaf en bevelhebber van twee legioenen aan den voet vanhet Pyreneefche gebergte met veel wonden afgemaakt. Het Oostersch en Westersch rijk was fteeds verdeeld, detweedragt heerschtezoo in godsdienst als in het politieke. Naa veel bloed, vergoten te hebben, maakte Constantinus zich eindelijk meester van het geheele rijk. §. CCCCXVI. Naa den dood van Gallus, werd; Julianus door Constanties tot Ccefar in hetWes- [ ten verkoozen. Deze vorst liet ras blijken, dat ( hij het Heidendom inwendig aankleefde, hij was 1 een verftandig vorst en beminnaar van de wijsbe- 5 geerte. Hij wierd vervolgens door het krijgsvolk tot Augustus verklaard. -— Constantinus met rijn gantfche magt zich daar tegen willende verzetten, ftierf intusfchen, en Julianus kreeg het Oosterfche en Westerfche rijk in handen: te Conftantinopolen gekomen zijnde, hervormde hij het ganfehe hof, al de onnutte bediendens die 's lands inkomsten verteerden zette hij af. Want in dit R xir. hoofdst. Romeinen verval. 'ulianus 1 bet wes» , en Ionstanyn in het osten keier.  XII. hoofdst. Romeinen verval, ^58 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL hof van Constantinus waren 1000 barbiers , en 1000koks, die alle als raadsheeren gekleed gingen en grOote wedde trokken, met andere bedieningen was het van gelijken, wijl in die draaikolk alle des keizers inkomsten verzonken. Julianus, die de Christenen al lang een kwaad hart had toegedragen, zwoer eindelijk den Christelijken godsdienst af, van waar men hem den toenaam van afvalligen geeft], hij vermengde veel van de Christelijke deugden en zedekunde met het Heidendom, het gene hij daar door alle luister bijzette, om dus het Christendom te ondermijnen, het zaad van tweedragt en ketterijen ftrooide hij dlerweegen onder het Christendom, als achtende alle deze middelen beeter dan om door branden en blaken* de Gallileërs (a~) die hij zeide, dat eer medeleiden dan haat verdienden, te vervolgen. §. CCCCXVII. Julianus om de hongersnood voor te komen, zette de levensmiddelen op laagen prijs, maar de kooplieden lieten toen den. handel varen, of zonden hun koorn naa andere plaatzen en gierigaarts kogten het op, om het in prijs te doen ftijgen. Deze keizer naa veel overwinningen te hebben behaalt, ftierf in een veldfiag tegen de Perzen, welk rijk hij dagt te vermeesteren, doch gebrek aan mondbehoeftens voor het Romeinfche le» ger deed zijn opvolger Jovianus , een Christen ( Hier door geen grensfcheiding tusfchen hun en de Romeinen meer zijnde, was het de pligt dezer laatfte dit ftrijdbaar volk zagt te handelen. Doch de Romeinen waren te zeer verbastert, om infchikkelijkheid te gebruiken, zij weigerden zelfs deze volken leevens voorraad bij hun te kopen, waar over de Gothen wanhopend , onder geleide van Fretiïernes Thracie met roof en moord vervulden. Zij noodigenden de Hunnen en Alanen om hun te hel- Hun borfpronkelijk land is Scandenavia of tegenwoordig Zweeden en Denemarken, zij onderfcheiden zig van de rest der Barbaaren door veëie uitilekende hoedanigheden. De Oftrogothen woonden omtrent de zwarte zee Dmftreeks'den mond van den Donau en de Fifigothenlmgs ile rivier. (b~) Een volk, dat eertijds in het Europisch Scythen, )ij de zee van Zobache, tusfchen Europe en Afie woonle. Zij vielen met een groote meenigte in Hongarien, :etten zich daar neer , en zoo men meent zijn de hedealaagfche Hongaren van hun afkomstig.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 26*1 pen, en zaamen den buit te deelen , door welk< vereeniging zij de overmagt kregen, en het Romeinsch leger bij Adrianopolen geheel in ftukken hieuwen, waarbij Valens.fneuvelde. . §. CCCCXXI. Valentintanüs overleden zijnde, zoo volgde Gratianus .zijn oudfte zoon hem op, het leger gaf hem ten rijksgenoot Valentinianüs de tweede, een kind van maar vier jaaren. — Naa de dood van Valens , gaf Gratinianus het Oosterfche rijk aan Theodosius , zoon van dien grooten veldheer Theodosius, welke Gratinianos onregtvaardig had doen ombrengen. Deze vorst was dien rang ten hoogften waardig, een verbazend getal Gothen, nam hij tot krijgslieden in zijn leger aan, het gene voor het rijk vervolgens van flegte gevolgen werd. ■ Gratinianos het Heidendom verbitterende, door een geweldigen aanflag tegen het zelve , en de Alanen en ander e Barbaaren begunftigende, door hun bedieningen aan zijn hof en in het leger te geven; zoo ftond Maximus die het bevel in Grootbrittanje voerde tegens hem op, en verfloeg zijn leger kort bij Parijs, alwaar hij vlugtende wierd afgemaakt. §. CCCCXXII. Valentinianüs de tweede, rijks-genoot van Gratinianos, maakte naa dezes laatften dood met Maximus een verdrag, hem Gallie,1 Spanje en Grootbrittanje laatende, doch Maximus l het rijk van Valentinianüs zoekende te overweldigen, werd met hulp van Theodosius overwonnen en gedood. Intusfchen "beroerde de gefchillen ! XII.hoofdst. Romeinen verval. Gratia- . nus opvolger van Valentinianüs. Theodosius keizer van het Oosten. valenti- «anus de vveede bij ■erdrag :eizer.  