01 1233 9817 UB AMSTERDAM   NYD GEZWEEPT, EN DE LASTERAAR ONTMASKERT. O F H E T LIEFDELOOZE AANGETOONT, Voorkomende in de Lasterlykb AANMERKINGEN) van CA REL PHILIP SAMDËR; LEERAAR öer LUTHERSCHE GEMEENTE te GRONINGEN» &c. &c. &c. Te AMSTERDAM, By j. AMMELING, MDccj-xxxvin.  Wet £7, Pharizeeën, dewyl gy gaarn hoven aan zit in de Schooien en wilt gegroet zyn op de Markt. Lucas. Op dat wy niet meer Kinderen .zouden zyn en ons beweegen en wiegen laaten van allerlei wind der Leere , door fchalkheid der Menfchen en bedriegerye , daar zy (o7k) heimelyk mede aan komen om te verleiden. Paülus aan de Ephesiers. /WtOTHEEA Kh. e. l.g. J  < 3 > D E NYD GEZWEEPT, ENZ. Heeft men het Gefchrift getyteld: Zaketyken tnhoud en f^erdeedi^ing eener Kerkelykc Redevoêrtng, over Heb. IJ: 14, 15. Ah ook Aanmer¬ kingen op het Antwoord van tenige zich noemende Ëchtè Lutheraanen , ter Verdeed'.ging van hunne befcbuldiging tegen deeze Redevoering van CareL Philip SaU» der, Leer aar der Lutherfche Gemeente te Groningen » enz. reeds beantwoord? Of zal het noch beantwoord worden ? Of hebben die Vrienden tot wien dat Ge* fchrift gericht was, het zwygen tot hun fterkte ver* kooren? Dus vraagt men naar onze handelwys. .. .. En, zie daar komt eindelyk een Gefchrift in 't licht, naar eene geheeie nieuwerwetfehe Etiquette, in eenett nieuwen flyl, en nieuwe taal gefchreeven. En wel van die Natuur, dat zich een Leer aar moet fchaamen s ztilk. een Gefchrift tegen hem in 't licht te zien. Zo dunkt ons, hooien wy Zyn Wel-Eerwaarde!! de Heet C. Sanoer, Leer aar der Lulherfehe Gemeente te Gro* ninqen> Honorair Medelid van het .Hertoglyk ffruttswyk - Lunenburgscb Genoodfchap te Helmfiadt, enz» uitroepen.  < 4 > Nimmer hadden wy ons kunnen verbeelden , dat Z. W. E. de Heer Sander, zodaanig een Gefchrift tot Antwoord en tot zyn Verdeediging zoude hebben in 't licht gegeeven. Immers is het van dien aard, dat het alle kenmerken van een Leeraar, ja van een gemoedelyk Man ontbreekt. Waarlyk wy hadden nimmer kunnen denken, dat 'er onder de Geestlykheid, en vooral niet by de W. K. Heer Sander, zulk een opgeblaaze Geest konde plaats vinden Dan om de Hoogmoed van den Heer Sander niet te ftooren, en om alle langkwyligheid te vermyden, zullen wy Hem in dit Gefchrift Z. W. Eerwaarde noemen, en waarlyk dit heeft ons tyd genoeg gekost, om te overleggen, met welk een Tytel, wy zulk een, op zyn poindhoneur ftaande Man als de Heer Sander is, zouden begroeten. Wat aangaat het lang agter weeg blyven, met dit Weder-antwoord, hier van zullen wy niet veel reden opgeeven, nademaal wy begrypen, dat dit zoo zeer niet tot de Hoofdzaak van dit ons Gefchrift kan gebragt worden. Wy zullen alleen maar aanmerken, dat de voornaamfte rede, van de lange te rug blyving van dit ons Gefchrift, daarin beftaat, dat wy verwagtende waaren, dat Z. W. K. als een eerlyk en gemoedelyk Man, op ons vriendelyk verzoek, het welk wy tot drie herhaalde keeren, by Advertentie in de publieke Couranten hadden gedaan , zoude geantwoord hebben, dan tot hier toe hebben wy niet kunnen verueemen, dat zulks door Z. W. E.gefchied is. Schoon wy het zelve wederom in de publieke Nieuwspapieren verwagt hadden (*). Dit dan, dit domme zwygen van Z. W. E. heeft de vertraaging van dit ons Wederantwoord te weeg gebragt. Schoon wy noch verfcheidene andere redenen zouden kunnen opgeeven, welke dit Antwoord tot hier toe hebben onmogelyk gemaakt; doch wy achten het onnodig dezelve op te geeven, daar het, (gelyk wy reeds hebben aan- . (*) Hier over ftraks iets nader.  < 5 > temerkt) tot de Hoofdzaak van ons Antwoord nkt kan gebragt worden. Wy bë^ypen zeer ligt, dat het voor Z. W. E. niet dan ten hmgflen onaangenaam zyn kon , dat 'er een Antwoord op Z. W. E. Hooggeleerde brief verfeheen! Daar Z. W. E. zien waarfchynlyk reeds kittelde, dat Hy door zyn Brief, als met een Donderllag ons had ter neder geploft. Het is dus zeer gemakiyk te begrypen, dat toen deeze ftreelende vooruitzichten, Kasteden in de Lucht gebouwd waaren, Z. W. K. tot een zeer lasterlyk en eenovend fchryven, van eenige Aanmerkingen moest overgaan. Wyl wy ons anders zoms mogten verbeelden, een volleedrge Zegepraal op Z. IV. E. behaalt te hebben. Én ook om dat Z. VV. E. by de thans geleerde Waereld, niet voor een Dwaalgeest mogte doorgaan Hierom moest het Antwoord van Z. W.*E. met verachting van zyn tegenparry ingericht, en hunne handelwys belachelyk gemaakt worden. Dewyl het anders voor den, na nieuwigheid jeukende Ooren, en voor den eenvoudige Christen , niet inneemende genoeg zoude geweest zyn. Wy zeggen, dit moet vol- Itrekt onaangenaam geweest zyn, dewyl Z. W. K nu buiten ftaat wierd gefteld, om zyne zogenaamde' meergevorderde uitlegkunde, op veele welke niet eenvoudig , of ligtgeloovig genoeg waaren , te kunnen voortplanten Doch laaten wy zien, wat Z. W E. in zyne Hooggeleerde Aanmerkingen te zeggen heeft. ° & Heldenmoed , wanneer dezelve te recht gebruikt word, is altr.os pryzenswaardig, maar onbefchaamd- heid is zeker kwaad. Nu zccht Z. W. E. dat de Schryveren van het Antwoord beide hebben' uitgeoefend. Wy dan, hebben, om dat wV begrypen, dat Z. W. E. gedwaalt heeft, en hem daarom hebben tegengefprooken, of laaten wy liever zeg-, gen: om dat wy den Brief van Z. W. E. beantwoord nebben, daarom hebben wy Heldenmoed getoond en onbelchaamdhekt bedreeven. ■ Z. W. E. beantwoorde dan ons Gefchrift, cm dat'wy'ons anders A 3 mog-  < 6 > mogte verbeelden, dat wy een volledige Zegepraal op Z. W. E. behaald hadden. Maar hoe is het mogelyk geweest, dat een Man van zulk een groot Caracter en zulk een uitrekende Geleerdheid, zich zodaanig kon verlaagen, om een Gefchrifc te beantwoorden, door een domme meeniare zaam gefmeert, 'waar toe Hy zich niet eens geduld kun geven, om liet zelve te leezen , (pag. 38} en over welks eenvoudigheid Z. VV. E. zich zo deerlyk fchaamen rnoest, (pag. 68.) (*) Doch al het gefchreeuw, al het ydel gefchreeuw door Z. VV. E. van domheid, van onbefchaarodheid, en wie weet wat al voor uitdrukkingen , konden anders nergens (gelyk Z. W. E. wel wist) toe ftrekken , dan om zyne Leezeren , of om beter te zeggen, de Leezeren van Z. VV. E. Gefchrifc, een haat en vooroordeel tegen ons in te boezemen. En dit "doch moest vooral gefchieden, want Z. W. E, wist wel dal dit de gewoone weg is, om zich, hoewel men een Hechte zaak voor heeft, veele Voorftanderen te verwerven. Want Mentenen, dewelke niet gaarne onder de eenvoudige geplaatst', maar liever tot de geleerde Waereld willen gerekend worden, moet dit voliïrektelyk innemen. Dus is de ge- wonne weg, wanneer men zyn zaak niet door rede, of duchtige , grondige en 'bondige bewyzen Haven kan, het dan door fchelden of fchertzen af te doen. Om nu een uitvlugt te maken, en ons belachelyk, en by 't Publiek in een laage Clasfe ten toon te (lellen, (naar het inzicht van Z. W. E.) gaat Z. W. E, zeggen: dat wy dienstbaar zyn, even als of dit niet genoeg bekend was. Doch wat wil Z. W. E. hier me- (*) Het koste Z. W. E. dus weinig moeite, om het zelve te beantwoorden , en behoeft dan daarom Tan meerkundige, om zyn uitftekende Geleerdheid en groot Vermogen niet gepreezen te worden. Jammer is het intusfchen , dat dit hierom nu niet gefchied, dair Z. W.'E. het werk, of :dien opgenomen taak zo meesterlyk fchynt uitgevoert te &0hben4  < 7 > mede wel beöogen ? ■ Wat wil Hy doch hier door te kennen geven? ■ Voorzeker anders niet, als om ons by den mingeoefende» gehaat en befpotte- lyk te maken. Hebben wy dan in 't ftuk van Godsdienst, fchoon het waar was, dat wy dienstbaar zyn (*;, niet even zoo veel recht, dan die geene, dewelke God met Aardfche Goederen bedeeld heeft, zo dat zy zich kunnen laaten dienen ? Is dit ge- moedelyk, is dit overeenkomftig het Caracter van een Christen Leeraar gehandeld? Wat heeft Z. W. E. bewoogen , om ons in Perzoon aan te vallen ? Is dit een bewys voor de echtheid van Z. W. E. zaak? — Hebben wy Z. W. E. in Perzoon aangevallen? — Hebben wy wel meer gedaan dan Z. W. E. in zyn Leerfteüingen tegengefprooken? • Of mag dan een Leeraar, die het nieuwe dwaalligt is toegedaan, niet worden tegengegaan? ■ Dan de handelwys van Z. VV. E. zoude zeker ook al een middel moeten zyn, om ons voortaan niet te doen antwoorden; maar hier in fchroomen wy niets, wy heffen hierom even vrymoedig ons hoofd op, en durven gerust, alle die Ji; zus Godsdienst ondermynen, en onze tegenftanders vrymoedig onder de oogen zien , ichqon het waar was, dat wy dienstbaar zyn: 't welk wy onstot een eere rekenen, daar uit kan dan een ander ook by gevolatrekking befluiten, (even gelyk Z. W. E. by gevolgtrekking te werk gaat,) dar. wy noch te lui, noch te traag zyn, om ons d;;aglyks Brood, met onze handen en eere te winnen. Maar verdienen wy dan daarom wel, om van Z. VV. E. met fchimp en laster-reden achtervolgt te worden (O? Hoe is het (*) Z. W. E. heeft 'er maar na geraaden! (t) Wy zoude haast gelooven, als dat Z. W. E. dc zo zeer gehaat? en verdoemelyke Stelling liefkoost: dat het de gemeene Man niet toe en komt, om over de Leere des Geloofs te oordeelen; maar dit alleen voor de Geleerden, •voor. de Hoge Schooien en Akademiën moet worden overgelaaten, Gelyk een zeker Leeraar, by de vooiftellingvan A 4 een  < 8 > het niet te bejammeren in deeze dagen, dat zv die door de wyze fcbikking der Goddeiyke Voorzienigheid, met tydlyke Goederen minder bedeeld zvn dan wel andere, door hunne Mede - Menfcben die of met grooter goed, of die in eenig Ampt gefHd zyn, t welk hun wat aanzienlyk maakt, met de nek worden aangezien. Ja zelfs heeft men niet zelden een afgryzen van hun die minder zyn, of eigentlvk minder Aardfche Schatten bezitten. En dit vind h-t allermeest plaats, wanneer de zulke, hun die minder dan zy in caliber fchynen te zyn, door redenen in geval van gefprek niet kunnen tcgenfpi eeken; d-n zoude men wel zo driftig worden, dat zy hun tegenparty wel zouden in het aangezicht vliegen, wanneer er geene andere Menfchen tegenwoordig waa-en Wat kan een opgeblaazen hart, een door eiee wysv heid opgeblaazen Geest niet al uitwerken 2 —- Dan om hier over niet verder uit te weiden, zullen wu hèeft pen' e" W3t Z' W' E' nu te ze^™ Z. W. E. fchynt het noch niet te kunnen vero-eeten dat wy zyne in Amftcrdam, op den 8. van Tu!y 1787 gehoudene Kerkelyke Redevoering, Zklvtrdlfijk genoemd hebben, en zecht; dat dit cem tnoesL •weezen hebben vefir dat wy zyn Leerrede Zielverderf/yk noemde. Dan Z. W. E. weet wel, dat die oeene welke zyne Redevoering Zieh erderftyk genoemd het' ben m den Brief aan den Chrkten ^Vriend ook onder t gehoor van Z. W. E. zyn geweest, en dus lange voor afwisten, eer zy den Brief aan den Christel Vnend zonden, dat dezelve Ziehsrderüyk was. Nu soude het immers wat gek geweest zyn , dat, wy een wner Amptgenooten, (en wel te Weesp) heeft kunnen goedvinden, om voor te dragen; zeggende da hHerZ wei mftemmen!. Immers wil men gaar door om fee erf te gelooven, wat de Kerk gelooft | dat heet cers?ToSö \  < 9 > wy den Schryveren van den Christen -Vriend, eerst beweezen hadden, dat de Hellingen van Z. VV". Ë. onrechtmatig waaren, zonder dat zy wisten wat wy ten doel hadden. Doch Z. W. E raakt 'er nu gemaklyk af, wy zeiden, dat men over 't algemeen uit o:is Schry ven, noch al verltaan kan, wat wy zeggen wilde. Maar Z. VV. Ë. zeen:: dat hy dat waarlyk uit ons Gefchrift, niet doem kan. Zeker, dit is niet k waalyk van Z. W. E. gevonden, want kan hy ons niet verrtaan, of liever terwyl hy voorgeeft dat hyons niet verüaan kan, is hy ten eèrften bevryd om ons te antwoorden, en in de tweede nlaats, maakt men daar door ons voor zulke uit, die een War-en Brabbeltaal door elkander fchryveh, die geen Mensen verftaan kan. Wat niet al voor fchoone uitvindingen, om waare het mxiglyk zyn party in een befbotlyk daglicht te plaatfen. , Intusfchen is hef zeer te bejammeren , dat Z. W. E. zich zo verre van de Stad onzer inwoninge bevind; wy zouden anders nu en dan een Les van Z. VV. Ë. kunnen haaien, hoe wy zyne Schriften moesten Copié"-ren , want Z. W. E. is een net aküraat Man zynde niet alleen, een Letter, maar een Gom ma vit ter, Jn den Brief van Z. W. E. was gefchreeven, op pag. 5; Ik kan niet ot.tfein&n, dat deeze echte Lutherfcbe behandeling, my in het begin zeer vreethd voorkwam Voorname n/ly& dewyl ik verzekerd ben, dat veele my rutToehoor déren met myne Redevoering, en de verftahdigt tnet myne vcrUiaring te vree de w .aren. Ën ïri ons Antwoord , op Z; VV. E. Brief tos by overneeming gezet: Gy zecht dan, dat gy niet kunt ontfeinz^n, dat deeze echte Lutkcrfche behandeling, uw in den beginne zeer vreemd voorkwam , dewyl gy verzeekert W^aid, dat veele uwer Toehoorders met uwe Redevoering, en de verllandige met uwe verklaanna te vreede waaren. Hierö.n zecht Z. W. Ë. dat Zyn Brief hier deerlyk gemishandeld was, en dat wv noch niet eens goed kunnen Copiëeren. Maar zoude de zin, zoo als die in Z. W. Ë. Brief geplaatst |s, en zo als de zelve in ons Antwoord op die Brief A 5 is  < 10 > is opgegeeven, wel van elkaar verfchilien? Zoude dit wel eene deerlyke mishandeling en geen goede Copiëering van Z. VV. K. Brief genoemd mogen worden? Wy wiilen nier eens het naakte hier in, uit den Brief van Z. VV. E. aantoonen. —— Maar ditmoest ook al een middel zyn, waar door wy, (naar Z. W. i£. inzicht) in een