81 1233 6763 UB AMSTERDAM    VAN BARTHOLOMEUS RULOFFS. Waar Dichtkunst en Muzyk het fchouwtooneel verfieren, Daar is 't een kweekfchool van geleerdheid en vermaak; Daar houd kunstliefde ftandt; daar heerscht een kiefche fmaak ; Daar vindt de naarftigheid een' zuil met eerlauwrieren. . s-y   I N W Y D I N G VAN DEN AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG. MET ZJNG EN DANS. door BARTHOLOMEUS RULOFFS. Te AMSTELDAM, By Iz&ak DüiM, op den Cingel, tusfchen de Warmoesgracht en de Drie-Koningftraat, 1774Met Privilegie.  De Regenten van den Schouwburg hebben, volgens Oflroy door de Heeren Staten van Holland en Weftvriefland den s. November 1772. aan haar verleend, het recht van Privilegie,alleen voor den tegenwoordigen druk van DE INWYDING VAN DEN AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG,vergund aan Ixagi Daim. Amfterdara den 3. Augustus 1774.  O P D R A G T aan DE WELEDELE HEEREN Mr. JAN FREDRIK BEREWOUT, Mr. JAN JACOB HARTSINCK, JACOB GUILLOT, CORNELIS JACOB van der LYN. BESTUURDERS VAN DEN AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG. *\^r^"icn wyde ik dezen Eerfteling, Door wien my 't voorrecht mag gebeuren, Tooneeldi chtkundEj na't betreuren Der rampen, die zy onderging, Ten nieuwen Schouwburg op te leien ? Alwaar Thalie en Melpomeen, Dees door gejuich, die door geween, De harten lokt tot vreugd, of de oogcn noopt te fchreien ? * 2 Hy  O P D R A G T. Hy wordt aan U , met recht, gewyd, Die thans den Schouwburg zult regeeren, Door de achtbre keur der Burgerheeren; Op dat hy, door uw zorg en vlyt, Ten onderftand der Burger-Weezen, Ten fteun des Ouderdoms, aan 't Y, Ten bloei der Taaie en Poëzy ("zen. Verflrekke, en d'ouden glansch op nieuw weer zie herreeGedoogt dan, daar zyn lof, voortaan, Zich aan uw Toezicht moet beveelen; Daar ik mede in dien lof zal deelen , Door zyn Gefpeelen by te liaan, En daar ik zelfs my mag beroemen, Dat gy myn' Zanglust hebt verwekt, En my die daad tot luister {trekt, (noemen! Dat U| myn Zangfter moog' haar Kunstmeceenen Ont-  O P D R A G T. Ontfangt, befchermt haar lettervrucht, De vrucht van weinig ledige uuren; Uw Naam doe haar den Nyd verduuren, Wiens aanval niemant is ontvlucht! Zo zal zy, onder 't blygedenken Aan uw befcherming, zorg en gunst, De beste vruchten haarer kunst (fchenken. Den nieuwen Schouwburg (leeds, met waar genoegen, SARTUOLOMEVS RULOFFS. mdcclxxiv. * 3 BE»  BERICHT. THV Tooneeldichtkunst, over het verliezen van den voorigen Schouwburg bedroefd, heeft zich in eenig eenzaam Woud af gezonder d , in het welk zy door Yver gezocht wordt, die haar, na het verhaalen van het oprichten eenes nieuwen Schouwburgs, ernftig verzoekt, den zelven,in het gezelfchap haarer gewoonelyke Reien, door eenig bevallig Schowwfpel, in te wyden. Zy , dit verzoek toeftaande , neemt , terwyl Yver zich afzondert, om de Reien te haaien, haar affcheid van het Woud, en wordt, daarop cnmiddelyk, door Vernuft en Oordeel bejegend, die haar de noodzaakelykheid errinneren, om onderling, ten Tooneele te verfebynen. Na dit onderhoud , verfchynt Yver., ten geleide der Reien; en nu gereed zymle, om den nieuwen Schouwburg, door eenig Schouwfpel, te gaan mwyden, vertoont zich Apollo, die de Dichtkunst en den Schouwburg in de befeberming der Regeerders van Arnfteldam, aan het opzicht der aangebelde Beiïuurders, in de gunst der Dich-  BERICHT. Dichters en Dichteresfen, en tevens aan de toegenegenheid der Aanfchouweren beveelt. Dit verricht zynde, wordt deze Inwyding, zingende en dansfende, bejlooten. Zodanig, Leezer, is de Inhoud van dit Spel, en ik bedoek, dat het, atteenlyk in zo verre, ter Irïwyding van den Schouwburg zal ftrekken. Wat de Muzykfiukken , in dit Spel voorkomende , helange: Ik heb dezelven, zo veel mogelyk, naar den hedendaagfchen fmaak ingericht, en 'er dat geen in trachten waarteneemen, 't welk san een diergelyk Spel eigen is. SPREE-  SPREEKENDE PERSOONAADJ EN. A p o l l o. Dichtkunst. Vernuft. Oordeel. Yver. ZINGENDE en DANSSENDE PERSOONAADJEN. zanc kunst. Roem. Oefening. Vermaak. Uitspanning. Vinding. Leerzaamheid. D ansk unst. Vrolykheid. Gevolg van Zangkunst. Het Tooneel verteelt een aangenaam Woud.  INWYDING VAN DEN AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG. Het Tooneel wordt geopend by het fpeelen van eene Ouverture. In bet verfcbiet zit de Dichtkunst, in eene peinzende geftalte. EERSTE TOONEEL. Dichtkunst, Yver. Dichtkunst tegen Tver, die met drift op bet Tooneel verfcbynt. "W"at voert u, zo verheugd en driftig, herwaard heen, Waar ik in eenzaamheid myn deerlyk lot beween ? Of zyt gy mynen ramp en tegenfpoed vergeeten? Yver. Gy hebt reeds lang genoeg den tyd in rouw gefleeten. Droog nu, hoe diep een wonde u 't voorig onheil gaf, Droog nu de traanen van uw hemelfche oogen af! Dichtkunst. Zou ik myn droevig lot, ó Yver! niet befchreien?... Ik mis myn heiligdom, myn' zetel, myne Reien ! Befchaduwd door het loof der boomen van dit woud, Vergeet ik, waar gejuich en blyfchap zich onthoudt. Helaas! het noodlot fluit zyne ooren voor myn zuchten. A Myn  2 INWYDING v a n dei? Myn Zoonen vlooden weg of dreigden my te ontvluchten. Gy,vriend des Schouwburgs,gy, bewoogen met myn* rouw , Waart me, in myn' tegenfpoed en in myn leed, getrouw. Yver. Wil my dan ook het recht van u te troosten geeven!... Verlaat dit eenzaam woud, dit afgezonderd leeven. Herneem uw' ouden glans, op deez' ge wenschten dag.... Be Schouwburg is herfteld in aanzien en gezag! Hy opent reeds voor u zyn heerelyke zaaien! Dichtkunst, opfiaande. Wat zegt gy Yver ?.. ach! gy doet my ademhaalen. Is 't waarheid?... Ydlehoop!.. Myn vorstelyk tooneel!... Yver. Ja dierbre zielsvriendin. Ik vlei u niet te veel, Wanneer ik u betuig, dat al uw roem, herboren, Uw heiligdom, herbouwd, de luister uwer Choo'ren En alles, wat voorheen uw aanzien en gezag Vergrooten kon, weêr, als voordezen, praaien mag. Dichtkunst, met tederheid. Gy doet myn kwynend hart door dit bericht herleeven. Yver. Wat kan u grooter vreugde en meer genoegen geeven, Dan nu deSchouwburgweêr,totelksverwondring pronkt? De Kunften fchynen door een hemelsch vuur ontvonkt, En wenfchen eensgezind, met kraakende lauwrieren, 't Aanzienelyk Gebouw naar waarde te veriieren; Zich vleiende, dat gy, door aller vlyt voldaan, Niet weigren zult, met haar ten Schouwtooneel te gaan. Dichtkunst. Gelukkig is myn leed enonheil afgeloopen! Wie  AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBÜKG. 3 Wie kon, na zulk een' florm, zo zacht een kalmte hoopen ? Myn ziel vergeet alreeds haar rampen, fmarte en druk, Yver. Zo ziet gy, hoe uw lot en grievend ongeluk , Door de achtbre Vaders van de koningin der Steden, Niet liefde- en zorgeloos befchouwd werde engeleeden. Zy weerden uwen val; zy waakten voor uw kroon, En, oogende op hef nut, herbouwden ze uwen troon. Wat zyt ge aan hunne gunst en goedheid niet verfchuldigd!... Denk. dat uw dankbaarheid daar door vermenigvuldigt. Toon, dat hun kunstliefde, u gewyd,u 't harte raakt, En zy het zyn, waardoor ge in d'ouden luister blaakt: Dan zult ge uw' edlen aart voor ieders oog vertoonen, En u aanhoudend met hunn' byftand zien bekroonen. Vergeef aan Yver, die zich altyd voor u kweet, Dat hy u deezen raad te geeven zich vermeet'! Dichtkunst. Hoe, zoude ik ooit in u dien' gullen raad mispryzen, Gedienilige Yver! Neen. Hy ftrekt my tot bewyzen Van uwe oprechte trouw, die 'k ongemeen waardeer. Yver. Uwe edelmoedigheid verrukt my meer en meer.... De Kunften liaan gereed: zal ik haar herwaard leiden? Dichtkunst. Ja! 'k Wil ter dezer plaats haar, nevens u, verbeiden, Van waar ik, meer dan ooit verrukt door uw verhaal, Nu fcheiden zal met vreugde en waare zegepraal. A% TWEE-  4 ÏNWYDING van dek TWEEDE TOONEE L. ADichtkunst, alleen. anvallig Woud, en gy, verrukkelyke Chooren, Die door het fchommlend loof der boomen vliegt en Ipeelt, Gy, die ik reeds te lang door klagten heb verveeld, Gy zult, na dezen dag, myn' treurzang niet meer hooren. Herroept uwe eerfte vreugd,, verblydt u nevens my, Want al myn rampen zyn geleeden en voorby! Myn Tempel is herbouwd;hypraalt,gelykvoordezen, Met al 't vermogen van der kunften heerlykheid. Ik word in zegepraal ten Schouwtooneel geleid', Waar ik voor geenen haat of laster heb te vreezen. Nooit droeg ik met meer vreugd 't geftarnde feestgewaad, Dat my,in' toog van Go6nenmenfchen,heerlyk ftaat... Maar wie treedt herwaard heên ? DERDE TOONEE L. Dichtkunst, Vernuft, Oordeel. Vernuft. V V ergeef't ons, zo we u ftoorea! Verwaardig het Vernuft en Oordeel aan te hooren, Eer de algemeene vreugde uw hart te fterk beroer', Of, in den drang des volks, u aan ons ooge ontvoer'! Gy weet, dat wy u fteeds oprechtelyk beminden, En waaken voor uwe eer. Dichtkunst. Zulks weet ik, waarde Vrinden, ' * Die  AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG, y Die my, het voorwerp van uwe ongeveinsde vlyt, Op dezen blyden dag, byzonder welkom zyt. Tegen Vernuft. Verleevendig myn hart. Tegen Oordeel. Veradel myne reden. Tegen beide. Geleidt my en beftuurt aanhoudend myne treden, Want hoe voorfpoedig, of rampzalig ik ook fchyn', Gy beide zult altyd aan my verbonden zyn. Vernuft. Wy zyn, uit yver voor uw welzyn, hier gekomen: Niet, dat wy voor uw trouw en liefde te onswaard fchroo6 Neen; te wel bewust van uw ftandvastigheid, (men, Is 't enkle voorzorg, die ons herwaard heeft geleid. De Schouwburg heeft voor u en uwe fpeelgenooteu, Gelyk ons is bericht,zyn nieuw Gebouw ontllooten... Tydkorting ziet u reeds, met blydfchap, te gemoet. Uw Reien hebben ons van verre reeds gegroet: Zy hadden 't hoofd gehuld met lauweren en roozen... Hoe zouden, ed1le Maagd, Vernuft en Oordeel bloozen, Ja, hoe gebrekkig zou de vreugd zyn van deez' dag, Zo men u, zonder ons, ten Schouwburg komen zag! Gedoog dan, datwyu, gelyk voorheen, geleiden! Dichtkunst. Getrouwe Vrienden, komt!... wy zullen nimmer fcheiden ... Gy , die het wyd beloop der zaaken ziet en weet, De diepfte aêloudheid kent en uwe jaaren ileet In onvermoeide vlyt en juiste oplettendheden, Gy moet, waar ik my ooit vertoon', mynzy bekleeden; Want myne vinding, aan uw onderwys^ verplicht, Heeft a te danken voor al 't geen zy heeft verricht. A 3 Da*  6 INWYDING van den Dat vry de 'Hekelzucht, gewoon met waan te fpeelen, Haar fpotzieke oogen 11a op Treur en Blytooneelen, De vuige Laster, nooit verzadigd of voldaan, Zyn klaauwen aan myne eere en glorie poog' te Haan; Dat Nyd aan myne kunst en haar gefchenken knaagc, En de Afgunst, waar zy kan of mag, myn heilbelaage: 'k Vrees, onder uw geleide en treffelyk gebied, Dien duldeloozeu hoop van fnoode monfters niet. Wy zullen, eensgezind, al fpeelende, onderwyzen, De deugden roemen, en 't ftrafwaerdige mispryzen; Vertoonende openlyk, dat, zonder ergernis En Dichtkunst en Tooneel den volke nuttig is. Oordeel. Nooit zal ik u myn hulp of myne vlyt onttrekken; Maar, waar 't my mooglyk is, altyd ten leidsman (trekken. Waar Oordeel en Vernuft de Dichtkunst gadellaat, Daar bloeit ze en ftrekt tot eer van Land en Burgerftaat. D ichtkunst. Al overftroomde my een zee van kunstgevaaren, Nog zoude ik veilig flaan en rusten op pylaaren, Zo'fterk als kloek Vernuft en zuiver Oordeel zyn. Ik vrees geen ongeval, wen ik met u verfchyn Op 't vorstelyk Tooneel: maar... Yver komt. VIERDE TOONEEL. Dichtkunst, Vernuft, Oordeel, Yver, Yver. U w Reien Zyn vaerdig, om u naar den Schouwburg te geleien, Waar men, met ongeduld en ongewoone pracht, Roemwaerde Hemeltelg, op uw verfchyning wacht. Ver.  Zo zal tulw SctoTutwlsiiLi-g, aam myn TbjftamA toegewyd,, 35e foltering Tfeêrfiaan -van 't noodlot en. den tyd.   ÜMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG. 7 Vernuft. Hoe moet dit uwen lust, ö Dichtkunst,nietontfonken! Oordeel. Hoe heerlyk zult gy daar voor ieders oogen pronken! Dichtkunst, tegen Vernuft en Oordeel. Maar 't zal nog fchooner en verrukkelyker ftaan , Als elk ons, hand aan hand, ten Schouwtooneel zietgaan. Tegen Vernuft. Gy zult myn rechte, Tegen Oordeel. Gy myn flinke zy bekkeden. Tegen Tver. Waar of de Kunstrei toeft ? Yver. Ik zie haar herwaard treedea. vyfde tooneel. Dichtkunst, Vernüft, Oordeel, Yver, Zangkunst, Roem, Oefening, Uitspanning, Vermaak, Vinding, Danskunst, Leerzaamheid, Vrolykheid. Gevolg van Zangkunst* HOordeel, tegen Dichtkunst. oe fchoon vertoont zich deez' beminnelyke ftoeti Dicht kunst, tegen de Rei der kunfien. Begaafde Kunften, zyt verwelkomd en begroet! A 4 Zang,  8 INWYDING van den ZANG. Wy komen u in 't woud begroeten, Waar 't ruilchend beekje vloeit en fpeelt > 't Gezang der voglen de ooren ftreelt, En wy geen' tegenftand outmoeten. De Schouwburg, die ons zendt, de Zoonen uwer kunst, Eu wy, doorluchte Maagd, verzoeken uwe gunst! Hier wordt gedanst. ■ Dichtkunst. Welaan, ik ben bereid, en volg u, Kunstgenooten. DeSchouwburg heeft voor my zyn trotzPaleis ontilooten. 't ls billyk, dat ik hem een trefflyk Schouwfpel wy', En de eerfte, om in zyn' roem en eer te deelen, zy. Geleidt my derwaard. Zy wil vertrekken, doch , ziende eene wolk nederdaalen, vervolgt zy, opgetoogen van vreugde, haare rede. Maar!... welkeongemeene glansfen Verfpreiden zich zo fnel rondom de hemeltransfen ?.. Het is Apollo zelf, wat baart zyn komst my vreugd!... Yver. Ge God der Dichtren, om uw zegepraal verheugd, Verliet waarfchynelyk den Zangberg en zyn Reien, Om u, metgrooter glausch, ten Schouwtooneel te leien. Dichtkunst. Gy Deelgenooten van myn glorie, huldigt hem: En gy, ö Zangkunft, ftreel zyne ooren door uwftem. ZES-  AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG. o ZESDE TOONEEL. Apollo, Dichtkunst, Vernuft,Oorpeel, Yver, Zangkunst, Roem, Oefening, Uitspanning ,' Vermaak , Vinding, Danskunst, Leerzaamheid, Vrolykheid. Gevolg van Zangkunst. ARIA voor Zangkunst. G roote Apollo, die de transfen Van den Zangberg fteeds verlicht; Voor wiens heldre zonneglansfen 't Luisterrykfte en 't fchoonfte zwicht; Vader aller edle kunften, Wy erkennen uwe gunften! Lof zy u, die ons gedenkt, En ons uwe goedheid fchenkt! Uier wordt gedanst. Apollo tegen Dichtkunst. ó Dichtkunst! edle Maagd! gy roem der hemelgaaven, Die keurige ooren ftreelt, om zielen te befchaaven, Die, waar geleerdheid heerscht, de volken ftreelt en vleidt, Elk's harte inneemende door uw lieftalligheid, Die reeds gebloeid hebt, voor vcele afgewentelde eeuwen, Geliefkoosd in den drang van juichende Hebreeuwen; Die by den laatren Griek de trefflykfte eer genoot, En, in Augustus eeuw, roemruchtig werdt vergood; Die, in myn voorig Choor, met lauwren om uw hairen, Den tyd van honderd en ruim vierendertig jaaren, SintsdeAauppynfchezwaan^oorUjZyn'Gysbrechtzong, A y De  to I N W Y D I N G v A N D E w De harten ftreelde, ja tot in de zielen drone • o Onwaardeerbre Telg Verin KIp 1 F.' Die'kaltyd heb bttt^^^^ Zie hoe ik thans verfchyn verheued 'n m! bem™en> By 'tplechtig vieren van ditV?SS ï " gCeSC' Ik w,l u deezen dag, omri^d^S Ten Schouwburg, het paleis van myn v?nnaT U « üen ieder zie, hoe waard my uw verheffing zy. De my zo „eusch befalt en vrieSdly" oSncht! Gedenk de les,L,ö u Lfin^' En al[ myn 2 tQt uw S F ' . g t doende,zultgeuw'plichtei□myneniTS^en En keurig 'tgeen vermaakt en ftfchi te z^LT^. Dichtkunst. Ik onderwerp my aan uw oordeel en emir Enza,, mdien het u gevalle, deeze d?g g' Zo zegepraaknd, in het openbaar doen by ken Dat ik m mynen plicht wil wanklen noch bezwyken. Apollo. intusfchen zal ,k u, in wier geluk wy deden CyrSeïlurS^ Aan  AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG, n Aan de Wel Ed. Gr. Achtbaare Heeren Borgermeesteren en Raaden. Gedoogt, Grootachtbaare en getrouwe Burgervadren, En gy 6 Raaden! die wy thans eerbiedig nadren, Dat onze dankbaarheid zich openlyk vertoon ... Pylaaren van myn Choor, Herlkllers van myn troon, Die, fchoon aan 't roer van Staat en Stadsbew >nd gezeten, Den Zangberg, noch't belang des Zangbergs,wiltvergee- Gy beurtden Schouwburg uit zyn naar en akljg graf, En neemt de Dichtkunst thans haar' vaalen fluier af. Die weldaad, die gy ons goedgunftig hebt beweezen Verdient, dat we uwen Naam, nooit naar waardy gepree* zen Zo lang de Hoefbron ruischt en vloeit by't eeuwig groen, Alom verheffen en al juichend hulde doen Hy zal, wat ook verga, fteeds onverganklyk leeven, Niet mèt eene yzren pen in marmerfteen gefchreeven; Maar door de dankbaarheid vereeuwigd m gezang... Leeft achtbre Vaders, leeft roemruchtig,jaaren lang Befchèrmt de Koopvorftin door uw geducht vermoogen Wilt onzer Kunften lof door uw gezag verhoogen ! Vaart, vaart goedgunftig voort in uwe zorg en trouw Voor myne Dichtkunst en haar ftaatelyk Gebouw, Waarin de Kunften, die der braaven geest ontgloeien, En 't hart der Burgery opwekken, weelig bloeien, Op datuw Kroost myn' naam, en myn blymoedig Choor Uw' roem,na d'aftogt van verfcheideneeuwen,hoor . Aan de Wel Ed. Heersn Beftuurders van den Schouwburg. Beftuurders van mynBurgt, wier zorgen en gedachten Steeds werkzaam yvren,om haar welzyn te betrachten Waarvoor de Burger-Wees u zyn Befchermers noenit  12 INWYDING VAN DEN En de Ouderdom uw*naam met eere en achting roemt, Wilt onophoudenlyk de kunst met gunst beloonen, in u Meceenen van den edlen Schouwburg toonen, Waarin de nyvre Bie uit bloemen honig leest, Tot koestring yan't vermaak en fcherping van den geest: Op dat myn Dichtkunst, van't heelal met eer gehuldigd, Haar'bloei by Neêrlands volk uw zorg ook zy verfchuli? j d!gd' • in dus, in t nieuw Gebouw, door zeden, taaie en dicht Het oogmerk kroonen moog', waar toe 't is opgericht' Aan de Dichters en Dichteres/en. Beroemde Dichters en Dicht'resfen, dierbre Panden! Wier Heflyke offers op myn blaakeud outer branden, Gy, die door 't oeffhen van de kunst u zeiven kroont, Gy, die door naerfligheid onwraakbre blyken toont Van uw lofwaerde zucht,om tot myn' roemteleeven, Blyftaltyd,door den geest,dien ikufchonk,gedreeven! behept, by 't voltooien van den Schouwburg, nieuwen moed. Blaakt in uwe eerfte vlyt met onuitbluschbren gloed. Ploegt, onbezweeken, in myn vruchtbre lettervelden, Zo zal ik uwen lof de volgende eeuwen melden. Aan de Aanfchouweren. En gy, die met vermaak naar myne Dichtkunst hoort, Wanneer ze, in tyd van rust, uw oor en hart bekoort, Verflrekt haar als voorheen tot ongeveinsde vrinden. Haar eerfte fchoonheid is op nieuw in haar te vinden. Het vallen van haar' troon verfchokte haar gebied, in trof my, maar 't ontnam haar de eerfte fchoonheid niet. IMchouwt, als eertyds, haar dan met goedgunftige oogen; ijelchermt haar' Zetel door uw aanzien en vetmoogen; Bezoekt haar, telkens,als u 't geestontfpannen lust.. Uw handel bloeie en groei, van de eene aan de andre kust! JJat uwe kielen, voor gewenschte wind en ftroomen, Door t bruifchend peekei, ryk gelaên, ter have komen, Da?  AMSTELDAMSCHEN SCHOUWBURG. 13 Dat heil en voorfpoed , aan den Amflel en het Y, Uw aller lot beftuure en altyd met u zy! Tegen de Dichtkunst. Uw Schouwburg bly v' met roem in deze muuren praaien, En fteeds de zege op Nyd en Onverftand behaalen, Hy ftrekke aan waare Deugd en Oefening een' troon, En fchuile in fchaduw van myn frisfche lauwerkroon! ZANG. Wy zullen, als getrouwe Reien, De Dichtkunst volgen waar zy gaat. De blyde voorfpoed zal ons juichende geleien. Wy fchroomen Nyd noch Haat. De Schouwburg opent zyne zaaien, Daar alles juicht, daar alles lacht. (wacht. Kom,fchoone Dichtkunst, kom, de blyde Schouwburg De Kunüen moeten zegepraalen. 't Is nu een tyd van vrolykheid. Gy wordt met bly gejuich ten Schouwtooneel geleid! S L U I T-B A L L E T. EINDE.  1    D E DESERTEUR.   D E DESERTEUR. TOONEELSPEL. NAAR HET FRANSCHE VAN M E R C I E R. door BARTHOLOMEUS RULOFFS. Te AMSTELDA M, Bylzaak Duim, op den Cinge!, by de Drie-Koningftraat. 1775".' Ma Privilegie.   AAN DEN WELEDELEN GESTRENGEN HEERE MR. JOAN GRAAFLAND, HEEREVAN SC H 00 TERV LI E LAND, * 3 ON-  ONTFANG ER GENERAAL BT HET EDELMOGEND COLLEGIE TER ADMIRALITEIT TE AMSTERDAM. en deszelfs ECHTGENOOÏE De WELGEBOREN VROUWE HESTER HOOFT. F J—/ene edle deugd, die de achting baart, Die, ongekreukt en onbezweeken, En, wat haar dreig', fteeds onvervaard, Gewoon is, door den mond der waarheid zelf te fpreeken : Zy, die men waarevriendfchap noemt, En, op wier ongefchonden wetten Oprechte en braave zielen letten, Zy, op wier gunst myn harte roemt; Zy is het, die my noopt, aan u verlof te vraagen, Om dit Tooneelfpel uw befcherminge op te draagen. Gy  Gy zult, indien het u behaagt, U dezes Deserteurs te ontfermen, Die eere en wetten eerbied draagt, In hem, de deugden eens rechtfehapen metisch befchermen: Toonfahem, uit vriendfehap, uwe gunst, Terwyl hy, moedig op uw naamen, Die s'Lands Voornaamfïen zich niet fchaamen , Het kleed draagt myner letterkunst, En op ons Schouwtooncel zyn noodlot zal vertoonen, Om kinderliefde, moed en plicht en trouw te kroonen. BA11THOLOMEUS RULOFFS. 1775" * 4 BE-  B È R I C H T. Onderwerpen, gelyk dat van dit tooneelfpel, behelzen altyd eene zedelyke fchoonheid, door welke het menfcbelyk bart kan geroerd worden; en zy hebben eene ontwyffelbaarer en vollediger uitwerking, naar maate zy met natuurlyker en bevatbaarer omjïandigbeden gepaard gaan. In dit Hebt den Deserteur van Mercier lefebouwende , las ik denzelven, niet zonder genoopt te worden, om mynen Landgenooten, die minnaars van het nederduitsch tooneel zyn , een zedelyk vermaak te verfchaffen , voor hoedanig bet reeds, by Franfcben en Duitfcbers, erkend is. Door zulken aandrang bragt ik dan dit tooneelfpel , uit bet oorfpronglyk onrym, in dichtmaat, en getroostte my der moeite, die aan zulk eene onderneeming altyd is verbonden,, ten gevalle van ons tooneel, dat men, niet meer ter befebaaving van taal en zeden dan ter befeberming der dichtkunst, oordeelt gejlicbt te zyn. De menigvuldige vermengingen van ernst , boert, verbeven en algemeenen denktrant, die men inden De-  BERICHT. Deserteur aantreft, hebben in de beryming eene ongelykbeid te wege gebragt, welke ik niet heb kunnen en niet heb moeten vermyden, om den Opfteller van het Spel , regelregt, te volgen , en de verfcbeide cbaradters, in het zelve voorkomende, te behouden. Evenwel wyk ik van 't oorfpronglyke, in twee opzichten, af, waarvan bet een aan de vereiscbtens van om nederduitscb tooneel, en het ander aan den finaak onzer natie moet worden geweeten. 't Is immers , onder anderen, in dier voege met ons tooneel gelegen, dat men zich van ge ene uitdrukkingen, die de natuur van den geopenbaardcn Godsdienst eigen zyn, mag bedienen : hierom heb ik de zedelyke en alzins ervftige gefprekken , die, tusfcben Saint Franc en den D e s e r t e ü r , in die oogenblikken , welken zy voor de laatfien bielden, worden gewisfeld, in bewoordingen voorgedraagen, dip ik meende , dat geene ergernisje geeven, en echter het naast by de oorfpronglyken zouden komen. Doordien bet nu onzer natie, in bet byzonder, fcbynt eigen te zyn, zeer gaarne, den ongelukkigen, * 5 met  BEU I C H T. * met allerïye wederwaardigheden , een tyd lang , te zien worfielen, maar, even zo gaarne, ten laatflen gered, en, over zyne wederwaardigheden zegepraaiende, te lefcbouwen; of voel, om dat zy een eigen en voorbehoudend denkbeeld fchynt te bezitten van eene , noodzaakelyk gelukkige, uitkomst voor een deugdzaamen rampfpoedigen, in dit leeven, zo heb ik, om baar hierin te gemoet te komen,den Deserteur, dien M er ci er , in bet oorfpronglyke,doet omkomen, in het leeven behouden, en bet Pardon, in diervoege ingericht, als ik dacht, en anderen, welken ik des raadpleegde, met my dachten, dat aan den denktrant van den genoemden Opfleller zou kunnen beantwoorden, indien het hem gelust hadde , den Held van zyn tooneelfpel niet te doen omkomen. Dit niet tegenfaande, heb ik hst fpel in zyn geheel , en den Gecommitteerden, ter beftuuring van den Schouwburg, de rechtmaatige verkiezing gelasten, cm bet zelve, met of zonder Pardon, te doen vertoonen; achtende het Pardon zelf, wat my lelange, een byvoegzel, zo gering van waarde, als gemeenslyk al-  BERICHT. alle voortbrengzels zyn , die door den heerfcbenden fmaak des volks, (waaraan ik denke, dat geen fcbryver ligtelyk , in ons land, de wet zal kunnen Jïellen) gevoederd, de goedkeuring echter van gezonde ver~ ftanden niet, dan uit nood, weg draagen. Men wyte, voor het overige, de ingefloopen feilen aan den grooten baast, die 'er door, reeds genoemde, Gecommitteerden, gemaakt is, om het fpel, ten fpoediglfen, te doen vertoonen; en veroordeele niet, dat ik, ten uitfrfien gevoelig voor, en vrflingerd op de goedkeuring van wehneenendm en kundigen , nocb oor, nocb bart hebbe voor de uitwerkingen van onverfiand en van laster. PER-  V E R T O O N Ë R S. Mevrouw Lu zere. Weduwe van een Koopman in fioffen. Clarissa, Dochter van Mevrouw Luzere. Ddbimel, Jong franschman,den koophandel van Mevrouw Luzere bejluurende, en by haar in buis woonende. Saint Fr anc j Ridder de l'Ordre du Merite, majoor van een regement. Valcour, Jong officier. Hoctau, Oud Vryer. Een Knecht. Zwygenden. Officieren, soldaaten. Het Spel [peelt in eene kleine Stad in Duitscfc land, op de grenzen van Frankryk. Het Tooneel is ten huize van Mevrouw Luzere,  D E DESERTEUR. TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Mevrouw Lozere, Hoctau. ZHoctau (Luidruchtig.) ie daar ons heerlyk lot!.... Beklaagenswaardig land, Door welk een woest gefpuis zie ik u overmand!... Houzaaren, Ruitery, Dragonders en Soldaaten En ligte troepen, woest, onzinnig, uitgelaaten, Met pak en zak verzeld.... Zie daar een' helfchen doet, Die 't land rondom beftormt, en billyk duchten doet, Dat zulk een lchoon bezoek ons aller rust zal ftooren Maar het bevreemt my niet; 'k voorzag het, lang te vooren: 'k Beroep me op u Mevrouw; herïnner u, of ik, Twee jaaren reeds geleên, u voor dit oogenblik, Dat ons lang heugen zal, toen gy my hoorde leezen 't Bericht des zesden Maarts, niet reeds al heb doen vreezen ! 'k Voorzag, van dezen kant, den oorlog toen zo klaar, Als of dcszelfs beloop door my berokkend waar'. Mev. Luzere. (ten 't Zy zo: maar wat myn Vriend, wat kunnen wy verrichIn dit beklaaglyk lot? Sints lust tot kryg de plichten Der meuschïykheid vertradt, der volken eendragt fchondt, En 'tvorstlyk hart een' fmaak en fpel in d'oorlog vondt, A Vaa  2 De DESERTEUR, Van toen af, zag men 't een het ander volk benyden, En beurteling, uit nood of uit verkiezing, ftryden..... 't Staat niet aan ons beftuur, waar't krygsvolk trekken zal. Ons noodlot eischt, myn Vriend, dat wy dit ongeval, Betaalende den last des krygs, geduldig draagen. (gen, Men fchikk' zich naar den tyd.... Wy hebben niet te klaZo dit het middel zy, door 't welk men kan ontvliên AU' de yslykheên, waar door we ons thans omfingeld Hoctac. (zien. Zal zelfs die franfche bende, al reeds in deeze flreeken, Niet vordren, dat men haar, door eenig vreugdeteken, Verwelkome, en aldus dien haatelyken lloet, Met blydfchap engejuich, op de aankomst, vrolykgroet ? Mev. Luzere. Maar kat ons, voor de vuist en oneenzydig, fpreeken. Waar in toch is de hulp van 't voorig volk gebleeken Dat ons, als bondgenoot, met moed, befchermen zou ? Waar in befiondt zyn dienst, zyn vriendfchap, zyne In plaats, van onze rust en vryheid te verweeren, (trouw?... Scheen het den vyand zelfs de plunderkunst te leeren, En roofde en fchraapte al 't geen de krygswet (in dit ftuk Zo zeer toegeeffelyk) hun toeliet.... Het geluk, Van dus befcherrnd te zyn, is geenzins te verkiezen. Men zal, hen misfènde, meer winnen dan verliezen t Al krygt men, openlyk, den vyand in het land. Het franfche krygsvolk komt...het onze houdt geen' fland-, Maar maakt het daadlyk plaats.... Men heeft, naar myn gedachten , Geen' ruwer vyand, in den vreemdeling, te wachten, Dan in den bondgenoot.... D'een' hebben wy gevoed, En de ander heeft by ons dat zelfde onthaal te goed. HoCTAU. 'k Vertrouwde, dat ons volk , in plaats van dus te vlieden, Den vyand, moediglyk, het hoofd zou durven bieden, En, volgens eed en plicht, ftandvastig tegenftaan.. Maar, hen, zo blode en laf, den flryd te zien ontgaan, Den  TOONEEESPEL. 3 Den franfchen, zonder flag of (loot ,de plaats te fchenken * Dit kan ik , zonder woede en wraaklust, niet gedenken. Mev. Luzere. Wat my bclange, ik zie veel liever, dat men vlucht' En dus te werk ga, dan, by 't akelig gerucht Der wapenen, het bloed van burgren en foldaaten, Oumenlchelyk geftort, doe vloeijen langs de ftraaten, En deeze kleine ltad, beftormd aan allen kant, Eerst in een bloedbad zette, en eïndlyk fteeke in brand.... Ja,als men 't wel bedenkt, Hanoverfchen, Hungaaren, De Pruisfchen, Duitfchers en de franfche Legerfchaaren, Te zaamen, beurtling, ons ten vyand en ten vriend, Zyn gasten, wier bezoek ons even weinig dient. Wy hebben ieders trouwe en ontrouwe ondervonden, En zo wy, tusfchen volk en volk, verkiezen konden, Zo twyffel ik, of men niet wel verkiezen zou De franfche legermagt. HOCTAU. De Franfchen! hoe Mevrouw! Onz' ergften vyand, meer dan eenig volk te haaten! Wat ongegronde keur! Mev. Luzere. 't Vooroordeel kan niets baaten. Wat meent ge-, met den naam van vyand, toch myn Heer ? 'k Zag, van myn kindsheid af, den oorlog, keer op keer, Van voorwerp en gelaat verandren ; na het (torten Van veeier volken bloed, den wapenhandel fchorten, En , na het voeren van den fchrikkelykften ftryd, 't Bebloede lauwerloof den vrede toegewyd.... Men mag naar de oorzaak van der volken krygen gisten, Maar, naar 't my voorkomt, zal men (leeds, in 't raaden, misfen. 'k Sprak nooit een' krygsman, hoe doorkundig en beproefd, Die my dat raadzel wist te ontknoopen. HOCTAU. Men behoeft, A 2 ' Ten  4 De DESERTEUR, Ten voordeel van dit volk, geen raadzel uit te leggen, 'k Bemin de Franfchen niet, wat ge ook verkiest te zeggen. Ik ben een patriot hier leef en tterf ik by. Dit is genoeg gezeid. Mevrouw , verftaat gy my ? Mev. Luzëke. Wat meent gy door die taal? Laat ons rondborftig fpreekcn. Hoctaü, Gy haat de Franfchen niet, zulks is ons klaar gebleeken. Mev. Luzere. Daar is geen volk, myn Heer, geen natie, die ik haat. 'k Ontveins niet, dat myn hart, met achting, gadeflaat, Zeer veel lofwaardige en bekende aanvalligheden, Die ik ontdekt hebbe in der Franfchen aart en zeden. Hoctaü. Dit hebt gy,duidlyk, aan dien franfchen knaap betoond, Die, zeven jaaren lang, by u reeds heeft gewoond, En, daglyks, meer gezag en aanzien fchynt te krygen, Zo dat men zeggen zou, dat hy reeds laat ik zwy- gen Die Waaien!.. .Nimmer zag ik onbefchaamder aart. Mev. Luzere. Spreek uit... Bedwing u niet.. 'k Bid , dat gy u verklaart! Die jongling, die het doel fchynt van uw' haat te wezen, Verdient wel, dat hy , van een ieder, word' gepreezen. 't Is zyn gezond verftand, voorzichtigheid, beleid En huiszorg, die hem, lang,myne achting heeft bereid, 't Was my,die weduw ben,wat ikmogtonderwinden, Niet moglyk, beter mensch, voor mynen Haat, te vinden. Weet ge iets ? Hoctaü. Indien gy wist, wat vreemd gerucht 'er ging Van dien, zo nutten, zo bekwaamen, jongeling, 't Geen alle uw vrienden hoont, het zou u ligt berouwen.... Mev. Luzere. En wat gerucht ?.... Hoe  TOONEELSPEL. 5 Hoctaü. Dat gy dien franschman zult doen trouwen Met uwe dochter nu begrypt gy Mev. Luzere. Ja, myn Heer, 'k Begryp,dat zulk gerucht myn vrienden, min of meer, Ontrusten kan, en, om die onrust voor te komen, Heb ik, na rypen raad , wel ernftig, voorgenomen, Dat hy,op morgen reeds,hoe vreemd u dit ookfchyn', Myn dochters echtgenoot en my ten zoon zal zyn. H 0 c t a u, met verontwaardiging. Hoe! zult ge aan Durimel, dien waal, uw dochter geeven? Mev. Luzere. 't Is, om dus het gerucht, met kracht, te wederftreeven.... Geruchten zyn, veeltyds, gevaarlyk, als gy weet: Maar, 't geen my, meer dan dit ,hier toebefluitendeedt, Is, dat ik, indien echt, iets billyks meen te eryaaren. Myn kind heeft d'ouderdom vantwee-en-twintigjaaren, Daar Durimel omtrent de dertig jaaren is. Die ouderdom voorfpelt ons een verbintenis, Zo heilzaam en zojuist, als men haar kan verwachten Doch,'t geen u myn befluit nog beter zal doen achten, Beftaat hier in, dat ik myn dochter, voor dat wy Hier nieuwe benden zien, door 't huwelyk, bevry Van aanzoek. ...Men behoort, in zulk geval, te weeten HOCTAU. Neen, dit voldoet my niet.. ■. Mevrouw, zyt gy vergeetcn, Wat doodlyk' afkeer fteeds uw overleeden man Den Franfchen toedroeg?....Zeg, of weet ge daar niet van? En vreest gy niet, dat uw befluit zyn rust zal ftoorcn? Mev. Luzere. Neen. 't Zyn de dooden niet, die ons hier zien of hooren En zich vergrammen 't zyn de leevenden alleen, Die, menigmaalen, zich bemoei]en in het geen Hun niet kan aangaan. B 3 Hoe  6 De DESERTEUR, Hoctau. 'k Mag my wel van u beklaagen Dacht ik dien ondank, voor myn vriendfchap, weg te draagen! Gy denkt niet meer, Mevrouw, aan hem, die, na den dood Van uw gemaal, zyn hart en hand, als echtgenoot, U eerlyk bieden wilde... .en dien gy hebt doen hoopen Üp uw Clarisfa's echt.... Mev. Luzere. De tyden zyn verloopen, Waarin 't vooruitzicht my meer zorglyk viel, myn Heer. 't is waar, myn dochter moet u, zekerlyk, voor de eer, Dat gy befluiten wilde, om myn' gemaal te wezen, Volkomen dankbaar zyn maar, heb ik u, voor dezen, Niet, meenigmaal, getoond, hoe het een moeder past, Die met de zorg voor kind of kindren is belast, Zich aan 't belang en 't heil der kindren toe te wyden ? Dit werk heb ik verricht, en kan my nu verblyden, Dat ik myn dochter, om myn' echt, niet bloozen zag, En op haar huwlyksfeest, met eer, verfchynen mag. Hoctaü. Zou ik dus ,in myn hoope en myn verwachting, misfen?... Uw dochter, dacht ik, zou Mev. Luzere. Ligt kunnen we ons vergisfen In ons toekomffig lot.....en hy, die, met beleid, De nieuwspapieren leest, en, door zyn fchranderheid, Voor af kan raaden, wat den volken ftaat befchooren, Die kloeke geest, myn vriend, leest zelden, van te vuoren, Door 't maagdlyk oog, aan wien het hart de voorkeur geeft..... Zie daar myn dochter zelf Zo zy beflooten heeft, Zich, plechtiglyk, aan u, door 't huwlyk, te verbinden, Zo zult ge, in my, myn vriend, geen tegenftreeffter vinden. TWEE^  TOONEELSPEL. 7 TWEEDE TOONEEL. Mev. Luzere, Hoctau, Clarissa. GMev. Luzere. y komt hier regt van pas... Men dring- 'er fterk op aan, Dat gy, zo 't u gevalt, een huwlyk aan zult gaan, Myn waarde dochter Zeg ons,echter, eerst te vooren, Ofu Heer Hoftaukan, als echtgenoot, bekooren? Clarissa. 'k Wil hem beminnen , in elk ander opzicht maar (Het beige u niet, dat ik my openlyk verklaar') Als echtgenoot Och neen. Hy kan my nietbehaagen. Mev. Luzere. Waarom niet ? Clarissa. Moeder,hoe! behoeft gy dat te vraagenf Gy kent myn hart zo goed, als ik het zelve ken. Hebbe ik u niet ontdekt, wien ik genegen ben? Mev. Luzere. Wel noem hem. Clarissa, op eene vlugge Helaas! Me vrcuw,wat vreugd?'k Heb geen geluk te wach- Mev. Luzere. Myn waarde Durimel, gy zyt, naar myn gedachten, w el ver van 't geengy waart voor dezen In uw hart Heerscht een verborgen leed, een heimelyke fmart.... 'k Wil echter 't onderzoek naar uw geheimen ftaaken, U liefst een' deelgenoot van myn geheimen maaken, En dus beproeven, of myne openhartigheid My meer vertrouwen, in uw treurig hart, bereidt. Na een kort Jlilzwygen. Ik weet, dat gy bemint.... Uw loftèlyke zeden Verdienen myne gunst, myn zorgen tederheden, Want, fchoon een franschman en geen vriend van ons, . myn Heer, Hebt gy getoond, te zyn een man van deugd en eer. Gy zocht myn dochter, door geen loosheid, te verleiden. Gy wist u, door uw deugd, fteeds merklyk, te onderfcheiden--- (diend. k Biedc u myn dochter aan.... Uw trouw heeft haar verOp morgen zy ze de uwe,indien gy 't wenscht,myn vriend. Du-  TOONEELSPEL. 15 Durimel. Ach! in welk oogenblik treft uwe gunst myn harte, (te! Mevrouw!... Hoe weinig kent gy de oorzaak myner fmar't Is 7.0. ...'k Bekenne aan u, weldoenflcr en vriendin, Dat ik uw dochter acht, dat ik haar teder minn' 'k Aanbid haar.... maar,indien't my vry ftaa, u te vraagen, Kan ik uw dochter, die 'k zo teder min, behaagen ?.... Gy zyt haar moeder, gy begunftigt my, Mevrouw, .Zeg me, in den naam dier gunst, zeg my, ter goedertrouw, Bemint uw dochter my ? Spreek, laat my niet verlegen! Spreek, myn befchermfter! ....Laatu Durimel beweegeu! Eén woord, een enkel woord is, voor myn lot, genoeg. Mev. Luzere. Maar, zo ik my, hier in, naar uw begeerte voeg', Zo 'k u dat enkel woord,om 't welk gy wenscht,doe Zult gy dan zo gerust zo bly zyn, als te vooren ? (hooren, Want, waarlyk,uw gelaat vertoont me, op dezen dag, Geenzins dien Durimel, dien ik, nog onlangs, zag.... Dit hoopende, wil ik u, zonder fchroom, verklaaren, Dat myn Clarisfe u mint. DüR im el. Nu acht ik geen gevaaren, Die my myn nootlot drygt!... Zoude ik,naar allen fchyn, Op morgen reeds gehuwd, nog ongelukkig zyn ?... Zou ik, daar gy, zo gul, me uw dochters min doet bl yken, Wanhoopig, 'dit gewest, u en Clariiïè ontwyken ?... Neen, neen Mevrouw, ik fla van zulk een opzet af, Al fleept me dit befluit, noodlottig, in het graf. Mev. Luz ere. Wat zegt ge Durimel ? Uw antwoord doet me vreezen!.. Bedeesd. Weet gy wel, wat gy zegt ? Zoudt ge ongelukkig wezen! Durimel. Of ik het ben ? Helaas! gy neemt my aan tot zoon!.... Kent gy my wel, Mevrouw, hoewel ik by u woon ? Ten minden, 't zou in u natuurlyk zyn, te duchten, Dat  lö De DESERTEUR, Dat hy,die vaderland en maagfchnp wilde ontvluchten, Niet zonder reden, vriend, en vaderland ontweek.... Wie weet, helaas! wie weet, indien het u eens bleek, Wat my toch herwaard voerde, of gy, nu zo tevreden, Zo vriendlyk, niet, terflond, verandren zoudt van reden! Of niet één enkel woord uw' gunfleling, Mevrouw, Een haatlyk voorwerp, voor uw dochter, maaken zou , En haar doen bloozen ? Mev. Lozere. Neen. Myn hart, hoe ingenomen, Verwacht niet, in het eind, bedroogen uit te'komen; Het vleit me, dat ik u beminne, op goeden grond, 't Is waar, ik zocht wel niet, iints gy u hier bevondt, En zeer omzichtig fcheent, uw noodlot te bedekken, Dat diep geheim, myn vriend, u uit de borst te trekken, Maar, uit wat hoofde ? alleen, om dat uw heusch gelaat. My borg ftondt voor de deugd uws harte: en, inderdaad, Ik werd,al gaande wegs, meer voor u ingenomen En nu, wat zou my nu doen twyffelen offchroomen, Daar, nimmermeer, een hart, by d'uiterlyken fchyn Van zo rechtfchapen deugd, een fchuldig hart kan zyn?.. Ik peilde 't uwe 'k heb het, door en door, geleezen, En uit het geen gy zyt, het geen gy waart voor dezen Beflooten Durimel, verbonden aan myn kind, Wordt gy myn zoon!... öja; gy zyt het reeds, myn vrind! Gy moogt, intusfchen, uw geheimen nog bewaaren, Of die uw moeder, zo gy 't goedvindt, openbaaren. 't Staat aan uw keur... Durimel. Ik zal u alles doen verftaan..... Ik was gereed, dcez' dag, in 't heimlyk, weg te gaan.... Indien ik zeggen durf, wat lot my is befchooren, Toon dan dien zelfden moed, om naar 't verhaal te hooren. Zy gaan zitten. 'k Ben Zoon van een foldaat, en, opgevoed, Mevrouw, Waar my geen tedre zorg of vaderlyke trouw Te  TOONEEL SPEL. 17 Te beurt viel, daar my 't lot van alles fcheen te ontblooten , Heb ik de omhelzingen diens vaders fchaars genpoten, Aanwien ik nimmer, dan met traanen,denken kan! Waar 't lot den oorlog bragt, daar zworf de braave man.... Ik volgde, angstvallig voor myn volgend wedervaaren, In eenen ouderdom van naauwlyks zestien jaaren, Door hem (leeds voorgegaan, de wapnen, maar bevond My nooit in 't regiment, waar in myn vader (toudt. Het zyne werdt belast, om over zee te trekken, En,zedert, konde ik nooit, wat moeite ik deed, ontdekken, Wat lot den goeden man te beurt gevallen zy... Ik, ondertusfchen, door de hrrde dwinglandy Der wapenen geleerd , liet my den moed niet breeken, (Hoe menigmaal ik,voor myn noodlot,fcheenbez weeken,) Door 'toeffhenvan myn' plicht, in al 't aanhoudend leed. Myn Colonel, een man, zo onbedenklyk wreed Als iemant, vondt vermaak, zyne onderofficieren, Door een gezag, zo Kreng als haatlyk, te bellieren. Ik droeg, vyf jaaren lang, geduldig in myn' druk En yvrig in myn' dienst, zyn al te ondraaglyk juk; En, moglyk, hadde ik nog dien zwaaren last gedraagen, Zo geen noodlottig uur my, onverhoeds , ontflagen En losgerukt hadde uitdien harden dienst, Mevrouw.. .. 'k Werd, onverdiend, gehoond (Plichtmaatige eer en trouw, (fpreeken. Verdraagt geen' hoon).... Ik raakte in woede, en wilde Men doeg my.... Myne vuist, om my diens hoons te wree- ken, CEen' hoon, die my nog kwelt, ontroert en bloozen doet,) Gehoorzaamde aan de drift van myn beledigd bloed.... Helaas! dit ging voor af, om my,daar na, te toonen, Dat ik een flaaf was, dien men lastren mogt en hoonen.... Men zette me in arrest 'k Ontvlood myn boeije, en zag My toen gevlucht, vervolgd,verddrdeeld,op één' dag. Ik kwam, al dooiende, en vermoeid van angltig zwerven, Ter dezer plaatze;en hier... hier mogt ik troost verwerven! B Hier  i3 De DESERTE U R, Hier lagchte my 't fortuin,zo 't bleek, goedgunftigaan, Doordien het v. behaa; de, een' vreemdling by te ftaan, En, zeven jaaren lang , aan hem verblyf te gunnen Maar nu, nuik,-volftrekt, niet meer zou wenfchen kunnen, En veel gelukkiger kon wezen, dan voorheen , Nu brengt het oorlogslot myn' vyand op de been, En 't zelfde regiment, het welke ik ben ontweeken, En 't geen myn'dood befloot, helaas! indezeftreeken..,. Myn rechters zyn alreeds voor uwe deur. Zo ik, In een rampzalig, een noodlottig oogenblik, Gezien worde en herkend, zo blyft myn dood beflooten.... Bedenk myn noodlot eens! Kan iets myn ramp ver- grooten! .. Wat ftaat my toch te doen ?.... Zo 'k, in eene andre lucht, Aan myn vervolgren my ontweldig', door de vlucht, Zo zal myn hart, door zorg en kommer voortgedreeven, Wanhoopig zyn! En och! voor wien zoude ik daar leeven ? Neen.... Een bekoorlyk oog, veel fterk er dan de magt Van myn vervolgren , boeit me. Ik blyf hier, en verwacht Myn rechters,diemy hier,reeds vruchtloos,zoeken zouden, Ware ik, door u en door uw dochter, niet weerhouden. Mev. Luzere. ö Durimel, vergun, dat ik, door uw gevaar Tot in myn ziele ontroerd, een oogenblik bedaar'! ... Na een weinig gezweegen te hebben. Ik durve u, hoe 't ook zy, de vlucht niet aan te raaden. Het krygsvolk zwerft in't rond, en laat voor u geen paden Of wegen open, ter ontkoming... Och, myn vrind, Waar kunt ge veiligzyn, dan daar ge u thans bevindt ?.... Deez plaatz zal 't regiment alleen ten doortogt ftrekken. Hier zy t gy 't veiligfte.... Wat moest ge my ontdekken!... Durimel. Ik wenschte,dat ik u, ten onrecht, hadde ontfteld !.... Moet ik uw ftille rust, door 't geen ik heb gemeld, Zo wreed verftooren, dus uw tederheid beloonen! .. Is dit de dankbaarheid, welke ik u moest betoonen! Daar  T O O N E E L S P Ë L. 19 Daar dringt wel opmyn' ramp een ft raai van uitkomst door. Het regiment heeft veel geleedeu, naar ik hoor, En 't zal, ten halven wel, in hoofden en foldaaten, Veranderd wezen Dit, indien my iets zal baaten , Verleent me een flaauwe hoop , dat ik , door dit geval 4 Der menigte onbekend, myn' dood ontvluchten zal. Mogt my de hemel dit gewenschte Voorrecht geeven, En, voorClarisfe,een hart,'t geen haar bemint, doen leeven ! Op eene aandoenelyke wyze. Hoe dierbaar wordt my, fints een enkel oogenblik, Myn leeven!... Och, Mevrouw!... Mev. Luzere. Myn zoon, laat ons de fchrik Voor 't onderfteld gevaar, niet al te zeer, beroeren.... Men denke, om zich, met fpoed, aan 't yslyk lot te ontvoeren. Blyfhier.... Verberguin myn wooning... Houd u ftil... Ontwyk elks oogen toch, om uw' en onzen wil! Durimel. Wat zal uw dochter, als zy my, zó lang, zal misfen, En vruchtloos zoekt,Mevrouw, uit die verberging, gisfen ? Wat zal ze ?.... Mev. Luzere. Hemel! fpaardie tedre ziel!... Myn vrind, Zeg myne dochter niets, indien ge u by haar vindt. Haar verregaande fchrik mogt u tot nadeel (trekken, Of, moglyk, u den dood, dien gy ontvlucht, verwekken. Wy zullen haar 't gevaar ontdekken, als 't voorby, En, voor 't angstvallig hart, niet meer te duchten zy... Poog, met omzichtigheid, haar teder oog te ontwyken, En geef, als gy haar ziet, toch geen de minfle blyken Van'die bekommring, die ons beider hart verfcheurt! Toon u blymoedig.... Houd u vrolyk, fchoon gy treurt. B% VYF-  20 De DESERTEUR, VYFDE TOONEEL. Mev. Luzere, Durimel, Een Knecht. HDe Knecht. et regiment, Mevrouw, is in de flad gekomen, En heeft, reeds overal, de wyken ingenomen, En deze briefjes zyn , zo daadlyk, hier gebragt... Twee Officieren.... Mev. Luzere. Ga, neem alles wel in acht, En zorg, dat men, aan 't eind der bovengang, voor beide, Twee kamers,20 't behoore,op heeter daad, bereide, En dat hun niets ontbreek'. ZESDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Durimel. Durimel. \^^"at wek ik in uw hart A1 onrust en verdriet!... Hoe deelt ge in myne fmart!... Waarom hebt gy uw gunst geen' ander opgedraagen, Gelukkiger dan ik?... Mev. Luzere. Waar moogt ge u van beklaagèn ? Acht rv me, Durimel, zo redeloos een vrouw, Dat ik u, uit den grond myns harts, niet minnen zou, Ten zy ge u door geluk en voorfpoed zaagt verzeilen ?... De rampen, die gy voelt, zyn rampen, die my kwellen. Op eene bemoedigende vuyze. Maar laat ons moedig zyn... Vertroost u in 't verdriet. Wat my ook 't hart voorfpelP, 't voorfpelt me uw onheil niet. Ik  TOONEELSPEL. 21 Ik durve, wat ons nu ook dreige, na 't verloopen Van weinig dagen,op een wenschlykeuitkomsthoopen, Wanneer al de onrust, hoe angstvallig ze ons nu fchyn', Een foort van nieuwe vreugde, in ons vermaak, zal zyn. Durimel. Gy, die my alles zyt, vertroost myn angftig harte, En onderfteunt myn ziel, verzwakt door felle Imarte... Mogt hy , Mevrouw, wien ik myn leeven ben verplicht, Mogt hier myn vader zyn! hy zou, door het gewigt Van zuivre dankbaarheid en vriendfchap aangedreeven , Een' dubblen nadruk aan myn waare erkentnis geeven ! ... Die vader!... Och, wat of, wat of wel 't noodlot is Van hem, dien ik, zolang, gezocht hebbe en nog mis? Indien hy leefde En hem 't geval my weêr mogt fchenken!... Ik kan dien vader nooit, dan fchreijende, gedenken!... Hy legt zyne hand op zyne borst, en, daar na, houdt by dezelve voor zyne oogen, als of hy eenige traanen afwischt, Mev. Luzere. Spoed u,myn waarde zoon, vertoef niet.... Het wordt tyd, Dat gy, voor ieders oog, een wyl, verborgen zyt. Houd, achter 't pakhuis, op 't kantoor, u wel verhooien, En zyt gerust.... Ga heen, laat my de zorg bevolen, 'k Zal myne dochter zelf gaan fpreeken. Ga; vertrouw, Dat ik uw noodlot, als myn eigen lot, befchouw. B 3 ZE<  g* De DESERTEUR, ZEVENDE TOONEEL. Hoctaü. Hy komt zeer fiil uit zyne fchuilplaats, en ziet in bet rond, of ze vertrokken zyn. Dit alles doende in de houding van iemand, die gelegendbeid zoekt, om wegtefluipen. N u fchep ik nieuwe hoop!... Het geen ik kwam te ontdekken Kan myne wraaklust, tot een zeker middel, {trekken... Nu zal ik dezen Waal, zelfs op deez' dag misfchien, Voor my vernederd, en van elk verlaaten zien! Einde van bet Eerfle Bedryf. TWEE-  TOONEELSPEL. 23 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Achter Op hei Tooneel zyn twee knechten, bezig met ' het draagen van mantelzakken. Saint Franc, Valcour. Zy komen op bet Tooneel, in de houding van twee krygslieden , die met eikanderen m gefprek zyn. tpx Valcour. (ken> Uitnoem ik eerst geluk!... Wie tochhadt durven denDat ons het goed fortuin zulk een verblyfzou fchenken, By eene weduw, die een dochter heeft, zo Ichoon, Gelyk een engel! ... Ha! dit lykt ons! Ridder, toon U vrolyk! Gy en ik, wy zullen niet krakeelen; Maar moeten dit fortuintje, als vrienden, faamen deelen... De moeder is voor u... De dochter is voor my. 'k Verbeeld me, dat ik u , alreeds, zie, zy aan zy, Wel aartig keuvelen van al uw wedervaaren, 'in 't aangenaamfte perk der eerfte leevensjaaren.... Waarachtig Ridder, naar den uitterlyken ichyn, Moet zy voor u een nimph van vyftien jaaren zyn. St. Franc. Wat losheid! ..Zal dan niets uw windrigheid betoomen ?... Gy zyt, ter naauwer nood, in deze ftad gekomen, Of valt de moeder en haar dochter, daadlyk, aan .... Met meer ernst. Valcour, dit kan toch met geen dapperheid beftaan. Gv ziet naar vrouwen om, en dat, in zulke tyden. Waar in wy, op myne eer! met mannen moeten ltryden. B4 Val-  H De DESERTEUR, Valcour. Zo wordt ons de oorlogskunst, het allerbest, geleerd ... -De hcfde heeft my in een' held getransformeerd: Ze ontgloeit me, en houdt me aan 't werk. Kan ons naar uw gedachten, ' Terwylwe,in deze ftad, toch op den veldflag wachten, Wel iets bejegenen, dat zachter vleit en ftreelt ? r 2beeldenS' Magt gy' °°k V°°r d£Zen' fch00ner Zo juist befneeden, zo volmaakt van lyf en leden, Zohefeenhoud.ng zulkeen tritzvan minzaamheden?.. Op my n parol.'myn Heer, zy tróf me,op 't onvoorzienst Wy ftaan de meisjes en het vaderland ten dienst. . P ,m>'1rthei1 Y^n de liefde, in de oorlogslauwerbladen Gevlochten ftaan het fraaifte,en kunnen'tmindefchaaWanneer ,k t zoete kind eens hebbe in myn gebied, (den... Dan lchroom.k, vroeg of laat, den (loutften vyand niet. Sr. Franc. Men toont zich wel verliefd, al is men 't niet... Valcour. Het fchepzeltje is te fchoon, te lief en te e^elachli?' Dan dat myn hart niet zou bekoord zyn. St. Frak c. Is We toch, Valcour? >tGevoelt fteedTLlnnetmarT Waar g_e uwe voeten zet... Maar, gy behoort te weeten Dat weineen wooning zyn, daar de eer niet wordt vergeeten. Ai ivr^r^V3' °P em'fibertzsndea toon. o. Myne liefde is ook zeer eerbaar. Op myn woord! tt . Sr. Franc. Het meisje is deugdzaam, dat uw minziek oog bekoort, ,, n , Valcour. .« uen ook een vriend der deugd.... St.  TOONEELS PEL. 2f St. Franc. De moeder mint haar teder; Ze is haar een fchat. Valcour. Wel nu.... ik fchenk haar dien ook weder, Na dat ik..... St. Franc. Denk Valcour, hoe menigmaal 'er, uit Zulke ongebondenheid , het grootfte nadeel fpruit! V a lcouk. Voor my! wat nadeel toch ? St. Franc. Wat nadeel! Kunt gy denken, Dat eene dochter, in haar' naam en eer, te krenken, Een trek is, die een' man van eer betaamen zou ? Dat zulk een woeste daad uw hart geen naberouw Zou doen gevoelen, en veel fterker fmert bereiên, Dan al de traancn, die uw drift haar hadt doen fchreijen ? Valcour. Een meisje zou wel ja,de zaak heeft al wat fchyn, In mynen arm , myn Heer, wel ongelukkig zyn! Ik zweer u, dat my uwe oplettendheên bekooren, Myn vreugd verdubblen...'k Mag die zedeleer wel hooren. St. Franc. Gedraag in alles u omzichtig en oprecht! Valcour. Daar is de veldpaap weêr.... De grondflag is gelegd. Voltooi de preek.... Maar,hoor,gy zoudt het beter klaaren, Indien uw prediking een goed getal van jaaren, Die gy verlleeten hebt, tot myn verdieude ftraf, Kost leggen op myn hoofd. St. Franc, koel Kom, fcheiden wy 'er af. V alcour. Fiat.' uw zedeleer is naauwlyks te verdraagen. B s St-  26 Dï DESERTEUR, St. Franc. ' De krygsraad fcheen my zeer verbitterd en verflaagen Door zo veel deferteurs. ' Valcour. 't Getal is gansch niet kleen; t Is by de dertig reeds, dus was 't niet zonder reen lin dat wel binnen driemaal vier-en twintig uuren En uit het zelfde corps.... Als dit zo voort blyftduuren Mag men den eerflen, die gevat wordt, wel, ten fchrik Vanandren, ftraffen. St. Franc. ~ • . ,, 'k Keef, ik ys voor 't oogenblik, W aann men ,ïchoon uit nood tot zulk een daad gedreeven Ten voorbedde, iemant zal berooven van het leeven ' Wat ysfelyke wet!... Men keert het zelfde daal De zelfde wapenen, waar door de zegepraal Behaald werdt, naar het hart van hun, diemetonsftreeden. ^t Is waar, ik gaf myn flem, (om de ongeregeldheden ' Te fluiten) dat voor hem, die vluchtte, en zyne trouw Verwaarloosde, in 't vervolg, geen voorfpraak gelden zou • Maar och! Valcour ,'gy kunt u geen verbeelding vormen Van all' de angstvalligheên, die myne ziel beflormen Als ik 't veroordeeld volk den dood zie ondergaan! ' De naam van Deferteur jaagt my een fiddring aan: En denk dan eens, dat ik, door zo veel fchroom gedreeven Het doodlyk teken, fïeeds, hoe bang 't my vall' moet geeven. Geen van u allen ziet dat fchouwfpel zo na by... 't Oog der verweefnen Haat en vestigt zich op my, 'k Zie niet alleen hun bloed, maar 't fpat vaak op myn kleêren. Zy ,ik beken 't, die d'eed verbreeken, dien ze zweeren En,trouwloos,hunnen Vorst afvallen ,zy, myn vriend' Zy zyn niet zonder fchuld, zy hebben flraf verdiend; ' Maar echter zyn 'er, die, hoe fchuldigwy ze ook achten Met recht, van onzen kant, genade mogten wachten \ In-  TOONEELSPEL. 27 Indien ons hart hunu' ftaat behoorlyk gade floeg ... 't Soldaatenleeven kent gylieden nier genoeg. Dit doet 11, zeer gerust, een doodlyk vonnis ftryken: Maar alles, wat ik zeg, zou u, veel beter, blyken, Gy vonnisde hen nooit, zo vry, zo onbevreesd , Waart gy, als ik, vooraf, gemeen foldaat geweest. Valcour. Nooit hoope ik, over hen, een vonnis uit te fpreeken.... Of men ze dan verfchoone, of hun den hals wil breeken, Dat raakt me niet.... Ik denk 'er onverfchillig van.... Verliezen wy, van daag, al eens een vyftig man ; Op morgen, zien we 'er ligt weer honderd overloopen. Niets dunkt me is vreemder, dan het ronfelen, het koopen En dwingen tot den dienst.... ö! 't is veel edler zaak, Een' officier te zyn ... dan dient men, met vermaak... 't Is de eer en de achting voor den vorst en vryheid tevens, Die ons ter zege leidt, fchoon met gevaar des leevens.... Wat baat het, of wy door foldaaten zyn omringd, Die men geweldig prest,en tot denkrygsdienstdwingt? Waarom zal men zo laf een volk die eer vergunnen, Dat zy,zo wel als wy, roemruchtig fneuvlen kunnen? Men fiuur' hen naar den ploeg,ons in denkryg....'tis Dat, waren wy alleen geroepen in 't gevaar, (klaar, De naam van Deferteur ware onbekend gebleeven.... Daar komt my iets in 't hoofd... .'k Wil 't u te kennen geeven. Zyn dertig officiers, zo kloek, alswy, myn Heer, Gerekend by zo laf een menigte, niet meer Dan een' gansch battaillon ?... en zouden wy te zaamen, Wy,die,ftoutmoedig,ons der minfte lafheidfchaamen, Geen bende kunnen zyn, zo ftout, zo kloek en fterk Als 't onverwinbaarst corps ?... 't Waar', dunkt me, dan geen werk, Om, even vaardig als verfchriklyk, 't lyf te waagen, En, buiten twyffeling, de zege weg te draagen. Geen onzer aou e«i' duimbreed wyken op het veld.-. Men  28 De DESERTEUR, Men mogt de legerplaats, bedekt met held op held, Bezaaid zien met ontzielde en wreed vermoorde lyken, Maar niemant onzer in zyn' post of dienst bezwyken. Wat dunkt u? St. Franc, glimlagchende. Ik bemin, in u, dien heldemoed. Hy zal u, nu of dan, wanneer ge uw edel bloed Zult moeten waagen, tot een' grooten dienst verftrekken.... Zy, die, op eene wyze als gy, ten ftryde trekken, Zy keeren nimmer, dan met lauweren, te rug. Maar gy, myn waarde Graaf, gy velt hier, al te vlug, Een oordeel over hen, die dienen als foldaaten. Geloof my ! meenig een hadt nooit het veld verlaaten, Waar' niet het opperhoofd daar fchuld en oorzaak van. Men vindt toch, onder hen, zo meenig dapper man, Die, voor zyn vaderland, durft waagen lyf en leeven, Al wordt hy geenzins door die zelfde drift gedreeven , Die zynen hopman dry ft... De lafheid des foldaats Waar moglyk onbekend, zo de officiers de plaats Dier ongelukkigen, gedwongen om te ftryden, Eens namen; lydende wat zy al moeten lyden. Maar, zonder deze proef, verwyst men hen ter dood, Beroept zich op een wet, ontworpen door den nood, Gelyk veeleandren, en volbrengt ze, zonder wikken Van haar gevolgen, in die aklige oogenblikken; Men acht ze om de eeuw, die haar verfchafte, doch Men zich der kleeding fchaamt. (waar van V & lcour. Juist, of ik 't helpen kan, Zo knortgy... Is 't myn fchuld? Heb ik die wet doen maaken? Kan ik ze breeken ?.. Hoor, men zou 't vervolgen ftaaken, Zo elk een hart hadde als het myne.... Maar... Zie daar De fchoone hospita... Nu Ridder, maak u klaar... 'k Zal 't eerfte compliment wel,voor u, afgaan leggen. TWEE-  TOONEELSPEL, 2o TWEEDE TOONEEL. Mev. Lozere, Saint Frang, Valcour. HVa lcour. et noodlot fchikt en richt de zaaken, zou men zeggen, Veel beter, menigmaal, gelyk men heden ziet, Dan of 't aan ons, Mevrouw, 't beftuuren overliet. U ziende, kunnen wy 't geen dank genoeg betoonen. 't Vergunt ons,in 't verblyf der fchoonheid zelftewoonen. 't Weet, moglyk, dat ons oog voor fchoonheid vatbaar is, En 't hart, daar door geraakt, voor diepe eerbiedenis. Mev. Luzere. Aan deze taal, myn Heer, is duidelyk te ontdekken, Dat gy een'fransman zyt. Nooit vindt men ingefprekken Van Franfchen iets, dan 't geen aanvallig is en vleit. Valcour. Nu gy die natie kent, met zo veel onderfcheid, Durve ik myn hart, verrukt van loutre vreugd, verfpreeken, Dat niets,niets hoe genaamd,aan ons gelukontbreeken, Dat ons niets hindren zal... Niet waar ? Mev. Luzere, vriendelyk. 