01 2068 5706 UB AMSTERDAM  VERHANDELINGEN OVER DE VERBETERINGE DER S C I-I O O L E N.   VERHANDELINGEN over de VERBETERINGE DER OPENBAARE, vooral DER NEDERDUITS CHE SCHOOLEN, ter meerdere beschavinge van onze NATIE: Gefchreven door de heer en h 1 trom Profesfor en Predikant te Middelburg, K. van der' palm, Kostfchoolhouder te Delfihave» , d. c. van voors't, Predikant te Catzand; . «ftëf eenige aanmerkingen, uit ander© antwoorden ontleend, en met de nalezingen van den h e e r e G. J. N A H U Y S, Hoogleeraar in de H. Godgeleerdheid en Kerkelyke Gefchiedenisfen te Leiden. Uitgegeven door het Zeeuwsen Genootfchap der Wetenfchappen te Vhsfingen. TE MIDDELBURG, by P. GILLISSEN, Drukker van het Zeew.vsch Genootfchap der Wetenfchappen. MDCCLXX XI.  Het Genootfchap erkent geene Exempharen voor echt, dan die door éénen der Secrefarisfen eigcnhandig onderteekend- zyn.  VOORBERICHT. lOLf Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfchappen ftelde , in 't jaar 1779 , eene Fraage ter beantwoordinge voor, betreffende de noodige verbeteringe van de gemeene, of openbaar e, vooral de Neder duitfche Schooien, ter meerdere befchavinge onzer Natie ; en had het genoegen verfcheiden Antwoorden op die Vraage te ontfangen. In de algemeene Vergaderinge '5 jaars 1780. werdt de uitgeloofde gouden Eerpenning wel toegekend aan den Heere h. j. krom, Profesfor in de Kerkelyke Gefchiedenisfen en Predikant te Middelburg; doch By kon , volgens de Wetten dezer Maatfchappye, denzelven niet wegdragen, als die, federt de eer/ie voorflellinge van deze Vraage , tot hul van het Genootfchap was aangenomen. Weshalven die Eerprys is toegewezen aan den Fleer e k. van der palm, Fransch en Neder duitsch Kostfchoolhouder te Delfshaven; en een zilveren Eerpenning aan den Heere d. c. van v o o,r s t , onlangs Predikant te St. Anna ter Muiden, nu te Catzand, die zich, federt, bekend maakte als den Schryver van het Antwoord, met de Franfche Zinfpreuk uit Roilin geteekend. * 3 Na-  VOORBERICHT. Nademaal nu de inhoud van deze drie Verhandelingen van een algemeen belang moet gefchat worden , heeft het Genootfchap befloten, dezelve niet alleen in het achtfie deel zyner Werken te doen drukken, 't gene in '< kort in gereedheid zal zyn, maar ook afzonderlyk uittegeven , om ze verkrygelyker te maken voor zulken, die of ongezind of in het onvermogen zyn, om alle de Verhandelingen van het Zeeuwfche Genootfchap aantekoopen. De Verzameling van Aanmerkingen, achter deze drie Antwoorden volgende, is meest getrokken uit eenige andere Verhandelingen, welke mede naar den prys gedongen hebben, en waar van de Zinfpreuken waren : Als 'er geen wyze raadflagen, enz. Prov. XI: 14. — Vertoont in tyds de Jeugd het: fchoone van de deugd; Is de Har¬ monie niet beminnens waardig, enz.? — Eindelyk zyn hier bygevoegd eenige Nalezingen van den Heere g. j. nahuys, Profesfor in de H. Godgeleerdheid en Kerkelyke Gefchiedenisfen te Leiden, die de goedheid wel heeft willen hebben , om deze weinige aanteekeningen uit meer andere, by gelegenheid der besordeelinge van alle de inge-  VOORBERICHT. Jzomene Antwoorden gemaakt, op verzoek van het Genootfchap , aan het algemeen medetedeelen, en by deze verzamelinge van flukken ever de verbeteringe der Schooien te laten drukken. Mogen de middelen, ter bereikinge van dit heilzaam oogmerk voorgeflagen, met de daad by de hand gevat en ter harte genomen worden: dan zal de arbeid der Schryveren niet vruchteloos zyn; dan zal de bloei en luister van Neêrlands Folk zichtbaar aangroeijen; dan zal het Zeeuwfche Genootfchap zynen wensch vervuld en zyne pogingen genoeg. bekroond zien. Vlisfingcn , den 31. van Hooimaand mdcclxxxi. JONA WILLEM te WATEU. Secretaris.  DRUKFEILEN. De Lezer gelieve de mindere Drukfeilen gunfliglijk. te verfchoonen , en de volgende dus te verbeteren. BI. 33. 17. der voordcels Lees des voordeels 40. r. 2. vaceerden vaceerde 45. r. "4. Alpben- - - - van Alphen 64. r. 14. denzelvcn dezelve 72. r. 11. verbetering, verbetering aanzien, 109. r. 28. grootfte grootte 135. r. 4. Not. lurettes lunettes 142. r. 16. Ephimeris —> - Epbemerit 155. r. 10. Not. pender - - - pendet 212. r. 5. Jurispruden- tae - — Jurisprudentiat r. 6. legendus legendis r. 29. labantos labantes 214. r. 18. amet qmat 21.5". r. 3. Tityvus Z»7yr«j 217. r. 15. Dejenira Dejanira r. 27. Laodamica - - - Laodamia 221. r. 4. Aphtonius Aphtbonius r. 7. Rector es Retlors 226. r. 9. Syrachides - - - Siracbides 228. r. 12. 333. r. ij 2. Not. diepdenkende >- - - diepdenkendfte A N T-  ANTWOORD OP DE V R A A G E: Welke verbeteringé hebben cle gemèené óf openbaare, vooral de Neder'duitfche Schooien ) ter meerdere befchavinge ónzer Nat ié, nog wel noodig ? Hoe zou die op de voor* deeligfle wyze kunnen ingevoerd,en,op een beftendigen voet, onderhouden worden? b o o R H. J. KRO M. Jfs 'er eene zaak, welkë zorg en oplettendheid verdient, het is de opvoeding der Jeugd * ten einde men dezelve niet alleen by tyds rechte begrippen van God» en Godsdienst, inboezeme; maar ook in al-< le rangen en Handen, op eenen bekwamen tyd, voor de Maatfchappye nuttig maake'. Billyk is derhal ven dit Huk, al voor lang ? het voorwerp der aandagt van groote Mannen geweest: en treffelyk zyn fommigë A Ver-  2 -VERBETERING Verhandelingen , welke zedert eenigen tyd over dit gewigtig onderwerp zyn in 't licht gekomen. Dan, zal men in 't opvoeden der Jeugd naarwensch flagen, de regeling,der Schooien moet vooral niet vergeeten worden. De Ouders, welke de naafte betrekkinge hebben op hunne kinderen, vinden zich doorgaans genoodzaakt, ( '/ zy wegens eigene onbekwaamheid in fommige byzonderheden, welker kennis tot eene gefchikte opvoeding vereischt wordt; '/zy wegens veelvuldige andere bezigheden, in derzelver onderfcheiden ftand en betrekkingen ,) om een voornaam gedeelte van de opvoedinge, inzonderheid het onderwys hunner kinderen, aan anderen over te dragen/ van welker kunde, deugdzaamheid , en bekwaamheid in het geven van een geregeld onderwys, in ditftuk, onder 'sHemels zegen, zeer veel afhangt. Het is derhalven niet evenveel, wie daartoe worde uitgekozen, en op welk eene manier dit onderwys worde ingericht. Dit ondertusfchen mag ik voor eene uitgemaakte zaak houden, dat de Schaolm tea  DER SCHOOLEN. | ten nutte van de Jeugd veel vooruit hebben , boven het huisfeïyk onderwys i al was hier niets , dan eene betaamelyke na - yver en het gewend worden aan eene gezellige verkeering, en nuttige zaraenleving, gepaard met het ongevoelig verkrygen van zekere mensch - kunde, zouden deze dingen alleen de openbaare Schooien, boven de privaate of huisfelyke opvoeding, verkieslyk maaken. Dall, hoe dit ook zy, daar zoo veele kinders voornamelyk, en de meeften geheel , worden overgelaaten aan het onderwys in de gemeene of openbaare Schooien , behoort deze zaak, de regeling der Schooien, eene der voornaamfte plaatzen te beflaan, in 't geen ten nutte der Jeugd en Jongelingfchap , en dus ten beste dèr Maatfchappye, gefchreveil en daadlyk ondernomen wordt. Schooien immers zyn de plaatzen, gefchikt om de jeugd te vormen tot nuttige en welgeftelde leden der Maatfchappye, elk van dezelve in zynen byzonderen ftand. Schoon nu de Schooien hier en daar in ons Vaderland op eenen redelyk goeden Voet zyn; kan men echter niet ontkennen, dat dezelve, inzonderheid de Ne< A a der-  4 VERBETERING der duitfche over 't algemeen, nog wel eenige, ja in fommige opzichten aanmerkelyke, verbeteringen noodig hebben, zullen zy ftrekken tot meerdere befchaving van onze natie. Ik fta geredelyk toe, dat zy, aan welken het onderwys in de Schooien wordt toevertrouwd, altoos menfchen zyn en blyven, dat is onvolmaakte en zondige fchepfels, en dus , zoo min als de jeugd, welker onderwys en opvoeding (immers gedeeltelyk ,) hun wordt aanbevolen , bevryd van alle grondbeginfels der zedelyke verdorvenheid, die in dit leven , ook zelfs byden besten, niet geheel overwonnen of uitgeroeid worden, en dat men derhalven geene volftrekte volkomenheid van hen, of iemand van dezelve, te wagten heeft in hunne zedelyke gefteldheid, zoo weinig als eene allezinfche volmaaktheid in derzelver kunstvermogens en bekwaamheden. Doch het is niet te min zeer wenfchelyk de verekschte hoedanigheden in hen, die de jeugd recht zullen onderwyzen, en alle inrichtingen daar toe dienende, zoo ver gebragt te zien, als de, menfchelyke onvolmaaktheid toelaat. En wie, die rer immer behoorlyk acht op floeg, werd niet ontwaar, dat, over het algemeen, de inrichting van ons fchoolwezen alomme niet zodanig is, als men in eene eeuw, waar in  DER SCHOOLEN. 5 in de gelegenheid tot het bekomen, en vermeerderen, van kundigheden zich zoo overvloedig voordoet, wel zoude wenfchen ? Billyk mag men dit veronderftellen; 'tgeen ik vertrouw dat zoo aanftonds in verfcheidene byzonderheden nader hlyken zai. Zeer tydig en gepast is dan de Vraag van het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfehappen: Welke verbeteringe hebben de gemeene of openbaare, vooral de Neder■duitfche Schooien enz. Welke Vraag ook my aanleiding gaf, om, hoe zeer ook bezet met andere bezigheden, myne gedagten over dit onderwerp te laaten gaan, en eenige aanmerkingen , of dezelve het Genootfchap mogten aangenaam , en het algemeen van ecnigen dienst, zyn, op 't papier te brengen. De vraag is tweeledig. Eerst begeert men te weten de verbetering, welke de gemeene of openbaare SchooA 3 len0  VERBETERING len, vooral de Neder duitfche, nog wel noo- dig hebben ? Het tweede lid raakt de wyze , op welke zulk eene verbeteringe op de voordeeligfle wyze konde ingevoerd, en op een bejlendigen voet onderhouden worden ? Beide deze ftukken zal ik, eerft met opzicht tot de Nederduitfche Schooien, onderzoeken, welker verbetering de opgegevene vraag voornamelyk betreft. En dan vervolgens ook over de noodige verbeteringe der Franfche en Latynfche Schooien in ons Vaderland kortelyk eenige aanmerkingen mededeelen. Volgens welke fchikking zich deze Verhandeling best in twee Hoofdrukken zal laaten verdeelen. HOOFD-  DER SCHOOLEN. 7 HOOFDSTUK I. ; f. 1. ^jal 'smenfchen hart wel gevormd worden, 't verftand moet, zoo veel mogelyk, met eene waare en grondige kennis van God, en den Godsdienst, worden verfierd. De onkunde, de fchroomelyke onwetendheid in Goddelyke zaaken, mag te recht als de voornaame oorzaak van het diep verval en toenemend verderf onder de Christenen gehouden worden. Kennis en overtuiging (twee ftukken, waar uit, volgens de aanmerking van den grooten Mosheim Qa) „ eene rechtfehaapen wetenfehap beltaat,)van den Godsdienst, behooren de gemoederen ingeplant, en op eene redelyke en geregelde wyze aangekweekt te worden: zal men bewaard blyven voor het fchadelyk en fteeds toenemend ongeloof, en 't verzaaken der plichten van den geheiligden Godsdienst. Hoogst noodig is 't, dat daarop vooral worde acht gegeven in Kinderen, in Jon» ge- O) Zedenleer der H. S. t D. 2^ ft. p. 504. A 4  g VERBETERING gelingen en jonge. Dochters, welker tedere harten voor de meefte indrukzels vat» baar zyn. Zal iemand ook in zynen ftand tot nut en fieraad zyn in de Maatfchappye, 't is noodig, dat hy van jongs af, door 't aanJeeren van noodige en nuttige kunsten en wetenfchappen, daar toe worde opgeleid, dat zyn verftand befchaafd, en tevens zyne zeden verbeterd worden. Dit zyn derhalven zaaken, welke hun, aan wien het onderwys der Jeugd in de Schooien toevertrouwd is, grootelyksmoer ten ter harte gaan; waar toe zy de noodige bekwaamheid moeten bezitten, en waar op zy zich met allen ernst behooren toe te leggen. S 2. Buiten twyffel dient 'er eenig pnderfcheid gemaakt te worden tusfchen de. Schooien ten platten lande, en die, welke men heeft in de Steden, vooral in de voornaame Steden, kunnende foramige kleine Steden of Smalfteden in dit opzicht met de Dorpen in denzelfden rang gelteld, en de Schooien aldaar onder de Schooien van het platte iand begreepen, worden.^ , Waar-  DER S C H O Ó X E N. 9 Waarom ik met eenig onderfcheid van dezelve zal handelen. Beide hebben (myns oordeels) nog wel eenige verbetering noodig. § 3. Heeft iemand gelegenheid gehad de Schooien ten platten lande, in verlcheidene gedeelten van de Republicq, te zien, en dezelve met eenige oplettendheid waar-, genomen, ras zal hy hebben kunnen bemerken , dat verre de meeften niet zeer gefchikt waren, om te voldoen aan de einden, waar toe dezelve moeiten dienen, namelyk ter befchavinge van het verlland, ter verryking van hetzelve met Godsdienftige, en andere noodige, kundigheden, en ter verbeteringe der zeeden: ten einde namelyk zulken, die aldaar cmderwys genieten , met 'er tyd ftrekken tot fieraad hunner Christelyke belydenis, en ook in hun-, nen ftand der Maatfchappye mogen nuttig zyn. Laat ik kortelyk eenige voorname gebreken van onze Schooien ten platten lande, en ook in de Steden aanwyzen; en, zo ikmy niet bedrieg, zal elk, die dezelve overweegt, gcreedelyk moeten toeftaan, dat A 5 de-  IO VERBETERING dezelve » althans in die byzonderheden, wel degelyk verbetering noodig hebben. § 4. Om nu niet te zeggen, dat op veele, en waarfchynelyk de méefte, dorpen flegts eenige weinige maanden van het jaar wordt School gehouden; dat in fommige buurten, of gehugten, byna in 't geheel geene gelegenheid is voor de ouders, om de kinders ter School te zenden (0), gelyk in- (a ) Verfcheiden' buurten namelyk, of gehugten , zyn verre verwyderd van het dorp, waar onder dezelve poHticq of kevkelyk behooren , dit maakt het Schoolgaan bezwaarlyk; te meer, om dat doorgaans alleen Ï11 de Wintermaanden wordt fchoolgehouden, wanneer de wegen op fommige tyden en plaatzen genoegzaam geheel onbruikbaar zyn; hoe is het te vergen, dat de Ouders hunne tedere wigten van 5, 6. 7 a 8 jaaren. door regen, hagel, fneeuw, ftormwinden, langs morfige of zwaar befneeuwde wégen, een half uur, drie quartier uurs, ja Commige byna een uur verre ter School zenden ? — Men duldt dikwyls in zulke buurten geene andere Onderwyzers Doet zich, gelyk wel gebeurd is, iemand op , die eenige bekwaamheid beeft, om tot eene maatige bezolding, de jeugd geduurende den Winter, of zelfs langer tot genoegen der Ouderen in 't lezen, fchryven, zingen, enz. te onderwyzen , door tusfehenkomst der klagten van den Sehoolmeeller van 't dorp, wordt het geven van Onderwys, voor eenig loon , zulken perfoon verboden, al vinden de Ouders in zyn onderwys veel genoegen , en door het zelve grooter vorderingen by hunne kinderen  DER SCHOOL F. N. II inzonderheid hier en daar op de Veluwe en ook elders plaats heeft; nog ook, dat al vry algemeen de plaatzen of vertrekken, waar in School gehouden wordt, daartoe niet zeer gefchikt zyn, waarom ordentelyke lieden, welke de gezondheid hunner kinderen ter harte gaat, niet zonder alle reden, zwarigheid maaken om dezelve daar te laaten onderwyzen ; zynde dezelve doorgaans , of zeer togtig, of wegens de laagheid der verdieping , kleinheid van het Schoolvertrek, en het aantal van Schoolkinderen , zeer benaauwd: op welke gebrekkige gefteldheid der Schoolvertrekken over 't algemeen geen acht genoeg gefla- gen ren , dan door dat van den gewoonen Schoolmeefler: ia welk Verbod, wegens de geringe inkomften van den Dorps - fchoolmeelter, die tot het geven van onderwys daar ter plaatze alleen is nangefteld, ook eenige billykhcid fchynt gelegen te zyn. Ondertusfchen kan niemand loochenen, dat hier in eenige hardigheid is voor zulke ongelukkige buurten , daar men ibmtyds de aartiglle, de levendigfte kinders, by welke de fchranderheid de oogen uitkykt, niet zonder aandoening van een gevoelig en menschlievend hart, ziet opwnsfen,., als het redenlooze vee, wordende ïlegts zonder eenige betchaavinge van den Gces,i tot den lichamelyken arbeid gefchikt, zoo dra de ledematen zulks maar toelaten, fin zulks alleen by gebrek van bekwaame gelegenheid tot het bekomen van behoorlyk onderwys. En wie zal zeggen, hoe veele grnote geetlcn , by gebrek van gelegenheid tot ontwikkeling der vermogens, wel op het land fmooren!  12 VERBETERING gen wordt; waar uit echter mogelyk meer ziekten en onheilen fpruiten, dan men wel denkt, en doorgaans wordt waargenomen. . Om van de gemelde dingen, zegge ik, thans niet uitvoerig te gewaagen ; zal ik my liever terftond tot de Schoolmeefters, en de wyze waar op het Schoolhouden is ingericht, bepaalen, S 5- . Het kan niet ontkend worden, dat veeIe Schoolmeefters, vooral ten platten lande , niet zeer gefchikt zyn tot hunnen post, waar toe meer vereischt wordt, dan men zich doorgaans verbeeldt; want, behalven de^töodige kundigheden, waar van zoo aan.ftonds nader moet gefproken worden, behooren eene goede maate van gezond verftand, om de jeugd te leiden, van geduld, zagtmoedigheid, deftigheid, gepaard met vriendelykheid, om de liefde, en het vertrouwen der leerlingen te winnen, en eene geduurige oplettendheid op hunne onderfcheidene geaartheid, en van de beste manier , om hen op eene ongedwongen wyze tot hunnen plicht te houden , en aan dezelve nuttig te zyn, zich in zulk eenen peifoon te vereenigen.  DER SCHOOLEN. 13 S 6. Dan, om my nu voornamelyk by de vereischte kundigheden van /pellen, lezen, fchryyen, cyfferen en zingen, te bepalen: dat veelen daar in niet genoegzaam ervaren zyn, om goede Schoolmeefters te wezen, blykt, zonder dat ik iemand perfoneel bedoele, of zoeke te benadeelen, by de ondervinding : trouwens, dit is al eene oude klagte, welke de Edel Mog. Heeren Raaden van State reeds noodzaakte, by hun Ed. Mog. Reglement, om gevolgd te worden in het aanftellen van Voorlezers, Kosters en Schoolmeefters ten platten lande, in het diftricl van de Generaliteit den 20 July 1709. die bepaaling te voegen § 5. „ dat „ dewyl onder de Voorlezers, Kosters en „ Schoolmeesters , bevorens aangefteld, ,, eenige zouden mogen wezen, welke niet „ allefins hadden de vereischte bekwaamheid „ om hunne ambten conform dat Regie„ ment waar te nemen, aan dezelve ver„ gund wordt hun levenlang, hunneamb„ ten te laaten bedienen ten hunnen kos„ ten, door gequalificeerde Subftituuten; „ mids exhibérende aan hun Ed. Mog. at„ teftatien, van de refpeciiveClasfen , orv ,, der dewelke de plaatzen of dorpen, al- waar zy Voorlezers en Kosters zyn, ge~ ÜQQ™  V E R B E T E R I N Ö „ hooren. — Dat dezelve by examinatie „ bevonden hebben , dat zy by gebrek 5, van de vereischte bekwaamheid, en uit 3, geen andere redenen behooren geëx„ cufeerd te worden van hunne ambten in perfoon te bedienen enz." S 7< Ondertusfchen is 'er ook tegenwoor* dig , niet tegenftaande de voorzorgen* Welke men op veele plaatzen van de Republicq van tyd tot tyd genomen heeft * niet veel reden, om zich over de bekwaamheden der Schoolmeefters ten platten lande grootelyks te beroemen. — En hier omtrent durve ik my wel beroepen , op kundige en oplettende Predikanten, die zich de belangen der School op hunne ftandplaatzen eenigzins aantrekken, en op anderen , die gelegenheid gehad hebben dit te onderzoeken. Men behoeft flegts de examina van fommige Schoolmeefters, nu of dan bygewoond, of hun School bezogt, of maar hun openlyk lézen en zingen gehoord te hebben, om over hunne •bekwaamheden of onbekwaamheden te oordeelen. S 3.  DER SCHOOLEN. 15 § 8. En hoe kan het byna anders zyn, als men ziet op de perfoonen, welke maar al te dikwyls tot dien post werden verkooren ? Veelen, die 'er nimmer toe werden, opgeleid, meer gefchikt om achter den ploeg te gaan, en de harde kluiten der aarde te breeken voor 't ontvangen van tarwe, erweten en boonen, dan om de harten der Jeugd te vormen, en met de noodige kundigheid te voorzien. Heer en, die de Collatie hebben van de Kosteryen , of het ambt van Voorzanger, Q waar aan de post van Schoohneejler doorgaans ver* bonden is,) geven dezelve dikwyls aan hunne bedienden, zonder behoorlyk acht te geven op derzelver bekwaamheid, of geaartheid; en men bcfchouwt het, helaas ! blootelyk als een ambtje, om 'er geduurende zyn leven eenig beftaan uit te hebben , dat een Heer dan aan zynen knegt geeft , die wel bekwaam is om de klok te luiden , de kerk te openen, die op zyn tyd te laaten fchoonmaaken, en de voordeden van het Koster-ambt te trekken , maar dikwyls volffcrekt geene de minfte verëischten heeft tot eenen Schoolmeefter. — De plaats wordt dan eenigen tyd opengehouden, of voor den nieuwen mee-  IfS VERBETERING meefter eenige maanden waargenomen ? die toe hier toe beter in ftaat was om paarden dan kinderen te dresferen : Inmiddels maakt de man zich bekwaam, om zoo fpoedig mogelyk zyn Examen in de gronden van den Godsdienst enz. te kunnen afleggen. — En ondertusfehen aan zulken wordt het dierbaarfte dat men heeft toevertrouwd, — aan zulken wordt de zorg over de kinderen, het befchaaven van; hun verftand, en 't vormen hunner zeden , gerustelyk overgelaaten. Sommige hebben dan by den post van Schoolmeefter nog andere ambtjes, by voorbeeld, van de Collecle, het Secretariaat enz., admimjlratien van Landgoederen , Rentmeejlerfchappen enz. — 't geen voor hen te noodiger is, om dat zy, fomtyds bezwaard met een talryk huisgezin, geen genoegzaam onderhoud uit hun School of Kostery vinden; van welke ambtjes men ondertusfehen dikwyls veel meer werk maakt dan van het School, dat het hoofdwerk van den man behoorde te wezen, fchoon 'er het minfte naar wordt omgezien, van welk Schoolhouden 't voornaam oogmerk flegts is, om op den gezetten tyd het Schoolgeld, zoo veel of weinig het wezen mag, van de Ouders te ontvangen. By  t>ÊR SCHOOIEN. 17 By welke redenen van dit bederf ook nog komt, dat in de verkiezing van eenert Meefter ten platten Lande, Zoo men waarlyk en onpartydig naar den bekwaamden ziet, doorgaans meer gelet wordt op zyne bekwaamheid tot den Kerke'dienst, (die ook niet uit het oog moet verlooren worden,) namelyk een goede ftem, het wel lezen en zingen; als wel op zyne gefchiktheid voor de School» Ondertusfehen kan 't gebéuren, dat iemand eene fraaie ftem heeft, vry wel kan lezen en Zingen, en met dit alles niet de min/Ie bekwaamheid heeft om een goed Schoolmeefter te zyn: welke immers, zoo wel als zynê gefchiktheid voor den Kerkedienst > aan zyne Aanftellers behoorde te blyken. § 9. Hebben anderen * 't zy dan in de Ste■> Tot Schoolmeefters bieden zich meest „ de ongefchiktfte lieden aan. — Hunne gantfcheon- derrichting is grootendeels een onvrugtbaare woor- den kramery". B 5  26 VERBETERING zulken onder de Schoolmeefters, die bekwaam zyn, en den hun toevertrouwden post zonder de gemelde gebreken zoeken waar te nemen, raken myne berispingen niet; zy behoeven zich dezelve dan ook niet aan te trekken ; en zyn in hunnen post te meer achting waardig : terwyl ik vertrouw dat dezulken my gereedelyk zullen toeftemmen, dat de genoemde gebreken over 't algemeen maar al te zeer waarachtig zyn. Andere verbeteringen, welke de Nederduitfche Schooien noodig hebben, zullen ons van zelfs onder 'toog komen: wanneer wy aanwyzen, waar in dezelve behoorden plaats te hebben, wat 'er namelyk in de Schooien al behoorde geleerd te worden, en hoe dat onderwys moest zyn ingericht. Waartoe ik nu overgaa: — zullende eerst voorftellen hoe , myns oordeels , de Schooien ter meerdere befchaaving onzer natie behoorden te zyn ingericht. — En dan onderzoeken welke de gefchiktjle middelen zyn, om zulk eene inrichtinge op de voordeeligfte wyze in te voeren, en op eenen beftendigen voet te onderhouden. 5 14- ; Wat de inrichting betreft: Gaar-  DER SCHOOLEN. 27 Gaarne fta ik toe: men kan hier fraaije plans opgeven, aangename fchilderyen ophangen. Maar zullen dezelve aannemelyk zyn, men moet zorge draagen , dat de uitvoerlykheid, volgens de gelieldheid van ons gemeenebest, daar aan niet ontbreke : — 't geen men tot verbeteringe voorftelt, moet kunnen gefchieden; in> mers, indien men handen wil aan 'twerk fiaan, 't geen ik derhalven in 't overige van deze verhandeling , zoo veel mogeJyk, zal zoeken in 't oog te houden. f § 15. Het is een zaak , die van zelfs fpreekt, dat men niemand, dan die bekwaam is, tot geven van behoorlyk onderwys , in die dingen, welke tot zyne taak zullen behooren, en. tevens ftichtelyk is, in zyn gedrag en wandel, tot het fchoolhouden moet aanftellen of toelaaten. En 't is grootelyks te beklagen , dat in fommige plaatzen iemand, die niet de minfte gefchiktheid tot dien post heeft; wanneethet met zyn voorig beroep niet meer lukken wil, of hem het werken- met de handen begint te verveelen , Schoolmeefier worden kan. En,  28 VERBETERING En, gelyk het niet te verfchoonen is, wanneer menperfoonen tot-het H. Dienstwerk onbekwaam, uit een kwalyk geplaatfte barmhartigheid, tot Proponenten of Predikanten toelaat, en daar aan het welzyn van geheele gemeenten waagt, zoo berispelyk is ook die verkeerde barmhartigheid , wanneer men Schoolmeefters , die de noodige gefchiktheid niet hebben, daar ter plaatze, alwaar zy aan een behoorlyk onderzoek of examen onderworpen zyn, in hunnen dienst ftelt: (al is'tdan met een' ernftige recommandatie, om zich, namelyk , verder te oeffenen en in ftaat te ftellen, welke juist niet altyd even zeer wordt nagekomen, en daar het ook, by gebrek van de noodige. vatbaarheid , in fommigen wel te voorzien is, dat zy waarfchynelyk nimmer tot hunnen post zullen bekwaam worden:) en zulks met oogmerk, om één perfoon of huisgezin dienst te doen, zonder regt te bedenken dat men daar aan het meefte voordeel der Jeugd, het voornaame welzyn van zulk eene geheele plaats opoffert. — Niemand moest Schoolmeefter of Schoolmeefteres worden, dan die genoegzaame proeven van deszelfs gefchiktheid daartoe gegeeven hadde. § 16.  DER S C H O O L E N., 29 § 16, Zy, welke by gedaan onderzoek, van bekwaame, en daartoe gequalificeerde, per-, foonen beproefd bevonden, en voorts als Schoolmeefters of Schoolmeefteresfen zyn aangefteld, moeten in dezen hunnen post in zekere eer en achting gehouden worden, opdat edelmoedige lieden uit den deftigen burgerftand zich over dezen post nimmer fchaamen. De geringe bezolding, de minachting by fommigen, fchoon kwalyk denkenden, voor dezen post, zyn de voornaame oorzaaken, dat dezelve niet fterk gezogt wordt van. braave en ordentelyke lieden , die 'er anderzins de juifte gefchiktheid toe hebben, zouden: naar waarheid leest men by j. p. miller volledig nittrekzel uit de zedenleer der H. S van j. ,l. mosheim. p. 75. Tot Schoolmeefters bieden zich meest „ de ongefchiktfte luiden aan wyl deze „ mannen veragt , en kwalyk beloond,„ worden". yiVii.'fi "^nfff flö3 /ui*.1? "'iiUWIOöV J2I 32£Y jjif Een beroep wordt meer of min gevolgd s beoeffend,en volmaakt, naar dat het voordeel en aanzien geeft, waarvan echter het tweede het meest werkt op edele harten. — Te  go VERBETERING Te recht wordt op dit ftuk gezegd in 't yoorberichf voor het Magazjn der Kinderen yan Jtijfr. Ie Prince de Beaumont Waaraan moet men den opgang van „ den Koophandel in Engeland toefchry„ ven ? aan de vernietiging van het vooroordeel, dat den Koophandel doet houden voor een beroep des adeldoms onwaardig. Een getrouw en naarftig Koop„ man kan hier alles verwachten enz." En in der daad, zoo iemand uit liefde van zyn beroep, aanfpraak heeft op de achting van braave en weldenkende lieden; 't is zulk een perfoon, die de noodige vereischten heeft, (welke waarlyk al verfcheidene zyn, gelyk zoo aanftonds blyken zal,) om een geregeld onderwys, tot eene goede opvoeding, zoonoodzaakelyk, aan de tedere Jeugd te geven; die eerbied heeft voor zynen pligt, en zich met alle mogelyke oplettendheid en getrouwheid van denzelven poogt te kwyten, in de gewigtige zaak, welke hy op zich heeft genomen; en waar aan zoo veel zorg en moeite vast is; voorwaar zulk een mag billyk zeker aanzien en achting, met de voorrechten daar uit fpruitende, by alle weidenet P. 26. van de Nederd. Vertaaling.  DER SCHOOLEN. $1 denkende onder zyne medemenfchen verwagten.' dewelke, wanneer men hem die, nevens eene behoorlyke bezolding, toedraagt, hem natuurlyker wyze te fterker zal aanzetten, om op eene waardige wy'ze, en uit edelmoedige beginzels, aan zynen pligt te voldoen. En moet men 't niet voor dwaasheid rekenen, althans, zal het geen fchadelyke gevolgen hebben, wanneer men dit beroep niet in behoorlyke achting houdt, 'twelk, wel waargenomen, Kerk en Staat, zoo veel voordeels aanbrengt! en eenige fchynbaare minachting te toonen voor zulken, die de Ouders zoo aanmerk elyk verligten, in den gewigtigen last der opvoeding , waar toe immers de Ouders de naafte betrekking hebben? — en aan welke wy het beste van den Staat, ik meen de jeugd en jongelingfchap, en het dierbaarfte dat wy, of onze medemenfchen, op de Waereld hebben; onze ingewanden, onze kinderen, wat derzelver onderwys en befchaaving betreft , gerustelyk toevertrouwen. Men werpe my niet tegen, dat by 't vermeerderen van het aanzien, en daar uit fpruitende voorrechten, de hoogmoed en trots-  rj2 VERBETERING trotsheid van zulke perfoonen niet zou verminderen, en dat zulk iets, juist voed-' zei geven zou * op de meefte Dorpen aan de zoo zeer bekende pedantery van die half Eerwaardens: want behalven, dat dit verwyt van pedantery , fchoon ten aanzien van veelen maar al te gegrond, echter op allen niet toepasfelyk is, vooral niet op fommige braave-en kundige Mannen, welke naar hun vermogen en met droefheid over hun eigen gebrek, hunnen pligt zoeken te betragten; zoo verbeelde ik my vastelyk, dat, was 'er meer aanziens gehegt aan dit beroep; dagt men in 't algemeen, ook onder fatzoenlyke lieden, daar anders over, zulken, die nu dien post fchuwen, zich de moeite getroosten zouden, welke daar aan vast is, en dat verfcheidene lieden uit den deftigen burgerftand, en van eene goede opvoeding, welke een waare zugt hadden, om in hunnen ftand het Vaderland van wezenlyk nut te, zyn, (van. welke men natuurlyker wyze, die laffe en walgelyke pedantery niet behoefde te verwagten,) de talenten zouden oeffenen en aankweeken, welke zy tot de opvoeding en befchaaving van de Jeugd hebben. En wat zou toch den Zoon van eenen deftigen burger, of eene braave burger- doch-  DER SCHOOLEN. 33 dochter, met zulk een' lust bezield, beletten, om zich daar toe bekwaam te maken? — en wat zou een wel opgevoed jongman weerhouden, om dat beroep, ook zelfs, althans vooreerst, op een Dorp te aanvaarden ? zoo men zich maar van het denkbeeld der verachting of minachting by lieden van eenig fatföen, naar den uitterlyken Jchyn, aan dit beroep verknogt, ontdoen konde? Hoe wenfchelyk zoude het zyn, wanneer zy, die dezen gewigtigen last op zich nemen, zich fteeds uit edelmoedigebeginzels in dat werk bezig hielden, meer met dat heerfchend oogmerk, om waarlyk nuttig te zyn, aan Kerk en Vaderland, dan enkel om der voordeels wil! En, fchoon het ten hoogften billyk is dat dezulken voor hun zwaar en moeijelyk werk, eene behoorlyke, en zoo veel mogelyk, ruime bezolding genieten, dient den zodanigen, welke tot dezen post gefchikt en opgeleid worden, al vroeg te worden ingefcherpt; 't geen zy zich ook fteeds moeten voor den geest brengen; dat het bevorderen van den welftand der Maatfchappy hun voornaam doeleinde zyn moet; waar in edelmoedige zielen, fiagen C zy  Z4 VERBETERING zy daar in gelukkiglyk > hunne grootfte beloning ftellen. § i/. Wat de plaats, betreft, waar in ds School gehouden wordt; deze diende gefchikt te zyn: zoo dat 'er wegens tocht, of benaauwdheid in volle Schooien, en de beflotene vunze en verderffelyke lugt, geen gevaar is voor de gezondheid, zoo by den Meefter, als by de Schoolieren. Die vertrekken behooren, fchoon niet tochtig, echter luchtig en ruim te zyn: vooral niet te laag van verdieping, zoo veel eenigzins moogelyk bevryd van den rook , opdat 'er des winters , naar de grootheid of kleinheid van het School* een maatig vuur kan gehouden worden, 't welk niet flegts van wegen de koude in den winter noodzaakelyk is, maar ook een goeden doortocht geeft; een zaak, in fommige Schooien, met allerlei lugt en dampen vervuld, zeer noodzaakelyk. —. Inzonderheid behoort'er zorg gedragen te Worden, dat zonder aanmerkelyke benadeeling, door te veel tocht, of te fchielyk ingelatene wind of koude (want eene te fchielyke verandering is doorgaans zeer nadeelig,) verfche lugt kan worden binnen  DER SCHOOLEN. 35 nen gelaaten, zoo dikwyls men die noodig heeft. Best is 't aan de bovenfte zyde der venfters of raamen , in zulke vertrekken, eenige kleinere of grootere opening te inaaken, naar de grootheid der benaauwdheid in de School, of de hoeveelheid van verfche lugt welke men begeert. — Daar toe zoude ik vooral aanpryzen, by den aanbouw van nieuwe Schooien, daar dezelve in 't vervolg mogten noodig zyn, of by de verbeteringe van de oude, raamen, van welke men het bovenfte gedeelte , wanneer, en zoo veel, men wilde, naar beneden kon laaten zakken, waar door men deze voordeelen heeft, — eensdeels dat de verfche lugt zonder iemand te benadeelen, van boy en het fchoolvertrek indringt, 't welk anderzins, by 't opfchuiven van een raam naar boven, het openzetten van een deur of venfter, zulke kinders, die in den tocht zitten grootelyks kan benadeelen: — anderdeels dat aan de fchadelykfte dampen, de verderffelykfte deeltjes in de lugt, welke, gelyk de bevinding in meer dan een geval geleerd heeft, doorgaans naar boven klimmen, en zich in het bovenfte gedeelte van een befioten vertrek meest ophouden, C 2 door  36 VERBETERING door het nederlaaten van het raam, de eerfte gelegenheid om uit te gaan gegeven wordt; — kunnende daarenboven zulk een raam, zoo lang men wil, en men het noodig oordeelt, met meerder of minder opening, blyven neêrgelaaten, zonder eenigen hinder of nadeel aan iemand toe te brengen. In Kost-fchoolen behoort men daarenboven een goede, en ruime opene plaats te hebben, alwaar zich de Schoolieren, in de uuren van uitfpanninge, in 't byzyn der Ondermeefters, of anderzins onder 't oog van den Monfieur, zonder benadeeling, of liever, zoo veel moogelyk, ter meerdere bevorderinge der gezondheid, by goed en droog weer, met onfchuldige divertisfementen ,by voorbeeld, palletten, kegelen enz. kunnen bezig houden. § 18. • Gelyk de plaats behoort gefchikt te zyn, zoo moet ook de tyd om fchool te houden, dagelyks niet te kort of te lang gefteld worden,, en eenigzins geëvenredigd naar 't getal der discipelen, en naar 't geen in de onderfcheidene Schooien te ieeren is: den gewoonen tyd, op de vier voor-  Dï 5 SCHOOLEN. 37 voornaame fchooldagen, Maandag, Dingsdag, Donderdag en Vrydag, kan men ftelïen voor den middag van 9 tot 12 uuren; na den middag van half 2 tot half 5 uuren; — en in het midden van den winter, als de dagen op het kortfte zyn, tot 4 uuren. Op Woensdag namiddag, naar myn plan gefchikt tot ander dan het dagelykfche fchoolwerk, by voorbeeld , het /petten van eenige opgegevene woorden uit het hoo/d enz., kan de School een half uur of één uur vroeger uitgaan, en dewyl de boog niet altyd even zeer kan gefpannen zyn, en ook de Meefter tyd tot eenige wandeling, bezoek van goede vrinden , of bezorging van zyne eigene zaak en noodig heeft, kan men , volgens 't geene thans meest overal, en in alie fchoolen, gebruikelyk is , des Saturdags middags van den fchooltyd uitzonderen , en de Schooljeugd vacantie geven. Maar wat den tyd van 't jaar betreft, geduurende welken men zal fchool houden , deze dient zoo lang gefteld te worden, als maar eenigzins mogelyk is: op de kleinfte en geringde plaatzen zelfs moet 'er fchool gehouden worden geduurende den geheelen winter, ten minften van het midden van October tot het beC 3 gin  38 VERBETERING gin of midden van April des volgenden jaars; op groote Dorpenen in de Steden, dat fpreekt van zelfs, ja overal, waar zulks maar eenigzins gefchieden kan, het geheele jaar door : — Hier op behoort men acht te geven op plaatzen, waar, wegens de traagheid der Schoolmeefters, of meerder lust tot andere bezigheden, het gezet fchoolhouden te zeer verwaarloosd wordt. — De School-Reglementen, welke 'er reeds zyn, brengen dit mede: by het vifiteren der Kerken, waar zulks in de Republicq plaats vindt, behoorde hier op overal behoorlyk onderzoek gedaan te worden: althans, in het Vifitatie- Reglement , 't welk is opgefteld by de C. Synodus van Delft 1721. gerevideerd, gelimiteerd door de Synode van Leyden en Gouda 1722. 1723. en eindelyk gearreJleerd in de C. Synode van Rotterdam 1724. en van Breda 1730. te vinden in het Kerkelyk Handboekje bl. 454 en volgende, vindt men onder de vragen aangaande de Schoolmeefters te doen, ook deze, zynde de 6de: of zy het geheele jaar tot onderwys der Jeugd fchool houden, daar het moogelyk is. — Deze vraag moet ook gedaan worden , by 't vifiteren der Kerken, in Gelderland, volgens de ordre van vifitatie, te vinden agter de Synod. Ordonnantiën en Refo-  DER SCHOOLEN. 39 Refolutien, door J. Smetius, zynde onder de vraag -pointen betreffende de Schoolwee* fiers " ook deze %. v. of 't geheeje jaar door fchool houden daar 't eenigzins ge„ fchieden kan." Ook vinde ik in 't Compendium der Kerkelyke Wetten van Vriesland door G. Nauta Tit. xxxvi. §. iv. ,, yder dorp dient niet aljeen een School- meefter 't geheele jaar te hebben tot „ dienst der kerke en infiruclie der jeugd enz." — 't Is waar, als 'er geen ftof is, en geen kinderen ter fchool komen, kan de Meefter geen fchool houden: maar ik verbeelde my, dat wanneer een Meefter zulks zogt, en zyn hart op de fchool, en den bloei der Jeugd ter zyner ftandplaats, ftelde, en dezelve, zoo wel als de Ouders, aanmoedigde, dat het op weinige plaatzen geheel aan ftof zou ontbreken; men behoorde hen te verpligten om fchool te houden, zoo dra, en tot zoo lang een zeker getal discipelen , al was het maar dat van 5 of 6, zich daar toe aanboden: fchoon ik 'er niet tegen ben, dat, in zulke gevallen, de tyd om dagelyks fchool te houden wat korter gefteld worde, en eenigermaate geëvenredigd aan het getal der Schoolleren, al was het, dat men in zulk een klein getal van Schoolkinderen aneenlyk voor den middag fchool C 4 hield;  4 V°0r 2. Maar daarenboven, zouden zulke Schoo- en v gefchl'kt Zyn voor de Wndt ien van onvermogende Ouders , die in gemoede konden verklaaren , 'dat zy " fchoon geene giften van de Diaconye trekkende, buiten het vermogen waren om alle hunne kinderen, of ?er"Znüen eemgen van dezelve, ten hunnen kosten de me^ nl ZGnden' ter^^tvan dat vv:ÜQ°uders n'« * vermoeden is, dat zy, zeiven in ftaat zynde om he SP°r§hd, Ce,bekos£^n / voor hunne Jen verzoeken zouden. En gefchiedde t'tVu Vf Gnkeie PerfccSen, wei! ke het Schoolgeld, fchoon bezwaarlyk, al-  DER SCHOOIEN. %ö§ althans voor één of twee, onder een getal, by voorbeeld, van vyf of zes kinderen zouden kunnen betaalen, wat zwaarigheid ï en hoe weinig zal dit ten aanzien van de andere Schooien geven of nemen kunnen ? 3. Behalven dat ik my vastelyk verbeelde, dat wanneer, by een behoorlyk examen, overal de bekwaamheden van eenen Meefter blyken moeten, eer hy kan worden aangefteld, en niet langer, elk die wil, 't zy hy bekwaam is, of niet bekwaam, maar een School oprichten of overnemen kan; en de Schooien volgends de opgegevene of foortgelyke School-reglementen moeften worden ingericht, onder 't opzicht van kundige, en getrouwe Schoolarchen, dat, zeg ik, in dat geval, het getal van Schoolmeefters op veele plaatzen niet te groot zyn zoude, en dat zulke bekwaame Meefters, by die goede inrichting van hunne Schooien , zich over een al te klein getal van Schoolieren over 't algemeen niet zouden behoeven te beklagen. 4. Om niet te zeggen, dat het getal der Schooien en Schoolmeefters naar evenredigheid van de grootfte der onderfchei- dene  IIO VERBETERING dene fteden of dorpen, en naar het aantal der inwoonders, zou kunnen bepaald worden: zoo dat alleen by vacatuur van een School een nieuw bekwaam Meefter door Heeren Schoolarchen, naar voorafgaand examen, wierd aangefteld, wanneer alle byfchoolen zorgvuldig behoorden geweerd te worden. 5. Gelyk het, myns bedunkens, ook te wenfchen was, dat 'er middel mogt gevonden worden, om alle de Schoolmeefters, (behalven een maatig Schoolgeld van de kinderen) uit 'slands of ftads kasfe te be taaien, en, by vacatuur van het eene tot het andere fchool te bevorderen ; welk tractement voor Schoolmeefters zou kunnen gevonden worden uit zekere kleine belasting , onder den naam van Schoolgeld of dergelyke benaaming, waar in elk behoorde te deelen, immers elk Burger, die zeker bepaald inkomen jaarlyks had, (by voorbeeld, 600 Guldens of daar boven,) het zy hy zelf kinderen had of niet. In hoedanige inftelling geene onredelykheid of onbillykheid is, alzoo onvermogende lieden niet zelden een talryk huisgezin van kinderen hebben, ten dienften van de maatfchappye in hunnen ftand, indien van  DER SCHOOLEN. ïïtf van derzelver opvoeding en onderwys maar behoorlyk werk kon gemaakt worden, en gegoedde lieden wel eens weinig van kinderen bedeeld, of ook wel geheel kinderloos zyn, en ondertusfehen de geheele maatfchappye in de voordeelen van die Schooien deelen zou (*). S 34- Dit vooraf over de noodzaakelykheid van Diaconye- of andere Schooien hebbende aan- (*) Iets dergelyks fchynt men gehad te hebben 'm de beroemde Zedenfchoolen der oude Perfiaanen. Althans die werden ook niet door gemeene loon-trekkende Meefters beftierd. Van welke Perfiaanfche Schooien men uit de Cyropcedie van Xenophon eenig berigt kan vinden in de Algemeene Hiftorie, uit het Engehch vertaald, by Westerbaan , D. IV p. 477 en 47«Die Schooien dienden om de liefde tot de deugd " en een afkeer van de ondeugd inteboezemen. — " Om dit oogmerk te bereiken mogten de Ouders, vol" eens de Wetten, hunne Kinderen zulk eene opvoe" ding niet geven, als zy wilden; maar moeiten hen " naar openbaare fchoolen zenden, alwaar ze met " groote zorg werden opgevoed; — tot dat ze den " ouderdom van zeventien jaaren bereikt hadden. !' Deze Schooien (tonden niet onder het opzigt van l gemeene loon-trekkende Mee/Iers, maar werden beftierd door luiden van den eerften rang en de beste ' Zeden. Die in deze Schooien niet waren opge- " voed , werden van alle bevordering en beampten „ uitgeflooten."  312 VERBETERING aangemerkt, zal ik nog kortelyk eenige byzonderheden melden, welke vooral ten aanzien van deze Schooien behoorden plaats te hebben. 1. 't Geen ik van de lugtigkeid der ■School- vertrekken, de gelegenheid om verfche lugt in te laaten, zoo wel, als van het noodzaakelyk onderwys, en de manier om fchool te houden gezegd hebbe, moet ook op deze Schooien worden toegepast, inzonderheid het eerfte, raakende de ruimte en verdere gefchiktheid van het fchoolvertrek, 't geen elk onder zulk een groot aantal van kinderen, dat men daar heeft, welke juist altoos niet van de netfte en zindelykfte Ouders zyn, voor Meefter en Kinderen, ten hoogften noodzaakelyk zal oordeelen. 2. Wat de Onderwyzers van die Schooien betreft, daartoe moeten zonder gunstbewyzing, of acht te geven op de voorfpraak van dezen of geenen, de bekwaamfte die zich aanbiedt verkoren, of zelfs, daartoe op- en aangezogt worden: moetende debezoldingvoor zulk een zwaar en raoeijelyk werk ter meerdere aanmoediging van bekwaame mannen, van wegen hetpublicq of uit de byzondere daartoe gemaakte fond-  DER SCHOOLEN. 113 fondfen, liever wat te ruim, dan te bekrompen , gefield worden. 3. 