Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam  01 1819 8092 UB AMSTERDAM  PROEVE VAN TOONEEL OEFENING.   JP M O JE V M VAN TOOlSrEELOEFEirilSrG. EERSTE DEEL. TtEüiSPELEI. Sic vos, non vobis, mellificatis apes. VIRGILIUSj to leert ge, 5 Beijen! niet mor n den Honigraat; Maar fterkt 'er Crjsheid mede en d'Öuderloozen (lalt. te AMSTERDAM, By AREND FOKKE simonsz; mdcclxxxv;   AAN HET AMSTELD AMSCH JD X C M T- f E N Ü JETTMM O JEFMWEWJD G M JT O O T S C M JL 2\ WORDT  WORDT D.EEZE PR O E V' E VAN TOONEELOEFENING OPGEDRAGEN, t> O O & DÉS ZELFS MÉ D È LID j AREND FOKKE, simonsz. V O O Rj  VOORBERIC HT- föDntfang, gunstige Leezer, in deezen bundel eene Proeve, welkt ter handleiding kan ftrekken, ter nuttige en leerzaame beoefening van het Tooneel. Het oogmerk hy den eerften aanvang deezes Werks, •was alleenlyk, om by de Tooneelplaatjes eene Verklaaring van dm Inhoud der Tooneelftukken te voegen, en ze dus als een Prentwerk uit te geeven; maar het groote nut dat men uit eene leerzaame befchouwing des Tooneels putten kan , deedt my van voorneemen veranderen, en het Werk in de gedaante waar in het thans ten voorfchyn kocmt, famenfïellen: welke bewerking my zo wel is toegevallen, dat ik, het Werk dat ik eerst in een deel tevens meende uit te geeven, thans, door onverwagte uitbreiding, genoodzaakt ben in drie Uitgaven te fchiften, welker eerjle het treurspel, de tweede de drama en het blyspel, en de derde de opera en naaspel 2ö/ bevatten. De keuze der Stukken, wier Inhoud, Zedeleer, enz. hier beredeneerd wordt, had zeekerlyk, om 'er les/en uit te trekken > nog wel anders * 3 hm-  VOORBERICHT. kunnen zyn; dog, ik moest my naar de voorhanden^ zynde Tooneelplaatjes richten, en hebbe alle mogelyke zorge gedraagen, om egter uit elk Stuk, dat ik ten onderwerp moest beezigen9 ists nuttigs en aanmerkensw'aardigs voor te draagen. DE UITGEEVER. R E-  BESCHOUWING VAN HET NUTTIG GEBRUIK DES SCHOUWBURGS. É&aBpfëkt ongevvoone, wanneer het tevens eene ftreeling der zintuif| H i gen aanbrengt, is het beste middel om het Menschdom te verJIjK&Ji maaken; het herftelt den aan de daaglyks voorkoomende zaaken gewoonen geest, die door derzelver herhaalde befchouwing bot en ftomp wordt, geeft denzelven eene nieuwe veerkragt eh is aan den mensch zo nuttig als de flaap. Deeze zo rioodige verwisfeling van voorwerpen waardoor de aandagt beezig gehouden kan worden, isdewaare bron aller zinnelyke vermaaken; de oorzaak waar aan de Schoone Kunflen in 't gemeen haaren oorfprong te danken hebben; eene pooging welke tegelyk roet den mensch aanweezig wordt, en aan dit groote wonder der Schepping alleen eigen is. Zyn Geest is, by uitzondering boven dien der overige dieren, bedeeld met hét gevoel van verrukkendeblydfchap, aangenaame verrasfing, zagte ftreeling der zintuigen en met die beltendig verwisfelende en hernieuwende bron van aardfche zaligheid , welke men het Vermaak noemt: waar tegen hem de mindere trappen deezer aandoening, welke ten laatften in het tegenovergeftelde einde uitloopen, mede als een gift van den Schepper gefchonken zyn, om het waare zoet des levens te beeter te kunnen fmaaken; wyl de mensch niets dan by vergelyking kent of waardeert. Alle deeze vermaaken nu, liggen in de Waereld, zo als die uit de handen des Scheppers A voort-  2 N.U TTIG GEBRUIK voortgekoomen is, opgefloten en mxr 7 voorhaf is. De mensch b mkd" " , at°"r kunst haaren oorfprong niet verfchnldfed Mn T°°n_ Ping? is niet het oorfprongsbeeld ^^1^1^ «*■ gelen aantetreffen ? De Dichtkunst 7PuJl V def Zangvo" «ynde, is meede aan de * 1* ^ Schilderkunst burgertje SS^T t „teT' *** «*• CWfcr eene «Xt t mma' zaI dil «geboot» origineel gewoon tf,^ Sf*"* "™« •» bet «nde, eonde !^5SRK53 rmr vrcl,ï"rd'-ge,oora *d- - ten v„„tfc„v„ ,W01M„': % 1 *g .*• het  DES S C H O U W B U R G S. 3 het bevallige der fchoone kunften in 't gemeen en den trek tot het Tooneelfpel in 't byzonder met recht zoeken mag. Egter hoe zeer deeze trek tot het wonderlyke en nagebootfte als eigen aan den mensch is , vindt men niet dat de aaloude volkeren vóór de Grieken, Tooneelen gehad of bedryven van menfchen nagebootst hebben, een vermaak dat alleen voor meer befchaafde Eeuwen bewaard fcheen en dat het allereerst in Griekenland uitgevonden en uit dit kunstenvoedend land alomme in Europa verfpreid is. Elk volk had wel -zeekere algemeene uitfpanningen, die meede wel in nabootfingen van ernftige handelingen beftonden, maar meeflendeels ten lighaamelyke oefFening en voorbereidinge tot eene Krygslevenswyze dienden,als was het handelen van allerleye wapenen, het worftelen, het Renperk , het Zeegevecht, en de gevechten van wilde beesten daartoe in een perk befloten. Het beginfel dan des'Fooneels is by de Grieken te zoeken en naar fommiger meening is het Treur/pel van alles wat ten Tooneele gevoerd wordt, het eerst in gebruik geweest en voortgekomen van de gewoonte van by de begravingen der Helden of groote mannen lykzangen te zingen. Anderen egter geeven het Blyfpel of de Comedie den voorrang, geevende voor dat de Grieken gewoon weezende hunne Steeden in buurten of wyken te verdeelen, dien zy komoi noemden, elke deezer wyken jaarlyksch een deftig gastmaal hieldt, in 't welke men Liederen en gedichten ter eeren van eachchus zong om die perfoonen welke zig in de wyk geduurende het verloopen jaar,federt hunne byeenkomst, door een wanfchiklyk leven belagchelyk of gehaat gemaakt hadden, opentlyk, 't zy door perfoonsverbeelding of heekelende zangen ten toon te ftellen. Susarion was de eerfte Dichter die deeze wyk of buurtzangen in eene orde gebragt heeft, dat ze door verfcheidene perfoonen konden uitgevoerd worden, en te famen een of ander buurtgeval konden voorftellen. Deeze fpelen wierden dan naar hun gebruik Komoidia, of Buurt/pelen genoemd,en waren altyd gefchikt om A 2 het  4 NUTTIG GEBRUIK het volk op die gastmaalen te vervrolyken; waarom wy nog heden een Blyfpel den naam van Komedie geeven. Vervolgens vondt zeeker Tooneelfpeeler, t hes pis genoemd, in 'navolging van deeze Blyfpelen een ander foort van fpelen uit, die de daaden en onheilen aan voornaame perfoonen overgekomen, op eene treurige wyze voorftelde: deeze zyne nieuwe fpelen vertoonde hy in de voornaamfte plaatfen van Griekenland, ten dien einde met zyne fpeeleren op eene kar het land doorrydende, op welke togten dit volk aller leie ongeoorloofde uitfpattingen bedreef en de voorby gangers op allerleie wyzen befpotten en befchempten, waartoe zy genoegzaame gelegenheid hadden, wyl hunne bende om het vermaak dat ze aan het volk verfchafte, zeer geagt en zy zeiven wegens de Wynmoer waar mede ze hunne aangezichten verwden, geheel onkenbaar waren. Deeze wyze van fpeelen werdt allengskens zeer beroemd en men lokte den Dichteren door pryzen uit, om voor dit wandelend Tooneel te arbeiden, welke prys doorgaans in eenen Bok beftond, van waar dan ook het Treurfpel Tragoedia, van Tragos dat een bok en ode dat zang beteekent en dus Bokkenzang genoemd wierdt: naar dit oud gebruik noemen wy de Treurfpelen, welke droevige gebeurtenisfen of aanmerkelyke voorvallen onder voornaame lieden gebeurd, behelzen, nog Tragediën , welk woord men door Treurfpel gewoon is te verduitfchen: fchoon nogthans in deeze vroege tyden het Treurfpel mede met de vuile boerteryen des Blyfpels van dien tyd bevlekt en 'er dus weinig onderfcheids tusfchen die beiden was, tot zo lange dat ^eschylus, het Tooneel, dat nu reeds eene beftendige plaats verkreegen had, van zyn vlekken zuiverde en het waare verheven Treurfpel in al deszelfs pragt ten voorfchyn bragt, 't welk door sophocles en euripides voortgezet werdt, wordende het Blyfpel door aristophanes en men and er vervolgens befchaafd en aristoteles gaf zyne grondig bewerkte Dichtkunst in 't licht, welk uitmuntend werk door al  DES SCHOUWBURG S. 5 al de volgende Eeuwen heen, -een voorbeeld voor de Tooneel Dichtkunde geweest is (*). Van dien tyd af begon het Tooneel eenigen invloed op de zeden des volks te krygen. Aristophanes tastte in zyne Blyfpelen alle perfoonen aan, die in gedrag buiten den gewoonen weg afdwaalden, en voerde dien zelf in perfoon ten Tooneele, welke fmaad de wyze en door geheel Griekenland geagtte socrates zelve, niet ontwyken kon, dien hy in zyn IMyfpel genoemd de Wolken meede niet fpaarde, door zulk eene nieuwe handelwyze wierdt het Tooneelvermaak niet weinig bevlekt, en zou byna geheel ten val geneigd hebben , ware het niet dat men ander dit misbruik verbeeterd hadde,door alleen de kwaade zeden in zyne fpelen te berispen, zonder eenige bekende perfoonen te noemen ,veel min op het Tooneel te brengen ; deeze verbeetering werdt met graagte door het volk aangenomen en hy bereikte daar door zyn oogmerken, om zig in den gunst van 't algemeen te drin- (*) Aanmerkelyk is liet, dat dit zo geagtte en in alle taaien overgezette werk, llechts eenmaal en wel niet voor den jaare 1780. in 't Nederduitsch vertolkt is. Deeze overzetting egter volftaat, en is genoegzaam om den Nederlandfcben Tooneeldichteren ecnen Schryverte doen kennen,van vvien de meefte Tooneclwetten afkomflig zyn,en wiens oordeel over de Dichtkunst zo juist en wysgeerig geweest is, dat de grootfte mannen der volgende Ecuwen 'er vollbndiglyk in berust hebben. De Nedcrduitfche Vcrtaaling draagt ten Tytel: Aristoteles verhandeling over de dichtkunst, uit liet oorfpronglyk Grieltsch in het Nederduitsch vertaald. Waar agtcr gevoegd zyn eenige Verhandelingen over de Dichtkunst en het Tooneel der Ouden, door m. c. curtius, Hoogleeraar en Raad te Marpurg. De vertaaling van aristoteles is met de grootfte naamvkeurigheid bewerkt, en door den zeer geleerden Heere n. wyttenbach, Hoogleeraar in deWysbegeerte op de lllustre fchoole alhier, tegen den grondtext zorgvuldig vergeleeken,zo dat men op deszeirs getrouwheid gerustelyk ftaat kan maaken. Eene afbeelding van a r i s to te les na een antieke niarmorfteen,iut deboekery van den onder de geleerden zeer beroemden fulvius ursinus, verciert den tytel, en het geheele werk is zindelyk in groot 8vo. met eene nieuwe eiter gedrukt en by den uitaeever deezes te bekomen. A 3  6. NUTTIG GEBRUIK dringen en het nuttig gebruik des Tooneels te herftellen, volkomentlyk wel. De Romeinen die alles van de Grieken ontleenden, bootften toch niet fpoedig hunne Tooneelfpelen na, welke eerst 514 jaaren naa Romens bouwing by hen ingevoerd werden, als wanneer 'er eene pest te Romen was, die zy meenden door eene nieuwe uitvinding van fpelen te zullen verdryven en daar mede de vertoornde Goden bevredigen; zy zonden dan ten dien einde gezanten naar Hetruriën, (nu Toscaanen) waar de Tooneelfpelen in gebruik waren, en ontboden eenige Tooneelfpeelers die hen welhaast fmaak in dit tydverdryf deeden krygen. Dat men egter zig niet verbeelde dat deeze Tooneelfpeeleren, zo kunftig en oplettende fpeelden als men het thans op onze Tooneelen ziet, 't is verre van daar, zy konden niet eens hun gelaat naar vereisch hunner rollen veranderen, waarom ze voor elk Chara&er een byzondere gryns gebruikten, als was die van een Oud man, Jonge knaap, Slaaf enz. edog zy wierden meest in 't Blyfpel gebruikt, waarom men ook het beeld van Thalia of des Blyfpels, met een momaanzigt in de hand afmaalt. De eerden hunner Treurfpeldichteren waren livius andronicus, n/evius en ennius, vervolgens en in laater tyd is seneca by uitzondering tragicus genoemd , om hem met den Wysgeer van dien zelfden naam niet te verwarren, de voornaamfte latynfche Treurfpeldichter geworden; het Blyfpel werdt befchaafd door de groote geeften plautus en tekentius, welke eerstgenoemde veel overeenkomst met den Griekfchen aristophanes heeft, daalde tweede om deszelfs grooterebefchaafdheid, met menander vergeleeken wordt. Naa de in alle weetenfchappen, zo zeer bloeyende tien eeuwen, te weeten van homerus, Anno 2950, tot op ovidius, 3943? °f den leeftyd van augustus, waarin de laatstgenoemde Dichters leefden , ontftond 'er door de overflroomingen van vreemde volken alom- «ie  DES SCHOUWBURG S. me in het befchaafde Waerelddeel eene foort van barbary, die vervolgens in de eerfte Christen Eeuwen door de botheid en y verloosheid der geeftelyken meer en meer aangekweekt werdt; zo dat geduurende deezen laatrten tyd, niet dan fmaakelooze boerteryen, door zeekere kreupele Rymwerkers, Rederykers genoemd, famen gelapt en op Toonéelen in de fteeden en te platten lande voor de boeren en 't gemeen vertoond wierden; fchoon men nogthans genoodzaakt is te bekennen dat het bedolven zaad van kunst door hen weder het eerst ontgraven en naar hunne geringe kragten opgekweekt is. In Italien ontlook' meede voor het eerst het regelmaatig Treurfpel; trissino was de eerfte Dichter die aldaar voor het Tooneel arbeide, op welken rucellai, rosimund a , speroni, guarini, maffei, conti, en in het Blyfpel ariosto, goldoni, chiari, gozzi, en eenige anderen volg■den. In Frankryk maakte stephanjodelle den aanvang, maar c o rneille overtreft hem zo verre dat die heden nog als een origineel in het Treurfpel wordt aangezien, nevens welken men racine mede eene voornaame plaats vergunt. Crefiill on en volt aire, en in 't Blyfpel en Drama de groote molière, regnard, destouches, lachaussée, mercier, d'aRNAUD, M a r m o n- tel, diderot, enz, hebben vervolgens déêze kunst tot eene aanmerkelyke hoogte gebragt. Engeland bragt voorts eerst een schare s p e a r ten voorfchyn , op welken regelloozen edog grooten geest naa een lang verloop van jaaren gevolgd zyn flecher, jdhnson, addison, yodng, thomson, c o n g_r e v e , zo Wel ill 't Treur- als in't Blyfpel, maar in 't laatfte inzonderheid ci.bbeic, fielding, colmar en anderen. In Spanje verfcheen als eerfte Tooneeldichter f e r d. p e r e s d e o l i v a , op welken j. de la cueva,christ de ver mes , lopez de vega carpio de Spaanfche Schakefpear en aug. de montan-o, en in 't Blyfpel m. de cervantes s a v e d r a gevolgd zyn. In Nederland is men eerst zeer laat door het fpeelen der Rederykers tot het vormen van Tooneelfiukkcn, die noe- mens-  8 NUTTIG- GEBRUIK menswaardig zyn toegetreeden; onder deeze munt de arbeid van dengrooten vondel, den geestigen hooft, en van zo veele andere Dichters uit, waarvan wy in 't vervolg gelegenheid zullen vinden om te fpreeken'. De Duitfchers hebben zig egter nog veel laater op deeze kunst toegelegen. Hans, sacks was de eerde welke in Duitschland Tooneelfpelen vervaardigde: Egter laat begonnen zynde hebben zy lang voor de andere kunstkweekende natiën moeten onderdoen, en lange gearbeid eer hun Tooneel zo groot eene agting en navolging waardig geworden is, gelyk het zig thans voordoet. De Treurfpelen van schlegel, klopstock, gothe,brandes en c hrone gk, gelyk ook, de Dramas of Burgerfpelen, dus genoemd naar het Griekfche woord draan, dat bedryven beteekent, van den grooten lessing, trekken het oog van geheel Europa, door haare vinding, wysgeerige en leerzaame bewerking van kunftige Characters. Deszelfs emilia galotti is een kunstftuk, 't welk ten proeffteen van alle fpelen in deezen fmaak verftrekken kan. Geduurende den bloei des Tooneels in Italien, ontftond aldaar eene nieuwe foort van Tooneelftukken, Opera, genoemd, in welken men Dicht-Zang en Toonkunst voegde by eene verrukkende pragt van Decoratien, Tooneelen en Machinen ; ja in welken men , in een woord, alles byeenbragt, wat de aandagt opwekken en den geest als 't ware verblinden en begoogchelen konde, alle de zinnen tevens vergenoegende; zy worden verdeeld in ern(lige, boertige en tasfchenfpelen [opera, ope-ra buffa et Intermezza'] De eerfte opera werdt in den jaare 1597 door zekeren oratio vecchi, van Modena, ten Tooneeie gevoerd: op welken in deezen fmaak van Tooneelarbeid octavio rinuccini en de beroemde abt me tas tas 10 gevolgd zyn. In Frankryk beezigde qüinault tot deeze onderwerpen meest al de Mythologie deiHeidenen, die waarlyk de gefchikfte voor 't onnatuurlyke der zang in heevige gemoedsbeweegingen en driften is. Marmontel en rousseau beezigden Riddergefchiedenisfen en ook wel ernftige onderwerpen tot dezelve. Gersteneerc, ramler, wieland en s c h l e- I  D Ë S S C H O U W B Ü R Ö S. 9 schiebler zyn onder de Duitfchcrs in deeze taak beroemd. In Needcrland hebben wy wel veel vertaalers van Opera'sj edog oorfprongelyke Operafchryvers zyn tot nog toe onder ons niet bekend. Alle deeze Tooneelarbeid ftrekt tot een algemeen heilzaam einde, 't welk niet minder dan het verbeeteren der zeden en het befchaaven van geheele Natiën is, welker algemeene hoofdneiging veelal op hunne Schouwburgen geroemd of gelaakt wordt. De Schouwburg is de waare en eenige plaats, om, al fpelende, goede zeden te leeren, om de bittere pillen eener ftrenge zedeleer, met het verguldfel des vermaaks omkleed, den gaapenden aanfehouweren met greetigheid te doen doorflikken. De mensch wil liefst door beelden geleerd worden; hy wil zien en hooren tevens; 't is niet altoos genoeg dat men hem de fchadelykheid zyner gebreken voor zyn eigene rust, grondig bewyst en hem byna volkomen van dezelve overtuigt, waarom? zyn har: wordt daar mede nog niet geraakt, zyn gevoel wordt door geen droo* ge woorden opgewekt, hy blyft koud, de-flaap bevangt hem eindelyk en verbreekt zyne aandagt. Driften worden niet door woorden, maar door tegenftrydige driften getemd; van ouds is deeze wyze om het menfeheiyk hart te leiden van een goed en gewenscht gevolg geweest. Dit zo zynde, gelyk de ondervinding daaglyks leert, kan men ligtelyk befluiten dat eene Schouwburg in groote fteden onmisbaar is. .Groote fteden immers zyn de verblyfplaatfen van veele en- groote ongeregeldheden , welke de overvloed en pragt die in kleine fteedjes en op het land onbekend zyn, aan de hand geeven. Deeze worden op het Tooneel ten besten in al haar haatelyk licht ten toon gefield, waai* door de onbevlekte deugd dies te behaaglyker uitblinkt, en de tyd, die daar veelligt anders in fchuldige vermaaken verkwist zoude worden , wordt in eene nuttige en leerzaame uitfpanning bedeed. Met is een regel der grondigfte ftaatkunde, welke ook door elke wyze cn voorzienige regeering in 't oog gehouden wordt, den onderdaan zo veel B ,110-  10 NUTTIG GEBRUIK mogelykiSjgeenen tyd overtelaaten om zedeloosheid te pleegen , door hem waar en wanneer het Hechts doenelyk is, eerlyke uitfpanningen te- verfchaffen, deeze regel wordt door de invoering van een welgeregeld Tooneel gedeeltelyk ten uitvoer gebragt; want, naa eene dagelykfche arbeid, kan de yverige ftedeling zig hier onfchuldig verpoozen en zelfs nog nut uit zyne ledigheid trekken, daar hy zig misfchien anders aan het verderffelyk dobbelfpel ,den bedwelmenden drank, of andere uitfpattende ongeregeldheden zoude overgeeven. Dit nut in aanmerking genomen zynde, koomt het ongelooffelyk voor, dat er nog lieden gevonden worden die het Tooneel niet alleen afkeuren , maar zelfs, als hoogstfchadelyk voor de goede zeden en als een fchool van ongeregeldheid en wellust lasteren! Welk een tegenftrydig oordeel over dezelfde zaak! men zoude hier veilig fchynen te moeten befluiten dat eene van beide deeze oordeelen valsch moet zyn, en egter zoude men zig in dit befluit geweldig vergisfen, daar niets zeekerer dan beide deeze uitfpraakeu tevens is: het Tooneel is, in den ftrengften zin, nuttig en weder in den ftrengften zin nadeelig voor de zeden, al naar gelang het zelve door het gebruik of misbruik gevormd wordt. Zy die met reden tegen het Tooneel ingenomen zyn, befchouwen deszelfs misbruik,en dat heeft zeekerlyk,inzonderheid voor de jeugd, de fchadelykfte gevolgen. Zedehinderende voordragten, vuile taal, fmaakbedervende Poppenfpelcieraaden, valfche indrukken der door de dichters al te zeer verkneede gefchiedenisfen, en eindelyk de verkwistende pragt, welker glans, het flikkeren der vonkjes van leerzaamheid ten eenenmaale uitdooft, het gemoed verwyft en de aandagt der jeugd van de nuttige overdenking aftrekt, zyn zo veele en zo gewig. tige gebreken des Tooneels, dat ze met het nuttige byna in evenwigt ftaan; edog al gebreken waarvoor de ernftige toevoorzigt der beftierderen waaken kan. Ware het dat het Tooneel altyd zo als 't behoorde , de- verbeetering der zeden ernllig op 't oog hadde, ware het dat  DES SCHOÜ W BURG S. 11 dat de lesfen, welke de aanfchouweren aldaar ontfangen, 'fteeds vloei, den uit den mond van lieden, die door eene deftige opvoeding tot ge« agte medeburgers en kundige mannen gevormd- waren, wier kunst van nabootfing waarlyk eene grondige ftudie, gevoegd by eene geregelde le. venswyze vereischt; ware het dat men nimmer iets ten Tooneele voerde, dat eenigzins eenen laagen fmaak verraade, en bekwaam ware het gemeen in hunne laage denkbeelden te voeden, maar in tegendeel altyd verhevene voorbeelden van maatfehappyelyke deugden fchetfte, en zo 'er al de ondeugd in gevoerd wierde, dat die dan in deszelfs vvaare licht, te weeten, affchrik en medelyden verwekkende, vertoond wierde: niet zo •als in fommige IJlyfpelen gefchiedt, door de deugd en ondeugd zó te maaien, dat men vorderen moet ;dat de ondeugd gellraft en de deugd beloond, worde, op dat men ze aan dit verfchillend lot te beeter zoude kunnen 'onderfcheiden. Om nu door eene beftendige ernst niet verdrietig te worden, moest men ook vervrolykende Rly- en Zangfpelen toelaaten, maar dat men vooral daarin zig hoede van immer de ondeugd als belagchelyk te maaien, dit is den weg gebaand om haar als fchuldeloos en vermaakelyk te doen aanzien. Het belagchelyke moet men dan zien te verwekken door de gevaliige famenkomst, van zaaken of door het belagchelyk voordellen van Characters, welke juist niet wel deugdeloos, maar nogthans in de maatfehappy fchadelyk zyn. Men zorge ook dat de gefchiedenisfen, welke men op 't Tooneel voordraage, zo ze na waarlyk gebeurde voorvallen gebeeld zyn, zo veel mogelyk en eenigzins met het Tooneel beftaanbaar is, aan de waarheid gelyk gemaakt Worden, welken regel ik niet alleen op het famenftel van de Dichters , maar op de kleinfte waarneemingen van de Tooneelfpeelers zelve wilde toegepast hebben. Tooneelen, kleeding, gebruiken, houding, in één woord, de geringde waarneemingen moeten niet verzuimd, maar alles aan de tyden en plaatfen waarin het ftuk vertoond wordt, gelykvormïg zyn, dan kan zig de aanfehouwer als 't ware in die tyden verplaatsen ,«n de begoogcheling, het waare zoet der naabootfeude kunB 2 ften,  12 NUTTIG GEBRUIK DES SCHOUWBURGS. ften,zal benevens het belang en nuttig uitwerkfel van het Tooneelftuk niet weinig vermeerderd worden; egter zo de Dichter, behoudens het fraaye vair zyn werk, het geval niet in al zyn waarheid volgen kan., dat hy dan nogthans zorge om eenig voorbericht voor zyn fpel te plaatfen, waarin hy zyne genomene vryheid aanwyze en het geval zo als het zig wezentlyk heeft toegedragen, getrouwe'lyk vermelde. Alle aankondigingen moesten voorts, door den Tooneelmeefter in eigene kleeding en wel vóór het Gordyn, als niet tot het Tooneel behoorende, gefchieden, en men moest voor alles de begoogcheling en den indruk die het fpel op de aanfchouweren gemaakt heeft, niet uitwisfchen door eenen voor de vryheid geftorvenen Cato of Hambroek, naauwlyks één ogenblik naa zynen dood, in eene Romeinfche hofzaal of pragtig flot aan de aanfchouweren te doen berichten, wat de beltierderen des Tooneels van voorneemen zyn door de Tooneelfpeeleren op de volgende fpeeldagen te doen uitvoeren. TREUR-  TREURSPELEN.   AANMERKINGEN OVER HET TREURSPEL. $^&3P&:at men in alle zyn handelingen de wyze Reden raadpleegen ^ D Ö nioet'15 eene waarheid die geen tegenipraak lydt, gelyk ook l^gjojgJI dat het goede alleen fchoon is, en dat de Reden niet dan het goede verkiest. Zy befchouwt elk menfchelyk gewrogt, en beoordeelt het zelve voor haaren onpartydigen K echtbank, het goede goed en het minstgoede afkeurende; van het goede vormt zy regelen ter navolginge-, en van het kwaade regelen tot vermydinge. Zie daar den oorfprong der Kunstregelen, in de Reden zelve gevonden; maar, zal men zeggen, op die wyze kan elk zig Kunstregelen vormen, zo is 't ook; egter zo die nieuwgevormde kunstregelen mede door de wyze Reden uitgevonden zyn, zal men bevinden, dat ze aan de reeds voor handen zynde regelen volkomen gelyk zyn, en dat men dus wel het getal, maar niet de foorten vermeerderd hebbe, dat waarfchynlyk een vruchtelooze arbeid uitlevert; de oudfte Wiskunstenaars, by voorbeeld arcuimedes en euclides,hebben veele waarheden in de Mathefis uitgevonden, die even zo bedreeven nieuwe Wiskunstenaaren mede zouden kunnen uitvinden; fchoon zy zig nimmer met de Schriften der Ouden gemeen gemaakt moesten 'hebben, om de eer der uitvinding te kunnen genieten ; edog, wat toch zouden zy voor haaren vlyt bevoordeeld zyn , zy zouden waarheden viuden, die reeds lang vóór haar aanzyn be-  16 AANMERKINGEN bekend waren;even zo zoude men thans, naa aristotele s, vergeefs nieuwe Regelen voor het Treurfpel zoeken, wyl men na zyn denkbeeld wel geflaagd zynde , dezelve. allen ,by dien Wysgeer reeds zoude aantreffen, daar het gezond oordeel in alle Eeuwen dezelfde uitfpraaken doet. Maar, zal men zeggen, was aristoteles dan zo onfeilbaar, dat zyn oordeel nergens in konde dwaalen? en hier op moet ik antwoorden, dat hy wel niet onfeilbaar was, maar zig ook tevens verhoed hebbe van te oordeelen over zaaken , althans de Dichtkunst betreffende, waarvan hy geen volkomen kennis had. Ten getuige ftrekt zyn kleine verhandeling over de Dichtkunst, welke daarom misfchien klein is, om dat ze enkel gezond oordeel behelst, daar de omflagtige Werken veel met beuzelingen en onzeekere redeneeringen vervuld en verdikt worden: hier by koomt nog dat men geen beeteren'Leermeester, althans wat het famenftellen van een Treurfpel betreft , vinden kan; dan even den zelfden aristoteles, die in eenen tyd leefde, waarin de Tooneeldichtkuust in zynen besten bloei was; in eenen tyd, waarin hy de fchoonheden van eenen *schylüs, eurip1des, sophocles, homerus, enz. nog gaaf voorhanden had, en met een wysgeerig oog befchouwen koude, welke fchoonheden het meest aan het volk fmaakten, en welke gebreken op het Tooneel meest misftonden ; men werpt hem wel tegen dat hy, zelv geen Dichter zynde , zo veel als buiten zynen kring oordeelde; maar hoe valsch deeze tegenwerping is, blykt daar uit, dat dit zelve hem juist tot den allerrechtmaatigften kunstrechter maakt, die zonder eigenbelang, zonder vervoering van drift, de kunstgewrogten, met een bedaarden geest, alleen volgens het richtfnoer der Reden, beoordeelen konde. Men behoeft niet te vree-zen, dat hy zyn eigen byzonderen fmaak in zyne beoordeeling gevolgd hebbe, om dien te meer in zyn eige gewrogten te doen uitmunten, of dat hy met kunstbaat bezet zynde , fommigen zyner medeftreevers heeft zoeken te dwarsboomen: 6 neen, hy is van dat alles vry, en heeft zyn gezag daarom wat  OVER HET TREURSPEL. tl wat de Dichtkunst en Tooneelregelen betreft, zelfs nóg tot op deezen dag, dat is, naa het verloop van over de tweeduizend jaaren, itr volle kragt behouden. De Redenlyke Tooneelwetten nu leeren, ten opzigte des Treurfpels. I. ) Wat eigentlyk het Treurfpel zy. II. ) Wat men in het zelve voornaamlyk in agt neemen moet. . Het Treurfpel is, volgens de bepaaling van aristoteles, eene navolging van eene verhevene en volledige handeling, die eene zeekere grootte of uitgeflrektheid heeft. Uit deeze bepaaling zien wy, i.) Dat het Treurfpel eene navolging is, en dus zo veel mogelyk aan het oorfprongsbeeld gelyk moet zyn; dit beeld nu is de Natuur, zo als ze zig in de handelingen der menfeheu opdoet: deeze natuur nu na te volgen, is derzelver voornaamfte kenmerken te bewaaren; egter is het den Dichter geoorloofd, zyn oorfprongsbeeld te verryken, om dat het fpel een ander doelwit heeft dan de natuur ; de natuurlyke loop der dingen ftort fomtyds den mensch, buiten zyne fchuld, in het ongeluk, zonder hem 'er uit te redden, en beloont fomtyds, naar oogenfehyn, de misdaad, in plaatfe van die te ftraffen; brengt fomtyds perfoonen byéén, wier chara&ers niet tegen elkander affteeken, maar eentoonig zyn, doet meestal de gewigtigde voorvallen een reeks van jaaren* duuren, en vervult die met tusfehen. gevallen, welke gantsch geen betrekking op dezelve hebben ; wyl het oogmerk van den Beftierder der Natuur niet terftond, maar veeltyds eerst naa eene lange reeks van omwentelingen, volgens zyn wyzen wil, kan berekend worden; hier uit ziet men hoe ongefchikt eene navolging der natuur, in den ftrikften zin genomen, voor het Treurfpel zoude zyn, waarin een geheele daad volledig,in een zeekeren kleinen tyd, voor het oog der aanfchouweren afloopenmoet. a.)Men ziet uit de bepaaling, dat het Treurfpel eene handeling vereischt, dat is, men moet op het Tooneel, zo veel hetzelve toelaat, doen werken , en zo min mogelyk is verhaalen, de aanfchouwer wil zien bsdryvsn. De lange verhaalen misfen al her 9 tref-  ïS AANMERKINGEN treffende, dat het daadelyke bedryven eener daad in den aanfchouwer verwekken kan. 3.) Het moet eene volledige handeling zyn, dat is, het moet een begin, midden en einde behelzen. Het begin beftaat gemeenlyk in het voor/lel van den ftaat, waarin zig de perfoonen, welke men ten Tooneele voert, bevinden; dit is gantsch niet ligt, wil men geen onnatuurlykheden over 't hoofd zien. De perfoonen kennen gemeenlyk maar al te wel haaren ftaat, zodat het doorgaans gemaakt is , dat men hen haare voorvallen aan elkander doet verhaalen, 't welk altyd blykt dat meer gefchiedt om de aanfchouweren van het geval te verwittigen, dan om den perfoon, aan wien men het verhaal laat doen, daarin kundiger te maaken. Men behoort dan, zo 't eenigzins mogelyk is, het verhaal te laaten doen aan perfoonen die niets van het geval kunnen weeten; dit zet het geheele ftuk eene natuurlykheid by, die veele Tooneelftukken ontbeeren ; op het verhaal volgt de knoop, die het midden des fpels uitmaakt, deeze moet natuurlyk uit de famenloopende omftandigheden gebooren worden, en niemand der bedryvende perfoonen moet men woorden in den mond leggen, die de kunst des Dichters verraaden, en de begoogcheling wegneemen. De aanfchouwer moet, tot het uiterfte oogenblik der ontknooping, in een reikhalzend verlangen naar de uitkomst gehouden worden, en zyne verwarring moet zo veel mogelyk is toeneemen. Het einde des fpels moet de ontknooping zyn; deeze moet mede uit de natuurlyke famenloop der dingen voortvloeijen, en niet gezogt of gedwongen weezen, alles, zo veel mogelyk in orde brengen, en den" aanfchouwer verï genoegd naar huis doen keeren. Tot hier toe kan de deugd lyden en de ondeugd heerfchen; maar naa de ontknooping is het aangenaa. mer dat de deugd de overhand op de ondeugd behoude. De ontknooping moet ook het fpel volmaakt befluiten, waarom het veeltyds noodig is dat een verrader, by de ontknooping, het leeven veriieze, of ten minften geheel verwyderd worde; wyl men altyd te veel van denzelven vreest, om volkomen gerust op de zegepraal der deugd te  OVER HET TREURSPEL. 