laag en veracntelyk Daglicht zoude geftelt worden. Nu dan, Z. W. E. zecht even- wel: wy kunnen niet goed Copië'eren. Z. W. Ë. zal hopen wy, z.o eenvoudig niet zyn, als hy zich hier vertoont. Want om te weeten welk onderfcheid 'er is tusfchen verüandig of geleerd te weezen, daar toe behoeft men zulke groote vermogen niet te bezitten. En kan iemand wel verltandjg, (en vooral in 't ftuk van Godsdienst) zyn , zonder dat hy te vooren is onderrecht of geleert geworden. Des Menfchen veimogens zyn thans zoo groot niet, dat hy Verftandig is, zonder dat hy (en bvzonder) in deGods- diensr-geieerd is. Zoud1 Z. W. E thans weeten welk onderfcheid 'er is, tusfchen, verftandige en geleerde? En wat is in deezen opzicht beeter, verftanÓig'éfgeleerd te weezen? Z. VV. E. fchynt, ('t welk ons ten hoogden verwonderd) nu niet te weeten wat het zo genaamde Nieuw Licht is. Waarfchynlvk za! Z. W. É. vergeeren hebben, om in zyne Gedrukte Leerrede te voegen : „ dat „ men zomtyds uit Liefde tot de Oude Leer, en om „ dat de Ouderdom dit zomtyds wat aanzienlyk maakt, „ bleef hangen aan de uitleggingen, die 'er wel in vroegere tyden overgegeeven waaren. En menzomtyds met verachting (prak van de uitleggingen, die thans meer gevorderde daar over gaven,'' 1 En op Pag. 24. zecht Z. W. E. (met verbazing uitroepende) 6 gelukkige Eeuw ! waar in oude vooroordeelen van tyd tit tyd worden uitgeroeid. • Dit alles verbaan wy niet, wanneer Z. W. E. niet van een Nieuw Lfcht fpreekt en betreen Z. W. E. te weeten welk Licht dit wel is, dan kunnen wy Z. W. E. niet beter wyzen, als na die geene, wélke meenen, een zo groot Licht gevonden te hebben, die zich byna aan  < II > aan 't o-eroee van Nieuw Licht, en meer gevorderde ui"eakunde? Heesch ichreeuwen (*> Bydeezenkan Z. W. È. te recht koomen. Docli wy kennen dat zo genaamd Nieuw Licht niet, en kunnen Z. VV. i.. hier in niet verder te recht helpen. Maar als wy nu eens het blaadje omkeerden en van Z W. E. beweerden, dat hy niet eens goed Copieeren kan. Maak zulke groote Oogen met W. f.rieer, want het is waar, of gy hebt mt loutere boosheidonze Letteren verdraaid. Hadden wy in ons Gefchrift onsT eeuig recht aangematigt om Keurmeesters over het riS/Geloof te weezem — Maar als wy nu dus wilde befluiten: Z. W. E. (temt toe dat wy het valfche van 't waare ondericheiden kunnen! wat zoude Z W E. dan zeegen? Dan dit fchertzen van L. W. E'. was noodzaaklvk, om dat zyne Taal anders te zeer fmakeloos zoude geweest zyn. _ Ontbreekt hier de volzin, gelyk Z. W. E. zecht, fon oag 7i in de midde) dan ontbreekt die ook in den Brief van Z. VV. Ë. want in ons Antwoord is het even zo overgenomen. Nu moeten wy wederom eens Dom neeten. ■Dit was noodzaaklyk , wyl de Geleerdheid van Z. VV. E dan zoo veel te fterker fchynt. fchoon wy noch niet kunnen inzien, op wat grond Z VV. Ë. dit blieft Nu zecht Z. W. E. dat wy toe Memmen, dat die Leeraars, van welke Z W. É. fprak: als van waardige Mannen, dat zy te onrecht belastert worden. —Waarlyk Z. W. E. kan noch al aardige gevolgtrekkingen maken. En doed door zyn eigen woorden ons iets zegden: 't geen wy gaarne wenschte te kunnen zeggen*, maar 't welk wy echter nooit gezecht hebben. — Wy immers hebben de woorden: waardige Mannen niet als een uitdrukking van ons maar als een overneeming uit Z. W. E. Brief gebruikt. Z. W. E. zaf noch wel meer geyolgtrekkinging van dien Aard voortbrengen. N^ (*) Naamlyk , de door Z. W. E. genoemde waardig* Mannen.  < 12 > veronderttelle jat uien van niets echte berichten be- i0men kï'l-J™r ieder gebeurtenis waar va,T men wa";omZihHebben' Jn PerZ0°n m0et bywooneï! Maar waarom zode wy dan in ons Antwoord, dat Z. VV voorden ^7 ' ,dat ^ dat ali« was bericht üi? iemanT^ &? men aileS (cioch verkeerdelyk) m ?vn Ji T lrrcn, aam0ür'en, wanneer men het Uit zyn verband wil rukken. Als dit nu nnd-r £atGTrh^kheid' en WCl Va" een Z^r/doo" Sten. be£eeren w* voor ons zodaanige niet te be- Nu za! Z. VV. E. toeftemraen dat wv oneenzvd-Ve berichten gegeeven hebben. Want op deSS hng in ons Gefchrift, (*) zecht Z. W. E fopde"d- fkenh»bb?HP^0 ?f iaat(,l' is Zeer wel ™^elyk, wanPt £ V. r i? ?e Berichten, Requesten en Gefchriften van eeleeS Uk^erf ** W"»** Heeren Predikanten Er fff W& bedfken Z' W- E. voor dien groeten &.& \," • JV!aar hoe 1S dit overeen te breneen met een r 'rf 111 Z" W- E" Br,'ef al^aritaat:gdat wy een ( abaie, waardige Mannen aanrar.de ff") Z W zal naar allen fchvn thans beter onderricht wezen" SgTz n1 °nreChtzlnnïgfaeid dierLeeraaren beterover' Nu noch een weinig gefcholden voor Lieden met vooroordeelen bezet, loochenaars J en wy weeten niet wat vann7r\^rrlyk fe» flecht bew^s voor de echtheid van z,. VV. L. zaak, want zo wy ons niet vereisten' is dit veelal het Wapentuig van flechte Liedef, van zulk zoort dat men Cabale noemt; dus toontZ. VV dat met wy, maar hy zelfs tot die zoort behoort.' - L>och wy laten ons dit fchelden van Z. W E welgevallen, en begrypen ligt, dat Z. W. E.ditfchrvvende, m toorn tegen ons ontftoken is, Den (*) Die dus luide: ja zult gy zeggen:- dit is my alias bericht geworden. Dit kan vaar zyn Domine\maar doch met door oneenzydige. (13 Pag, 5.  < 13 > Den Brief aan den Christen Vriend (*) kan Z. W. E. noch niet vergeten! En of nu dezelve raazenfchelden en liefdeloos Beoordelen in zich bevat, laten wy over aan het oordeel van alle die des tyds onder het gehoor van Z. VV. Ë. geweest zyn. Nu heeft het Eerwaardig Confiflorium van Amftels Gemeente vry wat gewonnen! Nu is 'er een Man voorbanden welke zeer fchielyk de zaak in questiekan ten einde maken. Ja wat zeggen wy : die Man fchynt het reeds gedaan te hebben. Wy meenen de W. E. Heer C. P. Sander Qomine in de Luther- fche Gemeente te Groningen, enz. Dezelve heeft zonder vooroordeel: alle de Gefchriften voor de party der Heeren Befch.Uldf.gde Predikanten geleezen CD» en heeft zonder voor oordeel gezien, en is overtuigt geworden dat wy (befchuldigers) een Cabale zyn! Jammer is het intusfeheu, dar Z. VV, E. hier over zyne Aanmerkingen niet aan het Confiitorie gezonde heeft; immers zoule deeze Geestelyke Ver-, gidering hier van een nuttig gebruik hebben kunnen maken. Z. W. E. fchynt meer vermogen te be¬ zitten, dan de befchuldigde Leeraars zelve! want deeze hebben noch niets tot hunne verdediging voor ons kunnen aantoonen. Wy zouden Z. VV. E. raden, van het zelve aan 't Eerwaardig Cunjifiorie te zenden; misfehien was dit een Middel waar door de gereezene gefchillen zoude ten einde loopen ! Want wanneer men ons kan overtuigen een Cabale te wee- zen, (*) Den Christen-Vriend! fchynt Z. W. E. even zulk een Doorn in 't Oog te zyn , als 'alle andere minnaars van het Nieuwe Dwaallicht. Konde men dit in deeze Dagen zo nuttig Blad uitroeien, welke juichtoonen zouden dan de Kinderen der Duisternis niet aanheffen! Zy beprypen maar al te wel, dat dit Blad, veele Christenen de Oogen geopent heeft, dat het den voortgang van hun Natuurralismur merkelyk ftremt, dat zy de Christenen zo lang dit Blad zyn loop heeft, niet onverfchillig genoeg maken kunnen. (t) En ook de Berichten, Requesten en Gefchriften van ie befchuldigers der Predikanten, geleezcn.  < 14 > fe"*d,ede aangeklaagde Leeraars valfchelvk beichuldigt hebben, dan immers is 'de zaak uitgemaakt. IJan dat heeft men tot hier toe noch niet gedaan — Het zoude ïntusfchen noch een middel kunnen zvn, dat wanneer Z. VV. ££. bewees dat wy onrechtvaardig handelde, en een Cabale waaren, dan daar door veel moeite wierd uit den weg geruimt, en waar door alle de tegen Wet en Ordinantiën aanlopende gehoudene Vergaderingen (*) konde goedgekeurd en voor echt erkend worden tf>? Maar het zy zo als t wil, Z. VV. E. mag de Schriften voor de partv der jongfte Heeren-Predikanten , met of zonder vooroordeel geieezen hebben. Wy dagen wederom op nieuws Z. VV. E. uit, om de onfchuld der door ons aangeKlaagde Leeraaren te toonen , en dat wy een Cabale zyn. Wy hadden Z. VV. E. uitgedaagd top pag. 6.) in ons. Antwoord , om ons de onfchuld der door Z. VV. E. met zoo veel ophefs genoemde waardige Mannen aan te toonen ; en de befchuldigers der zelve een Cabale waaren: Dan Z. VV. E. heefc zo ver ons bewust is dit noch niet gedaan. Wy achten dan hierom ook al 't ydel gefchreeuw van Z. VV. E. voor enkel eerrover- en windmakery. — Wie geeft Z. VV. E. recht, om ons voor een yabaal uit te maken? Hoe zoude het Z. VV7. E fmaken, wanneer wy allerlei lasteringen tegen zyn Perzoon uitbraakten? Wanneer wy, (om maar een voorbeeld aan te haaien) zeiden: de Heer Sander is een Man, die den wettigen Souverein beledigd; die 's Lands inkoomende Rechten onder zich houd. En zich daar made zoekt te verryken. Zo fmertelyk, als dit Z. W. E. vallen zoude, gelyk wy licht be- (*) Door Diaconen. ff) Een Man van zulke verhevene Verdienften , en van zulk een hooge Geleerdheid, die ons Confiftorium zulke' groote dienften konde doen, behoorde dan'ook met meef erkentlykheid behandeld te worden , en moest by een invallende Nomminatie, al was het maar voor de naam, dan ook niet, zo als au vergeeten worden.  < is > begrypen , zo kan Z. W. E. even zo gemaklyk zich yooritellen, hoe het ons fraaaken moet, daar wy door Z. W. E. als een Cabale worden voorgeitelt. Doch het word tyd om van deeze, Periode af te flappen, en tot een ander over te gaan. Nu zecht Z. VV. E. niet te verftaan, het geen wy gefchreeven hebben. Wy begrypen licht dat Z. W. E. hier moest blyven fteeken. Z. W. E. had in zyn Brief gezet: dat wy het geen wydeeden, uit onveritand deeden. Nu zyn immers die geen, die iets uit onverfhnd doen, dwaalende. En Z. W. E. gaat in dien zelfden Brief heen , en maakt ons uit voor een Cabale. Wy twyfelen niet, of Z. VV. E. heeft ons toen wel begreepen, daarom zecht Z. W. E. nu; (nu wy hem vragen, hoe dit beftaanbaar is) daar van ver ft a ik geen woord. — Is 'er wel ooit beter middel, om zich van het fchul- dig Antwoord te ontdoen? Dat mogen eerst grondige en bondige bewyzen heeten! immers is 'er geen beter middel, om zyn Tegenparty in een Slag te vellen en op een verachtelyke wyzc ten toon te ftellen! — Ziet dan hier welke naakte Bewyzen Z. W. E. voor zyne ftellingen heeft! Nu het vervolg. Ja wy beweeren met veel recht, om, dwaalende Leeraars, die in naarvolging der Pharizeën en Schriftgeleerde, in de dagen "van Jezus omwandeling op Aarde, Menfchen Geboden Leeren, temogen noemen: Slangeen Adderen Gebroedzeis , en dat wel uit het reeds (in ons Antwoord) aangehaalde voorbeeld, Matth. XX1I1. Z. VV. E. die doch meer op de naarvolging, dan op het Geloof aandringt bewyze ons het tegendeel. Wy zuilen in 't voortgaan Z. W. E- verzoeken om ons, onze Moeder-taal iets beter te leeren, want wie heeft (Z. W. E. uitgezóndert,) niet nodig noch iets te leeren! Doch wat zeggen wy, Z. W. E. noemt ons immers Taalkundige Mannen! Doch mogelyk is dit Scherts of Spotterny, doch altyd Spotterny, en dat van een Christen Leeraar, dat laat zich .ook met maklyk Gelooven, ten minften » het zoude  < 16 > Z. VV. E. niet veel eer aan doen.' Wy behoevs dus Z. VV. E. om zyn geleerd onderwys met te verzoeken. —— ■ Hoe is het mooglyk? Z. W. E. verftaat ons alweer niet! En wel geen woord van ons. Wy fpreeken immers geen Hoogduitsch! ■ geen Latyn! geen Griekscb' geen Rebreeuwscb of Taal der Oosterlingen! — Waarlyk, dit, dat Z. W. E. ons geduurig niet verdaan kan, is wat onvoorzichtig van Z. W. E. gezecht! want al hadden wy een dier Taaien gefprooken, of gelchreeven in ons Antwoord op Z. W E. Brief, dan immers zoude Z. W. E. als met die Taaien, ten hoogden bekend, ons echter verdaan hebben. Maar nu zecht Z. W. E. Hier van verfta ik geen woord. (pag. 75.) Doch misfchien is het Fransch, — Engehcb, — Spaanscb, — Portugeesch , doch neen, het was zo wy vertrouwen, een oprechte Hollandfche Moeder taal, die wy gefchreevenhebben, die een yder die Hollandsch leezen, en dus ook ver* ftaan kan, heeft kunnen verdaan. — Dan mooglyk kan Z- VV. E. geen Hollandsen verdaan! Ei neenI Z. W. E. is immers Neerduitsch Predikant in de Lut» herfche Gemeente te Groningen, en Honorair Medelid van hei Hertog! yk Brunswyk - Lunenburgsch Genood» fchap te Helmltad, (en nóch) enz! En zoude Z. W. E. dan noch geen Hollandsch verdaan ! —— Wy zullen dan hier nochmaals herhaalen, 't geen wy zeiden in ons Antwoord, maar niet aan Z. W. E want die verdaat ons geen woord (*)! Wy zeiden dat wy niet dachten, (want dit gaven wy metonsfehryven te kennen,) dat Leeraars der publieke of groote Kerk in Groningen zo veel gelegentheid h..dden, om by andere Gezindtens te Kerk te gaan , als wel in hunne eigene. — En op dat men ons des te beter zoude ver- (*) Aanmerkelyk is het, dat Z. W. E. ons juist dan niet' verftaat, wanneer wy hem het meest van zyn misflag overtuigen! — Mogelyk verftaat Z. W. E. het Een-en-dertigfte Vertoog van 't Jaar 1787. van den Christen-Vriend .pok niet!  < 17 > .Verdaan, zeiden wy: Leeraars (*)'! Want het is zq ver wy wëeteh 't gebruik , dat men in ee'neGemeente; én vooral in de PrOtethntfche zo veel Leeraarenhteft, welke, hunne, op den voor hun bedemde tyd de Prei. dikbeurten moeten waarnemen. Wy vertrouwen dat yder die zyn redelyk denkvermogen heeft, wei inziet wat wy hier mede te kennen willen geven. En fchoon men wel eenige Tegenwerpingen hier tegen konde inbrengen, zo zyn dezelve toch zeer Licht en Cxemaklyk te beantwoorden. IN li vragen Wy een ieder die góed Neerduitsch leezen en verliaan kan, ot wy in ons Antwoord, omtrent dit (tuk, iets hebben gefchreeven, dat men niet heeft kunnen verdaan , en of Z. W. E. dus reden heeft gehad om te zeggen: Hier van verjia ik geen wo'jrd. —- Doch Z. W. E. zal wel geweten hebben, wat voor red. n 'er voor Waaren, om te zeggen: Hier van verjia ik geen tien k Wy dk °°k Zeer iicht be8ryPen kuni Nu zecht Z. W. E. dat men: óm bvertuist té worden, dat Z. IV. E. mishandeld is, men onze Brief aan de bchry veren van den Christen- Vriend gezonden maar moet leezen. Dan of Z. W E met deeze gevolgtrekking wel zou daan, weeten'wv' niet. Ons dunkt ten minde, dat Z. W. E. ZVne Verdediging eer moest hebben aangepreezen, om van de mishandeling omtrent Hém, overtuigt te worden Cf) Of dit ook niet,.(om ons Van de eige woorden van Z. VV. L. op pag. 78. gebezigt te bedienen) zo Dom is, (*). Wy verftaari door Leeraars der publieke Kerk; dié van de Hervormde, welke men ook zomtyds: Leeraars der groote Kerk noemt. —. Gelyk wy vertrouwen dat L. W E. in zyn Brief, ook deeze verftaan heeft. Anders zoude Z. VV. E. zich wat ongevoeglyk hebben uitgedrukt. (t) Wy vertrouwen dat Z. W. E. nu ook niet befluiteri zal, dat wy toeftenimen, dat Z. W. E. zo deerlyk mishandeld is, gelyk Z. W: E. noch al,meer dan eens, zoortgelyke gevolgtrekkingen gemaakt heeft. ' B  < 18 > is, als het by mogelykheid zyn kan, iaten wy over aan alle die hier over fcherp genoeg denken kunnen. Maar nu hebben wy iets dat Aanmerking verdiend. — Was het de Taak Tan Z. W. £. om, (als hy iets doen wilde) zyne ftelling te verdedigen, en te Bewyzen dat wy verkeerdelyk gehandeld hadden. of dat Z. W. E. ons in ons Perzoon, en niet alleen ons, maar zo veele Perzoonen, die geheel buiten hem zyn, met zyne Laster-volle Pen moest aanvallen? — Nimmer hadde het in ons opgekoomen, dat zulks by een Leeraar zoude plaats vinden. En kwam dit gezegde van Z. W. E hier wel in eenige opzichte te pas? Dit is dan zo Dom , als het by mogelykheid zyn kan , of by uitftek Lasterzuchtig. Doch laaten wy hier over niet veel aanmerken. Wy hebben Z. W. E. verzocht, en wel tot drie herhaalde keeren in de publieque Couranten, als eenmaal in de Raagfche^, en tweemaal in de Leidfche Couranten, en wel op 't allervriendelykst, dat Z. W. E. opgaave dier Naamen, (welke volgens het zeggen van Z. W> E. niet eeriyk, noch op het Bed van eer gedorven zyn; die Tekenaars zoude geweest zyn, op het Verzoekfchrift overgereikt, op den 4de van October 1786. aan het W. E. Confidorium der Lutherfche Gemeente te Amfterdam.) geliefde te doen; gelyk Z. W. E. had kunnen goedvinden om op pag. 75- ter neder te Hellen. Dan voor zo ver wy tot hier toe hebben kunnen vernemen, heeft Z. W. E. (ten minde aan on>) noch geen opgaave dier Naamen gedaan. Wy zeiden dan , dat wy by faute van dien Z. W. E. voor een Eerrover zoude houden: En hier ia geeft Z. W. E. terwyl hy zwygt zyne toedemming, en word dus ook door ons op 't nieuw voor zodaaftfg een verklaart, en zaf zo lange door ons voor een Eerroover gehouden worden, tot dat hy zich verantwoord heeft. en de Naamen van zulke flechte lieden heeft opgegeeven! • Doch wy gelooven, dat het Z. W. E. een groote ftreep door zyn Rekening zal  € *9 > geloopen zyn , met zaaken van ! S .... Do'cH het kan Z. VV. E. net evenveel helpen, of hy de 1 ekenaars van ons verzoek-Schrift, (Z. W. Ë zecht: Request.) in een laag en zeer verachtelvk Daglicht zoekt te ftellen, dan niet. Wy heb- ben noch geen Tekenaars op ons verzoek - Schrift van de Hervormde Kerk, gelyk de party op hun Adres, m de Brakke Grond ge/meed.' H»t blykt hier dan duidelyk, welk een eerlyk Man Z. W. E is Eerdievery moet ook al onder de Eerlykheid behooren! Nu volgens de Nieuwe ftudie is het ook wei mogelyk, want dat de Leeraars van 't Nieuw-Licht, (zo als men t noemt) de GoddeLyke Eer, van onzen gezegende Jezus meesterlyk rooven kunnen, is overbekend — Het blykt hier dan overtuigend, uit de handelwys van Z. W. E. welk een gemoede- 10 VS', en V00r weIk een rechVchaape Beleider en Navolger van Koning Jezus wV Z. VV4 te h0"de" ItebBen l Z. VV. E. mag dan wei naarltig de Les van onzen Goddelyke Verlosser' by Luc. VI: 37—45. overdenken en opvolgen; gel i, 1 E- °ns dezelve °P 86. aanprys , en zecht dat wy^die Les zouden kezen en & verden- a„' a s ,eTr nu ,weI iets Onverantwoofdelyker, dan dat een Mensch, en noch wel een Christen Leeraar, aan andere hun pligt zoekt voor te dellen t maar dezelve zelfs zo groflyk overtreed! Dui om met al te uitgebreid te worden, zullen wy hier weer af flappen. y Wat aanbelangt daar Z. W. E. zechti dat wv wenschte te hooren, (want dit wil Z. W. E. toch te kennen geeven) dat Z. W. E. een Dwaal Lee" predikte; hier op achten wy niet nodig iets te antwoorden ; maar zullen 't aan 't oordeel van alle redelyke Gemoederen over laaten. fa»A-ï'*E*c7°^ niet extra bekend zvn* met onze Symbohfche Schriften. Want Z. W. E. zecht ï wanneer hy m onze SjmbolifcM Schriften niets té Verbeteren vond, hy zich wel wagten zal, dezelvé •B * voor  < 20 > Voor onverbeterlyk te houden, en in alles met Gods onfaalbaar wcord gelyk te Hellen (+). \Vy zieii reeds de Dankbaarheid met Complimenten aan Z. VV. E. te gemoed, van alle de geene die buiten onze Kerk zyn • en voor al van die geene die onder de Tollet-anten (t) zorteeren. ■. Weet Z. W. E. noch niet, of 'er in onze Symbolifche Schriften iets te verbeeteren is of niet? dit is waarlyk even zo goed, als dat men zodaanig een voor een oprechte iklyder van Jezus en zyne Goddelyke Leer wilde aanmerken, die noch niet overtuigt was dat de Leer der Christenen Godlyk was. Men kan derhalven Z. W. E. ook voor even zodaanig een Belyder der Euangelifche Lutherfche Kerk. aanmerken. Doch wat aanbelangt de verbeetering, van onze Svmbol/fche Schriften, hier vertrouwen'wy, dat Z. W. E. even zoo mede flaagen zoude , als alle de verbeteraars die voor hem geweest zyn. en na hem volgen zullen. Wyl de eerde altoos met fchaam- te hebben moeten te rugge wyken, en de laafde geen beter Lot zal te beurt vallen. Wat nu het laat» de van Z. W. E. gezegde betreft, naam'yk: dat Z. W. E. zich wel wagten zal, om ons Symbolum voor on- verbeeterlyk te houden. Daar uit blykt, dat Z. W. E. in allen opzichte het Leergedel onzer Kerke niet is toegedaan. Maar heet dit dan, (als een Euangelisch Luthers Leeraar daar toe verpligt zynde,) het Leergedel onzer Kerke, of ons Symbolum verdee- digen, tegen alle die buiten ons zyn? Is dit zyn eens gedaane Eed getrouw opvolgen ? Js dit niet een blykbaar bewys, dat Z. W. E. by het aanvaarden van zyn gewigtig Ampt, de pligten welke hem zyn voor- (*) De Letter- en Comma - vittery, die Z. W. E. hier .laat vooraf gaan, zullen wy, om den kostelyken tyd niet nutteloos te verfpillen , met ftilzwygen voorby gaan. . (t) Verdraagzaame of onverfchillige Remonftranten, Cociïuaanen, en zulk flag meer.  < 21 > voorgeleezen, of niet heeft verdaan, of dezelve met verachting en een valsch hart heeft beaamt. En durft Z. W. h. dan noch van ons bewys begeeren dat hv . niet anders heeft willen te kennen geeven, in zyn Brief, op pag. 7. dan dat de Leere der Lutherfche " Kerk in allen deelen met Gods woord overeenuVim 2 ■ Welaan dit immers is reeds blykbaar uit het 'zo even bygebragte! niet minder is blykbaar, dat Z. W E. het naar zyne eigene Helling niet anders heeft kunnen zeggen, naamlyk dat Z. W. E. de Leer der Luther/che Kerk zo ver die met Gods woord overeenftemt, of in de Heilige Schrift gegrond is getrouw en nauwkeurig volgt ! Doch laaten wv eens wat nader overweegen, het ftuk, waar over wv met Z. W. E. mede in gefchil zyn (*). Wy leezen dan in onze Symbolifche Schriften, dat de Heere Jezus Christus, alle die aan Hem gelooven, door den Heiligen Geest, Heiligt, Reinigt, Sterkt en Troost, hun ook Leeven en allerlei Gaven en Goederen mtdeele, en, (let wel, W. E. Heer, en verüaat ons doch) tegen den Duivel, en tegen de Zonde be- fchutte en befcherme. ■ J3it leeren ons onze Sym- boltfche Schriften, dit leerd ons ^Onveranderde Augsburgfche Coufcfie (\); deeze gebied ons, als Leeden van haare Kerk-gemeenfchap, dit alles te gelooven' • Zy gebied ons het zelve te gelooven, als eene waarheid, welke zy uit den Bron der Heilige Schrift gefchept heeft. Nu draagt Z. W. E. de Gemeente voor, dat geen booze Geest eenige macht over hun heeft, op pag. 64. zecht Z. W. E- gaarne te willen bekennen, dat hy onmogelyk die ongereimde en nooit, (Iet wel) door Gons Geest geleerde gevoelens van veele Christenen, aangaande de Macht, het Vermogen , en de Werkingen van den Duivel kan aannemen. — Noch (*) Naamlyk, van de fchadelyke invloed of werkingen der booze Geesten in de Zielen der Menfchen. (t) Om geene meerdere bewyzen aan te haaien.  < 22 > te-* Noch fterker fpreekt Z, W. E. op pag. .6$, daar hy zecht: Kan ik den Duivel, 't geweld over den Mensch toefchryven, of gelooven, dat hy onmiddelyk ons tot alle zondert die wy bedryven, verleiden , zonder hem alweetend en alomtegenwoordig te maken (*) enz."? — Blykt nu hier uit niet Zonneklaar, dat Z. W. E. het Leergedel onzer Kerke in allen deele niet is toegedaan, en hebben wy derhal* Ve wel, hier omtrent liefdelooze gevolgtrekkingen gemaakt ? Gelyk Z. W. E. gelieft te zeggen. —:— Dan mooglyk zecht Z. W. E. wel, dit zyn geen Geloofs - artikulen, en daarom kan yder hier van gelooven wat hy wil, en zyne vrye gevoelens hebben.' Doch wy keeren dit juist om, en zeggen dat het wel degelyk een Geloofs-artikel is. -— Dan hier over ftraks iets nader. Biykt nu intus- fchen hier uit niet allerduidelykst, hoe weinig Z, W. E. bevoegt is, om een Leeraar in Luthers Kerk te zyn, en hoe geheel onze Befchuldigingen met de waarheid inftemmen! Nu vraagt Z. W. E. als fchertzende, of de Geesten zulke fchadelyke werkingen op Aarde onder de Menfchen hebben, en wy als Beleiders der Euangelifche Lutherfche Leere, antwoorden: ja! Z. W. E. wilde misfchien te kennen geven, dat wy ons al te onbezonnen (gelyk wy uit Z. W. E. fchryven moeten opmaken) hadden uitgedrukt : door dat wy zeiden; Als ook „ de Leere der Geesten van hunne fchadelvke werkingen op Aarde onder de Men„ fchen (+)." Om dat wy hier niet by bepaalden, welke Geesten deeze fchadelyke werkingen onder de Menfchen verrichtede. - Maar is het niet zeer een- (*) Welke geleerde gevolgtrekkingen, die een School» jongen, 20 hy flechts eepig onderwys had genooten, zoude 'Om verre werpen! (f) Dit zeiden wy in ons Antwoord, dat dit ook OW? 'Symbolifche Schriften leejen*  < 23 > eenvoudig (*) van Z. W. E. daar hy zecht: dat zyrj Zekerlyk de goede en kwaade Engelen^ en de Men- fcbelyke Zielen. Verftonde wy, toen wy f'praa- ken van de fchadetyke werkingen der Geesten onder de Menfchen, der Menfchen Ziele, of verftonde wy hier een geheel ander geestlyk Weezen door, buiten den Mensch ? —r- Z. W. E. fchynt wel haast in het begrip te zyn, dat een Mensch uit geene twee wezendlyke deelen beftaat, maar dat een Lichaam wanneer de Ziel 'er is afgezondert niet ophoud een Mensch te zyn! Of Z. W. E. moet ons deeze verwarde en geheel ftrydende gevoelens hebben toege- kent. Maar heet dit dan niet eerst Liefdelooze gevolgtrekkingen maken? En kan zulks wel beftaan met het Cara&er van een Leeraar ? —— Doch wy zullen hier voor dit maal weder affïappen. Maar of Z. W, E. meer Duivelen Gelooft, of laten wy liever zeggen : het Aanweezig zyn van meer Duivelen als één Gelooft, hier over zullen wy noch wel gelegenheid krygen om te fpreeken. Wy zullen dan nu zien wat Z. W. E. nu heeft. Nu leert Z. W. E. ons weer leezen, en zecht: dat 'er noch een Werkwoord in ons Zamenftel moet voorkoomen! Doch hadden wy in ons Antwoord t even als Z. W. E. in zyn Gefchrift (f) verzoekt, dat men alle de Taal fouten geliefde te verfchoon ;n, om dat het met haast gedrukt en nagezien was, dan zoude 'er geen werkwoord tusfchen onze Redeneering meer hoeven ingevoegt te worden. En wan¬ neer 'er dan in 't woordje kan het welk in ons Antwoord (*) Zo het geen eenvoudigheid van Z. W. E. is, dan is net opzettelyke en goddelooze boosheid, om met ons te •willen fpotten! foei welk een onedel Caradter zoude dat zyn in een Christen Leeraar! (f) Zie de Voorreede van Z. W. E. pag. fll. Z. W. E. wil zyne Taal- en Drukfouten wel verbeetert hebben, maar verkiest niet zulks in ons Gefchrift te doen. ——— Welk een liefdeloosheid! B 4  < 24 > woord ftaar, voor de Letter a de Letter e geleezen was dan dunkt ons had het wel volkoomen zyn volzin , en dan had kar! wel: ken geweest!! wy twyfelen niet, of Z. W. E. zal ons hier wel ver liaan. Doch mogelyk heeft Z. W. E. noch nooit geleezen, , dat er ergens eene aanmerking te vinden is, dat het onder de kenmerken der Vrybeid liefde van een Nederlander . fchynt te behooren'zich aan geene aigemeene fpelregelen te onderwerpen. Wy willen, en dit is ook onzq Taak niet, het pelchrift van den grooten nu Zaligen: Rambecb beoordeelen. -— Maar zeggen dat het geen Z. Wi E. hier ten bewyze voor de Rechtheid' van zyne zaak fchynt by te brengen, een Elendig bewys is. — Is du geen Llendige Sluitrede: den nu zaligen Rambacb is om zyne Hellingen niet aangefprooken noch verkettert, ergo dewyl ik dezelve ook Leer, beheorde a °r°* lllet aa;1SefP1-P0ken noch verkettert te worden ( ). ■, Dan wy zullen hier over weder niet verder uitweiden, maar een ieder des kundig genoeg over deeze fraaie Hooggeleerdheid laaten pordcelen. Na_ een weinig niets beduide aanmerkingen van Z W. E. die, ten deele reeds al beantwoord zyn, thans f&lzwygende voorby gegaan zyode, komen wy daar L. W. E. op pag. 78, onder aan zecht: dat ons Antwoord op zyne vraag zo Dom is, als het bv pnoglyk zyn kan. Doch wanneer Z. W E zodaanig gelieft te philif.;pheeren., dan verklaareri wy , dat de vraag Van Z. W. E. zo Dom is, ,& dezelve by mooglykheid zyn kan; en dat dezelv« in geenen. deele hier te pas kwam/ Onze ver- pnderftelhng is immers nier dat alle grondwaarheeden px Geloofs -artikultn uit yhre Schriftuur-Text moet beweezen worden. — Maar dat een Leeraar wanneer !