xir. HoOFDST. Romeinen verval. Valentinianüsomgebragt. Naa Theodosiusdood, kreeg zijn zoon Arcadius hei Oosterfche en zijn andere zoon Honorius het Westerfche keizerrijk. De Gothen togen onder Alarik den Donau over. OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL over den Godsdienst onder elkander, en met het Heidendom het rijk geweldig, waar door liet zelve van tijd tot tijd verzwakte. §. CCCCXXIII. Valentinianüs de tweede, wiérd door Arbogastos omgebragt, en Eugènius in zijn plaats verkoren, doch deze wierd vervolgens door Theodosius verflagen, en gevangen genomen zijnde ter dood verwezen. Kort 'hie* op ftierf Theodosius, nalaatende aan zijn zoon Ar-' cadiüs het Oostersch, en aan zijn anderen zoon Honorius- het Westerfche keizerrijk. Deze twee jonge vorsten wierden geheel en al door RüfiNus en Stilico hun ftaatsdienaar geregeert. Alles was onder deze hovelingen voor geld te koop, en daar er ten tijde van Julianus maar 17 bedienden van den vorst waren, hadden zij dit getal tot 10000 vergroot; het overige was alles naa evenredigheid, — De naijver tusfchen deze twee ftaatsdienaars veroorzaakte dat Rufinus de Barbaaren nodigde, om een inval te doen. Dé Hunnen verwoesten daarop Armenië1, Cappadocie, Qicilie en Syrië, en deeden Antiochie bceven, §, CCCCXXiV. De Gothen togen onder Alarik' den Donau over, overftroomclen de landen tusfchen de Adriatifche zee, cn Conftanlinopelen. S'n- Lico toog tegen hun op, en zou ongetwijffeld de overwinning behaald hebden, maar op het oogen-blik dat hij flag zou leveren, kreegen de öonsrfche krijgsbenden last, zich van de Westerfché te fe-hei-: den, en naa Conftaminopelen te komen. Welk be-  DER.VOORNAAMSTE VOLKEN.' 25; vel door Rufinus was bewerkt, doch deze listige ltaatsdienaar wierd door den bevelhebber Cainas die deze troepen geleide, met voorkennis van StiLico omgebragt, tot groote blijdfchap van het volk. EüTRorius een gefneden, opvolger van Rufinus, gevleid aan het hof, en gehaat bij heel de waereld omzijn misdrijven, wist te bewerken, dat Stilico , die de Barbaaren in Griekenland had overwonnen, hiërom voor een vijand des rijks, en zijn goederen verbeurt verklaard wierden. Doch deze vervolgens herfleld zijnde, verwekte door trouwlooze handelingen met Alarik, koning der Vifigothen, veel kwaads voor het rijk; vervloekende deze vorst de verraderij der Romeinen, wijl ïntusfchen deze laatfte hun magt meest uit gehuurde krijgslieden belfond, en hun rijk door verdeeltheden verzwakte; zoo viel het voor de Gothen, onder Radagachus, niet moeilijk in Italië te dringen. Gelukkig voor de Romeinen dat Stilico verflerkt door de Hunnen hun overwon, en uit Italië verdreef. Maar nauwlijks hier van ontheven zijnde vielen de Alaanen (a), Vandaalen (&) en Sueven (c) de Romeinen in Gallie op het lijf, trokken met ♦ 1 -oi^ï/ti (*) Een zwervend volk langs den oever van den Donau. (&) Deze woonden in Pannonie, Honden onder de Romeinen , en waren van herkomst Gothen. (c) Een zwervend volk; oudtijds hadden zij alle de landen tusfchen de Elve, den Weixel, den Donau en de Baltifche zee. — Maar zinds den tijd van Augustus woonden zs Hieest aan de regterzijde des Rhijns. R 4 xir. hoofdst. Romeinen verval.  XII. HOOFDST. ROMEINEI VERVAL» Romen ingenoomen. SÖ4 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL de Hunnen , Scmnaattn, en andere volken denRhijn bij Mentz over; alwaar ze geen tegenftand vindende, -zichwijd en zijds tot aan het Pyrenefche gebergte verfpreidden. Geheel Gallie was met lijken bezaaid. — Alarik trok ten zeiven tijde in Italië, belegerde .vervolgens Romen, welk beleg werd afgekogt voor .5000 pond gewigts aan goud, en 30000 aan zilver, en met overgave van de kinderen der voornaamfte burgers tot gijzelaars. Omtrent dezen tijd fchudden de Britten als mede deArmorea, woonende tusfchen de Seine en Loire, het Romeinfche juk af- 1 ■ T>eAlaanen, Sneven en Vandaalen vermeesterden Spanjen, verdeelden het.onder eikanderen, naar welke overwinnig ditwoestevolkbefchaafder