'ft te. zyn; dit maakt voornaamentlyk het volledige der "handeling uit, dat 'er niets, ten opzigte van eenig bedryvend perfoon, voor zo ver het opzigt tot het voorgeftelde geval hebben kan, ovrig blyve te vraagen; het fpel moet ook met de ontknooping gedaan zyn. Fraai is, in dit opzigt, het einde van den Brutus,van volt ai re: het verhaal is er, in den beginne, natuurlyk, wyl het tegen een Afgezant gefchiedt, die geen volkomen kennis van den ftaat des verhaalers hebben konde, de knoop is voortvloeiende uit den faraenloop der omftandigheden. De liefde van Titus doet hem zyn land verraaden, de aan. fchouwer blyft in groot verlangen, hoe of dit door den ftrengen Brutus, als Rechter, maar tevens als medelydend vader, opgenomen zal worden, men ziet hem met twee in dit geval tegenover elkander ftrydende gemoedsdriften , Rechtvaardigheid en Kinderliefde, op het he-vigst worstelen; eindelyk neemt de Rechtvaardigheid de overhand, hy verwyst zynen zoon; alle aanfchouwers blyven in 't oplettendst verlangen, of'er ook. nog verandering in de zaak zal komen, of'er ook nog vergiffenis zal uitgeroepen, of de vervveezen zoon misfehien door het volk verlost zal worden; maar naa een poos tyd koomt eindlyk de regie ontknooping, die al het verlangen der aanfchouweren ten eenemaaie voldoet: een bode brengt de tyding, dat Titus den dood ondergaan heeft. Brutus jammert noch klaagt geen langen tyd agter een, noch 'er valt niets meer voor waar aan den aanfchouwer belang neemt; neen, hy zegt alleenlyk: Óns Rome. is vry, dat is genoeg, men dank de Goön! Met deezen regel fluit het fpel, en 'er blyft niets meer overig om te vraagen; doch ware het fpel reeds by het verwyzen van Titus gefloten geweest, dan zou het eene onvolledige handeling voorgefteld, en den aanfchouwer in de onzeekerheid der waare uitkomst gelaatenhebben. 4.) De handelingen moeten ook- verheven zyn. Het-hooge Treurfpel € a * ver-  20 AANMER'KINGEN vereischt meer dan burgerlyke voorvallen, het nut of onheil een* gantfchen Staats ■, of voornaam gedeelte deszelfs, moet het onderwerp des Treurfpels zyn, derhalven moeten de bedryvers altoos Vorften, of althans zulke perfoonen zyn, die met een uitgeftrekt gebied over een geheel Volk of Ryk bedeeld zyn, en men kan een gebeurtenis, hoe droevig die ook zy, aan eenen enkelen perfoon overgekomen, by voorbeeld, het onheil van eenen Calas, geen onderwerp voor het hooge Treurfpel maken, maar wel voor het Burger Treurfpel, {Drama,) om dat geen geheel volk door. het gevolg van dit onheil lydt, maar flechts eenige huisgezinnen. Ten 5.) zien wy, uit de bepaaling van aristoteles, dat de handeling eene zeekere bepaalde grootte hebben moet; dat is, men moet geene te ukgeftrekte noch te kleine handelingen ten Tooneele voeren; 'er moet een eenheid van tyd, plaats, en daad 'm agt genoomen worden, wil men de bepaalde grootte der handelingen, volgens het redenlyk vereischte des Tooneels in agt neemen. De eenheid van tyd eischt, dat de handeling in denzelfden tyd gefchiktelyk gefchieden kan, waarin men die- op het Tooneel voorftelt; de eenheid van plaats eischt, dat men de handeling, zo veel mogelyk is, in het zelfde oord doet af loopen waar die begonnen is , zonder den aanfchouwer, buiten zyn weeten, van het eene land in het andere te vervoeren; de eenheid van daad eischt, dat alles in de handeling onder gefchikt blyve aan zeeker voornaam einde; by voorbeeld: in den reeds aangehaalden Brutus is de voornaame daad, de rechtvaardigheid van Brutus.t en alles, tot zelfs de liefde van Titus, is aan dezelve ondergefchikt, en werkt mede om die te doen uitblinken. Dit is zo niet in den Cato, waarin de vaderlandsliefde van Cato de voornaame daad is, die egter door de liefde zyner dochter niet onderfteund , noch opgeluisterd wordt; welke eerder een daad op zigzelve uitmaakt, en het fpel zo wel den naam van Juba, als van Cato zoude kunnen doen draagen. De bepaaling der grootte van het Treurfpel moet mede, zo veel mogelyk is, beperkt worden; men moet niet in vyf bedryven eene handeling rek-  OVER HET TREURSPEL. 521 rekken, die men gemaklyk in drie befluiteri kan, dit geeft flaapende en verveelende bedryven: hoe digter het fpel in elkander fluit, hoe meer dat het behaagt en treft, daar de lange uitgeftrektheid dikwyls gaapingen veroorzaakt. Dit nu wegens het waare wezen des verheven Treurfpels befchouwd hebbende, moeten wy zien, II.) Wat men in het Jamenfiellen des zelfs voornaamentlyk in agt neemen moet; dat is, wy moeten die kleinigheden aanmerken, welke verzuimd zynde, juist wel niet het wezen des Treurfpels wegneemen, gelyk de reeds opgenoemde misdagen; maar egter in agt genoomen wordende,een groot cieraad aan het zelve toebrengen en deszelfs wezen helpen opbouwen en verryken. Deeze waarneemingen komen voor in de zes btftanddeelen des Treurfpels, welke aristoteles aldus optelt: 1. ) De fabel , of de gefchiedenis, zo als de Dichter die in zyu ftuk, naar vereisch des Tooneels, voordraagt. 2. ) De zeden der perfoonen, of hunne chara cte rs. 3. ) De me en in gen en gevoelens, of redenen, welke de perfoonen van hunne handelwyze geeven. 4. ) De uitdrukking, welke over de woorden en ftyl, die ,men in het Treurfpel gebruikt, haare opzigt heeft, en 5. ) De ci era ad en des Tooneels, als zynde de Decor atien en de Muzyk. Als wy deeze vyf deelen elk afzonderlyk wat naauwkeuriger befchouwd hebben, zal ons de geheele Theorie des Treurfpels beknoptelyk in het oog vallen. Voor eerst dan, de f abe l is de gefchiedenis, zo als de Dichter die ten Tooneele voert; dat is, zodanig eene navolging der waarheid , -die eenen hoogen trap van waarfchynelykheid behoudt, en waarin men al wat tot de eenheid der daad, tyd en plaats iets toebrengen kan » 'er by verdichten mag, zo men flechts in dit alles de waarfchynelykheid in . 't oog houde: want wy hebben gezien, dat men de natuur zelve wel C 3 na"  aa AANMERKINGEN navolgen, maar niet flaafsch op het Tooneel nabootten kan; edog van de veranderingen, welke men in de Fabel van het Tooneelftuk tegen de Waarheid der gefchiedenis maakt, behoorde men in eene Voorrede, die men voor het ftuk plaatst, reden te geeven, om die veranderingen niet voor waarheden te doen doorgaan; alzo dezelve anders eene fchadelyke uitwerking op den aanfchouwer doen, eii de gefchiedenis zelve voor het nageflagt duister en fabelagtig maaken: welk fchadelyk gevolg der Dichterlyke vercieringen wy heden, ten opzigte van de gebeurtenisfen der aloudheid, te dikwyls ondervinden, daar wy geen gefchiedenis van voornaame mannen der eerfte eeuwen bezitten, die niet, door de pen der Dichters, verminkt tot ons overgekomen is. En om een voorbeeld van dit misbruik onder ons te vinden, behoeft men weinig moeite te befteeden: vraag Hechts aan 't gemeen, hoe 't zig met de gefchiedenis van den gebannen Edelman, Gysbrecht van Aemfiel, toegedraagen hebbe? zy zullen u welhaast verhaalen, dat hy hier ter ftede woonde; dat deeze ftad byna in dien ftaat, waarin die nu nog is, door de Kennemers, door middel van een fchip met rys, listig is ingenoomen, uit wraak over den moord van Graaf Floris de Vde; dat ze op het Kersfeest de kloosters en kerken overrompelden, en aldaar den ouden Bisfchop Gozewyn en zyne nicht, de Abdisfe Claris/a, met al haar geestelyk gevolg, vermoorden, zonderden grooten Reus, die hun leger verfterkte, noch den Engel , die Gysbrecht kwam troosten, te vergeeten. Al byeenbrengtelen van perfoonen, die, of geheel verdicht zyn, of in geheele byzondere tyden naa elkander geleefd hebben; egter deeze indruk blyft by het volk vast ingeprent, en daar wy van die tyden geen zeer omfhndige Gefchiedfchryvers hebben, is het te vreezen dat deeze Fabel in eene volksdwaaling veranderen zal, die de navolgende eeuwen voor waar zullen opneemen; om dit nu met andere Gefchiedenisfen te vermyden, is 't noodig dat de Dichter, zo veel mogelyk is, by het geheel der gefchiedenis blyve, en daar van afgegaan zynde, zyne afwyking aanwyzé; wil mén egter 'volkomen vryheid van famenftellen behouden, dat  OVER HET TREURSPEL. 23 dat men dan eene geheele verdichting, zo wel der perfoonen als der gevallen maake, en deeze den aanfchouwer als eene verdichting opgeeve. Om nu een Treurfpel deszelfs volkomen lengte te geeven , zonder de eenheid der Fabel te fchenden, heeft men Bygevallen QEpifodion) oï Epifodes, uitgevonden, welke niet ftriktelyk tot het lighaam der Fabel behooren, maar egter zodanig met hetzelve verbonden zyn, dat ze famenloopen, om het oogmerk des Fabels te bereiken: zo is de liefde van Cato's dogter, in den Cato, eene flegte; die van Titus, in den Brutus, eene goede Epifode. Ten tweeden. De zeden zyn de gharacters der perfoonen, hoe meer tegenftrydig werkende die zyn, hoe kundiger en behaaglyker zo een Tooneelftuk is. In de fpelen , welken de Franfchen onder het genre larmoijant betrekken, vindt men deeze verfcheidenheid vanCharaélers niet, waarom ze ook eentoonig en op den duur verveelende zyn. Ten derden. De meeningen, of gevoelens, zynde redenen, die de perfoonen van hunne handelwyze geeven, en waar uit men de Charaélers kan opmaaken: elk mensch, heeft zeekere reden waar naar hy zyn gedrag vormt; deeze is in de deugdzaamen de gezonde Reden , in de ondeugenden de Dwaaling, waarom de Dichter voornaamlyk in het oog houden moet, dat elk perfoon, volgens zyn Charafter, fpreeke. Ten vierden. De u 1t d r u k k i n g ,'of de wyze en ftyl waarin de perfoonen fpreeken, deeze is of poëtisch, of profaïsch ,!of in verf en. Hethooge Treurfpel vordert in deszelfs ongemeenheid een poêtifchen ftyl, dat is, eene door gelykenisfen en beelden opgecierde uitdrukking; egter men myde de bloemrykheid des ftyls in groote driften, of hevige hartstochten, alzo dezelve als dan de natuurlykheid grootendeels.in den weg ftaat. De profa'ifche ftyl dient voor het Burger Treurfpel en Blyfpel, en wat het rym betreft, dat is altyd op; het Tooneel een groot beletfel der natuurlykheid, en dient Hechts om den Tooneelfpeeler te gemaklyker zyn rol te doen onthouden; in het hooge Treurfpel is het rym hinderlyk, in  24 AANMERKINGEN in het Blyfpel belagchelyk, en in het Drama onver draaglyk. De Ouden rymden ook nimmer hunne verfen, fchoon ze die wel aan den trippelmaat, {cadans} en gebondene rede onderwierpen, om voor eerst den uitvoerderen te gemoed te komen, en tevens de ooren der aanichouwers met een beyalligen en harmonieufen klank, die egter niet gemaakt of tegen natuurlyk was, te ftreelen; want het is minder onnatuurlyk dat men in het fpreeken eene zeekere maat waarneeme, waar door de kragtigfte woorden geplaatst worden op de toonverheffing, dan dat men juist zulke woorden gebruikt, die op elkander rymen. Ten vyfden koomthetc i era ad des tooneel s voor; ditbeftaat in de Schilder-, Toon- en Werktuigkunde: hier mede verrykten de Ouden, op 't pragtigst, hunne Tooneelen. De Muzyk werdt niet door de ftukken heenen gevlogten , zo als in de hedendaagfche Zangfpelen, maar werdt tusfchen, of op het einde der bedryven, den aanfchouweren verleend, en diende niet, zo als thans, als een byzonder en afgefcheiden vermaak des Tooneels, maar accompagneerde de Reijen in hunne zangen , welke de zeden, die in het fpel geleerd werden, den volken voordroegen en als de toepasfing des fpels maakten- De Tooneelen waren fteeds in alle deelen eigenaartig, en alle de bykomende kleinigheden gefchikt om de natuurlykheid der navolging te vermeerderen. Uit al het te vooren gezegde blykt,dat het hoogeTreurfpeldewylhet de daaden van een aanzienlyk perfoon behelzen moet, die op een geheel volk haaren invloed kunnen hebben , juist niet regtdraads gefchikt ns om den Burger zyne maatfehappyelyke pligten te herinneren, waar toe het Burger Treurfpel van grooter gebruik is, egter kan men het •hooge Treurfpel mede met een nuttig gevolg voor de zeden befchouwen; de Ouden geeven een middel op, door 't welke het hooge Treurfpel ook voor den Burger nuttig kan zyn: thimocles draagt het zelve by Athenms, Lib. VI. Cap. i. voor, in deeze woorden: ,, De „ Mensch is van natuure een elendig dier, wiens leven veele verdriete.„ lykheden met zig voert; hy zoekt dieswegens verkwikkingen tegens de  OVER HET TREURSPEL. 25 „ de bekommeringen; want de ziel vergeet haar eigen lyden, terwyl „ zy zig met dat van een ander bezig houdt; zy bekoomt daardoor vermaak en onderwys. Befchouw de voorbeelden welke ons de „ Treurfpelen aanbieden: is iemand arm, hy draagt zyne armoede geduldiger als hy een telephus armer ziet dan zigzelven: ,, een raazende ziet op alkm/eon; lydt iemand aan de oogen, de „ Phineïden waren geheel blind; lïerft iemands Zoon, n 10 bes „ voorbeeld troost hem; hinkt iemand,hy ziet op philoctetes; „ is iemand ongelukkig in zynen ouderdom, laat hy 03 neus be„ fchouwen. Denkt ieder dus, dat anderen nog grooter lyden gele„ den hebben, zo draagt hy dat, 't welk hem treft, met zo veel te „ grooter moed." Dit is het nut dat de voorbeelden kunnen doen; maar de Zcdeleer heeft een nog kragtiger uitwerkfel. De Keizerlykc Wysgeer, antoninus, voegt dit tweezydig nut famen, in zyn JVysgeerige Bedenkingen , Lib. XI. §. 6. ,, De Treurfpelen," zegt hy, ,, zyn eerst ingevoerd om de menfchen de toevallige gebeurte- nisfen en derzelver natuurlykë gevolgen te herinneren, op dat zy „ het geen hen op het Tooneel vermaakt, op den Schouwplaats der Waereld niet ongeduldig draagen; want zy zien dat dit het einde der dingen is, waaraan zig Koningen zelve moeten onderwerpen." Wy zullen in dit Werkje zien wat nut de Nederlandfche Aanfchouwer van zyn Tooneel trekken kan, en voor eerst het hooge Treurfpel , vervolgens het Blyfpel, en ten laatften de Opera onderhanden neemen. Wegens het hooge Treurfpel zullen wy I. Een Gefchiedkundig, en II. Een Zedeleerend nut uit hetzelve opfpooren , en daar toe eenige Tooneelfpelen bezigen, welken op ons Schouwtooneel aangenoomen zyn en vertoond worden, als: Her odes en Mariamne , Claudius Civüis, Robbert de Vries, De Cid, Don Louis de Vargas ,A'leid van Poelgeest, Wolf aart van Bcrsfelen, d m  25 AANMERKINGEN OVER HET TREURSPEL. Elizabeth Woodeville en Gaston en Baijard; wy zullen den inhoud deezer Stukken, en de Zedeleer die in dezelve opgeflooten ligt, kortelyk voordraagen, en hebben, by elke derzelven, gelyk ook by de Blyfpelen en Opera's, een keurig kunstprentje gevoegd, waar in het voornaamfte bedryf uit elk Stuk vertoond wordt, om den Leezer dit Werkje te aangenaamerte maaken. Welaan, men leeze zonder vooroordeel,het zwaarfte ftruikelblok der kunstrechters , en gebruike voorts het Tooneel als een Schoole van Deugd, Wysheid en fraaije Zeden. H E-  HERODES en MARIA MN E. §£5&lf?&'er naar waarde beroemde Dichteresfe, katharyne lesp D | cailje, is men dit deftig Treurfpel verfchuldigd; zy heeft het zelve , na het oorfpronglyk Franfche van den Hcere f. t ris tan l'hermite gevolgd, en door haare kragtige vertaaling by ons geenminder eer verworven, dan de Franfche Dichter door de uitvinding by zyne Natie verkreegen heeft. Wy zullen het regelmaatige en fchoone van dit Treurfpel welhaast ontdekken, zo dra wy het zelve , volgens de lesfen des Griekfchen Kunstrechters, in al deszelfs deelen, befchouwd hebben. Wyl volgens aristoteles bepaaling en die der gezonde Reden, het hooge Treurfpel eene navolging is der gewigtige gebeurtenisfen, aan voornaame Mannen overgekomen, zoo zullen wy, in de leerzaame befchouwing der Tooneelftukken die wy voorhanden hebben , dc volgende order waarneemen: wy zullen eerst de Gefchiedenis, waaruit de Spelen genomen zyn, befchouwen; vervolgens de Fabel, welke de Dichter uit de Gefchiedenis genomen, en naar vereisch des Tooneels verkneed heeft; dan de Zeden of Charaëlers der Perfoonen, welke de Dichter in zyne Fabel werkende invoert; dan de meeningen of de dryfveeren, die de perfoonen bewegen om zoo te handelen alszy doen, vervolgens de uitdrukking, welke de Dichter gebruikt om zyn ftuk behaaglyk en leerzaam te maaken, en eindclyk de cieraaden, die elkTooneelfpel in'tbyzonder vereischt. Uit al deeze afzonderly- ke deelen zullen wy leerzaame lesfen, zo voor de Zeden als de vermeerdering, onzer kundigheden, en het recht gebruik des Tooneels, zien te trekken. Wy gaan dan over tbt de Da GE-  2.1- HERODES en MARIAMNE. GESCHIEDENIS. Her odes ascal onit a,uit het geOagt der Idumeen, was de Zoon van antipater, welke om zynen moed, en de vriendfchap die hy tevens en den Romeinen en den Jooden toedroeg, tot Landvoogd van Judea aangefteld was; pha-selus, die zynen Vader in het Viervorftendom opvolgde, maar naderhand door antigonüs gevangen zynde, zigzelven ombragt, jozippus, die mede tegen antigonüs kryg voerde, en, van denzelven verrast zynde, om'Heven* kwam en pheroras, die naderhand door Keizer augustus ten Viervorst verheven werdt, waren broeders van herodes, en sa Lomé was zyne zuster. Hy werdt reeds, inden ouderdom van vyftien jaaren , door zynen Vader tot Landvoogd over Galilea aangefteld , terwyl zyn ouderbroeder ,phaselus, Jerufalem als Landvoogd' beftierde , welk bewind, naa dat p h a s e l u s zigzelven had omgebragt, door den Pvomeinfchen Raad, en marc üs anthonius vriendfchap voor her odes, hem tevens met het koninglyk gezag over Judea mede te beurt viel. Hy tragtte uit Staatkunde, even gelyk zyn Vader,, der Romeinen en Jooden vriend tevens te zyn , waarom hy dén Joodfchen Godsdienst, zo veel ih hem was, begunftigde, en tevens den Romeinfchen Adelaar voor den Tempel van Jerufalem plaatfte, fchoon hy in zyn hart noch Joodsch- noch Romeinschgezind, maar den bygeloovigen^ Godsdienst der Grieken toegedaan was. De roemrykfte en fchranderfte onderneeming welke her odes ten uitvoer gebragt heeft, is geweest het uitroeijen van eene bende Roovers en Moordenaars , die zig op hooge Gebergten^, in ontoegankelyke holen , by Arbela in Galilcea, ophielden, welken hy, door middel van yzeren kisten , waarin zig krygsvolk plaatfte, en die van de toppen der Bergen tot voor den ingang deezer holen nedergelaaten werden, geheellyk tot den laatften man verdelgde. Herodes heeft tien Vrouwen gehad, de tweede derzeive was mariamne, uit het Ge-  HERODES en MARIAMNE. . *y Geflagt der Jsmmeen , eene Dogter van al ex a n d er den II. en alexandra; zy was eene zeer fchoone , maar trotfche en fpytige vrouw, die her odes niet uit liefde, maar'enkel uit ftaatz-ugt , gehuwd had ; zy haatte hem zelfs, om dat hy haarenGrootvader, hyrcanüs, dien hy zig verbeelde dat naar zyn gebied dingde, heimelyk van 't leven had doen beroven. Herodes beminde haar egter zo zeer als zy hem haatte, verftootende zelfs, om< haaren wille, zyne vrouwe dosis, en lydende geduldig dat zy hetn dagclyks bittere verwytingen, over den moord van haaren Grootvader deede, dien hy allen met het grootfte geduld verdroeg, en met de tederftc liefde en opvolging van alle haare begeertens beantwoordede, haar zeiven naar de oogen ziende, en zig zei ven en zyn gantfche huis aan haar willekeurig betlier overgeevende, zo dat zy vóórhaar Geflagt alles van hem bedingen konde wat zy flechts begeerde, van welke leenigheid haare moeder alexandra gebruik maakte, hem om de verhooging, van- haaren Zoon, a r i s t o b u ld s , tot Hogenpriester verzoekende, welke gunst zy egter niet van hem kunnende verkrygen, zig met haaren Zoon naar anthonius begaf, die denzelven tot deeze waardigheid verhief; dit ftak her odes zeer in den krop, te meer daar aristobulus, een zeer fchoon en minzaam Jongeling zynde, ongemeen van 't volk geliefd was, dat herodüs deed vreezen dat hy hem ten eenigen tyd in 't gebied hinderlyk mogt weezen. Hy ftemde egter gedwongen in zyne verheffing, maar liet hem kort daarna heimelyk ttl een bad te Jericho verfmooren. Deeze nieuwe moord zette ma— riamne zo zeer tegen hem en zyne zuster sal omé, en broeder pheroras, die zyn Raadslien in dit alles geweest waren, op, dat ze dien opzettelyk van deezen moord befchuldigde, waarop dezelve zo zeer toornig werden, dat ze haar by herodes van ontucht aanklaagden, geevende voor, dat zy haar Afbeeldfel aan anthonius overgezonden had ; m a r i a m n e van haaren kant bewerkte dat h e r o d e s , om den moord aanARisTOBULuS gepleegd, naar Romen opontboden werd*;-: D. 3 vaQ j  30 HERODES en MARIAMNE. van welke dagvaarding hy niet leevend meende te rug te keeren, waarom hy aan zyn zusters man, josippus, beval, indien hy te Romen gedood mogt worden, terftond mariamne mede om 't leven te brengen. Deeze josippus was zo onvoorzigtig dat hy dit geheim mariamne bekend maakte, egter het zelve haar voorftellende als een uitwerkfel der groote liefde die hek odes haar toedroeg, welke niet dulden kon dat zy naa zynen dood een ander ten deele viel; maar mariamne nam dit geheel anders op; en als nu her odes zig door zyne listige redenen te Romen van den moord gezuiverd hadt, en te Jtrufalem wedergekeerd was, verweet mariamne hem zyn moorddadig voorneemen tegens haar. Herodes vat daaruit een argwaan, tegens josippus op,meenende dat die hem verraaden had, om dat hy met mariamne in ontugt zoude kunnen leeven; dit maalde hem door den ongerusten geest, en in dit vermoeden werdt hy van zyne Zuster en Broeder dermaaten gefterkt, dat hy in een volflagen woede verviel, byna raazende ten bedde uitrees, en terfiond last gaf om mariamne en haaren vermeenden boel te dooden, 't welk, op zyn overhaast gebod volbragt zynde, hem zodanig berouwde, dat hy geheel zinloos werdt, en zig verbeelde dat zyne mariamne, om haare fchoonheid, onder de Godheên behoorde, en niet kondefterven, waarom hy haar telkens by haaren naam riep en haar van elk afvorderde , dat zo lang duurde tot hy, door het gebruik van medicynen en der jagt,tot zyne voorige gezondheid wedergebragt zynde,in de armen van zyne eerfte vrouw dosis, die hy om m ar i amn e verftooten, en nu weder tot zyne vrouw aangenoomen had, zyne liefde voor mariamne allengskens begon te vergeeten. Schoon hy federt deezen moord geen geluk noch voorfpoed gehad heeft, maar in wreedheid en tierannye toeneemende, eindelyk te Jerufalem overleden is, geevende nog by zyn fterven het onmenfchelyk bevel, dat zyne Zuster alle de voornaamfte Jooden by zyn dood moest doen ombrengen, op dat de Jooden ftof tot weenen by zyn graf zouden hebben, welk wreed gebod egter niet op-  HERODES en MARIAMNE. 31 opgevolgd werdt. Het voorval met mariamne heeft zig toegedragen in het jaar der waereld 3952, twaalf jaaren voor de geboorte van den Zaligmaaker; herodes overleefde deeze zyne ongelukkige vrouw dertien jaaren, ftervende in 't jaar der waereld 3965 , in het eerfte jaar van de geboorte onzes Heillands. De Dichter heeft zig genoodzaakt gezien om in zyne FABEL het geval op deeze wyze voor te draagen. Herodes wordt door salomé en pheroras tegen mariamne opgeftookt, die hem, om het vermoorden van haaren Grootvader en Broeder, eenen doodelyken haat toedraagt, maar desniettegenftaande op 't ieverigfte van hem bemind wordt. Zy tragten den dood van mariamne op 't zeekerfte te bewerken, en fmeeden, ten dien einde , het volgende looze verraad tot haar nadeel. Salomé weet den Schenker van herodes zo ver tot haar belang over te haaien, dat hy hem waarfchouwt voor mariamne, zeggende: dat hy een minnedrank van haar ontvangen had, om onder zynen drank te vermengen, maar dat hy denzelven,met aandagt befchouwd hebbende, had gevonden vergiftigd te zyn. Over dit bericht wordt herodes, wiens laag gemoed op het minfte gerugt voor zyn leven vreesde , dermaate toornig en beangftigd , dat hy op ftaanden voet zynen Raad|doet vergaderen,mariamne voor denzelven doet verfchynen, ' en haar ter dood veroordeelt , wyl zy van haare zyde niets toegeeven noch haare gewaande fchuld bekennen wilde, en hy haar daarenboven van overfpel met sohemus, zynen Hofbeftierder , verdagt houdt. 