'Er moeten aan den Meefter de noodige Ondermeefters worden toegevoegd , om hem behulpzaam te zyn in diervoegen , als reeds van de andere Schooien gezegd is. Is zulks ergens noodzaakelyk, het is in de meefte Armenfchoolen, die doorgaans vry talryk zyn, en waar van het getaf der fchoolieren in groote Steden fomtyds tot by, of over de drie honderd beloopt. - Zoo dra dan het getal is boven de 50 of 60, zal men hem één Ondermeefter geven, en twee, wanneer het gaat boven de honderd, of honderd en twintig is; en loopt het boven de twee honderd, hy zal vryheid hebben om uit de oudfte en bekwaam fte fchoolieren nog een' derden tol Ondermeefter aan te brengen en, metgoedkeuringe der Opzienders van zulk een School, provifoneel aan te ftellen; die wanneer hy zich, onder't opzicht van den Meefter verder oeffent, en goed getuigenis heefc; by vacatuur als tweede of eerfte werkelyke Ondermeefter zal kunnen invallen. Ik weet wel, dit aanftellen van bekwaame Ondermeefters zal eenige meerdere kosten vereifchen : maar waarom zou men., H in-  114 VERBETERING indien de fondfen niet toereikende mogten zyn, dezelve, vooreerst althans, niet kunnen neemen, uit de bekwaamden, in de Wees- of Armhuizen, waar'men fomtyds geen ongefchikte jongens of jongelingen in de fchool heeft; waar van men fommigen, die lust en genie hebben, tot Ondermeefters in de üiaconye-fchoolen kon aanbrengen en opleiden, die zich, onder het opzicht van den Meefter, van tyd tot tyd al meer bekwaam zouden kunnen maaken. Dezen kon men buiten aanmerklyk bezwaar of onkosten tot Ondermeefters aanftellen , mits by hunne aanftelling niet zynde'beneden de agtien, noch boven de vyf en twintig jaaren , terwyl ik in de Meefters zelf van zulk een zwaar en werkelyk fchool, by hunne aanftelling den ouderdom van dertig of ten minften, zoo hy in bekwaamheden mogt uitmunten, van agt en twintig jaaren vereisfchen zou. Uit zulke Ondermeefters, 't zy dan uit de Godshuizen , of van elders gekoren, konden met den tyd de bekwaamde Schoolmeefters voor andere Schooien, ook ten platten lande gebooren worden : ja zelfs zulken, aan weike by vacatuure van de School, uit hoofde van hunne bekwaamheden j  DER SCHOOLEN. Iï^ den, en bekomene gefchiktheid daar toe, de post van Meelter in dezelve met de meefte vrugt kon worden toevertrouwd. 4. Dewyl de bevinding leert , dat de kinderen veeltyds te vroeg, en eer ze regt bekwaam zyn, uit de fchoolen genomen worden, en ook zelfs uit de Armenfchoolen , 't geen vooral omtrent de jongens plaats heeft, opdat de Ouders door hen ambagt dat zy leeren zullen, al vroeg weekelyks eenig klein voordeel van hen mogen trekken, zullen de ouders aan welker kinderen het onderwys in deze fchoolen vergund wordt, zich moeten verbinden, dezelve een' zekeren bepaalden tyd aldaar te laaten, 't zy twee, drie of meer jaaren, naar gelang van derzelver ouderdom, en niet vermogen dezelve voor dien tyd uit de fchool te houden, of tot het leeren van een handwerk te beftellen; dan alleen in enkelde buitengewoone gevallen, en met toeftemming van Diakenen, of andere Opzienders, die daar niet ligtelyk toe moeten komen, begrypende dat het een verkeerde zuinigheid zyn zoude, dooreen al tevroegtydig vertrek van fommigen plaats voor anderen te maaken , of om op die wyze beter voor 't onderhoud der Ouders te'zorgen, en de Diaconye eenigzins te verligII 2 ten,  IIÓ VERBETERING ten, alzo daar door de moeite en kosten tot het onderwys der zodanigen hefteed, by gebrek van eene redelyke bekwaamheid, byna geheel verlooren gaat. 5; Ook zal men vooral hier de kinderen aan 't flipt waarneemen van de School houden : al zoude men, zoo het anderzins niet te krygen ware, tot eene penaliteit, wanneer de kinderen telkens buiten wettige reden weg bleven, de gewoone gift tot alimentatie , voor die week, aan de Ouders, die van de Diaconyepenningen trekken, onthouden; althans zoo zulks gefchiedt door de fchuld en met toeftemming van de Ouders , of eenige andere penaliteit, om ook tot vlytig fchooigaan te noodzaaken , de kinders van zulken, aan welken, fchoon niet gealimenteerd wordende, het onderwys alhier is toegeftaan. Van welke abfentien der Schoolieren de Meefter kan verpligt worden, weekelyks een getrouwe lyst voor de Opzienders van de School open te leggen, opdat 'er naar de waare redenen van dezelve behoorlyk onderzoek kunne gedaan worden. 6. Ook in deze Schooien behooren op gezette tyden eens of tweemaal in 't jaar P]eg- •  DER SCHOOLEN. 117 plegtige Examina te gefchieden, en aan dé naarftigften en meestgevorderden op de onderfcheidene Clasfen , op dezelfde wyze als op de andere gewoone Schooien, eenige prysjes of kleine verëeringen te worden uitgedeeld, welker getal eenigermaate naar het aantal der leerlingen op zulk een School of Clasfe behoort geëvenredigt te zyn. 7. De bepaaling van 't Synod. Nat. van Dordrecht Sesf. 117. ,, dat de Meefters gehouden zullen zyn, de Schoolieren, die hun bevolen zyn, te brengen tot het gehoor der Heilige Predikatie, voornaamlyk de Catechifatie", zal ten aanzien van deze Schooien in volle kragt worden onderhouden; gelyk ook in fommige Steden, en thans ook te Rotterdam, met vrugt gefchiedt, en daar zulks niet gefchiedt , dient het wederom in gebruik gebragt te worden, waartoe de kinderen des Zondags voor den tyd van den Godsdienst in de School kunnen vergaderen, en vervolgens door den Meefter en Ondermeefters, ten minfte des namiddags, tot de Catechismus-predicatien geleid worden. § 36. Dit zy genoeg over de noodige verbeteringe van de openbaare Schooien in V algeli 3 meen,  Il8 VERBETERING meen, en in 't byzonder van de Diaconyeof Armenfchoolen: alleen zal de vraag zyn hoe krygt men daar toe de gefchikte perfoonen ? en hoe kan zulk eene voordeelige inrichting op eenen heflendigen voet onderhouden worden? Doch eer ik tot de beantwoordinge daar van overgaa; moet ik nog kortelyk eenige bedenkingen opgeven , ten aanzien van de inrichting der Schooien, inzonderheid in de Steden, en eenige verbeteringen, welke, dezelve ter meerdere befchaaving van onze natie nog wel zouden noodig hebben. S 37- Ik zal thans vooronder/tellen, dat overal in de Steden de Schooien daan, of behooren gefield te worden, onder het opzicht van drie of vier Schoolarchen, uit de bekwaamden , zoo wel als aanzienlykften der Stad, daar toe verkoren, als namelyk, uit twee leden van den Magistraat-, benevens eenen Predikant, welke Schooien in de Steden men behoorde te hebben (tot voorkoming van alle wanorde of verwarring der dingen onder eikanderen,) van twee of drie foorten of rangen , gelyk ik 'er thans, behalven de Armen- en Kin der fchoolen üegts twee vooronderdellen zal S 38.  DER SCHOOLEN. 119 § 38. In de eerste of laagfte foort, waar minder betaald wordt, is 't genoeg, dat zelfde onderwys te geven, en in diervoegen ingericht, als wy met opzicht tot de openbaare fchoolen in 't algemeen reeds breedvoerig en klaar genoeg, bepaald hebben. Ondertusichen kan het gebeuren, dat iemand een zeer goede gefchiktheid hebbe, om een Schoolmeefter te zyn, en uitfteekend bekwaam is om in de meefte der vereischte byzonderheden, by voorbeeld, den Godsdienst, het Lezen, Schryven, Cyffèren enz. behoorlyk onderwys te geven; maar die juist in eene andere byzonderheid zoo bekwaam niet is, als die , by voorbeeld, de gave niet heeft, gelyk 'er vcelen zyn, van wel te zingen ; terwyl een ander die gave by uitftek bezittende, en zich daar in boven dien zeer wel geoeffend hebbende, wederom niet zeer vatbaar zyn kan voor de Cyfferkunst: Den zodanigen behoort men juist daarom de gelegenheid niet te weigeren , om met zyne andere kundigheden in den post van Schoolmeefter der Vaderlandfche Jeugd van nut te zyn; Maar echter zulk een Schoolmeefter, wien de eene of andere van deze kundigheden ontbreekt,een perfoon namelyk, 5 11 4 dic  Ï50 VERBETERING die of niet Zingen of niet Cyffèren kan , zal dit, als op zyn School geleerd wordende, op zyn uithangbord, of in de Conditiën van zyn School, niet mogen ftellen, ten ware hy met toeftemming en tot genoegen van Heeren Schoolarchen een' Ondermeefter name, die ook van zyne bekwaamheid , daar in byzonder, aan Schoolarchen overcuigend had doen blyken. In de Atle van aanftelling, die elk Schoolmeefter, na een wel afgelegd Examen ontvangen moest , behoorde door Heeren Schoolarchen onderfcheidenlyk gemeld te worden, tot welk foort van onderwys de Meefter ware bekwaam gekeurd en toegelaaten : opdat Ouders of Voogden, die hunne kinderen of pupillen ter School willen beftel len , des begeerende , daaruit kunnen zien , wat zy op eenen goeden grond van zulke Meefters verwagten mogen. % 39- Een andere foort of Clasfe van Nederduitfche Schooien in de fteden: en zelfs, zoo 'er gelegenheid toe is, ook op groote en voornaame dorpen, behoort die te zyn, in welke , behalven de ftraks gemelde noodzaakelyke dingen, ook eenige andere nut-  DER SCHOOLEN. I2I: nuttige Kunften en Wetenfchappen geleerd worden; als daar zyn, by voorbeeld, de Muzyk , het ltaliaansch boekhouden (tot welk laatst genoemd Onderwys, men ook de Meefters van andere Schooien, zoo zy het verftonden, vryheid zou kunnen verleenen,) eene goede Orthographie en eene verdere kunde van de regels der Nederduitfche taal, de Geographie, beginfels van de Mathefis, het Teekenen, het wel opftellen van Brieven, enz. alles gevoegd by eene goede houding en befchaafde manieren , waarop ook in de andere Schooien, maar byzonder in het laatst genoemde foort, vooral acht moet geflaagen worden. 't Geen volgends het te vooren gezegde in alle Schooien moet geleerd worden, zyn noodzaakelyke kundigheden , voor elk mensch, in alle rangen en Handen op de wereld. De andere, welke tot eene hooger Clasfe van Schooien behooren, zyn gedeeltelyk in fommige ftanden , waartoe men wordt opgeleid, van eene groote noodzaakelykheid, gedeeltelyk ftrekken zy tot fieraad, en meerdere befchaaving der zodanigen9 die 'er met vrugt in onderwezen zyn. H 5  %22< VERBETERING f In eenige van dezelve , namelyk de Geographie, het boekhouden, en vooral, de Orthographie en regels der Nederduitfche taal behoort de Meefter zelf ervaren * te zyn, om daarin dagelyks onderwys te kunnen geven. En geeft hy blyken hiervan in zyn Examen ten overftaan van Heeren Curatoren of Schoolarchen, men zal hem aanftellen tot het houden van' een Neder-? duitsch Kunst-School met den titel van Neder duit sch Kunst - Schoolhouder of wel Kunsten Kost Schoolhouder ; welken titel niemand zal mogen voeren, of voor zyn huis of fchool ftellen, dan die, na gedaan Examen, daartoe behoorlyk is geadmitteerd. Ondertusfehen behoort zulk een Meefter by de gemelde kundigheden , in 't lezen, fchryven, en cyffèren uit te munten, vooral in 't laatlte, omdat men in een Kunst - School gelegenheid hebben moet, om zich in het zelve veel verder te oeffenen, dan in andere Schooien. 't Is waar, 't is alle de Heeren Schoolarchen niet te vergen in alles, by voorbeeld, in het boekhouden, het cyffèren, zoo bedreven te zyn, als de Meeiter zelve, die geëxamineerd moet worden : maar het examen kon door twee of drie pèrfoonen > : U van  DER SCHOOLEN. 123 van de verëischte kundigheid, in onderscheidene takken, ten overftaan van Schoolarchen, gefchieden, by voorbeeld, het ex'dmineeren in het Italiaansch boekhouden-en cyffèren kon men door een der kundigfte Kunst-Schoolhouders in hunne tegenwoordigheid laten gefchieden. Tot het onderwys in andere zaaken, te weten de muzyk, het teekenen, het geven yan een goede houding aan 't lichaam, zyn voor zulk een School, ook andere Meefters noodig, die den zodanigen, welker Ouders of Voogden dat/verkiezen , op gezette tyden moeten lesfen geven, h geen echter zoo veel mogelyk onder 't oog van den Meefter dient te gefchieden. Maar tot het onderwys in den Godsdienst, behoorde de Meefter zelf verpligt te worden , om namelyk, ten minften eens in de week, gelyk van de andere Schooien gezegd is, de geheele fchool , immers , die op dezelve den Hervormden Godsdienst toegedaan zyn, volgends den Catechismus of het kort begrip te kunnen Catechifeeren; waarin de Meefter dus ook by zyn Examen zyne geöeffendheid en bekwaamheden toonen moet. En dit zou ik zoo veel te meer nood- za-  124 VERBETERING zakelyk keuren, opdat men van de goedé gevoelens van den Meefter, waaraan het vormen van zoo veele tédere harten wordt toevertrouwd, tot gerustheid van alle braave Ouders , uit zyn gedaan Examen zou onderricht en overtuigd zyn; in deze bedorven tyden, in welke de Hooge Overheid, byna jaarlyks, in de Uitfchryving van den Biddag, haare regtmatige klagten vernieuwt, over de fteeds toeneemende losbandigheid, zoo wel in fentimenten en beginfels, als in zeden. Schoon ik 'er echter niet tegen ben , dat daarenboven, op gezette tyden, een bekwaam en behoorlyk geadmitteerd Catechifeer-Meefter (ook in de tegenwoordigheid, zoo 't gefchieden kan, van anderen,) die kinders nader kwamen onderwyzen , welker Ouders of Voogden hen gaarne in de Godgeleerdheid wat verder geöeffend zagen. Dit is 't, waarin op een Kunstfchool een geregeld onderwys moet gegeven worden: zonder dat men hier vooral 't behandelen van de Vaderlandfche gefchiedenis vergeten mag. Voorts behoort ten allen tyde uit de  DER S C H O O L E N. 12i  150 VERBETERING den Kerkenraad, Clasfis, of eenige gedeputeerden uit dezelve , zoo als dit op fommige plaatzen gebruikelyk is. Zal men, in middelmatige plaatzen, niemand tot het oeffenen van een Ambagt toelaaten, waaraan zoo veel niet gelegen is, zonder het doen van een proeve, ten overftaan van Dekens en Hoofdmannen van de respecljve Gildens, hoe onverfchoonelyk is het dan tot zulken gewigtigen post, als die van Schoolmeefter , waarvan voor 't Vaderland zoo veel afhangt , onbekwaame perfoonen zonder examen op veele plaatfen toe te laaten; zoo dat elk, die maar wil, zich tot dien post begeven kan ! een misbruik , een verzuim , 't welk nergens door de geheele Republicq behoorde plaats te hebben! 2. Dat Examen moet gefchieden in gemoede en getrouwheid , geduurende een behoorlyken tyd, en in alle de byzonderheden , waarin zy zullen moeten onderwyzen ; ook omtrent de wyze waarop de Jeugd moet geleid , en het onderwys in de School ingericht worden : moetende de onbekwaame tot dien post, van wien zy ook anderzins tot den Kerke-  DER SCHOOLEN. 151 kedienst of het waarneemen van de Kostery (welke ten platten lande al veel aan het Schoolambt verbonden is) mogen zyn aangefteld, zonder oogluiking worden afgewezen: al zou men op gepaste middelen bedagtzyn, om, gelyk het is op eenige plaatzen, die ambten te fplitzen, alzoo iemand tot het eene bekwaam, en tot de waarneeming van het andere ten eenemaal ongefchikt zyn kan. 3. Tot dat Examen zal niemand kunnen worden toegelaaten, dan na vertooning van goede getuigfchriften, nopens het Lidmaatschap, goed en Godsdienftig gedrag, enz. terwyl het wel bejiporlyk was, dat zulk iemand , die zich voor Meefter aanbood , by atteftatie moesc doen blyken, dat hy ten minflen een jaar Lidmaat der publicque Kerke dezer Landen geweest ware. 4. De Jaaren van een Meefter of Ondermeefter behoorden bepaald te zyn, wanneer zy, namelyk, zullen mogen worden aangefteld , by voorbeeld , voor een' Meefter van een gewoon Schooi kon men dén ouderdom van 20, in de lieden van 22 jaaren, en voor een' Onder- K 4 mee-  152 VERBETERING meefter, die van 17 of 18 jaaren bepaalen : heeft zulks plaats ten aanzien van fommige andere posten of bedieningen, die bepaaling van eenen gevoeglyken Ouderdom behoorde hier ook plaats te hebben, voor dezen post, welke geöeffendheid, beleid, en bedaardheid vordert. 5. 't Zou niet kwaad zyn, dat iemand hier of daar een School willende oprichten of overneemen , geduurende eenigen tyd, del ten minden een jaar, of half jaar, in 'tSchool van een ander bekwaam man als Ondermeeder moest hebben gefungeerd. En dat de zoodanige verpligt waren, in zulken geval een getuigschrift te brengen, zoo van hun goed gedrag, als van hunne bekwaamheid tot het behandelen en onderwyzen der Jeugd, 6. De Schoolarchen in de deden, dienen Zich tot de bezorging der Schooien met alle zorgvuldigheid en oplettendheid te verledigen; onder alles ook de noodige toezigt te hebben op de Ondermeeders, om daaruit gewoone Scboolmeeders voor hunne of andere Schooien aan te kweeken , en zoo veel in hun is, beide, Meefters  t) E R S C H O O L E N. 15# fiers en Ondermeefters, tot hunnen pligt zoeken te houden. 7. Wenfchelyk zoude het zyn , dat door Hoog Gezag, de gemelde Artykels ingevoerd en tot ftand gebragt wierden. 1 § 43- Maar dan blyft nog deze bedenking over: gefield zynde, dat zulke inrichtingen en verbeteringen overal in ons Vaderland der Schooien wierden ingevoerd; hoe zal men dezelve, voornamelyk ten platten lande, wel, en op eenen beftendigen voet doen onderhouden? Van de Schooien in de Steden, (welke, ik Heeren Schoolarchen aanbeveele,) zal ik nu niet verder handelen: van 'c geen ik omtrent de Schooien, ten platten lande, zal aan de hand geven, mag, zoo veel het in de fleden kan ftand grypen en te pas komen, ook daar gebruik gemaakt worden. Het ware in der daad grootelyks te wenfchen, dat de hooge Overheid dezer Landen zich de zaak der Schooien, zoo dienftigvoor eene goede opvoeding der Jeugd, waaruit alle verbeteringen, ook vooral in K 5 . doen, het geen men noemt, iemand al fpeelende onderwyzen. Met een foort van weerzin zullen zyne jonge luiden deze leerzaame uit» fpanning verlaaten, en zich, na verloop van den bepaalden tyd, van hunnen On^ derwyzer fcheiden, nauwlyks begrypende dat hy geduurende één of twee uuren niet gedaan heeft, dan hen te onderwyzen , en hun verftand met de nuttigde kundigheden te verryken. 4. De uitfpanningen moeten nimmer, dan onder het oog van den Monfieur , of onder het opzicht der Onder - Monfieurs plaats hebben, en alleen zulke worden toegedaan, die de gezondheid bevorderen , althans dezelve niet benadeelen, vooral niet dezulke die met eenig gevaar gemengd zyn, ah'zwemmen, yisfchen> ■hoog fpringen,. en foortgelyke. 3- Een weinig uitvoeriger zal ik moeten zyn over de ^Franfche Schooien voor jonge tfuffreuwen. J JJ h o Waar-  f l66 VERBETERING Waarlyk zeer veel wordt 'er verëischt in eene Mademoifelle, die gefchikt zal zyn om jonge Juffrouwen regt te befchaaven, wel te vormen, en voor haar beftemming in de waereld nuttig te maaken. De Franfche taal, handwerken, eene goede houding, befchaafde manieren, zekere fmaak in eenige nuttige Kunften en Wetenfchappen, ook fommige takken van de huishouding, zyn de zaaken, waarin hier het noodig onderwys behoort te worden gegeven; en by dit alles 'dienen ook hier de Vaderlandfche Gefchiedenisfen, en bovenal de kennis van den geöpenbaarden Godsdienst, de Wysheid die van boven is, niet vergeeten te worden. 't Geen van dit laatfle gezegd is, by de andere Schooien , inzonderheid die der jonge Heeren, zal ik thans niet herhaalen. .4- De vraag is thans alleen: Voldoen die Schooien over 't algemeen aan die oogmerken? Hebben Ouders of Voogden doorgaans reden om zich te bedanken over de aanwinst van noodige kundigheden, en befchaafdheden, geduurende den tyd  DER SCHOOLÊN. l6j tyd welken hunne kinderen , tot hunne redelyke kosten , aldaar hebben doorgebragt ? Is het by veelen niet meer de mode, de heerfchende gewoonte om hunne Dochters, één of twee jaaren, op een Fransch School te beftellen, dan wel de overtuiging van het waare nut, 't geen veele Ouders daartoe doet belluiten ? 't Is waar, eenige dezer Franfche Schoor len in ons Vaderland zyn van dien aart, dat, zoo'er by de Juffrouwen zelve eenige genie, eenige lust en yver is, om wat te leeren, 'er nog wel eenige vorderingen te maaken zyn : fchoon over het algemeen fommige gebreken dezer fchoolen dienden te worden uit den weg geruimd, zullen dezelve tot waar nut van die voor de maatfchappye beminnelyke fchepfels (trekken , en in dat opzicht onze Natie regt befchaaven. 't Zy my geoorloofd hier een plaats te geven aan zekere gezegden van den EerwaardigenHeerFor%ce,in zyn voortreffelyk werkje, welk ik, boven veele verdartelende of zedenbedervende Romans, de ionee Tufferfchap gerustelyk durve aan& L 4 Pry-  IÓ8 VERBETERING pryzen, genaamd de Vriend der jonge Juf» frouwen Qi) terwyl ik niet zal beflislën?: maar liever aan het oordeel van elk des kundigen overlaaten, of, en ih hoe verre , die gezegden ook op de Franfche Kostfchoolen voor jonge Juffrouwen in ons Vaderland toepasfelyk zyn : zy zyn te vinden in deszelfs eerfte Redenvoering p. 22. en 23. van het U Deel, en luiden aldus: ,, Het is heden ten dage een alge,, meen gebruik geworden , zelfs onder „ geringe Winkeliers en Handwerkers , ,, die om hunnen meerderen niet toe te „ geven, kosten doen die de ftaat hun„ ner middelen niet toelaat , de jonge „ Dochters op Kostfchoolen te beftellen. „ Behoef ik te vraagen, wat zy meestal „ hier leeren? ik zeg meestal, want uit„ zonderingen zyn 'er, en zulke zelfs, „ die aan de Meefteresfen waarlyk eere „ doen. Buiten deze uitzonderingen, „ weet men, dat het voornamelyk uitloopt, op het leeren van zich op te fchik„ ken, damfen, Jlegt Fransch te fpreken, „ laffe heuzelary te praaten, ik weet niet „ wat niet al, yrypostige en laatdunkende J» ge- f«) Uit de Engïifche in de Nederduitfche taal overgezet, eu voor de a'dc maal gedrukt te Amsterdam •' .  DER" SCHOOLS N. 169 „ gebaarden aan te wennen, en ingevolge' „ van dit alles, zich zeiven als volmaakt „ wel begaafde Juffers aan te merken. Ik „ zwyg van de bedenkelykhedeh die 'er „ mogen zyn, met opzicht tot het bederf; „ haarer zeden. Dus toegerust komen zy, „ in de groote waereld, enz." Niemand: der bevallige fexe zal my dan, vertrouwe ik, de gemaakte , of verder te maakeneaanmerkingen, op 't.geen ter haarer opvoedinge in de Franfche Schooien wordt te werk gefteld, ligtelyk ten kwaade duiden , men moge zich verzekerd houden, dat dezelve gefchieden om, ware het mogelyk , die jonge Juffrouwen aan welke door de gunflige beftellinge der Goddely-ke Voorzienigheid, zulk eene befchaavende opvoeding mag ten deele vallen , te aangenaamer en bevalliger in 't verlicht, oog van het weldenkend menschdom, voor den ftand haarer beftemming te gefchikter, en voor de maatfchappye te nuttiger en voordeeliger te maaken. En wie twyffelt 'er aan, daar zulke Juffrouwen , en dat fomtyds al zeer fpoedig, eenen zeer aanmerkelyken invloed ftaan te krygen, op den bloei, en mneiiyken welftand van het Vaderland, daar de befchaaving van het verftand, de vorming, L 5 van  IjO VERBETERING van het hart, de regeling van het gedrag,. voor den man met wien zy trouwen, voor de opvoeding der kinderen welke zy ftaan voort te brengen, en voor de maatfchappye in 't algemeen, (gelyk de zoo even gemelde Heer Fordyce in dezelfde Leerreden uitdrukt) (*) van het allergewigtigst belang zyn; wie, zeg ik, twyffelt 'er dan aan , of ook de regeling van deze Schooien , tot derzelver befchaaving gefchikt , diende overal in de Republicq , zoo veel eenigzins mogelyk is, op eenen goeden voet te zyn, of gebragt, en, onder het opzicht van bekwaame Curatoren of Curatricen , voor derzelver goede inrichting gezorgd te worden. Myne aanmerkingen echter daar over, ■alzoo dit ftuk flegts van ter zyde in de Vraag van het Zeeuwfche Genootfchap begrepen wordt, zullen voorts nog maar weinig zyn. 5- Een der voornaamfte gebreken, wat het on- (*) Vriend der jonge Juffrouwen , p. tq. welke byzonderheden in 't vervolg van die Leerreden, op tene aangenaainen trant uitgebreid en betoogd worden*  DER SCHOOLEN. 171 onderwys in de Franfche taaie betreft, is dit, dat dezelve niet regt, en niet genoeg, volgens de regels eener goede Grammatica geleerd wordt, uit welken hoofde men zich niet behoeft te verwonderen, dat lieden , die kenners van die taal zyn, zich niet zelden (met den Heer Fordyce') beklaagden, over hetflegt Fransch, 't welk inzonderheid de jonge Juffrouwen op de Schooien aanleerden. Hoe zeer wordt 'er gezondigd tegen eene goede Orthographie door Juffrouwen , welke fomtyds reeds twee of drie jaaren hebben ter fchool gelegen ? hoe dwaalt en vergist men zich daar in by aanhoudendheid! En is dit wel te bewonderen ? veele Mademoifeiles verftaan die zelve niet, ai zyn zy ook geboorene Francoifes. Men behoeft dikwyls maar de brieven te leezen van de Juffrouwen, aan hunne Ouders, Voogden, of andere bekenden, ja van de Leermeefteresfen of Demoifelles zelve, en men zal nauwlyks éénen regel vinden zonder aanmerkelyke feilen tegen de Orthographie ; op eene zonderlinge wyze ziet men daar door de geftagten, de wyzen, de tyden, enz. verward en door eikanderen ge-  172 VERBETERING gehaspeld. Nauwlyks fchynt men fomtyds in 't fchryven onderfcheid te weten, tusfehen aimer , aimez , aimé, en duizend diergelyke of andere buigingen der woorden. Men leert fpreeken, ik beken het, voornaamelyk over eenige huisfelyke zaaken: en dat doorgaans al vry fpoedig, maar hoe leert men zulks? 't is waar, fomtyds vry vlug , maar ook tevens vol feilen. En een kenner van de taal, die daarom dikwyls zwaarigheid maakt, om zonder zich wel te bedenken, eer hy nog aan 't vaardig fpreeken gewoon is , dezelve flegts voort te rabbelen, ontdekt ras by 't hooren van dat zo genaamd vlug fpreeken, dat men nog niets van den waaren aart deitaal verftaat: En zulk een inderdaad kan niet anders dan'er by zich zeiven van walgen , als hy fomtyds eenen hedendaagfehen Petit-maitre of eene Coquette, die 'er zich vry wat airs op geven, dat zy eenen geruimen tyd het Franfche School hebben gefrequenteerd, met ruim zo veel blyken van onbefchaamdheid en verwaandheid , als van onkunde ,• de misfelykite brabbeltaal hoort uitllooten. Men maake echter hier uit geen befiuit, ais  DER SCHOOLS'K. 173 als of ik 'er tegen ware, dat de Juffrouwen zich vroeg gewennen aan 't fpreeken van de taal, dat men door het fpreeken en hooren fpreeken pooge te leeren, en zich zoo de taal meer zoeken eigen te maaken: Integendeel, dit is zeer nuttig en noodig; dit kan in eene langue vivant of levende taal, gelyk de Franfche is, zeer gevoegelyk gefchieden ; maar 'er moet meer gedaan worden ; en het een moet met het andere faamen gaan. Men dient 'er al ras zich op toe te leggen, om eenige gronden te hebben , volgens de voornaamfte regels eener goede Grammatica. Mademoifelle moet terftond corrigeeren, als 'er een fout gefproken wordt. — En niet flegts te kennen geven, dat het gezegde, door die of die Juffrouw, eene fout in zich behelsde, en hee het moest verbeterd worden , maar waarom het gezegde eene fout zy, waarom het zoo moet verbeterd worden, wyzende de Juffrouwen naar 't geen haar deswegens in haare Grammaire wordt geleerd. Om dan dit gebrek te verbeteren, moet in alle deze Franfche Schooien eene goede Grammaire geleerd, en de regels zoo van de Orthographie, Etymologie, als ook de meest voornaame van de Syntaxis van tyd tot tyd worden ingefcherpt. By  174 verbetering By aanhoudendheid dient 'er gelet té worden op het fpellen zoo wel als het leezett der Juffrouwen. Ook moet het Declinéren en Conjugéren wel geleerd en onderhouden worden. Dagelyks byna moest Mademoifelle in de School zeker opflel, 't zy een Thême van het duitsch in 't Fransch, 't zy een Franfchen brief laaten maaken, of althans corrigeren , het geen des avonds te vooren, buiten den Schooltyd , daartoe door de juffrouwen was opgefleld. De eerstbeginnende zouden kunnen volflaan met eene opgegevene Declinatie of gedeelte eener Conjugatie, aan de oudfte en verstgevorderde onder de Juffrouwen moet nu en dan het opflel van een' brief van onderfcheiden inhoud worden overgelaaten, waar van Mademoifelle alleen den korten inhoud of materie opgeeft. Ook behoorde dagelyks een of ander werk van fmaak, by voorbeeld , eenige Contes Moraux, deze of geene Elóges van voornaame perfoonen, in de School voorgeleezen en beurtelings door de Juffrouwen geëxpliceerd te worden, al waren het maar eene of twee bladzyden op eiken morgen. Hoe-  derschoolen. 175 Hoedanige Aucteuren tot dit fchoolge» bruik door Heeren Schoolarchen behoorden bepaald te worden. Comedien, al waren het Zedekundige zoo min als deze of geene Romans, (fchoon ik wel wil gelooven, dat de leezing van enkele der zoodaanigen in de School de goede zeden niet fchadelyk zouden zyn, en wanneer men met de noodige voorzichtigheid eene keuze deede (*)> de waare kennis van de taal, zeer zou kunnen bevorderen,) zoude ik daar toe juist niet fterk durven aanpryzen, uit vreeze, dat men welligt te grooten fmaak (*) By voorbeeld de Treurfpelen van Racine, inzonderheid zyne Esther en Athalia, en foortgelyke, zoude men anderzins de Jufvrouwen zonder bezwaar mogen in de hand geven. Maar hoe fraai en onfchuldig ook fommige Toneelftukken van Voltaire aan liefhebbers van dit foort van fchriften mogen voorkomen , zoude ik zwarigheid maaken het leezen van eenige dcrzelve op de School, of buiten den Schooltyd aan de Juffrouwen toe te ftaan , opdat zy door zyne geeftigheid geen fmaak krygen in zyne anderen werken , en aanleiding tot eene gemeenzaamheid met do verpestende fchriften van eenen man, die hoe zeer hem ook de groffte misdagen , in de oude, fomtyds ook zelfs in de nieuwe hiftorie, in de Aardrykskunde enz. meer dan eens zyn aangewezen , waar uit hy zyne fpotternyen en tegenbedenkingen ontleende , echter fteecTs zyn vernuft op alle mogelyke wyzen heeft in het werk gefield ter befchimpinge van de Gcwyde boeken , en ter benadeelinge der dierbnare Euangelyleer van onzen Hoogst-gepreezen Heiland.  |7Ö VERBETERING t fmaak in dat foort van fchriften krygen mogt, waartoe veeier geneigdheid van zelve te zeer overhelt, en men van dezulke wel ligt tot flegtere, ja tot zedenbedervende en verwoestende, gelyk de mecfte zyn, mogt overflaan. Eenige voornaame byzonderheden uit VHiJloire Romaine of deze en geene gewigtige voorvallen uit VHifloke de la Patrie kunnen in meer daa een opzicht hier haare nuttigheid hebben. Misfchien zou het korte Werkje, dat jnes voor het laatfte heeft, en op fommige fchoolen voor jonge Heeren, by kleine gedeeltens, van buiten laat opzeggen, tot deze yoorleezing wat al te kort zyn: wenfchelyk ware het daarom , dat eene kundige hand de voornaamfte en gewigtigfte byzonderheden uit de JMederlandfche gefchiedenis in een' goeden ftyl, tot zulk een gebruik, in 't Fransch overbragt. Dus kreeg men onder het leeren van de Franfche taal, wel ook ongevoelig, eenige kennis van de Vaderlandfche Gefchiedenis. Deze en geene fpreekwyzen of gezegden, die den aart van de taal beter leeren verftaan, moet Mademoifelle onder het leezen doen opmerken j na 't afleezen van ze-  b e r schoolek: zeker gedeelte daarover ondervraagen, op* dat zy moge verneemen, of 'er met vrugt geleezen zy, en door deze gewoonte elk gehouden, en aangefpoord worde om onder het leezen aandagtig te zyn. En heeft Mademoifelle daartoe liet vermogen , en maakt zy 'er tevens de pryslyke gewoonte van , om fommige dingen die geleezen mogten zyn, 't zy een gefchiedenis, 'r. z y een of ander leerzaam Vertoog, wat breeder uit te breiden, geduurig eene betaamelyke nieuwsgierigheid op te wekken of aan te kweeken, uit het voorgeleezene eenige zedekundige of andere leerzaame gevolgen te trekken, en daar door de Juffrouwen als van zelve aan zich en aan haar onderwys te verbinden, haar School zoude voorzeker daar door zich des te meer boven veele andere aanpryzen. Niet kwaad was-liet ook van tyd tot tyd de Juffrouwen buiten den fchooltyd iets te laaten leezen, om des anderen daags daarvan een kort opftel, 'tzydan in'tFransch, 't zy in 't Nederduitsch, naar dat Mademoifelle het voor elk nuttigst keurt , te vertoonen , of wel om gepraepareerd te zyn, daarvan mondeling in 't Fransch of; Nederduitsch een verhaal te doen, of althans nopends den inhoud van het geleeM ze-  Ï78 VERBETERING zcne in de School behoorlyk bericht t2 geven. Ondertusfehen, zullen deze dingen plaats? hebben, zal men klaar en geregeld onderwys geven, in de Franfche taal, den aart van de taal, het verfchil of de overeenkomst, van of met de onze, doen opmerken, en wel infeherpen: zoo behoort de Mademoifelle, of tenminften eene der geene die nevens of onder haar het School helpt waarneemen, in beide ,de taaien wel te zyn onderwezen. 7- Een ander gebrek, immers op fommige Schooien, is dit, dat 'er doorgaans te weinig eerbied is by de Juffrouwen voor de Meefters, die na den fchooltyd eenig ander onderwys komen geven, en te weinig oplettendheid op hunne lesfen. * Heeft een Juffrouw zelve lust tot het teekenen, de muzyk, het dansfen, dat gaat fomtyds nog het beste. Maar wat het Schryven, het Cyffèren, en vooral het Catechiferen betreft, men doet, wat lusteloos zynde , of niet veel geleerd hebbende, zyn best, om den Meefter , is hy wat goedaartig, op een ander gefprek te brengen.  DER SCHOOLEN. tj$ gen , ondertusfehen loopt de tyd door, én het uur is weg, eer men byna begonnen heeft. — Om dit gebrek te verhoeden behoorde 'er in alle Schooien eene gezette Catechifatie te zyn in de School zelve , 't zy dan door Mademoifelle zelve, zoo zy daartoe by haar examen was bekwaam bevonden, het zy door een bekwaam Catechifeermeeflef of Catechifeermeeferes, terwyl voorts al het overig onderwys, zoo veel mogelyk, onder het oog, en in de tegenwoordigheid, van een der Mademoifelles behoorde te gefchieden. 8. Ook zyn mogelyk in fommige Kostfchoolen de Juffrouwen, na den fchooltyd des namiddags, doorgaans wat al te lang buiten het oog van haare Opzichteresfen. Ik weet wel, de boog kan en mag niet altyd gefpannen zyn, men moet zich op eene onfchuldige wyze, ten meeflen genoegen, (eens kunnen vermaaken of verlugten, 'er moet behoorlyke tyd zyn voor uitfpanning. Elk zoekt dan ook gewoonlyk zyn gezelfchap , iedere Juffrouw voegt zich by die, welker humeur en denkwyze haar best aanftaat. En dit is zeer natuurlyk. Dan, het past Mademoifelle, om, zoo veel M 2 zulks  I?0 VERBETERING zulks doenlyk is waar te neemen, wat in> dien tusfchentyd de meest geliefkoosde uitfpanningen der Juffrouwen zyn. Het telkens leezen van fiegte Comedien, van zedenbedervende Romans, moet zoo wel, als het houden van zotte en onnutte discoursfen, met alle magt worden te keer gegaan, opdat de fmaak, helaas! niet reeds zoo vroeg bedorven worde : Mademoifelle kan by gepaste gelegenheden daartegen niet te ernftig waarfchouwen, of te zeer haar ongenoegen toonen , wanneer zy bemerkt, dat zulks echter tegen haare vermaaningen aan fomtyds mogt gefchied zyn; en is 'er een of ander onder haare Onderwyzelingen, welke zy kiaarlyk kan bemerken , dat reeds het ongeluk heeft van in dien fmaak te vallen , zorgvuldig moet 'er worden toegezien, dat deze aan eene andere, eene jongere, niet tot bedervinge ftrekke. Eene aangenaame en nuttige gefchiedenis, een zedekundig vertoog van geest en fmaak op een' fchertfenden trant, kunnen den fmaak verbeteren, en aan zulke Juffrouwen, welke liefhebfters zyn:van leezen, een nuttig en vervrolykend diyertisfement opleveren. Ondertusfehen moet Mademoifelle met beleid en vriendelykheid, zonder dat de Juf-  DER SCHOOLEN. l8l Juffrouwen het byna merken of zoo opvatten , over alles het oog laaten gaan , waartoe het haar zeer wel zou te pas komen , als zy de kunst verffcond , om de achting en 't vertrouwen van haare Onderwyzelingen te winnen. Tot voorkoming van te veel gelegenheid , om zich lang met eenige zedebedervende boeken op te houden, heb ik daarom reeds §. 6. voorgeflagen , om de Juffrouwen, buiten den fchooltyd , eene middelmatige taak te geven, uit een of ander werk van fmaak en vernuft, 't zy dan tot een kort opflel, 't zy om zich tot het verhaalen van een of andere byzonderheid , den volgenden dag te prepareren. Dit konde haar aangenaam bezig houden, en tevens dienen , om haar in 't leezen van goede boeken te doen fmaak krygen. 9- Nog een gebrek is 'er eindelyk in deze Schooien , het welk ik niet geheel met ftilzwygen kan voorby gaan , omdat het my, als een van de grootfte voorkomt; het beflaat hierin, dat in dezelve de opvoeding der Juffrouwen te veel op eenen gelyken voet gefchiedt, daar dezelve tot M 3 on-  !82 VERBETERING onderfcheidene rangen en posten in de waereld gefchikt zyn; de eene Juffrouw, die van het eerfte aanzien is, en van geld en goed overvloeit; fchynt uit de School komende voor eerst te zullen behooren tot die zeldzaame wezens, die zich flegts met haaren opfchik, geduurige divertisfementen, het bywoonen van asfemhlées en pleizierpartyen zal hebben bezig te houden, en in zulke gezelfchappen met haare fchoonheid en begaafdheden te lchitteren, dat is, die ter School fchynen gelegen te hebben, enkel omdat het zoo de mode is, en voorts gefchikt zyn om, vervolgens, nU Jïrekt niets te doen. ✓ Eene andere Juffrouw wordt van haaren Papa met verlangen uit de School verwagt, om in zeker werk te komen, om namelyk zyne huishouding waar te neemen , en als een andere Moeder het opzicht te hebben over haare jongere Zusters of Broeders. —■ En Vader, die buiten de huishouding bezigheids genoeg had, verlangt fterk, om, benevens zyne overige Kinders de aangenaame vrugt te mogen genieten van die kosten, welke hy twee, drie, jaaren of langer op het Franfche School aan zyne Dochter hefteed had. Een  DER SCHOOLEN. 1.83 Een andere Juffrouw, misfchien van maatig fatzoen , uit den burgerfhat, de Dochter van een of ander burgerheer, fchoon zy nog al zoo ras niet tot het waarneemen der huishouding geroepen wordt, past het echter niet zich in alles met de eerst gemelde gelyk te ftellen: en echter, hoe weinig onderfcheid kan men dikwyls tusfehen de Juffrouwen van den eerflen rang, en uit den deftigen of middelmatigen burgerftand, wanneer zy uit de School te huis komen, befchouwen! zy fchynen eikanderen volmaakt te willen gelyk zyn, in kleeding, in kapfel, in opfchik, in houding en manieren , zoo dat iemand , die de Juffrouwen niet kende, tusfehen eene Dochter van een' vermaarden Edelman, of een' Heer die onder de eerflen van het Land behoort, en van een' middelmatigen Heer uit den burgerfland, nauwlyks eenig onderfcheid zou weten te maaken. Terwyl verfcheidene dezer Juffrouwen niet fchynen te begrypen, omdat haar nooit anders geleerd is, hoe befpottelyk zy zich juist door haaren optooi en houding aanftellen in 't oog van haare medeburgers of burgeresfen, en fommige, welke nu tot zekere bezigheden geroepen worden, uit de Franfche School niet veel overbehouden, dan 't geen haar in haare betrekking zeer M 4 mis»  ï84 VERBETERING misftaat, benevens eene goede maate van chagryn of verdriet, dat zy kunnen noch mogen in de groote waereld mede doen met zulke Dames, met welke zy zich te vooren genoegzaam in eenen rang geplaatst rekenden. Niet dat ik 'er tegen zyn zou, dat zulke • Juffrouwen van verfchillenden rang en geboorte in één en dezelfde School by eikanderen waren , in tegendeel, dit geeft eene onderlinge gemeenzaamheid , dit maakt zelfs al vroeg zekere verbintenisfen en betrekkingen tusfehen onderfcheidene Clasfen en rangen van menfchen, welke anderzins door te veel opzien van den eenen, of een foort van minachting van den anderen kant, doorgaans te verre van eikanderen verwyderd blyven. Ook begrype men my zoo niet, als of ik het zou afkeuren, dat een man van een matig fatzoen en bedryf in den burgerfland, wanneer de Voorzienigheid hem met toereikende of zelfs overvloedige middelen gezegend heeft, zyne dochter of dochters tot her verkrygen van eene goede educatie op zulke Schooien beitelde, wat zou hem daarvan behoeven te weerhouden ? Waarom zal hy in eene vrye Republicq daartoe met dezelfde vryheid hebben, als menig groot Heer, wien 't misfehien, wat zyne huisfeiyke omftandigheden betreft, ruim zoo  DER SCHOOLEN, 185 zoo bezwaarlyk valt ? en daar zyn beroep, zoo min als de bezigheden en bekwaamheden van zyne vrouw, toelaaten, om ten zynen huize voor eene geregelde opvoedinge van zyne kinderen, de behoorlyke zorg te draagen. Maar dit wilde ik in die Schooien hebben , dat elk der Juffrouwen daar eene kleedinge kon, en mogt hebben, en eene ' opvoeding krygen naar haaren ftand, en de keuze haarer Ouderen: Dat, by voorbeeld , de Mademoifelles niet zoo zeer haare gezetheid toonden op dien grooten opfeil ik en praal by elk haarer Kost-Juffrouwen, ook by die uit den burgerfland; om langs dien weg kwanswyze zoo veel te beter met haar School in kerken en op openbaare wandelplaatfen te brilleren; En vooral, dat 'er in onderfcheidene takken der huishoudkunde de noodige onderrichting wierde gegeven, in dier voegen dat beurtelings fommige Juffrouwen eenigen tyd van den dag nevens eene der Mademoifelles of Onder - Mademoifelles opzicht moeften hebben over de keuken, de fchikking der tafel, enz. andere over de bewaaring van het linnen, een derde gedeelte over het behandelen van de wasch , flryken , ftyven , mangelen , en zoo vervolgens; M 5 waar-  l86 VERBETERING waarin weekelyks het ééne gedeelte liet andere konde vervangen , terwyl uit de oudfle Juffrouwen eenige konden gebruikt worden, om ten aanzien van fommige takken der huishoudinge, onder het oog der Mademoifelle aan haar aanbevolen, zeker boek of behoorlyke aantekening te houden van dagelykfchen ontvangst en uitgaave, 't welk van tyd tot tyd moet nagezien worden, en de Juffrouwen geleerd, hoe alles dient gedaan te worden met behoorlyk overleg, en hoe men in verfcheidene byzonderheden best de menage zal kunnen betragten. Ware het niet wenfchelyk, dat burger Juffrouwen, en al waren zy zelfs van meerder aanzien in de waereld , daartoe gehouden wierden op deze Schooien i 't zou haar fommige uuren buiten den noodigen Schooltyd op eene nuttige wyze voor ligchaam en geest en met voordeel doen doorbrengen: zy zouden tevens leeren begrypen , dat zy vervolgens iets zouden moeten doen in de waereld, waartoe zy zich hier in de School moesten bekwaam maaken. En waren of kwamen zy immer al in zulke omftandigheden, dat zy zelve aie dingen niet behoefden te doen, wat nadeel kon het haar geven daar kennis van  DER SCHOOLEN. 187 van te hebben: zy waren dan ten minften in ftaat, om tot het een of ander goede fchikkinge te maaken, en haare dienstboden de noodige orders te geven. 10. Opdat zulk eene order en inrichting dezer Schooien op eenen goeden en beftendigen voet onderhouden worde, is vooral noodig , dat overal waar deze Schooien zyn, of waar zy vervolgens worden opgericht , bekwame Curatoren en Curatrken over deze Schooien worden aangefteld, onder welker opzicht deze Schooien ftaan moeten, en door dezelve afzonderlyk, ten minften tweemaalen of viermaalen in 't jaar, worden gevifiteerd : door Curatoren-, om de vorderingen der Juffrouwen in de Franfche taal en andere Wetenfchappen te onderzoeken; door de Curatricen (daartoe te verkiezen uit de aanzienlykfle des volks, en tevens eene of twee Juffrouwen, van de bekwaamfte uit den deftigen burgerftand,) om de handwerken na te zien, en hunne onderfcheidene bezigheden en vorderingen in huishoudenlyke zaaken opteneemen. Langs welken weg ook deze Schooien, myns  188 VERBETERING myns oordeels, tot meerder voordeel en befchaavinge onzer Natie , eene aanmerkelyke verbeteringe zouden kunnen erlangen. 2. Afdeeling. Van de Latynfche Schooien. i. Zoo kome ik eindelyk tot de Latynfche School. Zoo ergens, hier is het waar, dat de openbaare Schooien verre te verkiezen zyn boven het privaat of huisfelyk onderwys, om redenen reeds in het begin van deze Verhandeling bygebragt, welke ik niet zal herhaalen. En deze Schooien zyn, in de ïneefte Steden van ons Vaderland, op eenen vry goeden voet, fchoon fommigen, dat zal men niet ontkennen , in de eene of de andere byzonderheid, nog wel eenige verbeteringe noodig hebben.  DER SCHOOLEN. 189 2. Ik veronderftel als eene zaak die elk moet toeftemmen , dat men voor deze Schooien naar de bekwaamde Mannen tot Reclor en Praeceptoren moet omzien, zonder aan gunst of byzondere toegenegenheid voor min bekwaamen 'iets toe te geven; Maar 't is te gelyk waar, dat de bekwaamheid hier vooral moet gepaard gaan met een Deugdzaam en Godsdien/lig Charaéler. 