't Is zo, myn Heer. Gy officieren zyt, geftadig, in de weer, En hebt, zo zelden , rust, dat wy wel mogen denken, Om u, zo veel men kan, gemak en rust te fchenken. Men heeft reeds uw vertrek bezorgd, als het behoort, Om u te ontfangen. Valcour. Hoe hebt gy myn hart bekoord!.... 't Vertrek mag zyn, zo 't wil; 't is fchooh, 't is uitgelsezen, Indien 't maar niet te ver van uw vertrek zal wezen. Wy militairen zyn, gewoonlyk, wel te vreên, En fchikken ons naar tyd en tyds omftandigheên... Maar  3o De DESERTEUR, Maar echter zult ge u wel zo vriendlyk willen tooneri, Om ons geen' hoek of hol van 't huis te doen bewoonen! 'k Ben vyand van de ltilte, en werd, zo menigmaal, Tot myn verdriet, Mevrouw, veréérd met zulk onthaal. 'De heeren Duitfchers zyn 't, die 't best,myns oordeels, weeten, Hoe men gebouwen flicht,dienaauwlykszyntemeeten; Althans hun wooningen zyn, onbegryplyk, lang. En, als men by hen komt, dan doen ze ons, ruim zo bang Voor ons als voor de pest, fchoon wy hen nimmer deeren, In 't aller achterfte van 't eindloos huis, logeeren.... 'k Ben zacht, gelyk een lam , als men me een weinig vleit, Maar onvcrzoenlyk bars, wanneer m' iets word' mis* zeid.... Wy zullen, ongeftoord, naar 'k hoop, als vrienden, leeven, En, om u ,van die hoop verzekering te geeven, Zo duld mamaatje lief, dat ik u met een' zoen Mev. Lozere, op een vrolyke wyze. 6, Onze vriendfchap heeft dat zegel niet van doen. V alcotjr. 'k Begrypu... Gy zyt zeer befcheiden en voorzichtig... Ik min befcheidenheid die deugd is zeer gewichtig. Zeis zeldzaam, maar nochtans bezit ik ze, op myne eer!... legen Saint Franc ,die zyne fcbouderen ophaalt. Maar,watis dit ? My dunkt, gy ziet zo vreemd myn Heer. Mevrouw, kunt gy hier van de reden niet wel gisfen ?... Ai! zeg ons toch, waarom wy 't lieve meisje misten, Met dat betovrend oog, die houding, dat gelaat? Hoe komt het, dat zy nu niet aan uw zyde ftaat ? Wat mag de liefde toch haar moeder doen ontvlieden ? Zou dit, (ik denk het niet) op uw bevel, gefchieden ? Dat fchreeuwde zeker wraak... Die goede man,Mevrouw, Sprak, voor dat gy hier kwaamt, van niets dan liefde en trouw (den. Voor'tengelachtig kind.... Maar, maak hem niet te onvreIndien hy toornig wordt, hoort hy naar recht nog reden. St.  TöONEELSPE L, 3j St. Franc, (wind. Hy raast.... Al 't geen hy zegt zyn woorden.... niets dan 't Is zeldzaam ,als men, by ons krygsvolk, knaapen vindt Van meer bedachtzaamheid. Hun geest wil altyd fpeelen En fchertzen,om den lust van 't zorgloos hart te ftreelen. 't Is al vertooning.,. .Want, indien het anders waar', Dan liep de goede naam eens krygsoT.ns veel gevaar, 'k Beloof u,op myn woord, wy zullen ons g.draagen Als gasten, wier bezoek u nimmer zal doen klaagen. Mev. Lozere. 'k Verwacht ook niets van u, dan redlykheid en eer... Te^en Valcour. 'k Wil myne dochter niet ve.bergen, neen myn Keer; Ze is opgevoed, dat ik haar, zo::.ier iets te fchroomen, Vertoonen kan. Zy roept iemand, op wie;:s verfebyning, zy vervolgt. Ga, laat myn dochter hier eens komen. Tegen Valcour. Gy weet niet, dat zy reeds zo goed is als getrouwd, Want morgen is de dag des huwlyks? en "t berouwt My geenzins.... Valgods. Hoe zy trouwt op morg.r.!.... Welke ftreeken! Dat engelachtig kind! ..Wil toch dat huwlyk breeken, Voor 't minlte, ftel het uit.... Geloof me ,'t is te vroeg. Zy trouwe, als ik vertrek, dan is 't nog tyds genoeg. St. Franc. Stel haar geluk niet uit.... Ik denk, op goede gronden, Datgy voor haar, Mevrouw, een' waardig man gevonden En uitgekoozen hebt.... Mev. Luzere. Nooit vondt men beter man. St. Franc. Dan is 'er niets, dat u tot uitftel noopen kan. Val-  3i De DESERTEUR, Valcour. Wel zo , mama, 't is dan een trouw van uw hertelling!.. 'k Wed, dat het meisje d'echt niet aanga, zonder kwelling. Zy mint haar' vryer niet- Zeg, doet ze wel ? Mev. Luzere. Ik meen, Dat zy hem teder mint. Valcour. Zy hem beminnen!... Neen. Zy beeldt het zich maar in... 't Zou wel gebeuren kunnen, Dat zy hem koeltjes minde, en 't voorrecht zal ver» gunnen, Van haar' gemaal te zyn, alleen, door dien een man Een zaak van veel gemak, natuurlyk , wezen kan: Maar nimmer zal zy hem zo tederlyk beminnen, Als ik, by voorbeeld, door een menigte vriendinnen En lieve meisjes, werd begutnligd en onthaald. Mev. Luzere, glimlagcbende. Waarfchynlyk hebt gy haar die gunften mild betaald. DERDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Saint Franc, Valcour, Clarissa. Claris fa groet zeer beleefd, en begeeft zich, met mérgeflaagen cogen, aan de zyde baarer moeder. DValcour, naar Clarisfa tredende. aar is ze, wier aanvallge en hartbetovrende oogen Nooit misfen... Welk een jeugd! wat fchoonheid! Wat vermogen Moet zy op ieder hart niet hebben! Nu, majoor!... Zy komt, hoe meer ik haar befchouw,mealfchooner voor. Myn tegenwoordigheid ontgloeit haar fchoone wangen. Hoe  T O Ü N F. E L S P R L. 33 Hoe zacht is haare hand I.. Ik moet hm het verlangen, Dar ze in myn hart verwc tt.. >. Hy ttii.' baare band kutfen. Clarissa, baai t baai voeg lukkende. Spaar, bidde :k u, myn Heer, Voor andren dat bewys van achting en van oer. Mev. Lozere. Wat meer befcheidenheid, Heer officier... Valcoo r, lugtig. Naar 'k reken , Acht men zich hier gehoond, door 'tminfte liefdeteken!.. Neen, zulk een beusling wordt ons nimmermeer ontzeid. Mcjuffer, zie me eens aan Toon wat meer tederheid. Ik ben geen duitfeher, geen dier zotte en lompe fnaaken, Die't meisje, al zuchtende, op tien fchreeden nauwlyks, Ik ben een franschman, die... (naaken. clarissa; Dat blykt myn Heer. St. Franc, op een' deftigen toon. , . Myn vrind, Daar onze natie zich, door u , beledigd vindt, _ . Indien ge u kwalyk draagt, zo toonu meer omzichtig. Ze is reeds in kwaad gerucht... Maak u niet medeplichtig. Aan de oorzaak haarer blaam. Gy moet... Valcour. Met al myn ziel Deez fchoone aanbidden. Ach! wat fchoonheid me ooit beviel, Deze is veel fchooner, veel volmaakter in myne oogen... Wat fpeclt 'er niet een zacht, een liefFelyk vermogen, Ondanks de fierheid van haare oogen, in 't gelaat!.. De moedigde officier, wat hy ook wederflaat, Kan dit niet wederflaan. Op St. Franc wyzende. Hy, om u dit te toonen, G Gg*  34 De DESERTEUR, Gevoelt, zo wel als ik... maar, 2011't my kunnenhoonen Dat ik de natie hier verbeeldde ?.. integendeel... Dat voorrecht ftaat my aan ,'t behaagt me veels te veel... Men kan, in myne liefde en myn gedrag, befchouwen, Hoe juist de Franfchen zyn, in't ff uk van fchoone vrouZy zyn het, die alken de kunst volmaakt verdaan, (wen. Om, in den besten fmaak, met vrouwen om te gaan, Den lof der fchoonheid, naar verdienden, te vereeren En anderen het fyn der minnekunst te leeren. Hun harten zyn alleen gefchikt voor minnepyn. (zyn; Die fchoonheid kennen zal, moet eerst een franschman Zulk een kan u met recht verdienen, niemant anders En nu, gy trouwt... en wien ?.. een' uwer vaderlanders, Een' duitfcher, del ik vast... lagchende. Een duitfcher! 'k Liep gevaar, Jaloers te worden, zo ik iemant anders waar'. St. Franc. Staak, ftaak uw zotterny en buitenfpoorigheden. Kom, laat dit huisgezin, 't welk gy verveelt, met vreden. Valcour. Hoe lastig zyt gy! St. Franc. Kom, wy hebben fchier geen' tyd. Valcour. Zo is 't; want morgen kon ik fneuvlen, in den ftryd, En dan was alles uit.. .Men moet, op myne jaaren, (Dit merkt gy zeer wel op) den tyd niet laaten vaaren. Het voegt geen' militair, dat hy den burgertrant, In 't vryen, navolg.... weg datachthy zich totfchand'. St. Franc. Een zaak van meer belang, dan deze zotternyen, Roept ons 't is overtyd. Valcour, zich een weinig laatende •voorttrekken. Waar wilt ge me toch leijen. Zyn  TOONEELSPEL, 3? Zyn gezicht naar Claris/a wendende. Waarachtig ridder, dit bekoorlyk fchepzel ziet Of kent de waarde van haare eige fchoonheid niet!... Nooit kwam, in Frankryk, zulk een fchoonheid my te vooren.... En zou dit meisje, dat een' franschman kan bekooren, Met zulk een houding, zulk een' ongeleenden fchyn Van edelheid en jeugd, een ieders gading zyn ? Pit zeg 't, in 't openbaar, en wil 'er borg voor wezen, Dat haar natuur en liefde alleen heeft uitgeleezen, Voor een' rechtfchapen, voor een franfchen officier. St. Franc, hem wegtrekkende. Wilt gy dien naam volftrekt doen basten ?.. Ga van hier. Ga met me,of,op myneeer'lgy zult my toornig maaken.... Nu , aarzel niet Valcour Valcour, tegen Claris/a. Gy ziet, men komt my fchaaken.. VIERDE TOONEEL. Mev. Luzere, Clarissa. WClarissa. at zotskap! ..Iseen mensch,zo los en woest van aart' Den rang van officier, van hoofd des volks welwaard! Mev. Luzere. Op deze wyze doen ze een' weereloozen zwichten, Door onbefcheid Wat zal de minder niet verrichten, Wanneer de hoofden dus te werk gaan ? Clarissa. De oude Heer Scheen my een' man te zyn van achtbaarheid en eer. VYFDE TOONEEL. Mev. Luzere, Clarissa, Durimel. sVf Durimel, ter zyde. xS u zyn ze weg Ik zie het oogenblik geboren, C 2 't Geen  36 De DESERTEUR, 't Geenik,metongeduld,verwachtte....Ikzalnu hooren.,.. Mev. Luzere, hem gewaar wordende en zacht fpreekende. Och onvoorzichtige! Ga, Durimel, ga heen.,. Clarissa. Wat zegt gy moeder ? Mev. Luzere, met verlegenheid. Niets myn kind. Tegen Durimel. Laat ons alleen.. Clarissa. Ik merk wel, dat gy iets, opzetlyk, hebt verzweegen. En gy ook Durimel.... Gy fchynt my zo verlegen... Gy maakt my ongerust. Waarom toch wilde gy Uw'landgenooten niet te woord ftaan, nevens my ? Waarom verbergt gy u?...Gy weet het,wy zyn vrouwen. Uw tegenswoordigheid hadt hen ligt wederhouên.... Durimel, driftig. Hoe wederhouden! hoe! dorst men iets onderdaan ?.,. Bezadigder. 'k Had uw verkiezing gaarne, in dit geval, voldaan.... Mev. Luzere. Myn Dochter, denkt gy nietaan'tgeeneiku, tevooren, Gezeid heb?.. Immers zoudt gy Durimel niet ftooren, In 't geen hy doen wilde.... Och, ik bid u, houd u ftil, En laat hem toch begaan, in alles wat hy wil!.. Gy weet wel, dat myn hart niets doen zal, niets bedekken, Ten zy het, tot uw best en zyn geluk, kan ftrekken. Clarissa, zich voor haare moeder buigende. Myn hatt, verzekerd van uw liefde en tederheid, Is, tot al 't geen gy van my vordren moogt, bereid. Mev. Luzere, ben by de banden neemende. Myn kinders, komt, omhelst elkandren, voor myneoo» gen.... Omhelst uw moeder ook De hemel wil gedoogen, Dat  TOONEEL SPEL, 37 Dat ieder tydftip van uw leeven, u en my, Een nieuw geluk verfcbaffe, en fteeds gezegend zy ! Verdient in üwen echt des hemels welbehaagen, Door hem twee harten, die hem eeren, op te draagen, Twee harten, t'zaam vereend door d'allerfterkften band. Durimel, met ernst. Clarisfa! Mev. Luzere, de bandbaarer Dochter neemende , en die aan Durimel geevende. Durimel, ontfang haar van myn hand. Clarissa, met tederheid, Ontfang my.... en myn hart. Durimel, droevig. Och, mogt ik ondervinden, Dat gy, die myn geluk voltooit, door dit vetbinden, Het uwe tevens mogt verzekeren! .. .'t Zy my fmart Of vreugd bejegen', wat myn lot ook zy, dit hart, Dit hart zal, tot ik fterve, uw beider beeld bewaaren. Clarissa, aangedaan. Och! Durimel wat kan, wat mag u toch bezwaaren ? Op welk een wyze fpreekt gy van uw derven! Ach Myn dierbre vriend, wat kwaad vermoedt ge?. ...Is deze dag Gefchikt, (of is u 'teen of't ander kwaad gebleeken?) Om my, zo treurig ,van het uur des doods te fpreekenf ZESDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Clarissa, Durimel, V alcour. Valcour is , Jluipende, ingekomen, om haar te verras/en. Valcour, ter zyde, op bet einde van het BTooneel. en dien majoor, zo oud als lastig, toch ontgaan. Schiehk toeloopende. C 3 Wel  33 De DESERTEUR, Wel nu.... die duitfcher ftaat my nog al reedlyk aan. Waarachtig!.. zag ik 't niet, ik zou 't niet kunnen denken. Mev. Luzere, verfcbrikt, ler zyde. ó Hemel, wil aan hem toch uw befcherming fchenken. Valcour, op eene verwaande wyze. Maar, is het op die wys, dat men my handlen moet, En ginder, als aan 't eind der waereld, woonen doet By de Antipoden?... Hoor Mevrouw,en laaturaaden; Zo gy my tergt en kwelt, zou zulks u 't meeste fchaa- den: Ik ftond 'er op, dat wy, volftrekt niet verr' van een, Gefcheiden zouden zyn en nu.... Waar wil dit heen ?.. My, zo medogenloos, te handlen !...Mag dit wezen? Om Durimel beenloopende, en hem befcbouwende. Maar zeker, is hy 't zelf? Is dit nu de uitgeleezen, Is dit de minnaar ?... Wel, naar d'uitterlyken fchyn, Heeft hy een te edel air, om van het bloed te zyn Der Duitfchers.... Ik begin te twyfden,... te gelooven, Dat hy gevaarlyk is. Tegen Durimel. Denkt gy me, in ernst, te ontrooven Dit lieve meisje ?... Neen, dat zal u misfen, vrind, Mistrouw uw' kans, zo lang gy myns gelyken vindt. Mev. Luzere". Heer officier, gedraag u heuschlyk en befcheiden. Dit voegt geen' man van eer,... Ik heb u doen bereiden Een kamer, waar ge u kunt vermaaken, naar- uw' lust; Begeef u daar, en laat myn huisgezin in rust. Valcour. (nen. Neen,neen,Mevrouw, gy moet me,in dit geval, verfchooWy willen nergens, dan in 't kleine hartje, woonen Van dit bevallig kind, en, daar in, ongefloord, En tegens uwen dank, ons houden, zo 't behoort.... Ons komt het voorrecht toe, om harten te overwinnen; Wy zyn het, die alleen bemind zyn en beminnen, En, op dat voorrecht, zeer jaloers zyn.... De  TOONEELSPEL. 39 De hand van Claris/a neemende. Zie my aan, Myn fchoone! ...Voor uw oog ziet gy een' minnaar ftaan, Ten uitterften verliefd op uwe aantrekklykheden... Zo ik een kroon verwierf,'k nam ze, om geene andre reden, Dan dat ze voegen zou by zulk een fchoon gelaat. Clarissa, haare hand willende te rugtrekken. Gy zyt ten uitterfte onverdraaglyk , in der daad! Weet gy wel,dat men dus uw' omgang moet mistrouwen? 'k Begin u reeds, met fchrik en afkeer, te befchouwen. Valcour. Met afkeer!... Nu ik vind dat woord, waarachtig, zoet: 't Verdient wel iets.... Haar willende kus/en. Clarissa, hem afweerende. Laat my met vreden. Valcour. Ja, 'tis goed; Ik ken die loopjes wel. Mev. Luzere, naar Valcour gaande. Gy fchynt uw' plicht vergeeten.... Valcour, tegen Durimel, die zich tusfchen beide ftelt. Wat zal die opflag.... Wat die houding my doen weeten ? Durimel eenigtrmaate met fierheid. Verg my geen antwoord af. Valcour. Myn Heer, aanftaande man, Toont gy u onbeleefd ?... Durimel. Beticht u zelv' daar Yan; En zo dit kleed u niet ftourmoedig,.. Valcour. Hoe zal 't wezen! Hy dreigt my, op myne eer'!.. De man fchynt niet te vreezen. C 4 'tl*  4o De DESERTEUR, 'tls vast geen duitfcher ....'tis.... ja'tis, naar alten fchyn , Een onzer landslui... Zeg, zoudt ge ook een franschman zyn ? Mev. Luzere, Durimel by den arm neemende. Ga heen toch Durimel! Verlaat ons. Durimel. Zo gedrongen, Genoopt totzwygen..., 't Bloed ontroert me.... Ik word Valcour, met verfmaading. (gedwongen... Hy ruimt voor my de baan !... Dit vind ik zeker vreemd!.. Indien die hupze knaap, te roekloos, onderneemt, Zich op het bruiloftfeest (het geen ik niet wil hoopcn) Te toonen, zou hy 't ftuk zo wel niet af zien loopen.,. Maar neen Mevrouw..,. Hy bly v'... Zyn houding, zyne Ik moet hern fpreeken, (dein... Hy gaat naar Durimel. Mev. Luzere, Durimel een teken geevende, om te zwygen. Ga, Clarisfa, ga met hem. Clarissa , bewoogen, Durimel onder den arm neemende. Ter zyde. Mag hem die blaauwe rok dan zo vermetelmaaken?.,. Kom waarde Durimel. Valcour, zicb omkeerende en Clarisfa naloopende. Gy moet dat opzet rtaaken, Myn fchoone, vlucht niet, blyf.... Mev. Luzere, Valcour met kracht wederhoudende en met verontwaardiging. Vergeet ge uw' plicht en eer, En weet gy niet, dat ge in myn wooning zyt myn Heer? Wat recht toch hebt gy hier ?... Door u zo ruw te toonen, Zul t gy u w' rang en daat, meer dan ge u inbeeld t, hoonen. Durimel, heengaande. •k Hoop, dat 'er eenmaal toch zo waard een oogenblik Mag komen, om dien hoon te draden.,. Waar in ik... Z E-.  TOONEELSPEL. 41 ZEVENDE TOONEEL. Mevrouw Lozere, Valcour , nog gedurig tegengehouden. *i\ ,f Valcour. JA laar 'k bidde u, wil rny toch,eens fchielyk, openbaaren, Of wy elkandren dus den oorlog niet verklaaren ? Ten minden toont ge u derk.... Mev. Luzere, op haare voorige wyze Jpreekende, Myn Heer, dit is 'er van, Dat ik u voor geen' man van eer erkennen kan. Ik zal my, openlyk, van uw gedrag beklaagen. Valcour, op een' losfen toon. Dit is te zeggen, dat gy 't al zult doen gewaagen Van 's meisjes fchoonheid en van myne zegepraal... Maar zulk een beuzelwerk verdient dat zulk pnthaa r\. Poog aan der Franfchen aart een weinig toe te geeven ... •k Heb naauwlyks,met myn magt,my voor de dad be't Capituleeren is nog verre af, als gy ziet. (geeven, Mev. Luzere. Voor zulk een taal, myn Heer, weet ik het antwoord met. Ga bidde ik u, en houdt, wel ernrtig, in gedachten, Dat wy 't, voor een der grootde en zwaarte plaagen, achten Een' mensen»'zo ruw als gy, te ontfangen in ons huis. ACHTSTE TOONEEL. WValcour, alleen. at maakt dat vrouwvolk toch een ysfelyk gedruis Op'teerde abord! ...Zy zyn opttuivende en vol woede, Maar worden, gaande wegs, zachtzinnig ,wel te moede, Zo zoet,zo mak,dat men 'er fchier van walgen kan... Maar dit origineel, die haast getrouwde man..... C f 1  42 De DESERTEUR, 't Zal vast een vluchteling van zyn religie wezen... Die arme duivel!.. 'k Wil hem evenwel doen vreezen'; Maar 't moet hem 't leeven toch niet kosten.... Zeker neen... (heen> Hy trouwe en zwerv' door deez' bedompten land (treek Het lust me alleen myn' rol, wat verder, uit te fpeelen... Het zoude ons, op myne eer! in 't guarnifoen verveelen, Indien men altyd ftil of diep te peinzen zat, En niet het eene fpel of't ander voor zich hadt. Einde mn bet Tweede Bedryf. DER-  TOONEELSPEL. 43 DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Saint Franc, Mevrouw Lüzere. ISt. F r a n c. k bid u, wil het toch myn'jongen vriend vergeeven, Indien hy iets miszegd mogt hebben of misdreeven! Hoe onbedacht hy fchyn', zyne inborst is niet kwaad; Ma*r komende eerst van 'thof, daar wulpsheid aardig ftaat, Trekt hy de vryheid, in der Franfchen trant en zeden, Te verre en rekent zelfs zyn buitenfpoongheden Gc-oorloofd; maar, doordien ik zyn gevoelens ken, Van de eerhkheid zyns harts volftrekt verzekerd ben, En hoe hy, nu en dan, naar reden fcheen te hooren, Beloof ik u , Mevrouw, dat hy uw rust met ftooren, En niets bedry ven zal, dat in 't vervolg.... Mev. Luzere. Myn Heer; Spreek, bid ik u, van 'tgeen gebeurd is nu niet meer. Uw heusheid doet ons zyn losbandigheid yergeeten... Wy zouden van den last des oorlogs minder weeten, Zo alle de officiers, in zedigheid en deugd, JNaar u geleeken. St. Franc. ' t ï s eene onbezonne j eugd, Die zich van de ernftigfte en meest wezenlyke zaakeii, Als die van ons beroep, niet fchroomt een ipel te maaken, Daarwy, hoe d'uitflag ons begunftig , menigmaal, De traanen voegen by den glans der zegepraal, fvak zeker hard genoeg, zich doof en onbezweeken Te houden, als natuur en medelyden fpree.ien In 't hevigst van den flag, al volgt m', in vredenstyd, Die zelfde noodwet niet... Wateischtvauonsdeftryd, Wat vordert de oorlog niet al wreede en drenge plichten, Die ik, ter naauwernood ftilzwygend, kan verrichten  44 De DESERTEUR, En, regens mynen wil, alleenelyk betracht, (wacht! Door dien de vorst, voor 't volk, van my een' voorbeeld Ik moet die harde wet, ondanks myn hart', volbrengen. Hy , die, door mynen arm, der volken bloed laat plengen, Is, voor 't onfeilbaar voor het opperde gericht, Eens rekenschap van 't geen hy ons beveelt verplicht; Maar ik, 1'choon ik volbreng 't geen my wordt voorgefchreeven, Ik voel, in myne ziel," de menschlykheid nog leeven, Een fterker drift tot vrede, als ge u verbeelden kunt, By ieder oogenblik, dat men ons rust vergunt. Myn ziel wenscht,om iets groots, iets edels uittevoeren. Ik poog het menschdom, dat ik, fchuldloos,hielp ontroeren , ' re ontru k ken aan al 't leed, het geen 't reeds ly dt of vreest, Waar van ik, blindelings, het werktuig ben geweest; ' En zou dan de oorlog, door zyn bloedige tooneelen, 't Gevoelig hart, Mevrouw, in 't einde, niet verveelen, Daar men de rampen voelt, die hy ons fteeds bereidt? Mev. Luzere. Met zulk een edel hart als 't uwe, al de yslykheid Des oorlogs aan te zien... Ach, hoe veel fchreijende oogen Heeft men u dan al niet, meêlydend, afzien droogen! Hoe veele wonden niet geneezen ! Hoe veel fmatt En leed verbreeken!. ..Maar, met zulk een edel hart, Moet gy gelukkig zyn; want dit, dit moet men wezen,' Zo dra men vuurig wensch', te troosten, te geneezen' Te redden, wel te doen... St. Franc. 'k Heb, van myn jeugd af aan, Naar maate ik ouder werd, myn noodlot nagegaan , Den ftaat der zaaken,zo veelmooglyk,overwoogen... 'k Ben, door den tegenfpoed, ten oorloge opgetoogen; Gewoonte heeft my, in den moeijelyken plicht Des oorlogs, by vervolg, geleerd en onderricht; De hemel deedt my, met gewenschten uitdag, ftryden, En,  TOONEELSPEL. 4J En, ondertusfcheil, durf, noch kan ik u belyden, Dat ik gelukkig was, ten zy ik voor geluk Moest houden, dat men zich, in tegenfpoed en druk, Ver boven 't lot verheff! Mev. Luzere. 't Komt my, nochtans, te vooren, Dat hy ,wien zulk een rang, als de uw is, zy befchooren, Zich, boven anderen, zeer veel bevoorrecht ziet,., 't Ontbreekt een' officier, naar myn gedachten, met, Om zich, zeer dikwyls,groots en trefriyk,te onderfcheiden. St. Franc. 't Is zo,dit voorrecht fchynt de krygsdiehst te bereiden, Ter fpade erkentnis , voor een' afgemat foldaat... *k Ben, van dien laagen, dien zo min gefchatten daat, Tot rang van officier, dien ik thans voer, verheven: Een ander regiment, dan 't geen my 't eerst bcdreeyen En kundig maakte in 't geen men in den dienst verricht, Sints vyf jaar ingelyfd — By 't oeffnen van myn' plicht, Schier de eem'gfte,onder hen,die aan myn zyde vielen, Den dood ontkomende, verwierf ik, na 't vermelen Der vyandlyke magt, die lauwren, uit den ftryd , Waar mede ik, buiten fchuld, den redenloozen nyd Gewekt hebbe en getergd Toen zag ik my verheffen. Ik wierd majoor, Mevrouw; maar gy kunt niet bezeffen, Met hoe veel moeite en zorg, ik dezen post bekwam; Wat men, ten nadeel van myne opkomst, ondernam; Hoe derk ik my dien rang, van veelen, zag benyden, En met wat vyand ik te doen kreeg en te dryden: Een' vyand, wreeder dan dien ik verwonnen had!.. De colonel heeft lang een' wangunst opgevat (bleeken, Voor mynen rang. Hy haat me, en 't is me,al lang,geDat hy geen' tyd verzuimt, waar in hy my een teken Kan toonen van zyn' haat, fchoon dien myn moed belacht. Valcour, wiens los gedrag hem, menigmaal, veracht Of onëerwaardig maakt, verfoeit zyns vaders zeden; Zyn hart is edel, kent geen laage onredelykheden:  46 De DESERTEUR, Dit heeft hy, menigmaal, aan my betoond,Mevrouw, 'k Ben veel, zeer veel verplicht aan zyn beproefde trouw: Maar, kunt gy denken, na 't geen ik u heb doen hooren, Dat zommige officiers, die, edeler geboren Dan ik ,hunn' rang alleen aan de afkomst zyn verplicht, My aan hun zyde zien, met een vernoegd gezicht? 'k Hoor hen, zo menigmaal, al momplende, my noemen „Soldaat van het fortuin". Zy, 'k zeg het zonder roemen, Zy denken aan 'tgeflacht, waar uit ik ben verwekt, Maar aan geen wonden, waar deez borst mede is bedekt. Mev. Lozeke. Hoe! is ook de afgunst in een maatfchappy te vinden, Waar de eer, die d'een' verbindt, ook d'andren moet verbinden, Waar men het vaderland, het zelfde voorwerp, dient ? Verbandt daar de afgunst ooit den dierbren naam van St. Franc. vriend? Dit alles, meer dan dit, zoude ik gerust verdraagen, Zat aan dit hart, Mevrouw , geen banger leed te knaagen. Ik draag, met ryp beraad, eene onrechtvaardigheid, Die, niet dan al te veel, door 't menschdom is verfpreid. 'k Heb, reeds voor lang, met ernst en moediglyk,bef)ooten, Om my aan 't laf gevolg der afgunst niet'te dooten; Maar, of ik het verzwyge of openbaar', dit hart Verteert fchier in zichzelv', van een verborgen fmart En wezenlyk verdriet, die uit geene eerzucht fpruiten, Maar die natuur verwekt. ..'k Zal my niet verder uiten. Vergeef het my Mevrouw ! Myn ziel heeft niet bezeft, Dat ik alleenlyk fpreek van 't geen my zelv' betreft. De klagt eens vaders moet uw dille rust niet rtooren. 'k Moet u de fmerten, die ik doorda, niet doen hooren. Gy fchynt gelukkig, en bezit een deugdzaam kind, Waar in ge al uwe vreugde, al uw genoegen vindt; Het uur, om haar geluk en 't uwe te volmaaken, Schynt u, naar beider wensch,op dezen dag, tenaaken. Ze is fchoon, haare inborst fchynt zachtmoedig en oprecht. Gy,  TOO NEELSPEL. 47 Gy,die haar welvaart zoekt, gy fchikt haar tot den echt; Draag zorg, Mevrouw, draag zorg, een' waardig man te kiezen. Hoe fmertlyk zou't u zyn, zo de echt haar deedt verliezen AH' die geneuchtens, die het lot haar nu bereidt! Mev. Luzere. Dejongling, dien zy mint, verdient haar tederheid. Gelukkig, dat ze een' man van onbefproken zeden, En die te roemen is, om zyn hoedanigheden, Van myne hand, ontfangt!.. En, fchoon hy minder goed, Dan zy, bezit, myn Heer, zyn deugdelyk gemoed Maakt hem, veel ryker dan myn dochter, in myne oogen. St. Franc. Gy kent zyn zeden dan ? Mev. Luzere. Ik acht my niet bedroogen, Die,zeven jaaren lang, 't gedrag diens braaven mensch Lofwaardig vondt. St. Franc. Hy mint, hy acht u? Mev. Luzere. Ja- Ik wensch Geen hoogere achting, fchoon 'k zyn moeder waar', te ont'St. Franc. (tangen. Hy moet gelukkig zyn!... Voldoe aan hun verlangen, En ondervind het heil, 't geen ge in dien echt voorziet! Mev. Luzere, zuchtende. Helaas! myn Heer, 't geluk bepaalt zich altyd niet Aan d'uiterlyken fchyn....Hoe groot ook dit moog fchynen, Daar is,daar blyft nog iets,dat myne ziel doet kwynen. Elk heeft zyn rampen, en, naar maate die in 't hart Verborgen blyven, is de knaaging onzer fmart Ook fcherper... St. Franc. Hoe Mevrouw !.. Mev.  48 Dê DESERTEUR, Mev. Luzere, eenigzins verleger.. Niet zelden heett men reden t Om niet te fpreeken van de naare angstvalligheden Der ziele.... En is 't niet zo, dat men, niet van den fchyn i Maar de inborst van een' vriend, eerst overtuigd moet zyn, Voor dat men onderneemt, den zei ven raad te vraagen? Gy denkt.... St. Franc. Ik weet, Mevrouw , hoe'thart,geneigd totklaagen , Naar een' getrouwen vriend,tot fmertverligting, tracht. Dit hart, gelyk uw hart, zou gaarne zyne klagt, In dat van eenen vriend, uitftorten; maar, hoe zelden Vindt men zo trouw een'vriend,wienmen,gerust,kan melden 't Geen onze zielen grieft! 'k Vind ,by het aantal van All' myn bekenden , fchier geen een' vertrouwlyk man. 'k Heb, die 'k myn vrienden achtte,alreeds in'tgrafziea d aaien. En welkeen voordeel toch, wat troost zoude ik behaalen, Indien ik andren zocht, en dat wel, daar het graf, Wel haast, myn deel zal zyn?. ,."k Zie van een oog* merk af, Dat, kort van duur.my niets vertroostlyks kan verkenen.. Waar ik myne oogen 11a, helaas! rondom my heenen, Ontmoet ik niemant, dan een' wreeveligen (loet Van mededingers naar den rang, dien ik, met bloed, Gekocht hcbbe, of een' reeks van losfe jongelingen, Die enkel naar vermaak en ydelheden dingen. Geen van hun allen is my zo veel aandacht waard, Dat ik hem melden zou 't geen myne ziel bezwaart. Maar gy zyt moeder, dus moogt ge, in vertrouwen, fpreeGelyk ik fpreekeu zal. (ken, Na een nsfeinig Jïüzwygen. 't Is niemant nog gebkeken Waarom, ik kwynendc en bedrukt, myn leeven flyty En dit is alles, wat m'aan myn gedrag vetwyt, En  TOÖNEELSPËL. 4£* En ook verwyten kan... 'k Ben, waarlyk, te beklaagem De aanzienelyke rang, die my werdt opgedraagen , Wat eer en wat vermaak hy ook aan andren biedt, Verleent myn ziel het waar, het recht genoegen niet. Ik heb een' zoon gehad, dien, toen hy werdt geboren; Niets, dan het geen natuur aan hem gaf, fcheen befchooren; 'k Had niets, dan traanen, ter befchreijing van zyn lot. En nu 'k, gelukkiger, my, in het waard genot Van dien beminden zoon, nog zou verheugen kunnen, Zyn' ftaat verbeteren, nu wil my 't lot niet gunnen, Dat ik dien zoon omhelze. Ik weet niet, waar hy is. .< Dan, waar ik ga of (la, 'k voer zyn gedachtenis Steeds met me... Als erfgenaam van myne tegenfpoeden, Heeft hy zich,tot den dienst des oorlogs, op zien voeden. Hy kwam in 't regiment, waar over ik gebie; En nu.. .Zodra ik een' van myn foldaaten zie, Meen ik, in houding, in geftalte of wezenstrekken , Den zoon, dien ik beween, in elk van hun te ontdekken. Dit denkbeeld maakt, dat ik hen liefhebbe.. .Och Mevrouw, (fchouw. Myn zoon leeft moglyk nog, fchoon ik hem niet aanMisfchien, dat hy een bang en zeer behoeftig leeven Moet leiden!.. maar (kan ik dit zeggen, zonder beeven!) 'k Heb hem verlooren, en, op zulk een wys, dat ik Voor zyn te rugkomst,fchoon 'k die wenfche,beeveeii Mev. Luzer Ei (fchrik.Zo deelt gy in den ftaat en 't noodlot van foldaaten, Die ongelukkig ?.. St. Franc. Och Mevrouw, kan ik dit laaien, Daar ik genootzaakt ben, myn' zoon te tellen by Beklaagenswaardigen! Helaas! Mev. Luzerê. Myn Heer, gun my, Dat ik aan u myn harte ontdekke, zonder fchroomen! De hemel heeft u hier,tot myn behoud, doen komen... Gy noemt mv moeder, en ik ben het in der daad. ; ' D Myn1  fo De DESERTEUR, Myn hart brandt van begeerte, en haakt naar uwen raad t Betrouwen is, fomtyds, vermengd met veel gevaaren Maar,dit vermoeden kan myn hart niet meer bezwaaren' hel2yt' myn Heer'die 't betrouwen leert.." Ontdekken61 Sr°0t Seh£'m' dC droefheid' dIe my dee", St. Franc. Ja Mevrouw... Ee'n leere en één gevoelen Van openhartigheid, 't fchynt al daarop te doelen Dat wy eikanderen verklaaren , al het geen Ons wedervoer... Moet ik u op myne eer ?., Mev. Luzere. t| ., . . 6 Neen. Uw ziele, uw harte is in uw heusch gelaat te kezen. L we openhartigheid doet me onbekommerd wezen Meedoogend, edel mensch, deel, deel in myn verdriet» Geleid me, ontzeg my toch uwe onderrichting niet' Verlicht de lasten, die myn zorgend hart verdrukken' k Wist, voor dat gy hier kwaamt, nog van geene ongelukken ; Maar nu helaas.' ken ik, byna, my zelf niet meer... JJen jongling, die myn kind zal trouwen, hem, myn Heer Uien ik als zoon, uit al myn harte, wensch te onttj fan§en' (gen'' Hem, hem fchynt nu de dood reeds boven 't hoofd te hanJJurf ik zyn deerlyk lot verbaakn?.. St. Franc. Vaar toch voort... „ Mev. Luzere. Helaas! behoed hem toch! Hy is... Och wie verdoort. TWEEDE TOONEEL. Mev. Luzere, Saint Franc, Clarissa. »T-T Clarissa, met groote ontroering. ö i JLemel! hemel help! och help hem dierbre moeder f ö Rié-  TÖONEËLSPÊL. 5* o Ridder.... Sta hem by!.. Verftrek hem ten behoeder! Zy valt. Mev. Luzere, haar opheffende. Wat is 'er toch gebeurd ?.. St. Franc, Ik bid u, fpreek! Schep moed! Clarissa, met moeitefpreekende. Een wacht haalt Durimel . .Zo gy hem niet behoedt.. * Mev. Lüzeuë. è Hemel! Cïarissa, fcbreijende. Och, ik zag die wreeden binnen komen. % Zy hebben Durimel vermeesterd, weggenomen, En, dooreen' ganfchen hoop van menfchen, heengevoerd, 'k Liep, vruchtloos, tot zyn hulp...Tot in myn ziele ontroerd, Aanfchouwde ik, hoe hy zich, dilzwygend,heen liet leiden! Geen zucht ontviel hem. Hy gedroeg zich zo befcheiden, Als of hy fchuldig was... Mev. Luzere , vallende aan de voeten van St. Franc, die haar geen' tyd laat, om geknield te blyven. Myn Heer, da ons toch by, Spoed u ter zyner hulp !.. Door uw gezag zult gy Hem redden kunnen. Deel, deel toch in zyn belangen \ Indien gy wist... St. Franc. Hy zal myn' hulp en raad ontfangen. Maar, 'k fmeek u, breng, vooraf, 't verhaal ten einde! Mev. Luzere. Ik zal.... Myn lieve Dochter ga... Dit onverhoeds geval Ontroert me... Laat ons hier een oogenblik...'t Verwerven Van uw gehoorzaamheid... Clarissa, zuchtende en ontroerd heengaande. Ik zal, van hartzeer, derven^ D a Zo  5-2 De DESERTEUR, Zo deez bedektheid, die ik, waarlyk, niet verdien, Nog langer duure, en ik dit alles aan moet zien. DERDE TOONEEL. Saint Franc, Mevrouw Lozere. Mev. Luzere, St. Franc by de band neemende, brengt bem voor op het Tooneel, en [preekt met eene zachte en fmeekende Jlem. „ \/ (man wezen ! k v ertrouw me aan u myn Heer. Wil toch myn' raadsHoor, of myn angdig hart geen reden hebb' tot vreezen' ... Hoe werdt diejongling, in zyn fchuilplaats, toch'beHy, voor wien ik u bad, is uit uw regiment, (kend ?.. Hy is een Deferteur... St. Franc. Kan 't waar zyn ? Mev. Luzere. T . Ach, zyn leeven Is in gevaar, zo gy.... St. Franc. Mevrouw, gy doet my beeven! Gy fcheurt my 't hart! Mev. Luzere. Tr , , Mag ik my op uw'hulp en raad Verlaaten!.. St. Franc. Myne ziele is in veel erger daat, Dan de uwe... Zo gy wist, wat angden haar verfcheuren... Mev. Luzere. Gy hoort de menschlykheid in uwen boezem treuren; Zy is het, die, haar ftem verheffende, aldus pleit Voor Durimel. St. Franc. 't Is zo; maar toch met onderfcheid. Bedrieg u niet! Helaas! geen louter mededoogen Heeft,  TOONEELSPEL.j'3 Heeft in myn hart alleen dat kennelyk vermogen, Een leevendiger drift, meer dringende, meer zacht, Verbindt me aan dit geval. Hoe menigmaalen bragt Het lot eens Deferteurs de naarfte angstvalligheden, In myne ziel, teweeg!.. Wat heb ik dan geleeden!.. Maar 't is geen tyd meer, dat ik zwyge! ... Och ik betreur, In myn' verlooren zoon, Mevrouw, een' Deferteur. Nooit kwam my iemant dier ellendigen te vooren, Of al myn bloed verftyfde. Ik kon hem zien noch hooren, Of ik verbeeldde my, myn' eigen zoon te zien... Zoude ik my wederom bedriegen ?... Zou 'k misfchien, Gelyk voorheen mis leid, uit vrees, verkeerdlyk gisfen ?.. Gy weet, hoe zwaar 't my vall' ,myn' waarden zoon te misfen, ó Hemel! en hoe groot myn wensch en vreeze zy, Om hem te zien!.. Mev. Luzere, Myn Heer, och, wat ontdekt ge aan my! Wat baart my dit een vreemden wonderlyk vermoe'den!... De braave jongling, dien de hemel wil behoeden! Is eens foldaaten zoon. ..en opgebragt, myn Heer, In onze leer... Hy is uit Langedoc... St. Franc. Niet meer.. Houd op Mevrouw.... Ik beef!... Wat komt my hier te vooren! Wat zegt ge my! 'k Ben ook in Langedoc geboren... Maar 'k durf u, voor als nog, in deze ontdekking, niet Gelooven... In myn hartheerschtblydfchapen verdriet... Ik kan de onzekerheid, die my vervult, niet draagen... Ik loop, ik vlieg naar hem. VIERDE TOONEEL. Mev. Luzere, alleen. ó Hemel hoor my klaagen! D 3 Ver-  ƒ4 De DESERTEUR, Verleen me, in dezen ftryd,en de angften van myn hart, Uw' byftand,of myn ziel bezwykt voor zo veel fmart. vyfde tooneel. Mev. Lozere, Clarissa. MClarissa. yn lievemoederhelpme!....AH'myne leden beeven. 'k Moet fchreijen... Mev. Luzere. Poog uw hart wat beter moed te geeven. Clarissa. Raadt gy my dit, in zulk een zorglyk oogenblik!... Gy zyt zo veel verbleekt, zo veel onfteld, als ik. Mev. Luzere. Laat, wreede dochter, laat me een weinig adem haaien! Gy, gy verzwaart myn'fchrik... Clarissa. Wil toch niet langer draalen! Ontdek me, zeg me toch, waarom men hem vervoert!... Hy fprak, met zo veel fchroom; zyn hart fcheen zo ontroerd ; Hy heeft, met woorden, zo gezocht, zo afgebroken, Van zyne liefde, van zyn dankbaarheid, gefproken! Hy fcheen denzelfden niet, die hy te vooren was. Hieldt gy my, voor zo blind, dat ik de zorg niet las, Die uit uw weezen fcheen ? Wat moet ik hier van gisfen ? Zelfs de oude Ridder fcheen my vol bekommernisfen; Hy ging, verbyderd weg, en zyn ontroerd gelaat,.. Mev. Luzere, Hy heeft zyn zorgen... Clarissa. Och! gy brengt my in een' daat Van wanhoop. Ja,gy doet my duizend dooden derven. Mev. Luzere, met eene gedwongen gerustheid. ik zeg het u nog eens, (en och, hoe menigwerven, Wilt  TOONEELSPEL. 5-5 Wilt gy, dat ik 't herhaale ?) uw argwaan zal uw leed Verdubblen. Houd a dil, vertroost u... Clarissa. Is 't niet wreed, Dat gy my, daar we ons huis vankrygslast zien omringen, Tot meer gelaatenheid, dan ik vermag, wilt dwingen! Wat al verandring wordt men overal gewaar!... Men ziet hier geen gelaat, het welk niet wild en naar En onmeêdoogend fchynt. Gy zelf houdt uwe zorgen En de angst, welke uwe ziel ontroert, voor my verborgen. Ben ik dan langer uw beminde dochter niet? Zal dus myn huwlyksfeest... Mev. Luzere. Uw Huwlyk!.. Hoiïau ziende. Wat verdriet! Wat wil toch Ho£tau ?... ZESDE TOONEEL. Mev. Luzere, Clarissa, Hoctau. Hoctau. J^fie, zie daar de myn gefprongen'. Zie nu den man, die my verfchrikklyk fcheen, bedwongen, En, gansch niet naar zyn' zin, gehandeld, zo ik meen... Wel dames, zeide ik u dit alles niet voorheen ? Ik wist wel, fchoon gydeeds het beste fcheent te hoopen, Dat het toch, eindelyk, niet beter afkon loopen Met dien Avanturier. Maar gy geloofde 't niet.... Hoe fmaakt u dit geval? Baart het ugeen verdriet, Dat gy myn' raad verwierpt?.. 't Is nu te ver gekomen.,. Hoe flrekt u dit tot eer!.. Mev. Luzere. Wat hebt gy voorgenomen ? Ga heen... Laat ons in rust; wy zyn thans in geen' rtaat, D 4 Om  56 De DESERTEUR, Om u te hooren... Ga. Wy fchrikken voor uw' raad, Hoctau. Zo weet gy dan de zaak volkomen, naar 'k kan hooren ?.., Ik kwam 'er, of ik juist befcheiden was te vooren... ?k Zag Durimel.. • Een oud fergeant van 't regiment Heeft hem, by de eerde wacht genaderd, reeds herkend» Mev. Luzere, baare dochter willende wegleiden. Ter zyde. Ramplpoedige!.. Myn kind, laat ons zyn oog ontvluchten, En niet, in 't byzyn van zo wreed eenfchepzel, zuchten. Zyn rede zal ons meer bedroeven. Laat ons gaan... Clarissa, tegenstandbiedende. Neen, waarde moeder,neen. De fmart te wcderdaan, Die myne ziel verfcheurt, die my het hart doet breeken, Is moeijelyker daad, dan hem te hooren fpreeken.. Mev. Luzere. Wensch liever, dat gy niets moogt weeten. 't Is genoeg, Dat gy het onheil hoort, al hoort gy 't niet te vroeg. Kom, wapen uwe ziel, daar toch de droeve klagten, Den rampfpoed, die ons dreigt, myn dochter,niet verzachten , Niet duiten kunnen... Toon, toon nu grootmoedigheid... TJw minnaar, die... Clarissa. Wel nu? Mev. Luzere niet kunnende fpreeken. Hoctau. Men heeft haar niet gezeid, Dat hy een Deferteur... Clarissa, zy geeft een' gil. Een Deferteur! Kan 't wezen. Myn moeder!... Hemel, dondt my zulk een lot te vreezen! Zy valt in de armen haarer moeder* Hoctau. Het is die officier, die jonge knaap, uw gast, Me-  TOONEELSPEL. ƒ7 Mevrouw, die Durimel, zofchielyk, heeft verrast... Zyn misdaad,zegt men,is,tenfpoedigfte,overwoogen; Zyn dood op morgen... Mev. Luzere, met verontwaardiging. Ga, ga daadlyk uit myne oogen, Wraakzuchtig mensch, dat uw vermaak fcheptin ons leed. Ga, laat ons over aan ons hartzeer, en vermeet U nimmer, wederom voor myn gezicht te komen. Hoctau. Is 'tmyn fchuld, dat men hem ge vangen heeft genomen, En, honderd uuren ver van hier, gekomen is Om hem, die zich verheugde in de echtverbintenis Met uw Clarisfe, eer hy haar trouw\den hals te breeken?.... Wy zullen, als uw drift bedaard is, nader fpreeken. ZEVENDE TOONEEL. Mev. Luzere, Clarissa. Clarissa, na een weinig gezweegen te Zhebben. ie daar nu het geheim, zo yslyk, openbaar. Hoe! Durimel is dan een Deferteur!. .Kan 't waar, Kan 't moglyk zyn ?.. Hy is, in 't midden van foldaaten, Reeds weggevoerd...Helaas!zou myn geween niets baaten, Zo ik de rechters, die reeds dorften naar zyn bloed, Om lyfsgenade fmeekte, en fchreijend viel te voet! Zoude ik geen hulp, zoude ik dus geen genaê verwerven!... Laat ons hem redden,kom, of laat onsmethemfterven. Mev. Luzere. Blyf waarde dochter... Ga zo driftig niet te werk. Toon u, een oogenblik, gematigd. Houd u fterk. Laat ons bedaaren... 'k Heb, alreeds, in myn belangen Den ouden Ridder... Staat ons hoop en troost te ontfangen, Hy zal ons dien alleen bezorgen.. .Och myn kind, Bemoedig u, betrouw op dien oprechten vrind, En leer de rampen van uw leeven, lydzaam, draagen! D j Cla-  58 De DESERTEUR, Clarissa. 't Geluk ftondt voor de deur!.. Mev. Luzere. Zo treffen ons de Hagen Van 't lot... Dit is het deel der menfchen... Denk toch niet Dat gy 't alleen zyt, die zich ongelukkig ziet. Clarissa. Och Durimel! myn vriend, wat leed moest u genaaken! Ik voel de rampen, die u ongelukkig maaken!... Hoe of, ter dezer uur, de daat uws harte zy?.. tiet denkt...Waarfchynlyk denkt,en roept het nu om my 'k Schrik, omu weer te zien!.. Hoe kan myn zie! bedaa» Gedachten, die in my nooit opgekomen waren, (ren!.. Vervullen nu myn harte. Al wat ik zie of hoor, Komt my verfchrikklyk, naar en zeer angstvallig voor... Wat wanhoop dreigt my! ACHTSTE TOONEEL. Mev. Luzere, Clarissa Valcour. Mev. Luzere. O v/ch! wien moet ik hier aanfchouwen ? Vlucht, myn Clarisfa, vlucht!.. Valcour. Neen. Wil my niet mistrouwen. Gy ziet, hier voor uw oog, een' mensch, wiens eerlyk hart Ten uitterfte is beroerd, vervuld met zorg en fmart. Clarissa. Gy zyt een monrter! Wy vervloeken, en met reden, Het uur, dat men u zag in deze wooning treeden. Mev. Luzere. Wat hebt gy uitgevoerd! Wat heeft uw hart verricht! Vervolger van een' mensch, dien gy (dit was uw plicht) Hadt moeten redden... Durft gy echter ?... Valcour, Clarisfa %vederhoudende. Laat my fpreeken. Blyf,  TOONEELSPEL. 59 E-lyf bidde ik u... Zoude ik zover van de eer ge weeken, Zo wreed zyn ?.. Maar myn hart is u nog onbekend... Het is geen laagheid , geen zo fnood beftaan gewend, 'k Gaf reden, dat gy my moest voor een'losbol achten; Maar weet, dat ik myn' plicht kan, op zyn' tyd, betrachten, En ken my beter... In een zaak, van zulk een aart Als die des jonglings, is myne eer met ernst gepaard: Dan houdt myn woestheid op. Ik durf u, plechtig, zweeren, Dat nimmer in myn ziel,wat andren ook mogtdeeren, Zo lcevendig een fmart ontftaan is, dan toen ik Den jongeling befchouwde. Ik fchreide in't oogenblik, Dat ik hem zag. Helaas! Zogy hadtgoedgevonden, My iets te ontdekken!.. 'k Had my daadlyk onderwonden, Hem, op wat wyze 't waar, te redden... Mev. Lozere. Hoe, myn Heer, Hebt gy hem zelf dan niet doen vatten ? Valcour, met drift, en op een' deftigen toon. Hoon myne eer, Door die verdenking, niet, die ik u, zonder bloozen, Niet wederfpreeken kan! ..Zo 't lot dier roekeloozen, Dier ongelukkigen mogt daan in myne macht, Geen Deferteur, Mevrouw, werdt immer omgebragt. Maar wat toch zeg ik ?.. Hoop, en ken myn' inborst nader. De colonel is my niet vreemd; hy is myn vader. ('kZal 'k Wil naar hem toegaan.. 'kZal zyn kniên omhelzen... Hem fmeeken om genade, en wel, in dit geval, Pardon verkrygen, en uw beider rust herdellen... Geen rust, geen kalmte zal my , waar ik ga, verzeilen, Zo lang men uwen vriend zyn vryheid niet verleent, En ik u beide, door het huwlyk, zie veréénd... Zo grootsch wil ik my van een vals vermoeden wreeken... Zo zult gy zien, dat ook de jeugdige gebrekeu Der Franfchen, menigmaal, niet verder gaan dan fchyn, En dat een losbol ook een' vriend der deugd kan zyn. Vaarwel. De tyd is kort... Ter redding van zyn leeven, Vüeg ik.... Mev.  Co De DESERTEUR, Mev. Lozere. Indien 't zo is, ach wil ons dan vergeeven!., NEGENDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Clarisa. SClarissa. (van? preek, waarde moeder, fpreek,wat denkt, wat gist ge 'er Vertoont het lot zich zo. dat men nog hoopen kan? Mev.Luzere. Ja, myne dochter...Niets verhindert ons te hoopen. De rampfpoed, die ons dreigt,is nog nietafgeloopen... Een deugdzaam officier bezit dien edlen aart, Dat hy een' ieder, dien hy redden kan, bewaart. Denkt gy, dat men zo ruw , zo driftig is te moede, En, fchroomloos, vonnis veile en doode in koelen bloede? Clarissa. Ja!allen fchreijenze. Elk van hun fchynt zeer ontroerd, En echter vonnist men, en 't vonnis wordt volvoerd. 'Zy zyn het, die zo 't fchynt van geen meêdoogen weeten... Maar, waarom wordt de tyd, door ons, zo lfil verfleeten! Kom, Durimel heeft ons van nooden. Vliegen wy, Ter zynerhulp! Myn hartroept om hem ,'tzyneommy. Indien hy derven moest, (dit denkbeeld doet my beeven,) ö Hemel, ruk my dan het eerst toch uit het leeven! Mev. Luzere. Kom, zoeken wy, vooraf, by d'ouden Ridder raad! Hy is de man, op wien al myn betrouwen daat. Gy zult hem kennen... Maar hoe beeven alle uw leden!.. Clarissa. Myn hart, door zo veel fchrik en ongeluk bedreeden, Bezwykt fchier in 't verdriet. 6 Hemel, waren wy Van de uitkomst reeds bericht!... Mev. Luzere. Kom dochter, leun op my. Zy vertrekken, de eene op de andere leunende. Einde van bet Derde Bedryf. VIER-  TOONEEL S PE L. 6t VIERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Saint Franc, Valcour. IV a lcour , Saint Franc volgende. k u verlaaten! en gy durft my zulks beveelen!.. Neen, ik begeef u niet. 'k Wi] in uw droefheid deelen... Wat mag toch de oorzaak zyn, dat, lints een oogenblik, Uw aangezicht geheel veranderd is, en ik U, doodelyk onfteld, ontroerd door alle uw leden, En, als door angst gejaagd, zag uit den krygsraad treeden ? Kan 't moglyk zyn myn vriend , dat een gemeen foldaat, Het lot eens Deferteurs u zo ter harte gaat!.. Gy weet, wat moeite ik,om zyn vryheid te bekomen, Zo veel 't my moglyk was, getrouw hebbe ondernomen... ('til.-. Gy wenscht te fpreeken.... Gy weerhoudt u... Gy zwygt Zo ik uw vriend nog ben, fpreek, om der vriendfchaps 't Is loflyk, inderdaad, dat uw medoogend harte (wil!.. Gevoelig is voor 't lot, en deel neeme in de fmarte Der ongelukkigen: maar, dat een drift, zo goed , Zo pryslyk in zich zelve,u niet, eer men 't vermoedt, (Door dien gy toch, myn vriend, geen vryheid kunt verwerven ,) Met hem, dien gy vergeefs befchermen wilt, doe derven! St. Franc. Uw vriendfchapwasmy deedseeu waard en nuttigpand... Leen my, gelyk weléér, in dit geval, uw hand !.. Toon d'ongelukkigden der menfchen mededoogen!.. Steeds werdt myn ziel,door 't lot eens Deferteurs, be* woogen, Maar dezen, dezen, och! ik zag hem veels te laat!.. Ga heen, myn dierbre vriend! bewys me, in dezen daat, Uw hulp! Ik bidde u, ga, voor my, uw'vader fpreeken! Myn  6i De DESERTEUR, Myn ftem, wel verre van zyn wrokkend hart te breekeil j Zou het verharden... Ga, verbid "... bewerk alleen, Dat hy ons uitftel geev'! Myn waarde vriend, ga heen! Gy zult my, door dien dienst, meer dan gelukkig maakem Valcour. Uw Edelmoedigheid, die myne ziel doet blaaken, Om u te volgen, eischt, dat ik haar eere en dien'!.. Ik ga; maar laat ik u bedaarder wederzien. Beloof me , dat ge u, in uw drilt, niet toe zult geeven* St. Franc. Ga myn Valcour! Ik zal, ik zal geruster leeven. TWEEDE TOONEEL. HSt. Franc, alleen. emel! wilt gy dan, dat zulk een ongeval My, in myn leevens eind , rampzalig maaken zal! Doet hy me,die den troost myns ouderdoms moest wezen, Voor 't yslykst lot, dat hem thans boven 'thoofdhangt, vreezen!... Hoe weinig dacht ik, dat myn vaderlyke hand, Die zyne jeugd, in rust, beïtuurde, 't waardde pand Myns harte, in 't einde, zelf ter dood zou moeten leiden!.... Eens fcheen het, of de dood ons, voor altyd, zou fcheiden, Toen zyne onnosle jeugd my te vermoeden gaf, Dat ik hem, uit zyn wieg, zou brengen naar het graf.» Toen was hy in dat perk der eerde leevens jaaren, Waarin de fmerten, die het ligchaam wedervaaren, Niet dringen tot de ziel, waarin het dervend kind, Wel verre, dat het iets van doodfchrik ondervindt, Zo onbekommerd derft, als wy 't in flaap zien vallen 1 Toen fmeekte ik om 't behoud van hem, die, boven allen En alles, wat my ooit ter hart ging, dierbaar fcheen. De hemel, door myn klagt en vaderlyk geween Vermoeid, hergaf my 't kind en hieldt het in het leeven j Maar weinig dacht ik toen, datmy een wensch, gegeeven, Een  TOONEEL SPEL. 63 Een bede werdt vergund , die alles thans veréént Tot een rampzalig lot! Weent, ö myne oogen, weent! DERDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Saint Franc. HSt. Franc,naar Mev. Luzere toegaande. elaas Mevrouw ! gevoel myn vaderlyke wonden... 'k Heb hem gezien, herkend, ja,'k heb myn' zoon geMev. Luzere. (vonden. Hoe Durimel! uw zoon ?... St. Franc, met eene treurige grootmoedigheid. 't Is niet dan al te waar. 'k Vermoedde dit geval... dan, 't valt my veel te zwaar.-. De flag van 't ongeluk zal me, in 't byzonder, treffen, 't Lot kan zich tegens my nooit yslyker verheffen, En echter zal myn ziel, hoe wreed dat lot ook fchyn', Standvastig, en zo derk als myne rampen , zyn. 'k Zal, binnen weinig tyds, het hart myns zoons ontdekken. De dood kan, in dat hart, geen laffe vrees verwekken, Zo 't waarlyk moedig zy.,. Al 't ovrige is dan ligt Myn' zoon te volgen, dit, dit is myn laatde plicht. Mev. Luzere. Zult gy, zyn' vader zynde,ook tevens rechter wezen, En zal men uwe trouw, het vaderland, voor dezen, Gebleeken, noch den naam van vader gadedaan ?.. St. Franc. De wet, Mevrouw, ziet dienst noch bloedbetrekking aan. Ze is juist, uit hoofde alleen van haare blindheid, heilig. Mev. Luzere. Hoe t zo uw bloed, in 't veld gedort, ons niet beveilig'!.. St. Franc. Heldhaftige oorlogsmoed,verderk dit wanklend hart'..., *t Is voor het laatst, dat ik, uit overmaat van fmart, Myn hoofd zal buigen, my vemedren zal te fmeeken. 'k Heb  64 De DESERTEUR, *k Heb u gezegd Mevrouw, hoe zeer my is gcbleekcfl, Dat my de Colonel vyandig is en haat. Zyn onverbidlyk hart, zyn trotsheid houdt geen maat. Eén woord (wilde ik my by dat wreede mensch vervoegen .) Zou 't oogenblik des doods van mynen zoon vervroegen. Hy zelf bediende zich van dit geval, en fprak, In 't volle van den Raad, hoe ik my veel te zwak Betoonde, om Deferteurs te ftraffen, naar de wetten..... Dan, fchoon ik menigmaal de dooddraf kon beletten Dier ongelukkigen, gy, wat ik moog bedaan , Gy, ö myn zoon, gy zult het vonnis niet ontgaan; De naam van mynen zoon kost u het dierbaar leeven. Ik heb, veels te onbedacht, 't verfchrikklyk woord ge' geeven, Dat 'k voor geen'Deferteur voortaan meer fpreeken zou. Wat baart my die belofte een doodlyk naberouw! Ik dacht niet, dat myn zoon daar 't offer van zou ftrekken... Mevrouw, wil dit geheim, ik fmeek u! niet ontdekken. Ik weet het best, wanneer de ontdekking nuttig is. Mev. Luzere. Wat toeft gy? Vlieg myn Heer! Uw zoons behoudenis Eischt al uw' yver. Ga, zoek, onder uwe troepen, U we oude makkers op. Laat men u hooren roepen, „ Hy, dien gy brengt ter dood, hy zelf, hy is myn zoon"... Dan zal hun hart beroerd .. St. Franc. Zo ftelde ik my ten toon, En geen genade zou den jongling wedervaaren. Zyn vonnis wierdt alreeds geveld, voor zeven jaaren} 't Isonherroepelyk...Toen men zyn draf bedoot, Zag ik fchier niemant, die niet ftemde in zynen dood... Och! Zo 'k vermoeden kon, dat men hem 't lyf zou fchenken, Wanneer ik 't vroeg, kunt gy gelooven, kunt gy denken, Dat ik, één oogenblik, my zelv' beraaden zou, Om  TOONEELSPEL. óf Om hem te redden ? Neen, neen,denk dat niet Mevrouw, 't Belang des konings zwicht voor de eifchen van een vader. . Het dierbaar leeven van een' zoon is my veel nader: En dit, dit noodzaakt my , hoe 't hart gepymgd wordt, Dat ik, in dilte, treure en myne traauen dort'; Want onzekere... Gy verdaatmy... durfde ik fpreeken, Ten voordcel van myn' zoon;durfde ik,als vader,fmeeken, Een Zwaaiende yver, die de menigte verleidt, Zou ieders hart, wel haast, voor mededoogendheid Verharden en myn' arm dien waarden zoon ontrukken; En dan,helaas!dan zou 't me,als vader,niet gelukken, Hem by te blyven, in het uitterst kevensuur... Dit voorrecht eischt myn hart, dit voorrecht eischt natuur... Hem by te bly ven, tot den laatden fnik van 't keven, Is al de troost, die my nog ovrig is gebkeven. Mev. Luzere. Hoe! Gy verlaat hem in zyn doodelyk verdriet, En in zyn' vader vindt hy dan den vader niet? ' St. Franc. Ik durfde, om niet ten doel van veeier haat te drekken, My zelv', ter plaatze,daar wy waren, met ontdekken. Hy kende, door myn' rang en 't regement verblind, My even weinig voor zyn' vader en zyn' vrind, Alszy hem voor myn' zoon erkenden, die ons zagen. Maar 'k heb toch,uit myn leed, iets troostlyks weggedraagen. Myn hart vei heugde zich in zyn' verheven moed. 'k Befpeurde,in mynen zoon,het vaderlyke bloed. (gen. Zyn houding was noch laag noch dout, maar onbedwonGeen laffe doodfehrik heeft zyn edel hart gedrongen, Dat hy zyn rechters badt en fmeekte: neen, o neen; Hy antwoorde, onverfchrokt befcheiden, op al't geen Men vraagde, en fcheen bedaard,fchoon ik hem hoorde zuchten. Myne oogen, om myn hart geen zwaarer ongenuchten  66 De DESERTEUR, Te geeven, keerden zich wel van zyne oogen af, Maar daadlyk weêr te rug. Ik eischte zelfs een draf, Die tot geen fchande ftrekt. Dit heb ik kunnen vraagen. Zo dout,zo onvervaard heeft zich myn hart gedraagenj Fn,fchoon ik voelde,hoe,by 't teknen van zyn' dood* Myn hand beefde,echter heeft myn hart, in dezen nood' My niet verraaden... Mev. Lozere. Hoe is 't moglyk te gelooven, Dat gy 't gevoelen van een' vader kost verdooven! St Franc. Om dit te weeten, moet men vader zyn, Mevrouw, En juist in myn geval... Maar, hoe men 't ook befchouw', Het kost niet anders zyn... 'k Mogt evenwel verwerven, Dat hy zyn vryheid zal behouden, tot zyn derven. Hier voor heb ik myne eer, my zelv' tot borg gedeld En niemant myn geheim, dan u alleen, gemeld. ' Het ware, in myne ziel, voor u bedekt gebleven , Hadt gy me, van myn' zoon, geen goed bericht gegeèven. Zo zyn gedrag myn' naam tot fchande hadt verdrekt, Bleef ik , als vader, voor d'on waarden zoon bedekt: Maar nu,nu vliegt myn hart,vol yver, vol verlangen, Hem tegen, 'k Wensch dien zoon in mynen armteontfangen... Hy toeft my veels te lang. De vaderlyke dem, Myn hart, myn zuchten en myn traaneu roepen hem... Hy kome. Ik heb,te lang, myn tedre drift weêrhoueD. Hy valle in mynen arm !.. Mev. Luzere. 'k Zal hem dan nog aanfchouwen ? St. Franc. Ik derf van ongeduld, fchoon ik voor 't oogenblik, Dat hy me aanfchouwen zal en kennen, beeveen fchrik... Mevrouw, laat niemant toch ons onderhoud verftoo„ ren!-« (hooren, k Hoor naauwlyks iets, of meen myn' waarden zoon te Nu,  TOONEELSPEL. 67 Nu, zo 'k my niet bedrieg, nu komt hy... Mev. Luzere. Als zyn oog My hier zal zoeken en niet vinden!.. Och gedoog!.. St. Franc. Verlaat me ,en wil my toch het dierbaar voorrecht geeven, Om de oogenblikken, die my ovrig zyn te leeven, Met hem te flyten... Hy , hy is me die verplicht. Mev. Luzere. Ik zie hem komen... Hoe ontwyke ik zyn gezicht!... VIERDE TOONEEL. Saint Franc, Durimel. Durimel, door foldaaten omringd, komt op het tooneel. De hairen los hebbende hangen, in eene kleeding, overeenkomstig met zyn' toefiand. HSt. Franc, ter zyde. emel,fpaar my ,nog een enkel uur, in'tleeveti, Dan wil ik derven, en den dood niet wederftreeven. Hy geeft de foldaaten een teken, om te rug te treeden, die zich, daar op, aan de deur plaatfen. Durimel, aan bet einde van het Tooneel. Ik zoek Clarisfe... Ik fchrik !... Zoude ik haar oog ontvliên?.. a^ienNeen, fchoon ik fiddre, ik moet haar, voor myn fterven, Zy is het, die my moet vertroosten en beklaagen... Maar, men ontvlucht me,en beeft..Men durfthet nietmeet Een' ongelukkigen te aanfchouwen... (waagen, St. Franc gewaar wordende en naar bem toetreedende. Ach, myn Heer, 't Is door uw voorfpraak.datik,nogmaals,wederkeer, Om, voor het allerlaatst, dit dierbaar huis te aanfchouwen. Die weldaad doet my op uw verdre gunst betrouwen. Ei Ik  68 De DESERTEUR, Ik wacht nog een bewys van uw menschlievendheid, Die u, zo merklyk, van myn rechters onderfcheidt. Gy kunt myn'wensch voldoen, gy, die, met my bewoogen, Myne ongelukken zaagt met mcdelydende oogen, Myne ongelukken, die byna ondraaglyk zyn... Gy ziet my fchreijen; maar, hoe droevig ik ook fchyn', 'k Schrei om my zeiven niet. Ik heb nog iemant nader.... Vooraan op het Tooneel komende. Zo gy nog leeven mogt, myn vader,och myn vader! En zo men u myn lot, myn droevig noodlot, meld', Hoe zal uw teder harte ontroerd zyn en ontdeld! Een1 Brief uit zyn7 zak haaiende. Mogt gy, uit dezen brief, dien zoeten troost verwerven, Zo gy in 't leeven zyt, hoe moedig ik kon derven!... 'k Zal, dierbaar vader, 'k zal uw lesfen gadedaan; Aan deugd en eer getrouw, met moed, ter drafplaats gaan, En, tot den laatden fnik myn leevens toe,niet vreezen. Hy kust den brief. Myn vader,zal zyn' zoon verliezende, utoch leezen... Ga pand van myne liefde,en toon u aan zyn oog, Op dat ik, na myn'dood,met hem nog fpreeken moog'. Zo hy u leezen kan, al zultgy hem doen beeven, Zo zal, voor hem,zyn zoon,dat oogenblik,herleeven. Naar St. Franc treedende. Myn Heer, de naam alleen van dien beminden man En dien van 't regement is alles, wat u kan Van dienst zyn, om deez' brief myn'vader te bezorgen. Zyn noodlot, zyn verblyf was my, reeds lang, verborgen; Hy was gemeen foldaat, trok met het regement, Voorlang reeds, over zee; waar heen, is me onbekend, Doordien, om dat het toen veel wederwaardigheden En merkelyk verlies beproefd hadt en geleeden, Een ander regement werdt ingelvfd., wiens naam My onbekend is. Ik betuig,..Ik fmeek, beraam. Toch  TOONEELSPEL. 