werd, en door den roem hunner zagte regeringe de meeste vlugtelingen in dat vrugtbaar land tot zich lokten. Romen geduurig ontrouw aan zijn verdrag met Alarik geflooten, wierd ten derde maale belegert, ingenomen, en de ftad aan de roofzugt der foldaten overgegeven. — Stroomen bloeds vloeidenlangs deftraaten, terwijl devlarnmen deerlijke vernielinge aanregtten. Men verzekert dat ten dezen tijden in Romen familien waren, die twee mihoen inkomsten hadden ,*.die van een laager rang worden gefchat op een half mihoen inkomen. ■ De 'groote rijkdommen en fchamele armoede verdoofden in de ftad alle'moed, verbanden de hraafheid, en vormden flegte burgers, wijl de wingewesten maar wagten op gelegentheid om zich van die overheerfchende 'ftad te ontflaan. Geen wonder  der voornaamste volken. 5,6$ dan dat de Barbaaren zoo gelukkig in hun onder-neeminge waren.- §. CCCCXXV. Het Oosterfche rijk wierd onder Theoeosius den tweeden, ten dezen tij de nog (taande gehouden , door den bekwaamen ftaatsdienaar Anthemius, die de vijanden des rijks bedwong, fchoon zeer ontrust door kerkgefchillen. Doch het Westerfche rijk kreeg.fchok op fchok, Gallie werd verwoest door de wapenen der Barbaaren, en door fchraapzugtige landbeftuurders. — De Barbaaren werden onder Genserik, koning der Vandaalen, magtig ter zee, veroverden Africa. — De Hunnen wierden vreeslijk onder hunnen dapperen Attila , die de keizer Theolosius den tijtel van veldheer der Romeinen had gegeven. Doch hoe meer vernederend deze keizer zich voor hem betoonde, hoe veragteKjker hij in zijn.oogen wierd. Wanneer .Attila zijn bevelhebbers wilde verrijken, zond hij ze maar in gezandfchap naar Conftantinopolen, alwaar ze met kostbaare gefchepkenwierden overlaaden.— Attila zou noch . grooter veroveringen gemaakt hebben, indien hij in het Westerfche rijk geen tegenftand gevonden had, in den grooten veldheer Aetius , doch deze dappere held wierd door den bloohartigen keizer Valentinianüs den derdón omgebragt, en deze onderging het zelfde lot van Maximus. Welke rijksoverweldiger de,weduwe vapVAr lentinianus met geweld ter vrouwe neernende. zoo wreekte deze zich met Genzerik, koning der Vandaalen, tot wraakneeming aan te zetten, die R5 XII. hoofdst. Romeinen verval.  XII. IIoofdst. Romeinen verval. Westerfche keizerrijk ingenoomeu. Heerlijke grondregel van TheoVjorik. 26*6 opkomst, verval en herstel daar op Maximus verflaat, Romen overwint en uit- plundert. ■ De .gefchiedenisfen nu vervolgens zeer duister wordende, zal ik maar kortelijk melden, dat Odoacer aan het hoofd van veele Barbaarfche volken den Donau overtrekkende , ter linkerhand het Oosterse!; keizerrijk te magtig vindende, op het Westerfche keizerrijk aanviel, en hetzelve overwon, naa dat het 1229 jaren naa de bouwing van Romen en 507 jaren naa den flag van Acliiim had ftaande gehouden, zijnde door oorlogen groot geworden, en wederom door het zelfde middel te onder gebragt. Welke verovering deze Barbaaren des te gemakkelijker viel, om dat ze mét hetOosterfche rijk verbintenisfen hadden aangegaan, die de Oosterfche keizers niet wilden vérbreken, om dat hun rijk door de verdeeling van een gefcheiden was. Hun ftaatsomwenteling was voor het volk niet ongelukkig, want geen drukkende lasten knelden hun, onder Odoacer of Theodorik waren de levensmiddelen in overvloed en tot een laagen prijs te verkrijgen, degewoontens en de wetten der Romeinen hielden fland, zij vereenigden debefchaaftheid der Romeinen metdeGothifche dapperheid. Theodorik had een heerlijken grondregel nopens den Godsdienst, zeggende: ,, Wij hebben geen gebied „ altoos over den Godsdienst, naardemaal het ge,, loof vrij moetwezen". Verder regeerde hij vreedzaam , en door verbintenisfe vereenigde hij zich met de rondfom woonende Barbaaren. —- Verdiensten beloonde hij, en vertrouwde zich alleen op  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 267 ftaatsdienaars, die in bekwaamheid uitmuntten, zonder vleijerij. ■'■ ■ §. CCCCXXVI. Anastasius, keizer van het Oosten, wierd genoodzaakt een fchandelijke vrede te maaken. Theodorik ontrukte hem Pan- nonie. Hier kwamen nog bij de binnelandfche oorlogen, wegens de vcrdeeltheden over den Godsdienst. — In zijn plaats kwam Justinus, en deze benoemde eeni ge maanden voor zijn dood, Jostinianus zijn neef tot rijksgenoot. Deze was een vorst waar in men veel goed en kwaad door één gemengd vond, zijn godsdienstijver verwekte veel inwendige onheilen voor het rijk, doch van buiten maakte ëelisarius