'Er wordt te veel aan deze Meefters toevertrouwd, om daarop geen byzonder acht te Haan; niet minder namelyk, dan het onderwys van Jongelingen, die de bloem van de Natie zyn, Jongelingen gefprooten uit de aanzienlykfte lieden , of uit den deftigften burgerftaat, waarvan fommigen voor de eerfte en gewigtigfte posten, van Land, Stad of in de Kerk gefchikt zyn. Is de Reclor of Praeceptor een heimelyk verachter van, of fpotter met, den geöpenbaarden, of met den Hervormden Godsdienst, die de Godsdienst van het Land is, welke eenen fchadelyken invloed kan het voorbeeld, het gedrag, fommige fchertzende gezegden by voorkomende gelegenheden, of laffe fpocternyen met de bediening van het Euangelie, met Regtzhmigheid , met ingeto, gen-  2$o VERBETER ING- genheid, tot verwoesting, in plaats van ware befchaaving der zeden en gemoederen, op de tedere harten maaken by Jongelingen f die hunnen Praeceptor, en vooral hunnen Reclor wegéns zyne geleerdheid, en mogelyk daar bykomende verwaandheid van fommigen , veeltyds voor een onfeilbaar mensch aanzien. 'AJ/a? e en de Curatoren, al waren het 'er maar één of twee vooreerst in elk half' jaar, zonder eenig boek , zelfs niet de Grammatica te mogen medebrengen of gebruiken; en waarvan alleen de betekenis van fommige woorden, welke zy niet weten konden, hun dienden gezegd te worden. Dit zou de naarftigheid tot leeren, tot prompt leeren opwekken, en het geheele half jaar door de oplettendheid en opmerkzaamheid onder het expliceren meer gaande houden. En zy zullen dus het genoemde gebrek van zelve eenigzins afwennen. 8. Wat het expliceren betreft, het fpreeke van zelf dat men de beste en gefchikrfte Auóteurs moet neemen; met de gemakkelykften beginnen, en niet al te fchielyk overgaan tot zulke, welke zeer zwaar zyn; maar ook, de Prteceptor moet hen zulken Autleur , wien men expliceert * leeren kennen, van. zyn' leef tyd er de auth-  DER SCHOOLEM. 20? auBoritelt of 't gezag welke hy heeft in de Latynfche taal, onderrichten, en ook by voorkomende gelegenheid onder het expliceeren te kennen geeven, wat al-, wat niet mag worden nagevolgd: waar toe by voorbeeld in de Comici, gelyk lerentius is, telken reize gelegenheid voorkomt, en is het mogelyk, ook iets zeggen van de onderfcheidene drukken, of wel de beste uitgaave van zulken Auéteur. Door zulk eene onderrichting krygen de Discipelen ongevoelig eenigen fmaak van de Hiftoria Literaria, en leeren althans daar door kennen de onderfcheidene (States Lingua Latina. Billyk mag ik veronderflellen, dat de Pnzceptoren hier in niet onkundig zyn, anderzins, zoo 'er een of ander zyn mogt, wien deze noodige kennis ontbrak, hykon immers by de Heeren Pope Blount of Sax in hunne nuttige werken dien aangaande overvloedig te regt raaken, en anderzins zal hem de nuttige en beknopte lyst der quatuor Lingua Latina atates earumque fcriptores , 'welke men vindt achter het Lexicon antibarbarum van Noltenius, een boek dat geen Reclor of Praeceptor misfen kan, genoeg te regt helpen. 9,  5lo8 verbetering 9- Een Reclor of Praceptor moet, zoo veel mogelyk, zorg dragen, dat men in het expliceren , zoo wel met gemak en plaizier , als mee vrugt voortgaat. Om het een en ander te bevorderen, moet hy niet te veel gelyk opgeeven, en de les, welke t'huis moet gemaakt worden, althans in den beginne, als men een' nieuwen Aucfeur krygt, en tot dat de jonge lieden een weinig aan zyn ftyl gewend zyn, daags te vooren in School vooraf expliceren, of door een discipel van een hoogere Clasfis laaten vooraf expliceren : voorts onder 't expliceren van zulken Aucteur den zin wel doen verftaan , en het fraaie van den ftyl, de Luynna Orationis, ik meen de figura, tropi en fchemata enz. doen opmerken. Ook moet men niet al te fchielyk tot Cicero, noch Poe'toe principes, Virgilius of Boratius overgaan: en komt men tot Cicero, de Epiftola felecla door Valkenaar, en de O rationes }ele[lce door Zurck uitgegeeven, zyn voor het Schoolgebruik zeer gefchikt; dan, hier vooral moet men hen by de elegantien, by de tropi en fchemata, ftil houden, en in de Oratien de kragt en kunst der argumenten doen opmerken, en is  DER SCHOOLEN, 200 is by fommige vatbaarheid daar voor, ook: hier vooral de docfrim periodorum niet geheel vergeeten» Men dient ook jaarlyks eenige reizen, maar niet al te dikwyls, van aucfeuren te veranderen, en eenigen derzelven onder-,, ling te verwisfelen, opdat zy met verfcheidenen kennis maaken, en tevens van die allen eenigen fmaak krygen. Niet te lehielyk moet men overgaan tot die welke al te zwaar zyn, om regt verftaan en begreepen te worden, gelyk Virgilius, inzonderheid Horatius. De Mneis van Virgilius is ongecwyffeld een meefterftuk van Po'ézy , Vinding, Schildering, enz. vooral oordeelt men zoo onder de kenners over de zes eerfte boeken van dezelve (a). Hoe treffend (#) Alhoewel de overige, zelfs ook delaatfte drie, namelyk de X, XI en XI!. Boeken, die men oordeel? dat door den Dichter zeiven nog het minst voltooid zyn., treffende (tukken , fraaije fchilderyen in zich vervatten. Hoe aandoenlyk wordt, by voorbeeld , daar de dood van Pallas door Turnus, en het wegdra* gen van hem op zyn fchild, van dezen Dichter getekend ! hoe beweeglyk het fneuvelen van Laufus.' hoe fterk de woede deswegens van Mecentius! hoe ftout en meefterlyk het fneuvelen van dien held door de hand van ÏEneas ! Hoe eigenaartig in het volgende XIde boek het tropaum of zegeteken toegefteld uit de wapenen van Mecentius! hoe fch.ilderagtig, hoe treu» ïig de Lykttaatie van Pallas, — enz. Hoe fterk en 9 ftoui  2io Verbetering fend zyn verfcheidene ftukken, inzonderheid in de Carmina of de Oden van Horatius ? Maar is 't niet wonder ? Van de veertig of vyftig jonge luiden, die veel behaagen vinden in den zoetvloeijenden Oyidius , zyn 'er nauwlykws twee , die eenigen fmaak kunnen krygen in Virgilius of Horatius. Wat is daar de reden van? waarfchynelyk al veel, dat zy dezen zoo wel niet kunnen verftaan of begrypen, dat men dat geen, het welk in dezelve waarlyk treffend is, niet genoeg deed opmerken. 't Geen ik zoo aanftonds aanbeval, om namelyk, niet te veel te gelyk op te geeven, en ook van te voorèn, wanneer 't noodig is, de les of een gedeelte van dezelve voor te expliceren;komt by deze Poëten vooral te pas : anderzins krygen de Discipelen 'er fpoedig verdriet in , en worden den Mantuaner zoo wel als Venu- finer fiout is doorgaands diePoëzy/hoe levendig de verbeeldingskragt! Hoe treffend zyne Prefopopoeien ! Hoe fraai en ongedwongen zyne gelykenisfen! en hoe meefterlyk weet hy zich daarvan te bedienen, en hoe ongevoelig, ja , als van zelf, zynen Lezer die voor den geest te brengen ! In welke twee laastgemelde byzonderheden (profopoeïen namelyk en gelykenisfen'') men onder ongewyde Dichters weinigen, die hem gelyk zyn, zal aantreffen.  DER SCHOOLEN. 211 finer dichter, wat ook anderen daarvan praaten mogen, ras moede, en dus komen 'er weinigen van de Schooien, die daarin bedreven zyn en zich aangefpoord vinden , om zich vervolgends meer en meer daarin te oeffenen. En hoe kan het anders, of de jonge lieden moeten 'er verdriet in krygen, als men hen vooraf niet onderricht van fommige dingen , welke zy buiten dat onmogelyk begrypen kunnen ? waardoor zy den geheelen avond over één gezegde van zulk een' Dichter te zoek maaken, welken zy tot nog andere bezigheden rykelyk noodig hadden ? Verfcheidene Oden van Hor at hts zyn (gelyk in zeker opzicht de Psalmen van David en anderen,) daarom vooral moeijelyk om te begrypen, omdat men niet regt weet de aanleiding tot het opftel en de voornaame bedoeling van zulk eene Ode: verder, (dit begrypt elk,) wil ik de vergelyking tusfehen de gewyde Psalmen en de Gezangen van eenen Horatius niet hebben toegepast of uitgebreid. Maar daarenboven kunnen fommige dingen in die voornaame Dichters niet regt begrepen worden zonder eenige kennis, zelfs van de Romeinfche Rechten. O 2 Dit  212 VERBETERING Dit heeft nog maar onlangs de Heer Wilh. Com. Ackersdyk aangetoond in zyne Disfertatio Philol. Jurid. de Ut Uit at e autloritate Po'êfios £? Poëtarum in Jurisprudentia, nee non de Utilitate Jurisprudentiein legendus explicandïs Poëtis, Tra], ad Rhen. 1779. en ook het laatfte gedeelte met verfcheidene voorbeelden zoo uit Horatius en Virgilius als anderen bewezen , inzonderheid Part. II. Sefl. 1. C. II & UI. p. 117. 134. Zyn Wel Edele had echter die lyst nog kunnen vermeerderen, met eene aanmerkelyke plaats uit het III. Boek der Carmina van Horat. de Vde Ode welke my onlangs by gelegenheid dat het gefprek viel over het moeijelyke en tevens fchilderagtige en aandoenelyke van Virgilius en Boratius, een zeer kundig Vriend deed opmerken ; 't is die Ode, waarin vooral de jlandvastigheid van Regulus in 't wederkeeren naarCarthago gezongen wordt. Hoe aandoenlyk, hoe treffend maar tevens ook hoe fchilderdgtig zyn daar onder andere deze regels: Fertur pudica conjugis osculum Parvosque natos, ut capitis minor A fe removisfe, virilem Torvus hümi pofuisfe vultum; Donec labantos confilio patres Firmaret, &c. Maai  DER SCHOOLEN. Maar wie kan dezelve regt verftaan ? Wie, al heeft hy al eenige geöeffendheid in de Latynfche taal,begrypt wat de Dichter zeggen wil, met die woorden Capitis minor? die niet weet, dat 'er zekere, en wel driederlei Capitis diminutio in het Roomsch Recht bekend is, familia, Civitatis en libertatis, in welk laatfte geval, zynde de maxima capitis diminutio, zich Regulns in zyne tegenwoordige omftandigheden bevond, in welke omftandigheid hy, gelyk daar zoo aandoenelyk gefchilderd wordt, de liefdekus van zyn echtgenoot weigert, en zich ook zelfs de tegenwoordigheid zyner kinderen, als zynde, namelyk, vry geboorene, ontrekt, enz. 't geen onder het leezen voor een teder gemoed eene aandoenelyk vertooning maakt. Wanneer nu zulk iets een' Jongeling te vooren gezegd is, werkt hy met vermaak, wint daardoor veel tyd uit tot wat anders, welken hy alleen aan die twee woorden Capitis minor, zonder nog regt de betekenis te kannen uitvinden, zou hebben moeten hefteden , en hy voelt reeds onder het opmaaken van zyne Explicatie het aandoenelyke van zulk een meefterlyk Schilderftuk. O 3 Wy-  214 VERBETERING Wyders moet 'er vooral ook niets geëxpliceerd worden dat in ftaat is de zeden te bederven, of te verwoeften: en daarom zuike dichters en dichtftukken, hoe goed ook anderzins in de taal, hier zorgvuldig vermyd worden. Men begint in fommige Schooien wat Vroeg , en , behoudens beter oordeel, wat al te vroeg met de Bucolica en Georgica van Virgilius, alzoo tot begrip van fommige plaatzen in dezelve, nog al eenige kennis van de Fabelkunde behoort. Het fraaije van het Rustifche of Boerfche wordt dikwyls ook niet wel gevat, 't geen men moet doen opmerken; Virgilius wilze zelf met zulk een oog geleezen hebben, laatende Damoetas zingen: Pollio amet nojïram, quamvis fit ruflica, mufanu Maar 't geen ik meest heb tegen het expliceren van de Bucolica in de Schooien, is het Obfcoene, het ontugtige, dat 'er in voorkomt, en dat de Praeceptoren, zonder het maaken van eene keuze uit de onderfcheidene eclogce maar laaten voort expliceren , daar zy immers gemakkelyk om een of andere reden, zonder dat de jonge lui-  DER SCHOOLEN. 215 luiden byna bemerkten, wat 'er in ftond, deze en geene konden overflaan: de eerfte Ecloge, by voorbeeld, Tityyus,genaamd, kan onfchuldig, en met vermaak, behandeld worden: ook de IVde of Pollio: Fraai en fchilderagtig is in dezelve de befchryving van de gulden eeuw by de geboorte van dien Perfoon , hy mag dan wezen wie hy wil, op welken Virgilius die Ecloga gedicht heeft. Zulke ftukken zyn aangenaam en treffend. De Praceptoren of Reiïoren moeten 'er met hunne Discipels niet fchielyk over heen loopen: om thans van andere fraaiheden uit de Bucolica of Georgica niet te fpreeken. Maar zoo is 't niet met fommige anderen , waarin Virgilius toont, wie hy geweest zy, en 't welk ik in zyne vaerzen bejammere en verfoeije. Zulke ftukken moet men met de Jeugd voorbygaan. Hoe kunnen zy, by voorbeeld, expliceren uit 'de Palamon of de 3de Ecloga dit zeggen van Damoetas vs. 8, 9- Noyimus, ei qui te, transyerfa tuentibus hircis, Et quo ,Jed faciles Nympha rif ere, facello. en in die zelfde Ecl. V. 66. dit antwoord van Menalcas aan Damoetas: O 4. At  S1Ó VËRBËTÉRINO At mïhi fefe offert ultro meusignis Amyntasf Buiten dit weinige, en 't is jammer dat het 'er in is, is deze Ecloga niet van de ergfte of ongefchiktfte,om te behandelen; maar verfoeilyk is de 2de of de Alexis. Men heeft genoeg aan het begin Formofum paftor Corydon, &c. In dien fmaak loopt dat geheele ftuk door._ 'Er is buiten zulke ftukken genoeg ook in de Bucolica, dat kan geëxpliceerd Worden; zulke dingen dient men voorbyte gaan: want verftaan de jonge luiden de zaaken niet , en expliceren zy zonder te weten, wat 'er bedoeld Wordt,dan krygen zy ras verdriet in dat werk, dat hun vermaak moest wezen; en verftaan zy het, dan lachen zy dikwyls onder eikanderen over dat geene, waarvan hun het fterkfte afgryzen moest worden ingeboezemd. Iets dergelyks heeft men aan te merken, ten aanzien der Heroides van Oyjdius, en verfcheidene Oden uit de Carmina van HoratltiS. De Triftia van Oyidius en zyne Metamorphofis zyn doorgaans zeer gefchikt voor de Schooien} leerzaam zyn ook de Heroides,  DER SCHOÓLEN. 21j des, welke hier en daar gebruikt worden, althans indien de Reclor of Canreclor, voor het laaten bewerken of overzetten van een' brief, een goed en beknopt verhaal doet Van het byzouder ftuk uit de Fabel-Gefchiedenis , waarop dezelve betrekking heeft, ten minfte bekwaame aanleiding geeft, om het ter plaatze waar zulks te vinden is, by voorbeeld , in Hyginus , of in eene Diclionarium Poeticum of elders, te kunnen lezen, en hen vervolgens onderzoekt, of zy zulk eene gefchiedenis in haare oraftandigheden weten. Hoe zal anderzins een jongeling, al is hy al eenigzins in het Latyn bedreven, by voorbeeld, de Dejenira, de Hypermneftra, Medea, &c. met vermaak bewerken, en met vrugt en goed verftand expliceren? Maar, zoo leerzaam de Herdides zyn, op dien" voet behandeld, zoo zeker is het ook, dat de Reclor met voordagt de jonge luiden eenige byzonderheden moet laaten overflaan, en dat zoo veel te meer, omdat dezelve, wat de zaak betreft, zich voor hen vry wat gemakkelyker laaten verftaan, dan de bedoelde ftukken uit de Bucolica van Virgilius. Vry zeedig is, by voorbeeld, de Laodamica, de Hypermneftra; maar wie zal zulks zeggen kunnen van de Sappho, die 'er op Volgt? en welke mogelyk in dit opzicht O 5 al  2l8 VERBETERING al een van de fiegtfte is. Wie zal met zyne jongelingen deze en eenige volgende vaerzen uit dien brief expliceren? 5, llxc quoque laudabas, omnique a ,, parte placebam; „ Sed tune prascipue, cum fit amoris „ opus, „ Tune te plus folito, &c, Behalven eenige uit de Epodoi, van Horatius, als de VIIIfte de XI' ad Pettium contubernalem, de Xllde. en diergelyke , zyn 'er ook onder zyne Oden, welke een Rector zyne jonge luiden niet moet laaten expliceren, by voorbeeld, die ad Venerem in het I en Illde Boek, adLigurinum, zynde de iode van het IVde Boek, vooral ook de 5de van het IIde Boek. In Lalagen , Nondum fubacla, &c. Zelfs zoude ik de naast vorige ad Xanthiam Phocium liefst willen hebben overgellagen, zoo wel, als Boek I. Od. 19. de Glycera, Od. 23. aan Chlo'ê, en Od. 25. ad Lydiam, en foortgelyke. 'Er is buiten deze genoeg in de Carmina van dezen Lier-dichter,het geen leerzaam, en tevens aangenaam ja treifend is: by voorbeeld, de 22ftc Ode van het Ifte Boek, ad Arijlium: die dus begint: . „ Ir-  DER SCHOOLEN. 2lp „ Integer vitse, fcelerisque purus „ Non eget, &c. de iode van Boek II. ad Licinium. Reclius vives Licini, en andere van dat foort, zoude ik, Rector zynde, liever by herhaaling laaten expliceren , in het geheugen prenten , en de jonge luiden by het fraaije en aangenaamc fiilhouden. Een Re&or ondertusfehen , indien hy wys en voorzichtig wil handelen, moet niet eens de reden zeggen , waarom hy deze of die Hukken overilaat, anderzins heeft niet zelden plaats, Nitimur in vetitum, &c. Kan hy niet eene keuze maaken , zonder daarvan juist rekenfehap te geven ? en zeggen , by voorbeeld , nu gaan wy eens tot die over, deze is zeer leerzaam; of de zoo veelfte is eene fraaije Ode, laaten wy die nu expliceren; — of, die nu volgt is wat duifter en zeer moeijelyk (gelyk dit van fommigen der gemelde , vooral voor jonge luiden, wel zeker zoo is,) die zullen wy liever voor als nog oyerflaan! of iets diergelyks ? In  220 VERBETERING In de JEneis van Virgilius weet ik niets, dat van dezen opzichte eenige aanmerkelyke zwarigheid heeft, buiten eenige weinige dingen in het IVde Boek, inzonderheid de bekende converfatie van JEneas met Dido in de Spelonk, yf. 165. feqq. „ Speluncam Dido, Dux & Trojanus ,, eandem „ Deveniunt, &c. Het geen echter nog veel beter dan het gemelde uit de Bucolica , gelyk ook uit Oyidius en Horatius , met de vereischte omzichtigheid kan behandeld worden. Welke dingen in de JEneis minder zwarigheid hebben , alzoo die meer in het voorby gaan, en niet zoo zeer met oogmerk om kwaade geneigdheden te bevorderen en aan te zetten, daar voorkomen. Uit de Georgica herinner ik my niets van dien aart, fchoon ik ook gaerne erkenne daarmede minder gemeenzaam te zyn dan met zyne JEneis. Doch dit zy genoeg hief van. Bekwaame Reétoren en Praeceptoren, die tegen het bederf der jeugd zoeken te waaken, dienen zelve tot het maaken van eene goede keuze, de noodige oplettendheid en eene behoorlyke zorgvuldigheid te gebruiken. 11.  DER S C H O O L E N. 221 10. Wat nu betreft het maaken van fommige Exercitatien, als Brieven, Chreïde, volgens 't voorfchrift der progymnasmata van Aphtonius, het onderwys in de Fabelkunde 5 de Romeinfche Oudheden, de oude Geographie en Logica, waartoe .gezette tyd dient genomen te worden, op des Re&ores School: daarvan zal ik niet afzonderlyk handelen , te minder , alzoo ik bemerke dat deze verhandeling reeds veel breeder is uitgeloopen, dan ik my heb voorgefteld: maar het by 'tgezegde laaten, als ik 'er alleen nog maar zal hebben bygedaan, dat de gemelde Exercitatien vooral niet moeten worden nagelaaten. Ja dat men (tot voorkoming of weering van het ftraks genoemde gebrek der Schoolieren , om alles uit de boeken van anderen te willen ligten, terwyl zy verleegen ftaan, als die hen verlaaten) hen ook al eens nu en dan zulk eene exercitatie 't zy dan een brief'of Chreia, waarvan flegts de korte inhoud is gediéieerd, zonder boeken en ex tempore in de School moet laaten maaken; gaat dit in 'teerst zoo goed niets is zulk eene exercitatie gebrekkelyk, wat zwarigheid men kan hun zelfs te gemoet ko»  222 VERBETERING komen en aanmoedigen met de bekende Spreuken , qui numquam male, numquam bene; — Fabricando Fabri /mus; en diergelyke. 11. Nu nog een kort woord over het 'Grieksch: en dan zal ik dit ftuk eindigen. Het declineren en conjugéren , de formatio temporum , voorts de voornaamfte regels uit de Grammatica ("zynde die van Wellerus voor de Schooien zeer gefchikt,") moeten prompt geleerd en ingefcherpt worden, men moet de jonge luiden vooral gemeenzaam maaken met het gebruik van den articulus, ook van de voces enclitica. Zulke kleinigheden , gelyk zy fchynen, kunnen naderhand iemand in 't lezen en verftaan van een taal zeer ophouden ? gebrek aan kunde daar aan kan fomtyds eenen geheelen zin duifter maaken. Vervolgends behoort men hen vaardig te maaken in de derivatie van de woorden van de onderfcheidene tempora, en perfoonen, met de daar uit voortvloeiende betekenis, waartoe de Methodus admirabilis van Cattierius, door den Heer Abresch uitgegeven, zeer kan te pas komen. Ook moeten zy geöeffend worden, in de  DER SCHOOLÈN. 223: de onderfcheidene accenten, derzelver plaatzing, verplaatzing of verandering, en ondéricheiden gebruik. Leeren zy dat op de Schooien niet , zy krygen 'er naderhand zelden het regte begrip van , en worden genoodzaakt, by gebrek van kunde , altoos 't Grieksch, ook zelfs als zy iets uitgeven mogten, daar Grieksch in te pas komt, zonder accenten te fchryven; iets dat echter thans, helaas! te veel op fommige Schooien verzuimd wordt; daar nogthands dezelve van een zeer oud gebruik* zyn. Salmafius fchryft dezelve al toe aan Arijlophanes Qa) (wien men immers voor een' der beste kenners en voortreffelykfte Griekfche Schryvers houdt) die volgends de Heeren Pope Blount en Sax reeds vierhonderd jaaren of meer voor degeboorte van den Zaligmaaker bloeide; — Daar dezelve binnen zekere vaste regels befloten zyn, en overeenkomftig dezelve by alle Griekfche Audeuren gebruikt worden ; — ja daar de Griekfche accenten , zo wel als de Spiritus, dikwyls, zeer dikwyls, alleen de waare beteekenis van een woord bepaalen. Hoe kan men dezelve dan, zonder aanmerkelyk verlies, geheel weslaaten? Is 'tniet onverfchoonelyk, dat ° daar O) ViA. Morhof Pelyhifi. /. 1. png. 54-  224 VERBETERING daar in op fommige Schooien geen of geen beter onderwys gegeven wordt? zoo dat de discipelen haast geen onderfcheid meer zullen weeten tusfehen de uitfpraak en betekenis van de woorden bij voorbeeld 'ew en ",Ei(ui, yita d. i. het leven, en @fo arms, een boog, en honderd andere woorden. Wat mag van deze kwaade gewoonte de reden zyn? Misfchien heeft Gesner, dat fieraad weleer der Hooge School van Göttingen, zoo veel ongelyk niet (zonder dat ik de kunde van Geleerde Mannen wil te kort doen,) als hy ergens zegt (a). In eo delitescere nonnumquam Jludet Ignorantia* En inderdaad veelen zouden denkelyk boven de Griekfche woorden wel accenten zetten, zoo zy die allen maar wel wisten te plaatzen. Met genoegen zie ik dat in zekere gedrukte Wetten van het' Latynfche School te Middelburg , ontworpen en bepaald door Heeren Curatoren , toen de Hoog Geleerde Heer Kluit aldaar Reclor was, en dus onder zyn opzicht, zorg gedragen wordt p. 15., dat de discipels hec Grieksch moeten leeren met de accenten; 't geen te wenfehen was, dat over al plaats vond (by Ver. O) Ad Heinecc. Fund. flil. P. I. Cap.i. J. III. Ik weet wel, dat ff. C. Henninius niet veel op*  DER S C H O O L E N1. 225 Vervolgens moet ook de fyntaxis ("zynde die van Posfelius, vry goed,) geleerd en begrepen worden. En wat het analyfêren en expliceren be-> treft, de jonge lieden moeten, zoo veel mogelyk , gemeenzaam gemaakt worden met het N. Testament, en ook met eenige andere Schryvers. Behalven een gedeelte uit de Ilias van Homerus, heeft men verfcheidene ftukken uit andere van de beste Griekfche Schryvers, in profa by elkander in de Colleclio Scholaftica van Balck, 't welk opheeft met de Griekfche accenten, en geoordeeld wordt omtrent dit (luk over het geheel geleerdelyk te hebben gefchreeven. Ik bezit zyn werk niet; en kan het thans zoo fpoedig niet bekomen. Maar wat met genoegzaamen grond tegen de gemelde byzonderheden kan worden ingebragt, hoe geleerdelyk dan anderzins dat werk ook moge gefchreven zyn , bekenne ik voor als nog niet te kunnen begrypen. Laat het zoo zyn, dat de accenten die oudheid niet hebben , dat men de oude penningen en opfchriften zonder accenren vindt, gelyk ik ook gereedelyk toefraa, dat zy in het metrum niets te beduiden hebben; men heeft dezelve, ook in vermyding van dubbelzinnigheid, noodig geoordeeld, toen de taal veel meer dan thans in bloei was, en gelyk Wellerus in zyne Grammatica, p. 63. wel zegt, „ Het zy genoeg, dat men dezelve tegeuwoordig in de Griekfche boeken gebruikt vindt, weshalven zy moeten geleerd worden van een ieder die in de Griekfche taal wel zal bedreven worden. " P  22Ö VERBETERING 'twelk daartoe een zeer goed Schoolboek is. Maar bovendien was het niet kwaad voor zulken, welker werk het zyn moet het Grieksch van het N. Testament, en de Onderfcheidene fpreekwyzen grondig te verftaan , en te kunnen ophelderen, dat men ook by afwisfeling iets expliceerde uit de zoo genaamde Apocryphe boeken , neem eens uit Syrachides; de Septuaginta, Jofephus, of uit de Tryphon van Jnftyn den Martelaar, welke Schryvers met het Grieksch van het N. Testament meer overeenkomst hebben. -Om ongevoelig eenige Copia Vocahulorum te krygen, konden eens in de week de moeijelykite woorden, welke in de Explicatie zyn voorgekomen, voor eene Griekfche les, van buiten opgezegd worden. Ook diende 'er eens in de week een Grieksch Thema te worden gemaakt, dat ook te veel verzuimd wordt; en het zou, myns oordeels, niet kwaad zyn, dat 'er ten minften, behalven de latynfche Pryzen, by elke promotie ook een Griekfche prys aan hem, die daar in het meest had uitgemunt, wierde toegedeeld. 12:  DER SCHOOLEN. 227 12, Zeer nuttig en noodig is het, dat deze Schooien overal ftaan onder het opzicht van Heeren Curatoren , waartoe men uit de aanzienlykfte leden der Maatfchappye, inzonderheid van de Stad, waar de School is, de kundig/len en die het meest lief hebbery voor de taaien en Schooien hebben» dient te verkiezen, zulken van welke de Schoolieren een goed vertrouwen hebben, dat zy over hun werk, hunne feilen, hunne vorderinge, enz. wel en nauwkeurig kunnen oordeelen, een zaak, die een ieder in 't oog loopt, welke ik dus niet verder uitbreide. BESLUIT. Ziet daar myne Heeren! eenige aanmerkingen over de Schooien, inzonderheid de Nederduitfche, en derzelver noodige verbeteringen in fommige byzonderheden, ontworpen op aanleiding der vraage, van het Zeeuwfche Genootfchap (welks loffelyke pogingen de God der Wetenfchappen bekroone met zynen genaderyken zegen!) aan UWEd'ens voorgedragen. De Schryver die Eer heeft Lid te zyn van het Genootfchap: en het zich altoos tot een voorP 2 recht  '228 VERBET. DER SCHOOLEN, recht zal rekenen ter bevorderinge van UWEDle»s pogingen, en ter bereikinge van de bedoelde einden mede te werken, vleit zich cenigzins met de hope, fchoon zyne Verhandeling breedvoeriger geworden is, dan hy zelf gedagt had, dat dezelve het Genootfchap niet geheel onaangenaam zyn zal: cn tekent zich ter voldoeninge aan deszelfó billyke wetten, alleenlyk met deze Zinfpreuk: ,, Ingenuas dedicefje fideliter artes, „ Einollit mores, nee finit esfeferos. " ANT-  ANTWOORD OP DEZELFDE V R A A G E: OVER BE VERBETERING der SCHOOLEN. DOOR KORNELIS van der PALM. H oe nuttig de voorgefleide Vraeg zy, en welk eenen invloed zy op ons Gemeenebest heeft, zal uit onze Verhandeling moeten blyken. Het is waer, het voorftel behelst in zich geene diepzinnige waerheden, maer kundigheden , die de teedre jeugd , den bloei van ons Vaderland, betreffen; dan dit is de waere reden waerom het allerëenvoudigst moet opgelost en voorgefteld worden. Het uitvoeren der voor te Hellen regelen moet uit het mis- of verkeerd gebruik der zaek afgeleid worden, en derö p 3 hal-  230 VERBETERING halven, als van zelfs, uit het wezenlyk belang der jeugdelingen blyken. Des nier te min is de behandeling der zaek gantsch niet gemakkelyk: Regtftreeks is, mynes wetens, hier nimmer over gefchreven; alles wat wy zullen bybrengen, moet op een naeuwkeurig onderzoek en eene wel waergenomen ondervinding fteunen; voorts zyn hier een aental zaken, die wy flechts in het yoorbygaan moeten aenraken, trouwens in het voorftellen der regelen tot verbetering, behoeft men alleen, zonder uitbreidinge, de gebreken, welke deze verbetering noodig gemaekt hebben, op te geven. Het voorftel verdeelt zich als van zelfs in de volgende deelen. 1. Zullen wy handelen over de openbare Schooien in 't gemeen. 2. De Nederduitfche Schooien in het byzonder. By elk ftuk zullen wy de befchaving en verbetering, naer de ons toefchynende minst kostbare wys , voor-lellen. Het eerfte zynde, volgens het voorftel, het min voorname deel, zal ik zeer korten by wyze van Aenmerkingen behandelen. Ia  DER SCHOOLEN. 231 In het laetfte zal ik, meer uitgebreid, over alles wat tot de hoofdzaek betrekking heeft handelen. Door gemeene of openbare Schooien verftaen wy: alle plaetfen waer de Kinders van de Leden der Maetfchappye , door vast geftelde Meefteren, ter volmakinge hunner opvoedinge, kunnen onderwezen worden. Het zyn deze openbare Schooien die, in het voorftel, van de nederduitfche 011derfcheiden worden en eene byzondere , doch min uitvoerige, behandeling vereisfchen. In dezen wordt de jeugd in alle vreemde talen, volgens het oogmerk hunner Ouderen, onderwezen. Als daer zyn: de Latynfche , Franfche , Engelfche en Hoogduitfche talen, voor het overige is my onbewust dat 'er in andere Europeaenfche talen eenig openbaer onderwys gegeven wordt. Van fommigen dezer Schooien is het getal nog zeer gering: by voorbeeld: de Engelfche en Hoogduitfche, waer van 'er Hechts eenige weinigen, in de voornaemfte Steden van ons Land, gevonden worden: waerom het onnoodig is om van deze ieder afzonderlyk te fpreken. Te meer , daer eenige algemeene aenmerkingen, die • P 4 wy  232 VERBETERING \vy over de Latynfche of Franfche Schooien moeten maken, hier toe ook kunnen gebragt worden. Voorzeker verdienen, in deze Verhandeling, de Latynfche Schooien den voorrang: De bloei onzer jeugd, de hoop des Vaderlands, moet hier de gronden leggen, om, in vervolg van tyd, met lof in de geleerde weereld te verfchynen: Hoe gelukkig is ons Land , dat hun getal hoe langs hoe meer toeneemt en derzelver voortgang, door het aenmoedigen der Heeren Rectoren en Preceptoren, bevorderd wordt, Men heeft voor lang getwist, of het gewoon onderwys, in die Schooien wel nuttig ware. De lange tyd dien men noodig heeft om deze taelmagtig te worden, en bekwaem te zyn om naer de hooge Schooien gezonden te worden, heeft aenleiding tot gewigtige bedenkingen gegeven. Het kan in dit eenvoudig voorftel het oogmerk niet zyn, om des aengaende eene breede uitweiding te wachten. De verfchillende gedachten der geleerden hebben de veranderingen en verbeteringen dus onderfcheiden opgegeven, dat men, indezen, veel beter uitkiezen, dan nieuwe regels voor.»  DER SCHOOLEN. 233 voorftellen kan. Men heeft over dit on-; derwerp Hechts de werken van Locke en, Rousfeau naer te zien: vooral hebben zich hierover uitgelaten de Heeren Schryvers der Zedekundige opvoeding', die de pry- , zen, in den jare 1763. by de Maetfchappy der Wetenfchappen te Haerlem hebben weggedragen : Byzonder heeft zich hier omtrent uitgelaten K. van der Palm in de vierde Verhandeling §. 61. pag. 92. en vervolgens. Uit het een en ander zal men befpeuren, dat wanneer de geleerden het Hechts eens waren, 'er hier wel eene befchaving ten goede kon gemaekt worden: Doch, zoo lang men geene volkome overeenftemming vindt, zal men best doenden gewoonen voet te volgen: Terwyl'de Heeren Opzieners dezer Schooien, naer bevind der zaken, van de by die Schryvers gemelde aenmerkingen hun voordeel kunnen doen. 'Er is eene andre Vraeg, die mede aen zeer veele verfchillende bedenkingen onderhevig geweest is : zy is deze : Wanneer moet men de jeugd aen het openbaer onderwys in de Latynfche tale overgeven? 'Er zyn geleerde en agtingswaerdige mannen van oordeel, dat men met de Latynfche , even gelyk met de levendige talen: P 5 by  '234 VERBETERING by voorbeeld : Het Fransch en Engelsen moest handelen: dat men de kinders, zonder zich aen de regels der tale veel te bekreunen, al vroeg behoorde te gewennen dezelve te fpreken, dat men dus doende, met weinig moeite , de moeielykfte zinuitingen zou magtig worden en op eene gemakkelyke wyze , het geene nu met veel harsfenbreken geleerd wordt, al fpeelende zich zou eigen maken. Ik beken zeer veel achting voor die geleerde Heeren te hebben, echter zyn myne denkwyzen, in dit ftuk, geheel van de hunne onderfcheiden. Het is zoo, men heeft kinders in de vorige eeuwen gehad- en mogelyk worden 'er nog gevonden , die , al zeer vroeg, de Latynfche even gelyk een levendige tael, konden fpreken. Dan wat was hier de oorzaek van? Niets anders als de byzondre aenleiding die zy door hunne Ouderen of Beftierderen daer toe hadden: welke gelegenheid fiechts aen weinigen te beurte valt. Vraegt men: waerom zulks door een geduurig fpreken in de Schooien niet zou kunnen bevorderd worden ? Ik antwoord, dat wy op zich zelfs, hier niets tegen zouden hebben , wanneer men niet verzuimt om te gelyk de gronden dier tael te leeren, waer voor de  DER SCHOQLEN. 23^ de Kinders in de eerfte jaren onvatbaer zyn. Dan laten wy recht uit fpreken : Zyn 'er in deze eerfte jaren geen andre en nuttige kundigheden te leeren? by voorbeeld hunne Moederfpraek, de gronden der Aerdryks- en Hiftorykunde, de Reken, Wis en Stelkunde, onontbeerlyke kundigheden voor de aenzienelyke burgers van ons Land, welke wetenfchappen men de jeugdelingen veel al te vergeefsch zal pogen in te prenten, wanneer zy 15 of 16 jaren bereikt hebbende, door het afloopen der Schooien, in hun begrip, ver boven derzelver grondbeginfelen, meenen gefiegen te zyn. Zyn 'er vroeg uitbottende verftanden , andere H. de Groots, J. Canters, Anna M. Schuurmans en foortgelyke fieraden van ons gemeenebest, dezen zyn, als zoodanig, buiten ons beftek: Immers kan het onderwys, in de openbare Schooien, naer hen niet ingericht worden ? Hier moet men de gewoone wys van onderrichten volgen, zal men niet het voordeel van eenige weinigen, maer het gemeene welzyn betrachten. Uit het een en ander fchynt ons genoeg te blyken, dat kinders van 7, 8 of 9 jaren geene voorwerpen zyn, die men aen' het leeren der talen, in deze openbare Schooien moet overgeven. De  23<5 VERBETERI ÏSTG De Vraeg blyft dan: Wanneer moet men deze tael op de openbare Latynfche Schooien beginnen te leeren ? Indien men in aenmerking neemt de wys , langs welke men gewoon is deze tael te onderwyzen, en te gelyk acht geeft op de vry gemeene onvatbaerheid der jeugd ben ik, voor my, van oordeel, dat men onze Kinders op zyn vroegst niet voor de twaelf jaren naer dezelven zenden moest; waerlyk was het een of twee jaren later het zou 'er niet erger om zyn: in dezen tyd zyn de jeugdeiingen vatbaer om de gronden dier tael te begrypen, te meer, als zy die van hunne Moederfprake vooraf geleerd hebben, wanneer zy dan 5 of 6 jaren met het leeren dier tael doorgebragt hebben, komen zy in de gefchikte jaren, om naer de hooge Schooien gezonden te worden : wie dus met de twaelf jaren op de Schooien komt en binnen den tyd van zes jaren deze tael niet magtig wordt, zoude ik raden zich niet op de Studiën, maer op een ander beroep toe te leggen. Wanneer zy nu een gelyk getal van 5, 6 of 7 jaren, naer de omftandigheid van zaken en middelen vereisfchen, op de hooge Schooien geweest zyn en in de eerfte jeugd de gronden der wetenfchappen, waer van wy boven gewag gemaekt hebben , geleerd hebben , twyffel  BER SCHOOLEN. 237 twyffel ik geenszins of zy zullen als bekwame jongelingen van de hooge Schooien komen. Zy zullen minder voor de verleidingen op de Academiën vatbaer zyn en, in hunne Studiën, op wisfer gronden voortgaen. Ook kan het eenen Leeraer, Rechtsgeleerden of Geneeskundigen niet fchaden , dat hy zyne mondige jaren bereikt heeft, alvorens hy zyn beroep begint te oeffenen. Wil men voorts zien welke voordeden uit het naervolgen van het geen ik hier voorgefteld heb, volgen, men leze de vertogen over de Zedekundige Opvoedinge , der Maetfchappye te Haerlem ingeleverd, van welken ik reeds boven gewag gemaekt heb: Indien deze verandering al niet algemeen mogte aengenomen worden, om dat de eerzucht de Ouders veel al prikkelt om Kinders te hebben die al vroeg de Latynfche Schooien zyn doorgeloopen , elke ftad , wat zeg ik, elk burger kan hier zyn voordeel doen: Ik flap hier van af en ga over tot de Schooien waer in de Franfche, Engelfche , Hoogduitfche of andere talen der nederlandfehe jeugd, ter volmakinge hunner opvoedinge noodig , worden onderwezen. — Hoe  238 VERBETERING lEÏoe onontbeerlyk de kennis van vreemde talen voor de jeugdelingen, die men tot den Koophandel, Krygsdienst of andre byzondere oogmerken oplegt, zy, kan ligt begrepen worden. Naerdien nu elks vermogen niet toelaat zyne Kinders byzondere Meefters te geven, worden de openbare Schooien, om deze talen te leeren, hoogst noodig. — Indien het hoofdoogmerk dezer verhandeling ware, deze Schooien alleen te behandelen , zouden wy dezelven in twee foorten: te weten, in kost en gemeene Schooien, onderfcheiden, en dan van elk derzelven, naer heuren aert en byzondre gebruiken fpreken. Dan, nu wy ons voornamelyk tot de nederduitfche Schooien moeten bepalen, zal ik myne verbeteringen en aenmerkingen meest laten gaen omtrent zulke dingen , die, of met de nederduitfche Schooien gemeen zyn , of op de befchaving en het voordeel derzelven betrekking hebben. Voor eerst: Zal ik eenig onderzoek doen aengaende de perfonen welken men , om de jeugd te onderwyzen , in deze Schooien moest verkiezen, en hoe-  DER SCHOOLEN. 2$§ hoedanig hun onderwys moest ingericht zyn.s Ten tweeden: Spreek ik van den aenleg dier Schooien. In hoe ver zy al of niet , in de plaetfen waer zy gehouden worden, nuttig zyn. By elk dezer ftukken zal ik de verbetering en befchaving door allereenvoudigfte en zeer min kostbare regelen voorflellen. — De eerfte vraeg hier te overwegen is: welke zyn de bekwaemfte perfonen om onze jeugd de vreemde talen te onderwyzen? — k De gedachten onzer Landgenoten zyn hier zeer onderfcheiden. Verre de meeften hunner zyn van oordeel, dat men, om de vreemde talen te onderwyzen, zulke perfonen, die van het land, waer die talen gefproken worden, afkomftig zyn, moest verkiezen. Men geeft hier deze reden van. Voor eerst: zeggen zy: Wie is 'er meer en beter in ftaet om deze talen te fpreken of te onderrichten, dan zy die dezelve van hunne teedre jeugd af gefproken hebben ? Hebben dezen niet alleen het  240 VERBETERING liet ware dialect, of de zuivre uitfpraek en kunnen zy die niet best andren mededeelen ? Ten andren: Dewyl zy onze Moederfpraek niet magtig zyn, worden de Kinders genoodzaakt geduurig met hun te fpreken en gewennen zich dus ongevoelig en als Van zelfs aen de moeielykfte zinuitingen, waer door zy binnen korten tyd de geheele tael magtig worden. Dan laten wy deze reden eens een weinig nader inzien en wy zullen bemerken, dat een zekre trek, onzen Landaert zoo eigen, om vreemdelingen boven onze eigen inwoonders te bevoorrechten, en niet de opgenoemde reden 'er de ware oorzaek van zy. Is 't niet enkel inbeeldig te denken, dat men van vreemdelingen alleen het juifte dialect zou moeten leeren? Is niet de tongval by alle volken, naer de byzondre plaetfen daer zy woonen, zeer onderlcheiden? Hebben onze Nederlanders , door de moeilykheid onzer fprake niet het vermogen om alle levendige talen magtig te worden? Doet hier by, dat wy, in ons midden een aantal Landgenoten nebben, die  DER SCHOOLS N. 241 die van genaturalizeerde vreemdelingen afkomftig zyn en zekerlyk bekwame voorwerpen , toe dezen post, kunnen worden. Wat de andre reden belangt. Een be* kwaem Meefter, die zyne Leerlingen eene vreemde tael zal onderwyzen, maekt byzonder zyn werk dat zy, door een geduurig fpreeken, zich de tael magtig maken, en dewyl het levendige talen zyn, moet zyne School een levendig af beeldfel van het land, welks tael in dezelve gefproken wordt, wezen. Des heeft een vreemdeling hier niets vooruit. Men zou zelfs in aenmerking kunnen geven, of een Meefter , die te gelyk onze Moederfpraek magtig is; niet beter in ftaet zy om hen ai fprekende te doen leeren, dewyl hy de meening,hunner zinuicing best verftaet en hen, onder het fpreken, onderrichcen kan ? Doch laten wy nu eens zien, hoe gevaerlyk het fomwyl zy , zyne Kinders aen Vreemdelingen toe te vertrouwen. Wat hebben Wy dierbarer dan onze Kinders ? moeten wy niet de uiterfte zorg dragen dat hun aert niet bedorven, noch hunne zeden verbasterd worden ? Hoe noodzakelyk is het dan, dat wy hen, aen Wier zorg wy hunne teedre jeugd overlapt ten,  242 VERBETERING ten, grondig kermen. Dan, wat is 'er van deze Vreemdelingen! De meeften hunner kennen wy niet; velen zyn 'er wier zeden en godsdienflige begrippen verre van de onzen verfchillen , andren betoonen zich oploopend en fchynen weinig achting voor hunne opvoedelingen te hebben; ten zy dezen zich in hunne begrippen en gedragingen geheel naer hen in alles ichikken. Zouden wy hier niet een deel van de oorzaken vinden waerom 'er veele van onze Nederlanderen zoo verbasterd zyn ? Dan laten wy hier nog eene andre reden by doen: zyn deze vreemdelingen wel in ftaet om de Kinders dat geen, het welk in die jaren, in die Schooien, behoorde geleerd te worden te onderwyzen ? veelen hunner bezitten geene andre kundigheid dan de tael van hun land; het Schryven en Cyferen, twee zaken voor onze jeugd onontbeerlyk,zyn hun meestal onbekend; de gronden der tale , waer in zy onderwyzen , weeten velen niet, des zou men haest moeten vragen hoe het mogelyk zy, dat zy dus boven onze Nederlanders gekozen worden ? Waerlyk om geene andre oorzaek dan uit een trek om vreemdelingen boven onze eigen Landgenoten voor te ftaen. Eene neiging die door lang beftrydcn, in onze dagen, een weinig fchynt te  DER SCHOOLE3S. 24$ te verminderen, waerom wy ook hoopera dat deze onze aenmerking te meer grond vinden en voordeel doen zal. Wat moet men hier ter verbetering en befchaving in 't werk ftellen ? Uit het geen wy boven voorgefteld hebben blykt, dat wy onze welmeenende Nederlanders, ter verbetering onzer Schooien , willen aenbevolen hebben , geene andre Meefters voor hunne Kinders te verkiezen dan dezulken welken by ons geboren en opgevoed zyn. Reeds heb ik aengetoond dat het ons aen geen lieden, die zich hier toe kunnen bekwaem maken , ontbreekt. Het voornaemfte vereischte inzoodanig een is de Tael. Deze moet hy vaerdig fpreken en grondig verftaen. Alvorens hy tot het onderwyzen toegelaten wordt, dient hy, door het afleggen van een vaerdig examen, de proeven van zyne bekwaemheid, in alles waer in hy^de jeugd onderrichten wil, te geven. VTan zulk een examen, zal ik by de behandeling van het tweede deel nader fpreken. Nu hebben de Ouders Hechts te kiezen. In deze keus nochtans moet de voorzichtigheid de voornaemfte rol fpelen, opdat men uitzoeke zulke Onderwyzers, wier zachte aert en oordeelkundige leiding, benevens de Q a bom  244 VERBETERING beftiering van het "verftand der Kinderen ook de verbetering van hun harte ten doel hebben. Dus heb ik het eerfte lid van dit voorftel afgehandeld en aengetoond : welke de bekwaemfte perfonen zyn om de jeugd in de vreemde talen te onderwyzen. Gewis een voornaem ftuk , het geen niet weinig ter befchaving en verbetering dier Schooien ftrekken kan. Nu zal ik onderzoeken : Hoe men op de beste wyze het onderwys moet inrichten om der jeugd tot voordeel te zyn. Wanneer wy de Schooien waer in de vreemde talen, hier te Lande , onderwezen worden , beftendig en onpartydig naergaen, verwonderen wy ons geen oogenblik dat 'er zoo veele Nederlanders zyn, die, in hunne jeugd, de talen geleerd, maer naderhand alles vergeten hebben. Wat al aenmerkingen zouden wy kunnen maken. Zoo op de Leerboeken, als de wys op welke men zich van dezelve bedient , wy zullen het een en ander, zoo kort mogelyk, voorftellen ; om 'er de noodige verbeteringen uit af te leiden. Voorzeker ontbreekt het ons aen geene Spraekkunften en opftellen waer in de vreem-  DER SCHOOLEN. 