69 Toch middlen,om deez' brief dien waarden man te geeven! Zo gy my dit belooft, verlaat ik, moedig, 't leeven. St. Franc, Na eenig Jlilzwygen. Geef. St. Franc neemt den brief', breekt bem open, door-< leest denzelven ter loops, welk gedrag Durimel in verwondering brengt. St. Franc opent, beevende, zyne armen , en roept, met de aandoening van een' vader. Och! myn karei! Durimel. Wat, wat hoor ik!... St. Franc. Kom, betoon My uwe liefde!... Durimel. Gy myn vader!... St. Franc. Ja myn zoon. St. Franc leunt op den fcbcuder van Durimel, Zy bly ven zich onderling omarmen Durimel brengt zyne eene knie op den grond, zyns vaders ban. den vattende, dewelken by, met eene eerbiedige tederheid, kust. Durimel. Myn vader!... Ach !... Dit uur kan ik gelukkig heeten. St. Franc. Maar, zyt gy 't y slyk uur, dal volgen moet, vergeeten ?... Durimel. 'k Vergeet het... U te zien, voor dat ik flierf, was al Wat ik begeerde.. .Nu , nu dank ik het geval, Dat my, in dezen ftaat, dat my, aan uwe voeten, Myn'vader, toteen'prys zodoodlyk, deedtontmoeten... ö Hemel, voor een uur, zo dierbaar, als dit is, Heb ik myn leeven veil... E 3 St. Franc  70 De DESERTEUR, St. Franc. Zal deze erkentenis, Deez dankbaarheid, deez driftu ,onvetvaard, doen bukken Voor 't nadrend lot? Zal u de doodfchrik niet ontrukken Dien lorTelyken moed ? Durimel. 6 Neen. Ik ben bereid, Schoon het gevoelig hart in mynen boezem fchrcit: Maar, zo dit hart, door fchrik of droefheid, mogt bez wyken, Myn vader, laat my dan uwe onderfteuning blyken, Die my zal troosten, my verfterken in den nood!- St. Franc. Dit was het, dat my dan alleenlyk overfchoot!.. De doodelyke plicht, om, tot het eind van 't leeven, U by te blyven, en myn' raad en troost te geeven, Dit is een dierbaar recht, dat ik niet af wil ftaan... En dit, dit deedt my het verlangen tegengaan, Myn zoon, om, opeulyk, aan ieder te openbaaren, Dat wy veréénigd, dat wy zoon en vader waren... Hoe naar, hoe aklig gy, 6 vaderlyke plicht, ■ Ook zyt, 'k zal zorgen, dat gy echter wordt verricht. Dcüimel. Zal dan, in'tuitterst uur,uw troost my nietontbreeken? St. Franc. Och! Weet gy niet, dat ik het doodelyke teken Zelf geeven moet, als men u brengen zal ter dood?... Elk Deferteur hadt my tot vader, en genoot Myn' byftand; wantik dacht, in elk van hun, te ontdekken Den zoon, dien ik verloor; en zou 'k my nu onttrekken ?.. U Thans verlaaten,. .en myn deerelyk verdriet Niet zien voltooijen? ..Neen, neen ik begeef u niet, Al kost my deze daad, dit ftout bedryf, het leeven. De zorg uws vaders zal uw ziel geenzins begeeven, Voor dat het oogenblik geboren is, dat zy Naar beter ftaat verhuiz', daar men geen dwinglandy, Geen  TOONE ELSP EL. 71 Geen onheil, geen verdriet, geen derven heeft te vreezen, Waar gy gelukkiger, dan in myn' arm, zult wezen. Durimel. De Hemel, dien ik eere, op wien ik my verlaat, Kent al de angstvalligheid, die my te wachten daat. Hy weet, waar mede ik nog moet worstelen en dryden. Ik dierf gerust en zou getroost zyn in myn lyden; Maar och! dit oogenblik verwekt, in myn gemoed, De derkde drift, die my om 't leeven wenfchen doet. Het noodlot voert u hier, uit afgelegen landen ... Ik kus uw dierbaare en uwe achtenswaarde handen , Maar naauwlyks daat men my het heuchlyk tydftip toe, Dat ik ze uit vreugd befproeije, en dus myn hait voldoe, Of'k hoor een wreede demmy ter gerechtplaats daagen, Waar ook myn graf zal zyn!.. St. Franc. Wy moeten 't lot verdraagen. Het voorrecht, dat gy hier uw' vriend en vader ziet, Gaf u de hemel wel, maar zonder inzicht, niet. Gy zoudt, ware ik,dit uur, aan u niet weer gegeeven, Ter dood gaan, zonder my , en ik in wanhoop leeven. Dank, dank den hemel voor dit voorrecht, ons vergund, Nu ge, onders s'vaders oog en opzicht, derven kunt. Myn hart gevoelt,zo derk als 't uw,alle uwe rampen; Maar 't voegt ons, onvervaard, met dit gevoel te kampen. Verneder u voor 't lot... Durimel. Ik zal het ondergaan, (daan ? 'k Zal derven... Maar helaas!... Wat toch hebbe ik mis- St. Franc. Wat hadden zy misdaan, die aan myn zyde vielen, En bleeven in den dryd, zo veele duizend zielen, Voor geen verflindbre pest, geen doodlyk vuur, noch zwaard, Terwyl zy 't vaderland verdedigden, bewaard ? En gy... Maar de oorlogswet is algemeen voor allen. E 4 Het  7a De DESERTEUR,! Het klaagen is onnut. Waart ge, in den ftryd, gevallen, Dan waart ge, op' t bed van eer, geftor ven... dan, hoe 't zy, Gy kunt nog fterven, als een krygsman. Denk, dat gy Uw' dood veel nuttiger kunt maaken dan uw leeven, En de onbedachte jeugd een fpreekend voorbeeld geeven, Dat hen , die 't vaderland ten dienst ftaan, wederhoudt, Om zich, hoe zeer gehoond, nietroekeloos en (tout, Aan trouw en eed en plicht en vaderland te onttrekken , En zelfs een oorzaak van hunn' eigen dood te (trekken. Uw dood zal hunnen dood verhindren, en den grond Des (taats verfterken. Stel, (tel u, op dezen (tond, Zulk een bedenking ('t harte eens braaven burgers waardig) Te vooren. Toon u dus plichtfchuldig en rechtvaardig. Zeg tot u zelv' „ zo ik s'Landswetten overtrad , „ ik boette, op dat men my niets te verwyten hadd', „En hebbeik,onverhoeds,myn'plicht,eens,overtreeden, „ Het feit was minder dan de ftraf, die 'k heb geleeden". Durimel. 'k Zal myn' ontltclden moed herftellen, op uw' raad... Maar och myn vader! Wie, wie zal, in mynen (laat, In 's leevens bloeije, en in de hoope op blyde dagen, Zich zulk een noodlot, als het myn is, niet beklaagen, Wanneer een vader... en een minnaares ?.. Ik fchyn, Maar ben niet fterk genoeg, om 't lot getroost te zyn. St. Franc. Hoe voel ik myn gemoed, op deze taal, beroeren!... Maar, als de rampen ons ten hoogften toppunt voeren, Als men alleenft.3at, en voor zich een' afgrond ziet, Die ons onpeilbaar fchynt, myn zoon, weet gy dan niet, Wie ons het onheil of ontneemt of leert vergeeten? Durimel. Niets dan een welgefteld of een vertroost gewecten. St. Fr a nc. ft Ja myn zoon, dat redt, dat troost ons overal; 't Verzekert ons, dat ons de hemel helpen zal; En die zich op de zorg des hemels durft verlaaten, Zou  TOONEELSPEL. 73 Zou die wanhoopend zyn ?.. Geen toevlucht kan ons baaten, Dan deze alleen. Myn zoon, lyd, met een diep geduld r Toon u, zo gy getroost en moedig derven zult, (gen. Toonu, voor 't noodlot, hoe verhard het fchyn', gebooHebt gy oprecht geleefd, bcfchouw my dan, met oogen, Die minder treurig daan. Uw droefheid zou ten hoon Des hemels drekken... Houd u moediglyk, myn zoon. Geen vrees, die 't angftig hart van flaaven kan verrukken, Moet, in uw ziel, den moed eens braaven zoons verdrukken. Hy beeve, die zyn hoop verdwynen ziet by 't graf... Maar gy,myn zoon,gy zult, na 't ondergaan der draf, Na uwen dood, u zelv' in beter daat bevinden. Durimel. Dit denkbeeld kan myn hart, door vrees geboeid,ontbinden, Myn vader; het vertroost,het geeft me nieuwen moed, Doordien het myne ziel,fchier hooploos, hoopen doet, Om, als de waereld ons ontzinke, in betre dreeken, Een heil te fmaaken, daar my niets aan zal ontbrceken. Nu zal ik, zonder angst en zielsbekommernis, Haast weeten, en veel eer dan gy, wat derven is Welaan myn vader, kom... St. Franc. Ik moet dan ovrig bly ven, Alleen en zonder ui. .Wiens ramp zal boven dry ven? Wiens noodlot, och myn zoon ! wiens noodlot , 'c uw of 't myn, Zal dan 't min wenfchelykst,het ergst van beide zyn? Ik hoop, dat ik u, niet zeer lang,moge overleeven!... 'k Heb festig jaaren reeds, vol onrust, weg zien z weeven, En nu, nu zie ik haast myn derfuur te gemoct.., Wat is dit leeven toch eeu ras voorbygaand goed! Men kan 't, gemakkelyk en onangstvallig, derven, ( Daar elk toch derven rnoet) indien men Hechts wil dcrGy baant my nu den weg— (ven... E 5 Do-  74 De DESERTEUR, Durimel. Neen. Leef, niet flechts voor my, Maar dat uw zorg en troost ook andren nuttig zy ! vyfde tooneel. Mevrouw Luzere, Clarissa, Saint Franc, D d r 1 m e l. SClarissa, aan het einde van het Tooneel. ta toe, dat ik hem zie! 'tMogtmy nog niet gebeuren, Hem in dien (laat te zien, en, nevens hem , te treuren. Durimel. Zy is het zelf,.. Betoon u moedig 6 myn hart! St. Franc, tegen Clarisfa. Vermeerder, bidde ik u, vermeerder onze fmart, Door uwe droefheid, niet! Hy heeft genoeg te lyden. Clarissa, tegen Durimel, die zich van baar afwendt. Myn Durimel, fla dan uwe oogen niet ter zyden! Zie, zie my nog eens aan ! Durimel, baar omhelzende. Clarisfe, 6 myn vriendin! Clarissa, na een weinig jlilzwygen. Kan 't waar zyn Durimel, of beelde ik 't my flechts in ? Daar dringt een zweem van vreugd door uwe traanen heenen. Wat wil dit zeggen ?.. Zou de hemel troost verkenen, Daar hy uwe onlchuld weet? Geeft hy u weer aan my ? Durimel, met drift. Clarisfa, dat ons hart den hemel dankbaar zy ! De rampfpoed zal, deez'dag,alleen niet zegepraalen. Clarissa. Wat onverwachte vreugd Ichynt uit uw oog teflraakni Sprak men u vry ?.. Hebt gy genade ? Spreek myn vrind... Durimel De hemel toont, hoe hy de ellendigen bemint. 'k Heb,  TOO NEELSPEL. 7J* 'k Heb, in dien waarden man, myn' vader weer gevondenOmhels hem... Clarissa. Gy, myn Heer, zyn vader!... St. Franc, ter zyde zyne traanen afdreogende. Zwakke gronden, Waar op die vreugde rust! Clarissa, tegen St. Franc. Zo gy zyn' vader zyt, Zult ge ook den mynen zyn. Dit harte is u gewyd. Gy zult myn' Duiimel verdedigen, bewaaren En redden... Zo hy dierf, wat zou my wedervaaren !.. 'kZou met hem derven... Maar,uw hart,dat voor hem pleit, Behoeft de voorfpraak niet van myne tederheid. Wat zal myn plicht, myn Heer, me al zoet vermaak verkenen, Als dankbaarheid zich met de liefde zal veréénen, ik u als vader en verlosfer tevens groet'! .. Maar hoe ! gy zwygt... St. Franc, bewoogen, en baar by de band vattende. Myn kind! Clarissa. Zo ik op uw gemoed Een weinig indruk maak', zo zeg dechts, „ hy zal leeven". Die woorden zullen my de grootde blyfchap geeven, En, zonder dezen, heb ik troost noch toeverlaat. Och! Nu op hem alken al myn betrouwen daat, Zou hy nu derven!... Zou... Durimel, Clarisfa in de rede vallende. Hoe 't met my af moog' loopen; 't Zy men my doeme of niet, 'It behoor niet meer te hoopen Op uwe dierbre hand: dit voorrecht ben ik kwyt. Myn hoofd is, naar het fchynt, het onheil toegewyd. 'k Moet u geen rampen, die verfchrikklyk zyn,bereiden, En gy ,gy moet, voortaan ,uw lot van 'tmynefcheiden. DJ Neem  16 De DESERTEUR, jS eem een', gelukkiger dan ik , tot echtgenoot... Het (terven is my 't minde. Ik voel nu, hoe de dood Ons dikwyls grooter fchat,dan't leeven, kan ontrukken. Clarissa , met drift. ó Wreede woorden, die de grievendde ongelukken Verre overtreden!... en gy uittze !... Och Durimel! Wat gy ook zeggen moogt, verdaat ge uw woorden wel ? Behoeve ik u hier van verzekering te geeven! Dit hart behoort u toe; 't kan met geen' ander leeven. Zeg liever, dat ons 't lot, dat ons het wreed geval Den dood , ter zclver tyd, myn vriend, berokknen zal; Maar wacht u, dat gy ooitzoudt denken, zoudt gelooven, Dat eenig mensch op aarde u zou dit harte ontrooven, Dat ik u misfèn kan. 't Is, nu vooral, geen tyd, Dat gy onkundig van myn zuivre liefde zyt. U w rampfpoed heeft my, meer dan iets, aan u verbonden. Durimel, de hand van Clarisfa drukkende. Myn vader, werdt'er ooit zo groot een trouw gevonden!.. Hoe teder zoude ik niet geacht zyn en bemind! Nu voel ik, dat myn ziel nog lust in 't leeven vindt. Zy ombelzen eikanderen. Mev. Luzere, na hen toetreedende , en hen, met aandoening , van eikanderen fcheidende. Laat af myn kindren. Och! Myn hart ,metubewoogen, Kan , zonder dat het breeke,uw' toeftandnietgedoogen. De liefde, weikeu, in ditoogenblik, vervoert, Maakt myn angstvallig harte, opnieuw, tederk ontroerd. Nooit voelde ik, dat ze my zo derk, zodoodlyk griefde..,. Beklaaglyke offers, vaneen wreed vervolgde liefde, Wacht op des hemels hulpe, en, wat 'er ook gebeurt, Ons hart blyve u te waard, dan dat gy het verfcheurt. D D r i m e L, op eene bezadigde wyze. 'k Voel, door rechtfehapen moed, my boven 't lot verheffen. Ik zal niet beeven, als de dood dit hart zal treffen... Maar, fchoon ik 't leeven, zeer gewillig, afkan daan, Myn  TOONEELSPEL. 77 Myn liefde zal het lot des doods niet ondergaan. Ze is, door geen hemelfche of geene aardfche magt, te krenken.... Wil my het lot geen' reeks van blyde dagen fchenken, Dat dan, voor 't minde, één dag aan my gefchouken zy 1.. Zo gy my waarlyk mint, toon zulks dan nu aan my!.. De dag van morgen moet my 't voorrecht niet doen derven, Uw' echtgenoot te zyn, voor dat men my zie derven. Den naam van bruidegom hebt gy me alreeds vergund. Gy hebtbeleeden ..Och! Watgy me ook weigren kunt, Ik houde u te edel, om dit voorrecht te vertraagen, Of wispeltuurig u, gelyk myn lot, te draagen. Mev. Lozere, zicb het aangezicht bedekkende. Och ! Wreede .. Durimel, tegen St. Franc. Zo men my die dierbre gunst betoon', Zult gy een dochter, in de plaats van uwen zoon, Ontfangen, en het lot zal my ,by 't eind van 't leeven, Eén oogenblik, het heil, dat my beloofd was, geeven; En dan , dan moog' men my doen derven... Clarissa, in eene verliefde drift, tegen Mev. Luzere. Daar myn hart Hem tederlyk bemint, en ik, in al zyn finart En lyden , fchoon hem elk vervolgen mogte of haaten , En wat zyn lot ook zy, hem nimmer kan verhaten, Zo gun, dat hy van u thans myne hand ontfang'! De hemel,dunkt me,neemt in ons geval belang, (ken. En noopt hem tot den echt. Gyhebtmeaanhem verfproNooit worde uw woord,door ramp of tegenfpoed,gebroken ! Zyn onheil dringt zelfs uw belofte en affpraak aan. De hemel zal een' echt, zo eerlyk aangegaan , Begunftigen, en 't hart des wreedden doen bezwyken... > 6 Ja myn Durimel, zo toouen wy de blyken Van  78 De DESERTEUR, Van cm' oprechten moed, die allen ramp veracht.... En wee hem, die ons fcheidt, of ons te fcheiden tracht! Durimel. Dan zal zich myne ziel van 't noodlot niet beklaagen... Het denkbeeld van den dood maakt my niet meer vetflaagen. Nu kan ik derven... Dat de dood zich tot my wend'!... Ik heb de vriendfchap, liefde en tederheid gekend. St. Franc, op een' bedaarden toon. Mevrouw, dit voordel heeft geen overleg van nooden. De goede hemel heeft ons 't hoopen niet verbooden. Den lyder is de hoope een toevlucht, in zyn' rouw. Wie is zo wreed, dat hy hem dien ontzeggen zou? Clarissa. Hoe lieflyk zal my deeds de naam van vader wezen! St. Franc. 't Gevolg van deze daad, myn dochter, doet my vreezen. De band, dien gy begeert, vergroot, verzwaart uw' plicht Den vrede zyner ziel, zyn' moed, indien hy zwicht, In weerwil van uw harte en't geen uw ziel moet lyden, Met al de rampen van het lot te leeren dryden, En 's hemels wyzen wil te eerbiedigen, dit is, Dit is de grootde plicht van uw verbintenis; En tot dien prys... Clarissa. Toen ik myn hand hem heb gegeeven, Beloofde ik reeds, met hem, naar mynen plicht, te leeven. 'k Heb tederheid, ik heb gehoorzaamheid beloofd. St. Franc. Weldan, dat beider ziel niet langer zy beroofd (ren! Van 't geen ze vuurig wenscht. Laat ons dien echt volvoe- Mev. Luzere geeft eenig teken van toeflemming. Myn kinders... Och! hoe kan uw lot myn ziel beroerenl... Ga myn Clarisfe, laat my, met myn' zoon, alleen... Hy zal uw' ega zyn...Ga, bidde ik u, ga heen! Ik  TOONEEL SPEL. 79 Ik heb hem nog het een en ander te openbaaren... Ga, de oogenblikken zyn ons, in dit tydllip, jaaren. Clarissa. Dit is maar al te waar, myn vader; uw gezag En liefde vordert ze en ik wil ze u ofFren!.... Tegen Durimel. Ach! Zy vertrekt met haare moeier. ZESDE TOONEEL. Saint Franc, Durimel. NSt. Franc. (achten, u zyn we alleen... Dit uur; myn zoon, behoort gy te Als 't laatfte, dat gy, in dit leeven, hebt te wachten: Want, buiten 't vonnis, dat uw' ondergang befloot, Kan, als men 't minde denkt, een onverwachte dood Ons treffen... Durimel. Dat is waar. St. Franc. Wil u dan niet betrouwen Op 't geen zo wanklende is! Maar laaten we ons befchouwen Slechts als bezitters van een ras voorbygaand uur, Een leeven, vol van zorg en waarlyk kort van duur. De dag van gistren liet u jaaren leevens hoopen; Maar dezen zullen wy zo bly niet afzien loopen. 't Zyn oogenblikken flechts, die hy aan u vergunt, En gy, met voordeel, moet bedeeden, zo gy kunt... Hoe kort,hoe naauw bepaald vertoont zich thans uw leeHet laatde tyddip, dat u ovrig is gebleeven, (ven!.. Aan 't welk geuwaardsch geluk nochtans verbonden acht, Is wel naby ,maar wie, hoe zeer ge 'er ook naar tracht, Kan u verzekeren, dat gy 't zelve, voor uw derven, Bereiken zult ?.. Du-  So De DESERTEUR, Durimel, Hoe nu! Zou ik dit voorrecht derven ? Het eenigfte, dat my kan troosten in myn lot? Sr Franc. Gy weet, myn zoon, 't geluk fchenkt nooit zyn vol genot Op deze waereld... Neen. Hier kan men 't nimmer fmaaken. Laat uwe ziel, vooral, in edler driften blaaken! Zy vlieg' den tyd voorby, die eindigt by het graf. Zy lta, voor 't wezen, dus den fchyn der dingen af, Zy doele op zulk een' ftaat, waar grootheid, rang noch jaaren. Noch wat hier d'eenen treft en d'andren kan weer vaarcn, Het menschdom onderfcheidt; waar't pas geboren kind Zich even oud, als hy, die afgeleefd is, vindt... Hoe kort is 't leeven! Hoe fuelvliegend zyn de dagen, Die ons bekooren, die de zinnen 't meest behaagen! Zy neigen naauwlyks zich ten vluggen ondergang, Of zyn ons oog ontrukt, 't Aandenken duurt niet lang... 'k Heb zelf,eer ik het dacht,myn hairengrysbevonden. Myn leeven loopt ten eind. Het zal, welhaast, ontbonden , En los zyn, fchoon de jeugd, beneveld door een lchyn, Denkt, dat het leeven van een' langen duur zal zyn. 'k Heb, even eens als gy, 't vermaak der jeugd genooten, En al de jaaren, die myn' leevensloop vergrooten, My ouder maaken, ja veel ouder, dan gy zyt, Die zyn gelyk een niet, een' reeds vervloogen tyd. In uwen ouderdom fmaakt men de vreugd van 't leeven. Een fpader leeven kan ons niets verkwikklyks geeven. In 's leevens avond gaat de gloed der driften uit; Het hart wordt zwak en koud; de hoop alleen befluit Iets weezenlyks en bly ft, wanneer de zinnen ff erven, 't -Verlangen'van myn hart bedroog zich,in't verwerven Van ingebeeld geluk .. Do.  TÖONÉELSPEL. Si Durimel. Zo waart gy waarlyk niet Gelukkig?.. St. Franc. Neën myn zoon. 't Is ydelheid, verdriet Èn kwelling, die zich fteeds met onze vreugd vermengen. Naar maate ik ouder werd, myn leeven zag verlengen, Naar maate leerde ik dit, en dat 'er, in een' ftaat Als deze, 't eene voor en 't ander na, vergaat. De hemel is alleen beftendig — zyn vermogen Volftrekt en onbepaald. Sla derwaardheen uwe oogen. Hy heeft de bitterheid des doods voor u verzoet; Want,hadden wy ,myn zoon, elkandren niet ontmoet^ Hadt hy u dezen troost, voor 't fterven, niet gegeeven; Gy liet, met zwaarer angst en min getroost, het leeven; Erken die goedheid; draag onze onderlinge fmart, Betrouwende op zyn gunst, met een grootmoedig hart! Durimel. De hoop, welke u bezielt,bemoedigt me,inuwearmem De hemel fchynt zich der ellendigen te erbarmen. Dit word ik nu gewaar. Hy zelf ontrukt aan my Het denkbeeld, dat de dood een aklig voorwerp zy. Hy doet my, daar zyn gunst zyn magt fchynt te evenaaren, In uw vertroosting, een byzondre gunst, ervaaren.. Gy fpreekt in zynen naam. St. Franc. Hy, die ons ziet en kent, Weet, dat al 't geen ik zeg is in myn hart geprent... 't Nadrukklyk oogenblik van 't fterven komt al nader. Volg, bid ik u, den raad van een' welmeenend vader! Sta, fta, ter dezer uur, van al het tydlyke af. Geef affcheid aan al de aarde, eer dat gy daalt in 't graf... Zeg, kunt ge in dezen raad berusten, en, te vreden, Daar gy den dood verbeidt, dien wy zien nader treeden, Het laatfte tyddip van uw leeven, 't uitterde uur Ontzeggen aan de ftem der liefde en aan natuur ?.. F Kun*  gi De,DESERTEUR, Kunt gy 't alleen den dood, met onderwerping, fchenken T En, dervende, aan niets meer, dan aan den dood gedenken? Durimel. Myn vader... Zou een band, zo zuiver,zo oprecht, Als tusfchen myn Clarisfe en my reeds is gelegd, En die myn hart vertroost, den hemel hindreu kunnen? Zou hy ons beide een' troost, zo fteffelyk, misgunnen, Daar wy hem, onderling, als vrienden, naauw veréénd, Bedanken voor een gunst, die hy ons nog vei leent, Voordat wy, eens vooral, voor eeuwig, moeten fcheiden? Wy bukken voor het lot, dat hy ons wil bereiden; Zyn wil is ons een wet. 'k Zal fterven met geduld, Zodra ik mynen echt met haar zal zien vervuld. St. Franc, op een tederen en kloekmoedigen toon. Maar, zo 't eens noodig waar', dit oogenblik te fterven, Clarisfa, zonder haar voor 't laatst te zien, te derven, Zeg, zoudt gy deze wet, geduldig , ondergaan, En al den indruk van uw neiging wederftaan ? Durimel. Die wet waar zeker wreed en fchrikkelyk te noemen.... Maar, zo myn rechters my, tot zulk een noodlot, doemen, Zo gy 't beveelt. .. St. Franc. Wel nu ? Durimel. Ik volg 't geen gy gebiedt... Ik fterf vol fmart, maar ik weêrftreef het noodlot niet. St. Franc. Gy zegt het, en ik wil uw woorden niet mistrouwen... Wy hoopen, als wy d'een of d'andren ramp befchouwen, Hoe onbepaald, hoe vol gevolgen hy ook fchyn', Dat hy de laatfte ramp , het laatfte leed zal zyn ; En echter zien wy fteeds een reeks van ongelukken, Die ons de rust, de hoop, den moed en 't hart ontrukken, Elkandren volgen, als de dagen, voor en na! 't Wordt tyd mynzoon ..Kom volg me... Uw noodlot roeptons... Ga... En  TOONEELS PEL 83 En laaten we, in der yl en (lil, dit huis verlaaten. tGekerm der vrouwen noch haar jammren kan ons baatenj 't Zoude u te derker finart verwekken in uw' dood. Uw leed, al wordt het niet vermeerderd, is reeds groot, 'k Heb, met dit oogmerk, met dat uitzicht, n gefcheiden.ü Ga, zonder u meer (mart, meer onrust te bereiden; Ga, zonder 't laatst vaarwel te geeven, fchrelyk heen. Kom, kom myn zoon. Durimel. Helaas! al was myn hart van fteeiij 't Moest breeken... St. Franc. Aarzelt gy ? D o r i m e l. Eén oogenblik myn vader! Eén eenig oogenblik!... St. Fr a nc. Nu komt het lot u nader... Gy gaat te rug! ...bezwykt!.... Gy hebt te veel beloofd... Durimel. Dat heb ik... maar myn moed is echter niet verdoofd. k Zal niet bezwyken, neen ...Wat my nog mag gebeuren, De rampen, die ik lyde en die myn ziel verfcheuren, Klaag ik alleen aan u ó hemel!... Maar myn hart, ö Myn Clarisfe, is 't meest gevoelig voor uw fmart.... In welk een' daat laat ik u bly ven! Och myn waarde, Daar ons de liefde, nog zo kort geleeden, paarde, Daar is de dood, voor ons en die gewenschte trouw, Veel wreeder, dan hy ons, wat fpader, wezen zou. Maar,fchoon ik u,voor 't laat(le,op d'oever van myn leeven, Geen doodelyk vaarwel,geen' affcheidskus maggeeven, Clarisfa, fchoon ik derve, en uit uw oog verdwyn', Myn hart zal echter nooit van u gefcheiden zyn Welaan myn Vader, nu men't wil, nu het moet we«n.... (zen... Kom, fcheur my hier van daan... Ik wil myn lot niet vreeF 2 'k WA  34 De DESERTEUR, ?k Wil overwinnen .. Hoe verfchrikklyk!. . Vat my aan... Myn handen beeven .. St. Franc. Neen myn zoon... Gy hebt voldaan. De hemel kan van u geen' grooter moed verwachten... Nog twaalef uuren zyn 'er ovrig... Gy moet trachten, Gerust te blyven...'k Wil, dat gy Clarisfes hand, Nog voor uw' dood , ontfangt. Verheug u in dien band... Smaak, voor uw derven, al 't genoegen,al 't \ erlangen, Dat u het lot vergunt, voor uwen dood, te ontfangen, En laat ons zwygen van het doodlyk oogenblik, Tot dat wy 't voor ons zien. Durimel, met tederheid. De dringende angst en fchrik Schynt uit myn hart verjaagd. Gy doet myn rustherleeClarisfa zal my dan nog weder zyn gegeeven!.. (ven.'k Zal haar nog eenmaal zien ! Hoe kort, hoe kort het zy, Dit, dit genoegen is het grootst geluk voor my; Het dreelt my derker, dan de dood my kan verfchrikken... Ik ben te vreden. Niets, niets kan my meer verkwikken.... Als ik haar heb gezien, voor 't laatst gezien, gekust, Vaarwel gezeid, dan zal . .dan zal ik u, gerust, By my verwachten; dan, myn vader, moogtgy komen, En my geleiden, 'k Zal u volgen, zonder fchroomen. 'k Ben, dunkt me, reeds omkleed met krygsmans tooieen pracht, Ter plaatze, daar men my verweezen heeft, gebragt... Daar zal ik onverfchrokt... St. Franc. Geef my geen grooter blyken Van uwen moed, waarin we elkandren zo gelyken. 'k Lees, uit uwe oogen, uw rechtfchapen dapperheid. Gyt zyt myn zoon.... Volg, waar uw vader u geleidt l Einde van het Vierde Bedryf. V Y F-  TOONEELSPEL. 85 V Y F D E B E D R Y F. Bet is nacht en de morgen breekt, allengskens, aan. Twee kaarsfen, die, bykans, uitgebrand zyn,ftaan op eene tafel. Clarisfa zit, in een leuningftoel, teflaapen, rustende in de armen van haare moeder. Zy beeft, den gebeelen nacht, by haare dochter gewaakt, en vertoont eene zeer diepe droefheid. Durimel boudt de band van Clarisfa en ziet baar fterk aan. EERSTE TOONEEL. Mev. Lozere, Clarissa, Durimel. Durimel, vertoont , door zyn gelaat en zyne zuchten, en zelfs onder bet voortbrengen van eenige onverftaanb aar e woorden, den toef tand van zyn harte. Zachtelyk laat hy de band van Clarisfa los, ftaat op, gaat van baar, docb wendt zyne oogen, geduurig weder, naar dezelve toe. DHy treedt voor op het Tooneel. eflaap wil, eindelyk, haare oogen , moe van weenen, Een rust, die haare ziel niet vinden kon, verleenen... 'Zy fluimen... Och! de flaap ontzegt haar't rusten nier... Onfchuldige echtgenoote, ontga dus uw verdriet. Slaap door uw droefheid heen. V erbeeld u, in het droomen, Dat gy de rampen van dit leeven zyt ontkomen Vergeet deze aarde... Ik vrees... Myn angst voorfpellend hart Ducht, dat ge .uit dezen flaap, zult ryzen, met meer fmart, Naar maate hy u meer kon troosten of verkwikken! Zo 'k haar ontvluchten konde en de aklige oogenblikken... Maar, 'k hoor de krygslui reeds... 't Is, of de fnette tvd F 3 Zich  83 De DESERTEUR, Zich rept.... Hoe fchielyk raake ik hoope en leeven kwyt!.. Nu zal myn vader hier verfchynen;.. my geleiden..., Clarisfe, is ons nu niets meer ovrig, dan te fcheiden ?.. Te fcheiden !... Och myn lief!.,. Hoe 't harte ook treure of kwyn', Mynaffcheidmoet, voor u,geendoodlykaffcheid zyn!.. akMoet, in dit oogenblik, op uw behoudnis doelen, Eu u niet alles, wat ik zelf gevoel, doen voelen. Myn bruid !... Hy doet eene beweeging, om te vertrekken, houdende zyne beide handen voor zyne oogen. Clarissa, in haai en droom. Och Durimel! Och Durimel! Durimel, zichtbaarlyk ontroerd wordende, treedt te rug , en , zicb tot haar keer ende, zegt, met eene afgebroken flem. Een droom Misleidt haar teder hart!.. Nu fchynt het zonder fchroom.., Zy lacht my toe... Helaas! hoe kan ik, uit haare armen, In die des doods!... Weet dan myn lot van geen erbarmen ?... Heb ik nog niet genoeg geleeden ?.. Och! voor my Zyn de uuren van vermaak en tederheid voorby. Zy, die nog ovrig zyn, zy moeten my verftrekken, Om 't hart, tot diep geduld en eerbied , op te wekken; Ik offer ze u, ja u 6 hemel biede ik ze aan... Och! dat uw invloed me, op dit tydfb'p,by moog' flaan, Op dat ik niet bezwyk'!... Help my myn lotbeftryden! Na eenig ftüzwygen. Gy, waereld , zyt het niet, die my zo veel doet lyden, Gy zyt het niet, o zon, 6 aarde, die my boeit; 'k Ben dor een di ift, my meer natuur!vk, thans ontgloeid, 't Is liefde, vriendfchap en natuur, die my beweegen. Gy, zuivre driften, gy, gy maakt myn ziel verleegen; Gy boeit me aau't leeven vast!.. .Wat heil me ook waar' bereid, Geen  TOONh ELS PEL. 8? Geen ander, dan het zoet dier driften , ftreelt en vleidt My tederer... Ik zou.. Ik kan niets meer verlangen. Clarisfa beweegt zich , en fpreekt eenige onverJlaanbaare woorden. (haar wangen! Hoe wordt ze ontroerd!. ..Wat gloed verfpreidt zich op Clarissa, droomende. Gy zyt zyn koning... Gy... Zyn lot ftaat in uw magt., Genade is alles, wat ik fmeek! ■. Wat ik verwacht... Geef hem genade, of zie my fterven aan uw voeten! Zy geeft een gil en wordt wakker. Durimel werpt zich mor haare voeten en omhelst die. Mev. Luzere. Myn dochter! Durimel. ö Myn bruid! Clarissa, weder tot zich zelve komende. Mag ik u hier ontmoeten!... W aar ben ik?.-. Hoe worde ik, rampzalige, vervoerd!.. 't Is dan een droom geweest, waar door ik wierd ontroerd! 'k Lag,dacht me, voor den troon uws lconings, neêrgeboogen, Een' vorst, zo achtbaar, zo beminlyk in uwe oogen!.. 'k Bad om genade en ik verwierfze... Och Durimel! Gy zult niet derven, neen. Men zegt en denkt het wel, Doch deze droom is een te heil voorfpellend teken. Mev. Lo zer e. Kan ik dit hooren!... Durimel, de band neemende van Clarisfa en fpreekende met half afgebroken woorden. Och! Clarisfe ... Ik kan niet fpreeken. Clarissa. Neen Durimel, gy zult den dood niet ondergaan.... Waar zyn de moordenaars, die naar uw leeven ftaan! Dat zy verfchynen,en, ih weerwil van myn treuren, Hunn' moed betoonen,u thans uit myne armen fcheuren.... F 4 Gy  f9 De DESERTEUR, Gy zyt geen booswicht, geen dier fnooden,die elk een Veroordeelt; Durimel, die zyt gy niet, ö neen. Waar zyn uw misdaên? Wat, wat hebt gy toch mis? dreeven? De hemel fpreekt u vry...Zoudtgy voor my niet leeven! Durimel. Zal dit het laatfte merk van uwe liefde zyn ?... Weérfta uw traanen en uw hoop!... Dat u geen fchyn Misleide! Och myn Clarisfe, ik ben getroost te fterven. Ik heb uw hart gekend...Laat ik van u verwerven, Dat gy de fmarten, die wy voelen, niet verzwaart! Toon, in dit oogenblik, uw braave en edele aart!... Myn vader zal my, voor myn rechters,ftraks geleiden : Maar, eer ik derwaard ga, moet ik hem hier verbeiden En heimlyk,fpreeken. Myn Clarisfe,fta my toe, Dat ik myn kinderplicht, dat ik myn hart voldoe! Weerhoud uw traanen,die myn teder hart verfcheuren! Clarissa. (ren!... Zoude ik niet fchreijen! Zou 'k uw noodlot nietbetreuMyn Durimel, dat men my ,met u, fleepe in 't graf; Want, die u 't leeven neemt, neemt my ook 't leeven af. Durimel, St. Franc ziende, die zich echter weer te rugge houdt. Mevrouw, fcheid, fcheid ons!... Clarissa. Hoe! 'k zou, meent ge, u dan verbaten! Durimel, zich uit haare armen trekkende. Ik fmeek u , laat me alleen!... Het weenen kan niet baaten. Mevrouw, ik bid u, ga, geleid haar hier van daan! Clarissa. Gy wil t het, Durimel, gy wil t, dat ik zal gaan.,. Maar, zeg, hoe 't met uw lot, waarfchy nlyk, af zal loopen ? Bedrieg me niet! Mag ik op uw verlosfing hoopen? Durimel. Hoe deerlyk iemants lot, hoe naar zyn toeftand zy, De  TOONEELSPEL. 89 De hoop blyft hem toch, tot het uitterfte uur toe, by. Ik hoop, en mooglyk laat de hemel zich beweegen. Clarisfa poogt te fpreeken, doch wederhoudt en laat zich door haare moeder gezeggen. Mev. Luzere, haare dochter wegtrekkende. Die zal verbiddlyk zyn, al liep ons alles tegen... Kom dochter, gaan wy,hem verbidden!... Ons verdriet Beneeme ons toch de hoope op 's hemels byftand niet! Clarissa. Och moeder, op wat wys ?... Hoe zal ik my bereiden ? TWEEDE TOONEEL. IDurimel, alleen. k vreesde, dat zy niet zou hebben kunnen fcheiden... Myn vader,dacht me,kwam en fcheen terug te gaan... 'k Heb nog een' enklen flag van *t noodlot uit te ftaan, En zie het oogenblik, zo yslyk, reeds geboren. Weldaii, myn ziel, geef nu den moed toch niet verlooren, Bevestig hem veeleer! Ga, onverfchrokt, ter dood!.., Gy, myne moeder, gy, beminnlyke echtgenoot', Aan wie my de achting en de liefde houdt verbonden, Al, wat ge in Durimel gezien hebt of gevonden, Is niets meer dan een glimp, een fchaduw en een fchyn, Die, aan uw oog ontvoerd, haast zal verdweenen zyn; Ten minden zal ik u, na weinige oogenblikken, Een voorwerp worden, datuw oog zal doen verfchrikken. Zv7z' vader gewaar wordende. Och! ik bedroog my niet... Myn vader! DERDE TOONEEL. Saint Franc, Durimel. St, Franc, te voorfchyn treedende. Ik bleef daan, F 3 Tot  po De DESERTEUR, Tot ik de moeder en haar dochter heen zag gaan. Geef my uw hand. Hy neemt de hand van zyn' zoon. Zy beeft nog niet.*.. Dit is een teken, Dat uw beproefde moed, uw hart niet is bezweeken. Dit is gelyk ik wensch!.. Ik kom om u... Zytgy ?... Durimel. Ik wachtte u eerder...Is men vaardig?... Wacht men my?... St. Franc. De manfchap is gereed, die u ter plaats zal leiden, Waar 't regiment... Durimel. Welaan, myn vrde:, laat ons fcheiden... Kom, zeg my hier vaarwel, c aar 't ons de nood gebiedt, En verg uw oog het zien van 'tyslykstfchouwfpel niet! Myn hart beeft voor het uw'!.. St. Franc. Laat ik uw rust niet dooren. De grootde moed wordt uit den grootden ramp geboren. Durimel. Die moed, hoewel een deugd, vervult myn hart met fchrik. St. Franc. Maar ze is ons noodig, in dit zorglyk oogenblik. Durimel. Ik zal, wel haast, van al myn lyden zyn ontflagen ; Maar gy, myn vader, zult uw leed, veel langer, draagen... St. Franc Jlaat zyne oogen naar den grond en geeft geen antwoord, Na een weinig flilzwygen. Welaan, het voegt my niet, dat ik myne aandacht leen Aan iets, dan aan uw wyze, uw laatde en achtbrereên: Zy moeten, in dit uur, my troosten en verkwikken Door u bemoedigd, kan de dood my niet verfchrikken. Bevestig my, geleid myne aandacht naar dier. daat, Waar myne ziel, met uw vertroosting, heenéö gaat, En wil my, voor het laatde, uw' zegen niet onttrekken!.. In  TOONEELSPEL. si In uwe liefde zal ik 's hemels liefde ontdekken. Hy buigt zicb met eene knie ter aarde. Kom zegen, zegen my! St. Franc. Zeer gaarne, wa'arde zoon. Dat u de hemel al, wat ik u wensch, betoon', En, met zo groote liefde en vaderlyk verlangen, Als ik u thans omhels, wille in zyn' arm ontfangen! Hy drukt hem tegen zyne borst. Durimel. Nu voelt zich myne ziel geruster, meer bereid, En voor het lot getroost, dat my is opgeleid... Kom gaan we! Zy gaan achter op bet Tooneel naar de deur, VIERDE TOONEEL. Saint Franc, Durimel, Valcour. TVT Valcour, met drift. Inleen Houd ftand... Sta myn befluit niet tegen Grootmoedig mensch!... Ik zocht myn' vader te be weegen, En dacht, dat hy .voor 't minst, geen uitdel weïgren kon ; Maar, verre dat ik iets op zyne ziel verwon, Werdt hy gramdoorig en verachtte myn gebeden... Dan,'t zy hier meê hoe 't wil, wys geen gelegenheden, Die tot behoud zyn, van de hand, daar 'taan u daat, Om hem te redden... St. Franc. Hem te redden!... Weet gy raad ?.. Valcour. Ik da u borg, majoor, voor hem en voor zyn leeven, Zo gy u aan myn' raad alleen wilt overgeeven... Het regiment daat reeds gefchaard. Men wacht hern af. De tnatifchap, die men last, om hem te haaien, gaf, Staat voor dit huis... Maar't zal ons, evenwel, gelukken, Hem  92 De DESERTEUR, Hem aan het wreede lot, eer 't iernant denkt, te ontrukken. 'k Heb, t'einde van den gang, by de achterdeur, gereed Twee myner dienaars, met een postchaife... Eer men 't weet, Kan hy 't ontkomen, want, zy zullen hem geleiden Ter plaatze, daar ik hen bepaald hebbe en befcheiden, Hy biedt een papier aan. Ditfchriftzal,inmyn' naam, voor hem een paspoort zyn... Neem tyd en kans te baat, eer kans en tyd verdwyn'. St. Franc. ü Hemel!. •. Wreede, wat, wat durftgy my ontdekken! Weet gy niets anders, dat ons kan tot hulp verftrekkeni Hoe gy... Gy waagt u zelv'... Valcour. Spreek, bidde ik, hier niet van. 'k Wil alles waagen, zo ik hem flechts redden kan. St. Fr a nc. (gen Och! gy verfcheurtmy 'thart! ...Wat heeft u tochbewooTot zulk een groots bedaan,zo flerk een mededoogen? Valcour. Zyn noodlot, zyn geluk, zyn' daat trek ik my aan... Zou hy, in 't bloeijeu van zyn jeugd, dus ondergaan, Nu zyn beminde hem verwacht, met open armen? Zoude ik,ïn zulken daat, my zynerniet erbarmen? En, daar men, t'onrecht, my betichtte van verraad, Moet ik, hem reddend, my bevryden van dien fmaad, Durimel, tegen Valcour. ó Edelmoedig mensch!.. Wie zal die trouw beloonen ?.. Myn woorden zyn te zwak, om u een hart te toonen, Waar in de dankbaarheid... St. Franc, tegen Valcour. Myn vrind, myn dierbre vrind, Hoe zeer zich myne ziel, door u, getroffen vindt,. Wat dryd ge in myn gemoed verwekt, kuntgy niet weeten!... > Ga...  'TOONEELSPÉL. Ga... Nimmermeer zal ik dit oogenblik vergeeten. V alcour. Neem dan dit oogenblik, zo gy hem mint, te baat. Myn wapen, dit gefchrirt, 't livry... 't zal zynen ftaat En lot verdonkren.hem, wel fpoedig,elders voeren.... Wat overlegt ge nog ?... St. F r a n c. Kan my iets meer beroeren, Na zulk een' dubblenllag!...Myn vriend, gy zult dit hart Haast kennen, en hoe 't zich, in zo veel angst enfmart, Verlogchnen moet,.. 't Komt hier niet op myn eigen leeven, (ven, 'tKomt op ietsgrootersaan... Uit vriendfchap aangedreeHebt gy een rytuig, zegt ge, alreeds gereed!... Ga heen..» Laat ons, een oogenblik, eer ik befluit, alleen! 'k Zal, met of zonder hem,ter ftrafplaats daadlyk koomen. Valcour. Wat zegt gy ?... Dient 'er nu nog overleg genoomen ?.. Hoe, aarfeit gy myn vriend ?.. Het vrygeleide en een beurs overgeevende. Daar, neem dit aan. De tyd Eischt hier een vlug beraad. Maak , dat ge vaardig zyt. Dit laatfte woord fpreekende, ziet hy Durimel fterk aan. vyfde tooneel. Saint Franc, Durimel, St. Franc, zyn' zoon, met eene ftilzvoygendbeid van nadruk, befcbouwende, toont hem bet vrygeleide en de beurs. w * » el, wat is uw befluit? Durimel. 'k Hoop, uit uw' mond, te hooren. Wat lot, myn vader, gy, voor my, hebt uitverkooren. St. Franc,  04 De DESERTEUR, St. Franc. (zöor), Spaar ,fpaar uw' vader toch !.. Kies, voor u zeiv', m j n Durimel. (Toon.. Uw keuze is ook de myne... Ik fchroom te fpreeken... St. Franc. Weet gy niet, welk belang myn hart fielt in uw leeven ? Durimel. 't Myne in uwe eer? St. Franc. En ik, thans door natuur gedreeven ?., Durimel. Dat, in dit oogenblik, natuur u niet verleid'! Hebt gy uw woord van eer, voor myne zekerheid, Niet aangebooden ?... St. Franc. Ja. DüRlMEL. Verban dan 't mededoogefi. Onze eer op te offren is geen daad, die wy vermogen 1 Men moet u van uw woord, voor my verpand, ontflaan, Of ik het vonnis. dat geveld is, ondergaan. St. Franc. Ik wankel in myn' plicht! Gy toont u onbezweeken!.. Maar,datik wankel'..,'t Hart eens vadershoor ik fpreeken. 'k Hoor naar geene andre flem dan deze... Ze is geducht En heilig... Kom myn zoon, hoor ze ook als ik, en vlucht!.. Durimel. Myn vader, fchoon myn lot u kan zo fterk ontroeren , Gy gaaft uw woord en ik, ik zal dat woord volvoeren. Jk onderga den dood, dien my uwe eer gebiedt, Maar, uwe fchande, neen, die onderga ik niet. St. Franc. 'k Zie uw gevaar alleen. Dit doet myn hart bezwyken. Alle andre fmart zal ons, in weinig tyds, ontwyken... Laat ons, ditoogenblik, gebruiken...'t Volgend uur Zou my geen hoop of troost... Dü-  TOONEELSPEL. gs Durimel. Een hoop, zo kort van duur Als de aardfche, zoek ik niet... 'k Heb een gerust geweeten... (geeteii. Kom, gaan we. ..Uw lesfen zal ik nimmermeer verLaat my myn noodlot niet weêrflreeven. 'k Ben bereid.,. Neen, wederhoud my niet door uwe tederheid !... Waar toe gewacht ? ZESDE TOONEEL. Saint Franc, Durimel, Clarissa. Clarissa, met eene luide ftem. "^^^aar heen ? Waar heen wil men u brengen ?... Wilt gy my dus ontgaan?... Kan dit uw hart geheugen? Meent gy, dat ik niet weet, waar men u roept en wacht ? 'k Heb my herfteld. Myn hart ontflng weer nieuwe kracht, 'k Vloog herwaard,om u al myn liefde te doen blyken... Tegen Durimel, die zich van baar zoekt te vervoyderen. Hoe Durimel! Gy zoekt den dood,en wilt me ontwyken!,. Tegen St. Franc. En gy, gy zelf, die hem moest redden uit den nood, Gy, die zyn vader zyt, brengt gy hem zelf ter dood!.. Durimel. Clarisfa, laat my gaan!... Uw traanen noch dezynen, Noch mynefmarten... Neen.. Ikga...Ikzalverfchynen, Daar men my wacht... Laat los!.. Wy moeten fcheiden. Clarissa, Durimel omhelzende. Wy ? Wy moeten fcheiden!... Hoe!., en vergt gy dit van my!.. Laat uwe moordenaars, u, uit myne armen, rukken, Indien ze durven... Neen,ik zal hunn' moed doen bukken Voor myne traanen, hen beweegen, door geween. Beeft, broederbeulen, beefr, indien gy my al 't geen My waard is op deze aarde, onmenschlyk, wilt ontrooven! Na-  $6 Dé DESERTEUR, Natuur en liefde zyn 't, die uwen moed verdooverL Zorgt wreedaards, wreedaards, zorgt, dat gy u niet Verhardt! Myn klagten moeten u, gevoelig voor myn fmart En ongevoelig voor uw latfe wreedheid, maaken... Uitfchaamteofdeerniszultgeuw fiioode drift verzaakcn. Durimel, verflagen. Myn bruid, myn lief!.. Helaas myn vader!.. St. Franc, tegen Durimel. Laat toch af!,» Hebt gy my dit heloofd ? Clarissa, wanhoopende. Zo men hem fleepe in 't grafj Wat legt my dan aan de aarde of aan my zelf gelegen ? De onmenfchelykde wet Haat myne liefde tegen, En wilt gy, dat ik die help ftaaveu ? Ik myn Heer?... Neen, zulk een misdaad eischt myn liefde noch myne eer. Zo veel doutmoedigheid is my niet aangeboren. Myn tederheid fielt u de deugd van 't hart te voorert.. * Dan, waar van daan haalt gy dien onvertfaagdenmoed , Die myne ziel doorgrieft en 't harte fiddren doet ? Hoe! kunt ge, als vader, hem zo teder niet beminnen Als ik?... St. Franc. Ach, wederhoud en poog u te overwinnen!.. Kwel, pynig deze ziel, dit vaderlyke hart Door geen te wreed verdriet, door geene nieuwe fmart!... Maar gy verdaat my niet!.. Clarisfe, is hy wel nader Aan eenig hart verknocht dan 't harte van een' vader, En twyfelt gy , of ik myn' zoon beminnen zou, Daar ik hem, in dit uur, dit doodlyk uur, befchouw, En, door myn fmart vervoerd, fchier krachtloos by moet blyven?... Gy zult den zwakken moed, dien 'k ovrig heb, verdry ven i Indien ge uw driften niet weêrftaan wilt, en...  TOONEËLSPEL. 07 Durimel. Gy floot, Door dit gedrag, den dolk, ó dierbaare echtgenoot', Nog dieper in zyn hart! Clarissa. Wil myne drift vergeeven, Zo myne woorden, zo myn klagten iets misdreeven! Ik ken my zelf niet meer... Ik klaag aan u myn leed, En aan den hemel, die all' myn gedachten weet!... Maar welk gefchrift?.... Och waar 'tuw vryfpraak!... St. Franc, zyne droefheid verbergende. Laat ons hoopen !.., Maar, hoe de hemel ook zyn noodlot af doe loopen, Laat ons alleen..., Haar by de band neemende en voor op bet Tooneel geleidende. Of wilt, of vordert gy , dat ik U vruchtloos fmeeke , in dit ontzaglyk oogenblik ? Laat u een gryzaard, voor zyn traanen,toch doen zwichten, En onbelemmerd zyn in zyn gewyde plichten! Zy zyn hem door natuur, door de eer zelfs, opgeleid. Ditoogenblik is hun, ter zegepraal, bereid. Blyf, en verwacht my hier.... Clarissa. Zult gy dan wederkeercH Met hem, myn vader?.... Niets, niets zal ik meerbegeeren. Durimel, baar ontvluchtende. Vaarwel Clarisfe! Clarissa, omziende, geeft een gil. Hy ontvlucht me! 6 fmart!... Gedoog, Gedoog, dat ik hem, flechts nog eens, omhelzen moog'! Nog eens Hechts, of, voor 't minst, laat me, aan zyn zyde, fterven !... 'k Zie hem niet meer.... en zal hem nu, voor eeuwig, Waar zyt gy Durimel!... myn Durimel! (detven'... Zy ivil hem volgen.  98 De DESERTEUR, St. Franc, tegen Mevr. Luzere, die inkomt. Mevrouw, Toon, datgy moeder zyt. Belet haar toch, weêrhouw... Clarissa, door haare moeder onderlleund. Ik derf.... St. Franc, aan 't einde van het tooneel. Waar ga ik heen ?... Dit lot moet elk doen yzeu !.... Durimel, men hoort, maar men ziet hem niet. Niets, niets belet me meer. 'k Zal u den weg wel wyzen. ZEVENDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Clarissa. EClarissa. n gy, myn moeder, geeft aan hun bedryf uw dem!.. Waar is myn Durimel? Waar brengt,waar voert men hem ? Hoelzou zyn vader!... Neen, dit kan niet moglyk wezen. Waar ging hy heenen?..Spreek,doe my niet langer vreezen! Mev. Luzere. Spaar, myn Clarisfe, fpaar dit afgefolterd hart! Zoekt gy uw' troost by my, daar ik, in myne fmart, Geen' raad weet? Laat uw drift u niet te zeer vervoeren, En wacht u, om myn ziel nog heviger te ontroeren, Die met uwe angften en de mynen is vervuld. Clarissa. Zo gy my uwen raad en bydand weigren zult, (den? Waar zal ik,voor myne angde en droef heid, toevlucht vin'k Heb niemant, buiten u, geen' raadsman, geene vrinden, En gy,gy hoort my niet! Gy geeft my troost, noch raad !.. Waar ben ik ?.... In wat bang' en akeligen daat Bevinde ik my ?.. .Helaas! 't is of'er, voor myne oogen, Een donkre nevel zweeft....Toon my uw mededoogen!... My dunkt de dood genaakt me... . Zy fchynt te bezwyken. Het geluid van een trom' mei, die van verre gehoord wordt, brengt haar weder tot zich zelve. Zy richt zich fcbielyk op. Och moeder! Wat geluid!... * Wat  TöONÈELSPEL. qq Wat hoorc ik!.. Wat of toch dit vreemd geraas beduidt ?... Zou 't zyn f... Scbielyk Maar wat ?.. Men kan, van hier, de plaatsontdekken... Ik vlieg 'er heen, om hem een' toeverlaat te (Trekken..4 Ik -zie noch krygsvolk aan, geledren noch gedrang, Op dat hy uit myn' mond, het laatst vaarwel ontfang'. Hier op volgt bet PARDON. Mev. Luzere, baar met geweld wederhoudende* Blyf toch!... ik bidu! blyf!... Clarissa. Hier bly ven !... Dit weêrflreeven , Toont my genoeg, dat ik geen hoop hebbe op zyn leeven. Mev. Lozere. Gy hebt niet ver te gaan, bedroefde dochter, neen..* De hemel is, dit uur, uw toeverlaat alleen. Clarissa. Hoehnen verlaat hem dan! men wilgeen' bydand bieden!.. Men wederhoudt my zelfs,om derwaard heen te vlieden!.. Men boort weder de trom roeren. Wat hoor ik!.. Och! dit is, op nieuw, een noodgeluid'.. Het rommelt, en het berst, gelyk een donder, uit. Ik fidder!... 'k zie hem reeds, geblinddoekt, voor myne! oogen!... (doogen?... Verfchrikklyk uur!.. .Waar heen ?... Zal ik... kan ik ge't Geluidhoudtop.... Welkeenontzaglykoogenblik!..'... Wat wordt die flilte naaf!.... Wat baart ze al angste en fchrik?... Men hoort bet geluid van eenige fnapbaanen, die, de een na den ander, worden afgefchootejh Myn Durimel... Zy valt, van fchrik. overweldigd, neder, ter- wyl 'er op nieuw wordt getrommeld. Mev. Lüzere, zich op haare dochter nederwerpende.Och myn Clarisfa, blyf in 't leeven! G 2 Out-  ioo De DESERTEUR, Ontfluit uwe oogen! Wil uw moeder niet begeeven! Zo ik myn eenig kind, myn hoop, myn' byftand derf, Wat wederhoudt my dan, dat ik niet, met haar, derf! ACHTSTE TOONEEL. Mev. Luzere, Clarissa, Valcour. WValcour, gebeel ontroerd. at heb ik moeten zien!... Wat heeft men my verzweegen!... Wat fchrikklyk fchouwfpel! Hoe is myne ziel verlegen! Twee waare bly ken van den grootden moed en trouw 1... Dit fchouwfpel zal ik nooit vergeeten... Och Mevrouw!.. Mev. Luzere. Spreek,fpreek;fchoon ieder woord,dat ik van u zal hoorén, Myn hart, hoe fterk gewond, nog dieper zal doorbooren. 'k Wenfch evenwel, uit u, zyn fterven te verftaan, En, fchoon 't my fmertlyk vall', hier in te zyn voldaan. Vrees niets. Wy hebben al 't verfchriklykst reeds geleeden. Valcour. Myn hart, door 't geen ik had beraamd,reeds wel te vreden, Wachtte, ongeduldig en voor geen verdriet beducht, De tyding af, dat hy de doodftraf ware ontvlucht; Toen ik (verbeeld u eens, hoe zulks my moest ontftellen!) Hem naderen, en door zyn' vader zag verzeilen... Hy hieldt een' vasten tred en fcheen bedaard van hart, Maar de oude krygsman ganfch verwonnen door de fmart. Helaas! men hadt hem wel, ten uiterden bewoogen, Gevoelig, edel en geprangd tot mededoogen, Voor 't lot des jongelings, gezien, maar wist toen niet, Wat eigeniyk de bron waar' van zyn zielsverdriet... Hy daat, voor ons gezicht, zyne armen om hem heenen, Omhelst hem, menigmaal, en zuchten fchynt te weenen; Maar, fchoon hy hartlyk deelt in 's jonglings ongeval, Verbiedt hy, dat het volk genade roepen zal, Ten  TOONEELSPEL. ioj Ten zy het, onbedacht, verbeuren wil het leeven. Zyn (tem beeft... echter wil hy 't doodlyk teken geeven .. Maar hier bezwykt zyn arm. Op eenmaal houdt hy flil, En roept ons, fiddrend, toe... „ Wat men my vergen wil, ,Men kan niet eisfchen,datmynziel,bynabezweeken, ,'Myn krachtelooze hand dwing' tot dit; doodlyk teken. „Natuur verraadt zich in dit yzlyk oogenblik. „Befchuldig my voortaan, befchuldig my, dat ik „ De deferteurs befchermde... Ik ben... erken my nader, „ Befchermer van myn' zoon... Komt... doodt nu zoon en vader ,. Hier zyn uwe offers!... en, dit zeggende, Mevrouw, Valt hy zyn' zoon in d'arm... Door vaderlyke trouw Genoopt, drukt hy hem aan zyn borst en kan niet fcheiden. Geene oogen zag men toen,die niet welmeenend fchreiden: Dan och! men doort zich aan geen zuchten of geween, Maar volgt de wreede dem der drenge wet alleen, En voert den vader weg, ontrukkende aan zyne oogen Dat bloedig fchouwfpel!... Ik, tot in myn ziel bewoogen, Verfoei de ontaarde wet, en eer' zo groot een' held, By wien des vaders eer, meer dan het leeven, geldt. Mev. Luzere. Terwyl wy alle hoop, in onze rampen, derven, Waarom toch deedt men ons, met Durimel, niet derven ? NEGENDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Clarissa, SaintFranc, Valcour. St. Franc, leunende op twee foldaaten en door Ueenige Officieren omringd. (driet, wdeerniskweltmynziel...Verlaaatme! Inmvn verMyn Heeren, troosten rny uwe iedle woorden niet. De officieren gaan weg. Clarissa, uit haare bezwyming bekomende. Myn vader, hieldt uw zorg myn'Durimel in 't leeven, G 3 Dien  ïg2 De DESERTEUR, Dien my de hemel hadt, tot echtge noot, gegceven ? St. Franc, in eene nadrukkelyke ontroering. Ik keer, gelyk ik u, myn dochter, had beloofd. Clarissa. Hoe! en van Durimel, myn' echtgenoot, beroofd! Hy is dan omgebragt! en gy, gy kost gedoogen, Dat die barbaaren hem vermoordden voor uwe oogen! St. Franc. Zie daar de wetten, die men niet mag wederdaan... Maar... Durimel is nu die wetten al ontgaan... Den dood getroost,bereid om 't fterven niet te fchroomen, Heeft hy de omhelzingen des vaders flechts vernomen, 'k Ontiing het laatfte pand van zyne tederheid, Voor u,myn dochter, en uw moeder, die welfchreit, En, met ons, een verlies, zoo doodlyk , moet beklaagen, Maar, moediger dan wy,dien rampfpoed weet te draagen. Jk breng u, uit zyn' naam , het allerlaatst vaarwel..'.. Dat ons de moed, die hem bezielde, ook nu verzeil', En ftillen troost verleen ?.. Hy wist van geen bezwyken, Maar gaf me, by zyn' dood, de mannelykfte blyken Van edelheid en moed, die alles overtreft, En een reehtfehapen mensch, ver boven 't ftof, verheft, Clarissa, de banden te zaamen voegende en naar den hemel ziende. Zo is hy reeds van hier, naar beter ftaat, geweeken!... GedoogóHemel,dat myn ziel voor hem moog'fmeeken!... Gy, die herftellen kunt al 't ondermaanfche leed, Vergoed, vergoed aan hem, al wat men hem misdeedt! St. Franc. ó Weduw van myn'zoon,maak u dien naam thans waardig; Volg, volg hem na in moed 1.. Myn hart was onrechtvaardig, Toen'khem beklaagde... Uw gunst vergeev'my dit beftaan 6 Hemel! 'k wil myn lot, grootmoedig, ondergaan. Dit leeven is te kort, de dood zo ras te vinden, Da,t niets ter waereld ons tot klaagen kan verbinden. Cla-  TOONEELSPEL.I03 Clarissa. Maar, welke hand droogt nu helaas! myn traanen af? St. Franc. Schrei met me! en, welke fmert ons ook het noodlot gaf, Leer het, ter dezer uur, kloekmoedig overwinnen. Treed in de plaats myns zoons; breng my dien zoon te binnen, Niet als verlooren, maar in u gevonden; toon, Ja toon my, door uw hulp, de liefde van een' zoon. Draag niet alleen uw leed, maar leer my 't myne draagen!..; Myn zoon ontvloodt deze aarde , en heeft niet meer te V oor al toos aan 't gezag der koningen ontvoerd, (klaagen. Wordt zyne ziel,door wet,noch angst,noch zorg,ontroerd. Hy ziet nu op ons neêr, met hartlyk mededoogen. Sla, waarde dochter, da thans hemel waard uwe oogen! De ziel uws egaê's is, in een gewenschter lucht, 't Gewoel der aarde en ons en onze finerte ontvlucht; Hy is de rampen van dit leeven reeds vergeeten, En zal, in eeuwigheid, niet meer van droefheid weeten. Maar wy, wy zyn alleen nog vatbaar voor verdriet... Myn waarde dochter, volg de dem der wanhoop niet. G y hebt een moeder en een vaders hart behouden, En, zo u dezen, in uw' daat, niet troosten zouden, Wat zou dan troosten ? Kom, bemoedig u, met my; Dat Durimels geluk ons beider toevlucht zy! Clarissa. Och mogt de dood my haast met Durimel verbinden! St.' Franc, tegen Valcour, die weent. Op morgen zullen we ons voor's vyandsleger vinden, Valcour, daar is het, dat ik, vallende in den flryd, Een klein gedeelte van den overigen tyd Myns leevens misfen zal; kome ik, aldus, te derven Zo zal die dryd my dechts een' korten tyd doen derven, Dien 'k langer leeven kon. Betreur, beween my niet, Maar drek dit huisgezin een toevlucht, in 't verdriet, Indien ik fneuvsl! Troost de hulpelooze moeder. G 4 Toon  ic4 De DESERTEUR, Toon aan Clarisfa 't hart van een' oprechten broeder. Gedraag u, op een wyz, zo loffelyk en goed, Dat u geen naberouw van fchaamte bloozen doet. Verflaatgymy?.. Valcour, 6 Ja. 'k Befloot dit reeds te vooren. St. Franc. Myn zoon, mogt uwe ziel ook deez belofte hooren!.., 6 Hemel, laat uw oog ons verder gade daan, En neem de traanen, die we u offren, gunftig aan! EINDE, PAR-  PARDON VOOR DEN DESERTEUR.   PARDON VOOR DEN DESERTEUR, ACHTSTE TOONEEL. ~\/f Mevouw Luzere, alleen. (ren!... J-VjLyn dochter!...Och! waar toe zal haar de drift vervoeZe ontvlucht me... 't Is te laat... Hoe zal 't haar ziele ontroeren, Wanneer zy Durimel, in't uitterfte gevaar, Aanfchouwen zal, om, op 't bevel van een' barbaar, Een fchuld, die andren wel vergeeven werdt, te boeten! .. Zal zy hem fterven zien, en niet, aan zyne voeten, Bezwyken!... Zal haar hart dien wreedenfchok weêrftaan? De wanhoop biedt haar thans een valfche toevlucht aan, Zy vliegt een' vyand , dien ze ontvluchten moest, in de armen. 't Hart van den colonel wist nimmer van ontfermen, En zou ze dezen nu beweegen door haar klagt!.... Clarisfe, 't is vergeefsch.... Waar men geen deugden acht, Daar fchreit men vruchteloos en kan geen' troost verwerven. .. Myn dochter, zult gy hem, dien gy bemint, zien fterven, En moedig blyven , op 'taanfchouwen van zynbloed?... Willende heen gaan. Maar,... Dat ik met u fterve, indien gy lterven moet. N E-  io8 De DESERTEUR, NEGENDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Hoctau. Mev. Luzere, willende heengaan, wordt EHoclau gewaar. llendige, durft gy verfchynen voor myne oogen?... 't Zy u de fpyt vervoere, of haat, of mededoogen, Ik heb een' afkeer van uw fchrikkelyk gelaat.... 'k Ontvlucht u... Vrees het lot, dat u te wachten ftaat. Zy wil heengaan. Hoctau. Blyf,blyf,Mevrouw;gy zult,wel haast,gewrooken wezen, 'k Heb voor geen' wreeder beul,dan voor myn hart,te vreezen; Dat hart, 't welk Durimel,zo fnood, verraaden heeft, Is vol van wanhoop. Zie, hoe zyn verraader beeft!... Ik heb den Jongeling bekend gemaakt, verraaden; 'k Ben oorzaak van zyn' dood'... Mev. Lozere. Een ziel, met fchuld belaaden, Als de uwe, vindt geen heul, geen toevlucht zelfs in 't graf.... Gy hebt dan't feit verricht!.... De wanhoop zy uw ftraf!... Doemwaardige!... Maar ik, ik moet myn dochter zoeken. Hoctau, haar wederhoudende. Neen,blyf,Mevrouw,bIyfhier,om Hoöau te vervloeken. Verderk de wroeging, die myn bange ziel vcrfcheurt, Voor dat ge uw dochter zoekt en Durimel betreurt. Zich van haar afwendende. Rampzalige als ik ben!... Ben ik hier toe geboren! Mev. Luzere, met verontwaardiging. Gy zult, in uw gemoed , wel haast, een vloekftem hooren, Dïe,fterker dan de myne, u daagen zal ter wraak.... Het  TOONEELSPEL. icö Piet treuren is myn deel. Hoctau. Misgunt gy u rt vermaak, Om my met angften en met wroeging te zien ftryden? Mev. Luzere. Hoe fnoodgy zyt, myn ziel heeft deernismet uw lyden... Wat is 'er uitgevoerd onedelmoedig man !.... Myn Durimel, myn zoon, gy zyt 'er 't offer van. De onmenfchelyke haat eens booswichts doet u fterven.... Driftiger. (ven.... Och! Waar blyft myn Clarisfe?... Indien ik haar moet derIndien , ik kinderloos geworden door uw fchuld, Gy my,ö wreedaard, niet vol woede aanfchouwen zult, Om uwe wroeging,door myngramfchap,teverfteiken; Zo gy my, in dat uur, uw ftraf niet uit ziet werken , Zo 'k me,uwenthalve, kwelle, en, al te zwak van hart, Geen' troost zoeke in uw' dood, denk dan, dat my de fmart, 't Gevoel beneemende, myn plichten doet verachten!... Verfoeienswaardig mensch! konde ik dit ooit verwachten? Spreek, hield ik u niet fteeds in achting, als een' vriend? Heeft myn gedrag van u dat gruwelftuk verdiend? Heb ik u reden tot zo vuig een daad gegecven ? Wat heeft Clarisfe, en wat heeft Durimel misdreeven? Heeft een van beide, u ooit iets haatelyks betoond? Of hebben ze immer u beledigd of gehoond? Was uwe ontaarde ziel zo zeer haar' plicht vergeeten, Datzy dien Hechts gedacht, by 'tknaagen van 't geweeten? Laat wreedaard! laat my gaan.... TIENDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Saint Franc, Hoctau. St. Franc, zeer verlegen en driftig. Wat is 'er uitgevoerd ?.... Uw  tio De DESERTEUR, U w dochter heeft al 't volk, door haar gedrag, beroerd. Zy komt, kloekmoedig, door de menigte gedrongen, „Natuur, dus roept ze, is hier te fterk, door de eer, bedwongen; „Maar myne liefde ziet geene ydele eerzucht aan. „Zo gy myn' egaê doodt, doe n>y, met hem,vergaan» „ Soldaaten,kent hem,dien gy dooden wilt, eerst nader. „ Hy is myn echtgenoot, die gryzaard is zyn vader, „De wonden, die hy heeft behaald, in ftryd op ftryd, „Verplichten u, dat gy zyn zoons befchermerzyt". Dit zegt ze en roept Valcour te hulpe.... Ik hoor haar fmeeken, En ben, onweetend wat ik doen moet, haar ontweeken... 