zijn bevelhebber , een man van uitnemende bekwaamheid, zich gedugt door zijn overwinninge in Africa en elders, -—■ want ter plaatze daar deze held zich vertoonde, volgde hem dë overwinning. Wijl m«n in tegendeel tegenfpoed beproefde , alwaar hij het bevel niet voerde. — Maar fchoon de wapenen zijner veldheeren in veele opzichten gelukkig waren, genoot zijn rijk onder zijn regeering weinig geluk. — Naardien een langduurigepest, aardbeevinge, beroertens over de verdeeltheden in den godsdienst, de geduurige invallen der Barbaaren, en de geldzommen, nodig om hun te bevredigen ,zijn rijk uitputten , zo dat hij met meer magtig was, als omtrent 150000 man op de been te houden; het gene voor zoo een uitgebréit rijk veel te weinig was, naardien het getal der legerbenden voor zijnen tijd XII. [Toofdst. llo.MEINEN VERVAL. Anastasius keizer van het Oosten.  m HoOFDST. Romeinen verval. Justinus «e tweede. ] l 1 3 ) 1 4 1 5 2'68 OPKOMST, VERVAL. EN HERSTEL ruim 640000 man bedroeg. Deze krijgslieden hadde nog veeltijds gebrek aan onderhond , wijl het. geld daar toe beftemd den ontfangeren ten prooi diende. — Twee volken, toen noch onbekend, de Ah ar en en de Turken, waren uit Tartarye , tot de grenfen van zijn rijkgenadert, zij eischten geld, gelijk ook de Hunnen deeden, en het gene hun gegeven moest worden. Met de Perzen maakte [ustinianus een vreede voor 50 jaren op fchandeijke voorwaardens. De keizer overleed in een hooien ouderdom, en is bij de nakomelingen meer bekent, door zijn wetboek dan door zijn deugden. §. CCCCXXVII. Justinus-de tweede , neef en spvolger van Justinianus , verhaaste den ondergang van den ftaat, doordien hij zwak van geest, loogmoedig en wellustig van aart was. Albo- >uus koning der Lombarden, (a) zich met de Bul\ariers, Sagnatiers, Sneven en andere vreemde vol:en verfterkt hebbende, maakte zich meester van Venetië, en meer andere plaatzen in Italië. Het ijk behield daar niet dan Romen, Ravenna, de zeedaatzen van Campanie, Brutum, het oude Calabrie, vaar in Bunda, Tarenta en Oranta gelegen waren ;n Sicilië. Justinus in onmin met de Perzen ijnde geraakt, word krankzinnig. Tiberius, eerst ls Cezar en naa zijn dood tot keizer verkooren, egeerde met roem, gelijk ook zijn opvolger Mau- O) Zij waren Gennanifche volken, waarfchijnlijk uit candenavia herkomstig.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 20^ ritius, maar het het rijk was te verre vervallen, om herfteld te worden. Deze laatfte keizer werd door Phocas ontthroont, en rriet zijn vijf zoonen onthoofd. Deze wreede dwingeland wierd door den zoon van Heraclius, Exarch van Africa, omgebragt, welke Heraclios hem opvolgde. De Vifigo- thèn ontweldigden de Romeinen het weinige dat zij noch in Spanje bezaten. De Perzen bemagtig- den Jerufalem, en verwoesten Egypte, en de Abaren lieten zich voor geld te vrede ftellen. Doch de Perzen wierden vervolgens door Heraclius overwonnen en tot vreede gedwongen. §. CCCCXXVIII. Eindelijk verfcheen Maho-1 meth, gebooren te Mecca in Arabie, — welke de' grondflagen lei van het zoo magtig geworden Ma-1 liometaanschrijk. Omar bragt Syrië, Mefopo-^ tamie, Egypte en genoegzaam geheel Perzie te onder ; welk laatsgenoemde rijk door zijn opvolger Othman geheel veroverd wierd. En het gan- fche Oosterfche keizerrijk moest vervolgens voor de overwinnende wapenen der Saracenen bukken; want de Saracenen waren een ftrijdbaar volk, die de beste ruiterij hadden, en daarom reeds lange onder de Romeinfche en Perfifche hulptroepen beroemt geworden waren. — Schoon nu Conftantinopolen een magtige zeeftad was geweest, bezweek dezelve voor de magt der Saracenen, om dat met het verloop van haaren koophandel naar Italië, ook teffenshaar zeemagt was te niet geraakt, en hier mee eindigde de Romeinfche heerfchappij. XII. HOOFDST. ROMFINEW fëRVAl» )e Maïtê' netaanen •enneeste-» en het Ooi' erfcheYz\' errijk.  