*) Wy vertrouwen, dat wanneer onze Voorvaders» .^•ulk een 'Logica bezeten Radden' '-er nimmer zo veele óm $e Ketterrol zoude geplaatst, noch nimmer zo veele buiten fcunne Kerk-gemeenfchap zpudje geflooten zyn.  < 25 >' neer hy het op zich neemt een Schriftuur-Text t& verk aaren, de welke van Grondwaarheeden handeld dezelve dan met, naamlyk de Grondwaarheeden moet verzwygen, en zich met nevensdingen bezig; houden. —- Nu zecht Z. Vv\ E. dat naar orzf gedachten ieder Schriftuur-Text van alle ir „d! waarheeden h.ndeld (*) Wy (taan Z. W. E. wel toe, dat er geen eene Schriftuur - Text is, die de "in^ï"whef" beheist; want aI,e ^arheeden ,n Go^ Woord, zyn Grond waarheeden, maar wy zeggen niet dat eene Schriftuur-Text alle Grond- waarheeden behelst. Waarlyk Z. W. E, kan noch al aardige gevolgtrekkingen maaken. Nu zecht Z. W. E. dat Heb. 11: 14. naar zvne gedachten dat niet bewees, dat wy daar uit wflden h^r:Jtbeni Na, wilde Wv daar Grondwaar" en deeVz cliTz'w 'fï"' °f ,Geloof"Art,ku]en» wfl 7n n , -VV% b-,,bewyst die plaats niet! — wel zo Z)w»/ 1S de Verlosfing door Christus gefch.ed geen Grondwaarheid meer van onzS) E gen Godsdienst? Of word in de aangehaalde plaats dïrSch"ftuuJgTPr°0ken? Waa,,^k d3n ^ «,v ,ïï Ït o eXt even 20 min ais °ns, wanneer yv \% M,sflaSen aantoonen. Z. W E. vervolgt met te zeggen: dat m-n 7n lange met onrechtzinnig is, als 4nVeene Gn.nd vooi dezelve handelen zo als men wil Nooit konde de Duivel den Menfchen, die hem eehoor geeven, ],«iger ftreek inboezemen, dan da" 1?hur, diets maakte, dat men niet eer onrechulZ £ Voor dat men de Grondwaarheeden Verw"rr wl„? onder het fchynfchoon dat men de SftuuTop zy- fdaÏ ? WS Pe" klehlJo°fntje! Immers zeide wy: dat, SchrwText in^ff °p ^ ^ Groild™rheden uit elke ffft.^ Predikatie moest be weezen worden) gSïïen Schnftuur-text daar van handeld, zulks moes B5  < l6 > zyne wyze mag uitleggen, kan men de heiligde, de dierbaariïe Waarheeden, waarop ons Geloot', en de hoop op de Eeuwige Zaligheid rust; ondermyne. — Men toone ons wat bewys men heeft, voor yder Grondwaarheid, wanneer men de bewyze voor het zelve heeft weggenoomen. Wanneer de Hoek- fteen, of het Fondament onder het Gebouw is weggenoomen, dan zal het wel van zelve invallen, wyl het dat geene is ontrooft geworden., d<,t het tot een Gebouw moest maken. Moogen wy niet ver. trouwen, dat veele Spotters met den Christelyken Godsdienst, nu in hun vuist lachen, nu 'er zulke Verdedigers onder de Christenen, en wel onder hunne Leeraars gevonden worden. Alle de op hunne eigene Werken betrouwende Secten, zullen nu Z. W. E. hartelyk bedanken voor zyne groote Dienden, dewelke hy hun beweezen heeft. Daar Z. W. E. het fchynt toegelegt te hebben, om den alleen op Jezus verdienst vertrouwende over te halen, tot het vertrouwen op hunne eigene Werken j om daar door in de Oogen van Godt behaaglyk te worden. —- Wy zeggen hier niet te veel, noch maken liefdelooze gevolgtrekkingen. Wy zeiden, (na dat Z. W. E. ge vraagt hadde, hoe of wy ons zo zeer voor de eer van Ji zus en zyn volwigtig, en eeuwig-geldend verdienst voor doemwaardige Zondaars, in 'de bresfe konde Hellen) dat wy zulks deeden, om dat wy inzagen, dat wanneer men ons Je/us en zyn Godlyk Zoen-verdienst ontrooft heeft', dat wy als dan de ongelukkigfte aller Schepze- jen zyn. Om dat (zeiden wy.) wy door onze Werken, door onze goede Werken, niet vermogen Godï te behaagen. Wy befchouden derhalven, «ns in het Afgetrokkene, bui'en Jezus, in onze Natuur (laat, en dus onze beste Werken(*), hoefchynfchoon ook, nochtans onrèin en zondig waaren. ——- (*) Die den noch in ivne Natuurftaat rynde Mensch, gewoon is goede, Gode behaaglyke Werken te noemen.  ♦C 27 > Nu zecht Z. W. E, wel dat is ongelukkig, datwv dour onze geedfe /Fente» niet vermogen God te bebaa- gen. js dit nu niet de verdoemmelyke ftelline der eigene gerechtigheid beminnen , ja dezelve op andere zoeken voort te planten V Ls dit beftaanbaar voor een rechtfchaape Leeraar in onze Euangelifche Lutherfche Gemeente? Immers neen, want hier omtrent Gelooft men in onze Kerk geheel anders, - üier blykt dan weer Zonneklaar hoe weinig Z W E voor een Euangelisch Luthers Leeraar bevoegt 'is » — Het verwonderlykfte hier by, is dat Z. W. E nu noch Rede meent te hebben om te kunnen klaagen," oat men hem verdacht houd, als of hy de zuivere Leere der Euangelifche Lutherfche Kerk, in allen dele met waare toegedaan- Dan wy zullen hier iiu wederom af flappen, en zullen ons altoos bereid toonen om Z. W. li. hier op te Antwoorden, wanneer dezelven meend, dat hem hier in onrechtgefchied Kan Z. W. E. ook voor het gehoudene gedram, tL 9Lerfaar!n H % Amfteldamfche Gemeenteopkoomen? Kan Z. VV. E. zeggen of te kennen geven , dat deeze te onrecht befchuldigt zyn? Wv dWen wederom Z. W. E. (indien hy een eerlyk Man, ja leï gemoedelyk Leeraar is) uit, om dit met ronde met grondige en bondige bewvzen te toonen. En houden Z. W. E. by nalatigheid van dien, voor ieT Adl,f ,™etdf elfde ziekte waar meede zommige der Amfteldamfche Leeraaren in de Lutherfche Gemeente befmet zyn, behebt is. — En dus voor een verkragter var, JE2us Godlyk Zoen - verdienst (*) gen. dat de twee 11 m onze woorden Tollerants en Lollerantie, daar zeer gevaarlyk ftaan, bekennen wv £ft7"^%rD> VVy kunnen nTet denken dat Z. W. E. hier op de fpelling van 't woord ziet, J*} Z' T È' meend dat wv hier te ^el zeg. gen , hy doe ons zulks weetcn, zo zullen wy hem ons ee, ïegde overtuigend bewyzen, y m ons §e  < 28 > ziet, want dit zoude wat al te Vitzuchtig zyn voor een Leeraar. Wy bekennen gaarne dit niet anders geleerd noch geleezen te hebben. Maar hadden wy gezecht in ons Antwoord, op Z. W. E. Brief, dat wy op eene betameiyke wyze geen Tolleranten waaren ? — Of hadden wy gezecht dat wanneer wy wat meer Tollerants waaren (*), enz. — En hadden wy door het laatfte woord Tolkrantie, (en gelyk wy het ook noemden) niet juist de onverfchilligheid willen te kennen geeven? Ziet zo nauw gezet is Z. W. E. dat hy met zulke Liefdelooze gevolgtrekkingen ons agferhaalt. Nu meent Z. VV, E. volkomen recht, en onömftotelyke bewyzen te hebben, om ons een Cabale te noemen! En welke bewyzen zyn dat? Antwoord; om dat wy Z. W. E. hebben uitgekreeteu, (zecht Z. W. E.) voor eenen Schrift - verdraaier, Text - Martelaar, Eerrover van den Goddeevken Jezus; enz. -»- Sterke bewyzen! Gefteld eens, doch nooit door ons toegedaan: wy hadden Z. W.'E. op de infaamtte wyze uitgemaakt, en vervolgt, zo zelfs dat het alle Menschlykheid te boven ging; was het dan noch wel de zaak van Z. W. E. om o~ns voor een Cabale uit te maken? Hoe weinig moet Z. W, E. bekend zyn, (en dat noch Leeraar zyride) met de overheerlyke Les van onzen Verlosser, by Matth. V: 44. daar de Mond der .waarheid zecht: zeegend die uw vloeketil Z. W. E. zecht: die my vloekt of fcheld, (en dat noch maar naar Z. W. E. inzicht) moetik weder fchel- de. De Heere Jezus zecht: Bid voor die geene die uw Leed aandoen en vervolgen! Z. W. E.. zecht : die my vervolgt moet ik weder vervolgen ! — Mag men zulk een Mensch die zo Denkt, niet eer een Tegen-Christ, dan een Christen Leeraar noemen? En blykt hier uit, niet wederom ten allerduidelyk,ften, hoe ver Z. W. E. de Les van Jezus overtreedt, en hoe weinig Rede Z. VV. E. had om ons in zyn Brief voor een Cabale uit te maken ? En op wat grond ' (*) Even gelyk men in deeze dagen, by veele moest zyn., .  / > < 20 > grond doch, maakte Z. W. E. ons in *„n Rr;=r Jammer is het, dat wy niet eerder geweeten hPh w door z^^T^'^^g^en hebben/dat wy aoor vv. zoo heusch zouden ontJWen 7«* geworden; zeker wy hadden ons tot 1 W | Jr wv giVeh,f0Uden dan ook ««^vonden hebben , d t" Z VV E «fffi Vuan,Z- W' f • dagten, ?'gt °"der 'f °°S bfen^ ve in dS fan mer kwa,yk> maar nemen het zel- vnwt n „ iÊD Wyt aangaat daar Z. VV E on SfchulZ™ TCh \° gerust kunnen ft^e«; erl antwoorden omV^gr hem V00E GoüT kunne" ver'Wfrr ■ m« dat GonT weet' dat hy waarheid hy zich herïn'nerd Sffifl' °f ^' wa™eer hop h» ru ' ,j0e J'etdeloos hv ons behandeld ^ hy Chnstenen voor een Cabaal uit maak?" hoe hy  < 30 > hy hün lastert, fcheld, en met hun fpot, nü ook noch zoo gerust kan fterven, en wat hem in zyne 0 onfchuld zo gerust maakt? Nu meent Z. W. E. zo eensklaps alle onze bewyzen te ontkrachten , en om ver te ftooten. Z. W. E- zecht: dat hy de geloovigen en Godvrugtige Israé'liteu onder den ouden dag niet heeft laaten fterven als het Vee; en tot eene tegenftelling, of om te bewyzen dat Z. W. E. dit niet gedaan heeft, zecht hy : want iemand kan wel Zalig fterven, offchoon eene pynlyke Krankheid zynen Dood vooraf eaat. • Laat ons en uit de eige woorden van Z. W. E. zien, of Z. W. E. dit eerfte niet heeft sêfteld ? Vooreerst zecht Z. VV. E, dat wy de gerustheid in onze laatfte Levens ■ oogenblikken welke wy moeten bezitten, te vergeefsch by de ftervende Helden, onder den ouden dag zouden zoeken, pag. 5. En op dit zelve blad zecht Z. W. E. dat ce^n Leeraar NB. onder Mozes Wet, zo zacht over den Dood kon denken, zich zulke begrippe van den Dood vormen, niemand deezen verfchrikkelyken held go bevallig kleeden, en met zoo veel nadruk en gronden van de afgeftorvene zeggen: zy flaapen, als onzen Goddelyken Jezüs ! ■ Z. W. E. zal zo wy hoopen, wel gelooven, dat geen Christen Leeraar hier toe in ftaat is; en het zelve net zo min in zyn vermogen heeft, om dit te doen, als een Leeraar fselvk Z. W. E. gelieft te zeggen) onder Mozês Wet' Dus blykt hier, dat Z. W. E. den geloovigen onder den ouden dag, of hier eene onbewust zyn van een leeven na dit leeven, of een volflage wanhoop, of vertwyfeling op hun fterfbedde toekent. Om nu geen meer bewyzen aan te haaien, (zo ais men op pag. 8, 10, 11, 14. en an- de- (*) Naamlyk, om het zelve met die bevalligheid, met die nadruk, met het voortbrengen der fterke gronden voor •en tegen dezelve, te kunnen doen, als onze Eeuwige Ver* 4ossEi\ !  < 3r > dere plaatzen meer zou kunnen vinden) 7iil?P« reeds bekend was. — '£ u5™Fzg% P£*? gezecht, dat de Jooden niet S] ^L,^,, ' heeft zeen met hun gemeen ha^Cn .rJ ',. mc a.e ^nan- onder den ouden dag gehad hebbed -L h^^ zeggen wy, en laaten 't%an des kundivTT^^' °P deeling over, dat Z VV F JundlSen ter beoorZalighlid toekend, óf Vi„ 1 Swf" ^ de plaatst, zonder dat zy wisten waar door Êf LeCVen zy zalig wierden — wl L1 ' of waarom è PrfMjeldZ Z. VV.7 e„r0rflPeennenndit,ie[0P /«« onzer Kerk geleezen hébben let,/Jwéo" thans hier niet te vér fii ?t*»Jj / dan om heeft' Ja wel heef? Z wT' dCS Dnods verIost % liet iem oa^Jift Wy-  blvmoedigheid ftierf, door dat hy voor zeker wist} da' wanneer zyn Ziel van t Lichaam Icheide nimmer een onaangenaame plaats zoude bewo ,neu ! —De Algoede Godt behoede ons altoos, voor zulke verneederende gedachten, van den hoogen Perfóöa, tf2us ChbistosI • Maai- wat heeft Z. WE. meer gezecht? Jezus "ftierf als Martelaar! — JÈi zus'toonde dat Godt de Lotgevallen van alle onze Levens dagen beftuurd! Dat geen booze Geest éénig Magt over ons heeft! Ook dat Jezus door zvn dood bewees, dat 'er een onfterfl/khcid der Ziele plaats vond! En dat 'er een Opftandina der dooden aanftaande was! — En dat nu de geheele zaak, volgens Z. VV. E. zeggen, zoude voldingen: Naamlyk, Jezus als onze Verlosser befchouwt , is zoo Armhartig en Naakt, dat wy het zelve niets minder zoude behoeven te Bezigen, wanneer wy Vyanden van de openbaare Proteftantlche K>rke zyn wilde. Men Leeze pag. di, 22. en gedeebelvk pag- 23. van Z. W. E. Gefchrift maar. Het lost nu Z. W. E. een weinig Latyn met ons te fpreeken; en vraagt: of wy wel weeten wat een Pitiiio Princmi zy. Wy weeten zeer wel wat een Pititio Prm'cipü is. Maar wy vragen of wy Z W. E. (tellingen a Priori of a Pusteriort befchouwt hebben? Hebben wy Z. W. E. Predikatie befchouwt eer hy noch dezelve gehouden heeft, en dus van voore (a Priori)? of hebben wy dezelve toen hy gehouden was, en dus van agtere (a Posteriori) befchouwt? Immers dit laatfte is waar! En blvkt nu niet dat wy ons aan het PeMio Pnncipu niet hebben fchuldig gemaakt? .... Doch laaten wv voortgaan, en zien welke Liefdelooze Befchuldieingen Z W. E. nu verder zal opdi&fchen. Z W E vervolgt, en zecht: dat wy Nd. geleerde Heeren ! fradje »evolgtrekkingen hebben gemaakt. Door "dat wy zeiden, of liever fchreeven: dat wanneer het bloed v'ug door onze aderen loopt, wy dan fchielyk konde fchryven. ; ; En deeze gevolgtrekking of fluitrede kent Z. VV. L. ons als de  < 33 > n . optekene. (*y daar eens tu^chenvS ? dan zullen wy z,en of dit de Gtondftellteg Z.' dn geloofde. Maar leiden het tot gin gr , d "f bewys voor