'Kort hierop wordt mariamne ter ftraf gevoerd, zynde zelfs door haare eigene moeder alexandra , fchoon zy wel anders overtuigd was, uit eene laffe vrees voor herodes, als fchuldig aan het bewust verraad verklaard. Zy wordt het hoofd afgeflagen, welk lot so-  3= "H E R O DES e n MARIAMNE. sohe mus mede te beurt valt, en naa de uitvoering van dit wreede vonnis, wordt aan herodes bekend gemaakt hoe zig alles toegedragen hebbe, waarop hy, uit naaberouw over zyne voorbaarigheid , in eene wanhoopende droefheid vervalt, zig zeiven, en gantsch Jerufalem vervloekende; naauwlyks ftilt deeze vlaag, of een tweede en wreeder boodfchap vermeerdert zyn elende. De Schenker judas heeft zigzelven, naa het uitvoeren van het doodvonnis aan mariamne , van het leven beroofd; uitroepende: dat mariamne aan de misdaad onfchuldig , en de gantfche befchuldiging gefmeed en een verraad was. Dit maakt h e r o de s woedende , wyl hy nu eerst begrypt dat salomé en pheroras de-hoofden der famenzweering zyn. Hy roept in de uitterfte woede tegen hen, in deezervoegen, uit: Gy, Monsters van myn Hof, gy hiélpt dit "kwaad befteeten ! enz. Welk Tooneel op het Kunstplaatj'e verbeeld is. Naa welk uitterfte geweld van zyn hartstocht, hy in eene razerny vervalt, en zig mariamne hem uit den Hemel dreigende voorftelt, waarnaa hy door zyne aandoeningen en verwoede driften ter dood toe verzwakt, magteloos van het Tooneel gedraagen wordt, waarmede het Treurfpel een einde -neemt. DE C H A R A C T E R 3. Her odes is minnenydig , laaghartig, wreedaartig, en ten uitterften verliefd op-mariamne, die wel deugdzaam,egter trots, tergend r n Wz., en is op de volgende Gefchiedenis gebouwd. GESCHIEDENIS. Ten tyde dat de wreede nero den Keizerlyken zetel bezat, was 'er onder de Batavieren, die toen onder fchatting van Romen ftonden, een kloekmoedig en Edel krygsman, welken men by tacitus met den naam van claudius civilis genoemd vindt; deeze ftamde af van de aloude Koningen der Batavieren, was zeer groot en'ryzig Van ftatuur, gelyk de meeste Batavieren, vlug van begrip en tot het uitvoeren van groote onderneemingen ongemeen gefchikt: hy pleeg zig zeiven dikwils by den Macedonifchen Vorst fhilippus, by den' Carthaagfchen hannibal, of by den Romeinfchen sertorius te vergelyken; dog niet uit eene ydekr roemzugt, als of hy zig zo uitmuntend in krygsdaaden fchatte, maar alleen om dat hy tegen den Romeinen de wapenen dorst opvatten, en, even als die beroemde veldheeren, één zyner oogen miste.; De eerfte oorzaak des ■Oorlogs was wel voornaamlyk de dwinglandy der Romeinen, die zig over alle volkeren verheeven cordeelende, zig verbeeldden dat niemand zig tegen hen zou durven verheffen, waar by nog kwam de onredenlyke handelwyze der Romeiufche Landvoogden, die, verre van Romen afgezonderd, in deeze afgelegene gewesten een onbepaald gezag oefenden , en, volgens het algemeen gebruik der diehstbaareri,.nog veel trot-  40 C'LAÜDIÜS C I V I L I S» trotfcher waren dan hunne Meesters: zulk een was de Romein fontejus ca pi r o die den Broeder van onzen civilis, julius paulus, om een opgeraapte reden deed gevangen neemen, en, wat meer is, in 't gezicht zyner Landgenooten onthalzen. Deeze gewelddaad ftak den Edelen claudius dermaaten in den krop , dat hy zyn fpyt niet kunnende verbergen, zig veelmaalen tegen den Romeinen in bittere woorden uitliet, over welke onagtzaamheid men hem' naar Romen voor den Keizer nero voerde, waar hy nogthans zyn zaak zo wel verdedigde, dat hy weder door Keizer galba losgelaten en in zyne bezittingen herfteld werdt, edog de oude haat bleef nog in zynen boezem fmooren en hy wagtte alleen op eene gunftige gelegenheid om denzelven met vrugt te doen ontvlammen, deeze deedt zig weinig tyds hierna, van zeiven op de volgende wyze op. Naa den dood van galba en otto beklom de wreede en dwaaze vitellius met geweld den Keizerlyken zetel en begon den Batavieren, die door zyn voorzaaten eerst in 't heimelyk en onder fchyn van recht gekweld waren, opentlyk en geweldig te dwingen, willende dat zy alle hunne Jonge manfchap zouden overleveren om onder de Romeinfche Keurbende gedoken of naar Romen gevoerd te worden, welk bevel nog ftrenger door de Romeinfche foldaaten werdt ter uitvoer gebragt, die, uit gierigheid, zelfs oude lieden prestten, die dan genoodzaakt waren zig voor geld te losfen en dwingende ook den Jongelingen die den gevorderden ouderdom nog niet eens bereikt hadden tot den uitkeur en zig Meester van hen ziende, misbruikten ze hen tot onkuischheid.— Deeze verregaande gruwelftukken gaven civilis voet om zyn lang gefmeulden haat eindelyk in den fchoot zyner vrien. den bloot te leggen en daar toe nam hy de volgende gelegenheid waar. Hy noodigde de voornaamfte Edelen des Lands op zeekeren tyd by hem ten gastmaal, 't welk hy had doen bereiden in het Schaker Bosch (nu waarfchynelyk het Haagfche Bosch) dat, wyl 't gefchikt was tot -een tempel hunner goden, een byzondere godsdienftige eerbied van den  CLAUDIUS CIVILIS. 4* den aanweezenden als fcheen te vorderen. Hier liet hy, volgens 's Lands wyze,\des nagts een fober avondmaal bereiden en. deedt de eetplaats met toortfen, die men aan de boomen ophing, verlichten, zorgende bovenal dat 'er geen gebrek aan Koorndrank ware, door welkers overvloedig gebruik de tongen der genoodigden los raakten en het tydftip voor civil is gebooren wierdt, hy rees dan uit het midden van hen op, en deedt een kragtige en zeer gepaste aanlpraak aan zyne gasten, waar in hy hen de gewelddaadige handelwyze der Romeinen met de fterkfte verwen afmaalde, hen tevens tot wraak over den geleden hoon aanfpoorende. Deeze zo tydige welfpreekendheid was van dat gelukkig gevolg, dat de Edelen, die door den drank verhit en door de geweldcnaary der Romeinen als tot de keel vervuld waren, eenftemmig zwoeren van dien dag aan, den Romeinen met geweld te keer te gaan en goed en bloed voor hunne vryheid op te zetten; ongetwyffeld heeft civilis hen dit ook by hunne Goden die in de plaatfe des gastmaals by de hand waren , heiiiglyk doen bezweeren, ten welken einde hy hen zeekerlyk in dit Sacrum Nemus of Heilig woud zal hebben byeengeroepen, waaruit de fchrandere ftaatkunde van dien Edelen Batavier volkomen blykt, die den Edelen door den drank eerst tot ftoutmoedig beginnen en door het zweeren by hunne Goden tot ftandvastig voortzetten noopte. Dit aldus hecht en geklonken zynde, haalde men de Batavifche benden die door den Romeinen naar Brittannien ftonden overgefcheept te worden, en die by Moguntiacum (nu Mentz) legerden, door heimelyke boden op civilis zyde over, gelyk ook den Caninefaaten die de ftreek, welkenmen nu Kenmerland of Zuidholland noemt, bewoonden en de naaste gebuuren der Batavieren aan den zeekant waren. Onder deezen was een zeer woest, edog Edel Krygsman brinio genoemd, wien men het opperbevel over het Batavisch heir opdroeg, ten welken cüde men hem op een fchild zettede en door verfcheiden krygsüen in de hoogte deed heffen en op hunne fchouderen aan het leger, als deszelfs F aan  42 CLAUDIUS CIVILIS. aanftaande Generaal vertoonde. Nu fchoot 'er niets meer overig daii het werk te beginnen, men viel dan eerftelyk op twee winterlegere der Romeinen aan, die, deeze faamenzweering niet verwagtende,: meest allen in de pan gehakt wierden, vervolgens ftroopte men op; de Romeinfche Convooijen en Reizigers waar door grooten buit gemaakt wierdt, toen moesten de Romeinfche burgten hunne wraak bezuuren , deeze wierden door derzelver bezetting, tegen den ftroom der vyanden niet beftand zynde, in den brand geftoken, en de.krygstekens en vaandelen aan den Batavieren overgelaaten. Civilis hielde zig nogthans geduurende deeze Oorlogs beginfelen in fchyn op de zy-^ de der Romeinen, hen zelfs beftraffende dat zy hunne burgten verlaaten en in den brand geftoken hadden, maar welhaast wierd zyn veinzery ontdekt, 't geen hem noodzaakte zig opentlyk tegen den Ró-7 meinen tm verklaaren en het Tongersch Regiment liep over tot dë Batavieren, uok wonnen zy een aanmerkelyken fcheeps'ftryd. Inmiddels was de Romeinfche Hoofdman petilius cerialis naai» Novefium en Bonne om de winterkwartieren aldaar te bezigtigen enkeerde met zyn byhebbend volk te fcheep gantsch onbezorgd terug, dit tydftip namen de Germanen, die reeds aan civilis zyde ge^ bragt waren, waar: zy overvielen deezen zorgeloozen hoop, fnedetï de touwen hunner tenten doormidden, waar door die op 'hen ne-r dervielen en ze allen die niet door 't ftaal ftierven verbrysfelden.' Het admiraals Schip waarop zy meenden dat cerialis was, dogte onrecht, werdt door hen veroverd en aan hunne godinne velled a ten gefchenk en olferhande' gewyd. Deeze velleda was eene' waarzegfter die haar verblyf aan de rivier de Lippe hadt, zy was van Brutterfche afkomst en woonde op een foort van toren, waar zy zig nimmer van het volk deed zien, maar haare orakelen wierden door' een haarer naaste bloedverwanten, haar afgevraagd , die als dan met het bekoomene antwoord naar beneden kwam en 't alzo opentlyk be-* kend maakte. Ci vili s had zig inmiddels van fcheepen en vaartui-' gen  CLAUDIUS CIVILIS: i5 gen voorzien, om den Romeinen, re water ook afbreuk te doen , deeze vloot wierd op 't cierlykst toegerust en met het eêlfte volk bemand, die alle met cierlyke geverwde wapenrokken gekleed waren ; maar deeze (lade verhoede niet dat c t r i a l i s , met een veel fterker magt opkomende, den Batavieren deed wyken en hun Eiland ingenomen hebbende, aldaar alles vernielde en verbrande, fpaarende nogthans de akkers en velden welke civilis in eigendom toekwa7 men, met een ftaatkundig inzigt, om, wyl zy de Oorlog met de Batavieren moede waren, hem door dit gunstbewys tot de voorllagen van vrede, die zy reeds onder de hand aan civilis hadden laaten doen, te eerder overtehaalen : dit was van een gewenscht gevolg , want civilis befpeurende dat zyne benden en Bondgenootee door deeze neerlaag lusteloos en den kryg moede geworden waren, befloot zig in tyds tegen verdere fchade te voorzien, te meer daar de Romeinen nu zelve aan de hand komende, hy de beste gelegenheid had om een voordeeligen vreede te fluiten; deeze volgde dan. ook naar gisfing welhaast, meu kan alleen zeggen naar gisflng, alzo de boeken waarin tacitus den- Oorlog der Batavieren met de Romeinen eindigt, verboren zyn. Alleenlyk vindt men nog by tacitus dat men de brug welke over de Waale lag, door midden deed breeken, en dat de Batavieren aan deeze en de Romeinen aan geene zyde der brug faamenkwamen om met eikanderen over den vrede te handelen, waar hy ook de aanfpraak van civilis aanvangt, maar deeze zelfs ïs niet meer geheel voor handen, zo dat men van het geheele einde des krygs, als ook van civilis (terftyd niets voorhanden heeft, alleen weet men. uit josephus dat de vrede weder herfteld wer.lt, en uit de opfchriften der fteenen, welke men naderhand uit het huiste Britt.n en elders opgraafde, dat de Batavieren, immers ten tyde van severus en antonius, Bloeders en Vnmder. des- Roweinfchen ryks genoemd wierden. F 2 FA-  44 CLAUDIUS CIVILIS. F A B E -L Het fpel fpeelt in een geheiligd Bosch der Batavieren, na by Batavo. durum aan den Tsfel, en vangt aan met een zege welke civilis op het Romeinfche Heir bevogten heeft, naa welke de Romeinen hem een Afgezant zenden, om met hem in onderhandeling over den vreede te treeden, deeze Afgezant is zyn volle Neef briganticus, welke reeds voorheen op de Romeinfche zyde was overgegaan, en beminnende tevens adelheide eene Nicht van civilis, opgevoed door deszelfs Zuster heldewyn. De Raad vergaaderd zynde in het Bosch, wordt de Afgezant toegelaaten, welke met eene trotfche taal civilis tot afftand van den kryg en gehoorzaamheid aan den Romeinen zoekt over te haaien, maar geen ingang vindende, wordt deeze vergadering met wederzyds ongenoegen gefcheiden. Briganticus tragt vervolgens door verraad naar het leven van zynen oom civilis, tegen wien hy een inwendigen haat opkropte, en om daar in zyn oogmerk te bereiken, haalt hy ealdewyn een Overfte der Marezaaten door beloften enz. in zyn belang over. Zy vormen beiden een ontwerp om adelheide over te haaien van met briganticus naar Romen te vlugten icivilis komst breekt deeze onderhandeling af; zy doen elkanderen heevige verwyten welke eindelyk zo hoog loopen dat briganticus een dolk trekt en 'er mede op civilis toevliegt, maar zyne Moeder heldewyn fchiet nog by tyds toe, ontrukt haaren Zoon het moordgeweer en redt dus haaren Broeder van den dood, dit voorval bran briganticus meer en meer by de Batavieren in haat; 't welk adelheide in eene bartelyke droefheid ftorte, die hem, met dat alles, eene tedere liefde toedroeg en hem boven brinio den Veldheer der Kaninefaaten waardeerde, die mede op haar verliefd was, en die haar woord reeds had. Br in 10 dit bemerkende, was zo' edel-  CLAUDIUS CIVILIS. 45 edelmoedig van haar aan haare keuze over te iaaten, zonder 'er eenig ongenoegen over te laaten blyken, hoopende dat zy briganticus weder, door den invloed dien zy op zyn gemoed had, tot der Batavieren zyde overhaalen zoude; zy koomt ook met hem in onderhandeling en haalt hem byna over, maar baldewyn buigt hem weder tot der Romeinen belang, door hem te misleiden en haar by hem van ontrouw verdagt te maaken, met te zeggen dat zy brin 1 0 bemint. Brikio koomt hierop op'tTooneel en draagt adelheide aan hem op, zo hy zig weder by de Batavieren voegen wil, 't welk door zyne Moeder heldewyn nog meer aangedrongen wordt; maar civilis koomt tusfchen beiden en verbiedt briganticus een langer verblyf in de Bataaffche Legerplaats, doende hem door br 1 n in daar uit geleiden, dit ontfonkt nog meer en meer den haat welke hy tegen civilis voedde, zyn medeftander de Verraader balde wyn omringt den Held civilis hierop, met een bende zyner Marezaaten, en tragt hem gevangen te neemen en zelfs te dooden; maar een bezaadigde aanfpraak, door civilis aan den muitelingen gedaan, bedaart hun woede, tot zo verre, dat ze zelfs, hunne wapenen ter neder geworpen hebbende, aan zyne voeten nedervallen en vervolgens op bevel van civilis hun hoofd den Verraader baldewym zeiven in verzeekering neemen; hy wordt egter door briganticus verlost, die dat verricht hebbende, met alle geweld adelheide tragt over te haaien om met hem naar de Romeinfche fche Legerplaats te wyken, waar zy nogthans niet in (temmen wil, maar hem met een ontbloote dolk dreigt, dog baldewyn ftoort hun onderhoud en troont briganticus met hem naar 't Romeinfche Heir om [tegen c 1 v 1 l i s flag te leveren, de uitflag van dit gevegt is zyn dood, welke door heereman een Overfte der Batavieren aan zyne Minnares en Moeder bekend wordt gemaakt en naa dien gewigtigen'flag erkennen de Romeinen de Batavieren voor een vry en onafhanglyk Volk. Eindelyk koomt civilis triompheerende met F 3 al-  46 CLAUDIUS CIVILIS. alle zyne Bondgenooten terug, br in io ontfangt de hand van adelha ide en alle de Batavieren zweeren plegtig ten aanzien van hunne Priefters voor het brandend Altaar, om de door bloed gekogie Vryheid voor alle nieuwe aanvallen tot den laaiden druppel bloeds te befchermen, en met dit pragtig Tooneel neemt het Treurfpel een einde. CHARACTER S. Civilis is doorgaans edelmoedig, heldhaftig en befcheiden, held h wyn bezit het zelfde character egter vrouwelyke tederheid en kinderliefde geeven aan haar character een minder ltreng voorkomen. Briganticus is trots, minyverig en misleid. Adelheide teder en tevens heldhaftig, brinio heldhaftig en befcheiden even als civilis, egter de liefde die hy voor adelheide voedt doet zyn characler by dat van civilis eenigzins aflteeken. Baldewyn is een Verraader wiens laagen door het geheele Spel kundig bedekt blyven, en alleen voor den aanfchouwer zigtbaar zyn. Heerehai dient alleen om tydingen te brengen en heeft dus geen uitdeekend character. MEENINGEN. Civilis uitzigt door het geheele Spel is zig en den zynen tegen de gewddenaary der Romeinen te verdedigen of eenin voordeeligen Vrecde door zyne overwinnende wapenen te bevegten, in het welke hy eindelyk naar genoegen daagt. Heldewyn door een innerlyk verdriet over het laag gedrag van haaren zoon gedrukt wordende, is altyd beezig met hem tot zynen pligt te doen wederkeeren. Briganticus, aan het hofleeven en de pragt van. Romen gewoon «ynde veragt de laage hutten der fobre Batavieren en poogt zynen oom  C.LAUDIUS CIVILIS 47 oom civilis tot onderwerping aan den Roomfchen Staat te dwingen, om door dien weg over de Batavieren te kunnen gebieden en zyne Minnaresfe adelheide tot zyne liefde te noodzaaken. Adelheide poogt hem even als heldewyn tot zynen pligt te doen wed eikeeren, met uitzigt op zyne liefde, die haar niet onaangenaam is, wy! ze hem vóór zynen afval reeds bemind hadt, egter haare onfchendbaare deugd wordt door het vleijen noch dreigen van deezen haare'r zo onwaarden minnaar niet gekrenkt, maar zy blyft den dapperen en Vaderlandlievende!! brinio altyd by voorrang genegen. Brinio tragt door moed en vryheidsmin zyne Minnaresfe te behaagen , egter is hy zo edelmoedig van geen minnenyd tegen briganticus te voeden. Baldewvn een Hoofdman der Marezaaten zynde en dus geen rechtsftreeks deel in het belang der Batavieren neemende, is te eerder gefchikt om door de groote beloften der Romeinen verleid zynde, een Landverraader te worden, dan wel een der Batavieren. DE UITDRUKKING. Verfcheidene gewigtige Staats en Zedelesfen worden in dit Heldenfpel voorgedraagen. Onder anderen doet brinio in het Ifte Bedryf 2de Tooneel, de volgende waaragtige uitfpraak: Een weeldrig Opperhoofd maakt vadlige Soldaaten. En civilis befchryft uitvoerig den hagchelyken Staat van een aan zig zeiven overgelaaten Alleenheerfcher IldeBedr. ifte Toon. iu deeze regelen: Een Keizer ftaat ten doel aan al de aantreklykheden Der Waereld, loos van aart, daar 's vleiers valfche reden Hem dagelyks omringt, en door zyn raad misleidt. De weelde lacht hem aan, de onftrafbre fpoorloosheid Ver-  48 CLAUDIUS CIVILIS. Verblindt zyn fehrandren geest en maakt zyn hart bedorven: Welhaast is zyn gemoed voor alle deugd geftorven. De liervling' is te zwak om dat gevaar te ontvlien, Hy moet een God zyn, die rechtvaardig zal gebiên. Elk vaderland minnaar prentte zig de ftrenge uitfpraak van civilis- lilde Bedryf 2de Toon. in 't gemoed: Hy is het licht onwaard die 't vaderland beftrydt. En elk rangzugtige leere uit den mond der fchoone adelheide zyne drift maatigen, en het geluk- in eiken leefltaat vinden. Zy zegt IVde Bedryf 3de l oon. De weelde en veinzery, zyn eigen aan de Hoven De eenvouwdige Natuur gaat ver de Kunst te boven. Door deeze en diergelyke zedefpreuken met anndagt op te merken en op zig zeiven en tot eigen gebruik toe te pasfen, maakt men een recht nuttig gebruik van het Tooneel en het kan in diervoegen een Zedefchool voor de Jeugd en een nuttig tydverdryf voor den ouderdom worden. DE CIERAADEN Zyn in dit ftuk ze menigvuldig dat het in pragt met eene groote Opera gelyk ftaat. Het Tooneel verbeeldt een - geheiligd Bosch der Batavieren, waarin men de op de Romenien veroverde zegetekenen, de adelaars en ftandaarden aan de 'boomen ziet hangen. De kleeding van civilis en deszelfs Huisgezin gelyk ook die der Batavifehe Helden en Heldinnen is aller eenvouwdigst, edog moet eenig/.ins meer  C L' A U D I U S 'CIVILIS. 40 meer naar der Romeinen kleeding zweemen, dan die der overige volkeren. Korven , van tienen gevlogten , ftrekken hen ten Hoofddekfels en van dezelfde tienen zyn ook hunne Schilden gemaakt, in welke twee framéen of werpfpiesfen fteeken, hunne overige kleeding beftaat meest in geitenvellen, die by de Batavieren eenigzins op de Romeinfche wyze gefatfoeneerd, en met een mantel voorzien dienen te zyn. De overige meer wilde Volkeren, moeten met geheel onbefchaafde vellen omwonden zyn, by voorbeeld: de Kauchen, Raninefaaten, Marezaat?a en Friefen. De Batavifche Vrouwen mogen linnen kleederen draagen , alzo de vlasteelt en het fpinnen in Batavië reeds geoelfend werdt. Briganticus moet pragtig, maar tevens deftig, in Romeinsch gewaad gedoscht zyn. Zyn zugt tot de pragt beweegde hem Romens Standaarden te volgen. De Priesters der Batavieren, de Barden en Druïden, behooren met lange linnen rokken, en hangende hairen, en de Kinderen van civilis byna geheel naakt ten Tooneele te verfchynen. DE ZEDELEER. Men ziet in het onrustig , zigzelven kwellend en beklaaglyk Chara&er van den misleiden briganticus, wat knaaging zulke elendigen moeten ondervinden , die zig uit den fchoot hunner Familiën en Vaderland , ondankbaarlyk ontrukken, en dat nog meer is , toeleggen om aan het zelve fchadelyk te zyn. Eene misdaad en kwelling die zelden eerder dan met den dood eindigt; waarom civilis ook met recht, Ifte Bedr. 3de Toon. zegt : Een Landverrader keert tot zynen plicht nooit weder ! De Dichter heeft hem ook doen fneuvelen om aan den tooneelregel te voldoen , weiken wy van de famenftelling der Treurfpelen fpree* G ken-  5© CLAUDIUS C I V I L I S. kende, reeds hebben voorgedraagen; te weeten, dat men de voorwerpen, welke het genoegen waarmede de deugdzaame perfoonen op het einde van een welingelicht Treurfpel beloond worden, immer zouden kunnen verftooren , verre verwyderen , en liefst moet doen fterven. Civilis en zyn Batavifche ftoet toonen het genoegen dat de zelfbewustheid van weldoen, en de liefde tot Vaderland en Vry-heid, gefterkt door eene fobere en eenvouwdige levenswyze , deo waaren Vaderlandminnaar verfchaffen kunnen.. b r-    'JB X S C M J£ X "F "T OP HET t T O O NE E LP LAATJE VOOR 'CLAUDIUS CIVILIS, Briganticus, laat aF! ontzinde l welk een daad! Is een Romein bekwaam tot zulk een laag verraad ? De pook is U ontrukt; gy grypt nog naar den degen ! •Xan U 't ontfteld gemoed uw's Moeders niet bewegen ? Heeft Held civilis dan, uw Oom, weleer uw Vriend,, Zulk een mishandling van uw' trotfchen haat verdiend. Gy hoont hem door uw zugt tot Romen te verklaaren , Hy ftrydt voor 't Vaderland, voor Haardfteên en Altaaren Voor uw en zyn geflagt, met recht treft u 't verwyt, Dat ge een Verraêr' des Lands, een haatlyk voorbeeld zyt! Verlaat dan Romen, laat natuur uw' moed beftieren, Deel, om u#e adelheide, in 't lot der Batavieren. é% *f4 &k w Ga 11 O B-  ROBBERT de VRIES. Treurfpel is mede door den Heere haverkorn bewerkt en is in deszelfs bewerking zo na aan de Gefchiedenis gehouden, dat de Fabel deszelfs, op weinige verfchikking van tyd en plaats , die in een Tooneelfpel onvermydelyk is , geheel met de Gefchiedenis overeenftemt , waarom wy dezelve voorgedragen hebbende, ook de Fabel en Inhoud des Treurfpels bekend worden zal ; wy gaan dan over tot de GESCHIEDENIS. Omme en by den Jaare 1030, gebeurde het, dat, naa den dood van floris I. , zyne Weduwe ceertruid mer haar Zoontje diderik V., door befchikking van willem van gelder,deeenen twintigfte Bisfchop van Utrecht, tegen godevaert, Hertovan Lotharingen,bygenoemd met den bult,oorlog voerde. Geer^ ïru 1 d , onderfteund door den dapperen robbert de vries, een vlaamsch Prins, met welken zy, naa den dood van floris I.' in het huwelyk getreden was, en die het Graaffchap Holland, als Voogd over den jongen diderik beftierde , wederftond'den Bisfchop nog eenigen tyd, dog wierdt in een veldflag by Leiden , derwyze geflagen, dat zy genoodzaakt wierdt,met haaren Gemaal en Zoontje naar Vlaanderen te vlugten, waarmede het Spel eindigt. Zy ftierf aldaar, en aldus kwam de bewuste godevaert in een gerust bezit van het door hem overweldigd Graaffchap, 't geen hy van den Bisfchop  ROBBERT de VRIES. 53 fchop in leen ontfong. Edog , dat Tiranny zelden een goed einde neemt, blykt in zyn voorbeeld, wyl hy, naa vier jaaren tyds geregeerd te hebben, te Antwerpen op eene fchandelyke wyze vermoord ■werdt, Ao. 1075. De Bisfchop meede in hetzelfde jaar geftorven zynde, werdt coenraad, willems opvolger, op den Bisfchoplyken floel, door di der ik en robbert, met kragt van wapenen gedwongen, het overweldigd Graaffchap weder aan hun af te ftaan, 't geen hy ook deedt, en dieswegens van diderik ook weêr zeer edelmoedig ontfangen werdt. FABEL. De Dichter fchikt zyn Tooneelftuk in deezervoegen : By het openen des Tooneels ziet men eene kamer van het Graaflyk Hof te Dordrecht, waarin de Gemaalin van robbert met haare Staatdochter in de mterfte verlegenheid eikanderen onderhouden, wegens den uitflagvan den ftryd , die inmiddels tusfchen haaren Gemaal en den Bisfchop voorvalt ; fr ed r 1 k, Graaf van Loon , eobberi's vriend, koomt haar daarop de droeve tyding brengen, dat de ftryd door verraad aan rob--berts zyde verlooren was;dat haar Gemaal den dood en gevangenis wel ontvlugt ware , maar dat de overwinnaar naar Dordrecht trok, om haar en haaren Zoon in verzcekering te neemen ; naauwlyks heeft hy dit verhaal geëindigd, of de zegepraalende Bisfchop verfchynt, haar met verwytingen overlaadende , en dreigende zynen Neef godevaert in het Graaffchap te zullen bevestigen; geduurende dit gefprek koomt aarnoüd van Kuik den Bisfchop berichten, dat robbert mede in zynen magt geraakt is. In het Tweede Bedryf verfchynt de gevangen Graaf, en wordt van den Bisfchop aangezogt tot afftand zyner landen , welk voordel hy met verfmaading verwerpt , waarnaa de Bisfchop op nieuw, door den verraader aarnoüd, tot 's Graaven dood aangezet wordt, die vervolgens, in een alleenfpraak, zyn voor- G 3 nee-  54 ROBBERT de VRIES. neemen om den 'Bisfchop zeiven te verraaden, en aldus het beffier d*s Lands in handen te krygen, niet onduidelyk te kennen geeft. Inmiddels wordt aan robbert vergund . zyne Gemalin te fpreeken, die hy des Bisfchops eisch., te weeten haar en haar Zoons dood, of de affland der Regeering voordraagt; tot welk laatfte zy, om haaren man, zoon en haar zei ven te behouden, meest genegen fchynt-; maar kar el, de Hoofdman van willem's Lyfwagten , verftoort hun gefprek, en geleidt robbert weder naar de gevangenis, waar. naa aarnoüd der Graavinne openbaart van in haaren dienst over te willen gaan, by aldien zy zulks den Volke in 't openbaar wilde voorftellen, 't geen zy naa eene kleene aarfehng aanneemt, belovende hem, als haare zaaken eenmaal herfteld zouden zyn, ook zyne dienBen te zullen beloonen', welke belofte den trotfchen verraader zo verneederend en hoonend voorkoomt, dat hy befluit haar opzet terftond aan den Bisfchop te openbaaren, en haalt vervolgens ka r el mede iti zyn belangens over, waarnaa hy den Bisfchop, die reeds in gedagten is dat men robbert op zyn bevel het leven benoomen heeft, tragt over te haaien om den jongen diderik, geer. troids Zoon, mede te doen fneeven, naa welk gefprek hem bericht wordt, dat de jonge Graaf door eenen muiter uit zyn geweld gevoerd is; dit ontfteekt zynen toorn , en doet hem tegen geertruid in bedreigingen uitvaaren , waarin hy door den komst van aarnoüd gefluit wordt, die hem bericht, dat een muiter, die hem den jongen Graaf ontvoerd hadt , tegen hem opftondt, hierop beveelt hy .geertruid aan de zorg van ka rel, wapent zig en trekt den muitelingen te gemoed. K a r e l, de Graavinne in het Augustyner Klooster verborgen hebbende, vertroost haar in den aanvang van het Vde Bedr. in haar ongeluk, waarnaa de Abt verfchynt, en haar de droeve maarê brengt, dat de Bisfchop haar tot in dit Klooster wil vervolgen, en naar haar leven dingt, verzeekerende haar tevens van het welzyn'van fciaren Zoon ., dien hy verborgen hadt^ onder dit gefprek koomt rob-  ROBBERT de VRIES. 