'k Vergeet, dit oogenblik, misfchien myn plichten... Mev. Lozere, eenigzins bemoedigd. Neen.,.. Dat men Clarisfe volg'.... Hoctau. Red, red hem!...Ik alleen Een oorzaak van zyn ramp. Mev. Lozere, driftig legen St. Franc. Wil toch niet langer wachten!..» Zo gy zyn' vader zyt,zo gy u wilt doen achten Als vader, volg my dan, daar myn Clarisfe weent!... Bijmoedig. (leent!... Misfchien, myn Heer, misfchien, dat men pardon ver» Ik eisch een' plicht, waar van ge u zelv' niet kunt ver* fchoonen. U minder fterk, meer zacht, meer menfchel yk te toonen, Is iets,dat ge aan uw" zoon, volftrekt,verfchuldigdzyt. Niets knaagt ons fterker,dan 't geen ons natuurverwyt. Haar eisch, haar wet weêrftaat, met recht, alle andre wetten. Wee hun! die onverfchrokt', zich tegens haar verzetten; Zy wil gehoorzaamd zyn. St. Frakc.  TOONEE LSPEL. ui St. Fa anc. Mevrouw, wat vergt gy my? Mev. L uzeue. Dat Durimel u, meer dan alles, dierbaar zy. St. Franc. Ik kan de ontroering van myn hart niet openbaaren. Hoctau. Ik bid , ik ftneek u, help den jongeling bewaaren! Stel my in zyne plaatze. Ik heb den dood verdiend. Mev. Luzere, tegen Hoctau. Blyf hier ellendige.... Tegen St. Franc. Weerdreef my niet myn vriend! Zy gaan achter naar het Tooneel. ELFDE TOONEEL. Mevrouw Luzere, Saint Franc, Durimel, door Clarissa en Valcour vastgehouden, Hoctau. Clarissa, Durimel loslaatende en naar Mev. HLucere hopende. erleef.'en Durimel, myn moeder, is behouën... Daar is hy. Mev. Luzere, Durimel omhelzende. Ach myn zoon! Mag ik u weer aanfchouwen! St. Franc, zyne oogen naar den hemel Jlaande. Wat wedervaart myn hart, dat eerst, door fchrik beroerd, Zo ylings, door de vreugd, wordt aan zich zelv' ontvoerd! Hy omhelst Durimel. Durimel. De liefde en vriendfchap,ö myn vader,hieldt me in't leeven. Tegen Valcour. (ven, Nooit wierdt 'er grooter blyk van deugd en trouw gegee- Dan  m De DESERTEUR* Dan gy betoond hebt, in dit doodlyk oogenblik. St. Franc, Valcour de hand toereikende. Valcour, befchermer van dit dierbaar pand, zo ik U myne erkentenis, niet klaar genoeg, doe bly ken, Denk dan niet, dat ge my ziet in myn' plicht bezwyken. Maar dat uwe edle ziel, zich zo gek weeten heeft, Datze al 't vermogen van myn dankbaarheid ontzweeft. Valcour. Ik heb me van den plicht eens vriends alleen gekweeten; Op Clarisfa. wyzende. (ten. Maar de uitkomst hebt ge aan haar, by zonder, dank te wee* Hadt zy zich, zo getrouw, zo edel, niet getoond, Uw zoon, myn waarde vriend, was zeker niet verfchoond. Myn vader, meer door haar dan myn verzoek, bewoogen, Zag haare oprechte trouw, met innig mededoogen, Toen zy , zo onbefchroomd, door 's volksgeledren liep, Hem om genade fmeekte, en my om bylland riep; Toen zy haare eifchen bouwde op geen geringer gronden, Dan op uw vaderfchap, haar liefde en uwe wonden. Hy zag haar aan,hy zuchtte en, toen hy antwoord gaf, Toen fchreide hy, althans hy droogde de oogen af, En fchonk den jongeling genade... St. Franc, blymoedig. Aan deze trekken Is het bewys, dat hy uw vader is, te ontdekken. Valcour, Hoctau gewaar wordende. Hoe gy verraader! gy vertoont u aan ons oog, Wien men al 't onheil, dat voor by is, wy ten moog'!... Kuntgy, voor myn gezicht, verfchynen,zonder beeven? H o c t a u. Ik heb een misdaad, die den dood verdient, bedreeven. Verbeeld u nier, dat ik befcherming zoeke of heul. 'k Verfoei my ,en myn hart verftrekt zich zelv' tot beul. Nooit werdt 'er wroeging, als de myne is, ondervonden.... 'k Beken, dat ik de wet der vriendfchapheb gefchonden, De  TOO NEELSPEL. 113 De dankbaarheid, myn' plicht, alleeereen trouw veracht, En Durimel, uit fpyt, in dit gevaar gebragt. Niets kan 'er, voor een feit, gelyk het myne is fpreeken. Het fnooddeis ze'fs gering, by 't myne vergelteken,.. Maar 't is de liefde, die myn fiioodhe'd heeft verwekt.... Myn haat voor Durimel was, mooglyk ,nooit ontdekt; hiook hadde ik hem, voor 't minst, zo gruwelyk verraaden , Pladde ik myn liefde niet, rondbordig, zien verfmaaden, Hadt my, om zynen wil, Clarisfe niet ontzegt, Te hoopen op haar hand. Valcour, met verfmaading en fpotacbtig. Voorzeker.' met veel recht, Mogt een gedrocht,alsgy,naar zulk een fchoonheid dingen. St. Franc. Valcour, wil uwe drift en fpotterny bedwingen; 't Ellendig mensch verdient uw mededoogendheid. Hocta u. 't Verfchilt my niet, of men my haat of gunst bereidt.... Uw medelyden zelfs zou myne ramp vergtooten. 'k-Ben meester van myn lot, en heb, alreeds, beflooten, Pviy zelv' te draften Maar zeg, zeg me, 'l >urimel, Wilt gy myn misdaad my vergeeven? Kunt gy wel?.. Heb ik u niet te veel ?... Durimel. Wat gy ook hebt misdrceven, 'k Vergeef u alles; ja, ik kan het u vergeeven. Hoctau. Tegen Durimel, Tegen Mev. Luzere. Tegen Valcour. Plet is genoeg Mevrouw vergeet me ... Leer van my, Dat ook de moed, in 'teind,der fnooden toevlucht zy. Hy gaat fcbielyk Leen. Mev Luzere. Men volg' hem fchielyk eer zyn,reeds ontwaakt,geweeten Hem alle menschlykheid, op eenmaal, doe vergeeten. H St. Franc,,  IH De DESERTEUR, St. Franc. 6 Ja! Mevrouw, men volge en lette op zyn gedrag: Maar, eer wy 't einde zien van deez' geduchten dag, Moet ons Valcour nog naar den colonel geleiden; Onze aller dankbaarheid zal 't offer wel bereiden, 't Geen wy hem fchuldig zyn.... Dat nooit myn ziel vergeet', Hoe 't lot myn' vyand dwong, te deelen in myn leed. EINDE.  De Gecommiteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oétroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den sden November, 1772. aan hun verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van den DESERTEUR en het PARDON, Tooneelfpel, vergund aan Izaak Duim. la ^AmjlcUam, den 7. Augustus, i77s.   H E S T E R, TOONEELMAATIG ZANGSTUK,   II E S T E R, TOONEELMAATIG ZANGSTUK. Voor het meerder gedeelte naar het Franfche gevolgd van den ABT N A D A L, LU der Franfche Academie. DOOR BART IIO L O M E US RULOFFS. En het Muzyk te zaamen gefield door J O S E P H S C H M I T T. Te AMSTERDAM, BvFREDRIKde KRUYF, Boekverkoper. 1777.   TOEWYDING AAN DE WELGEBOREN VROUWE HESTER HOOFT, A 3 ECHT-  ECHTGENOOTE van den WELEDELEN GESTRENGEN HEERE MR. JOAN GRAAFLAND, HEERE VAN SCHOTERVLIELAND, ONTFANGER GENERAAL BT HET EDELMOGEND COLLEGIE TER ADMIRALITEIT TE AMSTELDAM. Ter gelegenheid haarer Welgeb: Verjaaringe. Welgeboren Vrouwe! ISJiet ten onrechte, houden de nakomelingen van ^ Abraham den naam en de gedachtenhfe van Hester, welkers deugd en fchoonheid hunne voorouderen voor den Moedigen toeleg en de doodelyke toerusting van een -wreed en trotz hoveling beveiligde, in waarde: en zy, en niemant kunnen de Christenen veroordeelen, wanneer zy htt hunne toebrengen, om de gedachtenisfe van eene go gedenkwaardige vrouw te bewierooken. De  De franfche dichter, de Abt Nadal, heeft haar tot een voorwerp zyner gezangen, welken ik, voor het grootfie gedeelte (behalven eenige byvoegingen, door my daar in geplaatst,) in het neder duit sch vertaald heb, verhoren; en wel voor zodanigen muficalifchen trant en fiyl, als reeds, federt zeer veele jaaren,hy de befchaafdfte natiën in gebruik waren. Op deeze wyze kan men het gehoor fireelen, de ziel door wezenlyke verlustigingen vermaaken, en, zonder te veel ernst met te veel vrolykheid, of te weinig wezenlykheid met eene te groote maate van vermaak te verè'enigen, een aller nuttigst gebruik maaken van fpeel- en zangkunst. En gelyk ik, in het openbaar moet belyden, Mevrouw, dat uwe achting voor de zang- en fpeelkunst en uw yver, ter hefcherming derzelven, altyd voorbeeldelyk en flandvastig geweest zyn, zo meen ik ook te mogen befluiten, dat ik, voor dit zangfluk, eene hetere en edeler befchermfier, dan U, te vergeefsch elders zoude opzoeken. Dan behalven deeze, dringt my nog eene meer byA 4 zon-  zonetere reden, om uw naam, in den gemelden zin, boven dit zangfiuk te plaat/en. Sedert byna vyfè'ntwintig jaaren, heb ik uwe gunst en achting, die my zo dierbaar zyn als myn leeven, genooten. Hoe meer ik dezelven zag uitblinken , hoe jlerker ik overtuigd werd, dat ik die niet verdiende; maar juist deeze overtuiging deedt my zorgvuldig acht geeven, om myn gedrag on'ópfpraakelyk te houden, en dus die achting en gunst niet te verbeuren. Zodanig is toch het byzonder voorrecht van uwe heg unftigden, Mevrouw, dat zy, uwe achting willende behouden, vrienden der deugd en goede zeden moeten blyven. Gedachtig aan deeze Jlandvastige achting en gunst, is het myne dankbaarheid, die niet toelaat, dat ik de minfie gelegenheid, waarin zy zich, ten uwen aanzien, zou kunnen vertoonen, laate voorbygaan; en hierom vermeet ik my, ook door deeze toewyding, openlyk te toonen, dat myn hart vervuld is met dankbaarheid, die, verè'enigd met uwe gunst, de vriendfehappelyke verkeering, altyd onverminderd, onbelemmerd en vol van zuivere geneuchtens, zal bewaar en. Ont-  Ontfang dan Mevrouw, ter gelegenheid van den dag uwer geboorte, dit gering gedenkteken myner dankbaarheid, die vergezeldis van hoogachting en vriendfchap.... Nooit, nooit zal ik groet er genoegen en reiner vermaak gewaar worden, dan wanneer ik U van de beste zegeningen , onafgebroken, omringd zie, en my, leevenslang, moge noemen Welgeboren Vrouwe, UWGBs. Onderdaanigerj Dienaar, BARTHOLOMEUS RüLOFFS. den 24 van Louwmaand MDCCLXXVII. A s PER-  PERSOONEN. assuerus. Hester. Hydaspes. Israëlitifche Mannen en Vrouwen. Choorzangeren.' Gevolg van Assuerus en Hester. HES-  H E S T E R. TOONEELMAATIG ZANGSTUK. EERSTE TOONEEL. C H O O R. Eenige hra'èliüfche Mannen en Vrouwen. M en ftell' zich 'shemels gunst voor oogen; Zyn goedheid ftreefde ons aller hoop voorby: Wie ons gevaar verhaalt roemt tevens zyn vermogen ; Dat dit dan onze zangitofi"' zy. Recitativo. Een wreede hand floeg Israël in boeijen, En dreigde 't met een' wisfen ondergang. Vergeefsch liet elk zyn traanen vloeijen, De wreedheid kent geen paal of dwang. Men hadt ons reeds,doorHamans haat,zien fneeven, Die, trotzer, dan zyn groote meester, woedt, Hadd' zich de hemel niet op onze zy begeeven , En, door een zucht voor israël gedreeven, Door Hesters deugd en fchoonheid, ons behoed. A 6 Duet-  a II E S T E R, duetto. Laaten wy de fchoonheid roemen, Die men thans de hoop kan noemen, Daar gansch isrel door herleeft! Roemen wy het groot vermogen Van twee fchoone en fchreijende oogen ? Dat den haat verwonnen heeft! Choor.. Laaten wy &c. Recitativo. Eene Isra'èlitifche. In Hesters zachte wezenstrekken Blinkt 's hemels opper-majefteit, Op dat haar fchoonheid moog' verftrekken Tot roem en eer van 's Hemels wys beleid. Aria. Geen hart,hoe wreed het zy,kan haar weêrflreeven, Zy dwingt het door haar kracht. De zucht,om zich een recht op wedermin te geeven, Heeft zucht tot deugd vaak voortgebragt. TWEE-  TOONEELMAATIG ZANGSTUK. 3 TWEEDE TOONEEL. Hester, Eenige Israëlitifche Jongvrouwen. Recitativo. Eene Israëlitifche. X-/aat, fchoone Hester, laat uw lieffelyke traanen, Waardoor ons leed en ongeval Welhaasj; in vreugd verandren zal, Zich nu een' weg naar Xerxes harte baanen! Aria. Gy hebt alreeds geknield voor 't hoog altaar, En uw gebeên ten hemel opgezonden, Waar d'Oppermagt, wiens raad geen fterfling kan doorgronden, Uw zuchten hoort, en deelt in ons gevaar. Reeds zien wy Hamans raad verfiooten Door uwe fchoonheid, die de hemel wil vergrooten! Gy hebt des konings hart bekoord. Schroom niet, vertoon u voor zyne oogen , vaar vry voort: Zyn hart, dat zich door ftaatszorg voelt verduiden, Zal nergens rust, dan aan uw voeten, vinden. A 7 Re-  4 H E S T E R, Recitativo. He ster. Och! met wat hoop wilt gy, dat ik me ftreel! TrouwloozeHaman is in hooffchen list bedreeven; Hy ment den toom van 't ryk, en 't is hem even veel Wat hy bedry v', zo hy zyn' vyand flechts zie fneeven. Aria. Is dit myn heil, is dit myn deell ó Hemel! die myn hart kent en myn leeven, ls dit een ftaat, dien gy my hebt gegeeven? Zal dan de troon zo dikwyls zyn befproeid Door 't vocht, dat uit myne oogen vloeit l Helaas! zo isrel ga verlooren , Wat baat my dan die hooffche pracht? En waarom ftrooit men voor den afgrond, die ons wacht, Gebloemtens, die het oogbekooren? ó Hemel, wiens geduchten raad Geen' fterfling te onderzoeken ftaat, Hoe weet uw gramfchap zich, door fchyn van heil, te dekken! Moet juist ons lot al de aard tot leering ftrekken! Zal dan de troon zo dikwyls zyn befproeid , Door 't vocht, dat uit myne oogen vloeit! Re-  TOONEELMAATIG ZANGSTUK. 5 Recitativo. Eene Israëlitifche. Verban die angften vry! Het zyn uwhemelfche oogen, Wier lonken flerkerzyn dan Hamans ftaatsvermogen. Die vyand, die ons reeds opöfterde in zyn hart, En ons misleid acht en bedroogen Bouwt een' te zwakken grond voor uwe fmart. Aria. Gy zult den vrede hier zien leeven. 't Betrouwen haalt hem reeds, als by verbeelding, in ; De hoop poogt naar hem heen te zweeven, Op vleuglen van de min. Tweede Israëlitifche. De Hemel zal voor uw belangen waaken. Tot nu toe was de troon,wiens glans de harten dwingt; Door valfche zorg en door losbandigheid omringd; Maar, federt gy dien moogt genaaken , Strekt ons het graf der onderdrukte deugd 9 Een bron van waare vreugd. Derde Israëlitifche. Ga heen, waar u de roem van Isrel zal verbeiden. Een weidiche ftoei zal u geleiden. Wat  6 H E S T E R, Wat wacht men van een' yver niet s Waarover liefde alleen gebiedt! Choor. Ga heen, waar u &c. Recitativo. Hester. Komt, volgt me, trouwe gezellinneni Komt, gaan wy onderling naar binnen* Wy zyn en blyven lotgemeen. Men meng' dan ook de traanen ondereen. Waak, Hemel, waak voor myn belangen! Verfterk myn hart, beltuur myn gangen! Aria. , 6 Liefde vlieg! ontgloei de borst Van een' misleid maar dengdzafm Vorst! Dat hy met u flechts ga te raade! VliegLiefde'waarom toeft ge,och kom ons nu te ftade. DER-  TOONEELMAATIG ZANGSTUK. ?. DERDE TOONEEL. Assuerus, Hester, Gevolg van Asfuerm en Hester. Recitativo. Assuerus. "V^ie is zo Mout, dat hy me durft genaaken.? Kan koninglyk gezag hem niet eerbiedig maaken Voor myn geducht bevel!... ó Hester, moest gy hier verfchynen? . Wat doodfchrik doet uw' glansch verdwynen! Ben ik het, die dien fchrik verwekke, en uontdell'? Hester. Kan ik u hier, daar gy 't verboodt, ontmoeten, En zonder dat ik fterve aan uwe voeten ? Assuerus. Och! in wat daat worde ik door u gebragt? Gy hebt my nooit voor iets zien fchroomen, Om u, zelfs in uw wenfchen, voortekomen. Jn welk een' zwier ik leeve en in wat pracht, Gy zyt alleen de fchat, naar welke ik tracht. Hes-  8 H E S T E R, Hester. Toon dat, uitliefde, uit mededoogen! Sla thans op Isrel gunftige oogen! In Suzan is, door Hamans wreed beleid, Al 't Joodendom het doodlyk zwaard bereid. Assuerus. Kan zo onwaard een volk uw medelyden wekken! Die traanen uit uwe oogen trekken! Zyt gy het iets verplicht ? H e s t e r. Een joodfche vrouw gafmyhetleevenslicht. En zou ik dan het lot der Jooden niet beweenen , De onnozelheid geen hulp verkenen? En zoudt gy dulden, dat zy voor de wreedheid zwicht', Assuerus. Moest gy tot my die woorden fpreeken, Terwyl myn ziel zich voelt in flerker liefde ontfteeken.? Gaf ik uw hoofd een kroon van goud, Opdat gy aan myn liefde twyfflcn zoudt.? Duet-  TOONEELMAATIG ZANGSTUK. 9 DüETTO. assuerus. Een hart, door afgunst voortgedreeven, Kan zyne drift niet wederftreeven; 't Ontziet noch vorst, noch kroon noch leeven, En lagcht, als de onderdrukte fchreit. He s t e r. Grootmoedigheid kan voor haare oogen, Noch onrecht noch geweld gedoogen, Zy toont haar vriendelyk vermoogen, Als onfchuld voor haar leeven pleit. Assuerus. Dat Haman beev'! Hester. De Koning leeve! Assuerus. Dat niets de deugd... Hes-  io H E S T E R, Hester. De deugd weêrftreeve! Grootmoedigheid ontrekt zich niet, Als onfchuld eenig leed gefchiedt. He ster. Geene afgunst moet de deugd verdrukken. Assuerus. Het recht moet nooit voor 't onrecht bukken. He ster. De Koning leeve in eeuwigheid! Assuerus. 'k Heb onfchuld myne hulp bereid. Hester en Assuerus te faamen. Geene afgunst, die de deugd doet zuchten, Doe ooit de liefde ons hart ontvluchten j Steeds blyve 't hart tot hulp bereid, Als onfchuld voor haar leeven pleit. Re-  TOONEELMAATIG ZANGSTUK, n Recitativo. He ster. 'k Weet, wat ik my mag van uw gunst beiooven. Uw liefde was nooit uit te dooven. Maar 't is de hemel, die u tot een' rang verheft, Waar de allergrootite ziel de rampen't meest bezeft. Assuerus. Myn ziel bezwykt voor uw vermogen * Spreek, wat befchouwt ge, dat u dit niet ftell' voor oogen ? He s ter, Een wreede ftaatsman vult de maat Der zonden, door de fnoodfle gruweldaad: Hy heeft, om 't joodendom te dooden , Slechts nog één oogenblik van nooden. Assuerus. Dat Haman eer verga, die eene daad zo wreed Te onmenschlyk heeft gefmeed! Dat hy zich wreeke op zyn's gelyken. 't Is of de hemel zich tot uw befchermiog wendt, En thans Hydaspes herwaard zendt, Opdat, door myn bevel, u myne trouw moog' blyken. VIER.  12 h e s t e r, vierde tooneel. Assuerus, Hester, HvdaspeSj Gevolg van Israëliten. Assuerus. K om volg, opdat ik u vertoon, Wat wraak zo fnood een daad verftrekken moet tos loon. vyfde tooneel. C fl O O R. Eenige Israëliten te zaamen. emel geef, dat Mesters roem en leeven, Al wat hun dreig fteeds moog' te boven ftreevenJ Gedoog, dat haare zegepraal By het bekoorlyk fchoon van haare deugden haal'! EINDE.  NATALIA, TOONEELSPEL.   NATALIA, TOONEELSPEL, NAAR HET FRANSCHE VAN M E R G I E R. DOOR EARTHOLOMEÜS RULOFFS. Te AMSTERDAM, By 11 A A k Duim, op den Cingel, by de Drie-Koningftraat. Met Privilegie. 1777.   O P D R A G T AAN DEN WELEDELEN GESTRENGEN HEERE 3VK HENDRIK NICOLAAS HASSELAER, * 3 SE-  O P D R A G T. SECRETARIS DER STAD AMSTELDAM. D e deugd zal, in wat kleed ze ook fteek', Wat taalgewaaden zy moog' draagen, Het zy ze in dicht of ondicht ipreek', Altyd den man van fmaak behaagen : Hy fpoort haar doel en wandel na, En let op haare vaste treden In 's leevens wisfelvalligheden, Wanneer 't haar wel of kwalyk ga, En zal zich nimmermeer onttrekken, Haar, als zy 't noodig hebbe, en verg' ten baak te ftrekken. Zo trof N a ï a l i a , in fmart En zorgen, die het hart verfcheuren, Gedompeld, uw meêdoogend hart, ö Hasselaer! doorangdig treuren, Gy vondt, in deez' misleidde vrouw, Door myn' Merciek zo fchoon getekend, De domme traanen zelfs welfpreekend, Die zy vergoot, in haaren rouw. Haar deugd, te wreed, te onheusch bedroogen, Hadt op uw harte een fterk, een onbepaald vermogen. Gy  O P D R A G T. Gy fpoorde zelfs myn zangder aan, Om haar op ons tooneel te voeren... Geen zucht, geen trek naar lauwerblaên Kost myne zangfter meer beroeren Dan zulk een fpoor, dat lokt en dwingt En noopt, en 't harte kanontgloeijen. Geen Pegafus behoeft te vloeijen, Waar frnaak voor deugd de dichtlust dringt: Ik blyf het uwenfmaak verfchuldigd, Dat ik N A T A L i A, als dichter, heb gehuldigd. Gedoog dan ook, dat ik u verg' Om haar ten kunstmeceên te ftrekkenl Sta toe, dat zy zich by u berg! TJw naam haar voor den nyd moog' dekken! Die gunst zal, waar zy ook verfchyn, Haar hoofd met edlen glansch verderen, En haar veel waarder dan lauwrieren Of ander merk van luister zyn: Zo roemen past, zo zal ze roemen, Niet op een kroon van lof, maar u meceen te noemen. MIOCCLXXVII. BARTHOLOMEUS RULOFFS. *4 VOOR  V O O R R E D E. M 1'iERCiEa voert onder den naam van Natalia, in dit tooneelfpel, eene zeer bevallige en deugd, zaame vrouw ten thneele. Zy was de dochter van een braaf zeeman, en ^verleid zynde door de bekoorelyke boedanigheden en drangredenen van zeker officier, onbedachtzaam genoeg, om zich , in haare hloeifendjle jeugd, aan zyne voorjlellin. gen, om, buiten den echt, in de geneucbtens van het huwelyk te deelen, over te geeven. Zy verliet dan haar ouderlyk huis, tentyde, dat baar vader op zee was, en durfde zich, door de gevolgen van haare onbezonnenheid, met reden, voor de gramfchap van haar vader beducht, niet weder voor deszelfs oogen verloonen. Na bet ter waereld brengen eener dochter, vermeerder ie baare bevreesdheid, ten deezen aanzien ; waarom zy dan ook het kind aan zekere vrouw betrouwde, en zich met haar minnaar, zo beimelyk als zy konde, elders npbieldt. Haar vader, van zyn zeetocht terug komende, en het  VOORREDE. bet bedryf zyner dochter verneemende, deedt al, wat in zyn vermogen was, om het verblyf en wedervaaren zyner dochter te ontdekken. Hoewel zyne onderzoekingen, dit aangaande, verfpild werden, (want zy en baar minnaar hadden een' anderen naam aangenomen ,) ontfing by echter bericht, dat zyne dochter een kind ter waereld gebragt en het zelve aan zekere vrouw, ter opvoeding, hadt toebetrouwd. Hyftelt alle middelen te werk, om deeze vrouw tebeweegen, dat zy hem dat kind overgeeve, 't welk hem gelukt. Zo dra by het pand, waarop zyn hart gefield was, in zyne magt hadt, gelukte het hem insgelyks, zyne vrouw te beweegen,om hetzelve, als baar eigen kind, op te voeden. Nu fcheen het bem geraaden, de voedfter te doen gelooven, dat het kind onverhoeds was geftorven; zekerlyk, om door die misleiding, bet onderzoek der ouderen te ontwyken : ondertusfcben belemmerde de tusfcheninvallende dood zyner echtgenoote bet oogmerk , 't welk by hadt in de opvoeding des kinds. De * y dood  VOORREDE. dood zyner vrouw, gevoegd by de droefheid, welke zyn vaderlyk hart, over het grievend verlies zyner dochter, waarvan by zich zeer veel vreugde, inden ouden dag, beloofd hadt, en welke hy, vermoedde, of niet meer in 'i leeven, of onder bet getal van eerelooze vrouwen, in deeze of geene jlad, te zwerven, deedt hem befluiten , om , ten platten lande, in de diepfie flilte, te gaan leeven, met bet aangenomen kind en deszelfs veedfler, welke hy, tot zyn voorneemen overgebaald hebbende, de misleiding, waarin by haar en zy de ouderen des kinds gebragt hadt, openbaarde. Dit befluit volbragt en, ecnige jaaren, op bet land, onder eenen vreemden naam, geleefd hebbende, gebeurde bet, dat de verleider van s'mans dochter, die den ouden zeeman, in perfoon, geheel onbekend was, en die, gelyk ik reeds gemeld heb, ook zyn' naam hadt veranderd, in dien landftreek kwam, en daar zyne dochter , die hy, met geene mogelykbeid, vermoeden konde, zyne dochter te zyn, ziende, en door haare bekoorelykleden getroffen, de volgende list, om aan zyne nieuwe liefde te voldoen. te werk (lelde. Hy  VOORREDE. Hy verzoekt den ouden man, op de ernftigfte wyze, voor hem en een zyner nabefiaanden (eene moei of nkhté) een gedeelte der landwooning te verhuuren. Hiertoe laai zióh de oude man, na eenige tegenftribleling, en niet, voor dat hy, door de gefprekken en bet zedig voorkomen van den onbekenden vervoerder zyner dochter, was ingenomen, beweegen. Deeze list gelukt zynde, duurde bet niet lang, of de minnaar liep den zeemanin de oogen. Hy zag wel, dat 'er tusfcbenzyne kleindochter, welke by altyd voor zyne dochter badt doen doorgaan en 't meisje zelve in dat denkbeeld zorgvuldig gehouden, eene betrekking begon plaats te neemen, die te byzonder was, om voor loutere burgerlyke vriendfcbap te kunnen doorgaan: dan, daar by, hoe langer boe meer, behaagen fcbepte in bet bevallig voorkomen van deezen zynen huisgenoot, trachtte by, wel verre van die betrekkingtewillenverbreeken, dezelve te bevorderen; en hoewel hy, door zyne gefprekken met zyne kleindochter , duidelyk genoeg befpeurde, dat de liefde, van haare zyde, voor dien minnaar  VOORREDE. naar niet flerk was, enfcbier in enkele achting heftondt, oordeelde by echter, dat zy , zodra de minnaar zich volkomen als verliefd verklaard hadt, geen beter man ter waereld, naar zynen fmaak als vader, zou kunnen aantreffen. Hy dringt haar dan, op eene zeer nadrukkelyke noyze, tot dit huwelyk, en baalt haar weifelend harte, ten laatsten, tot zyn genoegen over. Hoewel nu alles, naar den wenscb des vaders en des minnaars, fcheen te zullen afloopen, was het N a t a l i a, (de aangenomen naam van zyne verleidde dochter,) die het beflooten huwelyk, op de volgende wyze,belette. Deeze ongelukkig misleidde vrouw, nu reeds byna achtien jaaren, met haaren minnaar geleefd, en, in de laatjlen dier jaaren, reeds befpeurd hebbende, dat de liefde, aan de zyde van haaren verleider, merkelyk verzwakte, boewelzy zyne hoogachting altyd hadt behouden, en door het gerucht bericht zynde, als ook door zyne brieven, op eene ingewikkelde wyze, dat hy beflooten hadt, elders een huwelyk aan te gaan, flortte in  VOORREDE. in eene zeer geweldige droefheid, die baar op bet verliezen haarer gezondheid te ftaan kwam. Niettegenstaande haare afneemende krachten, neemt zy bet kloekmoedig befluit, om den vertrouwden bedienden van haaren minnaar, die, over en weder, telkens van de jlai naar het land reisde, te volgen, zo dra zy, uit den laatften brief van haar minnaar, zyn affcbeid van haar hadt geleezen. Zy komt, onverhoeds, ten huize van den kapitein va n Va alveld, waar zich baar minnaar opbieldt, en zegepraalt, ter deezer plaafte, door haare volftandige tederheid, liefde en deugd, over de vlaagen der nieuwe liefde van haaren minnaar. Hy voelt zich, op nieuw, door zyne eerfte bekoorfier getroffen, en ontneemt aan de onbezonnen drift, wat hy aan deugd en vriendfchap niet in ftaat was te ontneemen; te weeten zyn hart. De wyze, waarop by zyne verbindtenisfe met de kleindochter van den zeeman verbreekt, is bet onbedoeld middel, om de voorige vermomming van naamen, zaaken en perfoonen weg ts neemen; en de gefcbiedenis, zo als zy door M E r c i e r ten  VOORREDE. ten tooneele gevoerd is, en aandoenelyk afloopt, is attentbalven ingericht, om, ten duidelykflen, te vertoonen, dat' de verleiding en de onbedachtzaamheid zelve niet altyd bekwaam is, om de deugd, onberflelbaar, te doen vallen. Om dit tooneelfpel,voor elkleezer,geheel duidelykte maaken, heb ik de gefchiedenis, daar in voor gefield, onafgebroken en regelmaatig willen voordraagen; en my blyft niets overig, hierby te voegen, (want ik kenne my niet bevoegd, om de fcbikking van Mercier te verandwoorden,) dan de verandering, die ik in naamen en plaat)ren gemaakt, en de vryheid, dieik, ten aanzien der vertaaling, gebruikt heb. Op bet voetfpoor van anderen, heb ik bet fpel,als in ons vaderland voorgevallen-, vertoond, en dus den mannen nederduitfchen, en zo veel ik weet, onérgerlyke naamen gegeeven. Men houdt het toch gemeenelyk daar voor, dat een tooneelfpel, meer ingang en meer toejuiching by den aanfcbouwer verwerft, wanneer men derzelven zich kan doen voorfiellen,dat het geval ,'t welk hy ziet vertoonen, of, ter plaatfe, daar hy woont, of daar  VOORREDE. daar omflreeks, althans ter deezer of geener bekende plaatje in het vaderland, kan zyn voorgevallen. En wat nu belange de vertaalinge; deeze heb ik met eene ruime maate van vryheid behandeld, en, hier en daar, waar men meende, dat te veel herhaalingen voorkwamen, befnoeid. Ik heb ook, op eene of twee plaatfen, en wel daar de bediende van bet ongeluk /preekt, dat zyne vrouw was bejegend, eene andere rede of een natuurlyker voorval, dan 't geen de aucteur ingevoerd heeft, geplaatst. Men zal, zo ik boope, myn dicbtyver niet veroordeelen, om dat ik vrymoedig geweest ben inde behandeling van dit tooneelfpel; noch afkeuren, dat ik, in myne ledige uuren, die weinigen in getal zyn, het myne toebrenge, om denfchouwburg, door flukken van eorfprongelyken goeden fmaak, te voorzien. VER-  VERTOONERS. van Vaalveld, kapitein ter zee, ten dienfle der vereenigde nederlanden. Eddard, eertyds officier. Agatha, jonge juffrouw. Natalia. Waarborg, buisbejluurder van Eduard. Christina, zoogmoeder van Agatha. Een Knecht. Eenige zwygende bedienden. Het fpel /peelt op de buitenplaats van van Vaalveld. N A-  NATALIA» TOONEELSPEL. Het tooneel verbeeldt een ruime kamer. In het ver' Jchiet ziet men eenige boomen en tuingevaasfen. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. van Vaalveld, Christina. svan va alv e ld. luit eerst de deur,men mogte ons onderhoud verftooren. Christina, fluit de deur. Ze is al in 't dot myn heer; Nu zal ons niemand hooren, Dus kunt gy fpreeken. van Vaalveld. Maar, ik bid u, fpreek toch zacht... Gy hebt my, federt lang, geen 't minst bericht gebragt Van Agatha. Christina. De kunst, om ieder te bekooren, Door fchoonheid en door deugd, fchynt haar als aangebo't Is of haar ieder dag volmaakter worden doet, (ren. Zo dat men haar,deeds meer en meer, beminnen moet. van Vaalveld. Dit is my wel bekend;... 'k wilde u iets anders vraagen. Kan Eduard haar, in 't byzonder, niet behaagen? Christina. Hoe Eduard! van Vaalveld. Wel ja. .. 'kBeken, toen hy eerst kwam, Stond ik, met weerzin, toe, dat hy hier intrek nam; A Maar  2 NATALIA, Maar in 't vervolg, fints ik hem beter leerde kennen, Konde ik my niet alleen zyn' omgang wel gewennen, Maar zyn gedrag heeft my betoverd en bekoord... 't Is alles zedig, wat men van hem ziet of hoort. Christina. Dit is zo... Hy gedraagt zich ongemeen befcheiden Omtrent uwe Agatha. van Vaalveld, Maar... wil me niet misleiden! Mint hy haar niet ? Christina. Om u te zeggen 't geen ik gis, Zo denk ik indedaad , dat hy haar minnaar is; En nochtans fchynt zyn min het eigenlyke teken Van 't geen men, in 't gemeen, verliefdheid noemt, te ontva n Vaalveld. (breeken. Hoe zo ? Christina. Hy fchynt voor haar juist zulk een eerlyk vrind Als gy, en mint haar, fchier zo flerk, als gy haar mint. van Vaalveld. Wat zegt gy ?. ..Zou hy haar, zo flerk als ik, beminnen? Neen, neen, in dezen zin, kan hy 't nooit van my winnen. Hoe groot zyn tederheid voor myne dochter zy , Myn zorg ftreeft zyne liefde, in alles, ver voorby... Maar hebt gy niet ontdekt, of Agatha zyn reden Gehoor geeve, of zy hem met geene tederheden ?... Christina. Zy hoort hem met vermaak, en acht hem waarlyk hoog. Zy mint zyn' omgang, pryst zyn zeden, die haar oog En hart bekooren; maar, ondanks die zuivre trekken Van achting, kan ik toch de liefde niet ontdekken. van Vaalveld. Waar op toch denkt gy, dat die twyfling is gegrond? Christina. Zo menigmaal, myn heer, ik hen te zaamen vond, Daar  TOONEELSPEL. 3 Daar de een den ander, als om ftryd,zocht tebehaagen, Heeft zy zich jegens hem een weinig vry gedraagen. van Vaalveld, Wel nu..! Dat vry gedrag eischt dat de liefde niet ? Christina, bet hoofd fchuddende. 'kErrinncr my, dat, als de liefde 't hart gebiedt, Men zeer omzichtig is...Zy toont te veel betrouwen, Te veel gerustheid, om haar, als verliefd, te aanfchouwen. van Vaalveld, met blydfcbap. 't Is goed... ik ben voldaan... Ik vreesde voor het hart Van Agatha... De liefde is my een bron van fmart En ongeluk geweest, ten aanzien myner maagen!... Wil u toch, in 't vervolg, vooral omzichtig draagen, Op dat aan Agatha niets blyke, zo van 't geen Wy fpreeken, als van haar geboorte, aan u alleen Bekend, en een geheim, my waarder dan het leeven. Ontdek het niet.. ,Myu hart zal u fteeds blyken geeven Van dankbaarheid. Christina. Myn heer, het is van over lang, Dat ik fteeds blyk op blyk van uwe gunste ontfang; Maar,fchoon ik 't oogenblik fteeds zeegnen moeten achten, W aai in zy Agatha in myne wooning bragten, 'k Betuig u echter, dat zy nooit haar moeder noemt, Of myne ziel ontroert. van Vaalveld. Schoon gy haar lot verbloemt, Gy kwetst de waarheid niet, dus blyve 't u bevolen, Dat haar geboorte toch zorgvuldig zy verholen... Myn ongelukkig kind leeft mogelyk niet meer!... Zeg, zo myne echtgenoot', zo hartelyk en teêr, Den moederlyken post voor haar niet hadd' vervangen, En yverig gewaakt voor Agatha's belangen , Die ze in de plaats nam van haar dochter, ons ontroofd, Zou dan dit dierbaar kind', dat zo veel vreugd belooft, A z Oap  4 NATALIA, Ontbloot van byftand, niet alleen ellendig zwerven, En ik de hoope op een gelukkig nakroost derven ?... Ik zou myn leeven fteeds verflyten in verdriet. Myn dierbaare Agatha ontging het noodlot niet Van een' bedrukten wees; zy zou, hoe zeer verheven Door deugd en fchoonheid, fteeds in diepe ellende leeven, Eu, buiten maatfchappy, veracht zyn en verfmaad... Men heeft de wreedheid toch, wel ver van zich den ftaat Eens onbekenden wees, grootmoedig, aan te trekken, Tot fmaadvermeerders vanzoarmeenkindtedrekken... Myne Agatha is die verfmaading nu ontgaan; Men ziet haar voor geen' wees, maar myne dochter aan; Die naam beveiligt haar voor een onbillyk hoonen... 'kZal haar het hart, dat ik haar moeder toedroeg, toonen. Zy treedt in haare plaats.. .Dit zo beminlyk kind Errinnert my, elk uur, dat ik my by haar vind , Haar moeder... en hadde ik haar mede moeten derven, Zulk een verlies hadt my, van enklen rouw, doen fterven. Christina. Schoon ik uw oogmerk pryze en haar geluk bedoel, 'k Beken toch , dat ik, nu en dan, de wroeging voel , Zo dikwyls ik herdenk, in weerwil van myn poogen, Dat ik haare ouderen misleid hebbe en bedroogen, (heer Toen ik het kind verbergde en dood noemde... Och, myn 't Was toch hun eige kind... Der oudren hart is teer... Zy hadden 't myner zorg zo ernftig opgedraagen... Die jonge man... van Vaalveld. Ga heen, laat u 't gemoed niet knaagen. Dat wreede mensch verdient den naam van vader niet. Hy bragt myn dochter, als een trouwlooze, in't verdriet, En hadt zyn dochter, om de moeder, wel verlaaten... Dit is geen liefde, geen beminnen, dit is haaten... Die ligtmis is geen mensch... een wreedaard... Christina. Zou de fchyn Van  TOONEELSPEL. y Van zo veel tederheid dan zo bedrieglyk zyn!.. van Vaalveld. Ik kwam te laat, om hem te draden naar behooren... Helaas! myn dochter fcheen een beter lot befchooren. Haar fchoonheid was gepaard met eerbre onnozelheid. Haar jeugd was oorzaak, dat haar reden werdt misleid. Zy was te jong, om list te kennen en te ontvluchten... Beklaaglyk offer van de bitterde ongenuchten!.. Zy zag den afgrond niet, voor ze 'er in nederviel. Christina. My dunkt, ik zie hem nog, met eene ontroerde zie!, U w dochters handen door zyn traanen overfproeijen ! De liefde en vriendfchaj) fcheen uit zynen mond te vloeïjen. Hy noemde haar zyn bruid, zyne echtgenoote enfchat; En drukte haar en 't kind, dat ze in haare armen hadt, Met vaderlyke drift aan 't hart, dat fcheen te breeken. De tedre moeder was wel vriendelyk in 't fpreeken. Maar zy herhaalde toch, hoe fmertelyk haar ziel Het dil gedenken aan haar waardige oudren viel, En hoe dit haare vreugde ontrustte en kon verdooren! van Vaalveld. Houd op!., Ontzie myn harte! Ik kan die taal niet hooren... Maar zegme, zoudt gy hem, weérziende, kennen? Christina. Neen. 'tWas avond, toen hy in myn huis kwam, en hy fcheen Zeer twyffelmoedig, zeer bekommerd, vol gepeinzen, En juist als iemand, die een oogmerk poogt te ontveinzen. Ik zag hem by de lampe, en flechts een oogenblik. van Vaalveld, Die trouwelooze werdt,door vriendfchap noch door fchrik, Weerhouden, om zo wreed myn dille rust te ontroeren, En myn onachtzaam kind, my, voor altyd, te ontvoeren... Zo hy myn dochter, als hy voorgaf, hadt bemind, Hadt hy, als iemant, die zich, in het eind, bezint, Zyne onbezonnenheid, zyn drift, aan myne voeten, A 3 Met  6 NATALIA, Met zuivre traanen en boetvaerdig, kunnen boeten. 'k Had hem het misdryf ook vergeeven...Maar nu kan Myn hart niet denken, dan met affchrik, aan dien man. Christina. Maar ons vertrek, myn heer, zo fchielyk opgekomen, Heeft hem het middel tot zo goed een daad ontnomen. van Vaalveld. Neen, neen. Dit gaf misfchien zyn heimelyk beleid, Zyn doelwit beter kans, te meer gelegenheid... Die jeugdverleider zal haar, om zyn' aart te toonen, Thans mooglyk met een' doet verleiden faam doen woonen ... Dit denkbeeld jaagt myn harte een doodfchefiddringaan. Wie weet, wat lot myn kind alreeds moet ondergaan! Wat wroeging vruchtloos knaage in't rusteloos geweten, Niet denkende, dat zy van my niet is vergeeten, Dat zy een' vader hebb', wiens hart ze heeft verfcheurd, En die, fchoon ver van haar, nochtans haar lot betreurt. Christina. U is, in Agatha, een dochter weêrgegeeven, Die, onder uwe zorg , reeds zestien jaar mogt leeven;.. Uw liefde heeft den naam van vader wel verdiend. van Vaalveld. En wie toch zou my dien betwisten ?.. 'k Ben haar vriend, 'k Ben haar befchermer.. .'k Heb de rechten van een' vader... Zy hoort my toe en heeft, ter waereld, niemand nader... Zy , dus bevryd voor fchande, en door my opgevoed, Zal de erfgenaame zyn en van myn' naam en goed.., Gy ziet wel, dat myn doel des Hemels welbehaagen Zo zekerlyk, als dat myns harte, weg zal draagen; Want eveneens als ik haar' toevlucht ben, is zy Een tydelyke bron van waar geluk voor my. Christina. En gy denkt haar,in 't kort, naar'k gisfe ,een' man te geeven? van Vaalveld. Het is myn post, haar fteeds gelukkig te doen leeven: Dan  TOONEELSPEL. 7 Dan , hoe 't hier mede ook zy, en wat gebeuren zal, Draag zorge, dat u toch geen roekloos woord ontvall', Dat myn bedoeling, die gy kent, zou hindren kunnen. Myn doel is billyk... Met nadruk. En wilt gy my niet misgunnen, Dat ik gelukkig ben, bewaar my dan den naam, Van vader, die my ftreelt, en dien ik my niet fchaam. Maak toch, op eenmaal, door een onvoorzichtig fpreeken, Geen twee ellendig! Christina. Neen, myn trouw is u gebleeken. 't Geheim zal, nevens my, neêrdaalen in het graf. Dit heb ik u beloofd; en 't woord, dat ik u gaf, Geef ik, ter dcezer uure, u nogmaals.., van Vaalveld. *k Ben te vreden. Ga... Laat me alleen. TWEEDE TOONEEL. van Vaalveld, alleen. tïelaas! door welke oploopendhedea Werdt myn bedroefde ziel, in de eerste drift, beroerd! Gramftoorigheid heeft my, misfchien, te ver gevoerd. Veelligt heb ik aan hun, wier noodlot my doet fchroomen, Door myn vertrek, den weg tot wys beraad ontnomen... Och! waarom vielen zy den vader niet te voet ? Maar mooglyk had ik hen niet heuschelyk ontmoet, Geen vonnis, zo als ik moest vellen, uitgeweezen, Ten ware ik in hun hart hadd' kunnen zien enleezen... Kan 't wezen, dat ik my myn kind onttrekken kon ?... Myn hart was nog by haar, toen ik myn reis begon ... Hoe verre ik over zee, gevoerd werd uit haare oogen, Myn hart bleef toch by haar. Ik heb't haar niet onttoogen.,, Fortuin,gy hebt my wel met gunftenoverdekt; A 4 Maer  3 NATALIA, Maar d'allergrootften fchat, die al myn' yver wekt, Dien ik niet misfen konde en die my kost bekooren, Dien dierbren fchat heb ik thans, voor altyd ,vcrlooren... Uw giften, gunstig lot, zyn vruchtloos voor myn hart. Och! wie, wie zal den ramp, de angstvalligheid, de fmart, Waardoor hy , die myn kind verleidde, my doetkwynen, Herdellen ? wie toch kan dit hartzeer doen verdwynen!.., DERDE TOONEEL. van Vaalveld, Eduard. WEduard. el nu myn vriend, zyt gy ten eind van uw beraad ? van Vaalveld. Gy zyt zo dringend als beminlyk, indedaad. Oprechtheid is, in al uw' handel en gefprekken, Schier zonder omdag of bewimpeling, te ontdekken.., Verfchoon myn' ouderdom ! 'k Ben in dat leevens perk, Waarin men nooit, dan zeer omzichtig,gaat te werk, En niet befluit, dan na veel weegen en veel wikken; En hierin kan zich 't harte eens jonglings niet wel fchikken... Eduard. Eens minnaars meent ge ? va n Vaalveld. Ik fpreek dit woord bezwaarlyk uit... Dat woord als woord kent elk; maar wat het in zich fluit Is weinigen bekend. Eduard, Uit achting aangedreeven, Heb ik u blyk op blyk van myn beftaan gegeeven. 'k Gaf van myn goedren, van myn maagfehap u bericht, Gy moest my kennen... Zeg, wat ben ik meer verplicht ? van Vaalveld. *k Ben dit aangaande, zeer voldaan en wel te vreden. Maar Agatha... ze is jong.., EdU'  TOONEELSPEL. 9 Eduard. Dit baart geenzwaarigheden. van Vaalveld, op eene vertrouwelyke wyze, Hoor...'t is myn oogmerk niet, met u te veinzen, neen. Ik wil u, voor de vuist, ontdekken wat ik meen... Zo Agatha, myn vriend, befluit, met u te trouwen, Zal ik, uit al myn hart, u als myn' zoon befchouwen, Maar 't voegt wel, dat zy zelve u noeme... Eduard. 'k Eisch niets meer. va n VA a l veld. En gy wilt haar geluk bevordren... zeg myn heer ? Eduard. Of ik dat doen wil ? van Vaalveld. Ja. En eer wy iets beginnen, Zo zeg my, zult gy fteeds myne Agatha beminnen ? Belooft gy dit, myn vriend? Eduard. Belooven! Twyftèlt gy ? van Vaalveld. Bemin haar, bid ik u, bemin haar toch om my !... Indien gy wilt... Haar jeugd is, onder 's vaders oogen, Met zo veel zorg, met zo veel bly dfchap, opgetoogen... 'tMeisje is aanvallig, blyde en altyd welgemoed... Zuchtende, op eene min of meer treurige wyze. En gy berooft my nu van zulk eeu dierbaar goed!... Eduard. Wy zullen, hoop ik, deeds met u te zaamen leeven, van Vaalveld. (geeven; Nu fpreektgy naar myn hart!.. Gy hebt me uw woord geHerhaal het, bid ik u... Volbreng, volbreng uw woord... Maar, heeft ze u, indedaad, gelyk gy zegt, bekoord? Eduard. Of zy me heeft bekoord! Wien zou ze niet behaagen ? Gy, die haar deugden kent, behoeft dit niet te vraagen. A s Myn  io NATALIA, Myn liefde is juist geen vrucht van loutre zinlykheid... Uw dochter heeft een ziel,die haar meer onderfcheidt, In eenen ouderdom van naauwlyks achtien jaaren, Danandren, eens zooud...Ze is deugdzaam en ervaaren... De zachtheid van haar' aart, de fchoonheid van haar' geest, Die beide zyn my deeds aanbiddelyk geweest. van Vaalveld. Schoon ik haar vader ben, wil ik aan u belyden, Dat haar myn hart den lof,dien gy haar geeft, moet wyden... En nam de Hemel my dit dierbaar pand eens af, 'tGeen hy ms , zo ik hoope, in zyne goedheid, gaf, Daar zou voor my geen vreugde op aarde zyn te vinden. Niets, niets ter waereld zou me aan't leeven meer verbinHem fterk aanziende. (den. Maar zeg eens!.. Gy hebt my begocheld, en ik gis.,. Eduard. Wat dan... van Vaalveld. Dat dit, myn vriend, wel klaar gebleeken is, Toen ge een gedeelte van myn wooning k waamt te huuren. Ik zocht een huisgezin, geen vryers tot gebuuren .. Ik dacht wel, toen ik ze u verhuurde, daar niet aan, Door dien gy my verhaalde, (en blindelings af deedt gaan Op die vertelling,) dat gy hier, in 't kort,uw nichten Verwachtte,en hoogly k, door die wooning, zoudt verplichDan wat ik zie, myn vriend, ik zie die nichten niet. (ten... Een minnaars list... niet waar? Dit is wel meer gefchied. Eduard. Hebt gy hier reeds geen goed, geen huisfieraad vernomen? Een myner nichten zal, in waarheid, herwaard komen. Gy zult vergeeven... van Vaalveld. 5t Hielp my weinig, indedaad, Dat ik myn wooning hoog in prys hield... 'k maakte daat, Dat dit u van 't befluit misfchien wel af zou trekken!... 't Is toch getekend... maar hoe, weet ik niet te ontdekken. Edu-  TOONEE LSPEL. ït Eduard. Ik vlei me toch, dat ge uw belofte houden zult? van Vaalveld,-hem de band geevende. Zy wordt, met al myn hart, bekrachtigd en vervuld: Want nimmer zal ik my, naar 'k gisf ',myn keus beklaagen. Eduard, zich , met een weinig ernst, buigende. Ik zal my,als uw zoon, volftrekt plichtmaatig draagen; Een weinig vrolyker. En zo 'k my niet bedrieg, zult gy, in 't kort misfchien, 't Gcwenschte huisgezin in deze wooning zien. van Vaalveld. Myn waarde vriend, zo gy intusfchen kost bed uiten Tot nitftel... Eduard. Ach! myn Heer, kunt gy die woorden uiten ? 'kHeb reeds,vier maanden lang.myn hoopend hart gekweld. De liefde is lang genoeg ter harde proef gedcld. Men mag wel, naar ik denke, op een voltrekking hoopen, Wanneer 'er vruchtloos zo veel maanden zyn verlooopen. van Va alv e ld. Die tyd is niet te lang; althans, zo men zich voeg' Naar wet en orde... Eduard. Ja, maar 't is ook lang genoeg... 't Verblyf in Amfteldam is walglyk in myne oogen. 'tVermaak der dad heeft op myn ziel geen groot vermogen; 't Is loutre iedelheid. wat ik 'er zie en vind. 't Geduurig afzyn, dat ik, op uw' last, myn vrind, Zo vaak heb uitgedaan, hadde ik nooit kunnen lyden, Zo 't niet verminderd waar' door zulke tusfchentyden, Waarin my 't wederzien van u en Agatha (na. Vergund werdt...Ach myn vriend,haarfchaduw volgt my En mag ik u den grond myns harte eens openbaaren, 'k Werd, gaande of keerende, en in all'myn wedervaaren , Steeds meer en meer verrukt door haar verheven deugd En fchoonheid, die zo juist gepaard gaan met haar jeugd: Ten  12 NATALIA, Ten laatsten voelde ik my zo fterk aan haar verbonden, Dat ik gedrongen werd, na gy hebt goedgevonden, My deze wooning te verhuuren, eens vooral Te bly ven hier ter plaats; hier, daar ik fterven zal Van droefheid,zo gy my hetvoorrechtnietwiltgeeven , Met haar, in eenen ftaat van waar geluk, te leeven. van VA a l veld. Gy brengt me, op deeze wy s, dat ty d perk voor den geest, Toen ik zo driftig, zo zeer yvrig ben geweest, Om 't eenigst juk, dat my op aarde kon behaagen, Met een grootmoedig, met een vrolyk hart, tedraagen; Toen achtte ik het geluk, hoe kort, naar allen fchyn, Tot aan myn'dood, voor my, onuitgeput te zyn. Hoe weinig kwam my toen al 't overige in gedachten, Dat my, ter deezer uur, nog ftondt van 't lot te wachten ? 'k Heb, dertig jaaren lang, de ruime zeên beploegd, 't Fortuin beftreeden, fteeds getrouw en vergenoegd, (Om voor myne echtgenoote een waargeluk te vinden,) De vlaagen doorgeftaan van golven en van winden. Hoe weinig dacht ik toen, dat het gebeuren zou, Dat ik, ter deezer plaatze, en zonder myne vrouw, Den fpaden avond van myn leeven nog zou flyten!.. ó Noodlot!.. maar ik mag, ik wil u niets verwyteu... Befadig u, myn hart!.. Befloot ik niet voorheen, Dat ik vergeeten zou, wat my toen fmart'lyk fcheen? Eduard. Tracht uwe ontroeringen, die u zelfs achtbaar maaken, Niet te verbergen; neen,zy zyn 't,diemyookraaken... Is 't reeds van overlang, dat ge uw verlies betreurt ? van Vaalveld. (beurd. Men noemt het lang, 't geen my eerst gist'renfchyntge't Zyn vreugdedagen, die my 'tkeeren waerdigfeheenen... Waarom doet my één dag van fmart,herdenkend, weenen? Eduard. Gy hadt in uwen echt, behalven Agatha, Nog eene dochter, die gy hebt verlooren ? van  TOONEELSPEL, 13 van Vaalveld. Ja. Verlooren!... ja myn heer, ik heb dat pand verboren. Maar verg my niet, dat ik u hiervan meer doe hooren! Daar zyn , gelyk gy weet, ook wonden voor het hart Die ongeneeslèlyk, en nimmer, zonder fmart En nieuwe pynen te verwekken, zyn te raaken... Maar daar is Agatha...Zy moge 't einde maaken Van ons verfchil,myn vriend...Gy vordert, en befluit, Dat Agatha, in dit geval, het vonnis uit ? Ik ftem in haare keur... 'k Schyn telkens nieuwe trekken Van edelheid en deugd in haar gelaat te ontdekken. Eenvoudig fchoon maakt haar beminlyk.. .en zy is Steeds in den zelfden ftaat van zielsgefteltenis. VIERDE TOONEEL. van Vaalveld, Eduard, Agatha, in 't verfchiet op bet Tooneel. KvflN Vaalveld. om waarde Dochter, kom vry, onbekommerd, nader. Uw komst verheugt me altyd...Omhels uw' ouden vader.. Neem hier uw plaats. van Vaalveld zet voor Agatha een Jloel, vervolgens plaatfen by en Eduard zich naast baar. Gy zyt, byzonder in dit uur, Hier noodig; ons gefchil was juist van die natuur, Dat we onbekwaam zyn, om het, buiten u, te ontbinden. Agatha. Gy zult me altyd bereid en fteeds gehoorzaam vinden. van Vaalveld. Ik ken uw' zachten aart, die geen vermomming duldt, Waarmede 't zwakke hart dier vrouwen is vervuld, Die, orn haar minnaars meer gedienstigheid te vergen, Hen telkens llingren en door grilligheden tergen... Zie hier een' waardig man, die naar uw liefde tracht, En  H NATALIA, En dien ik weet, dat gy reeds gunstig zyt en acht... XJ kiezende tot gade, in all' die tedre plichten, Die 't huwlyk vordert, dat men beide zal verrichten, Strekt zyn verkiezing zelfs uw' ouderdom tot eer... Zie of hy u gevalt... Niets eisch... niets verg ik meer. Eduard, eenigzins ontroerd, opftaande en haar met eerbiedigheid naderende. De liefde is een gevoel, dat zich min laat verklaaren Dan raaden... Durve ik u myn meening openbaaren!.. Myn ziel bevindt zich thans door hoopen vrees verward. Dan wat myn lot ook worde, ik moet aan u myn hart, De neiging, welke ik lang gevoeld heb, niet bedekken ... Niets kon my meer ten doele, in all' myn daaden, drekken, Dan telkens u te zien...maar dit geluk voldoet Niet aan all' de eisfchen van myn ongerust gemoed. Het denkbeeld, dat ik my, misfchien te vry,durf maaken , Om,door den echt, ten top van waar geluk te raaken, Dat dringt me... Ik bid u, fpreek een enkel woord, en dan Zal 'k zo gelukkig zyn,als ik ooit worden kan. 't Gevoel, dat my uw deugd en fchoonheid heeft gegeeven, Zal onverminderd, en zo lang ik leeve, ook leeven; Het zal wel zwygen, zo gy 't zwygen my gebiedt, Maar 't my te ontnecmen, neen, neen dat vermoogt gy niet. Agatha, na een kort Jlilz Wa a r b ü r g. In eenen ftaat, myn heer, vol angsten, vol gevaar, öchoon ftervende, fchynt zy toch niet te kunnen fterven. Zy vroeg naar u, dien zy nu, voor altyd, moet derven, Onkundig waar gy zyt; verbysterd en vol fmart, Ontflootze, al fchreijende, voor my haar angstig hart; Zy wenschte u flechts nog eens, en voor het laatst,te fpree-p, . ken- (breeken) -Uan daar gy my verboodt, (fchoon dit myn hart moest le ontdekken,waar gy waart,gehoorzaamde ik;maarach1 Waarom zaagt gy toen niet al 't yslyk, dat ik zag ?... Haar ziende min ontroerd, maar niet te min gedreeven Ten wanhoop, heb ik haar, om uwen wil, begeeven. Ze is, federruw vertrek, fteeds peinzende en alleen. Zy wil niet, dat men haar bezoeke;fchuwt elk een, ■En flyt, zo treurig en in eenzaamheid, haare uuren. (ren, Zelfs kwelt haar onze zorg...Het zal niet lang meer duuGelyk zy zegt, myn heer, en 't heeftgegrondenfchyn , JJat gy van alle zorg voor haar verlost zult zyn... Zy kan, hoe dat ze peinze,en hoe ze gisf' niet raaden, Wat de oorzaak toch moog' zyn,dat gy haar wilt verfmaaJin uwe tederheid, uwe eerfte liefde ontneemt?.. (den, Wat my belangt myn heer, my dunkt, het is niet vreemd, Het is maar al te waar, dat gy zyt ingenomen, Door eenige andre vrouw,het geen u niet doet fchroomen, Uw woord te breeken, 'tgeengy anders fteeds vervult. .. Men heeft my hier verhaald, dat gy haast trouwen zult. Eduard. "t Is waar, ik heb voor haar dit niet bedekt gehoucn. Wa a k b u r g , fchreijende. Maar ik, myn heer, ik zal dat huwlyk niet aanfchouwen Vergun me, dat ik u en uwen dienst verlaat... k: Wil haar, die gy verliet, in haar' benaauwden ftaat, Myn dienden toonen, Dit, dit moet gy my verkenen, 'kWil  T O v> N E E L S P E L. 25 *k Wil uwe trouwloosheid ook nevens haar beweenen. Die braave vrouw!.. Hoe trouw, hoe flerk heeft ze u bemind ! Gy minde haar;en zult wat fchoon ge in andren vindt, Op haar, voor altyd, toch verliefd zyn, en het bly ven. Haare eisfchen zullen deeds, als heilig, boven dryven, Zoudtge,ineen'andrenband,zoudtge,in een'andren echt, Een hart, gelyk het haar, zo teder, zo oprecht, En zo volftandig, ooit ontdekken?.. Daar beneven Wat kan de liefde u toch voor zielsgeneuchtens geeven, (Wat zy, in deezen daat van zaaken, u ookfchenkt,) Wanneer ge,in d'arm van de eene,altyd om de andre denkt. Eduard, met aandoening. Spreek niet op deeze wyze, ik heb genoeg te lyden. Hier voel ik dankbaarheid en vriendfchap 't hart beftryden, Verzeld van achting, juist, nu, van den andren kant, Eene onbekende kracht van fchoonheid d'ovethand Op myne neiging zoekt... 't Is waar, ik moet betuigen, Schoon my deez' nieuwe drift,'t hart,zo zy wil,kan buigen, Dat zy dat vrye, dat vervoerend' heeft, noch weet, 't Geen my Natalia haar' oudren rooven deedt... 't Is zelf geen liefde, daar myn ziel door wordt gedreeven. 't Is iets, waaraan myn hart geen' bynaam weet te geeven. 'tls iets vaneen meer zachte en meer doordringende aart. 'tls zulk een drift, die my de derkste neiging baart, Om haar, die my bekoort, te zien, te hooren fpreeken, Te zorgen dat 'er niets mooge aan haar lot ontbreeken, Om altyd, waar zy is, te wezen; 't is een kracht Die daglyks fterker wordt cn allen dwang veracht... 't Is al te derk, my zelv' te pynigen, te dwingen. De band, dien 'k aan zal gaan, zal myn geluk voldingen, Doordien zy, naar den eisch der wetten wordt verricht. 'kBen, ja ik ben myn' naam gehouden en verplicht, My nimmer vader van myn kinderen te noemen, Tenzy ik op den naam van echtgenoot kan roemen. B 5 Waas-  16 N A T A L ' A, Waarborg, met drift. Myn waarde meester, zo die tytel u bekoort, Kom , kom behaal hem dan, behaal hem,zo'tbehoort, Behaal hem dan met haar, die hem aan u kan geeven?.. Nataiia, myn heer, gaf ook uw kind hetleeven. Ze is moeder. Eduard, zuchtende. Ze is 't geweest... geweest, maar nu niet meer. Ik fchaam my: Maar myn drift gedoogt geen tegenweer. Dit 's u genoeg gezeid... Waarborg, befcbroomd. Hebt gy haar niet gez wooren ?... Edoar d. 'k Deed haar dien eed wel, in myne eerste driften, hooren. 'k Beloofde, dat ik haar zou trouwen, maar toen flond Ik onder eenen voogd, dien'k onverbidlyk vond; Eu 't geen my meer belette, om haar myn woord te houén, Was, dat haar vader,dieons nooit toch zou doen ttouweu, Gelyk wy meenden, van een verrereizekwam ... Ik, bang voor fcheiden, vlood met haar naar Amdeldam Waar zy, door myne drift en woorden voortgedreeven , Niet aarzelde, om, gelyk myne echtgenoot, te leeven. Zy dondt, en van zich zelve, en haar' gel uk daat at, Ten wil van my alleen, dien zy de voorkeur gaf... Wy leefden, toen vervoerd van liefde, als onbedachtten, Die 't huwelyksverbond als flaaffche banden achten, Slechts uitgevonden, door de wantrouw,en den fchroom, Die laage minnaars treft In deezen gouden droom, Kon vryheid onze liefde alleen geneuchte baaren. Wy deeten, ongedoord , den tyd van achtien jaaren, Geflreeld en weggevoerd door zulk een' zachten waan... Myn liefde kon de kracht des tyds niet wederdaan. Zy fcheen, van jaar tot jaar, allengskens te vertraagen... Toen fcheen my vriendfehap meer dan liefde te behaagen. Zy was het, die my hielt in eerbied en ontzag: Ik was nog vry... maar fints dien fchrikkelyken dag, Sints  TOONEELSPEL. 27 nts Agatha my, door haar fchoonheid , kon bekooren, Sints heeft Natalia myn liefde en hart verlooren. Hoe meer ik my beft reed, hoe Agatha meer won... 'k Hergaf haar graag myn hart, zo ik 't hergeeven kon. Wa arbcsg. Hoe kan Natalia dit huwlyk overleeven! .. Sta toe , myn heer, dat ik u daadlyk moog' begeeven, Op dat ik, tot myn dood, haar eeren moge, en dien'!. Weêrdreef my niet. Ik kan uw huwelyk niet zien,.. Ik kan Natalia myn diensten niet omtrekken; Haar te weêrftreeven zou my fteeds tot wroeging ftrekken. Want waar toch vindt men haars gelyken? Eduard. Ja, ga heen. Woon by haar, voor altyd: 't behaagt me. Gy alleen Zyt juist de beste gift, die ik haar aan kan bieden. Het geen gy van my vergt zou nimmermeergefchieden, 'k Stond u aan niemant af, dan haar alleen; uw trouw Blyv', dit verzoek ik u, de toevlucht deezer vrouw! Verlaat haar niet... Zoek haar te troosten, op te beuren; En, zo ge, in't minste, kunt ontdekken, kunt befpeuren, Dat zy voor raad en troost en kalmte vatbaar is, Red, red haar uit haar' ftaat van zielsbekommernis!.. IVlet welk een blyfehap zou ik het bericht bekomen, Dat zy de rust, die 'k haar onwillig hebbe ontnomen, Hadt weergevonden!.. Ik verlaaat me op uwe vlyt. Ik ftel haar in de hoede eens vriends, dien gy haar zyt: De band op zyn bart leggende. En hier, hier zal uw trouw fteeds haar vergelding vinden. Wa a r e u r g. 'k Zal my, haar dienende, ook in uwen dienst verbinden. Althans dit zal ik my verbeelden; en misfchien, Haar, buiten wanhoop , weer in ruste en kalmte zien: Een vrouw zo teder, groots in all' haartegenfpoeden, Voor banger hartstocht dan de droefheid is, behoeden... En moogiyk dat 'er nog een tyd kom'... Edu-  28 NATALIA, Eduard. 't Is genoeg. 'tls noodloos, dat ik, by myn fmart, gedachten voeg', Diezwaarer weegen...Moet deeze onrust my nu kwellen, Ondanks my zelv'! Zy moet de blyfchap niet verzeilen Van deezen dag! Hy vertrekt. Waarburg, alleen. Helaas! het fchynt my toe, dat ik Geen' andren troost erlang, dan dat myn hart zich fchikk', Om haar, die ik myn' dienst, voor altyd, op wil draagen , Te troosten in haar leed, of, nevens haar, te klaagen. Dit is het alles, dat nu ovrig is voor my. Welaan, dat ook die post myn post van eerzucht zy. Einde van het Eerjle Bedryf. TWEE-  TOONEELSPËL. 