ons. . Dat mag eem heften Zvn dwaaze gevoelens en lafhartige begrippen en ver beeldingen een ander toekennen, waneer ,nen met stnsrgfv ****in ?Mtet ?u cTr^ 87 boven aan,, zecht Z. W. E. eersd dat plm^' door mgeéving van Gods Geest beeft SkhÊeïÉ ?evïeSr0vt„ T Z,dl na éZTnde f^eiSyk^ de Schryveren der Heilige Boeken gefchil theeft• ^ÏÏ kan $ begrypln? Wie zfl di öve? e 5^ "TT" Watlt heeft de door ineevinai de Heilige Schryvers zich naar den Gees!Gr S moesten fchikken, in 't opteekene der Hemehche waatneeden! De Schryvers der Goddelyke Schrifter? kun- ^rVw1^^™ YJ,^n den Leerftoel,- uit den mond tan L. W. E. gehoort hebben" Dir li nJ . lyk want Z. fV. E. bekend zelve in dVvoo W e ternTg Test !g£ZeCht **? als mcn ^ VuSJfijft G  < 34 > kunnen zich derhalven nooit naar de dwalende gevoelens van hunne Tydgenooten gericht hebben, wyl dit anders te zeer onteerende voor den Perzoon des Heiligen Geestes zoude gedacht zyn. Nu beweerd Z. W. E. dat den Apostel het tegenovergeftelde van de Joodiche dwaahngen fchreef. Maar welk vernuft is nu weer in ftaat, om dit over een te brengen, met de zo even voorgedragene ftelling van Z. W. E. daar hy beweerd, dat den Apostel zich richte naar de dwaalende gevoelens van zyne Tydgenooten, en nu beweerd by dat den Apostel het tegenovergeftelde fchreef. — Nochmaals bekennen wy openhartig dit Mengelmoes niet te begrypen, en vertrouwen ook dat Z. Vv. b. zich' hier in eene Maalftroom geholpen heeft, waar uit hy zich niet weder zal weeten te redden, dan met ontkenning van een dier beide Hellingen! Zyn het zeer zeldzaame begrippen van onzen pligt, dat wy meenen den dwalende te moeten tegengaan , en hun van hun dwaalfpoor op den rechten weg moeten trachten weder te brengen ? Dan verzoeken wy Z. W. E. om ons van onzen pligt beter te onderrichten, en ons te bewyzen, dat wy dwaaslyk, dat wy zeldzaam handelen , wanneer wy trachten den dwalende Broeder, te recht te helpen. En wat toch , wat wil Z. W. E. met de Les van Jezus , by Luc. VI. te kennen geven ? Wy voor ons kunnen noch met geen grond van reden inzien , dat deeze Les van onzen Goddelyken Verlosser tegen onze handelwys zoude ingericht zyn. Want in deezen text word geen rechtmatig, maar wel het liefdelooze, het onrechtmatig oordeelen verboden, verders meenen wy dat de Gulde Les welke Jezus , de aanbiddelyke Jezus in deeze woorden gegeeven heeft, zo wel Z. W. E. als ons, ja alle die zich Christenen noemen , gegeeven is, om daar een nuttig en heilzaam gebruik van te maaken. i Dan mogelyk zal Z. W. E. de woorden in vs. 40. vervat, bepaaldelyk tot ons op 't oog hebben , en waanen daar een volkoomen recht in te vinden, dat ncch wy, noch an-  inv ers kunnen wy niet zien wat Z IV*' mede ter, doe hcp'r r» , ^' vv- E. hier moeten wy hier' u;t be luiten fat f W dtó pe onkunde zodaanig geSt heeft? Nv' d,e' het een verkeerd t n aeay VVant jj ■ tig is, *t^g%^gg$£^ toont, en roept z/w. E c£rÏ!" aa"-e" een getij ge zyner onfrh.iM n°c"tans gi)dt aan tot Z. W. E. nic? w et dït hl'.datl 'm?lers vol&> dat ling is. _öf? ander l^'V verk^rde Lecrftel- gedaan beeft, naVlvk Goot S ^ aa" ^ne onfchuld a£^TéroeperETdanzuTk/^ °Ver wy beter van Z VV (.' ?„I da.n zu'k* vertrouwen "iet dat hy zo God-" én' Eerloo^1? Wenfche» te verrichten Zyn zaI' om (* W doen- Ucht isren\a1Jr'in,^°LWat het ««genaamde Nieuwe flaat? ar ln de meer gevorderde uitlegkunde be- C 2  < 36 > doende voor Z. W. E. zyn. Dit nu is juist het tegenovergeftelde van het geeii Z. VV. E. tot zyn verdeediging inbrengt, immers beroept zich Z. W. E. in zyne verdeediging, op de uitleggingen, voorftellingen en uitdrukkingen der oude Godgeleerden, en wel op zodaanige, die, gelyk Z. VV, E. zelfs fchryft, door het Nieuwe Licht gewis niet befchee- nen zyn, pag. 61. ■ En nu zecht Z. VV. E. dat de oude gronden , (dit zyn gewis de verklaaringen, bewyzen, uitdrukkingen, enz.) voor hem niet voldoende zyn* Dit is eene Helling, welke elkander lynrecht tegen fpreekt. Derhalven blykt hier uit, dat Z. W. E. een nieuwe Verklaaring over zyne Text gegeeven heeft, naar zyn inzicht, en wil dezelve daar voor gehouden hebben. Maar nu Z. W. E. word aangetoont, een valfche Verklaaring gegeeven te hebben, nu beroept Z. W. E. zich op de Oudheid! Heeft nu Z. VV. E. niet zelfs, ten minden zoo hy voorgeeft, de oude gevoelens opgewarmd! Doch Z. VV. E. zoude ons eenen fchoonen dienst doen, met ons aan te toonen, dat alle de gronden , van alle oude Godgeleerden , onecht, en dus voor Z. VV. E. onvoldbende zyn '! ja maar dan is Z. W. E. opgegeevene Verklaaring ook onecht, en dan heeft Z. W. £. ook gedwaald, en kan derhalven te recht worden tegengefprooken!!... dan wy fcheiden hier af, en laaten de Verdeediging voor Z. VV. E. over! . . . doch dit moeten wy noch aanmerken,, dat men al veelmaals ondervind, dat de Voorftanderen van de zogenaamde meer verlichte Eeuw, vergevorderde Uitlegkunde , oude Volks-taal , Nieuw Licht, zich al dikwerf, op een allerbelachelyklte wyze, in hun eigene Hellingen tegenfpreeken. — Heerlyke bewyzen, om als een groot Geleerde bekend te Haan. ^ , Nu een andere vraag. Kan 'er meer als een echte Verklaaring over een en dezelfde SchnftuurText gegeeven worden? Wy meenen neen! ——— Nu: Z.W. E. zecht: Als hy zyne opgegeevene Verklaaring zelfs verwerpt, dan is dezelve daaiom noch niet  < 37 > kunnen wv w VV. E. niet onrechtzinnig. ■ Dit kunnen wy wederom niet overeen hrenp-en va/a- y, <-> »»aiiiicci t*. VV. JE, ™Z Pat mag eerst heeten de Vyanden van den waaren Godsdienst het Moord-geweer in handen geeven, om de dierbaarfte Hemelfche Waarheeden, waar op onze Zaligheid rust, den Hart-ader af te fteeken. — Wy geloven, dat de Protejiantfche Kerken, by het verwerpen van zulke Verdeedigers, niet veel verliezen zoude Doch nu gaat Z. W. E. weer zeer eenvoudig te werk. Wanneer wy Leerftukken met andere Gezindheedens , die buiten onze Kerk zyn, gemeen jiebben, dan immers kan het, geen öelzei buiten onze Kerk heeten! Z. W. E. bewyze ons, dat wy toen wy in ons Antwoord zeiden, dat wy daar wat veel tegen hadden (*), dat wy de Stellingen die wy met andere Gezindheedens gemeen hadden , hebben gemeend. —— Z. W. E. zécht: dat wy fchynen te gelooven , dat hy een Stelzel buiten onze Kerk wil verdeedigen. Wy zeggen ja! dat dit niet alleen by ons zo fchynt, maar wezendlyk door ons gelooft ivord en hier van volkoomentlyk overtuigt zyn. Gelyk wy ook op pag. ai en aó. van dit ons Gefchrift beweezen hebben. Z. W. E. is nu Liefdeloos genoeg om van ons te beweeren, dat wy hem wel Zouden zoeken te overtuigen , dat het verketteren een Pligt van een Christen, een Pligt van een Leeraar zy. Doch Z. W. E. zal nooit in ftaat zyn, hoe ver ook gevordert in de uitlegkunde, om dit uit ons Gefchrift te bewyzen. Doch wy vragen Z. W. E. nochtans, of het in zeker opzicht, een Christen niet zyn Pligt kan genoemd worden. —- Zecht Z. W. E. Neen! dar» 'laten wy het verdoemen der Handelwyze der Godvrugte Oudheid, op Z. W. E. Rekening. Niet onduidelyk blykt het, dat Z. W. E. eige geweeten hem knaagt, dat hy het Leerftuk van den DrieSenigen Godt ook niet recht leert. ——— Hadden wy in ons Antwoord wel eenigen fchyn ge- gee- (*) Naamlyk, wanneer men een Helling buiten ome Kerk verdeedigen wiL  < 39 > gewen, dat wy Z. W. E. verdagt hielden dat hv Hoog - Aanbidoelyke Goddelyke DS2 met oprecht waare toegedaan? Z. VV. E Zecht "om dat wy het woord: Dki^emgen, Godx , nm\grS doelenï F ^ i 2^^^ captaal Letters bedoelen; Letters hadden laaten drukken! ! n,i moet een van beide waar zyn, of dat Z. W F *i weeten hem knaagt, of dat hy een Mees er' is Sm Liefdelooze gevolgtrekkingen te maken. jJoch mdien dit laatfte waar is, dan zou Z. W E ail dik werf zulke gevolgtrekkingen moeten maken' wan neer wy over het LeerftSfc der HeiligSueS" heid ichryven: nademaal dit alleen ui f erbied e„" fiuitrede waarlyk! Maar als wy h?u kra« S STIK? Sftft W^** ^ rn.^Sfz^^ 3* ^ ^ trekkingen. r ' • Van zulke #eVülg- ■fchdd teemen ^ verzïkert" onï da? h°"S 2°, Af' van onze NB. ongegronde en beledigende befchu? di- W(*lZlrW- E-.Ieeze maar ons Verzoek - Schrift aan het (* 7 C0"fft:r'"m °nzer Gcmee«e alhier ingeleêver" " C4  < 4° > fJigingen; noch met het beantwoorden van onze Brieven; of ook niet met Aanmerkingen op onze Schriften te maken. ■ Wat nu gedaan, de Pen maar uit de Hand gelept, want Z. W. E. zal doch niet meer op onze Schriften Antwoorden. ^ Ja dat was 't juist wat 'er noch komen moest: Schryf 'toat gy wilt, ik zal my niet meer vercleedigen (*)! Is de Heerfchende Taal van de by uittrek denkende Godgeleerden van deeze NB. verligte Eeuw! Hierom hebben wy dit ons Gefchrift niet tot.Z. W. E. gericht, want dié zoude ons toch niet Antwoorden (f)... Dan het zy hier mede zoo als 't wil, Z. W. E. mag nu verklaard hebben, dat hy zal Antwoorden of niet (§), wy zullen, wanneer Z. W. E. het in den Zin fchoot om ons te Antwoorden , of Aanmerkingen te maaken , als dan niet in gebreeke blyven, om ons weder Antwoord aan Z. W. E. te doen toekoomen. Voorts bedanken wy Z W. E. dat hy Godt 7al Bidden Q, dat wy betere begrippen van onze Pligt mogen verkrygen; Want dezelve kunnen nooit te goed, nooit te best zyn, maar altoos beter worden, zo (*) Met het Vercleedigen gaan de zogenaamde Geleerden in deeze dagen al wonderlyk te werk. Men geeft een heele Toets vol Schelden, Schimpen, Lasteren en Liegen uit, en dan zecht men, dat men zich niet verder verdeedigen zal, even als of men zich, door zulke fraaiheeden verdeedigt had! (f) En wat zoude zulks ook baaten? Want wanneer hét op de zaak aan komt, zecht Z. W- daar van verfta ik ■geen woord! (§) Mooglyk maakt Z. W. E. noch wel eenige gevolgtrekkingen , want dat kan hy heel koddig. ( .) Wanneer Z. W- E. kan goedvinden, om noch voor 'een Cabaal te bidden, (immers zyn wy in de reine oogen van' Z. W. E. een Cabaal,) dan verzoeken wy dat hy onze Deugd, zo hy die noch in ons vind, niet voor den Hefre brengt,' maar alleen" voor ons pleit ,■ öp- het Zoen - verdienst jrni Jez.cs Chkistus.  < 4i > zo lang wy in deeze fterfiykheid huizen. De geftoordc rust in de Amfteldamfche Gemeente te herftellen, daar aan werken wy zo üeïk, ais men zoude kunnen vergen, en als iemand zoude kunnen doen. De onrust in de Amfteldamfche Lu. tbcrfchc Gemeente is ontdaan, door het voordragen van Leerftelüge zogenaamde Waarheeden, geheel ftrydrg met het Symbolum onzer Kerke, en wy zyn 'er met al ons vermogen op uit, om onder den Goddelyken byftand, dezelve onder ons te weeren, en zullen ook niet eer Rusten voor dat wy de dwaaling, en derzelver verkondigers uit ons midden hebben uit geweid, het koste dan ook wat het wil, en al had men ook alle Duivelen te baat! Zie daar of wy niet 'werken, om de geftoorde rust te herdellen.' Dat een onbesuisde yver in den Godsdienst altoos Godslasterlyke gedachten ten grond heeft, is alzins blykbaar. Want zy, die waanen zulk een groot verftand te bezitten, en zulke groute ' vordeiingen in den Godsdienst meenen gemaakt te hebben, en zulks met zo veel kragt en yver willen doordringen,, van dezulke is 't meer dan blykbaar, dat zy Godslasterlyke gedachten voeden , door het verkragten van Jezus GooLytc Zoen-verdienst! En Zyne Goddelyke Grootheid! Wanneer Z. W. E. en de Leeraars in de Amfteldamfche Gemeente, (namentlyk de bcfchuldigde) ophouden, met 2ich daar aan fölïuldig te maken, dan zyn wy verzekert, dat zy voortaan, Godt met een beter, en een oprecht in Jezus gelovend hart zullen kunnen dienen; en als dan da verhevenlle denkbeelden van den Godsdienst verkrygen; ook ongelyk meer Geestelyke Kinderen baaren, dan door het voordragen, der drooge Zedelesfen ! ja dan zal 't ons eerst recht aangenaam zyn , wanneer hun W. E. ons met derzelver vriendfcbap geheven te verwaardigen. En hefluiten bier met den wensch en Zalige Leer van den grooten Kruis -gezant Fa ui.us, in zynen Brief aan de EpbeRers in het eerde Hoofdttuk; van het 16de Vers tot het flat van het Hoofd ftuk. C 5 L2a£  < 42 > ■a——— = ■—t c- Laat ons nu eens zien, wat Z. W. E. tot zyne Verdeediging op de tegen hem opgegeevene'be- fehuldigingen heeft ingebragt. . Wy hebben ten deele reeds vooraf getoont, dat onze befchuldigingen rechtmatig waaren. Doch om in dat Antwoord op de liefdelooze Aanmerkingen niet te wydloopig te worden , hebben wy dit tot hier toe verlchuoven. Doch laaten wy vooraf eens kortelyk de Voorrede voor Z. W. E. Gefchrift_ geplaatst, doorloopen, en zien wat Z. W. E. daar in tè zeggen heeft. Z. W. E. vraagt voor eerst of het niet enveranh woordelyk is, dat hy zyne Redevoering door den Druk heeft moeten gemeen maken. ——> Van deeze moeite had Z. W. E. zich zeiver kunnen bevryden. Want had Z. W. E. ons geen blaauwbloempjes verhaalt, waare hy niet van het rechte fpoor geweeken, hadde hy onder ons niet getoónt, het Nieuwe Licht, of de thans zo fterk heertellende, oude opgewarmde dwaalingen, te zyn toegedaan, en hadde hy in tegendeel blyken gegeeven, dat hy nietinfehyn, maar in waarheid een Luthers Leeraar was, nimmer hadden wy Z. W. E. tegengefprooken, en Z. W. E. zoude dan ook bevryd zyn geweest, om tot zyne Verdeediging , zyne Redevoering door den Druk gemeen te maken. Z. W. E. moet derhalve, deeze moeite zich zeiver wyten. Z. W. E. beklaagt zich inzon¬ derheid , dat hy zyne Redevoering door den Druk moet gemeen maken, om dat hy, geen vryheid heeft, wil hy een eerlyk Man blyven, het minde daar in te veranderen of te befchaaven. Hier belyd Z. W. E. dat hv geen eerlyk Man meer is, indien hy iets aan zyn Redevoering verandert heeft. — Wy zullen dit een oogenblik in 't geheugen houden, het zal zo aanftonds wel te pas koomen. , Noch zecht Z. W. E. op pag. I. zyner Voorreede: Het is hekent hoe de Lasterzucht my zedert eenige dagen beeft vervolgd. Z. W. E. bedoeld hier buiten allen twist, onze tegen hem ingebragte befchuldigingen.