55 robbert , dien 'zy meende dat .reeds door des Bisfchops woede gefneuveld was ,. onverwagts haar in de armen vliegen, en verhaalt haar op welk eene wyze hy, naa zyn laatst vaarwel, door kar el gered was, als ook dat hy den Bisfchop in deh laatften flag overwonnen hadde, hierop wordt de jonge d ld e r i k uit zynen fchuilhoek omflaakt, en de wederzydfche ontmoeting van Ouders en Vrienden geeft een treffend tooneel;. edog, te midden van deeze vreugd, koomt fredrik met eenig Krygsvolk ter Kerke inrukken, met de onverwagte maar, dat de Bisfchop, onderfteund door zynen Neef, de Kerk tragt te overrompelen, en naauw heeft hy uitgefproken,, of de Bisfchop, met een gedeelte van zyn Heir-, bemagtigen het Klooster, en plaatfen zig tegen over het Volk van robbert. Hy twist hier op met zynen Vyand, die hem het verraad van aarnoüd verwyt, tevens verklaarende , dat hy gefneuveld is. Zy willen, naa eene kleene redewisfeling, hunne Legers op eikanderen aanvoeren: maar ka rel, met den Lyfwagt des Bisfchops, werpen hunne zwaarden neder , en vervoegen zig op 't onverwagtst aan de zyde van den Graaf; onder deeze omwenteling koomt godevaert met zyn Volk ter Kerke inrukken , 't geen den Bisfchop weder moed geeft, maar fredrik zet, op het gezicht van godevaert,terftond den Bisfchop den degen op de borst , dreigende , by aldien hy het- minfte geweld aan robbert of zyn Huisgezin wilde pleegen, terftond toe te ftooten.. Dit voorval werkt de ontknooping des Spels uit.. Godevaert dreigt wel met zyn Volk eenen aanval te waagen,- en de zwaarden worden ook wederzyds getrokken : maar robbert uittreedende, ftelt hem een verdrag voor, bel'oovende met zyn Vrouw en Zoon het Land te willen ruimen, en hem in 't geruit bezit des Graaffchaps te wille» laaten, zo hy Hechts vrygelei, en de ontflaaking zyner Vrienden uit den Kerker van hem verwerven mag., 't welk hem, om den Bisfchop uit zynen doodsangst te redden, toegeftaan wordt; en het Spel wordt dus, met het vertrek van robbert en zyn Huisgezin, befloten. e H Av  5<5 ROBBERT de VRIES. C H A R A C T E R S. Alhoewel In de meeste onzer Vaderlandfche Stukken geen groot onderfcheid in de Charaéters heerscht, en 'er veele Perfonagiën zonder eenig kennelyk Character in dezelven voorkomen , zullen wy egter de voornaamfte doen kennen. In dit Stuk dan is het Character van robbert edelmoedig en heldhaftig; oïertroid deugdzaam, egter zwak; willem de Bisfchop, listig en heerschzugtig; godevaert onbefuisd en ruw, waarom willem zegt : Myn Neef zal met den Naam alleen hier meester weezen, Bezat hy meer verftand, hy was my meer geducht, En plukte van myn moeite in eeuwigheid geen vrucht. egter hy werkt te weinig in 't Spel, om zyn Character door hemzelven te doen kennen. Fredrik is deugdzaam, gelyk ook k a r e l , die egter meer veinst; maar aarnoüd is een volflagen verraader , die niemand , ten kosten zyner laage onderneemingen, fpaart ; de overige Perfonagiën hebben geene in 't oog loopende Characters. M E E N I N G E N. De meeningen of uitzichten zyn niet zeer verfchillend in dit noch eenige andere Vaderlandfche Gefchiedenis-Stukken ; zy laaten zig althans in dit Spel gevoeglyk in drie gelyke foorten fchiften; te weeten : die van den aanhang van rob hert, die van den aanhang van willem, en die van den Verraader aarnoüd. De eerfte -meenen door hun moed en dapperheid nog eindelyk de overwinning op den Bisfchop te zullen behaalen; de Bisfchop, zig meester ziende, meent door vleijen of geweld robbert'tot afftand te dwingen; en de verraader poogt, door wederzydfche partyen -aan te hangen en te-  ROBBERT de VRIES. $f tegen eikanderen op te hkfen, in dit troebel water te visfehen ; en zig, naa , dat by dien door middel van een ander verdelgd zonde hebben, tot Graaf te doen uitroepen. DE UITDRUKKING. De ftyl des geheelen Treurfpels is redeneerend; geene fchildering van byzondere Hartstochten koomt 'er opzettelyk in voor, en de lesfen welke de aanfchouwer 'er uit ontfangt, betreffen meestal de Staatkunde, by voorbeeld; Hde Bedryf 2de Tooneel,zegt robbert: Het lust geen Dwingland naar de taal der Deugd te hooren. De waarheid, liefde en eer zyn haatlyk in zyne ooren, De fnoode drift alleen die zyne ziel voldoet, Is dat hy altoos baadt in dierbaar menfchenbloed En, ver van dat hy ooit zyn boosheid wil beleden Is (leeds zyn toeleg om de onnozelheid te treffen. Voorts zegt aarnoüd in het Ifte Tooneel des IV Bedryfs, tegen e a re l'. Wat zien we al Vorflen die in dierbaar bloed zig baaden'. Wat wreevlen die geftaêg, by beurten, ons gebien, En, welke Meesters zyn 't waarvan we ons dienaars zien! Dat zyn ze op wier bevel wy fteeds als laffe llaaven Bevreesd voor hunne taal en op hun wenken, draaven. En in het Hde Tooneel geeft willem een juiste Schets van het veinzend en ondankbaar Hofleven, in deeze regelen, die hy tegen aarnoüd uit: Want, wat de dankbaarheid van 't Hof, Myn Heer! belangt, 't Zyn niet dan woorden die men daar ten loon ontfangt. H Geen  j8 ROBBERT de VRIES. Geen billyk voordeel heeft men immer daar genooten. Staatkunde en Zelfbelang, zie daar de deugd der Grooten, Zo lang wy noodig zyn, zo lang zien we ons gevleid. Nooit heeft men voor hun list genoeg omzichtigheid: Men acht hem weinig die weleer hen hielp verheffen : En zoekt hem naderhand is *t mooglyk nog te treffen. Dezelve een weinig laager 't Voldoet niet, dat, myn Vrind! Men alles woest beheert, het geen men overwint. Het geen een vyand kan de grootfte rampen baaren Is loosheid en geweld Staatkundig 't faam te paaren. Ook is 't geen wysheid als een Dwingland woedt en ftraft En in een blinde drift op elk zig wraak verfchaft. Men zal een bloedftroom nooit een langen tyd gehengen : Staatkunde weet het volk in flaverny te brengen, Wanneer men langzaam drukt, zo houdt het voor gewis Dat zulk een heerfcher het gevaarlykst voorwerp is. Men houde egter hier in 't oog, uit wiens mond deeze gevaarlyke les voortvloeit , en zie die enkel aan als de fchets dier outaarte Vorsten, welke eene Machiavellifche Zedeleer bezigen, en dien de Dichter hier enkel voordraagt om de laage denkbeelden deezer verdrukkers des Menschdoms, in eenen helderen dag te Hellen. DE CIERAADEN. Het eerfte, tweede en vierde bedryf fpeelt in een kamer, naar den Ouden Gothifchen fmaak, in het Graaflyk Slot te Dordrecht. Het derde in een Gevangenis. Het vyfde in de Kerk van het Klooster der Augustynen. De kleeding ware het best te vinden , in de' Oude Schil-  ROBBERT nE" VRIES. 59 Schilderyen der Graaven, welke men op het Stadhuis van Haarlem nog bewaart, dierbaare overblyfielen der Oudheid, en op wier egtheid men volkomen ftaat maaken kan. Men zegt, wel is waar, het Tooneel eischt meer bevalligheid, meer zwier dan men in deezen ftyven Gothifchen fmaak van .kleeding aantreft, egter de begoogcheling wordt begunstigd door de perfoonagien zo veel als mogelyk is , in hunnen tyd tc plaatfen. Alles ontfangt daar door een ftempel van verrukkende waarheid, die zo bevallig voor de ziel is, als de onwaaren optooi nimmer voor 't oog zyn kan. Godevaert behoort ook wel degelyk gebult te zyn, immers zig door eene gebreklyke lighaams geftalte te doen onderkennen. Het Krygsvolk gelyk ook alle de Mannclyke Perfoonagien behooren geharnascht te wee zen, en men zie al weder het maakfel dier harnasfen en casquetten, in de Schilderyen der Graaven. De mantel, welke de Graaven over hun harnas geflagen hebben, moet met een bonten rand vercierd weezen, egter niet zo als die in de Schilderyen met bellen behangen zyn , alzo deeze alleenlyk in het Steekfpd gebezigd wierden. Z E D E L E E R. De zedeleer welke men uit dit ftuk trekken kan , zoude kunnen beftaan in de befchouwing van den wenfehelyken ftaat der deugdzaamen, die', wanneer ze alle hunne poogingen hebben aangewend, om als robbert de vries, hun eigendom, Gemaalin en Kroost te befchermen, dat egter verliezende, nogthaus in alles gelaaten blyven,en in dien genisten ftaat des gemoeds meer wellust fmaaken, dan het onrechtvaardig geweld immer in het genot zyner'geroofde goederen vinden kan. Ook leert het edelmoédig yveren van' den verdreeven Graaf voor zynen Voorzoon, eiken Stiefvader voor de belangens van zyne Voorkinderen , dien hy by zyn Huwelyk plegtig voor zyne eigene heeft aangenomen, met alle vlyt zorge te draagen. H 2 b ar-  V S C & X. Z & T OP HET TOONEELPLAATJE VOOR ROBBERT DE VRIES- Uw Hoogmoed, godevaert, die perken kent noch paaien, Kon door des Bisfchop's dood, welhaast te deerlyk daalen, Die Myter-torsfcher, die noch Weêuw noch Wees ontziet; Maar, te onrecht, didrik uit zyn wettig erf verniet, Was reeds, tot rechte ftraf voor al zyne euveldaaden , Door zyn' vertrouwd/ten Vriend, door kakel zelv' verraaden, Zo de overeedle Deugd die rob bert s hart bediert, By hem geen voorfpraak, voor den veegen Bisfchop wierdt, Hy kiest veel eer den vreê, door U zyn erf te laaten, En trekt met Vrouw en Zoon ftraks naar zyn Vlaamfche Staaten; Maar wee, U, Bultenaar! de wraak trefP reeds uw hoofd , Eer didrik >t Erf herwint, hem door uw' arm ontroofd.' **4 -w* w D E  H O B Jt M H T BJJ "VJELIUjSo VS Bedrijf . IX £ Tooneel.   DE C I D. Een oud Spaansch Treurfpel, oorfprongïyk van den Spaanfchen Tooneeldichter de castro , is door corneille in deszelfs Treurfpel, dat dien naam draagt, overgenomen, uit welke Franfche navolging, de Nederduitfche Dichter heemskerk, voor ons Hollandsen Tooneel eene 'vertaaling in Verfen vervaardigd heeft, welke door verloop van tyd, in taal en gebruikelyke woorden verouderende, geheel herfteld en op nieuw vertaald en berymd is, door den Hollandfchen Dichter j. nomsz, wiens vertaaling wy hier ook volgen zullen. GESCHIEDENIS. Onder de Regeering van don ferdinand, Koning van Castilien, om zyne uitmuntende Krygsbedryven, bygenoemd de Groote, in den tyd dat de Spaanfche Koningen, naa dat zy de Mooren uit geheel Spanje verdreeven hadden, en het Koningryk nog in verfcheide Koningryken gefplitst was , welker Koningen tegen don ferdinand opgeftaan zynde, door zyn dapperheid tot den Vrede; gedwongen wierden, in dien tyd van onrust leefde 'er in Castilien zeeker jong Edelman, don rodrigo dias de vivar genoemd, Zoon van don diego de laines, die van de oude Raadsheeren afftamde, welke eertyds dit Ryk beftierd hadden. Deeze don dïego was een der beroemdfte Krygslien zyner Eeuw geweest, en had door de roemrugtigfte diensten aan zyn Vaderland beweezen, eenen zeer H 3 groo-  62 De C I D. grooten naam verworven. Hy zag met vermaak dat de jonge don k od ri go dezelfde neiging voor de wapenen voede, waarom hy ook niets verzuimde om zyn Krygsvuur meer en meer te doen ontfonken. De wyze lesfen van don die go, getrokken uit eene lange en moeijelyke ondervinding , en gegrond op eene beproefde voorzichtigheid, deeden een zo goede uitwerking op het heldhaftig gemoed van r odrigo, dat hy in den ouderdom van agttien jaaren reeds blyken van zyn Krygskunde en welbeftierden moed gaf, waardoor hy niet weinig in de gunst des Konings en des Volks vorderde, don go mes Graaf van Gormas, was in dien tyd mede een Edelman van het grootfte aanzien in Castilien, hy had eene zeer fchoone dochter ch imena genoemd, welke door al de jonge Edellieden om haare fchoonheiden rykdom, tenHuwelyk aaugezogt werdt. Maar zy, trotsch op haare gedaante en. fchatten, was zo zeer kiesch in haare keuze, dat ze aan geenen van haare Minnaars de geringfte wedermin betoonde. Don rodrigo, welke zig meede onder dit getal bevondt, trok egter by uitzondering haare aandagt, zy betoonde hem zelfs eenige agting boven zyne Medeminnaaren , en deeze agting fteeg welhaast tot den trap eener tedere liefde, welke zy egter zorgvuldig verborgen hieldt, zó zelfs, dat rodrigo, reeds aan zyne overwinning begon te wanhoopen, en rail haar afgezien zoude hebben, ware het niet,dat het volgend zeldzaam Voorval hem van haare liefde overtuigd hadde. Rodrigo, met den Vader van c h i me na over zeekere zaak van eer verfchil krygende,beflegtten zy hunnen twist met de wapenen, zo als in dien tyd en nog heden zeër' gemeen in Spanje is. De Graaf don gor* Mas fneuvelde in dit gevegt, en chimena was, om haar Vaders 'dood te wreeken, genoodzaakt haaren Minnaar te vervolgen. Hier brak dus het zegel van geheimhouding, chimena kon niet befluiten eenen Man te verdelgen, zonder wien zy niet meer kon Jeeven, zy wierp zig dan zeiven aan de voeten des Konings, hem fmeekende, den fchuldigen volgens het Recht te ftraffen, of hem haar ten Ge-  De C I D. 03 Gemaal toe te fchikken. Eene poging die haaren Vader wreekte, haaren eer beveiligde, en die zy wist dat zeekerlyk ten voordeele van den fchuldigen uitvallen zoude; wyl haar niet onbekend was dat de Koning te veel belang ftelde in eenen Held, die de fchrik der Mooren en de fteun zyner Throon was. De zaak viel ook naar beider wensen uit de Koning fchonk aan don rodrigo vergiffenis wegens den doodflag, en tevens de hand van chimena, met welke hy alle de fchatten van Gormas ten huwelyksgoed bekwam, en lange Jaaren met vollen luister en roem aan het Spaanfche Hof leefde. Naa dit zyn zo gewenscht Huwelyk ontHondt 'er eene nieuwe gelegenheid om zig in de gunst des Konings meer en meer te bevestigen. Vyf kleine Moorfche Koningen hadden zig famen vereenigd, om het Koningryk Castilien alle mogelyke fchade en afbreuk te doen, zy togen ook werkelyk ten dien einde met hunne legermagt over de Gebergtens, vielen in Rcga, dat zy plunderden, en 'er eenen aanzienelyken buit maakten, dit verwekte een fchrik door gantsch Castilien, behalven in 't gemoed van den dapperen rodrigo, die terftond eenige zyner onder zig hebbende manfehap verzamelde, en met deezen uitgezogten Heldendrom onverwagt op den vyaud aanviel, hem ten eenenmaale verfloeg en de vyf Koningen gevangen in zegepraal, naar Zamora voerde; deeze hunne nederlaag dwong hen alle de bedingen van Vrede toe te Hemmen, welke het den Spaanfchen Koning goeddagt hen voor te Haan, by welke Vredes onderhandeling de vyf Koningen hunne vryheid wederkregen , voor welke gunst zy den overwinnaar openlyk dank betuigden, met hem voor hunnen heer, Cid of Ciddy in de Arabifche taal, te erkennen ; waarnaa zy hem vervolgens voor hunnen Souverain hielden, en hy met deezen Arabifchen naam Cid, als een byzonderen Eertytel van het gantfche Hof vereerd werdt. Vervolgens heeft hy nog verfcheidene roemrugtige diensten, zo tegen de Mooren als tegen den Duitfchen Keizer hendrik II, aan zyn Vaderland beweezen. Naa den dood van den Koning don ferdinand, tradt  ^4 De CID. tradt zyn Zoon, don sanche, op den Castiliaanfchen Throonzetel , en werdt weder van den Cid in zyn Ryksbezitting tegen de vy* anden des Ryks gehandhaafd , welke egter door de overwinningen van den Cid trotsch geworden zynde, in weerwil van den goeden raad deezes Helds, zyn Ryk wilde uitbreiden, en door zyn arm nieuwe wingewesten veroveren , welke hoogmoed hem ook met een aanmerkelyke nederlaag beloonde. Uit deezen poel van onheil werdt hy op nieuw door den Cid getrokken en in zynen luister herfteld , voorts heeft de Cid nog verfcheidene roemrugtige daaden voor de Castiliaanfche Kroon verricht, eu is zelfs door zyn oprechtheid en verftand dikwyls de fpeelpop der vleijery en nyd van de Hovelingen geweest, dat hem dikwyls als banneling heeft moeten doen omzwerven , geduurende welke verfmaading hy egter nimmer vergat een onderdaan van den Castiliaanfchen Vorst te zyn, en deszelfs belangens voor de zynen te erkennen, willende liever de Koningen door zyn moed op den Throon handhaven dan zelve regeeren. Zyne laatfte Krygsdaad was de moeijelyke verdediging der Stad Va-enm, die door de Mooren tot drie herhaalde reizen allerfelst ingefloteu en belegerd werdt, en waarvoor zy door den Cid, die nu reeds hoog bejaard was, tot tweemaalen toe met veel verlies verdreeven werden, egter ten derdemaale eenen feilen ftorm herhaalende , eindelyk meester van dezelfde wierden, door den dood van den dapperen Cid, welke de ongemakken des belegs niet langer kunnende wederftaan, krank werdt, en, in de armen zyner roemgenooteir, bi ;\en de belegerde Stad den geest gaf, ^verzoekende zyne Officieren en Soldaaten, zodra hy zoude overleden izyn," in flagorde uit Valencia te trekken, en zyn lyk naar Castilien te voeren, om aldaar by zyn Voorvaderen te worden ter aarde befteld. Aanmerkelyk is het dat de zege die hem by zyn leven altyd volgde, ook zyn lyk begeleide, want als het Krygsvolk met het zelve in flagorde de Stad uittrok, meenden de Mooren dat men een uitval in den zin had, en vlugten in allerhaast van voor de gedreigde  De CID. 65 de vest; egter wanneer het gerugt van den dood des Cids verfpreid was, hernamen zy hunnen moed, vielen op het ontzenuwde Valencia aan, en bemagtigden deeze jm weerlooze Stad, welke zy tot den jaare 1.238 in bezit hielden, als wanneer Koning jacobus l ,vzn Arragon hun deeze Stad ontnam,en die weder onder de magt der Christenen bragt. De Gefchiedenis is voorgevallen omme en byden jaare 1050. F A B E L. ' Ten tyde dat de Mooren nog hunnen Zetel in de uiterfte Koningryken van Spanje, als Granada, Murcia, Valencia, enz. gevestigd hielden, en telkens nieuwe inbreuken en veroveringen in het hart van Spanje, tot in Castilien, ondernamen, regeerde aldaar, naa dat ,de Mooren eerst kortlings uit dat Koningryk verdreeven waren, als eerfte Christen Koning ferdinand, zo als de Poëet hem noemt. Deeze had aan zyn Hof een oud Generaal don die go genoemd, die een Zoon had met naame don rodrigo, een fchoon en kloekmoedig Jongeling. Don diego, had weleer toen hem zyn kragten nog dienden den Koning trouw gediend, maar de jaaren hadden hein alleen zyn groote Naam gelaaten, want in zyn plaats had de Koning don go mes Graaf van Gormas tot Generaal aangefield, en don diego wierdt tot Gouverneur van den Prins van Castilien, den opvolger des Ryks, benoemd. Dit ftak don go mes zodanig, dat hy met don diego hier over aan het twisten ge. raakt zynde, hem niet alleen zyn jaaren en zwakheid verweet, maar hem ook uit misagting een flag in het aanzicht gaf, 't welk onder den Spaanfchen Adel voor eene niet dan met het bloed des beleedigers af te wasfchene beleediging genoomen wordt. Don diego beklaagt zig hier bitterlyk over en roept zynen Zoon don rodrigo, verhaalt hem den fmaad dien hem aangedaan is, die zig ook vol vuur en moed aanbiedt, om dien hoonden beleediger, wie het ook I ware.,  66 De CID. ware, duur betaald te zetten, maar welk eene ontroering bevangt hein niet , als hy hoort dat de beleediger don cormas, de Vader van zyn teder beminde chimene is. Dit brengt hem in een tweeftryd aan wien hy gehoorzaam zal zyn, zynen Vader of zyne Meesteres , maar de ftem van het bloed overwint nogtans de ftem der liefde. Hy gaat don cormas zoeken, dien hy welhaast vindt en hem in korte woorden zynen eisch voorftelt. Don gormas verfmaadt hem eerst om zyne jaaren, maar eindelyk, de billyke redenen die hem dringen, nadenkende, ftaat hy hem zyn verzoek toe, zy gaan te faamen van het Tooneel en don rodrigo doorfteekt don gormas in een twee-gevegt. Dit koomt chimene ter ooren, die daarop haare rechtvaardige klagten aan de voeten des Konings uitftort,met don diego te gelyk voor den Koning komende. De eene klaagt haaren Minnaar aan, de ander verdeedigt zynen Zoon. De Koning haar beiden gehoord hebbende, belooft de zaak te zullen overweegen. Ondertusfchen fluipt don rodrigo in deRouwkamer, alwaar het lyk van den gefneuvelden don gormas, op een prachtig Parade bed gelegd was , om chimene nog een affcheids kusch te geeven, wyl hy voorneemens was , zig voor een tyd uit Castilien te begeeven5en verbergt zig aldaar, begunftigd door elvire, de vertrouwde van chimene. Kort hier naa koomt chimene de Rouwzaal in, vergezeld van don san che, de Meedeminnaar van bon rodrigo. Deeze tragt haar in haare droefheid te vertroosten, en biedt zich aan om haar 's Vaders dood aan don rodrigo te wreeken , zy fielt hem gerust met hem te beloven, dat, zo ze van den Koning geen recht verkrygen kan, zy zyn aanbod in dank aan zal neemen, hy verlaat zig hier op en vertrekt, en zy met elvire alleen zynde , ftort haaren boezem uit en verklaart don rodrigo, hoe zeer hy ook de oorzaak van baars Vaders dood ware, nogtans teederlyk te beminnen en egter hem altyd te zullen vervolgen. Welk gefprek rodrigo ten einde toe aanhoort. Hy  De CID. Hy openbaart zig daarop plotslings aan chimene , die hier over zeer ontftelt , 't welk wy in het plaatje, hier bygevoegd, afgeteekend hebben. Hier naa gaat don rodrigo zig afzonderen, en behaalt ondertusfchen, een aanmerkelyken zege op de Mcoren, waardoor chimene nog meer in liefde tot don rodrigo ontftooken wordt, egter vervolgt zy hem even fterk als voorheen, zy beroept al de Edellieden van het Hof, om in 't aanzien van den Koning tegen don rodrigo te ftryden, beloovende haar hand aan den Overwinnaar, wie 't ook ware. Don sanche biedt zig weder aan om tegen don rodrigo te kampen,'t welk gefchiedt,en don rodrigo overwint. Chimene is volgens de voorwaarde van den ftryd verpligt, don rodrigo als overwinnaar haar hand te geeven; maar wyl zy kort te vooren den rouw over haaren Vader eerst heeft aangenoomen, ftelt de Koning het Huwelyk, onder fterke beloften, nog enigen tyd uit, en zendt don rodrigo weder tegens de Mooren , om die geheel uit te roeijen, en, zegepraalend terugkeerende, chimene van zyn hand als Bruid te ontfangen: hier eindigt het Treurfpel. CHARACTER S. Elke der perfonagiën welke in dit ftuk werkende zyn, hebben genoegzaam een zelfd Hoofdcharacler. Edele Heldenmoed en Spaanfche eerzugt is de ftempel die hen allen teekent. Chimene en. rodrigo hebben volmaakt het zelfde Character. Don diego insgelyks , egter zyn zwakheid door de hooge jaaren maakt dat zyn moed zig zo fterk niet fchildert. Don gormas is meede eerzugtig in den hoogden graad, zó zelfs dat deeze deugd by hem in laagen nyd door een opgekropte fpyt te heviger woedende, ontaart is; hy kan niet dulden dat de Koning hoe redenlyk anders den ervaaren Grysaard boven den woesten held ten opziener " over zynen Erfprins den voor- I 2 keur  68 De CID. keur geeft. De Koning heeft geen Chdratter, hy is gelyk de meeste Koningen in de Spaanfche Tooneelftukken geheel werkeloos, en moet zig alleen door zynen naam en kleeding doen kennen. Don sanche is edelmoedig , en even als de andere Perfonagiën hooghartig en eerzugtig. Hy durft een kampgevegt waagen tegen den Cid , dit is genoeg om zyn Character te doen kennen, de overige perfoonen, als zyn Elvirè, don arias en don alonzo, hebben geen Charaéter., DE MEENINGEN. Zyn in dit ff.uk wat den perfóon van chimene betreft, duister; zy zoekt den moorder van haaren Vader te ftraffen, maar vreest dat de Koning aan haar verzoek voldoen zal. Deeze onderlinge ftryd van Liefdeen Eer houden het gantfche ftuk gaande, ware de min van chimene eer in 't Hof bekend geworden, dan zoude geen Dichter vyf Bedryven uit deeze Fabel gekneed hebben. Zy fteunt te veel op de gunst des Konings en de ftrydbaarheid van rodrigo, om te gelooven dat haar gemaakte wensch vervuld zal worden , anders zoude ze haaren Minnaar naa dat zyn arm hem uit het grootfte levensgevaar gered heeft, niet op nieuw aan den kamp met don sanche waar gen, om kort te gaan, men ziet in het gantfche gedrag van chimene, dat haare zugt tot wraak enkel veinzen is, 't geen ze onzes bedunkens wat al te verre trekt, en 't welk de eenheid van. daad grootelyks hindert, alzo 'er een nieuwe daad, een nieuw verlangen, door den kamp met don sanche in den aanfchouwer opgewekt wordt. De Koning heeft geene Meningen , geene Uitzichten, alles wordt zelfs buiten zynen last verrigt; ja hy wordt fomtyds, in zyn bevelen gedwarsboomd. Rodrigo bedoelt alleenlyk zyns Vaders eer te herftellen met het behoud der liefde van zyne chimene. Gormas dagt door zyn belediging zynen mededinger te onteeren,, en tot het anipt waartoe hem de Koning geroepen had, on-  De CID. *9 bekwaam te maaken. Don sanche meent door het wisfelvallig lot en den fchynhaat van chimene, nog eindelyk haar hand te verwinnen. De overige perfoonen niets in het ftuk bedryvende, hebben geene meeningen. DE UITDRUKKING. De korte Zedelesfen, door het geheele Spel yerfpreid, ademen niet dan eer en heldenmoed, gelyk de Characlers daar ook in overeenkomen. De eerfte Zedeles die ons voorkoomt, vindt men in 't Ifte Bedrille Toon. waar don gormas den Ouden diego toevoert: Een daaglyks voorbeeld maakt de jeugd veel eerder kloek, Een Erfprins leert Hechts half zyn plichten uit een boek. Eene ftoute les, die allen, welke de opvoeding van groote Mannen op zig neemen , voor waar moeten erkennen; 't is geheel iets anders, roemrugtige daaden te hooren verhaalen en dezelve te zien bedryven, en deeze les past niet alleen op Krygspligten, maar de Zedepligten kan men hier met het grootfte recht mede onder betrekken: laat de Onderwyzer der levendige en volgzieke jeugd niet alleen de deugd prediken , maar die ook voor hun oog beezigen. De Ouderliefde wordt mede ten fterkften opgeluisterd, door het edelmoedig zeggen van rodrigo, Hde Bedr. 2de Toon. Een die zyn vader wreekt is 't grootst gevaar beminlyfc. en fchoon don gormas hem den waaren zetregel toevoert : Door ftryd met lyfsgevaar verdient geen Krygsman. eer. is hy egter zó wel overtuigd van het edelmoedig en pligtmaatig,gedrag van rodrigo , dat hy hem daar naa zelfs met deeze woorden aan- moedigt 1 Ia Wel  ?«> De CID. Wel aan, gy doet uw' pligt, 't is een ontaarte Zoon Die wraakloos leven kan na zynen Vaders hoon. Schrandere Staatslesfen komen ook hier en daar in dit Heldenfpel voor : als by voorbeeld, Hde Bedr. 3de Toon. zegt dokfudj. na nd : Te weinig vrees in nood , kan niet dan fchaadlyk wezen." Een Vyand, wien men eens onze oorlogsmagt deed vreezen, Kan ons zelfs naa zyn val, zo hy van kans en tyd Zich wel te dienen weet, licht fchaaden in den ftryd. ah Chimene in 't zelfde Bedryf: Een Vorst is fchyldig 't bloed zyns Onderdaans te wreeken. waarop don diego haar toevoert: Een welgegronde wraak is altoos vry te /breeken. Zo ook zegt don sanche niet onaartig van het lang (kepen der rechtzaaken van Staat, voor eenen hoogen Rechtbank Een Rechtbank k veeltyds niet ras in 't wraak verfchafFen; Hy onderzoekt te traag, en zyn te lang beraad Is de oorzaak dat een Schelm zomtyds de ftraf ontgaat. Deftig en fchoon is de edele uitfpraak van chimene, in het zelfde Tooneel : Een uitvlugt walgt altoos aan een verheven hart, Zy is het wapen der laaghartige bloodaarts, die haare misflngen door  De CID. yi door gezogte verfchooningen zoeken te bedekken; niet minder waar is de uitfpraak, die de met rampen worstelende Grysaard,naa eene veeljaarige ondervinding, wegens de onheilen des Menfchelyken levens, in het begin des Vyfden Bedryfs, in deeze woorden doet: De vreugd is nooit volmaakt, zo lang we op aarde leven, Ons grootst geluk is hier altyd met ramp doorweven. Voorts toont dezelfde Edelman, in twee regelen, in het Hlde Bedr.' 6de Toon. , op welk eene wyze de bejaarde lieden over de driften der jeugd redenkavelen : Wy hebben Hechts ééne eer, men vindt alom meestresfen; De Liefde is een vermaak, maar de eer een ftrenge pligt. waarop zyn jeugdige Zoon hem dit juist antwoord geeft: De fchande volgt alom op een gelyken voet, Den Minnaar zonder eer, den Krygsman zonder moed. Elk Vaderlander hoore met vermaak het manlyk oordeel eener tedere, dog heldhaftige Maagd, in deeze regelen, welke chimene met drift ontvallen; IVde Bedr. 2de Toon. Te fneeven voor den Staat is geen beklaaglyk fneven, Het is een eedlen weg om na den dood te leeven. en de Koning doet geen onwaare uitfpraak, als hy in het Vde Bedr; 5de Toon. zegt: De Tyd die 't al verkeerd, heeft menigmaal voor dezen, 't Geen eerst misdaadig fcheen, daar naa doen wettig wezen» D E  7'2 De CID, DE CIERAADEN. ' Het Spel fpeelt in de Stad Sivilien in Spanje. Het eerfte Bedryf verbeeldt een der vertrekken in het huis van den Graaf van gormas, het derde Tooneel van dit Bedryf een plaats voor 's Konings Paleis , tot aan het derde Tooneel des tweeden Bedryfs, waarin de Throonzaal voorkoomt. Het vyfde Tooneel des derden Bedryfs verbeeldt .weder eene Straat omtrent het huis van chimene. Het êërfte Tooneel des vierden Bedryfs, een vertrek in het huis van chimene. Het tweede Tooneel is weder eene Throonzaal. Het vyfde Bedryf fpeelt geheel af in een vertrek in 't huis van chimene» Uit deeze. menigvuldige verwisfeling van Tooneelen kent men den Spaanfchen woeligcn fmaak, en men ziet tevens dat dit fuik buiten veele andere 'misdagen der Tooneelregelen , inzonderheid den regel van eenheid van plaats geheel veronagtzaamt. De Kleeding die 'er in voorkoomt, moet die der Spanjaarden van de dertiende Eeuw, en dus geheel Gothiecq Spaansch zyn. De Franfche Autheur laat zyn ftuk met eene lamenfpraak tusfehen den Graaf van gormas en elvire aanvangen, waarin zy zig onderling onderhouden over de keuze des Konings van don diego, tot Gouverneur van den Erfprins. Heemskerk heeft in deszelfs Hollandfche Vertaaling dit gantfche Tooneel weggelaaten, gelyk ook het volgend Tooneel waarin elvire aan chimene verzeekering doet, van de goedkeuring die haar Vader aan haare liefde hëgt, en hy begint het ftuk met den twist tusfehen don diego en den Graaf van gormas, zeekerlyk deeze beide Tooneelen voor overtollig en flaapende houdende. VoltaiRe beweert egter hun nut met geen ongegronde redenen, zeggende.,, kan men in den twist tusfehen den Graaf era don diego deel neemen, indien men van de onderhnge liefde hunner Kinderen onbewust is ?" Maar' is het niet wat onwaarfchynlyk dat een Krygsman als L _ . /, * •* : ' 'don  De CID. 73 don gormas, die om zyn groote daaden de luister van gantsch Spanje was , zig met zyn Dogters Staatdame in zo verre gemeen maakt,dat zy hem onbefchroomd over zyne meening ten opzigten van zyn 's Dogters Minnaars durft ondervraagen en toetfen; is ook zyn antwoord niet al te gemeenzaam? hy neemt haar zonder reden voor zyne vertrouwde aan, en verhaalt haar zelfs wat 'er in den Raad ten opzigten der keuze van eenen Gouverneur over 's Konings Zoon voorvallen zal, dat immers zaaken waren die haar in geenen deelen betroffen; hy is zelfs zo laag,van zyne begeerte tot dit ampt niet onduidelyk in deeze woorden bloot te leggen: Thans moet ik naar den Raad, die heden zal vergaaren; De Vorst verkiest deez' dag, zyn' Zoon een' Voedfterheer Of liever hy fchenkt my den rang die ik begeer, Want ik vertrouw met ernst, dat geen der hovelingen, Naa 't geen ik deed, met my naar dezen rang zal dingen. De Heer no ms z zegt in eene zyner aantekeningen, by de herryming van dit ftuk gevoegd, en wel onder het ifte Tooneel des lilden Bedryfs, waar rodrigo in het huis van chimene koomt, het volgende: „ Welk eene onwaarfchynelykheid het ook wezen moge, rodrigo hier in het huis van chimene te zien, men vergeet zegt voltaire, byna waar hy is, en deelt alleen in zyn ongeluk. Jammer is het, dat hy deswegens met een Kamenier handelt!" Indien nu deeze Staatdame in geen hoogeren rang dan dien van Kamenier ftaat, dan is het althans onverfchoonlyk eenen zo hooghartigen Spaanfchen Don, als men in den Graaf van gormas aantreft, met zyn Dogters Kamenier in zo een vertrouwd gefprek te doen treeden; ja 't is in dit geval veel onverfchoonelyker dan in dat van rodrigo, alzo die door zyn groote ongerustheid, in dat ogenblik niet tegenwoordig van geest genoeg kon zyn, om zojuist in alles zynen rang waar te neemen, R daar  74 De CID» daar hy haar nog niet eens tot zyne vertrouwde maakt, maar enkel oppervlakkig op haare vraagen als een wellevend man een bonïï antwoord geeft. Men zoude dus met het grootfte recht 2 deezen aanvang des Spels, of de famenfpraak tusfehen don co„ zyner Dogter, M zyn verheffing tot Gouverneur over den Erfprins met "r handdt! V°LTAI- valt vervolgens op daag" vel, / don diego in H aangezicht toebrengt, naar de £t oorvvt ;n-in ;eu?ellen ten Tooneeie voeren'diÊ ^ fvn , ' en2' MMr men moet 00k het zeer kiesch n fyn oordeel van volxaike, en de tederheid van het Franfche don °m 62en ^ dS ThSam nkt in dat ^ dulden een hn Sehoond worden, ja zelfs zo groot ie ^rs*?