245 vreemde talen, tot dienst der jeugd, voor kunnen opgeven. Om hierin recht te Hagen is hoogst dienftig, dat wy de reden; van zulk een verregaende onkunde in de Meefteren eens nader onderzoeken: hier door zullen.wy het kwaed zoo veel te beter in zynen aerr. kunnen tegen gaen. De eerfte reden der onkunde komt uit het groot aental der Meefteren, het geen men, in weerwil van hunne zeer geringe inkomften, vindt. In veele Steden zyn 'er ten minften f meer dan genoeg om het werk waer te nemen. Dorpen die fiechts 5 of 6 R 4 hon-  264 VERBETERING honderd guldens in het jaer opbrengen, zyn niet zoo rasch ledig, of men ziet een' aendrang van Meefteren , die in getale groot, maer in kundigheden kleen zyn. Wat is hier het gevolg van? Vele kundige Lieden, die anders niet ongenegen zouden zyn zulk eenen post te begeeren, worden afgefchrikt, te meer daer, in het verkiezen, om reden reeds boven opgegeven, veel al de minst bekwaemfte worden voorgetrokken. Een tweede reden is: Omdat de meefte Schoolmeefters zich van hunne jeugd af, niet op dien- post hebben toegelegd. Is het in alle berdepen noodig dat men, van zyne eerfte jaren af, door alle de ftanden heenen loopt, om den waren aert van zyn werk te leeren kennen; het is niet min waerachtig meer dit beroep. Hier moet men niet flechls zyn werk van de eerfte gronden af en de wys op welk het geleerd wordt kundig zyn, maer men moet als 't ware met de jeugd zelfs opgegroeid wezen, om heur zwak en fterk te weten, om en hiervan, Meefter geworden zynde, zyn voordeel te doen. Eindelyk omdat, voor al in ons Land, het Schoolmeefterfchap zedert vele jaren in een foort van minachting by velen ge- raekc  DER SCHOOL EN. 265 raekt is. Ik weet wel dat het windrig gedrag van velen hier de oorzaek van geweest zy, doch dit laet niet na, dat vele gefchikte lieden, die anders hunne kinders tot dit werk zouden afgezonderd hebben, nu voor hen iets anders ten beroepe verkiezen. Waer uit dan vloeit, dat vele gemeene lieden, zonder opvoeding, hunne kinders tot Schoolmeefters aenleggen, waar door deze post, die anders uit zichzelven achtingswaerdig is, van onkundige lieden moet worden waergenomen. Uit deze drie opgegeven redenen zal men de oorzaek van den Hechten toeftand der Meefteren kunnen begrypen , en, als van zelve de middelen ter verbeteringe beramen; dan, naardien dit het hoofdoogmerk van het geheele voorftel is; zullen wy, om in alles duidelyk te zyn, eerst onderzoeken, welke kundigheid een nederduitsch Meefter moet hebben, wanneer hy, tot nut der jeugdelingen, zynen post bekleeden zal. — Even gelyk alle menfchen onderfcheiden vermogens en kundigheden bezitten, en 'er geen beroep is of zy die het waernemen hebben'er verfchillende bekwaemheden toe, zoo is het ook met de Schoolmeefteren ; deze zal altoos in vermogen boven geenen uitmunten en met grooter R 5 vaer-  ZÓÓ VERBETERING vaerdigheid zyn beroep dan een ander waernemen ; dit belet echter niet dat 'er zyn byzondere kundigheden, die aen byzondere posten alleen eigen zyn, in dewelken zy, die 'er anderen in moeten onderwyzen , behooren ervaren te zyn. Om nu te zien wat eenen nederduitfchen Schoolhouder te weten noodig zy, heeft men Hechts in te zien wat werk hy, in zyne School, zyne Leerlingen moet onderwyzen. Het eerfte dat een nederlandsch Meefter zyne jeugdelingen moet doen leeren, is het Spellen zyner moederfprake. Is het niet te beklagen als men in de brieven of andere Schriften van Schoolmeefteren de gebreken by meenigten verfpreid ziet! Dit is maar al te waerachtig; dat het min bekend is, komt dat 'er flechts weinig menfchen over de Spelkunst kunnen oordeelen, en dat dit gebrek airede, door de onkunde der Meefteren , algemeen is doorgedrongen. Het is waer, dat onze nederduitfche Spelling, tot nog toe, in alles op geenen eenparigen voet gebragt is, dan de gebreken waer van ik hier fpreek, raken eigenlyk deze gefchillen niet. Een nederduitsch Schoolmeefter moet dus eene goede kennis van de Spelling onzer Sprake hebben. Hy, moet  DER SCHOOLEN. 267 moet niet alleen de gemeene boeken, die men in zyne School gebruikt, hier over gelezen hebben, maer hy dient 'er onze taelkundige Schryvers op naer te zien, opdat hy eindelyk eenen vasten grond verkryge. Zoo ver gevorderd zynde, zal hy zyne Leerlingen hier in grondig kunnen onderwyzen. Hier mag een Meefter niet ligt afftappen, de Spelling is de grond van alles wat een nederduitsch Meefter onderwyzen moet. De Ouders zullen niet kwalyk doen om, in dezen, de gangen van den Meefter naer te gaen; by verzuim 'er hem toe aan te zetten, opdat de jeugdeling goeden voortgang make. Zie daer de eerfte zaek die een Meefter bezitten moet, welker kennis voorzeker iets ter verbetering en befchaving onzer Schooien toebrengen zal. Het Lezen is de tweede kundigheid waar in een Meefter ervaren behoort te zyn. Weinig menfchen zyn 'er, die grondig wel kunnen lezen. Een goed Lezer moet, door de buiging zyner ftemme, de kracht der zaken en woorden die hy leest uitdrukken, en fchoon hy nimmer de gebaren van eenen Toneelfpeeler moet naapen, noch windrig, noch verveelend moet zyn, behoort hy echter, door zyn lezen, de aen- dacht  a68 Verbetering dacht zyner hoorderen op te wekken en anderen van zelve te doen opmerken, dat hy verftaet, het geen hy leest: Voorzeker moet men den Bybel anders dan de Courant lezen. Wie weet nietwelk een onderfcheid van ftyl 'er tusfehen een dichtftuk en het onrym is ? Dit moet een goed Lezer alles in acht nemen. Hy moet de aendacht gaende houden, zich zeiven en anderen vermaken. Hoe nuttig is 't, dat zulks der jeugd ingeprent en duidelyk onderwezen worde ? Welk een invloed dit op hun gedrag heeft, wordt van weinigen opgemerkt. Een Jongeling die wel kan lezen , vermeerdert , wanneer men hem Hechts de noodige boeken geeft, al lezende zyn verftand , men kan hem ligt tot een beminnaer der fchoone letteren maken; en onttrekt hem, dus doende, uit gevaren waar in de onwetende jongelingen vallen. Laet een Meefter op deze wetenfchap zich ernftig toeleggen ! Dat hy de noodige boeken daer toe leze, de kracht van het geen hy leest verfta. Voor al moet hy zorgen, dat zyn Leerling alle gemaektheid in het lezen leere vermyden, en eene eenvoudige onopgefmuktheid behouden. Wanneer de Schoolmeefters hunne Leerlingen hier in ervaren maken, zullen onze nederduitfche Schooien een merkelyk voordeel bekomen. — 'Er  DER SCHOOLEN. 269 'Er is geen konst waer in onze nederduitfche Meefters, over het algemeen gerekend , meer ervaren zyn dan in die vari Schryven. Voorzeker is dit een voornaem deel van hun werk. In een Land daer de Koopmanfchapbloeit,moet de jeugd noodzakelyk in het welfchryven ervaren gemaekt worden. Vele menfchen moeten, door het zelve, de middelen van hun beftaan verkrygen; ook is het genoeg bekend, hoe zeer onze nederlandfche Kooplieden op het Schryven van eene keurige hand gefteld zyn. In het onderwyzen moet men onder het oog houden, dat men deze zaek wel als noodig, maar nimmer met verzuim van andre dingen behandelen moet. Immers behoort: her Schryven niet tot diekundigheden waer door het verftand verlicht en her oordeel bondig wordt. De domfte menfchen kunnen hier de ervarenfte worden. Uit het gezegde, leide ik af, dat een nederduitfche Schoolmeefter deze konst noodzakelyk bezitten,en zyne Leerlingen inprenten moet; zoo echter, dat hy zich geduurig zal voorftellen, dat 'er behalven dit nog veel ander noodzakelyk werk, in zyne School te verrichten zy, opdat hy even fterk de beöeffening van den Geest, als de konftige behandeling der penne onder het oog houde. . Ook  2JO VERBETERING Ook wordt in onze nederduitfche Schooien de Cyfer- of Rekenkonst onderwezen. Deze wetenfchap is voor alle menfchen, in alle Handen, zeer nuttig. Door haer wordt het verftand geopend, door de kennis der betrekking, die de getallen op elkander hebben, leert de jeugd de overeenkomst en het onderfcheid der voorkomende dingen zachtkens en ongevoelig opmerken. Hoe noodzakelyk het zy, dat hy, wie de jeugd in deze dingen zal onderwyzen, dezelven wel verftaet zal niemand tegenfpreken. Het waer te wenfchen dat onze Schoolmeefters wat meer in de beginfelen der Wiskunde ervaren waren. Deze is de grond van alle Cyferkonst, zy is, in onze dagen , vry gemeener dan voorheen, en zal het wezen onzer Schooien merkelyk verbeteren , wanneer onze Schoolmeefters zich op dezelve een weinig toeleggen. Hier door zou onze jeugd van hun op eene gemakkelyke wys onderwezen worden, daer dezelve anders tegen het Cyferen als tegen eenen berg opziet: of, zonder eenige vrucht, in het zelve fchynt voortgang te maken. Hier by zoude ik het, in het bepalen van de kundigheden, welken een nederduitsch meefter bezitten moet, kunnen laten.  DER SCHOOLEN. 3$| ten. Dan 'er zyn nog twee dingen die, naer myn oordeel, wanneer zy, benevens het opgenoemde, in onze Schoolmeefteren gevonden wierden, het fieraed onzer onderwyzeren zouden uitmaken: en, binnen weinig jaren, veroorzaken, dat onze Nederlanders meer kundig in veele wetenswaerdige dingen zouden worden. Het eerfte is de kennis van onze Moederfprake. Immers is deze zoo moeielyk niet of een man wiens werk het is alle dagen in dezelve te onderwyzen , zou 'er zich zeiven in kunnen ervaren maken, te meer daer men thans Spraekkunften die zeer eenvoudig, en tot het gebruik der kinderen gefchikt zyn, heeft. Is het niet hoogstbetamelyk dat een Meefter die andren bekwaem moet maken, zelve in zyne eigen tale kundig zy? welk een nut zou die te weeg brengen! Kennis baert lust, de Meefter zou met genegenheid en doorzicht zynen Leerling onderrichten , byzonder op het Spellen en Lezen acht geven, zoo veel zyn tyd en de vermogens der jeugd toelieten, hen in de eerfte beginfelen onderwyzen. Dus zouden, ten minften de fnedigften , hier in eenige vorderingen , die hun in vervolg van tyd nuttig zouden kunnen zyn, maken. Indien men eenmael zoo  272 VERBETERING zoo gelukkig mogte worden , om onze Schoolmeefters hier in finaek te doen krygen, waerlyk men had een merkelyke verbetering en befchaving te weeg gebragt. Het tweede daer men, by het kiezen van eenen Meefter acht op geven moet, is het Cara&er of Zedig beftaen van den Onderwyzer. Het is juist niet noodig dat een Schoolmeefter eene zeer groote kundigheid in de Godgeleerdheid bezitte, welke lesfen van deugd en menfchenliefde hy zyne Leerlingen ook pooge in te prenten, altoos moet zyn Schoolwerk van dat van den Predikftoel onderfcheiden blyven, of hy wordt, onder fchyn van godvrucht, aen zynen waren pligt ontrouw. Dan het is van de hoogfte aengelegenheid, dat hy van eenen zachten aert en taei geduld zy. Hy moet zich geduurig vertegenwoordigen dat Kinders , geene volwasfchen menfchen, aen zyne zorg toevertrouwd worden. Gelyk hy aen den eenen kant zyne achting bewaren moet, zoo mag hy aen den anderen kant nimmer wreed wezen. Een Kind zal van de 7 tot de 10 jaren, zelden moetwillig beledigen, nimmer zal het dit doen, aen eenen verftandigen en voorzichtigen Leermeefter. Alle kwaed, dat niet moetwillig gefchiedt, moet niet an-  DER SCHOOLEN. 273 anders dan met vriendelyke onderrichtingen en overredende vermaningen tegen gegaen worden. Ongemeen groot is de invloed welk een Meeller , door zyn gedrag en behandeling, op het vormen van den aert der Kinderen heeft. Een Kind beziet vry algemeen zynen Meefter, als een volraaekt patroon dat in alles zyn navolging waerdig is. Een Wreedaert maekt haeftige en oploopende menfchen. Een Trotschaert Vormt , door zyne voordaed , een foort van winderige en onverdragelyke Schepfelen , die men gemeenlyk , met een onduitsch woord, Pedanten noemt; met één woord, 'er zal altoos iets van het Caracter van den Meefter in den Leerling overgaen, het geen veel al zeer bezwaerlyk uitgeroeid wordt. Dit is eene ftof die voorwaer de hoogfte oplettendheid verdient en dubbeld waerdig waer, om afzonderlyk behandeld te worden. Genoeg is het dat wy het gezegde te berde brengen, om aen te wyzen, hoe noodig het zy om naeuwkeurig op het Caraéter der Meefteren acht te geven. Nog kan men hier by doen , dat driftige Meefters meenigmael de oorzaek zyn , dat zwakke geitellen, door hun gedrag, geheel ongelukkig worden. Wie weet niet dat een herhaelde toorn, in een teder geitel, eene geduuS i'ige  ?74 V E R B ETER I N G fige vrees en fchrik te weeg brengt, waer uit veeltyds eene allerongelukkigfte geaertheid ontftaet. Hoe gelukkig zal ons Nederland worden, wanneer de Beftierers hunner jeugd, van een zedig zachtmoedig beftaen zyn! veele voordeelen zullen hier voor de jeugd uitryzen ! Zie daer' de kundigheden , met welken ik onze nederlandfche Schoolmeefters gaerne bekleed zag, opgegeven, dan hoe veel verfchillen verre de meeften hier van! hoe zal men hen best hier toe brengen! zullen niet alle pogingen hier toe aengewend, geheel vruchteloos zyn? gantsch niet, wanneer men flechts, door vooroordeel of eigen belang niet al te fterk aen oude gewoontens gehecht is, en die zaek met ernst ter hand wil nemén. Men heeft het Schoolmeefters ampt alleen eenige achting by te zetten en te maken dat het die waerdigheid en naem verkryge , welk een deugdzaem en vérftandig Meefter verdient. Om dit uit te voeren heeft men alle omzichtigheid in het verkiezen te gebruiken, en niemand dan na een ryp beraed tot dien post toe te laten. Doch hoe elendig is het in dezen opzichte thans gefteld? daer zyn Dorpelingen zoo ongelukkig, dat hun fomwyle , door hunne Heeren, Meefters , die nergens minder, dan tot dien post tri ftaet zyn,  DER S C H O O L E N. 275 zyn, worden toegezonden, gelyk wy'boven reeds opgemerkt hebben; op andere plaetfen maekt men eene verkiezing, die meer uit gunst dan kunst gefchied: In verre de meefte fteden , onzer vereenigde Landfchappen , hangt de keus derSchoolmee Heren van de regering af, en de aenftelling gefchied veel al min of meer vaerdig, naer mate die Sollicitanten min of ineer by de Heeren in gunst ftaen. Hoe zeer zulk eene handelwys oorzaek van een aental onbekwame Meefteren moet zyn, wordt van zelfs begrepen. Het zoude dan niet weinig ter verbetering en befchaving onzer Schooien ftrekken, als wy eenen weg konden aenwyzen, waer door wy, in onze Schooien, konden vèrkrygen zulke Onderwyzers, die in alles wat wy boven opgenoemd hebben, kundig waren: wy zullen het ons best toe fchynend middel daer toe voorftellen. Om bekwame Schoolmeefters te verkrygen heeft men flechts het loflyk voorbeeld van het vorftelyk Delft naer te volgen, gelyk, zoö ik wel onderricht ben, ook reeds van eenige weinige andere Steden gefchied is, te weten: men heeft daer ter plaetfe het Schoolmeefterfchap tot een foort van gilde gemaekt: uit de S 2 voor-  276 VERBETERING voornaemfte der Meefteren kiest men eenigen tot Hoofdlieden; deze, echter onder het toezicht der Ed. Achtbare Magiftraet, nemen het examen der zich aendienende Meefteren af, en doen'erverflag van. Niemand wordt tot dit examen toegelaten, ten zy hy een bepaeld getal jaren zich als ondermeefter van zynen post gekweten hebbe. Wanneer men nu bevind dat hy van een goed gedrag en voor zyn werk bekwaem is, verkrygt hy vryheid om de jeugd, alleen in het geen waer van hy proeyen yan hekwaemheid gegeven heeft, te onderwyzen. Zie daer een middel, mogelyk het eenigfte, ten minften een vry zeker, om de onkunde der Meefteren tegen te gaen. Dit middel kan algemeen gebruikt worden , en ftrekt zich zelfs tot de Dorpen uit, waer van het examen der Meefteren zou kunnen gebragt worden tot de Hoofdlieden dier Stad, waer onder zulk een Dorp behoort. Wanneer zulk eene Stad geen genoegzaem getal van Meefteren had om een gilde daer uit te maken, zou men uit grootere Steden bekwame en onpartydige Hoofdlieden kunnen roepen, om de zich aendienende te onderzoeken en den bekwaemften met den post te begunftigen. Wanneer dit in 't werk gefteld wordt kan noch  ÖER SCHOOLEN. 277 noch zal zich iemand, ten zy hy dé noodige kundigheden bezit , durven aengeven, even gelyk by de andere gildens daer nimmer iemand zyn handwerk zal willen oeffenen , ten zy hy in ftaet is om eene proef van zyne bekwaemheid! tegeven. Wat denken hier myne Beoordeelaers ? Zou men op deze wys de onkunde in de Meefteren niet met vrucht te keer gaen? Dit middel is allereenvoudigst, het kan, naer bevind der zaken, op alle plaetfen, fomwyl met een weinig verandering, gebruikt worden. Wie kan twyffelen of het zal eene merkelvke verbetering en befchaving in onze Schooien te weeg brengen? Dan ik moet hier eene en andere bedenking uit den weg ruimen. Men heeft my onderricht, dat eenige Schoolmeefters in een der voornaemfte fteden van ons Land , reeds ondernomen hebben, om het Schoolmeefterfchap, te dier plaetfe, by wyze van een Gilde te behandelen, en niemand, dan na een grondig examen, onder hun getal aen te nemen. Doch dat dit verzoek geheel van de hand gewezen is. Dan ik meen zeer wel bewust te zyn, dat zy, die dit voorgefteld. hadden, duidelyk deeden zien, dat zy veel. meer hun eigen belang dan het S 3 wel-  2-78 VERBETERING welzyn der jeugd onder het oog hadden. Hier uit ryst echter deze vraeg: of niet de Hoofdlieden, door eigen intrest aengezet, fomwylen hen, die de jeugd zeer bevorderlyk konden zyn, om hunne kundigheid, zouden weeren? Deze zwarigheid is ligt uit den weg te nemen: men heeft alleen op te merken, dat wy in ons voorftel of opgaef, het eerfte toeverzicht, en de in ftandhouding van dit gilde, der hooge regering hebben overgelaten, die, in dezen, zoo wel als in andere gildons, derzelver bloei en welvaert wel benarcigen en alle onrecht met kracht weeren zal: doe hier by dat de eigenbaet, die voornamelyk by lage zielen huisvest, niet zoo ligt by bekwame Meefteren zal plaets grypen: wie van hun, die zelfs in 11 om zynen post waer tc nemen, die reeds eenen goeden opgang gemakt \ i naem verkregen en de achting veler bekwaem geworden leerlingen zich waerdig gemaekt heeft; wie van dezen, want anderen moeten geen Hoofdlieden zyn, zal laeg genoeg van geest wezen, om een ander , alleen om zyne bekwaemheid, te weren ? Ik zal in 't vervolg, op zyn plaets gelegenheid.hebben , om te doen zien, dat het een bekwaem Meefter, wanneer hy in zynen pligt getrouw is, nimmer aen werk  DER SCHOOL EN. 379 werk ontbreken zal. Nog kan dit volgende middel voorgefteld worden. Dat men in elke Provintie, by. voorbeeld op de hooge Schooien , of in de voorname Steden, een of meer perfoonen aenftelde., by welken allen, die, in vervolg van tyde, naer het Schoolmeefters ampt wilden ftaen , een examen moeften afleggen eu met behoorlyke getuigenisfên van dezegevolmagtigde perfoonen moeften voorzien zyn, alvorens zy naer eene plaets konden ftaen. -jïr.7jone zaek waer van ik moet fpreeken, dewelke ik ten hoogfte, en voor deze Kinders, onontbeerlyk oordeel. Het is deze : dat men hen , in deze Schooien , met allen ernst en te gelVk metdeuiterfte omzichtigheid, al zeer vroeg en op den duur, de kennis en vrees voor Ood, de liefde en onderwerping aen hunOuders en aen allen die over hen eetteld zyn moet trachten in te fcherpen. Hier toe zyn zeer veel een gewigtige redenen. Voor eerst: deze Kinders hebben hier toe weinig gelegenheid aen hunne huizen, waer aoor zy, « de onwetendheid op-' groeijende , voor alle driften, Ongodsdienfbgheid, Bygeloof of Dweepery openleggen; waer uit meenigmael droevige onheilen geboren zyn. ö Ten tweeden: zal de kennis van een vrybedeelend God, van zyne wysheid, goed-  DER SCHOOLEN. 313 goedheid, enz: hen leeren zich aen deszelfs wil te onderwerpen en met naerftigheid hunnen pligt te betrachten, waer door zy onontbeerlyke leden van deMaetfchappy zullen worden. Ten derden: hier door zal men hen waerlyk gelukkig maken. Immers beftaet het heil van een redelyk wezen in zynen Schepper te kennen en te eerbiedigen. Het denkbeeld, van behoeftig verdwynt, wanneer een mensch onderworpen aen God, wel te vreden, zich aen zyne fchikking overgeeft. Deze kundigheden zullen hen leeren als deugdzame lieden in de weereld verkeeren. Hier door moet het getal der behoeftigen waerlyk verminderen, de rust der te famenleving bevorderd en alles goeds uitgewerkt worden. Wat ik door deze vrees verfta, hoe men de jeugd hier voor vatbaer moet maken en welke de gefchikte en best opleidende boeken zyn, heb ik boven gezegd. Hier komt het "er voornamelyk op aen, dat men bekwame Schoolmeesters in deze Schooien heeft, menfchen die eengewisfe hebben. De zulken die weten dat God een byzonder oog heeft op hen aen wie zyne, ons nagelaten, armen hier zyn toe verV 5 trouwdj  314 VERBETERING trouwd, en dat zyne barmhartigheid de getrouwe waerneining. van hunnen pligt, met geestelyke en ligchamelyke zegeningen beloonen wil. Niet dat ik hierdoor wil zeggen, dat deze menfchen den armen om een zeer gering loon en als uit liefde moeten dienen. Niets minder: wy hebben , Gode zy lof, in ons land, weldadige lieden, die zonder ophouden durven mededeelen, hier in overtreft ons land vele anderen, Ik fpreek alleen van het getrouw waernemen van hunnen post, en ben zelfs met reden van oordeel dat deze Meefters niet karig maar rykelyk moeten beloond worden, Hier door moet men brave, deugdzame en verftandige Meefters uitlokken om deze zware taek op zich te nemen. Vooral vorder ik van hun dat zy in de Goddelyke waerheden kundig zyn en dat zy, by het doen van hun examen, hier van bewyzen geven. Kon het zyn dat zy een vastgefteid opitel hadden, op welk eene wys zy de jeugd in de kennis van den Godsdienst moeften ervaren maken, het ware zoo veel te beter: voorts moeten zy onderworpen zyn, aen het examen waer van ik boven gefproken heb, hun gebruik maken van die fchoolboeken welken reeds op  DER SCHOOLEN. 315 opgenoemd zyn. Terwyl de Heeren Beftierders dier Schooien de jeugd, aen hunne vaderlyke liefde toevertrouwd, met zulke prysjes en uitdeeligen zullen aenmoedigen als hunne wysheid, de ftaet en de vorderingen dier behoeftige wichten, volgens getuigenis des Meefters, vereisfchen zuilen. Ziet daar, geëerde Beöordeelaers! myne aenmerkingen over deze Schooien; ik heb hier in weder iets, ja voorzeker zeer veel dat ter befchaving en verbetering dier Schooien kan ftrekken, opgegeven. Nu ben ik aen het einde van myn werk , en meen uwe nuttige vraeg beantwoord te hebben. Ik heb alles met weinig woorden klaer trachten voor te ftellen, naerdien de kort-enduidelykheid in foortgelykende verhandelingen moeten betracht, en den lezeren daer door gelegenheid gegeven worden', om van de voorgeftelde zaken gebruik te maken. — Hoe zeer ware het te wenfchen, dat myne en alle nuttige lesfen, die ter beantwoording van het opgegeven Voorftel, zullen gegeven worden , voor de Nederlandfche Jeugd en derzelver Schooien tot wezenlyk heil mogten ftrekken! myne bede is: Wel-Ed. Heeren! dat uwe loffelyke pogingen, hier toe aan( gewend ^  3l6 VREBET. DER SCHOOLEN. gewend , gezegend zullen zyn ; en dat deze dingen niet in de befpiegeling' zullen blyven hangen , maer werkdadig in gebruik mogen raken. — Wy geven ons werk aen uw welwikkend oordeel over. Heb ik het doel getroffen, het zal my aengenaem zyn: heeft een ander meer en betere befchavingen opgegeven, geen nyd zal my bevangen, wanneer flechts onze Nederlandfche Jeugd onderwezen en hun waer heil bevordert wordt. Terwyl ik, na der Maetfchappye alle heil over deze en andere poogingen te hebben toegewenscht, dus teeken. ■ Wordt Batoos kroost in deugd en godsvrucht opgevoed, . 2 oo wordt ons nagejlacht door Neêrlands God behoed. A N T-  ANTWOORD op dezelfde V R. A A G E: OVER DE VERBETERING der SCHOOLEN. door DID. CORN. van VOORST. ^^an hoe veel gewigt de opvoeding der kinderen zy, hebben de fchranderfte vernuften van alle tyden gezien , gevoeld, geleerd: een uitmuntend tafereel hier van fchètst ons de doorzichtige rollin, in zyne Manière denfeigner- les belles Lettres ( i ) ; en is zyn vertoog ingericht om aantetoonen den invloed, welken deeze opvoeding heeft op de welvaart van eenig Koningryk, Gemeenebest, of Staat; men kon dit ftuk met verfcheidene byzonderheden nog nader aandringen: opdat ik van de groote vrucht, welke de opvoeding der Jeugd den Godsdienst aanbrengt, niet (i ) Tom. iv. p. 179'  318 VERBETERING niet fpreeke, het wys bellier van den Vader des Vaderlands, het rechtveerdig vonnis van den Rechter, het geregeld overleg , en de gevorderde trouwe van den Amptman, de ryzende voorfpoed van den Koopman, de aanlachende overvloed van den Land - en /\mbagtsman, ja! ook een vlug nageflacht hangt van de opvoeding af: myn tegenwoordig oogmerk laat niet toe meer byzonderheden optenoemen , veelmin dezelve uittebreiden , en aanteklemmen: alleenlyk bepaale ik my een oogenblik tot het laast gezegde, dat, namelyk , een vlug nageflacht zynen oorfprong ook aan de opvoeding te danken heeft: ik bedoele hier mede niet , dat de kinderen door eene welbeftierde opvoeding meerdere vlugheid van geest verkrygen; maar, dat men uit zulke kinderen, wier ziels-vermogens door de opvoeding zyn aangefcherpt, te wachten heeft een nageflacht , 't welk van natuurt grootere fynheid van geest bezit: moeite ik dit ftuk betoogen, ik zoude my voornaamelyk op de ondervinding beroepen ; want, gelyk dezelve ons voorbeelden oplevert, dat lichaamelyke gebreken voort geplant worden , zo kunnen wy van die getrouwe leermeefteres ook leeren, dat zielsgebreken insgelyks niet zeldzaam overërven : of  DER SCHOOLEN. 319 of ziet men niet dat van domme Ouders ook domme kinderen , en van vlugge Ouderen vlugge kinderen voortkomen ! ja wierde in het aangaan van huwelyken meer gezien op de gefteldheid, en overeenkomst van ziels-vermogens , dan op andere dingen , men zoude het opgenoemd gevolg, wel'ligt zonder merkelyke uitzondering, kunnen opmerken (2). Is de nuttigheid van eene befchaavende opvoeding zo aanmerkelyk, men bewondere zich dan niet, dat dichters van Koningryken, en Gemeenebesten hunne zorg aan dit ftuk inzonderheid hebben toegewyd: men leeze dat geene, 't welk roll 1 n ( 3 ) ons van Lycurgus , Plato en Ariftotdes heeft geboekt: hoe gfoot was de zorg ook niet, van den Burgemeefterlyken Paulus Aemilius, van welken plutarchus CO ons verhaalt, dat Hy de bekwaamde leermeefteren voor zyne kinderen in allerlye takken van onderwys op- (2) Men vergelyke hiermede het geene toenvindt by den bekenden j. f. ja co bi in zyne Abhandhingen uber wichtige Gegenfbnde der Religion, 1. TB. p. 200-202. ~ (3) loco l T. tv. p. 183, 187. ( 4 ) In efus vita $ 4. fint, cs5 § lS- &• R 0 L L« 2' l. T. u p. 7.  $20 VERBETERING opzocht, dat hy ook zelve by het onderwyzen tegenwoordig was, ja! het belang, 't welk hy nam in de opvoeding zyner kinderen, ging zelvs zo verre, dat hy, Perfiën overwonnen hebbende, zich met de magtige fchatten van dat ryk niet bemoeide , en alleenlyk den boekenfchat van den Perfifchen Koning voor zyne kinderen nam. Kan men ook zonder aandoening verneemen dat geene, 't welk men van den Roomfchen Keizer Markus Aurelius vermeld vindt (5), dat Hy de Goden boven al voor twee zaaken dankte; omdat hy voor zichzelven uitmuntende Leermeefters genoten had, en dat hy diergelyke voor zyne kinderen ook had gevonden. Zal men dan, het gezegde overweegende, onze wettige en gebiedende Overheid haaren welverdienden lof weigeren, daar ook zy een waakzaam oog vestigen op de opvoeding der jeugd, gelyk men uit het beftier van hooge en laage Schooien kan afneemen ? zoude men insgelyks van zulke Staatsperfoonen niet billyk verwachten, dat zy hunne veel vermogende hulp geerne zullen willen beffceeden aan het verbeteren van die gebreken , welke in de Schoo- (5) V. ROLL. /./. r.lV. p. 382.  DER SCHOOLEN. 32I Schooien van ons Vaderland, vooral in de Nederduitfche, zyn ingeflopen ? 't Is waar, veele Nederlanderen zullen wonder ophooren , wanneer zy verneemen , dat men van gebreken, en wel van groote gebreken in de Schooien gewag maakt: veele, moge ik niet welzeggen de meeften, zullen denken, dat alles hier zeer wel gefield is; de Schooien doch zyn nog op denzelvden voet, als in hunne jeugd: en mogte het maar by zulke denkbeelden blyven! de kundigfte lieden ondertusfehen in ons Vaderland , die niet maar oppervlakkig denken en oordeelen , zyn van gansch andere gedachten , en fchroomen ook niet, op hoop van eene waare beterfchap, hunne gedachten wereldkundig te maaken. Ziet men-in Vrankryk een Genootfchap C of Univerfiteit) van Parys, door de Koningen van dat Ryk gefticht tot onderwys der Jeugd in weetenfehappen , zeden en Godsdienst: verfchynen hier van daan in dat wereldgewest voortreffelyke werken, gefchikt om de gebreken , ook wat de Schooien betreft , te keer te gaan; ons Vaderland mag roemen op Zeelands Genootfchap , 't welk thansch noodig keurt X ook  322 VERBETERING ook hier aan zich te laaten gelegen liggen; 't is hierom, dat de Beftierderen van dat beroemd Genootfchap ter beantwoording vóorgeffceld hebben , de volgende vraag: ,, Welke verbeteringe hebben de „ gemeene, of openbaare, vooral de „ Nederduitfche Schooien, ter meer„ dere befchaavinge onzer Natie, nog ,, wel noodig ? hoe zou die, op de „ voordeeligfte wyze , konnen inge„ voerd , en , op een' beftendigen „ voet, onderhouden worden? De liefde voor de welvaart van myn Vaderland heeft ook my bewoogen dit ftuk meer naauwkeurig nategaan, en myne gedachten hier omtrend ter beöordeeling mede te deelen. Op dat dit myn vertoog in eene geregelde orde moge af loopen, moet ik, naar aanleiding van de voorgeftelde vraag, 1°. Opgeeven, hoe de openbaare Schooien in ons Vaderland, vooral de Nederduitfche , moeten verbeterd worden, om onze natie meer te befchaaven ; om dan H°. Te overweegen, hoe men die beter-  DER S C H O O L E N. 323 terfchap op da beste, en minst kostbaare wyze kunne invoeren; terwyl ik IIP. Zal trachten aantetoonen, hoe men deeze beterfchap op eenen gefchikten voet kunne onderhouden. I. Het eerfte ftuk, hetwelk ons onderzoek vordert, is, hoe de openbaare Schooien, in ons Vaderland, vooral de Nederduitfche, moeten verbeterd worden. Om deeze zaak wel te behandelen, is noodig, dat wy vooraf het waar begrip van de befchaaving eener natie vastftellen, welke hier veronderfteld wordt, als zynde het oogmerk, waartoe de Schooien ingericht worden. Dit met alle mogelyke klaarheid verricht zynde, zullen wy onderzoeken, of, en in hoe verre onze Schooien hier aan niet beantwoorden; of, en in hoe verre, naamelyk , onze Vaderlandfche , vooral Nederduitfche Schooien, ongefchikt zyn, om onze natie te befchaaven. En dat opgegeeven hebbende, zullen X 2 wy  3I4 VERBÉTERING wy moeten aantoonen , op welke wyze men deeze gebreken uit den weg kunne en moece ruimen. A. Om zich een juist begrip te vormen van, en een naauwkeurig oordeel te vellen over, de goede of kwaade gefteldheid der Schooien , moet men het echt oogmerk , waartoe zy ingericht zyn , voor oogen hebben en klaar doorzien: is dit oogmerk nu de befchaaving der natie, dan moeten wy geene verwarde, maar duidelyke begrippen van de waare befchaafdheid en befchaaving hebben, dan moeten wy weeten, welke de waare kenmerken zyn van eene befchaafde natie. Wanneer gefproken wordt van de befchaafdheid , en befchaaving eener natie , zo fchynen deeze (*) haare voornaamfte betrekking te hebben op de burgerlyke Maatfchappy, zo dat eene befchaafde natie zyn zoude eene zaamening, eene menigte , van nuttige leden der burgery: doch daar het eene zekere waarheid is, en blyft, dat niets meer bevorderlyk is (aan des menfchen kant ) voor den Godsdienst, bo- . (*) Ik fpreeke in het meervoud, om dat het onderfcheidene zaaken zyn  DER SCHOO.LEN. 3 25 boven al voor dien der 'Christenen, dan de befchaafdheid der natie, der burgery; .20 zou men de befchaafdheid der natie verder kunnen uitftrekken, en wel zö , dat men van eene befchaafde natie fpreekende , hier door niet alleen verftonde eene welgeordende burgery, welke de gemeenfchappelyke plichten jegens eikanderen kent en uitoeffent, maar ook zulk .een burgery welker befchaafdheid insgelyks van invloed is op den Godsdienst: wy voor ons willen te liever eene befchaafde natie in die ruimte begrypen , omdat het zeker is, dar men geene waare befchaafdheid onder eene natie zal aantreffen, alwaar de Godsdienst ontbreekt; eene befchaafde natie dierhalven in het gemeen is zulk een volk, onder 't welk wee» tenfchappen , zeden en Godsdienst gevonden worden, welke drie ftukken de Uniyerfiteit van Parys beoogt in het onderwys der Jeugd (6). Deeze drie ftukken nu worden vereischt tot de befchaaving eener natie , waarom men dezelve voor pogen moet houden en door juifte middelen trachten te bereiken. Eer ik eenigzins nader ontwikkele, hoe men . (6) Cf. ROLL. /. /. T. 1. p. I. X 3  32Ó VERBETERING men eene natie tot de weetenfchappen , zeden en Godsdienst befchaaven kunne, moet ik my nog eenige oogenblikken bezig houden, met de overweeging van den waaren aart der befchaafdheid, voigends de drie opgegeevene ftukken. De waare befchaafdheid , aeiden wy, beftaac in kennis van weetenfcmappen, zeden , en Godsdienst: welke kennis echter niet maar befchouwende, of befpiegelende zyn moet, maar ook beoeffenende. Dat zeden en Godsdienst fjvan het onderfcheid deezer woorden ftraks nader ) op elk lid eener natie betrekking hebben , zal geen weldenkend gemoed betwisten: eenige twyffeling zal misfchien by den een' of anderen ryzen omtrend de weetenfchappen, of men, naamelyk, dezelve tot de befchaafdheid eener natie wel brengen kunne , daar het doch zeker is dat men zich geene Maatfchappy van enkel geleerde menfchen kan voorftellen, dan in de verbeelding: de verfchillende noodwendigheden immers, welke tot de welvaart eener Maatfchappy gevorderd worden, laaten niet toe dat elk lid zich tot het onderzoek van weetenfchappen begeeft: hoe zal doch een fchaamele huiswaard,  DER SCHOOLEN. 327 waard met zyne behoeftige vrouw zich kunnen oeffenen in edele weetenfchappen, daar hen al den tyd van nooden is, om hunne behoeften te vervullen ? niet minder ondertusfehen worden zy tot den weiHand eener natie vereischt, dan de doorzichtige Wysgeer: doch deeze bedenking is haaren oorfprong alleen verfchuldigd aan oppervlakkige denkbeelden; 't is waar door weetenfchappen verftaat men gewoonlyk, of de verfcheidene takken der geleerdheid, of de edele kunften (7): maar welke voldoende reden is 'er, waarom wy die woord niet in eene meerdere uitgebreidheid, naar zynen oorfprong, zouden nee men j? zo dat men 'er door betekenen zoude alle weetenfchappen, zonder onderfcheid , wanneer de geringde ambachtsman , ja ! elke huismoeder, zo wel eene weetenfehap, elk in zynen kring, zouden bezitten, als de diepdenkende geleerde: wil men het woord dit zyn oud burgerrecht niet vergunnen, men ftaa my ten minften toe het zelve in dien zin ter neder gefteld te hebben ( 8 ). Vraa- (7) Ik erkenne, dat men dikwerf kunften en weetenfchappen onderfcheidt; doch ik wil alleenlyk uitdrukken , dat men ook wel onder de weetenfchappen 4e edelfte kunsten begrypt. (8) lk behoeve niet te onderzoeken, in welken X 4  328 VERBETERING Vraage ik inmiddels by my zeiven na de oorzaak, waarom die woord zo veel van zyne oorfpronglyke uitgebreidheid ontnomen zy, ik meene dezelve niet verre te moeten zoeken, en te gelyk daar in den grond aantetreffen, op welken ik myne gegeevene bepaaling van dat woord bouwen kan en mag:. deeze toch fchynt my de voor•naainfte, of eenige, reden te zyn, waarom het woord weetenfehap tegenwoordig in zulke enge paaien beperkt is; omdat de ambachtsman, by voorbeeld, en de huismoeder in het gemeen hunne bezigheden meer werktuiglyk, dan oordeelkundig verrichten ; en , omdat hunne daaden naar geene redelyke regelen van oordeelkunde gefchoeid zyn, daarom verdienen zy den .naam van weetenfehap niet, maarfchynen veel eer aan zekere navolging of diere■lyke drift te moeten toegefchreeven worden ; even gelyk men de bedryven van die dieren , welke in den eerden opflag een redelyk vermogen fchynen aanteduiden (zo als bevers en aapen), by naauwkeuriger onderzoek alleen van navolging, of dierelyke drift, moet afleiden, daar zy nim zin de Univerfiteit van Parys het woord fcience neeme , zy fchynt hier door vooral de Geleerdheid te ver* /taan.  DER SCHOOLEN. 329 nimmer den geringffcen trap van grootere volmaaktheid in hunne bedryven vertoonen. Wanneer nu elk mensen niet meer werktuiglyk, maar oordeelkundig te werk gaat, dan zal men hunne verrichtingen , van welk zoort die ook zyn mogen, wel ras onder de weetenfchappen ftellen, en dan ook dit woord in zyne oorfpronglyke betekenis (in die ruimte, waar in wy het opgegeeven hebben} herftellen. Uit het gezegde nu kan men opmaaken, dat de waare befchaafdheid eener Natie beftaat, — in eene waare kennis van allt weetenfchappen, welke de welvaart van eene natie vordert; en — in eene waare kennis (9) der zeden; — en in eene vvaare kennis van den Godsdienst, te gelyk met eene redelyke uitoeffening van die gekende Hukken, doch eer ik hier van afftappe moet ik nog met een woord aanftippen , in welken zin ik de zeden en Godsdienst hier wil opgevat hebben: ik zal my in geen angstvallig en hiftorisch onderzoek begeeven over het waar onderfcheid (9) Ik herhaalé hier het woord kennis met voordacht, om te kennen te geeven, dat men even zeer, nis in de weetenfchappen, ömtreml de zede/i e^' Godsdienst werktuiglyk veelal verkeert. X 5  330 VERBETERING fcheid deezer woorden , noch het zelve wysgeerig trachten te verdedigen: het is ons genoeg , dat andere eenig onderfcheid opgegeeven hebben , en dat men aan dit onderfcheid eene verklaaring geeven kan : wy verftaan dan door zeden, de kennis en beoeifening dier plichten , welke eene menfchelyke Maatfchappy vordert, zo van elk lid jegens zichzelven, als jegens zyne medeleden: en door den Godsdienst meer in het byzonder, de kennis en betrachting der plichten, meer onmiddelyk jegens God. En zo kan men dan de weetenfchappen aanmerken , als de bouwftoffe eener aan God onderworpene Maatfchappy, van welke derzelver leden, naar hunne verfcheidene betrekkingen, zich bedienen moeten, om een redelyk gebouw te ftichten, hetwelk beantwoordt aan de onderfcheidene verplichtingen, welke op hun liggen: met andere woorden dan, beftaat de befchaafdheid eener Maatfchappy, of natie, hier in, dat elk lid , naar zyne redelyke vermogens , en volgends den kring, in welken hy geplaatst is, alle die weetenfchappen opdoet en ten gebruike aanlegt, welke noodig zyn om aan zyne verplchting jegens God, zichzelven, en zynen evenmensch te voldoen. Zo  DER SCHOOLEN. 331 Zo veel van de befchaafdheid eener natie! nu moeten wy by derzelver befchaaving nog eenigen tyd ftil ftaan, dat is, de wyze, op welke men eene natie die opgegeevene befchaafdheid kan aanbrengen. Het is eene hier veronderftelde, en te gelyk zekere waarheid, dat de mensch onbefchaafd gebooren wordt, welke onbefchaafdheid, of ruwheid, door de opvoeding veelal vermeerdert: doch deeze onbefchaafdheid moet verminderd en ware het mogelyk geheel en al weggenomen worden, de mensch moet befchaafd worden. Maar hoe moet men dit werk aanvangen, en uitvoeren ? 'Er is een zeker zoort van menfchen, ook in ons Vaderland, die my, deeze vraag doende, vry luchtig een half douzyn twee drie geradbraakte uitlandfche woorden na het hoofd zouden werpen, om uittedrukken, dat zulk een zich in waarheid befchaaft, die, naar de eerfte mode uitgedost, zulk een air heeft wTeeten aanteneemen , dat hy op het falet, in de Etiquette nimmer eenen mispas begaat. Schoone befchaaving ! Het is verre van my, dat ik eene lompe houding, des lichaams zou goedkeuren, en boven eene deftige welgemanierdheid ftellen : men zal toch veelal zien, dat een onbefchaafd lichaam eene  332 VERBETERING eene onbefchaafde ziel in zich bevat, terwyl zy, wier ziel de waare befchaafdheid aanneemt, niet geheel onbefchaafd naar het lichaam zullen blyven ( i o ). Offchoon wy nu eene befchaaving van het lichaam geenzins afkeuren, maar ten hoogften aanpryzen, zo laaken wy hunne handelwys geheel en al, die alleen op de befchaafdheid van het lichaam- zich toeleggen , zonder aan de befchaaving der ziel te denken, terwyl- zy eveneens doen, als hy, die tot verciering van eene kamer alles te koste legt, om fchoone lysten te verkrygen, waar in de alleraffchuwelykfte broddelftukken van fchilderyen gevonden worden: en gelyk wy zulk een beftaan mispryzen, zo moeten wy ook hun doen ten hoogften afkeuren, die met de befchaaving van het lichaam beginnen, zullende naderhand ook de ziel trachten te befchaaven; deeze zyn gelyk' aan eenen mensch, die bouwt zonder fundament gelegd te hebben. Zal men dan met vrucht een' mensch befchaaven, men moet overeenkomftig zy, nen (10) Cf. nou. /. /. T. iv. 235, g> 274, s-  DER SCHOOLEN. 333 neri redelyken aart hier in bezig zyn: men moet met de ziel beginnen , en in het lichaam eindigen : men moet, met de ziel beginnende, de orde der zielsvermogens volgen , en die allen befchaaven : men moet in dit werk vooral acht geeven op die neigingen , welke den mensch van zynen Schepper ingefchapen , en dus goed zyn. Laaten wy deeze ftukken wat nader ontwikkelen. Men moet in de befchaaving van eenen mensch met de ziel beginnen. Elke beweeging , welke het lichaam aanneemt, is onredelyk, en enkel dierelyk, indien zy niet voortfpruit uit, en volgt op, de denkbeelden en neigingen van verftand en wil(i 1). En , omdat dit veelal ontbreekt, ziet men veele menfchen dat geene, 'twelk zy eens geleerd hebben, verrichten, zonder dat zy 'er eenige denkbeelden van vormen , of ook vormen kunnen, zonder dat zy in ftaat zyn, 'er eenige reden van te gee- . (11) Het doet hier niet ter zaake , dat de diepdenkende Wysgeer in zeer veele van zyne bedryven deeze orde niet kan opfpooren: de zaak is van vooren zaker, en heeft haaren grond in de redelykhëid der ziel.  334 VERBETERING geeven , of 'er eenige verandering , of verbetering in voort te brengen. Men moet met de ziel beginnende, de natuurlyke orde der zielsvermogens volgen. De wil moet van kwaade neigingen, zo gewoone als buiten gewoone, welke wy harst-tochten noemen, gezuiverd worden; maar te vergeefs zal men hier mede bezig zyn, indien men niet eerst en vooral het verftand befchaaft : by voorbeeld , een mensch heeft eene kwaade begeerte tot het een of ander : men zal te vergeefs hem hier van zoeken aftebrengen, zo men hem te vooren geene denkbeelden heeft verwekt, welke hem van de fiegtheid dier begeerte kunnen overtuigen. Men moet alle de vermogens der ziel befchaaven. Verftand en wil in alle hunne uitgebreidheid, ook zo als deeze zich door het werkvermogen der ziel in het lichaam uitoeffenen , moeten befchaafd worden; allerleieneigingevan den wil met de hier uit fpruitende heblykheden: en zo ook het verftand (intelleclus); waartoe men gewoonelyk vernuft ( ingenium ) , oordeel en geheugen brengt, met de heblykheden van het verftand , deeze alle moeten befchaafd worden: by voorbeeld, om  DER SCHOOLEN. 335 om in dit wyde veld niet uitteweiden , het is verkeerd alleen op het geheugen te werken, zonder dat men vernuft en oordeel bezigheid verfchaft heeft, zonder dat men door vernuft en oordeel die dingen voor het geheugen heeft laaten ryp maaken: zo ziet men veelal, dat der kinderen geheugen beballast wordt met dingen , welke zy niet verftaan , waar van daan zy in het vervolg zich gewennen alles aileenlyk aan het geheugen toe te vertrouwen, zonder hetzelve bedacht, of beoordeeld te hebben: hoe gewoon dit kwaad zy, weet elk opmerkend gemoed: men moet derhalven eerst het vernuft, en oordeel aanfcherpen, om dan aan het geheugen dien zagten, en voordeeligen last, welke tot het gebruik bearbeid is, optedraagen. Men moet eindelyk in deeze befchaaving acht geeven op de ingefchapene neigingen van den mensch, en overeenkomftig dezelve zyne befchaaving inrichten: ik onderzoeke met den Wysgeer thansch niet, of en hoe veele neigingen men ingefchapen kunne noemen : ik bedoele voornaamelyk de eigenliefde, dat edel gefchenk van den Schepper: men moet deeze neiging onder het oog houden, en de befchaaving van den mensch zo inrichten,  336 VERBETERING ten, dat men op zyne eigenliefde werke, dat men dezelve gaande maake en die in het tegendeel door eene verkeerde handelwys in hoogmoed of hardnekkigheid niet doe ontaarten: aan deeze neiging is ondergefchikt de neiging om gelukkig te zyn: zal men dan den mensch verbeteren, men moet hem die beterfchap door beredeneerde denkbeelden, als dienftig voor zyn geluk, zoeken fmaakelyk te maaken. Ziet hier, zo kort mogelyk de waare befchaafdheid en befchaaving gefchetst, genoegzaam voor iemand, dien men tot de befchaaving van het menfchelyk geflacht bekwaam kan keuren; gënoegzaam, om tot ons ftuk B. Overtegaan, naamelyk , om te onderzoeken , of onze openbaare Schooien, vooral de Nederduitfche, aan dit haar oogmerk beantwoorden, of zy gefchikt zyn, om onze jeugd de waare befchaafdheid te verfchaffen. Wordt 'er van openbaare, en wel Nederduitfche Schooien gewag gemaakt, dan, meene ik, worden hier uitgefloten byzonder huisonderwys, Latynfche, en Hooge Schooien , of Academiën in ons Vaderland,  DER SCHOOLEN. 