ZJO OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL. 3ÖK TIOOFDST.' Romeinen verval. AANMERKINGEN. §, CCCCXXV. Uit dit maar kortlijkgefchets ta. fereel van het gedugtfte volk der wereld, zien wij hoe dat de magtigfle rijken, zoo draa de in- en uitwendige omftandigheden veranderen, hun val onvermijdelijk word. Had Romen de omkring* zijner heerfchappij niet uitgebreid boven de men* feitelijke vermogens om te regeeren, en zijn magt binnen Italië bepaald; Romen was, zijn deugd van vaderlandsliefde en dapperheid behouden hebbende, onverwinlijk gebleven. Zij hadden bij ervaaring kunnen leeren, dat de wetten die een geringe ftaat in vermogen doen toeneemen,niet altóós goed zijn, om ze te beftuuren in hun grootheid. §, CCCCXXX. Toen Romen de fchatkist van de bekende wereld wierd, verbasterde met de rijkdommen hun zeden. Buiten den krijg aan geen werkzaamheid gewoon, wijl zij geen koophandel dreven, en den landbouw door hun Haven lieten waarnemen; zoo diende het door den keizer uitgedeelde koorn tot voedzel van hun luiheid. Door lediggang vervielen zij tot het toneel; de keizers en grooten des rijks gebruikten dit middel om den. krijgsman bij vreede in rust te houden. • Met gaste- rijen en brasferijenbragtenzij onnoemelijke zómmen door. — De kok tevooren de geringfte flaaf, wierd een wezendlijk mensch, geëerbiedigden gepreezen naa maate van zijn bekwaamheden. Ontugt, weelde, en verwijftheid, heerschten in plaats van  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 27I deugd en dapperheid, onder allerlei rangen der Romeinen. §. CCCCXXXL Hun regeeringwas meest dwin* gelands, het belang vormde hovelingen, enhetgeweld maakte ilaven. —- Met geld kogt men het recht, zoo dat het heiligdom der geregtigheidbezoedeld werd , door de gierigheid halver dienaaren. — En naar gelang het geld en de fchatten def overwonne volken Romen verrijkten,liegen de Ian? derijen, huizen, en noodige behoeftens in prijs, tot groot nadeel der onvermoogende. Die met de pragt en weelde der grooten niet mee kon doen} was een veragtelijk fchepzel: Hierom werd de eerlijke armoede verdrukt, deugd en verdienste befpot, en door dien weg de behoeftige genoodzaakt een kwaad burger te worden. §. CCCCXXXII. Het burgerrecht van Romen, bevoorens zo hoog gefchat, diende om door geld gekogt de keizers te verrijken, om hun fpilzugtte vergrooten en hier door veranderde de woeste Barbaar in een flegt Romeinsch burger. 1—- Wijl intusfchen de zwaare lasten, en knevelarijen der tollenaaren, wier rijkdommen in top fteegen, het land uitputten. De legers , eertijds uit dappere bur« gers genomen, beftonden vervolgens uit huurlingen, welke in Romeinfche krijgstugt onderwezen, leerden hoe zij in het vervolg deze ftrijdbaare natie konden overwinnen. Zoo lang nu noch de krijgstugt in weezen bleef, waren de Romeinen onverwinnelijk wat tijraunen hun regeerden. Ja zelfs de burgeroorlo. XII. IIOQFDST. Romeinen j vervai» 1  <™ XII. hoofdst. ' Romeinen yarvAl. 472 ' OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL gen-verzwakten hen niet, om dat uit dezelve dappere foldaten gevormd wierden, Maar zoo dra de krijgstugt verviel, en het gezag van den raad, noch de trouwe veldheeren de oproerige legers niet konden bedwingen, zo raakte alles in de war, de wetten verlooren haar kragt, wijl het zwaard in plaatze van dien regeerde. '■ De legioenen werden werktuigen der eigendunkelijke oppermogeritheid. — Zoo dat een veldheer die dikwijls maar een vrijgemaakte flaaf of vreemdeling was, tot keizer werd verkoren, van wiens wil de burgers de wet ontvingen. Door moord en roof vestigden die tijrannen hun gezag. Romen werd het flagveld van zijn burgers, de wreetheden waren: verfchrikkelijk, die er gepleegd wierden, een vast gevolg Vm de geduurige oorlogen en bedorven zeden, want hier door worden de natiën als ontmenscht, de befehaaftheid vind geen ingang, en de menfchelijkheid raakt geheel verlooren. —- Romen vijanden van buiten ontbreekende,om teplonderen, washet de burgers of bondgenooten hun beurt; en den raad was doof, voor de klagten dienaangaande, om dat ze hun deel van het geroofde verkregen, en alle braafheid en eerlijkheid verbannen hadden. ■ Deze inwendige ongefteldheid des rijks was ook oorzaak dat de Barbaaren telkens hun kragten beproefden om Romens wingewesten of gemeenebest aan te vallen. §. CCCCXXXIII. Zoo lang Romen zijn macht noch vereenigt hield, bleef het met al zijn gebreken  DER VOORNAAMSTE VOLK-EN. ken noch ftaande, want het verioorene onder ilegte keizers, werd door de tusfchenkomst, en dapperheid van zommige deugdzaame keizers weer herwonnen, tn de zieltoogende vrijheid haalde Onder de regeering dier goede vorsten weer adem. §. CCCGXXXIV. Maar zoo dra het in één Oostersch, en Westench keizei rijk verdeeld wierd, wier vorsten dikwijls onder eikanderen om de oppermagt oorloogden , naderde de Romeinfche heerfchappij met groote fchreeden tot haar val. §. GCCCXXXV. Romen was groot geworden, doordien het volgens de regelen zijner ftaatkunde, verdeeltlreden zaaide onder de volken, die het wilde te onder brengen. Ditzelfde lot ondergingen