- dat/ie door geeneriy vergeiyk en * ieen met het bloed van den hooner af te wasfehen ware, waarin nu h dzó grooteen hoon in die tyden anders kunnen beftaan, dan in den ordet n e 7 T het geheele ftuk is u op deezen Coup gebouwd, en de Dichter verfchoont dezelve ten overvloede door m het vierde Tooneel des derden Bedryfs chimene door RODHiGO het gewigt van het hoonen door eenen wangflag als een beleend gebruik onder den adel van dien tyd, in deeze regelen' te doen herinneren: *<-5^u. De Eerwaardige ouderdom myns Vaders wierd ontluisterd En door uws Vaders hand wierd al zyne eer verduisterd. ' Een Jlag in 't aangezicht!... Gy weet hoe zulk een Smaad, Een' man van eer en moed altoos ter harte gaat. ' Geen ander Treurfpel van den Grooten corneilee heeft zé fierke benspingen geleden,noch ook zo grooten roem behaald,ab dee- 2e  • - • -D e C l D. , > 75 ze zyn Cid: meer dan honderd blaadjes, zegt volt ai re, zyn 'er tegen die ftuk gemaakt'" De, Fravdche .Academie heeft een gantsch Werk uitgegeeven, betyteld Remarques de VAcademie fier le Cid, uit welke men veele gegronde aanmerkingen over dit fpel dat zeckerlyk zyne gebreken en wel grove gebreken y by'uitmuntende fchoonheden heeft, kan vinden, gelyk ook een aantal van fchoone lesfen welke den Tooneeldichteren van dienst, kunnen zyn. Men heeft ook in dc ■nieuwe vertaaling een geheel Perfonagie, zynde de Jnfante van Spanje , die niets tot de daad toebrengt, uitgelaaten, en de Rouwzaal, benevens het Lyk en Paradebed van don gormas, wordt mede niet meer vertoond, Z E D E L E E R. De Zedcleer van dit Treurftuk leert, dat men op het voetfpoor des €ids en dat van zyne Minnaresfe, alles wat ons zelfs het meest behaagt ter zyde moet Hellen, voor de agting die men zyne Ouderen fchuldig is. Daar het de eer van Vader of Moeder geldt, moet het Kind zyn eigenbelang verwerpen, om alleenlyk de zaak zyner Ouderen te handhaaven, wyl zy het zyn, aan wien wy hoogere en vroegere verpligting hebben dan aan ons zeiven, daar zy ons reeds dienden en bewaarden % toen wy nog onbekwaam waren om ons zelvcn te dienen of voor fchade te beveiligen. Kt s r-  M X S C M M X 'T T O p HET T 0 O NE E LP LAATJE VOOR B JE N ' C I B. C h i me n e , op 't felst ontroerd, door-'t fneuvlen van haar' Vader, Haar Eedle.ziel verdeeld, door liefde en eer, tegader, Smelt hier. by-'t fomber Lyk van o o'a m a s la geween : Juist koomt haar Vyand, haar r o d r i c o tot haar treën, Hyfpreekt: aanvaard dit Haal,-noot toe, wil zelf my flach ten f Waar toe myn Vonnis toch van 't loome reefat te wagten? Zy roept, door fchrik bedwelmd i e t v ia e kangtfchttut Rq»&ïco «.y» i^ttïV, in f^s Verttek te zien l & . -O © , DON  TSM C I JLU o IV'. Bedrijf . VI« Tooneel .   DON LOUIS de VARGAS. Dit Tooneelfpel, niet uit eene in de Gefchiedenis genoeg bekende gebeurtenis getrokken, maar enkel verdichting zynde, is waarfchynelyk uit het Spaansch overgenoomen, door den Dichter dirk heynk, en heeft hoofdzaaklyk het volgende ten FABEL. Don beltran de vargas,den Koning van Castilien, lange jaaren trouw gediend hebbende,wierdt door don zuêro de p e l a ê s,, uit nyd en wangunst, befchuldigd den Koning naar 't leven gedaan te hebben, aan welke euveldaad hy zelve fchuldig was , de Koning dit te ligt gelovende,"deedt don beltran het hoofd afllaan, en poogde zig ook van zynen Zoon don louis de vargas, die, inmiddels voor zyn Vaderland tegens de Mooren gedreden had, meester te maaken, dog dit misluktej want don louis, zigzelven door zyne. dapperheid bevryd, en zig met zyn' vriend don garseran in 't Slot begeven hebbende, verweerde zig daar tegens don juliaan,. Zoon van don zuêRo de pelaös, dog had zig welhaast door gebrek aan levensmiddelen geperst, over moeten geeven, ten zy donna maria de luxan, eene Adelyke Dame, die op den Held verlieft was, geen middel gevonden had, om door een onderaardfehen gang ,. in't Slot te komen , welke, naa dat zy don louis en den zynen eenigen leeftogt gebragt had, hem porde, haar door deeze opening te volgen, om dus zyn Vyanden te ontvlugten: dit gefehiedde; egter had don louis, zyne Zuster lisandra nog in K i 't ge-  ?8 DON LOUIS de VARGAS. 't gevaar gelaaten , en vreezende dat don juli aan, die op haar verlieft was, zig van haare eer meester zou maaken, befloot hy lis anDra, om haar voor deeze fchaivde te behoeden, te doorftecken; dog garseran, van medelyden getroffen, raadde hem, haar liever door vergif het leeven te beneemen , hem met een het zelve aanbiedende, fchoon het niet anders dan een flaapdrank ware. Don louis, hier door bedrogen, bczogc zyne Zuster 's nagts heïmelyk, en gaf haar 't gewaande vergif, waarop hy, niet zonder gevaar het huis ontvlugtte. Lisandra wierdt kort daar op, door don juliaan flapende gevonden, en verbaast ontwaakt zynde, onder allerhande fchoonfchynende voorwendfels, door dien fchelmfchen Graaf van haare eer berooft. Don louis, intusfehen eenen Soldaat dien hem tegen wilde (laan , omgebragt hebbende, ontdcedt zig van zyn eigen Klederen, en trok die van den Soldaat aan , wiens aangezicht door hem met verfcheide fteeken en houwen, onkenbaar gemaakt wierdt, en met de door hem uitgetrokken Klederen bedekt zynde, nam hy de vlugt naar 't gebergte, hier, door zyne beminde mar ia gevolgd zynde, wierdt hy welhaast door een bende Struikrovers gevonden, en tot hun Opperhoofd aangenomen, welk fchandelyk ampt hy uit nood aanvaardde. Inmiddels Was de omgebragte Soldaat gevonden , en met veel ftatie, even of het don louis zelve geweest ware, begraven, en door lisandra als haar overleden Broeder betreurd , waardoor ieder voor vast geloofde-, dat don louis niet meer in 't leeven was; Ondertusfchen bragt het geval, don causeran en zelfs gdari n ,den ouden Knegt van don t o uis,by hem in 't gebergte , welke hem, die den naam van pedro aangenomen , en door zig een pleister op het eene oog te leggen, geheel onkenbaar gemaakt had, alom volgde. Hier door ontdekte don louis ook, dat zyne Zuster nog in 't leeven, dog van haare eer berooft was, en wist middel te vinden, em Don juli aan, die zig buiten de Stad, op zyn lusthuis op-  DO-N LOUIS de VARGAS. 79 ophiekk, in zyn geweld te krygen, en hem te dwingen, dezelve door den trouw te eer-en , naa welke daad hy zig aan don juli aan bekend maakte, hem tot een tweegevegt noodzaakte, en hem daar in doordak, naa dat donjuliaan hem eerst het verraad zyns Vaders don z u è R 0 volkomen verklaard had. De Mooren waren onderwyl in Castilien geland, en wierden door den Koning en don zuêRO maar flaauw tegen gedaan; dit bewoog don louis, om met zyne dappere bende, den benaauwden Vorst te hulp te komen; 't welk gefchied zynde, en de Mooren verdreeven, taste don louis zynen vyand don zuêRO aan, en wreekte den dood zyns Vaders, zelfs in 't aanzien des Konings, die nu alles uit den ïlerver.den zuêRO verdaan hebbende, don louis en zyn geheele bende vergiffenis fchonk;waar op de Held zig, aan zyne Zuster en Vriend, benevens de overigen, tot groote verbaazing van hun allen, ontdekte,en met bewilliging des Konings, zyne Zuster lisandra, aan zynen Vriend garseran uithuwelykte, en zyn eigen hart en hand, aan de getrouwe bi aria de luxan, die hem in Mans gewaad alom gevolgd had, tot groote vreugd van een iegelyk, over* gaf. CHARACTER S.. Louis is een voorbeeld van Edelmoedige Eerzugt en onverfchrokkeu Heldenmoed in de dreigende gevaaren, zyne behandeling van zyne Zuster drekt ten bewys van zynen afkeer, voor al wat zynen Stam onteeren konde, egter gaat hy in het beduit tot haaren dood wat ver; maar men moet zyn, door de onverwagte ramp verdrooide denkmgswyze hier van alleen befchuldigen. Zyne Minnaresfe mariadeluxan bezit even het zelfde Edelmoedige en Ridderlyke characler, egter haar moed is met meer beleid getemperd , en min reukeloos dan die van haaren Minnaar. Garzeranis edelmoedig en een getrouw  $0 DON LOUIS de VARGAS. trouw Vriend. Don zuêR0 een ftaatzugtig Verraader, en zyn Zoon don juli aam een laffe wellustige hoveling die geen misdaaden te groot rekent om zyne oogmerken te bejaagen. De Koning is weder een Spaanfche Koning, dat is, men duldt hem om den naam. Don beltran is een deugdzaam Edelman, die, door zyn eigen deugd omgeven, dezelve fteeds ook in anderen meent te zien, en dus wat te onvoorzichtig betrouwende is, waaruit zyn ongeval en het Hoofdonderwerp des Spels omftaat. Guarin is een onbefchaafd bediende, wiens minderheid van ziel geen kwaad contrast tegen de verhevene denkwyze van zynen Meester maakt; zulken bediendens vindt men meer in de Spaanfche ftukken : kenners, welke het Tooneel naar de reden beoordeelen, zullen die altyd in eene ernftige en zelfs het hooge Treurfpel waardige Fabel afteuren, en waarlyk 'er zyn Spaanfche Treurftukken waarin ze geheel ongefchikt geplaatst zyn. Men mag zeekerlykwel eiken peifoon naar zynen aart doen ipreeken , maar men moet zig wagten voor het onbehaaglyk famenmengen van het Hooge met het Laage; want dat is naar het zeggen van h o ratiu s in Arte Poëtica , een Paardshals aan een fchoon Vrouwenhoofd te hegten. De Spanjaards hebben zeekerlyk dat gebruik van de Romeinen ontleend , die wel juist niet het belagchelyke in haare fpelen mengden maar tusfehen elk Bedryf het gemeen door fchempende Satyrs vervrolykten, gelyk men ook in de Treurfpelen van onzen c. a. bredeRode ziet, dat dit gebruik by het eerst ontluiken des Tooneels in Nederland niet vreemd is geweest. DE M E E N I N G E N. Don zuêRo en zyn Zoon zoeken door list hun ondekt verraad van den hals te fchuwen, 't geen hun ten kosten van den gryzen don beltran gelukt. Don louis heeft enkel uitzicht op zy- • nen  DON L O ü I S d e IV rA R G A S. 81 nen wraak, .die het gantfche ftuk werkende houdt, zyne Miunaa.resfe werkt doorgaans om zyne genegenheid meer en meer te winnen. De overige Perfoonen, zelfs lizandra zyn bedryyeloos en hebben dus geen meeningen. DE UITDRUKKING. De Dichter heeft in dit Stuk meer door zichtbaare handelingen, dan door woorden of zedelesfen willen leeren, waarom 'er weinige of wel geene aanmerkenswaardige in voorhanden zyn. Voorts bedekken de verfen , onder haare kreupelheid , op verfcheideue plaatfen , een manlyken Dichtgeest, en doen gelooven dat het Spaanseh origineel door eenen grooten Dichter gefmeed is;zy,die zonder vooroordeel de fraaije zinfpeeling van don louis over het Lyk van zynen Vader bedaardelyk inzien, zullen daarin eeue verhevene aandoenlykheid , en jets van het liupfos, het Suhlime yau longinus ontdekken. Wy y zullen de vryheid gebruiken om het gebrekkige der vertaaling, waar 't ons mooglyk is, te verbeeteren: wanneer de Koning gezegd had hem een fpiegel te zullen toonen, waarin hy zyn misdryf, en de ftraf die op hetzelve ftond te volgen , konde ontdekken, vertrekt hy met zynen Hofftoet, en men brengt het onthalsde Lyk van don beltran plotslhig voor de voeten van don louis: die daarop nederltort en uitroept : Dat my de Hemel hoed' l g a r z e r a n. • Hy valt geheel verdooft Op de aarde neder! ach! 't verftand fchynt hem .ontrooft. Wat droevig treurtooneel aanfehouw ik voor myneoogen! Deeze regelen geeven don louis tyd om de allerhevigfrc droef- L hcid,  62 DON LOUIS de VARGAS. heid, door een aaklig ffikwygen, te vertoonen, en zig door eene zugt ontlastende , begint de wraak in zyn edelmoedig gemoed reed» tekooken; hyheftzigop, en roept in woede uit: 6 Pyn ! 6 Dood ! 6 Hel ! en voorts weder door traanen overftelpt wordende , valt hy 0p nieuw op het Lyk neder, al (hikkende deeze woorden mompelende : Kon 't recht dien moord gedoogcn f GAR2ERAN. Hou moed, 't is vrugteloos dat gy hiér traanen fiort: Men wreek' zig mannelyk waar 't weenen Teniet te kort. Louis blyft egter in zyne neerdagtige vlaag, en dit geeft den Dkhter gelegenheid om een fchoone zinfpeeling op het zeggen des Konings te maaken;eene zinfpeeling, die hier niet onnatuurlyk is. Groote droefAeid veroorzaakt eene onnozele neerflagtigheid, en deeze uit zig in de aandoenlykrte uitdrukkingen, die veelal meest in «infpeelingen over zulke zaaken beftaan , die onze droefheid veroorzaakt hebben. Hv begint dan flaauwlyks telkens op het Lyk, waarop hy „ederle^t de oogen flaande: 3 ucucoc» ae Myn oudermin wint veld; myn ziel moet zfg bereijen Tot lyden. In dees ramp, ó oogen! moogt gy fchreijen: Laat vloeden traan by traan, weer hen, dooq fchaamte niet, Als maar zó veel gezichts nog aan u overfchiet, Dat ik my fpiegele in deez' fpiegel. Edelmoedig, Doorluchtig glas; wie brak, wie verwde u toch zo bloedig ' Wie fchond uw eed'len glans, zo dul! zo reukeloosI Het was de Koning die uw' ondergang verkoos. Cj  DON LOUIS de VARGAS. 83 €y toondethem zyn hart en1 deedt hem dikwerf fchroomen Voor dit gehaat gezicht. Hy heeft u weggenoomen, Op dat ik my niet meer in u befpieglen zou. ó Dierbaar glas., hoe drukt gy dus myn ziel met rouw! .Nu zal, nu zal uw glarjs my nimmermeer befchynen, Wie maakte u deeze Iyst van bloedige robynen ? Zo yslyk voor myn oog. Dees wreedheid is niet uit Den fchoot des Rechts geteeld; ó neen, dit onheil fpruit Uit nyd en afgunst, het vergif van hooffche Hangen! Ach! waart gy in de zaal des Konings nooit gehangen! Ik had een beeter lot voor u gehoopt! Ó pyn ! In Konings zaaien loopt het zuiverst Christallyn Het allermeest gevaar om onverwagt te breeken! Deeze uitboezeming in eenen vloed van traanen gedaan hebbende, is het hart ontlast en de moed koomt weder ten voorfchyn ; het voorneemen tot den wraak vestigt zig in deeze woorden : & Hemel ! Sterk myn' arm, dat ik deez' moord kan wreeken. •en de geheele zinfpeeling is ongemaakt, natuurlyk en onberispelyk ; beeter dan dien wy in herodes aangemerkt hebben. DE Cl ERAADEN. Een Stuk van deezen aart is grootelyks gefchikt om het gemeen te behaagen. De groote menigte van verfcheidene Tooneelen, welke op eikanderen volgen, en fomtyds in één zelfde Bedryf twee-of driemaaien verwisfelen; de doorgaanfche handelingen, welke de Spaanfche ftukken zeer levendig en vermaakelyk maakcn, houden de aandagt ongemeen gaande ; dan eens eene zaal in 't Koninglyk paleis, dan eens de wooning van vargas, de Straat, het Bosch, de Toren, enz. zyn zo vcele Tooneelen die het Spel voor 't oog veraangenaamen. La De  m DON LOUIS de VARGAS. De vermomming van dom touis en lizandra kan niet te groot zyn , daar hunne vrienden en eigen bekenden hen niet, zonder dat zy zig ontdekken, onderkennen. De kleeding .is oud Spaansch , even en in denzelfden fmaak als die van den Cid. Men is voormaals gewoon geweest om dit Stuk in hedendaagfche kleeding ten Tooneele te voeren, waarom het Tooneelplaatje mede daaraan beantwoordt; maar hoe ongefchikt zulks is , blykt zonder overweeging. Thans worden in hef vertoonen van dit Stuk fommige Tooneelen overgeflagen, als by voorbeeld s het beftormen van den Toren, waarop don louis zig onthoudt, wyl zulke voorvallen zig ook niet natuurlyk op een Tooneel haten behandelen. In de Rol van don loois is door een declameerend Aéleur, die voor 't overige een kloeke en ridderlyke geftalte hebbe, en zeekereinueemende edelheid weete na te bootfen, veel te doen. De verdiênstelyke Tooneelfpeeler j. punt, die in deezen fmaak viel , heeft zulks meermaalen tot elks genoegen getoond. ; DE Z E DÉ L E E R. De Zedeleer deezes Treurfpels koomt overeen met het zeggen van moratiüs-, Lib. III. Carm. Ode 2.5 Raro an'tècedentsm fcelestum Defsruit pede pana claudo. dat is: Zelden omkwam het vóortvlugtig misbedryf den kreupelen voet der ftraf. welke les men üit den mond van don lóuis, by het fluiten des Treurfpels , in deeze regelen hoort i Myn edele en grootfche Wraak ftrekt hief ten waaren blyk, Dat zelden 't misbedryf zó voortgaan zal in 't dwaalen, Of kreuple ftraf kan 't nog ten laatften agterhaalen. b ar-  I BOI LOUIS YA16AS. || U'Sedrijf. W Tooneel. ]j   M X* $' € M M. X » T OP HET TOONEEL PLAATJE VOOR, DOH LOUIS BE VARGAS. 3Don züero en zyn Zoon, door bittren nyd ontftooken, Bewerkten listiglyk des ouden belt ka w's dood, Dit helpt het Heldenbloed van noiï locfis aan 't kooken. Maai' ach/ zyn aanflag mist! Een droeve hongersnood Dreigt hem, op 't oude Slot, zyn wykplaats, te overvallen t Dog Liefde fpyst den Held. Een toegang onder de aard, Vereende een Aadlyk Huis, met deez' beflootne wallen; Voor Liefde wordt geen Slot, door Poort noch Wal bewaard; Maria de luxan, om vargas nood bewoogen, Helpt door deez' weg dien Held, in zyn gerechte zaak, Straks werkt zyn moed, aan 't woên van jülia*» onttoogeiiy Een' Edelmoedigen en onbeperkten Wraak, ATfe i**. ±% %j? W W ALEID  ALEID van- POELGEEST^ Dit Treurfpel is eene eigenvinding van den Heere w. haverkorn, en grondt zig op de naavolgende GESCHIEDENIS. Aleid van poelgeest, eene edele Jonkvrouw, welke haare Eer aan aalbrecht van n ei j eren, Graaf van Holland, die Weduwnaar was, opgeofferd had, beftierde het hart des zeiven zo volftrekt, dat by niet alleen zynen Zoon willem, geen het minste deel aan .'t gebied gaf, maar ook niets deedt, dan 't geen aleid hem voorgehouden had te doen, waardoor zyn oude Vrienden , de Hoekfchen, eerlang alom van 't kusfen geraakten, en de Cabbeljaa'uwfchen, welke door aleid begunftigd waren, in hunne plaats gefteld wierden; 't welk de Hoekfchen zodaanig verdroot, dat zy 's Graaven Zoon, willem, op hunne zyde gekreegen hebbende, op alle middelen bèdagt waren, om de beerschzugtige aleid van 't bewind te verftooten, doch zy, famenfpannende met den Heer jan van arkel, het Opperhoofd der Cabbeljaauwfchen, verydelde telkens hunne pooging, ftookte den Vader tegens zynen Zoon op, en beroerde het geheele land. De Hoekfchen, hier door ten uiterften getergd zynde, fpande 'er een vierënvyftigtal van hunne Edelen famen, om zig met geweld van aleid te ontdoen. Dit gelukte hen, want die trotfche Byzit des -Graafs, 's nagts met haaren gunfteling, 's Graaven Hofmeester, willem kuizer, over 't Buitenhof gaande, werdt door eemgen van hun aangevallen, en , benevens hem , die haar wilde be- fcher-  ALEID van POELGEEST. 87 fchermen, jammerlyk vermoord. Deeze Gefchiedenis is voorgevallen in den nagt, tusfehen den 21 en 22 September, des jaars 1390. F A B E L. Het Eerde Bedryf vangt aan met eene famenfpraak, tusfehen brede rode, een Hoekfche Edele, en willem,GraafaalbrechtS Zoon; waarin de eerstgenoemde hem tot den ondergang van aleid tragt te beweegen; voorts koomt aleid ten Tooneele , en tragt denzelven willem in haar belang over te haaien, 't geen'hy met verontwaardiging afflaafc, waarnaa zy door den Hofmeester van aalBRecht, willem kuizer, gewaarfchouvvd wordt, dat'er reeds eene gewigtige famenfpanning tegens haar leven onder de Hoekfche Edelen fmeulende is; haar tevens raadende om den Vader tegen den Zoon op te zetten. In het begin des Tweeden Bedryfs, verklaart ark el zyn voorneemen tegen aleid aan kuizer, fchoon hy kort daarop tegen willem zo hoog haare belangens trekt, dat zy beiden reeds de hand aan den degen liaan en met elkander een tweeftryd aangegaan zouden hebben , ware het niet dat aleid op dit gerucht met kuizer toegefchooten zynde, hen van eikanderen geféheiden hadde, en willem in verzeekering had doen neemen, waarnaa aleid aan ark el openbaart, dat de Hoekfchen voorneemens zyn, haar in ftilte te vervoeren; onder dit gefprek koomt kuizer, met eenig Krygsvolk , verbaast ter zaale invlugten, verhaalende dat wille m zynen kerker ontfnapt is. Deeze tyding ontzet al de aanwezenden, maar akkel belooft aan aleid, haaren Vyand, door list of geweld tog voor haar magt te zullen doen bukken; en hier mede fluit het Tweede Bedryf. In het Derde Bedryf treedt de Gemaalin van willem ten Tooneele, verwytende aan aleid haar muitziek en heerschzugtig gedrag; inmiddels koomt kuizer berichten, dat Graaf aal b-r echt zigzelven tegen zynen Zoon gewapend heeft  83 ALEID van POELGEEST, heeft, en de belangens'van aleid vefdeedigt, naa welk kort verflag de beide partyen gewapend ter zaale indringen, en alles fchikt zig tot een Moedigen ftryd: maar aal br echt zet zynen Zoon, die zig aan hem overgeeft, den degen op den borst, dreigende hem te doorftooten indien de Hoekfchen eenige verdere beweeging maaken; dit tafereel doet hen afdeinzen, en willem blyft in de magt van aalbrecht, die hem terftond doet boeijen, alhoewel zyne Gemalin op 't vuurigst om zyn ontflag fmeekt. Aleid tragt vervolgens den Graaf mede tot genade voor zynen Zoon te bewegen, alhoewel alles veinzen is , daar zy hem al meer en meer tegen de Hoekfchen opzet, waarnaa aalbrecht aan arkel belast, om zynen Zoon voor hem te brengen , ten einde hy hem zyne fchuld belyde en om verg.ffems fmeeke; dit gefchiedt, maar willem is niet te beweegen om aandeneisch zyns Vaders te voldoen ; en naa eikanderen veel verwytingen voor geworpen te hebben, wordt willem weder, naar zynen kerker gevoerd, en aalbrecht verklaart aan aleid, dat zyn Zoons dood by hem vastgefteld is. Inmiddels koomt kuizer tyding brengen, dat eenige weerfpannelingen zig de zaak van willem aantrokken , en dat de Graaf zig tegen hun geweld diende te verzeekeren, waarop aalbrecht toornig vertrekt, en aleid met kuizer zig te famen over den goeden uitflag van hunne zaak ver- « heugen. Het Vierde Bedryf vangt aan met eene famenfpraak, tu> ichen aalbrecht en margaretha, waarin zy op nieuw den Oraaf om vergiffenis voor haaren Gemaal fmeekt, waarnaa hy haar toeHaat met haaren Gemaal te fpreeken ; men brengt hen dan byéén. Zy tragt hem in deeze onderhandeling te beweegen, dat hy zynen Vader om vergiffenis fmeeke , waartoe hy egter in geenen deele verHaan wil; geduurende deeze onderhandeling koomt brederode en verklaart aan willem, dat hy hem flechts hebbe te volgen, om int de magt zyns Vaders verlost te zyn: verzoekende aan ma r gare tha, dat zy, om tyd te winnen, inmiddels den Graaf, zo veel  ALEID van POELGEEST. 8p • ry konde, zoude ophouden, waarnaa zy vertrekken,en aalbrecht koomt ook daadelyk , om uit margarethA's'mond het laatst befluit van haaren Gemaal te verneemen. Zy fmeekt hem op nieuw om genade, maar aleid treedt verbaasd ter zaale in, met de tyding dat willem andermaal ontfnapt is, en zig aan 't hoofd der muitelingen bevindt; kuizer volgt met eenig Krygsvolk, deeze tyding bevestigende , en de Graaf trekt ten tweedenmaal aan 't hoofd zyner Vrienden tegen zynen Zoon ten ftryde, waarnaa dit Bedryf, met eene famenfpraak tusfehen aleid en mar gare tha, eindigt. Inden aanvang des Vyfden Bedryfs koomt brederode aan margaretha boodfehappen , dat de ftryd aan de zyde haars Gemaals verlooren ïs , waarop de zegepraaleude aalbrecht volgt, egter niet met zyne gewoone trotschheid, maar geheel verflagen , verhaalende dat zyn Zoon in de woede des ftryds gefneuveld is: terwyl men hem nu zyns Zoons, dood op het bitterfte verwyt, treedt arkel verbaasd in, verhaalende, dat aleid.door eenige Edelen op 't Buitenhof vermoord is ; deeze nieuwe flag treft den Graaf dermaaten , dat hy zigzelven het leven tragt te beneemen , dog waarin hy door ïiargaretha belet wordt. Men brengt vervolgens de ftervende aleid ten tooneele, en zy verklaart dat zyn Zoon onfchuldig , en alles door verraad , met kuizer's hulp gefmeed , bewerkt was ; men hooft ondertusfehen eenen nieuwen Wapenkreet, en de Graaf, denkende dat de muiters hem op nieuw tragten op te komen, vliegt met het ontbloote ftaal den inrukkende muiteren te gemoed , maar hoe ontfteld, en tevens verheugd is hy niet, als hy zynen Zoon aan 't hoofd der muitelingen ziet; deeze onverwagte ontmoeting doet hen met eikanderen, in 't aanzien van de ftervende aleid verzoenen, die door feilen fpyt over deeze gunftige ommekeer van zaaken, vervoerd , onder de ysfelykfte vervloekingen tegen den Graaf en zynen Zoon, den geest geeft. M C H A-  90 ALEID van POELGEEST. i CHARACTER S« Men ziet in het Charafter van aleid de laage gemoedsdriften van oneerlyke Vrouwen ten duidelykften gemaald. Hcerschzugt, valschheid en eene ontembaare trotsch maaken haar leven veragtelyk, edog gevreesd, maar haaren dood ellendig. Aalbrecht is juist het beeld van zulke misleide perfoonen, die,' geen doorzicht genoeg in haar eigen belang hebbende, zig door de valfche tong hunner byzitten of andere oneerlyke vrouwen, tot de grootfte euveüaaden laaten overhaalcnalhoewel hun hart door eene beetere leiding beftierd wordende, zig ook hgtelyk weder op eenen beetereii weg laat geleiden. Willem maak in deszelfs Characfer al den fpyt en edele wraakzugt, die de verdrukte deugd inzonderheid in eenen Edelman van zo hoog een ftaat, uitwerkt, Margaretha is teder, en enkel over haaren Gemaa'l bezorgd. Kuizer en arkel zyn de zaak der Cabeljaauwfcuen toegedaan, en zoeken, min eerlyk dan brede rode, die op de zyde der Hoekfchen is, door list en verraad hunne tegen party te onder te brengen; men kan hen dus als verraaders aanmerken, daar ersdeRode de plaats van den behulpzaamen vriend, die meest in diergelyke Fabekn voorkoomt, inneemt. DE MEENINGEN. De meeningen zyn weder zeer ligtelyk in twee voornaame deelejï te fchiften, wyl het geval alleenlyk uit den twist der Hoekfchen en Cabeljaauwfchen voortfpruit, is het uitzicht van eiken perfoon die in het ftuk voorkoomt, niet anders dan zyn eigen aanhang te ftyveu en zyn tegenparty te benadeelen: egter tragt willem wiens edelmoedigheid alom uitblinkt, altyd zynen Vader te fpaaren en helt meer Baar verzoening, dan naar overwinning; in welke edele pooging hy ' IS ook  •ALEID -v a n P O E L G E E S T. ,ci .