337 land ( 12 ); terwyl die Schooien, welke men gewoonelyk Franfche by ons noemt, ook, onder de benaaming van Nederduitfche , kunnen begrepen worden , omdat men tegenwoordig de Franfche taal te gelyk in die Schooien onderwyst , alwaar men de jeugd in 't leezen, fchryven,enz. oeffent: de bedoelde Schooien zullen dan voornaamelyk die zyn , in welke men Neérlandsch jeugd aan Meefteresfen toevertrouwt, om de allereerfte beginfelen, zo als de letteren, fpellen, en leezen, aanteleeren, als ook die, in welke de kinderen verder onderwezen worden in het leezen , fchryven, en wat hier toe betrekkelyk is; 't zy hier de Franfche taal bykome, of niet. De vraag is dan, of deeze Schooien gefchikt zyn, om onze natie waarlyk te befchaaven ? en hierop antwoorde ik volmondig, neen! Ik zal dit trachten te betoogen door — eerst een tafereel voorteftellen van het gewoon onderwys, — om dan de gebreken hier (12) Of niet eenige trekken, welke wy zullen opgeeven , ook deeze, vooral de Latynfche Schooien, raaken, behoeven wy nu niet te onderzoeken. Y  338 VERBET E R I N G hier in aantetoonen, — en eindelyk derzelver oorfprong te kennen te geeven. In de eerfte plaats dan, zal ik het gewoon onderwys, 't geen men in die beide Schooien geeft, in een tafereel voorftellen. Wordt eene moeder haar kind te lastig, aanftonds zal zy beiluiten hetzelve na de Meefteres te laaten brengen , en dit zal by de besten den naam hebben , dat zy voor de opvoeding der kinderen zorgen; 'er wordt eene Meefteres uitgedacht, of omdat moeder by dezelve geleerd heeft, of omdat zy in de buurt woont, of om diergelyke redenen ; zonder aan de bekwaamheid te denken: en is 'er hier of elders eene zeldzaame moeder, welke niet geheel en al onverfchillig is omtrent de bekwaamheid der Meefteres , indien zy al beoordeelen kan, waarin de waare bekwaamheid beftaa; zo is nog weinige of geene mogelykheid om hier van onderricht te krygen: hoe het zy, het onnozel wicht wordt uit moeders armen gefcheurd en gaat fchreiend en fnikkend na de School. Niet zo ras is aldaar van alle kanten het teder kroost vergaderd, of de Meefteres neemt een gevreesd wapen in de vuist, of aan haare zyde : dreigen, fchreeuwen, zo al niet  DER SCHOOLEN. 339 niet een onverwachte flag, zyn de middelen, welke haare buitengewoone wysheid, en zeldzaame menschkunde beproefd heeft gekeurd, om die onnozele wichten eene onmogelyke ftilheid te doen aanneemen: en terwyl de hangende lipjes, betraande wangjes, afgebrokene fnikjes en zuchtjes, de bewyzen zyn van de flaaffche vrees , welke deeze tedere zieltjes beheerscht, zo zal de Meefteres met de grootften tot het onderwys overgaan: en, daar de overige eene diepe ftike moeten bewaaren, zal 'er een of ander opgeroepen worden, met het a, b, bordje, of boekje in het teder handje: het onnoozel wicht nadert met trillende leedjes ; het beevend handje wordt aangevat: men zal beginnen met letter a: de Meefteres wyst; het kind moet ook zyn vingertje aan die plaats houden: deeze oeffening brengt het geduld der Meefteres al ten einde: eindelyk komt het zo verre, dat het kind zyn vingertje daar ftil houdt: nu moet het zeggen, welke letter dit is; daar het nergens begrip van heeft, en de vrees het nog meer bedwelmt: de Meefteres bromt en pruttelt over zyne verregaande domheid, en , ziende dat het knaapje nog wel wat wachten zal, eer het uit zich zeiven a zeggen zoude, zal zy hem voorzeggen a: hec Y 2 kind  340 VERBETERING kind heeft geen begrip , wat het verrichten moete; het kan geen denkbeeld vormen van dit te moeten nazeggen: verwonderd en toornig over zyne zeldzaame botheid , fchreeuwt zy nog eens met een fchelle Item a, zo dat het deinfend kind de beide ooren klinken : het wicht zwygt, het fchreit: men zal het onderwys herhaalen zo lang, tot dat het zoetertje werktuiglyk heeft nagezegd , a. Dit alles gefchied onder een onophoudend geraas en getier over de minfte beweging der overige kinderen: terwyl het gevolg van zulk onderwys is, dat veele kinderen in een jaar de letteren al kennen. Welke vordering! 't is waar, hier of daar zal nog wel eene Meefteres gevonden worden , die meer zagtzinnigheid gebruikt , dit echter zal men by alle het zelvde aantreffen, dat 'er langer tyd vereischt wordt, om een kind werktuiglyk op de boven gezegde wyzen de letteren aan te leeren. Is nu eindelyk, met veel hoofdbreeken, een of ander zo ver gevorderd, dat het knaapje de letteren kent , wel aan! het zal leeren fpellen : dit zal wonder wel gaan! het kind moet [pelden (13), Z£gc z,y (13) Wie weet, of onder alle de Meefteresfen van ons  DER SCHOOLEN. 341 Zy tegen de kinderlievende moeder: men gaat aan het werk : on moet het eerfte bewys van de bekwaamheid van het kind zyn : 0 , n, w, zegt de Meefteres voor, het wicht , 't welk^ al mooi heeft leeren klappen, zegt het na: al verder! 2, e, ze, onze; terwyl de Leermeefteres in dit onderwys haare ftem zo wonder fraai weet te buigen, dat men zeggen zou , dat zy bezig was, met de eerfte regelen der mufyk aanteleeren: het kind kan dat woordje fpellen, en wel op den aangeleerden toon, welke veelen menfchen tot aan hun' dood byblyft: maar 'er moeten meer vorderingen gemaakt worden; het onze Vader moet geheel gekend worden. Doch zo veel moeite aan elk in 't byzonder te befteeden , elk beurtelings by zich te laaten komen, dit kan niet aangaan, dit zou geen mensch kunnen doorftaan ! men heeft 'er iet opgevonden, het welk tyden lang beproefd is uitgekomen; de Meefteres laat dan deeze , dan geene by zich komen, de overige moeten elk hun boek in de hand'neemen en inzien, en alle hard ons Vaderland wel tien (wel een) gevonden worden die onderfcheid kennen tusfehen [peilen, en [pelden'. die ooit gehoord hebben van eene verkeerde fpelling onzer taal. Welke gronden moeten hier dan gelegd worden! Y 3  342 VERBETERING hard op nazeggen o, n, Hier op zal het kind by zyne Meefteres overgaan om de gewoone geloofsleuze (om ik geloof* moest ik zeggen) ook even werktuiglyk te kunnen naklappen, Na alle deeze vorderingen , zal men het bedorven fchaap aan het leezen zetten: dit gaat wonder wel! het kind kan zo war. leezen, en echter heeft het nog nooit eenig denkbeeld gevormd van al, wat het gefpeld, of geleezen heeft, Ondertusfehen mag ik niet verzuimen open) Ik pryzc zeer de loflyke gewoonte, dat men de kinderen laat bidden, maar het machineele keure ik af.  DER SCHOOLEN. 343 optemerken het onderwys, 't welk zy in den Godsdienst geeven: ik zal, om dit wiskundig te betoogen, niet bybrengen , dat zy de kinderen uit het volmaakte Gebedje Geloofsleuze, en de Wet der twee tafelen leeren fpellen, en leezen; zy doen voorzeker meer! zy hebben daar en boven veelal, de eene dit, de andere een ander Catechifeer-boekje, waar uit zy de eerfte beginfelen van den Godsdienst inprenten: zommige bedienen zich zelve van den Heid. Catechismus! Maar hoe (want hier komt het voornaamelyk op aan) zal zulke ervaarene Meefteres dit waar onderwys inrichten ? op deeze wys: zy heft met luider ftem aan: Wie heeft u gefchapen ! dit bauwen alle de kinderen luidkeels na, terwyl hier in zulke faamenftemming (harmonia^) heerscht, dat elk zeggen zou , dat men hier op de vier toonen zong: zo gaat het ook met den Catechismus , tot dat de kinderen eenige klanken zonder denkbeelden verzameld hebben. Van wegen zulke doorflaande blyken van kundigheid, worden zy nu ryp geoordeeld om hooger op te gaan, en de wyze lesfen van de Meefters aantehooren, en hunne tedere handjes tot de nuttige fchryfkunst te laaten plooien. Y 4 Men  344 VERBETERING Men zal het jongje dan in de School van eenen Meefter heitellen: de keus is op deezen of geenen gevallen om gewigtige redenen: denkt men al eens aan Éekwaamheid, rjdit komt zelden te pas!) men heeft 'er de bondigfte bewyzen voor by de hand: die man is bekwaam! die en die hebben 'er fchool gegaan! hebje wel gezien, ■wat een bord 'er voor zyn deur hangt! hy weet 'er van! men fluit den koop met zulken bekwaamen man op het voordeeligst: (het is toch bedroefd, dat men zo veel aan die Schooien moet geeven! 'tis om arm te worden!) Eindelyk de tyd is daar, dat het kind na den Meefter of Monfieur met biydfchap flappen zal: het gaat de School manmoedig in, waarvan het zich wonderen belooft: de deftige Meefter beurt zich op, en verwelkomt het knaapje met eenen ftaatigen knik van het eerwaardig hoofd. (die past echter niet op allen , 'er zyn weinige die van natuure vriendelyk zyn.) Alle zyne kundigheden haalt hy by een, om eene goede plaats voor het wachtend kind uittekiezen: komt hier, is eindelyk, na ryp overleg, het befluit van den taalkundigen Meefter, gaat daar zitten als een jongetje: deeze zagte woordjes belooven wat goeds; ma.ir zulje daar wat flil zitten, zulje je graauwt hy , zich om-  DER SCHOOLEN. 345 omkeerende, een ander toe, die eens toezag, of een enkel woordje fprak over den nieuwen Schoolier : het nieuwlings aankomend kind zet al een' fchrik. Meefter (of Monfieur') gaat na zyn' floel : het gebed (wisten die knaapen maar, wat het "beduide!) wordt opgezegd: nu aan 't werk! terwyl eenige een vooi beeld (zo fpreekt inen in de Schooien) zullen nafchryven, moeten de overige in 't fpellen en leezen onderwezen worden: een deftige Ondermeefter, of de Meefter zelv, roept zommige: zy naderen veel al beevende : zy moeten zich in orde fchaaren rond om zynen leerftoel, zy, moeten te gelyk fpellen of leezen, terwyl hy ziet en luistert, en met een houtje, plak, of iet anders hen opmerkzaamheid inboezemt. Das niet goed-, 't moet beter gaan, of ik zelje bythy'er een toe: Het fchepfeltje,'t welk zo even in de School verfcheenen is, ziet en hoort dit, en begint te fchreien. De Meefter zal nu ook eens met eenen ftatigen tred de School doorwandelen, om te zien hoe het met het fchryven gaat; doch zyne onderrichtingen , zo zy al tot verbetering ftrekken, zyn meer hard, dan hartïnnemende , meer gevoelig dikwerf, dan gefchikt om den fchryflusti optewekY 5 ken.  346 VERBETERING ken. Hy zal zich wederom op zynen zetel ter neder zetten om gewigtigere dingen te behandelen : men moet Cyffèren of ook eene Franfche les opzeggen: en , terwyl hy op het minst geraas uitbuldert, en den Kinderen de onvriendelykfte woorden toefnaauwt, is hy wonder wel in zyn fchik, wanneer de kinderen hebben leeren klappen, en alles zo wat, zonder denkbeelden te vormen, nadoen kunnen. Even zo is 't ook met zyn onderwys in den Godsdienst, waarvan zy op het hoogst eenige klanken verzameld hebben, 't Is waar, de opgegeevene trekken zyn zo algemeen niet, dat zy op elk in het byzonder pasfen; hoe algemeen echter het werktuiglyk onderwys zy, leert de dagelykfche ondervinding: dit laatfte is algemeen, het eerfte lydt eenige uitzondering. Een denkend leezer heeft de gebreken, welke in dit School-onderwys plaats grypen, reeds opgemerkt: laat ik echter dezelve nog eens koi telyk opnoemen , om elks vatbaarheid , ware het mogelyk, ter hulpe te komen. . De grootfte vorderingen, welke uit dit onderwys getrokken worden, zyn in het geheugen : beredeneerde denkbeelden aan het  DER SCHOOLEN. 347 het verftand mede te deelen is een vreemd ding, hier denkt men niet aan, men weet 'er in 't geheel ook niet van: men fpreekt van den Godsdienst, men geeft hier onderwys in, maar ook dit alles is voor het geheugen; men denkt aan geene befchaaving der Zielsvermogens : indien men kan leezen, fchryven, en eenige waarheden van den Godsdienst uit eenig boek napraaten, dan heeft men den hoogften trap van kennis beklommen; vooral indien hier by komt de kennis van eenige Franfche woorden, zonder dat men eenig begrip heeft van de nuttigheid dier kennis: zo ook heeft men nooit hooren reppen (misfchien nu of dan eens in 't voorbygaan) van de plichten , welke van een Kind , Huisvader , Huismoeder , Koopman, enz. gevorderd worden, om nuttige leden van de maatfchappy te zyn, en voor eene eeuwigheid bereid te worden: wordt 'er nog eens een plicht behandeld, het is by gelegenheid van eenen mispas van het kind , welk onderwys dan nog eer redenloos, dan redenlyk is. Met één woord, geheel en al verkeerd is de leiding der kinderen, men let op geene verfchillende temperamenten, om naar dezelve de opvoeding interichten : de boeken , van welke men. zich bedient, zyn ook vol- ftrekt  348 VERBETERING ftrekt ongefchikt: men heeft wel een goed oogmerk met het voimaaktlïe Gebed, enz. den kinderen te laaten fpellen , leezen , enz. doch indien men deeze nuttige boeken wilde behouden, dan moest men die op het minst van fpelfouten zuiveren, en dan een beredeneerd onderwys uit dezelve geeven. Men zal zich over deeze gebreken niet bewonderen , indien men overweegt, welke de menfchen zyn, die hier onderwys geeven, vooral de zogenaamde Meefteresfen : zy weeten niets : zy hebben wel een examen doorgedaan, maar met dat al kunnen zy noch fpellen, noch leezen: menfchen te befchaaven is by haar een vreemd en ongehoord denkbeeld: en hoe komt dit ? omdat zy dit onderwys op zich neemen, op dat zy op eene deftige en gemakkelyke wyze den kost zouden kunnen verdienen : en was het zo ook maar niet met een groot deel der Meefteren ! deeze worden anderzins door hunne ouderen hier toe gefchikt, en dit is bekwaamheid genoeg. Doch laat ik hier afftappen, en liever overgaan, om, in de derde plaats, te bezien, hoe men deeze gebreken moete ver- be-  DER SCHOOLEN. 349 beteren. Ik zal hier eerst de (charakters'of) hoedanigheden, welke vereischt worden, opgeeven , om dan ook aantetoonen, hoe men dezelve moete aanleggen. Men zou meer grond van hoop hebben op eene waare beterfchap, indien men by de Ouderen de eerfte beginfelen van eene befchaavende opvoeding konde aantreffen: ten minften, indien zy in de tegenwoordigheid der kinderen alle oplettendheid gebruikten, om hun geen kwaad aanteleeren (15)- Doch dit zo niet zynde, moet men dit voor als nog by anderen zoeken: mogten de Ouderen dan in de eerfte plaats hier op uit zyn, dat zy hunne kinderen -in handen van zulke dienstboden niet gaaven, van welke zy door den tyd kwaade indrukfelen by hunne natuurlyke verdorvenheid ontfangen kunnen (16). Maar laat ons verder gaan. Gelyk het de plicht der Ouderen is de onderwyzeren te onderrichten van den aart der kinderen, zo is het ook reeds door des kundige Mannen opgemerkt, dat men , om de eerfte gronden van befchaaving in eenen mensch te CiO Cf. Roll. /•/• T. i.p. 3 7(16) ^ Roll. T. iv. p< i»7.  35<* VERBETERING te leggen, de kundigfte menfchen , ja ! Wysgeeren moest verkiezen (17); de volgende kundigheden, ten minfte, worden vereischt, of alles zal vruchteloos zyn. Is men gewoon, in de eerfte plaats, by eenen Meefter te zien na de bekwaamheid in de Schryfkunst, men geeve deeze kundigheid eenen laageren rang; veel meer geeve men acht, ofdeOnderwyzerzyne eigene taalverftaat: hoefchandelyktochishet, dat men in die taal, in welke men is gebooren en onderwyzen zal, onbedreven is: niet minder wordt gevorderd eene kennis, zoal niet van alle gefchiedenisfen, ten minften van de Vaderlandfche, op dat men in zyn eigen Vaderland geen vreemdeling zy: zeer nuttig, en ook gewoon is de Rekenkunst, waar by ik hierom niet ftaan blyve, als ook niet by het nut der Franfche taal: laat ik my tot gewigtigere ftukken bepaalen: de Onderwyzers onzer Jeugd moeten menfchen zyn, die vernuft (ingenium, genie Q*)) hebben; hiervan hangt alles af; heb- (17) Iterum confulatur Roll. T. i. p. 29. (*) Wanneer ik hier alleen van vernuft fpreeke , moet men niet denken, dat ik oordeel en geheugen als minder nuttig befchouwe ; zonder deeze zal hat vernuft geen' weezenlyken dienst doen.  DER SCHOOLEN. 351 hebben zy geen vernuft, hoe uitgeftrekt hunne kundigheden ook zyn mogen, dan zullen zy die ten gebruike niet weeien aanteleggen; zy zullen, alleen met hun geheugen werkzaam geweest zynde, het ver-, nuft hunner leerlingen ook niet aanfcherpen: hoe noodzaakelyk echter dit vernuft zyn moge, zo moeten zy niet minder ervaaren zyn, niet alleen in de reeds genoemde weetenfchappen , maar ook en vooral in den Godsdienst; in de ziel- en menschkunde (*) : ik wil zeggen zy moeten menfchen zyn , die ook weeten dat zy eene ziel hebben: wie zou dat niet weeten? vraagt welligt iemand in de uiterfte verwondering: maar deeze juist weet dit niet: ik bedoel toch geene oppervlakkige en werktuiglyke kennis, door welke men in jongere jaaren heeft leeren napraaten, dat men eene ziel heeft, zonder dat men van dezelve iet meer weet: ook be- (*) PsychoJogia en Anthropologla: men heeft weinig, of niet gedacht, of gefchreven over de zo noodzaakelyke Anthropologia : zedert eenigen tyd heeft men in Duitschland zich hierop beginnen toeteleggen; zommige Geleerden in ons Vaderland hebben over dit gebrek geklaagd: zulke klacht meen ik ook gevonden te hebben in de Letter- en Outbeidkundige Verlustigingen van den Geleerden P Nieuwlano, maar ik 'kan my de plaats niet erïnaeren.  352 VERBETERING bedoele ik niet, (niet welke kundigheid men zomryds de geheele waereld te geleerd is!) dat men een of ander bewys voor de onftoflykheid, of onfterflykheid der ziele weet by te brengen: ik vordere aan den anderen kant ook niet, dat men alle twistvraagen , welke onder de Wysgeeren bedreden worden, zo als over den zetel der ziel , enz. weet te beflisfen: maar ik eifche zulke kennis der ziel, door welke men zich onderfcheidene denkbeelden weet te maaken van de vermogens der ziel, van hunne werkingen op elkander , van hunne gewrochten , en kracht op het lichaam, van de verfchillende temperamenten. En niet alleen moeten zy zulke befchouwende kennis van de Zielkunde hebben, maar zy moeten die kennis , met alle de vermogens hunner ziel bearbeid hebbende , ook weeten te gebruiken , dat is, zy moeten bedreven zyn in de Menschkunde, welke op de Zielkunde gegrond is , om met die kennis menfchen , verfchillende menfchen , te behandelen. Bezit een Onderwyzer deeze volftrekt noodzaakelyke kundigheden, dan kan men van hem ook verwachten, dat hy zulk een mensch zal zyn, als Quinctilia- nus  DER SCHOOLEN. 353 nus hem tekent (18): Dan zal hy erkennen , dat niets zo moeielyk is , als menfchen te behandelen en te befchaaven: dat niets meer wysheid en voorzigtigheid vordert , dan tedere wichten te leiden en op te kweeken; dan zal hy befeffen, dat alle verwaandheid en hoogmoed hem niet pasfen; dat hy wel zyn gezag moet bewaaren, maar des niettegenftaandc zich bemind weeten te maaken by zyne leerlingen : dan zal hy de Ouderen onderrichten, dat zy hunne kinderen nimmer moeten dwingen na de School te gaan , maar hen de wys aantoonen , op welke zy de jongfte knaapjes zelvs gewillig derwaards kunnen krygen: dan zal hy voor oogen hebben het oogmerk , waar toe de kinderen hem toevertrouwd zyn ; dat hy ze kundiger, en beter moet trachten te maaken, door hen te leeren fpellen , leezen, fchryven, enz.; door hen den waaren Godsdienst voorteftellen en te verklaaren, op zulk een wyze, als hunne vatbaarheid vordert: hy zal onder dit voorftel op hunne gemoederen trachten te werken, om hen hier door, ware hen mogelyk , beter te maaken , vooral door het onderbrengen van hunne verkeerde driften: 08) Cf. roll. /. /. T. iv. p. 210. fqa. z  354 VERBETERING ten: hy zal om dit oogmerk te bereiken dien weg inllaan, welken hem de Ziel- en Menschkunde aan de hand geeven ; hy zal niet alleen en zo zeer op hun geheugen werken, maar hen, zo veel mogelyk is, denkbeelden leeren vormen : hy zal, tot dat einde, van dien eerften tyd af, reeds redeneerenderwyze met hen handelen , terwyl dan ook blyken zal, dat zy hier voor meer vatbaar zyn, dan wanneer op den gewoonen voet alleen hun geheugen werk wordt verfchaft: hy zal zich dan ook veel van vraagen bedienen, op alle tyden en by alle gelegenheden, en hen hier toe de gelegenheden zelvs aan de hand geeven : hy zal hen nimmer met hardheid behandelen; willen zy, door eene boosaartige hardnekkigheid en dwang , hunne fpoorelooze begeerten vervuld hebben, hy zal ze voornaamelyk door onthouden te keer gaan, en niet, dan na alles beproefd te hebben, tot zwaardere ftrafFen overgaan, en dan nog op eene redelyke wyze , zonder drift, en met betooning van liefde, ja door hen zelve, zo zy hier voor reeds vatbaar zyn, hun eigen vonnis te laaten opmaakcn : hy zal weeten hen fpeelënder wyze te leeren, vooral in den eerften tyd: hy zal bekennen, dat zy niet alle op eenen leest moeten gefchoeid worden:  DER SCHOÖLEN, 355 den : hy zal ook op kleinigheden acht geeven , niet om hen hier over geduurig te ftrafFen, te ^beftrarfen, of te onderhouden, maar om by gelegenheid zich hier van te bedienen, en hen ook hier op, als in het voorbygaan, te doen letten: Hy zal door aanmoedigende beloften, en loftuitingen op hunne ingefchaapene eigenliefde werken, en dezelve opwekken, door eene edele jaloersheid (amulatio) hen onder malkanderen opfcherpen: hier toe zal hy zich ook bedienen van openbaare (19) oeffeningen en ftrydfpeelen: naar hunne vorderingen zal hy hen hooger doen opgaan. By zulk een onderwys zullen niet langer zo zeldzaam zyn de voorbeelden van jongelingen, met eene manlyke geleerdheid voorzien , waar van men tegenwoordig nog een uitmuntend voorbeeld heeft in Vrankryk ("20), 'tgeen men aan de vlyt der Univerfiteit te Parys veelal te danken heeft. By zulk een onderwys zal het nu of dan ook noodzaakelyk zyn, opteletten , dat veel beloovende kinderen hunne jonge krachten niet te veel vergen. Tot dus verre hebben wy de vereischte be- . (19) Cf. Roll. /. /. T. iv. ^..310. (20) v. Bibliothecu Critica T, I. p. lv.p. 127, 8. Z 2  35<5 VERBETERING bekwaamheden, met dezelver gebruik in 't gemeen opgegeeven; laaten wy nu eens nagaan, hoe men, naar aanleiding van het gezegde, in de Schooien moete bezig zyn. Geene Meefteres of Meefter zal een kind toelaaten, zo zy niet vooraf gemeenzaam met hetzelve geworden zyn : en ook dit zal de gewenschte vrucht niet hebben , indien het kind zyne fchoolmakkers niet heeft leeren kennen : dan toch zal hetzelve , die knaapjes in de School aantreffende, hen aanftonds kennen, en in derzelver gezelfchap geerne blyven willen. Dus in de School gekomen zynde , zal het wicht wel ras begeeren te vertrekken, indien het genoodzaakt wordt zich onbeweeglyk te houden, en tot eene ernftige manier van leeren wordt gefchikt; dit zou zelfs eene gekandheid tegen het leeren, welligt voor al den leeftyd, te weeg brengen. Wat dan in de School verricht? fpeelen? ja! zeker ! en wel den meeften tyd (21). Maar hoe? is dat leeren? gewis 1 zulke kinderen moeten alleen fpeelende leeren: men (21) Ik bedoele alleenlyk de kleinfte kinderen; men kan niet wel jaaren bepaalen, hoe lange zy in zulke School moeten blyven , of zujke manier van onderwys genieten: dit hangt veel af van de vatbaarheid : vier of op het hoogst vyf jaaren moeten zy alJuer bereiken.  Der schoolen. 357 men moet de kinderen dan laaten fpeelen, hoe zy ook begeeren mogen, indien 'er geen gevaar van vallen, of andere ongemakken zy: en in dit fpeelen moet men hen zo lange tocgeeven tot dat zy met hun oordeel kunnen begrypen wat Orde zy; opdat zy dan uit zich zelve beredeneerd bevatten , en begeeren ftil te zitten om ingefpannenheid uitteoeffenen : men zal ze dus tot den ouderdom van omtrent vyf jaaren in zulk een School laaten, om dan hooger op te gaan : maar zullen zy dan al dien tyd niet anders doen, dan fpeelen ? wat zou zulk een Babel van verwarring niet al baaren ? ik antwoorde; men zal ze niet altyd in het wilde laaten fpeelen, maar ook tot eenig oogmerk , om te leeren fpellen en leezen; waar toe meri zich van dc volgende wyze kan bedienen: wanneer men de kinderen hunnen gang laat gaan, zal men wel fpoedig bemerken , welke de meefte genegenheid jegens eikanderen hebben : hier zal men een hoopje zien, ginds wederom een ander, welke geduurig by een zullen hokken: men zal dan het een hoopje voor, en het ander na, aanfpreeken: komt, kindertjes, nu eens lief gefpeeld, gaat zitten , zoetertjes: zy worden 'er al vuurig op: wat dan verricht ? men gebruikt in de Schooien wel eens prenten, om die aan Z 3 de  358 VERBETERING de kinderen te geeven; dat men nu in de plaats van die gewoone prenten andere, tot dat einde gefchikt, neeme, in deezer voege: men ftelle zo veel kleine prentjes toe , als 'er letteren zyn; aan de eene zyde kan men het een of ander prentje hebben met een of ander woord onder hetzelve , terwyl dan, aan den anderen kant die letter gedrukt, ofgetekentzy, met welke dat woord, 't welk aan de andere zyde geleezen wordt, begint : by voorbeeld , indien men goedkeure Bybelfche gefchiedenisfen op die prentjes te ftellen, dan kan men eenen hof met een' man in denzelven afbeelden, met den naam van Adam onder aan, en de letter A, a, aan den agter kant: of keurt men de Bybelfche gefchiedenisfen af, omdat men hier door wel eens verkeerde en verwarde denkbeelden in de jonge verftanden-verwekt, men kan zich bedienen van de vier getyden, van de elementen enz. zo kan men aan de eene zyde de aarde afbeelden met dat Woord onderaan, en de letter A, a, van agteren: zulke prentjes, die weinig zouden kunnen kosten, by de hand zynde, zal de Meefter of Meelteres rond deelen, naar dat het getal der letteren en kinderen medebrengt: ik ftelle nu, dat alle die kinderen nog de letteren leeren moe-  DER SCHOOLEN. 359 moeten, dan zal de Onderwyzer hun die prentjes vertoonen, en zeggen, by voorbeeld, dat is A-> a, en die letter dan aan allen laaten zien , en zo zalzy voor de eerfte reis vyf of zes letteren vertoonen en de zelve dan onder alle de overige letreren, of voor dat zy rond gedeeld zyn of na het zelve, vermengen: dan zal zy vraagen, onder belofte van eene belooning waar is a ? waar is b ? enz., de eerfte reis zal dit wel niet vlot gaan, maar indien zy dan zelve die letter, welke zy vraagt, heeft uitgekipt, en wederom aan allen vertoont, zullen die knaapjes hier van fpoedig den flag weg hebben, en binnen weinig tyd zullen zy die letteren en zo ook de overige kennen. Zo zal de Meefteres wederom met een ander hoopje doen. Nu heb ik veronderfteld, dat alle die kinderen even onbedreven zyn, doch dit zal men zelden aantreffen: is 'er dan een en ander onder den hoop , die de letteren reeds wel kent, deeze kan fpeelende zyne jongere makkers leeren, terwyl de Meefteres nu of dan alleenlyk moet toezien, of alles ordelyk gefchiede, en om belooningen uit te oeelen: op deeze wys zullen de kinderen zelvs buiten de School, ja! eer zy in de Z 4 Schoo-  36ö VERBETERING Schooien komen, al fpeelende de letteren leeren (20). Ik zag by eenen myner goede vrienden onlangs iet diergelyks , die voor zyn kind, 't welk nog maar weinig woorden kon napraaten, letteren van eenen duim lengte op dik papier getekend had, welk kind al fpeelende, en door de kamer loopende, nu en dan een letter aangreep , noemde, en 'er mede fpeelde. De letteren dus aangeleerd hebbende moeten zy ook fpellen, hier komen dezelvde prentjes te pas: de Meefteres gaat dan by eenige zitten , zy legt de a en ^ naast elkander, en zegt, a, b, ab: en vraagt wie kan dat na zeggen? op hoop van-belooning zullen zy wel fpoedig dit kunnen naroepen a , b, ab; vooral indien hier onder ook een en ander is, die al wat van de kunst verftaat: op dezelvde wyze kan zy uit die letteren allerleie lettergreepen vormen, en na dat zy dit eenige reizen met hen herhaald heeft, zal zy na eenige dagen die prentjes al kunnen om- , keeren, en het geene onder aan gedrukt is, hen (22) Deeze manier van de létteren te leeren fchynt nog veel eenvoudiger, dan die, welke rollin opgeeft, /./. T. j.p. 81.  DER SCHOOLEN. 361 lien fpellen laaten: men zou die woorden zelvs zo kunnen doen drukken, dat tusfehen elke lettergreep een ftreepje gezet ware, 'twelk den eerstbeginnende zo veel gemaklyker zoude zyn ; al ras zullen zy die woorden kunnen fpellen , terwyl de belooningen der Ouderen , en de aangenaamheid dit fpel ook wel te huis zal doen by de hand vatten. Men kan hierop zich van prentjes bedienen, waarop een, twee, of meer regels, 't zy in rym, 't zy in onrym, te leezen ftaan: men zal hier best zulke woorden, en fpreekwyzen bezigen , welke dagelyks voorkomen , op dat de kinderen tot meerdere jaaren komende zo barbaarsch, vooral de meestbekende woorden, niet fpellen: menneeme dan zo veele prentjes , als 'er kinderen zyn , op alle welke dezelvde regels gefchreeven ftaan; men laat die naast aan zit de eerfte lettergreep leezen, die daar op volgt de tweede, en zo al voord: indien de een of ander niet wel fpelt, de volgende worde gevraagd , hoe het zyn moete: diergelyke manier van leeren heeft de Heer Garot in Vrankryk voorgefteld met een gewenscht gevolg (23). Men zoude het nog eenigzins op eene andere wyze (23) V. roll. T. 1. p. 86, 7. Z 5  362 VERBETERING wyze kunnen inrichten : men laate een alleen alles fpellen tot dat hy mist, dan vatte men een ander uit den hoop by 't hoofd, om het te verbeteren, vooral indien men bemerkt, dat hy niet zeer oplettend was , en zo kan men dan deeze, dan geene laaten voor-fpellen. De kinderen zullen op deeze wys fpellen en leezen kunnen binnen dien tyd , in welken zy volgends het tegenwoordig ondt/wys de letteren nog niet ten halve kennen.^ Dus verre gevorderd zynde , kan men hen eindelyk (terwyl zy dan na Meefters gezonden worden (24), welke hen vriendelyk ontfangen en met alle minzaamheid behandelen) leeren ftilzitten, en alleenlyk dat geene doen , waartoe zy fcheep komen ; men kan ze groote , en ongemaklyke woorden uit het hoofd laaten fpellen, hen boekjes geeven, en wel zulke, die de weet- en leeslust opwekken, om uit dezelve te leeren : de belooningen zullen hen by eenen minzaamen Meefter van zelve doen ftilzitten: men geeve hen dan die I (24) Uit het geene nader gezegd znl worden, kan ook blyken dat men hier geen verandering in de onderwyzers behoeft te maaken, dat het niet noodzaakelyk is hen van de. eene, naar den anderen te zenden.  DER SCHOOLEN. 363 die boekjes, als gefchenken, in de hand, zo als de gedichtjes van den Heere van Alphen, de fabelen van Gellert enz. (men zie vooral toe, dat men hen geene boekjes geeve, dan zulke, waarin de ipelling zuiver is.) Ook kan men zelve ( 25 ) eenige opftellen maaken van Bybelfche of andere gefchiedenisfen, vooral uit de Euangelien, en de gelykenisfen van den Heiland: hieruit kunnen zy niet alleen leeren leezen , maar ook door de gemeenzaame verklaaringen der Meefteren kunnen onder de hand hunne zeden befchaafd worden: deeze is ook de gefchiktfte wys om hen de eerfte beginfelen van den Christelyken Godsdienst met oordeel inteboezemen: Israëls groote Propheet toch keurde de wys van leeren door gelykenisfen de meest gepaste; van hier dat alle zyne Godlyke lesfen met gelykenisfen doorweeven zyn. Maar zal men dan die jonge kinderen het Gebed des Heeren, het Geloof, de Wet, denlieidelbergfchen Catechismus en diergelyke, niet meer laaten fpellen en leezen, gelyk dit het loflyk gebruik geweest is van onze Voorvaderen , 't welk ook nog veelal ftand grypt? Ja! zeker! men behoeft deeze niet ge- ( 25 ) Hiervan wordt hier achter op bladz. 386. aader gefproken.  364 VERBETERING geheel en al te verleggen; doch indien men hier mede begint, werkt men voor het meest op her. geheugen ; daar van daan is 't, dat van de honderd kinderen welligt niet één begrypt, wat het aanleere; wat kan dan zulk een onderwys baaten ? Men beginne dan om te leezen, en de zeden en Godsdienst te onderwyzen en inteprenten, met gelykenisfen en gefchiedenisfen : na het leezen van dezelve verhaale men die nog eens aan allen; men maake toepasfingen hier van naar de vatbaarheid der kinderen ; men trekke hier uit zedelesfen, vooral zulke, welke toepasfelyk zyn op hun gedrag, of die gebreken, welke men in hen befpeurt, of welke veelal in kinderen gevonden worden: by voorbeeld, om hen opmerkzaam te maaken , zegge men vooraf, komt kindertjes, ik zal wat fchoons verhaalen; of, laaten wy overliet geleezene, nog wat praaten: men vertelledan de gefchiedenis vanElias, met nuttige en vatbaare leeringen tusfehen beide, zo als; Hy bad, dac het niet zou regenen , en het regende niet: wederom bad hy , dat het zoude regenen, en het regende : zo kindertjes! zo moeten wy ook doen , wy moeten bidden , dan verkrygen wy alles : gyl. wilt immers ook wel bidden, gy wel, Jantje , Pietje! God moei  DER SCHOOLEN. 365 moet alles geeven: al wat wy hebben is van God: Hy kan het ons alles afheemen , en dan kunnen wy niet eeten, drinken, ons kleeden enz., en hoe droevig zou dat zyn? God kan het water doen opryzen en ons verdrinken, (Hy vlegte hier de gefchiedenis van den zondvloed tusfehen in,) of zo fterk doen regenen, dat alles bederft; en wat zullen wy dan gaan beginnen? gy, Jantje, wilt immers wel bidden, dat God u bewaare, op dat gy niet valt, en dat hy u eeten en drinken geeft. Zegt de een of ander ( anders moet de Meefter hen zulke vraagen in den mond leggen) myn Vader, myne Moeder geeven my eeten: goed, lieve, jonge! zy 't antwoord; maar als Vader en Moeder eens fterven, zo als die en die (welke het kind gekend heeft), welke daar in de Kerk onder de fteenen begraaven liggen , of als Vaders huis verbrandt, wie zal Jantje dan eeten geeven? hier kan men wederom eene gefchiedenis van brand, hier of daar voorgevallen, byvoegen, en zo zal men die kinderen ongemerkt den plicht van bidden leeren, en op diergelyke wyze de overige plichten van onzen Christelyken Godsdienst, vooral ook zulke, welke in hunnen toeftand meest te ftade komen: op dezelve wyze kan men heg  366 VERBETERING hen ook de waarheden van onzen Godsdienst oordeelkundig inprenten: eene aaneengeschakelde redeneering is geheel en al onvatbaar > voor die jonge verffcanden , en meer gefchikt om de verwaandheid der Onderwyzeren openbaar te maaken , dan nuttig te zyn: men bediene zich dan van die Bybelfche gefchiedenisfen, welke zy geleezen hebben , vooral van het leven van den Heiland: men kan hen, by voorbeeld, een en ander wonderwerk van den Zaligmaaker verhaalen, en hen door vraagen en wedervraagen hier uit de verhevenheid van dien perfoon zelve doen opmaaken : na dat men dit eenige keeren herhaald heeft, zal men hen zyn fmertelyk en fmaadelyk uiteinde voorftellen; dit zal hunne harsttochten gaande maaken, omdat men zulk eenen, die niet anders dan goed deed, zo behandeld heeft; hier door zullen zy ook begeerig en opmerkzaam worden, om den perfoon meer van naby te kennen, en vatbaar voor het einde van zyne komst in de wereld, de voldoening voor de overtredingen van zondaaren: door eene andere, en wel de gewoone, manier van onderwys vergt men het geheugen veel, zonder dat dit invloed heeft op de overige vermogens van de ziel, en dus ook op hunnen wandel, zelvs in rypere jaaren. Uit  DER S C H O O L E N. 367 Uit het gezegde kan, zo wy meenen, een oordeelkundig Meefter, (want zodanige moeten de Onderwyzers alleen zyn) opmaaken, hoe hy zich verder in dit onderwys te gedraagen hebben: terwyl men dit in het gemeen onder het oog kan houden, dat men, met hen te ondervraagen, het meest vorderen kan en zal. Na dat men ze dus, op dat ik mynen draad wederom opvatte , eenigen tyd geoeffend heeft, zal men ze ook eenige denkbeelden trachten mede te deelen van de godlykheid van de H. Schrift, van het Gebed des Heeren, de Wet der twee tafelen , het Geloof, en den Heidelbergfchert Catechismus, wanneer zy deeze voortreffelyke ftukken , in een goed Nederduitsch gewaad geftoken zynde, ook met oordeel en vrucht kunnen leezen en leeren: het kan ter opfcherping ook zeer dienftig zyn, hen onderling te laaten redentwisten over ftukken van den Godsdienst, en de verfcheidene plichten van den mensch. Maar ik moet voortgaan: het is nu al hoog tyd om hen aan het fchryven te zetten : hoe hier in gehandeld ? met alle zagtzinnigheid, en onder het voorftel van belooningen moet men ook hier te werk gaan. •  '368 "VERBETERING gaan. Komt, Jongens ! kan hy zeggen tot die knaapen welke tot het fchryven kunnen overgaan, wie wil fchryven? Men zal 'er niet een' vinden, die hier geene genegenheid toe heeft: dit toch is iet byzonders, iet nieuws: zy zullen dan gaan fchryven: Hy laat hen zien,. hoe hy de pen houdt:. hy laat ze zelve hunne hand hier toe buigen (gedrongen en gedwongen worden, zal nooit eenen goeden fchryfrrant voortbrengen): Hy zal hen een en ander fchrapje, haakje, enz. voorfchryven, en hen dit laaten nadoen: dan zal hy het werk eens gaan bezien en pryzen (zy zyn toch in den beginne voor geene fouten vatbaar, herhaalen is veel gefchikter weg ter verbetering): dit zal hen aanvuuren; zy zullen verlangen wederom te fchryven; hy zal ze dan eindelyk gebreken aantoonen, en wel door vergelyïdng met beter fchrift, en hen zelve laaten beöordeelcn, wat regter en juister gefchreven zy: en zo kan hy door trekjes en belooningen hunn' fchryflust verder aankweeken. Nu wordt het ook de tyd, dat zy hunne moedertaal oordeelkundig beginnen aanteleeren : alle boeken, in welke geene echte fpelling heerscht, moeten zy in het geheel niet in handen gehad hebben, om uit  DER SGHOOLEN. 369 tót dezelve het een of ander te leeren: maar nu kan de Onderwyzer ook verder gaan; uit andere boeken kan hy ze nu reilen aanwyzen, endaar over fpreeken, en hen die leeren verbeteren: hy zal hen verder opftellen voorleezen, die zy, op hethooren, moeten nafchryven met hunne eigene fpelling: wanneer zy die gefchreeven hebben, zal hy ze over de gefchreevene feilen onderhouden , vooral en vooreerst over die, welke het meest voorkomen, zo als in Zeeland het gebruik van de letter h: hy zal tot dat zelvde einde eenige Schoolieren te gelyk by zich roepen, en hen elkanders feilen laatenaantoonen, daar over dan redeneeren, en met voorbeelden alles ophelderen: vooral moet hy niet vergeeten over de noodzaakelykheid en betaamelykheid, van onze taal wel te fpreeken, en wel te fchryven, hen dikwerf te onderhouden: zoo zullen zy ook ryp worden voor verder onderwys in de Nederduitfche taal, en daar over wel hec een en ander willen naflaan, indien deeze kundigheden hen belooningen kunnen aanbrengen. Men kan de tot dus verre onderwezene jeugd nu ook leeren Cyffèren: de beginfelen, als de allermoeiiykfte van alles, A a moe-  370 Verbetering moeien hen, op de gemaklykffe en eeflvoudigfte wys, bekend gemaakt worden i veelen zyn ook hier in aanftonds vatbaar voorde gewoone wyze; anders kan men hen te hulpe komen: by voorbeeld om die knaapen te leeren optellen, legge de Meefter eenige ftukken geld aan den eenen kant, en aan den andere zyde insgelyks, dan vraage hy, hoe veele hier in het geheel legge: hy herhaale dat met alle enkelvoudige getallen, en binnen korten tyd zal de jongen op het fpoor zyn: men kan in het aftrekken enz. op gelyke wyze hen te gemoete komen. Hebben de leerlingen verder lust, of zyn hunne Ouderen genegen hen de Franfche taal te laaten aanleeren: ook hier in moet men van de gewoone leerwyze eenigzins afwyken. Men is doorgaans lang bezig met hen, uit eenige Grammaire's, lesfen te laaten opzeggen: deeze zyn byna zo ras vergeeten, als aangeleerd.' het zal van veel meer vrucht zyn, wanneer de Onderwyzer hen vooraf veel over de nuttigheid van de kennis dier taal onderhoudt, en hen daar op doet verlieven. Hy kan hen dan het een en ander (wat de uitfpraak de Declinatie's en Conjugatie's) betreffe, mt een of ander boek onderwyzen; maar ver-  DER SCHOOLEN. 371 verder moet alles voor de vuist geleerd worden. De Meefter kan dan, by voorbeeld, eenige by zich laaten komen, of by hen gaan, en ze afvraagen: hoe zoudt gy dit of dat in het Fransch uitdrukken ? alle gefprekken zal hy hen voetftoots laaten overzetten, en hen hier in helpeni belooningen voor die geene, welke hem het best in die taal verftaan en antwoorden, zal hen ook yverig maaken, om te huis zich te oeffenen, of ook in zyn byzyn boeken te vertaaien. Op diergelyke wyze kan men bezig zyn, in andere Weetenfchappen te onderwyzen : dikwerf moet de Meefter zyne leerlingen de nuttigheid derzelve voorftellen en aandringen, op dat men, na den afgeloopen Schooltyd, de boeken niet voor altoos vaartwel zegge, gelyk, helaas! maar al te veel gefchiedt : een gemeenzaame leertrant zal veel toebrengen, -om hen fmaak te doen krygen in de weetenfchappen. De Meefter kan, by voorbeeld, nu en dan een wandeling gaan doen met eenige leerlingent terwyl zy zich door deeze gunst vereerd zullen rekenen, kan hy Zich hier van bedienen, om hen op alles opmerkzaam te maaken, en van alles ongemerkt de eerfte gronden te laaten leggen, Aa 3 ' zo  372 VERBETERING zo als van de fterrekunde enz. Hier door zullen zommige opgewekt worden, om zich hier in verder te oeffenen, en te laaten onderwyzen : onder zoortgelyke wandelingen , en op andere tyden, zal hy ze malkanderen door vriendelyke verfchillen laaten opfcherpen, en vlug en vatbaar maaken. Tot dus verre heb ik my bezig gehouden, met de wyze van leeren optegeeven: nu moet ik nog eenige oogenblikken befteeden, om de verdere behandeling der kinderen voortedraagen. 't Is waar, uit het gezegde kan men dit al eenigzins opmaaken: de zaak is echter van dat gewigt, dat derzelver byzondere overweeging niet nutloos zyn kan. Ik bedoele tansch het gedrag der kinderen, omtrent welk men zo moet verkeeren, dat zy zich, niet alleen in de School, maar ook buiten dezelve ordelyk aanftellen. Alle hardheid en grilligheid is hier volftrekt aftekeuren, terwyl zulke handelwys , op het hoogst, eene llaaffche vrees zal inboezemen , en ten gevolge hebben, dat de kinderen niet zo ras uit dien band zyn, of zy geeven zich in alle losbandigheid toe. Men kan dan hier omtrent eenige regelen in acht neemen terwyl de Menschkunde hier de nood-  DER SCHOOLEN. 373 noodzaakelyke leidsvrouw zyn moet: zyn de kinderen ftout , waar toe ik alleenlyk (in de kleinlïe kinderen) betreklyk maake het moedwillig verfcheuren van een of ander, of, wanneer zy malkanderen weezenlyk kwaad aan doen ; dan moet men zich wel wachten hen aanfbonds toetefchreeuwen , te dreigen, of te liaan ; men moet, om tegen zulk kwaad doen eenigzins vooraf zorg te draagen, op het verfchil der temperamenten acht geeven: indien dezelve volftrekt ftrydig bevonden worden, kan men die kinderen voor eerst van malkanderen zetten ; ook moet men wel opmerken, of het een of ander kind ligtelyk geraakt is (een gevolg Van eene dwaaze opvoeding!