zij ook op hun beurt, hunn* vijanden hielpen over en weder, de twee verdeelde Romeinfche keizerrijken hunne kragten verfpillen, en hun genoeg verzwakt bevindende, vereenigden zij hunne magt om deze alleenheerfchers der waerela eerst te ontroven van hun wingewesten; waar door hun rijk inkromp, en zij vervolgens des te gemakkelijker te overweldigen waren. §. CCCCXXXVL De onnoembaare fchatten der Romeinfche keizers, uit de overwonnen volken gehaald , keerden weer te rug tot de volken van Europa en Afie, welke het Romeinfche rijk omringden, wijl de onlesbaare gouddorst der Barbaaren, verlekkert op den duuren prijs, voor welke de Romeinen de vreede kogten, geduurig nieuwe gelegenheden tot oorlog veroorzaakte. Hier door werd S XII. rloOFDST. • ROMEIKEI. VERVAL»  XII. iioofdst. Romeinen verval. 2 74 OPKOMST , VERVAL EN HERSTEL 's lands fchatkist uitgeput, en wierden de belastin* gen, ondraaglijk, om dat een ftaat die vervalt, de meeste fchattingen nodig heeft. §. CCCCXXXVII. Naa maate het rijk ten val naderde , vermeerderden de verdeeltheden ; ieder had zijn aanhang, welke elkander vervolgden, verraad en oproer was gemeen, het denkbeeld van getrouwheid verdween. §. CCCCXXXVIII. De godsdienst en eerbied voor de Goden als de belooners en wreekers hunner daaden verviel. Dat bijgeloof dat hun tot helden had gevormd was niet meer, naa dat de leer der Epicuristen de overhand kreeg. Wordende als toen ook het ampt van Cenfor of tuchtmeester, ingefteld om het bederf der zeden tegen te gaan, vernietigd; waar door de ondeugden des te meer veld wonnen. Den eed eertijds zoo heilig bij hun, verbraaken zij zo dikwijls als het met hun belang over een kwam. §. CCCCXXXIX. De wijsbegeerte van een Socrates, en andere groote wijsgeeren, die op de verbeetering van ;s menfehen hart en zeeden toelaagen, verbanden de meeste keizers. En waren er al eens enkelde goede vorsten die de Philofophie beminden, en dezeden zogten te verbeteren, het bederf fcheen ongeneezelijk; het kwaad berste des te heviger uit, zoo dra deze braave keizers door flegte opvolgers vervangen wierden. Van daar ook, dat de. beste wetten, door misbruik verwaarloosd, niet opgevolgd, ongeftraft gefchonden, en  DER VOORNAAMSTE VÓLKEN; uit die bron, regeeringloosheid en andere euveldaaden gebooren werden; §. CCCCXL. De ketterijen en twisten over den Chris'telijken godsdienst beroerden het rijk, zij verVolgden zelfs eikanderen noch ten tijde dat Conftantinopolen door Mahomed de tweede belegerd werd * en zij waren meer bekommerd over de Florentijnfche kerkvergadering dan over het leger der Turken. — De Monnikken maakten de vorsten lafhartig, en de Patriarchen regeerdeh over hun. §. CCCCXLl. Geen wonder dan! dat door deze inwendige nadeelige gefteldhéid, dit magtig rijk verviel, vooral zoo wij daar bij vereenigert de uitwendige zaamenloopende omftandigheden. —'— Want de volken die hun omringden, en aan hun Cijnsbaar waren, hadden zij hun ftaatkunde, en maBier van oorlogen geleert, de vonken van vrijheid vatten bij dezen vlam, en wagtten maar naar dappere Vorsten om hun gedugt te maaken. De Barbaaren Verlekkert op den buit, wielden doör geduurige oeffening, even als de oude Romeinen helden in den krijg; zij hadden ook niet meer heldhaftige Romeinen, maar een door weelde bedorven en verwijfde natie te beftrijclen ; alles liep te zaïnen, om op de puinhoopen der verdrukte Romeinjche vrijheid, die onder hunne keizers in tijrannij veranderd was, een rijk te vestigen van woeste Bar' baaren, die naa haar overwinninge , hunne zeden zoo veranderden, dat de lof van rechtvaardigheid en goedertierenheid die van hun uitging, de voor S 2 XII. IoÓFDSTi iOMEINEN VERVAL»  in. hoofdst. Romeinen verval' $?Ó OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL het zwaard gevlugte inwoonders deed wederkeeren , om onder deze hervormde Barbaaren , de voordeden van rust, vrede en vrijheid in burger- ftand en godsdienst te genieten. Doch dat deze regeeringsvormen mede onbeftendig en aan veel veranderingen bloot flonden zal vervolgens blijken.  