•■ook -ten laatfleiï flaagt, en de aanfchouwer keert, naa -de bevrcedigiag .vanVader en Zoon, vergenoegd te rugge.. UITDRUKKING. In bet Eerfte Tooneel des tweeden Bedryfs, vindt men weder eenen trek die even als in de meeste Staatsfpelen de vleyery van 't .Hof in een helder daglicht fielt. Kuizer verwondert zig daar, over het dubbelhartig gedrag van .ar kel enjzyo verraaderfehe inzigten met deeze woorden: Hoe! zpudt gy.zelfs aleid, by aalbrecht Hout belaagen; Daar zy uw ongelyk gevoelig wraak verfchaft,' - ... , Kunt gy op zulk een wyz' uw vrienden zien .geftraft?. waarop arkel hem toevoegt.:. Dit is het ongeluk, myn vriend! der Hovelingen; Zy zien van allen kant door vleyers zich omringen, En, (leeds als Slaaven met een anders zorg belaên, Zyn zy het, die de wraak het eerst ten doelwit (laan. Wyl voorts het gantfche Spel, even als robbert de vries, «enkel uit beweging en handeling beftaat, komen 'er weinig leerzaame onderhandelingen of zedelesfen in voor. C I E R A A D E N. Het Tooneel is het gantfche Spel door in 's Gvavenhage in het Graaflyk Hof, dat een oud Gothiecq Gebouw behoort te zyn, en men dient wel indagtig te wezen op het onderfcheid der kleeding, tusfehen Ma /de  92 ALEID van POELGEEST. de Cabeljaauwfche en Hoekfche Edelen, welke wel allen weder in her oud Hollaudsch volgens de Schilderyen der Graaven gekleed moeten zyn , maar zig egter door graauwe en roode bonnetten dienen te onderfcheiden. De Graaf en zyn Cabeljaauwfchen aanhang voeren de graauwe, en zyn Zoon met de Hoekfche Edelen de roode bonnet, eene oplettendheid die een groot cieraad en waarheid aan de veitooning byzet. ZEDELEER. De verdervende invloed der wellustige levenswyze van eenen Vorst „ voor den Staat of het Volk dat zyn magt gehoorzaamen moet, en de laagen van listige Vrouwen, welke door de zwakheid der Vorsten veeltyds hunnen perfoon en in denzelven een geheel land regeeren, leeren elk aanfchouwer het ysfelyk en gevaarlyk kwaad der weelde en oneerlyke Vrouwen te vermyden, daar 'er dezelfde fchadelyke uitwerkfelei* 20 wel voor dén Koning als voor den Burger uit te vreezen zyn.. ë r  A. L ij 15 ' HJl ~N ï-OUIi'GJIIS s T. J V* BeAï-ijf. Vt. Tooneel. ||   B X S € 33Ci 'M X & T OP HET TOONEE LP LAATJE VOOR ALEID YA1T POELGEEST» Graaf aalbrecht fchonk aleid zyn gantfche ziel en zin,. Hy liet zig,. door-haar fchoon, op 't fchandelykde overheeren-, Zy kweekte, door haar list, de GraafFelyke min En hielp den Cabbeljaauw het gantfche land regeeren; Deez' hoon , die 't Hoekfche Volk onmooglyk uit kan ftaan,. Doet willem tot haar' val, de fcherpe Moordpriem wetten,. Een vierenvy-ftigtal van Eedlen voert hy aan, Die, door een wisfen fteek haar Heerschzugt paaien zetten. Aleid, door 't wreekend Staal des- feilen Hoeks gewond, Vloekt aalbeecht en zyn' Zoon, die, haar ten fpyt, vereenen*. Hoe heevig lastert nog haare uitgeleefde mond! Maar voor den Cabbeljaauw is alle hoop verdweenen. WOÏ*-  WOLFAART van BORSELEN. Dit Treurfpel is eene eigenvinding van den Heerc j. fokke, en vestigt zig op de volgende GESCHIEDENIS. Naa dén dood van Graaf floris de vyfde, twistten de édelen des Lands onderling over de Voogdschap van deszelfs onmensen Zoon jan de eerste, die zig in Engeland onthieldt, waar hy aan de Dogter des Konings eduard verloofd was: wordende het Land ondèrtusfchen beftierd door Graaf dirk van cleef en gui van Henegouwen, welke verfcheiden beheerfching geen kleene verwarring in het zelve veroorzaakte, waar -mede de Bisfchop van Utrecht, w i l l e m v a n m e c h e l e n zyn voordeel deedt belegerende het huis te Muiden, het welke hem in handen viel door deezen zege aangemoedigd zynde, trok hy met zyn Heir tot in Westvriesland,, daar hy, -geholpen door de Vriezen,' het den Hollanderen reeds, zeer bang begon ,te maaken ; .dit fpel verdroot de Edelen des . Lands emdelyk, waarom zy indagtig waren om des Graaven Zoon hunnen rechten Landsheer uit. Engeland, in zyn Gebied te haaien! deeze bezending had ten hoofd Heer dirk van brederode die met eenige Edelen naar Engeland overfcheepte, en den jongen Graaf nevens zyne Gemalin medevoerde; maar hunne Scheepen wierden door tegenwind genoodzaakt in Zeeland binnen te loopen , waar Heer wol""T VAN E0RSE1EN d0°' en behendigheid het gemoed van den  WOLFAART van BORSELEN. 9> den Jongeling zó tot zig trok , dat hy zig, nog zeer onnoozel en van een laffen inborst zynde, geheellyk aan deszelfs beftier overgaf en niet van hem af te trekken was. Dit ftak den Edelen grootelyks, te meer daar wolfaart, die van een trotsch, eigenbaatig en heerschzugtig Character was , den Lande geduurende zyne aangemaatigde Voogdy op allerhande wyzen kneevelde ; fchoon hy nogthans door zyïien moed den Bisfchop in deszelfs overwinningen ftuitte. De Edelen etndëlyk, hoe langer hoe meer tegen Heer wolfaart in haat on;fioken , zetteden het Volk in den Haage tegen hem op, zo dat hy genoodzaakt was, met den Graaf naar Schiedam te vlugten, maar niet verder dan Delft gekomen zynde , zaten hem de oproerigen reeds op de hielen , en dreigden het Raadhuis, waar op hy met den Graave gevlugt was, in brand te fteeken, zo men hun Heer wolfaart niet in handen leverde, zy drongen eindelyk met geweld ten Huize in, haalden 'er wolfaart uit en vermoorden hem, in 't Jaar 1299- op St. Pietersdag, den iften Augustus.. Naderhand geraakte de ongelukkige Graaf onder de Voogdy van Graaf jan van Henegouwen, door wiens toedoen men meent dat hy nog in het zelfde Jaar, te Haarlem door vergif overleden is, fchoon men voorgaf dat hy aan den rooden loop geftorven ware. FABEL. By 't openen des Tooneels treeden wolfaart, haamstede en zuilen, verzeld van eenig gewapend Krygsvolk het eerst op. Haamstede geleidt wolfaart met den degen in den vuist binnen en wordt door wolfaart verweeten, dat hy hem tegen recht overweldigd heeft , geduurende deezen twist verfchynt de Graaf die het gedrag van haamstede af keurt, waarnaa de Graaf zig over zyn ongeval' met zynen voogd onderhoudt die hem verklaart, dat hunne vlugt door zynen Schoonzoon voorne gefluit is, en dat de Graaf niet  s-6* WOLFAART van BORSELER met anders te waglen heeft, dan onder de üaaffche voogdy van avennes te zullen moeten zugten , hierop koomt voorne ten tooneele, en tragt zyne daad voor wolfaart te verfchoonen, onder dit gefprek dringt katharina de Gemaalinne van wolfaart ter zaale in, .aan wien het bedryf van voorne bekend gemaakt wordt, die zig weder met .zyne goede meening verfchoont, waarna ze zig op 't .einde des eerften Bedryfs onderling verzoenen. Het tweede Bedryf vangt aan nut een onderhoud tusfehen voorne en haamstede, waarin de laatstgenoemde voorne tegen wolfaart tragt op te zetten, maar door denzelven geluellyk afgeweezen wordt, waarnaa ureder ode den Graaf van wegens zyne Gemaalin tragt te onderhouden, 't geen door den opkomst van den Graaf met zynen Voogd gebeurt. JJy maakt in dit gefprek den Graaf bekend dat zyne Gemaalinne, verzeld van den Abt van Egmond naar Delft op reis is, en nog dien avond verwagt wordt, maar wolfaart tragt den Graaf over te haaien om haar niet te zien. Geduurende dit gefprek koomt elizabeth 's Graaven Gemaalin,reeds op het Tooneel, en tracht met de grootfte teekenen van liefde en verlangen haaren Gemaal in de armen te vliegen, dog hy fcheurt zig van haar los en vertrekt. Zy geeft haare verwondering en droefheid over deeze ontmoeting aan wolfaart te kennen, maar ontfangt weder eene norfche bejegening, waarop haamstede en eenige gewapende Edelen toefchieten, de Gravinne begroeten en haar met geweld den toegang tot 's Graaven vertrek openen, onder deeze oneenigheid koomt zuilen aan wolfaart een gewigtige tyding brengen, zeggende: dat zyn ondergang naby is, en dat hy hem iets belaugryks te verklaaren heeft. Zy gaan daarop te famen naar binuen, en het tweede Bedryf fluit met deezen Coup. Het derde Bedryf begint, met eene beraadflaging tusfehen wolfaart en voorne, om zig met de vlugt te redden, welk gefprek door den tusfehentomst van den Graaf en Gravinne belet wordt; welke laatfte den trot-  WOLFAART van BORSELEN. 07 trotfchen voogd op nieuw verwytingen over zyn gedrag doet, waarnaa ka trina tyding koomt brengen, dat het oproerig Volk naar het Raadhuis in optogt is, om wolfaart te overweldigen. Voorne vliegt daarop met den Abt naar buiten, om, waar 't mogelyk, het muitend volk tot bedaaren te brengen: de Abt keert welhaast weder, verhaalende dat het oproer wel geftild, maar dat 'er egter veel gevaar voor wolfaarts leven is. De duisternis valt inmiddels, en wolfaart tragt den nagt waar te neemen om met den Graaf het dreigend gevaar te ontvlugten, maar wordt door de opkomst van haamstede met eenig Krygsvolk, in zyn voorneemen belet, die hem zelfs gevangen tragt te neemen, dog voorne fchiet met eenig Volk toe en fluit dit voorneemen, en haamstede wordt zeiven op last van den Graave door voorne in verzeekering genomen, en wolfaart wordt op nieuw door voorne geraaden van zig met ave nnes te verzoenen en zyn trotschheid af te leggen, edog alles te vergeefs; wolfaart vertrekt zonder zig aan zyne redenen te ftooren, en het Derde Bedryf wordt hier mede befloten. In het begin des Vierden Bedryfs beklaagt de Graaf zig over zyn ongelukkige regeering, en de onrust die zynen ftaat ver beneden dien van den armften onderdaan vernedert. Inmiddels wordt alles tot zyn vlugt gereed gemaakt, egter op het ogenblik dat zy gezamentlyk willen vertrekken , koomt de Abt van egmond de tyding breiuen dat de muiters op nieuw voor het Raadhuis vergaderd en nu niet meer af te wyzen zyn , dreigende alles te doen vergaan, indien men hen borselen niet in handen leverde. Wolfaart is egter niette bewegen om de vlugt te ftaaken , maar wil gewapender hand door de menigte liaan en zig eenen weg ter redding baanen; hier op valt de Graaf hem te voet, dat door brederode die ter kamer intreedt, met afkeer gezien wordt, deeze ontdekt voorts den Graaf dat wolfaart aan den moord van floris DENVyfden, zynen Vader, mede deel gehad heeft, en dat het dus fehandelyk was den moorder van zy- N nen  o8 WOLFAART van BORSELEN. nen Vader te voet te vallen: deeze tyding doet de genegenheid van den Graaf jegens zynen Voogd merkelyk verkoelen, die hem egter door zuilen tegen wil en dank in verzeekering doet neemen, om, ondanks 's Graaven tegenftand, egter met hem uit Delft te vlugten, welk voorneemen verhaast wordt, wyl zuilen met drift de tyding van den aantogt van a ven nes koomt brengen. Zy vertrekken daarop allen en het Vierde Bedryf wordt hier mede befloten. Het Vyfde Bedryf begint met de klagten welke de Graavin tegen den Abt over het gevaar van haaren Gemaal uitboezemt, daar zy door e rederode bericht wordt, dat de Graaf door wolfaart, wiens vlugt door 't Volk belet werdt, verborgen is, zy bezwykt hier op van ontftelte"is, geduurende dit Tooneel verfchynt a vennes, die met zyn Krygsvolk het Raadhuis tragt te beltonnen, maar daarin door de ontmoeting van de Graavin belet wordt, die zo veel opavennes verkrygt , dat brede rode naar borselen wordt afgevaardigd, om met hem in onderhandeling te treeden, edog hy keert welhaast met de tyding dat wolfaart reeds in de magt des Volks en haamstede uit zyn gevangenis ontflagen is; naa dit verflag wordt wolfaart door haamstede gevangen ter zaale in en voor a ven nes gefleept, en de Graaf wordt mede weder in de armen zyner Gemaalin terug gebragt, verklaarende dat zuilen van ïorselen afgevallen ware en deezen ommekeer bewerkt had. Deeze verfchoont zig voor wolfaart over zyn veranderingen tragt hem te bewegen avenn es om genade te fmeeken, waartoe hy in geenen deelen verftaan wil, maar integendeel den vloekoverA vennes uitfpreekt, die hem daarop weg doet leiden, 't welk door ka trina verhinderd wordt, welke met haaren Gemaal ineen zelfde lot deelen wilde , waarom men haar mede naar zyn verblyf geleidt. Naa een korten tusfehen tyd, verfchynt voorne verbaast op het Tooneel, verhaalende dat het onftuimig graauw borselen benevens zyn Gemaalinne uit de gevangenis gehaald hadde, en hem, naa zyne Gemaalin  WOLFAART van BORSELEN. co lm van hem afgefcheurd te hebben, deerlyk met veel wonden vermoord had; met dit verhaal van borselens dood die de rust ili het Land voor een weinig tyds berftelt, eindigt dit Vaderlandfche Treurftuk. CHARACTERS. Wolfaart is hcerschzugtig en onbuigbaar trötsch, daar de Graaf integendeel uittermaaten laf, gedwee en door zynen Voogd rot alles te bewegen is. Onder de Edelen die wederzydsch eikanderen dwarsboomen, munt haamstede om zynen moed, zuilen om zyn onverwagten ommekeer en voorne om zyn edelmoedig gedrag ten hoogden uit. De Graavin maakt mede een fchynbaar Contrast met de Gemaalin van wolfaart, daar de eerfte teder en verflagen, de laatfte integendeel, in den hoogden nood kloekmoedig is: de overige der perfonagiën kenmerken zig niet door een uitfteekend Character. DE MEENINGEN. De Meeni'ngen zyn hier weder juist in de twee onderfcheidene belangens der Edelen kenbaar: de Graaf alleen zoekt rust en heeft geene uitzichten dan alleen de bevrediging der beide partyen, de Graavin tragt alle enlyk haaren Graaf en ka trina haaren wolfaart te behouden. DE UITDRUKKING. Wolfaart wiens misdaad enkel uit hcerscazugt en trotschheid beftaat, beide klippen waarop het hooghartig gemoed zo zeer gewis gevaar loopt te verzeilen, de trotfche wolfaart toont in n » zy-  ico WOLFAART van BORSELEN. zyne redenen dat hem een deftige mannenmoed bezielt; zyn zeggen in het Zesde Tooneel des Vyfden Bedryfs is aanmerkelyk: Laat vry een laf gemoed ten prooy der angsten weezen, Die 'tfel verfcheuren als de onmydbre dood genaakt; Het hart- eens Helds wordt nooit door flaaffche vrees geraakt. Andere Zedeksfen of gewigtige uitfpraaken komen in dit Spel, dat meede meerendeels uit handeling en gewoel beftaat, niet voor. DE CIERAADEN. Het Tooneel is geduurende de vier Eerfte Bedryven in een zaal of gallery van het Raadhuis te Dordrecht, dat een oud Gothiecq Gebouw voorftellen moet, waarin men eenige deuren ziet, waarvan eene den toegang fluit tot het verblyf van den ongelukkigen Graaf. De Kleeding is weder die der Graaven uit de Schilderltukken van Haarlem, egter behoort de Graaf als nog onmondig en onder voogdy van 'wolfaart zynde, niet met den Graaflyken mantel bekleed te weezen, welken avennes en wolfaart beeter voegt; hy moet ook niet zo als de overige Edelen gewapend noch in 't harnas opkomen, alzo zyn zwak gemoed een afkeer voor den ftryd had, en hy zig geheellyk in de befcherming van zynen kloekmoedigen Voogd gerustelyk overgegeven hadde. De Abt van eg mond wordt met een gryzen tabbaard alleenvoudigst gekleed, ten Tooneele gevoerd. De Krygslieden en Toortsdragers worden gedeeltelyk geharnascht, gedeeltelyk in oude Hollandfche Kleeding gedoscht. De Vrouwen behooren zig te voegen naar de Kleeding van dien tyd, welke eenvouwdig en inzonderheid wat het hoofdhuuel betreft, niet te zwierig noch te wild behoort te zyn. D E  WOLFAART van BORSELEN. i.r DE ZE DELEER. Men kan uit het beloop der Gefchiedenis, en het droevig einde van den fchuldigen borselen, met recht de fpreuk van ausonius, Felix criminibus nullus erit diu. Niemand zal lang door misdaadengelukkig zyn, welke het den Autheur behaagt heeft voor zyn Spel te plaatfen , bewaarheid zien; ge yk ook hoe zeer een Land door de magteloosheid van zynen Hoofdbeftierder gefchokt wordt, door de onderlinge oneenigheid der Edelen, die eikanderen het opperbewind misgunnen en betwisten, dat niet zelden den volftrekten ondergang van eene der partyen ten gevolge heeft. Een treflyk voorbeeld voor een Land als het onze, dat dikwyls door tweedragt geheel ontroerd , en alleenlyk door eendragt uit alle dreigende gevaaren fteeds gered is en vervolgens nog gered kan worden. N 3 s ar.  ffl 3T S C M. JSL X W T OP HET TOONEEL PLAATJE VOOR WOLFAART VAN 3B0ILS ELEN. Avennes, door den trotsch va» sorselew beledigd, Paar hy het recht des Lands, en van den Graaf verdedigt; 't Recht van den laffen , fnood door list misleiden Graaf, Der Edlen Kaatsbal, ja, van borslens waare fJaaf, Doet wolfaait vatten, en in Hegtenis geleiden. Katrina, zyne Vrouw',' kan naaüwlyks van hem fcheiden • Maar treuren baat hier niet: de trotsch van haar Gemaal Vloekt, zelfs in 't uiterfte uur, ave nnes Zegepraal: De valfche Voogd meent nog zyn wisfen dood te ontkomen; Geen Keten, noch gevaar heeft hem zyn' trotsch benoomen,Maar wordt door 't woedend graauw, om zynen dwang verftoord, Ter Kerker uitgefleept en jammerlyk vermoord. ELI-  V.e Bedrijf. Vffl* Tooneel.   EL IZABETH WOODEVILLE. J)it Huk is eene eigenvinding , en vervaardigd door den Heere willem haver korn wille ms z. die het zelve uit de Engel-. fche Gefchiedenisfen heeft faamgefteld. GESCHIEDENIS. Wanneer richard de derde, Koning van Engeland, naa 't vergee ven van zynen Broeder eduard den vierden en't vermoorden van deszelfs twee onnozele Zoonen, den troon met geweld beklommen had , achtte hy 'er zig egter niet zeeker op, voor dat hy met elizacetii van jork, oudfte Dochter van eduard den vierden, die een gegrond recht op den troon had, gehuuwdware, om dus voor te komen, dat zy, met een ander huuwende, hem geen magtigen mededinger naar de Kroon verwekken zoude ; om hier toe te geraaken , deedt hy eerst zyne Gemaalinne vergeeven,. en boodt daar naa zyn hand der jonge Prinfesfe aan, doch die dezelve, als met het bloed van haaren Vader en twee Broeders befmet zynde, met de uiterfte veragting verfmaadde; te meer, daar men haar reeds den jongen Graave van righmond, die mede een gewigtig recht op de Kroon vormde, als Bruid toegefchikt had, en welke, in Frankryk zynde ^ alles in 't geheim gereedmaakte om eene landing in Engeland te doen, ten einde den fnooden richard van den troon te bonzen, waar in hy door zyn Stiefvader en thomas stanlei, met deszelfs Broeder willem, fchoon in fchyn, richards vertrouwdfte vrienden-, hei-  104 ELIZABETH WOODE VILLE heimelyk onderfteund wierd. Richard zondt dan om zyn voorneemen te bereiken,en den Graave van richmond te dwarsboomen, Boden aan der Koninginne Moeder elizabeth woodëville, welke zig naa den dood van eduard den vierden haaren Gemaal doorgaans, om het gevaar der Burgeronlusten te ontwyken, in de abtdy van IVestmunJler, als zynde, eene Geestelyke Vryplaats waarin men niemand vervolgen mogt, opgehouden had: deeze Gezanten van richard kwamen der Koninginne zo vleijend voor, dat zy door hoop en vrees gefchokt , welhaast in des dwingelands Verzoek geftemd zoude hebben , ware haare Dogter zo ligt over te haaien geweest; maar deeze was met zo groot eenen haat tegen den moorder van haaren Vader ingenomen, dat haare bitfe weigering richard dermsaten in toorn ontftak, dat hy tot de fterkfte dwangmiddelen overgegaan zoude hebben , ware het niet dat zyne Vyanden hem te fterk benaauwden, fchoon hy door list misleidt, het allerminfte vóov zynen gewigtigften Vyand den Graaf van richmond bedugt was, welken hy niet verwagt had, dat ooit eene landing in Engeland zoude hebben durven onderneemen, waarom. hy ook, zyne Vloot en Krygsvolk ter bewaaringe van de Zeekusten afdankte. Dit Tydftip nam de dappere Graaf egter waar, en landde zonder flag of floot in het Graaffchap Wallis, dus waren 'er voor richard gewigtiger bezigheden dan het huwelyk voor handen. Hy, een moedig en fchrander Krygsman zynde, rukte dan ook welhaast het gering heir dat hem getrouw gebleeven was , byeen, fchoon een benaauwde droom hem kort te vooren zyn naderend uiteinde voorfpeld had. Hy verzamelde zyn ïriagt in een breed en effen veld by Bosworth in het Graaffchap Leitester, waar zyn Vyand doorgedrongen was, kleedende zyn gantfche légermagt in witte wollen kleederen, opdat haar aantal dat wel de helft minder dan richmonds leger was, door de draaien der 'zon verlicht wordende, des te grooter zoude fchynen. De beflisfende w dag werdt met de heevigfte woede op den 22 Aug. des Jaars 1483 aan-  ELIZABETH WOODËVILLE. 105 aangevangen, maar viel ten nadèele vari richard uit, fchoon hy zelve wonderen in het gevecht hadde verricht, en fchoon hem op 't punt dat de flag aan zyne zyde verlooren ftond tc worden , een fchoon en füel paard, om het gevaar te ontvluchten,aangeboden werdt, weigerde hy egter dit aanbod, zeggende ; dat hy dien dag een einde aan alle veldjlagen maaken, of het leven daar by infchieten wilde, gelyk hy dan, kort naa deeze woorden, door willem stanley overvallen en verflagen werdt. Naauwlyks was de maar van richards dood door 't heir verfpreid, of het Krygsvolk riep: leve Koning henrik, bedoelende daar mede den Overwinnaar, Graaf henrik van richmond; stanley 's Volks eenftemmige begeerte merkende, nam de kroon van des verflagen ric hards hoofd , en kroonde daarmede, ten aanzien van het geheele heir, den zo zeer verlangden Graaf, die, naa zynë overwinning, terftond bedagt was, om de Prinfesfe elizabeth, die door richard in het Kasteel Scheriffhuton, in het Graaffchap York , gevangen gehouden wierdt , van daar naar Londen over te brengen, waar hy eindelyk mede aankwam, en zig, naa verloop van drie Jaaren tyds, in de Abtdy van Westmunster, den 30 Oélober , des Jaars 1485, tot Koning liet kroonen, waarop zyn Huwelyk met de Prinfesfe elizabeth woodëville welhaast volgde, en de zaaken in Engeland , onder de Regeering van deezen Koning, onder den naam van h end rik den ze ve nd en, weder iit eenen gerusten ftaat herfteld wierden. FABEL. Naa dat richard zich naar de Abtdy van Westmunster begeeven hadt, waar elizabeth woodëville, de Weduwe van Koning eduard den v i e r d e n, genoegzaam door hem gevangen gehouden werdt, eischt hy van haar haare Dochter, de jonge elizabeth* ten echt; egter weigert zy voïrtrekt zyn aanbieding, en verwyt hem O zelfs  %oS ELIZABETH WOODËVILLE. zelfs alle de gruwelen, die hy zyn leven door bedreven haddV, doch richard by zyn opzet blyvende, dreigt haar en haar vier jongfte Dochters .met den dood, indien zy, naa dat den nagt verloopen is, nog in haare weigering volhardt , waar op hy zelve dien nagt in de Abdy blyft, en de Bisfchop van Exceier by zig ontbiedt, om hem zyn befloten huwelyk bekend te maaken, doch waartegen deeze deugdzaame man zig verzet. Terwyl de Koning hier over met hem twist, brengt willem stanley de tyding, dat de Graaf van ric hmond in Engeland geland is, 't welk den Dwingeland des te meer .aanzet om zynen echt fpoedig te voltrekken , eer hy zynen vyand, dien hy waant nog ver af te zyn , gaat beltryden: waar op hy de Koningin Weduwe voor zig doet koomen, welke hy zo fel dreigt, dat zy hem in dien nood belooft , baare Dochter tot deezen echt over te zullen haaien, 't welk hem eenigzins gerust fielt , doch de Ryksprinfesfe laat zig egter door haar Moeders angst en fmeeken hier niet toe bewegen, in welke weigering zy door den Bisfchop van Exceter, en door haaren Oom woodëville, die heimelyk, in een geestelyk gewaad vermomd zynde, by haar gekomen was, verfterkt wordt. Intusfchen nadert richard met zyn Krygsvolk, onderrigt zynde, dat woo.deville zich daar ter plaatfe bevond, welke zig agter het graf van eduard den vierden poogt te verfchuilen,om 't oog des Dwingelands dus te ontgaan; doch te vergeefs , want het volk hem ontdekt hebbende, wordt hy voor richard gebragt , die hem in boeijens laat fiaan, en ter dood verwyst, gelyk hy de jonge elizabeth en den Bisfchop itisgelyks doet ketenen, waar op hy de Ryksprinfesfe wil dwingen om hem terftond te huuwen , ten einde haare Moeder, Zusters en Oom, van den dood te bevryden; ondanks dit alles, blyft elizabeth , niettegenftaande haare Moeder en Zus*ters 'er haar geknield om fmeeken, even llandvastig by haare weigering , 't welk den Dwingeland woedende maakt ; doch op dit oogenblik bericht krygende , dat zyn mededinger reeds voor den wal van  ELIZABETH WOODËVILLE van Londen, en hy op eene listige wyze verraaden was, geeft hy bavel om zyne Gevangenen van elkander af te rukken en tot zjnfl terugkomst te bewaaiCn , waar op hy vertrekt om zynen vyand onder de oogen te zften. De Ryksprinfesfe , aan welke de Abtdy tot een gevangenis gegeeven was , blyft ondertusfehen in de grooüle angst et» onzeekerheid, hoe de ftryd, waar aan het leven van haar en de haaren afhing, af zal loopen; doch ziet,wanneer haare bekommering hier over op het hooglte is , onverwagt haare Moeder en Vrienden , die door de Burgers van Londen uit den Kerker verlost waren geworden, tot haare groote vreugde weder in haare armen te rug gebragt; waarnaa t hom as stanley verfchynt, en haar allen de blyde tyding brengt, dat richard op het Slagveld gefneuveld, en de Graaf van richmond aldaar reeds door hem, met eigen hand, tot Koning van Engeland gekroond is. Elizabeth woodëville het huwelyk van haare Dochter met den Overwinnaar toegedaan hebbende , vertrekken zy allen, onder een aangenaam Veldmuziek naar Londen, waar mede dit deftig Treurfpel een aangenaam einde neemt. CHARACTER S. Elizabeth woodëville is eene deugdzaame, maar doorliet ongeluk geheel ter nedergeflagene vrouw , die, wegens de meenigte yan haare verdrukkers , zelfs haare vrienden mistrouwt ; elizabeth van yo'rk is eene deugdzaame, doch meer dandvastige Prii^ fesfe , die tegen haar lot gehard, en daarom onverzetlyk is. Richard is een Staatkundige Wreedaard, die alles aan zyn eigen belang tragt op te offeren: vaïschheid is zyne deugd, en ftaatzugt de wortel van zynen moed. Eduard woodëville koomt als een bedaard en moedig Krygsman voor. De Bisfchop geeft een blyk van zyn dandvastig Charaéter, iri zyne drikte weigering der ongeoorloofde Huwlyksvoltrekking van richard en elIzabeth. Thomas 1 J O 2 en  m ELIZABETH WOODËVILLE. en willem stanley zyn beiden, hoewel eerst aan richar&s belang verknogt,egter van een te deugdzaamen aart, om, ten einde toe, medgezellen zyner bloeddorftige wreedheid te zyn. MargaREtha, de Echtgenoote van Thomas stanley, doet doorgaans eene welmeenende zugt en verftandige Staatkunde blyken, die haar Character tot bedaard en deugdzaam vormen. Adelstan dient alleen tot Bode, en heeft dus geen kenbaar Character. DE MEENINGEN. De Koningin, benevens haare Dochter, gelyk ook de beide stan£ey s, benevens euard en margaretha,hoopen enkel op het ~ gelukken der pooging van den Graave van richmond; dit uitzicht kweekt hunnen moed, en doet hen werkende blyven. Richard bedoelt door zynen dwang tegens elizabeth, om, met dezelve huuwende , zig meer van den Engelfchen troon te verzeekeren, wyl zy de waare Erfgenaam des Ryks was, als zynde des overleden Konings Dochter. De Bisfchop en adelstan hebben geene byzondere belangens, geene meeningen, dus blykt het, dat de meeningen weder m dn, zo als in veele Treurfpelen, enkel tweetallig zyn, en 'er flechts eene verfcheidenheid van belangens onder de perfoonagien gevonden wordt, welke verfcheidenheid van werkende oorzaakeu egter de belangrykheid grootelyks vermeerdert, en het verlangen in den aanfchouwer des te leevendiger houdt; waarom het vermenigvuldigen der meeningen geen kleine waarde aan een Tooneelfpel bybrengt. D E U I T D R U K K I N G Is door het geheele Stuk handelende, weinige Zede- of Staatslesfen koomen 'er opzetlyk in voor; men oordeele van de dichtregelen uit de  ELIZABETH WÖ'ODÉVlLLE. to$ de verbysterde ontwaaking van ric hard,daar hy, in tegenwoordig* heid van de stanleys, uit eenén naaren droom ontwaakt.. richard, verbysterd opvliegende. i • ' Myn Ryks troon voor een paard Waar zyt gy Dienaars? op! waar zyt gy, Edellieden? Hoe, zoudt gy fchandelyk voor 's Vysnds benden vlieden? Laat.gy uw' Vorst ten prooi, terwyl gy fchandlyk vlucht ?^ ' ' T. STANLEY.; Zie hier uw Vrienden! hoe, wat maakt uw hart/beducht?- ; Gy zyt niet in het veld;, waar. voert de fchrik uw zinnen?.. richard , woedende., Hoe! ftryd ik niet om 't hoofd myns vyands te overwinnen d Ik, die het oorlogsveld als 't bed van eer verkoos... Wat Schimmen waaren hie.r !. .. Hoe ! ben ik wapenloos, Om al die geesten naar des afgronds nacht te zenden?... Maar welk een zee- van bloed! &. Waar zich myn oogen wenden». Ik vind my van rondom van Vyanden omringd. Zyt gy het Hasting (o) die my onvertfaagd befpringtf Heb ik uw muitziek bloed niet langs den grond doen ïtroomenï- Maar, hoe! wat fchimm.en zie ik uit den afgrond komen ? Wat weezens, blaauw geverwd, wier opgefpalkt gezicht. Myn oog verbaast, veel meer dan 't [helle hlixemlicht. f» Sr. hasting, op bfvel vsi» den Dwingeland te Londen omhoofd, onder voorwendfcl, dat zyne Vrouw , door kunst van tovery, 's Konings arm badde doen verdroogen; alhoewel die van zyn geboorte af, dor en onbruikbaar geweest ware. -2 I J O 3  ti? E Ul&l A'BE T IT W O O D EVILLE. . ■ Onnoozle Prinferi (i), hoe! deed ik u 't hart doorbooren ?... Hoor* welk een naar gefchrei! 