_) ook dit maakt onderfcheid in de behandeling van den belediger. Indien nu de daad daar is, zo zal men op eene redelyke wyze met hen handelen , men zalze, met de grootfte zagtzinnigheid, en met betoonen van medelyden, afvraagen, wat zy gedaan hebben, en waarom? men zal hen het kwaad in zynen aart en gevolgen voorhouden; of kunnen zy die redeneeringen, ten minften in haar geheel, niet bevatten; men zal ze op> eene andere wys redelyk behandelen: by voorbeeld, is 'er een kind , 't welk een ander knypt, of krabt; men zal het fterk Aa 3 aan-  374 VERBETERING aanzien, en wyzen op die plaats, alwaar het geknepen, of gekrabt heeft: men zal het hoofd fchudden, en, is de beledigde een kind, het zelve iet goeds of aangenaams geeven, in tegenwoordigheid van den kwaaddoener; Haat dit dien knaap niet aan , fchreeuwt hy , men zal hem nimmer genoegen geeven, maar op de beledigde plaats wyzen, en het hoofd blyven fchudden; verdubbelt hy ondertusfehen zyn gekryt, men zal, in dien uiterften nood, hem eerder met zagte flaagen tot bedaardheid brengen , dan door het geeven van 't geene, waarom hy tansch dwingt : de zaak verandert, indien de knaap niet eenig ander kind, maar of zyne Ouderen, of iemand anders beledigd heeft, en ook voor redeneeringen nog onvatbaar is, of fchynt: men zal, gelyk ook in het voorige geval, eerst redenen beproeven , dewelke vroeger ingang vinden, dan men wel zoude denken : verder zal men het kind iet in het oog doen krygen, 't welk aangenaam is: de knaap zal 'er wei aanftonds op wyzen, en het zelve begeeren , maar men zal het hem volftrekt weigeren , wyzende op 't geene hy gedaan heeft, Zyn de kinderen tot meerdere jaaren gekomen, men zal hen het kwaad uit alle zyne oogpunten, met alle zyne gevolgen 3  DER SCHOOLEN. 375 gen, voordellen en affchuwelyk maaken : men zal hen dit door voorbeelden ophelderen, vooral door zulke, welke op hunne eigenliefde vat hebben kunnen : men zal denzulken, die zich misgreepen hebben, door vraagen zich zeiven doen veroordeelen, en draf toewyzen : en na dat men dien knaap een-en ander-maal verfchoond heeft, zal men hem zelve doen befluiten, dat de liefde, welke men hem toedraagt, tansch vordert, dat hy gekadyd worde.' Zie daar de noodige verbeteringen in korte trekken opgegeeven : veel breeder had ik dit alles kunnen voordellen, maar dit fcheen my niet noodzaakelyk te zyn, vooral dewyl zulk een Meeder , die de vereischte kundigheden bezit, dit plan op byzondere omdandigheden zelve kan toepaslyk maaken: Hy toch, die alles alleenlyk naar een uitgebreid voorfchrift moet inrichten, mag billyk tot deezen post onbekwaam gekeurd worden. I I, Gelyk ik nu myn eerde duk meene afgehandeld te hebben, zo moet ik tansch overgaan om aantetoonen, hoe men deege beterfchap op de minst kostbaare wyze Aa 4 ku&«  37ö VERBETERING kunne invoeren ? dat is , hoe en waar men met de minfte kosten zulke menfchen zal kunnen vinden en onderhouden ? Om de opgegeevene vereischten te bezitten , diende men wel, zo het fchynt, op eene Hooge School verkeerd te hebben; ten minften zich zeer veel in de Zielen Menschkunde te hebben geöeffend, en, om te weeten, hoe men de kundigheden vernuftig kan aanleggen , eenen langen tyd befteed hebben. Ik bekenne, het fchynt eenige moeite in te hebben, om zulke menfchen aantetreffen, en dezelve dan nog in het Schoolbellier te plaatzen : ik zal echter deeze twee ftukken zo trachten te behandelen, dat men klaar zie, dat het niet zo onmogelyk is, als men wel meent, zulke menfchen te vinden, en dezeiven het School» bellier in handen te ftellen. Weinig hoop is 'er, dat men het gros der tegenwoordige Meefters en Meefteresfen die bekwaamheden zal kunnen inboezemen , en , omdat zy veelal meenen de wysheid in pagt te hebben , en , omdat andere geheel en al onvatbaar zyn voor de vereischte kundigheden; hier en daar eeh* te*  DER SCHOOLEN. 377 ter zullen er welligt nog gevonden worden , die zich in de Theoretifche en Practifche kennis van de Ziel- en Menschkunde zullen en willen oeffenen. Doch hoe zal men deeze en andere hier toe bekwaam maaken'? In het gemeen merk ik aan , dat het noodzaakelyk is, dat 'er eenige mannen van beproefde kunde in elke ftad of voornaame plaats (is het mogelyk door de Regeering dier plaatzen ; tot welk einde , zal ftraks blyken) verkooren worden , om opzigt te hebben op het Schoolbeftier, mannen, die het zich eene eere zullen rekenen, hunne kundigheden, zo wel aan de bevordering van de opvoeding der kinderen te kosten te leggen, als aan den bloei der weetenfchappen , en de welvaart van het Vaderland : mannen, die de voortrefiyke Genootfchappen in ons Land verfieren: elke ftad zal buiten en behalven deeze leden van Maatfchappyen en Genootfchappen nog wel deezen en geenen opleveren, welke, met zulke kundigheden voorzien, eenigen tyd aan den welftand van Nederlands jeugd zullen willen opofferen. Twee of vier zulke kundige mannen worden dan aangefteld , en aan Aa 5 hen  378 VERBETERING hen het opperbeftier der Schooien van zulke Stad, en omliggende dorpen toever* trouwd, tewyl de Regeering zoude kunnen beveelen, dat men, in het aanftellen van Meefters of Meefteresfen, aan de beitellingen dierOpperbeftierders zich zoude moeten onderwerpen. Deeze Schoolarchen , uit de onderfcheidene Steden en plaatzen, zouden als een zeker Genootfchap kunnen vormen, op dat alles eendragtelyk gefchiede : eene of andere Provincie zou kunnen voorgaan, welk loflyk voorbeeld aanftonds navolgeren zoude hebben. Terwyl dan deeze mannen die zorg , zonder eenig voordeel daar van te trekken, geerne op zich neemen zullen, zo kunnen zy ook uitzien na eenige lieden in ons Vaderland, die met de vereischte en opgegeevene kundigheden voorzien zyn, die zich geöeffend hebben in de Ziel- en Menschkunde, en die, by een onpartydig onderzoek, de bewyzen opleveren, dat zy anderen, niet alleen naar deeze kundigheden weeten te bellieren, maar ook dat zy in Haat zyn deeze kundigheden aan anderen mede te deelen , dat is, om nieuwe Meefters te vormen. Deeze lieden zou men dan kunnen bezigen, df, alieenlyk om  DER SCHOOLEN. 379 om Meefters aantekweeken , of, om te gelyk de Jeugd te onderwyzen, en Meefters voorttebrengen. Deeze beide voordellen zal ik wat nader ontwikkeien. Indien men deeze lieden alleenlyk wil gebruiken , om door hun onderwys een bekwaam getal van Meefters te verkrygen, kan men gevoegzaam dus te werk gaan. Men kan dan eene School oprichten door het beftel en onder opzigt van de aangeftelde Schoolarchen , in eene of andere ftad of plaats: deeze twee menfchen (welhgt zou één voldoen kunnen) zal men dan over deeze School als Qppermeefters zetten : hierop moeten zy overal rond zien, waar zy Jongelingen vinden kunnen, die vernuft (genie) hebben, en dus vatbaar zyn om gefchikte Onderwyzers te worden; de Godshuizen zullen 'er wel eenige opleveren : deeze Jongelingen moeten dan aan hun opzigt worden toevertrouwd, om dezelve van de vereischte kundigheden te voorzien, en hen door oeffening zo verre te brengen, dat zy die bekwaamheden ten gebruike weeten aan te leggen. Bevinden zy onder de hand, dat een en ander aan de opgevattene verwachting niet voldoet, men zende dezulke met voorkennis der Schoolarchen weg, zonder aanzien des per- foons:  380 VERBETERING foons: in het tegendeel komen zich bekvvaame aanbieden, die wel .niet door die Oppermeefters zyn aangekweekt, en evenwel eene fcherpe beproeving kunnen doorftaan , ook deeze kunnen door de Schoolarchen als nieuwe Meefters aangenomen worden. Doch hier doen zich zwaarigheden op; zullen zulke bekwaame leeden (*) deezen post wel willen aanvaarden ? zullen zy niet op eene veel luifterrykere wys door de waereld kunnen komen? maar men houde wel onder hec oog , dat deeze post veel aanzienelyker worden zal, wanneer de perfoonen meer loflyke hoedanigheden bezitten : zyn de Franfche Meefters zelvs tegenwoordig geene geëerde menfchen ? Eene andere zwaarigheid! Geld wordt vereischt, om die Oppermeefters te onderhouden, te beloonen , en om voor zulke aankweekelingen zorge te draagen (zy moeten toch by deeze Oppermeefters in huis zyn), welker Ouderen hen van hec noodige niet voorzien kunnen : Maar ook deeze zwaarigheid is van geen belang : indien Jongelingen uit Godshuizen genomen worden, zo zullen deeze het noodige van de Opzienderen dier Godshuizen kunnen ont- fan- (*) Ik bedoek de Oppermeefters.  DER SCHOOLEN. 38* fangen: doch dit niet kunnende gefchieden , en andere by hunne Ouderen geen toevlugt hebbende; van waar dan penningen tot dit einde gehaald ? van waar het noodig onderhoud der Oppermeefters? Ik zou myn Vaderland onëere aandoen, indien ik dacht, dat veele Bewoonderen van hetzelve niet aanftonds gereed zouden zyn om de behulpzaame hand te bieden: zoude elke Provincie (mag ik niet wel zeggen, elke Stad, indien ik aan het geene in onze dagen gefchiedt gedenke) de geringe zom van omtrend vier duizend guldens niet kunnen opbrengen?vierhonderd perfoonen zouden dit zonder eenig nadeel kunnen by een brengen : wie toch zou hier toe onwillig zyn, daar de kinderen de dierbaarfte panden zyn, welke men bezit; en daar, van de opvoeding der kinderen, niet alleen de welvaart van alle Maatfchappyen en Genootfchappen, maar ook en vooral van den Oeconomifchen tak afhangt? Al moeften zelvs onze tegenwoordige Genootfchappen , of de Oeconomifche tak, een gering gedeelte van hunne fchatten hier aan bèfteden; welke zwaarigheid! Daarenboven, deeze onkosten worden alleen voor zekeren tyd gevorderd, voor drie»  £82 VERBETERING drie, of vier jaaren: binnen dien tyd toch zouden reeds Aankweekelingen genoeg kunnen gevormd zyn, om als Meefters in de Schooien geplaatst te worden. Dan zou men deeze Oppermeefters of van eenen anderen post kunnen voorzien: (indien alles gefchiedt onder de gunftige goedkeuring van 's Lands Hoofden, zo zullen deeze, op verzoek der Schoolarchen, die menfchen geerne eene loflyke bediening geeven; zy zyn het ook dubbel waardig!) öf konde die niet gevoegzaam gefchieden, dan zou men hun te gelyk het onderwys der jeugd van dien tyd af, met de verdere aankweeking van nieuwe Meefters, kunnen opdraagen: eene zekere belooning zouden Zy jaarlyks nog kunnen ontfangen voor hunne vlyt en moeite, buiten en behalven het geld, 'twelk zy, van dien tyd af aan , van de Schoolkinderen zullen ontfangen. Maar verkiest men, dat zulke School, ïn eene of andere Stad eener Provincie, in ftand blyve; dit kon dan als eene Hooge School worden aangemerkt, uit welke 'alleen Meefters zouden mogen aangefteld worden; ten zy anderen zich aanmeldden * die blyken gaven , dat ook zy de vereischte bekwaamheden bezitten: van .waar men het geduurig onderhoud voor zulke School  DER SCHÖOLEN. 383 School kan trekken is reeds gezegd: indien al niet 's Lands Vaderen hier aan een zeker getal penningen kunnen belteeden; tot welftand van zulke School kunnen alle de Schoolarchen der byzondere Steden zaamfpannen, en uit hun midden eenige Mannen benoemen, die eene byzondere zorg voor deeze School zullen draagen ; konde het gefchieden , zo zouden eenige Schoolarchen van die plaats , alwaar die School opgericht wordt, onder dit getal zyn moeten, om te beter by de hand te zyn, in alle voorvallende gelegenheden. Anderzins kan men nog eenen anderen weg inflaan , welke nog minder kostbaar zyn zal. Men Helle in elke Stad, door beitel der verkoorene Schoolarchen , een* beproefd man aan tot Meefter; indien 'er zo veele niet gevonden worden, moet men de voornaamfte plaatzen het eerst voorzien. Deeze Meefter, door de Regeering en Schoolarchen begunftigd zynde , zal aanftonds grooten toeloop krygen, vooral van de kinderen der voornaamfte lieden van zulke plaats : andere zullen volgen , al ware het niet uit hoofde van de noodzaakelykheid. Deeze Meefter zal zelvs in den gewoonen Schooltyd een veel grooter ge-  384 VERBETERING getal kinderen naar de opgegeevene ma-* nier kunnen onderwyzen , dan nu met verfcheidene Ondermeefters te gelyk: Hy zal ook geen byzonder inkomen noodig hebben; het groot aantal kinderen zal hem dubbel onderhoud verfchaffen, vooral, wanneer de Ouderen, om zyne beproefde kundigheden, een grooter Schoolgeld betaalen, dan tegenwoordig: is dit zommigen, die het anders wel betaalen kunnen, te veel; de tyd zal komen , gelyk wy ftraks zien zullen, dat zy hier toe zullen .moeten overgaan, of hunne kinderen als woudezels zien opwasfen. Gebeurde het ondertusfehen onverhoopt, tot eene eeuwige fchande van zulke ftad, of plaats, dat deeze Meefter in het eerst, door weinig toeloop, geen genoegzaam onderhoud bekwam ; de Schoolarchen zouden hiertegen kunnen voorzien, door de opgegeevene middelen. Kan nu zulk een Meefter (want hy zou wel dienen ongetrouwd te zyn, of zulke vrouw te hebben, als wy zullen voordellen eene Vrouw vinden, in welke hy met grond vertrouwen kan vernuft te zullen aantreffen; zulke Vrouw is hem meer dan fchatten waardig; deeze toch kan door hem ook bekwaam gemaakt worden om  Der s c h o o l e n. 385 om kleinere kinderen te onderwyzen, of ook die van de Vrouwelyke fexe zyn , welke zelvs tot meerdere jaaren zyn gekomen : dan kon mén ook hoop voeden, van vrouwen te zien verfchynen in ons Land, die hunne fexe eere aandoen, hoedanige wy hier en daar kunnen aantreffen: 't is waar, zulke vrouw zou nu of dan, door een kraambedde, eenigen tyd kunnen buiten ftaat gefteld worden, doch hier zal op het hoogst deeze zwaarigheid uit voortkomen , dat de kinderen dan jaarlyks eenige vrydagen hebben zullen. Zyn 'er ook hier of daar jonge Dochters, welke, buiten het huwelyk zynde, ook belooven vatbaar te zyn voor zulke kundigheden, deeze zouden insgelykskunnen aangekweekt, en door de Scholarchen tot Meefteresfen aangefteld worden. Zulke nu alleen (naa-. melyk de vrouwen der Meefters en deeze jonge Dochters) moeten ook de plaats dier Meefteresfen bekleedcn, aan welke men de kleinfte kinderen toevertrouwde, en niet de tegenwoordige onbekwaame fchepfelen. Doch deeze Meefters en Meefteresfen , zyn niet alleen gefchikt om de jeugd te onderwyzen, maar ook om nieuwe MeeE b fiers ?  386 VERBETERING fters, en Meefteresfen te vormen (26). Deeze zullen dan verneemen (of ook wel de Scholarchen) na jongelingen en jonge dochters, welke met natuurlyke vermogens voorzien, aan hen, in het byzonder, zullen worden toevertrouwd, om dezelve by zich te houden en te onderwyzen, vooral om hen, in de School, de oeffening of behandeling der kinderen te leeren: de weinige onkosten, welke hier op nog zouden loopen, zal men op de boven genoemde wyze kunnen vinden: en zo zal men binnen korten tyd bekwaame Meefters en Meefteresfen hebben, zo veele als elke ftad en omliggende plaatfen noodig hebben. Ondertusfehen moet ik hier nog aanmerken, dat men deeze jongelingen en jonge dochters , welke men tot de Schooien vormt, geduurig opftellen moet laaten maaken, over het Schoolbeftier , over de behandeling van zielen, over . ( 26) Maar hier fchynt zich eene zwaarigheid op te_doen; indien deeze Meefter zo veele kinderen ontfangt, dan zou hy tyd gebrek hebben, en om dezelve wel ce onderwyzen, en om nieuwe Meefters te vormen: Doch hier tegen zou voorzien kunnen worden, indien men bepaalde het getal van kinderen, 't welk hy tegenwoordig zoude kunnen beftiereu: en die de éerlle dan kwamen , zouden worden toegelaaten.  DER SCHOOLEN. 387 over de zuiverheid van taal, over onderfcheidene weetenfchappen enz. ; deze (terwyl men hier uit ook bekwaame Schoolboeken zal kunnen zaamenftellen) moeten aan de Scholarchen, en de beproefde en reeds aangeftelde Meefters, ter onderzoek worden overgegeeven, om die jongelingen zo, enkel en alleen naar hunne bekwaamheden, te kunnen bevorderen: zommige om wederom nieuwe in vervolg van tyd aantekweeken; andere voor de Steden, andere voor de Dorpen: Men kan en moet hen, naar de vorderingen welke zy maaken, wanneer zy reeds in de Schooien geplaatst zyn, ook doen opklimmen , van Dorpen na Steden enz: En terwyl men deeze jongelingen ook moet aanzetten (dit zal van zelve gefchieden, wanneer zy eens fmaak in de Letteroeffeningen krygen), om zich in alles bekwaam te maaken, in taaien, Geographie (Aardryksbefchryving) Landmeetkunde, enz.; om zo ook tot hoogere posten (door de Overheid en Scholarchen begunftigd zynde ) op te klimmen: dan kan ^nen hier ook bekwaame Praeceptoren voor de Latynfche Schooien vinden , Gouverneurs (want dan zullen wy buiten twyffel vreemde kunnen misfen ), én diergelyke, Bb a Nu  388 VERBETERING Nu zal de vraag maar zyn (27), hoe men deeze Meefters en Meelteresfen in het Schoolbeftier, over het geheel, zal krygen ? zal men de tegenwoordige Meefters en Meefteresfen na eenig onbewoond eiland zenden, om het dieren- en vogelryk aldaar te leeren praaten, en klappen, onder beding dat deeze hun ook den kost verzorgen ? Dit zou wel het gemaklykst zyn, maar juist niet Christelyk: zal men hen dan op penfioen ftellen ? dit zou hen wel aanftaan: indien zy dit al weerdig waren, van waar die penningen? zyn 'er plaatzen alwaar men dit kan en wil doen, dan is de zaak aldaar klaar. Daar wy inmiddels twyffeien, of dit wel zo algemeen zal gefchieden, willen wy liever eenige andere middelen opgeeven. 1 Terwyl alles onder de verzochte hulp der Hooge Overheid ondernoomen wordt, zo Helle men volftrekt geene aan in de ledigvallende plaatzen, dan zulke , die door en door beproefd by de Scholarchen zyn bevojiden. 2. Daar (27) Men kan dat geene, 't welk wy hier aanmerken , ook brengen tot liet III. ftuk onzer verhandeling; doch ook hier kan, het plaats vinden, en wel zo gepast.  DER SCHOOLEN. 389 s. Daar de Meefters in de meefte Steden op eigene verkiezing (ja! wel na een voorafgaande examen!) zich tot het geeven van onderwys hebben neergezet, kunnen zy het niet kwaalyk neemen, dat 'er ook andere worden aangefteld door de Scholarchen. 3. Men zou dan de voorige Meefters kunnen laaten geworden : zy hebben elkanderen wel afbreuk gedaan; en mogen 'er dan geene andere komen ? Of is dit te hard; worden zy van alle hunne Schoolgangeren beroofd, en kunnen zy niet anders aanvangen om het leeven te onderhouden , men zou uit medelyden de Overheid kunnen verzoeken , denzulken eenige bediening toe te fchikken, waar uit zy den kost haaien konden. Hebben zy eigene kinderen , deeze zouden of kunnen aangekweekt worden tot Meefters of Meefteresfen , indien hunne natuurlyke vermogens dit toeliecen, of anderzins kunnen verzorgd, en tot het een of ander opgeleid worden: jonge lieden toch kunnen onder des Heeren Zegen altoos door de wereld geraaken. De meefte echter van die Meefters zullen nog wel het een of ander kunnen by de hand vatten, om voor zich en hunne kinderen brood te B b 3 win-  30O VERBETERING winnen: het ergst, 't welk hier op zoude kunnen loopen, is, dat de Scholarchen uit, de verzaamelde , of te verzaamelen beurs, hen eenig geld zouden toeleggen; 't welk maar voor weinige oude lieden zoude behoeven te gefchieden en dus ras een einde zoude hebben. 4. Meer zwaarigheid fchynt zich op te doen by dezulke, die of in Armfchoolen of Godshuizen , of op de Dorpen aangefteld zyn; doch hier omtrent merke ik aan: 1. Dat 'er verfcheidene door den dood of ouderdom wel ras ook hier plaats voor anderen maaken zullen. th Kan men de overige tot iet anders bezigen, en hen dus een eerlyk affcheid geeven, dit zou het best aangaan. ui. Anderen kan men uit de voorgemelde kweekfchoolen Ondermeefters toevoegen , " op welker bellier zy moeften acht geeven, en aan dezelve vriendelyk leeren , hoe zy menfchen en kinderen behandelen moeten. Dus doende (want het zal alles zo in een  DER SCHOOLS N. 391 een oogenblik niet kunnen gefchieden ;) zal men binnen eenige jaaren eene geheele hervorming der Schooien beleeven : dan zullen wy andere Volken, vooral den Franschman, niet meer behoeven toe te geeven in de opvoeding der kinderen. I I I. De Schooien dus voorzien wordende, zal het geene moeite in hebben dezelve op deezen voet te onderhouden , gelyk uit het gezegde blykbaar is: ik moet hierom nog alleenlyk eene en andere aanmerking maaken , om myn plan voor afgewerkt te houden. Deeze Meefters en Meefteresfen, gelyk reeds gezegd is , verdienen grootere bezoldingen , dan andere: maar welke Ouders zullen dit niet kunnen of willen befteeden aan hunne Kinderen ? het zal zelvs noodzaakelyk worden , indien 'er geene andere Meefters meêr zyn , deeze aandrang zal nog fterker zyn, indien zulke kinderen, welke by deeze Meefters ter Sehoolen gegaan hebben, tot manlyke jaaren komende, door de Overheid begunftigd worden , zo dat men dezulke alleen tot ampten en bedieningen zoude kunnen beBb 4 vor-  39? VERBETERING vorderen, welke dit onderwys , en wel met de vereischte vrucht, genoten hebben. En een volgend geflacht, het nut bemerkende, 't welk voor Kerk en Burgerhaat, uit zulke Schooien fpruit, zal geerne dubbele inkomften aan die bekwaame Meefters geeven. Doch die gaat aan met zulke kinderen, wier Ouders dit kunnen misfehen; maar het is ook biilyk, dat men voor de Armen zorge draagt, hier onder zal 'er men niet zelden vinden, welke betoonen geest te bezitten, die dus moet aangekweekt worden : hoe zal men dan middelen vinden om ook deeze te laaten onderwyzen, terwyl de Meefters een goed inkomen hebben moeten ? In die plaatzen, alwaar men reeds Armfchoolen heeft opgericht, doet zich geene Zwaarigheid op; deeze Schooien kunnen op de gezegde wys voorzien worden : maar hoe zal men het ftellen op zulke plaatzen, alwaar die nog niet zyn? tegenwoordig kunnen geringe Burgers nog betaalen, maar dan niet, om dat het te veel Zoude zyn: Indien de Armbeurs aldaar wel voorzien is, zo dat men uit dezelve zulke Schooien kan oprichten, en Meefters aan-  DER SCHOOLEN. 393 Hellen, dan is ook hier geene zwaarigheid meer: doch indien de beurs dit niet toelaat , dan kan men op dezelvde wys, als te Rotterdam gefchiedt, te werk gaan: aldaar wordt eenige keeren in het jaar eene vrywillige Collecte gedaan aan de huizen der Ingezetenen, voor het onderhoud der Armfchoolen. Deeze zorg zou men dan ook kunnen overlaaten aan de aangeftelde Scholarchen: dit eene moet ik hier nog byvoegen: dat men die arme kinderen onder het bellier van hunne Ouderen niet wel geheel kan laaten , dat is, dat men dezelve de keuze niet moet overlaaten , hoe lange zy dezelve in de Schooien willen doen gaan: hierin moeten zy afhangen van de Scholarchen: en zo zou men die Ouders ook kunnen aanzyn, (ik durve niet fterker fpreeken) om het verder beftier hunner kinderen ook ten deele aan de goede zorg der Scholarchen, of Armbeftierderen over te laaten. Men kan ook zorge draagen, dat 'er in elke Stad of plaats niet te veel Meefters aangefteld worden, op dat deeze kundige lieden een behoorlyk loon kunnen hebben : 't geen zeer zoude kunnen verminderen, indien het getal te groot was: de bepaaling van dit getal zal men best kunBb 5 nen  394 VERBET. DER SCHOOLEN. pen afneemen uit het getal der tegenwoordige Meefters: indien deeze allen een ruim beftaan hebben , dan kan men zulk een getal behouden , of anderzins vermeerderen of verminderen, naar maate zy wel of niet hebben kunnen beftaan. Maar nog iet, en daar mede eindige ik. Is zulke verbetering in te voeren wel raadzaam, vooral op de Dorpen: denkt men niet aan zeker a, b, c. boek? Doch hier omtrend zeg ik alleenlyk , dat men dan nooit van verbeteren fpreeken moet, om dat de domfte menfchen altoos by het oude zweeren; goed, of niet goed, dat raakt niet: daarenboven eene waare verbetering kan zonder de hulp der Overheid nimmer gefchieden ; maar onder derzelver opzigt zal hier geene zwaarigheid zyn, Eindelyk deeze Meefters en Meefteresfen zyn ook zeer gefchikt om menfchen, die nog maar iet van het menfchelyke bezitten, op eene langmoedige wyze eenigzins te overreden van de nuttigheid van zulke verandering. La Nature nous montre la difference infinie, que la culture met entre deux terfes, d'ailleurs ajfez femblables. ROLLIN. VER.  VERZAMELING | VAN EENIGE AANMERKINGEN, UIT DE OVERIGE TOEGEZONDEN ANTWOORDEN ONTLEEND, ***** §. 1. Voorafgaande Aanmerking. _/\js Agefilaus eens gevraagd werd, wat hy oordeelde, dat de Kinders moeften leeren , antwoordde hy wyslyk : Dat geene wat zy doen moeten als zy volwasfen zyn. Hier uit volgt, dat het niet nodig zy, noch het aanbelang der Maatfchappy vordere, dat de jeugd, in alle rangen of clasfen van menfchen, een even uitgebreid onderwys op de Schooien erlangen. Dus dienen de Kunften en Wetenfchappen , zullen zy tot algemeen nut dienstbaar zyn, zoodanig in evenredigheid verdeeld ce weezen, als in ieder rang of kring nodig is; zoo dat de laagfte clasfis der werkende  396 VERBETERING de Leden zoo wel in 't weezen kan blyven, als die van hooger rang; tot welke anders zy, die met anderen in alles gelyk onderwys ontfangen , zich zouden zoeken te verheffen, 't Geen ook in de behandelinge der Armfchoolen te pas komt. Vrtoont in tyds de Jeugd, enz. §. II. Schoolm&eftresfen (V). De Vrouwen, die zich tot het Schoolhouden als Meeftresfen fchikken, vangen niet zelden dit werk aan als een gemakkelyk beroep of kost-middel, zonder zich zelve af te vragen of te onderzoeken , veel min een behoorlyk examen te ondergaan , of 'er by haar wel de vereischte bekwaamheden gevonden worden, om een zaak van dat gewigt, zoo als het ook inderdaad is, met nut en voordeel voor de jeugd te kunnen beginnen. Deze kleine Kinderfchoolen kan men thans eerder als bewaar-plaatfen voor de kinderen aanmerken, dan dat men 'er inderdaad zal vinden, waar toe dezelve eigenlyk gefchikt zyn; te weten, om 'er grondig de A, B, C, letteren te doen kennen, (tf) Vergelyk hier boven bl. 33S.  DER SCHOOLEN. 397 nen, goed te doen fpellen, het beginfel van wel te lezen te onderrigten , en 'er al ftaamelende gepaste indrukken en onderwyzing van God en zyn beminnelyken Dienst, tot fieraad van Land en Kerk, in te planten. 4 Onderzoekt men, wat de reden hier van zy; de drieste onkunde der vrouwen (de' goede niet benadeeld) is 'er de oorzaak van, en om dat zulk Schoolhouden maar als een middel van beftaan wordt aangevangen. Daarenboven is het onderwys dat 'er gefchiedt, in 't algemeen, op zoo eenen teemenden trant , dat men daarna veel moeite heeft om de kinderen zulks af te wennen. Het van buiten leeren, by voorbeeld, van het Onze Vader , de Artikelen des Geloofs, de Tien Geboden, Morgen-, Avond-, voor of na den Maaltyd, in gebruik zynde Kinder-Gebeden, Psalmen, de kleine Kinder - Vraagen; dit alles wordt onëerbiedig, gebrekkig, door de kinderen geleerd en uitgefproken (*). Dan (*) By voorbeeld, in het Onze Vader zal men de kin-  398 VERBETERING Dan is het nog met zoo een onaange* naamen dreun vergezeld, zonder de minfte indrukken; en zoo luid, dat men het huizen verre kan hooren, en daar andere Gezinten niet zelden den fpot mede dryven. De Schoolvrouwen kunnen niet veel ter ontfchuldiginge hier tegen inbrengen: De voornaame oorzaak van dit alles is de onopmerkzaamheid, wyl de vrouwen, niet zelden, geduurende den fchooltyd, haare huishoudelyke bezigheden oeffenen , en de kinderen laaten voort-rammelen. Hier komt by de geringe kundigheid, welke zy bezitten, waar door zy geen onderfcheid weten te maaken, tusfehen goede of kwaade Letterklanken. Dat het hier aan mangelt blykt, dewyl dë kinderen, eer zy in deze Schooien komen, niets van deze gebreken hebben, maar zoo ras zyn zy 'er niet eenigen tyd geweest, of zy zyn 'er mede behebt. Twee kinderen hooren zeggen Ryke die kome, voor Uw Ko» vingryke kome; lyk in den Hemel, voor gelyk in den Hemel; seok op aarden, voor, alzoo ook op de aarde; ryken de kragt, voor Uw Koningryk en de kragt; daamen, voor Amen; en zoo diergeJyke by nieenigie»  DER SCHOOLEN. 399 Twee myner kinderen heb ik nooit in deze Schooltjes laten gaan, zy zyn door my zeiven onderwezen, maar nebben ook nooit iets van dezen lymigen Schooldreun getoond in hun opzeggen: het een en ander zullen oplettende Ouders met my moeten getuigen volgens de ondervinding. 'Er behoorde wat meerder zorg en toeverzicht over deze kinderkens geöeffend te worden, dan thans wel in 't algemeen gefchiedt. 'Er behoorde, onder een eerbiedige houding der kinderen, by den aanvang en uitgang dezer Schooltjes, een kort en gepast Gebed door de Schoolvrouw gedaan te worden. Geduurende den fchooltyd moeften de kinderen niet fpeelen, noch ongezouten redenen, in hunne Ouderlyke huizen of op de ffcraat gehoord , met malkanderen fnappen; men moest een ieder op zyne plaats houden, hun een afkeer van liegen, van vuile en ongepaste woorden, van vloeken , van 't misbruiken van Gods Naam, en daarentegen allen Eerbied voor God en deszelfs beminnelyken Dienst, liefde jegens hunne Ouders, Vrienden en Overheden  40O VERBETERING heden inprenten, gepaard met beleefdheid jegens hunne naaften. Vooral dienden de Schoolvrouwen te zorgen, niet te hard, noch te laf, de Kinderen te beftuuren: niet zelden vallen deze Vrouwen van het eene in het andere uiterfte, om dac zy de byzondere humeursgeftellen der kinderen niet genoeg gadeïlaan, en dit is van zeer groot belang. En hierom diende men vooral in acht te nemen, om deze kinderen met zagtheid en vriendelykheid te behandelen: in het oelfenen der ftraffen vooral het flaan te vermyden , maar liever te verkiezen alles wat op de fchaamte werkt, en 't geen gefchikt is, om de kinderen naar derzelver vatbaarheden te doen bezeffen de fchandeiykheid hunner bedryven. De Schoolvrouwen , niet zelden door zuinigheid gedreven, behelpen zich in bedompte Hulpen , of fombre kamers, tot groot nadeel der toevertrouwde kinderen. Wie heeft, deze Schooltjes naderende, niet ondervonden eene benaauwde lucht daar veelal te heerfchen? Hierom dient gezorgd, dat de Schoolvrouwen goede, ruime,  DER SCHOOLEN. 401 ruime, luchtige beneden vertrekken hebben , en dat dezelve voor, tusfehen, en na den fchooltyd, door verfche lucht gezuiverd, rein en fchoon gehouden worden. Als 'er geen wyze raadftagen, enz. §. III. Schoolmeefters Van wat aanbelang is het niet, een Leermeefter voor de kostelyke jeugd te moeten zyn? Wat vermogen heeft zoo een Man niet noodig, om dezen post, naar eisch, met alle getrouwheid waar te neemen ? Ik houde my verzekerd, wanneer de Schoolmeefters dit wel bezeften, en het belang om de jeugd wel te beftuuren , vooraf rykelyk overwoogen,dat veelen eerder te rug zouden keeren , dan eene zoo zwaare, niet zelden ontrustende, en netelige bediening op te vatten. De goeden niet benadeeld, 'er zyn weinigen, van welken men met roem zoude kunnen melding maaken. By de meeften weegt deze bediening zoo zwaar niet; deze (£) Boven bl. 27. en 272. Cc  402 VERBETERING ze en die zyn 'er wel doorgekomen, als men maar zoo verre is, dar. men een redelyke hand kan fchryven, wat lezen, wat cyffèren en zingen, dan poogt men, en niet zelden vry jong, Schoolmeefter te worden. 1 En het meefte dat overwoogen wordt, is, dat het een deftige burgerlyke bediening is; men heeft niet zwaar te werken; het geeft wel, als men wat kinderen heeft; kortom, het wordt by de meeften even als een handwerk, om 'er mede door de wereld te komen, aangevangen. Maar was het niet beter en boven alles noodig dat iemand zoodanig een post begeerende, zich zeiven vooraf naauwkeurig onderzocht, of hy , behalven de LeesSchryf- en Zang-kunst, wei met een gefchikt lichaam en opgeklaard verftand en teder hart begiftigd was ? Of hy wel 't vermogen had, om de gaaven en kundigheden in hem gelegd, op den juisten tyd, met alle befcheidenheid meede te deelen? Of hy wel bezefte, dat het School - beduur een groot en voornaam deel der opvoeding is ? Of  DER SCHOOLEN. 403 Öf hy wel begreep, van de Natuur byzondere hoedanigheden daar toe te moeten bezitten, als: ongemeene oplettendheid, vergezeld met gepaste voorzigtigheid, zagtheid en bedaardheid ? Of hy van natuure vry haastig en oploopend zy, dan een taai geduld bezit? Of hy wel een liefdenryk hart jegens kinderen in zich gevoelt ? Of hy wel 't vermogen heeft om zich naar den gang van 't werk te fchikken, en de kinderen naar evenredigheid van hun hart en vermogens te behandelen ? — De vluggen niet te veel te roemen, de ffcompen niet te fterk te bedroeven. — Hier behoort meer toe, dan men wel zoude denken, en het is een groot en algemeen gebrek in de Schooien, dat men de kinderen om de gelykheid der jaaren aan een en dezelfde Leer-tafel plaatst, dezelfde lesfen doet leeren, en dezelfde vorderingen van hun verwagt. —- Men bevroedt niet, dat de gelykheid van jaaren, geen gelykheid van vermogens geeft: Men onderhoude twintig kinderen van dezelfde jaa* ten, over een en dezelve zaak, men zal Cc a wel  404 VERBETERING wel ras derzelver onderfcheidene begrippen bemerken. Of hy wei dat byzonder vermogen heeft, om zich in de genegenheid der kinderen in te wikkelen ? Hier toe behoort hy zich altoos effenbaar te houden, geen wreed gelaat te vertoonen , noch ook altyd de kinderen te berispen of te bedillen. Of hy het Caracter wel heeft, om zyn Meefterlyk gezag te bewaaren ? Waar toe vriendelyke gemeenzaamheid in den dagelykfchen ommegang met deftigheid gepaard moet gaan. Of hy de konst bezit, de kinderen vooral te gewennen tot gehoorzaamheid , en 't geen men wel bedagt bedreigd heeft,uit te voeren , het eens geweigerde niet toe te ftaan, en de billyke opgelegde ftraffen ter uitvoer te brengen, zonder zich door fchreien, pruilen of grimmende houdingen daar van te laaten verzetten ? Hoe meer van de opgenoemde verëischten in een' Schoolmeefter plaats hebben, hoe minder verbeteringen 'er zullen noodig zyn , en zoo is het ook omgekeerd. Als 'er geen wyze, enz. $. IV.  DER SCHOOLEN. 405 §. IV. Schooltyd (c> Op de Schooien worden gemeenlyk Kinders van 6 en 7 jaaren, ook vroeger en laater befteld, en tot de 10, 11 en 12. en fomtyds wel 14 jaaren. Deeze Schooltyd is een der allergewigtigfte van 's menfchen leven. In dit tydperk ligt de jeugd voor alles bloot, en is vooral genegen om God zynen Schepper te vergeeten; dies de roede en tucht naar Spreuken 13: 24. 33: 13, 14. zoo hoog nodig is, om de jeugd te behoeden. In deeze tedere jaaren oeffenen de vyanden der ziele groot geweld, om dezelve te verftrikken. Dan is 't gevaar groot om door kwaad gezelfchap vervoerd, en door gebrek aan oordeel en ondervinding bedorven te worden, eer zy het kwaad en deszelvs gevolgen recht kennen. En hebben verleidende en kwaade gezelfchappen, met derzelver bittere gevolgen eens wortelen gefchooten in 't jeugdige hart, men zal 'er dezelve niet gemaklyk uit krygen: Quo fimel efl imbttta ÊPc. Wierd dit van zoo veel belang zynde levensperk der Kinderen door de Ouders meerder overwogen, men zoude zeo los en onbedacht niet handelen in 't be- ftei- (c) Boven bl. 42. en 280. Cc 3  406 verbetering (lellen van kinderen ter Schöole. Als 'er geen wyze, enz. §. V. Vatbaarheid der Jeugd Cdy De bevinding leert, dat de vermogens van de ziel van een Kind , zich even als hun ftoffelyke lichaam van tyd tot tyd ontwikkelen, zoo dat naar maate het lichaam opgroeit, het redelyke van hunnen geest zich meer en meer begint te vertoonen. — Doch heeft het lichaam voedfel noodig, — de ziel niet minder, fchoon van een andere natuur. — Zodra zich by een Kind maar eenig fchemer- licht van kennis begint te ontdekken, ziet men al fpoedig, dat de eigenliefde de voornaamfte dryfveer zyner bedryven is; doch de reden, die dezelve moet beftuuren, heeft in het eerst weinig vermogen; — Het vuur zyner driften is heftig in zyn ontvlammen , maar laat zich fchielyker blusfchen dan in een bejaarden ouderdom. — De zintuigen van gezicht, gehoor, reuk, fmaak, en gevoel, ontdekken zich eerder dan de redelyke vermogens. — En om dat de mensch in die zintuigen , eenige weinige gevallen uitgezonderd, volftrekt ly- 34°.  414 VERBETERING $. VIII. Spellen (g). Het wel fpellen legt den eerften en besten grond van wel te leezen, en goed te fchryven, en mangelt het hier aan , alle hoop tot eene verdere befchaafde vordering zal in rook verdwynen. Niet zelden volgt men in deezen de gewoonte der Stad of van 't Dorp , daar zich de Schooien bevinden. By veelen heerscht eene onaangenaame gewoonte; men laat, by voorbeeld, fpellen: Aap, Aal, Handen, Hoofd, Haazen, Harten, Haaien, Hout, Hoop, Ezel, Een, El, Ey, en men laat toe dat zy uitfpreeken, Haap, Haal, Anden, Oofd, Aazen, Arten, Aaien, Out, Oop, Hezel, Heen, Hel, Hey, en honderd diergelyke meer. Dit dient vooral verbeterd. Als 'er geen wyze, enz. . [De ondervinding leert, dat de Meefteresfen vooral, en fommige Meefters, na dat de kinders het A, B. kennen, minder werk maaken van het A, B. Ah, en B, A, Ba, (dat is de eenvoudige fyllaben van twee letteren) voor reden gevende, dat de kinders dit uit het hoofd nazeggen zonder in 't boek te zien. Dies brengen zy hen al fpoedig tot het O, n, On, (g) Boven bl. 266, 360, 369.  DER SCHOOLEN. 4Ï5 On, dat is5 't Gebed des Heeren. De beste weg zoude zyn niet ras van dit A, b, Ah af te gaan; En om te beproeven of de kinders op 't gezigt deeze Lettergreepen kennen, dezelve door eikanderen te laaten fpellen, dan hier dan daar; ook de lettergreepen van twee letters, in't Gebed des Heeren, 't Geloof, enz. te laaten opzoeken en fpellen. Waar toe zeer nuttig zyn konden de A, B, Boeken met gefcheiden lettergreepen , by voorb. On ze Va der, enz. of On-ze Va-der, enz. hoedanig een met Latynfche letters te Middelburg 1740. by A. L. Callenfels van-eene Taalkundige hand is gedrukt, met onderfcheiden lettergreepen, On ze Va der, enz. En een ander by Louis Taillefert met ftreepjes tusfehen de Lettergreepen: On-ze Vader. Waar na men lettergreepen van drie of meer letteren konde vereenigen ; en daar mede handelen op dezelve wyze. Waar toe geen ongefchikte handleiding zyn konde, een A, Be, Ce en kleen Woordenr boekje, te Middelburg gedrukt by Adriaan de Vin.] §. IX. Lezen (hy Heeft men de kinderen wel leeren fpellen, (A) Zie boven. bl. 61. 267. en 364.  4l6 VERBETERING len, zy zullen als van zelfs aan het lezen komen. Zal het lezen wel verrigt worden, het moet duidelyk en overluid, zoo als 'er ftaat, niet te ras, noch te ftram, in een natuurlyken fmaak, doch met geen verwaanden zwier, en oplettend op de zinfnydingen, gedaan worden. En wat is'er op dit ftuk niet te verbeteren? In het gemeen lezen de kinderen onoplettend, oneerbiedig, overfchréeuwen zich, of mompelen binnen 's monds , vecltyds een voor en of ende u voor uwe, en omgekeerd, onverftaanbaar voor zich zelve , en onaangenaam voor den hoorder. Het gebrekkig lezen fpruit eensdeels door de ouderwetfche School-boeken , welke nog in gebruik zyn: doch voornamentlyk om dat de kinderen niet genoegzaam in de gronden onzer Nederduitfche Taal onderweezen worden: Die is te meer te bejammeren , daar onze jeugd het vermogen heeft om de Franfche Taal volgens taalkundige gronden re leeren, waarom dan zouden zy ook niet in ftaat zyn om hunne MoederTaal dus te leeren ? zoo zy maar verftandig onderwezen wierden. Laaten wy dan de kinderen doen onderwyzen  DER SCHOOLEN. 417 Wyzen in zuiver en fierlyk Nederduitsch, volgens de grondregels der Spraakkunst, en hier toe het keurig werkje voor de jeugd i door Komelis van der Palm zamengefteld, en by R. Arrenberg te Rotterdam 1769 gedrukt, ter Schooien invoeren. De Meefters moéten zich vooral toeleggen, om de kinderen, in den beginne, eerbiedig, langzaam en als op eene Syllabetifche wyze te laten lezen: by voorbeeld: Ge-dul - dig - heid - zal - vtier - de - kin - de - renen •- Mees - te - ren - nut - tig - zyn. Het ras leezen wordt te vroeg geleerd, en doet gemeenelyk rabbelen. Vooral moet men zorgen, dat 'er over de zinfneeden, punt- of twee punt-fcheiding , vraag - verwonderings- en andere teekens, telkens zoo niet heen geleezen worde. Als 'er geen, enz. §. X. Schryyen (ï). Men geeft ook in deze Schooien onderwys in het Schryven, eene allerëdelfte en nuc- (/) Boven bl. 61, 60, 269, en 367. Dd  418 VERBETERING nuttigde konst. Maar wat is 'er in het Schryven niet al te verbeteren ? De dagelykfche ondervinding leert meer dan te veel, hoe lam en gebrekkig het fchryven van veele menfchen is, niet alleen met het maaken van genoegzaam onleesbaare letteren , maar vooral ten opzichte der zoo ongelukkige en onaangenaam klinkende fpelling der woorden Cf); ook het plaatzen der zinfneeden, en het misbruik der hoofd-letteren (*). Als (f) Deze volgende woorden zullen ten voorbeelde ftrekken, en welke van tyd tot tyd, zelf onder den ïiraaven Burger, zoo in het fpreeken als ichryven hebben ftand gegreepen: als, jully, zully, heum, wouwje , wilje, keb dat gedaan, toen zeyk , keb geen ting, goeje ting, webben daar geweest, weetje, hebje, hy of zy heit, en diergelyke by menigte; voor,, gy Heden, zy lieden, hem, wilt gy, ik heb dat gedaan, toen zeide ik, ik heb geen tyding , goede tyding, wy zyn daar geweest, weet gy, hebt gy, hy of zy heeft. Men zoude kunnen zeggen dat op zoodanig een wyze te fchryven of te fpreken gemaakt en verwaand ftaat, doch het is inderdaad zoo niet, ons Nederduitsch is te keurig, om het zoo te misvormen: als het maar "in de gewoonte en in den fmaak komt, waar toe de Schooien juist gefchikt zyn, en van nu voortaan met de jeugd begonnen wordt, dan zal men 'er eere in flellen om zoo te fchryven en te fpreeken. (*) Niet zeldeu vindt men de naamen van iritmun. . tende  DER SCHOOLEN. 41Q Als de kinderen iets leezen, dan is het de fpelling van een ander; maar als zy zelfs iets zullen fchryven, dan moeten zy hunne eigen fpelling gebruiken: derhalven moet in de Schooien 'byzonder hier op gelet worden, dat de kinderen, niet alleen eene goede, maar ook eene vaste bepaalde fpelling aanneemen, en hun de grondregelen der Spraakkonst ingefcherpt worden. Doch wil men de woorden, klaar, maar , baar , daar, enz. met aa of as fpellen, 't is my eveneens: elk gevoelen heeft onder de Taalkundigen zyne voorftanders. Zoo is het ook omtrent andere woorden. Waarom de Geleerde Heer A. Kluit in de Voorreden voor Hoogflraten bladz. 11. zegt: Zoo weinig 'er twee grasfcheutkens elkander gelyk zyn , zoo weinig vindt men 'er thans twee, wier fpelling met den teude Perfoonen, als Koning, Prins, Graaf, enz. met een kleinen letter vooraan gefchreven; zoo ook de naamcn van Steden , als : Middelburg , Vlisfingen , Vere, enz. Dit ontmoet men ook wel in de Eer-Tytels van Burgemeeder, Vroedfchap, Scheepen, Predikant, en dergelyke: Doch hierop moet byzonder gelee worden, in het" Schryf-onderwys der Kinderen. Ook dat een nieuw Hoofdftuk of Heden, of Vers altoos met een grooten of hoofd-letter moet begonnen worden. Dd 2  420 VERBETERING den anderen overeenkomt. Over de Spelling en Taalkunde van ons Nederduitsch kan men nazien de Werken van Huidecoper , Ten Kate , Moonen , Sewel, Zeydelaar , en anderen. Nu met een woord iets van 't eigentlyk fchryven: zullen de kinderen wel leeren fchryven, zy moeten de letteren wel maaken , wel fchikken en zetten; vooral regt of gelyklynig; en de teekenen , die de zinscheidingen en klemklanken aanduiden , wel plaatfen. Het Italiaanfche fchrift is thans algemeen , en wordt in ons Vaderland, boven andere, den voorrang gegeeven. Het is een gemakkelyke , keurige en duidelyke letter, welke, wel gemaakt, fieraad aan het fchrift geeft. Zal 'er wel gefchreven worden, de kinderen moeten worden voorzien van goede Pennen, Inkt en Papier. Waar omtrent meerder is aan te merken , dan men wel oppervlakkig zoude denken. Zy moeten het Papier regt voor zich, het lichaam niet gedraaid, noch met de borst gedrukt tegen de fchryftafel 0f lezenaar  DER SCHOOLEN. 