—Dat onze befchuldigingen Laster is; kan doch niet eer-  < 43 > eerder blyken, voor dat Z. VV. E. zvne zsat wel nu, Z VV. E. heeft immers zyne KedevueW door den Druk gemeen gemaakt, en dezelve aan het ooroeei van teder oncemydige overgegeeven, en zich daar door verdeedigt Wy antwoorden, dat wy de door den Druk gemeen gemaakte Redevoering van ™»„ a,ls eene ^rdeediging kunnen aannee- men, wyi dezelve volgens het eigen getuigenis van Z. vv. E. met alleen onvolledig is, maar dat Z. W in de mondelyke voordragr, ook meer gezecht heeft, dan men in zyne gedrukte Redevoering leestCM. Daar nu met alles wat Z. W. E- van den Leerftoeï gezecht heeft, in zyne gedrukte Predikatie is aan te trerien, maar daar h zaken zyn uitgelaaten, zo vertrouwen wy dat Z. W. E. zelfs Zo Dom niet zyn zal, om deze ve als eene Verdeediging aan te zien. £<• vv. E. zal immers zo wel dan wy weeten , dat wanneer hy door het uitgeven zyner Redevoering zich w,lde rechtvaardigen, hy dan ais een eerlyk ffi, dezelve onverandert moest in de Waereld breneen Dernalven moet Z. VV. E. door het uitgeeven zyfér" veranderde Redevoering flechts een oogmerk gehad ket en T ,daar^edc de eenvoudigeng.c biinddoeken, en Zand in d' oogen te ftrooijen , of het is een overyhng geweest, dat het Z. WE.is in den zin gekoomen , om zyne Redevoering , onvo leedi en verandert ,n de Waereld. te brengen, met ooVmerk om zich daar door te verdeedigen! — Had Z VV F zyne Redevoering willen uitgeeven, met oogmerk'ora zich daar door te verdeedigen, dan had Z. W. E. hier in als een eerlyk Man, moeten handelen, en zvne Redevoering onverandert moeten in de Waereld bren! v■ ,M , i1 dan nu de Redevoering van Z. W E. veranderd is uitgegeeven, zo is het noch niet be vveezen, wanneer Z. VV. E. zecht: Net is bekend hoede Lasterzucht my zeden eenige dagen heeft vervolgt..Maar ni tegendeel kunnen wy deeze taal van Z, W. E. voor Laster houden, tot zo lange Z. W. E. zich dóór hZ uitgeeven van eene onveranderde Redevoering zal vï' (*) Dit zecht Z. W. E. zelfs, pag. II. in de Voorreedt'*  < 44 > deedigt hebben. Insgelyks is het derhalven ook Lastertaal van Z. W. E\ wanneer hy vervolgens zecht: dat men onwjarheeden in openbaare Gefchriften van hem uitbreide, om zyn goeden naam, die hy tot hier toe, God zy dank had i'taande gehouden, te bezwalken. Want Z. W. E. moet eerst zyne Redevoering onverandert in de Waereld brengen, eer het zal kunnen blyken, dat wy Z. W. E. zodaanig behandeld hebben. Ja zo lang Z W. E. niet kan goed vinden, om zyne gehoudene Redevoering, juist zo uit te geeven, als dezelve door hem is uitgefprooken, houden wy het voor enkel Loogen en Laster wanneer Z. W. E. zecht: dat wy hem gevoelens aanwryven, die hy nooit verdeedigde! Hoe is het mogelvk, dat zulk een Hooggeleerd Man, als waar voor'Z. W. E. wil worden aangezien, zulke domme flappen kan begaan, als hy op pag. II. zyner Voorreede gedaan heeft! Hoe is het moogelyk, dat hy zyne gedrukte Redevoering, eerst aan het oordeel van ieder oneenzydige overgeeft, om te zoeken, of hy daar in de bewyzen kan vinden voor de Befchuldigingen van ons, W. Luykens, H. Over hulsman en C. Keyzer; en terftond daar op opent]yk beleid, dat hy. meer gezecht heeft, dan men in zyne Redevoering leest? Hoe kan doch Z. W. E. zo eenvoudig handelen, om zyne Veranderde Redevoering aan alle oneenzydige over te geeven, om daar uit te beoordeelen, of hy in zyne Mondelyke voordragt gedwaalt heeft? En hoe fraai ftaat het niet, dat Z. W. E. zich hier zeiver voor een oneerlyk Man verklaard! Niemand dunke dit vreemdt, wy zullen 't aantoonen-' Immers zeide Z. W. E. dat wanneer hy een eerlyk man wil blyven, hy dan aan zyne Redevoering niets het minde moest Veranderen; en nu belyd Z. W. E. dat hy in de opentlyke voordragt meer gezecht heeft, dan men in de uitgaave leest! Verklaart nu Z. W. E. hier niet zelfs dat hy oneerlyk gehandelt heeft, en dus geen eerlyk Man is! En hoe vreemt luid het nu niet, d.at 'Z. W. E. op pag. Ii. zyner Voorreede, boven aan, God dankt, dat hy zyn goede naam  < 45 > naam tot hier toe heeft itaande gehouden, en oo die zelfde pag. onder aan belyd, dat hy geen eerlyk JMan is, nademaa! hy in het uitseeven zyner Redevoering niet eerlyk gehandeld heeft!! Doch wy willen zonder vooroordeel als oneenzydige , deeze onvolletdige. en veranderde Redevoering op aaanraden van Z. W. E. onderzoeken en twjfelen niet, alhoewel Z. W. E. ons niet allé zyne gezegdens heeft in handen gegeeven, -f wv zullen, wel overtuigt worden, dat de Befchuldisiiisen van ons, IV. Luykens, //. Overbuhman tn C Aeyzer, zullen waarheid zyn. Dat Z. VV. E. God tot een getuige Aanro-nt, dat hy dat geene wat men in zyne gedrukte Redevoering leest te Amdeldam op den Predikfioe! der Lutherfche Oude Kerk, den 8iïen Tulv 1787 h-fr gefproolcen, hebben wy niets tegen, dit kan waa" zyn. Maar, waar is het geen, dat Z. VV E vol- EeH V^W '?ggh-n heefS Lli,^!aat™? 'Waarom handeld f VV. b. hier meede ook niet zoo eeriyk, En gelyk Z. W E. Gefchrift met Liefdelooze gevolgtrekkingen yalfche Befchuldigingen e 7 a doorzaait is , en dit Z. W. E.. begin, midden ™ einde is zo hoeft het ons juist niefvr^Tt "dunken, dat ook de Voorreede van Z W F h>W meede bekruid is. z. W. E. veróndeVfteh - dat wy, om onze Befchuldigingen te bewyzen, dezelve uit de Toepasfing zouden halen, om dat Z. Jan vvfnV h Cur3&r Va" ee"gemoedeIyk Leeraar, oan weniehen wy nimmer zulk een gemoedelykheid te bezitten, e„ wenfehen niet, ^ onze Leeraars die bezitten moogen. stuurs Tla/frZ^ rt3 VerVOr^ Z' W" E'0 &* men alle Taatf utc^ verfeboone, want by den haast, Kaar me. de du ^ff reeven en weggezonden wierd, waaren zy onvermydelyk. Wy zyn niet Liefdeloos ^„oeg, dat wy aan dit vnendlyk verzoek van Z. VV F' > zouden willen voldoen, Maar waarom draagt "doch wel  < 46 > Wel Z. W. E. 'er Roem op, dat hy Liefdeloos genoeg is geweest, om de menigvuldige Taalfouten, welke volgens het zeggen van Z. VV. E. in ons gefchrift voorkoomen , niet te verbeeteren! -— Hoe is het mogelyk dat in één Man, en noch wel in een Christen Leeraar, zoo veel onredelykbeid kan zamen Inopen V Wie zoude ooit in een Leeraar zulk een Onchristelyke handelwys verwagt hebben? Wist Z. vv, E. dat 'er Taalfouten in ons Gefchrift waaren, waarom dan niet als een oprecht Man dezelve verbetert? Waarom niet in Aanmerking ge- noomen, de Les van Jezus, al wat. gy wilt dat u de lieden doen, doet ben dat ook? Dan mooglyk zou Z. W. E. door eene meer gevorderde uitlegkunde, ons wel willen overtuigen, dat men zulks niet verpUgt was. Doch wy ftappen hier af, en zullen zien, of wel alles in den haak is, wat in Z. W. E. Veranderde Redevoering voorkomt. Wat nu aanbetreft, de Veranderde Redevoering van Z. W. E. daar hy onze Befchuldigingen meent door te wederleggen, daar door worden wy meer en meer gefterkt. —— Laten wy eens zien of onze Befchuldigingen omtrent Z. W. E. niet gegrond zyn: Naamlyk, daar wy Z. VV. E. te last leiden, dat hy de Gelovigen en Godvrugtige onder den ouden dag heeft laten fterven als het Vee. Vooreerst zecht Z. W. E. gelyk wy reeds hebben aangemerkt, dat wy die Gerustheid welke wy in onze laatfte Oogenblikken bezitten moeten te vergeefs by de ftervende Helden onder den ouden dag zoeken (*). pag. 5. omtrent in de midden. En op die zelf¬ de pag. meer naar ondere fpreekt Z. W. E- noch fterker ; gelyk wv reeds in ons Antwoord, op Z. W. E. Liefdelooze Aanmerkingen, op pag. 30. hebben aangewont. Deeze bewyzen zouden alleen genoegzaam zyn, om te doen zien welke gedagten Z. W. E. van het fterven der Helden onder den ouden dag heeft gehad. Dan wy zullen, om een menigte andere be- (*) Wy vertrouwen, dat wy hier niet anders zeggen, dan Z. W. E. heeft willen te kennen geeven. Z. W. E. mogt dit anders weer een marteling van zyn Brief noemen.  < 47 > bewyzen over te flaan, eens zien, wat Z W f ™ pag. 24. van zyn Leeneede zecht ' P Z. VV. £. roept hier als in verrukking uit, dat de Dood voor ons Christenen ophoud dat te zvn wat hy voor onze Joodfche Voorvaders "as7— een weinig lager befchryft Z. VV. e fnaar 7™, meening) de toeftand van een Jood op, zyn"ErfSST tiet welk ons voorkomt veel erger te zyn a2 van' iemand die voltogen Wanhoopt.0 Men Leeze maa? halven alle de andere Syzen vTor on" °? Z°W e" Freek maar eene aan te haaien, daarZ VV F ypch't dat den j*wjj..dfl Jonden buitén en voorChr^Ï als dezulke befchouwt, die door vreeze des SoJ knechten waaren. Men leeze maar hTVe band?S ^edSen^n^ T Z' W' K herft voor" gedragen, op pag. 3ü. en men zal daar duidelvk ontdekken, dat onze gevolgtrekking welke wy in onzen Nu vraagen wy of onze Befchuldigingen omtrent £aK "/a l°h f" °"gegro"d zyn; d&aar wy gezSt hadden, dat hy den Geloovigen en GodvruïKIsraeliten onder den ouden dag, even «relvk belbV«? ons wel tegen te fpreeken , enZyne teLgen fê Rechtvaardigen, op pag. Si. daar hyToven aanTechr Want iemand kan wel Zah> fterv™ 7f fnhIL nvnivkf» i^rani i-,»;,! ë nerven , or lchoon eene pyn.yke Krankheid zynen dood voor af traat - •» Doch wy voor ons kunnen niet zien, dat deeze felhng hier ter fneede komt. Immers hebben wv Set beweerd, dat iemand niet Zalig fterven kaïT wanword aSaïuïf T ^ een IrankS W V ftE k' H°e Weln,S komt derhalven Z. die' I' VV F ^ 1 Pars! ' En de hefchryvinï dit Z. VV. e. van de Israëliten voor hunnen "dood geeft,  < 4§ > geeft, gelykt meer na de Toeftand, van een die op zyn fterfbed Wannoopt, dan van zulke die door een fwaare Krankheid naar het Lichaam zyn, aangevallen. ——* Nu zouden wy moeten zien, ofZ. W. E. zyn Schriftuur-Text Gemat teit en verdraait Ueeft; het welk wy hem te last hebben'gelegt. _ ■ Z. VV. E. beweerd dat Paulus toen hy deeze Brief, en vooral deezo woorden lcóreef, dat nyzich nchte naar de denk- en ipreekwyze der Jooden. En dat by hier door, het geweld des doods, dat den Duivel hadt, verftaan heeft (*). Die ongegronde vooroordeeien van den Sdmaêl of Engel de.s doods die dè . jooden op hun fterfbed voede. Dat Jezus door zyn dood, hen daar van had: Verlost(t), en daardoor dezelve had te niet gedaan (§> Hier blykt immers dat Z. VV. E. zecht: dat de Verlosfing van Jezus, waar van de Apostel Schryft, daarin beftaan heeft; dat Hy door zyn fterven toonde, dat alles wat by een Mensch, '(of Jood) plaats vond by zyn fterven, naamlyk de Ongerustheid en vreeze voor den dood, louter Herfchen fchimmen waaren C*)- Maar dat zy in hun fterven, Hem in alles moesten Navolgen, en die zelve Blymoedigheid behouden, welke Jezus in zvn fterven bezat. (Bewaar ons toch, gy, onzer aller .Eeuwipe Goddelyke Verlosser! dat wy nimmer zo laa*\o verneederent, van U ver zoenen t Lyderi eti Sterven denken; en ons niet fcbuldig maaken aan Eer- ro~ . (*) Die fabelachtige Stellingen en Herfenfchimmen vari veele hedendaagfche nieuwmodifche eigenzinnige Uitleggeren der Heilige Schrift. (t) Door zvn blymoedigheid Wélke Hy, (Jezus) in het fterven openbaarde. Zie pag. 13 en 14. van Z, W. h. uit* gegeevene veranderde Predikatie. (§) Pag. 12. onder in de Noot: Naamlyk, de Jocdfche vooroordeelen, om dat dezelve by Christus geen plaats vonden, en de Jooden van de ongegrondheid eener vreeze voor den Engel des Doods overtuigde. L) Zie daar gy roekelooze Zondaars, den breeden weg, welke gy bewandeld, door Z. W. E. voor u lieden noch breeder gemaakt, om daar op noch geruster voort te inellen.  < 49 > rovery van U Aanbiddelyke Grootheid.-) ■ n,n wat was het Oogmerk van den Apostel hv de£! ten, om dat Hy was gekoomen om heif me Godt K mooglyk Z V E. zeggen . Da hi^uit voU" IJ den Duivel voor de komst van Christ "s in£ Wae reld, een Heer over het Leeven der Menfchen was W E noch yjn de Verd °C,r * de "an ^ den wat Z w p Sdee*lgmg Van dez",ve' gevoii- oogmerk van den ^Khlte^ïf 7tis dip Mn~\£ i «y aantoont, dat |e- X ' d^tMaf.hc bena™» dle des Doods geweld hadt. Naardien nu Z. W. E. het or> ?irb n.rn om eene Schriftuur-Text te verkerenen^p teSS' deren, dan immers moest Z. W F ■' deeze Text, wat men fooru^'^i^SdlSWi te hebben: yerftaan moet; dewyl dit een dï Hoofd waarheden is, welke in deezedf Text voorkLt E ," vervo!ge„s aantoonen, of het geweld Ts Doods te hebben, ir. meer dan eene beteekenis konde wrftaan worden. En dan zyne ftelline- die 7 w 1? verttaa.n echte wilde gehouden hebbel, bewyzen,' en aalo" nen dat alle d' andere onrechtmatig waaVe " üïl" Doch nu zecht: Z. W. E dat iAtT ^ V» • ,r Naamlyk die ongegronde L^rfetr Joïïg; wel- ttP1mLnoP°Sii/ Zec^ ?iet: diemacht die zommlge mar — Maar Tv JXT^, f60 Engd des Doods hebbe" Doods1eweWyhadt duld,d^de f?acht van die»> die des D  4 5o > " welke Z. W. E. als een Duivel aanmerkt (1), da Macht benam. — Doch , dan kunnen wy niet zien , dat de Apóstil dit als een Kenmerk van jezus Goddelyke Grootheid, of laaten Wy liever zeggen : als een eigenfehap, dewelke Jezus volftrekt als Verlosfer' moest bezitten, en zich daarom vernederen, en ons Menfchen gelyk worden, koude, opgeeven. —Want zulké Duivelen de Macht te neemen, naamlyk ongegronde vooroordeelen en dwaaüngen, dit konde .de Apostelen ook doen ; ja zulks doen noch heden ten clage kundige en rechtfehapeneLeeraarsn. r En zou- de^dan de Apostel fchryven, dat de Goddelyke Jezus , een Weezendat in de verbeelding der Menfchen belfond, en werkte, de Macht ontnomen heeft? Zolaag zullen wy nimmer van een PAULUS,die door Gods Geest gedreevert èn geleid wierd, om dat geënte moeten fchryven, dat hy gefchreeven heeft, denken. Noch minder zullen wy aanneemen dat wy zodaanig een Verlosser hebben, die een weezen , dat in de verbeelding der Menfchen beftaat., en werkt, de Macht zoude benoomên hebben.