'k kan'dat gekerm niet hooren, | Ik ftop vergeefs het oor! ó felle ftem van 't bloed! Verwyt ge aan richard dat hy gruwzaam heeft gewoed? Kom uit het Schimmenryk myn ziel niet meer beftooken !.,. Maar!... welk een nieuwe geest, zyn' Kerker uitgebrooken?... Ach! met wat vreesfelyk en tevens doodsch gelaat Zie.'k myn ontzielde Gade O) in dien geduchten ftaat.'. Verwyt aan uw' Gema.al niet meer., die u deed fneeven, Dat hy door het vergif u heeft gebragt om 't leven. Kom, vat my in uw' «u>m;> .op dat myn rust herfteld... Wat zie ik! hoe! zy is van bukkingham Qd) verzeid, Dien Held, wiens waardig iioofd myn woên niet kon verfchoonen! Aeh! heb ik u ontzield, omdat ge my hielpt kroonén? Rampzalig Hertog! ... Neen, ó Vyand van myn rust! Uw levenstoorts heb ik rechtvaardig uitgebluscht. Ik heb by Northampton uw heilloos bloed doen ftroomen. Keer naar de hel om nooit my onder 't oog te kómen; Uw haatlyk denkbeeld, dat-myn ziel deez' angst bereid, Verga mét uwen naam en ftamin Eeuwigheid ! . 'Hg valt in, ojimagt neder. (?) De beide Zoonèn van Koning e d ua rd , welken op zyn bevel in den Tour, die he» Cen gevangenis verftrekte, in hun bed gefmoord wielden. CO Anna; Dochter van richard van Nevil, beroemd onder den naam van den Graaf van wacwick, welke hy, eerst door hardeer langzaam wilde doen verkwynen,en dit hem te lang duwende, eincielyk deedt vergeeven. Xj$| De Hertog van bukkingham, wéleer een zyner Vrienden , werdt op zyn last, naa dat hy zig, om zyne onmenfehelyke wreedheid, tegen hem opgeworpen had, tc ShmvsMiy onthalst,. CIE-  ELIZABETH WOODËVILLE/ Hit CIERAADEN. Het Tooneel is in het Eerde bedryf, de Kerk van de Abtdy vanWestmunster, vercierd met eenige kostbaare Graftomben, onder wel-; ke die van üduard den vierden ter rechter zyde des Togneels uitmunt. Het tweede bedryf is het gewoone Vertrek der Koninginne ifl de Abtdy,-en onderfchcidt zig weinig van dat der Kerk zelve, alleen de Tomben en Kerkcieraaden vindt men 'er niet. Het derde bedryf verbeeldt een Vertrek der Abtdy, waar richard zyn Nagtverblyf genoomen heeft. Men ziet;hem by 't openen des Tooneels in groote benaauwdheid, op een Rustbedde liggen {luimeren, uit welken {hap hy naa eene korte poos, met de hier boven aangehaalde dichtregelen ontwaakt. Het Vierde en Vyfde Bedryf verbeeldt weder de Kerk. De Koninginne Moeder is in den diepen rouw over haaren ge-' maal Koning eduard, voorts behoort men in den Perfoon van den Dwingeland richard waar te neemen ,dat die zig niet te affchuwelyk kan voordoen, als men Hechts het bericht leest, 't welke de Engelfche Gefchiedfebxyver r. baker, van zyne gedaante geeft; dus luidende: Daar was nooit in een eenig mensch,meer overéénkomst van lighaam en gemoed als 'in henir beiden even zeer mismaakt*, van lighaam was hy klein, gebult, fckeef van fchouderen,'gefpleeten van voeten, fcheel van' uitzicht, klein en rond van aangezicht, zyn gedaante was geluachtig, zyn linkjche arm, droog en wit fchilferagtig, een monster geboor en met al zyn tanden, met hair op 't hoofd en nagels aan vingers en toonen , en even zo mismaakt was de geftalte van zyn gemoed; men kan zeekerlyk een zo gantsch mismaakt fchepfel niet ten Tooneele voeren, egter doet het veel tot de waarfchynelykheid, als men dit in zo verre de welvoegelykheid toelaat in agt neemt; althans de linker arm behoort in eenen fluijer gedraagen te worden, wyl hy van deèzen nimmer gebntik gehad heeft. Ook behoort hy in het Vierde Bedryf, waarin hy tot  m ELIZAfi'ETH WOODËVILLE, tot den voor hem doodelyken flag uittrekt, geharnascht en gekroond te zyn, wyl men zyn kroon op het ïlagveld 'gevonden en 'er den overwinnaar meede bekroond heeft: buiten dat de dwingelanden zig doorgaans gekroond vertoonden , om te meer hunne waardigheid te doen gelden. De overige mannelyke .perfoonagien moeten geharnascht zyn, en de Bisfchop benevens eduard in een zindeiyk dog eenvoudig geestelyk gewaad en de vrouwen niet alte^pragtig aekleed weezen, wyl hun ftaat niet toeliet aan kleederpragt i te denken, egter moet kunne kleeding deftig en Koninglyk zyn. Z E D E LEE R. .Al wie de overdreevene hartstochten van den dwingeland op het Tooneel ziet werken, en daar tegen de geruste , ftandvastigheid van de Ryksprinfesfe,,benevens haare Moeder en Oom vergelykt, leert welhaast dat de ondeugd haarzelven ten ftraf verftrekt, en dat een geweldenaar eindelyk door zyne beste vrienden verraaden wordt en zig op niemand kan betrouwen, wyl niemand hem betrouwt. Een fpiegel voor alle die in magt gefield zyn, van nimmer dezelve tot geweld te misbruiken; wyl dit de eerfte flap tot den ondergang van hun vermoogen is, daar 's menfehen natuurlyke vryheid geenerleijeweldige overheerfching dulden kan. j r-    M X S C M JK. X JF T OP HET TOONEEL PLAATJE VOOR ELIZABETH WOODËVILLE. Standvastige Prinfes, volhard in uwen nood, Verfina eens Dwinglands hand, ze is erger dan de dood: 't Is richard s Liefde niet, 't zyn enkel Staatsbelangen, Die noopen hem ten echt. Hy houdt u naauw gevangen Met al uw vorstlyk huis, en dwingt elizabeth, Op dat ze uw edel hart en ftraffen zin verzett'; Maar luister naar geen klagt: de kans kan haast verkeeren, Daar richmond beezig is, met 's Dwinglands vaart te weeren; Hy keert in Zegepraal en fchenkt u, met zyn hand, Het lang betwist bezit des Throons van Engeland. P GAS.  GASTON en BA YARD. Dj fraaye Heldenftuk is, door den Heere j. o. doornik, gevolgd na het franfche van den Heere.m. de beuoy, en fielt eene Gefclnedems voor, die onder de Regeering van Keizer maximi. liaan den eersten, in den aanvang der Zestiende Eeuwe, is voorgevallen,en hier op uitkoomt: GESCHIEDENIS. Gaston de foix Hertog van Nemours, en Onderkoning van Müaanen benevens den Ridder de terraie de b a y a r d voerden te famen , in dienst van hunnen Koning lodewyk XII, een roemrngtigen oorlog in Italiën, tegen den Paus jüuus II, de VenetiaaDen en hunne Bondgenooten. In deezen Kryg blonk beider moed en edele Krygsdeugd in vollen gtan,1, het geen nemours den naam van. den dapperen, en bayard dien van den goeden ' Ridder deed bekomen. Onder verfcheidene van de Edelmoedige Krygsdeugden des laatstgenoemden, wordt nog verhaald, dat hy in het beleg van de Itahaanfche Vesting b re sc ia gewond zynde, naa het overgaan derzelve by eene fatfoenlyke familie zyn intrek nam, en haar huis en huisgenoten met alleen voor alle plundering en overlast bevryde, maar zelfs het geld dat zy hem ten randzoen aanbood, eerst weigerde, egter fterk gedrongen wordende, aannam, en 'er haare beide Dogters mede befchonk. De braave bayard fneuvelde naa veel glorieïyke veldflagen eindelyk 0p het bed van eer , in de belegering van Mi-  GASTON enBAIJARD. 115 Müaanen waar hymet een kogel in den ruggraat getroffenwierd; volgende in den jaare 1524 zynen opvoedeling en grooten vriend gaston, die reeds in 1512 naa eene groote overwinning by Ravenna, op de Italiaatien en Spanjaarden hunne bondgcnooten behaald te hebben, dooide laatstgenoemden gedood was, wyl hy al te reukeloos, een deel Spanjaarden, die het gevaar van den veldflag ontvlugtten, met ecu klein getal jonge Pvidders vervolgde, wanneer zy bedaardelyk hunne vlugt ftaaktcn en den moedigen Jongelingen door hunne overmagt fpoedig vernoegen, j Op deeze Gefchiedenis van het leven en der Heldendaaden van beiden deeze Krygshelden, hoe zeer dezelve ook weinig ftofs tot een eigenaartig Tooneelfpel opgeeven, als enkel het verhaal van krygstochten en belegeringen bevattende, heeft egter de vindingryke belloy de volgende vernuftige Fabel gefmeed: F A B E L. Gaston de foix, benevens den Ridder bayard, zig voor hunnen Koning lodewyk XII van Frankryk, meester gemaakt hebbende van de Venetiaanfche Stad Brescia, waren beiden verliefd ge_ worden op de Dogter van den Italiaanfchen Graaf avogadro, die te Brescia woonde, en wiens eenige Zoon in een flag tegens de Franfchen gefneuveld was, waar door de Vader in zulk eene wraakzugt ontftoken wierd, dat hy by zig zeiven het wis bederf der Franfchen in Italiën befloot,en den Hertog van al timore, aan wien hy zyne Dogter euphemia beloofd had, in zyn belangen wikkelde; beiden veinsden zy ieverige aanhangers der Franfchen , en Vrienden van gaston en bayard te zyn, wier edelmoedigheid zy daaglyks ondervonden, en wier deugdzaame harten , gantsch niet op hunne verraadery verdagt waren. De Ridder bayard onkundig van de liefde die gaston de fchoone euphemia toedroeg, en wier hart voor dien Prins gantsch niet onverfchillig was, verdedigde endertnsfehen P 2 het  ntf GASTON en BAYARD. het Kasteel te Brescia, 't welk door de Legers van den Keizer, den Paus, den Koning van Spanje, en de Venetiaanen, die zig allen tegens den Franfchen Koning verbonden hadden , beftormd wierd, welken zig ook reeds, door 't verraad van avogadro van de Stad Brescia meester gemaakt hadden, en die den Hertog van urbino, Neef van den Paus tot bayard gezonden hadden, om hem voor hunne party te winnen, en 't Kasteel in handen der Bondgenooteu over te geeven; dog 't welk de braave Ridder op zulk eene edelmoedige wyze affloeg, dat hy 'er niet alleen de agting, maar zelfs de vriendfchap van den Hertog van urbino door gewon. Ondertusfchen was gaston, Hertog van Nemours, met zyn Leger, tot ontzet van 't Kasteel genaderd, 't welk avogadro cn al timore deed befluiten, hunne listen in 't werk te nellen, om deezen, zo wel als bayard te doen vergaan. Avogadro onderhoudt 'er zyne Dogter over, en poogt haar ook tot zyn voorneemen over te haaien, verzwygende egter dat altimore het met hem eens is: dog euphemia, veel te deugdzaam zynde, wordt door zyn vleijen noch dreigen hier toe bewogen, en blyft by 't befluit, om gaston haare hand als Bruid te geeven, welke Held in 't Kasteel gekomen zynde, aldaar opentlyk zyn voorneemen ontdekt, om met euphemia in den echt te treeden, 't welk zyn vriend bayard in de uiterfte verwondering brengt, die aan gaston ongeveinst verklaart: „ dat „ de geen die hem euphemia ontrooft, hem met een zyn leven „ ontrukt," zig verders beroepende op het woord van avogadro, die hem zyne Dogter, hoewel ge veinst, had toegezegd. Gaston van de andere zyde, niet te bewegen zynde,om zyne Minnaaresfe in eens anders handen te geeven,beklaagt zig over zyn noodlot, waarop beide deeze edelmoedige vrienden befluiten^om wegens de fchoone euphemia een tweegevegt te waagen, over 't welke avogadro en altimore alleen tot getuigen en Rechters gefield worden, welke Verxaaders te famen overleggen,om, wie ook overwinnaar mogt weezen , naa  GASTON en BAYARD. 117 naa 't eindigen van 't gevegt , te dooden; doch de vreugd over hun kwaadaartig voorneemen duurdt niet lang, want gaston en bayard , ter plaatfe van 't gevegt gekomen, en gereed zynde om hunne degens te trekken, roept bayard eenige Franfche Officiers binnen , aan welken hy, zo wel als aan gaston, de twee Verraaders en euphemia, die 'er ook bygekoomen was, betuigt , zig voor zyne dwaaling, die aan zyne jaaren niet paste, te zullen ftraffen, niet de fchoone euphemia aan Held gaston over te laaten, geevehde aan avogadro zyn woord weder, welke, verwonderd over deezen ommekeer van zaaken , zig zeer verheugd veinst, en zyne Dogier zelve misleidt, met de vertooning van een waar berouw, over zyne misdaaden; waarop hy gaston en bayard naar 't Veld volgt, in fchyn, om 't Franfche Leger, dat door de Vyanden aangevallen was, te helpen, doch inderdaad om bayard, op eene verraaderlyke wyze, om 't leven te brengen, gelyk hy, in de verwarring van den ftryd, den Ridder ook kwetst, welken in 't Kasteel gcbragt zynde, van hem op eene valfche wyze beklaagd wordt, waar naa hy met altimore overlegt, op welk eene wyze nu beiden de Franfche Helden aan hunne wraak op te offeren. Ondertusfchen had euphemia, door den Hertog van urbino, die in den ftryd gevangen zynde, mede op het Kasteel gebragt was, verflaan wie bayard gewond had, en hoe het leven van haaien Bruidegom insgelyks gedreigd wierd, welke euveldaaden zy aan haaren Vader verwyt, en hem verklaart alles aan c a s t o n te zullen ontdekken, ten einde alle onheil verhoed "wierde, en in hoope dat haare edelmoedige Minnaar, haaren fchuldigen Vader, om haarent wil wel fpaaren zoude Gaston ondertusfchen van een getrouw Soldaat gehoord hebbende, dat de moorder van bayard ook zyn leven dreigde, en dat dit geheim aan euphemia bekend was, tragt zulks, in 't byzyn van haaren Vader, uit haar te verneemen. Avogadro den Held onverzeld ziende, poogt hem, op 't oogenblik dat euphemia hem al P 3 knie-  n8 GASTON en BAYARD. knielende de zaak wil ontdekken, te doorfteeken; doch zy, zulks tydig genoeg merkende, wederhoudt haaren Vader, die in zyne woede hier op zyne Dogter willende dooden,door gaston den Ponjaard ontrukt wordt, die zyn verraadery nu ontdekt hebbende, hem insgelyks tragt te treffen, doch 't welk hem door de beangfte euphemia belet wordt, waar op hy, de Lyfwagt geroepen hebbende, hen, en inzonderheid altimore, die zig zeer verwonderd veinst, den verraader aanbeveelt, hem zyn eigen paleis tot gevangenis geeft, en de fchoone euphemia vertroost, met de belofte van avogadro niet ter ftraffe over te zullen geeven, waarnaa hy zyn gekwetften vriend bayard gaat bezoeken, en den Soldaat, die hem van 't voorgenomen verraad kennis gegeven had, medebrengt, waardoor zy verder verftaan, dat 'er een wal, fchoon aanden Soldaat onbekend waar, ondermynd was, om 'er gaston mede in de lucht te doen fpringen, die hier op befluit zonaar 't palcis van-avogadro als een vaste wykplaats te begeeven, en van daar zyne orders te Hellen. Bayard dus alleen gelaaten zynde, verfchynt al timore met eenige Italiaanfche Soldaaten, die den Lyfwagt van den Ridder, op eene listige wyze, hebbende doen verwyderen, en bayard gewond te bedde liggende, en zonder byltand ziende, hem aan zyn wraak tragt op te offeren, doch door de komst van euphemia daar in verhinderd wordt, die gaston zoekende, en. hoorende dat hy in 't paleis van avogadro is , bayard, niet zonder fchrik ontdekt, dat dit paleis de plaats zelve was, die men ondermynd had, waar op zy zig fpoeden willende, om gaston nog, zo 't mogelyk was, te waarfchuuwen, hier in door al timore wVderhouden wordt, als mede door het fchrikkelyk gerugt dat het in de lucht vliegen van 't voornoemde gebouw maakt, welkers ondermyning op dit oogenblik zyne werking deed, en 't welk bayard op zyn rustbedde niet minder ontftelt, te meer, daar altimore, thans het veinzen verlaatende , zig niet alleen als den vriend van avogadro en minnaar van e uphemia ontdekt, maar ook zyn vreugd over 't fneuvelen van zy-  GASTONEN BAYARD. 119 zynen medeminnaar opentlyk betoont, en den weerloozen Ridder bayard den dood aankondigt, dien hy ook terftond met zyn lans tragt te doorlteeken, doch die de zynen, by zyn bed ftaande, aangevat hebbende, zig tegens den verraader verweert, wiens Soldaaten, mede toetreedende, bayard omringen; waarop deeze Held, op 't punt 'van bezwyken zynde,zynen vriend g aston ,beuevens zyn volk, ten voorfchyn ziet koomen, welk onverwagt gezicht altimore zo verbaast maakt, dat hy zyn lans van fchrik laat vallen en onbeweeglyk (taan blyft, terwyl de Franfchen, de Italiaanfche Soldaaten van den verraader, de vlucht doen neemen. Euphemia, uit haare bezwyming, waar in zy, op 't gerugt van 't ingeftortc paleis, gevallen was» weder bekomende, ziet haaren Bruidegom voor haar, doch verneemt tevens dat haar Vader, onder de puinhoopen van zyn paleis begraven is, en dus zyn eigen val bewerkt heeft. Terwyl altimore ter ftraffe gefleept, en de Hertog van urbino, die ter befcherming van bayard, van wiens nood hy verwittigd geworden was, mede derwaards getogen zynde, om zyn deugd geprezen wordt, vertroost gaston zyne fchoone euphemia, en verbindt zig nog nader aan zynen vriend bayard, waar mede dit Treurfpel befloten wordt. CHARACTER S. Het geheele Treurfpel ademt enkel Deugd en Heldenmoed: gaston is een volmaakt Held, vol van edel jeugdig vuur, en vercierd met uitneemende Schoonheid, Verftand, Krygskunde en Deugd. Bayard is een Ridder wiens eenvouwdige Oprechtheid, ervaarene Krygskennis, onverwinnelyke Moed en beproefde Deugd, hem in allen opzichten den bynaam van den goeden Ridder, dien hy voerde, waardig maaken, en in wiens edele gemoedsneiging, al de grootfche trouw en vaderlandliefde der aloude Riddereeuwen byeen verzameld is. Rovere Hertog van Urbino, koomt in den aanvang voor, als een vlei- jend  J£0 GASTON en BAYARD. jend en laagdenkend Hoveling, egter de kragt der Deugd van b ayard overmeestert by hem de niet ingewortelde ondeugd; hy keert weder tot zyne goede beginfelen, en weder zyne Deugd herneemende, Kan het niet misfen, of hy wordt de Boezemvriend van dien deugdzaamen Ridder, 0p wiens verleiding hy bevoorens toegelegen had. Minder gelukkig gevolg heeft de taal der deugd op het door wraakzugt verfteend hart van avogadro, die, onder fchyn van vriendchap, het edelmoedig Heldenpaar den boezem tragt te treffen, zyn hartstocht is een dollen wraakzugt, zyn charaéter trotschheid, gebrek aan g„oel ftaat2ugt e„ wrcedhdd> Da£ hem £en oyerdreeven haat £a geweldige drift beheerscht, blykt daar uit, dat hy zelve zyn verfoeijeyk verraad, voor zyne Dogter, en dat meer is, de Minnaaresfe van zyn flagtoffer niet heelen kan. Meer ervaaren in 't pleegen van geheime gruwelftukken is de valfche Italiaan, de Hoofdverraader altimore. Affchuwelyk is zyn charadler, hy kan zig verbergen, zig in eenen vriend van zynen ergftèn vyand herfcheppen, in koelen moede den isfelyken aanflag fmced.n, waardoor, zo ze gelukt had, de bloem des franfchen Adels, niet op het bed van eer, maar in de klaauwen TlTSl T\d gefneUVdd Ware' Deeze Ro1 eischt boven alle die in ditHeldenfpel voorkoomen, de grootfte Kunst; wyl geen Tooneel. ipeeler alhier, gelyk men in andere Charafters fomtyds naar waarheid aanmerkt, zig zeiven en dus met gemak fpeelen kan. Inzonderheid is he in ons gezegend Nederland overgroote Kunst, zulk eene onbegrypelyk doortrapten .booswicht in al deszelfs kragt af te beelden, en het flrekt onzen Landaard tot eer, in dit vak van nabootzing zwak te zyn._ Euphemia is het beklagenswaardig voorwerp, waaraan een lZ . 7* LS' haai'en Vader 0f haaren Mi""a" ^n dood dreigt, deeze bewustheid verdeelt haare ziel, tusfehen oudermin iegens eenen onwaarden Vader en eene teedere liefde voor eenen Held, t^PTnS/yn ?Chü0nheid' Deu§d en Moed, door elk die hem kende bemind werdt. Haare Hoofdneiging is vrouwelyke, tederheid, aan-  GASTON enBAYARD. i?t aangetoetst door ftrenge Deugd, beftormd door Kinderpligt en Liefde* Moeijelyk, zeer moeijelyk is deeze Rol, wanneer men in de uitvoering den juisten toon aan dezelve wil geeven. De Grysaart beeft mede een Characler; waaruit blykt, dat de meesterlyke Tooneeldichter BELtoï, met recht geoordeeld heeft, dat men zelfs de Boden, in het hooge Treurfpel, belangryk in hun zeiven maaken moet. Hy heeft zig welêer aan den dienst van zyn Vaderland onttrokken, en deeze misllag geeft hem tot in zyn ouderdom een diep kwetfend naberouw en doet hem zyn leven veragten: hy is dus het juiste middel waar van zig de Dichter bedienen kan, om een geheim waar des uitbrengers leven voorzeeker mede in de'waagfchaal hing, te doen openbaaren; maar de ontrouw aan zynen Koning kan de Franschman nimmer vergeeven , en dit is misfchien de reden waarom de franfche Dichter hem zonder belooning voor zynen dienst, onder de puirihoopen van het in de lucht gefprongen Kasteel laat verfmooren. a l egro is de. eenige tyding brenger die, buiten een beproefde trouw en dapperen Heldenmoed, geen uitgevoerd Characler laat blykeu. DE M'EENINGEN. Dat het eene waarheid is, dat het vermenigvuldigen der Meeningen, het verlangen en de onzeekerheid der uitkomst van een Tooneelfpel te grooter doet aanwasfchen, blykt in dit zo kunstig gefmeed Heldenfpel: geene Perfoonagien koomen 'er in voor, of elke derzelve is werkende naar eene byzondere meening,en tot een verfchillend einde. Bayard ftrydt voor de eer van zynen Koning, en ter beveiliging van zyn Vaderland, en hoewel in den aanvang des Spcls mede gelyk zyn Vriend gaston, door de liefde ontdoken, weet hy deeze drift aan zyne Vriendfchap op te offeren. Gaston ftrydt mede voor zynen Koning en Vaderland, maar tracht daar benevens door Heldenmoed des te meer aan zyne beminde te bchaagen, dit doet hem " Q min  122 GASTONen BAYARD. min bedaarde ontwerpen fmeeden, dan zyn ervaaren Vriend, en geeft zyn vyanden hoop van hem door hunne list te eerder te zullen vangen, u rb in o's uitzicht of zyne meening wordt, ten aanzien van den aanfchouwer, geheel omgekeerd: hy trachte door list den edelften Paerel aan Frankryk te ontroven, om daar mede. 's Paufen kroon te eieren ; maar deszelfs glans betoovert hem dermaaten, dat hy zyns Meesters belangen vergeet,en ze voor zig zeiven behoudt;, j% zelfs, in 't genot derzelve,al 's, Paufen gaaven verwaarloost, Hy,. de eerfte pooging om jjayard's ziel te bederven., ondernoomen hebbende, is ook de eerIte die aanleiding geeft tot het redden van zyn lighaam, uit het dreigends doodsgevaar. De Uitzichten„ de Meening m EUPHEB„A is haaren Vader te fpaaren en haaren Minnaar te beveiligen: de m0eilykheden in het ten uitvoer brengen van een zoo bclangryk ontwerp doen haar onophoudelyk werkzaam zyn, en daar de vrouwen" en derzelver liefdes onheilen, in alle andere Heldenfpelen byna ondraaglyfc zyn, wordt in dit uitmuntend ftuk het Contrast door deeze zo wel geplaatfteteedere liefde, in tegenoverftelling van den gloeijenden Helden, moed van gaston, niet alleen duldelyk, maar om de eentoonigheidte weeren zelfs zeer noodzaakelyk. Zoo kan een uitmuntend Genie een treffend gebruik maaken van de fteenen des aanftoots waar over de middelmatige Geelst ftniikelt. Het doelwit van avogadro is, alleenlyk pm wraal^ te neemen over den dood van zynen Zoon , die voorheen ip een geregeld, tweegevecht, door b,a yards in ridderlyke oelfeningen volleerden arq, gefneuveld was. Altimores uitzicht is enkel het v.eragtelyk voordeel-te bejaagen, dat hy van de vyanden der Franfchen, naa het gelukkenvan zyn, goddeloos verraad, naar zyne meening, te wagtfin heeft. Dit uitzicht beftiert alleen, zyn daaden, en; maakt hem driedubbel fehuldig. Het uitzicht van den Grysaart is de bejeedigiug, dia ïjy zynen Koning en Vaderland eenmaal deed Jydgn, met den grootmoe, digften en gevaarlykften daad dubbel te vergoeden,, en hetzelve, naa het vaii. een onwillig Dienaar beroofd te hebben , weder met twee deredel-  GAST'ONen B A Y A & D. 123 edelfte Ridders en vastfte fteunfels van den Staar, benevens eenen reeds ter dood gedoemde-uHeldendrom,te befchenken. Alkgro heeft geen ander uitzicht, dan het verlangen om op zyne vyanden onder geleide van het edelst Heldenpaar, eene bellisfende overwinning te bekaaien. DE UITDRUKKING De wyze van behandeling, wat de Vaerfen en kragt 'van Uitdrukking betreft, is, in het oorfprongelyke Franfche Stuk, onnavoigelyk fchoon. Het waare verhevene fchittert in al de overredende Deugdlcken waarvan het in grooten maate voorziert is. Wy zullen genoodzaakt zyn, alhoewel 'er reeds eene Hollandfche Vertaaling van den verdieiistelyken Dichter j. c. doornik vervaardigd is ,egter eenige voorbeelden na het Franfche te volgen; wyl de Hollandfche Vertaaliiig; nog niet voor de uitgaave gereed is. Wil men Staats- Krygs- Liefde- en Zedelesfen verzamelen; mem vindt in dit ftuk een ryken voorraad van die allen; by voorbeeld: hoe voorzichtig is niet de handelwyze dïëde in den Kryg ervaaren bayard, in het Eerfte Tooneel des eerHen Bedryfs, in deeze regelen, ten.baake voor alle voorzichtige Helden, aan den dag legt, waar hy zegt; Men hoedt zig een gevaar aan 't bloode Hart te melden 't Welk men rondborstig toont aan onvertraagde Helden, (a) en om eenen Krygsman omzichtigheid en bedaarden moed in te boezemen, dienen de kort daarop volgende regelen van dien ervaaren Held: Elk (O De franfche Dichter zegt: Ou caché nïix Ceurs thnde's Un péril anut aux Amts intrêpidèi', Q 2  Ï24 GASTON en BAYARD. Elk Held, ontweeken aan des vyands tal en woeden Kan, fneuvlend kort daarnaa, zyn Vaderland behoeden. (6) De kragtige reden waarmede hy 's Paufen onfeilbaarheid in het Vierde Tooneel des Eerden Bedryfs, tegen den vleijenden urbino te keer gaat, zyn niet minder beflisfend. Hy zegt daar: God heete elk' onderdaan, naa hem 't beftaan te geeven; „ Aan Vorst en Volk getrouw, zult ge in myn dienst best leeven; „ Ik heb myn Magt, op aarde , uw' Koning afgedaan , „ Voor hem wyst u uw pligt den dood of 't leeven aan''. Wanneer de Paus ons hart deez' uitfpraak leert betrachten Dan is zyn taal in kragt, naar Gods taal zweemend, te agten. Maar , Heer, wanneer zyn ftem ftrydt tegen 's Hemels wensch Dan is 't de mensch die fpreekt en wel de ontaarte mensch. (c) . Het ongelukkige lot der vrouwelyke fpruiten onder de Grooten, wordt mede zeer kragtig door euphemia befchreeven,in het Eerfte Tooneel des Tweeden Bedryfs, waar zy zegt: Zie hoe myn' kunne hier in waaide is by de Grooten! Zy reekeuen ons naauw by 't aantal hunner looten: Een ö) Tout Guerrier, qui retient de nombreux Ennemis, Mourmt un jour plus tard, peut fauver fon pays. (c) Dieu dit a tout 'Sujet, quand il lui donne.l'être; „ Sers, pour me bien Jervir, ta Patrie é? fon Maitre; Sur la terre, d toh Roi, fai rernis mon pouvoir, „ Fivre et mourir pour lui, c'est ton premier devoir. En rappellant nos cmurs è celte Loi fuprême, Un Pontife devient l'organe de Dieu mime ; Mais, Seigneur, quand fa voix combat l'ordre du Ciel, C'est l'Homme altrs qui park, PHomme criminel.  GASTON en BAYARD. 