421 ' naar houden; de Penne moet niet te vast tusfehen de vingers, noch te ftyf op het papier gedrukt worden. Het fchryven kan beter door de hand en mond geleerd, dan door my hier worden uitgedrukt. Dewyl het fchryven béftaat in het maaken van letteren, zoo dient gelet, dat de lichaamen der letteren, glad, even fchuins, even groot, de beenen onder en boven even dik , en even- verre van eikanderen zyn; men moet de hand niet oplichten, voor en al eer het geheele woord gefchreven is; tusfehen ieder woord moet men zoo veel wit overlaaten dat 'er een (o) of een (m) tusfehen kan ftaan; de regels moet men evenredig naar den aart van 't fchrift fchikken; de regels moeten van voren, en van agteren, zoo veel mogelyk is, gelyk uitkomen; dit een en ander zal geen gering fieraad aan het fchrift geeven. Het Schryf-onderwys begint men met .ftreepkens, halve en heele letteren van 't A. B. C. Men moet de kinderen in den beginne gewennen, groote letteren te maaken, de kleinere leeren zy van zelfs genoeg; vcorDd 3 al  422 VERBETERING al hen het broddelen beletten en liever twee , vier, of zes regelen daags, wel doen fchryven, dan meerder die niet goed zyn. Als 'er geen wyze, enz. Belangende het geen men de kinders laat fchryven , hier in diende men eene orde van voorfchriften te houden, gefchikt naar de byzondere Handen, waar in de onderfcheiden kinderen in de Maatfchappy waarfchynlyk ftaan te komen, als: opftellen van Brieven , zedekundige lesfen , dagregister hunner bedryven , gemeen koopmans Boekhouden , en 't fchryven van Reekeningen uit dezelve. Vertoont in tyds, enz. §. XI. Syferen (F). De Cyfferkonst wordt al mede in de openbaare Nederduitfche Schooien geleerd. Niét zelden, volgens fchoolgewoonte, leeren de kinderen, uit Bartjens Cyfferboek, de eene fom voor en de andere al na maaken , maar, helaas! 'er worden geen goede gronden gelegd; dit leert de ondervinding. Dikwerf uit vreeze voor ftraf, laten de kinderen defomme door een ander maaken, of ik) Boven bi. 61, 270,. 369, 370.  DER SCHOOLEN. 4*3 bf fchryven ze uit, of vertoonen dezelve vol fouten, die dan wei verbeterd worden; maar inderdaad zy bezeffen het niet, en zoo is het ook in 't vervolg, zoo dat dit onderwys wel degelyk dient verbeterd te worden. Alhoewel men geen bepaalde orde, volgens welke men de Cyiferkonst, in deze Schooien , kan onderwyzen, wegens het onderfcheidene vermogen en caracter der leerlingen, kan opgeeven, zal ik echter de beste leerwyze, ten dienfte dezer Schooien, mededeelen. Ik zal eerst de regels opgeeven , volgens welke de leerling dient onderweezen te worden. Dan , eenige aanmerkingen, omtrent derzelver fchikking, manier van onderwyzing, enz. laten volgen. Wat het eerfte betreft: na eene grondige onderrigting in de 5 grond-regels der Rekenkunde; de benaming der enkelvouwige , en zaamgeftelde getallen; de optelling , de aftrekking , de vermenigvuldiging, en deeling, zoo in 't geheel als in het gebroken, moet men overgaan om den leerling deze bewerking op de geldfpecien te leeren toepaslen : hier toe is Dd 4 noo»  424 VERBETERING noodig een kennis van de waarde dep meest m gebruik zynde fpecien, en het aantoonen eener wyze, om op de kortde manier grootere tot kleinere, en kleinere tot grootere over te brengen, ten einde die vervolgens in orde te kunnen by eén tellen, of van eikanderen aftrekken. Wanneer nu de leerling hier in eene genoegzaame kundigheid verkregen heeft, moet men ziqh toeleggen om hem grondig te doen verdaan den regel van driën, zoo in geheele als gebroken getallen, zoo recht als verkeerd, byzonder, zoo als dezelve door de zoogenaamde practyk-of korte rekening wordt uitgefproken, waar na men den regten en verkeerden regel van vyyen, en den zoo genaamden Ketting-re-, gel, hem moet leeren kennen. In deze regels den leerling onderwezen hebbende, moet men door een aantal liefst vermakelyke voordellen , hem derzelver ruit doen opmerken en vervolgens overgaan , om die op de rekening van Winst en Verlies, de Intrest- Faetofy- Rabat 1 rovifie- Asfurantie- Compagnie- en Redery- maar byzonder op de Wisfel - rekening te leeren toepasfen: volgens deze regels, zal men het Cyifer- onderwys dienee  DER SCHOOLEN. 425 nen in te rigten. Vergun my, Geëerde Leezers! nog twee aanmerkingen te maaken, omtrent de orde, in welke ik deze regels hebbe voorgefteld. h Gy lieden ziet; ik plaats de behandeling der gebrokene getallen, aanftonds .na het onderwyzen der 5 eerfte grondregels in de geheele getallen, en zulks, .zoo ik oordeele, met reden, dewyl toch niet alleen in de bewerking van den regel .van driën, maar reeds in 't veranderen der Geldfpecien de leerling eenige kennis moet hebben van breuken, zal hy zulks op de kortfte wyze, en verftaanbaar, verrigten. Vergel. het vernieuwde Licht des Koophandels bl. 10 en 11. II. Schoon ik geen gewag maake van de verkleining,en aan elkander gelykmaaking der breuken, zal men ligtelyk begrypen , dat ik het onderwys daar van in de henoeminge en optellinge der gebrokene getallen wil begreepen hebben. Nu zullen wy nog eenige algemeene aanmerkingen mededeelen. Ten eerften, is 'er eene wetenfchap die het geduld van den Leermeefter op de Dd 5 proef  426 VERBETERING proef fielt, het is de Rekenkunde; hy die dus anderen deze konst zal onderwyzen, zal 'er een genoegzaame hoeveelheid van dienen te bezitten. Schoon het nu niet volftrekt noodig zy, om iemand de gemeene Rekenkunde te leeren, in het meer verhevene dier fchoone konst bedreeven te zyn, moet echter de Meefter het geen hy onderwyst grondig verftaan, ten einde zynen leerling van alles eene behoorlyke onderrigting te' kunnen geeven, en hem geene regels te leeren , van welken de gronden, waarop zy rusten, nimmer aangetoond worden. Ten tweeden, in het onderwyzen moet men onder't oog houden O) De benaming der regelen duidelyk te verklaren, en tevens den leerling eene duideiyke befchryving van een ieder derzelve te doen van buiten leeren. Q) In alles de kortheid te betrachten , doch van alle bekorte werkingen de reden duidelyk aan te toonen. (V) Nimmer tot eenen volgenden regel over te gaan, alvorens de leerling den  DER SCHOOL EN. 427 den voorgaanden grondig verflaa, en hem ook van tyd tot tyd de doorgewerkte regels , fchoon hy in dezelve kundig is, te doen herhaaien. (d) Den leerling niet alleen te laaten werken, voor dat men oyertuigd zy, dat hy een volkomen begrip hebbe van dat gedeelte des regels, weiken hy onder handen heeft. (V) De voorftellen, die men, vooral aan kinderen, opgeeft, zoo vermakelyk mogelyk , en zoo min als 't vallen kan aan eikanderen gelyk te maaken, om dus aan den eenen kant met genoegen te doen werken, en aan den anderen kant , het verftand meer , dan het geheugen te leeren gebruiken. CO Wanneer een leerling begrypt, hoe hy in het opftellen , en bewerken van eenen regel moet te werk gaan, hem, indien hy eenig bezwaar omtrent het opgegeeve voorftel hebbe, of het bekomen antwoord niet voldoende zy, niet te fchielyk te helpen , noch de feilen te zoeken, maar hem aan te moedigen, om in het eerfte  i|28 VERBETERING fte zyne eigene kragten te beproeven, en in het laatfte de bewerking aan de andere zyde der leije, tot 3 en 4 maal toe te doen hcrhaalen, ten einde uit de vergelyking der bewerkingen zynen misilag kenbaar te doen worden. (g~) De leerlingen, die omtrent even ver gevorderd zyn , eens of twee maal ter weeke eenige fommen op te geeven , en wie dezelve het vaardigde maakten en het grondigst verftonden, met den vercischtcn lof of eenige kleine Eerpryzen te befchenken. Ten derden, indien men de Rekenkunde aan iemand in het byzonder leeren moest, zoude ik het gebruik der Boeken afkeuren , tot dat de Leerling alle de door my opgegeeven regels grondig verflonde; dan, in de Schooien, laat de tyd wegens het aantal der Leerlingen dikwyls niet toe, dagelyks zulk een aantal fommen op te geeven. Men bediene zich dan aldaar van een boek, maar welk zal men gebruiken? Bartjens, van Lintz , zy zyn goed en nuttig, maar zyn 'er niet een aantal voorftel»  t) E R SCHOOLS N. 429 {tellen in, welke aan de jeugd eene groote moeite geeven om te bevatten , en die met dit alles, zelden of nooit te pas komen ? en moet men niet zoo wel op de kortheid, als op het nut in 't onderwys letten ? Het zelve zoude men van meer andere Schryvers kunnen zeggen. Het vernieuwde Licht des Koophandels is een voortreffelyk Werk, doch dit den Leerling in handen geevende, dient hy reeds een zekeren trap van kundigheden verkreegen te hebben, welke hem in ftaat fielt , dit werk met vrucht te gebruiken. Zou het wel zyn af te keuren, dat een uitlokkende Eerenprys wierde opgehangen, voor hem, die binnen twee jaaren tyds, het beste Rekenboek voor de Jeugd vervaardigt? Intusfchen moet de Leerling , in het aanleeren der regelen, nimmer uit het boek beginnen te werken, alvorens hy de gronden, waar op de regel rust, wel verftaa, en den regel in het Boek door gecyfferd hebbende, is het noodig, ten betere verftande, hem een aantal Vraagftukken over den, in het boek, doorgewerkten regei op te geeven, eer hy tot een anderen overga. Jeu  43° VERBETERING Ten vierden ; Dewyl de Rekenkunde noodzaakelyk de werking van het oordeel vordert, moet men dezelve den kinderen niet beginnen te onderwyzen in eenen tyd, wanneer de vermogens nog niet genoeg ontwikkeld zyn, om eenigzints bepaald te kunnen denken of oordeelen: Dewyl nu deze ontwikkeling , by den eenen vroeger dan by den anderen gefchiedt, is het niet mogelyk hier eene algemeene bepaaling te maaken. De ondervinding zy in dezen de Leermeefteres. Over het algemeen keure ik best deze Wetenfchap niet voor de 10 of u jaaren den kinderen te onderwyzen. Ten vyfden; Is de Leerling voor den Koophandel gefchikt, dan is het noodig, dat hy alle de in het begin opgegeevene regels kundig zy, doch voor een ambacht, enz. behoeft hy zoo ver niet te komen. Echter is van de hoogfte noodzaakelykheid de rekening der Speciën, en de bewerking van den regel van driën door de practyk grondig te verftaan, om in 't vervolg eenige wezenlykè vruchten, van de aan het rekenen befteede moeite, te plukken. Ten  ÏJER SCHOOLEN. 431 Ten zesden; Alle de benamingen, die men by de Schryvers aan onderfcheidene regels gegeeven vindt, hebbe ik niet opgegeeven, maar alleen het noodzakelykfte voorgefteld. Veele zoude men ook onder eene benaming kunnen betrekken; terwyl andere, als de progresfien, worteltrekking, enz. zoo zeer niet tot het lagere gedeelte der Rekenkunde behooren , hoewel zy ook zoms , met veel nut, en ter merkelyke bekortinge, daar in kunnen gebruikt worden. Als 'er geen wyze, enz. [De Arithmeticavan5/^/?ére is waardig te worden aangepreezen ; en Schoolmeefters, die met kennis en oordeel wenfchen te handelen in deeze wetenfchap, zullen veel aanleiding ontvangen uit het Grondige onderwys in de behandelinge der Breuktallen, door Mr. wilii. otto reitz, in het eerfte Deel der Verhandelingen van 't Zeeuwsch Genootfchap, bl. 293-388.] §. XII. Psalm-zingen (7). Onder de verbeteringe, welke de gemeene, (O Boven bl. Ci.  ^32 VERBETERING meerie, of openbaare, vooral de Neder*» duitfche, Schooien ter meerdere befchavinge onzer Natie noodig hebben, is ook de Toonkunst; welke in deze geheel wordt vergeten; in geene niet goed behandeld; hier moet ze ingevoerd , daar verbeterd worden. Dat rtien niet al voor veele jaaren werk gemaakt heeft van de Toonkunst in onze Nederduitfche Schooien, is oorzaak, dat de thans zynde Voorzangers en Schoolmeefters hier in zoo onkundig zyn, en bygevolg ook hunne Schoolieren; dat mert op veele plaatzen in ons Land beklagenswaardig de gezangen hoort uitvoeren; dat de uitvoering der gezangen, over'het geheel ,flegter is dan by zommige andere gezindheden ; dat wy flegt of wel in 't geheel geen kerkelyk figuraal-mufiek hebben; dat de nieuw berymde Psalmen met de oude Muzikale gebreken herdrukt Zyn; dat, daar men eene nieuwe wyze van zingen tracht in te voeren, 'er zo veel tyd vereischt worde, eer het naar de uitvoering van een goed gezang zweemt; en dat 'er twist en tweedragt ontftaat over het kerkelyk gezang, enz. Zoo lang 'er van de Toonkunst in onze Ne-  DER SCHOOLEN. 433 Nederd. Schooien , niet meer werk gemaakt wordt, dan thans: dan is klaar vooruit te zien, dat 'er niet alleen nooit (zo als in Duitschland, Vrankryk en Italien) een goed figuraal - muziek , in onze kerk zal uitgevoerd worden , neen ! maar dat 'er zelfs niet eens mogelykheid zal zyn, een goed Choraal- gezang ten algemeen Kerk-gebruik in te voeren. Hoe verre zyn de Meefters in de Schooien wel ervaren in de Toonkunst? kunnen ze hunne Schoolieren wel eens zeggen, wat zingen is , wat goed zingen 'is ? Gezweegen, dat 'er van de beminlyke harmonie geen woord gerept wordt. De Jeugd wordt, in plaats van zingen, fchreeuwen geleerd; naakte klanken leert men in de Schooien voordragen , klanken daar. niet eens een goede fchaaf over gaat. Als wy de gebreken optellen, voortgefprooten uit onkunde der Toonkunst in de Schooien , en ftellen aan de andere zyde 'er tegen over, de vrugten die de Proteftanten, of liever, het Gemeenebesc in Duitsch- en Zwitferland reeds plukt uit hunne Schooien voortgefproten : dan moeten wy (als Nederlanders, niet ongevoelig voor Muziek zynde) ons aan de £ e eene  434 VERBETERING eene zyde beklagen , en aan de andere hun benyden. In Duitschland: waar heeft de gemeene man de beginzels der Toonkunst geleerd? Waar de harmonie ? In de openbaare School. — Is het vierde deel van onze Voorzangers en Schoolmeefters wel in ftaat, op het een of ander choraal een tweede party te zingen ? Neen! onderzoekt dit by de Proteftantfche Boeren in Duitschland, ge zult 'er maar weinig vinden, die hier toe niet in ftaat zyn. De beginzels der Toonkunst in de Schooien geleerd zynde, is reeds de weg gebaand , en veroorzaakt lust om verder de Muziek te leeren kennen. — Muziek is mede een fieraad van een Land. Nooit zal men onder onbefchaafde Volken, goede Muziek aantreffen. Der ouden Schriften getuigen, dat de Muziek ten hunnen tyde voor een wel opgevoed mensch , als een noodzakelyke kunst gehouden wierd , en dat men die geene , welke 'er niets van verftonden, aangezien heeft als menfchen, zonder opvoeding, zo als wy die geene, welke niet leezen kunnen. Dit is by ons juist zo al-  DER SCHOOLEH 435 algemeen niet als by de oude Grieken , welke zeer veel werk van de Muziek maakten. Is de Harmonie niet, enz. §. XIII. Onderwys in den Godsdienst (in). Men leert ook in deze Schooien de beginzelen der Goddelyke Waarheden: Maar zal dit aan het waare doelwit beantwoorden, wat is 'er niet al aan te verbeteren ? Ik zal my niet ophouden, met al het gebrekkige, 't welk by het opzeggen der vraagen in 't algemeen ondervonden wordt, maar oordeele best, dat van alles, het geen 'er in de Schooien van buiten geleerd wordt, nooit te veel op eenmaal tot een taak worde gegeeven. Hier toe moet men de kinderen allengskens opleiden en onderrichten, om over alles wat zy leeren , en in de vraagen en antwoorden voorkomt , aan zich zeiven te vraagen ? Wat is de zaak , naar welke gevtaagd wordt? zoo moeten zy ook het antwoord poogen («O Boven bl. 47. en 302. Ee a  436 VERBETERING poogen te verftaan en zich zeiven afvraa.gen , begryp ik het wel ? verlta ik wat en hoe het antwoord, aan de gedaane vraag beantwoorde ? . Men zal ras ondervinden, of de kinderen zulks verftaan , en wel, wanneer zy met andere woorden , uit hun eigen bevatting, de vraag zoo voldoende beantwoorden , dat zy in het zaakelyke , het zelfde zeggen, als 'er in het gedrukte antwoord ftaat. Dit geduurig ftilftaan , en zich zeiven ïtfvraagen, als de kinderen iets leezen of leeren, is van een groote nuttigheid. „ By voorbeeld, een kind leest Mattheus VII. vs. 13. Want wyd is de Poorte en Ir eed is de Weg, die tot het vér derf leidt, en veel zyn 'er die door dezelve ingaan, Hier vindt hy ftoffe om zich zelven te vraagen ? Wat wyd, Poorte, breed, weg, verderf, enz. is, en of'c geen hy hier leest, verftaat, en zoo ook in andere gevallen. Als, dus doende , het onderwys in de Goddelyke Waarheden wordt geöeffend , dan heeft men te wagten , dat het God ter eere, tot blydfchap der Ouderen, eh den  DER S C H O O L E N. 437 den kinderen ter voorbereiding eener zalige Eeuwigheid zal kunnen ftrekken, dat myn hartelyke wensch is. Als geen wyze-, enz. §. XIV. Zedekunde («). In deze Schooien moet het zedelyk gedrag der kinderen befchaafd en verbeterd worden. Mogen wy niet wel vraagen , waar zal men beginnen met de jeugd? Het is zo, maar laaten de Meefters niet vertraagen , en zich maar van hunnen pligt kwyten , om vooral in deze losbandige dagen de noodzaakelykheid van onzen Christelyken Godsdienst, bepaald en gemoedelyk op de harten der kinderen te drukken. — Daarna hun het fchandelyke van alle zondige daaden , als vloeken , zweeren, ontëering van Gods Naam, 't fchenden van des Heeren dag , dronkenfchap, dieveryen, dobbelen, fpeelen, liegen, bedriegen en dergelyke ondeugden meer, ernftig voorhouden. —De kinderen geduurig vermaanen om geen fchadelyke Boeken en ligtvaardige Liederen te leezen; den gepasten eerbied voor hunne. Ouders (») Boven bl. 57. Ee 3  438 VERBETERING Ouders en Vrienden infcherpen, als mede voor hunne Overheden, Leeraars, Meefters , en Medeburgers, behoorlyke beleefdheid te betoonen. Als 'er geen wyze, enz. Is 'er voor redelyke weezens, die met eikanderen in maatfchappy moeten leven, voor hun zeiven en hunne evenmenfchen wel iets noodzaakelyker, dan het kennen zyner pligten ? — Vraagt eens , zelfs de meest befchaafde jeugd , die nog al van de beste Schooien komen, wat de Deugd, de Staat of het Vaderland voor zaaken zyn, dan zal het zich ras ontdekken, dat hun antwoord zeer gebrekkig zal weezen. — Dit nu nog van het beste zoort der jeugd zynde, wat heeft men dan van hun, en van de mindere Clasfe te wagten, als zulken op hun tyd , tot Leden in de Maatfchappy worden ingelyfd. — Hier van daan dat 'er zo weinig Vaderlandsliefde in ons Land is, en dat Neêrlands Inwoonders zo verbasterd raaken , en voor niets achting hebben dan dat vreemd is. — Vergelyken wy de zeden onzer Voorvaderen, met hunne zogenaamde befchaafde nakomelingen , dan zyn 'er weinig voetftappen van de oorfpronglyke deugden meer te vinden. — Ieder geflacht wordt  DER SCHOOLEN. 439 " wordt al meer en meer door weelde en overdaad bedorven, en wat moet hier eindelyk van worden ! regte Patriotten zich fpiegelende aan de gefchiedenisfen van andere volken , kunnen niet dan met fmerten aan hunne Nageflachten denken. Vertoont in tyds, enz. Ik twyfele niet (dus fchryft de opfteller van dit zelfde Antwoord: Vertoont in tyds , enz.) of een ieder zal my gaarne toeftaan, dat men de jeugd, al vroeg een denkbeeld van het Opperwezen , met een fchuldige eerbied, liefde, hoogachting, en verpligting om God te vreezen kan inboezemen. Dit zyn zulke eenvoudige waarheden , die by het opgaan van het minfte fchemerlicht der reden , zich met weinig moeite ontdekken, vooral als men daar toe gebruikt den Natuurlyken Godsdienst. 't Is niet noodig in het eerfte tydvak der jeugd , om haar met de afgetrokkenfte denkbeelden der Geloofspunten bezig te houden. Neen ! laaten ze, naar hunne zintuiglyke gefchiktheid, hunne oogen maar Hemelwaards heffen; de gulde zon, met de zilveren maan, en het tintelend ftarrenheir zyn genoegzaame fpreekende bewyzen van de grootheid van hunnen gedugten Maaken, wiens magt zich vorder ten Ee 4 toon  440 VERBETERING toon fpreidt, wanneer die MajefHèufe Hemelvorst , door den donder zyner Mogendheid, de fundamenten der aarde doet beven , en met zyne blixemfchigcen deszelfs ïnwoonders verfchrikt, of wanneer ■Hy door zyne ftormwinden de watergolven tot bergen verheft, tusfehen welke men niet dan gaapende afgronden ziet, die zelfs fcheepen als dryvende waterka-fteelen drygen in te flokken , en tegen hunne klippen te verbryzelen. — Ja het gantfche bock der Natuur, dat zich in alle jaargetyden voor onze zinnen opdoet, is een Leerfchool van onderwys. Hoe ryk is de Natuur niet van voorwerpen die het Kind met genoegen kan befchouwen , leeren, noemen en in zyn geheugen prenten! «_ De gantfche hemel, aarde, lusthoven en velden, zyn levendige fchilderyen, die de almagc en wysheid van haaren Schepper ten toon fpreien voor alle redelyke weezens. Hier kan, met het minfte onderrigt, de Jeugd haar oogen laaten weiden door het onmeetbaare ruim, en van het laage ftof in hunne gedagten een vlugt neemen boven het fterrendak; doch is dezefprong hun te hoog, -zo wyst hun op de byzondere lotgevallen der menfchen - kinderen ; hoe de aan-  DER SCHOOLEN. 441 aanbiddelyke Regeerder van alles tusfehen den Troon en den ploeg een ontelbaar aantal van rangen heeft geplaatst, die alle welgefteld, eikanderen onderhoud bezorgen ! De voor- en tegenfpoeden in iederen kring, het loon der deugd, en de ftraffe die de ondeugd verzelt, zyn regte wegwyzers voor de. Jeugd, om hun het goede te laaten beminnen , en het kwaade te'doen haaten. — Zulk een Onderwys , gefchikt naar de bevatting der Jeugd, verrykt hunnen geest in de lente van hun leven , met bloeizems van veel belovende vruchten, en maakt haar al levende ryp voor de Eeuwigheid. — Ja ! dit natuurlyk onderwys zal meer vrucht op hun gemoed doen, dan alle die fyne geloofspunten van den openbaaren Godsdienst, letterlyk van buiten geleerd, omdat de meefte daar van in dit tydvak nog boven hun begrip zyn. — Doch men moet hier uit niet begrypen, als of ik het van buiten leeren der Goddelyke Waarheden afkeurde, Neen! verre van dien; het is nuttig , mits men by het eenvoudige blyve, en dat men geene Waarheden aan de kinderen voorftelle of laat leeren, die boven hun begrip zyn; men moet tragten hun al vroeg gebruik te doen maaken van hunne geestelyke vermogens. — Het leeren denken op eenvouEe 5 dige  44* V E R B E T E R I N G dige yoorftellen, die men aan hen doet, ontwikkelt het oordeel; doch op deze jonge balans moet men in het eerst geen andere voorwerpen weegen dan waar in men den evenaar zichtbaar ziet doorllaan. Maar vooral is noodig, dat men een zekere orde en regel houd, waar na de denkbeelden der Jeugd geleid moeten worden. —■ Te groote fprongen zyn nadeeiig. — De Natuur zelfs vermydt die, als fchadelyk. Heb ik hier voor een fchets gegeven, hoedaanig de Jeugd een denkbeeld en ontzag voor het Opperwezen kan ingeboezemd worden; dan is hun vervolgens in de gantfche Natuur niets noodiger dan zig zelve te leeren kennen. — Want, zonder zelfskennis kan de mensch geen goed denkbeeld vormen van deugd , of pligt. Doch ik verfta door deze zelfskennis niet, die uitgebreide Weetenfehap , waar van een groot deel van het ftoffelyke tot de Ontleedkunde, en het Geestelyke tot de Boven-natuurkunde behoort. Neen! dit is voor andere tydvakkcn , en voor de Hooge. Schooien. Maar ik verftaa hier door een oppervlakkige zelfskennis , daar de zintuigen der Jeugd vatbaar voor zyn; — By voorbeeld, men kan haar toonen, aan hen  DER SCHOOLEN. 443 hen zclven en anderen, hoe zy van hunne geboorte tot op een' zekeren ouderdom , mèt de grootfte zorge gevoed, en van het noodige door hunne Ouders voorzien worden, en hoe ze zonder deze haar hulp,by haar eerfte levenslicht al zoude zyn omgekomen. — Hier uit kunnen zy dan leeren, hunne afhanglykheid en verpligtinge tot wederliefde aan haare Ouders. — Uit hun zeiven en het befchouwen van anderen zien ze hoe hun ftoffelyk lichaam voedzel en dekzel noodig heeft, en wat hunne Ouders daar voor moeten doen om hun zulks te bezorgen. — Dit leert hun dan al vroeg , hoe de mensch gefchikt is , om in het zweet zyns aanfchyns zyn brood te winnen. — Dit zyn de prikkels die de Jeugd moeten aanzetten tot werkzaamheid.— Uit de eigenliefde, die het beweegrad van hunne kinderlyke daaden is, en waar van zy telkens nieuwe gewaarwordingen erlangen, kan hun het fchadelyke en voordeelige aangewezen worden. — Ziet men dat hunne geest toeneemt in vatbaarheid , dan haalt men de gordyn van 's Werelds Toneel eens voor hun op, en vertoont hun hoe haar ftoffelyk lichaam van de wieg tot den mond des grafs aan geduurige veranderingen onderworpen is. — Daar zien zy in dit Menfchelyk fchouw-  444 VERBETERING fchouwtoneel op den voorgrond de lente der Jeugd ; vrolyke vergenoegdheid ftraalt uit hunne oogen, kinderlyke vermaaken verlustigen hunnen geest, verdriet en zorgen zyn van dezen grond verbannen. De Natuur opent haare bloezemknoppen, en fpreidt een' aangenaamen geur van zich; pracht en fchoonheid ftryden hier om den voorrang. — Maar ach! men meet hier alles af , naar het uitterlyke voorkomen, en denkt 'er niet op, dat koude nagten, ftormwinden of fchadelyk ongedierten , alle hoop op goede vruchten kunnen doen verdwynen De tweede grond vertoont den Zomer van 's menfchen leven, de vroege vruchten verkrygen haare rypheid, het fchoone groen bekoort het oog; bergen, velden en daalen vertoonen haaren vruchtbaaien fchoot voor het menschdom. — Het verftand, nu meer ontwikkeld in dit tydperk, verliest zich zelve als 't ware in de rykdommen der Natuur, zo dat het verdriet en de zorgen» diein'tverfchietop den dorden grond zich beginnen te vertoonen , nog over het hoofd gezien worden. Zy denken in dit tydvak nog weinig op den naderenden Herfst en Winter; het fterke licht en bruin des eerften en tweeden gronds, houdt hun oog als gevangen, om het verfchietniet te zien; — Maar al ongevoelig nadert de mensch tot den  DER SCHOOLEN. 44^ •den Herfst van zyn leven, nu is de oogst voorby, en de vruchten worden ingezameld;, het verrukkelyke groen verwelkt, de bladeren vallen af, en de ftormwinden doen de fundamenten der aarde beven, wyl degaapende afgrond der zee den ftoutften Zeeheld doet Adderen. — Hier is het, dat de Natuur haar fluier laat vallen, en het onbeftendige voor 's menfchen oog ten toon fpreidt. — Hier befchouwt hy met een ryper oordeel, alle de beurtwisfelende omwentelingen en lotgevallen zynes levens, nu is zyn gezicht opgeklaard , het fterke Jicht en bruin van den eerften en tweeden grond verleid zyn oog niet meer; Hy ontdekt een gedeelte van den fchakel van het ondermaanfche , en krygt van verre in *t verfchiet het waare oogpunt van 's menfchen doeninge te zien ; Verdriet en zorgen trekken hier zyn aandagt; De dag verkort, de nacht verlangt, en zyn weg wordt moeilyker , hoe meer hy tot zyn laafte tydperk nadert. —■ Hier op den agtergrond van's werelds Toneel gekomen zynde, befchouwt hy met heel andere oogen alle de veranderingen der Natuur , en de lotgevallen der menfchen-kinderen ; Hy treedt hier met zyne gedagten teruggetotden eersten, tweeden en derden grond, hy zoekt zyne tydgenoten , maar ach!  446" VERBETERING ach! de dood heeft veele in de Lente, zommigen in den Zomer, en weer andere in den Herfst van hun leven doen fneuvelen : naauwelyks het tiende deel heeft met hem dit laafte tydvak bereikt. — Nu ziet hy van naby de akelige valleye des doods; Het graf opent zynen mond, zyne kragten bezwyken , de wagters zynes huizes beven, zyne maalfters ftaan fiille , en de twee deuren naar de ftraate worden geflooten, de zilveren koorde ontketend, en de gulden fchale, met de kruike aan de fpringader, en het rad aan den bornput aan ftukken geftooten. — De dood laat de gordyn aan deze zyde van het graf vallen, fluit het ftoffelyk deel in den kerker der Natuur, en opent voor den geest het gordyn der eeuwigheid. — De onfterfelykheid der ziel, in de fchoole der reden geleerd, en door de gewyde bladeren in het helderfte daglicht gefteld, befchaamen hier den Deïst, en ftellen deze hunnen vyanden befpot ten toon. «— Zie daar maar even gefchetst een der fchoonfte Tafereelen uit de zelfskennis ontleed , dat verder door een konftige hand opgefchilderd, allernuttigfte lesfen voor de Jeugd kan opleveren.  DER SCHOOLEN. 447 §. XV. Kastyding (0). Tn deze Schooien moet 'er niet zelden gekastyd worden; maar dikwyls gaat men hier in al te verre, en werkt meer tot nadan voordeel, zo dat dit ftuk vooral verbetering noodig heeft. Men mag billyk vraagen,moet menkastyden ? Ja , zal men gewis antwoorden , wanneer kinderen naar alle vriendelyke en herhaalde vermaaningen niet willen luisteren , moet 'er gekastyd worden , anders ftaat het te duchten, dat de ftrafFen welke men aan zulke kinderen gefpaard heeft, ons in der tyd, op de gevoeligfte wyze zullen treffen. Maar nu ryst 'er eene andere vraag, hoe zal men kastyden ? Dit is van het grootfte aanbelang om niet van het eene uitterfte in 't andere te komen. Dit is een der voornaamfte vereischüen, welke een Schoolmeefter dient te bezitten1, om het juist op zyn tyd, en met een bedaard gemoed te verrigten. Het moet niet gefchieden in kwaadheid , noch in toorn, noch uit wreedheid , om dus, maar een fchui- '(e) Boven bl. 67» 273.  448 VERBETERING fchuldig kind met geweld aan te vatten, op den grond te fmyten, en met flagen, welke paal noeh perk hebben, te overlaaden. Door zulke kastydingen worden niet zelden de kinderen ftug en verhard, alhoewel zy overtuigd zyn, het dubbel verdiend te hebben. En in tegendeel die kinderen, welke meinen niet zoo fchuldig te zyn, worden mistroostig , en hun geheel en al de moed uitgebluscht. Wel is waar, 'er hoort veel toe, om binnen de juifte paaien te blyven. Mogten allen! welke kinderen moeten beftuuren, verwaardigd worden, om nimmer oploopend, noch toornig te worden. Och! mogte de bedagtzaamheid over hun alle de wagt houden. Hetkastyden in drift kent zelden maat, en wat zyn 'er geen droevige gevolgen van te wagten! Waarom vooral raade de middelen van zagtheid te oeffenen; zy zullen in 't algemeen meerder voordeel aanbrengen. Doch  DER S C H O O L E N. 449 Doch hebben kinderen ftrafFen verdiend, is men 'er van overreed, kan men 'er niet van buiten blyven , dan moet men ook, noch door, gevlei, noch door traanen , noch kwaadwillige aanftellingen, noch tusfchenfpraak, daar van afzien, maar met bedaardheid en befcheidenheid de voorgenoome kaftyding volvoeren. Want vinden zy het anders, door deze of geene middelen, mogelyk, de kastydingen af te wenden, zy zullen'er ras gebruik van maaken, en 'er op fteunen de kastydingen dus te kunnen ontvlieden. Men moet ook omzichtig zyn met de ftrafcuigen, die men gewoon is in de fchoolen te gebruiken: de bulle-peezen, leederen riemen, rottingen, fteevige ftok, de plak zelfs, te hard aangezet, kunnen treffende gevolgen nalaaten. Eene onvoorziene flag tegen het hoofd kan ras den dood aanbrengen. Onder alle de ftraftuigen is de roede alleen , de beste, omdat zy geen grooter fraert aanbrengt, dan men zich heeft voorgefteld. En om dus alle onaangenaame gevolgen F f voor  450 VERBETERING voor te komen, die 'er door kastydingen onvoorziens kunnen veroorzaakt worden, wilde ik liever zagtere kastydingen den voorrang geeven, ten zy in verregaande moedwilligheden. Onder de zagtere kastydingen bepaale ik hetSchoolblyven, het fchryven van regels; het van buiten leeren, te pronk ftaan op een ezels-bank; met één woord, alles wat op de fchaarate werkt,en gepaste berispingen aangaande het, misdryf, 't welk gepleegd is. Als 'er geen wyze, enz. J. XVI. Schoolboeken (py Onder de nuttige Schoolboeken wordt ook gepreezen tot de kennis der Bybelfche gefchiedenisfen: Lusthof der Godlyke Hijlorien. by S. J. Baalde, te Amfl. 1772. of Hift. Kinderbybel by Lovering; tot de Vaderlandfche Hiftorie, 't werkje by A. van der Kroe te Amft. nopens de Land en Zeehelden enz. Als 'er geen enz. De Schryver van 't andwoord : Vertoont in tyds enz. oordeelde, dat al het geen de kin- (p) Boven bl. 67. 290.  DER SCHOOLS K*. 451 kinderen ter leezing gegeeven wordt, ook defpelboeken moeften betrekking hebben, op dat geene waar toe de jongelingen moeften worden opgebragt; als landbouw, am» bagten, handwerken, koophandel, bedieningen van ftaat enz. Zoo dat de lees-of fpel- boeken een t' faamenftel uitmaakten van lesfen, die daar toe nodig waren , waar door de kinders al fpellende en leezende ook een denkbeeld zouden bekoomen van 't geene waar toe zy worden opgebragt. Terwyl ook zedekundige lesfen, gefchikt naar hunnen ftand en vatbaarheid, 'er konden worden bygevoegd. 't Geen ook tot de byzondere ftanden, waar toe de Dochters worden onderwezen en gefchikt zyn , wordt uitgeftrekt. En om zulke fpel-en lees-boekjes voor de jeugd in alle takken der ambagten en wetenfchappen te bekoomen, geeft de Schryver onder anderen aan de hand, dat een of meer der geleerde Genootfchappen van ons Vaderland byzondere vraagen opgaven , die betrekking tot den Godsdienst, Zedekunde, Gefchiedenisfen, Landbouw, Koophandel , Handwerken , Fabrieken , Konften en Wetenfchappen hadden, en waar van de antwoorden der Schryvers zoodanig ingericht moeften zyn, dat ze tot fpel-en Ff 2 lees-  452 VERBETERING leesboekjes voor de jeugd tot dat einde gebruikt konden worden. §. XVIII. Schoolplaat/en Qq). De ondervinding leert, dat deze Schooien in het algemeen te eng beperkt, meest al laag van verdieping, bedompt en donker zyn. Wel is waar, men kan in alle de Steden van ons VereenigdNederland, zoo gemakkelyk die Schoolplaatfen niet bekomen , daar men genoegzaarae ruimte en luchtigheid, hooge verdiepingen, en een overvloedig daglicht heeft: Derhalven moet men in de verkiezing eener Schoolplaats, het zoo na mogelyk aan deze vereischten brengen; omdat de ervaaring maar al te veel geleeraard heeft, hoe de jeugd zoms op 't onverwagtst wordt blootgefteld aan doorgaande en aanfteekende ziekten, waar van de oorzaak niet dan aan de bedorven , ongeftelde, en befmettende School-luchten kan worden toegefchreven. Hierom is het boven alles noodig, deze Schooi¬ en) Boven bl. 36.  DER SCHOOLEN. 453 Schoolvertrekken zuiver er! rein te houden , als mede voor, tusfehen, en na. den Schooltyd, de raamen open te zetten, om 'er de verfche lucht door te laten fpeelen, zelfs in den winter, en zoo het niet te veel hindert, zal het zelfs nuttig zyn, om onder den Schooltyd de bovenfte fchuifraamen neder of open te laaten , en wel om aan de fchaadelyke dampen, welke, volgens de ondervinding en proefneemingen, zich allermeest naar boven heffen , een fpoedigen uittocht te geeven De Schooien moeten geen meerder kinderen bevatten, dan gevoegelyk kunnen beftuurd worden, om te verhoeden alleswat door overtolligheid kan worden te weeg gebragt. De geheime of private plaatfèn moet men, zoo het mogelyk is, buiten de Schooien hebben, om de benauwde en bedorven dampen, die door de verrotting gebooren worden , voor te komen. Geen vuurftooven moeten 'er in de Schooien worden gebruikt ("zal men. wel doen) , om de ftaag opklimmende zwaavelige vuur-deel-dampen te verhoeden. Ff 3 In  454 VERBETERING In fnerpende koude is het best een goed turf- of Engelfche-kooien vuur, zoo ter verwarming als ter zuivering der Schoollucht , te doen branden, doch de kaggels zoude ik afkeuren. De leertafels moet men zoodanig plaatfèn , dat men tusfehen en rondsom dezelve kan gaan om alles te konnen opmerken. Als 'er geen wyze enz. §. XVIII. Schoolarchen (V). De eerfte, beste en bekwaamfle middelen ter uitvoering van zoo een heilzaam oogmerk, zal men moeten zoeken, om de gemeene of openbaare, voorftl de Nederduitfche Schooien, zoo wel de kleine als de groote, onder het heftuur en opzicht van kundige en eerwaarde Mannen te brengen, Aan deze Mannen zoude men den eer^ naam van Schoolarchen, Regenten, Opzienders of Beftuurdereu kunnen geeven. Deze Mannen zoude men naar gelang der Steden en Dorpen kunnen kiezen uit de r(r) Boven bl. 118, 149. 377,  DER SCHOOLEN. 455 de leden der Magiftraat , Predikanten , Kerkenraaden ( verg. fFUtens Kerkel. Placcaatboek bl. 156. §. 21.) of eerfte en beste Burgers: Als twee uit de Magiftraat, twee uit de Predikanten, vier uit de Kerkenraaden of eerfte Burgers, zoo als men raadzaamst keurde. Deze Mannen zoude men een bepaald getal van jaaren kunnen laaten dienen: By voorbeeld 2, 4, of 6 jaaren vast, doch dan zou een der Regenten, Predikanten, en twee leden des Kerkenraads of Burgery, het vry mogen ftaan , om af te gaan , en in zoodanig een geval, weder een even gelyk getal anderen in dezen post moeten verkiezen ; opdat aldus op een beftendigen voet het beituur der Schooien konde gehouden worden; doch hoe langer men in zoo een post verkeert, hoe ervaarener men wordt in alle voorkomende gelegenheden. My zyn School-Regenten bekend, die zederd de oprechting hunner Schooien tot nu , volvaardig zyn blyven volharden den tyd van reeds 6 jaaren, en 'er nog geen verdriet in hebben. Alhoewel zulk een post niet zonder moeilykheden kan geoeffend, noch verricht worden, zoo moet men,echter denzelven, Ff 4 niet  456 VERBETER ING niet als een ondraagbaaren last aanmerken, maar als een eere, hier toe boven ffidereh dienstbaar en bekwaam gekeurd te worden. Ik voor my voede eene goede hoop, dat recht ge-aarte Vaderlanders zich niet zullen onttrekken, maar uit zuivere liefde voor onze jeugd, en ten nutte van ons Vaderland en Nageflacht, genegen zyn alles op te offeren, wat ter verbetering der Schooien, en befchaaving der Natie, dienstbaar kan worden uicgedagt. De verkiezing van bekwaame Heeren nu eens, als voor een oogenblik, vast gefield : moet men ook zorgen, dat de last niet te veel en te zwaar zy. Hier toe dient men in de groote Steden deze Heeren te verdoelen , overeenkomflig de wyken , of naar het getal der Schooien , zoo als best geoordeeld wordt , opdat alles in goede orde , en met de minfte moeite kan verricht worden. Neg dient gelet , dat 'er tot houding der vergaderingen, een bekwaam verblyf worde gegeeven, en de noodige boeken, papieren, pennen, 'inkt, vuur en licht en 't geen verder noodig is, voor Stads of "Dorps rekening worde toegediend. Om  DER SCHOO L E N. 457 Om dan verder alles op een beftendigen voet ce beftuuren, zal noodig zyn in iedere Stad of Dorp, een der leden, tot waarneeming van het Prasfidium, vice-Praïfidium en Scribafchap aan te Hellen, orn van alles aanteekening te houden. Deze Heeren zouden een of meermaalen in een Maand vergadering kunnen houden , om de belangen der Schooien, en 't geene 'er mngt voorkomen, ern(tig te overwegen, en de raadzaamfte befluiten te neemen. •Op deze vergaderingen, zoude men verzoeken te komen de Schoolmeefters en Vrouwen van ieder zyn wyk, dezelve te ondervraagen naar het onderwys, vorderingen en gedrag der kinderen. Deze Heeren zouden de vryheid moeten hebben, om ten allen dage éh uure een vriendelyk Schoolbezoek af te leggen, om alles ten nutte der jeugd en ten voordeele der Schoolmeefteren aan te wenden. Deze Heeren zouden, om de heilzaame vorderingen der kinderen te beproeven, alle 3 maanden een opzettelyk onderzoek of examen in de • Schooien moeten houden , Ff 5 dat  45§ VERBETERING dat naar gelang der Steden by verdeeling, of door allen, zoo als men best keurde \ konde verricht worden. In deze School-examens moet men het fpellen, leezen, fchryven, cyffèren, zingen en gemaakte vorderingen in de Goddelyke waarheden, by de School-kinderen, hoofd voor hoofd, onderzoeken; Die kinderen , welke nog in het A. B. C. of fpellen, onderwys genieten, naauwkeurig gadeflaan; De leezers eenige verzen overluid in den Bybel laaten leezen, of in een of ander moeielyk gefchrift; De fchryvers, een of ander exempel in hun tegenwoordigheid doen fchryven; De cyfferaars naar hunne vorderingen een fom doen maken; De zingers met een vers uit een der Psalmen of Geeflelyk lied, hunnegaaven laaten hooren; De geenen, welke vordering in het ter Zaligheid leidend woord hadden gemaakt naar hunne vermogens daar over onderhouden ; De kinderen , welke zich in zoodanig een examen wel hadden gekweeten, ter verdere aanfpooring den verdienden lof door een of ander nuttig met lindtjes verfierd Boekje, als een wel verdien-den eerenprys, of iets anders te beloonen. Wie der rechtgeaarte Vaderlanders en kin-  DER SCHOOLEN. 459 kinderen, zal niet verlangen naar zoo een heilzaam en vriendelyk Schoolbeftuur ? Ik voor my, wenfche het te mogen beleven , dat myne kinderen dus vereerd, uit de Schooien t' huis komen. Deze Heeren zouden , om de fchryfvorderingen der kinderen best gade te liaan, die, welke [exempel fchryven, ten minften alle jaaren, een Toonfchrift op een geheel vel papier, met den naam van den fchryver , in de Schooien laaten fchryven ; om door alle de Heeren, de Ouders en Vrienden der Kinderen, de Magiftraat, de Kerkenraaden, de Schoolmeefters , de bloem der Burgery, enz. bezigtigd te kunnen worden; Doch onder opzicht der Heeren Schoolbeftuurderen bewaard blyven in een portefeuille , zoo lang tot dat de kinderen van het School afgaan, dan dezelve ter gedagtenisfe hunner gemaakte vorderinge mede geeven , of laaten berusten, zoo als men best zal keuren. Aan deze Heeren moest ook worden overgelaaten, het onderzoek der bekwaam-  460 VERBETERING kwaamheden, wanneer iemand een Nederduitsch, Fransch, ofEngelschSchoolmeefter , of kleihe-kinder-Schoolvrouw begeerde te worden. In zoodanig examen diende gelet , dat de meefters en vrouwen, ledemaaten van den openbaaren Gereformeerden Godsdienst waren, en begaafd met vermoogens om de kinderen in deze waarheden eenigzins te kunnen onderwyzen. Verder van een goed, zedelyk en onbefprooken gedrag. De Schoolvrouwen dienen vooral goed te kunnen fpellen en leezen. De Schoolmeefters moeten bekwaam zyn in 't leezen , fchryven, cyffèren, en zingen (en in de byzondere taaien, welKe zy aan de jeugd wilden onderwyzen), van welk alles in het examen blyken moeten worden vertoond ; opdat derzelver bekwaamheden eenig en alleen de dryfveeren zyn om dezelven aan de Regeeringe daar ter plaatfe, met allen gepasten lof, ter aanftelling aan te beveelen. Ah 'er geen uyze, enz. $. XIX,  DER SCHOOLEN. 461 §. XIX. Hooge-School Qs). In ons Vaderland heefc men hier en elders Hooge Schooien , daar veele voornaame jongelingen door hunne Ouders of Vrienden worden bezorgd, om door Hoogleeraaren in onderfcheidene takken van Geleerdheid geoeffend en bekwaam gemaakt te worden, om als Predikant, Rechtsgeleerde , Genees-heer, Taal-Hiftorie-Natuur-of Wiskundige, hier of daar beroepen te worden, of zich neder te zetten, en aldus wel toegerust aan de Menfchelyke Maatfchappy dienstbaar te zyn. Legt 'er in 't algemeen hier nu veel aangelegen; niet minder, dat het veel grootere gedeelte van onze prilfte jeugd, en welke meerder tot den koophandel, ambagten en burgerlyke bedryven gefchikt zyn , ook onder het opzicht, beftuur en onderwys van kundige en bekwaame Schoolmeefters , geleerd , befchaafd , en tot nuttige leden der zaamenleving gevormd worden. Om nu aan dit heilzaam oogmerk te voldoen, zoude het dan wel af te keuren zyn» (f) Boven bl. 148. en. 379.  462 VERBETERING zyn, dat men in de voornaamfte Steden van ons Vereenigd Nederland, met gunftige medewerking van onze Vaderlandlie. vende Overheden, eens uitzag, om maar in ieder dier Steden, een allerbekwaamften Man als Opper-fchoolrneelier op eene behoorlyke Jaarwedde aan te Hellen ? Zoodanig een Man zoude zich dan eenig en alleen moeten toeleggen om 10, 20, 30, ja 40 jongelingen , lust in het ampt van Schoolmeefter hebbende, alzins te oeffenen in zoodanige zaaken, welke ten meeften nutte der Schooien en jeugd konden worden uitgedacht. Zoodanig een Man zoude zich ten minften 4 uuren daags moeten bezig houden , 2 uuren voor, en 2 uuren na den middag met het onderwys , niet alleen in het leezen, fchryven, cyffèren , zingen, maar vooral met die dingen welke tot een goed School-beftuur behooren, om in alle voorkomende gelegenheden , naar de byzondere vermogens , humeurs-gefteldheden en onderfcheidene vatbaarheden der kinderen,juist en gepast het onderwys in te richten, 't welk eene der voornaamfte zaaken van een goed fchoolbeftuur is, en daar men in 't algemeen de minfte aandagt op heeft. Schoon de ondervinding de beste Leermeefteresfe is, zoude  DER SC H"0 O L E N. 463 de men tot handleiding kunnen gebruiken de reeds bekroonde verhandelingen over de opvoeding der kinderen, door de Heeren Formey, Hulshojf, Chatelain, van der Palm enz. Zie Haarl. Maatfchappy 9 deel 1 & 2 ftuk; Alg. Vaderl. Letter-oeff. ï. deel n. 13. Mengelwerk Bladz. 