— Doch hier meede zien wv nu vooreerst wat Z. VV. IS. door den Duivelin deezen Text verftaat, en ten anderen : hoeongerymt zvne voorftellingen en bewyzen zyn ; en hoe verre men van 't rechte fpoor afwykt , wanneer men de Schriftuur-text naar zyne eigeneHerfchen - fchimmen wil uitleggen. Nu zouden wy noch moeten zien, watZ. W E.dooide vreeze des Doods, verftaat? Waar van den Apostel'vtx den Text fpreekt, Z W. E. zecht: dat de vreeze des Doods waar van den ApostelTchryft. daar in beftaat: (om dat hyNB. aan Hebreen fchreef (f)-) Dat de Jooden door de vooroordeelen die zy reeds in hunne vroege jeugd hadden ingezoogen van een Engel des Doods, zodaanig altoos waaren gekweld geweest, datzy evenge- lyk (*) Dat Z. W. E. dit zoo meent, blykt duidelyk uit dé Veiidaaring, welke hy geeft over Luc. X. pag. 16. van ondere, en pag 17. boven aan in zyne Leerrede; — en mén zie op dit ons gezegde pag. 11. onder aan eens na. (t) Daarom moet het heeten, door een doodelyke vreeze l?eangftigt te worden. — En om dat hy de Hebreen alken feedoeld in zynen Text, pag. 29. onder aan.  ,< 51 > Jyk die, onder de Grieken en Romeinen, Knechten waren. Urn da t zy nimmer een gerust uur hadden, wanneer zy aan die Enge) des Doods dagten, en dus hun geheele leeven alsmHaverny, of knechtfehap doorbraden Wy meenen hier niets anders, dan Z. W. li. Hélling volkoonien getroffen te hebben. Men zie Hechts het geen Z W t op pag. 8, o, 26 en 63. onder aan gefchreeven word» meenen Wy' Za' ec" iederhier van overtuigt ra?" ^*?j fch7ft °P P3«-6-van zyne veranderde Leernïr, I den 4>w*e/aan de uit het Joodendom bekeerde Christenen fchreef. Dus volgt uit Z. W. E eigen ftelhng-, dat ook deeze niet a!.s Jooden, maarals Christenen moeten worden aangemerkt. En hoe kan Z W L. dan zeggen, dat de Apostel, zoude zy hem verft ian ' z-ch geichikt heefe tr/de laffe ydele verbSg der Jooden, dewelke zy m hunnevroegejeugd hadden meezingen. — Doch zo lange zy deeze ydelegedachten (*)» en verkeerde vooroordeelen voede! konde zy' immers geen, uit het Joodendom bekeerde Christenengenaamd worden. En hoe kan de Apostel deeze wegneem™? van die ongegronde vooroordeelen der Jooden als een kenmerkvanj£ZasGoDDEr.y(4Egrootheid, dat hy mee? als een bloot Mensch, ja de Eeuwige Jbhovah is; dat n v om dien Duivel (O het geweld te omneemen een Menfche yke Natuur aannam, opgeeven? Dit alles konde gelyk wy gezecht hebben, ook een Mensch doen; ia zulks hebben alle Martelaars (§), die geloovigen blymoedl 111 den Dood zyn gegaan, getoont Qi yinüea'g -,(*)_ Gedachten waar over zy, by het herdenken van deÏ! ve zich met .dan met fchaamte over hunne groote cenvou digheid en kinderachtigheid moesten herinneren (t) Naamlyk, die Z. W. E. bedoeld, gelyk hy zecht- de ongegronde vooroordeelen der Jooden. 7 ' de (§) Volgens de ftelling van Z. W. E. gedaan. U Naamlyk dat "er by hen geen vreeze voor die 702e naamde Engel des Doods, plaat? vond. — K ook doen' dit Z DTl T geWdd des Doods ontnSen" D°n doen dit heden ten dage, noch alle waare Christenen die m t waarc geloof in Jezus ontflaapen. ^llstenen > ^ D 3  Het blvkt derhalven, dat de vyge Bladeren van Volkstaal* van ongegronde vooroordeelen der Jooden; voor Z W. E. veel te kleên zyn, om zyne fehaamte te kunnen bê lekken. — En eens voor een oogenblnc gefteld, doch niet toegedaan: de Apostel had zich hier in zynen Brief, naar de laf hartige en ongegrondeivooroordee eniderjood-p aefchikt; (waar van echter het tegendeel gebleeken isVzoude dan Z.W.E. zich wel kunnen beroemen, den rechten zin getroffen te hebben? Wie doch heeft het Z. W.E. geöpënbaart, dathy hier vandenduiuelyken Letter, en dat zonder eenigenoudzaaklykheid, moest afwyken? Weet Z. VV. E. dan nu beter wat de Apostel bedoelde, 'dan men het voor eenige hondert jaaren wist, toen men noch zo ver niet van der Apostelen tyden verwyderd was (*^ Waar uit weet Z. W. E. bovenzoo veele rechtfchaapene, (ja by de geleerde Waereld verre boven hunnen lof verheevene) Leeraaren, dat de Apostel zich daar naar had gericht? - 'Er zyn zoo veele m ce laai ^Oudheid bedreevene Mannen, dewelke het gevoelen , vanZ W.E. indeezen Text niet hebben kunnen vinden, ma«rhet tegendeel daar uithebben aangetoont. vv y voor ons houden het daarom met het gezegdes van een voortreflyk Godgeleerde, in een zyner Schoften, daar hy óver de Allegorieof de verbloemde Spreekwyzen van zeker Apokryf Boek gefchreeven heeft, zich al«"s'f « hooren? „ Deeze heiligeSchryvers,(naamlyk de Apos,, „telen) wier Hand en Mond, Gods Geest beftiert , fpreeken door een gewoon klaar en verdaanbaar voorde! • en men zal echter gelooven, dat zc op eenmaal, 2 om '.oo tó fpreeken, buiten zich zeiver zyn gekoomen, " ?°eén SoScS vuur van verbeelding en ontrukking I geraakt , bolen de Wolken gerukt engeheel onduide' lyke en onverdaanbaare woorden gefprooken en ge"fchreeven hebben (f). Ik weet niet, wat men vande (*) Dit Ml dan een ontdekking zyn, welke het Nieuwe Licht aan de handgeëft! Doch van waar is dat oorfprongklyk i Openbaarrhet Waarheden middelbaar of onmiddeloaar l — Hier omtrent eene Verhandeling in 'X Licht te geven, zouden wy de Vrienden niet afraden. (f) Ja zecht Z. W. E.het waaren Oosterlingen ; hm Bloed doorloopt hunne Aderen met meer fnemcid, dan het^ onze, en hunne gedachten en voorftcllmgen zyn levendiger.  < 53 > „ Apostelen moet maken, wanneer men hun dirgeheel ofl„ gewoon gedragewi toeleggen. Men noeme hethue men W*£*iï£F** **** Aftand iesmhet „ gtenzints. Doch hetkan zyn, dat Z. W E dee¬ ze freHingmet goed keurt, want deeze Sohryver bra^ zyne Sdhriften ,n het begin van deeze zogenaamde ve? Ixhte Leuw in 't heht, het zal dus niet tieuwWe* zyn, men geloofde toen Goor noch op zyn u«wd "hl zal dM mooglyk gelyk zeker Z^/zic^u Skt tÓ die -Hechte öcbnfteri behooren, dewelke in deezeeeVte halve eeuw te voorfchyn kwaamen. ~ Doch het zv hier meede zoo 't wil, Z W. E. mag dezelve bil yken of S ^v'10r°ns' nouden™szoofangbydieftenir:ge , 'i' I' ons vanzynzogenaamde.Joodfche v. oroordeeleri beter overtuigt, waar naar dé Apostel zich hief in zynen J ext zoude gericht hebben Laat ons nu noch eens kortelykaie Geleerde Aanm™ king,tevindeninZ.W.E.uitgeWeneS devoenngpag. i i.waar inZ.YV. E. alles meent af te doen, doorloopen. Ik vinde rzechtZ. W. E^KS woord «««^«v *» ^ en ih de Senaten oirlttt™* Rom. III: vs. 3 en 31. HcodftuklV; vs. 14. faoriSU S aaien Overzetting dit woord in onzen Text. Heeft lE. L//-r^r+?/J°TCHF; V<*?*mm* vernieiigl of heeft Hy (f) den Duivel vernietigd? — Dan eeftelri nft eens wy ftonden toe, dat het grondwoord hVd*Sm" haalde phatfen vernietigen beteekend; of beter : S Volgt dan daaruit, dat den Duivel, SaSeel wy hier,. volgens de fpreekwys van Z. W. Bj den ef2 lyken Duivel Verftaan) vernietigt ofgeftorven is? Of Volgt r*\ n dan! ^sm^ms^Mam met ca^ xe^CapLaT'f" * W" ^ ^ ^*^M> overdee^(§) Schoon [dit meer Betekenisfen kan toegevoegt won D 3  < 54 > dan daar niet juist uit, dat de Macht die den Duivel in deezenText word toegefchreeven door Jezus, hemontnoomen is? Enis dit niet zeer overeenkomftig, met de Moeder-belofte, by Gen. III: 15. in het Paradys gedaan? — Immers fchryft den Apostel niet, dat jEZusdoor den dood, den Duivel vernietigt heeft; maar hy fchryft, en datwei duidelyk, datjEzusdieden Macht heeft genoomen , die des doods geweld had, dat is den Duivel; De Apostel verklaard hier zelve immers zeer duidelyk, wiemwy hier verftaan moeten, door dien, die Jezus de Macht zoude neemen.— De Apostel ftelt hier dus een weezen voor, welk een zeekere Macht bezat; hy zecht daar in boven, dat dit Macht hebbend weezen, denDuivelis. Nu geeven wy alle oneenzydige in bedenking, of men hier door den Duivel, Joodfche Vooroordeelen kan verftaan? Of zyn dan Vooroordeelen en dwaalingen ook weezens? En wel zulke weezens, die, op zich zelve befchouwt, een zeekere Macht bezitten ? Neen ! Vooroordeelen en dwaalingen zyn geen weezens, geen weezens die een zeekere Macht bezitten; hoe kan dan Z. W.E.den Apostel, diejdoch door Gods Geest gedreeven,gefchreeven heeft, zulk een domme Taal opdringen, dat hy ons zoude leeren, dat Jezus in de Waereld gekoomen was, om een Machteloos iets, dar geen weezen heeft, de Macht te neemen ? — Dan wy ftappen hier af, en meenen duidelyk getoont te hebben, dat Z. W.E.zyn Schriftuur-Textgemartelt en verdraait heeft; en wy dus Z. W. E.niets ten lastgelegt hebben , dat niet volkoomen met de waarheid inftemt. Wy hebben op pag. 2 2. van ons Gefchrift gezecht: dat wy iets nader zouden fpreeken over het Leerftuk van de fchadelyke werkingen der booze Geesten, of Duivelen op d' Aarde en onder de Menfchen; en of het zelve een Geloofs-Artikel zy. En zulks wel omdie Rede: wylZ. VV. E. van begrip is: dat het Leerftuk van den Duivel, niet tot de Grond-waatheeden van het Christen dom behoort. Gelyk Z. W. E. op pag. 53. onder aan, vraagt: Of het Leerftuk van den Duivel, ook tot de Grond-waarheeden van het Christendom behoort? Dat het Leerftuk van de werkingen des Duivels een Geloofs Artikel is, zal niemand die Rechtfchaape denkt, en deeze fchadelyke werkingen met opzet niet ontkent, ge-  < 55 > gereedèlyk toeftemmen. En wataangaat devraagi 01 het zelve tot de Giondwaarheeden van het Christendom behoort. Hier opzeggen wy: dat men dan eerstdient te bepaaien wat Grondwaarheeden zyn , eermenhierop Kan Antwoorden. Verftaat men door Grond-waarheeden w de eerfte plaats, zodaanige zonder welker kennis niemand kan Zalig worden (*). Als by voorbeeld, dq Kennis van Jezus als Middelaar tusfchen Godt en den Mcnichen! Dat Hyeen eeuwig Geldend Rantzoen voor het zondige Menschdom, heeft aangebra'gt 1 — Dal Hy voor hun, en in hunne fteede, aan de Beleedigde ^0D^fc,LYKE Gerechtigheid heeft genoeg gedaan! - Dat Hy hun dus met Godt verzoent, en. eeneeeuwige Gerechtigheid verworven heeft. De kennis van zich zei ven, (welke voor het ander moet voor afgaan.) als een eeuwig doem en vloekwaardig Zondaar! 1 Die door zyne zonden , den oneindigen Gods toorn, heeft op zich gelaaden! — Die niets van zich zeiven lieert waar mede hy den beleedigde Godt verzoenen kan. . Ook niets aan zich heeft waar door hy in de pogenvan Godt behaaglyk is, of worde kan; maaralle zyne Gerechtigheid, alle zyne deugdzaame werken voor Godt zyn als een vuil weg werplyk kleed; cnhy dus noch onderworpen is aan de Machtdes Duivels, en der zonde! De kennis van het Geloof in Jezus Christus (het welk in den Verlosser, eninzynevolwigtige verdienft m alleen zyn Heil, zyne Zaligheid zoekt en negeert.) alshetalleen mbgelyke Middel ter Zaligheid •' — En van zyn eigen onvermoogen om dat Geloof deelachtig te wordenErnaar erkennende, dat hy door Godt den Heiligen Geest moet bekwaam gemaakt worden ohi m Jezus te kunnen gelooven (f). Wy zeggen wan- . (*) Niemand zegge dat wy ons te fterk uitdrukken, gelyk men dit heden ten dage veelrriaals hooren moet. Men leeze flechts Haiid.IV: 12. Joh. XIV: ö.endergelyke plaatfcn meer. (t) Dit alles laat zich wel hooren zal men zeggen, man het is zoo oud Luthers, 'er is geen üraal van 't Nieuw i Licht in tebefpeuren. — Nu wy kennen dat Nieuwe Licht met, en houden ons by het oude Licht des Goddeiyken woordï! D4  < 56 > wanneer men deeze opgenoemde waarheden voor Grondwaarheden houd, die een Mensch volftrekt, en wel het allereerst moet weeten; dan ftaan wy gereedelyk toe, dat de kennis van de fchadelyke werkingen des Duivels in de Zielen der Menfchen, zoo noodzaaklyk tot verkryging der Zaligheid niet is, dan de zoo even opgenoemde"Waarheeden (*). En verftaan dus door de opgenoemde Grondwaarheeden, Grondwaarheeden van den eerften Rang. Doch wanneer men vraagt, of het Leerftuk der Duivelen (f), en derzeiver fchadelyke werkingen, ook tot de Grondwaarheeden van den tweeden Rang behooren, dan zeggen wy volmondig: ja! en durven beweeren, dat by derzelver ontkenning, de Zaligheid 'er onder leid. Want by het ontkennen van een zaak word eene kundigheid van dezelve veronderfteld. Is het nu waar dat het Leerftuk , zo wei van het beftaan, als van de fchadelyke werkingen der Duivelen, in de Heilige Schrift gegrond is, en daar ten overvloede uit kan beweezen worden, gelyk het waarachtig is; dan volgt ook dat iemand, die dit rondborstig ontkent, en het zelve voor ongereimd houd (§), dat die ook nimmer aandeel aan de Eeuwige Zaligheid hebben kan, wyl hy de Waarheeden in Gods onfaalbaar woordt, opzettelyk tegenfpreekt, en derzelver uitfpraaken voor ongerymd houd. -— Wy houden daarom dit ftuk voor zoo onverfchillig niet, als wel veele in deeze verlichte Eeuw dit houden. En hoe doch kan men dit ftuk als geheel nutteloos en onbruikbaar den Christenen voordellen , daar de Heilige Apostelen en Kruisgezanten den Christenen dit geduurig voorhielden in hunnen tyd, en dus ook ons noch heeden ten dage, •gelyk Paulus aan de Ephefiers in het VI. Hoofdft. En Petrus in zyn ifte Brief, Hoofdft. V. Wy ' ' mee- (*) Wy verftaan dit' van zodaanige voorwerpen, die liet volftrekt ontbreekt, om tot eene verdere kennis te genaken. (t) Want wy gelooven volgens deReïiige Schrift, dat zy veele zyn. (§) Gelyk 2. 