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 277 DERTIENDE HOOFDSTUK. BARBAAREN. §. CCCCXLII. Tot dus verre uit de oude gefchiedenis , de Opkomst en Bloei van verfcheide volken gezien hebbende, zoo moeten wij tot meerder licht in de hedendaagfche gefchiedenis , den aanwas en de vermeesteringen der woeste Barbaaren kor* telijk nagaan; te meer wijl uit deze onbekende en veragte volken de befchaafdfle natiën van Europa zijn voortgekomen. . §. CCCCXLIII. De volken tusfchen het Meotisch meir, de bergen van den Caucafus, en de Caspifche zee, afkomstig van de Hunnen en Alanen, den overtogt aan de zijde der Caspifche zee gevonden hebbende, dreeven de Gothen voor hun heen, welke zich aan de boorden van den Donauw vertoonende, een verblijf verzogten, en van keizer Valens verkregen, Den landbouw niet oeffenende, en hun het beloofde koorn onthouden wordende, zoo regtten zij door honger geperst rondfomme veel verwoestingen aan. Hunne vorsten groote mannen zijnde, overwonnen fpoedig zwakke vijanden. . §. CCCCXLIV. Doch de Vandaalen, Alanen en de Sueven, eerfte bemagtigers van Spanje , lieten S3 XIII. HoOFDST„. Barbaaren. Voortgang der Barbaaren.  XIII. HoOFDST. Barbaaren, a;8 OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL wel dra naa de overwinninge hun woestheid varen, leiden zich op den landbouw toe, en vormden een vrij geregeld ftaatsbefluur, op. billijkheid en rechtvaardigheid gegrond. §. CCCCXLV. Alarik koning der Fifigothen, hoe trouwloos vanHoNORius behandeld, toonde ter befchaaming van een in zeden bedorven Romeinsch hof, hoe hij zijn getergde' wraak wist in te toornen, en zich enkel door eer liet heftuuren. , Zijn rijks: opvolger Ataulfus gaf blijken van dezelve edelmoedige gevoelens. §. CCCCXLV1. De fiere Attila, die de meeste Barbaarfche volken aan zich had onderworpen, en in het "hart van het Westerfche rijk doordrong, liet bij zijn overwinning allerwegen voetftappenvan billijkheid naa, §. CCCCXLVIL De overmeesteringen van Odoacer, opperhoofd der Herulen, werden gevolgd van voorfpoed , vrede en vrijheid. Volkszege-, ningenzints langen tijd onbekend bij de Romeinen. §- CCCCXLVIII. Doch fchoon keizer Theodoüij?, een vorst boven alle lofverheven, doorzijn wijs ftaatsbefluur en dapperheid, de Barbaaren ver, joeg, gelijk ook Belizariüs', veldheer van Justikianus , verfcheideoverwinningen over hun behaaN de, zoo moest nogthans die zelve keizer onmeetehjkc .fchatten betaalen om hen in rust te houden. §. CCCCXLIX'. Onder Jostinianus de tweede , vermeesterde Alboinus, aan het hoofd der Lombarden, bijkans geheel Italië. Zijn wetten en  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 279 regeering zoo wel als die van zijn opvolgers waren prijzelijk. §. CCCCL. De Arabieren, onder de wetten van Mahometh verenigt, veroverden vervolgens.onder zijne opvolgers Abubeker en Omar , Mefopotamie, Syrië, Palestina, Egypte, Africa; en binnen weinig jaaren daar naa, het groote rijk der Pm zen. Den overwonnen volken gaven zij de keuze fchattingen te betaalen of den Mahometaanfchen godsdienst te omhelzen. §. CCCCLI. In de overmeesterde Iandenraakten de Romeinfche wetten in onbruik, en in plaatze van dien, werden door de Barbaaren meest de Germaanfche wetten ingevoerd. —~ Deze wetten waren in veele opzichten te zagt om de ondeugd te beteugelen, wijl de grootfte misdrijven, en zelfs Moord, voor een fomme geld afgekogt wierden ; daar en tegen gaven zij door de gedingen met het tweegevegt te doen beilisfen, aan den anderen kant het regt te veel aan den fterkften. De vuur-, water-, en kruisproeven waren van gelijken zeer te laaken. §. CCCCLII. Voor den tijd dat de Barbaaren vaste woonfteden verkregen hadden, was hun ftaatsbefluur een zoort van volksregeering van krijgslieden. Hun veldheer had doorgaans den tijtel van koning. Doch deze waardigheid was niet erffelijk, maar de verkiezing ging naa verdiensten. -— Naderhand, toen zij zich in de overwonnen landen gevestigd hadden, veranderde de volksregeering wel S 4 XÏII; HooFosr. Barbaaren.  XIII. hoofdst. Barbaaren,' 1 I 2So -OPKOMST, VERVAL EN HERSTEL haast in een regeering der voornaamften. De ko, ping en de grooten befchikten de ftaatsbelangen, en maakten de kleinen van hun afhankelijk. §. CCCCLIII. In het eerste voorkomen , had dit ftaatsbefluur der Barbaaren iets innemends , in vergelijking van de eigendunkelijke regeering der keizers, om dat hunne vorsten maar als hoofden des ftaatsbeftuurs wierden aangemerkt, en de hoofden der volksvergaderinge dienden tot een tegenwigt van dezelve. §. CCCCLIV. Doch hoe uitfteekend deze regeeringsvorm bij een verftandige natie zou wezen, zoo had zulks bij een volk waar van veele de landbouw, koophandel, konsteri en weetenfchappen veragtten, datgewenschte uitwerkzel niet, om dat de onkunde hun beheerschte, en zij daar door in dwaalingen vervielen, van zeer nadeelige gevolgen, §, GCCCLV. De eersten en grooten der volksvergadering, te naaijverig