557 — 564 , en het Werk van den Heer Fenelon, door den Keer j. van Iperen uit het Fransch vertaald. Zoodanige Mannen, begaafd zynde met byzondere kundigheden , als Stuurmanskonst, Wiskunde , Algebra enz. zouden zulks den jongelingen in gefchikte uuren ook kunnen mededeelen. Zoodanige Mannen nu aangefteld zynde, dan moeften deze jongelingen den ouderdom van 15 of 16 jaaren bekomen hebbende , zich ten minften onder zoodanig een Man 4 jaaren doen onderwyzen, om daarna op deze gronden, zich nog voor 1 of 2 jaaren in beroemde Schooien , als Ondermeefter te begeeven, om het Schoolbeftuur dus in de practyk te oeffenen. Waarna deze jongelingen, met alle recht zouden kunnen dingen naar het zoo wigtige Ampt van Schoolmeefter in deze of geene Steden of Dorpen, of zich met alle  464 VERBETERING DER SCHOÖLEN. ié of gewènschte verwachting hier of elders nederzetten. Edoch zoodanig een Opper-fchool-meefter benevens zyne leerlingen, zouden zich ook onder het Stadsfchoolbeftuur daar ter plaatfe ondergefchikt moeten gedragen. Dit keure ik een der beste wyzen, niet alleen om kundige en bekwaame Schoolmeefters aan te kweeken, maar dit zal ook den weg baanen om een eenpaarige en algemeene fpelling te bekomen, entevens ervaarener, bekwaamer en befchaafder kinderen voort te brengen, daar ons Vaderland zeer veel belang in heeft. AAN-  AANHANGSEL* BEHELZENDE EENIGE UITTREKSELS UIT VS BEOORDEELING DER VERHANDELINGEN OVER DÉ PRYSVRAAG, NOPENS DE VERBETERING DER SCHOOLÉN, B Y HET ZEEUW SCH GENOOTSCHAP INGEKOMEN. DOOR G. J, N A H U Y S* JQ)e Weledele Beftinirders dezer Maat> fchappye my in de commisfie , ter beöordeeling van de ingekomen Verhandelingen over de voornoemde Prysvraag, mede benoemd en gefield hebbende, heb ik ter beandvvoording aan die eer, en tot eenige voldoening aan den gewigtigen post my opgedragen, met alle mogelyke oplettendheid de Verhandelingen nagegaan, en myne aanmerkingen over dezelve, zoo in G g haar  466 AANHANGSEL. haar geheel, als in opzigt tot verfcheiden daar in voorkomende byzonderheden, uitvoerig op 't papier ontworpen , en den Genootfchappe toegezonden : En terwyl ik bezig was, om over dit onderwerp te denken, en 't beloop der Verhandelingen in myn geheugen had, teffens een ontwerp daar by gevoegd, in 't welke ik myne gedagten , — zoo over de bronnen van 't gebrek , dat in onze Nederlandfche Scholen plaats heeft, — als over de MIDDELEN TER VERBETERING ; — deels ten aanzien van 't opzigt over de Scholen, deels ten aanzien der Meefters, — deels ten aanzien van den ftaat en inrigting van 't gewoone School-onderwys, gefchetst heb. Ik heb het genoegen gehad, dat deze myne aanteekeningen met welgevallen zyn ontvangen , en ben deswegens van wegen de Maatfchappye met een nieuw verzoek vereerd, om een uittrekfel van eenige der voornaamfte byzonderheden uit dezelve, inzonderheid betreffende de Arm-fenolen , in de vorm van een aanhangfel te brengen, ten einde, agter de Prysverhandelingen in dit zelve deel, mede gedrukt te worden. Aan dit verzoek heb ik my ook niet mogen of willen onttrekken; dan , van 't zelve oordeel zynde met het com-  AANHANGSEL. 467 Cominitté, dat de uitvoerigheid der in dit Deel vervatte Verhandelingen, en de grootte tot welke het is uitgedyd, de bekorting van 't aanhangfel hoogst begeerlyk maakte ; heb ik goedgevonden, my alleenlyk tot twee of drie aanteekeningen, die my toefcheenenvan'tmeefte belang te zyn, te bepalen, en al het overige agter wege latende , dezelve alleen uit myn uitvoeriger opftel te ligten en hier te plaatfen. Dit kan te beter zonder eenig verlies (indien men 't anderszins zoo zou willen agten) gefchieden , om dat het wezenlykfte van al het overige myner beöordeelende aanmerkingen, en daar by gevoegde fchets, zakelyk overeenkomt , met het geen deels opzetlyk, deels ingewikkeld in de by uitftek fchoone Verhandeling, (welker Autheur by de opening van 't billet gebleken is, myn hoog gefchatte en agtingswaardige vriend en Medebroeder , de Heer Prof. Krom, te zynj) gevonden wordt. Men dient daar toe te weten , dat de laatstgenoemde • Verhandeling my , eenige weeken later dan de overige, ter beöordeeling is toegezonden, en wel, even na dat ik myne fchriftlyke beöordeelingen, en daar nevensgaande fchets van myn ontwerp , aan den Heer Secretaris van 't GêGg 2 noot*  468 AANHANGSEL. nootfchap , reeds verzonden had. Ik zal hier toe, volgends bekomen vryheid, den Lezer het begin mededeelen van mynen brief, ter beöordeeling van de laatst ingekomen Verhandeling , aan den Heer Secretaris gefchreven, uit Amfterdam, den 12 Juny 1780. • „ Het kan , myns oordeels, geen be„ denking lyden, of deze Verhandeling, „ ingenuas didicisfc &c, my van Middel„ burg, door den Heer Prof. Te Water, „ met eene bygevoegde Misfive van den „ 6. dezer, toegekomen, munt verre uit „ boven alie de anderen, door my geëxa„ mineerd, en voorleden week met myne „ beöordeelingen, Uweled. toegezonden. „ Ik twyfele geen oogenblik, of het een„ parig advys der Heeren Examinatoren, „ zal daar op uitlopen, dat deze verhan„ deling verdiende met den gouden Eere„ prys bekroond te worden, ware de Au„ theur geen lid van de Maatfchappye "; [en daar door van het dingen naar den prys uitgefloten.] „ Het verftrekt intus„ fchen het Genootfchap tot eere, zulk „ een kundigen en werkzamen Man on„ der deszelfs leden tellen. „ Geen  AANHANGSEL. 469 „ Geen twee Uur-werken kunnen beter „ op elkander Haan, dan de gedagten van ,, dezen Schryver ("hier en daar eene klei,, ne byzonderheid uitgezonderd) op de myne. In zeker opzigt ben ik blyde, „ deze Verhandeling, voor het afzenden ,, van myne ontworpen fchets, niet ge„ zien te hebben, dewyl hier uit blykt, hoe zeer wy , zonder dat ik iets van „ den inhoud dezer Verhandeling gewesten heb , harmonieeren, zelfs in fom,, mige hoofdzaken zoo zeer , als of ik „ ze uit deze verhandeling ontleend had " enz. Ik zal dan, uit hoofde van 't gezegde, alleen de volgende aanteekeningen hier te berde brengen. I. „ De redeneering (_ dus fchreef ik in 't „ vervolg van den zoo evengemelden ,, brief) van dezen Autheur [namelyk den ,, Schryver der Verhandeling , onder de „ zinfpreuk Ingenuas &c. blz. 100-117. ] „ over de Arm-fenolen, is vry wat aanne„ melyker dan die van twee anderen, waar ,, over ik, in myne beöordeeling der voo„ rigeVerhandelingen, myne gedagte geGg 3 „ meld  47© AANHANGSEL. „ meld heb; en komt, gelyk tot hier toe „ alles, volmaakt met myne denkwyze, „ en de fchets daar van gegeven, overeen. Ik had , namelyk, in de beöordeeüng eener Verhandeling , welke door 't Genootfchap met N. 3 geteekend was, gefchreven. „ De Autheur onderfielt hier eene zwa„ righeid, die geheel ongegrond is, na„ melyk , dat behoeftige ouders hunne „ kinderen dikwyls te lang op de Arm„ fcholen zouden willen laten! De erva„ ring leert, dat men overal, waar zulke „ Scholen zyn, veel meer met het te„ gengeftelde geplaagd is, om dat de kin„ deren, zoo lang zy op de Scholen zyn, „ geen geld winnen en in 't huisgezin in„ brengen: Men heeft dikwyls de groot„ fte moeite, zulke ouders te overreden, ,, om hunne kinderen den nodigen tyd op „ de Schole te laten. — In plaats van de „ hier [door dezen Schryver] opgegeven „ bepaling, zou 'tveel beter zyn , de ar„ me-kinderen niet, dan na dat zy elf jaa„ ren bereikt hadden, te ontflaan van het „ Dag-fchool , en op een Ambagt te be„ fteden , doch teffens onder een fbrikt s, verband, van , ten minften nog twee ja-  AANHANGSEL. 471 „ jaren, het Avond-fchool te onderhou„ den; al liet men, tot dat einde, ten ge„ valle der Werk-bazen, zulk een School „ laat in den avond houden, gelyk, hier, „ te Amfterdam , gefchiedt , by voorb. „ van half 8 tot 9 uuren; wyl men van „ verfcheiden bazen niet verkrygen kan, „ de jongens vroeger van de winkel te „ ontflaan. Dit onderhouden van het A„ vond-fchool , geduurende ten minften „ een paar jaren is noodzakelyk, niet al„ leen, om langs dien weg het geleerde ,, niet terftond te doen weder vergeten; „ maar vooral, om hen des te langer on„ der eene goede discipline te houden. „ Voords fchynt de Autheur, in zyne „ redenkaveling over de Arm- fcholen , „ eenen aanmerkelyken misflag te begaan, „ als of men door de befchaving zulker „ kinderen de burgerlyke Maatfchappye „ van eenen anderen kant nadeel zou „ kunnen toebrengen ! Deze gedagte „ (die ik meermaals heb hooren inbren„ gen) heeft, in den eerften opflag, ee„ nigen fchyn; de Opfteller der Verhan„ deling, geteekendN. 6, valt in dezelf„ de denkbeelden: Doch deze oppervlak-„ kige tegenbedenking fchynt my toe al „ haar kragt eeniglyk te ontleenen uit geGg 4 „brek  472. AANHANGSEL. „ brek van genoegzame doordenking en „ ondervindelyke waarneeming. Ik zal „ myne aanmerkingen hier over nader „ voorfïeilen by de beöordeeling der ge„ noemde zesde Prys-Verhandeling. Ingevolge van deze belofte, iïelde ik, in die gemelde beöordeeling, de volgende aanteekening ter neder, „ Voords mishaagt my , in deze Verss handeling, 't geen ik boven in de Ver-. „ handeling N°. 3. met een woord opmerk- te, en beloofde hier een weinig meer „ te ontwikkelen; namelyk de zwarighe„ den, die men fchynt te hebben en inte„ brengen, tegen het nut van wel inge„ rigte en befchaafde Arm-fcholen: Men. „ vreest, dat , door de befchaving der „ fchamele kinderen, op zulke verbeter„ de Arm-fcholen, deze boven andere „ burgerkinderen, ja zelfs boven die van „ aanzienlyke lieden , verheven of wel ,, aan dezelve te veel gelyk gefield zullen „ worden, en de Maatfchappye daar door „ gebrek zou kunnen lyden aan een clas„ fe van leden , die haar zoo noodzakelyk m is, als de heff op een wyn-vat. Doch „ ik durve gerustelyk zeggen, dat de er- varing dit tegenfpreekt: als men onder^ „ vin.  AANHANGSEL. 473 „ vindelyk dit werk wat van naby kent, „ wordt men ras overtuigd, dat, wanneer „ men alles doet wat mogelyk is, om de ,, arme kinderen te befchaven, er altoos onder den ganfchen hoop, een genoeg,, zaam getal overfchiet, aan welke alles „ vrugteloos gefchiedt, 't zy wegens on,, vermogen , domheid , lusteloosheid ,„.traagheid, geringe natuurvermogens; „ 't zy' wegens onwilligheid , ftugheid , , „ flegten inborst enz. En dit getal der „ kwalyk Dagenden zal genoegzaam zyn, „ om eene toereikende heffe des volks „ over te houden, en in een veel gefchik„ ter evenredigheid ftaan tot het gecivi,, lifeerde deel der Natie, dan anders ,, plaats heeft of hebben zou , wanneer men de befchaving der armen verwaar„ loosde, of flegts tot een zeer geringen ,, trap cultiveerde, 't Is waar , 't kan ge,, beuren, en 't gebeurt inderdaad, dat „ de Arm-fchoien uitmunten boven die ,, der andere Burgers: Maar wat daft te „ doen ? Moet men, in zulk een geval, ,, de Arm-fcholen vernederen, op dat het „ gebrek der andere Burger -fcholen niet ,, zou ontdekt, niet in 't ooglopend zou „ bemerkt worden ? Maar dit ware den ,, verkeerden weg tot befchaving ingella- gen. Neen : Laten de Arm-fcholen en Gg 5 der  474 AANHANGSEL. „ derzelver Opzienders alles doen, wat „ in hun vermogen is, om die te volma„ ken en te doen uitmunten ; en even „ dit zal de ambitie der overige Scholen „ opwekken ; even dit zal de gemeinte j, doen zien, wat 'er in de Scholen, zelfs „ van onbefchaafde armkinderen, die geen „ opleiding van hunne ouders hebben, kan „ verkregen en verrigt worden; Dit zal „ hun , uit vergelyking van de mindere „ vorderingen hunner kinderen, doen roe„ pen om verbetering, doen uitzien naar „ de bekwaamfte Meefters en die Mee„ fters aanfpooren alles aantewenden, om „ voor de Arm-fcholen niet onder te doen. „ Ja maar (zegt men) de Schooföe„ fening zal de armkinderen uit hunnen „ kring van werken trekken! Doch deze „ bedenking kan nauwlyks van iemand „ geopperd worden, die eenig denkbeeld „ heeft van die Scholen, of immer eeni„ ge van derzelver inrigtingen overwogen „ of gezien heeft. Juist het tegengeftelde „ is waarheid; Ze worden daar door tot „ hun kring van werken opgeleid en be„ ter in ftaat gefteld. „ De Armkinderen worden in de daar „ toe aangelegde Scholen,.en onder.de » di-  AANHANGSEL. 475 „ directie van derzelver Opzienders, tot al,, leriei ambagten, en de zeevaart, opgeleid „ en opzetlyk aangevoerd. Het onderwys * „ dat hun in die Scholen gegeven wordt, is „ voornamelyk ingerigt, om hen tot hun„ ne ambagten te bekwamer , en in de „ oefening derzelver te nuttiger te ma,, ken ; terwyl de Meisjes tot het fpin„ nen , naajen enz. aangefpoord en ge„ bruikt worden. Waarom dan toch zou„ den de armkinderen uit hun kring van „ werken getrokken worden , door hen „ promt te leeren lezen , fraei te laten ,, fchryven, bevallig te leeren zingen, „ grondig te doen cyferen, hen in de be„ ginfelen der ftuurmanskonst eh zuivere „ nederduitfche taal te doen onderwyzen, „ in de kennis der Godlyke Waarheden „ in te leiden, aan de eerbiedige waarne„ ming vandenOpenbaaren Godsdienst en „ behoorlyke fubordinatie en discipline te „ gewennen, ja ook hunne oplettendheid „ te fcherpen en uittelokken, door den „ besten, als een gratie en belooning, ge„ legenheid tot de teekenkonst te ver,, fchaffen ? Wat is 'er in dit alles, dat ,, hen uit hun kring van werken zou trek„ ken? Hebben niet van zulke befchavin„ gen de ambagten zelve en de zeevaart „ vorderingen en meerdere volmaking te „ ver-  47^ AANHANGSEL. „ verwagten ? Het is een gemeen gebrek „ onder de ambagtslieden , dat het hun ?, aan vernuft ontbreekt: Men wordt dit „ gewaar, wanneer men hun iets te ma„ ken geeft, dat van hun aangeleerde re„ gels of modellen flegts een weinig af» wykt; gebrek aan kloek begrip en oor„ deel doet hen de handen verkeerd „ ftaan. Hoe ver overtreffen (over 't ge„ heel genomen) zommige vreemde nati„ en de onze bykans in allerlei foort van „ handwerken ! Wierd derhalven van „ jongs af het vernuft der ygeringe lieden „ meer gefcherpt, ze zouden insgelyks „ in de handwerken en ambagten grooter „ vorderingen maken. „ Zou men hier tegen egter zeggen, „ dat kinderen van de laagfte Clasfis, on„ derwezen in 't lezen, fchryven enz. hier „ door tot een hooger rang zoeken te ko„ men ; en dat dit nadeelig zyn zoude „ voor de Maatfchappye, wyl hier door „ een werkend lid minder wordt ". Doch in deze bedenking ligt een dubbele misflag. Vooreerst fchynt men daar door de ambitie fchadelyk te keuren , daar in tegendeel die Maatfchappye altoos de gelukkigfte bevonden wordt, waar den lieden van de laagfte Clasfis de weg openftaat, om  AANHANGSEL. 477 om door naarftigheid , bekwaamheid , en goede zeden , tot een hooger Clasfis, ja zelfs toe uitmuntende Eerambten te geraken. Hec was zelfs te wenféhen, dat het voorbeeld van den beroemden Adm. de Ruyter meer onder 't gemeen invloed maakte, en daar toe op een bevallige wyze in den vorm van een Schoolboek befchreven wierd, om, vooral op de Armfcholen , gebruikt te worden , ten einde daar door de nayver onder de fchamele jeugd op te wekken, en dezelve tot den Zeedienst, aantemoedigen op zulk een wyze, dat vele kinderen zig in ftaat zogten te ftellen, om zoo te dienen, dat ze niet altoos matroos bleven, maar zig toeleiden om hooger opteklimmen; langs welken weg de hoop , van meer Nationale Zee-officieren te gewinnen, merkelyk zou bevorderd worden. Men vergelyke hier toe het fraaje werkje van den Heer liU fmgh over 't gebrek aan Zeevarenden, onlangs in druk uitgegeven. Ten anderen begaat men eengroven misflag, met te zeggen, dat hier door een werkend lid minder wordt. Ik kan nauwlyks geloven, dat iemand die zig dit laat ontvallen , daar by op dat ftond gedagt, *khands zeker niet, dat hy 'er op door gedagt heeft. Ik kan my nauwlyks verbeelden, hoe zulks met  478 AANHANGSEL. met mogelykheid het gevolg daar van zou kunnen zyn: wat zouden zulke arm-kinderen , na de grootfte befchaving op de Scholen genoten te hebben, gaan doen? ledig by de ftraat gaan lopen? maar dit zou hen zoo veel te meer vervelen, als zy meer befchaafd geworden waren. Zouden ze dan willen ftudeeren ? maar waar van? dit gaat zoo gemaklyk niet: Een enkele, uitftekende in vernuft, mag't geluk hebben , middelen daartoe aantetreffen (en zulke enkele voorbeelden zyn ook wederom zeer heilzaam) ; maar men behoeft zig niet te bekommeren, dat dit getal te groot zal worden. Zullen ze dan Cierken op Comptoiren van Practizyns en Kooplieden, willen worden ? Maar dit gaat ook zoo gemaklyk niet; Hoe velen zouden wel gelegenheid hebben daar aan te komen ? zeer weinige, op zyn best een enkele nu en dan: boven dien, al konden 'er velen aankomen , al wierden ze gezogt; dan nog verbiedt het zig zelve. Met Clerk te worden , kan men in de eerfte jaren niet winnen : de behoeftigheid der ouders intusfchen vordert, dat hunne kinderen, zo draa zy flegts kunnen , de handen mede uitfteken, ora* iets in 't huishouden intebrengen. Zullen 'er dan te veel Schoolmeefters willen worden ? ook dit heeft geen  AANHANGSEL. 479 geen nood. De genie daar toe onder de jeugd is minder dan men denken zou: men heeft doorgaands werk, op wel ingerigte Arm-fcholen een genoegzaam getal jongens fuccesfivefyk, tot de benodigde ondermeefters in dezelve, aan te kweeken: ver de minfte, wat zegge ik ? flegts zeer weinige hebben 'er bekwaamheid toe, en nog minder lust, om zig op alle de takken daar toe nodig, genoegzaam toe te leggen: ook ftaat het evengenoemde ook hier tegen in 'den weg. Zulke kinderen zouden, zoo lang hunne leerjaren duurden, weinig of niets in de huisgezinnen hunner behoeftige ouders kunnen inbrengen. — Deze aangevoerde tegenbedenkingen gaan derhalven van alle kanten mank, en zoo ze bondig waren en doorgingen, zouden ze te veel bewyzen, want, als de meerdere befchaving in de Scholen te weeg bragc, dat zulke kinderen getrokken wierden uit een werkenden kring, en de Maatfchappye aan elk derzelve een werkend lid minder zou hebben , dan moest men de befchaving ook op andere Burger-lcholen veel eer beteugelen dan bevorderen.. Nog zegt de Schryver der Verhandeling „ dat deze , anders heilzame inrigtingen, ("namelyk der Arm-fcholen) tot nadeel „ yan  480 aanhangsel; „ van V algemeen kunnen zyn, blykends 'f „ geen de ondervinding daar van leert". Van waar de Opfteller die iaatfte hebbe, of op welke plaats hy doele, is my onbekend. Ik heb van tyd tot tyd onderzogt, te Uitrecht, Delft, Rotterdam, Schiedam, Hoorn enz. , alwaar men , zedert eenige jaren, de Arm-fcholen als uit de laagte op getrokken en in een bloejenden ftaat gebragt heeft; en nergens iets dergelyks , maar van alle kanten het tegengeftelde vernomen, en door proeven bevestigd gezien* By voorb. te Rotterdam had men de grootfte moeite voor dezen om de kinderen der bedeelden op een ambagt te krygen en te houden; 't meerder deel van beide kunne wierden ftraatlopers, lediggangers, die geen lust hadden om onder 't opzigt van Bazen of Vrouwen te komen, als zynde, door hun opvoeding , aan woestheid en bandeloosheid gewend: Dit getal was van tyd tot tyd toegenomen; waar door de heffe aldaar in de jaren 1770 en 1771 zoo dik en vuil wierd , dat ze den wyn dreigde troubel en aan 't werken te maken. De vermenigvuldiging derarm-bedeelingen begon alle maat te buiten te gaan. De ftoutheid van 't laagfte gemeen begon tot een fchroomlyken trap te klimmen, de groote weenigte van opfchietenden jongens, zonder  AANHANGSEL. 481 der opvoeding, zonder geregelden arbeid, fpattede der mate uit in menigerleie ongeregeldheden , dat het ontzag voor de Dienaars van het Geregt en de Politie , ja zelfs de eerbied voor de Regeering , zoo hoognoodzakelyk onder de kleine gemeente te bewaren, fcheen geweken te zyn. Dit was mede onder de redenen, welke de agtenswaardige en edelmoedige Burgervaderen dier aanzienlyke Stad opwekte , hunne, oplettendheid tot de nodige befchaving der Arme-kinderen te bepalen , en de daar toe beraamde middelen door derzelver gezag en vermogen kragt by te zetten , en voorbeeldig te handhaven; met dat gelukkig gevolg, dat ■men, zelfs in de geringlte wyken der Stad, aan de houding der gemeende kinderen den invloed der discipline duidelyk kan bemerken ; terwyl men thands zeer geregeld de jongens van de Scholen naar de ambagten en de zeevaart doet opgaan , en dezelve van tyd tot tyd in een ftaat ziet komen , dat zy met hunne handen hun brood winnen kunnen. Wel is waar, de volmaaktheid ontbreekt daar, zoo wel als in alle menschlyke zaken, en ze moet 'er aan ontbreken; ^even daar door is 't, dat H h in  482 AANHANGSEL". in weerwil van alle aangewende pogingen, en de beste middelen tot befchaving, nogthans eenige oribefchaafden overblyven^ die genoegzaam zullen zyn, om dat allerlaagfte foort, dat men bedoelt, uit te maken , en die Clasfe te onderhouden. Ik heb my over dit onderwerp wel wat uitvoerig en opzetlyk willen uitlaten, by deze gelegenheid; om dat my meermaals dergelyke bedenkingen zyn voorgekomen, en 't zeer mogelyk is, dat dezelve by zulken , die gewoon zyn wat oppervlakkig te denken, ingang konden vinden; waar door de yver zou kunnen verllappen, om aan die zoo heilzame inrigtingen nadruklyk de hand te blyven leenen, en ze van trap tot trap te volmaken; of ook ter plaatze, waar ze nog niet zyn, die zelve verbeterde inrigtingen natevolgen en intevoeren. Een der allerwezenlykfte vereischten tot verbetering onzer Nederlandfche Scholen, is gewis de verkryging van goede Meefters , in welke die hoedanigheden en bekwaamheden vallen , welke in meest alle de ingekomen Verhandelingen over dit onderwerp, billyk in dezelven gevorderd wor-  AANHANGSEL. 483 worden. Maar hoe de zoodanigen te verkrygen? Dit is de groote zaak. ,, Men begrypt (dus fchreef ik hier „ overj), men begrypt ligtelyk, dat die „ vereischte kundigheden niet voetftoots „ zyn aantetreffen in die ongeoefende „ Clasfis der Burgerlyke Maatfchappye, „ waar uit dus verre meest al de School„ meefters zyn aangekomen. Men moest dezelve uit een meer befchaafde en een „ weinig aanzienlyker ftand der Burgerye zoeken aantekweeken , waar door ook ,, meer agtbaarheid en aanzien, over dat „ gewigtig en waarlyk voortreflyk ambt verfpreid zou worden. Maar, zal men „ lieden uit een befchaafder ftand, tot „ dit, wel zeer edel, doch teffens zeer „ moeilyk en affloovend werk , uitlok,, ken, men moet dezen gewigtigen post „ voordeelig en aanmoedigend maken. „ Voor eerst, moest men den naam van „ Schoolmeefter van 't lage denkbeeld, „ 't welk daar aan doorgaands gehegt „ wordt, ontdoen; al zou men, in plaats ,, van dien naam, eenen anderen beden„ ken , die meer eerwaardig klonk , en „ tot een Eertytel verftrekken konde. Hh a „Ten  4S4 AANHANGSEL. „ Ten anderen moest men hun loon nae 99 werK geven : Ieder hunner (im„ mers door elkander gerekend) moest „ (behalven een vrye wooning althands „ een vrye en welgefchikte Schoolplaats) „ een inkomen hebben, ten minften in' „ groote Steden, van ƒ 3000 - - Hy die, ,, met de nodige bekwaamheden voor„ zien , zig geheel aan dat werk over„ geeft, en 't waarneemt nae behooren, „ verdient 'er dit aan ; En deze bezol„ ding is zeer ligt te vinden. Men geve „ elk School 100 kinderen Qf) men ftelle „ het Schoolgeld, voor ieder kind, op den „ matigen prys van 5 gl. in 't | jaars. De„ ze 100 kinderen brengen dan jaarlyks „x op , ieder 20 gl., dat is t' zamen de „ fomme van ƒ2000 - - Voor het overi„ ge rigte men een fonds op, waar uit „ men ( f ) Men moet hier in 't oog Tiouden, 't geen overeenkomftig met verfcbeiden der ingekomen Verhandelingen, door my,in myn ontworpen fchets, gevorderd is; namelyk, dat ieder der Schoten zvn onderfcheideu wyk moet hebben, van die uirgeftrektheid dat ze 100 kinderen kan opleveren; en voords dat elk verpligt zal zyn zyne kinderen op het School van dte wyk te doen, waar in hy woont , althands niet vermogen, dat School voorby te gaan, en een ander te kiezen, zonder voorkennis en toellemming der Curatoren , en met een geheele of gedeeltefyke voldoening van 't Schoolgeld aan den Meeller in zyne wyk.  AANHANGSEL. 485 „ men Tractementen, pryzen, en verde„ re onkosten betale. Dit fonds was op „ de volgende wyze te vinden. „ Vooraf merke ik aan, dat het een we„ zenlyk gebrek is, dat lieden, die de Maat,, fchappye het meefte voordeel aanbren„ gen, meest bezwaard worden in allerlei „ belastingen: Laat ik dit met een voor,, beeld van een anderen aart ophelde.,, ren , en dan op deze zaak toepasfen. „ Nae mate een huisgezin in kinderen ,, toeneemt en talryker wordt, wordt het „ voor de Maatfchappye van des te meer „ belang en nut; er ligt de Maatfchap„ pye aan de goede opvoeding zulker kin„ deren des te meer gelegen ; nae mate „ hier van, moeften dan ook zulke ou„ ders verligting krygen in de gemeene „ lasten. Zulken, die ten dezen opzigte „ minder voordeel aan de Maatfchappye „ aanbrengen , en met geene opvoeding „ van kinderen bezwaard zyn, behoorden „ daar en tegen die lasten te heipen dra„ gen : Hier in is eene billykheid, om „ dat elk lid der Maatfchappye deelt in 't „ voordeel van t algemeene nut. Maar „ het tegendeel heeft plaats. Wordt het „ huisgezin talryk, met vele kinderen ge„ zegend ; worden de ouders genoodHh 3 „ zaakt,  486 AANHANGSEL. „ zaakt, by voorbeeld meerder dienstbo„ den, niet uit weelde, maar uit volftrek„ te noodzakelykheid te nemen,of wordt „ eene regtgeaarte Moeder door zwakheid „ of onvermogen belet haar kind te zoo„ gen; ftraks moet zy vervallen in het „ groot bezwaar ("zelfs wegens eene hoog„ benodigde Minne) van 't verhoogde „ Dienstboden-geld Zou het in tegen„ deel niet billyker zyn, dat aan de huis„ gezinnen, met kinderen bezwaard, ver„ gund wierde, nae mate van het toene„ mend getal der kinderen, ook in een ze„ kere evenredigheid de dienstboden te „ vermeerderen : en eene Zoogvrouwe „ aantenemen, zonder te vervallen in een „ hooger belasting of contributie tot 's Lands middelen; en dat daarentegen de „ belasting op de dienstboden , en de „ progresfie dier belasting, nae mate van „ derzelver getal, in Huisgezinnen zon„ der kinderen , twee of meermaal ver„ hoogd wierde ? Op gelyke wyze ware „ het niet onbillyk, dat, vooral de wel„ gefielde Leden der Burgerlyke Maat„ fchappye, met geen kinderen bezwaard, iets hielpen contribuëeren tot de opvoe„ ding der kinderen, en bevordering van „ den bloei der Maatfchappye waar van 5, zy leden zyn. „ Hier  AANHANGSEL. 487 Hier toe nu ware niets meer nodig, ,, dan dat er eene zeer matige belasting wierde ingevoerd, nae de onderfchei„ den Clasfen der Ingezetenen, onder de benaming van Schoolgeld; waar toe al„ len (de laagfte Clasfis alleen uitgezon„ derd) contribuëeren moeften, volgends „ een daar toe te ftellen Taks; en wel de huisgezinnen die geen kinderen heb„ ben , het meest; die al kinderen heb„ ben, nae mate van derzelver getal, min„ der ; die er meer dan 5 hebben moe„ ften vry zyn en niets tot de jaarlykfche „ Schoolbelasting behoeven toetebren„ gen. Dit fonds moest ftaan ter directie „ der Curatoren, en van wegen dezelve „ jaarlyks ingezameld worden: terwyl tef,, fens jaarlyks daar van Rekening zou „ kunnen gedaan worden, 't zy publyk, „ 't zy ten overftaan eener daar toe te be„ noemen commisfie. De Takfen der „ Contributie in iedere plaats dienden „ zoodanig bepaald te worden, dat daar ,, uit een goed tractement, boven 't voor„ heen bepaalde Schoolgeld , kon ver„ ftrekt worden , ten minften in groote „ Steden van 1000 gl. voor ieder Meefter. „ Deze 1000 gl. moest egter niet egaal „ aan allen gegeven worden, maar op die ,, wyze dat er een opklimming in tracteHh 4 men-  488 AANHANGSEL. „ menten kon plaats hebben, tot aanwak„ kering voor die geen en, die zig wel „ evertueerden. Men ftelle by voorbeeld „ een plaats waar 4 Scholen , ieder van „ 100 kinderen, kunnen volgemaakt wor9, den , en dus 4 Meefters nodig zyn: j, Voor dezen zou dan ƒ 4000 gl. aan „ inkomen nodig zyn, welke in diervoege „ konden verdeeld worden, aan den jong„ ftenfóoo- , aan den tweeden ƒ800 - „ aan den derden ƒ1200 - - aan den oud„ ften ƒ 1400 - - zoodanig dat de „ opklimming afhinge van derzelver „ conduite , en het oordeel en goedvin„ den der Curatoren, die egter, aan den „ anderen kant , altoos de opklimming dienden nae orde te laten voordgaan, „ wanneer die geen, welke aan den tour 3, lag, 't zig niet onwaardig gemaakt had. „Langs dezen of dergelyken weg, kon„ de den Meefters of Nederduitfchen Pras„ ceptoren, een deftig inkomen bezorgd „ worden: Langs dezen weg, zouden wel „ draa lieden van goeden huize , mannen „ van kundigheid en geest-vermogen , zig „ vinden opgewekt, om naar dien post te „ ftaan, en zig met ernst toeteleggen op „ al het geen tot de opvoeding der jeugd »> en befchaving der Natie dienen kan. 5J In-  AANHANGSEL. 489 „ Indien egter dit Project, by wege van „ belasting, onder den naam van School„ geld, onuitvoerlyk mogt gerekend wor„ den, kon het inkomen van ƒ 3000 - - voor eiken Schoolhouder, in voorname „ Steden dus gevonden worden, dat ieder „ Leerling ƒ 7-10 - , Schoolgeld betaal„ de in 't \ jaars, in welk geval 100 Scho„ lieren de lom van ƒ3 000- - zouden uit„ maken. — In kleiner Steden, waar men „ met minder inkomen beftaan kan, zou „ een fom van by of omtrent ƒ 2000 - ,, volftaan kunnen, en dus het Schoolgeld „ daar op ƒ 5 - - in \\ jaars bepaald bly„ ven, en de verdeeling dus kunnen wor,, den ingerigt, dat, waar de kinderen ,, niet boven 150 in getal gewoonlyk be„ liepen, flegts één School aangefteld wier„ de, waar zy beneden de 300 in getal wa„ ren, flegts twee Scholen: dan konden „ in die zelve Scholen de kinderen der „ Diakonie (welke mede onder de ge,, noemde getallen gerekend worden) ,, voor niet daar onder lopen , behouden„ de de Meefter dan nog van die 150 „ zoo veel Schoolgeld betalende kinderen „ over, als er nodig zyn, om 't gefielde ,, inkomen van ƒ aooo - - te vinden — „ Op de Dorpen, waar de Meefters door„ gaans vrye woningen hebben, konden ze, H h 5 5, nae  490 AANHANGSEL. „ nae evenredigheid der plaatfen , met „, zoo veel minder inkomen beftaan, (ge„ lyk het ook zoo is met de Predikanten), „ en dus het Schoolgeld wat minder ge„ fteld worden dan in de Steden. Ook „ zou, in Dorpen en kleine Steden , onder „ welke afgelegen Buurten behooren, de „ Stad-of Dorp-meefter, door eenen en „ anderen zyner bekwaamfte Leerlingen, „ lesfen kunnen laten geven of School „ doen houden, zoodanig, dat het Schoot „ geld voor den Meefter ware, die daar „ tegen, aan die Ondermeefters, een ge„ deeltelyke uitkeering daar van zou heb„ ben te doen, en ook zelfs intusfchen, „ van tyd tot tyd, in perfoon zou dienen „ optenemen en te examineeren. Ble„ ven er, met dat al, fommige Dorpen „ over, die flegts een fober inkomen voor „ een man van geoefende kundigheden „ zouden kunnen opleveren; het is ten „ opzigte der Predikanten eveneens ge„ fteld: de hoop op beroepingen naar be„ ter plaatfen zoude lust en yver gaande „ moeten houden, om zich meer en meer „ bekwaam te maken: Dit althands is wel „ zeker , dat de bekwaamften op zulke „ plaatsjes juist niet zouden fmooren. Ten „ derden ; om intusfchen van al 't voorst noemde de gewenschte vrugt te pluk- „ ken,  AANHANGSEL. 491 „ ken, moet er noodzakelyk nog iets by „ komen, 't geen het wezenlykfte en de „ ziel van alles is, namelyk, er moet ge„ zorgd worden voor eene bekwaame ge„ legenheid, om regt gefchikte Meefters „ of Nederlandfche Praeceptoren, aante„ kweeken en te formeeren. De midde,, len daar toe voorgeflagen , verdienen, „ voor zoo verre zy uitvoerlyk zyn, groo„ telyks opmerking. Het ware misfchien „ goed dat in elke Provincie van ons Ge,, meenebest , op een , twee , of drie plaatfen in dezelve, een foort van Hoo,, ge School wierd aangelegd, daartoe ee„ niglyk ingerigt, om jonge lieden die „ lust vonden om zich tot dat werk te „ fchikken, daartoe opteleiden, en alle ,, die kundigheden (onder een goede dis„ cipline ) toe te dienen , welke er nodig „ ware, om de vereischten te verkrygen, „ welke door de opftellers der onderfchei„ den Verhandelingen, billyk in bekwame ,, Meefters, gevorderd worden. Of an,, derszins moest men de Scholen der ,, hoogfte clasfis in elk der voornaamfte „ Steden , (volgends het plan van den „ Schryver onder de zinfpreuk Ingenuas „ didicisfe &c., Konst Scholen geheten , en „ nae dat fraaje ontwerp ingerigt) daar „ toe onder anderen hefteden. In welken ge-  492 AANHANGSEL.' „ gevalle hoogstnodig zyn zoude , dat ,, de Hooge Overheid eene wet ftelde, „ dat voordaan niemand tot Schoolmee„ lier mogt toegelaten worden , dan die „ op zoodanig een Opper-School den be„ hoorlyken tyd hadde doorgebragt, en •j, met een aanpryzend getuig-fchrift der „ Scholarchen voorzien ware. Althands ,, hier van houde ik my volkomen verze„ kerd, dat de zaak het waard is, ern„ ftig op dit ftuk te denken, en dat, on„ der den Godlyken zegen, de uitkomst „ rykelyk die moeite en koste zou beloo„ nen, en het nageflagtons des wegens ze„ genen zou. Ten flotte moetik te dezer plaats nog by voegen, 't geen ik elders in myne aanteekeningenover dit onderwerp gefchreven heb. „ Voords fchynt my, onder de artike„ len van veel belang, waar van middelyk „ de uitvoering en onderhouding van al „ het overige mede veel zal afhangen, „ dit te moeten vastftaanin 't plan van re„ forme , dat er , op elke plaats , een ,, vast bepaald getal van Scholen zy, nae „ evenredigheid der Inwoners, door de „ aanteftellen Scholarchen of Curato„ ren, nae eene voorafgaande nauwkeuri- » ge  AANHANGSEL. 493 ge opneming, te bepalen: en ^een an„ dere boven dit getal toe te laten, maar, by voorvallende vacaturen , den be„ kwaamften Meefter, dien men krygen „ kan, te beroepen, op gelyke wyze als „ zulks omtrent de Latynfche Scholen ,, plaats heeft. Ook moeten volftrekt al„ le Byfcholen , zonder oogluiking, ge„ weerd worden. I I L De derde byzonderheid , welk ik uit myne aanteekeningen , hier zal plaatfen, raakt de Franfche Scholen; waar over ik myne gedagte op volgende wyze uitdrukte. „ Wat voords de Franfche Scholen be,, treft; deze wilde ik in de verbeterde Scholen infmelten;en dit dunkt my no„ dig, om elkander niet te verdringen, al- les wat op de Franfche Scholen geleerd „ wordt, wilde ik in de verbeterde Scho„ len invoeren, waar door de zoogenaam„ de Franfche Scholen van zelfs zouden „ uitvallen , of onnodig worden. De „ Franfche Taal,gelyk ook de Hoogd. en „ Eng. moeften op het Kunstfchool in de „ perfectie geleerd worden, al zou men „ daar toe op het zelve, onder den Mee- „ fter,  494 AANHANGSEL. „ fier, een afzonderlyken onderwyzer op „ dit School aanftellen. Ook moest de be„ doeling niet zyn, om alle Leerlingen van die Clasfis te verpligten, om alles „ te leeren, wat op dit kunstfchool on„ derwezen wordt, maar nae verkiezing-; by „ voorbeeld in de talen, 't zy 't Fransch, „ 't zy 't Hoogduitsch,'t zy het Engelsch ,'t „ zy twee ,'t zy alle drie deze talen by ag,, tervolging, nae dat elk verkoos, en't „ hem te pas kwame. Men zou kunnen „ inbrengen , maar waar zullen dan de Franfchen , in onze republiek , hunne „ kinderen brengen, eer ze tot het kunst„ fchool bekwaam zyn ? Wat hebben „ die met het Nederduitsch en Neder?, duitfche Scholen te doen ? Doch dit is „ waarlyK fchande genoeg: 't is niet tot „ de befchaafdheid behoorende, de taal „ niet te leeren van een Natie in wier y midden men woont, en zyn welvaart ge„ niet, ja waar onder men als een inboor„ ling behoort: 'c zal niet weinig tot be„ fchaving dienen, als men langs dien weg ,, ook in dit deel reforme bekomt; ook „ hebben kinderen van Franfche ouders , „ overvloedige gelegenheid , in derzelver „ huisgezinnen en verkeering, die taal van kinds af te leeren fpreken, en kunnen „ dan,  AA NHANGSEL. 495 3, dan, de lagere School - clasfen doorlo„ pen hebbende, hun taal op 't Kunst„ fchool regelmatig perfeétioneerén. „ Alleen fchynt my toe , dat men de Kost-fcholen voor jonge Juffrouwen „ dient te behouden, waar toe hét plan „ van verbetering, door den Autheur der „ verhandeling, Ingenuas &c. voorgefteld, „ my uitneemend behaagt. De diflingu„ eerende naam egter van Franfche Kost5, fchool wilde ik doen verdwynen : al „ fprak men er niet dan Fransch, al las „ men er meest Franfche Autheuren , wil„ de ik er toch ook de Nederduitfche taal „ en zeden mede grondig geleerd hebben, „ en dus dezelve onder 't denkbeeld van „ Nederlandfche Scholen medebevatten. ,, Ook is 't zeer goed dat over dezelve „ Curatrices gefield wierden. „ Laat ik , by deze gelegenheid , tot ftaving van't geen de Schryver derVer„ handeling onder de zinfpreuk, wordt Ba5, toos kroost &c. heeft, blz. 239 en volg. 5, nog dit hier by voegen: dat iemand, die een vreemde taal regelmatig geleerd „ heeft, en in den grond verftaat, veel „ bekwamer is, om in dezelve zyne Land5, en taai-genoten regelmatig te onderwy- „ zen,  496 AANHANGSEL. ,, zen, en hen, tot de gronden dier vreem„ de taal in te leiden , dan zy, die dezel„ ve, als eene Moederfpraak, met min„ der opmerkzaamheid, van der jeugd af, „ aangeleerd hebben; zulke mogen, over „ 't algemeen genomen , dezelve door„ gaands beter fpreken, maar ze zullen of ,, kunnen die niet beter, ja op verre na „ zoo goed niet, aan anderen leeren, dan „ de eerstgenoemden; vooral niet, zo zy „• de Moedertaal der zulken, welke zy „ moeten onderwyzen, niet grondig ver„ ftaan , en dus buiten ftaat zyn, van hun„ ne Leerlingen de vergelyking der beide talen (welke een allerwezenlykst ver„ eischte is, tot gegronde taalkennis, en ,, een gemaklyken weg baant tot de aan„ leering eener uitheemfche fprake) on„ der 't oog te brengen en regt te doen „ verftaan. By voorbeeld, een Franfche ,, Monfieur of Mademoifel, die, zonder „ een Nederduitsch boek te kunnen lezen „ of verftaan, ja zonder een woord goed „ Nederduitsch te kunnen fpreken, zig tot „ het onderwys van Nederlanders in de „ Franfche taal aanbiedt, maakt waarlyk „ een liegt figuur; en het is inderdaad on„ begrypelyk, dat egter veel al de zooda„ nige verkoren worden boven anderen, „ die de beide talen verftaan, en daar in n on-  AANHANGSEL. 49? 3, onderwyzen kunnen , daar het nog-„ thands niet ontbreekt aan zulken, die „ het Nederduitsch tot hunne Moeder„ taal hebbende, de Franfche taal gron„ dig verftaan , volmaakt fpreken , en ,, daar door de meefte bekwaamheid heb„ ben om daar in onze Land-genoten te „ onderwyzen; die daarom ook het meest „ behoorden gezogt , aangemoedigd, en „ by voorkeur gebruikt te worden ; te „ méér, daar de Nederlanders, in de buig,, zaamheid hunner fpraak-deelen veel bo„ ven anderen vooruit hebben. Weinige, „ en misfchien geene Natiën, hebben dat „ vermogen, om allerlei uitheemfche ta„ len en dialecten zoo eigenaartig en vol„ maakt te leeren uitfpreken , als door5, gaands de Nederlander. Hoe velen zyn „ er onder ons, die, by voorbeeld, het „ Fransch, Hoogduitsch, Engelsch, Ita* „ liaansch enz. zoo volmaakt fpreken , „ als of het hun eige Moedertaal ware ? „ Hoe zeldzaam is k daarentegen , ee„ nen Italiaan, Duitfcher , Engelsch- of „ Fransch-man aantetreffen, die volmaakt „ goed onze Nederlandfche, of ook eU „ kanders talen leert uitfpreken, zonder „ te bemerken , dat het zyne Moeder», taal niet is ? Het was te wenfchen, dac li hec  498 AANHANGSEL. „ het Patriotismus, ook ten opzigte der taal , een weinig meer by onze Natie „ in agt genomen wierde! Dat men omtrent „ vreemdelingen , die doortrekken , of „ uitheemfche Gezanten , alle gedienftig3, heid gebruike, en op de voorkomendfte wyze met hun in hunne Moedertaal „ fpreke, behoort tot die loflyke vriende„ lykheid, en befcheidenheid, die den „ vlytigen en leergierigen Nederlander tot eere ftrekt-.Maar, dat men zulk een „ onbepaalde toegevendheid gebruikt om„ trent zoodanigen, die in onze Republyk „ gezeten , die 'er genaturalizeerd zyn; „ fchynt niet te kunnen vrygefproken „ worden van lafheid. Althands 't is my „ voorgekomen, dat iemand , die, io, „ 20 en meer jaren , een Ingezeten van 9, ons Land geweest is, en dan nog zig „ verfchoonen moet, de taal van 't Land ,, niet te kunnen fpreken; die zoo weinig „ agting betoont voor Nederlandfche s, Schryvers , dat hy 't zig der moeite niet heeft waardig geagt, in al dien „ tyd, zoo veel Nederduitsch te leeren, „ dat hy een goed boek , in onze taal ge„ fchjeven, kan verftaan of lezen; 't is „ my, zegge ik, altyd voorgekomen, dat zulk een waarlyk een zeer flegt comple- „ ment  AANHANGSEL. 499 „ ment maakt aan de Natie, in welke hy is ingelyfd. Onze taal, wordt ze flegts behoorlyk geleerd, en geoefend, heeft „ die bevalligheid , deftigheid, en nadruk, ,, dat men zich dezelve noch aan het Hof, „ noch in de Paleizen der aanzienlyken „ onzer Natie, behoeft te fchamen, noch „ eenige reden heeft, om het gemeen„ zaam gebruik der Franfche of eeniger „ andere tale, boven dezelve te verkie,, zen; ten zy men tot een regel van wel,, levendheid wilde aannemen, dat men ,, al het Nationale, als te gemeen, moe,, te kleinagten en het vreemde denvoor,, rang geven: een regel die andere Na„ tien met veel genoegen den Nederlan„ deren alleen wel zullen willen overla,, ten; althands men zal nog wel wat wag • ,, ten, eer men, aan de Duitfche, Fran,, fche, Engelfche hoven,en in derzelver „ aanzienlyke huizen, die beleefdheid of „ wellevendheid aan de Nederlanders zal ,, zien bewyzen , dat men, ten hunnen „ gevalle, in 't fpreken en prediken,hun„ ner tale zoodanige hulde doe, of eenen ,, welbefpraakten Nederduitfchen Rede„ naar boven eenen van gelyke bekwaam„ heid , van hunnen Land-aart en fprake „ de voorkeur geve. Ii 2 Kor-  500 AANHANGSEL. „ Kortelyk : De talen der befchaafde „ Natiën , allermeest de bevallige Fran,, fche taal , te leeren , de voornaamfte „ Schryvers in die talen te kunnen v'er„ ftaan, en veel te lezen, heeft groot„ lyks zyne nuttigheid, en is een wezen- lyk en noodzakelyk vereischte eener j, befchaafde opvoeding ; Alleenlyk het 9, moet de agting voor het Nationale, in „ opzigt ook tot de taal , niet verdrin„ gen ; het behoort zoodanig te worden „ ingerigt, dat men het een en andere in 5, die ondergefchiktheid t' zaraen voege, „ welke het waardig Character onzer Na* „ tie j en Nationale fpreek- en denk-wy„ ze, niet doe verbasteren maar in eere „ houden. Met één woord, men moet ge„ wis onder ons Franfche Scholen heb,, ben, maar het moeten Nationale, dat „ is Nederlandfche Franfche Scholen zyn, „ en niet zulke, die, in plaats van onze 9, Natie , ovcreenkomftig hare oorfprong„ lyke conftitutie , te befchaven , in te„ .gendeel eene gansch vreemde en on-va„ d^erlandfche wending aan ■ onze jeugd „ geven, waar door wy, helaas! van trap s, tot trap ons eigenaartig en oud Vadern lands Character zien verdwynen. 3, Voords  AANHANGSEL. 501 „ Voords heb ik myne beöordeelingen. „ geëindigd met eenen voorflag, dien . „ ik ook hier ter plaatfe ten flotte by \ 5, gezegde voegen zal. „ Ik kan niet nalaten hier by te voegen 3, een hartgrondigen wensch, dat het edel j, oogmerk der Maatfchappye tot dade,, lykheid komen en ter uitvoer gebragt ,, worden moge! vele voortreflyke plan- nen, in Prys-verhandelingen ter verbe3, tering van zaken opgegeven , worden gelezen, met genoegen gelezen, goed„ gekeurd , gewenscht ! . . . Maar daar „ blyft het by; het gefchrevene blyft lig„ gen, en 't wordt weer vergeten. Och of men het onderwerp dezer Prys-ver3, handelingen kon bezielen met een kragt ,, van uitvoering! Zou daar toe niet eenig ,, middel voor handen zyn? My dunkt, 33 ja ; zoo onze lofwaardige zoogenaamde 3, CEconomifche Tak kon bewogen wor- den om dit onderwerp, 't welk haar zoo 3, zeer van naby raakt,zig aan te trekken, ,3 en tot de uitvoering mede te werken: 3, Tot welk einde het gefchikfte middel 3, misfchien zou zyn , dat de Weled. 33 Maatfchappye het beste uit alle deze 5, Verhandelingen , door eene Commisfie li 3 33 hier  5o2 aanhangsel; „ hier toe te benoemen, liet uittrekken, „ t' zamenbrengen, en tot een volledig, be„ knopt en welberedeneerd plan opftel„ len; dat deze het zelve aan den CEco5, nomifchen Tak aanbood , om hen te „ overwegen,verder (zoo 't nodig ware) „ gemeenlchaplyk te volmaken , en middelen te beramen, om het op de beste „ wyze in practyk te brengen. EINDE.  BOEKBINDERIJ BOUWERIKS AMSTERDAM