29 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Agatha, Christina. Agatha gaai been en weder over het Tooneel, in die* pe gedachten, zonder iets te zien; beurteling ftaat zyftille, en gaat weder voort; Christina volst haar, van tred tot tred, na,befpiendender wyze, zonder ontdekt te zyn. TSJ ; Agatha. (mea... een. k Zie wel, dat myn hart tot geen befluit kan koW at of me, omtrent dien echt, zo aarslen doet en fchrooMet welk een tederheid zou hy niet zyn bemind, (men ?.. Zo hy zich fteeds voormy gedraagen wildeals vrind!.'. Maar,heeft hy 't niet herhaald, dat hy van fmart zal fterven, Zo hy, als minnaar, op myn hart niets kan verwerven ?.. Christina gewaar wordende. Gy overvalt me, gy verrast me, myn vriendin... Is dit gelyk 't behoort ?.. Christina. Wat misdaad fteekt hier in ?... Maar denkt gy, dat het u betaamt, alleen te klaagen iin zonder dat ik u uw leed mag helpen draagenf. Dit is niet welgedaan. Agatha. Myn harte is zeer ontroerd;1 Het word geflingerd, ginds en elders heen gevoerd. Christina. Verhaal my fchielyk, wat die onrust kan verwekken? Zeg, mint gy Eduard?.. Wil my het niet bedekken... Men weet het reeds... Ontdek .ontdek my uw verdriet... Zo gy hem waarlyk mint, weêrftreef die neiging niet. In  3o NATALIA, In waarheid! Eduard verdient uw tederheden, Door zyn weldaadigheid, zyn inborst, zyne zedenJ En waarelyk, een man van onbekrompen aart Is, uit dien hoofde alleen, uw wederliefde waard; Want mildheid is wel 't hoogst,waaröp men acht moet gee* Gy zult, met hem gehuwd, altyd gelukkig leeven; (ven. . Hy zal u rykelyk verzorgen van al 't geen Gy wenfchen kunt... Die hoop voldingt de zaak alleen. Hoe ryklyk zal de tooi van uitgezochte kanten, Kleinoodiën, de fraaifte en rykfte diamanten, En wat flechts in het oog behaaglyk zy, of fchyn', Hoe ryklyk zal die tooi van u, myn waarde, zyn! Door welk genoegen zal myn harte zyn te ontfonken , Wanneer ik u met zo,veel fierfelen zie pronken!.. Geloof me, 't huwlyk is een zeer uitneemend goed, Wanneer men 't, op zyn' tyd, en welberaaden, doet. Agatha. Dit huwelyk ontroert me en kan myn hart bezwaaren... Maar welke de oorzaak zy, weet ik niet te openbaaren... In mynen ouderdom, zo ernftig een verbond Te fluiten... neen; myn fchroom is geenzins ongegrond. Het denkbeeld is alleen genoeg, om my te ontflellen. Christina. Men moet zich, over iets van die natuur niet kwellen , Daar men toch, wat men zegge of niet, zich ,vroeg ot laat, Moet leeren fchikken en gewennen, voor dien ftaat. Hy, of een ander,'tzy wie'tzy,eens moet ge trouwen... 't Gaat wonderlyk met ons.Wy lagchen, wy betchouwen, Wy praaten, en wy zien het huwlyk, en 't beftaan Van echte liefde , met befpottende oogen, aan, Zo lang het tydperk duurt van elf of twaalef jaaren... En fpottende komt toch in 't eind het uur van paaren. Die tyd, in tusfchen, gaat maar al te fnel voorby; En zo 'er ooit een uur in 's leevens omloop zy, Om wel te kiezen, en dat tydftip ga verlooren. Zo keert het nooit te rugg',nooit wordt dat uur herboren. l_.ecr,  TOONEELSPEL 31 Leer, leer van my, dat al te veel oplettendheid, Te veel beproeving van den minnaar, die ons vleit, Steeds kwaad is, dat men nooit, wil men gelukkig paaren, Den minnaar met een oog, te omzichtig, na moet waaren. 't Is duidelyk myn waarde, aan alles, wat men ziet, Dat Eduard u mint, en gy, gy haat hem niet. Gy zult hem zeker in 't vervolg, naar myn gedachten Steeds meer beminnen, fteeds meer liefde waardig achten. Men zal geen tweedragt ooit verneemen in uw' echt. Niets wederhoudt u, kom behandel hem oprecht. Gy moet hem uwe hand niet weigren, niet ontzeggen, Daar gy hem reeds bemint... Het zorglyk overleggen Is dikwyls oorzaak,dat men wankele in zyn' plicht, Of juist, het geen men niet verfchuldigd is, verricht. Agatha, uit een diep gepeins komende. Myn hart ,'k ontveins het niet, fchynt wel aan hem verbonMaar ,hoe ik peinze of niet,ik heb nog niet bevonden, (den; Dat ik hem juist bemin, gelyk men minnen moet, Wanneer men zyn gelofte of trouw betuiging doet. 'kZou, zo 'k hem lyden deedt, myongelukkig achten; Maar, zo ik 't zeggen moet, nooit heeft hy te verwachten, Dat ik hem trouwe uit liefde... Om dat hy wenscht, dat ik Hem trouwe, is het alleen zyn wensch, waar na'kmy En zo hy myne hand, in 't einde , zal ontfangen, (fchikk', Heeft hy myn' vader, zo gereed voor zyn belangen, En zo verflingerd op zyn' omgang, deeze daad Te danken; want ik ducht, dat, zo my de eigenbaat Alleen beftuurde, en ik een' jonger man, dan deezen, Tot echtgenoot verkoor, die man geen zoon zou wezen, Die, zo in ouderdom als uittedyk beftaan , Gefchikt was, om, als vriend, met vader om te gaan. Zie bier wat ik gevoele... En echter blyve ik draaien, En kan my tot dien echt, hoe redlyk, niet bepaalen. Christina. (vervuld. Gy moet nochtans, myn waarde. ..Uw woord moet zyn Door dien ge uw' vader niet, naar 'k gis, misieiden zult. Aga-  32 NATALIA, Agatha. Och ! dat myn hart, zo zeer onzeker, zo verlegen 4 Ter deezer uure, met een moeder raad mogt pleegen!. . Nooit voelde ik het verlies van zulk een dierbaar goed Zo leevendig, als nu... Hoe grieft het myn gemoed, Hoe fmertlyk valt het my, geduurig te ondervinden, Dat ik een moeder misfe, in 't midden myner vrinden , En niemand aantreft"', die my raadgeeve in 't geval!.. Zeer verlegen. Neen, neen, myn plicht gedoogt niet, dat ik trouwen zal; Hy vordert, dat ik my verknocht boude aan myn'vader. Hy is myn dierbaarst pand. Geen derfliug is my nader. Geen vader was zo goed, gy weet het, als hy is... Hy komt... Hoe zal ik hem myn zielsbekommernis Verbergen... TWEEDE TOONEEL. van Vaalveld, Agatha, Christina. Avan Vaaalveld. gatha... Wat let u!,. zo bewoogen Myn waarde!. .Wat verdriet vertoont zich in uwe oogen? Tegen Christina. Laat Agatha en my, een oogenblik, alleen. DERDE TOONEEL. van Vaalveld, Agatha. Gvan Vaalveld. y hebt gefchreid... Wat toch veroorzaakt dit geween ? Spreek onbefchroomd... Gy weet, dat ik, in alie zaaken, Uw lot, zo gunftig als het zyn kan,tracht te maaken. Agatha, de handen van van Vaalveld kusfcbende* Zo dit zo is myn vriend, myn vader, da dan toe, Dat ik fteeds by u blyve, en dus myn' plicht voldoe! van  TOONEELSPEL. 53 van Vaalveld. Elk onzer, wie 't ook zy, is, in 't beloop van'tleeven, Een doel,naar't welk hy zich moet richten ,voorgefchre ven: 'tls hier de zaak niet, hoe elk derfling zyn geval En lot befchreijen, maar hoe hy 't volbrengen zal. Agatha. Spreek waarde vader... zal 't u heimelyk behaagen, Dat ik den echt voltrek, dien gy hebt voqrgedaagen ? van Vaalveld. Uw minnaar is geen trotz, geen ftout, geen waanwys man, Zo veel ik, uit zyn doen en laaten, merken kan; Zyn eerlyke inborst doet my, onbefchroomd, verwachten, Dat gy, met hem zo juist eendemmig van gedachten, Zo eensgezind van aart en fmaak, naar allen fchyn, Met niemant anders ooit zo wel gepaard kunt zyn. Men kan in zyn gedrag een' edlen haat ontdekken, Voor de ongeregeldheên, die thans onze eeuw bevlekken, Onze eeuw, zo mild voorzien van mannen, die zo zeer Ontaard zyn, dat ze zelfs hnn fchande zien in deeer.., Neen! Eduard verfoeit alle ongeregeldheden, Hy voegt zelfs, by den glans van onbefproken zeden, Die edelheid van hart, die heuschheid van gelaat, Die, met wat ernst vermengd, hem zo bevallig ftaat.. Zo gy befluiten kost, hem van myn hand te ontfangen, Gy zoudt, door zulk een daad, voldoen aan myn verlangen. Agatha. Daar 't uitftel, in dit ftuk, tot geen verhindring is, Waartoe dan zo veel fpoeds voor deez' verbindtenis? va n VA al veld.' De eenvouwdigheid, waarin ik u heb opgetoogen, Verbergt het onheil, dat ik duchte, voor uwe oogen. De wyze,_ op welke ik u altyd heb opgevoed Maakt u niet vatbaar voor de zorg van myn gemoed., J Indien ik fterf, (en wie zal my verzek'ring geeven, Dat ik, uit hoofde van myn jaaren,lang zal leeven? Elk uur, elk oogenblik verkondigt my den doed) C In  34 NATALIA, Indien ik derf, zoudt gy, van hulp en raad ontbloot, Geen' vriend,geen' vader meer bezittende,onbedreeven, Wat blyk een minnaar u van zyne deugd moet geeven, Ten doel daan aan de vuige en roekelooze list Der mannen, die zo vaak de deugd te onteeren wist... Ik heb de onnozelheid voor het bedrog zien bukken... Neen,neen,gy moet,eer my de dood in 't graf komt rukken, Eer gy myne oogen duit, eergy myn' dood beweent, Met een' befchermer, meteen' echtvriend zyn vereend, 'k Wil u de zorg, die 'k in myn hart draag, niet verbergen, Geloof me,ik zoude u nooit,'t geene ik thans vorder,vergen, Indien ik niet voldrekt geloofde, dat myn ziel, Wanneer ik u, eer gy getrouwd waart, eens ontviel, Met doodelyken fchroom de waereld zou begeeven... Wil, waarde dochter, wil uw' vader niet weêrdreeven, "Voldoe aan zyn verzoek, indien het u gevall' Dat hy, in vrede, derve, en veilig rusten zal! Agatha. Indien my zulk een lot, dat, fchoon het my doet vreezen, Nog ver, gelyk ik hoop, zeer ver nog af zal wezen, Indien my zulk een lot, zo bang een onheil treff', Waarvan ik al te wel het naar gevolg bezefF, Zal ik wel toevlucht by myn naastbeftaandeu vindea. van Vaalveld. By naastbedaanden!... By die rechte voorfpoedsvrinden?.. 'k Ben eenmaal arm geweest, maar, in myn bang verdriet, Vond ik den bloedvriend juist den waarenhalsvriend niet. Ik heb, hoe naauw ze aan my door 't bloed ook zyn verbonden , Van hun geen vriendfchap, dan die van belang gevonden. Agatha. Myn vader, zoudt gy dan gelooven!... van Vaalveld. Indedaad, Het geen ik zegge fpruit geenzins uit wrok of haat, 'k Verkies niet/tegens d'een' ofd'andrenuittevaaren... Maar  TOONEELSPE L. §ƒ Maar 't is reeds federt lang, reeds federt veelejaaren, Dat ik het menschdom heb bezichtigd, en het kenn'..', Dan 't zy hier meé hoe 'tzy... Daar ik thans meester ben, Om met myn goederen te doen naar myn behaagen, Wil ik, dat al myn goed, na my, worde opgedraagen Aan U , en hem, dien gy verkiest tot echtgenoot... Myn zucht voor fchoonzoon of voor zoon is even groot. Uw echtvriend zal by my de plaats eens zoons bekleeden. Met vriendlykheid haare hand neemende. Kom ,zeg me voor de vuist... Laat,laat u overreeden; Mint geiemant anders, of mishaagt u Eduard? Mistrouw de liefde niet van 't vaderlyke hart, Gy weet, hoe veilig gy me uw oogmerk moogt ontdekkea. 'k Bepaal geenzins uw keur, maar wil uw keur voltrekken. Agatha. Geen' minnaar heb ik ooit zo ongeveinsd geacht Als Edoard... maar kan, (door dien gy toch verwacht Dat ik u zeggen zal, 't geen ik beda te denken,) Ik kan aan hem geen hart, vervuld met liefde,fchenken. van Vaalveld. Een welgegronde drift, eene edle tederheid, Die zig gemeenelyk zo loflyk onderfcheidt, Gaat eene blinde drift, gewoon zich uit te dooveu, En onnatuurlyk zelfs, oneindig ver, te boven, Hoe meer de liefde zich aan edle vtiendfehap bindt, Hoe edeler en hoe volmaakter men haar vindt. De Hemel fpaare u voor 't beroerd gety dier vlaagen, Die het laatdunkend hart der mannen kan behaagen, En zy verwekken in het vrouwelyke hart, Om dus de onnozelheid, in 't einde, aan al de fmart Van wroeging, naberouw en fchaamte bloot te dellen!.. Als wy de liefde door geen reden zien verzeilen, Als liefde reden fchuuwt, dat juk werpt van zich af, Dan dicht ze voor de rust en 't echtgeluk een graf: Zy weet haar woestheid tot in d'echten daat te brengen; Terwyl die liefde alleen, die reden wil gehengen, C a Min  36 NATALIA, Min driftig en meer zacht, min grillig en meer vast, Min ftouten meer gelyk, fteeds toeneemt, daglyks wascht: Die liefde zal u nooit voor eenig leed doen bukken, Nooit wrange traanen 't oog, nooit zuchten 't harte ontruk'k Weet uit wat bloed gy fproot... (ken. Op de onbedwongenfle uayze. Ik vreesde, dat,uw aart Te zeer gevoelig, gy min redenkundig waart.... Uw moeder. ..och myn kind!.. Hy ivederbottdt zich fcbielyk. Agatha, met drift. Myn moeder... och myn vader! Ontdek my 't noodlot dier beminde een weinig nader! van Vaalveld, zich berflellende. Myn lange afwezigheid gaf haar gevoelig hart Herhaalde fchokken van eene onverdraagbre fmart. Hadtzy my min bemind... maar laat ons niet meer denken Aan 't geen voorby is, en de ziel geen rust kan fchenken. Leer, 't zy gy mint of niet, myn dochter, leervanmy, Dat vriendfchap, nader dan de liefde, aan 't echtheil zy. En dat men nimmermeer een band, zo vast zal vinden Als de achting is, om harte aan harte te verbinden. Ag atha. Gy wilt, dat ik befluite... Ik zal u niet weêrftaan; Maar 't geen gy my beveelt, met blyfchap, ondergaan. Neem deeze hand ... Voldoe uw vaderlyk verlangen; Laat Eduard myn hand van uwe hand ontfangen : Misfchien dat s'hemels gunst my in een' echt verzeil', Dien ik alleen voltrekke , op vaderlyk bevel. VIERDE TOONEEL. van Vaalveld,Agatha, een Knecht. EDe Knecht. en vrouw van aanzien is zo daadlyk hier gekomen. Zy vraagt naar Eduard. van  TOONEELSPEL. 37 van Vaalveld. Ik heb hem niet vernomen .. . Die vrouw komt mogelyk hier aan 't verkeerde huis. ,. De werklui zyn hier nog... Daar is zo veel gedruis En omflag... Eduard kan menfchen zien noch fpreeken .. Tegen zyne Dochter. 't Zal mooglyk eene van zyn nichten zyn!. .Naar'k reken, Tegen den knecht. Kan men den toeflei wel vermyden... Ga vast heen, Gy zult heer Eduard in 't kleine bosch alleen Zien wandelen...Maar doe die vrouw eerst binnen treeden. VYFDE TOONEEL. van Vaalveld, Agatha. Uvan Vaalveld, tegen Agatha. w' minnaar is niet flechts een man van goede zeden, Maar van eene afkomst, die, gelyk my is bericht, In aanzien en in eer, voor weinige andren, zwicht. Dus ben ik billyk met dien minnaar ingenomen... Hy is...maar zacht...ik zie zyn nicht reeds binnen komen. ZESDE füONEEL. van Vaalveld, Agatha, Natalia. ]\ T va n Vaalveld. i- * ïen heeft heer Eduard uwe aankomst doen verftaan. Hy was, zo aanftonds eerst, ter wandlinge, uitgegaan. Gedoog intusfchen,dat we u, in zyn' naam, ontfangen ! Het zal hem hindren, dat hy zelf niet aan 't verlangen, Om u het eerst te zien, voldoen kan.. .'t Is een man, Waarvan men juist niet veel plichtpleeging vordren kan. Men zet Jloelen. Natalia. Myn heer, myn hart wordt door uw goedheid ingenomen» C ? VAN  38 NATALIA, van Vaalveld. Heer Eduard en ik zyn eensgezind ; wy komen Volmaakdyk overeen... Gy zult, naar allen fchyn, Met ons zo vry, als men op 't land leeft, willen zyn? Natalia. Gy kunt my, door die taal, ten uittersten behaagen. Is deeze uw dochter? van Vaalveld. Ja. Ik kan 'er roem op draagen, Dat zy my vader noemt. Natalia, opjiaande, buigt zich voor Agatha. Nooit zag ik een gelaat, Waarop het deugdzaam hart zo wel, zo edel daat. Agatha. Misfchien is Eduard een uwer naaste vrinden ? Natalia, een weinig bedeesd. 't Is reeds voorlang, dat wy ons keuden, en beminden. Agatha. Hy heeft ons niets gezegd van uwe komst... misfchien... Natalia, met een afgebroken zucht. Hy heeft ook niet gedacht, my heden hier te zien. van Vaalveld. My dunkt, ik kan alreeds, in zyn gelaat, ontdekken, Tot wat volmaakte vreugd hem uwe komst zal drekken. Agatha. Mevrouw nam zekerlyk de reis, deez' morgen, aan. Natalia. 6 Ja, ik ben al vroeg, zeer vroeg op reis gegaan. Agatha. Toch heeft men wel gefpoed, 't zyn zes of zeven uuren. Natalia. En echter fcheen de reis my veels te lang te duuren. Eduard ver fchynt op het Tooneel, doch, Natalia verneemende, wordt hy zeer ontfleld: van Vaalveld, iets ongewoons tusfchen deeze beide perfoonen gewaar werdende, ryst van zyne foei op. Z E-  TOONEELSPEL. 39 ZEVENDE TOONEEL. van Vaalveld, Agatha, Natalia, Eduard. Mvan Vaalveld, tegen Eduard. va heer, dewyl uw volk nog yvrig bezig is, Zo geeve u dit, vooral thans, geene hindernis. Gebruik toch myn vertrek als't uwe... Wy zyn vrinden , Die, in elkandrens goed, elks eigendom fteeds vinden. Vaar wel. ACHTSTE TOONEEL. Eduard, Natalia. TVT Eduard, na een weinig fiilzwygen. L\ atalia, zyt gy het zelve ? ó Ja Nata l 1 a , op een treurige,, tedere en ontroerde wyze. Ik ben het zelf... Helaas! waar toch, waar vraagt gy na ? Eduard. Wat wilt gy, dat ik u nog zeggen zal of geeven, Na alles, wat ik u, rondborstig,heb gefchreeven! Natalia. Wat ik nog wil?.. Ik wacht myn vonnis uit uw' mond... Men is, in welk een' ftaat van rampfpoed men zich vondt, Nooit van den hoogften trap, waartoe zyn rampen ftygen, Verzekerd... Nooit kan men te veel verzekringkrygen, Van onveranderlyk bemind te zyn.. .'k Ontdek, Hoe zeer myn byzyn u tot last, tot hinder ftrekk'... Wat toch, ö Eduard! wat toch heb ik bedreeven, Om u, tot zo veel haat, het minfte recht te geeven? Eduard. Wel verre dat ik u kan haaten, deelt myn hart,1 Dat uwe deugden eert, in uw verdriet en fmart. Ik zal voor u altyd de zuiverde achting draagen... C 4 Des  40 NATALIA, Des moogtge u, niet van my, maar van het lot, beklaagen. Natalia. Het lot!. .neen zeg veel eer, uw eigen hart, waarvan Ik, fchoon 't my pyn verwekt, myn hart niet fcheuren kan. Ondanks uw trouwloosheid moet ik u toch beminnen... Wanneer ge u, alles wat ik leed, eens brengt te binnen, En wat ik heden voel, dan vreest gy nog, misfchien, My niet ten hoogden top van 't ongeluk te zien. Eduard. Gy kunt uw leeven niet rampzaliger verflyten Dan ik, die my de fmart, die gy gevoelt, moetwyten, Gy hebt de droefheid,-die gy doordaat, niet verdiend. Natalia. Gy fpreekt de taal, maar fchuwt de daaden van een' vriend. 'tZyn u we woorden, die my recht doen, maar uw daaden Vertoonen uw gemoed, met onrecht overlaaden.... Waar is die waarde, die thans onherroepbre tyd, Toen my 't vertrouwen van uw hart was toegewyd , . Toen gy my ongevergd, zo menigmaal deedt hooren, Dat niets uw rust, zo derk als myn verdriet, zou flooren! Edüard. Ik ben van myne fchuld volkomen overreed. Ik zwoer u myne trouw, en breek dien duuren eed. 'k Was overtuigd, dat ik my niet meer mogt verbinden. Ik wist my zelv', in myn verplichting, niet te vinden... Ik ben noch veinsaard noch trouwlooze, en evenwel Word ik gewaar, hoe'k me ook bekommren moogeof kwell', Dat een verborgen magt, een onbekend vermogen, Ons onderling gedrag niet langer kan gedoogen, Natalia. Daar is dan voor myn ziel geen hoop meer ovrig! neen... Voldoe me, ó Eduard! op £ éne vraage, alleen! Dit zyt ge aan my verplicht... Ik bid u, doe my hodren Het wreedde, dat my, in myn' rampfpoed, is befchooren ! Spreek, is rjet huwlyk,daar uw ziel naar heeft getracht, Vol-  TOONEELSPEL. 41 Vol drek t beflooten... fpreek, nu ik uw antwoord wacht, Met een bedaard gemoed. Eduard, zeer ontroerd. Myn rust en myn verlangen Schynt van dit huwelyk alleenlyk af te hangen... Natalia, op eene bedroefde wyze. Herroep dit antwoord, zo gy, in dit oogenblik, My, voor uw voeten, niet wilt derven zien van fchrik. Hoe! gy beloofde dan, u zelv' aan my te ontrooven !.. Eduard, met eene aandoenelyke ftem. Natalia.... Natalia. Helaas!.. kan ik het wel gelooven, Dat gy een hart beweent, het welkgy wreed verfcheurt! Eduard. Wyt aan het lot den ramp, dien uwe ziel betreurt... Het bragt my hier, helaas'! en delde my voor oogen Een voorwerp ,dat mynharte ontroerd heeft en bewoogen. Het lot beduurt myn hart... hoe flreng, hoe wreed het zy, Ik moet het volgen.. .Ga.. .denk, denk,niet meer om my. Natalia. Niet om u denken! Ik, ik zou u dan vergeeten! Zoudt ge, Eduard! hoe ook veranderd, niet meer weeten, Dat men het denkbeeld van een' dierbaar vriend of man, Zo diep in 't hart geprent, niet ligt vergeeten kan! Gy kent my niet. .. Heb ik my zo bedekt gedraagen, Om onbekend te zyn!.. Eduard. Ik moet myn lot beklaagen... Natalia, gy fchreit! Och, waarom daat aan my Het dremmen van uw leed en traanen niet meer vry ? Natalia. Laat, laat ze vloeijen, gun dat voorrecht aan myne oogen , Daar gy ze wekt, en my niet waard acht, die te droogen: Maar denk niet, dat de vloed van traanen, dien ik dort, Door een vernederde eer of nyd veroorzaakt wordt... Cs 'tls  42 NATALIA, 't Is enkle tederheid, door geen verdriet te ontboeijen, 'tls waare liefde, die myn traanen thans doet vloeijen. Zy is 't alleen, die my doet zuchten... Eduard.... Maar nu myn klagt u hoont, en uw verwonnen hart De traanen, die ik dort, zo 't fchynt, niet kan verdraagen, En zelfs veroordeelt, wil ik my niet meer beklaagen. Eddard. Ik wenschte, dat uw rust, de rust van uw gemoed, Natalia! weer waar' te koopen met myn bloed!.,. 't Zou my, door eene drift, die ik niet zocht, gedreeven, Niet moeilyk zyn, u thans, in fchyn, myn hart te geeven : Maar, verre, dat ik u bedriegen kan of zal, Ontduit ik u myn hart... Ik voel het ongeval, Dat u vervolgt, veel meer, dan gy ooit zoudt gelooven... Maar uw grootmoedig hart,den rampfpoed verr' te boven, Is dat, ter deezer uure, al zyn vermogen kwyt?.. Toon, wie gy zyt geweest, door 't geen gy heden zyt. Men wordt gelukkig, door zich zeiven te overwinnen. Natalia. Gy brengt my niet alleen dien bangen plicht te binnen, Maar kunt hem eisfchen!.. Ik beken, dat myne fmart Veel zwakker zyn zou, was myn hart een trouwloos hart, Geleek myn liefde aan die der onbezonnen vrouwen, Op welkers neiging men kan reeknen noch betrouwen, Gy floegt,met dubbel recht, myn klagten in den wind... Maar ik beroep me op u... Heb ik u niet bemind ? (ren, S preek, heeft dit hart, dat gy,onmenschl yk, komt v erfcheu Zelfs nu, terwyl gy my uwe ontrouw ziet betreuren, Ooit iemant, buiten u, bemind ? Gaf ik ooit fchyn Van ontrouw rNeen dit hart kost nimmer trouwloos zyn.. Geloof me, ik zou misfchien, hoe waard gy my moogt weMyn moed,ver boven all'myn rampen,zien gereezen,(zen, U niet meer achten, zo ik denken kon, dat gy Bevryd van wroeging... Eduard, driftig. Ik... Helaas S van wroeging vry ? Ik  TOONEELSPEL, 43 Ik voel haar al te fterk, aan myn geweeten knaagen. Natalia. Gy voelt de wroeging dan, en kunt ze toch verdraagen' . Vos dan iet grooters, wreede, en ban uit uw gemoed IViyn medemumaaies; op dat gy 't zelfde doet, Ten haaren aanzien, 'tgeen gy doet,om my tehoonen... Maar gy bedriegt u ..Al hoe zwak ik my moog toonen k Heb echter moeds genoeg, het uifterst te ondergaan... Ja, denk niet, dat myn hart het uwe ooit af zal' ftaan Dit opzet is het, dat my herwaard heeft gedreeven Ik ben uw' knecht gevolgd, en kan niet wederftreeven JJe drift, waardoor myn hart beftuurd werdt en geleid Oprechte liefde leeft en groeit door tederheid. De band, die ons verbindt, fchoon hy me niet beveilig Voor ontrouw, is zo vast, zo welgegrond, zo heilig .Vis diegy fluiten zoudt met eenige andre vrouw, (trouw'' Wat echt ge ook aan wilt gaan, voor 't breeken onzer Die door niets anders, dan den dood nechts,is te ontbinden Gy zult in zulk een' echt de grootfte misdaad vinden. Ik heb my aan een' man, een' man van eer verpand, fcu dacht met, toen ik hem betrouwde harte en hand Dat ik iets derkers, dan zyne eeden, had van nooden.' liy heetc my, op die wyz' zyn liefde eerst aangebooden Zyn eed behoort my toe... Hy is myn man , en ik' £.;sch all' de rechten van die trouw, dit oogenblik..'. Men zou uwe eeden, hadt gy ze openlyk gezwooren, Ooü in het openbaar, tot uw verwyting,hooren, Zo my die wanhoop, die my nu treft, dan verwon wanneer ik op üw hart niets meer verwinnen kon. ' Eduard. Wat nadruk hebben toch die zwakke en iedele eeden, Ondanks den luister, van all' hunne plechtigheden? Wy hebben hen volftrekt verworpen, en veracht Als met beftendig voor de liefde en haare macht.' ,. , ,. Natalia. k Merk dit te laat... Helaas! myn plicht was, u te toonen, Dat  44 NATALIA, Dat ik die wetten, al hoe zwak, niet wilde hoonen; Dan dit heb ik verzuimd,toen ik my overgaf, Maar ondervinde ook thans myn welverdiende draf; Een drenge draf;. .en moet bekennen! dat die wetten, Op een verborgen wys, de juiste paaien zetten Aan onvoorzichtigheid...'t Is waar, ik minde een trouw, Waarover vryheid met de liefde heerfchen zou ... 'k Verbergde u al 't verdriet ,waardoor ik werd gedreeven, Op dat ik ,ongedoord, met u in rust zou leeven: Maar welk een naare dag, vol angsten en verdriet Vervolgt my in den poel, waarin ik neêrdort, niet! Ik blyf alleen... myn pand, de hoop ismy onttoogen... Een bange woesteny vertoont zich voor myne oogen. 't Verwyt verwacht my daar, en, in die eenzaamheid, Beween ik flechts den fmaad, dien my uw drift bereidt. Eduard. In wederwil van 't geen de liefde mag misdryven, Zult gy toch myn vriendin, zo lang ik leeve, blyven. Ik biede u, en dit is al wat ik kan bedaan, Eene onvernietigbaare, en zuivre vrieudfchap aan. Natalia. (hooren, Hoe! vriendfchapïOchwat woordLWatwoord doet gymy Nadat ik in uw hart de liefde heb verlooren!.. Ga.. .al myn hoop verdwynt... de vaderlyke vloek Verheft zich zekerlyk reeds, in een' andren hoek, Een ander waerelddeel, om dus naar eisch te ftraffen De ontaarde dochter, door haar wroeging te verfchaften. Myn fnood bedryf bragt zelfs myn moeder in het graf. Ik voel den nadruk van 't verdriet, dat ik haar gaf. 't Is billyk ; maar moest al, wat ik reeds heb vernomen, Moest al die kwelling my van uwe hand juist komen ? Eduard, baar band neemende. Hoe gaarne zoude ik u gelukkig zien! N atalia. Hce! gy ? Gy durft dit zeggen, dit verzekeren aan my ?.. E du-  TOONEELSPEL. 4j Eduard. 6 Ja, gy kunt als nog gelukkig zyn, en bly ven, Een ftille kalmte kan die groote drift verdryven. Zo gy alleenlyk u kloekmoedig... Natalia. Zo myn hart Gemeene liefde voedde, ik voelde minder fmart. Met een jierke aandoening. Maar gy, 6 Eduard!.. .6 Breng u eens te binnen, Hoe gy my eenmaal zwoert, voldandig te beminnen: Gy zwoert me,by deez' hand, die gy thans drukt,uw trouw, En dat geene andere uw beminde ooit wezen zou. Waar zyn uwe eeden ?.. Eduard, haare hand los laatende. Och! ik moet my zelv' verfoeijen. Natalia. Ondankbre,ga!.. En weet, hoe wel myn traanen vloeijen, Dat myn bedroefde ziel den hemel dankt en looft, Dat hy aan mynen arm myn dochter hebbe ontroofd. Hy wilde op deeze wys, my zyne gunst verleenen: 'kZou anders haar verdriet, met myn verdriet, beweenen. Gelukkig datze nu een rust fmaake ongedoord. En, liggende in het graf, geen moeder zuchten hoort. Wat zou ze, leevende, met tegenfpoeden dryden!.. Zy deelde in mynen fmaad, myn wanhoop en myn ly den. Eduard. Niets blyft my ovrig u te aanbieden in uw' daat, Dan vryheid, dille rust en achting... tndedaad, 'k Stel al, wat ik bezit, vry willig in uw handen... Eisch van my 't geen gy wilt, en, buiten huwlyksbanden, Zweer ik, dat al, wat ik bezit, het uwe zy. Natalia. Dien laasten dag hadt gy dan nog bewaard voor my? Met eene grootmoedige verontwaardiging, (nen... Maar...zulk een aanbod brengt my thans myn' plicht te binHaalende een zakboekje uit haar zak, bet welk zy op eene tafel nederwerpt. Zie  46 NATALIA, Zie hier al 't geen ge aan my, toen gy my kost beminnen, Gefchonken hebt..Neem,neem thans die gefchenken wéér. 'k Ontfing die, zonder fchaamte enkvvetzingmynereer, Zo lang gy my erkende als de uwe. , maar verdooten En uit den rang gefield der eerbaare echtgenooten, Zyn me uw gefchenken tot een' onverdraagbren hoon. Een vrouw van eere is die bezittinge ongewoon. Gy hebt, na dat uw hart eene andre heeft verkooren, Het recht, ommeeengefchenktegeeven,ookverlooren. Eduard. Zo 'k niet befchroomd was. dat myn aanbod uw gemoed Zou hoonen, bood ik u de helft van al myn goed, In plaats van 't geene ik u te vooren heb gegcevcn... Wy konden, op die wyze, als deelgenooten, leeven. Natalia. In welken zin r".. Helaas!.. Gy zyt niet kiesch genoeg, Gedoogt gy, dat uw hart, by afkeer, 't hoonen voeg'! Het is het werk alleen van hoonende eereloozen, 'tMisleide voorwerp! na 't vernedren, te doen bloozen. Eduard. Gy ziet myn aanbod niet, gelyk gy doen moest, aan, Ik ben het, die u uit uw ouders huis deedt gaan, En van hun opzicht en hun goederen beroofde, Ben ik u 't myne niet verfchuldigd, uit dien hoofde ? 'tWas onrechtvaardigheid, zo ik u, 't zelve onthield. En ben ik niet voldrekt door zo veel deugd bezield, Om u getrouw te zyn, 'k zal echter, voortgedreeven Door billykheid, in al myn doen rechtvaardig leeven... Spreek, fpreek, zoal myn goedhetuwewaar'geweest, Zoudt gy, Natalia, bekrompen of bevreesd Genoeg geweest zyn, om de helft my aan te bieden ? Natalia. Daar gy me uw harte onttrekt, my trouwloos poogt te ontEn niets de driften van uw nieuwe liefde dilt, (vlieden , Lees dan ook in geen hart, dat gy niet kennen wilt... Ik zie maar al te wel, wat lot my is befchooren... 'k Heb  TOONEELSPEL. 47 •kHeb a!, wat ik vermogt, reeds op nw hart verlooren. Dit is maar al te waar, want, tot myn wreed verdriet Wy beiden, Eduard, verdaan elkandreu niet. ' Laat, laat my aan myn lot, waar onder ik wil bukken... Van nu af aan kan my geen rykdom meer verrukken. Gy hebt, door uw gedrag, my al myn rust ontvoerd" En myn gezondheid zelfs met myn geluk beroerd...' Het geen 'er ovrig is zal myn verdriet verdinden. Wel haast zult ge in uw' weg geen' hinderpaal meer vinden. Gy zult haast vry zyn. Eduard, verfcbrikt. Zoudt ge iets roekeloos bedaan? Natalia. Ik zal wel met vermaak het derven ondergaan, Maar nimmermeer den dood, door eenig midddel, zoeken, k Ben reeds een voorwerp, dat myne ouderen vervloeken ' k Ben al te fchuldig, dan dat ik, door myn gedrag My fchuldiger, dan ik reeds ben, nog maaken mag... Ik zal wel naar den dood als een geluk verlangen; 'kZal hem niet zoeken;maar,met waare vreugde,ontfangen. Eduard. Gy zoudt als myn vriendin niet leeven willen? Natalia, baar boofd fcbuddende. tt -i j -i , Neen. Uw wil ,dat ik dus leeve ,is my de dood alleen. Eduard. De tyd zal u de rust, welke ik u wensch, hergeeven Hy zal u, uw verdriet ontneemend, bly doen leeven.' Gy hebt de rust en vrede althans in uwe magt... En zo gy, met den tyd, my te vergeeten tracht... Natalia, met eene afgebroken (tem. Nooit, nooit.' Eduard. . Wat gy ook denkt, gy zult my wel vergeeten Niet meer, in 't eind, van den verleider willen weeten Gy zult hem, binnen kort, verachtende, misfchien, Be- '  48 NATALIA, Beklagenswaardiger en minder fchuldig zien... Ik weet wel, dat ik u niet handel naar behooren; Maar, overwonnen, door een drift, die 'k niet kan ftoorem Ben ik genoodzaakt... Spreek, beoordeel myn geval, Zeg eens, hoe ik my,fchoon ik 't wensch, verwinnen zal ?.. Met fterker drift. Blyf daarom myn vriendin!.. Moetik dus duur betaakn, En al de ruste van myn' leevenstyd zien daalen Voor 't oogenblik, dat my uw fchoonheid overwon! Natalia, baar hoofd afwendende, en op een wanhoopenden toon. Wat hoore ik !.. Zyt gy 't zelf, dien ik beminnen kon! Edua r d. Vergeef my deeze klagt!. .'tZyn woorden zonder meenen. Natalia, wil my uw gunfte en hulp verkenen ! Voldoe aan mvn begeerte en toon aldus, dat gy Die zelfde liefde voedt, die ge eertyds toonde aan my!.. Laat my het recht, om wie ik wensch, myn hart te geeven!.. Beminlyke, edle vrouw, wil my niet wederftreeven. Geef my het offer, dat ik van uw liefde wacht!.. Natalia. 6 Wreedaard! och wat heeft, wat heeft my hier gebragt! Opftaande en, eenige fcbreeden, voortgaande. Waarom moest ik hem zien LLaatmy uw oog ontwyken. Eduard, haar naziende. Natalia!.. Gy beeft!. Wat moge u doen bez wy ken ? Wat let u?.. Natalia. Zy valt in de armen van Eduard. 'kHeb...ik fterf... EDO A rd. ö Hemel! fta my by!.. Christina help me, en red de onnoosle toch, eer zy, Door myn gedrag ontroerd,bezwykeaanmynevoeten!.. Rampzalige als ik ben! moest ik haar hier ontmoeten! Ceduurende deeze voorgaande regels, geleidt by haar naar een leuningjioel. N xi-  TOONEEL SPEL. 49 NEGENDE TOONEEL. Eduard, Natalia, Waarburg, Christina. Waarburg, inkomende, werpt zich ontroerd voor de voeten van Natalia. Waarburg. HOpflaande. emel! Och mynheer ! heb ik u niet voorzeid, Dat zo 't gevolg zou zyn van uwe trouwloosheid? Scbielyk naar de deur kopende. Help me! Is 'er niemant ? help. Hy betoont alle tekenen van droefheid en wanhoop. Christina, by bet inkomen. Wie!.. Is zy 't.. ? Haar los rygende. Ze is bezweeken, En geeft, naar ik kan zien, geen 't minste leevensteken. Zy roept een der bedienden. Eduard. Wat wroeging is het, die ik thans my zelv' verwek! Eenige bedienden komen binnen. Christina. Help, breng haar fchielyk toch in Agatha's vertrek. Daar zal ze beter zyn. Een der knechten iet influisterende. Loop ras de Knecht. Goed. Wa a r b u r g , tegen de bedienden. Helpt myn vrinden! Laat deeze braave vrouw uw' byfland ondervinden, D Draag  50 NATALIA, Draagt haar in deezen doel... houdt haar hier vast. nu ga. De bedienden brengen Natalia in een leuningftoel naar binnen. Eduard, haar volgende. Ik fidder...Wanhoop, en de dood zelfs volgt my na. Einde van bet Tweede Bedryf. DER  TOONEELSPEL. Jt DERDE BEDRYR Het Tooneel verbeeldt de kamer van Agatha Nata lia zit in een grooten leuning fioel, die met'kusfens ' bekleed is ; voor baar Jlaat een kleine tafel waarop een theepot en eenige kopjes enfchotelt-' jes gezet zyn. EERSTE TOONEEL. Natalia, Agatha. Natalia zit in zeer diepe gepeinzen. Agatha fcbenkt< m een kopje, de thee, welke door eene dienstmaagd wordt aangebragt. MA g a th a , baar het kopje aanbiedende. evrouw, ik bidde u, neem en drink dit!.. Natalia, ziet haar aan en zucht. t- r i In myn ïmarte. I reft uw bezorgdheid, die my fchaamrood maakt,het harte Het kopie aanneemende. Is t niet genoeg, dat my uw dienstmaagd help' ? wiltev Die moeite neemen ? 01 Agatha. P , Leef, ik bidde u, leef toch, vry fcn zonder omflag, met me, indien het u behaage, Dat ik my, jegens u, als een vriendin, gedraage. Natalia. Gy zult haast van den last, dien ik u hier verwek, Bevryd zyn.. .'k Wacht myn1 knecht,om hem tot myn verAgatha, met verwondering. (trek.. i otuw vertrek .'..Mevrouw, hier moet gy niet aan denken, Zo lang uw zwakheid duurt,.. Wil my het voorrecht fchenUrn, m myn kamer, u te dienen... Denk toch niet (ken, Dat ons, door uw verblyf, hier overlast gefchiedt. üelchouw dit huis als 't u we, en, wilt gy ons verplichten, D 2, Ge»  52 NATALIA, Gedoog dan, dat wy ,'t geen u helpen kan,verrichten' Natalia. Ik kan niet bly ven, neen; ik bid u, laat my gaan!.. ACATHA. En waarom! Natalia, haar befcbowwende. 'k Zie u niet, dan met verwondring, aan... Uw edele inborst geeft aan uw bevalligheden Meer luister... Gy zyt jong... Het is reeds lang geleeden, Dat ik het ben geweest.. .Myn tyd is reeds voorby. Och, dat ik nu nog zo bekoorlyk ware als gy i... 'k Merk dit verlies te klaar!... Agatha. Waar voert de fmart u heenen!. Gy moest, om het verlies van fchoonheid te beweenen, "Veel ouder zyn; 't verfchil van jaaren, tusfchen u En my, is al te klein... Naargeestigheid maakt nu, Dat gy, het geen ge nog bezit, reeds acht verlooren... Schep moed!,'.. Vindt gy u thans wat beter dan te vooren ? Natalia. Veel beter.. Wat ben ik uw goedheid niet verplicht!.. Myn toeval fcheen dan, in de daad, van veel gewigt ? Agatha. Van al te veel, om nu zo fpoedig te vertrekken , Gelyk uw oogmerk fchynt... 't Zou u tot nadeel drekken... Natalia, zuchtende. Ik moet wel gaan... Ik moet... Helaas! in myn verdriet, Acht ik gezondheid, acht ik zelfs myn leeven niet... Nu bad ik het byna, en zonder fmart, verlooren. Agatha. Mevrouw, wat zegt ge my ?.. Ik bid u, doe my hooren... Zoudt ge ongelukkig.... Natalia. 'k Ben' t veel erger, dan ik 't fchyn; Op uwe jaaren, acht men 't niet te kunnen zyn. (ren... Dan droomt men van geluk... Maar 'k mag u niet ontroe- 6 Ik  TOONEELSPEL. J3 ïk zoude uw hart zyn ruste en dicrbre kalmte ontvoeren Zo ik u van myn harte en rampen onderhield... De vrede heeft, als nog, uw teder hart bezield... ö Dierbre ftaat!... Geniet, geniet hem, veele jaaren!.. Het zelfde lot mogt my ook eenmaal wedervaaren, Toen ik myn vaders huis nog niet verlaaten had ; Maar ik verloor, toen ik dat huis verliet, dien fchat!.. Toen leerde ik het verdriet eerst kennen... Agatha. t7 j , , Deeze trekken Van droef heid,doen mythans,op 't allerklaarste,ontdekken, Hat uw gemoed een wreede en bange fmart gevoelt, Die niet bedekt wil zyn, hoe zeer gy 't ook bedoelt,.. Hoe yvrig zoude ik niet naar uw vertroosting trachten, Zogy, Mevrouw, my uw betrouwen waard kostachten!.. Gy hebt, als een beftaande, eeri nicht van Eduard, Een zeer byzonder recht op myn angstvallig hart. Natalia. Hy zal u trouwen!.. Gy begunftigt zyn verlangen!.. Agatha. Hy moet het antwoord, dat hy hoopt, deez' dag ontfangen. Niets kon my zyn verzoek, met reden, afdoen ftaan. Natalia. Gy mint hem? Agatha, op eene langzaame en opgetoogen wyze. Om myn plicht te volgen... Natalia keert haar boojd om, en zucht. Agatha, vervolgende fchielyk haare reden. Waar van daan Komt deeze zucht ?.. Zou u myn huwlyk niet behaagen... Ofmooglyk moest gy zelve uw' eigenechtbeklaagen... Een heilzaam huwlyk is een allerzeldzaamst goed... Maar zeg me, wat u toch voor my dus zuchten doet? Gy ziet het... Ik ben jong, fchroomvallig. .onervaaren. 'k Heb niemant van myn kunne,aan welke ikdurf verklaaren, Wat myne ziel gevoelt...Myn daglyks klaagen is, Dat ik een zielsvriendinne, eeu dierbre moeder misf... D 3 Na-  54 NATALIA, Natali a. Hebt gy geen moeder meer ? Agatha. Ik heb haar reeds verlooren, Helaas Mevrouw ! zeer kort nadat ik was geboren. Natalia. Gy weent om een verlies, dat gy, in al zyn kracht, Nog niet gevoeld hebt!.. Agatha. Niet gevoeld ?.. 't Is dag en nacht, Dat ik dit wreed verlies, hartgrondig, moet betreuren. Nu misfe ik haar vooral... In 't geen 'er zal gebeuren, In 't geen men van my eischt, zou my haar wyze raad Een' leidsman drekken voor den zorgelyken daat Van 't huwlyk, dat ik dechts, om u myn hart te ontdekken, Alleen op het bevel myns vaders, zal voltrekken. Natalia. Hoe, uit gehoorzaamheid!.. Uit zulk een' plicht ? Agatha. ö Ja. 't Is uit gehoorzaamheid, dat ik dit onderga. Nooit kan ik Eduard die tedre liefde toonen, Die hy van my verwacht... Zyn liefde te beloonen, Is my niet mooglyk... Waar, waar vinde ik een vriendin, Die my beduurt!.. Met drift. Mevrouw , ik zou het een gewin, Een voorrecht achten, zo ge, in myne angstvalligheden, Den langgewenschten post van raadsvrouw wilt bekleeAch word, word die vriendin! (den! Natalia. Zeer gaarne. Ik ken uw hart En zielsgedachten reeds.. .Ik deel in uwe fmart. Gv delt my, door uw taal en uw gelaat, te vooren Een dochter, die misfchien, hadde ik haar niet verlooren, U. zeer gelyken zou.., Myn dochter!.. Sta my toe, Dat  TOONEELSPEL. 5S Dat ik u aldus noeme, en eens myn hart voldoe, Met zulle een' dierbren naam aan u te mogen geeven My vleijende, dat ik myn dochter nog zie leeven!..' 'Je Zal waanen, denkende aan dien zo gewenschten tyd Dat ik uw moeder ben, en gy myn dochter zyt, En zal u, in dien zin, oprecht, myn harte ontdekken... Dat gy in Eduard die neiging kunt verwekken, Die hy voor u alleen gevoelt, bevreemt my niet; Elk zal zyn keur hierin toedemmen, die u ziet, En zy, die hy, om u tot zyne vrouw te krygen, Op orTren mogt, moet zich vernederen en zwygen; U komt de voorkeur toe... Maar 't voegt me niet, dat ik Iets zegge, dat in u, angstvalligheid of fchrik Zou kunnen baaren, om zyn aanzoek te verachten. Agatha. 'k Voorzag wel, dat ik ook, van u niets moest verwachten Dan zyne voorfpraak, maar... Natalia. Myn waarde, ik zie u aan Als iemant, die, met recht, een huwlyk aan mag gaan... Al 't geen een' echtgenoot kan aan zyn vrouw verbinden, AH' die bekoorlykheên, zyn thans in u te vinden. Gy zult met Eduard, voortaan, naar allen fchyn, Gelukkig voor u zelve en tevens voor hem zyn. Hy zal, u ziende, u fteeds aanbidden, en nooit denken Om, in het minste deel, zyn trouw of woord te krenken. Gy zyt in d' eerden bloei des leevens, in een' daat, Om lang bemind te zyn... En wat den man aangaat, Die u bemint, zyn liefde is edel, rein enteder. Zyn grootfche ziel duldt nooit,dat hyzichdaafsch verneder'. Zyn eerlyke inborst kent geen wispeltuurigheid; En fchoon hy dikwyls peinst, zyn mannelyk beleid Brengt niets naargeestigs voortjdan dit moet gy verwachten, Dat hy, wat fterk gezet op eigene gedachten, Graag zyn gevoelens volgt; het veiligste is, als dan, Dat men de tegenfpraak, die hy niet dulden kan, D 4 Ver-  56 NATALIA, Vermyde!..Een enkel woord, daar na, van pas gefproken , Heeft dikwyls zyn beduit, hoe flerk bepaald, gebroken. De reden brengt hemftraks te rugge: in zulk geval Is hy fteeds de eerste, die zyn opzet breeken zal, En zelfs zyn drift, als laf en beuzelachtig, laaken, Myn waarde, met cén woord, hy is, in alle zaaken, Van wat natuur ze ook zyn, een zeerftandvastigvrind, Voorkomt zelfs wat zy wenscht,die hy oprecht bemint. Agatha. Maar welk een middel toch, wat hebt gy uitgevonden Om hem, om zyn gemoed, zo ernstig, te doorgronden ? Natalia zwygt, is verlegen en bloost. Ik bid, ik fmeek u, breek, breek die ftilzwygendheid, Die myne ziele ontroert!.. Spreek, bid ik u, misleid De onnoosleniet!.. Geloof me, al wat'er moog'gebeuren, 'k Trouw nimmer Eduard, zo gy't niet goed zult keuren. Natalia. 'k Verried my zelve... Of wel, myn onömzichtig hart Was niet genoegzaam fterk voor de overmaat van fmart. Ik wil niet veinzen...'kZal u alles openbaaren. Myne openhartigheid zal u veel leeds befpaaren... 't Is beter, dat gy thans door my wordt onderricht, Dan dat gy, in een',ftaat, daar de onderlinge plicht (gen; Geen 't minst vermommen duldt, uk walyk zoudt gedraaHy ligt niet fpreeken, gy misfchien niet durven vraagen Naar de onrust, die 'er in zyn hart nog fchuilen mogt, Zoudt beide,in zulk een' ftaat,wat ge ook beraamde of zocht Tot aangenaame rust, geduurge fmart verwekken... Dus acht ik my verplicht,myn waarde.aan u te ontdekken... Agatha, met verlangen en drift. Ik bid u ga toch voort!.. Natalia. Gy moogt, op goeden grond, Gelooven, dat de lof, dien gy uit mynen mond Gehoord hebt, billyk is... Ik zoude u niet misleiên... Uw medeminnaares kan Eduard niet vleijen... Aga-  TOONEELSPEL. 57 Agatha. Myn medeminnaares!.. Natalia. En die u toch niet haat... Gy zyt het dan, om wie my Eduard verfmaadt'... Gy doet my fchreiën en vergeeffche zuchten loozen! .. Zy bedekt baar' gelaat. Gy hebt my wel verdaan, nadat gy my zaagt bloozen... Agatha. Wat toch ontdekt ge my!.. Natalia. „ -r, . , Dat 'k niet zwygen kon. k Beticht my zelf... Maar ach! wat ik ooit op my won, Wat ik beflaan mogt, nooit wist ik de kunst van veinzen... Myn waarde, nu, nu kent gy myne hartgepeinzen. beklaag my, in myn' daat, neem deel in myn verdriet, Maar haat de ellendige, om haare eerste liefde, niet. Myn lot, myntoedand eischt veeleer uw mededoogen. _k Wasjong, alsgy, en zeer teerhartig opgetoogen ; Myn hart was ongeveinsd; vertrouwlyk in dien daat, Leminde ik, en ik werd misdaadig, na die daad. De liefde wist my zelfs zo verre te verblinden, Dat ik de wetten, die den man en vrouw verbinden, Voor overtollig achtte; 'k verwierpze, ik droeg, in fchyn Den naam van echtgenoote, en zonder't ooit te zyn ... lui wat, wat is my nu toch overig gebleeven, Dan fchaamte, die my deedsin droefheid zal doen leeven; lerwyl uw fchoonheid en beraadde omzichtigheid Aan u een tytel geeft, dien 't lot my heeft ontzeid? v . , Acatha. (hooren... ilan -t mooglyk zyn mevrouw! Wat hebtgeaan my doen ! Gy hebt, op zulk een wyz', dan uw geluk verlooren! . Met recht noemt gy uw' daat een' toedand vol verdriet... Zy die haare eer verliest, verliest die alles niet?.. Natalia. Ik moet uw woorden, fchoon ze myn gedrag verwyzen, E> S En  58 NATALIA, En my befchuldigen, ondanks myn zwakheid , pryZcn, 'k Zal myn gedrag u niet verbergen ...Uwe ziel, Die nimmermeer zo laag, gelyk de myne, viel, Die zich flechts zuivere geneuchtens kost bereiden, Die leer' de dwaaling toch van misdaad onderfcheiden! Veroordeel myn gedrag voldrekt; maar voeg geen'fmaad 'By al die wroeging, daar myn hart van zwanger gaat! Ac ath Zo dat dan Eduard, om myne hand te ontfangcn, U niet meer mint, en denkt aan u, noch uw belangen ? Natalia. Onechte liefde, (en dit, dit is haare eerste ftraf) Vindt in de trouwloosheid, die haar fteeds volgt, haar graf. Men moet op zulk een harte, als 't uwe is, kunnen roemen, Om liefde en tederheid onwankelbaar te noemen. Acatha. Wat Eduard ook denke, ik fta, van nu af aan, Van zyne voorkeure af... Hem, aan u af te ftaan Is myn befluit mevrouw. ..Nooit zullen we ons verbinden, Zo lang het hem betaamt, in u zyn vrouw te vinden. Natalia. Wel verre, dat ik dit ook noemen zoude uw plicht, Bezweere ik u, dat gy uw vaders wil verricht, 'k Zal, door uw' afftand ,toch niet min ellendig wezen, En gy zoudt zyn verdriet op 't hoogste zien gereezen. 'k Verloor zyn harte; en merk, ten duidelykften, nu, Dat hy rampzalig is, tenzy hy trouw' met u... Haare hand op haar' hart leggende. Leef, leef gelukkig, en verwaardig hem te minnen! Agatha. Hoe gy mevrouw, gy raadt me, een huwlyk te beginnen?.. Natalia. Dit raad ik u ; nog meer, ik vorder het, en dan Heb ik nog een verzoek, dat ik ook vordren kan. Wil nooit, indien gy my u moogt te binnen brengen, De zwakheid van myn hart,met een beftaan vermengen Dat,  TOONEELSPEL. 59 Dat, onverfchoonbaar is, en 't menschlyk harteonteert. Ik heb te laat, het geen ik myden moest, geleerd, ója, myn waarde, ik durf, ik kan me nog verblyden, Dat myne misdaad, fchoon een misdaad, medelyden Verdiene, dat gy zelfs myn ongeluk beweent... Zo Eduard, my flechts een' enklen traan verleent, En met uw traanen mengt, als hy aan my wil denken! De hoop hier van zal my nog troost in 't fterven 'tfchenken. Acatha, met nadruk. Neen ,'denk vry, dat ik nooit een' minnaar neemen zou, Hoe zeer bemind , zo 't u iets kosten mogt, mevrouw! Natalia. Verban dit oogmerk... Laat dat moedig opzet vaaren, Niets, niets ter waereld kan my meer vertroosting baaren. Daar is voor my geen rust, geen hoop meer op deeze aard: Volbreng het uitzicht van een' vader, u zo waard'. Al 't recht, dat me Eduard,toen ik hem kon behaagen Verleende, zy, deez'dag, aan u weer opgedraagen. ' Ik ben het offer, dat beloofd is... En ik acht Het billyk, dat het geen beloofd is, zy volbragt. TWEEDE TOONEEL. Natalia, Agatha, een Knecht. Hde Knecht. eer Eduard verzoekt, of hy mevrouw moog' fpreken? Agatha, het meoord neemende. Ja, laat hem komen. DERDE TOONEEL Natalia, Agatha. Agatha. 'k "W"ii het onderhoud niet breeken, Dat mooglyk u van nut zal wezen.., Maak u fterk. Stel  6o NATALIA, Stel alles, wat gy uit kunt deuken, toch in 't werk, Om 't hart, dat gy verloortgelukkig weer te vinden; Terwyl ik ga, om my geheel van hem te ontbinden. Natalia. Neen, myne waarde, neen... Bedenk u, wat gy doet. Dat hy uw ega zy, nu hy het wezen moet ... Hy moet, hy zal het zyn.. .Gy hebt hem zeif verkooren; Ik eisch het, dat gy nu naar mynen raad zult hooren; En fchoon ik, door uw' echt, u meer ellendig fchyn', U w vader zal daardoor, naar wensch, gehoorzaamd zyn. Agatha. Myn vader! Hoe mevrouw ! wat drift kan u verwinnen! G y gaat u zelf te keer!.. Zoudt gy niet meer beminnen!.. Natalia. Of ik hem niet meer min!.. Hoe trouwloos hy ook zy, Hy is, 6 ja, hy is nog wel bemind van my ; (kwellen; Maar 'k wil, fchoon ik zyn hart moet misfen, hem niet Neen, dat hem vrede en vreugde in zynen echt verzeilen, Dat hy me vry vergeete, indien die wreede man, Langs zulk een' weg, met u gelukkig leeven kan! 'k Moet zyne liefde zelfs een foort van eerbied draagen, Om dat gy 't voorwerp zyt, het geen hem kan behaagen. Agatha, met grootmoedigheid. ó Dierbre gade van dien wreeden Eduard, Herneem uw wettig recht, dat gy hebt op zyn hart. 't Is u geoorloofd op zyn naberouw te hoopen. Natalia. Neen, myne waarde, neen, dat tyddip is verloopen; En zo 'er nog op aarde iets troostlyks voor myis, Zo fchuiltdat, indedaad, in uw verbindtenis Met Eduard... Agatha. Ik bid Mevrouw, laat ons niet weenen! 'k Zal middel vinden, om u beide te verbenen. V aarwei!.. VIER-  TOONEELSPEL 61 VIERDE TOONEEL. HNatalia, alleen. oe zeer verbaast my haar grootmoedigheid'! Haar edle ziel, die trouw voor myn belangen pleit, Doet me,in de minnaares myns minnaars,thans befchouwen Eene alleredelste, een der allerkieste vrouwen... 'Hadt Eduard haar nooit bejegend, nooit ontmoet, Hy hadt my nog bemind... Maar och! de tegenlpoed In myne liefde is niet dan billyk en rechtvaardig... Dan waartoe dient deez' klagt!.. Ik ben mynrampfpoed Vergeeffchezuchtenizwak en nutteloos geween,(waardig. Gy baat my niet! Gy kunt my niet meer helpen, neen! Myn vonnis ligt alreeds gedreeken. Ik'moet bukken, En min gevoelig zyn voor fall' myne ongelukken. Myn droefheid. ..mynverdriet... ik moet, door myne 't Geluk niet dooren, dat myn Eduard verwacht, (klagt, Laat ik myn misdaad niet verdubblen, niet gehengen, Dat ik hier tweedragt door myn fmarte in huis zou brengen. De hemel derk me, als ik hem, voor het laaste, zie, Vaarwei zegge, en voor eens, voor eeuwig, dan ontvlie! VYFDE TOONEEL. Natalia, Waarburg. in atatia. s alles nu gereed ? Waarburg. Hoe wilt gy !.. Natalia. 'k Moet vertrekken. Waar burg. Ik fineek u blyf... Misfchien zult gy in hem verwekken... Hy blyft in zyne rede Jleeken, en befchou-wt baar met droefheid. Na-  62 NATALIA, Natalia. Neen, Waarburg! 't is te laat... Myn zaak is afgedaan. Niets boeit, niets houdt me tneer...'kMoet vluchten..Laat Wa ahbcrc. (ons gaan. Kost gy dan niets op hem verwinnen ? Natalia. Niets... Mynpoogen Was vruchtloos...Haast u. 'k Zal u volgen, en zyne oogen Ontwyien... Hier ter plaats moet ik niet fterven. Neen. Wa A b burg. Och! wie hadt ooit gedacht, dat hy voor uw geween,.» Natalia. Ga toch... maak u gereed... en haal .me dan,..het ftryden Is nutt'loos... Och! verlang den tyd niet van myn lyden. Waarburg, willende uitgaan, ontmoet Eduard, denwelken hy., met eene meêdoogende verontwaardiging, aanziet. ZESDE TOONEEL. Natalia, Eduard, Waarburg. HEduard, op eene mistroostige wyze. oe toch bevindt gy u ? Natalia. Veel beter. Eduard. Is 't wel waar ?.. Ik vreesde, dat uw hart... Natalia. Het onderfteld gevaar Is «ver. Myne fmart was zwakker dan myn leeven. 'kZal u, na deezen dag, geen meer bekommring geeven. EDUA R D. Ik leed reeds veel,en zal meer lyden, als uw hart Zo overrompeld bly.v' van droefheid en van fmart: Als ge uw gewoone kalmte ontbeert en uwe klagten Her-  TOONEELSPEL. 63 Herhaait, zal myne drift... Natalia. Gy hebt niets meer te wachten Van deezen aart... Vrees niets... 'k Heb haar gezien... Eddard, Wel nu? Natalia. Ze is uwer liefde waard; ze is juist gefchikt vooru ... Daar is een tyd geweest, dat ik ook in uwe oogen Bekoorlyk fcheen... Eddard. Ach! zo u iemant toen onttoogen, Ontvoerd hadde aan myn' arm... Natalia. Vervolg... Hoe, gy zwygt ftil! Eduard. Indien gy hebt verdaan, het geen ik zeggen wil... In welk een wanhoop had' zich myne ziel bevonden. Natalia. 'kHeb u verdaan, en kan uw.oogmerk ligt doorgronden, 'k Merk, wat gy wachtendorst...Zoumen:..maar hoe't ook zy... Gy toont nu wie gy zyt... welaan, kom ken ook my... Ik zal veeleer myn lot, tot aan myn' dood, beklaagen, Dan uw geluk, naar 't welk gy reikhalst, te belaagen... Dit zoekt gy in haar hart... 't is wel... ik ben bereid My zelve te offren aan uwe ondandvastigheid, En, op ditoogenblik, voor altyd, u te ontwyken... Een eeuwig afzyn moge u myne trouw doen blyken." En konde ik u den tyd, waarin ik u verdroot, Herdellen... Eduard. Myn vriendin, uw ziel denkt al te groot... 'tls niet op deeze wys, dat gy me rust kunt geeven. 'k Merk uit die koelheid, hoe uw harte wordt gedreeven Door wanhoop,die me ontroert.Jk beef voor uw verdriet, En  64 NATALIA, En duld in uw gemoed die wreede aandoening niet. Denkt gy, dat uw belaug my niet meer ga ter harte ? De kalmte van uw ziel, vereenigd met haar fmarte, Baart my te grooter zorg, maakt my te meer bevreesd, 'k Wil u zien zo als gy te vooren zyt geweest... 2VI isfchien, misfchien hebt gy iets roekloos voorgenomen. Spreek wreede... Wat heb ik van uw beduit te fchroomen ? Tracht gy u 't leeven ?.. Natalia. Neen, ontroer u niet... ik ben De zelfde , die ik fchyn, zo ik my zelve ken... Myn hart was nimmermeer gevat op zwakke listen. Gy zult my 't voorrecht van oprechtheid niet betwisten. Ik zal nooit uitzien naar een' valfchen heldenmoed, Die onbefmette deugd het grootde hinder doet; Myn leeven zal ik niet verkorten.., maar deeds trachten Om, metgelaatenheid, myn einde te verwachten... Denk, dat ik niet voor my, maar uw beminde fpreek. Eduard. Wat hoore ik!.. kan het zyn!.. Natalia. Zorg, dat 'er niets ontbreek' Aan haar geluk, en kef in liefde en rust, te gader! De hemel maake u zelfs eens een gelukkig vader! li d u a r d. Ach !gy herinnert my, dat ik het ben geweest! Natalia. Dit zwakke denkbeeld geeft flechts onrust aan uw' geest. Gy ziet my niet ontroerd... Ik toon my zeer gelaaten... En meen het ook te zy n ... Hier kan de fmart niet baaten.. Het lot is nu beflist. ..en 't myn heb ik bepaald. De godsdienst heeft op al myn fmart gezegepraald ; Ik wil, voortaan, in hem myn heul en toevlucht zoeken ; Ja Eduard, myn hart, myn hart zal zich verkloeken..: Het klooster zal wel haast, altyd, myn wooning zyn ; Daar hoop ik, denkende aan uw noodlot en het myn', Dien  TOONEELSPEL. 65 Dien troost te vinden, dien ik nergens op kan fpooren. Daar zal de hemel myn geduurig fmeeken hooren, En, zich myns tegenfpoeds erbermende, al de fmart Vernietigen, die ik, tot nu toe, draage in 't hart. Eduard. Maar, waarom wilt ge udus,als leevendig,begraaven? U" aan de vryheid, vreugde en aangenaame gaaven En giften van 't geluk, die u nog zyn vergund, Onttrekken, nu gy naar uw neiging leeven kunt ? (nen, Geloof me..,'t klooster moge u thans een toevlucht fchy'tZal u verdrieten, nooit uw droefheid doen verdwynen. Natalia. Een diepe dilte is my hoognoodig, Eduard. 'k Wil daar ter plaatfe gaan, met een grootmoedig hart, Waarin ik Hechts alleen een beeldtnis zal bewaaren; Een beeldtnis, dat menooitzal kwellen, nooitbezwaaren; Dat flechts beftaan zal in een leevendig gevoel, En 't geen ik, dan bevryd van onrust en gewoel, Tot aan het laatde perk van myn noodlottig leeven, De voorkeur zelve, met myn' laatden fnik, zal geeven. Eduard. Natalia, indien ik kon!.. Hoe merk ik nu, Dat ik my veels te wreed gedraage jegens u! Ik ben het, die u tot het uitterst' heb doen komen. Ik fmeek u, wat gy ook moogt hebben voorgenomen, Tracht toch, zo gy voor my meêdogendheid gevoelt, Dat ik min naarheid vinde in 't geen ge thans bedoelt! Natalia. Belooof me alleen, met ernst, naar uw geluk te trachten, En ik zal me, in den daat, dien 'kzoek gelukkig achten. Wat zou me in 't klooster toch verfchrikken, nu voor my, Van u beroofd, al de aarde, en welke plaats 't ook zy, Steeds tot een woestenye en naar verblyf zou ftrekken? Eduard. Natalia nu kan, nu kan ik eerst ontdekken, Dat uwe ziel myn ziel oneindig overtreft. E 'kHeb  €5 NATALIA, 'kHeb uwe ultneemendheid, nooit zo als nu, bezeft. Natalia. 't Is waar, myn liefde is wel van de uwe te onderfcheiden. 'k Weet my hetbillyk recht, niet minder,te bereiden Dan aan uw minnaares... 'Ze is jong, beminIyk,fchoon... Haare eerbaarheid flelt haar voortreff'lykheid ten toon, En zoude ik haare ruste ontroeren ?.. Neen! myn harte Verbiedt me dit... Eduard. En gy kunt, overkropt van fmarte, Haar roemen! 'tls uw mond, die haar verheft enpryst! Gy zyt het, die my dus uw tederheid bewyst! Natalia. Gy eischt dit offer., .en dus breng ik u te binnen, Dat ik u, om u zelv', alleenlyk kost beminnen. Zy ftaat op. Vaar wel!.. Nu zich myn ziel zo derk vinde,is het tyd, Dat ik vertrekke... Ik voel... Ligt raakte ik alles kwyt, Wat my nog onderdeunt... Eddard. Waar wilt ge u heen begeeven ?.. Natalia. Ik heb het u gezegd. Eduard. Neen, neen, het klooster leeven Gelykt u niet... Ik zal dit nooit gedoogen.. .Toon U moediger... Leef in de waereld en bewoon Hy biedt baar een Brieventas aan. Een aangenaam verblyf... Herneem deeze onderpanden. Natalia. 'k Verwerp ze.. «Stel en geef ze uw'erfgenaam inhanden. Ik heb, al 't geen ik heb van nooden , voor den daat, Dien ik verkoozen heb... Die gift vergroot myn fmaad. 'k Heb uwe liefde, 'k heb uw tederheid verlooren... 't Zyn uw gefchenken niet, die myne ziel bekooren. Zeg, wreedaard, wat toch denkt, wat vordert gy van my ? Wilt  TOONEELSPEL. 67 Wilt gy, dat laagheid ook myn deel, in 't einde, zy? Dat ik verfchynen zou, met neêrgellaagen oogen?.. Ik heb, zo lang gy my uw hart niet hebt onttoogen, Met dille vryheid, in het openbaar, gegaan; Thans zou my ieder vrouw het oog doen nederflaan Indien ik, zonder recht, geheel van u verlaaten, Uw giften aannam. ..Neen.. .Wat zouden ze my baaten ? 'kZou,waar ik ging, alleen...Maar 'k voel wel, dat ik moet Aan all' de waereld my onttrekken, met meer fpoed. Waarburg ver fchynt, in bet verfibiet van bet tooneel, zeer droefgeestig voortreedende: by is gelaarsd, hebbende een zweep in zyne hand. (leiden. 