op hunne magt, lieten geen gelegenheden voorbij gaan, om die verder uit te breiden; en wijl zij befchikkinge over de kroon hadden, befchonk de nieuw verkooren koning hun met begiftigingen, naderhand bekend'onder den naam van Jeencn; deze landgoederen uit de koninglijke aeerfchappij verkregen zij in het eerst tot bezolling, en tot den krijgsdienst. §. CCCCLVI. Doch dit aanhoudend vruchtgejrüijk deed de bezitters, vooral van groote leenen, net een begeerig oog den eigendom aanfch'ouwen, !R fc?S leenroerig juk affchudden; en wel zoo dra  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. ü8l zij zwakke vorsten verkregen, die hun koninglijke waardigheid door gebrek aan magt niet ftaande konden houden. Al het welke ons de gefchiedenisfe vervolgens zal leeren, en wat rampen dit voori»^ ropa veroorzaakte. §. CCCCLVII. De reden, verduisterd door onkunde en werkloosheid, regeeringloosheid uit dit ftaatsbefluur voortkomende , en belaggelijke dwaalingen en bijgeloovigheden in den Christelijken godsdienst, dien zij beleeden, verflimmerden de zeden der Barbaaren, en het zwakke licht van kennisfe verloor zich zelve in de duistere eeuwe van onweetenheid. Hunne geestelijke leidslieden breidden hunne magt zoo verre uit, dat zij zelfs befchikkingeover de kroonen maakten, en alles aan hun eigendunkelijken wil onderwierpen. De wereldlijke met de kerkelijke magt vereenigende, rigtten zij vervolgingen aan, greepen de wapenen in handen , en wilden door het zwaard het Christen geloof voortplanten, en over de geweetens der menfehen heerfchen ; waar toe de heerfchende onkunde onder het gemeene volk veel toebragt; naardien de bijgeloovigheden zoo verre gingen , dat zij gaarne hunne bezittingen aan de kerk overgaven, om dat zij meenden den hemel daar bij te verdienen. §. CCCCLVIIT. De kloosters vermeerderden in die tijden zodaanig, dat men in ééneftad Oxyrinea, in het lanfehap Thebais, meer kloosters dan burgerhuizen vond. Die te verrijken was de voorS 5' XIII. HoOFDST, Barbaaren.  xiii.: hoofdst. Barbaaren, 282 opkomst, verval en herstel naamfte betooning van het Christelijk geloove. —. In de vierde eeuw telde men in Egypte iooooMonrnikken, en 20000 klooster zusters. Een verbaazend aantal zwervende, geestdrijvende, en oproerige Monniken , overftroomde het Oosten, ver- ftoorde de kerk, en deed den throon beven. Doch in het Westen kwaamen zij laater. Met het vermeerderen der kloosters verlooren zij de heilig» heid hunner inftellingeu , en wierden broeinesten van ondeugden. §. CCCCLIX. Wij zien dan uit dit verhandelde der oude gelchiedenisfe, hoe dat door het veranderen der oorzaaken , de fchakel der gebeurtenisfe een ganfche omzwaai neemt. De laatere tijden zullen ons leeren, hoe dat naa de donkere nagt van onkunde, de eerfte ftraalen van licht uit het thans onweetend Afie , in Europa opgaan. Wij zullen vervolgens zien , hoe het eertijds domme Frankrijk, en Engeland , de fchoole van Athenen zal voorbij ftreeven in de wetenfehappen en goeden fmaak. De verkleumde Noordelijke gewesten zullen wondere verfchijnzels van letterkunde en geleerdheid opleveren. Ja! in het einde zal men vinden, hoe het zwaard van vervolging in de fcheede raakt, voor het gezag der reden, hoe de vorsten zich gewillig aan die rechtbank onderwerpen, en eene gantsch nieuwe ftaatkunde vormen; om door aankweeking der werkzaamheid van 't menfchelijk vernuft, roemrijke overwinningen op eikanderen te hehaalen, Doch met wat voor*  DER VOORNAAMSTE VOLKEN. 283 en nadeden dit gepaart gaat, en hoe al het ondermaanfche aan geduurige verandering onderworpen is, zal vervolgens in het behandelen der hedendaagfche gefchiedenis blijken. XIII. hoofdst. Barbaa-  DRUKFEILEN. Bladz. 21. reg. 5. (laat leven allen in hunne zoon en Maatfchappij , lees in Maat; fchappij. « 2a —- 11. in welken aan lees in welken zij aan. . ■ 5. v, o. ftaat met §. 15. lees wet §. 15, 24. 4. ftaat verftooten mag morden , lees worden. - 29. 4. der oude en hedendaagfche, lees der oude. — 71, ■ 7. v. o. ftaat gedugte eerste Monarchie . lees gedugte Monarchie. 75. 5. ftaat Asjirifche gebragt , lees Asjirifche rijk gebragt. 88. -—— 13. verwijfd alleenheerfchers , lees verwijfde alleenheerfchers. < 103. 18. -r— opgezet waren en om lees opgezet waren om. 1 108. 11. gedleete lees gedeelte. , — 119. 10. ander lees anders. 139. 15 en 16. v. o. ftaat regeringen lees zegeningen. 151. 8 en 9. v. 0. ftaat vernietigen lees vernietigden. ■■ 168. 9. ftaat leden lees zeden, . 231. 2. en overheerde /