'W. E. op pag, 64. boven aan, dit doet.  < 57 > meenen dus aangetoont te hebben, dat het Leerftuk van de fchadelyke werkingen der Duivelen, voor een Mensch die zich een Christen noemt, noodzaaklyk ïs te weeten, en wel verpligt is te zorgen, dat hv des aangaande, de noodige kennis erlangt. . . Dan men zal vragen: van waar komt het, dat deeze Itellingen heden ten dage, met zo veel yver, meer dan ooit worden voortgeplant? Behoort het mooglyk ook tot die uitvindingen, welke men waant, in deeze eeuw, m deeze verlicüte eeuw gevonden te hebben?— Hy die zoo denkt, moet waarlyk niet zeer bekend zvn met de Schriften der oude dwaalgeesten! Of weeten wydan niet , dat men veelal het Sjst&emavan hetdwaalhcht Semmler volgt; die alhoewel, zoo oud nog niet, echter de eerfte niet is, die zulke verwarde en ftrvdende gevoelens hervoor bragt; de in deeze dagen, bv veele zo zeer gelief koosde ftelling, naamlyk, dat de Bezeetene, ten tyde van Christus omwandeling op Aarde dolle of in razerny vervallene Menfchen waaren, leezen wy reeds by den fnooden Bobbes, in zyn Boek de Leviathan, m het 80e Capittel, en op meer plaatzen f*") Heet dit nu zyn vermogens te hebben aangewend tot onderzoek, en dus meergevorderde zyn, dan anderen * S™ i I "iet oeewm>fr een bi00te»aarpraating der oude Dwaalgeesten? Welkers gevoelens men waant nu lang vcrgeeten te zyn. Na erkennen wy, waarom dat een zeeker- Leeraar, voor eenige Jaaren, een zeeker zoort van Boeken liet opkoopen; en dezelve, om ze alle n t bezit te krygen, tot een zeer hoogen prys betaalde! Dan het is den Man niet gelukt? om ze■ alfe deelachtig te worden, en noch minder, om zvn onkruid op Gods Akker uit te ftrooien! — Echter Wy flappen hier nu af, en zullen nu noch kortelyk iets voor ons neemen, waar van Wy gezecht hadden, noch nader te zuilen ipreeken. Wy geeven op pag. 23. van dit ons Gefchrift te kennen, dat wy zeer twyfelden, of Z. W. E. het beftaan van (*) Welk Boek wy gelooven, de Leidraad te zvn van veele hedendaagfche Godgeleerden. 7 ' V " r>5  < 58 > van meer dan cin Duivel wel gelooft! Zulks dien-' den wy dan ook te bewyzen. -— Op pag. 65. zecht Z. W. E. boven aan: „ Kan ik den Duivel, 't geweld «over den Mensch toefchryven, of gelooven, dat hy ,,onmiddeiyk ons tot alle zonden die wy bedryven , V, verleide, zander hem Alvermogend, Ahoeetend en i, Alomtegenwoordig te maaken, enz." (*) —- £n op' pag.' (*) Deeze Goddelyke Eigenfchappen, welke Z. W. F. Lier aan den Duivel wii toefchryven, wanneer hy ons onmiddclyk tot zondigen verleiden kan , zouden ras wegvallen, wanneer Z. W. E. redelyk wilde denken. — Immers beweerd niemand in Luthers Kerk dat den Duivel ons tot alle zonden kan verleiden , zonder dat hem hier in tegenftand kan gebooden worden; Maar datde'booze Geesten ons tot alle zonden verleiden, wanneer zy geen tegenftand vinden, dit Gelooven wy vastelyk volgens den Inhoud van, Gods woerd ! Hierom immers gebied ons Petrus nuchtëren te zyn cn te waaken. 1 Pet. V: 8. Het is ons niet onbewust, datZ. W. E. hiertcgett zal inbrengen en zeggen: men moet hier geen Eiaenflvfce Duivel verftaan; Doch heeft Petrus of liever Gods" Ge ksr dit 'er wel byge voegt % immers neen! Derhalven is dit niet anders dan een uitvinding van Menfchen, of een Na'praating van vroegere dwaalgeesten t welke door Z. W. E. en andere Nieuwelingen, om Hechts geleerd te fchynen, worden nagevolgt. . Daar dan nu de booze Geesten ,, onder den Hemel , den Menfchen niet tot zondigen kunnen verleiden, ten zy dan, dat zy geen tegenftand vinden, zo hoeft Z. W. E. immers niet te gelooven, dat de Duivel Alverrnoogent is, ^chóon Z. W. E. ook aannam dat hy , die van 't begin een Verleider was, den Mensch onmiddelbaar tot Zondigen kan verleiden! — Of weet Z. W. E. dan niet dat ook de Zatan , onder de Almagt van Godt ftaat 1 Is dat opperfte Weezen ook niet een heer 0ver den Zatan , en ftaat ook die met onder het Gebied van den Alregeerder ? En vinden wy in de Heilige Schrift geen Voorbeelden , dat het den Duivel, noch aan Macht , noch aan den Wil ontbrak , om den Menfchen te Verderven , indien hy bier in; niet door Gods Macht waare weer houden geworden ? Ontbrak het Zatan wel aan Macht , of aan den Wil , om den vroomen Hiob te Kaftyden ? maar konde hy zulks wel eerder verrichten, voor dat herri zulks van Godt wierd toe- \ ge-"  < 59 > pag. 56. zecht Z.W. E. dat het woord: Duivel, in het meervoudige in de Heilige Schrift nooit gcbeezigt word gclaaten ? en mocht hy hier in wel verder gaan , dan hem Godt had vrygegeeven ? — Eerst konde hy onder Gods toelaating , hem wel om zyne Goederen brenrai , maat mocht aan Hioe zeiver de Handen niet flaan! hy moest het derhalven alleen daar by laaten berusten , dat hy hem Arm maakte! hy had hem wel ten eerften met fmerteiyke Krankheeden kunnen aanvallen , maar deed zulks riet, oin dat Godt hem hier in'weerhield ! En toen daar op Godt aan den Zatan vryheid gaf, Hiob zeiver te kwellen , konde hy hem echter niet aan zyn Leeven koomen ! Het waarê den Zatan immers even zoo licht mooglyk geweest, Hiob te iJooden , dan hem met booze Zweereh te flaan , hadde Godt hem zulks niet belet!— En moest niet Zatan geheel aflaten, deezen vroomen Man te kwellen , toen den tyd der beproeving volgens Gods Wysheid ten einde was 'l—- \V7 weeten wel, dat Z. W. E. hier weder zal zeggen: het Boek van Hiob is m een Allegorifchen Dichterlyken ftyl gefchreeven ; wy moeten dus bier een figuurlyken Zatan verftaan 5 doch wy weeten ook dat Gods Geest dit iaatfte 'er niet heelt bygevoegt, het zyn dus weer Menfchelyke Glosfen En wat was de Reede , darde Toveraars in Egipten, door hulp des Zatans, Slangen, Bloed en Vorfchen maakte, maar geen Luizen konde voortbrengen'? wat anders dan dat Godt hen het eerfte toeliet, maar hen in het Iaatfte teqenftond . Dit zelve kan Z. W. E. indien hy niet gched verhard is leeren uit de Daaden van den Almagtigen Jezus ! dewelke de booze Geesten gebood dat zy wyken moesten ! Het koste óien Goddelyken Wonderdoender «echts een woord dan wierden de Elendige Menfchen van den Duivelen los, dewelke hen bezetten hadden. — En zouden ook niet de goede tngelen worden uitgezonden , om de booze Geesten tegen te Kaan , wat moeten wy dan gelooven van den Strvd van MicHAér. met den Duivel over het Lichaam van Moses ( -— En wie kan het tegenfpreeken , dat Godt ook door de Genade -Middelen de Duivelen beperkt '2 Immers geeft de Apostel Paulus , den geloovigen een meemoe Wapenen m de Hand , waar meede zy den Zatan in alle veizoekmgen zouden tegenftaan , wanneer hy fchryft ,. Eph yi- n-13. trekt aan de geheele Wapenrusting Gods:' Op  < 6o > word (*). Derhalven blykt hier uit ten allerduidelyk■ften, dat Z. W. E. in allen opzichte het Leergeftei onzer Kerke tegenfpreekt, en dus door ons met recht, als een verdraaiër van Gods Woord, en als een verkrachter van.ons Kerk- Symbolum kan erkent worden. JNoch op een ftuk meenen wy ons te inbeten verantwoorden. Naamlyk dat wy zeiden , dat het onbeftaanfcaar is in Luthers Kerk , om Jezus als Martelaar voor te ftellen. Dit zullen wy dan noch moeten aanfoonen. Wanneer iemand fterft als Martelaar, dan meenen ■wy dat hy om de Belydenis van die Waarheid fterft, by welkers ontkenning hy de Eeuwige Zaligheid verbest; ook dat hy overtuigt is, dat hy die Waarheid, dewelke hy heeft aangenoomen, moet vast behouden, en Op dat gy bcflaan kant tegen de listige aanloopingeu des Duivels. Want , wy hebben niet te vechten met Vlees ch en Bloed, maar met Vorsten en Geweldigen , \namc;ttlyk:\ met de Heer en der Waereld, die i'n de Duisternis deczer Waereld. \jieerfchen~\ met de booze Geesten onder den Hemel. Om dies wil, zo grypt de geheele Wapenrusting Gods aan : op dat gy op deii kwaaden dag tegenftand doen , en alles wel .uitvoeren , en het veld behouden moogt. Nu meenen wy Z. W. E. duidelyk gemaakt te hebben , dat de Duivel het kwaade werkt , en echter niet Alvermoogend is: nademaal men gelooft , dat hy Eet kwaade Hechts in zoo verre werkt , als hy geen tegenftand vind. Even zo min volgt nu ook , dat de Duivel hoewel hy den Mensch onmiddelbaar tot Zonde kan verleiden, daarom of Alweetend of Alomtegenwoordig zyn moet. Dit begrip van Z. W. E. zal alleen daar van zyn Oorfprongk hebben , om dat Z. W. E. Hechts een Duivel zal gelooven , dan was 't gevolg van Z. W. E. zeeker! — Doch wanneer Z. W. É» Gods woord geloofde, en erkende dat 'er meer,'ja een meenigte Duivelen zyn , dan zoude ook dit denkbeeld van Z. W. E. ras wegvallen. " (*) Wel te verftaan van de booze Engelen. Heeft Z. W E. dan nooit geleezen, dat Jezus uit een Mensch zeeven Duivelen heeft uitgebannen.  < 6i > en door geen andere kan noch zal gelukkig word-n Du meenen wy, en wel vooral het laatfte een ygenfcnap te zyn van een Martelaar (*). Maar kon zulks ooit by Jezus plaats hebben? . Moest Jezus zich daarom in den Dood overgeeven, om dat hy zoude aan den dag leggen dat hv op deéze Leer die hy beleed gerust de Eeuwigheid kon inwaaten 1 wordend d°7of^ 3ndere «UwiS g«f kon worden? Zo laag zy nimmer door ons, van onzen Eeuwigen Godheden Verlosser gedacht' -1 Was dat wel het oogmerk waarom de Zoon Gods in de Waereld kwam, om op de Goddelykheid van zyn «erven en dezelve met zyn Dood te beves «gen? Of had zyne Menschwording niet geheel andere Reden? _ En kon daar g booven, op'S Belydenis, dat Jezus Gods Zoon wa,, en Godt Zyn Vader was niet een ander, ja veele Mentenen fterven, en was dit niet van even zoo veel kracht* — Wy gelooven dan, en blyven eeuwig gelooven' naar den inhoud van Gods woord, en overeenkom ftig ons Kerk.SjmMum dat indien' 'er aan dedoor ons Menfchen, beledigde gerechtigheid, door onS konde weer genoeg gedaan worden, dan nimmer de Zoon Gods (is het ons vergunt, ons zodaanig .ritteclrukken) zich zoo zoude verlaagt hebben, om zich* baar op deeze Aarde te verfchynen ! —- En zullen derhalven nimmer aanneemen, dat Jezus een Mar. telaar geworden is, en dat wel in dien zin?om fchou!vene.e— J£ZUS a!s Verl^ te bé- Of nu dat geen, dat wy van Z. W. E. zeidendat hy naamlyk de eer van onzen Goddelykbn VeL EossEa heeft verduiftert rechtmaatig zy, laten wtf aar. alle oneenzydige ter beoordeeling over y Wy meenen dan hier meede in 't kort 'te hebbpn aangetoont dat alle onze Befchuldigingen Z. W F te last gelegt, rechtmaatig en met de waarheid overeenkom- (*) Wat zal hem anders bewegen? Wat zal hem aanvuuren ^yooSiïtBi1 ^ 0nderWe^en' ^ niet zulk  < (n > komftig zyn. En zo Z, IV. E. nu meent, dat wy hem wederom iets, onrecbtmaatig hebben te last gelegt, dan daagen wy Z. VV. Ë. uit zulks opentlyk aan te toonen, en zyn wy altoos weder bereidwillig, om ons op het zelve te verantwoorden. Dan wy vreezen dat Z. W. E. nu wel in zyn fchulp te rug zal kruipen.' of ten minften volgens zyn zeggen op pag. 66. onder aan niet weller Antwoorden zal; wy mogten dus ons Gefchrift wel weder achter de bank gooien. Doch of Z. VV. E. ons hier meede dreigt, om dat wy van het beantwoorden van Z. VV. E. gefchrift zouden af zien , wyl dit nuch al veeimaals, als een hulpmiddel gebruikt word, wanneer men vreest, dat men bette benauwd zal krygen, weeten wy niet. Evenwel zullen wy ons Gefchrift Publiek maaken, en ons niet ftooren, of Z. VV. E. ons wil Antwoorden, of niet, om dat wy meenen verpligt te zyn, ons te moeten verdeedigen, tegens de Lasterlyke Aanvallen, welke Z. W. E. tegen ons, gebeëzigt heeft, en om teffens onze eere, welke ons veel waard ,is, en die ons door Z. VV. E. op eene fchandelyke wyze ontrooft is, Weder te herwinnen! —— Dan wanneer nu Z. VV. E. ons Gefchrift niet kan beantwoorden, en het echter gaarne wilde uit de Waereld hebben, dan is "er geen beter weg op, als by de Regeering van den Lande te verzoeken, dat het zelve niet mag gedibiteert- noch uitgegeeven. worden! Dit doch is "iets, dat tot de uitvinding van deeze verlichte Eeuw behoort, en waar in de Nieuwe Studie, zulk een fterkte meenen te vinden! en geen wonder, want konden zy eerst de fchriften, die de o.ide Goddelyke waarheeden voordragen, uit de Waereld krygen des te beter zouden zy hunne Meuwigheeden kunnen voortplanten.'!! Z. W. E. kan daar dan ook een nuttig gebruik van maken. Doch wy vertrouwen dat de Loffelyke Regeering' in ons dierbaar Vaderland, als befchermers der Frohftanten, veel te verhoeven van Ziel zyn , om ten gevalle der waarheid haters, zodaanige fchriften, die Gons eer, des Menfchen geluk en de waarheid bevorderen, uit te roeien; of niet zoude wiilen gedoogen , dat men de zulke, die Gods woord verkrachten; Eed  < *3 > Eed en Pligt verzaaken; de Zielen bederven ; en de goede Zeeden door een Nituurralismus willen bevorderen, niet zoude tegenfpreeken. Wy eindigen met te betuigen, voor den Ahoerenden rechter van Hemel en Aarde, dat geen Perzponeele Haat tegen Z. W. E. of iemand anders, ons heeft aangefpoort om ih deeze order te