'kZal my,door Waarburg, naar myn wykplaats doen ge'k Ga,ongemerkt,vanhier.,.'kBeween niet's,by dit fcheiden, Dan 't misfen van uw hart... doch met een diep geduld... Begin uw leevensloop, de myne is reeds vervuld., edüar d. Gy wilt dan 't overfchot van uwe leevensdagen Gaan 11 yten in verdriet en afgezonderd klaagen; En, denkende, in dien daat, aan hem, die u verliet, ■ Hem leeren haaten!.. Natalia. Neen; dan kent gy my nog niet, Indien gy gist, dat ik, wel ver van u te haaten, Eén enkel uur u te beminnen, na kan laaten! 'kBetreur myn lot.. .Maar ik verfchoon u... en myn hart, Zal, in 't vervolg, niet meer gedenken aan de fmart, Die gy veroorzaakt, maar aan die verdweenen dagen, Waarin ik uwe ziel, zo teder, kost behaagen: Aan deezen is het, dat ik telkens denken zal, En aan myn liefde,die my dortte in 't ongeval, En Zonder op my zelf, gelyk gy wilt, te letten. Eddard. Niets kan zich tegens uw voortrefflykheid verzetten , 't Was alles moed en deugd, wat ik ooit in u zag; En ondertusfchen is uw oogmerk,deezen dag, E 2, Een  Ö8 NATALIA, Een leeven vol verdriet en droefheid te beginnen, En dat om wien ?.. om my , die 't hart voel ovenvinnetï Door eene neiging, die ik zelf niet ken... Ja ik , Word wreed, ondankbaar in het eigen oogenblik ; En 't zy nu, dat myn hart zyne eerste drift verloo'ren, Die drift niet hebbe, als toen gy 't eerst my kost bekooren, Eene andre neiging, niet min teder, niet min zacht, Treedt in haar plaats... Helaas! ik heb u deeds geacht. Gy waart fteeds myn vriendin, gy waart en zult ze blyven'. De vriendfchap zal, in all' myn driften, boven dry ven 'kZal nooit gerust zyn, by aldien gy 't zelf niet zyt. Ja 'k wil veel liever my bevryden van verwyt, 'k Wil liever 't huwlyk, dat ik duiten zou, ver'breeken Dan duldeu, dat ge u in een klooster Zoudt verdeeken' En, tot het uitterfte uur uws leevens toe, met fmart ' De drift beweenen van myn al te ondankbaar hart. ' Natalia. Van deezen echt, fchynt uw gelukdaat af te hangen. Vergeet gy, dat die thans voldoet aan uw belangen? Gy mint uw minnaares zo derk zo teer als gy My minde... Hebt gy dit niet zelf ontdekt aan my ? 'tls hoog tyd, dat ik ga...Ik moet u thans ontwyken, Zo gy my niet wilt voor uw voeten zien bezwyken. Tegen Waarburg. Is 't al gereed? Waarborg. 6 Ja. Natalia, na dat zy eenige treden voortgegaan is. Wel, onderfteun my dan. Waarburg ondersteunt Natalia, Eduard haar met aandoening naziende, volgt baar eindelyk , baar willende omhelzen; docb Natalia wendt haar hoofd af. Eduard. Ge omhelst my niet!,. NA'  TOONEELSPEL. 69 Natalia. Raak my niet aan, gevaarlyk man !.. ïndien uw hand beflondt myn hand flechts aan te raaken, Zoudt gy me met my zelf thans onbeftaanbaar maaken... 'k Voel myne kwelling, enhoediepzefchuilein'thart. 't Is tyd, dat ik vertrek... Vaarwel myn Eduard! 'k Volbreng myn lot, zo veel't my mooglyk is, te vreden: 'kZocht niets dan uwe rust...'kHergeeve u thansuwe eeden, En ga, dandvastig in myne eerste tederheid, Den hemel bidden, dat hy u, in gunst, geleid'; En, ver van u uit myn gedachten te verjaagen, 'tGeen ook onmooglyk is, zal ik myn noodlotdraagen, Door 't dil gedenken, dat ge in ruste en vreugde leeft: En zo uw nieuwe liefde u deeze vryheid geeft, 6 Gy, dien ik alleen volftandig kan beminnen, Breng u dan, nu en dan, myn beeldtnis eens te binnen. Gedenk, hoe verre ik van u af ben, eens aan haar, Die, om u dienst te doen, al 't geen haar mooglyk waar Verricht heeft, en zich meer dan vrou wel yk gek weeten... Ja, om u dienst te doen, zich zelve heeft vergeeten. Vaarwel!., zy wil vertrekken. Eduard, op eene Jlerke en aandoenelyke wyze. Natalia, vertoef... Natalia, zich omkeerende. Vertoeven! Eduard, met drift. Myn dierbaare echtgenoote!.. Natalia, met verwondering. Of ik hem wel verfta! Wat naam toch noemt ge ? Edüar d. Dien gy waardig zyt te draagen. Gy overwint, gy kunt, gy zult me alleen behaagen. Natalia, een weinig verbysterd en met aandoening. Wordt myne ziel, zo lang geflingerd en beroerd, E 3 Ter  70 NATALIA, Ter deezer uure door geen' ydlen droom, vervoerd? 13en ik wel voor 't geluk geboren!.. Eduard, met drift. \tt*. ., , „ Aan uw voeten Wil ik, voortaan, de fmart,welke ik uaandeed, boeten. Omfluit me uwe armen!.. Geef dat voorrecht weër aan my Up dat ik, eens vooral, voor eeuwig,de uwe zy. Natalia, met afgebrokenJlemme, en als in overmaat van vreugd. Myn vriend, kan 't mooglyk zyn !.. Waarburg, vallende, door eene fcbielyke vervoering, aan de voeten van Eduard. tj a , , „ De blyfchap doet my weenen!., Hoe lterk heeft myne ziel verlangd naar dit vereenen! gedoog de traanen, die ik florten moet, myn heer. Nu zyt ge, die ge altyd geweest zyt, op myne eer! De zelfde braave man.. .de loflykde aller menfchen. üduard, hem zyne eene band toereikende , terwyl hy met de andere Natalia vast houdt. ï»ta op n:yn Waarburg, wyd ons uwe hartewenfchen, XVataha! vergeef me in 't geene ik u misdeed... Ik ftond, (hoe durf ik 't my herinren!) al gereed, Urn een meineedigen te worden , zonder fchroomen ! Hoe heb ik tot -een daad, zofchrikklyk, kunnen komen' ten nan verfcheurende alshetuwe.. .Maar.. .Welaan! HerflelJen wy 't misdryf, voor dat het is begaan, Daat ons die eeden, die 'k onachtzaam had vereeeten Nu gaan bezeglen... 6 Natalia. Ach! wat wilt gy u vermeeten! Dat u te flerk een drift niet wegfleepe en, daarna, Berouw doe hebben... Eduard. rat . • Neen, 'k wil zelfs, dat Agatha Getuige zy van d'eed, dien ik aan u wil zweeren. Na-  TOONEELSPEL. 71 Natalia. Gy mint haar! Eduard. Deeze drift kan mynen plicht niet deeren. Ik offer haar,aan 't geen ik u verfchuldigd ben. Natalia. Misleidt ge u zei ven niet... Zal geen berouw... erken... Eduard. Berouw ! wat onderdek ge... Ach! wacht u, my te dooren, In die vervoering, die myn hart zo kan bekooren, En die me aan u, (wie ik behoore,) wedergeeft. Dat ons nu niemant fcheide... Ik heb het uur beleefd, Waarin ik my van u zou hebben kunnen fcheiden... Laat nu een fpoedige echt my het geluk bereiden, Dat ik van fchuldiger vermogen word' beroofd, Om trouweloos te zyn. Natalia. Wie hadt dit ooit geloofd!.. Myn echtgenoot! (en zou 'k, by 't eind van al myn lyden, Dien lieffelyken naam, nog langer, moeten myden?) Myn echtgenoot!.. Wie toch, wie geeft u weêraanmy ? Is 't wroeging, tederheid, meêlyden ?.. of zoudt gy... Eduard. 't Is achtbre tederheid, 't is liefde en vriendfchap tevens, Die my aan u hergeeft, als aan de helft myns leevens. Zy allen wekken in myn ziele een' zuivren gloed, Die nooit gebluschtzal zyn... Ik zal, met dubblen fpoed U toonen, op wat wyze, ik u moet doen vergeeten Myn trouweloos bedaan... En waarlyk! myn geweeten Heeft veel geleeden, fchoonik veinsde...Neemmynhand Myn waarde... Kom, berust in zulk een onderpand.i Natalia. (trekken, 'k Ontfang haar wel met vreugd ..Maar eer wy d'echtvolZo v/eet, dat, zo hy u toteenig leed zou ftrekken, Ik liever af wil ftaan van ditgeluk... Befchouw, (trouw. Befchouw uw hart myn vriend, voor 't aangaan deezer E4 Blyf  72 NATALIA, 131 yf meester van uw lot... Gy weet niet, wat vermogen v g71 m'nSte,denkt' één °PflaS van haa"= o^en Kan hebben op uw hart... Beproef het... En indien Het Hand houdt, zult gy 't myn', vervuld van blyfchap zien. Eduard, met aandoening 'k Verdien by u,_met reeht, een foortgelyk mistrouwen: Maar nooit, nooit zult ge my, zo laf, zo laag befchou wen Hat ik geheel bezwyk! na dat ik aarsflen dorst ' Veel liever fcheurde ik my het harte uit deeze bo'rst Dan dat ik twyfflen zoude, één oogenblik, na deezen Uf gy de oprechtste ziel,die ooit verfcheen, kost wezen! iN atalia, zicb in zyne armen werpende Nu gy me uwe achting geeft, geeft gy my alles weêr. k Hervmde, m deeze gifte, uw liefde met myne eer Na eenig Jlitzwygen. Helaas! ik zocht een graf, door droefheid voortgedreeven ta vind, hoe my geluk en liefde doen herleeven... Waarborg. Myn heer, ik heb u fteeds geëerbiedigd en bemindt; Maar nu aanbid ik u... Al wat my ook verbindt Fortuin, myn kinderen, of wat men uit kan denken Niets kanmyzo veel vreugde, als deeze uw handel fchèn- Ontfpan de paarden niet... Myn^lichtmoetzyn voldaaT \ k Wil, binnen t uur, met haar wéér naar de dad toegaan Waarburg. * ^/fteed^6il V,er2eI1'!' • °f ik00k voo«2al ryden -.. Natalia enEduard vertrekken,tegen elkanderJpreekendè Xku* .marh"rS vooraan op het tooneel komende. ' Wat is myn hart verheugd.. .Hoe zal 't myn vrouw verblyAls zy van my verneemt hetgeen hier is gefchied-fden Want zy verwachte deez' gezegende uitkomst niet i! ' Weggaande, klapt by met zyne zweep,en toont alle tekenen van blydfcbap. Einde van bet derde Bedryf. VIER-  TOONEELSPEL. 73 VIERDE BEDRYF. Het tooneel is gelyk als dat van het eerfte bedryf. EERSTE TOONEEL. Agatha, alleen. Zy dwaalt in een ongeruste hou- Lding over bet tooneel. (ken. aat, ö myn hart, laat nu geen angst uw oogmerk breeBetoon u, in het geen gy doen moet, onbezweeken... Dat ik myn' vader zoeke en hem myn harte ontdekk'I.. Maar och.' wie weet, wat fmart hem dit bericht ver wekk'! Hy wil dit huwlyk... En ik heb myn woord gegeeven... Dan 't ga hoe 't ga.. Ik moet de onnoosle niet w'ecrdree ven; Ik moet haar helpen...Maar, hoe leggeik 't werk 't best aan? 'kDurf niemant de oorzaak,die my aandryft,doen verdaan... 't Geheim behoort my niet.-Hoezal ik het verbloemen!.. Myn vader zal my wreed en eigenzinnig noemen. Ik vrees zyn gramfchap min dan zyn verflagenheid. Ik merk reeds, welk verdriet, wat fmart my is bereid!.. Ik waggel, waar ik ga... Nu komt my de onrust nader... Ik fidder... Op wat wys?...Maar 'k zie alreeds myn' vader.. Hoe klopt my 't angstig hart!.. Hoe heugl y k waar 't, zo ik Me ontrekken konde aan dit ontzaglyk oogenblik!.. TWEEDE TOONEEL. van Vaalveld, Agatha. Sva n Vaalveld. teeds eenzaam!.. Telkens in zwaarmoedige gepeinzen, Na 't fpreeken van uw'echt! .Poogtgy my iets teontveinfen ?,. Maar hoe bevindt zich nu de nicht myns vriends?.. Is zy Ten eenenmaal herdeld?.. Agatha. Ik denk ten naasten by : Althans zo ver, dat zy reeds voorheeft te vertrekken. E $ van  74 NATALIA, van Vaalveld. Kost gy de reden van dat toeval niet ontdekken ? Agatha, belemmerd, Vermoeidheid van de reis... van Vaalveld. Vermoeidheid! en zy tracht, Reeds weer op reis te gaan!.. Neen Agatha, ik dacht, Dat gy meer doorzicht hadt... Misfchien dat zy,doorzaaDie Eduard en haar, of wel zyn maagfehap, raaken, (ken, Belemmerd werdt.. .Maar, 't zy hier mede hoe het wil, Wy moeten ons vooral niet mengen in 't gefchil. Ik fprak haar naauwlyks toc.Zy fcheen my zeer verlegen.. Wat denkt ge 'er van ?.. Agatha. ó Ja, zy fchynt iets te overweegen, Dat van belang is. van Va a l veld. Nu, het fmert my indedaad, Dat ze ons zo fpoedig, en in deezen tyd, verlaat. Maar 't is myn zaak niet,om haar thans te wederhouén. Zo Eduard begeer', dat zy zich by het trouwen Bevinde. ..'tls zyn post, dat hy haar vraage... A g atb a. Maar... Zy fchynt verder te willen fpreeken, doch wordt door vreez' wederhouden. van Vaalveld,' Gy wilt iets zeggen!. .Gy bedwingt u!.. Beeft!.. Agatha. 'tls waar, Myn vader! van Vaalveld. Spreek toch uit,..Watofuhartmoog' kwellen ?.. Gy kunt, met dubbelrecht, in my betrouwen dellen. A g ath a. Dit weet ik; maar ik merk, dat ik, in myn geval, Een*  TOONEEL.SPEX. 75 Een' vriend, zo waard als gy, misfchien verftoorenzal; Dit ondervind ik, en dit fmert me... van Vaalveld. Wil niet vreezen. Spreek uit... Agatha, knielende. Ik, moet wel.. .Och myn vader, kan het wezen, Gedoog dan, dat ik my van Eduard ontfla!.. Dwing my niet tot dien echt!.. Ik fmeek u!.. van Vaalveld. Agatha, Wat eischt... wat vraagt gy ?.. Agatha. M y van 't woord, aan u gegeeven, Te ontdaan!..Och, dwing myniet,met Eduard te leeven! Ik kan dit huwlyk nooit voltrekken...'t Zy hoe'tzy... van Vaalveld. Sta op...Steeds was uw hart ontbloot van veinzery... Daar gy me nimmermeer misleid hebt of bedroogen , Zo zeg me, heeft hy iets verachtlyks in uwe oogen? Ziet ge in zyn' inborst, in zyn zeden1 eenig kwaad?.. Ag atha. Neen, neen myn vader... van Vaalveld. Wel, zo niets u tegen daat In deezen minnaar, zou ik dan ook moeten denken, Dat ge ïemant anders minde ? Ik wil uw hand niet fchenken Aan Eduard, zo ge,in uw harte, een' ander mint, Behandel my oprecht.. .Vertrouw me.. .Ik ben uw vrind. A gatha. Nooit zoude ik voor een' vriend als gy zyt, willen veinzen. Wat zoude ik u toch niet ontdekken!.. Myn gepeinzen Te onttrekken aan het oog eens vaders, my zo waard!.. Neen... van  16 NATALIA, van Vaalveld. Nu dan Agatha!..Beantwoord aan uw' aart... Zo gy my één gegronde, één reden Hechts kunt geeven, Waarom gy aarfeit, zal ik u niet wederdreeven. Uw rust en uw geluk is aan dien echt verknocht... Ik ben het, die uw rust fteeds zoeke en heb gezocht... Het is myn plicht, voor u en uw geluk te waaken. Gy zyt te jong, om, in 't beloop van'swaereldszaaken', Te kiezen, en dit is ook de oorzaak, dat ge een'echt Met angst befchouwt, waarin degrondflagfchyntgelegd Tot uw geluk... Ik moet, voor u, uwlotbefchouwen, En gy, gy zyt verplicht, een' vader te betrouwen... Betrouwen zelfs hebt ge in uw' minnaar ook gefteld. Agatha, met befcbroomdbeid. Maar vriendfchap is geen liefde... va n Va a l v e l d. Is dit nu, 't geen u kwelt ?.. Hoe weinig neemt gy myn gerustheid thans ter harte! Och gy veroorzaaktmy, dooruw verzoek, veel finarte!,. Ik had my met uw' echt reeds aangenaam gevleid... 't Vooruitzicht myner hoop hadt al een' dauw verfpreid Van vergenoeging op myn laatste leevensdagen, Die haast ten einde zyn...Maar'tis vergeefsch teklaagen!.. 't Is ydel, dat ik iets van deezen aartverw2cht... 't Is al verdweenen... Agatha. Och! het ftaat niet in myn magt! van Vaalveld. Ik eisch het als een' plicht, dien gy niet kunt ontzeggen, Die grilligheid, ten wille eens vaders, af te leggen!.. Gy zult my naderhand bedanken, dat ik nu, Zo zulks een offer zy , dat offer verg van u... Hoor Agatha, gy moet... Agatha, op eene volftrekte wyze. Ik kan het niet volbrengen» van  TOONEELSPEL. 77 van Vaalveld, in eene vervoering van droefheid, Gy kunt de droefheid van een' vader dan gehengen! En, neemende zyn hart het flil genoegen af, Hem, door de fmart verteerd, zien daalen in het graf'... 'k Heb al myn vreugde,en uw betrouwen zelfs verlooren... Sints wanneer is deeze augste in uwe ziel geboren ?.. Wie toch is de oorzaak van diendwaazenommekeer?.. Zo zy het was, die in myn wooning kwam... Ik zweer... Agatha. Neen,neen myn vader,wil die vrouw de fchuld niet geeven. van Vaalveld. Houd op, my op een wys, zo fchuldig, te weêrdreeven. Agatha, met een zucht. Voor de eerstemaal vervolgt me een vader... Haare flem veranderende en met tederheid. Daar'k niet fchrik, Voor hem te derven... van Vaalveld. Hoe! vervolge ik u ?.. Hoe ik!.. A g a th a, de hand haar ei vaders neemende. Neen, neen; gy moet myn lot en ik uw lot beklaagen... Ik zie hem... Maar ik kan zyn byzyn niet verdraagen. Gedoog, dat ik vertrekk'. Belet niet, dat ik ween'... van Vaalveld. Myne Agatha !..Wat is 't ?..Myn kind, waar gaat gy heen ? DERDE TOONEEL. van Vaalveld, Eduard. UEduard. w dierbaare Agatha fchynt myn gezicht te ontwyken. van Vaalveld. (ken... Neen, neen myn vriend...Dit zal,in 't kort, wel anders bly'k Verlangde reeds naar u. Ze is de uwe en ik befchouw Haar reeds niet anders dan als waar' zy al uw vrouw. Edu-  78 NATALIA, Eduard. Ga op die hoop niet af. .. Ik moet u niet misleiden. Gy moet geen' echt voor my en Agatha bereiden... 'kZal nimmer anders zyn dan 't geen ik ben geweest; Maar denk, denk nu niet meer aan zulk een bruiloftfeest. van Vaalveld. Wat taal!. Wat zegt ge ?.. Eduard. I k kom opzettlyk u hier fpreeken, Om het verbond, dat ik met u befloot, te breeken !.. Ik zeg het bloozende en met fchaamte... Ik ben 't onwaard. Neem uw gegeeven woord te rugge!.. van Vaalveld. Wat toch baart Dien omkeer?.. Gaf myn kind, myne Agatha u reden Tot dit beflaan, na dat... EdüARD; Neen, del uw hart te vreden: Uw dochter, die zich aan uw oogmerk hadt verpand, Liet u deeds meester van haar harte en van haar hand... van Vaalveld. 'k Verda u.. .Mooglyk kwam u deeze waan te binnen, Dat Agatha u niet volkomen zou beminnen...Maar dat u dit begrip niet hindre; neen myn heer... Ik eer die kieschheid, en ik acht u des te meer. (zen Ik ken myn dochters hart...'tSchynt juist gevormd te weVoor 't uwe.. .Van dien kant behoeft gy niets te vreezen,. In zulk een oogenblik, als dit is, zal een vrouw, Zo jong als Agatha, befchaamd zyn. ..Maar de trouw Verricht zyude, en 't gety der eerste vrees verdweenen , Zal ze u al, wat de liefde uitdenken kan, verkenen. Edu ard. Gy maakt my, door die taal, verlegen... Maar dit is De waare reden niet van myn bekommernis, 'k Had u, in dit geval, reeds moeten onderrichten, Om uwe goedheid, die my altyd zal verplichten, Een  TOONEELSPEL. 79 Een daad te fpaaren, die, een oogenblik voor dit, Myn hoogst geluk befloot, myn hoop was en myn wit. va n Vaalveld, met verwondering en op een' fcberpen toon. Mynheer, de redenen, die uw gemoed bezwaaren, Zyn dan wel fterk... Eddard. Zeer fterk... Ik zal ze u openbaaren. Herrinner u flechts, voor een oogenblik, dat gy, Geen uur geleeden, nog een toevlucht waart voor my. van Vaalveld. Maar eer wy verder gaan, moet gy myn voorftel hooren,,. Indien gy eenig goed van waarde hebt verlooren... De vrouw, die hier verfcheen, en dat zo onverwacht, Heeft mooglyk een bericht van groot verlies gebragt... Dan 't zy eens, dat gy fchade of nadeel hebt geleeden, Wat zegt dat tusfchen ons ?.. Stel dan uw hart te vreden. Ik fpreek gelyk ik denk. ..Hoeveel 't verlies bedroeg, 't Ontroere u niet... 'k Ben, voor ons drieën, ry k genoeg. De rykdom heeft geen waarde of luister in myne oogen, Zo zy niet baaten kan, om traanen op te droogen... Eddard. 'k Herken u aan die taal van uw oprecht gemoed... Neen,neen myn vriend: ik leed geen fchade aan eenig goed 'k Verg u iets anders af; toon, bidde ik, u genegen, Om een geheim, dat ik volftandig heb verzweegen, En gy, die 't nu volftrekt moet weeten, hooren zult, Met veel verbaazing, toch te hooren met geduld. van VA a l v e ld. Ga voort... Eduard. Gy, die, met recht,uzelvenmoogtberoemen, Dat ge u den vader van zo braaf een kind kunt noemen, Dat, fchier volkomen is, in fchoonheid en in deugd: Met moeite zult gy thans gedenken aan uw jeugd: Bezwaarlyk zult ge u thans dien tyd te binnen brengen, Waar-  8o NATALIA, Waarin de diiften zich,in 't jeugdig hart, vermengen Met onze reden, ons begoglen, het gemoed Bevlekken , in zo ver, dat wy, als met den voet De heiligste en de meestgewyde wetten treeden; By voorbeeld, als wy, door onredelyke zeden, Hun hoonen, die ons, door de wetten en natuur, Gegeeven zyn, om fteeds, door hun gezag, 't beduur Te houden over ons, en daar we als dan naar trachten... Maar onderftel, myn heer, breng u eens in gedachten Een dochter, opgevoed in ftilteen eerbaarheid, Die, door het vleijen van een' minnaar, werdt verleid, Om heimelyk zich van haare oudren te begeeven, Al te ongelukkig, om zyn vleitaal te weêrftreeven; Ga voort, en onderftel, dat die misleide vrouw, Na dat ze moeder werdt, berustende in de trouw Haars minnaars,zulk een' man haar noodlot fielt in handen, En, met hem, heimlyk leeft, en buiten huwlyks banden; Dat deeze minnaar, lints hy, achtien jaaren lang, Met haar geleefd hadt, vry en buiten allen dwang, Op 't onverhoedste, door een nieuwe drift ontdoken, Gereed ftaande, om zyn woord, zyn' eed te zien verbroken, En eene andre hand te ontfangeu, in dat uur, 't Gekreukt vermogen voelt van 't eerste liefdevuur En wroegingen, die hem niet mooglyk zyn, te ontwyken; Dat zulk een man zyn hart,zyn driften voelt bezwyken Voor zulke wroegingen, die, in dat uur, voor hem De laatste klagten zyn, die de ongeveinsde ftem Van hetgeweetenbaart,wattoch,watzoudtgydenken?.. Moet hy zyne eerste trouw,om't laatste voorwerp krenken? Is hy te laaken als hy, op de ftem der deugd, De zwakheid boeten wil van de onbezonnen jeugd? van Vaalveld, in eene diepe en treurige verwondering. Ik onderftel u dan in deezen ftaat te wezen. Eduard. 'k Bely de 't u, myn heer.. ,'k Beging die daad voor deezen. 'k Was  ÏOONEELSPEL. 81 'k Was twintig jaaren oud, toen myne ziel bekoord Door eene jongvrouw, die, zich op myn eed en woord Vcrlaatende, met my befloot, zo lang te leeven, Tot dat haar vader, die zich hadt op reis begeeven, Zou weergekeerd zyn; in die hoop, dat hy de trouw, Waarmede zy zich vleide, als vader, duiten zou. Hy was, ten dien tyde, in westindiën... van Vaalveld. Die vader!.. Hoe was zyn naam?.. Verheel my niets!.. Verklaar u nader. Eduard. Verg my niet, dat ik u, als nog, dien vader noem'!.. 'k Verzweeg altyd zyn' naam, en zal, tot dat ik roem Op het herdellen van zyn dochters eer, dien zwygen... Hierop toont zich van Vaalveld geheel ontroerd. Maar wat doet u dien gloed van toorn in 't aanzicht flygen ? Nu bloost gy... Nu verbleekt ge... U w ligchaam beert... Heb ik U iets miszegd ?. .Wat wekt in u dien angst... dien fchrik ? van Vaalveld, driftig. Zaagt gy dien vader ooit ?.. Eduard. Neen nooit. van Vaalveld. Myn hart, belaaden Met onrust,kan zeer ligt den naam diens vaders raaden. Te Haerlem hebt gy hem die droefheid eerst verwekt, Zyn naam was Schothorst, Eddard, Wie, wie heeft u dit ontdekt ? van Vaalveld, met vervoering. Wie mydtt hebbc ontdekt?.. Verleider,durft gy 't vraagen?.. Gy zelf,wiens fnood bedry f myjaaren, heeft doen klaagen. Gy noemde u Wieland... Ga, rampzalige! 't geval Duit geen vermomming meer.. .Wat treft me en wat toch Hy valt in een leuninglloel. (zal ».. F Edu-  8e NATALIA, Eduard. Hoe gy, gy Schothorst! .. gy baar vader! kan het wezen ? ya n Vaalveld. Ja, 'k ben dezelfde, en dit, dit was myn naam voordeezen; Maar 'k voerde, reeds voorlang ,den naam, van Vaalveld!., Wat ondervind ik nu, wat treft me op deezen dag!..(Ach ! Gy hebt haar' vader ,dien ge ontvluchten wilt,gevonden... Hier was het, dat myn hart,deeds deukende aan de wonden, Die gy 't hebt toegebragt, zyn dochter heeft beweend.., Volmaak uw wandaad, nu het lot u tyd verleent, 't Voegt een' verleider wel ,die, zonder iets te fchroomen, Eerst deeer myns kinds, daarna my 't kind zelfheeft ontnoEu eindelyk verfiiet, dat hy zyn feit voltrekk'... (men, Zie hier, wien ik myn' vriend genoemd heb... Nu ontdek, Nu ken ik eerst myn lot... Gy zyt het,die my 'tleeven Vergiftigde, en my van de menfchen hebt verdreeven... Gy hebt dien ramp bereid voor mynen ouderdom... Barbaar, waar lietgyhaar?..Geefmy mynkind weérö.m.., Eduard. Gy zult haar weder zien... Ik kan van fchrik niet fpreeken... van vaalv eld. Myn kind, verleider!., Spreek., Waar moet ze zich verfleeEduard. (ken? Ze is hier. van Vaalveld, raadelcos. Hier! in dit huis ? Eduard, zich op zyne knieën werpende. Hier is ze.. .Ja myn heer. Myn vader! ..'k werp my thans voor uwe voeten neêr. Uw dochter zal u ook, op deeze wys, begroeten... Wil haar, wanneer ze komt, toch vaderlyk ontmoeten!.. Zy heeft geene andre hoop, dan u nog eens te zienHaar traanen zyn oprecht... van Vaalveld. Ik moet haar oog ontvlién... Wacht u, haar. in dit uur, voor myn gezicht te brengen... Dat  TOONEEL SPEL. 83 Dat voorwerp kan myn hart, te angstvallig, niet gehenVerdient ze wel, dat ik haar gunst betoon?., (gen... Eduard. Ja, zy Verdient genade... Ik ben ftrafwaardig.. ,'t Staat aan my H Al 't geen ik u misdeedt, grootmoedig, te herflellen ... Wil toch het harte van uw dochter thans niet kwellen! Zy heeft, zo lang zy leefde, altyd aan u gedacht. van Va alveld. Maar gy.. .Wat hebt ge, in dit noodlottig huis, verwacht ? Weet gy wie Agatha!.. Wat misdaad!.. Het gedenken, Dat ik, tot echtgenoote, u deze dacht te fchenken, Vervult myn ziel met fchrik!.. Eduard. Herdel toch onze fmart!. 4 Ontfluit voor ons, myn vriend, het vaderlyke hart!.. Ontfang ons in uw gunst!.. Van Vaalveld. 't Was dan uw welbehaagen ö Hemel, my dit pand , op 't einde myner dagen, Weerom te geeven... Dan, het zy ik kan of niet, Ik moet haar zien...Vlieg heen...Verminder myn verdriet. Breng my myn dochter .„'kZal haar ook een pand...Ga heeDe hemel, hoop ik ,zal my derkte en kracht verleenen.(nen. Ik voel myn hart bedelpt van onrust... Roep of haal Christine... ik kan niet meer. Hy valt in een leuning Stoel. Eddard. Myn vader!.. van Vaalveld, in de uiterste vervoering, byna van zicbzelven vallende. 'k Bid u, draal Niet langer! Roep Christine... Eduard. Och! wat is my befchooren ? Natalia, Christine!.,Of niemant my kan hooren? F z Waar'  84 NATALIA, Waar zytgy Agatha!.. Komt.. .Helpt me in deezen ftaat! Blyft niet te rugge !.. Komt, en helpt me, of't is te laat! VIERDE TOONEEL. van Vaalveld, Eduard, Natalia, Agatha, Christina. WA g atha, bet eer ft inkomende. ie roept ons?.. Och! myn heer!. .Wat kome ik hier te ontdekken! Myn vader... Och, wat kan dit toeval toch verwekken? Tegen Natalia. Mevrouw!.. van Vaalveld. Laat af, myn kind... 'k Dacht, dat de ontroering my Op d'oever van den dood... Christine zie... Is zy ?.. Zy is 't... Zyne armen uitgebreid hebbende. Condantia!.. myn dochter... al te fchuldig, Maar tevens al te waard!.. Myn liefde is ongeduldig. Omhels uw' vader, dien gy eens ontvluchten dorst, En meng uw traanen met zyn traanen, op myn borst. Natalia. Wat hoore ik .'.. Ja! ik kan de vaderlyke trekken Nog, in dat dierbaar, dat oprecht gelaat, ontdekken... Gun, dat ik fterven moge aan uwe voeten! van Vaalveld. Kom Myn dochter, zo gy 't zyt, verkwik myn'ouderdom!. . Zytgy hetzelve,en worde ik door geen' waan bedroogen!.. Is'tmooglyk,dat geu kost onttrekken aanmyne oogen!.. Agatha. Wat moet ik denken van dit voorval ?.. Is het fchyn Of waarheid? Hemel! zou deeze ook myn zuster zyn? Natalia, knielt voor van Vaalveld. •Laat, ömyn vader, laat me uw mededoogen blyken! Ver-  TOONEELSPEL. 85 Verwerp my niet, die ueens, roekloos, durfde ontwyken! Genade! Ik fmeek u, gun, dat ik, op deezen dag, U wedervindende, ook myn' vader noemen mag! ' De trekken uws gelaats, verouderd door de fmarte, Die ik u toebragt, die verdubblen, in myn harte, ' De wroeging, welke ik voel... Eduard. Vergeef het ons, myn heer!.. Ik breng u thans uw kind, uw dierbre dochter weer. vak- Vaalveld, in eeneJlerkevervoering. En ik, op dat gy my niet moogt van wraak verdenken, Wil u ook zulk een pand, ook zulk een dochter fchenken. Eduard. Wat zegt ge ?.. va n Va a l v e l d , op Agatba wyzende. Ze is uw kind. Agatha, zich in de armen van Christina werpende, ter zyde. Kan ik dit wederdaan •'.. _ van Vaalveld. Zy is het zelve... Neem haar voor uw dochter aan. Hy geeft hem een papier. Lees dit gefchrift.., Ik heb, uit liefde en mededoogen, Haar dood genoemd en aan haar voedsters zorge onttoo^en. Opdat ze my, in plaats van dochter, drekken zou.° Die daad heb ik bedaan en voel geen naberouw... Christine kan u zelf hier van verzekring geeven. Tegen Eduard. Christina. 't Is waar...Ik meende in 'teerde, dat zy niet meer in 't ieeDat zy gedorven was... (ven Natalia, Christina met ernst befchouvoende. ' Tegen Agatha. Ja, thans herkenne iku... o Gy, die ik alleen myn dochter wenschte, nu, Nu is die wensch geen waan... Agatha. Myn hart, zo opgetoogen F 3 Met  86. NATALIA, Met deezen dierbren naam, heeft my ook niet bedroogetl» Eduard, ter zyde. Langs welk een' vreemden weg, ö Hemel! heeft uw magt My, ineen oogenblik, zo onverhoeds, gebragt! va n Vaalveld, tegen Agatba. Gy zult, ö Agatha, myn kind, myr. dochterblyven ... Komt kindren, 't vaders hart moet eindlyk boven dry ven, Omhelst me! Ik heb geen hart voor haat of wraakzucht, De liefde is myn vermaak en myn geluk alleen, (neen, Agatha, tegen haare moeder. De hemel heeft deez' dag zo gunstig onderfcheiden ! Gelukkig tydftip!.. Wat kan my meer vreugd bereiden ? 'k Bevind me in de armen van een moeder, die... Natalia. En ik In de armen van een kind.. .Wat dierbaar oogenblik!.. Agatha. Schoon onbekend, moest ik u kinderlyk beminnen. van Vaalv eld , tegen Eduard. Befchouw dit voorval, zo bekoorlyk aan myn zinnen, En denk daarby, wat heil wat vreugd myn hart gevoelt!.. Eduard. En dit is dan de ftraf, die gy, voor my, bedoelt! Myn vriend!. .Natalia !.. Engy, die 'k niet durf noemen! Wat lot ben ik ontgaan!.. De deugd mag zich beroemen, Dat hy, die flechts, cén uur, haare eerbre wetten fchendt, Zich allerfchuldigst maakt en 't waar geluk niet kent. Waarde Agatha! gy zyt my waarder dan te vooren. 'k Durf u niet aanzien.. .'k heb misfchien het recht verlooVan vader.... (ren Agatha. Wat myn hart belange, in myn gemoed Verfchool geen drift, die my, uit fchaamte, bloozendoer. 'k Heb u een tederheid, een liefde toegedraagen, Die ik behouden mag, en nimmer zal beklaagen. Edü-  TOON F. ELSPEL. 87 Eduard. De hemel heeft zyn gunst met myn geluk gepaard. Tegen Natalia,op Agatha wyzende. Natalia, gy weet, waar men een fchat, zo waard, En, zoo wy waanden ,ons eens, door den dood, ontnomen, Op nieuws hervinden moet, en waar men't mag bekomen, van Vaalveld. Nu zyn wy , voor altyd,vereend, door dit geval.... Ik derf gerud, nu 'k in uwe armen derven zal. Eduard. Wy zullen onbepaald deeds voor uw welzyn zorgen. van Vaalveld. De hemel, die, tot nu, dit voorrecht hieldt verborgen, En onze zielen zo veel blydfchap hadt bereid, Zal, in ons volgend lot, geen wisfelvalligheid Gedoogen. ..Zyne gunft doet my myn leed vergeeten. Ik heb myn leeven wel, in veel verdriet,gefleeten, Maar deze blyfchap is veel derker, dan 't verdriet... Myn hart weêrdaat de kracht van zyne ontroering niet. Zulk een verasfing heeft myn krachten fchierverdonden, 'k Heb meer genoegen, dan ik draagen kan, gevonden, Geleidt me kinders. Een weinig waggelende. Natalia, met onfteltenis. Och'. myn vader, van Vaalveld, glimlachende. Niets myn vrind, Moet u, of iemant thans bekommren... 'k Ondervind, Dat een geringe rust my daadlyk zal herdellen... Laat iemant dit geval aan Waarburg toch vertellen... Hy deele in ons geluk .. Nu wordt my 't leeven waard, Want ik hervind al, 'tgeen me ooit dierbaar was op aard. Einde van het vierde en laatfte bedryf.  De Gecommiteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oótroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den sden November, 1772. aan hun verleend, het recht van deeze Privilegie , alleen voor den tegenwoordigen Druk van NATALIA, Taonselfpel, vergund aan Izaak Duim. ^imfieldam, den 30. Uecemlir, 1776.  II E N N U Y E R, BISSCHOP van LIZIEUX. TOONEE LSPEL.   HENNÜ YER, BISSCHOP van LIZIEUX. TOONEELSPEL. NAAR HET FRAN SC HE VAN M E R C I E R. DOOR JiARTHOL OMEUS RULOFFS. Te AMSTERDAM, % JAN HELDERS , Boekdrukker, in de Nes, by de Pieter Jacobdraat. 1779.   BERICHT. Jk behoef niemant," die een kundig begunstiger en heoordeeler der tooneelpoezy is, te zeggen, dat het tooneelfpel HENNUYER, zo men het anders geleezen hebbe , eert voortreffelyk en hartroerend Jluk mag genoemd worden. Mannenvan gezond verft and hebben het in deze en geene taaie verkleed en myne landgenooten voorlang reeds, in hunne moedertaale in ondicht, mogen leezen. In bet jaar IJJÓ. ondernam ik hetzelve, naar myne bekwaamheid, in nederduitfch dicht over te zetten, vermydende alle uitdrukkingen en uitroepingen, die door onzen landgenoot niet gaerne van het tooneel gehoord worden. Deze vermyding zal by den zodanigen voor eene geoorloofde vryheid erkend worden, te meer doordien de eigenlyke fchoonheid van het fpel daardoor ingeenerlye wyze wordt benadeeld. En hoewel ik, na eigene overweeging en het hooren der gedachten van zulken, die ik my verplicht achte gehoor te geeven, befloot,om hetzelve buiten vertooning te honden , wilden myne goede vrienden het echter leezen en hielden vry fterk aan, om het door den druk algemeen te  BERICHT. madken. Ten gevalle van dezen gaf ik het eindelyk ter drukpersfe. De opfteller van dit ft uk heeft, in zyn volledig bericht degefchiedenis en hetbyzonder character van hennoyer in zulken dag voorgefteld ,dat het onnoodigis iets van myne zyde, of van elders, daar by te voegen. Wanneer het hart myner leezers door den inhoud van het fpel zal kunnen geroerd -worden, dan zal ik van dat Zelfde hart, voor mynen arbeid in het vertaaien toegee•eende oplettendheid en geene onvruchtbaare vitteryen te wachten hebben. Zodaanig zy het loon , dat my ten deel •vallei VOOR-  VOORREDE in de FRANSCHE UITGA AVE. H X Xet voorrecht van dit tooneelfpel is in de waarheid der gelchiedenis gelegen , en deszelfs voornaamde daaden zyn bekenden beweezen. 't Zou dus eene iedele verrichting zyn, indien wy den leezer daarvan eene befchryving opitcldcn. 't Is genoeg, dat wy hem met den man bekend maaken, die, hoewel wy hem, in dit fpel, den hoofdrol hebben gegeeven, onder de fchaduw der fchildery (als wy dit zo mogen uitdrukken,) die ons-de gefehiedfchryvers bezorgd hebben, is verborgen gebleèyen Men moge oordeclen , of hy niet wel verdiende 'uit' dezen zynen fchuilhoek, met luister, voorden da? te' komen. ° jan hennuyf.li werdt, in den jaare 1497., te Saint Quentin,een diftvan Laön, geboren. Hy volbragtzyne letteroeffehiugenteParys,in h'et collegie vanNavarre alwaar hy, onder die geenen, welken, gelyk men zegt'op eene beurs ftudeeren, gedeld werdt. Daar bekwam hy den graad van leeraar Na het ontfangea van den dodoraaien hoed, betrouwde men aan zyn letterkundig, beduur karel van bourbon en kar.el vanlotheringen Voor zyn do&oraat, fchynt hy opziener geweesttezyn van antonie van bourbon,hertog van Vendöme, en naderhand koning van Navarre. Ten zelfden tyde bekwam hy oen post van hoogleeraar in de Godgeleerdheid, 'tlsniet mauwkeung tebepaaleu,in welk jaarhy ten hovekwam • doch dit is zeker, dat hy eersteaalmoesfenier van henbik den tweeden is geweest, en door dezen vorst tot deszelts biegtvader eerlang: aangenomen werdt welken posthy, tot aan 's konings dood'toe, bekleed heeft Hy werdt ook biegtvader van cathaiunademedicis; en * men  VOORREDE. men mag tterwelby aanmerken, dat hy, door het opzicht over deze twee, juist geene algemeene geweetenshadtte beftuuren. In den iaarè 15-5-7. totbisfchop van Lodève beroepeu, nam hy echter geen bezit van dat bisdom; zekerlyk, om dat men hem gaarne aan het hef hieldt. Maar, na den dood des cardinaals van annebaut , bisfehop van Lizieux, die in de maand juny van het jaar 15-5-8. voorviel, werdt HENMUYER doOrFRANCOlS DEN tweeden, tot bisfehop in die dad benoemd. 't Was daar ter plaatze, en terwyl de woede, op den St Bartholomeus nacht, uitborst, dat hy een voorbeeld van menfchlievendheid gaf,'t welk zyn gedachtenis aan de onderfelykheid gewydheeft- Met alle kragt verzette hy zich tegens het komnglyk bevel, om alle de hugenooten, te Lizieux, om te brengen; een bevel, dat hem door 'skonings dedehouder, over die provintie, werdt bekend gemaakt. Hy gaf zelrs een gefchreevcn bewys van zyne tegenkanting, en wist den dedehouder tot eene opfchorting der moorddaadige uitvoering over te haaien, waardoor hy de Calvinisten van zyne liad en zyn bisdom uit het gevaar redde. 't Is my niet onbekend, dat men hem den roem, van de hugenooten behouden te hebben, heeft willen betwisten; dan ditkan hem weinig benadeelen, doordien hy, door vcele cefchiedfchryveren, eenpaarig, voor den behouder der lizieuxfche protestanten erkendis. Mendaataan gruwelyke misdaaden, die,in voorige tyden gebeurd zyn, en die veelezwakkere bewyzen van waarheid medebrengen, ligtelyk geloof, en waarom zou men danjuist, gereeder, aan een gedrag twyffelen, dat,op den grond befchouwd iynde, niet meer is dan menfchelyk? Ik maak ftaat,dat men, hoezeer ik zelfs den lofredenaar uithange, in het toejuichen dezer verrichting my niet toe zal geeven. Men heeft getwist en gefchreeven, om te kunnen bepaal en , of deze bisfehop een Dominicaner of Sorbonist geweest is; maar wat hier ook van zyn moge, dit is zeker, dat  FOORREDE. dat hy in de daad een menfch was, welken naam men,zo algemeen, niet kan geeven aan allen, die, met hem ten gelykentyde, geleefd hebben, 's Mans afbeelding kan gezien worden in de eetzaal van het huis van Navarre. In den jaare 15-78-, wanneer hy deken was vandeTheologifche faculteit te Parys, dierf hy, en leefde dus veertig jaaren, in de alleroproerigde tyden, waar van onze gèfchiedenisfen gewaagen. 't Mag, als iets byzonders worden aangemerkt, dat hy geleefd heeft onder de regeerin* van kakelden achtsten, lodewytc den twaalfden, francois den eersten, henrik den tweeden, francois den tweeden, karel den negenden en henrik den derden. Welke zeldzaamheid hem, naar myne gedachten, heeft kunnenbetoogen, datde koningen fterflyk zyn; 'tgeen maar al te weinig bedacht wordt, onder eene veeljaarige heerfchapp;. Gelyk nu zyn gewoonelyk verblyf ten hove, waarhy het grootde deel van zyn leeven heeftdoorgebragt, niet in ftaat was, om zyne deugden te deen wankelen, kan men, mynes oordeels, veilig befluiten, dat dezclven op vaste grondbeginfelen gebouwd waren. Zekerlyk is het voorbeeld van een' bisfehop, die, terwyl (*) Rome en de geheele roomfche christenheid , in i*\ Protestant. Derde J Een Di e naar van den bisfehop. Een Di enaar. Z W T G E N D E N. Du gas, protestant. Eenige Priesters van lizieux. Priesters. Officieren. Eenige protest antfebe mannen, vrouwen en kinderen. Eenige Catholyken, Het tooneel is te lizieux. De gefchiedenis is gebeurd den a7. Augustus 1573.  Pag. I HENNUYER, BISSCHOP van LIZIEUX. TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt de kamer van L A u R A : in dezelve is een kast, ten halven open. EERSTE TOONEEL. La VRA is bezig met fchikken 'van kleederen en linnen', en vermaakt zich in de beflhouwing van een der kleederen, dat keurig uitgedost is. JLaura alleen. a, dit, dit is het kleed, daar ik Arfenne in zag Toen hy myn handontfing, op onzen bruiloftsdag; Een' dag, waaraan ik deeds zal, met verrukking, denken... Nog, dunkt me, zie ik u , om my uw hand tefchenken" Myn vriend, myn echtgenoot, in dit bevallig kleed!.. ' En deeze fluiër, dien ik u verkiezen deed, Hoe uitgezocht, hoe ichoon dondt hy u, in myne oogen! Zy kust den fluiër en legt hem Zorgvuldiglykwtg', Zy neemt een kistje, waar in eenige brievenen kleinoodièn bewaard zyn. A Maar  s HENNUYER. Maar deeze brieven!... die, die zyn van meervêrmogeri Op myn gemoed, dan al de kleedren, die 'k aanfchouvv. 6 Panden zyner min, getuigen zyner trouw, Zy leest een der zeiven. Hoe duidlyk dek ge my zyn edel hart te vooren! . . . Z_y Zucht glimlagchende, onder het beschouwen van eenige juweelen. Arfenne, zoudt gy 't hart van Laura niet bekooren, Gy, die beminnlyk, zelfs tot'in uw giften, zyt.'... Zy neemt een ring. 'k Ontfing dit eerde pand , voor een' getuimen tyd; Reeds voor een jaar, dat ik in vreugd heb zien verloopen. Ik beefde nog; wy zelf, wy durfden toen niet hoopen!... Eu wie, wie hadt my toen toch kunnen zeggen, dat Ik, na een halfjaar tyds, den allerwaardden Ichat, Waar in myn wenfehen, myn geneuchtens zich vereenen, Ontfangen zou ?... Hoe fnel is deeze tyd verdweenen1... Hy was, voor myne liefde, een vlugge, een iedle fchyn, En fcheen my naauwlyks eens, een oogenblik te zyn... Maar welk een onderfcheid bemerk ik tusfehen tyden En tyden! ,\. 'kHeb een jaar, onkundig wat men lydea En'anglten noemen kan, zo bly zo vry geleefd, Dat al die tyd my üeeds een dag gefcheer.en heeft. En nu, nu kan myn hart het afzyn niet verdraagen Van een' geringen tyd... Nu komen zeven dagen, Nu komt me eene enkle week, dat ik myn' echtvriend mis, Als zo veel jaaren voor... Wat of de reden is ? Zo ik my niet bedrieg, 't is lang genoeg geleeden... Arfenne moest alreeds terug zyn... Myn gebeden, Myn wenfehen gaan u, ö myn minnaar, te gemoet. Waar blyft gy toch zo lang ? Keer fpoedig en voldoet Aan myne liefde... Ik kan uw afzyn niet gedoogen. Zy luistert. *kMeen deeds,dat ik hem hoore,en vind me altydbedroogen. Zy Jluit het kistje, en het onmiddelyk weder vpenende, haaltze 'er een brief uit. Het  TOONEELSPEL. 3 Het keten van deez' brief zal ligt myn ongeduld Verzachten. .. Den brief aan haar hart drukkende. -* iw m j >Iat eer' wat dcu3d is hv vervuld! Wat edelheid, wat drift, wat waarheid, welke trekken Van zuiverheid en trouw zyn in deez'brief te ontdekken 2 Daar wordt geklopt. Laura werpt alles uit haare banden, floot de [loeien omver, en loopt, geheel ontroerd, naar de deur. Zy opent dezelve, tn eenefterke vervoering, uitroepende. Hy is hetzelt... Hy is't... TWEEDE TOONEEL, Laura, Suzan na. Laura, Suzanna ziende , hervat zich, en zegt op eene,min of meer,verbaasde en onvergenoegde wyze. Zyt gy 't Suzanna! . . . Hoe! suzan n a een weinig verwonderd. Zo ik u, door myn komst, verhindre of iets misdoe Uw houding—uwe dem ... Wat maakt u zo verflagen* Kom ik ontydig ? 0 ' L a u r a ,? zitb herftellende. , Neen- 'kMoetuverfchooningvraagen..; Vergeet me, dat ik u dus toefprak! Maar ik dacht Dat ik Arfenne zou omhelzen... Hoe ik wacht ' Hy komt met, oordeel nu, wat zorg myn angfligharte... S uz a n n a. Baart ueen eiikle dag vertoevens zo veel fmarte? Laura. Hoe, acht ge een' enklen dag zo weinig! Denkt ge niet Dat hy my hadt beloofd, voor dat ik hem verliet ' Eergistren, even na den middag, hier te wezen? ' Eerfte Bedryf. A 2, ' jjej  4 H E N N U Y E R, Het is niet zonder grond , dat ik begin te vreezen. Hy bleef en Het ons gaan... Wy kwamen hier alken;. k Moest reizen, zonder hem! _ . Denkt gy niet meer aan 't geen U g-stren werdt gezeid, om de onrust te verdryven. Die u verwekt wordt, door dit fchuldloos achter bly ven! Laura 6 Myne waarde, indien gy eenmaal hadt beimnd, (ry telde op geenen troost, dien gy nu duchtig vindt, try zoudt geen waare rust in iedle woorden Hellen. Suzanna. Gy moc-t u echter, op zo fterk een wys, niet kwellen, treer toch de reden plaats, verminder uw verdriet. Earys verlaat men juist, wanneer men 't goedvindt, niet. .Denk eens, dat in die ftad, uw, en zyn maagdfchap woonen. Hy is verplicht, aan hun zyn hartlykheid te toonen. Han eischt hem plicht, dan weêr beleefdheid, en, hoe 'tzy, Jien dag of twee of drie, gaan altyd fnel voorby. Laura. Wierdt hy door zo veel angst, als myne ziel, gedreeven» Hy was niet langer, clan beloofd was, weg gebleeven. S uz anna. Zie hier weêr, op wat wys het lief zich mengt, metleed:.. Gy maakte, u, onbezorgd, en vrolyk zelfs,'gereed, Om een uitmuntend en voortrefflyk feestte aanfchouwen; JNavarres koning met de dochter te zien trouwen Van Medicis, en door dat huwelyks verdrag. Het christendom verzoend te vinden, op dien dag Dat feest moest, dunkt me, wel een feestby uitftek wezen. Was vreugde en wellust niet op elhs gelaat te leezen? Nooit heeftmy de eenzaamheid zo lang, zo fterk verveeld, Als fints gy, zonder my, hebt in die vreugd gedeeld. Het  TO ONEEL SPEL. Het Rondt u vry, die pracht, en ftatie by te woonen. Gy waart gehuwd...Dit fchynt de vrouwen te verfchoonen. Ik hadt geen' echtgenoot, die my geleiden zou. Men laat de meisjes t' huis. La rj ra. ^ , , . 'k ZeSu5 ter goeder trouw, int al die feesten, zo verrukkiyk in onze oogen, Zo trotz, met zo veel pracht en praal engiansch omtoogen, Als men die van naby befchouwt, een loutre fchyn En flechts bekoorlyk, op een' wyden afftand, zyn.' t \ erhaal, niet het gezicht, van zulke plechtigheden Verrukt ons.... Ik, voor my, betuig u, en met reden, Dat het gewoel, 't.gedruisch, 't gejuich van jong en oud t Gehoor byna verdooft, maar 't hart laat zwak en koud. t Cienoegen, dat ik in die groote dad kon vinden, tfeliondt alleen in 't zien van myn geliefde vrinden; ±.n dat myn broeder, een der beste vrinden van Myn.' cga, met my kwam. Suzan na tvt , . . ' zyn beste vrind! dat kan Men, zonder moeite, zien. Deeendenktenfprcektals d' anHun vreugd is onderling, fteeds zoeken zy elkander, (der t ls een verbmdtenis, zo fchoon als zeldzaam.... ' La ura, Ta Dat is ze, en zo het ooit, naar myne wenfehen 'ga Zal t hart myns broeders, naar ik gis, nog onverbonden Hier vinden zulk een band, als ik nier heb gevonden * Lti die hem even zo gelukkig, boeije en bind' Ais my Arlenne, in wien ik al myn blydfchap vind Hier wist te boenen ... Gy verftaat my ?.. Hoe, te bioozen! o u z a n n a. voor zich ziende. Ik bid u, zo gy 't niet opzettlyk hebt verkoozen Laat ons dan dit gefprek verfchuiven. ' LerjleBcdryf. A 3. Lau-  6 HENNUYER, Laura. Myn vriendin, Gy wantrouwt nog de liefde, en 't fluit zyn reden in; Maar echter kan ik u, op grond, verzeekring geeven, Dat als twee zielen, door de liefde zyn gedreeven, En vast verbonden, de eene en de andere, in dien ftaat, Het wezenlykst geluk zal vinden, vroeg en laat. Suzanna. Het was uw lot, een hart, aan 't uwe, in alle deelen, Gelyk, te vinden; maar zoude ik my durven ftreelen Metzulk een kans? Neen, neen. Men vindtgeen dubbel paar, Zo wel verbonden, in den omtrek van een jaar. Laura. Hoe zo ?.,. Het groet geheim, om dit geluk te treffen, (kan men den rechten aart van't huwlyk flechts bezetten.) •Deltaatalieenelyk, naikbefpeur, hierin, Dat men zich onderling recht kenne en recht beminn'; Als dan fchynt alles zich naar onzen wensch te fchikken. D:e ftaat yerlchaft de ziel de liefiykfte oogenblikken, Waarin zich alles, wat men kwelling noemt, verliest... Als zich het hart van de een 't hart van den ander kiest Ter wooning, denkt noch fpreekt noch werkt men, dan te En,zonderjuist,watmen wil zeggen,teberaamen,(zaamen, Zegt men, niet zelden, met een wonderlyk vermaak, En zonder dat men't gisfe of will', de zelfde zaak. Hoe_ openhar tig, hoe vertrouwlyk, hoe te vreden, Geniet men dus een' reeks van huwlyks lieflykheden! Wat zalige uuren!. „ En, 't geluk van 't leeven kan Nooit wezenlyk beftaan, dan tusfehen vrouw en man, Die onderling en op malkandrens liefde doelen... 'k Stond eer van 't leeven af dan van dit waard gevoelen. Suzanna. Het denkbeeld, dat ik ooit een hart, zo waard en trouw , Gevonden hebbende, het eens toch misfen zou, Deedt my, tot heden toe, als voor het huwlyk beeven. Wat kan de kleinfte zaak al zorg en onrust geeven.'. . De  TOO NEELSPEL- ? De korfde fcheiding baart de bitterde angst en pyn. Vraag, vraag u zelve eens af, of dit niet zo moet zyn ? Arfenne, diengy rC«is gehoopt hadt, hier te aanfchouwen "Werdt, toen gy van hem gingt, ondanks zichzelv'weêr' Hy geettuaan 'rgeleide eens broeders. Gv vertrekt,(houên En wacht hem hier. 'Zyn komst wordt, weinig tyds, gerekt! Hy komt niet op den dag, dien hy belcoft, te komen. " Dit maakt u ongerust, en doet u aaklig fchroomen 'kDacht, dat ge gistrcn in uw fmart bezwyken zoudt.'... Ik bid u, zegt my eens, waar ge uw geluk voor houdt, Indien gy hier op let; en of gy'al 't genoegen, Al wat zich in den echt, tot heil, by een kan voegen Door zo veel kwellingen niet al te duur betaalt? ' Laura. (haalt, Neen, myne waarde, neen. Schoon by dien angst niets Dien myne ziel gevoelt, daar haaltcok niets, in'tleeven By het genoegen, daar de ziel door wordt gedreeven, Wanneer hy, dien ik nu verwachte, wederkeert... Hoe vliegt myn angftig hart, dat niets, dan hem begeert, Hem driftig te gemoet... Gy kent zyn hart en zeden Eu weet dus wel, of hy niet al myn tederheden Verdient ? Wat edel hart bezit hy ? Moe oprecht Hoe vrolyk is zyn aart:.. . In alles, wat hy zegt Of doet, zich zelv' gelyk. Wat deugden kan ik noemen Waar op Arfenne, zo 't hem lustte, 'wel mogt roemen> En hierom wenfehte ik wel, dat, zo gy ooit befloot Uw lot te deel en met een' braaven echtgenoot, Dat dan myn broeder , zo gelyk aan myn' beminden Het hart van Laura in Suzanna's hart mogt vinden. ' SUZANN A. Spreek, bfdde ik u , van 't geen gy op het vorstlyk feest Gezien hebt... In de daad, lints gy hier zyt geweest Hebt gy me,'t geen 'er was,zokortenfla-3uwbefchreeven Dat uw verhaal me'er geen genoegen van kan geeven!...' Men heeft fchier niets aan u. Gyipreekt, als menu vraagt Nietsdat naarand woord z weemt.'tSeh vnt datu.nicts behaagt' Etrjie Bedryf. A 4 ' Dan  8 HENNUYER. Dan hu wly ksliefde en trouw, door woorden , aan te kwee* Laura. (ken. Wat zyt gy wreed! Mag men van 'tgeen men mint niet (fpreeken. DERDE TOONEEL. ILaura. Suzanna. Een Die naar. TV/I" De Dienaar. l?J.evrouw, uw vader komt beneden, enhyvraagt Met u te ontbyten, om, indien het u behaagt, Dekomst van zynen zoon, in uw vertrek te wachten. Laura met vreugd opftaande, tegen Suzanna. Kom, gaan we hem, dien ik beminnen moet en achten, Dien braaven dierbren man, toch te gemoet. Suzanna lagchende. tt Hy ziet, Hy merkt ons al. Laura. Naar 'k zie, heeft hy zyn rotting niet. Myn waarde, laat hy op ons beider fchouders leunen. Hy mogt eens ftruikelen. Help my hem onderdeunen. Zy gaan hem beide te gemoet. Ondertusfchen wordt 'er een tafel aangebragt, waar op het ontbyt gezet wordt. VIERDE TOONEEL Arsenne * vader, Laura, Suzanna, Een D iena ar. TAr se n ne de vader. er goeder uur myn kind! ... En gy, Suzanna, gy Zo vroeg reeds by de hand! Uw vlyt bewondert my. Maar  TOONEELSPEL. 9 Maar 't is gelyk ik wenfch!... Niets kan my meer behaagen, Dan dat gy zo veel zorg voor Laura fchyntte draagen. Ik zie u graag by een. Hy gaat zitten. Komt kinders, zegt my nu, Y\ at was uw onderhoud? Waarmee vermaakte ge u? S li z a nn a. Met al wat myn vriendin heeft in Parys vernomen. Wanneer toch zal myn tyd van reizen ook eens komen? A r s e n ne de vader. Al met 'er haast myn nicht... Wy mogen,by 't ontbyt Indien het u gevalt, gedenken aan dien ty'd. ' „ TT , 'legen Laura. (len, k Hoor gaarne een goed verhaal, 't Zal my niet ligt ver veeDat men me aldus in 't een of ander nieuws doedeeleu. Hy wordt eenige droefheid in Laura gewaar. Maar hoe, al weder zo peinsachtig, zo bevreesd? L a u k a poogende te glimlagchen. Neen waarde vader neen, 'tisover. 'k ben't geweest. A r s e n n £ de vader. Ik moetu,voorde vuist, rondborftig^ opcnbaaren Dat ik veel werk hadt, om myn hart te doen bedaareil. Toen ik u gistren zo bedroefd zag,en my dacht, Gy wenfchte my niet, naar gewoonte, goeden nacht: Gy fpraaktop zulk een'toon..'kVerlïetu meer,myn waarde, Om u de ontroering, die my uwe droefheid baarde , Dan om myn hart en raad te onttrekken, in uw leed. Ik heb den ganfchen nacht, fchier flaapeloos, bedeed Ten uwen aanzien, en my kwan fchier niet te binnen Dan hoe gy, al te zwak, te teder in 't beminnen Geene oogen fluiten, maar gelladig fchreijen zoudt. Uwe onrust is het, die myn hart de rust onthoudt. Laura. De Hemel geeve, dat myne angflen haast verdwynen! A r s e n n e de vader. 'tls niet op deeze wys, dat men verliefd moet fchynen. Eerjie Bedryf. Af 1$  jo HENNUYER. Is 't noodlg, dat men zich fteeds zonder grond, ontroer', En 't hart, dooriedle zorg en waan, zich zelv' ontvoer', Dat, als we op iemants komsteen weinig langer wachten Dan ons beloofd was, 't hart met aklige gedachten Vervullen, en ons niets voorfpellen, dan verdriet ?... 't Ontbreekt u, myne waarde, aan kracht van denken niet. Uw reden is gezond... Gy moet uw vrees verdryven... Gebruiken we iets... Laura. Hy hadt, voor 't minst wel mogen fchry ven. Waarom heeft hy myn ziel, in de onrust die haar kwelt Niet door een' enklenbrief, hoe kort, gerust gefield? arsenne de vader. Weg; weg. Is dit verzuim al de oorzaak van uw klaagen?.. Was ik uw man geweest, dan zoudt gy alle dagen Misfchien zeer droevig, zeer bekommerd. .Hoor eens kind, Ik heb myn vrouw zo llerk gelyk my zelv' bemind. 'kWas, jaaren achter een, en deeds onafgebroken , Van't aangenaam geluk, het dierbaar lot verdoken Om myn'berninde vrouw of zoon te zien... 'tls waar, Ik was wel, op diefi tyd, veel meer bedacht, om haar En hem, voor wien ik ftreed, in bloedige oorelogen, Te hoeden voor geweld, dan beide, voor myne oogen Te hebben in myn huis'... Schep moed en zyt gerust, 'tls nu geen tyd van zorg. Het twistvuur is gebluscht. De hemel zy geloofd!... Uw zorg zal niet lang duuren, Gy zult uw' 'echtgenoot wel haast, na weinige uuren, Voor 't einde van deez' dag, omhelzen, 'k Blyf uw borg. Laura. Ik hoop het; maar helaas! Gy zocht myn' angst en zorg Reeds gistren door die taal... arsenne de vader. Maar nu kunt gy betrouwen, Voor 't einde van deez' dag uw' echtgenoot te aanfchouwen. lsEverard reeds uit V Laura tegen den Dienaar. Zaagt gy myn' broeder nieti De  TOONEELSPEL. M De Dienaar. * Het was reeds vroeg, Mevrouw, toen hyhct huis verliet Met oogmerk, om 'myn' Heer, zyn' broeder, nog te ont-* Arsense de vader. (moeten. Die dierbre kinders.. ,'kZie hen reeds elkandren groeten j. Op den gemeenen weg, als trouwe vrienden... Schyo En toon u blyde!.. Dat zal op hunn' welvaart zyu. Hy drinkt. Die Everard is toch een' uitgeleezen jongen: Hy is zo edel, zo oprecht, zo onbedwongen; Wat zegt ge nicht? fpreekik de waarheid niet? Süza nna. tt- t , Gewis..,' lvom Laura, toon ons, dat uw zorg verdweenen is. Wy zitten hier zo wel, zo minzaam by elkander, Verhaal ons van uw reiz' het een toch of het ander, 'k Heb nooit Parys gezien, en wacht met ongeduld', Dat gy my van die dad, nu iets vernaaien zult. Zulk een vertelling zal my ongemeen bekooren. Ik del my deeze plaats zo heerelyk te vooren, Dat ik niet anders denke, of die betaamde dad, Is aller fchatten troon, en op zich zelve een fchat. AnSENNE de vader. Wel, in de daad , 't zou my vrriachtreutchierbero'jwen Dat ik u niet verzelde, om al die pracht te aanfchouwen: Maar, op myn jaaren, fchuwt men uitgelaaten vreugd: " Ook zag ik zo veel praal en feesten, in myn jeu""d Dat ik verfadigd ben van alle pracht en weelde; ' En daar en boven was 't myn zoon, die met u deelde In dat doorluchtig feest. Hy heeft myn plaats bekleed.. Maar 'k bid, herzeg me toch, fchoon ik. 't al hoorde en"weèt Herzeg me telkens 't geen my 't meeste kan behaagen ' 'tWasde'achtbre Coligny, dien'k eerbied toe zal draagen! Tot aan myn derven, 't was die moedige oorlogsheld Aan wien men u, gelyk ik meen, heeft voorgefteld > ' Zeg, was myn zoon, een' held, die 't ryk zo edel diende Eerfte Bedryf. 2q  B H E N N U Y E R, 7o trouw een patriot, zo groot een' krygsman ziende,1 N;et op getoogen ? Was zyn hart niet aangedaan Toen hy een' held zag, dien ik heb ten dienst gedaan, En als een'vriend gekend? Was hy niet wel te vreeden ?.. 't Gebeurde eens op een' Jdag, het is al lang geleeden... Maar fpreekt gy liever... Myn verhaal zou veel te lang, Veel te uitgebreid zyn.. Kom myn Laura, ga uw' gang. Laura. Hethceftuw zoon, noch my, aan geen vermaak ontbroken. De gryze zeeheld heeft van u met drift gefproken. Hy zat, terwyl wy hem genaakten, in zyn bed: Maar deze omttandighcid heeft echter niet belet, Dat men, met eerbied hembefchouwende, in zyn trekken, Den menfchenvriend en held,zeer duidlykkonde ontdekken. Hoe werdt ons beider hart door vreugdeen liefde ontgloeid! Hy reikte ons zyne hand! Wy hebben die befproeid' Met onze traanen... arsenne de vader. Is zyn moorder reeds gevangen ? Laura. Men fpoort, gelyk men zegt, zoveel men kan, zyn gangen... Wy hebben, Medicis, den koning en een' doet Van edellieden, by den zieken held ontmoet. Zy gingen van hem af, zo dra wy binnen traden. Zy 'hadden hem, zo't fcheen, met lof en gunst belaaden.. Hy toonde zich des tyds gerust, dil en bedaard, En meende wel te zyn... a r s e n n e de vader. ö Dat een held, zo waard, Zo derk een deun van'tryk, nog jaaren lang mogt leeven! Wy zyn zeer billvk ter verdediging gedreeven. Dit is maar al te waar... Ik bidde u, met wat fchyn, Zou toch een mensch op aarde een reedlyk fchepzcl zyn, Zo hem de vryheid van te denken wcrde ontnomen ... 6 Roomschgezinden, doen, doen wy elkandrenfchroomen Wy, die de zelfde magt des hemels eeren, wy ?... Wat  TOONEELSPEL. 15 Wat hebben broedertwist, geweetens dwinglandy, En burgerkrygen ooit ten goede uit kunnen richten ? 