125 Een Zco;i in wien bun naam ainftaande grootheid vindt Wordt door hun Hoogmoed meest, min door Natuur bemind, (d) en wegens den troost in het ongeluk, zegt zy: Ach! die eens traanen ftorte, is fchuw op 't zien van weenen; Hy, die het meeste leed kan 't beste troost verleenen. (e) en bayard fluit dit Heldenfpel met de volgenden voorzichtige vermaaning aan den vuurigen gaston, die het beleg voor Rayemia gaat opflaan. Hy zegt, hem by de hand neemende: Ga; maar bedaar voor 't minst de drift van uw gemoed: Gy waant naauw iets te doen zo gy niet alles doetj Denk dat ge in weinig tyds langduurig wist te leeven 5 Dat twintig jaaren u bereids den laauwer geeven, Wiens last gy flechts alleen, met roem, te draagen weet; Maar, zcrg dat ge in dien Roem u zeiven niet vergeet, Cf) CIE- ((2) Voila comme mon Sexe est ici chez les Grands! Jls nous comptent a peine au rang de leurs Enfansl Un Fils, flattant leur Nom d'une grandeur future,. Est aimé par rOrgueil plus que par la Nature. (e) Ah! qui verfa des pleurs tremble d'en voir couler Et plus on a fouffert , mieux on fcait confoler. . .li (ƒ) Va; mais modere au moins ton ardent caraBere: Tu crois n'avoir Hen fait tant qu'il te reste a faire} (f} Songe qu'en peu de jours tu fus vivre long-tems; Ta carrière d'honneurs est remplie a vingt ans; Toi feul peux foutenir le fardeau de ta gloire, Mais crains de t'oublier au fein de la ViUoire. (t) Eene navolging van de bekende plaats van lucanus, waar hy in zyne Pharfalia 11de Boek <5s8fte vers, van jülids cjesae zegt ; NU aiïzim credens, dum quid fuperesfet agendum. Q 3  j2<5 GASTON en BAYARD. CIERAADEN. Het Eerfte Bedryf verbeeldt eene Zaal van het tuighuis der vestina, van Brescia: men ziet in dezelve vaanen, vuurroers, koëeiHampers kogels en allerleye krygstuig aan de wanden geplaatst, en op d*rl grond in orde gefchikt liggen. Voorts blyft het Spel in dit Tooned doodpeien tot aan het Vyfde Bedryf, dat eene Kamer mm deeze Wapenzaal voorHelt. In deeze Kamer ziet men den gewonden Ridder bayard op een krygsbed liggen;vvaar nevens zyne afgelegde wapen, rusting geplaatst ,s. Urbino Haat naast zyn bed op eenen armftoeï leunende. De Mannelyke Perfoonagien behooren allen, van het hoofd tot de voeten geharnascht te zyn, en eenen breedefi fluijer en clerlvke wapenrok te draagen. De Vrouwen zouden hier weeder het natuurlyke der voorftelling krenken, met zig, in deeze eeuwen van eenvoudigheid en ridderlyke maatigheid , al te uitfpoorig pragtig voor te doen. Er is ook eene waarneeming van gewigt in agt te neemen in het Derde Tooneel des Vierden Bedryfs, waarin bavard gewond ten tooneele gevoerd wordt. Hy moet in zynen fluijer gewonden zyn, en op vaanen en kruisfelings gelegene pieken en ftandaarden gedraasen worden, en men moet zorgen, om het yzer en een gedeelte van den fteel der lans, waarmede hy gewond is , als uit zynen boezem fteekende, te vertonnen; wyl de Gefchiedenis zelve meldt, dat bayard in de belegering van Brescia, zig meest bloot Hellende, op de hoogte der deye een Heek met eene lans ontfing, welke zodaanig btawaarts indrong, dat zy breekende , het yzer en een gedeelte van den Heel m de wonde agter het, dat 'er meer dan een m in bleef hegtenwaarom urbino het verhaal van den veldHag doende, zegt: _ . Maar hy valt roerloos neder; En m de voeging, waar men 't harnasch open vond, 'Stak_een gebrookne lans nog in den verfchen wond.' Elk  ■GASTON ek BAYARD. ï2? * Elk vreest den eedlen Held de minde hulp te geeven; Want, trok men 't Haal 'er uit, nm fpeelde met zyn leeven. (g) Wat voorts het inftorten van het Paleis van avogadro betreft, deeze Coup is zeer moeilyk om in al deszelfs kragt voou te ftellen fc men loopt als dan gevaar, van den onvervvittigden aanfchouwer een. doodlyken fchrik te veroorzaaken: want daar men het opfpringen van, een gantsch Kasteel in zoo groote nabyheid voorftelt,, wordt 'er een allerg.weldigfte flag vereischt. Men is in Vrankryk gewoon by het vertoonen van dit Spel eenige latten op eikanderen gekruist, te plaatzen , 'er eenige ponden gewigts op te leggen, en die dan voorts door het wegneemen van een evenwigt, agter op het Tooneel van eene aanmerkelyke hoogte, nederwaarts te doen ftorten, welk vereend geluid der vallende gewigten en. het gekraak der breekende latten, als dan geen onaartig voorftel: van den flag des- buskruids en het kraaken en nederftorten der balken, en muuren van dit? fterk Kasteel voorftelt, egter ware het voorzichtig eiken aanfchouwer op het Tooneelbordje te verwittigen van deezen zo verasfendeu Coup, die veelen anders een on_ nodigen en grooten fchrik zoude kunnen veroorzaaken. Z E. D E" L E E R. Dat de voorzienigheid de Deugd altyd in deszelfs Alvermoogende hoede houdt,blykt uit de belaagde perfoonen van gaston en bayard, die eerst tegen elkanderen in 't harnasch gejaagd worden, op dat ze eikanderen zouden dooden; voorts elk in 't byzonder in den ftryd verraadelyk aangevallen en eindelyk, de een in een ondennynd Kasteel (g) Mms il tombe; £f l'on trouve, au dêfaut de l'armure, Tout Ie fer d'une lance encor dans fa blesfure\ On craint, en lui portant un fecours meurtrier, D'arraeher a la fois fa rie avec l'acier, &c.  ï48. GASTON en BAYARD. teelden de ander in zyn eigen verblyf met eenen geweldigen dood gedrejgd worden, en egter, daar zy alle deeze gevaaren niet eens bemerkten, door alle dezelven op de gemakkelykfte wyze, als door dVooraemgheid by de hand geleid wordende, onbefchadigd heenen gevoerd worden ; daar hunne laagenleggers eindelyk in hunne eigene «rikken gevangen worden, en den dood dien zy voor anderen bereid üadoen,zeiven moeten fmaaken. Deeze is de voornaame inhoud der Zedeleer van dit zo uitmuntend grootsch Heldenfpel, waarmede wy onze groeven over fommige Treurfpelen befluitcn. ' b ar-  GASTOB'w BA.1T.AJRH> „   jb x s c sa: x jf t OP HET TOONEELPLAATJE VOOR GASTON EN BAYARD.- Een langgefmoorde wraak dreigt hier den wisten val Aan 't edelst Heldenpaar! Gintsch barst de zwangre wal, En baart een zee van vuur om Held gaston te treffen'; Hier ziet men altimore een fcherpe lans verheffen, Zyn haatlyke iever doelt, vol woede, op 't eerlyk hart Van den gekwetften Held, den dapperen bayard, Terwyl die worstlend kampt om zig den dood te ontrukken! Euphemia bezwykt door 't woên der ongelukken !... Maar hoe! kan 't mooglyk zyn! wat heuchlyke ommekeer! Zy ziet, op 't onverwagtst, haar waarden gaston weêr; 't Mislukken van 't verraad deedt den verraader fneven, En in Nemours behoud al Vrankryks eer herleeven. R  Ik trad zeer voldaan uit den Schouwburg, en zeide tegen mynen Geleider : deeze Tooneelfpeeleren zyn uitmuntend, zy toonen eene ziel te bevitten ; zy gevoelen; zy drukken hun gevoel op 't leevendigst uit; zy hebben mets gemaakts , niets valsch, niets winderigs of boven natuurlyks. Tot zelfs de Vertrouwden voeren hunne rollen naar vereisch der zaaken uit, waarlyk dit flicht my. Een Vertrouwde vervult zyne rol! Dit alles koomt daar van daan, antwoordt hy my , dat elk op dit Tooneel even alt in het burgerlyke leven, zyn best doet om deszelfs bediening wei uit te vderén, hoe gering dezelve ook weezen moge, zy wordt belang en roemryk wanneer men 'er in uitmunt. Het Tooneelfpeelen is by ons eene gewigtige kunst, eene kunst die het Staatsbefiier naauw ter harte gaat. Wy hebben uwe Meesterfiukken ,waarvan wy Erfgenaamen zyn, in eene volmaaktheid uitgevoerd die u verwonderen zoude. Men agt het zig thans eene eer, uit te drukken 't geen het vernuft doodverwt. 6, Welke kunst is fchooner dan die, welke met den. opftag van 't oog, met de ftem, met de gebaarden fchildert, en alle de twyffelagtige trekken des gevoels uitdrukt, welk een overeenftemmend en roerend geheel, -welk eene kragt ontfangt het van deszelfs eenvouwdighsid. Gy hebt dan de vooroordeelen wel fterk veranderd. Maar ,z.yn de Tooneelfpeelen niet meer en meer verlaagd? • Zy worden niet meer in zo Udg eenen rang gefield, feedert zy hunne zeden befchaafd hebben. 'Er zyn gevdarlyke maar 'er Zyn ook nutte, dwaalingen. In uwen tyd moest men zeeker.lyk de verleidende en gevaarlyke neiging welke de jeugd tot een beroep trok, dat op een woest en losbandig leeven gegrondvest was , beteugelen. Thans hebben wyze injlellingen den Tooneelfpeeleren hunne rei hte waarde doen kennen , hen aan . de vergetenheid van hun zeiven onttrokken , en hen de wederkomst tot de eer gcmakkelyk gemaakt. Zy zyn wéder in de rangfchikking der deftigfte Steedelingen aangenoomen. - (, «sa |v fosiV te buoda< L'an deux mille quatre cent quarame. SI  A A N M E R K INGE N OVER DE IN HET ALGEMEEN, EN OVER DE KUNST VAN ACTEEREN EN DECLAMEEREN IN EEN TREÜRSPE L, IN 'T BYZONDER. ]^aa , in de voorige bladen, eenige aanmerkingen over bet nut van den Schouwburg in het algemeen, en over enkele Treurfpelen in het byzonder, gemaakt te hebben, zal het niet ongepast zyn, iets , batreffende de Tooneelfpeelkunde, op het te vooren verhandelde te laaten volgen. Eene kunst, die, wel beoeffend zynde, de ziel des Tooneels genoemd kan worden , en aan welke de Tooneeldichteren een groot deel hunner agting by het pubüecq verfchuldigd zyn, eischt met recht dat wy 'er by deeze gelegenheid opzettelyk aan gedenken. Wy kunnen deeze kunst in twee takken verdeelen , die beide op de Tooneelen gebeezigd worden, en egter beide in aart grootelyks van el» kanderen' verfchillen. De eerfte deezer takken noemen wy Declameeren, vde tweede Acleeren. R a I. De-  132 AA NM È R K I N GEN I. Declameeren , afgeleid van het Latynfche woord Declamare, beduidende zig oefenen in het overluid fpreeken, wordt thans genoomen voor een deel woorden, die men bevoorens zig in het geheugen geprent heeft, in al derzei ver kragt, netheid en orde , met een zoetvloeijenden tongval en grootfchen zwier/als 't ware, opzeggen, en vordert dus eene ongemeene zuiverheid van taal, kragt van ftem, en duidelykheid van uitd/akking, gepaard met cierlyke en afgemeetene Lighaamsbeweegingen, welke met de grootschheid der voordragt volkomen overeenftemmen. Deeze kunst verkeert dus voornaamentlyk omtrent de woorden. IT. ASleeren, afgeleid van het Latynfche woord A&itare , 't welk eehe daad dikwyls tedryven , beteekent, is eene reeks van aangeleerde woorden, op eene natuurlyke wyze voortbrengen; op zulk eene wyze, naamentlyk, dat de aanfchouwer zig verbeeldt den perfoon, die door den Acteur voorgefteld wordt, waarlyk zeiven te hooren fpreeken. By deeze natuurlyke uitdrukking, koomt nog de natuurlyke uitdrukking der hartstochten, die hier ongemeen treffender is, dan in de Declamatie, gelyk ook de Gesten, die min grootsch, min kundig, en meer natuurlyk en ongedwongen, behooren te zyn. Deeze kunst verkeert dus voornaamentlyk omtrent de daaden. De Declamatie 'kan dus, als wy derzei ver bepaaling naauwkeurig nagaan , alleen plaats hebben : a) by den Redenaar, b) by de voorleezing van een Dichtftuk , waarin de Dichter alleen fpreekt; by voorbeeld: een Heldendicht, enz. c) in zulke Tooneelfpelen, waarin Goden., 'Halfgoden en vergoden Helden ten Tooneele gevoerd worden; alzo men van ouds gemeend heeft, -dat zulke perfoonagien iets meer dan menfehelyks , eri boVen de Natuur verheeven, bezaten : waarom de Grieken , die de eerfte Vinders des Treurfpels waren , diergelyke perfoonagien ook op hooggefchoeide Tooneellaarzen , welke na hunnen -Uitvinder, sophoc-les, ook Sophocleefche Laarzen genoemd wierden , ten Tooneele deeden treeden; wyl zy geloofden , dat eene meer dan  de TOONEELSPEELKÜNDE. -33 dan gewoone ryzigheid, de grootschheid en deftigheid hunner Helden te meer aanduidde ; d) voorts is het Declameeren gefchikt voor zulke Treurfpelen , wier waarde in Dichtkunst, hunne waarde in Tooneel-. kunde, verre overtreft, en die dus , wat de Tooneelfchikking betreft, wel als gebrekkig, maar wat de verfen aangaat, als uitmuntende aan te merken zyn; by voorbeeld; de hooggefchoeide Treurfpelen van den grooten vondel, om een uit zo veelen te noemen, wiens Faëton, om dat 'er niet dan Goden en Halfgoden in voorkoomen, geheel gedeclameerd kan worden, en wiens Gysbrecht van Aemftel gedeeltelyk geacteerd, en gedeeltelyk gedeclameerd moet worden, gelyk wy nog nader zullen zien. Het ASleeren is de eigenlyke kunst des Schouwtooneels; een TreurIpel waarin niet geatïeerd kan worden, is ongefchikt voor het Tooneel. Deeze kunst koomt dan in de beste en kunstigst faamgeftelde Treurfpelen en Drama's voornaamentlyk ter fnede; want, daar wy gezien hebben, dat een Treurfpel hand.lend en bedryvend moet zyn, blykt het klaar genoeg, dat de kunst van natuurlyk te bedryven, den Atteur moet eigen weezen. De rol van mahomet , by voorbeeld, moet geatïeerd worden; dat is: de Atteur moet fpreeken zo als hy zig,naa een vlytig onderzoek omtrent het Charatïer of de kenmerkende Gemoedsneiging van mahomet, verbeeldt dat mahome t zelve zoude gefprooken hebben.; te weeten: met een dweependen fchyn van Heiligheid, waarender de oplettende aanfchouwer egter eene onverzaadelyke Heerschzugt en hoogftygende trotschheid moet kunnen zien doordraaien.; alzo de veinzery den aart niet zo geheel Verbergen kan, dat een bedaard opmerker niet nu en dan de innerlyke gemoedsneiging ontdekt; wanneer nu de Tooneelfpeeler deeze rol wilde Declameeren, dat is: met een grootfchen zwier en houding, en met een zoetvloeijenden tongval alle de eindklanken wilde aanduiden, zoude men alleen een Redenaar een fchoon vers hooren opzeggen, maar men zoude mahomet geheel uit het oog verliezen: het zelfde geval heeft R 3 ook  134 ' A A N M ERKINGEN ook plaats in de Drama; men doe by voorbeeld, den wanhoopendenbeverley zyne rol Declameeren, 't gevolg daarvan zal zyn dat de ooren geftreeld worden, maar de ziel onaangedaan blyft Wy zullen in het tweede deel deezes Werks gelegenheid vinden om meer wegêns het Atteeren in eene. Drama te fpreeken... • De natuurlyke voordragt in het ABeeren moet egter binnen zeekere perken befloten blyven, wyl elke foort van Menfchen zyn eigen natuur heeft; by voorbeeld: de Vorst,- de Edele, de welopgevoede Burger en de laager ftand handelen en fpreeken op eene verfchillende wyze, die egter elk- in het byzonder natuurlyk met den aart hunner gemoedsneiging overeenkomstig zyn kan, van welk onderfcheid wy, over de Hartstochten fpreekende, nader zullen handelen. Om het verfchil tusfehen Declameeren en ABeeren duidelyk te doen zien en wel in een zelfd Treurfpel,hebben Wy flechts den alombekenden Gysbrecht van Aemftel van vondel op te liaan, een Treurftuk dat in foort gemengd is, en waarin fommige rollen geafteerd, fcmmfeé weder gedeclameerd behoorden te worden; by voorbeeld: de Rollen van GYSBRECHT en AREND van aemstel, Van VOSMEFRenZ moeten geacteerd, die van den Bisfchop gozewyn, den bode en die der Reijen moeten gedeclameerd worden, men ver-elyke een gedeelte der Rol van vosmeer, welke hy in het derde*Too neel des eerflen Bedryfs tegen egmond heeft; met de verheeven dichterlyke befchryving welke de groote vondel den bode in het Vierde Tooneel des Vierden Bedryfs in den mond lest, en het onderfcheid der vereischten in de uitvoering deezer twee rollen zal zelfs aan den minst geoeffenden blyken : vosmeer, hét verrasfen der Stad op de eerstgenoemde plaats aan egmond verhaalende: zegt': ' De Burgery heeft zelf het Zeepaart ingehaalt , Met zangen en triomf, als die van Troje deeden, Ik  over de TOONEELSPEELKtfNDE. iJ3 Ik ftuurde en hiel het roer: maar ?t oorlogsvolk beneden In 't Schip, liep groot gevaer, de bodem florpte 't nat, Door 't ftüoten op een' pael, waer door een yeder zat In 't water tot de knie, en vreesde te verdikken. Het ongemak was groot, noch durfde niemant kikken, Doch 't lek geraekte dicht, en flopte wonderbaer .Van zelf: toen braght de hoest ons weder in gevaer; Vermits men 't fchor geluid befcheidentlyk kon hooren , Had niet de vreught verdooft des Amfterdammers ooren, Wy waeren van ons ftem en eigen keel verraên, Ik gif my zei ven moedt, en hief eens rustig aan Te zingen, dat het klonk, fchoon hart èn nieren krompen, Dan trantelde ik van kou ï dan viel ik eens aen 't pompen Zoo raekten wy in Stad, daer, als een waterval, Al 't vollek fchoot naer 't fchip, van ftraet en burregwal, enz. Daar ons deeze rol voorkoomt, kan ik niet voorby aan te merkent dat men in de uitvoering, derzelve , als ook in 't geheele charafter vatï vosmeer, weleer fterk gedwaald heeft; mén heeft zig verbeeld dat dit charaiïer niet alleen boersch, maar zelfs comiecq moest uitgevoerd worden; en wanneer Vosmeer met zyn boerfche uitfpraak voor den dag kwam , lachten alle de Aanfchouwers: egter hoe verre deeze uitvoering van des Dichters meening verwyderd is, zal welhaast blykeny als wy den perfoon van vosmeer zeiven befchouwen. Hy was alles behalven een boer,, ook geen gemeen krygsknecht, maar wel degelyk een van 's Lands Edelen, gelyk uit den naam, dien hy van zyn adelyk goed droeg, genoegzaam blykt; daar Oud en Nieuw Vosmeer Heerlykheden zyn, welke in Zeeland liggen. Dat hy zig als een Goois'ch Landman voor oysbrécht vermomt, is Hechts een krygsl'ist,en in dien rol mag hy ook eenigzins het boerfche in houding en voorkoomen nabootfen: egter het boerfche Dialect, of tongval te volgen, is overtollig en zelfs eenigzins onnatuurlyk; wyl di ederik van haer-  -36* AANMERKINGEN iiaerlem, egmond, de Heer van vooren, enz. die alle mede geen Amfterdammers waren, dan ook haar eigen tongval zouden moeten doen onderkennen : ook is dit gebruik enkel ontftaan door de eigene fpelling van vondel, die alle de woorden welken wy met aa fchryven , niet alleen in de Rol van vosmeer, maar door het geheele Treurfpel met ae fchryft, welke letteren faamgevoegd zynde, de kragt der Griekfche y (gta, lange e) hebben, die in de uitfpraak veel naar den tongval der Landlieden zweemt. Thans draagt men op 't Tooneel meer zorge om deeze door gewoonte ingevoerde, en aan onkundigen Hechts behaagende aartigheden , te vermyden. Vosmeer gedraagt zig thans jegens zyne tochtgenooten, als een welopgevoed, doorfcbrander en moedig Edelman, aan wiens beleid men de hagchelyke uitvoering van eene zo gewigtige en gevaarlyke onderneeming, als was het verrasfen van eene jongst aangevallene, en daarom nog gewapende Stad , gerust kon toebetrouwen. Om nu weder tot onze vergelyking van Declameeren met Actcven over te gaan, en het onderfcheid;tusfchen die beide wyzen van Tooneelfpeelen duidelyk te toonen , hebben ;wy alleen de boven aangehaalde Rol van vosmeer, met die van den bode, te vergelyken, en de waarheid der naavolgende aanmerkingen zal den Leezer duidelyk in 't oog vallen. Het verhaal van vosmeer is eenvoudig en natuurlyk, en ontleent niets van het vermoogen der Dichtkunst, 't moet dus met de natuurlykfte gesten, de gemakkelykfte houding en ongedwongendfte uitfpraak geatieerd worden, altyd egter voor oogen houdende, dat het eene van 's Lands Edelen is die fpreekt,en dat dus in de houdingen gebaarden de Edelman moet kunnen gekend worden. Daar integendeel de naavolgende verheevene Dichtregelen van den bode, niet dan met de deftigfte redeneerwyze en zoetvloeijendfte uitdrukking der Rymklanken moeten uitgefprooken en gedeclameerd worden; alzo men niets by de natuurlykheid winnen; maar al te veel by de lchoonheid der verfen verliezen zoude, wanneer ze in de uitfpraak verkragt, onderdrukt,- en  over de TOONEELSPEELKUNDE. 137 en op eene gemaakte wyze gefmoord wierden; in hoe verre egter deeze Dichterlyke tafercelen , in een Treurftuk van deezen aart geoorloofd zyn, zullen wy hier niet onderzoeken; de waarde derzelveoverweegt hunne kwalyk gepastheid dubbel. De geheele Rol van den b 6de is edel en dichterlyk; maar om niet t£ lang te zyn, en wyl het' Treurfpel by eiken Tooneelliefhebber genoeg bekend is, zullen wy alleen deeze weinige Dichtregelen, die den ftempel der verheven gedachten van de Agrippynfche Zwaan, zo onnavolgbaar draagen, ter loops aanftippen. De bode zegt dan onder anderen, in zyn Verhaal van den Klqos-: termoord: Ik volghde Haemfte na, toen hy in 't klooster raekte, En vloogh de kerkdeur in, daer Gozewyn noch zat, In 't midden van den rey , die even vierigh badt, En op haer eigen deught zoo ftout, zoo moedigh fieuncie, Dat'niemant zich het woên, der vyanden bekreunde. Hy fcheen een zon gelyk, en zy {Claris/a) dp klaere maen i Al d'andien ftarren, die met vreught ten reije gaen, En juichen om dees twee, daer zy haer' glans uit fcheppen. Men zaghze naulyx yet dan kuisfche lippen reppen ; Maer Haemfte vaert hem toe met opgeftroopten arm, Beklad en root, en van Kristynes bloet noch warm, En vat hem by den baert met d'eene, met den degen Gercet in d'andre hant, bebloet en bloot, toen (legen De Nonnen op, en geen, hoe lieflyk van gemoedt, , Die geen leeuwin geleek, wanneerze brult en woedt, Dewyl de Jaeger 't nest wil plondren en beroven. Zoo quam oprechte trouw en ee.He gramfchap boven. Zy worstelen een wyl. Klaeris zet voet by voet, Omarremt Gozewyn, omiingt van haeren ftoet. S ., Wie  i38 AANMERKINGEN Wie zou dat g'ryze hooft een hair bezeeren konnen, Omheint met eenen muur van kuilche en eerbre nonnen, Geftrengelt arm in arm? ó wonderlyke knoop! Ik zie de Deughden zelfs, Geloof, en Liefde, en Hoop, Met haere Zusteren, die tegens Ondeught ftryden, En naer de zege ftaen door kruis en medelyden, enz. Eene reeks van fchoonheden volgen op deeze regelen , maar zy zullen volftaan, om in de grootfche fchildering de tedere en manlyke uitdrukking, het verftandig geplaatst Contrast van ftille zachtzinnigheid tegens over dolle wraakzugtige wreedheid, alles beflooten in een aantal allerzoetvloeijendfte verfen, Neerlandsch eerften en grootften Sophocles te doen erkennen, en duidelyk te doen zien, dat dezelve niet zo als de regelen van vosmeer alken geacleerd , maar Declamerend geaEteerd moeten worden. Het Declameeren en ABeeren vereifchen in de volgende deelen, beide dezelfde regelen; men flaat in beide agt op de Uitfpraak, Hartstochten, Houding en Gebaarden, en behandelt die op de volgende wyze: De Uitfpraak behoort verftaanbaar en duidelyk te zyn; alle ^breken in den tongval zyn onaangenaam voor het gehoor , en ongefchikt voor het Tooneel. De Tooneelfpeeler behoorde zig ook inzonderheid op de Nederduitfche Taalkunde toe te leggen, om in het uitfpreeken der verfeil geene misflagen tegen dezelve te begaan. De Franfche Taal kan hem mede van grooten dienst weezen, in het uitfpreeken van vreemde naamen, welke de ongeftudeerden fomtyds groote moeite verwekken. De Declameerende Tooneelfpeeler kan eene groote zoetvloeiendheid aan de verfen toebrengen, door de eindklanken onderfcheidentlyk te doen hooren; inzonderheid zulke, die op én, en de twee lettergreepige die op ing uitgaan, al zyn, by voorbeeld' de fleepende Leezen , weezen. Koning, wooning, enz. Hy behoort o'ok, naauw-  over dè TO O NEEL SPEELRONDE. naauwkeurig agt te.geeven op. den Rhytmus der verfen: 't welke die feiiikking is.,.-waardoor, in..dezelve de kragtigfle woorden op die voeten der verren geplaatst .zynwelke om de twihnt te bevorderen, lang moeten weezen. Ten voorbedde ftrekke uit den Gysbrecht, die' thans by de hand is, deeze regelen ia het meermaal'geroemd' Verhaal van den bode: Ze ontwaakt in '? einde .en wordt van't fehellemftuk' bewust En roept.. Myn brtjibéoom zie.wderèoe ikilye En -hoe men my fchoffeert. o Zuivre maagd marye o Klaere aanfehouwt ge dit, Vrouw magteld zie uw kind. (a). Hoe onwelluidend en tevens tegen de meening van den Dichter, zoude het niet zyn ; wanneer men deeze regelen eenen dusdanigen toon gave:. Ze ontwaakt in 't einde en vm-d «/>„ v M„iu^,n.,h En roept. Myn Bruidegom zie neder hoe ir lye En hok men my fchoff eert. o Zuivre maagd marye , o klaere aanjchouwt ge pit, vrouw magteld zie uw kind, ' Welke- verkeerde töonen men nog op verfcheidene wyzen zoude" kunnen verwisfelén; maar het bygebragte voorbeeld zal volftaan kunnen; wyl deeze misdagen niet kunnen vallen in Tooneelfpéelers, die den zin hunner rollen en de gemoedsneigingen van den perfoon, dien zy voordellen, grondig bedudeerd hebben. ■ In hét ABeeren of de ASteerende Declamatie, geeft het fomtyds een grooten indruk in den Toehoorder, wanneer men vóór de uitfpraak van O) De woorden die eene gewoone ftem" vereifclien, zyn in dit voorbeeld met Romyn drukletteren, die teder en zngt mtgefprooken moeten worden met Curfyf, en die ccire verheffing van ftem vorderen met capitaat.e Letteren aangeweezen. S a  14° AANMERKINGEN van eenig gewigtig woord, of treffende Zedeles eene korte rust waarneemt; by voorbeeld, in het Treurfpel, mariavanlalain, ten einde des Eerften Bedryfs zegt maria tegen den raad: Denk... dat ik... Moeder ben.' Maar wanneer men deeze rust al te lang rekt, en 'er zig inmiddels met het flaan op de borst of andere onnatuurlyke beweegingen toe voorbereidt , dan verzwakt men wezentlyk de kragt en de aandoening deezer uitdrukking; egter eene algemeene toejuiching vólgt op die valfche Schittering {faux brillant) maar waaruit ontftaat dezelve anders dan uit den verkeerden fmaak der Aanfchouweren. Men heeft weleer de Itemverheffing, of liefst het fchreeuwen by het einde van eene rol even zeer toegejuicht: 'Er heeft zo wel in het ABeeren als in andere zaaken eene mode plaats, de Tooneel gewoonten (Coutumes de Theatre~) welke in Parys in gebruik zyn, worden in het volgzie; Nederland meede blindelin'gs overgenoomen, en daarom juicht men veelal zulke uitfpoorigheden toe,juist niet om dat ze goed, maar om dat ze vreemd zyn. De Hartstochten en de geheele nabootfing der Charatters, behooren natuurlyk en eigenaartig te zyn. In het Hooge Treurfpel, het HeldenSpel, de Drama, en in alle Spelen waarin perfoonen voorgefleld worden , die boven het gemeene gros der menfcben in waardigheid uitmunten, behooren de Hartstochten ook eene buitengemeene edelheid aan te neemsn. 't Is geen natuurlyk fpeelen als men den Haat, Toorn , Minnenyd, Nyd, Liefde en andere hartstochten van een vorstelyk perfoon, verbeeldt naar den haat, enz. welken men in den laagen burgerftand aantreft; de gemoedsbeweegingen zyn , wel is waar, dezelfde , maar de uitdrukking is verfchillende, en de opvoeding en verkeering bepaalen dit verfchil allerduidelykst. De toorn van ac killes, by voorbeeld; is geheel onderfcheiden in unterlykheden van den toorn des  over de TOONEELSPEELKUNDE. 141 des moedwilligen bootsgezels; de hooge woorden en twist welke tusfehen eene jacoba en philips, maria vanlalain en parma, margaretha van Henegouwen en haaren zoon voorvallen, moeten niet gevolgd worden na de twisten en buurtonlusten, welke men in de agterftraaten dagelyks ten voorbeeld zoude kunnen neemen: alles, tot zelfs de laage gemoedsbeweegingen van Nyd, Valschheid en Verraadery moeten in eenen Vorst, vorstelyk en ongemeen voorgefteld worden. De Houding des Lighaams behoort in 't algemeen op het Tooneel ongedwongen en gemakkelyk te zyn, en in het hooge Treurfpel veréischt dezelve eenen byzonderen zwier en bevalligheid, welke men bereikt door nimmer volkomen op beide de voeten in eenen rechten ftand te ftaan, maar zig inzonderheid te bedienen van dat geheim, welk men zegt van den Griekfchen Kunstenaar daïdalus uitgevonden te zyn,welke, wyl hy de ftandbeelden, die men gewoon was op beide voeten rustende te maaken, in eene loopende geftalte vormde; den roem verwierf, dat hy door kunstvermogen de fteenen beelden dee'd wandelen. De Griekfche en Romynfche Beeldhouwers hebben door dit zyn voorbeeld na te volgen, eene ongemeene edelheid in de (tanden en houding hunner beelden weeten te brengen; gelyk de 0verblyffelen der Oudheid en hunne afgietfels ons nog overtuigend bewyzen, dit geheim ligt alleenlyk, zo als de Engelfche Kunstfchilder hogarth in zyne Verhandeling over het bevallige, beflisfend aantoont, in de buiging van het hooft, de armen en beenen, en in den eenigzins gedraaiden ftand des geheelen lighaams , zo dat men dit bevallige willende bereiken, altyd moet zorgen, dat het lighaam nimmer in eene rechte lyn geplaatst zy; maar in alle ftanden kromme lynen en flangtrekken befchryve: deeze geringe in agt neeming veredelt de gantfche houding, en kenmerkt by de eerfte opkomst den Vorst, den Held, den Edelen, den Griek, den Romyn. De gebogenheid van een der beenen, het uitfleeken van eene der heupen, de zydehngfche S 3 wen"  ^ AANMERKINGEN wending des hoofds,en de gefchikte buiging der armen, vormen alleen het fchoone geheel,m den grootfchen en bevalligen zwier , welk™ : Van den ant1Noüs , &(Jen Jggj ™> £*faft apollo enz. zo zeer bewondert, en die in d nabootfi g Z^ZZ^ ^ °Udhdd °™ » 4 De gebaarden (gesten) welke op het Tooneel vereischt worden «Ogen zeekcrlyk wel een weinig boven de gemeene. wyze va l g iï te. drukken verheven zyn, egter d, kunst moet altyd verborgen bly! ven, anders vervalt ze tot gemaaktheid. De rustelooze beweeging der «men en handen in eenig verhaal; het afgemeeten beurteling voo U: treeden en afgepast terug haaien van den voet, gelyk ook de band ichynt of men de woorden uit den mond nam .en weg wierp- het flaan op de deyen en knien, de fterke beweegingen van hetlo'ofd het fpreeken tegen de aanfchouwers, en al diergelyke aanwe, e He' neemen al het natuurlyke aan de voordragt, zyn ver^t? £ dwongen en , ,n één woord, ten hoogden onnatuurlyk. ê By alle deeze waarneemingen moet de AÜeur ook de fchikkins de, Tooneels wel i„ agt neemen, om den aanfchouweren doorns ƒ,ƒ> ware een grootsch en treffend geordonneerd Tafereel voor de'oten . te ftellen. Eene waarneeming, die in 't fpoedig vormen van ThZrll zroupen m eiken Stuk te ft.de koomt, maar wel voornaament y , d 10 een opflag van 't oog zal kunnen nageflagen worden. tiet derde Stuk deezes Werks is reeds op de pers, en zal, zo dra eene goede uitvoering toelaat, het licht zien; men zie verders over de fchikking en behandeling deezes Werks, de goedkeurende beoordeeling der Heeren Scbryveien van den B ekzaal van October 178*, en van de Hedendaagfche' Va. aeriandicta Letteroefie,.ii)gen van Febiuary deezes jaars 1785.