'Of zullen woede en haat den hemel tempels (lichten? Het ftaat my nog wel voor, dat ik, tot in myn hart Mistroostig, door het zien van zo veel oorlogsfmart, Volvaerdig Wenschte, dat, ter myding dier gevaaren, Wy allen, zo 't kon zyn, toch roomschgezindenwaaren: Maar wie zal de eisfchen van 't geweeten wederftaan, Tot een geloof, dat men veroordeelt, overgaan, En zonder een' geveinsd' en fnooden rol te fpeelen ?.. Ik zoude, in zulk geval, veel eer, veel liever deelen In al de rampen van den oorlog, en myn bloed Vergieten... Maar verfchoon de drift van myn gemoed Myn dochter! Onbedacht fpreek ik van oorelogen. Een oude krygsman heeft fteeds niet in zyn vermogen Te zwygen van den kryg, wanneer het tydig is.. '.. Kom fpreek my liever eens van die verbindtenisf' Die gy hebt by gewoond... Was alles niet volkomen, Niet heerclyk? SüZ a nn A. Misfchien ben ik vooringenomen, Maar alles, dunkt me, moet uitneemend zyn geweest. Elk zegt, dat nimmer pracht den luister van dat feest Geleek... Maar zeg my toch, vertoonden de echtgenooten Omringd van zo veel pracht en vorftelyke grooten • Zich wel te vreden? Laura. , ~ , Zo 'k mag fpreeken als ik meen, t Was al geen vreugde, wat uitwendig vreugde fcheen. Althans, wat pracht en praal elks oogen mogt verblinden ^kWist, onder zo veel zwier, geen waare vreugd te vinden. Een burger huwlyksreest heeft meer bekoorlykheid. Die uitgezochte praal is enkel toebereid, Om leed en kwelling, zo veel mooglyk, te bedekken, 't Is al vertooning, om 't bedrog ten dienst te drekken. Men let op hoflykheid en gaat de vreusdvoorby , Eerfte Bedryf. ö Als  *4 H E N N U Y E R. Als of de laatfte hier aan de eerfte een hinder zy. Neen, zo'kmy niet bedrieg, de nieuw gehuwden fcheenen, Hunn' harten weinig met dien luister te veré'enen, Die hen omringde, en fchier de meesten , die ik zag, Mishaagden my, hoe fchoon ze ook fcheenen op dien dag. De koningin heeft iets wantrouwens in haar wezen, En Karei fchynt haar op een laage wyz', te vreezen. Hy volgde haar gelyk een 1- fknaap, en ik vind In hem niets koninglyks, niets, dat hem, die 't bewind Zai voeren, voor het oog van elk moet onderfcheiden, En de achting, die zyn rang te vordrenheeft, bereiden. De prins van Béarn heeft, by voorbeeld... Arsenne de vader. Meent gy niet Navarres koning ? Laura. Ta. Arsenne^ vader. Welnu? Laur a. Als men hem ziet, Iets, dat aanbidd'lyk fchynt. Men kan, in de achtbre trekken V an zyn gelaat, een'vorst,een' vriend, een1 held ontdekken. Hy boezemt ieder een teritond betrouwen in : Zyn*minzaamheid heeft fchier de houding van de min, Althans zo iets dat hem beminnen doet en eeren. Hoe gaerne zou ik zo een' koning zien regeeren! Arsenne vader. En aan zyn zyde een' man als Coligny, tot raad. Suzanna. De Roomsgezinde zou niet ftemmen in die daad. Arsenne de vader. 'k Een echter overreed, dat deeze held gedreeven Door edelmoedigheid , hem zou die vryheid geeven, Die't blinde bygeloof den proteftant benydtOok zou navarres vorst niet haaken naar den ftryd Vaa  TOONEELSPEL. 15 Van christenen, en ik, ik zou 't een voorrecht achten Der roomsgezinden recht deeds yvrig te betrachten; Hen te verdedigen, zo men hen onrecht deedt, Met zo veel drift, als of ik, door hun lyden, leed. Maar, wat behoeven wy van zulk een daat te fpreeken 1 't Gaat thans naar onzen wensch. 's Ryksftormen zyn be- _, ' , zweeken. Men wordt, na onrust, nu rondom ons, rustgewaar. Men heeft den vrede thans bezwooren voor't altaar Eu deze heeft den twist geheel en al verwonnen. ' Wy hebben 't eerde perk van jaaren heils begonnen. VYFDE TOONEEL. ' Arsenne de vader, Laura, Suzanna, Ever ard, die, op eene onoplettende en treurige wyze, intreedt. EenDienaar. ML a u r a fchielyk opjïa.wde. ynbroeder...Gy alleen? Waar is myn man!... Is hy Everard Myn waarde zuster!... Laura. Och myn broeder fpreek! gingt gr Ver hier van daan ? °' Everard met neêrgeflaagen oogen. Zeer verre. Laura. En kwam hy u niet tegen? En fpraakt ge niemant, die hem ergens onderwegen Ontmoet hadt ? Eve rar d. Niemant, neen. Arsenne de vader. r a „ , P Kcmj plaatst u, enontbyt. EerfïeBedryf. Ever-  -6 HENNUYER. Everard. Och neen. Suzanna tegen Everard. Wat let u toch?... L au ra. Myn broeder, och gy zyt Of fchynt verlegen! Wat is u toch voorgekomen? Everard. Wie, my? Arsenne de vader. Hy heeft misfchien, uitgaande, niets genomen, En al te vroeg... LAURA hem perk aanziende. Gy zyt ontroerd... Zeg wat u kwelt. Everard eene houding van geruit' heid poogende aan te neemen. "rSiiets zes ik u. . ' arsenne de vader, hem met oplettend¬ heid beschouwende. 'tls waar, gy fchynt wat ougefteld , Gv moet nooit nuchtren , en zo vroeg het huis verlaaten. Verftaat gy 't? Maar die raad kan u thans weinig baaten. Kom zet u neder, Hy fchenkt een glas wyn in. en bedaar eens. Drink wat wyn. Een enkle dronk zal u byzonder nuttig zyn EvERARn. Arfen ne den vader naderende en zacht fpreekende. Ik wenfchte u in 't geheim, een oogenblik, te fpreeken Arsenne de vader. Hoe zo ? Everard. Kom, gaan we alleen. Arsenne de vader.' Terftond. Eter-  TOONEELSPEL. 17 Everard. 1,Ja? zonder teken Ur blyk te geeven van myn oogmerk. Arsenne de vader. ti ,, ^ Ga clan heen; Ik zal u volgen.-.. Maar... Dit is niet raadzaam, neen. Opftaande. Laat my begaan. Tegen Laura. Ik zal terllond weêr by u komen Myn dochter... Laura zich voor de deur [lellende. Wat toch hebt gy beide voorgenomen?... M yn Vaaer .. Everard... Waar gaat gy heen V... Wat fmart Wat onrust ondervindt, ter deezer uur,myn hart? (zen Gyjaagt me een' doodfchrikaan...Mynbroeder..inuw weEn houding kan ik iets, iets zeer verfchriklyks leezen. ó Hemel! wat is hem bejegend ? Och wat baart Zyn komst verfchrikking! Wat ontmoette u? Everard. Zyt bedaard. Laura. Ik kan 't niet zyn. Helaas! Moetik me niet verwonderen Dat gy u beide, zo ontydig, af wilt zonderen? 'kGeloof uw woorden niet. .Vk Voorfpel een zwaar verdriet. E ve ra r d. Waarom verdien ik thans uw goed betrouwen niet ? Kan ik uw' vader niet iets heimlyks moeten zeggen? En waarom zo ontroerd ? Laura. Heb ik dit uitteleggen Myn broeder, daar elk ziet, hoe duidlyk uw gelaat De zorg, die in uw hart verfchoclen is, verraadt ? Och gy moogt veilig'nu gy 't hart my hebt doen breeken Van alles, wat u ook mag zyn bejegend, fpreeken. Eerfte Bedryf. B Ever-  i8 HENNUYER. Everard. Myn zuster, wat toch wilt, wat vordert gy, dat ik , L i>-0g' daar reeds uw hart doordrongen fsvan&nrik? ZESDE TOONEEL. Arsfnne de vader, Laura, Suzanna, Everard, M e n a n c o u r t, een Dienaar. "KM MENANCOURT, zeer -ntroerd. l>JLyn Everard, hebt gy Arfenne alreeds vernomen? Zoudt gy reeds weeten... Wy, wy zyn ontroerd. . Wy Myn vader zondtmy hier.. Bericht me toch., (fchroomen.. EvERARD hem te vergeef ch eenige tekenen geevende, om te zwygen. Hoe ik l Menancourt. ,6 Ta, bevryd ons toch, indien gy kunt, van fchrik En angsten!..Naar men zegt, hebt gy bericht ontfangen Van eenig onheil in Parys; och wy verlangen... Laura. Een onheil... In Parys! .. Suzanna Laura onderfieunende. Waarom trekt ge u ditaan ? Arsenne de vader. Spreek Everard en laat ons niet verlegen liaan. De fchrik verzwaart zelfs, door verbeelding,de ongelukken. Verbeelding kan het hart, meer dan 't geval zelf, drukken. Spreek. Everard. 't Zou ook vruchtloos zyn, dat ik u het gevaar Vermomdde,en het gewigt der zaak weegt my te zwaar. Weet dan... H\ wederhoudt zich. Ar-  TOONEELSPEL. 19 Arsenne de vader. Spreek, Everard .. Gy maakt my zeer verflagen. Everard. Ik fidder .. Kan ik wel ?.. Hy neemt den een en ander by de hand, en zegt Zeer zacht. , . _ Hoe zyn wy te beklaagen! Men zegt dat in Parys een gruwelyk verraad Gepleegd is... Laur a. 'k Beef van angst. eve r ard. . En dat men door een daad, IJie nimmer is gehoord, dien vrede heeft gefchonden, Waar onze broeders zich zo veilig by bevonden, Gelyk het fcheen. Men fpreekt van nachtverraad,van moord fcn khending, gruwlen, die men nimmer heeft gehoord. He een zegt, dat men deez' nacht, als dolle moordenaaren, Alle onze broeders, die, zo 't fcheen, nu veilig waren, In hunne bedden heeft vermoord en overmand. Een ander zegt, dat men hun huizen heeft verbrand, En dat men, door 't bevel des konings voortgedreeven Hen zeeheld Coligny beroofd heeft van het leeven. Arsenne de vader. Zyne hand met drift uit die van Everard trekkende en op eene nadrukkelyke wyze. Op konïnglyk bevel heeft men deez' held vermoord1 . Geloof het niet, myn kind, fchoon gy 't verhaalen hoort, t Is — t is onmogelyk... Dit zou de vorst gebieden ! Lo wreed een gruwel zou op zyn bevel gefchieden! Grat hy ons met zyn woord, zyn vorftlvk woord te pand2 In wien heeft toch zo fnood een neiging de overhand, i)at hy dien laster gaat verzinnen en verbreiden1 Myn Everard.. . Zyt gy niet beter te ondcrfcheiden Van t bgtgelooviggraauw ,dan dat ge een zaak gelooft En meldt die van den fchyn van waarheid is beroofd? Eerfte Be dryf. B z Ever*  ao HENNUYER. Everard Ik mogt in 't midden van die vyanden verkeeren. 'j:. Zag van naby het hof... Toen heb ik mogen leerert, Wat men van hunne trouw en gunst te wachten heeft. LAi; Rn. 6 Voorgevoelens, die ik vruchtloos heb weêrftreefd, Toen ik, zo menigmaal ,u voelde 't hart verfcheuren, Zoudt gy voorlpellerszyn van 't geen 'er moéstgeoeuren? Suzanna, och verlaat, begeer' me niet! Arsenne de vader. Zoudt gy Gelooven? Laura. Och, ik ftierf, indien ik dacht, dat hy... AAsENNt de vader. Geloof me,op aarde zyn o gruw'lyk geen gedrochten... Een jeugdig koning zou, verzeld van omgekochten, Van m jordenaaren en, verborgen door een fchyn Van vriendfchap, tevens beul en vorst der volken zyn! Hy zou zyn' onderdaan omhelzen, vrieudlyk nooden En feest doen vieren, om hem gruwelyk te dooden, Op 't einde van het feest!. . Hoe, blyk op blyk van gunst,, ri o veel beloften zou men dan alleen, door kunst Van veinzery en haat, flegts hebben uitgevonden Om ons te vleijen eti daar na het hart ie wonden!... F VtRAi D- De hemel geeve dat dit doodlyk nieuws verdicht, Uit haat, verzonnen zy, en voorde waarheid zwicht!... Ik ondertusfchen ben, tot in myn ziel, vedegen. Ik ken my zeiven niet... Ik weet niets te overweegen. Mvn waarde Arfenne, vriend en broeder, myn verdriet Is onuitfpreeklyk, als ik denK, dat ik u liet In dïe gevloekte itad met onze dierbre moeder En.... SüZA NNA. Zwyg toch onbedachte! Ontzie haar! Lau-  TOONEELSPEL. 2r Laura. ö Myn broeder, ï$ het op deze wys, dat gy me troost verleent! Ever a r d Neen, waarde zuster, neen,.. 'k Vergat u... Zo gy meentMaar 'k deed u, te onbedacht, myn bang vermoeden hooren. Kom laaten wy veeleer het wreed gerucht veritooren, En douter afgaan op degisfing en den raad Des ouden vaders. Ik verbeeld me en maak reeds daat, Arfenne, binnen kort, gezond ea biy te aanfchouwen. Laura. ó Wreedaard, op wat troost wilt gy, dat ik zal bouwen. Gy zoekt me door een hoop,die gy , elfs niet bezit, Te paaijen. 't Eenigst dat my troosten zal, is dit, Te wectcn, de aankomst van myn' ega. Everard heïmelyk zuchtende. Hefvermogen Des hemels kan een moord zo gruwlyk niet gedoogen. Arsenne de vader. Neen zeker niet... Men gaat, al haat men nog zoderk, In koelen bloede nooit zo g-uwelyk tewerk, 'k heb onze kerkparty het zwaerd wel op zien heffen, Om ons, als waren wy hun vyanden , te treffen; Maar dit gebeurde ons op het flagveld ... 't Zy hoe 't zy Men zegge wat men willeen goed vinde, ik voor my - ' Heb, zo te Moncontour als arnac, hen te moedig Te dout zien dryden, om hen aan een feit zo bloedig Zo gruwelyk, zo wreed, thans te vcidenken, neen.'.. Maar wie verzon een werk,zo vol afschuwlykheên? Wieheeft^het uitgedrooid?...Eenboosw;cht,aau?;edreeven Door een' doemwaarden lust, om ieder te doen'beeven En 't hart te wonden, heeft voorzeker, een bericht, Zo zeer verfchrikkelyk en ongegrond, verdicht... Hoe dikwyls hcbbeik niet, door zaaken, niet te tellen Net noemenswaard, een rykin rep en roer zien dellen!.. Vv at meer is, zou het nu voor 't eerde zyn, myn kind Eer/Ie Bedryf. B 3 Dat  ss HENNUYER. Dat gy u door een valsch gerucht bedroogen vindt? L acr a, Helaas! een kwaad gerucht werdt zelden valsch bevonden. Arsenne de vader, tegen Everard. Maar, wien zyt gv ontmoet ? Wie heeft zich onderwonden, Uw hart te grieven, door zulke eene tyding, zeg? EVFRARD. Turinge is de eerfte, dien 'k ontmoet ben op den weg, En diemy't yslyk nieuws vertelde: daar op kwamen Clévard en Dugas-, daar wy 't zelfde van vernamen. En nog veele andren. Laura. Nog veele andren! ..'t Is wel waar. Zo veel getuigen... Och myn vader, 't fpreekt te klaar, i Arsenne de vader. Ik ga, op ftaanden voet, naar 't een en ander vraagen. Ik kan 't verhaal, dat ik hier hoor, niet meer verdraagen. Ik weet waar ik moet gaan, om, door iets meer dan fchyn, Van deze zaak, en waar zeuit vloeit, bericht te zyn. Ik hoop u fchielyk, op het klaarde, te overtuigen, Dat dit bericht niet flechts ten eenenmaale in duigen Zal vallen, maar dat zelfs voor die gebeurtenis Noch vrees noch anöst, en zelfs geen fchyn van kommer is. L a u r a^ Ik wil u volgen met Suzanna... Arsenne de vader. Wil toch blyven ! Laat al te groote fmarte uw oordeel n:et verdry ven! "/ erg, dat ze tot geen' hoon kan (trekken aan natuur En menschlykheid!... Ik ben weêr by u, binnen 'tuur. Laura Zoude ik niet klaagen, na al 't geen ik kom te hooren'.... Arfenne! Arfenne' och welk een lot is u befchooren Arsenne de vader, haar by de hand neemende Myn waarde dochter, zo 'k geloof doeg aan 't bericht; Was my het leeven een cndraagelyk gewigt, • • 'kZoa  TOONEELSPEL. 23 Ik Zou niet wenfehen, dan, in zo veele ongelukken, T er dezer plaatze, u, voor net laatst, de hand te drukken, Dan hier te fterven, en, og dien geduchten ftond , Te fterven,met den naam'tiws ega's in den mond. ZEVENDE. TOONEEL. Arsenne de vader, Laura, Suzanna, eve I ard, iV'.enancourt, 1 h e- venin, een Dienaar\ eenige Proteftanlen. EThevemin. erwaarde Arfenne, ons hart is door de fmart verwónnen. Wy weeten niet, wat, hier het raadzaamst word begonnen! Is t onheil, dat men hooit, gegrond, of is 't verdicht? Waar is uw zoon ? Hy zou ons beter onderricht, Han iemand, geeven... Onze ontroering kent geen paaien, Arsenne^ vader. Gelooft,myn heeren,dat al 't geen men hoort verhaalen, i en aanzien vau'tgeval - van die gebeurtenis, Zeer onvvaarfchynelyk, althans zeer duister is, En dat wy beter doen, te twyftèlen, dan zaaken Van die natuur, aan elk met drift, bekend te maaken. t Gevolg van het verhaal zou mooglyk onstotfehand Verftrekken Th e ve vin. , Het gerucht neemt merklyk de overhand, Maar t fchynt ons echter nog aan geene hoop te ontbreeken. ik hoor het een gerucht door 't ander tegenfpreeken. a r s e n n e de vader, op eene bljmuediee wyze. Ja, dat geloof ik wel. 6 J Tegen Ij aura. Verftaat gy wat hy zegt? Het een gerucht wordt door het ander wederleg? Vv el haast zal het verhaal, hoe waar het ook moog' fchvnen, Als een verdichtzel en gelyk de rook veruwyneu. Eerjle üedryf. B 4 3 The-  24 H E N N U Y E R. X he ve kin. De hemel geeve 't' 'k Heb een' bloedvri end in de dad Dien ik bemin. Eerste Protestant. En ik myn'vader. Tweede Protestant. Ik myn'fchat, Myn kinderen. Derde Protestant. En ik myn' broeder. Everard, een dezer Protestanten omhelzende. Och myn vrinden, Bleef het flechts by den angst waarin wy ons bevinden ..! Arsenne de vade*. Ik bid u, draagt toch zorg, dat gy geen misdaên doet, Enlor.pt de wanhoop niet zo yvrig te gemoet! Wy kunnen ons op het gerucht nog niet verlaaten. De wanhoopzal, 't gerucht 't zy waar of valfch , nietbaaten. D'tn cn zich moedig toon' nog flechts een oogenblik, En wy .wy zullen'ceind verneemen van den fchrik, Die ons, waarfchynelyk, ten onrecht heeft doen beeven. Ik gr. rp weg, om my berichten te doen geeven Van xcerreiziger; Gy zyt te veel beducht... (gerucht. Stiaks zult ge u fchaamen, dat ge uw oor leende aan 't Laura, Arfenne den vader by de hand neemende. Ik volgu, waar gy gaat, om nevens u te hooren, Wat lot de hemel aan uns allen heeft befchooren. IV...ar zo her wreed bericht bevestigd worde.... ö Dat Ik dan nooit wederkeer' in deez rampzaalge dad ! Einde van het Eerfte Bedryf. TWEE-  TOONEELSPEL. 25 TWEEDE BEDRYF, EERSTE TOONEEL. Laura. Suzan na. Laura komt, zeer bleek, omgekapt, met befchreide oogen, en haare uitgebreide armen ten hemel heffende, op het tooneel: haar gang is ongeregeld en woest, als die van een wanhaopendmensch. Zy werpt zich in een leuning (loei neder, hangende met haar geheel ligchaam over een der armen. Suzanna volgt haar en knielt by den ftoel, om haar te onderfleunen. Laura laat het hoofd hangen op denfchouder van Suzanna, en volhardt, eenige oogenblikken, in een treurig ftilzwygen. ]Laura. -Vaat my toch over aan myn hartzeer en myn lvden: 'tls vruchteloos myn angst en droefheid te beiïryden,.'. Myn toevlucht is alleen geleegen in den dood... ó Myne moeder!... ö Mvn dierbaar echtgenoot!... Hebt gy'tniet aangeh iord >... De ontzinde möordenaareh Verbooden, dat men kunne of ouderdom zou fpaaren. De vrede daalde met de onnozelheid in 't graf. Men nam my alles, wat my na ter hart ging,af. Myn hoop is eens vooral, ter dezer uur, verdweenen.*. Na eenig flilzwygen. 6 Hemel,gy, die weet, om wien myne oogen weeneil, Voor wien ik fmeekte ... 6 Gy ,die't albefchiktopaard, Leeft myn Arfenne nog?.,. Heeft hem uw arm bewaard, En aan zyn moordenaars ontweldigd?... Durve ik denken, Datmy uw goedheid zulk een gunst zou willen fchenken? Hoe onvermoeid , met hoeveel hartlykheid, zou ik Tweede Bedryf. B S U  s6 H E N N U Y E R. tJ Looven!... Tref me vrv door alles, wat men fchrik En angsten hartzeer noemt, 'k Zal't al geduldig draagen. Ik zal ootmoedig zyn, en lyden zonder klaagen. Maar och! gedoog toch niet, indien het wezen kan, Dat men me ,op deeze wys, beroove van myn' man! Zy zeigt in haare voorige houding neder. TWEEDE TOONEEL. Laura, Suzanna, Arsenne de vader, EvhRARD, Tl-ievenin. Arfenne de vader, onderfteund door Thevenin en gevolgd van Everard, nadert Laura, op eene zeer omzichtige, wyze. Zy beschouwen haar vervolgens alle drie, in een diep Jiilzwygen. 1~-v Arsenne de vader. J^at myne fmart my haast berooven mogt van 't leeven! 'kZou u, ö bloedige aarde, uit al myn hart, begeeven... Verfchrikkelyke dag'.. Wie koos, in myn verdriet, 'tOntvdig derven voor 'tellendig leeven niet! Nu mag ik, die het juk der rampen niet kan draagen, My van den langen tyd myns leevens wel beklaagen! Laura. ê Myne moeder'... 6 Myn maagfehap! ... En ö gy, Voor wien ik derf van angst! Arsenne de vader. Dat dit ons noodlot zy Myn dochter! Laaten wyde onnoosle martelaaren Van ons geloof, die reeds vermoord zyn, evenaaren.... Neen frankryk, al te zeer vereeuwigd door zyn' heer In clh'Stenbloed, is thans ons vaderland niet meer. 6 Gy, wier edel bloed, door ftaatkunde, is vergooien, Haalt my tot u, als een van uwe lotgenooten!... Maargy, 6 Coligny! vergeef myn tederheid, Dat  TOONEELSPEL. 2-7 Dat ik myn' zoon beweende, eer ik u heb befchreid! L \ U R A. Ik heb myn' waardftén fcfiat, waarfchynelyk, verlooren En mag niet derven! Och wat lot is my Defchooren! H VRRARD Och, waarom bleef ik niet in die rampzaalge dad! Dan hadde ik, voor het minst, hec voorrecht nog gehad, Myn vrienden in den nood te helpen, of myn leeven Ten doel vau daatkuude en het bygeloof te geeven; Dan was myn lot zo wreed , zo onverdraaglyk niet... Arfenne, zo men u, met andren, 't hart d >orftiet, Zo ge, in dien naaren nacht ? ook om moogt zyn gekomen, Heb ik alleen uw zaak, ter wraake, op my genomen.... Zo edel, zo getrouw een broeder.. Zo men hem Ontzield hebbe in dien nacht.. Ik geeve u myne (tem En zweer by uwe trouw myn zuster, 'k zal hem wreekeh. Op eene treurige wyze. 'tZal u aan broeder dan, zo wel als man ontbrceken... Beeft moordenaars van dien beminden broeder, beeft! Gy hebt all' de offers, die gy zocht, niet overleefd. Gyhebt nog een' van't wreed vermoord geflagt vergeeten Te dooden, die, als gy, zich't moorden zal vermeeten... Maar... wat gerucht.. Eenige Protestanten zyn aan de deur. Z_y openen dezelve zeer febiehk^en plaat s maakende, om Arfenne te laaten inkomen, roepen zy Arfenne, Arfenne. Eaura keert zich om, en vertoont een gelaat, waar op de aandoeningen van haar hart zyn te leezen. Alle de overige perfuonen zyn in beweeging. Tweede Bedryf. DER-  ©8 HENNUYER. DERDE TOONEEL. Laura, Suzanna, Arsenne^w^, Everard, Thevenin, Arsen- n e de zoon. Arsenne de zoon. Hy komt ongeregeld en zeer woesp tn het vertrek , en omhelst, alsin het voorl/ygaan, zyn vader eit Lverard. Vader! ... Vrind!... Arsenne de vader. Myn zoon!... E v e r a r d. Myn broeder! Arsenne^ zoon, in de armen van Laura, en met eene zeer zwakke ftem. Och! myn lier! myn Laura, vind, Vind ik unog eens weêr!... Laura. Gy leeft nog, en myne oogen Befchouwenu!... met een nederhangendhoofden in de tederfte aandoening. Gy zyt uw moordenaars onttoogen!... Ik derf van vreugde ... Zy houden zich nog eenige oogenblikken omhelsd. Laura onttrekt zich aan zyne armen en doet hem zitten. arsenne de vader, met de grootfte vervoering. Ik dank uw zorg, uw gunst en trouw êHemel, dat ik myn' beminden zoon aanfehouw! Ever-  TOONEELSPEL. a9 ,TT . , , Everard. (wonder Wy zienu weder!... Spreek myn halsvriend! Door wat Zyt gy 'tgevaar ontgaan?.. Men vondtudan niet onder De meemgte, die men door het vervloekte daal . Arsenne de zoon, met uitgebreide . armen, en in de flerkfte vervoering. O Myne vrienden! gunt my, dat ik ademhaal'! .. Everard na eenig Jlilzwygen. Zeg ons alleen, zaagt gy de fnoode oumenschlykheden Van dien rampzaalgen nacht? Arsenne de zoon, driftig opftaande en Everard zyn gewaad toonende. T, r, , Zie, wat ik heb geleeden. IMchouw myn kleedren eens!.., en gis, door 'tgeen gy ziet. Laura, neemt hem onder den arm en bezichtigt zyne kleederen. Helaas, gy druipt van bloed!... Arsenne^ zoon, tegen Laura. , T M aar't is het myne niet. tls dat van uwen oom, uw moeder, uwe vrinden En allen, die met my zich durfden onderwinden,' Zich te verdedigen... Laura ontroerd. „ , „ Wat gruwelyke zaak! Zo braaf een vrouw... Arsenne^ zoon. En voor myne oogen.... Everard in eene woedende houding over het tooneel gaande. xxt i , ,. . , Hemel! "wraak! Wraak vordert ditbedryf.Gy moet myn moeder wreeken. Arsenne de vader, aan de zyde van Laura nederzeigende. Elk volgend uur zal't aan geen'nieuwen ramp ontbreeken Hoe deerlyk is ons lot! ...Zyn we, indien naaren nacht' Dan, uit der menfehen, in der duivlen ryk gebrast? ' Tweede Bedryf. ° Ar  50 HENNUYER. Arsenne «fe zoon. Men heeft aan'thof, dien vloek der naf e,deys!ykheden > De gruwelen, die ik uitzag voeren, kunnen fmeeden. De llraaten van Parys zyn nat van christenbloed. De moordenaaren zyn onmentchelyk verwoed. Na't moorden fchynt hun haat nog weinig te tx zwyken. Want, na't vermoorden zelfs, vertrapt men nog de lyken. Ever ar d. Verhaal ons alles...'k Ben bedaarder.. Ga vry voort. Arsenne de zoon. Het zo verfoeilyk feest bedekte dezen moord. Men heeft het vonnis van der prcteftanten leeven, Tpen men den vrede in fchyn ging teeknen , onderfchreeDie laffe moordenaars... Zy gaaven ons de hand , (ven. Wanneer men in den nacht van een ging, tot een pand Van vriendfehap.,. Wie zou erg uit zulk een' handel raapen? Men wenfehte ons goeden nacht.. Wy gingen zorgloos flaa- (pen.... Maar fliepen niet zeer lang. .Mendrong, doorwoest geweld, De deuren in, en die zich voordeedt, werdt geveld. Everard. Maar. gy ? Hoe zytgy toch hun dolle woede ontkomen?,.. Arsenne de zoon. Ik weet het niet... Ik heb myn' weg envlugt genomen Schier dwars door fakkelen, door pooken, beekenbloeds, Ontmenfchte moordenaars, die't feit met zo veel fpoeds Als woede, pleegden, en my mogelyk niet zagen, Door eene opftapeling van dobden, die'er lagen... De fchrik en woestheid, die met alles ging gepaard, |? veclligt de oorzaak, dat ik leeve... Ik ben bewaard, Als door een wonder. Evera r d. Mogt u dit alleen gebeuren, En aan myn maagfehap niet! Arw  TOONEELSPEL. 3E Arsenne de zoon, op eene wanhoopende wyze. Vervvyt me, door dit treuren Geen'rampfpoed, die myn hart zo onverdraaglykis. Vraag liefst, hoe't moglyk zy, dat die gebeurtenis Nog eenig fchepzel in Parys heeft nagelaaten:... De dood was overal, in huizen en in itraaten... Ik dring op ieder aan, die op my let en dringt, En ftruikei, door een hoop van ftervenden omringd; Ik voel in 't ronde en tast en raak fchier niets dan ly iten Of wreed gewonden, die, beroofd van bloed, bez wyken. De fchrik enakligheid benevelt my. . Men laat, My houdende voor dood, my liggen in dien ftaat. Ik kom, in 'teind weêr, tot my zelv', en fla myne oogen Vol doodelyken fchrik , en door en door bewoogen In'tronde... Ik richt myop.. Ik vlucht, en op die wyz' Schynt het als of ik uit myn maagfchaps graf verryz'. Ikdwaale door de ftad. 't Bebloed geweer, myn hairen Van fchrik gereezen, 'tbloed der c'hristenmartelaaren ' Vermengd met ftof en zand, en op myn kleed gefpat Die allen geeven my geleide door de ftad, ' Als eender moordenaars... Ik haastte my, myn vrinden Om u, die ik alleen nog ovrig heb, te vinden. Hy valt op een ftoel neder Laura tegen Suzanna. Zo gy myn rampfpoed, ö myn waarde, oprechtbefchreidt Rek dan myn leeven niet door uw gedienftigheid. ' A r si n n e de zoon, na eenigftilzwygen Ben ik wel, m de daad, ontvoerd aan die barb'aaren?..f ' jk Zie die gedrochten, nog als voor myne oogen, waaren 'tls ot ik dc oftérs diens vervloekten haats no°- zie Verbleekt en wreed gewond... Zy volgen my, en wie Wiekanditlchouwfpel aan myne oogen thans ontrukken? Schreiende. Myn vader... Ikbezwyk voor 't zien dier ongelukken. Tweede Bedryf. La'tj,  Sa H E N N U Y E R, Laura. Gy zytby ons myn vriend... Myn dierbaar echtgenoot Leef toch voor my, die van myn moeder ben ontbloot. Arsenne de zoon Zou ik, na dat men al' myn vrienden heeft doen fiieeven, 6 Myne Laura, nog op aarde kunnen leeven ? Helaas, gy zaagt de woede, en 't ysfelyke bad Van christenbloed, als ik, niet ftroomen door de dad; Noch hoorde het gefchreeuw dier beulen, noch het lhikken Der dervenden, in die ontzaglyke oogenblikken. Gy hebt hunn' laatden zucht, als ik, niet aangehoord. Gy zaagt niet, hoe hun hand, wanneer het hart, doorboord, Hetiaauwe bloed verloor, de doodwonde eerst omvatte, En toen, terwyl het bloedvand'een opd' anderfpatte, Ten hoogen hemel hief, als of men zich verliet Op wraak, en wraak begeerde...Och, dit, ditzaagtgy niet! Ik zocht het voorrecht, in die woede, te verwetyen, Om, aan de zyde van held Coligny, te derven; Of voor het minst, by dien doorluchten admiraal, Hetprotestantendom , ontvlooden aan het daal, En door den fchrik verfpreid, zo't kost, by een te brengen, Maar dit kon , zo het bleek, de hemel niet geheugen, Ik kwam'er, en ik zag dien christelyken held, ÏSl iet Hechts vermoord',maarwreed en fnood tertoongedeld. Zyn ouderdom noch deugd kcs>t eenige eerbied baaren. 'tWasGuife, veels te wreed, om immer te evenaaren, Die, met vermeetlen voet, dorst trappen op het hoofd Des gryzen krygsmans, van het leevenslicht beroofd, Terwyl zyn bende zich vermaakte in het onteeren Van dien lofwaarden man... Arsenne de vader. Die fmaad kan hem nietdeeren. Die zi'nnelooze woede is tevens magteloos. Die loffelykeheld, gefchandvlekt, voor een poos, Is, onder 't woeden van zyn dolle moordenaaren, Als in een zegepraal, ten hemelopgevaaren. Ar  t o o n e E l s p ë l. ss t-, , Arsenne de zoon. Zoudt gy verwachten,dat, in 'tpriesterlyk gewaad, ZouS'ï6 W;eedheid Zich Vertoonen ^oude o7draat? W,l «g„7rZ° WOeSt een bendeopdooktein'twoeden, VTagten nMm 'zofnood een volkvermoeden ? Door lS^grTr ^dthier ten wreeden m°°rd geleid JJoor leden van de kerk, deroomfche geestlykheid Ah\oZZlmien laSt' uit hunne donkre hoeken Als losgebroken, ons en onzen godsdienst vloeken En aan hun eerloos hof, doorhelsch vergiftTevoed eS^mS? dcrme^chrisgtneng Woed!.. 7v mnnfn • b^dfc^P 15 te leexen uit hunne oogen. Zy toonen m het mmst genaê noch mededoogen Saaien de ^' ™ in de chr&én Tervvvft AhT tgraauw' 'tgevonnisdoffer aan j De pTotesant^n dathfetaan See« hoorders moge ontbreeken xje protestanten, met hunne andre hand, doorfteeken éLmZndïrgemeen\dat' in hun wreedr'in Enïïwèi^^^^^'^^.nieerwrecdheidinv Dan on7ir', \1fn Daam Vm. hemeI en van komng; 7™ om lhJd Vch weer » verheffen zy de hand Zo nat van chnstcnbloed, en leggen a's een tón d ' If^n haar °P > h00fd ™& die' fSïwoedde Zo onderfteunt men'tgraauw, dat, afgemat en led Van zo veel gruwelen tepleeg'en, fch^ezwvkt ' WduluïdemS^' rr "°° d^ -Sïwykt, Hoe W ktT A ZaR'm/1 doodelyke ontroering, ' r£Ll? 1 1 d0,°-r W00rd en voorbeeld in vervoering Gebragt het ander kind, dat naauwlyks'tdag icht lï g Vermoordde, daar het in de wieg te flaapenHa? 8' WatfchildJrv l* A ^? °T'let tUmeel arende* ffiiS A? . "gduSde°""Ozelheidverlooren, Enl,etge,óhemel, toenuw'dondernogniet hooren»' , . ., Arsenne de zou».  S4 HENNüYEft. Vervuld met lyken'.... Ik begeef me,in allen fpoedj Voor by delouvre, en zie en hoor geheele troepen Van menfchen, aan 't paleis deskonings,deerlyk roepen Om byftand in 't gevaar... Dan al vergeefsch; hun fmart En jammren treft het oor, maar geenzins Kareis hart. Wat zegge ik!... Daar ter plaats, daar was 't, of die barLaaren Als in hun zegepraal en meer onmenfchlyk waren. Ik zag 'er, zó ik dacht, meer fakkelen.... Misfchien , Om uitgebreider moord in heldrer licht te zien ... De koning zag gerust derchristnen bloed vergieten. Zynhoffoldaaten flaan,'t geen de andren overlieten; Zy vellen, zonder fchroom, het weer-en hooploos volk, Hier met verheven piek, daar met verborgen dolk; Terwyl de wreede vorst en zyn ontaarde broeder, Zo onderworpen aandeonedleenfnoode moeder In eene ontaarde vreugd, de wreede tiranny, Nietflegts befchouwen van de hooge gaandery, Maar!, om zich, inde daad, onmenfchlyk te gedraagen, De Hugenooten, die om hulp en byftand vraagen, Terwyl zefmeeken, zelf vermoorden.... Arsenne de vader. Ga niet voort.*. Ik kan 't niet dulden.. <'k Heb reeds veels te veel gehoord. Ever ar d. Endezen, die ons dus van goed en bloed beroofden, Ja dezennoemt men nog dc wettige opperhoofden. Na eenig ftilzwygen. Myn vrienden, nu hebt gy dat naar bericht verdaan.... Depriesters hitften'tvolk tot roof en mandag aan. De moord is uit het hof van Rome 'teerst gezonden. En Mcdicis aan dat onmenfchlyk hof verbonden, En als vergiftigd door dien luchtftreek, heeft een kracht, Eenfoort van gruwleu in dit koningryk gebragt, (de... Waar van men zelfs den naam niet wist, eer men haar ken» Hoe! zullen wy, te laf geduldig inde ellende, _ Die gruwlen ongeftraft zien pleegen, en veelligt, Beleeven,dat men die nog,eens, op nieuw,, verricht?... Wy  TOONEELSPEL. 35 Wy hebben hier voor't minste, indien men zich wil wreo ten van die monsters, die, in 's hemels naam, en tekenfkem En zegen geeven voor het moorden, aan 't gemeen En die geen menfehen zyn dan in gedaante alleen.' ■ Ar s enne de zoon, zittende. Men heeft de fakkels voor de ontzinde moordenaaren ' Ontdoken aan het vuur der fnood ontwyde altaaren. Everard. Myn bloed is in een drift tut wraaklust, die.. A r senne de zoon, fchielyk opftaande", Everard jterk aanttende en hem by de hand neemende. t ,. , Welaan..., Laat ons 'grootmoedig het gedreigd gevaar ontgaan, £n eer de moordenaars nog verder zegepraalen Den eenen moord ook met den andren moord betaalen . De hooiden, die het volk aanhitsten, moeten wy Het eerste draden... 3 laura beide van een fcheidende, en zich txsfehen beide /tellende «n, ,„. Och! ik bidde u, hoor naar mv! DenkJiever, om u zelv'en ons, aan de ongelukken Waardoor ons maagfehap ons c ntnomen is, te ontrukken Vergeetge dat gy, door des hemels gunst en trouw Voor ons bewaard zyt!... Zie uw vader aan en vrouw' i^aat ons toch, eer wy hier het leeven ook verliezen In plaats van ydle wraak een zekre vlucht verkiezen ' Wie kan ons zeggen of het doodlyk ontval Dat onze vrienden trof,! ons ook niet treffen zal > Een ydle moed is dwaas en roekeloos te noemen Laat ons op geene drift,zo onvoorzichtig, roemen,' üi die volbrengen... Neen, geloof, dat het geweld Lier gruwelen, die gy gezien hebt en verteld, Wanneer de hemel, door der omgebrachten zuchten Zal zyn bewoogen, nooit zyn wraakzwaerdzalontvluchLaat hem de zorg der draf dan overig. /£n TweedeBedryf. Q a A,  36 HENNUYER. Arsenne de -vader. b Ja, Volg eenen raad, zo goed en zo voorzichtig, na... Gy hoort niet meer u zelv' alleen toe, maar uw leeven Hebt ge, als een eigendom des echts, uw vrouw gegeeven, Zy wil, dat gy het zult beveiligen; welaan, Toon, dat gy haar behoort.. Vlucht met haar hier van daan... En rust niet eer ge u acht in veiligheid te wezen. 'kZal fchielyk by u zyn...Ga...Wilvoor my niet vreezen. Laura. 'k Zal u geen oogenblik begeeven, in den nood. In uw behoud bellaat het onze... Arsenne de vader. Neen; de dood Dien 'k ieder uur verwacht, kan my niets doen verliezen, Dan weinig dagen, die ik dwaaslyk zou verkiezen Te leeven, zo' ik koude in tegenfpoed en leed... Ik bid u ga toch heen ... Vertoef hier niet... Vergeet Uw'vader... Vlucht... Ontga den moorder en beroover Van ons gedacht en goed...Vlucht,.. Steek naar england En zeg een vaderland, waar bygeloof het bloed (over. Der beste burgren dort, vaarwel... Arsenne de zoon. Hoe! vindt gy goed Myn vader dat ik vluchte , en zonder myne vrinden? En zonder u? Wie zou dien voorflag billyk vinden? Zou 'k onze broeders, in hunn' zorgelyken daat, Onzeker, beevende in hun huizen, aan den haat, De wraak en woede, die de pook reeds opgeheven, En hen veroordeeld heeft, zo laf, ten offer geeven? Neen; zo ik vluchten zal; zo wil ik, met wat fchyn Gy 't anders beter keurt, voldrekt de laatde zyn. Ik del meer prys, om hen , in het gevaar te drekken Ten toevlucht, dan my zelv'. Arsenne de vader. Ik zal ook wel vertrekken, Maar  TOONEELSPEL. 3T Maar elk van ons moet zich van eenen anderen weg Bedienen, om daarna, met raad en overleg, By een te komen. De een volg d' ander... Arsenne de zoon. ttr . , Neen myn vader, Wy zyn m 't zelfde lot... De nood raakt ons te rader; Dat men dan in 't gevaar , als waare broeders, deel'! Is t m een tydiiip, zo ontzaggelyk, tc veel Van onzen plicht gevergd, dat men zyn ramp en tevens Dien zyner vriendendraag?..,Wy, in 'tgevaar des leevens, W y hebben eene zaak... Men draag haar onderling... Maar neen. . Ik, die den dolk der moordenaars ontging heb myn vrienden al te onmenfchlyk om zien komen kW eet, hoe men fterven moet.. ,Zou ik myn' vyand fchrootty, en myne echtgenoote en zuster, gy alleen (men».. Moogtvluchten...Haare kunne...Uwouderdom...Gaheen Myn vader... 't Voegt aan my... VIERDE TOONEEL. • Laura, Suzanna, Arsenne de vader, Arsenne de zoon, Everard, Thevenin, Ceevard en eenige andere protestanten, die, te gelyk met Clevard, mtreeden. CLEVARD op eene treurige en klaagende wyze. IVIyn waarde rampgenooten. Zie nu den dag, waar op onmenfchlyk is beflooten Om ons te moorden... ' Arsenne dc zoon. Wat bericht gy >... Clevard tegens Arfenne de zoon. T-i Vly u niet Datgv, parys ontgaan, u daarom veilig ziet ïw*+».dryf. C 3 De  38 H E N N U Y E R. Dè woede zal zich tot die hoofdffad niet bepaalen. Zy wil uit al het ryk gcvonnisde offers haaien. Wy allen zyn alreeds veroordeeld... Deeze dad Moet, even als parvs veranderen in een bad Van christenbloed..Datvuur van woede, aan'thof ontdoken, Is, t' onzen ondergang, tot hier toe doorgebroken. Laura. Waarom vertoeven wy dan langer, nu 't gevaar Zo algemeen is ?... Laat ons faamen vluchten! Cue v aid. Waar, (ten? Waarheenen zal men, om den moord te ontkomen, vlucht Waar kan men gaan... Ik was, zo my niet ff ondt te duchten, Dat ik den vyand, waar ik vluchtte, vinden zou, Ik was hier reeds van daan.. .Daar is geen kans mevrouw. De poorten zyn alreeds geflooten. Op de wegen Staan's koningstroepen elk, die zoekt tevluchten,tegen... Het Guarnifoen der dad is langs de muur en wal Gefchaard,op dat geen menfch den dood ontkomen zal... Hier worden trommels en het gelui der klokken gehoord. Hoort gy de trommels, noch de torenklokken luiden. Wat kan dit anders, dan ons aller dood beduiden ?... Eenige Protefïanten. Waar zal men vluchten. Zy drukken allen, door onderscheiden ge* haerden , den fchrik uit, waar in zy zich bevinden. C levard. Daar is geene ontkoming, neen. De roomfche kerken daan reeds open voor't gemeen, Dat yverig, als of *t een plechtig feest moest vieren, Ter kerke loopt.Helaas! hunn'houding, hunn' manieren, Hun fluistren, alles gaf my een gegronden fchyn, Dat wy, wy allen ook ter dood veroordeeld zyn. 6 Myne vrienden, myn geloof- cn rampgenocten, Wat  TOONEELSPEL. 39 Wat lot heeft woede en haat thans over ons beflooten! Arsenne de zoon een geweer neemende, waarin elk hem navolgt. Dat men zich wapen'!.. 'tls geen tyd van vluchten meer. Verkoopen wy, zo duur vvv kunnen, bloed en eer... Dan waar, myn lief, waar zal ik u, terwyl we ons wreeken, Zo lang voor 't woeden van de moordenaars verfteeken! Laura insgelyks een geweer neemende en zich ft ellende aan de zyde van haar man. Myn moed ftaat aan hun woede en dolle drift gelyk... Zy zullen zien dat ik, hoewel een vrouw, niet wyk' Als men my, voor het geen my 't waardfte is, dwingt te (ftryden. Eve rard, gezvapencf. Ik zal, wel verre van die beulen te vermyden Hun daal weérftreeven, u verdedigen , zo lang Ik vechten kan en in myn hart geen wonde ontfang. Arsenne de zoon fchryende tegen zyn vader. Maar gy, myn vader, gy, my waarder dan het leeven Waarheen zult gy u, in dit groot gevaar begeeven.. ? Wat of uw lot zal zyn! ...Uw arm, weléér zo fterk, Is nu, door d' ouderdom, te zwak voor zulk een werk! Gy kunt niet ftryden...Och! wat zoudt gy toch bedryven?.. Dit denkbeeld doet my 't bloed in de aderen verftyven Arsenne de vader, of eene edelmoedige wyze. Ik acht die moordenaars myn tegenftand onwaard... Dat zy, op dat ze dus voldoen aan hunnen aart, De handen in het bloed eens ouden krygsmans fpoeien En hunne woede aan my , gelyk aan andren, koelen.' Zy zullen my aan dien ver.fchrikkelyken dag, Door hun zo wreed gemaakt, ontrukken , en ik-mag Voor 'tminst, betrouwen, dat de hemel zal gedoqgen Dat gy, myn waarde zoon,toch fluiten zult myne oogen.. Dan fchoon gy ftryden wilt en ik bekennen moet Dat gy niet zonder recht wilt ftryden voor uw bl'oed, Ik moet u evenwel den tegen ftai;d ontraaden; Tweeae Uedryf. C 4 fjy  40 HENNUYER. Hy zal ons onderling meer, dan ge u inbeeldt, fchaaden, He nood is niet te ontgaan... Dat men hem onderga Als Coligny, en geen barbaaren tegenfta!... A rsenne de zoon, op eene ftnertelyke wyze. Als Coligny ?... Wat naam myn vader moet ik hooren! Die naam maakt myne ziel verwoeder dan te vooren, Of liever deeze naam geeft my een' betren raad. Zyn geweer wegwerpende. Zwak werktuig myner wraak... Ik heb, in dezen ftaat, Uw' dienst niet nodig... 'k Zal een beter middel vinden, Op eene meer gemaatigde wyze. Om u veel edeler te wreeken myne vrinden. Ik maak my fterk alleen , en zonder dat men my, In dezen hoogen-.nood tot medehelpers zy, De moordenaaren, hoe onmenfchlyk, te doen beeven .. 6 Hemel! ik ontdek waarom gy my in 't leeven Gefpaard hebt.. .Gy bedoelde, (en 'k acht het my verplicht) Dat ik iets anders doe ... Iets edelers verricht. Everard. Wat toch bedoelt gy ? Arfenne geeft geen antwoord. Hy houdt zyne beide handen voor zyne oogen en gaat heen en weder over het tooneel. VYFDE TOONEEL. Laura, Suzanna,' ArsenneVc vader, Arsenne de zoon, Everard, Thevenin, Ceevard, Menancourt, eenige Protestanten. menancourt, zeer verfchrikt en driftig "YY7" inkomende. W aar, waar zalmen troost verwerven? Myn vrienden, laat my hier en in uw byzyn fterven.. ■ La  TOONEELSPEL. 4t , », Laura. *Jcn Menancourt! Menancourt. ,T7 , Ik heb reeds alles onderdaan. Wy kunnen, wat we ook doen hun' handen niet ontgaan. Zy houden ons, als of wy offerdieren waren, & Beflooten!.. Denk niet, dat de onedele barbaaren Hier komen zullen, nu men op hunne aankomst wacht Hun gruvylyk oogmerk eifcht ontydeen donkrennlcht En dan, dan zullen zy , op het gegeeven teken, By menigte, vol woede, in onze huizen breeken\ iin onze wooningen, als wy zyn overmand, Verbranden, en ons om doen komen in dien brand. , Laura. Myn vader! Och Arfenne! Me nanc ourt. En niemant zal 't ontvlieden. ï-erste Protestant. ^JÏÏÏÏS.'* d°en' ^ fleChtS den haIste biede» De overige protestante» omringen Arfenne den vader. Tweede Protestant. i7 • , . Spreek en raad. ons, wat men zal Verrichten m dien nood, dat yslyk ongeval. tw - jR,S,5jK,NE de v«der,met een gebroken fiem Den aood al biddende en als martelaaren wachten k Zie onze broeders, die onfchuldige omgebraeten En wreed vermoorden , naar ons uitzien... 8 Eerste Protestant. Zyn ze allen „iet ontgaan, die, En uitgevoerd werdt, zyn geltorven!... ëeimeea Menancourt  4a HENNUYER. En, fchoon de mond alleen den vrede pryze en preek', Nooit wenfchten, dat naar vrede of waare trouw geleek, Den ouden bisfehop reeds ■.. Zy vordren en zy hoopen , Het bloed van hun te zien, wier hart noch om tekoopen Noch te bedreigen was. Arsenne^ zoon, uit zyne diepe gepeinzen komende. Ga voort myn vriend, ga voort... Menancourt, Zy loopen overal en wetten, voor den moord, De dolken, die men hun ter hand delde, en zy roemen Op gruwlen,die zefnood, in'shemels naam, verbloemen. Ja, waar de menfehlykheïd hen nog durft tegendaan, Gebruiken zy den Vloek van Rome... Arsenne de zoon, fchielyk en onregel-* maatig een dolk neemende. 'k Hoor dit aan, Enzou niet...Deze dolk, myn vrienden, zal ons wreeken... Men moet een' vyand, diejons hoopt naar 't hart te deeken* Gelyk een' moordenaar, niet als een moedig held Beftryden, dien men acht en eert op't oorlogsveld. Eom... volg my Everard... EVERARP, met drift. Ik volg u onbezweeken. arsenne de zoon, in dezelfde ver-voering. 'kWil eerstden Bisfehop het bloeddorstig hart doorfteeken; Het zal, hoewel gedekt door't priesterlyke kleed, Zyn bloeddorst door dit daal... Zo ik bezweek... Everard. Ik weet Uw oogmerk.., Arsenne de zoon. Met wat vreugd zou ik die daad volbrengen, Zo'kall'zyn dienaars doodde, als ik zyn bloed zal plengen! Arsenne de vader. Waty slyk oogmerk 1.. Hoor my eerst Hoe onbedacht. - Ar-  TOONEELSPEL. 43 Arsenne de zoo». Hadt gy den moord gezien van dien rampzaalgen nacht, Gy hadt alreeds hun bloed, in eedle drift, vergooien. Everard, de hand van Arfenne den zoon neemende. Ik wil u voorgaan, 't eerst des bisfchops hart doorftooten. Laura tegen Arfenne den zoon. Door welk een wraak wordt gy, al te onbedacht,vervoerd?„ Zyt gy het wel, die ik hoor fpreeken!.,. Hoe ontroert' My uwe drift'... Arsenne de vader. Myn zoon!.. Laura knielende. Heb met ons mededoogen!.. ARSENNE de zoon , het hoofd afwendende. 'kBen door het recht tot wraak u allen reeds onttoogen... Ik leef voor u niet meer... En 't is deze arm alleen Waar door ik nog bedaa, ter wraak van 't algemeen Van 't protestantendom .. Laura, hem geweldiger wyze vasthoudende. Ik zal u niet begeeven... G y zyt door drift vervoerd. .ó Wreedaard!neem my't leeven Eer gy uw wraak volbrengt... Geef, geefmy uw geweer, Geef dien verborgen dolk... Ik wil hem. . Arsenne de zoon, haar van zich wendende. Spreek niet meer... Wat durft gy zeggen?...Gy begryptniet:..zulke panden Voor de eer, zal niemand doen uit myn bedorven handen Ooit rukken... Deze dolk, waarop de gruweldaad, Door een te dierbaar bloed, ter wraak,' getekend daat Strekt tot een eeuwig merk van 't gruwel... Laura. _ , Welke woorden!,.. Een dierbaar bloed!... Welk bloed ? Arsenne de zoon. Ey al de wreedvermoorden Tweede Bedryf. (Durft  44 HENNUYER. (Durft gy het vraagen!) lag uw dierbre moeder ook, En ik rukte uit haar hart, deez' dolk, terwyl de rook Van'tbloed...Rampzalige, weerhoud u.. Laatmy woeden. Ik wil het harte van haar' moordenaar zien bloeden. Laura. Ik derf. EvERARD hem den dolkwillendeontneemen. Dan hoort die dolk my ,in 't by zonder, toe. Geef my dit pand, op dat ik aan myn' pligt voldoe. Arsenne de zoon, in defterkfte vervoering. ■ Neen, neen, ik wil hem voor my zelv' alleen bewaaren... Kom, laat ons gaan... Myn vriend!...Die wreede moordeZy hebben my alreeds genoeg geleerd, hoe men (naaren... Moet moorden... Kom. Everard. Ik weet niet, wie, of waar ik ben... Waar zyn die beulen ? 't Bloed der deerlyke omgebragten Beveelt my, dat ik, dout en onvermoeid, zal trachten Naar wraak... Ik zal't voldoen.. In ieder priester, die Me ontmoet, en dien ik hier aantrede, of elders zie, Zal ik gelooven, een dier beulen te befchouwen... Arsenne de vader, zich tegen henftellende. Zo u geen traanen, geen gebeden wederhouên, Gy zulttoch, of gy moest den vader ook weérllaan, Ons niet verlaaten, of zo driftig van ons gaan. Everard. Weêrhoudtons niet... Gy zult, ter wraak van onze vrinden, Ons ook, op onze beurt, myn vader , by u vinden , Bedekt en rookende van 't vyandlyke bloed. A RSENNf de vader, als onder zyn' tegen^ (land bezivykende. Blyftkinders... Zyt gy dan zo driftig, zo verwoed, Dat gy een' vader voor uw voeten wilt zien derven ?... Ik zal niet opdaan, voor dat gy me doet verwerven, Het geen ik bidde. Zy,  TOONEELSPEL. 45 Zyne kinders beuren hem op ,en toonen alle tekenen van ongeduld envjoede. Hoor een' gryzaard die den dood Reeds voor zyne oogen ziet!...Zyn rampfpoed is tegroot Dan dat hy dien nog lang, geduldig zou vcrdraagen; Zyn leed berooft hem van zyne overige dagen... Ik ken de kracht der drift die uwe ziel beroert; Ik merk te wel wat woede en wanhoop u vervoerd ■ Maar och, myn zoon, wat kan, wat zal de wraak u geeven? Kan ze onze vrienden, die ontzield zyn, doenherleeven? Helaas! al wat ze kan, is, dat ze alleen den moed Der tnoordenaaren, meer ontzind maakt en verwoed. De onmagtige moet voor geweld en onrecht bukken Terwyl zich de overmagt verheft op gruweldukken, En met den zwakken fpot... Dat men de woedeontvvyk'. Der roomschgezinden, hen,in gruwlen, niet gelyk'. Laat hen 't gedrag eens bculs, en laaten wy verkiezen (Terwyl wy moorden, of het leevenslicht verliezen, Terwyl wy martelaars, of beulen moeten zyn) Gerust te derven, en veel liever, dan in fchyn, Slechts menfchen, in de daad en waarheid moordcnaarcn Te worden... Och myn zoon! poog braaveu te evenaaren. De hemel blaast my thans dien raad, zo zeldzaam , in... Hy onderrecht me, en wil, dat ik een daad begin, Die myn betrouwen op zyn' bydand zal doen blykeh, En u verwondreu... Laat uw drift voor reden wyken... De bisfehop, dien gy in uw woede en wanhoop wilt Vermoorden, is een man, die merkelyk vertchilt In deugd en zeden van zyne andere kerkgenooten. Nooit zegt men was zyn hart voor menfehlykheidgeflooten. Men acht hem als een' vriend van't menfchdom,en wie weet, Óf hy niet deelen zal, myn kinders, in ons leed, En zyncn bydand... Arsenne de zoon. in een deun der roomschgezinden, Een'vriend van Rome, zou men mededoogen vinden!... Tweede B edryf. M yu  46 H E N N U Y E R. Myn vader!... Arsenne de vader. Ja myn zoon, na dat men heeft gewoed En zynen haat gekoeld aan het vergooteu bloed, Raakt men, in *t einde, tot herdenken en bedaaren. (ren. Danfchriktmen voor'tbedryfen fchaamt zich voorte vaa» De fchrik is de oorzaak, dat het naberouw nog fpaait, Wat voor de woede alleen, by toeval, is bewaard. Komt, laaten wy ons naar 't bisfchoplyk hof begeeven. De heiligheid dier plaats zal pleiten voor ons leeven. Daar woont de vrede, en voor zó verre het gebied Des bisfchops ga, ontmoet men 's ryksfoldaaten niet. Wy zullen , wat wy ons ook poogen te onderwinden, Door al de ftad geen plaats als die , zo veilig, vindenj En zo de kerkvoogd ons niet voor de woede dekk', Of dekken kan, dat elk den dolk of degen trekk', En zich verdedig!... Arsenne de zoon. Ja'.... Dan zou het tydig wezen', Om ons aan het gevaar te onttrekken, dat we yreezen!.. 'kZou wachten,'tot uw bloed my hadt befproeid, en gy Uw handen naauwlyks meer beweegbaar, gaaftaanmy?.... Hoe wilt gy ,datik u, myne echtgenoote en allen, Die myne vrienden zyn,'verraadlyk overvallen En daarop al te wreed zal zien vermoorden?.... Neen. Indien de hemel, dien ik hooren wil, alleen Myn'moord veroordeel e en myn wraak niet wil gedoogen Dat zyne magt u dan ontweldige aan hunne oogen... Ta, gy ö hemel, gy beftuurt me alleen; en ik _ Ter wraak gewapend, in dit zorglyk oogenblik, Befchouw me, als in uw' naam, tot tegenftand gedreeven, En zou , veel liever dan uw wil te wederftreeven, Verpletterd worden door uw' donder... Arsenne de vader. Gy vergeet In uwe drift,' wie u 't gevaar ontkomen deedt, Toe»  TOONEELSPEL 4? Toen haat en moord, al wat hen voorkwam, wreed verhielden. Wie rukte u, toen ten tyde, als midden uit de ontzielden, Wie, dan de hemel, wiens lankmoedigheid gy tergt, En , door uw drift verdoold,geen hulp of byltand vergt, Schoon zyn verborgen hand u veilig herwaard leidde. Ondankbre, daar zyn gunst zich dermaate onderfcheidde, Ter uwer hulpe, is daar de woede van uw hart Een Hyk van dankbaarheid ?... In't midden myner fmart, En fchoon,van allen kant , omringd van moordenaaren, Durf ik betrouwen, dat de hemel, die myn jaaren Tot dit rampzalig uur gerekt heeft, door zyn magt, Ze ook 'verder rekken kan, en juist, als in den nacht, Toen gy der beulen dolk zaagt vallen voor uw voeten, Ons, een gelyke hulp en bydand doen ontmoeten. Denk niet, dat's hemelsmagt, dieallemagt weêrdreeft, Ons juist, ter dezer uur, by een verzameld heeft, Orn, als door eenen dag, ellendig om te komen. Everard. Laat ons niet luider en naar 't revelen en droomen Van hem, die, cud en zwak, zyn' eersten moed verliest!... Wy zyn door tygers als omringd, en gy verkiest, Dat wy geduldig en laf hartig zullen lyden... Wat heeft men, als de nood óp 't hoogst is, toch te myden?... Een moordenaar is laf, als men hem durft weêrftaan, Of voorkomt,... Zouden wy den dood hier ondergaan Als onze broeders?.. Zy, zy wierden overrompeld, Maar wy niet!... Zuilen wy, in angst en fchrik gedompeld, Den moed verliezen, en den fnooden moordenaar Doen lagchen over ons, om dat we ons in 't gevaar Zo laf betoonden, en zyn dartel oog ons allen, Terftond verbleeken zag en doen ter aarde vallen? Neen, deez getergde is geen ontwapende arm... Maar'ta Reeds al te lang gewacht.Na een gebeurtenis, Waar in de wetten, meer dan ooit, zyn overtreeden. Staat ons het wreeken vry van die onmenfehlykhecknTweede Bedryf Njat  48 H E N N U Y E R. Naar Laura gaande. Myn zuster! 'k zeg u thans en voor het laatst, vaarwel! Gy weet wiens dood ik wreek!... LAURA poogende op te ftaan. Och, dat ik u verzeil' Mynbroeder!...Zoudt gymy,in dezen nood, verlaaten?... Arsenne de vader. Ik fmeek vergeefsch myn kind, myn bidden kan nietbaaten. Zy hooren my niet aan, en toonen zich zo blind, Zo woest, als waren zy ook beiden roomschgezind, En willen 's hemels vloek door hunne woede ontfteeken. Zyn' zoon, die gaan wil, vasthoudende. Arfenne! ga niet voort... De hemel zal zich wreeken... Beef ongelukkige!.. Wilt gy den moordenaar Rechtvaerdigcn ?... Arsenne de zoon, van verwondering terug treedende. Hoe ik!... Arsenne de vader, op eene wyze, die de waare grootmoedigheid aantoont. Dit is niet dan te waar. Gy fchyntde onnozelheid dan van geen waarde te achten... Enfteunt ,door wraak alleen gedreeven, op uw krachten... De hemel keert alreeds zyn opzicht van u af. Gy zult misdaadig zyn en daalen in het graf... Maar denk niet, dat ik u onachtzaam zal weêrflreeven.. Met nadruk. Myn,krachten zullen in het oogenblik herleeven, Dat gy de hand verheft tot moorden, om u dan Dien dolk te ontrukken... Ja, ik, oud bezwykendman, Zal u, voor dargy 't bloed van anderen doet vloeijen, Omvatten, en wel vast, als in myne armen boeijen... Dan zal ik roepen... „Gv, gy zyt geen christen meer," En redden, op die wyze, uw harte, deugd en eer. Arsenne de zoon, beweegd. Myn vader, hoe ontroert uw ftem en taal myn harte! 'k Val  T O O N E E L S *P E L. 49 k Val 'n uwe armen, uit eene overmaat van fmarte... 6Hemeli Och myn vriend! .. Myn vader, toon, daigy Nog medelyden hebt met m/ne woede en my.'... Gy doet de niuzerny, waarin ik was, bedaareri, En moogt, gemaatigder dan ik, me ook openbaaren, Wat ik verrichten moet, op dat ik u, en haar En myne vrienden thans ontweldige aan 't gevaar. Beveel me; ik zal myn drift, naar uwen wil, bedeedenf Wat hoop toch.. ? AK.SENNE de vader, hem met tederheid, in zyne armen houdende. De allerbeste in onze omflandigheden. Men da, gelyk ik u alreeds te kennen gat", Van al wat wraak gelykt thans edelmoedig af, En zoelte, in het paleis des bisfehops, aan'de woede Des volks te ontkomen... Dat men zich dan der waard En daar, indien myn hart zich niet bedrieg, zult gy (fpoede, Een' vredelievend man ontmoeten, in wienwy Geen'moordenaar, gelyk men onderdek, zal vinden. Komt, laat ons der waard gaan!.. .Daar zullen, ó mynvrin* Onze aller zuchten, als uit eenen mond gehoord, (den, Den hemel treffen... En, indien de zucht tot moord Ons, onverhoopt, ook mogt, ter dier plaatze, overvallen, Dan zyn wy derker in getale, om, met ons allen, De woede, manlyk en ftoutmoedig,teweêrftaan, Of, als één huisgezin, zo 't zyn moet, te vergaan. Menancourt. De raad des braaven mans deunt op't gezag der reden. 'tBisfchoplyk hof wordt reeds omringden alsbedreeden Door onze broedren, als een plaats van veiligheid: 't Hart van den kerkvoogd zal, daar men voor 't leeven pleit En zucht, waarfchynlyk wel bez wy ken voor ons weenen: En wil hy, fchoon men weene enibidd',geen hulp verkenen, Verwerpt hy ons gebed en daat hy 't moorden toe, Dat elk dan, t' einde raads, al wat hy doen kan, doe, Om zich te redden; dout en onverfchrokken tevens Tweede Bedtyf. D DsA.  Sa HENNUYER Den moordér wederfta, ten kosten zynes leevens; Maar dat men toch vooral den dolk verberg', totdat Men niets verwinnen kan, en hoe men ïrneeke of wat Men bybrenge, om het hart des bisfehopste beweegen, Volftrekt vergeefsch zal zyn... Men ftade woede tegen, Die ons beroert, enveiuze, op dat dier beulen daal Niet, door onz' eigen fchuld en toedoen, zegepraal'. Eerste Protiistant. Dit voordel fchynt gegrond en 't veiligfte te wezen... . Wy, die te gader voor het zelfde noodlot vreezen, Wy willen 't zelfde lot ook ondergaaa. ■ Tweede Protest ah t tegen Ar/ome den zoon. Met recht... Myn vriend, laat ons terdond voldoen aan't geen hy zegt. Gy moet met ons... Eenige protestanten omringen Arfenne. arsenne de zoon, omringd vanprotestantent Ik zal u geenzins wederflreeven Myn vrienden, in de hoop, die ons is bygebleeven. *k Zal my bedwingen en aan 't algemeen belang Myn wraak opoffren, die ik door geen' fterker drang, Dan door het denkbeeld van uw leeven te bewaaren, Weerhouden kan...Maar poogt my't waardigst ook te fpaaDat ik bezit op aard!.. Myneech'tgenoote, en gy (ren, Myn vader, blyf toch hier!... Laura. Hier bly ven! Hoe'tookzy, Ik wilu volgen. Arsenne de zoon, zich in haare armen •werpende. Och! i arsenne vader, op eene moedige wyze. Laat ons één lot verkiezen, En toch de hoop, den deun eens christens, niet verliezen; Dat w ons, in dit bang en al te zorglyk uur, «,* . . Het  TOONEELSPEL gi Het hart verfterke door haar onuitdoofbaar vuur. Dat onze beulen zelfs, wanneer zyons omringen , Zich, door 't belchouwen van onze aller deugd,bed wingenv Men zwichte en fneuvele,.a!s het zyn moet,, in 't gevaar, Niet als een moorder, maar gelvk'een martelaar, Wiens hoop veel wyder gaat.dan dit verganglyk Leevea;Mcn houdc Ook deeds het hart ten hemel opgeheeven ' fcn wagt van daar zyn hulp...En zo die ons geleid', Dan is al't kwaad vergeefsch, dat men ons heeft bereid. _ b£rste Protestant, Het is aan hem alleen, dat wy ons lot beveelen. Arsenne de vader zyne handen naar den hemel heffende, n r umd' gy alleen kunt onze wonden heelen. Befchouw ons in uw gunst!. Gedoog niet, dat den haat, Ons in 'tgeneel verdelg'!... Blyf onzen toeverlaat! ' Ontwapen hen, die ons, als moordenaars, omringen tri zonder reden, al te ontaart, naar't leeven dingen ' Urn dat wc ons fafiuden aan de vaderlyke wetr W y zullen, zo 'gy thans onze aller dood belet, U , onvermoeid, door lof - en dankgezangen, roemen En, watonstreff', men zal u deeds met eerbied noemen hn zegenen,, het zy dat men 't gevaar ontftreev', * Ut, door de woede van onz' aller vyand , fneev'. Laura. k Beveel aan uwe zorg myn' bioeder, man en vader. P Arsenne ^ zoon. ■ tn ik, ó hemel! heb op aarde niemant nader Dan myn beminde gade en vrienden. Sla hen gaê' Vergeef myn drift! Ontfang myn naberouw, en da Ons by in dit gevaar! ' Everard. xr . Strek, drek toch ten behoeder Eerste Protestant ' Tweede Bedryf. ge;ei% d°or uw magt  5ü HENNUYER. Byxonderlyk Arfenne en, met hem, ïyn gedacht! Arsenne de nader. Laat al 't geweld alleen 6 hemel op my daalen, En myne vrienden, door uw' byftand, zegepraalen ï Pat zy, (want ik voor my, fta graag van t leeven ai,) Jjjl Yiede u roemen, als ik ben gedaald in t grat! £*W* « De Stedehouder. .Dat gy me, daar ons beide eenlyn hier daat te trekken, In d:t geval, tot hulp en toeverlaat zult drekken. Gy moet uw geestlykheid berichten van 't bevel Des konings; dat men zich daar geenzins tegendelP, Maar van den predikdoel het volk, door klem van woorden Peveel', den protestant doutmoedig te vermoorden, * En, zonder acht te flaan op vriendschap en op bloed Elk hugenoot, waar men dien in de dad ontmoet f ' ■ Te dooden. Hennuyer. Maar, wat last u ook mag zyn gegëevéh De koning heeft ons zelv', ter goeder trouw, gefchreevèff Dat hy geen deel hadt aan den voorgevallen moord, ' En nooit zou treeden in een werk, zo ongehoord. De Stedehouder. Dit zy zo; maar 't bevel, dat ik thans heb ontfangén Behelst, dat 's konings eer en zyne ryksbelangen ' Door GÓKgny en zyn gezellen, zyn belaagd: ' 't Is hier om, dat de vórst 011 z' aller bydand vraagt En zich verzekerd houdt, hier ook dezelfde vrinden Den zelfden yver voor zyne eer en kerk te vinden, '  5* H E N' N U Y E R.. Als in parys. Deze is des konings eige taal. H é n n u y e r. Devvyl zyn majefteit nu, een- en andermaal, Van raad veranderd is, zo zou men mogen wachten. Of hy, ten derdenmaal, geene andere gedachten Zal krygen; en my dunkt, naar ik de zaak befchouw , Is het de grootde blyk van burgerliefde en trouw, (Doordien 't hier aankomt op der ménfchen dierbaar leeven) Het koning!yk gemoed tyd van beraad te geeven. De Stedehouder. Neen, neen myn heer. Het geen de koning ons gebiedt, Betreft den godsdienst ook; misduid het oogmerk niet. Wy moeten, eensgezind, voor kerk en godsdienst waaken. Men kan , in weinig tyds, hier ligt een einde maaken, Van de ongeloovigen. . Het krygsvolk is vol moed. En haakt, ten will' van ryk en godsdienst, naar het bloed Des vyauds , en ik gis, dat uwe kerkgcnooten, Dat uwe priesters, geen van allen uitgeflooten, Zélfs de eersten zullen zyn. Hennuyer. Bedrieg u niet! Geen één... Geen van hun allen zal, ter hitfing van 't gemeen , Gereed zyn, of een werk, zo bloedig, helpen pleegen Ons hart, ons ambt, onze eer fpreekt die verrichting tegen... Te zorgen. dat het volk getrouwlyk onderricht En (leeds verbeterd word', dit is der priestren plicht; Maar 't voegt hen niet, het is hen zelfs wel ftrikt verbooden, De medech'ristnen te vervolgen ofte dooden.^ De waare godsdienst voert geen' moorddolk in zyn vaan, Hy fpoort ons tot een rein en deugdzaam voorbeeld aan. Wv moeten prediken door woorden en door daaden, Dié groot en edel zyn. .. Om anderen te raaden En op te wekken tot godsdienstigheid, mynheer, Weet ik geen' andren weg, dan dat men preeke en leer' Door voorbeeld, 't ongeloof, door geen geweld,doe burgen, Maar dat Hien teder tracht zachtzinnig te overtuigen.  TOONEELSPEL. 57 De Stedehouder. >t Verwondert my, die taal te hooren uit uw' mond... t Gedrag, waar toe de vorst zich zelv'genoodzaakt vondt, K eart gy dan af en zult zyn hoog bevel weêrflreeven ? „ , . Hennuyer. (geeven. ü Zal nooit myn dem, mynheer, tot menfeheumoorden Dc Stedehouder. Denkt gy aan 't geen gy zegt? Hennuyer. T. . . , , Ja daar aan denk ik wel. Het is niet onbedacht, dat ik me 'er tegen ftell'. Sints wanneer heeft men ooit in onze kerk beflooten, Hem,die niet dacht als wy, den dolk in 'thart teftooten? De Stedehouder. Maar denkt gy wel, wanneer ge u dus onwillig toont, JJat gy de maiefteit des konings fchendten hoont, In d' allcrhoogflen graad? liENNU yer. T . 'k Zou my misdaadig achten. Indien ik weigren dorst, naar het behoud te trachten Des onderdaans, ondanks den koninglyken last. De Stedehouder. Ik bid u, denk mynheer, wat is hier niet aan vast.' In welk een groot gevaar, zult gy u zei ven brengen Zogy t bevel, datikontfing, niet wilt gefrengen! Deze is myne order... daar is de uwe... lees... Hem een gefchrifi overgeevende. Hennuyer, in een edelen yver. Noch zal haar neemen ...Necru.Het voegt niet aan een'man Als ik ben, zich een' vriend van koningen te toonen, ' Door daaden, die men nooit kan plooijenof verfchooneru. De Stedehouder. Is't onze post, mynheer, naauvvkeurig na te gaan Wat doel den vorst beweegt ?... Zyn last moet zvn voldaan, fcn zo er, door het geen hy vordert, word' misdreeven. .Daar van moet hy alleen den hemel reden <*ecven Derde Bedryf. D f Hfi^  •58 HENNUYER. Hennuyer. Een koning, die ons zegt, dat hy , van al het geen Hy doet of vordert, aan den hemel Hechts alleen Verplicht is rekenfehap te geeven, toont volkomen, Dat hy zich een gezag en recht heelt aangenomen, Dat onaf hanglyk is; want die de wet verfmaadt, Die's hemels wil bevat, zulk een toont met de daad, Dat hy geen hemel vreest... Üe Stedehoudfr. Het zy, hoe 't zy, wy moeten Gehoorzaam zyn, mynheer, en zullen nimmer boeten ■ Voor't geen 'er uit den last des konings fpruitenmoog .... '"Wannéér wy onzen plicht volbrengen, en ons oog Niet verder laaten gaan, dan over't welvernchten Van'tgeen men van ons vergt, dan kan ons niets verphehTe zorgen voor het geen daar uit ontlla... Indien (ten, Elk onderdaan, voor hy gehoorzaamde, eerst moest zien, Of't oogmerk van den vorst waar goed-of altekeuren, Wat was dan 't hoog gezag ? Wat zou 'er dan gebeuren ? Hennuyer. Die wyz' van denken voegt een' krygsman, die in 't veld, Of met den vyand flrvdt, of zichten ftryöe fielt Dan kan het opperhoofd, terwyl de omflanaighcden Onvoorafzienbaar zyn, niet luistren naar cerecen; Maar moet zich fchikken, naar zyn' daat, en tyd en plaat-s. Stel u, behoudende al den yver eens foldaats, En dien eens onderdaans, één oogenblik te vooren Dat men u,zynde in 't veld, in 's konings naam, deedt hooren Het ysfelyk bevel, dat gy, met drift eti moed, Moe^t florten. niet, mvnheer, het vyandlyke bloed Maar datvan hun. die ook voor de eer uwskonings drce^cn; Zoudt gy niet denken, niet gelooven ,en met reden, Dat zuik een wreed bevel, of kwalyk was verhaan, Of zonder overleg, des konings monde ontgaa-i; En zoudt gy u, in dit gevoelen, niet verfchoonen, Om, door gehoorzaam, u onmeufchelyk te toonen ?. .. ' tGe-  TOONEELSPEL. 59 't Geval is hier het zelfde... Een woeste dwaaling voert Gezag ten hove en heeft des konings hart beroerd. Laat u, als andren, niet tot die verkeerdheid brengen, Om dezen handel met het kroorirecht te vermengen. Het recht der dwinglandye is dat des konings niet. Al 't geen men, in een uur van woede en drift, gebiedt. Wordt ligt herroepen, als de gramfchap is bezweeken; Maar 's ryks grondwetten zyn zo ligtlyk niet te breeken, Om dat ze ftrooken met de reden, met onze eer En het geweeten zelfs. Vermeng haar dus, mynheer Niet met het wreed bevel, dat men u heeft gezonden... Doordien de bron diens eifch onbillyk word bevonden Is helzeer billyk, dat elk een dien eifch wcêrftreeft, ' Die zich een' burger noemt, en zulk een'naam beleeft. De 8 Ti. de houd er. Ik, die my niet vermeet, zo grondig, 'tvooren tegen Van 't geen r«y~wordtbelastnaauwkeurig teoverweegen Kau uw btflisüng noch weêrfpreekcn, noch verdaan. * Hennuyer. Het onderzoek behoeft geenzins zeer diep te gaan, Om, overtuigend en op goeden grond , te weeten, Dat men , voor dat men zich een' onderdaan kan heeter) En menfeh en christen is; dat hy, die 'rland regeert ' Als koning, fchoon met diep en waar ontzag vereerd Nochtans een derfling is, en dien nien niet'moet achten Als of hy 't vaderland uitmaakte, in zyn gedachten, * Dat, hoever de oppermagt ook gaan moge, echter nooit, Hoe men 't zich voordeile en de hoveling het plooit, Zich aan een zeker perk van wetten kan onttrekken, Die aan den onderdaan, als tot een middel (trekken,' Om vry te bly ven van de hardde flaverny... Dat eindelyk de deugd, zo wei by u als my, En by een ieder , van den aanvang af der dingen ', Het hart beduurt en leidt, om in de omwentelingen Der zaaken, 't zy ons heil ontmoete of tegenfp >ed, Te weeten, wat men doen en wat men laaten motw Derde Bedryf. De  fio HENNUYER. De hemel, zo die al tot dat vergryp kost komen, Zou r.ooit, met eenig recht, een wet zien aangenomen Van'tmenfchdom, die zo wreed, als die van Karei, luu Hoe! Karei, nog zo jong, komt tot het wreed befluit,, Om , in een' ouderdom van tweeën twintig jaaren, Van zestigjaarige prelaaten, grys van hairen, En oude krygslui, die zo menigmaal hunn' moed In 't krygsveld tekenden, met hun doorluchtig bloed, _ Te vord ren, dat men. flout en op zyn'wenk daad vaardig, Den medemenfeh, zo wel den naam van burger waardig Als wy, het hart doorfloote, en, trappende op het recht Van godsdienst en natuur, in wecdeen drift, bevecht', En in 't vergooten bloed zichbade... Zo de koning Eens goedvondt, datwc, om hem eenfpreekendebetoóVan ónze eerbiedigheid te geeven, onze leer (uing Verzaaken, en, gerust of zonder tegenweer, Der hugenooten leere en kerkftyl moesten kiezen. Zeg, zouden wy dan wel ons eeuwig heil verliezen, En, trouwloos aan't geloof der vadren, inden fchyn Van aan den vorst getrouw, verraaders willen zyn? .. Geloof my... Aan natuur en haar volmaakte wetten Kan 't recht eens konings noch een koning paaien zetten, Veel min den voorrang ooit betwisten... Ja,'t gaat vast, Dat hy , die niet meer fpreek t als menfeh, en iets belast. Dat nimmer, dan tot fmaad der menfehheid kan gefchieden, Niet. in den waaren rang als koning, kan gebieden... Gy ziet dus klaar, mynheer, dat, om den jongen vorst Getrouw te dienen, men dien onbezonnen dorst Naar 't bloed des hugenoots moet fluiten, en de plichten Van onderdaan, door ongehoorzaamheid, verrichten. 'kZou nïetverwonderdzyn, dat'Karel, meer bedaard, Den thans cegeevcn last befchouwcr.de als onwaard Aan menfeh en koning, hen, die nu, zo onberaadcnt Zich in 't vergooten bloei der medeburgren baaden, V oor hunn' tegrooten vlyt en yver, en tot draf Van die gehoorzaamheid, de» beul in handen gaf.  TOONEE LSPÈ L. 61 De Stedehouder. Verfchoonmy,omhier in geen' woordentwist te treeden!' 'tWas even nuttloos als gevaarlyk... Lo gebeden Iets basten, 'kfineek u dan, in'shemels naam,mynheer Voeguaan mynezy'!... Betoon geen' tegenweer! Neem uw belang in acht!... Zo ge u nier wilt verbinden Mct my, zal ik my, fchoon 't my fmert, genoodzaakt, vinTe klaagen over u... Die zaak, hoe zwak ze u fchyn,(den Zou van een' naflecp volgevaaren kunnen zyn... Laat toen den hugenoot zyn lot en rampfpoed lydeir!... De koning moet zich,naar ik gisfe, alleen bevryden Van 's protestants geweld, door middel van den moord Hennuyer. 't Is dan nog niet genoeg , een feit zo ongehoord Te pleegen; zich zo wreed onmenfchlyk te toonen. Men w il he t gru wel,dat gepleegd word t,nog verfchoonen!.. Gy hebt my wel verdaan, om aan het hofbericht Te zenden van het geen ik houde voor myn' plicht. Geloof vry, dat ik nooit van antwoord zal veranderen... Wy zouden 't in dit duk wel eens zyn met eikanderen, Zo ge aan de menfehlykheid gehoor gaaft... De Stedehouder. Ik bemin Myn* godsdienst, en ik del 'er al myn' eerzucht in, Dat ik hem eeibied toon!... Beveelt hy niet aan allen, De wet des konings deeds, in allerly gevallen, Te eerbiedigen?... Weêrdreeft hy 'tkoninglyk gezag, Of delt hy ,dat een vorst een ftrafzwaard voeren mag, En zonder dat het ons betaamt als onderzaaten, Te dringen in het doel van 's konings doen en laaten?.... Als de oudfte zoon der kerk de afvalligen weêrdreeft, Dan toont hy juist,wat zorg hy voor de waarheid heeft •. bevestigt zyn gezag en mag!, met recht, verwachten, Dat ieder onderdaan zyn etsfehen zal betrachten. Hennu yer. GVjd'waalt, gelyk ik zeide; uw öelling heeft geen grond. Derde Bedeyf, Z».  tfa H E N N U Y E R. 7o men zich, op die wyze,aan'skonings dienst verbondt, Die mi niet anders toont dan trouwloosheid en woede, 'Zo fprak het fchier van zelfs, dat men, in koelen bloede, Het vaderland, uit een verkeerd begrip van trouw, Wanneer de vorst het eifchte, ook wreed verwoesten zou. De wet moet tot een blyk en een onfeilbaar teken Van bülykheid de ftem der natie hooren fpreeken, En fints wanneer koos ooit het een of ander volk Zich een' gebieder, die de magt hadt, om een dolk Of degen, dien het 'droeg, hetzelve in 'thart tp ftooten ?. . Men kiest een koning uit, niet om zich zelv'teontblooten Van vryheid, maar op dat hy ons befcherme, en wy In vrede leeven, vry van alle tiranny, En zouder zynen rang zo veel gezag te geeven, Dat hy ons, als 't hem lust, berooven mag van't leeven. De Stedehouder Maar zo de koning, in het toebetronwd bewind, Nu deze of geene eens ftraf- of wel doemwaardig vindt ■ Hennuyer Dan zal elk onderdaan dat ongeluk bezeffen. De ftem van 't algemeen zal zich terftond verheff:n , En vraagen zelfs om ftraf. De ftem van 'talgemeen Is van dien aart, dat zy gekend wordt van elk een. Wel verre van een' vorst in zyn gezag te ftooren, Doet zy zich, als het tyd van ftrafFen is, fteeds hooren : Zy dondert boven 't hoofd' des konings, en die haar Niet hoort of hooren wil is een geweldenaar, En heeft niets, dat hem kan verlchoonen, in te brengen;. Wat meer is, kan het recht, de billykheid gehengen, Dat.zich een koning een zo bloedig werk vermeet, V'oor dat hy 't oordeel van zyn rechtsgeleerden weet y Voor dat hy hen, die voor het recht der burgrenvvaaken, En- fteeds in yver, voor's ryk* bloei en welvaartblaaken, Gehoord hebbe op-het fiuk ? Een koning, die oprecht En waardigheerfchen zal, moet, als hy overlegt,(trouwen, Wat de eerzucht van hemvraagt, zich zeiven 't meest mis- E»  TOONEEL S P. E L. 6$ En door zyn raaden, 't geen hy doen wij, doen befchouwen, Op dat hy niet vervall' tot onrecht... Mydt hy dit, En tracht hy, zonder raad, zyn eigen doel eu wit Te volgen, zich aan die bepaalingen te onttrekken,(ken; Dan zal , al 'tgeenhy doet, hem deeds tot fchande drekZ'ynaanhang zal hem zelfs, in zyne heerfchappy, Een zuil doen dichten voor de wreedde dwinglandy, Die nimmer ging verzeld van welvaard en genoegen;.. De Stedehouder. Gy wilt u dan, mynheer, op onze zy niet voegen ? Uw weigiïng is dus klaar en duidlyk... Zyt zo goed En teken haar... Hennuyer de pen neemende. ó Ja! en zelfs met al myn bloed, Indien 't gevorderd wierdt. Hy neemt degefchreevenorderyleest dezelve ter loops, en heftbaar, zuchtende, tenhemel.. Geloove ik wel myne oogen!... Kan, kan de hemel zulk een wreed bevel gedoogen, Dat zo yerfchrikkelyk zal zyn voor 't nagedacht? Men eifcht: „ dat iedereen zal worden omgebragt, „ Die protestants is; dat men kunne, daat noch jaaren „Ontzien zal, kinderen noch zuigelingen fpaaren, „De zwangre vrouwen zelfs en grysaards.." Watbevelf Hoe billyk is het, dat ik my hier tegen dell'.... 6 Hemel, mogt de vorstzich zulk een oogmerk fchaamen! Hy fchryft, en opftaande geeft hy bet gefchrift aan den fledehouder. 't Waar wenfchelyk en 't zal den koning zeer betaamen Dat hy zyn wreed bevel, als hy myn antwoord leest * Ten vuure doeme, als of 't nooit waar' bekend geweest* De fledehouder vertrekt, den bisfehop aanziende als iemant, die reeds is veroordeeld. Derde Bedryf. VIER •  $4 HENNUYER. VIERDE TOONEEL. Hennuyer, Simon. HS IMON, ontfteld inkomende. daas' mynheer, wat ramp zult gy uzelv'vcrwekkeB! Uw mededogend hart, zal u tot nadeel ftrekken. Te zeer gevoelig... Hten nuy er. Hoe, noemt gy rneêdogendheid, Wanneer 't vermoorden der onnoslen wordt ontzeid? Simon. Wietoch,wie zyn ze,voor wier leeven ge u wilt wangen? Zyt gy verfchuldigd, voor hun welvaart zorg te draagen?.... Weerftreef het hoo» beduit des konings niet, mynheer. Het ftrekt den godsdienst en ons zélf te veei tot eer. Herrinneru, datzy, wierbloed men wil doen vloeijen, Nooit beter, dan door 't leed van onzen godsdienst, groeij en. Voor my, ik zie het lot, dat zy reeds ondergaan, Voor een volledig blyk van 's hemels gramfchap aan .. Hennuyer. Denk gy op deze wys?... Nooitkwam my in gedachten, Dat ik, ook hier ter plaatze, in 't einde, moest verwachten, Een menfeh te vinden, die het priesterlyke kleed Niet droeg, dan om zich meer meedogenloos en wreed Te toonen en tot fchand van 't waar geloof te ürekken!.. Met welk een fchyn van recht zult ge uw gevoelen dekken?.. Wat christen leeiaar, van de vroegde tyden af, Kunt gy ooit noemen, die u zulk een voorbeeld gaf? Niets kan den godsdienst, dien wy huldigen, meer hoonen, Dan zich zo redenloos zo liefdeloos te toonen; Hy vordert, en my dunkt dit moest u zyn bewust,Dat men, niet dechts alleen met yver en met lust, _ Zyn' medemenfeh, maar zelfs zyn' vyand moet beminnen. Ga... zonder u eens af... Lees... Breng u eens te binnen, Wat onze godsdienst eifcht... Spoor onze wetten na, E»  TOONEELSPEL. 65 En onderzoek eens, of "er ook gefchreeven da, Dat men, in woede en haat, enzoontmenfcht verbolgen Om een geloofsgefchil, zyn' broeder moog' vervolgen!... Wacht u vooral, dat gy, tot myn verdriet en fmart, Het altaar nadert met zo liefdeloos een hart. Blyf in uw kamer... Breng uw tyd door in gebeden. 'k Zal by u komen, om u nader te overreeden Van uw verkeerd begrip- en die gewyde wet, Waar op gy nimmer dacht, of nimmer hebt gelet... Ik dank den hemel, die my't voorrecht wil vergunnen Dat ik u kennen leere , op dat ik u zal kunnen Verzoenen met hem zelv'... Het is u noodig... Ga, En tracht door waar berouw u te verbeetren. Simon. Ja... t Berouwt my reeds. Ter zyde. Ik wil liefst deze zyde kiezen, Om, door myn drift, geen post van aanzien te verliezen. VYFDE TOONEEL. Hennuyer, Priesters van Lizieux, De priesters ftaan ten einde van het tooneel* De bisfehop,geeft hun eenteeken, om te naderen. THe nnuyer. ,, r?edt nader vrienden van den godsdienst en het ryk..ï Gy ziet, hoe ik byna in myne fmart bezwyk. Gy ftrekt me, in dezen tyd, tot rechte deelgenooten. Ik heb u niet vergeefsch myn zorgvol harte ontdooien. Gy weende op het verhaal der wreede onmenfchlykneid, Die gy veroordeelt; maar het baat niet, dat men fenreit. Derde Bedryf. E 'De  66 HENNUYER. De traanen helpen niets; hier moeten daaden fpreeken** Ontflui: de kerken. Roept en nodigt alle leeken Tot godsd:enst. Predikt vrede en dringt 'er derk op aan, Dat niemai t zich vermeete, een gruwel te begaan, Een' moord te plecgen ; maar dat ieder, door gebeden En daadelvk berouw, den hemel r zo te onvreden, Zo zeer gehoond , beweege,en, zonder onderfcheid, 't Pedreevci kwaad herftell' door mededoogenheid, En 't overblyfzel der vervolgden te bef:hermen... Maar och! de hemel, wil hy onzer 7ich ontfermen! Is, ter vermindring van den doodelyken hr.at. Die zo veel rampfpoed dicht, en woedt, alleen in daat. De priesters vertrekken, na dat zy den bisjchop Zeer eerbiedig gegroet hebben. ZESDE TOONEEL. Hennuyer., een Bediende des bisfehops. MDe Bediendf. ynheer, de gaandery is vol van hugenooten. Ik heb hen het paieis, op hun geroep, ontdooten. 't Zyn mannen, kinderen en grysaards, en een doet Van vrouwen. Men begeert, in aller yl en fpoed, U zelv' te fpreeken... Uit hun houding, uit detrekken Van hun gelaat,, is angst,en raadioosheidte ontdekken, Ik vrees.... Hennuyer. Van myne zyde is voor hun blyk noch fchyn Van vreeze, en zou ik dan voor hun bekommerd zyn? Geleid hen binnen... Zeg, dat ik heb voorgen omon, Hen, waar ik kan of mag, getrouw te hulp te komen. Dat zymy fpreeken... Maar. Met verwondering. Wat of by dit geval De ftedehouder van den Yorst begeeren zal? ZE-  TOONEELSPEL. 6? ZEVENDE. TOONEEL. Hennuyer, de Stedehouder. MDe Stedehouder. ynheer ik keer zo ras... Hennuyer. Waartoe ? De Stedehouder. f^? .... Om u te vraagen. Of gy u hebt bedacht ? Of liever voor te draa-en Een middel, datu, naar uw denkwyz', beter dient Bedien u van myn' raad... Ik raade u, als een' vriend... Gy zult alleen, 't geen gy niet duiten kunt,gedoogen.. ^ Hennuyer. Spreek "'^ aUIte11 kan?" ' Wat Z°U d!t onvermoogen? De Stedehouder. v n , j Ik,heb ern en nauwkeurig overdacht t Bevel des konings, dat my heden is gebragt; En zie my duidelyk door dat bevel verbonden Um, fchoon uw priesters - alle uw leeken my weérftonden* En gy zelt my weêrdreeft in dezen mynen plicht Ie zorgen, dat de last des konings word' verricht: E>us wil ik, zonder meer op uwe hulp te letten De ryksfoldaaten op hunn' post en hoefflag zetten i en einde... * Hennuyer. MPf ™ ?f -frn.kt ■¥ d^' dat ik den moord misfchien. Met onverfchilligheid, ftilzwygende, aan zou zien ' En waanen, dat ik my hadd' van myn' plicht gekweeten Omtrent den godsdienst en den ftaat van myn gevveeten Indien ,k , zonder 't volk te hitfen tot den moord ' t Zyn gang het gaan, en niet geftuit hadde of geftoord Neen neen, mynheer, ik ben de herder myner ichaapen "" En zal11, eenen tyd, zo zorgelyk, niet flaapen. ' Derde Bedryf. E z £)e  68 HENNUYER, De hugenoot heeft op myn hart het zelfde recht,' Dat ik den leden van myn kerk heb toegezegd. Het is myn post, hen fteeds, als toebetrouwde fchaarcn, By all' hun rechten, van wat aart ook, te bewaaren. De Stedehouder. Maar gy bedriegt u zeer, zo ge u verbeeldt of meent, Dat op het krygsvolk u 't gezag ook is verleend. Zy hangen, naar ik denk , niet af van uw beveelen. Hennuyer. Met welk een'ydlen waan kunt ge uwe woede ftreelen?.. 'k Zal hen gebieden, zo de naam van menfeh niet geldt, In dien eens bisfehops... Hiertoe ben ik aangefteld, En wil, op deze wyz', wel verr' van hen te myden Gelyk een priester, voor de onnofle menfehen, ftryden. Ik zal hen met myn choor- en geestelyk gewaad Bedekken, en wanneer men toch aan 't woeden flaat, De vaan des christendoms vertoonen, tot een teken, Dat menfchenliefde en v rede in 't heilig kerkfchild fpreeken. En dan, dan zal men zien, of't opgeruide volkIn fpyt des hemels , nog gezind zal zyn, den dolk Te drukken in het hart van zyn natuurgenooten. Hy gaat zelfde deur openen voor de vergaderd zynde protestanten, aan welkers hoofd zich A rsekne de zoon en everard bevinden. Komt dierbre vrienden! Huis en hart is u ontdooien. Gy zyt hier onder myn befcherming, en voortaan Zal u dit hof niet flechts, ten toevlucht, openftaan Maarzelfscenlyfwachtzyn.'kZalwaakenvooruw leeven. ACHT-  TOONEELSPEL. 69 ACHTSTE TOONEEL. Hennuyer, De Stedehouder, Arsenne de vader, Arsenne de zoon, Laura, Everard, Suzanna, Clevard, T.h.bv enin, Menancourt, Dugas, Eerste Protestan t. Eenige priesters, eenige protestantfche mannen, mouwen en kinderen. Hennuyer tegens eenige tegenwoordig Mzynde priesters. en fcorge, dat hun al de nooddruft zy gegeevOT Dien zy behoeven... Dat hier al myn volk verfchyn Om, op myn' wenk en wil, terftond gereed te zyn, Eer hulpe van deez' droeve en wapeniooze menfchen. Tekens de protestanten. Myn broeders, wier behoud we uit al ons harte wenfehen, 'tls onze godsdienst, 'tis onze achtbrekerkleer niet. Die 't broede-haaten eifcht, of dwang of moord gebiedt, Neen, onze godsdienst let opu met mededoogen Als leden, die ons door de dwaaling zyn onttoogen. Hy opent, dag op dag, voor u het heiligdom; Steekt u zyne armen toe, en roept u zacht weerom, Beveelende, dat men uw zielen nimmer kwelle, Of, tegens uw begrip, zich, onberaaden , ftelle. 't Was eene blinde drift, met dwinglandy verknocht Die, op 't gezag van 't hof, u wreed te ontzielen zocht. Maar onze godsdienst geeft u al de rechten weder, Die men u dus ontneemt. Hy mint u trouw en teder. Een ecrlyk catholyk wordt wel een martelaar, Maar nimmer, om 't gele of een menfehenmoordenaar. Arsenne de zoon , tegens zyn vader. Wat taal myn vader ? Durf ik myn gehoor betrouwen!... Tegens den bisfehop. Zyt gy het, dien wy als verdediger befchouwen ?... Derde Bedryf. E' 3 HeN-  HEN N U Y E R. Hennuyer. Ik. bloos van fchaamre, als ik dien naam draage, om dat hy Myn' godsdienst ftrekt tot hoon. Om dat ik zie, dat zy, Die nevens ons, in fchyn ook onze leer belydtti, U naar hef leeven ftaan-!... Myn hof zal u bevrydcn Voor verdren overlast.... Het zilver en hel goud Van 'theiiigdom zal, zo 't moet zyn, tot onderhoud Voor allen, die hier zyn, ter redding van hun leeven, | Met eene blyde hand zelfs worden uitgegeeven; En 't heiligdom, waarin de hemel zyn gezag En luister heeft gelticht, zal u», op deezen dag, En zelfs tot dat het hof, het vonnis in zal trekken, Tot een verbergplaats voor de dwinglatidy vcrftrekken. Arsenne de zoon, tegens den vader. Is dit te taal weivan een priester?... Arsenne de vader. Vaneen'man Die op zyn priesterambt met nadruk roemen kan, En'shemels wil volbrengt...Men geev 'zich inzynhanden. 'sMans deugd, beleid en moed zyn duchtige onderpanden. H e nnuyer. Nooit gaf een blinde woede aan 't christendom een' flag, Een' harder fchok dan zy 't doet voelen dezen dag. Op de protestanten wyzende. Helaas! men ftondt gereed, hen vriendlyk voor de altaaren Te omhelzen, als of zy en wy reeds broeders waren. Zy keerden weêr tot ons, en, in dat oogenblik Van vrede, wordt de ftad vervuld met moord en fchrik... Wee! wee hen, die zich ftout en liefdeloos vermeeten, Het bloedvergieten een godsdienftig werk te heeten. Hun wreede lesfen zyn van deugd en eer ontbloot. De waare godsdienst draagt geenmoorders in zyn'fchoot, Hy fchetst den hemel als weldaadig, als een vader. A r s e n ni de zoon, tegens den vader. Waar kwam de zedeleer ooit het volmaakte nader?.,. De Stedehouder. Dus olykt het dat gy u, door zulk een' tegenftand , O?'  TOONEELSPEL. ?ï Opzeftyk, tegens de eer en eisch des konings,kant.. Uw yver gaat te vei re en zal u weinig baaten. Myn order luidt mynheer, dat ik , door myn foldaaten, Eenh genoot, uit uw paleis zelfs haaien meet. Arsenne de zoon. Gy hoort myn vader, hoe bloeddorstig, hoe verwoed.. Hennuyer. Tracht, onbezuisd foldaat, myn ziel niet meer te ontroere' k Verbiede, in 's hemels naam, uw order uit te voélt Zyne handen den protestanten toerekende , en hen roepende. Komt hier myn kinders, komt en voegt u nevens m Op dat uw leeven, zo veel mooglyk, veilig zy. Tegens den fledehouder. Poog door die wapenen de deugd niet te onderdrukken En dwing my niet, u dat onwaardig daal te ontrukken. Hoe, kan het mooglyk zyn, dat gv begeeren zoudt, Jn 't hart van dezen,die gy in een' daat aanfehouwt, Zo deerniswaardig, wreed en woest den dolk tedooten. Misga u niet, barbaar, aan uw natuurgenooten. De S t e d e h o u de r zvne flem verheffende Ge ontneemt me de offers, die den koning zyn gewyd Befchermtze. Inplaatze... Ik zal weêrkomende, op myn' Men hoort eenig oproer. (tyd... Arsenne de zoon, de degen in de hand neemende en op den fledehouder afgaande. Sterf eerst barbaar. Alle de protestanten haaien hun geweer uit. Hennuyer zich voor den fledehouderplaatZende, om hem te befchermen. Waartoe zal u die yver brengen ? Wat wilt gy doen? ° Arsenne de zoon, dreigende. tx j ' j , bloed met dat der onzen mengen, Den aood verhoeden van ons allen, die hier zyn De Stedehouder. Waar ben ik ? Derde Beirif. E 4 Hen.  7a HENNUYER. Hennuyer. denftedehouder blyvende befchermen. Spaar zyn bloed... Vergier veeleer het myn'. Ik fterf te vreden, zo ik u Hechts doe bedaaren. Arsenne de zoon tegens de overige protestanten, Myn vrienden zulk een man is nimmer te evenaaren. Ik fchaam my myner drift... Elk werpe zyn geweer, En valle voor een' man, zo eerbiedwaardig, neer. Zy knielen voor den bisfehop en leggen hunne degens voor hem neder. Grootmoedig held, ontfang uit onzer aller handen De wapenen, die wy niet flechts tot onderpanden Van onze redding, eer we u kenden, maar met een Tot uw bederf en dood aanvaarden, toen het fcheen, Dat 'er geen kans waar, dan ter redding van het leeven, Den moordenaar alleen door moorden te weêrflreeven. Uw deugd ontwapent ons... Tegens den fledehouder. En gy zyt hem verplicht, Dat ik u niet vermoorde, ontmenfehte, in zyn gezicht. De Stedehouder. Wat ftoutheid ! zy ontroert me... arsenne de vader, tegens den bisfehop. Laat hun vermeetel poogen, Grootmoedige prelaat, niet wreed zyn in uwe oogen! Vergeefhun deze daad! Hun hart, te zeer ontroerd, Was,als door doodfchrik,en door wanhoop, weggevoerd.. Gy fpreekt, gelyk van ouds de christenleeraars fpraken. Hoe ras zou men een eind van kerkgefchillen maaken, Zo ieder kerkvoogd zich gedraagen koude , als gy... Hy knielt, Hennuyer. Eerwaardig grysaard , buig uw knieën niet voor my. De deugd en menfehen liefde is in uw achtbaar wezen, In al de trekken van uw heufch gelaat te leezen... Staat op myn broeders... In het midden myner fmart, Is dit een zegepraal voor myn gevoelig hart! Hoe gaernezou ik u mynkerkgenooten noemen. . Te-  TOONEELSPEL. 73 Tegens den fiedehuuder. "Zie hier mynheer, waar op zachtmoedigheid kan roemen; En wat een wreed geweld veroorzaakt... Ga nu heen, Eu laat ons-ongeftoord, in dit verblyf alleen. Men heeft rccos kwaad genoeg gebrouwen enbedreeven. En zelfs het koningryk een wreede wond gegeeven, Die zeer lang bloeden, en zo wel tot fchade als fchand Verftrekken zal voor vorst en kerk en vaderland. Hy, die verdraagzaamheid verbant uit zyne daaten, Zal fteeds het land ten prooi aan alle rampen laaten. De Stedehouder. Ik reis op ftaande voet naar 't hof, op dat men weet Wat hier is omgegaan... Hennuyer. Ga heen... Ik ben gereed, Om insgelyks het hof verdag te doen van zaaken, Hoewel het oogmerk?, dat u yvrig fchynt te maaken, Te veel verfchilt van 't myne, om in gelyken rang Gefteld te worden. Uw is geenzins myn belang.' NEGENDE TOONEEL. Hennuyer, Arsenne de vader, Arsenne dn zoon, Laura, Everard, Suzanna, Clevard, Thevenin, Menancourt,Dugas, E e r s t e Protest an t. Eenige priesters , eenige protestantfehc mannen, -vrouwen cn kinderen T T Hennuyer. V ervolgde menfehen, die in uwe zielsontroering Wraakzuchtig herwaard kwaamt, 'k vergeeve uuw verMaar leert, ik bidde u, leert, by dit geval van my, (voering .. Dat hoe men u vervolg'en wreed in't woeden zy, Men nooit een misdaad door een misdaad voor kan komen Derde Be dryf. E f Dat  74 H E N N U Y E R. Darmen, als christenen ïicti wad M ivoit,enfchroomen Om, op hei vot"l. ■ . en waan, De wanorde in hei ryk met dr n tc keer ie paan, Dit is het middel irist om h.ia- nrr? ji»uw in uw befèherming aan! Behoud myn' vader!..Ik zal voorden dood niet fcnrMcn Ik zal u zegenen met myne laatfte dikken. Derde Bedryf,  76 HENNUYER Hennuyer met nadruk. Befadig u... Houd moed... Eerste Protestant. Behoed ons toch mynheer! Henn uyer. Ik blyf u borg... Hondmoed... Betoon geen tegenweer. De officieren komen nader. TIENDE TOONEEL. Hennuyer, Arsenne de vader,' Arsenne de zoon, Laura, Everard, Suzanna, Cle vard, Thevenin, Menancourt, Dugas De Overste, een Officier, een jong Offic'ier, Eerste ProTts TANï, priesters, onderofficieren ,pr otestantfche mannen, vrouwen en kinderen. "tyr De Overste. Vr y zyn na ryp beraad, te zamen hier gekomen, Om u te zeggen, dat wy hebben voorgenomen, Den moord te weigren, die de koning ons belast, En meencn, dat het ons. als braave krygsliên past, In overrompeling of zorgelyke tyden, Met vyanden van 't ryk en van den vorst te dryden. Schryf daadelyk, mynheer, aan 't hof, uit onzen naam, Dat ieder krygsman van ons corps, zich onbekwaam, En veels te moedig vindt om moorden te verrichten; Maar dat wy allen tot het oeftnen onzer plichten, V oor 't heil van vorst en ryk, hoe zwak de "kans ook fchyn', En in het grootst gevaar, voldrekt gewillig zyn. Hennuyer, hem omhelzende. Gy braave helden, gy zyt echte catholyken, En laat uwzucht voor't land en voor den godsdienstblyk'en. Uwe edelmoedigheid verrukt me op 't onvoorzienst. Gy daat den godsdienst en het vaderland ten dienst. Die beide zullen u met lof en achting noemen, En 't laatfte nagedacht op uw gedrag doen roemen. Z©  TOONEELSPEL77 Z ) dat men, denkende aan dit zorgelyk geval, U de edeliten van all' 's rykshelden roemen zal. Arsenne de zoon, tegens den bisjchop. Gy zyt het die elk een in zucht tot deugd doet blaaken, Zo dra het hem gebeure u van naby te naaken. W at heeft een voorbeeld, zo menfchlievende, zo zacht En moedig, op het hart van ieder menfeh, een kracht. Een Officier. Dat wy ons vaardig tot des konings eisfehen toonden, En, om iets heimlyks te verrichten, niets verfchoonden, Gefchiedde alleen, om dat wy zelfs, tot op dit uur, Onkundig waren van des-irflioud en natuur Der zaak'en, die men eifchte,en die wy thans verfoeijen. Wy allen zyn het eens, om hen, die men wil boeijen Of moorden, en waartoe men ons in deze ftad, Als zeer gefchikt misfchien, juist uitverkooren hadt, Veeleer te redden, te verdedigen, ons leeven Indien het werdt gevergd, voor hun behoud te geeven. En zo 'er iemant was, die anders dacht dan wy, Wy zetteden dien ftraks den fledehouder by, Die nu ten hove keert, om bloedloon en gefchenken. Wy ondertusfehen die, naar ons geweeten, denken, Wy ftreeven naar een loon, dat nimmer held ontgaat, En geenzins in de magt der aardfche vorsten ftaat. Arsenne de vader, met nadruk. 'kErkenne aan deze taal, hoe lang 't ook is geleeden, De helden, tegens welke ik eertyds heb geftreeden. Een Jong Officier. Zo onze weigring het onmenfchlyk hof mishaagt, En mcu een' misdaad, voor een krygsdienst van ons vraagt, Wil ik veel liever my van allen roem onttrekken, Dan dat myn ftaal ten dienst des moordenaars zou ftrekken. H ennuye r. Wat men ook zeggen moog', hy die't vervolgen haat, En moorden weigert, wie'tbeveelt, doet nimmer kwaad. Zo 't hof u, om een zaak zo lodyk, mogt verwyzen; Het ganfeh heelal zal u, juist uit dien hoofde tpryzen. Derde Bedryf. £;l  75 HENNUYER. En waarom zoudt gy u berouwen van uw plicht? Gyhebt een menfchlyk en een christlvk werk verricht. Maar, zö ge iets ducht, gy moogt u zei ven vry verfchoonerl. Legt al de fchuld op my. Ik zal de waercld toonen, Dat, wie de wet van zyn geweeten fteeds volvoert, Door geen geweld, van wat natuur ook, wordt ontroerd, En, zonder voor den haat van koningen te beeven, Alleen, om wel te doen, vermaak vindt in het leeven. Arsenne de zoon, tegens de zynen. Wie kende ooit zulk een' man ? Tegens Laura. Myn dierbaare echtgenoot Ik leef dan nog voor u?... Op den bisfehop , met eerbied, VJyzende* Ik zal voor hem den dood Gewillig ondergaan... Onze overige dagen Zyn wy hem fchuldig .. Ja,zy zyn hem opgedraagen. Laura. Dat onze kindren zelfs, deez' onz' zo dierbren man, Zodra de teedre mond den hemel noemen kan, Offchoon ze 't ftaamiend doen, met eerbied leeren noemen. En datze,op dat wy hem, zo veel we kunnen, roemen, Dien liefelyken naam, in ons gemoed gedrukt, Tot dat de dood in 't eind ons uit hunne armen rukt, Ons fteeds doen hooren. E v e r a r o zyn vriend omhelzende. En, wie onzer kan vergeeten, Wat wy aan dezen man fteeds hebben dank te weeten? 'Eenige priesters van Lizieux verfchynen. ELF-  TOONEELSPEL. 79 ELFDE TOONEEL. Hennuyer, Arsenne de vader, Arsenne dszoon, Laura, Everard, Suzanna Gxevard, Thevenin,Menancourt," Du gas,, de Overste, een Officier, een jong Officier, Eerste Proes t a n t , priesters, onderofficieren, protestantfche mannen, vrouwen enkinderen eenige catholyken. BHennuyer. lyftniej te rugge, komt ö vrienden van de deugd iJ.e ik tot bydand koos, en deel in myne vreugd. ' De godsdienst, dien gy deeds met zo vee: eerbied huldigt Is zynen luister aan uwe cedle trouw verfchuldi 'd, ' J >at deze dag, waarop der catholyken aart Zo heerlyk blinkt, in ons geheugen, zy bewaard Als de allerfchoonfte. Gy, zo vaardig in uw plichten, Myn vrienden, hebt nu nog iets lofdyks te verrichten J. oont ieder protestant, hy zy ook wie hy zy, Wat onze godsdienst vergt, en op wat wyze'wy Den menfchen hunnen plicht en zuivre zeden leeren. Maar dat de liefde 't eerst beginne in dit bekeeren Gaatfpoedig,.. Toont dat gy uw' plicht, als priesters, doet Omhels den protestanr, dien ge op den weg ontmoet Op aat ze in u voortaan hunne omgebragte vrinden ' Niet in den blooten fchyn, maar in de daad hervinden En laat ons poogen door weldaadigheid en trouw ' De wonden van hun hart te heelen. Eene meenigte catholyken volgen de priesters vanhunne wy ken, door welkers aanfpraaken zy tot vreedzaa *»t!**t*e van dezen, gefield wor- TIENDE TOONEEL. Bladz, 76: vers ra. 15, r4. Maar dat vyy allen, tot het oerTnen onzer plichten En m 22?^ vorstenr^h^zwakdekansookf hyn', Lnm het grootst gevaar, voldrekt gewillig zyn. 7 ' f Z h"j UH te? klaarft™ ontdekken, dat men voor hebbe], er dezerplaatze, het voorbeeld vanfommige bevelhebbers der landfchapten, die moed en deugd genoeg hadden, om dèbevYlen van hThof af te werpen, en wel zelden worden nagevolgd, teieZ reeds over ge/proken had, te laaten oordeelen. D.oor dezen geraakte het onder de oogen van fommige leden uit het genootfchap veniam pro Jaude ; V welk thans Jedert zijne opkomst eene halve eeuw telt; en mij werdt door die leden voorge/lagen , om, ten ware ik het genoemd ft uk je niet wilde in het licht geeven, hetzelve in hun genootfchap te vertoonen. Oordeelende, dat het nergens ter zaake gefchikter plaatfe konde hebben, om hetzelve te doen vertoonen, en de genegenheid voor mijns geringe bekwaamheden van eenige» der leden in aanmerking neemende, waar door ik mij hoogelijk vereerd vond , bewilligde ik, met veel genoegen, in hunEd. verzoek, beloonnde de daartoe  BERICHT. vu toe vereischt wordende muzykftukken te zullen vervaardigen. Zeker zal het mij veel genoegen veroorzaaken, indien dit ftukje met dezelfde hartelijkheid, waarmede het te leyden is aangenomen , bij andere dichtkunstoeffenaaren worde ontfangen, en de vertooning aan het oogmerk en de verwachting beandwoorde. PER-  PERSOONAADJEN. willem de eerste, prins van oranje. pieter adriaanze vander werf, burgé' meefter. jan van hout, fecretaris. jongkheer jan vander does, bevelli2bber def burgerij. LODewijk van boisot, admiraal van zeeland. eerste leydsche burger. tweede leydsche burger. barent cornelisse van keulen, vrijbuiter. Zingende en Dansfendê. leydsche mannen en vrouwen. rhijnlandshe mannen en vrouwen» zeeuwsche matroozen. weesjongen. Zwijgende. adriaan Willemszoon, admiraal van zierïkzeë. eenige Magistraatspersoon en. eenige leydsche en zeeuwsche bevelhebbers. leydsche burgers en s O ld aa ten. gevolg van willem den eersten. Het Tooneel verbeeldt de haagjche ofwitte[;oortj en een gedeelte van 't noordeinde. KOMST  KOMST VAN WILLEM den EERSTEN, PRINS van ORANJE, t e L Ë Y D E N. EERSTE TOONEEL. ÏERtTE EN TWEEDE BURGER, VAN KÏULEN. EERSTE BURGER. M ijn vrienden, zaagt gij ooit, na muiten en geklag, Na maanden jammers, zo voortreffelijk een' dag Als dien van gisteren, voor Leydens burgerijë, Die, afgefolterd door der Spaanfcben dwinglandijë En avrechts door gevlei, en wreed door ramp beproefd, Geen veeger tijdftip van rampzaligheid behoeft Om, te einde raads en moeds, ellendig om te komen? Zaagt ge immermeer een volk.dat zo veel ftondt te fchroomen: Dat voor twee dagen nog, verhongerd, bang en mat, Met uitgeteerden romp, ter veege wacbtplaats zat, Zo wel gemoed, zo fterk , zo dankbaar zegevieren? Hoe klonk de zegetoon bij 't wappren der banieren! A Hoe  2 KOMST VAN WILLEM DEN I. Hoe drong de galm des volks in 't heilig tempelchoor Met ongemeen gejuich tot aan de wolken door !... De dankbaarheid fcheen hier, door zuivre godsdienstplichten, Eene eerzuil in het hart van oud en jong te (lichten. tweede burger. Dus ziet men dat, hoe fel de ramp en tegenfpocd Op 't menschlijk harte ftormt, en uitgelanten woedt, De vreugd, wanneer ze, bij haar liefelijk vcrfcnijnen, De fmarten , die een volk verdrukken, doet verdwijnen, Den zwakken kracht verleent, den droeven noopt en trekt, Eh de afgepijnden uit hunn' ramp tot juichen wekt. Had flechts de gulzigheid, bij 't landen van de zeeuwen Die fpanje weèrfland boón , als felgetergde leeuwen, De burgers niet vervoerd, die door de drift naar brood Als gieren vielen op de langverwachte vloot; Had hen bedachtzaamheid belet die drift te volgen, En 't uitgehongerd volk het brood niet ingezwoigen , Nog leefde 'er meenig een, die , d' overvloed te woest Misbruikende, eetende, zijn' lust bezuuren moest, Door, flikkende aan den brok, dien hij niet door kon krijgen Naast juichenden, ter aarde, al ftervend, neer te zijgen. eerste burger. Hoe wemelde al het volk onmaatig ondereen, Toen 'theuchlijk nieuws vloog, bij de grooten en 'tgemeen^ Dat Leyden was ontzet. Men liep als uitgelaaten, Schoon tot den dood verzwakt.langs grachten,markt en fcraaten Den weg op, daar de vloot'kwam nadren door de vliet:' Men dacht, naar 't fcheen nietmeer om 't uitgeftaan verdriet. De  TELEYDEN. J De vlietbrug, waardoor de eer der zeeuwfche waterbelden En dappren Willemz' met de vlootelingen fnelden, Om in der ijl de ftad van mondkost te voorzien, Stondt vol; ja opgepropt van allerhande liên. De een ftak de handen uit, een ander op de teenen Zich heffend, reikte ftout voor hem, die voorftondr, heenen. Men drong, men ftict , men trapte eikanderen , om 't eerst De fpijs te erlangen. Men krioelde als op. het zeerst' Zo wel om d' eigen nood zijns hongers te verminderen, Als voor ftokÖuden, en doodkranke gade en kinderen. Men zag 'er eenigen, met onbezuisden moed, Van boven van de brug zich werpen iri den vloed, Én zelfs, ten halze toe, door 't kabblend water dringen» .Dm vlug te nadren bij de zeeuwfche vlootelingen , Wier taangeël aangezicht, mismaakt door houw bij houw Getuigen ftrekt van moed en vaderlandfehe trouw. Zij draagen op den hoed, door weer en wind verfleeten, Of mooglijk in het woÊn des krijgs aan ftuk gereeten, Ten blijk van vrijheidsliefde en moed, een halve maan. Vertoonende , eerder turksch gezind te zijn, dan aan Der Spaanfchen dwinglandij ten fpeeltuig te verftrekken. Der zeeuwen aart doet klaar zich in hun daên ontdekken. Gevormd als voor de zee zijn ze op den krijg belust. VAN KEULEN. Dit bleek, toen Spanjes vloot te antwerpen toegerust, Om zeeland door haar komst het harte te doen beeven, Op 't vlak der fcbelde, door hun kloekheid werdt verdreeven, jin ftout veroverd, en gedeeltelijk vernieldj A a Waar-  4 KOMST VAN WILLEM DEN I. Waardoor de droeve ftad met blijdfchap werdt bezield, Toen 't burgemeefterfchap, ter melding van dien zegen, ln 't holfte van den nacht, de klokken, allerwegen Deedt luiden, d;:t het klonk van eiken torentrans. Wij, door hunn' moed gewekt in meengen oorlogskans^ Wij durfden, op hun fpoor, ten kosten van ons leven, Ons mede in't grootst gevaar, in 't fpits des krijgs begeeven: Gelijk nog koniings bleek, toen wij de goudfche vloot, Geiaên met voorraad voor de ftad, bij hongersnood; Door blinde onzekerheid wél mislende, echter toonden, Hoe moed en dapperheid ons aller ziel bewoonden ; " Wanneer we een' rijken buit bekwamen, op de magt Des fpanjaards, wiens geweld ze ons weêr te ontneemen dacht, Digt bij de zülbrug: daar nog uwe burgerfchaaren Ons dapper holpen in het nijpen dier gevaaren, Waardoor men 't buitgemaakte in Leyden bragt, tot prijs. Beftaande in krijgsgeweer, gefchut en drank en fpijs, Het welk verborgen lag in de overwonnen fchepen, Daar wij ten zeiven tijd' dien fnooden glipper ( *) greepen , Die op den last des raads, door eenen dood vol fmaad, Een fpiegel ftrekte aan 't volk ten loon van ftadverraad. Dus zwichtten wij niet voor de Zeeuwen in het ftrijden. eer- (*) Zekere zogenaamde pier Kwaatgelaat, die, ten hon van het verraaien zijner ftad, leevend gevierendeeld werdt, ex de docde ftukk'n aan zo veele ftadspoorten , ten fpiegel voor anderen , »ƒgehangen -werden. A. SIVEBlNüs: oorfprongelijk.t Bcfcbfij. vin£ var. de Belegering en 't Ontzet der ftad Leyden.  TE LEYDEN. 5 EERSTE BURGER. TJw moed ho!p menigmaal de ftad in nood bevrijden, Kloekmoedig vriend, uw naam verduurt de onfterfljjkheid. (Men hoort eenig gejuich en krijgsgerucht van fluiten en trommelen.) Maar! welk een krijgsgalm of zich door de lucht verfpreidt ? Zou 't wel Oranje zijn, dien wij hierbinnen wachten? ... TWEEDE BURGER, tegen den anderen Burger. 't Zou mooglijk kunnen zijn. Kom laaten wij ons trachten Te bergen, voor 't gedrang, te zwak door ouderdom. VAN KEULEN. Ik fpoed mij, vaardig op den klank van fluit en trom... Maar neen : blijft, 'kzie alreé den ftoetvan Leydens vadren Met van der Does, Boifot, van Hout enWillemz nadren Verzeld van d' achtbren raad en bloem der burgerij, Met kapiteinen en krijgsknechten aan hun zij', Gevolgd van hoopen volks en veele vlootelingen. De menigte fchijnt zich, door vreugde, te verdringen. EERSTE BURGER. De magiftraat en 't volk komt mooglijk herwaards aan, Om bij oranjes koui6t hem te gemoet' te gaan.. A 3 TWEE  6 KOMST VAN WILLEM DEN ï, TWEEDE TOONEEL. WiVDER WERF, VAN hout, vander does, boisüï, willem ze, burgers, va n keuLEN, eenige magistraatsp ersqonen, stadskapiteinen, soldaaten, gevolg van mannen en vrouwen en eenige zeeuwsche matroozen met halve maanen op hunne hoeden. VAN DER WERF. (getrouwe burgerij, die na i'eel angst en finarte. Den hemel danken mogt, uit een erkennend harte,. Wijl de oude gastvrijheid weêr uitblinkt bij 't gemeen;. Uw' ijver ftreeide me; en uw vierige gebeên, En dankbetuigingen in 't zingen uwer psalmen, Deedt van alöm 't gewelf dei; templen wedergalmen. Uwe onderlinge drift lot waarc dankbaarheid Heeft waarlijk reeds in 't ronde uw' aller lof verbreid. Volhardt dus vierig uw verlosfing te gedenken: Het was des hemels magt alleen die ze u wou fchenken. Noch 't kundig krijgsbeleid; noch 't waaken van deez' raad; Noch uw onwrikbre moed; noch 't vasten hadt gebaat; Hadd* de Opperde u niet door zijn gunftig alvermogen En 't zenden van den vloed, aan fpanjes wraake onttoogen. Wij waren zekerlijk nu allen door de magt D.ieï  TELEYDEN. 7 Dier wreeden ftreng geboeid of deerlijk omgebragt. Wij zullen jaarelijks den blijdften onzer dagen, Den dag waarop wij van den vijand zijn ontflagen, Den Hemel wijden, door godsdienfrige oefening, Ten blijk dat zijne bulpe ons na ter harte ging. Mijn hart voorzegt mij, dat, zo lang de nederlanden Niet bukken zullen voor uitbeemfche dwingelanden, Of binnenIandfchen krijg, door muitzucht aangehitst; Zo lang geen ftaatskrakeef den band der vriendfehap fplitsü, Een band, zo dierbaar, zo noodzaaklijk voor ons allen; Zo lang de vrijheid aan het roer van ftaat zal brallen, En 't volk zijn recht befchermt met eensgezinden zin, Dees dag gevierd zal zijn , met vreugde?, eeuw uit eeuw in: ( tegen van Hout. ) Is thans de woefte drift geftild der leydfche fchaaren, Die uitgehongerd , fchier niet te verzaaden waren ? Gij weet, men ziet hier ftraks Oranje te gemoet'. VAN HOUT. De leydfche burgerij vindt 's raads befchikklng goed. Men deelt de mondkost uit, gelijk het is beflooten, Opdat geen overvloed van fpijs, lang fchaars g-enooten, Der burgren dood vervroege en 't afgevaste volk, Gefpaard in 't bang beleg, voor pest en 's vijands dolk, Zichzelv' nu niet vermoorde, in overvloed van fpijzea. V A N D E R WERF. De maatigheid is thans bezwaarlijk aan te prijzen. ( Men hoort van verre het losfen van gejehut, en daarm veldmmyk van trompetten en keteltrommekn.) A 4 VAN'  8 KOMST VAN WILLEM DEN I. vander does. Mij dunkt ik hoor van verre een bulderend gebrom De lucht vervullen; het geluid van keteltrom En knarsfende trompet en krijgsrluit en de trommelen Weerkaatfende op de vest, onafgebroken , rommelen, 't Gaat vast, Oranje is reeds niet ver van dezen wal. vander werf. Komt laaten we, op 't gedreun van't klinkend veldgefchal, Ter poorte uit trekken, en hem blij verwellekomen. (tegen de gevolgen.) Nu, braave burgerij, wil nu geen vreugd betoomen. Span alle uw krachten in , bij de aankomst van den vorst, Wiens zorge en krijgsbeleid de zuil der landen torscht, En als uw vader ftreedt in duizend lijfsgevaaren. van der does, tegen Stadskapiteinen. Gij hopliên, wilt uw volk in hun geleedren fchaaren. ( Lausfchen de menigte ter poorte lèitgaat om den prins van oranje tegen te treeden, laaten de officieren welke op. het tooneel blijven met flads foldaaten, dezelven eenige krijgsoefeningen doen, waarna zij dezelven m ordre fchaaren , om den prins, en de iï.tgeweehen menigte aftewachten. Bij het inkomen vm de menigte wordt 'er achter het tooneel een marsch op verfcheiden blaas ■ infirumenten geblaazen, tot ze allen op het Toon/el zijn, en de prins zijne aanfpraak begint.) DER-  TE LEYDEN. 9 DERDE TOONEEL. oranje, vander werf, van hout, van der does, boisot, willemze, burgers, van keulen, eenige magistraatspersoon e n . stads kapitein en, solda a t e n , gevolg van mannen en vrouwen, en eenige z e e u wsche matroozen. oranje. \jr evoelde ooit mijne ziel eene ongemeene vreugd Op 'r zien van lijdzaamheid , beproefde heldendeugd, Van ongemeene trouwe en dierbre vrijheidsliefde: Zag ooit mijn oog iets , dat mijn hart door blijdfehnp griefde : 't Is, nu 'k befchoüwen mag, in deeze burgerij, Den geefel van 't geweld der fpaanfche tirannij! ö dapper oorlogsvolk! zeeghafte leydenaaren! Die bijna hoopeloos, in dringende gevaaren, Van allen kant omringd door fpanjes overmagt, Door uw fbmdvastigbeid den zege aan leyden bragt: Beroemde helden, die nooit beidde, als de oorlogskansfea U gunflig fcheenen, fpanje in fterkbemande fchansfen Zelf aan te randen, als een ftbute Ieeuwenftoet; En niet terug weekt, dan beverwd met 's vijands bloed: Ja, dag en nacht vol moed' bleeft worstlen op de wallen* Om niet, lafhartig, in des fpanjaards magt te vallen, Hoe zal uw glorie, en hoe zullen uwe daên, A 5 Steeds  IO KOMST VAN WILLEM DEN t. Steeds praaien in den rol van 'slands hiftorieblaên !.,, Uw aller roem- zal fteeds bij vriend en bondgebuuren Ja zelfs in fpanjes bof den nijd en tijd verduuren. (tegen vander Werff) Manmoedig burgerhoofd! die in het ftads bewind !t Verflagen volk vertroostte, als vader en als vrind Ü zelv' ten offer boodt, om raadlooze onderdaanen Pen weg naar vrijheid en naar eeuwige eer te baanen ; Die met van Hout, een zuil van leyden en den raad, En dappren vander Does, die paeref van den ftaat, En braave helden, die 't oprecht met neêrland meenden , Ten voorbeeld waart, waardoor alle andren zich vereenden, Wij, door het fnel gerucht van uwe daên bericht, Wij zijn, met de overheid des lands, u duur verplicht, VANDER WERF. Doorluchtige! uw beleid, zo dikwijls ons gebleeken, Om, wasr het mogelijk, des vijands trots te breeken, Stondt ons manmoedig bij, in 't barnen van den nood. Uw trouwe komfte ter bezichtiging der vloot; Uw wijze raad om delf- en rhijnland te overftroomen Door 't vloeiend nat der maas, om in de ftad te komen En haar, fchoon digt berend, met voorraad te overlaên, Zal nimmer uit ons harte en ons geheugen gaan. O 1 A N J E. ]k heb geen' arbeid of geen zorgen nagelaaten; *Doch vreesde dat die zorg en arbeid niet zou baaten, Wanneer ik, dag aan dag, uw1 toeftand werd gewaar. Dan de Opperftp, die u gered heeft in 't gevaar, Zij  TE LEYDEN. 1$ Zij de eere alleen... Hij wilde uw fmarte in heil hervormen, Hij zondt den watervloed, belette 't hevig ftormen , En dreef den vijand van uw droeve wallen heen. Mijn delvenaaren, door de naare angftvallig'ieên En de uitgcftaane ramp uws onderdaans bewoogen, Ontflooten reeds hun hart, door teder mededoogen, Om d' armen leydenaar te trooften in zijn' nood. (*)- (tegen Boijot.) Gij, moedig opperhoofd van zeelands ftrijdbre vloot, Die mede uw' bijftand wilde aan deze ve.-ting fchenken» De ftaat zal uwen dienst aan leyden fteeds gedenken. b o i s o t. Mijn plicht,mijn roem, mijn eed, mijn vrijheidsliefde en eer» Deze allen noopten mij door dappren tegenweêr. 't Gefchonden gastvrijrecht, met fleren moed te wreeken; Der Spaanfchen ziefendwang, alom zo vaak gebleeken, Leerde aan het zeeuwfche volk het land ten dienst te ftaan. Zij fterven moedig zo zij 't van geweld ontdaan. vander werf tegen Bo!fot. Vergun, 6 held, vermits gij leyden duur verplichtte» Dat zij, door mijne hand, voor aller aangezichte, U haar erkentnis toone, uit gulle dankbaarheid, Voor uw' getrouwen dienst, tot haar behoud bereid. (m (* } De delvenaaren b,toonden zich niet min vlijtig in weldatden aan de behoeftige leydenaaren door mededog k , dan in uitwendige vreugdebedrijven 9 toen zij leydens verlosjtng gewaar werden , daar door de afgevaardigden van den Prins aan geld en leivensmiddeleH meer dan duizend gulden Mn vrijwillige giften vitrdt verzameld* A. 8evkkinus.  12 KOMST VAN WILLEM D 4 N I. (Hij hangt Boifot een gouden penning aan een dlerge-) lijken keten om den hals.') - e o i s o t. 'k Aanvaar dees gift met vreugd, door baar aan mij gefchonken, De roem van leyden zal mijn' ijver fteeds ontvonken. oranje. ó Vrijheidlievend volk! opdat uw roem en lof Van oord tot oord, van rijk tot rijk, van hof tot hof, Zal fchittren in elks oog en tijd en nijd verduuren, Befloot 's lands overheid hier binnen deeze muuren, Een School te (lichten, aan de wijsheid toegewijd, Waarin geleerdheid, door den ijver tijd en vlijt Van mannen van vernuft en oordeel, fteeds zal groeijen; Waarin de glans van 't oud at'heene zai hcrbloeijen ; Waarin, door oeffening , de jeugd, van trap tot trap, Geleidt zal worden tot den troon der wetenfehap; Waar go.{geleerdheid , die ten breidel ftrekt der zonden; Waar wijsbegeerte en recht, gehardt voor flinkfche vonden; En de artzenijkunde, op der menfchen hulp bedacht, Steeds zullen praaien, bij het laat-e nagellacht. Waarop europe als met verwondering zal ftaaren, De wijsheid zoekende in den fchoot der leydenaaren. v a n d e r werf. Geftreeld door zo veel eer, die onzen roem verbreidt, Ontvangt de blijde ftad dees gunst met dankbaarheid, Een gunst die leyden fteeds gedachtig zal doen wezen, Hoe hoog haar plicht in 't oog der ftaaten is gereezen, Zij lever' mannen op, gekoefterd in haar' fchoot, Zo nut voor 't nagedacht als voor den tijdgenoot. van  TE LEYDEN. >3 van hout. 'k Zie gints een' blijden fioet van juichende onderdaanen. Zij fchijnen zich een' weg naar deeze plaats te baanen En komen paar bii paar al dansfend herwaard heen, Der zeeuwen blijdfehap fchijntmet rhijnlands heil gemeen. v a n d e r werf, tegen Oranje. Zij komen billijk uw doorluchtigheid begroeten. o r a n j e. Zij zullen fteeds in mij hunn' waaren vriend ontmoeten. (Dans van eenige rhijnlanders met floepriempjes, en eenige rhijnlandfche vrouwen met gebloemten, en eenige zeeuwfche vlootelingen met enterbijlen enz-in de hand, welke den prins van oranje al dansfende begroeten.) ZANG, aan den prins van oranje* D apper krijgsheld, wiens vermogen Spanjes dwinglandij weêrftaat; En , met neêrlands lot bewoogen , Hem kloekmoedig tegengaat. Dapper krijgsheld, aangedreeven, Toen de dwang ten zetel klom , Om voor gastvrijheid te fneeven; Zijt, zijt driewerf wellekom! Vrijheidsliefde doet u ftrijden, En ontelbre rampen lijden. Vrijheidsliefde, aileen uw lust, Heeft ten ftrijde u toegerust. (Dans van zeeuwfche matroozen.) Zang  *4 KOMST VAN WILLEM DEN I. Zang van twee rMjnlandérs. komen in het ftrijdbaat leyden, Bezield door ongemeene vreugd, Verzeld van rhijnlahds" blijde jeugd. Met zang en dans uw' roem verbreiden. Daar gij, ó dierbaar vorst! o fchrik der dwinglaridij! Uw heuchlijk bij/Jjn fchenkt aan leydens burgerij'. Dans van eenige rhijnlanders. BEURTZANGEN; een r ii ij n l a n d e r. Offcboon langs haerlems waterpiasfen i Op 't onverwachtst, in 't lentfaizoen, Het volk van Phlips ons kwam verrasfen En wreed in leydens omtrek woên: Wij, wij door geene vrees bevangen , Wij fpoedden vaardig onze gangen, Om zijne laagen te befpién. Voor de eer der vrijheid moet men geen gevaar ontziend een leydenaar. Dees daad kostte allard 't dierbaar leven; Doch bij het fneuvlen van een' held, Kan vrijheidsliefde 'er vijftig geeven, Dit zwaar verlies Werd ftraks herftcld, Doordien de raad, wiens keus men roemde ; Den dappren vanher does benoemde, Die moedig voor dees Vesting ftreedt. Voor de eer der vrijheid is elk Batavier gereed.  T E LEYDEN. *5 eene rhijnlandsche vrouwe. Toen wij van rhijnlands vruchtbre vlekken, Bij 'c einde van den zoeten mei, Weêr hoopten het genot te trekken, Van vruchten , veldgewas en wei, Zag m'onverhoeds de veldftandaarden, Alwaar wij voortijds vruchten gaarden, Doch, fchoon dit ons veel fmarte aandeedt, Voor de eer der vrijheid zwichtte ons hart niet in dat leed. eene leydsche vrouw. Op 't felst benaauwd, door castiljaanen Vreesde onze ziele elk oogenblik. Ons vrouwenchoor verfmolt in traanen, 't Hart klopte fteeds van angfte en fchrik, Tot echtgenooten , zoonen , Vrinden, Ons van hunn' posten kwamen vinden, En droogden onzen traanen vloed. Voor de eer der vrijheid, hoe bedrukt, greep ieder moed* een zeeuw. Offchoon wij, dobbrende op de golven, Lang vruchtloos zwoegden , tot ontzet; En rhijn-en delfland lag bedolven; En vaak onze aanflag werdt belet, Wij echter zwoeren , zonder vreezen, Eer turks dan fpaanscb te wiilen wezen, Ten trots der wreede dwinglandij, Voor de eer der vrijheid bleef de moed ons immer bij. w £ e s-  ï5 KOMST VAN WILLEM DEN I. WEESJONGEN. Al ben ik Jong, geen ijdel fchroomen, Belette me uit de ftad te gaan , Zodra 'k had van de wal vernomen, Hoe zich de vijand zag verraên : Ik zag van verr', door fcbemerlichten Hoe hij voor 't water fcheen te zwichten. Ik vloog, en klonterde in de Schans. Voor de eer der vrijheid duchtte ik nooit den ftoutften kans; LEYDSCHE BURGER. Zelfs tot den laatften man geneegen, In wederwil van doodsgevaar, Ten ftrijd te gaan, op hoop van zegen i Volharde leydens burgerfchaar. Door fnoode listen, wreede iaagef) 4 Dacht fpanje voordeel te bejaagen, Doch 't miste zijn doortrapt beleid. Voor de eer der vrijheid waakte en ftreedt voorzichtigheid. CHOOK. Heil zij dees ftad, zo trouw in 't ftrijden: Heil zij haar dierbaare overheid : Heil zij het volk, dat haar bevrijdden : Heil zij Oranjes krijgsbeleid. Hun heil blijve onverhinderd duuren, Gevierd bij vriend en nagebuuren, Elk batavier zij, in 't gevaar, Voor de eer der vrijheid in den ftrijd een Ieydenaar. SLUITBALLKT.